552944
5
Verklein
Vergroot
Pagina terug
1/782
Pagina verder
01-2014
01651-21014-00
Avensis Handleiding
Avensis
Handleiding
INHOUDSOPGAVE
1
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
1
Voordat u gaat
rijden
Het afstellen en bedienen van systemen als de
portiervergrendeling, spiegels en stuurkolom
2
Tijdens het
rijden
Rijden, stoppen en informatie over veilig rijden
3
Interieur
Airconditioning en audiosystemen, en andere systemen
in het interieur die het rijden tot een comfortabele
ervaring maken
4
Onderhoud en
verzorging
Schoonmaken en beschermen van uw auto, uitvoeren
van doe-het-zelfonderhoud en onderhoudsinformatie
5
Bij problemen
Wat moet u doen als de auto gesleept moet worden,
een lekke band krijgt of betrokken raakt bij een
aanrijding
6
Specificaties
Gedetailleerde informatie over de auto
Trefwoordenlijst
Alfabetisch overzicht van de informatie in deze
handleiding
Vertaling en productie: WK Automotive BV, Oosterhout (NB)
WKA-13K057-21014-00
INHOUDSOPGAVE Trefwoordenlijst
2
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
1-1. Informatie over sleutels
Sleutels................................. 28
1-2. Openen, sluiten en
vergrendelen van de
portieren
Smart entry-systeem met
startknop............................. 31
Afstandsbediening ................ 54
Portieren ............................... 64
Achterklep (sedan)................ 72
Achterklep (wagon)............... 76
1-3. Verstelbare onderdelen
(stoelen, spiegels, stuurwiel)
Voorstoelen........................... 82
Achterstoelen........................ 84
Ergonomisch geheugen........ 87
Hoofdsteunen ....................... 90
Veiligheidsgordels................. 92
Stuurwiel............................. 100
Binnenspiegel ..................... 103
Buitenspiegels .................... 106
1-4. Openen en sluiten van de
ruiten
Elektrisch bedienbare
ruiten................................ 109
1-5. Tanken
Openen van de tankdop..... 113
1-6. Antidiefstalsysteem
Startblokkering ................... 119
Supervergrendeling............ 128
Alarm.................................. 130
1-7. Veiligheidsinformatie
De juiste houding achter
het stuur........................... 138
SRS-airbags....................... 140
Baby- en kinderzitjes.......... 152
Plaatsen van een baby- of
kinderzitje......................... 161
Handmatig in-/uitschakel-
systeem airbag................. 172
1
Voordat u gaat rijden
Raadpleeg bij auto's met een navigatiesysteem of een multimediasysteem de
handleiding voor het navigatie- en multimediasysteem voor meer informatie
over de onderstaande uitrusting.
Navigatiesysteem Audio-/videosysteem
1
2
3
4
5
6
3
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
2-1. Rijprocedures
Rijden met de auto.............. 176
Startknop (auto's met Smart
entry-systeem en
startknop).......................... 192
Contactslot (auto's zonder
Smart entry-systeem en
startknop).......................... 198
Multidrive CVT .................... 202
Automatische transmissie... 208
Handgeschakelde
transmissie ....................... 216
Richtingaanwijzer-
schakelaar ........................ 220
Parkeerrem......................... 221
Claxon................................. 225
2-2. Instrumentenpaneel
Meters en tellers ................. 226
Controlelampjes en
waarschuwingslampjes..... 229
Multi-informatiedisplay........ 233
Informatie over brandstof-
verbruik............................. 246
2-3. Bedienen van verlichting en
ruitenwissers
Lichtschakelaar .................. 248
Schakelaar mistlampen...... 255
Ruitenwissers en
-sproeiers......................... 257
Achterruitenwisser en -sproeier
(wagon)............................ 262
2-4. Gebruik van overige
rijsystemen
Cruise control..................... 263
Dynamic Radar Cruise
Control ............................. 269
Snelheidsbegrenzer ........... 288
Toyota Parking Assist-
sensor .............................. 291
Rear View Monitor-
systeem............................ 296
LKA (Lane Keeping
Assist) .............................. 306
Ondersteunende
systemen.......................... 316
PCS (Pre-Crash Safety)..... 322
2-5. Rijinformatie
Lading en bagage .............. 331
Rijden in de winter.............. 333
Rijden met een
aanhangwagen ................ 337
2
Tijdens het rijden
INHOUDSOPGAVE Trefwoordenlijst
4
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
3-1. Gebruik van airconditioning
en achterruit- en
buitenspiegelverwarming
Automatische
airconditioning .................. 350
Handmatig bediende
airconditioning .................. 360
Extra verwarming................ 368
Achterruit- en buitenspiegel-
verwarming....................... 371
Voorruitverwarming............. 372
3-2. Gebruik van het audiosysteem
Soorten audiosystemen ..... 373
Gebruik van de radio.......... 376
Gebruik van de CD-speler.. 383
Afspelen van discs met MP3-
en WMA-bestanden ......... 391
Bedienen van een iPod...... 401
Bedienen van een USB-
geheugen......................... 411
Optimaal gebruikmaken
van het audiosysteem...... 421
Gebruik van de
AUX-aansluiting ............... 423
Gebruik van de audiotoetsen
op het stuurwiel................ 424
Bluetooth
®
-audio/telefoon. 427
Gebruik van Bluetooth
®
-
audio/telefoon .................. 434
Bedienen van een draagbare
speler met Bluetooth
®
-
ondersteuning .................. 440
Bellen ................................. 444
Gebruik van het menu SET UP
(“Bluetooth*”-menu) ......... 450
Gebruik van het menu SET UP
(TEL-menu)...................... 457
3-3. Gebruik van de
interieurverlichting
Overzicht
interieurverlichting............ 464
Hoofdschakelaar leeslampjes/
interieurverlichting en
leeslampjes/interieur-
verlichting......................... 465
Leeslampjes..................... 466
3
Interieur
*: Bluetooth is een geregistreerd handelsmerk van Bluetooth SIG, Inc.
1
2
3
4
5
6
5
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
3-4. Gebruik van de
opbergmogelijkheden
Overzicht van opberg-
mogelijkheden .................. 467
Dashboardkastje............... 468
Consolevak....................... 469
Dakconsole....................... 470
Bekerhouders ................... 471
Fleshouders...................... 472
Muntenvak........................ 474
3-5. Overige voorzieningen in
het interieur
Zonnekleppen..................... 475
Make-upspiegel .................. 476
Asbak.................................. 477
Aansteker............................ 478
Accessoireaansluiting......... 479
Stoelverwarming................. 480
Armsteun ............................ 482
Bagageruimte/skiluik........... 483
Zonnescherm panoramadak
(wagon)............................. 484
Zonnescherm achterruit
(sedan) ............................. 487
Zonneschermen zijruiten
(sedan) ............................. 488
Handgrepen........................ 489
Vloermatten ........................ 490
Voorzieningen bagageruimte
(sedan) ............................. 492
Voorzieningen bagageruimte
(wagon)............................. 494
4-1. Onderhoud en verzorging
Reinigen en beschermen
van het exterieur .............. 502
Schoonmaken en beschermen
van het interieur ............... 507
4-2. Onderhoud
Onderhoudsvoorschriften... 510
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
Voorzorgsmaatregelen bij
zelf uit te voeren onderhoud
en controles ..................... 513
Motorkap ............................ 517
Plaatsen van een
garagekrik ........................ 519
Motorruimte........................ 521
Banden............................... 539
Bandenspanning ................ 554
Velgen................................ 556
Interieurfilter ....................... 559
Sleutelbatterij ..................... 562
Controleren en vervangen
van zekeringen................. 566
Gloeilampen....................... 581
4
Onderhoud en verzorging
INHOUDSOPGAVE Trefwoordenlijst
6
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
5-1. Belangrijke informatie
Alarmknipperlichten ............ 600
Als uw auto moet worden
gesleept............................ 601
Als u denkt dat er iets
mis is ................................ 609
Uitschakelsysteem brandstof-
pomp (benzinemotor) ....... 610
5-2. Stappen die genomen moeten
worden in noodgevallen
Als er een waarschuwings-
lampje gaat branden of als er
een waarschuwingszoemer
klinkt... .............................. 611
Als er een waarschuwingsmel-
ding wordt weergegeven .. 620
Als de auto een lekke band heeft
(sedan met reservewiel) ... 644
Als de auto een lekke band
heeft (wagon met
reservewiel) ...................... 658
Als de auto een lekke band
heeft (auto's met een
bandenreparatieset) ......... 672
Als de motor niet wil
aanslaan .......................... 698
Als de selectiehendel niet in
een andere stand dan P
gezet kan worden............. 701
Als de parkeerrem niet
gedeactiveerd kan
worden ............................. 702
Als u uw sleutels verliest.... 708
Als het openingssysteem voor
de achterklep niet werkt
(sedan)............................. 709
Als het openingssysteem voor
de achterklep niet werkt
(wagon)............................ 710
Als de elektronische sleutel
niet goed werkt................. 711
Als de accu ontladen is ...... 714
Als de motor oververhit
raakt................................. 719
Als u zonder brandstof komt te
staan en de motor afslaat
(dieselmotor).................... 723
Als de auto vast komt te
zitten ................................ 724
Als uw auto in geval van nood
tot stilstand moet worden
gebracht........................... 726
5
Bij problemen
1
2
3
4
5
6
7
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
6-1. Specificaties
Onderhoudsgegevens
(brandstof, oliepeil, enz.) .. 730
Informatie over brandstof.... 755
6-2. Persoonlijke
voorkeursinstellingen
Systemen met mogelijkheden
voor persoonlijke voorkeurs-
instellingen........................ 759
6-3. Initialisatie
Systemen die geïnitialiseerd
moeten worden................. 764
Lijst met afkortingen................. 766
Alfabetische index..................... 767
Wat moet u doen als... ............. 777
6
Specificaties
Trefwoordenlijst
8
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Koplampen
Blz. 248
Overzicht
Exterieur (sedan)
Mistlampen voor
Blz. 255
Richtingaanwijzers voor
Blz. 220
Motorkap
Blz. 517
Ruitenwissers voor
Blz. 257
Buitenspiegels
Blz. 106
Richtingaanwijzers opzij
Blz. 220
Parkeerlichten voor/
dagrijverlichting
Blz. 248
9
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Banden
Wisselen
Vervangen
Bandenspanning
Blz. 539
Blz. 644
Blz. 554
Bagageruimte
Blz. 72
Portieren
Blz. 64
Tankdopklep
Blz. 113
Achterruitverwarming
Blz. 371
Camera Rear View Monitor-
systeem
Blz. 301
Mistachterlicht
Blz. 255
Richtingaanwijzers achter
Blz. 220
Kentekenplaatverlichting
Blz. 248
Achterlichten
Blz. 248
: Indien aanwezig
10
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Overzicht
Exterieur (wagon)
Koplampen
Blz. 248
Mistlampen voor
Blz. 255
Richtingaanwijzers voor
Blz. 220
Motorkap
Blz. 517
Ruitenwissers voor
Blz. 257
Buitenspiegels
Blz. 106
Richtingaanwijzers opzij
Blz. 220
Parkeerlichten voor/
dagrijverlichting
Blz. 248
11
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Camera Rear View Monitor-
systeem
Blz. 301
Portieren
Blz. 64
Banden
Wisselen
Vervangen
Bandenspanning
Blz. 539
Blz. 658
Blz. 554
Achterklep
Blz. 76
Tankdopklep
Blz. 113
Achterlichten
Blz. 248
Achterruitenwisser
Blz. 262
Achterruitverwarming
Blz. 371
Kentekenplaatverlichting
Blz. 248
Mistachterlicht
Blz. 255
Richtingaanwijzers achter
Blz. 220
: Indien aanwezig
12
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Accessoireaansluiting
Blz. 479
Overzicht
Interieur
Veiligheidsgordels
Blz. 92
Voorpassagiersairbag
Blz. 140
Bestuurdersairbag
Blz. 140
Hoofdsteunen
Blz. 90
Consolevak
Blz. 469
Armsteun
Bekerhouders
Blz. 482
Blz. 471
Voorstoelen
Blz. 82
Side airbags
Blz. 140
Dashboardkastje
Blz. 468
Achterstoelen
Blz. 84
Vloermatten
Blz. 490
Aan/uit-schakelaar airbag
Blz. 172
AUX-aansluiting/USB-aansluiting*
1
13
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Binnenspiegel
Blz. 103
Schakelaar voor zonnescherm panoramadak
(wagon)
Blz. 484
Make-upspiegels
Blz. 476
Zonnekleppen*
2
Blz. 475
Curtain airbags
Blz. 140
A
Dakconsole
Blz. 470
Leeslampjes
Blz. 466
Leeslampjes/interieurverlichting
Blz. 465
Schakelaar voor uitschakelen inbraaksensor
Blz. 131
Microfoon*
1
Blz. 436
: Indien aanwezig
*
1
: Raadpleeg bij auto's met een multimediasysteem de handleiding voor het navigatie- en
multimediasysteem.
*
2
: Gebruik NOOIT een baby- of kinderzitje waar-
bij het kind achteruit kijkt op een stoel met een
INGESCHAKELDE AIRBAG, omdat het KIND
anders ERNSTIG LETSEL kan oplopen als de
airbag wordt geactiveerd. (Blz. 170)
Handgrepen
Blz. 489
14
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Blokkeerschakelaar ruitbediening
Blz. 109
Schakelaars ruitbediening
Blz. 109
Overzicht
Interieur
B
Schakelaar centrale vergrendeling
Blz. 65
Toetsen ergonomisch geheugen
Blz. 87
Vergrendelknop portier
Blz. 65
Schakelaars ruitbediening
Blz. 109
15
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
C
: Indien aanwezig
Stoelverwarmingsschakelaar
Blz. 480
Selectiehendel
Schakelblokkering
Blz. 701
Asbak
Blz. 477
Bekerhouder
Blz. 471
Aansteker
Blz. 478
Toets SPORT
Blz. 203, 209
Controlelampje antidiefstalsysteem
Blz. 119, 130
Controlelampje PASSENGER AIRBAG
Blz. 172
Waarschuwingslampje achterpassagiersgordel
Blz. 615
16
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Overzicht
Instrumentenpaneel
Lichtschakelaar
Richtingaanwijzerschakelaar
Schakelaar mistlampen
Blz. 248
Blz. 220
Blz. 255
Parkeerremschakelaar
Blz. 221
Schakelaar ruitenwissers en
-sproeiers
Achterruitenwisser- en
-sproeierschakelaar (wagon)
Blz. 257
Blz. 262
Ontgrendeling motorkap
Blz. 517
Meters en tellers
Multi-informatiedisplay
Blz. 226
Blz. 233
Audiosysteem
Navigatie-/multimedia-
systeem
*
Blz. 373
Knie-airbag
Blz. 140
Schakelaar voor het uitschake-
len van het Pre-Crash
Brake-systeem
Blz. 323
Schakelaar alarmknipperlichten
Blz. 600
Claxon
Blz. 225
Resetknop banden-
spanningswaarschuwingssysteem
Blz. 540
17
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
A
Auto's met automatische airconditioning
Schakelaar voorruitverwarming
Blz. 372
Schakelaar achterruitverwarming
Blz. 371
: Indien aanwezig
*: Raadpleeg de handleiding voor het navigatie- en multimediasysteem.
Auto's met handmatig bediende airconditioning
Schakelaar extra verwarming
Blz. 368
Schakelaar voorruitverwarming
Blz. 372
Schakelaar achterruitverwarming
Blz. 371
Schakelaar extra verwarming
Blz. 368
Airconditioning
Blz. 350
Airconditioning
Blz. 360
18
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
B
Paddle shift-schakelaars
Blz. 204, 210
Telefoontoets *
Toets DISP
Blz. 234
Spraaktoets *
Toets DISP
Blz. 234
Startknop (auto's met Smart entry-
systeem en startknop)
Blz. 192
Contactslot (auto's zonder Smart entry-
systeem en startknop)
Blz. 198
Toetsen voor afstands-
bediening audiosysteem
Blz. 424
Cruise control-schakelaar
Blz. 263, 269
Afstandsschake-
laar
Blz. 269
Overzicht
Instrumentenpaneel
19
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
C
Toets LKA
Draaiknop koplampverstelling
Blz. 306
Blz. 250
Schakelaars buitenspiegels
Blz. 106
Schakelaar snelheidsbegrenzer
Blz. 288
Schakelaar Toyota Parking
Assist-sensor
Blz. 291
Schakelaar stuurverstelling
Blz. 100
Ontgrendelingshendel
stuurverstelling
Blz. 100
Schakelaar AFS OFF
Blz. 249
Toets VSC OFF
Blz. 317
Muntenvak
Blz. 474
Tankdopklepontgrendeling
Blz. 113
: Indien aanwezig
*: Raadpleeg bij auto's met een multimediasysteem de handleiding voor het na-
vigatie- en multimediasysteem.
20
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Overzicht
Bagageruimte
(wagon)
Met rails in de bagageruimte
Mat bagageruimte
Blz. 495
Zijpaneel bagageruimte
Blz. 496
Bagagenet
Blz. 497
Bagageafdekking
Blz. 496
Bagagehaak
Blz. 494
ISOfix-bevestigingssysteem
Blz. 162
21
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
: Indien aanwezig
Zonder rails in de bagageruimte
Mat bagageruimte
Blz. 495
Zijpaneel bagageruimte
Blz. 496
Bagagenet
Blz. 497
Bagageafdekking
Blz. 496
Bagagehaak
Blz. 494
ISOfix-bevestigingssysteem
Blz. 162
22
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Ter informatie
Handleiding
Deze handleiding is bestemd voor alle uitvoeringen van dit type auto; alle
mogelijke opties zijn in deze handleiding opgenomen. Er zullen dan ook
ongetwijfeld onderwerpen worden beschreven die niet op uw Toyota van toe-
passing zijn.
Alle specificaties in dit boekje waren actueel ten tijde van de druk. Toyota
streeft er doorlopend naar haar producten te perfectioneren en wij behouden
ons dan ook het recht voor tussentijdse wijzigingen in specificatie en uitvoe-
ring door te voeren zonder voorafgaande kennisgeving.
Afhankelijk van de specificaties kan de in de afbeeldingen getoonde auto
afwijken van uw auto voor wat betreft de uitrusting.
Accessoires, onderdelen en veranderingen aan uw Toyota
Er is een grote hoeveelheid originele en niet-originele onderdelen en acces-
soires voor uw Toyota te verkrijgen. Als een origineel onderdeel of acces-
soire uit de Toyota moet worden vervangen, raadt Toyota u aan om originele
Toyota-onderdelen en -accessoires te gebruiken. U kunt ook andere onder-
delen of accessoires van gelijkwaardige kwaliteit gebruiken. Toyota kan
geen garantie geven of betrouwbaarheid garanderen voor onderdelen en
accessoires die geen origineel Toyota-product zijn en ook niet voor het ver-
vangen door of monteren van dergelijke onderdelen. Bovendien is het moge-
lijk dat schade aan of slechte prestaties van niet-originele Toyota-onderdelen
niet onder de garantie vallen.
23
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Inbouw van een zend-/ontvanginstallatie
De inbouw van een zend-/ontvanginstallatie in uw auto kan elektronische
systemen beïnvloeden, zoals:
(Sequentieel) multipoint brandstofinspuitsysteem
Dynamic Radar Cruise Control
Cruise control-systeem
Antiblokkeersysteem
SRS-airbagsysteem
Gordelspanner
Neem voor voorzorgsmaatregelen of speciale voorschriften met betrekking
tot de inbouw van een zend-/ontvanginstallatie contact op met een Toyota-
dealer of erkende reparateur.
Nadere informatie met betrekking tot frequenties, vermogens, antenneposi-
ties en montagevoorwaarden voor zend-/ontvanginstallaties is op verzoek
beschikbaar bij een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Vernietigen van uw Toyota
De airbags en de gordelspanners in uw Toyota bevatten explosieve chemi-
caliën. Wanneer uw auto, om welke reden dan ook, wordt vernietigd, terwijl
het airbagsysteem en/of de gordelspanners nog intact zijn, kan tijdens de
vernietiging een ontploffing plaatsvinden en brand ontstaan. Laat daarom het
airbagsysteem en de gordelspanners eerst verwijderen en afvoeren door
een Toyota-dealer of erkende reparateur.
24
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Algemene voorzorgsmaatregelen tijdens het rijden
Rijden onder invloed: Ga niet rijden met uw auto als u alcohol of drugs
gebruikt hebt omdat deze middelen invloed kunnen hebben op de rijvaardig-
heid. Alcohol en bepaalde drugs vergroten de reactietijd, beïnvloeden het
beoordelingsvermogen en hebben een negatieve invloed op de coördinatie,
waardoor aanrijdingen kunnen ontstaan met ernstig letsel als gevolg.
Defensief rijden: Rijd altijd defensief. Anticipeer op fouten die andere
bestuurders of voetgangers zouden kunnen maken omdat u hierdoor wel-
licht een ongeluk kunt voorkomen.
Afleiding van de bestuurder: Houd altijd uw volledige aandacht bij het ver-
keer. Alles wat de aandacht van de bestuurder kan afleiden, zoals het veran-
deren van instellingen, telefoneren of lezen, kan leiden tot een aanrijding
waarbij u, de andere inzittenden van de auto of anderen ernstig letsel kun-
nen oplopen.
Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot veiligheid van kin-
deren
Laat kinderen nooit alleen in de auto achter en laat ze nooit met de sleutel
spelen.
Kinderen zullen wellicht proberen de auto te starten of de neutraalstand in te
schakelen. Er bestaat ook het risico dat kinderen letsel oplopen wanneer ze
met de aansteker, de ruiten of andere voorzieningen in de auto spelen. Ver-
der kan de temperatuur in de auto zo hoog oplopen of zo ver dalen dat dat
kinderen fataal kan worden.
Uw auto is uitgerust met batterijen en/of accu's. Zorg ervoor dat deze
gescheiden worden ingezameld en op een milieuvriendelijke manier
worden afgevoerd (richtlijn 2006/66/EG).
25
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Symbolen die in dit handboek gebruikt worden
Waarschuwingen en opmerkingen
Symbolen die in de afbeeldingen worden gebruikt
WAARSCHUWING
Dit is een waarschuwing tegen iets wat mensen letsel kan toebrengen. U
wordt geïnformeerd over wat u moet doen of niet moet doen, om het risico op
letsel voor uzelf en voor anderen te verminderen.
OPMERKING
Dit is een waarschuwing tegen iets wat schade aan de auto of uitrusting ervan
kan veroorzaken. U wordt geïnformeerd over wat u moet doen of niet moet
doen om schade aan uw Toyota en de uitrusting ervan te vermijden of het
risico te verminderen.
Waarschuwingssymbool
Het symbool van een cirkel met een schuine streep erdoor betekent
dat er iets niet mag worden gedaan of mag gebeuren.
Pijlen die handelingen aangeven
Geeft de handeling aan voor het bedie-
nen van schakelaars en dergelijke
(drukken, draaien, enz.).
Geeft het resultaat van een handeling
aan (bijvoorbeeld een klep gaat open).
26
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
1
Voordat u gaat rijden
27
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
1-1. Informatie over sleutels
Sleutels............................... 28
1-2. Openen, sluiten en vergren-
delen van de portieren
Smart entry-systeem met
startknop........................... 31
Afstandsbediening.............. 54
Portieren............................. 64
Achterklep (sedan) ............. 72
Achterklep (wagon)............. 76
1-3. Verstelbare onderdelen
(stoelen, spiegels, stuur-
wiel)
Voorstoelen ........................ 82
Achterstoelen...................... 84
Ergonomisch geheugen...... 87
Hoofdsteunen ..................... 90
Veiligheidsgordels .............. 92
Stuurwiel........................... 100
Binnenspiegel................... 103
Buitenspiegels .................. 106
1-4. Openen en sluiten van
de ruiten
Elektrisch bedienbare
ruiten............................... 109
1-5. Tanken
Openen van de tankdop ... 113
1-6. Antidiefstalsysteem
Startblokkering.................. 119
Supervergrendeling .......... 128
Alarm ................................ 130
1-7. Veiligheidsinformatie
De juiste houding achter
het stuur.......................... 138
SRS-airbags ..................... 140
Baby- en kinderzitjes ........ 152
Plaatsen van een baby-
of kinderzitje ................... 161
Handmatig in-/uitschakel-
systeem airbag ............... 172
28
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
1-1. Informatie over sleutels
Sleutels
Bij de auto worden de volgende sleutels geleverd.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Elektronische sleutels
Bedienen van het Smart
entry-systeem met start-
knop (Blz. 31)
Gebruik van de afstandsbe-
diening (Blz. 54)
Mechanische sleutels
Plaatje met sleutelnummer
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Hoofdsleutels
Gebruik van de afstandsbedie-
ning (Blz. 54)
Plaatje met sleutelnummer
29
1-1. Informatie over sleutels
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Gebruik van de mechanische sleutel (indien aanwezig)
Neem de mechanische sleutel
uit de houder.
Bewaar de mechanische sleutel
na gebruik in de elektronische
sleutel. Zorg dat u de mechani-
sche sleutel en de elektronische
sleutel bij u hebt. Als de batterij
van de elektronische sleutel leeg
is of het Smart entry-systeem met
startknop niet werkt, bent u op de
mechanische sleutel aangewe-
zen. (Blz. 711)
Gebruik van de hoofdsleutel (indien aanwezig)
Druk op de knop om de sleutel te
openen.
Druk, om de sleutel op te bergen,
op de knop en klap de sleutel in.
30
1-1. Informatie over sleutels
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Plaatje met sleutelnummer
Bewaar het plaatje met het sleutelnummer op een veilige plaats buiten de
auto. Als u een sleutel kwijtraakt, kunt u een nieuwe sleutel laten bijmaken.
Hiervoor kunt u met het sleutelnummer terecht bij een Toyota-dealer of
erkende reparateur. (Blz. 708)
Aan boord van een vliegtuig
Druk aan boord van een vliegtuig nooit op de toetsen van de sleutel. Zorg
dat de toetsen niet per ongeluk kunnen worden ingedrukt als de sleutel zich
bijvoorbeeld in uw tas bevindt. Als op de toetsen van de sleutel wordt
gedrukt, kunnen er radiogolven worden uitgezonden die de werking van de
vliegtuigsystemen kunnen verstoren.
OPMERKING
Beschadiging van de sleutel voorkomen
Stel de sleutels niet bloot aan sterke schokken, hoge temperaturen als
gevolg van plaatsing in direct zonlicht of vocht.
Stel de sleutels niet bloot aan elektromagnetische straling en bevestig
geen materialen aan de sleutels die elektromagnetische straling tegen-
houden.
Haal de sleutel niet uit elkaar.
31
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
Smart entry-systeem met startknop
: Indien aanwezig
De volgende handelingen kunnen worden uitgevoerd als u de elek-
tronische sleutel bij u hebt, bijvoorbeeld in uw zak.
(De bestuurder moet de elektronische sleutel altijd bij zich hebben.)
Ontgrendelen en vergrendelen van de portieren en de achter-
klep (Blz. 32)
Ontgrendelen en vergrendelen van de achterklep (Blz. 32)
Starten en stoppen van de motor (Blz. 192)
32
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Ontgrendelen en vergrendelen van de portieren en de achterklep
(alleen voorportiergrepen)
Pak de portiergreep vast om te
ontgrendelen.
Zorg ervoor dat u de sensor aan
de achterzijde van de portier-
greep aanraakt.
De portieren en de achterklep
kunnen gedurende 3 seconden
na het vergrendelen niet worden
ontgrendeld.
Raak het sensorgebied aan om
te vergrendelen.
Ontgrendelen en vergrendelen van de achterklep
Druk op de ontgrendeltoets om
te ontgrendelen.
Vergrendel de achterklep weer
wanneer u de auto verlaat. Na
openen en sluiten ervan wordt
deze niet automatisch vergren-
deld.
33
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Druk op de vergrendeltoets om
te vergrendelen.
Plaats en bereik van antenne
Plaats van antenne
Sedan
Antennes aan de buitenzijde
Antenne aan de buitenzijde
van de bagageruimte
Antenne in de bagageruimte
Antennes in het interieur
34
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Wagon
Antennes aan de buitenzijde
Antenne aan de buitenzijde
van de bagageruimte
Antenne in de bagageruimte
Antennes in het interieur
35
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Bereik (gebieden waarin de elektronische sleutel wordt gede-
tecteerd)
Sedan
Bij het vergrendelen of
ontgrendelen van de por-
tieren
Het systeem kan worden
bediend als de elektronische
sleutel zich binnen ongeveer
0,7 m van een van de voor-
portiergrepen bevindt.
Bij het starten van de
motor of veranderen van
de stand van het contact
Het systeem werkt als de
elektronische sleutel zich in
de auto bevindt.
Bij het vergrendelen of
ontgrendelen van de ach-
terklep
Het systeem kan worden
bediend als de elektronische
sleutel zich binnen ongeveer
0,7 m van de schakelaar
voor elektrisch openen van
de achterklep bevindt.
Wagon
36
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Feedbacksignalen
De alarmknipperlichten knipperen om aan te geven dat de portieren en de
achterklep zijn vergrendeld/ontgrendeld. (Vergrendeld: eenmaal; ontgren-
deld: tweemaal)
Als het portier niet kan worden vergrendeld via het sensorgebied
bovenaan
Omstandigheden die de werking van het systeem kunnen beïnvloeden
Het Smart entry-systeem met startknop maakt gebruik van zwakke radiogol-
ven. In de volgende situaties kan de communicatie tussen de elektronische
sleutel en de auto worden belemmerd, waardoor het Smart entry-systeem
met startknop en de afstandsbediening niet goed werken. (Oplossingen:
Blz. 711)
Wanneer de batterij van de elektronische sleutel ontladen is
In de buurt van een televisiezendmast, elektriciteitscentrale, tankstation,
radiozender, videowall, luchthaven of andere locatie waar sterke radio-
golven aanwezig zijn
Als u een draagbare radio, mobiele telefoon, draadloze telefoon of ander
draadloos communicatiemiddel bij u draagt
Wanneer de elektronische sleutel tegen een van de volgende metalen
voorwerpen wordt gehouden of erdoor wordt bedekt
Kaarten met aluminiumfolie
Sigarettenpakjes met aluminiumfolie erin
Metalen portemonnees of tassen
Muntgeld
Metalen handwarmers
Media zoals CD's en DVD's
Als het portier niet kan worden vergren-
deld wanneer het sensorgebied boven-
aan wordt aangeraakt, kunt u proberen
de gebieden bovenaan en onderaan
tegelijkertijd aan te raken.
37
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Als er in de directe omgeving meerdere elektronische sleutels aanwezig
zijn
Als er in de buurt gebruik wordt gemaakt van een andere sleutel met
afstandsbediening (die radiosignalen uitzendt)
Wanneer u de elektronische sleutel bij u hebt of gebruikt samen met de
volgende apparaten die radiosignalen uitzenden
• De elektronische sleutel of een afstandsbediening van een andere
auto die radiogolven uitzendt
Computer of personal digital assistants (PDA's)
Digitale audioapparatuur
Draagbare spelcomputers
Als een metalen coating of metalen voorwerpen aan de achterruit wor-
den bevestigd
Sedan: Als een metalen voorwerp op de hoedenplank wordt geplaatst
Energiebesparende functie
Onder de volgende omstandigheden wordt het Smart entry-systeem met
startknop uitgeschakeld om te voorkomen dat de accu van de auto en de
batterij van de elektronische sleutel ontladen raken:
Als het Smart entry-systeem met startknop gedurende 5 dagen of langer
niet gebruikt is
Als de elektronische sleutel zich gedurende 10 minuten of langer binnen
een afstand van 1 m van de auto bevindt
Het systeem keert weer terug naar de normale werking als...
De auto wordt vergrendeld door aanraken van het vergrendelsensorge-
bied in de portiergreep.
De auto wordt vergrendeld/ontgrendeld met de afstandsbediening
(Blz. 54) of de mechanische sleutel. (Blz. 711)
38
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Levensduur batterij elektronische sleutel
De standaard levensduur van de batterij is 1 - 2 jaar. (De batterij raakt
ook ontladen als de elektronische sleutel niet wordt gebruikt.) Als het
Smart entry-systeem met startknop of de afstandsbediening niet werkt of
als de afstand waarbinnen het systeem werkt kleiner wordt, is de batterij
mogelijk ontladen. Vervang de batterij indien nodig. (Blz. 562)
Als de batterij bijna leeg is, klinkt een waarschuwingssignaal in de auto
als de motor wordt uitgezet. (Blz. 40)
Houd, om de levensduur van de batterij niet nodeloos te bekorten, de
elektronische sleutel op een afstand van minimaal 1 m van de volgende
elektrische apparaten met een magnetisch veld:
Televisietoestellen
Computers
Mobiele telefoons, draadloze telefoons en batterijladers
Oplaadapparatuur voor draadloze en mobiele telefoons
Inductiekookplaten
Tafellampen
Voor een juiste bediening van het systeem
Zorg ervoor dat u de elektronische sleutel bij u hebt als u het systeem
bedient. Houd de elektronische sleutel niet te dicht bij de auto als u het sys-
teem van buitenaf bedient.
Afhankelijk van de positie en de conditie waarin de elektronische sleutel
wordt bewaard, wordt de sleutel mogelijk niet door het systeem gesigna-
leerd, waardoor het systeem wellicht niet juist functioneert. (Het alarm kan
per ongeluk afgaan of de functie die voorkomt dat de portieren per ongeluk
worden vergrendeld, werkt wellicht niet goed.)
39
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Aanwijzing voor het Smart entry-systeem met startknop
Zelfs als de elektronische sleutel zich binnen het detectiegebied bevindt,
werkt het systeem in de volgende gevallen mogelijk niet juist.
De elektronische sleutel bevindt zich te dicht bij de ruit of portiergreep,
te dicht bij de grond of te hoog als de portieren worden vergrendeld of
ontgrendeld.
Bij het vergrendelen/ontgrendelen van de achterklep bevindt de elek-
tronische sleutel zich te dicht bij de grond of op een hoge plaats, of te
dicht bij het midden van de achterbumper.
De elektronische sleutel kan zich op het dashboard, de hoedenplank
(sedan), de bagageafdekking (wagon), de vloer of in het dashboard-
kastje bevinden wanneer de motor gestart wordt of het contact in een
andere stand wordt gezet.
Laat de elektronische sleutel niet boven op het dashboard of in de buurt
van de portiervakken liggen wanneer u de auto verlaat. Afhankelijk van
de aanwezige radiogolven wordt door de antenne mogelijk waargeno-
men dat de sleutel zich buiten de auto bevindt en wordt de auto vergren-
deld, waardoor de elektronische sleutel mogelijk in de auto wordt
opgesloten.
Zolang de elektronische sleutel zich binnen het detectiegebied bevindt,
kunnen de portieren door een willekeurige persoon worden vergrendeld
en ontgrendeld.
Zelfs als de elektronische sleutel zich buiten de auto bevindt, kan de
motor mogelijk gestart worden als de elektronische sleutel zich in de
buurt van de ruit bevindt.
Als de sleutel zich binnen het ontvangstgebied bevindt en er een grote
hoeveelheid water op de portiergreep terechtkomt (bijvoorbeeld tijdens
een zware regenbui of het wassen van de auto), kunnen de portieren
worden ontgrendeld of vergrendeld. (Als de portieren niet worden
geopend en gesloten, worden deze na ongeveer 30 seconden automa-
tisch weer vergrendeld.)
Als de elektronische sleutel in de buurt van de auto aanwezig is terwijl
deze wordt gewassen, kan het portier als gevolg van water op een por-
tiergreep herhaaldelijk vergrendeld en ontgrendeld worden. Plaats de
sleutel in dit geval op een afstand van ten minste 2 m van de auto, maar
zorg dat u de sleutel niet kwijtraakt.
40
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Als de elektronische sleutel in de auto aanwezig is terwijl deze wordt
gewassen, kan als gevolg van water op een portiergreep een zoemer
hoorbaar zijn en een melding worden weergegeven. Door vergrendelen
van alle portieren wordt in dit geval de melding gewist en is de zoemer
niet meer hoorbaar.
Het kan onmogelijk blijken om de portieren te vergrendelen als het sens-
orgebied is bedekt met modder, ijs, sneeuw, enz. Maak in dit geval eerst
het gebied schoon en probeer opnieuw te vergrendelen, of probeer te
vergrendelen door aanraken van het sensorgebied aan de onderzijde
van de portiergreep.
Als u de portiergreep vastpakt terwijl u handschoenen draagt, worden de
portieren mogelijk niet ontgrendeld of vergrendeld.
Als de afstandsbediening wordt gebruikt om de portieren te vergrendelen
terwijl de elektronische sleutel zich in de nabijheid van de auto bevindt,
bestaat de mogelijkheid dat de portieren niet ontgrendeld worden door
het Smart entry-systeem met startknop. (Gebruik de afstandsbediening
om de portieren te ontgrendelen.)
Plotseling binnen het ontvangstgebied stappen of abrupte bediening van
de portiergreep kan vergrendeling van de portieren belemmeren. Laat in
dat geval de portiergreep los en controleer of de portieren worden ont-
grendeld voordat u opnieuw aan de portiergreep trekt.
Als er gedurende langere tijd niet met de auto wordt gereden
Bewaar, om diefstal van de auto te voorkomen, de elektronische sleutel niet
binnen een afstand van 2 m van de auto.
Beveiligingsfunctie
Als er niet binnen 30 seconden na het ontgrendelen van de auto een portier
wordt geopend, zorgt de beveiligingsfunctie ervoor dat de auto weer auto-
matisch wordt vergrendeld.
Alarmsignalen en waarschuwingen
Door een combinatie van in en buiten de auto hoorbare alarmsignalen wordt
de kans op diefstal van de auto en ongevallen als gevolg van onjuist gebruik
tot een minimum beperkt. Neem de juiste maatregelen overeenkomstig de
waarschuwingen die op het multi-informatiedisplay getoond worden.
(Blz. 620)
In onderstaande tabel worden de omstandigheden en de correctieprocedu-
res beschreven in de gevallen waarin alleen het alarm klinkt.
41
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Alarm Situatie Correctieprocedure
Het alarm in de
auto klinkt 1 keer
en het buiten de
auto hoorbare
alarm 1 keer
gedurende 10
seconden
Er wordt geprobeerd de
portieren te vergrendelen
met de instapfunctie terwijl
de elektronische sleutel
zich nog in het passagiers-
compartiment of de baga-
geruimte bevindt
Neem de elektroni-
sche sleutel uit de
auto en vergrendel de
portieren opnieuw
Er wordt geprobeerd de
auto te verlaten en de por-
tieren te vergrendelen ter-
wijl het contact niet UIT is
gezet
Zet het contact UIT en
vergrendel de portie-
ren opnieuw
Buiten de auto
hoorbaar alarm
klinkt één keer
gedurende 5
seconden
Er wordt geprobeerd de
auto te vergrendelen terwijl
een portier of de achter-
klep geopend is
Sluit alle portieren en
vergrendel ze
opnieuw
Het alarm in de
auto klinkt con-
tinu
Het contact wordt in de
stand ACC gezet terwijl het
bestuurdersportier open-
staat (of het bestuurders-
portier wordt geopend
terwijl het contact in de
stand ACC staat)
Zet het contact UIT en
sluit het bestuurders-
portier
Het contact is UIT gezet
terwijl het bestuurderspor-
tier open stond
Sluit het bestuurders-
portier
42
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Alarm Situatie Correctieprocedure
Het alarm in de
auto klinkt con-
tinu
Er wordt geprobeerd het
portier te openen en de
auto te verlaten terwijl het
contact AAN of in stand
ACC staat en de selectie-
hendel niet in stand P staat
Zet de selectiehendel
in stand P en zet het
contact UIT
De in en buiten
de auto hoor-
bare alarmen
klinken continu
Met het contact AAN of in
stand ACC werd het
bestuurdersportier geslo-
ten nadat de elektronische
sleutel buiten de auto was
gebracht terwijl de selec-
tiehendel niet in stand P
stond
Zet de selectiehendel
in stand P, zet het
contact UIT en sluit
het bestuurderspor-
tier nogmaals
Het alarm in de
auto klinkt één
keer.
De spanning van de batte-
rij van de elektronische
sleutel is laag
Vervang de batterij
van de elektronische
sleutel
Er werd geprobeerd de
motor te starten terwijl de
elektronische sleutel niet
aanwezig was, of terwijl de
elektronische sleutel niet
correct functioneerde
Start de motor terwijl
de elektronische sleu-
tel aanwezig is
*
43
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
*: Als de motor niet start terwijl de elektronische sleutel zich in de auto
bevindt, kan de batterij van de elektronische sleutel leeg zijn of kan er een
probleem zijn met de ontvangst van het signaal van de sleutel.
(Blz. 712)
Als het Smart entry-systeem met startknop niet goed werkt
Vergrendelen en ontgrendelen van de portieren: gebruik de mechanische
sleutel. (Blz. 711)
Starten van de motor: Blz. 712
Als de batterij van de elektronische sleutel volledig ontladen is
Blz. 562
Persoonlijke voorkeursinstellingen die bij een Toyota-dealer of
erkende reparateur kunnen worden geconfigureerd
Verschillende instellingen (bijv. van het Smart entry-systeem met startknop)
kunnen worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen
Blz. 759)
Alarm Situatie Correctieprocedure
Het alarm in de
auto klinkt één
keer en het alarm
buiten de auto
klinkt 3 keer.
Het bestuurdersportier
werd gesloten nadat de
elektronische sleutel bui-
ten de auto was gebracht
en het contact niet UIT
stond
Zet het contact UIT en
sluit het bestuurders-
portier opnieuw
Een inzittende neemt de
elektronische sleutel mee
uit de auto en sluit het por-
tier terwijl het contact niet
UIT is
Plaats de elektroni-
sche sleutel weer in
de auto
44
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Verklaring voor het Smart entry-systeem met startknop
Hereby, Toyota Motor Corporation, declares that this TMLF8-9 is in compli-
ance with the essential requirements and other relevant provisions of Direc-
tive 1999/5/EC.
45
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
46
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
47
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Hereby, TRCZ s.r.o., declares that this B75EA is in compliance with the
essential requirements and other relevant provisions of Directive 1999/5/EC.
48
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
49
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
50
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Hereby, TRCZ s.r.o., declares that this B76UA is in compliance with the
essential requirements and other relevant provisions of Directive 1999/5/EC.
51
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
52
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
53
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Waarschuwing met betrekking tot beïnvloeding van elektronische
apparatuur
Mensen met geïmplanteerde pacemakers, CRT-pacemakers of geïmplan-
teerde hartdefibrillatoren moeten voldoende afstand bewaren tot de anten-
nes van het Smart entry-systeem met startknop. (Blz. 33)
De radiogolven kunnen de werking van dergelijke apparatuur beïnvloeden.
Indien nodig kan de instapfunctie worden uitgeschakeld. Neem voor meer
informatie over bijvoorbeeld de frequentie van de radiogolven en de
momenten waarop deze worden uitgezonden, contact op met een Toyota-
dealer of erkende reparateur. Raadpleeg vervolgens uw arts om na te
gaan of de instapfunctie mag worden gebruikt.
Gebruikers van elektrische medische apparatuur anders dan geïmplan-
teerde pacemakers, CRT-pacemakers en geïmplanteerde hartdefibrillato-
ren moeten contact opnemen met de fabrikant van deze producten om te
informeren of radiosignalen invloed uitoefenen op de werking van deze
apparatuur.
Radiogolven kunnen onverwachte effecten hebben op de werking van der-
gelijke medische apparatuur.
Neem contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur voor meer
informatie over uitschakelen van de instapfunctie.
54
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Afstandsbediening
Met de afstandsbediening kan de auto van buitenaf worden vergren-
deld en ontgrendeld.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Vergrendelen van alle por-
tieren en de achterklep
Ontgrendelen van alle por-
tieren en de achterklep
Ontgrendelen van de ach-
terklep
Vergrendel de achterklep weer
wanneer u de auto verlaat. Na
openen en sluiten ervan wordt
deze niet automatisch vergren-
deld.
55
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Vergrendelen van alle por-
tieren en de achterklep
Ontgrendelen van de ach-
terklep
Vergrendel de achterklep weer
wanneer u de auto verlaat. Na
openen en sluiten ervan wordt
deze niet automatisch vergren-
deld.
Ontgrendelen van alle por-
tieren en de achterklep
56
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Feedbacksignalen
De alarmknipperlichten knipperen om aan te geven dat de portieren en de
achterklep zijn vergrendeld/ontgrendeld. (Vergrendeld: eenmaal; ontgren-
deld: tweemaal)
Zoemer portiersloten (auto's met Smart entry-systeem en startknop)
Als een portier of de achterklep niet geheel gesloten is, klinkt gedurende 5
seconden continu een zoemer als geprobeerd wordt de portieren te vergren-
delen. Sluit het portier volledig om de zoemer uit te schakelen en vergrendel
de portieren opnieuw.
Alarm
Het alarmsysteem wordt ingeschakeld als de afstandsbediening wordt
gebruikt om de portieren te vergrendelen.
Levensduur batterij van de elektronische sleutel
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Blz. 38
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Als de afstandsbediening niet werkt, is de batterij mogelijk leeg. Vervang
de batterij indien nodig. (Blz. 563)
Beveiligingsfunctie
Als er niet binnen 30 seconden na het ontgrendelen van de auto een portier
wordt geopend, zorgt de beveiligingsfunctie ervoor dat de auto weer auto-
matisch wordt vergrendeld.
Als de afstandsbediening niet goed werkt
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Vergrendelen en ontgrendelen van de portieren: Gebruik de sleutel.
(Blz. 711)
Starten van de motor: Blz. 712
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Vergrendelen en ontgrendelen van de portieren: Gebruik de sleutel.
(Blz. 64)
Als de batterij van de elektronische sleutel volledig ontladen is
Blz. 562
57
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Omstandigheden die de werking van het systeem kunnen beïnvloeden
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Blz. 36
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
De afstandsbediening werkt in de volgende situaties mogelijk niet goed.
In de buurt van een televisiezendmast, radiozender, elektriciteitscen-
trale, luchthaven of andere locatie waar sterke radiogolven aanwezig
zijn
Als u een draagbare radio, mobiele telefoon of ander draadloos com-
municatiemiddel bij u draagt
Als er meerdere elektronische sleutels in de buurt zijn
Wanneer de elektronische sleutel tegen een metalen voorwerp wordt
gehouden of erdoor wordt bedekt
Als er een andere sleutel met afstandsbediening (die ook radiogolven
uitzendt) in de buurt wordt gebruikt
De elektronische sleutel heeft in de buurt gelegen van een elektrisch
apparaat, zoals een computer
Wanneer de batterij van de sleutel met afstandsbediening leeg is
Als een metalen coating of metalen voorwerpen aan de achterruit wor-
den bevestigd
Sedan: Als een metalen voorwerp op de hoedenplank wordt geplaatst
Persoonlijke voorkeursinstellingen die bij een Toyota-dealer of
erkende reparateur kunnen worden geconfigureerd
Bepaalde instellingen (bijvoorbeeld de zoemer van de centrale vergrende-
ling) kunnen worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen
Blz. 759)
58
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Verklaring voor de afstandsbediening (auto's zonder Smart entry-sys-
teem en startknop)
59
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
60
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
61
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
62
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
63
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
64
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Portieren
De auto kan worden vergrendeld en ontgrendeld met behulp van het
Smart entry-systeem met startknop, de afstandsbediening of de
schakelaar van de centrale vergrendeling.
Smart entry-systeem met startknop (indien aanwezig)
Blz. 32
Afstandsbediening
Blz. 54
Sleutels
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
De portieren kunnen ook worden vergrendeld en ontgrendeld
met de mechanische sleutel. (Blz. 711)
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Vergrendelt alle portieren
Ontgrendelt alle portieren
65
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Schakelaar centrale vergrendeling
Vergrendelt alle portieren
Ontgrendelt alle portieren
Vergrendelknop portier
Vergrendelen van het por-
tier
Ontgrendelen van het por-
tier
De voorportieren kunnen wor-
den geopend door aan de por-
tiergrepen aan de binnenzijde
te trekken, ook al staan de ver-
grendelknoppen in de stand
vergrendeld.
66
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Vergrendelen van de voorportieren van buitenaf zonder gebruik
te maken van een sleutel
Zet de vergrendelknop aan de binnenzijde in de vergrendelde
stand.
Sluit het portier met de portiergreep uitgetrokken.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Het portier kan niet worden vergrendeld als het contact in stand
ACC of AAN staat of als de elektronische sleutel zich nog in de
auto bevindt.
Afhankelijk van de positie van de elektronische sleutel, wordt de sleutel
mogelijk niet door het systeem gesignaleerd, waardoor het portier wel-
licht vergrendeld wordt.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Het portier kan niet worden vergrendeld als de sleutel zich in het
contact bevindt.
STAP
1
STAP
2
67
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Kinderslot achterportier
De achterportieren kunnen niet
van binnenuit geopend worden
als het kinderslot geactiveerd is.
Ontgrendelen
Vergrendelen
Hierdoor wordt voorkomen dat
kinderen per ongeluk de achter-
portieren openen. Druk de scha-
kelaars op de achterportieren
naar beneden om de achterpor-
tieren te vergrendelen.
68
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Automatische vergrendel- en ontgrendelsystemen van de portie-
ren
Volg de onderstaande instructies op wanneer u de standaardinstel-
ling wilt wijzigen.
Functie Werking
Standaard-
instelling
Functie koppeling van por-
tiervergrendeling aan rij-
snelheid
Alle portieren worden ver-
grendeld als de rijsnelheid
ongeveer 20 km/h of hoger
is.
Aan
Functie koppeling van
stand selectiehendel aan
portiervergrendeling
Het in een andere stand
dan stand P zetten van de
selectiehendel vergrendelt
alle portieren.
Uit
Functie koppeling van
stand selectiehendel aan
portierontgrendeling
Het in stand P zetten van
de selectiehendel ontgren-
delt alle portieren.
Uit
Functie koppeling van por-
tierontgrendeling aan
bestuurdersportier (auto's
met Smart entry-systeem
en startknop)
Alle portieren worden ont-
grendeld als het bestuur-
dersportier wordt geopend
binnen 45 seconden nadat
het contact UIT is gezet.
Aan
Functie koppeling van por-
tierontgrendeling aan
bestuurdersportier (auto's
zonder Smart entry-sys-
teem en startknop)
Alle portieren worden ont-
grendeld als het bestuur-
dersportier wordt geopend
binnen 45 seconden nadat
het contact UIT is gezet.
Aan
69
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
In- en uitschakelen van de functies
Volg onderstaande procedure voor omschakelen tussen in- en uit-
schakelen:
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Sluit alle portieren en zet het contact AAN. (Blz. 194)
Voer uit binnen 10 seconden.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Sluit alle portieren en zet het contact AAN. (Blz. 199)
Voer uit binnen 10 seconden.
Zet de selectiehendel in stand P
of N, houd de schakelaar van de
centrale vergrendeling in het
bestuurdersportier ( of
) gedurende ongeveer 5
seconden ingedrukt en laat deze
vervolgens los.
De standen van de selectiehen-
del en de schakelaar die horen bij
de in te stellen functie zijn als
volgt.
Voer dezelfde procedure uit om
de functie uit te schakelen.
Als de procedure voor in- of uitschakelen is uitgevoerd, worden alle
portieren vergrendeld en vervolgens ontgrendeld.
STAP
1
STAP
2
STAP
2
STAP
2
70
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Auto's met Multidrive CVT of automatische transmissie
Auto's met handgeschakelde transmissie
Functie
Stand
selectiehendel
Stand schake-
laar centrale
vergrendeling
Functie koppeling portierver-
grendeling aan rijsnelheid
N
Functie koppeling van portier-
vergrendeling aan stand selec-
tiehendel
P
Functie koppeling portieront-
grendeling aan stand selectie-
hendel
P
Functie koppeling portieront-
grendeling aan bestuurderspor-
tier
N
Functie
Stand
selectiehendel
Stand schake-
laar centrale
vergrendeling
Functie koppeling portierver-
grendeling aan rijsnelheid
Vrijstand
Functie koppeling portieront-
grendeling aan bestuurderspor-
tier
71
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Systeem voor ontgrendeling bij aanrijdingen
Als de auto aan een sterke schok wordt blootgesteld, worden alle portieren
ontgrendeld. Of het systeem in werking treedt, is afhankelijk van de kracht
van de schok.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Instellingen, zoals van het automatische vergrendel- en ontgrendelsysteem
van de portieren, kunnen worden gewijzigd. (Systemen met mogelijkheden
voor persoonlijke voorkeursinstellingen Blz. 759)
WAARSCHUWING
Voorkom ongevallen
Neem bij het rijden met de auto de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregelen kan ertoe leiden dat
er per ongeluk een portier wordt geopend en dat er iemand uit de auto valt,
waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
Draag altijd de veiligheidsgordel.
Controleer of alle portieren volledig gesloten zijn.
Trek tijdens het rijden niet aan de portiergreep.
De portieren worden dan mogelijk geopend, waardoor passagiers uit de
auto kunnen vallen en ernstig letsel kunnen oplopen.
Wees vooral voorzichtig bij de voorportieren. Deze portieren kunnen zelfs
worden geopend als de vergrendelknoppen in de stand vergrendeld staan.
Activeer de kindersloten op de achterportieren als er kinderen achter in de
auto vervoerd worden.
72
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Achterklep (sedan)
De achterklep kan met het openingssysteem achterklep worden
geopend.
Druk op de ontgrendelschake-
laar.
De achterklep kan worden vergrendeld en ontgrendeld met behulp
van het Smart entry-systeem met startknop, de afstandsbediening of
de schakelaar van de centrale vergrendeling.
Smart entry-systeem met startknop (indien aanwezig)
Blz. 32
Afstandsbediening
Blz. 54
Schakelaar centrale vergrendeling
Blz. 65
73
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Bagageruimteverlichting
De bagageruimteverlichting gaat branden als de achterklep wordt geopend.
Handgreep van de achterklep
Als het openingssysteem achterklep niet werkt of de batterij leeg is
De achterklep kan van binnenuit worden geopend. (Blz. 709)
WAARSCHUWING
Tijdens het rijden
Zorg ervoor dat de achterklep gesloten is tijdens het rijden.
Als de achterklep geopend blijft, komt hij tijdens het rijden mogelijk in aan-
raking met objecten of kan bagage uit de auto vallen, waardoor een onge-
val kan ontstaan.
Bovendien kunnen uitlaatgassen in de auto terechtkomen, hetgeen zeer
schadelijk kan zijn voor de gezondheid. Sluit de achterklep voordat u gaat
rijden.
Zorg dat de achterklep volledig gesloten is voordat u gaat rijden. Indien de
achterklep niet volledig is gesloten, kan deze tijdens het rijden onverwacht
opengaan, waardoor een ongeval kan ontstaan.
Sta nooit toe dat personen in de bagageruimte meerijden. Bij plotseling
remmen, een plotselinge uitwijkmanoeuvre of bij een ongeval lopen ze
eerder ernstig letsel op.
Gebruik de handgreep op de achterklep
om de achterklep te sluiten.
Let op dat de achterklep bij het sluiten
ervan met de handgreep niet opzij wordt
getrokken.
74
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Als er kinderen in de auto aanwezig zijn
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Laat geen kinderen toe in de bagageruimte.
Als een kind per ongeluk in de bagageruimte opgesloten wordt, kan het
ernstig letsel als gevolg van blootstelling aan hoge temperaturen oplopen
of stikken.
Laat nooit kinderen de achterklep openen of sluiten.
Anders wordt de achterklep mogelijk onbedoeld bediend en kan een hand,
hoofd of nek bekneld raken.
Gebruik van de bagageruimte
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Verwijder eventuele zware lasten, zoals sneeuw en ijs, van de achterklep
voordat u deze opent. Als u dat niet doet, kan de achterklep na het openen
plotseling weer dichtvallen.
Controleer de omgeving om er zeker van te zijn dat u de achterklep veilig
kunt openen en sluiten.
Als zich personen in de buurt bevinden, zorg er dan voor dat deze niet in
gevaar worden gebracht en laat ze weten dat de achterklep geopend of
gesloten gaat worden.
Wees extra voorzichtig wanneer u de achterklep opent of sluit wanneer er
veel wind staat, aangezien sterke wind ervoor kan zorgen dat de achter-
klep plotseling beweegt.
75
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Bevestig alleen originele Toyota-accessoires aan de achterklep. Door het
extra gewicht op de achterklep kan de achterklep, nadat deze is geopend,
plotseling weer dichtvallen.
Wanneer de achterklep niet volledig
wordt geopend, kan deze plotseling
dichtvallen. Wanneer de auto op een
helling staat is het moeilijker om de
achterklep te openen of te sluiten dan
wanneer de auto vlak staat. Let er dus
op dat de achterklep niet onverwachts
vanzelf open gaat of wordt gesloten.
Zorg ervoor dat de achterklep volledig
geopend is voordat u de bagageruimte
gebruikt.
Let bij het sluiten van de achterklep
extra goed op dat er geen vingers of
andere zaken bekneld raken.
Druk bij het sluiten van de achterklep
licht op de buitenzijde. Als gebruik
wordt gemaakt van de handgreep in de
achterklep om de achterklep helemaal
te sluiten, kunnen handen of armen
bekneld raken.
76
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Achterklep (wagon)
De achterklep kan van buitenaf worden geopend met de ontgrendel-
schakelaar voor de achterklep.
Druk op de ontgrendelschake-
laar.
De achterklep kan worden vergrendeld en ontgrendeld met behulp
van het Smart entry-systeem met startknop, de afstandsbediening of
de schakelaar van de centrale vergrendeling.
Smart entry-systeem met startknop (indien aanwezig)
Blz. 32
Afstandsbediening
Blz. 54
Schakelaar centrale vergrendeling
Blz. 65
77
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Sluiten van de achterklep
Laat de achterklep zakken met
behulp van de achterklepgreep
en druk de achterklep van bui-
tenaf naar beneden om deze te
sluiten.
Let op dat de achterklep bij het
sluiten ervan met de handgreep
niet opzij wordt getrokken.
Bagageruimteverlichting
De bagageruimteverlichting gaat branden als de achterklep wordt geopend.
Als het openingssysteem achterklep niet werkt of de batterij leeg is
Blz. 710
78
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Tijdens het rijden
Zorg ervoor dat de achterklep tijdens het rijden is gesloten.
Als de achterklep open blijft, kan deze tijdens het rijden voorwerpen raken
of kan er bagage uit de bagageruimte vallen, waardoor een ongeval kan
ontstaan.
Bovendien kunnen uitlaatgassen in de auto terechtkomen, hetgeen zeer
schadelijk kan zijn voor de gezondheid. Controleer voordat u wegrijdt of de
achterklep is gesloten.
Controleer voordat u wegrijdt of de achterklep volledig is gesloten. Als de
achterklep niet volledig gesloten is, kan deze tijdens het rijden opengaan,
waardoor een ongeval kan ontstaan.
Sta nooit toe dat er personen in de bagageruimte meerijden. Bij plotseling
remmen, een plotselinge uitwijkmanoeuvre of bij een ongeval lopen ze
eerder ernstig letsel op.
79
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Als er kinderen in de auto aanwezig zijn
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Laat kinderen niet in de bagageruimte komen.
Als een kind per ongeluk in de bagageruimte wordt opgesloten, kan het
bevangen worden door de hitte of verwondingen oplopen.
Laat kinderen de achterklep niet openen of sluiten.
De achterklep kan mogelijk onverwachts in beweging komen of er kan een
lichaamsdeel bekneld raken.
Bedienen van de achterklep
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Verwijder sneeuw en ijs van de achterklep voordat u deze opent. Als u dat
niet doet, kan de achterklep na het openen plotseling weer dichtvallen.
Controleer voordat u de achterklep sluit goed of de omgeving veilig is.
Zorg als er iemand dichtbij staat dat deze persoon veilig is en meld dat u
de achterklep gaat openen of sluiten.
Wees voorzichtig bij het openen en sluiten van de achterklep bij sterke
wind, aangezien de achterklep als gevolg van sterke wind plotseling kan
bewegen.
80
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Trek nooit aan de steun van de achterklepgasdemper om de achterklep te
sluiten en hang niets aan de steun van de gasdemper
Als dat wel gebeurt, kunnen uw handen bekneld raken of kan de gasdem-
per afbreken, waardoor een ongeval kan ontstaan.
Als er op de achterklep een fietsendrager of een vergelijkbaar zwaar
onderdeel gemonteerd is, kan de achterklep na het openen plotseling
dichtvallen waardoor lichaamsdelen bekneld kunnen raken en letsel kan
optreden. Wij raden u aan om originele Toyota-onderdelen te gebruiken
wanneer u accessoires op de achterklep wilt monteren.
Als de achterklep niet helemaal wordt
geopend, kan deze plotseling dichtval-
len. Op een helling is het moeilijker om
de achterklep te openen of te sluiten
dan op een horizontale ondergrond. Let
dus op dat de achterklep niet plotseling
vanzelf open- of dichtgaat. Controleer
voordat u de bagageruimte gebruikt of
de achterklep volledig geopend en vei-
lig is.
Let bij het sluiten van de achterklep
goed op dat er geen vingers, enz.
bekneld raken.
Controleer na het sluiten van de achter-
klep altijd of deze goed gesloten is door
er even op te drukken. Als de achter-
klepgreep wordt gebruikt om de achter-
klep volledig te sluiten, kunnen uw
handen of armen bekneld raken.
81
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
OPMERKING
Achterklepgasdempers
De achterklep is voorzien van gasdempers die de achterklep op zijn plaats
houden.
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Anders kunnen de achterklepgasdempers beschadigd raken, waardoor
deze niet meer werken.
Bevestig nooit stickers, kunststoffolie,
zelfklevende voorwerpen, enz. aan de
gasdemper.
Raak de binnenpoot van de gasdemper
nooit aan met handschoenen of andere
stoffen voorwerpen.
Bevestig alleen originele Toyota-acces-
soires aan de achterklep.
Plaats uw handen nooit op de steun
van de gasdemper en oefen hierop
nooit zijdelingse krachten uit.
Gasdemper
82
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
Voorstoelen
Elektrisch verstelbare stoel
Schakelaar verstelling
stoelpositie naar voren/ach-
teren
Schakelaar verstelling rug-
leuning
Schakelaar hoekverstelling
zitting (voor)
Schakelaar verstelling
stoelhoogte
Schakelaar lendensteun-
verstelling (bestuurderszij-
de)
Handmatig verstelbare stoel
Hendel stoelpositieverstel-
ling
Hendel rugleuningverstel-
ling
Hendel hoogteverstelling
(bestuurderszijde)
Schakelaar lendensteun-
verstelling (indien aanwe-
zig voor bestuurderszijde)
83
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Actieve hoofdsteun
Als tijdens een aanrijding van
achteren de rug van de inzit-
tende tegen de rugleuning
gedrukt wordt, beweegt de
hoofdsteun iets naar voren om
het gevaar van een whiplash te
verminderen.
Actieve hoofdsteun
Ook bij het uitoefenen van kleinere krachten op de rugleuning kan de hoofd-
steun bewegen. Dit duidt niet op een probleem.
WAARSCHUWING
Stoelverstelling
Let erop dat de stoel geen passagiers of bagage raakt.
Om te voorkomen dat u bij een aanrijding onder de veiligheidsgordel door-
schuift, raadt Toyota u aan de leuning niet verder achterover te zetten dan
strikt noodzakelijk is.
Als de rugleuning te ver achterover gezet is, kan het heupgedeelte van de
veiligheidsgordel voorbij uw heupen schuiven en direct druk uitoefenen op
uw onderbuik of kan het schoudergedeelte van de gordel tegen uw nek
komen te liggen waardoor u bij een ongeval ernstig letsel kunt oplopen.
Handmatig verstelbare stoel: Controleer na het verstellen of de stoel goed
is vergrendeld.
84
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Achterstoelen
De delen van de rugleuning kunnen worden neergeklapt.
Vóór het neerklappen
Berg de gordelsluitingen op
zoals aangegeven.
Duw de hoofdsteunen omlaag
en houd daarbij de ontgren-
delknop ingedrukt.
Sedan: Voer bij het neerklappen van de rechterrugleuning ook de
volgende procedure uit.
Steek de gesp in de opening
van de middelste gordelslui-
ting om de gesp met het haak-
vormige uiteinde los te maken
en laat de gordel zich oprollen.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
85
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Haal de veiligheidsgordel uit
de gordelgeleider.
Rugleuningen neerklappen
Trek aan de hendel om de
rugleuning te ontgrendelen en
klap de rugleuning naar bene-
den.
STAP
4
86
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Terugklappen van de rugleuningen (sedan)
WAARSCHUWING
De rugleuningen weer opklappen
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet in acht nemen
van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot gevolg hebben.
Controleer of de gordels niet gedraaid zijn of vastzitten in de rugleuning.
Klap de rugleuning op tot hij vergrendelt
terwijl u ondertussen de veiligheidsgordel
vasthoudt om te voorkomen dat die klem
raakt tussen rugleuning en zijwand.
Controleer of de veiligheidsgordel bij
het terugklappen van de achterstoelen
door de geleider loopt en of de veilig-
heidsgordel op zijn plaats is alvorens
de zitting neer te klappen en de rugleu-
ning op te klappen.
Controleer of de rugleuning goed ver-
grendeld is door de rugleuning voor-
zichtig naar voren en naar achteren te
drukken.
Als de rugleuning niet goed vergren-
deld is, is de rode markering zichtbaar
op de ontgrendelingshendel van de
rugleuningverstelling. Zorg dat het rode
merkteken niet zichtbaar is.
87
1
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Ergonomisch geheugen
: Indien aanwezig
Uw voorkeursrijpositie (de positie van de bestuurdersstoel en het
stuurwiel) kan in het computergeheugen worden opgeslagen en met
één druk op de knop worden opgeroepen.
Er kunnen twee verschillende posities worden opgeslagen in het
geheugen.
Invoeren van een positie in het geheugen
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Zet het con-
tact AAN.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Zet het
contact AAN.
Zet de bestuurdersstoel en het stuurwiel in de gewenste
stand.
Druk op de toets SET en druk
vervolgens binnen 3 seconden
op toets 1 of 2 totdat een piep-
toon hoorbaar is.
Als er onder de gekozen toets
al een instelling was opgesla-
gen, zal deze worden over-
schreven.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
88
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Invoeren of oproepen van posities in het geheugen
Controleer of de selectiehendel in stand P staat (Multidrive CVT of automati-
sche transmissie) of de parkeerrem is geactiveerd (handgeschakelde trans-
missie).
Oproepen van de opgeslagen positie
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Zet het con-
tact AAN.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Zet het
contact AAN.
Druk op toets 1 of 2 om de
opgeslagen positie op te roe-
pen.
STAP
1
STAP
2
89
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Vertraagde uitschakeling
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
De in het geheugen opgeslagen rijpositie van de bestuurdersstoel kan
worden ingeschakeld binnen 180 seconden nadat het bestuurderspor-
tier is geopend, zelfs als het contact UIT staat.
De in het geheugen opgeslagen rijpositie van de bestuurdersstoel kan
worden opgeroepen binnen 60 seconden nadat het bestuurdersportier
is gesloten, zelfs als het contact UIT staat.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
De in het geheugen opgeslagen rijpositie van de bestuurdersstoel kan
worden ingeschakeld binnen 180 seconden nadat het bestuurderspor-
tier is geopend, zelfs als het contact UIT staat.
De in het geheugen opgeslagen rijpositie van de bestuurdersstoel kan
worden opgeroepen binnen 60 seconden nadat het bestuurdersportier
is gesloten, zelfs als het contact UIT staat.
Oproepen van de positie van de bestuurdersstoel uitschakelen
Ga als volgt te werk.
Druk op de toets SET.
Druk op toets 1 of 2
Verstel de stoel met de schakelaars (schakelt alleen het oproepen van
de stoelpositie uit)
WAARSCHUWING
Waarschuwing bij het verstellen van de stoel
Zorg ervoor dat de stoel tijdens de verstelling geen van de achterpassagiers
raakt of uw lichaam tegen het stuurwiel drukt.
90
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Hoofdsteunen
Afstellen van de hoogte van de hoofdsteunen
Afstellen van de hoofdsteun achter
Stel de hoofdsteunen voor gebruik altijd minimaal in op de op een na laagste
stand.
Hoogteverstelling
Omhoog
Trek de hoofdsteun omhoog.
Omlaag
Houd de ontgrendelknop inge-
drukt wanneer u de hoofdsteun
laat zakken.
Hoekverstelling (indien aan-
wezig voor de voorstoelen)
Ontgrendel-
knop
Stel de hoofdsteunen zo in dat het mid-
den van de hoofdsteun zich zo dicht
mogelijk bij de bovenzijde van uw oren
bevindt.
91
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Verwijderen en plaatsen van de hoofdsteunen vóór
Neem voor het verwijderen en plaatsen contact op met een Toyota-dealer of
erkende reparateur.
Verwijderen van de hoofdsteunen achter
Plaatsen van de hoofdsteunen achter
Breng de hoofdsteun in lijn met de bevestigingsgaten.
Duw de hoofdsteun omlaag tot deze wordt vergrendeld.
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik van de hoofdsteunen
Neem met betrekking tot de hoofdsteunen de volgende voorzorgsmaatre-
gelen in acht. Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ern-
stig letsel tot gevolg hebben.
Plaats de hoofdsteunen altijd op de bijbehorende stoel.
Stel de hoofdsteunen altijd goed af.
Druk de hoofdsteunen na het plaatsen naar beneden om te controleren of
ze goed geborgd zijn.
Rijd nooit zonder hoofdsteunen.
Trek de hoofdsteun omhoog en houd
daarbij de ontgrendelknop ingedrukt.
STAP
1
STAP
2
92
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Veiligheidsgordels
Controleer voordat u wegrijdt eerst of alle inzittenden de veiligheids-
gordel dragen.
Juist gebruik van de veiligheidsgordels
Trek het schoudergedeelte
zo ver naar buiten dat de
gordel goed tegen de
schouder aan ligt en niet
van de schouder af glijdt of
tegen de nek aan ligt.
Plaats het heupgedeelte
van de gordel zo laag
mogelijk over de heupen.
Stel de rugleuning af. Ga zo
rechtop mogelijk in de stoel
zitten met uw rug stevig
tegen de leuning.
Zorg ervoor dat de veilig-
heidsgordel niet gedraaid
zit.
93
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Vast- en losmaken van de veiligheidsgordel
Vastmaken van de gordel
Druk de gesp in de gordelslui-
ting totdat er een klikkend
geluid hoorbaar is.
Losmaken van de gordel
Druk op de ontgrendelknop.
Afstellen van de hoogte van de veiligheidsgordels (voor-
stoelen)
Omlaag
Omhoog
Zet het bovenste bevestigings-
punt in de gewenste positie en
laat het los als u een klik hoort.
Ontgrendelknop
94
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Gordelspanners (voorstoelen)
De gordelspanners helpen bij het
op hun plaats houden van de
inzittenden doordat ze de gor-
dels snel strak tegen het lichaam
aantrekken bij bepaalde soorten
ernstige frontale aanrijdingen.
De gordelspanner wordt niet altijd
geactiveerd bij lichtere frontale
aanrijdingen of aanrijdingen van
opzij of van achteren.
Pre-crash-veiligheidsgordels (voorstoelen bij auto's met Pre-
Crash Safety-systeem)
Wanneer het systeem oordeelt dat een aanrijding onvermijdelijk is,
worden de veiligheidsgordels van de voorstoelen aangetrokken voor-
dat de aanrijding plaatsvindt. (Blz. 322)
95
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Blokkeerautomaat (ELR)
De blokkeerautomaat blokkeert de gordel als u zeer krachtig remt of betrok-
ken raakt bij een aanrijding. De blokkeerautomaat kan ook in werking treden
als u te snel vooroverbuigt. Door rustig te bewegen kan de veiligheidsgordel
afrollen, zodat u vrij kunt bewegen.
Gebruik van veiligheidsgordels door kinderen
De veiligheidsgordels van uw auto zijn in principe ontworpen voor gebruik
door volwassenen.
Gebruik een passend veiligheidssysteem voor kinderen tot het kind groot
genoeg is om de standaard gemonteerde veiligheidsgordel te gebruiken.
(Blz. 152)
Als het kind groot genoeg is om de veiligheidsgordel op een juiste manier
te dragen, volg dan de instructies op Blz. 92 met betrekking tot het
gebruik van de veiligheidsgordel.
Vervangen van de veiligheidsgordel als de gordelspanner geactiveerd
is
Als de auto betrokken is bij meerdere aanrijdingen, wordt de gordelspanner
geactiveerd voor de eerste aanrijding, maar niet voor de tweede of voor vol-
gende aanrijdingen.
Wetgeving met betrekking tot veiligheidsgordels
Als er in het land waarin u woont regels zijn voor veiligheidsgordels, neem
dan contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur voor het ver-
vangen of plaatsen van veiligheidsgordels.
96
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om de kans op letsel bij plot-
seling remmen, plotseling uitwijken of een aanrijding te beperken.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan resulteren in ernstig
letsel.
Dragen van een veiligheidsgordel
Zorg ervoor dat alle inzittenden de veiligheidsgordel dragen.
Draag de veiligheidsgordel altijd op de juiste manier.
Elke veiligheidsgordel mag maar door een persoon gebruikt worden.
Gebruik geen veiligheidsgordel voor twee personen tegelijk, ook niet als
de tweede persoon een kind is.
Toyota beveelt aan dat kinderen achterin plaatsnemen en altijd op de
juiste manier gebruikmaken van de veiligheidsgordels en het veiligheids-
systeem voor kinderen.
Laat de rugleuning niet verder achterover hellen dan nodig is om de juiste
zitpositie in te stellen. De veiligheidsgordels zijn het meest effectief als de
inzittenden rechtop en goed tegen de rugleuning zitten.
Draag de schoudergordel niet onder uw arm.
Draag de veiligheidsgordel altijd laag en goed aansluitend over uw heu-
pen.
97
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Zwangere vrouwen
Mensen met fysieke beperkingen
Win medisch advies in en draag de veiligheidsgordel op de juiste manier.
Als er kinderen in de auto aanwezig zijn
Laat kinderen niet met de veiligheidsgordel spelen. Als de veiligheidsgordel
om de nek van het kind draait, kan het kind stikken of ernstig letsel oplopen.
Als de gordelsluiting niet kan worden losgemaakt, knip de gordel dan door
met een schaar.
Win medisch advies in en draag de veilig-
heidsgordel op de juiste manier.
(Blz. 92)
Zwangere vrouwen moeten het heupge-
deelte van de veiligheidsgordel zo laag
mogelijk over de heupen dragen, net als
de andere inzittenden. Trek het schouder-
gedeelte over de schouder en draag de
gordel over de borst. Vermijd dat de gor-
del over de buik loopt.
Als de veiligheidsgordel niet op de juiste
wijze gedragen wordt, kan niet alleen de
zwangere vrouw zelf maar ook het onge-
boren kind ernstig letsel oplopen.
98
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Gordelspanners
Plaats geen voorwerpen, zoals een kussen, op de voorpassagiersstoel.
Hierdoor wordt het gewicht van de passagier verspreid, waardoor de sen-
sor het gewicht van de passagier niet meer correct kan signaleren. Als
gevolg daarvan kan het voorkomen dat de gordelspanner van de voorpas-
sagiersstoel in geval van een aanrijding niet wordt geactiveerd.
Het waarschuwingslampje SRS gaat branden als een gordelspanner is
geactiveerd. De veiligheidsgordel kan in dit geval niet meer worden
gebruikt en moet worden vervangen door een Toyota-dealer of erkende
reparateur.
Verstelbaar bovenste bevestigingspunt
Zorg ervoor dat de gordel goed over het midden van de schouder ligt. De
gordel mag niet tegen de nek aanliggen, maar ook niet van uw schouder
afglijden. Als u hier niet voor zorgt, wordt de mate van bescherming bij plot-
seling remmen, uitwijken of een ongeluk minder en de kans op ernstig letsel
groter. (Blz. 93)
Beschadiging en slijtage van veiligheidsgordels
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels niet beschadigd raken doordat de
riem, de gesp of de gordelsluiting bekneld raakt tussen het portier en de
carrosserie.
Controleer de veiligheidsgordels regelmatig. Let op beschadigingen, zoals
scheuren en rafels en op losse onderdelen. Gebruik een beschadigde vei-
ligheidsgordel niet, maar laat hem zo snel mogelijk vervangen. Een
beschadigde veiligheidsgordel biedt een inzittende onvoldoende bescher-
ming tegen ernstig letsel.
Controleer of de gesp goed in de gordelsluiting valt en of de gordel niet
gedraaid is.
Laat de auto zo snel mogelijk nakijken door een Toyota-dealer of erkende
reparateur als de veiligheidsgordel niet goed werkt.
99
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Beschadiging en slijtage van veiligheidsgordels
Laat de stoel en de veiligheidsgordels na een ernstig ongeval altijd ver-
vangen, ook als er geen zichtbare schade kan worden vastgesteld.
Breng geen wijzigingen aan de veiligheidsgordels aan en probeer ze niet
zelf te plaatsen, verwijderen, demonteren of af te voeren. Laat reparaties
altijd uitvoeren door een Toyota-dealer of erkende reparateur. Een onjuiste
behandeling van de gordelspanner kan de werking in negatieve zin beïn-
vloeden, waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
Bij de sedan:
Controleer bij gebruik van de veiligheidsgordel altijd of de schoudergordel
door de geleider loopt. Als dit niet het geval is, biedt de veiligheidsgordel
bij een ongeval geen optimale bescherming en kunt u bij een aanrijding of
noodstop ernstig letsel oplopen.
Controleer altijd of de gordel niet gedraaid is, niet vastzit in de geleider of
achter de rugleuning en zich in de juiste positie bevindt.
Gebruik van de middelste veiligheidsgordel achter (sedan)
Gebruik de middelste gordel achter niet
als één van de gespen niet in de sluiting
is vergrendeld. Het gebruik van slechts
één van de gespen kan bij een noodstop
of een aanrijding leiden tot ernstig letsel.
100
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Stuurwiel
Het stuurwiel kan in een comfortabele positie worden ingesteld.
Elektrisch in hoogte en lengterichting verstelbaar stuurwiel
Omhoog
Omlaag
Naar de bestuurder toe
Van de bestuurder af
Handmatige stuurverstelling
Houd het stuurwiel vast en
druk de hendel omlaag.
Zet het stuurwiel in de ideale
positie door het in horizontale
en verticale richting te bewe-
gen.
Trek na de verstelling de hen-
del omhoog om het stuurwiel
te borgen.
STAP
1
STAP
2
101
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Automatisch wegkantelen (auto's met elektrisch in hoogte en
lengterichting verstelbaar stuurwiel)
Als het contact UIT wordt gezet,
keert het stuurwiel terug naar
zijn opbergpositie door omhoog
en van de bestuurder af te bewe-
gen. Hierdoor kan de bestuurder
gemakkelijker in- en uitstappen.
Als het contact in stand ACC of
AAN staat, keert het stuurwiel
terug naar de opgeslagen positie.
De elektrische stuurwielverstelling kan bediend worden als
Het contact in stand ACC of AAN staat.
Automatische verstelling van de stuurwielpositie (indien aanwezig)
U kunt de gewenste stuurpositie in het geheugen opslaan en automatisch
vanuit het ergonomische geheugen oproepen. (Blz. 87)
102
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Tijdens het rijden
Verstel het stuurwiel niet.
Hierdoor kunt u de macht over het stuur verliezen, waardoor ernstig letsel
kan ontstaan.
Na verstelling van het stuurwiel (auto's met elektrisch in hoogte en
lengterichting verstelbaar stuurwiel)
Controleer of het stuurwiel goed vergrendeld is door het stuurwiel omhoog
en omlaag te bewegen.
Anders kan het stuurwiel plotseling bewegen, wat kan leiden tot ongevallen
en ernstig letsel.
103
1
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Binnenspiegel
Verblinding door achteropkomend verkeer kan worden beperkt met
behulp van de volgende functies.
Binnenspiegel met automatische antiverblindingsstand
In de automatische stand worden sensoren gebruikt, die de kop-
lampen van achterliggers signaleren en het weerkaatste licht
automatisch dimmen.
Zet de automatische stand
aan/uit
Als de automatische stand is
ingeschakeld, gaat het contro-
lelampje branden.
Auto's met Smart entry-sys-
teem en startknop:
De spiegel keert steeds terug
naar de automatische stand
wanneer het contact AAN
wordt gezet.
Auto's zonder Smart entry-sys-
teem en startknop:
De spiegel keert steeds terug
naar de automatische stand
wanneer het contact AAN
wordt gezet.
104
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Afstellen van de hoogte van de binnenspiegel (auto's met bin-
nenspiegel met automatische antiverblindingsstand)
Stel de hoogte van de binnen-
spiegel af door de spiegel
omhoog of omlaag te bewegen.
Binnenspiegel met handmatig bediende antiverblindingsstand
Normale stand
Antiverblindingsstand
105
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Voorkom een onjuiste werking van de sensoren (auto's met binnen-
spiegel met automatische antiverblindingsstand)
WAARSCHUWING
Tijdens het rijden
Verstel de spiegel niet.
Hierdoor kunt u de macht over het stuur verliezen, waardoor ernstig letsel
kan ontstaan.
Raak de sensoren niet aan en bedek ze
ook niet, omdat hierdoor de werking van
de sensoren in negatieve zin beïnvloed
kan worden.
ITY13C080
106
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Buitenspiegels
De spiegelhoek kan met behulp van de schakelaar worden afgesteld.
Selecteer een spiegel die u
wilt afstellen.
Links
Rechts
Stel de spiegel af.
Omhoog
Rechts
Omlaag
Links
STAP
1
STAP
2
107
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Wegklappen van de spiegels
Type met elektrische bediening (indien aanwezig)
Druk op de schakelaar.
Druk nogmaals op de schakelaar
om de spiegel uit te klappen.
Handmatige verstelling
Klap de spiegels naar achteren
weg.
De buitenspiegels kunnen worden bediend als
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Het contact in stand ACC of AAN staat.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Het contact in stand ACC of AAN staat.
Als de spiegels beslagen zijn
De buitenspiegels kunnen worden ontwasemd met de spiegelverwarming.
Schakel de achterruitverwarming in om de buitenspiegelverwarming in te
schakelen. (Blz. 371)
108
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Tijdens het rijden
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Als u dat niet doet kunt u de macht over het stuur verliezen, waardoor ern-
stig letsel kan ontstaan.
Verstel de spiegels niet tijdens het rijden.
Rijd niet met de auto als de spiegels zijn weggeklapt.
Beide buitenspiegels dienen in de normale stand te staan en goed te zijn
ingesteld alvorens met de auto wordt gereden.
Wanneer een spiegel versteld wordt
Let erop dat uw hand niet door de bewegende spiegel wordt geraakt om let-
sel en beschadiging van de spiegel te voorkomen.
Als de spiegelverwarming is ingeschakeld
Raak het oppervlak van de spiegels niet aan, omdat dit heet kan worden en
brandwonden kan veroorzaken.
OPMERKING
Als het stelmechanisme vastzit als gevolg van bevriezing
Bedien de spiegels niet en krab het ijs niet van de spiegel. Bespuit de spie-
gel met ruitontdooier om deze weer beweegbaar te maken.
109
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
1-4. Openen en sluiten van de ruiten
Elektrisch bedienbare ruiten
Vergrendelschakelaar
Druk de schakelaar in om de
schakelaars voor de ruiten van
de passagiers te blokkeren.
Gebruik deze schakelaar om te
voorkomen dat kinderen per
ongeluk een ruit openen of slui-
ten.
De elektrisch bedienbare ruiten kunnen worden geopend en geslo-
ten met behulp van de volgende schakelaars.
One-touch sluiten (indien
aanwezig)
*
Sluiten
One-touch openen (indien
aanwezig)
*
Openen
*: De ruit stopt in een tussen-
stand door de schakelaar in de
andere richting te bewegen.
110
1-4. Openen en sluiten van de ruiten
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
De elektrisch bedienbare ruiten kunnen bediend worden als
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
Vertraagde uitschakeling
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
De elektrisch bedienbare ruiten kunnen, zelfs nadat het contact in stand
ACC of UIT is gezet, nog ongeveer 45 seconden worden bediend. Ze
kunnen echter niet meer worden bediend als een van de voorportieren
wordt geopend.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
De elektrisch bedienbare ruiten kunnen, zelfs nadat het contact in stand
ACC of UIT is gezet, nog ongeveer 45 seconden worden bediend. Ze
kunnen echter niet meer worden bediend als een van de voorportieren
wordt geopend.
Klembeveiliging
Als tijdens het sluiten een object bekneld raakt tussen de ruit en het ruit-
frame, stopt de beweging van de ruit en wordt de ruit weer iets geopend.
111
1-4. Openen en sluiten van de ruiten
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Als de elektrisch bedienbare ruit niet normaal sluit
Als de klembeveiliging niet goed werkt en een ruit niet kan worden gesloten,
voert u de volgende handelingen uit met de schakelaar voor de ruitbediening
van het desbetreffende portier.
Nadat de auto is stilgezet, kan de ruit worden gesloten door de schake-
laar ruitbediening omhooggetrokken te houden in de one-touch sluitposi-
tie terwijl het contact AAN wordt gezet.
Als de ruit zelfs na het uitvoeren van de bovenstaande stap nog steeds
niet kan worden gesloten, initialiseer dan de functie via de volgende pro-
cedure.
Houd de schakelaar voor de ruitbediening in de one-touch sluitposi-
tie. Blijf, nadat de ruit is gesloten, de schakelaar gedurende 6
seconden ingedrukt houden.
Houd de schakelaar ruitbediening in de one-touch openpositie. Blijf,
nadat de ruit volledig is geopend, de schakelaar gedurende 2
seconden ingedrukt houden.
Houd de schakelaar ruitbediening weer in de one-touch sluitpositie.
Blijf, nadat de ruit is gesloten, de schakelaar gedurende 2 secon-
den ingedrukt houden.
Herhaal de procedure vanaf het begin als u de schakelaar hebt losgelaten
terwijl de ruit nog in beweging was. Als de ruit ook na het op de juiste wijze
uitvoeren van bovenstaande procedure sluit, maar vervolgens weer iets
opent, laat dan uw auto controleren door een Toyota-dealer of erkende repa-
rateur.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
112
1-4. Openen en sluiten van de ruiten
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Sluiten van de ruiten
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan resulteren in ern-
stig letsel.
Controleer of geen van de inzittenden een hand of ander lichaamsdeel
naar buiten steekt dat bekneld zou kunnen raken als de ruiten bediend
worden.
Laat de elektrisch bedienbare ruiten niet bedienen door kinderen.
Een onjuiste bediening van de elektrisch bedienbare ruiten kan ernstig let-
sel veroorzaken.
Klembeveiliging
Steek geen lichaamsdelen in de opening om te proberen of de klembevei-
liging werkt.
Het is mogelijk dat de klembeveiliging niet werkt als de ruit bijna gesloten
is.
113
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
1-5. Tanken
Openen van de tankdop
Voer de volgende stappen uit om de tankdop te openen.
Voor het tanken
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Zet het contact UIT en controleer of alle portieren en ruiten
gesloten zijn.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Zet het contact UIT en controleer of alle portieren en ruiten
gesloten zijn.
Openen van de tankdop
Druk op de ontgrendeltoets
van de tankdopklep.
Draai de tankdop langzaam
open.
STAP
1
STAP
2
114
1-5. Tanken
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Sluiten van de tankdop
Draai bij het sluiten van de tank-
dop de dop zo ver aan tot er een
klikkend geluid hoorbaar is.
Als u de dop loslaat, zal hij iets in
de andere richting draaien.
Plaats de tankdop in de hou-
der op de tankdopklep.
STAP
3
115
1-5. Tanken
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Brandstofsoort
Benzinemotor
EU:
Loodvrije benzine conform de Europese norm EN228, research-octaan-
getal (RON) 95 of hoger
Behalve EU:
Loodvrije benzine met een RON (research-octaangetal) van 95 of hoger
Dieselmotor
Motor/katalysator Type
1AD-FTV motor zonder roetfil-
ter
EU:
Dieselbrandstof conform de Europese
norm EN590
Behalve EU:
Dieselbrandstof met een zwavelgehalte
van 500 ppm of lager en een cetaange-
tal van 48 of hoger
1AD-FTV motor met roetfilter,
2AD-FTV en 2AD-FHV moto-
ren
EU:
Dieselbrandstof conform de Europese
norm EN590
Behalve EU:
Dieselbrandstof met een zwavelgehalte
van 50 ppm of minder en een cetaan-
getal van 48 of hoger
116
1-5. Tanken
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Gebruik van benzine vermengd met ethanol in een benzinemotor
Toyota staat het gebruik van benzine vermengd met ethanol toe wanneer de
hoeveelheid ethanol maximaal 10% bedraagt. Zorg dat het gebruikte ben-
zine/ethanol-mengsel een octaangetal heeft dat overeenkomt met het
bovenstaande.
Inhoud brandstoftank
Ongeveer 60 liter
Als de ontgrendeltoets van de tankdopklep niet werkt
Trek de hendel langzaam naar achteren
(niet opzij), zoals aangegeven in de
afbeelding.
De hendel kan worden gebruikt om de
tankdopklep te openen als deze niet kan
worden geopend met de ontgrendeltoets,
doordat bijvoorbeeld de accu ontladen is.
117
1-5. Tanken
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Brandstof tanken
Neem bij het tanken de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Raak de auto of een ander metalen oppervlak aan om eventueel aanwe-
zige statische elektriciteit af te voeren.
Vonken als gevolg van statische elektriciteit kunnen brandstofdampen tot
ontbranding brengen.
Pak de tankdop bij de greep vast en draai hem langzaam los.
Tijdens het losdraaien van de tankdop kan er een sissend geluid hoorbaar
zijn. Wacht tot het geluid verdwenen is alvorens de tankdop te verwijde-
ren.
Bij hoge buitentemperaturen kan er brandstof uit de vulpijp spuiten.
Zorg ervoor dat er niemand die de eventueel aanwezige statische elektrici-
teit van zijn lichaam niet heeft afgevoerd, in de buurt van een niet afgeslo-
ten brandstoftank komt.
Adem de brandstofdampen niet in.
Brandstof bevat stoffen die schadelijk zijn als ze ingeademd worden.
Rook niet tijdens het tanken.
Als u dat wel doet, kan er brand ontstaan.
Keer niet naar de auto terug als u statisch geladen bent.
Statische elektriciteit kan vonkvorming en daarmee brand veroorzaken.
118
1-5. Tanken
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Vervangen van de tankdop
Gebruik alleen de originele Toyota-tankdop voor uw auto. Als u een andere
tankdop gebruikt, kan er brand ontstaan of kunnen er andere problemen
optreden waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
OPMERKING
Tanken
Mors geen brandstof tijdens het tanken.
Het morsen van brandstof kan schade aan de auto veroorzaken, zoals het
slecht functioneren van de emissieregeling of beschadiging van de onderde-
len van het brandstofsysteem of van de lak.
Noodontgrendelingshendel tankdopklep
Trek niet te hard aan de hendel.
Gebruik de hendel alleen in noodgevallen.
119
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
1-6. Antidiefstalsysteem
Startblokkering
De sleutels van de auto zijn uitgerust met ingebouwde transponder-
chips die voorkomen dat de motor gestart kan worden met een sleu-
tel die niet in een eerder stadium geregistreerd is in de
boordcomputer van de auto.
Laat de sleutels nooit in de auto achter als u de auto verlaat.
Dit systeem is ontworpen om autodiefstal te voorkomen, maar
absolute beveiliging tegen elke vorm van diefstal kan niet worden
gegarandeerd.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Het controlelampje knippert
nadat het contact UIT is gezet
om aan te geven dat het sys-
teem in werking is.
Het controlelampje houdt op
met knipperen als het contact
in stand ACC of AAN is gezet
om aan te geven dat het sys-
teem is uitgeschakeld.
120
1-6. Antidiefstalsysteem
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Onderhoud van het systeem
De auto is voorzien van een onderhoudsvrije startblokkering.
Omstandigheden waardoor het systeem mogelijk niet goed werkt
Als de sleutel tegen een metalen voorwerp wordt gehouden
Als de sleutel dicht bij of tegen een sleutel met ingebouwde transponder-
chip van een andere auto wordt gehouden
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Het controlelampje gaat knip-
peren als de sleutel uit het
contactslot is verwijderd, om
aan te geven dat het systeem
is ingeschakeld.
Het controlelampje stopt met
knipperen als de geregis-
treerde sleutel in het contact-
slot is gestoken om aan te
geven dat het systeem is uit-
geschakeld.
121
1-6. Antidiefstalsysteem
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Verklaring startblokkering (auto's met Smart entry-systeem en start-
knop)
Hereby, Toyota Motor Corporation, declares that this TMIMB-1 is in compliance
with the essential requirements and other relevant provisions of Directive 1999/
5/EC.
122
1-6. Antidiefstalsysteem
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
123
1-6. Antidiefstalsysteem
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
124
1-6. Antidiefstalsysteem
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Verklaring startblokkering (auto's zonder Smart entry-systeem en start-
knop)
Hereby, TRCZ s.r.o., declares that this RI-37BTY is in compliance with the
essential requirements and other relevant provisions of Directive 1999/5/EC.
125
1-6. Antidiefstalsysteem
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
126
1-6. Antidiefstalsysteem
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
127
1-6. Antidiefstalsysteem
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
OPMERKING
Ervoor zorgen dat het systeem goed werkt
Verander of verwijder het systeem niet. Na veranderen of tijdelijk verwijde-
ren kan de werking van het systeem niet worden gegarandeerd.
128
1-6. Antidiefstalsysteem
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Supervergrendeling
Het systeem instellen
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Zet het contact UIT, laat alle inzittenden de auto verlaten en contro-
leer of alle portieren gesloten zijn.
Gebruik van het Smart entry-systeem met startknop:
Raak het sensorgedeelte van de buitenportiergreep binnen 5
seconden 2 keer aan.
Bij gebruik van de afstandsbediening:
Druk 2 keer binnen 5 seconden op de toets .
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Zet het contact UIT, laat alle inzittenden de auto verlaten en contro-
leer of alle portieren gesloten zijn.
Bij gebruik van de afstandsbediening:
Druk 2 keer binnen 5 seconden op de toets .
: Indien aanwezig
Toegang door onbevoegden wordt voorkomen door het ontgrende-
len van de portieren zowel van buitenaf als van binnenuit onmogelijk
te maken.
Auto's die met dit systeem zijn
uitgerust, zijn voorzien van
labels op de ruiten van de
beide voorportieren.
129
1-6. Antidiefstalsysteem
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Uitschakelen van het systeem
Gebruik van het Smart entry-systeem met startknop (indien aanwe-
zig):
Houd de buitenportiergreep van het bestuurdersportier ingedrukt.
Gebruik van de afstandsbediening:
Druk op de knop
.
WAARSCHUWING
Voorschrift voor de supervergrendeling
Schakel de supervergrendeling nooit in als er zich nog personen in de auto
bevinden, omdat de portieren dan niet van binnenuit kunnen worden
geopend.
130
1-6. Antidiefstalsysteem
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Alarm
: Indien aanwezig
Het alarm klinkt en de verlichting knippert als iemand zich ongeoor-
loofd toegang tot de auto probeert te verschaffen.
Activeren van het alarm
Het ingeschakelde alarmsysteem wordt onder de volgende
omstandigheden geactiveerd:
Een vergrendeld portier wordt ontgrendeld of geopend op een
andere manier dan via het Smart entry-systeem met startknop
of de afstandsbediening. (De portieren zullen automatisch
opnieuw worden vergrendeld.)
Als de motorkap wordt geopend.
Indien aanwezig, signaleert de inbraaksensor een beweging
in de auto. (Iemand dringt de auto binnen.)
Het alarmsysteem inschakelen
Sluit de portieren, de achter-
klep en de motorkap en ver-
grendel alle portieren.
Na 30 seconden wordt het
systeem automatisch inge-
schakeld.
Het systeem is ingeschakeld
zodra het controlelampje niet
meer constant brandt maar
knippert.
131
1-6. Antidiefstalsysteem
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Inbraaksensor (indien aanwezig)
De inbraaksensor signaleert een indringer of een beweging in de
auto.
De inbraaksensor kan met de schakelaar worden uitgeschakeld.
Dit systeem is ontworpen om diefstal te voorkomen, maar een opti-
male beveiliging tegen elke vorm van inbraak kan niet worden gega-
randeerd.
Deactiveren of uitschakelen van het alarm
Het alarm kan op een van de volgende manieren worden gede-
activeerd.
Ontgrendel de portieren en de achterklep via het Smart entry-
systeem met startknop of de afstandsbediening.
Start de motor. (Het alarm wordt na enkele seconden gedeac-
tiveerd of uitgeschakeld.)
132
1-6. Antidiefstalsysteem
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Uitschakelen van de inbraaksensor
Auto's met Smart entry-systeem
en startknop: zet het contact UIT
en schakel de inbraaksensor uit
met de schakelaar.
Auto's zonder Smart entry-sys-
teem en startknop: zet het con-
tact UIT en schakel de
inbraaksensor uit met de scha-
kelaar.
Wanneer deze schakelaar
opnieuw wordt ingedrukt, wordt
de inbraaksensor weer geacti-
veerd.
Voer iedere keer dat de inbraaksensor uitgeschakeld moet worden
de noodzakelijke procedure uit.
Onderhoud van het systeem
De auto is voorzien van een onderhoudsvrij alarmsysteem.
Zaken die gecontroleerd moeten worden alvorens de auto te vergren-
delen
Controleer onderstaande zaken om ongewild activeren van het alarm en
diefstal te voorkomen.
Er is niemand in de auto.
De ruiten zijn gesloten voordat het alarm wordt ingeschakeld.
Er zijn geen waardevolle spullen of persoonlijke zaken in de auto achter-
gebleven.
133
1-6. Antidiefstalsysteem
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Activeren van het alarm
Het alarmsysteem kan onder de volgende omstandigheden worden geacti-
veerd. (Door het stopzetten van het alarm wordt het systeem gedeacti-
veerd.)
Als de accu is losgenomen
Schakel het alarmsysteem uit.
Als de accu wordt losgenomen voordat het alarm is uitgeschakeld, kan het
alarmsysteem afgaan als de accu weer wordt aangesloten.
Een portier wordt met de sleutel ont-
grendeld.
Iemand in de auto opent een portier of
de motorkap.
De accu wordt vervangen of opgeladen
terwijl de auto is vergrendeld.
134
1-6. Antidiefstalsysteem
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Door alarmsysteem bediende portiervergrendeling
Als het alarm in werking is, worden de portieren automatisch vergrendeld
om potentiële indringers buiten de auto te houden.
Laat de sleutel niet in de auto liggen als het alarm in werking is en zorg
ervoor dat de sleutel zich niet in de auto bevindt als de accu wordt opge-
laden of vervangen.
Uitschakelen en automatisch opnieuw inschakelen van de inbraaksen-
sor
Het alarm kan zelfs worden ingeschakeld wanneer de inbraaksensor is
uitgeschakeld.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Nadat de inbraaksensor is
uitgeschakeld, kan deze opnieuw worden ingeschakeld door op de start-
knop te drukken of door de portieren met het Smart entry-systeem met
startknop of de afstandsbediening te ontgrendelen.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Nadat de inbraaksensor
is uitgeschakeld, kan deze opnieuw worden ingeschakeld door het contact
in stand LOCK te zetten of door de portieren met de afstandsbediening te
ontgrendelen.
De inbraaksensor wordt automatisch opnieuw ingeschakeld wanneer het
alarmsysteem is uitgeschakeld.
Aandachtspunten inbraaksensor
De sensor kan het alarm in de volgende situaties activeren.
Er bevinden zich nog personen of huis-
dieren in de auto.
135
1-6. Antidiefstalsysteem
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Er bevinden zich onstabiele voorwerpen, zoals loshangende accessoires
of kleding aan kledinghaakjes, in de auto.
Er is een portierruit geopend.
De auto staat in een wasstraat of een hogedruk-wasinstallatie.
De auto is blootgesteld aan schokken die het gevolg zijn van hagel,
onweer of andere van buitenaf komende herhaalde schokken of trillin-
gen.
De auto is geparkeerd op een plek
waar extreme trillingen of geluiden
optreden, zoals in een parkeergarage.
Er wordt ijs of sneeuw van de auto ver-
wijderd, waardoor de auto herhaaldelijk
wordt blootgesteld aan schokken of tril-
lingen.
De wind of iets vergelijkbaars zorgt
ervoor dat een ruitfolie beweegt.
136
1-6. Antidiefstalsysteem
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Verklaring
Hereby, FUJITSU TEN LIMITED, declares that this FTL313 is in compliance
with the essential requirements and other relevant provisions of Directive
1999/5/EC.
De meest recente CONFORMITEITSVERKLARING is beschikbaar via het
adres in de conformiteitsverklaring.
137
1-6. Antidiefstalsysteem
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
OPMERKING
Ervoor zorgen dat het systeem goed werkt
Verander of verwijder het systeem niet. Na veranderen of tijdelijk verwijde-
ren kan de werking van het systeem niet worden gegarandeerd.
138
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
1-7. Veiligheidsinformatie
De juiste houding achter het stuur
Stel op onderstaande wijze de juiste zitpositie in:
Ga zo rechtop mogelijk in
de stoel zitten met uw rug
stevig tegen de leuning.
(Blz. 82)
Schuif de stoel zo ver naar
voren of naar achteren dat
u de pedalen goed kunt
bereiken en voldoende ver
kunt intrappen. (Blz. 82)
Stel de rugleuning zo in dat
u de bedieningsorganen
gemakkelijk kunt bedienen.
Stel het stuurwiel zodanig in
hoogte en diepte af dat de
airbag op uw borst gericht
is. (Blz. 100)
Vergrendel de hoofdsteun
in de stand waarin het mid-
den van de hoofdsteun
gelijk ligt met de bovenzijde
van uw oren. (Blz. 90)
Draag de veiligheidsgordel
op de juiste wijze.
(Blz. 92)
139
1-7. Veiligheidsinformatie
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Tijdens het rijden
Verstel de bestuurdersstoel niet tijdens het rijden.
Als u dat wel doet, kunt u de controle over de auto verliezen.
Plaats geen kussen tussen de bestuurder of voorpassagier en de rugleu-
ning.
Gebruik van een kussen kan ertoe leiden dat de zithouding niet correct is,
waardoor het effect van de veiligheidsgordel en de hoofdsteun in nega-
tieve zin beïnvloedt kan worden en de bestuurder of voorpassagier ernstig
letsel kunnen oplopen.
Plaats geen voorwerpen onder de voorstoelen.
Voorwerpen onder de voorstoelen kunnen klem komen te zitten in de
stoelslede, waardoor de stoelen wellicht niet goed vergrendeld worden. Dit
kan resulteren in een ongeval. Verder kan het stelmechanisme bescha-
digd raken.
Afstellen van de zitpositie
Zet de rugleuning niet verder achterover dan noodzakelijk is, om te voor-
komen dat u in geval van een aanrijding onder het heupgedeelte van de
veiligheidsgordel door schiet.
Als de rugleuning achterover gezet is, kan het heupgedeelte van de veilig-
heidsgordel voorbij uw heupen schuiven en direct druk uitoefenen op uw
onderbuik of kan het schoudergedeelte van de gordel tegen uw nek
komen te liggen waardoor u bij een ongeval ernstig letsel kunt oplopen.
Let er bij het verstellen van de positie van de stoel op dat de stoel de ove-
rige inzittenden van de auto niet raakt, omdat deze hierdoor wellicht letsel
op zouden kunnen lopen.
Houd uw handen niet onder de stoel of in de buurt van bewegende onder-
delen om letsel te voorkomen.
Uw vingers of handen zouden bekneld kunnen raken in het stoelmecha-
nisme.
140
1-7. Veiligheidsinformatie
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
SRS-airbags
De SRS-airbags worden geactiveerd als de auto betrokken raakt bij
aanrijdingen onder bepaalde omstandigheden, die zouden kunnen
leiden tot ernstig letsel voor de inzittenden. Ze werken samen met de
veiligheidsgordels om de kans op ernstig letsel te beperken.
Airbags voor
Bestuurdersairbag/voorpassagiersairbag
Helpen het hoofd en de borst van de bestuurder en de voorpas-
sagier te beschermen tegen contact met onderdelen van het
interieur
Knie-airbag
Kan helpen de bestuurder te beschermen.
141
1-7. Veiligheidsinformatie
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Onderdelen airbagsysteem
Voorste airbagsensor
Aan/uit-schakelaar airbag
Voorpassagiersairbag
Side airbag- en curtain
airbagsensor
Gordelspanners en
spankrachtbegrenzers
Side airbag
Curtain airbag
Bestuurdersairbag
Schakelaar
veiligheidsgordel
bestuurder
Knie-airbag
Waarschuwingslampje SRS
Indicator PASSENGER
AIRBAG
Airbag-ECU
Side airbags en curtain airbags
Side airbags
Helpen het bovenlichaam van de voorste inzittenden te bescher-
men
Curtain airbags
Helpen het hoofd van de inzittenden vóór en de passagiers op
de buitenste zitplaatsen achter te beschermen.
142
1-7. Veiligheidsinformatie
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
De belangrijkste onderdelen van het airbagsysteem zijn hierboven
afgebeeld. Het SRS-airbagsysteem wordt aangestuurd door de air-
bag-ECU. Bij het activeren van de airbags zorgt een chemische reac-
tie in de ontstekingsmechanismen ervoor dat de airbags snel gevuld
worden met niet-giftig gas om de beweging van de inzittenden te hel-
pen beperken.
Als de SRS-airbags worden geactiveerd
Het contact met een geactiveerde SRS-airbag kan leiden tot kneuzingen
en schaafwonden.
Er is een luide knal hoorbaar en er komt wit poeder vrij.
Gedurende enkele minuten na het activeren van de airbags kunnen
onderdelen (stuurwielnaaf, afdekkap van de airbag en opblaasmecha-
nisme) en voorstoelen, voorstijl en dakstijl nog heet zijn. De airbag zelf
kan ook heet zijn.
De voorruit kan barsten.
Voorwaarden voor activering (airbags voor)
De airbag vóór wordt pas geactiveerd als een bepaalde drempelwaarde
wordt overschreden (vergelijkbaar met een frontale aanrijding met een
snelheid van ongeveer 20 - 30 km/h tegen een voorwerp dat niet kan
bewegen of vervormen).
De drempelsnelheid kan echter veel hoger liggen als iets dat kan bewegen
en/of vervormen (geparkeerde auto, lantaarnpaal) wordt geraakt of als u
betrokken raakt bij een ongeval waarbij de neus van de auto onder een
vrachtwagen terechtkomt.
Afhankelijk van het type aanrijding is het mogelijk dat alleen de gordel-
spanners worden geactiveerd.
143
1-7. Veiligheidsinformatie
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Voorwaarden voor activering (side en curtain airbags)
De side airbags en de curtain airbags worden geactiveerd bij een schok die
een vooraf bepaalde drempelwaarde overschrijdt (te vergelijken met de
kracht van een auto van ongeveer 1.500 kg die de cabine van de auto raakt
met een snelheid van ongeveer 20 - 30 km/h vanuit een richting die lood-
recht op de rijrichting van de auto staat).
Omstandigheden waarbij de airbags geactiveerd kunnen worden,
anders dan bij een aanrijding
De SRS-airbags voor kunnen ook geactiveerd worden bij zware stoten tegen
de onderkant van de auto. Zie de afbeelding voor een aantal voorbeelden.
Soorten aanrijdingen waarbij de airbags vóór soms niet geactiveerd
worden
Het airbagsysteem vóór is niet ontworpen om in werking te treden bij aanrij-
dingen van opzij of van achteren, als de auto over de kop slaat of bij een
frontale aanrijding op lage snelheid. Maar wanneer een aanrijding vol-
doende voorwaartse deceleratie veroorzaakt, worden de SRS-airbags voor
mogelijk geactiveerd.
Raken van een stoeprand of een ander
hard voorwerp
In of over een diepe kuil rijden
Hard neerkomen
Aanrijding van opzij
Aanrijding van achteren
Over de kop slaan
144
1-7. Veiligheidsinformatie
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Soorten aanrijdingen waarbij de side airbags en de
curtain airbags soms niet geactiveerd worden
De side airbags en curtain airbags treden mogelijk niet in werking bij aanrij-
dingen van opzij onder een bepaalde hoek of bij aanrijdingen van opzij waar-
bij het passagierscompartiment niet wordt geraakt.
Het side airbag- en curtain airbag-systeem is niet ontworpen om in werking
te treden bij aanrijdingen van voren of van achteren, als de auto over de kop
slaat of bij een aanrijding van opzij op lage snelheid.
Aanrijding van opzij waarbij het passa-
gierscompartiment niet wordt geraakt
Aanrijding van opzij onder een hoek
Aanrijding van voren
Aanrijding van achteren
Over de kop slaan
145
1-7. Veiligheidsinformatie
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Wanneer moet u uw auto laten nakijken door een Toyota-dealer of
erkende reparateur
Laat uw auto in de volgende gevallen zo snel mogelijk nakijken door een
Toyota-dealer of erkende reparateur.
Nadat een of meer SRS-airbags zijn geactiveerd.
Bij schade aan de voorzijde van de
auto ten gevolge van een aanrijding die
niet van zodanige aard was dat de air-
bags werden opgeblazen.
Bij schade aan de portieren ten gevolge
van een aanrijding die niet van zoda-
nige aard was dat de side airbags en
curtain airbags werden geactiveerd.
146
1-7. Veiligheidsinformatie
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Bij krassen, scheuren of andere
beschadigingen aan het stuurwielkus-
sen of het dashboard bij de voorpassa-
giersairbag of het onderste gedeelte
van het instrumentenpaneel.
Bij krassen, scheuren of andere
beschadigingen aan de zijkant van de
leuning van een voorstoel met een side
airbag.
Bij krassen, scheuren of andere
beschadigingen in het deel van de
voor-, midden- en de achterstijl of het
dak met de curtain airbags.
147
1-7. Veiligheidsinformatie
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen airbags
Neem met betrekking tot de airbags de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan resulteren in ern-
stig letsel.
Alle inzittenden dienen hun veiligheidsgordel op de juiste manier te dra-
gen.
De SRS-airbags zijn aanvullende middelen die samen met de veiligheids-
gordels gebruikt moeten worden.
De bestuurdersairbag wordt met een aanzienlijke kracht geactiveerd,
waardoor ernstig letsel kan ontstaan, vooral wanneer de bestuurder zich
dicht bij de airbag bevindt.
Het gevaarlijkst bij de activering van de airbag zijn de eerste 50 - 75 mm;
door een afstand van minimaal 250 mm tot het stuurwiel aan te houden,
hanteert u een veilige marge. Dit is de afstand gemeten vanaf het midden
van het stuurwiel tot aan uw borstbeen. Als u nu minder dan 250 mm van
de airbag zit, kunt u uw zitpositie op verschillende manieren wijzigen:
Plaats uw stoel zo ver mogelijk naar achteren terwijl de pedalen nog
goed kunnen worden bediend.
Zet de rugleuning iets achterover.
Hoewel auto's verschillen, verkrijgen veel bestuurders, zelfs met de
bestuurdersstoel helemaal naar voren, de afstand van 250 mm door
simpelweg de rugleuning iets achterover te zetten. Als u door het ach-
terover zetten van uw stoel de weg niet goed meer kunt zien, kunt u
een stevig, niet-glad kussen gebruiken om hoger te zitten, of uw stoel
hoger zetten wanneer uw auto deze mogelijkheid biedt.
Als het stuurwiel verstelbaar is, kantel het dan naar beneden. Hierdoor
wijst de airbag naar uw borst in plaats van uw hoofd en nek.
De stoel dient te worden afgesteld zoals hierboven aanbevolen, terwijl de
auto nog steeds goed bediend kan worden.
148
1-7. Veiligheidsinformatie
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen airbags
De SRS-voorpassagiersairbag wordt ook met een aanzienlijke kracht
opgeblazen waardoor ernstig letsel kan ontstaan, vooral wanneer de voor-
passagier zich dicht bij de airbag bevindt. De voorpassagiersstoel dient zo
ver mogelijk van de airbag af te staan, met de rugleuning rechtop.
Kinderen die niet (goed) op de stoel zitten en/of geen gordel dragen of de
gordel niet op de juiste manier dragen, kunnen letsel oplopen door een in
werking tredende airbag. Gebruik de veiligheidsgordels nooit voor baby's
of kleine kinderen. Gebruik hiervoor speciale baby- of kinderzitjes. Toyota
beveelt ten zeerste aan dat alle kinderen achterin plaatsnemen en de vei-
ligheidsgordels altijd op de juiste manier dragen. Achterin zitten kinderen
het veiligst. (Blz. 152)
Ga niet op het puntje van de stoel zitten
en leun niet op het dashboard.
Laat een kind niet op de passagiers-
stoel staan of bij een voorpassagier op
schoot zitten.
Voor bestuurder en voorpassagier:
houd tijdens het rijden niets op uw
schoot.
149
1-7. Veiligheidsinformatie
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen airbags
Leun niet tegen het portier, de dakzijrail
of de voor-, midden- of achterstijl.
Laat niemand op de passagiersstoel
knielen met het hoofd naar het portier
gericht en laat niemand zijn hoofd of
handen buiten de auto steken.
Bevestig niets aan en laat niets rusten
tegen componenten als het dashboard,
het stuurwielkussen of het onderste
deel van het dashboard.
Alles wat op deze componenten beves-
tigd is of ertegenaan rust, kan als een
projectiel worden gelanceerd als de air-
bag voor de bestuurder, de airbag voor
de voorpassagier of de knie-airbag
geactiveerd wordt.
150
1-7. Veiligheidsinformatie
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen airbags
Verwijder een eventueel aanwezige afdekking op de plaats waar de knie-
airbag uit het dashboard komt.
Gebruik geen accessoires op de stoelen die het gedeelte van de stoel
waarin de side airbags geactiveerd worden, afdekken omdat dat het acti-
veren van de airbags negatief kan beïnvloeden.
Oefen geen overmatige kracht uit op delen waarin onderdelen van het air-
bagsysteem aanwezig zijn en die aangegeven zijn op Blz. 141.
Als dat wel gebeurt, kunnen er defecten aan de airbags ontstaan.
Bevestig niets aan het portier, de voor-
ruit, de portierruit, de voor-, midden- en
achterstijl, de langsdrager in het dak of
de handgreep. (Auto's met een banden-
reparatieset: Behalve het label voor de
snelheidsbeperking Blz. 684)
Hang geen kleerhangers of andere
harde voorwerpen aan de kledinghaak-
jes. Dergelijke voorwerpen kunnen als
een projectiel gelanceerd worden en
ernstig letsel veroorzaken wanneer de
curtain airbags geactiveerd worden.
Auto's zonder Smart entry-systeem en
startknop: bevestig geen zware,
scherpe of harde voorwerpen zoals
sleutels of accessoires aan de contact-
sleutel. De voorwerpen kunnen het
opblazen van de knie-airbag hinderen,
of weggeslingerd worden door de
kracht waarmee de airbag wordt geacti-
veerd en gevaar opleveren.
151
1-7. Veiligheidsinformatie
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen airbags
Raak onderdelen van het airbagsysteem niet aan direct nadat de airbags
geactiveerd zijn omdat deze heet kunnen zijn.
Als u na het activeren moeilijkheden met de ademhaling ondervindt, open
dan een portier of ruit om frisse lucht binnen te laten of verlaat de auto als
u dat op een veilige manier kunt doen. Als er poederdeeltjes op uw huid
zijn terechtgekomen, was deze er dan zo snel mogelijk af om huidirritatie
te voorkomen.
Als de delen van de auto waarin airbags ondergebracht zijn, zoals het
stuurwielkussen en de bekleding van de voorstijl en achterstijl, beschadigd
of gescheurd zijn, laat deze dan vervangen door een Toyota-dealer of
erkende reparateur.
Wijzigingen aan en afvoeren van onderdelen van het SRS-airbagsys-
teem
Voer uw auto niet af en voer geen van onderstaande wijzigingen uit zonder
eerst een Toyota-dealer of erkende reparateur te raadplegen.
De airbags kunnen defect raken of per ongeluk worden geactiveerd (opge-
blazen), waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
Plaatsen, verwijderen, demonteren en repareren van de airbags.
Reparaties, wijzigingen, verwijderen of vervangen van het stuurwiel,
instrumentenpaneel, dashboard, stoelen of stoelbekleding, voor-, midden-
en achterstijlen en langsdrager dak.
Reparaties of wijzigingen aan het voorspatbord, de voorbumper of de zij-
kant van het passagierscompartiment.
Plaatsen van een bullbar, sneeuwploeg of lier.
Wijzigingen aan de wielophanging van de auto.
Montage van elektronische apparatuur als een zend- en ontvanginstallatie
of CD-speler.
152
1-7. Veiligheidsinformatie
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Baby- en kinderzitjes
Punten om rekening mee te houden
Studies hebben uitgewezen dat het plaatsen van een baby- of kinder-
zitje op de achterstoelen veel veiliger is dan op de voorpassagiers-
stoel.
Kies een baby- of kinderzitje dat past bij de leeftijd en de lengte
van het kind.
Volg bij het plaatsen van een zitje altijd de gebruiksaanwijzing van
de fabrikant van het zitje.
In deze handleiding vindt u algemene aanwijzingen. (Blz. 161)
Toyota raadt aan om een zitje te kiezen met het keurmerk ECE
R44.
Baby- en kinderzitjes
Het keurmerk ECE R44 maakt onderscheid tussen 5 groepen baby-
en kinderzitjes.
Groep 0: Minder dan 10 kg (0 - 9 maanden)
Groep 0
+
: Minder dan 13 kg (0 - 2 jaar)
Groep I: 9 - 18 kg (9 maanden - 4 jaar)
Groep II: 15 - 25 kg (4 - 7 jaar)
Groep III: 22 - 36 kg (6 jaar - 12 jaar)
In deze handleiding wordt het plaatsen van 3 typen zitjes die vast
kunnen worden gezet met de veiligheidsgordel nader uitgelegd.
Toyota raadt sterk aan gebruik te maken van baby- of kinderzitjes.
153
1-7. Veiligheidsinformatie
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Babyzitje
Komt overeen met groep 0 en 0
+
van ECE R44
Kinderzitje
Komt overeen met groep 0
+
en I van
ECE R44
Zitkussen
Komt overeen met groep II en III van
ECE R44
154
1-7. Veiligheidsinformatie
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Geschiktheid baby- en kinderzitjes voor diverse zitposities
In deze tabel wordt aangegeven in hoeverre de baby- en kinderzitjes
in verschillende zitposities kunnen worden geplaatst.
Voorpassagiersstoel
Achterstoel
Handmatig in-/uitscha-
kelsysteem airbags
AAN UIT Buitenste Midden
0
Minder dan
10 kg
(0 - 9 maanden)
X
Niet toege-
staan
U
*
1
UU
0
+
Minder dan
13 kg
(0 - 2 jaar)
X
Niet toege-
staan
U
*
1
UU
I
9 - 18 kg
(9 maanden -
4 jaar)
Tegen
de rijrich-
ting in: X
Niet toege-
staan
U
*
1
UU
In
de rijrich-
ting:
UF
*
1
II, III
15 - 36 kg
(4 - 12 jaar)
UF
*
1
U*
1
UU
Gewichts-
groepen
Zitpositie
155
1-7. Veiligheidsinformatie
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Verklaring van lettercodes in de tabel:
U: Geschikt voor een “universeel” baby- of kinderzitje dat is goed-
gekeurd voor gebruik in deze gewichtsgroep.
UF: Geschikt voor een in de rijrichting geplaatst “universeel” baby- of
kinderzitje dat is goedgekeurd voor gebruik in deze gewichts-
groep.
X: Geen geschikte zitpositie voor kinderen in deze gewichtsgroep.
*
1
: Als de hoogte van de passagiersstoel kan worden versteld, dan
moet deze in de hoogste positie staan.
Andere dan de in de tabel genoemde baby- en kinderzitjes kunnen
eveneens gebruikt worden als gecontroleerd is of ze geschikt zijn
voor gebruik in uw auto.
156
1-7. Veiligheidsinformatie
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Geschiktheid baby- en kinderzitjes voor diverse zitposities
(met ISOfix-bevestiging)
In deze tabel wordt aangegeven in hoeverre de baby- en kinderzitjes
in verschillende zitposities kunnen worden geplaatst.
Gewichtsgroepen
Grootte-
klasse
Bevestiging
ISOfix-posities
auto
Buitenste zit-
plaats achter
Reiswieg
F ISO/L1 X
G ISO/L2 X
(1) X
Groep 0
Minder dan 10 kg
(0 - 9 maanden)
E ISO/R1 IL1, IL2
(1) X
Groep 0
+
Tot 13 kg
(0 - 2 jaar)
E ISO/R1 IL1, IL2
D ISO/R2 IL1, IL2
C ISO/R3 IL1, IL2
(1) X
Groep I
9 - 18 kg
(9 maanden - 4
jaar)
DISO/R2 X
CISO/R3 X
B ISO/F2 IUF, IL2
B1 ISO/F2X IUF, IL2
A ISO/F3 IUF, IL2
(1) X
Groep II
15 - 25 kg
(1) X
Groep III
22 - 36 kg
(1) X
157
1-7. Veiligheidsinformatie
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
(1) Voor zitjes zonder ISO/XX grootteklasse-indeling (A - G) voor de
gewichtsgroep moet de fabrikant van de auto de voertuigspeci-
fieke ISOfix-baby- of kinderzitje(s) voor elke positie aangeven.
Verklaring van lettercodes in de tabel:
IUF: Geschikt voor een in de rijrichting geplaatst universeel ISOfix-
baby- of kinderzitje dat is goedgekeurd voor gebruik in deze
gewichtsgroep.
IL1: Geschikt voor een zitje van het type TOYOTA MINI met
TOYOTA ISOFIX BASE (0 - 13 kg) dat is goedgekeurd voor
gebruik in deze gewichtsgroep.
IL2: Geschikt voor een zitje van het type TOYOTA MIDI met
TOYOTA ISOFIX BASE (0 - 18 kg) dat is goedgekeurd voor
gebruik in deze gewichtsgroep.
X: ISOfix-positie niet geschikt voor ISOfix-baby- of kinderzitje in
deze gewichtsgroep en/of grootteklasse.
Andere dan de in de tabel genoemde baby- en kinderzitjes kunnen
eveneens gebruikt worden als gecontroleerd is of ze geschikt zijn
voor gebruik in uw auto.
158
1-7. Veiligheidsinformatie
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Als er een baby- of kinderzitje op de voorpassagiersstoel wordt
geplaatst
Kiezen van een geschikt baby- of kinderzitje
Vervoer het kind in een geschikt baby- of kinderzitje. Als het kind te groot is
voor een zitje, laat het dan achterin plaatsnemen en gebruik de standaard
gemonteerde veiligheidsgordel. (Blz. 92)
Als u een zitje op de voorpassagiersstoel
moet gebruiken, moet u deze stoel als
volgt instellen:
Zet de rugleuning zo veel mogelijk
rechtop
Duw de zitting helemaal naar achteren
159
1-7. Veiligheidsinformatie
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Gebruik van een baby- en kinderzitje
Het gebruik van een baby- of kinderzitje dat niet geschikt is voor de auto
biedt mogelijk onvoldoende bescherming voor het kind, waardoor het bij een
aanrijding ernstig letsel kan oplopen.
Voorzorgsmaatregelen bij baby- en kinderzitjes
De meest effectieve bescherming van een kind tijdens een ongeval of bij
hard remmen, is het gebruik van een baby- of kinderzitje dat is afgestemd
op de grootte en het gewicht van het kind. Het vasthouden van een kind in
de armen is geen vervanging voor een baby- of kinderzitje. Bij een onge-
val kan een kind dan de voorruit raken of (als u geen veiligheidsgordel om
hebt) klem komen te zitten tussen u en het dashboard.
Toyota adviseert met klem gebruik te maken van een geschikt zitje dat
past bij de lengte van het kind en dat achterin geplaatst is. In ongevallen-
statistieken is aangetoond dat kinderen minder verwondingen oplopen als
zij achterin zitten.
Plaats nooit een baby- of kinderzitje tegen de rijrichting in op de voorpas-
sagiersstoel als de aan/uit-schakelaar van de airbag AAN staat.
(Blz. 172)
Bij een ongeval kan het kind letsel oplopen door de kracht waarmee de
airbag wordt geactiveerd.
160
1-7. Veiligheidsinformatie
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen bij baby- en kinderzitjes
Gebruik een baby- of kinderzitje waarin het kind met het gezicht in de rij-
richting vervoerd wordt alleen op de passagiersstoel als dat absoluut
noodzakelijk is. Zet de stoel zo ver mogelijk naar achteren, omdat de voor-
passagiersairbag met aanzienlijke snelheid en kracht wordt geactiveerd.
Hierdoor kan ernstig letsel ontstaan.
Laat een kind tijdens het rijden niet tegen de delen van het portier, de
voorstoel, de voorstijl, de achterstijlen en het dak leunen waar de airbags
opgeblazen worden, ook niet als het in een baby- of kinderzitje zit. Anders
kan het kind ernstig letsel oplopen als bij een aanrijding de side airbags of
de curtain airbags worden geactiveerd.
Volg bij het plaatsen van een zitje altijd de gebruiksaanwijzing van de
fabrikant en controleer na het plaatsen van het zitje of het stevig is beves-
tigd. Als het zitje niet stevig vastzit, kan het kind bij hard remmen of uitwij-
ken of bij een aanrijding letsel oplopen.
Als er kinderen in de auto aanwezig zijn
Laat kinderen niet met de veiligheidsgordel spelen. Als de veiligheidsgordel
om de nek van het kind draait, kan het kind stikken of ernstig letsel oplopen.
Als de gordelsluiting niet kan worden losgemaakt, knip de gordel dan door
met een schaar.
Als het baby- of kinderzitje niet in gebruik is
Laat het zitje goed vastzitten op de stoel zelfs als het niet wordt gebruikt.
Plaats het zitje niet los in het passagierscompartiment.
Als het zitje moet worden losgemaakt, verwijder het dan uit de auto of berg
het veilig op in de bagageruimte. Dit voorkomt dat inzittenden hierdoor bij
hard remmen of uitwijken of bij een aanrijding letsel oplopen.
161
1
1-7. Veiligheidsinformatie
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Plaatsen van een baby- of kinderzitje
Volg de aanwijzingen van de fabrikant van het zitje. Zet het zitje met
een veiligheidsgordel of ISOfix-bevestigingssysteem (ISOfix-baby-
of kinderzitje) stevig vast op de stoel. Zet het zitje indien nodig ook
aan de bovenzijde vast.
Veiligheidsgordels (bij een
driepuntsgordel met blokkeer-
automaat (ELR) is een borg-
clip noodzakelijk)
ISOfix-bevestiging (ISOfix-
baby- of kinderzitje)
Deze speciale bevestigings-
mogelijkheid is aanwezig op de
buitenste zitplaatsen achter.
(Labels geven aan waar de
bevestigingspunten zich in de
stoelen bevinden.)
162
1-7. Veiligheidsinformatie
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Sedan
Bovenste bevestigingspunt
(voor bovenste gordel)
De buitenste achterstoelen zijn
voorzien van bevestigingspun-
ten.
Wagon
163
1-7. Veiligheidsinformatie
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Plaatsen van baby- en kinderzitjes met een veiligheidsgordel
Baby of kinderzitje waarin het kind met het gezicht tegen de
rijrichting in zit
Plaats het zitje achterin, zodat
het kind naar achteren kijkt.
Voer de veiligheidsgordel door
het zitje en steek de gesp in de
gordelsluiting. Controleer of de
gordel niet gedraaid is. Trek het
heupdeel van de gordel strak.
Plaats een blokkeerclip bij de
gesp van de schouder- en heup-
gordel en haal de gordel door de
openingen van de blokkeerclip.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
164
1-7. Veiligheidsinformatie
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Kinderzitje waarin het kind met het gezicht in de rijrichting zit
Plaats het zitje zodanig op de
stoel dat het kind in de rijrichting
kijkt.
Voer de veiligheidsgordel door
het zitje en steek de gesp in de
gordelsluiting. Controleer of de
gordel niet gedraaid is. Trek het
heupdeel van de gordel strak.
Plaats een blokkeerclip bij de
gesp van de schouder- en heup-
gordel en haal de gordel door de
openingen van de blokkeerclip.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
165
1-7. Veiligheidsinformatie
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Zitkussen
Plaats het zitje zodanig op de
stoel dat het kind in de rijrichting
kijkt.
Plaats het kind op het zitkussen.
Zet het kind vast met de veilig-
heidsgordel volgens de aanwij-
zingen van de fabrikant en steek
de gesp in de gordelsluiting.
Controleer of de gordel niet
gedraaid is.
Controleer of de schoudergordel
goed over de schouder van het
kind loopt en het heupgedeelte zo
laag mogelijk ligt. (Blz. 92)
STAP
1
STAP
2
166
1-7. Veiligheidsinformatie
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Verwijderen van een baby- of kinderzitje dat is vastgezet met een
veiligheidsgordel
Druk de ontgrendelknop op de
gordelsluiting in en laat de gordel
helemaal oprollen.
Plaatsen met ISOfix-bevestigingssysteem (voor ISOfix-baby- of
kinderzitje)
Controleer de posities van de
speciale stangen en plaats het
zitje op de stoel.
Als het zitje een bovenste gordel
heeft, moet deze worden vastge-
zet aan de bovenste bevesti-
gingspunten.
167
1-7. Veiligheidsinformatie
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Baby- en kinderzitjes met een bovenste gordel
Maak het baby- of kinderzitje vast met een veiligheidsgordel
of de ISOfix-bevestigingen, en doe het volgende:
Verwijder de hoofdsteun.
(Blz. 90)
Open het klepje van het bovenste bevestigingspunt, zet de
haak vast aan het bevestigingspunt en trek de bovenste gor-
del aan.
Sedan
Controleer of de bovenste gordel
goed vastzit.
Wagon
STAP
1
STAP
2
168
1-7. Veiligheidsinformatie
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Zet de hoofdsteun in de hoogste
stand.
STAP
3
Als er een baby- of kinderzitje op de voorpassagiersstoel of een achter-
stoel geplaatst wordt
U moet bij het plaatsen van het zitje gebruikmaken van een borgclip. Volg de
aanwijzingen van de fabrikant van het baby- of kinderzitje. Als uw zitje niet
over een blokkeerclip beschikt, kunt u deze kopen bij een Toyota-dealer of
erkende reparateur.
Blokkeerclip voor baby- of kinderzitje
(onderdeelnr. 73119-22010)
169
1-7. Veiligheidsinformatie
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Als er een baby- of kinderzitje wordt geplaatst
Volg de aanwijzingen in de montagehandleiding van het baby- of kinderzitje
en zet het kinderzitje goed vast.
Als het baby- of kinderzitje niet goed wordt vastgezet, kan het kind of een
andere passagier bij plotseling remmen, een uitwijkmanoeuvre of een aanrij-
ding ernstig letsel oplopen.
Plaats het zitje op de rechter zitplaats
achter als de bestuurdersstoel contact
maakt met het zitje en verhindert dat
het zitje goed kan worden geplaatst.
Plaats een in de rijrichting geplaatst
baby- of kinderzitje alleen op de voor-
stoel als het niet anders kan. Als er een
zitje waarin het kind met het gezicht in
de rijrichting zit op de passagiersstoel
wordt geplaatst, moet de stoel zo ver
mogelijk naar achteren worden gescho-
ven.
Als dat niet gedaan wordt, kan er ern-
stig letsel ontstaan als de airbags geac-
tiveerd worden.
170
1-7. Veiligheidsinformatie
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Als er een baby- of kinderzitje wordt geplaatst
Gebruik nooit een tegen de rijrichting in
geplaatst baby- of kinderzitje op de
passagiersstoel als de aan/uit-schake-
laar voor de passagiersairbag AAN
staat. (Blz. 172)
In geval van een ongeluk kan de kracht
waarmee de voorpassagiersairbag
wordt opgeblazen ernstig letsel bij het
kind veroorzaken.
Een waarschuwingslabel op de zonne-
klep aan passagierszijde geeft aan dat
het niet is toegestaan om een tegen de
rijrichting in geplaatst baby- of kinder-
zitje op de voorpassagiersstoel te plaat-
sen.
In onderstaande afbeelding is het label
in detail te zien.
171
1-7. Veiligheidsinformatie
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Als er een baby- of kinderzitje wordt geplaatst
Controleer als er een zitkussen geplaatst is altijd of de schoudergordel
over het midden van de schouder van het kind loopt. De gordel mag niet
langs de nek van het kind lopen maar mag ook niet van de schouder van
het kind vallen. Als de gordel niet goed over de schouder ligt, kan het kind
bij plotseling remmen of uitwijken of bij een aanrijding ernstig letsel oplo-
pen.
Controleer of de gesp goed in de gordelsluiting valt en of de gordel niet
gedraaid is.
Beweeg het kinderzitje naar links en naar rechts en naar voren en naar
achteren om te controleren of het goed is geplaatst.
Volg bij het plaatsen van een baby- of kinderzitje altijd de gebruiksaanwij-
zing van de fabrikant.
Het correct vastzetten van het zitje aan de bevestigingspunten
Controleer bij het gebruik van een ISOfix-bevestigingssysteem of er geen
vreemde voorwerpen rond de bevestigingspunten aanwezig zijn en of de
gordel niet klem zit achter het zitje. Controleer of het baby- of kinderzitje
goed vastzit. Als het zitje niet stevig vastzit, kan het kind of een andere pas-
sagier bij hard remmen, een uitwijkmanoeuvre of een ongeval ernstig letsel
oplopen.
172
1-7. Veiligheidsinformatie
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Handmatig in-/uitschakelsysteem airbag
Voorpassagiersairbag uitschakelen
Steek de sleutel in de slotcilinder
en zet de slotcilinder in stand
OFF.
De aanduiding OFF licht op.
Met dit systeem kan de voorpassagiersairbag worden uitgeschakeld.
Schakel deze airbag alleen uit als er een baby- of kinderzitje op de
voorpassagiersstoel gebruikt wordt.
Controlelampje PASSENGER
AIRBAG
Dit controlelampje gaat aan als
het airbagsysteem AAN is.
Aan/uit-schakelaar airbag
173
1-7. Veiligheidsinformatie
1
Voordat u gaat rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Het controlelampje gaat branden als
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Alleen wanneer het contact AAN staat.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Alleen wanneer het contact AAN staat.
Informatie over aanduiding PASSENGER AIRBAG
Als een van de onderstaande problemen optreedt, is er mogelijk een storing
in het systeem aanwezig. Laat uw auto controleren door een Toyota-dealer
of erkende reparateur.
ON noch OFF gaat branden.
Het controlelampje reageert niet als met de aan/uit-schakelaar voor de
passagiersairbag stand ON of OFF wordt gekozen.
WAARSCHUWING
Als er een baby- of kinderzitje wordt geplaatst
Plaats vanwege veiligheidsredenen het baby- of kinderzitje altijd achterin.
Als de achterstoel niet kan worden gebruikt, mag de voorstoel worden
gebruikt zo lang het handmatig in-/uitschakelsysteem van de airbags in
stand OFF wordt gezet.
Als de airbag niet handmatig is uitgeschakeld, kan de kracht die met het
activeren (opblazen) van de airbag gepaard gaat, ernstig letsel veroorzaken.
Als er geen baby- of kinderzitje op de passagiersstoel is geplaatst
Controleer of het handmatig in-/uitschakelsysteem voor de airbag in stand
ON staat.
Als het systeem uitgeschakeld blijft, zal de airbag in geval van een aanrijding
niet worden geactiveerd, waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
174
1-7. Veiligheidsinformatie
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
2
Tijdens het rijden
175
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
2-1. Rijprocedures
Rijden met de auto ........... 176
Startknop (auto's met Smart
entry-systeem en
startknop) ....................... 192
Contactslot (auto's zonder
Smart entry-systeem en
startknop) ....................... 198
Multidrive CVT .................. 202
Automatische
transmissie ..................... 208
Handgeschakelde
transmissie ..................... 216
Richtingaanwijzer-
schakelaar ...................... 220
Parkeerrem....................... 221
Claxon .............................. 225
2-2. Instrumentenpaneel
Meters en tellers............... 226
Controlelampjes en waar-
schuwingslampjes .......... 229
Multi-informatiedisplay...... 233
Informatie over brandstof-
verbruik........................... 246
2-3. Bedienen van verlichting en
ruitenwissers
Lichtschakelaar................. 248
Schakelaar mistlampen .... 255
Ruitenwissers en
-sproeiers........................ 257
Achterruitenwisser en
-sproeier (wagon) ........... 262
2-4. Gebruik van overige
rijsystemen
Cruise control .................. 263
Dynamic Radar Cruise
Control............................ 269
Snelheidsbegrenzer.......... 288
Toyota Parking Assist-
sensor............................. 291
Rear View Monitor-
systeem .......................... 296
LKA (Lane Keeping
Assist)............................. 306
Ondersteunende
systemen ........................ 316
PCS (Pre-Crash Safety) ... 322
2-5. Rijinformatie
Lading en bagage............. 331
Rijden in de winter ............ 333
Rijden met een
aanhangwagen............... 337
176
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
2-1. Rijprocedures
Rijden met de auto
Volg om veilig te kunnen rijden de onderstaande procedures.
Starten van de motor (Blz. 192, 198)
Rijden
Multidrive CVT of automatische transmissie
Houd het rempedaal ingetrapt en zet de selectiehendel in
stand D of M. (Blz. 202, 208)
Deactiveer de parkeerrem. (Blz. 221)
Laat het rempedaal geleidelijk opkomen en trap langzaam
het gaspedaal in om de auto in beweging te brengen.
Handgeschakelde transmissie
Houd het koppelingspedaal volledig ingetrapt en zet de selec-
tiehendel in de 1e versnelling.
(Blz. 216)
Deactiveer de parkeerrem. (Blz. 221)
Laat het koppelingspedaal geleidelijk opkomen. Trap tege-
lijkertijd het gaspedaal langzaam in om de auto in bewe-
ging te brengen.
Tot stilstand brengen van de auto
Multidrive CVT of automatische transmissie
Trap, terwijl de selectiehendel in stand D of M staat, het
rempedaal in.
Activeer indien nodig de parkeerrem.
Zet de selectiehendel in stand P of N als de auto langdurig stil-
staat. (Blz. 202, 208)
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
1
STAP
2
177
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Handgeschakelde transmissie
Trap het rempedaal in terwijl het koppelingspedaal geheel
ingetrapt is.
Activeer indien nodig de parkeerrem.
Zet de selectiehendel in stand N als de auto langdurig stilstaat.
(Blz. 216)
Parkeren van de auto
Multidrive CVT of automatische transmissie
Trap, terwijl de selectiehendel in stand D of M staat, het
rempedaal in.
Activeer de parkeerrem. (Blz. 221)
Zet de selectiehendel in stand P. (Blz. 202, 208)
Plaats bij het parkeren op een helling, indien nodig, wielblokken.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Zet het con-
tact UIT en schakel de motor uit.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Zet het
contact UIT en schakel de motor uit.
Vergrendel de portieren nadat u gecontroleerd hebt of u de
sleutel bij u hebt.
STAP
1
STAP
2
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
STAP
5
178
2-1. Rijprocedures
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Handgeschakelde transmissie
Trap het rempedaal in terwijl het koppelingspedaal geheel
ingetrapt is.
Activeer de parkeerrem. (Blz. 221)
Zet de selectiehendel in stand N. (Blz. 216)
Zet de auto bij het parkeren op een helling in de 1e versnelling of
de achteruit. Plaats, indien nodig, wielblokken.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Zet het con-
tact UIT en schakel de motor uit.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Zet het
contact UIT en schakel de motor uit.
Vergrendel de portieren nadat u gecontroleerd hebt of u de
sleutel bij u hebt.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
STAP
5
179
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Wegrijden op een helling
Multidrive CVT of automatische transmissie
Activeer de parkeerrem en zet de selectiehendel in stand D of
M.
Trap het gaspedaal geleidelijk in.
Deactiveer de parkeerrem.
Handgeschakelde transmissie
Activeer de parkeerrem, trap het koppelingspedaal volledig in
en zet de selectiehendel in de 1e versnelling.
Trap het gaspedaal in en laat tegelijkertijd het koppelingspe-
daal geleidelijk opkomen.
De parkeerrem wordt automatisch gedeactiveerd.
(Blz. 221)
Rijden in de regen
Rijd voorzichtig als het regent, omdat het zicht dan minder is, de ruiten
beslagen kunnen zijn en de weg glad kan zijn.
Rijd extra voorzichtig wanneer het begint te regenen, de weg kan dan
immers bijzonder glad zijn.
Matig uw snelheid bij het rijden in de regen, tussen band en wegdek kan
er zich dan immers een waterfilm vormen die het sturen en remmen kan
bemoeilijken.
Motortoerental tijdens het rijden (auto's met Multidrive CVT of automa-
tische transmissie)
In de volgende gevallen kan het motortoerental tijdens het rijden te hoog
oplopen. Dit is het gevolg van automatisch op- of terugschakelen, al naar
gelang de rijomstandigheden. Het duidt niet op plotseling accelereren.
Het systeem signaleert dat de auto een helling op of af rijdt
Als het gaspedaal wordt losgelaten
Als het rempedaal is ingetrapt en de sportmodus is geselecteerd.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
1
STAP
2
STAP
3
180
2-1. Rijprocedures
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Inrijden van uw nieuwe Toyota
Voor een maximale levensduur van de auto adviseren wij rekening te hou-
den met onderstaande aanwijzingen:
De eerste 300 km:
Voorkom plotseling sterk afremmen.
De eerste 800 km:
Rijd niet met een aanhangwagen.
De eerste 1.000 km:
Rijd niet met extreem hoge snelheden.
Vermijd plotseling sterk accelereren.
Rijd niet langdurig in een lage versnelling.
Rijd niet langdurig met een constante snelheid.
ECO-controlelampje (indien aanwezig)
Tijdens milieuvriendelijk accelereren
(ECO-rijden) gaat het ECO-controle-
lampje branden. Wanneer de acceleratie
buiten het Eco-bereik valt en wanneer de
auto tot stilstand komt, gaat het lampje
uit.
In de volgende gevallen werkt het ECO-
controlelampje niet:
De selectiehendel staat in een andere
stand dan D
De auto rijdt in de sport-modus
(Blz. 203, 209)
De paddle shift-schakelaar, indien aan-
wezig, wordt bediend terwijl de selectie-
hendel in stand D staat
De rijsnelheid is 130 km/h of hoger
181
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Stationair draaien vóór uitzetten van de motor (dieselmotor)
Laat de motor stationair draaien na rijden met hoge snelheden of oprijden
van een helling om schade aan de turbo te voorkomen.
Rijden in het buitenland
Zorg ervoor dat uw auto voldoet aan de in het desbetreffende land geldende
wettelijke voorschriften en controleer of de juiste brandstof verkrijgbaar is.
(Blz. 735)
Rijden op een steile helling bij hoge temperaturen
Het motorvermogen kan opzettelijk beperkt worden bij auto's met een 2AD-
FHV motor en automatische transmissie, om de motor en de onderdelen
ervan te beschermen. Het volgende kan gebeuren, maar duidt niet op een
storing:
U kunt een verlaging van de snelheid waarnemen.
De werking van de airconditioning kan worden veranderd.
Voorbeeld: de knop voor omschakelen tussen de stand buitenlucht en de
stand recirculatie wordt vastgezet in de stand recirculatie.
Rijomstandigheden Stationair draaien
Normaal stadsgebruik Niet nodig
Rijden met
hoge snelheid
Constante snelheid van
ongeveer 80 km/h
Ongeveer
20 seconden
Constante snelheid van
ongeveer 100 km/h
Ongeveer 1 minuut
Rijden op een steile helling of rijden met een
constante snelheid van 100 km/h of meer (rij-
den op een circuit, enz.)
Ongeveer
2 minuten
182
2-1. Rijprocedures
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Bij het wegrijden met de auto (auto's met Multidrive CVT of automati-
sche transmissie)
Houd het rempedaal altijd ingetrapt als de auto stilstaat en de motor draait.
Dit voorkomt kruipen van de auto.
Tijdens het rijden
Zorg ervoor dat u, voordat u wegrijdt, blindelings het gas- en rempedaal
kunt vinden.
Als u per ongeluk in plaats van het rempedaal het gaspedaal intrapt,
kan de onverwachte acceleratie leiden tot een ongeval, waardoor ern-
stig letsel kan ontstaan.
Bij het achteruitrijden draait u wellicht uw lichaam, waardoor het bedie-
nen van de pedalen moeilijk wordt. Zorg dat u de pedalen altijd goed
kunt bedienen.
Zorg ervoor dat u altijd een juiste rijhouding aanneemt waarbij het rem-
pedaal en het gaspedaal op de juiste manier ingetrapt kunnen worden
zelfs wanneer u de auto slechts een klein stukje verrijdt.
Trap het rempedaal met uw rechtervoet in. Wanneer u het rempedaal
met uw linkervoet intrapt, kan in een noodgeval uw reactie vertraagd
worden, waardoor een ongeval kan ontstaan.
Rijd niet met de auto over brandbare materialen en parkeer de auto ook
niet in de buurt van dergelijke materialen.
Het uitlaatsysteem en de uitlaatgassen kunnen zeer heet worden. Er
bestaat brandgevaar in de buurt van dergelijke materialen.
Auto's met Multidrive CVT of automatische transmissie: Laat de auto niet
achteruit rollen als de vooruitversnelling is ingeschakeld of vooruit rollen
terwijl de selectiehendel in stand R staat.
Als dat wel gebeurt, kan de motor afslaan of kan de auto niet op de juiste
manier op remcommando's reageren, waardoor een aanrijding of schade
aan de auto kan ontstaan.
183
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Als u in de auto uitlaatgas ruikt, open dan de ruiten en controleer of de
achterklep gesloten is.
Door grote hoeveelheden uitlaatgassen in de auto kan de bestuurder sla-
perig worden en een ongeval veroorzaken, hetgeen kan resulteren in ern-
stig letsel. Laat uw auto direct controleren door een Toyota-dealer of
erkende reparateur.
Zet de selectiehendel van auto's met Multidrive CVT of automatische
transmissie tijdens het rijden niet in stand P.
Als u dat wel doet, kan er schade aan de transmissie ontstaan waardoor u
de controle over de auto kunt verliezen.
Zet de selectiehendel tijdens het rijden niet in stand R.
Als u dat wel doet, kan er schade aan de transmissie ontstaan waardoor u
de controle over de auto kunt verliezen.
Zet de transmissie nooit in stand D (auto's met Multidrive CVT of automati-
sche transmissie) of de 1e versnelling (auto's met handgeschakelde trans-
missie) terwijl de auto achteruitrijdt.
Als u dat wel doet, kan er schade aan de transmissie ontstaan waardoor u
de controle over de auto kunt verliezen.
Zet de selectiehendel tijdens het rijden niet in stand N. Als u dat wel doet,
wordt de verbinding tussen de motor en de transmissie verbroken. Als de
selectiehendel in stand N staat, is afremmen op de motor niet mogelijk.
Zet de motor niet uit tijdens het rijden. Door de motor tijdens het rijden uit
te zetten, verliest u niet de controle over het stuurwiel of de remmen, maar
werkt de bekrachtiging van deze systemen niet meer. Hierdoor zal het
remmen en sturen veel zwaarder gaan dan normaal. Zet in dat geval de
auto aan de kant zodra dit veilig kan.
In geval van nood echter, bijvoorbeeld als de auto onmogelijk op de nor-
male manier tot stilstand kan worden gebracht: Blz. 726
184
2-1. Rijprocedures
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Rem bij het afdalen van een steile helling af op de motor (terugschakelen)
om snelheid te minderen.
Het continu gebruiken van de remmen kan leiden tot oververhitting en een
verminderde remwerking. (Blz. 203, 209)
Trap tijdens het stilstaan op een helling het rempedaal in en activeer de
parkeerrem om te voorkomen dat de auto voor- of achteruit rolt en een
aanrijding wordt veroorzaakt.
Verstel het stuurwiel, de stoel en de binnen- of buitenspiegel niet tijdens
het rijden.
Als u dat wel doet kunt u de macht over het stuur verliezen, waardoor ern-
stig letsel kan ontstaan.
Controleer altijd of alle passagiers hun armen, hoofd en andere lichaams-
delen binnen de auto houden omdat ze anders ernstig letsel kunnen oplo-
pen.
Rijden op glad wegdek
Door plotseling remmen, accelereren en sturen kunnen de banden hun
grip verliezen waardoor u de controle over de auto kunt verliezen, met
mogelijk een ongeval tot gevolg.
Door bruusk accelereren, afremmen op de motor als gevolg van terug-
schakelen of veranderingen in het motortoerental kan de auto in een slip
raken. Dit kan leiden tot een ongeval.
Trap, nadat u door een plas bent gereden, het rempedaal lichtjes in om
ervoor te zorgen dat de remmen goed werken. Door natte remblokken kan
de remwerking afnemen. Remmen die aan één kant van de auto nat zijn
en niet goed werken, kunnen de besturing bemoeilijken met mogelijk een
ongeval tot gevolg.
185
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Bij het bedienen van de selectiehendel (auto's met Multidrive CVT of
automatische transmissie)
Zet de selectiehendel niet in een andere stand als het gaspedaal is inge-
trapt.
Als u dat wel doet, kan de auto onverwacht snel accelereren, waardoor een
aanrijding en ernstig letsel kan ontstaan.
Bij stilstaande auto
Laat de motor niet met te veel toeren draaien.
Als de transmissie in een andere stand dan P (auto's met Multidrive CVT
of automatische transmissie) of N staat, kan de auto onverwacht in bewe-
ging komen, waardoor er een aanrijding kan ontstaan.
Laat de motor niet langdurig stationair draaien.
Als dat niet anders kan, parkeer de auto dan op een open plek en zorg
ervoor dat er geen uitlaatgassen in het interieur terecht kunnen komen.
Auto's met Multidrive CVT of automatische transmissie: Voorkom het ont-
staan van ongelukken door het wegrollen van de auto en houd het rempe-
daal altijd ingetrapt als de motor draait, activeer indien nodig de
parkeerrem.
Voorkom voor- of achteruit wegrijden van de auto bij stoppen op een hel-
ling: trap altijd het rempedaal in en activeer de parkeerrem indien nodig.
Voorkom dat de motor met een te hoog toerental draait.
Als de motor met een hoog toerental draait terwijl de auto stilstaat, kan het
uitlaatsysteem oververhit raken, hetgeen brand kan veroorzaken als er
brandbaar materiaal aanwezig is.
186
2-1. Rijprocedures
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Als de auto geparkeerd is
Laat geen brillen, aanstekers, spuitbussen of blikken frisdrank in de auto
liggen als deze in de zon geparkeerd staat.
Dit kan resulteren in het volgende:
Een aansteker of spuitbus kan gas gaan lekken, waardoor brand kan
ontstaan.
De temperatuur in de auto kan zo hoog oplopen dat kunststof brillen-
glazen en kunststof monturen kunnen vervormen of barsten.
Blikjes frisdrank kunnen open barsten, waardoor de inhoud in het inte-
rieur terechtkomt. Bovendien kan de vloeistof kortsluiting in de elektri-
sche componenten van de auto veroorzaken.
Activeer altijd de parkeerrem, zet de selectiehendel in stand P (auto's met
Multidrive CVT of automatische transmissie), zet de motor uit en sluit de
auto af.
Laat de auto niet onbeheerd achter met draaiende motor.
Raak de uitlaatpijp niet aan als de motor draait en ook niet net na het uit-
zetten van de motor.
De uitlaat is heet waardoor u zich zou kunnen branden.
Laat de motor niet draaien op een plaats waar sneeuw de afvoer van de
uitlaatgassen zou kunnen belemmeren. Als zich sneeuw rond de auto
ophoopt terwijl de motor draait, kunnen uitlaatgassen zich verzamelen en
in de auto terechtkomen. Dit kan zeer schadelijk zijn voor de gezondheid.
187
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Uitlaatgassen
Uitlaatgassen bevatten koolmonoxide (CO), een kleurloos en reukloos gas.
Het inademen van uitlaatgassen kan zeer schadelijk zijn voor de gezond-
heid.
Zet de motor uit als de auto zich in een slecht geventileerde omgeving
bevindt. In een afgesloten ruimte, zoals een garage, kunnen uitlaatgassen
zich ophopen en in de auto terechtkomen. Dit kan zeer schadelijk zijn voor
de gezondheid.
Het uitlaatsysteem moet regelmatig worden gecontroleerd. Laat uw auto
nakijken door een Toyota-dealer of erkende reparateur bij gaten of scheu-
ren als gevolg van corrosie of beschadigingen aan verbindingsstukken, of
bij een abnormaal geluid aan het uitlaatsysteem. Anders zouden er uitlaat-
gassen in de auto terecht kunnen komen die schadelijk kunnen zijn voor
de gezondheid.
Als u even gaat slapen in de auto
Zet de motor altijd uit.
Anders zou u per ongeluk de selectiehendel uit de vrijstand kunnen zetten of
het gaspedaal in kunnen trappen, waardoor de motor oververhit zou kunnen
raken en brand kan ontstaan. Verder kunnen uitlaatgassen in een slecht
geventileerde omgeving in de auto terechtkomen, hetgeen zeer schadelijk
kan zijn voor de gezondheid.
188
2-1. Rijprocedures
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Tijdens het remmen
Rijd voorzichtiger wanneer de remmen nat zijn.
De remweg neemt toe als de remmen nat zijn en bovendien kan het vocht
ertoe leiden dat de ene kant van de auto sterker afgeremd wordt dan de
andere kant. Ook de werking van de parkeerrem kan door vocht in nega-
tieve zin beïnvloed worden.
Rijd niet te dicht achter een andere auto als de rembekrachtiging niet
werkt en vermijd afdalingen en scherpe bochten die krachtig afremmen
noodzakelijk maken.
In dit geval kan de auto nog wel worden afgeremd, maar moet er een gro-
tere kracht op het rempedaal worden uitgeoefend dan normaal. De rem-
weg zal ook langer zijn. Laat uw remmen onmiddellijk repareren.
Rem niet “pompend” als de motor afgeslagen is.
Bij elke keer intrappen van het rempedaal verbruikt u een gedeelte van de
reservevoorraad voor de rembekrachtiging.
Het remsysteem bestaat uit twee afzonderlijke hydraulische systemen: als
een van de beide systemen uitvalt, werkt het andere systeem nog wel. In
dat geval moet het rempedaal krachtiger worden ingetrapt dan gewoonlijk
en neemt ook de remweg toe.
Laat uw remmen onmiddellijk repareren.
189
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
OPMERKING
Tijdens het rijden
Trap tijdens het rijden niet tegelijkertijd het gaspedaal en het rempedaal in,
anders neemt het aandrijfkoppel mogelijk af.
Auto's met Multidrive CVT of automatische transmissie:
Gebruik het gaspedaal niet om de auto op een helling op zijn plaats te
houden en trap daartoe ook niet het rempedaal en het gaspedaal gelijktij-
dig in.
Auto's met handgeschakelde transmissie:
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om beschadiging van de
koppeling, de transmissie en het schakelmechanisme te voorkomen.
• Schakel alleen een andere versnelling in als het koppelingspedaal
helemaal is ingetrapt. Laat na het schakelen het koppelingspedaal
geleidelijk opkomen.
Laat de voet tijdens het rijden niet op het koppelingspedaal rusten.
Gebruik voor het wegrijden alleen de eerste versnelling.
Gebruik de koppeling niet om de auto op een helling stil te laten staan.
Zet de selectiehendel niet in stand R terwijl de auto nog rijdt.
Bij het parkeren van de auto (auto's met Multidrive CVT of automati-
sche transmissie)
Zet de selectiehendel altijd in stand P. Als de selectiehendel niet in stand P
staat, kan de auto in beweging komen of plotseling accelereren als het gas-
pedaal onbedoeld wordt ingetrapt.
190
2-1. Rijprocedures
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
OPMERKING
Vermijd schade aan onderdelen van de auto
Draai het stuurwiel niet gedurende langere tijd in een van beide richtingen
tegen de aanslag aan.
Hierdoor kan schade aan de stuurbekrachtigingspomp ontstaan.
Rijd zo langzaam mogelijk over oneffenheden in de weg om schade aan
de wielen, de onderzijde van de auto, enz. te vermijden.
Alleen dieselmotor: Laat na het rijden met hoge snelheden of het oprijden
van een helling de motor stationair draaien. Zet de motor pas af als de
turbo is afgekoeld.
Anders kan de turbo beschadigd raken.
Als u een piepend of krassend geluid hoort (remblokslijtage-indicato-
ren)
Laat de remblokken zo snel mogelijk nakijken en indien nodig vervangen
door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Als de remblokken niet op tijd vervangen worden, kunnen de remschijven
beschadigd raken.
Het rijden met een auto waarvan de remblokken en/of de remschijven de slij-
tagelimiet te dicht genaderd zijn, is gevaarlijk.
Als u tijdens het rijden een lekke band krijgt
Een lekke of beschadigde band kan leiden tot de onderstaande situaties.
Houd het stuurwiel stevig vast en trap het rempedaal geleidelijk in om de
auto tot stilstand te brengen.
Het kan moeilijk zijn om de auto onder controle te houden.
De auto kan abnormale geluiden maken.
De auto kan zich abnormaal gedragen.
Informatie over wat u moet doen in het geval van een lekke band.
(Blz. 644, 658, 672)
191
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
OPMERKING
Overstroomde wegen
Rijd niet op wegen die na zware regenval e.d. zijn overstroomd. Indien u dat
toch doet, kan de auto hierdoor ernstig worden beschadigd.
Motor slaat af
Kortsluiting in elektrische componenten
Motorschade door onderdompeling in water
Indien de auto toch nat is geworden na het rijden op een overstroomde weg,
moet u het volgende laten nakijken door een Toyota-dealer of erkende repa-
rateur.
Remwerking
Peil en kwaliteit van motorolie, transmissievloeistof, enz.
Smering van lagers en kogelgewrichten van de wielophanging (indien
mogelijk) en werking van alle verbindingsstukken, lagers, enz.
192
2-1. Rijprocedures
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Startknop (auto's met Smart entry-systeem en startknop)
Als u de volgende handelingen uitvoert terwijl u een elektronische
sleutel bij u hebt, wordt de motor gestart of de stand van het contact
veranderd.
Starten van de motor
Multidrive CVT of automatische transmissie
Controleer of de parkeerrem geactiveerd is.
Controleer of de selectiehendel in stand P staat.
Ga op de bestuurdersstoel zitten en trap het rempedaal
stevig in.
Het controlelampje in de startknop gaat groen branden.
Druk op de startknop.
De motor kan vanuit elke stand
van het contact worden
gestart.
Houd het rempedaal ingetrapt
tot de motor draait. De motor
wordt gestart totdat hij aan-
slaat, waarbij elke startpoging
maximaal 30 seconden duurt.
Alleen dieselmotor: het contro-
lelampje gaat branden.
De startmotor wordt ingescha-
keld zodra het controlelampje
is gedoofd.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
193
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Handgeschakelde transmissie
Controleer of de parkeerrem geactiveerd is.
Controleer of de selectiehendel in stand N staat.
Ga op de bestuurdersstoel zitten en trap het koppelingspe-
daal stevig in.
Het controlelampje in de startknop gaat groen branden.
Druk op de startknop.
De motor kan vanuit elke stand
van het contact worden
gestart.
Houd het koppelingspedaal
ingetrapt tot de motor draait.
De motor wordt gestart totdat
hij aanslaat, waarbij elke start-
poging maximaal 30 seconden
duurt.
Alleen dieselmotor: het contro-
lelampje gaat branden.
De startmotor wordt ingescha-
keld zodra het controlelampje
is gedoofd.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
194
2-1. Rijprocedures
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Wijzigen van de stand van het contact
De stand kan worden gewijzigd door op de startknop te drukken
zonder het rempedaal (auto's met Multidrive CVT of automati-
sche transmissie) of het koppelingspedaal (auto's met handge-
schakelde transmissie) in te trappen. (De stand verandert iedere
keer dat op de knop wordt gedrukt.)
UIT
*
Alarmknipperlichten kunnen
worden gebruikt.
Stand ACC
Sommige elektrische compo-
nenten zoals het audiosysteem
kunnen worden gebruikt.
Het controlelampje in de start-
knop gaat oranje branden.
AAN
Alle elektrische componenten
kunnen worden gebruikt.
Het controlelampje in de start-
knop gaat oranje branden.
*: Als de selectiehendel van een auto met Multidrive CVT of automatische
transmissie in een andere stand dan P staat terwijl de motor uit wordt
gezet, wordt de stand van het contact ACC, niet UIT.
195
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Als de motor niet aanslaat
De startblokkering is mogelijk niet uitgeschakeld. (Blz. 119)
Als het stuurslot niet ontgrendeld kan worden
Als het controlelampje in de startknop oranje knippert
Er is mogelijk een storing in het systeem aanwezig. Laat uw auto direct con-
troleren door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Auto power off-functie
Auto's met Multidrive CVT of automatische transmissie
Als het contact gedurende meer dan 20 minuten in stand ACC staat of
gedurende meer dan een uur AAN staat (zonder dat de motor draait) met
de selectiehendel in stand P, schakelt het systeem het contact automa-
tisch UIT. Deze functie kan echter niet geheel uitsluiten dat de accu ontla-
den kan raken. Laat het contact niet gedurende langere tijd in stand ACC
of AAN staan zonder dat de motor draait.
Auto's met handgeschakelde transmissie
Als het contact gedurende meer dan 20 minuten in stand ACC staat of
gedurende meer dan een uur in AAN staat (zonder dat de motor draait),
schakelt het systeem het contact automatisch UIT. Deze functie kan ech-
ter niet geheel uitsluiten dat de accu ontladen kan raken. Laat het contact
niet gedurende langere tijd in stand ACC of AAN staan zonder dat de
motor draait.
Het groene controlelampje in de start-
knop knippert. Druk op de startknop en
draai het stuurwiel enigszins naar links of
naar rechts om het stuurslot te ontgren-
delen.
196
2-1. Rijprocedures
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Levensduur batterij elektronische sleutel
Blz. 38
Als de batterij van de elektronische sleutel ontladen is
Blz. 711
Omstandigheden die de werking van het systeem kunnen beïnvloeden
Blz. 36
Aanwijzing voor het Smart entry-systeem met startknop
Blz. 39
WAARSCHUWING
Bij het starten van de motor
Start de motor altijd terwijl u in de bestuurdersstoel zit. Trap het gaspedaal
nooit in terwijl u de motor start.
Als u dat wel doet, kan dat leiden tot een ongeval waarbij ernstig letsel kan
ontstaan.
Uitzetten van de motor in noodgevallen
Als u in noodgevallen de motor tijdens het rijden af wilt zetten, houd dan de
startknop gedurende ten minste 2 seconden ingedrukt of druk hem ten min-
ste driemaal achter elkaar kort in.
Bedien de startknop echter uitsluitend in noodgevallen tijdens het rijden.
Door de motor tijdens het rijden uit te zetten, verliest u niet de controle over
het stuurwiel of de remmen, maar werkt de bekrachtiging van deze syste-
men niet meer. Hierdoor zal het remmen en sturen veel zwaarder gaan dan
normaal. Zet in dat geval de auto aan de kant zodra dit veilig kan.
197
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de accu
Laat het contact niet gedurende langere tijd in stand ACC of AAN staan wan-
neer de motor niet draait.
Bij het starten van de motor
Jaag een nog koude motor nooit op toeren.
Laat de motor meteen nakijken als deze dikwijls moeilijk start of vaak
afslaat.
198
2-1. Rijprocedures
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Contactslot (auto's zonder Smart entry-systeem en startknop)
Starten van de motor
Multidrive CVT
Controleer of de parkeerrem geactiveerd is.
Controleer of de selectiehendel in stand P staat.
Ga op de bestuurdersstoel zitten en trap het rempedaal
stevig in.
Zet het contact in stand START en start de motor.
Automatische transmissie (dieselmotor)
Controleer of de parkeerrem geactiveerd is.
Controleer of de selectiehendel in stand P staat.
Ga op de bestuurdersstoel zitten en trap het rempedaal
stevig in.
Zet het contact AAN.
Controlelampje gaat branden.
Zet het contact in stand START en start de motor nadat
controlelampje uit is gegaan.
Handgeschakelde transmissie (benzinemotor)
Controleer of de parkeerrem geactiveerd is.
Controleer of de selectiehendel in stand N staat.
Ga op de bestuurdersstoel zitten en trap het koppelingspe-
daal stevig in.
Zet het contact in stand START en start de motor.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
STAP
5
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
199
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Handgeschakelde transmissie (dieselmotor)
Controleer of de parkeerrem geactiveerd is.
Controleer of de selectiehendel in stand N staat.
Ga op de bestuurdersstoel zitten en trap het koppelingspe-
daal stevig in.
Zet het contact AAN.
Controlelampje gaat branden.
Zet het contact in stand START en start de motor nadat
controlelampje uit is gegaan.
Contactslot
UIT
Het stuurwiel is geblokkeerd
en de sleutel kan worden ver-
wijderd. (Auto's met Multidrive
CVT of automatische transmis-
sie: de sleutel kan alleen wor-
den verwijderd als de
selectiehendel in stand P
staat.)
ACC
Sommige elektrische compo-
nenten zoals het audiosysteem
kunnen worden gebruikt.
AAN
Alle elektrische componenten
kunnen worden gebruikt.
START
Motor starten.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
STAP
5
200
2-1. Rijprocedures
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Als het stuurslot niet ontgrendeld kan worden
Als de motor niet aanslaat
De startblokkering is mogelijk niet uitgeschakeld. (Blz. 119)
Functie sleutel in contactslot
Wanneer u het bestuurdersportier opent terwijl de sleutel in het contactslot
zit, klinkt er een zoemer die u helpt herinneren dat u de sleutel moet uitne-
men.
WAARSCHUWING
Bij het starten van de motor
Start de motor altijd terwijl u in de bestuurdersstoel zit. Trap nooit het gaspe-
daal in terwijl u de motor start.
Als u dat wel doet, kan dat leiden tot een ongeval waarbij ernstig letsel kan
ontstaan.
Tijdens het rijden
Zet het contact nooit UIT.
Als in een noodgeval de motor moet worden uitgezet terwijl de auto nog rijdt,
zet u het contact uitsluitend in stand ACC.
Soms kan de sleutel bij het starten moei-
lijk vanuit LOCK worden gedraaid. Draai
het stuurwiel enigszins naar links of naar
rechts om het stuurslot te ontgrendelen.
201
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de accu
Laat het contact niet gedurende langere tijd in stand ACC of AAN staan wan-
neer de motor niet draait.
Bij het starten van de motor
Laat de startmotor niet langer dan 30 seconden onafgebroken werken.
Anders kunnen de startmotor en de bedrading oververhit raken.
Jaag een nog koude motor nooit op toeren.
Laat de motor meteen nakijken als deze dikwijls moeilijk start of vaak
afslaat.
202
2-1. Rijprocedures
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Multidrive CVT
Kies een schakelstand die past bij de rijomstandigheden.
Bedienen van de selectiehendel
Auto's met Smart Entry-systeem en startknop:
Trap, terwijl het contact AAN staat, het rempedaal in en ver-
plaats de selectiehendel.
Auto's zonder Smart Entry-systeem en startknop:
Trap, terwijl het contact AAN staat, het rempedaal in en ver-
plaats de selectiehendel.
203
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Kiezen van een schakelstand
*
1
: Zet de selectiehendel onder normale rijomstandigheden in stand D
voor een zo laag mogelijk brandstofverbruik en een zo laag mogelijke
geluidsproductie.
*
2
: Indien aanwezig kunt u met de paddle shift-schakelaars een schakel-
stap selecteren om de motorremwerking te regelen.
Selecteren van een schakelstand
Druk op de schakelaar.
Voor snelle acceleratie en rij-
den in bergachtige gebieden.
Druk nogmaals op deze scha-
kelaar om terug te gaan naar
de normale modus.
Schakelstand Functie
P Parkeren van de auto of starten van de motor
R Achteruit
N Neutraalstand
D
Normaal rijden*
1
of rijden met tijdelijke schakelstap-
selectie
*
2
M
Sequentiële shiftmatic-sportmodus
met 7 versnellingen (Blz. 205)
204
2-1. Rijprocedures
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Rijden in stand D
Selectiehendel
Als de selectiehendel in stand D staat, wordt automatisch de ver-
snelling gekozen die het best bij de rijomstandigheden past.
Paddle shift-schakelaars (indien aanwezig)
Wanneer de selectiehendel in stand D staat, kan de motorremwer-
king tijdelijk worden ingeschakeld.
Opschakelen
Terugschakelen
Behalve wanneer de paddle shift-
schakelaars in werking zijn, wordt
de schakelstap op het instrumen-
tenpaneel vast weergegeven.
De schakelstappen worden echter zelfs in stand D automatisch
gewijzigd als het motortoerental te hoog of te laag is.
205
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Rijden in stand M
Wanneer de selectiehendel in stand M wordt gezet, kan er in 7 scha-
kelstappen worden geschakeld.
Opschakelen
Terugschakelen
Behalve wanneer de selectiehen-
del of paddle shift-schakelaars
(indien aanwezig) in werking zijn,
wordt de schakelstap op het
instrumentenpaneel vast weerge-
geven.
De schakelstappen worden echter zelfs in stand M automatisch
gewijzigd als het motortoerental te hoog of te laag is.
206
2-1. Rijprocedures
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Paddle shift-schakelaars (indien aanwezig)
Wanneer de paddle shift-schakelaar in stand D worden bediend, wordt
aan de hand van de rijsnelheid en de rijomstandigheden automatisch
een schakelstap geselecteerd.
Automatisch uitschakelen van de schakelstapselectie in stand D
De schakelstapselectie in stand D wordt in de volgende gevallen uitge-
schakeld:
Paddle shift-schakelaar + wordt gedurende een bepaalde periode inge-
drukt
Als de auto tot stilstand komt
Het gaspedaal wordt in één schakelbereik langer dan een bepaalde
periode ingedrukt
Waarschuwingszoemer bij beperking terugschakelmogelijkheid
Uit veiligheidsoverwegingen en om het rijgedrag niet in negatieve zin te
beïnvloeden, kan er onder bepaalde omstandigheden beperkt worden terug-
geschakeld. In sommige omstandigheden kan er helemaal niet worden
teruggeschakeld met de selectiehendel of de paddle shift-schakelaars
(indien aanwezig). (De waarschuwingszoemer klinkt dan twee keer.)
207
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Bij het rijden met cruise control ingeschakeld
Ook wanneer de volgende handelingen worden uitgevoerd met als doel op
de motor af te remmen, wordt er niet op de motor afgeremd omdat de cruise
control niet wordt uitgeschakeld.
Als er tijdens het rijden in stand D of M wordt teruggeschakeld naar 6, 5
of 4.
(Blz. 263)
Als er tijdens het rijden in stand D wordt overgeschakeld naar de
SPORT-modus. (Blz. 203)
Automatisch uitschakelen van de sport-modus
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Wanneer na het rijden in de sport-modus het contact UIT wordt gezet,
wordt deze modus automatisch uitgeschakeld.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Wanneer na het rijden in de sport-modus het contact UIT wordt gezet,
wordt deze modus automatisch uitgeschakeld.
Als de selectiehendel niet in een andere stand dan stand P gezet kan
worden
Blz. 701
Als het controlelampje M niet gaat branden nadat de selectiehendel in
stand M is gezet
Als de weergave niet in M verandert in een ander dan het hierboven
beschreven geval, is er mogelijk een defect in het transmissiesysteem aan-
wezig. Laat uw auto direct controleren door een Toyota-dealer of erkende
reparateur.
Automatische schakelstapselectie
Als de auto tot stilstand wordt gebracht, schakelt de transmissie automatisch
terug, zodat u in de 1e stap kunt wegrijden.
208
2-1. Rijprocedures
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Automatische transmissie
Kies een schakelstand die past bij de rijomstandigheden.
Bedienen van de selectiehendel
Auto's met Smart Entry-systeem en startknop:
Trap, terwijl het contact AAN staat, het rempedaal in en ver-
plaats de selectiehendel.
Auto's zonder Smart Entry-systeem en startknop:
Trap, terwijl het contact AAN staat, het rempedaal in en ver-
plaats de selectiehendel.
209
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Kiezen van een schakelstand
*
1
: In stand D kiest het systeem de voor de rijomstandigheden meest
geschikte versnelling.
Zet de selectiehendel onder normale rijomstandigheden in stand D.
*
2
: Indien aanwezig kunt u met de paddle shift-schakelaars een schakel-
bereik selecteren om de motorremwerking te regelen.
Selecteren van een schakelstand
Druk op de schakelaar.
Voor snelle acceleratie en rij-
den in bergachtige gebieden.
Druk nogmaals op deze scha-
kelaar om terug te gaan naar
de normale modus.
Schakelstand Functie
P Parkeren van de auto of starten van de motor
R Achteruit
N Neutraalstand
D
Normaal rijden*
1
of rijden met tijdelijk
schakelbereik
*
2
M Rijden in stand M (Blz. 211)
210
2-1. Rijprocedures
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Rijden in stand D
Selectiehendel
Als de selectiehendel in stand D staat, wordt automatisch de ver-
snelling gekozen die het best bij de rijomstandigheden past.
Paddle shift-schakelaars (indien aanwezig)
Wanneer de selectiehendel in stand D staat, kan de motorremwer-
king tijdelijk worden ingeschakeld.
Door eerst op paddle shift-schakelaar - te drukken, kunnen de
schakelaars - en + daarna vrij worden gebruikt om het schakelbe-
reik te selecteren.
Door veranderen van het schakelbereik is beperking van de hoog-
ste versnelling mogelijk, waardoor onnodig opschakelen wordt
voorkomen en het gewenste niveau van remwerking kan worden
geselecteerd.
Opschakelen
Terugschakelen
Schakelbereiken en hun functies
Automatisch schakelen tussen de 1e en 6e versnelling, afhanke-
lijk van de rijsnelheid en de rijomstandigheden. De versnelling is
beperkt, afhankelijk van het geselecteerde schakelbereik.
Voor het afremmen op de motor kunt u uit 6 niveaus kiezen.
Een lagere versnelling geeft een grotere motorremkracht dan
een hogere versnelling en het toerental wordt ook hoger.
211
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Rijden in stand M
Wanneer de selectiehendel in stand M wordt gezet, kan er in 6 scha-
kelstappen worden geschakeld.
Opschakelen
Terugschakelen
In de volgende situaties worden de schakelstappen echter zelfs in
stand M automatisch gewijzigd:
Als de rijsnelheid daalt (alleen terugschakelen)
Als de temperatuur van de automatische-transmissievloeistof
extreem hoog is (alleen opschakelen)
212
2-1. Rijprocedures
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Schakeladviesindicator (indien aanwezig)
De schakeladviesindicator helpt de bestuurder om het brandstofver-
bruik en de uitlaatgasemissie binnen de limieten van het motorver-
mogen te verlagen.
Indien niet in gebruik
Adviesindicator voor opscha-
kelen
Functie schakeladviesindicator
Deze functie wordt automatisch geactiveerd in de M-stand.
Door te schakelen volgens de opschakeladviesindicator kunt u
het brandstofverbruik en de uitlaatgasemissies verlagen.
De schakeladviesindicator heeft geen vergelijkbare functie voor
terugschakelen.
Afhankelijk van de rijomstandigheden wordt de schakeladviesin-
dicator tijdens het rijden in stand M mogelijk niet door de scha-
kelstandindicator weergegeven.
213
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Paddle shift-schakelaars (indien aanwezig)
Wanneer paddle shift-schakelaar - in stand D worden bediend, wordt
automatisch een schakelbereik geselecteerd. De hoogste versnelling
van het eerste schakelbereik is één versnelling lager dan de versnelling
die tijdens normaal rijden in stand D is ingeschakeld.
Automatisch uitschakelen van de selectie van het schakelbereik in
stand D
De selectie van het schakelbereik in stand D wordt in de volgende geval-
len uitgeschakeld:
Paddle shift-schakelaar + wordt gedurende een bepaalde periode inge-
drukt
Als de auto tot stilstand komt
Het gaspedaal wordt in één schakelbereik langer dan een bepaalde
periode ingedrukt
Waarschuwingszoemer bij beperking terugschakelmogelijkheid
Uit veiligheidsoverwegingen en om het rijgedrag niet in negatieve zin te
beïnvloeden, kan er onder bepaalde omstandigheden beperkt worden terug-
geschakeld. In sommige omstandigheden kan er helemaal niet worden
teruggeschakeld met de selectiehendel of de paddle shift-schakelaars
(indien aanwezig). (De waarschuwingszoemer klinkt dan twee keer.)
214
2-1. Rijprocedures
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Tijdens het rijden met de cruise control of Dynamic Radar Cruise Con-
trol ingeschakeld
Ook wanneer de volgende handelingen worden uitgevoerd met als doel op
de motor af te remmen, wordt er niet op de motor afgeremd omdat de cruise
control of Dynamic Radar Cruise Control niet wordt uitgeschakeld.
Als er tijdens het rijden in stand D wordt teruggeschakeld naar 5 of 4.
(Blz. 263, 269)
Als er tijdens het rijden in stand D wordt overgeschakeld naar de
SPORT-modus. (Blz. 209)
Automatisch uitschakelen van de sport-modus
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Wanneer na het rijden in de sport-modus het contact UIT wordt gezet,
wordt deze modus automatisch uitgeschakeld.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Wanneer na het rijden in de sport-modus het contact UIT wordt gezet,
wordt deze modus automatisch uitgeschakeld.
Als de selectiehendel niet in een andere stand dan stand P gezet kan
worden
Blz. 701
Als het controlelampje M niet gaat branden nadat de selectiehendel in
stand M is gezet
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: nadat het contact AAN en
de selectiehendel in stand M is gezet, wordt de transmissie niet binnen
enkele seconden naar stand M geschakeld.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: nadat het contact AAN
en de selectiehendel in stand M is gezet, wordt de transmissie niet bin-
nen enkele seconden naar stand M geschakeld.
Dit komt doordat er een systeemcontrole wordt uitgevoerd. Wacht in dit
geval even en probeer vervolgens de selectiehendel opnieuw in stand M
te zetten.
Als de weergave niet in M verandert in een ander dan het hierboven
beschreven geval, is er mogelijk een defect in het transmissiesysteem
aanwezig. Laat uw auto direct controleren door een Toyota-dealer of
erkende reparateur.
215
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Als de waarschuwingsmelding temperatuur automatische-transmissie-
vloeistof verschijnt
AI-SHIFT-functie
De AI-SHIFT-functie schakelt automatisch de optimale versnelling in, daarbij
rekening houdend met de prestaties die de bestuurder van de auto verlangt
en met de rijomstandigheden.
De Al-SHIFT-functie wordt automatisch geactiveerd als de selectiehendel in
stand D staat. (De functie wordt uitgeschakeld als de selectiehendel in stand
M wordt gezet.)
Als tijdens het rijden de waarschuwings-
melding temperatuur automatische-trans-
missievloeistof verschijnt, moet de
normale rijmodus D worden ingeschakeld
en het gaspedaal worden losgelaten om
de rijsnelheid te verlagen. Breng de auto
op een veilige plaats tot stilstand, zet de
selectiehendel in stand P en laat de
motor stationair draaien tot de waarschu-
wingsmelding niet meer wordt weergege-
ven.
Wanneer de waarschuwingsmelding niet
meer wordt weergegeven, kunt u weer
gaan rijden.
Als de waarschuwingsmelding ook na
enige tijd niet wordt gewist, moet de auto
worden nagekeken door een Toyota-dea-
ler of erkende reparateur.
216
2-1. Rijprocedures
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Handgeschakelde transmissie
Bedienen van de selectiehendel
Trap het koppelingspedaal
vóór het bedienen van de
selectiehendel helemaal in en
laat het langzaam opkomen.
Zet de selectiehendel in stand R.
Trek de ring onder de pook-
knop omhoog om de selectie-
hendel in de achteruit te
zetten.
217
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Schakeladviesindicator (indien aanwezig)
De schakeladviesindicator helpt de bestuurder om het brandstofver-
bruik en de uitlaatgasemissie binnen de limieten van het motorver-
mogen te verlagen.
Opschakelen
Terugschakelen
Display schakeladviesindicator (indien aanwezig)
De schakeladviesindicator wordt mogelijk niet weergegeven wanneer uw
voet op het koppelingspedaal rust.
218
2-1. Rijprocedures
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Maximaal toegestane snelheden
Houd u bij maximaal accelereren aan de onderstaande maximaal toege-
stane snelheden in elke versnelling.
Benzinemotor
km/h (mph)
Dieselmotor
km/h (mph)
Schakel-
stand
Maximale snelheid
1ZR-FAE
motor
2ZR-FAE
motor
3ZR-FAE
motor
1 49 (30) 52 (32) 53 (33)
2 90 (56) 95 (59) 91 (57)
3 131 (81) 139 (86) 136 (85)
4 177 (110) 188 (117) 183 (114)
5 195 (121) 200 (124) 200 (124)
Schakel-
stand
Maximale snelheid
1AD-FTV
motor
2AD-FTV
motor
2AD-FHV
motor
1 37 (23) 40 (25) 37 (23)
2 73 (45) 73 (45) 68 (42)
3 115 (71) 115 (71) 107 (67)
4 164 (102) 159 (99) 149 (92)
5 190 (118) 200 (124) 190 (118)
219
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Display schakeladviesindicator (indien aanwezig)
Uit veiligheidsoverwegingen dient de bestuurder niet uitsluitend op het dis-
play te kijken. Raadpleeg het display alleen wanneer dit veilig kan en reke-
ning houdend met de wegcondities en de verkeersomstandigheden. Anders
kan zich een ongeval voordoen.
OPMERKING
Voorkomen van beschadiging van de transmissie
Trek de ring onder de pookknop alleen omhoog om de selectiehendel in
de achteruit te zetten.
Zet de selectiehendel alleen in de achteruit als de auto stilstaat.
Zet de selectiehendel niet in stand R
zonder eerst het koppelingspedaal in te
trappen.
220
2-1. Rijprocedures
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Richtingaanwijzerschakelaar
De richtingaanwijzers kunnen bediend worden als
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
Als de controlelampjes sneller knipperen dan normaal
Controleer of er een lamp van de richtingaanwijzer voor of achter is doorge-
brand.
Rechtsaf slaan
Linksaf slaan
Druk de hendel iets naar
boven en houd hem in die
stand vast als u wilt aange-
ven dat u van rijbaan wilt
wisselen.
De richtingaanwijzers rechts
blijven knipperen totdat u de
hendel weer loslaat.
Druk de hendel iets naar
boven en houd hem in die
stand vast als u wilt aange-
ven dat u van rijbaan wilt
wisselen.
De richtingaanwijzers links blij-
ven knipperen totdat u de hen-
del weer loslaat.
221
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Parkeerrem
Werking parkeerremschakelaar
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Alleen wanneer het contact AAN staat.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Alleen wanneer het contact AAN staat.
Automatische uitschakeling (auto's met handgeschakelde transmissie)
De parkeerrem wordt tijdens het starten van de motor automatisch gedeacti-
veerd, waardoor het wegrijden gemakkelijker wordt.
Druk op de schakelaar om
de parkeerrem te activeren.
Tijdens activeren: Het waar-
schuwingslampje van de par-
keerrem gaat knipperen
Eenmaal geactiveerd: Het
waarschuwingslampje van de
parkeerrem gaat branden
Houd de parkeerremschake-
laar ingedrukt als u in geval
van nood de parkeerrem tij-
dens het rijden moet bedienen.
Trek aan de schakelaar om
te deactiveren
222
2-1. Rijprocedures
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Automatische inschakeling (auto's met handgeschakelde transmissie)
Om te voorkomen dat de parkeerrem per ongeluk gedeactiveerd blijft, wordt
de parkeerrem onder de volgende omstandigheden automatisch geacti-
veerd:
Het contact wordt in stand ACC gezet.
De auto staat stil
Automatische activering (auto's met handgeschakelde transmissie)
De automatische activeringsfunctie (modus) wordt in eerste instantie inge-
schakeld, maar kan afhankelijk van de situatie worden in- of uitgeschakeld.
Automatische activering uitschakelen na inschakelen:
Breng de auto op een horizontaal oppervlak tot stilstand en zet het
contact AAN.
STAP
1
Trek de parkeerremschakelaar omhoog
en houd de schakelaar ten minste 5
seconden vast
Het controlelampje Auto P UIT gaat bran-
den.
STAP
2
223
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Automatische activering inschakelen na uitschakelen:
Breng de auto op een horizontaal oppervlak tot stilstand en zet het
contact AAN.
Druk de parkeerremschakelaar omlaag en houd de schakelaar ten
minste 5 seconden vast
Het controlelampje Auto P UIT gaat uit.
Tijdelijk uitschakelen van de automatische activering is mogelijk voor
bepaalde omstandigheden (wasstraat, slepen van de auto, enz.).
Om de functie voor het automatisch activeren van de parkeerrem tijdelijk
uit te schakelen moet de parkeerremschakelaar omhoog worden getrok-
ken terwijl tegelijkertijd het contact UIT wordt gezet.
Als de schakelaar langer dan 5 seconden wordt aangetrokken, wordt de
automatische activering uitgeschakeld.
Geluid parkeerrem
Wanneer de parkeerrem geactiveerd is, kan het geluid van een elektromotor
(zoemend geluid) hoorbaar zijn. Dit is normaal en duidt niet op een storing.
Als het systeem oververhit raakt
Het systeem kan tijdelijk niet beschikbaar zijn om te voorkomen dat het sys-
teem oververhit raakt als de schakelaar herhaaldelijk onnodig wordt
bediend.
In dat geval moet u even wachten totdat het systeem afgekoeld is en de nor-
male werking weer kan worden hervat.
Als er een storing in het systeem aanwezig is
Er gaat een waarschuwingslampje branden of knipperen. (Blz. 611)
Gebruik in de winter
Blz. 333
STAP
1
STAP
2
224
2-1. Rijprocedures
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Bij het verlaten van de auto
Controleer of het waarschuwingslampje van de parkeerrem brandt. Als de
parkeerrem niet is geactiveerd, zou de auto in beweging kunnen komen, wat
kan leiden tot een ongeval.
OPMERKING
Bij het parkeren
Voordat u de auto verlaat, moet u de parkeerrem activeren, de selectiehen-
del in stand P (Multidrive CVT of automatische transmissie) of in stand 1 of
de achteruit (handgeschakelde transmissie) zetten en ervoor zorgen dat de
auto niet beweegt.
Wanneer de parkeerrem niet gedeactiveerd kan worden door een sto-
ring
Gebruik het gereedschap om de parkeerrem handmatig te deactiveren.
(Blz. 702)
Als u gaat rijden terwijl de parkeerrem is geactiveerd, kunnen de onderdelen
van het remsysteem oververhit raken, waardoor de remprestaties in nega-
tieve zin kunnen worden beïnvloed en de onderdelen van het remsysteem
sneller slijten.
225
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Claxon
Na verstelling van het stuurwiel (auto's met elektrisch in hoogte en
lengterichting verstelbaar stuurwiel)
Controleer of het stuurwiel goed vergrendeld is.
Als het stuurwiel niet goed vergrendeld is, klinkt de claxon wellicht niet.
Druk op of vlak bij het merkte-
ken om te claxonne-
ren.
226
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
2-2. Instrumentenpaneel
Meters en tellers
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
De volgende meters, tellers en displays zijn verlicht als het con-
tact AAN is.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
De volgende meters, tellers en displays zijn verlicht als het con-
tact AAN staat.
Toerenteller
Geeft het motortoerental aan in omwentelingen per minuut.
Multi-informatiedisplay
Geeft de bestuurder een aantal gegevens met betrekking tot het rijden.
(Blz. 233)
Kilometerteller en dagteller
Kilometerteller
Geeft de totale afstand weer die met de auto gereden is.
Dagteller
Geeft de afstand weer die met de auto gereden is sinds de teller de
laatste keer op nul is gezet. Dagteller A en B kunnen onafhankelijk
van elkaar worden gebruikt en verschillende afstanden weergeven.
227
2-2. Instrumentenpaneel
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Snelheidsmeter
Geeft de rijsnelheid aan.
knop DISP/dimmer dashboardverlichting
Indrukken: Wijzigt het multi-informatiedisplay.
Draaien: Wijzigt de helderheid van de dashboardverlichting.
(Blz. 228)
Brandstofmeter
Geeft aan hoeveel brandstof er nog in de tank zit.
Klok
Geeft de tijd aan.
Koelvloeistoftemperatuurmeter
Geeft de koelvloeistoftemperatuur weer.
Kilometerteller/dagteller en resetknop dagteller
Voor het schakelen tussen de weergave van de kilometerteller en dag-
tellers. Door de knop ingedrukt te houden terwijl de dagteller wordt
weergegeven, wordt de dagteller gereset.
228
2-2. Instrumentenpaneel
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Dimmer dashboardverlichting
De helderheid van de dashboardverlichting kan worden gewijzigd als
de lichtschakelaar aan is.
Donkerder
Helderder
Uitschakeling van de dimfunctie van de instrumentenverlichting bij
ingeschakelde parkeerverlichting
Als de knop van de dimmer van de dashboardverlichting helemaal rechtsom
(helderder) wordt gedraaid, kan de helderheid plotseling sterk worden ver-
hoogd.
Gebruik deze functie tijdens het rijden overdag met ingeschakelde koplam-
pen, zodat het instrumentenpaneel beter kan worden afgelezen.
OPMERKING
Voorkomen van schade aan de motor en onderdelen van de motor
Laat de naald van de toerenteller niet in het rode gebied komen dat het
maximumtoerental aangeeft.
Als de naald van de koelvloeistoftemperatuurmeter in het rode gebied (H)
staat, kan de motor oververhit zijn. Breng in dat geval de auto zo snel
mogelijk op een veilige plaats tot stilstand en controleer de motor nadat
deze volledig is afgekoeld. (
Blz. 719)
229
2-2. Instrumentenpaneel
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Controlelampjes en waarschuwingslampjes
De controlelampjes en waarschuwingslampjes op het instrumenten-
paneel en middenpaneel informeren de bestuurder over de status
van de diverse systemen in de auto.
Om de functie van alle lampjes uit te leggen, zijn in de volgende
afbeelding alle controle- en waarschuwingslampjes brandend afge-
beeld.
Instrumentenpaneel
De eenheden die op de snelheidsmeter, de toerenteller en enkele
controlelampjes worden aangegeven, kunnen per motor, transmis-
sie, enz. verschillend zijn.
Middenpaneel
230
2-2. Instrumentenpaneel
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Controlelampjes
De controlelampjes informeren de bestuurder over de bedrijfs-
status van de verschillende systemen van de auto.
Controlelampje richting-
aanwijzers (Blz. 220)
Controlelampje
antidiefstalsysteem
(Blz. 119, 130)
Controlelampje
grootlicht (Blz. 249)
(indien
aanwezig)
Controlelampje
cruise control
(Blz. 263)
Controlelampje
achterlicht (Blz. 248)
(indien
aanwezig)
Controlelampje SET
(Blz. 263, 269)
(indien aan-
wezig)
Controlelampje
mistlampen voor
(Blz. 255)
(indien
aanwezig)
Controlelampje
snelheidsbegrenzer
(Blz. 288)
Controlelampje
mistachterlicht
(Blz. 255)
(indien
aanwezig)
Controlelampje
Dynamic Radar Cruise
Control (Blz. 269)
Controlelampje
Traction Control
(Blz. 317)
(indien
aanwezig)
Controlelampje LKA
(Blz. 306)
Controlelampje
VSC OFF (Blz. 317)
(indien
aanwezig)
Controlelampje AFS
OFF (Blz. 249)
(Diesel-
motor)
Controlelampje
voorgloeien
(Blz. 192, 198)
(indien
aanwezig)
ECO-controlelampje
(Blz. 180)
*
1, 2
*
1, 3
*
1, 3
*
1
231
2-2. Instrumentenpaneel
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Waarschuwingslampjes
Waarschuwingslampjes informeren de bestuurder over storin-
gen in de systemen van de auto. (Blz. 611)
(indien
aanwezig)
Controlelampje
Auto P UIT (Blz. 222)
(indien
aanwezig)
Controlelampje SPORT
(Blz. 203, 209)
(indien
aanwezig)
Positie-indicator
(Blz. 205, 211)
Waarschuwingslampje
parkeerrem (Blz. 221)
(indien
aanwezig)
Schakeladviesindicator
(, Blz. 212217)
Controlelampje
PASSENGER
AIRBAG
(Blz. 172)
(indien
aanwezig)
Waarschuwingslampje
PCS (Blz. 322)
(Rood) (Geel) (indien
aanwezig)
(indien
aanwezig)
(indien
aanwezig)
*
1
*
4
*
4
*
1
*
1, 2, 3
*
1
*
1
*
1
*
1
*
1
*
1
*
1
*
1, 5
*
1
*
1, 5
*
1
*
1
232
2-2. Instrumentenpaneel
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Als een waarschuwingslampje van een veiligheidssysteem niet gaat
branden
Als een lampje van een veiligheidssysteem zoals het antiblokkeersysteem
en airbagsysteem niet gaat branden als u de motor start, kan het betekenen
dat deze systemen niet beschikbaar zijn om u te beschermen in geval van
een aanrijding, waardoor ernstig letsel zou kunnen ontstaan. Laat de auto
onmiddellijk nakijken door een Toyota-dealer of erkende reparateur als dit
gebeurt.
*
1
: Deze lampjes gaan branden wanneer het contact AAN wordt gezet. Ze
geven aan dat de systeemcontrole wordt uitgevoerd. Ze doven nadat
de motor is aangeslagen of nadat er enkele seconden verstreken zijn.
Er kan een storing in een systeem aanwezig zijn als een lampje niet
gaat branden of niet uit gaat. Laat de auto nakijken door een Toyota-
dealer of erkende reparateur.
*
2
: Het lampje knippert snel om aan te geven dat het systeem in werking
is.
*
3
: Het lampje gaat branden wanneer het systeem wordt uitgeschakeld.
*
4
: Auto's met Multidrive CVT of automatische transmissie
*
5
: Het lampje knippert om een storing aan te geven.
233
2-2. Instrumentenpaneel
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Multi-informatiedisplay
Het multi-informatiedisplay verschaft de bestuurder uiteenlopende
rijgerelateerde informatie.
Ritinformatie (Blz. 235)
Geeft de actieradius, het
brandstofverbruik en de ove-
rige informatie met betrekking
tot het rijden weer.
Datum (Blz. 235)
Geeft de datum aan en dient
voor het instellen van de
datum.
Buitentemperatuurmeter
(Blz. 235)
Geeft de buitentemperatuur
aan.
Waarschuwingsmeldingen
(Blz. 620)
Deze worden automatisch
weergegeven als er een sto-
ring optreedt in een van de
systemen van de auto.
234
2-2. Instrumentenpaneel
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Wijzigen weergave op het display
Knop DISP
De onderwerpen die worden
weergegeven, kunnen worden
gewijzigd door op de knop DISP
te drukken.
Toets DISP
Auto's met audiosysteem inclu-
sief multimediasysteem: De
onderwerpen die worden weer-
gegeven, kunnen worden gewij-
zigd door op de toets DISP te
drukken.
235
2-2. Instrumentenpaneel
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Ritinformatie
Display klok en buitentemperatuur
Geeft de datum en de buitentem-
peratuur aan.
Het temperatuurbereik dat kan
worden weergegeven ligt tussen -
40°C en 50°C.
Actueel brandstofverbruik
Geeft het actuele brandstofver-
bruik aan.
236
2-2. Instrumentenpaneel
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Gemiddeld brandstofverbruik
Geeft het gemiddelde brandstof-
verbruik aan sinds de laatste
reset van de functie.
De functie kan worden gereset
door de knop DISP. of de
DISP-schakelaar langer dan 1
seconde in te drukken als het
gemiddelde brandstofverbruik
wordt weergegeven.
Het weergegeven gemiddelde
brandstofverbruik is een glo-
bale waarde.
ECO-indicator (indien aanwezig)
De verhouding van de actuele
acceleratie tot het Eco-bereik
wordt weergegeven.
237
2-2. Instrumentenpaneel
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Actieradius
Toont de berekende maximale
afstand die nog kan worden
gereden met de resterende
brandstof.
Deze afstand wordt berekend
op basis van het gemiddelde
brandstofverbruik. Hierdoor
kan de werkelijke afstand die
nog kan worden gereden,
afwijken van de weergegeven
afstand.
Als er een kleine hoeveelheid
brandstof wordt getankt, wordt
de weergave mogelijk niet bij-
gewerkt.
Zet het contact tijdens het tan-
ken UIT.
Als het contact tijdens het tan-
ken niet UIT wordt gezet, wordt
de waarde mogelijk niet aan-
gepast.
238
2-2. Instrumentenpaneel
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Gemiddelde rijsnelheid
Geeft de gemiddelde rijsnelheid
aan sinds de laatste reset van de
functie.
De functie kan worden gereset
door de knop DISP. of de DISP-
schakelaar langer dan 1 seconde
in te drukken als de gemiddelde
rijsnelheid wordt weergegeven.
Verstreken tijd
Geeft de verstreken tijd aan
sinds de laatste reset van de
functie.
De functie kan worden gereset
door de knop DISP. of de DISP-
schakelaar langer dan 1 seconde
in te drukken als de verstreken
tijd wordt weergegeven.
239
2-2. Instrumentenpaneel
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Instellen van het display
Vóór het instellen
Roep het instelscherm op het multi-informatiedisplay op terwijl
de auto stilstaat.
Houd de knop DISP of de DISP-
schakelaar ingedrukt om de
instellingsstand te selecteren.
Selecteer het gewenste onderwerp in het menuscherm.
Houd de knop DISP. of de toets DISP ingedrukt om de instellings-
stand te selecteren.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
240
2-2. Instrumentenpaneel
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Instellen van de klok
Selecteer CLOCK in het menuscherm.
Druk op de knop DISP. of de
DISP-schakelaar om de uren in
te stellen.
Wacht na het instellen van de
uren 5 seconden totdat de balk
niet meer wordt weergegeven en
controleer of de uren zijn inge-
voerd.
Druk op de knop DISP. of de
DISP-schakelaar om de minuten
in te stellen.
Wacht na het instellen van de
minuten 5 seconden totdat de
balk niet meer wordt weergege-
ven en controleer of de minuten
zijn ingevoerd.
Instellen van de tijdsweergave
Selecteer CLOCK FORMAT op het menuscherm.
Selecteer de gewenste tijds-
weergave.
Houd de knop DISP. of de DISP-
schakelaar ingedrukt om uw
keuze in te voeren.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
1
STAP
2
241
2-2. Instrumentenpaneel
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Instellen van de datum
Selecteer DATE op het menuscherm.
Druk op de knop DISP. of de
DISP-schakelaar om het jaar in
te stellen.
Wacht na het instellen van het
jaar 5 seconden totdat de balk
niet meer wordt weergegeven en
controleer of het jaar is inge-
voerd.
Druk op de knop DISP. of de
DISP-schakelaar om de maand
in te stellen.
Wacht na het instellen van de
maand 5 seconden totdat de balk
niet meer wordt weergegeven en
controleer of de maand is inge-
voerd.
Druk op de knop DISP. of de
DISP-schakelaar om de dag in te
stellen.
Wacht na het instellen van de dag
5 seconden totdat de balk niet
meer wordt weergegeven en con-
troleer of de dag is ingevoerd.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
242
2-2. Instrumentenpaneel
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Instellen van de datumweergave
Selecteer DATE FORMAT op het menuscherm.
Selecteer de gewenste datum-
weergave.
Houd de knop DISP. of de DISP-
schakelaar ingedrukt om uw
keuze in te voeren.
Gewenste taal selecteren
Selecteer LANGUAGE op het menuscherm.
Selecteer de gewenste taal.
Houd de knop DISP. of de DISP-
schakelaar ingedrukt om uw
keuze in te voeren.
STAP
1
STAP
2
STAP
1
STAP
2
243
2-2. Instrumentenpaneel
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Instellen van het ECO-controlelampje
Selecteer ECO INDICATOR op het menuscherm.
Selecteer de gewenste instelling.
Houd de knop DISP. of de DISP-
schakelaar ingedrukt om uw
keuze in te voeren.
Deze instelling schakelt de ECO-
indicator niet aan/uit.
Selecteren van de eenheden
Selecteer UNITS op het menuscherm.
Selecteer de gewenste eenheid.
Houd de knop DISP. of de DISP-
schakelaar ingedrukt om uw
keuze in te voeren.
Terugkeren naar het vorige scherm
Selecteer BACK op het scherm.
Houd de knop DISP. of de DISP-schakelaar ingedrukt om uw keuze in te
voeren.
STAP
1
STAP
2
STAP
1
STAP
2
244
2-2. Instrumentenpaneel
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
ECO-indicator (indien aanwezig)
Het milieubewuste acceleratiegebied (milieubewust rijden) wordt weerge-
geven naast de actuele mate van acceleratie. Als het gaspedaal te ver
wordt ingetrapt en de limiet voor Eco-rijden wordt overschreden, begint de
rechterzijde van het staafdiagram te knipperen.
De indicator wordt niet weergegeven als tijdens het rijden aan de volgende
voorwaarden wordt voldaan:
De selectiehendel staat in een andere stand dan D
De auto rijdt in de sport-modus
De paddle shift-schakelaar, indien aanwezig, wordt bediend terwijl de
selectiehendel in stand D staat
De rijsnelheid is 130 km/h of hoger.
Buitentemperatuurmeter
Onder de volgende omstandigheden wordt mogelijk niet de juiste buiten-
temperatuur weergegeven of duurt het langer voordat de weergave
wordt gewijzigd.
Wanneer de auto wordt stilgezet of wanneer langzaam wordt gereden
(minder dan 25 km/h)
Wanneer de buitentemperatuur plotseling verandert (bijvoorbeeld bij
het in- of uitrijden van een garage of tunnel)
Wanneer -- wordt weergegeven, is het systeem mogelijk defect.
Laat de auto nakijken door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
245
2-2. Instrumentenpaneel
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Persoonlijke voorkeursinstellingen die bij een Toyota-dealer of
erkende reparateur kunnen worden geconfigureerd
De instellingen (in-/uitschakelen van ECO-indicator) kunnen worden gewij-
zigd. (Blz. 762)
LCD-scherm
Op het display kunnen kleine vlekjes of lichte puntjes verschijnen. Dit ver-
schijnsel is kenmerkend voor LCD-schermen, u kunt het scherm zonder pro-
blemen blijven gebruiken.
OPMERKING
Het multi-informatiedisplay bij lage temperaturen
Laat het interieur van de auto op temperatuur komen alvorens het informa-
tiedisplay te gebruiken. Bij extreem lage temperaturen kan het informatiedis-
play trager reageren en worden wijzigingen mogelijk met enige vertraging
weergegeven.
246
2-2. Instrumentenpaneel
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Informatie over brandstofverbruik
Het scherm “Reisinformatie” of “Historische gegevens” weerge-
ven
Druk op de toets CAR en selecteer vervolgens “Reisinformatie” of
“Historische gegevens” op het scherm.
Brandstofverbruik
Ritinformatie
Als het scherm “Reisinformatie” niet verschijnt, kies dan “Reisinfor-
matie”.
Gemiddelde rijsnelheid
Actieradius
Brandstofverbruik per minuut,
over de afgelopen periode
Actueel brandstofverbruik
De reisinformatie resetten
Verstreken tijd
Scherm “Historische gege-
vens” wordt weergeven
Het gemiddelde brandstofverbruik over de laatste 15 minuten
wordt door het gebruik van kleuren verdeeld in vorige gemiddelden
en gemiddelden sinds de laatste keer dat het contact AAN is gezet.
Het weergegeven gemiddelde brandstofverbruik is een globale
waarde.
De volgende afbeeldingen zijn slechts voorbeelden en kunnen
afwijken van de werkelijke situaties.
: Indien aanwezig
De informatie over het brandstofverbruik kan worden weergegeven
op het scherm van het navigatiesysteem of multimediasysteem.
247
2-2. Instrumentenpaneel
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Historische gegevens
Kies “Historische gegevens” als het scherm “Historische gege-
vens” niet wordt weergegeven.
Het beste gemeten brandstof-
verbruik
Het vorige gemeten brandstof-
verbruik
Actueel brandstofverbruik
Vorige data resetten
Vorige data bijwerken
Scherm “Reisinformatie” wordt
weergeven
De volgende afbeeldingen zijn slechts voorbeelden en kunnen
afwijken van de werkelijke situaties.
De gegevens resetten
Als u “Wissen” kiest op het scherm “Reisinformatie”, worden de reisinforma-
tiegegevens gereset.
Als u “Wissen” kiest op het scherm “Historische gegevens”, worden alle his-
torische gegevens gereset.
De historische gegevens bijwerken
Als u “Updaten” kiest op het scherm “Historische gegevens”, worden de his-
torische gegevens bijgewerkt.
Ook het gemiddelde brandstofverbruik dat op het multi-informatiedisplay
wordt weergegeven, wordt gelijktijdig gereset.
Actieradius
Toont de berekende maximale afstand die nog kan worden gereden met de
resterende brandstof.
Deze afstand wordt berekend op basis van het gemiddelde brandstofver-
bruik. Hierdoor kan de werkelijke afstand die nog kan worden gereden, afwij-
ken van de weergegeven afstand.
248
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
2-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Lichtschakelaar
De koplampen kunnen handmatig of automatisch worden bediend.
De parkeerlichten
voor, achterlichten,
kentekenplaat- en
dashboardverlichting
gaan branden.
De koplampen en alle
hierboven genoemde
verlichting gaan bran-
den.
De koplampen en alle
verlichting die hierbo-
ven genoemd is, gaan
automatisch aan en
uit.
(Auto's met Smart en-
try-systeem en start-
knop: Wanneer het
contact AAN staat.
Auto's zonder Smart
entry-systeem en
startknop: Wanneer
het contact AAN
staat.)
(indien
aanwezig)
249
2-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Inschakelen van grootlicht
Druk bij ingeschakelde kop-
lampen de hendel naar voren
om het grootlicht in te schake-
len.
Door de hendel weer in de mid-
denstand te zetten, wordt het
grootlicht uitgeschakeld.
Trek de hendel naar u toe om
het grootlicht in te schakelen.
Laat de hendel weer los om het
grootlicht uit te schakelen. U kunt
lichtsignalen geven met de kop-
lampen in- of uitgeschakeld.
Adaptive Front Lighting-systeem (auto's met gasontladingskop-
lampen)
Het Adaptive Front Lighting-systeem verbetert het zicht bij kruisingen
en in bochten door de koplampen in de gewenste rijrichting te verstel-
len op basis van de rijsnelheid en de hoek waarover de voorwielen
verdraaid worden.
Werkt bij een snelheid van 10 km/h of hoger.
Deactiveren van het Adaptive Front Lighting-systeem
Druk op de schakelaar om het
Adaptive Front Lighting-systeem
uit te schakelen.
250
2-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Draaiknop koplampverstelling (auto's met halogeenkoplampen)
De koplamphoogte kan worden afgestemd op het aantal passagiers
in de auto en de mate van belading.
Verhogen van de koplamp-
hoogte
Verlagen van de koplamp-
hoogte
Aanwijzing voor instellen van de koplamphoogte
Aantal inzittenden en hoeveelheid bagage
Stand knop
Inzittenden Hoeveelheid bagage
Bestuurder Geen 0
Bestuurder en
voorpassagier
Geen 0
Alle zitplaatsen bezet Geen 1,5
Alle zitplaatsen bezet Maximale belading 3
Bestuurder Maximale belading 4
251
2-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Follow Me Home-systeem (indien aanwezig)
Dankzij dit systeem kunnen de koplampen gedurende 30 seconden
worden ingeschakeld wanneer het contact UIT wordt gezet.
Trek, nadat het contact UIT is
gezet, de hendel naar u toe en
laat hem los terwijl de lichtscha-
kelaar in de stand of
staat.
Trek de hendel naar u toe en laat
hem weer los om de verlichting
uit te schakelen.
252
2-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Dagrijverlichting
Om uw auto beter zichtbaar te maken voor andere weggebruikers, gaat de
dagrijverlichting automatisch branden (op een gereduceerde sterkte) als de
motor gestart wordt en de parkeerrem wordt ontgrendeld. Dagrijverlichting is
niet ontworpen voor gebruik in het donker.
Sensor koplampregeling (indien aanwezig)
Automatisch uitschakelsysteem verlichting
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
De koplampen en alle andere lichten worden automatisch uitgescha-
keld als de lichtschakelaar in stand AUTO staat terwijl het contact in
stand ACC of UIT wordt gezet.
De mistlampen voor worden automatisch uitgeschakeld als de licht-
schakelaar in stand staat terwijl het contact in stand ACC of UIT
wordt gezet.
De koplampen en de mistlampen voor worden automatisch uitgescha-
keld als de lichtschakelaar in stand staat terwijl het contact in
stand ACC of UIT wordt gezet.
De parkeerlichten voor en de achterlichten worden na 20 minuten auto-
matisch uitgeschakeld.
Zet om de verlichting weer in te schakelen het contact AAN of zet de licht-
schakelaar een keer in de stand UIT en daarna weer in de stand of
.
De werking van de sensor kan in nega-
tieve zin beïnvloed worden als er iets op
de ruit wordt aangebracht waardoor de
sensor wordt afgeschermd.
Hierdoor kan de sensor niet op de juiste
manier de hoeveelheid omgevingslicht
signaleren, waardoor het automatische
koplampsysteem mogelijk onjuist functio-
neert.
253
2-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
De koplampen en alle andere lichten worden automatisch uitgescha-
keld als de lichtschakelaar in stand AUTO staat terwijl het contact in
stand ACC of UIT wordt gezet.
De mistlampen voor worden automatisch uitgeschakeld als de licht-
schakelaar in de stand staat terwijl het contact in stand ACC of
UIT wordt gezet.
De koplampen en de mistlampen voor worden automatisch uitgescha-
keld als de lichtschakelaar in de stand staat terwijl het contact in
stand ACC of UIT wordt gezet.
De parkeerlichten voor en de achterlichten worden na 20 minuten auto-
matisch uitgeschakeld.
Zet om de verlichting weer in te schakelen het contact AAN of zet de licht-
schakelaar een keer in de stand UIT en daarna weer in de stand of
.
Zoemer verlichting
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Een zoemer klinkt als het contact UIT of in stand ACC wordt gezet en het
bestuurdersportier geopend wordt terwijl de verlichting is ingeschakeld.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Er klinkt een zoemer wanneer het contact UIT of in stand ACC wordt
gezet en het bestuurdersportier wordt geopend terwijl de verlichting is
ingeschakeld.
Automatische verticale koplampverstelling (auto's met gasontladings-
koplampen)
De koplamphoogte wordt automatisch geregeld op basis van het aantal
passagiers in de auto en de mate van belading om verblinding van andere
weggebruikers door de koplampen te voorkomen.
254
2-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Als het controlelampje gaat knipperen...
Dit kan duiden op een storing in het systeem. Neem contact op met een
Toyota-dealer of erkende reparateur.
Persoonlijke voorkeursinstellingen die door een Toyota-dealer of
erkende reparateur kunnen worden geconfigureerd
De gevoeligheid van de lichtsensor kan worden ingesteld.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen
Blz. 761)
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de accu
Laat de verlichting niet langer branden dan noodzakelijk is als de motor niet
draait.
255
2-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Schakelaar mistlampen
De mistlampen zorgen voor uitstekend zicht bij ongunstige rijom-
standigheden, zoals bij regen of mist.
Auto's met mistlampen voor
Uit
Mistlampen voor aan
Mistlampen voor en mist-
achterlicht branden beide
(door de schakelaarring
nogmaals te draaien, wordt
alleen het mistachterlicht
uitgeschakeld.)
Als de schakelaar wordt losge-
laten, keert de ring terug naar
de stand .
Door de schakelaar nogmaals
te bedienen, wordt alleen het
mistachterlicht uitgeschakeld.
Als de verlichting werd uitge-
schakeld, terwijl het mistach-
terlicht was ingeschakeld, gaat
het mistachterlicht niet bran-
den als de verlichting opnieuw
wordt ingeschakeld.
256
2-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Mistlampen kunnen worden gebruikt als
Auto's met mistlampen voor
Mistlampen voor: De koplampen of parkeerlichten voor zijn ingeschakeld.
Mistachterlicht: De mistlampen voor zijn ingeschakeld.
Auto's zonder mistlampen voor
De koplampen of parkeerlichten voor zijn ingeschakeld.
Auto's zonder mistlampen voor
Uit
Mistachterlicht aan
Als de schakelaar wordt losge-
laten, keert de ring terug naar
de stand .
Door de schakelaar nogmaals
te bedienen, wordt alleen het
mistachterlicht uitgeschakeld.
257
2-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Ruitenwissers en -sproeiers
Ruitenwissers met intervalafstelling
Het wisinterval kan worden gewijzigd (als de stand is
geselecteerd).
Intervalwerking ruitenwis-
sers
Lage snelheid ruitenwissers
Hoge snelheid ruitenwis-
sers
Enkele slag
Verlengt het interval van de
wisserwerking
Verlengt het interval van de
wisserwerking
258
2-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Sproeien/wissen
De ruitenwissers werken
automatisch.
Als de koplampen aan zijn,
werken de koplampsproei-
ers één keer. Vervolgens
zullen de koplampsproeiers
elke vijfde keer dat u de
hendel bedient werken.
(indien aanwezig)
Ruitenwissers met regensensor
In de stand AUTO beginnen de ruitenwissers automatisch te
wissen als de sensor signaleert dat het regent. De wissnelheid
wordt automatisch afgestemd op de hoeveelheid neerslag.
Stand AUTO
Lage snelheid ruitenwissers
Hoge snelheid ruitenwis-
sers
Enkele slag
259
2-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
De ruitenwissers en ruitensproeiers kunnen worden bediend als
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
Sensorgevoeligheid (hoog)
Sensorgevoeligheid (laag)
Sproeien/wissen
De ruitenwissers werken
automatisch.
Als de koplampen aan zijn,
werken de koplampsproei-
ers één keer. Vervolgens
zullen de koplampsproeiers
elke vijfde keer dat u de
hendel bedient werken.
(indien aanwezig)
260
2-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Regensensor (auto's met ruitenwissers met regensensor)
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Als de ruitenwisserschakelaar in de stand AUTO wordt gezet terwijl het
contact AAN staat, werken de ruitenwissers één keer om aan te geven
dat de stand AUTO is geactiveerd.
Als de ruitenwisser gevoeliger wordt afgesteld, kan de wisser één keer
werken om aan te geven dat de gevoeligheid is gewijzigd.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Als de ruitenwisserschakelaar in de stand AUTO wordt gezet terwijl het
contact AAN staat, werken de ruitenwissers één keer om aan te geven
dat de stand AUTO is geactiveerd.
Als de ruitenwisser gevoeliger wordt afgesteld, kan de wisser één keer
werken om aan te geven dat de gevoeligheid is gewijzigd.
Als er geen ruitensproeiervloeistof op de ruit terechtkomt
Controleer of er ruitensproeiervloeistof in het reservoir aanwezig is en of de
sproeierkoppen niet verstopt zijn.
Kenmerken van de ruitenwissers
De achterruitverwarming en de spiegelverwarmingen worden automatisch
ingeschakeld als u de ruitenwissers bedient.
De regensensor registreert de hoeveel-
heid neerslag.
261
2-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Waarschuwing met betrekking tot het gebruik van de ruitenwissers in
de stand AUTO
De ruitenwissers kunnen onverwacht in werking treden als de sensor aange-
raakt wordt of als de voorruit aan trillingen wordt blootgesteld terwijl de rui-
tenwissers in de stand AUTO staan. Let erop dat er niets bekneld raakt als
de ruitenwissers in werking treden.
OPMERKING
Als de voorruit droog is
Gebruik de ruitenwissers niet als de voorruit droog is omdat hierdoor de
voorruit beschadigd kan worden.
Als er geen ruitensproeiervloeistof uit de sproeierkoppen komt
Als u de hendel gedurende langere tijd naar u toe getrokken houdt, kan de
sproeierpomp beschadigd raken.
Wanneer een sproeier verstopt raakt
Probeer als een sproeierkop verstopt is geraakt deze niet schoon te maken
met een naald of iets dergelijks. Hierdoor kan de sproeierkop beschadigd
raken.
262
2-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Achterruitenwisser en -sproeier (wagon)
De achterruitenwisser en -sproeier kunnen worden bediend als
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
OPMERKING
Als de achterruit droog is
Gebruik de ruitenwissers niet als de achterruit droog is omdat de achterruit
hierdoor beschadigd kan raken.
Intervalstand ruitenwissers
Normale stand ruitenwis-
sers
Gelijktijdig inschakelen rui-
tensproeier en ruitenwisser
Gelijktijdig inschakelen rui-
tensproeier en ruitenwisser
263
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
Cruise control
: Indien aanwezig
Met de cruise control kan een ingestelde snelheid worden vastge-
houden zonder dat hiervoor het gaspedaal hoeft te worden ingetrapt.
Indicatoren
Cruise control-schakelaar
Instellen van de rijsnelheid
Schakel de cruise control in
met de toets ON-OFF.
Het controlelampje cruise con-
trol gaat branden.
Druk nogmaals op de toets om
de cruise control uit te schake-
len.
Accelereer of decelereer naar
de gewenste snelheid en druk
de hendel naar beneden om
de snelheid in te stellen.
Het controlelampje SET zal
gaan branden.
De rijsnelheid op het moment
dat de schakelaar wordt losge-
laten, wordt de ingestelde snel-
heid.
STAP
1
STAP
2
264
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Wijzigen van de ingestelde snelheid
Bedien, om de ingestelde snelheid te wijzigen, de hendel totdat
de gewenste snelheid wordt weergegeven.
Snelheid verhogen
Snelheid verlagen
Fijnafstelling: Beweeg de hen-
del kort in de gewenste rich-
ting.
Ruime afstellling: Houd de
hendel in de gewenste richting
gedrukt.
De ingestelde snelheid wordt als volgt verhoogd of verlaagd:
Fijnafstelling: Ongeveer 1,6 km/h, telkens als de hendel bediend
wordt.
Ruime afstelling: De ingestelde snelheid wordt continu verhoogd
of verlaagd totdat de hendel wordt losgelaten.
265
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Uitschakelen en hervatten van de constante-snelheidsrege-
ling
Als u de hendel naar u toe
trekt, wordt de constante-
snelheidsregeling geannu-
leerd.
De snelheidsregeling wordt
ook uitgeschakeld als het rem-
pedaal of het koppelingspe-
daal (alleen handgeschakelde
transmissie) wordt ingetrapt.
Door de hendel omhoog te
drukken wordt de con-
stante-snelheidsregeling
hervat.
Hervatten van de cruise control
is mogelijk vanaf een rijsnel-
heid van ongeveer 40 km/h of
meer.
266
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
De cruise control kan worden gebruikt als
Auto's met Multidrive CVT of automatische transmissie
De selectiehendel in stand D of in stand 4 of hoger van M staat.
Stand 4 of hoger is geselecteerd met de paddle shift. (auto's met paddle
shift-schakelaar)
De rijsnelheid hoger is dan 40 km/h.
Auto's met handgeschakelde transmissie
De rijsnelheid is hoger dan 40 km/h.
Accelereren na het instellen van de rijsnelheid
Er kan normaal met de auto geaccelereerd worden. Na de acceleratie
gaat de auto weer rijden met de ingestelde snelheid.
De ingestelde snelheid kan zelfs worden verhoogd zonder de cruise con-
trol uit te schakelen, door eerst naar de gewenste snelheid te accelere-
ren en vervolgens de hendel omlaag te drukken om de nieuwe snelheid
in te stellen.
267
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Automatisch uitschakelen van cruise control
De cruise control stopt onder de volgende omstandigheden met het in stand
houden van de rijsnelheid:
De werkelijke rijsnelheid zakt tot meer dan 16 km/h onder de geprogram-
meerde rijsnelheid.
In dit geval blijft de geprogrammeerde snelheid niet bewaard.
Werkelijke rijsnelheid is lager dan ongeveer 40 km/h.
De VSC is geactiveerd.
Snelheidsbegrenzer is geactiveerd (indien aanwezig).
Als de waarschuwingsmelding voor de cruise control op het multi-
informatiedisplay wordt weergegeven
Druk eenmaal op de toets ON-OFF om het systeem uit te schakelen en druk
vervolgens opnieuw op de toets om het systeem in te schakelen.
Als er geen snelheid kan worden geprogrammeerd of de cruise control direct
na het activeren weer wordt uitgeschakeld, is er mogelijk een defect in het
cruise control-systeem aanwezig. Laat uw auto controleren door een Toyota-
dealer of erkende reparateur.
268
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Om onbedoeld inschakelen van de cruise control te voorkomen
Schakel de cruise control uit met de toets ON-OFF als deze niet wordt
gebruikt.
Situaties die niet geschikt zijn voor gebruik van de cruise control
Gebruik de cruise control niet in de volgende situaties.
Als u dat wel doet kunt u de macht over het stuur verliezen, waardoor ernstig
letsel kan ontstaan.
In druk verkeer
Op wegen met scherpe bochten
Op slingerende wegen
Op wegen die door regen, ijs of sneeuw glad zijn
Op steile hellingen
Bij het afdalen van een steile helling kan de rijsnelheid de ingestelde snel-
heid overschrijden.
Bij het rijden met een aanhangwagen of tijdens het slepen in een noodge-
val
269
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Dynamic Radar Cruise Control
: Indien aanwezig
De Dynamic Radar Cruise Control is een conventionele cruise con-
trol die is uitgebreid met een afstandsregeling. Als deze regeling is
ingeschakeld, accelereert of decelereert de auto automatisch om
een vooraf ingestelde afstand tot de voorligger te bewaren.
Indicatoren
Display
Ingestelde snelheid
Afstandsschakelaar
Cruise control-schakelaar
270
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Instellen van de rijsnelheid (afstandsregelmodus)
Schakel de cruise control in
met de toets ON-OFF.
Het controlelampje van de
Dynamic Radar Cruise Control
gaat branden.
Druk nogmaals op de toets om
de cruise control uit te schake-
len.
Accelereer of decelereer naar
de gewenste snelheid en druk
de hendel naar beneden om
de snelheid in te stellen.
Het controlelampje SET zal
gaan branden.
De rijsnelheid op het moment
dat de schakelaar wordt losge-
laten, wordt de ingestelde snel-
heid.
STAP
1
STAP
2
271
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Wijzigen van de ingestelde snelheid
Bedien, om de ingestelde snelheid te wijzigen, de hendel totdat
de gewenste snelheid wordt weergegeven.
Snelheid verhogen
Snelheid verlagen
Fijnafstelling: Beweeg de hen-
del kort in de gewenste rich-
ting.
Ruime afstelling: Houd de hen-
del in de gewenste richting
gedrukt.
Als de afstandsregelmodus is ingeschakeld, wordt de ingestelde snel-
heid als volgt verhoogd of verlaagd:
Wanneer de ingestelde snelheid getoond wordt in “MPH”
Fijnafstelling: Ongeveer 8 km/h, telkens wanneer de hendel bediend
wordt
Ruime afstelling: Ongeveer 8 km/h, voor iedere 0,75 seconden dat
de hendel vastgehouden wordt
272
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Wanneer de ingestelde snelheid getoond wordt in “km/h”
Fijnafstelling: Ongeveer 5 km/h, telkens wanneer de hendel bediend
wordt
Ruime afstelling: Ongeveer 5 km/h, voor iedere 0,75 seconden dat
de hendel vastgehouden wordt
Bij de constante-snelheidsregelmodus (Blz. 278), wordt de inge-
stelde snelheid als volgt verhoogd of verlaagd:
Fijnafstelling: Ongeveer 1,6 km/h, telkens als de hendel bediend wordt
Ruime afstelling: De ingestelde snelheid wordt continu verhoogd of ver-
laagd totdat de hendel wordt losgelaten
273
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Wijzigen van de tussenafstand
Door de schakelaar in te druk-
ken wordt de tussenafstand
als volgt gewijzigd:
Lang
Gemiddeld
Kort
Auto's met Smart Entry-sys-
teem en startknop:
De afstand wordt automatisch
op Lang ingesteld als het con-
tact AAN wordt gezet.
Als er een auto voor u rijdt,
wordt het symbool voor een
voorligger ook weergegeven.
Auto's zonder Smart Entry-sys-
teem en startknop:
De tussenafstand wordt auto-
matisch op Lang ingesteld als
het contact AAN wordt gezet.
Als er een auto voor u rijdt,
wordt het symbool voor een
voorligger ook weergegeven.
Symbool voorligger
274
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Instellen afstand tot voorligger
Selecteer een afstand in de onderstaande tabel. Houd er reke-
ning mee dat de aangegeven afstanden overeenkomen met een
rijsnelheid van 80 km/h. De tussenafstand is afhankelijk van de
rijsnelheid.
Uitschakelen en hervatten van de snelheidsregeling
Als u de hendel naar u toe
trekt, wordt de cruise con-
trol uitgeschakeld.
De snelheidsregeling wordt
eveneens onderbroken als het
rempedaal wordt ingetrapt.
Door de hendel omhoog te
drukken, wordt de cruise
control hervat en wordt de
opgeslagen snelheid inge-
steld.
Hervatten van de cruise control
is mogelijk vanaf een rijsnel-
heid van ongeveer 40 km/h of
meer.
Afstandsopties Tussenafstand
Lang Ongeveer 50 m
Gemiddeld Ongeveer 40 m
Kort Ongeveer 30 m
275
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Rijden in de afstandsregelmodus
In deze stand registreert een radarsensor of er binnen ongeveer 120
meter voor u een voertuig rijdt. Deze sensor wordt tevens gebruikt
om de afstand tussen uw auto en de voorligger te berekenen.
Let erop dat de afstand tot uw voorligger kleiner wordt als u een lange hel-
ling afrijdt.
276
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Voorbeeld van het rijden met een constante snelheid
Wanneer er geen voorliggers zijn
De auto rijdt met de snelheid die door de bestuurder is ingesteld. De
gewenste tussenafstand kan ook worden ingesteld door de afstandsrege-
ling te bedienen.
Voorbeeld van deceleratie
Wanneer de voorligger langzamer rijdt dan de ingestelde snelheid
Als er een voorligger wordt gesignaleerd, verlaagt het systeem automa-
tisch de snelheid van uw auto. Als de snelheid nog meer moet worden
gereduceerd, schakelt het systeem het remsysteem in. Als het systeem
de snelheid niet genoeg kan verlagen om een veilige afstand tot de voor-
ligger te creëren, klinkt er een waarschuwingssignaal.
Voorbeeld van rijden met de volgregeling
Volgen van een voorligger die langzamer rijdt dan de ingestelde
snelheid
Het systeem regelt de snelheid van de auto zo dat de afstand die de
bestuurder heeft ingesteld tot de voorligger gehandhaafd blijft.
Voorbeeld van acceleratie
Als er geen voorliggers meer zijn die langzamer rijden dan de inge-
stelde snelheid
Het systeem verhoogt de snelheid totdat de ingestelde snelheid bereikt
wordt. Het systeem schakelt vervolgens weer over op het rijden met con-
stante snelheid.
277
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Naderingswaarschuwing
Wanneer uw auto een voorligger te dicht nadert en automatisch
decelereren door middel van de cruise control niet mogelijk is, zal het
scherm gaan knipperen en een zoemer klinken om de bestuurder te
waarschuwen. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren als een andere
bestuurder vóór u invoegt terwijl u een voorligger volgt. Gebruik het
remsysteem om voldoende afstand tot uw voorligger te houden.
Mogelijk wordt er geen waarschuwing gegeven
In de volgende gevallen is het mogelijk dat de waarschuwing niet
verschijnt:
Als de snelheid van de auto voor u gelijk is aan of hoger is dan
de snelheid van uw eigen auto
Als de voorligger extreem langzaam rijdt
Direct nadat de snelheid van de cruise control is ingesteld
Op het moment dat het gaspedaal wordt ingetrapt
278
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Selecteren van de conventionele constante-snelheidsregeling
De constante-snelheidsregeling is anders dan de afstandsregelmo-
dus. Wanneer de constante-snelheidsregeling is geselecteerd, blijft
de auto met een ingestelde snelheid rijden, ongeacht of zich voorlig-
gers op de rijbaan bevinden.
Schakel de cruise control in
met de toets ON-OFF.
Druk nogmaals op de toets om de
cruise control uit te schakelen.
Schakel de constante-snel-
heidsregeling in.
(Duw de hendel naar voren en
houd de hendel in die stand
ongeveer 1 s vast.)
Het controlelampje cruise control
gaat branden.
Als u tijdens de constante-snel-
heidsregeling terug wilt keren
naar de afstandsregelmodus,
drukt u de hendel weer naar
voren en houdt u hem ongeveer 1
seconde vast.
279
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Nadat de gewenste snelheid is
ingesteld, kunt u niet terugkeren
naar de afstandsregelmodus.
Auto's met Smart Entry-systeem
en startknop:
Als het contact UIT en vervolgens
weer AAN wordt gezet, keert de
auto automatisch terug naar de
afstandsregelmodus.
Auto's zonder Smart Entry-sys-
teem en startknop:
Als het contact UIT en vervolgens
weer AAN wordt gezet, keert de
auto automatisch terug naar de
afstandsregelmodus.
Wijzigen van de ingestelde snel-
heid: Blz. 271
Uitschakelen en hervatten van de
snelheidsregeling: Blz. 274
280
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
De Dynamic Radar Cruise Control kan worden gebruikt als
De selectiehendel in stand D of in stand 4 of hoger van M staat.
Stand 4 of hoger is geselecteerd met de paddle shift. (auto's met paddle
shift-schakelaar)
De rijsnelheid hoger is dan 50 km/h.
Accelereren na het instellen van de rijsnelheid
Er kan normaal met de auto geaccelereerd worden. Na de acceleratie gaat
de auto weer rijden met de ingestelde snelheid. Als de afstandsregelmodus
is ingeschakeld, neemt de rijsnelheid echter mogelijk af tot onder de inge-
stelde snelheid, zodat de afstand tot de voorligger gehandhaafd blijft.
Automatisch uitschakelen van de afstandsregeling
De afstandsregeling wordt automatisch uitgeschakeld in de volgende situa-
ties:
Werkelijke rijsnelheid zakt onder ongeveer 40 km/h.
De VSC is geactiveerd.
De sensor kan niet goed werken omdat hij ergens door bedekt is.
De ruitenwissers voor werken op hoge snelheid (wanneer de ruitenwis-
serschakelaar in stand AUTO of de stand voor hoge snelheid staat).
Als de afstandsregeling om een andere dan de hierboven genoemde rede-
nen automatisch uitgeschakeld wordt, kan er een storing in het systeem
aanwezig zijn. Neem contact op met een Toyota-dealer of erkende repara-
teur.
281
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Automatisch uitschakelen van de constante-snelheidsregeling
De snelheidsregeling door de cruise control wordt in de volgende gevallen
onderbroken:
Actuele rijsnelheid zakt tot meer dan ongeveer 16 km/h onder de inge-
stelde rijsnelheid.
In dit geval blijft de geprogrammeerde snelheid niet bewaard.
Werkelijke rijsnelheid zakt onder ongeveer 40 km/h.
De VSC is geactiveerd.
De snelheidsbegrenzer is geactiveerd.
Radarsensor en lenskap
Houd de sensor en de lenskap altijd schoon omdat de afstandsregeling
anders niet goed werkt. (Sommige belemmeringen, zoals sneeuw, ijs of
plastic, worden niet door de sensor gesignaleerd.)
Als er gesignaleerd wordt dat er iets op de sensor aanwezig is, wordt de
Dynamic Radar Cruise Control uitgeschakeld.
Waarschuwingsmeldingen en zoemers voor Dynamic Radar Cruise
Control
Waarschuwingsmeldingen en zoemers worden gebruikt om een systeemsto-
ring aan te geven of om de bestuurder te informeren dat hij tijdens het rijden
extra moet opletten. (Blz. 620)
Lenskap
Radarsensor
282
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Verklaring
De meest recente DECLARATION of CONFORMITY (DoC) is beschikbaar op
het volgende adres: http://www.globaldenso.com/en/products/oem/index.html#2
283
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
284
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Voor het gebruik van de Dynamic Radar Cruise Control
Vertrouw niet te veel op de afstandsregeling.
Houd rekening met de ingestelde rijsnelheid. Regel zelf de snelheid en de
afstand tot uw voorligger bij door te remmen, enz. als de deceleratie/accele-
ratie die het systeem verzorgt niet toereikend is om de afstand tot de voorlig-
ger te regelen.
Waarschuwingen met betrekking tot de ondersteunende systemen
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Als u dat niet doet, kunt u een ongeval veroorzaken, waardoor ernstig letsel
kan ontstaan.
Helpt de bestuurder de volgafstand te bepalen
De Dynamic Radar Cruise Control dient alleen ter ondersteuning van de
bestuurder bij het bepalen van de volgafstand tussen de eigen auto en
een voorligger. Het systeem is niet bedoeld om zorgeloos of roekeloos rij-
gedrag te rechtvaardigen en kan de bestuurder ook niet helpen tijdens het
rijden bij slecht zicht. Het blijft noodzakelijk dat de bestuurder zelf de
omgeving van de auto goed in de gaten houdt.
De bestuurder helpen bij het bepalen van de juiste volgafstand
De Dynamic Radar Cruise Control bepaalt of de volgafstand tussen de
eigen auto en een bepaalde voorligger voldoende is of niet. Het systeem
kan geen andere beoordelingen maken. Het is daarom strikt noodzakelijk
dat u zelf alert blijft en inschat of een situatie mogelijk gevaarlijk is.
De bestuurder helpen bij het bedienen van de auto
De Dynamic Radar Cruise Control kan geen aanrijdingen met een voorlig-
ger voorkomen. Daarom dient u wanneer er gevaar dreigt direct de con-
trole over de auto te nemen en juist te handelen om de veiligheid van alle
betrokkenen te garanderen.
285
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Voorkomen van onachtzaam activeren van de cruise control
Schakel de cruise control uit met de toets ON-OFF als deze niet wordt
gebruikt.
Situaties die niet geschikt zijn voor gebruik van de Dynamic Radar
Cruise Control
Gebruik de Dynamic Radar Cruise Control niet in de volgende situaties.
Als u dat wel doet, wordt de snelheid mogelijk niet goed geregeld waardoor
een ongeval met ernstig letsel kan ontstaan.
In druk verkeer
Op wegen met scherpe bochten
Op slingerende wegen
Op wegen die door regen, ijs of sneeuw glad zijn
Op steile afdalingen of bij afwisselend sterk dalende en sterk stijgende
wegen
Bij het afdalen van een helling kan de rijsnelheid de geprogrammeerde
snelheid overschrijden.
Op invoegstroken van autosnelwegen
Als de weersomstandigheden zo slecht zijn dat ze een juiste werking van
de sensoren onmogelijk zouden kunnen maken (mist, sneeuw, zandstorm,
zware regenval, enz.)
Als er vaak een naderingswaarschuwing hoorbaar is
Bij het rijden met een aanhangwagen of tijdens het slepen in een noodge-
val
286
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Omstandigheden waarin de sensor voorliggers niet of niet op de juiste
manier herkent
Rem indien nodig zelf af als een van de volgende voertuigen voor u rijdt.
Omdat de sensor deze voertuigen wellicht niet op de juiste manier signa-
leert, wordt er geen naderingswaarschuwing (Blz. 277) gegeven en kan
een ernstig ongeval het gevolg zijn.
Auto's die plotseling voor u invoegen
Auto's die met lage snelheden rijden
Auto's die stilstaan
Voertuigen met een relatief kleine achterzijde (aanhangwagens zonder
lading, enz.)
Motorfietsen die op dezelfde rijstrook rijden
Omstandigheden waaronder de afstandsregeling mogelijk niet goed
werkt
Rem indien nodig in de volgende situaties zelf af omdat de radarsensor
voorliggers misschien niet op de juiste manier signaleert, waardoor er een
ernstig ongeval zou kunnen ontstaan:
Als door omringend verkeer opgeworpen water of sneeuw de werking van
de sensor hindert
Als de achterzijde van de auto ver ingezakt is (omdat er zware lading in de
bagageruimte vervoerd wordt, enz.)
Als de weg erg bochtig is of de rijstroken erg smal zijn
Als u veelvuldig stuurcorrecties moet uitvoeren of frequent van rijstrook
wisselt
Als uw voorligger plotseling decelereert
287
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Behandelen van de radarsensor
Volg onderstaande aanwijzingen op om te waarborgen dat het cruise con-
trol-systeem goed kan werken.
Anders werkt het systeem mogelijk niet correct wat kan leiden tot een aanrij-
ding.
Houd de sensor en de lenskap altijd schoon.
Reinig de sensor en de lenskap met een zachte doek zodat er geen kras-
sen of beschadigingen ontstaan.
Stel de sensor en de omgeving van de sensor niet bloot aan krachtige
schokken.
Als de sensor ook maar iets verplaatst wordt, werkt het systeem mogelijk
niet meer goed. Als de sensor of het omliggende gebied is blootgesteld
aan een sterke schok, moet u de auto altijd laten controleren door een
Toyota-dealer of erkende reparateur.
Neem de sensor niet uit elkaar.
Monteer geen accessoires en plak geen stickers op de sensor, de lenskap
of in de directe omgeving.
Wijzig of spuit de sensor en de lenskap niet.
Vervang ze niet door niet-originele onderdelen.
288
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Snelheidsbegrenzer
: Indien aanwezig
Er kan een gewenste maximumsnelheid worden ingesteld met de
cruise control-schakelaar.
De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de auto de ingestelde snelheid
overschrijdt.
Instellen van de rijsnelheid
Druk op de knop om de snel-
heidsbegrenzer in te schake-
len.
Druk nogmaals op de knop om
de snelheidsbegrenzer uit te
schakelen.
Accelereer of decelereer naar
de gewenste snelheid en druk
de hendel naar beneden om
de gewenste maximumsnel-
heid in te stellen.
289
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
De snelheidsbegrenzer kan worden gebruikt als
De rijsnelheid hoger is dan ongeveer 30 km/h.
Wijzigen van de geprogrammeerde snelheid
Verhogen van de snelheid
Verlagen van de snelheid
Houd de hendel vast tot de
gewenste snelheid bereikt is.
Voor een kleine wijziging van
de ingestelde snelheid druk u
de hendel lichtjes omhoog of
omlaag en laat u hem vervol-
gens los.
Uitschakelen en hervatten van de snelheidsbegrenzer
Uitschakelen
Trek de hendel naar u toe om
de snelheidsbegrenzer uit te
schakelen.
Hervatten
Druk de hendel omhoog om
het gebruik van de snelheids-
begrenzer te hervatten.
290
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Overschrijden van de ingestelde snelheid
In de volgende gevallen overschrijdt de rijsnelheid de ingestelde snelheid:
Automatische uitschakeling snelheidsbegrenzer
De ingestelde snelheid wordt automatisch uitgeschakeld wanneer de cruise
control geactiveerd wordt.
Het controlelampje van de snelheidsbegrenzer knippert
Dit kan duiden op een storing in het systeem. Neem contact op met een
Toyota-dealer of erkende reparateur.
WAARSCHUWING
Om onbedoeld inschakelen van de snelheidsbegrenzer te voorkomen
Laat de snelheidsbegrenzer uitgeschakeld wanneer deze niet in gebruik is.
Situaties die niet geschikt zijn voor gebruik van de snelheidsbegrenzer
Gebruik de snelheidsbegrenzer niet in de volgende situaties.
Als u dat wel doet, kunt u de macht over het stuur verliezen, waardoor ern-
stig letsel kan ontstaan.
Op wegen die door regen, ijs of sneeuw glad zijn
Op steile hellingen
Bij het rijden met een aanhangwagen of slepen
Wanneer u het gaspedaal volledig
intrapt
Wanneer u bergaf rijdt
291
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Toyota Parking Assist-sensor
: Indien aanwezig
De Toyota Parking Assist-sensor gebruikt sensoren in de achterzijde
en in de hoeken van de auto om de afstand tussen de auto en obsta-
kels te signaleren en de bestuurder hierover met piepsignalen te
informeren.
Soorten sensoren
Hoeksensor achter
Sensoren achter
Schakelaar Toyota Parking Assist-sensor
Aan/uit
Druk op de schakelaar om het
systeem in te schakelen. Het
controlelampje gaat branden
om de bestuurder te melden
dat het systeem in werking is.
Druk opnieuw op de schake-
laar om het systeem uit te
schakelen.
292
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Sensor en zoemer gesignaleerde afstand
Sensoren achter
Hoeksensoren
Afstand weergegeven als Zoemer
160 tot 67,5 cm Lang
67,5 tot 47,5 cm Gemiddeld
47,5 tot 35 cm Kort
Minder dan 35 cm Continu
Afstand weergegeven als Zoemer
45 tot 37,5 cm Gemiddeld
37,5 tot 25 cm Kort
Minder dan 25 cm Continu
293
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Detectiegebied voor obstakels
Ongeveer 45 cm
Ongeveer 160 cm
Het detectiegebied van de senso-
ren wordt aan de linkerzijde weer-
gegeven. Als obstakels zich te
dicht in de buurt van de sensoren
bevinden, worden deze niet
gedetecteerd.
Het bereik van de sensoren kan
verschillend zijn, afhankelijk van
bijvoorbeeld de vorm van het
object.
294
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
De Toyota Parking Assist-sensor kan worden gebruikt als
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat en de selectiehendel in de stand R staat.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat en de selectiehendel in de stand R staat.
Detectie-informatie sensoren
Bepaalde omstandigheden van de auto en de omgeving kunnen een
negatieve invloed hebben op het vermogen van de sensor om obstakels
correct te signaleren. Specifieke situaties waarin dit voor kan komen ziet
u hieronder.
Er zit vuil, sneeuw of ijs op de sensor. (Reinig de sensor om dit pro-
bleem te verhelpen.)
Wanneer de sensor bevroren is. (Ontdooi de sensor om dit probleem te
verhelpen.)
De sensor is op een of andere manier afgedekt.
In fel zonlicht of zeer koud weer.
Bij rijden op hobbelige wegen, hellingen, grindwegen of gras.
Als er een bron van ultrasone geluiden in de buurt is, zoals de claxon
van een andere auto, de motor van een motorfiets, het geluid van
luchtremmen van een vrachtwagen of een andere auto met een par-
keersysteem.
Bij zware regen of wanneer water op de sensoren spat.
De auto helt sterk over naar één zijde.
Als er een in de handel verkrijgbare spatbordantenne of radioantenne
gemonteerd is.
Bij nadering van een hoge stoeprand of de hoek van een stoeprand.
Als het sleepoog is bevestigd.
Als de bumper of sensor een sterke schok ondergaat.
• Als een niet-originele Toyota-wielophanging (bijvoorbeeld verlaagde
wielophanging) is gemonteerd.
Naast de hierboven genoemde voorbeelden kunnen er situaties zijn waarin
de sensor borden en andere voorwerpen door hun vorm dichterbij signaleert
dan deze in werkelijkheid zijn.
295
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Door de vorm van het obstakel kan de sensor het niet signaleren. Let
goed op de volgende obstakels.
Dunne obstakels, zoals een draad, een hek of een touw
Obstakels die geluidsgolven absorberen, zoals katoen of sneeuw
Obstakels met scherpe hoeken.
Lage obstakels.
Obstakels waarbij het bovenste deel uitsteekt over het onderste deel.
WAARSCHUWING
Bij gebruik van de Toyota Parking Assist-sensor
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Anders kan een ongeval het gevolg zijn.
Rijd als het systeem is ingeschakeld niet harder dan 10 km/h.
Monteer geen accessoires binnen de detectiegebieden van de sensoren.
OPMERKING
Bij het wassen van de auto
Stel de omgeving van de sensoren niet bloot aan sterke waterstralen of
stoom.
Hierdoor kan de sensor beschadigd raken.
296
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Rear View Monitor-systeem
: Indien aanwezig
Het Rear View Monitor-systeem assisteert de bestuurder door tij-
dens het achteruitrijden op het scherm te tonen wat zich achter de
auto bevindt. Het beeld wordt omgekeerd weergegeven op het
scherm. Hierdoor ziet het er hetzelfde uit als het beeld dat in de bin-
nenspiegel te zien is.
Auto's met navigatiesysteem of multimediasysteem
Het beeld voor achteruitrijden
wordt weergegeven wanneer
de selectiehendel in stand R
staat.
Als de selectiehendel in een
andere stand dan R wordt
gezet, wordt op het display het
vorige scherm weergegeven.
Auto's zonder navigatiesysteem of multimediasysteem
Het beeld voor achteruitrijden
wordt weergegeven in de bin-
nenspiegel wanneer de selec-
tiehendel in stand R staat.
Het beeld dat getoond wordt, is
een spiegelbeeld van het beeld
in de binnenspiegel.
Als de selectiehendel in een
andere stand dan R wordt
gezet, wordt het beeld uitge-
schakeld.
297
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Afstandslijnen Rear View Monitor (auto's zonder navigatiesys-
teem of multimediasysteem)
Op het scherm worden rijlijnen weergegeven.
De getoonde rijlijnen verschillen van de in werkelijkheid op het scherm
getoonde lijnen.
Voertuigbreedtereferentielijn (blauw)
Deze lijnen geven de geschatte breedte van de auto weer.
Afstandslijn (blauw)
Deze lijn geeft een positie op de grond weer van ongeveer 1 m achter de auto.
Afstandslijn (rood)
Deze lijn vertegenwoordigt een afstand van ongeveer 0,5 m op de grond
achter de achterbumper van de auto.
Voertuighartlijnen (blauw)
Deze lijnen geven naar schatting het midden van de auto boven de grond
aan.
298
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Het Rear View Monitor-systeem kan worden bediend als
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat en de selectiehendel in de stand R staat.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat en de selectiehendel in de stand R staat.
Het scherm in- en uitschakelen (auto's zonder navigatiesysteem of
multimediasysteem)
Bij gebruik van het Rear View Monitor-systeem (auto's zonder naviga-
tiesysteem of multimediasysteem)
De antiverblindingsstand van de binnenspiegel wordt uitgeschakeld.
Automatisch uitschakelen (auto's zonder navigatiesysteem of multime-
diasysteem)
Het scherm wordt na 5 minuten automatisch uitgeschakeld.
Druk, wanneer het scherm wordt weerge-
geven, op de toets AUTO op de binnen-
spiegel om het scherm in/uit te
schakelen.
Scherm AAN: het groene controlelampje
gaat branden.
Scherm UIT: het amberkleurige controle-
lampje gaat branden.
299
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Weergegeven gedeelte
Voorzorgsmaatregelen voor het rijden (auto's zonder navigatiesysteem
of multimediasysteem)
Het bereik van de camera is beperkt. De
camera kan geen objecten signaleren die
zich te dicht bij de hoeken van de bumper
of onder de bumper bevinden.
Het gebied dat op het scherm wordt
weergegeven, kan variëren als gevolg
van de positie van de auto of de wegcon-
dities.
De camera is voorzien van een speciale
lens.
De afstand op het beeld op het scherm
wijkt af van de werkelijke afstand.
Hoeken van de bumper
Wanneer zich achter de auto een steile
helling omhoog bevindt, lijken obstakels
op het scherm verder weg dan ze werke-
lijk zijn.
300
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Wanneer zich achter de auto een steile
helling omlaag bevindt, lijken obstakels
op het scherm dichterbij dan ze werkelijk
zijn.
De afstand die op het scherm verschijnt
tussen driedimensionale voorwerpen
(zoals auto's) en platte oppervlakken
(zoals de weg) en de werkelijke afstand
verschillen als volgt.
In werkelijkheid, C = A < B (C en A zijn
even ver weg; B is verder weg dan C en
A). Op het scherm lijkt de situatie echter
als volgt te zijn: A < B < C.
Op het scherm lijkt het alsof een vracht-
wagen op een afstand van ongeveer 0,5
m is geparkeerd. Wanneer u tot punt A
achteruit zou rijden, zou u de vrachtauto
echter al raken.
301
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Camera Rear View Monitor-systeem
In de volgende gevallen kan het moeilijk
zijn om het beeld op het scherm te zien,
ook al functioneert het systeem goed.
De auto bevindt zich in een donker
gebied, bijvoorbeeld 's nachts.
De temperatuur bij de lens is extreem
hoog of laag.
Er zijn waterdruppels op de cameralens
aanwezig of de luchtvochtigheid is
hoog (bijvoorbeeld bij regen).
De cameralens is verontreinigd, bij-
voorbeeld door sneeuw of modder.
De zon of koplampen van andere auto's
schijnt/schijnen rechtstreeks op de
cameralens.
Bij auto's zonder navigatiesysteem of
multimediasysteem wordt een helder
voorwerp, zoals een witte muur, in de
binnenspiegel gereflecteerd.
De lens is bekrast of vuil.
302
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Smear-effect
Knipper-effect
Wanneer de camera wordt gebruikt in een omgeving die wordt verlicht door
tl-lampen, natriumlampen of kwiklampen, kan het gebeuren dat de lampen
en de verlichte omgeving lijken te knipperen.
Als er een heldere lichtbundel (bijvoor-
beeld zonlicht dat gereflecteerd wordt
door de carrosserie) opgevangen wordt
door de camera, kan een smear-effect
*,
een bijzondere eigenschap van de
camera, optreden.
*:Smear-effect: Een verschijnsel dat zich
voordoet als een heldere lichtbundel
(bijv. zonlicht dat door de carrosserie
gereflecteerd wordt) wordt opgevan-
gen door de camera; als het opgevan-
gen beeld door de camera wordt
doorgestuurd, verschijnt de lichtbron op
het scherm met een verticale streep
boven en onder de lichtbron.
303
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Gebruik van het Rear View Monitor-systeem
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om een ongeluk of letsel
te voorkomen.
Vertrouw bij het achteruitrijden nooit alleen op het Monitor-systeem.
Kijk altijd om u heen en in de spiegels om te controleren of de weg vrij is.
Controleer met eigen ogen de omgeving van de auto, aangezien het weer-
gegeven beeld vaag of donker kan worden, en bewegende beelden verte-
kend weergegeven worden of niet geheel zichtbaar zijn wanneer de
buitentemperatuur laag is. Controleer voordat u achteruit gaat rijden eerst
de omgeving van de auto en kijk ook in de spiegels.
Controleer altijd de omgeving van de auto, want de rijlijnen zijn slechts een
hulpmiddel.
De rijlijnen dienen slechts als hulpmiddel; ze veranderen niet wanneer aan
het stuurwiel wordt gedraaid.
Door de verschillende vorm van objecten kan de weergegeven afstand in
meer of mindere mate afwijken van de werkelijke afstand.
Gebruik het systeem niet als de achterklep niet volledig gesloten is.
304
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
OPMERKING
Omstandigheden die de werking van het Rear View Monitor-systeem
mogelijk beïnvloeden
Als de achterkant van de auto is geraakt, kunnen de positie en de bevesti-
gingshoek van de camera veranderd zijn. Neem contact op met een
Toyota-dealer of erkende reparateur.
Bij snelle temperatuurveranderingen, bijvoorbeeld wanneer er bij koud
weer warm water over de auto wordt gegoten, werkt het systeem mogelijk
niet goed.
Als de camera vuil is, kan deze geen duidelijk beeld overbrengen. Spoel
de sensoren schoon met water en droog ze af met een zachte doek. Als
de lens extreem vuil is, was hem dan met een mild reinigingsmiddel en
spoel hem vervolgens af.
Het display kan als het nog koud is iets donkerder worden en de bewe-
gende beelden kunnen dan iets worden vervormd.
305
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen camera
De camera is waterdicht afgesloten. Verwijder, demonteer of wijzig hem
daarom niet. Anders kan hij onjuist gaan werken.
Stel de camera niet bloot aan sterke schokken.
Als de cameralens vuil is, kan deze geen duidelijk beeld overbrengen. Als
zich water, sneeuw of modder op de lens bevindt, spoel dit dan af met
water en droog de lens af met een zachte doek. Reinig de lens als deze
erg vuil is met een mild schoonmaakmiddel en spoel hem af. Wrijf niet te
hard.
Zorg ervoor dat er geen organische oplosmiddelen, autowas, ruitenreini-
ger of ruitencoating op de lens terechtkomt. Verwijder dergelijke stoffen zo
snel mogelijk van de lens.
Wrijf niet te hard over de cameralens. Als er krassen op de cameralens zit-
ten, kan deze geen duidelijk beeld overbrengen.
Stel de camera of de omgeving van de camera tijdens het wassen van de
auto niet bloot aan sterke waterstralen. Hierdoor kunnen storingen optre-
den in de camera.
Neem contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur voor het
vervangen van de wielen of banden. Als u de banden vervangt, kan het op
het scherm weergegeven gebied wijzigen.
306
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
LKA (Lane Keeping Assist)
: Indien aanwezig
Bij het rijden op een auto(snel)weg met rijstrookmarkering herkent
dit systeem de rijstroken met behulp van een als sensor werkende
camera, om de bestuurder te helpen op de rijstrook te blijven. Het
LKA-systeem heeft twee functies.
Lane Departure Warning-functie
Als het systeem signaleert dat de auto de rijstrook gaat verlaten,
wordt de bestuurder hierop geattendeerd door snelle piepgelui-
den, waarschuwingen op het multi-informatiedisplay en een
voelbare waarschuwing
* via het stuurwiel.
*: Gedurende korte tijd wordt een licht stuurkoppel in de richting
van het midden van de rijstrook toegepast.
Lane Keeping Assist-functie
Deze functie is actief als de afstandsregeling van de cruise con-
trol (Blz. 269) is ingesteld bij een rijsnelheid boven ongeveer
72 km/h en als de Lane Departure Warning-functie actief is.
Wanneer de Lane Keeping Assist-functie actief is, wordt er een
licht stuurkoppel toegepast om de bestuurder te helpen de auto
in het midden van de rijstrook te houden.
Als de Lane Keeping Assist-functie actief is, worden er geen voel-
bare waarschuwingen gegeven.
307
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Inschakelen van het LKA-systeem
De Lane Departure Warning-functie en de Lane Keeping Assist-
functie worden, afhankelijk van de herkenning van rijstrookmar-
keringen, rijsnelheid en instelling van de Dynamic Radar Cruise
Control (afstandsregeling) ingeschakeld.
Druk op de toets LKA om het
systeem te activeren.
Druk nogmaals op de toets om
het LKA-systeem uit te schake-
len.
308
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Voorwaarden voor de werking van iedere functie
*
1
: Rijsnelheid tussen ongeveer 50 en 200 km/h
*
2
: Rijsnelheid tussen ongeveer 72 en 180 km/h
Toets
LKA
Cruise control
(afstandsregeling)
Lane Departure
Warning-
functie
*
1
Lane Keeping
Assist-
functie
*
2
Aan
Uit Beschikbaar
Niet beschik-
baar
Aan
(Bij rijden met
afstandsregeling met
een ingestelde rijsnel-
heid van ongeveer
71 km/h of minder)
Beschikbaar
Niet beschik-
baar
Aan
(Bij rijden met
afstandsregeling met
een ingestelde rijsnel-
heid van ongeveer
72 km/h of meer)
Beschikbaar Beschikbaar
309
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Weergave op het multi-informatiedisplay
Als het LKA-systeem is ingeschakeld, worden de rijstroken en het
stuurwiel (bij de Lane Keeping Assist-functie) op het multi-informatie-
display weergegeven, om aan te geven dat het LKA-systeem aan is.
Weergave stuurwiel
De Lane Keeping Assist-functie is
actief.
Weergave Dynamic Radar
Cruise Control
Weergave rijstrook
Als er dunne lijnen worden weer-
gegeven:
Een rijstrookmarkering wordt niet
herkend door het systeem of de
functies van het LKA-systeem zijn
tijdelijk uitgeschakeld. (Als de
Lane Keeping Assist-functie
wordt uitgeschakeld, is er twee-
maal een piepgeluid hoorbaar.)
Als er wel dikke rijstrookmarkerin-
gen maar geen stuurwiel wordt
weergegeven:
De waarschuwingsfunctie is ac-
tief.
310
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Tijdelijk uitschakelen van de LKA-systeemfuncties
In de volgende gevallen worden de functies van het LKA-systeem tijdelijk
uitgeschakeld. De functies zullen weer ingeschakeld worden nadat de nood-
zakelijke bedrijfstoestanden hersteld zijn.
De richtingaanwijzerschakelaar wordt bediend.
Het stuurwiel wordt zo ver verdraaid dat de auto van rijstrook verandert.
Het rempedaal is ingetrapt.
De Lane Keeping Assist-functie wordt niet hervat, ook niet wanneer het
rempedaal weer wordt losgelaten, omdat intrappen van het rempedaal
ook de Dynamic Radar Cruise Control uitschakelt (alleen de Lane Depar-
ture Warning-functie wordt hervat).
De rijsnelheid wijkt af van het werkingsgebied van de LKA-systeemfunc-
ties. (De zoemer klinkt tweemaal als de Lane Keeping Assist-functie
wordt uitgeschakeld.)
Als de rijstrookmarkeringen niet kunnen worden herkend als de auto rijdt.
(De zoemer klinkt tweemaal als de Lane Keeping Assist-functie wordt uit-
geschakeld.)
De ruitenwisser werkt continu. (De zoemer klinkt tweemaal als de Lane
Keeping Assist-functie wordt uitgeschakeld.)
Mogelijk klinkt de zoemer niet als de functies van het LKA-systeem wor-
den uitgeschakeld, omdat de melding van de uitschakeling van de Dyna-
mic Radar Cruise Control voorrang heeft boven het LKA-systeem en de
functie uitschakelt.
Wanneer de Lane Departure Warning-functie actief is
Het Lane Departure Warning-systeem wordt tijdelijk uitgeschakeld en wordt
niet hervat tot enkele seconden nadat het is geactiveerd.
311
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Omstandigheden waaronder de functie mogelijk niet goed werkt
Onder de volgende omstandigheden werkt het LKA-systeem mogelijk niet
goed of kan een goede werking niet worden gegarandeerd. Ook kan de
camerasensor de rijstrookmarkeringen mogelijk niet herkennen, waardoor
de functie Lane Departure Warning niet goed werkt. Dit duidt echter niet op
een storing.
Wanneer door een gebied zonder rijstrookmarkeringen wordt gereden,
zoals bij een tolhuisje, een zebrapad of bij een kaartautomaat
Bij het nemen van een scherpe bocht
Wanneer de rijstrookmarkeringen zeer smal of breed zijn
Wanneer de auto naar een kant overhelt als gevolg van een zware bela-
ding of een onjuiste bandenspanning
Wanneer de afstand tot uw voorligger zeer kort is
Wanneer de rijstrookmarkeringen geel zijn (het systeem herkent deze
mogelijk minder goed dan de witte markeringen)
Bij onderbroken rijstrookmarkeringen, bij verhoogde rijstrookmarkeringen
of bij stenen
Wanneer de rijstrookmarkeringen op een stoeprand zijn aangebracht,
enz.
Wanneer de rijstrookmarkeringen (deels) onzichtbaar zijn door zand,
vuil, enz.
Bij schaduwen op de weg die parallel lopen aan rijstrookmarkeringen of
als de rijstrookmarkeringen door een schaduw niet zichtbaar zijn
Bij het rijden over een zeer helder wegoppervlak, zoals beton
Bij het rijden op een wegoppervlak dat helder is als gevolg van gereflec-
teerd licht
Wanneer u ergens rijdt waar het licht heel snel verandert, bijvoorbeeld bij
het in- of uitrijden van een tunnel
Wanneer zonlicht of de koplampen van tegenliggers rechtstreeks in de
cameralens schijnt
Bij het rijden op wegen die zich splitsen of die samenkomen
Bij het rijden op een nat wegdek als gevolg van regen, plassen op de
weg, enz.
Wanneer de auto wordt blootgesteld aan sterke op- en neergaande
bewegingen, zoals bij het rijden over onverharde wegen of naden in het
wegdek
312
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Wanneer de koplampen in het donker minder helder zijn als gevolg van
vuil op de lenzen of wanneer de koplampen niet goed zijn uitgelijnd
Wanneer u op bochtige wegen of hobbelige wegen rijdt
Tijdens het rijden op onverharde wegen
Als de banden zijn gewisseld
Afhankelijk van de gebruikte banden zijn de prestaties mogelijk niet als voor-
heen.
Waarschuwing handsfree rijden
Als het stuurwiel gedurende ongeveer 15 seconden op een rechte weg of
gedurende ongeveer 5 seconden in een bocht niet wordt bewogen, klinkt de
zoemer tweemaal, knippert de weergave op het multi-informatiedisplay en
wordt de Lane Keeping Assist-functie tijdelijk uitgeschakeld. Als u tijdens het
rijden uw handen lichtjes op het stuurwiel laat rusten, kan dit ook worden
herkend als handsfree rijden.
Als de auto in de zon geparkeerd is
De functies van het LKA-systeem zijn mogelijk gedurende een bepaalde tijd
na het wegrijden niet beschikbaar. Schakel in zo'n geval het LKA-systeem
uit en weer in nadat de normale temperatuur is teruggekeerd. Als de tempe-
ratuur in de auto daalt en de temperatuur rondom de camerasensor weer
geschikt is voor de werking ervan, worden de functies geactiveerd.
Waarschuwingsmeldingen
Waarschuwingsmeldingen worden gebruikt om een storing in het systeem
aan te geven of om de bestuurder tijdens het rijden te waarschuwen.
(Blz. 624)
WAARSCHUWING
Voordat u het LKA-systeem gebruikt
Vertrouw niet alleen op het LKA-systeem om op de gekozen rijstrook te blij-
ven. Het LKA-systeem is niet ontworpen zodat u zelf de aandacht niet bij het
verkeer hoeft te houden. Het stuurwiel moet door de bestuurder bediend
worden om de auto op de juiste plaats op de rijbaan de houden. Rijd altijd
voorzichtig.
313
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Schakel het LKA-systeem uit tijdens het rijden in een van de volgende
omstandigheden
Gebruik het LKA-systeem niet in de volgende situaties.
Anders werkt het systeem mogelijk niet correct wat kan leiden tot een aanrij-
ding.
Als wordt gereden met winterbanden, sneeuwkettingen, een reservewiel
of soortgelijke uitrusting.
Bij het rijden met gemonteerde niet-oorspronkelijke onderdelen of after-
market-uitrusting. (inclusief gewijzigde banden of wielophangingen, enz.)
Bij het rijden met een aanhangwagen.
Als zich objecten of constructies naast de weg bevinden die gezien zou-
den kunnen worden als rijstrookmarkeringen (bijvoorbeeld vangrails,
stoepranden, reflectorpalen, enz.).
Als er sporen, sneeuwsporen, enz op de weg aanwezig zijn of er sneeuw
op het wegdek ligt.
Bij schaduwen op de weg die parallel lopen aan rijstrookmarkeringen of
als de rijstrookmarkeringen door een schaduw niet zichtbaar zijn.
Wanneer tijdelijke wegmarkeringen zichtbaar zijn of wanneer oude rij-
strookmarkeringen nog deels zichtbaar zijn op de weg.
Wanneer u rijdt op wegen die door regen, ijs of sneeuw glad zijn.
Als wordt gereden op andere weggedeelten dan de rijstrook of de inhaal-
strook van auto(snel)wegen.
Wanneer u op een weg rijdt die gedeeltelijk is afgesloten als gevolg van
onderhoud of wanneer u op een tijdelijke rijstrook rijdt.
Wanneer u op bochtige wegen of hobbelige wegen rijdt.
314
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
OPMERKING
In de volgende situaties werkt het LKA-systeem niet of is het systeem
niet betrouwbaar
Wanneer zich maar aan één kant van de weg rijstrookmarkeringen bevin-
den.
Wanneer rijbaanmarkeringen moeilijk te zien zijn door regen, sneeuw,
mist, enz.
Bij het rijden bij een sterke zijwind.
Voorkomen van schade aan of een onjuiste werking van het LKA-sys-
teem
Breng geen wijzigingen aan de koplampen aan en plak geen stickers op
het lampglas.
Monteer of plaats geen voorwerpen op de motorkap of de grille. Monteer
ook geen accessoires aan de voorzijde van de auto (bullbars, enz.).
Breng geen wijzigingen aan de zonnekleppen aan en vervang ze niet door
niet-originele onderdelen.
Neem contact op met uw Toyota-dealer of erkende reparateur als uw voor-
ruit gerepareerd moet worden.
Camerasensor
Houd de voorruit te allen tijde schoon.
De werking van de Lane Keeping Assist kan negatief beïnvloed worden
door regendruppels, condens, ijs of sneeuw op de voorruit.
Bevestig geen stickers of andere zaken op de voorruit in de buurt van de
camerasensor.
Neem de volgende voorzorgsmaatre-
gelen in acht om ervoor te zorgen dat het
LKA-systeem goed blijft functioneren.
315
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
OPMERKING
Monteer of plaats geen voorwerpen in de buurt van de camera.
Plak geen ruitfolie op de voorruit.
Plaats geen antenne vóór de cameralens.
Zorg er bij het afstellen van de binnenspiegel voor, dat deze niet voor de
cameralens komt.
Bij koud weer kan het gebruik van de kachel waarbij warme lucht naar de
voeten stroomt ervoor zorgen dat het bovenste deel van de voorruit
beslaat. Dit beïnvloedt de beelden op een negatieve manier. Gebruik in
zo'n geval de voorruitverwarming om warme, droge lucht naar de voorruit
te voeren.
Zet niets op het dashboard.
De camerasensor kan de weerspiegeling in de voorruit abusievelijk her-
kennen als rijstrookmarkeringen.
Houd de cameralens vrij van krassen of vuil.
Wijzig de plaats van de camerasensor niet en verwijder de sensor niet. De
richting van de camerasensor is nauwkeurig afgesteld.
Stel de camerasensor niet bloot aan krachtige schokken en neem de sen-
sor niet uit elkaar.
Vervang de voorruit niet door een niet-originele voorruit.
Neem contact op met uw Toyota-dealer of erkende reparateur.
316
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Ondersteunende systemen
Om de veiligheid en de prestaties tijdens het rijden te verbeteren is
uw auto uitgerust met de volgende systemen die automatisch in wer-
king treden als de omstandigheden daar om vragen. Houd er echter
rekening mee dat dit aanvullende systemen zijn en vertrouw niet in
al te sterke mate op deze systemen.
ABS (antiblokkeersysteem)
Dit systeem helpt het blokkeren van de wielen te voorkomen tijdens
hard remmen en bij remmen op een glad wegdek.
Brake Assist
Zorgt voor een grotere remkracht nadat het rempedaal is ingetrapt als
het systeem oordeelt dat er sprake is een noodstop.
VSC (Vehicle Stability Control)
Helpt de bestuurder de auto onder controle te houden bij uitwijkma-
noeuvres en het maken van bochten op een glad wegdek.
TRC (antidoorslipregeling)
Zorgt ervoor dat de aandrijfkracht behouden blijft en voorkomt dat de
voorwielen gaan doorslippen bij het wegrijden met de auto of bij het
accelereren op een glad wegdek.
EPS (elektrische stuurbekrachtiging)
Maakt gebruik van een elektromotor om de benodigde kracht voor het
ronddraaien van het stuurwiel te verminderen.
VSC+ (Vehicle Stability Control+)
Coördineert de werking van ABS-, TRC-, VSC- en EPS-systemen.
Zorgt ervoor dat de voertuigstabiliteit behouden blijft bij uitwijkmanoeu-
vres op een glad wegdek door de stuurcommando's aan te passen.
PCS (Pre-Crash Safety) (indien aanwezig)
Blz. 322
Noodstopsignaal (indien aanwezig)
Als het rempedaal plotseling wordt ingetrapt, gaan de remlichten auto-
matisch knipperen om het achteropkomende verkeer te waarschuwen.
317
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Wanneer de TRC en VSC in werking zijn
Als er een kans op slip is, of de
voorwielen beginnen te slippen,
gaat het controlelampje Traction
Control knipperen om aan te
geven dat de TRC en VSC in
werking zijn.
Uitschakelen van het TRC- en/of VSC-systeem
Als u met uw auto vast komt te zitten in verse sneeuw of modder,
kunnen de TRC en de VSC het aandrijfvermogen van de motor naar
de wielen beperken. In dat geval kan het nodig zijn om het systeem
uit te schakelen, zodat u de auto vrij kunt maken door te “schomme-
len”.
Uitschakelen van TRC
Druk kort op de toets om de TRC
uit te schakelen.
TRC OFF wordt op het multi-
informatiedisplay weergegeven.
Druk nogmaals op de toets om
het systeem weer in te schakelen.
318
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Uitschakelen van de Traction Control/Vehicle Stability Control
Houd de toets meer dan 3
seconden ingedrukt, terwijl de
auto stilstaat, om de TRC en de
VSC uit te schakelen.
Het controlelampje VSC OFF
gaat branden en TRC OFF wordt
op het multi-informatiedisplay
weergegeven.
Druk nogmaals op de toets om
het systeem weer in te schakelen.
Opnieuw activeren van het TRC/VSC-systeem na het uitschakelen van
de motor
Zelfs nadat het TRC-/VSC-systeem is uitgeschakeld, wordt het TRC-/VSC-
systeem automatisch weer ingeschakeld zodra de motor UIT en AAN wordt
gezet.
Opnieuw activeren van het TRC-systeem afhankelijk van de rijsnelheid
Als alleen het TRC-systeem is uitgeschakeld, wordt het weer ingeschakeld
als de rijsnelheid toeneemt. Als de TRC en VSC echter beide zijn uitgescha-
keld, worden de systemen niet ingeschakeld als de rijsnelheid toeneemt.
319
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Bijgeluiden en trillingen die veroorzaakt worden door ABS, BA, TRC en
VSC
Tijdens het starten of kort nadat de auto begint te rijden kan in de motor-
ruimte een geluid worden gehoord. Dit duidt niet op een storing in een
van deze systemen.
De volgende verschijnselen kunnen zich voordoen als bovenstaande
systemen in werking zijn. Geen van deze verschijnselen duidt op een
storing.
Er kunnen trillingen gevoeld worden in de carrosserie en de stuurin-
richting.
Nadat de auto tot stilstand is gekomen, kan het geluid van een elektro-
motor hoorbaar zijn.
Er kan een lichte trilling in het rempedaal voelbaar zijn als het antiblok-
keersysteem geactiveerd is.
Het rempedaal kan iets verder naar beneden bewegen als het antiblok-
keersysteem geactiveerd is.
Geluid EPS
Wanneer het stuurwiel bediend wordt, kan het geluid van een elektromotor
(zoemend geluid) hoorbaar zijn. Dit is normaal en duidt niet op een storing.
Gereduceerde bekrachtiging door elektrische stuurbekrachtiging
De mate van bekrachtiging door de elektrische stuurbekrachtiging wordt
gereduceerd om het systeem tegen oververhitting te beschermen als er
gedurende langere tijd frequent wordt gestuurd. Hierdoor kan de besturing
zwaar aanvoelen. Probeer als dat het geval is minder frequent te sturen of
breng de auto tot stilstand en zet de motor UIT. Het systeem moet na onge-
veer 10 minuten weer normaal werken.
320
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
De volgende omstandigheden kunnen leiden tot ongevallen en letsel.
Het antiblokkeersysteem werkt niet effectief als
De maximale grip van de banden overschreden wordt.
Er sprake is van aquaplaning op een nat wegdek.
De remweg met ABS in werking kan langer zijn dan onder normale
omstandigheden
Het ABS is niet ontworpen om de remweg van de auto te verkorten. Houd in
de volgende gevallen altijd voldoende afstand tot uw voorligger:
Als wordt gereden op wegen met grind, zand en dergelijke, of op
besneeuwde wegen
Als wordt gereden met sneeuwkettingen
Als wordt gereden op slechte wegen
Als er gereden wordt over wegen met gaten of andere grote oneffenheden
De Traction Control werkt niet effectief als
Het insturen van de juiste richting en het overbrengen van de aandrijfkracht
op de weg niet onder alle omstandigheden gerealiseerd kunnen worden,
zelfs niet als de TRC in werking is.
Rijd niet met de auto onder omstandigheden waarbij de stabiliteit en de aan-
drijfkracht verloren kunnen gaan.
Als het Vehicle Stability Control-systeem (VSC) geactiveerd is
Het controlelampje Traction Control knippert. Rijd altijd voorzichtig.
Roekeloos rijgedrag kan leiden tot ongevallen. Wees bijzonder voorzichtig
als het controlelampje knippert.
321
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Wanneer de TRC en VSC uitgeschakeld zijn
Wees zeer voorzichtig en pas uw snelheid aan de conditie van het wegdek
aan. Schakel de TRC en de VSC alleen in geval van nood uit aangezien
deze systemen zorg dragen voor de voertuigstabiliteit en het aandrijfvermo-
gen.
Vervangen van banden
Controleer of alle banden dezelfde maat hebben, van hetzelfde merk zijn en
hetzelfde profiel en draagvermogen hebben. Controleer ook of alle banden
de voorgeschreven spanning hebben.
De ABS-, TRC- en VSC-systemen werken niet goed als er verschillende
banden onder de auto gemonteerd zijn.
Neem contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur voor meer
informatie over het vervangen van de wielen of banden.
Omgaan met banden en wielophanging
Probleem met de banden of wijzigingen aan de wielophanging hebben een
negatief effect op de ondersteunende systemen en kunnen een storing ver-
oorzaken.
322
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
PCS (Pre-Crash Safety)
: Indien aanwezig
Als de radarsensor signaleert dat een frontale aanrijding waar-
schijnlijk is, worden veiligheidssystemen als het remsysteem en de
veiligheidsgordels automatisch geactiveerd door het Pre-Crash
Safety-systeem om de gevolgen van een aanrijding zo veel moge-
lijk te beperken.
Pre-Crash-veiligheidsgordels (alleen veiligheidsgordels
voor)
Als de Pre-Crash-sensor registreert dat een aanrijding onvermij-
delijk is, trekt het Pre-Crash Safety-systeem de veiligheidsgor-
del strak voordat de aanrijding plaatsvindt.
Dit gebeurt ook als de bestuurder hard remt of de macht over
het stuur verliest. (Blz. 94)
Als het VSC-systeem is uitgeschakeld, werkt het systeem echter
niet in geval van slippen.
Pre-Crash Brake Assist
Als een frontale aanrijding waarschijnlijk is, past het systeem
een grotere remkracht toe, in relatie tot de kracht waarmee het
rempedaal wordt ingetrapt.
Pre-Crash Brake-systeem
Als een frontale aanrijding waarschijnlijk is, waarschuwt het sys-
teem de bestuurder door middel van een waarschuwingslampje,
een waarschuwingsscherm en een zoemer. Als het systeem sig-
naleert dat een aanrijding onvermijdelijk is, worden de remmen
automatisch geactiveerd om de snelheid bij de aanrijding te ver-
lagen. Het Pre-Crash Brake-systeem kan worden uitgeschakeld
met behulp van de schakelaar PRE CRASH OFF.
323
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Uitschakelen van Pre-Crash Brake-systeem
Uitgeschakeld
Ingeschakeld
Het waarschuwingslampje PCS
gaat branden als het Pre-Crash
Brake-systeem wordt uitgescha-
keld.
Radarsensor
Signaleert auto's of obstakels op
of bij de weg vóór de auto en
bepaalt op basis van de positie,
snelheid en richting van de
obstakels of een aanrijding waar-
schijnlijk is.
324
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Obstakels die niet worden waargenomen
De sensor kan geen plastic obstakels als pylonen waarnemen. In sommige
gevallen neemt de radarsensor ook geen voetgangers, dieren, fietsen,
motorfietsen, bomen of sneeuwhopen waar.
De onderdelen van het Pre-Crash Safety-systeem kunnen worden
geactiveerd als
Pre-Crash-veiligheidsgordels (type A):
De rijsnelheid hoger is dan ongeveer 30 km/h.
Het systeem plotseling remmen of een slip signaleert.
De inzittenden voor de veiligheidsgordel dragen.
Pre-Crash-veiligheidsgordels (type B):
De rijsnelheid hoger is dan ongeveer 5 km/h.
De snelheid waarmee uw auto het obstakel of de voor u rijdende auto
nadert, hoger is dan ongeveer 30 km/h.
De inzittenden voor de veiligheidsgordel dragen.
Pre-Crash Brake Assist:
De rijsnelheid hoger is dan ongeveer 30 km/h.
De snelheid waarmee uw auto het obstakel of de voor u rijdende auto
nadert, hoger is dan ongeveer 30 km/h.
Het rempedaal is ingetrapt.
Pre-Crash Brake-systeem:
De schakelaar PRE CRASH OFF niet is ingedrukt.
De rijsnelheid hoger is dan ongeveer 15 km/h.
De snelheid waarmee uw auto het obstakel of de voor u rijdende auto
nadert, hoger is dan ongeveer 15 km/h.
325
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Omstandigheden die het systeem kunnen activeren zelfs als er geen
kans op een aanrijding is
Als er bij het begin van een bocht een obstakel naast de weg aanwezig is
Als u in een bocht een tegemoetkomende auto passeert
Als u over een smalle ijzeren brug rijdt
Als op de weg een metalen object aanwezig is
Als u over een ongelijk wegdek rijdt (neus omhoog, neus omlaag)
Als een auto u tegemoetkomt wanneer u op een kruising linksaf slaat
Als uw auto snel een voorligger nadert
Als een viaduct/ongelijkvloerse kruising, verkeersbord, billboard of
andere constructie zich direct in de lijn van de auto lijkt te bevinden
Als door het hoogteverschil in de weg een lager gelegen metalen object
zichtbaar wordt voor de auto
Als de wagenhoogte extreem verandert
Als de radar onjuist is uitgelijnd
Als u door bepaalde tolpoortjes rijdt
Als u onder een viaduct doorrijdt
Als het systeem in bovenstaande situaties geactiveerd wordt, is het mogelijk
dat de veiligheidsgordels snel aangetrokken worden en de remmen met
meer kracht dan normaal worden bediend. Als de veiligheidsgordel in de
aangetrokken positie geblokkeerd is, breng dan de auto op een veilige
plaats tot stilstand, doe de veiligheidsgordel los en doe hem daarna weer
vast.
326
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Situaties waarin het Pre-Crash Safety-systeem niet goed werkt
Het systeem werkt in de volgende situaties mogelijk niet goed:
Op wegen met scherpe bochten of oneffenheden
Als een auto plotseling voor uw auto verschijnt, bijvoorbeeld op een krui-
sing
Als uw auto plotseling wordt gesneden, bijvoorbeeld wanneer u wordt
ingehaald
Onder barre weersomstandigheden, bijvoorbeeld bij zware regenval,
mist en sneeuw- of zandstormen
Als uw auto in een slip raakt terwijl de VSC niet in werking is
Als de radar onjuist is uitgelijnd
Als de wagenhoogte extreem verandert
Als er een storing in het systeem aanwezig is
De waarschuwingslampjes gaan branden of knipperen en/of er verschijnen
waarschuwingen. (Blz. 620)
Automatisch uitschakelen van het Pre-Crash Safety-systeem
Als een storing optreedt waardoor de sensoren geen obstakels meer kunnen
waarnemen, bijvoorbeeld doordat de sensor vuil is, wordt het Pre-Crash
Safety-systeem automatisch uitgeschakeld. Het systeem wordt in dit geval
niet geactiveerd, zelfs niet wanneer er kans op een aanrijding is.
327
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Verklaring
De meest recente DECLARATION of CONFORMITY (DoC) is beschikbaar op
het volgende adres: http://www.globaldenso.com/en/products/oem/index.html#2
328
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
329
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Behandelen van de radarsensor
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om ervoor te zorgen dat
het Pre-Crash Safety-systeem goed blijft functioneren.
Houd de sensor en de lenskap altijd schoon.
Reinig de sensor en de lenskap met een zachte doek zodat er geen kras-
sen of beschadigingen ontstaan.
Stel de sensor en de omgeving van de sensor niet bloot aan krachtige
schokken.
Als de sensor ook maar iets verplaatst wordt, werkt het systeem mogelijk
niet meer goed. Als de sensor of het omliggende gebied is blootgesteld
aan een sterke schok, moet u de auto altijd laten controleren door een
Toyota-dealer of erkende reparateur.
Neem de sensor niet uit elkaar.
Monteer geen accessoires en plak geen stickers op de sensor, de lenskap
of in de directe omgeving.
Wijzig of spuit de sensor en de lenskap niet.
Beperkingen van het Pre-Crash Safety-systeem
Vertrouw niet alleen op het Pre-Crash Safety-systeem. Rijd altijd veilig, houd
rekening met de omgeving en controleer de weg op obstakels en andere
potentiële gevaren.
Als u dat niet doet, kunt u een ongeval veroorzaken, waardoor ernstig letsel
kan ontstaan.
330
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Waarschuwingen met betrekking tot de inhoud van ondersteunende
systemen
Het Pre-Crash Safety-systeem is bedoeld om de bestuurder met behulp van
alarmfuncties en het remfunctieregelsysteem te helpen om aanrijdingen te
voorkomen via KIJKEN-BEOORDELEN-HANDELEN. Het systeem kan
slechts in beperkte mate ondersteuning bieden, dus let op de volgende
belangrijke punten:
De bestuurder helpen om op de weg te letten
Het Pre-Crash Safety-systeem kan alleen obstakels signaleren die zich
direct vóór de auto bevinden, en alleen binnen een beperkt bereik. Het
systeem is niet bedoeld om zorgeloos of roekeloos rijgedrag te rechtvaar-
digen en kan de bestuurder ook niet helpen tijdens het rijden bij slecht
zicht. De bestuurder moet daarom nog steeds goed op de omgeving rond
de auto letten.
De bestuurder ondersteunen bij het maken van een juiste beoordeling
Wanneer geprobeerd wordt de kans op een aanrijding in te schatten,
beschikt het Pre-Crash Safety-systeem alleen over gegevens van obsta-
kels die het systeem direct voor de auto heeft gesignaleerd. Het is daarom
strikt noodzakelijk dat de bestuurder alert blijft en zelf bepaalt of er op enig
moment kans op een aanrijding bestaat.
De bestuurder helpen actie te ondernemen
De Brake Assist-functie van het Pre-Crash Safety-systeem is ontworpen
om de ernst van de aanrijding te helpen beperken en handelt dus alleen
wanneer het systeem heeft geoordeeld dat een aanrijding onvermijdelijk
is. Dit systeem kan niet zelf automatisch een aanrijding voorkomen of de
auto veilig tot stilstand brengen. Daarom moet de bestuurder in gevaarlijke
situaties direct zelf actie ondernemen om de veiligheid van alle betrokke-
nen te garanderen.
331
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
2-5. Rijinformatie
Lading en bagage
WAARSCHUWING
Zaken die niet in de bagageruimte vervoerd mogen worden
De volgende zaken kunnen brand veroorzaken als ze in de bagageruimte
vervoerd worden.
Jerrycans met benzine
Spuitbussen
Lees onderstaande informatie over voorzorgsmaatregelen, laadver-
mogen en belading zorgvuldig door.
Vervoer lading en bagage indien mogelijk altijd in de bagage-
ruimte.
Zorg ervoor dat de bagage stevig vastligt.
Let erop dat de auto in balans blijft door zware lading niet aan
één kant te leggen. Leg zware voorwerpen zo ver mogelijk naar
voren.
Neem geen onnodige bagage mee. Dit helpt u brandstof te
besparen.
332
2-5. Rijinformatie
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen bij het vervoer van goederen
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan resulteren in ern-
stig letsel.
Plaats geen goederen in of op de volgende plaatsen omdat ze dan onder
het koppelings-, rem- of gaspedaal terecht kunnen komen, waardoor de
pedalen niet ver genoeg ingetrapt kunnen worden. Ook kan het zicht voor
de bestuurder belemmerd worden of kunnen de bestuurder of passagiers
geraakt worden door de goederen, waardoor een ongeval kan ontstaan.
Voeten van de bestuurder
Stoel van de voorpassagier of de achterstoelen (als er goederen op
elkaar gestapeld worden)
Hoedenplank (sedan)
Bagageafdekking (wagon)
Instrumentenpaneel
Dashboard
Extra opbergvak of vak zonder klep
Zet goederen die in het passagierscompartiment vervoerd worden altijd
goed vast omdat ze anders bij een aanrijding, een uitwijkmanoeuvre of
plotseling afremmen door de auto geslingerd kunnen worden.
Sta nooit toe dat er personen in de vergrote bagageruimte meerijden. De
bagageruimte is niet ontworpen om personen te vervoeren. Personen die-
nen plaats te nemen op een zitplaats en een gordel op de juiste manier om
te doen. Anders neemt de kans op letsel bij hard remmen, plotselinge uit-
wijkmanoeuvres en bij een ongeval sterk toe.
333
2-5. Rijinformatie
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Rijden in de winter
Tref voor het aanbreken van de winter de noodzakelijke voorberei-
dingen en voer de benodigde controles uit. Pas uw rijgedrag altijd
aan de actuele weersomstandigheden aan.
Voorbereidingen voor de winter
Gebruik vloeistoffen die geschikt zijn voor winterse omstan-
digheden.
Motorolie
Koelvloeistof
Ruitensproeiervloeistof
Laat een monteur het elektrolytniveau en de soortelijke
massa van de elektrolyt in de accu controleren.
Laat winterbanden onder uw auto monteren of schaf een set
sneeuwkettingen voor de voorwielen aan.
Controleer of alle banden dezelfde maat hebben en van hetzelfde
merk zijn en controleer of de sneeuwkettingen geschikt zijn voor de
bandenmaat van uw auto.
334
2-5. Rijinformatie
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Voordat u met de auto gaat rijden
Voer, afhankelijk van de omstandigheden, de volgende hande-
lingen uit.
Probeer een vastgevroren ruit niet met kracht te openen en
zet de ruitenwissers niet aan als deze vastgevroren zijn.
Verwijder de eventueel aanwezige sneeuw van de luchtinla-
ten voor de voorruit om zeker te kunnen zijn van een juiste
werking van de aanjager van het airconditioningsysteem.
Verwijder ijsophopingen aan de onderzijde van de auto.
Controleer regelmatig of er sprake is van ijs- of sneeuwopho-
pingen in de wielkuipen of op de remmen en verwijder deze
indien dat het geval is.
Tijdens het rijden
Verhoog de snelheid geleidelijk en pas de snelheid aan aan de
conditie van de weg.
Bij het parkeren
Parkeer de auto en zet de selectiehendel in stand P (Multidrive
CVT of automatische transmissie) of R (handgeschakelde trans-
missie), maar activeer de parkeerrem niet. De parkeerrem kan
vastvriezen en bij het deactiveren niet vrij komen. Blokkeer de
wielen indien nodig, om wegglijden of kruipen te voorkomen.
335
2-5. Rijinformatie
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Keuze van sneeuwkettingen
Gebruik de juiste maat sneeuwkettingen.
De maat van de sneeuwkettingen is afgestemd op de bandenmaat.
Zijketting
(diameter 3,0 mm)
Dwarsketting
(diameter 4,0 mm)
Wetgeving met betrekking tot het gebruik van sneeuwkettingen
De wetgeving met betrekking tot het gebruik van sneeuwkettingen
verschilt per land en per soort weg. Stel u op de hoogte van deze
voorschriften alvorens sneeuwkettingen te monteren.
Monteer de sneeuwkettingen op de voorwielen.
Zet de sneeuwkettingen na 0,5 - 1,0 km rijden nogmaals vast.
1
2
ITY25C045
Sneeuwkettingen
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht bij het monteren en verwij-
deren van sneeuwkettingen.
Monteer en verwijder de sneeuwkettingen op een veilige locatie.
Monteer de sneeuwkettingen uitsluitend op de voorwielen. Gebruik geen
sneeuwkettingen om de achterwielen.
Monteer de sneeuwkettingen volgens de meegeleverde gebruiksaanwij-
zing.
336
2-5. Rijinformatie
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Rijden met winterbanden
Neem om de kans op ongevallen te beperken de volgende voorzorgsmaat-
regelen in acht.
Als u dat niet doet kunt u de macht over het stuur verliezen, waardoor ern-
stig letsel kan ontstaan.
Gebruik winterbanden met de voor uw auto voorgeschreven maat.
Zorg ervoor dat de bandenspanning aan de specificatie voldoet.
Rijd niet harder dan de toegestane snelheid of harder dan de snelheidsli-
miet die geldt voor de gebruikte winterbanden.
Winterbanden dienen op alle wielen te worden gemonteerd.
Rijden met sneeuwkettingen
Neem om de kans op ongevallen te beperken de volgende voorzorgsmaat-
regelen in acht.
Anders kunnen een aanrijding en ernstig letsel het gevolg zijn.
Rijd niet harder dan de maximaal toegestane snelheid voor de gebruikte
sneeuwkettingen of niet harder dan 50 km/h, afhankelijk van welke snel-
heid de laagste is.
Vermijd het rijden over slechte wegdekken en over gaten.
Voorkom plotselinge stuurbewegingen en sterk afremmen; door het
gebruik van sneeuwkettingen worden de rijeigenschappen negatief beïn-
vloed.
Minder uw snelheid alvorens een bocht aan te snijden zodanig, dat u
zeker weet dat de auto bestuurbaar blijft.
337
2-5. Rijinformatie
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Rijden met een aanhangwagen
Het rijden met een aanhangwagen heeft een negatieve invloed op de
prestaties, de rijeigenschappen, het brandstofverbruik en de levens-
duur van uw auto. Gebruik de functies van de auto op de juiste
manier en rijd voorzichtig voor een maximale veiligheid en een opti-
maal comfort. Schade en/of defecten die het gevolg zijn van het rij-
den met een aanhangwagen voor commerciële doeleinden worden
niet gedekt door de Toyota-garantie.
Raadpleeg voordat u met een aanhangwagen gaat rijden eerst een
Toyota-dealer of erkende reparateur voor meer informatie. In som-
mige landen zijn er namelijk wettelijke voorschriften voor het rijden
met aanhangwagens.
Maximale gewichten
Controleer het maximaal toelaatbare aanhangwagengewicht,
het maximaal toelaatbare voertuiggewicht (GVW), de maximaal
toelaatbare asbelasting (MPAC), en de maximaal toelaatbare
kogeldruk voordat u met een aanhangwagen gaat rijden.
(Blz. 730)
Trekhaak/trekhaak met afneembare kogel
Toyota adviseert gebruik te maken van een originele Toyota
trekhaak/afneembare trekhaak voor uw auto. Ook andere
geschikte en kwalitatief vergelijkbare trekhaken mogen worden
gebruikt.
Voorkom ongevallen
De auto zal anders aanvoelen als u met een aanhangwagen
rijdt. De 3 meest voorkomende oorzaken van aanrijdingen waar-
bij een auto met een aanhangwagen betrokken is, zijn: bestuur-
dersfouten, een te hoge snelheid en overbelading.
338
2-5. Rijinformatie
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Belangrijke punten met betrekking tot het beladen van een aan-
hangwagen
Totaal gewicht van de aanhangwagen en de maximaal toege-
stane kogeldruk
Totaalgewicht van de aan-
hangwagen
Het gewicht van de aanhangwa-
gen plus het gewicht van de
lading mag het maximale aan-
hangwagengewicht niet over-
schrijden. Het is gevaarlijk om
deze waarde te overschrijden.
(Blz. 730)
Als u met een aanhangwagen
rijdt, raden wij u aan een stabilisa-
tor te gebruiken.
Maximaal toegestane kogel-
druk
Belaad de aanhangwagen zo dat
de kogeldruk hoger is dan 25 kg
of 4% van het maximale aan-
hangwagengewicht. Laat de ko-
geldruk de aangegeven waarde
niet overschrijden. (Blz. 730)
339
2-5. Rijinformatie
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Informatielabel (typeplaatje)
Maximaal toelaatbaar totaal-
gewicht (GVW)
Het totale gewicht van de
bestuurder, passagiers, trek-
haak, auto en aanhangwagen
mag het maximaal toelaatbare
voertuiggewicht niet met meer
dan 100 kg overschrijden. Het is
gevaarlijk om deze waarde te
overschrijden.
Maximale toelaatbare achter-
asbelasting
De belasting van de achteras
mag de maximaal toegestane
belasting van de achteras niet
met meer dan 15% overschrijden.
Het is gevaarlijk om deze waarde
te overschrijden.
Het maximale aanhangwagenge-
wicht is bepaald bij tests op zee-
niveau. Houd er rekening mee dat
het motorvermogen en het maxi-
male aanhangwagengewicht op
grotere hoogten lager zijn.
WAARSCHUWING
Als de limiet voor het maximaal toelaatbare voertuiggewicht of de
maximale asbelasting overschreden is
Rijd niet harder dan 100 km/h of niet harder dan de wettelijke limiet voor
auto's met een aanhangwagen.
Het niet opvolgen van deze voorzorgsmaatregel kan leiden tot een ongeval
en ernstig letsel.
340
2-5. Rijinformatie
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Montagepositie voor de trekhaak/afneembare trekhaak
460,5 mm
460,5 mm
460,5 mm
460,5 mm
460,5 mm
460,5 mm
Sedan: 1111,1 mm
Wagon: 1175,5 mm
36,2 mm
341
2-5. Rijinformatie
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Informatie over banden
Verhoog de bandenspanning met 20,0 kPa (0,2 kg/cm
2
of bar, 3 psi) als
er een aanhangwagen getrokken wordt. (Blz. 749)
Verhoog de bandenspanning van de aanhangwagen tot de waarde die
de fabrikant van de aanhangwagen opgeeft voor de combinatie van aan-
hangwagengewicht en belading.
Verlichting
Controleer elke keer als u een aanhangwagen aankoppelt of de richtingaan-
wijzers en de remlichten goed werken. Rechtstreeks aansluiten van de
bedrading op de auto kan schade aan het elektrisch systeem veroorzaken
en ertoe leiden dat de verlichting niet meer correct functioneert
Inrijden
Toyota raadt het rijden met een aanhangwagen af gedurende de eerste 800
km als er onderdelen van de aandrijflijn van de auto vervangen zijn.
Onderhoud
Als met de auto regelmatig met een aanhangwagen wordt gereden, moet
er vaker onderhoud worden uitgevoerd omdat de auto zwaarder belast
wordt dan bij het rijden zonder aanhangwagen.
Draai nadat er ongeveer 1.000 km met een aanhangwagen is gereden
alle bouten van de trekhaak nogmaals vast.
342
2-5. Rijinformatie
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Veiligheidscontroles voor het rijden met een aanhangwagen
Controleer of de maximale kogeldruk voor de trekhaak/trekhaak met
afneembare kogel niet overschreden wordt. Houd er rekening mee dat
het gewicht van de aanhangwagen moet worden opgeteld bij het gewicht
van de auto. Controleer verder of door het rijden met de aanhangwagen
de maximale asbelasting niet overschreden wordt.
Controleer of de lading op de aanhangwagen goed vastgezet is.
Maak, indien u het achteropkomend verkeer niet goed kunt zien met de
standaard buitenspiegels, gebruik van extra buitenspiegels. Stel de
armen van deze extra spiegels aan beide zijden zo af dat u maximaal
zicht hebt op de weg achter u.
OPMERKING
Als de achterbumperversterking van aluminium is
Controleer of het stalen deel van de trekhaak niet direct in contact komt met
het aluminium.
Als staal en aluminium met elkaar in contact komen, ontstaat er een reactie
die te vergelijken is met corrosie, waardoor het desbetreffende gedeelte ver-
zwakt wordt en er schade kan ontstaan. Breng daarom op het contactvlak
een roestwerend middel aan.
343
2-5. Rijinformatie
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Advies
De auto zal anders aanvoelen als u met een aanhangwagen rijdt.
Neem de onderstaande voorzorgsmaatregelen in acht om een onge-
val en ernstig letsel te voorkomen:
Controleer de elektrische aansluiting tussen de aanhangwa-
gen en de auto
Breng de auto tot stilstand na een korte afstand gereden te hebben
en controleer, net als voor het wegrijden, of de verlichting van de
aanhangwagen werkt.
Oefen het rijden met een aanhangwagen
Oefen het rijden met een aanhangwagen in een omgeving zon-
der of met weinig verkeer, zodat u leert hoe de combinatie aan-
voelt bij het keren, stoppen en achteruitrijden.
Houd tijdens het achteruitrijden het stuurwiel stevig vast en draai
het stuurwiel rechtsom om de aanhangwagen naar links te stu-
ren en linksom om de aanhangwagen naar rechts te sturen. Ver-
draai het stuurwiel altijd geleidelijk om te voorkomen dat de
aanhangwagen gaat scharen. Laat iemand u bij het achteruitrij-
den begeleiden om de kans op een ongeval te beperken.
Vergroten van de tussenafstand
Bij een snelheid van 10 km/h moet de afstand tot uw voorligger
minimaal gelijk zijn aan de totale lengte van uw auto en de aan-
hangwagen. Voorkom plotselinge remmanoeuvres die tot een slip
zouden kunnen leiden. Als de auto in een slip raakt, zou u de con-
trole over de auto kunnen verliezen. De kans hierop is vooral aan-
wezig tijdens het rijden op een nat of glad wegdek.
344
2-5. Rijinformatie
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Acceleratie/stuurcommando's/bochtengedrag
In te krappe bochten kan de aanhangwagen de auto raken. Redu-
ceer uw snelheid voordat u een bocht nadert en neem bochten met
een zodanige snelheid dat plotseling remmen niet nodig is.
Belangrijke punten met betrekking tot het aansnijden van
bochten
De wielen van de aanhangwagen maken een krappere bocht dan
de wielen van de auto. Snijd bochten daarom ruimer aan dan u zou
doen als u niet met een aanhangwagen rijdt.
Belangrijke punten met betrekking tot de stabiliteit
Een slecht wegdek en krachtige zijwind zullen de wegligging en
het rijgedrag beïnvloeden. Ook bij het inhalen van bussen of grote
vrachtwagens of het ingehaald worden door dergelijke voertuigen,
kunnen de aanhangwagen en de auto gaan slingeren. Kijk bij het
rijden langs dergelijke voertuigen veelvuldig in uw spiegels. Ver-
minder vaart door voorzichtig het rempedaal in te trappen zodra u
ziet dat de aanhangwagen gaat slingeren. Houd tijdens het rem-
men het stuurwiel altijd in de rechtuitstand.
Passeren van andere auto's
Houd rekening met de totale lengte van uw auto en de aanhang-
wagen en zorg ervoor dat er voldoende ruimte is voordat u van rij-
strook verandert.
345
2-5. Rijinformatie
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Informatie over de transmissie
Multidrive CVT of automatische transmissie
Rijd niet in stand D, teneinde effectief op de motor te kunnen blij-
ven afremmen. Selecteer de juiste versnelling in stand M.
Handgeschakelde transmissie
Rijd niet in de 6e versnelling, teneinde effectief op de motor te
kunnen blijven afremmen.
Als de motor oververhit raakt...
Het rijden met een aanhangwagen op een lange helling bij buiten-
temperaturen hoger dan 30°C kan ertoe leiden dat de motor over-
verhit raakt. Als de koelvloeistoftemperatuurmeter aangeeft dat de
motor oververhit raakt, schakel dan direct de airconditioning uit en
breng de auto op een veilige plaats tot stilstand. (Blz. 719)
Bij het parkeren
Plaats altijd wielblokken onder de wielen van de auto en de aan-
hangwagen. Activeer de parkeerrem en zet de selectiehendel in
stand P bij auto's met Multidrive CVT of automatische transmissie
en in de 1e versnelling of de achteruit bij auto's met een handge-
schakelde transmissie.
346
2-5. Rijinformatie
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Rijsnelheid bij het rijden met een aanhangwagen
Overschrijd de maximum snelheid voor het rijden met een aanhangwagen
niet.
Voor het afrijden van een lange helling
Minder snelheid en schakel terug. Schakel bij het afdalen van een lange of
steile helling echter niet plotseling terug.
Remmen
Trap het rempedaal niet veelvuldig of gedurende een langere periode ach-
tereen in.
Hierdoor kan het remsysteem oververhit raken of kan de remwerking terug-
lopen.
347
2-5. Rijinformatie
2
Tijdens het rijden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
348
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
3-1. Gebruik van airconditioning
en achterruit- en
buitenspiegelverwarming
Automatische
airconditioning ................ 350
Handmatig bediende
airconditioning ................ 360
Extra verwarming.............. 368
Achterruit- en buitenspiegel-
verwarming..................... 371
Voorruitverwarming .......... 372
3-2. Gebruik van het
audiosysteem
Soorten audiosystemen.... 373
Gebruik van de radio ........ 376
Gebruik van de
CD-speler ....................... 383
Afspelen van discs met MP3-
en WMA-bestanden........ 391
Bedienen van een iPod..... 401
Bedienen van een USB-
geheugen........................ 411
Optimaal gebruikmaken van
het audiosysteem ........... 421
Gebruik van de
AUX-aansluiting.............. 423
Gebruik van de audiotoetsen
op het stuurwiel .............. 424
Bluetooth
®
-audio/
telefoon........................... 427
Gebruik van Bluetooth
®
-
audio/telefoon................. 434
Bedienen van een draagbare
speler met Bluetooth
®
-
ondersteuning................. 440
Bellen.............................. 444
Gebruik van het menu SET UP
(“Bluetooth*”-menu)........ 450
Gebruik van het menu SET UP
(TEL-menu) .................... 457
3
Interieur
349
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
3-3. Gebruik van de interieur-
verlichting
Overzicht
interieurverlichting .......... 464
• Hoofdschakelaar leeslampjes/
interieurverlichting en
leeslampjes/
interieurverlichting .......... 465
Leeslampjes ................... 466
3-4. Gebruik van de opberg-
mogelijkheden
Overzicht van opberg-
mogelijkheden ................ 467
Dashboardkastje............. 468
Consolevak..................... 469
Dakconsole..................... 470
Bekerhouders................. 471
Fleshouders.................... 472
Muntenvak...................... 474
3-5. Overige voorzieningen in
het interieur
Zonnekleppen................... 475
Make-upspiegel ................ 476
Asbak................................ 477
Aansteker.......................... 478
Accessoireaansluiting....... 479
Stoelverwarming............... 480
Armsteun .......................... 482
Bagageruimte/skiluik......... 483
Zonnescherm panoramadak
(wagon)........................... 484
Zonnescherm achterruit
(sedan) ........................... 487
Zonneschermen zijruiten
(sedan) ........................... 488
Handgrepen...................... 489
Vloermatten ...................... 490
Voorzieningen bagageruimte
(sedan) ........................... 492
Voorzieningen bagageruimte
(wagon)........................... 494
*: Bluetooth is een geregistreerd handelsmerk van Bluetooth SIG, Inc.
350
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruit- en buitenspiegelverwarming
Automatische airconditioning
: Indien aanwezig
De luchtstroom en de uitstroomopeningen waaruit de lucht komt,
worden automatisch geregeld op basis van de gekozen temperatuur.
Auto's met extra verwarming
Weergave ingestelde tempe-
ratuur bestuurderszijde
Temperatuur-
regeling
bestuurders-
zijde
Uit
Aanjagersnelheid
Weergave
luchtstroom
Voorruit-
verwarming
Buitenluchtmodus of
recirculatiemodus
Weergave aan-
jagersnelheid
Weergave ingestelde tempe-
ratuur passagierszijde
Toets voor gemeen-
schappelijke
bediening
Temperatuurrege-
ling passagierszijde
Wijzigen van de gebruikte
uitstroomopeningen
AAN/UIT-toets
airconditioning
Automatische modus
351
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruit- en buitenspiegelverwarming
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Auto's zonder extra verwarming
Auto's met voorruitverwarming
Auto's zonder voorruitverwarming
Weergave ingestelde tempe-
ratuur bestuurderszijde
Temperatuur-
regeling
bestuurders-
zijde
Uit
Aanjager-
snelheid
Weergave
luchtstroom
Voorruit-
verwarming
Buitenluchtmodus of
recirculatiemodus
Weergave aan-
jagersnelheid
Weergave ingestelde tempe-
ratuur passagierszijde
Toets voor
gemeenschappe-
lijke bediening
Temperatuurrege-
ling passagierszijde
Uit
Wijzigen van
de gebruikte
uitstroomo-
peningen
AAN/UIT-toets
airconditioning
Automatische modus
A
B
352
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruit- en buitenspiegelverwarming
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Gebruik van de automatische modus
Druk op .
De airconditioning wordt ingeschakeld. De uitstroomopeningen
waaruit de lucht komt en de aanjagersnelheid worden automatisch
geregeld op basis van de gekozen temperatuur.
Draai naar rechts om een hogere temperatuur in te
stellen en draai naar links om een lagere temperatuur
in te stellen aan de bestuurderszijde.
De temperatuur voor de bestuurder en die voor de voorpassagier
kunnen afzonderlijk worden ingesteld.
STAP
1
STAP
2
353
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruit- en buitenspiegelverwarming
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Wijzigen van de instellingen
Wijzigen van de ingestelde temperatuur
Draai naar rechts om een hogere temperatuur in te stellen
en draai naar links om een lagere temperatuur in te stellen
aan de bestuurderszijde.
De functies van de toetsen van de airconditioning wijzigen van geschei-
den naar gemeenschappelijke bediening en omgekeerd als de toets
wordt ingedrukt.
Draai naar rechts om een hogere temperatuur in te stellen en
draai naar links om een lagere temperatuur in te stellen aan de
passagierszijde.
Als de temperatuurregeling aan passagierszijde wordt bediend, wordt de
gescheiden bediening geactiveerd.
Gescheiden bediening (controlelampje op brandt): De tempera-
tuur aan de zijde van de bestuurder en aan de zijde van de voorpassa-
gier kunnen afzonderlijk worden geregeld.
Gemeenschappelijke bediening (controlelampje op brandt niet):
Alleen met kan de temperatuur voor alle zitplaatsen worden inge-
steld.
Wijzigen van de aanjagersnelheid
Druk op (verlagen) of (verhogen) op .
De aanjagersnelheid wordt op het display weergegeven. (7 niveaus)
Druk op of om de aanjager uit te schakelen.
354
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruit- en buitenspiegelverwarming
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Wijzigen van de uitstroomopeningen
Druk op
of .
Iedere keer dat er op de toets
wordt gedrukt, worden er andere
uitstroomopeningen geselec-
teerd.
Er stroomt lucht naar het boven-
lichaam.
Er stroomt lucht naar het boven-
lichaam en de voeten.
355
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruit- en buitenspiegelverwarming
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Er stroomt voornamelijk lucht
naar de voeten.
Er stroomt lucht naar de voeten
en de voorruitverwarming is in
werking.
Overschakelen tussen de buitenluchtmodus en de recircula-
tiemodus
Druk op .
Iedere keer als op de toets wordt gedrukt, schakelt de luchttoevoer tus-
sen de buitenluchtmodus (controlelampje uit) en de recirculatiemodus
(controlelampje aan).
356
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruit- en buitenspiegelverwarming
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Ontwasemen van de voorruit
Druk op .
De airconditioning wordt automa-
tisch geregeld.
Als de buitentemperatuur 5°C of
lager is, schakelt de recirculatie-
modus automatisch over naar de
buitenluchtmodus.
357
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruit- en buitenspiegelverwarming
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Afstellen van de stand en de mate van opening van de uitstroom-
openingen
Middelste uitstroomopeningen
Richt de luchtstroom naar
links of rechts, boven of bene-
den.
Draai aan de knop om de uit-
stroomopening te openen of te
sluiten.
Uitstroomopeningen rechts en links
Richt de luchtstroom naar
links of rechts, boven of bene-
den.
Draai aan de knop om de uit-
stroomopening te openen of te
sluiten.
358
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruit- en buitenspiegelverwarming
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Gebruik van de automatische modus
De aanjagersnelheid wordt automatisch geregeld op basis van de gekozen
temperatuur en de omgevingscondities. Dat kan leiden tot de volgende ver-
schijnselen.
Direct na het indrukken van
kan de aanjager even worden uitge-
schakeld tot er voldoende warme of koude lucht voorhanden is.
Er kan koude lucht in het gebied rondom het bovenlichaam worden ver-
spreid als de verwarming is ingeschakeld.
Gebruik van het systeem in de recirculatiemodus
De ruiten zullen sneller beslaan als de recirculatiemodus gedurende langere
tijd is ingeschakeld.
Overschakelen tussen de buitenluchtmodus en de recirculatiemodus
Er kan automatisch worden overgeschakeld naar de recirculatie- of buiten-
luchtmodus, op basis van de gekozen temperatuur en de temperatuur in de
auto.
Ontwasemingsfunctie voor de ruiten
In de recirculatiemodus kan automatisch worden overgeschakeld naar de
buitenluchtmodus als de ruiten ontwasemd moeten worden.
Wanneer de buitentemperatuur ongeveer 0°C is
Het kan zijn dat de airconditioning niet werkt, hoewel op
wordt
gedrukt.
Wanneer is geselecteerd voor de gebruikte uitstroomopeningen
Voor uw rijcomfort kan de luchttoevoer naar de voetenruimte, afhankelijk van
de stand van de temperatuurregelknop, warmer zijn dan de luchttoevoer
naar het bovenlichaam.
359
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruit- en buitenspiegelverwarming
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Geuren airconditioning
Tijdens het gebruik kunnen verschillende geuren van binnen en buiten
de auto in het airconditioningsysteem terechtkomen. Dit kan tot gevolg
hebben dat de lucht die uit de uitstroomopeningen komt niet lekker ruikt.
Het voorkomen van mogelijke geuren:
We raden u aan het airconditioningsysteem in de buitenluchtmodus te
zetten voordat u de motor uitschakelt.
Mogelijk wordt het inschakelen van de aanjager even vertraagd direct
nadat de airconditioning in de stand AUTO wordt ingeschakeld.
WAARSCHUWING
Voorkomen dat de voorruit beslaat
Gebruik niet in combinatie met koele lucht bij zeer vochtig weer.
Het verschil tussen de buitentemperatuur en de temperatuur van de voorruit
zorgt ervoor dat de buitenkant van de voorruit beslaat, waardoor het zicht
wordt belemmerd.
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de accu
Laat de airconditioning niet langer ingeschakeld dan noodzakelijk is als de
motor niet draait.
360
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruit- en buitenspiegelverwarming
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Handmatig bediende airconditioning
: Indien aanwezig
Auto's met extra verwarming
Weergave aanjagersnelheid
Aan/uit
Voorruit-
verwarming
Buitenluchtmodus of
recirculatiemodus
Weergave ingestelde temperatuur
AAN/UIT-toets
airconditioning
*
Temperatuurregeling
Wijzigen van de
gebruikte uitstroom-
openingen
Weergave lucht-
stroom
Regeling aanjager-
snelheid
361
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruit- en buitenspiegelverwarming
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Auto's zonder extra verwarming
Auto's met voorruitverwarming
Auto's zonder voorruitverwarming
*:Deze toets is ook aanwezig in auto's zonder airconditioning. Er
treedt geen systeem in werking, ook al begint het controlelampje
te knipperen als er op de toets wordt gedrukt.
Weergave aanjagersnelheid
Uit
Aan/uit
Voorruit-
verwarming
Buitenluchtmodus of
recirculatiemodus
Weergave ingestelde temperatuur
Temperatuurregeling
Wijzigen van de
gebruikte uitstroom-
openingen
Weergave lucht-
stroom
Regeling aanjager-
snelheid
AAN/UIT-toets
airconditioning
*
A
B
362
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruit- en buitenspiegelverwarming
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Wijzigen van de instellingen
Wijzigen van de ingestelde temperatuur (auto's met airconditi-
oning)
Draai de temperatuurregelknop rechtsom (warm) of linksom
(koud).
Als niet is ingedrukt, blaast het systeem lucht met de omge-
vingstemperatuur of verwarmde lucht in het interieur.
Wijzigen van de ingestelde temperatuur (auto's zonder aircon-
ditioning)
Draai de temperatuurregelknop rechtsom (warm) of linksom
(koud).
Als de knop linksom (koud) is gedraaid, blaast het systeem alleen lucht
met de omgevingstemperatuur in het interieur.
Wijzigen van de aanjagersnelheid
Draai de knop voor de aanjagersnelheid rechtsom (hoger) of
linksom (lager).
Druk op of om de aanjager uit te schakelen.
Uitstroomopeningen selecteren
Druk op
of .
Iedere keer dat er op de toets
wordt gedrukt, worden er andere
uitstroomopeningen geselec-
teerd.
363
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruit- en buitenspiegelverwarming
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Er stroomt lucht naar het boven-
lichaam.
Er stroomt lucht naar het boven-
lichaam en de voeten.
Er stroomt voornamelijk lucht
naar de voeten.
Er stroomt lucht naar de voeten
en de voorruitverwarming is in
werking.
364
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruit- en buitenspiegelverwarming
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Overschakelen tussen de buitenluchtmodus en de recircula-
tiemodus
Druk op .
Iedere keer als op de toets wordt gedrukt, schakelt de luchttoevoer tus-
sen de buitenluchtmodus (controlelampje uit) en de recirculatiemodus
(controlelampje aan).
Ontwasemen van de voorruit
Druk op .
In de recirculatiemodus wordt
automatisch overgeschakeld naar
de buitenluchtmodus.
365
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruit- en buitenspiegelverwarming
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
De stand van de uitstroomopeningen afstellen en deze openen
en sluiten
Middelste uitstroomopeningen
Richt de luchtstroom naar
links of rechts, boven of bene-
den.
Draai aan de knop om de uit-
stroomopening te openen en
te sluiten.
Uitstroomopeningen rechts en links
Richt de luchtstroom naar
links of rechts, boven of bene-
den.
Draai aan de knop om de uit-
stroomopening te openen en
te sluiten.
366
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruit- en buitenspiegelverwarming
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Gebruik van het systeem in de recirculatiemodus
De ruiten zullen sneller beslaan als de recirculatiemodus gedurende langere
tijd is ingeschakeld.
Wanneer de buitentemperatuur ongeveer 0°C is (auto's met airconditio-
ning)
Bij deze temperaturen wordt de airconditioning onder bepaalde omstandig-
heden niet ingeschakeld, ook niet als
wordt ingedrukt.
Wanneer is geselecteerd voor de gebruikte uitstroomopeningen
Voor uw rijcomfort kan de luchttoevoer naar de voetenruimte, afhankelijk van
de stand van de temperatuurregelknop, warmer zijn dan de luchttoevoer
naar het bovenlichaam.
Geuren airconditioning
Tijdens het gebruik kunnen verschillende geuren van binnen en buiten
de auto in het airconditioningsysteem terechtkomen. Dit kan tot gevolg
hebben dat de lucht die uit de uitstroomopeningen komt niet lekker ruikt.
Het voorkomen van mogelijke geuren:
We raden u aan het airconditioningsysteem in de buitenluchtmodus te
zetten voordat u de motor uitschakelt.
367
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruit- en buitenspiegelverwarming
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Voorkomen dat de voorruit beslaat
Gebruik niet in combinatie met koele lucht bij zeer vochtig weer.
Het verschil tussen de buitentemperatuur en de temperatuur van de voorruit
zorgt ervoor dat de buitenkant van de voorruit beslaat, waardoor het zicht
wordt belemmerd.
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de accu
Laat de airconditioning niet langer ingeschakeld dan noodzakelijk is als de
motor niet draait.
368
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruit- en buitenspiegelverwarming
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Extra verwarming
: Indien aanwezig
De extra verwarming kan worden bediend als
De motor draait.
De buitentemperatuur laag is.
De koelvloeistoftemperatuur laag is.
Normale verschijnselen bij werking van de extra verwarming
De volgende omstandigheden duiden niet op een storing.
Als de extra verwarming in- of uitgeschakeld wordt, kan enige witte rook
of een lichte geur vrijkomen uit de onder de vloer geplaatste uitlaat.
Bij het gebruik onder extreem koude omstandigheden kan tevens wat
condens uit de uitlaat komen.
Het is mogelijk dat gedurende 2 minuten nadat de extra verwarming is
uitgeschakeld in de motorruimte een geluid hoorbaar is.
Deze zorgt ervoor dat het interieur van de auto warm blijft onder
koude omstandigheden.
Aan/uit
De extra verwarming gaat
ongeveer 30 seconden nadat
op de toets gedrukt wordt wer-
ken, en het duurt nog onge-
veer 55 seconden voordat hij
volledig is opgewarmd.
369
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruit- en buitenspiegelverwarming
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Als de verwarming is uitgeschakeld
Het verdient aanbeveling om de extra verwarming niet binnen 10 minuten
opnieuw in te schakelen nadat u deze uitgeschakeld hebt. Anders kan de
extra verwarming geluid maken wanneer deze werkt.
Bij het tanken
De motor moet zijn uitgeschakeld. Wanneer u de motor UIT zet, wordt de
extra verwarming uitgeschakeld.
WAARSCHUWING
Brandwonden of schade aan uw auto voorkomen
Raak de verwarming en de uitlaat niet
aan omdat deze heet zijn. U zou zich
kunnen branden.
Houd brandbare materialen zoals
brandstof weg van de verwarming en
de uitlaat. Er bestaat brandgevaar.
370
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruit- en buitenspiegelverwarming
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
OPMERKING
Schade aan de auto voorkomen
Schakel de extra verwarming niet herhaaldelijk in en uit binnen een tijdsin-
terval van 5 minuten omdat dat de levensduur kan verkorten. Zet de toets
van de extra verwarming uit als de motor vaak opnieuw gestart wordt
(zoals bij bezorgingen).
Voer geen veranderingen uit aan de extra verwarming zonder eerst een
Toyota-dealer of erkende reparateur te raadplegen. Dit kan een defect aan
het verwarmingselement of zelfs brand veroorzaken.
Mors geen water of andere vloeistoffen op het verwarmingselement en de
brandstofpomp van de verwarming. Hierdoor kan de extra verwarming
defect raken.
Houd de in- en uitlaat van de verwarming vrij van water, sneeuw, ijs, mod-
der, enz. Wanneer deze verstopt raken, kan de verwarming niet meer
goed werken.
Als u iets ongewoons opvalt, zoals een vloeistoflek, rook of een slechte
werking, schakel dan de extra verwarming uit en laat de auto nakijken
door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
371
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruit- en buitenspiegelverwarming
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Achterruit- en buitenspiegelverwarming
De achterruitverwarming en de spiegelverwarming kunnen worden
gebruikt als
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
WAARSCHUWING
Als de buitenspiegelverwarming ingeschakeld is
Raak het oppervlak van de spiegels niet aan, omdat dit heet kan worden en
brandwonden kan veroorzaken.
Ontwasem de achterruit met de achterruitverwarming. (Door de ach-
terruitverwarming in te schakelen wordt de buitenspiegelverwarming
ingeschakeld. De buitenspiegelverwarming wordt gebruikt om
regendruppels, dauw en ijs van de buitenspiegels te verwijderen.)
Aan/uit
De achterruitverwarming en de
buitenspiegelverwarming wor-
den na ongeveer 15 minuten
automatisch uitgeschakeld.
Druk nogmaals op de toets om
de achterruitverwarming uit te
schakelen.
372
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruit- en buitenspiegelverwarming
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Voorruitverwarming
: Indien aanwezig
De voorruitverwarming kan worden bediend als
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
WAARSCHUWING
Als de voorruitverwarming ingeschakeld is
Raak het onderste deel van de voorruit en de gedeeltes bij de voorstijlen niet
aan omdat de voorruit op deze plaatsen heet kan zijn, waardoor u zich zou
kunnen branden.
Dit systeem wordt gebruikt om ijsvorming op de voorruit en de rui-
tenwissers te voorkomen.
Aan/uit
De voorruitverwarming wordt
na ongeveer 15 minuten auto-
matisch uitgeschakeld. Druk
nogmaals op de toets om de
voorruitverwarming uit te scha-
kelen.
373
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
3-2. Gebruik van het audiosysteem
Soorten audiosystemen
: Indien aanwezig
Auto's met multimediasysteem of navigatiesysteem
Raadpleeg de handleiding voor het navigatie- en multimediasys-
teem voor meer informatie indien uw auto is uitgerust met een
multimediasysteem of navigatiesysteem.
Auto's zonder multimediasysteem of navigatiesysteem
CD-speler met AM/FM-radio
Type A
374
3-2. Gebruik van het audiosysteem
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Type B
Type C
375
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Gebruik van mobiele telefoons
Mobiele telefoons kunnen storingen veroorzaken die hoorbaar zijn via de
luidsprekers als het audiosysteem ingeschakeld is.
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de accu
Laat het audiosysteem niet langer ingeschakeld dan noodzakelijk is als de
motor niet draait.
Voorkomen van schade aan het audiosysteem
Mors geen drank of andere vloeistof over het audiosysteem.
Titel Bladzijde
Gebruik van de radio Blz. 376
Gebruik van de CD-speler Blz. 383
Afspelen van discs met MP3- en WMA-
bestanden
Blz. 391
Bedienen van een iPod Blz. 401
Bedienen van een USB-geheugen Blz. 411
Optimaal gebruikmaken van het audiosys-
teem
Blz. 421
Gebruik van de AUX-aansluiting Blz. 423
Gebruik van de audiotoetsen op het stuur-
wiel
Blz. 424
376
3-2. Gebruik van het audiosysteem
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Gebruik van de radio
: Indien aanwezig
Type A
Aan/uit Voorkeuzetoetsen Instellen
AF/regiocode/TA
Volume
Zoeken van frequentie
Terugtoets
Toets
AM/FM
Afstellen frequentie
of selecteren van items
Weergeven
zenderlijst
377
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Type B
Type C
Aan/uit Voorkeuzetoetsen Instellen
AF/regiocode/TA
Volume
Zoeken van frequentie
Terugtoets
Afstellen frequentie
of selecteren van items
Weergeven
zenderlijst
Toets
AM/FM
Aan/uit Voorkeuzetoetsen Instellen
AF/regiocode/TA
Volume
Zoeken van frequentie
Zoeken naar te ont-
vangen zenders
Toets AM/FM
Instellen van frequentie of selecteren
items/weergeven zenderlijst
378
3-2. Gebruik van het audiosysteem
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Vastleggen van voorkeuzezenders
Stem af op de gewenste zender door de knop te ver-
draaien of op of te drukken.
Houd de toets (van [1] tot [6]) waaronder u
de zender wilt opslaan ingedrukt totdat u een piepsignaal
hoort.
Radiozenders zoeken (alleen type C)
Voorkeuzezenders zoeken
Houd de toets ingedrukt totdat u een piepsignaal
hoort.
Druk nogmaals op wanneer de gewenste zender
wordt getoond.
Alle zenders binnen het bereik zoeken
Druk op .
Het systeem laat 5 seconden van iedere zender binnen het bereik
horen.
Druk nogmaals op wanneer de gewenste zender
wordt getoond.
STAP
1
STAP
2
STAP
1
STAP
2
STAP
1
STAP
2
379
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Gebruik van de zenderlijst
Bijwerken van de zenderlijst
Druk op (type A en B) of (type C).
De zenderlijst wordt weergegeven.
Druk op [UPDATE] om de lijst bij te werken.
Tijdens het zoeken wordt “Updating” (bijwerken) weergegeven. Ver-
volgens worden op het display de beschikbare zenders weergege-
ven.
Druk op (type A en B) of
[BACK] (type C) om het bij-
werken te onderbreken.
Selecteren van een zender in de zenderlijst
Druk op (type A en B) of (type C).
De zenderlijst wordt weergegeven.
Draai aan om een zender te selecteren.
Druk op om op de zender af te stemmen.
Druk op (type A en B) of [BACK] (type C) om terug
te keren naar de vorige weergave.
STAP
1
STAP
2
STAP
1
STAP
2
STAP
3
380
3-2. Gebruik van het audiosysteem
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
RDS (Radio Data Systeem)
Met deze functie kan uw radio zenders ontvangen.
Luisteren naar radiozenders van hetzelfde netwerk
Druk op .
Draai naar RADIO en druk op .
Draai afhankelijk van de gewenste stand naar FM AF
of “Region code” (regiocode).
Druk op om ON (aan) of OFF (uit) te selecteren.
Stand FM AF ON: De radiozender van hetzelfde netwerk
met de sterkste ontvangst wordt geselec-
teerd.
Stand regiocode ON: De radiozender van hetzelfde netwerk
met de sterkste ontvangst die hetzelfde
programma uitzendt, wordt geselecteerd.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
381
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Verkeersinformatie
Druk op .
Draai naar RADIO en druk op .
Draai naar de stand FM TA.
Druk op om ON (aan) of OFF (uit) te selecteren.
Stand TP: Het systeem schakelt automatisch over naar een zen-
der waarop verkeersinformatie wordt meegestuurd
zodra deze informatie wordt ontvangen.
Als de verkeersinformatie beëindigd is, wordt weer terugge-
schakeld naar de zender waarop was afgestemd.
Stand TA: Het systeem schakelt automatisch over naar een zen-
der waarop verkeersinformatie wordt meegestuurd
zodra deze informatie wordt ontvangen. In stand FM
wordt de geluidsweergave onderbroken als verkeersin-
formatie wordt uitgezonden.
Als de verkeersinformatie beëindigd is, wordt weer terugge-
schakeld naar de zender waarop was afgestemd.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
382
3-2. Gebruik van het audiosysteem
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
EON-systeem (Enhanced Other Network) (voor de ontvangst van ver-
keersmeldingen)
Als de RDS-zender (met EON-gegevens) waar u naar luistert geen ver-
keersinformatie meestuurt en het audiosysteem in stand TA (verkeersmel-
ding) staat, schakelt het systeem automatisch over naar een zender van de
EON AF-lijst zodra het uitzenden van de verkeersinformatie begint.
Als de accu is losgenomen
De opgeslagen voorkeuzezenders worden gewist.
Ontvangstgevoeligheid
Het is niet altijd mogelijk radiosignalen perfect te ontvangen vanwege de
steeds wisselende positie van de antenne, verschillen in signaalsterkte
en de aanwezigheid van objecten in de omgeving als treinen, zendstati-
ons, enz.
Sedan: De radioantenne is bevestigd aan de binnenzijde van de achter-
ruit. Bevestig geen metaalhoudende folie of andere metalen voorwerpen
over de antennedraad aan de binnenzijde van de achterruit om de ont-
vangst van radiosignalen niet in negatieve zin te beïnvloeden.
Wagon: De radioantennes zijn op de binnenzijde van de achterzijruit en
achteraan op het dak geplaatst. Om een heldere radio-ontvangst te blij-
ven houden, mogen er geen metalen coatings of andere metalen voor-
werpen op de antennedraad aan de binnenzijde van de zijruit achter
worden bevestigd. De antenne kan van de voet worden verwijderd door
deze te draaien.
Digital Audio Broadcast (DAB) radio
De optionele radioantenne en ontvanger zijn noodzakelijk voor het gebruik
van de Digital Audio Broadcast (DAB) radio.
383
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Gebruik van de CD-speler
: Indien aanwezig
Type A
Aan/uit
Volume
Selecteren van een
muziekstuk, versneld
vooruit- of terugspoelen
Terugtoets
Een muziekstuk selecteren
of tekst weergeven
Uitwerpen van CD Herhalen
Afspelen in willekeurige
volgorde
Afspelen
Weergeven over-
zicht muziekstuk-
ken
384
3-2. Gebruik van het audiosysteem
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Type B
Type C
Aan/uit
Volume
Terugtoets
Uitwerpen van CD Herhalen
Afspelen in willekeurige
volgorde
Selecteren van een
muziekstuk, versneld
vooruit- of terugspoelen
Een muziekstuk selecteren of
tekst weergeven
Weergeven over-
zicht muziekstuk-
ken
Afspelen
Aan/uit
Volume
Af te spelen
titel zoeken
Selecteren van een muziekstuk of weergeven
van overzicht muziekstukken
Tekst
weergeven
Uitwerpen van CD Herhalen
Toets afspelen in willekeurige
volgorde of terug
Selecteren van een
muziekstuk, versneld
vooruit- of terugspoelen
Afspelen
385
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Laden van CD's
Plaats een CD.
Uitwerpen van CD's
Druk op en verwijder de CD.
Selecteren van een muziekstuk
Draai of druk op om naar het vorige muziekstuk te
gaan of op om naar het volgende muziekstuk te gaan, totdat
het gewenste muziekstuk wordt weergegeven.
Selecteren van een muziekstuk uit een afspeellijst
Druk op (type A en B) of (type C).
De afspeellijst wordt weergegeven.
Draai aan en druk op om een muziekstuk te selecte-
ren.
Druk op of (type A en B), of op of
[BACK] (type C) om terug te keren naar de vorige weergave.
STAP
1
STAP
2
386
3-2. Gebruik van het audiosysteem
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Muziekstuk zoeken (alleen type C)
Druk op .
Van elk muziekstuk worden de eerste 10 seconden afgespeeld.
Druk nogmaals op
om te annuleren.
Druk nogmaals op wanneer het gewenste muziek-
stuk is bereikt.
Versneld vooruit-/terugspoelen van muziekstukken
Houd het gedeelte of ingedrukt om vooruit of terug te
spoelen.
Afspelen in willekeurige volgorde
Druk op [RDM].
Druk nogmaals op [RDM] om te annuleren.
Herhalen
Druk op [RPT].
Druk opnieuw op [RPT] om te annuleren.
STAP
1
STAP
2
387
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Overschakelen naar een andere weergave
Druk op (type A en B) of (type C).
Titel van het muziekstuk, naam van de artiest en titel van de CD worden
op het display weergegeven.
Druk op
of (type A en B), of [BACK] (type
C) om terug te keren naar de vorige weergave.
Display
Er kunnen maximaal 24 karakters worden weergegeven.
Of de informatie wordt weergegeven en de manier waarop deze wordt weer-
gegeven is afhankelijk van de gegevens op de disc.
Foutmeldingen
ERROR (fout): Geeft een storing op de CD of in de speler aan.
CD CHECK (controleer CD):
De CD is vuil, beschadigd of verkeerd geplaatst.
WAIT (wachten): Het afspelen wordt afgebroken vanwege de hoge tempera-
tuur in de speler. Wacht enige tijd en druk op .
Neem contact op met een Toyota-dealer of erkende repa-
rateur als de CD nog steeds niet afgespeeld kan worden.
388
3-2. Gebruik van het audiosysteem
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Discs die kunnen worden gebruikt
Discs die zijn voorzien van onderstaand label, kunnen worden gebruikt.
Afhankelijk van het opnameformaat of de eigenschappen van de disc, kras-
sen, vuil of beschadigingen is afspelen wellicht niet mogelijk.
CD's met een kopieerbeveiliging kunnen mogelijk niet worden afgespeeld.
Beschermingsfunctie CD-speler
Om de interne componenten in de CD-speler te beschermen, wordt het
afspelen automatisch onderbroken als er een defect wordt gesignaleerd.
Als een CD gedurende langere tijd in de CD-speler blijft zitten of als de
CD gedeeltelijk in de speler blijft zitten en niet wordt uitgenomen
De CD kan beschadigd raken waardoor hij niet meer goed kan worden afge-
speeld.
Lensreinigers
Gebruik geen lensreinigers. Anders kan schade aan de CD-speler ontstaan.
WAARSCHUWING
Verklaring voor de CD-speler
Dit product is een klasse I laserproduct.
Verwijder nooit de kap van de speler en probeer de speler nooit zelf te
repareren.
Laat reparaties uitvoeren door deskundig personeel.
Laserstralen: niet schadelijk
389
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
OPMERKING
CD's en adapters die niet kunnen worden gebruikt
Gebruik de volgende CD's niet.
Gebruik ook geen 8 cm CD-adapters, DualDiscs of printbare discs.
Hierdoor kan de speler beschadigd raken en/of kan het plaatsen/verwijderen
bemoeilijkt worden.
CD's met een andere diameter dan 12
cm
Inferieure en vervormde CD's
CD's met een transparant of lichtdoorla-
tend opnamegedeelte
CD's waar tape, stickers of CD-R-labels
op geplakt zijn of CD's waarvan het
label heeft losgelaten
390
3-2. Gebruik van het audiosysteem
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van CD-speler
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan leiden tot bescha-
diging van de CD's of van de speler zelf.
Plaats geen andere voorwerpen dan CD's in de opening van de CD-spe-
ler.
Probeer de CD-speler niet met olie te smeren.
Stel CD's niet bloot aan direct zonlicht.
Probeer de CD-speler niet uit elkaar te nemen.
391
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Afspelen van discs met MP3- en WMA-bestanden
: Indien aanwezig
Type A
Aan/uit
Volume
Selecteren van een
muziekstuk, versneld
vooruit- of terugspoelen
Terugtoets
Selecteren van een bestand of
weergeven van tekst
Weergeven over-
zicht mappen
Uitwerpen van disc Herhalen
Afspelen in willekeurige
volgorde
Selecte-
ren van
een map
Afspelen
392
3-2. Gebruik van het audiosysteem
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Type B
Type C
Selecteren van een mapAan/uit
Volume
Selecteren van een
muziekstuk, versneld
vooruit- of terugspoelen
Terugtoets
Selecteren van een bestand
of weergeven van tekst
Weergeven over-
zicht mappen
Uitwerpen van disc Herhalen
Afspelen in willekeurige
volgorde
Afspelen
Selecteren van een mapAan/uit
Volume
Selecteren van een
muziekstuk, versneld
vooruit- of terugspoelen
Af te spelen
titel zoeken
Selecteren van bestand of
weergeven overzicht mappen
Weergave
tekst
Uitwerpen van disc Herhalen
Afspelen in willekeurige
volgorde
Afspelen
393
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Laden en uitwerpen van discs met MP3- en WMA-bestanden
Blz. 385
Selecteren van een map
Selecteren van een map per keer
Druk op of (type A), [<] of [>] (type
B en C) om de gewenste map te selecteren.
Selecteren van een map en bestand uit de mappenlijst
Druk op (type A en B) of (type C).
De mappenlijst wordt weergegeven.
Draai aan en druk op om een map en bestand te
selecteren.
Druk op (type A en B) of [BACK] (type C) om
terug te keren naar de vorige weergave.
Druk op (type A en B) of (type C) om dit menu te
verlaten.
Terugkeren naar de eerste map
Houd de toets (type A) of [<] (type B en C) inge-
drukt totdat u een piepsignaal hoort.
STAP
1
STAP
2
394
3-2. Gebruik van het audiosysteem
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Map scannen (alleen type C)
Houd de toets ingedrukt totdat u een piepsignaal
hoort.
Van elk eerste bestand in elke map worden de eerste 10 seconden
afgespeeld.
Druk nogmaals op wanneer de gewenste map is
bereikt.
Selecteren van bestanden
Draai of druk op of om het gewenste
bestand te selecteren.
Bestanden in een map scannen (alleen type C)
Druk op de toets .
Van elk bestand worden de eerste 10 seconden afgespeeld.
Druk nogmaals op wanneer het gewenste bestand
is bereikt.
Versneld vooruit-/terugspoelen van bestanden
Houd het gedeelte of ingedrukt om vooruit of terug te
spoelen.
STAP
1
STAP
2
STAP
1
STAP
2
395
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Afspelen in willekeurige volgorde
Wanneer [RDM] wordt ingedrukt, wijzigen de standen in de
volgende volgorde:
Map in willekeurige volgorde afspelenDisc in willekeurige volgorde
afspelenUit
Herhalen
Wanneer [RPT] wordt ingedrukt, wijzigen de standen in de
volgende volgorde:
Bestand herhalenMap herhalen
*Uit
*: Beschikbaar behalve wanneer RDM (afspelen in willekeurige volgorde) is
geselecteerd
Overschakelen naar een andere weergave
Druk op (type A en B) of (type C).
Titel van het muziekstuk, naam van de artiest en albumtitel (alleen MP3)
worden op het display weergegeven.
Druk op of (type A en B), of op of [BACK]
(type C) om terug te keren naar de vorige weergave.
396
3-2. Gebruik van het audiosysteem
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Display
Blz. 387
Foutmeldingen
ERROR (fout): Geeft een storing op de CD of in de speler aan.
CD CHECK (controleer CD):
De CD is vuil, beschadigd of verkeerd geplaatst.
NO SUPPORT (geen ondersteuning):
Dit geeft aan dat er geen MP3/WMA-bestand op de CD
staat.
Discs die kunnen worden gebruikt
Discs die zijn voorzien van onderstaand label, kunnen worden gebruikt.
Afhankelijk van het opnameformaat of de eigenschappen van de disc, kras-
sen, vuil of beschadigingen is afspelen wellicht niet mogelijk.
Beschermingsfunctie CD-speler
Om de interne componenten in de CD-speler te beschermen, wordt het
afspelen automatisch onderbroken als er een defect wordt gesignaleerd.
Als een CD gedurende langere tijd in de CD-speler blijft zitten of als de
CD gedeeltelijk in de speler blijft zitten en niet wordt uitgenomen
De CD kan beschadigd raken waardoor hij niet meer goed kan worden afge-
speeld.
Lensreinigers
Gebruik geen lensreinigers. Anders kan schade aan de CD-speler ontstaan.
397
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
MP3- en WMA-bestanden
MP3 (MPEG Audio LAYER3) is een standaard audiocompressieformaat.
Door gebruik te maken van MP3-compressie kunnen bestanden worden
gecomprimeerd tot ongeveer 1/10 van hun oorspronkelijke grootte.
WMA (Windows Media Audio) is een audiocompressieformaat van
Microsoft.
Audiobestanden die met deze techniek worden gecomprimeerd, zijn kleiner
dan bestanden van het MP3-formaat.
Er is een limiet aan de MP3- en WMA-bestandsstandaarden en aan de
media/formaten waarmee de opgenomen bestanden kunnen worden afge-
speeld.
Compatibiliteit MP3-bestanden
Compatibele standaarden
MP3 (MPEG1 LAYER3, MPEG2 LSF LAYER3)
Compatibele samplingfrequenties
MPEG1 LAYER3: 32, 44,1, 48 (kHz)
MPEG2 LSF LAYER3: 16, 22,05, 24 (kHz)
Compatibele bitrates (compatibel met VBR)
MPEG1 LAYER3: 64, 80, 96, 112, 128, 160, 192, 224, 256, 320 (kbps)
MPEG2 LSF LAYER3: 64, 80, 96, 112, 128, 144, 160 (kbps)
Compatibele weergavemogelijkheden: stereo, meerkanaalsstereo,
tweekanaalsweergave en monoweergave
Compatibiliteit WMA-bestanden
Compatibele standaarden
WMA versie 7, 8, 9
Compatibele samplingfrequenties
32, 44,1, 48 (kHz)
Compatibele bitrates (alleen compatibel met 2-kanaalsweergave)
Versie 7, 8: CBR 48, 64, 80, 96, 128, 160, 192 (kbps)
Versie 9: CBR 48, 64, 80, 96, 128, 160, 192, 256, 320 (kbps)
398
3-2. Gebruik van het audiosysteem
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Compatibele media
De media die kunnen worden gebruikt voor de weergave van MP3- en
WMA-bestanden zijn CD-R's en CD-RW's.
Sommige CD-R's of CD-RW's kunnen niet worden afgespeeld, afhankelijk
van de eigenschappen van de CD. Weergave is in sommige gevallen niet
mogelijk of de speler kan overslaan als er krassen of vingerafdrukken op
de disc aanwezig zijn.
Compatibele disc-formaten
De volgende disc-formaten kunnen worden gebruikt.
Disc-formaten: CD-ROM Mode 1 en Mode 2
CD-ROM XA Mode 2, Form 1 en Form 2
Bestandsformaten: ISO9660 level 1, level 2, (Romeo, Joliet)
MP3- en WMA-bestanden die in een ander formaat geschreven zijn,
kunnen mogelijk niet op de juiste manier worden afgespeeld, en de
bestandsnamen en mapnamen kunnen mogelijk niet correct worden
weergegeven.
Onderwerpen waarop de standaarden en beperkingen betrekking hebben
zijn als volgt.
Maximale mapstructuur: 8 niveaus
Maximale lengte van mapnamen/bestandsnamen: 32 karakters
Maximaal aantal mappen: 192 (inclusief de root)
Maximaal aantal bestanden per disc: 255
Bestandsnamen
De enige soort bestanden die kunnen worden herkend als MP3/WMA en
die kunnen worden afgespeeld, zijn bestanden met de extensie .mp3 of
.wma.
Multi-sessies
Omdat het audiosysteem geschikt is voor het afspelen van multi-sessieop-
namen, kunnen er discs worden afgespeeld met MP3- en WMA-bestan-
den. Alleen de eerste sessie kan echter worden afgespeeld.
399
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
ID3- en WMA-tags
ID3-tags kunnen worden toegevoegd aan MP3-bestanden, waardoor het
mogelijk wordt de naam van het muziekstuk, de naam van de artiest, enz.
op te nemen.
Het systeem is compatibel met ID3 versie 1.0, 1.1, en versie 2.2, 2.3 ID3-
tags. (Het aantal karakters is gebaseerd op ID3 versie 1.0 en 1.1.)
WMA-tags kunnen worden toegevoegd aan WMA-bestanden, waardoor
het mogelijk wordt de titel van het muziekstuk en de naam van de artiest
op te nemen op dezelfde manier als met de ID3-tags.
Afspelen van MP3- en WMA-bestanden
Als er een disc met MP3- of WMA-bestanden in de speler wordt geplaatst,
worden eerst alle bestanden op de disc gecontroleerd. Als deze controle
voltooid is, wordt het eerste MP3- of WMA-bestand afgespeeld. Om de
bestandscontrole niet langer te laten duren dan nodig is, adviseren wij u
geen andere bestanden dan MP3- of WMA-bestanden op de disc op te
nemen en geen onnodige mappen te creëren.
Als op discs een combinatie staat van audiogegevens en MP3- of WMA-
gegevens, kunnen alleen audiogegevens worden afgespeeld.
Extensies
Als de bestandsextensies .mp3 en .wma worden gebruikt voor andere
bestanden dan MP3- en WMA-bestanden, zullen deze bestanden niet juist
herkend worden en worden afgespeeld als MP3- en WMA-bestanden. Dit
kan leiden tot storende geluiden en schade aan de luidsprekers.
400
3-2. Gebruik van het audiosysteem
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Afspelen
Om een MP3-bestand met constante geluidskwaliteit af te spelen, advi-
seren wij de opnames te maken met een vaste bitrate van 128 kbps en
een samplingfrequentie van 44,1 kHz.
Sommige CD-R's of CD-RW's kunnen niet worden afgespeeld, afhan-
kelijk van de eigenschappen van de disc.
Er is een groot aanbod aan gratis software voor het maken van MP3-
en WMA-bestanden op de markt en afhankelijk van de kwaliteit van
deze software kunnen een slechte geluidsweergave of storingen bij het
begin van de weergave het resultaat zijn. In sommige gevallen kan
afspelen zelfs helemaal niet mogelijk zijn.
Als er andere bestanden dan MP3- of WMA-bestanden op een disc
staan, kan het langer duren voordat de bestanden op de disc herkend
worden en in sommige gevallen kan de disc wellicht helemaal niet wor-
den afgespeeld.
Microsoft, Windows en Windows Media zijn geregistreerde handels-
merken van Microsoft Corporation in de VS en andere landen.
OPMERKING
CD's en adapters die niet kunnen worden gebruikt (Blz. 389)
Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van CD-speler (Blz. 390)
401
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Bedienen van een iPod
: Indien aanwezig
Door een iPod aan te sluiten, kunt u genieten van muziek uit de luid-
sprekers van de auto.
Aansluiten van een iPod
Open het afdekkapje en sluit
een iPod aan met behulp van
een iPod-kabel.
Als de iPod niet is ingescha-
keld, schakel deze dan alsnog
in.
Druk op .
Bedieningspaneel
Type A
STAP
1
STAP
2
Aan/uit
Volume
Terugtoets Overzicht van
muziekstukken
weergeven
iPod-menu Herhalen
Afspelen in willekeurige
volgorde
Afspelen
Selecteren van een
muziekstuk, versneld
vooruit- of terugspoelen
Een iPod-menu/muziekstuk selecteren
of tekst weergeven
402
3-2. Gebruik van het audiosysteem
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Type B
Type C
Aan/uit
Volume
Terugtoets Overzicht van
muziekstukken
weergeven
iPod-menu Herhalen
Afspelen in willekeurige
volgorde
Afspelen
Selecteren van een
muziekstuk, vooruit- of
terugspoelen
Een iPod-menu/muziekstuk selecteren
of tekst weergeven
Aan/uit
Volume
Tekst
weergeven
iPod-menu Herhalen
Toets afspelen in willekeu-
rige volgorde of terug
AfspelenSelecteren van een
muziekstuk, vooruit- of
terugspoelen
Een iPod-menu/muziekstuk selecteren of
overzicht van muziekstukken weergeven
403
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Selecteren van een afspeelfunctie
Druk op [MENU] om het iPod-menu te selecteren.
Door rechtsom te draaien verandert de afspeelmodus
als volgt:
Playlists (afspeellijsten) Artists (artiesten)Albums (albums)
Songs (muziekstukken)Podcasts Genres Composers
(componisten) Audiobooks (audioboeken)
Druk op de toets om de gewenste afspeelmodus te
selecteren.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
404
3-2. Gebruik van het audiosysteem
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Lijst afspeelmodus
Afspeel-
modus
Eerste
selectie
Tweede
selectie
Derde
selectie
Vierde
selectie
Playlists
Selectie
afspeellijs-
ten
Selectie
muziekstuk-
ken
--
Artists
Selectie
artiesten
Selectie
albums
Selectie
muziekstuk-
ken
-
Albums
Selectie
albums
Selectie
muziekstuk-
ken
--
Songs
Selectie
muziekstuk-
ken
---
Podcasts
Selectie
podcasts
Selectie
afleveringen
--
Genres
Selectie
genres
Selectie
artiesten
Selectie
albums
Selectie
muziekstuk-
ken
Composers
Selectie
componis-
ten
Selectie
albums
Selectie
muziekstuk-
ken
-
Audiobooks
Selectie
audioboe-
ken
Selecteren
van hoofd-
stuk
--
405
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Kiezen van een lijst
Draai aan de knop om de eerste selectielijst weer te
geven.
Druk op om het gewenste item te selecteren.
Door op de knop te drukken, wordt de tweede selectielijst
weergegeven.
Herhaal deze procedure om de gewenste optie te selecteren.
Druk op (type A en B) of [BACK] (type C) om terug
te keren naar de vorige selectielijst.
Muziekstukken selecteren
Draai of druk op of om het gewenste
muziekstuk te selecteren.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
406
3-2. Gebruik van het audiosysteem
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Selecteren van een muziekstuk in het overzicht
Druk op (type A en B) of (type C).
Het overzicht van de muziekstukken wordt weergegeven.
Draai aan om een muziekstuk te selecteren.
Druk op om het muziekstuk af te spelen.
Druk op (type A en B) of [BACK] (type C) om terug
te keren naar de vorige weergave.
Versneld vooruit-/terugspoelen van muziekstukken
Houd of ingedrukt.
Herhalen
Druk op
[RPT].
Druk opnieuw op [RPT] om te annuleren.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
407
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Afspelen in willekeurige volgorde
Wanneer u op [RDM] drukt, worden de standen als volgt
gewijzigd:
Muziekstukken in willekeurige volgorde afspelen Album in wille-
keurige volgorde afspelen Uit.
Overschakelen naar een andere weergave
Druk op (type A en B) of (type C).
Titel van het muziekstuk, naam van de artiest en albumtitel worden op het
display weergegeven.
Druk op of (type A en B), of op of [BACK]
(type C) om terug te keren naar de vorige weergave.
Informatie over iPod
Apple kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor de werking van
dit apparaat of de mate waarin dit apparaat voldoet aan de eisen voor
veiligheid en regelgeving.
iPod is een handelsmerk van Apple Inc., geregistreerd in de VS en in
andere landen.
408
3-2. Gebruik van het audiosysteem
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
iPod-functies
Wanneer een iPod is aangesloten en de audiobron wordt gewijzigd in
iPod-modus, gaat de iPod verder met het laatst afgespeelde bestand.
Afhankelijk van de iPod die op het systeem is aangesloten, zijn bepaalde
functies mogelijk niet beschikbaar. Als een functie niet beschikbaar is
vanwege een storing (in tegenstelling tot een systeemspecificatie), kan
het helpen om het apparaat even los te koppelen en weer aan te sluiten.
Als de iPod is aangesloten op het systeem, kan de iPod niet meer op de
normale wijze worden bediend. In dat geval moeten de bedieningsele-
menten van het audiosysteem van de auto worden gebruikt.
iPod-problemen
Om de meeste problemen tijdens het gebruik van uw iPod te verhelpen, kunt
u de iPod losnemen van de iPod-aansluiting in de auto en het apparaat
resetten.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van uw iPod voor instructies bij het reset-
ten van uw iPod.
Display
Blz. 387
Foutmeldingen
ERROR (fout): Dit geeft aan dat er een probleem is met de iPod of de
aansluiting ervan.
NO SONGS (geen muziekstukken):Dit geeft aan dat de iPod geen audio-
opnames bevat.
NO PLAYLIST (geen afspeellijst):Dit geeft aan dat sommige beschikbare
muziekstukken niet kunnen worden gevonden in de
geselecteerde afspeellijst.
UPDATE YOUR iPod (bijwerken van iPod):Dit geeft aan dat de versie van
de iPod niet compatibel is. Actualiseer uw iPod-
software naar de nieuwste versie.
409
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Compatibele modellen
Uitvoering Generatie Software-versie
iPod 5e generatie Versie 1.3.0
iPod nano
1e generatie Versie 1.3.1
2e generatie Versie 1.1.3
3e generatie Versie 1.1.3
4e generatie Versie 1.0.4
5e generatie Versie 1.0.2
6e generatie Versie 1.0.0
iPod touch
1e generatie Versie 3.1.3
2e generatie
Versie 3.1.3
Versie 4.2.1
Eind 2009 (8 GB)
Versie 3.1.3
Versie 4.2.1
3e generatie
(32 GB/64 GB)
Versie 3.1.3
Versie 4.2.1
4e generatie Versie 4.2.1
iPod classic
1e generatie Versie 1.1.2
2e generatie (120 GB) Versie 2.0.1
Eind 2009 (160 GB) Versie 2.0.4
iPhone
1e generatie (iPhone) Versie 3.1.3
2e generatie (iPhone 3G)
Versie 3.1.3
Versie 4.2.1
3e generatie
(iPhone 3GS)
Versie 3.1.3
Versie 4.2.1
4e generatie (iPhone 4) Versie 4.2.1
410
3-2. Gebruik van het audiosysteem
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Afhankelijk van de verschillen tussen modellen, software-versies, enz., zijn
sommige van de genoemde modellen mogelijk niet compatibel met dit sys-
teem.
iPods van de 4e generatie en eerdere modellen zijn niet compatibel met dit
systeem.
iPod mini, iPod shuffle en iPod photo zijn niet compatibel met dit systeem.
Onderwerpen waarop de standaards en beperkingen betrekking hebben,
zijn als volgt:
Maximaal aantal lijsten in apparaat: 9.999
Maximaal aantal muziekstukken in apparaat: 65.535
Maximaal aantal muziekstukken per lijst: 65.535
WAARSCHUWING
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Sluit de iPod niet aan en bedien deze niet.
Als u dit wel doet kan dat leiden tot ongevallen, met mogelijk ernstig letsel tot
gevolg.
OPMERKING
Voorkomen van schade aan de iPod
Laat uw iPod niet achter in de auto. De temperatuur in de auto kan hoog
oplopen, waardoor de iPod beschadigd kan raken.
Druk niet op de iPod en oefen geen onnodige druk erop uit terwijl het
apparaat aangesloten is, aangezien dit de iPod of de aansluiting ervan
kan beschadigen.
Plaats geen vreemde voorwerpen in de opening, aangezien dit de iPod of
de aansluiting ervan kan beschadigen.
411
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Bedienen van een USB-geheugen
: Indien aanwezig
Door een USB-geheugen aan te sluiten, kunt u genieten van muziek
uit de luidsprekers van de auto.
Aansluiten van een USB-geheugen
Open het klepje en sluit een
USB-geheugen aan.
Als het USB-geheugen niet is
ingeschakeld, schakel dit dan
alsnog in.
Druk op .
STAP
1
STAP
2
412
3-2. Gebruik van het audiosysteem
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Bedieningspaneel
Type A
Aan/uit
Volume
Selecteren van een
bestand, versneld vooruit-
of terugspoelen
Terugtoets
Selecteren van een bestand of
weergeven van tekst
Weergeven over-
zicht mappen
Herhalen
Afspelen in willekeurige
volgorde
Selecte-
ren van
een map
Afspelen
413
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Type B
Type C
Selecteren van een mapAan/uit
Volume
Terugtoets
Herhalen
Afspelen in willekeurige
volgorde
Selecteren van een
bestand, versneld vooruit-
of terugspoelen
Selecteren van een bestand of
weergeven van tekst
Weergeven over-
zicht mappen
Afspelen
Selecteren
van een map
Aan/uit
Volume
Af te spelen
titel zoeken
Selecteren van bestand of
weergeven overzicht mappen
Tekst
weergeven
Herhalen
Toets afspelen in willekeurige
volgorde of terug
Afspelen
Selecteren van een
bestand, versneld
vooruit- of terugspoelen
414
3-2. Gebruik van het audiosysteem
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Selecteren van een map
Selecteren van een map per keer
Druk op of (type A), of [<] of [>]
(type B en C) om de gewenste map te selecteren.
Selecteren van een map en bestand uit de mappenlijst
Druk op (type A en B) of (type C).
De mappenlijst wordt weergegeven.
Draai en druk op om een map en bestand te selecte-
ren.
Druk op (type A en B) of [BACK] (type C) om terug
te keren naar de vorige weergave.
Druk op (type A en B) of
(type C) om dit menu te
verlaten.
Scannen van het eerste bestand van alle mappen (alleen type C)
Houd de toets ingedrukt totdat u een piepsignaal
hoort.
Van elk eerste bestand in elke map worden de eerste 10 seconden
afgespeeld.
Druk nogmaals op wanneer de gewenste map is
bereikt.
STAP
1
STAP
2
STAP
1
STAP
2
415
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Selecteren van bestanden
Draai of druk op of om het gewenste
bestand te selecteren.
Bestanden in een map scannen (alleen type C)
Druk op de toets .
Van elk bestand worden de eerste 10 seconden afgespeeld.
Druk nogmaals op wanneer het gewenste bestand
is bereikt.
Versneld vooruit-/terugspoelen van bestanden
Houd het gedeelte of ingedrukt om vooruit of terug te
spoelen.
Afspelen in willekeurige volgorde
Wanneer [RDM] wordt ingedrukt, wijzigen de standen in de
volgende volgorde:
Map in willekeurige volgorde afspelenDisc in willekeurige volgorde
afspelenUit
Herhalen
Wanneer [RPT] wordt ingedrukt, wijzigen de standen in de
volgende volgorde:
Bestand herhalenMap herhalen
*Uit
*: Beschikbaar behalve wanneer RDM (afspelen in willekeurige volgorde) is
geselecteerd
STAP
1
STAP
2
416
3-2. Gebruik van het audiosysteem
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Overschakelen naar een andere weergave
Druk op (type A en B) of (type C).
Titel van het muziekstuk, naam van de artiest en albumtitel (alleen MP3)
worden op het display weergegeven.
Druk op (type A en B) of [BACK] (type C) om terug te
keren naar de vorige weergave.
Functies USB-geheugen
Afhankelijk van het type USB-geheugen dat op het systeem is aange-
sloten, kan het apparaat zelf mogelijk niet worden bediend en zijn
bepaalde functies mogelijk niet beschikbaar.
Als het apparaat niet kan worden bediend of als een functie niet beschik-
baar is vanwege een storing (in tegenstelling tot een systeemspecifica-
tie), kan het helpen om het apparaat even los te koppelen en weer aan te
sluiten.
Formatteer het geheugen als het USB-geheugen nog steeds niet werkt
nadat het apparaat is losgekoppeld en weer is aangesloten.
Display
Blz. 387
Foutmeldingen
ERROR (fout):Dit geeft aan dat er een probleem is met het USB-geheugen
of de aansluiting ervan.
NO MUSIC (geen muziek):Dit geeft aan dat er geen MP3/WMA-bestanden
in het USB-geheugen staan.
417
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
USB-geheugen
Compatibele apparaten
USB-geheugen dat kan worden gebruikt voor het afspelen van MP3- en
WMA-bestanden
Compatibele apparaatformaten
De volgende apparaatformaten kunnen worden gebruikt:
USB-communicatieformaten: USB2.0 FS (12 mbps)
Bestandsformaten: FAT16/32 (Windows)
Klasse: massaopslag
MP3- en WMA-bestanden die in een ander formaat geschreven zijn,
kunnen mogelijk niet op de juiste manier worden afgespeeld, en de
bestandsnamen en mapnamen kunnen mogelijk niet correct worden
weergegeven.
Onderwerpen waarop de standaards en beperkingen betrekking hebben,
zijn als volgt:
Maximale mapstructuur: 8 niveaus
Maximaal aantal mappen in een apparaat: 999 (inclusief de root)
Maximaal aantal bestanden in een apparaat: 9.999
Maximaal aantal bestanden per map: 255
MP3- en WMA-bestanden
MP3 (MPEG Audio LAYER 3) is een standaard audiocompressieformaat.
Met deze MP3-techniek kunnen bestanden worden gecomprimeerd tot
ongeveer 1/10 van hun oorspronkelijke grootte.
WMA (Windows Media Audio) is een audiocompressieformaat van
Microsoft.
Audiobestanden die met deze techniek worden gecomprimeerd, zijn klei-
ner dan bestanden van het MP3-formaat.
Er is een limiet aan de MP3- en WMA-bestandsstandaards en aan de
media/formaten waarmee bestanden zijn opgenomen.
418
3-2. Gebruik van het audiosysteem
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Compatibiliteit MP3-bestanden
Compatibele standaarden
MP3 (MPEG1 AUDIO LAYERII, III, MPEG2 AUDIO LAYERII, III,
MPEG2.5)
Compatibele samplingfrequenties
MPEG1 AUDIO LAYERII, III: 32, 44,1, 48 (kHz)
MPEG2 AUDIO LAYERII, III: 16, 22,05, 24 (kHz)
MPEG2.5: 8, 11,025, 12 (kHz)
Compatibele bitrates (compatibel met VBR)
MPEG1 AUDIO LAYERII, III: 32-320 (kbps)
MPEG2 AUDIO LAYERII, III: 32-160 (kbps)
MPEG2.5: 32-160 (kbps)
Compatibele weergavemogelijkheden: stereo, meerkanaalsstereo,
tweekanaalsweergave en monoweergave
Compatibiliteit WMA-bestanden
Compatibele standaarden
WMA versie 9
Compatibele samplingfrequenties
HIGH PROFILE 32, 44,1, 48 kHz
Compatibele bitrates
HIGH PROFILE 32-320 (kbps, VBR)
Bestandsnamen
De enige soort bestanden die kunnen worden herkend als MP3/WMA en
die kunnen worden afgespeeld, zijn bestanden met de extensie .mp3 of
.wma.
419
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
ID3- en WMA-tags
ID3-tags kunnen worden toegevoegd aan MP3-bestanden, waardoor het
mogelijk wordt de naam van het muziekstuk, de naam van de artiest,
enz. op te nemen.
Het systeem is compatibel met ID3 versie 1.0, 1.1, en versie 2.2, 2.3, 2.4
ID3-tags. (Het aantal karakters is gebaseerd op ID3 versie 1.0 en 1.1.)
WMA-tags kunnen worden toegevoegd aan WMA-bestanden, waardoor
het mogelijk wordt de titel van het muziekstuk en de naam van de artiest
op te nemen op dezelfde manier als met de ID3-tags.
Afspelen van MP3- en WMA-bestanden
Wanneer er een apparaat met MP3- of WMA-bestanden is aange-
sloten, worden eerst alle bestanden op het USB-geheugen gecontro-
leerd. Als deze controle voltooid is, wordt het eerste MP3- of WMA-
bestand afgespeeld. Om de bestandscontrole niet langer te laten
duren dan nodig is, adviseren wij u geen andere bestanden dan MP3-
of WMA-bestanden in het USB-geheugen op te nemen en geen onno-
dige mappen te creëren.
Als een USB-geheugen is aangesloten en de audiobron is gewijzigd
naar afspeelmodus voor USB, zal het USB-geheugen beginnen met
het afspelen van het eerste bestand in de eerste map.
Als hetzelfde apparaat wordt verwijderd en weer aangesloten (en de
inhoud ervan niet is veranderd), zal het USB-geheugen het afspelen
hervatten vanaf het punt waar de speler is geëindigd.
Extensies
Als de bestandsextensies .mp3 en .wma worden gebruikt voor andere
bestanden dan MP3- en WMA-bestanden, zullen deze bestanden wor-
den overslagen (en niet worden afgespeeld).
420
3-2. Gebruik van het audiosysteem
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Afspelen
Om MP3-bestanden met constante geluidskwaliteit af te spelen, advi-
seren wij de opnames te maken met een vaste bitrate van ten minste
128 kbps en een samplingfrequentie van 44,1 kHz.
Er is een groot aanbod aan gratis software voor het maken van MP3-
en WMA-bestanden op de markt en afhankelijk van de kwaliteit van
deze software kunnen een slechte geluidsweergave of storingen bij het
begin van de weergave het resultaat zijn.
In sommige gevallen kan afspelen zelfs helemaal niet mogelijk zijn.
Microsoft, Windows en Windows Media zijn geregistreerde handels-
merken van Microsoft Corporation in de VS en andere landen.
WAARSCHUWING
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Sluit het USB-geheugen niet aan en bedien dit niet.
Als u dit wel doet kan dat leiden tot ongevallen, met mogelijk ernstig letsel tot
gevolg.
OPMERKING
Voorkomen van schade aan USB-geheugen
Laat het USB-geheugen niet in de auto achter. De temperatuur in de auto
kan hoog oplopen, waardoor het USB-geheugen beschadigd kan raken.
Druk niet op het USB-geheugen en oefen geen onnodige druk hierop uit
terwijl het geheugen is aangesloten, aangezien dit het USB-geheugen of
de aansluiting ervan kan beschadigen.
Plaats geen vreemde voorwerpen in de opening, aangezien dit het USB-
geheugen of de aansluiting ervan kan beschadigen.
421
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Optimaal gebruikmaken van het audiosysteem
Gebruik van toonregeling en geluidsverdeling
Wijzigen van geluidskwaliteitsinstellingen
Druk op .
Draai aan om “Sound Setting” (geluidsinstelling) te
selecteren.
Druk op .
Draai naar de gewenste stand.
BASS, TREBLE, FADER, BALANCE of ASL.
Druk op .
: Indien aanwezig
Geeft de actuele functie
weer
Wijzigen van de volgende
instellingen
Geluidskwaliteit en
balans (Blz. 422)
Voor een optimaal geluid
kunnen de geluidskwaliteit
en balans worden gewijzigd.
Automatische geluidsre-
geling aan/uit
(Blz. 422)
De modus selecteren
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
STAP
5
422
3-2. Gebruik van het audiosysteem
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Regelen van geluidskwaliteit
Door aan te draaien kan het niveau worden geregeld.
*: De geluidskwaliteit wordt in elke audioweergave afzonderlijk afgesteld.
Instellen van de automatische geluidsregeling (ASL)
Als ASL is geselecteerd, kan de hoeveelheid ASL in de volgorde
LOW, MID en HIGH worden gewijzigd door naar rechts te
draaien.
Door naar links te draaien, schakelt u de ASL uit.
ASL past het volume en de toonregeling aan op basis van de rijsnelheid.
Instelling
geluids-
kwaliteit
Weer-
gegeven
modus
Niveau
Naar links
draaien
Naar rechts
draaien
Lage tonen* BASS -5 - 5
Laag Hoog
Hoge tonen* TREBLE -5 - 5
Balans
volume
voor/achter
FADER F7 - R7
Verhogen
volume
achter
Verhogen
volume voor
Balans
links/rechts
BALANCE L7 - R7
Verhogen
volume links
Verhogen
volume
rechts
423
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Gebruik van de AUX-aansluiting
: Indien aanwezig
Bedienen van externe audioapparaten die aangesloten zijn op het
audiosysteem
Het volume kan worden geregeld met behulp van de volumeregelaar van het
audiosysteem van de auto. Alle overige functies moeten op de draagbare
audiospeler zelf worden geregeld.
Bij het gebruik van een draagbare audiospeler aangesloten op de
accessoireaansluiting
Tijdens het afspelen kan ruis hoorbaar zijn. Gebruik de voedingsbron van
het externe audioapparaat.
Deze aansluiting kan worden gebruikt om via de luidsprekers in de
auto naar een extern audioapparaat te luisteren.
Open het afdekkapje en sluit
uw externe audioapparaat
aan.
Druk op tot AUX wordt weergegeven.
STAP
1
STAP
2
424
3-2. Gebruik van het audiosysteem
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Gebruik van de audiotoetsen op het stuurwiel
Inschakelen
Druk op als het audiosysteem UIT is.
Sommige functies van het audiosysteem kunnen worden bediend
met behulp van toetsen op het stuurwiel.
De werking kan verschillen afhankelijk van het type audio- of naviga-
tiesysteem. Raadpleeg de handleiding van het audio- of navigatie-
systeem voor meer informatie.
Volume
Radiomodus:
Selecteren van radiozen-
ders
CD-modus:
Selecteren van muziek-
stukken en bestanden
(MP3 en WMA)
iPod-modus:
Selecteren van een
muziekstuk
USB-geheugen
geselecteerd:
Selecteren van een
bestand en map
Bluetooth
®
-audiomodus
(indien aanwezig):
Selecteren van een
muziekstuk en album
Inschakelen, selecteren van
de audiobron
425
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Selecteren van de audiobron
Druk op de toets als het audiosysteem AAN is. De audiobron
wijzigt in onderstaande volgorde, telkens wanneer wordt
ingedrukt. Als een modus niet kan worden gebruikt, wordt deze over-
geslagen.
Modus AMFMCDiPod of USB-geheugenBluetooth
®
-
audio
* AUX
*: Indien aanwezig
Regelen van het volume
Druk op + op om het volume te verhogen en op - om het
volume te verlagen.
Houd de toets + of - op ingedrukt om het volume in sterkere mate
te verhogen of verlagen.
Dempen van het geluid
Houd ingedrukt.
Houd nogmaals ingedrukt om het dempen ongedaan te maken.
Selecteren van een radiozender
Druk op om de radio te selecteren.
Druk op of van om een voorkeuzezender te
selecteren.
Houd of van ingedrukt totdat u een piepsignaal hoort om
te zoeken naar de zenders die ontvangen kunnen worden.
STAP
1
STAP
2
426
3-2. Gebruik van het audiosysteem
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Selecteren van een bestand of muziekstuk
Druk op om de CD-speler, iPod of USB-geheugen, of
Bluetooth
®
-audio te selecteren.
Druk op of van toets om het gewenste bestand of
muziekstuk te selecteren.
Selecteren van een album
Druk op om de Bluetooth
®
-audiomodus te selecte-
ren.
Houd of van ingedrukt totdat u een pieptoon
hoort.
Selecteren van een map (MP3 en WMA of USB-geheugen)
Druk op om de CD- of USB-geheugenmodus te
selecteren.
Houd of van ingedrukt totdat u een pieptoon
hoort.
WAARSCHUWING
Beperk de kans op ongevallen
Neem bij het bedienen van de toetsen op het stuurwiel de nodige voorzich-
tigheid in acht.
STAP
1
STAP
2
STAP
1
STAP
2
STAP
1
STAP
2
427
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Bluetooth
®
-audio/telefoon
: Indien aanwezig
Bluetooth
®
-audio
Met het Bluetooth
®
-audiosysteem kunt u via draadloze commu-
nicatie genieten van muziek uit de luidsprekers van de auto,
afgespeeld op een draagbare digitale audiospeler.
Dit audiosysteem ondersteunt Bluetooth
®
, een draadloos data-
systeem waarmee zonder kabels muziek van een draagbare
speler kan worden afgespeeld. Als uw draagbare speler
Bluetooth
®
niet ondersteunt, werkt het Bluetooth
®
-audiosysteem
niet.
Bluetooth
®
-telefoon (handsfree-telefoonsysteem)
Dit systeem ondersteunt Bluetooth
®
, waarmee u telefoonge-
sprekken tot stand kunt brengen of ontvangen zonder het
gebruik van kabels om een mobiele telefoon en het systeem aan
te sluiten en zonder de mobiele telefoon te bedienen.
428
3-2. Gebruik van het audiosysteem
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Omstandigheden die de werking van het systeem kunnen beïnvloeden
Het Bluetooth
®
audio-/telefoonsysteem werkt in de volgende gevallen moge-
lijk niet goed:
De draagbare speler ondersteunt Bluetooth
®
niet
De mobiele telefoon bevindt zich buiten het bereik van een mobiel net-
werk
Het Bluetooth
®
-apparaat is uitgeschakeld
De batterij van het Bluetooth
®
-apparaat is onvoldoende geladen
Het Bluetooth
®
-apparaat heeft geen verbinding met het systeem
Het Bluetooth
®
-apparaat bevindt zich achter de stoel of in het dash-
boardkastje of de opbergmogelijkheid in de middenconsole, of het appa-
raat wordt afgedekt door of staat in contact met metaal
Als u de auto verkoopt
Zorg ervoor dat u het systeem initialiseert, om misbruik van persoonlijke
gegevens te voorkomen. (Blz. 456)
Informatie over Bluetooth
®
Bluetooth is een geregistreerd handels-
merk van Bluetooth SIG. Inc.
429
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Compatibele modellen
Bluetooth
®
-specificaties:
Versie 1.1 of hoger (aanbevolen: versie 2.1 + EDR of hoger)
Volgende profielen:
A2DP (Advanced Audio Distribution Profile) versie 1.0 of hoger (aan-
bevolen: versie 1.2 of hoger)
AVRCP (Audio/Video Remote Control Profile) versie 1.0 of hoger (aan-
bevolen: versie 1.3 of hoger)
Draagbare spelers moeten voldoen aan bovenstaande specificaties om te
kunnen worden aangesloten op het Bluetooth
®
-audiosysteem. Maar vergeet
niet dat sommige functies beperkt beschikbaar zijn, afhankelijk van het type
van de draagbare speler.
Mobiele telefoon
HFP (Hands Free Profile) versie 1.0 of hoger (aanbevolen: versie 1.5)
OPP (Object Push Profile) versie 1.1
PBAP (Phone Book Access Profile) versie 1.0
430
3-2. Gebruik van het audiosysteem
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Verklaring
431
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
432
3-2. Gebruik van het audiosysteem
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
433
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om een ongeluk of letsel
te voorkomen.
Gebruik geen mobiele telefoon.
Sluit het Bluetooth
®
-apparaat niet aan en bedien deze niet.
Waarschuwing met betrekking tot beïnvloeding van elektronische
apparatuur
Uw audiomodule is uitgerust met Bluetooth
®
-antennes. Mensen met geïm-
planteerde pacemakers, CRT-pacemakers of geïmplanteerde hartdefibril-
latoren moeten voldoende afstand bewaren tot de Bluetooth
®
-antennes.
Radiosignalen kunnen dergelijke apparatuur beïnvloeden.
Alvorens Bluetooth
®
-apparaten te gebruiken, moeten gebruikers van elek-
trische medische apparatuur anders dan geïmplanteerde pacemakers,
CRT-pacemakers en geïmplanteerde hartdefibrillatoren contact opnemen
met de fabrikant van deze producten om te informeren of radiosignalen
invloed uitoefenen op de werking van deze apparatuur. Radiogolven kun-
nen onverwachte effecten hebben op de werking van dergelijke medische
apparatuur.
OPMERKING
Voorkomen van schade aan Bluetooth
®
-apparaat
Laat het Bluetooth
®
-apparaat niet in de auto achter. De temperatuur in de
auto kan hoog oplopen, waardoor het apparaat beschadigd kan raken.
434
3-2. Gebruik van het audiosysteem
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Gebruik van Bluetooth
®
-audio/telefoon
: Indien aanwezig
Audio-eenheid
Type A
Status Bluetooth
®
-verbinding
Als BT niet wordt weergegeven, kan Bluetooth
®
-audio/telefoon niet
worden gebruikt.
Geeft het instellingenmenu weer
Selecteert items zoals menu en nummer
Draaien: Selecteert een item
Drukken: voert het geselecteerde item in
Geeft informatie weer die te lang is om in één keer weergegeven
te worden (ingedrukt houden)
Display
Een melding, naam, nummer, enz. wordt weergegeven.
Kleine letters en speciale karakters kunnen niet worden weergege-
ven.
Selecteert snelkiesnummers
Toets gesprek aannemen
Schakelt het handsfree-systeem in/brengt een gesprek tot stand
Toets gesprek beëindigen
Schakelt handsfree-systeem uit/beëindigt gesprek/weigert inko-
mend gesprek
435
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Type B
Status Bluetooth
®
-verbinding
Als BT niet wordt weergegeven, kan Bluetooth
®
-audio/telefoon niet
worden gebruikt.
Geeft het instellingenmenu weer
Selecteert items zoals menu en nummer
Draaien: Selecteert een item
Drukken: voert het geselecteerde item in
Geeft informatie weer die te lang is om in één keer weergegeven
te worden (ingedrukt houden)
Display
Een melding, naam, nummer, enz. wordt weergegeven.
Kleine letters en speciale karakters kunnen niet worden weergege-
ven.
Selecteert snelkiesnummers
Toets gesprek aannemen
Schakelt het handsfree-systeem in/brengt een gesprek tot stand
Toets gesprek beëindigen
Schakelt handsfree-systeem uit/beëindigt gesprek/weigert inko-
mend gesprek
436
3-2. Gebruik van het audiosysteem
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Stuurwielschakelaars (Bluetooth
®
-audio)
Blz. 424
Stuurwielschakelaars (Bluetooth
®
-telefoon)
Volume
Het volume van de oproep
kan met deze toets worden
ingesteld.
Microfoon
437
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Eerste gebruik van Bluetooth
®
-audio/telefoon
Alvorens Bluetooth
®
-audio/telefoon te gebruiken, moet een
Bluetooth
®
-apparaat in het systeem worden aangemeld. Volg onder-
staande procedure om een apparaat te registreren (koppelen):
Druk op en selecteer “Bluetooth
*” met .
Druk op en selecteer “Pairing” (koppelen) met
.
Er wordt een toegangscode weergegeven.
Niet SSP (Secure Simple Pairing) compatibele Bluetooth
®
-
apparaten: Geef de toegangscode in in het apparaat.
SSP (Secure Simple Pairing) compatibele Bluetooth
®
-appara-
ten: Selecteer Yes (ja) om het apparaat te registreren. Afhan-
kelijk van het type apparaat wordt het mogelijk automatisch
geregistreerd.
Als een Bluetooth
®
-apparaat zowel muziek kan afspelen en als
mobiele telefoon kan worden gebruikt, worden beide functies tegelij-
kertijd in het systeem geregistreerd. Wanneer het apparaat wordt ver-
wijderd, worden beide functies tegelijkertijd verwijderd.
Als de toets gesprek aannemen wordt ingedrukt en de TEL-modus
wordt geselecteerd terwijl er geen telefoons zijn geregistreerd, wordt
het registratiescherm automatisch weergegeven.
*: Bluetooth is een geregistreerd handelsmerk van Bluetooth SIG, Inc.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
438
3-2. Gebruik van het audiosysteem
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Menulijst van Bluetooth
®
-audio/telefoon
*: Bluetooth is een geregistreerd handelsmerk van Bluetooth SIG, Inc.
Eerste menu Tweede menu Derde menu Uitleg
“Bluetooth
*
“Pairing”
(koppelen)
-
Registreren van een
Bluetooth
®
-apparaat
“List Phone”
(telefoonlijst)
-
Overzicht weergeven
van de geregistreerde
mobiele telefoons
“List Audio”
(audiolijst)
-
Overzicht weergeven
van de geregistreerde
draagbare spelers
“Passkey”
(toegangscode)
-
De toegangscode wij-
zigen
“BT Power”
(aan/uit)
-
Automatisch verbin-
ding maken van het
apparaat aan of uit
“Bluetooth info”
“Device Name”
(naam apparaat)
“Device Address”
(adres apparaat)
Weergeven van status
apparaat
“Display setting”
(weergeven
display)
-
Weergave bevestiging
van automatische ver-
binding aan of uit
“Initialize”
(initialiseren)
-
De instellingen initiali-
seren
439
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Eerste menu Tweede menu Derde menu Uitleg
“TEL”
“Phonebook”
(telefoonboek)
“Add contacts”
(contactpersonen
toevoegen)
Toevoegen van een
nieuw nummer
“Add SD”
(snelkiesnummer
toevoegen)
Registreren van een
snelkiesnummer
“Delete Call
History” (oproep-
geschiedenis ver-
wijderen)
Een nummer verwijde-
ren dat in de oproep-
geschiedenis is
opgeslagen
“Delete contacts”
(contacten verwij-
deren)
Een nummer verwijde-
ren dat in het telefoon-
boek is opgeslagen
“Delete other PB”
(andere telefoon-
boekgegevens
verwijderen)
Verwijderen van tele-
foonboekgegevens
“HF Sound
Setting” (geluids-
instelling HF)
“Call Volume”
(geluidsvolume
oproep)
Instellen van het
gespreksvolume
“Ring tone
Volume” (geluids-
volume beltoon)
Instellen van het
geluidsvolume van een
beltoon
“Ring tone”
(beltoon)
Instellen van de bel-
toon
“Transfer
Histories”
(geschiedenis
overzetten)
-
Overzetten van de
oproepgeschiedenis
Functies Bluetooth
®
-audio/telefoon
Afhankelijk van het Bluetooth
®
-apparaat zijn sommige functies mogelijk niet
beschikbaar.
440
3-2. Gebruik van het audiosysteem
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Bedienen van een draagbare speler met Bluetooth
®
-ondersteuning
: Indien aanwezig
Type A
Aan/uit
Volume
Terugtoets
Afspelen/pauze
Herhalen
Afspelen in willekeurige
volgorde
Afspelen
Selecteren van een
muziekstuk, versneld
vooruit- of terugspoelen
Een muziekstuk selecteren
of tekst weergeven
441
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Selecteren en scannen van een album
Selecteren van een album
Druk op ( ) of ( ) om het gewenste album
te selecteren.
Type B
Aan/uit
Volume
Afspelen/pauze
Herhalen
Toets afspelen in willekeurige
volgorde of terug
Afspelen
Selecteren van een
muziekstuk, versneld
vooruit- of terugspoelen
Selecteren van een muziekstuk
Weergave
tekst
442
3-2. Gebruik van het audiosysteem
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Scannen van het eerste muziekstuk van alle albums (alleen
type B)
Houd de toets ingedrukt totdat u een piepsignaal
hoort.
Van elk muziekstuk op elk album worden de eerste 10 seconden
afgespeeld.
Druk nogmaals op wanneer het gewenste album is
bereikt.
Selecteren en scannen van muziekstukken
Selecteren van een muziekstuk
Druk op of om het gewenste muziekstuk te selec-
teren.
Scannen van de muziekstukken op een album (alleen type B)
Druk op de toets .
Van elk muziekstuk worden de eerste 10 seconden afgespeeld.
Druk nogmaals op wanneer het gewenste muziek-
stuk is bereikt.
Versneld vooruit-/terugspoelen van muziekstukken
Houd of ingedrukt.
Herhalen
Wanneer u op [RPT] drukt, worden de standen als volgt
gewijzigd:
Herhalen muziekstukHerhalen album Uit
STAP
1
STAP
2
STAP
1
STAP
2
443
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Afspelen in willekeurige volgorde
Wanneer u op [RDM] drukt, worden de standen als volgt
gewijzigd:
Album in willekeurige volgorde afspelenAlle muziekstukken in wil-
lekeurige volgorde afspelenUit.
Muziekstukken afspelen en afspelen tijdelijk onderbreken
Druk op ( ).
Overschakelen naar een andere weergave
Druk op (type A) of (type B).
Titel nummer en naam artiest worden op het display weergegeven.
Druk op
of (type A) of of [BACK] (type B)
om terug te keren naar de vorige weergave.
Functies Bluetooth
®
-audiosysteem
Afhankelijk van de draagbare speler die op het systeem is aangesloten, zijn
bepaalde functies mogelijk niet beschikbaar.
444
3-2. Gebruik van het audiosysteem
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Bellen
: Indien aanwezig
Druk op de toets gesprek aannemen om de TEL-modus te selecte-
ren.
Bellen
Bellen door een naam te selecteren
Bellen via snelkiesnummers
Bellen door een nummer in te voeren
Bellen vanuit de oproepgeschiedenis
Ontvangen van een telefoongesprek
Aannemen van de telefoon
Weigeren van een telefoongesprek
Bediening tijdens een oproep
Doorschakelen van een telefoongesprek
Dempen van uw stemgeluid
Cijfers invoeren
Instellen van het gespreksvolume
Aanpassen van het beltoonvolume tijdens het ontvangen
van een oproep
445
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Bellen door een naam te selecteren
Selecteer “Phonebook” (telefoonboek) met .
Selecteer de gewenste naam met en druk op de toets
gesprek aannemen.
Door op [Add S. Dial] (snelkiesnummer toevoegen) en een
van de snelkiesnummertoetsen (van [1] tot [5]) te
drukken terwijl de gewenste naam wordt geselecteerd, kan het num-
mer worden geregistreerd als snelkiesnummer.
Bellen via snelkiesnummers
Selecteer “Speed Dials” (snelkiesnummers) met .
Druk op de gewenste voorkeuzetoets (van [1] tot
[5]) en druk op de toets gesprek aannemen.
Druk, om een geregistreerd snelkiesnummer te verwijderen nadat de
gewenste voorkeuzetoets (van [1] tot [5]) is geselec-
teerd, op [DELETE] (verwijderen) vervolgens op
[YES] (ja).
STAP
1
STAP
2
STAP
1
STAP
2
446
3-2. Gebruik van het audiosysteem
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Bellen door een nummer in te voeren
Selecteer “Speed Dials” (snelkiesnummers) met .
Voer het telefoonnummer in en druk op de toets gesprek aan-
nemen.
Bellen vanuit de oproepgeschiedenis
Selecteer “All calls” (alle oproepen), “Missed calls” (gemiste
oproepen), “Incoming calls” (inkomende gesprekken) of “Out-
going calls” (uitgaande gesprekken) met .
Selecteer het gewenste nummer met en druk op de
toets gesprek aannemen.
De volgende handelingen kunnen worden uitgevoerd:
Een nummer registreren als snelkiesnummer
Druk op [Add S. Dial] (snelkiesnummer toevoegen) en
druk vervolgens op de gewenste voorkeuzetoets (van [1]
tot [5]).
Verwijderen van het geselecteerde nummer
Druk op [DELETE] (verwijderen) en vervolgens op
[YES] (ja).
STAP
1
STAP
2
STAP
1
STAP
2
447
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Beantwoorden van een oproep
Aannemen van de telefoon
Druk op de toets gesprek aannemen.
Weigeren van een telefoongesprek
Druk op de toets gesprek beëindigen.
Een oproep beantwoorden tijdens een ander gesprek
Druk op de toets gesprek aannemen.
Door weer op de toets gesprek aannemen te drukken keert u terug naar
het vorige gesprek.
448
3-2. Gebruik van het audiosysteem
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Bediening tijdens een oproep
Doorschakelen van een telefoongesprek
Tijdens het tot stand brengen van een gesprek, wanneer een
gesprek wordt ontvangen en tijdens een gesprek kan een oproep
worden doorgestuurd tussen de mobiele telefoon en het systeem.
Gebruik een van de volgende methoden:
a. Bedien de mobiele telefoon.
Raadpleeg de handleiding van de mobiele telefoon voor de bedie-
ning.
b. Druk op * [PHONE] (telefoon).
*: Deze handeling kan alleen worden uitgevoerd bij het door-
schakelen van een telefoongesprek van de mobiele telefoon
naar het systeem tijdens een telefoongesprek.
Dempen van uw stemgeluid
Druk op [MUTE] (dempen).
Cijfers invoeren
Druk op [0-9] en gebruik om de gewenste cijfers in
te voeren.
Druk, om de ingevoerde cijfers te verzenden, op
[SEND] (verzenden).
Druk, wanneer u klaar bent, op [EXIT] om terug te keren
naar het vorige scherm.
Instellen van het gespreksvolume
Volume verlagen: Druk op .
Volume verhogen: Druk op .
449
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Aanpassen van het beltoonvolume tijdens het ontvangen van
een oproep
Volume verlagen: Druk op .
Volume verhogen: Druk op .
Tijdens het telefoongesprek
Praat niet terwijl uw gesprekspartner praat.
Stel het volume van de stem van uw gesprekspartner laag in. Als het
volume te hoog staat, wordt de stemecho sterker.
Automatische volumeregeling
Als de rijsnelheid 80 km/h of meer bedraagt, wordt het volume automatisch
verhoogd. Het volume keert terug naar het niveau van de vorige volume-
instelling als de rijsnelheid naar 70 km/h of minder daalt.
Functies telefoonsysteem
Afhankelijk van de mobiele telefoon zijn sommige functies mogelijk niet
beschikbaar.
Omstandigheden waaronder het systeem uw stem mogelijk niet kan
herkennen
Tijdens het rijden op een hobbelige weg
Tijdens het rijden met hoge snelheden
Wanneer lucht uit de uitstroomopeningen tegen de microfoon wordt
geblazen
Wanneer de ventilator van de airconditioning veel geluid maakt
450
3-2. Gebruik van het audiosysteem
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Gebruik van het menu SET UP (“Bluetooth*”-menu)
: Indien aanwezig
Door een Bluetooth
®
-apparaat te registreren in het systeem, kan het
systeem werken. Voor aangemelde apparaten kunnen de volgende
functies worden gebruikt:
Functies en bedieningsprocedures
Druk op en selecteer “Bluetooth
*” met .
Druk op en selecteer een van de volgende functies
met .
Registreren van een Bluetooth
®
-apparaat
“Pairing” (koppelen)
Weergeven van een overzicht van geregistreerde mobiele
telefoons
“List Phone” (telefoonlijst)
Weergeven van een lijst van geregistreerde draagbare spe-
lers
“List Audio” (lijst audio)
Wijzigen van de toegangscode
“Passkey” (toegangscode)
Automatisch verbinding maken van het apparaat aan of uit
“BT Power” (aan/uit)
*: Bluetooth is een geregistreerd handelsmerk van Bluetooth SIG, Inc.
STAP
1
STAP
2
451
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Registreren van een draagbare speler
Selecteer “Pairing” (koppelen) met en voer de procedure
voor het registreren van een draagbare speler uit. (Blz. 437)
Weergeven van status apparaat
“Bluetooth info”
Weergave bevestiging van automatische verbinding aan of uit
“Display Setting” (instellen display)
Initialisatie
“Initialize” (initialiseren)
452
3-2. Gebruik van het audiosysteem
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Overzicht weergeven van de geregistreerde mobiele telefoons
Selecteer “List Phone” (telefoonlijst) via . De lijst met geregis-
treerde mobiele telefoons wordt weergegeven.
Aansluiten van de geregistreerde mobiele telefoon op het audio-
systeem
Selecteer de naam van de mobiele telefoon die moet wor-
den aangesloten via .
Selecteer “Select” (selecteren) met .
Een geregistreerde mobiele telefoon verwijderen
Selecteer de naam van de mobiele telefoon die moet wor-
den verwijderd via .
Selecteer “Delete” (verwijderen) via .
Druk op [YES] (ja).
STAP
1
STAP
2
STAP
1
STAP
2
STAP
3
453
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Overzicht weergeven van de geregistreerde draagbare spelers
Selecteer “List Audio” (lijst audio) met . De lijst met geregis-
treerde draagbare spelers wordt weergegeven.
Aansluiten van de geregistreerde draagbare speler op het audio-
systeem.
Selecteer de naam van de draagbare speler die moet wor-
den aangesloten via .
Selecteer “Select” (selecteren) met .
Verwijderen van een geregistreerde draagbare speler
Selecteer de naam van de draagbare speler die moet wor-
den verwijderd via .
Selecteer “Delete” (verwijderen) via .
Druk op [YES] (ja).
STAP
1
STAP
2
STAP
1
STAP
2
STAP
3
454
3-2. Gebruik van het audiosysteem
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Wijzigen van de toegangscode
Selecteer “Passkey” (toegangscode) met .
Voer een toegangscode van 4 tot 8 cijfers in via .
Voer de cijfers van de code een voor een in.
Druk nogmaals op wanneer de gehele pincode is
ingevoerd.
Wanneer het te registreren getal 8 cijfers heeft, hoeft niet
ingedrukt te worden.
Automatisch verbinding maken van het apparaat aan of uit
Als “BT Power” AAN wordt gezet, maakt het geregistreerde apparaat
automatisch verbinding wanneer het contact in stand ACC wordt
gezet.
Selecteer “BT Power” via .
Selecteer ON (aan) of OFF (uit) via .
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
1
STAP
2
455
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Weergeven van status apparaat
Selecteer “Bluetooth info” via .
Weergeven van naam apparaat
Selecteer “Device Name” (toestelnaam) met .
Weergeven van adres apparaat
Selecteer “Device Address” (adres apparaat) via .
Weergave bevestiging van automatische verbinding aan of uit
Als “Display setting” (instelling display) AAN wordt gezet, wordt de
status van de verbinding van de draagbare speler weergegeven wan-
neer het contact in stand ACC of AAN wordt gezet.
Selecteer “Display setting” (instelling display) via .
Selecteer ON (aan) of OFF (uit) via .
STAP
1
STAP
2
456
3-2. Gebruik van het audiosysteem
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Initialisatie
Selecteer “Initialize” (initialiseren) met .
Initialiseren van de geluidsinstellingen
Selecteer “Sound Setting” (instelling geluid) via en druk op
[YES] (ja).
Voor meer informatie over geluidsinstellingen: Blz. 457
Initialiseren van de informatie over het apparaat
Selecteer “Car Device Info” (informatie apparaat) via en
druk op [YES] (ja).
Automatische verbinding met een draagbaar apparaat, weergave van
automatische verbinding op het display en de toegangscode worden
geïnitialiseerd.
Standaardinstellingen initialiseren
Selecteer “All initialize” (alles initialiseren) via en druk op
[YES] (ja).
Het aantal Bluetooth
®
-apparaten dat kan worden geregistreerd
Er kunnen maximaal 5 Bluetooth
®
-apparaten in het systeem worden gere-
gistreerd.
457
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Gebruik van het menu SET UP (TEL-menu)
: Indien aanwezig
Functies en bedieningsprocedures
Druk op en volg de onderstaande stappen met
om het menu voor elke functie te openen:
Toevoegen van een nieuw telefoonnummer
1. TEL 2. “Phonebook” (telefoonboek) 3. “Add contacts
(contacten toevoegen)
Instellen van snelkiesnummers
1. TEL 2. “Phonebook” (telefoonboek) 3. “Add SD” (snel-
kiesnummer toevoegen)
Verwijderen van oproepgeschiedenis
1. TEL 2. “Phonebook” (telefoonboek) 3. “Delete call his-
tory” (oproepgeschiedenis verwijderen)
Verwijderen van een geregistreerd telefoonnummer
1. TEL 2. “Phonebook” (telefoonboek) 3. “Delete con-
tacts” (contacten verwijderen)
Verwijderen van het telefoonboek van een andere mobiele
telefoon
1. TEL 2. “Phonebook” (telefoonboek) 3. “Delete other
PB” (ander telefoonboek verwijderen)
Instellen van het geluidsvolume van een oproep
1. TEL 2. “HF sound setting” (geluidsinstelling HF)
3. “Call volume” (geluidsvolume oproep)
Instellen van het beltoonvolume
1. TEL 2. “HF sound setting” (geluidsinstelling HF)
3. “Ringtone volume” (beltoonvolume)
Instellen van beltoon
1. TEL 2. “HF sound setting” (geluidsinstelling HF)
3. “Ringtone” (beltoon)
Overzetten van de oproepgeschiedenis
1. TEL 2. “Transfer histories” (oproepgeschiedenis overzet-
ten)
458
3-2. Gebruik van het audiosysteem
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Een nieuw telefoonnummer toevoegen
Selecteer “Add contacts” (contacten toevoegen) via .
Alle contacten uit de mobiele telefoon overzetten
Selecteer “Overwrite all” (alles overschrijven) via en druk
op [YES] (ja).
Eén contact uit de mobiele telefoon overzetten
Selecteer “Add one contact” (een contact toevoegen) via
en druk op [YES] (ja).
Instellen van snelkiesnummers
Selecteer “Add SD” (snelkiesnummer toevoegen) via .
Selecteer de gewenste gegevens via .
Druk op de gewenste voorkeuzetoets (van [1] t/m
[5]).
Meer informatie over het instellen van snelkiesnummers vanuit de oproepge-
schiedenis: Blz. 446
Meer informatie over het verwijderen van snelkiesnummers: Blz. 445
STAP
1
STAP
2
STAP
3
459
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Verwijderen van de oproepgeschiedenis
Selecteer “Delete Call History” (oproepgeschiedenis verwijderen) via
.
Verwijderen van de geschiedenis van uitgaande gesprekken
Selecteer “Outgoing Calls” (uitgaande gesprekken) met
.
Selecteer het gewenste telefoonnummer met en
druk op [YES] (ja).
Druk op [ALL] (alle) en vervolgens op [YES] (ja)
om de geschiedenis van alle uitgaande gesprekken te verwijderen.
Verwijderen van de geschiedenis van inkomende gesprekken
Selecteer “Incoming Calls” (inkomende gesprekken) met
.
Selecteer het gewenste telefoonnummer met en
druk op [YES] (ja).
Druk op [ALL] (alle) en vervolgens op [YES] (ja)
om de geschiedenis van alle inkomende gesprekken te verwijde-
ren.
STAP
1
STAP
2
STAP
1
STAP
2
460
3-2. Gebruik van het audiosysteem
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Verwijderen van de geschiedenis van de gemiste oproepen
Selecteer “Missed Calls” (gemiste oproepen) met .
Selecteer het gewenste telefoonnummer met en
druk op [YES] (ja).
Druk op [ALL] (alle) en vervolgens op [YES] (ja)
om de geschiedenis van alle gemiste oproepen te verwijderen.
Verwijderen van een nummer uit de hele oproepgeschiedenis (uit-
gaande gesprekken, inkomende gesprekken en gemiste oproe-
pen)
Selecteer “All Calls” (alle gesprekken) met .
Selecteer het gewenste telefoonnummer met en
druk op [YES] (ja).
Druk op [ALL] (alle) en vervolgens op [YES] (ja)
om de hele oproepgeschiedenis te verwijderen.
STAP
1
STAP
2
STAP
1
STAP
2
461
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Verwijderen van een geregistreerd telefoonnummer
Selecteer “Delete contacts” (contacten verwijderen) via
.
Selecteer het gewenste telefoonnummer met en druk
op [YES] (ja).
Selecteer “All delete” (alles verwijderen) met en druk op
[YES] (ja) om alle geregistreerde telefoonnummers te verwij-
deren.
Verwijderen van het telefoonboek van een andere mobiele tele-
foon
Selecteer “Delete other PB” (ander telefoonboek verwijderen)
via .
Selecteer het gewenste telefoonboek met en druk op
[YES] (ja).
STAP
1
STAP
2
STAP
1
STAP
2
462
3-2. Gebruik van het audiosysteem
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Instellen van het gespreksvolume
Selecteer “Call Volume” (gespreksvolume) met .
Wijzigen van het gespreksvolume.
Volume verlagen: Druk op .
Volume verhogen: Druk op .
Instellen van het geluidsvolume van een beltoon
Selecteer “Ring tone Volume” (beltoonvolume) met .
Wijzigen van het beltoonvolume.
Volume verlagen: Druk op .
Volume verhogen: Druk op .
STAP
1
STAP
2
STAP
1
STAP
2
463
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Instellen van de beltoon
Selecteer “Ring tone” (beltoon) met .
Selecteer een beltoon [1 - 3] met . Druk op
om de geselecteerde beltoon in te stellen.
Overzetten van de oproepgeschiedenis
Selecteer “Transfer Histories” (geschiedenis overzetten) met
en druk op [YES] (ja).
Telefoonnummer
Er kunnen maximaal 1000 namen worden opgeslagen.
Oproepgeschiedenis
In de oproepgeschiedenis kunnen maximaal 10 nummers van uitgaande
gesprekken, inkomende gesprekken en gemiste oproepen worden opgesla-
gen.
Beperking van het aantal cijfers
Een telefoonnummer met meer dan 24 cijfers kan niet worden opgeslagen.
STAP
1
STAP
2
464
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
3-3. Gebruik van de interieurverlichting
Overzicht interieurverlichting
Leeslampjes (Blz. 466)
Interieurverlichting/leeslampjes (Blz. 465)
Controlelampje startknop (indien aanwezig)
Voetenruimteverlichting (indien aanwezig)
Instapverlichting voorportieren
465
3-3. Gebruik van de interieurverlichting
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Hoofdschakelaar leeslampjes/interieurverlichting
Stand DOOR
De leeslampjes/interieurver-
lichting gaan branden als een
portier wordt geopend. De ver-
lichting gaat uit als de portieren
worden gesloten.
UIT
De leeslampjes/interieurver-
lichting kunnen afzonderlijk
worden in- of uitgeschakeld.
Leeslampjes/interieurverlichting
Aan/uit
De instapverlichting wordt ook
geactiveerd als de verlichting
uitgeschakeld is, indien de
hoofdschakelaar leeslampjes/
interieurverlichting in de stand
DOOR staat.
Hoofdschakelaar leeslampjes/interieurverlichting en leeslampjes/interieurverlichting
466
3-3. Gebruik van de interieurverlichting
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Leeslampjes
Aan/uit
De leeslampjes gaan ook bran-
den als een van de portieren
wordt geopend. Door het slui-
ten van de portieren gaan de
lampjes uit.
Instapverlichting
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
De verlichting wordt automatisch in-/uitgeschakeld afhankelijk van de
stand van het contact, de aanwezigheid van de elektronische sleutel,
afhankelijk van de vraag of de portieren vergrendeld/ontgrendeld zijn, en
of de portieren open/gesloten zijn.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
De verlichting wordt automatisch in-/uitgeschakeld afhankelijk van de
stand van het contact, afhankelijk van de vraag of de portieren vergren-
deld/ontgrendeld zijn, en of de portieren open/gesloten zijn.
Om te voorkomen dat de accu te ver ontladen raakt
Als de volgende verlichting blijft branden, wordt de verlichting na 20 minuten
automatisch uitgeschakeld:
Leeslampjes
Leeslampjes/interieurverlichting
Make-upverlichting
Persoonlijke voorkeursinstellingen die bij een Toyota-dealer of
erkende reparateur kunnen worden geconfigureerd
De instellingen (bijv. de tijd die verstrijkt voordat de verlichting uitgaat) kun-
nen worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen
Blz. 761)
Leeslampjes
467
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
3-4. Gebruik van de opbergmogelijkheden
Overzicht van opbergmogelijkheden
WAARSCHUWING
Zaken die niet in de opbergvakken moeten worden achtergelaten
Laat geen brillen, aanstekers of spuitbussen in de opbergvakken liggen. Als
u dat wel doet, kan dat bij hoge temperaturen leiden tot het volgende:
Brillen kunnen vervormen als de temperatuur in de auto te hoog oploopt of
barsten als ze in contact komen met andere voorwerpen.
Aanstekers en spuitbussen kunnen exploderen. Als ze in contact komen
met andere voorwerpen, kunnen aanstekers vlam vatten en kunnen spuit-
bussen gas gaan lekken, waardoor brand kan ontstaan.
Muntenvak
Dakconsole
*
Dashboardkastje
Fleshouders
*: Indien aanwezig
Bekerhouders*
Consolevak
Fleshouder
Bekerhouder
468
3-4. Gebruik van de opbergmogelijkheden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Dashboardkastje
Trek de hendel omhoog om het
dashboardkastje te openen.
Verlichting dashboardkastje
De verlichting van het dashboardkastje gaat branden als de achterlichten
branden.
WAARSCHUWING
Tijdens het rijden
Houd het dashboardkastje gesloten.
Een ongeval of plotseling remmen of uitwijken kan resulteren in letsel.
Dashboardkastje
469
3-4. Gebruik van de opbergmogelijkheden
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Consolevak
Trek de hendel omhoog om
het slot te ontgrendelen.
Verschuif de armsteun.
Trek de hendel omhoog en til
de armsteun op om het deksel
te openen.
WAARSCHUWING
Tijdens het rijden
Houd het consolevak gesloten.
Een ongeval of plotseling remmen of uitwijken kan resulteren in letsel.
Consolevak
470
3-4. Gebruik van de opbergmogelijkheden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Dakconsole (indien aanwezig)
Druk op het deksel.
De dakconsole is handig voor het
tijdelijk opbergen van kleine voor-
werpen.
WAARSCHUWING
Tijdens het rijden
Houd de dakconsole tijdens het rijden gesloten. Er kunnen voorwerpen uit
vallen, waardoor inzittenden letsel kunnen oplopen.
Dakconsole
471
3-4. Gebruik van de opbergmogelijkheden
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Bekerhouders
Voor
Auto's met bekerhouderdeksel:
Open het deksel om de beker-
houders te kunnen gebruiken.
Achter (indien aanwezig)
Klap de armsteun naar beneden
en open het deksel.
WAARSCHUWING
Voorwerpen die niet in de bekerhouder mogen worden geplaatst
Zet niets anders in de bekerhouders dan bekers of blikjes.
Andere voorwerpen kunnen bij een aanrijding of sterk afremmen naar buiten
worden geslingerd en letsel veroorzaken. Dek indien mogelijk warme dran-
ken af om verbranding te voorkomen.
Indien niet in gebruik
Houd de bekerhouders gesloten.
Een ongeval of plotseling remmen of uitwijken kan resulteren in letsel.
Bekerhouders
472
3-4. Gebruik van de opbergmogelijkheden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Fleshouders
Type A voor
Type B voor
Verschuif de armsteun.
Achter
Fleshouders
473
3-4. Gebruik van de opbergmogelijkheden
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
De fleshouder voor (type B) kan worden verplaatst
OPMERKING
Zaken die niet in de fleshouders kunnen worden geplaatst
Plaats alleen afgesloten flessen in de fleshouder. Plaats geen flessen zon-
der dop of glazen of papieren bekers met vloeistof. De inhoud kan gemorst
worden en het glas kan breken.
De fleshouder kan worden verplaatst
door deze vooruit of achteruit te schui-
ven.
Fleshouders
474
3-4. Gebruik van de opbergmogelijkheden
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Muntenvak
Trek de hendel omhoog.
WAARSCHUWING
Tijdens het rijden
Houd het muntenvak gesloten.
Een ongeval of plotseling remmen of uitwijken kan resulteren in letsel.
Muntenvak
475
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
Zonnekleppen
Tegen voorruit:
Klap de zonneklep omlaag.
Tegen zijruit:
Klap de zonneklep omlaag,
neem hem uit de haak en
draai hem tegen de zijruit.
476
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Make-upspiegel
Verschuif het afdekkapje.
De verlichting gaat branden als
het afdekklepje opzij gescho-
ven wordt.
477
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Asbak
WAARSCHUWING
Indien niet in gebruik
Houd de asbak gesloten.
Een ongeval of plotseling remmen of uitwijken kan resulteren in letsel.
Voorkomen van brand
Zorg ervoor dat lucifers en sigaretten volledig gedoofd zijn voordat u ze in
de asbak stopt en controleer of de asbak geheel gesloten is.
Stop geen papier of ander brandbaar materiaal in de asbak.
Druk het deksel in en laat het
los om de asbak te openen.
Trek aan de asbak om deze te
verwijderen.
478
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Aansteker
De aansteker kan worden gebruikt als
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Het contact in stand ACC of AAN staat.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Het contact in stand ACC of AAN staat.
WAARSCHUWING
Indien niet in gebruik
Houd het deksel gesloten.
Een ongeval of plotseling remmen of uitwijken kan resulteren in letsel.
Voorkomen van verbranding en brand
Raak de metalen delen van de aansteker niet aan.
Houd de aansteker niet ingedrukt als deze reeds gloeit. Anders kan hij
oververhit raken, waardoor brand kan ontstaan.
Plaats geen andere voorwerpen dan de aansteker in de aanstekerhouder.
Druk het deksel in en laat het
los om te openen en druk de
aansteker omlaag.
Als de aansteker gereed is
voor gebruik, springt hij
omhoog.
479
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Accessoireaansluiting
De accessoireaansluiting kan worden gebruikt als
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Het contact in stand ACC of AAN staat.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Het contact in stand ACC of AAN staat.
OPMERKING
Voorkomen van schade aan de accessoireaansluiting
Sluit de accessoireaansluiting af met het kapje, als de aansluiting niet in
gebruik is.
Vreemde voorwerpen of vloeistoffen die in de accessoireaansluiting terecht-
komen, kunnen kortsluiting veroorzaken.
Voorkomen dat de zekering doorbrandt
Sluit geen accessoires aan die meer dan 12 V/10 A aan stroom verbruiken.
Om te voorkomen dat de accu te ver ontladen raakt
Gebruik de accessoireaansluiting niet langer dan noodzakelijk is als de
motor niet draait.
Op de accessoireaansluiting kunnen 12V-accessoires worden aan-
gesloten die minder dan 10 A verbruiken.
480
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Stoelverwarming
: Indien aanwezig
De stoelverwarming kan worden gebruikt als
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
Voor bestuurdersstoel
Voor voorpassagiersstoel
Aan
Het controlelampje gaat bran-
den.
Instellen van de tempera-
tuur van de stoel
Draai de knop omhoog om de
temperatuur te verhogen.
481
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Verbranding
Wees voorzichtig als onderstaande personen op een stoel met stoelver-
warming plaatsnemen om te voorkomen dat ze zich branden:
Baby's, kleine kinderen, oudere personen, zieken en gehandicapten
Personen met een gevoelige huid
Personen die oververmoeid zijn
Personen die alcohol hebben gedronken of personen die rustgevende
medicijnen (slaapmiddel, middel tegen verkoudheid, enz.) hebben
gebruikt
Bedek de stoel niet als de stoelverwarming in gebruik is.
Als de stoelverwarming in gebruik is en de stoel bedekt is met een deken
of kussen, kan de temperatuur van de stoel te hoog oplopen, waardoor
oververhitting kan ontstaan.
OPMERKING
Om beschadiging van de stoelverwarming te voorkomen
Plaats geen ongelijkmatig verdeeld gewicht op de stoel en leg geen scherpe
voorwerpen (naalden, punaises, enz.) op de stoel.
Voorkomen van ontlading van de accu
Zet de schakelaars uit als de motor niet draait.
482
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Armsteun
OPMERKING
Voorkomen van beschadiging van de armsteun
Plaats geen al te zware last op de armsteun.
Trek de armsteun naar bene-
den om hem te kunnen gebrui-
ken.
483
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Bagageruimte/skiluik
: Indien aanwezig
WAARSCHUWING
Indien niet in gebruik
Controleer of het skiluik gesloten is.
Anders kunnen er bij een aanrijding of sterk afremmen voorwerpen uit de
bagageruimte in de cabine terechtkomen, waardoor letsel kan ontstaan.
Lange voorwerpen kunnen in de auto worden vervoerd door het ski-
luik in de leuning van de achterstoelen te openen.
Trek de armsteun naar bene-
den.
Open het deksel van het ski-
luik.
STAP
1
STAP
2
484
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Zonnescherm panoramadak (wagon)
: Indien aanwezig
Het zonnescherm van het panoramadak kan worden bediend als
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
Klembeveiliging
Als tijdens het sluiten een object bekneld raakt tussen het zonnescherm van
het panoramadak en het frame, stopt de beweging en wordt het zonne-
scherm weer iets geopend.
Als het zonnescherm van het panoramadak niet automatisch gesloten
kan worden
Als de schakelaar wordt ingedrukt, kan het zonnescherm van het panorama-
dak automatisch gesloten worden. Als de automatische functie niet werkt
terwijl het zonnescherm van het panoramadak gesloten is, de schakelaar
ingedrukt houden en het zonnescherm volledig openen. Vervolgens kan de
automatische functie weer worden gebruikt.
Het zonnescherm van het panoramadak kan met behulp van de scha-
kelaars in de dakconsole worden geopend en gesloten.
Sluiten
Druk licht op de schakelaar om
het schuifdak halverwege te
stoppen.
Openen
Druk licht op de schakelaar om
het schuifdak halverwege te
stoppen.
485
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Sluiten van het zonnescherm van het panoramadak
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan resulteren in ern-
stig letsel.
Controleer of geen van de inzittenden een lichaamsdeel naar buiten steekt
dat bekneld zou kunnen raken als het zonnescherm van het panoramadak
bediend wordt.
Laat het zonnescherm van het panoramadak niet bedienen door kinderen.
Het bekneld raken tussen het dak en het zonnescherm van het panorama-
dak kan ernstig letsel veroorzaken.
Klembeveiliging
Steek geen lichaamsdelen in de opening om te proberen of de klembevei-
liging werkt.
Het is mogelijk dat de klembeveiliging niet meer werkt als het zonne-
scherm van het panoramadak bijna gesloten is.
486
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Verbranding en letsel voorkomen
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Hoewel er een klembeveiliging is geïnstalleerd, moet u altijd controleren of
de handen en hoofden van de passagiers niet bekneld kunnen raken als
het zonnescherm van het panoramadak sluit. Zorg dat uw vingers niet in
het dak bekneld raken, aangezien de klembeveiliging mogelijk niet werkt
vlak voordat het volledig sluit.
Het openen of sluiten van het zonnescherm van het panoramadak kan
worden onderbroken door op de schakelaar te drukken.
Als het zonnescherm van het panoramadak niet sluit (bijvoorbeeld door
een storing in de klembeveiliging), kan het zonnescherm worden gesloten
door de schakelaar ingedrukt te houden.
De klembeveiliging kan in werking treden als een belasting of schok, gelijk
aan de kracht die optreedt als een voorwerp in het zonnescherm bekneld
raakt, wordt uitgeoefend door omgevings- of rijomstandigheden.
Als de auto gedurende langere tijd wordt blootgesteld aan direct zonlicht,
kan de onderzijde van het dak heet worden. Raak de onderdelen in de
opening tussen de onderzijde van het dak en het zonnescherm niet aan, u
zou zich kunnen branden.
Raak geen ruwe of scherpe onderdelen van de onderzijde van het dak
aan, omdat u zich dan zou kunnen verwonden.
487
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Zonnescherm achterruit (sedan)
: Indien aanwezig
OPMERKING
Voor een optimale werking van het zonnescherm
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Plaats geen voorwerpen waar deze het openen/sluiten van het zonne-
scherm kunnen hinderen.
Plaats geen voorwerpen op het zonnescherm.
Trek de lip omhoog.
Haak het zonnescherm vast
aan de verankeringen.
Trek om het zonnescherm te
laten zakken de lip iets
omhoog om het zonnescherm
los te maken en laat het
scherm langzaam zakken.
488
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Zonneschermen zijruiten (sedan)
: Indien aanwezig
OPMERKING
Voor een optimale werking van het zonnescherm
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Plaats geen voorwerpen waar deze het openen/sluiten van het zonne-
scherm kunnen hinderen.
Plaats geen voorwerpen op het zonnescherm.
Trek de lip omhoog.
Haak het zonnescherm vast
aan de verankeringen.
Trek om het zonnescherm te
laten zakken de lip iets
omhoog om het zonnescherm
los te maken en laat het
scherm langzaam zakken.
489
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Handgrepen
WAARSCHUWING
Handgreep
Gebruik de handgreep niet bij het in- of uitstappen of bij het opstaan vanaf
uw zitplaats.
OPMERKING
Voorkomen van beschadiging van de handgreep
Hang geen zware voorwerpen aan de handgreep en belast de greep niet
overmatig.
Een handgreep aan het dak kan ter ondersteuning van uw lichaam
worden gebruikt wanneer u zit.
490
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Vloermatten
Gebruik alleen vloermatten die speciaal zijn ontworpen voor auto's
van hetzelfde model en modeljaar als uw auto. Bevestig ze op de
juiste wijze op de vloerbedekking.
Steek de klemhaken (clips) in
de ringen in de vloermat.
Draai het bovenste hendeltje
van de klemhaken (clips) om
de vloermatten te bevestigen.
*: Breng de merktekens altijd
in lijn.
De vorm van de klemhaken (clips) wijkt mogelijk af van wat is aan-
gegeven in de afbeelding.
STAP
1
STAP
2
*
491
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Als u dat niet doet, kan de vloermat van de bestuurder gaan schuiven, wat de
bediening van de pedalen tijdens het rijden kan hinderen. Hierdoor kan de
snelheid plotseling toenemen of kan mogelijk niet geremd worden, wat kan lei-
den tot een (ernstig) ongeval.
Wanneer u de vloermat van de bestuurder plaatst
Gebruik geen vloermatten die zijn ontworpen voor auto's van een ander
model en/of modeljaar, zelfs niet als het gaat om originele Toyota-vloer-
matten.
Gebruik alleen vloermatten die zijn ontworpen voor de bestuurderszijde.
Zet de vloermat altijd vast met behulp van de meegeleverde haken (clips).
Leg nooit twee of meer vloermatten boven op elkaar.
Bevestig de vloermat niet met de onderzijde naar boven of in de verkeerde
richting.
Voordat u gaat rijden
Controleer of de vloermat stevig op de
juiste plaats is bevestigd met alle
meegeleverde klemhaken (clips). Voer
deze controle altijd uit nadat de vloer
van de auto is gereinigd.
Zet de motor uit, zet de selectiehendel
in stand P (Multidrive CVT of automati-
sche transmissie) of N (handgescha-
kelde transmissie) en trap elk pedaal
volledig in om te controleren of de
bediening ervan niet wordt gehinderd
door de vloermat.
492
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Voorzieningen bagageruimte (sedan)
Bagagehaken
In de bagageruimte zijn haken
aanwezig waaraan de bagage
kan worden vastgezet.
Riem voor vastzetten verbandtrommel
493
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Als de bagagehaken niet in gebruik zijn
Klap, om letsel te voorkomen, de bagagehaken in de ruststand als ze niet
worden gebruikt.
OPMERKING
Bij het sluiten van de achterklep
Laat de hendel van de mat niet vastgehaakt zitten aan de rand van de baga-
geruimte. Hierdoor kan de mat beschadigd raken.
Mat bagageruimte
Trek de hendel omhoog om de
mat in de bagageruimte op te
tillen.
De hendel kan worden vastge-
haakt aan de rand van de
bagageruimte.
STAP
1
STAP
2
494
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Voorzieningen bagageruimte (wagon)
Bagagehaken
Auto's met rails in de bagageruimte
In de bagageruimte zijn haken
aanwezig waaraan de bagage
kan worden vastgezet.
Auto's zonder rails in de bagageruimte
495
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Extra opbergvak
Voor
Trek de voorste afdekplaat
omhoog.
Achter
Trek de hendel omhoog om de
voorste afdekplaat op te tillen.
Druk de achterste afdekplaat
omlaag.
STAP
1
STAP
2
496
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Zijkant
Trek de afdekplaat aan de zij-
kant omhoog.
Afscheiden bagageruimte (indien aanwezig)
De afdekplaat aan de zijkant
kan worden gebruikt om de
bagageruimte af te scheiden.
Verwijder de afdekplaat aan
de zijkant en zet deze rechtop
in de groef.
Bagageafdekking (indien aanwezig)
Rol de bagageafdekking uit en
bevestig hem aan de haakjes.
497
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Bagagenet
Open het kapje.
Pak de lus, til het bagagenet
omhoog en steek het uiteinde
in de opening.
STAP
1
STAP
2
498
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Verwijderen van de bagageafdekking
De bagageafdekking kan worden verwijderd aan de hand van onder-
staande procedure.
Trek aan de ontgrendelings-
hendel
Til de bagageafdekking
omhoog
Verwijderen van het bagagenet
Het bagagenet kan worden verwijderd aan de hand van onder-
staande procedure.
Druk op de ontgrendelknop
Til de bagageafdekking
omhoog
499
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
3
Interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
De bagagehaken kunnen worden verplaatst (auto's met rail in de baga-
geruimte)
Opbergen van de bagageafdekking (auto's zonder rail in de bagage-
ruimte)
Houd de knop in het midden ingedrukt om
de bagagehaken vooruit of achteruit te
verplaatsen.
Verwijder de afdekplaat aan de zijkant en
open de achterste afdekplaat.
Verplaats de ontgrendelingshendel naar
de linkerzijde van het extra opbergvak en
bevestig deze in het extra opbergvak.
Trek de voorste rand van de bagageaf-
dekking een stukje uit en vouw de afdek-
king naar voren om deze op te bergen.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
500
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Opbergen van het bagagenet (auto's zonder rail in de bagageruimte)
WAARSCHUWING
Tijdens het rijden
Plaats geen voorwerpen op de bagageafdekking. Voorwerpen die daar lig-
gen, kunnen bij plotseling remmen, bij plotselinge uitwijkmanoeuvres of bij
een ongeval wegschieten en letsel veroorzaken.
Als de bagagehaken niet in gebruik zijn
Klap, om letsel te voorkomen, de bagagehaken in de ruststand als ze niet
worden gebruikt.
Verwijder de afdekplaten aan de zijkant
en open de achterste afdekplaat.
Verplaats de haak van het bagagenet
naar voren en naar beneden en bevestig
het bagagenet in het extra opbergvak.
STAP
1
STAP
2
4
Onderhoud en
verzorging
501
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
4-1. Onderhoud en verzorging
Reinigen en beschermen
van het exterieur............. 502
Schoonmaken en beschermen
van het interieur.............. 507
4-2. Onderhoud
Onderhoudsvoorschriften . 510
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
Voorzorgsmaatregelen bij
zelf uit te voeren onderhoud
en controles.................... 513
Motorkap........................... 517
Plaatsen van een
garagekrik....................... 519
Motorruimte....................... 521
Banden ............................. 539
Bandenspanning............... 554
Velgen............................... 556
Interieurfilter...................... 559
Sleutelbatterij.................... 562
Controleren en vervangen
van zekeringen ............... 566
Gloeilampen...................... 581
502
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
4-1. Onderhoud en verzorging
Reinigen en beschermen van het exterieur
Voer het volgende uit om uw auto te beschermen en in perfecte staat
te houden.
Spoel de auto van boven naar beneden af met schoon water
en spoel vuil en stof uit de wielkasten en van de onderkant
van de auto.
Was de auto met een spons of een zachte doek (bijv. een
zeemlap).
Verwijder hardnekkige vlekken met een autowasmiddel en
spoel grondig af met water.
Veeg overtollig water weg.
Wanneer het water niet meer in druppels op de lak blijft lig-
gen, moet de auto opnieuw in de was worden gezet.
Zet de auto alleen in de was als de carrosserie is afgekoeld.
503
4-1. Onderhoud en verzorging
4
Onderhoud en verzorging
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Wassen in de wasstraat
Zorg ervoor dat de buitenspiegels zijn ingeklapt en verwijder de antenne
(wagon) voordat u van een autowasstraat gebruikmaakt. Begin met was-
sen vanaf de voorzijde van de auto. Vergeet niet vóór het rijden de
antenne (wagon) weer te plaatsen en de buitenspiegels uit te klappen.
Sommige borstels in wasstraten kunnen krassen veroorzaken, waardoor
de lak van uw auto wordt beschadigd.
Auto's met ruitenwissers met regensensor: Zet de ruitenwissers uit voor-
dat u de auto gaat wassen.
Hogedrukreinigers
Zorg ervoor dat de sproeiers van de wasstraat zich zo ver mogelijk bij de
ruiten vandaan bevinden.
Controleer voordat u de wasstraat inrijdt of de tankdopklep goed geslo-
ten is.
Lichtmetalen velgen (indien aanwezig)
Verwijder vuil onmiddellijk met een neutraal reinigingsmiddel. Gebruik
geen harde borstels of schuurmiddelen. Gebruik geen sterke of bijtende
oplosmiddelen.
Gebruik hetzelfde neutrale reinigingsmiddel en dezelfde was die gebruikt
is voor de carrosserie.
Reinig de velgen niet met reinigingsmiddelen als de velgen, bijvoorbeeld
na een lange rit bij warm weer, nog warm zijn.
Spoel het reinigingsmiddel op de velgen direct na het gebruik af.
Bumpers en zijlijsten
Gebruik geen schuurmiddelen.
504
4-1. Onderhoud en verzorging
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Waarschuwing met betrekking tot de uitlaat
Uitlaatgassen zorgen ervoor dat de uitlaatpijp tamelijk heet wordt.
Raak wanneer u de auto wast de uitlaatpijp niet aan totdat deze voldoende
is afgekoeld, aangezien het aanraken van een hete uitlaatpijp brandwonden
kan veroorzaken.
Bij het wassen van de voorruit (auto's met regensensor)
Wanneer het bovenste deel van de voorruit waar de regensensor is
geplaatst met de hand wordt aangeraakt
Wanneer een natte doek of iets dergelijks in de buurt van de regensensor
wordt gehouden
Als iets tegen de voorruit stoot
Als u het regensensorhuis aanraakt of als iets in aanraking komt met de
regensensor
Zet de ruitenwisserschakelaar in de stand
OFF.
Als de ruitenwisserschakelaar in de stand
AUTO staat, kunnen de ruitenwissers in
de volgende gevallen onverwacht in wer-
king treden. Hierdoor kunnen uw handen
bekneld raken en kunt u ernstig letsel
oplopen, en hierdoor kunnen de ruiten-
wisserbladen beschadigd raken.
Uit
505
4-1. Onderhoud en verzorging
4
Onderhoud en verzorging
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
OPMERKING
Voorkom aantasting en corrosie van de carrosserie en onderdelen
(lichtmetalen velgen, enz.)
Was de auto zo spoedig mogelijk:
Na het rijden in een kustgebied
Na het rijden over gepekelde wegen
Als er zich teer of boomsappen op de lak bevinden
Als er zich dode insecten, insecten- of vogeluitwerpselen op de lak
bevinden
Na het rijden in gebieden waar sprake is van veel rook, stof, ijzerdeel-
tjes of chemische stoffen
Als de auto erg vuil is geworden van stof of modder
Als er brandstof op de lak is gemorst
Laat krassen of steenslagschade onmiddellijk repareren.
Verwijder vuil van de velgen en berg ze op een droge plaats op om te
voorkomen dat de velgen tijdens de opslag gaan corroderen.
Schoonmaken van de verlichting aan de buitenzijde
Was deze met de nodige voorzichtigheid. Gebruik geen organische oplos-
middelen en borstel ze ook niet af met een harde borstel.
Deze kunnen de verlichting beschadigen.
Breng geen was aan op de lenzen.
Was kan het lampglas beschadigen.
Voorzorgsmaatregelen bij het plaatsen en verwijderen van de antenne
(alleen wagon)
Controleer voordat u gaat rijden of de antenne geplaatst is.
Zorg ervoor dat als de antenne wordt verwijderd, bijvoorbeeld voordat de
auto door een wasstraat wordt gereden, de antenne op een geschikte
plaats wordt opgeborgen zodat deze niet wegraakt. Plaats voor u wegrijdt
de antenne weer in de oorspronkelijke positie.
506
4-1. Onderhoud en verzorging
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
OPMERKING
Voorkomen van beschadiging van de ruitenwisserarm voor
Trek eerst de ruitenwisserarm aan de bestuurderszijde omhoog en daarna
die aan de passagierszijde. Begin, als u de ruitenwisserarmen weer in hun
oorspronkelijke stand terugzet, aan de passagierszijde.
Wassen in een autowasstraat (auto's met ruitenwissers met regensen-
sor)
Schakel de ruitenwisserschakelaar uit. Als de ruitenwisserschakelaar in
stand AUTO staat, kunnen de ruitenwissers in werking treden waardoor de
ruitenwisserbladen beschadigd kunnen raken.
507
4-1. Onderhoud en verzorging
4
Onderhoud en verzorging
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Schoonmaken en beschermen van het interieur
Voer het volgende uit om het interieur van uw auto te beschermen en
in perfecte staat te houden:
Beschermen van het interieur
Verwijder vuil en stof met een stofzuiger. Veeg vuile oppervlak-
ken schoon met een in lauw water gedompelde doek.
Schoonmaken van lederen bekleding
Verwijder vuil en stof met een stofzuiger.
Veeg overtollig vuil en stof weg met een zachte doek en een
verdund oplosmiddel.
Gebruik sop met ongeveer 5% wolwasmiddel.
Verwijder alle sporen van het reinigingsmiddel grondig met
een schone, vochtige doek.
Veeg daarna het resterende vocht van het leder af met een
droge, schone doek. Laat de lederen bekleding drogen in een
geventileerde ruimte in de schaduw.
Vinyl bekleding
Verwijder los vuil met een stofzuiger.
Maak vinyl bekleding schoon met een spons of zachte doek
met een mild sop.
Laat het sop enkele minuten inwerken. Verwijder het vuil en
veeg het sop weg met een schone, droge doek.
508
4-1. Onderhoud en verzorging
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Onderhoud van lederen bekleding
Om het leder in een goede conditie te houden, raadt Toyota u aan het twee
keer per jaar schoon te maken.
Schoonmaken van de vloerbedekking
Er zijn verschillende reinigingsmiddelen op schuimbasis in de handel ver-
krijgbaar. Gebruik een spons of een borstel om het schuim op de vloerbe-
dekking aan te brengen. Wrijf met elkaar overlappende cirkels. Voeg geen
water toe. Het beste resultaat wordt verkregen als de vloerbedekking zo
droog mogelijk wordt gehouden.
Veiligheidsgordels
Maak de veiligheidsgordels schoon met een mild sop, lauw water en een
doek of spons. Controleer de gordels tijdens het schoonmaken op abnor-
male slijtage, rafels en scheuren.
WAARSCHUWING
Water in de auto
Mors geen vloeistof in het interieur van de auto. Anders kunnen de elektri-
sche onderdelen en dergelijke defect raken of vlam vatten.
Voorkom dat onderdelen of de bedrading van het airbagsysteem in het
interieur nat worden. (Blz. 141)
Dit kan een elektrische storing in het airbagsysteem veroorzaken, waar-
door ernstig letsel kan ontstaan.
Reinigen van het interieur (met name het dashboard)
Gebruik geen autowas of lakcleaner. Het dashboard kan in de voorruit wor-
den weerkaatst; hierdoor kan het gezichtsveld van de bestuurder worden
belemmerd wat een ernstig ongeval tot gevolg kan hebben.
509
4-1. Onderhoud en verzorging
4
Onderhoud en verzorging
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
OPMERKING
Reinigingsmiddelen
Gebruik geen organische reinigingsmiddelen zoals wasbenzine of terpen-
tine, alkalische of zuurhoudende middelen, textielverf, bleekmiddel of
andere wasmiddelen. Wanneer u dit wel doet, kan de lak van uw auto wor-
den aangetast of beschadigd.
Gebruik geen autowas of lakcleaner. Het dashboard of andere gelakte
delen van het interieur kunnen beschadigd raken.
Voorkomen van beschadiging van lederen bekleding
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om beschadiging en
vroegtijdige slijtage van lederen bekleding te voorkomen.
Verwijder stof en vuil onmiddellijk van de bekleding.
Stel de auto niet langdurig bloot aan direct zonlicht. Parkeer uw auto in de
schaduw, vooral bij warm weer.
Leg geen vinyl of plastic voorwerpen of artikelen die was bevatten op de
bekleding, aangezien ze bij hoge temperaturen in het interieur mogelijk
aan het leer vast blijven kleven.
Water op de vloerbedekking
Was de vloerbedekking van de auto niet met water.
Water dat in contact komt met elektrische onderdelen onder de vloerbedek-
king kan schade aan de verschillende systemen van de auto, bijvoorbeeld
het audiosysteem, en roest aan de carrosserie veroorzaken.
Schoonmaken van de binnenzijde van de achterruit of de achterzijruit
rechts
Gebruik geen ruitenreiniger om de rechter achterzijruit (wagon) schoon te
maken. Hierdoor kunnen de draden van de achterruitverwarming en
antenne beschadigd raken. Veeg de ruit voorzichtig schoon met een doek
en lauw water. Veeg de ruit schoon in dezelfde richting als de verwar-
mingsdraden en antenne.
Voorkom beschadiging van de verwarmingsdraden en de antenne.
510
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
4-2. Onderhoud
Onderhoudsvoorschriften
Om veilig en economisch te kunnen rijden is het van essentieel
belang dat uw auto goed verzorgd en onderhouden wordt. Toyota
raadt u aan uw auto als volgt te onderhouden.
Periodiek onderhoud
Laat het onderhoud aan uw auto uitvoeren volgens het onder-
houdsschema.
Zie het onderhouds- en garantieboekje voor het onderhoudsschema.
Zelf uit te voeren onderhoud
Kan de bestuurder zelf onderhoud en controles uitvoeren?
Als u een beetje technisch inzicht en wat eenvoudig gereedschap
hebt, zijn veel onderhoudswerkzaamheden en reparaties zelf uit te
voeren.
Houd er echter rekening mee dat voor bepaalde werkzaamheden
speciaal gereedschap en kennis benodigd zijn. Dit soort werkzaam-
heden kunt u beter overlaten aan een Toyota-dealer of erkende repa-
rateur. Zelfs als u een ervaren doe-het-zelfmonteur bent, raden wij u
aan om reparaties en onderhoud door een Toyota-dealer of erkende
reparateur uit te laten voeren. Een Toyota-dealer of erkende repara-
teur houdt de onderhoudshistorie van uw Toyota bij, wat handig kan
zijn als u ooit werkzaamheden moet laten uitvoeren die onder de
garantie vallen. Indien u de onderhoudswerkzaamheden door een
andere dan een Toyota-dealer of erkende reparateur laat uitvoeren,
raden wij u aan te vragen of de onderhoudshistorie kan worden bijge-
houden.
511
4-2. Onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Waar naartoe voor goed onderhoud?
Om uw auto in de best mogelijke staat te houden, raadt Toyota u aan om alle
reparaties en onderhoudswerkzaamheden te laten uitvoeren door een
Toyota-dealer of erkende reparateur. Laat door de garantie gedekte repara-
ties en servicewerkzaamheden uitvoeren door een Toyota-dealer of erkende
reparateur, die originele Toyota-onderdelen gebruikt. Er kunnen ook voorde-
len aan zitten om niet door de garantie gedekte reparaties en servicewerk-
zaamheden te laten uitvoeren door een Toyota-dealer of erkende reparateur,
die u met zijn expertise kan helpen eventuele problemen met uw auto op te
lossen.
Uw Toyota-dealer of erkende reparateur voert alle onderhoudswerkzaamhe-
den aan uw auto betrouwbaar en tegen zo laag mogelijke kosten uit,
dankzij zijn ervaring met auto's van Toyota.
Wanneer moet uw auto worden gerepareerd?
Wees attent op veranderingen in de prestaties en geluiden en op zichtbare
tekenen die erop wijzen dat onderhoud noodzakelijk is. Een paar belangrijke
aanwijzingen zijn:
De motor hapert, stottert of slaat over
Een merkbaar verlies aan trekkracht
Vreemde motorgeluiden
Lekkage onder de auto (na gebruik van de airconditioning is waterlek-
kage echter normaal)
Verandering in het uitlaatgeluid (dit kan wijzen op een zeer gevaarlijk
koolmonoxidelek. Rijd met alle ruiten open en laat het uitlaatsysteem
onmiddellijk controleren).
Abnormaal zachte banden; ongewoon veel bandengepiep bij het nemen
van bochten; ongelijkmatige bandenslijtage
512
4-2. Onderhoud
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
De auto trekt naar één kant, terwijl u rechtuitrijdt op een vlakke weg
Vreemde geluiden die kennelijk in verband staan met de bewegingen van
de wielophanging
Verlies van remkracht; “sponzig” aanvoelend rempedaal; het pedaal kan
bijna tot op de vloer worden ingetrapt; scheeftrekken van de auto bij rem-
men
Motortemperatuur voortdurend hoger dan normaal
Als u een van deze zaken merkt, laat dan uw auto zo snel mogelijk nakijken
door een Toyota-dealer of erkende reparateur. Mogelijk moet uw auto afge-
steld of gerepareerd worden.
WAARSCHUWING
Wanneer uw auto niet volgens de voorschriften is onderhouden
Daardoor kan niet alleen de auto ernstige schade oplopen, maar ook ernstig
letsel worden veroorzaakt.
Waarschuwing met betrekking tot de accu
Accupolen, aansluitingen en bijbehorende onderdelen bevatten lood. Een
loodvergiftiging kan een hersenbeschadiging veroorzaken. Was daarom na
werkzaamheden altijd uw handen. (Blz. 532)
Afgewerkte motorolie
Afgewerkte motorolie bevat chemicaliën waarvan is aangetoond dat ze kan-
ker kunnen veroorzaken. Vermijd langdurig en herhaaldelijk contact met de
huid. Bescherm uw huid door na de werkzaamheden zorgvuldig uw handen
te wassen met water en zeep.
513
4
Onderhoud en verzorging
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
Voorzorgsmaatregelen bij zelf uit te voeren onderhoud en controles
Als u zelf onderhoudswerkzaamheden en controles uitvoert, dient u
dit precies te doen zoals in dit hoofdstuk wordt beschreven.
Onderwerp Benodigdheden
Controle van de accu (Blz. 532)
•Vet
Universele sleutel
(voor de bouten van de accuka-
bels)
Koelvloeistofniveau (Blz. 530)
Toyota Super Long Life Coolant
of een gelijkwaardig product.
Toyota Super Long Life koelvloei-
stof is voorgemixt met 50% koel-
vloeistof en 50% gedestilleerd
water.
Trechter (uitsluitend voor het bij-
vullen van koelvloeistof)
Motoroliepeil (→Blz. 524)
Originele Toyota-motorolie of
gelijkwaardig
Doek of poetspapier, trechter
(uitsluitend voor het bijvullen van
motorolie)
514
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Onderwerp Benodigdheden
Zekeringen (Blz. 566)
Zekering met dezelfde stroom-
sterkte als de oorspronkelijke
zekering
Radiateur, condensor
en intercooler (Blz. 532)
Bandenspanning (Blz. 554)
Bandenspanningsmeter
Compressor
Ruitensproeiervloeistof
(Blz. 536)
Water of ruitensproeiervloeistof
met antivries (voor gebruik onder
winterse omstandigheden)
Trechter
515
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
In de motorruimte bevinden zich onderdelen en vloeistoffen die plotseling kun-
nen bewegen, heet worden of onder elektrische spanning staan. Neem onder-
staande voorzorgsmaatregelen in acht om ernstig letsel te voorkomen.
Tijdens werkzaamheden onder de motorkap
Houd handen, kleding en gereedschap uit de buurt van de draaiende ven-
tilator en de aandrijfriem.
Raak de motor, de radiateur, het uitlaatspruitstuk en dergelijke niet aan als
de motor heet is. De olie en andere vloeistoffen kunnen ook heet zijn.
Laat geen brandbare voorwerpen, zoals een stuk papier of een doek, ach-
ter in de motorruimte.
Niet roken en geen open vuur bij brandstof en bij de accu. De brandstof-
en accudampen zijn licht ontvlambaar.
Wees uiterst voorzichtig als u aan de accu werkt. De accu bevat namelijk
het giftige en corrosieve zwavelzuur.
Wees voorzichtig, want remvloeistof is gevaarlijk voor uw handen en ogen
en kan gelakte oppervlakken beschadigen.
Als u remvloeistof op uw handen of in uw ogen krijgt, spoel ze dan onmid-
dellijk met schoon water.
Raadpleeg een arts als u last blijft houden.
516
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Werkzaamheden bij de elektrische koelventilator of de radiateur
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Zorg ervoor dat het contact UIT staat.
Als het contact AAN staat, kan de elektrische koelventilator automatisch
worden ingeschakeld als de airconditioning aan is en/of als de koelvloei-
stoftemperatuur te hoog wordt. (Blz. 532)
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Zorg ervoor dat het contact UIT staat.
Als het contact AAN staat, kan de elektrische koelventilator automatisch
worden ingeschakeld als de airconditioning aan is en/of als de koelvloei-
stoftemperatuur te hoog wordt. (Blz. 532)
Veiligheidsbril
Draag een veiligheidsbril om uw ogen te beschermen tegen rondvliegend of
vallend materiaal, een straal vloeistof, enz.
OPMERKING
Wanneer u het luchtfilter verwijdert
Rijden zonder luchtfilter kan leiden tot overmatige motorslijtage door vuil in
de inlaatlucht.
Als het remvloeistofniveau te laag of te hoog is
Het is normaal dat het remvloeistofniveau iets lager wordt door slijtage van
de remblokken of door een hoog vloeistofniveau in de accumulator.
Als het reservoir regelmatig moet worden bijgevuld, kan dit duiden op een
serieus probleem.
517
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Motorkap
Ontgrendelen van de motorkap vanuit het interieur.
Trek aan de ontgrendelings-
hendel.
De motorkap zal iets omhoog
springen.
Breng de veiligheidshaak
omhoog en til de motorkap op.
De motorkap kan worden
opengehouden door de steun
in de opening van de kap te
zetten.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
518
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Controle voor het rijden
Controleer of de motorkap goed dicht en vergrendeld is.
Als de motorkap niet goed vergrendeld is, kan hij tijdens het rijden onver-
wachts opengaan, waardoor een ongeval of ernstig letsel kan ontstaan.
Na plaatsing van de steun in de opening
Zorg ervoor dat de steun goed in de opening zit als de motorkap openstaat,
om te voorkomen dat de motorkap op uw hoofd of lichaam valt.
OPMERKING
Bij het sluiten van de motorkap
Let erop de steun in het klemmetje te drukken alvorens de motorkap te slui-
ten. Als de motorkap wordt gesloten, terwijl de steun nog in de motorkap is
geplaatst, kan deze verbogen raken.
519
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Plaatsen van een garagekrik
Krik de auto uitsluitend op met de garagekrik onder een van de aan-
gegeven kriksteunpunten. Als de auto wordt opgekrikt, terwijl de krik
niet goed is geplaatst, kan de auto beschadigd raken of van de krik
vallen en ernstig letsel veroorzaken.
Voor
Achter
520
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Bij het opkrikken van uw auto
Belangrijke punten die u in acht moet nemen ter voorkoming van ernstig let-
sel:
Volg bij het gebruik van een garagekrik altijd de bij de krik geleverde hand-
leiding.
Gebruik niet de schaarkrik die bij uw auto is geleverd.
Houd geen lichaamsdelen onder een auto die alleen door een krik wordt
ondersteund.
Gebruik altijd een garagekrik en/of speciale bokken op een stevige, hori-
zontale ondergrond.
Start de motor niet als de auto op een garagekrik staat.
Parkeer de auto op een stevige vlakke ondergrond, activeer de parkeer-
rem en schakel de selectiehendel in stand P (Multidrive CVT of automati-
sche transmissie) of de selectiehendel in de achteruit (handgeschakelde
transmissie).
Controleer of de krikkop goed in het kriksteunpunt aangrijpt.
Als de auto wordt opgekrikt, terwijl de krik niet goed is geplaatst, kan de
auto beschadigd raken of van de krik vallen.
Krik de auto niet op als er zich nog iemand in de auto bevindt.
Plaats niets op of onder de krik als de auto wordt opgekrikt.
Gebruik voor het opkrikken van de auto
een garagekrik zoals aangegeven in de
afbeelding.
521
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Motorruimte
Benzinemotor
Sproeierreservoir(Blz. 536)
Koelvloeistofreservoir
(Blz. 530)
Motorolievuldop
(Blz. 526)
Oliepeilstok
(Blz. 524)
Accu (Blz. 532)
Zekeringenkast (Blz. 566)
Koelventilator
Condensor (Blz. 532)
Radiateur (Blz. 532)
522
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Dieselmotor
Sproeierreservoir(Blz. 536)
Koelvloeistofreservoir
(Blz. 530)
Oliepeilstok
(Blz. 524)
Motorolievuldop
(Blz. 526)
Brandstoffilter
(Blz. 537, 723)
Zekeringenkast (Blz. 566)
Accu (Blz. 532)
Koelventilatoren
Condensor (Blz. 532)
Intercooler (Blz. 532)
Radiateur (Blz. 532)
523
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Afdekkap motorruimte
Verwijderen van de afdekkap motorruimte
Plaatsen van de clips
Het middelste deel draaien
Het middelste deel omhoog
drukken
Insteken
Indrukken
OPMERKING
Na het plaatsen van een afdekkap motorruimte
Controleer of de afdekkap goed vastzit in zijn oorspronkelijke positie.
524
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Motorolie
Controleer het oliepeil met behulp van de peilstok bij bedrijfswarme,
afgezette motor.
Controle van motorolie
Plaats de auto op een vlakke ondergrond. Wacht, nadat de
motor op bedrijfstemperatuur is gekomen en is afgezet, min-
stens 5 minuten om de olie de gelegenheid te geven naar het
carter terug te stromen.
Trek de peilstok uit de motor.
Veeg de peilstok met een schone doek af.
Platte peilstok: Steek de peilstok weer volledig in de motor.
Ronde peilstok: Steek de peil-
stok weer volledig in de motor
met de uitstekende delen ( in
de afbeelding) in de richting van
de motor.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
STAP
4
525
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Trek de peilstok uit de motor en controleer het oliepeil.
Platte peilstok
Te laag
Normaal
Te hoog
De vorm van de peilstok is afhan-
kelijk van de uitvoering van de
auto en het motortype.
Ronde peilstok
Te laag
Normaal
Te hoog
De vorm van de peilstok is afhan-
kelijk van de uitvoering van de
auto en het motortype.
Veeg de peilstok af en steek deze helemaal terug in de hou-
der.
STAP
5
STAP
6
526
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Motorolie bijvullen
Als het oliepeil onder het onder-
ste merkteken of er net boven
ligt, moet u olie bijvullen van het
type zoals hierna is vermeld, of
van hetzelfde type waarmee de
motor eerder werd gevuld.
Controleer welke kwaliteit motorolie wordt voorgeschreven en leg de
benodigdheden voor het bijvullen klaar.
Verwijder de olievuldop.
Giet beetje voor beetje motorolie in de vulopening en contro-
leer ondertussen het oliepeil steeds door middel van de peil-
stok.
Plaats de vuldop door deze rechtsom te draaien.
De globale hoeveelheid olie die moet worden bijgevuld om het niveau van
minimum naar maximum op de peilstok te krijgen is hieronder vermeld:
Benzinemotor
1,5 l (1,6 qt., 1,3 Imp.qt.)
1AD-FTV motor
Auto's met roetfilter:
1,6 l (1,7 qt., 1,4 Imp.qt.)
Auto's zonder roetfilter:
1,7 l (1,8 qt., 1,5 Imp.qt.)
2AD-FTV en 2AD-FHV motor
1,6 l (1,7 qt., 1,4 Imp.qt.)
Keuze motorolie Blz. 737
Onderwerp Schone trechter
STAP
1
STAP
2
STAP
3
527
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Motorolieverbruik
Er kan tijdens het rijden een bepaalde hoeveelheid olie worden verbruikt. In
de volgende situaties verbruikt de motor mogelijk meer olie en kan het nodig
zijn om tussen twee onderhoudsbeurten olie bij te vullen.
Als de motor nog nieuw is, bijvoorbeeld direct na aanschaf van de auto of
nadat de motor is vervangen
Als een lagere kwaliteit motorolie of motorolie met een verkeerde viscosi-
teit wordt gebruikt
Bij het rijden met hoge motortoerentallen, met een zwaar beladen auto,
met een aanhangwagen of bij veelvuldig optrekken en afremmen
Als de motor langdurig stationair draait, of bij veelvuldig rijden in druk
verkeer
528
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Na het verversen van de motorolie (dieselmotor)
Het olieverversingssysteem moet gereset worden. Ga als volgt te werk:
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Schakel naar dagteller A op het display (Blz. 226) terwijl de motor
draait.
Zet het contact UIT.
Houd de resetknop van de dagteller ingedrukt en zet het contact
AAN (maar start de motor niet, anders wordt de resetstand geannu-
leerd). Houd de toets ingedrukt tot op het multi-informatiedisplay
wordt aangegeven dat het resetten voltooid is.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Schakel naar dagteller A op het display (Blz. 226) terwijl de motor
draait.
Zet het contact UIT.
Houd de resetknop van de dagteller ingedrukt en zet het contact
AAN (maar start de motor niet, anders wordt de resetstand geannu-
leerd). Houd de toets ingedrukt tot op het multi-informatiedisplay
wordt aangegeven dat het resetten voltooid is.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
1
STAP
2
STAP
3
529
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Afgewerkte motorolie
Afgewerkte motorolie bevat schadelijke stoffen die huidaandoeningen
zoals ontsteking of huidkanker kunnen veroorzaken. Wees daarom voor-
zichtig en vermijd langdurig en herhaaldelijk contact met de huid. Verwij-
der afgewerkte motorolie door goed met water en zeep te wassen.
Voer afgewerkte motorolie en gebruikte oliefilters op een veilige en accep-
tabele manier af. Gooi afgewerkte motorolie en gebruikte oliefilters nooit
weg in de vuilnisbak, in het riool of zomaar ergens. Neem contact op met
een Toyota-dealer, een erkende reparateur of een automaterialenzaak
voor meer informatie over recycling of afvoeren.
Houd motorolie buiten het bereik van kinderen.
OPMERKING
Ernstige schade aan de motor voorkomen
Controleer regelmatig het oliepeil.
Bij het olie verversen of bijvullen
Let erop dat er geen motorolie op onderdelen van de auto terechtkomt.
Vul nooit te veel olie bij; het oliepeil mag nooit boven het bovenste merkte-
ken komen, aangezien de motor dan beschadigd kan raken.
Controleer na het olie verversen altijd het oliepeil met de peilstok.
Controleer of de olievuldop goed is vastgedraaid.
530
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Koelvloeistof
Het koelvloeistofniveau is correct als het zich bij koude motor tussen
de streepjes FULL en LOW bevindt.
Benzinemotor
Vuldop
FULL (maximaal)
LOW (minimaal)
Als het niveau zich op of onder
het onderste streepje (LOW)
bevindt, moet koelvloeistof wor-
den bijgevuld tot aan het boven-
ste streepje (FULL).
Dieselmotor
Vuldop
FULL (maximaal)
LOW (minimaal)
Als het niveau zich op of onder
het onderste streepje (LOW)
bevindt, moet koelvloeistof wor-
den bijgevuld tot aan het boven-
ste streepje (FULL).
Als het koelvloeistofniveau korte tijd na het bijvullen weer is gezakt:
Controleer de radiateur, de slangen, de dop van het koelvloeistofreservoir,
de aftapkraan en de waterpomp.
Als u geen lek kunt vinden, laat dan een Toyota-dealer of erkende reparateur
de druk op de dop nakijken en controleren op lekkages in het koelsysteem.
531
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Selectie van koelvloeistof
Gebruik alleen “Toyota Super Long Life Coolant” of een gelijkwaardige hoog-
waardige koelvloeistof op basis van ethyleenglycol en organische zuren,
zonder silicone, amine, nitraat en boraat.
Toyota Super Long Life Coolant is een mengsel van 50% koelvloeistof en
50% gedemineraliseerd water. (Bereik: tot -35°C)
Neem voor meer informatie over koelvloeistof contact op met een Toyota-
dealer of erkende reparateur.
WAARSCHUWING
Als de motor oververhit is
Draai de dop van het koelvloeistofreservoir niet los.
Als het koelsysteem nog onder druk staat, kan hete koelvloeistof uit de vul-
opening spuiten en brandwonden of ander letsel veroorzaken.
OPMERKING
Bijvullen van koelvloeistof
Gebruik geen onverdunde antivries of alleen water. Een goede mengverhou-
ding van water en antivries zorgt voor een goede smering, corrosiebescher-
ming en koeling. Lees altijd de informatie op het etiket van de antivries of
koelvloeistof.
Als er koelvloeistof wordt gemorst bij het vullen
Verwijder de koelvloeistof met veel water om te voorkomen dat het de lak of
onderdelen aantast.
532
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Radiateur, condensor en intercooler
Controleer de radiateur, de condensor en intercooler (dieselmotor) en
verwijder eventueel vuil.
Als een van bovenstaande onderdelen extreem vuil is of als u niet
zeker bent van de staat ervan, laat dan uw auto nakijken door een
Toyota-dealer of erkende reparateur.
Accu
Controleer de accu als volgt.
Waarschuwingssymbool
De betekenis van de waarschuwingssymbolen aan de bovenzijde
van de accu is als volgt:
WAARSCHUWING
Als de motor oververhit is
Raak om brandwonden te voorkomen de radiateur, de condensor en de
intercooler niet aan, aangezien deze heet kunnen zijn.
Niet roken, geen open
vuur, geen vonken
Accuzuur
Draag een
veiligheidsbril
Lees de
gebruiksaanwijzing
Buiten bereik van
kinderen houden
Explosief gas
533
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Buitenkant van de accu
Controleer de accu op gecorrodeerde en loszittende klemmen,
scheuren en een loszittende bevestigingsbeugel.
Accupolen
Klembeugel
Voorzorgsmaatregelen voor het opladen van de accu
Tijdens het opladen van de accu ontstaat een licht ontvlambare en explo-
sieve waterstof. Voer daarom vóór het laden de volgende handelingen uit:
Als de accu in de auto is gemonteerd, moet voorafgaand aan het opla-
den de massakabel worden losgenomen.
Controleer of de acculader tijdens het aansluiten en losnemen van de
accuklemmen is uitgeschakeld.
534
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Na het opladen van de accu (auto's met Smart entry-systeem en start-
knop)
De motor slaat mogelijk niet aan. Volg de onderstaande procedure om het
systeem te initialiseren.
Trap het rempedaal in terwijl de selectiehendel in stand N staat.
Open en sluit een van de portieren.
Herstart de motor.
Bij het opladen van de accu
Gebruik alleen de voor de auto juiste accu. Neem contact op met uw Toyota-
dealer of erkende reparateur.
WAARSCHUWING
Chemicaliën in de accu
Accuzuur is giftig en bijtend en kan het ontstaan van een licht ontvlambare
en explosieve waterstof veroorzaken. Neem bij werkzaamheden bij of aan
de accu de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om ernstig letsel te voor-
komen:
Veroorzaak geen vonken met gereedschap.
Rook nooit en steek nooit een lucifer of een aansteker aan bij de accu.
Voorkom dat ogen, huid of kleren in contact komen met de elektrolyt.
Adem of slik nooit elektrolyt in.
Gebruik een veiligheidsbril als u bij de accu bezig bent.
Laat kinderen niet in de buurt spelen als u met de accu bezig bent.
Een veilige plaats voor het opladen van de accu
Laad de accu altijd op in een open ruimte. Laad de accu niet op in een
garage of in een afgesloten ruimte waar onvoldoende ventilatie is.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
535
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Procedure voor het opladen van de accu
Laad de accu alleen op met een druppellader (5 A of minder). Het opladen
van een accu met een snellader kan een explosie veroorzaken.
Noodmaatregelen met betrekking tot elektrolyt
Als er elektrolyt in uw ogen terechtkomt
Spoel de ogen minstens 15 minuten met water en schakel direct medische
hulp in. Blijf zo mogelijk water met een spons of doek op de ogen deppen,
terwijl u naar een arts of het ziekenhuis gaat.
Als er elektrolyt op uw huid terechtkomt
Was de huid zorgvuldig met veel water. Als het pijn doet of brandt, roept u
meteen medische hulp in.
Als er elektrolyt op uw kleding terechtkomt
De elektrolyt kan via de kleding op uw huid terechtkomen. Trek de kleding
waar deze op is terechtgekomen uit en handel indien nodig zoals hierbo-
ven beschreven.
Als u per ongeluk elektrolyt binnenkrijgt
Drink zo veel mogelijk water of melk. Schakel zo snel mogelijk medische
hulp in.
OPMERKING
Bij het opladen van de accu
Probeer de accu nooit op te laden bij draaiende motor. Controleer ook of alle
accessoires zijn uitgeschakeld.
Bij het bijvullen van gedestilleerd water
Vul niet te veel bij. Anders kan er bij intensief laden accuvloeistof lekken,
waardoor corrosie kan worden veroorzaakt.
Mors geen gedestilleerd water op de rubberen onderdelen.
536
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Sproeierreservoir
Als het vloeistofpeil extreem laag
is, vul dan de ruitensproeiervloei-
stof bij.
Neem de dop van de opening,
terwijl u het gat in het midden van
de dop met uw vinger dichthoudt,
en controleer het vloeistofpeil in
de slang.
WAARSCHUWING
Bijvullen van ruitensproeiervloeistof
Vul geen ruitensproeiervloeistof bij als de motor draait of nog niet is afge-
koeld. Ruitensproeiervloeistof bevat alcohol en kan vlam vatten als het bij-
voorbeeld op hete motoronderdelen wordt gemorst.
OPMERKING
Vul het reservoir uitsluitend met ruitensproeiervloeistof
Gebruik geen zeepsop of motorantivries in plaats van ruitensproeiervloei-
stof.
Wanneer u dit wel doet, kan de lak van uw auto worden aangetast.
Verdunnen van ruitensproeiervloeistof
Verdun ruitensproeiervloeistof indien nodig met water.
Raadpleeg de op het etiket van de ruitensproeiervloeistoffles aangegeven
temperaturen voor de juiste mengverhouding.
537
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Brandstof (dieselmotor)
U kunt het brandstoffilter zelf aftappen. Maar omdat dit lastig is, advi-
seren wij u het brandstoffilter te laten aftappen door een Toyota-dea-
ler of erkende reparateur. Neem contact op met een Toyota-dealer of
erkende reparateur als u het brandstoffilter toch zelf wilt aftappen.
Het water in het brandstoffilter moet worden afgetapt wanneer de
waarschuwingsmelding DRAIN WATER FROM FUEL FILTER (tap
water af uit brandstoffilter) verschijnt op het multi-informatiedisplay en
er een zoemer klinkt. (
Blz. 625)
Zet het contact UIT.
Plaats een klein bakje onder de aftapplug om het water en de
brandstof in op te vangen.
STAP
1
STAP
2
538
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Draai de aftapplug linksom,
ongeveer 2 - 2,5 slag.
Beweeg de pompknop tot er
brandstof uit de aftapplug komt.
Draai de aftapplug na het aftappen met de hand vast.
STAP
3
STAP
4
STAP
5
539
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Banden
Vervang de banden als de slijtage-indicatoren in het loopvlak zicht-
baar zijn.
Controleren van de banden
Nieuwe band
Slijtage-indicator
Versleten band
De plaats van de slijtage-indi-
catoren wordt aangegeven met
de tekst TWI of de indicatie
op de wang van de band.
Controleer de staat en de ban-
denspanning van het reserve-
wiel ook als het niet gebruikt
wordt.
Wisselen van banden
Auto's met een reserveband van hetzelfde type als de gemon-
teerde banden en zonder bandenspanningswaarschuwingssys-
teem
Wissel de banden zoals aan-
gegeven in de afbeelding.
Toyota beveelt aan om de ban-
den ongeveer elke 10.000 km
van plaats te wisselen om een
gelijkmatig slijtagepatroon en
een langere levensduur van de
banden te verkrijgen.
Voor
540
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Plaatsen van bandenspanningssensoren en -zenders
Bij het vervangen van banden of velgen moeten de bandenspan-
ningssensoren en -zenders ook worden geplaatst.
Als er nieuwe bandenspanningssensoren en -zenders geplaatst wor-
den, moeten de identificatiecodes van deze componenten worden
geregistreerd in de ECU van het bandenspanningswaarschuwings-
systeem en moet het bandenspanningswaarschuwingssysteem wor-
Overige
Wissel de banden zoals aan-
gegeven in de afbeelding.
Toyota beveelt aan om de ban-
den ongeveer elke 10.000 km
van plaats te wisselen om een
gelijkmatig slijtagepatroon en
een langere levensduur van de
banden te verkrijgen.
Auto's met bandenspannings-
waarschuwingssysteem: Ver-
geet niet na het wisselen van
de banden het bandenspan-
ningswaarschuwingssysteem
te initialiseren.
Bandenspanningswaarschuwingssysteem (indien aanwe-
zig)
Uw auto is uitgerust met een bandenspanningswaarschuwings-
systeem dat gebruik maakt van bandenspanningssensoren en
-zenders om een lage bandenspanning te signaleren voordat
deze tot problemen leidt.
Als de bandenspanning onder een bepaalde waarde komt,
wordt de bestuurder door middel van een waarschuwingslampje
gewaarschuwd. (Blz. 616)
Voor
541
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
den geïnitialiseerd. Laat de ID-codes van de bandenspanningssen-
soren en -zenders registreren door een Toyota-dealer of erkende
reparateur. (Blz. 542)
Initialiseren van bandenspanningswaarschuwingssysteem
Het bandenspanningswaarschuwingssysteem moet worden
geïnitialiseerd onder de volgende omstandigheden:
Verwisselen van voor- en achterwielen met een verschillende
bandenspanning
Als de bandenmaat wordt aangepast
Bij het wijzigen van de bandenspanning (bijvoorbeeld omdat u
de rijsnelheid aanzienlijk gaat veranderen)
Als het bandenspanningswaarschuwingssysteem wordt geïnitiali-
seerd, wordt de actuele bandenspanning als referentiespanning
beschouwd.
Initialiseren van het bandenspanningswaarschuwingssys-
teem
Breng de auto op een veilige plaats tot stilstand en zet het
contact UIT.
Er kan niet worden geïnitialiseerd wanneer de auto rijdt.
Breng de banden op de voorgeschreven bandenspanning bij
koude banden. (Blz. 749)
Breng de banden op de voorgeschreven spanning voor de banden
in koude toestand. Deze spanning vormt de referentiespanning voor
het bandenspanningswaarschuwingssysteem.
Zet het contact AAN.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
542
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Houd de resetknop ingedrukt tot
het waarschuwingslampje lage
bandenspanning drie keer lang-
zaam knippert.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Laat het con-
tact enkele minuten AAN staan en zet het vervolgens UIT.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Laat het
contact een paar minuten AAN staan en zet het vervolgens in
de stand ACC of UIT.
Registreren van identificatiecodes
De bandenspanningssensoren en -zenders zijn voorzien van een
unieke identificatiecode. Bij het vervangen van een bandenspan-
ningssensor en -zender is het noodzakelijk om de identificatiecode te
registreren. Laat de identificatiecodes registreren door een Toyota-
dealer of erkende reparateur.
STAP
4
STAP
5
543
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Wanneer moeten banden worden vervangen
Banden moeten worden vervangen als:
De banden beschadigingen vertonen, zoals insnijdingen, scheuren of
barsten die zo diep zijn dat het binnenmateriaal zichtbaar wordt en bulten
die duiden op een interne beschadiging
Een band vaak leegloopt of niet goed kan worden gerepareerd vanwege
de grootte of plaats van de beschadiging
Neem contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur als u er niet
zeker van bent.
Vervangen van banden en wielen (auto's met bandenspanningswaar-
schuwingssysteem)
Als de identificatiecodes van de bandenspanningssensor en -zender niet
zijn geregistreerd, werkt het bandenspanningswaarschuwingssysteem niet
goed. Na ongeveer 20 minuten rijden gaat het waarschuwingslampje lage
bandenspanning gedurende 1 minuut knipperen en het blijft daarna branden
om aan te geven dat er een storing in het systeem aanwezig is.
Levensduur van de banden
Banden die ouder zijn dan 6 jaar moeten altijd door gekwalificeerd werk-
plaatspersoneel worden gecontroleerd, zelfs als er niet of nauwelijks met de
banden is gereden en de banden niet lijken te zijn beschadigd.
Routinecontrole van de bandenspanning (auto's met bandenspan-
ningswaarschuwingssysteem)
Het bandenspanningswaarschuwingssysteem vervangt de periodieke con-
trole van de bandenspanning niet. Controleer daarom ook zelf regelmatig de
bandenspanning.
De profieldiepte van de winterbanden is minder dan 4 mm.
In dat geval raakt de werkzaamheid van de winterbanden verloren.
544
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Situaties waarin het bandenspanningswaarschuwingssysteem moge-
lijk niet goed werkt (indien aanwezig)
Onder de volgende omstandigheden werkt het bandenspanningswaar-
schuwingssysteem mogelijk niet goed.
Er worden niet-originele Toyota-velgen gebruikt.
Er is een band vervangen door een exemplaar dat niet overeenkomt
met de OE-specificaties (Original Equipment).
Er is een band vervangen door een exemplaar dat niet de voorge-
schreven maat heeft.
Er zijn sneeuwkettingen gemonteerd.
Er zijn slotmoeren gemonteerd.
Er is een run-flat band met ondersteunende ring gemonteerd.
Als de ruiten zijn voorzien van een coating die de ontvangst van de
radiografische signalen nadelig beïnvloedt.
Als de auto bedekt is met sneeuw of ijs, vooral bij de wielen of de wiel-
kasten.
Als de bandenspanning aanzienlijk hoger is dan de voorgeschreven
waarde.
Als er banden zonder bandenspanningssensoren en -zenders worden
gebruikt.
Als de identificatiecode op de bandenspanningssensoren en -zenders
niet is geregistreerd in de ECU van het bandenspanningswaarschu-
wingssysteem.
In de volgende situaties kunnen de prestaties van het systeem lager zijn.
In de buurt van een televisiezendmast, elektriciteitscentrale, tanksta-
tion, radiozender, videowall, luchthaven of andere locatie waar sterke
radiogolven aanwezig zijn
Als u een draagbare radio, mobiele telefoon, draadloze telefoon of een
ander draadloos communicatiemiddel bij u draagt
Wanneer de auto geparkeerd is, kan het langer duren voordat de waar-
schuwing verschijnt of verdwijnt.
Wanneer de bandenspanning snel daalt, zoals bij een klapband, dan ver-
schijnt de waarschuwing mogelijk niet.
545
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
De initialisatieprocedure (auto's met bandenspanningswaarschu-
wingssysteem)
Voer de initialisatie uit na het op spanning brengen van de banden.
Zorg er daarnaast voor dat de banden koud zijn bij de initialisatie en bij
het aanpassen van de bandenspanning.
Als u het contact tijdens de initialisatie per ongeluk UIT hebt gezet, dan is
het niet noodzakelijk de resettoets in te drukken, omdat de initialisatie
automatisch herstart wordt wanneer het contact de volgende keer AAN
wordt gezet.
Als u per ongeluk de resettoets indrukt wanneer initialiseren niet nodig is,
breng de banden dan op de juiste spanning wanneer ze koud zijn en
voer opnieuw de initialisatie uit.
Waarschuwingen bandenspanningswaarschuwingssysteem (indien
aanwezig)
De eventuele waarschuwing van het bandenspanningswaarschuwingssys-
teem is gebaseerd op de omstandigheden waaronder het systeem geïnitiali-
seerd is. Daarom laat het systeem mogelijk zelfs een waarschuwing zien
wanneer de bandenspanning niet laag genoeg is of wanneer de druk hoger
is dan de druk die was ingesteld tijdens het initialiseren van het systeem.
Als de initialisatie van het bandenspanningswaarschuwingssysteem
(indien aanwezig) niet voltooid is
De initialisatie kan worden uitgevoerd in enkele minuten. In de volgende
gevallen worden de instellingen echter niet opgeslagen en zal het systeem
niet goed werken. Laat, als herhaalde pogingen de bandenspanning op te
slaan mislukken, de auto nakijken door een Toyota-dealer of erkende repa-
rateur.
Als de resetknop van het bandenspanningswaarschuwingssysteem
wordt bediend, gaat het waarschuwingslampje lage bandenspanning niet
3 keer knipperen.
Nadat er na de initialisatie gedurende een bepaalde tijd gereden is, gaat
het waarschuwingslampje branden nadat het gedurende 1 minuut heeft
geknipperd.
546
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Certificatie bandenspanningswaarschuwingssysteem
De meest recente DECLARATION of CONFORMITY (DoC) is beschikbaar
op het volgende
DoC-adres:
http://www.pacific-ind.co.jp/eng/products/car/tpms/doc/
547
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
548
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Voor auto's die in Servië zijn verkocht
549
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
De meest recente DECLARATION of CONFORMITY (DoC) is beschikbaar
op het volgende adres:
http://www.globaldenso.com/en/products/oem/index.html
550
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
551
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Brede banden (225/45R18 banden)
In het algemeen slijten brede banden eerder en kan de grip op besneeuwde
en/of gladde wegen beperkt zijn in vergelijking met standaard banden.
Gebruik daarom winterbanden of sneeuwkettingen op besneeuwde en/of
gladde wegen en rijd voorzichtig waarbij u uw snelheid aanpast aan de
weersomstandigheden en de toestand van de weg.
WAARSCHUWING
Bij het controleren of vervangen van de banden
Neem, om de kans op ongevallen te beperken, de volgende voorzorgsmaat-
regelen in acht.
Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregelen, kan schade aan de
aandrijflijn veroorzaken en gevaarlijke rijeigenschappen tot gevolg hebben,
waardoor een ongeval met ernstig letsel kan ontstaan.
Gebruik geen banden van verschillende merken, types of profielen.
Gebruik ook geen banden met duidelijk verschillende slijtagepatronen
door elkaar.
Gebruik uitsluitend de door Toyota voorgeschreven bandenmaat.
Gebruik geen verschillende soorten banden (radiaalbanden, gordelban-
den met diagonaalkarkas en diagonaalbanden) door elkaar.
Gebruik geen zomer-, all-season- en winterbanden door elkaar.
Gebruik nooit banden onder uw auto die zijn gebruikt onder een andere
auto.
Door het gebruik van banden waarvan het verleden onbekend is, loopt u
extra risico.
Bij het initialiseren van het bandenspanningswaarschuwingssysteem
(indien aanwezig)
Druk niet op de resetknop van het bandenspanningswaarschuwingssysteem
voordat de banden op de voorgeschreven spanning zijn gebracht. Anders
kan het voorkomen dat het waarschuwingslampje voor de lage bandenspan-
ning niet gaat branden terwijl de bandenspanning te laag is, of wel gaat
branden terwijl de bandenspanning in orde is.
552
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
OPMERKING
Repareren of vervangen van banden, velgen, bandenspanningssenso-
ren, -zenders en ventieldopjes (auto's met bandenspanningswaarschu-
wingssysteem)
Neem voor het verwijderen en plaatsen van wielen, banden of banden-
spanningssensoren en -zenders contact op met een Toyota-dealer of
erkende reparateur omdat de bandenspanningssensoren en -zenders
beschadigd kunnen raken als er niet voorzichtig mee wordt omgegaan.
Vergeet niet de dopjes weer op de ventielen aan te brengen. Als de ven-
tieldopjes niet geplaatst worden, dan kan er water in de bandenspannings-
sensoren terecht komen en kunnen ze vast gaan zitten.
Gebruik bij het vervangen van de ventieldopjes geen andere ventieldopjes
dan voorgeschreven. Anders kunnen de dopjes vast komen te zitten.
Om schade aan de bandenspanningssensoren en -zenders te voorko-
men (auto's met bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Als een band is gerepareerd met bandenreparatievloeistof, werken de ban-
denspanningssensor en -zender mogelijk niet goed. Neem wanneer ban-
denreparatievloeistof is gebruikt zo snel mogelijk contact op met een Toyota-
dealer of erkende reparateur. Vervang bij het vervangen van de band ook de
bandenspanningssensor en -zender. (Blz. 540)
553
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
OPMERKING
Rijden over onverharde wegen
Wees extra voorzichtig bij het rijden over onverharde wegen en wegen met
kuilen.
Dergelijke omstandigheden hebben mogelijk een verlaging van de banden-
spanning tot gevolg, waardoor de verende werking van de banden vermin-
dert. Bovendien kunnen de banden zelf en de wielen en carrosserie
beschadigd raken bij het rijden over onverharde wegen.
Brede banden (225/45R18 banden)
Bij brede banden kunnen bij rijden over een hobbelig wegdek de velgen
sneller beschadigd raken dan bij standaard banden. Let daarom op het vol-
gende:
Zorg ervoor dat de banden de juiste spanning hebben. Als de banden te
slap zijn, kunnen deze sterker slijten.
Rijd niet tegen hoge of scherpe voorwerpen aan of eroverheen. Anders
kunnen de banden en velgen ernstig beschadigd raken.
Banden met hoog draagvermogen (225/45R18 95W banden)
2AD-FTV en 2AD-FHV motor: Auto's met 18 inch banden hebben een hoog
draagvermogen (95W) als gevolg van het gewicht van de vooras. Als deze
banden worden vervangen, dient de klant banden met dezelfde belastingsin-
dex te kiezen.
Als tijdens het rijden de bandenspanning te laag wordt
Rijd niet verder als de bandenspanning te laag is, anders kunnen de banden
en/of velgen ernstig beschadigd raken.
554
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Bandenspanning
Gevolgen van een onjuiste bandenspanning
Het rijden met een onjuiste bandenspanning kan de volgende gevolgen heb-
ben:
Onnodig brandstofverbruik
Verminderd rijcomfort en een kortere levensduur van de band
Een onveilige auto
Beschadiging van de aandrijflijn
Als een band vaak moet worden opgepompt, laat deze dan controleren door
een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Instructies voor het controleren van de bandenspanning
Let bij het controleren van de bandenspanning op het volgende:
Controleer de bandenspanning alleen als de banden koud zijn.
Als uw auto ten minste 3 uur heeft stilgestaan en daarna niet meer dan
1,5 km heeft gereden, kunt u de bandenspanning voor koude banden
correct aflezen.
Gebruik altijd een bandenspanningsmeter.
Het uiterlijk van de banden kan misleidend zijn. Bovendien kunnen ban-
den waarvan de spanning enkele tienden van de voorgeschreven
waarde afwijkt, toch al de stuur- en rijeigenschappen negatief beïnvloe-
den.
Laat na het rijden geen lucht uit de banden lopen om de spanning te ver-
lagen. Het is normaal dat de spanning van een band na een rit opgelo-
pen is.
Overschrijd nooit het maximale laadvermogen van de auto.
Verdeel de passagiers en het gewicht van de bagage gelijkmatig over de
auto.
Zorg ervoor dat de banden de juiste spanning hebben. De banden-
spanning moet ten minste eenmaal per maand gecontroleerd wor-
den. Toyota beveelt u echter aan de bandenspanning eens per twee
weken te controleren. (Blz. 749)
555
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Een goede bandenspanning zorgt voor een langere levensduur van de
banden
Houd de bandenspanning op de juiste waarde. Anders kunnen zich de vol-
gende omstandigheden voordoen, die kunnen leiden tot ongevallen en let-
sel.
Overmatige slijtage
Ongelijkmatige slijtage
Slecht rijgedrag
Mogelijke klapband door oververhitting
Slecht aansluitende velgrand
Wielvervorming en/of het van de velg aflopen
Een grotere kans op beschadiging van de band door voorwerpen op het
wegdek
OPMERKING
Controleren en op de juiste spanning brengen van de banden
Vergeet niet de dopjes weer op de ventielen aan te brengen.
Zonder de ventieldopjes kan er vuil en vocht in het inwendige van de ventie-
len doordringen. Hierdoor kan de afdichting in gevaar komen, wat kan leiden
tot een ongeval. Vervang kwijtgeraakte dopjes daarom zo spoedig mogelijk.
556
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Velgen
Vervang de velg als deze beschadigingen, zoals verbuigingen of
scheuren, vertoont of erg gecorrodeerd is.
Anders kan de band van de velg raken of kan de auto moeilijk
beheersbaar worden.
Keuze van velg
Let er bij het vervangen van velgen op dat deze hetzelfde draag-
vermogen, dezelfde diameter, velgbreedte en ET-waarde
* heb-
ben.
Vervangende velgen zijn verkrijgbaar bij een Toyota-dealer of
erkende reparateur.
*: “Offset” is de gebruikelijke term.
Toyota adviseert u de volgende velgen niet te gebruiken:
Velgen van verschillende maten of types
Gebruikte velgen
Verbogen velgen die hersteld zijn
Belangrijke aanwijzingen voor lichtmetalen velgen
Gebruik uitsluitend de Toyota-wielmoeren en de Toyota-wiel-
moersleutel bij uw lichtmetalen velgen.
Controleer de wielmoeren na de eerste 1.600 km telkens als
een band is verwisseld, een band is gerepareerd of is vervan-
gen.
Pas op dat lichtmetalen velgen niet beschadigd raken als u
sneeuwkettingen gebruikt.
Bij het balanceren moet gebruik worden gemaakt van Toyota-
of gelijkwaardige balanceergewichtjes, die geplaatst dienen te
worden met een kunststof of rubber hamer.
557
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Bij het verwijderen van de wieldop (auto's met een wieldopclip)
Bij het vervangen van velgen (auto's met bandenspanningswaarschu-
wingssysteem)
De velgen van uw Toyota zijn uitgerust met bandenspanningssensoren en -
zenders (behalve het reservewiel) voor het bandenspanningswaarschu-
wingssysteem, dat in een vroegtijdig stadium waarschuwt als de banden-
spanning te laag wordt. Bij het vervangen van velgen moeten er
bandenspanningssensoren en -zenders worden geplaatst. (Blz. 540)
WAARSCHUWING
Vervangen van velgen
Gebruik alleen de in deze handleiding aanbevolen maat velgen en ban-
den. Een andere maat kan leiden tot gevaarlijke stuureigenschappen en
resulteren in een slechtere controle over de auto.
Gebruik nooit een binnenband bij een poreuze velg die ontworpen is voor
een tubeless band. Als u dat wel doet, kan dat leiden tot een ongeval
waarbij ernstig letsel kan ontstaan.
Verwijder de wieldop met een wieldopclip.
De wieldopclip bevindt zich in de bagage-
ruimte. (Blz. 673)
558
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Bij het plaatsen van de wielmoeren
Breng nooit vet of olie aan op de wielbouten en wielmoeren.
Door het gebruik van olie of vet worden de wielmoeren mogelijk te vast
aangedraaid waardoor de bouten of de velg beschadigd kunnen raken.
Daarnaast kunnen de wielmoeren loslopen en de wielen losraken, wat kan
leiden tot een ongeval met ernstig letsel als gevolg. Verwijder het eventu-
eel aanwezige vet of de olie van de wielbouten en wielmoeren.
OPMERKING
Vervangen van bandenspanningssensoren en -zenders (auto's met
bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Omdat het repareren of vervangen van een band invloed kan hebben op
de bandenspanningssensoren en -zenders, adviseren we u deze werk-
zaamheden uit te laten voeren door een Toyota-dealer of erkende repara-
teur. Ga ook voor de aanschaf van bandenspanningssensoren en -
zenders naar een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Gebruik voor uw auto alleen originele Toyota-velgen.
Bij niet-originele velgen kan niet worden gegarandeerd dat de banden-
spanningssensoren en -zenders goed werken.
Plaats de wielmoeren met de schuine
kant naar het wiel toe. Als de wielmoe-
ren worden geplaatst met de schuine
kant van het wiel af, kan de velg scheu-
ren waardoor het wiel tijdens het rijden
kan losraken. Dit kan leiden tot een
ongeval, met ernstig letsel als gevolg.
Taps
gedeelte
559
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Interieurfilter
Het interieurfilter moet regelmatig worden vervangen om de opti-
male werking van de airconditioning te behouden.
Verwijderen
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Zet het con-
tact UIT.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Zet het
contact UIT.
Open het dashboardkastje.
Maak de demper los.
Duw aan beide zijden van het
dashboardkastje om de klau-
wen los te maken.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
560
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Verwijder de afdekkap van het filter.
Vervangen
Verwijder het interieurfilter en
vervang het.
De merktekens UP op het filter
moeten naar boven wijzen.
STAP
4
561
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Inspectie-interval
Controleer en vervang het interieurfilter volgens het onderhoudsschema. In
gebieden met veel stof of met veel verkeer moet vervanging vaker plaatsvin-
den. (Zie het onderhoudsboekje of het garantieboekje voor het onderhouds-
schema.)
Als er te weinig lucht uit de ventilatieroosters stroomt
Het filter kan verstopt zitten. Controleer het filter en vervang het indien
nodig.
OPMERKING
Voorkomen van beschadigingen
Zorg dat het filter altijd geplaatst is tijdens het gebruik van de airconditioning.
562
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Sleutelbatterij
Vervang de batterij door een nieuw exemplaar als deze ontladen
raakt.
De volgende zaken zijn benodigd:
Sleufkopschroevendraaier (bekleed het uiteinde van de
schroevendraaier met een doek om schade aan de sleutel te
voorkomen)
Kleine kruiskopschroevendraaier
Lithiumbatterij
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: CR1632
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: CR2016
Vervangen van de batterij (auto's met Smart entry-systeem
en startknop)
Neem de mechanische sleu-
tel uit de houder.
Verwijder de klep.
STAP
1
STAP
2
563
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Verwijder de lege batterij.
Plaats een nieuwe batterij met
de positieve aansluiting (+)
naar boven.
Vervangen van de batterij (auto's zonder Smart entry-sys-
teem en startknop)
Til de afdekkap omhoog.
Steek de schroevendraaier in
de opening en druk hem naar
beneden.
Verwijder de klep.
Steek de schroevendraaier in
de onderzijde van de sleutel en
druk hem naar beneden.
STAP
3
STAP
1
STAP
2
564
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Als de batterij van de elektronische sleutel leeg is
Dit kan leiden tot de volgende verschijnselen.
Het Smart entry-systeem met startknop en de afstandsbediening zullen
niet goed werken.
Het bereik van de afstandsbediening is kleiner.
Gebruik de volgende soort lithium-batterijen
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: CR1632
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: CR2016
Batterijen zijn verkrijgbaar bij een Toyota-dealer of erkende reparateur,
juweliers of fotospeciaalzaken.
Vervang de batterij alleen door het door een Toyota-dealer of erkende
reparateur aanbevolen type.
Gooi batterijen niet weg, maar lever ze in als KCA.
Verwijder de lege batterij.
Plaats een nieuwe batterij met
de positieve aansluiting (+)
naar boven.
STAP
3
565
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Lege batterijen en andere onderdelen
Kinderen kunnen deze kleine voorwerpen inslikken en daardoor stikken.
Buiten bereik van kinderen houden. Als u dat niet doet, kan dat leiden tot
ernstig letsel.
Verklaring voor het Smart entry-systeem met startknop
ALS DE BATTERIJ DOOR EEN ONJUIST TYPE BATTERIJ WORDT VER-
VANGEN, KAN EEN EXPLOSIE OPTREDEN. GOOI BATTERIJEN NIET
WEG, MAAR LEVER ZE IN ALS KCA.
OPMERKING
Om storingen na het vervangen van de batterij te voorkomen
Neem, om de kans op ongevallen te beperken, de volgende voorzorgsmaat-
regelen in acht.
Zorg altijd dat uw handen droog zijn.
Door vocht kan de batterij gaan corroderen.
Vermijd aanraking of verplaatsing van andere onderdelen binnen in de
afstandsbediening.
Verbuig de batterijcontacten niet.
Voer deze handeling uit in een schone omgeving, om te voorkomen dat er
vuil, olie enz. in de sleutel terechtkomt.
566
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Controleren en vervangen van zekeringen
Als een bepaalde stroomverbruiker niet werkt, kan het zijn dat een
zekering is doorgebrand. Controleer in dat geval de desbetreffende
zekering en vervang deze indien nodig.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Zet het con-
tact UIT.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Zet het
contact UIT.
De zekeringen bevinden zich op de volgende plaatsen.
Volg de onderstaande instructies op wanneer u de zekerin-
gen controleert.
Motorruimte
Druk de borglip in en trek het
deksel omhoog.
Onder het dashboard
Dashboard bestuurderszijde (type A)
Verwijder het deksel.
STAP
1
STAP
2
567
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Dashboard bestuurderszijde (type B)
Verwijder het muntenvak.
Zie in het geval van een elektrische storing “Plaats en
stroomsterkte van zekeringen” (Blz. 570) voor meer infor-
matie over de te controleren zekeringen.
Verwijder de zekering met de
zekeringtrekker.
STAP
3
STAP
4
568
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Controleer of de zekering is doorgebrand.
Type A
Goede zekering
Defecte zekering
Vervang de zekering door een
zekering met de juiste stroom-
sterkte. Deze staat vermeld op
het deksel van de zekeringen-
kast.
Type B
Goede zekering
Defecte zekering
Vervang de zekering door een
zekering met de juiste stroom-
sterkte. Deze staat vermeld op
het deksel van de zekeringen-
kast.
STAP
5
1
2
ITY42C012
1
2
ITY42C013
569
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Type C
Goede zekering
Defecte zekering
Neem contact op met uw
Toyota-dealer of erkende repa-
rateur.
Type D
Goede zekering
Defecte zekering
Neem contact op met uw
Toyota-dealer of erkende repa-
rateur.
1
2
ITY42C014
1
2
ITY42C015
570
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Plaats en stroomsterkte van zekeringen
Motorruimte
Zekering Ampère Circuit
1 H-LP CLN 30 A Koplampsproeiers
2 RDI FAN 40 A Elektrische koelventilator(en)
3 CDS FAN 30 A Elektrische koelventilator(en)*
1
4 ABS NR. 1 50 A Antiblokkeersysteem, VSC
5 HTR 50 A Airconditioning
571
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
6ALT
120 A
*
2
RDI FAN, CDS FAN, H-LP CLN,
PWR SEAT LH, FUEL OPN, ABS
NR. 1, ABS NR. 2, FR DEICER,
PSB, HTR, STV HTR, PWR OUT-
LET, HTR SUB NR. 1, HTR SUB
NR. 2, HTR SUB NR. 3, ECU-IG
NR. 2, HTR-IG, WIPER, RR
WIPER, WASHER, ECU-IG NR. 1,
ECU-IG NR. 3, SEAT HTR, AM1,
DOOR, STOP, P FR DOOR,
POWER, RR DOOR, RL DOOR,
OBD, ACC-B, RR FOG, FR FOG,
TI & TE, SHADE, PWR SEAT RH,
DEF, TAIL, DRL
140 A
*
1
7 EPS 80 A Stuurbekrachtiging, elektrische
8GLOW
*
1
80 A Voorgloeisysteem
9P-SYSTEM
*
2
30 A VALVEMATIC-systeem
10 EFI MAIN
*
1
50 A
(Sequentieel) multipoint brandstof-
inspuitsysteem, EFI NR. 1,
EFI NR. 2
11 P/I 50 A EFI MAIN, HORN, IG2, EDU
12 H-LP MAIN 50 A
H-LP LH LO, H-LP RH LO, H-LP
LH HI, H-LP RH HI
13 E-PKB 30 A Elektrisch bedienbare parkeerrem
14 SPARE 10 A Reservezekering
15 SPARE 30 A Reservezekering
16 SPARE 20 A Reservezekering
17 AMP 30 A Audiosysteem
Zekering Ampère Circuit
572
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
18 DOOR NR. 2 25 A Centrale vergrendeling
19
EFI MAIN
NR. 2
*
1
7,5 A
(Sequentieel) multipoint brandstof-
inspuitsysteem
20 ECU-B2 10 A
Smart entry-systeem met start-
knop, airconditioning, elektrisch
bedienbare ruiten, elektrisch ver-
stelbare stoel
21 ECU-B 10 A
Meters en tellers, hoofd-body-ECU,
stuurhoeksensor, afstandsbedie-
ning, Smart entry-systeem met
startknop, horizontale en verticale
stuurverstelling
22 RAD NR. 1 20 A Audiosysteem
23 DOME 10 A
Bagageruimteverlichting, make-
upverlichting, instapverlichting
voorportieren, leeslampjes/inte-
rieurverlichting, leeslampjes, voe-
tenruimteverlichting
24 AM2 NR. 2 7,5 A Startsysteem
25 TURN-HAZ 10 A
Richtingaanwijzers, alarmknipper-
lichten
26 ETCS
*
2
10 A Elektronische smoorklepaansturing
27 AM2 30 A Startsysteem
28 STRG LOCK 20 A Stuurslot
Zekering Ampère Circuit
573
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
29
IGT/INJ
*
2
15 A
(Sequentieel) multipoint brandstof-
inspuitsysteem, ontsteking
EDU
*
1
20 A
(Sequentieel) multipoint brandstof-
inspuitsysteem
30
EFI MAIN
*
2
20 A
(Sequentieel) multipoint brandstof-
inspuitsysteem, EFI NR. 1,
EFI NR. 2
FUEL OPN
*
1
10 A Ontgrendeling tankdopklep
31 HORN 15 A Claxon
32 IG2 15 A IGN, METER
33 HTR SUB NR. 1 30 A Airconditioning
34 HTR SUB NR. 2 30 A Airconditioning
35 HTR SUB NR. 3 30 A Airconditioning
36 PWR SEAT LH 30 A
Elektrisch verstelbare stoel, len-
densteun
37 PWR OUTLET 15 A Accessoireaansluiting
38 PSB 30 A Pre-Crash-veiligheidsgordels
39 FUEL OPN
*
2
10 A Ontgrendeling tankdopklep
40 FR DEICER 20 A Voorruitverwarming
41 ABS NR. 2 30 A Antiblokkeersysteem, VSC
42 STV HTR
*
1
25 A Extra verwarming
Zekering Ampère Circuit
574
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
*
1
: Auto's met dieselmotor
*
2
: Auto's met benzinemotor
*
3
: Auto's met dieselmotor en automatische transmissie
*
4
: Auto's met gasontladingskoplampen
*
5
: Auto's zonder gasontladingskoplampen
43 EFI NR. 4
*
1
30 A
(Sequentieel) multipoint brandstof-
inspuitsysteem, EFI NR. 1,
EFI NR. 2
44 IG2 NR. 2 7,5 A Startsysteem
45 EFI NR. 2 10 A
Luchtinlaatsysteem, luchtmassa-
meter, uitlaatsysteem
46 EFI NR. 1 10 A
(Sequentieel) multipoint brandstof-
inspuitsysteem, luchtmassameter,
uitlaatsysteem
*
1
47 H-LP RH HI 10 A Rechter koplamp (grootlicht)
48 H-LP LH HI 10 A Linker grootlicht
49 H-LP RH LO
15 A
*
4
Rechter koplamp (dimlicht)
10 A
*
5
50 H-LP LH LO
15 A
*
4
Linker koplamp (dimlicht)
10 A
*
5
51 EFI NR. 3*
3
7,5 A Automatische transmissie
Zekering Ampère Circuit
575
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Onder het dashboard (type A)
Zekering Ampère Circuit
1TAIL 10 A
Parkeerlichten voor, achterlichten,
kentekenplaatverlichting, mistach-
terlicht, mistlampen vóór, draai-
knop koplampverstelling, instru-
mentenverlichting, schakelaar air-
conditioning, audiosysteem,
verlichting selectiehendel Multi-
drive CVT of automatische trans-
missie, verlichting dashboardkast-
je, handmatig in-/uitschakelsys-
teem airbag, alarmknipperlichten,
aansteker, schakelaar AFS OFF,
schakelaar snelheidsbegrenzer,
schakelaar elektrisch bedienbare
parkeerrem, stuurwieltoets, scha-
kelaar VSC OFF, schakelaar
Toyota Parking Assist-sensor,
schakelaar LKA, schakelaar stoel-
verwarming, schakelaar SPORT,
schakelaars buitenspiegels, ont-
grendelschakelaar tankdopklep
576
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
2 ECU-IG NR. 3 10 A
Toyota Parking Assist-sensor,
AFS, voorruitverwarming, elek-
trisch bedienbare parkeerrem, Pre-
Crash-veiligheidsgordel, shift pad-
dle-schakelaar, stuurwielverstel-
ling, elektrische stuurbekrachtiging
3 P FR DOOR 20 A
Elektrisch bedienbare ruiten
(passagierszijde)
4RL DOOR 20 A
Elektrisch bedienbare ruiten
(achterportier links)
5RR DOOR 20 A
Elektrisch bedienbare ruiten
(achterportier rechts)
6 SHADE 20 A Zonnescherm panoramadak
*
1
7 CIG 15 A Aansteker
8ACC 7,5 A
Buitenspiegels, schakelblokkering,
audiosysteem, hoofd-body-ECU,
accessoireaansluiting
9 MIR HTR 10 A Buitenspiegelverwarming
10 TI & TE 30 A Stuurwielverstelling
11 RR FOG 7,5 A Mistachterlicht
12 IGN 7,5 A
Stuurslot, airbagsysteem, (sequen-
tieel) multipoint brandstofinspuit-
systeem, automatische transmis-
sie
*
2
, startsysteem
Zekering Ampère Circuit
577
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
13 METER 7,5 A Meters en tellers
14 SEAT HTR 15 A Stoelverwarming
15 HTR-IG 10 A Airconditioning
16 WIPER 30 A
Ruitenwissers, ruitenwissers met
regensensor
17 RR WIPER 15 A Achterruitenwisser
*
1
18 WASHER 15 A
Ruitensproeiers, achterruiten-
sproeier
*
1
19 ECU-IG NR. 1 10 A
Hoofd-body-ECU, Smart entry-sys-
teem met startknop, elektrische
koelventilator(en), schakelblok-
keersysteem, zonnescherm pano-
ramadak
*
1
, binnenspiegel met
automatische antiverblindings-
stand, antiblokkeersysteem, stuur-
hoeksensor, gierhoek- en decelera-
tiesensor, VSC, koplampsproeier,
Pre-Crash Safety-systeem, LKA,
ondersteuningssysteem voor de
bestuurder, bandenspannings-
waarschuwingssysteem
20 ECU-IG NR. 2 10 A
Achteruitrijlichten, laadsysteem,
alarmknipperlichten, achterruitver-
warming, indicator PASSENGER
AIRBAG, airconditioning, AFS,
Rear View Monitor, Toyota Parking
Assist-sensor
21 OBD 7,5 A Diagnosesysteem
Zekering Ampère Circuit
578
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
*
1
: Alleen wagon
*
2
: Auto's met dieselmotor en automatische transmissie
22 STOP 10 A
Remlichten, derde remlicht, anti-
blokkeersysteem, VSC, (sequenti-
eel) multipoint brandstofinspuitsys-
teem, automatische transmissie
*
2
,
schakelblokkering, startsysteem
23 DOOR 25 A Centrale vergrendeling
24 ACC-B 25 A CIG, ACC
25 DRL 7,5 A Dagrijverlichting
26 FR FOG 7,5 A Mistlampen voor
27 AM1 7,5 A
Startsysteem, ACC, CIG, ECU-IG
NR. 2, HTR-IG, WIPER, RR
WIPER, WASHER, ECU-IG NR. 1,
ECU-IG NR. 3, SEAT HTR
Zekering Ampère Circuit
579
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Onder het dashboard (type B)
Zekering Ampère Circuit
1POWER 30 A
Elektrisch bedienbare ruiten
(bestuurderszijde)
2 DEF 40 A Achterruitverwarming, MIR HTR
3PWR SEAT RH 30 A
Elektrisch verstelbare stoel, len-
densteun
4 WIPER NR. 2 7,5 A
Laadsysteem, Driving Support-
ECU
580
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Na het vervangen van een zekering
Als na het vervangen van de zekering de verlichting nog niet werkt, kan
het zijn dat de lamp moet worden vervangen. (Blz. 581)
Laat, als de nieuwe zekering direct doorbrandt, de auto controleren door
een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Als de stroomafname van een circuit te groot is
De zekeringen zullen doorbranden voordat de bedrading van de auto onher-
stelbaar beschadigd raakt.
WAARSCHUWING
Voorkomen van storingen en het ontstaan van brand
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan resulteren in
schade aan de auto, brand en ernstig letsel.
Monteer nooit een zekering voor een hogere stroomsterkte dan aange-
geven of een stukje metaal.
Gebruik altijd een originele Toyota-zekering of een gelijkwaardige zeke-
ring.
Vervang de zekering nooit door een stukje draad of metaal, ook niet tijde-
lijk.
Breng geen wijzigingen aan de zekering of de zekeringenkast aan.
OPMERKING
Voordat u een zekering vervangt
Laat de oorzaak van de te grote stroomafname zo snel mogelijk vaststellen
door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
581
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Gloeilampen
U kunt de onderstaande lampen desgewenst zelf vervangen. Som-
mige lampen zijn eenvoudiger te vervangen dan andere lampen.
Aangezien de onderdelen beschadigd zouden kunnen raken, raden
wij u aan om de vervanging te laten uitvoeren door een Toyota-dealer
of erkende reparateur.
Zorg voor een nieuwe gloeilamp
Controleer het vermogen van de defecte lamp. (Blz. 754)
Verwijderen van de afdekkap van de motorruimte
Blz. 523
Plaats lampen voor
Parkeerlichten voor/
dagrijverlichting
(auto's met halogeen-
koplampen)
Dimlicht
(halogeenlamp)
Richtingaanwijzer
vóór
Mistlamp voor
(indien aanwezig)
Grootlicht
(halogeen-
lamp)
582
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Plaats lampen achter
Sedan
Wagon
Richtingaanwijzer
achter
Mistachterlicht
Achteruitrijlicht
Kentekenplaat-
verlichting
Richtingaanwijzer
achter
Mistachterlicht
Achteruitrijlicht
Kentekenplaat-
verlichting
583
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Lampen vervangen
Dimlicht (auto's met halogeenlampen)
Alleen rechterzijde: Verwijder de
clip en draai en trek het afdek-
kapje van de vulopening voor de
sproeiervloeistof los.
Plaats het afdekkapje van de vul-
opening voor de sproeiervloeistof
weer in omgekeerde volgorde.
Draai het deksel linksom en ver-
wijder het.
Draai de lampvoet linksom.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
584
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Neem de stekker los, terwijl de
borglip omhoog wordt getrokken.
Plaatsen: Herhaal de genoemde stappen in omgekeerde
volgorde.
Grootlicht (auto's met halogeenlampen)
Draai het deksel linksom en ver-
wijder het.
Draai de lampvoet linksom.
STAP
4
STAP
5
STAP
1
STAP
2
585
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Neem de stekker los, terwijl de
borglip omhoog wordt getrokken.
Plaatsen: Herhaal de genoemde stappen in omgekeerde
volgorde.
Mistlamp voor (indien aanwezig)
Verwijder de bouten en klemmen
van de wielkuipen.
Verwijder de wielkuip gedeelte-
lijk.
STAP
3
STAP
4
STAP
1
STAP
2
586
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Draai de lampvoet linksom.
Neem de stekker los terwijl de
borglip wordt ingedrukt.
Plaatsen: Herhaal de genoemde stappen in omgekeerde
volgorde.
STAP
3
STAP
4
STAP
5
587
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Parkeerlichten voor/dagrijverlichting (auto's met halogeen-
koplampen)
Draai de lampvoet linksom.
Verwijder de lamp.
Plaatsen: Herhaal de genoemde stappen in omgekeerde
volgorde.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
588
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Richtingaanwijzer vóór
Alleen rechterzijde: Verwijder de
clip en draai en trek het afdek-
kapje van de vulopening voor de
sproeiervloeistof los.
Plaats het afdekkapje van de vul-
opening voor de sproeiervloeistof
weer in omgekeerde volgorde.
Draai de lampvoet linksom.
Verwijder de lamp.
Plaatsen: Herhaal de genoemde stappen in omgekeerde
volgorde.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
589
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Achteruitrijlicht (sedan)
Open de bagageruimte en ver-
wijder de clips van de afdekking.
Verwijder het achterpaneel van
de bagageruimte gedeeltelijk en
draai de lampvoet linksom.
Verwijder de lamp.
Plaatsen: Herhaal de genoemde stappen in omgekeerde
volgorde.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
590
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Achteruitrijlicht/mistachterlicht (wagon)
Open de achterklep en verwijder
de afdekkap.
Draai de lampvoeten linksom.
Verwijder de lamp.
Plaatsen: Herhaal de genoemde stappen in omgekeerde
volgorde.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
591
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Richtingaanwijzer achter (sedan)
Open de bagageruimte en ver-
wijder de afdekking.
Draai de lampvoeten linksom.
Verwijder de lamp.
Plaatsen: Herhaal de genoemde stappen in omgekeerde
volgorde.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
592
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Richtingaanwijzer achter (wagon)
Open de achterklep en verwijder
de afdekkap.
Draai de lampvoeten linksom.
Verwijder de lamp.
Plaatsen: Herhaal de genoemde stappen in omgekeerde
volgorde.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
593
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Mistachterlicht (sedan)
Verwijder de clip en verwijder het
onderpaneel gedeeltelijk.
Draai de lampvoeten linksom.
Neem de stekker los terwijl de
borglip wordt ingedrukt.
Plaatsen: Herhaal de genoemde stappen in omgekeerde
volgorde.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
594
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Kentekenplaatverlichting
Verwijder de klep.
Omwikkel de schroevendraaier
met tape om te voorkomen dat de
auto wordt beschadigd.
Verwijder de lamp.
Plaatsen: Herhaal de genoemde stappen in omgekeerde
volgorde.
Vervangen van de volgende lampen
Laat de onderstaande lampen vervangen door een Toyota-dealer
of erkende reparateur.
Dimlicht of grootlicht (auto's met gasontladingskoplampen)
Parkeerlichten voor/dagrijverlichting (auto's met gasontladings-
koplampen)
Richtingaanwijzers opzij
Remlichten
Achterlichten
Derde remlicht
STAP
1
STAP
2
STAP
3
595
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Vervangen van de gloeilampen van het dimlicht links voor (auto's met
halogeenlampen) en richtingaanwijzer links voor
Verwijder de borgclip en het bovenste deel van de luchtfilterbuis voor een
gemakkelijke toegang tot de lampen.
Zet het bovenste deel van de luchtfilterbuis na het vervangen van de gloei-
lampen stevig met de clip vast.
Verwijder het bovenste deel van de luchtfilterbuis
Plaatsen van de clip
Het middelste deel draaien
Het middelste deel omhoog drukken
Insteken
Indrukken
596
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Condensvorming in de koplampen
Het tijdelijk beslaan van de binnenzijde van het koplampglas is normaal.
Neem in de volgende gevallen contact op met een Toyota-dealer of erkende
reparateur voor meer informatie.
Als er erg veel condens aan de binnenzijde van het koplampglas zit.
Als zich een plasje water in de lamp heeft gevormd.
Gasontladingslampen
Als de spanning van de ontsteking van de lamp te laag is, gaan de lampen
niet branden of gaan ze even uit. De gasontladingslampen gaan branden
zodra de normale ontstekingsspanning is hersteld.
LED-lampen
De parkeerverlichting voor/dagrijverlichting (auto's met gasontladingskop-
lampen), richtingaanwijzers opzij, remlichten, achterlichten en derde rem-
licht bevatten een aantal LED's. Laat een defecte LED vervangen door een
Toyota-dealer of erkende reparateur.
597
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Lampen vervangen
Schakel de verlichting uit. Wacht na het uitschakelen van de verlichting tot
de lampen zijn afgekoeld.
De lampen kunnen erg heet worden en brandwonden veroorzaken.
Raak het glas van de lamp niet aan met blote handen. Als u het glas van
de lamp toch moet vastpakken, gebruik daarvoor dan een schone droge
doek, om te voorkomen dat er vocht of olie op de lamp komt.
Als de lamp een kras heeft of is gevallen, kan deze defect raken of breken.
Zorg ervoor dat de lamp en de borgclips goed vastzitten. Anders kan de
lamp door oververhitting beschadigd raken, kan brand ontstaan of kan de
koplamp gaan lekken. Hierdoor kunnen de koplampen beschadigd raken
en kan condensvorming in de koplamp optreden.
Probeer lampen, stekkers, elektrische circuits of andere onderdelen van
de verlichting niet te repareren of uit elkaar te halen.
Als u dat wel doet, kunt u een elektrische schok krijgen en ernstig letsel
oplopen.
Gasontladingslampen
Neem contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur voor meer
informatie over het vervangen van gasontladingslampen.
Raak de hoogspanningsfitting van de gasontladingslampen niet aan wan-
neer de koplampen ingeschakeld worden.
Er wordt een extreem hoge spanning van 20.000 V afgegeven die een
elektrische schok kan veroorzaken waardoor zeer ernstig letsel ontstaat.
Voorkomen van schade en brand
Controleer of de lampen en borgclips goed vastzitten.
598
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
5
Bij problemen
599
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
5-1. Belangrijke informatie
Alarmknipperlichten.......... 600
Als uw auto moet worden
gesleept.......................... 601
Als u denkt dat er iets
mis is .............................. 609
Uitschakelsysteem brandstof-
pomp (benzinemotor) ..... 610
5-2. Stappen die genomen moe-
ten worden in noodgevallen
Als er een waarschuwings-
lampje gaat branden of als er
een waarschuwingszoemer
klinkt... ............................ 611
Als er een waarschuwings-
melding wordt
weergegeven.................. 620
Als de auto een lekke band
heeft (sedan met
reservewiel) .................... 644
Als de auto een lekke band
heeft (wagon met
reservewiel) .................... 658
Als de auto een lekke band
heeft (auto's met een
bandenreparatieset) ....... 672
Als de motor niet wil
aanslaan......................... 698
Als de selectiehendel niet
in een andere stand dan P
gezet kan worden ........... 701
Als de parkeerrem niet gede-
activeerd kan worden ..... 702
Als u uw sleutels verliest... 708
Als het openingssysteem voor
de achterklep niet werkt
(sedan) ........................... 709
Als het openingssysteem voor
de achterklep niet werkt
(wagon)........................... 710
Als de elektronische sleutel
niet goed werkt ............... 711
Als de accu ontladen is..... 714
Als de motor oververhit
raakt................................ 719
Als u zonder brandstof komt te
staan en de motor afslaat
(dieselmotor)................... 723
Als de auto vast komt te
zitten............................... 724
Als uw auto in geval van nood
tot stilstand moet worden
gebracht.......................... 726
600
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
5-1. Belangrijke informatie
Alarmknipperlichten
Alarmknipperlichten
Als de alarmknipperlichten langere tijd worden gebruikt terwijl de motor niet
draait, kan de accu ontladen raken.
De alarmknipperlichten worden gebruikt om andere bestuurders te
waarschuwen wanneer de auto tot stilstand moet worden gebracht,
bijvoorbeeld bij pech.
Druk op de schakelaar.
Alle richtingaanwijzers gaan nu
gelijktijdig knipperen, onge-
acht of de motor nu draait of
niet.
Schakel ze uit door nogmaals
op de schakelaar te drukken.
5
601
5-1. Belangrijke informatie
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Als uw auto moet worden gesleept
Omstandigheden waaronder u vóór het slepen contact dient op
te nemen met de dealer
Het volgende kan duiden op een probleem in de transmissie. Laat uw
auto nakijken door een Toyota-dealer of erkende reparateur voordat
u deze laat slepen.
De motor draait maar de auto komt niet in beweging.
De auto maakt een abnormaal geluid.
Slepen met een takelwagen
Sleep de auto niet met een takel-
wagen om beschadiging van de
carrosserie te voorkomen.
Als uw auto moet worden gesleept, adviseren wij u dat te laten doen
door een Toyota-dealer of erkende reparateur of professioneel ber-
gingsbedrijf, en daarbij gebruik te maken van een lepelwagen of een
autoambulance.
Gebruik een stevige sleepkabel en neem de wettelijke voorschriften
in acht.
Als uw auto met een lepelwagen aan de voorzijde wordt gesleept,
moeten de achterwielen van de auto en de assen in goede conditie
verkeren. (Blz. 602)
Gebruik een dolly of autoambulance als dat niet het geval is.
602
5-1. Belangrijke informatie
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Slepen met een lepelwagen
Aan de voorzijde
Deactiveer de parkeerrem.
Aan de achterzijde
Gebruik een dolly onder de voor-
wielen.
5
603
5-1. Belangrijke informatie
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Vervoeren op een autoambulance
Als uw Toyota wordt getransporteerd op een autoambulance, zet de
auto dan vast zoals aangegeven in de afbeeldingen.
Voor
Plaats wielblokken bij de voor-
wielen om te voorkomen dat de
auto wegrolt.
Zet de auto vast door de wielen
met de gordels aan de vloer van
de autoambulance vast te zet-
ten, zoals aangegeven.
Achter
Als uw auto met touwen of kettin-
gen wordt vastgezet, moeten de
aangegeven bevestigingshoe-
ken 45° zijn.
Trek de touwen of kettingen niet
te strak aan omdat hierdoor
schade aan de auto kan ont-
staan.
604
5-1. Belangrijke informatie
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Slepen in een noodgeval
In geval van nood kunt u een sleepkabel of -ketting aan een sleepoog
of -haak vastmaken. Uw auto mag op deze manier alleen op een ver-
harde weg en met lage snelheid over een afstand van 80 km worden
gesleept.
Er moet een bestuurder in de auto zitten om te sturen en te remmen.
Ook dienen de wielen, de assen, de aandrijflijn, de stuurinrichting en
de remmen in een goede conditie te zijn.
Sleepoog (voor)
Sleephaak (achter)
5
605
5-1. Belangrijke informatie
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Procedure bij slepen in een noodgeval
Haal het sleepoog tevoorschijn. (Blz. 644, 658, 672)
Verwijder het afdekkapje van het
sleepoog met een sleufkop-
schroevendraaier.
Plaats om de carrosserie te
beschermen een doek tussen de
schroevendraaier en de carrosse-
rie, zoals aangegeven in de
afbeelding.
Het afdekkapje van het sleepoog
bevat een roterend mechanisme,
zodat het afdekkapje kan worden
geopend door op de buitenzijde
te drukken.
Plaats het sleepoog in de ope-
ning en draai het zo ver mogelijk
met de hand vast.
Draai het sleepoog stevig vast
met behulp van een wielmoer-
sleutel of een stevige metalen
stang.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
606
5-1. Belangrijke informatie
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Maak de kabel of de ketting goed vast aan het sleepoog.
Pas op dat u de carrosserie niet beschadigt.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Stap in de weg
te slepen auto en start de motor.
Zet, als de motor niet start, het contact AAN.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Stap in de weg te slepen auto en start de motor.
Zet, als de motor niet start, het contact AAN.
Zet de selectiehendel in stand N en deactiveer de parkeer-
rem.
Als de selectiehendel niet in een andere stand gezet kan wor-
den: Blz. 701
Tijdens het slepen
Als de motor niet draait, werken de rem- en stuurbekrachtiging niet. Hierdoor
zal het remmen en sturen veel zwaarder gaan dan normaal.
Wielmoersleutel
De wielmoersleutel bevindt zich in de bagageruimte.
(Blz. 644, 658, 672)
Een wielmoersleutel is verkrijgbaar bij een Toyota-dealer of erkende
reparateur.
STAP
5
STAP
6
STAP
7
5
607
5-1. Belangrijke informatie
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Bij het slepen van de auto
Tijdens het slepen
Wanneer u bij het slepen kabels of kettingen gebruikt, vermijd dan plotse-
ling optrekken, enz. waardoor er extreme krachten op het sleepoog en de
sleepkabel of -ketting worden uitgeoefend. Het sleepoog en kabel of ket-
ting kunnen beschadigd raken, afgebroken stukken kunnen personen
raken en ernstige schade veroorzaken.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Zet het contact niet UIT.
De mogelijkheid bestaat dat het stuurwiel wordt vergrendeld en niet kan
worden bediend.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Zet het contact niet UIT.
De mogelijkheid bestaat dat het stuurwiel wordt vergrendeld en niet kan
worden bediend.
Plaatsen van het sleepoog op de auto
Controleer of het sleepoog goed vastzit. Als dat niet het geval is, dan kan
het sleepoog bij het slepen losraken.
Zorg ervoor dat de auto wordt vervoerd
met de voorwielen of met alle vier de wie-
len van de grond.
Als de voorwielen tijdens het slepen de
grond raken, kunnen de aandrijflijn en de
bijbehorende onderdelen beschadigd
raken.
608
5-1. Belangrijke informatie
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
OPMERKING
Voorkomen van beschadigingen aan de auto bij het slepen met een
lepelwagen
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Sleep de auto niet aan de
achterzijde als het contact UIT staat. Het stuurslotmechanisme is niet
sterk genoeg om de voorwielen tijdens het slepen recht te houden.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Sleep de auto niet aan
de achterzijde terwijl het contact UIT staat of de sleutel is verwijderd. Het
stuurslotmechanisme is niet sterk genoeg om de voorwielen tijdens het
slepen recht te houden.
Let erop dat de andere zijde van de auto dan die die op de lepel staat vol-
doende grondspeling heeft. Als er onvoldoende speling aanwezig is, kan
de auto tijdens het slepen beschadigd raken.
Voorkomen van beschadiging van de carrosserie bij het slepen met
een takelwagen
Sleep de auto niet met een takelwagen, noch vooruit, noch achteruit.
Voorkomen van beschadigingen aan de auto bij gebruik van een
autoambulance
Rijd niet over de wielblokken, anders kunnen de banden beschadigd
raken.
Wanneer u een touw gebruikt rond de voorwielen, bevestig dit dan alleen
om de wielen en niet om andere delen van de auto (zoals de wielop-
hanging).
Voorkomen van ernstige schade aan uw auto (auto's met Multidrive
CVT of automatische transmissie)
Gebruik de sleephaak achter niet.
5
609
5-1. Belangrijke informatie
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Als u denkt dat er iets mis is
Als u een van de volgende verschijnselen opmerkt, kan het zijn dat
uw auto afgesteld of gerepareerd moet worden. Neem zo snel moge-
lijk contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Zichtbare symptomen
Lekkage onder de auto
(na gebruik van de airconditioning is waterlekkage normaal).
Banden die er te zacht uit zien of die ongelijkmatig versleten
zijn
De koelvloeistoftemperatuurmeter geeft een hogere tempera-
tuur aan dan normaal
Hoorbare symptomen
Abnormale uitlaatgeluiden
Overmatig piepende banden bij het nemen van een bocht
Vreemde geluiden die kennelijk in verband staan met de
bewegingen van de wielophanging
Pingelende of andere abnormale geluiden uit de motorruimte
Merkbare symptomen
De motor hapert, stottert of draait onregelmatig
Een merkbaar verlies aan trekkracht
De auto trekt tijdens het remmen sterk naar één kant
De auto trekt sterk naar één kant, terwijl u rechtuitrijdt op een
vlakke weg
Teruglopende remwerking, sponzig gevoel in het rempedaal,
een rempedaal dat bijna tot op de vloer kan worden ingetrapt
610
5-1. Belangrijke informatie
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Uitschakelsysteem brandstofpomp (benzinemotor)
Volg onderstaande procedure om de motor te herstarten als het sys-
teem geactiveerd is.
Auto's met Smart Entry-systeem en startknop:
Zet het contact in stand ACC of UIT.
Auto's zonder Smart Entry-systeem en startknop:
Zet het contact in stand ACC of UIT.
Start de motor opnieuw.
OPMERKING
Vóór het starten
Controleer de grond onder de auto.
Als er brandstoflekkage waarneembaar is, is het waarschijnlijk dat het
brandstofsysteem beschadigd is en reparatie behoeft. Start de motor in dat
geval niet opnieuw.
Het uitschakelsysteem van de brandstofpomp onderbreekt de brand-
stoftoevoer naar de motor om de kans op brandstoflekkage te ver-
kleinen als de motor afslaat of als een airbag wordt geactiveerd als
gevolg van een aanrijding.
STAP
1
STAP
2
5
611
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Als er een waarschuwingslampje gaat branden of als er een waarschu-
wingszoemer klinkt...
Breng de auto direct tot stilstand. Doorrijden met de auto kan
gevaarlijk zijn.
De volgende waarschuwingen geven aan dat er mogelijk een pro-
bleem in het remsysteem aanwezig is. Breng de auto onmiddellijk tot
stilstand op een veilige plaats en laat uw auto direct controleren door
een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Breng de auto direct tot stilstand.
De volgende waarschuwing geeft aan dat er mogelijk schade aan de
auto is die kan leiden tot een ongeval. Breng de auto onmiddellijk tot
stilstand op een veilige plaats en laat uw auto direct controleren door
een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Waarschu-
wingslampje
Waarschuwingslampje/details
Waarschuwingslampje remsysteem (rood)
Laag remvloeistofniveau
Storing in het elektronisch geregelde remsysteem
Waarschu-
wingslampje
Waarschuwingslampje/details
Laadstroomcontrolelampje
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in het laadsys-
teem van de auto.
Voer op rustige wijze onderstaande handelingen uit als een van de
waarschuwingslampjes gaat branden of knipperen. Als een van de
lampjes gaat branden of knipperen en daarna weer uitgaat, is er niet
noodzakelijkerwijs een defect in het systeem aanwezig.
612
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Laat uw auto onmiddellijk controleren.
Het niet laten onderzoeken van de oorzaak van de volgende waar-
schuwingen kan leiden tot een abnormale werking van het systeem
en mogelijk een ongeval veroorzaken. Laat uw auto direct controle-
ren door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Waarschu-
wingslampje
Waarschuwingslampje/details
Motorcontrolelampje
Geeft aan dat er een storing is in:
Het elektronische motorregelsysteem;
Het elektronische gaspedaal;
De elektronische Multidrive CVT of het elektronische
regelsysteem van de automatische transmissie. (indien
aanwezig)
Waarschuwingslampje SRS
Geeft aan dat er een storing is in:
Het airbagsysteem;
Het gordelspannersysteem.
Waarschuwingslampje ABS
Geeft aan dat er een storing is in:
Het antiblokkeersysteem;
Het Brake Assist-systeem
Waarschuwingslampje remsysteem (geel)
Geeft aan dat er een storing is in:
Het elektronisch geregelde remsysteem; of
De elektrisch bedienbare parkeerrem
5
613
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Waarschuwingslampje elektrische stuurbekrachtiging
(waarschuwingszoemer)
Geeft aan dat er een storing is in de elektrische stuurbe-
krachtiging.
(Knippert)
Waarschuwingslampje PCS (indien aanwezig)
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in het Pre-Crash
Safety-systeem.
Het waarschuwingslampje werkt als volgt, zelfs wanneer
er geen storing zit in het systeem:
Het lampje gaat snel knipperen wanneer het systeem in
werking is. (Blz. 322)
Het lampje gaat branden wanneer het Pre-Crash Brake-
systeem wordt uitgeschakeld. (Blz. 323)
• Het lampje gaat branden wanneer het systeem tijdelijk niet
kan worden gebruikt. (Blz. 630)
(Knippert)
Controlelampje AFS OFF (indien aanwezig)
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in het Adaptive
Front Lighting-systeem.
Controlelampje Traction Control
Geeft aan dat er een storing is in:
•VSC; of
•TRC
Waarschu-
wingslampje
Waarschuwingslampje/details
614
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Waarschuwingslampje elektrische stuurbekrachtiging (waarschu-
wingszoemer)
Als de laadtoestand van de accu laag wordt of de spanning tijdelijk daalt,
kan het waarschuwingslampje van de elektrische stuurbekrachtiging gaan
branden en kan er een waarschuwingszoemer klinken.
WAARSCHUWING
Als het waarschuwingslampje elektrische stuurbekrachtiging gaat
branden
De besturing kan extreem zwaar aanvoelen.
Als het stuurwiel zwaarder werkt dan gebruikelijk, houd het dan stevig vast
en oefen meer kracht uit.
5
615
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Volg de correctieprocedures.
Controleer, nadat de noodzakelijke handelingen uitgevoerd zijn om
het probleem te verhelpen, of de waarschuwingslampjes uitgaan.
Waarschu-
wingslampje
Waarschuwingslampje/
details
Correctieprocedure
Waarschuwingslampje
laag brandstofniveau
Geeft aan dat er nog hoog-
uit ongeveer 9,0 liter
brandstof in de tank zit
Vul de brandstoftank.
Veiligheidsgordel, contro-
lelampje
(waarschuwingszoe-
mer)
*
1
Waarschuwt de bestuurder
en/of voorpassagier dat de
veiligheidsgordel vastge-
maakt dient te worden.
Doe de veiligheidsgordel
om.
Als er iemand op de voor-
passagiersstoel zit, moet
ook de veiligheidsgordel
voor de voorpassagier
worden vastgemaakt,
waarna het waarschu-
wingslampje (de waar-
schuwingszoemer) uitgaat.
(In het centrale
paneel)
Controlelampjes veilig-
heidsgordel achterpassa-
giers
(waarschuwingszoe-
mer)
*
1
Waarschuwt de achterpas-
sagiers om de veiligheids-
gordel om te doen
Doe de veiligheidsgordel
om.
Waarschuwingslampje
parkeerrem (waarschu-
wingszoemer)
*
2
Herinnert de bestuurder
eraan om de parkeerrem
vrij te zetten.
Deactiveer de parkeerrem.
616
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
*
1
: Waarschuwingssysteem veiligheidsgordels:
Het waarschuwingssysteem voor de veiligheidsgordels herinnert de
bestuurder en passagiers dat een van de veiligheidsgordels van de bezette
stoelen niet vast is gemaakt. De zoemer klinkt gedurende 30 seconden
nadat de auto een snelheid van ten minste 20 km/h heeft bereikt. Als de vei-
ligheidsgordel daarna nog niet is vastgemaakt, laat de zoemer gedurende
90 seconden een ander geluid horen.
*
2
: Waarschuwingszoemer geactiveerde parkeerrem:
De zoemer klinkt als de auto met een snelheid van ongeveer 5 km/h of meer
rijdt.
Centraal waarschuwings-
lampje
Het waarschuwingslampje
gaat branden of knippert
(soms klinkt er een zoe-
mer) om aan te geven dat
het hoofdwaarschuwings-
systeem een storing heeft
gesignaleerd.
Handel in overeenstemming
met de melding die wordt
weergegeven op het multi-
informatiedisplay.
Waarschuwingslampje
bandenspanning (indien
aanwezig)
Breng de banden op de
juiste spanning.
Na een paar minuten dooft
het lampje. Laat het sys-
teem nakijken door een
Toyota-dealer of erkende
reparateur indien het
lampje niet dooft nadat de
banden op spanning zijn
gebracht.
Als het lampje gaat bran-
den:
Bandenspanning te laag
door bijvoorbeeld
Natuurlijke oorzaken
(Blz. 617)
Lekke band
(Blz. 644, 658, 672)
Als het lampje gaat bran-
den nadat het gedurende
1 minuut geknipperd heeft:
Storing in het bandenspan-
ningswaarschuwingssys-
teem
Laat het systeem controle-
ren bij een Toyota-dealer of
erkende reparateur.
Waarschu-
wingslampje
Waarschuwingslampje/
details
Correctieprocedure
5
617
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Als het waarschuwingslampje lage bandenspanning gaat branden
(auto's met bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Controleer het uiterlijk van de band om na te gaan of de band niet lek is.
Als de band lek is: Blz. 644, 658, 672
Als de band niet lek is:
Gebruik de volgende procedure wanneer de banden voldoende zijn afge-
koeld.
Controleer de bandenspanning en breng hem op het juiste niveau.
Als het waarschuwingslampje zelfs na enkele minuten niet uit gaat, con-
troleer dan of de bandenspanning in orde is en voer de initialisatie uit.
(Blz. 541)
Het waarschuwingslampje kan weer gaan branden wanneer bovenstaande
handelingen zijn uitgevoerd zonder eerst de banden voldoende te laten
afkoelen.
Het waarschuwingslampje lage bandenspanning gaat mogelijk bran-
den door een natuurlijke oorzaak (auto's met bandenspanningswaar-
schuwingssysteem)
Het waarschuwingslampje lage bandenspanning gaat mogelijk branden
door een natuurlijke oorzaak, zoals het onvermijdelijke spanningsverlies
dat op den duur optreedt of een veranderde bandenspanning die veroor-
zaakt wordt door temperatuurveranderingen. In dat geval zal het waarschu-
wingslampje na een paar minuten uitgaan als de banden weer op de juiste
spanning gebracht zijn.
Bij gebruik van het reservewiel (auto's met bandenspanningswaar-
schuwingssysteem)
Het compacte reservewiel is niet voorzien van een bandenspanningssen-
sor en -zender, waardoor een te lage bandenspanning hiervan niet wordt
aangegeven door het bandenspanningswaarschuwingssysteem. Verder
zal, als u het reservewiel monteert nadat het waarschuwingslampje voor
een lage bandenspanning is gaan branden, dit lampje blijven branden.
Omstandigheden waaronder het bandenspanningswaarschuwingssys-
teem mogelijk niet juist werkt (auto's met bandenspanningswaarschu-
wingssysteem)
Blz. 544
618
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Als het waarschuwingslampje lage bandenspanning regelmatig gaat
branden nadat het gedurende 1 minuut geknipperd heeft (auto's met
bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Als het waarschuwingslampje lage bandenspanning regelmatig gaat bran-
den nadat het gedurende 1 minuut geknipperd heeft wanneer het contact
AAN wordt gezet, laat het systeem dan controleren door een Toyota-dealer
of erkende reparateur.
Als het motorcontrolelampje tijdens het rijden gaat branden
Bij sommige uitvoeringen gaat het motorcontrolelampje branden als de
brandstoftank geheel leeg gereden is. Als de brandstoftank leeg is, vul deze
dan zo snel mogelijk. Het motorcontrolelampje gaat na enkele ritten weer uit.
Laat de auto zo snel mogelijk nakijken door een Toyota-dealer of erkende
reparateur als het motorcontrolelampje niet uitgaat.
Detectiesensor voorpassagier, controlelampje veiligheidsgordel en
waarschuwingszoemer
Als er bagage wordt geplaatst op de passagiersstoel kan de detectiesen-
sor het controlelampje laten knipperen en de waarschuwingszoemer
laten klinken, ook al zit er niemand op de passagiersstoel.
Als er op de stoel een kussen wordt geplaatst, werkt de sensor wellicht
niet goed, waardoor ook het waarschuwingslampje niet goed werkt.
5
619
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Als het waarschuwingslampje lage bandenspanning gaat branden
(auto's met bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. Als u dat niet doet, kunt
u de macht over het stuur verliezen, waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats. Breng de banden
meteen op spanning.
Als, nadat de banden op spanning zijn gebracht, het waarschuwings-
lampje opnieuw gaat branden, kan dit erop duiden dat er een band lek is.
Controleer de banden. Vervang het wiel met de lekke band door het reser-
vewiel en laat de band repareren door de dichtstbijzijnde Toyota-dealer of
erkende reparateur.
Vermijd plotselinge stuurbewegingen en hard remmen. De banden kunnen
beschadigd raken, waardoor u de controle over het stuurwiel of de rem-
men kunt verliezen.
Als u een klapband krijgt of als er plotseling een lek ontstaat (auto's
met bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Het kan zijn dat het bandenspanningswaarschuwingssysteem niet meteen
in werking treedt.
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het vervangen van banden (auto's met ban-
denspanningswaarschuwingssysteem)
Wanneer er verschillende soorten banden of banden van verschillende
merken worden gebruikt, werkt het bandenspanningswaarschuwingssys-
teem mogelijk niet goed.
620
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Als er een waarschuwingsmelding wordt weergegeven
Blijf kalm en voer onderstaande handelingen uit als er een waar-
schuwingsmelding verschijnt op het multi-informatiedisplay:
Centraal waarschuwings-
lampje
Het centrale waarschuwings-
lampje gaat ook branden of
knipperen om aan te geven dat
er op dat moment een melding
wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Multi-informatiedisplay
Als het waarschuwingslampje weer gaat branden na de volgende
handelingen, neem dan contact op met een Toyota-dealer of
erkende reparateur.
5
621
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Breng de auto direct tot stilstand.
Een zoemer klinkt en er verschijnt een waarschuwingsmelding op het
multi-informatiedisplay. De volgende waarschuwing geeft aan dat er
mogelijk schade aan de auto is die kan leiden tot een ongeval. Breng
de auto onmiddellijk tot stilstand op een veilige plaats en laat uw auto
direct controleren door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Waarschuwingsmelding Details
Geeft aan dat de oliedruk niet in orde is
Het waarschuwingslampje kan gaan branden als
de oliedruk te laag is.
622
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Laat uw auto onmiddellijk controleren.
Een zoemer klinkt en er verschijnt een waarschuwingsmelding op het
multi-informatiedisplay. Het niet laten onderzoeken van de oorzaak
van de volgende waarschuwingen kan leiden tot een abnormale wer-
king van het systeem en mogelijk een ongeval veroorzaken. Laat uw
auto direct controleren door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Waarschuwingsmelding Details
(indien aanwezig)
Geeft aan dat de temperatuur van de automati-
sche-transmissievloeistof te hoog is geworden
Breng de auto op een veilige plaats tot stilstand,
zet de selectiehendel in stand P en wacht totdat
het lampje uitgaat. Als het lampje uitgaat, kunt u
uw weg vervolgen.
(indien aanwezig)
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in het
stuurslotsysteem
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in het
noodstopsignaal
5
623
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
(Knippert)
(indien aanwezig)
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in het
Pre-Crash Safety-systeem
(indien aanwezig)
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in het
Dynamic Radar Cruise Control-systeem
Druk eenmaal op de toets ON-OFF om het sys-
teem uit te schakelen en druk vervolgens
opnieuw op de toets om het systeem in te scha-
kelen.
(indien aanwezig)
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in het
cruise control-systeem
Druk eenmaal op de toets ON-OFF om het sys-
teem uit te schakelen en druk vervolgens
opnieuw op de toets om het systeem in te scha-
kelen.
Waarschuwingsmelding Details
624
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
(indien aanwezig)
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in de
snelheidsbegrenzer
(indien aanwezig)
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in het
Lane-Keeping Assist-systeem
(handgeschakelde
transmissie)
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in de
koppelingsschakelaar
Waarschuwingsmelding Details
5
625
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
(Knippert)
Geeft aan dat de elektrisch bedienbare parkeer-
rem niet aan een verzoek kan voldoen
(Geel)
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in de
elektrisch bedienbare parkeerrem
Geeft aan dat er een storing is in de elektrische
stuurbekrachtiging.
(Dieselmotor)
Geeft aan dat er te veel water is verzameld in
het brandstoffilter (Blz. 537)
Waarschuwingsmelding Details
626
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Volg de correctieprocedures.
Een zoemer klinkt en er verschijnt een waarschuwingsmelding op het
multi-informatiedisplay. Controleer, nadat de noodzakelijke handelin-
gen uitgevoerd zijn om het probleem te verhelpen, of de waarschu-
wingsmelding verdwijnt.
Waarschuwingsmelding Details Correctieprocedure
Geeft aan dat een of
meerdere portieren
niet goed gesloten
zijn
Het systeem geeft
tevens aan welk por-
tier niet goed geslo-
ten is.
Als de auto een snel-
heid bereikt van
5 km/h, knippert
en er klinkt
een zoemer om aan te
geven dat de portieren
nog niet volledig
gesloten zijn.
Controleer of alle por-
tieren gesloten zijn.
5
627
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Sedan
Wagon
Geeft aan dat de ach-
terklep niet geheel
gesloten is
Het systeem geeft ook
aan dat de achterklep
niet geheel gesloten
is. Als de auto een
snelheid bereikt van
5 km/h knippert
en er klinkt
een zoemer om aan te
geven dat de achter-
klep nog niet geheel
gesloten is.
Sluit de achterklep.
(Knippert)
Geeft aan dat de par-
keerrem niet is geacti-
veerd
Als het contact UIT
staat terwijl de auto
niet stilstaat, wordt er
een melding weerge-
geven en klinkt er
tweemaal een zoe-
mer om aan te geven
dat de parkeerrem
niet is geactiveerd.
Als het bestuurders-
portier wordt geopend
terwijl de parkeerrem
niet is geactiveerd,
klinkt er onafgebro-
ken een zoemer.
Activeer de parkeer-
rem.
Waarschuwingsmelding Details Correctieprocedure
628
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
(Knippert)
Geeft aan dat de par-
keerrem nog is geacti-
veerd
Als de auto een snel-
heid bereikt van
5 km/h, verschijnt er
een melding en klinkt
er een zoemer om
aan te geven dat de
parkeerrem nog is
geactiveerd.
Deactiveer de parkeer-
rem.
(Knippert)
(Knippert)
Geeft aan dat de par-
keerrem niet in wer-
king kan treden
Laat het systeem
even met rust.
In het geval van over-
verhitting kan het sys-
teem na afkoeling
weer in werking tre-
den.
Geeft aan dat het
motoroliepeil laag is
Controleer het oliepeil
en vul indien nodig
olie bij.
Deze melding kan ver-
schijnen als de auto
op een helling stil-
staat. Plaats de auto
op een horizontale
ondergrond en contro-
leer of de melding ver-
dwijnt.
Waarschuwingsmelding Details Correctieprocedure
5
629
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
(Dieselmotor)
Auto's met roetfilter:
Geeft aan dat de
motorolie moet wor-
den ververst
Gaat ongeveer
25.000 km nadat de
motorolie ververst is
branden.
Auto's zonder roetfil-
ter:
U bent vergeten om
het olieverversings-
systeem te resetten
Ververs de motorolie
volgens het onder-
houdsschema.
Controleer de motor-
olie en ververs indien
nodig. Na het verversen
van de motorolie moet
het verversingssys-
teem worden gereset.
(Blz. 528)
(Als het indicatiesys-
teem voor het verver-
sen van de motorolie
niet is gereset, zal het
controlelampje niet
goed werken.)
(Dieselmotor)
Geeft aan dat de
motorolie ververst en
het oliefilter vervan-
gen moet worden
Laat de motorolie en
het oliefilter door een
Toyota-dealer of
erkende reparateur
controleren en/of ver-
vangen. Na het verver-
sen van de motorolie
moet het verversings-
systeem worden gere-
set. (Blz. 528)
Waarschuwingsmelding Details Correctieprocedure
630
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
(Dieselmotor)
Geeft aan dat het
onderhoudssysteem
voor het verversen
van de motorolie
wordt gereset
Na het verversen van
de motorolie moet het
verversingssysteem
worden gereset.
(Blz. 528)
(indien aanwezig)
Geeft aan dat het Pre-
Crash Safety-sys-
teem niet in werking
kan treden
Reinig zo nodig de
grille en de sensor.
In het geval van over-
verhitting kan het sys-
teem na afkoeling weer
in werking treden.
(indien aanwezig)
Geeft aan dat de sen-
sor van het Dynamic
Radar Cruise Control-
systeem vuil is of
bedekt met ijs
Reinig zo nodig de
grille en de sensor.
Waarschuwingsmelding Details Correctieprocedure
5
631
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
(indien aanwezig)
Geeft aan dat het
Dynamic Radar
Cruise Control-sys-
teem de tussenaf-
stand niet kan
bepalen
Als de ruitenwissers
zijn ingeschakeld,
schakel deze dan uit of
zet ze in een andere
stand dan AUTO of de
stand voor hoge snel-
heid.
(indien aanwezig)
Geeft aan dat het
Lane Keeping Assist-
systeem niet beschik-
baar is
LKA is niet beschik-
baar onder de vol-
gende
omstandigheden. De
functie kan worden
hervat wanneer de
volgende omstandig-
heden niet meer van
toepassing zijn en de
schakelaar LKA uit en
aan wordt gezet.
De temperatuur van
de camera is te hoog.
Dalende EPS-presta-
ties.
Waarschuwingsmelding Details Correctieprocedure
632
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
(Knippert)
(indien aanwezig)
Geeft aan dat er een
kans bestaat op een
frontale aanrijding
Trap het rempedaal in
om de snelheid te ver-
lagen.
(Knippert)
(indien aanwezig)
Geeft aan dat er een
grote kans op een
frontale aanrijding
bestaat, of dat de Pre-
Crash Brake-functie
in werking is
Trap het rempedaal in
om de snelheid te ver-
lagen.
(Knippert)
Geeft aan dat de kop-
lampen nog branden
Schakel de verlichting
uit.
Waarschuwingsmelding Details Correctieprocedure
5
633
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Laat de storing onmiddellijk verhelpen. (Auto's met Smart entry-
systeem en startknop)
Controleer, nadat de noodzakelijke handelingen uitgevoerd zijn om
het probleem te verhelpen, of de waarschuwingsmelding verdwijnt en
het lampje uitgaat.
Zoe-
mer
interi-
eur
Zoe-
mer
exteri-
eur
Waarschuwingsmelding Details
Correctie-
procedure
Klinkt
een-
maal
(Knippert)
De elektronische
sleutel wordt niet
gesignaleerd ter-
wijl er wordt gepro-
beerd om de motor
te starten.
Controleer
waar de
elektroni-
sche sleu-
tel zich be-
vindt.
634
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Klinkt
een-
maal
Klinkt
drie-
maal
(Knippert)
De elektronische
sleutel is buiten de
auto gebracht en
een ander portier
dan het bestuur-
dersportier is ge-
opend en gesloten
terwijl het contact
niet UIT stond.
Neem de
elektroni-
sche sleu-
tel weer
mee in de
auto.
Het bestuurders-
portier is geopend
en gesloten terwijl
de elektronische
sleutel zich niet in
de auto bevond,
de selectiehendel
niet in stand P
(Multidrive CVT of
automatische
transmissie) of in
stand N (handge-
schakelde trans-
missie) stond en
het contact niet
UIT was.
Zet het
contact UIT
of zorg er-
voor dat de
elektroni-
sche sleu-
tel zich in
de auto be-
vindt.
Zoe-
mer
interi-
eur
Zoe-
mer
exteri-
eur
Waarschuwingsmelding Details
Correctie-
procedure
5
635
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Klinkt
een-
maal
Klinkt
een-
maal
gedu-
rende
10
seco
nden
(Afwisselend weerge-
geven)
(Knippert)
Er wordt gepro-
beerd de auto te
verlaten met de
elektronische sleu-
tel en de portieren
te vergrendelen
zonder dat het
contact eerst UIT
is gezet.
Zet het
contact UIT
en vergren-
del de por-
tieren op-
nieuw.
Klinkt
een-
maal
(Knippert)
Er werd gepro-
beerd de motor
zonder de elektro-
nische sleutel te
starten of de elek-
tronische sleutel
werkte niet nor-
maal.
Er is geprobeerd
om te rijden terwijl
de gewone sleutel
zich niet in de auto
bevond.
Ga na of de
elektroni-
sche sleu-
tel zich in
de auto be-
vindt.
Zoe-
mer
interi-
eur
Zoe-
mer
exteri-
eur
Waarschuwingsmelding Details
Correctie-
procedure
636
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Con-
tinu
(Knippert)
(Multidrive CVT of auto-
matische transmissie)
Het bestuurders-
portier is geopend
terwijl de selectie-
hendel niet in
stand P stond en
het contact niet
UIT stond.
Zet de se-
lectiehen-
del in stand
P.
Con-
tinu
Con-
tinu
(Afwisselend weerge-
geven)
(Knippert)
(Multidrive CVT of auto-
matische transmissie)
Het bestuurders-
portier is geopend
en gesloten terwijl
de elektronische
sleutel zich niet in
de auto bevond,
de selectiehendel
niet in stand P
stond en het con-
tact niet UIT was.
Zet de se-
lectiehen-
del in stand
P.
Neem de
elektroni-
sche sleu-
tel weer
mee in de
auto.
Zoe-
mer
interi-
eur
Zoe-
mer
exteri-
eur
Waarschuwingsmelding Details
Correctie-
procedure
5
637
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Klinkt
een-
maal
Con-
tinu
(Knippert)
Er is geprobeerd
de portieren te ver-
grendelen met het
Smart entry-sys-
teem met start-
knop terwijl de
elektronische sleu-
tel zich nog in de
auto bevond.
Neem de
elektroni-
sche sleu-
tel uit de
auto en
vergrendel
de portie-
ren op-
nieuw.
Er is geprobeerd
een van de voor-
portieren te ver-
grendelen door
een portier te ope-
nen en de vergren-
delknop aan de
binnenzijde in de
vergrendelstand te
zetten, en het por-
tier vervolgens te
sluiten door aan de
buitenportiergreep
te trekken terwijl
de elektronische
sleutel zich nog
steeds in de auto
bevond.
Zoe-
mer
interi-
eur
Zoe-
mer
exteri-
eur
Waarschuwingsmelding Details
Correctie-
procedure
638
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Klinkt
een-
maal
(Multidrive CVT of auto-
matische transmissie)
of
(handgeschakelde
transmissie)
(Knippert)
Toen de portieren
werden ontgren-
deld met de me-
chanische sleutel
en de startknop
vervolgens werd
ingedrukt, kon de
elektronische sleu-
tel niet worden ge-
signaleerd in de
auto.
De elektronische
sleutel kon niet
worden gesigna-
leerd, ook niet na-
dat de startknop
tweemaal achter
elkaar werd inge-
drukt.
Houd de
elektroni-
sche sleu-
tel tegen
de start-
knop ter-
wijl u het
rempedaal
(Multidrive
CVT of
automati-
sche trans-
missie) of
koppe-
lingspe-
daal (hand-
geschakel-
de
transmis-
sie) intrapt.
Zoe-
mer
interi-
eur
Zoe-
mer
exteri-
eur
Waarschuwingsmelding Details
Correctie-
procedure
5
639
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Klinkt
een-
maal
(Knippert)
(Multidrive CVT of auto-
matische transmissie)
Er is geprobeerd
de motor te starten
terwijl de selectie-
hendel niet in de
juiste stand stond.
Zet de se-
lectiehen-
del in stand
P en start
de motor.
Klinkt
een-
maal
(Knippert)
(Multidrive CVT of auto-
matische transmissie)
Er is geprobeerd
het contact UIT te
zetten terwijl de
selectiehendel niet
in stand P stond.
Om de mo-
tor uit te
zetten,
moet de se-
lectiehen-
del eerst in
stand P
worden ge-
zet en moet
vervolgens
het contact
UIT worden
gezet.
Zoe-
mer
interi-
eur
Zoe-
mer
exteri-
eur
Waarschuwingsmelding Details
Correctie-
procedure
640
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
⎯⎯
Het contact is UIT
gezet door de
automatische po-
wer off-functie.
Wanneer
de motor
de volgen-
de keer
wordt ge-
start, moet
het motor-
toerental
enigszins
worden
verhoogd
en gedu-
rende on-
geveer 5
minuten op
dit niveau
worden ge-
handhaafd
om de accu
op te la-
den.
Klinkt
een-
maal
De batterij van de
elektronische sleu-
tel is (bijna) leeg.
(De melding wordt
gedurende onge-
veer 15 seconden
weergegeven.)
Vervang de
batterij van
de elektro-
nische
sleutel.
(Blz. 562
)
Zoe-
mer
interi-
eur
Zoe-
mer
exteri-
eur
Waarschuwingsmelding Details
Correctie-
procedure
5
641
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Klinkt
een-
maal
(Multidrive CVT of auto-
matische transmissie)
of
(handgeschakelde
transmissie)
(Knippert)
Het bestuurders-
portier is geopend
en gesloten terwijl
het contact UIT
was en vervol-
gens tweemaal in
de stand ACC is
gezet zonder dat
de motor is ge-
start.
Zet het
contact
AAN terwijl
u het rem-
pedaal
(Multidrive
CVT of
automati-
sche trans-
missie) of
koppe-
lingspe-
daal (hand-
geschakel-
de
transmis-
sie) intrapt.
Tijdens een start-
procedure in een
situatie waarin de
elektronische sleu-
tel niet goed werk-
te (Blz. 711),
werd de elektroni-
sche sleutel tegen
de startknop ge-
houden.
Druk de
startknop in
binnen 10
seconden
nadat de
zoemer
heeft ge-
klonken.
Zoe-
mer
interi-
eur
Zoe-
mer
exteri-
eur
Waarschuwingsmelding Details
Correctie-
procedure
642
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Klinkt
een-
maal
(Knippert)
Het stuurslot kon
niet worden ont-
grendeld binnen 3
seconden nadat de
startknop is inge-
drukt.
Druk op de
startknop
terwijl u het
rempedaal
intrapt en
het stuur-
wiel naar
links en
naar rechts
beweegt.
Zoe-
mer
interi-
eur
Zoe-
mer
exteri-
eur
Waarschuwingsmelding Details
Correctie-
procedure
5
643
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Weergave waarschuwingslampje bij ingeschakeld Dynamic Radar
Cruise Control-systeem (indien aanwezig)
In de volgende gevallen wordt het waarschuwingslampje mogelijk niet weer-
gegeven, ook niet als de afstand tot andere voertuigen afneemt:
Wanneer uw auto en de voorligger met dezelfde snelheid rijden of als de
voorligger sneller rijdt dan uw auto
Als de voorligger extreem langzaam rijdt
Onmiddellijk nadat de cruise control-snelheid is ingesteld
Op het moment dat het gaspedaal wordt ingetrapt
Na het verversen van de motorolie (dieselmotor)
Zorg ervoor dat het indicatiesysteem motorolie verversen wordt gereset.
(Blz. 528)
OPMERKING
Wanneer het waarschuwingslampje laag motoroliepeil brandt
Doorrijden met een te laag motoroliepeil zal resulteren in motorschade.
Melding onderhoud motorolie (dieselmotor)
De waarschuwingsmelding is gebaseerd op de geschatte afstand die met de
auto gereden wordt na het resetten van het systeem.
Het systeem controleert niet de mate van verontreiniging van de motorolie.
Als de waarschuwingsmelding DRAIN WATER FROM FUEL FILTER (tap
water af uit het brandstoffilter) verschijnt (dieselmotor)
Rijd niet als de waarschuwingsmelding wordt weergegeven. Rijden met te
veel water in het brandstoffilter kan de brandstofpomp beschadigen.
644
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Als de auto een lekke band heeft (sedan met reservewiel)
Uw auto is voorzien van een reservewiel. De lekke band kan worden
vervangen door het reservewiel.
Voor het opkrikken van de auto
Breng de auto tot stilstand op een stevige, vlakke ondergrond.
Activeer de parkeerrem.
Zet de selectiehendel in stand P (Multidrive CVT of automati-
sche transmissie) of de selectiehendel in de achteruit (hand-
geschakelde transmissie).
Zet de motor af.
Schakel de alarmknipperlichten in. (Blz. 600)
Plaats van reservewiel, krik en gereedschap
Auto's met compact reservewiel
Deactiverings-
gereedschap
parkeerrem
Sleepoog
Wielmoersleutel
Reserve-
wiel
Krik
Krikslinger
5
645
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Auto's met een volwaardig reservewiel
Deactiverings-
gereedschap
parkeerrem
Sleepoog
Wielmoersleutel
Reserve-
wiel
Krik
Kriks-
linger
646
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Verwijderen van de krik
Til de haak van de afdekplaat op
de vloer in de bagageruimte op.
Zet de afdekplaat vast met de
haak.
Auto's met een volwaardig reser-
vewiel:
Neem de haak los en verwijder
de krik.
Controleer na het opbergen van
de krik of deze goed met de riem
is vastgezet.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
5
647
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Verwijderen van het reservewiel
Auto's met compact reservewiel
Draai de bevestiging van het
reservewiel los.
Auto's met een volwaardig reservewiel
Draai de bevestiging van het
reservewiel en de bergruimte
los.
648
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Vervangen van wiel met een lekke band
Leg blokken voor de wielen.
Verwijder bij auto's met stalen
velgen de wieldop met een sleu-
tel.
Plaats een doek tussen de sleutel
en de wieldop, zoals aangegeven
in de afbeelding, om de wieldop
te beschermen.
STAP
1
STAP
1
Lekke band Positie wielblok
Voor
Links Achter het rechter achterwiel
Rechts Achter het linker achterwiel
Achter
Links Voor het rechter voorwiel
Rechts Voor het linker voorwiel
STAP
2
5
649
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Draai de wielmoeren iets los
(één slag).
Draai deel A van de krik met de
hand aan totdat de uitsparing in
de kop van de krik in contact
komt met het krikpunt.
Draai de krik vervolgens verder
omhoog totdat het wiel vrij van
de grond is.
Verwijder alle wielmoeren en het
wiel.
Leg het wiel met de buitenzijde
omhoog op de grond, om krassen
op de velg te voorkomen.
STAP
3
STAP
4
STAP
5
STAP
6
650
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Plaatsen van het reservewiel
Verwijder eventueel aanwezige
verontreinigingen van het con-
tactvlak van de velg.
Als er verontreinigingen op het
contactvlak aanwezig zijn, kun-
nen tijdens het rijden de wielmoe-
ren los lopen, waardoor het wiel
los kan raken van de auto.
Plaats het wiel en draai elke wielmoer met de hand ongeveer
in dezelfde mate vast.
Stalen velg vervangen door een stalen velg (met compact reserve-
wiel)
Draai de moeren vast tot het
tapse gedeelte aanligt tegen de
velg.
Aluminium velg vervangen door een stalen velg (met compact
reservewiel)
Draai de moeren vast tot het
tapse gedeelte aanligt tegen de
velg.
STAP
1
STAP
2
Taps gedeelte
Velg
Taps gedeelte
Velg
5
651
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Vervangen van een lichtmetalen wiel door een lichtmetalen wiel
Draai de sluitringen zover aan
totdat deze contact maken met
de velg.
Laat de auto zakken.
Draai iedere moer twee of drie
keer aan in de volgorde die in de
afbeelding is aangeven.
Aanhaalmoment:
103 Nm (10,5 kgm, 76 ft•lbf)
Velg
Sproeier
STAP
3
STAP
4
652
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Auto's met stalen velgen, behal-
ve auto's met een bandenspan-
ningswaarschuwingssysteem of
een compact reservewiel: plaats
de wieldop terug.
Breng de uitsparing in de wieldop
in lijn met het ventieldopje zoals
aangegeven.
Berg het wiel met de lekke band, de krik en het gereedschap
op.
STAP
5
Het compacte reservewiel
Op de band van het compacte reservewiel staat aan de zijkant de aan-
duiding TEMPORARY USE ONLY.
Gebruik het compacte reservewiel alleen tijdelijk in noodgevallen.
Controleer de bandenspanning van het compacte reservewiel.
(Blz. 749)
Nadat de band verwisseld is (auto's met bandenspanningswaarschu-
wingssysteem)
Het bandenspanningswaarschuwingssysteem moet gereset worden.
(Blz. 541)
Bij gebruik van het reservewiel (auto's met bandenspanningswaar-
schuwingssysteem)
Het compacte reservewiel is niet voorzien van een bandenspanningssensor
en -zender, waardoor een te lage bandenspanning hiervan niet wordt aange-
geven door het bandenspanningswaarschuwingssysteem. Verder zal, als u
het reservewiel monteert nadat het waarschuwingslampje voor een lage
bandenspanning is gaan branden, dit lampje blijven branden.
Als uw auto een lekke voorband krijgt op een weg die bedekt is met
sneeuw of ijs
Plaats het compacte reservewiel aan de achterzijde van de auto. Voer
onderstaande stappen uit en monteer de sneeuwkettingen op de voorwie-
len.
Monteer het compacte reservewiel links of rechts achter.
Vervang het wiel met de lekke voorband door het wiel dat van de
achterzijde afkomstig is.
Monteer de sneeuwkettingen op de voorwielen.
STAP
6
STAP
1
STAP
2
STAP
3
5
653
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Verklaring voor de krik
654
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Gebruiken van de krik
Onjuist gebruik van de krik kan ernstig letsel veroorzaken als de auto van de
krik af valt.
Gebruik de krik uitsluitend voor het verwisselen van een wiel of de mon-
tage en het verwijderen van sneeuwkettingen.
Gebruik voor het verwisselen van een wiel uitsluitend de met de auto
meegeleverde krik.
Gebruik de krik niet voor het verwisselen van wielen van andere auto's en
gebruik ook geen krik van een andere auto.
Controleer altijd of de krik goed onder het krikpunt staat.
Zorg ervoor dat er zich geen lichaamsdelen bevinden onder een auto die
alleen door een krik wordt ondersteund.
Start de motor niet en laat de motor ook niet draaien als de auto op een
krik staat.
Krik de auto niet op als er nog iemand in de auto aanwezig is.
Plaats niets op of onder de krik als de auto wordt opgekrikt.
Krik de auto niet verder op dan voor het verwisselen van het wiel noodza-
kelijk is.
Plaats de auto op bokken als u onder de auto moet zijn.
Let er vooral bij het laten zakken van de auto op dat er niemand die aan de
auto werkt of zich in de onmiddellijke nabijheid van de auto bevindt, gewond
kan raken.
5
655
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Vervangen van wiel met een lekke band
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Anders kan er ernstig letsel ontstaan.
Probeer de naafdop niet met de hand te verwijderen. Neem voldoende
voorzichtigheid in acht om letsel te voorkomen.
Plaats een beschadigde naafdop niet opnieuw, omdat deze tijdens het
rijden los kan raken.
Het niet opvolgen van deze voorzorgsmaatregelen kan ertoe leiden dat de
wielmoeren losraken, waardoor het wiel van de auto af kan lopen, wat kan
leiden tot ernstig letsel.
Laat zo spoedig mogelijk na het vervangen van een wiel de moeren
met een aanhaalmoment van 103 Nm (10,5 kgm, 76 ft.lbf) vastzetten.
Het niet opvolgen van deze voorzorgsmaatregelen kan ertoe leiden dat
de wielmoeren los raken, waardoor de wielen van de auto af kunnen
lopen en een ongeval met ernstig letsel als gevolg kan ontstaan.
Plaats de wielmoeren met de schuine kant naar het wiel toe.
(Blz. 558)
Bij gebruik van het volwaardige reservewiel (auto's met een banden-
spanningswaarschuwingssysteem of een reservewiel van een ander
type dan de gemonteerde banden)
Vervang het reservewiel zo snel mogelijk door een wiel met een stan-
daardband.
Vermijd plotselinge acceleratie, deceleratie, sterk afremmen en sterke
stuurbewegingen.
Bij gebruik van het compacte reservewiel
Houd er rekening mee dat het compacte reservewiel speciaal ontworpen
is voor gebruik onder uw auto. Gebruik uw reservewiel daarom niet onder
een andere auto.
Monteer niet gelijktijdig meer dan één compact reservewiel onder uw auto.
Vervang het reservewiel zo snel mogelijk door een wiel met een stan-
daardband.
Vermijd plotselinge acceleratie, deceleratie, sterk afremmen en sterke
stuurbewegingen.
656
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Snelheidsbeperking bij gebruik van het compacte reservewiel
Rijd niet harder dan 80 km/h als er een compact reservewiel onder de auto
is gemonteerd.
Het compacte reservewiel is niet ontworpen voor gebruik bij hoge snelhe-
den. Het niet opvolgen van deze voorzorgsmaatregel kan leiden tot een
ongeval.
Bij gebruik van het reservewiel
Het kan voorkomen dat de rijsnelheid niet goed wordt weergegeven en dat
de volgende systemen niet goed werken:
ABS en Brake Assist
VSC
TRC
Navigatiesysteem (indien aanwezig)
Toyota Parking Assist-sensor (indien aanwezig)
Dynamic Radar Cruise Control (indien aanwezig)
Cruise control (indien aanwezig)
PCS (indien aanwezig)
LKA (indien aanwezig)
AFS (indien aanwezig)
5
657
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
OPMERKING
Rijd niet door als de auto een lekke band heeft
Rijd nooit door met een lekke band.
Zelfs als er over een korte afstand met een lekke band wordt doorgereden,
kunnen band en velg zodanig beschadigd worden dat reparatie niet meer
mogelijk is.
Rijd voorzichtig over oneffenheden in het wegdek heen als het com-
pacte reservewiel onder de auto gemonteerd is
De auto ligt lager op de weg als het compacte reservewiel is gemonteerd
dan wanneer er gereden wordt met de standaardbanden. Wees voorzichtig
bij het rijden over slechte wegen.
Rijden met sneeuwkettingen en het compacte reservewiel
Monteer geen sneeuwketting op het compacte reservewiel.
De sneeuwketting kan de carrosserie beschadigen en het rijgedrag in nega-
tieve zin beïnvloeden.
Bij het vervangen van banden
Neem voor het verwijderen en plaatsen van wielen, banden of bandenspan-
ningssensoren en -zenders contact op met een Toyota-dealer of erkende
reparateur omdat de bandenspanningssensoren en -zenders beschadigd
kunnen raken als er niet voorzichtig mee wordt omgegaan.
Voorkomen van schade aan de bandenspanningssensoren en -zenders
Als een band is gerepareerd met bandenreparatievloeistof, werken de ban-
denspanningssensor en -zender mogelijk niet goed. Neem wanneer ban-
denreparatievloeistof is gebruikt zo snel mogelijk contact op met een Toyota-
dealer of erkende reparateur. Vervang bij het vervangen van de band ook de
bandenspanningssensor en -zender. (Blz. 540)
658
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Als de auto een lekke band heeft (wagon met reservewiel)
Uw auto is voorzien van een reservewiel. De lekke band kan worden
vervangen door het reservewiel.
Voor het opkrikken van de auto
Breng de auto tot stilstand op een stevige, vlakke ondergrond.
Activeer de parkeerrem.
Zet de selectiehendel in stand P (Multidrive CVT of automati-
sche transmissie) of de selectiehendel in de achteruit (hand-
geschakelde transmissie).
Zet de motor af.
Schakel de alarmknipperlichten in. (Blz. 600)
Plaats van reservewiel, krik en gereedschap
Auto's met compact reservewiel
Reservewiel
Krikslinger
Extra opberg-
vak achter
Krik
Wielmoer-
sleutel
Deactiverings-
gereedschap
parkeerrem
Sleepoog
5
659
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Auto's met een volwaardig reservewiel
Reservewiel
Krikslinger
Extra opberg-
vak achter
Krik
Wielmoer-
sleutel
Deactiverings-
gereedschap
parkeerrem
Sleepoog
660
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Verwijderen van de krik
Verwijder de achterste afdek-
plaat.
Verwijder het extra opbergvak
achter.
Auto's met een volwaardig reser-
vewiel:
Neem de haak los en verwijder
de krik.
Controleer na het opbergen van
de krik of deze goed met de riem
is vastgezet.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
5
661
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Verwijderen van het reservewiel
Auto's met compact reservewiel
Draai de bevestiging van het
reservewiel los.
Auto's met een volwaardig reservewiel
Draai de bevestiging van het
reservewiel en de bergruimte
los.
662
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Vervangen van wiel met een lekke band
Leg blokken voor de wielen.
Verwijder bij auto's met stalen
velgen de wieldop met een sleu-
tel.
Plaats een doek tussen de sleutel
en de wieldop, zoals aangegeven
in de afbeelding, om de wieldop
te beschermen.
STAP
1
STAP
1
Lekke band Positie wielblok
Voor
Links Achter het rechter achterwiel
Rechts Achter het linker achterwiel
Achter
Links Voor het rechter voorwiel
Rechts Voor het linker voorwiel
STAP
2
5
663
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Draai de wielmoeren iets los
(één slag).
Draai deel A van de krik met de
hand aan totdat de uitsparing in
de kop van de krik in contact
komt met het krikpunt.
Draai de krik vervolgens verder
omhoog totdat het wiel vrij van
de grond is.
Verwijder alle wielmoeren en het
wiel.
Leg het wiel met de buitenzijde
omhoog op de grond, om krassen
op de velg te voorkomen.
STAP
3
STAP
4
STAP
5
STAP
6
664
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Plaatsen van het reservewiel
Verwijder eventueel aanwezige
verontreinigingen van het con-
tactvlak van de velg.
Als er verontreinigingen op het
contactvlak aanwezig zijn, kun-
nen tijdens het rijden de wielmoe-
ren los lopen, waardoor het wiel
los kan raken van de auto.
Plaats het wiel en draai elke wielmoer met de hand ongeveer
in dezelfde mate vast.
Stalen velg vervangen door een stalen velg (met compact reserve-
wiel)
Draai de moeren vast tot het
tapse gedeelte aanligt tegen de
velg.
Aluminium velg vervangen door een stalen velg (met compact
reservewiel)
Draai de moeren vast tot het
tapse gedeelte aanligt tegen de
velg.
STAP
1
STAP
2
Taps gedeelte
Velg
Taps gedeelte
Velg
5
665
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Vervangen van een lichtmetalen wiel door een lichtmetalen wiel
Draai de sluitringen zover aan
totdat deze contact maken met
de velg.
Laat de auto zakken.
Draai iedere moer twee of drie
keer aan in de volgorde die in de
afbeelding is aangeven.
Aanhaalmoment:
103 Nm (10,5 kgm, 76 ft•lbf)
Velg
Sproeier
STAP
3
STAP
4
666
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Auto's met stalen velgen, behal-
ve auto's met een bandenspan-
ningswaarschuwingssysteem of
een compact reservewiel: plaats
de wieldop terug.
Breng de uitsparing in de wieldop
in lijn met het ventieldopje zoals
aangegeven.
Berg het wiel met de lekke band, de krik en het gereedschap
op.
STAP
5
Het compacte reservewiel
Op de band van het compacte reservewiel staat aan de zijkant de aan-
duiding TEMPORARY USE ONLY.
Gebruik het compacte reservewiel alleen tijdelijk in noodgevallen.
Controleer de bandenspanning van het compacte reservewiel.
(Blz. 749)
Nadat de band verwisseld is (auto's met bandenspanningswaarschu-
wingssysteem)
Het bandenspanningswaarschuwingssysteem moet gereset worden.
(Blz. 541)
Bij gebruik van het reservewiel (auto's met bandenspanningswaar-
schuwingssysteem)
Het compacte reservewiel is niet voorzien van een bandenspanningssensor
en -zender, waardoor een te lage bandenspanning hiervan niet wordt aange-
geven door het bandenspanningswaarschuwingssysteem. Verder zal, als u
het reservewiel monteert nadat het waarschuwingslampje voor een lage
bandenspanning is gaan branden, dit lampje blijven branden.
Als uw auto een lekke voorband krijgt op een weg die bedekt is met
sneeuw of ijs
Plaats het compacte reservewiel aan de achterzijde van de auto. Voer
onderstaande stappen uit en monteer de sneeuwkettingen op de voorwie-
len.
Monteer het compacte reservewiel links of rechts achter.
Vervang het wiel met de lekke voorband door het wiel dat van de
achterzijde afkomstig is.
Monteer de sneeuwkettingen op de voorwielen.
STAP
6
STAP
1
STAP
2
STAP
3
5
667
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Verklaring voor de krik
668
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Gebruiken van de krik
Onjuist gebruik van de krik kan ernstig letsel veroorzaken als de auto van de
krik af valt.
Gebruik de krik uitsluitend voor het verwisselen van een wiel of de mon-
tage en het verwijderen van sneeuwkettingen.
Gebruik voor het verwisselen van een wiel uitsluitend de met de auto
meegeleverde krik.
Gebruik de krik niet voor het verwisselen van wielen van andere auto's en
gebruik ook geen krik van een andere auto.
Controleer altijd of de krik goed onder het krikpunt staat.
Zorg ervoor dat er zich geen lichaamsdelen bevinden onder een auto die
alleen door een krik wordt ondersteund.
Start de motor niet en laat de motor ook niet draaien als de auto op een
krik staat.
Krik de auto niet op als er nog iemand in de auto aanwezig is.
Plaats niets op of onder de krik als de auto wordt opgekrikt.
Krik de auto niet verder op dan voor het verwisselen van het wiel noodza-
kelijk is.
Plaats de auto op bokken als u onder de auto moet zijn.
Let er vooral bij het laten zakken van de auto op dat er niemand die aan de
auto werkt of zich in de onmiddellijke nabijheid van de auto bevindt, gewond
kan raken.
5
669
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Vervangen van wiel met een lekke band
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Anders kan er ernstig letsel ontstaan.
Probeer de naafdop niet met de hand te verwijderen. Neem voldoende
voorzichtigheid in acht om letsel te voorkomen.
Plaats een beschadigde naafdop niet opnieuw, omdat deze tijdens het
rijden los kan raken.
Het niet opvolgen van deze voorzorgsmaatregelen kan ertoe leiden dat de
wielmoeren losraken, waardoor het wiel van de auto af kan lopen, wat kan
leiden tot ernstig letsel.
Laat zo spoedig mogelijk na het vervangen van een wiel de moeren
met een aanhaalmoment van 103 Nm (10,5 kgm, 76 ft.lbf) vastzetten.
Het niet opvolgen van deze voorzorgsmaatregelen kan ertoe leiden dat
de wielmoeren los raken, waardoor de wielen van de auto af kunnen
lopen en een ongeval met ernstig letsel als gevolg kan ontstaan.
Plaats de wielmoeren met de schuine kant naar het wiel toe.
(Blz. 558)
Bij gebruik van het volwaardige reservewiel (auto's met een banden-
spanningswaarschuwingssysteem of een reservewiel van een ander
type dan de gemonteerde banden)
Vervang het reservewiel zo snel mogelijk door een wiel met een stan-
daardband.
Vermijd plotselinge acceleratie, deceleratie, sterk afremmen en sterke
stuurbewegingen.
Bij gebruik van het compacte reservewiel
Houd er rekening mee dat het compacte reservewiel speciaal ontworpen
is voor gebruik onder uw auto. Gebruik uw reservewiel daarom niet onder
een andere auto.
Monteer niet gelijktijdig meer dan één compact reservewiel onder uw auto.
Vervang het reservewiel zo snel mogelijk door een wiel met een stan-
daardband.
Vermijd plotselinge acceleratie, deceleratie, sterk afremmen en sterke
stuurbewegingen.
670
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Snelheidsbeperking bij gebruik van het compacte reservewiel
Rijd niet harder dan 80 km/h als er een compact reservewiel onder de auto
is gemonteerd.
Het compacte reservewiel is niet ontworpen voor gebruik bij hoge snelhe-
den. Het niet opvolgen van deze voorzorgsmaatregel kan leiden tot een
ongeval.
Bij gebruik van het reservewiel
Het kan voorkomen dat de rijsnelheid niet goed wordt weergegeven en dat
de volgende systemen niet goed werken:
ABS en Brake Assist
VSC
TRC
Navigatiesysteem (indien aanwezig)
Toyota Parking Assist-sensor (indien aanwezig)
Dynamic Radar Cruise Control (indien aanwezig)
Cruise control (indien aanwezig)
PCS (indien aanwezig)
LKA (indien aanwezig)
AFS (indien aanwezig)
5
671
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
OPMERKING
Rijd niet door als de auto een lekke band heeft
Rijd nooit door met een lekke band.
Zelfs als er over een korte afstand met een lekke band wordt doorgereden,
kunnen band en velg zodanig beschadigd worden dat reparatie niet meer
mogelijk is.
Rijd voorzichtig over oneffenheden in het wegdek heen als het com-
pacte reservewiel onder de auto gemonteerd is
De auto ligt lager op de weg als het compacte reservewiel is gemonteerd
dan wanneer er gereden wordt met de standaardbanden. Wees voorzichtig
bij het rijden over slechte wegen.
Rijden met sneeuwkettingen en het compacte reservewiel
Monteer geen sneeuwketting op het compacte reservewiel.
De sneeuwketting kan de carrosserie beschadigen en het rijgedrag in nega-
tieve zin beïnvloeden.
Bij het vervangen van banden
Neem voor het verwijderen en plaatsen van wielen, banden of bandenspan-
ningssensoren en -zenders contact op met een Toyota-dealer of erkende
reparateur omdat de bandenspanningssensoren en -zenders beschadigd
kunnen raken als er niet voorzichtig mee wordt omgegaan.
Voorkomen van schade aan de bandenspanningssensoren en -zenders
Als een band is gerepareerd met bandenreparatievloeistof, werken de ban-
denspanningssensor en -zender mogelijk niet goed. Neem wanneer ban-
denreparatievloeistof is gebruikt zo snel mogelijk contact op met een Toyota-
dealer of erkende reparateur. Vervang bij het vervangen van de band ook de
bandenspanningssensor en -zender. (Blz. 540)
672
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Als de auto een lekke band heeft (auto's met een bandenreparatieset)
Uw auto is niet uitgerust met een reservewiel, maar wel met een ban-
denreparatieset.
Een lek dat wordt veroorzaakt door een spijker of schroef die door
het loopvlak van de band steekt, kan tijdelijk worden gerepareerd
met de bandenreparatieset. (De set bestaat uit een fles met banden-
reparatievloeistof. De bandenreparatievloeistof kan slechts één keer
worden gebruikt voor de tijdelijke reparatie van één band, waarbij de
spijker of schroef in het loopvlak moet blijven zitten.) Afhankelijk
van de schade kan deze set niet worden gebruikt om de band te
repareren. (Blz. 677)
Laat de band vervolgens repareren of vervangen door een Toyota-
dealer of erkende reparateur. Met de bandenreparatieset kunnen
alleen tijdelijke reparaties worden uitgevoerd. Laat de band zo snel
mogelijk repareren of vervangen.
Vóór het repareren van de band
Breng de auto tot stilstand op een veilige plaats en een ste-
vige, vlakke ondergrond.
Activeer de parkeerrem.
Zet de selectiehendel in stand P (Multidrive CVT of automati-
sche transmissie) of N (handgeschakelde transmissie).
Zet de motor af.
Schakel de alarmknipperlichten in. (Blz. 600)
5
673
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Plaats van bandenreparatieset, krik en gereedschap
Sedan (reparatieset type A)
Sedan (reparatieset type B)
*
1
: Gebruik van de krik en wielmoersleutel. (indien aanwezig) (Blz. 648)
Een krik en wielmoersleutel zijn verkrijgbaar bij een Toyota-dealer of
erkende reparateur.
*
2
: Gebruik van de wieldopclip. (indien aanwezig) (Blz. 557)
Krik*
1
Bandenreparatie-
set
Krik-
slinger
*
1
Wielmoer-
sleutel
*
1
Deactiverings-
gereedschap
parkeerrem
Sleep-
oog
Wieldopclip*
2
Krik*
1
Bandenrepa-
ratieset
Krikslinger*
1
Wielmoer-
sleutel
*
1
Deactiverings-
gereedschap
parkeerrem
Sleep-
oog
Wieldopclip*
2
674
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Wagon (reparatieset type A)
Wagon (reparatieset type B)
*
1
: Gebruik van de krik en wielmoersleutel. (indien aanwezig) (Blz. 662)
Een krik en wielmoersleutel zijn verkrijgbaar bij een Toyota-dealer of
erkende reparateur.
*
2
: Gebruik van de wieldopclip. (indien aanwezig) (Blz. 557)
Krikslinger*
1
Banden-
reparatieset
Wielmoer-
sleutel
*
1
Sleepoog
Deactiverings-
gereedschap
parkeerrem
Krik*
1
Extra opberg-
vak achter
Wieldop-
clip
*
2
Krikslinger*
1
Banden-
reparatieset
Wielmoer-
sleutel
*
1
Sleepoog
Deactiverings-
gereedschap
parkeerrem
Krik*
1
Extra opberg-
vak achter
Wieldop-
clip
*
2
5
675
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Onderdelen bandenreparatieset
Type A
Bandenrepa-
ratievloeistof
Inspuit-
slang
Ventiel-
sleutel
Binnenventiel
(reserve)
Compressor
Stickers
676
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Type B
Spuitmond
Slang
Compressor-
schakelaar
Stickers
Bandenspanningsmeter
Ontgrendelknop
Voedings-
aansluiting
5
677
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Voordat u een noodreparatie uitvoert
Controleer de mate waarin de
band beschadigd is.
Haal de spijker of schroef niet
uit de band. Door het verwijde-
ren van de spijker of de
schroef kan het gat groter wor-
den waardoor de band niet
meer tijdelijk gerepareerd kan
worden.
• Type A: Rijd de auto naar
voren tot het gat, voor zover
zichtbaar, zich boven aan de
band bevindt om lekkage van
bandenreparatievloeistof te
voorkomen.
In de volgende gevallen is reparatie van de band met behulp van de
bandenreparatieset niet mogelijk. Neem contact op met uw Toyota-dea-
ler of erkende reparateur.
De band is beschadigd door rijden met onvoldoende spanning
Wanneer de scheurtjes of beschadigingen zich niet in het loopvlak bevin-
den maar bijvoorbeeld in de wangen van de band
De band is zichtbaar van de velg afgelopen
Het lek in of de beschadiging van het loopvlak is 4 mm of groter
De velg is beschadigd
Twee of meer banden zijn lek
Wanneer een enkele band door 2 of meer scherpe voorwerpen door-
boord is
Wanneer de bandenreparatievloeistof over de uiterste houdbaarheidsda-
tum is
678
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Reparatiemethode in noodgevallen (type A)
Plaats de band met de spijker of
schroef die de band heeft door-
boord onderaan, in contact met
de grond. Verwijder het dopje
van het ventiel.
Plaats het uitstekende gedeelte
van de ventielsleutel op het ven-
tiel om alle lucht uit de band te
laten lopen.
Draai de ventielsleutel linksom
en trek het binnenste deel uit het
ventiel.
Schud de fles met bandenreparatievloeistof enkele keren op
en neer.
Verwijder de dop van de fles met bandenreparatievloeistof.
STAP
1
Dopje
Ventiel
STAP
2
Ventiel-
sleutel
Uitstekend
gedeelte
Ventiel
STAP
3
Binnenste
deel ventiel
STAP
4
STAP
5
5
679
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Schroef de inspuitslang op de
fles met bandenreparatievloei-
stof. Op het moment dat de
inspuitslang wordt vastge-
schroefd, wordt de aluminium
verzegeling van de fles door-
boord.
Verwijder de plug van de inspuit-
slang.
Sluit de inspuitslang aan op het
ventiel.
STAP
6
Inspuit-
slang
Banden-
reparatie-
vloeistof
STAP
7
Inspuit-
slang
Plug
STAP
8
Ventiel
Inspuit-
slang
680
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Spuit de bandenreparatievloei-
stof uit de fles in. Houd de fles
vast en kantel deze. Knijp vervol-
gens de bandenreparatievloei-
stof zoals aangegeven uit de
fles.
Bevestig de sticker zoals aange-
geven.
Haal de inspuitslang van het
ventiel en schroef met de ventiel-
sleutel het binnenste deel van
het ventiel rechtsom terug in het
ventiel.
STAP
9
STAP
10
STAP
11
Ventiel-
sleutel
Binnenste deel
ventiel
5
681
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Sluit de slang van de compres-
sor aan door hem op het ventiel
te schroeven.
Sluit de voedingsaansluiting van de compressor aan.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Het contact moet in
stand ACC staan.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Het contact moet
in stand ACC staan.
Open het afdekkapje en sluit de
voedingsaansluiting aan.
STAP
12
Compressor
Slang
STAP
13
Voedings-
aansluiting
Accessoireaansluiting
682
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Controleer de voorgeschreven bandenspanning.
De sticker bevindt zich op de aangegeven plaats.
Zet de compressor aan en vul de
band met lucht tot de voorge-
schreven spanning is bereikt.
STAP
14
STAP
15
Schakelaar
5
683
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Zet de compressor UIT als de drukmeter op de slang de voor-
geschreven bandenspanning aangeeft.
Als de voorgeschreven spanning niet binnen 5 minuten wordt
bereikt, is de band te zwaar beschadigd en kan hij niet worden gere-
pareerd. Neem contact op met uw Toyota-dealer of erkende repara-
teur.
Neem, nadat de band volledig is gevuld, de slang los van het
ventiel.
Trek de voedingsaansluiting van de compressor uit de acces-
soireaansluiting in de auto.
Rijd, om de bandenreparatievloeistof gelijkmatig over de band
te verdelen, meteen ongeveer 5 km of 10 minuten.
Zet, nadat u ongeveer 5 km of 10
minuten hebt gereden, de auto
op een veilige plaats aan de kant
en sluit de compressor opnieuw
aan.
Lees de bandenspanning af op
de drukmeter.
STAP
16
STAP
17
STAP
18
STAP
19
STAP
20
STAP
21
684
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Als de bandenspanning 130 kPa
(1,3 kg/cm
2
of bar, 18 psi) of
hoger is, vul dan met de com-
pressor lucht bij tot de voorge-
schreven bandenspanning is
bereikt.
Als de bandenspanning lager is
dan 130 kPa (1,3 kg/cm
2
of bar,
18 psi), is de uitgevoerde nood-
reparatie niet veilig voor gebruik
omdat de band te zwaar is
beschadigd. Rijd niet verder.
Neem contact op met uw Toyota-
dealer of erkende reparateur.
Berg de bandenreparatieset op
en breng de sticker aan, zoals
aangegeven.
Voorkom hard remmen en
scherpe bochten en breng uw
auto met een snelheid van minder
dan 80 km/h naar de dichtstbij-
zijnde Toyota-dealer, bandenspe-
cialist of erkende reparateur.
Reparatiemethode in noodgevallen (type B)
Neem de reparatieset uit de gereedschapskoffer.
Zorg er bij het verwijderen van de fles uit de originele zak voor dat
de zak niet scheurt en gooi de zak niet weg.
STAP
22
STAP
1
5
685
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Bevestig de 2 stickers zoals aan-
gegeven.
Verwijder vuil en vocht van het
wiel voordat u de sticker beves-
tigt. Als de sticker niet kan wor-
den bevestigd, laat dan wanneer
u de band laat repareren of ver-
vangen de Toyota-dealer of
erkende reparateur weten dat
bandenreparatievloeistof is inge-
spoten.
Verwijder het ventieldopje van
het wiel met de lekke band.
Sluit de spuitmond aan op het
ventiel.
Draai het uiteinde van de spuit-
mond zo ver mogelijk rechtsom.
De fles moet verticaal hangen,
zonder de grond te raken. Ver-
plaats de auto als de fles niet
horizontaal hangt, tot het ventiel
zich op de juiste plaats bevindt.
STAP
2
STAP
3
Ventiel
Dopje
STAP
4
686
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Verwijder het dopje van de fles.
Trek de slang uit de compressor.
Sluit de fles aan op de compres-
sor.
Draai het uiteinde van de spuit-
mond zo ver mogelijk rechtsom.
Zorg ervoor dat de compressor
is uitgeschakeld.
STAP
5
STAP
6
STAP
7
STAP
8
5
687
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Verwijder de voedingsaansluiting
van de compressor.
Sluit de voedingsstekker aan op
de accessoireaansluiting.
(Blz. 479)
Controleer de voorgeschreven bandenspanning.
De bandenspanning wordt aangegeven op de sticker, zoals afge-
beeld.
STAP
9
STAP
10
STAP
11
688
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Start de motor.
Zet de compressor aan om de
bandenreparatievloeistof in te
spuiten en de band met lucht te
vullen.
STAP
12
STAP
13
5
689
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Vul de band tot de voorgeschre-
ven bandenspanning bereikt is.
De bandenreparatievloeistof
wordt ingespoten, de druk
loopt op en daalt vervolgens
geleidelijk.
De bandenspanningsmeter
geeft ongeveer 1 minuut
(5 minuten bij lage temperatu-
ren) nadat de schakelaar aan
is gezet de werkelijke banden-
spanning weer.
Vul de band tot de voorge-
schreven bandenspanning.
Als de bandenspanning nog
steeds lager is dan voorge-
schreven nadat de schake-
laar 35 minuten aan staat, is
de band te veel beschadigd
om nog gerepareerd te wor-
den. Schakel de compres-
sor uit en neem contact op
met een Toyota-dealer of
erkende reparateur.
Laat wat lucht ontsnappen
wanneer de bandenspan-
ning de voorgeschreven
waarde overschrijdt.
(Blz. 692)
STAP
14
690
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Schakel de compressor uit en
druk vervolgens op de knop om
de druk van de fles te halen.
Haal de uitstroomopening van het velgventiel en haal daarna
de voedingsaansluiting uit de accessoireaansluiting.
Mogelijk ontsnapt er bij het verwijderen van de spuitmond wat ban-
denreparatievloeistof.
Plaats het ventieldopje op het ventiel van het gerepareerde
wiel.
Neem de slang los van de fles
en plaats de dop op de fles.
Plaats de fles in de originele zak
en rits deze dicht.
Berg de fles en de compressor op in de bagageruimte.
Rijd, om de bandenreparatievloeistof gelijkmatig over de band
te verdelen, meteen ongeveer 5 km met een snelheid van
maximaal 80 km/h.
STAP
15
STAP
16
STAP
17
STAP
18
STAP
19
STAP
20
5
691
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Breng de auto na ongeveer 5 km
tot stilstand op een veilige plaats
met een stevige, vlakke onder-
grond en sluit de compressor
weer aan.
Controleer de bandenspanning.
Als de bandenspanning lager
is dan 130 kPa (1,3 kg/cm
2
of
bar, 19 psi): Het gat kan niet
worden gerepareerd. Neem
contact op met uw Toyota-
dealer of erkende reparateur.
Als de bandenspanning 130
kPa (1,3 kg/cm
2
of bar, 19 psi)
of hoger is, maar lager dan de
voorgeschreven spanning: Ga
door naar .
Als de bandenspanning juist
is: Ga door naar .
STAP
21
STAP
22
STAP
23
STAP
24
692
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Zet de compressor aan om de band op de voorgeschreven
spanning te brengen. Rijd ongeveer 5 km en ga dan door naar
.
Berg de compressor op in de bagageruimte.
Voorkom plotseling remmen, plotseling accelereren en
scherpe bochten, rijd voorzichtig met een snelheid van maxi-
maal 80 km/h naar de dichtstbijzijnde Toyota-dealer of
erkende reparateur voor het repareren of vervangen van de
band.
Als de band te hard wordt opgepompt (type B)
Controleer of de bandenspanningsmeter de voorgeschreven span-
ning aangeeft.
Zet de compressor weer aan als de spanning onder de voorge-
schreven waarde ligt en vul de band tot de juiste spanning is
bereikt.
Het ventiel van een gerepareerde band
Nadat de band met de bandenreparatieset is gerepareerd, moet het ventiel
bij een definitieve reparatie worden vervangen.
Aanwijzing voor het controleren van de bandenreparatieset
Controleer regelmatig de uiterste houdbaarheidsdatum van de bandenrepa-
ratievloeistof.
De uiterste houdbaarheidsdatum staat vermeld op de fles. Gebruik de ban-
denreparatievloeistof niet wanneer de uiterste houdbaarheidsdatum is ver-
streken. Anders worden reparaties met de bandenreparatieset mogelijk niet
goed uitgevoerd.
STAP
23
STAP
21
STAP
24
STAP
25
Druk op de knop om wat lucht te laten
ontsnappen.
STAP
1
STAP
2
5
693
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Bandenreparatieset
De vloeistof in de bandenreparatieset kan slechts eenmalig worden
gebruikt om een enkele band tijdelijk te repareren. Als de bandenrepara-
tievloeistof is gebruikt en moet worden vervangen, koop dan een nieuwe
fles bij een Toyota-dealer of erkende reparateur. De compressor kan
opnieuw worden gebruikt.
De reparatievloeistof kan worden gebruikt bij een buitentemperatuur van
-30°C tot 60°C.
De reparatieset is speciaal ontworpen voor de standaard op uw auto
gemonteerde banden. Gebruik de set niet voor banden met een afwij-
kende maat of voor andere doeleinden.
De bandenreparatievloeistof is beperkt houdbaar. De uiterste houdbaar-
heidsdatum staat vermeld op de fles. Vervang de fles bandenreparatie-
vloeistof vóór de uiterste houdbaarheidsdatum door een nieuwe fles.
Neem voor vervanging contact op met een Toyota-dealer of erkende
reparateur.
Als de bandenreparatievloeistof op uw kleren komt, kan deze vlekken
veroorzaken.
Eventueel gemorste bandenreparatievloeistof moet direct van het wiel of
de carrosserie worden verwijderd. Veeg het oppervlak onmiddellijk af
met een vochtige doek.
Tijdens de werking van de reparatieset wordt veel lawaai geproduceerd.
Dit is normaal en duidt niet op een storing.
Niet gebruiken om de bandenspanning te controleren of op de voorge-
schreven waarde te brengen.
WAARSCHUWING
Rijd niet door als de auto een lekke band heeft
Rijd nooit door met een lekke band.
Zelfs als er over een korte afstand met een lekke band wordt doorgereden,
kunnen band en velg zodanig beschadigd worden dat reparatie niet meer
mogelijk is.
Door het rijden met een lekke band kan er op de wang rondom een groef
ontstaan. In zo'n geval kan de band bij het gebruik van een reparatieset
exploderen.
694
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Wees voorzichtig tijdens het rijden
De reparatieset is speciaal ontworpen voor uw auto.
Gebruik de set niet voor andere auto's. Als u dat wel doet, kan dat leiden
tot een ongeval met ernstig letsel tot gevolg.
Gebruik de set niet voor banden met een afwijkende maat of voor andere
doeleinden. Als de banden niet volledig zijn gerepareerd, kan dit leiden tot
een ongeval met ernstig letsel tot gevolg.
Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik van de bandenreparatievloeistof
Het inslikken van bandenreparatievloeistof is schadelijk voor uw gezond-
heid. Drink zo veel mogelijk water en raadpleeg direct een huisarts wan-
neer u bandenreparatievloeistof hebt ingeslikt.
Spoel direct met water wanneer bandenreparatievloeistof in uw ogen of op
uw huid is terechtgekomen. Raadpleeg een huisarts als u zich niet lekker
blijft voelen.
Bij het repareren van een lekke band
Parkeer de auto op een veilige plaats en een vlakke ondergrond.
Raak de wielen of het gedeelte rond de remmen direct nadat met de auto
is gereden niet aan.
Nadat met de auto is gereden, zijn de wielen en het gedeelte rond de rem-
men mogelijk zeer heet. Wanneer u deze delen met uw handen, voeten of
andere lichaamsdelen aanraakt, kan dit leiden tot brandwonden.
Laat ter voorkoming van beschadiging of ernstige lekkage de fles niet val-
len. Voer vóór gebruik een visuele controle van de fles uit. Gebruik uitslui-
tend onbeschadigde en niet-lekkende flessen. In dergelijke gevallen direct
vervangen.
Sluit de slang stevig aan op het ventiel terwijl het wiel aan de auto beves-
tigd is. Als de slang niet goed op het ventiel is aangesloten, kan er lekkage
van lucht optreden waarbij bandenreparatievloeistof naar buiten spuit.
Als de slang tijdens het vullen loskomt van het ventiel, is het mogelijk dat
de slang abrupte bewegingen maakt vanwege de luchtdruk.
5
695
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Bij het repareren van een lekke band
Nadat de band gevuld is, kunnen er spetters bandenreparatievloeistof
naar buiten komen als de slang wordt losgemaakt of wanneer u lucht uit
de band laat ontsnappen.
Volg voor het repareren van de band de volgende procedure. Als u de pro-
cedures niet volgt, kan de bandenreparatievloeistof naar buiten spuiten.
Bewaar afstand tot de band wanneer deze gerepareerd wordt, omdat de
band kan klappen. Als u scheuren of beschadigingen waarneemt, zet dan
de compressor uit en stop onmiddellijk met de reparatie.
De reparatieset kan oververhit raken als deze langere tijd achter elkaar
wordt gebruikt. Gebruik de reparatieset niet langer dan 40 minuten achter
elkaar.
Delen van de reparatieset worden tijdens het gebruik heet. Wees voor en
na gebruik voorzichtig met de reparatieset. Raak het metalen deel rond de
verbinding tussen de fles en de compressor niet aan. Dit is namelijk zeer
heet.
Plak de waarschuwingssticker voor de rijsnelheid alleen op de aange-
geven plaats. Als de sticker wordt aangebracht op een plaats waar zich
een airbag bevindt, zoals op het stuurwielkussen, werkt de airbag mogelijk
niet goed meer.
Rijden om de bandenreparatievloeistof gelijkmatig te verdelen
Neem om de kans op ongevallen te beperken de volgende voorzorgsmaat-
regelen in acht.
Als u dat niet doet kunt u de macht over het stuur verliezen, waardoor ern-
stig letsel kan ontstaan.
Rijd langzaam en voorzichtig. Wees extra voorzichtig bij het maken van
bochten.
Breng de auto tot stilstand wanneer de auto niet rechtuit wil rijden of als u
voelt dat er aan het stuurwiel wordt getrokken en controleer het volgende.
Toestand van de band. De band kan van de velg zijn afgelopen.
Bandenspanning. Als de bandenspanning 130 kPa (1,3 kg/cm
2
of bar,
19 psi) of lager is, is de band mogelijk ernstig beschadigd.
696
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
OPMERKING
Een noodreparatie uitvoeren
Een band mag alleen met de bandenreparatieset worden gerepareerd
indien de beschadiging te wijten is aan perforatie door een spijker of
schroef.
Verwijder de spijker of de schroef niet uit de band. Door het verwijderen
van de spijker of de schroef kan het gat groter worden waardoor de band
niet meer tijdelijk gerepareerd kan worden.
De reparatieset is niet waterbestendig. Zorg dat de reparatieset niet nat
wordt, wanneer de set bijvoorbeeld in de regen wordt gebruikt.
Zet de reparatieset niet op een stoffige ondergrond zoals bijvoorbeeld
zand. Als de reparatieset stof e.d. opzuigt, kunnen er storingen optreden.
Houd de fles tijdens het gebruik niet ondersteboven, om schade aan de
compressor te voorkomen.
Voorzorgsmaatregelen voor de bandenreparatieset
De reparatieset heeft als voeding 12V-gelijkstroom nodig. Sluit de repara-
tieset niet aan op andere voedingsbronnen.
Als er benzinedruppels op de reparatieset terechtkomen, kan de set defect
raken. Zorg dat de set niet met benzine in aanraking kan komen.
Berg de reparatieset op, zodat de set beschermd is tegen vuil en vocht.
Berg de reparatieset op in de gereedschapshouder onder de afdekking
van de bagageruimtevloer, buiten bereik van kinderen.
Demonteer de reparatieset niet en breng geen wijzigingen aan. Stel
onderdelen als de bandenspanningsmeter niet bloot aan schokken. Hier-
door kunnen storingen optreden.
5
697
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
OPMERKING
Voorkomen van schade aan de bandenspanningssensoren en -zenders
Als een band is gerepareerd met bandenreparatievloeistof, werken de ban-
denspanningssensor en -zender mogelijk niet goed. Neem wanneer ban-
denreparatievloeistof is gebruikt zo snel mogelijk contact op met een Toyota-
dealer of erkende reparateur. Vervang bij het vervangen van de band ook de
bandenspanningssensor en -zender. (Blz. 540)
698
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Als de motor niet wil aanslaan
Controleer de volgende punten als de motor nog altijd niet wil aan-
slaan nadat de juiste procedure voor het starten is gevolgd
(Blz. 192, 198) of het stuurslot is ontgrendeld (Blz. 195, 200).
De motor start zelfs niet als u de juiste elektronische sleutel
bij u hebt
Mogelijk wordt het probleem veroorzaakt door een van de
onderstaande zaken.
Er is mogelijk onvoldoende brandstof aanwezig in de tank.
Benzinemotor: Vul brandstof bij.
Dieselmotor: (Blz. 723)
De motor kan verzopen zijn. (benzinemotor)
Probeer de motor nogmaals te starten volgens de juiste start-
procedures. (Blz. 192, 198)
Er kan een storing aanwezig zijn in de startblokkering.
(Blz. 119)
De startmotor draait langzaam rond, de leeslampjes/inte-
rieurverlichting en de koplampen gaan zwakker branden of
de claxon maakt geen of weinig geluid.
Mogelijk wordt het probleem veroorzaakt door een van de
onderstaande zaken.
De accu kan te ver ontladen zijn. (Blz. 714)
De accuklemmen kunnen loszitten of gecorrodeerd zijn.
5
699
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
De startmotor draait niet (auto's met Smart entry-systeem
en startknop)
Het startsysteem van de motor is defect als gevolg van een elek-
trische storing, zoals een onderbreking of een defecte zekering.
Er bestaat echter een noodmaatregel om de motor te starten.
(Blz. 700)
De startmotor draait niet, de leeslampjes/interieurverlich-
ting en de koplampen gaan niet aan of de claxon maakt
geen geluid
Mogelijk wordt het probleem veroorzaakt door een van de
onderstaande zaken.
Een of beide accuklemmen zit(ten) los.
De accu kan te ver ontladen zijn. (Blz. 714)
Er kan een storing aanwezig zijn in het stuurslotsysteem.
(auto's met Smart entry-systeem en startknop)
Neem contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur als
het probleem niet verholpen kan worden of als de reparatieproce-
dure niet bekend is.
700
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Startfunctie voor noodgevallen (auto's met Multidrive CVT of automati-
sche transmissie en Smart entry-systeem met startknop)
Als de motor niet aanslaat maar de startknop normaal werkt, kan de
auto aan de hand van de volgende stappen worden gestart.
Activeer de parkeerrem.
Zet de selectiehendel in stand P.
Zet het contact in stand ACC.
Houd het rempedaal stevig ingetrapt en druk de startknop
gedurende ongeveer 15 seconden in.
Ook als de auto aan de hand van deze stappen kan worden gestart,
kan er een storing in het systeem zijn. Laat uw auto controleren door
een Toyota-dealer of erkende reparateur.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
5
701
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Als de selectiehendel niet in een andere stand dan P gezet kan worden
Auto's met Multidrive CVT of automatische transmissie: Als de
selectiehendel niet in een andere stand gezet kan worden terwijl u
het rempedaal ingetrapt hebt, kan er een probleem aanwezig zijn in
het schakelblokkeersysteem (een systeem dat voorkomt dat de
selectiehendel per ongeluk in een andere stand gezet kan worden).
Laat uw auto direct controleren door een Toyota-dealer of erkende
reparateur.
Met de volgende procedure kan in noodgevallen de blokkering van
de selectiehendel ongedaan worden gemaakt.
Activeer de parkeerrem.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Zet het con-
tact in stand ACC.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Zet het
contact in stand ACC.
Trap het rempedaal in.
Druk op de schakelaar SHIFT
LOCK.
De selectiehendel kan worden
verplaatst als de schakelaar
ingedrukt is.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
702
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Als de parkeerrem niet gedeactiveerd kan worden
Handmatig deactiveren van de parkeerrem (sedan)
Til de mat in de bagageruimte op. (Blz. 493)
Haal het gereedschap voor het deactiveren van de parkeer-
rem uit de bagageruimte.
(Blz. 644, 672)
Als de accu leeg is of de parkeerrem niet kan worden gedeactiveerd,
kan deze aan de hand van onderstaande procedure handmatig wor-
den gedeactiveerd. Voer deze procedure alleen in noodgevallen uit.
Als de schakelaar ook wanneer de accu normaal werkt niet kan wor-
den bediend, is het parkeerremsysteem mogelijk defect. Laat uw
auto direct controleren door een Toyota-dealer of erkende repara-
teur.
Voordat u de parkeerrem handmatig deactiveert
Auto's met Multidrive CVT of automatische transmissie: Zet
de selectiehendel in stand P.
Auto's met handgeschakelde transmissie: Zet de selectiehen-
del in de 1e versnelling of in de achteruit.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Zet het contact
UIT.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Zet het con-
tact UIT.
Controleer of het waarschuwingslampje van de parkeerrem
UIT is.
Leg blokken voor de wielen.
Breng de auto tot stilstand op een stevige, vlakke ondergrond.
STAP
1
STAP
2
5
703
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Sla de linkerzijde van de mat in
de bagageruimte om.
Verwijder of verbreek de afdich-
ting van de ontgrendelopening.
Druk het deactiveringsgereed-
schap goed aan, zorg ervoor dat
het op zijn plaats blijft wanneer u
uw hand weghaalt en draai het
rechtsom tot een koppelingsge-
luid hoorbaar is. (ongeveer 600
omwentelingen, circa 20 minu-
ten)
Als het deactiveringsgereed-
schap linksom wordt gedraaid,
draait het vrij rond.
Als u de parkeerrem hebt gede-
activeerd, moet u het deactive-
ringsgereedschap verwijderen en
in de houder plaatsen.
STAP
3
STAP
4
STAP
5
704
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Handmatig deactiveren van de parkeerrem (wagon)
Haal het deactiveringsgereedschap uit de bagageruimte.
(Blz. 658, 672)
Til de linker afdekplaat op. (Blz. 496)
Verwijder het afdekkapje.
Verwijder of verbreek de afdich-
ting van de ontgrendelopening.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
5
705
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Druk het deactiveringsgereed-
schap goed aan, zorg ervoor dat
het op zijn plaats blijft wanneer u
uw hand weghaalt en draai het
rechtsom tot een koppelingsge-
luid hoorbaar is. (ongeveer 600
omwentelingen, circa 20 minu-
ten)
Als het deactiveringsgereed-
schap linksom wordt gedraaid,
draait het vrij rond.
Als u de parkeerrem hebt gede-
activeerd, moet u het deactive-
ringsgereedschap verwijderen en
in de houder plaatsen.
STAP
5
Als de afdichting beschadigd is
De afdichting moet door een Toyota-dealer of erkende reparateur worden
vervangen.
Als er water in de bagageruimte is gestroomd omdat de afdichting bescha-
digd is of ontbreekt (bijvoorbeeld wanneer de auto in de regen heeft gestaan
terwijl de achterklep geopend was) moet het parkeerremsysteem worden
vervangen.
Handmatige bediening van de parkeerrem
De parkeerrem kan niet handmatig worden ingesteld.
706
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Wanneer u de parkeerrem handmatig deactiveert
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Zet de selectiehendel in stand P (Multidrive CVT of automatische trans-
missie) of in de 1e versnelling of de achteruit (handgeschakelde trans-
missie), zet het contact UIT en leg blokken voor de wielen.
Als u dat niet doet, kan de auto in beweging komen waardoor een
ongeluk kan ontstaan.
Zet het contact UIT en controleer of het waarschuwingslampje van de
parkeerrem niet brandt.
Als u dit niet doet, kan het systeem in werking treden, waardoor het
deactiveringsgereedschap van de parkeerrem wordt gedraaid en er let-
sel kan ontstaan.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Zet de selectiehendel in stand P (Multidrive CVT of automatische trans-
missie) of in de 1e versnelling of de achteruit (handgeschakelde trans-
missie), zet het contact UIT en leg blokken voor de wielen.
Als u dat niet doet, kan de auto in beweging komen waardoor een
ongeluk kan ontstaan.
Zet het contact UIT en controleer of het waarschuwingslampje van de
parkeerrem niet brandt.
Als u dit niet doet, kan het systeem in werking treden, waardoor het
deactiveringsgereedschap van de parkeerrem wordt gedraaid en er let-
sel kan ontstaan.
5
707
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
OPMERKING
Wanneer u de parkeerrem handmatig deactiveert
Controleer of het gereedschap er zo ver mogelijk in is geduwd.
Draai het gereedschap zo ver als maar mogelijk is. Halverwege stoppen
zal de schakelaarbediening opheffen, wat resulteert in een defect parkeer-
remsysteem.
Gebruik uitsluitend het hiervoor bedoelde deactiveringsgereedschap.
Bij gebruik van universele gereedschappen kan de ontgrendelopening
beschadigd raken, waardoor deze niet meer kan worden gesloten.
708
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Als u uw sleutels verliest
Een Toyota-dealer of erkende reparateur kan een nieuwe Toyota-
sleutel maken. Bij auto's met Smart entry-systeem en startknop dient
u de overige sleutels en het plaatje met het sleutelnummer mee te
brengen. Bij auto's zonder Smart entry-systeem en startknop dient u
de hoofdsleutel en het plaatje met het sleutelnummer mee te bren-
gen.
5
709
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Als het openingssysteem voor de achterklep niet werkt (sedan)
Neerklappen van de rugleuning van de rechterstoel.
(Blz. 85)
Trek aan de noodontgrende-
lingshendel.
Als het openingssysteem voor de achterklep niet werkt, zit er moge-
lijk een storing in het openingssysteem. Laat uw auto direct contro-
leren door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Met de volgende procedure kan de achterklep in noodgevallen van
binnenuit worden geopend.
STAP
1
STAP
2
710
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Als het openingssysteem voor de achterklep niet werkt (wagon)
Verwijder de plaat in het achter-
kleppaneel.
Gebruik een doek om krassen te
voorkomen.
Druk tegen de hendel van de
slotservo van de achterklep en
open de achterklep.
Als het openingssysteem voor de achterklep niet werkt, zit er moge-
lijk een storing in het openingssysteem. Laat uw auto direct contro-
leren door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Met de volgende procedure kan de achterklep in noodgevallen van
binnenuit worden geopend.
STAP
1
STAP
2
5
711
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Als de elektronische sleutel niet goed werkt
Vergrendelen en ontgrendelen van de portieren en sleutelgekop-
pelde functies
Vergrendelt alle portieren
Ontgrendelt alle portieren
Als het alarm ingeschakeld was,
zal het afgaan. (Blz. 130)
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Als de communicatie
tussen de elektronische sleutel en de auto onderbroken wordt
(Blz. 36) of als de elektronische sleutel niet kan worden gebruikt
omdat de batterij leeg is, kunnen het Smart entry-systeem met start-
knop en de afstandsbediening niet worden gebruikt. In dat geval
kunnen de portieren worden geopend of kan de motor worden
gestart door de onderstaande procedure te volgen.
712
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Starten van de motor
Auto's met Multidrive CVT of automatische transmissie: Zet
de selectiehendel in stand P en trap het rempedaal in.
Auto's met handgeschakelde transmissie: Zet de selectiehen-
del in stand N en trap het koppelingspedaal in.
Houd de zijde van de elektroni-
sche sleutel met het Toyota-logo
tegen de startknop.
Als een van de portieren geopend
wordt terwijl de sleutel tegen de
startknop wordt gehouden, klinkt
er een alarm dat aangeeft dat het
startsysteem de elektronische
sleutel niet kan detecteren.
Druk binnen 10 seconden na het klinken van de zoemer de
startknop in en houd daarbij het rempedaal (Multidrive CVT of
automatische transmissie) of het koppelingspedaal (handge-
schakelde transmissie) ingetrapt.
Indien de startknop nog steeds niet kan worden bediend, neem dan
contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
5
713
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Uitzetten van de motor
Zet de selectiehendel in stand P (Multidrive CVT of automatische transmis-
sie) of de selectiehendel in de stand N (handgeschakelde transmissie) en
druk op de startknop, zoals u normaliter doet bij het afzetten van de motor.
Vervangen van de sleutelbatterij
Omdat deze procedure een noodmaatregel is, wordt geadviseerd de batterij
van de elektronisch sleutel zo snel mogelijk te laten vervangen als deze ont-
laden is. (Blz. 562)
Alarm
Het alarmsysteem wordt niet ingeschakeld als de mechanische sleutel wordt
gebruikt om de portieren te vergrendelen.
Het alarm kan worden geactiveerd als een portier met de mechanische sleu-
tel wordt ontgrendeld terwijl het alarmsysteem is ingeschakeld. (Blz. 130)
Wijzigen van de stand van de startknop
Automatische transmissie
Laat binnen 10 seconden na het klinken van de zoemer het rempedaal
los en druk de startknop in.
De motor wordt niet gestart en de stand verandert iedere keer dat de
knop wordt ingedrukt. (Blz. 194)
Handgeschakelde transmissie
Laat binnen 10 seconden na het klinken van de zoemer het koppe-
lingspedaal los en druk de startknop in.
De motor wordt niet gestart en de stand verandert iedere keer dat de
knop wordt ingedrukt. (Blz. 194)
714
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Als de accu ontladen is
Als de accu van de auto ontladen is, kan de motor met behulp van de
onderstaande procedures worden gestart.
U kunt ook contact opnemen met een Toyota-dealer of erkende repa-
rateur.
Als u de beschikking hebt over een set startkabels en een tweede
voertuig met een 12V-accu, kunt u uw Toyota starten met behulp
van de onderstaande hulpstartprocedure.
Sluit de startkabels aan.
Benzinemotor
STAP
1
5
715
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Dieselmotor
Sluit de startkabel aan op de pluspool (+) van de accu van uw
auto
Sluit de andere kant van de kabel aan op de pluspool (+) van de
accu van de tweede auto.
Sluit de startkabel aan op de minpool (-) van de accu in de
tweede auto
Sluit de startkabel aan op een massapunt van uw auto zoals
aangegeven in de afbeelding.
716
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Start de motor van de tweede auto. Verhoog het motortoe-
rental iets en laat de motor gedurende ongeveer 5 minuten
met het verhoogde toerental draaien om de accu van uw
auto op te laden.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Open en sluit
een van de portieren terwijl het contact UIT staat.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Houd het
motortoerental van de tweede auto constant en zet het con-
tact AAN. Start vervolgens de motor van de auto.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Houd het
motortoerental van de tweede auto constant en zet het con-
tact AAN. Start vervolgens de motor van de auto.
Verwijder de hulpstartkabels in exact de omgekeerde volg-
orde van aansluiten als de motor van uw auto aangeslagen
is.
Laat, nadat de motor van uw auto aangeslagen is, de auto zo snel
mogelijk nakijken door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
STAP
2
STAP
3
STAP
4
STAP
5
5
717
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Starten van de motor als de accu leeg is (auto's met Multidrive CVT of
automatische transmissie)
De auto kan niet worden aangeduwd.
Voorkomen dat de accu ontladen raakt
Zet de koplampen en het audiosysteem uit als de motor niet draait.
Schakel niet-noodzakelijke elektrische verbruikers uit als er gedurende
langere tijd met lage snelheden gereden wordt, bijvoorbeeld in een file,
enz.
Laden van de accu
De accu zal geleidelijk aan ontladen, zelfs wanneer de auto niet in gebruik
is. Dit wordt veroorzaakt door natuurlijke ontlading en het effect van
bepaalde elektrische apparatuur. Als de auto langere tijd niet gebruikt wordt,
kan de accu ontladen en kan de auto mogelijk niet meer worden gestart. (De
accu laadt automatisch op tijdens het rijden.)
Als de accu verwijderd of ontladen is
Zorg ervoor dat de sleutel zich niet in de auto bevindt als de accu wordt
opgeladen of vervangen. Wanneer het alarm wordt geactiveerd, kan de
sleutel in de auto worden ingesloten. (Blz. 133)
WAARSCHUWING
Voorkomen van brand en explosie
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om te voorkomen dat het
licht ontvlambare gas dat uit de accu kan komen, per ongeluk tot ontbran-
ding komt.
Zorg ervoor dat de startkabel aangesloten wordt op de juiste accupool en
niet per ongeluk in aanraking komt met een ander onderdeel dan de
bedoelde accupool.
Laat de startkabels geen kortsluiting maken met de “+” en “-” polen.
Rook niet en gebruik geen open vuur in de buurt van de accu.
718
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de accu
De accu bevat giftige en corrosieve elektrolyt en de onderdelen van de accu
bevatten lood en loodhoudende samenstellingen. Neem bij het omgaan met
de accu de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Draag bij het werken met de accu altijd een veiligheidsbril en zorg ervoor
dat de vloeistof uit de accu niet in contact komt met de huid, kleding of de
carrosserie van de auto.
Leun niet over de accu heen.
Was accuvloeistof, die op de huid of in de ogen terecht is gekomen, direct
weg met water en raadpleeg een arts.
Bedek de plaats waar de accuvloeistof op terechtgekomen is met een
natte spons of doek totdat er medische hulp kan worden verkregen.
Was altijd uw handen nadat u de accudrager, de accupolen en andere
accu-gerelateerde onderdelen hebt aangeraakt.
Houd kinderen uit de buurt van de accu.
OPMERKING
Voorkomen van schade aan de auto (auto's met handgeschakelde
transmissie)
Probeer de auto niet aan te duwen of aan te slepen omdat hierdoor de kata-
lysator te heet kan worden en er brand kan ontstaan.
Omgaan met startkabels
Let er op dat de startkabels niet in aanraking kunnen komen met de koelven-
tilator of met een van de aandrijfriemen bij het aansluiten of losnemen van
de kabels.
5
719
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Als de motor oververhit raakt
Correctieprocedures
Breng de auto op een veilige plaats tot stilstand, schakel de
airconditioning uit en zet vervolgens de motor af.
Als er stoom te zien is:
Open, nadat de stoom is verdwenen, voorzichtig de motor-
kap.
Als er geen stoom te zien is:
Open voorzichtig de motorkap.
Controleer nadat de motor vol-
doende is afgekoeld de slangen
en het radiateurblok (radiateur)
op sporen van lekkage.
Radiateur
Koelventilator
Neem bij lekkage van een grote
hoeveelheid koelvloeistof onmid-
dellijk contact op met een Toyota-
dealer of erkende reparateur.
Het volgende kan erop duiden dat de auto oververhit raakt:
De naald van de koelvloeistoftemperatuurmeter (Blz. 226)
komt in het rode gebied of u merkt dat de motor minder vermo-
gen levert. (De auto accelereert bijvoorbeeld niet als het gaspe-
daal wordt ingetrapt.)
Er komt stoom onder de motorkap uit.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
720
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Het koelvloeistofniveau is correct
als het zich tussen de streepjes
FULL en LOW bevindt.
Reservoir
FULL (maximaal)
LOW (minimaal)
Vul indien nodig koelvloeistof bij.
In noodgevallen mag ook water
gebruikt worden als u geen koel-
vloeistof bij de hand hebt.
Start de motor, schakel de airconditioning in en controleer of
de koelventilator van de radiateur draait en of er geen koel-
vloeistof lekt uit de radiateur of de slangen.
De koelventilator gaat draaien als de airconditioning wordt ingescha-
keld direct na een koude start. Controleer of de ventilator draait door
ernaar te luisteren en te voelen of er luchtstroom is. Schakel als u
hier niet zeker van bent de airconditioning nog een aantal keer in en
uit. (De ventilator werkt mogelijk niet bij temperaturen beneden het
vriespunt.)
STAP
4
STAP
5
STAP
6
5
721
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Als de koelventilator niet draait:
Schakel onmiddellijk de motor uit en neem contact op met
een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Als de koelventilator draait:
Laat de auto nakijken door de dichtstbijzijnde Toyota-dealer
of erkende reparateur.
WAARSCHUWING
Een ongeval of letsel voorkomen bij controles in de motorruimte van
uw auto
Als er stoom onder de motorkap vandaan komt, open de motorkap dan
niet voordat de stoom is verdwenen. De motorruimte kan zeer heet zijn,
wat ernstig letsel als brandwonden kan veroorzaken.
Houd uw handen en kleding (met name stropdassen, sjaals en dassen) uit
de buurt van de ventilator en aandrijfriemen. Anders kan dit ernstig letsel
tot gevolg hebben.
Draai de dop van het koelvloeistofreservoir niet los als de motor en de
radiateur heet zijn.
De hete koelvloeistof en stoom die uit het onder druk staande systeem
naar buiten kunnen spuiten, kunnen ernstig letsel, zoals brandwonden,
veroorzaken.
STAP
7
722
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
OPMERKING
Bijvullen van koelvloeistof
Wacht totdat de motor is afgekoeld alvorens koelvloeistof bij te vullen.
Vul het systeem langzaam met koelvloeistof. Het te snel bijvullen van koude
koelvloeistof bij een hete motor kan schade aan de motor veroorzaken.
Voorkomen van beschadigingen aan het koelsysteem
Houd u aan de volgende voorzorgsmaatregelen:
Zorg dat de koelvloeistof niet verontreinigd raakt (bijvoorbeeld met zand of
stof)
Gebruik geen koelvloeistofadditief.
5
723
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Als u zonder brandstof komt te staan en de motor afslaat (dieselmotor)
OPMERKING
Als de motor herstart wordt
Start de motor niet als er nog geen brandstof is bijgevuld en het brandstof-
systeem nog niet ontlucht is met de ontluchtingspomp. Hierdoor kan
schade aan de motor en het brandstofsysteem ontstaan.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Laat de startmotor niet
langer dan 30 seconden onafgebroken werken. Anders kunnen de start-
motor en de bedrading oververhit raken.
Als u zonder brandstof komt te staan en de motor afslaat:
Vul de brandstoftank van uw auto.
Bedien om het brandstofsys-
teem te ontluchten de ontluch-
tingspomp totdat u meer
weerstand voelt.
Start de motor. (
Blz. 192, 198)
Als de motor niet aanslaat nadat de bovenstaande stappen zijn
uitgevoerd, wacht dan 10 seconden en voer stap 2 en 3 vervol-
gens opnieuw uit. Raadpleeg een Toyota-dealer of erkende repa-
rateur als de motor nog steeds niet gestart kan worden.
Trap nadat de motor is aangeslagen het gaspedaal iets in tot de
motor soepel ronddraait.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
724
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Als de auto vast komt te zitten
Voer de volgende procedures uit als de banden doorslippen of als de
auto vastzit in modder, sneeuw, enz.
Zet de motor af. Activeer de parkeerrem en zet de selectie-
hendel in stand P (Multidrive CVT of automatische trans-
missie) of de selectiehendel in stand N (handgeschakelde
transmissie).
Verwijder de modder, sneeuw, enz. rond het doorslippende
wiel.
Plaats een stuk hout, stenen of andere materialen die
ervoor kunnen zorgen dat de banden weer grip krijgen
onder de banden.
Start de motor opnieuw.
Zet de selectiehendel in stand D of R (Multidrive CVT of
automatische transmissie) of in de 1e versnelling of de ach-
teruit (handgeschakelde transmissie) en trap het gaspedaal
voorzichtig in om de auto in beweging te brengen.
Schakel het TRC- en /of VSC-systeem uit als u door deze
systemen de auto moeilijk vrij kunt krijgen. (Blz. 317)
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
STAP
5
5
725
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Bij het vrij proberen te krijgen van een auto die vastzit
Als u de auto in beweging wilt krijgen door te schommelen, controleer dan
eerst of er in de omgeving van de auto geen andere auto's, objecten of per-
sonen aanwezig zijn die geraakt zouden kunnen worden als de auto plotse-
ling in beweging komt. De auto kan ook een plotselinge beweging maken als
de wielen weer grip krijgen. Neem de grootst mogelijke voorzichtigheid in
acht.
Bedienen van de selectiehendel
Auto's met Multidrive CVT of automatische transmissie: Zet de selectiehen-
del niet in een andere stand als het gaspedaal is ingetrapt.
Als u dat wel doet, kan de auto onverwacht snel accelereren, waardoor een
aanrijding en ernstig letsel kan ontstaan.
OPMERKING
Om beschadiging van de transmissie en andere componenten te voor-
komen
Voorkom dat de wielen gaan doorslippen en laat de motor niet met een te
hoog toerental draaien.
Als de auto na deze pogingen nog steeds vastzit, moet hij door een ander
voertuig worden losgetrokken.
726
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Als uw auto in geval van nood tot stilstand moet worden gebracht
Breng de auto alleen in noodgevallen, bijvoorbeeld wanneer de auto
niet op de normale manier stilgezet kan worden, als volgt tot stil-
stand:
Trap het rempedaal met beide voeten stevig in.
Rem niet “pompend”; hierdoor is meer kracht nodig om de auto
tot stilstand te brengen.
Zet de selectiehendel in stand N.
Als de selectiehendel in stand N is gezet
Zet na het afremmen de auto stil op een veilige plaats langs
de weg.
Zet de motor af.
Als de selectiehendel niet in stand N kan worden gezet
Blijf het rempedaal met beide voeten intrappen om de rij-
snelheid van de auto zo veel mogelijk af te remmen.
Auto's met Smart entry-sys-
teem en startknop: Houd de
startknop gedurende ten min-
ste 2 seconden ingedrukt of
druk hem driemaal achter
elkaar kort in om de motor uit
te schakelen.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
STAP
3
STAP
4
Houd de startknop ten minste
2 seconden ingedrukt of druk deze
3 maal of vaker achter elkaar kort in
5
727
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
WAARSCHUWING
Als de motor tijdens het rijden afgezet moet worden
De rem- en stuurbekrachtiging zullen niet meer werken, waardoor het
intrappen van het rempedaal en het verdraaien van het stuurwiel zwaarder
gaan. Minder zo veel mogelijk vaart voordat u de motor uitschakelt.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Probeer nooit de sleutel
uit het contactslot te halen, omdat het stuurwiel dan wordt vergrendeld.
Auto's zonder Smart entry-
systeem en startknop: Zet de
motor af door het contact in
stand ACC te zetten.
Breng de auto op een veilige plaats langs de weg tot stil-
stand.
STAP
4
STAP
5
728
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
6
Specificaties
729
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
6-1. Specificaties
Onderhoudsgegevens
(brandstof, oliepeil,
enz.)................................ 730
Informatie over
brandstof......................... 755
6-2. Persoonlijke voorkeurs-
instellingen
Systemen met mogelijkheden
voor persoonlijke voorkeurs-
instellingen...................... 759
6-3. Initialisatie
Systemen die geïnitialiseerd
moeten worden............... 764
730
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
6-1. Specificaties
Onderhoudsgegevens (brandstof, oliepeil, enz.)
Afmetingen en gewichten
Totale lengte
Sedan 4.710 mm (185,4 in.)
Wagon 4.780 mm (188,2 in.)
Totale breedte 1.810 mm (71,2 in.)
Totale hoogte*
1
1.480 mm (58,2 in.)
Wielbasis 2.700 mm (106,3 in.)
Spoorbreedte:
Voor
1.560 mm (61,4 in.)
*
2
1.550 mm (61,0 in.)*
3
Achter
1.550 mm (61,0 in.)
*
2
1.540 mm (60,6 in.)*
3
Maximaal toelaat-
baar totaal-
gewicht (GVW)
1ZR-FAE motor 1.970 kg (4.343,1 lb.)
2ZR-FAE motor
2.020 kg (4.453,3 lb.)
*
4
2.000 kg (4.409,2 lb.)*
5
3ZR-FAE motor
2.050 kg (4.519,4 lb.)
*
4
2.020 kg (4.453,3 lb.)*
5
1AD-FTV motor
2.100 kg (4.629,7 lb.)
2.130 kg (4.695,8 lb.)
*
6
2AD-FTV en
2AD-FHV motor
2.140 kg (4.717,8 lb.)
Maximale
asbelasting
Voor 1.215 kg (2.678,6 lb.)
Achter 1.135 kg (2.502,2 lb.)
731
6-1. Specificaties
6
Specificaties
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
*
1
: Ongeladen auto
*
2
: 205/60R16 banden
*
3
: 215/55R17 en 225/45R18 banden
*
4
: Auto's met Multidrive CVT
*
5
: Auto's met handgeschakelde transmissie
*
6
: ADT270L-AWFEYW, ADT270L-AWFGYW, ADT270R-AWFEYW en
ADT270R-AWFGYW uitvoeringen
De modelcode staat vermeld op het typeplaatje. (Blz. 732)
*
7
: Auto's met automatische transmissie
Vraag de categorie van de auto na bij een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Kogeldruk 75 kg (165,3 lb.)
Maximaal toelaat-
baar aanhang-
wagengewicht
Geremd
1ZR-FAE motor
1.400 kg (3.086,4 lb.)
2ZR-FAE motor
1.600 kg (3.527,3 lb.)
*
4
1.500 kg (3.306,9 lb.)*
5
3ZR-FAE motor
1.800 kg (3.968,3 lb.)
*
4
1.500 kg (3.306,9 lb.)*
5
1AD-FTV motor
1.600 kg (3.527,3 lb.)
2AD-FTV motor
1.800 kg (3.968,3 lb.)
2AD-FHV motor
1.800 kg (3.968,3 lb.)
*
5
1.600 kg (3.527,3 lb.)*
7
Ongeremd 500 kg (1.102,3 lb.)
732
6-1. Specificaties
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Identificatie van de auto
Voertuigidentificatienummer
Het voertuigidentificatienummer (VIN) is het wettelijke identificatie-
nummer van uw auto. Dit is het belangrijkste identificatienummer
van uw Toyota. Het wordt gebruikt voor het op naam zetten van de
auto.
Dit nummer is aangebracht
onder de voorpassagiersstoel.
Chargenummer
Alleen voor Nederland:
Elke door Louwman & Parqui
ingevoerde Toyota-automobiel
krijgt een chargenummer. Dit
nummer staat op de sticker die
aan de binnenzijde van de klep
van het dashboardkastje is
geplakt. Vermeld bij eventuele
correspondentie of het inwinnen
van telefonische informatie, altijd
het chargenummer van uw auto.
733
6-1. Specificaties
6
Specificaties
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Motornummer
Het motornummer is op de aangegeven plaats ingeslagen in het
motorblok.
Benzinemotor
Dieselmotor
734
6-1. Specificaties
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Motor
Benzinemotor
Uitvoering 1ZR-FAE, 2ZR-FAE, 3ZR-FAE
Soort 4-cilinder lijnmotor, 4-takt, benzine
Boring x slag
1ZR-FAE motor
80,5 × 78,5 mm (3,17 × 3,09 in.)
2ZR-FAE motor
80,5 × 88,3 mm (3,17 × 3,48 in.)
3ZR-FAE motor
80,5 × 97,6 mm (3,17 × 3,84 in.)
Cilinderinhoud
1ZR-FAE motor
1.598 cm
3
(97,5 cu.in.)
2ZR-FAE motor
1.798 cm
3
(109,7 cu.in.)
3ZR-FAE motor
1.987 cm
3
(121,2 cu.in.)
Klepspeling
(koude motor)
Automatische afstelling
Dynamoriemspanning
7,6 10,0 mm (0,30 0,39 in.)
*
*
: Doorbuiging aandrijfriem (gebruikt) bij indruk-
ken met 98 N (10 kg, 22 lbf)
Krukas
Dynamo
Waterpomp
Airco-
compressor
735
6-1. Specificaties
6
Specificaties
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Dieselmotor
Brandstof
Benzinemotor
Uitvoering 1AD-FTV, 2AD-FTV, 2AD-FHV
Soort 4-cilinder lijnmotor, 4-takt dieselmotor
Boring x slag
1AD-FTV motor
86,0 x 86,0 mm (3,39 × 3,39 in.)
2AD-FTV en 2AD-FHV motor
86,0 x 96,0 mm (3,39 × 3,78 in.)
Cilinderinhoud
1AD-FTV motor
1.998 cm
3
(121,9 cu. in.)
2AD-FTV en 2AD-FHV motor
2.231 cm
3
(136,1 cu. in.)
Klepspeling
(koude motor)
Automatische afstelling
Dynamoriemspanning Automatische afstelling
Brandstofsoort
EU:
Uitsluitend loodvrije benzine conform de
Europese norm EN228
Behalve EU:
Uitsluitend loodvrije benzine
Research-octaangetal
(RON)
95 of hoger
Inhoud brandstoftank
(indicatie)
60 liter (15,9 gal., 13,2 Imp.gal.)
736
6-1. Specificaties
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Dieselmotor
Brand-
stof-
soort
1AD-FTV motor
Auto's met roetfilter
EU:
Dieselbrandstof conform de Europese
norm EN590
Behalve EU:
Dieselbrandstof met een zwavelgehalte
van 50 ppm of minder
Auto's zonder roetfilter
EU:
Dieselbrandstof conform de Europese
norm EN590
Behalve EU:
Dieselbrandstof met een zwavelgehalte
van 500 ppm of minder
2AD-FTV en 2AD-
FHV motor
EU:
Dieselbrandstof conform de Europese norm
EN590
Behalve EU:
Dieselbrandstof met een zwavelgehalte van
50 ppm of minder
Cetaangetal 48 of hoger
Inhoud brandstoftank
(indicatie)
60 liter (15,9 gal., 13,2 Imp.gal.)
737
6-1. Specificaties
6
Specificaties
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Smering
*: De aangegeven hoeveelheid motorolie is een referentiehoeveelheid voor het
verversen van de motorolie. Breng de motor op bedrijfstemperatuur en zet de
motor uit, wacht ten minste 5 minuten en controleer het oliepeil met de peil-
stok.
Keuze motorolie
De motor is af fabriek gevuld met originele Toyota-motorolie. Toyota
beveelt het gebruik van originele Toyota-motorolie aan. Er kan ook
andere motorolie van gelijkwaardige kwaliteit worden gebruikt.
Benzinemotor
Oliesoort:
0W-20, 5W-20, 5W-30 en 10W-30:
API SL “Energy-Conserving”, SM “Energy-Conserving”, SN
“Resource-Conserving of ILSAC multigrade-motorolie
15W-40 en 20W-50:
API SL, SM of SN multigrade-motorolie
Inhoud
(Verversen
bij benadering
*)
Benzinemotor
Dieselmotor
Met filter: 4,2 l (4,4 qt., 3,7 Imp.qt.)
Zonder filter: 3,9 l (4,1 qt., 3,4 Imp.qt.)
1AD-FTV motor (auto's met roetfilter)
Met filter: 5,9 l (6,2 qt., 5,2 Imp.qt.)
Zonder filter: 5,5 l (5,8 qt., 4,8 Imp.qt.)
1AD-FTV motor (auto's zonder roetfilter)
Met filter: 6,3 l (6,7 qt., 5,5 Imp.qt.)
Zonder filter: 5,9 l (6,2 qt., 5,2 Imp.qt.)
2AD-FTV en 2AD-FHV motor
Met filter: 5,9 l (6,2 qt., 5,2 Imp.qt.)
Zonder filter: 5,5 l (5,8 qt., 4,8 Imp.qt.)
738
6-1. Specificaties
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Aanbevolen viscositeit (SAE):
Uw Toyota is af fabriek gevuld
met motorolie met een viscositeit
van SAE 0W-20. Deze motorolie
is de beste keuze voor uw auto
vanwege een laag brandstofver-
bruik en goede starteigenschap-
pen bij koud weer.
U kunt de viscositeit SAE 5W-30
gebruiken als SAE 0W-20 niet
beschikbaar is. Deze dient ech-
ter bij de volgende verversing
vervangen te worden door
SAE 0W-20.
Bij het gebruik van motorolie met
een viscositeit van SAE 10W-30
of hoger, kan het bij extreme kou
voorkomen dat de motor moei-
lijk start. Daarom wordt dan
motorolie met een viscositeit van
SAE 0W-20, 5W-20 of 5W-30
aanbevolen.
Viscositeit (als voorbeeld wordt hier 0W-20 gebruikt):
Het gedeelte 0W in 0W-20 geeft aan dat de olie ervoor zorgt dat de
motor goed start bij koud weer. Olie met een lage waarde voor de W
zorgt dat de motor goed start bij koud weer.
Het gedeelte 20 in 0W-20 geeft de viscositeit van de olie weer als de
olie een hoge temperatuur heeft. Olie met een hogere viscositeit
(hogere waarde) is mogelijk beter geschikt wanneer met hoge snelhe-
den of met veel belading wordt gereden.
Te verwachten temperatuurbereik tot
de volgende verversing
Aanbevolen
739
6-1. Specificaties
6
Specificaties
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Merktekens oliekwaliteit:
Let er bij het aanschaffen van motorolie op of ten minste één van
beide bovenstaande symbolen op de verpakking is gedrukt.
API-symbool
Bovenste deel: API SERVICE SN
geeft de kwaliteit van de motor-
olie aan en is vastgesteld door
API (American Petroleum Insti-
tute).
Middelste deel: SAE 0W-20 geeft
de viscositeit aan.
Onderste deel: In dit deel staat
“Resource-Conserving”, wat staat
voor brandstofbesparende en
groene eigenschappen.
ILSAC-symbool
Het ILSAC-symbool (International
Lubricant Standardization and
Approval Committee) staat op de
voorzijde van de verpakking.
740
6-1. Specificaties
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
1AD-FTV motor zonder roetfilter
Dieselbrandstof met een zwavelgehalte tussen 50 ppm en 500
ppm
Oliesoort: ACEA B1, API CF-4 of CF
Aanbevolen viscositeit (SAE):
Uw Toyota is af fabriek gevuld
met motorolie met een viscositeit
van SAE 5W-30. Deze motorolie
is de beste keuze voor uw auto
vanwege een zuinig brandstof-
verbruik en goede starteigen-
schappen bij koud weer.
Bij het gebruik van motorolie met
een viscositeit van SAE 10W-30
of hoger, kan het bij extreme kou
voorkomen dat de motor moei-
lijk start. Daarom wordt dan
motorolie met een viscositeit van
SAE 5W-30 aanbevolen.
Viscositeit (als voorbeeld wordt hier 5W-30 gebruikt):
Het gedeelte 5W in 5W-30 geeft aan dat de olie ervoor zorgt dat de
motor goed start bij koud weer. Olie met een lage waarde voor de W
zorgt dat de motor goed start bij koud weer.
Het gedeelte 30 in 5W-30 geeft de viscositeit van de olie weer als de
olie een hoge temperatuur heeft. Olie met een hogere viscositeit
(hogere waarde) is mogelijk beter geschikt wanneer met hoge snelhe-
den of met veel belading wordt gereden.
OPMERKING
Voorkomen van veroudering van de olie
Gebruik geen ACEA C2 0W-30 motorolie.
Te verwachten temperatuurbereik tot
de volgende verversing
Aanbevolen
741
6-1. Specificaties
6
Specificaties
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Dieselbrandstof met een zwavelgehalte van 50 ppm of minder
Oliesoort: ACEA C2, B1, API CF-4 of CF
Aanbevolen viscositeit (SAE):
Uw Toyota is af fabriek gevuld
met motorolie met een viscositeit
van SAE 0W-30. Deze motorolie
is de beste keuze voor uw auto
vanwege een laag brandstofver-
bruik en goede starteigenschap-
pen bij koud weer.
Bij het gebruik van motorolie met
een viscositeit van SAE 10W-30
of hoger, kan het bij extreme kou
voorkomen dat de motor moei-
lijk start. Daarom wordt motorolie
met een viscositeit van SAE 5W-
30 of 0W-30 aanbevolen.
Viscositeit (als voorbeeld wordt hier 0W-30 gebruikt):
Het gedeelte 0W in 0W-30 geeft aan dat de olie ervoor zorgt dat de
motor goed start bij koud weer. Olie met een lage waarde voor de W
zorgt dat de motor goed start bij koud weer.
Het gedeelte 30 in 0W-30 geeft de viscositeit van de olie weer als de
olie een hoge temperatuur heeft. Olie met een hogere viscositeit
(hogere waarde) is mogelijk beter geschikt wanneer met hoge snelhe-
den of met veel belading wordt gereden.
Te verwachten temperatuurbereik tot
de volgende verversing
Aanbevolen
742
6-1. Specificaties
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
1AD-FTV motor met roetfilter, 2AD-FTV en 2AD-FHV motoren
Oliesoort: ACEA C2
Aanbevolen viscositeit (SAE):
Uw Toyota is af fabriek gevuld
met motorolie met een viscositeit
van SAE 0W-30. Deze motorolie
is de beste keuze voor uw auto
vanwege een laag brandstofver-
bruik en goede starteigenschap-
pen bij koud weer.
Viscositeit (als voorbeeld wordt hier 0W-30 gebruikt):
Het gedeelte 0W in 0W-30 geeft aan dat de olie ervoor zorgt dat de
motor goed start bij koud weer. Olie met een lage waarde voor de W
zorgt dat de motor goed start bij koud weer.
Het gedeelte 30 in 0W-30 geeft de viscositeit van de olie weer als de
olie een hoge temperatuur heeft. Olie met een hogere viscositeit
(hogere waarde) is mogelijk beter geschikt wanneer met hoge snelhe-
den of met veel belading wordt gereden.
OPMERKING
Gebruik van een andere motorolie dan ACEA C2 kan de katalysator bescha-
digen.
Te verwachten temperatuurbereik tot
de volgende verversing
Aanbevolen
743
6-1. Specificaties
6
Specificaties
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Koelsysteem
Inhoud
(indicatie)
Benzine-
motor
1ZR-FAE motor
6,3 l (6,7 qt., 5,5 Imp.qt.)
2ZR-FAE en 3ZR-FAE motor
Multidrive CVT: 6,2 l (6,6 qt., 5,5 Imp.qt.)
Handgeschakelde transmissie: 6,3 l (6,7 qt.,
5,5 Imp.qt.)
Diesel-
motor
Met extra verwarming
7,8 l (8,2 qt., 6,9 Imp.qt.)
Zonder extra verwarming
7,4 l (7,8 qt., 6,5 Imp.qt.)
Soort koelvloeistof
Gebruik een van de volgende middelen.
Toyota Super Long Life Coolant
Of een gelijkwaardig product
Gebruik geen kraanwater.
744
6-1. Specificaties
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Ontsteking (benzinemotor)
Elektrisch systeem
Bougie
Merk DENSO SC20HR11
Elektrodenafstand 1,1 mm (0,043 in.)
OPMERKING
Bougies met iridium elektroden
Gebruik alleen bougies met iridium elektroden. Pas de elektrodenafstand
niet aan voor een betere werking van de motor of betere rijeigenschappen.
Accu
Klemspanning bij 20°C (68°F): 12,6 12,8 V volledig geladen
12,2 12,4 V half geladen
11,8 12,0 V ontladen
(De spanning wordt gemeten 20
minuten nadat de motor en verlich-
ting zijn uitgeschakeld.)
Laadstroom Max. 5 A
745
6-1. Specificaties
6
Specificaties
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Multidrive CVT
De inhoud is de referentiehoeveelheid. Als vervanging noodzakelijk is,
neem dan contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Inhoud
(bij benade-
ring)
2ZR-FAE motor 7,7 l (8,1 qt., 6,8 Imp.qt.)
3ZR-FAE motor 9,1 l (9,6 qt., 8,0 Imp.qt.)
Soort vloeistof Originele Toyota CVT FE-vloeistof
OPMERKING
Soort Multidrive-vloeistof
Door het gebruik van andere transmissievloeistof dan Toyota Genuine CVT
FE-vloeistof kan de schakelkwaliteit verminderen, de lockup van de trans-
missie vergezeld gaan van trillingen en uiteindelijk schade aan de transmis-
sie van uw auto ontstaan.
746
6-1. Specificaties
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Automatische transmissie
De inhoud is de referentiehoeveelheid. Als vervanging noodzakelijk is,
neem dan contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Inhoud (bij benadering) 6,5 l (6,9 qt., 5,7 Imp.qt.)
Soort vloeistof Toyota Genuine ATF WS
OPMERKING
Soort automatische transmissievloeistof
Door het gebruik van andere transmissievloeistof dan Toyota ATF WS kan
de schakelkwaliteit verminderen, de lockup van de transmissie vergezeld
gaan van trillingen en uiteindelijk schade aan de transmissie van uw auto
ontstaan.
747
6-1. Specificaties
6
Specificaties
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Handgeschakelde transmissie
Hoeveelheid
transmissie-olie
Benzinemotor 2,4 l (2,5 qt., 2,1 Imp.qt.)
Dieselmotor 2,3 l (2,4 qt., 2,0 Imp.qt.)
Oliesoort
Gebruik een van de volgende
middelen:
“TOYOTA transmissieolie
type LV”
Andere transmissieolie die vol-
doet aan de API GL-4 en
SAE 75W specificaties
OPMERKING
Transmissieolie
Houd er rekening mee dat, afhankelijk van de specifieke kenmerken van de
transmissieolie die is gebruikt of de omstandigheden, het geluid bij het sta-
tionair draaien, het schakelgevoel en/of het brandstofverbruik kunnen afwij-
ken. Toyota raadt voor optimale prestaties het gebruik van originele
TOYOTA transmissieolie type LV aan.
748
6-1. Specificaties
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Koppeling
Remmen
*: Minimum afstand van pedaal tot vloer bij een pedaalkracht van 490 N (50 kg,
110 lbf) met draaiende motor.
Stuurinrichting
Vrije slag pedaal 5 15 mm (0,2 0,6 in.)
Soort vloeistof
SAE J1703 of FMVSS nr. 116 DOT 3 of
SAE J1704 of FMVSS nr. 116 DOT 4
Afstand van pedaal tot vloer* Min. 59 mm (2,32 in.)
Vrije slag pedaal 1 6 mm (0,04 0,24 in.)
Soort vloeistof
SAE J1703 of FMVSS nr. 116 DOT 3 of
SAE J1704 of FMVSS nr. 116 DOT 4
Vrije slag Minder dan 30 mm (1,18 in.)
749
6-1. Specificaties
6
Specificaties
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Banden en velgen
225/45R18 91W
225/45R18 95W
Bandenmaat 225/45R18 91W
Bandenspanning
(Aanbevolen banden-
spanning koud)
Rijsnelheid
Voorwiel kPa
(kg/cm
2
of
bar, psi)
Achterwiel
kPa (kg/cm
2
of bar, psi)
Voor snelhe-
den boven
160 km/h
(99 mph)
290 (2,9, 43) 280 (2,8, 41)
Voor snelhe-
den onder
160 km/h
(99 mph)
250 (2,5, 37) 240 (2,4, 35)
Wielmaat 18 × 7 1/2J
Aanhaalmoment wiel-
moeren
103 Nm (10,5 kgm, 76 ft•lbf)
Bandenmaat 225/45R18 95W
Bandenspanning
(Aanbevolen banden-
spanning koud)
Rijsnelheid
Voorwiel kPa
(kg/cm
2
of
bar, psi)
Achterwiel
kPa (kg/cm
2
of bar, psi)
Voor snelhe-
den boven
160 km/h
(99 mph)
310 (3,1, 45) 270 (2,7, 40)
Voor snelhe-
den onder
160 km/h
(99 mph)
270 (2,7, 40) 230 (2,3, 34)
Wielmaat 18 × 7 1/2J
Aanhaalmoment wiel-
moeren
103 Nm (10,5 kgm, 76 ft•lbf)
750
6-1. Specificaties
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
215/55R17 94W (Type A
*)
215/55R17 94W (Type B
*)
Bandenmaat 215/55R17 94W
Bandenspanning
(Aanbevolen bandenspan-
ning koud)
Rijsnelheid
Voorwiel kPa
(kg/cm
2
of
bar, psi)
Achterwiel
kPa (kg/cm
2
of bar, psi)
Voor snelhe-
den boven
160 km/h
(99 mph)
280 (2,8, 41) 270 (2,7, 40)
Voor snelhe-
den onder
160 km/h
(99 mph)
240 (2,4, 35) 230 (2,3, 34)
Wielmaat 17 × 7J
Aanhaalmoment wielmoe-
ren
103 Nm (10,5 kgm, 76 ft•lbf)
Bandenmaat 215/55R17 94W
Bandenspanning
(Aanbevolen bandenspan-
ning koud)
Rijsnelheid
Voorwiel kPa
(kg/cm
2
of
bar, psi)
Achterwiel
kPa (kg/cm
2
of bar, psi)
Voor snelhe-
den boven
160 km/h
(99 mph)
280 (2,8, 41) 270 (2,7, 40)
Voor snelhe-
den onder
160 km/h
(99 mph)
Normale
bandenspan-
ning
240 (2,4, 35)
ECO banden-
spanning
260 (2,6, 38)
Normale
bandenspan-
ning
230 (2,3, 34)
ECO banden-
spanning
240 (2,4, 35)
Wielmaat 17 × 7J
Aanhaalmoment wielmoe-
ren
103 Nm (10,5 kgm, 76 ft•lbf)
751
6-1. Specificaties
6
Specificaties
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
215/55R17 94W (Type C
*)
*: Als u niet zeker weet welk type, raadpleeg dan TIRE-LOADING INFORMA-
TION op de middenstijl. (Elk land heeft zijn eigen soort label.)
Bandenmaat 215/55R17 94W
Bandenspanning
(Aanbevolen bandenspan-
ning koud)
Rijsnelheid
Voorwiel kPa
(kg/cm
2
of
bar, psi)
Achterwiel
kPa (kg/cm
2
of bar, psi)
Voor snelhe-
den boven
160 km/h
(99 mph)
280 (2,8, 41) 270 (2,7, 40)
Voor snelhe-
den onder
160 km/h
(99 mph)
Normale
bandenspan-
ning
240 (2,4, 35)
ECO banden-
spanning
280 (2,8, 41)
Normale
bandenspan-
ning
230 (2,3, 34)
ECO banden-
spanning
240 (2,4, 35)
Wielmaat 17 × 7J
Aanhaalmoment wielmoe-
ren
103 Nm (10,5 kgm, 76 ft•lbf)
752
6-1. Specificaties
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
205/60R16 92V (dieselmotor)
205/60R16 92V (benzinemotor)
Bandenmaat 205/60R16 92V
Bandenspanning
(Aanbevolen bandenspan-
ning koud)
Rijsnelheid
Voorwiel kPa
(kg/cm
2
of
bar, psi)
Achterwiel
kPa (kg/cm
2
of bar, psi)
Voor snelhe-
den boven
160 km/h
(99 mph)
280 (2,8, 41) 250 (2,5, 37)
Voor snelhe-
den onder
160 km/h
(99 mph)
250 (2,5, 37) 220 (2,2, 32)
Wielmaat 16 × 6 1/2J
Aanhaalmoment wielmoe-
ren
103 Nm (10,5 kgm, 76 ft•lbf)
Bandenmaat 205/60R16 92V
Bandenspanning
(Aanbevolen bandenspan-
ning koud)
Rijsnelheid
Voorwiel kPa
(kg/cm
2
of
bar, psi)
Achterwiel
kPa (kg/cm
2
of bar, psi)
Voor snelhe-
den boven
160 km/h
(99 mph)
270 (2,7, 40) 250 (2,5, 37)
Voor snelhe-
den onder
160 km/h
(99 mph)
240 (2,4, 35) 220 (2,2, 32)
Wielmaat 16 × 6 1/2J
Aanhaalmoment wielmoe-
ren
103 Nm (10,5 kgm, 76 ft•lbf)
753
6-1. Specificaties
6
Specificaties
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Compact reservewiel
Bandenmaat T145/70D17 106M
Bandenspanning
(aanbevolen bandenspan-
ning koud)
420 kPa (4,2 kg/cm
2
of bar, 60 psi)
Wielmaat 17 × 4T
Aanhaalmoment wielmoe-
ren
103 Nm (10,5 kgm, 76 ft•lbf)
Bij het rijden met een aanhangwagen
Verhoog de bandenspanning met 20,0 kPa (0,2 kg/cm
2
of bar, 3 psi) en
houd rekening met de lagere toegestane maximumsnelheid, van minder dan
100 km/h (62 mph).
OPMERKING
ECO-bandenspanning
Voor een laag brandstofverbruik wordt ECO bandenspanning aanbevolen.
De bandenspanning is van invloed op het comfort, de weggeluiden en het
stuurgedrag.
754
6-1. Specificaties
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Gloeilampen
A: H11 halogeenlamp B: D4S gasontladingslampen
C: H9 halogeenlamp D: Glassokkellampen (oranje)
E: Glassokkellampen (helder) F: H16 halogeenlamp
G: Bolvormige lamp (oranje) H: Bolvormige lamp (helder)
I: Buislampjes
Lampen W Soort
Exterieur
Koplampen
Dimlicht
Halogeenlamp
Gasontladingslamp
Grootlicht
Halogeenlamp
Gasontladingslamp
55
35
65
35
A
B
C
B
Richtingaanwijzers voor 21 D
Parkeerlichten voor/dagrijverlich-
ting (auto's met halogeenkoplam-
pen)
5/21 E
Mistlampen voor 19 F
Richtingaanwijzers achter 21 G
Achteruitrijlicht
Sedan
Wagon
16
21
E
H
Mistachterlichten 21 H
Kentekenplaatverlichting 5 E
Interieur
Leeslampjes/interieurverlichting 8 E
Make-upverlichting 8 E
Instapverlichting 5 I
Bagageruimteverlichting 5 I
755
6-1. Specificaties
6
Specificaties
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Informatie over brandstof
Benzinemotor
EU:
Gebruik uitsluitend loodvrije ben-
zine die voldoet aan de Europese
norm EN228. Gebruik loodvrije
benzine met een octaangetal van
95 RON (Research Octane Num-
ber) of hoger voor optimale pres-
taties van uw auto.
Behalve EU:
Gebruik alleen loodvrije benzine.
Gebruik loodvrije benzine met
een octaangetal van 95 RON
(Research Octane Number) of
hoger voor optimale prestaties
van uw auto.
1AD-FTV motor zonder roetfil-
ter
EU:
Gebruik alleen dieselbrandstof
die voldoet aan de Europese
norm EN590.
Behalve EU:
Gebruik uitsluitend dieselbrand-
stof met een zwavelgehalte van
500 ppm of lager, cetaangetal 48
of hoger.
756
6-1. Specificaties
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Kleinere vulopening van de brandstoftank voor loodvrije benzine (ben-
zinemotor)
Om vergissingen bij tankstations te voorkomen, is uw Toyota uitgerust met
een kleinere vulopening.
Als u van plan bent met uw Toyota naar het buitenland te gaan (diesel-
motor)
Er is mogelijk geen diesel met een laag zwavelgehalte verkrijgbaar. Vraag
daarom eerst bij uw dealer na of er diesel met een laag zwavelgehalte ver-
krijgbaar is in het land van bestemming.
Als de motor pingelt
Neem contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Het kan een enkele keer voorkomen dat u de motor licht hoort pingelen
tijdens accelereren of bij het oprijden van een heuvel. Dit is normaal en is
geen reden tot bezorgdheid.
1AD-FTV motor met roetfilter,
2AD-FTV en 2AD-FHV motoren
EU:
Gebruik alleen dieselbrandstof
die voldoet aan de Europese
norm EN590.
Behalve EU:
Gebruik uitsluitend dieselbrand-
stof met een zwavelgehalte van
50 ppm of minder, cetaangetal 48
of hoger.
757
6-1. Specificaties
6
Specificaties
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
OPMERKING
Opmerking over de brandstofkwaliteit
Gebruik de juiste brandstoffen. De motor zal beschadigd raken wanneer u
de verkeerde brandstof gebruikt.
Benzinemotor: Gebruik geen loodhoudende benzine.
Gebruik van loodhoudende benzine zal de werking van de driewegkataly-
sator blijvend aantasten, waardoor het emissieregelsysteem niet goed kan
functioneren.
1AD-FTV motor zonder roetfilter:
Gebruik geen brandstof met een zwavelgehalte van meer dan 500 ppm.
Door het gebruik van brandstof met een hoog zwavelgehalte kan de motor
beschadigd raken.
1AD-FTV motor met roetfilter, 2AD-FTV en 2AD-FHV motoren:
Gebruik geen brandstof met een zwavelgehalte van meer dan 50 ppm.
Door het gebruik van brandstof met een hoog zwavelgehalte kan de motor
beschadigd raken.
Benzinemotor (EU-landen): Gebruik geen bio-ethanolbrandstof die wordt
verkocht onder de naam E50 of E85, of brandstof met een hoog ethanol-
gehalte. Bij gebruik van deze brandstoffen wordt het brandstofsysteem
beschadigd. Neem bij twijfel contact op met een Toyota-dealer of erkende
reparateur.
Benzinemotor (behalve EU-landen): Gebruik geen bio-ethanolbrandstof
die wordt verkocht onder de naam E50 of E85, of brandstof met een hoog
ethanolgehalte. Uw auto is geschikt voor benzine met maximaal 10%
ethanol. Bij het gebruik van brandstof met meer dan 10% ethanol (E10)
wordt het brandstofsysteem beschadigd. Zorg ervoor dat u brandstof tankt
met de juiste specificaties en de vereiste kwaliteit. Neem bij twijfel contact
op met een Toyota-dealer of erkende reparateur.
758
6-1. Specificaties
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
OPMERKING
Dieselmotor (EU-landen): Gebruik geen FAME-brandstof (Fatty Acid
Methyl Ester) (biodiesel) die wordt verkocht onder de naam B30 of B100,
of brandstof met een hoog FAME-gehalte. Bij gebruik van deze brandstof-
fen wordt het brandstofsysteem beschadigd. Neem bij twijfel contact op
met een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Dieselmotor (behalve EU-landen): Gebruik geen FAME-brandstof (Fatty
Acid Methyl Ester) (biodiesel) die wordt verkocht onder de naam B30 of
B100, of brandstof met een hoog FAME-gehalte. Uw auto is geschikt voor
dieselbrandstof met maximaal 5% biodiesel FAME (B5). Bij het gebruik
van brandstof met meer dan 5% FAME (B5) wordt het brandstofsysteem
beschadigd. Zorg ervoor dat u brandstof tankt met de juiste specificaties
en de vereiste kwaliteit. Neem bij twijfel contact op met een Toyota-dealer
of erkende reparateur.
759
6
Specificaties
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
6-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen
Functies van de auto aanpassen aan de persoonlijke voorkeur
(auto's met navigatiesysteem of multimediasysteem)
Bij het aanpassen van functies van de auto aan de persoonlijke voor-
keur moet deze op een veilige plaats worden geparkeerd met de
selectiehendel in stand P (automatische transmissie of Multidrive
CVT) of in N (handgeschakelde transmissie) en de parkeerrem vast-
gezet.
Druk op de toets SETUP op het navigatiesysteem of multime-
diasysteem.
Kies “Vehicle” (voertuig) op het scherm “Setup” (instellen) en
kies “Vehicle Customisation” (aanpassen voertuig aan per-
soonlijke voorkeur).
Er kunnen verschillende instellingen worden gewijzigd. Raadpleeg
het overzicht met instellingen die kunnen worden gewijzigd voor
meer informatie.
Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstel-
lingen
Auto's met navigatiesysteem of multimediasysteem: Instellingen
die u met het scherm van het navigatiesysteem of multimediasys-
teem kunt wijzigen
Instellingen die door een Toyota-dealer of erkende reparateur kun-
nen worden gewijzigd
Definitie van symbolen: O = Beschikbaar, - = Niet beschikbaar
Uw auto is voorzien van verschillende elektronische functies die
naargelang uw persoonlijke voorkeur kunnen worden ingesteld.
Deze voorkeursinstellingen kunnen alleen met speciaal gereedschap
worden uitgevoerd door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Sommige voorkeursinstellingen zijn van invloed op de instellingen van
andere functies. Neem contact op met uw Toyota-dealer of erkende repa-
rateur.
STAP
1
STAP
2
760
6-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Onderwerp Functie
Standaard-
instelling
Persoonlijke
voorkeurs-
instelling
Smart
entry-sys-
teem met
startknop
(Blz. 31)
Smart entry-systeem
met startknop
AAN UIT O O
Afstands-
bediening
(Blz. 54)
Afstandsbediening AAN UIT - O
Werkingssignaal (alarm-
knipperlichten)
AAN UIT O O
Waarschuwingsfunctie
open portier (bij vergren-
delen van de auto)
AAN UIT - O
Tijd totdat na het ont-
grendelen, zonder dat
een portier wordt
geopend, de portieren
automatisch weer wor-
den vergrendeld
30 seconden
60 seconden - O
120 secon-
den
-O
761
6-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
6
Specificaties
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
*
1
: Auto's met Multidrive CVT of automatische transmissie
*
2
: Indien aanwezig
Portierslot
(→Blz. 68)
Snelheidsafhankelijke
automatische portierver-
grendeling
AAN UIT O O
Functie koppeling van de
portierontgrendeling aan
het bestuurdersportier
AAN UIT O O
Alle portieren worden
ontgrendeld wanneer u
de selectiehendel in
stand P zet
*
1
UIT AAN O O
Alle portieren worden
vergrendeld wanneer u
de selectiehendel in een
andere stand dan P
zet
*
1
UIT AAN O O
Automati-
sche
verlichting
(Blz. 248)
Gevoeligheid lichtsensor Niveau 3
Niveau 1 tot
5
OO
Tijd die verstrijkt voordat
de koplampen automa-
tisch worden uitgescha-
keld
*
2
30 seconden
60 seconden
-O
90 seconden
120 secon-
den
Verlichting
(Blz. 464)
Vertraging interieurver-
lichting
15 seconden
7,5 seconden
-O
30 seconden
Bediening nadat het con-
tact (auto's zonder Smart
entry-systeem en start-
knop) of de startknop
(auto's met Smart entry-
systeem en startknop)
UIT is gezet
AAN UIT - O
Onderwerp Functie
Standaard-
instelling
Persoonlijke
voorkeurs-
instelling
762
6-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Onderwerp Functie
Standaard-
instelling
Persoonlijke
voorkeurs-
instelling
Verlichting
(Blz. 464)
Werking als de portieren
worden ontgrendeld
AAN UIT - O
Werking als u de auto
nadert terwijl u de elek-
tronische sleutel bij u
hebt (als de schakelaar
interieurverlichting in de
stand DOOR staat)
AAN UIT - O
Voetenruimteverlichting AAN UIT - O
Werking van de voeten-
ruimteverlichting
tijdens het rijden
AAN UIT - O
Multi-infor-
matiedisplay
(Blz. 233)
ECO-indicator aan/uit AAN UIT - O
763
6-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
6
Specificaties
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Multi-informatiedisplay (Blz. 233)
Beschikbare talen
Engels, Frans, Duits, Italiaans, Spaans en
Russisch
764
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
6-3. Initialisatie
Systemen die geïnitialiseerd moeten worden
*: Alleen dieselmotor
Onderwerp Wanneer initialiseren Referentie
Onderhoudsgege-
vens motorolie
*
Na het verversen van de
motorolie
Blz. 528
Zonnescherm
panoramadak
Als de automatische ope-
nings-/sluitfunctie niet werkt
Blz. 484
Na bijvoorbeeld het loskoppelen en weer aansluiten van de accuka-
bels of onderhoud aan de auto, moeten de volgende systemen wor-
den geïnitialiseerd, zodat deze weer op de juiste manier werken.
Trefwoordenlijst
765
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Lijst met afkortingen............... 766
Alfabetische index................... 767
Wat moet u doen als... ........... 777
Raadpleeg bij auto's met een navigatiesysteem of een
multimediasysteem de handleiding voor het navigatie-
en multimediasysteem voor meer informatie over de
onderstaande uitrusting.
Navigatiesysteem
Audiosysteem
766
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Lijst met afkortingen
Lijst met afkortingen/acroniemen
AFKORTINGEN BETEKENIS
A/C Airconditioning
ABS Antiblokkeersysteem
AFS Adaptive Front Lighting-systeem
CRS Child Restraint System (baby- en kinderzitjes)
DISP Display
ECU Electronic Control Unit (elektronische module)
ELR
Emergency Locking Retractor (blokkeerauto-
maat)
EPB
Elektric Parking Brake (elektrisch bedienbare
parkeerrem)
EPS
Electric Power Steering (elektrische stuurbe-
krachtiging)
GVM
Gross Vehicle Mass (maximaal toelaatbaar
voertuiggewicht)
LED Light Emitting Diode (lichtgevende diode)
LKA Lane Keeping Assist
MPAC
Maximum Permissible Axle Capacity (maxi-
male asbelasting)
PCS Pre-Crash Safety-systeem
SRS
Supplemental Restraint System (aanvullend
veiligheidssysteem)
TRC Traction Control
VIN Voertuigidentificatienummer
VSC Vehicle Stability Control
767
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Alfabetische index
Alfabetische index
A/C
Automatische
airconditioning ....................350
Handmatig bediende
airconditioning ....................360
Interieurfilter..........................559
Aansteker .................................478
ABS ...........................................316
Accessoireaansluiting.............479
Accu
Als de accu ontladen is.........714
Controleren ...........................532
Rijden in de winter, voorbe-
reidingen en controles........333
Achterklep
Achterklep...............................76
Achterklepgreep......................77
Afstandsbediening ..................54
Achterlichten
Schakelaar............................248
Achterruitenwisser en
-sproeier.................................262
Achterruitverwarming .............371
Achterstoel
Stoelen neerklappen...............84
Achteruitrijlichten
Lampen vervangen ...............581
Vermogen .............................754
Actieve hoofdsteun ...................83
Afmetingen...............................730
Afstandsbediening
Afstandsbediening ..................54
Batterij vervangen.........562, 563
Afstandsbediening ....................54
Airbags
Aanbrengen van wijzigingen en
demonteren van airbags.....151
Airbags..................................140
Airbags, algemene voorzorgs-
maatregelen ....................... 147
Airbags, voorzorgsmaatregelen
voor kinderen......................147
Curtain airbags, voorwaarden
voor activering....................143
Curtain airbags, voorzorgs-
maatregelen ....................... 147
Handmatig in-/uitschakel-
systeem airbag...................172
Juiste houding achter
het stuur .....................138, 147
Plaats van airbags................ 140
Side airbags, voorzorgs-
maatregelen ....................... 147
Voorwaarden voor activering
side airbags........................ 143
Voorwaarden voor activering
van airbags.........................142
Waarschuwingslampje
airbag ................................. 612
Airconditioning
Automatische
airconditioning ....................350
Handmatig bediende
airconditioning ....................360
Interieurfilter..........................559
Alarm ........................................130
Alarmknipperlichten
Schakelaar............................600
Antenne ............................382, 505
Antiblokkeersysteem .............316
Antidiefstalsysteem
Alarm ....................................130
Startblokkering......................119
A
768
Alfabetische index
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Armsteun..................................482
Asbakken..................................477
Audiosysteem
*
Antenne.................................382
Audio-ingang.........401, 411, 423
Audiotoetsen op het
stuurwiel .............................424
AUX-aansluiting....................423
CD-speler..............................383
iPod.......................................401
MP3/WMA-disc .....................391
Optimaal gebruik...................421
Radio.....................................376
Type......................................373
USB-geheugen .....................411
Automatische
airconditioning ......................350
Automatische transmissie
Als de selectiehendel niet in
een andere stand dan P
kan worden gezet ...............701
Automatische transmissie.....208
Stand M.................................211
AUX-aansluiting.......................423
Baby- en kinderzitjes
Baby- of kinderzitje plaatsen
met gordel aan de
bovenzijde ..........................167
Baby- of kinderzitje plaatsen
met veiligheidsgordels........163
Babyzitjes, definitie ...............152
Babyzitjes, plaatsen..............161
Kinderzitje plaatsen met ISOfix-
bevestigingssysteem..........166
Kinderzitjes, definitie.............152
Kinderzitjes, plaatsen............161
Zitkussens, definitie ..............152
Zitkussens, plaatsen .............161
Bagageafdekking.....................496
Bagagehaken...................492, 494
Bagageruimte
Bagageafdekking..................496
Bagagehaken........................494
Bagagenet ............................497
Bagageruimteverlichting .........73
Extra opbergvak....................495
Handgreep achterklep ............73
Skiluik ................................... 483
Ontgrendeling achterklep........72
Skiluik ................................... 483
Banden
Als de auto een lekke band
heeft ................... 644, 658, 672
Bandenmaat ......................... 749
Bandenspanning...................554
Bandenspanningswaar-
schuwingssysteem .............540
Controleren........................... 539
Reservewiel .................. 644, 658
Sneeuwkettingen..................335
Vervangen .................... 644, 658
Winterbanden .......................333
Wisselen van wielen ............. 539
Bandenreparatieset.................672
Bandenspanning ..................... 554
Bekerhouder ............................471
Binnenspiegel..........................103
Bluetooth
®
-audio*...................427
Bluetooth
®
-telefoon*..............427
Bougies .................................... 744
Brake Assist.............................316
B
769
Alfabetische index
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Brandstof
Als de brandstof opraakt en
de motor afslaat..................723
Brandstofmeter .....................226
Informatie..............................755
Informatie voor bij het
tankstation ..........................780
Inhoud...................................735
Tanken..................................113
Type......................................735
Uitschakelsysteem
brandstofpomp....................610
Brandstoffilter..........................537
Buitenspiegels
Afstellen ................................106
Inklappen ..............................107
Buitentemperatuurmeter.........235
CD-speler
*................................383
Chargenummer........................732
Claxon.......................................225
Condensor................................532
Consolevak...............................469
Contactslot
Contactslot....................192, 198
Sleutels ...................................28
Startknop.......................192, 198
Controlelampjes.......................229
Cruise control ..........................263
Curtain airbags ........................140
Dagrijverlichting ......................252
Dagteller ...................................226
Dakconsole...............................470
Dashboardkastje......................468
Dimmer
dashboardverlichting............228
Display
Ritinformatie.......................... 235
Waarschuwingsmelding........620
Display ritinformatie................235
Draaiknop koplamp-
verstelling.............................. 250
Dynamic Radar Cruise
Control ................................... 269
Elektrisch bedienbare ruiten ..109
Elektrische
stuurbekrachtiging................316
Elektronische sleutel
Wanneer de batterij van de
elektronische sleutel
leeg is.................................711
Ergonomisch geheugen............ 87
Extra opbergvak ...................... 495
Extra verwarming ....................368
Fleshouder............................... 472
Gereedschap............644, 658, 672
Gewichten ................................730
Haken
Bagagehaken................492, 494
Handgrepen..............................489
Handmatig bediende
airconditioning ...................... 360
Handsfree-systeem
*
(voor mobiele telefoon) ........427
Hoofdsteunen ............................90
C
D
E
F
G
H
*: Raadpleeg bij auto's met een navigatiesysteem of multimediasysteem
de handleiding voor het navigatie- en multimediasysteem.
770
Alfabetische index
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Identificatie
Auto.......................................732
Motor.....................................733
Inbraaksensor..........................131
Informatie voor bij het
tankstation.............................780
Inrijperiode, tips.......................180
Instapverlichting
Instapverlichting....................464
Vermogen .............................754
Instapverlichting......................464
Instrumentenpaneel
Regeling verlichting
instrumentenpaneel............228
Tellers ...................................226
Intercooler................................532
Interieurfilter.............................559
Kentekenplaatverlichting
Lampen vervangen ...............581
Vermogen .............................754
Kilometerteller..........................226
Kindersloten...............................67
Klok...................................226, 240
Knie-airbag...............................140
Koelsysteem
Oververhitting........................719
Koelvloeistof
Controleren ...........................530
Inhoud...................................743
Rijden in de winter, voorbe-
reidingen en controles........333
Koelvloeistoftemperatuur-
meter.......................................226
Koplampen
Lampen vervangen ...............581
Schakelaar............................248
Vermogen .............................754
Koplampsproeiers ...................257
Krik
Bij de auto geleverde krik
........................... 644, 658, 672
Plaatsen van de krik .............519
Krikslinger................644, 658, 672
Laadvermogen.........................331
Lampen
Vermogen ............................. 754
Vervangen ............................581
Lane-Keeping Assist............... 306
Leeslampjes
Schakelaar............................466
Vermogen ............................. 754
Leeslampjes/interieurverlichting
Toets..................................... 465
Vermogen ............................. 754
LKA ...........................................306
Make-upspiegels......................476
Make-upverlichting
Make-upverlichting................476
Vermogen ............................. 754
Meters.......................................226
Mistachterlichten
Lampen vervangen...............581
Schakelaar............................255
Vermogen ............................. 754
Mistlampen voor
Lampen vervangen...............581
Schakelaar............................255
Vermogen ............................. 754
I
K
L
M
771
Alfabetische index
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Motor
Als de brandstof opraakt en
de motor afslaat..................723
Als de motor niet wil
aanslaan.............................698
Contactslot....................192, 198
Identificatienummer...............732
Motorkap...............................517
Motorruimte...........................521
Oververhitting........................719
Starten van de motor ....192, 198
Startknop.......................192, 198
Motorkap...................................517
Motorolie
Controleren ...........................524
Inhoud...................................737
Rijden in de winter, voorbe-
reidingen en controles........333
MP3-disc
*.................................391
Multi-informatiedisplay ...........233
Multidrive CVT
Als de selectiehendel niet in
een andere stand dan P
kan worden gezet ...............701
Multidrive CVT ......................202
Sequentieel shiftmatic-
schakelsysteem met
7 versnellingen ...................205
Multimediasysteem
*
Muntenvak................................474
Noodstopsignaal......................316
Olie
Motorolie...............................524
Onderhoud
Exterieur ............................... 502
Interieur.................................507
Onderhoudsgegevens ..........730
Onderhoudsvoorschriften .....510
Veiligheidsgordels.................508
Zelf uit te voeren
onderhoud..........................513
Ontgrendelingshendel
Achterklep...............................76
Bagageruimte ......................... 72
Motorkap...............................517
Tankdopklep .........................113
Opbergmogelijkheden.............467
Oververhitting, motor.............. 719
Parkeerlichten voor/
dagrijverlichting
Lampen vervangen...............581
Schakelaar............................248
Vermogen ............................. 754
Parkeerrem...............................221
PCS ...........................................322
Pech, wat te doen bij
Als de accu ontladen is.........714
Als de auto een lekke band
heeft .................. 644, 658, 672
Als de brandstof opraakt
en de motor afslaat.............723
Als de elektronische sleutel
niet goed werkt...................711
Als de motor niet wil
aanslaan.............................698
Als de motor oververhit
raakt ................................... 719
Als de parkeerrem niet gede-
activeerd kan worden .........702
N
O
P
*: Raadpleeg bij auto's met een navigatiesysteem of multimediasysteem
de handleiding voor het navigatie- en multimediasysteem.
772
Alfabetische index
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Als de selectiehendel niet in
een andere stand dan P kan
worden gezet......................701
Als de waarschuwingsmelding
wordt weergegeven ............620
Als de waarschuwingszoemer
klinkt ...................................611
Als het openingssysteem voor
de achterklep niet werkt......709
Als het openingssysteem voor
de achterklep niet werkt......710
Als het waarschuwingslampje
gaat branden ......................611
Als u denkt dat er iets
mis is ..................................609
Als u uw sleutels verliest.......708
Als uw auto in geval van nood
tot stilstand moet worden
gebracht..............................726
Als uw auto moet worden
gesleept..............................601
Als uw auto vast komt te
zitten...................................724
Portieren
Achterklep...............................76
Buitenspiegels.......................106
Portieren .................................64
Portierruiten ..........................109
Portierslot....................31, 54, 64
Supervergrendeling...............128
Portierslot
Achterklep...............................76
Afstandsbediening ..................54
Portier .....................................64
Pre-Crash Safety-systeem......322
Radiateur..................................532
Radio
*......................................376
Rear View Monitor-
systeem
*................................ 296
Regeling instrumentenverlichting
Dashboardverlichting,
regelbare............................228
Remsysteem
Parkeerrem........................... 221
Reservewiel
Bandenspanning...................749
Opbergmogelijkheden...644, 658
Richtingaanwijzers
Lampen vervangen...............581
Schakelaar............................220
Vermogen ............................. 754
Richtingaanwijzers achter
Lampen vervangen...............581
Vermogen ............................. 754
Richtingaanwijzers opzij
Lampen vervangen...............581
Vermogen ............................. 754
Richtingaanwijzers voor
Lampen vervangen...............581
Vermogen ............................. 754
Rijden
Correcte zitpositie.................138
Inrijperiode, tips ....................180
Procedures ........................... 176
Rijden in de winter ................ 333
Ruitbediening,
blokkeerschakelaar...............109
Ruiten
Achterruitverwarming............371
Elektrisch bedienbare
ruiten .................................. 109
Sproeier ........................257, 262
Ruiten ...................................... 109
Ruitenwissers..........................257
R
773
Alfabetische index
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Schakelaar
Contactslot....................192, 198
Lichtschakelaars ...................248
Ruitbediening,
blokkeerschakelaar.............109
Ruitenwisser- en ruitensproeier-
schakelaar ..................257, 262
Schakelaar achterruitenwisser
en -sproeier ........................262
Schakelaar
alarmknipperlichten ............600
Schakelaar mistlampen.........255
Schakelaar ruitbediening ......109
Startknop.......................192, 198
Stuurwieltoetsen ...234, 424, 436
Toets SPORT................203, 209
Schakeladviesindicator...212, 217
Schoonmaken
Exterieur................................502
Interieur.................................507
Veiligheidsgordels.................508
Selectiehendel
Als de selectiehendel niet in
een andere stand dan P kan
worden gezet......................701
Automatische transmissie.....208
Handgeschakelde
transmissie .........................216
Multidrive CVT ......................202
Side airbags .............................140
Sleutels
Afstandsbediening .................. 54
Als u uw sleutels verliest.......708
Elektronische sleutel...............28
Mechanische sleutel ...............28
Plaatje met sleutelnummer .....28
Sleutels...................................28
Startknop ......................192, 198
Wanneer de batterij van
de elektronische sleutel
leeg is.........................562, 563
Smart entry-systeem met start-
knop
Instapfunctie ...........................31
Starten van de motor ............192
Sneeuwkettingen.....................335
Snelheidsbegrenzer ................ 288
Snelheidsmeter........................226
Specificaties.............................730
Spiegels
Binnenspiegel.......................103
Buitenspiegels ......................106
Make-upspiegels................... 476
Spraakcommandoschakelaar
*
Spraaktoets*
Sproeier
Controleren........................... 536
Rijden in de winter, voorbe-
reidingen en controles........333
Schakelaar....................257, 262
Startblokkering ........................119
Startknop..........................192, 198
S
*: Raadpleeg bij auto's met een navigatiesysteem of multimediasysteem
de handleiding voor het navigatie- en multimediasysteem.
774
Alfabetische index
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Stoelen
Baby- en kinderzitjes
plaatsen..............................161
Geheugen verstelling
bestuurdersstoel...................87
Hoofdsteunen..........................90
Juiste zithouding ...................138
Schoonmaken.......................507
Stoelverwarming ...................480
Verstelling voorstoel................82
Voorzorgsmaatregelen met
betrekking tot verstellen........83
Stoelverwarming......................480
Stuurinrichting
Afstellingen ...........................100
Geheugen stuurwiel-
verstelling .............................87
Ontgrendeling
stuurslot......................195, 200
Stuurwieltoetsen-
audiosysteem .....................424
Supervergrendeling.................128
Systemen met mogelijkheden
voor persoonlijke voorkeurs-
instellingen ............................759
Taal
Multi-informatiedisplay..233, 763
Tankdopklep.............................113
Telefoontoets
*
Toerenteller..............................226
Toyota Parking Assist-
sensor.....................................291
Traction Control.......................316
TRC ...........................................316
Trekhaak
Rijden met een
aanhangwagen...................337
Slepen in een noodgeval ......604
Uitschakelsysteem
brandstofpomp......................610
USB-geheugen.........................411
Vastzitten
Als uw auto vast komt
te zitten...............................724
Vehicle Stability Control+.......316
Veiligheidsgordels
Baby- en kinderzitjes
plaatsen..............................161
Blokkeerautomaat (ELR) ........95
Dragen van veiligheidsgordels
door kinderen .......................95
Gordelspanners......................94
Hoe de veiligheidsgordel
te dragen .............................. 92
Pre-Crash-veiligheids-
gordels................................ 322
Veiligheidsgordel achter,
controlelampje.................... 615
Veiligheidsgordel afstellen......92
Veiligheidsgordels schoon-
maken en onderhouden .....508
Veiligheidsgordels, gebruik
bij zwangerschap..................97
Waarschuwingslampje.......... 615
Veiligheidsvoorzieningen voor
kinderen
Airbags,
voorzorgsmaatregelen........147
Baby- en kinderzitjes ............152
Blokkeerschakelaar
ruitbediening.......................109
Dragen van veiligheidsgordels
door kinderen .......................95
Kindersloten............................67
Kinderzitjes, plaatsen van.....161
Ruiten, voorzorgsmaatregelen
elektrisch bedienbare .........112
T
U
V
775
Alfabetische index
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Voorzorgsmaatregelen met
betrekking tot de
accu............................534, 718
Voorzorgsmaatregelen
stoelverwarming .................481
Voorzorgsmaatregelen
veiligheidsgordel...................96
Voorzorgsmaatregelen
verwijderde sleutelbatterij...565
Zonnescherm panoramadak,
voorzorgsmaatregelen........485
Velgen.......................................556
Verbandtrommel ......................492
Verlichting
Hoofdschakelaar leeslampjes/
interieurverlichting ..............465
Instapverlichting....................464
Lampen vervangen ...............581
Lichtschakelaar.....................248
Make-upverlichting................476
Richtingaanwijzer-
schakelaar ..........................220
Schakelaar
alarmknipperlichten ............600
Schakelaar leeslampje..........465
Schakelaar mistlampen.........255
Vermogen .............................754
Verlichting dashboardkastje...468
Verlichting, automatische.......248
Vervangen
Banden..........................644, 658
Lampen.................................581
Sleutelbatterij ................562, 563
Zekeringen............................566
Verwarming
Buitenspiegels.......................371
Vloeistof
Sproeier ................................536
Vloermat ................................... 490
Voertuigidentificatienummer..732
Voorruitverwarming ................372
Voorstoelen
Afstellingen .............................82
Ergonomisch geheugen..........87
Voorzorgsmaatregelen bij
het vervoer van goederen ....331
VSC+......................................... 316
Waarschuwingslampjes
Airbags..................................612
Antiblokkeersysteem.............612
Brandstofniveau....................615
Centraal
waarschuwingslampje........616
Laadsysteem ........................611
Motorcontrolelampje .............612
Remsysteem.........................611
Veiligheidsgordel,
controlelampje.................... 615
Waarschuwingslampje
elektrische
stuurbekrachtiging..............613
Waarschuwingslampje
lage bandenspanning.........616
Waarschuwingslampje
Pre-Crash Safety-systeem.613
Waarschuwingslampjes .........229
W
*: Raadpleeg bij auto's met een navigatiesysteem of multimediasysteem
de handleiding voor het navigatie- en multimediasysteem.
776
Alfabetische index
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Waarschuwingsmeldingen
Achterklep.............................627
Automatische-transmissie-
vloeistof, waarschuwings-
lampje temperatuur.............622
Bagageruimte........................627
Brandstoffilter........................625
Cruise control........................623
Dynamic Radar Cruise Control
............................623, 630, 631
Geopend portier....................626
Koplampen............................632
Koppelingsschakelaar...........624
LKA ...............................624, 631
Motorolie .......................621, 628
Onderhoud motorolie ....629, 630
Parkeerrem ...................625, 627
PCS...............................623, 630
Remlicht................................622
Smart entry-systeem met
startknop.............................633
Snelheidsbegrenzer..............624
Stuurslot................................622
Waarschuwingszoemers
Herinnering
veiligheidsgordel.................615
Remsysteem.........................615
Wassen en in de was zetten ...502
WMA-disc
*...............................391
Zekeringen ...............................566
Zelf uit te voeren onderhoud..513
Zonnekleppen ..........................475
Zonnescherm
Achter ................................... 487
Achterzijde............................ 488
Panoramadak .......................484
Zonnescherm achter ............... 487
Zonnescherm panoramadak...484
Zonnescherm zijruiten ............488
Z
*: Raadpleeg bij auto's met een navigatiesysteem of multimediasysteem
de handleiding voor het navigatie- en multimediasysteem.
777
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Wat moet u doen als...
Wat moet u doen als...
De auto een lekke band heeft
Blz. 644
Als de auto een lekke band
heeft (sedan met reservewiel)
Blz. 658
Als de auto een lekke band
heeft (wagon met reservewiel)
Blz. 672
Als de auto een lekke band
heeft (auto's met een reparatie-
set)
De motor niet wil aanslaan
Blz. 698
Als de motor niet wil aanslaan
Blz. 723
Als de brandstof opraakt en de
motor afslaat (dieselmotor)
Blz. 119
Startblokkering
Blz. 714
Als de accu ontladen is
De selectiehendel is geblokkeerd
Blz. 701
Als de selectiehendel niet in
een andere stand dan P kan
worden gezet
De koelvloeistoftemperatuurmeter
in het rode gebied komt
Er stoom onder de motorkap
vandaan komt
Blz. 719
Als de motor oververhit raakt
U uw sleutels bent verloren
Blz. 708
Als u uw sleutels verliest
De accu ontladen is
Blz. 714
Als de accu ontladen is
De portieren niet vergrendeld
kunnen worden
Blz. 64
Portieren
Blz. 76
Achterklep
778
Wat moet u doen als...
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
De claxon afgaat
Blz. 130
Alarm
De auto vastzit in modder
of zand
Blz. 724
Als de auto vastzit
Een waarschuwings- of contro-
lelampje gaat branden
Blz. 611
Als er een waarschuwings-
lampje gaat branden
779
Wat moet u doen als...
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
Waarschuwingslampjes
Blz. 611 Blz. 613
Blz. 611 Blz. 613
Blz. 612 Blz. 615
Blz. 612 Blz. 615
Blz. 612 Blz. 615
Blz. 612 Blz. 615
Blz. 613 Blz. 616
Blz. 613 Blz. 616
*: Het lampje knippert om aan te geven dat er ergens een storing zit.
Waarschuwingslampje rem-
systeem (rood)
Controlelampje
Traction Control
Laadstroomcontrolelampje
Motorcontrolelampje
Waarschuwingslampje laag
brandstofniveau
Waarschuwingslampje
SRS
Veiligheidsgordel, controle-
lampje
Controlelampjes veiligheids-
gordels achterpassagier
(op het centrale
paneel)
Waarschuwingslampje
ABS
Waarschuwingslampje rem-
systeem (geel)
Waarschuwingslampje
parkeerrem
Waarschuwingslampje
PCS
*
Centraal waarschuwings-
lampje
Controlelampje
AFS OFF
*
Waarschuwingslampje lage
bandenspanning
Elektrische stuurbekrachti-
ging, waarschuwings-
lampje
De waarschuwingsmelding
wordt weergegeven
Blz. 620
Wanneer er een waarschu-
wingsmelding wordt weergege-
ven
780
AVENSIS_OM_OM20B99E_ (EE)
INFORMATIE VOOR HET TANKSTATION
Tankdopklep
Blz. 113
Veiligheidshaak
Blz. 517
Bandenspanning
Blz. 749
Tankdopklep-
ontgrendeling
Blz. 113
Ontgrendelings-
hendel motorkap
Blz. 517
Inhoud brandstoftank
(bij benadering)
60 liter (15,9 gal., 13,2 Imp.gal.)
Brandstofsoort Blz. 115, 735
Bandenspanning koud Blz. 749
Hoeveelheid motorolie
verversen (bij benadering)
Blz. 737
Soort motorolie Blz. 737
01-2014
01651-21014-00
Avensis Handleiding
Avensis
Handleiding
5

Hulp nodig? Stel uw vraag in het forum

Spelregels

Misbruik melden

Gebruikershandleiding.com neemt misbruik van zijn services uitermate serieus. U kunt hieronder aangeven waarom deze vraag ongepast is. Wij controleren de vraag en zonodig wordt deze verwijderd.

Product:

Bijvoorbeeld antisemitische inhoud, racistische inhoud, of materiaal dat gewelddadige fysieke handelingen tot gevolg kan hebben.

Bijvoorbeeld een creditcardnummer, een persoonlijk identificatienummer, of een geheim adres. E-mailadressen en volledige namen worden niet als privégegevens beschouwd.

Spelregels forum

Om tot zinvolle vragen te komen hanteren wij de volgende spelregels:

Belangrijk! Als er een antwoord wordt gegeven op uw vraag, dan is het voor de gever van het antwoord nuttig om te weten als u er wel (of niet) mee geholpen bent! Wij vragen u dus ook te reageren op een antwoord.

Belangrijk! Antwoorden worden ook per e-mail naar abonnees gestuurd. Laat uw emailadres achter op deze site, zodat u op de hoogte blijft. U krijgt dan ook andere vragen en antwoorden te zien.

Abonneren

Abonneer u voor het ontvangen van emails voor uw Toyota Avensis 2014 bij:


U ontvangt een email met instructies om u voor één of beide opties in te schrijven.


Ontvang uw handleiding per email

Vul uw emailadres in en ontvang de handleiding van Toyota Avensis 2014 in de taal/talen: Nederlands als bijlage per email.

De handleiding is 35,71 mb groot.

 

U ontvangt de handleiding per email binnen enkele minuten. Als u geen email heeft ontvangen, dan heeft u waarschijnlijk een verkeerd emailadres ingevuld of is uw mailbox te vol. Daarnaast kan het zijn dat uw internetprovider een maximum heeft aan de grootte per email. Omdat hier een handleiding wordt meegestuurd, kan het voorkomen dat de email groter is dan toegestaan bij uw provider.

Stel vragen via chat aan uw handleiding

Stel uw vraag over deze PDF

Andere handleiding(en) van Toyota Avensis 2014

Toyota Avensis 2014 Gebruiksaanwijzing - English - 792 pagina's


Uw handleiding is per email verstuurd. Controleer uw email

Als u niet binnen een kwartier uw email met handleiding ontvangen heeft, kan het zijn dat u een verkeerd emailadres heeft ingevuld of dat uw emailprovider een maximum grootte per email heeft ingesteld die kleiner is dan de grootte van de handleiding.

Er is een email naar u verstuurd om uw inschrijving definitief te maken.

Controleer uw email en volg de aanwijzingen op om uw inschrijving definitief te maken

U heeft geen emailadres opgegeven

Als u de handleiding per email wilt ontvangen, vul dan een geldig emailadres in.

Uw vraag is op deze pagina toegevoegd

Wilt u een email ontvangen bij een antwoord en/of nieuwe vragen? Vul dan hier uw emailadres in.



Info