552955
3
Verklein
Vergroot
Pagina terug
1/732
Pagina verder
08-2013
01651-72013-02
Land Cruiser Handleiding
Land Cruiser
Handleiding
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Overzicht
Zoeken op afbeelding
1
Veiligheid en
beveiliging
Zorg ervoor dat u dit leest
2
Instrumenten-
paneel
Het aflezen van de meters en tellers, het interpreteren
van de verschillende waarschuwingslampjes en
indicatoren, enz.
3
Bediening van
elk onderdeel
Openen en sluiten van de portieren en ruiten, afstellen
vóór het rijden, enz.
4
Rijden
Handelingen en adviezen die voor het rijden moeten
worden opgevolgd
5
Audiosysteem
Bedienen van het audiosysteem
6
Interieur
Gebruik van de voorzieningen in het interieur, enz.
7
Onderhoud en
verzorging
De zorg voor uw auto en onderhoudsprocedures
8
Bij problemen
Informatie over wat u moet doen bij een storing of
noodgeval
9
Specificaties
Specificaties, systemen met mogelijkheden voor
persoonlijke voorkeursinstellingen, enz.
Trefwoordenlijst
Zoeken op symptoom
Alfabetisch zoeken
Vertaling en productie: WK Automotive BV, Oosterhout (NB)
WKA-13G075-72013-02
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 1 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
INHOUDSOPGAVE
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Ter informatie .................................8
Over deze handleiding .................10
Zoekmethoden .............................11
Overzicht ......................................12
1-1. Voor een veilig gebruik
Voordat u gaat rijden ...........24
Veilig rijden ..........................26
Veiligheidsgordels................28
SRS-airbags ........................33
Handmatig in-/uitschakel-
systeem airbag ..................46
Veiligheidsinformatie
voor kinderen.....................48
Baby- en kinderzitjes ...........49
Plaatsen van een baby-
of kinderzitje ......................62
Belangrijke voorschriften in
verband met
uitlaatgassen .....................73
1-2. Antidiefstalsysteem
Startblokkering.....................74
Supervergrendeling .............82
Alarm ...................................83
2. Instrumentenpaneel
Waarschuwingslampjes en
controlelampjes .................90
Meters en tellers ..................97
Multi-informatiedisplay
(type A)............................101
Multi-informatiedisplay
(type B)............................106
Informatie over
brandstofverbruik.............114
3-1. Informatie over sleutels
Sleutels ............................. 116
3-2. Openen, sluiten en vergrende-
len van de portieren
Portieren............................ 122
Achterdeur......................... 132
Achterruit........................... 139
Smart entry-systeem
met startknop .................. 145
3-3. Verstellen van de stoelen
Voorstoelen....................... 162
Achterstoelen .................... 165
Ergonomisch geheugen .... 180
Hoofdsteunen.................... 184
3-4. Verstellen van het stuurwiel
en de spiegels
Stuurwiel ........................... 187
Binnenspiegel.................... 190
Buitenspiegels................... 192
3-5. Openen en sluiten van de
ruiten en het schuifdak
Elektrisch bedienbare
ruiten............................... 195
Schuifdak .......................... 198
1
Veiligheid en beveiliging
2
Instrumentenpaneel
3
Bediening van
elk onderdeel
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 2 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
3
1
8
6
5
4
3
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
9
7
4-1. Voordat u gaat rijden
Rijden met de auto.............204
Lading en bagage..............216
Rijden met een
aanhangwagen................219
4-2. Rijprocedures
Contactslot (auto's zonder
Smart entry-systeem met
startknop).........................232
Startknop (auto's met
Smart entry-systeem met
startknop).........................235
Automatische
transmissie ......................243
Handgeschakelde
transmissie ......................250
Richtingaanwijzer-
schakelaar .......................255
Parkeerrem........................256
Roetfilter
(alleen dieselmotor).........257
4-3. Bedienen van verlichting en
ruitenwissers
Lichtschakelaar..................259
Schakelaar mistlampen .....269
Ruitenwissers en
-sproeiers.........................271
Achterruitenwisser en
-sproeier ..........................277
Koplampsproeier-
schakelaar .......................278
4-4. Tanken
Openen van de tankdop ....280
4-5. Gebruik van de
ondersteunende systemen
Cruise control.................... 284
Dynamic Radar Cruise
Control ............................ 288
Toyota Parking
Assist-sensor .................. 304
Rear View Monitor-
systeem........................... 314
Toyota Parking Assist
Monitor............................ 325
Ondersteunende
systemen......................... 352
BSM
(Blind Spot Monitor) ........ 358
De Blind Spot Monitor-
functie ........................... 365
De Rear Crossing
Traffic Alert-functie........367
PCS (Pre-Crash
Safety-systeem).............. 370
4-6. Rijtips
Rijden in de winter............. 379
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 3 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
INHOUDSOPGAVE
4
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
5-1. Basishandelingen
Soorten audiosystemen.....384
Stuurwieltoetsen
audiosysteem ..................385
AUX-aansluiting/
USB-aansluiting...............386
5-2. Gebruik van het audiosysteem
Optimaal gebruikmaken
van het audiosysteem......387
5-3. Gebruik van de radio
Radiobediening..................389
5-4. Afspelen van een audio-CD
en discs met MP3-/WMA-
bestanden
Bediening van de
CD-speler ........................393
5-5. Gebruik van een extern
apparaat
Afspelen naar bestanden
op een iPod .....................401
Afspelen naar bestanden
op een USB-geheugen....408
Gebruik van de
AUX-aansluiting...............415
5-6. Gebruik van Bluetooth
®
apparaten
Bluetooth
®
audio/telefoon..416
Gebruik van de
stuurwieltoetsen...............421
Registreren van een
Bluetooth
®
apparaat........422
5-7. Menu SETUP
Gebruik van het menu SETUP
(instellingen)
(“Bluetooth
*” menu) ........ 423
Gebruik van het menu SETUP
(instellingen)
(menu TEL)..................... 427
5-8. Bluetooth
®
audio
Bedienen van een Bluetooth
®
compatibele draagbare
speler .............................. 431
5-9. Bluetooth
®
telefoon
Bellen ................................ 433
Een telefoongesprek
ontvangen ....................... 435
Voeren van een gesprek... 436
5-10.Bluetooth
®
Bluetooth
®
......................... 438
6-1. Gebruik van het airconditio-
ningsysteem en de
achterruitverwarming
Handmatig bediende
airconditioning voor......... 444
Automatische
airconditioning voor......... 450
Handmatig bediende
airconditioning achter...... 459
Automatische
airconditioning achter...... 461
Stuurwielverwarming/
stoelverwarming.............. 464
5
Audiosysteem
*: Bluetooth is een geregistreerd handelsmerk van Bluetooth SIG, Inc.
6
Interieur
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 4 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
5
1
8
6
5
4
3
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
9
7
6-2. Gebruik van de
interieurverlichting
Overzicht
interieurverlichting ...........468
Hoofdschakelaar
leeslampjes/
interieurverlichting .........469
Leeslampjes/
interieurverlichting .........469
Schakelaars regeling
loungeverlichting............470
6-3. Gebruik van de
opbergmogelijkheden
Overzicht van
opbergmogelijkheden ......472
Dashboardkastje............473
Consolevak....................474
Bekerhouders/fleshouders/
portiervakken.................476
Extra opbergvakken.......479
Voorzieningen
in de bagageruimte..........481
6-4. Gebruik van de overige
voorzieningen in het
interieur
Overige voorzieningen in
het interieur......................485
Koelbox .........................485
Zonnekleppen................487
Make-upspiegel .............488
Conversatiespiegel........488
Klok ...............................489
Accessoireaansluiting....490
Armsteun .......................493
Kledinghaakjes ..............493
Handgrepen...................494
Asbak ............................495
7-1. Onderhoud en verzorging
Reiniging en bescherming
van het exterieur ............. 498
Schoonmaken en
beschermen van
het interieur..................... 502
7-2. Onderhoud
Onderhoudsvoorschriften.. 505
7-3. Zelf onderhoud en controles
uitvoeren
Voorzorgsmaatregelen bij
zelf uit te voeren
onderhoud en controles .. 508
Motorkap ........................... 511
Motorruimte....................... 512
Banden.............................. 531
Bandenspanning ............... 544
Velgen............................... 546
Interieurfilter ...................... 549
Batterij afstandsbediening/
elektronische sleutel ....... 551
Controleren en vervangen
van zekeringen................ 555
Lampen ............................. 559
7
Onderhoud en verzorging
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 5 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
INHOUDSOPGAVE
6
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
8-1. Belangrijke informatie
Alarmknipperlichten ...........576
Als uw auto in geval van nood
tot stilstand moet worden
gebracht...........................577
8-2. Stappen die genomen moeten
worden in noodgevallen
Als uw auto moet worden
gesleept .......................... 579
Als u denkt dat er iets
mis is............................... 584
Uitschakelsysteem
brandstofpomp
(alleen benzinemotor) ..... 585
Als een waarschuwingslampje
gaat branden of een
waarschuwingszoemer
klinkt... ............................ 586
Als er een waarschuwings-
melding verschijnt ........... 598
Als de auto een lekke band
heeft (auto's met
reservewiel)..................... 614
Als de auto een lekke band
heeft (auto's zonder
reservewiel)..................... 633
Als de motor
niet wil aanslaan ............. 649
Als de selectiehendel niet
in een andere stand dan P
kan worden gezet
(automatische
transmissie)..................... 651
Als de elektronische sleutel
niet goed werkt
(auto's met Smart entry-
systeem met startknop)... 652
Als de accu leeg is ............ 655
Als de motor oververhit
raakt................................ 662
Als u zonder brandstof
komt te staan en
de motor afslaat
(alleen dieselmotor) ........ 665
Als de auto vast komt
te zitten ........................... 666
8
Bij problemen
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 6 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
7
1
8
6
5
4
3
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
9
7
9-1. Specificaties
Onderhoudsgegevens
(brandstof, oliepeil, enz.) .670
Informatie over brandstof...695
9-2. Persoonlijke voorkeurs-
instellingen
Systemen met mogelijkheden
voor persoonlijke
voorkeursinstellingen.......698
9-3. Te initialiseren onderdelen
Te initialiseren
onderdelen.......................709
Wat moet u doen als...
(Problemen oplossen)..............712
Alfabetische index ......................716
9
Specificaties
Trefwoordenlijst
Raadpleeg bij auto's met een navigatiesysteem of multimediasys-
teem de “Handleiding navigatiesysteem” voor meer informatie over
de onderstaande uitrusting.
Navigatiesysteem
Handsfree-systeem
(voor een mobiele telefoon)
Entertainmentsysteem
achterpassagiers
Audio-/videosysteem
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 7 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
8
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Ter informatie
Deze handleiding is bestemd voor alle uitvoeringen van dit type auto; alle
mogelijke opties zijn in deze handleiding opgenomen. Er zullen dan ook
ongetwijfeld onderwerpen worden beschreven die niet op uw Toyota van toe-
passing zijn.
Alle specificaties in dit boekje waren actueel ten tijde van de druk. Toyota
streeft er doorlopend naar haar producten te perfectioneren en wij behouden
ons dan ook het recht voor tussentijdse wijzigingen in specificatie en uitvoe-
ring door te voeren zonder voorafgaande kennisgeving.
Afhankelijk van de specificaties kan de in de afbeeldingen getoonde auto
afwijken van uw auto voor wat betreft de uitrusting.
Er is een grote hoeveelheid originele en niet-originele onderdelen en acces-
soires voor uw Toyota te verkrijgen. Als een origineel onderdeel of accessoire
van uw Toyota moet worden vervangen, raadt Toyota u aan om originele
Toyota-onderdelen en -accessoires te gebruiken. U kunt ook andere onder-
delen of accessoires van gelijkwaardige kwaliteit gebruiken. Toyota kan geen
garantie geven op of betrouwbaarheid garanderen van onderdelen en acces-
soires die geen origineel Toyota-product zijn en ook niet voor het vervangen
door of monteren van dergelijke onderdelen. Bovendien vallen schade of ver-
minderde prestaties als gevolg van het gebruik van niet-originele Toyota-
onderdelen en -accessoires mogelijk niet onder de garantie.
De inbouw van een zend-/ontvanginstallatie in uw auto kan elektronische
systemen beïnvloeden, zoals:
(Sequentieel) multipoint brandstofinspuitsysteem
Dynamic Radar Cruise Control-systeem
Cruise control-systeem
Antiblokkeersysteem
SRS-airbagsysteem
Gordelspanner
Neem voor voorzorgsmaatregelen of speciale voorschriften met betrekking
tot de inbouw van een zend-/ontvanginstallatie contact op met een Toyota-
dealer of erkende reparateur.
Nadere informatie met betrekking tot frequenties, vermogens, antenneposi-
ties en montagevoorwaarden voor zend-/ontvanginstallaties is op verzoek
beschikbaar bij een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Handleiding
Accessoires, onderdelen en veranderingen aan uw Toyota
Inbouw van een zend-/ontvanginstallatie
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 8 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
9
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
De SRS-airbags en de gordelspanners in uw Toyota bevatten explosieve che-
micaliën. Wanneer uw auto, om welke reden dan ook, wordt vernietigd, terwijl
het airbagsysteem en/of de gordelspanners nog intact zijn, kan tijdens de ver-
nietiging een ontploffing plaatsvinden en brand ontstaan. Laat daarom het
SRS-airbagsysteem en de gordelspanners eerst verwijderen en afvoeren
door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Vernietigen van uw Toyota
WAARSCHUWING
Algemene voorzorgsmaatregelen tijdens het rijden
Rijden onder invloed: Ga niet rijden met uw auto als u alcohol of drugs
gebruikt hebt omdat deze middelen invloed kunnen hebben op de rijvaar-
digheid. Alcohol en bepaalde drugs vergroten de reactietijd, beïnvloeden
het beoordelingsvermogen en hebben een negatieve invloed op de coördi-
natie, waardoor aanrijdingen kunnen ontstaan met ernstig letsel als gevolg.
Defensief rijden: Rijd altijd defensief. Anticipeer op fouten die andere
bestuurders of voetgangers zouden kunnen maken omdat u hierdoor wel-
licht een ongeluk kunt voorkomen.
Afleiding van de bestuurder: Houd altijd uw volledige aandacht bij het ver-
keer. Alles wat de aandacht van de bestuurder kan afleiden, zoals het ver-
anderen van instellingen, telefoneren of lezen, kan leiden tot een aanrijding
waarbij u, de andere inzittenden van de auto of anderen ernstig letsel kun-
nen oplopen.
Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot veiligheid van kin-
deren
Laat kinderen nooit alleen in de auto achter en laat ze nooit met de sleutel
spelen.
Kinderen zullen wellicht proberen de auto te starten of de neutraalstand in
te schakelen. Er bestaat ook het risico dat kinderen letsel oplopen wanneer
ze met de ruiten, het schuifdak of andere voorzieningen in de auto spelen.
Verder kan de temperatuur in de auto zo hoog oplopen of zo ver dalen dat
dat kinderen fataal kan worden.
Uw auto is uitgerust met batterijen en/of accu's. Zorg ervoor dat deze
gescheiden worden ingezameld en op een milieuvriendelijke manier wor-
den afgevoerd (richtlijn 2006/66/EG).
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 9 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
10
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Over deze handleiding
WAARSCHUWING:
Geeft uitleg over iets dat kan resulteren in ernstig letsel wanneer
de voorzorgsmaatregelen niet in acht worden genomen.
OPMERKING:
Geeft uitleg over iets dat kan resulteren in schade of storingen
aan de auto of de uitrusting wanneer de voorzorgsmaatregelen
niet in acht worden genomen.
Geeft bedienings- of werkingsprocedures aan. Volg de
stappen in de aangegeven volgorde.
Geeft de handeling aan voor
het bedienen van schake-
laars en dergelijke (druk-
ken, draaien, enz.).
Geeft het resultaat van een
handeling aan (er wordt bij-
voorbeeld een klep
geopend).
Geeft het onderdeel of de
positie aan waarover uitleg
wordt gegeven.
Dit betekent dat er iets niet
mag worden gedaan of mag
gebeuren.
1
2
3
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 10 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
11
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Zoekmethoden
Zoeken op naam
Alfabetische index ... Blz. 716
Zoeken op montagepositie
Overzicht................... Blz. 12
Zoeken op symptoom of
geluid
Wat moet u doen als...
(Problemen oplossen)
................................ Blz. 712
Zoeken op titel
Inhoudsopgave............ Blz. 2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 11 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
12
Overzicht
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Overzicht
Exterieur
Portieren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 122
Vergrendelen/ontgrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 122
Openen/sluiten van de portierruiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 195
Vergrendelen/ontgrendelen met de mechanische sleutel
*
1
.Blz. 652
Waarschuwingslampjes/waarschuwingsmeldingen
*
1
. .Blz. 589, 599
Achterdeur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 132
Openen van buitenaf . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 132
Openen/sluiten van de achterruit
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 139
Waarschuwingslampjes/waarschuwingsmeldingen
*
1
. .Blz. 589, 599
Buitenspiegels. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 192
Verstellen van de spiegelhoek. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 192
Inklappen van de buitenspiegels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 193
Ontwasemen van de buitenspiegels
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 453
1
2
3
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 12 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
13
Overzicht
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Ruitenwissers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 271
Voorzorgsmaatregelen bij rijden in de winter. . . . . . . . . . . . .Blz. 379
Voorkomen van bevriezing (voorruitverwarming)
*
1
. . . . . . . .Blz. 454
Voorzorgsmaatregelen voor de wasstraat. . . . . . . . . . . . . . .Blz. 500
Tankdopklep. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 280
Tanken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 280
Brandstofsoort/inhoud brandstoftank. . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 676
Banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 531
Bandenmaat/bandenspanning. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 692
Winterbanden/sneeuwkettingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 379
Controleren/wisselen/
bandenspanningswaarschuwingssysteem* . . . . . . . . . . . . .Blz. 531
In geval van een lekke band . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 614
Motorkap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 511
Openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 511
Motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 677
In geval van oververhitting. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 662
Camera
*
1, 2
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 314, 325
Koplampen/dagrijverlichting
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 259
Parkeerlichten voor/dagrijverlichting
*
1
. . . . . . . . . . . . . .Blz. 259
Mistlampen voor
*
1
/mistachterlichten . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 269
Richtingaanwijzers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 255
Rem-/achterlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 259
Hill Start Assist Control
*
1, 3
Downhill Assist Control*
1, 3
Kentekenplaatverlichting*
4
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 259
Achteruitrijlichten
Selectiehendel in stand R zetten. . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 243, 250
4
5
6
7
8
Lampen voor verlichting buitenzijde tijdens rijden
(Vervangingsmethode: Blz. 559, wattage: Blz. 694)
*
1
: Indien aanwezig
*
2
: De plaats van de camera verschilt en is afhankelijk van de plaats van het reservewiel.
(Blz. 317, 343)
*
3
: Raadpleeg de “Handleiding terreinrijden”.
*
4
: De plaats van de kentekenplaatverlichting verschilt en is afhankelijk van de plaats van
het reservewiel. (Blz. 559)
9
10
11
12
13
14
15
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 13 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
14
Overzicht
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Instrumentenpaneel
Contact . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 232, 235
Starten van de motor/wijzigen van de stand van
het contact. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 232, 235
Noodstop van de motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 577
Wanneer de motor niet wil aanslaan . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 649
Waarschuwingsmeldingen
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 598
Selectiehendel (automatische transmissie) . . . . . . . . . . .Blz. 243
Wijzigen van de schakelstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 243
Voorzorgsmaatregelen bij slepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 581
Als de selectiehendel niet in een andere stand kan
worden gezet. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 651
Selectiehendel (handgeschakelde transmissie). . . . . . . .Blz. 250
Wijzigen van de schakelstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 250
Voorzorgsmaatregelen bij slepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 581
Tellers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 97
Tellers aflezen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 97
Instellen van de helderheid van de dashboardverlichting . . . .Blz. 99
Waarschuwingslampjes/indicatoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 90
Als de waarschuwingslampjes gaan branden . . . . . . . . . . . .Blz. 586
1
2
3
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 14 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
15
Overzicht
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Multi-informatiedisplay . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 101, 106
Display. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 101, 106
Als de waarschuwingsmeldingen worden
weergegeven
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 598
Parkeerremhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 256
Activeren/deactiveren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 256
Voorzorgsmaatregelen bij rijden in de winter. . . . . . . . . . . . .Blz. 380
Waarschuwingszoemer/-melding. . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 592, 600
Richtingaanwijzerschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 255
Lichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 259
Koplampen/parkeerlichten voor/achterlichten/
dagrijverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 259
Mistlampen voor
*
1
/mistachterlichten. . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 269
Schakelaar ruitenwissers en -sproeiers . . . . . . . . . . . . . .Blz. 271
Gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 271
Bijvullen van ruitensproeiervloeistof . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 527
Schakelaar alarmknipperlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 576
Ontgrendeling tankdopklep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 283
Ontgrendelingshendel motorkap. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 511
Schakelaar stuurverstelling
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 187
Verstellen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 187
Ergonomisch geheugen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 180
Ontgrendelingshendel stuurverstelling
*
1
. . . . . . . . . . . . .Blz. 187
Handmatig bediende airconditioning voor . . . . . . . . . . . .Blz. 444
Gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 444
Achterruitverwarming. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 445
Automatische airconditioning voor. . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 450
Gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 450
Achterruitverwarming. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 453
Audiosysteem
*
1, 2
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 384
Audiosysteem
*
1, 2
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 384
Handsfree-systeem
*
1, 2
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 416
*
1
: Indien aanwezig
*
2
: Raadpleeg de “Handleiding navigatiesysteem” voor meer informatie als uw auto is
uitgerust met een navigatiesysteem of multimediasysteem.
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 15 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
16
Overzicht
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Schakelaars
Schakelaars ruitbediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 195
Schakelaar centrale vergrendeling . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 126
Blokkeerschakelaar ruitbediening. . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 195
Schakelaars ergonomisch geheugen
* . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 180
Kilometerteller/dagteller en resetknop dagteller . . . .Blz. 99, 102
Regelknop verlichting instrumentenpaneel . . . . . . . . . . . .Blz. 99
Koplampsproeierschakelaar
*. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 278
Draaiknop koplampverstelling
*. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 260
Bedieningsschakelaars buitenspiegels . . . . . . . . . . . . . .Blz. 192
Bedieningsschakelaars loungeverlichting
* . . . . . . . . . . .Blz. 470
Schakelaar toerentalverhoging verwarming
*. . . . . . . . . .Blz. 446
Schakelaar voorruitverwarming
*. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 454
Schakelaar extra verwarming
*. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 446
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 16 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
17
Overzicht
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Resetknop bandenspanningswaarschuwingssysteem
* .Blz. 533
Schakelaar Pre-Crash Brake-systeem OFF
*. . . . . . . . . . .Blz. 371
Toets 2nd STRT
* . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 246
Schakelaar stuurwielverwarming
*. . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 465
Schakelaar Toyota Parking Assist-sensor
*. . . . . . . . . . .Blz. 304
Toets VSC OFF. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 354
*: Indien aanwezig
1
2
3
4
5
6
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 17 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
18
Overzicht
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Afstandsbediening audiosysteem
*
1, 2
. . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 385
Spraaktoets
*
1, 2
Schakelaar MENU*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 107
Telefoontoetsen
*
1, 2
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 421
Toets ENTER
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 107
Cruise control-schakelaar
*
1
Cruise control*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 284
Dynamic Radar Cruise Control
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 288
Schakelaar tussenafstand
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 291
Schakelaar Multi-terrain Monitor-systeem
*
1, 3
1
2
3
4
5
6
7
8
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 18 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
19
Overzicht
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Schakelaars stoelverwarming voor
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 466
Schakelaar middendifferentieelsper inschakelen/uitschakelen
*
1, 3
4WD-bedieningsschakelaar*
3
Schakelaar DAC*
1, 3
Toets hoogteregeling OFF*
1, 3
Toets hoogteregeling*
1, 3
AAN-/UIT-schakelaar Multi-terrain Select-systeem*
1, 3
AAN-/UIT-schakelaar Crawl Control-systeem*
1, 3
Schakelaar achterdifferentieelsper inschakelen/uitschakelen*
1, 3
Rijmodusselectieschakelaar Multi-terrain Select-systeem*
1, 3
Snelheidsselectieschakelaar Crawl Control-systeem*
1, 3
Schakelaar AVS*
1, 3
*
1
: Indien aanwezig
*
2
: Raadpleeg de “Handleiding navigatiesysteem” voor meer informatie als uw auto is
uitgerust met een navigatiesysteem of multimediasysteem.
*
3
: Raadpleeg de “Handleiding terreinrijden”.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 19 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
20
Overzicht
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Interieur
SRS-airbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 33
Vloermatten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 24
Voorstoelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 162
Achterstoelen
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 165
Hoofdsteunen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 184
Veiligheidsgordels. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 28
Consolevak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 474
Koelbox . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 485
Vergrendelknoppen binnenzijde portier . . . . . . . . . . . . . .Blz. 126
Bekerhouders . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 476
Fleshouders . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 477
Airconditioningsysteem achter
*
1
. . . . . . . . . . . . . . .Blz. 459, 461
Entertainmentsysteem achterpassagiers
*
1, 2
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 20 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
21
Overzicht
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Binnenspiegel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 190
Zonnekleppen
*
3
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 487
Make-upspiegels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 488
Leeslampjes/interieurverlichting
*
4
. . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 469
Schuifdakschakelaars
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 198
Uitschakeltoets inbraaksensor
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 86
Conversatiespiegel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 488
Extra opbergvakken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 479
*
4
: De afbeelding toont de voorzijde, maar ze zijn ook aan de achterzijde geplaatst.
1
2
3
4
5
6
7
*
1
: Indien aanwezig
*
2
: Raadpleeg de “Handleiding navigatiesysteem” voor meer informatie als uw auto
is uitgerust met een navigatiesysteem of multimediasysteem.
*
3
: Gebruik NOOIT een baby- of kinderzitje
waarbij het kind achteruit kijkt op een
stoel met een INGESCHAKELDE AIR-
BAG, omdat het KIND anders ERNSTIG
LETSEL kan oplopen als de airbag
wordt geactiveerd. (Blz. 71)
*
1
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 21 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
22
Overzicht
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 22 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
23
1
Veiligheid en beveiliging
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
1-1. Voor een veilig gebruik
Voordat u gaat rijden ...........24
Veilig rijden ..........................26
Veiligheidsgordels................28
SRS-airbags ........................33
Handmatig in-/
uitschakelsysteem
airbag.................................46
Veiligheidsinformatie
voor kinderen.....................48
Baby- en kinderzitjes ...........49
Plaatsen van een baby-
of kinderzitje ......................62
Belangrijke voorschriften in
verband met
uitlaatgassen .....................73
1-2. Antidiefstalsysteem
Startblokkering.....................74
Supervergrendeling .............82
Alarm ...................................83
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 23 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
24
1-1. Voor een veilig gebruik
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Voordat u gaat rijden
Gebruik alleen vloermatten die speciaal zijn ontworpen voor auto's
van hetzelfde model en modeljaar als uw auto. Bevestig ze op de
juiste wijze op de vloerbedekking.
Steek de klemhaken (clips) in
de ringen in de vloermat.
Draai het bovenste hendeltje
van de klemhaken (clips) om de
vloermatten te bevestigen.
*: Breng de merktekens altijd in
lijn.
De vorm van de klemhaken (clips) wijkt mogelijk af van wat is aangegeven
in de afbeelding.
Vloermat
1
*
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 24 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
25
1-1. Voor een veilig gebruik
1
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Als u dat niet doet, kan de vloermat van de bestuurder gaan schuiven, wat de
bediening van de pedalen tijdens het rijden kan hinderen. Hierdoor kan de
snelheid plotseling toenemen of kan het moeilijk worden de auto tot stilstand
te brengen, wat kan leiden tot een (ernstig) ongeval en mogelijk ernstig letsel.
Wanneer u de vloermat van de bestuurder plaatst
Gebruik geen vloermatten die zijn ontworpen voor auto's van een ander
model en/of modeljaar, zelfs niet als het gaat om originele Toyota-vloer-
matten.
Gebruik alleen vloermatten die zijn ontworpen voor de bestuurderszijde.
Zet de vloermat altijd vast met behulp van de meegeleverde haken (clips).
Leg nooit twee of meer vloermatten boven op elkaar.
Bevestig de vloermat niet met de onderzijde naar boven of in de verkeerde
richting.
Voordat u gaat rijden
Controleer of de vloermat stevig op de
juiste plaats is bevestigd met alle meeg-
eleverde klemhaken (clips). Voer deze
controle altijd uit nadat de vloer van de
auto is gereinigd.
Zet de motor uit, zet de selectiehendel
in stand P (automatische transmissie)
of in stand N (handgeschakelde trans-
missie) en trap elk pedaal volledig in om
te controleren of de bediening ervan
niet wordt gehinderd door de vloermat.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 25 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
26
1-1. Voor een veilig gebruik
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Veilig rijden
Pas de hoek van de rugleuning
zo aan dat u rechtop zit en dat
u niet voorover hoeft te leunen
om te kunnen sturen.
(Blz. 162)
Pas de zitting zo aan dat u de
pedalen helemaal kunt intrap-
pen en dat uw armen licht
gebogen zijn bij de elleboog
wanneer u het stuurwiel vast-
houdt. (Blz. 162)
Vergrendel de hoofdsteun in de stand waarin het midden van de
hoofdsteun gelijk ligt met de bovenzijde van uw oren. (Blz. 184)
Draag de veiligheidsgordel op de juiste manier. (Blz. 28)
Controleer voordat u wegrijdt eerst of alle inzittenden de veiligheids-
gordel dragen. (Blz. 28)
Gebruik een passend baby- of kinderzitje tot het kind groot genoeg is
om de standaard gemonteerde veiligheidsgordel te gebruiken.
(Blz. 49)
Om veilig te kunnen rijden, moet u vooraf de stoel in de juiste
positie zetten en de spiegels afstellen.
De juiste houding achter het stuur
1
2
Juist gebruik van de veiligheidsgordels
3
4
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 26 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
27
1-1. Voor een veilig gebruik
1
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
Zorg ervoor dat u goed achteruit kunt kijken door de binnen- en bui-
tenspiegels op de juiste wijze af te stellen. (Blz. 190, 192)
Verstellen van de spiegels
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Verstel de bestuurdersstoel niet tijdens het rijden.
Als u dat wel doet, kunt u de controle over de auto verliezen.
Plaats geen kussen tussen de bestuurder of voorpassagier en de rugleu-
ning.
Gebruik van een kussen kan ertoe leiden dat de zithouding niet correct is,
waardoor het effect van de veiligheidsgordel en de hoofdsteun in nega-
tieve zin kan worden beïnvloed.
Plaats geen voorwerpen onder de voorstoelen.
Voorwerpen onder de voorstoelen kunnen klem komen te zitten in de
stoelslede, waardoor de stoelen wellicht niet goed vergrendeld worden. Dit
kan leiden tot een ongeval en ook kan het stelmechanisme beschadigd
raken.
Neem, wanneer u lange afstanden rijdt, geregeld een pauze voordat u zich
moe begint te voelen.
Als u zich tijdens het rijden moe of slaperig voelt, moet u zichzelf niet
dwingen om verder te rijden, maar direct een pauze nemen.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 27 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
28
1-1. Voor een veilig gebruik
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Veiligheidsgordels
Trek de schoudergordel zo ver
naar buiten dat de gordel goed
tegen de schouder aan ligt en
niet van de schouder af glijdt of
tegen de nek aan ligt.
Plaats het heupgedeelte van de
gordel zo laag mogelijk over de
heupen.
Stel de rugleuning af. Ga zo
rechtop mogelijk in de stoel zit-
ten met uw rug stevig tegen de
leuning.
Zorg ervoor dat de veiligheids-
gordel niet gedraaid zit.
Om de veiligheidsgordel vast te
maken, duwt u de gesp in de
gordelsluiting tot u een klik
hoort.
De gordel kan worden losge-
maakt door de ontgrendelknop
in te drukken.
Controleer voordat u wegrijdt eerst of alle inzittenden de veilig-
heidsgordel dragen.
Juist gebruik van de veiligheidsgordels
Vast- en losmaken van de veiligheidsgordel
Ontgrendelknop
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 28 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
29
1-1. Voor een veilig gebruik
1
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
Duw het schouderbevestigings-
punt omlaag terwijl u de ont-
grendelknop indrukt.
Duw het schouderbevestigings-
punt omhoog.
Zet het bovenste bevestigingspunt
in de gewenste positie en laat het
los als u een klik hoort.
De gordelspanners helpen bij het
op hun plaats houden van de inzit-
tenden doordat ze de gordels snel
strak tegen het lichaam aantrek-
ken bij bepaalde soorten ernstige
frontale aanrijdingen en aanrijdin-
gen van opzij (auto's met SRS-
side airbags en curtain airbags).
De gordelspanner wordt niet altijd
geactiveerd bij lichtere frontale
aanrijdingen of bij aanrijdingen van
opzij of van achteren.
Wanneer het systeem oordeelt dat een aanrijding onvermijdelijk is,
worden de veiligheidsgordels van de voorstoelen aangetrokken voor-
dat de aanrijding plaatsvindt. (Blz. 370)
Verstellen van de hoogte van het schouderbevestigingspunt
(voorstoelen en buitenste stoelen op de tweede zitrij [5-deurs
uitvoeringen])
1
2
Gordelspanners (voorstoelen)
Pre-crash-veiligheidsgordels (voorstoelen van auto's met Pre-
Crash Safety-systeem)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 29 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
30
1-1. Voor een veilig gebruik
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Blokkeerautomaat
De blokkeerautomaat blokkeert de gordel als u zeer krachtig remt of betrok-
ken raakt bij een aanrijding. De blokkeerautomaat kan ook in werking treden
als u te snel vooroverbuigt. Door rustig te bewegen kan de veiligheidsgordel
afrollen, zodat u vrij kunt bewegen.
Blokkeerautomaat met vergrendelmogelijkheid (ALR) (indien aanwezig)
Als de schoudergordel van een van de buitenste zitplaatsen op de tweede zit-
rij volledig naar buiten wordt getrokken en vervolgens weer iets wordt opge-
rold, wordt de gordel in die positie geblokkeerd en kan hij niet verder worden
uitgetrokken. Deze voorziening zorgt ervoor dat een baby- of kinderzitje
(CRS) stevig kan worden vastgezet. Om de blokkering ongedaan te maken,
moet de gordel eerst volledig worden opgerold, en vervolgens nogmaals naar
buiten worden getrokken. (Blz. 62)
Gebruik van veiligheidsgordels door kinderen
De veiligheidsgordels van uw auto zijn in principe ontworpen voor gebruik
door volwassenen.
Gebruik een passend baby- of kinderzitje tot het kind groot genoeg is om de
standaard gemonteerde veiligheidsgordel te gebruiken. (Blz. 49)
Als het kind groot genoeg is om de veiligheidsgordel op een juiste manier te
dragen, volg dan de instructies op Blz. 28 met betrekking tot het gebruik van
de veiligheidsgordel op.
Vervangen van de veiligheidsgordel als de gordelspanner geactiveerd is
geweest
Als de auto betrokken is bij meerdere aanrijdingen, wordt de gordelspanner
geactiveerd voor de eerste aanrijding, maar niet voor de tweede of voor vol-
gende aanrijdingen.
Wetgeving met betrekking tot veiligheidsgordels
Als er in het land waarin u woont regels zijn voor veiligheidsgordels, neem
dan contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur voor het vervan-
gen of plaatsen van veiligheidsgordels.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 30 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
31
1-1. Voor een veilig gebruik
1
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om de kans op letsel bij
plotseling remmen, plotseling uitwijken of een aanrijding te beperken.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan resulteren in ernstig
letsel.
Dragen van een veiligheidsgordel
Zorg ervoor dat alle inzittenden de veiligheidsgordel dragen.
Draag de veiligheidsgordel altijd op de juiste manier.
Elke veiligheidsgordel mag maar door een persoon gebruikt worden.
Gebruik geen veiligheidsgordel voor twee personen tegelijk, ook niet als
de tweede persoon een kind is.
Toyota beveelt aan dat kinderen achterin plaatsnemen en altijd gebruik-
maken van de veiligheidsgordels en/of een geschikt baby- of kinderzitje.
Laat, om de juiste zitpositie in te stellen, de rugleuning niet verder achter-
over hellen dan nodig is. De veiligheidsgordels zijn het meest effectief als
de inzittenden rechtop en goed tegen de rugleuning zitten.
Draag de schoudergordel niet onder uw arm.
Draag de veiligheidsgordel altijd laag en goed aansluitend over uw heu-
pen.
Zwangere vrouwen
Win medisch advies in en draag de vei-
ligheidsgordel op de juiste manier.
(Blz. 28)
Zwangere vrouwen moeten het heupge-
deelte van de veiligheidsgordel op
dezelfde manier dragen als de andere
inzittenden, zo laag mogelijk over het
bekken, en de schoudergordel helemaal
uittrekken over de schouder en ervoor
zorgen dat de gordel niet over de buik
loopt.
Als de veiligheidsgordel niet op de juiste
wijze gedragen wordt, kan als gevolg van
plotseling remmen, uitwijken of een aan-
rijding niet alleen de zwangere vrouw
zelf, maar ook het ongeboren kind ern-
stig letsel oplopen.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 31 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
32
1-1. Voor een veilig gebruik
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
WAARSCHUWING
Mensen met fysieke beperkingen
Win medisch advies in en draag de veiligheidsgordel op de juiste manier.
(Blz. 28)
Als er kinderen in de auto aanwezig zijn
Laat kinderen niet met de veiligheidsgordel spelen. Als de veiligheidsgordel
om de nek van het kind draait, kan het kind stikken of ernstig letsel oplopen.
Als de gordelsluiting niet kan worden losgemaakt, knip de gordel dan door
met een schaar.
Gordelspanners
Het waarschuwingslampje SRS gaat branden als een gordelspanner is
geactiveerd. De veiligheidsgordel kan in dit geval niet meer worden gebruikt
en moet worden vervangen door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Verstelbaar bovenste bevestigingspunt
Zorg ervoor dat de gordel goed over het midden van de schouder ligt. De
gordel mag niet tegen de nek aanliggen, maar ook niet van uw schouder
afglijden. Als u hier niet voor zorgt, wordt de mate van bescherming bij plot-
seling remmen, uitwijken of een ongeluk minder en de kans op ernstig letsel
groter. (Blz. 29)
Beschadiging en slijtage van veiligheidsgordels
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels niet beschadigd raken doordat de
riem, de gesp of de gordelsluiting bekneld raakt tussen het portier en de
carrosserie.
Controleer de veiligheidsgordels regelmatig. Let op beschadigingen, zoals
scheuren en rafels en op losse onderdelen. Gebruik een beschadigde vei-
ligheidsgordel niet, maar laat hem zo snel mogelijk vervangen. Een
beschadigde veiligheidsgordel biedt een inzittende onvoldoende bescher-
ming tegen ernstig letsel.
Controleer of de gordel en de gesp vergrendeld zijn en of de gordel niet
gedraaid is.
Laat de auto zo snel mogelijk nakijken door een Toyota-dealer of erkende
reparateur als de veiligheidsgordel niet goed werkt.
Laat de stoel en de veiligheidsgordels na een ernstig ongeval altijd ver-
vangen, ook als er geen zichtbare schade kan worden vastgesteld.
Probeer de veiligheidsgordels niet zelf te plaatsen, verwijderen, wijzigen of
demonteren of af te voeren. Laat eventueel noodzakelijke reparaties uit-
voeren door een Toyota-dealer of erkende reparateur. Als de veiligheids-
gordels niet op de juiste wijze worden gebruikt, werken ze mogelijk niet
correct.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 32 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
33
1-1. Voor een veilig gebruik
1
Veiligheid en beveiliging
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
SRS-airbags
De SRS-airbags worden geactiveerd als de auto betrokken raakt
bij aanrijdingen onder bepaalde omstandigheden, die zouden
kunnen leiden tot ernstig letsel voor de inzittenden. Ze werken
samen met de veiligheidsgordels om de kans op ernstig letsel te
beperken.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 33 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
34
1-1. Voor een veilig gebruik
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
SRS-airbags voor
Bestuurdersairbag/voorpassagiersairbag
Helpen het hoofd en de borst van de bestuurder en de voorpas-
sagier te beschermen tegen contact met onderdelen van het
interieur
SRS knie-airbag bestuurder (indien aanwezig)
Helpen de bestuurder te beschermen
SRS-side airbags en curtain airbags
SRS-side airbags (indien aanwezig)
Helpen het bovenlichaam van de voorste inzittenden te bescher-
men
SRS-curtain airbags (indien aanwezig)
Helpen vooral het hoofd van de inzittenden op de buitenste zit-
plaatsen te beschermen
1
2
3
4
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 34 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
35
1-1. Voor een veilig gebruik
1
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
Onderdelen airbagsysteem
Sensoren frontale aanrijding
Sensoren aanrijding opzij (voor)
(indien aanwezig)
Handmatig in-/uitschakel-
systeem airbags
(indien aanwezig)
Curtain airbags
(indien aanwezig)
Voorpassagiersairbag
Side airbags (indien aanwezig)
Waarschuwingslampje SRS
Sensoren aanrijding opzij
(achter) (indien aanwezig)
Bestuurdersairbag
Safing-sensor (achter)
(indien aanwezig)
Schakelaar veiligheidsgordel
bestuurder
Knie-airbag bestuurder
(indien aanwezig)
Controlelampje handmatig in-/
uitschakelsysteem airbag
(indien aanwezig)
Airbag-ECU
Gordelspanners en
spankrachtbegrenzers
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 35 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
36
1-1. Voor een veilig gebruik
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
De belangrijkste onderdelen van het SRS-airbagsysteem zijn hierbo-
ven afgebeeld. Het SRS-airbagsysteem wordt aangestuurd door de
airbag-ECU. Bij het activeren van de airbags zorgt een chemische
reactie in de ontstekingsmechanismen ervoor dat de airbags snel
gevuld worden met niet-giftig gas om de beweging van de inzittenden
te helpen beperken.
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen SRS-airbags
Neem met betrekking tot de SRS-airbags de volgende voorzorgsmaatre-
gelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan resulteren in ern-
stig letsel.
Alle inzittenden dienen hun veiligheidsgordel op de juiste manier te dra-
gen.
De SRS-airbags zijn aanvullende middelen die samen met de veiligheids-
gordels gebruikt moeten worden.
De bestuurdersairbag wordt met een aanzienlijke kracht geactiveerd,
waardoor ernstig letsel kan ontstaan, vooral wanneer de bestuurder zich
dicht bij de airbag bevindt.
Het gevaarlijkst bij de activering van de airbag zijn de eerste 50 - 75 mm;
door een afstand van minimaal 250 mm tot het stuurwiel aan te houden,
hanteert u een veilige marge. Dit is de afstand gemeten vanaf het midden
van het stuurwiel tot aan uw borstbeen. Als u nu minder dan 250 mm van
de airbag zit, kunt u uw zitpositie op verschillende manieren wijzigen:
Plaats uw stoel zo ver mogelijk naar achteren terwijl de pedalen nog
goed kunnen worden bediend.
Zet de rugleuning iets achterover. Hoewel auto's verschillen, verkrijgen
veel bestuurders, zelfs met de bestuurdersstoel helemaal naar voren,
de afstand van 250 mm door simpelweg de rugleuning iets achterover
te zetten. Als u door het achterover zetten van uw stoel de weg niet
goed meer kunt zien, kunt u een stevig, niet-glad kussen gebruiken om
hoger te zitten, of uw stoel hoger zetten wanneer uw auto deze moge-
lijkheid biedt.
Als het stuurwiel verstelbaar is, kantel het dan naar beneden. Hierdoor
wijst de airbag naar uw borst in plaats van uw hoofd en nek.
De stoel dient te worden afgesteld zoals hierboven aanbevolen, terwijl de
auto nog steeds goed bediend kan worden.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 36 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
37
1-1. Voor een veilig gebruik
1
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen SRS-airbags
De SRS-voorpassagiersairbag wordt ook met een aanzienlijke kracht
opgeblazen waardoor ernstig letsel kan ontstaan, vooral wanneer de voor-
passagier zich dicht bij de airbag bevindt. De voorpassagiersstoel dient zo
ver mogelijk van de airbag af te staan, met de rugleuning rechtop.
Kinderen die niet (goed) op de stoel zitten en/of geen gordel dragen of de
gordel niet op de juiste manier dragen, kunnen letsel oplopen door een in
werking tredende airbag. Gebruik de veiligheidsgordels nooit voor baby's
of kleine kinderen. Gebruik hiervoor speciale baby- of kinderzitjes. Toyota
beveelt ten zeerste aan dat alle baby's en kinderen achterin plaatsnemen
en de veiligheidsgordels altijd op de juiste manier dragen. Achterin zitten
kinderen veiliger dan op de voorpassagiersstoel. (Blz. 49)
Ga niet op het puntje van de stoel zitten
en leun niet op het dashboard.
Laat een kind niet op de voorpassa-
giersstoel staan of bij een voorpassa-
gier op schoot zitten.
Sta niet toe dat voorpassagiers voor-
werpen op hun knieën vasthouden.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 37 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
38
1-1. Voor een veilig gebruik
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen SRS-airbags
Auto's zonder SRS-curtain airbags:
Leun niet tegen het voorportier.
Auto's met SRS-curtain airbags:
Leun niet tegen het portier, de dakzijrail
of de voor-, midden- of achterstijl.
Auto's met SRS-side airbags:
Laat niemand knielen op de passagiers-
stoel in de richting van het portier, of
hoofd en handen buiten de auto steken.
Bevestig niets aan en laat niets rusten
tegen componenten als het dashboard,
de bestuurdersairbag of het onderste
deel van het dashboard.
Dergelijke voorwerpen kunnen als een
projectiel worden gelanceerd als de
SRS-bestuurdersairbag, de voorpassa-
giersairbags en de knie-airbags (indien
aanwezig) worden geactiveerd.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 38 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
39
1-1. Voor een veilig gebruik
1
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen SRS-airbags
Auto's met SRS-curtain airbags:
Hang geen kleerhangers of andere harde voorwerpen aan de kleding-
haakjes. Dergelijke voorwerpen kunnen als een projectiel gelanceerd wor-
den en ernstig letsel veroorzaken wanneer de SRS-curtain airbags
geactiveerd worden.
Auto's met SRS knie-airbag:
Verwijder een eventueel aanwezige afdekking op de plaats waar de SRS
knie-airbag uit het dashboard komt.
Auto's met SRS-curtain airbags:
Bevestig niets aan de portieren, de
voorruit, de portierruiten, de voor-, mid-
den- en achterstijlen, de dakzijrails of
de handgrepen.
Auto's zonder Smart entry-systeem met
startknop:
Bevestig geen zware, scherpe of harde
voorwerpen zoals sleutels of accessoi-
res aan de contactsleutel. De voorwer-
pen kunnen het opblazen van de SRS
knie-airbag (indien aanwezig) hinde-
ren, of weggeslingerd worden richting
de bestuurdersstoel door de kracht
waarmee de airbag wordt geactiveerd
en gevaar opleveren.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 39 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
40
1-1. Voor een veilig gebruik
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen SRS-airbags
Auto's met SRS-side airbags:
Gebruik geen accessoires op de stoelen die het gedeelte van de stoel
afdekken waar de SRS-side airbags geactiveerd worden, omdat dat een
negatieve invloed kan hebben op de werking van de airbags. Dergelijke
accessoires kunnen tot gevolg hebben dat de side airbags niet op de
juiste wijze geactiveerd worden, helemaal niet geactiveerd worden of per
ongeluk geactiveerd worden, waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
Sla niet, en oefen ook geen overmatige kracht uit, op onderdelen waarin
SRS-airbags aanwezig zijn.
Als dat wel gebeurt, kunnen er defecten aan de SRS-airbags ontstaan.
Raak onderdelen van het airbagsysteem niet aan direct nadat de SRS-air-
bags geactiveerd zijn omdat deze heet kunnen zijn.
Als u na het activeren van de SRS-airbags moeilijkheden met de ademha-
ling ondervindt, open dan een portier of ruit om frisse lucht binnen te laten
of verlaat de auto als u dat op een veilige manier kunt doen. Als er poeder-
deeltjes op uw huid zijn terechtgekomen, was deze er dan zo snel moge-
lijk af om huidirritatie te voorkomen.
Als de delen van de auto waarin SRS-airbags ondergebracht zijn, zoals
het stuurwielkussen en de bekleding van de voor-, midden- en achterstij-
len, beschadigd of gescheurd zijn, laat deze dan vervangen door een
Toyota-dealer of erkende reparateur.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 40 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
41
1-1. Voor een veilig gebruik
1
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
Als de SRS-airbags worden geactiveerd
Het contact met een geactiveerde SRS-airbag kan leiden tot kneuzingen en
schaafwonden.
Er is een luide knal hoorbaar en er komt wit poeder vrij.
Auto's met SRS-curtain airbags:
Gedurende enkele minuten kunnen onderdelen van de airbagmodule
(stuurwielnaaf, afdekkap airbag en ontstekingsmechanisme) en de voor-
stoelen, delen van de voor-, midden- en achterstijlen en de dakzijrail nog
heet zijn. De airbag zelf kan ook heet zijn.
Auto's zonder SRS-curtain airbags:
Gedurende enkele minuten kunnen onderdelen van de airbagmodule
(stuurwielnaaf, afdekkpa airbag en ontstekingsmechanisme) en de voor-
stoelen nog heet zijn. De airbag zelf kan ook heet zijn.
De voorruit kan barsten.
WAARSCHUWING
Wijzigingen aan en afvoeren van onderdelen van het SRS-airbagsys-
teem
Voer uw auto niet af en voer geen van onderstaande veranderingen uit zon-
der eerst een Toyota-dealer of erkende reparateur te raadplegen. De SRS-
airbags kunnen defect raken of per ongeluk worden geactiveerd, waardoor
ernstig letsel kan ontstaan.
Plaatsing, verwijdering, demontage en reparatie van de SRS-airbags
Reparaties, wijzigingen, verwijderen of vervangen van het stuurwiel,
instrumentenpaneel, dashboard, stoelen of stoelbekleding, voor-, midden-
en achterstijlen en dakzijrail
Reparaties of wijzigingen aan het voorspatbord, de voorbumper of de zij-
kant van het passagierscompartiment
Plaatsen van een bullbar, sneeuwploeg of lier
Wijzigingen aan de wielophanging van de auto
Plaatsen van elektronische apparatuur als een mobiele tweewegradio
(zend-/ontvanginstallatie) of CD-speler
Aanpassing van uw auto ten behoeve van een mindervalide persoon
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 41 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
42
1-1. Voor een veilig gebruik
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Voorwaarden voor activering van de SRS-airbags (SRS-airbags voor)
De SRS-airbag voor wordt pas geactiveerd als een bepaalde drempel-
waarde wordt overschreden (vergelijkbaar met een frontale aanrijding met
een snelheid van ongeveer 20 - 30 km/h tegen een voorwerp dat niet kan
bewegen of vervormen).
De drempelwaarde voor snelheid kan in de volgende situaties echter veel
hoger liggen:
Wanneer de auto iets raakt dat kan bewegen en/of vervormen, zoals een
geparkeerde auto of lantaarnpaal
Wanneer de auto betrokken raakt bij een ongeval waarbij de neus van de
auto onder een vrachtwagen terechtkomt
Afhankelijk van het type aanrijding is het mogelijk dat alleen de gordelspan-
ners worden geactiveerd.
Voorwaarden voor activering van de SRS-airbags (SRS-side airbags en
curtain airbags)
De SRS-side airbags en curtain airbags worden pas geactiveerd als een
bepaalde drempelwaarde wordt overschreden (vergelijkbaar met ter plaatse
van het passagierscompartiment aangereden worden met een snelheid van
ongeveer 20 - 30 km/h door een ongeveer 1.500 kg wegend voertuig,
komend vanuit een richting die haaks staat op de positie van de auto).
Omstandigheden waarbij de SRS-airbags geactiveerd kunnen worden,
anders dan bij een aanrijding
De SRS-airbags voor kunnen ook geactiveerd worden bij zware stoten tegen
de onderkant van de auto. Zie de afbeelding voor een aantal voorbeelden.
Raken van een stoeprand of een ander
hard voorwerp
In of over een diepe kuil rijden
Hard neerkomen
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 42 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
43
1-1. Voor een veilig gebruik
1
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
Soorten aanrijdingen waarbij de SRS-airbags soms niet geactiveerd wor-
den (SRS-airbags voor)
De SRS-airbags voor zijn niet ontworpen om in werking te treden bij aanrij-
dingen van opzij of van achteren, als de auto over de kop slaat of bij een fron-
tale aanrijding op lage snelheid. Maar wanneer een aanrijding voldoende
voorwaartse deceleratie veroorzaakt, worden de SRS-airbags voor mogelijk
geactiveerd.
Soorten aanrijdingen waarbij de SRS-airbags
(SRS-side airbags en curtain airbags) soms niet geactiveerd worden
De SRS-side airbags en curtain airbags treden mogelijk niet in werking bij
aanrijdingen van opzij onder een bepaalde hoek of bij aanrijdingen van opzij
waarbij het passagierscompartiment niet wordt geraakt.
De SRS-side airbags en curtain airbags zijn niet ontworpen om in werking te
treden bij aanrijdingen van voren of van achteren, als de auto over de kop
slaat of bij een aanrijding van opzij op lage snelheid.
Aanrijding van opzij
Aanrijding van achteren
Over de kop slaan
Aanrijding van opzij waarbij het passa-
gierscompartiment niet wordt geraakt
Aanrijding van opzij onder een hoek
Aanrijding van voren
Aanrijding van achteren
Over de kop slaan
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 43 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
44
1-1. Voor een veilig gebruik
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Wanneer u contact moet opnemen met een Toyota-dealer of erkende
reparateur
In de volgende gevallen zal controle en/of reparatie van de auto nodig zijn.
Neem zo snel mogelijk contact op met een Toyota-dealer of erkende repara-
teur.
Nadat een of meer SRS-airbags zijn geactiveerd.
De voorzijde van de auto is beschadigd
of vervormd of de auto was betrokken bij
een aanrijding die niet van zodanige
aard was dat de SRS-airbags werden
opgeblazen.
Auto's met SRS-side airbags en curtain
airbags:
Een gedeelte van een portier is bescha-
digd of vervormd of de auto was betrok-
ken bij een aanrijding die niet van
zodanige aard was dat de SRS-side air-
bags en curtain airbags werden opge-
blazen.
Auto's zonder SRS knie-airbag:
Het stuurwielkussen of het dashboard bij
de voorpassagiersairbag is gekrast,
gescheurd of op een andere manier
beschadigd.
Auto's met SRS knie-airbag:
Het stuurwielkussen, het dashboard bij
de afdekkap van de voorpassagiersair-
bag of het onderste gedeelte van het in-
strumentenpaneel is gekrast, ge-
scheurd of op een andere manier be-
schadigd.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 44 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
45
1-1. Voor een veilig gebruik
1
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
Auto's met SRS-side airbags:
Het oppervlak van de voorstoel waar
zich de side airbag bevindt is gekrast,
gescheurd of op een andere manier
beschadigd.
Auto's met SRS-curtain airbags:
Het deel van de voor-, midden- en ach-
terstijlen of de daklijstbekledingen waar
zich de curtain airbags bevinden zijn
gekrast, gescheurd of op een andere
manier beschadigd.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 45 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
46
1-1. Voor een veilig gebruik
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Handmatig in-/uitschakelsysteem airbags
Controlelampje AIRBAG OFF
Dit controlelampje gaat branden
als het contact AAN staat.
Handmatig in-/uitschakelsys-
teem airbags
Steek de mechanische sleutel in
de slotcilinder en draai deze in de
stand OFF.
Het controlelampje gaat branden
(alleen als het contact AAN staat).
: Indien aanwezig
Met dit systeem kan de voorpassagiersairbag worden uitgescha-
keld.
Schakel deze airbag alleen uit als er een baby- of kinderzitje op
de voorpassagiersstoel wordt gebruikt.
1
2
Uitschakelen van de voorpassagiersairbag
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 46 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
47
1-1. Voor een veilig gebruik
1
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
Controlelampje AIRBAG OFF
Als een van de onderstaande problemen optreedt, is er mogelijk een storing
in het systeem aanwezig. Laat de auto nakijken door een Toyota-dealer of
erkende reparateur.
Het controlelampje gaat niet branden als het handmatig in-/uitschakelsys-
teem van de airbags in de stand OFF wordt gezet.
Het controlelampje gaat niet uit als het handmatig in-/uitschakelsysteem van
de airbags in de stand ON wordt gezet.
WAARSCHUWING
Als er een baby- of kinderzitje geplaatst wordt
Plaats vanwege veiligheidsredenen het baby- of kinderzitje altijd op een
achterstoel. Als de achterstoel niet kan worden gebruikt, mag de voorstoel
worden gebruikt zo lang het handmatig in-/uitschakelsysteem van de air-
bags in stand OFF wordt gezet.
Als het handmatig in-/uitschakelsysteem van de airbags in de stand ON
blijft staan, kan de kracht die met het activeren (opblazen) van de airbag
gepaard gaat, ernstig letsel veroorzaken.
Als er geen baby- of kinderzitje op de passagiersstoel is geplaatst
Controleer of het handmatig in-/uitschakelsysteem voor de airbags in de
stand ON staat.
Als het uitgeschakeld blijft, zal de airbag in geval van een ongeval niet wor-
den geactiveerd, waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 47 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
48
1-1. Voor een veilig gebruik
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Veiligheidsinformatie voor kinderen
U wordt aangeraden om kinderen op de achterstoelen te vervoeren
om te voorkomen dat ze per ongeluk tegen onderdelen aankomen,
zoals de selectiehendel, de ruitenwisserschakelaar, enz.
Gebruik het kinderslot van het achterportier of de blokkeerschake-
laar van de ruitbediening om te voorkomen dat kinderen de deur
openen tijdens het rijden of per ongeluk de elektrisch bedienbare
ruit openen.
Laat kleine kinderen geen onderdelen bedienen waarbij lichaams-
delen vast kunnen komen te zitten of bekneld kunnen raken, zoals
de elektrisch bedienbare ruiten, de motorkap, de achterdeur, de
stoelen, enz.
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht als er kinderen
in de auto aanwezig zijn.
Gebruik een geschikt baby- of kinderzitje tot het kind groot
genoeg is om de standaard gemonteerde veiligheidsgordel te
gebruiken.
WAARSCHUWING
Laat kinderen nooit alleen in de auto achter en laat ze nooit met de sleutel
spelen.
Kinderen zullen wellicht proberen de auto te starten of de neutraalstand in
te schakelen. Er bestaat ook het risico dat kinderen letsel oplopen wanneer
ze met de ruiten, het schuifdak (indien aanwezig) of andere voorzieningen
in de auto spelen. Verder kan de temperatuur in de auto zo hoog oplopen of
zo ver dalen dat dat kinderen fataal kan worden.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 48 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
49
1-1. Voor een veilig gebruik
1
Veiligheid en beveiliging
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Baby- en kinderzitjes
Studies hebben uitgewezen dat het plaatsen van een veiligheidssys-
teem voor kinderen op de achterstoelen veel veiliger is dan op de pas-
sagiersstoel.
Kies een baby- of kinderzitje dat past bij uw auto en dat geschikt is
voor de leeftijd en de lengte van het kind.
Volg bij het plaatsen van een baby- of kinderzitje altijd de gebruiks-
aanwijzing van de fabrikant van het zitje.
In deze handleiding vindt u algemene aanwijzingen.
(Blz. 62)
Als er in het land waarin u woont regels zijn voor baby- of kinderzit-
jes, neem dan contact op met een Toyota-dealer of erkende repara-
teur voor het plaatsen van het baby- of kinderzitje.
Toyota raadt aan om een baby- of kinderzitje te kiezen met het
keurmerk ECE R44.
Toyota raadt sterk aan gebruik te maken van baby- of kinderzit-
jes.
Punten om rekening mee te houden
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 49 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
50
1-1. Voor een veilig gebruik
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Het keurmerk ECE R44 maakt onderscheid tussen 5 groepen baby-
of kinderzitjes.
Groep 0: Minder dan 10 kg (0 - 9 maanden)
Groep 0+: Minder dan 13 kg (0 - 2 jaar)
Groep I: 9 - 18 kg (9 maanden - 4 jaar)
Groep II: 15 - 25 kg (4 - 7 jaar)
Groep III: 22 - 36 kg (6 jaar - 12 jaar)
In deze handleiding worden de volgende 3 veel gebruikte typen baby-
of kinderzitjes die kunnen worden vastgezet met de veiligheidsgordel
nader uitgelegd:
Soorten veiligheidssystemen voor kinderen
Babyzitje Kinderzitje
Komt overeen met groep 0 en 0+
van ECE R44
Komt overeen met groep 0+ en I
van ECE R44
Zitkussen
Komt overeen met groep II en III
van ECE R44
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 50 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
51
1-1. Voor een veilig gebruik
1
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
In deze tabel wordt aangegeven in hoeverre de baby- of kinderzitjes
geschikt zijn voor verschillende zitposities.
3-deurs uitvoeringen
Geschiktheid baby- of kinderzitjes voor diverse zitposities
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 51 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
52
1-1. Voor een veilig gebruik
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Verklaring van lettercodes in de tabel:
U: Geschikt voor een “universeel” baby- of kinderzitje dat is goedge-
keurd voor gebruik in deze gewichtsgroep.
UF: Geschikt voor een in de rijrichting geplaatst “universeel” baby- of
kinderzitje dat is goedgekeurd voor gebruik in deze gewichts-
groep.
X: Geen geschikte zitpositie voor kinderen in deze gewichtsgroep.
AANWIJZING:
*
1
: Zet de rugleuning in de meest rechte stand.
Verwijder indien mogelijk de hoofdsteun indien deze de werking van het
baby- of kinderzitje hindert.
Als de passagiersstoel in hoogte kan worden versteld, zet hem dan in de
hoogste positie.
Volg deze procedures:
Plaatsen van een babyzitje met steunvoet
Indien de rugleuning in de weg zit wanneer u het babyzitje op de steun-
voet wilt bevestigen, verplaatst u de rugleuning naar achteren tot er vol-
doende ruimte is.
Plaatsen van een in de rijrichting geplaatst kinderzitje
Als er een opening aanwezig is tussen het kinderzitje en de rugleuning,
kantel de rugleuning dan naar achteren totdat het zitje en de rugleuning
goed contact maken.
Als het schouderbevestigingspunt van de veiligheidsgordel zich vóór de
gordelgeleider van het baby- of kinderzitje bevindt, verplaatst u de stoel-
zitting naar voren.
Plaatsen van een zitkussen
Als het kind in het baby- of kinderzitje erg rechtop zit, zet u de rugleu-
ning in een comfortabelere stand.
Als het schouderbevestigingspunt van de veiligheidsgordel zich vóór de
gordelgeleider van het baby- of kinderzitje bevindt, verplaatst u de stoel-
zitting naar voren.
*
2
: Verwijder indien mogelijk de hoofdsteun indien deze de werking van het
baby- of kinderzitje hindert.
Controleer bij baby- of kinderzitjes die niet worden genoemd in de
tabel zorgvuldig of ze geschikt zijn voor gebruik in deze auto. Raad-
pleeg hiervoor de fabrikant of de leverancier van het baby- of kinder-
zitje.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 52 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
53
1-1. Voor een veilig gebruik
1
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
5-deurs uitvoeringen
Voorpassagiersstoel
Tweede zitrij
Derde
zitrij
(indien
aanwe-
zig)
Stan-
daard
Aan/uit-schakelaar
airbag
AAN UIT
Buiten-
ste
Midden
0
Minder dan
10 kg
(0 - 9 maan-
den)
X
Niet toe-
gestaan
X
Niet toe-
gestaan
U
*
1
UL1L1
0+
Tot 13 kg
(0 - 2 jaar)
X
Niet toe-
gestaan
X
Niet toe-
gestaan
U
*
1
UL1L1
I
9 - 18 kg
(9 maanden -
4 jaar)
Tegen
de rij-
richting
in — X
Niet toe-
gestaan
Tegen
de rij-
richting
in — X
Niet toe-
gestaan
U
*
1
U*
2
L2*
3
L2*
4
In de rij-
richting
— UF
*
1
In de rij-
richting
— UF
*
1
II, III
15 - 36 kg
(4 - 12 jaar)
UF
*
1
UF*
1
U*
1
U*
2
L3*
3
L3*
5
Gewichts-
groepen
Zitpositie
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 53 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
54
1-1. Voor een veilig gebruik
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Verklaring van lettercodes in de tabel:
U: Geschikt voor een “universeel” baby- of kinderzitje dat is goedge-
keurd voor gebruik in deze gewichtsgroep.
UF: Geschikt voor een in de rijrichting geplaatst “universeel” baby- of
kinderzitje dat is goedgekeurd voor gebruik in deze gewichts-
groep.
L1: Geschikt voor een TOYOTA G 0+ BABYSAFE PLUS-zitje (0 - 13
kg) en TOYOTA MINI-zitje (0 - 13 kg) dat is goedgekeurd voor
gebruik in deze gewichtsgroep.
L2: Geschikt voor een TOYOTA DUO+-zitje (zonder ISOfix, 9 - 18 kg)
dat is goedgekeurd voor gebruik in deze gewichtsgroep.
L3: Geschikt voor een TOYOTA KID-zitje (15 - 36 kg) dat is goedge-
keurd voor gebruik in deze gewichtsgroep.
X: Geen geschikte zitpositie voor kinderen in deze gewichtsgroep.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 54 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
55
1-1. Voor een veilig gebruik
1
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
AANWIJZING:
*
1
: Zet de rugleuning in de meest rechte stand.
Verwijder indien mogelijk de hoofdsteun indien deze de werking van het
baby- of kinderzitje hindert.
Als de passagiersstoel in hoogte kan worden versteld, zet hem dan in de
hoogste positie.
Volg deze procedures:
Plaatsen van een babyzitje met steunvoet
Indien de rugleuning in de weg zit wanneer u het babyzitje op de steun-
voet wilt bevestigen, verplaatst u de rugleuning naar achteren tot er vol-
doende ruimte is.
Plaatsen van een in de rijrichting geplaatst kinderzitje
Als er een opening aanwezig is tussen het kinderzitje en de rugleuning,
kantel de rugleuning dan naar achteren totdat het zitje en de rugleuning
goed contact maken.
Als het schouderbevestigingspunt van de veiligheidsgordel zich vóór de
gordelgeleider van het kinderzitje bevindt, verplaatst u de stoelzitting
naar voren.
Plaatsen van een zitkussen
Als het kind in het baby- of kinderzitje erg rechtop zit, zet u de rugleu-
ning in een comfortabelere stand.
Als het schouderbevestigingspunt van de veiligheidsgordel zich vóór de
gordelgeleider van het baby- of kinderzitje bevindt, verplaatst u de stoel-
zitting naar voren.
*
2
: Verwijder indien mogelijk de hoofdsteun indien deze de werking van het
baby- of kinderzitje hindert.
*
3
: Zet de hoofdsteun in de laagste stand wanneer u een baby- of kinderzitje
op deze positie gebruikt.
*
4
: Zet de hoofdsteun in de hoogste stand wanneer u een baby- of kinderzitje
op deze positie gebruikt. (auto's met handmatig verstelbare stoelen op de
derde zitrij)
*
5
: Verwijder de hoofdsteun wanneer u een baby- of kinderzitje op deze posi-
tie gebruikt. (auto's met handmatig verstelbare stoelen op de derde zitrij)
Controleer bij baby- of kinderzitjes die niet worden genoemd in de
tabel of ze geschikt zijn voor gebruik in deze auto. Raadpleeg hier-
voor de fabrikant of de leverancier van het baby- of kinderzitje.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 55 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
56
1-1. Voor een veilig gebruik
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
In deze tabel wordt aangegeven in hoeverre de baby- of kinderzitjes
in verschillende zitposities kunnen worden geplaatst.
3-deurs uitvoeringen
(1) Voor baby- of kinderzitjes zonder ISO/XX grootteklasse-indeling
(A - G) voor de betreffende gewichtsgroep moet de fabrikant van
de auto de voertuigspecifieke ISOfix-baby- of kinderzitje(s) aan-
geven die voor elke positie wordt aanbevolen.
Geschiktheid baby- of kinderzitjes voor diverse zitposities
(met ISOfix-bevestigingssysteem)
Gewichtsgroepen
Grootte-
klasse
Bevestiging
Plaats ISOfix-
bevestigingspunt
Buitenste zitplaats
tweede zitrij
Rechts Links
Reiswieg
FISO/L1X X
GISO/L2X X
(1) X X
0
Minder dan 10 kg
(0 - 9 maanden)
EISO/R1IL1 X
(1) X X
0+
Tot 13 kg
(0 - 2 jaar)
EISO/R1IL1 X
DISO/R2IL1 X
CISO/R3IL1 X
(1) X X
I
9 - 18 kg
(9 maanden -
4 jaar)
DISO/R2X X
CISO/R3X X
B ISO/F2 IUF
*, IL2* IUF*
B1 ISO/F2X IUF*, IL2* IUF*
A ISO/F3 IUF*, IL2* IUF*
(1) X X
II, III
15 - 36 kg
(4 - 12 jaar)
(1) X X
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 56 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
57
1-1. Voor een veilig gebruik
1
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
Verklaring van lettercodes in de tabel:
IUF: Geschikt voor een in de rijrichting geplaatst universeel ISOfix-
baby- of kinderzitje dat is goedgekeurd voor gebruik in deze
gewichtsgroep.
IL1: Geschikt voor een TOYOTA MINI-zitje met BASE (0 - 13 kg) en
TOYOTA MIDI-zitje (0 - 13 kg) dat is goedgekeurd voor gebruik
in deze gewichtsgroep.
IL2: Geschikt voor een TOYOTA MIDI-zitje (9 - 18 kg) dat is goedge-
keurd voor gebruik in deze gewichtsgroep.
Wanneer een TOYOTA MINI- of TOYOTA MIDI-zitje wordt gebruikt,
past u de steunpoot en de ISOfix-koppelingen als volgt aan:
Vergrendel de steunpoot bij
opening nr. 5.
Vergrendel de ISOfix-koppelin-
gen bij nr. 3.
X: ISOfix-positie niet geschikt voor ISOfix-baby- of kinderzitje in
deze gewichtsgroep en/of grootteklasse.
*: Verwijder indien mogelijk de hoofdsteun indien deze de werking van het
baby- of kinderzitje hindert.
Andere dan de in de tabel genoemde baby- of kinderzitjes kunnen
eveneens gebruikt worden als gecontroleerd is of ze geschikt zijn
voor gebruik in uw auto.
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 57 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
58
1-1. Voor een veilig gebruik
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
5-deurs uitvoeringen
(1) Voor zitjes zonder ISO/XX grootteklasse-indeling (A - G) voor de
gewichtsgroep moet de fabrikant van de auto de voertuigspeci-
fieke ISOfix-baby- of kinderzitje(s) voor elke positie aangeven.
Gewichtsgroepen
Grootte-
klasse
Bevestiging
ISOfix-posities auto
Buitenste zitplaats
tweede zitrij
Reiswieg
F ISO/L1 X
G ISO/L2 X
(1) X
0
Minder dan 10 kg
(0 - 9 maanden)
EISO/R1 IL1
(1) X
0+
Tot 13 kg
(0 - 2 jaar)
EISO/R1 IL1
DISO/R2 IL1
CISO/R3 IL1
(1) X
I
9 - 18 kg
(9 maanden - 4 jaar)
DISO/R2 X
CISO/R3 X
BISO/F2IUF
*, IL2*
B1 ISO/F2X IUF*, IL2*
AISO/F3IUF*, IL2*
(1) X
II, III
15 - 36 kg
(4 - 12 jaar)
(1) X
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 58 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
59
1-1. Voor een veilig gebruik
1
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
Verklaring van lettercodes in de tabel:
IUF: Geschikt voor een in de rijrichting geplaatst universeel ISOfix-
baby- of kinderzitje dat is goedgekeurd voor gebruik in deze
gewichtsgroep.
IL1: Geschikt voor een TOYOTA MINI-zitje met BASE (0 - 13 kg) en
TOYOTA MIDI-zitje (0 - 13 kg) dat is goedgekeurd voor gebruik
in deze gewichtsgroep.
IL2: Geschikt voor een TOYOTA MIDI-zitje (9 - 18 kg) dat is goedge-
keurd voor gebruik in deze gewichtsgroep.
Wanneer een TOYOTA MINI- of TOYOTA MIDI-zitje wordt gebruikt,
past u de steunpoot en de ISOfix-koppelingen als volgt aan:
uitvoeringen voor 7 personen
Vergrendel de steunpoot bij
opening nr. 4.
Vergrendel de ISOfix-koppelin-
gen bij nr. 4.
uitvoeringen voor 5 personen
Vergrendel de steunpoot bij
opening nr. 4.
Vergrendel de ISOfix-koppelin-
gen bij nr. 2.
X:ISOfix-positie niet geschikt voor ISOfix-baby- of kinderzitje in deze
gewichtsgroep en/of grootteklasse.
*: Verwijder indien mogelijk de hoofdsteun indien deze de werking van het
baby- of kinderzitje hindert.
Andere dan de in de tabel genoemde baby- of kinderzitjes kunnen
eveneens gebruikt worden als gecontroleerd is of ze geschikt zijn
voor gebruik in uw auto.
1
2
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 59 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
60
1-1. Voor een veilig gebruik
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Als er een baby- of kinderzitje op de voorpassagiersstoel wordt
geplaatst
Als u een baby- of kinderzitje op de voorpassagiersstoel moet gebruiken,
moet u deze stoel als volgt instellen:
Kiezen van een geschikt baby- of kinderzitje
Gebruik een passend baby- of kinderzitje tot het kind groot genoeg is om de
veiligheidsgordel van de auto op de juiste wijze te gebruiken.
Als het kind te groot is voor een baby- of kinderzitje, laat het dan plaatsne-
men op de achterstoel en gebruik de veiligheidsgordel van de auto.
(Blz. 28)
Zet de rugleuning zo veel mogelijk
rechtop
Zet de zitting helemaal naar achteren
WAARSCHUWING
Gebruik van een baby- of kinderzitje
Het gebruik van een baby- of kinderzitje dat niet geschikt is voor deze auto
vormt mogelijk geen goede bescherming voor de baby of het kind. Dit kan
ernstig letsel tot gevolg hebben (bij plotseling remmen, uitwijken of bij een
ongeval).
Voorzorgsmaatregelen bij veiligheidssystemen voor kinderen
De meest effectieve bescherming van een kind tijdens een ongeval of bij
hard remmen, is het gebruik van een baby- of kinderzitje dat is afgestemd
op de grootte en het gewicht van het kind. Het vasthouden van een kind in
de armen is geen vervanging voor een baby- of kinderzitje. Bij een onge-
val kan een kind dan de voorruit raken of (als u geen veiligheidsgordel om
hebt) klem komen te zitten tussen u en het dashboard.
Toyota adviseert met klem gebruik te maken van een geschikt baby- of
kinderzitje dat past bij de lengte van het kind en dat achterin geplaatst is.
In ongevallenstatistieken is aangetoond dat kinderen minder verwondin-
gen oplopen als zij achterin zitten.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 60 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
61
1-1. Voor een veilig gebruik
1
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen bij baby- of kinderzitjes
Auto's zonder handmatig in-/uitschakelsysteem airbags: Plaats nooit een
tegen de rijrichting in geplaatst baby- of kinderzitje op de voorpassagiers-
stoel.
Bij een ongeval kan het kind letsel oplopen door de kracht waarmee de
airbag wordt opgeblazen.
Auto's met handmatig in-/uitschakelsysteem airbags: Plaats nooit een
tegen de rijrichting in geplaatst baby- of kinderzitje op de voorpassagiers-
stoel als het handmatig in-/uitschakelsysteem van de airbags AAN staat.
(Blz. 46)
Bij een ongeval kan het kind ernstig letsel oplopen door de kracht waar-
mee de voorpassagiersairbag wordt opgeblazen.
Plaats een in de rijrichting geplaatst baby- of kinderzitje alleen op de voor-
passagiersstoel als het niet anders kan. Zet de stoel zo ver mogelijk naar
achteren, omdat de voorpassagiersairbag met aanzienlijke snelheid en
kracht wordt geactiveerd. Hierdoor kan ernstig letsel ontstaan.
Laat een kind niet met het hoofd of andere lichaamsdelen tegen het portier
of de delen van de stoel, de voor-, midden- en achterstijlen of de dakzijrail
leunen waar de SRS-side airbags of de SRS-curtain airbags opgeblazen
worden, ook niet als het in een baby- of kinderzitje zit. Anders kan het kind
ernstig letsel oplopen als bij een aanrijding de SRS-side airbags of de cur-
tain airbags worden geactiveerd.
Volg bij het plaatsen van een veiligheidssysteem voor kinderen altijd de
gebruiksaanwijzing van de fabrikant en controleer na het plaatsen van het
zitje of het stevig is bevestigd. Als het zitje niet stevig vastzit, kan het kind
bij hard remmen of uitwijken of bij een aanrijding letsel oplopen.
Als er kinderen in de auto aanwezig zijn
Laat kinderen niet met de veiligheidsgordel spelen. Als de veiligheidsgordel
om de nek van het kind draait, kan het kind stikken of ernstig letsel oplopen.
Als de gordelsluiting niet kan worden losgemaakt, knip de gordel dan door
met een schaar.
Als het baby- of kinderzitje niet in gebruik is
Laat het baby- of kinderzitje goed vastzitten op de stoel, zelfs als het niet
wordt gebruikt. Plaats het baby- of kinderzitje niet los in het passagiers-
compartiment.
Als het baby- of kinderzitje moet worden losgemaakt, verwijder het dan uit
de auto of berg het veilig op in de bagageruimte. Dit voorkomt dat inzitten-
den hierdoor bij hard remmen of uitwijken of bij een aanrijding letsel oplo-
pen.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 61 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
62
1-1. Voor een veilig gebruik
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Plaatsen van een baby- of kinderzitje
Veiligheidsgordels (bij een drie-
punts veiligheidsgordel met blok-
keerautomaat (ELR) is een
blokkeerclip noodzakelijk)
ISOfix-bevestigingssysteem (ISO-
fix-baby- of kinderzitje)
Voor de buitenste zitplaatsen op de
tweede zitrij zijn lage bevestigin-
gen aanwezig. (Labels geven aan
waar de bevestigingspunten zich in
de stoelen bevinden.)
Volg de aanwijzingen van de fabrikant van het baby- of kinder-
zitje. Zet het veiligheidssysteem voor kinderen stevig vast op de
zitplaatsen met de veiligheidsgordel of het ISOfix-bevestigings-
systeem. Zet het baby- of kinderzitje indien nodig ook aan de
bovenzijde vast.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 62 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
63
1-1. Voor een veilig gebruik
1
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
Bevestigingssteunen (voor de bo-
venste gordel)
Voor elke zitplaats op de tweede
zitrij is een bevestigingssteun aan-
wezig.
Tegen de rijrichting in geplaatst baby- of kinderzitje
Verstel de stoelen als volgt:
3-deurs uitvoeringen
Klap de rugleuning naar voren
en vervolgens weer terug naar
de eerste stand waarin hij ver-
grendelt (de stand waarin de
rugleuning het meest rechtop
staat). Klik de rugleuning vast in
de 5e stand. (Blz. 165)
1e stand
5e stand
5-deurs uitvoeringen
Klap de rugleuning naar voren.
Zet de rugleuning vervolgens in
de eerste stand (zo ver mogelijk
rechtop). (Blz. 165)
Plaatsen van een baby- of kinderzitje met behulp van een veilig-
heidsgordel (gordel met blokkeerfunctie)
1
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 63 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
64
1-1. Voor een veilig gebruik
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Plaats het baby- of kinder-
zitje op de tweede zitrij,
waarbij het kind naar achte-
ren kijkt.
Voer de veiligheidsgordel
door het baby- of kinderzitje
en steek de gesp in de gor-
delsluiting. Controleer of de
gordel niet gedraaid is.
In de rijrichting geplaatstkinderzitje
Verstel de stoelen als volgt:
3-deurs uitvoeringen
Klap de rugleuning naar voren
en vervolgens weer terug naar
de eerste stand waarin hij ver-
grendelt (de stand waarin de
rugleuning het meest rechtop
staat). Klik de rugleuning vast in
de 5e stand. (Blz. 165)
1e stand
5e stand
2
3
1
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 64 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
65
1-1. Voor een veilig gebruik
1
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
5-deurs uitvoeringen
Klap de rugleuning naar voren.
Zet de rugleuning vervolgens in
de eerste stand (zo ver mogelijk
rechtop). (Blz. 165)
Plaats het baby- of kinder-
zitje zodanig op de stoel dat
het kind in de rijrichting kijkt.
Voer de veiligheidsgordel
door het baby- of kinderzitje
en steek de gesp in de gor-
delsluiting. Controleer of de
gordel niet gedraaid is.
Trek het schouderdeel van
de gordel geheel uit en laat
dit een stukje oprollen om de
vergrendeling in te schake-
len. In de vergrendelde stand
kan de gordel niet worden
uitgetrokken.
2
3
4
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 65 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
66
1-1. Voor een veilig gebruik
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Druk het baby- of kinderzitje
stevig tegen de stoel van de
tweede zitrij aan en laat de
schoudergordel oprollen tot-
dat het baby- of kinderzitje
goed vastzit.
Controleer als de gordel zover
mogelijk is opgerold of de gordel
geblokkeerd is door aan de gor-
del te trekken.
Zitkussen
Verstel de stoelen als volgt:
3-deurs uitvoeringen
Klap de rugleuning naar voren
en vervolgens weer terug naar
de eerste stand waarin hij ver-
grendelt (de stand waarin de
rugleuning het meest rechtop
staat). Klik de rugleuning vast in
de 5e stand. (Blz. 165)
1e stand
5e stand
5-deurs uitvoeringen
Klap de rugleuning naar voren.
Zet de rugleuning vervolgens in
de eerste stand (zo ver mogelijk
rechtop). (Blz. 165)
5
1
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 66 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
67
1-1. Voor een veilig gebruik
1
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
Plaats het baby- of kinder-
zitje zodanig op de stoel dat
het kind in de rijrichting kijkt.
Plaats het kind in het baby-
of kinderzitje. Zet het kind
vast met de veiligheidsgordel
volgens de aanwijzingen van
de fabrikant van het baby- of
kinderzitje en steek de gesp
in de gordelsluiting. Contro-
leer of de gordel niet ge-
draaid is.
Controleer of de schoudergordel
goed over de schouder van het
kind loopt en het heupgedeelte
zo laag mogelijk ligt. (Blz. 28)
Druk de ontgrendelknop op de
gordelsluiting in en laat de gordel
helemaal oprollen.
2
3
Verwijderen van een veiligheidssysteem voor kinderen dat is
vastgezet met een veiligheidsgordel
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 67 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
68
1-1. Voor een veilig gebruik
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Verstel de stoelen als volgt:
3-deurs uitvoeringen
Klap de rugleuning naar voren en
vervolgens weer terug naar de
eerste stand waarin hij vergren-
delt (de stand waarin de rugleu-
ning het meest rechtop staat). Klik
de rugleuning vast in de 5e stand.
(Blz. 165)
1e stand
5e stand
5-deurs uitvoeringen
Klap de rugleuning naar voren.
Zet de rugleuning vervolgens in
de eerste stand (zo ver mogelijk
rechtop). (Blz. 165)
Klap het afdekkapje weg (3-
deurs uitvoeringen en 5-deurs
uitvoeringen met derde hand-
matig/elektrisch verstelbare zit-
rij) en zet de vergrendelingen
vast op de speciale stangen.
Als het veiligheidssysteem voor
kinderen een lus aan de boven-
zijde heeft, moet deze worden
vastgezet aan de bevestigings-
steun.
Plaatsen met ISOfix-bevestigingssysteem (ISOfix-baby- of kin-
derzitje)
1
1
2
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 68 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
69
1-1. Voor een veilig gebruik
1
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
Zet het baby- of kinderzitje vast
met een veiligheidsgordel of
ISOfix-bevestigingssysteem en
verstel de hoofdsteun in de
hoogste stand.
Open het klepje van de bevesti-
gingssteun, zet de haak vast
aan de bevestigingssteun en
trek de bovenste gordel aan.
Controleer of de bovenste gordel
goed vastzit.
Als u een baby- of kinderzitje plaatst met een driepunts veiligheidsgor-
del met blokkeerautomaat (ELR) (Blz. 62)
U moet bij het plaatsen van het baby- of kinderzitje gebruikmaken van een
borgclip. Volg de aanwijzingen van de fabrikant van het baby- of kinderzitje.
Als uw baby- of kinderzitje niet over een blokkeerclip beschikt, kunt u deze
verkrijgen bij een Toyota-dealer of erkende reparateur:
Blokkeerclip voor baby- of kinderzitje
(onderdeelnr. 73119-22010)
Baby- of kinderzitjes met een bovenste gordel
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 69 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
70
1-1. Voor een veilig gebruik
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
WAARSCHUWING
Als er een baby- of kinderzitje geplaatst wordt
Volg de aanwijzingen in de montagehandleiding van het baby- of kinderzitje
en zet het goed vast.
Als het baby- of kinderzitje niet goed wordt vastgezet, kan het kind of een
andere passagier bij plotseling remmen, een uitwijkmanoeuvre of een aan-
rijding ernstig letsel oplopen.
Een baby- of kinderzitje dat op de derde zitrij is geplaatst mag de rugleu-
ning van de tweede zitrij niet raken.
Plaats het baby- of kinderzitje op de
rechter zitplaats van de tweede zitrij als
de bestuurdersstoel contact maakt met
het zitje en verhindert dat het zitje goed
kan worden bevestigd.
Verstel de voorpassagiersstoel zodanig
dat deze geen contact maakt met het
baby- of kinderzitje.
Auto's zonder handmatig in-/uitschakel-
systeem airbags: Plaats alleen een in
de rijrichting geplaatst baby- of kinder-
zitje op de voorpassagiersstoel als het
echt niet anders kan.
Als er een in de rijrichting geplaatst
baby- of kinderzitje op de passagiers-
stoel wordt geplaatst, moet de stoel zo
ver mogelijk naar achteren worden
geschoven. Als dat niet gedaan wordt,
kan er ernstig letsel ontstaan als de air-
bags geactiveerd worden.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 70 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
71
1-1. Voor een veilig gebruik
1
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
WAARSCHUWING
Als er een baby- of kinderzitje geplaatst wordt
Auto's zonder handmatig in-/uitschakel-
systeem airbags: Plaats nooit een
tegen de rijrichting in geplaatst baby- of
kinderzitje op de voorpassagiersstoel.
In geval van een ongeluk kan de kracht
waarmee de voorpassagiersairbag
wordt opgeblazen ernstig letsel bij het
kind veroorzaken.
Auto's met handmatig in-/uitschakelsys-
teem airbags: Plaats nooit een tegen de
rijrichting in geplaatst baby- of kinder-
zitje op de voorpassagiersstoel als het
handmatig in-/uitschakelsysteem van
de airbags AAN staat. (Blz. 46)
In geval van een ongeluk kan de kracht
waarmee de voorpassagiersairbag
wordt opgeblazen ernstig letsel bij het
kind veroorzaken.
Sommige uitvoeringen: Een waarschu-
wingslabel op de zonneklep aan passa-
gierszijde geeft aan dat het niet is
toegestaan om een tegen de rijrichting
in geplaatst baby- of kinderzitje op de
voorpassagiersstoel te plaatsen.
In onderstaande afbeelding is het label
in detail te zien.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 71 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
72
1-1. Voor een veilig gebruik
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
WAARSCHUWING
Als er een baby- of kinderzitje geplaatst wordt
Als er in het land waarin u woont regels zijn voor baby- of kinderzitjes,
neem dan contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur voor
het plaatsen van het baby- of kinderzitje.
Zet beide zittingen en beide rugleuningen in dezelfde stand wanneer een
baby- of kinderzitje in het midden van de tweede zitrij wordt geplaatst
(auto's met derde handmatig/elektrisch verstelbare zitrij). De rugleuningen
moeten in dezelfde stand staan. Anders kan het baby- of kinderzitje niet
stevig worden vastgezet en kan bij plotseling remmen of uitwijken of bij
een ongeval ernstig letsel ontstaan.
Controleer als er een zitkussen geplaatst is altijd of de schoudergordel
over het midden van de schouder van het kind loopt. De gordel mag niet
langs de nek van het kind lopen maar mag ook niet van de schouder van
het kind vallen. Als de gordel niet goed over de schouder ligt, kan het kind
bij plotseling remmen of uitwijken of bij een aanrijding ernstig letsel oplo-
pen.
Controleer of de gesp goed in de gordelsluiting is vergrendeld en of de vei-
ligheidsgordel niet gedraaid is.
Beweeg het baby- of kinderzitje naar links en naar rechts en naar voren en
naar achteren om te controleren of het goed is geplaatst.
Verstel de rugleuning niet meer nadat het baby- of kinderzitje is geplaatst.
Volg bij het plaatsen van een baby- of kinderzitje altijd de gebruiksaanwij-
zing van de fabrikant.
Het correct vastzetten van het baby- of kinderzitje aan de bevestigings-
punten
Controleer bij het gebruik van de onderste bevestigingspunten of er geen
vreemde voorwerpen rond de bevestigingspunten aanwezig zijn en of de
gordel niet klem zit achter het baby- of kinderzitje. Controleer of het baby- of
kinderzitje goed vastzit. Als het zitje niet stevig vastzit, kan het kind of een
andere passagier bij hard remmen, een uitwijkmanoeuvre of een ongeval
ernstig letsel oplopen.
Laat niemand plaatsnemen op de mid-
delste zitplaats als de linker stoel voor
een baby- of kinderzitje wordt gebruikt.
De werking van de veiligheidsgordel
kan verminderd zijn omdat deze bijvoor-
beeld te hoog geplaatst is of te los zit,
hetgeen bij plotseling remmen of uitwij-
ken of bij een ongeval ernstig letsel kan
veroorzaken.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 72 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
73
1-1. Voor een veilig gebruik
1
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
Belangrijke voorschriften in verband met
uitlaatgassen
Uitlaatgassen bevatten stoffen die schadelijk zijn bij inademing.
WAARSCHUWING
Uitlaatgassen bevatten het schadelijke koolmonoxide (CO). Dit is een kleur-
loos en reukloos gas. Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Als u deze voorschriften niet in acht neemt, kunnen er uitlaatgassen in de
auto terechtkomen waardoor de bestuurder duizelig kan worden en een onge-
val kan veroorzaken, of waardoor de gezondheid van de inzittenden ernstig
kan worden geschaad.
Belangrijke punten tijdens het rijden
Zorg ervoor dat de achterdeur gesloten is.
Als u uitlaatgassen ruikt in de auto, zelfs als de achterdeur gesloten is,
moet u de ruiten openzetten en de auto zo snel mogelijk laten nakijken
door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Tijdens het parkeren
Als de auto zich in een slecht geventileerde omgeving of een afgesloten
ruimte bevindt, zoals een garage, moet u de motor uitschakelen.
Laat de motor niet langdurig stationair draaien.
Als dat niet anders kan, parkeer de auto dan op een open plek en zorg
ervoor dat er geen uitlaatgassen in het interieur terecht kunnen komen.
Laat de motor niet draaien op een plaats waar sneeuw de afvoer van de
uitlaatgassen zou kunnen hinderen. Als zich sneeuw rond de auto
ophoopt terwijl de motor draait, kunnen uitlaatgassen zich verzamelen en
in de auto terechtkomen.
Uitlaatpijp
Het uitlaatsysteem dient regelmatig te worden gecontroleerd. Laat uw auto
nakijken door een Toyota-dealer of erkende reparateur bij gaten of scheu-
ren als gevolg van corrosie of beschadigingen aan verbindingsstukken, of
bij een abnormaal geluid van het uitlaatsysteem.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 73 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
74
1-2. Antidiefstalsysteem
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Startblokkering
Auto's zonder Smart entry-sys-
teem met startknop
Het controlelampje gaat knippe-
ren als de sleutel uit het contact-
slot is verwijderd, om aan te
geven dat het systeem is inge-
schakeld.
Het controlelampje stopt met knip-
peren als de geregistreerde sleu-
tel in het contactslot is gestoken
om aan te geven dat het systeem
is uitgeschakeld.
Auto's met Smart entry-systeem met startknop
Het controlelampje knippert nadat het contact UIT is gezet om aan te
geven dat het systeem in werking is.
Het controlelampje houdt op met knipperen als het contact in stand
ACC of AAN is gezet om aan te geven dat het systeem is uitgescha-
keld.
Onderhoud van het systeem
De auto is voorzien van een onderhoudsvrije startblokkering.
Omstandigheden waardoor het systeem mogelijk niet goed werkt
Als de greep van de sleutel tegen een metalen voorwerp wordt gehouden
Als de sleutel dicht bij of tegen een sleutel met ingebouwde transponderchip
van een andere auto wordt gehouden
De sleutels van de auto zijn uitgerust met ingebouwde transpon-
derchips die voorkomen dat de motor gestart kan worden met
een sleutel die niet in een eerder stadium geregistreerd is in de
boordcomputer van de auto.
Laat de sleutels nooit in de auto achter als u de auto verlaat.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 74 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
75
1-2. Antidiefstalsysteem
1
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
Verklaring voor de startblokkering
Auto's zonder Smart entry-systeem met startknop
Hereby, Tokai Rika Co., Ltd., declares that this RI-33BTY is in compliance
with the essential requirements and other relevant provisions of Directive
1999/5/EC.
De meest recente DECLARATION of CONFORMITY (DoC) is beschikbaar
op het volgende adres:
http://www.tokai-rika.co.jp/pc/
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 75 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
76
1-2. Antidiefstalsysteem
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 76 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
77
1-2. Antidiefstalsysteem
1
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 77 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
78
1-2. Antidiefstalsysteem
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Auto's met Smart entry-systeem met startknop
Hereby, Toyota Motor Corporation, declares that this TMIMB-2 is in compli-
ance with the essential requirements and other relevant provisions of Direc-
tive 1999/5/EC.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 78 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
79
1-2. Antidiefstalsysteem
1
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 79 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
80
1-2. Antidiefstalsysteem
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 80 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
81
1-2. Antidiefstalsysteem
1
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
OPMERKING
Ervoor zorgen dat het systeem goed werkt
Verander of verwijder het systeem niet. Na veranderen of tijdelijk verwijde-
ren kan de werking van het systeem niet worden gegarandeerd.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 81 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
82
1-2. Antidiefstalsysteem
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Supervergrendeling
Auto's die met dit systeem zijn uit-
gerust, zijn voorzien van labels op
de ruiten van de beide voorportie-
ren.
Zet het contact UIT, laat alle inzittenden de auto verlaten en controleer
of alle portieren gesloten zijn.
Bij gebruik van de instapfunctie (auto's met Smart entry-systeem met
startknop):
Raak binnen 5 seconden tweemaal het sensorgebied van de buiten-
portiergreep van het voorportier aan.
Bij gebruik van de afstandsbediening:
Druk 2 keer binnen 5 seconden op
.
Gebruik van de instapfunctie (auto's met Smart entry-systeem met
startknop):
Houd de buitenportiergreep aan de bestuurderszijde vast.
Gebruik van de afstandsbediening: Druk op .
: Indien aanwezig
Toegang door onbevoegden wordt voorkomen door het ontgren-
delen van de portieren zowel van buitenaf als van binnenuit
onmogelijk te maken.
Inschakelen van de supervergrendeling
Inschakelen van de supervergrendeling
WAARSCHUWING
Voorschrift voor de supervergrendeling
Schakel de supervergrendeling nooit in als er zich nog personen in de auto
bevinden, omdat de portieren dan niet van binnenuit kunnen worden
geopend.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 82 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
83
1
1-2. Antidiefstalsysteem
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
Alarm
Met licht en geluid worden alarmsignalen gegeven wanneer er een
inbraakpoging wordt gedetecteerd.
Wanneer het alarmsysteem is ingeschakeld, wordt het alarm onder de
volgende omstandigheden geactiveerd:
Een vergrendeld portier of een vergrendelde achterruit (indien aan-
wezig) wordt op een andere manier ontgrendeld of geopend dan
met de instapfunctie of de afstandsbediening. (De portieren zullen
automatisch opnieuw worden vergrendeld.)
Als de motorkap wordt geopend.
De inbraaksensor signaleert een beweging in de auto. (Iemand
dringt de auto binnen.) (indien aanwezig)
Als de hellingsensor een verandering van de helling van de auto
signaleert. (indien aanwezig)
De achterzijruiten (5-deurs uitvoeringen) of de achterruit wordt
ingeslagen. (indien aanwezig)
Sluit de portieren, de achterruit en
de achterdeur en vergrendel alle
portieren met de instapfunctie of
de afstandsbediening. Na 30
seconden wordt het systeem
automatisch ingeschakeld.
Het systeem is ingeschakeld zodra
het controlelampje niet meer con-
stant brandt maar knippert.
: Indien aanwezig
Het alarm
Inschakelen van het alarmsysteem
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 83 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
84
1-2. Antidiefstalsysteem
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Het alarm kan op een van de volgende manieren worden gedeacti-
veerd.
Ontgrendel de portieren met de instapfunctie of de afstandsbedie-
ning.
Start de motor. (Het alarm wordt na enkele seconden gedeactiveerd
of uitgeschakeld.)
Onderhoud van het systeem
De auto is voorzien van een onderhoudsvrij alarmsysteem.
Zaken die gecontroleerd moeten worden alvorens de auto te vergrende-
len
Controleer onderstaande zaken om ongewild activeren van het alarm en dief-
stal te voorkomen.
Er is niemand in de auto.
De ruiten en het schuifdak (indien aanwezig) zijn gesloten voordat het alarm
wordt ingeschakeld.
Er zijn geen waardevolle spullen of persoonlijke zaken in de auto achterge-
bleven.
Activeren van het alarm
Het alarmsysteem kan in de volgende situaties geactiveerd worden:
(Door het stopzetten van het alarm wordt het systeem gedeactiveerd.)
Deactiveren of uitschakelen van het alarm
De portieren worden ontgrendeld met de
mechanische sleutel.
Iemand in de auto opent een portier of
de motorkap.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 84 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
85
1-2. Antidiefstalsysteem
1
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
Door alarmsysteem bediende portiervergrendeling
Als het alarm in werking is, worden de portieren automatisch vergrendeld
om potentiële indringers buiten de auto te houden.
Laat de sleutel niet in de auto liggen als het alarm in werking is en zorg
ervoor dat de sleutel zich niet in de auto bevindt als de accu wordt opgela-
den of vervangen.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Het alarm kan zo worden ingesteld, dat het wordt uitgeschakeld wanneer de
mechanische sleutel wordt gebruikt om de auto te ontgrendelen.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen:
Blz. 698)
De accu wordt opgeladen of vervangen
terwijl de auto is vergrendeld.
(Blz. 659)
OPMERKING
Ervoor zorgen dat het systeem goed werkt
Verander of verwijder het systeem niet. Na veranderen of tijdelijk verwijde-
ren kan de werking van het systeem niet worden gegarandeerd.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 85 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
86
1-2. Antidiefstalsysteem
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
De inbraaksensor signaleert indringers of een beweging in de auto.
De hellingsensor signaleert een verandering van de hoek van de
auto ten opzichte van het wegdek, die bijvoorbeeld ontstaat als de
auto weggesleept wordt. (indien aanwezig)
Dit systeem is ontworpen om diefstal te voorkomen, maar een opti-
male beveiliging tegen elke vorm van inbraak kan niet worden gega-
randeerd.
De inbraaksensor en hellingsensor instellen
Als het alarm wordt ingeschakeld, worden de inbraaksensor en de
hellingsensor automatisch ingesteld. (Blz. 83)
De inbraaksensor en de hellingsensor uitschakelen
Als u huisdieren of bewegende voorwerpen in de auto achterlaat,
moet u ervoor zorgen dat u de inbraaksensor en de hellingsensor
uitschakelt voordat u het alarm instelt, omdat deze sensoren reage-
ren op bewegingen binnen in de auto.
Zet het contact UIT.
Druk op de uitschakeltoets
van de inbraaksensor en hel-
lingsensor.
Als het systeem is uitgescha-
keld, knippert het controlelampje
snel.
Inbraaksensor en hellingsensor (indien aanwezig)
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 86 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
87
1-2. Antidiefstalsysteem
1
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
Uitschakelen en automatisch weer inschakelen van de inbraaksensor en
hellingsensor (indien aanwezig)
Het alarm wordt ingeschakeld zelfs wanneer de inbraaksensor en de hel-
lingsensor zijn uitgeschakeld.
Druk op de startknop of ontgrendel de portieren met de instapfunctie of de
afstandsbediening om de inbraak- en hellingsensor opnieuw in te schake-
len.
De inbraaksensor en de hellingsensor zullen automatisch weer worden
ingeschakeld wanneer het alarmsysteem gedeactiveerd wordt.
Informatie over de hellingsensor (indien aanwezig)
De sensor activeert in de volgende gevallen mogelijk het alarm:
Het bewegen van mensen buiten de auto
Plaatsen met extreme trillingen of geluiden of situaties waarin de auto wordt
blootgesteld aan herhaaldelijke schokken of trillingen:
Wanneer de auto is geparkeerd in een parkeergarage
Wanneer de auto wordt vervoerd per boot, aanhanger, trein, enz.
Wanneer ijs van de auto verwijderd wordt
Wanneer de auto zich in een wasstraat of een hogedruk-wasinstallatie
bevindt
Wanneer de auto zich in een hagel- of onweersbui bevindt
Een ruit of het schuifdak (indien aanwe-
zig) is open.
In dit geval registreert de sensor moge-
lijk het volgende:
• Wind of beweging van voorwerpen,
zoals bladeren en insecten in de auto
Ultrasoongolven van apparaten, zoals
de inbraaksensoren van andere
auto's
Er bevinden zich onstabiele voorwerpen,
zoals bijvoorbeeld loshangende acces-
soires of kleding aan kledinghaakjes, in
de auto.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 87 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
88
1-2. Antidiefstalsysteem
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Informatie over de hellingsensor (indien aanwezig)
De sensor activeert in de volgende gevallen mogelijk het alarm:
De auto wordt vervoerd per boot, aanhanger, trein, enz.
De auto staat geparkeerd in een parkeergarage.
De auto bevindt zich in een wasstraat waarin de auto verplaatst wordt.
Een van de banden verliest zijn spanning.
De auto wordt opgekrikt.
Wanneer zich een aardbeving of wegverzakking voordoet
Er wordt bagage op het imperiaal geladen of er vanaf gehaald.
OPMERKING
Om de inbraaksensor goed te laten functioneren (indien aanwezig)
Raak de sensoren niet aan en bedek ze
ook niet, omdat hierdoor de werking van
de sensoren in negatieve zin beïnvloed
kan worden.
Spuit geen luchtverfrisser of andere
producten rechtstreeks in de openingen
van de sensoren.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 88 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
89
2
Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
2. Instrumentenpaneel
Waarschuwingslampjes en
controlelampjes .................90
Meters en tellers ..................97
Multi-informatiedisplay
(type A)............................101
Multi-informatiedisplay
(type B)............................106
Informatie over
brandstofverbruik.............114
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 89 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
90
2. Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Waarschuwingslampjes en controlelampjes
Auto's met multi-informatiedisplay type A
De waarschuwingslampjes en controlelampjes op het instru-
mentenpaneel en middenpaneel informeren de bestuurder over
de status van de diverse systemen in de auto.
Om de functie van alle lampjes uit te leggen, zijn in de volgende
afbeelding alle waarschuwingslampjes en controlelampjes bran-
dend afgebeeld.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 90 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
91
2. Instrumentenpaneel
2
Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Auto's met multi-informatiedisplay type B
De eenheden op de snelheidsmeter en enkele indicatoren kunnen,
afhankelijk van het beoogde land van aflevering, afwijken.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 91 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
92
2. Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Waarschuwingslampjes informeren de bestuurder over storingen in
de aangegeven systemen van de auto.
Waarschuwingslampjes
*
1
(indien
aanwezig)
Centraal waarschu-
wingslampje
(Blz. 590)
Waarschuwingslampje
open portier/achterdeur
(Blz. 589)
*
1
Waarschuwingslampje
remsysteem
(Blz. 586)
Controlelampje veilig-
heidsgordel
(Blz. 590)
*
1
Laadstroomcontrole-
lampje (Blz. 586)
Waarschuwingslampje
laag brandstofniveau
(Blz. 589)
*
1
(indien
aanwezig)
Waarschuwingslampje
lage oliedruk
(Blz. 586)
*
1
(indien
aanwezig)
Waarschuwingslampje
laag motoroliepeil
(Blz. 590)
*
1
Motorcontrolelampje
(Blz. 586)
*
1, 2
(indien
aanwezig)
Waarschuwingslampje
temperatuur
automatische-
transmissievloeistof
(Blz. 588)
*
1
Waarschuwingslampje
SRS (Blz. 587)
*
1
(indien
aanwezig)
Waarschuwingslampje
KDSS (Blz. 588)
*
1
Waarschuwingslampje
ABS (Blz. 587)
*
1
(indien
aanwezig)
Waarschuwingslampje
vervangen distributie-
riem(Blz. 588)
*
1
Waarschuwingslampje
stuurbekrachtiging
(Blz. 587)
*
1
(indien
aanwezig)
Waarschuwingslampje
brandstoffilter
(Blz. 589)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 92 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
93
2. Instrumentenpaneel
2
Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
*
1
: Deze lampjes gaan branden als het contact AAN wordt gezet om aan te
geven dat er een systeemcontrole wordt uitgevoerd. Ze doven nadat de
motor is aangeslagen of nadat er enkele seconden verstreken zijn. Er kan
een storing in een systeem aanwezig zijn als een lampje niet gaat branden
of niet uitgaat. Laat uw auto controleren door een Toyota-dealer of erkende
reparateur.
*
2
: Het lampje knippert om een storing aan te geven.
*
3
: Dit lampje brandt in het centrale paneel.
*
1
Controlelampje Traction
Control (Blz. 588)
*
1, 2
(indien
aanwezig)
Waarschuwingslampje
Pre-Crash Safety-
systeem (Blz. 587)
*
1
(indien
aanwezig)
Waarschuwingslampje
lage bandenspanning
(Blz. 590)
*
1
(indien
aanwezig)
Waarschuwingslampje
roetfiltersysteem (591)
(indien
aanwezig)
Controlelampje Smart
entry-systeem met start-
knop (Blz. 593)
*
1
(indien
aanwezig)
Waarschuwingslampje
motorolie verversen
(Blz. 591)
(indien
aanwezig)
Waarschuwingslampje
laag ruitensproeier-
niveau (Blz. 590)
*
1, 3
(indien
aanwezig)
Controlelampje Toyota
Parking Assist-sensor
(Blz. 591)
*
1, 2
(indien
aanwezig)
Waarschuwingslampje
automatische verticale
koplampverstelling
(Blz. 591)
*
1
(indien
aanwezig)
Waarschuwingslampje
LED-koplamp
(Blz. 591)
(geel)
(indien
aanwezig)
Controlelampje cruise
control (Blz. 587)
*
1
(indien
aanwezig)
Waarschuwingslampje
brandstofsysteem
(Blz. 589)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 93 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
94
2. Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
De controlelampjes informeren de bestuurder over de bedrijfsstatus
van de verschillende systemen van de auto.
Controlelampjes
*
1
Controlelampje richting-
aanwijzers
(Blz. 255)
*
1
(indien
aanwezig)
Controlelampje SET
(Blz. 284, 288)
Controlelampje
grootlicht (Blz. 259)
(indien
aanwezig)
Controlelampje Dynamic
Radar Cruise Control
(Blz. 288)
Controlelampje achter-
licht (Blz. 259)
*
1, 2
Controlelampje Traction
Control (Blz. 353)
(indien
aanwezig)
Controlelampje
mistlampen voor
(Blz. 269)
*
1, 2
Controlelampje
VSC OFF (Blz. 354)
(indien
aanwezig)
Controlelampje
mistachterlicht
(Blz. 269)
*
1, 2
(indien
aanwezig)
Controlelampje
TRC OFF (Blz. 354)
*
1
(indien
aanwezig)
ECO-controlelampje
(Blz. 104, 111)
(diesel-
motor)
Controlelampje
voorgloeien (Blz. 235)
*
1
(indien
aanwezig)
Schakeladviesindicator
(Blz. 251)
*
2
(indien
aanwezig)
Multi-terrain Select-
indicator
(groen)
(indien
aanwezig)
Controlelampje
cruise control
(Blz. 284, 288)
*
1, 2
(indien
aanwezig)
Crawl Control-
controlelampje
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 94 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
95
2. Instrumentenpaneel
2
Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
*
1, 2
(indien
aanwezig)
Controlelampje Downhill
Assist Control
*
1, 6
(indien
aanwezig)
Controlelampje handma-
tig in-/uitschakelsysteem
airbag (Blz. 46)
(automati-
sche trans-
missie)
Controlelampje 2nd start
automatische transmis-
sie (Blz. 246)
(indien
aanwezig)
Controlelampje Toyota
Parking Assist-sensor
(Blz. 304)
*
2
Controlelampje lage
gearing bij vierwielaan-
drijving
*
1, 3
(indien
aanwezig)
Waarschuwingslampje
Pre-Crash Safety-sys-
teem (Blz. 370)
*
2
(indien
aanwezig)
Controlelampje
achterdifferentieelsper
*
4, 5
(indien
aanwezig)
BSM-indicatoren
in buitenspiegels
(Blind Spot Monitor)
(Blz. 358)
*
2
Controlelampje
middendifferentieelsper
*
1
(indien
aanwezig)
BSM-indicator
(Blind Spot Monitor)
(Blz. 358)
*
1, 6
(indien
aanwezig)
Controlelampje Toyota
Parking Assist-sensor
(Blz. 306)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 95 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
96
2. Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
*
1
: Deze lampjes gaan branden wanneer het contact AAN wordt gezet om aan
te geven dat er een systeemcontrole wordt uitgevoerd. Ze doven nadat de
motor is aangeslagen of nadat er enkele seconden verstreken zijn. Er kan
een storing in een systeem aanwezig zijn als een lampje niet gaat branden
of niet uitgaat. Laat de auto nakijken door een Toyota-dealer of erkende
reparateur.
*
2
: Raadpleeg de “Handleiding terreinrijden”
*
3
: Het lampje gaat branden wanneer het Pre-Crash Brake-systeem wordt uit-
geschakeld. Het lampje knippert snel om aan te geven dat het systeem in
werking is.
*
4
: Om aan te geven dat het systeem werkt, gaan de BSM-indicatoren in de
buitenspiegels in de volgende situaties branden:
Wanneer het contact AAN wordt gezet terwijl het systeem is ingescha-
keld.
Wanneer het systeem is ingeschakeld terwijl het contact AAN staat.
Wanneer het systeem correct werkt, gaan de BSM-indicatoren in de bui-
tenspiegels na enkele seconden uit.
Wanneer de BSM-indicatoren in de buitenspiegels niet gaan branden of
niet uitgaan, kan er een storing in het systeem aanwezig zijn. Laat in dat
geval uw auto controleren door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
*
5
: Dit lampje gaat branden in de buitenspiegels.
*
6
: Dit lampje brandt in het centrale paneel.
WAARSCHUWING
Als een waarschuwingslampje van een veiligheidssysteem niet gaat
branden
Als een lampje van een veiligheidssysteem zoals het ABS (antiblokkeersys-
teem), het Multi-terrain ABS of het SRS-airbagsysteem niet gaat branden
als u de motor start, kan het betekenen dat deze systemen niet beschikbaar
zijn om u te beschermen in geval van een aanrijding, waardoor ernstig let-
sel zou kunnen ontstaan. Laat uw auto direct controleren door een Toyota-
dealer of erkende reparateur wanneer dit gebeurt.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 96 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
97
2
2. Instrumentenpaneel
Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Meters en tellers
Auto's met multi-informatiedisplay type A
Auto's met multi-informatiedisplay type B
De eenheden die op de snelheidsmeter zijn aangegeven, kunnen
afhankelijk van het beoogde land van aflevering, afwijken.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 97 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
98
2. Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Toerenteller
Geeft het motortoerental aan in omwentelingen per minuut.
Multi-informatiedisplay
Geeft de bestuurder allerlei gegevens met betrekking tot het rijden
(Blz. 101, 106)
Snelheidsmeter
Geeft de rijsnelheid weer
Brandstofmeter
Geeft aan hoeveel brandstof er nog in de tank aanwezig is.
Weergave kilometerteller en dagteller
Kilometerteller:
Geeft de totale afstand weer die met de auto gereden is.
Dagteller:
Geeft de afstand weer die met de auto gereden is sinds de teller de
laatste keer is gereset. Dagteller A en B kunnen onafhankelijk van
elkaar worden gebruikt en verschillende afstanden weergeven.
Schakelstand en schakelbereik
Geeft de geselecteerde schakelstand of het geselecteerde schakel-
bereik weer (Blz. 243)
Koelvloeistoftemperatuurmeter
Geeft de koelvloeistoftemperatuur weer.
Toets wijzigen weergave kilometerteller/dagteller
Blz. 99
1
2
3
4
5
6
7
8
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 98 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
99
2. Instrumentenpaneel
2
Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Auto's met multi-informatiedisplay type A
Blz. 101
Auto's met multi-informatiedisplay type B
Voor het schakelen tussen de
weergave van de kilometerteller
en dagtellers. Als de dagteller
wordt weergegeven, wordt deze
gereset als de knop ingedrukt
wordt gehouden.
De helderheid van de verlichting van het instrumentenpaneel kan wor-
den aangepast door aan de knop te draaien.
Donkerder
Helderder
Wijzigen van de weergave
Regeling verlichting instrumentenpaneel
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 99 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
100
2. Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Tellers en display worden verlicht als
Auto's zonder Smart Entry-systeem met startknop
Het contact AAN staat.
Auto's met Smart Entry-systeem met startknop
Het contact AAN staat.
De intensiteit van de verlichting van het instrumentenpaneel
Auto's met multi-informatiedisplay type A
Als de lichtschakelaar AAN wordt gezet, wordt de helderheid iets minder.
Auto's met multi-informatiedisplay type B
Als de lichtschakelaar AAN wordt gezet, wordt de helderheid iets minder, ten-
zij de stelknop helemaal naar rechts is gedraaid.
Bij het losnemen en aansluiten van de accukabels
Auto's met multi-informatiedisplay type A
Blz. 105
Auto's met multi-informatiedisplay type B
De dagtellergegevens worden gereset.
Als de dagteller als laatste werd weergegeven, wordt na het resetten het
scherm ODO weergegeven.
OPMERKING
Om schade aan de motor en onderdelen van de motor te voorkomen
Laat de naald van de toerenteller niet in het rode gebied komen dat het
maximumtoerental aangeeft.
Als de naald van de koelvloeistoftemperatuurmeter in het rode gebied (H)
staat, kan de motor oververhit zijn. Breng in dat geval de auto zo snel
mogelijk op een veilige plaats tot stilstand en controleer de motor nadat
deze volledig is afgekoeld. (Blz. 662)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 100 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
101
2
2. Instrumentenpaneel
Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Multi-informatiedisplay (type A)
Het multi-informatiedisplay verschaft de bestuurder uiteenlopende rij-
gerelateerde informatie, inclusief de actuele buitentemperatuur.
Display buitentemperatuur (Blz. 103)
Ritinformatie (Blz. 102)
Weergave schakelstand en schakelbereik
(indien aanwezig) (Blz. 243)
ECO-indicator (indien aanwezig) (Blz. 104)
: Indien aanwezig
Informatie op display
Automatische
transmissie
Handgeschakelde
transmissie
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 101 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
102
2. Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Druk op de toets ODO/TRIP om
de gewenste weergave te kiezen.
Kilometerteller
Geeft de totale afstand weer die met de auto gereden is.
Dagteller A en B
Geeft de afstand weer die met de auto gereden is sinds de teller de
laatste keer op nul is gezet. Dagteller A en B kunnen onafhankelijk
van elkaar worden gebruikt en verschillende afstanden weergeven.
Houd de knop ingedrukt om te resetten.
Actieradius
Geeft de geschatte maximale afstand aan die nog met de in de tank
aanwezige brandstof kan worden afgelegd
Deze afstand wordt berekend op basis van het gemiddelde brandstof-
verbruik. Hierdoor kan de werkelijke afstand die nog kan worden gere-
den, afwijken van de weergegeven afstand.
Als er een kleine hoeveelheid brandstof wordt getankt, wordt de weer-
gave mogelijk niet bijgewerkt.
Zet bij het tanken het contact UIT. Als brandstof wordt getankt terwijl het
contact niet UIT staat, wordt het display mogelijk niet bijgewerkt.
Actueel brandstofverbruik
Geeft het actuele brandstofverbruik weer
ECO-indicator*
Blz. 104
Wijzigen van weergave op het display
Ritinformatie
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 102 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
103
2. Instrumentenpaneel
2
Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Gemiddeld brandstofverbruik
Weergave van het gemiddelde brandstofverbruik sinds het resetten
van de functie
De functie kan worden gereset door de knop ODO/TRIP langer dan een
seconde in te drukken als het gemiddelde brandstofverbruik wordt
weergegeven.
Het weergegeven gemiddelde brandstofverbruik is een globale waarde.
Gemiddelde rijsnelheid
Weergave van de gemiddelde rijsnelheid sinds het starten van de
motor of het resetten van de functie
De functie kan worden gereset door de knop ODO/TRIP langer dan een
seconde in te drukken als de gemiddelde rijsnelheid wordt weergege-
ven.
Weergave buitentemperatuur
Geeft de buitentemperatuur weer
Het temperatuurbereik dat kan worden weergegeven ligt tussen -
40°C en 50°C.
Instellingsscherm ECO-controlelampje*
Het ECO-controlelampje kan worden in- en uitgeschakeld.
De functie kan worden ingeschakeld/uitgeschakeld door de knop ODO/
TRIP langer dan een seconde in te drukken als het instellingsscherm
van het ECO-controlelampje wordt weergegeven.
*: Alleen weergegeven bij auto's met automatische transmissie
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 103 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
104
2. Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
ECO-controlelampje (auto's met automatische transmissie)
In de volgende gevallen werkt het ECO-controlelampje niet:
De selectiehendel staat in een andere stand dan D.
De stand voor wegrijden in de tweede versnelling is ingeschakeld.
(Blz. 246)
De rijsnelheid is 130 km/h of hoger.
ECO-controlelampje
Tijdens milieuvriendelijk accelereren
(ECO-rijden) gaat het ECO-controle-
lampje branden.
ECO-indicator
Toont ECO-zone bij milieubewust rijden
op basis van de acceleratie.
Gebied van ECO-rijden
Mate van milieuvriendelijk rijden op
basis van acceleratie
Als de auto buiten de ECO-zone terecht
komt, gaat de rechterzijde van de ECO-
indicator knipperen en gaat het ECO-
controlelampje uit.
1
2
3
4
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 104 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
105
2. Instrumentenpaneel
2
Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Bij het losnemen en aansluiten van de accukabels
De volgende gegevens worden gereset:
Dagteller
Gemiddeld brandstofverbruik
Gemiddelde rijsnelheid
Als de dagteller als laatste werd weergegeven, wordt na het resetten het
scherm ODO weergegeven.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bijv. beschikbare taal) kunnen worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen
Blz. 699)
WAARSCHUWING
Het multi-informatiedisplay bij lage temperaturen (auto's met automati-
sche transmissie)
Laat het interieur van de auto op temperatuur komen alvorens het multi-
informatiedisplay te gebruiken. Bij extreem lage temperaturen kan het multi-
informatiedisplay trager reageren en worden wijzigingen mogelijk met enige
vertraging weergegeven.
Zo kan er bijvoorbeeld een vertraging ontstaan tussen het schakelen door
de bestuurder en de weergave van de ingeschakelde versnelling op het dis-
play. Deze vertraging kan de bestuurder doen besluiten nogmaals terug te
schakelen, waardoor er te sterk op de motor wordt afgeremd en er een
ongeval kan ontstaan, met ernstig letsel tot gevolg.
OPMERKING
Het multi-informatiedisplay bij lage temperaturen
Laat het interieur van de auto op temperatuur komen alvorens het multi-
informatiedisplay te gebruiken. Bij extreem lage temperaturen kan het multi-
informatiedisplay trager reageren en worden wijzigingen mogelijk met enige
vertraging weergegeven.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 105 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
106
2. Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Multi-informatiedisplay (type B)
Het multi-informatiedisplay verschaft de bestuurder uiteenlopende rij-
gerelateerde informatie, inclusief de actuele buitentemperatuur.
Ritinformatie (Blz. 107)
Geeft de actieradius, het brandstofverbruik en overige
rijgerelateerde informatie weer
Regeling elektronische functies (Blz. 108)
Overige gegevens (Blz. 109)
: Indien aanwezig
Informatie op display
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 106 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
107
2. Instrumentenpaneel
2
Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Toets MENU
Verandert de modus in de regel-
modus van de elektronische func-
ties, de stand voorkeursinstellingen
of terug naar de normale weerga-
vestand
Toets ENTER
Wijzigt de ritinformatie. Deze toets
wordt ook gebruikt om de regeling
van de elektronische functies in of
uit te schakelen en de persoonlijke
voorkeursinstellingen te wijzigen.
De weergave van de ritinformatie kan worden gewijzigd door de toets
ENTER omhoog of omlaag te drukken.
Hoek voorwiel
De stand van de voorwielen wordt weergegeven
De stand van de wielen wordt in 3 stappen weergegeven voor zowel
links als rechts, afhankelijk van de hoek waarover de wielen worden
gedraaid.
Snelheidsmeter
Geeft de rijsnelheid aan.
Actieradius
Geeft de geschatte maximale afstand aan die nog met de in de tank
aanwezige brandstof kan worden afgelegd
Deze afstand wordt berekend op basis van het gemiddelde brandstof-
verbruik. Hierdoor kan de werkelijke afstand die nog kan worden gere-
den, afwijken van de weergegeven afstand.
Als er een kleine hoeveelheid brandstof wordt getankt, wordt de weer-
gave mogelijk niet bijgewerkt.
Gemiddeld brandstofverbruik sinds tanken
Weergave van het gemiddelde brandstofverbruik sinds er voor de
laatste keer getankt is
Het weergegeven gemiddelde brandstofverbruik is een globale waarde.
Actueel brandstofverbruik
Geeft het actuele brandstofverbruik weer
Wijzigen van weergave op het display
1
2
Ritinformatie
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 107 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
108
2. Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Gemiddeld brandstofverbruik
Weergave van het gemiddelde brandstofverbruik sinds het resetten
van de functie
De functie kan worden gereset door de toets ENTER langer dan een
seconde in te drukken als het gemiddelde brandstofverbruik wordt
weergegeven.
Het weergegeven gemiddelde brandstofverbruik is een globale waarde.
ECO-indicator
Blz. 111
Gemiddelde rijsnelheid
Weergave van de gemiddelde rijsnelheid sinds het starten van de
motor of het resetten van de functie
De functie kan worden gereset door de toets ENTER langer dan een
seconde in te drukken als de gemiddelde rijsnelheid wordt weergege-
ven.
Verstreken tijd
Geeft de verstreken tijd aan sinds de laatste reset van de functie
De functie kan worden gereset door de toets ENTER langer dan een
seconde in te drukken als de verstreken tijd wordt weergegeven.
Hellingmeter (alleen L4L/L4)
Raadpleeg de “Handleiding terreinrijden”
Weergave differentieelsper ingeschakeld/uitgeschakeld (alleen
L4L/L4)
Raadpleeg de “Handleiding terreinrijden”
Active Traction Control (Traction Control) (alleen L4L/L4)
Raadpleeg de “Handleiding terreinrijden”
Display uit
Er wordt een leeg scherm weergegeven
Toyota Parking Assist-sensor (indien aanwezig) (Blz. 304)
BSM (Blind Spot Monitor) (indien aanwezig) (Blz. 358)
Stand voor wegrijden in tweede versnelling (indien aanwezig)
(Blz. 246)
Regeling elektronische functies
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 108 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
109
2. Instrumentenpaneel
2
Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Weergave schakelstand en schakelbereik (indien aanwezig)
(Blz. 243)
Weergave hoogteregeling luchtvering achter (indien aanwezig)
Raadpleeg de “Handleiding terreinrijden”
Weergave Multi-terrain Select-systeem (indien aanwezig)
Raadpleeg de “Handleiding terreinrijden”
Weergave Crawl Control-systeem* (indien aanwezig)
Raadpleeg de “Handleiding terreinrijden”
Weergave Dynamic Radar Cruise Control* (indien aanwezig)
(Blz. 288)
Waarschuwingsmeldingen (Blz. 598)
Worden automatisch weergegeven indien er een storing in een van
de systemen van de auto optreedt
Kompas (auto's met navigatiesysteem)
Het kompas geeft aan in welke richting de voorzijde van de auto
wijst.
Weergave en richting: Blz. 112
Weergave buitentemperatuur
Geeft de buitentemperatuur weer
Het temperatuurbereik dat kan worden weergegeven ligt tussen -40°C
en 50°C.
Als de buitentemperatuur onder 3°C zakt en de buitentemperatuur
wordt weergegeven.
Scherm Turn-by-Turn navigatiesysteem (auto's met navigatie-
systeem) (Blz. 110)
Stel de bestemming in als het instellingsscherm van het Turn-by-
Turn navigatiesysteem niet wordt weergegeven. Zodra de bestem-
ming is ingesteld, wordt het instellingsscherm van het Turn-by-Turn
navigatiesysteem weergegeven.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bijv. beschikbare taal) kunnen worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellin-
gen Blz. 699)
*: Automatisch weergegeven als dit systeem wordt gebruikt
Overige gegevens
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 109 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
110
2. Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
De regeling elektronische functies kan worden in- of uitgeschakeld als
Auto's zonder Smart Entry-systeem met startknop
Het contact AAN staat.
Auto's met Smart Entry-systeem met startknop
Het contact AAN staat.
Weergave systeemcontrole
Auto's met Smart Entry-systeem met startknop
Nadat het contact AAN is gezet, wordt het beginbeeld weergegeven zolang
het systeem wordt gecontroleerd. Als de systeemcontrole is voltooid, wordt
het normale scherm weer weergegeven.
Auto's zonder Smart Entry-systeem met startknop
Nadat het contact AAN is gezet, wordt het beginbeeld weergegeven zolang
het systeem wordt gecontroleerd. Als de systeemcontrole is voltooid, wordt
het normale scherm weer weergegeven.
Voorwaarden voor het beëindigen van de regeling elektronische functies
In de volgende situaties wordt de regeling elektronische functies automatisch
beëindigd:
De schakelaar MENU wordt ingedrukt
Toyota Parking Assist-sensor treedt in werking (indien aanwezig)
Het Crawl Control-systeem wordt bediend (indien aanwezig)
De Dynamic Radar Cruise Control wordt bediend (indien aanwezig)
Er verschijnt een waarschuwingsmelding nadat het scherm regeling elektro-
nische functies wordt weergegeven
Turn-by-Turn navigatiesysteem (auto's met navigatiesysteem)
De Turn-by-Turn navigatie verschijnt
alleen tijdens de routebegeleiding door
het navigatiesysteem. Wanneer een
afslag nadert, worden de afstand tot de
afslag en de richting van de afslag weer-
gegeven.
Afstand tot de volgende afslag
Richting van de afslag
Het getoonde beeld wijkt mogelijk af
van het werkelijke kruispunt.
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 110 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
111
2. Instrumentenpaneel
2
Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
ECO-indicator (auto's met automatische transmissie)
In de volgende gevallen werkt het ECO-controlelampje niet:
De selectiehendel staat in een andere stand dan D.
De stand voor wegrijden in de tweede versnelling is ingeschakeld.
(Blz. 246)
De rijsnelheid is 130 km/h of hoger.
ECO-controlelampje
Tijdens milieuvriendelijk accelereren
(ECO-rijden) gaat het ECO-controle-
lampje branden.
ECO-indicator
Toont ECO-zone bij milieubewust rijden
op basis van de acceleratie.
Gebied van ECO-rijden
Mate van milieuvriendelijk rijden op
basis van acceleratie
Als de auto buiten de ECO-zone terecht
komt, gaat de rechterzijde van de ECO-
indicator knipperen en gaat het ECO-
controlelampje uit.
1
2
3
4
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 111 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
112
2. Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Weergave en richting van het kompas
Display buitentemperatuur
In de volgende situaties wordt de juiste buitentemperatuur mogelijk niet weer-
gegeven of duurt het langer voordat het display wijzigt:
Wanneer de auto stilstaat of met lage snelheid rijdt (lager dan 20 km/h)
Wanneer de buitentemperatuur plotseling verandert (bijvoorbeeld bij het in-
of uitrijden van een garage of tunnel)
Als -- of E wordt weergegeven
Er is mogelijk een storing in het systeem aanwezig. Laat de auto nakijken
door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Bij het losnemen en aansluiten van de accukabels
De volgende gegevens worden gereset:
Gemiddeld brandstofverbruik sinds tanken
Gemiddeld brandstofverbruik
Gemiddelde rijsnelheid
Verstreken tijd
De volgende gegevens worden geïnitialiseerd:
Turn-by-Turn navigatiesysteem (auto's met navigatiesysteem)
Display Richting
N Noord
NE Noordoost
EOost
SE Zuidoost
SZuid
SW Zuidwest
WWest
NW Noordwest
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 112 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
113
2. Instrumentenpaneel
2
Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
WAARSCHUWING
Het multi-informatiedisplay bij lagere temperaturen (auto's met auto-
matische transmissie)
Laat het interieur van de auto op temperatuur komen alvorens het multi-
informatiedisplay te gebruiken. Bij extreem lage temperaturen kan het multi-
informatiedisplay trager reageren en worden wijzigingen mogelijk met enige
vertraging weergegeven.
Zo kan er bijvoorbeeld een vertraging ontstaan tussen het schakelen door
de bestuurder en de weergave van de ingeschakelde versnelling op het dis-
play. Deze vertraging kan de bestuurder doen besluiten nogmaals terug te
schakelen, waardoor er te sterk op de motor wordt afgeremd en er een
ongeval kan ontstaan, met ernstig letsel tot gevolg.
OPMERKING
Het multi-informatiedisplay bij lage temperaturen
Laat het interieur van de auto op temperatuur komen alvorens het multi-
informatiedisplay te gebruiken. Bij extreem lage temperaturen kan het multi-
informatiedisplay trager reageren en worden wijzigingen mogelijk met enige
vertraging weergegeven.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 113 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
114
2. Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Informatie over brandstofverbruik
Druk op de toets CAR en selecteer vervolgens “Reisinformatie” op het
scherm.
Actieradius
Vorig brandstofverbruik per
minuut
De ritinformatie resetten
Het gemiddelde brandstofverbruik over de laatste 15 minuten wordt
door het gebruik van kleuren verdeeld in vorige gemiddelden en
gemiddelden sinds de laatste keer dat het contact AAN is gezet. Het
weergegeven gemiddelde brandstofverbruik is een globale waarde.
De volgende afbeeldingen zijn slechts voorbeelden en kunnen licht
afwijken van de werkelijke situaties.
De gegevens resetten
Door “Wissen” te selecteren op het scherm “Verbruik” worden alle verbruiks-
gegevens gereset.
Actieradius
Toont de berekende maximale afstand die nog kan worden gereden met de
resterende brandstof.
Deze afstand wordt berekend op basis van het gemiddelde brandstofver-
bruik. Hierdoor kan de werkelijke afstand die nog kan worden gereden, afwij-
ken van de weergegeven afstand.
: Indien aanwezig
De informatie over het brandstofverbruik kan worden weergege-
ven op het scherm van het navigatiesysteem of multimediasys-
teem.
Het scherm weergeven
Brandstofverbruik
1
2
3
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 114 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
115
3
Bediening van
elk onderdeel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
3-1. Informatie over sleutels
Sleutels..............................116
3-2. Openen, sluiten en vergren-
delen van de portieren
Portieren............................122
Achterdeur .........................132
Achterruit ...........................139
Smart entry-systeem
met startknop...................145
3-3. Verstellen van de stoelen
Voorstoelen........................162
Achterstoelen.....................165
Ergonomisch geheugen.....180
Hoofdsteunen ....................184
3-4. Verstellen van het stuurwiel
en de spiegels
Stuurwiel............................187
Binnenspiegel ....................190
Buitenspiegels ...................192
3-5. Openen en sluiten van de
ruiten en het schuifdak
Elektrisch bedienbare
ruiten................................195
Schuifdak...........................198
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 115 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
116
3-1. Informatie over sleutels
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Sleutels
Bij de auto worden de volgende sleutels geleverd.
Auto's zonder Smart entry-systeem met startknop (type A)
Hoofdsleutels
Garagesleutel
Afstandsbedieningen
Gebruik van de afstandsbedieningsfunctie
Plaatje met sleutelnummer
De sleutels
1
2
3
4
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 116 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
117
3-1. Informatie over sleutels
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Auto's zonder Smart entry-systeem met startknop (type B)
Hoofdsleutels
Gebruik van de afstandsbedie-
ningsfunctie
Garagesleutel
Plaatje met sleutelnummer
Auto's met Smart entry-systeem met startknop
Elektronische sleutels
Bedienen van het Smart entry-
systeem met startknop
(Blz. 145)
• Gebruik van de afstandsbedie-
ningsfunctie
Mechanische sleutels
Plaatje met sleutelnummer
1
2
3
1
2
3
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 117 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
118
3-1. Informatie over sleutels
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Auto's zonder Smart entry-systeem met startknop (type A)
Vergrendelt de portieren
(Blz. 122)
Sluit de ruiten en het schuifdak
*
(Blz. 122)
Ontgrendelt de portieren
(Blz. 122)
Opent de ruiten en het schuif-
dak
* (Blz. 122)
Opent de achterruit (Blz. 139)
*: Deze instellingen moeten worden aangepast aan de persoonlijke voorkeur
door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Auto's zonder Smart entry-systeem met startknop (type B: 2 knop-
pen)
Vergrendelt de portieren
(Blz. 122)
Sluit de ruiten en het schuifdak
*
(Blz. 122)
Ontgrendelt de portieren
(Blz. 122)
Opent de ruiten en het schuif-
dak
* (Blz. 122)
*: Deze instellingen moeten worden aangepast aan de persoonlijke voorkeur
door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Afstandsbediening
1
2
3
4
5
1
2
3
4
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 118 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
119
3-1. Informatie over sleutels
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Auto's zonder Smart entry-systeem met startknop (type B: 3 knop-
pen)
Vergrendelt de portieren
(Blz. 122)
Sluit de ruiten en het schuifdak
*
(Blz. 122)
Ontgrendelt de portieren
(Blz. 122)
Opent de ruiten en het schuif-
dak
* (Blz. 122)
Opent de achterruit (Blz. 139)
*: Deze instellingen moeten worden aangepast aan de persoonlijke voorkeur
door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Auto's met Smart entry-systeem met startknop
Vergrendelt de portieren
(Blz. 122)
Sluit de ruiten en het schuifdak
*
(Blz. 122)
Ontgrendelt de portieren
(Blz. 122)
Opent de ruiten en het schuif-
dak
* (Blz. 122)
Openen van de achterruit
(auto's met achterruit)
(Blz. 139)
*: Deze instellingen moeten worden aangepast aan de persoonlijke voorkeur
door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 119 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
120
3-1. Informatie over sleutels
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Druk op het ontgrendelknopje om
de mechanische sleutel uit de
elektronische sleutel te halen.
Bewaar de mechanische sleutel na
gebruik in de elektronische sleutel.
Zorg dat u de mechanische sleutel
en de elektronische sleutel bij u
hebt. Als de batterij van de elektro-
nische sleutel leeg is of de instap-
functie niet goed werkt, bent u op
de mechanische sleutel aangewe-
zen. (Blz. 652)
Wanneer u de sleutel van de auto moet achterlaten bij een parkeerwach-
ter
Vergrendel indien nodig het dashboardkastje. (Blz. 473)
Auto's zonder Smart Entry-systeem met startknop
Houd de hoofdsleutel voor eigen gebruik en laat alleen de garagesleutel ach-
ter.
Auto's met Smart entry-systeem met startknop
Verwijder de mechanische sleutel voor eigen gebruik en geef alleen de elek-
tronische sleutel aan de parkeerwachter.
Als u uw sleutels/afstandsbediening verliest
Sleutels
Een Toyota-dealer of erkende reparateur kan een nieuwe sleutel maken met
behulp van de hoofdsleutel (auto's zonder Smart entry-systeem met start-
knop) of de andere sleutel (auto's met Smart entry-systeem met startknop) en
het sleutelnummer op uw plaatje met sleutelnummer. Bewaar het plaatje met
het sleutelnummer op een veilige plaats buiten de auto.
Afstandsbediening (indien aanwezig)
Nieuwe originele afstandsbedieningen kunnen worden aangeschaft bij en
geprogrammeerd door een Toyota-dealer of erkende reparateur. Als u een
afstandsbediening bent verloren, neem dan de andere afstandsbediening
mee wanneer u een nieuw exemplaar ophaalt.
Aan boord van een vliegtuig
Druk aan boord van een vliegtuig nooit op de knoppen van de sleutel met
afstandsbediening. Zorg dat de knoppen niet per ongeluk kunnen worden
ingedrukt als de sleutel zich bijvoorbeeld in uw tas bevindt. Als op de toetsen
van de sleutel wordt gedrukt, kunnen er radiogolven worden uitgezonden die
de werking van de vliegtuigsystemen kunnen verstoren.
Gebruik van de mechanische sleutel (auto's met Smart entry-
systeem met startknop)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 120 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
121
3-1. Informatie over sleutels
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Levensduur sleutelbatterij
Auto's zonder Smart Entry-systeem met startknop
Als de afstandsbediening niet werkt, is de batterij mogelijk leeg. Vervang de
batterij indien nodig. (Blz. 551)
Auto's met Smart entry-systeem met startknop
Blz. 151
Vervangen van de batterij van de elektronische sleutel.
Blz. 551
OPMERKING
Beschadiging van de sleutel voorkomen
Laat de sleutels niet vallen, stel ze niet bloot aan sterke schokken en buig
ze niet.
Stel de sleutels niet langdurig bloot aan hoge temperaturen.
Voorkom dat de sleutels nat worden en reinig ze niet in een ultrasoon rei-
nigingsbad of iets dergelijks.
Bevestig geen metaalhoudende of magnetische voorwerpen aan de sleu-
tels en houd de sleutels uit de buurt van dergelijke voorwerpen.
Haal de sleutels niet uit elkaar.
Plak geen stickers o.i.d. op het oppervlak van de elektronische sleutel.
Houd de sleutels uit de buurt van apparaten die magnetische velden
opwekken (bijvoorbeeld televisietoestellen, audiosystemen, inductiekook-
platen en medische apparatuur, zoals laagfrequente therapeutische uitrus-
ting).
De elektronische sleutel bij u dragen (auto's met Smart entry-systeem
met startknop)
Houd de elektronische sleutel altijd ten minste 10 cm uit de buurt van inge-
schakelde elektrische apparaten. Radiogolven die worden uitgezonden
door elektrische apparaten die zich minder dan 10 cm van de elektronische
sleutel vandaan bevinden, kunnen de correcte werking van de sleutel hin-
deren.
Wat te doen bij een storing in het Smart entry-systeem met startknop of
bij andere problemen met betrekking tot de sleutels (auto's met Smart
entry-systeem met startknop)
Breng uw auto, inclusief alle elektronische sleutels die bij uw auto zijn gele-
verd, naar een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Bij verlies van een elektronische sleutel (auto's met Smart entry-sys-
teem met startknop)
Als de elektronische sleutel zoek blijft, wordt het risico aanzienlijk groter dat
de auto gestolen wordt. Ga onmiddellijk met alle overgebleven elektroni-
sche sleutels die bij uw auto zijn geleverd naar een Toyota-dealer of
erkende reparateur.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 121 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
122
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Portieren
Smart entry-systeem met startknop (indien aanwezig)
Zorg dat u de elektronische sleutel bij u hebt om deze functie in te
schakelen.
Pak de voorportiergreep vast
om de portieren te ontgren-
delen.
Zorg ervoor dat u de sensor aan
de achterzijde van de portier-
greep aanraakt.
De portieren en de achterdeur
kunnen gedurende 3 seconden
na het vergrendelen niet worden
ontgrendeld.
Raak de vergrendelsensor
(de uitholling in het bovenste
of onderste gedeelte van de
voorportiergreep) aan om de
portieren te vergrendelen.
De auto kan worden vergrendeld en ontgrendeld met behulp van
de instapfunctie, afstandsbediening, sleutel of schakelaar voor
de centrale vergrendeling.
Van buitenaf ontgrendelen en vergrendelen van de portieren
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 122 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
123
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Afstandsbediening
Vergrendelen van alle portieren
Houd deze toets ingedrukt om de ruiten en het schuifdak te sluiten.*
Ontgrendelen van alle portieren
Houd deze toets ingedrukt om de ruiten en het schuifdak te openen.*
*: Deze instellingen moeten worden aangepast aan de persoonlijke voor-
keur door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Auto's zonder Smart entry-sys-
teem met startknop (type A)
Auto's zonder Smart entry-
systeem met startknop
(type B: 2 knoppen)
Auto's zonder Smart entry-sys-
teem met startknop
(type B: 3 knoppen)
Auto's met Smart entry-sys-
teem met startknop
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 123 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
124
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Sleutel
Auto's zonder Smart Entry-systeem met startknop
Vergrendelen van alle portie-
ren
Draai en houd vast om de ruiten
en het schuifdak te sluiten.
*
Ontgrendelen van alle portie-
ren
Draai en houd vast om de ruiten
en het schuifdak te openen.
*
*
: Deze instellingen moeten wor-
den aangepast aan de persoon-
lijke voorkeur door een Toyota-
dealer of erkende reparateur.
Auto's met Smart entry-systeem met startknop
De portieren kunnen ook worden vergrendeld en ontgrendeld met
de mechanische sleutel. (Blz. 652)
Bedieningssignalen
Portieren: Er klinkt een zoemer (indien aanwezig) en de alarmknipperlichten
knipperen om aan te geven dat de portieren vergrendeld/ontgrendeld zijn.
(Vergrendeld: eenmaal; ontgrendeld: tweemaal)
Ruiten en schuifdak: Er klinkt een zoemer om aan te geven dat de ruiten en
het schuifdak worden bediend.
Beveiligingsfunctie
Als er niet binnen 30 seconden na het ontgrendelen een portier wordt
geopend, zorgt de beveiligingsfunctie ervoor dat de auto weer automatisch
wordt vergrendeld.
Wanneer het portier niet kan worden vergrendeld met de vergrendelsen-
sor aan de bovenzijde van de portiergreep (auto's met Smart entry-sys-
teem met startknop)
1
2
Als het portier niet kan worden vergren-
deld wanneer het sensorgebied bovenaan
wordt aangeraakt, probeer dan de gebie-
den bovenaan en onderaan tegelijkertijd
aan te raken.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 124 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
125
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Zoemer centrale vergrendeling
Als geprobeerd wordt de portieren te vergrendelen wanneer een portier niet
geheel gesloten is, klinkt er gedurende 5 seconden een zoemer. Sluit het por-
tier volledig om de zoemer uit te schakelen en vergrendel de portieren
opnieuw.
Het alarm inschakelen (indien aanwezig)
Wanneer de portieren worden vergrendeld, wordt het alarmsysteem inge-
schakeld. (Blz. 83)
Als het Smart entry-systeem met startknop of de afstandsbediening niet
goed werkt (auto's met Smart entry-systeem met startknop)
Gebruik de mechanische sleutel om de portieren te vergrendelen en ont-
grendelen. (Blz. 652)
Vervang de batterij door een nieuw exemplaar als deze ontladen is.
(Blz. 551)
WAARSCHUWING
Als u de ruiten of het schuifdak met de afstandsbediening sluit
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet in acht nemen
van de voorzorgsmaatregelen kan resulteren in ernstig letsel.
Controleer of geen van de inzittenden een lichaamsdeel naar buiten steekt
dat bekneld zou kunnen raken als de ruiten of het schuifdak worden
bediend.
Laat de afstandsbediening nooit door kleine kinderen bedienen om
onachtzaam openen of sluiten van ruiten of schuifdak te voorkomen.
Klembeveiliging
Steek geen lichaamsdelen in de opening om te proberen of de klembevei-
liging werkt.
Het is mogelijk dat de klembeveiliging niet werkt als de ruiten of het schuif-
dak bijna zijn gesloten.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 125 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
126
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Schakelaar centrale vergrendeling
Vergrendelen van alle portie-
ren
Ontgrendelen van alle portie-
ren
Vergrendelknop portier
Vergrendelen van het portier
Ontgrendelen van het portier
Zelfs als de vergrendelknop in
de stand vergrendeld staat, kun-
nen het bestuurdersportier en
het passagiersportier (alleen
sommige uitvoeringen) met de
portiergreep aan de binnenzijde
worden geopend.
Van binnenuit ontgrendelen en vergrendelen van de portieren
1
2
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 126 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
127
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Zet de vergrendelknop van het portier in de stand vergrendeld.
Sluit het portier met de portiergreep uitgetrokken.
Auto's zonder Smart Entry-systeem met startknop
Het portier kan niet worden vergrendeld als de sleutel zich in het con-
tact bevindt.
Auto's met Smart entry-systeem met startknop
Het portier kan niet worden vergrendeld als het contact in stand ACC
of AAN staat of als de elektronische sleutel zich nog in de auto
bevindt. De sleutel wordt echter mogelijk niet juist gesignaleerd waar-
door het portier wellicht wordt vergrendeld.
Het portier kan niet vanaf de bin-
nenzijde van de auto worden
geopend wanneer het kinderslot is
geactiveerd.
Ontgrendelen
Vergrendelen
Hierdoor wordt voorkomen dat kin-
deren per ongeluk de achterportie-
ren openen. Druk de schakelaars
op de portieren naar beneden om
de kindersloten te activeren.
Vergrendelen van de voorportieren van buitenaf zonder gebruik
te maken van een sleutel
Kindersloten achterportieren (5-deurs uitvoeringen)
1
2
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 127 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
128
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
De volgende functies kunnen worden in- of uitgeschakeld:
*: Auto's met automatische transmissie
Automatische vergrendel- en ontgrendelsystemen van de portie-
ren (indien aanwezig)
Functie Werking
Functie koppeling van de
portiervergrendeling aan
de stand van de selectie-
hendel
*
Het in een andere stand dan stand P zetten van
de selectiehendel vergrendelt alle portieren.
Functie koppeling van de
portierontgrendeling aan
de stand van de selectie-
hendel
*
Het in stand P zetten van de selectiehendel ont-
grendelt alle portieren.
Functie koppeling por-
tiervergrendeling aan rij-
snelheid
Alle portieren worden vergrendeld als de rijsnel-
heid ongeveer 20 km/h of hoger is.
Functie koppeling portie-
rontgrendeling aan
bestuurdersportier
Alle portieren worden ontgrendeld als het
bestuurdersportier wordt geopend binnen 43
seconden nadat het contact UIT is gezet.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 128 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
129
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
In- en uitschakelen van de functies
Volg onderstaande procedure voor omschakelen tussen in- en uit-
schakelen:
Sluit alle portieren en zet het contact AAN. (Voer stap 2 binnen
20 seconden uit.)
Zet de selectiehendel in
stand P of N, houd de scha-
kelaar van de centrale ver-
grendeling in het
bestuurdersportier ( of
) gedurende ongeveer
5 seconden ingedrukt en laat
deze vervolgens los.
De standen van de selectiehen-
del en de schakelaar die horen
bij de in te stellen functie zijn als
volgt.
Voer dezelfde procedure uit om
de functie uit te schakelen.
*: Auto's met automatische transmissie
Als de procedure voor in- of uitschakelen is uitgevoerd, worden alle
portieren vergrendeld en vervolgens ontgrendeld.
1
2
Functie
Stand selectie-
hendel
Stand portierslot-
schakelaar
Functie koppeling van de portier-
vergrendeling aan de stand van
de selectiehendel
*
P
Functie koppeling van de portier-
ontgrendeling aan de stand van
de selectiehendel
*
Functie koppeling portiervergren-
deling aan rijsnelheid
N
Functie koppeling portierontgren-
deling aan bestuurdersportier
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 129 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
130
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Wijzigen van de instellingen van de ontgrendelingsfunctie van de portie-
ren (auto's met Smart entry-systeem met startknop)
Het is mogelijk om in te stellen welke portieren met de instapfunctie via de
afstandsbediening worden ontgrendeld.
Zet het contact UIT.
Schakel de inbraaksensor en de hellingsensor uit om tijdens het verande-
ren van de instellingen het alarm niet onbedoeld te activeren. (Blz. 86)
Houd de toets of (indien aanwezig) gedurende 5 seconden inge-
drukt en houd tegelijkertijd de toets op de sleutel ingedrukt, als het
controlelampje in de sleutel uit is.
De instelling verandert telkens wanneer een handeling wordt uitgevoerd,
zoals hieronder is aangegeven. (Als u de instelling opnieuw wilt wijzigen, laat
u de toetsen los, wacht u ten minste 5 seconden en herhaalt u vervolgens
stap .)
Voor auto's met een alarm: om te voorkomen dat het alarm onbedoeld wordt
geactiveerd, moet u de portieren ontgrendelen met de afstandsbediening en
een portier openen en sluiten als de instellingen eenmaal zijn gewijzigd. (Als
er binnen 30 seconden nadat op is gedrukt geen portier wordt
geopend, worden de portieren weer vergrendeld en wordt het alarm automa-
tisch ingeschakeld.)
Zet het alarm onmiddellijk uit wanneer dit geactiveerd wordt. (Blz. 83)
1
2
3
3
Multi-informatie-
display
Ontgrendelfunctie Piepsignaal
Als u de portiergreep aan
bestuurderszijde vast-
houdt, wordt alleen het be-
stuurdersportier ontgren-
deld.
Exterieur: 3 keer een
piepsignaal
Interieur: Eén belsig-
naal
Als u een portiergreep vast-
houdt, worden alle portie-
ren ontgrendeld.
Exterieur: Twee piep-
signalen
Interieur: Eén belsig-
naal
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 130 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
131
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Systeem voor ontgrendeling van de portiersloten bij aanrijdingen (indien
aanwezig)
Als de auto aan een sterke schok wordt blootgesteld, worden alle portieren
ontgrendeld. Of het systeem in werking treedt, is afhankelijk van de kracht
van de schok of het soort ongeval.
Omstandigheden die de werking van het Smart entry-systeem met start-
knop en de afstandsbediening beïnvloeden
Auto's zonder Smart Entry-systeem met startknop
De afstandsbediening werkt in de volgende situaties mogelijk niet goed.
In de buurt van een televisiezendmast, radiozender, elektriciteitscentrale,
luchthaven of andere locatie waar sterke radiogolven aanwezig zijn
Als u een draagbare radio, mobiele telefoon of ander draadloos communi-
catiemiddel bij u draagt
Als er meerdere elektronische sleutels in de buurt zijn
Wanneer de elektronische sleutel tegen een metalen voorwerp wordt
gehouden of erdoor wordt bedekt
Als er een andere sleutel met afstandsbediening (die ook radiogolven uit-
zendt) in de buurt wordt gebruikt
Als de elektronische sleutel in de buurt heeft gelegen van een elektrisch
apparaat, zoals een computer
Auto's met Smart entry-systeem met startknop
Blz. 148
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde instellingen (bijvoorbeeld de ontgrendelfunctie met behulp van een
sleutel) kunnen worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen
Blz. 698)
WAARSCHUWING
Voorkom ongevallen
Neem bij het rijden met de auto de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregelen kan ertoe leiden dat
er per ongeluk een portier wordt geopend en dat er iemand uit de auto valt,
waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
Controleer of alle portieren volledig gesloten zijn.
Trek tijdens het rijden niet aan de portiergreep.
Wees extra voorzichtig met de voorportieren; deze kunnen zelfs worden
geopend wanneer de vergrendelknop aan de binnenzijde in de stand ver-
grendeld staat.
Activeer de kindersloten in de achterportieren als er zich kinderen op de
tweede zitrij bevinden.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 131 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
132
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Achterdeur
Smart entry-systeem met startknop (indien aanwezig)
Zorg dat u de elektronische sleutel bij u hebt om deze functie in te
kunnen schakelen.
Auto's met reservewiel op de achterdeur
Vergrendelen van alle portie-
ren
Ontgrendelen van alle portie-
ren
De portieren en de achterdeur
kunnen gedurende 3 seconden
na het vergrendelen niet worden
ontgrendeld.
Auto's met reservewiel onder de vloer
Vergrendelen van alle portie-
ren
Ontgrendelen van alle portie-
ren
De portieren en de achterdeur
kunnen gedurende 3 seconden
na het vergrendelen niet worden
ontgrendeld.
Afstandsbediening
Blz. 123
De achterdeur kan op de volgende manieren vergrendeld/ont-
grendeld en geopend worden.
Van buitenaf ontgrendelen en vergrendelen van de achterdeur
1
2
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 132 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
133
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Schakelaar centrale vergrendeling
Vergrendelen van alle portie-
ren
Ontgrendelen van alle portie-
ren
Vergrendelknop binnenzijde achterdeur (auto's met dwarsge-
plaatste achterstoelen achter de tweede zitrij)
Vergrendelen van het portier
Ontgrendelen van het portier
Van binnenuit ontgrendelen en vergrendelen van de achterdeur
1
2
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 133 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
134
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Auto's met reservewiel op de achterdeur
Trek aan de handgreep
Open de achterdeur
De achterdeur kan in de gewenste
positie open worden gehouden.
Auto's met reservewiel onder de vloer
Trek aan de handgreep
Open de achterdeur
De achterdeur kan in de gewenste
positie open worden gehouden.
Ontgrendelen van de achter-
deurvanger
Vergrendelen van de achter-
deurvanger
De achterdeurvanger kan alleen
worden bediend als de achterdeur
volledig geopend is.
Controleer voor het sluiten van de
achterdeur of de achterdeurvan-
ger is ontgrendeld.
Van buitenaf openen van de achterdeur
1
2
1
2
Vastzetten van de achterdeur
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 134 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
135
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Het portier kan niet vanaf de bin-
nenzijde van de auto worden
geopend wanneer het kinderslot is
geactiveerd.
Ontgrendelen
Vergrendelen
Door dit slot te activeren wordt
voorkomen dat kinderen de achter-
deur openen. Druk de schakelaar
op de achterdeur naar beneden
om de achterdeur te vergrendelen.
Sluit de achterdeur met behulp
van de achterdeurgreep en van
buitenaf om de achterdeur te slui-
ten.
De achterbumperopstap is ont-
worpen ter bescherming van de
achterkant van de auto en om de
auto gemakkelijker te kunnen
beladen.
Kinderslot achterdeur (auto's met dwarsgeplaatste achterstoe-
len achter de tweede zitrij)
1
2
Sluiten van de achterdeur
Achterbumperopstap
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 135 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
136
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
WAARSCHUWING
Tijdens het rijden
Zorg ervoor dat de achterdeur tijdens het rijden is gesloten.
Als de achterdeur open blijft, kan deze tijdens het rijden voorwerpen raken
of kan er bagage uit de bagageruimte vallen, waardoor een ongeval kan
ontstaan.
Bovendien kunnen uitlaatgassen in de auto terechtkomen, hetgeen zeer
schadelijk kan zijn voor de gezondheid. Controleer voordat u wegrijdt of de
achterdeur is gesloten.
Controleer voordat u wegrijdt of de achterdeur volledig is gesloten. Als de
achterdeur niet volledig gesloten is, kan deze tijdens het rijden opengaan,
waardoor een ongeval kan ontstaan.
Sta nooit toe dat er personen in de bagageruimte meerijden. Bij plotseling
remmen of uitwijken of bij een ongeval lopen ze eerder ernstig letsel op.
Als er kinderen in de auto aanwezig zijn
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Laat kinderen niet in de bagageruimte komen.
Als een kind per ongeluk in de bagageruimte wordt opgesloten, kan het
bevangen worden door de hitte of verwondingen oplopen.
Laat kinderen de achterdeur niet openen of sluiten.
De achterdeur kan mogelijk onverwachts in beweging komen of er kan
een lichaamsdeel bekneld raken.
Bedienen van de achterdeur
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Controleer voordat u de achterdeur opent of sluit zorgvuldig of de omge-
ving veilig is.
Zorg als er iemand dichtbij staat dat deze persoon veilig is en meld dat u
de achterdeur gaat openen of sluiten.
Wees voorzichtig bij het openen en sluiten van de achterdeur bij sterke
wind, aangezien de achterdeur als gevolg van sterke wind plotseling kan
bewegen.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 136 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
137
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
WAARSCHUWING
Bedienen van de achterdeur
Trek nooit aan de steun van de achterdeurgasdemper om de achterdeur te
sluiten en hang niets aan de steun van de gasdemper
Als dat wel gebeurt, kunnen uw handen bekneld raken of kan de gasdem-
per afbreken, waardoor een ongeval kan ontstaan.
Als er op de achterdeur een fietsendrager of een vergelijkbaar zwaar
onderdeel gemonteerd is, kan de achterdeur na het openen plotseling
dichtvallen waardoor lichaamsdelen bekneld kunnen raken en letsel kan
optreden. Wij raden u aan om originele Toyota-onderdelen te gebruiken
wanneer u accessoires op de achterdeur wilt monteren.
De achterdeur kan dichtvallen als de
achterdeurvanger niet is vergrendeld (in
het bijzonder wanneer u de bagage-
ruimte gebruikt en de achterdeur in de
door u gewenste positie wordt openge-
houden). Op een helling is het moeilij-
ker om de achterdeur te openen of te
sluiten dan op een horizontale onder-
grond. Let dus op dat de achterdeur niet
plotseling vanzelf open- of dichtgaat.
Controleer voordat u de bagageruimte
gebruikt of de achterdeurvanger is ver-
grendeld.
Let bij het sluiten van de achterdeur
goed op dat er geen vingers enz.
bekneld raken.
Controleer na het sluiten van de achter-
deur altijd of deze goed gesloten is door
er even op te drukken. Als de achter-
deurgreep wordt gebruikt om de achter-
deur volledig te sluiten, kunnen uw
handen of armen bekneld raken.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 137 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
138
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
OPMERKING
Achterdeurgasdemper
De achterdeur is voorzien van gasdempers die de achterdeur op zijn plaats
houden.
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Anders kunnen de achterdeurgasdempers beschadigd raken, waardoor
deze niet meer werken.
Bevestig alleen originele Toyota-acces-
soires op de achterdeur.
Leun niet tegen de gasdemper, klim er
niet op, plaats er geen voorwerpen op
en oefen er geen zijdelingse krachten
op uit.
Gasdemper
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 138 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
139
3
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Achterruit
Achterruitopenersysteem
Druk op de knop om de ach-
terruit te laten openspringen.
Omhoog
De achterruit kan niet worden
geopend als de achterdeur is
vergrendeld. Ontgrendel de ach-
terdeur om de achterruit te ope-
nen. (Blz. 132)
Smart entry-systeem met startknop (indien aanwezig)
Druk terwijl u de elektroni-
sche sleutel bij u hebt op de
knop om de achterruit te
laten openspringen.
Omhoog
De achterruit kan zelfs worden
geopend als de achterdeur is
vergrendeld.
: Indien aanwezig
De achterruit kan worden geopend met behulp van het achterrui-
topenersysteem of de afstandsbediening.
Openen van de achterruit
1
2
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 139 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
140
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Afstandsbediening
Houd de knop ingedrukt om de achterruit te openen. De achterruit
zal iets openspringen.
Auto's zonder Smart entry-sys-
teem met startknop (type A)
Auto's zonder Smart entry-
systeem met startknop
(type B)
Auto's met Smart entry-sys-
teem met startknop
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 140 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
141
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Bij het openen van de achterruit
Open de achterruit langzaam en voorzichtig.
Gebruik het achterruitopenersysteem of de afstandsbediening als de achter-
deur gesloten is.
Bedieningssignalen (bij openen met de afstandsbediening)
Er klinkt eenmalig een zoemer (indien aanwezig) om aan te geven dat de
achterruit geopend is.
Openen van de achterruit terwijl de achterruitenwisser in werking is
De werking van de achterruitenwisser zal worden onderbroken. De werking
zal hervat worden als de achterruit is gesloten.
Functies die voorkomt dat de achterruit wordt vergrendeld terwijl de
elektronische sleutel zich in de auto bevindt (auto's met Smart entry-
systeem met startknop)
Er klinkt een geluidssignaal als de achterruit wordt gesloten terwijl alle por-
tieren zijn vergrendeld en de elektronische sleutel zich in de bagageruimte
bevindt
In dit geval kan de achterruit worden geopend met de instapfunctie.
Zelfs als de elektronische reservesleutel zich in de bagageruimte bevindt en
alle portieren vergrendeld zijn, kan de beveiliging sleutel insluiten worden
geactiveerd, zodat de achterruit kan worden geopend. Neem alle elektroni-
sche sleutels mee als u de auto achterlaat om diefstal te voorkomen.
Zelfs als de elektronische sleutel zich in de bagageruimte bevindt en alle
portieren vergrendeld zijn, wordt de sleutel mogelijk niet gesignaleerd
afhankelijk van de locatie van de sleutel en de aanwezige radiogolven. In dit
geval kan de beveiliging sleutel insluiten niet worden geactiveerd, zodat de
portieren zullen worden vergrendeld als de achterruit wordt gesloten. Zorg
ervoor dat u controleert waar de sleutel zich bevindt als u de achterruit sluit.
Na het sluiten van de achterruit
Controleer of de achterruit goed is gesloten. Als deze niet goed is gesloten,
zullen de achterruitenwisser en -sproeier niet goed werken.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De werking van het openen van de achterruit kan worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen:
Blz. 698)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 141 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
142
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
WAARSCHUWING
Tijdens het rijden
Houd de achterruit tijdens het rijden gesloten.
Als de achterruit open blijft, kan deze tijdens het rijden voorwerpen raken
of kan er bagage uit de bagageruimte vallen, waardoor een ongeval kan
ontstaan.
Bovendien kunnen uitlaatgassen in de auto terechtkomen, hetgeen zeer
schadelijk kan zijn voor de gezondheid. Controleer voordat u wegrijdt of de
achterruit is gesloten.
Controleer voordat u wegrijdt of de achterruit goed is gesloten. Als de ach-
terruit niet goed is gesloten, kan deze tijdens het rijden open gaan, waar-
door een ongeval kan ontstaan.
Als er kinderen in de auto aanwezig zijn
Laat kinderen de achterruit niet openen of sluiten.
Als dat wel gebeurt, kan de achterruit onverwachts in beweging komen of
kan het kind met de handen, het hoofd of de nek bekneld raken door de
sluitende achterruit.
Openen van de achterruit
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Verwijder sneeuw en ijs en dergelijke van de achterruit voordat u deze
opent. Als u dat niet doet, kan de achterruit na het openen plotseling dicht-
vallen.
Controleer voordat u de achterruit opent of sluit goed of de omgeving vei-
lig is.
Zorg als er iemand dichtbij staat dat deze persoon veilig is en meld dat u
de achterruit gaat openen of sluiten.
Wees voorzichtig bij het openen of sluiten van de achterruit bij sterke wind,
aangezien deze als gevolg daarvan plotseling kan bewegen.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 142 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
143
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
WAARSCHUWING
Openen van de achterruit
Trek nooit aan de achterruitgasdemper om de achterruit te sluiten en hang
nooit iets aan de gasdemper.
Als dat wel gebeurt, kunnen uw handen bekneld raken of kan de gasdem-
per afbreken, waardoor een ongeval kan ontstaan.
Bevestig alleen originele Toyota-accessoires aan de achterruit. Door het
extra gewicht aan de achterruit kan deze na het openen plotseling weer
dichtvallen.
Als de achterruit niet volledig wordt
geopend, kan deze sluiten. Op een hel-
ling is het moeilijker om de achterruit te
openen of te sluiten dan op een hori-
zontale ondergrond. Let dus op dat de
achterruit niet plotseling vanzelf open-
of dichtgaat. Controleer voordat u de
bagageruimte gebruikt of de achterruit
volledig geopend en veilig is.
Let bij het sluiten van de achterruit goed
op dat er geen vingers enz. bekneld
raken.
Controleer na het sluiten van de achter-
ruit altijd of deze goed gesloten is door
er licht op te drukken.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 143 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
144
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
OPMERKING
Achterruitgasdempers
De achterruit is voorzien van gasdempers, die de achterruit op zijn plaats
houden.
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Anders kunnen de achterruitgasdempers beschadigd raken, waardoor deze
niet meer werken.
Bevestig nooit slotvangers, kunststoffo-
lie, borgmiddelen, enz. aan de binnen-
poot van de gasdemper.
Raak de binnenpoot van de gasdemper
nooit aan met handschoenen of andere
stoffen voorwerpen.
Bevestig alleen originele Toyota-acces-
soires aan de achterruit.
Plaats nooit uw handen of voeten op de
gasdemper en oefen er geen zijde-
lingse krachten op uit.
Gasdempers
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 144 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
145
3
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Smart entry-systeem met startknop
Vergrendelen en ontgrendelen van de portieren (Blz. 122)
Vergrendelen en ontgrendelen van de achterdeur (Blz. 132)
Openen van de achterruit (Blz. 139)
Starten van de motor (Blz. 235)
Plaats van antenne
: Indien aanwezig
De volgende handelingen kunnen worden uitgevoerd als u de
elektronische sleutel bij u hebt, bijvoorbeeld in uw zak. De
bestuurder moet de elektronische sleutel altijd bij zich hebben.
Antennes buiten het interieur
Antennes aan de binnenzijde
Antenne buiten de bagageruimte
1
2
3
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 145 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
146
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Bereik (gebieden waarin de elektronische sleutel wordt gesignaleerd)
Het systeem werkt wanneer de elektronische sleutel zich binnen ongeveer
0,7 m van de achterdeurgreep bevindt.
Bij het starten van de motor of het in een andere stand zetten van het con-
tact
Het systeem werkt als de elektronische sleutel zich in de auto bevindt.
Alarmsignalen en waarschuwingen
Auto's met multi-informatiedisplay type A: een combinatie van in en buiten de
auto hoorbare alarmsignalen en waarschuwingslampjes zorgen ervoor dat
diefstal van de auto en ongelukken door een onjuiste bediening worden voor-
komen. Neem afhankelijk van het waarschuwingslampje dat gaat branden de
juiste maatregelen. (Blz. 593)
Auto's met multi-informatiedisplay type B: Een combinatie van in en buiten de
auto hoorbare alarmsignalen en waarschuwingsmeldingen op het multi-infor-
matiedisplay zorgen ervoor dat diefstal van de auto en ongelukken door een
onjuiste bediening worden voorkomen. Neem de juiste maatregelen als reac-
tie op de waarschuwingsmeldingen op het multi-informatiedisplay.
(Blz. 599)
Bij het vergrendelen of ontgrendelen
van de portieren
Het systeem werkt als de elektronische
sleutel zich binnen 0,7 m van een van
de voorportiergrepen aan de buitenzijde
bevindt. (Alleen de portieren die de
sleutel signaleren, kunnen worden
geopend of gesloten.)
Bij het openen van de achterruit (indien
aanwezig) en het vergrendelen of ont-
grendelen van de achterdeur
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 146 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
147
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
In onderstaande tabel worden de omstandigheden en de correctieprocedures
beschreven in de gevallen waarin alleen het alarm klinkt.
*
1
: Auto's met multi-informatiedisplay type A
*
2
: Auto's met automatische transmissie
Alarm Situatie Correctieprocedure
Het alarm in de
auto klinkt 1 keer
en het buiten de
auto hoorbare
alarm 1 keer ge-
durende 5 secon-
den
*
1
Er is geprobeerd de portie-
ren te vergrendelen met het
Smart entry-systeem met
startknop terwijl de elektroni-
sche sleutel zich nog in de
auto bevond.
Neem de elektronische
sleutel uit de auto en
vergrendel de portie-
ren opnieuw.
Het buiten de
auto hoorbare
alarm klinkt één
keer gedurende 5
seconden
Er is geprobeerd de auto te
vergrendelen terwijl er nog
een portier geopend was.
Sluit alle portieren en
vergrendel ze opnieuw.
Er is geprobeerd de achter-
ruit te sluiten terwijl de elek-
tronische sleutel zich nog in
de auto bevond.
Open de achterruit
opnieuw en neem de
elektronische sleutel uit
de auto.
Het alarm in de
auto klinkt continu
Het contact werd in stand
ACC gezet terwijl het
bestuurdersportier geopend
was (of het bestuurderspor-
tier werd geopend terwijl het
contact in stand ACC stond).
Zet het contact UIT en
sluit het bestuurders-
portier.
Het alarm in de
auto klinkt con-
tinu
*
1, 2
Het bestuurdersportier werd
geopend terwijl de selectie-
hendel in een andere stand
dan P stond zonder dat het
contact UIT werd gezet.
Zet de selectiehendel
in stand P.
Het alarm in de
auto klinkt 1
keer
*
1
De batterij van de elektroni-
sche sleutel is (bijna) leeg.
Vervang de batterij van
de elektronische sleu-
tel.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 147 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
148
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Energiebesparende functie
De energiebesparende functie wordt geactiveerd om te voorkomen dat de
batterij van de elektronische sleutel en de accu leegraken wanneer de auto
gedurende langere tijd niet wordt gebruikt.
In de volgende situaties kan het enige tijd duren voordat de portieren met
het Smart entry-systeem met startknop ontgrendeld kunnen worden.
De elektronische sleutel bevindt zich gedurende 10 minuten of langer op
een afstand van ongeveer 2 m van de auto.
Het Smart entry-systeem met startknop is gedurende 5 dagen of langer
niet gebruikt.
Als het Smart entry-systeem met startknop gedurende 14 dagen of langer
niet gebruikt is, kunnen de portieren alleen via het bestuurdersportier wor-
den ontgrendeld. Pak in dat geval de greep van het bestuurdersportier vast
of gebruik de afstandsbediening of de mechanische sleutel om de portieren
te ontgrendelen.
Omstandigheden die de werking van het systeem kunnen beïnvloeden
Het Smart Key-systeem met startknop maakt gebruik van zwakke radiogol-
ven. In de volgende situaties wordt de communicatie tussen de elektronische
sleutel en de auto mogelijk beïnvloed, waardoor het Smart entry-systeem met
startknop, de afstandsbediening en de startblokkering niet goed werken.
(Oplossingen: Blz. 652)
Wanneer de batterij van de elektronische sleutel ontladen is
In de buurt van een televisiezendmast, elektriciteitscentrale, tankstation,
radiozender, videowall, luchthaven of andere locatie waar sterke radiogol-
ven aanwezig zijn
Als u een draagbare radio, mobiele telefoon, draadloze telefoon of een
ander draadloos communicatiemiddel bij u draagt
Wanneer de elektronische sleutel tegen een van de volgende metalen voor-
werpen wordt gehouden of erdoor wordt bedekt
Kaarten met aluminiumfolie
Sigarettenpakjes met aluminiumfolie erin
Metalen portemonnees of tassen
Muntgeld
Metalen handwarmers
Media zoals CD's en DVD's
Als er in de directe omgeving meerdere elektronische sleutels aanwezig zijn
Als er andere sleutels met afstandsbediening (die radiogolven uitzenden) in
de buurt gebruikt worden
Als u de elektronische sleutel bij u draagt samen met de volgende appara-
ten die radiogolven uitzenden
De elektronische sleutel of een afstandsbediening van een andere auto
die radiogolven uitzendt
Computers of pda's
Digitale audioapparatuur
Draagbare spelcomputers
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 148 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
149
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Als een metalen coating of metalen voorwerpen aan de achterruit worden
bevestigd
Aanwijzing voor de instapfunctie
Zelfs als de elektronische sleutel zich binnen het detectiegebied bevindt,
werkt het systeem in de volgende gevallen mogelijk niet juist:
De elektronische sleutel bevindt zich te dicht bij de ruit of portiergreep, te
dicht bij de grond of te hoog als de portieren worden vergrendeld of ont-
grendeld.
De elektronische sleutel bevindt zich te dicht bij de grond of te hoog of te
dicht bij de achterbumper bij het openen van de achterruit.
De elektronische sleutel ligt op het dashboard, de hoedenplank of de
vloer, of in een portiervak of het dashboardkastje als de motor wordt
gestart of de stand van de startknop wordt gewijzigd.
Laat de elektronische sleutel niet boven op het dashboard of in de buurt van
de portiervakken liggen wanneer u de auto verlaat. Afhankelijk van de ont-
vangst van de radiogolven wordt de sleutel mogelijk gesignaleerd door de
antenne buiten het interieur en kunnen de portieren worden vergrendeld
vanaf de buitenzijde, waardoor de elektronische sleutel mogelijk in de auto
wordt opgesloten.
Zolang de elektronische sleutel zich binnen het detectiegebied bevindt, kun-
nen de portieren door een willekeurige persoon worden vergrendeld en ont-
grendeld. De auto kan echter alleen worden ontgrendeld via de portieren die
de elektronische sleutel signaleren.
Zelfs als de elektronische sleutel zich buiten de auto bevindt, kan de motor
mogelijk gestart worden als de elektronische sleutel zich in de buurt van de
ruit bevindt.
De portieren worden mogelijk vergrendeld of ontgrendeld als er een grote
hoeveelheid water op de portiergreep terechtkomt, bijvoorbeeld tijdens een
zware regenbui of in een wasstraat wanneer de elektronische sleutel zich
binnen het detectiegebied bevindt. (Als de portieren niet worden geopend
en gesloten, worden deze na ongeveer 30 seconden automatisch weer ver-
grendeld.)
Als de afstandsbediening wordt gebruikt om de portieren te vergrendelen
terwijl de elektronische sleutel zich in de nabijheid van de auto bevindt,
bestaat de mogelijkheid dat de portieren niet ontgrendeld worden door de
instapfunctie. (Gebruik de afstandsbediening om de portieren te ontgrende-
len.)
Wanneer u de vergrendelsensor aanraakt terwijl u handschoenen draagt,
worden de portieren mogelijk niet vergrendeld.
Als de portiergreep nat wordt terwijl de elektronische sleutel zich binnen het
detectiebereik bevindt, kan het portier herhaaldelijk worden vergrendeld en
ontgrendeld. Plaats de elektronische sleutel op een afstand van ten minste
2 meter van de auto. (Zorg ervoor dat de sleutel niet gestolen wordt.)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 149 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
150
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Als de elektronische sleutel zich in de auto bevindt en een portiergreep
wordt nat tijdens het wassen van de auto, wordt er mogelijk een melding
weergegeven op het multi-informatiedisplay en klinkt er een zoemer buiten
de auto. Vergrendel alle portieren om het alarm uit te schakelen.
Als de vergrendelsensor in aanraking komt met ijs, sneeuw, modder, enz.,
werkt deze mogelijk niet goed. Reinig de vergrendelsensor en raak hem
opnieuw aan of gebruik de vergrendelsensor aan de onderzijde van de por-
tiergreep.
Bij het gebruik van de portiergreep kunnen uw nagels over het portier kras-
sen. Zorg ervoor dat uw nagels of de lak van het portier niet beschadigd
raken.
Bij een plotselinge nadering van het detectiegebied of de portiergreep kan
het voorkomen dat de portieren niet ontgrendeld worden. Laat in dat geval
de portiergreep los en controleer of de portieren worden ontgrendeld voor-
dat u opnieuw aan de portiergreep trekt.
Het ontgrendelen van de auto duurt mogelijk langer als zich een andere
elektronische sleutel in het effectieve bereik bevindt.
Als er gedurende langere tijd niet met de auto wordt gereden
Bewaar, om diefstal van de auto te voorkomen, de elektronische sleutel niet
binnen een afstand van 2 m van de auto.
Het Smart entry-systeem met startknop kan vooraf worden uitgeschakeld.
(Blz. 698)
Voor een juiste bediening van het systeem
Zorg ervoor dat u de elektronische sleutel bij u hebt als u het systeem
bedient. Houd de elektronische sleutel niet te dicht bij de auto als u het sys-
teem van buitenaf bedient.
Afhankelijk van de positie en de conditie waarin de elektronische sleutel
wordt bewaard, wordt de sleutel mogelijk niet door het systeem gesignaleerd,
waardoor het systeem wellicht niet juist functioneert. (Het alarm kan per
ongeluk afgaan of de functie die voorkomt dat de portieren per ongeluk wor-
den vergrendeld, werkt wellicht niet.)
Als het Smart entry-systeem met startknop niet goed werkt
Vergrendelen en ontgrendelen van de portieren: gebruik de mechanische
sleutel. (Blz. 652)
Starten van de motor: Blz. 653
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 150 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
151
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Levensduur batterij elektronische sleutel
De standaard levensduur van de batterij is 1 - 2 jaar.
Als de batterij bijna leeg is, klinkt een waarschuwingssignaal in de auto als
de motor wordt uitgezet. (Blz. 146, 612)
Omdat de elektronische sleutel altijd radiogolven ontvangt, raakt de batterij
ook ontladen wanneer de elektronische sleutel niet wordt gebruikt. De vol-
gende verschijnselen geven aan dat de batterij van de elektronische sleutel
mogelijk ontladen is. Vervang de batterij indien nodig. (Blz. 551)
Het Smart entry-systeem met startknop of de afstandsbediening werkt
niet.
Het detectiegebied wordt kleiner.
Het LED-controlelampje in de sleutel gaat niet aan.
Houd, om de levensduur van de batterij niet nodeloos te bekorten, de elek-
tronische sleutel op een afstand van minimaal 1 m van de volgende elektri-
sche apparaten met een magnetisch veld:
Televisietoestellen
Computers
Mobiele telefoons, draadloze telefoons en batterijladers
Oplaadapparatuur voor draadloze en mobiele telefoons
Tafellampen
Inductiekookplaten
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Verschillende instellingen (bijv. van het Smart entry-systeem met startknop)
kunnen worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen
Blz. 698)
Als het Smart entry-systeem met startknop is uitgeschakeld via de per-
soonlijke voorkeursinstellingen
Vergrendelen en ontgrendelen van de portieren:
Gebruik de afstandsbediening of de mechanische sleutel. (Blz. 123, 652)
Starten van de motor en wijzigen van de standen van het contact: Blz. 653
Uitzetten van de motor: Blz. 237
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 151 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
152
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Verklaring voor het Smart entry-systeem met startknop
Hereby, Toyota Motor Corporation, declares that this TMLF8-15 is in compli-
ance with the essential requirements and other relevant provisions of Direc-
tive 1999/5/EC.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 152 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
153
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 153 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
154
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 154 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
155
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Hereby, Tokai Rika Co., Ltd., declares that this B74EA is in compliance with
the essential requirements and other relevant provisions of Directive 1999/5/
EC.
De DECLARATION of CONFORMITY (DoC) is beschikbaar op het volgende
adres:
http://www.tokai-rika.co.jp/pc/
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 155 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
156
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 156 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
157
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 157 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
158
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Hereby, Tokai Rika Co., Ltd., declares that this B72UA is in compliance with
the essential requirements and other relevant provisions of Directive 1999/5/
EC.
De meest recente DECLARATION of CONFORMITY (DoC) is beschikbaar
op het volgende adres:
http://www.tokai-rika.co.jp/pc/
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 158 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
159
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 159 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
160
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 160 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
161
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
WAARSCHUWING
Waarschuwing met betrekking tot beïnvloeding van elektronische
apparatuur
Mensen met geïmplanteerde pacemakers, CRT-pacemakers of geïmplan-
teerde hartdefibrillators moeten voldoende afstand bewaren tot de anten-
nes van het Smart entry-systeem met startknop. (Blz. 146)
De radiogolven kunnen de werking van dergelijke apparatuur beïnvloeden.
Indien nodig kan de instapfunctie worden uitgeschakeld. Neem voor meer
informatie over bijvoorbeeld de frequentie van de radiogolven en de
momenten waarop deze worden uitgezonden, contact op met een Toyota-
dealer of erkende reparateur. Raadpleeg vervolgens uw arts om na te
gaan of de instapfunctie mag worden gebruikt.
Gebruikers van elektrische medische apparatuur anders dan geïmplan-
teerde pacemakers, CRT-pacemakers en geïmplanteerde hartdefibrillators
moeten contact opnemen met de fabrikant van deze producten om te
informeren of radiosignalen invloed uitoefenen op de werking van deze
apparatuur.
Radiogolven kunnen onverwachte effecten hebben op de werking van der-
gelijke medische apparatuur.
Neem contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur voor meer
informatie over het uitschakelen van de instapfunctie.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 161 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
162
3-3. Verstellen van de stoelen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Voorstoelen
Handmatig verstelbare stoel
Elektrisch verstelbare stoel (alleen bestuurderszijde)
Procedure voor het verstellen
Hendel stoelpositieverstelling
Hendel rugleuningverstelling
Hendel hoogteverstelling
(alleen bestuurderszijde)
Schakelaar lendensteunver-
stelling (alleen bestuurders-
zijde)
1
2
3
4
Schakelaar stoelpositie
Schakelaar rugleuningverstel-
ling
Schakelaar verstelling zitting
voor (alleen bestuurderszijde)
Schakelaar hoogteverstelling
(alleen bestuurderszijde)
Schakelaar lendensteunver-
stelling (alleen bestuurders-
zijde)
1
2
3
4
5
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 162 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
163
3-3. Verstellen van de stoelen
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Als de onderrug van de inzittende
tijdens een aanrijding van achte-
ren tegen de rugleuning drukt,
beweegt de hoofdsteun iets naar
voren en omhoog om de kans op
een whiplash te verminderen.
Instappen
Trek aan de hendel voor ver-
stelling van de rugleuning en
klap de rugleuning omlaag. De
stoel zal naar voren schuiven.
Schuif de stoel zo ver mogelijk
naar voren
Uitstappen
Trap het pedaal in en klap de
rugleuning omlaag. De stoel zal
naar voren schuiven.
Schuif de stoel zo ver mogelijk
naar voren
Controleer voordat u het pedaal
intrapt of er niemand op de
voorpassagiersstoel zit.
Nadat passagiers zijn ingestapt/uitgestapt
Klap de rugleuning omhoog en schuif de stoel naar achteren in de
vergrendeling.
Actieve hoofdsteunen
Verplaatsen van de passagiersstoel voor toegang tot de tweede
zitrij (3-deurs uitvoeringen)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 163 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
164
3-3. Verstellen van de stoelen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Actieve hoofdsteunen
Ook bij het uitoefenen van kleinere krachten op de rugleuning kan de hoofd-
steun bewegen. Als een vergrendelde hoofdsteun geforceerd omhoog wordt
getrokken, wordt de inwendige constructie van de hoofdsteun wellicht zicht-
baar. Dit duidt niet op een probleem.
WAARSCHUWING
Wanneer de positie van de stoel wordt versteld
Let er bij het verstellen van de positie van de stoel op dat de stoel de ove-
rige inzittenden van de auto niet raakt, omdat deze hierdoor wellicht letsel
op zouden kunnen lopen.
Houd uw handen niet onder de stoel of in de buurt van bewegende onder-
delen om letsel te voorkomen.
Uw vingers of handen zouden bekneld kunnen raken in het stoelmecha-
nisme.
Stoel afstellen
Om te voorkomen dat u bij een aanrijding onder de veiligheidsgordel door-
schuift, is het raadzaam de leuning niet verder achterover te zetten dan
strikt noodzakelijk is.
Als de rugleuning te ver achterover staat, kan bij een aanrijding het heup-
gedeelte van de gordel over uw heupen heen schuiven, waardoor er te
veel kracht op uw buik wordt uitgeoefend of kan de schoudergordel in con-
tact komen met uw nek, waardoor ernstig letsel kan ontstaan bij een onge-
val.
Verstel de bestuurdersstoel niet tijdens het rijden, aangezien de stoel dan
onverwachts kan bewegen. Daardoor kan de bestuurder de controle over
de auto verliezen.
Controleer na het verstellen of de stoel goed is vergrendeld. (alleen hand-
matig verstelbare stoel)
Bij een aan-
rijding van
achteren
Inwendige
constructie
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 164 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
165
3
3-3. Verstellen van de stoelen
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Achterstoelen
Tweede zitrij (3-deurs uitvoeringen) (indien aanwezig)
Hendel rugleuningverstelling
Tweede zitrij (5-deurs uitvoeringen zonder derde zitrij en auto's met
dwarsgeplaatste stoelen) (indien aanwezig)
Hendel rugleuningverstelling
Tweede zitrij (5-deurs uitvoeringen met derde zitrij) (indien aanwe-
zig)
Hendel rugleuningverstelling
Hendel stoelpositieverstelling
: Indien aanwezig
Procedure voor het verstellen
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 165 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
166
3-3. Verstellen van de stoelen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Derde zitrij (elektrisch verstelbaar) (indien aanwezig)
Schakelaar rugleuningverstelling
Instappen (alleen rechterzijde)
Trek aan de hendel voor ver-
stelling van de rugleuning en
klap de rugleuning omlaag. De
stoel zal naar voren schuiven.
Schuif de stoel zo ver mogelijk
naar voren
Uitstappen (alleen rechterzijde)
Trek aan de ontgrendelings-
hendel en klap de rugleuning
omlaag. De stoel zal naar voren
schuiven.
Schuif de stoel zo ver mogelijk
naar voren
Controleer voordat u aan de ont-
grendelingshendel trekt of er
niemand op de tweede zitrij zit.
Nadat passagiers zijn ingestapt/uitgestapt
Klap de rugleuning omhoog en schuif de stoel naar achteren in de
vergrendeling.
Verplaatsen van een stoel op de tweede zitrij voor toegang tot de
derde zitrij (5-deurs uitvoeringen met derde zitrij)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 166 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
167
3-3. Verstellen van de stoelen
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Vóór het opklappen van de tweede zitrij
Zet de hoofdsteunen in de laag-
ste stand.
Steek de gespen in de gesp-
houders om te voorkomen dat
de gordels in de weg zitten.
Opklappen stoelen tweede zitrij (3-deurs uitvoeringen)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 167 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
168
3-3. Verstellen van de stoelen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Opklappen stoelen tweede zitrij
Trek aan de hendel van de
rugleuningverstelling en klap
de rugleuning omlaag.
Trek aan de ontgrendelings-
hendel van de stoel aan de
achterzijde en beweeg de
volledige stoel omhoog en
naar voren.
Rechtop zetten van de tweede zitrij
Druk op de knop om de stoel te
ontgrendelen, beweeg de stoel
omlaag en zet de rugleuning
rechtop.
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 168 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
169
3-3. Verstellen van de stoelen
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Voordat de rugleuningen op de tweede zitrij worden neerge-
klapt
Berg de middelste gordelslui-
ting op met behulp van het klit-
tenband en zet de
hoofdsteunen in de laagste
stand.
Neerklappen rugleuningen tweede zitrij
Trek de zitting met behulp
van de ontgrendellus
omhoog.
Druk op de ontgrendelknop
van de rugleuningen en klap
de rugleuningen neer.
Om de rugleuningen op de
tweede zitrij terug te zetten in de
oorspronkelijke posities tilt u de
rugleuningen op tot deze vast-
klikken.
Neerklappen van de rugleuningen op de tweede zitrij (5-deurs
uitvoeringen zonder derde zitrij en auto's met dwarsgeplaatste
stoelen)
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 169 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
170
3-3. Verstellen van de stoelen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Voordat de rugleuningen op de tweede zitrij worden neerge-
klapt
Zet de hoofdsteunen in de laag-
ste stand.
Neerklappen rugleuningen tweede zitrij
Trek aan de ontgrendelings-
hendel van de rugleuning en
klap de rugleuning neer.
Om de rugleuningen op de
tweede zitrij terug te zetten in de
oorspronkelijke posities tilt u de
rugleuningen op tot deze vast-
klikken.
Neerklappen rugleuningen tweede zitrij (5-deurs uitvoeringen
met derde zitrij)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 170 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
171
3-3. Verstellen van de stoelen
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Afzonderlijk neerklappen middelste rugleuning op de tweede zitrij (5-
deurs uitvoeringen)
Als de rugleuning niet kan worden opgeklapt
Trek aan de ontgrendelingshendel ach-
terop de rugleuning en klap de rugleuning
neer.
Om de rugleuning terug te zetten in de
oorspronkelijke positie tilt u de rugleuning
op tot deze vastklikt.
Ontgrendel de vergrendeling van de vei-
ligheidsgordel:
Druk de onderste rand van de rugleu-
ning in om de veiligheidsgordel te laten
vieren.
Laat de veiligheidsgordel iets oprollen.
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 171 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
172
3-3. Verstellen van de stoelen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Omhoogklappen van de stoelen op de derde zitrij
Klap de zitting volledig
omhoog.
Haal de riem uit het opberg-
vak aan de achterzijde van
de rugleuning en haak deze
vast aan de haak aan de
onderzijde van de zitting.
Terugklappen stoelen derde zitrij
Herhaal bovenstaande stappen in omgekeerde volgorde.
Omhoogklappen van de stoelen op de derde zitrij (dwarsge-
plaatste stoelen)
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 172 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
173
3-3. Verstellen van de stoelen
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Voordat de stoelen op de derde zitrij omlaag worden geklapt
Zet de hoofdsteunen in de laag-
ste stand.
Steek de gespen in de gesp-
houders om te voorkomen dat
de gordels in de weg zitten.
Neerklappen van de stoelen op de derde zitrij
Via de achterdeur
Trek aan de ontgrendelings-
hendel van de zitting/rugleuning
en klap de rugleuning omlaag.
De zitting wordt automatisch
opgeborgen.
Neerklappen van de stoelen op de derde zitrij (handmatig ver-
stelbare stoelen)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 173 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
174
3-3. Verstellen van de stoelen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Via de achterportieren
Trek aan de ontgrendelings-
hendel van de zitting.
De zitting wordt automatisch
opgeborgen.
Trek aan de ontgrendelings-
hendel van de rugleuning en
klap de rugleuning neer.
Terugklappen stoelen derde zitrij
Ontgrendel de rugleuningen
via de achterportieren door
aan de ontgrendelingshen-
del te trekken en til de rug-
leuningen op tot deze
vastklikken.
Trek aan het handvat om de
zittingen naar voren te halen.
1
ITN13M096
2
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 174 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
175
3-3. Verstellen van de stoelen
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Terugklapschakelaar rechter
stoel
Neerklapschakelaar rechter
stoel
Terugklapschakelaar linker
stoel
Neerklapschakelaar linker stoel
De schakelaars kunnen zowel wor-
den bediend via de achterdeur als
via de achterportieren.
Voordat de stoelen op de derde zitrij omlaag worden geklapt
Steek de gespen in de gesp-
houders om te voorkomen dat
de gordels in de weg zitten.
Neerklappen van de stoelen op de derde zitrij (elektrisch verstel-
bare stoelen)
1
2
3
4
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 175 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
176
3-3. Verstellen van de stoelen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Neerklappen van de stoelen op de derde zitrij
Houd ingedrukt. Er
klinken twee
piepsignalen en
de rugleuning zal omhoog
komen.
Er klinken opnieuw twee piep-
signalen als de procedure is vol-
tooid.
Houd nogmaals inge-
drukt.
Er klinken twee piep-
signalen, de hoofdsteun klapt
voorover en de stoel wordt
opgeborgen.
Er klinken opnieuw twee piep-
signalen als de procedure is vol-
tooid.
Terugklappen stoelen derde zitrij
Houd ingedrukt.
Er klinken twee piepsignalen
en de rugleuning en zitting
beginnen te bewegen. Er
klinken opnieuw twee piep-
signalen als de procedure is
voltooid.
Til de hoofdsteunen op tot
deze vastklikken.
ITN13M132
1
ITN13M134
2
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 176 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
177
3-3. Verstellen van de stoelen
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
De elektrisch verstelbare stoelen op de derde zitrij kunnen worden
bediend als
Het contact UIT staat.
De selectiehendel in stand P staat (auto's met automatische transmissie) of
de parkeerrem geactiveerd is (auto's met handgeschakelde transmissie)
terwijl het contact AAN staat.
Als de elektrisch verstelbare stoelen op de derde zitrij worden opgebor-
gen
Houd de schakelaar ingedrukt tot de procedure automatisch stopt. Als u de
schakelaar loslaat, zal de procedure stoppen en zal er continu een zoemer
klinken. De zoemer stopt pas als de schakelaar opnieuw ingedrukt wordt.
Vergroten van de bagageruimte (auto's met elektrisch verstelbare stoe-
len op de derde zitrij)
De stoelen op de derde zitrij kunnen worden gebruikt om op te zitten wanneer
ze in de positie staan zoals in stap is getoond of kunnen worden neerge-
klapt. (Blz. 175)
Dit is handig als u meer bagageruimte wilt, bijvoorbeeld wanneer bagage
achter tegen de rugleuningen drukt.
Als de waarschuwingszoemer continu klinkt (auto's met elektrisch ver-
stelbare stoelen op de derde zitrij)
Als er een storing in het systeem aanwezig is, zal de waarschuwingszoemer
continu klinken terwijl het contact AAN staat. Voer in dit geval de volgende
handelingen uit:
Houd ingedrukt om de stoel terug te klappen.
Houd ingedrukt om de stoel op te bergen.
Wacht bij elke stap tot de stoel automatisch stopt met bewegen en er twee
piepsignalen klinken voordat u de schakelaar loslaat.
Voer de volgende handelingen uit als de waarschuwingszoemer niet stopt,
ook al heeft u bovenstaande handelingen uitgevoerd:
2
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 177 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
178
3-3. Verstellen van de stoelen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Houd bij de achterdeur ingedrukt.
Duw, terwijl u ingedrukt houdt, gedurende 10 seconden 5 keer
naar voren en houd ingedrukt tot er 3 piepsignalen klinken. Het piep-
signaal zal vervolgens weer continu klinken.
Herhaal stap en .
WAARSCHUWING
Als de rugleuningen worden neergeklapt
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet in acht nemen
van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot gevolg hebben.
Klap de rugleuningen niet omlaag tijdens het rijden.
Breng de auto op een vlakke ondergrond tot stilstand, activeer de parkeer-
rem en zet de selectiehendel in stand P (automatische transmissie) of N
(handgeschakelde transmissie).
Laat geen personen op de neergeklapte rugleuning of in de bagageruimte
zitten tijdens het rijden.
Laat kinderen niet in de bagageruimte komen.
Stoel afstellen
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet in acht nemen
van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot gevolg hebben.
Om te voorkomen dat u bij een aanrijding onder de veiligheidsgordel door-
schuift, is het raadzaam de leuning niet verder achterover te zetten dan
strikt noodzakelijk is.
Als de rugleuning te ver achterover staat, kan bij een aanrijding het heup-
gedeelte over uw heupen heen schuiven, waardoor er te veel kracht op uw
buik wordt uitgeoefend of kan de schoudergordel in contact komen met uw
nek, waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
Verstel de bestuurdersstoel niet tijdens het rijden, aangezien de stoel dan
onverwachts kan bewegen. Daardoor kan de bestuurder de controle over
de auto verliezen.
Let bij het neerklappen van de rugleuningen op dat uw handen of voeten
niet bekneld raken tussen het achterste deel van de middenconsole en de
stoelen op de tweede zitrij.
3
4
5 1 2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 178 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
179
3-3. Verstellen van de stoelen
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
WAARSCHUWING
Als de stoelen op de derde zitrij worden opgeborgen
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet in acht nemen
van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot gevolg hebben.
Controleer of zich geen bagage of personen rondom de stoelen bevinden
voordat u deze gaat opbergen.
Voer de procedure langzaam en voorzichtig uit (auto's met handmatig ver-
stelbare stoelen op de derde zitrij).
Steek geen handen of voeten tussen de bewegende onderdelen van de
stoel.
Laat de stoel niet bedienen door kinderen.
Gebruik de stoel niet als alleen de zitting is opgeborgen (auto's met hand-
matig verstelbare stoelen).
Nadat de rugleuningen weer rechtop zijn gezet
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet in acht nemen
van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot gevolg hebben.
Controleer of de rugleuning goed is vergrendeld door de bovenzijde van
de rugleuning vooruit en achteruit te duwen. (behalve elektrisch verstel-
bare stoelen op de derde zitrij)
Controleer of de veiligheidsgordels niet gedraaid zijn of vastzitten in de
rugleuning.
OPMERKING
Bij het terugklappen van de stoelen op de derde zitrij (auto's met een
bagageafdekking)
Als er een bagageafdekking in de bagageruimte is geplaatst, verwijder deze
dan voordat u de stoelen op de derde zitrij terugklapt (Blz. 484). De baga-
geafdekking kan beschadigd raken door de stoelen.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 179 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
180
3-3. Verstellen van de stoelen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Ergonomisch geheugen
De rijpositie die uw voorkeur heeft (de positie van de bestuurdersstoel
en het stuurwiel) kan in het geheugen worden opgeslagen en met een
druk op de knop weer worden opgeroepen.
Er kunnen twee verschillende rijposities worden opgeslagen in het
geheugen.
Procedure voor opslaan
Auto's met een automatische transmissie:
Controleer of de selectiehendel in stand P staat.
Auto's met handgeschakelde transmissie:
Controleer of de parkeerrem geactiveerd is.
Auto's zonder Smart entry-systeem met startknop:
Zet het contact AAN.
Auto's met Smart entry-systeem met startknop:
Zet het contact AAN.
Zet de bestuurdersstoel en het stuurwiel in de gewenste stand.
Druk, terwijl u de toets SET
ingedrukt houdt of binnen 3
seconden nadat de toets
SET is ingedrukt, op toets 1
of 2 tot de zoemer klinkt.
Als er onder de gekozen toets al
een instelling was opgeslagen,
zal deze worden overschreven.
: Indien aanwezig
Deze functie zet de bestuurdersstoel en het stuurwiel automa-
tisch in de gewenste stand om het in- en uitstappen te verge-
makkelijken en om aan uw voorkeur te voldoen.
Ergonomisch geheugen
1
2
3
4
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 180 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
181
3-3. Verstellen van de stoelen
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Procedure voor oproepen
Auto's met een automatische transmissie:
Controleer of de selectiehendel in stand P staat.
Auto's met handgeschakelde transmissie:
Controleer of de parkeerrem geactiveerd is.
Auto's zonder Smart entry-systeem met startknop:
Zet het contact AAN.
Auto's met Smart entry-systeem met startknop:
Zet het contact AAN.
Druk op toets 1 of 2 totdat de
zoemer klinkt om de gewens-
te opgeslagen rijpositie op te
roepen.
Om het oproepen van de stoelpositie halverwege te onderbreken
Voer een van de volgende handelingen uit:
Druk op de toets SET.
Druk op toets 1 of 2.
Bedien een van de schakelaars van de stoelverstelling (schakelt alleen het
oproepen van de stoelpositie uit).
Bedien de schakelaar van de stuurverstelling (schakelt alleen het oproepen
van de stuurwielpositie uit).
Stoelposities die in het geheugen kunnen worden opgeslagen
(Blz. 162)
Andere ingestelde posities dan de ingestelde positie met de schakelaar voor
de lendensteun kunnen in het geheugen worden opgeslagen.
Bedienen van het ergonomisch geheugen nadat het contact UIT is gezet
De opgeslagen posities kunnen gedurende 180 seconden na het openen van
het bestuurdersportier nog worden geactiveerd en nog eens 60 seconden na
het sluiten van het portier.
Om het ergonomisch geheugen op de juiste wijze te gebruiken
Als de stoel al in de verst mogelijke stand staat en de stoel wordt in dezelfde
richting bewogen, dan wijkt de opgeslagen positie mogelijk iets af wanneer
deze wordt opgeroepen.
1
2
3
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 181 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
182
3-3. Verstellen van de stoelen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
In elke elektronische sleutel kan de door u gewenste rijpositie worden
opgeslagen, zodat die kan worden opgeroepen.
Procedure voor registreren
Sla uw zitpositie op onder knop 1 of 2 alvorens de volgende hande-
lingen uit te voeren:
Draag alleen de sleutel bij u die u wilt registreren en sluit het
bestuurdersportier. Als zich 2 of meer sleutels in de auto bevinden,
kan de rijpositie niet juist worden opgeslagen.
Auto's met een automatische transmissie:
Controleer of de selectiehendel in stand P staat.
Auto's met handgeschakelde transmissie:
Controleer of de parkeerrem geactiveerd is.
Zet het contact AAN.
Roep de rijpositie op die u wilt opslaan.
Houd de toets voor het
oproepen van de rijpositie
ingedrukt en druk op de
schakelaar voor de centrale
vergrendeling in het bestuur-
dersportier (vergrendelen of
ontgrendelen) totdat het
piepsignaal klinkt.
Als de toets niet kan worden
geregistreerd, klinkt de zoemer
continu gedurende ongeveer 3
seconden.
Procedure voor oproepen
Gebruik de elektronische sleutel met de opgeslagen rijpositie en
ontgrendel en open het bestuurdersportier met het Smart entry-sys-
teem met startknop of de afstandsbediening.
De stoel wordt in de opgeslagen rijpositie gezet.
Als de rijpositie een positie is die al is opgeslagen, zullen de stoel en de
buitenspiegels niet bewegen.
Geheugenoproepfunctie (auto's met Smart entry-systeem met
startknop)
1
2
3
4
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 182 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
183
3-3. Verstellen van de stoelen
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Procedure voor annuleren
Draag alleen de sleutel bij u die u wilt annuleren en sluit het
bestuurdersportier.
Als zich 2 of meer sleutels in de auto bevinden, kan de koppeling
aan de rijpositie niet goed worden geannuleerd.
Zet het contact AAN.
Houd de toets SET ingedrukt en druk op de schakelaar voor de
centrale vergrendeling in het bestuurdersportier (vergrendelen of
ontgrendelen) totdat de zoemer tweemaal klinkt.
Oproepen van de rijpositie met behulp van de geheugenoproepfunctie
In elke elektronische sleutel kunnen verschillende rijposities worden opge-
slagen. Daarom kan de rijpositie die wordt opgeroepen per sleutel anders
zijn.
Wanneer een ander portier dan het bestuurdersportier wordt ontgrendeld
via het Smart entry-systeem met startknop, wordt de rijpositie niet opgeroe-
pen. Druk in dat geval op de toets van de rijpositie die is ingesteld.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De ontgrendelingsinstellingen van de geheugenoproepfunctie kunnen aan de
persoonlijke voorkeur worden aangepast. (Systemen met mogelijkheden voor
persoonlijke voorkeursinstellingen: Blz. 701)
WAARSCHUWING
Waarschuwing bij het verstellen van de stoel
Let er bij het instellen van de stoelpositie op dat de stoel de passagier ach-
terin niet raakt en dat uw lichaam niet klem komt te zitten tussen de stoel en
het stuurwiel.
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 183 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
184
3-3. Verstellen van de stoelen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Hoofdsteunen
Omhoog
Trek de hoofdsteun omhoog.
Omlaag
Duw de hoofdsteun omlaag en
houd daarbij de ontgrendelknop
ingedrukt.
Trek aan de ontgrendellus om de
hoofdsteun neer te klappen.
Om de hoofdsteunen weer in de
uitgangspositie te zetten, tilt u de
hoofdsteunen op tot deze vastklik-
ken.
Verwijderen van de hoofdsteunen
Handmatig verstelbare stoelen op de eerste, tweede en derde zitrij
Elektrisch verstelbare stoelen op de derde zitrij
De hoofdsteun kan niet worden verwijderd.
Alle zitplaatsen zijn voorzien van een hoofdsteun.
Handmatig verstelbare stoelen op de eerste, tweede en derde zit-
rij (indien aanwezig)
Ontgrendelknop
1
2
Elektrisch verstelbare stoelen op de derde zitrij (indien aanwe-
zig)
Trek de hoofdsteun omhoog en houd
daarbij de ontgrendelknop ingedrukt.
Ontgrendel-
knop
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 184 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
185
3-3. Verstellen van de stoelen
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Plaatsen van de hoofdsteunen (handmatig verstelbare stoelen op de eer-
ste, tweede en derde zitrij)
Afstellen van de hoogte van de hoofdsteunen
Gebruik van de middelste hoofdsteun op de tweede zitrij, de buitenste
hoofdsteunen op de tweede zitrij (5-deurs uitvoeringen zonder derde zit-
rij en auto's met dwarsgeplaatste stoelen op de derde zitrij) en de hoofd-
steunen op de handmatig verstelbare stoelen op de derde zitrij.
Gebruik van de elektrisch verstelbare stoelen op de derde zitrij (indien
aanwezig)
Til de hoofdsteunen op tot deze vastklikken.
Breng de hoofdsteun in lijn met de beves-
tigingsgaten en schuif de steun omlaag
tot deze in de vergrendeling klikt.
Stel de hoofdsteunen zo in dat het midden
van de hoofdsteun zich zo dicht mogelijk
bij de bovenzijde van uw oren bevindt.
Stel de hoofdsteunen voor gebruik altijd
minimaal in op de op een na laagste
stand.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 185 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
186
3-3. Verstellen van de stoelen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik van de hoofdsteunen
Neem met betrekking tot de hoofdsteunen de volgende voorzorgsmaatre-
gelen in acht. Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan
ernstig letsel tot gevolg hebben.
Plaats de hoofdsteunen altijd op de bijbehorende stoel.
Stel de hoofdsteunen altijd goed af.
Druk de hoofdsteunen na het plaatsen naar beneden om te controleren of
ze goed geborgd zijn.
Rijd nooit zonder hoofdsteunen.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 186 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
187
3
3-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Stuurwiel
Uitvoering met handmatige verstelling
Houd het stuurwiel vast en trek
de hendel omlaag.
Zet het stuurwiel in de ideale
positie door het in horizontale
en verticale richting te bewe-
gen.
Trek na de verstelling de hendel
omhoog om het stuurwiel te bor-
gen.
Uitvoering met elektrische verstelling
Omhoog
Omlaag
Van de bestuurder af
Naar de bestuurder toe
Procedure voor het verstellen
1
2
1
2
3
4
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 187 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
188
3-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Als het contact UIT staat, keert
het stuurwiel terug naar de rust-
stand door omhoog en van de
bestuurder af te kantelen, waar-
door het in- en uitstappen verge-
makkelijkt wordt.
Als het contact in stand ACC of
AAN wordt gezet, keert het stuur-
wiel terug naar de oorspronkelijke
positie.
Druk op of vlak bij het merkteken
om te claxonneren.
Het elektrisch verstelbare stuur kan worden versteld als
Het contact in stand ACC of AAN (IG) staat.
*
*
: Als de veiligheidsgordel van de bestuurder is vastgemaakt, kan het stuur-
wiel worden versteld, ongeacht de stand van het contact.
Automatisch instellen stuurpositie
Met het ergonomisch geheugen kan een gewenste stuurwielpositie in het
geheugen worden opgeslagen en automatisch worden opgeroepen.
(Blz. 180)
Na het afstellen van het stuurwiel (handmatig verstelbaar stuurwiel)
Controleer of het stuurwiel goed vergrendeld is.
Als het stuurwiel niet goed vergrendeld is, klinkt de claxon wellicht niet.
Automatisch wegkantelen (elektrisch verstelbaar stuur)
Claxon
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 188 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
189
3-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
WAARSCHUWING
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Verstel het stuurwiel niet tijdens het rijden.
Hierdoor kunt u de macht over het stuur verliezen en een ongeval veroorza-
ken, waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
Na het afstellen van het stuurwiel (handmatig verstelbaar stuurwiel)
Controleer of het stuurwiel goed vergrendeld is.
Anders kan het stuurwiel plotseling bewegen, waardoor een ongeval kan
ontstaan, met ernstig letsel tot gevolg.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 189 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
190
3-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Binnenspiegel
De hoogte van de binnenspiegel kan worden afgestemd op uw hou-
ding achter het stuur.
Stel de hoogte van de binnenspie-
gel af door de spiegel omhoog of
omlaag te bewegen.
Binnenspiegel met handmatig bediende antiverblindingsstand
Verblinding door de koplampen van achteropkomend verkeer kan
worden beperkt door de lip te verstellen.
Normale stand
Antiverblindingsstand
De positie van de binnenspiegel kan worden afgesteld zodat de
bestuurder voldoende zicht naar achteren heeft.
Afstellen van de hoogte van de binnenspiegel
Antiverblindingsstand
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 190 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
191
3-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Binnenspiegel met automatische antiverblindingsstand
De hoeveelheid gereflecteerd licht wordt automatisch gereduceerd op
basis van de helderheid van de koplampen van achteropkomend ver-
keer.
De modus voor de automatische
antiverblindingsstand wijzigen
Aan/uit
Wanneer de automatische antiver-
blindingsstand is ingeschakeld,
brandt het controlelampje.
De functie wordt ingeschakeld tel-
kens wanneer het contact AAN
wordt gezet.
Druk op de toets om de functie uit
te schakelen. (Het controlelampje
gaat ook uit.)
Voorkomen van een onjuiste werking van de sensoren (auto's met bin-
nenspiegel met automatische antiverblindingsstand)
Controlelampje
Raak de sensoren niet aan en bedek ze
ook niet, omdat hierdoor de werking van
de sensoren in negatieve zin beïnvloed
kan worden.
WAARSCHUWING
Verstel de spiegel niet tijdens het rijden.
Hierdoor kunt u de macht over het stuur verliezen, waardoor ernstig letsel
kan ontstaan.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 191 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
192
3-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Buitenspiegels
Druk op de schakelaar om een
buitenspiegel te selecteren.
Links
Rechts
Verstel de buitenspiegel met de
schakelaar.
Omhoog
Rechts
Omlaag
Links
Procedure voor het verstellen
1
1
2
2
1
2
3
4
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 192 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
193
3-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Handmatige verstelling
Klap de buitenspiegel naar de
achterzijde van de auto in.
Elektrische verstelling
Druk op de schakelaar om de bui-
tenspiegels in te klappen.
Druk nogmaals op de schakelaar
om de buitenspiegels weer uit te
klappen.
De spiegelhoek kan worden versteld wanneer
Auto's zonder Smart Entry-systeem met startknop
Het contact in stand ACC of AAN staat.
Auto's met Smart entry-systeem met startknop
Het contact in stand ACC of AAN (IG) staat.
Als de spiegels beslagen zijn (auto's met buitenspiegelverwarming)
Schakel de buitenspiegelverwarming in om de spiegels te ontwasemen.
(Blz. 445, 453)
Inklappen van de spiegels
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 193 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
194
3-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
WAARSCHUWING
Belangrijke punten tijdens het rijden
Neem tijdens het rijden de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Als u dat niet doet kunt u de macht over het stuur verliezen, waardoor ern-
stig letsel kan ontstaan.
Verstel de spiegels niet tijdens het rijden.
Rijd niet met de auto als de spiegels zijn ingeklapt.
Beide buitenspiegels dienen in de normale stand te staan en goed te zijn
ingesteld alvorens met de auto wordt gereden.
Wanneer een spiegel versteld wordt
Zorg ervoor dat uw hand niet bekneld raakt tussen de bewegende spiegel
en het spiegelhuis om letsel en storingen te voorkomen.
Wanneer de spiegelverwarming ingeschakeld is (auto's met buiten-
spiegelverwarming)
Raak het oppervlak van de spiegels niet aan, omdat dit heet kan worden en
brandwonden kan veroorzaken.
OPMERKING
Als het stelmechanisme vastzit als gevolg van bevriezing
Bedien de spiegels niet en krab het ijs niet van de spiegel. Bespuit de spie-
gel met ruitontdooier om deze weer beweegbaar te maken.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 194 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
195
3
3-5. Openen en sluiten van de ruiten en het schuifdak
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Elektrisch bedienbare ruiten
De elektrisch bedienbare ruiten kunnen worden geopend en gesloten
met behulp van de schakelaars.
Bedienen van de schakelaar beweegt de ruiten als volgt:
Sluiten
One-touch sluiten
*
Openen
One-touch openen
*
*
: De ruit stopt in een tussenstand
door de schakelaar in de andere
richting te bewegen.
Druk de schakelaar in om de
schakelaars voor de ruiten van de
passagiers te blokkeren.
Gebruik deze schakelaar om te
voorkomen dat kinderen per onge-
luk een ruit openen of sluiten.
De elektrisch bedienbare ruiten kunnen bediend worden als
Auto's zonder Smart Entry-systeem met startknop
Het contact AAN staat.
Auto's met Smart entry-systeem met startknop
Het contact AAN (IG) staat.
Openen en sluiten
1
2
3
4
Blokkeerschakelaar ruitbediening
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 195 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
196
3-5. Openen en sluiten van de ruiten en het schuifdak
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Bedienen van de elektrisch bedienbare ruiten nadat het contact UIT is
gezet
Auto's zonder Smart Entry-systeem met startknop
De elektrisch bedienbare ruiten kunnen, zelfs nadat het contact in stand ACC
of UIT is gezet, nog ongeveer 45 seconden worden bediend. Ze kunnen ech-
ter niet meer worden bediend als een van de voorportieren wordt geopend.
Auto's met Smart entry-systeem met startknop
De elektrisch bedienbare ruiten kunnen, zelfs nadat het contact in stand ACC
of UIT is gezet, nog ongeveer 45 seconden worden bediend. Ze kunnen ech-
ter niet meer worden bediend als een van de voorportieren wordt geopend.
Klembeveiliging
Als tijdens het sluiten een object bekneld raakt tussen de ruit en het ruitframe,
stopt de beweging van de ruit en wordt de ruit weer iets geopend.
Als de elektrisch bedienbare ruit niet normaal sluit
Als de klembeveiliging niet goed werkt en een ruit niet kan worden gesloten,
voert u de volgende handelingen uit met de schakelaar voor de ruitbediening
van het desbetreffende portier.
Nadat de auto is stilgezet, kan de ruit worden gesloten door de schakelaar
van de ruitbediening ingedrukt te houden in de one-touch sluitpositie terwijl
het contact AAN staat.
Als de ruit zelfs na het uitvoeren van de bovenstaande stap nog steeds niet
kan worden gesloten, initialiseer dan de functie via de volgende procedure.
Houd de schakelaar van de ruitbediening ingedrukt. Blijf, nadat de ruit
volledig is geopend, de schakelaar gedurende 1 seconde ingedrukt hou-
den.
Houd de schakelaar voor de ruitbediening in de one-touch sluitpositie.
Blijf, nadat de ruit volledig is gesloten, de schakelaar gedurende 1
seconde ingedrukt houden.
Herhaal de procedure vanaf het begin als u de schakelaar hebt losgelaten
terwijl de ruit nog in beweging was. Als de ruit ook na het op de juiste wijze
uitvoeren van bovenstaande procedure sluit, maar vervolgens weer iets
opent, laat dan uw auto controleren door een Toyota-dealer of erkende repa-
rateur.
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 196 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
197
3-5. Openen en sluiten van de ruiten en het schuifdak
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Aan portierslot gekoppelde werking ruiten
De elektrisch bedienbare ruiten kunnen worden geopend en gesloten met
behulp van de afstandsbediening of sleutel indien ze door een Toyota-dealer
of erkende reparateur naar uw persoonlijke voorkeur zijn ingesteld.
(Blz. 118, 122)
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde instellingen (bijvoorbeeld de koppeling aan de portiervergrende-
ling) kunnen worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen
Blz. 698)
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan resulteren in ernstig
letsel.
Sluiten van de ruiten
Controleer of geen van de inzittenden een hand of ander lichaamsdeel
naar buiten steekt dat bekneld zou kunnen raken als de ruiten bediend
worden.
Laat de elektrisch bedienbare ruiten niet bedienen door kinderen.
Een onjuiste bediening van de elektrisch bedienbare ruiten kan ernstig let-
sel veroorzaken.
Klembeveiliging
Steek geen lichaamsdelen in de opening om te proberen of de klembevei-
liging werkt.
Het is mogelijk dat de klembeveiliging niet werkt als de ruit bijna gesloten
is.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 197 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
198
3-5. Openen en sluiten van de ruiten en het schuifdak
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Schuifdak
Opent het schuifdak*
Het schuifdak stopt iets voordat het
volledig geopend is om windgeruis
te beperken.
Druk nogmaals op de schakelaar
om het schuifdak volledig te ope-
nen.
Sluit het schuifdak*
*
: Druk licht op één van de uiteinden
van de schuifdakschakelaar om de
beweging van het schuifdak hal-
verwege te stoppen.
Kantelt het schuifdak omhoog*
Kantelt het schuifdak omlaag*
*
: Druk licht op één van de uiteinden
van de schuifdakschakelaar om de
beweging van het schuifdak hal-
verwege te stoppen.
: Indien aanwezig
Het schuifdak kan met behulp van de schakelaars in de dakcon-
sole open en dicht geschoven worden en naar boven en bene-
den worden gekanteld.
Openen en sluiten
1
2
Omhoog en omlaag kantelen
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 198 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
199
3-5. Openen en sluiten van de ruiten en het schuifdak
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Het schuifdak kan worden bediend als
Auto's zonder Smart Entry-systeem met startknop
Het contact AAN staat.
Auto's met Smart entry-systeem met startknop
Het contact AAN (IG) staat.
Bedienen van het schuifdak nadat het contact UIT is gezet
Auto's zonder Smart Entry-systeem met startknop
Het schuifdak kan, zelfs nadat het contact in stand ACC of UIT is gezet, nog
ongeveer 45 seconden worden bediend. Het kan echter niet meer bediend
worden als een van de voorportieren is geopend.
Auto's met Smart entry-systeem met startknop
Het schuifdak kan, zelfs nadat het contact in de stand ACC of UIT is gezet,
nog ongeveer 45 seconden worden bediend. Het kan echter niet meer
bediend worden als een van de voorportieren is geopend.
Klembeveiliging
Als tijdens het sluiten of naar beneden kantelen een object bekneld raakt tus-
sen het schuifdak en het frame, stopt de beweging van het schuifdak en
wordt het weer iets geopend.
Zonnescherm
Het zonnescherm kan met de hand worden geopend en gesloten. Bij het ope-
nen van het schuifdak zal het zonnescherm echter automatisch ook worden
geopend.
Aan portierslot gekoppelde werking schuifdak
Het schuifdak kan worden geopend en gesloten met behulp van de afstands-
bediening of sleutel indien ze door een Toyota-dealer of erkende reparateur
naar uw persoonlijke voorkeur zijn ingesteld. (Blz. 118, 122)
Waarschuwingsfunctie schuifdak open
Er klinkt een alarm wanneer het bestuurdersportier geopend wordt terwijl het
schuifdak niet volledig gesloten is en het contact UIT staat.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 199 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
200
3-5. Openen en sluiten van de ruiten en het schuifdak
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Als het schuifdak niet normaal sluit
Ga als volgt te werk:
Als het schuifdak sluit, maar dan weer een stukje opengaat
Breng de auto tot stilstand.
Houd van ingedrukt.
*
1
Het schuifdak gaat dicht, gaat weer open en stopt ongeveer 10 secon-
den.
*
2
Vervolgens gaat het weer dicht, kantelt het omhoog en stopt het
ongeveer 1 seconde. Ten slotte kantelt het schuifdak omlaag, waarna het
opengaat en weer dichtgaat.
Controleer of het schuifdak geheel gesloten is en laat de schakelaar los.
Als het schuifdak omlaag kantelt maar dan weer omhoog kantelt
Breng de auto tot stilstand.
Houd van
*
1
ingedrukt totdat het schuifdak omhoog is gekanteld
en stopt.
Laat van even los en houd van dan weer ingedrukt.
*
1
Het schuifdak blijft ongeveer 10 seconden in de omhooggekantelde posi-
tie staan.
*
2
Vervolgens wordt de stand enigszins bijgesteld en stopt het
dak ongeveer 1 seconde.
Ten slotte kantelt het schuifdak omlaag, waarna het opengaat en weer
dichtgaat.
Controleer of het schuifdak geheel gesloten is en laat de schakelaar los.
*
1
: Als de schakelaar niet op het juiste moment wordt losgelaten, moet de
procedure helemaal opnieuw worden uitgevoerd.
*
2
: Als de schakelaar wordt losgelaten nadat er 10 seconden is gewacht,
wordt de automatische functie uitgeschakeld. Houd in dat geval van
of van ingedrukt en het schuifdak kantelt omhoog en stopt
dan ongeveer 1 seconde. Dan kantelt het omlaag, gaat open en sluit.
Controleer of het schuifdak geheel gesloten is en laat de schakelaar los.
Laat uw auto controleren door een Toyota-dealer of erkende reparateur als
ook na het uitvoeren van de bovenstaande procedure het schuifdak niet goed
sluit.
1
2
3
1
2
3
4
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 200 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
201
3-5. Openen en sluiten van de ruiten en het schuifdak
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde instellingen (bijvoorbeeld de koppeling aan de portiervergrende-
ling) kunnen worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen
Blz. 698)
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan resulteren in ernstig
letsel.
Openen van het schuifdak
Laat geen van de inzittenden tijdens het rijden zijn/haar hand of hoofd bui-
ten de auto uit steken.
Ga niet op het schuifdak zitten.
Sluiten van het schuifdak
Controleer of geen van de inzittenden een lichaamsdeel naar buiten steekt
dat bekneld zou kunnen raken als het schuifdak bediend wordt.
Laat het schuifdak niet bedienen door kinderen.
Het bekneld raken tussen het dak en het schuifdak kan ernstig letsel ver-
oorzaken.
Klembeveiliging
Steek geen lichaamsdelen in de opening om te proberen of de klembevei-
liging werkt.
Het is mogelijk dat de klembeveiliging niet werkt als het schuifdak bijna
gesloten is.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 201 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
202
3-5. Openen en sluiten van de ruiten en het schuifdak
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 202 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
203
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
4-1. Voordat u gaat rijden
Rijden met de auto ............204
Lading en bagage..............216
Rijden met een
aanhangwagen................219
4-2. Rijprocedures
Contactslot
(auto's zonder Smart entry-
systeem met startknop) ...232
Startknop
(auto's met Smart entry-
systeem met startknop) ...235
Automatische transmissie..243
Handgeschakelde
transmissie ......................250
Richtingaanwijzer-
schakelaar .......................255
Parkeerrem........................256
Roetfilter
(alleen dieselmotor).........257
4-3. Bedienen van verlichting en
ruitenwissers
Lichtschakelaar..................259
Schakelaar mistlampen .....269
Ruitenwissers en
-sproeiers.........................271
Achterruitenwisser en
-sproeier ..........................277
Koplampsproeier-
schakelaar .......................278
4-4. Tanken
Openen van de tankdop ....280
4-5. Gebruik van de
ondersteunende systemen
Cruise control.....................284
Dynamic Radar Cruise
Control.............................288
Toyota Parking Assist-
sensor..............................304
Rear View Monitor-
systeem ...........................314
Toyota Parking Assist
Monitor.............................325
Ondersteunende
systemen .........................352
BSM
(Blind Spot Monitor).........358
De Blind Spot Monitor-
functie............................365
De Rear Crossing
Traffic Alert-functie ........367
PCS (Pre-Crash Safety-
systeem)..........................370
4-6. Rijtips
Rijden in de winter .............379
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 203 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
204
4-1. Voordat u gaat rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Rijden met de auto
Blz. 232, 235
Automatische transmissie
Zet met ingetrapt rempedaal de selectiehendel in stand D.
(Blz. 243)
Deactiveer de parkeerrem. (Blz. 256)
Laat het rempedaal geleidelijk opkomen en trap langzaam het gas-
pedaal in om de auto in beweging te brengen.
Handgeschakelde transmissie
Zet met ingetrapt koppelingspedaal de selectiehendel in de 1e ver-
snelling. (Blz. 250)
Deactiveer de parkeerrem. (Blz. 256)
Laat het koppelingspedaal geleidelijk opkomen. Trap tegelijkertijd
het gaspedaal langzaam in om de auto in beweging te brengen.
Automatische transmissie
Trap, terwijl de selectiehendel in stand D staat, het rempedaal in.
Activeer indien nodig de parkeerrem.
Zet de selectiehendel in stand P of N als de auto langdurig stil zal staan.
(Blz. 243)
Handgeschakelde transmissie
Trap met ingetrapt koppelingspedaal het rempedaal in.
Activeer indien nodig de parkeerrem.
Als de auto gedurende langere tijd stil zal staan, zet dan de selectiehendel
in stand N. (Blz. 250)
Volg om veilig te kunnen rijden de onderstaande procedures:
Starten van de motor
Rijden
1
2
3
Tot stilstand brengen van de auto
1
2
3
1
2
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 204 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
205
4-1. Voordat u gaat rijden
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Automatische transmissie
Trap, terwijl de selectiehendel in stand D staat, het rempedaal in.
Zet de selectiehendel in stand P. (Blz. 243)
Activeer de parkeerrem. (Blz. 256)
Auto's zonder Smart entry-systeem met startknop:
Zet het contact UIT om de motor uit te zetten.
Auto's met Smart entry-systeem met startknop:
Druk op de startknop om de motor uit te zetten.
Vergrendel het portier nadat u gecontroleerd hebt of u de sleutel bij
u hebt.
Plaats bij het parkeren op een helling indien nodig wielblokken.
Handgeschakelde transmissie
Trap met ingetrapt koppelingspedaal het rempedaal in.
Zet de selectiehendel in stand N. (Blz. 250)
Activeer de parkeerrem. (Blz. 256)
Zet de selectiehendel bij het parkeren op een helling indien nodig in stand
1 of R.
Auto's zonder Smart entry-systeem met startknop:
Zet het contact UIT om de motor uit te zetten.
Auto's met Smart entry-systeem met startknop:
Druk op de startknop om de motor uit te zetten.
Vergrendel het portier nadat u gecontroleerd hebt of u de sleutel bij
u hebt.
Plaats bij het parkeren op een helling indien nodig wielblokken.
Parkeren van de auto
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 205 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
206
4-1. Voordat u gaat rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Automatische transmissie
Activeer de parkeerrem en zet de selectiehendel in stand D.
Trap het gaspedaal geleidelijk in.
Deactiveer de parkeerrem.
Handgeschakelde transmissie
Houd de parkeerrem geactiveerd, trap het koppelingspedaal volle-
dig in en zet de selectiehendel in de 1e versnelling.
Trap het gaspedaal in en laat tegelijkertijd het koppelingspedaal
geleidelijk opkomen.
Deactiveer de parkeerrem.
Bij het wegrijden op een helling omhoog (auto's met Hill Start Assist
Control)
De Hill Start Assist Control is beschikbaar. (Raadpleeg de “Handleiding ter-
reinrijden”)
Rijden in de regen
Rijd voorzichtig als het regent, omdat het zicht dan minder is, de ruiten
beslagen kunnen zijn en de weg glad kan zijn.
Rijd extra voorzichtig wanneer het begint te regenen, de weg kan dan
immers bijzonder glad zijn.
Matig uw snelheid bij het rijden in de regen, tussen band en wegdek kan er
zich dan immers een waterfilm vormen die het sturen en remmen kan
bemoeilijken.
Motortoerental tijdens het rijden (automatische transmissie)
In de volgende gevallen kan het motortoerental tijdens het rijden te hoog
oplopen. Dit is het gevolg van automatisch op- of terugschakelen, al naar
gelang de rijomstandigheden. Het duidt niet op plotseling accelereren.
Het systeem signaleert dat de auto een helling op of af rijdt
Als het gaspedaal wordt losgelaten
Wegrijden op een helling
1
2
3
1
2
3
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 206 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
207
4-1. Voordat u gaat rijden
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Inrijden van uw nieuwe Toyota
Voor een maximale levensduur van de auto adviseren wij rekening te houden
met onderstaande aanwijzingen:
De eerste 300 km:
Voorkom plotseling sterk afremmen.
De eerste 800 km:
Rijd niet met een aanhangwagen.
De eerste 1.000 km:
Rijd niet met extreem hoge snelheden.
Vermijd plotseling sterk accelereren.
Rijd niet langdurig in een lage versnelling.
Rijd niet langdurig met een constante snelheid.
Rijd niet langzaam met een handgeschakelde transmissie in een hoge
versnelling.
Separate trommelremmen
Uw auto is uitgerust met separate trommelremmen (die zich in de remschij-
ven bevinden) die als parkeerrem functioneren.
Deze trommelremmen moeten regelmatig worden bijgesteld. Bij het vervan-
gen van onderdelen van de parkeerrem, dienen ze te worden afgesteld.
Laat de remmen bijstellen door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Stationair draaien vóór uitzetten van de motor (dieselmotor)
Laat de motor stationair draaien direct na het rijden met hoge snelheden of
oprijden van een helling om schade aan de turbo te voorkomen.
Rijden in het buitenland
Zorg ervoor dat uw auto voldoet aan de in het desbetreffende land geldende
wettelijke voorschriften en controleer of de juiste brandstof verkrijgbaar is.
(Blz. 676)
Rijomstandigheden Stationair draaien
Normaal stadsgebruik Niet nodig
Rijden met
hoge snelheid
Constante snelheid van onge-
veer 80 km/h
Ongeveer
20 seconden
Constante snelheid van onge-
veer 100 km/h
Ongeveer
1 minuut
Rijden op een steile helling of rijden met een con-
stante snelheid van 100 km/h of meer (rijden op
een circuit, enz.)
Ongeveer
2 minuten
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 207 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
208
4-1. Voordat u gaat rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Bij het wegrijden met de auto
Houd bij auto's met automatische transmissie altijd uw voet op het rempe-
daal als u stilstaat met een draaiende motor. Dit voorkomt kruipen van de
auto.
Tijdens het rijden
Zorg ervoor dat u, voordat u wegrijdt, blindelings het gas- en rempedaal
kunt vinden.
Als u per ongeluk in plaats van het rempedaal het gaspedaal intrapt, zal
de auto onverwacht accelereren, wat een ongeval tot gevolg kan heb-
ben.
Bij het achteruitrijden draait u wellicht uw lichaam, waardoor het bedie-
nen van de pedalen moeilijk wordt. Zorg dat u de pedalen altijd goed
kunt bedienen.
Zorg dat u altijd in de juiste houding achter het stuur zit, ook als de auto
maar kort hoeft te rijden. Zo kunt u rem- en gaspedaal goed bedienen.
Trap het rempedaal met uw rechtervoet in. Wanneer u het rempedaal
met uw linkervoet intrapt, kan in een noodgeval uw reactie vertraagd
worden, waardoor een ongeval kan ontstaan.
Rijd niet met de auto over brandbare materialen en parkeer de auto ook
niet in de buurt van dergelijke materialen.
Het uitlaatsysteem en de uitlaatgassen kunnen zeer heet worden. Deze
hete onderdelen kunnen brand veroorzaken als er licht ontvlambaar mate-
riaal aanwezig is.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 208 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
209
4-1. Voordat u gaat rijden
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Tijdens het rijden
Zet de motor niet uit tijdens het rijden. Door de motor tijdens het rijden uit
te zetten, verliest u niet de controle over het stuurwiel of de remmen, maar
werkt de bekrachtiging van deze systemen niet meer. Hierdoor zal het
remmen en sturen veel zwaarder gaan dan normaal. Zet in dat geval de
auto aan de kant zodra dit veilig kan.
In geval van nood echter, bijvoorbeeld als de auto onmogelijk op de nor-
male manier tot stilstand kan worden gebracht: Blz. 577
Rem bij het afdalen van een steile helling af op de motor (terugschakelen)
om een veilige snelheid aan te kunnen houden.
Het continu gebruiken van de remmen kan leiden tot oververhitting en een
verminderde remwerking. (Blz. 245)
Verstel het stuurwiel, de stoel of de binnen- of buitenspiegel niet tijdens
het rijden.
Als u dat wel doet, kunt u de macht over het stuur verliezen.
Controleer altijd of alle passagiers hun armen, hoofd en andere lichaams-
delen binnen de auto houden.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 209 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
210
4-1. Voordat u gaat rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Rijden op glad wegdek
Door plotseling remmen, accelereren en sturen kunnen de banden hun
grip verliezen, met controleverlies tot gevolg.
Door plotseling accelereren, afremmen op de motor als gevolg van scha-
kelen of wijzigingen in het motortoerental kan de auto in een slip raken.
Trap, nadat u door een plas bent gereden, het rempedaal lichtjes in om
ervoor te zorgen dat de remmen goed werken. Door natte remblokken kan
de remwerking afnemen. Remmen die aan één kant van de auto nat zijn
en niet goed werken, kunnen de besturing bemoeilijken.
Bedienen van de selectiehendel
Laat bij auto's met automatische transmissie de auto niet achteruit rollen
als de vooruitversnelling is ingeschakeld of vooruit rollen terwijl de selec-
tiehendel in stand R staat.
Als dat wel gebeurt, kan de motor afslaan of kan de auto niet op de juiste
manier op rem- en stuurcommando's reageren, waardoor een ongeval of
schade aan de auto kan ontstaan.
Zet de selectiehendel van auto's met automatische transmissie tijdens het
rijden niet in stand P.
Als u dat wel doet, kan er schade aan de transmissie ontstaan waardoor u
de controle over de auto kunt verliezen.
Zet de selectiehendel tijdens het vooruitrijden niet in stand R.
Als u dat wel doet, kan er schade aan de transmissie ontstaan waardoor u
de controle over de auto kunt verliezen.
Zet de transmissie niet in stand D (auto's met automatische transmissie) of
de 1e versnelling (auto's met handgeschakelde transmissie) terwijl de
auto achteruitrijdt.
Als u dat wel doet, kan er schade aan de transmissie ontstaan en kunt u
de controle over de auto kunt verliezen.
Zet de selectiehendel tijdens het rijden niet in stand N. Als u dat wel doet,
wordt de verbinding tussen de motor en de transmissie verbroken.
Als de transmissie in stand N staat, is afremmen op de motor niet moge-
lijk.
Zet bij auto's met automatische transmissie de selectiehendel niet in een
andere stand als het gaspedaal ingetrapt is. Als de selectiehendel in een
andere stand dan P of N wordt gezet, kan de auto onverwacht snel accele-
reren, waardoor een aanrijding en ernstig letsel kunnen ontstaan.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 210 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
211
4-1. Voordat u gaat rijden
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Als u een piepend of krassend geluid hoort (remblokslijtage-indicato-
ren)
Laat de remblokken zo snel mogelijk nakijken en indien nodig vervangen
door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
De remschijven kunnen beschadigd raken als de remblokken niet op tijd
worden vervangen.
Het rijden met een auto waarvan de remblokken en/of de remschijven de
slijtagelimiet overschreden hebben, is gevaarlijk.
Bij stilstaande auto
Trap het gaspedaal niet plotseling in.
Als de transmissie in een andere stand dan P (alleen automatische trans-
missie) of N staat, kan de auto onverwacht in beweging komen, waardoor
er een ongeval kan ontstaan.
Voorkom bij auto's met automatische transmissie het ontstaan van onge-
lukken door het wegrollen van de auto en houd het rempedaal altijd inge-
trapt als de motor draait en activeer indien nodig de parkeerrem.
Voorkom voor- of achteruit wegrijden van de auto bij stoppen op een hel-
ling: trap altijd het rempedaal in en activeer de parkeerrem indien nodig.
Voorkom dat de motor met een te hoog toerental draait.
Als de motor met een hoog toerental draait terwijl de auto stilstaat, kan het
uitlaatsysteem oververhit raken, hetgeen brand kan veroorzaken als er
brandbaar materiaal aanwezig is.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 211 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
212
4-1. Voordat u gaat rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Als de auto geparkeerd is
Laat geen brillen, aanstekers, spuitbussen of blikken frisdrank in de auto
liggen als deze in de zon geparkeerd staat.
Dit kan resulteren in het volgende:
Een aansteker of spuitbus kan gas gaan lekken, waardoor brand kan
ontstaan.
De temperatuur in de auto kan zo hoog oplopen dat kunststof brillengla-
zen en kunststof monturen kunnen vervormen of barsten.
Blikjes frisdrank kunnen open barsten, waardoor de inhoud in het interi-
eur terechtkomt. Bovendien kan de vloeistof kortsluiting in de elektri-
sche componenten van de auto veroorzaken.
Laat geen aanstekers achter in de auto. Als een aansteker in het dash-
boardkastje of op de vloer ligt, kan deze per ongeluk gaan branden als er
bagage wordt geplaatst of een stoel wordt afgesteld en brand veroorza-
ken.
Plak geen parkeerschijven op de voorruit of andere ruiten. Plaats geen
reservoirs zoals luchtverfrissers op het instrumentenpaneel of dashboard.
Deze parkeerschijven of reservoirs kunnen als een lens werken en brand
veroorzaken in de auto.
Laat geen portier of ruit open als het gebogen glas van naastliggende
gebouwen voorzien is van een gemetalliseerde film, bijvoorbeeld een zil-
verkleurige folie. Weerkaatst zonlicht kan van het glas een lens maken en
brand veroorzaken.
Activeer altijd de parkeerrem, zet de selectiehendel in stand P (alleen
auto's met een automatische transmissie), zet de motor uit en vergrendel
de auto.
Laat de auto niet onbeheerd achter met draaiende motor.
Raak de uitlaatpijp niet aan als de motor draait en ook niet net na het uit-
zetten van de motor.
De uitlaat is heet waardoor u zich kunt branden.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 212 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
213
4-1. Voordat u gaat rijden
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Als u even gaat slapen in de auto
Zet de motor altijd uit. Anders zou u per ongeluk de selectiehendel kunnen
verplaatsen of het gaspedaal in kunnen trappen, waardoor een ongeval zou
kunnen ontstaan of de motor oververhit zou kunnen raken en brand kan
ontstaan. Verder kunnen uitlaatgassen in een slecht geventileerde omge-
ving in de auto terechtkomen, hetgeen zeer schadelijk kan zijn voor de
gezondheid.
Bij het remmen
Rijd voorzichtiger wanneer de remmen nat zijn.
De remweg neemt toe als de remmen nat zijn en bovendien kan vocht
ertoe leiden dat de ene kant van de auto sterker afgeremd wordt dan de
andere kant. Ook de werking van de parkeerrem kan door vocht in nega-
tieve zin beïnvloed worden.
Rijd niet te dicht achter een andere auto als de rembekrachtiging niet
werkt en vermijd afdalingen en scherpe bochten die krachtig afremmen
noodzakelijk maken. In dit geval kan de auto nog wel worden afgeremd,
maar moet er een grotere kracht op het rempedaal worden uitgeoefend
dan normaal. De remweg zal ook langer zijn. Laat uw remmen onmiddellijk
repareren.
Rem niet “pompend” als de motor afgeslagen is.
Elke keer dat het rempedaal wordt ingetrapt, wordt er weer een gedeelte
van de reserveremdruk verbruikt.
Het remsysteem bestaat uit twee afzonderlijke hydraulische systemen: als
een van de beide systemen uitvalt, werkt het andere systeem nog wel. In
dat geval moet het rempedaal krachtiger worden ingetrapt dan gewoonlijk
en neemt ook de remweg toe.
Laat uw remmen onmiddellijk repareren.
Als de auto vast komt te zitten
Laat de wielen niet overmatig doorslippen als een van de wielen los van de
grond komt of als de auto vastzit in bijvoorbeeld zand of modder. Anders
kunnen de onderdelen van het aandrijfsysteem beschadigd raken en kan
de auto plotseling naar voren of achteren schieten en een ongeval veroor-
zaken.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 213 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
214
4-1. Voordat u gaat rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
OPMERKING
Tijdens het rijden
Automatische transmissie
Trap tijdens het rijden niet tegelijkertijd het gaspedaal en het rempedaal in,
anders neemt het aandrijfkoppel mogelijk af.
Gebruik het gaspedaal niet om de auto op een helling op zijn plaats te
houden en trap daartoe ook niet het rempedaal en het gaspedaal gelijktij-
dig in.
Handgeschakelde transmissie
Trap tijdens het rijden niet tegelijkertijd het gaspedaal en het rempedaal in,
anders neemt het aandrijfkoppel mogelijk af.
Schakel alleen een andere versnelling in als het koppelingspedaal hele-
maal is ingetrapt. Laat na het schakelen het koppelingspedaal geleidelijk
opkomen. Anders kunnen de koppeling en de transmissie beschadigd
raken.
Let op het volgende om te voorkomen dat de koppeling beschadigd raakt.
Laat uw voet tijdens het rijden niet op het koppelingspedaal rusten.
Dit kan problemen met de koppeling veroorzaken.
Gebruik voor het wegrijden alleen de 1e versnelling.
Anders kan de koppeling beschadigd raken.
Gebruik de koppeling niet om de auto op een helling stil te laten staan.
Anders kan de koppeling beschadigd raken.
Zet de selectiehendel niet in stand R terwijl de auto nog rijdt. Anders kun-
nen de koppeling, de transmissie en de tandwielen beschadigd raken.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 214 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
215
4-1. Voordat u gaat rijden
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
OPMERKING
Bij het parkeren van de auto (auto's met automatische transmissie)
Zet de selectiehendel altijd in stand P. Anders kan de auto onverwachts
accelereren als het gaspedaal per ongeluk wordt ingetrapt.
Vermijd schade aan onderdelen van de auto
Draai het stuurwiel niet gedurende langere tijd in een van beide richtingen
tegen de aanslag aan.
Hierdoor kan schade aan de stuurbekrachtigingspomp ontstaan.
Rijd zo langzaam mogelijk over oneffenheden in de weg om schade aan
de wielen, de onderzijde van de auto, enz. te vermijden.
Alleen dieselmotor: Laat na het rijden met hoge snelheden of het oprijden
van een helling de motor stationair draaien. Zet de motor pas af als de
turbo is afgekoeld.
Anders kan de turbo beschadigd raken.
Als u tijdens het rijden een lekke band krijgt
Een lekke of beschadigde band kan leiden tot de onderstaande situaties.
Houd het stuurwiel stevig vast en trap het rempedaal geleidelijk in om de
auto tot stilstand te brengen.
Het kan moeilijk zijn om de auto onder controle te houden.
De auto kan abnormale geluiden maken of trillen.
De auto kan abnormaal gaan overhellen.
Informatie over wat u moet doen in het geval van een lekke band.
(Blz. 614)
Overstroomde wegen
Rijd niet op wegen die na zware regenval e.d. zijn overstroomd. Indien u dat
toch doet, kan de auto hierdoor ernstig beschadigd raken:
Motor slaat af
Kortsluiting in elektrische componenten
Motorschade door onderdompeling in water
Indien de auto toch onder water is komen te staan na het rijden op een
overstroomde weg, moet u het volgende laten nakijken door een Toyota-
dealer of erkende reparateur:
Remwerking
Veranderingen in de kwaliteit en de hoeveelheid van de olie en vloeistof-
fen die gebruikt worden in de motor, de transmissie, de tussenbak, de dif-
ferentiëlen, enz.
Smering van cardanas, lagers en kogelgewrichten van de wielophanging
(indien mogelijk) en werking van alle verbindingsstukken, lagers, enz.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 215 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
216
4-1. Voordat u gaat rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Lading en bagage
Onderdelen imperiaal
Roofrail
Dwarsstangen
Lees onderstaande informatie over voorzorgsmaatregelen, laad-
vermogen en lading zorgvuldig door:
Imperiaal (indien aanwezig)
1
2
WAARSCHUWING
Zaken die niet in de bagageruimte vervoerd mogen worden
De volgende zaken kunnen brand veroorzaken als ze in de bagageruimte
vervoerd worden:
Jerrycans met benzine
Spuitbussen
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 216 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
217
4-1. Voordat u gaat rijden
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen bij het vervoer van goederen
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ertoe leiden dat
de pedalen niet goed kunnen worden ingetrapt, dat het zicht van de
bestuurder wordt gehinderd of dat de bestuurder of passagiers door voor-
werpen geraakt worden, wat een ongeval kan veroorzaken.
Vervoer lading en bagage indien mogelijk altijd in de bagageruimte.
Stapel bagage in de bagageruimte nooit hoger dan de rugleuningen.
Leg geen lading of bagage op de volgende plaatsen:
In de voetenruimte bij de bestuurder
Op de voorpassagiersstoel of de achterstoelen (als er goederen op
elkaar gestapeld worden)
Op de bagageafdekking (indien aanwezig)
Op het instrumentenpaneel
Op het dashboard
Berg alle voorwerpen op in het passagierscompartiment.
Plaats als u de achterstoelen neerklapt geen lange voorwerpen direct ach-
ter de voorstoelen.
Sta nooit toe dat er personen in de bagageruimte meerijden. De bagage-
ruimte is niet ontworpen om personen te vervoeren. Personen dienen
plaats te nemen op een zitplaats en een gordel op de juiste manier om te
doen. Anders neemt de kans op ernstig letsel bij plotseling remmen of uit-
wijken en bij een ongeval sterk toe.
Lading en gewichtsverdeling
Overlaad uw auto niet.
Verdeel de belading altijd gelijkmatig.
Een onjuiste belading kan de besturing en de remwerking in negatieve zin
beïnvloeden, waardoor een ongeval met ernstig letsel zou kunnen ont-
staan.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 217 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
218
4-1. Voordat u gaat rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen imperiaal (indien aanwezig)
Gebruik minimaal 2 originele Toyota-dwarsstangen (of gelijkwaardig) om de
roofrail als imperiaal te kunnen gebruiken.
Volg de gebruiksaanwijzing en voorzorgsmaatregelen van de fabrikant bij
het plaatsen van de dwarsstangen.
Let bij het plaatsen van lading op het imperiaal op de volgende punten:
Plaats de lading zodanig dat het gewicht gelijkmatig over de voor- en ach-
teras is verdeeld.
Wanneer lange of brede lading wordt meegenomen, mag nooit de lengte
of breedte van de auto overschreden worden. (Blz. 670)
Controleer vóór het rijden of de lading stevig vastzit op het imperiaal.
Door het laden van voorwerpen op het imperiaal zal het zwaartepunt van
de auto hoger komen te liggen. Vermijd hoge snelheden, snel optrekken,
het maken van scherpe bochten, hard remmen en abrupte manoeuvres,
om te voorkomen dat u de controle over de auto verliest of dat de auto
over de kop slaat door een bedieningsfout. Een ongeval kan ernstig letsel
tot gevolg hebben.
Stop bij het rijden over een lange afstand, over slechte wegen of met hoge
snelheid af en toe tijdens de rit om u ervan te verzekeren dat de lading nog
goed vastzit.
Overschrijd de maximum laadcapaciteit van 80 kg op het imperiaal niet.
OPMERKING
Beladen van het imperiaal (indien aanwezig)
Let op dat u het oppervlak van het schuifdak niet bekrast (indien aanwezig).
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 218 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
219
4
4-1. Voordat u gaat rijden
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Rijden met een aanhangwagen
Maximale gewichten
Controleer het maximaal aanhangwagengewicht, het maximaal
toelaatbaar voertuiggewicht, de maximale asbelasting en de maxi-
male kogeldruk alvorens een aanhangwagen te gaan trekken.
(Blz. 670)
Trekhaak/trekhaak met afneembare kogel
Toyota adviseert gebruik te maken van een originele Toyota trek-
haak/afneembare trekhaak voor uw auto. Ook andere geschikte en
kwalitatief vergelijkbare trekhaken mogen worden gebruikt.
Voorkom ongevallen
De auto zal anders aanvoelen als u een aanhangwagen trekt. De 3
meest voorkomende oorzaken van aanrijdingen waarbij een auto
met een aanhangwagen betrokken is, zijn: bestuurdersfouten, een
te hoge snelheid en overbelading.
Uw auto is in eerste instantie ontworpen voor het vervoer van
personen en hun bagage. Het rijden met een aanhangwagen zal
een negatief effect hebben op de rijeigenschappen, prestaties,
remvermogen, duurzaamheid en het brandstofverbruik. Met
name bij het trekken van een aanhangwagen hangen uw veilig-
heid en comfort af van de juiste uitrusting en een voorzichtig rij-
gedrag. Voor uw veiligheid en die van anderen, mag de
aanhangwagen niet te zwaar worden beladen.
Rijd voorzichtig tijdens het rijden met een aanhangwagen en
houd u aan de voorschriften die gelden voor de aanhangwagen.
De Toyota-garantie dekt geen schade of storingen die ontstaan
bij het bedrijfsmatig rijden met een aanhangwagen.
Raadpleeg, voordat u met een aanhangwagen gaat rijden, eerst
uw Toyota-dealer of erkende reparateur voor meer informatie. In
sommige landen zijn er namelijk wettelijke voorschriften voor
het rijden met aanhangwagens.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 219 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
220
4-1. Voordat u gaat rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Gebruik de juiste trekhaak voor uw toepassing.
Gewichtsklasse trekhaak
Komt overeen met of is groter dan
het bruto gewicht van de aanhang-
wagen.
Diameter trekhaakkogel
Komt overeen met de koppeling
van de aanhangwagen. Op de
meeste koppelingen is de vereiste
afmeting van de trekhaak ingesla-
gen.
Lengte van stang
Steekt minstens 2 schroefdraden
uit buiten de onderzijde van de
borgring en -moer.
Diameter van stang
Komt overeen met de diameter van de montageopening van de trekhaak.
Gebruik de bedrading die aan de achterzijde is weggewerkt.
Het kiezen van een trekhaak
1
2
3
4
Aansluiten aanhangwagenverlichting
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 220 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
221
4-1. Voordat u gaat rijden
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Totaal gewicht van de aanhangwagen en de maximaal toege-
stane kogeldruk
Totaalgewicht van de aan-
hangwagen
Het gewicht van de aanhangwa-
gen plus het gewicht van de
lading mag het maximale aan-
hangwagengewicht niet over-
schrijden. Het is gevaarlijk om
dit gewicht te overschrijden.
(Blz. 670)
Als u met een aanhangwagen
rijdt, raden wij u aan een stabili-
sator te gebruiken (om slingeren
te voorkomen).
Als het totale gewicht van de
aanhangwagen meer is dan
2000 kg is een stabilisator
(tegen het slingeren) vereist.
Maximaal toegestane kogeldruk
Belaad de aanhangwagen zo dat de kogeldruk hoger is dan 25 kg of 4%
van het maximale aanhangwagengewicht. Laat de kogeldruk de aange-
geven waarde niet overschrijden. (Blz. 670)
Belangrijke punten met betrekking tot het beladen van een aan-
hangwagen
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 221 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
222
4-1. Voordat u gaat rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Informatielabel (typeplaatje)
Maximaal toelaatbaar voertuiggewicht (GVW)
Auto's uit voertuigcategorie M1
*:
Het totale gewicht van de bestuurder, passagiers, bagage, trekhaak,
auto en kogeldruk mag het maximaal toelaatbare voertuiggewicht niet
met meer dan 100 kg overschrijden. Het is gevaarlijk om dit gewicht te
overschrijden.
Auto's uit voertuigcategorie N1*
Het totale gewicht van de bestuurder, passagiers, lading, trekhaak, auto
en kogeldruk mag het maximaal toelaatbare voertuiggewicht niet over-
schrijden. Het is gevaarlijk om deze waarde te overschrijden.
Maximale toelaatbare achterasbelasting
Auto's uit voertuigcategorie M1
*:
De belasting van de achteras mag de maximaal toegestane belasting
van de achteras niet met meer dan 15% overschrijden. Het is gevaarlijk
om dit gewicht te overschrijden.
Auto's uit voertuigcategorie N1*
De belasting van de achteras mag de maximaal toegestane belasting
van de achteras niet overschrijden. Het is gevaarlijk om dit gewicht te
overschrijden.
Het maximale aanhangwagengewicht is bepaald bij tests op zeeni-
veau. Houd er rekening mee dat het motorvermogen en het maxi-
male aanhangwagengewicht op grotere hoogten lager zijn.
*: Vraag de voertuigcategorie van de auto na bij een Toyota-dealer of
erkende reparateur.
1
2
Type A Type B
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 222 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
223
4-1. Voordat u gaat rijden
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
WAARSCHUWING
Auto's uit voertuigcategorie M1*: Als de limiet voor het maximaal toe-
laatbare voertuiggewicht of de maximale asbelasting overschreden is
Rijd niet harder dan de wettelijke limiet voor auto's met een aanhangwagen
of 100 km/h, waarbij de laagste limiet moet worden aangehouden.
Het niet opvolgen van deze voorzorgsmaatregel kan leiden tot een ongeval,
met mogelijk ernstig letsel tot gevolg.
*: Vraag de voertuigcategorie van de auto na bij een Toyota-dealer of
erkende reparateur.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 223 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
224
4-1. Voordat u gaat rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
5-deurs uitvoeringen
Montagepositie voor de trekhaak/afneembare trekhaak
78 mm
78 mm
53 mm
53 mm
53 mm
53 mm
1.219 mm
137 mm
*
1
141 mm*
2
79 mm*
1
83 mm*
2
54 mm*
1
58 mm*
2
428 mm*
1
336 mm*
2
200 mm*
1
199 mm*
2
171 mm*
1
169 mm*
2
171 mm*
1
168 mm*
2
*
1
: Auto's met hoogteregeling luchtve-
ring achter
*
2
: Auto's zonder hoogteregeling
luchtvering achter
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 224 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
225
4-1. Voordat u gaat rijden
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
3-deurs uitvoeringen
78 mm
78 mm
53 mm
53 mm
53 mm
53 mm
1.110 mm
142 mm
84 mm
59 mm
327 mm
199 mm
169 mm
167 mm
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 225 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
226
4-1. Voordat u gaat rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Het aan- en afkoppelen van een aanhangwagen (auto's met hoogterege-
ling luchtvering achter)
Aankoppelen
Zet de hoogteregeling luchtvering achter in stand LO.
Zet het contact of de hoogteregeling luchtvering achter UIT.
Koppel de aanhangwagen aan.
Zet de schakelaar die in stap is uitgezet weer AAN.
Zet de hoogteregeling luchtvering achter in stand N.
Afkoppelen
Zet de hoogteregeling luchtvering achter in stand LO.
Schakel de hoogteregeling luchtvering achter uit.
Zet het contact UIT.
Zet de steun van de aanhangwagen op de grond en zorg ervoor dat de
dissel ongeveer 100 mm omhoog beweegt.
Zet het contact AAN.
Schakel de hoogteregeling luchtvering achter aan.
Wacht tot de wagenhoogte is gestabiliseerd.
Verzeker u ervan dat de aanhangwagen vrij is van de trekhaak. Als dat niet
het geval is, zet dan de dissel nog hoger en herhaal de stappen t/m .
Informatie over banden
Verhoog bij sommige uitvoeringen de bandenspanning met 20,0 kPa (0,2 kg/
cm
2
of bar, 3 psi) als er een aanhangwagen getrokken wordt. (Blz. 692)
Verhoog de bandenspanning van de aanhangwagen tot de waarde die de
fabrikant van de aanhangwagen opgeeft voor de combinatie van aanhang-
wagengewicht en belading.
Verlichting
Controleer elke keer als u een aanhangwagen aankoppelt of de richtingaan-
wijzers en de remlichten goed werken. Rechtstreeks aansluiten van de
bedrading op de auto kan schade aan het elektrisch systeem veroorzaken en
ertoe leiden dat de verlichting niet meer correct functioneert
Inrijden
Toyota raadt het rijden met een aanhangwagen af gedurende de eerste 800
km als er onderdelen van de aandrijflijn van de auto vervangen zijn.
Veiligheidscontroles voor het rijden met een aanhangwagen
Controleer of het maximum laadvermogen voor de trekhaak/trekhaak met
afneembare kogel niet overschreden wordt. Houd er rekening mee dat het
gewicht van de aanhangwagen moet worden opgeteld bij het gewicht van
de auto. Controleer ook of het totale gewicht van de auto binnen het maxi-
maal toegestane gewicht blijft. (Blz. 221)
1
2
3
4
2
5
1
2
3
4
5
6
7
2 7
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 226 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
227
4-1. Voordat u gaat rijden
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Controleer of de lading op de aanhangwagen goed vastgezet is.
Maak, indien u het achteropkomend verkeer niet goed kunt zien met de
standaard buitenspiegels, gebruik van extra buitenspiegels. Stel de armen
van deze extra spiegels aan beide zijden zo af dat ze altijd maximaal zicht
bieden op de weg achter u.
Onderhoud
Als met de auto regelmatig met een aanhangwagen wordt gereden, moet er
vaker onderhoud worden uitgevoerd omdat de auto zwaarder belast wordt
dan bij het rijden zonder aanhangwagen.
Draai nadat er ongeveer 1.000 km met een aanhangwagen is gereden alle
bouten van de trekhaak nogmaals vast.
Als de aanhangwagen slingert
Een of meerdere factoren (sterke zijwind, passerende voertuigen, een slecht
wegdek, enz.) kunnen een negatieve invloed hebben op de stabiliteit van de
auto met een aanhangwagen, waardoor instabiliteit kan worden veroorzaakt.
Als de aanhangwagen begint te slingeren:
Pak het stuurwiel stevig vast. Blijf rechtuit sturen.
Probeer de aanhangwagen niet onder controle te krijgen door aan het
stuurwiel te draaien.
Laat het gaspedaal onmiddellijk maar zeer geleidelijk los om snelheid te
minderen.
Ga niet harder rijden. Rem niet.
Als u geen extreme correcties uitvoert met sturen of remmen, zullen uw
auto en de aanhangwagen stabiliseren (als de Trailer Sway Control is inge-
schakeld, kan dit helpen de auto en aanhangwagen te stabiliseren).
Zodra de aanhangwagen niet meer slingert:
Breng de auto op een veilige plaats tot stilstand. Laat alle inzittenden uit-
stappen.
Controleer de banden van de auto en de aanhangwagen.
Controleer de lading in de aanhangwagen.
Controleer of de lading niet is gaan schuiven.
Zorg dat het trekhaakgewicht in orde is, indien mogelijk.
Controleer de lading in de auto.
Controleer of de auto niet te zwaar beladen is nadat de inzittenden zijn
ingestapt.
Als u geen probleem kunt vaststellen, ligt de snelheid waarbij de aanhang-
wagen ging slingeren hoger dan de limiet van de combinatie auto-aanhang-
wagen.
Rijd met een lagere snelheid om instabiliteit te voorkomen. Houd er reke-
ning mee dat het slingeren van de aanhangwagen verergert naarmate de
rijsnelheid van de auto hoger is.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 227 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
228
4-1. Voordat u gaat rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
WAARSCHUWING
Om een ongeval of letsel te voorkomen
Auto's met hoogteregeling luchtvering achter:
Stel de wagenhoogte in op de lage stand en schakel de hoogteregeling
van de luchtvering uit om te voorkomen dat de wagenhoogte automatisch
verandert.
Auto's met bandenreparatieset:
Rijd niet met een aanhangwagen wanneer een band is gemonteerd die is
gerepareerd met de bandenreparatieset.
OPMERKING
Als de achterbumperversterking van aluminium is
Controleer of het stalen deel van de trekhaak niet direct in contact komt met
het aluminium.
Als staal en aluminium met elkaar in contact komen, ontstaat er een reactie
die te vergelijken is met corrosie, waardoor het desbetreffende gedeelte
verzwakt wordt en er schade kan ontstaan. Breng daarom op het contact-
vlak een roestwerend middel aan.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 228 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
229
4-1. Voordat u gaat rijden
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
De auto zal anders aanvoelen als u met een aanhangwagen rijdt.
Neem de onderstaande voorzorgsmaatregelen in acht om een onge-
val en ernstig letsel te voorkomen:
Controleer de elektrische aansluiting tussen de aanhangwa-
gen en de auto
Breng de auto tot stilstand na een korte afstand gereden te hebben
en controleer, net als voor het wegrijden, of de verlichting van de
aanhangwagen werkt.
Oefen het rijden met een aanhangwagen
Oefen het rijden met een aanhangwagen in een omgeving zon-
der of met weinig verkeer, zodat u leert hoe de combinatie aan-
voelt bij het keren, stoppen en achteruitrijden.
Houd tijdens het achteruitrijden het stuurwiel stevig vast en draai
het stuurwiel rechtsom om de aanhangwagen naar links te stu-
ren en linksom om de aanhangwagen naar rechts te sturen. Ver-
draai het stuurwiel altijd geleidelijk om stuurfouten te voorkomen.
Laat iemand u bij het achteruitrijden begeleiden om de kans op
een ongeval te beperken.
Vergroten van de tussenafstand
Bij een snelheid van 10 km/h moet de afstand tot uw voorligger
minimaal gelijk zijn aan de totale lengte van uw auto en de aan-
hangwagen. Voorkom plotselinge remmanoeuvres die tot een slip
zouden kunnen leiden. Als de auto in een slip raakt, zou u de con-
trole over de auto kunnen verliezen. De kans hierop is vooral aan-
wezig tijdens het rijden op een nat of glad wegdek.
Acceleratie/stuurcommando's/bochtengedrag
In te krappe bochten kan de aanhangwagen de auto raken. Redu-
ceer uw snelheid voordat u een bocht nadert en neem bochten met
een zodanige snelheid dat plotseling remmen niet nodig is.
Belangrijke punten met betrekking tot het aansnijden van
bochten
De wielen van de aanhangwagen maken een krappere bocht dan
de wielen van de auto. Snijd bochten daarom ruimer aan dan u zou
doen als u geen aanhangwagen trekt.
Advies
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 229 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
230
4-1. Voordat u gaat rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Belangrijke punten met betrekking tot de stabiliteit
Een slecht wegdek en krachtige zijwind zullen de wegligging en het
rijgedrag beïnvloeden. Ook bij het inhalen van bussen of grote
vrachtwagens of het ingehaald worden door dergelijke voertuigen,
kunnen de aanhangwagen en de auto gaan slingeren. Kijk bij het
rijden langs dergelijke voertuigen veelvuldig in uw spiegels. Vermin-
der vaart door voorzichtig het rempedaal in te trappen zodra u ziet
dat de aanhangwagen gaat slingeren. Houd tijdens het remmen het
stuurwiel altijd in de rechtuitstand.
Passeren van andere auto's
Houd rekening met de totale lengte van uw auto en de aanhangwa-
gen en zorg ervoor dat er voldoende tussenafstand is voordat u van
rijstrook verandert.
Informatie over de transmissie
Rijd niet in de 6e versnelling (handgeschakelde transmissie met 6
versnellingen) of de 5e versnelling (handgeschakelde transmissie
met 5 versnellingen), in de 5e versnelling in stand S (Multi-Mode
transmissie) of in stand D (standaardtype automatische transmis-
sie) om maximaal te kunnen profiteren van de motorremwerking en
de laadstroom.
Als de motor oververhit raakt
Het rijden met een aanhangwagen op een lange, steile helling bij
buitentemperaturen hoger dan 30°C kan ertoe leiden dat de motor
oververhit raakt. Als de koelvloeistoftemperatuurmeter aangeeft dat
de motor oververhit raakt, schakel dan direct de airconditioning uit
en breng de auto op een veilige plaats tot stilstand. (Blz. 662)
Bij het parkeren
Plaats altijd wielblokken onder de wielen van de auto en de aan-
hangwagen. Activeer de parkeerrem en zet de selectiehendel in
stand P bij auto's met automatische transmissie en de 1e versnel-
ling of de achteruit bij auto's met handgeschakelde transmissie.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 230 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
231
4-1. Voordat u gaat rijden
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
WAARSCHUWING
Volg alle aanwijzingen in dit hoofdstuk op. Anders kunnen zich ongevallen
voordoen die tot ernstig letsel kunnen leiden.
Voorzorgsmaatregelen bij het rijden met een aanhangwagen
Controleer bij het rijden met een aanhangwagen of de maximaal toege-
stane gewichten niet worden overschreden. (Blz. 221)
Gebruik de cruise control (indien aanwezig) of Dynamic Radar Cruise
Control (indien aanwezig) niet wanneer u een aanhangwagen trekt.
Rijsnelheid bij het rijden met een aanhangwagen
Overschrijd de maximum snelheid voor het rijden met een aanhangwagen
niet.
Voor het afrijden van een lange helling
Minder snelheid en schakel terug. Schakel nooit abrupt terug.
Werking van het rempedaal
Trap het rempedaal niet veelvuldig of gedurende een langere periode ach-
tereen in.
Anders kan het remsysteem oververhit raken of kan de remwerking teruglo-
pen.
OPMERKING
Auto's met bandenreparatieset (indien aanwezig)
Sleep of trek nooit andere voertuigen als een gemonteerde band is gerepa-
reerd met behulp van de bandenreparatieset. De belasting van de band kan
leiden tot onverwachte schade aan de band.
Sluit de aanhangwagenverlichting op de juiste wijze aan
Onjuiste aansluiting van de aanhangwagenverlichting kan schade toebren-
gen aan het elektrische systeem van uw auto en een storing veroorzaken.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 231 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
232
4-2. Rijprocedures
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Contactslot (auto's zonder Smart entry-sys-
teem met startknop)
Automatische transmissie
Controleer of de parkeerrem geactiveerd is.
Controleer of de selectiehendel in stand P staat.
Trap het rempedaal stevig in.
Zet het contact in stand START en start de motor.
Handgeschakelde transmissie
Controleer of de parkeerrem geactiveerd is.
Controleer of de selectiehendel in stand N staat.
Trap het koppelingspedaal stevig in.
Zet het contact in stand START en start de motor.
Starten van de motor
1
2
3
4
1
2
3
4
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 232 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
233
4-2. Rijprocedures
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
UIT
Het stuurwiel is geblokkeerd en de
sleutel kan worden verwijderd.
(Auto's met automatische trans-
missie: de sleutel kan alleen wor-
den verwijderd als de selectiehen-
del in stand P staat.)
ACC
Sommige elektrische componen-
ten zoals het audiosysteem kun-
nen worden gebruikt.
AAN
Alle elektrische componenten kun-
nen worden gebruikt.
START
Motor starten.
Het contact van stand ACC naar UIT zetten
Zet de selectiehendel in stand P (automatische transmissie) of in stand N
(handgeschakelde transmissie). (Blz. 243, 250)
Als de motor niet aanslaat
De startblokkering is mogelijk niet uitgeschakeld. (Blz. 74)
Neem contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Veranderen van de standen van het contact
1
2
3
4
Druk de sleutel dieper in het slot en
draai deze naar UIT.
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 233 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
234
4-2. Rijprocedures
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Als het stuurslot niet ontgrendeld kan worden
Waarschuwingssysteem sleutel in contactslot
Wanneer u het bestuurdersportier opent terwijl het contact in stand ACC of
UIT staat, klinkt er een zoemer die u helpt herinneren dat u de sleutel moet
verwijderen.
Soms kan de sleutel bij het starten moei-
lijk vanuit LOCK worden gedraaid. Draai
het stuurwiel enigszins naar links of naar
rechts om het stuurslot te ontgrendelen.
WAARSCHUWING
Bij het starten van de motor
Start de motor altijd terwijl u in de bestuurdersstoel zit. Trap nooit het gas-
pedaal in terwijl u de motor start.
Als u dat wel doet, kan dat leiden tot een ongeval waarbij ernstig letsel kan
ontstaan.
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Zet het contact nooit UIT tijdens het rijden. Als in een noodgeval de motor
moet worden uitgezet terwijl de auto nog rijdt, zet u het contact uitsluitend in
stand ACC om de motor uit te schakelen. Als de motor wordt uitgeschakeld
tijdens het rijden kan een ongeluk het gevolg zijn. (Blz. 577)
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de accu
Laat het contact niet gedurende langere tijd in stand ACC of AAN staan
wanneer de motor niet draait.
Bij het starten van de motor
Laat de startmotor niet langer dan 30 seconden onafgebroken werken.
Anders kunnen de startmotor en de bedrading oververhit raken.
Jaag een nog koude motor nooit op toeren.
Indien de motor moeilijk aanslaat of vaak afslaat, laat uw auto dan onmid-
dellijk controleren door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 234 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
235
4
4-2. Rijprocedures
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Startknop (auto's met Smart entry-systeem
met startknop)
Automatische transmissie
Controleer of de parkeerrem geactiveerd is.
Controleer of de selectiehendel in stand P staat.
Trap het rempedaal stevig in.
De indicator in de startknop gaat groen branden.
Als de indicator niet groen wordt, kan de motor niet worden gestart.
Druk op de startknop.
De motor wordt gestart totdat hij
aanslaat, waarbij elke startpoging
maximaal 30 seconden duurt.
Houd het rempedaal ingetrapt tot
de motor draait.
Alleen dieselmotor: Het controle-
lampje gaat branden. De
motor start zodra het controle-
lampje is gedoofd.
De motor kan in elke stand van het
contact worden gestart.
Als u de volgende handelingen uitvoert terwijl u een elektroni-
sche sleutel bij u hebt, wordt de motor gestart of de stand van
het contact veranderd.
Starten van de motor
1
2
3
4
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 235 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
236
4-2. Rijprocedures
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Handgeschakelde transmissie
Controleer of de parkeerrem geactiveerd is.
Controleer of de selectiehendel in stand N staat.
Trap het koppelingspedaal stevig in.
De indicator in de startknop gaat groen branden.
Als de indicator niet groen wordt, kan de motor niet worden gestart.
Druk op de startknop.
De motor wordt gestart totdat hij
aanslaat, waarbij elke startpoging
maximaal 30 seconden duurt.
Houd het koppelingspedaal inge-
trapt tot de motor draait.
Het controlelampje gaat
branden. De motor start zodra het
controlelampje is gedoofd.
De motor kan in elke stand van het
contact worden gestart.
1
2
3
4
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 236 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
237
4-2. Rijprocedures
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Automatische transmissie
Breng de auto tot stilstand.
Zet de selectiehendel in stand P.
Activeer de parkeerrem. (Blz. 256)
Druk op de startknop.
Laat het rempedaal los en controleer of de indicator in de startknop
uit is.
Handgeschakelde transmissie
Breng de auto tot stilstand.
Zet de selectiehendel in stand N.
Activeer de parkeerrem. (Blz. 256)
Druk op de startknop.
Laat het rempedaal los en controleer of de indicator in de startknop
uit is.
Uitzetten van de motor
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 237 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
238
4-2. Rijprocedures
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
De standen kunnen worden gewijzigd door de startknop in te drukken
terwijl het rempedaal (auto's met automatische transmissie) of het
koppelingspedaal (auto's met handgeschakelde transmissie) niet is
ingetrapt. (De stand verandert iedere keer dat op de knop wordt
gedrukt.)
UIT
*
De alarmknipperlichten kunnen
worden gebruikt.
Stand ACC
Sommige elektrische componen-
ten zoals het audiosysteem kun-
nen worden gebruikt.
Het controlelampje in de startknop
gaat oranje branden.
AAN
Alle elektrische componenten kunnen worden gebruikt.
Het controlelampje in de startknop gaat oranje branden.
*: Als de selectiehendel in een andere stand dan P staat terwijl de motor uit
wordt gezet, wordt de stand van het contact ACC, niet UIT (alleen auto's
met automatische transmissie).
Wijzigen van de standen van het contact
1
2
3
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 238 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
239
4-2. Rijprocedures
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Als de motor wordt uitgezet terwijl de selectiehendel in een andere
stand dan P staat, wordt de stand van het contact ACC, niet UIT. Voer
de volgende procedure uit om het contact UIT te zetten:
Controleer of de parkeerrem geactiveerd is.
Zet de selectiehendel in stand P.
Controleer of de indicator in de startknop oranje brandt en druk ver-
volgens eenmaal op de startknop.
Controleer of het controlelampje in de startknop uit is.
Auto power off-functie
Auto's met automatische transmissie
Als de selectiehendel in stand P staat en als het contact gedurende meer dan
20 minuten (stand ACC) of meer dan een uur (AAN) in stand ACC of AAN
staat zonder dat de motor draait, dan schakelt het systeem het contact auto-
matisch UIT. Deze functie kan echter niet geheel uitsluiten dat de accu ontla-
den kan raken. Laat het contact niet gedurende langere tijd in stand ACC of
AAN (IG) staan zonder dat de motor draait.
Auto's met handgeschakelde transmissie
Als het contact gedurende meer dan 20 minuten (stand ACC) of meer dan
een uur (AAN) in stand ACC of AAN staat zonder dat de motor draait, dan
schakelt het systeem het contact automatisch UIT. Deze functie kan echter
niet geheel uitsluiten dat de accu ontladen kan raken. Laat het contact niet
gedurende langere tijd in stand ACC of AAN (IG) staan zonder dat de motor
draait.
Bediening van de startknop
Eén keer kort en stevig indrukken van de startknop is voldoende om deze te
bedienen. Als de startknop niet op de juiste manier wordt bediend, kan het
voorkomen dat de motor niet start of dat de stand van het contact niet veran-
dert. U hoeft de startknop niet ingedrukt te houden.
Uitzetten van de motor als de selectiehendel in een andere stand
dan P staat (auto's met automatische transmissie)
1
2
3
4
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 239 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
240
4-2. Rijprocedures
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Levensduur batterij elektronische sleutel
Blz. 151
Omstandigheden die de werking kunnen beïnvloeden
Blz. 148
Aanwijzing voor de instapfunctie
Blz. 149
Als de motor niet aanslaat
De startblokkering is mogelijk niet uitgeschakeld. (Blz. 74)
Neem contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Stuurslot
Nadat het contact UIT is gezet en de portieren zijn geopend en gesloten,
wordt het stuurwiel geblokkeerd door de stuurslotfunctie. Als u nogmaals op
de startknop drukt, wordt het stuurslot automatisch weer uitgeschakeld.
Als het stuurslot niet ontgrendeld kan worden
Oververhitting van de stuurslotmotor voorkomen
Om te voorkomen dat de stuurslotmotor oververhit raakt, kan het voorkomen
dat de werking van de stuurslotmotor wordt onderbroken als de motor in een
korte tijd herhaaldelijk wordt gestart en uitgezet. Wacht in dat geval met het
starten van de motor. Na ongeveer 10 seconden zal de stuurslotmotor weer
functioneren.
Als het controlelampje in de startknop oranje knippert
Er is mogelijk een storing in het systeem aanwezig. Laat uw auto direct con-
troleren door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Als de batterij van de elektronische sleutel ontladen is
Blz. 551
Als het Smart entry-systeem met startknop is uitgeschakeld via de per-
soonlijke voorkeursinstellingen
Blz. 652
Het groene controlelampje in de startknop
zal knipperen en er verschijnt een mel-
ding op het multi-informatiedisplay. Druk
de startknop nogmaals in terwijl het stuur-
wiel naar links en rechts gedraaid wordt.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 240 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
241
4-2. Rijprocedures
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
WAARSCHUWING
Bij het starten van de motor
Start de motor altijd terwijl u in de bestuurdersstoel zit. Trap nooit het gas-
pedaal in terwijl u de motor start.
Als u dat wel doet, kan dat leiden tot een ongeval waarbij ernstig letsel kan
ontstaan.
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Als zich een storing voordoet in de motor terwijl de auto rijdt, vergrendel of
open de portieren dan niet totdat de auto veilig en volledig tot stilstand is
gekomen. Als onder deze omstandigheden het stuurslot wordt geactiveerd,
kan dit leiden tot een ongeval waarbij ernstig letsel kan ontstaan.
Uitzetten van de motor in noodgevallen
Als u in noodgevallen de motor tijdens het rijden af wilt zetten, houd dan de
startknop gedurende ten minste 2 seconden ingedrukt of druk hem ten min-
ste driemaal achter elkaar kort in. (Blz. 577)
Bedien de startknop tijdens het rijden echter uitsluitend in noodgevallen.
Door de motor tijdens het rijden uit te zetten, verliest u niet de controle over
het stuurwiel of de remmen, maar werkt de bekrachtiging van deze syste-
men niet meer. Hierdoor zal het remmen en sturen veel zwaarder gaan dan
normaal. Zet in dat geval de auto aan de kant zodra dit veilig kan.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 241 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
242
4-2. Rijprocedures
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de accu
Laat het contact niet gedurende langere tijd in stand ACC of AAN (IG)
staan zonder dat de motor draait.
Als het controlelampje van de startknop brandt, is het contact niet UIT.
Controleer voordat u uitstapt altijd of het contact UIT is.
Zet bij auto's met automatische transmissie de motor niet uit als de selec-
tiehendel in een andere stand dan P staat. Als de motor wordt uitgezet ter-
wijl de selectiehendel in een andere stand staat, wordt het contact niet
UIT, maar in stand ACC gezet. Als het contact in stand ACC blijft staan,
kan de accu ontladen raken.
Bij het starten van de motor
Jaag een nog koude motor nooit op toeren.
Indien de motor moeilijk aanslaat of vaak afslaat, laat uw auto dan onmid-
dellijk controleren door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Symptomen die kunnen duiden op een probleem met de startknop
Wanneer u merkt dat de bediening van de startknop niet helemaal gaat
zoals u gewend bent, bijvoorbeeld als de startknop bij het indrukken iets
blijft hangen, kan dit duiden op een defect. Neem onmiddellijk contact op
met een Toyota-dealer of erkende reparateur.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 242 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
243
4
4-2. Rijprocedures
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Automatische transmissie
Standaardtype
Trap, terwijl het contact AAN staat, het rempedaal in en zet de
selectiehendel in een andere stand.
Breng de auto altijd eerst geheel tot stilstand voordat u schakelt tus-
sen stand P en D.
: Indien aanwezig
Bedienen van de selectiehendel
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 243 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
244
4-2. Rijprocedures
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Uitvoeringen met Multi-Mode Transmissie
Trap, terwijl het contact AAN (IG) staat, het rempedaal in en
zet de selectiehendel in een andere stand.
Breng de auto altijd eerst geheel tot stilstand voordat u schakelt tus-
sen stand P en D.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 244 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
245
4-2. Rijprocedures
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
*
1
: In stand D kiest het systeem de voor de rijomstandigheden meest
geschikte versnelling. Bij normaal rijden wordt stand D aangeraden.
*
2
: Het selecteren van een schakelprogramma in stand S verlaagt het maxi-
maal toerental in de verschillende versnellingen, beïnvloedt het afrem-
men op de motor en voorkomt onnodig opschakelen.
Gebruik van de schakelstand
Schakelstand
Doel en toestand
Standaardtype
Uitvoeringen met
Multi-Mode Transmissie
P Parkeren van de auto/starten van de motor
R Achteruit
N Toestand waarbij het vermogen niet wordt overgebracht
D Normaal rijden*
1
S
Rijden in stand S*
2
(Blz. 247)
3
Stand voor
motorremwerking
2
Stand voor krachtiger
motorremwerking
L
Stand voor maximale
motorremwerking
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 245 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
246
4-2. Rijprocedures
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Gebruik deze stand voor het (weg)rijden op glad wegdek zoals bij
sneeuw.
Auto's met multi-informatiedisplay type A
Druk de toets 2nd STRT in.
Druk de toets nogmaals in om de
functie wegrijden in de tweede ver-
snelling te annuleren.
Auto's met multi-informatiedisplay type B
Druk de menutoets in.
De modus van het multi-infor-
matiedisplay verandert in de
modus voor het regelen van de
elektronische functies.
Druk de toets ENTER
omhoog of omlaag tot 2ND
START verschijnt.
Functie wegrijden in tweede versnelling selecteren
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 246 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
247
4-2. Rijprocedures
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Druk op de toets ENTER om
ON (aan) te selecteren.
Het controlelampje 2nd
STRT wordt weergegeven.
Elke keer dat op de toets wordt
gedrukt, wordt de functie wegrij-
den in tweede versnelling in- of
uitgeschakeld.
Druk op de menutoets om terug
te keren naar het normale dis-
play.
Als de selectiehendel in stand S staat, kan deze als volgt worden
bediend:
Opschakelen
Terugschakelen
Het geselecteerde schakelbereik
(1 t/m 5) wordt weergegeven op
het instrumentenpaneel.
Het standaard schakelbereik in
stand S is automatisch beperkt tot
4, afhankelijk van de rijsnelheid.
Het schakelbereik kan onder
bepaalde omstandigheden
beperkt worden tot 3 als de AI-
SHIFT-functie dat bereik heeft
gekozen toen de selectiehendel
nog in stand D stond.
(Blz. 248)
Schakelbereiken en hun functies
Voor het afremmen op de motor kunt u uit 5 niveaus kiezen.
Een lagere versnelling geeft een grotere motorremkracht dan
een hogere versnelling en het toerental wordt ook hoger.
3
Wijzigen van het schakelbereik in stand S (uitvoeringen met
Multi-Mode Transmissie)
Type A Type B
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 247 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
248
4-2. Rijprocedures
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Beperkingen bij het terugschakelen (standaardtype)
De maximaal toegestane snelheden zijn als volgt.
Heuvelaf rijden
Op aflopende hellingen wordt mogelijk automatisch teruggeschakeld voor
motorremwerking. Als gevolg van het terugschakelen gaat het motortoerental
mogelijk omhoog.
Automatisch deactiveren van de functie wegrijden in de tweede versnel-
ling
De functie wegrijden in de tweede versnelling wordt automatisch uitgescha-
keld als na het rijden in deze stand het contact UIT wordt gezet.
Stand S (uitvoeringen met Multi-Mode Transmissie)
Als het schakelbereik 4 of lager is en de selectiehendel in de richting van de +
wordt bewogen, wordt het schakelbereik 5.
AI-SHIFT
De AI-SHIFT-functie schakelt automatisch de optimale versnelling in, daarbij
rekening houdend met de prestaties die de bestuurder van de auto verlangt
en met de rijomstandigheden.
De Al-SHIFT-functie wordt automatisch geactiveerd als de selectiehendel in
stand D staat. (Uitvoeringen met Multi-Mode Transmissie: door de selectie-
hendel in stand S te zetten, wordt de functie gedeactiveerd.)
Tijdens het rijden met een ingeschakeld cruise control-systeem of Dyna-
mic Radar Cruise Control-systeem (indien aanwezig)
Alleen uitvoeringen met Multi-mode transmissie: In stand S wordt er niet
afgeremd op de motor, ook niet als er teruggeschakeld wordt naar 4. (Blz.
284, 288)
Als de selectiehendel niet in een andere stand dan P gezet kan worden
Blz. 651
Terugschakelen Stand tussenbak
Maximale snelheid
km/h (mph)
3 2
H4 105 (65)
L4 35 (21)
2 1
H4 50 (31)
L4 10 (6)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 248 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
249
4-2. Rijprocedures
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Als het controlelampje S niet gaat branden, zelfs niet nadat de selectie-
hendel in stand S is gezet (uitvoeringen met Multi-Mode Transmissie)
Dit kan duiden op een storing in de automatische transmissie. Laat uw auto
direct controleren door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
(In deze situatie werkt de transmissie alsof de selectiehendel in stand D
staat.)
Waarschuwingszoemer beperking terugschakelen (stand S bij uitvoerin-
gen met Multi-Mode Transmissie)
Uit veiligheidsoverwegingen en om het rijgedrag niet in negatieve zin te beïn-
vloeden, kan er onder bepaalde omstandigheden beperkt worden terugge-
schakeld. In sommige omstandigheden kan er helemaal niet worden
teruggeschakeld met de selectiehendel. (Er klinkt tweemaal een zoemer.)
WAARSCHUWING
Rijden op glad wegdek
Niet abrupt wegrijden of schakelen.
Door plotseling afremmen op de motor kan de auto in een slip raken het-
geen een ongeluk kan veroorzaken.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 249 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
250
4-2. Rijprocedures
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Handgeschakelde transmissie
Transmissie met 5 versnellingen
Trap het koppelingspedaal vóór
het bedienen van de selectiehen-
del helemaal in en laat het lang-
zaam opkomen.
Als het inschakelen van de achter-
uitversnelling moeilijk gaat, zet dan
de selectiehendel in stand N, laat
de koppeling even opkomen en
probeer het dan opnieuw.
: Indien aanwezig
Bedienen van de selectiehendel
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 250 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
251
4-2. Rijprocedures
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Transmissie met 6 versnellingen
Trap het koppelingspedaal vóór
het bedienen van de selectiehen-
del helemaal in en laat het lang-
zaam opkomen.
De schakeladviesindicator helpt de bestuurder om het brandstofver-
bruik en de uitlaatgasemissie binnen de limieten van het motorvermo-
gen te verlagen.
Opschakelen
Terugschakelen
Schakeladviesindicator (indien aanwezig)
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 251 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
252
4-2. Rijprocedures
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Display schakeladviesindicator
De schakeladviesindicator wordt niet weergegeven als de 4WD-bedienings-
hendel in stand L4 staat.
De schakeladviesindicator wordt mogelijk niet weergegeven wanneer uw
voet op het koppelingspedaal rust.
Maximale snelheden voor terugschakelen
Schakel niet terug bij hogere snelheden dan in onderstaande tabel zijn aan-
gegeven om te voorkomen dat de motor met een te hoog toerental gaat
draaien.
Transmissie met 5 versnellingen
Schakelstand
Maximale snelheid (km/h [mph])
Stand tussenbak
H4
Stand tussenbak
L4
1 45 (28) 17 (11)
2 112 (70) 44 (27)
3 119 (74) 46 (29)
4 165 (103) 67 (42)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 252 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
253
4-2. Rijprocedures
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Transmissie met 6 versnellingen (5-deurs uitvoeringen)
Transmissie met 6 versnellingen (3-deurs uitvoeringen)
Waarschuwingszoemer achteruitrijden (auto's met 6 versnellingen)
Er klinkt een zoemer om de bestuurder te waarschuwen dat de selectiehen-
del in stand R is gezet.
Schakelstand
Maximale snelheid (km/h [mph])
Stand tussenbak
H4
Stand tussenbak
L4
1 38 (24) 15 (9)
2 77 (48) 30 (19)
3 105 (65) 41 (25)
4 131 (81) 51 (32)
5 157 (98) 61 (38)
Schakelstand
Maximale snelheid (km/h [mph])
Stand tussenbak
H4
Stand tussenbak
L4
1 38 (24) 15 (9)
2 102 (63) 40 (25)
3 105 (65) 41 (25)
4 131 (81) 51 (32)
5 157 (98) 61 (38)
WAARSCHUWING
Display schakeladviesindicator (indien aanwezig)
Uit veiligheidsoverwegingen dient de bestuurder niet uitsluitend op het dis-
play te kijken. Raadpleeg het display alleen wanneer dit veilig kan en reke-
ning houdend met de wegcondities en de verkeersomstandigheden.
Anders kan zich een ongeval voordoen.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 253 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
254
4-2. Rijprocedures
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
OPMERKING
Voorkomen van beschadiging van de transmissie
Schakel de achteruitversnelling alleen in nadat de auto volledig tot stil-
stand is gekomen.
Zet de selectiehendel niet in stand R
zonder eerst het koppelingspedaal in te
trappen.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 254 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
255
4
4-2. Rijprocedures
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Richtingaanwijzerschakelaar
De richtingaanwijzerschakelaar kan worden gebruikt om aan te geven
wat de bestuurder van plan is:
Rechtsaf slaan
Rijstrookwisseling naar rechts
(houd schakelaar halverwege
ingedrukt)
De richtingaanwijzers rechts blijven
knipperen totdat u de hendel weer
loslaat.
Rijstrookwisseling naar links
(houd schakelaar halverwege
ingedrukt)
De richtingaanwijzers links blijven
knipperen totdat u de hendel weer
loslaat.
Linksaf slaan
De richtingaanwijzers kunnen bediend worden als
Auto's zonder Smart Entry-systeem met startknop
Het contact AAN staat.
Auto's met Smart Entry-systeem met startknop
Het contact AAN (IG) staat.
Als het controlelampje sneller knippert dan normaal
Controleer of er een gloeilamp van de richtingaanwijzer voor of achter is
doorgebrand.
Bedieningsinstructies
1
2
3
4
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 255 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
256
4-2. Rijprocedures
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Parkeerrem
Activeer de parkeerrem door de
parkeerremhendel helemaal
aan te trekken terwijl u het rem-
pedaal intrapt.
Deactiveer de parkeerrem door
de hendel iets omhoog te trek-
ken en deze dan volledig naar
beneden te drukken terwijl u de
knop op de hendel ingedrukt
houdt.
Gebruik in de winter
Blz. 379
1
2
OPMERKING
Voordat u gaat rijden
Deactiveer de parkeerrem.
Als u gaat rijden terwijl de parkeerrem geactiveerd is, kunnen de onderde-
len van het remsysteem oververhit raken, waardoor de remprestaties in
negatieve zin kunnen worden beïnvloed en de onderdelen van het remsys-
teem sneller slijten.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 256 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
257
4
4-2. Rijprocedures
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Roetfilter (alleen dieselmotor)
Regeneratie
De regeneratie wordt indien nodig uitgevoerd, afhankelijk van de
rijomstandigheden.
Eigenschappen van het systeem
Het roetfiltersysteem heeft de volgende eigenschappen:
Het stationair toerental neemt tijdens regeneratie toe
De geur van de uitlaatgassen wijkt af van die van een conventio-
nele dieselmotor
Als het waarschuwingslampje van het roetfiltersysteem gaat bran-
den (auto's met multi-informatiedisplay type A) of de waarschu-
wingsmelding van het roetfiltersysteem DPF FULL SEE OWNER’S
MANUAL (DPF VOL ZIE HANDLEIDING) verschijnt op het display
(auto's met multi-informatiedisplay type B), houd dan een constante
snelheid aan. (Blz. 596, 608)
Als het waarschuwingslampje van het roetfiltersysteem knippert
(auto met multi-informatiedisplay type A) of de waarschuwingsmel-
ding DPF FULL ENGINE SERVICE REQUIRED (DPF VOL
MOTORONDERHOUD VEREIST) van het roetfiltersysteem ver-
schijnt (auto's met multi-informatiedisplay type B), laat uw auto dan
direct controleren door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
(Blz. 586, 599)
: Indien aanwezig
Als er zich een vooraf bepaalde hoeveelheid afzetting in het filter
bevindt, wordt het filter automatisch geregenereerd.
Waarschuwing storing in roetfiltersysteem
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 257 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
258
4-2. Rijprocedures
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Olie verversen
Gebruik de olie die wordt aanbevolen of olie van een gelijkwaardige kwaliteit.
(Blz. 677)
Waarschuwing roetfiltersysteem
Onder de volgende rijomstandigheden gaat het waarschuwingslampje roetfil-
tersysteem eerder branden of zal de waarschuwingsmelding eerder verschij-
nen dan normaal.
*
Als er alleen met lage snelheid wordt gereden (bijvoorbeeld 20 km/h of
lager).
Als de motor herhaaldelijk aan en uit wordt gezet (als de motor steeds niet
langer dan 10 minuten achter elkaar draait).
*: Verschilt afhankelijk van het weer, de rijomstandigheden, enz.
WAARSCHUWING
Uitlaatpijp
Raak de uitlaatpijp tijdens de regeneratie niet aan, aangezien de uitlaatpijp
en de uitlaatgassen erg warm kunnen worden. Zorg dat er zich geen perso-
nen of licht ontvlambare materialen in de buurt van de uitlaatpijp bevinden
wanneer de auto stilstaat.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan brandwonden of
brand veroorzaken.
Als het motorcontrolelampje gaat branden
Het motorcontrolelampje gaat branden als u door blijft rijden terwijl het
waarschuwingslampje van het roetfiltersysteem knippert (auto's met multi-
informatiedisplay type A) of de waarschuwingsmelding DPF FULL ENGINE
SERVICE REQUIRED (DPF VOL MOTORONDERHOUD VEREIST) van
het roetfiltersysteem wordt weergegeven (auto's met multi-informatiedisplay
type B). In dat geval kan de auto beschadigd raken of kan een ongeval ont-
staan. Laat uw auto direct controleren door een Toyota-dealer of erkende
reparateur.
OPMERKING
Om storingen in het roetfiltersysteem te voorkomen
Auto's met multi-informatiedisplay type A: Blijf niet lang doorrijden als het
waarschuwingslampje van het roetfiltersysteem knippert
Auto's met multi-informatiedisplay type B: Rijd niet lang achtereen wan-
neer de waarschuwingsmelding DPF FULL ENGINE SERVICE
REQUIRED (DPF VOL MOTORONDERHOUD VEREIST) van het roetfil-
tersysteem op het display wordt weergegeven.
Gebruik geen andere brandstof dan het voorgeschreven type brandstof
Gebruik geen andere motorolie dan het aanbevolen type motorolie
Breng geen wijzigingen aan de uitlaatpijp aan
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 258 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
259
4
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Lichtschakelaar
Draai aan het uiteinde van de hendel om de verlichting als volgt in te
schakelen:
Auto's zonder dagrijver-
lichting: UIT
Auto's met dagrijverlich-
ting: De dagrijverlich-
ting wordt ingeschakeld.
De parkeerlichten voor,
achterlichten, kenteken-
plaat- en dashboardver-
lichting gaan branden.
De koplampen en alle
hierboven genoemde
verlichting gaan bran-
den.
De koplampen kunnen handmatig of automatisch worden
bediend.
Bedieningsinstructies
1
2
3
Auto's zonder Smart entry-systeem met startknop: De kop-
lampen, de parkeerlichten voor, dagrijverlichting, enz. gaan
automatisch aan en uit (als het contact AAN staat).
Auto's met Smart entry-systeem met startknop: De koplam-
pen, de parkeerlichten voor, de dagrijverlichting, enz. gaan
automatisch aan en uit (wanneer het contact AAN staat).
4
(indien aan-
wezig)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 259 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
260
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Druk bij ingeschakelde koplam-
pen de hendel van u af om het
grootlicht in te schakelen.
Door de hendel weer in de midden-
stand te zetten, wordt het grootlicht
weer uitgeschakeld.
Trek de hendel naar u toe en
laat deze meteen weer los om
één keer met het grootlicht te
knipperen.
U kunt lichtsignalen geven met de
koplampen in- of uitgeschakeld.
De koplamphoogte kan worden afgestemd op het aantal passagiers in
de auto en de mate van belading.
Verhogen van de koplamp-
hoogte
Verlagen van de koplamp-
hoogte
Inschakelen van grootlicht
1
2
Draaiknop koplampverstelling (indien aanwezig)
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 260 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
261
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Aanwijzing voor instellen van de koplamphoogte
Voertuigcategorie M1*
1
Aantal inzittenden en hoeveelheid bagage Stand knop
Inzittenden Hoeveelheid bagage
Uitvoeringen
met
9 zitplaatsen
Uitvoeringen
met
7 zitplaatsen
Alleen bestuurder of
bestuurder en voor-
passagier
Geen 0 0
Bestuurder, voorpas-
sagier en achterste
zitplaatsen bezet
Geen 1 1
Alle zitplaatsen bezet Geen 2,5 2
Alle zitplaatsen bezet Maximale belading
3*
2
3,5*
3
2,5*
4
3*
5,
3,5*
6, 7
Bestuurder Maximale belading
3,5*
3
4*
2
3*
5
3,5*
4, 7
4*
6
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 261 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
262
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
*
1
: Vraag de voertuigcategorie van de auto na bij een Toyota-dealer of
erkende reparateur.
*
2
: Modellen KDJ150L-GKFEY, KDJ150L-GKAEY en GRJ150L-GKAEK
*
3
: Modellen TRJ150L-GKPEK en TRJ150L-GKMEK
*
4
: TX en TXL uitvoeringen met een secundaire brandstoftank model
KDJ150L-GKFEY, KDJ150R-GKAEY en KDJ150R-GKFEY, en TX uit-
voering met een secundaire brandstoftank model GRJ150L-GKAEK
*
5
: TX uitvoering met een secundaire brandstoftank en TXL uitvoering van
model TRJ150L-GKMEK, en TXL uitvoering met een secundaire brand-
stoftank van model TRJ150L-GKPEK
*
6
: TX en TXL uitvoeringen van modellen KDJ150L-GKFEYW,
KDJ150R-GKAEYW, KDJ150R-GKFEYW en KDJ150L-GKAEY,
TX uitvoering zonder secundaire brandstoftank en TXL uitvoering van
model GRJ150L-GKAEK, TX uitvoering van model TRJ150L-GKPEK,
TXL uitvoering van modellen KDJ150L-GKAEYW en
GRJ150L-GKAEKW,
en TX en TXL uitvoeringen zonder secundaire brandstoftank van
modellen KDJ150L-GKFEY, KDJ150R-GKAEY en KDJ150R-GKFEY
*
7
: TX uitvoering van model KDJ150L-GKAEYW, TX uitvoering zonder
secundaire brandstoftank van model TRJ150L-GKMEK,
TXL uitvoering zonder secundaire brandstoftank van model
TRJ150L-GKPEK,
en TX uitvoering zonder roetfilter
*
8
van modellen KDJ150L-GKFEYW
en KDJ150R-GKAEYW
*
8
: Neem contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur om na te
gaan of uw auto een roetfiltersysteem heeft.
De modelcode staat vermeld op het typeplaatje of op de typegoedkeuring.
(Blz. 673)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 262 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
263
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Voertuigcategorie M1*
9
Aantal inzittenden en hoeveelheid bagage Stand knop
Inzittenden Hoeveelheid bagage
5-deurs,
Uitvoeringen
met
5 zitplaatsen
3-deurs
uitvoeringen
met
5 zitplaatsen
Alleen bestuurder of
bestuurder en voor-
passagier
Geen 0 0
Bestuurder, voorpas-
sagier en achterste
zitplaatsen bezet
Geen 1 1,5
Alle zitplaatsen bezet Geen 1 1,5
Alle zitplaatsen bezet Maximale belading
3*
10, 11
3,5*
12
2,5*
13
3*
14
Bestuurder Maximale belading
3*
11
3,5*
10, 12
3*
13
3,5*
14
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 263 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
264
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
*
9
: Vraag de voertuigcategorie van de auto na bij een Toyota-dealer of
erkende reparateur.
*
10
: TX en TXL uitvoeringen van model KDJ150R-GKAEY, en TXL uitvoe-
ring van de volgende modellen:
KDJ150L-GKAEYW, KDJ150L-GKFEYW, KDJ150R-GKAEYW,
KDJ150R-GKFEYW, GRJ150L-GKAEKW, GRJ150L-GKAEK,
TRJ150L-GKPEK, KDJ150L-GKFEY
*
11
: TXL uitvoering met een secundaire brandstoftank van model
TRJ150L-GKMEK
*
12
: TX en TXL uitvoeringen van modellen KDJ150R-GKFEY en
KDJ150L-GKAEY ,
TXL uitvoering zonder secundaire brandstoftank van model
TRJ150L-GKMEK
en TX uitvoering van de volgende modellen:
KDJ150L-GKAEYW, KDJ150L-GKFEYW, KDJ150R-GKAEYW,
KDJ150R-GKFEYW, KDJ150L-GKFEY, GRJ150L-GKAEK,
TRJ150L-GKMEK, TRJ150L-GKPEK
*
13
: VX uitvoering met reservewiel van de volgende modellen:
KDJ155L-GJAEYW, KDJ155L-GJFEYW, KDJ155R-GJAEYW,
KDJ155R-GJFEYW
*
14
: VX uitvoering zonder reservewiel en TX en TXL uitvoeringen van de vol-
gende modellen:
KDJ155L-GJAEYW, KDJ155L-GJFEYW, KDJ155R-GJAEYW,
KDJ155R-GJFEYW
De modelcode staat vermeld op het typeplaatje of op de typegoedkeuring.
(Blz. 673)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 264 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
265
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Voertuigcategorie N1*
15
*
15
:Vraag de voertuigcategorie van de auto na bij een Toyota-dealer of erkende
reparateur.
*
16
:TX uitvoering zonder reservewiel van model KDJ155L-GJAEYW
en TX uitvoering met reservewiel en TXL uitvoering van de volgende
modellen:
KDJ155L-GJAEYW, KDJ155L-GJFEYW, KDJ155R-GJAEYW,
KDJ155R-GJFEYW
*
17
:TX uitvoering zonder reservewiel van de volgende modellen:
KDJ155L-GJFEYW, KDJ155R-GJAEYW, KDJ155R-GJFEYW
De modelcode staat vermeld op het typeplaatje of op de typegoedkeuring.
(Blz. 673)
Aantal inzittenden en hoeveelheid bagage Stand knop
Inzittenden Hoeveelheid bagage
5-deurs
uitvoerin-
gen
3-deurs
uitvoerin-
gen
Alleen bestuurder of
bestuurder en
voorpassagier
Geen 0 0
Bestuurder Maximale belading 3,5
3,5*
16
4*
17
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 265 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
266
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Dagrijverlichting (indien aanwezig)
Auto's met LED-koplampen: Om uw auto beter zichtbaar te maken voor
andere weggebruikers, worden de parkeerlichten voor automatisch ingescha-
keld als de motor gestart wordt.
Auto's met halogeenkoplampen: Om uw auto beter zichtbaar te maken voor
andere weggebruikers, worden de koplampen (op een gereduceerde sterkte)
en achterlichten automatisch ingeschakeld als de motor gestart wordt.
Dagrijverlichting is niet ontworpen voor gebruik in het donker.
Sensor koplampregeling (indien aanwezig)
Automatisch uitschakelsysteem verlichting
Type A
Auto's zonder Smart Entry-systeem met startknop
Alle verlichting wordt automatisch uitgeschakeld als het contact in stand
ACC of UIT wordt gezet en het bestuurdersportier wordt geopend.
Zet om de verlichting weer in te schakelen het contact AAN of zet de licht-
schakelaar eenmaal in de stand UIT en daarna weer in stand of
.
Auto's met Smart Entry-systeem met startknop
Alle verlichting wordt uitgeschakeld als het contact in stand ACC wordt
gezet en het bestuurdersportier wordt geopend.
Zet om de verlichting weer in te schakelen het contact AAN (IG) of zet de
lichtschakelaar een keer in stand UIT en daarna weer in stand of
.
De werking van de sensor kan in nega-
tieve zin beïnvloed worden als er iets over
de sensor heen geplaatst wordt of als er
iets op de ruit wordt aangebracht waar-
door de sensor wordt afgeschermd.
Hierdoor kan de sensor niet op de juiste
manier de hoeveelheid omgevingslicht
signaleren, waardoor het automatische
koplampsysteem mogelijk onjuist functio-
neert.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 266 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
267
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Type B
Wanneer de lichtschakelaar in stand staat: Alle verlichting wordt auto-
matisch uitgeschakeld als het contact in stand ACC of UIT wordt gezet en
een portier of de achterruit (indien aanwezig) wordt geopend en gesloten.
Wanneer de lichtschakelaar in stand of staat: De koplampen
en de mistlampen voor worden automatisch uitgeschakeld als het contact in
stand ACC of UIT wordt gezet. (Er klinkt een zoemer als op dat moment het
bestuurdersportier wordt geopend.)
Zet om de verlichting weer in te schakelen het contact AAN (IG) of zet de
lichtschakelaar een keer in stand UIT en daarna weer in stand of
.
Type C
Als alleen de achterlichten zijn ingeschakeld: Alle verlichting wordt uitge-
schakeld als het contact in stand ACC of UIT wordt gezet en het bestuur-
dersportier wordt geopend.
Als de koplampen zijn ingeschakeld: Alle verlichting gaat na 30 seconden
uit nadat een portier of de achterruit (indien aanwezig) wordt geopend en
gesloten.
Zet om de verlichting weer in te schakelen het contact AAN (IG) of zet de
lichtschakelaar een keer in stand UIT en daarna weer in stand of
.
Type D
Wanneer de lichtschakelaar in stand staat: Alle verlichting wordt na
30 seconden uitgeschakeld als het contact in stand ACC of UIT wordt gezet
en een portier of de achterruit (indien aanwezig) wordt geopend en geslo-
ten. (De lichten gaan onmiddellijk uit als op de toets wordt ingedrukt
nadat alle portieren zijn vergrendeld.)
Wanneer de lichtschakelaar in stand of staat: De koplampen
en de mistlampen voor worden automatisch uitgeschakeld als het contact in
stand ACC of UIT wordt gezet. (Er klinkt een zoemer als op dat moment het
bestuurdersportier wordt geopend.)
Zet om de verlichting weer in te schakelen het contact AAN (IG) of zet de
lichtschakelaar een keer in stand UIT en daarna weer in stand of
.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 267 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
268
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Automatische verticale koplampverstelling (indien aanwezig)
De koplamphoogte wordt automatisch geregeld op basis van het aantal
passagiers in de auto en de mate van belading om verblinding van andere
weggebruikers door de koplampen te voorkomen.
Als het waarschuwingslampje automatische verticale koplampverstel-
ling knippert (indien aanwezig)
Dit kan duiden op een storing in het systeem. Neem contact op met een
Toyota-dealer of erkende reparateur.
Zoemer verlichting (indien aanwezig)
Een zoemer klinkt als het contact UIT of in stand ACC wordt gezet en het
bestuurdersportier geopend wordt terwijl de achterlichten blijven branden.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bijv. gevoeligheid lichtsensor) kunnen worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen
Blz. 698)
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de accu
Laat de verlichting niet langer branden dan noodzakelijk is als de motor niet
draait.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 268 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
269
4
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Schakelaar mistlampen
Schakelaar voor de mistlampen voor en achter
Schakelt de mistlampen
voor en de mistachterlich-
ten uit
Schakelt de mistlampen
voor in
Schakelt de mistlampen
voor en de mistachterlich-
ten in
Als de schakelaarring los wordt
gelaten, keert de ring terug naar de
stand .
Door de schakelaarring nogmaals
te draaien, worden alleen de mist-
lampen achter uitgeschakeld.
: Indien aanwezig
De mistlampen zorgen voor uitstekend zicht bij ongunstige
rijomstandigheden, zoals bij regen of mist.
1
2
3
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 269 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
270
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Schakelaar mistachterlichten
Schakelt de mistachterlich-
ten uit
Schakelt de mistachterlich-
ten in
Als de schakelaarring los wordt
gelaten, keert de ring terug naar de
stand .
Mistlampen kunnen worden gebruikt als
Auto's met mistlampen voor en mistachterlichten
Mistlampen voor: De koplampen of parkeerlichten voor zijn ingeschakeld.
Mistachterlichten: De mistlampen voor zijn ingeschakeld.
Auto's met alleen mistachterlichten
De koplampen of parkeerlichten voor zijn ingeschakeld.
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 270 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
271
4
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Ruitenwissers en -sproeiers
De werking van de ruitenwisser wordt geselecteerd door de hendel
als volgt te bewegen:
Ruitenwissers met intervalafstelling
Intervalwerking
Lage snelheid
Hoge snelheid
Enkele slag
Bedienen van de ruitenwisserhendel
1
2
3
4
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 271 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
272
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Het wisinterval kan worden gewijzigd als de intervalstand wordt gese-
lecteerd.
Verkort het interval van de wis-
serwerking
Verlengt het interval van de wis-
serwerking
Gelijktijdig inschakelen ruiten-
sproeier en ruitenwisser
De ruitenwissers zullen automa-
tisch een aantal slagen maken als
de ruitensproeiers worden inge-
schakeld.
Auto's met koplampsproeiers: Als
de koplampen aan zijn, werken de
koplampsproeiers één keer.
5
6
7
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 272 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
273
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Ruitenwissers met regensensor
Regensensorstand
(AUTO)
Lage snelheid
Hoge snelheid
Enkele slag
In de stand AUTO werken de rui-
tenwissers automatisch wanneer
de sensor signaleert dat het
regent. De wissnelheid wordt auto-
matisch afgestemd op de hoeveel-
heid neerslag en de rijsnelheid.
1
2
3
4
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 273 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
274
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
In de stand AUTO kan de sensorgevoeligheid worden ingesteld.
Verhoogt de gevoeligheid
Verlaagt de gevoeligheid
Gelijktijdig inschakelen ruiten-
sproeier en ruitenwisser
De ruitenwissers schakelen auto-
matisch in. (Na enkele slagen volgt
een pauze en maken de wissers
nog een slag om druipen te voor-
komen.)
Auto's met koplampsproeiers: Als
de koplampen aan zijn, werken de
koplampsproeiers één keer.
5
6
7
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 274 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
275
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
De ruitenwissers en ruitensproeiers kunnen worden bediend als
Auto's zonder Smart Entry-systeem met startknop
Het contact AAN staat.
Auto's met Smart Entry-systeem met startknop
Het contact AAN (IG) staat.
Regensensor (auto's met ruitenwisser met regensensor)
Als de ruitenwisserschakelaar in de stand AUTO wordt gezet en het contact
AAN staat, werken de ruitenwissers één keer om aan te geven dat de stand
AUTO is geactiveerd.
Wanneer de sensorgevoeligheidsring in de stand AUTO naar een hoge
gevoeligheid wordt gedraaid, werken de ruitenwissers één keer om aan te
geven dat de gevoeligheid is verhoogd.
Als de temperatuur van de regensensor 90°C of hoger is, of -15°C of lager
is, werkt de automatische functie mogelijk niet. Zet de ruitenwisserschake-
laar in dat geval in een andere stand dan AUTO.
Effecten van de rijsnelheid op de ruitenwisserwerking (auto's met ruiten-
wissers met regensensor)
Als de instellingen anders zijn dan AUTO, verandert ook de tijd tot de enkele
slag om de laatste druppels te verwijderen afhankelijk van de rijsnelheid.
In de stand LO schakelen de ruitenwissers alleen over van lage snelheid naar
interval als de auto stilstaat. (Maar als de gevoeligheid van de sensor wordt
aangepast tot het hoogste niveau, kan de stand niet worden veranderd.)
De regensensor registreert de hoeveel-
heid neerslag.
De auto is voorzien van een optische
sensor. Deze werkt mogelijk niet goed
als zonlicht van de opkomende of
ondergaande zon af en toe op de voor-
ruit valt of als er insecten o.i.d. op de
voorruit zitten.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 275 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
276
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Als er geen vloeistof uit de ruitensproeiers komt
Controleer of er ruitensproeiervloeistof in het reservoir aanwezig is en contro-
leer als dat het geval is of de sproeierkoppen niet verstopt zijn.
WAARSCHUWING
Waarschuwing met betrekking tot het gebruik van de ruitenwissers in
de stand AUTO (auto's met ruitenwissers met regensensor)
De ruitenwissers kunnen onverwacht in werking treden als de sensor aan-
geraakt wordt of als de voorruit aan trillingen wordt blootgesteld terwijl de
ruitenwissers in de stand AUTO staan. Let erop dat er niets bekneld raakt
als de ruitenwissers in werking treden.
Waarschuwing met betrekking tot het gebruik van ruitensproeiervloei-
stof
Gebruik bij koud weer de ruitensproeiervloeistof pas wanneer de voorruit
warm is. De vloeistof kan anders op de voorruit bevriezen en zo het zicht
belemmeren. Dit kan leiden tot een ongeval waarbij ernstig letsel kan ont-
staan.
OPMERKING
Als de voorruit droog is
Gebruik de ruitenwissers niet als de voorruit droog is omdat hierdoor de
voorruit beschadigd kan worden.
Als het sproeierreservoir leeg is
Bedien de schakelaar niet omdat anders de sproeierpomp oververhit kan
raken.
Als er geen ruitensproeiervloeistof uit de sproeierkoppen komt
Als u de hendel gedurende langere tijd naar u toe getrokken houdt, kan de
sproeierpomp beschadigd raken.
Wanneer een sproeier verstopt raakt
Probeer als een sproeierkop verstopt is geraakt deze niet schoon te maken
met een naald of iets dergelijks. Hierdoor kan de sproeierkop beschadigd
raken.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 276 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
277
4
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Achterruitenwisser en -sproeier
Draai aan het uiteinde van de schakelaar om de achterruitenwisser en
-sproeier in te schakelen
Intervalwerking
Normale werking
Gelijktijdig inschakelen rui-
tensproeier en ruitenwis-
ser
Gelijktijdig inschakelen rui-
tensproeier en ruitenwis-
ser
De achterruitenwisser en -sproeier kunnen worden bediend als
Auto's zonder Smart entry-systeem met startknop: Het contact AAN staat.
Auto's met Smart entry-systeem met startknop: Het contact AAN staat.
De elektrische achterruit (indien aanwezig) wordt gesloten.
Als er geen ruitensproeiervloeistof op de ruit terechtkomt
Controleer of er ruitensproeiervloeistof in het reservoir aanwezig is en contro-
leer als dat het geval is of de sproeierkoppen niet verstopt zijn.
1
2
3
4
OPMERKING
Als de achterruit droog is
Gebruik de ruitenwisser niet als de achterruit droog is omdat de achterruit
hierdoor beschadigd kan raken.
Als het sproeierreservoir leeg is
Bedien de schakelaar niet voortdurend omdat anders de sproeierpomp
oververhit kan raken.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 277 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
278
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Koplampsproeierschakelaar
Druk op de toets om de koplam-
pen te reinigen.
De koplampsproeiers kunnen worden bediend als
Auto's zonder Smart Entry-systeem met startknop
Het contact AAN staat en de lichtschakelaar AAN wordt gezet.
Indien aanwezig, staat de lichtschakelaar in de stand AUTO en branden de
koplampen.
Auto's met Smart Entry-systeem met startknop
Het contact AAN staat en de lichtschakelaar AAN wordt gezet.
Indien aanwezig, staat de lichtschakelaar in de stand AUTO en branden de
koplampen.
: Indien aanwezig
De koplampen kunnen worden gereinigd door er ruitensproeier-
vloeistof op te spuiten.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 278 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
279
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Aan de ruitensproeier gekoppelde werking
Auto's zonder Smart Entry-systeem met startknop
Als de ruitensproeier wordt bediend terwijl het contact AAN staat en de kop-
lampen zijn ingeschakeld, werken de koplampsproeiers één keer.
(Blz. 271)
Auto's met Smart Entry-systeem met startknop
Als de ruitensproeier wordt bediend terwijl het contact AAN (IG) staat en de
koplampen zijn ingeschakeld, dan worden de koplampsproeiers één keer
geactiveerd. (Blz. 271)
OPMERKING
Als het sproeierreservoir leeg is
Druk niet constant op de toets, aangezien de sproeierpomp oververhit kan
raken.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 279 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
280
4-4. Tanken
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Openen van de tankdop
Sluit alle portieren en ruiten en zet het contact UIT.
Controleer de brandstofsoort.
Brandstofsoort
1GR-FE motor
EU-landen:
Loodvrije benzine conform de Europese norm EN228, research-octaangetal
(RON) van 95 of hoger.
Behalve EU-landen:
Loodvrije benzine, research-octaangetal (RON) van 95 of hoger.
2TR-FE motor
EU-landen:
Loodvrije benzine conform de Europese norm EN228, research-octaangetal
(RON) van 91 of hoger.
Behalve EU-landen:
Loodvrije benzine, research-octaangetal (RON) van 91 of hoger.
1KD-FTV motor
EU-landen:
Dieselbrandstof conform de Europese norm EN590.
Behalve EU-landen:
Zonder roetfiltersysteem
*
Dieselbrandstof met een zwavelgehalte van 350 ppm of lager en een cetaan-
getal van 48 of hoger.
Met roetfiltersysteem
*
Dieselbrandstof met een zwavelgehalte van 50 ppm of minder en een cetaan-
getal van 48 of hoger.
*: Neem contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur om na te
gaan of uw auto een roetfiltersysteem heeft.
Voer de volgende stappen uit om de tankdop te openen.
Voor het tanken
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 280 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
281
4-4. Tanken
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Gebruik van benzine vermengd met ethanol in een benzinemotor
Toyota staat het gebruik van benzine vermengd met ethanol toe wanneer de
hoeveelheid ethanol maximaal 10% bedraagt. Zorg dat het gebruikte ben-
zine/ethanol-mengsel een octaangetal heeft dat overeenkomt met het boven-
staande.
WAARSCHUWING
Bij het tanken
Neem bij het tanken de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet in
acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot gevolg heb-
ben.
Raak na het verlaten van de auto en voor het openen van de tankdop een
ongeverfd metalen oppervlak aan om eventuele statische elektriciteit af te
voeren. Het is belangrijk om statische elektriciteit af te voeren voordat u
gaat tanken, omdat vonken als gevolg van statische elektriciteit brandstof-
dampen tot ontbranding kunnen brengen.
Pak de tankdop bij de greep vast en draai hem langzaam los.
Tijdens het losdraaien van de tankdop kan er een sissend geluid hoorbaar
zijn. Wacht tot het geluid verdwenen is alvorens de tankdop te verwijde-
ren. Bij hoge buitentemperaturen kan er brandstof uit de vulpijp spuiten.
Zorg ervoor dat er niemand die de eventueel aanwezige statische elektrici-
teit van zijn lichaam niet heeft afgevoerd, in de buurt van een niet afgeslo-
ten brandstoftank komt.
Adem de brandstofdampen niet in.
Brandstof bevat stoffen die schadelijk zijn als ze ingeademd worden.
Rook niet tijdens het tanken.
Als u dat wel doet, kan er brand ontstaan.
Keer niet naar de auto terug als u statisch geladen bent.
Statische elektriciteit kan vonkvorming en daarmee brand veroorzaken.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 281 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
282
4-4. Tanken
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
WAARSCHUWING
Bij het tanken
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om te voorkomen dat de
brandstoftank overstroomt:
Plaats het vulpistool nauwkeurig in de vulpijp.
Stop met het vullen van de tank wanneer het vulpistool automatisch uit
klikt.
Vul de brandstoftank niet tot de rand.
OPMERKING
Tanken
Mors geen brandstof tijdens het tanken.
Anders kan schade aan de auto ontstaan, zoals het slecht functioneren van
de emissieregeling of beschadiging van de onderdelen van het brandstof-
systeem of van de lak.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 282 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
283
4-4. Tanken
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Trek de ontgrendeling van de
tankdopklep omhoog.
Draai de tankdop langzaam
open en plaats de tankdop in de
houder op de tankdopklep.
Draai na het tanken van brandstof
de tankdop tot u een klik hoort.
Als u de dop loslaat, zal hij iets in
de andere richting draaien.
Openen van de tankdop
1
2
Sluiten van de tankdop
WAARSCHUWING
Vervangen van de tankdop
Gebruik alleen de originele Toyota-tankdop voor uw auto. Anders kan er
brand ontstaan of kunnen zich andere ongevallen voordoen, wat kan leiden
tot ernstig letsel.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 283 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
284
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Cruise control
Met de cruise control kan een ingestelde snelheid worden vastgehou-
den zonder dat hiervoor het gaspedaal hoeft te worden ingetrapt.
Controlelampjes
Cruise control-schakelaar
Schakel de cruise control in met
de toets ON-OFF.
Het controlelampje cruise control
gaat branden.
Druk nogmaals op de toets om de
cruise control uit te schakelen.
Accelereer of decelereer naar
de gewenste snelheid en druk
de hendel naar beneden om de
snelheid in te stellen.
Het controlelampje SET zal gaan
branden.
De rijsnelheid op het moment dat
de schakelaar wordt losgelaten,
wordt de ingestelde snelheid.
: Indien aanwezig
Overzicht van functies
1
2
Instellen van de rijsnelheid
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 284 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
285
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Bedien, om de ingestelde snelheid te wijzigen, de hendel totdat de
gewenste snelheid wordt weergegeven.
Verhogen van de snelheid
Verlagen van de snelheid
Kleine wijziging: Beweeg de hen-
del kort in de gewenste richting.
Grote wijziging: Houd de hendel in
de gewenste richting gedrukt.
De ingestelde snelheid wordt als volgt verhoogd of verlaagd:
Fijnafstelling: Ongeveer 1,6 km/h, telkens als de hendel bediend
wordt.
Ruime afstelling: De ingestelde snelheid wordt continu verhoogd of
verlaagd totdat de hendel wordt losgelaten
Door de hendel naar u toe te
trekken wordt de constante-
snelheidsregeling uitgescha-
keld.
De snelheidsregeling wordt ook uit-
geschakeld als het rempedaal of
het koppelingspedaal (alleen hand-
geschakelde transmissie) wordt
ingetrapt.
Door de hendel omhoog te
drukken wordt de constante-
snelheidsregeling hervat.
Hervatten van de cruise control is mogelijk vanaf een rijsnelheid van onge-
veer 40 km/h of meer.
Wijzigen van de ingestelde snelheid
1
2
Uitschakelen en hervatten van de constante-snelheidsregeling
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 285 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
286
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
De cruise control kan worden gebruikt als
De selectiehendel in stand D of in stand 4 of hoger van S staat (auto's met
automatische transmissie).
De rijsnelheid hoger is dan 40 km/h.
Accelereren na het instellen van de rijsnelheid
Er kan normaal met de auto geaccelereerd worden. Na de acceleratie gaat
de auto weer rijden met de ingestelde snelheid.
De ingestelde snelheid kan zelfs worden verhoogd zonder de cruise control
uit te schakelen, door eerst naar de gewenste snelheid te accelereren en
vervolgens de hendel omlaag te drukken om de nieuwe snelheid in te stel-
len.
Automatisch uitschakelen van cruise control
De cruise control stopt onder de volgende omstandigheden met het in stand
houden van de rijsnelheid:
De werkelijke rijsnelheid zakt tot meer dan 16 km/h onder de geprogram-
meerde rijsnelheid.
In dit geval blijft de geprogrammeerde snelheid niet bewaard.
Actuele rijsnelheid is lager dan ongeveer 40 km/h.
De VSC is geactiveerd.
Als de waarschuwingsmelding voor de cruise control op het multi-infor-
matiedisplay wordt weergegeven of het controlelampje cruise control
geel gaat branden
Druk eenmaal op de toets ON-OFF om het systeem uit te schakelen en druk
vervolgens opnieuw op de toets om het systeem in te schakelen.
Als er geen snelheid kan worden geprogrammeerd of de cruise control direct
na het activeren weer wordt uitgeschakeld, is er mogelijk een defect in het
cruise control-systeem aanwezig. Laat uw auto controleren door een Toyota-
dealer of erkende reparateur.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 286 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
287
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
WAARSCHUWING
Onbedoeld inschakelen van de cruise control voorkomen
Schakel de cruise control uit met de toets ON-OFF als deze niet wordt
gebruikt.
Situaties die niet geschikt zijn voor gebruik van de cruise control
Gebruik de cruise control niet in de volgende situaties.
Als u dat wel doet kunt u de macht over het stuur verliezen, waardoor ern-
stig letsel kan ontstaan.
In druk verkeer
Op wegen met scherpe bochten
Op slingerende wegen
Op wegen die door regen, ijs of sneeuw glad zijn
Op steile hellingen
Bij het afdalen van een steile helling kan de rijsnelheid de ingestelde snel-
heid overschrijden.
Bij het rijden met een aanhangwagen (met trekhaak) of tijdens het slepen
in een noodgeval
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 287 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
288
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Dynamic Radar Cruise Control
De Dynamic Radar Cruise Control is een conventionele cruise control
die is uitgebreid met een afstandsregeling. Als de afstandsregelmo-
dus is ingeschakeld, accelereert of decelereert de auto automatisch
om een vooraf ingestelde afstand tot de voorligger te bewaren.
Display
Ingestelde snelheid
Controlelampjes
Afstandsschakelaar
Cruise control-schakelaar
: Indien aanwezig
Overzicht van functies
1
2
3
4
5
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 288 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
289
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Schakel de cruise control in met
de toets ON-OFF.
Het controlelampje van de Dyna-
mic Radar Cruise Control gaat
branden.
Druk nogmaals op de toets om de
cruise control uit te schakelen.
Accelereer of decelereer naar
de gewenste snelheid en druk
de hendel naar beneden om de
snelheid in te stellen.
Het controlelampje SET zal gaan
branden.
De rijsnelheid op het moment dat
de schakelaar wordt losgelaten,
wordt de ingestelde snelheid.
Instellen van de rijsnelheid (afstandsregelmodus)
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 289 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
290
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Bedien, om de ingestelde snelheid te wijzigen, de hendel totdat de
gewenste snelheid wordt weergegeven.
Verhogen van de snelheid
Verlagen van de snelheid
Kleine wijziging: Beweeg de hen-
del kort in de gewenste richting.
Grote wijziging: Houd de hendel in
de gewenste richting gedrukt.
Als de afstandsregelmodus is ingeschakeld, wordt de ingestelde snel-
heid als volgt verhoogd of verlaagd:
Wanneer de ingestelde snelheid getoond wordt in “MPH”
Fijnafstelling: Ongeveer 1,6 km/h, telkens als de hendel bediend
wordt
Ruime afstelling: Ongeveer 8 km/h, voor iedere 0,75 seconden dat
de hendel vastgehouden wordt
Wanneer de ingestelde snelheid wordt getoond in “km/h”
Fijnafstelling: Ongeveer 1 km/h, telkens als de hendel bediend
wordt
Ruime afstelling: Ongeveer 5 km/h, voor iedere 0,75 seconden dat
de hendel vastgehouden wordt
Bij de constante-snelheidsregelmodus (Blz. 295), wordt de inge-
stelde snelheid als volgt verhoogd of verlaagd:
Fijnafstelling: Ongeveer 1,6 km/h, telkens als de hendel bediend
wordt
Ruime afstelling: De ingestelde snelheid wordt continu verhoogd of
verlaagd totdat de hendel wordt losgelaten
Wijzigen van de ingestelde snelheid
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 290 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
291
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Door de schakelaar in te drukken
wordt de tussenafstand als volgt
gewijzigd:
Lang
Gemiddeld
Kort
De tussenafstand wordt automa-
tisch op Lang ingesteld als het con-
tact in stand AAN (IG) wordt gezet.
Als er een auto vóór u rijdt, wordt ook het symbool voorligger weergege-
ven.
Selecteer een afstand in de onderstaande tabel. Houd er rekening
mee dat de aangegeven afstanden overeenkomen met een rijsnelheid
van 80 km/h. De tussenafstand is afhankelijk van de rijsnelheid.
Wijzigen van de tussenafstand
Symbool voorlig-
ger
1
2
3
Instellen tussenafstand
Afstandsopties Tussenafstand
Lang Ongeveer 50 m
Gemiddeld Ongeveer 40 m
Kort Ongeveer 30 m
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 291 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
292
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Door de hendel naar u toe te
trekken wordt de cruise control
uitgeschakeld.
De snelheidsregeling wordt even-
eens onderbroken als het rempe-
daal wordt ingetrapt.
Door de hendel omhoog te
drukken, wordt de cruise con-
trol hervat en wordt de opgesla-
gen snelheid ingesteld.
Hervatten van de cruise control is
mogelijk vanaf een rijsnelheid van
ongeveer 40 km/h of meer.
In deze stand signaleert een radarsensor of er binnen ongeveer
120 meter voor u een voertuig rijdt. Deze sensor wordt tevens
gebruikt om een geschikte afstand tussen uw auto en de voorligger te
handhaven.
Let erop dat de tussenafstand kleiner wordt als u een lange helling
afrijdt.
Uitschakelen en hervatten van de snelheidsregeling
1
2
Rijden in de afstandsregelmodus
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 292 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
293
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Voorbeeld van het rijden met een constante snelheid
Wanneer er geen voorliggers zijn
De auto rijdt met de snelheid die door de bestuurder is ingesteld.
De gewenste tussenafstand kan ook worden ingesteld door de
afstandsregeling te bedienen.
Voorbeeld van deceleratie
Wanneer de voorligger langzamer rijdt dan de ingestelde snelheid
Als er een voorligger wordt gesignaleerd, verlaagt het systeem
automatisch de snelheid van uw auto. Als de snelheid nog meer
moet worden gereduceerd, schakelt het systeem het remsysteem
in. Als het systeem de snelheid niet genoeg kan verlagen om een
veilige afstand tot de voorligger te creëren, klinkt er een waarschu-
wingssignaal.
Voorbeeld van rijden met de volgregeling
Volgen van een voorligger die langzamer rijdt dan de ingestelde
snelheid
Het systeem regelt de snelheid van de auto zo dat de tussenaf-
stand die de bestuurder heeft ingesteld, gehandhaafd blijft.
Voorbeeld van acceleratie
Als er geen voorliggers meer zijn die langzamer rijden dan de inge-
stelde snelheid
Het systeem verhoogt de snelheid totdat de ingestelde snelheid
bereikt wordt. Het systeem schakelt vervolgens weer over op het
rijden met constante snelheid.
1
2
3
4
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 293 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
294
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Wanneer uw auto een voorligger te dicht nadert en automatisch dece-
lereren door middel van de cruise control niet mogelijk is, zal het
scherm gaan knipperen en een zoemer klinken om de bestuurder te
waarschuwen. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren als een andere bestuur-
der vóór u invoegt terwijl u een voorligger volgt. Gebruik het remsys-
teem om voldoende tussenafstand te houden.
Mogelijk worden geen waarschuwingen gegeven
In de volgende gevallen is het mogelijk dat de waarschuwing niet
verschijnt:
Als de snelheid van de auto voor u gelijk is aan of hoger is dan
de snelheid van uw eigen auto
Als de voorligger extreem langzaam rijdt
Direct nadat de snelheid van de cruise control is ingesteld
Op het moment dat het gaspedaal wordt ingetrapt
Naderingswaarschuwing
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 294 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
295
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
De constante-snelheidsregeling is anders dan de afstandsregelmo-
dus. Wanneer de constante-snelheidsregeling is geselecteerd, blijft
de auto met een ingestelde snelheid rijden, ongeacht of zich voorlig-
gers op de rijbaan bevinden.
Druk op de toets ON-OFF om
de cruise control in te schake-
len.
Druk nogmaals op de toets om de
cruise control uit te schakelen.
Schakel de constante-snel-
heidsregeling in. (Duw de hen-
del naar voren en houd de
hendel in die stand ongeveer 1
s vast.)
Het controlelampje van de con-
stante-snelheidsregeling gaat
branden.
Als u tijdens de constante-snelheidsregeling terug wilt keren naar de
afstandsregelmodus, drukt u de hendel weer naar voren en houdt u hem
ongeveer 1 seconde vast.
Nadat de gewenste snelheid is ingesteld, kunt u niet terugkeren naar de
afstandsregelmodus.
Als het contact UIT en vervolgens weer in stand AAN (IG) wordt gezet,
keert de auto automatisch terug naar de afstandsregelmodus.
Wijzigen van de ingestelde snelheid: Blz. 285
Uitschakelen en hervatten van de snelheidsregeling: Blz. 285
Selecteren van de conventionele constante-snelheidsregeling
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 295 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
296
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
De Dynamic Radar Cruise Control kan worden gebruikt als
De selectiehendel in stand D of in stand 4 of hoger van S staat.
De rijsnelheid hoger is dan ongeveer 50 km/h.
Schakelen tussen modi
De constante-snelheidsregeling kan niet worden ingeschakeld als de
afstandsregelmodus wordt gebruikt. Ook kan niet van constante-snelheidsre-
geling naar afstandsregelmodus worden omgeschakeld. Schakel het sys-
teem uit door op de toets ON-OFF te drukken en schakel het vervolgens
opnieuw in.
Accelereren na het instellen van de rijsnelheid
Er kan normaal met de auto geaccelereerd worden. Na de acceleratie gaat
de auto weer rijden met de ingestelde snelheid. Als de afstandsregelmodus is
ingeschakeld, neemt de rijsnelheid echter mogelijk af tot onder de ingestelde
snelheid, zodat de afstand tot de voorligger gehandhaafd blijft.
Automatisch uitschakelen van de afstandsregeling
De afstandsregeling wordt automatisch uitgeschakeld in de volgende situa-
ties:
Werkelijke rijsnelheid zakt onder ongeveer 40 km/h.
De VSC is geactiveerd.
De sensor kan niet goed werken omdat hij ergens door bedekt is.
De ruitenwissers voor werken op hoge snelheid (wanneer de ruitenwisser-
schakelaar in stand AUTO of de stand voor hoge snelheid staat).
De functie wegrijden in de tweede versnelling is ingeschakeld.
Bij slecht weer wordt de detectiefunctie zeer onstabiel.
Als de afstandsregeling om een andere dan de hierboven genoemde rede-
nen automatisch uitgeschakeld wordt, kan er een storing in het systeem aan-
wezig zijn. Neem contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 296 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
297
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Automatisch uitschakelen van de constante-snelheidsregeling
De snelheidsregeling door de cruise control wordt in de volgende gevallen
onderbroken:
Actuele rijsnelheid zakt tot meer dan ongeveer 16 km/h onder de ingestelde
rijsnelheid.
In dit geval blijft de geprogrammeerde snelheid niet bewaard.
Werkelijke rijsnelheid zakt onder ongeveer 40 km/h.
De VSC is geactiveerd.
Radarsensor en lenskap
Houd de sensor en de lenskap altijd schoon omdat de afstandsregeling
anders niet goed werkt. (Sommige belemmeringen, zoals sneeuw, ijs of plas-
tic, worden niet door de sensor gesignaleerd.)
Als er gesignaleerd wordt dat er iets op de sensor aanwezig is, wordt de
Dynamic Radar Cruise Control uitgeschakeld.
Waarschuwingsmeldingen en zoemers voor Dynamic Radar Cruise Con-
trol
Waarschuwingsmeldingen en zoemers worden gebruikt om een systeemsto-
ring aan te geven of om de bestuurder te informeren dat hij tijdens het rijden
extra moet opletten. (Blz. 598)
Lenskap
Radarsensor
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 297 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
298
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Verklaring
De meest recente DECLARATION of CONFORMITY (DoC) is beschikbaar
op het volgende adres:
http://www.globaldenso.com/en/products/oem/index.html#2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 298 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
299
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 299 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
300
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
WAARSCHUWING
Voor het gebruik van de Dynamic Radar Cruise Control
Vertrouw niet te veel op de afstandsregeling.
Houd rekening met de ingestelde rijsnelheid. Regel zelf de snelheid en de
afstand tot uw voorligger bij door te remmen, enz. als de deceleratie/accele-
ratie die het systeem verzorgt niet toereikend is om de afstand tot de voor-
ligger te regelen.
Waarschuwingen met betrekking tot de ondersteunende systemen
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Als u dat niet doet, kunt u een ongeval veroorzaken, waardoor ernstig letsel
kan ontstaan.
De bestuurder helpen bij het meten van de volgafstand
De Dynamic Radar Cruise Control dient alleen ter ondersteuning van de
bestuurder bij het bepalen van de volgafstand tussen de eigen auto en
een bepaalde voorligger. Het systeem is niet bedoeld om zorgeloos of roe-
keloos rijgedrag toe te staan en kan de bestuurder ook niet helpen tijdens
het rijden bij slecht zicht. Het blijft noodzakelijk dat de bestuurder zelf de
omgeving van de auto goed in de gaten houdt.
De bestuurder helpen bij het bepalen van de juiste volgafstand
De Dynamic Radar Cruise Control bepaalt of de volgafstand tussen de
eigen auto en een bepaalde voorligger voldoende is of niet. Het systeem
kan geen andere beoordelingen maken. Het is daarom strikt noodzakelijk
dat u zelf alert blijft en inschat of een situatie mogelijk gevaarlijk is.
De bestuurder helpen bij het bedienen van de auto
De Dynamic Radar Cruise Control kan geen aanrijdingen met een voorlig-
ger voorkomen. Daarom dient u wanneer er gevaar dreigt direct de con-
trole over de auto te nemen en juist te handelen om de veiligheid van alle
betrokkenen te garanderen.
Voorkomen van onachtzaam activeren van de cruise control
Schakel de cruise control uit met de toets ON-OFF als deze niet wordt
gebruikt.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 300 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
301
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
WAARSCHUWING
Situaties die niet geschikt zijn voor gebruik van de Dynamic Radar
Cruise Control
Gebruik de Dynamic Radar Cruise Control niet in de volgende situaties.
Als u dat wel doet, wordt de snelheid mogelijk niet goed geregeld waardoor
een ongeval met ernstig letsel kan ontstaan.
In druk verkeer
Op wegen met scherpe bochten
Op slingerende wegen
Op wegen die door regen, ijs of sneeuw glad zijn
Op steile hellingen bergafwaarts of op afwisselend sterk dalende en sterk
stijgende wegen
Bij het afdalen van een steile helling kan de rijsnelheid de ingestelde snel-
heid overschrijden.
Op invoegstroken van autosnelwegen
Als de weersomstandigheden zo slecht zijn dat ze een juiste werking van
de sensoren onmogelijk zouden kunnen maken (mist, sneeuw, zandstorm,
zware regenval, enz.)
Als er vaak een naderingswaarschuwing hoorbaar is
Bij het rijden met een aanhangwagen of tijdens het slepen in een noodge-
val
Bij verkeersomstandigheden waarbij de auto regelmatig moet accelereren
en vertragen
Omstandigheden waarin de sensor voorliggers niet op de juiste manier
signaleert
Rem indien nodig zelf af als een van de volgende voertuigen voor u rijdt.
Omdat de sensor deze voertuigen wellicht niet op de juiste manier signa-
leert, wordt er geen naderingswaarschuwing (Blz. 294) gegeven en kan
een ernstig ongeval het gevolg zijn.
Auto's die plotseling voor u invoegen
Auto's die met lage snelheden rijden
Auto's die stilstaan
Voertuigen met een relatief kleine achterzijde (aanhangwagens zonder
lading, enz.)
Motorfietsen die op dezelfde rijstrook rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 301 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
302
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
WAARSCHUWING
Omstandigheden waaronder de afstandsregeling mogelijk niet goed
werkt
Rem indien nodig in de volgende situaties zelf af omdat de radarsensor
voorliggers misschien niet op de juiste manier signaleert, waardoor er een
ernstig ongeval zou kunnen ontstaan:
Als door omringend verkeer opgeworpen water of sneeuw de werking van
de sensor hindert
Als de achterzijde van de auto ver ingezakt is (omdat er zware lading in de
bagageruimte vervoerd wordt, enz.)
Als de weg erg bochtig is of de rijstroken erg smal zijn
Als u veelvuldig stuurcorrecties moet uitvoeren of frequent van rijstrook
wisselt
Als uw voorligger plotseling decelereert
Er komt bovenmatig veel uitlaatgas (zwarte rook) uit de auto voor u of uit
andere auto's in uw omgeving wat het zicht naar voren beperkt
De achterzijde van uw voorligger is extreem vuil
Uw voorligger heeft een grotere grondspeling
Om de sensor goed te laten functioneren
Doe nooit het volgende met de sensor of de grille omdat de sensor anders
niet goed kan werken en een aanrijding kan ontstaan:
Er iets op plakken of aan bevestigen
Verontreinigingen laten zitten
Demonteren of blootstellen aan sterke schokken
Wijzigen of spuiten
Vervangen door niet-originele onderdelen
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 302 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
303
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
WAARSCHUWING
Behandelen van de radarsensor
Volg onderstaande aanwijzingen op om te waarborgen dat het cruise con-
trol-systeem goed kan werken.
Anders werkt het systeem mogelijk niet correct wat kan leiden tot een aan-
rijding.
Houd de sensor en de lenskap altijd schoon.
Reinig de sensor en de lenskap met een zachte doek zodat er geen kras-
sen of beschadigingen ontstaan.
Stel de sensor en de omgeving van de sensor niet bloot aan krachtige
schokken.
Als de sensor ook maar iets verplaatst wordt, werkt het systeem mogelijk
niet meer goed. Als de sensor of het omliggende gebied is blootgesteld
aan een sterke schok, moet u het gebied altijd laten controleren en afstel-
len door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Neem de sensor niet uit elkaar.
Monteer geen accessoires en plak geen stickers op de sensor, de lenskap
of in de directe omgeving.
Wijzig of spuit de sensor en de lenskap niet.
Vervang ze niet door niet-originele onderdelen.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 303 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
304
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Toyota Parking Assist-sensor
Hoeksensoren voor (indien
aanwezig)
Middensensoren voor (indien
aanwezig)
Hoeksensoren achter
Middelste sensoren achter
Type met 4 sensoren
Schakelt de Toyota Parking
Assist-sensor AAN/UIT
Indien ingeschakeld gaat het con-
trolelampje branden en klinkt de
zoemer om de bestuurder te infor-
meren dat het systeem werkt.
: Indien aanwezig
De afstand van uw auto tot obstakels bij het fileparkeren en ach-
teruit inparkeren in een garage wordt gemeten door sensoren en
wordt doorgegeven via het controlelampje of displays en een
zoemer. Controleer bij gebruik van dit systeem ook altijd zelf de
omgeving.
Soorten sensoren
1
2
3
4
Schakelaar Toyota Parking Assist-sensor
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 304 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
305
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Type met 8 sensoren
Geeft het scherm van de Toyota Parking Assist-sensor AAN/UIT
weer.
Druk de menutoets in.
De modus van het multi-
informatiedisplay verandert
in de modus voor het regelen
van de elektronische func-
ties.
Druk de toets ENTER
omhoog of omlaag tot het
symbool van de Toyota Par-
king Assist-sensor wordt
weergegeven op het multi-
informatiedisplay.
Druk op de toets ENTER om
ON (aan) te selecteren.
De indicator van de Toyota Par-
king Assist-sensor wordt weer-
gegeven.
Elke keer als op de schakelaar
wordt gedrukt, wordt de Toyota
Parking Assist-sensor in- of uitge-
schakeld.
Indien ingeschakeld, klinkt de zoe-
mer om de bestuurder te informe-
ren dat het systeem werkt.
Druk op de menutoets om terug te
keren naar het normale display.
1
1
2
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 305 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
306
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Wanneer de sensoren een obstakel signaleren, wordt de bestuurder
door middel van de volgende indicator of displays geïnformeerd over
de positie en afstand tot het obstakel.
Indicator Toyota Parking Assist-sensor (indien aanwezig)
Controlelampje auto
Controlelampje hoek achter
Controlelampje midden achter
Multi-informatiedisplay (indien aanwezig)
Werking hoeksensoren voor
(indien aanwezig)
Werking middelste sensor voor
(indien aanwezig)
Werking hoeksensoren achter
Werking sensor midden achter
Display
1
2
3
1
2
3
4
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 306 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
307
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Scherm navigatiesysteem of multimediasysteem (indien aanwezig)
Weergave Toyota Parking
Assist-sensor
Wanneer het Rear View Moni-
tor-systeem
*, de Toyota Par-
king Assist Monitor
* of het
Multi-terrain Monitor-systeem
*
niet wordt weergegeven.
De grafische voorstelling wordt
automatisch weergegeven wan-
neer een obstakel gesignaleerd
wordt. Het scherm kan zo worden
ingesteld dat de afbeelding niet
wordt weergegeven. (Blz. 310)
Hulpdisplay
Wanneer het Rear View Moni-
tor-systeem
*, het Toyota Par-
king Assist Monitor-systeem
* of
Multi-terrain Monitor-systeem
*
wordt weergegeven.
Bij detectie van een obstakel ver-
schijnt er in de bovenhoek van het
scherm een vereenvoudigde weer-
gave.
*: Indien aanwezig
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 307 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
308
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Weergave afstand
Sensoren die een obstakel signaleren, branden continu of knippe-
ren.
Weergave sensorsignalering, afstand tot obstakel
Indicator Display
Hulpdisplay
Globale afstand tot obstakel
Hoeksensor
voor / middelste
sensor voor
*
1
Hoeksensor
achter /middel-
ste sensor ach-
ter
(langzaam
knipperen)
(continu) (langzaam
knipperen)
Middelste
sensor voor:
100 cm - 60 cm
Middelste
sensor achter:
150 cm - 65 cm
(knipperen) (continu) (knipperen)
Hoeksensor
voor:
50 cm - 40 cm
Middelste
sensor voor:
60 cm - 45 cm
Hoeksensor
achter:
55 cm - 37,5 cm
Middelste
sensor achter:
65 cm - 50 cm
(snel
knipperen)
(continu) (snel
knipperen)
Hoeksensor
voor:
40 cm - 30 cm
Middelste
sensor voor:
45 cm - 30 cm
Hoeksensor
achter:
37,5 cm - 25 cm
Middelste
sensor achter:
50 cm - 40 cm
(continu) (knippe-
ren
*
2
of
continu
*
3
)
(continu)
Minder dan
30 cm
Hoeksensor
achter:
Minder dan
25 cm
Middelste
sensor achter:
Minder dan
40 cm
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 308 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
309
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
*
1
: Behalve uitvoering met 4 sensoren
*
2
: Multi-informatiedisplay
*
3
: Scherm navigatiesysteem of multimediasysteem
Werking zoemer en afstand tot een obstakel
Een zoemer klinkt als de sensoren in werking zijn.
De geluidssignalen volgen elkaar sneller op naarmate de auto
dichter bij het obstakel komt.
Als de auto het obstakel genaderd is tot onderstaande afstanden,
klinkt er een continu geluidssignaal.
Hoeksensoren voor: ongeveer 30 cm
Middelste sensor voor: ongeveer 30 cm
Hoeksensoren achter: ongeveer 25 cm
Middelste sensor achter: ongeveer 40 cm
Als er gelijktijdig 2 of meer obstakels worden gesignaleerd, rea-
geert het zoemersysteem op het dichtstbijzijnde obstakel. Als
een of beide obstakels dichter bij de auto komen dan hierboven
vermeld staat, klinkt er een langdurig piepsignaal, gevolgd door
elkaar snel opvolgende piepsignalen.
Ongeveer 100 cm
Ongeveer 150 cm
Ongeveer 50 cm
Ongeveer 55 cm
Het schema toont het detectiebe-
reik van de sensoren. Houd er
rekening mee dat de sensoren
obstakels die zich extreem dicht bij
de auto bevinden, mogelijk niet
kunnen signaleren.
Het bereik van de sensoren kan
verschillend zijn, afhankelijk van
bijvoorbeeld de vorm van het
object.
*: Indien aanwezig
Detectiebereik sensoren
1
2
3
4
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 309 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
310
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
U kunt het volume van de zoemer en de instellingen van het scherm
wijzigen.
Druk op de toets SETUP.
Kies “Vehicle” (Auto) op het scherm.
Selecteer het gewenste item.
Het geluidsvolume van de zoemer kan worden gewijzigd.
De weergave van de Toyota Parking Assist-sensor kan aan en uit
worden gezet.
De weergave van beeld en geluid voor de sensoren voor en mid-
den achter kan worden ingesteld.
De Toyota Parking Assist-sensor kan worden gebruikt als
Hoeksensoren voor:
Het contact AAN staat.
De selectiehendel in een andere stand dan P staat.
De rijsnelheid lager is dan ongeveer 10 km/h.
(Bij een willekeurige snelheid als de selectiehendel in stand R staat.)
Middelste sensoren voor:
Als het contact AAN staat.
De selectiehendel in een andere stand dan P of R staat.
de rijsnelheid lager is dan ongeveer 10 km/h.
Hoeksensoren en middelste sensoren achter:
Als het contact AAN staat.
De selectiehendel in stand R staat.
Weergave Toyota Parking Assist-sensor
Wanneer er een obstakel wordt gesignaleerd als de Toyota Parking Assist-
monitor of het Multi-terrain Monitor-systeem in werking is, verschijnt er een
waarschuwing rechts of links boven in het scherm, zelfs als de weergave is
uitgeschakeld.
Instellen van de Toyota Parking Assist-sensor (auto's met navi-
gatiesysteem of multimediasysteem)
1
2
3
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 310 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
311
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Detectie-informatie sensoren
Het detectiegebied van de sensoren is beperkt tot het gebied rond de bum-
per van de auto.
De staat van de auto en de omgeving kunnen van invloed zijn op de capaci-
teit van de sensor om een obstakel correct te signaleren. Specifieke situa-
ties waarin dit voor kan komen ziet u hieronder.
Er zit vuil, sneeuw of ijs op de sensor. (Het reinigen van de sensoren zal
het probleem oplossen.)
Wanneer de sensor bevroren is. (Het ontdooien van de sensor zal het
probleem oplossen.)
De sensor is op een of andere manier afgedekt.
De auto helt sterk over naar één zijde.
De auto rijdt op een bijzonder hobbelige weg, op een helling, op grind of
op gras.
Er is veel omgevingslawaai rond de auto van claxons, motorfietsmotoren,
luchtremmen van vrachtwagens of andere geluidsbronnen die ultrasone
geluidsgolven produceren.
Er is een andere auto uitgerust met Parking Assist-sensoren in de nabije
omgeving.
De sensor is bedekt met een laklaag of een overvloedige hoeveelheid
regenwater.
De auto is uitgerust met een staafantenne of een draadloze antenne.
Er zijn sleepogen geplaatst.
Als de bumper of sensor een sterke schok ondergaat.
De auto nadert een hoge of gebogen stoeprand.
In fel zonlicht of zeer koud weer.
Objecten direct onder de bumper worden niet gesignaleerd.
Als het obstakel zich te dicht bij de sensor bevindt.
Er zijn niet-originele Toyota-onderdelen voor de wielophanging (verla-
gingsset, enz.) gemonteerd.
Mogelijk worden mensen die bepaalde soorten kleding dragen niet gesig-
naleerd.
Naast bovenstaande voorbeelden zijn er situaties waarin verkeersborden
en andere objecten vanwege hun vorm door de sensor dichterbij worden
gezien dan ze in werkelijkheid zijn.
De vorm van een obstakel kan ervoor zorgen dat een sensor het obstakel
niet signaleert. Let goed op bij de volgende obstakels:
Kabels, hekken, touwen, enz.
Katoen, sneeuw en andere materialen die geluidsgolven absorberen
Zeer hoekige objecten
Lage obstakels
Hoge obstakels waarbij het bovenste deel uitsteekt in de richting van uw
auto
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 311 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
312
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Tijdens het gebruik kunnen zich de volgende situaties voordoen:
Afhankelijk van de vorm van het obstakel en andere factoren kan de
detectieafstand korter worden of kan detectie onmogelijk zijn.
Mogelijk worden obstakels niet gesignaleerd als deze zich te dicht bij de
sensor bevinden.
Tussen het signaleren van een object en de weergave zit een kleine ver-
traging. Ook als er met lage snelheid wordt gereden, bestaat de mogelijk-
heid dat het obstakel binnen het detectiegebied van de sensoren komt
voordat het controlelampje gaat branden en het waarschuwingssignaal
hoorbaar is.
Smalle paaltjes of objecten die lager zijn dan de sensor worden mogelijk
niet gesignaleerd wanneer u ze nadert, zelfs als ze eenmaal zijn gesigna-
leerd.
Het kan moeilijk zijn om de geluidssignalen te horen als de audio-installa-
tie hard staat of als de luchtcirculatie van de airconditioning veel geluid
produceert.
Wanneer een storing in het systeem optreedt
Auto's met indicator Toyota Parking Assist-sensor
Laat de auto controleren door een Toyota-dealer of erkende reparateur als
de indicator blijft branden terwijl de controlelampjes van de hoek achter en
het midden achter knipperen en de storingspieptoon gedurende ongeveer 8
seconden klinkt.
Reinig de sensoren met een zachte doek als de indicator van de auto en de
controlelampjes van de hoek achter en het midden achter knipperen en de
storingspieptoon gedurende ongeveer 8 seconden klinkt.
Auto's met navigatiesysteem of multimediasysteem
Laat de auto nakijken door uw Toyota-dealer als wordt weergegeven op
het scherm.
Reinig de sensoren met een zachte doek als wordt weergegeven op het
scherm.
Auto's met multi-informatiedisplay
Er wordt een melding weergegeven op het multi-informatiedisplay: Blz. 598
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instelling van het geluidsvolume van de zoemer kan worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen
Blz. 698)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 312 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
313
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
WAARSCHUWING
Bij gebruik van de Toyota Parking Assist-sensor
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Anders kan een ongeval het gevolg zijn.
Rijd als het systeem is ingeschakeld niet harder dan 10 km/h.
Het detectiegebied van de sensoren en de reactietijden zijn beperkt. Con-
troleer tijdens rijden of de omgeving (vooral naast de auto) veilig is en rijd
langzaam. Regel de snelheid met het rempedaal.
Monteer geen accessoires binnen de detectiegebieden van de sensoren.
OPMERKING
Bij gebruik van de Toyota Parking Assist-sensor
Onderstaande verschijnselen kunnen duiden op een defect in het systeem
als gevolg van een defecte sensor enz.; laat de auto dan nakijken door een
Toyota-dealer of erkende reparateur.
Er klinkt geen piepsignaal wanneer de Toyota Parking Assist-sensor wordt
ingeschakeld.
Als het gedeelte rond de sensor in aanraking komt met iets of wordt bloot-
gesteld aan een krachtige schok.
Als de bumper ergens tegenaan komt.
Met indicator Toyota Parking Assist-sensor
De controlelampjes voor de hoeken achter en midden achter knipperen en
er klinkt een pieptoon terwijl er geen obstakel is gesignaleerd.
Als de controlelampjes voor de hoeken achter en midden achter continu
branden en er geen piepsignaal klinkt.
Controleer eerst de sensor als er een signaleringsfout optreedt.
Als de fout zich voordoet terwijl er geen ijs, sneeuw of modder op de sen-
sor zit, is de sensor waarschijnlijk defect.
Zonder indicator Toyota Parking Assist-sensor
Het display van de Toyota Parking Assist-sensor knippert en er klinkt een
piepsignaal terwijl er geen obstakel is gesignaleerd.
Als het display continu te zien is en er geen piepsignaal klinkt.
Controleer eerst de sensor als er een weergavefout optreedt.
Als de fout zich voordoet terwijl er geen ijs, sneeuw of modder op de sen-
sor zit, is de sensor waarschijnlijk defect.
Opmerkingen bij het wassen van de auto
Stel de omgeving van de sensoren niet bloot aan sterke waterstralen of
stoom. Hierdoor kan de sensor storingen gaan vertonen.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 313 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
314
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Rear View Monitor-systeem
Het Rear View Monitor-systeem
wordt geactiveerd wanneer de
selectiehendel in stand R staat.
Het Rear View Monitor-systeem
wordt gedeactiveerd wanneer de
selectiehendel in een andere stand
dan R staat.
Wanneer de selectiehendel in
stand R wordt gezet en een func-
tietoets (bijvoorbeeld MENU) wordt
ingedrukt, wordt het Rear View
Monitor-systeem uitgeschakeld en
schakelt het scherm over naar de
functie van de toets die werd inge-
drukt.
: Indien aanwezig
Het Rear View Monitor-systeem helpt de bestuurder bij het ach-
teruitrijden door rijlijnen en het gebied achter de auto op een
scherm weer te geven, bijvoorbeeld bij het parkeren.
De afbeeldingen die hier worden gebruikt, dienen slechts als voor-
beeld en verschillen mogelijk van het werkelijke beeld op het
scherm.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 314 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
315
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Beschrijving scherm
Auto's zonder Smart Entry-systeem met startknop
Het scherm van het Rear View Monitor-systeem wordt weergege-
ven als de selectiehendel in stand R wordt gezet terwijl het contact
AAN staat.
Auto's met Smart Entry-systeem met startknop
Het scherm van het Rear View Monitor-systeem wordt weergege-
ven als de selectiehendel in stand R wordt gezet terwijl het contact
AAN (IG) staat.
Voertuigbreedtereferentielijn
Deze lijnen geven een richting aan wanneer de auto achteruit wordt inge-
parkeerd.
De weergegeven breedte is groter dan de werkelijke breedte van de auto.
Voertuighartlijn
Deze lijnen geven naar schatting het midden van de auto boven de grond
aan.
Afstandslijn (rood)
De lijn toont de afstand achter de auto, een punt op ongeveer 0,5 m van de
bumperrand.
Afstandslijn (blauw)
De lijn toont de afstand achter de auto, een punt op ongeveer 1 m van de
bumperrand.
Display Toyota Parking Assist-sensor (indien aanwezig)
Als een obstakel wordt gesignaleerd terwijl de Toyota Parking Assist-sen-
sor in werking is, verschijnt in de rechter bovenhoek van het scherm een
display.
Gebruik van het Rear View Monitor-systeem
1
2
3
4
5
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 315 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
316
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Gebied dat op het scherm wordt weergegeven
Het Rear View Monitor-systeem
geeft beelden weer van het
gebied achter de auto vanaf de
bumper.
Het beeld van het scherm van
het Rear View Monitor-sys-
teem kan worden aangepast.
Raadpleeg hiervoor de “Hand-
leiding navigatiesysteem”.
• Het gebied dat op het scherm
wordt weergegeven, is afhanke-
lijk van de stand van de auto.
Objecten die zich te dicht bij de
hoeken van de bumper of onder
de bumper bevinden, kunnen
niet worden weergegeven.
De camera is voorzien van een
speciale lens. De afstand op het
beeld op het scherm wijkt af van
de werkelijke afstand.
Objecten die zich op een hogere plaats bevinden dan de camera wor-
den mogelijk niet weergegeven op het scherm.
Als uw auto is uitgerust met een kentekenplaat met achtergrondverlich-
ting, kan de weergave worden gehinderd.
Voorzorgsmaatregelen Rear View Monitor-systeem
Hoeken van de bumper
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 316 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
317
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Camera Rear View Monitor-systeem
Gebruik van de camera
Als de cameralens vuil is, kan deze geen duidelijk beeld over-
brengen. Als zich waterdruppels, sneeuw of modder op de lens
bevinden, spoel dit dan af met water en veeg de lens droog met
een zachte doek. Reinig de lens als deze erg vuil is met een mild
schoonmaakmiddel en spoel hem af.
Verschillen tussen de schermweergave en de werkelijke weg
De afstandslijnen en voertuigbreedtereferentielijnen staan mogelijk
niet geheel parallel aan de zijlijnen van het parkeervak, ook al lijkt
dit wel zo. Controleer dit visueel.
De ruimtes tussen de voertuigbreedtereferentielijnen en de linker
en rechter zijlijn van het parkeervak zijn mogelijk niet gelijk aan
elkaar, ook al lijkt dit wel zo. Controleer dit visueel.
De afstandslijnen geven een idee van de afstand op een vlakke
ondergrond. In elk van de volgende gevallen is er sprake van een
foutmarge tussen de rijlijnen op het scherm en de werkelijke
afstand/koers op de weg.
Auto's met reservewiel
op de achterdeur
Auto's met reservewiel
onder de vloer
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 317 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
318
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Wanneer zich achter de auto een steile helling omhoog bevindt
De afstandslijnen lijken dich-
ter bij de auto dan de werke-
lijke afstand. Objecten lijken
zich daarom verder van de
auto te bevinden dan in wer-
kelijkheid het geval is. Op
dezelfde manier is er sprake
van een foutmarge tussen de
rijlijnen en de werkelijke
afstand/koers op de weg.
Wanneer zich achter de auto een steile helling omlaag bevindt
De afstandslijnen lijken ver-
der van de auto dan de wer-
kelijke afstand. Objecten
lijken zich daarom dichter bij
de auto te bevinden dan in
werkelijkheid het geval is. Op
dezelfde manier is er sprake
van een foutmarge tussen de
rijlijnen en de werkelijke
afstand/koers op de weg.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 318 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
319
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Als een deel van de auto enigszins in de veren zakt
Als een deel van de auto
enigszins in de veren zakt
door het aantal passagiers of
de verdeling van de bagage,
is er sprake van een fout-
marge tussen de rijlijnen op
het scherm en de werkelijke
afstand/koers op de weg.
Wanneer u driedimensionale objecten nadert
De afstandslijnen worden op basis van platte oppervlakken (zoals
het wegdek) weergegeven. Met de afstandslijnen kan de positie
van driedimensionale objecten (zoals voertuigen) niet worden
bepaald. Wanneer u een driedimensionaal object nadert dat uit-
steekt (zoals het laadvlak van een vrachtwagen), let dan op de vol-
gende zaken.
Voertuigbreedtereferentielijnen
Controleer de omgeving en
het gedeelte achter de auto
visueel. In de situatie in de
afbeelding lijkt de vrachtwa-
gen buiten de voertuigbreed-
tereferentielijnen te zijn en
lijkt het alsof de auto de
vrachtwagen niet zal raken.
Toch kan de achterzijde van
de vrachtauto zich boven de
voertuigbreedtereferentielij-
nen bevinden. Als u in wer-
kelijkheid achteruitrijdt vol-
gens de voertuigbreedterefe-
rentielijnen, zal de auto de
vrachtwagen mogelijk raken.
Foutmarge
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 319 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
320
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Afstandslijnen
Controleer de omgeving en
het gedeelte achter de auto
visueel. Op het scherm lijkt
het alsof een vrachtwagen op
punt geparkeerd staat.
Maar wanneer u in werkelijk-
heid tot aan achteruitrijdt,
raakt u de vrachtwagen. Op
het scherm lijkt het alsof
het dichtstbij is en het
verst weg is. In werkelijkheid
is de afstand tot en
echter hetzelfde en is ver-
der dan en .
2
1
1
3
1 3
2
1 3
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 320 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
321
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Als u bepaalde verschijnselen opmerkt
Als u een van de volgende verschijnselen opmerkt, raadpleeg dan
de mogelijke oorzaak en de oplossing en controleer opnieuw.
Als het verschijnsel niet door de oplossing wordt verholpen, laat
dan uw auto controleren door een Toyota-dealer of erkende repara-
teur.
Zaken die u dient te weten
Waarschijnlijke oorzaak Oplossing
Het beeld is niet goed te zien
De auto bevindt zich in een don-
kere omgeving
De temperatuur rondom de lens is
hoog of laag
De buitentemperatuur is laag
Er zitten waterdruppels op de
camera
Het regent of is vochtig
Er zijn verontreinigingen (bijv.
modder) aanwezig op de camera
Er zitten krassen op de camera
Zonlicht of koplampen van andere
auto's schijnt/schijnen recht-
streeks in de camera
De auto bevindt zich onder fluori-
serende lampen, natriumlampen,
kwiklampen, enz.
Als dit gebeurt als gevolg van deze
oorzaken, duidt dat niet op een sto-
ring.
Rijd achteruit terwijl u de omgeving
van de auto visueel controleert.
(Gebruik het scherm pas weer als
de omstandigheden beter zijn.)
Het beeld van het scherm van het
Rear View Monitor-systeem kan
worden aangepast. Raadpleeg hier-
voor de “Handleiding navigatiesys-
teem”.
Het beeld is wazig
Er zit(ten) vuil of verontreinigingen
(zoals waterdruppels, sneeuw, mod-
der, enz.) op de camera.
Maak de cameralens schoon met
water en veeg hem droog met een
zachte doek.
Gebruik milde zeep bij hardnekkig
vuil.
Het beeld is niet recht
De camera of de omgeving ervan is
aan een krachtige schok blootge-
steld.
Laat uw auto controleren door een
Toyota-dealer of erkende reparateur.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 321 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
322
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
De vaste rijlijnen lopen helemaal verkeerd
De camerapositie is niet recht.
Laat uw auto controleren door een
Toyota-dealer of erkende reparateur.
De auto staat schuin (de auto is
zwaar beladen, de bandenspan-
ning is te laag als gevolg van een
lekke band, enz.).
De auto wordt gebruikt op een hel-
ling.
Als dit gebeurt als gevolg van deze
oorzaken, duidt dat niet op een sto-
ring.
Rijd achteruit terwijl u de omgeving
van de auto visueel controleert.
Waarschijnlijke oorzaak Oplossing
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 322 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
323
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
WAARSCHUWING
Gebruik van het Rear View Monitor-systeem
Het Rear View Monitor-systeem is een aanvullend systeem om u te assiste-
ren bij het achteruitrijden. Controleer bij het achteruitrijden eerst de omge-
ving van de auto visueel en kijk ook in de spiegels voordat u verder gaat.
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om een ongeval te voor-
komen, met mogelijk ernstig letsel tot gevolg.
Vertrouw tijdens het achteruitrijden nooit uitsluitend op het Rear View
Monitor-systeem. De weergave en positie van de rijlijnen op het scherm
wijken mogelijk af van de werkelijke situatie.
Wees voorzichtig, net als bij het achteruitrijden met elke andere auto.
Rijd langzaam achteruit, waarbij u de rijsnelheid regelt via het rempedaal.
De gegeven instructies zijn slechts richtlijnen.
Wanneer en in welke mate er bij het parkeren aan het stuurwiel moet wor-
den gedraaid, is afhankelijk van de verkeerssituatie, het wegdek, de staat
van de auto, enz. Houd hier rekening mee wanneer u gebruikmaakt van
het Rear View Monitor-systeem.
Controleer voordat u de auto parkeert of er voldoende ruimte is voor uw
auto.
Gebruik het Rear View Monitor-systeem in de volgende gevallen niet:
Op een glad of modderig wegdek of in sneeuw
Bij het gebruik van sneeuwkettingen
Wanneer de achterdeur niet volledig gesloten is
Op wegen die niet recht en niet vlak zijn, bijvoorbeeld bochten of hellin-
gen.
Bij lage temperaturen wordt het scherm mogelijk donkerder of wordt het
beeld mogelijk onduidelijk. Het beeld kan vervormd zijn wanneer de auto
rijdt of het beeld op het scherm is mogelijk niet goed zichtbaar. Controleer
voordat u verdergaat de omgeving van de auto visueel en kijk ook in de
spiegels.
Als de banden worden vervangen door banden met een andere maat, wij-
zigt mogelijk de positie van de vaste rijlijnen op het scherm.
De camera is voorzien van een speciale lens. De afstanden tussen objec-
ten en voetgangers die op het scherm worden weergegeven, verschillen
mogelijk van de werkelijke afstanden. (Blz. 317)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 323 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
324
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
OPMERKING
Gebruik van de camera
Mogelijk werkt het Rear View Monitor-systeem in de volgende gevallen
niet goed.
Als de achterzijde van de auto is geraakt, kan de stand van de camera
veranderen.
De camera is waterdicht afgesloten. Verwijder, demonteer of wijzig hem
daarom niet. Anders kan hij onjuist gaan werken.
Wrijf niet te hard over de cameralens. Als er krassen op de cameralens
zitten, kan deze geen duidelijk beeld overbrengen.
Zorg ervoor dat er geen organische oplosmiddelen, autowas, ruitenrei-
niger of ruitencoating op de lens terechtkomt. Verwijder dergelijke stof-
fen zo snel mogelijk van de lens als dit gebeurt.
Bij een snelle temperatuurverandering, bijvoorbeeld wanneer bij koud
weer heet water op de auto wordt gegoten, kan het zijn dat het systeem
niet goed werkt.
Stel de camera of de omgeving van de camera tijdens het wassen van
de auto niet bloot aan sterke waterstralen. Hierdoor kunnen storingen
optreden in de camera.
Wanneer de camera wordt gebruikt in een omgeving die wordt verlicht
door tl-lampen, natriumlampen, kwiklampen, enz. kan het gebeuren dat
de lampen en de verlichte omgeving lijken te knipperen.
Stel de camera niet bloot aan hevige schokken, omdat anders een storing
kan optreden. Laat in dat geval uw auto zo snel mogelijk controleren door
een Toyota-dealer of erkende reparateur.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 324 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
325
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Toyota Parking Assist Monitor
De Parking Assist Monitor assisteert bij de volgende twee achteruitrij-
handelingen:
Achteruit inparkeren (parkeren in een garage, enz.)
Fileparkeren (parkeren langs de kant van de weg, enz.)
De afbeeldingen die hier worden gebruikt, dienen slechts als voorbeeld en
verschillen mogelijk van het werkelijke beeld op het scherm.
De Parking Assist Monitor wordt
geactiveerd als de selectiehendel
in stand R staat.
Het Parking Assist Monitor-sys-
teem wordt gedeactiveerd wanneer
de selectiehendel in een andere
stand dan R staat.
Wanneer de selectiehendel in
stand R wordt gezet en een func-
tietoets (bijvoorbeeld MENU) wordt
ingedrukt, wordt de Parking Assist
Monitor uitgeschakeld en schakelt
het scherm over naar de functie
van de toets die werd ingedrukt.
: Indien aanwezig
De Parking Assist Monitor assisteert de bestuurder bij het ach-
teruitrijden, bijvoorbeeld bij het parkeren, door het gebied achter
de auto op een scherm weer te geven.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 325 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
326
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Schermweergave
Auto's zonder Smart Entry-systeem met startknop
Het scherm van het Rear View Monitor-systeem wordt weergege-
ven als de selectiehendel in stand R wordt gezet terwijl het contact
AAN staat.
Auto's met Smart Entry-systeem met startknop
Het scherm van de Parking Assist Monitor wordt weergegeven als
de selectiehendel in stand R wordt gezet terwijl het contact in stand
AAN (IG) staat.
De Parking Assist Monitor toont de laatst gebruikte parkeermodus als
eerste.
Schermtoets weergavemodus
Wijzigt de weergavemodus. (Blz. 327)
Weergave Toyota Parking Assist-sensor
Als een obstakel wordt gesignaleerd terwijl de Toyota Parking Assist-
sensor in werking is, verschijnt in de rechter bovenhoek van het scherm
een display.
Schermtoets parkeermodus
Wijzigt de parkeermodus (tussen de schermen voor achteruit inparke-
ren en fileparkeren)
Toets in-/uitschakelen modus beperkte ruimte
Schakelt de modus beperkte ruimte in en uit. (Blz. 340)
Gebruik van de Toyota Parking Assist Monitor
Achteruit inparkeren Fileparkeren
1
2
3
4
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 326 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
327
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Gebruik van het systeem bij achteruit inparkeren
Gebruik één van de volgende
modi bij het achteruit inparke-
ren (bijvoorbeeld bij het parke-
ren in een garage).
Telkens wanneer u de scherm-
toets voor de weergavemodus
selecteert, wijzigt de weergave-
modus in onderstaande volg-
orde:
Modus geschatte
koerslijnen
Modus Parking
Assist-hulprijlijn
Modus afstandslijn
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 327 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
328
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Weergavemodus geschatte koerslijn (Blz. 330)
De geschatte koerslijnen
worden weergegeven en
bewegen overeenkomstig de
bediening van het stuurwiel.
Parking Assist-hulprijlijnweergavemodus (Blz. 332)
De punten waarop het stuur-
wiel naar de andere kant
moet worden gedraaid (Par-
king Assist-hulprijlijnen) wor-
den weergegeven.
Modus afstandslijn
Er worden uitsluitend af-
standslijnen weergegeven.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 328 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
329
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Gebruik van het systeem bij fileparkeren
Weergave op het scherm en
piepsignalen geven naar schat-
ting het punt aan waar u het
stuurwiel dient te draaien bij
fileparkeren. Als de plaats waar
de auto moet worden gepar-
keerd smaller is dan gebruike-
lijk, kan de modus voor beperk-
te ruimte worden gebruikt.
Telkens wanneer u de toets
voor het in-/uitschakelen van de
modus voor beperkte ruimte
selecteert, wordt er gewisseld
tussen de modus voor beperkte
ruimte en de normale modus.
Wijzigen van het scherm van de parkeermodus
Telkens wanneer u de scherm-
toets voor de parkeermodus
selecteert, wordt er gewisseld
tussen de modus achteruit
inparkeren en de modus filepar-
keren.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 329 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
330
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Beschrijving scherm
Voertuigbreedtereferentielijn
Deze lijn geeft een richting aan wanneer de auto achteruit wordt inge-
parkeerd.
De weergegeven breedte is groter dan de werkelijke breedte van de
auto.
De lijn is in lijn met de geschatte koerslijnen wanneer het stuurwiel recht
staat.
Geschatte koerslijnen
De lijnen tonen een geschatte koers wanneer het stuurwiel wordt
gedraaid.
Afstandslijn
De lijn beweegt, samen met de geschatte koerslijnen, synchroon met
het stuurwiel. De lijn toont punten op ongeveer 0,5 m (rood) en onge-
veer 1 m (geel) van het midden van de bumperrand.
Afstandslijn
De lijn toont de afstand achter de auto, een punt op ongeveer 0,5 m
(blauw) van de bumperrand.
Achteruit inparkeren (weergavemodus geschatte koerslijn)
1
2
3
4
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 330 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
331
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Bediening bij parkeren
Bij parkeren in een ruimte in tegengestelde richting van de hieron-
der beschreven procedure zijn de stuurhandelingen ook in tegen-
gestelde richting.
Zet de selectiehendel in stand R.
Draai het stuurwiel dusdanig
dat de geschatte koerslijnen
zich binnen het parkeervak
bevinden en rijd langzaam
achteruit.
Parkeervak
Geschatte koerslijnen
Draai als de achterzijde van
de auto zich in het parkeer-
vak bevindt het stuurwiel
zodanig dat de voertuig-
breedtereferentielijnen zich
tussen de linker en rechter
scheidslijnen van het par-
keervak bevinden.
Voertuigbreedtereferentie-
lijn
1
2
1
2
3
3
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 331 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
332
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Zet als de voertuigbreedtereferentielijnen en de lijnen van het
parkeervak parallel liggen het stuurwiel recht en rijd langzaam
achteruit totdat de auto geheel in het parkeervak staat.
Breng de auto op een juiste plaats tot stilstand en beëindig het
parkeren.
Beschrijving scherm
Voertuigbreedtereferentielijnen
Deze lijnen geven een richting aan wanneer de auto achteruit
wordt ingeparkeerd. De weergegeven breedte is breder dan de
werkelijke breedte van de auto.
Parking Assist-hulprijlijnen
Deze lijnen geven het pad aan van de kleinst mogelijke bocht
achter de auto.
Deze lijnen geven ook bij benadering de stand van het stuurwiel
tijdens het parkeren aan.
Afstandslijn
Deze lijn (rood) geeft punten op ongeveer 0,5 m achter de ach-
terbumper van uw auto weer.
Achteruit inparkeren (Parking Assist-hulprijlijnweergavemodus)
4
5
1
2
3
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 332 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
333
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Bediening bij parkeren
Bij parkeren in een ruimte in tegengestelde richting van de hieron-
der beschreven procedure zijn de stuurhandelingen ook in tegen-
gestelde richting.
Zet de selectiehendel in stand R.
Rijd achteruit tot de Parking
Assist-hulprijlijn de hoek van
de linker scheidslijn van het
parkeervak raakt.
Parking Assist-hulprijlijn
Scheidslijn parkeervak
Draai het stuurwiel geheel naar rechts en rijd langzaam achteruit.
Zet als de auto parallel in het parkeervak staat het stuurwiel recht
en rijd langzaam achteruit totdat de auto geheel in het parkeer-
vak staat.
Breng de auto op een juiste plaats tot stilstand en beëindig het
parkeren.
1
2
1
2
3
4
5
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 333 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
334
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Manoeuvreerprocedure
Ongeveer 1 m
Breng de auto parallel aan de weg tot stilstand op een afstand
van 1 m van de geparkeerde auto naast u (stap bij “Bediening
bij parkeren”).
Rijd achteruit totdat het zwart-gele verticale paaltje net de achter-
zijde van de geparkeerde auto overlapt. Zet dan de auto stil (stap
bij “Bediening bij parkeren”).
Draai terwijl de auto stilstaat het stuurwiel totdat het blauwe kader het
gewenste parkeervak raakt en rijd achteruit terwijl u het stuurwiel in die
stand houdt (stap bij “Bediening bij parkeren”).
Er verschijnt een gebogen blauwe lijn. Houd het stuurwiel in
dezelfde stand en rijd achteruit totdat de kromme blauwe lijn de
rechterhoek van het parkeervak raakt (stap bij “Bediening bij
parkeren”).
Draai wanneer deze lijn de rechterhoek van het parkeervak raakt
het stuurwiel zo ver mogelijk in tegenovergestelde richting (stap
bij “Bediening bij parkeren”).
Houd het stuurwiel in die stand, controleer uw omgeving visueel
en in de spiegels en rijd achteruit waarbij u de afstandslijnen,
enz. als referentie gebruikt (stap bij “Bediening bij parkeren”).
Wanneer de auto ongeveer in het gewenste parkeervak staat, is
de assistentie bij fileparkeren voltooid (stap bij “Bediening bij
parkeren”).
Fileparkeren
1
2
1
3
4
5
4
7
5
8
6
9
7
10
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 334 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
335
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Bediening bij parkeren
Het volgende voorbeeld geeft de procedure voor het fileparkeren
aan de rechterzijde van de weg weer. Voer het fileparkeren aan de
linkerzijde uit door in alle stappen links door rechts te vervangen en
andersom.
Zet de auto stil op de hieronder beschreven positie en zet het
stuurwiel recht.
Grofweg een halve auto-
lengte
Gewenst parkeervak
Ongeveer 1 m
Geparkeerde auto
Uw auto
Een positie waarin u parallel
staat met de weg (of de kant
van de weg) en met ongeveer
1 m tussen uw auto en de
geparkeerde auto.
Een positie waarop u op een
halve autolengte vóór de
geparkeerde auto staat
Zet de selectiehendel in stand R.
Controleer of de monitor het deel achter de achterwielen van de
geparkeerde auto weergeeft en selecteer .
Als dat deel niet wordt weergegeven, rijd de auto dan naar voren.
1
1
2
3
4
5
2
3
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 335 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
336
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Rijd langzaam achteruit totdat het zwart-gele verticale paaltje net
de achterzijde van de geparkeerde auto overlapt. Houd hierbij
het stuurwiel recht. Breng vervolgens de auto tot stilstand.
Zwart-geel verticaal paaltje
Rijd tot hier achteruit
4
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 336 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
337
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Draai terwijl de auto stilstaat het stuurwiel totdat het blauwe
kader het gewenste parkeervak raakt.
Blauw kader
Zwart-geel verticaal paaltje
Verlengde lijn
Als de verlengde lijn van het
blauwe kader wordt weerge-
geven, kan de assistentie bij
fileparkeren worden gebruikt.
Draai het stuurwiel naar
rechts
Zwart-geel verticaal paaltje
Blauw kader
Houd het stuurwiel in dezelfde stand en rijd achteruit.
Zorg ervoor dat u bij het achteruitrijden geen obstakels raakt met de
voorste hoek aan de rechterzijde van uw auto. Rijd langzaam achteruit.
5
1
2
3
4
5
6
6
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 337 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
338
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Op het scherm verschijnt een kromme blauwe lijn. Houd het
stuurwiel in dezelfde stand en rijd langzaam achteruit. Stop wan-
neer de kromme blauwe lijn de hoek van het gewenste parkeer-
vak raakt.
Kromme blauwe lijn
Rijd achteruit en houd het
stuurwiel in dezelfde
stand.
Kromme blauwe lijn
Kromme blauwe lijn raakt
hier de hoek
Wanneer u te snel achteruit-
rijdt, kunt u de synchronisatie
met de assistentie bij filepar-
keren kwijtraken.
7
1
2
3
4
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 338 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
339
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Draai, als de auto stilstaat, het stuurwiel geheel naar links.
Draai het stuurwiel alleen bij stilstand.
Houd wanneer het scherm wijzigt het stuurwiel in dezelfde stand
en rijd achteruit.
Zorg ervoor dat u bij het achteruitrijden geen obstakels raakt met de
voorste hoek aan de rechterzijde van uw auto. Rijd langzaam achteruit.
Draai, als de auto zich parallel aan de weg of de stoeprand
bevindt, het stuurwiel in de rechtuitstand.
Controleer de omgeving visueel en via de spiegels, rijd achteruit
terwijl u de afstandslijnen als referentie gebruikt en breng de auto
tot stilstand.
Wanneer de auto ongeveer in het gewenste parkeervak staat, is de
assistentie bij fileparkeren voltooid.
Informatie modus fileparkeren
• Mogelijk wordt er geen begeleiding bij fileparkeren gegeven
wanneer u heel langzaam achteruitrijdt.
Als de achterdeur geopend wordt tijdens de assistentie bij file-
parkeren, wordt de assistentie onderbroken en uitgeschakeld.
Zet de auto stil, zet de selectiehendel vanuit stand R in een
andere stand en begin de procedure opnieuw vanaf stap .
Assistentie bij fileparkeren uitschakelen
Kies .
Auto's met Toyota Parking Assist-sensor
Wanneer de Toyota Parking Assist-sensor een object signaleert
terwijl u probeert de auto in een parkeervak aan de linkerkant te
parkeren, dan kan het zwart-gele verticale paaltje onzichtbaar
worden gemaakt door het display van de Toyota Parking Assist-
sensor. Schakel in dit geval de schakelaar van de Toyota Parking
Assist-sensor uit (Blz. 304) en bedien de auto terwijl u visueel
en in de spiegels controleert of de omgeving veilig is. Schakel na
bediening de schakelaar in.
Als de melding “Stuurwiel te ver naar rechts gedraaid, terugkeren
a.u.b.” wordt weergegeven
Het stuurwiel is te ver gedraaid, waardoor het systeem niet kan
werken. Draai het stuurwiel terug naar de oorspronkelijke stand.
Als de melding wordt weergegeven voordat het kader de
gewenste parkeerplek bedekt, dan staat de auto waarschijnlijk te
ver van de stoeprand. Controleer of de afstand tussen uw auto
en de geparkeerde auto ongeveer 1 m is.
8
9
10
1
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 339 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
340
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Modus voor beperkte ruimte
Als de plaats waar de auto moet worden geparkeerd smaller is dan
gebruikelijk, kan de modus voor beperkte ruimte worden gebruikt.
Normale modus
Modus voor beperkte ruimte
Als het contact UIT wordt gezet
wanneer de Parking Assist
Monitor wordt uitgeschakeld in
de modus voor beperkte ruimte,
wordt het waarschuwings-
scherm eerst weergegeven
wanneer de assistentie bij file-
parkeren de volgende keer
wordt geselecteerd.
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 340 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
341
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Bediening modus voor beperkte ruimte
Selecteer terwijl de modus fileparkeren in wer-
king is.
Controleer de waarschuwing op het waarschuwingsscherm.
Kies “Akkoord” als u akkoord gaat. Kies om de modus
voor beperkte ruimte te annuleren.
Wanneer het systeem in de modus voor beperkte ruimte wordt
gezet, gaat de indicator op / branden.
Selecteer /
nogmaals om het systeem
in de normale modus te
zetten.
1
2
3
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 341 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
342
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Gebied dat op het scherm wordt weergegeven
De Parking Assist Monitor
geeft, vanaf de achterbumper,
een beeld weer van het gebied
achter de auto.
Het beeld van het scherm van
het Rear View Monitor-sys-
teem kan worden aangepast.
Raadpleeg hiervoor de “Hand-
leiding navigatiesysteem”.
• Het gebied dat op het scherm
wordt weergegeven, is afhanke-
lijk van de stand van de auto.
• De camera kan geen objecten
signaleren die zich te dicht bij de
hoeken van de bumper of onder
de bumper bevinden.
De camera is voorzien van een
speciale lens. De afstand op het
beeld op het scherm wijkt af van
de werkelijke afstand.
Objecten die zich op een hogere plaats bevinden dan de camera wor-
den mogelijk niet weergegeven op het scherm.
Als uw auto is uitgerust met een kentekenplaat met achtergrondverlich-
ting, kan de weergave worden gehinderd.
Voorzorgsmaatregelen Toyota Parking Assist Monitor
Hoeken van de bumper
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 342 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
343
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Camera Toyota Parking Assist Monitor
Gebruik van de camera
Als de cameralens vuil is, kan deze geen duidelijk beeld over-
brengen. Als zich waterdruppels, sneeuw of modder op de lens
bevinden, spoel dit dan af met water en veeg de lens droog met
een zachte doek. Reinig de lens als deze erg vuil is met een mild
schoonmaakmiddel en spoel hem af.
Verschillen tussen de schermweergave en de werkelijke weg
De afstandslijnen en voertuigbreedtereferentielijnen staan mogelijk
niet geheel parallel aan de zijlijnen van het parkeervak, ook al lijkt
dit wel zo. Controleer dit visueel.
De ruimtes tussen de voertuigbreedtereferentielijnen en de linker
en rechter zijlijn van het parkeervak zijn mogelijk niet gelijk aan
elkaar, ook al lijkt dit wel zo. Controleer dit visueel.
De afstandslijnen geven een idee van de afstand op een vlakke
ondergrond. In elk van de volgende gevallen is er sprake van een
foutmarge tussen de rijlijnen op het scherm en de werkelijke
afstand/koers op de weg.
Auto's met reservewiel
op de achterdeur
Auto's met reservewiel
onder de vloer
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 343 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
344
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Wanneer zich achter de auto een steile helling omhoog bevindt
De afstandslijnen lijken dich-
ter bij de auto dan de werke-
lijke afstand. Objecten lijken
zich daarom verder van de
auto te bevinden dan in wer-
kelijkheid het geval is. Op
dezelfde manier is er sprake
van een foutmarge tussen de
rijlijnen en de werkelijke
afstand/koers op de weg.
Wanneer zich achter de auto een steile helling omlaag bevindt
De afstandslijnen lijken ver-
der van de auto dan de wer-
kelijke afstand. Objecten
lijken zich daarom dichter bij
de auto te bevinden dan in
werkelijkheid het geval is. Op
dezelfde manier is er sprake
van een foutmarge tussen de
rijlijnen en de werkelijke
afstand/koers op de weg.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 344 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
345
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Als een deel van de auto enigszins in de veren zakt
Als een deel van de auto
enigszins in de veren zakt
door het aantal passagiers of
de verdeling van de bagage,
is er sprake van een fout-
marge tussen de rijlijnen op
het scherm en de werkelijke
afstand/koers op de weg.
Wanneer u driedimensionale objecten nadert
De geschatte koerslijnen zijn gericht op vlakke objecten (zoals de
weg). Met de geschatte koerslijnen en afstandslijnen kan de positie
van driedimensionale objecten (zoals voertuigen) niet worden
bepaald. Wanneer u een driedimensionaal object nadert dat uit-
steekt (zoals het laadvlak van een vrachtwagen), let dan op de vol-
gende zaken.
Geschatte koerslijnen
Controleer de omgeving en
het gedeelte achter de auto
visueel. In de situatie in de
afbeelding lijkt de vrachtwa-
gen buiten de geschatte
koerslijnen te zijn en lijkt het
alsof de auto de vrachtwagen
niet zal raken. Het achterste
deel van de vrachtwagen zal
de geschatte koerslijnen ech-
ter mogelijk overschrijden.
Als u in werkelijkheid achter-
uitrijdt volgens de geschatte
koerslijnen, zal de auto de
vrachtwagen mogelijk raken.
Foutmarge
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 345 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
346
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Afstandslijnen
Controleer de omgeving en
het gedeelte achter de auto
visueel. Op het scherm lijkt
het alsof een vrachtwagen op
punt geparkeerd staat.
Maar wanneer u in werkelijk-
heid tot aan achteruitrijdt,
raakt u de vrachtwagen. Op
het scherm lijkt het alsof
het dichtstbij is en het
verst weg is. In werkelijkheid
is de afstand tot en
echter hetzelfde en is ver-
der dan en .
2
1
1
3
1 3
2
1 3
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 346 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
347
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Als u bepaalde verschijnselen opmerkt
Als u een van de volgende verschijnselen opmerkt, raadpleeg dan
de mogelijke oorzaak en de oplossing en controleer opnieuw.
Als het symptoom niet door de oplossing wordt verholpen, laat dan
uw auto controleren door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Zaken die u dient te weten
Waarschijnlijke oorzaak Oplossing
Het beeld is niet goed te zien
De auto bevindt zich in een don-
kere omgeving
De temperatuur rondom de lens is
hoog of laag
De buitentemperatuur is laag
Er zitten waterdruppels op de
camera
Het regent of is vochtig
Er zijn verontreinigingen (bijv.
modder) aanwezig op de camera
Er zitten krassen op de camera
Zonlicht of koplampen van andere
auto's schijnt/schijnen recht-
streeks in de camera
De auto bevindt zich onder fluori-
serende lampen, natriumlampen,
kwiklampen, enz.
Als dit gebeurt als gevolg van deze
oorzaken, duidt dat niet op een sto-
ring.
Rijd achteruit terwijl u de omgeving
van de auto visueel controleert.
(Gebruik het scherm pas weer als
de omstandigheden beter zijn.)
Het beeld van het scherm van het
Rear View Monitor-systeem kan
worden aangepast. Raadpleeg hier-
voor de “Handleiding navigatiesys-
teem”.
Het beeld is wazig
Er zit(ten) vuil of verontreinigingen
(zoals waterdruppels, sneeuw, mod-
der, enz.) op de camera.
Maak de cameralens schoon met
water en veeg hem droog met een
zachte doek.
Gebruik milde zeep bij hardnekkig
vuil.
Het beeld is niet recht
De camera of de omgeving ervan is
aan een krachtige schok blootge-
steld.
Laat uw auto controleren door een
Toyota-dealer of erkende reparateur.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 347 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
348
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Waarschijnlijke oorzaak Oplossing
De rijlijnen lopen helemaal verkeerd
De camerapositie is niet recht.
Laat uw auto controleren door een
Toyota-dealer of erkende reparateur.
De auto staat schuin (de auto is
zwaar beladen, de bandenspan-
ning is te laag als gevolg van een
lekke band, enz.).
De auto wordt gebruikt op een hel-
ling.
Als dit gebeurt als gevolg van deze
oorzaken, duidt dat niet op een sto-
ring.
Rijd achteruit terwijl u de omgeving
van de auto visueel controleert.
De geschatte koerslijnen bewegen, ook al staat het stuurwiel recht
Er is een storing aanwezig in de uit-
gangssignalen van de stuurhoek-
sensor.
Laat uw auto controleren door een
Toyota-dealer of erkende reparateur.
De rijlijnen worden niet weergegeven
De achterdeur is geopend.
Sluit de achterdeur.
Blijft het symptoom bestaan, laat
dan de auto controleren door een
Toyota-dealer of erkende reparateur.
“Het systeem wordt geïnitialiseerd” wordt weergegeven
De accu is losgekoppeld en aan-
gesloten.
Het stuurwiel is gedraaid terwijl de
accu was losgekoppeld.
Het laadniveau van de accu is
laag.
De stuurhoeksensor is verwijderd
en teruggeplaatst.
Er is een storing aanwezig in de
uitgangssignalen van de stuur-
hoeksensor.
Zet de auto stil en draai het stuur-
wiel zo ver mogelijk naar links en
rechts. (Door ? op het scherm te
selecteren wordt de bovenstaande
procedure weergegeven.)
Blijft het symptoom bestaan, laat
dan de auto controleren door een
Toyota-dealer of erkende reparateur.
Raak de ? toets op het initialisatie-
scherm aan om de procedure
weer te geven.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 348 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
349
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
WAARSCHUWING
Bij gebruik van het Parking Assist Monitor-systeem
De Parking Assist Monitor is een aanvullend systeem om u te assisteren bij
het achteruitrijden. Controleer bij het achteruitrijden eerst visueel de omge-
ving van de auto en kijk ook in de spiegels voordat u verder gaat.
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om een ongeluk te voor-
komen, waarbij ernstig letsel kan ontstaan.
Vertrouw tijdens het achteruitrijden nooit uitsluitend op de Parking Assist-
monitor. De weergave en positie van de rijlijnen op het scherm wijken
mogelijk af van de werkelijke situatie.
Wees voorzichtig, net als bij het achteruitrijden met elke andere auto.
Rijd langzaam achteruit, waarbij u de rijsnelheid regelt via het rempedaal.
Als u dichtbijzijnde auto's, obstakels, mensen of de stoeprand dreigt te
raken, trap dan het rempedaal in om de auto tot stilstand te brengen en
schakel het systeem uit door te selecteren op het scherm.
De gegeven instructies zijn slechts richtlijnen.
Wanneer en in welke mate er bij het parkeren aan het stuurwiel moet wor-
den gedraaid, is afhankelijk van de verkeerssituatie, het wegdek, de staat
van de auto, enz. Houd hier rekening mee wanneer u gebruikmaakt van
het Parking Assist-systeem.
Controleer voordat u de auto parkeert of er voldoende ruimte is voor uw
auto.
Gebruik de Parking Assist Monitor in de volgende gevallen niet:
Op een glad of modderig wegdek of in sneeuw
Bij het gebruik van sneeuwkettingen
Wanneer de achterdeur niet volledig gesloten is
Op wegen die niet recht en niet vlak zijn, zoals bochten en hellingen.
Bij lage temperaturen wordt het scherm mogelijk donkerder of wordt het
beeld mogelijk onduidelijk. Het beeld kan vervormd zijn wanneer de auto
rijdt of het beeld op het scherm is mogelijk niet zichtbaar. Controleer voor-
dat u verder gaat de omgeving van de auto visueel en kijk ook in de spie-
gels.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 349 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
350
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
WAARSCHUWING
Als de banden worden vervangen door banden met een andere maat, wij-
zigt mogelijk de positie van de rijlijnen op het scherm.
De camera is voorzien van een speciale lens. De afstanden tussen objec-
ten en voetgangers die op het scherm worden weergegeven, verschillen
mogelijk van de werkelijke afstanden. (Blz. 343)
Bij gebruik van het scherm voor assistentie bij achteruit inparkeren
Weergavemodus geschatte koerslijnen: als het stuurwiel recht staat en de
voertuigbreedtereferentielijnen en de geschatte koerslijnen niet goed zijn
uitgelijnd, laat dan uw auto controleren door een Toyota-dealer of erkende
reparateur.
Bij gebruik van het scherm voor assistentie bij fileparkeren
Gebruik het systeem niet als de weergave onjuist is als gevolg van een
oneffen (bochtige/heuvelige) weg of op een niet-rechte weg.
Draai het stuurwiel alleen bij stilstand.
Controleer of zich geen obstakels binnen het blauwe kader bevinden.
Als zich obstakels binnen het blauwe kader bevinden, maak dan geen
gebruik van de assistentie bij fileparkeren.
Zorg er bij het verplaatsen van het blauwe kader over het parkeervak voor
dat de verlengde blauwe lijn de band van de voor het lege vak gepar-
keerde auto niet doorkruist.
Als de verlengde blauwe lijn van het
blauwe kader de geparkeerde auto
mogelijk kruist, is uw auto te dicht bij.
Controleer of de afstand tussen uw auto
en de geparkeerde auto ongeveer 1 m
is.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 350 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
351
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
OPMERKING
Gebruik van de camera
De Parking Assist Monitor werkt in de volgende gevallen mogelijk niet
goed.
Als de achterzijde van de auto is geraakt, kan de stand van de camera
veranderen.
De camera is waterdicht afgesloten. Verwijder, demonteer of wijzig hem
daarom niet. Anders kan hij onjuist gaan werken.
Wrijf niet te hard over de cameralens. Als er krassen op de cameralens
zitten, kan deze geen duidelijk beeld overbrengen.
Zorg ervoor dat er geen organische oplosmiddelen, autowas, ruitenrei-
niger of ruitencoating op de lens terechtkomt. Verwijder dergelijke stof-
fen zo snel mogelijk van de lens als dit gebeurt.
Bij een snelle temperatuurverandering, bijvoorbeeld wanneer bij koud
weer heet water op de auto wordt gegoten, kan het zijn dat het systeem
niet goed werkt.
Stel de camera of de omgeving van de camera tijdens het wassen van
de auto niet bloot aan sterke waterstralen. Hierdoor kunnen storingen
optreden in de camera.
Wanneer de camera wordt gebruikt in een omgeving die wordt verlicht
door tl-lampen, natriumlampen, kwiklampen, enz. kan het gebeuren dat
de lampen en de verlichte omgeving lijken te knipperen.
Stel de camera niet bloot aan hevige schokken, omdat anders een storing
kan optreden. Laat in dat geval uw auto zo snel mogelijk controleren door
een Toyota-dealer of erkende reparateur.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 351 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
352
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Ondersteunende systemen
ABS (antiblokkeersysteem)
Helpt het blokkeren van de wielen te voorkomen bij plotseling rem-
men of remmen op een glad wegdek
Multi-terrain ABS (antiblokkeersysteem) (auto's met Multi-ter-
rain Select-systeem)
Raadpleeg de “Handleiding terreinrijden”
Brake Assist
Zorgt voor een grotere remkracht nadat het rempedaal is ingetrapt
als het systeem oordeelt dat er sprake is van een noodstop
VSC (Vehicle Stability Control)
Helpt de bestuurder de auto onder controle te houden bij uitwijkma-
noeuvres en het maken van bochten op een glad wegdek
TRC (Traction Control) voor 2TR-FE motoren en de stand H4
bij de 1GR-FE en 1KD-FTV motoren
Zorgt ervoor dat de aandrijfkracht behouden blijft en voorkomt dat
de vier wielen gaan doorslippen bij het wegrijden met de auto of bij
het accelereren op een glad wegdek
Active Traction Control (Traction Control) voor stand L4 bij
1GR-FE en 1KD-FTV motoren*
Raadpleeg de “Handleiding terreinrijden”
Om de veiligheid en de prestaties tijdens het rijden te verbeteren
is uw auto uitgerust met de volgende systemen die automatisch
in werking treden als de omstandigheden daar om vragen. Houd
er echter rekening mee dat dit aanvullende systemen zijn en ver-
trouw niet in al te sterke mate op deze systemen als u de auto
bedient.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 352 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
353
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Hill Start Assist Control (indien aanwezig)
Raadpleeg de “Handleiding terreinrijden”
KDSS (Kinetic Dynamic Suspension System) (indien aanwe-
zig)
Raadpleeg de “Handleiding terreinrijden”
PCS (Pre-Crash Safety-systeem) (indien aanwezig)
Blz. 370
Noodstopsignaal
Als het rempedaal plotseling wordt ingetrapt, gaan de remlichten
automatisch knipperen om het achteropkomende verkeer te waar-
schuwen.
Trailer Sway Control (indien aanwezig)
Helpt de bestuurder om de aanhangwagen weer onder controle te
krijgen door op afzonderlijke wielen remdruk uit te oefenen en het
koppel te verminderen wanneer wordt gesignaleerd dat de aan-
hangwagen slingert.
Trailer Sway Control is onderdeel van het VSC-systeem en werkt
niet als het VSC is uitgeschakeld of een storing heeft.
*: Deze functie werkt alleen bij auto's met Multi-terrain Select als het Multi
Terrain Select-systeem is ingeschakeld
Als er een kans op slip is, of de
aangedreven wielen beginnen te
slippen, gaat het controlelampje
Traction Control knipperen om
aan te geven dat de TRC/VSC/
Trailer Sway Control in werking is
Als de TRC/VSC/Trailer Sway Control in werking is
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 353 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
354
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Als u met uw auto vast komt te zitten in verse sneeuw of modder, kun-
nen de TRC/VSC/Trailer Sway Control het aandrijfvermogen van de
motor naar de wielen beperken. In dat geval kan het nodig zijn om het
systeem uit te schakelen, zodat u de auto vrij kunt maken door te
“schommelen”.
Alleen het TRC-systeem uitschakelen
Druk om de Traction Control uit
te schakelen kort op de schake-
laar.
Het controlelampje TRC OFF
gaat branden.
Druk nogmaals op de toets om
het systeem weer in te schake-
len.
Uitschakelen van zowel de TRC als de VSC/Trailer Sway Con-
trol
Houd de toets 3 seconden of
langer ingedrukt terwijl de auto
stilstaat om de TRC en VSC/
Trailer Sway Control uit te
schakelen.
De controlelampjes VSC OFF
en TRC OFF gaan branden.
Druk nogmaals op de toets om
het systeem weer in te schake-
len.
Uitschakelen van de TRC/VSC/Trailer Sway Control
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 354 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
355
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Bijgeluiden en trillingen die veroorzaakt worden door de ABS, Brake
Assist, TRC en VSC/Trailer Sway Control.
Tijdens het starten of kort nadat de auto begint te rijden kan in de motor-
ruimte een geluid worden gehoord. Dit duidt niet op een storing in een van
deze systemen.
De volgende verschijnselen kunnen zich voordoen als bovenstaande syste-
men in werking zijn. Geen van deze verschijnselen duidt op een storing.
Er kunnen trillingen gevoeld worden in de carrosserie en de stuurinrich-
ting.
Nadat de auto tot stilstand is gekomen, kan het geluid van een elektro-
motor hoorbaar zijn.
Er kan een lichte trilling in het rempedaal voelbaar zijn als het antiblok-
keersysteem geactiveerd is.
Het rempedaal kan iets verder naar beneden bewegen als het antiblok-
keersysteem geactiveerd is.
Opnieuw activeren van de TRC/VSC/Trailer Sway Control na het uitscha-
kelen van de motor
Als de motor wordt uitgeschakeld na het uitschakelen van de TRC/VSC/Trai-
ler Sway Control worden deze automatisch weer ingeschakeld.
Opnieuw activeren van het TRC-systeem afhankelijk van de rijsnelheid
Als alleen het TRC-systeem is uitgeschakeld, wordt het weer ingeschakeld
als de rijsnelheid toeneemt. Als de TRC en VSC/Trailer Sway Control echter
beide zijn uitgeschakeld, worden de systemen niet ingeschakeld, zelfs niet
als de rijsnelheid toeneemt.
Als het remsysteem continu werkt
De rembekrachtiging kan oververhit raken. In dat geval stopt de TRC (auto's
met een andere motor dan 2TR-FE), klinkt er een zoemer en gaat het contro-
lelampje TRC OFF branden. Gebruik het systeem niet tot het controlelampje
TRC OFF uit gaat. (Normaal doorrijden is gewoon mogelijk.)
Voorwaarden voor werking noodstopsignaal
Als aan de volgende drie voorwaarden wordt voldaan, werkt het noodstopsig-
naal:
De alarmknipperlichten zijn uit.
De werkelijke rijsnelheid is hoger dan 55 km/h.
Het rempedaal wordt op zo'n manier ingetrapt dat het systeem op basis van
de deceleratie van de auto oordeelt dat het om een noodstop gaat.
Automatisch uitschakelen van noodstopsignaal
Het noodstopsignaal wordt in de volgende situaties uitgeschakeld:
De alarmknipperlichten worden ingeschakeld.
Het rempedaal wordt losgelaten.
Het systeem oordeelt op basis van de deceleratie van de auto dat het niet
om een noodstop gaat.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 355 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
356
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Als het controlelampje Traction Control gaat branden...
Dit kan duiden op een storing in de TRC of VSC/Trailer Sway Control. Neem
contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur.
WAARSCHUWING
Het antiblokkeersysteem werkt niet effectief als
De maximale grip van de banden overschreden wordt (bijvoorbeeld ver-
sleten banden op een weg die bedekt is met sneeuw).
Er sprake is van aquaplaning bij het rijden met een hoge snelheid op een
nat of glad wegdek.
De remweg met ABS in werking kan langer zijn dan onder normale
omstandigheden
Het ABS is niet ontworpen om de remweg van de auto te verkorten. Houd
altijd voldoende afstand tot uw voorligger, met name in de volgende geval-
len:
Als wordt gereden op wegen met grind, zand en dergelijke, of op
besneeuwde wegen
Als wordt gereden met sneeuwkettingen
Als wordt gereden op slechte wegen
Als er gereden wordt over wegen met putdeksels of andere grote oneffen-
heden
De Traction Control werkt niet effectief als
Het insturen van de juiste richting en het overbrengen van de aandrijfkracht
op de weg niet onder alle omstandigheden gerealiseerd kan worden, zelfs
niet als de TRC in werking is.
Rijd niet met de auto onder omstandigheden waarbij de stabiliteit en de
aandrijfkracht verloren kunnen gaan.
Als de VSC/Trailer Sway Control is geactiveerd
Het controlelampje Traction Control knippert. Rijd altijd voorzichtig. Roeke-
loos rijgedrag kan leiden tot ongevallen. Wees bijzonder voorzichtig als het
controlelampje knippert.
Als de TRC/VSC/Trailer Sway Control is uitgeschakeld
Wees zeer voorzichtig en pas uw snelheid aan de conditie van het wegdek
aan. Schakel de TRC/VSC/Trailer Sway Control alleen in geval van nood uit
aangezien deze systemen zorgdragen voor de voertuigstabiliteit en het
aandrijfvermogen.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 356 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
357
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
WAARSCHUWING
Vervangen van banden
Controleer of alle banden dezelfde maat hebben, van hetzelfde merk zijn en
hetzelfde profiel en draagvermogen hebben. Controleer verder of alle ban-
den de aanbevolen spanning hebben.
De ABS, TRC en VSC/Trailer Sway Control werken niet goed als er ver-
schillende banden onder de auto gemonteerd zijn.
Neem contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur voor meer
informatie over het vervangen van de wielen of banden.
Omgaan met banden en wielophanging
Het gebruik van banden waar iets mis mee is of wijzigingen aan de wielop-
hanging hebben een negatief effect op de ondersteunende systemen en
kunnen storingen aan de systemen veroorzaken.
Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot Trailer Sway Control
Het Trailer Sway Control-systeem kan het slingeren van de aanhangwagen
niet in alle gevallen verminderen. Afhankelijk van diverse factoren, waaron-
der de staat van de auto, de aanhangwagen, het wegoppervlak en de
omgeving waarin wordt gereden, kan het Trailer Sway Control-systeem
minder goed werken. Raadpleeg de handleiding van uw aanhangwagen
voor meer informatie over het op de juiste wijze trekken van uw aanhang-
wagen.
Als de aanhangwagen slingert
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan resulteren in ern-
stig letsel.
Pak het stuurwiel stevig vast. Blijf rechtuit sturen.
Probeer de aanhangwagen niet onder controle te krijgen door aan het
stuurwiel te draaien.
Laat het gaspedaal onmiddellijk maar zeer geleidelijk los om snelheid te
minderen.
Ga niet harder rijden. Rem niet.
Als u geen extreme correcties uitvoert met sturen of remmen, zullen uw
auto en de aanhangwagen stabiliseren. (Blz. 227)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 357 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
358
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
BSM (Blind Spot Monitor)
De Blind Spot Monitor is een systeem met 2 functies;
De Blind Spot Monitor-functie
Helpt de bestuurder bij het maken van de beslissing wanneer van
rijstrook te wisselen
De Rear Crossing Traffic Alert-functie (indien aanwezig)
Helpt de bestuurder bij het achteruitrijden
Deze functies maken gebruik van dezelfde sensoren.
: Indien aanwezig
Overzicht van de Blind Spot Monitor
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 358 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
359
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Het scherm en de indicator Blind Spot Monitor AAN/UIT
Het Blind Spot Monitor-systeem kan worden in- en uitgeschakeld op het
multi-informatiedisplay. Als het systeem is ingeschakeld, gaat de indicator
in het instrumentenpaneel branden. De Blind Spot Monitor-functie en Rear
Crossing Traffic Alert-functie worden gelijktijdig in- en uitgeschakeld.
Indicator in buitenspiegel
Blind Spot Monitor-functie:
Als een auto in de dode hoek wordt gesignaleerd, gaat de indicator in de
buitenspiegel branden als de richtingaanwijzerschakelaar niet wordt
bediend en gaat de indicator in de buitenspiegel knipperen als de richting-
aanwijzerschakelaar wel wordt bediend.
Rear Crossing Traffic Alert-functie:
Wanneer een auto wordt gesignaleerd die van rechts of links achter
nadert, gaan de indicatoren in de buitenspiegels knipperen.
Rear Crossing Traffic Alert-zoemer (alleen Rear Crossing Traffic
Alert-functie)
Wanneer een auto wordt gesignaleerd die van rechts of links achter
nadert, klinkt een zoemer vanachter de achterstoel.
1
2
3
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 359 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
360
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Weergave van het scherm Blind Spot Monitor AAN/UIT
Druk de menutoets in.
De modus van het multi-
informatiedisplay verandert
in de modus voor het regelen
van de elektronische func-
ties.
Druk de toets ENTER
omhoog of omlaag tot BSM
wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Druk op de toets ENTER om
ON (aan) te selecteren.
De indicator van de Blind Spot
Monitor wordt weergegeven.
Elke keer als op de schakelaar
wordt gedrukt, wordt de Blind Spot
Monitor in- of uitgeschakeld.
Indien ingeschakeld, klinkt de zoe-
mer om de bestuurder te informe-
ren dat het systeem werkt.
Druk op de menutoets om terug
te keren naar het normale dis-
play.
Inschakelen van het Blind Spot Monitor-systeem
1
1
2
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 360 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
361
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
De zichtbaarheid van de indicatoren in de buitenspiegels
Mogelijk zijn de indicatoren in de buitenspiegels bij fel zonlicht niet goed te
zien.
Hoorbaarheid van de Rear Crossing Traffic Alert-zoemer
De zoemer van de Rear Crossing Traffic Alert-functie komt mogelijk moeilijk
boven harde geluiden uit, zoals wanneer het volume van het audiosysteem
hoog staat.
Als er een storing in de Blind Spot Monitor aanwezig is
Als er een systeemstoring wordt gesignaleerd om een van onderstaande
redenen, worden er waarschuwingsmeldingen weergegeven:
(Blz. 601, 602)
Er zit een storing in de sensoren
De sensoren zijn vuil geworden
De buitentemperatuur is zeer hoog of zeer laag
De sensorspanning is niet in orde
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 361 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
362
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
In Europa verkochte auto's
De meest recente DECLARATION of CONFORMITY (DoC) is
beschikbaar op het volgende
DoC-adres:
http://continental.automotive-approvals.de/index.php?produkt=SRR2-A
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 362 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
363
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 363 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
364
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
WAARSCHUWING
Omgaan met de radarsensor
In de linker- en rechterzijde van de achterbumper van de auto wordt respec-
tievelijk één Blind Spot Monitor-sensor geplaatst. Houd u aan het volgende
om ervoor te zorgen dat de Blind Spot Monitor goed werkt.
Stel de sensor en de omgeving van de sensor op de bumper niet bloot aan
krachtige schokken. Als de sensor ook maar iets wordt verplaatst, werkt
het systeem mogelijk niet meer goed en worden auto's die binnen het
detectiegebied komen mogelijk niet meer gesignaleerd. Als de sensor of
het omliggende gebied is blootgesteld aan een sterke schok, moet u het
gebied altijd laten controleren door een Toyota-dealer of erkende repara-
teur.
Neem de sensor niet uit elkaar.
Monteer geen accessoires op de sensor of het omliggende gebied op de
bumper en plak er geen stickers op.
Breng geen wijzigingen aan de sensor of het omliggende gebied op de
bumper aan.
Breng geen verf aan op de sensor of het omliggende gebied op de bum-
per.
Houd de sensor en zijn omgeving op de
bumper te allen tijde schoon.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 364 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
365
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
De Blind Spot Monitor maakt gebruik van radarsensoren om auto's te
signaleren die in een aangrenzende rijstrook rijden in het gebied dat
niet in de buitenspiegel is te zien (de dode hoek) en brengt de
bestuurder hiervan op de hoogte via de indicator in de buitenspiegel.
Hieronder staan de gebieden aangegeven waarin auto's kunnen wor-
den gesignaleerd.
Het detectiegebied reikt tot:
Ongeveer 3,5 m vanaf de zij-
kant van de auto
De eerste 0,5 m vanaf de zijkant
van de auto bevindt zich buiten het
detectiegebied
Ongeveer 3 m achter de achter-
bumper
Ongeveer 1 m vóór de achter-
bumper
De Blind Spot Monitor-functie
De detectiegebieden van de Blind Spot Monitor-functie
1
2
3
WAARSCHUWING
Waarschuwingen met betrekking tot het gebruik van het systeem
De bestuurder is volledig verantwoordelijk voor een veilig rijgedrag. Rijd
altijd veilig en houd rekening met de omgeving.
De Blind Spot Monitor-functie is een aanvullend systeem dat de bestuurder
waarschuwt voor een auto in de dode hoek. Vertrouw niet blindelings op de
Blind Spot Monitor-functie. De functie kan niet beoordelen of u veilig van rij-
strook kunt wisselen. Wanneer u alleen op de functie vertrouwt, kunnen
zich ongevallen voordoen die tot ernstig letsel kunnen leiden.
Afhankelijk van de omstandigheden werkt het systeem mogelijk niet goed.
Daarom dient de bestuurder altijd zelf de veiligheid te controleren.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 365 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
366
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
De Blind Spot Monitor-functie werkt wanneer
Het Blind Spot Monitor-systeem is ingeschakeld.
De rijsnelheid hoger is dan ongeveer 16 km/h.
De Blind Spot Monitor-functie signaleert een auto wanneer
Een auto in een aangrenzende rijstrook uw auto inhaalt.
Een andere auto binnen het detectiegebied komt wanneer deze van rij-
strook wisselt.
Omstandigheden waaronder de Blind Spot Monitor-functie een auto niet
signaleert
De Blind Spot Monitor-functie is niet ontworpen om de volgende typen voer-
tuigen en/of objecten te signaleren:
Kleine motorfietsen, fietsen, voetgangers, enz.
*
Tegemoetkomende auto's
Vangrails, muren, bebording, geparkeerde auto's en vergelijkbare stil-
staande objecten
*
Auto's achter u die op dezelfde rijstrook rijden*
Auto's die 2 rijstroken van uw auto verwijderd zijn*
*
: Afhankelijk van de omstandigheden wordt er mogelijk een auto en/of object
gesignaleerd.
Omstandigheden waaronder de Blind Spot Monitor-functie mogelijk niet
goed werkt
Onder de volgende omstandigheden signaleert de Blind Spot Monitor-func-
tie auto's mogelijk niet correct:
Onder slechte weersomstandigheden, bijvoorbeeld bij zware regenval,
mist en sneeuw
Wanneer er ijs of modder e.d. op de achterbumper zit
Bij het rijden op een nat wegdek als gevolg van regen, plassen op de
weg, enz.
Bij een duidelijk verschil in snelheid tussen uw auto en de auto die binnen
het detectiegebied komt
Wanneer een auto zich bij stilstand in het detectiegebied bevindt en in dat
gebied blijft wanneer uw auto accelereert
Bij het op- of afrijden van opeenvolgende steile hellingen, zoals heuvels,
een daling in de weg, enz.
Wanneer meerdere auto's naderen met slechts weinig ruimte tussen elke
auto
Wanneer de rijstroken breed zijn en de auto in de volgende rijstrook te
ver van uw auto vandaan is
• Wanneer de auto die binnen het detectiegebied komt met ongeveer
dezelfde snelheid rijdt als uw auto
Bij een duidelijk verschil in hoogte tussen uw auto en de auto die binnen
het detectiegebied komt
Direct nadat het Blind Spot Monitor-systeem is ingeschakeld.
Wanneer uw auto een aanhangwagen trekt
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 366 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
367
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Onder de volgende omstandigheden is de kans dat de Blind Spot Monitor-
functie onnodig een auto en/of object signaleert groter:
Wanneer er slechts weinig ruimte zit tussen uw auto en een vangrail,
muur, enz.
Wanneer er slechts weinig ruimte zit tussen uw auto en een auto achter u
Wanneer rijstroken smal zijn en een auto die 2 rijstroken van uw auto ver-
wijderd is binnen het detectiegebied komt
Wanneer voorwerpen zoals een fietsendrager op de achterzijde van de
auto zijn gemonteerd
De Rear Crossing Traffic Alert werkt wanneer de achteruitversnelling
is ingeschakeld. Hij kan andere auto's signaleren die van rechts of
links achter naderen. Hij maakt gebruik van radarsensoren om de
bestuurder te waarschuwen voor de aanwezigheid van andere auto's:
de indicatoren in de buitenspiegels gaan knipperen en er klinkt een
zoemer.
De Rear Crossing Traffic Alert-functie (indien aanwezig)
Naderende auto's Detectiegebieden
WAARSCHUWING
Waarschuwingen met betrekking tot het gebruik van het systeem
De bestuurder is volledig verantwoordelijk voor een veilig rijgedrag. Rijd
altijd veilig en houd rekening met de omgeving.
De Rear Crossing Traffic Alert-functie dient slechts ter ondersteuning, ver-
trouw daarom niet uitsluitend op dit systeem. Ook bij gebruik van de Rear
Crossing Traffic Alert-functie dient de bestuurder altijd voorzichtig te zijn bij
het achteruitrijden. U dient als bestuurder zelf de omgeving achter uw auto
visueel te controleren en voordat u achteruitrijdt te controleren of zich geen
voetgangers, andere voertuigen, enz. achter de auto bevinden. Het niet in
acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan resulteren in ernstig letsel.
Afhankelijk van de omstandigheden werkt het systeem mogelijk niet goed.
Daarom dient de bestuurder altijd zelf visueel de veiligheid te controleren.
1 2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 367 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
368
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Hieronder staan de gebieden aangegeven waarin auto's kunnen wor-
den gesignaleerd.
Om ervoor te zorgen dat de bestuurder een consistente reactietijd
heeft, kan de zoemer een waarschuwing geven voor snellere auto's
die verder weg zijn.
Bijvoorbeeld:
De Rear Crossing Traffic Alert-functie werkt wanneer
Het Blind Spot Monitor-systeem is ingeschakeld.
De selectiehendel in stand R staat.
De rijsnelheid lager is dan ongeveer 8 km/h.
De rijsnelheid van de naderende auto tussen ongeveer 8 km/h en 28 km/h
ligt.
De detectiegebieden van de Rear Crossing Traffic Alert-functie
Naderende auto Snelheid
Afstand waar-
schuwing
(bij benade-
ring)
Snel 28 km/h 20 m
Langzaam 8 km/h 5,5 m
1
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 368 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
369
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Omstandigheden waaronder de Rear Crossing Traffic Alert-functie een
auto niet signaleert
De Rear Crossing Traffic Alert-functie is niet ontworpen om de volgende
typen voertuigen en/of objecten te signaleren:
Kleine motorfietsen, fietsen, voetgangers, enz.
*
Voertuigen die van direct achter de auto naderen
Vangrails, muren, bebording, geparkeerde auto's en vergelijkbare stil-
staande objecten
*
Voertuigen die van de auto af bewegen
Voertuigen die naderen vanuit parkeerruimtes naast uw auto
*
Voertuigen die achteruit inparkeren in de parkeerruimtes naast uw auto*
*
: Afhankelijk van de omstandigheden wordt er mogelijk een auto en/of object
gesignaleerd.
Omstandigheden waaronder de Rear Crossing Traffic Alert-functie
mogelijk niet goed werkt
Onder de volgende omstandigheden signaleert de Rear Crossing Traffic
Alert-functie auto's mogelijk niet correct:
Onder slechte weersomstandigheden, bijvoorbeeld bij zware regenval, mist
en sneeuw
Wanneer er ijs of modder e.d. op de achterbumper zit
Wanneer er continu meerdere auto's naderen
Parkeren onder een kleine hoek
Wanneer een auto met hoge snelheid nadert
Bij het parkeren op een steile helling, zoals heuvels, een daling in de weg,
enz.
Direct nadat het Blind Spot Monitor-systeem is ingeschakeld
Wanneer uw auto een aanhangwagen trekt
Wanneer voorwerpen zoals een fietsendrager op de achterzijde van de auto
zijn gemonteerd
Direct nadat de motor is gestart met ingeschakelde hoofdschakelaar BSM
Wanneer de sensoren als gevolg van
obstakels geen voertuigen kunnen sig-
naleren
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 369 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
370
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
Pre-Crash-veiligheidsgordels (alleen veiligheidsgordels voor)
Als de Pre-Crash-sensor signaleert dat een aanrijding onvermijde-
lijk is, trekt het Pre-Crash Safety-systeem de veiligheidsgordel strak
voordat de aanrijding plaatsvindt.
Dit gebeurt ook als de bestuurder hard remt of de macht over het
stuur verliest. (Blz. 29)
Als het VSC-systeem is uitgeschakeld, werkt het systeem echter
niet in geval van slippen.
Pre-Crash Brake Assist
Als een frontale aanrijding waarschijnlijk is, past het systeem een
grotere remkracht toe, in relatie tot de kracht waarmee het rempe-
daal wordt ingetrapt.
Pre-Crash Brake-systeem (indien aanwezig)
Als een frontale aanrijding waarschijnlijk is, waarschuwt het sys-
teem de bestuurder door middel van een waarschuwingslampje,
een waarschuwingsscherm en een zoemer. Als het systeem signa-
leert dat een aanrijding onvermijdelijk is, worden de remmen auto-
matisch geactiveerd om de snelheid bij de aanrijding te verlagen.
Het Pre-Crash Brake-systeem kan met de schakelaar Pre-Crash
OFF worden uitgeschakeld.
Adaptive Variable Suspension-systeem (AVS) (indien aanwe-
zig)
Als het systeem bepaalt dat een frontale aanrijding waarschijnlijk is,
optimaliseert het AVS-systeem het dempende effect.
(Raadpleeg de “Handleiding terreinrijden”)
: Indien aanwezig
Als de radarsensor signaleert dat een frontale aanrijding waar-
schijnlijk is, worden veiligheidssystemen als het remsysteem en
de veiligheidsgordels automatisch geactiveerd door het Pre-
Crash Safety-systeem om de gevolgen van een aanrijding en
schade aan de auto zo veel mogelijk te beperken.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 370 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
371
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Pre-Crash Brake-systeem uit-
geschakeld
Pre-Crash Brake-systeem inge-
schakeld
Het waarschuwingslampje PCS
gaat branden als het Pre-Crash
Brake-systeem wordt uitgescha-
keld.
De radarsensor signaleert auto's
of andere obstakels op en naast
de weg voor de auto en bepaalt
aan de hand van de positie, de
snelheid en de richting van het
obstakel of een aanrijding onver-
mijdelijk is.
Pre-Crash Brake-systeem uitschakelen (indien aanwezig)
1
2
Radarsensor
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 371 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
372
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Het Pre-Crash Safety-systeem is in werking als
Pre-Crash-veiligheidsgordels (situatie 1):
De rijsnelheid hoger is dan ongeveer 5 km/h.
De snelheid waarmee uw auto het obstakel of de voor u rijdende auto
nadert, hoger is dan ongeveer 30 km/h.
De inzittenden voor de veiligheidsgordel dragen.
Pre-Crash-veiligheidsgordels (situatie 2):
De rijsnelheid hoger is dan ongeveer 30 km/h.
Het systeem plotseling remmen of een slip signaleert.
De inzittenden voor de veiligheidsgordel dragen.
Pre-Crash Brake Assist:
De rijsnelheid hoger is dan ongeveer 30 km/h.
De snelheid waarmee uw auto het obstakel of de voor u rijdende auto
nadert, hoger is dan ongeveer 30 km/h.
Het rempedaal is ingetrapt.
Pre-Crash Brake-systeem (indien aanwezig):
De schakelaar PRE CRASH OFF niet is ingedrukt.
De rijsnelheid hoger is dan ongeveer 15 km/h.
De snelheid waarmee uw auto het obstakel of de voor u rijdende auto
nadert, hoger is dan ongeveer 15 km/h.
Adaptive Variable Suspension-systeem (AVS) (indien aanwezig):
De rijsnelheid hoger is dan ongeveer 5 km/h.
De snelheid waarmee uw auto het obstakel of de voor u rijdende auto
nadert, hoger is dan ongeveer 30 km/h.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 372 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
373
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Omstandigheden die het systeem kunnen activeren zelfs als er geen
kans op een aanrijding is
Als er bij het begin van een bocht een obstakel naast de weg aanwezig is
Als u in een bocht een tegemoetkomende auto passeert
Als u over een smalle ijzeren brug rijdt
Als op de weg een metalen object aanwezig is
Als u over een slecht wegdek rijdt (neus omhoog, neus omlaag)
Als u op een kruising linksaf slaat en een tegemoetkomende auto passeert
Als uw auto snel een voorligger nadert
Als een viaduct/ongelijkvloerse kruising, verkeersbord, billboard of andere
constructie zich direct in de lijn van de auto lijkt te bevinden
Als bij het oprijden van een helling een billboard of andere metalen con-
structie zich direct in de lijn van de auto lijkt te bevinden.
Als de wagenhoogte extreem verandert
Als de radar onjuist is uitgelijnd
Als u door bepaalde tolpoortjes rijdt
Als u onder een viaduct doorrijdt
Als u door een tunnel rijdt
Als het systeem in bovenstaande situaties geactiveerd wordt, is het mogelijk
dat de veiligheidsgordels snel aangetrokken worden en de remmen met meer
kracht dan normaal worden bediend. Als de veiligheidsgordel in aangetrok-
ken positie geblokkeerd is, breng dan de auto op een veilige plaats tot stil-
stand, doe de veiligheidsgordel los en doe hem daarna weer vast.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 373 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
374
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Situaties waarin het Pre-Crash Safety-systeem niet goed werkt
Het systeem werkt in de volgende situaties mogelijk niet goed:
Op wegen met scherpe bochten of oneffenheden
Als een auto plotseling voor uw auto verschijnt, bijvoorbeeld op een kruising
Als uw auto plotseling wordt gesneden, bijvoorbeeld wanneer u wordt inge-
haald
Onder barre weersomstandigheden, bijvoorbeeld bij zware regenval, mist
en sneeuw- of zandstormen
Als uw auto in een slip raakt terwijl de VSC niet in werking is
Als de wagenhoogte extreem verandert
Als de radar onjuist is uitgelijnd
Automatisch uitschakelen van het Pre-Crash Safety-systeem
Als een storing optreedt waardoor de sensoren geen obstakels meer kunnen
signaleren, bijvoorbeeld doordat de sensor vuil is, wordt het Pre-Crash
Safety-systeem automatisch uitgeschakeld. Het systeem wordt in dit geval
niet geactiveerd, zelfs niet wanneer er kans op een aanrijding is.
Obstakels die niet worden gesignaleerd
De sensor kan geen plastic obstakels als pylonen signaleren. In sommige
gevallen signaleert de radarsensor ook geen voetgangers, dieren, fietsen,
motorfietsen, bomen of sneeuwhopen.
Als er een storing in het systeem aanwezig is of het systeem tijdelijk niet
kan worden gebruikt
De waarschuwingslampjes gaan branden of knipperen en/of er verschijnen
waarschuwingen. (Blz. 598)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 374 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
375
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Verklaring
De meest recente DECLARATION of CONFORMITY (DoC) is beschikbaar
op het volgende:
http://www.globaldenso.com/en/products/oem/index.html#2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 375 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
376
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 376 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
377
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
WAARSCHUWING
Beperkingen van het Pre-Crash Safety-systeem
Vertrouw niet alleen op het Pre-Crash Safety-systeem. Rijd altijd veilig,
houd rekening met de omgeving en controleer de weg op obstakels en
andere potentiële gevaren.
Als u dat niet doet, kunt u een ongeval veroorzaken, waardoor ernstig letsel
kan ontstaan.
Waarschuwingen met betrekking tot de inhoud van ondersteunende
systemen
Het Pre-Crash Safety-systeem is bedoeld om de bestuurder met behulp
van alarmfuncties en het remfunctieregelsysteem te helpen om aanrijdin-
gen te voorkomen via KIJKEN-BEOORDELEN-HANDELEN. Het systeem
kan slechts in beperkte mate ondersteuning bieden, dus let op de volgende
belangrijke punten:
De bestuurder helpen om op de weg te letten
Het Pre-Crash Safety-systeem kan alleen obstakels signaleren die zich
direct vóór de auto bevinden, en alleen binnen een beperkt bereik. Het
systeem is niet bedoeld om zorgeloos of roekeloos rijgedrag mogelijk te
maken en kan de bestuurder ook niet helpen tijdens het rijden bij slecht
zicht. De bestuurder moet daarom nog steeds goed op de omgeving rond
de auto letten.
De bestuurder ondersteunen bij het maken van een juiste beoordeling
Wanneer geprobeerd wordt de kans op een aanrijding in te schatten,
beschikt het Pre-Crash Safety-systeem alleen over gegevens van obsta-
kels die het systeem direct voor de auto heeft gesignaleerd. Het is daarom
strikt noodzakelijk dat de bestuurder alert blijft en zelf bepaalt of er op enig
moment kans op een aanrijding bestaat.
De bestuurder helpen actie te ondernemen
De Brake Assist-functie van het Pre-Crash Safety-systeem is ontworpen
om de ernst van de aanrijding te helpen beperken en handelt dus alleen
wanneer het systeem heeft geoordeeld dat een aanrijding onvermijdelijk
is. Dit systeem kan niet zelf automatisch een aanrijding voorkomen of de
auto veilig tot stilstand brengen. Daarom moet de bestuurder in gevaarlijke
situaties direct zelf actie ondernemen om de veiligheid van alle betrokke-
nen te garanderen.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 377 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
378
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
WAARSCHUWING
Omstandigheden waarin de sensor voorliggers niet of niet op de juiste
manier signaleert
Rem in een van de volgende situaties indien nodig zelf af.
Als door omringend verkeer opgeworpen water of sneeuw de werking van
de sensor hindert
Als de de voorzijde van de auto omhoog wijst (omdat er zware lading in de
bagageruimte vervoerd wordt, enz.)
Auto's die plotseling voor u invoegen
Voertuigen met een relatief kleine achterzijde (aanhangwagens zonder
lading, enz.)
Motorfietsen die op dezelfde rijstrook rijden
Omgaan met de radarsensor
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om ervoor te zorgen dat
het Pre-Crash Safety-systeem goed blijft functioneren:
Houd de sensor en de grille te allen tijde schoon.
Reinig de sensor en de grille met een zachte doek zodat er geen krassen
of beschadigingen ontstaan.
Stel de sensor en de omgeving van de sensor niet bloot aan krachtige
schokken.
Als de sensor ook maar iets verplaatst wordt, werkt het systeem mogelijk
niet meer (goed). Als de sensor of het omliggende gebied is blootgesteld
aan een sterke schok, moet u de auto altijd laten controleren door een
Toyota-dealer of erkende reparateur.
Neem de sensor niet uit elkaar.
Monteer geen accessoires op de sensor, de grille of het omliggende
gebied en plak er geen stickers op.
Wijzig of spuit de sensor en de lenskap niet.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 378 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
379
4
4-6. Rijtips
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Rijden in de winter
Gebruik vloeistoffen die geschikt zijn voor winterse omstandighe-
den.
Motorolie
Koelvloeistof
Ruitensproeiervloeistof
Laat de toestand van de accu controleren door een monteur.
Laat vier winterbanden onder uw auto monteren of schaf een set
sneeuwkettingen voor de achterwielen aan.
Controleer of alle banden dezelfde maat hebben en van hetzelfde merk
zijn en controleer of de sneeuwkettingen geschikt zijn voor de bandenmaat
van uw auto.
Voer, afhankelijk van de omstandigheden, de volgende handelingen
uit:
Probeer een vastgevroren ruit niet met kracht te openen en zet de
ruitenwissers niet aan als deze vastgevroren zijn.
Verwijder de eventueel aanwezige sneeuw van de luchtinlaten voor
de voorruit om zeker te kunnen zijn van een juiste werking van de
aanjager van het airconditioningsysteem.
Controleer of er sprake is van ijs- of sneeuwophopingen op de ver-
lichting aan de buitenzijde, op het dak, op het chassis, rond de ban-
den of op de remmen, en verwijder deze indien dat het geval is.
Verwijder sneeuw en modder van de onderzijde van uw schoenen
voordat u in de auto stapt.
Tref voor het aanbreken van de winter de noodzakelijke voorbe-
reidingen en voer de benodigde controles uit. Pas uw rijgedrag
altijd aan de actuele weersomstandigheden aan.
Voorbereidingen voor de winter
Voordat u met de auto gaat rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 379 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
380
4-6. Rijtips
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Verhoog de snelheid geleidelijk, houd afstand tot uw voorganger en
pas de snelheid aan aan de conditie van de weg.
Parkeer de auto en zet de selectiehendel in stand P (automatische
transmissie) of in de eerste versnelling of achteruit (handgeschakelde
transmissie), maar activeer de parkeerrem niet. De parkeerrem kan
vastvriezen en bij het deactiveren niet vrij komen. Blokkeer de wielen
indien nodig, om wegglijden of kruipen te voorkomen.
Gebruik de juiste maat sneeuwkettingen.
De maat van de sneeuwkettingen is afgestemd op de bandenmaat.
Zijketting
(diameter 5 mm)
Dwarsketting
(diameter 6,3 mm)
Tijdens het rijden
De auto parkeren ('s winters of in koude gebieden)
Keuze van sneeuwkettingen
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 380 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
381
4-6. Rijtips
4
Rijden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
De wetgeving met betrekking tot het gebruik van sneeuwkettingen
verschilt per land en per soort weg. Stel u op de hoogte van de plaat-
selijke voorschriften alvorens sneeuwkettingen te monteren.
Monteren van sneeuwkettingen
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht bij het monteren en verwij-
deren van sneeuwkettingen:
Monteer en verwijder de sneeuwkettingen op een veilige locatie.
Monteer de sneeuwkettingen op de achterwielen. Gebruik geen sneeuwket-
tingen om de voorwielen.
Plaats de sneeuwkettingen zo strak mogelijk om de achterwielen. Zet de
sneeuwkettingen na 0,5 - 1,0 km opnieuw vast.
Monteer de sneeuwkettingen volgens de meegeleverde gebruiksaanwijzing.
Wetgeving met betrekking tot het gebruik van sneeuwkettingen
WAARSCHUWING
Rijden met winterbanden
Neem om de kans op ongevallen te beperken de volgende voorzorgsmaat-
regelen in acht.
Als u dat niet doet, kunt u de macht over het stuur verliezen, waardoor ern-
stig letsel kan ontstaan.
Gebruik winterbanden met de voorgeschreven maat.
Zorg ervoor dat de bandenspanning aan de specificatie voldoet.
Rijd niet harder dan de toegestane snelheid of harder dan de snelheidsli-
miet die geldt voor de gebruikte winterbanden.
Monteer winterbanden op alle wielen.
Rijden met sneeuwkettingen
Neem om de kans op ongevallen te beperken de volgende voorzorgsmaat-
regelen in acht.
Anders kunnen een aanrijding en ernstig letsel het gevolg zijn.
Rijd niet harder dan de maximaal toegestane snelheid voor de gebruikte
sneeuwkettingen of niet harder dan 50 km/h, afhankelijk van welke snel-
heid de laagste is.
Vermijd het rijden over slechte wegdekken en over gaten.
Vermijd plotseling accelereren, abrupte stuuracties, plotseling remmen en
schakelhandelingen die een plotselinge motorremwerking veroorzaken.
Minder uw snelheid alvorens een bocht aan te snijden zodanig, dat u
zeker weet dat de auto onder controle blijft.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 381 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
382
4-6. Rijtips
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
OPMERKING
Repareren of vervangen van winterbanden (auto's met waarschu-
wingssysteem bandenspanning)
Laat winterbanden repareren of vervangen door een Toyota-dealer of door
een bandenspecialist.
Het verwijderen en plaatsen van winterbanden heeft invloed op de werking
van de bandenspanningssensoren en -zenders.
Sneeuwkettingen monteren (auto's met waarschuwingssysteem ban-
denspanning)
Als er sneeuwkettingen gemonteerd zijn, kan het gebeuren dat banden-
spanningssensoren en -zenders niet goed functioneren.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 382 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
383
5
Audiosysteem
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
5-1. Basishandelingen
Soorten audiosystemen.....384
Stuurwieltoetsen
audiosysteem ..................385
AUX-aansluiting/
USB-aansluiting...............386
5-2. Gebruik van het
audiosysteem
Optimaal gebruikmaken
van het audiosysteem......387
5-3. Gebruik van de radio
Radiobediening..................389
5-4. Afspelen van een audio-CD
en discs met MP3-/WMA-
bestanden
Bediening van de
CD-speler ........................393
5-5. Gebruik van een extern
apparaat
Afspelen van bestanden
op een iPod .....................401
Afspelen van bestanden
op een USB-geheugen....408
Gebruik van de AUX-
aansluiting .......................415
5-6. Gebruik van Bluetooth
®
apparaten
Bluetooth
®
-audio/telefoon..416
Gebruik van de
stuurwieltoetsen...............421
Registreren van een
Bluetooth
®
-apparaat........422
5-7. Menu SETUP
Gebruik van het menu SETUP
(instellingen)
(“Bluetooth
*”-menu) ........423
Gebruik van het menu SETUP
(instellingen)
(menu TEL)......................427
5-8. Bluetooth
®
-audio
Bedienen van een Bluetooth
®
compatibele draagbare
speler...............................431
5-9. Bluetooth
®
-telefoon
Bellen.................................433
Een telefoongesprek
ontvangen........................435
Voeren van een
telefoongesprek...............436
5-10.Bluetooth
®
Bluetooth
®
.........................438
*: Bluetooth is een geregistreerd handelsmerk van Bluetooth SIG, Inc.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 383 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
384
5-1. Basishandelingen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Soorten audiosystemen
Auto's met navigatiesysteem of multimediasysteem
Raadpleeg de “Handleiding navigatiesysteem”.
Auto's zonder navigatiesysteem of multimediasysteem
CD-speler met AM/FM-radio
Gebruik van mobiele telefoons
Mobiele telefoons kunnen storingen veroorzaken die hoorbaar zijn via de
luidsprekers als het audiosysteem ingeschakeld is.
: Indien aanwezig
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de accu
Laat het audiosysteem niet langer ingeschakeld dan noodzakelijk is als de
motor niet draait.
Voorkomen van schade aan het audiosysteem
Mors geen drank of andere vloeistof over het audiosysteem.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 384 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
385
5
5-1. Basishandelingen
Audiosysteem
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Stuurwieltoetsen audiosysteem
Volumetoets
Verhogen/verlagen van het
volume
Ingedrukt houden: blijft het
volume verhogen/verlagen
Radio geselecteerd:
Indrukken: selecteren van
een radiozender
Ingedrukt houden: omhoog/
omlaag zoeken
CD, MP3/WMA-disc, Bluetooth
®
, iPod of USB-modus:
Indrukken: selecteren van een nummer/bestand/muziekstuk
Ingedrukt houden: selecteren van een map of album (MP3/
WMA-disc, Bluetooth
®
of USB)
Toets MODE
Inschakelen, selecteren van de audiobron
Houd deze toets ingedrukt om het geluid van de actuele weer-
gave te dempen of de actuele weergave te onderbreken. Druk de
toets nogmaals in en houd hem ingedrukt om het dempen of
onderbreken ongedaan te maken.
: Indien aanwezig
Sommige functies van het audiosysteem kunnen worden
bediend met behulp van schakelaars op het stuurwiel.
De werking kan verschillen afhankelijk van het type audio- of
navigatiesysteem. Raadpleeg de handleiding van het audio- of
navigatiesysteem voor meer informatie.
Bedienen van het audiosysteem met de stuurwieltoetsen
1
2
WAARSCHUWING
Beperk de kans op ongevallen
Neem bij het bedienen van de toetsen op het stuurwiel de nodige voorzich-
tigheid in acht.
3
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 385 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
386
5-1. Basishandelingen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
AUX-aansluiting/USB-aansluiting
iPod
Open het afdekkapje en sluit
een iPod aan met behulp van
een iPod-kabel.
Als de iPod niet is ingeschakeld,
schakel deze dan alsnog in.
USB-geheugen
Open het afdekkapje en sluit het USB-geheugen aan.
Als het USB-geheugen niet is ingeschakeld, schakel dit dan alsnog in.
Draagbare audiospeler
Open het afdekkapje en sluit de draagbare audiospeler aan.
Als de draagbare audiospeler niet is ingeschakeld, schakel deze dan
alsnog in.
Sluit een iPod, USB-geheugen of draagbare audiospeler aan op
de AUX/USB-aansluiting zoals hieronder aangegeven. Druk op
de toets MODE om iPod, USB of AUX te selecteren.
Aansluiten via de AUX-aansluiting/USB-aansluiting
WAARSCHUWING
Tijdens het rijden
Sluit geen apparaat aan en bedien het apparaat niet.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 386 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
387
5
5-2. Gebruik van het audiosysteem
Audiosysteem
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Optimaal gebruikmaken van het
audiosysteem
Weergave van het menu
SETUP (instellingen)/selecte-
ren van de modus
Wijzigt de volgende instellingen
Geluidskwaliteit en balans
Blz. 388
Voor een optimaal geluid kun-
nen de geluidskwaliteit en
balans worden gewijzigd.
Automatische
geluidsregeling
Blz. 388
De geluidskwaliteit, de balans en de ASL-instellingen kunnen
worden gewijzigd.
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 387 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
388
5-2. Gebruik van het audiosysteem
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Wijzigen van geluidskwaliteitsinstellingen
Druk op de knop tune/scroll.
Draai de knop om “Sound Setting” (geluidsinstelling) te selecte-
ren.
Druk op de knop.
Draai de knop afhankelijk van de gewenste stand.
BASS, TREBLE, FADER, BALANCE of ASL kan worden geselecteerd
Druk op de knop.
Regelen van geluidskwaliteit
Door de knop tune/scroll te draaien kan het niveau worden aange-
past.
*: De geluidskwaliteit wordt in elke audioweergave afzonderlijk afgesteld.
Druk op de knop of op (BACK) om naar het menu voor de
geluidsinstellingen terug te keren.
Instellen van de automatische geluidsregeling (ASL)
Draai als ASL is geselecteerd de knop tune/scroll om het ASL-
niveau te wijzigen.
LOW, MID, HIGH of OFF kan worden geselecteerd.
ASL past het volume en de toonregeling automatisch aan de rijsnelheid
aan.
Druk op de knop of op (BACK) om naar het menu voor de
geluidsinstellingen terug te keren.
Gebruiken van toonregeling en geluidsverdeling
1
2
3
4
5
Instelling
geluidskwaliteit
Weergave
op display
Niveau
Naar links
draaien
Naar rechts
draaien
Lage tonen* BASS -5 - 5
Laag Hoog
Hoge tonen* TREBLE -5 - 5
Balans
voor/achter
FADER F7 - R7
Verhogen
volume achter
Verhogen
volume voor
Balans
links/rechts
BALANCE L7 - R7
Verhogen
volume links
Verhogen
volume rechts
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 388 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
389
5
5-3. Gebruik van de radio
Audiosysteem
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Radiobediening
Stem af op de gewenste zender door de knop tune/scroll te draaien
of op < of > van de toets SEEK TRACK te drukken.
Houd de gewenste voorkeuzetoets ingedrukt totdat u een piepsig-
naal hoort.
Druk op de toets MODE totdat AM of FM wordt weergegeven.
Toets AM/FM
Knop tune/scroll
Indrukken: instellen AF/regio-
code/TA
Draaien: aanpassen van de
frequentie
Zoeken van frequentie
Voorkeuzetoetsen
Weergeven van de zenderlijst
(alleen stand FM)
AAN/UIT/volumeknop
Indrukken: in- of uitschakelen
van het audiosysteem
Draaien: regelen van het
volume
Vastleggen van voorkeuzezenders
1
2
3
4
5
6
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 389 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
390
5-3. Gebruik van de radio
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Bijwerken van de zenderlijst
Druk op (LIST).
De zenderlijst wordt weergegeven.
Druk op (UPDATE) om de lijst bij te werken.
Tijdens het zoeken wordt “Updating” (bijwerken) weergegeven. Vervol-
gens worden op het display de beschikbare zenders weergegeven.
Druk op (BACK) om het bijwerken te onderbreken.
Selecteren van een zender in de zenderlijst
Druk op (LIST).
De zenderlijst wordt weergegeven.
Draai de knop tune/scroll om een zender te selecteren.
Druk op de knop om op de zender af te stemmen.
Druk op (BACK) om terug te keren naar de vorige weergave.
Met deze functie kan uw radio zenders ontvangen.
Luisteren naar radiozenders van hetzelfde netwerk
Druk op de knop tune/scroll.
Draai de knop naar RADIO en druk op de knop.
Draai de knop afhankelijk van de gewenste stand naar FM AF of
“Region code” (regiocode).
Druk op de knop om ON of OFF te selecteren.
Stand FM AF ON:
De radiozender van hetzelfde netwerk met de sterkste ontvangst
wordt geselecteerd.
Stand regiocode ON:
De radiozender van hetzelfde netwerk met de sterkste ontvangst
die hetzelfde programma uitzendt, wordt geselecteerd.
Gebruik van de zenderlijst
RDS (Radio Data Systeem)
1
2
1
2
3
1
2
3
4
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 390 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
391
5-3. Gebruik van de radio
5
Audiosysteem
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Verkeersinformatie
Druk op de knop tune/scroll.
Draai de knop naar RADIO en druk op de knop.
Draai de knop naar de stand FM TA.
Druk op de knop om ON of OFF te selecteren.
Stand TP:
Het systeem schakelt automatisch over naar een zender waarop
verkeersinformatie wordt meegestuurd zodra deze informatie
wordt ontvangen.
Als de verkeersinformatie beëindigd is, wordt weer teruggeschakeld
naar de zender waarop was afgestemd.
Stand TA:
Het systeem schakelt automatisch over naar een zender waarop
verkeersinformatie wordt meegestuurd zodra deze informatie
wordt ontvangen. In stand FM wordt de geluidsweergave onder-
broken als verkeersinformatie wordt uitgezonden.
Als de verkeersinformatie beëindigd is, wordt weer teruggeschakeld
naar de zender waarop was afgestemd.
1
2
3
4
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 391 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
392
5-3. Gebruik van de radio
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
EON-systeem (Enhanced Other Network) (voor de ontvangst van ver-
keersmeldingen)
Als de RDS-zender (met EON-gegevens) waar u naar luistert geen verkeers-
informatie meestuurt en het audiosysteem in stand TA (verkeersmelding)
staat, schakelt het systeem automatisch over naar een zender van de EON
AF-lijst zodra het uitzenden van de verkeersinformatie begint.
Als de accu is losgenomen
De opgeslagen voorkeuzezenders worden gewist.
Ontvangstgevoeligheid
Het is niet altijd mogelijk radiosignalen perfect te ontvangen vanwege de
steeds wisselende positie van de antenne, verschillen in signaalsterkte en
de aanwezigheid van objecten in de omgeving als treinen, zendstations,
enz.
De radioantenne is op de binnenzijde van de zijruit achter geplaatst. Om
een heldere radio-ontvangst te blijven houden, mogen er geen metalen coa-
tings of andere metalen voorwerpen op de antennedraad aan de binnen-
zijde van de zijruit achter worden bevestigd.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 392 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
393
5
5-4. Afspelen van een audio-CD en discs met MP3-/WMA- bestanden
Audiosysteem
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Bediening van de CD-speler
Plaats een disc.
Druk op en verwijder de disc.
Plaats een disc en druk op de toets MODE om naar een disc te
luisteren.
Uitwerpen van disc
Wijzigen van audiobron/afspe-
len
Knop tune/scroll
Selecteren van een nummer/
bestand
Selecteren van een nummer/
bestand, vooruit of terugspoe-
len
Toets afspelen in willekeurige
volgorde of terug
Herhalen
Selecteren van een map
(alleen discs met MP3/WMA-
bestanden)
Weergeven van nummer-/
mappenlijst
Weergeven van tekst
AAN/UIT/volumeknop
Indrukken: in- of uitschakelen
van het audiosysteem
Draaien: regelen van het
volume
Laden van CD's of discs met MP3- en WMA-bestanden
Uitwerpen van CD's of discs met MP3- en WMA-bestanden
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 393 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
394
5-4. Afspelen van een audio-CD en discs met MP3-/WMA- bestanden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Selecteren van een nummer
Draai de knop tune/scroll of druk op de toets < of > van SEEK
TRACK om naar het vorige of naar het volgende nummer te gaan,
totdat het gewenste nummer wordt weergegeven.
Selecteren van een nummer uit een afspeellijst
Druk op (LIST).
De afspeellijst wordt weergegeven.
Draai de knop tune/scroll en druk erop om een nummer te selec-
teren.
Druk op (BACK) om terug te keren naar de vorige weergave.
Versneld vooruit/terugspoelen van nummers
Houd de toets < of > van SEEK TRACK ingedrukt.
Afspelen in willekeurige volgorde
Druk op (RDM).
Druk nogmaals op de toets om de functie uit te schakelen.
Herhalen
Druk op (RPT).
Druk nogmaals op de toets om de functie uit te schakelen.
Wijzigen van weergave op het display
Druk op (TEXT) om de CD-titel weer te geven of te verber-
gen.
Als er meer teksten beschikbaar zijn, wordt weergegeven.
Houd de toets ingedrukt om de overige teksten weer te geven.
Gebruik van de CD-speler
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 394 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
395
5-4. Afspelen van een audio-CD en discs met MP3-/WMA- bestanden
5
Audiosysteem
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Selecteren van een map per keer
Druk op (<FOLDER) of (FOLDER>) om de gewenste
map te selecteren.
Selecteren van een map en bestand uit de mappenlijst
Druk op (LIST).
De mappenlijst wordt weergegeven.
Draai de knop tune/scroll en druk erop om een map en een
bestand te selecteren.
Druk op (BACK) om terug te keren naar de vorige weergave.
Terugkeren naar de eerste map
Houd de toets (<FOLDER) ingedrukt totdat u een piepsig-
naal hoort.
Selecteren van een bestand
Draai de knop tune/scroll of druk op de toets < of > van SEEK
TRACK om het gewenste bestand te selecteren.
Versneld vooruit/terugspoelen van bestanden
Houd de toets < of > van SEEK TRACK ingedrukt.
Afspelen in willekeurige volgorde
Wanneer (RDM) wordt ingedrukt, wijzigen de standen in de
volgende volgorde:
Map in willekeurige volgorde afspelenDisc in willekeurige volg-
orde afspelenUit
Herhalen
Wanneer (RPT) wordt ingedrukt, wijzigen de standen in de
volgende volgorde:
Bestand herhalenMap herhalen
*Uit
*: Beschikbaar behalve wanneer RDM (afspelen in willekeurige volgorde)
is geselecteerd
Afspelen van discs met MP3- en WMA-bestanden
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 395 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
396
5-4. Afspelen van een audio-CD en discs met MP3-/WMA- bestanden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Wijzigen van weergave op het display
Druk op (TEXT) om de albumtitel weer te geven of te ver-
bergen.
Als er meer teksten beschikbaar zijn, wordt weergegeven.
Houd de toets ingedrukt om de overige teksten weer te geven.
Display
Of de informatie wordt weergegeven en de manier waarop deze wordt weer-
gegeven is afhankelijk van de gegevens op de disc.
Foutmeldingen
Als een foutmelding wordt weergegeven, raadpleeg dan de volgende tabel en
onderneem de juiste acties. Als het probleem niet is verholpen, breng de auto
dan naar een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Discs die kunnen worden gebruikt
Discs die zijn voorzien van onderstaand label, kunnen worden gebruikt.
Afhankelijk van het opnameformaat of de eigenschappen van de disc, kras-
sen, vuil of beschadigingen is afspelen wellicht niet mogelijk.
CD's met een kopieerbeveiliging kunnen mogelijk niet worden afgespeeld.
Melding Oorzaak Correctieprocedures
CD CHECK
(controleer CD)
De disc is vuil of
beschadigd.
De disc is onderste-
boven geplaatst.
Reinig de disc.
Plaats de disc op de
juiste wijze.
ERROR (fout)
Er zit een storing in het
systeem.
Verwijder de disc.
WAIT (wachten)
Het afspelen wordt af-
gebroken vanwege de
hoge temperatuur in de
speler.
Wacht enige tijd en
druk dan op de toets
MODE.
Neem contact op met
een Toyota-dealer of
erkende reparateur als
de CD nog steeds niet
afgespeeld kan wor-
den.
NO SUPPORT
(geen ondersteuning)
Er staan geen MP3/
WMA-bestanden op de
CD.
Verwijder de disc.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 396 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
397
5-4. Afspelen van een audio-CD en discs met MP3-/WMA- bestanden
5
Audiosysteem
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Beschermingsfunctie CD-speler
Om de interne componenten in de CD-speler te beschermen, wordt het
afspelen automatisch onderbroken als er een defect wordt gesignaleerd.
Als een CD gedurende langere tijd in de CD-speler blijft zitten of als de
CD gedeeltelijk in de speler blijft zitten en niet wordt uitgenomen
De CD kan beschadigd raken waardoor hij niet meer goed kan worden afge-
speeld.
Lensreinigers
Gebruik geen lensreinigers. Anders kan schade aan de CD-speler ontstaan.
MP3- en WMA-bestanden
MP3 (MPEG Audio LAYER3) is een standaard audiocompressieformaat.
Met deze MP3-techniek kunnen bestanden worden gecomprimeerd tot onge-
veer 1/10 van hun oorspronkelijke grootte.
WMA (Windows Media Audio) is een audiocompressieformaat van Microsoft.
Audiobestanden die met deze techniek worden gecomprimeerd, zijn kleiner
dan bestanden die met behulp van de MP3-techniek worden gecomprimeerd.
Er is een limiet aan de MP3- en WMA-bestandsstandaards en aan de media/
formaten waarmee de opgenomen bestanden kunnen worden afgespeeld.
Compatibiliteit MP3-bestanden
Compatibele standaards
MP3 (MPEG1 LAYER3, MPEG2 LSF LAYER3)
Compatibele samplingfrequenties
MPEG1 LAYER3: 32, 44,1, 48 (kHz)
MPEG2 LSF LAYER3: 16, 22,05, 24 (kHz)
Compatibele bitrates (compatibel met VBR)
MPEG1 LAYER3: 32 - 320 (kbps)
MPEG2 LSF LAYER3: 8 - 160 (kbps)
Compatibele weergavemogelijkheden: stereo, meerkanaals stereo,
tweekanaalsweergave en monoweergave
Compatibiliteit WMA-bestanden
Compatibele standaards
WMA versie 7, 8, 9
Compatibele samplingfrequenties
32, 44,1, 48 (kHz)
Compatibele bitrates (alleen compatibel met 2-kanaalsweergave)
Versie 7, 8: CBR 48 - 192 (kbps)
Versie 9: CBR 48 - 320 (kbps)
Compatibele media
De media die kunnen worden gebruikt voor de weergave van MP3- en
WMA-bestanden zijn CD-R's en CD-RW's.
Sommige CD-R's of CD-RW's kunnen niet worden afgespeeld, afhankelijk
van de eigenschappen van de CD. Weergave is in sommige gevallen niet
mogelijk of de speler kan overslaan als er krassen of vingerafdrukken op de
disc aanwezig zijn.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 397 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
398
5-4. Afspelen van een audio-CD en discs met MP3-/WMA- bestanden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Compatibele disc-formaten
De volgende formaten kunnen worden gebruikt.
Disc-formaten:CD-ROM Mode 1 en Mode 2
CD-ROM XA Mode 2, Form 1 en Form 2
Bestandsformaten: ISO9660 Level 1, Level 2, (Romeo, Joliet)
MP3- en WMA-bestanden die in een ander formaat geschreven zijn, kun-
nen mogelijk niet op de juiste manier worden afgespeeld, en de
bestandsnamen en mapnamen kunnen mogelijk niet correct worden
weergegeven.
Onderwerpen waarop de standaards en beperkingen betrekking hebben
zijn als volgt.
Maximum mapstructuur: 8 niveaus
Maximum lengte van mapnamen/bestandsnamen: 32 karakters
Maximaal aantal mappen: 192 (inclusief de root)
Maximaal aantal bestanden per disc: 255
Bestandsnamen
De enige soort bestanden die kunnen worden herkend als MP3/WMA en
die kunnen worden afgespeeld, zijn bestanden met de extensie .mp3 of
.wma.
Multi-sessies
Omdat het audiosysteem geschikt is voor het afspelen van multi-sessieop-
namen, kunnen er discs worden afgespeeld met MP3- en WMA-bestanden.
Alleen de eerste sessie kan echter worden afgespeeld.
ID3- en WMA-tags
ID3-tags kunnen worden toegevoegd aan MP3-bestanden, waardoor het
mogelijk wordt de naam van het nummer, de naam van de artiest, enz. op
te nemen.
Het systeem is compatibel met ID3 versie 1.0, 1.1, en versie 2.2, 2.3, 2.4
ID3-tags. (Het aantal karakters is gebaseerd op ID3 versie 1.0 en 1.1.)
WMA-tags kunnen worden toegevoegd aan WMA-bestanden, waardoor het
mogelijk wordt de titel van het muziekstuk en de naam van de artiest op te
nemen op dezelfde manier als met de ID3-tags.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 398 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
399
5-4. Afspelen van een audio-CD en discs met MP3-/WMA- bestanden
5
Audiosysteem
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Afspelen van MP3- en WMA-bestanden
Als er een disc met MP3- of WMA-bestanden in de speler wordt geplaatst,
worden eerst alle bestanden op de disc gecontroleerd. Als deze controle
voltooid is, wordt het eerste MP3- of WMA-bestand afgespeeld. Om de
bestandscontrole niet langer te laten duren dan nodig is, adviseren wij u
geen andere bestanden dan MP3- of WMA-bestanden op de disc op te
nemen en geen onnodige mappen te creëren.
Als op discs een combinatie staat van audio-opnames en MP3- of WMA-
gegevens, kunnen alleen audio-opnames worden afgespeeld.
Extensies
Als de bestandsextensies .mp3 en .wma worden gebruikt voor andere
bestanden dan MP3- en WMA-bestanden, zullen deze bestanden niet juist
herkend worden en worden afgespeeld als MP3- en WMA-bestanden. Dit
kan leiden tot storende geluiden en schade aan de luidsprekers.
Afspelen
Om een MP3-bestand met constante geluidskwaliteit af te spelen, advi-
seren wij de opnames te maken met een vaste bitrate van 128 kbps en
een samplingfrequentie van 44,1 kHz.
Sommige CD-R's of CD-RW's kunnen niet worden afgespeeld, afhanke-
lijk van de eigenschappen van de disc.
Er is een groot aanbod aan gratis software voor het maken van MP3- en
WMA-bestanden op de markt en afhankelijk van de kwaliteit van deze
software kunnen een slechte geluidsweergave of storingen bij het begin
van de weergave het resultaat zijn. In sommige gevallen kunnen de
bestanden zelfs helemaal niet worden weergegeven.
• Als er andere bestanden dan MP3- of WMA-bestanden op een disc
staan, kan het langer duren voordat de bestanden op de disc herkend
worden en in sommige gevallen kan de disc wellicht helemaal niet wor-
den afgespeeld.
Microsoft, Windows en Windows Media zijn geregistreerde handelsmer-
ken van Microsoft Corporation in de VS en andere landen.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 399 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
400
5-4. Afspelen van een audio-CD en discs met MP3-/WMA- bestanden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
OPMERKING
Discs en adapters die niet kunnen worden gebruikt
Gebruik de volgende discs niet.
Gebruik ook geen 8 cm disc-adapters, DualDiscs of printbare discs.
Hierdoor kan de speler beschadigd raken en/of kan het plaatsen/verwijde-
ren van de disc bemoeilijkt worden.
Discs met een andere diameter dan 12 cm.
Inferieure of vervormde discs.
Discs met een transparant of lichtdoorlatend opnamegedeelte.
Discs waar tape, stickers of CD-R-labels op geplakt zijn of discs waarvan
het label heeft losgelaten.
Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de speler
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan leiden tot ernstige
beschadiging van de discs of van de speler zelf.
Plaats niets anders in de opening dan discs.
Probeer de speler niet met olie te smeren.
Stel discs niet bloot aan direct zonlicht.
Probeer de speler niet uit elkaar te nemen.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 400 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
401
5
5-5. Gebruik van een extern apparaat
Audiosysteem
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Afspelen van bestanden op een iPod
Blz. 386
Door een iPod aan te sluiten, kunt u genieten van muziek uit de
luidsprekers van de auto. Druk op de toets MODE totdat “iPod”
wordt weergegeven.
Aansluiten van een iPod
Bedieningspaneel
Wijzigen van audiobron/afspe-
len
Knop tune/scroll
Selecteren van een iPod-
menu/-muziekstuk
Selecteren van een muziek-
stuk, versneld vooruit of terug-
spoelen
Toets afspelen in willekeurige
volgorde of terug
Herhalen
iPod-menu, afspelen
Overzicht van muziekstukken
weergeven
Weergeven van tekst
AAN/UIT/volumeknop
Indrukken: in- of uitschakelen
van het audiosysteem
Draaien: regelen van het
volume
1
2
3
4
5
6
7
8
9
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 401 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
402
5-5. Gebruik van een extern apparaat
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Druk op (MENU) om het iPod-menu te selecteren.
Door de knop tune/scroll rechtsom te draaien verandert de afspeel-
modus als volgt:
Playlists (afspeellijsten) Artists (artiesten) Albums Songs
(muziekstukken) Podcasts Genres Composers (componis-
ten) Audiobooks (audioboeken)
Druk op de knop om de gewenste afspeelmodus te selecteren.
Lijst afspeelmodus
Selecteren van een afspeelmodus
1
2
3
Afspeel-
modus
Eerste
selectie
Tweede
selectie
Derde
selectie
Vierde
selectie
Playlists
Selectie
afspeellijsten
Selectie
muziekstuk-
ken
- -
Artists
Selectie
artiesten
Selectie
albums
Selectie
muziekstuk-
ken
-
Albums
Selectie
albums
Selectie
muziekstuk-
ken
- -
Songs
Selectie
muziekstuk-
ken
- - -
Podcasts
Selectie pod-
casts
Selectie afle-
veringen
- -
Genres
Selectie gen-
res
Selectie
artiesten
Selectie
albums
Selectie
muziekstuk-
ken
Composers
Selectie
componisten
Selectie
albums
Selectie
muziekstuk-
ken
-
Audiobooks
Selectie
audioboeken
Selecteren
van hoofd-
stuk
- -
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 402 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
403
5-5. Gebruik van een extern apparaat
5
Audiosysteem
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Kiezen van een lijst
Draai de knop tune/scroll om de eerste selectielijst weer te
geven.
Druk op de knop om het gewenste item te selecteren en de
tweede selectielijst weer te geven.
Herhaal deze procedure om de gewenste optie te selecteren.
Druk op (BACK) om terug te keren naar de vorige selectielijst.
Druk op (PLAY) om de gewenste selectie af te spelen.
Draai de knop tune/scroll of druk op de toets < of > van SEEK TRACK
om het gewenste muziekstuk te selecteren.
Druk op (LIST).
Het overzicht van de muziekstukken wordt weergegeven.
Draai de knop tune/scroll om een muziekstuk te selecteren.
Druk op de knop om het muziekstuk af te spelen.
Druk op (BACK) om terug te keren naar de vorige weergave.
Houd de toets < of > van SEEK TRACK ingedrukt.
Druk op (RPT).
Druk nogmaals op de toets om de functie uit te schakelen.
Wanneer (RDM) wordt ingedrukt, wijzigen de standen in de
volgende volgorde:
Nummers in willekeurige volgorde afspelenAlbum in willekeurige
volgorde afspelenUit
Muziekstukken selecteren
Selecteren van een muziekstuk in het overzicht
Versneld vooruit/terugspoelen van muziekstukken
Herhalen
Afspelen in willekeurige volgorde
1
2
3
1
2
3
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 403 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
404
5-5. Gebruik van een extern apparaat
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Druk op (TEXT) om de albumtitel weer te geven of te verber-
gen.
Als er meer teksten beschikbaar zijn, wordt weergegeven.
Houd de toets ingedrukt om de overige teksten weer te geven.
Informatie over iPod
“Made for iPod” (gemaakt voor iPod) en “Made for iPhone” (gemaakt voor
iPhone) houden in dat een elektronisch accessoire speciaal is ontworpen
voor de iPod respectievelijk iPhone en dat de ontwikkelaar garandeert dat
het product aan de prestatienormen van Apple voldoet.
Apple kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor de werking van dit
apparaat of de mate waarin dit apparaat voldoet aan de eisen voor veilig-
heid en regelgeving. Let erop dat het gebruik van dit accessoire in combina-
tie met een iPod of iPhone de werking van de afstandsbediening negatief
kan beïnvloeden.
iPhone, iPod, iPod classic, iPod nano, iPod shuffle en iPod touch zijn han-
delsmerken van Apple Inc., geregistreerd in de VS en andere landen.
iPod-functies
Wanneer een iPod is aangesloten en de audiobron wordt gewijzigd in iPod-
modus, gaat de iPod verder met het laatst afgespeelde bestand.
Afhankelijk van de iPod die op het systeem is aangesloten, zijn bepaalde
functies mogelijk niet beschikbaar. Bepaalde storingen kunnen mogelijk
worden verholpen door het apparaat los te nemen en weer aan te sluiten.
Als de iPod is aangesloten op het systeem, kan de iPod niet meer op de
normale wijze worden bediend. In dat geval moeten de bedieningselemen-
ten van het audiosysteem van de auto worden gebruikt.
iPod-problemen
Om de meeste problemen tijdens het gebruik van uw iPod te verhelpen, kunt
u de iPod losnemen van de iPod-aansluiting in de auto en het apparaat reset-
ten.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van uw iPod voor instructies bij het reset-
ten van uw iPod.
Wijzigen van weergave op het display
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 404 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
405
5-5. Gebruik van een extern apparaat
5
Audiosysteem
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Display
Blz. 396
Foutmeldingen
Als een foutmelding wordt weergegeven, raadpleeg dan de volgende tabel en
onderneem de juiste acties. Als het probleem niet is verholpen, breng de auto
dan naar een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Melding Oorzaak/correctieprocedures
ERROR (fout)
Dit geeft aan dat er een probleem is met de
iPod of de aansluiting ervan.
NO SONGS
(geen muziekstukken)
Dit geeft aan dat de iPod geen audio-opna-
mes bevat.
NO PLAYLIST
(geen afspeellijst)
Dit geeft aan dat sommige beschikbare
muziekstukken niet kunnen worden gevonden
in de geselecteerde afspeellijst.
UPDATE YOUR iPod
(update uw iPod)
Dit geeft aan dat de versie van de iPod niet
compatibel is. Actualiseer uw iPod-software
naar de nieuwste versie.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 405 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
406
5-5. Gebruik van een extern apparaat
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Compatibele modellen
De volgende iPod
®
, iPod nano
®
, iPod classic
®
, iPod touch
®
en iPhone
®
apparaten kunnen in combinatie met dit systeem worden gebruikt.
Gemaakt voor
iPod touch (5e generatie)
iPod touch (4e generatie)
iPod touch (3e generatie)
iPod touch (2e generatie)
iPod touch (1e generatie)
iPod classic
iPod met video
iPod nano (7e generatie)
iPod nano (6e generatie)
iPod nano (5e generatie)
iPod nano (4e generatie)
iPod nano (3e generatie)
iPod nano (2e generatie)
iPod nano (1e generatie)
iPhone 5
iPhone 4S
iPhone 4
iPhone 3GS
iPhone 3G
iPhone
Afhankelijk van de verschillen tussen modellen, software-versies, enz., zijn
sommige modellen mogelijk niet compatibel met dit systeem.
Onderwerpen waarop de standaards en beperkingen betrekking hebben, zijn
als volgt:
Maximaal aantal lijsten in apparaat: 9.999
Maximaal aantal muziekstukken in apparaat: 65.535
Maximaal aantal muziekstukken per lijst: 65.535
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 406 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
407
5-5. Gebruik van een extern apparaat
5
Audiosysteem
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
WAARSCHUWING
Tijdens het rijden
Sluit de iPod niet aan en bedien deze niet. Als u dit wel doet, kan dat leiden
tot ongevallen, met mogelijk ernstig letsel tot gevolg.
OPMERKING
Voorkomen van schade aan de iPod en de aansluiting
Laat uw iPod niet achter in de auto. De temperatuur in de auto kan hoog
oplopen.
Druk niet op de iPod en oefen geen onnodige druk hierop uit terwijl het
apparaat is aangesloten.
Steek geen vreemde voorwerpen in de aansluiting.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 407 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
408
5-5. Gebruik van een extern apparaat
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Afspelen van bestanden op een
USB-geheugen
Blz. 386
Door een USB-geheugen aan te sluiten, kunt u genieten van
muziek uit de luidsprekers van de auto. Druk op de toets MODE
totdat USB wordt weergegeven.
Aansluiten van een USB-geheugen
Bedieningspaneel
Wijzigen van audiobron/afspe-
len
Knop tune/scroll
Selecteren van een bestand
Selecteren van een muziek-
stuk, versneld vooruit of terug-
spoelen
Toets afspelen in willekeurige
volgorde of terug
Herhalen
Selecteren van een map
Weergeven overzicht mappen
Weergeven van tekst
AAN/UIT/volumeknop
Indrukken: in- of uitschakelen
van het audiosysteem
Draaien: regelen van het
volume
1
2
3
4
5
6
7
8
9
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 408 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
409
5-5. Gebruik van een extern apparaat
5
Audiosysteem
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Selecteren van een map per keer
Druk op (<FOLDER) of (FOLDER>) om de gewenste
map te selecteren.
Selecteren van een map en bestand uit de mappenlijst
Druk op (LIST).
De mappenlijst wordt weergegeven.
Draai de knop tune/scroll en druk erop om een map en een
bestand te selecteren.
Druk op (BACK) om terug te keren naar de vorige weergave.
Terugkeren naar de eerste map
Houd de toets (<FOLDER) ingedrukt totdat u een piepsig-
naal hoort.
Draai de knop tune/scroll of druk op de toets < of > van SEEK TRACK
om het gewenste bestand te selecteren.
Selecteren van een map
Selecteren van een bestand
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 409 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
410
5-5. Gebruik van een extern apparaat
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Houd de toets < of > van SEEK TRACK ingedrukt.
Wanneer (RDM) wordt ingedrukt, wijzigen de standen in de
volgende volgorde:
Map in willekeurige volgorde afspelenAlle mappen in willekeurige
volgorde afspelenUit
Wanneer (RPT) wordt ingedrukt, wijzigen de standen in de vol-
gende volgorde:
Bestand herhalenMap herhalen
*Uit
*: Beschikbaar behalve wanneer RDM (afspelen in willekeurige volgorde) is
geselecteerd
Druk op (TEXT) om de albumtitel weer te geven of te verber-
gen.
Als er meer teksten beschikbaar zijn, wordt weergegeven.
Houd de toets ingedrukt om de overige teksten weer te geven.
Versneld vooruit/terugspoelen van bestanden
Afspelen in willekeurige volgorde
Herhalen
Wijzigen van weergave op het display
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 410 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
411
5-5. Gebruik van een extern apparaat
5
Audiosysteem
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Functies USB-geheugen
Afhankelijk van het type USB-geheugen dat op het systeem is aangesloten,
kan het apparaat zelf mogelijk niet worden bediend en zijn bepaalde func-
ties mogelijk niet beschikbaar. Als het apparaat niet kan worden bediend of
als een functie niet beschikbaar is vanwege een storing (in tegenstelling tot
een systeemspecificatie), kan het helpen om het apparaat even los te kop-
pelen en weer aan te sluiten.
Formatteer het geheugen als het USB-geheugen nog steeds niet werkt
nadat het apparaat is losgekoppeld en weer is aangesloten.
Display
Blz. 396
Foutmeldingen
Als een foutmelding wordt weergegeven, raadpleeg dan de volgende tabel en
onderneem de juiste acties. Als het probleem niet is verholpen, breng de auto
dan naar een Toyota-dealer of erkende reparateur.
USB-geheugen
Compatibele apparaten
USB-geheugen dat kan worden gebruikt voor het afspelen van MP3- en
WMA-bestanden
Compatibele apparaatformaten
De volgende apparaatformaten kunnen worden gebruikt:
USB-communicatieformaten: USB2.0 FS (12 mbps)
Bestandsformaten: FAT12/16/32 (Windows)
Klasse: massaopslag
MP3- en WMA-bestanden die in een ander formaat geschreven zijn, kun-
nen mogelijk niet op de juiste manier worden afgespeeld, en de bestands-
namen en mapnamen kunnen mogelijk niet correct worden weergegeven.
Onderwerpen waarop de standaards en beperkingen betrekking hebben,
zijn als volgt:
Maximum mapstructuur: 8 niveaus
Maximum aantal mappen in een apparaat: 999 (inclusief de root)
Maximum aantal bestanden in een apparaat: 9999
Maximum aantal bestanden per map: 255
Melding Oorzaak/correctieprocedures
ERROR (fout)
Dit geeft aan dat er een probleem is met het
USB-geheugen of de aansluiting ervan.
NO MUSIC (geen muziek)
Dit geeft aan dat er geen MP3/WMA-bestan-
den in het USB-geheugen staan.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 411 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
412
5-5. Gebruik van een extern apparaat
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
MP3- en WMA-bestanden
MP3 (MPEG Audio LAYER3) is een standaard audiocompressieformaat.
Met deze MP3-techniek kunnen bestanden worden gecomprimeerd tot
ongeveer 1/10 van hun oorspronkelijke grootte.
WMA (Windows Media Audio) is een audiocompressieformaat van
Microsoft.
Audiobestanden die met deze techniek worden gecomprimeerd, zijn kleiner
dan bestanden die met behulp van de MP3-techniek worden gecompri-
meerd.
Er is een limiet aan de MP3- en WMA-bestandsstandaards en aan de
media/formaten waarmee de opgenomen bestanden kunnen worden afge-
speeld.
Compatibiliteit MP3-bestanden
Compatibele standaards
MP3 (MPEG1 LAYER3, MPEG2 LSF LAYER3)
Compatibele samplingfrequenties
MPEG1 LAYER3: 32, 44,1, 48 (kHz)
MPEG2 LSF LAYER3: 16, 22,05, 24 (kHz)
Compatibele bitrates (compatibel met VBR)
MPEG1 LAYER3: 32 - 320 (kbps)
MPEG2 LSF LAYER3: 8 - 160 (kbps)
Compatibele weergavemogelijkheden: stereo, meerkanaals stereo,
tweekanaalsweergave en monoweergave
Compatibiliteit WMA-bestanden
Compatibele standaards
WMA versie 7, 8, 9
Compatibele samplingfrequenties
32, 44,1, 48 (kHz)
Compatibele bitrates (alleen compatibel met 2-kanaalsweergave)
Versie 7, 8: CBR 48 - 192 (kbps)
Versie 9: CBR 48 - 320 (kbps)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 412 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
413
5-5. Gebruik van een extern apparaat
5
Audiosysteem
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Bestandsnamen
De enige soort bestanden die kunnen worden herkend als MP3/WMA en
die kunnen worden afgespeeld, zijn bestanden met de extensie .mp3 of
.wma.
ID3- en WMA-tags
ID3-tags kunnen worden toegevoegd aan MP3-bestanden, waardoor het
mogelijk wordt de naam van het muziekstuk, de naam van de artiest, enz.
op te nemen.
Het systeem is compatibel met ID3 versie 1.0, 1.1, en versie 2.2, 2.3, 2.4
ID3-tags. (Het aantal karakters is gebaseerd op ID3 versie 1.0 en 1.1.)
WMA-tags kunnen worden toegevoegd aan WMA-bestanden, waardoor het
mogelijk wordt de titel van het muziekstuk en de naam van de artiest op te
nemen op dezelfde manier als met de ID3-tags.
Afspelen van MP3- en WMA-bestanden
Als een apparaat met MP3- of WMA-bestanden wordt aangesloten, wor-
den alle bestanden in het USB-geheugen gecontroleerd. Als deze con-
trole voltooid is, wordt het eerste MP3- of WMA-bestand afgespeeld. Om
de bestandscontrole niet langer te laten duren dan nodig is, adviseren wij
u geen andere bestanden dan MP3- of WMA-bestanden in het USB-
geheugen op te nemen en geen onnodige mappen te creëren.
Wanneer het USB-apparaat is aangesloten en de audiobron is gewijzigd
in USB-geheugenmodus, begint het USB-apparaat het eerste bestand in
de eerste map af te spelen. Als hetzelfde apparaat wordt verwijderd en
weer wordt aangesloten (en de inhoud ervan niet is veranderd), zal het
USB-geheugen het afspelen hervatten vanaf het punt waar de speler is
geëindigd.
Extensies
Als de bestandsextensies .mp3 en .wma worden gebruikt voor andere
bestanden dan MP3- en WMA-bestanden, zullen deze bestanden worden
overslagen (en niet worden afgespeeld).
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 413 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
414
5-5. Gebruik van een extern apparaat
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Afspelen
Om MP3-bestanden met constante geluidskwaliteit af te spelen, advise-
ren wij de opnames te maken met een vaste bitrate van ten minste 128
kbps en een samplingfrequentie van 44,1 kHz.
Er is een groot aanbod aan gratis software voor het maken van MP3- en
WMA-bestanden op de markt en afhankelijk van de kwaliteit van deze
software kunnen een slechte geluidsweergave of storingen bij het begin
van de weergave het resultaat zijn. In sommige gevallen kunnen de
bestanden zelfs helemaal niet worden weergegeven.
Microsoft, Windows en Windows Media zijn geregistreerde handelsmer-
ken van Microsoft Corporation in de VS en andere landen.
WAARSCHUWING
Tijdens het rijden
Sluit het USB-geheugen niet aan en bedien dit niet. Als u dit wel doet, kan
dat leiden tot ongevallen, met mogelijk ernstig letsel tot gevolg.
OPMERKING
Voorkomen van schade aan het USB-geheugen en de aansluiting
Laat het USB-geheugen niet in de auto achter. De temperatuur in de auto
kan hoog oplopen.
Druk niet op het USB-geheugen en oefen geen onnodige druk hierop uit
terwijl het apparaat is aangesloten.
Steek geen vreemde voorwerpen in de aansluiting.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 414 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
415
5
5-5. Gebruik van een extern apparaat
Audiosysteem
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Gebruik van de AUX-aansluiting
Blz. 386
Bedienen van draagbare audiospelers die aangesloten zijn op het audio-
systeem
Het volume kan worden geregeld met behulp van de volumeregelaar van het
audiosysteem van de auto. Alle overige functies moeten op de draagbare
audiospeler zelf worden geregeld.
Bij het gebruik van een draagbare audiospeler aangesloten op de acces-
soireaansluiting
Tijdens het afspelen kan ruis hoorbaar zijn. Gebruik de voedingsbron van de
draagbare audiospeler.
Deze aansluiting kan worden gebruikt om via de luidsprekers in
de auto naar een extern audioapparaat te luisteren. Druk op de
toets MODE totdat AUX wordt weergegeven.
Aansluiten van een draagbare speler
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 415 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
416
5-6. Gebruik van Bluetooth
®
apparaten
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Bluetooth
®
-audio/telefoon
Bluetooth
®
-audio
Met het Bluetooth
®
-audiosysteem kunt u via draadloze communica-
tie genieten van muziek uit de luidsprekers van de auto, afgespeeld
op een draagbare digitale audiospeler.
Dit audiosysteem ondersteunt Bluetooth
®
, een draadloos datasys-
teem waarmee zonder kabels muziek van een draagbare speler
kan worden afgespeeld. Als uw draagbare speler Bluetooth
®
niet
ondersteunt, werkt het Bluetooth
®
-audiosysteem niet.
Bluetooth
®
-telefoon (handsfree-telefoonsysteem)
Dit systeem ondersteunt Bluetooth
®
, waarmee u telefoongesprek-
ken tot stand kunt brengen of ontvangen zonder het gebruik van
kabels om een mobiele telefoon en het systeem aan te sluiten en
zonder de mobiele telefoon te bedienen.
: Indien aanwezig
De volgende functies zijn beschikbaar wanneer gebruik wordt
gemaakt van draadloze Bluetooth
-communicatie:
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 416 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
417
5-6. Gebruik van de radio
5
Audiosysteem
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Overzicht registreren/verbinding maken met apparaat
1. Registreer het Bluetooth
®
-apparaat dat u wilt gebruiken
in combinatie met het audiosysteem (Blz. 422)
2. Sluit het te gebruiken geregistreerde Bluetooth
®
-appa-
raat aan (Blz. 423, 424)
5. Gebruik Bluetooth
®
-
audio (Blz. 431)
5. Gebruik Bluetooth
®
-
telefoon (Blz. 433)
3. Stel de automatische verbinding van het apparaat in
(Blz. 425)
4. Controleer de status van de Bluetooth
®
-verbinding
(Blz. 418)
Te gebruiken voor audio Te gebruiken voor handsfree-
telefoon
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 417 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
418
5-6. Gebruik van Bluetooth
®
apparaten
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
AAN/UIT/volumeknop
Indrukken: in- of uitschakelen
van het audiosysteem
Draaien: regelen van het
volume
Status verbinding Bluetooth
®
Als BT niet wordt weergegeven,
kan Bluetooth
®
-audio/telefoon
niet worden gebruikt.
Display
Er wordt een bericht, naam, nummer, enz. weergegeven.
Kleine letters en speciale karakters kunnen mogelijk niet worden
weergegeven.
Knop tune/scroll
Geeft het menu “instellingen” weer of selecteert items zoals
menu en nummer
Draaien: Selecteert een item
Indrukken: Geeft het menu “instellingen” weer of voert het gese-
lecteerde item in
Selecteert snelkiesnummers (Bluetooth
®
-telefoon)
Toets gesprek beëindigen
Schakelt het handsfree-telefoonsysteem uit/beëindigt gesprek/
weigert inkomend gesprek
Toets gesprek aannemen
Schakelt het handsfree-systeem in/brengt een gesprek tot stand
Ingedrukt houden: Geeft informatie weer die te lang is om in één
keer weergegeven te worden op het display (Bluetooth
®
-audio)
Audio-eenheid
1
2
3
4
5
6
7
8
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 418 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
419
5-6. Gebruik van de radio
5
Audiosysteem
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Druk om een menu te selecteren op de knop tune/scroll en navigeer
door de menu's met de knop.
*: Bluetooth is een geregistreerd handelsmerk van Bluetooth SIG. Inc.
Microfoon
Menulijst van Bluetooth
®
-audio/telefoon
Eerste menu Tweede menu Derde menu Uitleg
“Bluetooth*
“Pairing”
(koppelen)
-
Aanmelden van een
Bluetooth
®
-apparaat
“List Phone”
(telefoonlijst)
-
Overzicht weergeven
van de geregistreerde
mobiele telefoons
“List audio”
(audiolijst)
-
Lijst met aangemelde
draagbare spelers
weergeven
“Passkey”
(toegangscode)
-
De toegangscode wij-
zigen
“BT Power”
(aan/uit)
-
Automatisch verbin-
ding maken aan of uit
“Bluetooth
* info”
“Device Name”
(naam apparaat)
“Device Address”
(adres apparaat)
Weergeven van sta-
tus apparaat
“Display setting”
(weergeven
display)
-
Weergave bevesti-
ging van automati-
sche verbinding aan
of uit
“Initialize”
(initialiseren)
-
De instellingen initiali-
seren
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 419 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
420
5-6. Gebruik van Bluetooth
®
apparaten
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Functies Bluetooth
®
-audio/telefoon
Afhankelijk van het Bluetooth
®
-apparaat zijn sommige functies mogelijk niet
beschikbaar.
Eerste menu Tweede menu Derde menu Uitleg
“TEL”
“Phonebook”
(telefoonboek)
“Add contacts”
(contactpersonen
toevoegen)
Toevoegen van een
nieuw nummer
“Add SD”
(snelkiesnummer
toevoegen)
Registreren van een
snelkiesnummer
“Delete Call
history” (oproepge-
schiedenis verwij-
deren)
Een nummer verwij-
deren dat in de
oproepgeschiedenis
is opgeslagen
“Delete contacts”
(contacten verwij-
deren)
Een nummer verwij-
deren dat in het tele-
foonboek is
opgeslagen
“Delete other PB”
(andere telefoon-
boekgegevens ver-
wijderen)
Verwijderen van tele-
foonboekgegevens
“HF Sound
setting”
(geluidsinstelling
HF)
“Call Volume”
(geluidsvolume
oproep)
Instellen van het
gespreksvolume
“Ringtone
volume”
(beltoonvolume)
Instellen van het
geluidsvolume van
een beltoon
“Ringtone”
(beltoon)
Instellen van de bel-
toon
“Transfer
histories”
(geschiedenis
overzetten)
-
Overzetten van de
oproepgeschiedenis
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 420 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
421
5
5-6. Gebruik van Bluetooth
®
apparaten
Audiosysteem
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Gebruik van de stuurwieltoetsen
Volume
Het volume van de gespro-
ken aanwijzingen kan niet
met deze toets worden gere-
geld.
Toets gesprek beëindigen
Schakelt het handsfree-tele-
foonsysteem uit/beëindigt
gesprek/weigert inkomend
gesprek
Toets gesprek aannemen
Schakelt het handsfree-sys-
teem in/brengt een gesprek
tot stand
U kunt de stuurwieltoetsen gebruiken om een aangesloten
mobiele telefoon of draagbare digitale audiospeler (draagbare
speler) te bedienen.
Bedienen van de Bluetooth
®
-telefoon met de stuurwieltoetsen
1
2
3
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 421 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
422
5-6. Gebruik van Bluetooth
®
apparaten
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Registreren van een Bluetooth
®
-apparaat
Druk op de knop tune/scroll en selecteer “Bluetooth*” met de knop.
Druk op de knop en selecteer “Pairing” (koppelen) met de knop.
Er wordt een toegangscode weergegeven.
Niet SSP (Secure Simple Pairing) compatibele Bluetooth
®
-appara-
ten: Geef de toegangscode in in het apparaat.
SSP (Secure Simple Pairing) compatibele Bluetooth
®
-apparaten:
Selecteer YES (ja) om het apparaat te registreren. Afhankelijk van
het type apparaat wordt het mogelijk automatisch geregistreerd.
Als een Bluetooth
®
-apparaat zowel muziek kan afspelen en als
mobiele telefoon kan worden gebruikt, worden beide functies tegelij-
kertijd in het systeem geregistreerd. Wanneer het apparaat wordt ver-
wijderd, worden beide functies tegelijkertijd verwijderd.
Als de toets gesprek aannemen wordt ingedrukt en de TEL-modus
wordt geselecteerd terwijl er geen telefoons zijn geregistreerd, wordt
het registratiescherm automatisch weergegeven.
*: Bluetooth is een geregistreerd handelsmerk van Bluetooth SIG. Inc.
Alvorens de Bluetooth
-audio/telefoon te gebruiken, moet een
Bluetooth
-apparaat in het systeem worden registreerd. U kunt
maximaal 5 Bluetooth
-apparaten registreren.
Registreren van een Bluetooth
®
-apparaat
1
2
3
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 422 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
423
5
5-7. Menu SETUP
Audiosysteem
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Gebruik van het menu SETUP (instellingen)
(“Bluetooth*”-menu)
Selecteer “Pairing” (koppelen) met de knop tune/scroll (Blz. 419) en
voer de procedure voor het registreren van een draagbare speler uit.
(Blz. 422)
Selecteer “List Phone” (telefoonlijst) met de knop tune/scroll. (Blz.
419) De lijst met geregistreerde mobiele telefoons wordt weergege-
ven.
Aansluiten van de geregistreerde mobiele telefoon op het audiosys-
teem
Selecteer met de knop tune/scroll de naam van de mobiele tele-
foon die moet worden aangesloten.
Selecteer “Select” (selecteren) met de knop.
Een geregistreerde mobiele telefoon verwijderen
Selecteer met de knop tune/scroll de naam van de mobiele tele-
foon die moet worden verwijderd.
Selecteer “Delete” (verwijderen) met de knop.
Druk op (YES) (ja).
Losnemen van de geregistreerde mobiele telefoon van het audio-
systeem
Selecteer met de knop tune/scroll de naam van de mobiele tele-
foon die moet worden losgenomen.
Selecteer “Disconnect” (losnemen) met de knop.
Druk op (YES) (ja).
*: Bluetooth is een geregistreerd handelsmerk van Bluetooth SIG. Inc.
Door een Bluetooth
®
-apparaat te registreren in het systeem, kan
het systeem werken. Voor aangemelde apparaten kunnen de vol-
gende functies worden gebruikt:
Registreren van een draagbare speler
Overzicht weergeven van de geregistreerde mobiele telefoons
1
2
1
2
3
1
2
3
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 423 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
424
5-7. Menu SETUP
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Selecteer “List Audio” (audiolijst) met de knop tune/scroll. (Blz. 419)
De lijst met geregistreerde draagbare spelers wordt weergegeven.
Aansluiten van de geregistreerde draagbare speler op het audio-
systeem.
Selecteer met de knop tune/scroll de naam van de draagbare
speler die moet worden aangesloten.
Selecteer “Select” (selecteren) met de knop.
Verwijderen van een geregistreerde draagbare speler
Selecteer met de knop tune/scroll de naam van de draagbare
speler die moet worden verwijderd.
Selecteer “Delete” (verwijderen) met de knop.
Druk op (YES) (ja).
Losnemen van de geregistreerde draagbare speler van het audio-
systeem.
Selecteer met de knop tune/scroll de naam van de draagbare
speler die moet worden losgenomen.
Selecteer “Disconnect” (losnemen) met de knop.
Druk op (YES) (ja).
Selecteren van de verbindingsmethode
Selecteer met de knop tune/scroll de naam van de gewenste
draagbare speler.
Selecteer “Connection method” (verbindingsmethode) met de
knop.
Selecteer “From vehicle” (van auto) of “From audio” (van audio-
speler).
Overzicht weergeven van de geregistreerde draagbare spelers
1
2
1
2
3
1
2
3
1
2
3
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 424 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
425
5-7. Menu SETUP
5
Audiosysteem
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Selecteer “Passkey” (toegangscode) met de knop tune/scroll.
(Blz. 419)
Voer een toegangscode van 4 tot 8 cijfers in met de knop.
Voer de cijfers van de code een voor een in.
Druk op (ENTER) (bevestigen) wanneer de gehele toe-
gangscode is ingevoerd.
Wanneer het te registreren getal 8 cijfers heeft, hoeft u niet op
(ENTER) (bevestigen) te drukken.
Als “BT power” AAN wordt gezet, maakt het geregistreerde apparaat
automatisch verbinding wanneer het contact in de stand ACC wordt
gezet (auto's zonder Smart entry-systeem en startknop) of in de stand
ACCESSORY (auto's met Smart entry-systeem en startknop).
Selecteer “BT Power” met de knop tune/scroll. (Blz. 419)
Selecteer ON (aan) of OFF (uit) met de knop.
Selecteer “Bluetooth
* info” met de knop tune/scroll. (Blz. 419)
Weergeven van naam apparaat
Selecteer “Device name” (naam apparaat) met de knop tune/scroll.
Weergeven van adres apparaat
Selecteer “Device address” (adres apparaat) met de knop tune/
scroll.
*: Bluetooth is een geregistreerd handelsmerk van Bluetooth SIG. Inc.
De toegangscode wijzigen
Automatisch verbinding maken van het apparaat aan of uit
Weergeven van status apparaat
1
2
3
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 425 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
426
5-7. Menu SETUP
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Als “Display setting” (instelling display) AAN wordt gezet, wordt de
verbindingsstatus van de draagbare speler weergegeven wanneer het
contact in de stand ACC of AAN wordt gezet (auto's zonder Smart
entry-systeem en startknop) of in de stand ACCESSORY of AAN
(auto's met Smart entry-systeem en startknop).
Selecteer “Display setting” (instelling display) met de knop tune/
scroll. (Blz. 419)
Selecteer ON (aan) of OFF (uit) met de knop.
Selecteer “Initialize” (initialiseren) met de knop tune/scroll.
(Blz. 419)
Initialiseren van de geluidsinstellingen
Selecteer “Sound setting” (instelling geluid) met de knop tune/scroll
en druk op (YES) (ja).
Voor meer informatie over geluidsinstellingen: Blz. 427
Initialiseren van de informatie over het apparaat
Selecteer “Car device info” (informatie apparaat) met de knop tune/
scroll en druk op (YES) (ja).
Automatische verbinding met een draagbaar apparaat, weergave van
automatische verbinding op het display en de toegangscode worden geïni-
tialiseerd.
Standaardinstellingen initialiseren
Selecteer “All initialize” (alles initialiseren) met de knop tune/scroll
en druk op (YES) (ja).
Weergave bevestiging van automatische verbinding aan of uit
Initialisatie
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 426 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
427
5
5-7. Menu SETUP
Audiosysteem
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Gebruik van het menu SETUP (instellingen)
(menu TEL)
Selecteer “Add contacts” (contacten toevoegen) met de knop tune/
scroll. (Blz. 419)
Alle contacten uit de mobiele telefoon overzetten
Selecteer “Overwrite all” (alles overschrijven) met de knop tune/
scroll en druk op (YES) (ja).
Eén contact uit de mobiele telefoon overzetten
Selecteer “Add one contact” (één contact toevoegen) met de knop
tune/scroll en druk op (YES) (ja).
Selecteer “Add SD” (snelkiesnummer toevoegen) met de knop
tune/scroll. (Blz. 419)
Selecteer de gewenste gegevens met de knop.
Druk op de gewenste voorkeuzetoets (van [1] t/m
[5]).
Meer informatie over het instellen van snelkiesnummers vanuit de oproep-
geschiedenis: Blz. 434
Meer informatie over het verwijderen van snelkiesnummers: Blz. 433
Selecteer “Delete call history” (oproepgeschiedenis verwijderen) met
de knop tune/scroll. (Blz. 419)
Verwijderen van de geschiedenis van uitgaande gesprekken
Selecteer “Outgoing Calls” (uitgaande gesprekken) met de knop
tune/scroll.
Selecteer het gewenste telefoonnummer met de knop en druk op
(YES) (ja).
Druk op (ALL) (alle) en vervolgens op (YES) (ja) om
de geschiedenis van alle uitgaande gesprekken te verwijderen.
Een nieuw telefoonnummer toevoegen
Instellen van snelkiesnummers
Verwijderen van de oproepgeschiedenis
1
2
3
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 427 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
428
5-7. Menu SETUP
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Verwijderen van de geschiedenis van inkomende gesprekken
Selecteer “Incoming Calls” (inkomende gesprekken) met de knop
tune/scroll.
Selecteer het gewenste telefoonnummer met de knop en druk op
(YES) (ja).
Druk op (ALL) (alle) en vervolgens op (YES) (ja) om
de geschiedenis van alle inkomende gesprekken te verwijderen.
Verwijderen van de geschiedenis van de gemiste oproepen
Selecteer “Missed Calls” (gemiste oproepen) met de knop tune/
scroll.
Selecteer het gewenste telefoonnummer met de knop en druk op
(YES) (ja).
Druk op (ALL) (alle) en vervolgens op (YES) (ja) om
de geschiedenis van alle gemiste oproepen te verwijderen.
Verwijderen van een nummer uit de hele oproepgeschiedenis (uit-
gaande gesprekken, inkomende gesprekken en gemiste oproepen)
Selecteer “All Calls” (alle oproepen) met de knop tune/scroll.
Selecteer het gewenste telefoonnummer met de knop en druk op
(YES) (ja).
Druk op (ALL) (alle) en vervolgens op (YES) (ja) om
de hele oproepgeschiedenis te verwijderen.
1
2
1
2
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 428 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
429
5-7. Menu SETUP
5
Audiosysteem
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Selecteer “Delete contacts” (contacten verwijderen) met de knop
tune/scroll. (Blz. 419)
Selecteer het gewenste telefoonnummer met de knop en druk op
(YES) (ja).
Druk op (ALL) (alle) en vervolgens op (YES) (ja) om alle
geregistreerde telefoonnummers te verwijderen.
Druk op (A-Z) om de geregistreerde namen in alfabetische
volgorde van de beginletter weer te geven.
Selecteer “Delete other PB” (ander telefoonboek verwijderen) met
de knop tune/scroll. (Blz. 419)
Selecteer het gewenste telefoonboek met de knop en druk op
(YES) (ja).
Selecteer “Call Volume” (gespreksvolume) met de knop tune/scroll.
(Blz. 419)
Wijzigen van het gespreksvolume.
Verlagen van het volume: Draai de knop linksom.
Verhogen van het volume: Draai de knop rechtsom.
Druk op (BACK) om het volume in te stellen.
Verwijderen van een geregistreerd telefoonnummer
Verwijderen van het telefoonboek van een andere mobiele tele-
foon
Instellen van het gespreksvolume
1
2
1
2
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 429 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
430
5-7. Menu SETUP
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Selecteer “Ringtone volume” (beltoonvolume) met de knop tune/
scroll. (Blz. 419)
Wijzigen van het beltoonvolume.
Verlagen van het volume: Draai de knop linksom.
Verhogen van het volume: Draai de knop rechtsom.
Druk op (BACK) om het volume in te stellen.
Selecteer “Ringtone” (beltoon) met de knop tune/scroll. (Blz. 419)
Selecteer een beltoon (1 - 3) met de knop. Druk op (BACK)
om de geselecteerde beltoon in te stellen.
Selecteer “Transfer Histories” (geschiedenis overzetten) met de knop
(Blz. 419) en druk op (YES) (ja).
Telefoonnummer
Er kunnen maximaal 1000 namen worden opgeslagen.
Oproepgeschiedenis
In de oproepgeschiedenis kunnen maximaal 10 nummers van uitgaande
gesprekken, inkomende gesprekken en gemiste oproepen worden opgesla-
gen.
Beperking van het aantal cijfers
Een telefoonnummer met meer dan 24 cijfers kan niet worden opgeslagen.
Instellen van het geluidsvolume van een beltoon
Instellen van de beltoon
Overzetten van de oproepgeschiedenis
1
2
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 430 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
431
5
5-8. Bluetooth
®
audio
Audiosysteem
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Bedienen van een Bluetooth
®
compatibele
draagbare speler
Wijzigen van audiobron/afspe-
len
Selecteren van een nummer,
versneld vooruit of terugspoe-
len
Toets afspelen in willekeurige
volgorde of terug
Herhalen
Selecteren van een album
Afspelen/pauze
Weergeven van tekst
AAN/UIT/volumeknop
Indrukken: in- of uitschakelen
van het audiosysteem
Draaien: regelen van het
volume
1
2
3
4
5
6
7
8
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 431 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
432
5-8. Bluetooth
®
audio
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Druk op (<FOLDER) of op (FOLDER>) om het gewenste
album te selecteren.
Druk op de toets < of > van SEEK TRACK om het gewenste nummer
te selecteren.
Houd de toets < of > van SEEK TRACK ingedrukt.
Wanneer (RPT) wordt ingedrukt, wijzigen de standen in de vol-
gende volgorde:
Nummer herhalenAlbum herhalenUit
Wanneer (RDM) wordt ingedrukt, wijzigen de standen in de
volgende volgorde:
Album in willekeurige volgordeAlle nummers in willekeurige volg-
ordeUit
Druk op ( ).
Druk op (TEXT) om de albumtitel weer te geven of te verber-
gen.
Als er meer teksten beschikbaar zijn, wordt weergegeven.
Houd de toets ingedrukt om de overige teksten weer te geven.
Functies Bluetooth
®
-audiosysteem
Afhankelijk van de draagbare speler die op het systeem is aangesloten, zijn
bepaalde functies mogelijk niet beschikbaar.
Display
Blz. 396
Selecteren van een album
Selecteren van een nummer
Versneld vooruit-/terugspoelen van nummers
Herhalen
Afspelen in willekeurige volgorde
Nummers afspelen en afspelen tijdelijk onderbreken
Wijzigen van weergave op het display
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 432 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
433
5
5-9. Bluetooth
®
telefoon
Audiosysteem
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Bellen
Selecteer “Phonebook” (telefoonboek) met de knop tune/scroll.
Selecteer de gewenste naam met de knop en druk op de schake-
laar gesprek aannemen.
Door op (Add S. Dial) (snelkiesnummer toevoegen) en een van
de snelkiesnummertoetsen (van [1] tot [5]) te drukken
terwijl de gewenste naam wordt geselecteerd, kan de naam worden
geregistreerd als snelkiesnummer.
Druk op (A-Z) om de geregistreerde namen in alfabetische
volgorde van de beginletter weer te geven.
Selecteer “Speed Dials” (snelkiesnummers) met de knop tune/
scroll.
Druk op de gewenste voorkeuzetoets (van [1] tot [5])
en druk op de toets gesprek aannemen.
Druk, om een geregistreerd snelkiesnummer te verwijderen nadat de
gewenste voorkeuzetoets (van [1] tot [5]) is geselec-
teerd, op [DELETE] (verwijderen) en vervolgens op YES
(ja).
Druk op de toets gesprek aannemen om de TEL-modus te selec-
teren.
Bellen door een naam te selecteren
Bellen via snelkiesnummers
1
2
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 433 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
434
5-9. Bluetooth
®
telefoon
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Selecteer “Dial by number” (via nummer bellen) met de knop tune/
scroll.
Voer het telefoonnummer in en druk op de toets gesprek aanne-
men.
Selecteer “All Calls” (alle oproepen), “Missed Calls” (gemiste
oproepen), “Incoming Calls” (inkomende gesprekken) of “Outgoing
Calls” (uitgaande gesprekken) met de knop tune/scroll.
Selecteer het gewenste nummer met de knop en druk op de toets
gesprek aannemen.
De volgende handelingen kunnen worden uitgevoerd:
Een nummer registreren als snelkiesnummer
Druk op (Add S. Dial) (snelkiesnummer toevoegen) en druk
vervolgens op de gewenste voorkeuzetoets (van [1] t/m
[5]).
Verwijderen van het geselecteerde nummer
Druk op (DELETE) (verwijderen) en vervolgens op
(YES) (ja).
Bellen door een nummer in te voeren
Bellen vanuit de oproepgeschiedenis
1
2
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 434 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
435
5
5-9. Bluetooth
®
telefoon
Audiosysteem
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Een telefoongesprek ontvangen
Druk op de toets gesprek aannemen.
Druk op de toets gesprek beëindigen.
Druk op de toets gesprek aannemen.
Door weer op de toets gesprek aannemen te drukken keert u terug naar
het vorige gesprek.
Verlagen van het volume: Draai de aan/uit/volumeknop linksom.
Verhogen van het volume: Draai de aan/uit/volumeknop rechtsom.
Aannemen van de telefoon
Weigeren van een telefoongesprek
Een oproep beantwoorden tijdens een ander gesprek
Aanpassen van het beltoonvolume tijdens het ontvangen van
een oproep
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 435 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
436
5-9. Bluetooth
®
telefoon
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Voeren van een gesprek
Tijdens het tot stand brengen van een gesprek, wanneer een
gesprek wordt ontvangen en tijdens een gesprek kan een oproep
worden doorgestuurd tussen de mobiele telefoon en het systeem.
Gebruik een van de volgende methoden:
a. Bedien de mobiele telefoon.
Raadpleeg de handleiding van de mobiele telefoon voor de bedie-
ning.
b. Druk op (PHONE) (telefoon).*
*
: Deze handeling kan alleen worden uitgevoerd bij het doorschakelen
van een telefoongesprek van de mobiele telefoon naar het systeem
tijdens een telefoongesprek.
Druk op (MUTE) (dempen).
Druk op (0-9) en gebruik de knop tune/scroll om de
gewenste cijfers in te voeren.
Druk, om de ingevoerde cijfers te verzenden, op (SEND)
(verzenden).
Druk, wanneer u klaar bent, op (EXIT) (afsluiten) om terug
te keren naar het vorige scherm.
Verlagen van het volume: Draai de aan/uit/volumeknop linksom.
Verhogen van het volume: Draai de aan/uit/volumeknop rechtsom.
Doorschakelen van een telefoongesprek
Dempen van uw stemgeluid
Cijfers invoeren
Instellen van het gespreksvolume
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 436 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
437
5-9. Bluetooth
®
telefoon
5
Audiosysteem
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Tijdens het telefoongesprek
Praat niet terwijl uw gesprekspartner praat.
Stel het volume van de stem van uw gesprekspartner laag in. Als het
volume te hoog staat, wordt de stemecho sterker.
Automatische volumeregeling
Als de rijsnelheid 80 km/h of meer bedraagt, wordt het volume automatisch
verhoogd. Het volume keert terug naar het niveau van de vorige volume-
instelling als de rijsnelheid naar 70 km/h of minder daalt.
Functies telefoonsysteem
Afhankelijk van de mobiele telefoon zijn sommige functies mogelijk niet
beschikbaar.
Omstandigheden waaronder het systeem uw stem mogelijk niet kan her-
kennen
Tijdens het rijden op een hobbelige weg
Tijdens het rijden met hoge snelheden
Wanneer lucht uit de uitstroomopeningen tegen de microfoon wordt gebla-
zen
Wanneer de ventilator van de airconditioning veel geluid maakt
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 437 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
438
5-10. Bluetooth
®
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Bluetooth
®
Bij gebruik van Bluetooth
®
-audio/telefoon
Het systeem werkt in de volgende situaties mogelijk niet.
De draagbare speler ondersteunt Bluetooth
®
niet
• De mobiele telefoon bevindt zich buiten het bereik van een
mobiel netwerk
Het Bluetooth
®
-apparaat is uitgeschakeld
De batterij van het Bluetooth
®
-apparaat is onvoldoende gela-
den
Het Bluetooth
®
-apparaat heeft geen verbinding met het sys-
teem
Het Bluetooth
®
-apparaat bevindt zich achter de stoel of in het
dashboardkastje of de opbergmogelijkheid in de middencon-
sole, of het apparaat wordt afgedekt door of staat in contact
met metaal
Het kan enige tijd duren voordat verbinding is gemaakt met de
telefoon als tegelijkertijd via Bluetooth
®
-audio wordt afgespeeld.
Afhankelijk van het type draagbare audiospeler dat is verbonden
met het systeem kunnen er verschillen in de bediening zijn of
kunnen bepaalde functies niet beschikbaar zijn.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 438 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
439
5-10. Bluetooth
®
5
Audiosysteem
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Als u de auto verkoopt
Zorg ervoor dat u het systeem initialiseert, om misbruik van per-
soonlijke gegevens te voorkomen. (Blz. 426)
Informatie over Bluetooth
®
Het Bluetooth-beeldmerk en -
logo zijn geregistreerde han-
delsmerken van Bluetooth SIG,
Inc. en worden door Fujitsu Ten
Limited gebruikt onder licentie.
Overige handelsmerken en
-namen zijn eigendom van de
respectievelijke eigenaren.
Compatibele modellen
Bluetooth
®
-specificaties:
Versie 1.1 of hoger (aanbevolen: versie 2.1 + EDR of hoger)
Volgende profielen:
A2DP (Advanced Audio Distribution Profile) versie 1.0 of
hoger (aanbevolen: versie 1.2 of hoger)
AVRCP (Audio/Video Remote Control Profile) versie 1.0 of
hoger (aanbevolen: versie 1.3 of hoger)
Draagbare spelers moeten voldoen aan bovenstaande specificaties
om te kunnen worden aangesloten op de Bluetooth
®
-audio/tele-
foon. Maar vergeet niet dat sommige functies beperkt beschikbaar
zijn, afhankelijk van het type van de draagbare speler.
Mobiele telefoon
• HFP (Hands Free Profile) versie 1.0 of hoger (aanbevolen:
versie 1.5)
OPP (Object Push Profile) versie 1.1
PBAP (Phone Book Access Profile) versie 1.0
Verklaring
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 439 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
440
5-10. Bluetooth
®
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 440 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
441
5-10. Bluetooth
®
5
Audiosysteem
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 441 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
442
5-10. Bluetooth
®
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
WAARSCHUWING
Tijdens het rijden
Gebruik de draagbare audiospeler of mobiele telefoon niet en probeer geen
verbinding te maken met het Bluetooth
®
-systeem.
Waarschuwing met betrekking tot beïnvloeding van elektronische
apparatuur
Uw audiomodule is uitgerust met Bluetooth
®
-antennes. Mensen met geïm-
planteerde pacemakers of hartdefibrillatoren moeten voldoende afstand
bewaren tot de Bluetooth
®
-antennes. De radiogolven kunnen de werking
van dergelijke apparatuur beïnvloeden.
Gebruikers van medische apparatuur anders dan geïmplanteerde pace-
makers en geïmplanteerde hartdefibrillatoren moeten voor het gebruik van
Bluetooth
®
-apparaten contact opnemen met de fabrikant of leverancier
van deze producten om te informeren of radiosignalen invloed uitoefenen
op deze apparatuur. Radiogolven kunnen onverwachte effecten hebben
op de werking van dergelijke medische apparatuur.
OPMERKING
Bij het verlaten van de auto
Laat uw draagbare audiospeler of mobiele telefoon niet achter in de auto.
De temperatuur in de auto kan hoog oplopen, waardoor uw draagbare
audiospeler of mobiele telefoon beschadigd kan raken.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 442 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
443
6
Interieur
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
6-1. Gebruik van het
airconditioningsysteem
en de achterruitverwarming
Handmatig bediende
airconditioning voor .........444
Automatische
airconditioning voor .........450
Handmatig bediende
airconditioning achter ......459
Automatische
airconditioning achter ......461
Stuurwielverwarming/
stoelverwarming ..............464
6-2. Gebruik van de
interieurverlichting
Overzicht
interieurverlichting ...........468
Hoofdschakelaar
leeslampjes/
interieurverlichting .........469
Leeslampjes/
interieurverlichting .........469
Schakelaars regeling
loungeverlichting ...........470
6-3. Gebruik van de
opbergmogelijkheden
Overzicht van opberg-
mogelijkheden .................472
Dashboardkastje ...........473
Consolevak....................474
Bekerhouders/fleshouders/
portiervakken.................476
Extra opbergvakken ......479
Voorzieningen
in de bagageruimte..........481
6-4. Gebruik van de overige
voorzieningen in het
interieur
Overige voorzieningen
in het interieur..................485
Koelbox .........................485
Zonnekleppen................487
Make-upspiegel.............488
Conversatiespiegel........488
Klok ...............................489
Accessoireaansluiting....490
Armsteun.......................493
Kledinghaakjes..............493
Handgrepen...................494
Asbak ............................495
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 443 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
444
6-1. Gebruik van het airconditioningsysteem en de achterruitverwarming
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Handmatig bediende airconditioning voor
Wijzigen van de ingestelde temperatuur
Draai rechtsom (warm) of linksom (koud).
Auto's met toets A/C: Als de toets A/C niet is ingedrukt, blaast het
systeem lucht met de omgevingstemperatuur of verwarmde lucht in
het interieur.
Wijzigen van de instelling van de aanjagersnelheid
Draai rechtsom (sneller) of linksom (langzamer).
Door de knop op OFF te draaien, wordt de aanjager uitgeschakeld.
Wijzigen van de luchtcirculatiemodus
Druk op een van de toetsen , , of .
: Indien aanwezig
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 444 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
445
6-1. Gebruik van het airconditioningsysteem en de achterruitverwarming
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
6
Interieur
Overschakelen tussen de buitenluchtmodus en de recirculatie-
modus
Druk op .
Iedere keer als op de toets wordt gedrukt, schakelt de luchttoevoer tus-
sen de buitenluchtmodus (controlelampje uit) en de recirculatiemodus
(controlelampje aan).
Ontwasemen van de voorruit
De ruitverwarming wordt gebruikt om de voorruit en de zijruiten
voor te ontwasemen.
Druk op .
Zet, als de recirculatiemodus is ingeschakeld, de luchttoevoertoets in de
buitenluchtmodus. (Mogelijk gaat dit automatisch.)
Verhoog de aanjagersnelheid en de temperatuur om de voorruit en zij-
ruiten sneller te ontwasemen.
Druk wanneer de voorruit is ontwasemd nogmaals op om terug te
keren naar de vorige modus.
Auto's met toets A/C: Als de ontvochtigingsfunctie niet werkt, druk dan
op de toets om de ontvochtigingsfunctie in te schakelen.
Ontwasemen van de achterruit en buitenspiegels
Auto's zonder buitenspiegelverwarming
De achterruitverwarming wordt gebruikt om de achterruit te ontwa-
semen.
Auto's met buitenspiegelverwarming
De achterruit- en buitenspiegelverwarming worden gebruikt om de
achterruit te ontwasemen en om regendruppels, dauw en ijs van de
buitenspiegels te verwijderen.
Druk op .
De achterruit- en buitenspiegelverwarming wordt na een tijdje automa-
tisch uitgeschakeld.
Overige functies
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 445 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
446
6-1. Gebruik van het airconditioningsysteem en de achterruitverwarming
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Voorruitverwarming (indien aanwezig)
Dit systeem wordt gebruikt om ijsvorming op de voorruit en de rui-
tenwissers te voorkomen.
Wordt in-/uitgeschakeld.
De voorruitverwarming wordt na
een tijdje automatisch uitge-
schakeld.
Toerentalverhoging verwarming (indien aanwezig)
Deze functie wordt gebruikt om het interieur extra te verwarmen bij
extreme koude als de auto stilstaat.
Druk op de schakelaar om het
motortoerental te verhogen.
Druk nogmaals op de schake-
laar om de motor weer met nor-
maal stationair toerental te laten
draaien. Wanneer u de schake-
laar voor de extra verwarming
niet uitschakelt, slaat de motor
bij het starten met een verhoogd
toerental aan.
Extra verwarming (indien aanwezig)
Dit systeem wordt gebruikt om de koelvloeistof te verwarmen,
waardoor bij lage buitentemperaturen het interieur sneller op tem-
peratuur gebracht kan worden en beter op temperatuur gehouden
kan worden.
Schakelt de extra verwarming
in/uit
Wanneer u de schakelaar voor
de extra verwarming niet uit-
schakelt, slaat de motor bij het
starten met een verhoogd toe-
rental aan.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 446 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
447
6-1. Gebruik van het airconditioningsysteem en de achterruitverwarming
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
6
Interieur
Plaats van uitstroomopeningen
De uitstroomopeningen en
luchthoeveelheid veranderen
overeenkomstig de geselec-
teerde luchtcirculatiemodus.
: Sommige uitvoeringen
De stand van de uitstroomopeningen afstellen en deze openen
en sluiten
Directe luchtstroom naar links of rechts, boven of beneden.
Draai aan de knop om de uitstroomopening te openen of te slui-
ten.
*: Auto's zonder handmatig bediende airconditioning achter
Uitstroomopeningen
Uitstroomopeningen voor Uitstroomopeningen achter*
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 447 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
448
6-1. Gebruik van het airconditioningsysteem en de achterruitverwarming
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Beslaan van de ruiten
Auto's met toets A/C: De ruiten zullen gemakkelijk beslaan als de luchtvoch-
tigheid in de auto hoog is. Wanneer de toets A/C wordt ingeschakeld, wordt
de lucht die via de uitstroomopeningen stroomt ontvochtigd en wordt de
voorruit efficiënt ontwasemd.
Auto's met toets A/C: Als u de toets A/C uitschakelt, zullen de ruiten moge-
lijk sneller beslaan.
De ruiten zullen mogelijk beslaan als de recirculatiemodus is ingeschakeld.
Buitenlucht-/recirculatiemodus
Zet bij het rijden op stoffige wegen, zoals in tunnels, of in druk verkeer de
luchttoevoertoets in de recirculatiemodus. Zo wordt voorkomen dat er buiten-
lucht de auto in stroomt. Wanneer tijdens het koelen de recirculatiemodus
wordt ingeschakeld, wordt ook het interieur van de auto effectief gekoeld.
Wanneer de buitentemperatuur laag is (auto's met de toets A/C)
De koel- en ontvochtigingsfunctie werkt mogelijk niet, zelfs niet wanneer de toets
A/C wordt ingedrukt.
Geuren airconditioning
Tijdens het gebruik kunnen verschillende geuren van binnen en buiten de
auto in het airconditioningsysteem terechtkomen. Dit kan tot gevolg hebben
dat de lucht die uit de uitstroomopeningen komt niet lekker ruikt.
Het voorkomen van mogelijke geuren:
We raden u aan het airconditioningsysteem in de buitenluchtmodus te zet-
ten voordat u de motor uitschakelt.
Interieurfilter
Blz. 549
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 448 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
449
6-1. Gebruik van het airconditioningsysteem en de achterruitverwarming
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
6
Interieur
WAARSCHUWING
Om te voorkomen dat de voorruit beslaat
Gebruik niet in combinatie met koele lucht bij zeer vochtig weer. Het
verschil tussen de buitentemperatuur en de temperatuur van de voorruit
zorgt ervoor dat de buitenkant van de voorruit beslaat, waardoor het zicht
wordt belemmerd.
Om brandwonden te voorkomen
Raak het spiegeloppervlak van de buitenspiegels niet aan wanneer de
buitenspiegelverwarming is ingeschakeld. (auto's met buitenspiegelver-
warming)
Raak het onderste deel van de voorruit en de gedeeltes bij de voorstijlen
niet aan wanneer de voorruitverwarming is ingeschakeld. (auto's met
voorruitverwarming)
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de accu
Laat de airconditioning niet langer ingeschakeld dan noodzakelijk is als de
motor niet draait.
Plaats geen voorwerpen op het dash-
board die de uitstroomopeningen kun-
nen bedekken. Anders raakt de
luchtstroom mogelijk geblokkeerd,
waardoor de voorruitverwarming de
voorruit niet kan ontwasemen.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 449 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
450
6-1. Gebruik van het airconditioningsysteem en de achterruitverwarming
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Automatische airconditioning voor
Wijzigen van de ingestelde temperatuur
Draai rechtsom om de temperatuur te verhogen en draai
de knop linksom om de temperatuur te verlagen.
Wijzigen van de instelling van de aanjagersnelheid
Druk op van om de aanjagersnelheid te verhogen en op
om de aanjagersnelheid te verlagen.
Druk op de toets OFF om de aanjager uit te schakelen.
Wijzigen van de luchtcirculatiemodus
Druk op .
Iedere keer dat er op de toets voor de luchtcirculatiemodus wordt
gedrukt, worden er andere uitstroomopeningen geselecteerd.
: Indien aanwezig
De uitstroomopeningen waaruit de lucht komt en de aanjager-
snelheid worden automatisch geregeld op basis van de gekozen
temperatuur.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 450 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
451
6-1. Gebruik van het airconditioningsysteem en de achterruitverwarming
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
6
Interieur
Gebruik van de automatische modus
Druk op de toets AUTO.
Wijzig de ingestelde temperatuur.
Druk op de toets OFF om de procedure te beëindigen.
Wanneer het systeem handmatig wordt bediend in de automa-
tische modus
Als de instelling van de aanjagersnelheid of de luchtcirculatiemodi
worden bediend, dooft het controlelampje van de automatische
modus. De automatische modus blijft echter ingeschakeld voor de
andere functies dan die worden bediend.
Afzonderlijk instellen van de temperatuur voor de bestuurder
en voor de voorpassagier (DUAL-modus)
Voer een van de volgende procedures uit om de DUAL-modus in te
schakelen:
Druk op de toets DUAL.
Wijzig de ingestelde temperatuur aan passagierszijde.
Als de DUAL-modus is ingeschakeld, gaat het controlelampje branden.
Wanneer de DUAL-modus is ingeschakeld, wordt de temperatuur uit de
uitstroomopeningen achter ingesteld via de ingestelde temperatuur aan
passagierszijde.
Bedieningspaneel airconditioning
1
2
3
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 451 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
452
6-1. Gebruik van het airconditioningsysteem en de achterruitverwarming
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Wijzigen van de ingestelde temperatuur
Druk de toets REAR in.
Op het display wordt REAR weergegeven.
Draai rechtsom om de temperatuur te verhogen en
draai de knop linksom om de temperatuur te verlagen.
Wijzigen van de instelling van de aanjagersnelheid
Druk op van om de aanjagersnelheid te verhogen en op
om de aanjagersnelheid te verlagen.
Druk op de toets OFF om de aanjager uit te schakelen.
Wijzigen van de luchtcirculatiemodus
Druk op .
Iedere keer dat er op de toets voor de luchtcirculatiemodus wordt
gedrukt, worden er andere uitstroomopeningen geselecteerd.
Wijzigen van de instellingen voor de achterstoelen (auto's met
automatische airconditioning achter)
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 452 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
453
6-1. Gebruik van het airconditioningsysteem en de achterruitverwarming
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
6
Interieur
Overschakelen tussen de buitenluchtmodus en de recirculatie-
modus
Druk op .
Iedere keer als op de toets wordt gedrukt, schakelt de luchttoevoer tus-
sen de buitenluchtmodus (controlelampje uit) en de recirculatiemodus
(controlelampje aan).
Ontwasemen van de voorruit
De ruitverwarming wordt gebruikt om de voorruit en de zijruiten
voor te ontwasemen.
Druk op .
Zet, als de recirculatiemodus is ingeschakeld, de luchttoevoertoets in de
buitenluchtmodus. (Mogelijk gaat dit automatisch.)
Verhoog de aanjagersnelheid en de temperatuur om de voorruit en zij-
ruiten sneller te ontwasemen.
Druk wanneer de voorruit is ontwasemd nogmaals op om terug te
keren naar de vorige modus.
Ontwasemen van de achterruit en buitenspiegels
Auto's zonder buitenspiegelverwarming
De achterruitverwarming wordt gebruikt om de achterruit te ontwa-
semen.
Auto's met buitenspiegelverwarming
De achterruit- en buitenspiegelverwarming worden gebruikt om de
achterruit te ontwasemen en om regendruppels, dauw en ijs van de
buitenspiegels te verwijderen.
Druk op .
De achterruit- en buitenspiegelverwarming wordt na een tijdje automa-
tisch uitgeschakeld.
Overige functies
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 453 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
454
6-1. Gebruik van het airconditioningsysteem en de achterruitverwarming
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Pollenverwijderingsmodus
Pollen worden verwijderd en de luchtstroom wordt naar het bovenli-
chaam geleid.
Druk op .
Om te voorkomen dat de voorruit beslaat als de temperatuur van de bui-
tenlucht laag is, treedt de ontvochtigingsfunctie mogelijk in werking.
De pollen worden ook uitgefilterd als de pollenverwijderingsmodus uit-
geschakeld is.
Voorruitverwarming (indien aanwezig)
Dit systeem wordt gebruikt om ijsvorming op de voorruit en de rui-
tenwissers te voorkomen.
Wordt in-/uitgeschakeld.
De voorruitverwarming wordt na
een tijdje automatisch uitge-
schakeld.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 454 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
455
6-1. Gebruik van het airconditioningsysteem en de achterruitverwarming
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
6
Interieur
Toerentalverhoging verwarming (indien aanwezig)
Deze functie wordt gebruikt om het interieur extra te verwarmen bij
extreme koude als de auto stilstaat.
Druk op de schakelaar om het
motortoerental te verhogen.
Druk nogmaals op de schake-
laar om de motor weer met nor-
maal stationair toerental te laten
draaien. Wanneer u de schake-
laar voor de extra verwarming
niet uitschakelt, slaat de motor
bij het starten met een verhoogd
toerental aan.
Extra verwarming (indien aanwezig)
Dit systeem wordt gebruikt om de koelvloeistof te verwarmen,
waardoor bij lage buitentemperaturen het interieur sneller op tem-
peratuur gebracht kan worden en beter op temperatuur gehouden
kan worden.
Schakelt de extra verwarming
in/uit
Wanneer u de schakelaar voor
de extra verwarming niet uit-
schakelt, slaat de motor bij het
starten met een verhoogd toe-
rental aan.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 455 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
456
6-1. Gebruik van het airconditioningsysteem en de achterruitverwarming
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Plaats van uitstroomopeningen
De uitstroomopeningen en
luchthoeveelheid veranderen
overeenkomstig de geselec-
teerde luchtcirculatiemodus.
: Sommige uitvoeringen
De stand van de uitstroomopeningen afstellen en deze openen
en sluiten
Directe luchtstroom naar links of rechts, boven of beneden.
Draai aan de knop om de uitstroomopening te openen of te slui-
ten.
*: Auto's zonder automatische airconditioning achter
Uitstroomopeningen
Uitstroomopeningen voor Uitstroomopeningen achter*
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 456 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
457
6-1. Gebruik van het airconditioningsysteem en de achterruitverwarming
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
6
Interieur
Gebruiken van de automatische modus
De aanjagersnelheid wordt automatisch geregeld op basis van de gekozen
temperatuur en de omgevingscondities.
Daarom wordt de aanjager direct na het indrukken van de toets AUTO moge-
lijk even uitgeschakeld tot er voldoende warme of koude lucht voorhanden is.
Beslaan van de ruiten
Wanneer de luchtvochtigheid in de auto hoog is, zullen de ruiten gemakke-
lijk beslaan. Wanneer de toets A/C wordt ingeschakeld, wordt de lucht die
via de uitstroomopeningen stroomt ontvochtigd en wordt de voorruit efficiënt
ontwasemd.
Als u de toets A/C uitschakelt, zullen de ruiten mogelijk sneller beslaan.
De ruiten zullen mogelijk beslaan als de recirculatiemodus is ingeschakeld.
Buitenlucht-/recirculatiemodus
Zet bij het rijden op stoffige wegen, zoals in tunnels, of in druk verkeer de
luchttoevoertoets in de recirculatiemodus. Zo wordt voorkomen dat er bui-
tenlucht de auto in stroomt. Wanneer tijdens het koelen de recirculatiemo-
dus wordt ingeschakeld, wordt ook het interieur van de auto effectief
gekoeld.
Mogelijk wordt de buitenluchtmodus/recirculatiemodus automatisch inge-
schakeld afhankelijk van de ingestelde temperatuur of de temperatuur in de
auto.
Wanneer de buitentemperatuur laag is
De koel- en ontvochtigingsfunctie werkt mogelijk niet, zelfs niet wanneer de toets
A/C wordt ingedrukt.
Gebruiken van de automatische airconditioning achter (auto's met auto-
matische airconditioning achter)
Wanneer de automatische airconditioning achter is ingeschakeld, gaat het
controlelampje in de toets REAR branden.
Als er gedurende ongeveer 10 seconden op geen enkele toets van het sys-
teem wordt gedrukt nadat op automatische airconditioning achter is overge-
schakeld, keert de regelmodus in het voorste regelpaneel terug naar de
voorzijde.
Geuren airconditioning
Tijdens het gebruik kunnen verschillende geuren van binnen en buiten de
auto in het airconditioningsysteem terechtkomen. Dit kan tot gevolg hebben
dat de lucht die uit de uitstroomopeningen komt niet lekker ruikt.
Het voorkomen van mogelijke geuren:
We raden u aan het airconditioningsysteem in de buitenluchtmodus te
zetten voordat u de motor uitschakelt.
Mogelijk wordt het inschakelen van de aanjager direct nadat de aircondi-
tioning in de automatische modus wordt ingeschakeld even vertraagd.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 457 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
458
6-1. Gebruik van het airconditioningsysteem en de achterruitverwarming
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Interieurfilter
Blz. 549
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Instellingen (bijv. werking van de automatische modus van toets A/C) kunnen
worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen
Blz. 698)
WAARSCHUWING
Om te voorkomen dat de voorruit beslaat
Gebruik niet in combinatie met koele lucht bij zeer vochtig weer. Het
verschil tussen de buitentemperatuur en de temperatuur van de voorruit
zorgt ervoor dat de buitenkant van de voorruit beslaat, waardoor het zicht
wordt belemmerd.
Om brandwonden te voorkomen
Raak het spiegeloppervlak van de buitenspiegels niet aan wanneer de
buitenspiegelverwarming is ingeschakeld. (auto's met buitenspiegelver-
warming)
Raak het onderste deel van de voorruit en de gedeeltes bij de voorstijlen
niet aan wanneer de voorruitverwarming is ingeschakeld. (auto's met
voorruitverwarming)
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de accu
Laat de airconditioning niet langer ingeschakeld dan noodzakelijk is als de
motor niet draait.
Plaats geen voorwerpen op het dash-
board die de uitstroomopeningen kun-
nen bedekken. Anders raakt de
luchtstroom mogelijk geblokkeerd,
waardoor de voorruitverwarming de
voorruit niet kan ontwasemen.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 458 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
459
6-1. Gebruik van het airconditioningsysteem en de achterruitverwarming
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
6
Interieur
Handmatig bediende airconditioning
achter
Wijzigen van de ingestelde temperatuur
Draai rechtsom (warm) of linksom (koud).
Wijzigen van de instelling van de aanjagersnelheid
Draai rechtsom (sneller) of linksom (langzamer).
Door de knop op OFF te draaien, wordt de aanjager uitgeschakeld.
Wijzigen van de luchtcirculatiemodus
Druk op een van de toetsen , of .
: Indien aanwezig
Druk op de toets REAR op het regelpaneel van de handmatig
bediende airconditioning voor om de airconditioning achter te
gebruiken.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 459 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
460
6-1. Gebruik van het airconditioningsysteem en de achterruitverwarming
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Plaats van uitstroomopeningen
De uitstroomopeningen en
luchthoeveelheid veranderen
overeenkomstig de geselec-
teerde luchtcirculatiemodus.
De stand van de uitstroomopeningen afstellen en deze openen
en sluiten
Directe luchtstroom naar
links of rechts, boven of
beneden.
Draai de knop geheel in de
richting van de achterzijde
van de auto om de uitstroom-
opening te sluiten.
Uitstroomopeningen
1
2
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de accu
Laat de airconditioning niet langer ingeschakeld dan noodzakelijk is als de
motor niet draait.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 460 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
461
6-1. Gebruik van het airconditioningsysteem en de achterruitverwarming
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
6
Interieur
Automatische airconditioning achter
Wijzigen van de ingestelde temperatuur
Druk op van de toets TEMP om de temperatuur te verhogen en
op om de temperatuur te verlagen.
Wijzigen van de instelling van de aanjagersnelheid
Druk op van om de aanjagersnelheid te verhogen en op
om de aanjagersnelheid te verlagen.
Druk op de toets OFF om de aanjager uit te schakelen.
: Indien aanwezig
De uitstroomopeningen waaruit de lucht komt en de aanjager-
snelheid worden automatisch geregeld op basis van de gekozen
temperatuur.
Auto's zonder stoelverwarming
voor de buitenste stoelen
op de tweede zitrij
Auto's met stoelverwarming
voor de buitenste stoelen
op de tweede zitrij
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 461 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
462
6-1. Gebruik van het airconditioningsysteem en de achterruitverwarming
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Wijzigen van de luchtcirculatiemodus
Auto's zonder stoelverwarming voor de buitenste stoelen op de
tweede zitrij
Druk op een van de toetsen , of .
Auto's met stoelverwarming voor de buitenste stoelen op de
tweede zitrij
Druk op .
Iedere keer dat er op de toets voor de luchtcirculatiemodus wordt
gedrukt, worden er andere uitstroomopeningen geselecteerd.
Gebruik van de automatische modus
Druk op de toets AUTO.
Wijzig de ingestelde temperatuur.
Druk op de toets OFF om de procedure te beëindigen.
Wanneer het systeem handmatig wordt bediend in de automa-
tische modus
Als de instelling van de aanjagersnelheid of de luchtcirculatiemodi
worden bediend, dooft het controlelampje van de automatische
modus. De automatische modus blijft echter ingeschakeld voor de
andere functies dan die worden bediend.
Bedieningspaneel airconditioning
1
2
3
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 462 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
463
6-1. Gebruik van het airconditioningsysteem en de achterruitverwarming
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
6
Interieur
Plaats van uitstroomopeningen
De uitstroomopeningen en
luchthoeveelheid veranderen
overeenkomstig de geselec-
teerde luchtcirculatiemodus.
De stand van de uitstroomopeningen afstellen en deze openen
en sluiten
Directe luchtstroom naar
links of rechts, boven of
beneden.
Draai de knop geheel in de
richting van de achterzijde
van de auto om de uitstroom-
opening te sluiten.
Uitstroomopeningen
1
2
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de accu
Laat de airconditioning niet langer ingeschakeld dan noodzakelijk is als de
motor niet draait.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 463 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
464
6-1. Gebruik van het airconditioningsysteem en de achterruitverwarming
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Stuurwielverwarming
/stoelverwarming
: Indien aanwezig
De stuurwielverwarming en de stoelverwarming verwarmen de
zijkanten van het stuurwiel en de stoelen.
WAARSCHUWING
Wees voorzichtig wanneer iemand uit onderstaande categorieën in con-
tact komt met het stuurwiel en de stoelen wanneer de stuurwiel- en stoel-
verwarming zijn ingeschakeld:
Baby's, kleine kinderen, oudere personen, zieken en gehandicapten
Personen met een gevoelige huid
Personen die oververmoeid zijn
Personen die alcohol hebben gedronken of personen die rustgevende
medicijnen (slaapmiddel, middel tegen verkoudheid, enz.) hebben
gebruikt
Neem, om de kans op lichte brandwonden of oververhitting te beperken,
de volgende voorzorgsmaatregelen in acht:
Bedek de stoel niet met een kleed of kussen als de stoelverwarming in
gebruik is.
Gebruik de stoelverwarming niet langer dan noodzakelijk is.
OPMERKING
Plaats geen zware voorwerpen met een ongelijkmatig oppervlak op de
stoel en leg geen scherpe voorwerpen (naalden, punaises, enz.) op de
stoel.
Gebruik de functies niet wanneer de motor uitgeschakeld is, om te voorko-
men dat de accu ontladen raakt.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 464 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
465
6-1. Gebruik van het airconditioningsysteem en de achterruitverwarming
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
6
Interieur
Schakelt de stuurwielverwarming
in/uit
Wanneer de verwarming wordt
ingeschakeld, gaat een controle-
lampje branden.
De stuurwielverwarming kan worden gebruikt wanneer:
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
Auto's met Smart Entry-systeem en startknop
Het contact AAN (IG) staat.
Timer
De stuurwielverwarming wordt na ongeveer 30 minuten automatisch uitge-
schakeld.
Stuurwielverwarming (indien aanwezig)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 465 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
466
6-1. Gebruik van het airconditioningsysteem en de achterruitverwarming
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Voorstoelen
Auto's met automatische transmissie
Auto's met handgeschakelde transmissie
Schakelt de stoelverwarming in
Het controlelampje gaat branden.
Instellen van de temperatuur van de stoel
Draai de knop omhoog om de temperatuur te verhogen.
Stoelverwarming (indien aanwezig)
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 466 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
467
6-1. Gebruik van het airconditioningsysteem en de achterruitverwarming
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
6
Interieur
Stoelverwarming voor de buitenste stoelen op de tweede zitrij
Voor linker zitplaats op
tweede zitrij
Voor rechter zitplaats op
tweede zitrij
Stand hoog
Stand laag
Druk op HI of LO om de stoel-
verwarming in te schakelen.
Uit
De stoelverwarming kan worden gebruikt als
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
Auto's met Smart Entry-systeem en startknop
Het contact AAN (IG) staat.
1
2
3
4
5
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 467 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
468
6-2. Gebruik van de interieurverlichting
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Overzicht interieurverlichting
Interieurverlichting/leeslampjes (Blz. 469)
Paneelverlichting
* (indien aanwezig)
Verlichting binnenportiergrepen
* (indien aanwezig)
Selectiehendelverlichting
Voetenruimteverlichting
* (indien aanwezig)
Contactverlichting
Portiervakverlichting
* (indien aanwezig)
Dorpelverlichting (indien aanwezig)
*: De helderheid van de verlichting kan worden ingesteld (Blz. 470)
1
2
3
4
5
6
7
8
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 468 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
469
6-2. Gebruik van de interieurverlichting
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
6
Voorzieningen in het interieur
Uit
De leeslampjes/interieurverlichting kunnen afzonderlijk worden in-
of uitgeschakeld.
Stand DOOR
De leeslampjes/interieurverlichting gaan branden als een portier
wordt geopend. De verlichting gaat uit als de portieren worden
gesloten.
Aan
De leeslampjes/interieurverlichting kunnen niet afzonderlijk worden
uitgeschakeld.
Voor
Schakelt de verlichting in/uit
Hoofdschakelaar leeslampjes/interieurverlichting
Leeslampjes/interieurverlichting
1
2
3
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 469 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
470
6-2. Gebruik van de interieurverlichting
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Achter (zonder leeslampjes)
Schakelt de verlichting in
Schakelt de portierpositie in
Portierpositie: Als de hoofdschake-
laar voor de leeslampjes/interieur-
verlichting in de stand OFF staat,
wordt de verlichting niet ingescha-
keld.
Achter (met leeslampjes)
Schakelt de verlichting in/uit
De helderheid van de volgende verlichting kan worden ingesteld:
Verlichting binnenportiergreep
Paneelverlichting
Portiervakverlichting
Voetenruimteverlichting
Helderder
Donkerder
1
2
Schakelaars regeling loungeverlichting (indien aanwezig)
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 470 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
471
6-2. Gebruik van de interieurverlichting
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
6
Voorzieningen in het interieur
Instapverlichting
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
De verlichting wordt automatisch in-/uitgeschakeld afhankelijk van de stand
van het contact, afhankelijk van de vraag of de portieren vergrendeld/ont-
grendeld zijn, en of de portieren open/gesloten zijn.
Auto's met Smart Entry-systeem en startknop
De verschillende lampjes in het interieur worden automatisch in- en uitge-
schakeld, afhankelijk van de de stand van het contact, de aanwezigheid van
de elektronische sleutel, het vergrendeld/ontgrendeld zijn van de portieren en
het geopend/gesloten zijn van de portieren.
Voorkomen van ontlading van de accu
Als de volgende verlichting blijft branden nadat het contact UIT is gezet, gaat
de verlichting na 20 minuten automatisch uit:
Leeslampjes/interieurverlichting
Verlichting binnenportiergrepen (indien aanwezig)
Paneelverlichting (indien aanwezig)
Portiervakverlichting (indien aanwezig)
Voetenruimteverlichting (indien aanwezig)
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bijv. de tijd die verstrijkt voordat de interieurverlichting uit-
gaat) kunnen worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen
Blz. 702)
OPMERKING
Laat de verlichting niet langer branden dan noodzakelijk is als de motor niet
draait, om ontladen van de accu te voorkomen.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 471 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
472
6-3. Gebruik van de opbergmogelijkheden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Overzicht van opbergmogelijkheden
Bekerhouders (→Blz. 476)
Fleshouders/portiervakken (Blz. 477)
Extra opbergvakken (→Blz. 479)
Dashboardkastje (→Blz. 473)
Consolevak (indien aanwezig) (Blz. 474)
Koelbox (indien aanwezig) (Blz. 485)
1
2
3
4
5
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 472 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
473
6-3. Gebruik van de opbergmogelijkheden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
6
Voorzieningen in het interieur
Ontgrendelen met de hoofd-
sleutel of de mechanische sleu-
tel
Vergrendelen met de hoofd-
sleutel of de mechanische sleu-
tel
Openen (trek aan de hendel)
De verlichting van het dashboardkastje gaat branden als de achterlichten bran-
den.
WAARSCHUWING
Laat geen brillen, aanstekers of spuitbussen in de opbergvakken liggen.
Als u dat wel doet, kan dat bij hoge temperaturen leiden tot het volgende:
Brillen kunnen vervormen als de temperatuur in de auto te hoog oploopt
of barsten als ze in contact komen met andere voorwerpen.
Aanstekers en spuitbussen kunnen exploderen. Als ze in contact
komen met andere voorwerpen, kunnen aanstekers vlam vatten en
kunnen spuitbussen gas gaan lekken, waardoor brand kan ontstaan.
Houd de deksels gesloten tijdens het rijden of als de opbergvakken niet in
gebruik zijn.
Bij plotseling remmen of uitwijken kan letsel ontstaan doordat een inzit-
tende wordt geraakt door de open klep of door voorwerpen in het opberg-
vak.
Dashboardkastje
1
2
3
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 473 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
474
6-3. Gebruik van de opbergmogelijkheden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Uw auto is uitgerust met een consolevak of een koelbox.
Raadpleeg voor auto's met koelbox Blz. 485.
Trek de knop omhoog en til het deksel omhoog om de vergrendeling
te ontgrendelen.
Tilt het deksel en het opbergvak op
Tilt het deksel op
Til het opbergvak op om het consolevak te openen.
Consolevak (indien aanwezig)
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 474 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
475
6-3. Gebruik van de opbergmogelijkheden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
6
Voorzieningen in het interieur
Gebruik van de uitstroomopening in het consolevak (indien aanwezig)
Producten die niet geschikt zijn voor het consolevak
Dranken in niet-afgesloten verpakkingen
Breekbare producten, bederfelijke producten of producten met een sterke
geur
Handleiding, elektronische apparaten, CD's, enz. (bij gebruik van de uit-
stroomopening in het consolevak)
Het deksel van het consolevak gebruiken als armsteun
Lucht afkomstig van de airconditioning
kan naar het consolevak worden geleid
door de opening te openen.
Openen
Sluiten
Schuif het deksel van het consolevak zo
nodig naar voren of naar achteren. Trek
de hendel omhoog en verschuif het dek-
sel om de vergrendeling te ontgrendelen.
OPMERKING
Breng geen items aan die boven het opbergvak uitsteken. Hierdoor kan het
deksel niet goed meer worden geopend en gesloten.
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 475 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
476
6-3. Gebruik van de opbergmogelijkheden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Bekerhouders
Bekerhouders/fleshouders/portiervakken
Voor (auto's met automati-
sche transmissie)
Voor (auto's met handgescha-
kelde transmissie)
Druk het deksel van de beker-
houder naar beneden en klap
het vervolgens open.
Druk het deksel van de beker-
houder naar beneden en klap
het vervolgens open.
Achter (type A) (indien aan-
wezig)
Achter (type B) (indien aanwe-
zig)
Trek de armsteun naar bene-
den.
Trek de armsteun naar beneden,
druk de knop in en laat deze
weer los.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 476 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
477
6-3. Gebruik van de opbergmogelijkheden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
6
Voorzieningen in het interieur
Fleshouders/portiervakken
De houder, het afzonderlijke opbergvak en de adapter van de bekerhou-
der verwijderen
Voor (auto's met automatische transmissie)
Achter (type C) (indien aan-
wezig)
Achter (type D) (indien aanwe-
zig)
Druk op het deksel.
Voor Achter (indien aanwezig)
Trek de houder omhoog.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 477 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
478
6-3. Gebruik van de opbergmogelijkheden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Voor (auto's met handgeschakelde transmissie)
Achter (type A)
Wanneer een fles wordt opgeborgen in de fleshouder
Sluit de kap.
De fles kan mogelijk niet worden opgeborgen als gevolg van de grootte of
vorm ervan.
Trek het afzonderlijke opbergvak om-
hoog.
Trek de adapter omhoog.
WAARSCHUWING
Voorwerpen die niet in de bekerhouder mogen worden geplaatst
Zet niets anders in de bekerhouders dan bekers, mokken of blikjes.
Andere voorwerpen kunnen bij plotseling remmen, uitwijken of een ongeval
uit de houders worden geslingerd en letsel veroorzaken. Dek indien moge-
lijk warme dranken af om verbranding te voorkomen.
Voorwerpen die ongeschikt zijn om in de fleshouder te plaatsen
Zet niets anders dan flessen in de fleshouders.
Andere voorwerpen kunnen bij een aanrijding of sterk afremmen naar bui-
ten worden geslingerd en letsel veroorzaken.
OPMERKING
Voorkomen van schade aan de bekerhouders achter (achter [type B])
Berg de bekerhouders op alvorens de armsteun in te klappen.
Zaken die niet in de fleshouders kunnen worden geplaatst
Plaats geen flessen zonder dop of glazen of papieren bekers met vloeistof.
De inhoud kan gemorst worden en het glas kan breken.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 478 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
479
6-3. Gebruik van de opbergmogelijkheden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
6
Voorzieningen in het interieur
Extra opbergvakken
Type A Type B (indien aanwezig)
Druk het deksel in.
Het extra opbergvak is handig voor
het tijdelijk opbergen van zonne-
brillen en vergelijkbare kleine voor-
werpen.
Druk op het deksel.
Type C (indien aanwezig) Type D (indien aanwezig)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 479 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
480
6-3. Gebruik van de opbergmogelijkheden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Type E (auto's met automati-
sche transmissie)
Type F (auto's met handge-
schakelde transmissie)
WAARSCHUWING
Plaats geen bekers, blikjes of flessen in het opbergvak. Bij plotseling rem-
men of uitwijken of bij een ongeval kunnen deze uit het opbergvak worden
geslingerd en letsel veroorzaken. (type E en F)
Berg geen voorwerpen op die zwaarder zijn dan 0,2 kg.
Zwaardere voorwerpen kunnen ervoor zorgen dat het extra opbergvak
opengaat, waardoor het voorwerp naar buiten kan vallen en letsel kan ver-
oorzaken. (type A)
Leg geen grote items in de dakconsole.
De dakconsole kan mogelijk niet meer worden gesloten vanuit de stand
conversatiespiegel. (type A)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 480 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
481
6-3. Gebruik van de opbergmogelijkheden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
6
Voorzieningen in het interieur
Voorzieningen in de bagageruimte
Gebruik de rails in de bagage-
ruimte om de sjorogen te bevesti-
gen.
De sjorogen zelf behoren niet tot
de standaarduitrusting.
Auto's met derde zitrij (elektrisch
verstelbare stoelen): Bij het
gebruik van de rails in de bagage-
ruimte moet de derde zitrij omlaag
zijn geklapt. (Blz. 175)
Klap de haak omhoog om hem te
gebruiken.
In de bagageruimte zijn haken
aanwezig waaraan de bagage kan
worden vastgezet.
Auto's met derde zitrij (handmatig
verstelbare stoelen): Bij het
gebruik van de haken moet de
derde zitrij omlaag zijn geklapt.
(Blz. 173)
Open de klep.
Draai de knop rechtsom.
Open de klep.
Rails in de bagageruimte (indien aanwezig)
Bagagehaken (indien aanwezig)
Type A Type B
Houder gevarendriehoek
1
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 481 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
482
6-3. Gebruik van de opbergmogelijkheden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Zet de gevarendriehoek vast.
De gevarendriehoek zelf behoort
niet tot de standaarduitrusting.
Gebruik de bagagenethaken om het bagagenet aan te brengen.
Het bagagenet zelf behoort niet tot de standaarduitrusting.
2
Bagagenethaken
Type A Type B
Extra opbergvak (indien aanwezig)
Type A Type B
Verwijder de klep.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 482 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
483
6-3. Gebruik van de opbergmogelijkheden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
6
Voorzieningen in het interieur
Plaatsen van de bagageafdekking
Bevestig de haken aan de hoofdsteunen.
Auto's met derde zitrij: Om de bagageafdekking te kunnen gebruiken
moet de derde zitrij zijn neergeklapt. (Blz. 173, 175)
Rol de bagageafdekking uit
en bevestig hem aan de
haakjes.
Extra opbergvak (indien aanwezig)
Bagageafdekking (indien aanwezig)
1
3-deurs uitvoeringen 5-deurs uitvoeringen
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 483 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
484
6-3. Gebruik van de opbergmogelijkheden
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Verwijderen van de bagageafdekking
Laat de bagageafdekking oprol-
len, neem hem aan beide zijden
uit de houder en verwijder hem.
Bewaar de bagageafdekking na
het verwijderen ergens anders
dan in het passagierscomparti-
ment.
Afstellen van de hulpafdekking (indien aanwezig)
Maak de drukknoop vast wanneer de tweede zitrij in de achterste positie
staat.
Maak de drukknopen los alvorens de tweede zitrij naar voren te schuiven.
WAARSCHUWING
Om letsel te voorkomen dienen de bagagehaken altijd in de opbergpositie
te worden teruggezet.
Houd het extra opbergvak gesloten. Bij plotseling remmen of uitwijken kan
letsel ontstaan doordat een inzittende wordt geraakt door het open extra
opbergvak of door items in het opbergvak.
Laat kinderen niet op de bagageafdekking klimmen. Dit kan leiden tot
beschadiging van de bagageafdekking, en mogelijk tot ernstig letsel bij het
kind.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 484 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
485
6-4. Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
6
Voorzieningen in het interieur
Overige voorzieningen in het interieur
Trek de knop omhoog en til het
deksel omhoog om de vergren-
deling te ontgrendelen.
Schakelt de koelbox in/uit
Als de koelbox is ingeschakeld,
gaat het controlelampje branden.
De koelbox kan worden bediend als
Auto's met handmatig bediende airconditioning
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Het contact AAN staat en de airconditioning voor aan staat.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Het contact AAN (IG) staat en de airconditioning voor aan staat.
Auto's met automatische airconditioning
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Het contact AAN staat.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Het contact AAN (IG) staat.
Als de airconditioning voor niet gebruikt wordt wanneer de koelbox
wordt ingeschakeld (auto's met automatische airconditioning)
De airconditioning voor wordt automatisch ingeschakeld.
Koelbox (indien aanwezig)
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 485 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
486
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
6-4. Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
Producten die niet geschikt zijn voor de koelbox
Dranken in niet-afgesloten verpakkingen
Breekbare producten, bederfelijke producten of producten met een sterke
geur
Handleiding, elektronische apparaten, CD's, enz.
Als het controlelampje knippert
De koelbox werkt niet als een van de volgende situaties zich voordoet.
Als de airconditioning is uitgeschakeld
Als de airconditioning wordt ingeschakeld, wordt tevens de koelbox inge-
schakeld.
Als de buitentemperatuur ongeveer 0°C of lager is
Als het controlelampje blijft knipperen, is er mogelijk sprake van een storing
in het systeem. Schakel de airconditioning uit en laat het systeem controleren
door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Het deksel van de koelbox gebruiken als armsteun
Schuif het deksel van de koelbox zo nodig
naar voren of naar achteren. Trek de hen-
del omhoog en verschuif het deksel om
de vergrendeling te ontgrendelen.
WAARSCHUWING
Houd de koelbox gesloten. Bij plotseling remmen of uitwijken kan letsel ont-
staan doordat een inzittende wordt geraakt door de open koelbox of door
producten in de koelbox.
OPMERKING
Laat de koelbox niet langer ingeschakeld dan noodzakelijk is als de motor
niet draait, om ontladen van de accu te voorkomen.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 486 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
487
6-4. Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
6
Voorzieningen in het interieur
Type A
Klap de zonneklep omlaag om
deze in de vooruitgerichte
stand te zetten.
Klap de zonneklep omlaag,
maak de klep los en draai deze
naar de zijkant om de zonne-
klep in de zijdelingse stand te
zetten.
Type B
Klap de zonneklep omlaag om
deze in de vooruitgerichte
stand te zetten.
Klap de zonneklep omlaag,
maak de klep los en draai deze
naar de zijkant om de zonne-
klep in de zijdelingse stand te
zetten.
Om het zijverlengstuk te kun-
nen gebruiken, dient de zonne-
klep in de zijdelingse stand te
worden geplaatst en vervolgens
naar achteren te worden
geschoven.
Zonnekleppen
1
2
1
2
3
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 487 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
488
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
6-4. Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
Verschuif het klepje om de spiegel
te openen.
De verlichting gaat branden als het
afdekklepje opzij geschoven wordt.
Met de conversatiespiegel kunnen de bestuurder en de voorpassagier
zonder zich om te hoeven draaien de achterpassagiers zien.
Druk op de knop.
Klap de klep verder naar beneden om de dakconsole te gebruiken als de con-
versatiespiegel open is. (Blz. 479)
Make-upspiegel
OPMERKING
Laat de make-upverlichting niet te lang branden als de motor niet draait, om
ontladen van de accu te voorkomen.
Conversatiespiegel
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 488 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
489
6-4. Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
6
Voorzieningen in het interieur
Auto's met handmatig bediende airconditioning voor
Instellen van de uren
Instellen van de minuten
Auto's met automatische airconditioning voor
Instellen van de uren
Instellen van de minuten
Afronden op het dichtstbij-
zijnde hele uur
*
*
: bijv. 1:00 tot 1:29 1:00
1:30 tot 1:59 2:00
De tijd wordt weergegeven als
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Het contact in stand ACC of AAN staat.
Auto's met Smart Entry-systeem en startknop
Het contact in stand ACC of AAN (IG) staat.
Bij het losnemen en aansluiten van de accukabels
De klokgegevens worden gereset.
Klok
1
2
1
2
3
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 489 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
490
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
6-4. Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
De accessoireaansluiting kan worden gebruikt voor de volgende
onderdelen:
12 V DC:
Accessoires die minder dan 10 A verbruiken.
Er moeten accessoires worden gebruikt die minder dan 10 A verbrui-
ken wanneer verscheidene accessoireaansluitingen tegelijkertijd wor-
den gebruikt.
220 V AC:
Accessoires die minder dan 100 W verbruiken.
Midden van console (12 V DC)
Accessoireaansluiting
Auto's met automatische
transmissie
Auto's met handgeschakelde
transmissie
Achterzijde van consolevak
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 490 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
491
6-4. Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
6
Voorzieningen in het interieur
Bagageruimte (12 V DC) (indien aanwezig)
Bagageruimte (220 V AC) (indien aanwezig)
De accessoireaansluiting kan worden gebruikt als
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
12 V DC: Het contact in stand ACC of AAN staat.
220 V AC: Het contact in stand AAN staat.
Auto's met Smart Entry-systeem en startknop
12 V DC: Het contact in stand ACC of AAN (IG) staat.
220 V AC: Het contact in stand AAN (IG) staat.
3-deurs uitvoeringen 5-deurs uitvoeringen
3-deurs uitvoeringen 5-deurs uitvoeringen
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 491 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
492
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
6-4. Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
OPMERKING
Voorkomen van schade aan de accessoireaansluiting
Sluit de accessoireaansluiting af met het kapje als de aansluiting niet in
gebruik is.
Vreemde voorwerpen of vloeistoffen die in de accessoireaansluiting terecht-
komen, kunnen kortsluiting veroorzaken.
Voorkomen van doorgebrande zekering
12 V DC
Sluit geen accessoires aan die meer dan 12 V 10 A aan stroom verbruiken.
220 V AC
Gebruik geen 220 V AC apparaat dat meer dan 100 W verbruikt.
Als een 220 V AC apparaat wordt gebruikt dat meer dan 100 W verbruikt,
zorgt het beveiligingscircuit ervoor dat de voeding wordt uitgeschakeld.
Voorkomen van ontlading van de accu
Gebruik de accessoireaansluiting niet langer dan noodzakelijk is als de
motor niet draait.
Apparaten die mogelijk niet goed werken (220 V AC)
De volgende 220 V AC apparaten werken mogelijk niet goed, zelfs als hun
stroomverbruik lager is dan 100 W:
Apparaten met hoog beginpiekvermogen
Meetinstrumenten die nauwkeurige gegevens verwerken
Overige apparaten die een extreem stabiele voeding vereisen
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 492 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
493
6-4. Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
6
Voorzieningen in het interieur
Klap de armsteun omlaag om
deze te kunnen gebruiken.
De kledinghaakjes maken onder-
deel uit van de handgrepen ach-
ter.
Armsteun (indien aanwezig)
OPMERKING
Plaats geen al te zware last op de armsteun om schade aan de armsteun te
voorkomen.
Kledinghaakjes
WAARSCHUWING
Auto's met curtain airbags: Hang geen kleerhangers of andere harde of
scherpe voorwerpen aan de haakjes. Als de curtain airbags geactiveerd
worden, kunnen deze voorwerpen projectielen worden en ernstig letsel ver-
oorzaken.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 493 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
494
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
6-4. Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
Een handgreep (type A) kan ter ondersteuning van uw lichaam wor-
den gebruikt wanneer u zit.
Een handgreep (type B) kan o.a. bij het in- of uitstappen worden
gebruikt.
Handgreep (type A)
Handgreep (type B)
Handgrepen
1
2
WAARSCHUWING
Gebruik de handgreep (type A) niet bij het in- of uitstappen of bij het
opstaan vanaf uw zitplaats.
OPMERKING
Hang geen zware voorwerpen aan de handgreep en belast de greep niet
overmatig, om schade te voorkomen.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 494 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
495
6-4. Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
6
Voorzieningen in het interieur
De asbak kan worden geplaatst in
het extra opbergvak (type E en F:
Blz. 479) of in de bekerhouder
(Blz. 476).
Asbak (indien aanwezig)
WAARSCHUWING
Indien niet in gebruik
Houd de asbak gesloten. Bij plotseling remmen of uitwijken kan een onge-
val ontstaan doordat een inzittende wordt geraakt door de open asbak of
door as die uit de asbak vliegt.
Voorkomen van brand
Zorg ervoor dat lucifers en sigaretten volledig gedoofd zijn voordat u ze in
de asbak stopt en controleer of de asbak geheel gesloten is.
Stop geen papier of ander brandbaar materiaal in de asbak.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 495 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
496
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
6-4. Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 496 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
497
7
Onderhoud en verzorging
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
7-1. Onderhoud en verzorging
Reiniging en bescherming
van het exterieur..............498
Schoonmaken en
beschermen van
het interieur .....................502
7-2. Onderhoud
Onderhoudsvoorschriften ..505
7-3. Zelf onderhoud en controles
uitvoeren
Voorzorgsmaatregelen bij zelf
uit te voeren onderhoud
en controles.....................508
Motorkap............................511
Motorruimte........................512
Banden ..............................531
Bandenspanning................544
Velgen................................546
Interieurfilter.......................549
Batterij afstandsbediening/
elektronische sleutel........551
Controleren en vervangen
van zekeringen ................555
Lampen..............................559
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 497 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
498
7-1. Onderhoud en verzorging
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Reiniging en bescherming van het exterieur
Spoel de auto van boven naar beneden af met schoon water en
spoel vuil en stof uit de wielkasten en van de onderkant van de
auto.
Was de auto met een spons of een zachte doek (bijv. een zeem-
lap).
Verwijder hardnekkige vlekken met een autowasmiddel en spoel
grondig af met water.
Veeg overtollig water weg.
Wanneer het water niet meer in druppels op de lak blijft liggen,
moet de auto opnieuw in de was worden gezet.
Zet de auto alleen in de was als de carrosserie is afgekoeld.
Voer het volgende uit om uw auto te beschermen en in perfecte
staat te houden:
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 498 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
499
7-1. Onderhoud en verzorging
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Wassen in de wasstraat
Zorg ervoor dat de buitenspiegels zijn ingeklapt voordat u de auto wast.
Begin met wassen vanaf de voorzijde van de auto. Klap de spiegels weer uit
voordat u gaat rijden.
Sommige borstels in wasstraten kunnen krassen veroorzaken, waardoor de
lak van uw auto wordt beschadigd.
Hogedrukreinigers
Zorg ervoor dat de sproeiers van de wasstraat zich zo ver mogelijk bij de
ruiten en de luchtvering vandaan bevinden.
Controleer voordat u de wasstraat in rijdt of de tankdopklep goed gesloten
is.
Lichtmetalen velgen
Verwijder vuil onmiddellijk met een neutraal reinigingsmiddel. Gebruik geen
harde borstels of schuurmiddelen. Gebruik geen sterke of bijtende oplos-
middelen. Gebruik hetzelfde neutrale reinigingsmiddel en dezelfde was als
gebruikt voor de carrosserie.
Reinig de velgen niet met reinigingsmiddelen als de velgen, bijvoorbeeld na
een lange rit bij warm weer, nog warm zijn.
Spoel het reinigingsmiddel op de velgen direct na het gebruik af.
Bumpers
Gebruik geen schuurmiddelen.
Opmerkingen voor auto's met Smart entry-systeem en startknop (indien
aanwezig)
Als de portiergreep nat wordt terwijl de elektronische sleutel zich binnen het
werkzame gebied bevindt, kan het portier herhaaldelijk worden vergrendeld
en ontgrendeld. Leg de sleutel op een afstand van ten minste 2 m van de
auto als u de auto wast. (Zorg ervoor dat de sleutel niet gestolen wordt.)
Als de elektronische sleutel zich in de auto bevindt en een portiergreep
wordt nat tijdens het wassen van de auto, wordt er mogelijk een melding
weergegeven op het multi-informatiedisplay en klinkt er een zoemer buiten
de auto. Vergrendel alle portieren om het alarm uit te schakelen.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 499 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
500
7-1. Onderhoud en verzorging
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
WAARSCHUWING
Bij het wassen van de auto
Zorg dat er geen water in de motorruimte komt. Dit kan brand in de elektri-
sche componenten, enz. veroorzaken.
Bij het schoonmaken van de voorruit (auto's met ruitenwisser met
regensensor)
Wanneer het bovenste deel van de voorruit waar de regensensor is
geplaatst met de hand wordt aangeraakt
Wanneer een natte doek of iets dergelijks in de buurt van de regensensor
wordt gehouden
Als iets tegen de voorruit stoot
Als u het regensensorhuis aanraakt of als iets in aanraking komt met de
regensensor
Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de uitlaatpijp
Uitlaatgassen zorgen ervoor dat de uitlaatpijp tamelijk heet wordt.
Raak wanneer u de auto wast de uitlaatpijp niet aan totdat deze voldoende
is afgekoeld, aangezien het aanraken van een hete uitlaatpijp brandwonden
kan veroorzaken.
Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de Blind Spot Monitor
(indien aanwezig)
Als de lak van de achterbumper is geschilferd of bekrast, kan een storing
optreden in het systeem.
Als dit gebeurt, neem dan contact op met een Toyota-dealer of erkende
reparateur.
Zet de ruitenwisserschakelaar in de
stand OFF.
Als de ruitenwisserschakelaar in de
stand AUTO staat, kunnen de ruitenwis-
sers in de volgende gevallen onverwacht
in werking treden. Hierdoor kunnen uw
handen bekneld raken en kunt u ernstig
letsel oplopen, en hierdoor kunnen de
ruitenwisserbladen beschadigd raken.
OFF
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 500 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
501
7-1. Onderhoud en verzorging
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
OPMERKING
Om aantasting van de lak en corrosie van de carrosserie en onderdelen
(lichtmetalen velgen, enz.) te voorkomen
Was de auto zo spoedig mogelijk:
Na het rijden in een kustgebied
Na het rijden over gepekelde wegen
Als er zich teer of boomsappen op de lak bevinden
Als er zich dode insecten of insecten- of vogeluitwerpselen op de lak
bevinden
Na het rijden in gebieden waar sprake is van veel rook, stof, ijzerdeel-
tjes of chemische stoffen
Als de auto erg vuil is geworden van stof of modder
Als er brandstof op de lak is gemorst
Laat krassen of steenslagschade onmiddellijk repareren.
Verwijder vuil van de velgen en berg ze op een droge plaats op om te
voorkomen dat de velgen tijdens de opslag corroderen.
Schoonmaken van de exterieurverlichting
Was deze met de nodige voorzichtigheid. Gebruik geen organische oplos-
middelen en borstel ze ook niet af met een harde borstel.
Deze kunnen de verlichting beschadigen.
Breng geen was aan op de lenzen.
Was kan het lampglas beschadigen.
Voorkomen van beschadiging van de ruitenwisserarmen voor
Trek eerst de ruitenwisserarm aan de bestuurderszijde omhoog en daarna
die aan de passagierszijde. Begin, als u de ruitenwisserarmen weer in hun
oorspronkelijke stand terugzet, aan de passagierszijde.
Bij gebruik van een wasstraat (auto's met ruitenwissers met regensen-
sor)
Zet de ruitenwisserschakelaar in stand OFF.
Als de ruitenwisserschakelaar in stand AUTO staat, kunnen de ruitenwis-
sers in werking treden waardoor de ruitenwisserbladen beschadigd kunnen
raken.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 501 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
502
7-1. Onderhoud en verzorging
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Schoonmaken en beschermen van het
interieur
Verwijder vuil en stof met een stofzuiger. Veeg vuile oppervlakken
schoon met een in lauw water gedompelde doek.
Verwijder vuil en stof met een stofzuiger.
Veeg overtollig vuil en stof weg met een zachte doek en een ver-
dund oplosmiddel.
Gebruik sop met ongeveer 5% wolreinigingsmiddel.
Verwijder alle sporen van het reinigingsmiddel grondig met een
schone, vochtige doek.
Veeg daarna het resterende vocht van het leder af met een droge,
schone doek. Laat de lederen bekleding drogen in een geventi-
leerde ruimte in de schaduw.
Verwijder los vuil met een stofzuiger.
Maak vinyl bekleding schoon met een spons of zachte doek met
een mild sop.
Laat het sop enkele minuten inwerken. Verwijder het vuil en veeg
het sop weg met een schone, droge doek.
Voer het volgende uit om het interieur van uw auto te bescher-
men en in perfecte staat te houden:
Beschermen van het interieur
Schoonmaken van lederen bekleding
Schoonmaken van vinyl bekleding
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 502 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
503
7-1. Onderhoud en verzorging
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Onderhoud van lederen bekleding
Om het leder in een goede conditie te houden, raadt Toyota u aan het twee
keer per jaar schoon te maken.
Schoonmaken van de vloerbedekking
Er zijn verschillende reinigingsmiddelen op schuimbasis in de handel verkrijg-
baar. Gebruik een spons of een borstel om het schuim op de vloerbedekking
aan te brengen. Wrijf met elkaar overlappende cirkels. Gebruik geen water.
Het beste resultaat wordt verkregen door de vloerbedekking zo droog moge-
lijk te houden.
Veiligheidsgordels
Maak de veiligheidsgordels schoon met een mild sop, lauw water en een
doek of spons. Controleer de gordels tijdens het schoonmaken op abnormale
slijtage, rafels en scheuren.
WAARSCHUWING
Water in de auto
Mors geen vloeistof in het interieur van de auto.
Anders kunnen de elektrische onderdelen en dergelijke defect raken of
vlam vatten.
Voorkom dat onderdelen of de bedrading van het airbagsysteem in het
interieur nat worden. (Blz. 35)
Een elektrische storing kan ervoor zorgen dat de airbags worden geacti-
veerd of niet op de juiste wijze werken, waardoor ernstig letsel kan ont-
staan.
Reinigen van het interieur (met name het dashboard)
Gebruik geen autowas of lakcleaner. Het dashboard kan in de voorruit wor-
den weerkaatst; hierdoor kan het gezichtsveld van de bestuurder worden
belemmerd wat een ernstig ongeval tot gevolg kan hebben.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 503 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
504
7-1. Onderhoud en verzorging
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
OPMERKING
Reinigingsmiddelen
Gebruik de volgende reinigingsmiddelen niet, omdat ze verkleuring van
het interieur of strepen en beschadigingen van gelakte oppervlakken kun-
nen veroorzaken:
Behalve de stoelen: Organische reinigingsmiddelen zoals wasbenzine
en terpentine, alkalische of zuurhoudende middelen, textielverf en
bleekmiddel
Stoelen: Alkalische en zuurhoudende middelen, zoals thinner, wasben-
zine en alcohol
Gebruik geen autowas of lakcleaner. Het dashboard of andere gelakte
delen van het interieur kunnen beschadigd raken.
Voorkomen van beschadiging van lederen bekleding
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om beschadiging en
vroegtijdige slijtage van lederen bekleding te voorkomen:
Verwijder stof en vuil onmiddellijk van de bekleding.
Stel de auto niet langdurig bloot aan direct zonlicht. Parkeer uw auto in de
schaduw, vooral bij warm weer.
Leg geen vinyl of plastic voorwerpen of artikelen die was bevatten op de
bekleding, aangezien ze bij hoge temperaturen in het interieur aan het leer
mogelijk vast blijven kleven.
Water op de vloerbedekking
Was de vloerbedekking van de auto niet met water.
Water dat in contact komt met elektrische onderdelen boven of onder de
vloerbedekking, kan schade aan de verschillende systemen van de auto
veroorzaken, bijvoorbeeld aan het audiosysteem. Water kan bovendien
roest aan de carrosserie veroorzaken.
Schoonmaken van de binnenzijde van de achterruit
Gebruik geen ruitenreiniger om de achterruit schoon te maken. Hierdoor
kunnen de verwarmingsdraden en antenne beschadigd raken. Veeg de
ruit voorzichtig schoon met een doek en lauw water. Veeg de ruit schoon
in dezelfde richting als de verwarmingsdraden en antenne.
Voorkom beschadiging van de verwarmingsdraden en de antenne.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 504 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
505
7
7-2. Onderhoud
Onderhoud en verzorging
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Onderhoudsvoorschriften
Laat het onderhoud aan uw auto uitvoeren volgens het onderhouds-
schema.
Zie het onderhouds- en garantieboekje van Toyota voor het volledige
onderhoudsschema.
Kan de bestuurder zelf onderhoud en controles uitvoeren?
Als u een beetje technisch inzicht en wat eenvoudig gereedschap hebt,
zijn veel onderhoudswerkzaamheden en reparaties zelf uit te voeren.
Houd er echter rekening mee dat voor bepaalde werkzaamheden speciaal
gereedschap en kennis benodigd zijn. Dit soort werkzaamheden kunt u
beter overlaten aan een Toyota-dealer of erkende reparateur. Zelfs als u
een ervaren doe-het-zelf-monteur bent, raden wij u aan om reparaties en
onderhoud door een Toyota-dealer of erkende reparateur uit te laten voe-
ren. Een Toyota-dealer of erkende reparateur houdt de onderhoudshistorie
van uw Toyota bij, wat handig kan zijn als u ooit werkzaamheden moet
laten uitvoeren die onder de garantie vallen. Indien u de onderhoudswerk-
zaamheden door een andere dan een Toyota-dealer of erkende reparateur
laat uitvoeren, raden wij u aan te vragen of de onderhoudshistorie kan wor-
den bijgehouden.
Om veilig en zuinig te kunnen rijden is het van essentieel belang
dat uw auto goed verzorgd en onderhouden wordt. Toyota raadt
u aan uw auto als volgt te onderhouden:
Periodiek onderhoud
Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 505 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
506
7-2. Onderhoud
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Waar naartoe voor goed onderhoud?
Om uw auto in de best mogelijke staat te houden, raadt Toyota u aan om alle
reparaties, inspecties en onderhoudswerkzaamheden te laten uitvoeren door
een Toyota-dealer of erkende reparateur. Laat door de garantie gedekte repa-
raties en servicewerkzaamheden uitvoeren door een Toyota-dealer of
erkende reparateur, die originele Toyota-onderdelen gebruikt. Er kunnen ook
voordelen aan zitten om niet door de garantie gedekte reparaties en service-
werkzaamheden te laten uitvoeren door een Toyota-dealer of erkende repa-
rateur, omdat die u met zijn expertise kan helpen eventuele problemen met
uw auto op te lossen.
Uw Toyota-dealer of erkende reparateur voert alle onderhoudswerkzaamhe-
den aan uw auto betrouwbaar en tegen zo laag mogelijke kosten uit, dankzij
zijn ervaring met Toyota's.
Wanneer moet uw auto worden gerepareerd?
Wees attent op veranderingen in de prestaties en geluiden en op zichtbare
tekenen die erop wijzen dat onderhoud noodzakelijk is. Een paar belangrijke
aanwijzingen zijn:
De motor hapert, stottert of slaat over
Een merkbaar verlies aan trekkracht
Vreemde motorgeluiden
Sporen van lekkage onder de auto (na gebruik van de airconditioning is
waterlekkage echter normaal)
Verandering in het uitlaatgeluid (dit kan wijzen op een zeer gevaarlijk kool-
monoxidelek. Rijd met alle ruiten open en laat het uitlaatsysteem onmiddel-
lijk controleren).
Abnormaal zachte banden; ongewoon veel bandengepiep bij het nemen
van bochten; ongelijkmatige bandenslijtage
De auto trekt naar één kant, terwijl u rechtuitrijdt op een vlakke weg
Vreemde geluiden die kennelijk in verband staan met de bewegingen van
de wielophanging
Verlies van remkracht; sponzig aanvoelend rempedaal of koppelingspedaal;
het pedaal kan bijna tot op de vloer worden ingetrapt; scheeftrekken van de
auto bij remmen
Koelvloeistoftemperatuur voortdurend hoger dan normaal (Blz. 98)
Als u een van deze zaken merkt, laat dan uw auto zo snel mogelijk nakijken
door een Toyota-dealer of erkende reparateur. Mogelijk moet uw auto afge-
steld of gerepareerd worden.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 506 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
507
7-2. Onderhoud
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
WAARSCHUWING
Wanneer uw auto niet volgens de voorschriften is onderhouden
Door onjuist onderhoud kan niet alleen de auto ernstige schade oplopen,
maar kan ook ernstig letsel worden veroorzaakt.
Omgaan met de accu
Accupolen, aansluitingen en bijbehorende onderdelen bevatten lood. Een
loodvergiftiging kan een hersenbeschadiging veroorzaken. Was daarom na
werkzaamheden altijd uw handen. (Blz. 523)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 507 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
508
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Voorzorgsmaatregelen bij zelf uit te voeren
onderhoud en controles
Als u zelf onderhoudswerkzaamheden en controles uitvoert,
dient u dit precies te doen zoals in dit hoofdstuk wordt beschre-
ven.
Onderwerp Benodigdheden
Toestand accu
(Blz. 523)
Warm water
Zuiveringszout •Vet
Universele sleutel (voor de bouten van de accukabels)
Gedestilleerd water
Koelvloeistof-
niveau
(Blz. 520)
Toyota Super Long Life Coolant of een gelijkwaardig
product. Toyota Super Long Life koelvloeistof is voorge-
mixt met 50% koelvloeistof en 50% gedestilleerd water.
Trechter (uitsluitend voor het bijvullen van koelvloeistof)
Motoroliepeil
(Blz. 516)
Originele Toyota-motorolie of gelijkwaardig
Doek of poetspapier
Trechter (uitsluitend voor het bijvullen van motorolie)
Zekeringen
(Blz. 555)
Zekering met dezelfde stroomsterkte als de oorspron-
kelijke zekering
Lampen
(Blz. 559)
Lamp met hetzelfde nummer en vermogen als het oor-
spronkelijke exemplaar
Kruiskopschroevendraaier
Sleufkopschroeven-
draaier
Sleutel
Radiateur, conden-
sor en intercooler
(Blz. 522)
Bandenspanning
(Blz. 544)
Bandenspanningsmeter
Compressor
Ruitensproeier-
vloeistof
(Blz. 527)
Water of ruitensproeiervloeistof met antivries (voor
gebruik onder winterse omstandigheden)
Trechter (uitsluitend voor het bijvullen van ruitensproei-
ervloeistof)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 508 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
509
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
WAARSCHUWING
In de motorruimte bevinden zich onderdelen en vloeistoffen die plotseling
kunnen bewegen, heet worden of onder elektrische spanning staan. Neem de
onderstaande voorzorgsmaatregelen in acht om ernstig letsel te voorkomen:
Tijdens werkzaamheden onder de motorkap
Houd handen, kleding en gereedschap uit de buurt van de draaiende ven-
tilator en de aandrijfriem.
Raak de motor, de radiateur, het uitlaatspruitstuk en dergelijke niet aan als
de motor heet is. De olie en andere vloeistoffen kunnen ook heet zijn.
Laat geen brandbare voorwerpen, zoals een stuk papier of een doek, ach-
ter in de motorruimte.
Niet roken en geen open vuur bij brandstof en bij de accu. De brandstof-
en accudampen zijn licht ontvlambaar.
Wees uiterst voorzichtig als u aan de accu werkt. De accu bevat namelijk
het giftige en corrosieve zwavelzuur.
Wees voorzichtig, want remvloeistof is gevaarlijk voor uw handen en ogen
en kan gelakte oppervlakken beschadigen. Als u remvloeistof op uw han-
den of in uw ogen krijgt, spoel ze dan onmiddellijk met schoon water.
Raadpleeg een arts als u last blijft houden.
Werkzaamheden bij de elektrische koelventilatoren of de radiateur
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Zorg ervoor dat het con-
tact UIT staat. Als het contact AAN staat, kunnen de elektrische koelventila-
toren automatisch worden ingeschakeld als de airconditioning aan is en/of
als de koelvloeistoftemperatuur te hoog wordt. (Blz. 522)
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Zorg ervoor dat het contact
UIT staat. Als het contact AAN (IG) staat, kunnen de elektrische koelventila-
toren automatisch worden ingeschakeld als de airconditioning aan is en/of
als de koelvloeistoftemperatuur te hoog is. (Blz. 522)
Tijdens het werken aan of onder de auto
Kruip niet onder de auto wanneer deze alleen maar door de krik wordt
ondersteund.
Gebruik altijd speciale bokken of gelijkwaardige steunen.
Veiligheidsbril
Draag een veiligheidsbril om uw ogen te beschermen tegen rondvliegend of
vallend materiaal, een straal vloeistof, enz.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 509 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
510
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
OPMERKING
Wanneer u het luchtfilter verwijdert
Rijden zonder luchtfilter kan leiden tot overmatige motorslijtage door vuil in
de inlaatlucht.
Als het vloeistofniveau te laag of te hoog is
Het is normaal dat het remvloeistofniveau iets lager wordt door slijtage van
de remblokken of door een hoog vloeistofniveau in de accumulator.
Als het reservoir regelmatig moet worden bijgevuld, kan dit duiden op een
serieus probleem.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 510 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
511
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Motorkap
Trek de ontgrendelingshendel
naar u toe.
De motorkap zal iets omhoog
springen.
Beweeg de veiligheidshaak
naar de zijkant en open de
motorkap.
Ontgrendelen van de motorkap vanuit het interieur.
1
2
WAARSCHUWING
Controle voor het rijden
Controleer of de motorkap goed dicht en vergrendeld is.
Is dat niet het geval, dan kan de motorkap tijdens het rijden onverwachts
opengaan, waardoor een ongeval of ernstig letsel kan ontstaan.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 511 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
512
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Motorruimte
2TR-FE motor
Stofafvoerklep
(Blz. 529)
Koelvloeistofreservoir
(Blz. 520)
Koelventilatoren
Motorolievuldop (Blz. 518)
Oliepeilstok
(Blz. 516)
Zekeringenkast (Blz. 555)
Accu (Blz. 523)
Radiateur (Blz. 522)
Condensor (Blz. 522)
Sproeierreservoir
(Blz. 527)
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 512 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
513
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
1GR-FE motor
Stofafvoerklep
(indien aanwezig)(Blz. 529)
Oliepeilstok
(Blz. 516)
Koelvloeistofreservoir
(Blz. 520)
Radiateur (Blz. 522)
Motorolievuldop (Blz. 518)
Zekeringenkast (Blz. 555)
Accu (Blz. 523)
Koelventilatoren
Condensor (Blz. 522)
Sproeierreservoir
(Blz. 527)
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 513 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
514
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
1KD-FTV motor
Stofafvoerklep
(Blz. 529)
Accu
(indien aanwezig)(Blz. 520)
Koelvloeistofreservoir
(Blz. 520)
Oliepeilstok
(Blz. 516)
Motorolievuldop (Blz. 518)
Radiateur (Blz. 522)
Zekeringenkast (Blz. 555)
Brandstoffilter (Blz. 530,
665)
Accu (Blz. 520)
Intercooler (Blz. 522)
Condensor (Blz. 522)
Koelventilatoren
Sproeierreservoir
(Blz. 527)
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 514 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
515
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Verwijderen van de afdekkap motorruimte
Plaatsen van de clips
Het middelste deel omhoog
drukken
Insteken
Druk op
Afdekkap motorruimte
1
2
3
OPMERKING
Na het plaatsen van een afdekkap motorruimte
Controleer of de afdekkap goed vastzit in zijn oorspronkelijke positie.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 515 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
516
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Controleer het oliepeil met behulp van de peilstok bij bedrijfswarme,
afgezette motor.
Controle van motorolie
Plaats de auto op een horizontale ondergrond. Wacht, nadat de
motor op bedrijfstemperatuur is gekomen en is afgezet, minstens
vijf minuten om de olie de gelegenheid te geven naar het carter
terug te stromen.
Trek de peilstok uit de motor
terwijl u een doek onder het
uiteinde houdt.
Veeg de peilstok met een schone doek af.
Steek de peilstok helemaal terug in de houder.
Motorolie
1
2
3
4
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 516 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
517
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Trek de peilstok uit de motor en controleer het oliepeil, terwijl u
een doek onder de stok houdt.
Laag
Normaal
Te hoog
De vorm van de peilstok is afhankelijk van de uitvoering van de auto en
het motortype.
Veeg de peilstok met een schone doek af en steek de peilstok
weer volledig in de motor.
5
1
2
3
Type A Type B
6
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 517 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
518
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Motorolie bijvullen
Als het oliepeil onder het onder-
ste merkteken of er net boven
ligt, moet u olie bijvullen van het
type zoals hierna is vermeld, of
van hetzelfde type waarmee de
motor eerder werd gevuld.
Controleer welke kwaliteit motorolie wordt voorgeschreven en leg
de benodigdheden voor het bijvullen klaar.
Verwijder de olievuldop door deze linksom te draaien.
Giet beetje voor beetje motorolie in de vulopening en controleer
ondertussen het oliepeil steeds door middel van de peilstok.
Plaats de olievuldop door deze rechtsom te draaien.
Keuze motorolie Blz. 677
Oliehoeveel-
heid
(minimaal
maximaal)
1GR-FE motor 1,7 l (1,8 qt., 1,5 Imp.qt.)
1KD-FTV en
2TR-FE moto-
ren
1,3 l (1,4 qt., 1,1 Imp.qt.)
Onderwerp Schone trechter
1
2
3
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 518 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
519
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Olieverbruik
Er kan tijdens het rijden een bepaalde hoeveelheid olie worden verbruikt. In
de volgende situaties verbruikt de motor mogelijk meer olie en kan het nodig
zijn om tussen twee onderhoudsbeurten olie bij te vullen.
Als de motor nog nieuw is, bijvoorbeeld direct na aanschaf van de auto of
nadat de motor is vervangen
Als een lagere kwaliteit motorolie of motorolie met een verkeerde viscositeit
wordt gebruikt
Bij het rijden met hoge motortoerentallen, met een zwaar beladen auto, met
een aanhangwagen of bij veelvuldig optrekken en afremmen
Als de motor langdurig stationair draait, of bij veelvuldig rijden in druk ver-
keer
Na het verversen van de motorolie (alleen dieselmotor
*
1
)
Het indicatiesysteem motorolie verversen moet gereset worden. Ga als volgt
te werk:
Schakel over op dagteller A op het display terwijl de motor draait.
(Blz. 102)
Zet het contact UIT.
Houd de toets ODO/TRIP (Blz. 102) ingedrukt en zet het contact AAN
(maar start de motor niet, anders wordt de resetstand geannuleerd). Houd
de toets ingedrukt tot op het multi-informatiedisplay wordt aangegeven dat
het resetten voltooid is.
*
1
: Behalve KDJ150L-GKFEY, KDJ150L-GKAEY uitvoeringen*
2
*
2
: De modelcode staat vermeld op het typeplaatje. (Blz. 673)
WAARSCHUWING
Afgewerkte motorolie
Afgewerkte motorolie bevat schadelijke stoffen die huidaandoeningen
zoals ontsteking of huidkanker kunnen veroorzaken. Wees daarom voor-
zichtig en vermijd langdurig en herhaaldelijk contact met de huid. Verwij-
der afgewerkte motorolie door goed met water en zeep te wassen.
Voer afgewerkte motorolie en gebruikte oliefilters op een veilige en accep-
tabele manier af. Gooi afgewerkte motorolie en gebruikte oliefilters nooit
weg in de vuilnisbak, in het riool of zomaar ergens. Neem contact op met
een Toyota-dealer, een erkende reparateur of een automaterialenzaak
voor meer informatie over recycling of afvoeren.
Houd motorolie buiten het bereik van kinderen.
1
2
3
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 519 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
520
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Benzinemotor
Het koelvloeistofniveau is correct als het zich bij koude motor tussen
de streepjes F en L bevindt.
Dop reservoir
Streepje F
Streepje L
Als het niveau zich op of onder het
onderste streepje (L) bevindt, moet
koelvloeistof worden bijgevuld tot
aan het bovenste streepje (F).
OPMERKING
Ernstige schade aan de motor voorkomen
Controleer regelmatig het oliepeil.
Bij het olie verversen of bijvullen
Let erop dat er geen motorolie op onderdelen van de auto terechtkomt.
Vul nooit te veel olie bij, anders kan de motor beschadigd raken.
Controleer na het olie verversen altijd het oliepeil met de peilstok.
Controleer of de olievuldop goed is vastgedraaid.
Koelvloeistof
1
2
3
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 520 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
521
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Dieselmotor
Het koelvloeistofniveau is correct als het zich bij koude motor tussen
de streepjes FULL en LOW bevindt.
Dop reservoir
Streepje FULL
Streepje LOW
Als het niveau zich op of onder het
onderste streepje (LOW) bevindt,
moet koelvloeistof worden bijge-
vuld tot aan het bovenste streepje
(FULL).
Selectie van koelvloeistof
Gebruik alleen Toyota Super Long Life Coolant of een gelijkwaardig product.
Toyota Super Long Life Coolant is een mengsel van 50% koelvloeistof en
50% gedemineraliseerd water. (Bereik: tot -35°C)
Neem voor meer informatie over koelvloeistof contact op met een Toyota-
dealer of erkende reparateur.
Als het koelvloeistofniveau korte tijd na het bijvullen weer is gezakt
Controleer de radiateur, de slangen, de doppen van het koelvloeistofreser-
voir, de aftapkraan en de waterpomp visueel. Als u geen lek kunt vinden, laat
dan een Toyota-dealer of erkende reparateur de druk op de dop nakijken en
controleren op lekkages in het koelsysteem.
1
2
3
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 521 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
522
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Controleer de radiateur, condensor en intercooler (indien aanwezig)
en verwijder eventueel vuil. Als een van bovenstaande onderdelen
extreem vuil is of als u niet zeker bent van de staat ervan, laat dan uw
auto nakijken door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
WAARSCHUWING
Als de motor oververhit is
Verwijder de radiateurdop of de dop van het koelvloeistofreservoir niet.
Als het koelsysteem nog onder druk staat, kan hete koelvloeistof uit de vul-
opening spuiten en brandwonden of ander letsel veroorzaken.
OPMERKING
Bij het vullen van koelvloeistof
Gebruik geen onverdunde antivries of alleen water. Een goede mengver-
houding van water en antivries zorgt voor een goede smering, corrosiebe-
scherming en koeling. Lees altijd de informatie op het etiket van de antivries
of koelvloeistof.
Als er koelvloeistof wordt gemorst bij het vullen
Verwijder de koelvloeistof met veel water om te voorkomen dat het de lak of
onderdelen aantast.
Radiateur, condensor en intercooler
WAARSCHUWING
Als de motor oververhit is
Raak om brandwonden te voorkomen de radiateur, de condensor en de
intercooler niet aan, aangezien deze heet kunnen zijn.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 522 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
523
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Controleer de accu als volgt.
Waarschuwingssymbolen
De betekenis van de waarschuwingssymbolen aan de bovenzijde
van de accu is als volgt:
Buitenkant van de accu
Controleer de accu op gecorrodeerde en loszittende klemmen,
scheuren en een loszittende bevestigingsbeugel.
Accupolen
Klembeugel
Accu
Niet roken, geen open
vuur, geen vonken
Accuzuur
Draag een veiligheids-
bril
Lees de
gebruiksaanwijzing
Buiten bereik van kin-
deren houden
Explosief gas
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 523 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
524
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Controle van de accuvloeistof
Controleer of het niveau zich tussen het bovenste en het onderste
streepje bevindt.
Bovenste streepje
Onderste streepje
Als het vloeistofniveau op of
onder het onderste streepje
staat, moet gedestilleerd water
worden bijgevuld.
Bijvullen van gedestilleerd water
Verwijder de vuldop.
Vul gedestilleerd water bij.
Als het bovenste streepje niet
zichtbaar is, controleer dan het
vloeistofniveau van bovenaf
door recht in de vulopening te
kijken.
Draai de vuldop na het bijvullen weer goed vast.
1
2
1
Laag In orde
2
3
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 524 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
525
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Voorzorgsmaatregelen voor het opladen van de accu
Tijdens het opladen van de accu ontstaat een licht ontvlambare en explosieve
waterstof. Let daarom voorafgaand aan het opladen op het volgende:
Als de accu in de auto is gemonteerd, moet voorafgaand aan het opladen
de massakabel worden losgenomen.
Controleer of de acculader tijdens het aansluiten en losnemen van de accu-
klemmen is uitgeschakeld.
Na het opladen/aansluiten van de accu (auto's met Smart entry-systeem
en startknop)
De motor slaat mogelijk niet aan. Volg de onderstaande procedure om het
systeem te initialiseren.
Zet de selectiehendel in stand P (automatische transmissie) of trap het
rempedaal in terwijl de selectiehendel in stand N staat (handgeschakelde
transmissie).
Open en sluit een van de portieren.
Start de motor opnieuw.
Nadat de accu losgenomen is geweest, is het wellicht niet meteen mogelijk
om de portieren met het Smart entry-systeem met startknop te ontgrende-
len. Gebruik in dat geval de afstandsbediening of de mechanische sleutel
om de portieren te vergrendelen of ontgrendelen.
Start de motor met het contact in stand ACC. De auto kan mogelijk niet wor-
den gestart als het contact UIT staat. De motor werkt vanaf de tweede
poging echter normaal.
De stand van het contact wordt door de auto opgeslagen. Als de accu weer
wordt aangesloten, keert het contact terug naar de stand die was geselec-
teerd voordat de accu werd losgenomen. Zet de motor af voordat u de accu
losneemt. Wees extra voorzichtig als niet bekend is wat de stand van het
contact was voordat de accu leeg raakte.
Neem, als het systeem na meerdere pogingen nog niet start, contact op met
een Toyota-dealer of erkende reparateur.
1
2
3
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 525 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
526
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
WAARSCHUWING
Chemicaliën in de accu
Accuzuur is giftig en bijtend en kan het ontstaan van licht ontvlambaar en
explosief waterstof veroorzaken. Neem bij werkzaamheden bij of aan de
accu de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om ernstig letsel te voorko-
men:
Veroorzaak geen vonken met gereedschap.
Rook nooit en steek nooit een lucifer of een aansteker aan bij de accu.
Voorkom dat ogen, huid of kleren in contact komen met de elektrolyt.
Adem of slik nooit elektrolyt in.
Gebruik een veiligheidsbril als u bij de accu bezig bent.
Laat kinderen niet in de buurt spelen als u met de accu bezig bent.
Een veilige plaats voor het opladen van de accu
Laad de accu altijd op in een open ruimte. Laad de accu niet op in een
garage of in een afgesloten ruimte waar onvoldoende ventilatie is.
Noodmaatregelen met betrekking tot elektrolyt
Als er elektrolyt in uw ogen terechtkomt
Spoel de ogen minstens 15 minuten met water en schakel direct medische
hulp in. Blijf zo mogelijk water met een spons of doek op de ogen deppen,
terwijl u naar een arts of het ziekenhuis gaat.
Als er elektrolyt op uw huid terechtkomt
Was de huid zorgvuldig met veel water. Als het pijn doet of brandt, roept u
meteen medische hulp in.
Als er elektrolyt op uw kleding terechtkomt
De elektrolyt kan via de kleding op uw huid terechtkomen. Trek de kleding
waar deze op is terechtgekomen uit en handel indien nodig zoals hierbo-
ven beschreven.
Als u per ongeluk elektrolyt binnenkrijgt
Drink zoveel mogelijk water of melk. Schakel zo snel mogelijk medische
hulp in.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 526 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
527
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Voel in de volgende situaties ruitensproeiervloeistof bij:
Een sproeier werkt niet.
Het waarschuwingslampje laag
ruitensproeierniveau gaat bran-
den (Blz. 590)
Er verschijnt een waarschu-
wingsmelding op het multi-infor-
matiedisplay (alleen auto's met
multi-informatiedisplay type B:
Blz. 603)
Het ruitensproeiervloeistofni-
veau staat op LOW
OPMERKING
Bij het opladen van de accu
Probeer de accu nooit op te laden bij draaiende motor. Controleer ook of
alle accessoires zijn uitgeschakeld.
Bijvullen van gedestilleerd water
Vul niet te veel bij. Anders kan er bij intensief laden accuvloeistof lekken,
waardoor corrosie kan worden veroorzaakt.
Ruitensproeiervloeistof
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 527 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
528
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Gebruik van de meter (indien aanwezig)
Het ruitensproeiervloeistofniveau kan
worden gecontroleerd door in de peilstok
te kijken naar het niveau van de ruiten-
sproeiervloeistof.
Als het niveau lager is dan de tweede
opening van onderen (merkteken LOW)
moet er ruitensproeiervloeistof worden bij-
gevuld.
WAARSCHUWING
Bij het bijvullen van ruitensproeiervloeistof
Vul geen ruitensproeiervloeistof bij als de motor draait of nog niet is afge-
koeld. Ruitensproeiervloeistof bevat alcohol en kan vlam vatten als het bij-
voorbeeld op hete motoronderdelen wordt gemorst.
OPMERKING
Vul het reservoir uitsluitend met ruitensproeiervloeistof
Gebruik geen zeepsop of motorantivries in plaats van ruitensproeiervloei-
stof.
Wanneer u dit wel doet, kan de lak van uw auto worden aangetast.
Verdunnen van ruitensproeiervloeistof
Verdun ruitensproeiervloeistof indien nodig met water.
Raadpleeg de op het etiket van de ruitensproeiervloeistoffles aangegeven
temperaturen voor de juiste mengverhouding.
Actueel
vloeistof-
niveau
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 528 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
529
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Knijp in de rubberen dop om het
stof te verwijderen als de stofaf-
voerklep vuil is.
De vorm van de klep varieert
enigszins afhankelijk van de des-
betreffende motor.
Stofafvoerklep (indien aanwezig)
OPMERKING
Beschadiging van de motor voorkomen
Rijd niet met verwijderde stofafvoerklep. Anders treedt overmatige motor-
slijtage op.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 529 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
530
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Het water in het brandstoffilter moet onmiddellijk worden afgetapt als
het volgende symptoom zich voordoet:
Auto's met multi-informatiedisplay type A
Het waarschuwingslampje brandstofsysteem knippert en de zoemer
klinkt of het waarschuwingslampje brandstoffilter gaat branden.
Auto's met multi-informatiedisplay type B
Als de waarschuwingsmelding DRAIN WATER FROM FUEL FILTER
(tap water af uit het brandstoffilter) verschijnt op het instrumentenpa-
neel en de zoemer
* klinkt.
*: Sommige uitvoeringen
Haal de aftapplug uit de houder en houd er een bakje onder om het
water op te vangen.
Voer het aftappen uit zoals aangegeven in de afbeelding.
Draai de aftapplug ongeveer
2 - 2,5 slag.
Als u de aftapplug meer slagen
losdraait, zal het water ook om
de plug heen sijpelen.
Beweeg de pompknop tot er
brandstof uit de aftapplug
komt.
Draai na het aftappen de aftapplug weer met de hand vast. Gebruik
geen gereedschap.
Aftappen van water uit brandstoffilter (alleen dieselmotor)
1
2
1
2
3
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 530 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
531
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Banden
Nieuwe band
Slijtage-indicator
Versleten band
De plaats van de slijtage-indicato-
ren wordt aangegeven met de tekst
TWI of de indicatie op de wang
van de band.
Controleer de staat en de banden-
spanning van het reservewiel ook
als het niet gebruikt wordt.
Wissel de banden zoals aangegeven in de afbeelding.
Toyota beveelt aan om de banden ongeveer elke 5.000 km van plaats te
wisselen om een gelijkmatig slijtagepatroon en een langere levensduur
van de banden te verkrijgen.
Vergeet niet na het wisselen van de banden het bandenspanningswaar-
schuwingssysteem te initialiseren.
Vervang of verwissel de banden afhankelijk van het onder-
houdsschema en het slijtagepatroon.
Controleren van de banden
1
2
3
Wisselen van banden
Auto's met een volwaardig
reservewiel
Auto's met een bandenrepara-
tieset
Voor
Voor
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 531 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
532
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Uw auto is uitgerust met een bandenspanningswaarschuwingssys-
teem dat gebruikmaakt van bandenspanningssensoren en -zenders
om een lage bandenspanning te signaleren voordat deze tot proble-
men leidt.
Als de bandenspanning onder een bepaalde waarde komt, wordt de
bestuurder door middel van een waarschuwingslampje gewaar-
schuwd. (Blz. 590)
Plaatsen van bandenspanningssensoren en -zenders
Bij het vervangen van banden of velgen moeten de bandenspan-
ningssensoren en -zenders ook worden geplaatst.
Als er nieuwe bandenspanningssensoren en -zenders geplaatst
worden, moeten de identificatiecodes van deze componenten wor-
den geregistreerd in de ECU van het bandenspanningswaarschu-
wingssysteem en moet het bandenspanningswaarschuwingssys-
teem worden geïnitialiseerd. Laat de ID-codes van de bandenspan-
ningssensoren en -zenders registreren door een Toyota-dealer of
erkende reparateur. (Blz. 534)
Initialiseren van het bandenspanningswaarschuwingssysteem
Het bandenspanningswaarschuwingssysteem moet worden
geïnitialiseerd in de volgende omstandigheden:
Als de bandenmaat wordt aangepast.
Bij het wijzigen van de bandenspanning (bijvoorbeeld omdat u de
rijsnelheid aanzienlijk gaat veranderen).
Als het bandenspanningswaarschuwingssysteem wordt geïnitiali-
seerd, wordt de actuele bandenspanning als referentiespanning
beschouwd.
Bandenspanningswaarschuwingssysteem (indien aanwezig)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 532 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
533
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Initialiseren van het bandenspanningswaarschuwingssysteem
Parkeer de auto op een veilige plaats en zet het contact UIT.
Er kan niet worden geïnitialiseerd wanneer de auto rijdt.
Breng de banden op de voorgeschreven bandenspanning bij
koude banden. (Blz. 692)
Breng de banden op de voorgeschreven spanning voor de banden in
koude toestand. Deze spanning vormt de referentiespanning voor het
bandenspanningswaarschuwingssysteem.
Zet het contact AAN.
Houd de resetknop inge-
drukt tot het waarschuwings-
lampje lage bandenspanning
drie keer langzaam knippert.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Laat het con-
tact een paar minuten AAN staan en zet het vervolgens in de
stand ACC of UIT.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Laat het contact
enkele minuten AAN (IG) staan en zet het vervolgens UIT.
1
2
3
4
5
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 533 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
534
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Registreren van identificatiecodes
De bandenspanningssensoren en -zenders zijn voorzien van een
unieke identificatiecode. Bij het vervangen van een bandenspan-
ningssensor en -zender is het noodzakelijk om de identificatiecode
te registreren. Laat de identificatiecodes registreren door een
Toyota-dealer of erkende reparateur.
Wanneer moeten banden worden vervangen
Banden moeten worden vervangen als:
De banden beschadigingen vertonen, zoals insnijdingen, scheuren of bar-
sten die zo diep zijn dat het binnenmateriaal zichtbaar wordt en bulten die
duiden op een interne beschadiging
Een band vaak leegloopt of niet goed kan worden gerepareerd vanwege de
grootte of plaats van de beschadiging
Neem contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur als u er niet
zeker van bent.
Vervangen van banden en wielen (auto's met bandenspanningswaar-
schuwingssysteem)
Als de identificatiecodes van de bandenspanningssensor en -zender niet zijn
geregistreerd, werkt het bandenspanningswaarschuwingssysteem niet goed.
Na ongeveer 10 minuten rijden gaat het waarschuwingslampje lage banden-
spanning gedurende 1 minuut knipperen en het blijft daarna branden om aan
te geven dat er een storing in het systeem aanwezig is.
Levensduur van de banden
Banden die ouder zijn dan 6 jaar moeten altijd door gekwalificeerd werk-
plaatspersoneel worden gecontroleerd, zelfs als er niet of nauwelijks met de
banden is gereden en de banden niet lijken te zijn beschadigd.
Routinecontrole van de bandenspanning (auto's met bandenspannings-
waarschuwingssysteem)
Het bandenspanningswaarschuwingssysteem vervangt de periodieke con-
trole van de bandenspanning niet. Controleer daarom ook zelf regelmatig de
bandenspanning.
Als de profieldiepte van winterbanden minder is dan 4 mm
In dat geval gaat de werkzaamheid van de winterbanden verloren.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 534 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
535
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Situaties waarin het bandenspanningswaarschuwingssysteem mogelijk
niet goed werkt (indien aanwezig)
Onder de volgende omstandigheden werkt het bandenspanningswaarschu-
wingssysteem mogelijk niet goed.
Er worden niet-originele Toyota-velgen gebruikt.
Er is een band vervangen door een exemplaar dat niet overeenkomt met
de OE-specificaties (Original Equipment).
Er is een band vervangen door een exemplaar dat niet de voorgeschre-
ven maat heeft.
Er zijn sneeuwkettingen gemonteerd.
Er zijn slotmoeren gemonteerd.
Er is een run-flat band met ondersteunende ring gemonteerd.
Als de ruiten zijn voorzien van een coating die de ontvangst van de radio-
grafische signalen nadelig beïnvloedt.
Als de auto bedekt is met sneeuw of ijs, vooral bij de wielen of de wiel-
kasten.
• Als de bandenspanning aanzienlijk hoger is dan de voorgeschreven
waarde.
Als het reservewiel zich op een plaats bevindt waar een slechte ont-
vangst van radiosignalen is.
*
Als er zich in de buurt van het reservewiel een groot metalen object
bevindt dat de ontvangst van signalen kan verstoren.
*
Als er banden zonder bandenspanningssensoren en -zenders worden
gebruikt.
Als de identificatiecode op de bandenspanningssensoren en -zenders
niet is geregistreerd in de ECU van het bandenspanningswaarschu-
wingssysteem.
*: Auto's met alleen een reservewiel
In de volgende situaties kunnen de prestaties van het systeem slechter zijn.
In de buurt van een televisiezendmast, elektriciteitscentrale, tankstation,
radiozender, videowall, luchthaven of andere locatie waar sterke radio-
golven aanwezig zijn
Als u een draagbare radio, mobiele telefoon, draadloze telefoon of een
ander draadloos communicatiemiddel bij u draagt
Wanneer de auto geparkeerd is, kan het langer duren voordat de waarschu-
wing verschijnt of verdwijnt.
Wanneer de bandenspanning snel daalt, zoals bij een klapband, dan ver-
schijnt de waarschuwing mogelijk niet.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 535 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
536
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
De initialisatieprocedure (auto's met bandenspanningswaarschuwings-
systeem)
Voer de initialisatie uit na het op spanning brengen van de banden.
Zorg er daarnaast voor dat de banden koud zijn bij de initialisatie en bij het
aanpassen van de bandenspanning.
Als u het contact tijdens de initialisatie per ongeluk UIT hebt gezet, dan is
het niet noodzakelijk de resettoets in te drukken, omdat de initialisatie auto-
matisch herstart wordt wanneer het contact de volgende keer AAN (auto's
zonder Smart entry-systeem en startknop) of AAN (IG) (auto's met Smart
entry-systeem en startknop) wordt gezet.
Als u per ongeluk de resettoets indrukt wanneer initialiseren niet nodig is,
breng de banden dan op de juiste spanning wanneer ze koud zijn en voer
opnieuw de initialisatie uit.
Waarschuwingen bandenspanningswaarschuwingssysteem (indien aan-
wezig)
De eventuele waarschuwing van het bandenspanningswaarschuwingssys-
teem is gebaseerd op de omstandigheden waaronder het systeem geïnitiali-
seerd is. Daarom laat het systeem mogelijk zelfs een waarschuwing zien
wanneer de bandenspanning niet laag genoeg is of wanneer de druk hoger is
dan de druk die was ingesteld tijdens het initialiseren van het systeem.
Als de initialisatie van het bandenspanningswaarschuwingssysteem
(indien aanwezig) niet voltooid is
De initialisatie kan worden uitgevoerd in enkele minuten. In de volgende
gevallen worden de instellingen echter niet opgeslagen en zal het systeem
niet goed werken. Laat, als herhaalde pogingen de bandenspanning op te
slaan mislukken, de auto nakijken door een Toyota-dealer of erkende repara-
teur.
Als de resetknop van het bandenspanningswaarschuwingssysteem wordt
bediend, gaat het waarschuwingslampje lage bandenspanning niet 3 keer
knipperen.
Nadat er na de initialisatie gedurende een bepaalde tijd gereden is, gaat het
waarschuwingslampje branden nadat het gedurende 1 minuut heeft geknip-
perd.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 536 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
537
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Certificatie bandenspanningswaarschuwingssysteem
De meest recente DECLARATION of CONFORMITY (DoC) is beschikbaar
op het volgende
DoC-adres:
http://www.pacific-ind.co.jp/eng/products/car/tpms/doc/
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 537 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
538
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 538 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
539
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 539 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
540
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
De meest recente DECLARATION of CONFORMITY (DoC) is beschikbaar
op het volgende adres:
http://www.globaldenso.com/en/products/oem/index.html
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 540 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
541
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Voor auto's die in Servië zijn verkocht
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 541 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
542
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
WAARSCHUWING
Bij het controleren of vervangen van de banden
Neem, om de kans op ongevallen te beperken, de volgende voorzorgs-
maatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregelen, kan schade aan de
aandrijflijn veroorzaken en gevaarlijke rijeigenschappen tot gevolg hebben,
waardoor een ongeval met ernstig letsel kan ontstaan.
Gebruik geen banden van verschillende merken, types of profielen.
Gebruik ook geen banden met duidelijk verschillende slijtagepatronen
door elkaar.
Gebruik uitsluitend de door Toyota voorgeschreven bandenmaat.
Gebruik geen verschillende soorten banden (radiaalbanden, gordelban-
den met diagonaalkarkas en diagonaalbanden) door elkaar.
Gebruik geen zomer-, all-season- en winterbanden door elkaar.
Gebruik nooit gebruikte banden onder uw auto.
Door het gebruik van banden waarvan het verleden onbekend is, loopt u
extra risico.
Bij het initialiseren van het bandenspanningswaarschuwingssysteem
(indien aanwezig)
Druk niet op de resetknop van het bandenspanningswaarschuwingssys-
teem voordat de banden op de voorgeschreven spanning zijn gebracht.
Anders kan het voorkomen dat het waarschuwingslampje voor de lage ban-
denspanning niet gaat branden terwijl de bandenspanning te laag is, of wel
gaat branden terwijl de bandenspanning in orde is.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 542 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
543
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
OPMERKING
Repareren of vervangen van banden, velgen, bandenspanningssenso-
ren, -zenders en ventieldopjes (auto's met bandenspanningswaarschu-
wingssysteem)
Neem voor het verwijderen en plaatsen van wielen, banden of banden-
spanningssensoren en -zenders contact op met een Toyota-dealer of
erkende reparateur omdat de bandenspanningssensoren en -zenders
beschadigd kunnen raken als er niet voorzichtig mee wordt omgegaan.
Vergeet niet de dopjes weer op de ventielen aan te brengen. Als de ven-
tieldopjes niet geplaatst worden, dan kan er water in de bandenspannings-
sensoren terecht komen en kunnen ze vast gaan zitten.
Gebruik bij het vervangen van de ventieldopjes geen andere ventieldopjes
dan voorgeschreven. Anders kunnen de dopjes vast komen te zitten.
Om schade aan de bandenspanningssensoren en -zenders te voorko-
men (auto's met bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Als een band is gerepareerd met bandenreparatievloeistof, werken de ban-
denspanningssensor en -zender mogelijk niet goed. Neem wanneer ban-
denreparatievloeistof is gebruikt zo snel mogelijk contact op met een
Toyota-dealer of erkende reparateur. Vervang bij het vervangen van de
band de bandenspanningssensor en -zender. (Blz. 532)
Rijden over onverharde wegen
Wees extra voorzichtig bij het rijden over onverharde wegen en wegen met
kuilen.
Dergelijke omstandigheden hebben mogelijk een verlaging van de banden-
spanning tot gevolg, waardoor de verende werking van de banden vermin-
dert. Bovendien kunnen de banden zelf en de velgen en carrosserie
beschadigd raken bij het rijden over onverharde wegen.
Als tijdens het rijden in elke band een te lage bandenspanning ontstaat
Rijd niet verder als de bandenspanning te laag is, anders kunnen de ban-
den en/of velgen ernstig beschadigd raken.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 543 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
544
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Bandenspanning
Gevolgen van een onjuiste bandenspanning
Het rijden met een onjuiste bandenspanning kan de volgende gevolgen heb-
ben:
Onnodig brandstofverbruik
Verminderd rijcomfort en een kortere levensduur van de band
Een onveilige auto
Beschadiging van de aandrijflijn
Als een band vaak moet worden opgepompt, laat deze dan controleren door
een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Instructies voor het controleren van de bandenspanning
Let bij het controleren van de bandenspanning op het volgende:
Controleer de bandenspanning alleen als de banden koud zijn.
Als uw auto ten minste 3 uur heeft stilgestaan en daarna niet meer dan 1,5
km heeft gereden, kunt u de bandenspanning voor koude banden correct
aflezen.
Gebruik altijd een bandenspanningsmeter.
Het uiterlijk van de banden kan misleidend zijn. Bovendien kunnen banden
waarvan de spanning enkele tienden van de voorgeschreven waarde
afwijkt, toch al de stuur- en rijeigenschappen negatief beïnvloeden.
Laat na het rijden geen lucht uit de banden lopen om de spanning te verla-
gen. Het is normaal dat de spanning van een band na een rit opgelopen is.
Overschrijd nooit het maximale laadvermogen van de auto.
Verdeel de passagiers en het gewicht van de bagage gelijkmatig over de
auto.
Zorg ervoor dat de banden de juiste spanning hebben. De ban-
denspanning moet ten minste eenmaal per maand gecontroleerd
worden. Toyota beveelt u echter aan de bandenspanning eens
per twee weken te controleren. (Blz. 692)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 544 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
545
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
WAARSCHUWING
Een goede bandenspanning zorgt voor een langere levensduur van de
banden
Houd de bandenspanning op de juiste waarde. Anders kunnen zich de vol-
gende omstandigheden voordoen, die kunnen leiden tot ongevallen en ern-
stig letsel:
Overmatige slijtage
Ongelijkmatige slijtage
Slecht rijgedrag
Mogelijke klapband door oververhitting
Slecht aansluitende velgrand
Wielvervorming en/of het van de velg aflopen
Een grotere kans op beschadiging van de band door voorwerpen op het
wegdek
OPMERKING
Controleren en op de juiste spanning brengen van de banden
Plaats na controle altijd de ventieldopjes.
Zonder de ventieldopjes kan er vuil en vocht in het inwendige van de ventie-
len doordringen. Hierdoor kan de afdichting in gevaar komen, wat kan lei-
den tot een ongeval. Vervang kwijtgeraakte dopjes daarom zo spoedig
mogelijk.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 545 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
546
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Velgen
Let er bij het vervangen van velgen op dat deze hetzelfde draagver-
mogen, dezelfde diameter, velgbreedte en ET-waarde
* hebben.
Vervangende velgen zijn verkrijgbaar bij een Toyota-dealer of erkende
reparateur.
Toyota adviseert u het volgende niet te gebruiken:
*: “Offset” is de gebruikelijke term.
Velgen van verschillende maten of types
Gebruikte velgen
Verbogen velgen die hersteld zijn
Gebruik uitsluitend de Toyota-wielmoeren en de Toyota-wielmoer-
sleutel bij uw lichtmetalen velgen.
Controleer de wielmoeren na de eerste 1.600 km telkens als een
band is verwisseld, een band is gerepareerd of is vervangen.
Pas op dat lichtmetalen velgen niet beschadigd raken als u
sneeuwkettingen gebruikt.
Gebruik voor het balanceren van de wielen uitsluitend originele
Toyota-balanceergewichten of gelijkwaardige producten. Als clip-on
balanceergewichten worden toegepast, gebruik dan een kunststof
of rubber hamer om deze aan te brengen.
Vervang de velg als deze beschadigingen, zoals verbuigingen of
scheuren, vertoont of erg gecorrodeerd is.
Anders kan de band van de velg raken of kan de auto moeilijk
beheersbaar worden.
Keuze van velg
Belangrijke aanwijzingen voor lichtmetalen velgen (indien aan-
wezig)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 546 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
547
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Bij het vervangen van velgen (auto's met bandenspanningswaarschu-
wingssysteem)
De velgen van uw Toyota zijn uitgerust met bandenspanningssensoren en -
zenders voor het bandenspanningswaarschuwingssysteem, dat in een vroeg-
tijdig stadium waarschuwt als de bandenspanning te laag wordt. Bij het ver-
vangen van velgen moeten er bandenspanningssensoren en -zenders
worden geplaatst. (Blz. 532)
WAARSCHUWING
Vervangen van velgen
Gebruik alleen de in deze handleiding aanbevolen maat velgen en ban-
den. Een andere maat kan leiden tot gevaarlijke stuureigenschappen en
resulteren in een slechtere controle over de auto.
Gebruik nooit een binnenband bij een poreuze velg die ontworpen is voor
een tubeless band. Als u dat wel doet, kan dat leiden tot een ongeval
waarbij ernstig letsel kan ontstaan.
Bij het plaatsen van de wielmoeren
Breng nooit vet of olie aan op de wielbouten en wielmoeren.
Door het gebruik van olie of vet worden de wielmoeren mogelijk te vast
aangedraaid waardoor de bouten of de velg beschadigd kunnen raken.
Daarnaast kunnen de wielmoeren loslopen en de wielen losraken, wat kan
leiden tot een ongeval met ernstig letsel als gevolg. Verwijder het eventu-
eel aanwezige vet of de olie van de wielbouten en wielmoeren.
Gebruik van beschadigde velgen niet toegestaan
Gebruik geen gescheurde of vervormde velgen.
Als u dat wel doet, kan er tijdens het rijden lucht uit de band ontsnappen,
waardoor een ongeval zou kunnen ontstaan.
Plaats de wielmoeren met de schuine
kant naar het wiel toe. Als de wielmoe-
ren worden geplaatst met de schuine
kant van het wiel af, kan de velg scheu-
ren waardoor het wiel tijdens het rijden
kan losraken. Dit kan leiden tot een
ongeval, met ernstig letsel als gevolg.
Taps
gedeelte
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 547 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
548
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
OPMERKING
Vervangen van bandenspanningssensoren en -zenders (auto's met
bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Omdat het repareren of vervangen van een band invloed kan hebben op
de bandenspanningssensoren en -zenders, adviseren we u deze werk-
zaamheden uit te laten voeren door een Toyota-dealer of erkende repara-
teur. Ga ook voor de aanschaf van bandenspanningssensoren en -
zenders naar een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Gebruik voor uw auto alleen originele Toyota-velgen.
Bij niet-originele velgen kan niet worden gegarandeerd dat de banden-
spanningssensoren en -zenders goed werken.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 548 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
549
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Interieurfilter
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Zet het contact UIT.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Zet het contact UIT.
Open het dashboardkastje.
Maak de demper los.
Duw aan beide zijden van het
dashboardkastje om de klau-
wen los te maken.
Het interieurfilter moet regelmatig worden vervangen om de
optimale werking van de airconditioning te behouden.
Verwijderen
1
2
3
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 549 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
550
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Verwijder de afdekkap van
het filter.
Vervang het door een nieuw
exemplaar.
De merktekens UP op het filter
moeten naar boven wijzen.
Vervangingsinterval
Controleer en vervang het interieurfilter volgens het onderhoudsschema. In
gebieden met veel stof of met veel verkeer moet vervanging vaker plaatsvin-
den. (Zie het onderhouds- of garantieboekje voor het onderhoudsschema.)
Als er te weinig lucht uit de ventilatieroosters stroomt
Het filter kan verstopt zitten. Controleer het filter en vervang het indien nodig.
4
5
OPMERKING
Gebruiken van de airconditioning
Controleer of het interieurfilter aanwezig is.
Als de airconditioning zonder filter gebruikt wordt, kan het systeem bescha-
digd raken.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 550 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
551
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Batterij afstandsbediening/elektronische
sleutel
Sleufkopschroevendraaier
Kleine, platte schroevendraaier (auto's met Smart entry-systeem en
startknop)
Lithiumbatterij
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop (type A): CR2032
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop (type B): CR2016
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: CR1632
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop (type A)
Verwijder het afdekkapje met
behulp van een met tape afge-
dekt muntstuk.
Verwijder de lege batterij met
de punt van een balpen of een
ander puntig voorwerp.
Plaats een nieuwe batterij met de
positieve aansluiting (+) naar
boven.
Vervang de batterij door een nieuw exemplaar als deze ontladen
raakt.
De volgende zaken zijn benodigd:
Vervangen van de batterij
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 551 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
552
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop (type B)
Verwijder het afdekkapje.
Omwikkel het uiteinde van de
schroevendraaier met een doek
om schade aan de sleutel te voor-
komen.
Verwijder de module.
Verwijder het afdekkapje met
behulp van een met tape afge-
dekt muntstuk en verwijder de
lege batterij.
Plaats een nieuwe batterij met de
positieve aansluiting (+) naar
boven.
1
2
3
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 552 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
553
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Neem de mechanische sleutel
uit de houder.
Verwijder het afdekkapje.
Omwikkel het uiteinde van de
schroevendraaier met een doek
om schade aan de sleutel te voor-
komen.
Verwijder de lege batterij.
Plaats een nieuwe batterij met de
positieve aansluiting (+) naar
boven.
1
2
3
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 553 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
554
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Gebruik de volgende soort lithiumbatterijen
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop (type A): CR2032
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop (type B): CR2016
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: CR1632
Batterijen zijn verkrijgbaar bij een Toyota-dealer of erkende reparateur,
plaatselijke elektrozaken of fotospeciaalzaken.
Vervang de batterij alleen door het door de fabrikant aanbevolen type.
Gooi batterijen niet weg, maar lever ze in als KCA.
Als de batterij van de elektronische sleutel ontladen is
Dit kan leiden tot de volgende verschijnselen:
Het Smart entry-systeem met startknop (indien aanwezig) en de afstands-
bediening werken niet goed.
Het bereik van de afstandsbediening zal kleiner worden.
WAARSCHUWING
Lege batterijen en andere onderdelen
Kinderen kunnen deze kleine voorwerpen inslikken en daardoor stikken. Uit
de buurt houden van kinderen. Als u dat niet doet, kan dat leiden tot ernstig
letsel.
Verklaring voor de sleutelbatterij
ALS DE BATTERIJ DOOR EEN ONJUIST TYPE BATTERIJ WORDT VER-
VANGEN, KAN EEN EXPLOSIE OPTREDEN. GOOI BATTERIJEN NIET
WEG, MAAR LEVER ZE IN ALS KCA.
OPMERKING
Om storingen na het vervangen van de batterij te voorkomen
Neem, om de kans op ongevallen te beperken, de volgende voorzorgs-
maatregelen in acht:
Zorg altijd dat uw handen droog zijn.
Door vocht kan de batterij gaan corroderen.
Voorkom dat andere onderdelen in de afstandsbediening worden aange-
raakt of bewogen.
Verbuig de aansluitingen van de batterij niet.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 554 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
555
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Controleren en vervangen van zekeringen
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Zet het contact UIT.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Zet het contact UIT.
Open het deksel van de zekeringenkast.
Motorruimte
Druk de borglip in en til de klep
eraf.
Dashboard bestuurderszijde
Verwijder de klep.
Als een bepaalde stroomverbruiker niet werkt, kan het zijn dat
een zekering is doorgebrand. Controleer in dat geval de desbe-
treffende zekering en vervang deze indien nodig.
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 555 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
556
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Verwijder de zekering met de
zekeringtrekker.
Alleen zekering type A kan wor-
den verwijderd met de zeke-
ringtrekker.
Controleer of de zekering is doorgebrand.
Goede zekering
Defecte zekering
Type A
Vervang de doorgebrande zekering door een zekering met de juiste
stroomsterkte. Deze staat vermeld op het deksel van de zekerin-
genkast.
Type B, C, D en E
Neem contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur.
3
4
1
2
Type A Type B
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 556 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
557
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Type C Type D
Type E
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 557 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
558
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Na het vervangen van een zekering
Als na het vervangen van de zekering de verlichting nog niet werkt, kan het
zijn dat de lamp moet worden vervangen. (Blz. 559)
Laat als de nieuwe zekering direct doorbrandt de auto controleren door
een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Als de stroomafname van een circuit te groot is
De zekeringen zullen doorbranden voordat de bedrading van de auto onher-
stelbaar beschadigd raakt.
WAARSCHUWING
Voorkomen van storingen en het ontstaan van brand
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan resulteren in
schade aan de auto, brand en ernstig letsel.
Monteer nooit een zekering voor een hogere stroomsterkte dan aange-
geven of een stukje metaal.
Gebruik altijd een originele Toyota-zekering of een gelijkwaardige zeke-
ring.
Vervang de zekering nooit door een stukje draad of metaal, ook niet tijde-
lijk.
Breng geen wijzigingen aan de zekeringen of de zekeringenkasten aan.
OPMERKING
Voordat u een zekering vervangt
Laat de oorzaak van de te grote stroomafname zo snel mogelijk vaststel-
len door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 558 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
559
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Lampen
Controleer het vermogen van de defecte lamp. (Blz. 694)
Blz. 515
U kunt de onderstaande lampen desgewenst zelf vervangen.
Sommige lampen zijn eenvoudiger te vervangen dan andere
lampen. Als u moeite hebt met het verwijderen van een lamp,
neem dan contact op met een Toyota-dealer of erkende repara-
teur.
Neem contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur
voor meer informatie over het vervangen van overige lampen.
Voorbereiden van het vervangen van een lamp
Verwijderen afdekkappen motorruimte
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 559 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
560
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Voor
Plaats lampen
Grootlicht
Parkeerlicht voor
(halogeenkoplampen)
Dimlicht/
dagrijverlichting
(halogeenkoplampen)
Mistlamp voor
(indien aanwezig)
Richtingaanwijzer vóór
1
2
3
4
5
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 560 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
561
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Achter
Auto's met reservewiel onder de vloer
Auto's met reservewiel op de achterdeur
Dorpelverlichting
(indien aanwezig)
Richtingaanwijzer achter
Achteruitrijlicht
Mistachterlicht
(indien aanwezig)
Kentekenplaatverlichting
1
2
3
4
5
Dorpelverlichting
(indien aanwezig)
Richtingaanwijzer achter
Achteruitrijlicht
Mistachterlicht
(indien aanwezig)
Kentekenplaatverlichting
1
2
3
4
5
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 561 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
562
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Dimlicht/dagrijverlichting (halogeenkoplampen)
Draai de lampvoet linksom.
Neem de stekker los terwijl
de borglip wordt ingedrukt.
Vervang de lamp en plaats
hem in de lampvoet.
Breng de 3 nokken op de lamp
in lijn met de bevestiging en
steek de lamp erin.
Draai de lampvoet en zet
hem vast.
Beweeg de lampvoet voorzichtig
om te controleren of hij niet los-
zit en zet de koplampen aan om
visueel te controleren of er geen
licht langs de bevestiging af
schijnt.
Vervangen van lampen
1
2
3
4
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 562 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
563
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Grootlicht
Draai de lampvoet linksom.
Neem de stekker los terwijl
de borglip wordt ingedrukt.
Vervang de lamp en plaats
hem in de lampvoet.
Breng de 3 nokken op de lamp
in lijn met de bevestiging en
steek de lamp erin.
Draai de lampvoet en zet
hem vast.
Beweeg de lampvoet voorzichtig
om te controleren of hij niet los-
zit en zet de koplampen aan om
visueel te controleren of er geen
licht langs de bevestiging af
schijnt.
1
2
3
4
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 563 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
564
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Parkeerlichten voor (halogeenkoplampen)
Draai de lampvoet linksom.
De vorm van de lampvoet is
links en rechts enigszins ver-
schillend.
Verwijder de lamp.
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 564 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
565
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Richtingaanwijzers voor
Verwijder de bouten van de
wielkuip.
Draai om voldoende werkruimte
te creëren het stuurwiel volledig
naar de andere kant.
Open de wielkuip.
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 565 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
566
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Draai de lampvoet linksom.
Verwijder de lamp.
3
Auto's met halogeenkoplam-
pen
Auto's met LED-koplampen
4
Auto's met halogeenkoplam-
pen
Auto's met LED-koplampen
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 566 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
567
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Mistlampen voor (indien aanwezig)
Verwijder de bouten van de wielkuip en open de wielkuip.
(Blz. 565)
Neem de stekker los terwijl
de borglip wordt ingedrukt.
Draai de lamp linksom.
Vervang de lamp.
Breng de 3 nokken op de lamp
in lijn met de bevestiging en
steek de lamp erin.
1
2
3
4
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 567 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
568
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Draai de lampvoet en zet
hem vast.
Plaats de lampvoet.
Beweeg de lampvoet voorzichtig
om te controleren of hij niet los-
zit en zet de mistlampen aan om
visueel te controleren of er geen
licht langs de bevestiging
schijnt.
Voer bij het plaatsen van de afdekkap stap in omgekeerde
volgorde uit.
5
6
7 1
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 568 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
569
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Richtingaanwijzers achter en achteruitrijlichten
Open de achterdeur.
Links
Verwijder de bouten en de
lamp.
Rechts
Verwijder de bouten.
Sluit de achterdeur voor
de helft en verwijder de
lamp.
1
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 569 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
570
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Neem de stekker los terwijl
de borglip wordt ingedrukt.
Draai de lampvoeten
linksom.
Richtingaanwijzer achter
Achteruitrijlicht
Verwijder de lamp.
Richtingaanwijzer achter
Achteruitrijlicht
2
3
1
2
4
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 570 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
571
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Mistachterlichten (indien aanwezig)
Verwijder de bouten van het
onderpaneel en trek het
onderpaneel omlaag.
Draai de lampvoet linksom.
Verwijder de lamp.
1
2
3
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 571 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
572
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Kentekenplaatverlichting
Auto's met reservewiel onder de vloer en zonder reservewiel
Verwijder de schroeven.
Verwijder de lens en de kente-
kenplaatverlichting.
Verwijder de lamp.
Auto's met reservewiel op de achterdeur
Verwijder de schroeven.
Verwijder de lens en de kente-
kenplaatverlichting.
Verwijder de lamp.
1
2
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 572 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
573
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Dorpelverlichting (indien aanwezig)
Draai de lampvoeten
linksom.
Verwijder de lamp.
Overige lampen
Laat de onderstaande lampen vervangen door een Toyota-dealer of
erkende reparateur.
Dimlicht (LED-koplampen)
Parkeerlichten voor/dagrijverlichting (LED-koplampen)
Richtingaanwijzers opzij
Derde remlicht
Rem-/achterlichten
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 573 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
574
7-3. Zelf onderhoud en controles uitvoeren
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
LED-lampen
De dimlichten (LED-koplampen), de parkeerlichten voor/dagrijverlichting
(LED-koplampen), de richtingaanwijzers opzij, het derde remlicht en de rem-/
achterlichten bestaan uit een serie LED's. Als een van de LED's is doorge-
brand, laat de lamp dan vervangen door een Toyota-dealer of erkende repa-
rateur.
Condensvorming in de koplampen
Het tijdelijk beslaan van de binnenzijde van het koplampglas is normaal.
Neem in de volgende gevallen contact op met een Toyota-dealer of erkende
reparateur voor meer informatie.
Als er erg veel condens aan de binnenzijde van het koplampglas zit.
Als zich een plasje water in de lamp heeft gevormd.
WAARSCHUWING
Vervangen van lampen
Schakel de verlichting uit. Wacht na het uitschakelen van de verlichting tot
de lampen zijn afgekoeld.
De lampen kunnen erg heet worden en brandwonden veroorzaken.
Raak het glas van de lamp niet aan met blote handen. Als u het glas van
de lamp toch moet vastpakken, gebruik daarvoor dan een schone droge
doek, om te voorkomen dat er vocht of olie op de lamp komt.
Als de lamp een kras heeft of is gevallen, kan deze defect raken of breken.
Zorg ervoor dat de lamp en de borgclips goed vastzitten. Anders kan de
lamp door oververhitting beschadigd raken, kan brand ontstaan of kan
water binnendringen in de koplampunit. Hierdoor kunnen de koplampen
beschadigd raken en kan condensvorming in de koplamp optreden.
Probeer lampen, stekkers, elektrische circuits of andere onderdelen van
de verlichting niet te repareren of uit elkaar te halen.
Als u dat wel doet, kunt u een elektrische schok krijgen en ernstig letsel
oplopen.
Voorkomen van schade en brand
Controleer of de lampen en borgclips goed vastzitten.
Controleer het vermogen van de lamp voordat deze wordt geplaatst om
beschadiging door hitte te voorkomen.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 574 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
575
8
Bij problemen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
8-1. Belangrijke informatie
Alarmknipperlichten...........576
Als uw auto in geval van nood
tot stilstand moet
worden gebracht..............577
8-2. Stappen die genomen
moeten worden in
noodgevallen
Als uw auto moet worden
gesleept...........................579
Als u denkt dat er iets
mis is ...............................584
Uitschakelsysteem
brandstofpomp
(alleen benzinemotor)......585
Als een waarschuwingslampje
gaat branden of een
waarschuwingszoemer
klinkt... ............................586
Als er een waarschuwings-
melding verschijnt............598
Als de auto een lekke band
heeft (auto's met
reservewiel) .....................614
Als de auto een lekke band
heeft (auto's zonder
reservewiel) .....................633
Als de motor
niet wil aanslaan..............649
Als de selectiehendel
niet in een andere stand
dan P kan worden gezet
(automatische
transmissie) .....................651
Als de elektronische sleutel
niet goed werkt
(auto's met Smart entry-
systeem met startknop) ...652
Als de accu leeg is.............655
Als de motor
oververhit raakt................662
Als u zonder brandstof
komt te staan
en de motor afslaat
(alleen dieselmotoren).....665
Als de auto vast komt
te zitten............................666
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 575 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
576
8-1. Belangrijke informatie
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Alarmknipperlichten
Druk op de schakelaar.
Alle richtingaanwijzers gaan nu
gelijktijdig knipperen, ongeacht of
de motor nu draait of niet.
Druk nogmaals op de schakelaar
om ze weer uit te schakelen.
Alarmknipperlichten
Als de alarmknipperlichten langere tijd worden gebruikt terwijl de motor niet
draait, kan de accu ontladen raken.
De alarmknipperlichten worden gebruikt om andere bestuurders
te waarschuwen wanneer de auto tot stilstand moet worden
gebracht, bijvoorbeeld bij pech.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 576 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
577
8-1. Belangrijke informatie
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
8
Bij problemen
Als uw auto in geval van nood tot stilstand
moet worden gebracht
Trap het rempedaal met beide voeten stevig in.
Rem niet “pompend”; hierdoor is meer kracht nodig om de auto tot stil-
stand te brengen.
Zet de selectiehendel in stand N.
Als de selectiehendel in stand N is gezet
Zet na het afremmen de auto stil op een veilige plaats langs de
weg.
Zet de motor af.
Als de selectiehendel niet in stand N gezet kan worden
Blijf het rempedaal met beide voeten intrappen om zo veel mogelijk
vaart te minderen.
Auto's zonder Smart entry-sys-
teem en startknop:
Zet de motor af door het con-
tact in stand ACC te zetten.
Breng de auto alleen in noodgevallen, bijvoorbeeld wanneer de
auto niet op de normale manier stilgezet kan worden, als volgt
tot stilstand:
1
2
3
4
3
4
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 577 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
578
8-1. Belangrijke informatie
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Auto's met Smart entry-sys-
teem en startknop:
Houd de startknop gedurende
ten minste 2 seconden inge-
drukt of druk hem driemaal ach-
ter elkaar kort in om de motor
uit te schakelen.
Breng de auto op een veilige plaats langs de weg tot stilstand.
Houd de startknop ten minste 2 seconden
ingedrukt of druk deze 3 maal of vaker
achter elkaar kort in
WAARSCHUWING
Als de motor tijdens het rijden afgezet moet worden
De rem- en stuurbekrachtiging zullen niet meer werken, waardoor het
intrappen van het rempedaal en het verdraaien van het stuurwiel zwaarder
gaan. Minder zo veel mogelijk vaart voordat u de motor uitschakelt.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Probeer nooit de sleutel
uit het contactslot te halen, omdat het stuurwiel dan wordt vergrendeld.
5
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 578 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
579
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
8
Bij problemen
Als uw auto moet worden gesleept
Het volgende kan duiden op een probleem in de transmissie. Neem
contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur voordat u uw
auto laat slepen.
De motor draait, maar de auto komt niet in beweging.
De auto maakt een abnormaal geluid.
In geval van nood kunt u een sleepkabel of -ketting aan de sleepha-
ken vastmaken. Uw auto mag op deze manier alleen op de verharde
weg en met lage snelheid over een korte afstand worden gesleept.
Er moet een bestuurder in de auto zitten om te sturen en te remmen.
Ook dienen de wielen, de assen, de aandrijflijn, de stuurinrichting en
de remmen in een goede conditie te zijn.
Bij auto's met automatische transmissie mogen alleen de sleephaken
vóór worden gebruikt.
Als uw auto moet worden gesleept, adviseren wij u dat te laten
doen door een Toyota-dealer of erkende reparateur of professio-
neel bergingsbedrijf, en daarbij gebruik te maken van een lepel-
wagen of een autoambulance.
Gebruik een stevige sleepkabel en neem alle wettelijke voor-
schriften in acht.
Voor het slepen
Slepen in een noodgeval
Sleephaak (voor) Sleephaak (achter)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 579 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
580
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Sleep de auto niet met een takel-
wagen om beschadiging van de
carrosserie te voorkomen.
Slepen met een takelwagen
Slepen met een lepelwagen
Aan de voorzijde Aan de achterzijde
Gebruik een dolly onder de ach-
terwielen.
Gebruik een dolly onder de voor-
wielen.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 580 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
581
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
8
Bij problemen
Als uw Toyota wordt getranspor-
teerd op een autoambulance, zet
de auto dan vast zoals aange-
geven in afbeelding.
Als uw auto met touwen of kettin-
gen wordt vastgezet, moeten de
aangegeven bevestigingshoeken
45° zijn.
Trek de touwen of kettingen niet
te strak aan omdat hierdoor
schade aan de auto kan ontstaan.
Voordat in een noodgeval gesleept wordt
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Zet het contact AAN
(motor draait).
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Zet het contact AAN (motor
draait).
2TR-FE motor: Zet de schakelaar voor de vierwielaandrijving in stand H4F.
(Het middendifferentieel is niet gesperd.)
*
1GR-FE en 1KD-FTV motor: Zet de schakelaar voor de vierwielaandrijving
in stand H4 en druk de vergrendel-/ontgrendelschakelaar van de midden-
differentieelsper in om het middendifferentieel te ontgrendelen.
*
Auto's met hoogteregeling luchtvering achter: Zet de wagenhoogte in stand
N en druk de schakelaar hoogteregeling UIT in om de hoogteregeling lucht-
vering achter uit te schakelen.
*
Zet de selectiehendel in stand N.
Deactiveer de parkeerrem.
*: Raadpleeg de “Handleiding terreinrijden”
Vervoeren op een autoambulance
1
2
3
4
5
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 581 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
582
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
WAARSCHUWING
Waarschuwing voor tijdens het slepen
Wees extra voorzichtig als er op deze manier wordt gesleept.
Voorkom plotseling wegrijden of plotselinge bewegingen waardoor er
extreme krachten op de sleephaken en de sleepkabel of -ketting worden
uitgeoefend. Let tijdens het slepen altijd op de omgeving en de medeweg-
gebruikers.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Zet het contact niet UIT.
Anders wordt het stuurwiel vergrendeld en kan het niet meer worden
gedraaid, wat kan leiden tot ongevallen en ernstig letsel.
Als de motor niet draait, werken de rem- en stuurbekrachtiging niet. Hier-
door zal het remmen en sturen veel zwaarder gaan dan normaal.
Vóór het slepen (auto's met hoogteregeling luchtvering achter)
Als uw auto wordt gesleept, zet dan de wagenhoogte in stand N en druk op
de toets hoogteregeling UIT om de hoogteregeling luchtvering achter uit te
schakelen.
Anders kan de wagenhoogte plotseling veranderen door de werking van de
automatische niveauregeling, waardoor een ongeval kan ontstaan. Raad-
pleeg de handleiding voor terreinrijden voor nadere informatie.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 582 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
583
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
8
Bij problemen
OPMERKING
Voorkomen van ernstige schade aan de transmissie en tussenbak bij
het slepen met een lepelwagen
Sleep deze auto nooit met een van de wielen op de grond.
Het ontstaan van ernstige schade aan uw auto voorkomen (auto's met
automatische transmissie)
Voorkomen van beschadigingen aan de auto bij het slepen met een
lepelwagen
Let erop dat de andere zijde van de auto dan die die op de lepel staat vol-
doende grondspeling heeft. Als er onvoldoende speling aanwezig is, kan de
auto tijdens het slepen beschadigd raken.
Voorkomen van beschadiging van de carrosserie bij het slepen met
een takelwagen
Sleep de auto niet met een takelwagen, noch vooruit, noch achteruit.
Om het ontstaan van ernstige schade aan de transmissie en de tussen-
bak tijdens het slepen te voorkomen (auto's met automatische trans-
missie)
Sleep een auto nooit aan de achterzijde met alle vier wielen op de grond.
Anders kunnen de transmissie en tussenbak ernstig beschadigd raken.
Gebruik de sleephaak achter niet.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 583 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
584
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Als u denkt dat er iets mis is
Lekkage onder de auto
(na gebruik van de airconditioning is waterlekkage normaal).
Banden die er te zacht uit zien of die ongelijkmatig versleten zijn
Een motortemperatuur die voortdurend hoger is dan normaal
Abnormale uitlaatgeluiden
Overmatig piepende banden bij het nemen van een bocht
Vreemde geluiden die kennelijk in verband staan met de bewegin-
gen van de wielophanging
Pingelende of andere abnormale geluiden uit de motorruimte
De motor hapert, stottert of draait onregelmatig
Een merkbaar verlies aan trekkracht
De auto trekt tijdens het remmen sterk naar één kant
De auto trekt sterk naar één kant, terwijl u rechtuitrijdt op een
vlakke weg
Teruglopende remwerking, sponzig gevoel in het rempedaal, een
rempedaal dat bijna tot op de vloer kan worden ingetrapt
Als u een van de volgende verschijnselen opmerkt, kan het zijn
dat uw auto afgesteld of gerepareerd moet worden. Neem zo
snel mogelijk contact op met een Toyota-dealer of erkende repa-
rateur.
Zichtbare symptomen
Hoorbare symptomen
Merkbare symptomen
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 584 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
585
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
8
Bij problemen
Uitschakelsysteem brandstofpomp
(alleen benzinemotor)
Volg onderstaande procedure om de motor te herstarten als het sys-
teem geactiveerd is.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Zet het contact in stand ACC of UIT.
Start de motor opnieuw.
Auto's met Smart Entry-systeem en startknop
Zet het contact in stand ACC of UIT.
Start de motor opnieuw.
Het uitschakelsysteem van de brandstofpomp onderbreekt de
brandstoftoevoer naar de motor om de kans op brandstof-
lekkage te verkleinen als de motor afslaat of als een airbag
wordt geactiveerd als gevolg van een aanrijding.
OPMERKING
Vóór het starten
Controleer de grond onder de auto.
Als er brandstoflekkage waarneembaar is, is het waarschijnlijk dat het
brandstofsysteem beschadigd is en reparatie behoeft. Start de motor in dat
geval niet opnieuw.
1
2
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 585 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
586
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Als een waarschuwingslampje gaat bran-
den of een waarschuwingszoemer klinkt
Voer op rustige wijze onderstaande handelingen uit als een van
de waarschuwingslampjes gaat branden of knipperen. Als een
van de lampjes gaat branden of knipperen en daarna weer uit-
gaat, is er niet noodzakelijkerwijs een defect in het systeem aan-
wezig. Als deze situatie echter blijft voortduren, laat uw auto dan
controleren bij een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Overzicht waarschuwingslampjes en waarschuwingszoemers
Waarschu-
wingslampje
Waarschuwingslampje/details/handelingen
Waarschuwingslampje remsysteem (waarschuwings-
zoemer)
*
1
Geeft het volgende aan:
Het remvloeistofniveau is te laag; of
Er zit een storing in het remsysteem.
Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats tot
stilstand en neem contact op met een Toyota-dealer
of erkende reparateur. Doorrijden met de auto kan
gevaarlijk zijn.
Laadstroomcontrolelampje
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in het laadsys-
teem van de auto.
Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats tot
stilstand en neem contact op met een Toyota-dealer
of erkende reparateur.
(indien aanwezig)
Waarschuwingslampje lage oliedruk
Geeft aan dat de motoroliedruk te laag is
Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats tot
stilstand en neem contact op met een Toyota-dealer
of erkende reparateur.
Motorcontrolelampje
Geeft aan dat er een storing is in:
Het elektronische motorregelsysteem;
Het elektronische gaspedaal; of
De elektronisch geregelde automatische transmissie.
Laat uw auto direct controleren door een Toyota-dea-
ler of erkende reparateur.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 586 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
587
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
8
Bij problemen
Waarschu-
wingslampje
Waarschuwingslampje/details/handelingen
Waarschuwingslampje SRS
Geeft aan dat er een storing is in:
Het airbagsysteem; of
Het gordelspannersysteem.
Laat uw auto direct controleren door een Toyota-dea-
ler of erkende reparateur.
Waarschuwingslampje ABS
Geeft aan dat er een storing is in:
Het ABS; of
Het Brake Assist-systeem
Laat uw auto direct controleren door een Toyota-dea-
ler of erkende reparateur.
Waarschuwingslampje stuurbekrachtiging
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in de stuurbe-
krachtiging
Laat uw auto direct controleren door een Toyota-dea-
ler of erkende reparateur.
(Knippert)
(indien aanwezig)
Waarschuwingslampje Pre-Crash Safety-systeem
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in het Pre-Crash
Safety-systeem.
Het waarschuwingslampje werkt als volgt, zelfs wanneer
er geen storing zit in het systeem:
Het lampje gaat snel knipperen wanneer het systeem in
werking is. (Blz. 370)
Het lampje gaat branden wanneer het Pre-Crash Brake-
systeem wordt uitgeschakeld. (Blz. 371)
Het lampje gaat branden wanneer het systeem tijdelijk
niet kan worden gebruikt. (Blz. 604)
Laat uw auto direct controleren door een Toyota-dea-
ler of erkende reparateur.
(geel)
(indien aanwezig)
Waarschuwingslampje cruise control
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in de cruise con-
trol
Blz. 286
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 587 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
588
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Controlelampje Traction Control
Geeft aan dat er een storing is in:
Het VSC-systeem;
Het Trailer Sway Control-systeem (indien aanwezig)
Het TRC-systeem;
Active Traction Control;
Het Downhill Assist Control-systeem. (indien aanwezig);
De Hill Start Assist Control (indien aanwezig);
Het Multi-terrain Select-systeem (indien aanwezig);
Het Crawl Control-systeem.
Het lampje gaat knipperen wanneer een van de boven-
staande systemen behalve het Multi-terrain Select-sys-
teem in werking is.
Laat uw auto direct controleren door een Toyota-dea-
ler of erkende reparateur.
(indien aanwezig)
Waarschuwingslampje temperatuur automatische-
transmissievloeistof
Als het lampje gaat branden, duidt dit erop dat de tem-
peratuur van de automatische-transmissievloeistof te
hoog is.
Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats tot
stilstand, zet de selectiehendel in stand P en wacht
totdat het lampje uitgaat. Als het lampje uitgaat, kunt
u uw weg vervolgen. Neem, als het waarschuwings-
lampje niet uitgaat, contact op met een Toyota-dealer
of erkende reparateur.
Als het lampje knippert, is er sprake van een storing in
de automatische transmissie.
Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats tot
stilstand, zet de selectiehendel in stand P en neem
contact op met een Toyota-dealer of erkende repara-
teur.
(indien aanwezig)
Waarschuwingslampje KDSS
Geeft aan dat er een storing is in het KDSS
Laat uw auto direct controleren door een Toyota-dea-
ler of erkende reparateur.
(indien aanwezig)
Waarschuwingslampje vervangen distributieriem
Geeft aan dat de distributieriem moet worden vervangen.
Laat uw auto controleren door een Toyota-dealer of
erkende reparateur.
Waarschu-
wingslampje
Waarschuwingslampje/details/handelingen
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 588 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
589
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
8
Bij problemen
Waarschu-
wingslampje
Waarschuwingslampje/details/handelingen
(indien aanwezig)
Waarschuwingslampje brandstoffilter
Geeft aan dat er te veel water verzameld is in het brand-
stoffilter
Blz. 530
(indien aanwezig)
(Gaat branden of
knipperen)
Waarschuwingslampje brandstofsysteem (waarschu-
wingszoemer)
Het lampje knippert als waarschuwing dat er een
bepaalde hoeveelheid water verzameld is in het brand-
stoffilter.
Blz. 530
Het lampje gaat branden als zich een storing voordoet in
het brandstofsysteem.
Laat uw auto direct controleren door een Toyota-dea-
ler of erkende reparateur.
De zoemer klinkt als het waarschuwingslampje knippert.
Waarschuwingslampje open portier/achterdeur (waar-
schuwingszoemer)
*
2
Geeft aan dat een portier, de motorkap of de achterdeur
niet volledig gesloten is.
Controleer of alle portieren, de motorkap en de ach-
terdeur gesloten zijn.
Waarschuwingslampje laag brandstofniveau
Auto's zonder secundaire brandstoftank:
Geeft aan dat resterende hoeveelheid brandstof ongeveer
13,0 liter of minder is als het lampje gaat branden.
Auto's met secundaire brandstoftank:
Geeft aan dat resterende hoeveelheid brandstof ongeveer
22,0 liter of minder is als het lampje gaat branden.
Alleen 1KD-FTV uitvoeringen met secundaire brandstof-
tank:
Geeft aan dat resterende hoeveelheid brandstof ongeveer
22,0 liter of minder is als het lampje knippert.
Vul de brandstoftank.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 589 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
590
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Controlelampje bestuurders- en voorpassagiersgordel
(waarschuwingszoemer)
*
3
Waarschuwt de bestuurder en/of voorpassagier dat de
veiligheidsgordel vastgemaakt dient te worden.
Doe de veiligheidsgordel om.
Als er iemand op de voorpassagiersstoel zit, moet
ook de veiligheidsgordel voor de voorpassagier wor-
den vastgemaakt, zodat het waarschuwingslampje
(de waarschuwingszoemer) uitgaat.
(indien aanwezig)
Waarschuwingslampje laag motoroliepeil
Geeft aan dat het motoroliepeil laag is
Controleer het oliepeil en vul indien nodig olie bij.
(indien aanwezig)
Centraal waarschuwingslampje
Een zoemer klinkt en het waarschuwingslampje gaat
branden en knippert om aan te geven dat het centrale
waarschuwingssysteem een storing heeft gesignaleerd.
Blz. 598
(indien aanwezig)
Waarschuwingslampje lage bandenspanning
Als het lampje gaat branden:
Lage bandenspanning, bijvoorbeeld door
Natuurlijke oorzaken (Blz. 595)
Lekke band (Blz. 614, 633)
Breng de banden op de juiste spanning.
Na een paar minuten dooft het lampje. Laat het sys-
teem nakijken door een Toyota-dealer of erkende
reparateur indien het lampje niet dooft nadat de ban-
den op spanning zijn gebracht.
Als het lampje gaat branden nadat het gedurende 1
minuut geknipperd heeft:
Storing in het bandenspanningswaarschuwingssysteem
Laat het systeem controleren bij een Toyota-dealer of
erkende reparateur.
(indien aanwezig)
Waarschuwingslampje laag ruitensproeierniveau
Laag ruitensproeierniveau
Vul het reservoir.
Waarschu-
wingslampje
Waarschuwingslampje/details/handelingen
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 590 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
591
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
8
Bij problemen
(indien aanwezig)
Waarschuwingslampje LED-koplamp
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in de LED-kop-
lampen.
De LED-koplampen zullen niet normaal branden wanneer
er een storing is, afhankelijk van de aard van het probleem
zullen ze echter wellicht wel branden.
Laat uw auto direct controleren door een Toyota-dea-
ler of erkende reparateur.
(indien aanwezig)
Waarschuwingslampje automatische verticale koplamp-
verstelling
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in de automati-
sche verticale koplampverstelling
Laat uw auto direct controleren door een Toyota-dea-
ler of erkende reparateur.
(Knippert)
(indien aanwezig)
Controlelampje (waarschuwingszoemer) Toyota Parking
Assist-sensor
*
4
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in de Toyota Par-
king Assist-sensor
Laat uw auto direct controleren door een Toyota-dea-
ler of erkende reparateur.
(indien aanwezig)
Controlelampje (waarschuwingszoemer) Toyota Parking
Assist-sensor
*
5
Geeft aan dat de Toyota Parking Assist-sensor vuil is of
bedekt is met ijs.
Reinig de sensoren.
(indien aanwezig)
Waarschuwingslampje roetfiltersysteem
Als er zich een bepaalde hoeveelheid afzetting in het roet-
filtersysteem bevindt, gaat het lampje branden. Regene-
reer het filter.
Blz. 596
Storing in het roetfiltersysteem als het lampje knippert.
Laat uw auto direct controleren door een Toyota-dea-
ler of erkende reparateur.
(Knippert)
(indien aanwezig)
Waarschuwingslampje motorolie verversen
Geeft aan dat de motorolie moet worden ververst:
Knippert nadat de motorolie ververst is na ongeveer
25.000 km (als het indicatiesysteem voor het verversen
van de motorolie niet is gereset, zal het controlelampje
niet goed werken)
Controleer de motorolie en ververs indien nodig. Na
het verversen van de motorolie moet het verversings-
systeem worden gereset. (Blz. 519)
Waarschu-
wingslampje
Waarschuwingslampje/details/handelingen
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 591 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
592
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
*
1
: Waarschuwingszoemer geactiveerde parkeerrem:
De zoemer klinkt als de auto met een snelheid van ongeveer 5 km/h of
meer rijdt.
*
2
: Waarschuwingslampje open portier
De waarschuwingszoemer open portier/achterdeur klinkt om aan te
geven dat een of meerdere portieren niet goed gesloten zijn (als de rij-
snelheid 5 km/h of hoger is).
*
3
: Waarschuwingszoemer veiligheidsgordel bestuurder en voorpassagier:
De waarschuwingszoemer voor de veiligheidsgordel herinnert de
bestuurder en de voorpassagier eraan de veiligheidsgordel om te doen.
De zoemer klinkt gedurende 30 seconden nadat de auto een snelheid
van ten minste 20 km/h heeft bereikt. Als de veiligheidsgordel daarna nog
niet is vastgemaakt, laat de zoemer gedurende 90 seconden een ander
geluid horen.
*
4
: De controlelampjes van de hoek en het midden knipperen nadat eerst het
controlelampje voor een storing van de sensor knippert en het controle-
lampje auto uit gaat, terwijl de zoemer gedurende ongeveer 8 seconden
klinkt.
*
5
: De controlelampjes van de hoek en het midden gaan branden en blijven
aan nadat het controlelampje voor een storing van de sensor is gaan
branden en het controlelampje auto uitgaat, terwijl de zoemer gedurende
ongeveer 7 seconden klinkt.
(blijft branden)
(indien aanwezig)
Waarschuwingslampje motorolie verversen
Geeft aan dat de motorolie moet worden ververst:
Gaat na het verversen van de motorolie (en nadat het indi-
catiesysteem voor het verversen van de motorolie is gere-
set) na ongeveer 30.000 km branden
Laat de motorolie en het oliefilter door een Toyota-
dealer of erkende reparateur controleren en/of ver-
vangen. Na het verversen van de motorolie moet het
verversingssysteem worden gereset. (Blz. 519)
Waarschu-
wingslampje
Waarschuwingslampje/details/handelingen
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 592 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
593
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
8
Bij problemen
Controleer, nadat de noodzakelijke handelingen uitgevoerd zijn om
het probleem te verhelpen, of de waarschuwingslampjes uitgaan.
Procedures waarschuwingslampje en zoemer Smart entry-sys-
teem met startknop (indien aanwezig)
Zoemer
interieur
Zoemer
exterieur
Waar-
schu-
wingslam
pje
Details/handelingen
Continu Continu
Geeft aan dat het bestuurdersportier is
geopend en gesloten terwijl de elektroni-
sche sleutel zich niet in de auto bevond,
de selectiehendel niet in stand P (auto-
matische transmissie) of in stand N
(handgeschakelde transmissie) stond en
het contact niet UIT was gezet.
Zet de selectiehendel in stand P.
Neem de elektronische sleutel
weer mee in de auto.
Een keer 3 keer
Geeft aan dat het bestuurdersportier is
geopend of gesloten terwijl het contact
niet UIT stond, de selectiehendel in
stand P (automatische transmissie) of in
stand N (handgeschakelde transmissie)
stond en de elektronische sleutel zich
buiten het detectiegebied bevond.
Zet het contact UIT.
Neem de elektronische sleutel
weer mee in de auto.
Een keer
Klinkt
eenmaal
gedu-
rende
5 secon-
den
(Gaat gedu-
rende
ongeveer 60
seconden bran-
den.)
Geeft aan dat het contact niet UIT stond,
de selectiehendel in stand P stond
(automatische transmissie), de elektro-
nische sleutel zich buiten het detectiege-
bied bevond en er geprobeerd is om de
auto te vergrendelen met het Smart
entry-systeem met startknop.
Zet het contact UIT.
Neem de elektronische sleutel
weer mee in de auto.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 593 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
594
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Detectiesensor voorpassagier en waarschuwingssysteem veiligheids-
gordel
Als er bagage wordt geplaatst op de passagiersstoel kan de detectiesensor
het waarschuwingslampje laten knipperen, ook al zit er niemand op de pas-
sagiersstoel.
Als er op de stoel een kussen wordt geplaatst, werkt de sensor wellicht niet
goed, waardoor ook het waarschuwingslampje niet goed werkt.
Als het controlelampje van lage gearing bij vierwielaandrijving of van de
middendifferentieelsper knippert
Voer de noodzakelijke handelingen uit. (Raadpleeg de handleiding voor
terreinrijden)
Een keer
Klinkt
driemaal
Geeft aan dat een ander portier dan het
bestuurdersportier is geopend of geslo-
ten terwijl het contact niet UIT stond, de
selectiehendel in stand P (automatische
transmissie) of in stand N (handgescha-
kelde transmissie) stond en de elektroni-
sche sleutel zich buiten het
detectiegebied bevond.
Zet het contact UIT.
Neem de elektronische sleutel
weer mee in de auto.
Een keer
Geeft aan dat de elektronische sleutel
niet aanwezig is als geprobeerd wordt
de motor te starten.
Controleer waar de elektronische
sleutel zich bevindt
Zoemer
interieur
Zoemer
exterieur
Waar-
schu-
wingslam
pje
Details/handelingen
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 594 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
595
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
8
Bij problemen
Als het waarschuwingslampje lage bandenspanning gaat branden
(auto's met bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Controleer het uiterlijk van de band om te controleren of de band niet lek is.
Als de band lek is: Blz. 614, 633
Als de band niet lek is:
Gebruik de volgende procedure wanneer de banden voldoende zijn afge-
koeld.
Controleer de bandenspanning en breng hem op het juiste niveau.
Als het waarschuwingslampje zelfs na enkele minuten niet uit gaat, contro-
leer dan of de bandenspanning in orde is en voer de initialisatie uit.(Blz.
533)
Het waarschuwingslampje kan weer gaan branden wanneer bovenstaande
handelingen zijn uitgevoerd zonder eerst de banden voldoende te laten
afkoelen.
Het waarschuwingslampje lage bandenspanning gaat mogelijk branden
door een natuurlijke oorzaak (auto's met bandenspanningswaarschu-
wingssysteem)
Het waarschuwingslampje lage bandenspanning gaat mogelijk branden door
een natuurlijke oorzaak, zoals het onvermijdelijke spanningsverlies dat op
den duur optreedt of een veranderde bandenspanning die veroorzaakt wordt
door temperatuurveranderingen. In dat geval zal het waarschuwingslampje
na een paar minuten uitgaan als de banden weer op de juiste spanning
gebracht zijn.
Als een wiel wordt vervangen door een reservewiel (auto's met compact
reservewiel en bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Als de bandenspanning van het reservewiel te laag is, zal het waarschu-
wingslampje lage bandenspanning gaan branden. Bij een lekke band zal het
waarschuwingslampje lage bandenspanning niet uitgaan, ook al is het wiel
met de lekke band vervangen door het reservewiel.
Omstandigheden waaronder het bandenspanningswaarschuwingssys-
teem mogelijk niet juist werkt (auto's met bandenspanningswaarschu-
wingssysteem)
Blz. 535
Als het waarschuwingslampje lage bandenspanning regelmatig gaat
branden nadat het gedurende 1 minuut geknipperd heeft (auto's met
bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Als het waarschuwingslampje lage bandenspanning regelmatig gaat branden
nadat het gedurende 1 minuut geknipperd heeft wanneer het contact AAN
wordt gezet, laat het systeem dan controleren door een Toyota-dealer of
erkende reparateur.
Waarschuwingszoemer
De zoemer is in sommige gevallen niet hoorbaar, zoals in een luidruchtige
omgeving of wanneer het volume van de audio hoog staat.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 595 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
596
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Als de melding DPF FULL SEE OWNER’S MANUAL (roetfilter vol, zie
handleiding) op het display verschijnt (indien aanwezig)
De afzetting die zich in het filter bevindt, moet worden geregenereerd.
De volgende rijmethoden worden aanbevolen om het filter te regenereren
*:
Met een constante snelheid rijden (bijvoorbeeld ongeveer 65 km/h gedu-
rende 20 tot 30 minuten).
Korte ritten vermijden of met een constante snelheid rijden (de motor gedu-
rende langere tijd laten draaien).
De waarschuwingsmelding verdwijnt zodra de regeneratie voltooid is. Als de
bovenstaande rijmethoden niet kunnen worden uitgevoerd of als de melding
daarna niet verdwijnt, moet u uw auto direct laten controleren door een
Toyota-dealer of erkende reparateur.
Raadpleeg Blz. 257 voor meer informatie over het roetfiltersysteem.
*: Houd tijdens het rijden voldoende rekening met de weersomstandigheden,
de conditie van de weg, het terrein en het overige verkeer en neem altijd de
verkeersregels in acht.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 596 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
597
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
8
Bij problemen
WAARSCHUWING
Als de waarschuwingslampjes van het ABS en het remsysteem blijven
branden
Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats tot stilstand en neem con-
tact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur. De auto kan tijdens
het remmen extreem onstabiel worden en het ABS-systeem treedt mogelijk
niet in werking, waardoor een aanrijding en ernstig letsel kunnen ontstaan.
Als het waarschuwingslampje voor de stuurbekrachtiging gaat bran-
den
De besturing kan extreem zwaar aanvoelen.
Als het stuurwiel zwaarder werkt dan gebruikelijk, houd het dan stevig vast
en oefen meer kracht uit.
Als het waarschuwingslampje lage bandenspanning gaat branden
(auto's met bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. Als u dat niet doet, kunt
u de macht over het stuur verliezen, waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats. Breng de banden
meteen op spanning.
Als, nadat de banden op spanning zijn gebracht, het waarschuwings-
lampje opnieuw gaat branden, kan dit erop duiden dat er een band lek is.
Controleer de banden. Vervang het wiel met de lekke band door het reser-
vewiel en laat de band repareren door de dichtstbijzijnde Toyota-dealer of
erkende reparateur.
Vermijd plotselinge stuurbewegingen en hard remmen. De banden kunnen
beschadigd raken, waardoor u de controle over het stuurwiel of de rem-
men kunt verliezen.
Als u een klapband krijgt of als er plotseling een lek ontstaat (auto's
met bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Het kan zijn dat het bandenspanningswaarschuwingssysteem niet meteen
in werking treedt.
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het vervangen van banden (auto's met ban-
denspanningswaarschuwingssysteem)
Wanneer er verschillende soorten banden of banden van verschillende
merken worden gebruikt, werkt het bandenspanningswaarschuwingssys-
teem mogelijk niet goed.
Als het waarschuwingslampje brandstoffilter gaat branden
Rijd niet als het waarschuwingslampje brandt. Rijden met te veel water in
het brandstoffilter kan de brandstofpomp beschadigen.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 597 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
598
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Als er een waarschuwingsmelding
verschijnt
Centraal waarschuwingslampje
Het centrale waarschuwings-
lampje gaat ook branden of knip-
peren om aan te geven dat er op
dat moment een melding wordt
weergegeven op het multi-informa-
tiedisplay.
Multi-informatiedisplay
Als het waarschuwingslampje weer gaat branden na de volgende
handelingen, neem dan contact op met een Toyota-dealer of erkende
reparateur.
Het multi-informatiedisplay waarschuwt bij systeemstoringen en
onjuist uitgevoerde handelingen, of geeft meldingen over nood-
zakelijk onderhoud.
Blijf kalm en voer onderstaande handelingen uit als er een waar-
schuwingsmelding verschijnt op het multi-informatiedisplay:
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 598 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
599
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
8
Bij problemen
Overzicht waarschuwingsmeldingen en waarschuwingszoemers
Waarschuwingsmelding Details/handelingen
(indien aanwezig)
Geeft het volgende aan:
Er bestaat een grote kans op een frontale aan-
rijding; of
Het Pre-Crash Brake-systeem is in werking
Er klinkt ook een zoemer.
Trap het rempedaal in om de snelheid te
verlagen.
(indien aanwezig)
Geeft aan dat uw auto de voorligger te dicht
nadert (in de afstandsregelmodus)
Er klinkt ook een zoemer.
Trap het rempedaal in om de snelheid te
verlagen.
Geeft aan dat een of meerdere portieren niet
goed gesloten zijn
Het systeem geeft tevens aan welk portier niet
goed gesloten is.
Als de rijsnelheid 5 km/h wordt, knippert
en klinkt er een zoemer om aan te
geven dat een of meer portieren nog niet volle-
dig gesloten zijn.
Controleer of alle portieren gesloten zijn.
(indien aanwezig)
Geeft aan dat de achterruit niet geheel gesloten
is
Knippert als de auto een snelheid bereikt van
5 km/h, en er klinkt een zoemer om aan
te geven dat de achterruit nog niet volledig
gesloten is.
Sluit de achterruit.
(Knippert snel)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 599 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
600
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
(indien aanwezig)
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in de
Toyota Parking Assist-sensor
Alle sensoren van de Parking Assist knipperen.
Er klinkt ook een zoemer.
Laat uw auto controleren door een Toyota-
dealer of erkende reparateur.
(indien aanwezig)
Geeft aan dat een Toyota Parking Assist-sensor
vuil is of bedekt is met ijs
Er klinkt ook een zoemer.
Reinig de sensor.
(Knippert)
Geeft aan dat de auto met een snelheid van 5 km/
h of meer rijdt met de parkeerrem geactiveerd
Er klinkt ook een zoemer.
Deactiveer de parkeerrem.
(indien aanwezig)
Geeft aan dat de sensor van het Dynamic Radar
Cruise Control-systeem vuil is of bedekt is met ijs
Er klinkt ook een zoemer.
Reinig zo nodig de grille en de sensor.
(indien aanwezig)
Geeft aan dat het Dynamic Radar Cruise Control-
systeem de afstand tot de voorligger niet kan
bepalen
Er klinkt ook een zoemer.
Schakel de SNOW-modus uit.
Als de ruitenwissers zijn ingeschakeld, zet
ze dan uit of zet ze in een andere stand dan
AUTO of hoge snelheid.
Waarschuwingsmelding Details/handelingen
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 600 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
601
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
8
Bij problemen
(indien aanwezig)
Geeft aan dat de sensoren van het BSM-systeem
(Blind Spot Monitor) of de omliggende gebieden
op de bumper vuil zijn of bedekt zijn met ijs
Er klinkt ook een zoemer.
Reinig de sensor en het omliggende gebied
op de bumper.
Geeft aan dat er een storing is in:
Het cruise control-systeem; of
Het Dynamic Radar Cruise Control-systeem
(indien aanwezig)
Druk eenmaal op de toets ON-OFF om het sys-
teem uit te schakelen en druk vervolgens
opnieuw op de toets om het systeem in te
schakelen.
Er klinkt ook een zoemer.
Laat uw auto controleren door een Toyota-
dealer of erkende reparateur.
(indien aanwezig)
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in het
stuurslotsysteem
Er klinkt ook een zoemer.
Laat uw auto controleren door een Toyota-
dealer of erkende reparateur.
(indien aanwezig)
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in het
koppelingsschakelaarsysteem
Breng de auto onmiddellijk op een veilige
plaats tot stilstand en neem contact op met
een Toyota-dealer of erkende reparateur.
(indien aanwezig)
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in het
PCS-systeem (Pre-Crash Safety-systeem).
Er klinkt ook een zoemer.
Laat uw auto controleren door een Toyota-
dealer of erkende reparateur.
Waarschuwingsmelding Details/handelingen
(Knippert)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 601 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
602
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
(indien aanwezig)
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in het
BSM-systeem (Blind Spot Monitor)
Er klinkt ook een zoemer.
Laat uw auto controleren door een Toyota-
dealer of erkende reparateur.
Geeft aan dat de oliedruk niet in orde is
Het waarschuwingslampje kan gaan branden
als de oliedruk te laag is.
Er klinkt ook een zoemer.
Breng de auto onmiddellijk op een veilige
plaats tot stilstand en neem contact op met
een Toyota-dealer of erkende reparateur.
(indien aanwezig)
Dit lampje geeft aan dat de temperatuur van de
automatische-transmissievloeistof te hoog is
geworden
Er klinkt ook een zoemer.
Breng de auto onmiddellijk op een veilige
plaats tot stilstand, zet de selectiehendel in
stand P en wacht totdat de waarschuwings-
melding en het waarschuwingslampje uit-
gaan. Als de waarschuwingsmelding en het
waarschuwingslampje uitgaan, kunt u de
auto weer starten.
Neem, als de waarschuwingsmelding en
het waarschuwingslampje niet uitgaan,
contact op met een Toyota-dealer of
erkende reparateur.
(indien aanwezig)
Geeft een storing in de automatische transmissie
aan
Er klinkt ook een zoemer.
Laat uw auto controleren door een Toyota-
dealer of erkende reparateur.
(indien aanwezig)
Geeft aan dat het schuifdak niet geheel gesloten
is (als het contact UIT staat en het bestuurders-
portier geopend is)
Er klinkt ook een zoemer.
Sluit het schuifdak.
Waarschuwingsmelding Details/handelingen
(Knippert)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 602 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
603
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
8
Bij problemen
Geeft aan dat het motoroliepeil laag is
Er klinkt ook een zoemer.
Controleer het oliepeil en vul indien nodig
olie bij.
(indien aanwezig)
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in de
LED-koplampen.
De LED-koplampen zullen niet normaal branden
wanneer er een storing is, afhankelijk van de
aard van het probleem zullen ze echter wellicht
wel branden
Er klinkt ook een zoemer.
Laat uw auto direct controleren door een
Toyota-dealer of erkende reparateur.
(indien aanwezig)
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in de
automatische verticale koplampverstelling
Er klinkt ook een zoemer.
Laat uw auto direct controleren door een
Toyota-dealer of erkende reparateur.
(indien aanwezig)
Geeft aan dat het ruitensproeiervloeistofniveau
laag is
Vul ruitensproeiervloeistof bij.
(indien aanwezig)
Geeft aan dat er te veel water verzameld is in het
brandstoffilter
Er klinkt ook een zoemer.
Tap het water af uit het brandstoffilter.
(Blz. 530)
Geeft aan dat de resterende hoeveelheid brand-
stof ongeveer 10 liter of minder is
Er klinkt ook een zoemer.
Vul de brandstoftank.
Waarschuwingsmelding Details/handelingen
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 603 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
604
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
(indien aanwezig)
Geeft aan dat het PCS-systeem (Pre-Crash
Safety-systeem) op dit moment niet in werking
kan treden, omdat de lenskap of de sensor vuil is
Controleer de lenskap en de sensor en
reinig deze onderdelen zo nodig.
In het geval van oververhitting kan het
systeem na afkoeling weer in werking tre-
den.
(indien aanwezig)
Geeft een storing aan in de hoogteregeling lucht-
vering achter
Er klinkt ook een zoemer.
Breng de auto onmiddellijk op een veilige
plaats tot stilstand en neem contact op met
een Toyota-dealer of erkende reparateur.
(indien aanwezig)
Geeft aan dat het Crawl Control-systeem niet
beschikbaar is
Zet de positieschakelaar voor vierwielaan-
drijving in stand L4 en zet de selectiehen-
del in stand D of R.
(indien aanwezig)
Geeft aan dat het Crawl Control-systeem niet
beschikbaar is
Controleer de bedrijfsomstandigheden van
het Crawl Control-systeem.
(indien aanwezig)
Geeft aan dat het Crawl Control-systeem tijdens
het gebruik is uitgeschakeld
Er klinkt ook een zoemer.
Gebruik het Crawl Control-systeem onder
de juiste bedrijfscondities.
Raadpleeg de handleiding voor terreinrij-
den voor meer informatie met betrekking
tot het Crawl Control-systeem.
Waarschuwingsmelding Details/handelingen
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 604 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
605
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
8
Bij problemen
(indien aanwezig)
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in het
brandstofsysteem
Er klinkt ook een zoemer.
Laat uw auto direct controleren door een
Toyota-dealer of erkende reparateur.
(indien aanwezig)
Geeft aan dat de distributieriem moet worden ver-
vangen.
Laat de distributieriem controleren en/of
vervangen door een Toyota-dealer of
erkende reparateur.
(indien aanwezig)
Als het lampje blijft knipperen, duidt dit op een
storing in de vierwielaandrijving
Breng de auto onmiddellijk op een veilige
plaats tot stilstand en neem contact op met
een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Raadpleeg de handleiding voor terreinrij-
den.
(indien aanwezig)
Als het lampje blijft knipperen, duidt dit op een
storing in de achterdifferentieelsper
Breng de auto onmiddellijk op een veilige
plaats tot stilstand en neem contact op met
een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Raadpleeg de handleiding voor terreinrij-
den.
(indien aanwezig)
Geeft aan dat de schakelaar VSC OFF wordt
ingedrukt of het wegrijden in de tweede versnel-
ling wordt geselecteerd terwijl het Multi-terrain
Select-systeem in gebruik is
Terwijl het Multi-terrain Select-systeem in
gebruik is, kan de Vehicle Stability Control
niet worden uitgeschakeld en kan het weg-
rijden in de tweede versnelling niet worden
geactiveerd.
Waarschuwingsmelding Details/handelingen
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 605 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
606
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
(indien aanwezig)
Geeft aan dat het Multi-terrain Select-systeem tij-
dens het gebruik is uitgeschakeld
Er klinkt ook een zoemer.
Gebruik het Multi-terrain Select-systeem
onder de juiste bedrijfscondities.
(indien aanwezig)
Geeft aan dat het Multi-terrain Select-systeem
wordt ingeschakeld terwijl het Crawl Control-sys-
teem in werking is
Schakel het Crawl Control-systeem uit
voordat u het Multi-terrain Select-systeem
inschakelt.
(indien aanwezig)
Geeft aan dat het Multi-terrain Select-systeem
wordt ingeschakeld terwijl de tussenbakschake-
laar in stand H4 staat
Zet de tussenbakschakelaar in stand L4.
(indien aanwezig)
Geeft aan dat de tussenbakschakelaar van stand
H4 in stand L4 wordt gezet terwijl de selectiehen-
del in een andere stand dan N staat
Zet de selectiehendel in stand N.
(indien aanwezig)
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in de
VSC, het 4WD-systeem, het Multi-terrain Select-
systeem of het EFI-systeem
Neem contact op met een Toyota-dealer of
erkende reparateur.
Geeft aan dat de motorolie moet worden ver-
verst
Gaat ongeveer 25.000 km nadat de motorolie
ververst is branden. (Als het indicatiesysteem
voor het verversen van de motorolie niet is
gereset, zal het controlelampje niet goed wer-
ken.)
Controleer de motorolie en ververs indien
nodig. Na het verversen van de motorolie
moet het verversingssysteem worden gere-
set. (Blz. 519)
Waarschuwingsmelding Details/handelingen
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 606 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
607
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
8
Bij problemen
Geeft aan dat de motorolie ververst en het
oliefilter vervangen moet worden
Laat de motorolie en het oliefilter door een
Toyota-dealer of erkende reparateur contro-
leren en/of vervangen. Na het verversen
van de motorolie moet het verversingssys-
teem worden gereset. (Blz. 519)
(indien aanwezig)
Als er zich een bepaalde hoeveelheid afzetting in
het roetfiltersysteem bevindt, gaat het lampje
branden. Regenereer het filter.
Blz. 608
(indien aanwezig)
Storing in het roetfiltersysteem als het lampje
knippert.
Laat uw auto direct controleren door een
Toyota-dealer of erkende reparateur.
Waarschuwingsmelding Details/handelingen
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 607 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
608
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Waarschuwingsmelding in de Dynamic Radar Cruise Control-modus
(auto's met Dynamic Radar Cruise Control-systeem)
Onder de volgende omstandigheden wordt de waarschuwingsmelding moge-
lijk niet weergegeven, ook niet als de afstand tot de voorligger afneemt:
Wanneer uw auto en de voorligger met dezelfde snelheid rijden of als de
voorligger sneller rijdt dan uw auto
Als de voorligger extreem langzaam rijdt
Onmiddellijk nadat de cruise control-snelheid is ingesteld
Op het moment dat het gaspedaal wordt ingetrapt
Omstandigheden waaronder het bandenspanningswaarschuwingssys-
teem mogelijk niet juist werkt (auto's met bandenspanningswaarschu-
wingssysteem)
Blz. 535
Als de melding DPF FULL SEE OWNER’S MANUAL (roetfilter vol, zie
handleiding) op het display verschijnt (indien aanwezig)
De afzetting die zich in het filter bevindt, moet worden geregenereerd.
De volgende rijmethoden worden aanbevolen om het filter te regenereren
*:
Met een constante snelheid rijden (bijvoorbeeld ongeveer 65 km/h gedu-
rende 20 tot 30 minuten).
Korte ritten vermijden of met een constante snelheid rijden (de motor gedu-
rende langere tijd laten draaien).
De waarschuwingsmelding verdwijnt zodra de regeneratie voltooid is. Als de
bovenstaande rijmethoden niet kunnen worden uitgevoerd of als de melding
daarna niet verdwijnt, moet u uw auto direct laten controleren door een
Toyota-dealer of erkende reparateur.
Raadpleeg Blz. 257 voor meer informatie over het roetfiltersysteem.
*: Houd tijdens het rijden voldoende rekening met de weersomstandigheden,
de conditie van de weg, het terrein en het overige verkeer en neem altijd de
verkeersregels in acht.
Waarschuwingszoemer
In sommige gevallen is de zoemer niet hoorbaar door omgevingsgeluiden of
geluid van het audiosysteem.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 608 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
609
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
8
Bij problemen
Zoemer
interieur
Zoemer
exterieur
Waarschuwingsmelding Details/handelingen
Een
keer
3 keer
De elektronische sleutel
bevond zich buiten de auto en
er werd een ander portier dan
het bestuurdersportier geopend
en gesloten terwijl het contact
niet UIT stond.
Neem de elektronische
sleutel weer mee in de
auto.
Het bestuurdersportier werd
geopend en gesloten terwijl de
elektronische sleutel zich niet in
de auto bevond, de selectie-
hendel in stand P stond en het
contact niet UIT stond.
Zet het contact UIT.
Neem de elektronische
sleutel weer mee in de
auto.
Een
keer
Klinkt
een-
maal
gedu-
rende 5
secon-
den
Er wordt geprobeerd de auto te
verlaten met de elektronische
sleutel en de portieren te ver-
grendelen zonder dat het con-
tact eerst UIT is gezet.
Zet het contact UIT en ver-
grendel de portieren
opnieuw.
Een
keer
Er werd geprobeerd de motor
zonder de elektronische sleu-
tel te starten of de elektroni-
sche sleutel werkte niet
normaal.
Er is geprobeerd om te rijden
terwijl de gewone sleutel zich
niet in de auto bevond.
Ga na of de elektronische
sleutel zich in de auto
bevindt.
(Knippert)
(Knippert)
(Knippert)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 609 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
610
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Continu
(indien aanwezig)
Het bestuurdersportier werd
geopend terwijl de selectiehen-
del niet in stand P stond en het
contact niet UIT stond.
Zet de selectiehendel in
stand P.
Continu Continu
Het bestuurdersportier werd
geopend en gesloten terwijl de
elektronische sleutel zich niet in
de auto bevond, de selectie-
hendel niet in stand P stond en
het contact niet UIT stond.
Zet de selectiehendel in
stand P.
Neem de elektronische
sleutel weer mee in de
auto.
Een
keer
Klinkt
een-
maal
gedu-
rende 5
secon-
den
Er is geprobeerd de portieren te
vergrendelen met het Smart
entry-systeem met startknop
terwijl de elektronische sleutel
zich nog in de auto bevond.
Neem de elektronische
sleutel uit de auto en ver-
grendel de portieren
opnieuw.
Zoemer
interieur
Zoemer
exterieur
Waarschuwingsmelding Details/handelingen
(Knippert)
(Afwisselend weergegeven)
(Knippert)
(Knippert)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 610 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
611
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
8
Bij problemen
Een
keer
Klinkt
een-
maal
gedu-
rende 5
secon-
den
Er is geprobeerd een van de
voorportieren te vergrendelen
door een portier te openen en
de vergrendelknop aan de bin-
nenzijde in de vergrendelstand
te zetten, en het portier vervol-
gens te sluiten door aan de bui-
tenportiergreep te trekken
terwijl de elektronische sleutel
zich nog steeds in de auto
bevond.
Neem de elektronische
sleutel uit de auto en ver-
grendel de portieren
opnieuw.
Een
keer
(automatische transmissie)
of
Toen de portieren werden
ontgrendeld met de mechani-
sche sleutel en de startknop
vervolgens werd ingedrukt,
kon de elektronische sleutel
niet worden gesignaleerd in
de auto.
De elektronische sleutel kon
niet worden gesignaleerd,
ook niet nadat de startknop
tweemaal achter elkaar werd
ingedrukt.
Houd de elektronische
sleutel tegen de startknop
terwijl u het rempedaal
(automatische transmis-
sie) of koppelingspedaal
(handgeschakelde trans-
missie) intrapt.
Een
keer
Er is geprobeerd het contact
UIT te zetten terwijl de selectie-
hendel niet in stand P stond.
Om de motor uit te zetten,
moet de selectiehendel
eerst in stand P worden
gezet en moet vervolgens
het contact UIT worden
gezet.
Zoemer
interieur
Zoemer
exterieur
Waarschuwingsmelding Details/handelingen
(Knippert)
(handgeschakelde transmissie)
(Knippert)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 611 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
612
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Het contact is UIT gezet door
de automatische power off-
functie.
Wanneer de motor de vol-
gende keer wordt gestart,
moet het motortoerental
enigszins worden ver-
hoogd en gedurende onge-
veer 5 minuten op dit
niveau worden gehand-
haafd om de accu op te
laden.
Een
keer
De batterij van de elektronische
sleutel is (bijna) leeg.
Vervang de batterij van de
elektronische sleutel.
(Blz. 551)
Een
keer
(automatische transmissie)
of
Het bestuurdersportier werd
geopend en gesloten terwijl het
contact UIT stond en vervolgens
werd het contact tweemaal in de
stand ACC gezet zonder dat de
motor werd gestart.
Druk op de startknop ter-
wijl u het rempedaal (auto-
matische transmissie) of
koppelingspedaal (hand-
geschakelde transmissie)
intrapt.
Tijdens een startprocedure in
een situatie, waarin de elektroni-
sche sleutel niet goed werkte
(Blz. 653), werd de elektroni-
sche sleutel tegen de startknop
gehouden.
Druk de startknop in bin-
nen 10 seconden nadat de
zoemer heeft geklonken.
Zoemer
interieur
Zoemer
exterieur
Waarschuwingsmelding Details/handelingen
(handgeschakelde transmissie)
(Knippert)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 612 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
613
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
8
Bij problemen
Waarschuwingszoemer
In sommige gevallen is de zoemer niet hoorbaar door omgevingsgeluiden of
geluid van het audiosysteem.
Een
keer
Het stuurslot kon niet worden
ontgrendeld binnen 3 seconden
nadat de startknop is ingedrukt.
Druk de startknop in terwijl
het rempedaal wordt inge-
trapt en het stuurwiel naar
links en rechts wordt
gedraaid.
Een
keer
Er is geprobeerd de motor te
starten terwijl de selectiehen-
del niet in de juiste stand stond.
Zet de selectiehendel in
stand P en start de motor.
Een
keer
Er is geprobeerd het contact
UIT te zetten terwijl de selectie-
hendel niet in stand P stond.
Om de motor uit te zetten,
moet de selectiehendel
eerst in stand P worden
gezet en moet vervolgens
het contact UIT worden
gezet.
OPMERKING
Wanneer het waarschuwingslampje laag motoroliepeil brandt
Doorrijden met een te laag motoroliepeil zal resulteren in motorschade.
Zoemer
interieur
Zoemer
exterieur
Waarschuwingsmelding Details/handelingen
(Knippert)
(Knippert)
(Knippert)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 613 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
614
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Als de auto een lekke band heeft
(auto's met reservewiel)
Breng de auto tot stilstand op een stevige, vlakke ondergrond.
Activeer de parkeerrem.
Zet de selectiehendel in stand P (automatische transmissie) of in
de achteruitversnelling (handgeschakelde transmissie).
Schakel de hoogteregeling van de luchtvering achter uit (indien
aanwezig). (Raadpleeg de handleiding voor terreinrijden)
Zet de motor af.
Schakel de alarmknipperlichten in. (Blz. 576)
Verwijder het wiel met de lekke band en monteer het reservewiel.
Voor meer informatie over banden: Blz. 531
WAARSCHUWING
Als uw auto een lekke band heeft
Rijd nooit door met een lekke band.
Zelfs als er over een korte afstand met een lekke band wordt doorgereden,
kunnen band en velg zodanig beschadigd worden dat reparatie niet meer
mogelijk is en kan er een ongeval ontstaan.
Voor het opkrikken van de auto
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 614 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
615
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
8
Bij problemen
Auto's met reservewiel onder de vloer
Krik
Gereedschapskoffer
Reservewiel
Plaats van reservewiel, krik en gereedschap
1
2
3
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 615 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
616
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Auto's met reservewiel op de achterdeur
Krik
Reservewiel
Gereedschapskoffer
5-deurs uitvoe-
3-deurs uit-
1
2
3
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 616 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
617
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
8
Bij problemen
WAARSCHUWING
Gebruiken van de krik
Onjuist gebruik van de krik kan ertoe leiden dat de auto van de krik valt, wat
tot ernstig letsel kan leiden.
Gebruik de krik uitsluitend voor het verwisselen van een wiel of de mon-
tage en het verwijderen van sneeuwkettingen.
Gebruik voor het verwisselen van een wiel uitsluitend de met de auto
meegeleverde krik.
Gebruik de krik niet voor het verwisselen van wielen van andere auto's en
gebruik ook geen krik van een andere auto.
Controleer altijd of de krik goed onder het krikpunt staat.
Zorg ervoor dat er zich geen lichaamsdelen bevinden onder een auto die
alleen door een krik wordt ondersteund.
Start de motor niet en laat de motor ook niet draaien als de auto op een
krik staat.
Krik de auto niet op als er nog iemand in de auto aanwezig is.
Plaats niets op of onder de krik als de auto wordt opgekrikt.
Krik de auto niet verder op dan voor het verwisselen van het wiel noodza-
kelijk is.
Plaats de auto op bokken als u onder de auto moet zijn.
Auto's met hoogteregeling luchtvering achter: Schakel de hoogteregeling
uit en zet de motor uit.
Let er vooral bij het laten zakken van de auto op dat er niemand die aan de
auto werkt of zich in de onmiddellijke nabijheid van de auto bevindt, gewond
kan raken.
Gebruiken van de krikslinger
Draai de bouten van de krikslinger stevig vast met een kruiskopschroeven-
draaier om te voorkomen dat de delen onverwacht los van elkaar raken.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 617 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
618
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Verwijder de klep.
Haak de rubberen band los en verwijder de krik.
Losdraaien
Vastdraaien
Verwijderen van de krik
1
3-deurs uitvoeringen 5-deurs uitvoeringen
2
1
2
3-deurs uitvoeringen 5-deurs uitvoeringen
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 618 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
619
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
8
Bij problemen
Open de klep.
Neem de gereedschapskoffer
uit de auto.
Uitnemen van de gereedschapskoffer
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 619 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
620
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Verwijder de boutkap
Boutkap
Verwijder de bout waarmee de
afdekkap van het reservewiel is
bevestigd.
Ontgrendel de vergrendeling en
haak de afdekkap van het
reservewiel los.
Het openen van de achterdeur ver-
gemakkelijkt het ontgrendelen van
de vergrendeling.
Verwijderen van de afdekkap van het reservewiel (indien aanwe-
zig)
1
1
2
3
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 620 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
621
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
8
Bij problemen
Auto's met reservewiel op de achterdeur
Ontgrendel het vergrendelings-
systeem voor het reservewiel.
Steek de sleutel in de cilin-
der.
Verwijder de cilinder met de
sleutel erin.
Draai de moeren met de wiel-
moersleutel linksom los en ver-
wijder ze.
Verwijderen van het reservewiel
1
1
2
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 621 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
622
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Auto's met reservewiel onder de vloer
Monteren van de krikslinger.
Verwijder de krikslinger en het verlengstuk van de krikslinger uit de
gereedschapskoffer en monteer de delen als volgt:
Draai de bout en de schroef
los met het eindstuk van de
krikslinger of een schroeven-
draaier.
Bevestig het verlengstuk van
de krikslinger aan de krikslin-
ger en draai de bout en de
schroef vast.
Controleer of de bout en de
schroef stevig zijn vastgedraaid.
Verwijder de klep.
Plaats om de carrosserie te
beschermen een doek tussen de
schroevendraaier en de carrosse-
rie.
1
1
2
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 622 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
623
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
8
Bij problemen
Plaats het verlengstuk van de
krikslinger in de bout waarmee
u het reservewiel kunt laten
zakken.
Omlaag
Omhoog
Plaats een doek onder het ver-
lengstuk van de krikslinger om
de achterbumper te bescher-
men.
Laat het reservewiel helemaal
op de grond zakken.
Trek het reservewiel onder de
auto uit en verwijder de houder.
3
1
2
4
5
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 623 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
624
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Plaats wielblokken.
Verwijder de wieldop met de platte zijde van de wielmoersleutel,
zoals in de afbeelding is aangegeven.
Plaats, om de wieldop te beschermen, een doek tussen de wielmoersleutel
en de wieldop.
Vervangen van wiel met een lekke band
1
Lekke band Positie wielblok
Voor
Links Achter het rechter achterwiel
Rechts Achter het linker achterwiel
Achter
Links Voor het rechter voorwiel
Rechts Voor het linker voorwiel
2
Stalen velgen Lichtmetalen velgen
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 624 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
625
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
8
Bij problemen
Draai de wielmoeren iets los
(één slag).
Monteren van de krikslinger.
Verwijder de krikslinger, het verlengstuk van de krikslinger en het
handvat van de krik uit de gereedschapskoffer en monteer de delen
als volgt:
Draai de bout en de schroef
los met het eindstuk van de
krikslinger of een schroeven-
draaier.
Monteer het verlengstuk en
het handvat van de krikslin-
ger en draai de bouten vast.
Controleer of de bouten stevig
zijn vastgedraaid.
Monteer het verlengstuk van
de krik op de krik en draai de
schroef vast.
Controleer of de schroef stevig
is vastgedraaid.
3
4
1
2
3
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 625 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
626
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Plaats de krik onder het krik-
steunpunt zoals aangegeven.
Voor
Onder de kokerbalk
Achter
Onder het achterashuis
Draai de krik vervolgens verder
omhoog totdat het wiel vrij van
de grond is.
Verwijder alle wielmoeren en
het wiel.
Leg het wiel met de buitenzijde
omhoog op de grond, om krassen
op de velg te voorkomen.
5
1
2
6
7
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 626 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
627
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
8
Bij problemen
WAARSCHUWING
Vervangen van wiel met een lekke band
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Anders kan er ernstig letsel ontstaan.
Auto's met reservewiel onder de vloer: Laat het reservewiel helemaal
op de grond zakken alvorens het onder de auto vandaan te verwijde-
ren.
Probeer de naafdop niet met de hand te verwijderen. Neem voldoende
voorzichtigheid in acht om letsel te voorkomen.
Raak de wielen of het gedeelte rond de remmen niet aan direct nadat
met de auto is gereden.
Nadat met de auto is gereden, zijn de wielen en het gedeelte rond de
remmen mogelijk zeer heet. Wanneer deze delen met handen, voeten
of andere lichaamsdelen worden aangeraakt tijdens het verwisselen
van een wiel, kan dit leiden tot brandwonden.
Het niet opvolgen van deze voorzorgsmaatregelen kan ertoe leiden dat de
wielmoeren losraken, waardoor het wiel van de auto af kan lopen, wat kan
leiden tot ernstig letsel.
Laat zo spoedig mogelijk na het vervangen van een wiel de moeren met
een aanhaalmoment van 112 Nm (11,4 kgm, 83 ft•lbf) vastzetten.
Het niet opvolgen van deze voorzorgsmaatregelen kan ertoe leiden dat
de wielmoeren los raken, waardoor de wielen van de auto af kunnen
lopen en een ongeval met ernstig letsel als gevolg kan ontstaan.
Plaats een beschadigde naafdop niet opnieuw, omdat deze tijdens het
rijden los kan raken.
Bij gescheurde of vervormde bouten, schroefdraad van moeren of bout-
gaten van het wiel, dient de auto te worden gecontroleerd door een
Toyota-dealer of erkende reparateur.
Gebruik bij het aanbrengen van een wiel uitsluitend wielmoeren die
speciaal zijn ontworpen voor het desbetreffende wiel.
Plaats de wielmoeren met de schuine kant naar het wiel toe.
(Blz. 547)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 627 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
628
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Verwijder eventueel aanwezige
verontreinigingen van het con-
tactvlak van de velg.
Als er verontreinigingen op het
contactvlak aanwezig zijn, kunnen
tijdens het rijden de wielmoeren los
lopen, waardoor het wiel los kan
raken van de auto.
Plaats het reservewiel en draai de wielmoeren met de hand alle-
maal ongeveer even vast.
Draai bij het vervangen van een
wiel met een stalen velg door
een wiel met een stalen velg de
wielmoeren verder tot het tapse
gedeelte aan ligt tegen de zit-
ting van de velg.
Draai bij het vervangen van een
wiel met lichtmetalen velg door
een wiel met een lichtmetalen
velg de wielmoeren tot de sluit-
ringen contact maken met de
velg.
Laat de auto zakken.
Plaatsen van het reservewiel
1
2
Taps gedeelte
Zitting
velg
Sluitring
Velg
3
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 628 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
629
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
8
Bij problemen
Draai iedere moer twee of drie
keer aan in de volgorde die in
de afbeelding is aangeven.
Aanhaalmoment:
112 Nm (11,4 kgm, 83 ft•lbf)
Plaats de wieldop.
Berg het wiel met de lekke band, het gereedschap en de krik zorg-
vuldig op en breng alle afdekkappen weer aan.
4
5
Stalen velgen Lichtmetalen velgen
6
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 629 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
630
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Auto's met reservewiel op de achterdeur
Plaats het wiel en draai elke
moer met de hand ongeveer in
dezelfde mate vast.
Draai iedere moer twee of drie
keer aan in de volgorde die in
de afbeelding is aangeven.
Aanhaalmoment:
60 Nm (6,0 kgm, 44 ft•lbf)
Draai eerst de borgmoer voor het
reservewiel vast.
Vergrendel het vergrendelings-
systeem voor het reservewiel
Borgmoer reservewiel.
Plaats de cilinder met de
sleutel erin.
Verwijder de sleutel en houd
hierbij de cilinder op zijn
plaats.
Controleer of de cilinder goed is
vergrendeld.
Opbergen van de lekke band/het reservewiel, de krik en het
gereedschap
Borgmoer
reserve-
1
2
3
1
2
3
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 630 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
631
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
8
Bij problemen
Auto's met afdekkap van het
reservewiel: Plaats de afdekkap
van het reservewiel in omge-
keerde volgorde van het verwij-
deren.
Aanhaalmoment:
14 Nm (1,4 kgm, 10 ft•lbf)
Berg het gereedschap en de krik op de juiste manier op en plaats
alle verwijderde afdekpanelen.
Auto's met reservewiel onder de vloer
Leg het wiel met de buitenzijde
omhoog op de grond en plaats
de houder.
Steek het lipje van de houder in
één van de openingen in het wiel.
Draai het wiel omhoog.
Auto's met KDSS: Trek het wiel tijdens het omhoog draaien naar
achteren. Controleer na het omhoog draaien visueel of het wiel niet
tegen componenten van de wielophanging komt.
Berg het gereedschap en de krik op de juiste manier op en plaats
alle verwijderde afdekpanelen.
Auto's met vergrendelingssysteem voor het reservewiel (auto's met
reservewiel op de achterdeur)
Gebruik de borgmoer van het reservewiel alleen voor de reservewieldrager.
4
5
1
2
3
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 631 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
632
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
WAARSCHUWING
Na gebruik van gereedschap en krik
Controleer voor het rijden of het gereedschap en de krik weer goed zijn
opgeborgen en bevestigd. Dit om te voorkomen dat een van deze voorwer-
pen bij een aanrijding of bij hard remmen letsel veroorzaakt.
OPMERKING
Bij het opbergen van een lekke band (auto's met reservewiel onder de
vloer)
Zorg ervoor dat er geen voorwerpen bekneld raken tussen de band en de
bodemplaat.
Bij het monteren van het verlengstuk van de krik
Draai alle verbindingen stevig vast. Anders kan het verlengstuk losraken en
schade aan de lak of de carrosserie veroorzaken.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 632 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
633
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
8
Bij problemen
Als de auto een lekke band heeft
(auto's zonder reservewiel)
Breng de auto tot stilstand op een veilige plaats en een stevige,
vlakke ondergrond.
Activeer de parkeerrem.
Zet de selectiehendel in stand P (automatische transmissie) of in
stand N (handgeschakelde transmissie).
Schakel de hoogteregeling van de luchtvering achter uit (indien
aanwezig). (Raadpleeg de handleiding voor terreinrijden)
Zet de motor af.
Schakel de alarmknipperlichten in. (Blz. 576)
Uw auto is uitgerust met een bandenreparatieset.
Een lekke band met perforatieschade door een spijker of schroef
kan voorlopig worden gerepareerd met de bandenreparatieset.
WAARSCHUWING
Als uw auto een lekke band heeft
Rijd nooit door met een lekke band.
Zelfs als er over een korte afstand met een lekke band wordt doorgereden,
kunnen band en velg zodanig beschadigd worden dat reparatie niet meer
mogelijk is en kan er een ongeval ontstaan.
Door het rijden met een lekke band kan er op de wang rondom een groef
ontstaan. In zo'n geval kan de band bij het gebruik van een reparatieset
exploderen.
Voordat u de band repareert
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 633 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
634
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
3-deurs uitvoeringen
*
1
: Indien aanwezig
*
2
: Gebruik van de krik (Blz. 626)
Plaats van bandenreparatieset, krik en gereedschap
Krik*
1
Gereedschapskoffer*
1, 2
Bandenreparatieset
1
2
3
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 634 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
635
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
8
Bij problemen
5-deurs uitvoeringen
*
1
: Indien aanwezig
*
2
: Gebruik van de krik (Blz. 626)
Krik*
1
Gereedschapskoffer*
1, 2
Bandenreparatieset
1
2
3
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 635 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
636
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Onderdelen bandenreparatieset
Fles
Bandenspanningsmeter
Compressorschakelaar
Ontluchtingsdopje
Stickers
Slang
Voedingsaansluiting
Activeringssleutel
1
2
3
4
5
6
7
8
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 636 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
637
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
8
Bij problemen
3-deurs uitvoeringen
Verwijder de klep.
Verwijder de bandenreparatie-
set.
5-deurs uitvoeringen
Open het consolevak.
Verwijder de bandenreparatie-
set.
Verwijderen van de bandenreparatieset
1
2
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 637 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
638
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Controleer de mate waarin de band beschadigd is.
Een band mag alleen met de ban-
denreparatieset worden gerepa-
reerd indien de beschadiging te
wijten is aan perforatie van het
loopvlak door een spijker of
schroef.
• Haal de spijker of schroef niet
uit de band. Als u het object
verwijdert, kan het lek ondanks
de noodreparatie met de ban-
denreparatieset groter worden.
Rijd de auto naar voren tot het gat, voor zover zichtbaar, zich boven
aan de band bevindt om lekkage van bandenreparatievloeistof te
voorkomen.
Haal de activeringssleutel uit de
bandenreparatieset.
Houd de bandenreparatieset
ondersteboven, dus met de
onderzijde naar boven gericht.
Verwijder het label en druk de acti-
veringssleutel in totdat u een klik
hoort.
Voordat u een noodreparatie uitvoert
Reparatiemethode in noodgevallen
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 638 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
639
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
8
Bij problemen
Zet de bandenreparatieset
weer rechtop en zorg dat de
compressor is uitgeschakeld.
Houd de bandenreparatieset tij-
dens het gebruik rechtop.
Sluit de voedingsaansluiting aan op de accessoireaansluiting.
(Blz. 490)
Open het afdekkapje en sluit de voedingsaansluiting aan.
3
4
Voor Achter
Bagageruimte (DC12 V)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 639 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
640
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Verwijder het ventieldopje van
het wiel met de lekke band.
Verwijder het dopje van de
slang.
Sluit de slang aan op het ven-
tiel.
Draai het uiteinde van de slang zo
ver mogelijk rechtsom.
5
6
7
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 640 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
641
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
8
Bij problemen
Controleer de voorgeschreven bandenspanning.
De bandenspanning wordt aange-
geven op de sticker, zoals afge-
beeld. (Blz. 692)
Start de motor. (Blz. 235)
Zet de compressor aan om de
bandenreparatievloeistof in te
spuiten en de band met lucht te
vullen.
Houd de bandenreparatieset tij-
dens het gebruik rechtop.
8
9
10
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 641 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
642
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Pomp de band op tot de voor-
geschreven bandenspanning.
De bandenreparatievloeistof
wordt ingespoten en de druk
loopt op tot 300 kPa (3,0
kg/cm
2
of bar, 44 psi) of 400
kPa (4,0 kg/cm
2
of bar, 58
psi) en neemt vervolgens
weer af.
De bandenspanningsmeter
geeft ongeveer 1 minuut
nadat de schakelaar in stand
ON is gezet de werkelijke
bandenspanning aan.
Zet de compressor uit en
controleer de bandenspan-
ning. Controleer of de ban-
denspanning niet te hoog is
en herhaal zo nodig de pro-
cedure totdat de band de
voorgeschreven banden-
spanning heeft.
Als de naald van de bandenspanningsmeter in het rode gebied komt
(450 kPa [4,5 kg/cm
2
of bar, 65 psi] of hoger) dan is de band of de
bandenreparatieset mogelijk defect. Stop onmiddellijk met de nood-
reparatie.
Als de bandenspanning 10 minuten nadat de schakelaar aan is gezet
nog steeds te laag is, dan is de band te beschadigd om nog te kun-
nen worden gerepareerd. Schakel de compressor uit en neem con-
tact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Laat, als de bandenspanning te hoog is, wat lucht uit de band om de
bandenspanning op het voorgeschreven niveau te brengen.
(Blz. 646)
Haal de slang van het ventiel van de band en haal daarna de voe-
dingsaansluiting uit de accessoireaansluiting.
Rijd onmiddellijk ongeveer 5 km om de bandenreparatievloeistof
gelijkmatig over de binnenzijde van de band te verspreiden.
11
1
2
12
13
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 642 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
643
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
8
Bij problemen
Breng de auto na ongeveer
5 km tot stilstand op een veilige
plaats met een stevige, vlakke
ondergrond en sluit de com-
pressor weer aan.
Schakel de compressor in,
wacht een paar seconden en
schakel deze dan weer uit.
Controleer de bandenspanning.
Als de bandenspanning lager
is dan 130 kPa (1,3 kg/cm
2
of
bar, 19 psi), kan het lek niet
worden gerepareerd. Neem
contact op met een Toyota-
dealer of erkende reparateur.
Als de bandenspanning tussen 130 kPa (1,3 kg/cm
2
of bar, 19
psi) en een punt onder het voorgeschreven niveau ligt, kan de
band worden gerepareerd. Ga verder met stap .
Als de bandenspanning op het voorgeschreven niveau is: Ga
verder met stap .
Zet de compressor AAN en breng de band op de voorgeschreven
spanning. Rijd ongeveer 5 km en ga dan verder met stap .
14
15
1
2
16
3
17
16
14
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 643 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
644
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Berg de reparatieset op en
breng de 2 stickers aan zoals
aangegeven.
Voorkom plotseling remmen en
scherpe bochten en rijd voorzichtig
met een snelheid van maximaal 80
km/h naar de dichtstbijzijnde
Toyota-dealer of erkende repara-
teur voor het repareren of vervan-
gen van de band.
17
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 644 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
645
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
8
Bij problemen
In de volgende gevallen is reparatie van de band met behulp van de ban-
denreparatieset niet mogelijk. Neem contact op met een Toyota-dealer of
erkende reparateur.
De band is beschadigd door rijden met onvoldoende spanning
De band loopt leeg door een scheur in of beschadiging van de flank
De band is zichtbaar van de velg afgelopen
Het lek in of de beschadiging van het loopvlak is 4 mm of groter
De velg is beschadigd
Twee of meer banden zijn lek
De band is op meerdere plaatsen lek of beschadigd
Bandenreparatieset
De bandenreparatievloeistof is beperkt houdbaar. De uiterste houdbaar-
heidsdatum staat vermeld op de fles. De bandenreparatievloeistof dient
voor de uiterste houdbaarheidsdatum te worden vervangen. Neem voor ver-
vanging contact op met uw Toyota-dealer of erkende reparateur.
De vloeistof in de bandenreparatieset kan slechts eenmalig worden gebruikt
om een enkele band tijdelijk te repareren. Neem contact op met een Toyota-
dealer of erkende reparateur als de reparatievloeistof en andere delen van
de set zijn gebruikt en moeten worden vervangen.
De reparatievloeistof kan worden gebruikt bij temperaturen van -30°C tot
60°C).
De bandenreparatieset is exclusief bestemd voor de originele banden die op
uw auto zijn gemonteerd. Gebruik de set niet voor banden met een afwij-
kende maat of voor andere doeleinden.
Als de bandenreparatievloeistof op uw kleren komt, kan deze vlekken ver-
oorzaken.
Eventueel gemorste bandenreparatievloeistof moet direct van het wiel of de
carrosserie worden verwijderd. Veeg het oppervlak onmiddellijk af met een
vochtige doek.
Als de bandenreparatieset wordt gebruikt, zal dit duidelijk hoorbaar zijn. Dit
is normaal en duidt niet op een storing.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 645 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
646
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Als de band op een te hoge spanning is gebracht
Neem de slang los van het ventiel.
Neem de slang los van het ventiel, verwijder het dopje van de slang en sluit
dan de slang weer aan.
Schakel de compressor in, wacht een paar seconden en schakel deze dan
weer uit. Controleer of de bandenspanning op het voorgeschreven niveau
is. (Blz. 692)
Zet als de bandenspanning lager is dan de voorgeschreven spanning de
compressor weer aan en herhaal de procedure van het op spanning bren-
gen tot de voorgeschreven spanning is bereikt.
Plaats het ontluchtingsdopje op het uit-
einde van de slang en druk het uitsteek-
sel in het ventiel om wat lucht uit de
band te laten ontsnappen.
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik van de bandenreparatievloeistof
Het inslikken van bandenreparatievloeistof is schadelijk voor uw gezond-
heid. Als u bandenreparatievloeistof inslikt, moet u zo veel mogelijk water
drinken en onmiddellijk een huisarts raadplegen.
Spoel direct met water wanneer bandenreparatievloeistof in uw ogen of op
uw huid is terechtgekomen. Raadpleeg een huisarts als u zich niet lekker
blijft voelen.
1
2
3
4
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 646 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
647
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
8
Bij problemen
WAARSCHUWING
Bij het repareren van een lekke band
Parkeer de auto op een veilige plaats en een vlakke ondergrond.
Sluit de slang stevig aan op het ventiel terwijl het wiel aan de auto beves-
tigd is.
Als de slang niet goed is aangesloten op het ventiel, kan er lucht ontsnap-
pen of kan de bandenreparatievloeistof naar buiten spuiten.
Als de slang tijdens het vullen loskomt van het ventiel, is het mogelijk dat
de slang abrupte bewegingen maakt vanwege de luchtdruk.
Nadat de band gevuld is, kunnen er spetters bandenreparatievloeistof
naar buiten komen als de slang wordt losgemaakt of wanneer u lucht uit
de band laat ontsnappen.
Bewaar afstand tot de band wanneer deze gerepareerd wordt, omdat de
band kan klappen. Als u scheuren of beschadigingen waarneemt, zet dan
de compressor uit en stop onmiddellijk met de reparatie.
De bandenreparatieset kan bij langdurig gebruik oververhit raken. Gebruik
de compressor niet langer dan 20 minuten achter elkaar.
Sommige onderdelen van de bandenreparatieset kunnen erg warm wor-
den. Wees daarom voorzichtig tijdens en na het gebruik ervan.
Plak de waarschuwingssticker voor de rijsnelheid alleen op de aange-
geven plaats. Als de sticker wordt aangebracht op een plaats waar zich
een airbag bevindt, zoals bijvoorbeeld op het middelste deel van het stuur-
wiel, dan kan dit de werking van het airbagsysteem hinderen.
Rijden om de bandenreparatievloeistof gelijkmatig te verdelen
Rijd langzaam en voorzichtig. Wees extra voorzichtig bij het maken van
bochten.
Als de auto niet rechtuit rijdt of als u merkt dat het stuurwiel naar één kant
trekt, brengt u de auto tot stilstand en controleert u het volgende:
Toestand van de band. De band kan van de velg zijn afgelopen.
Bandenspanning. Als de bandenspanning 130 kPa (1,3 kg/cm
2
of bar,
19 psi) of lager is, dan kan dit duiden op een ernstige schade aan de
band.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 647 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
648
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
OPMERKING
Een noodreparatie uitvoeren
Voer de noodreparatie uit zonder de spijker of schroef die het loopvlak
heeft doorboord te verwijderen. Als het object dat het lek heeft veroorzaakt
is verwijderd, is het wellicht niet mogelijk om een noodreparatie met de
bandenreparatieset uit te voeren.
De bandenreparatieset is niet waterdicht. Zorg dat de bandenreparatieset
niet in aanraking komt met water, bijvoorbeeld bij gebruik in de regen.
Zet de bandenreparatieset niet op een stoffige ondergrond, zoals in het
zand of in de berm. Als er vuil of stof in de bandenreparatieset komt, kan
er een storing optreden.
Houd de bandenreparatieset tijdens het gebruik rechtop. De bandenrepa-
ratieset werkt anders niet.
Gebruik van de bandenreparatieset
De compressor heeft een gelijkstroomvoeding van 12 V nodig. Sluit de
compressor niet aan op een andere voedingsbron.
Als de bandenreparatieset in aanraking komt met benzine, kan de ban-
denreparatieset beschadigd raken. Zorg dat de set niet met benzine in
aanraking kan komen.
Berg de bandenreparatieset op de daarvoor bestemde plaats op en houd
hem buiten bereik van kinderen.
Demonteer of wijzig de bandenreparatieset niet. Stel onderdelen als de
bandenspanningsmeter niet bloot aan schokken. Hierdoor kunnen storin-
gen optreden.
Voorkomen van schade aan de bandenspanningssensoren en -zenders
Als een band is gerepareerd met bandenreparatievloeistof, werken de ban-
denspanningssensor en -zender mogelijk niet goed. Neem wanneer ban-
denreparatievloeistof is gebruikt zo snel mogelijk contact op met een
Toyota-dealer of erkende reparateur. Vervang bij het vervangen van de
band de bandenspanningssensor en -zender. (Blz. 532)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 648 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
649
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
8
Bij problemen
Als de motor niet wil aanslaan
Een van de onderstaande punten kan het probleem veroorzaken:
Er is mogelijk onvoldoende brandstof aanwezig in de tank.
Benzinemotor: Vul brandstof bij.
Dieselmotor: Blz. 665
De motor kan verzopen zijn. (benzinemotor)
Probeer nogmaals de motor te starten en volg daarbij de juiste
startprocedures. (Blz. 232, 235)
Er kan een storing aanwezig zijn in de startblokkering.
(Blz. 74)
Een van de onderstaande punten kan het probleem veroorzaken:
De accu kan te ver ontladen zijn. (Blz. 655)
De accuklemmen kunnen loszitten of gecorrodeerd zijn.
Als de motor niet wil aanslaan terwijl wel de juiste startprocedu-
res zijn gevolgd (Blz. 232, 235), dan kan dat de volgende oor-
zaken hebben:
De motor slaat niet aan terwijl de startmotor wel normaal werkt.
De startmotor draait langzaam rond, de interieurverlichting en de
koplampen gaan zwakker branden of de claxon maakt geen of
weinig geluid.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 649 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
650
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Het startsysteem van de motor is defect als gevolg van een elektri-
sche storing, zoals een onderbreking of een defecte zekering. Er
bestaat echter een noodmaatregel om de motor te starten.
(Blz. 650)
Een van de onderstaande punten kan het probleem veroorzaken:
Een of beide accuklemmen zit(ten) los.
De accu kan te ver ontladen zijn. (Blz. 655)
Er kan een storing aanwezig zijn in het stuurslotsysteem.
(Auto's met Smart entry-systeem en startknop)
Neem contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur als het pro-
bleem niet verholpen kan worden of als de reparatieprocedure niet bekend
is.
Als de motor niet start maar de startknop normaal werkt, kan de motor
aan de hand van de volgende stappen voorlopig worden gestart.
Activeer de parkeerrem.
Zet de selectiehendel in stand P (automatische transmissie) of N
(handgeschakelde transmissie).
Zet het contact in stand ACC.
Houd het rempedaal (automatische transmissie) of het rem- en
koppelingspedaal (handgeschakelde transmissie) stevig ingetrapt
en druk de startknop gedurende ongeveer 15 seconden in.
Ook als de auto aan de hand van deze stappen kan worden gestart,
kan er een storing in het systeem zijn. Laat uw auto controleren door
een Toyota-dealer of erkende reparateur.
De startmotor draait niet (auto's met Smart entry-systeem en
startknop).
De startmotor draait niet, de interieurverlichting en de koplam-
pen gaan niet aan of de claxon maakt geen geluid.
Noodstartfunctie (auto's met Smart entry-systeem en startknop)
1
2
3
4
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 650 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
651
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
8
Bij problemen
Als de selectiehendel niet in een andere stand dan
P kan worden gezet (automatische transmissie)
Activeer de parkeerrem.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Zet het contact in stand ACC.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Zet het contact in stand ACC.
Trap het rempedaal in.
Druk de deblokkeerschakelaar
in.
De selectiehendel kan worden ver-
plaatst als de schakelaar ingedrukt
is.
Als de selectiehendel niet in een andere stand gezet kan worden
terwijl u het rempedaal ingetrapt hebt, kan er een probleem aan-
wezig zijn in het schakelblokkeersysteem (een systeem dat
voorkomt dat de selectiehendel per ongeluk in een andere stand
gezet kan worden). Laat uw auto direct controleren door een
Toyota-dealer of erkende reparateur.
Met de volgende procedure kan in noodgevallen de blokkering
van de selectiehendel ongedaan worden gemaakt.
1
2
3
4
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 651 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
652
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Als de elektronische sleutel niet goed werkt
(auto's met Smart entry-systeem met startknop)
Gebruik de mechanische sleutel
(→Blz. 120) om de volgende han-
delingen uit te voeren:
Vergrendelen van alle portieren
Sluiten van de ruiten en het
schuifdak* (draaien en vast-
houden)
Ontgrendelen van alle portieren
Openen van de ruiten en het
schuifdak
* (draaien en vast-
houden)
*: Deze instellingen moeten aan de persoonlijke voorkeur worden aangepast
door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Als de communicatie tussen de elektronische sleutel en de auto
is verbroken (Blz. 148) of de elektronische sleutel niet kan
worden gebruikt omdat de batterij leeg is, werken het Smart
entry-systeem met startknop en de afstandsbediening niet. In
dat geval kunnen de portieren worden geopend of kan de motor
worden gestart door de onderstaande procedure te volgen.
Vergrendelen en ontgrendelen van de portieren en sleutelgekop-
pelde functies
1
2
3
4
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 652 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
653
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
8
Bij problemen
Automatische transmissie
Controleer of de selectiehendel in stand P staat en trap het rempe-
daal in.
Houd de zijde van de elektroni-
sche sleutel met het Toyota-
logo tegen de startknop.
Als een van de portieren wordt
geopend of gesloten terwijl de
sleutel tegen de startknop wordt
gehouden, klinkt er een alarm om
aan te geven dat het startsysteem
de sleutel niet kan detecteren.
Druk binnen 10 seconden na het klinken van de zoemer de start-
knop in en houd het rempedaal ingetrapt.
Indien de startknop nog steeds niet kan worden bediend, neem dan
contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Handgeschakelde transmissie
Zet de selectiehendel in stand N en trap het koppelingspedaal in.
Houd de zijde van de elektroni-
sche sleutel met het Toyota-
logo tegen de startknop.
Als een van de portieren wordt
geopend of gesloten terwijl de
sleutel tegen de startknop wordt
gehouden, klinkt er een alarm om
aan te geven dat het startsysteem
de sleutel niet kan detecteren.
Druk binnen 10 seconden na het klinken van de zoemer de start-
knop in en houd het koppelingspedaal ingetrapt.
Indien de startknop nog steeds niet kan worden bediend, neem dan
contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Starten van de motor
1
2
3
1
2
3
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 653 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
654
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Uitzetten van de motor
Auto's met automatische transmissie
Zet de selectiehendel in stand P en druk op de startknop zoals u normaal
doet bij het afzetten van de motor.
Auto's met handgeschakelde transmissie
Zet de selectiehendel in stand N en druk op de startknop zoals u normaliter
zou doen bij het afzetten van de motor.
Vervangen van de sleutelbatterij
Omdat deze procedure een noodmaatregel is, wordt geadviseerd de batterij
van de elektronische sleutel zo snel mogelijk te laten vervangen als deze ont-
laden is. (Blz. 551)
Alarm (indien aanwezig)
Het alarmsysteem wordt niet ingeschakeld als de mechanische sleutel wordt
gebruikt om de portieren te vergrendelen.
Het alarm kan worden geactiveerd als een portier met de mechanische sleu-
tel wordt ontgrendeld terwijl het alarmsysteem is ingeschakeld. (Blz. 83)
Wijzigen van de stand van het contact
Auto's met automatische transmissie
Laat binnen 10 seconden na het klinken van de zoemer het rempedaal los en
druk de startknop in.
De motor wordt niet gestart en de stand verandert iedere keer dat de knop
wordt ingedrukt. (Blz. 238)
Auto's met handgeschakelde transmissie
Laat binnen 10 seconden na het klinken van de zoemer het koppelingspedaal
los en druk de startknop in.
De motor wordt niet gestart en de stand verandert iedere keer dat de knop
wordt ingedrukt. (Blz. 238)
Als de elektronische sleutel niet goed werkt
Controleer of het Smart entry-systeem met startknop niet is uitgeschakeld via
de persoonlijke voorkeursinstellingen. Is de functie uitgeschakeld, schakel
hem dan in.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen:
Blz. 698)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 654 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
655
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
8
Bij problemen
Als de accu leeg is
Als u de beschikking hebt over een set startkabels en een tweede
voertuig met een 12V-accu, kunt u uw Toyota starten met behulp van
de onderstaande hulpstartprocedure.
Open de motorkap. (Blz. 511)
Verwijder de motorafdekkap.
Auto's met 1GR-FE motor
Til de rand van de afdekkap
omhoog om de de borgpennen los
te maken, en trek de afdekkap ver-
volgens naar u toe om deze te ver-
wijderen.
Als de accu van de auto ontladen is, kan de motor met behulp
van de onderstaande procedures worden gestart.
U kunt contact opnemen met een Toyota-dealer of erkende repa-
rateur.
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 655 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
656
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Auto's met 1KD-FTV motor*
1
Verwijder de bouten.
Trek de voorkant van de afdek-
kap omhoog om hem uit de
steun op de achterste stang te
verwijderen, zoals aangegeven
in de afbeelding.
Sluit de startkabels aan overeenkomstig de volgende procedures:
Sluit de startkabel aan op de pluspool (+) van de accu van uw
auto
Sluit de andere kant van de kabel aan op de pluspool (+) van de
accu van de tweede auto.
Sluit de startkabel aan op de minpool (-) van de accu in de
tweede auto
Sluit de startkabel aan op een massapunt van uw auto zoals
aangegeven in de afbeelding.
1
2
3
1
2
3
4
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 656 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
657
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
8
Bij problemen
2TR-FE motor
1GR-FE motor
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 657 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
658
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
1KD-FTV motor
Start de motor van de tweede auto. Verhoog het motortoerental iets
en laat de motor gedurende ongeveer 5 minuten met het ver-
hoogde toerental draaien om de accu van uw auto op te laden.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Open en sluit een
van de portieren terwijl het contact UIT staat.
Houd het motortoerental van de tweede auto constant en start de
motor van uw auto door het contact AAN te zetten.
Verwijder de hulpstartkabels in exact de omgekeerde volgorde van
aansluiten als de motor van uw auto aangeslagen is.
Auto's met 1GR-FE en 1KD-FTV motor
*
1
: Breng de afdekkap van
de motor in omgekeerde volgorde van het verwijderen aan. Contro-
leer na het aanbrengen of de borgpennen correct zijn gemonteerd.
Laat, nadat de motor van uw auto aangeslagen is, de auto zo snel
mogelijk nakijken door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
*
1
: Auto's met roetfiltersysteem*
2
*
2
: Neem contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur om na te
gaan of uw auto een roetfiltersysteem heeft.
4
5
6
7
8
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 658 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
659
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
8
Bij problemen
Starten van de motor wanneer de accu leeg is (auto's met automatische
transmissie)
De auto kan niet worden aangeduwd.
Voorkomen van ontlading van de accu
Zet de koplampen en het audiosysteem uit als de motor niet draait.
Schakel niet-noodzakelijke elektrische verbruikers uit als er gedurende lan-
gere tijd met lage snelheden gereden wordt, bijvoorbeeld in een file.
Laden van de accu
De accu zal geleidelijk aan ontladen, zelfs wanneer de auto niet in gebruik is.
Dit wordt veroorzaakt door natuurlijke ontlading en het effect van bepaalde
elektrische apparatuur. Als de auto langere tijd niet gebruikt wordt, kan de
accu ontladen en kan de auto mogelijk niet meer worden gestart. (De accu
laadt automatisch op tijdens het rijden.)
Opladen of vervangen van de accu (auto's met Smart entry-systeem en
startknop)
Zorg ervoor dat de sleutel zich niet in de auto bevindt als de accu wordt
opgeladen of vervangen. Wanneer het alarm wordt geactiveerd, kan de
sleutel in de auto worden ingesloten. (Blz. 84)
Wanneer de accu is ontladen, is het in sommige gevallen niet mogelijk om
de portieren te ontgrendelen met het Smart entry-systeem met startknop.
Gebruik de afstandsbediening of de mechanische sleutel om de portieren te
vergrendelen of te ontgrendelen.
Mogelijk start de motor niet bij de eerste poging nadat de accu weer is opge-
laden, maar start hij wel normaal na de tweede poging. Dit wijst niet op een
storing.
De stand van het contact wordt door de auto opgeslagen. Wanneer de accu
weer wordt aangesloten, keert het systeem terug naar de stand die was
geselecteerd voordat de accu ontladen raakte. Zet vóór het losnemen van
de accu het contact UIT. Wees extra voorzichtig bij het aansluiten van de
accu wanneer u niet zeker weet in welke stand het contact stond voordat de
accu ontladen raakte.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 659 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
660
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
WAARSCHUWING
Voorkomen van brand en explosie
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om te voorkomen dat het
licht ontvlambare gas dat uit de accu kan komen, per ongeluk tot ontbran-
ding komt:
Zorg ervoor dat de startkabel aangesloten wordt op de juiste accupool en
niet per ongeluk in aanraking komt met een ander onderdeel dan de
bedoelde accupool.
Laat de “+” en “-” klemmen van de startkabels niet in contact komen met
elkaar.
Rook niet en gebruik geen lucifers, aanstekers en open vuur in de buurt
van de accu.
Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de accu
De accu bevat giftige en corrosieve elektrolyt en de onderdelen van de accu
bevatten lood en loodhoudende samenstellingen. Neem bij het omgaan met
de accu de volgende voorzorgsmaatregelen in acht:
Draag bij het werken met de accu altijd een veiligheidsbril en zorg ervoor
dat de vloeistof uit de accu niet in contact komt met de huid, kleding of de
carrosserie van de auto.
Leun niet over de accu heen.
Was accuvloeistof, die op de huid of in de ogen terecht is gekomen, direct
weg met water en raadpleeg een arts.
Bedek de plaats waar de accuvloeistof op terechtgekomen is met een
natte spons of doek totdat er medische hulp kan worden verkregen.
Was altijd uw handen nadat u de accudrager, de accupolen en andere
accu-gerelateerde onderdelen hebt aangeraakt.
Houd kinderen uit de buurt van de accu.
Voorkomen van schade aan de auto (auto's met handgeschakelde
transmissie)
Probeer de auto niet aan te duwen of aan te slepen omdat hierdoor de kata-
lysator te heet kan worden en er brand kan ontstaan.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 660 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
661
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
8
Bij problemen
OPMERKING
Omgaan met startkabels
Zorg er bij het aansluiten van de startkabels voor dat deze niet verstrikt
raken in de koelventilatoren of de ventilatorriem.
Voorkomen van beschadigingen aan de afdekkap van de motor
Zorg er bij het verwijderen van de afdekkap voor dat u deze naar u toe
trekt nadat u de voorste rand hebt opgetild om de borgpennen te verwijde-
ren.
Oefen bij het aanbrengen van de afdekkap geen overmatige kracht hierop
uit of stel deze niet bloot aan sterke schokken.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 661 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
662
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Als de motor oververhit raakt
Breng de auto op een veilige plaats tot stilstand, schakel de aircon-
ditioning uit en zet vervolgens de motor af.
Als er stoom te zien is:
Open, nadat de stoom is verdwenen, voorzichtig de motorkap.
Als er geen stoom te zien is:
Open voorzichtig de motorkap.
Controleer nadat de motor voldoende is afgekoeld de slangen en
het radiateurblok (radiateur) op sporen van lekkage.
Radiateur
Koelventilatoren
Neem bij lekkage van een grote
hoeveelheid koelvloeistof
onmiddellijk contact op met een
Toyota-dealer of erkende repa-
rateur.
Het volgende kan erop duiden dat de auto oververhit raakt:
De naald van de koelvloeistoftemperatuurmeter (Blz. 97) komt
in het rode gebied of u merkt dat de motor minder vermogen
levert. (De auto accelereert bijvoorbeeld niet als het gaspedaal
wordt ingetrapt.)
Er komt stoom onder de motorkap uit.
Correctieprocedures
1
2
3
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 662 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
663
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
8
Bij problemen
Het koelvloeistofniveau is correct als het zich tussen de streepjes
FULL en LOW/F en L bevindt.
Reservoir
FULL of F
LOW of L
Radiateurdop (indien aanwe-
zig)
Vul indien nodig koelvloeistof bij. (Blz. 515)
In noodgevallen mag ook water gebruikt worden als u geen koelvloeistof
bij de hand hebt.
Start de motor, schakel de airconditioning in en controleer of de
koelventilatoren van de radiateur draaien en of er geen koelvloei-
stof lekt uit de radiateur of de slangen.
De koelventilatoren gaan draaien als de airconditioning wordt ingescha-
keld direct na een koude start. Controleer of de ventilatoren draaien door
ernaar te luisteren en te voelen of er luchtstroom is. Schakel als u hier niet
zeker van bent de airconditioning nog een aantal keer in en uit. (De venti-
latoren werken mogelijk niet bij temperaturen beneden het vriespunt.)
4
1
2
3
4
5
Benzinemotor Dieselmotor
6
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 663 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
664
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Als de koelventilatoren niet draaien:
Zet de motor onmiddellijk uit en neem contact op met een Toyota-
dealer of erkende reparateur.
Als de ventilatoren draaien:
Laat de auto nakijken door de dichtstbijzijnde Toyota-dealer of
erkende reparateur.
WAARSCHUWING
Bij controles in de motorruimte van uw auto
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel,
zoals brandwonden, tot gevolg hebben.
Als er stoom onder de motorkap vandaan komt, open de motorkap dan
niet voordat de stoom is verdwenen. De motorruimte kan zeer heet zijn.
Houd uw handen en kleding (met name stropdassen, sjaals en dassen) uit
de buurt van de ventilatoren en aandrijfriemen. Anders kan dit ernstig let-
sel tot gevolg hebben.
Draai de radiateurdop of de dop van het koelvloeistofreservoir niet los als
de motor en de radiateur heet zijn. Er kan hete stoom of koelvloeistof uit
spuiten.
OPMERKING
Bijvullen van koelvloeistof
Vul langzaam koelvloeistof bij nadat de motor voldoende is afgekoeld. Het
te snel bijvullen van koude koelvloeistof bij een hete motor kan schade aan
de motor veroorzaken.
Voorkomen van beschadigingen aan het koelsysteem
Houd u aan de volgende voorzorgsmaatregelen:
Zorg dat de koelvloeistof niet verontreinigd raakt (bijvoorbeeld met zand of
stof)
Gebruik geen koelvloeistofadditief.
7
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 664 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
665
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
8
Bij problemen
Als u zonder brandstof komt te staan en de
motor afslaat (alleen dieselmotoren)
Als u zonder brandstof komt te staan en de motor afslaat:
Vul de brandstoftank van uw auto.
Bedien om het brandstofsys-
teem te ontluchten de ontluch-
tingspomp totdat u meer
weerstand voelt.
Start de motor. (Blz. 235)
Als de motor niet aanslaat nadat de bovenstaande stappen zijn uitgevoerd,
wacht dan 10 seconden en voer stap en vervolgens opnieuw uit.
Raadpleeg een Toyota-dealer of erkende reparateur als de motor nog
steeds niet gestart kan worden.
Trap nadat de motor is aangeslagen het gaspedaal iets in tot de motor
soepel ronddraait.
1
2
OPMERKING
Als de motor herstart wordt
Start de motor niet als er nog geen brandstof is bijgevuld en het brandstof-
systeem nog niet ontlucht is met de ontluchtingspomp. Hierdoor kan
schade aan de motor en het brandstofsysteem ontstaan.
Laat de startmotor niet langer dan 30 seconden onafgebroken werken.
Anders kunnen de startmotor en de bedrading oververhit raken.
3
2 3
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 665 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
666
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Als de auto vast komt te zitten
Zet de motor af. Activeer de parkeerrem en zet de selectiehendel in
stand P (automatische transmissie) of in stand N (handgescha-
kelde transmissie).
Verwijder modder, sneeuw of zand rond het doorslippende wiel.
Plaats een stuk hout, stenen of andere materialen die ervoor kun-
nen zorgen dat de banden weer grip krijgen onder de banden.
Start de motor opnieuw.
Zet de selectiehendel in stand D of R (automatische transmissie) of
in de 1e versnelling of de achteruit (handgeschakelde transmissie)
en deactiveer de parkeerrem. Trap vervolgens voorzichtig het gas-
pedaal in.
Wanneer u de auto moeilijk los kunt krijgen
Schakel TRC en/of VSC uit als deze functies u hinderen bij het in beweging
brengen van de auto. (Blz. 354)
Voer de volgende procedures uit als de banden doorslippen of
als de auto vastzit in modder, sneeuw, enz:
Druk op om de TRC uit te schakelen.
1
2
3
4
5
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 666 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
667
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
8
Bij problemen
WAARSCHUWING
Bij het vrij proberen te krijgen van een auto die vastzit
Als u de auto in beweging wilt krijgen door te “schommelen”, controleer dan
eerst of er in de omgeving van de auto geen andere auto's, objecten of per-
sonen aanwezig zijn die geraakt zouden kunnen worden als de auto plotse-
ling in beweging komt. De auto kan ook een plotselinge beweging maken
als de wielen weer grip krijgen. Neem de grootst mogelijke voorzichtigheid
in acht.
Bedienen van de selectiehendel
Zet bij auto's met automatische transmissie de selectiehendel niet in een
andere stand als het gaspedaal ingetrapt is.
Als u dat wel doet, kan de auto onverwacht snel accelereren, waardoor een
ongeval en ernstig letsel kan ontstaan.
OPMERKING
Om beschadiging van de transmissie en andere componenten te voor-
komen
Voorkom dat de wielen gaan doorslippen en dat het gaspedaal verder
wordt ingetrapt dan noodzakelijk is.
Als de auto na deze pogingen nog steeds vastzit, moet deze door een
ander voertuig worden losgetrokken.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 667 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
668
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 668 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
669
9
Specificaties
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
9-1. Specificaties
Onderhoudsgegevens
(brandstof, oliepeil,
enz.).................................670
Informatie over brandstof...695
9-2. Persoonlijke voorkeurs-
instellingen
Systemen met mogelijkheden
voor persoonlijke
voorkeursinstellingen.......698
9-3. Te initialiseren onderdelen
Te initialiseren
onderdelen.......................709
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 669 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
670
9-1. Specificaties
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Onderhoudsgegevens (brandstof, oliepeil,
enz.)
Afmetingen en gewichten
Totale lengte
5-deurs
uitvoeringen
4.780 mm (188,2 in.)*
1
4.950 mm (194,9 in.)*
2
3-deurs
uitvoeringen
4.335 mm (170,7 in.)*
1
4.505 mm (177,4 in.)*
2
Totale breedte 1.885 mm (74,2 in.)
Totale hoogte*
3
5-deurs
uitvoeringen
1.835 mm (72,2 in.)
*
4, 6
1.845 mm (72,6 in.)*
5, 6
1.880 mm (74,0 in.)*
4, 7
1.890 mm (74,4 in.)*
5, 7
3-deurs
uitvoeringen
1.830 mm (72,0 in.)*
6
1.875 mm (73,8 in.)*
7
Wielbasis
5-deurs
uitvoeringen
2.790 mm (109,8 in.)
3-deurs
uitvoeringen
2.450 mm (96,5 in.)
Spoorbreedte voor en achter
1.605 mm (63,2 in.)
*
8
1.585 mm (62,4 in.)*
9
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 670 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
671
9-1. Specificaties
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
9
Specificaties
Maxi-
maal toe-
laatbaar
voertuig-
gewicht
1GR-FE motor
Behalve uitvoeringen met 2 zit-
plaatsen
2.900 kg (6.393 lb.)
Uitvoeringen met 2 zitplaatsen
2.830 kg (6.239 lb.)
2TR-FE motor 2.850 kg (6.283 lb.)
1KD-FTV
motor
5-deurs
uitvoeringen
2.990 kg (6.592 lb.)
*
10
2.980 kg (6.571 lb.)*
11
2.890 kg (6.371 lb.)*
12
3-deurs
uitvoeringen
2.600 kg (5.732 lb.)
Maximale asbelasting
Voor 1.450 kg (3.197 lb.)
Achter 1.800 kg (3.968 lb.)
Kogeldruk
120 kg (265 lb.)
*
13
60 kg (132 lb.)*
14
Maximaal aanhang-
wagengewicht
Geremd
3.000 kg (6.614 lb.)
*
13
1.500 kg (3.307 lb.)*
14
Ongeremd 750 kg (1.653 lb.)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 671 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
672
9-1. Specificaties
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
*
1
: Auto's zonder reservewiel op de achterdeur
*
2
: Auto's met reservewiel op de achterdeur
*
3
: Ongeladen auto
*
4
: Auto's met hoogteregeling luchtvering achter
*
5
: Auto's zonder hoogteregeling luchtvering achter
*
6
: Auto's zonder roofrail
*
7
: Auto's met roofrail
*
8
: P265/65R17, 265/65R17, P265/60R18 of 265/60R18 banden
*
9
: P245/70R17 of 245/70R17 banden
*
10
: Voertuigcategorie M1*
16
*
11
: Categorie N1*
16
met uitvoeringen met 5 zitplaatsen
*
12
: Categorie N1*
16
met uitvoeringen met 2 zitplaatsen
*
13
: 1GR-FE motor met modelcode*
15
die een “W” als laatste letter heeft en
1KD-FTV motor.
*
14
: Behalve 1GR-FE motor met modelcode*
15
die een “W” als laatste letter
heeft en 1KD-FTV motor.
*
15
: De modelcode staat vermeld op het typeplaatje. (Blz. 673)
*
16
: Vraag de categorie van de auto na bij een Toyota-dealer of erkende repa-
rateur.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 672 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
673
9-1. Specificaties
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
9
Specificaties
Voertuigidentificatienummer
Het voertuigidentificatienummer (VIN) is het wettelijke identificatie-
nummer van uw auto. Dit is het belangrijkste identificatienummer
van uw Toyota. Het wordt gebruikt voor het op naam zetten van de
auto.
Dit nummer is aangebracht op
de chassisbalk rechts voor.
Bij sommige uitvoeringen is dit
nummer tevens links boven op
het dashboard ingeslagen.
Dit nummer staat ook op het
typeplaatje op de linker mid-
denstijl.
Identificatie van de auto
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 673 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
674
9-1. Specificaties
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Chargenummer
Alleen voor Nederland:
Elke door Louwman & Parqui
ingevoerde Toyota-automobiel
krijgt een chargenummer. Dit
nummer staat op de sticker die
aan de binnenzijde van de klep
van het dashboardkastje is
geplakt. Vermeld bij eventuele
correspondentie of het inwin-
nen van telefonische informatie,
altijd het chargenummer van
uw auto.
Motornummer
Het motornummer is op de aangegeven plaats ingeslagen in het
motorblok.
1GR-FE motor 2TR-FE motor
1KD-FTV motor
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 674 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
675
9-1. Specificaties
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
9
Specificaties
Benzinemotor
Dieselmotor
Motor
Uitvoering 1GR-FE 2TR-FE
Type
6-cilinder in V,
4-takt benzinemotor
4-cilinder lijnmotor,
4-takt benzinemotor
Boring x slag
94,0 × 95,0 mm
(3,70 × 3,74 in.)
95,0 × 95,0 mm
(3,74 × 3,74 in.)
Cilinderinhoud
3.956 cm
3
(241,4 cu.in.)
2.694 cm
3
(164,4 cu.in.)
Klepspeling
Automatische afstelling
Dynamoriemspanning
Uitvoering 1KD-FTV
Type
4 cilinder lijnmotor, 4-takt dieselmotor
(met turbo)
Boring x slag 96,0 × 103,0 mm (3,78 × 4,06 in.)
Cilinderinhoud 2.982 cm
3
(182,0 cu.in.)
Klepspeling
(koude motor)
Inlaat: 0,20 0,30 mm (0,008 0,012 in.)
Uitlaat: 0,35 0,45 mm (0,014 0,018 in.)
Dynamoriemspanning Automatische afstelling
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 675 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
676
9-1. Specificaties
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Benzinemotor
Dieselmotor
Brandstof
Brandstofsoort
EU:
Alleen loodvrije benzine conform de
Europese norm EN228
Behalve EU:
Uitsluitend loodvrije benzine
Research-octaangetal (RON)
1GR-FE motor:
95 of hoger
2TR-FE motor:
91 of hoger
Inhoud
brand-
stoftank
(Referen-
tie)
Auto's met secundaire
brandstoftank
150 l (39,6 gal., 33,0 Imp.gal.)
Auto's zonder secun-
daire brandstoftank
87 l (23,0 gal., 19,1 Imp.gal.)
Brandstofsoort
EU-landen:
Dieselbrandstof conform de Europese
norm EN590
Behalve EU-landen:
Dieselbrandstof met een zwavelge-
halte van 50 ppm of lager
Cetaangetal 48 of hoger
Inhoud
brand-
stoftank
(bij bena-
dering)
Auto's met secundaire
brandstoftank
150 l (39,6 gal., 33,0 Imp.gal.)
Auto's zonder secun-
daire brandstoftank
87 l (23,0 gal., 19,1 Imp.gal.)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 676 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
677
9-1. Specificaties
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
9
Specificaties
1GR-FE motor
*
1
: De aangegeven hoeveelheid motorolie is een referentiehoeveelheid voor
het verversen van de motorolie. Breng de motor op bedrijfstemperatuur en
zet de motor uit, wacht ten minste 5 minuten en controleer het oliepeil met
de peilstok.
Keuze motorolie (GRJ150L-GKAEKW uitvoeringen*
2
)
*
2
: De modelcode staat vermeld op het typeplaatje. (Blz. 673)
De motor is af fabriek gevuld met originele Toyota-motorolie. Toyota
beveelt het gebruik van originele Toyota-motorolie aan. Er kan ook
andere motorolie van gelijkwaardige kwaliteit worden gebruikt.
Oliesoort:
0W-20, 5W-20, 5W-30 en 10W-30:
API SL “Energy-Conserving”, SM “Energy-Conserving”, SN
“Resource-Conserving” of ILSAC multigrade-motorolie
15W-40 en 20W-50:
API SL, SM of SN multigrade-motorolie
Smeersysteem
Inhoud
(Verversen - bij benadering
*
1
)
Met filter 6,2 l (6,6 qt., 5,5 Imp.qt.)
Zonder filter 5,7 liter (6,0 qt., 5,0 Imp.qt.)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 677 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
678
9-1. Specificaties
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Aanbevolen viscositeit (SAE):
Uw Toyota is af fabriek gevuld
met motorolie met een viscosi-
teit van SAE 0W-20. Deze
motorolie is de beste keuze
voor uw auto vanwege een laag
brandstofverbruik en goede
starteigenschappen bij koud
weer.
U kunt de viscositeit SAE 5W-
30 gebruiken als SAE 0W-20
niet beschikbaar is. Deze dient
echter bij de volgende verver-
sing vervangen te worden door
SAE 0W-20.
Bij het gebruik van motorolie
met een viscositeit van SAE
10W-30 of hoger, kan het bij
extreme kou voorkomen dat de
motor moeilijk start. Daarom
wordt dan motorolie met een
viscositeit van SAE 0W-20, 5W-
20 of 5W-30 aanbevolen.
Viscositeit (als voorbeeld wordt hier 0W-20 gebruikt):
Het gedeelte 0W in 0W-20 geeft aan dat de olie ervoor zorgt dat
de motor goed start bij koud weer. Olie met een lage waarde voor
de W zorgt dat de motor goed start bij koud weer.
Het gedeelte 20 in 0W-20 geeft de viscositeit van de olie weer als
de olie een hoge temperatuur heeft. Olie met een hogere viscosi-
teit (hogere waarde) is mogelijk beter geschikt wanneer met
hoge snelheden of met veel belading wordt gereden.
Te verwachten temperatuurbereik
tot de volgende verversing
Aanbevolen
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 678 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
679
9-1. Specificaties
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
9
Specificaties
Merktekens oliekwaliteit:
Let er bij het aanschaffen van motorolie op of ten minste één van
beide bovenstaande symbolen op de verpakking is gedrukt.
API-symbool
Bovenste deel: API SERVICE
SN geeft de kwaliteit van de
motorolie aan en is vastgesteld
door API (American Petroleum
Institute).
Middelste deel: SAE 0W-20
geeft de viscositeit aan.
Onderste deel: In dit deel staat
“Resource-Conserving”, wat
staat voor brandstofbesparende
en groene eigenschappen.
ILSAC-symbool
Het ILSAC-symbool (Internatio-
nal Lubricant Standardization
and Approval Committee) staat
op de voorzijde van de verpak-
king.
Keuze motorolie (GRJ150L-GKAEK uitvoeringen*
3
)
*
3
: De modelcode staat vermeld op het typeplaatje. (Blz. 673)
De motor is af fabriek gevuld met originele Toyota-motorolie.
Gebruik alleen door Toyota goedgekeurde Toyota Genuine Motor
Oil of een gelijkwaardige motorolie met de hieronder aangegeven
kwaliteit en viscositeit.
Oliesoort:
5W-30 en 10W-30:
API SL “Energy-Conserving”, SM “Energy-Conserving”, SN
“Resource-Conserving” of ILSAC multigrade-motorolie
15W-40 en 20W-50:
API SL, SM of SN multigrade-motorolie
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 679 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
680
9-1. Specificaties
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Aanbevolen viscositeit (SAE):
Bij het gebruik van motorolie
met een viscositeit van SAE
10W-30 of hoger, kan het bij
extreme kou voorkomen dat de
motor moeilijk start. Daarom
wordt dan motorolie met een
viscositeit van SAE 5W-30 aan-
bevolen.
Viscositeit (als voorbeeld wordt hier 10W-30 gebruikt):
Het gedeelte 10W in 10W-30 geeft aan dat de olie ervoor zorgt
dat de motor goed start bij koud weer. Olie met een lage waarde
voor de W zorgt dat de motor goed start bij koud weer.
Het gedeelte 30 in 10W-30 geeft de viscositeit van de olie weer
als de olie een hoge temperatuur heeft. Olie met een hogere vis-
cositeit (hogere waarde) is mogelijk beter geschikt wanneer met
hoge snelheden of met veel belading wordt gereden.
Merktekens oliekwaliteit:
Let er bij het aanschaffen van motorolie op of ten minste één van
beide bovenstaande symbolen op de verpakking is gedrukt.
API-symbool
Bovenste deel: API SERVICE
SN geeft de kwaliteit van de
motorolie aan en is vastgesteld
door API (American Petroleum
Institute).
Middelste deel: SAE 10W-30
geeft de viscositeit aan.
Onderste deel: In dit deel staat
“Resource-Conserving”, wat
staat voor brandstofbesparende
en groene eigenschappen.
ILSAC-symbool
Het ILSAC-symbool (Internatio-
nal Lubricant Standardization
and Approval Committee) staat
op de voorzijde van de verpak-
king.
Te verwachten temperatuurbereik
tot de volgende verversing
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 680 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
681
9-1. Specificaties
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
9
Specificaties
2TR-FE motor
*: De aangegeven hoeveelheid motorolie is een referentiehoeveelheid voor
het verversen van de motorolie. Breng de motor op bedrijfstemperatuur en
zet de motor uit, wacht ten minste 5 minuten en controleer het oliepeil met
de peilstok.
Keuze motorolie
De motor is af fabriek gevuld met originele Toyota-motorolie.
Gebruik alleen door Toyota goedgekeurde Toyota Genuine Motor
Oil of een gelijkwaardige motorolie met de hieronder aangegeven
kwaliteit en viscositeit.
Oliesoort:
0W-20, 5W-20, 5W-30 en 10W-30:
API SL “Energy-Conserving”, SM “Energy-Conserving”, SN
“Resource-Conserving” of ILSAC multigrade-motorolie
15W-40 en 20W-50:
API SL, SM of SN multigrade-motorolie
Aanbevolen viscositeit (SAE):
Bij het gebruik van motorolie
met een viscositeit van SAE
10W-30 of hoger, kan het bij
extreme kou voorkomen dat de
motor moeilijk start. Daarom
wordt dan motorolie met een
viscositeit van SAE 0W-20, 5W-
20 of 5W-30 aanbevolen.
Inhoud
(Verversen - bij benadering
*)
Met filter 5,7 liter (6,0 qt., 5,0 Imp.qt.)
Zonder filter 5,0 liter (5,3 qt., 4,4 Imp.qt.)
Te verwachten temperatuurbereik
tot de volgende verversing
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 681 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
682
9-1. Specificaties
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Viscositeit (als voorbeeld wordt hier 0W-20 gebruikt):
Het gedeelte 0W in 0W-20 geeft aan dat de olie ervoor zorgt dat
de motor goed start bij koud weer. Olie met een lage waarde voor
de W zorgt dat de motor goed start bij koud weer.
Het gedeelte 20 in 0W-20 geeft de viscositeit van de olie weer als
de olie een hoge temperatuur heeft. Olie met een hogere viscosi-
teit (hogere waarde) is mogelijk beter geschikt wanneer met
hoge snelheden of met veel belading wordt gereden.
Merktekens oliekwaliteit:
Let er bij het aanschaffen van motorolie op of ten minste één van
beide bovenstaande symbolen op de verpakking is gedrukt.
API-symbool
Bovenste deel: API SERVICE
SN geeft de kwaliteit van de
motorolie aan en is vastgesteld
door API (American Petroleum
Institute).
Middelste deel: SAE 0W-20
geeft de viscositeit aan.
Onderste deel: In dit deel staat
“Resource-Conserving”, wat
staat voor brandstofbesparende
en groene eigenschappen.
ILSAC-symbool
Het ILSAC-symbool (Internatio-
nal Lubricant Standardization
and Approval Committee) staat
op de voorzijde van de verpak-
king.
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 682 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
683
9-1. Specificaties
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
9
Specificaties
1KD-FTV motor
*
1
: De aangegeven hoeveelheid motorolie is een referentiehoeveelheid voor
het verversen van de motorolie. Breng de motor op bedrijfstemperatuur en
zet de motor uit, wacht ten minste 5 minuten en controleer het oliepeil met
de peilstok.
Keuze motorolie (auto's met roetfilter*
2
)
*
2
: Neem contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur om na te
gaan of uw auto een roetfiltersysteem heeft.
De motor is af fabriek gevuld met originele Toyota-motorolie. Toyota
beveelt het gebruik van originele Toyota-motorolie aan. Er kan ook
andere motorolie van gelijkwaardige kwaliteit worden gebruikt.
Oliesoort: AECA C2
Aanbevolen viscositeit (SAE):
Uw Toyota is af fabriek gevuld
met motorolie met een viscosi-
teit van SAE 0W-30. Deze
motorolie is de beste keuze
voor uw auto vanwege een laag
brandstofverbruik en goede
starteigenschappen bij koud
weer.
Inhoud
(Verversen bij benadering
*
1
)
Met filter 7,0 liter (7,4 qt., 6,2 Imp.qt.)
Zonder filter 6,7 liter (7,1 qt., 5,9 Imp.qt.)
OPMERKING
Gebruik van een andere motorolie dan ACEA C2 kan de katalysator bescha-
digen.
Te verwachten temperatuurbereik
tot de volgende verversing
Aanbevolen
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 683 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
684
9-1. Specificaties
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Viscositeit (als voorbeeld wordt hier 0W-30 gebruikt):
Het gedeelte 0W in 0W-30 geeft aan dat de olie ervoor zorgt dat
de motor goed start bij koud weer. Olie met een lage waarde voor
de W zorgt dat de motor goed start bij koud weer.
Het gedeelte 30 in 0W-30 geeft de viscositeit van de olie weer als
de olie een hoge temperatuur heeft. Olie met een hogere viscosi-
teit (hogere waarde) is mogelijk beter geschikt wanneer met
hoge snelheden of met veel belading wordt gereden.
Keuze motorolie (auto's zonder roetfilter*
3
)
*
3
: Neem contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur om na te
gaan of uw auto een roetfiltersysteem heeft.
De motor is af fabriek gevuld met originele Toyota-motorolie.
Gebruik alleen door Toyota goedgekeurde Toyota Genuine Motor
Oil of een gelijkwaardige motorolie met de hieronder aangegeven
kwaliteit en viscositeit.
Oliesoort: API CF-4, CF of ACEA B1
Aanbevolen viscositeit (SAE):
Motorolie met de viscositeit
SAE 5W-30 is de beste keuze
vanwege een laag brandstof-
verbruik en goede starteigen-
schappen bij koud weer.
Bij het gebruik van motorolie
met een viscositeit van SAE
10W-30 of hoger, kan het bij
extreme kou voorkomen dat de
motor moeilijk start. Daarom
wordt dan motorolie met een
viscositeit van SAE 5W-30 aan-
bevolen.
Te verwachten temperatuurbereik
tot de volgende verversing
Aanbevolen
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 684 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
685
9-1. Specificaties
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
9
Specificaties
Viscositeit (als voorbeeld wordt hier 5W-30 gebruikt):
Het gedeelte 5W in 5W-30 geeft aan dat de olie ervoor zorgt dat
de motor goed start bij koud weer. Olie met een lage waarde voor
de W zorgt dat de motor goed start bij koud weer.
Het gedeelte 30 in 5W-30 geeft de viscositeit van de olie weer als
de olie een hoge temperatuur heeft. Olie met een hogere viscosi-
teit (hogere waarde) is mogelijk beter geschikt wanneer met
hoge snelheden of met veel belading wordt gereden.
Koelsysteem
Capaci-
teit
(Refe-
rentie)
1GR-FE
motor
Met ATF-verwar-
ming
Met verwarming achter
12,8 liter
(13,5 qt., 11,3 Imp.qt.)
Zonder verwarming achter
11,0 liter (11,6 qt., 9,7 Imp.qt.)
Zonder ATF-ver-
warming
Met verwarming achter
12,3 liter
(13,0 qt., 10,8 Imp.qt.)
Zonder verwarming achter
10,5 liter (11,1 qt., 9,2 Imp.qt.)
2TR-FE
motor
Met automatische
transmissie
Met verwarming achter
9,9 liter (10,5 qt., 8,7 Imp.qt.)
Zonder verwarming achter
8,1 liter (8,6 qt., 7,1 Imp.qt.)
Met handgescha-
kelde transmissie
Met verwarming achter
10,1 liter (10,7 qt., 8,9 Imp.qt.)
Zonder verwarming achter
8,3 liter (8,8 qt., 7,3 Imp.qt.)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 685 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
686
9-1. Specificaties
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Capaci-
teit
(Refe-
rentie)
1KD-FTV
motor
Met automatische
transmissie
Met verwarming achter
14,9 liter
(15,7 qt., 13,1 Imp.qt.)
Zonder verwarming achter
13,1 liter
(13,8 qt., 11,5 Imp.qt.)
Met handgescha-
kelde transmissie
Met verwarming achter
15,0 liter
(15,9 qt., 13,2 Imp.qt.)
Zonder verwarming achter
13,2 liter
(13,9 qt., 11,6 Imp.qt.)
Soort koelvloeistof
Gebruik een van de volgende
middelen.
Toyota Super Long Life Cool-
ant
Of een gelijkwaardig product
Gebruik geen kraanwater.
Ontsteking (bougie van de benzinemotor)
Merk
1GR-FE motor DENSO SK16HR11
2TR-FE motor DENSO SK20HR-A11
Elektrodenafstand 1,1 mm (0,043 in.)
OPMERKING
Bougies met iridium elektroden
Gebruik alleen bougies met iridium elektroden. Wijzig de elektrodenafstand
niet.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 686 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
687
9-1. Specificaties
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
9
Specificaties
Accu
Laadstroom
*: Uw auto is af fabriek gevuld met originele Toyota-differentieelolie.
Gebruik alleen originele Toyota differentieelolie of een gelijkwaardige olie
die voldoet aan de bovenstaande specificatie. Neem voor meer informatie
contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Elektrisch systeem
Aanduiding soortelijke massa bij
20°C (68°F):
1,250 1,290 volledig geladen
1,160 1,200 half geladen
1,060 1,100 ontladen
Snelladen
Normaal laden
Max. 15 A
Max. 5 A
Voordifferentieel
Inhoud 1,40 liter (1,48 qt., 1,23 Imp.qt.)
Oliesoort en viscositeit*
Originele Toyota-differentieelolie LT
75W-85 GL-5 of gelijkwaardig
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 687 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
688
9-1. Specificaties
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
*: Uw auto is af fabriek gevuld met originele Toyota-differentieelolie.
Gebruik alleen originele Toyota differentieelolie of een gelijkwaardige olie
die voldoet aan de bovenstaande specificatie. Neem voor meer informatie
contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur.
*: De aangegeven hoeveelheid vloeistof is een globale hoeveelheid. Als ver-
vanging noodzakelijk is, neem dan contact op met een Toyota-dealer of
erkende reparateur.
Achterdifferentieel
Inhoud
5-deurs
uitvoerin-
gen
Met
achterdifferen-
tieelsper
2,65 liter
(2,80 qt., 2,33 Imp.qt.)
Zonder
achterdifferen-
tieelsper
2,70 liter
(2,85 qt., 2,38 Imp.qt.)
3-deurs uitvoeringen
2,20 liter
(2,32 qt., 1,94 Imp.qt.)
Oliesoort en viscositeit*
Originele Toyota-differentieel-
olie LT 75W-85 GL-5 of gelijk-
waardig
Automatische transmissie
Hoeveelheid*
1GR-FE motor 10,9 liter (11,5 qt., 9,6 Imp.qt.)
2TR-FE motor 9,9 liter (10,5 qt., 8,7 Imp.qt.)
1KD-FTV motor 10,6 liter (11,2 qt., 9,3 Imp.qt.)
Soort vloeistof Toyota Genuine ATF WS
OPMERKING
Transmissievloeistof
Door het gebruik van andere transmissievloeistof dan Toyota Genuine ATF
WS kan de schakelkwaliteit verminderen, de lockup van de transmissie ver-
gezeld gaan van trillingen en uiteindelijk schade aan de transmissie van uw
auto ontstaan.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 688 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
689
9-1. Specificaties
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
9
Specificaties
Uitvoeringen met 5 versnellingen
Uitvoeringen met 6 versnellingen
Handgeschakelde transmissie
Hoeveelheid handgeschakelde-trans-
missieolie
2,2 liter (2,3 qt., 1,9 Imp.qt.)
Oliesoort
Handgeschakelde-transmissieolie
API GL-4
Aanbevolen viscositeit SAE 75W-90
Hoeveelheid handgeschakelde-trans-
missieolie
2,1 liter (2,2 qt., 1,8 Imp.qt.)
Oliesoort
Originele Toyota tussenbakolie LF
of een gelijkwaardig product
Aanbevolen viscositeit SAE 75W
OPMERKING
Handgeschakelde-transmissieolie (uitvoeringen met 6 versnellingen)
Gebruik van andere olie dan originele TOYOTA tussenbakolie type LF SAE
75W kan geluiden van de transmissie of andere soorten beschadigingen
veroorzaken.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 689 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
690
9-1. Specificaties
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
*: Uw auto is af fabriek gevuld met originele Toyota-tussenbakolie. Gebruik
alleen originele Toyota tussenbakolie of een gelijkwaardige olie die voldoet
aan de bovenstaande specificatie. Neem voor meer informatie contact op
met een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Koppeling
Vrije slag koppelingspedaal 5 15 mm (0,2 0,6 in.)
Soort vloeistof
SAE J1703 of FMVSS Nr. 116 DOT 3
SAE J1704 of FMVSS Nr. 116 DOT 4
Tussenbak
Inhoud 1,4 liter (1,5 qt., 1,2 Imp.qt.)
Oliesoort*
Originele Toyota tussenbakolie LF of een
gelijkwaardig product
Aanbevolen viscositeit SAE 75W
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 690 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
691
9-1. Specificaties
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
9
Specificaties
*
1
: Minimum afstand van pedaal tot vloer bij een pedaalkracht van 490 N (50
kg, 110 lbf) met draaiende motor.
*
2
: Vrije slag parkeerhendel bij aantrekken met 200 N (20,4 kg, 45,0 lbf).
Remmen
Afstand
van
pedaal
tot
vloer
*
1
1GR-FE en
1KD-FTV motoren
Met automatische transmissie
Min. 101 mm (4,0 in.)
Met handgeschakelde transmissie
Min. 94 mm (3,7 in.)
2TR-FE motor
Met automatische transmissie
Min. 105 mm (4,1 in.)
Met handgeschakelde transmissie
Min. 102 mm (4,0 in.)
Vrije slag pedaal 1 6 mm (0,04 0,24 in.)
Slag parkeerremhendel*
2
5 7 klikken
Soort vloeistof
SAE J1703 of FMVSS Nr. 116 DOT 3
SAE J1704 of FMVSS Nr. 116 DOT 4
Smeermiddel chassis (cardanassen)
Kruisstuk Chassisvet op lithiumbasis NLGI nr. 2
Schuifkoppe-
lingen
Molybdeen disulfide chassisvet op lithiumbasis NLGI nr. 2
of chassisvet op lithiumbasis NLGI nr. 2
Stuurinrichting
Vrije slag Minder dan 30 mm (1,18 in.)
Stuurbekrachtigings-
vloeistof
Automatische-transmissievloeistof DEXRON
®
II of III
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 691 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
692
9-1. Specificaties
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
17 inch velgen (type A)
17 inch velgen (type B)
*: Standaard spanning voor alle belastingen inclusief maximum belasting
17 inch velgen (type C)
Banden en velgen
Bandenmaat P245/70R17 108S, 245/70R17 110S
Bandenspanning
(Aanbevolen bandenspan-
ning bij koude banden)
Voorwiel
kPa (kg/cm
2
of bar,
psi)
Achterwiel
kPa (kg/cm
2
of bar,
psi)
220 (2,2, 32) 220 (2,2, 32)
Wielmaat 17 × 6 1/2J
Aanhaalmoment wielmoeren 112 Nm (11,4 kgm, 83 ft•lbf)
Bandenmaat 245/70R17 110S
Bandenspanning
(Aanbevolen bandenspan-
ning bij koude banden)
Voorwiel
kPa (kg/cm
2
of bar,
psi)
Achterwiel
kPa (kg/cm
2
of bar,
psi)
200 (2,0, 29)
200 (2,0, 29)
220 (2,2, 32)
*
Wielmaat 17 × 6 1/2J
Aanhaalmoment wielmoeren 112 Nm (11,4 kgm, 83 ft•lbf)
Bandenmaat P265/65R17 112S, 265/65R17 112S
Bandenspanning
(Aanbevolen bandenspan-
ning bij koude banden)
Voorwiel
kPa (kg/cm
2
of bar,
psi)
Achterwiel
kPa (kg/cm
2
of bar,
psi)
220 (2,2, 32) 220 (2,2, 32)
Wielmaat 17 × 7 1/2J
Aanhaalmoment wielmoeren 112 Nm (11,4 kgm, 83 ft•lbf)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 692 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
693
9-1. Specificaties
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
9
Specificaties
17 inch velgen (type D)
18 inch velgen (type A)
18 inch velgen (type B)
*: Standaard spanning voor alle belastingen inclusief maximum belasting
Bandenmaat 265/65R17 112S
Bandenspanning
(Aanbevolen bandenspan-
ning bij koude banden)
Voorwiel
kPa (kg/cm
2
of bar,
psi)
Achterwiel
kPa (kg/cm
2
of bar,
psi)
200 (2,0, 29) 200 (2,0, 29)
Wielmaat 17 × 7 1/2J
Aanhaalmoment wielmoeren 112 Nm (11,4 kgm, 83 ft•lbf)
Bandenmaat P265/60R18 109H, 265/60R18 110H
Bandenspanning
(Aanbevolen bandenspan-
ning bij koude banden)
Voorwiel
kPa (kg/cm
2
of bar,
psi)
Achterwiel
kPa (kg/cm
2
of bar,
psi)
220 (2,2, 32) 220 (2,2, 32)
Wielmaat 18 × 7 1/2J
Aanhaalmoment wielmoeren 112 Nm (11,4 kgm, 83 ft•lbf)
Bandenmaat 265/60R18 110H
Bandenspanning
(Aanbevolen bandenspan-
ning bij koude banden)
Voorwiel
kPa (kg/cm
2
of bar,
psi)
Achterwiel
kPa (kg/cm
2
of bar,
psi)
200 (2,0, 29)
200 (2,0, 29)
220 (2,2, 32)
*
Wielmaat 18 × 7 1/2J
Aanhaalmoment wielmoeren 112 Nm (11,4 kgm, 83 ft•lbf)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 693 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
694
9-1. Specificaties
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Lampen
Lampen W Type
Exterieur
Koplampen
Dimlicht (halogeenlampen
*)
Grootlicht
55
60
A
B
Mistlampen voor
* 19 C
Richtingaanwijzers voor 21 D
Parkeerlichten voor (halogeenlam-
pen
*)
5E
Richtingaanwijzers achter 21 D
Achteruitrijlichten 16 E
Mistachterlichten
* 21 E
Kentekenplaatverlichting 5 E
Treeplankverlichting
* 5E
Interieur
Leeslampjes/interieurverlichting
Voor
Achter (zonder leeslampjes)
*
Achter (met leeslampjes)*
5
8
5
E
F
E
Make-upverlichting 8 E
A: H11 halogeenlamp
B: HB3 halogeenlampen
C: H16 halogeenlamp
D: Glassokkellampen (oranje)
E: Glassokkellampen (helder)
F: Buislampjes
*: Indien aanwezig
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 694 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
695
9-1. Specificaties
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
9
Specificaties
Informatie over brandstof
Benzinemotor
1GR-FE motor
EU:
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine die voldoet aan de Europese
norm EN228.
Gebruik loodvrije benzine met een octaangetal van 95 RON
(Research Octane Number) of hoger voor optimale prestaties van
uw auto.
Behalve EU:
Gebruik alleen loodvrije benzine.
Gebruik loodvrije benzine met een octaangetal van 95 RON
(Research Octane Number) of hoger voor optimale prestaties van
uw auto.
2TR-FE motor
EU:
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine die voldoet aan de Europese
norm EN228.
Gebruik loodvrije benzine met een octaangetal van 91 RON
(Research Octane Number) of hoger voor optimale prestaties van
uw auto.
Behalve EU:
Gebruik alleen loodvrije benzine.
Gebruik loodvrije benzine met een octaangetal van 91 RON
(Research Octane Number) of hoger voor optimale prestaties van
uw auto.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 695 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
696
9-1. Specificaties
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Dieselmotor
EU:
Gebruik alleen dieselbrandstof die voldoet aan de Europese norm
EN590.
Behalve EU:
Zonder roetfiltersysteem*
Gebruik uitsluitend dieselbrandstof met een zwavelgehalte van 350
ppm of lager, cetaangetal 48 of hoger.
Met roetfiltersysteem*
Gebruik uitsluitend dieselbrandstof met een zwavelgehalte van 50
ppm of minder, cetaangetal 48 of hoger.
*: Neem contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur
om na te gaan of uw auto een roetfiltersysteem heeft.
Kleinere vulopening van de brandstoftank voor loodvrije benzine
Om vergissingen bij tankstations te voorkomen, is uw auto uitgerust met een
kleinere vulopening.
Als u van plan bent met uw Toyota naar het buitenland te gaan
Er is mogelijk geen diesel met een laag zwavelgehalte verkrijgbaar. Vraag
daarom eerst bij uw dealer na of er diesel met een laag zwavelgehalte ver-
krijgbaar is in het land van bestemming.
Als de motor pingelt
Neem contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Het kan een enkele keer voorkomen dat u de motor licht hoort pingelen tij-
dens accelereren of bij het oprijden van een heuvel. Dit is normaal en is
geen reden tot bezorgdheid.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 696 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
697
9-1. Specificaties
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
9
Specificaties
OPMERKING
Opmerking over de brandstofkwaliteit
Gebruik de juiste brandstoffen. De motor zal beschadigd raken wanneer u
de verkeerde brandstof gebruikt.
Benzinemotor: Gebruik geen loodhoudende benzine.
Gebruik van loodhoudende benzine zal de werking van de driewegkataly-
sator blijvend aantasten, waardoor het emissieregelsysteem niet goed kan
werken.
Dieselmotor:
Zonder roetfiltersysteem
*
Gebruik geen brandstof die meer dan 350 ppm zwavel bevat.
Door het gebruik van brandstof met een hoog zwavelgehalte kan de motor
beschadigd raken.
Met roetfiltersysteem
*
Gebruik geen brandstof met een zwavelgehalte van meer dan 50 ppm.
Door het gebruik van brandstof met een hoog zwavelgehalte kan de motor
beschadigd raken.
Benzinemotor (EU-landen): Gebruik geen bio-ethanolbrandstof die wordt
verkocht onder de naam E50 of E85, of brandstof met een hoog ethanol-
gehalte. Bij gebruik van deze brandstoffen wordt het brandstofsysteem
beschadigd. Neem bij twijfel contact op met een Toyota-dealer of erkende
reparateur.
Benzinemotor (behalve EU-landen): Gebruik geen bio-ethanolbrandstof
die wordt verkocht onder de naam E50 of E85, of brandstof met een hoog
ethanolgehalte. Uw auto is geschikt voor benzine met maximaal 10%
ethanol. Bij het gebruik van brandstof met meer dan 10% ethanol (E10)
wordt het brandstofsysteem beschadigd. Zorg ervoor dat u brandstof tankt
met de juiste specificaties en de vereiste kwaliteit. Neem bij twijfel contact
op met een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Dieselmotor (EU-landen): Gebruik geen FAME-brandstof (Fatty Acid
Methyl Ester) (biodiesel) die wordt verkocht onder de naam B30 of B100,
of brandstof met een hoog FAME-gehalte. Bij gebruik van deze brandstof-
fen wordt het brandstofsysteem beschadigd. Neem bij twijfel contact op
met een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Dieselmotor (behalve EU-landen): Gebruik geen FAME-brandstof (Fatty
Acid Methyl Ester) (biodiesel) die wordt verkocht onder de naam B30 of
B100, of brandstof met een hoog FAME-gehalte. Uw auto is geschikt voor
dieselbrandstof met maximaal 5% biodiesel FAME (B5). Bij het gebruik
van brandstof met meer dan 5% FAME (B5) wordt het brandstofsysteem
beschadigd. Zorg ervoor dat u brandstof tankt met de juiste specificaties
en de vereiste kwaliteit. Neem bij twijfel contact op met een Toyota-dealer
of erkende reparateur.
*: Neem contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur om na te
gaan of uw auto een roetfiltersysteem heeft.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 697 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
698
9-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Systemen met mogelijkheden voor
persoonlijke voorkeursinstellingen
Bij het aanpassen van functies van de auto aan de persoonlijke voor-
keur moet deze op een veilige plaats worden geparkeerd met de
selectiehendel in stand P (automatische transmissie) of in N (handge-
schakelde transmissie) en de parkeerrem vastgezet.
Aanpassen met behulp van de menutoets en de toets ENTER
Druk de menutoets in en houd deze ingedrukt om de modus voor
persoonlijke voorkeursinstellingen weer te geven. (Blz. 107)
Druk de toets ENTER omhoog of omlaag om het aan te passen
item te selecteren.
Druk op de toets ENTER om te bevestigen.
Druk de toets ENTER omhoog of omlaag om de gewenste instel-
ling voor het aan te passen item te selecteren.
Druk op de toets ENTER om te bevestigen.
Nadat de persoonlijke voorkeursinstellingen zijn ingesteld, drukt u
op de menutoets om het scherm Persoonlijke voorkeursinstellingen
te wissen.
Uw auto is voorzien van verschillende elektronische functies die
naargelang uw persoonlijke voorkeur kunnen worden ingesteld.
De instellingen van deze functies kunnen worden gewijzigd met
de stuurwieltoetsen of bij een Toyota-dealer of erkende repara-
teur.
Het is tevens mogelijk om bepaalde functies van de auto zelf aan
te passen via de menutoets en de toets ENTER.
Functies van de auto aanpassen aan de persoonlijke voorkeur
1
2
3
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 698 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
699
9-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
9
Specificaties van de auto
Sommige voorkeursinstellingen zijn van invloed op de instellingen van
andere functies. Neem voor meer informatie contact op met een
Toyota-dealer of erkende reparateur.
Instellingen die kunnen worden aangepast met behulp van de
menutoets en de toets ENTER
Instellingen die kunnen worden aangepast door een Toyota-dealer
of erkende reparateur
Definitie van symbolen: O = beschikbaar, – = niet beschikbaar
Portierslot (Blz. 122, 652)
*: Indien aanwezig
Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstel-
lingen
1
2
Functie
Standaard-
instelling
Persoonlijke
voorkeurs-
instelling
Ontgrendelen met de sleu-
tel
Alle portieren in
één keer ont-
grendelen
Bestuurderspor-
tier ontgrende-
len in een keer,
overige portie-
ren in twee keer
–O
Functie koppeling van rij-
snelheid aan portierver-
grendeling
*
Aan Uit O O
Functie koppeling van de
portiervergrendeling aan
de stand van de selectie-
hendel
*
Uit Aan O O
Functie koppeling van
stand selectiehendel aan
portierontgrendeling
*
Uit Aan O O
Functie koppeling van
bestuurdersportier aan
portierontgrendeling
*
Uit Aan O O
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 699 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
700
9-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Smart entry-systeem met startknop* en afstandsbediening
(
Blz. 145, 118)
*: Indien aanwezig
Smart entry-systeem met startknop* (Blz. 145)
*: Indien aanwezig
Functie
Standaard-
instelling
Persoonlijke
voorkeurs-
instelling
Bedrijfssignaal (zoemer) Niveau 7
Uit
OO
Niveau 1 tot 6
Werkingssignaal (alarm-
knipperlichten)
Aan Uit O O
Tijd tot na het ontgrende-
len, zonder dat een portier
wordt geopend, de portie-
ren automatisch weer wor-
den vergrendeld
30 seconden
60 seconden
–O
120 seconden
Waarschuwingsfunctie
open portier (bij vergren-
delen van de auto)
Aan Uit O
Openen achterruit
Ingedrukt hou-
den (kort)
Twee keer
indrukken
–O
Eén keer kort
indrukken
Ingedrukt houden
(lang)
Uit
1 2
Functie
Standaard-
instelling
Persoonlijke
voorkeurs-
instelling
Ontgrendelen portier met
Smart entry-systeem en
startknop
Alle portieren
Bestuurders-
portier
OO
Smart entry-systeem met
startknop
Aan Uit O O
1 2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 700 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
701
9-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
9
Specificaties van de auto
Afstandsbediening (Blz. 118)
Ergonomisch geheugen* (Blz. 180)
*: Indien aanwezig
Automatische verlichting* (Blz. 259)
*: Indien aanwezig
Functie
Standaard-
instelling
Persoonlijke
voorkeurs-
instelling
Afstandsbediening Aan Uit O
Ontgrendelen
Alle portieren in
één keer ont-
grendelen
Bestuurderspor-
tier ontgrende-
len in een keer,
overige portie-
ren in twee keer
OO
1
2
Functie
Standaard-
instelling
Persoonlijke
voorkeurs-
instelling
Selecteren van het aan de
ontgrendeling van de por-
tieren gekoppelde ergono-
mische geheugen
Bestuurders-
portier
Alle portieren O
1 2
Functie
Standaard-
instelling
Persoonlijke
voorkeurs-
instelling
Tijd die verstrijkt voordat
de koplampen uitgaan
30 seconden
Uit
OO60 seconden
90 seconden
Gevoeligheid lichtsensor Standaard -2 - 2 O O
Tijd die verstrijkt voordat
de koplampen automatisch
worden ingeschakeld
*
Standaard Lang O
1 2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 701 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
702
9-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Interieurverlichting (Blz. 468)
*
1
: Indien aanwezig
*
2
: Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Functie
Standaard-
instelling
Persoonlijke
voorkeurs-
instelling
Tijd die verstrijkt voordat
de interieurverlichting uit
gaat
15 seconden
Uit
OO7,5 seconden
30 seconden
Werking nadat het contact
UIT wordt gezet
Aan Uit O
Werking wanneer de por-
tieren worden ontgrendeld
met het Smart entry-sys-
teem en startknop of de
afstandsbediening
Aan Uit O
Werking wanneer u de
auto nadert terwijl u de
elektronische sleutel bij
zich draagt
*
2
Aan Uit O
Verlichting selectiehendel Aan Uit O
Werking van de voeten-
ruimteverlichting
*
1
Aan Uit O
Schakelaars regeling
loungeverlichting
*
1
Aan Uit O
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 702 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
703
9-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
9
Specificaties van de auto
Verlichting buitenzijde* (Blz. 468)
*: Indien aanwezig
Functie
Standaard-
instelling
Persoonlijke
voorkeurs-
instelling
Tijd die verstrijkt voordat
de verlichting aan de bui-
tenzijde uitgaat
15 seconden
Uit
OO7,5 seconden
30 seconden
Treeplankverlichting Aan Uit O
Werking wanneer u de
auto nadert terwijl u de
elektronische sleutel bij u
draagt
Aan Uit O
Werking wanneer de por-
tieren worden ontgrendeld
met het Smart entry-sys-
teem en startknop of de
afstandsbediening
Aan Uit O
Werking wanneer de por-
tieren worden ontgrendeld
met de schakelaar centrale
vergrendeling
Aan Uit O
Werking wanneer het por-
tier wordt geopend
Aan Uit O
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 703 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
704
9-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Instrumentenpaneel (Blz. 97)
Automatische airconditioning voor* (Blz. 450)
*: Indien aanwezig
Functie
Standaard-
instelling
Persoonlijke
voorkeurs-
instelling
Gevoeligheid van omge-
vingslichtsensor die wordt
gebruikt voor het dimmen
van de instrumentenver-
lichting enz.
*
Standaard -2 - 2 O
Gevoeligheid van omge-
vingslichtsensor die wordt
gebruikt voor het vergroten
van de helderheid van de
instrumentenverlichting
enz.
*
Standaard -2 - 2 O
1
2
Functie
Standaard-
instelling
Persoonlijke
voorkeurs-
instelling
Schakelen tussen de stand
verse buitenlucht en de
stand recirculatie gekop-
peld aan de bediening van
de toets AUTO
Automatisch Handmatig O
Bediening toets AUTO A/C Automatisch Handmatig O
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 704 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
705
9-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
9
Specificaties van de auto
Elektrisch bedienbare ruiten ( Blz. 195)
en schuifdak
*
1, 2
(Blz. 198)
*
1
: Indien aanwezig
*
2
: De bedieningsinstellingen voor het schuifdak worden automatisch gewij-
zigd wanneer de bedieningsinstellingen voor de elektrisch bedienbare rui-
ten worden gewijzigd
Functie
Standaard-
instelling
Persoonlijke
voorkeurs-
instelling
Gekoppelde werking aan
mechanische sleutel
(sluiten)
Uit Aan O
Gekoppelde werking aan
mechanische sleutel
(openen)
Uit Aan O
Koppeling van werking aan
afstandsbediening
*
1
(sluiten)
Uit Aan O
Koppeling van werking aan
afstandsbediening
*
1
(openen)
Uit Aan O
Koppeling van werking aan
afstandsbediening
(zoemer)
*
1
Aan Uit O
1 2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 705 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
706
9-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Toyota Parking Assist-sensor*
1
(Blz. 304)
*
1
: Indien aanwezig
*
2
: Instellingen die u met het navigatiesysteem of het multimediasysteem kunt
wijzigen (Blz. 310)
*
3
: Instellingen die u kunt wijzigen bij auto's met 8 sensoren
Alarm* (Blz. 83)
*: Indien aanwezig
Functie
Standaard-
instelling
Persoonlijke
voorkeurs-
instelling
Detectieafstand van de
middelste sensor voor
*
3
Ver weg Dichtbij O
Detectieafstand van de
middelste sensor achter
Ver weg Dichtbij O
Zoemervolume Niveau 5 Niveau 1 tot 5 O
Instellen van de weergave
Alle sensoren
worden weerge-
geven
Display uit O
*
2
1
2
Functie
Standaard-
instelling
Persoonlijke
voorkeurs-
instelling
Aanpassen van de gevoe-
ligheid van de inbraaksen-
sor wanneer een ruit is
geopend
Standaard Laag O
Schakelt het alarm uit als
de portieren met de
mechanische sleutel wor-
den ontgrendeld (auto's
met Smart entry-systeem
en startknop).
Uit Aan O
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 706 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
707
9-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
9
Specificaties van de auto
Multi-informatiedisplay (Blz. 101, 106)
*
1
: De standaardinstelling verschilt per land
*
2
: Indien aanwezig
*
3
: Voor auto's met multi-informatiedisplay type A kan de instelling worden
gewijzigd met de toets ODO/TRIP (Blz. 103)
Functie
Standaard-
instelling
Persoonlijke
voorkeurs-
instelling
Taal*
1
Engels
Frans
O O
Duits
Spaans
Italiaans
Japans*
2
Chinees
(vereenvou-
digd)
*
2
Chinees
(traditioneel)
Russisch
Turks
Eenheden*
1
km
(liter/100 km)
km (km/liter)
O O
mph (MPG)
ECO-controlelampje*
3
Aan Uit O O
Turn-by-Turn navigatiesys-
teem
*
2
Aan Uit O O
Afbeelding auto*
2
Afbeelding reser-
vewiel op de ach-
terdeur uit
Afbeelding reser-
vewiel op de ach-
terdeur aan
O O
1
2
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 707 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
708
9-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
In de volgende situaties moet de functie Persoonlijke voorkeursinstel-
ling worden uitgeschakeld.
Er verschijnt een waarschuwingsmelding nadat het scherm Persoonlijke
voorkeursinstelling wordt weergegeven.
Het contact wordt UIT gezet.
De auto begint te rijden terwijl het scherm Persoonlijke voorkeursinstelling
wordt weergegeven.
WAARSCHUWING
Tijdens het aanpassen van de persoonlijke voorkeursinstellingen
Aangezien de motor tijdens het aanpassen moet draaien, dient de auto te
worden geparkeerd op een plaats met voldoende ventilatie. In een afgeslo-
ten ruimte, zoals een garage, kunnen uitlaatgassen die het schadelijke
koolmonoxide (CO) bevatten, zich ophopen en in de auto terechtkomen. Dit
kan zeer schadelijk zijn voor de gezondheid.
OPMERKING
Tijdens het aanpassen van de persoonlijke voorkeursinstellingen
Om te voorkomen dat de accu leegraakt, dient de motor te draaien terwijl de
persoonlijke voorkeursinstellingen worden aangepast.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 708 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
709
9
9-3. Te initialiseren onderdelen
Specificaties van de auto
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Te initialiseren onderdelen
Na bijvoorbeeld het loskoppelen en weer aansluiten van de accu
of onderhoud aan de auto, moet het volgende systeem worden
geïnitialiseerd, zodat het weer op de juiste manier werkt.
Onderwerp Wanneer initialiseren Overzicht
Bandenspanningswaar-
schuwingssysteem
Bij het wisselen van banden
Als de bandenspanning
wordt gewijzigd omdat de rij-
snelheid of de belading ver-
andert.
Blz. 533
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 709 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
710
9-3. Te initialiseren onderdelen
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 710 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
711
Trefwoordenlijst
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Wat moet u doen als...
(Problemen oplossen)..............712
Alfabetische index ......................716
Raadpleeg bij auto's met een navigatiesysteem of multimedi-
asysteem de “Handleiding navigatiesysteem” voor meer
informatie over de onderstaande uitrusting.
Navigatiesysteem
Handsfree-systeem (voor een mobiele telefoon)
Entertainmentsysteem achterpassagiers
Audio-/videosysteem
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 711 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
712
Wat moet u doen als... (Problemen oplossen)
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Wat moet u doen als... (Problemen oplossen)
Als u uw sleutel of mechanische sleutel verloren bent, kan uw Toyota-dea-
ler of erkende reparateur nieuwe originele sleutels leveren. (Blz. 120)
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Als u uw elektronische sleutels bent verloren, neemt de kans dat uw auto
wordt gestolen aanmerkelijk toe. Neem direct contact op met een Toyota-
dealer of erkende reparateur. (Blz. 120)
Is de batterij van de sleutel zwak of leeg? (Blz. 551)
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Staat het contact AAN (IG)?
Zorg ervoor dat het contact UIT staat wanneer u de portieren vergrendelt.
(Blz. 238)
Auto's met Smart Entry-systeem en startknop:
Bevindt de elektronische sleutel zich in de auto?
Vergrendel de portieren nadat u hebt gecontroleerd of u de elektronische
sleutel bij u hebt.
De functie werkt mogelijk niet goed als gevolg van de radiogolven.
(Blz. 131, 148)
Is het kinderslot geactiveerd?
Het achterportier kan niet vanaf de binnenzijde van de auto worden
geopend wanneer het kinderslot is geactiveerd. Open het achterportier
vanaf de buitenzijde en deactiveer het kinderslot. (Blz. 127)
Als u een probleem hebt, controleer dan het volgende voordat u
contact opneemt met een Toyota-dealer of erkende reparateur.
De portieren kunnen niet worden vergrendeld, ontgrendeld,
geopend of gesloten
U bent uw sleutels verloren
De portieren kunnen niet worden vergrendeld of ontgren-
deld
Het achterportier kan niet worden geopend
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 712 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
713
Wat moet u doen als... (Problemen oplossen)
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Auto's met handgeschakelde transmissie
Draait u de sleutel terwijl het koppelingspedaal stevig is ingetrapt?
(Blz. 232)
Auto's met automatische transmissie
Staat de selectiehendel in stand P? (Blz. 232)
Is de accu ontladen? (Blz. 655)
Hebt u op de startknop gedrukt terwijl u het rempedaal stevig ingetrapt
hield? (Blz. 235)
Auto's met automatische transmissie
Staat de selectiehendel in stand P? (Blz. 235)
Kan de elektronische sleutel in de auto worden gesignaleerd? (Blz. 145)
Is het stuurslot ontgrendeld? (Blz. 240)
Is de batterij van de elektronische sleutel zwak of leeg?
De motor kan in dit geval worden gestart op een tijdelijke manier.
(Blz. 653)
Is de accu ontladen? (Blz. 655)
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Staat het contact AAN?
Als u de selectiehendel niet in een andere stand kunt zetten terwijl het
rempedaal wordt ingetrapt met het contact AAN: Blz. 651
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Staat het contact AAN (IG)?
Als u de selectiehendel niet in een andere stand kunt zetten terwijl
het rempedaal wordt ingetrapt met het contact AAN (IG): Blz. 651
Als u denkt dat er iets mis is
De motor kan niet worden gestart
(auto's zonder Smart entry-systeem en startknop)
De motor niet wil aanslaan
(auto's met Smart entry-systeem en startknop)
De selectiehendel kan niet vanuit stand P in een andere
stand worden gezet, zelfs al trapt u het rempedaal in (auto's
met automatische transmissie)
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 713 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
715
Wat moet u doen als... (Problemen oplossen)
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Heeft iemand een portier geopend tijdens het instellen van het alarm?
De sensor signaleert dit en laat het alarm klinken. (Blz. 83)
Zet, om het alarm uit te schakelen, het contact AAN (IG) of start de
motor.
Wordt de melding weergegeven op het multi-informatiedisplay?
Controleer de melding op het multi-informatiedisplay. (Blz. 598)
Wanneer een waarschuwingslampje gaat branden of een waarschuwings-
melding wordt weergegeven, raadpleeg dan Blz. 586, 598.
Auto's zonder een reservewiel
Breng de auto op een veilige plaats tot stilstand en repareer de lekke band
tijdelijk met de bandenreparatieset. (Blz. 633)
Auto's met een reservewiel
Breng de auto op een veilige plaats tot stilstand en vervang de lekke band
door het reservewiel. (Blz. 614)
Voer de procedure uit voor als de auto vastzit in modder, vuil of sneeuw.
(Blz. 666)
Er wordt een alarm geactiveerd en de claxon klinkt (indien
aanwezig)
Bij het verlaten van de auto klinkt een waarschuwingszoe-
mer (auto's met Smart entry-systeem en startknop)
Er gaat een waarschuwingslampje branden of er wordt een
waarschuwingsmelding weergegeven
Wanneer zich een probleem heeft voorgedaan
Als uw auto een lekke band heeft
De auto zit vast
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 715 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
716
Alfabetische index
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Alfabetische index
A/C.....................444, 450, 459, 461
Interieurfilter..........................549
ABS (antiblokkeersysteem)....352
Functie ..................................352
Waarschuwingslampje..........587
Accessoireaansluiting.............490
Accu..........................................523
Accu controleren...................523
Als de accu ontladen is.........655
Voorbereidingen en
controles bij rijden in
de winter.............................379
Waarschuwingslampje..........586
Achterdifferentieel
*
1
Achterklep ................................132
Achterlichten............................259
Lichtschakelaar.....................259
Achterruit..................................139
Achterruitenwisser..................277
Achterruitverwarming
Achterruit.......................445, 453
Buitenspiegels...............445, 453
Voorruit .........................445, 453
Achterstoel...............................165
Afstellingen ...........................165
Achteruitrijlichten
Vermogen .............................694
Vervangen van lampen.........569
Active Traction Control
*
1
.......352
Actueel brandstofverbruik......107
Afdekkap motorruimte ............512
Afmetingen...............................670
Afstandsbediening
Afstandsbediening ........122, 132
Smart entry-systeem
met startknop..............122, 132
Vergrendelen/
ontgrendelen...............122, 132
Vervangen van de
batterij.................................551
Airbags .......................................33
Aanbrengen van wijzigingen
en demonteren van
airbags.................................. 41
Airbags, algemene
voorzorgsmaatregelen..........36
Airbags, voorwaarden voor
activering.............................. 42
Airbags,
voorzorgsmaatregelen
voor kinderen........................36
Curtain airbags,
voorzorgsmaatregelen..........36
De juiste houding achter
het stuur ............................... 26
Plaats van airbags ..................33
SRS-airbags ...........................33
Voorwaarden voor
activering curtain airbags .....42
Voorwaarden voor
activering side airbags..........42
Voorzorgsmaatregelen
side airbag............................ 36
Voorzorgsmaatregelen
side airbags en
curtain airbags......................36
Waarschuwingslampje
airbag .................................587
Werkingsvoorwaarden side
airbags en curtain airbags....42
Airconditioningsysteem
........................444, 450, 459, 461
Interieurfilter..........................549
Alarm ..........................................83
Alarm ...................................... 83
Waarschuwingszoemer ........586
Alarmknipperlichten................ 576
Antennes (Smart entry-
systeem met startknop)........145
Antiblokkeersysteem (ABS) ...352
Functie.................................. 352
Waarschuwingslampje..........587
A
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 716 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
717
Alfabetische index
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Antidiefstalsysteem
Alarm.......................................83
Startblokkering........................74
Armsteun..................................493
Asbak........................................495
Audio-invoer.....................386, 415
Audiosysteem
*
2
......................384
Antenne.................................392
Audio-invoer..................386, 415
Audiotoetsen op het
stuurwiel .............................421
AUX-aansluiting/
USB-aansluiting..........386, 415
Bluetooth
®
-audio...................431
CD-speler..............................394
Draagbare
audioapparatuur .................386
iPod.......................................401
MP3/WMA.............................395
Optimaal gebruik...................387
Radio.....................................389
USB-geheugen .....................408
Automatische transmissie......243
Als de selectiehendel niet
in een andere stand dan
P gezet kan worden............651
Stand S .................................247
Automatische verlichting........266
Automatische verticale
koplampverstelling................268
AUX-aansluiting...............386, 415
AVS
*
1
Baby- en kinderzitjes................. 49
Babyzitjes, definitie................. 50
Babyzitjes, plaatsen................ 63
Kinderzitje plaatsen met
gordel aan de bovenzijde.....69
Kinderzitje plaatsen met
ISOfix-
bevestigingssysteem............68
Kinderzitje plaatsen met
veiligheidsgordels................. 63
Kinderzitjes, definitie............... 50
Kinderzitjes, plaatsen.............. 64
Zitkussens, definitie ................ 50
Zitkussens, plaatsen............... 66
Bagagehaken ...........................481
Banden .....................................531
Als uw auto een lekke
band heeft .................. 614, 633
Bandenmaat ......................... 692
Bandenspanning................... 544
Bandenspanningswaar-
schuwingssysteem ............. 532
Controle ................................531
Kettingen............................... 379
Reservewiel ..........................614
Vervangen .................... 614, 633
Waarschuwingslampje..........590
Winterbanden .......................381
Wisselen van banden ...........531
Bandenspanning ..................... 544
Onderhoudsgegevens ..........544
Waarschuwingslampje..........590
B
*
1
: Raadpleeg de “Handleiding terreinrijden”.
*
2
: Raadpleeg de “Handleiding navigatiesysteem” als uw auto is
uitgerust met een navigatiesysteem of multimediasysteem.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 717 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
718
Alfabetische index
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Bandenspannings-
waarschuwingssysteem.......532
Functie ..................................532
Initialisatie .............................532
Plaatsen van
bandenspanningssensoren
en -zenders.........................532
Registreren van
identificatiecodes................534
Resetknop
bandenspannings-
waarschuwingssysteem .....532
Waarschuwingslampje..........590
Bekerhouders...........................476
Bevestigingspunten ..................63
Binnenspiegel
Binnenspiegel .......................190
Buitenspiegels.......................192
Binnenspiegel ..........................190
Blokkeerschakelaar
ruitbediening..........................195
Bluetooth
®
Audiosysteem .......................431
Handsfree-systeem (voor
een mobiele telefoon).........433
Boodschappentashaken.........482
Bougies.....................................686
Bovenste gordel.........................69
Brake Assist.............................352
Brandstof..................................676
Brandstofmeter .......................97
Capaciteit..............................676
Informatie..............................695
Tanken..................................280
Type..............................280, 676
Uitschakelsysteem
brandstofpomp....................585
Waarschuwingslampje..........589
Wanneer u zonder brandstof
komt te staan en de motor
afslaat.................................665
Brandstoffilter..........................530
Waarschuwingslampje..589, 589
Brandstofmeter.......................... 97
BSM (Blind Spot Monitor).......358
Buitenspiegels......................... 192
Blind Spot Monitor ................ 358
Buitenspiegelverwarming
................................... 445, 453
Verstellen en inklappen ........192
Buitenspiegels......................... 192
Blind Spot Monitor ................ 358
Verstellen en inklappen ........192
CD-speler.................................. 393
Centraal
waarschuwingslampje..........598
Chargenummer........................674
Claxon.......................................188
Condensor................................ 522
Consolevak .............................. 474
Contact (startknop) .........232, 235
Contact ............................. 232, 235
Contactslotverlichting.............468
Controlelampje
voorpassagiersgordel...........590
Controlelampjes ........................ 90
Conversatiespiegel.................. 488
Crawl Control
*
1
Cruise control
Cruise control........................ 284
Dynamic Radar Cruise
Control................................ 288
Curtain airbags .......................... 33
C
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 718 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
719
Alfabetische index
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
DAC (Downhill Assist Control)*
1
Dagrijverlichting ......................266
Dagtellers ...................................99
Dashboardkastje......................473
Differentieel
*
1
..........................688
Dimmer
dashboardverlichting..............99
Display
Multi-informatiedisplay..101, 106
Ritinformatie..................102, 107
Waarschuwingsmelding........598
Display
buitentemperatuur.........103, 109
Draaiknop
koplampverstelling................260
Dynamic Radar Cruise
Control....................................288
ECO-indicator...................104, 111
Elektrisch bedienbare ruiten ..195
Blokkeerschakelaar
ruitbediening.......................195
Klembeveiliging.....................196
Werking.................................195
Elektronische sleutel...............116
Als de elektronische
sleutel niet goed werkt........652
Energiebesparende functie...148
Vervangen van de batterij.....551
Extra opbergvakken ................479
Extra verwarming.....................446
Fleshouders .............................477
Garagesleutel........................... 116
Geheugen verstelling
bestuurdersstoel...................180
Gereedschap....................615, 634
Gewichten ................................670
Haken
Bagagehaken................481, 482
Bevestigingshaken
(vloermat) ............................. 24
Kledinghaakjes .....................493
Handgeschakelde
transmissie ............................250
Handgreep................................ 494
Handsfree-systeem (voor
een mobiele telefoon)...........433
Hendel
Ontgrendelingshendel
motorkap ............................ 511
Richtingaanwijzer-
schakelaar.......................... 255
Ruitenwisserhendel ..............271
Selectiehendel......................243
Veiligheidshaak.....................511
Hill Start Assist Control
*
1
Hoofdsteunen .......................... 184
Hoogteregeling
*
1
Houder gevarendriehoek........481
D
E
F
G
H
*
1
: Raadpleeg de “Handleiding terreinrijden”.
*
2
: Raadpleeg de “Handleiding navigatiesysteem” als uw auto is
uitgerust met een navigatiesysteem of multimediasysteem.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 719 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
720
Alfabetische index
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Identificatie
Auto.......................................673
Motor.....................................675
Imperiaal...................................216
Informatie over
brandstofverbruik..................114
Initialisatie
Bandenspannings-
waarschuwingssysteem......532
Elektrisch bedienbare
ruiten...................................196
Schuifdak ..............................200
Inrijperiode, tips.......................204
Instapverlichting......................471
Instrumentenpaneel...................97
Controlelampjes......................90
Dimmer
dashboardverlichting ............99
Multi-informatiedisplay..101, 106
Tellers .....................................97
Waarschuwingslampjes ..........90
Intercooler................................522
Interieurfilter.............................549
Interieurverlichting ..................468
Toets.....................................469
Vermogen .............................694
KDSS
*
1
Waarschuwingslampje..........588
Kentekenplaatverlichting........259
Lichtschakelaar.....................259
Vermogen .............................694
Vervangen van lampen.........572
Kettingen ..................................379
Kilometerteller............................97
Kindersloten.............................127
Kinderslot achterdeur............135
Kledinghaakjes ........................493
Klembeveiliging
Elektrisch bedienbare
ruiten ..................................196
Schuifdak..............................199
Klok...........................................489
Koelbox ....................................485
Koelsysteem ............................ 520
Oververhitting motor .............662
Koelvloeistof............................ 520
Capaciteit.............................. 685
Controle ................................520
Voorbereidingen en
controles bij rijden in
de winter............................. 379
Kompas ....................................109
Koplampen............................... 259
Lichtschakelaar..................... 259
Vermogen ............................. 694
Vervangen van lampen
................................... 562, 563
Koplampsproeiers...................278
Krik
Bij de auto geleverde
krik..............................615, 634
Krikslinger........................615, 634
Lampen
Vermogen ............................. 694
Vervangen ............................ 559
Leeslampjes............................. 468
Toets.....................................469
Vermogen ............................. 694
Lekke band.......................614, 633
I
K
L
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 720 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
721
Alfabetische index
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Make-upspiegels......................488
Make-upverlichting..................488
Make-upverlichting................488
Vermogen .............................694
Meters .........................................97
Micro- en pollenfilter ...............454
Middendifferentieel
*
1
Mistachterlichten .....................269
Toets.....................................269
Vermogen .............................694
Vervangen van lampen.........571
Mistlampen...............................269
Toets.....................................269
Vermogen .............................694
Vervangen van lampen.........567
Motor
Als de motor niet wil
aanslaan.............................649
Contact (startknop) .......232, 235
Contact..........................232, 235
Identificatienummer...............675
Motorkap...............................511
Motorruimte...........................512
Oververhitting........................662
Stand ACC
(accessoire)................233, 238
Starten van de motor ....232, 235
Wanneer u zonder brandstof
komt te staan en de motor
afslaat.................................665
Motorcontrolelampje ...............586
Motorkap...................................511
Motorolie...................................516
Capaciteit..............................677
Controle ................................516
Voorbereidingen en
controles bij rijden in
de winter.............................379
Motorolie,
onderhoudsgegevens...........519
MP3-disc...................................393
Multi-informatiedisplay...101, 106
Ritinformatie.................. 102, 107
Wijzigen van weergave
op het display .....................102
Multi-terrain Monitor-systeem
*
1
Multi-terrain Select-systeem*
1
Navigatiesysteem*
2
Olie
Achterdifferentieelolie ...........688
Motorolie............................... 677
Voordifferentieelolie.............. 687
Onderhoud
Exterieur ............................... 498
Interieur.................................502
Lichtmetalen velgen..............499
Onderhoudsgegevens ..........670
Onderhoudsvoorschriften .....505
Zelf uit te voeren
onderhoud..........................508
Veiligheidsgordels.................503
Ontgrendelingshendel
Achterklep............................. 132
Motorkap............................... 511
Tankdopklep .........................280
Opbergmogelijkheden.............472
Oververhitting, motor..............662
M
N
O
*
1
: Raadpleeg de “Handleiding terreinrijden”.
*
2
: Raadpleeg de “Handleiding navigatiesysteem” als uw auto is
uitgerust met een navigatiesysteem of multimediasysteem.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 721 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
722
Alfabetische index
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Parkeerlichten voor .................259
Lichtschakelaar.....................259
Vermogen .............................694
Vervangen van lampen.........564
Parkeerrem...............................256
Waarschuwingszoemer
geactiveerde parkeerrem....586
Werking.................................256
Parking Assist Monitor............325
Parking Assist-sensoren.........304
Pech, wat te doen bij
Als de accu ontladen is.........655
Als de elektronische sleutel
niet goed werkt ...................652
Als de motor niet wil
aanslaan.............................649
Als de motor oververhit
raakt....................................662
Als de selectiehendel niet
in een andere stand dan P
gezet kan worden ...............651
Als de
waarschuwingszoemer
klinkt ...................................586
Als het
waarschuwingslampje
gaat branden ......................586
Als u denkt dat er iets
mis is ..................................584
Als u uw sleutels verliest.......712
Als uw auto een lekke
band heeft...................614, 633
Als uw auto moet worden
gesleept..............................579
Wanneer u zonder
brandstof komt te staan
en de motor afslaat.............665
Wanneer uw auto vast
komt te zitten ......................666
Portieren...................................122
Achterklep............................. 132
Automatisch vergrendel- en
ontgrendelsysteem van
de portieren ........................ 128
Buitenspiegels ......................192
Kinderslot achterdeur............135
Kinderslot achterportier.........127
Portierruiten .......................... 195
Portierslot.............................. 122
Waarschuwingslampje open
portier/achterklep................ 589
Waarschuwingszoemer
open portier ........................ 125
Radiateur.................................. 522
Radio.........................................389
Radio Data Systeem................ 390
RDS........................................... 390
Rear View Monitor-systeem....314
Regeling
instrumentenverlichting
Dimmer
dashboardverlichting ............99
Rem-/achterlichten
Vermogen ............................. 694
Remsysteem
Parkeerrem...........................256
Vloeistof................................ 691
Waarschuwingslampje..........586
Reservewiel..............................614
Bandenspanning................... 544
Opbergmogelijkheden...........615
Resetten van
onderhoudsgegevens...........519
Richtingaanwijzers..................255
Richtingaanwijzer-
schakelaar.......................... 255
Vermogen ............................. 694
Vervangen van
lampen........................565, 569
P
R
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 722 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
723
Alfabetische index
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Richtingaanwijzers achter ......255
Richtingaanwijzer-
schakelaar ..........................255
Vermogen .............................694
Vervangen van lampen.........569
Richtingaanwijzers opzij.........255
Richtingaanwijzer-
schakelaar ..........................255
Vervangen van lampen.........569
Richtingaanwijzers voor .........255
Richtingaanwijzer-
schakelaar ..........................255
Vermogen .............................694
Vervangen van lampen.........565
Rijden........................................204
Correcte zitpositie ...................26
Inrijperiode, tips.....................207
Procedures............................204
Rijden in de winter ................379
Schakelaar AVS
*
1
Rijden in de winter...................379
Ritinformatie.....................102, 107
Roetfiltersysteem.....................257
Ruiten........................................195
Ruiten........................................195
Achterruitverwarming....445, 453
Elektrisch bedienbare
ruiten...................................195
Ruitensproeiers .......................271
Controle ................................527
Toets.....................................271
Voorbereidingen en
controles bij rijden in
de winter.............................379
Ruitenwissers ..........................271
Ruitenwissers met
intervalafstelling..................271
Ruitenwissers met
regensensor........................273
Schakelblokkeersysteem........651
Schoonmaken
Exterieur ............................... 498
Interieur.................................502
Lichtmetalen velgen..............499
Veiligheidsgordels.................503
Schuifdak .................................198
Klembeveiliging..................... 199
Werking................................. 198
Selectiehendel
Als de selectiehendel niet in
een andere stand dan P
gezet kan worden............... 651
Automatische transmissie.....243
Sensor
Automatisch
koplampsysteem ................266
Binnenspiegel.......................191
Ruitenwissers met
regensensor .......................275
Toyota Parking Assist-
sensor.................................304
Side airbags ...............................33
Signaalgevers
(bandenspannings-
waarschuwingssysteem)......542
Slepen/trekken
Rijden met een
aanhangwagen...................219
Sleepoog...............................579
Slepen in een noodgeval......579
Trailer Sway Control .............353
S
*
1
: Raadpleeg de “Handleiding terreinrijden”.
*
2
: Raadpleeg de “Handleiding navigatiesysteem” als uw auto is
uitgerust met een navigatiesysteem of multimediasysteem.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 723 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
724
Alfabetische index
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Sleutels.....................................116
Afstandsbediening
............................116, 122, 132
Als de elektronische sleutel
niet goed werkt ...................652
Als u uw sleutels verliest.......712
Contact..........................232, 235
Elektronische sleutel.............116
Energiebesparende functie...148
Mechanische sleutel .............120
Plaatje met sleutelnummer ...116
Vervangen van de batterij.....551
Waarschuwingszoemer.........125
Smart entry-systeem met
startknop................................145
Plaats van antenne ...............145
Starten van de motor ............232
Snelheidsmeter..........................97
Specificaties.............................670
Spiegels
Binnenspiegel ...............190, 192
Buitenspiegelverwarming
....................................445, 453
Make-upspiegels...................488
Spraaktoets
*
2
Startblokkering ..........................74
Stoelen..............................162, 165
Afstellingen ...................162, 165
Baby- en kinderzitjes
plaatsen................................62
Ergonomisch geheugen........180
Hoofdsteunen........................184
Juiste zithouding .....................26
Schoonmaken.......................502
Stoelpositiegeheugen ...........180
Stoelverwarming ...................466
Voorzorgsmaatregelen met
betrekking tot verstellen
....................................164, 178
Stoelpositiegeheugen .............180
Stoelverwarming......................466
Stuurbekrachtiging
Waarschuwingslampje..........587
Stuurslot
Ontgrendeling
stuurslot...................... 234, 240
Stuurwiel ..................................187
Afstellingen ...........................187
Audiotoetsen.........................385
Geheugen
stuurwielverstelling.............180
Supervergrendeling...................82
Systemen met mogelijkheden
voor persoonlijke voorkeurs-
instellingen ............................698
Tankdopklep ............................280
Tanken..................................280
Tanken...................................... 280
Brandstofsoort ..............280, 676
Capaciteit.............................. 676
Openen van de tankdop .......283
Telefoontoets........................... 421
Toerenteller................................97
Toets
4WD-schakelaar
*
1
AAN-/UIT-schakelaar
Crawl Control-systeem
*
1
AAN-/UIT-schakelaar
Multi-terrain Select-systeem
*
1
Afstandsschakelaar .............. 291
Blokkeerschakelaar
ruitbediening....................... 195
BSM-schakelaar
(Blind Spot Monitor)............358
Contact ......................... 232, 235
Cruise control-schakelaar
................................... 284, 288
Handmatig in-/uitschakel-
systeem airbag..................... 46
Koplampsproeier-
schakelaar.......................... 278
T
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 724 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
725
Alfabetische index
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Lichtschakelaar.....................259
Parking Assist .......................304
PCS OFF-schakelaar............371
Resetknop
bandenspannings-
waarschuwingssysteem .....532
Rijmodusselectie-
schakelaar Multi-terrain
Select-systeem
*
1
Ruitbediening, schakelaar.....195
Schakelaar
achterdifferentieelsper
inschakelen/uitschakelen
*
1
Schakelaar achterruit- en
buitenspiegel-
verwarming.................445, 453
Schakelaar
achterruitenwisser
en -sproeier ........................277
Schakelaar
alarmknipperlichten ............576
Schakelaar AVS
*
1
Schakelaar centrale
vergrendeling......................126
Schakelaar DAC
*
1
Schakelaar extra
verwarming.................446, 455
Schakelaar
middendifferentieelsper
in-/uitschakelen
*
1
Schakelaar mistlampen.........269
Schakelaar Multi-terrain
Monitor-systeem
*
1
Schakelaar ruitenwissers en
-sproeiers............................271
Schakelaar stuurverstelling...187
Schakelaar
toerentalverhoging
verwarming................. 446, 455
Schakelaar VSC OFF
*
1
.......354
Schakelaars buitenspiegels..192
Schakelaars centrale
vergrendeling......................126
Schakelaars
stoelverwarming .................466
Schuifdakschakelaars...........198
Snelheidsselectieschakelaar
Crawl Control-systeem
*
1
Spraaktoets*
2
Startknop ...................... 232, 235
Telefoontoetsen....................421
Toets 2nd START.................246
Toets hoogteregeling
*
1
Toets ODO TRIP ............ 99, 102
Toetsen ergonomisch
geheugen ...........................180
Toetsen voor
afstandsbediening
audiosysteem ..................... 421
Uitschakeltoets
inbraaksensor....................... 86
Trailer Sway Control................353
Transmissie
Als de selectiehendel niet in
een andere stand dan P
gezet kan worden............... 651
Automatische transmissie.....243
Schakelaar AVS
*
1
TRC (Traction Control)............352
Uitschakelsysteem
brandstofpomp...................... 585
USB-aansluiting....................... 386
U
*
1
: Raadpleeg de “Handleiding terreinrijden”.
*
2
: Raadpleeg de “Handleiding navigatiesysteem” als uw auto is
uitgerust met een navigatiesysteem of multimediasysteem.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 725 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
726
Alfabetische index
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Vastzitten
Als de auto vast komt
te zitten...............................666
Veiligheidsgordels.....................28
Baby- en kinderzitjes
plaatsen................................62
Blokkeerautomaat (ELR).........30
Blokkeerautomaat met
vergrendelmogelijkheid.........30
Dragen van
veiligheidsgordels
door kinderen........................30
Gordelspanners ......................29
Hoe de veiligheidsgordel
te dragen ..............................28
Veiligheidsgordel afstellen......29
Veiligheidsgordels
schoonmaken en
onderhouden ......................503
Veiligheidsgordels, gebruik
bij zwangerschap..................31
Waarschuwingslampje en
-zoemer ..............................590
Waarschuwingslampje
SRS ....................................587
Veiligheidsvoorzieningen voor
kinderen ...................................48
Baby- en kinderzitjes .............. 49
Blokkeerschakelaar
ruitbediening....................... 195
Dragen van
veiligheidsgordels
door kinderen .......................30
Kindersloten
achterportieren ................... 127
Plaatsen van veiligheids-
systemen voor kinderen.......62
Voorzorgsmaatregelen
achterdeur ..........................136
Voorzorgsmaatregelen
achterruit ............................136
Voorzorgsmaatregelen
airbags.................................. 36
Voorzorgsmaatregelen
elektrisch bedienbare
ruiten ..................................197
Voorzorgsmaatregelen
met betrekking tot
de accu.......................523, 660
Voorzorgsmaatregelen
schuifdak ............................ 201
Voorzorgsmaatregelen
stoelverwarming .................464
Voorzorgsmaatregelen
veiligheidsgordel................... 31
Voorzorgsmaatregelen
verwijderde sleutelbatterij... 554
Velgen.......................................546
Bandenmaat ......................... 692
Velgen vervangen.................546
V
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 726 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
727
Alfabetische index
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Verlichting
Bagageruimteverlichting .......469
Contactverlichting .................468
Instapverlichting....................471
Interieurverlichting.................469
Leeslampje............................469
Lichtschakelaar.....................259
Make-upverlichting................488
Overzicht
interieurverlichting ..............468
Richtingaanwijzer-
schakelaar ..........................255
Schakelaar mistlampen.........269
Vermogen .............................694
Vervangen van lampen.........559
Vervangen
Banden..........................614, 633
Batterij afstandsbediening.....551
Batterij elektronische
sleutel .................................551
Lampen.................................559
Zekeringen............................555
Verwarming
Airconditioning, handmatig
bediende.....................444, 459
Automatische
airconditioning ............450, 461
Buitenspiegels...............445, 453
Stoelverwarming ...................464
Vierwielaandrijving
*
1
Vloeistof
Automatische transmissie.....688
Koppeling..............................690
Remsysteem.........................691
Ruitensproeiers.....................527
Stuurinrichting.......................691
Vloermatten................................24
Voertuigidentificatie-
nummer.................................. 673
Voorruitverwarming ........446, 454
Voorstoelen..............................162
Afstellingen ...........................162
De juiste houding achter
het stuur ............................... 26
Ergonomisch geheugen........180
Hoofdsteunen ....................... 184
Schoonmaken....................... 502
Stoelpositiegeheugen ...........180
Stoelverwarming...................464
VSC (Vehicle Stability
Control) ..................................352
*
1
: Raadpleeg de “Handleiding terreinrijden”.
*
2
: Raadpleeg de “Handleiding navigatiesysteem” als uw auto is
uitgerust met een navigatiesysteem of multimediasysteem.
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 727 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
728
Alfabetische index
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Waarschuwingslampjes..........586
ABS.......................................587
Automatische verticale
koplampverstelling..............591
Automatische-transmissie-
vloeistof, temperatuur.........588
Bandenspanning...................590
Brandstoffilter........................589
Centraal
waarschuwingslampje ........590
Controlelampje Traction
Control................................588
Controlelampje
veiligheidsgordel.................590
KDSS ....................................588
Laadsysteem.........................586
Laag brandstofniveau ...........589
Laag motoroliepeil.................590
Lage motoroliedruk...............586
LED-koplampen ....................591
Motorcontrolelampje .............586
PCS.......................................587
Portier geopend ....................589
Remsysteem.........................586
Roetfilter................................591
Ruitensproeiervloeistof .........590
SRS.......................................587
Stuurbekrachtiging................587
Toyota Parking Assist-
sensor.................................591
Vervangen distributieriem .....588
Waarschuwingslampje
brandstofsysteem ...............589
Waarschuwingslampje
motorolie verversen............591
Waarschuwingslampje
parkeerrem .........................586
Waarschuwingslampjes............ 90
Waarschuwingszoemers.........586
Achterdeur geopend.............589
Brandstofsysteem.................589
Portier geopend....................589
Remsysteem......................... 586
Terugschakelen .................... 249
Waarschuwingslampje
veiligheidsgordels............... 590
Waarschuwingssysteem
sleutel in contactslot...........593
Wassen en in de
was zetten..............................498
Winterbanden........................... 381
WMA-CD ...................................393
W
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 728 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
729
Alfabetische index
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
Zekeringen................................555
Zelf uit te voeren onderhoud ..508
Zonnekleppen ..........................487
Zonnescherm
Dak........................................199
Z
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 729 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
730
LC150_OM_OM60K29E_(EE)
INFORMATIE VOOR HET TANKSTATION
Veiligheidshaak Tankdopklep
Blz. 511
Blz. 283
Ontgrendelings-
hendel motorkap
Ontgrendeling
tankdopklep
Bandenspanning
Blz. 511 Blz. 283 Blz. 692
Inhoud
brandstof-
tank
(bij benade-
ring)
Auto's met
secundaire brand-
stoftank
150 l (39,6 gal., 33,0 Imp.gal.)
Auto's zonder
secundaire brand-
stoftank
87 l (23,0 gal., 19,1 Imp.gal.)
Brandstofsoort Blz. 676
Bandenspanning koud Blz. 692
Hoeveelheid motorolie
(verversen - bij benadering)
Blz. 677
Soort motorolie Blz. 677
LC150_OM_OM60K29E_(EE).book Page 730 Tuesday, September 10, 2013 3:09 PM
08-2013
01651-72013-02
Land Cruiser Handleiding
Land Cruiser
Handleiding
3

Hulp nodig? Stel uw vraag in het forum

Spelregels

Misbruik melden

Gebruikershandleiding.com neemt misbruik van zijn services uitermate serieus. U kunt hieronder aangeven waarom deze vraag ongepast is. Wij controleren de vraag en zonodig wordt deze verwijderd.

Product:

Bijvoorbeeld antisemitische inhoud, racistische inhoud, of materiaal dat gewelddadige fysieke handelingen tot gevolg kan hebben.

Bijvoorbeeld een creditcardnummer, een persoonlijk identificatienummer, of een geheim adres. E-mailadressen en volledige namen worden niet als privégegevens beschouwd.

Spelregels forum

Om tot zinvolle vragen te komen hanteren wij de volgende spelregels:

Belangrijk! Als er een antwoord wordt gegeven op uw vraag, dan is het voor de gever van het antwoord nuttig om te weten als u er wel (of niet) mee geholpen bent! Wij vragen u dus ook te reageren op een antwoord.

Belangrijk! Antwoorden worden ook per e-mail naar abonnees gestuurd. Laat uw emailadres achter op deze site, zodat u op de hoogte blijft. U krijgt dan ook andere vragen en antwoorden te zien.

Abonneren

Abonneer u voor het ontvangen van emails voor uw Toyota Land Cruiser vanaf 09-2013 bij:


U ontvangt een email met instructies om u voor één of beide opties in te schrijven.


Ontvang uw handleiding per email

Vul uw emailadres in en ontvang de handleiding van Toyota Land Cruiser vanaf 09-2013 in de taal/talen: Nederlands als bijlage per email.

De handleiding is 53,51 mb groot.

 

U ontvangt de handleiding per email binnen enkele minuten. Als u geen email heeft ontvangen, dan heeft u waarschijnlijk een verkeerd emailadres ingevuld of is uw mailbox te vol. Daarnaast kan het zijn dat uw internetprovider een maximum heeft aan de grootte per email. Omdat hier een handleiding wordt meegestuurd, kan het voorkomen dat de email groter is dan toegestaan bij uw provider.

Stel vragen via chat aan uw handleiding

Stel uw vraag over deze PDF

Uw handleiding is per email verstuurd. Controleer uw email

Als u niet binnen een kwartier uw email met handleiding ontvangen heeft, kan het zijn dat u een verkeerd emailadres heeft ingevuld of dat uw emailprovider een maximum grootte per email heeft ingesteld die kleiner is dan de grootte van de handleiding.

Er is een email naar u verstuurd om uw inschrijving definitief te maken.

Controleer uw email en volg de aanwijzingen op om uw inschrijving definitief te maken

U heeft geen emailadres opgegeven

Als u de handleiding per email wilt ontvangen, vul dan een geldig emailadres in.

Uw vraag is op deze pagina toegevoegd

Wilt u een email ontvangen bij een antwoord en/of nieuwe vragen? Vul dan hier uw emailadres in.



Info