804374
35
Verklein
Vergroot
Pagina terug
1/206
Pagina verder
MULTIFUNCTIONELE DIGITALE KLEURENSYSTEMEN /
MULTIFUNCTIONELE DIGITALE SYSTEMEN
Handleiding voor
MFP-beheer
©2012 - 2014 TOSHIBA TEC CORPORATION Alle rechten voorbehouden
Volgens de copyrightwet mag deze handleiding niet worden gereproduceerd, in welke vorm dan ook, zonder voorafgaande
schriftelijke toestemming van TOSHIBA TEC CORPORATION.
Voorwoord 1
Voorwoord
Hartelijk dank voor de aanschaf van het multifunctionele digitale systeem of multifunctionele digitale
kleurensysteem van TOSHIBA. In deze handleiding worden instructies gegeven voor beheerders voor het
instellen en beheren van de multifunctionele digitale systemen of multifunctionele digitale kleursystemen.
Lees deze handleiding voor u uw multifunctionele digitale systemen of multifunctionele digitale
kleurensystemen in gebruik neemt. Houd deze handleiding bij de hand en maak er gebruik van om een
omgeving te configureren waarin de functies van de e-STUDIO ten volle worden benut.
Gebruik van deze handleiding
Symbolen in deze handleiding
In deze handleiding staan een aantal belangrijke items aangegeven aan de hand van de onderstaande
symbolen. Lees deze passages voordat u dit multifunctionele systeem gaat gebruiken.
Behalve wat hierboven staat beschreven, bevat deze handleiding ook informatie die nuttig kan zijn voor de
bediening van dit apparaat, met behulp van de volgende tekens:
Model- en serienamen in deze handleiding
In deze handleiding wordt elke modelnaam vervangen door de hieronder aangegeven serienaam.
Bij de e-STUDIO456-serie en de e-STUDIO856-serie is de scan-/afdrukfunctie optioneel. Bij bepaalde
modellen is deze optionele scan-/afdrukfunctie echter reeds geïnstalleerd.
Wijst op een mogelijk gevaarlijke situatie die, tenzij deze wordt vermeden,
kan leiden tot overlijden, ernstig letsel of ernstige beschadiging van of brand
in het multifunctionele systeem of voorwerpen in de naaste omgeving ervan.
Wijst op een mogelijk gevaarlijke situatie die, tenzij deze wordt vermeden,
kan leiden tot licht of matig letsel, lichte beschadiging van het
multifunctionele systeem of voorwerpen in de naaste omgeving ervan, of
verlies van gegevens.
Wijst op informatie waar u bij het bedienen van het multifunctionele systeem
op moet letten.
Beschrijft handige informatie die van pas kan komen wanneer u het
multifunctionele systeem bedient.
Pagina' s met onderwerpen die gerelateerd zijn aan uw huidige
werkzaamheden. Bekijk deze pagina' s naar behoefte.
Naam model Serienaam in deze handleiding
e-STUDIO5540C/6540C/6550C e-STUDIO6550C-serie
e-STUDIO2040C/2540C/3040C/3540C/4540C e-STUDIO4540C-serie
e-STUDIO206L/256/306/356/456/506,
e-STUDIO256SE/306SE/356SE/456SE/506SE
e-STUDIO456-serie
e-STUDIO556/656/756/856,
e-STUDIO556SE/656SE/756SE/856SE
e-STUDIO856-serie
e-STUDIO2050C/2550C e-STUDIO2550C-serie
e-STUDIO2051C/2551C e-STUDIO2551C-serie
e-STUDIO2555C/3055C/3555C/4555C/5055C,
e-STUDIO2555CSE/3055CSE/3555CSE/4555CSE/5055CSE
e-STUDIO5055C-serie
e-STUDIO306LP e-STUDIO306LP
e-STUDIO307LP e-STUDIO307LP
e-STUDIO5560C/6560C/6570C e-STUDIO6570C-serie
e-STUDIO207L/257/307/357/457/507 e-STUDIO507-serie
e-STUDIO557/657/757/857 e-STUDIO857-serie
2 Voorwoord
Opties
Raadpleeg voor beschikbare opties “Opties” in de Verkorte installatiehandleiding voor het multifunctionele
systeem.
Uitleg over het bedieningspaneel en het aanraakscherm
yDe afbeeldingen van het bedieningspaneel en het aanraakscherm in deze handleiding zijn die van de
e-STUDIO2550C-serie.
De vorm en de plek van de toetsen op het bedieningspaneel en de grootte van het aanraakscherm van de
andere modellen kunnen verschillen naargelang het model, maar de namen en de functie van de toetsen
en onderdelen zijn hetzelfde.
yDe details op de aanraakschermmenu's kunnen verschillen afhankelijk van de gebruiksopstelling,
bijvoorbeeld of er opties geïnstalleerd zijn.
yDe in deze handleiding gebezigde afbeeldingsdisplays zijn voor papier in het A/B-formaat. Als u papier in
het LT-formaat gebruikt, dan kan het display of de volgorde van toetsen in de afbeeldingen verschillen van
die van uw multifunctionele systeem.
Handelsmerken
yDe officiële benaming van Windows Vista is Besturingssysteem Microsoft Windows Vista.
yDe officiële benaming van Windows 7 is Besturingssysteem Microsoft Windows 7.
yDe officiële benaming van Windows 8 is Besturingssysteem Microsoft Windows 8.
yDe officiële benaming van Windows Server 2003 is Besturingssysteem Microsoft Windows Server 2003.
yDe officiële benaming van Windows Server 2008 is Besturingssysteem Microsoft Windows Server 2008.
yDe officiële benaming van Windows Server 2012 is Besturingssysteem Microsoft Windows Server 2012.
yMicrosoft, Windows, Windows NT en de merknamen en productnamen van andere Microsoft-producten
zijn handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en andere landen.
yApple, AppleTalk, Macintosh, Mac, Mac OS, Safari, iPhone, iPod touch en TrueType zijn handelsmerken
van Apple Inc. in de Verenigde Staten en andere landen.
yAirPrint, AirPrint logo, en iPad zijn handelsmerken van Apple Inc.
yIOS is een handelsmerk of wettelijk gedeponeerde handelsmerk van Cisco in de Verenigde Staten en
andere landen en wordt gebruikt onder licentie.
yAdobe, Adobe Acrobat, Adobe Reader, Adobe Acrobat Reader en PostScript zijn handelsmerken van
Adobe Systems Incorporated.
yMozilla, Firefox en het Firefox-logo zijn handelsmerken of wettelijk gedeponeerde handelsmerken van
Mozilla Foundation in de Verenigde Staten en andere landen.
yIBM, AT en AIX zijn handelsmerken van International Business Machines Corporation.
yNOVELL, NetWare en NDS zijn handelsmerken van Novell, Inc.
yTopAccess is een handelsmerk van Toshiba Tec Corporation.
yAndere in deze handleiding voorkomende bedrijfsnamen en productnamen zijn de handelsmerken van de
respectieve bedrijven ervan.
INHOUD 3
INHOUD
Voorwoord................................................................................................................................. 1
Hoofdstuk 1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
Toegang tot menu Gebruiker .................................................................................................. 8
ALGEMEEN ............................................................................................................................... 9
Wijzigen van de weergavetaal............................................................................................... 9
Instellen van modus Reversed display................................................................................ 10
Aanpassen van de weergave-instelling............................................................................... 10
Instellen van de automatische kalibratie.............................................................................. 10
De kalibratie instellen .......................................................................................................... 10
Instellen van de registratie................................................................................................... 11
KOPIËREN............................................................................................................................... 12
FAXEN ..................................................................................................................................... 14
SCANNEN................................................................................................................................ 15
E-FILING .................................................................................................................................. 17
LIJST........................................................................................................................................ 18
LADE........................................................................................................................................ 19
ADRES ..................................................................................................................................... 21
Contactpersonen beheren in het adresboek ....................................................................... 21
Groepen beheren in het adresboek..................................................................................... 32
CONTR. E-MAIL ...................................................................................................................... 44
PRINT....................................................................................................................................... 45
GEBRUIKERSWACHTWOORD WIJZIGEN............................................................................ 46
Hoofdstuk 2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
Toegang tot menu Beheerder................................................................................................ 49
ALGEMEEN ............................................................................................................................. 51
De apparaatinformatie instellen........................................................................................... 52
De kennisgeving instellen.................................................................................................... 53
Wijzigen van het beheerderswachtwoord en resetten van het servicewachtwoord ............ 54
De klok instellen .................................................................................................................. 55
Instellen van de energiebesparende standen...................................................................... 57
Instellen van het kalibratie- en registratiedisplayniveau ...................................................... 60
De kalibratie instellen .......................................................................................................... 60
De soepelheid van het afdrukken wijzigen .......................................................................... 61
Instellen van de registratie................................................................................................... 62
Instellen van de statusmelding ............................................................................................ 62
Instellen van de automatische wisfunctie ............................................................................ 62
Beheer van de optielicenties ............................................................................................... 62
Toevoegen of verwijderen van weergavetalen.................................................................... 65
Bijwerken van uw systeem .................................................................................................. 70
Aanmaken of installeren van duplicaatbestanden............................................................... 72
Instellen van de schermkalibratie ........................................................................................ 78
Exporteren van logs.............................................................................................................78
Instellen overslaan taken..................................................................................................... 80
De indeling van het toetsenbord wijzigen............................................................................ 81
Reinigen van de hoofdladers en de LED-printkoppen......................................................... 82
4 INHOUD
Instellen van de pop-upberichten ........................................................................................ 82
Instellen van de ADF ruisvermindering................................................................................ 83
Instellen van het interval zelftest ........................................................................................ 83
Instellen van de optie ..........................................................................................................83
Instellen van de afdruk donkerheid...................................................................................... 83
NETWERK ............................................................................................................................... 84
Instellen van het TCP/IP-protocol (IPv4) ............................................................................. 85
Instellen van het TCP/IP-protocol (IPv6) ............................................................................. 86
Instellen van het IPX/SPX-protocol ..................................................................................... 94
Instellen van de NetWare-instellingen................................................................................. 95
Instellen van het SMB-protocol............................................................................................ 96
Instellen van het AppleTalk-protocol ................................................................................... 97
Instellen van de HTTP-netwerkservice................................................................................ 98
Instellen van de ethernetsnelheid........................................................................................ 99
Instellen van de LDAP-services, filterfuncties en link-down detectie................................. 100
Instellen van IPsec (IP-beveiliging) ................................................................................... 101
Controleren van het netwerk ............................................................................................. 102
KOPIËREN............................................................................................................................. 104
FAXEN ................................................................................................................................... 106
Instellen van de opties negeren en verkleind afdrukken voor RX print ............................. 106
BESTAND .............................................................................................................................. 108
E-MAIL ................................................................................................................................... 109
INTERNETFAX ...................................................................................................................... 111
BEVEILIGING ........................................................................................................................ 112
Beheer van certificaten...................................................................................................... 112
Instellen van beveiligde PDF-bestanden........................................................................... 117
Uitvoeren van de integriteitscontrole ................................................................................. 120
LIJST/RAPPORT ................................................................................................................... 122
Instellen van het rapport.................................................................................................... 122
Lijsten afdrukken ............................................................................................................... 126
PRINTER/E-FILING ............................................................................................................... 127
INSTELLINGEN DRAADLOOS ............................................................................................. 129
GEBRUIKERSWACHTWOORD WIJZIGEN.......................................................................... 130
802.1X-INSTELLINGEN......................................................................................................... 131
Instellen IEEE 802.1X-verificatie ....................................................................................... 132
Foutmeldingen................................................................................................................... 134
FABRIEK INST. ..................................................................................................................... 135
Hoofdstuk 3 BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
TOTAALTELLER ................................................................................................................... 138
AFDRUKKEN TOTAAL TELLER .......................................................................................... 141
AFDELINGSTELLER............................................................................................................. 142
AFDELING BEHEER ............................................................................................................. 146
Aanmelden als beheerder ................................................................................................. 146
De afdelingscodelijst afdrukken......................................................................................... 148
Afdelingscodes inschakelen .............................................................................................. 148
Een nieuwe afdelingscode registreren .............................................................................. 149
INHOUD 5
Afdelingscodes bewerken.................................................................................................. 151
Afdelingscodes verwijderen............................................................................................... 153
De tellers van de afdelingen terugzetten ........................................................................... 154
Uitvoerbeperkingen voor alle afdelingen instellen............................................................. 155
Functie Geen limiet zwart instellen.................................................................................... 156
De geregistreerde quota instellen...................................................................................... 157
Alle afdelingstellers resetten.............................................................................................. 158
Alle afdelingscodes verwijderen ........................................................................................ 159
Hoofdstuk 4 APPENDIX
Letters instellen .................................................................................................................... 162
Toetsenbord op scherm..................................................................................................... 162
Numeriek toetsenpaneel op scherm.................................................................................. 163
Afdrukformaat lijsten ........................................................................................................... 164
TOTAALTELLERLIJST...................................................................................................... 164
AFDELINGSCODELIJST .................................................................................................. 165
ADRESBOEKINFORMATIE.............................................................................................. 166
GROEPNUMMERINFORMATIE ....................................................................................... 167
FUNCTIELIJST (Gebruiker) .............................................................................................. 168
NIC-configuratiepagina...................................................................................................... 169
FUNCTIELIJST (Beheerder) ............................................................................................. 171
PS3-lettertypelijst............................................................................................................... 196
PCL-lettertypenlijst ............................................................................................................ 197
TREFWOORDENREGISTER ............................................................................................................................... 199
6 INHOUD
1.ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
Toegang tot menu Gebruiker ..................................................................................................8
ALGEMEEN............................................................................................................................... 9
Wijzigen van de weergavetaal................................................................................................................................9
Instellen van modus Reversed display.................................................................................................................10
Aanpassen van de weergave-instelling................................................................................................................10
Instellen van de automatische kalibratie ..............................................................................................................10
De kalibratie instellen ...........................................................................................................................................10
Instellen van de registratie ...................................................................................................................................11
KOPIËREN............................................................................................................................... 12
FAXEN ..................................................................................................................................... 14
SCANNEN................................................................................................................................ 15
E-FILING.................................................................................................................................. 17
LIJST........................................................................................................................................ 18
LADE........................................................................................................................................ 19
ADRES..................................................................................................................................... 21
Contactpersonen beheren in het adresboek ........................................................................................................21
Groepen beheren in het adresboek......................................................................................................................32
CONTR. E-MAIL ...................................................................................................................... 44
PRINT....................................................................................................................................... 45
GEBRUIKERSWACHTWOORD WIJZIGEN............................................................................ 46
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
8 Toegang tot menu Gebruiker
Toegang tot menu Gebruiker
Volg de onderstaande stappen om naar menu Gebruiker te gaan in scherm GEBRUIKERSPROG.
1
Druk op toets [GEBR.FUNCTIES] op het bedieningspaneel om naar menu
GEBRUIKERSPROG. te gaan.
2
Druk op tabblad [GEBRUIKER].
Het GEBRUIKER-menu wordt weergegeven.
3
Ga verder met de bewerking van de benodigde gebruikersinstelling.
Scherm Gebruikersfuncties bevat de volgende knoppen. Raadpleeg voor meer informatie over elke
knop de overeenkomstige pagina.
yDe weergegeven knoppen verschillen, afhankelijk van het model.
y[WIJZIG GEBRUIKERSWACHTWOORD] is alleen beschikbaar wanneer functie MPF Lokale
verificatie is ingeschakeld.
yAls de functie Gebruikersbeheer is ingeschakeld, dan is tabblad [ADMIN] niet beschikbaar
wanneer een gebruiker zonder beheerdersbevoegdheden zich aanmeldt op het multifunctionele
systeem.
y[E-FILING] wordt alleen weergegeven bij kleurenmodellen waarin een harde schijf is
geïnstalleerd.
P.9 A LGEME EN P.18 “LIJST”
P.12 “KOPIËREN” P.19 L ADE
P.14 “FAXEN” P.21 “ADRES”
P.15 S CANN E N P.44 “CONTR. E-MAIL”
P.17 “E-FILING” P.45 “PRINT”
P.4 6
“GEBRUIKERSWACHTWOORD
WIJZIGEN”
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
ALGEMEEN 9
ALGEMEEN
U kunt de oorspronkelijke instellingen (standaardinstellingen) voor het multifunctionele systeem wijzigen.
Raadpleeg voor instructies over hoe scherm Algemeen weer te geven de volgende pagina:
P.8 “Toegang tot menu Gebruiker”
Via dit menu kunt u de volgende procedures uitvoeren:
De weergegeven knoppen verschillen, afhankelijk van het model.
Wijzigen van de weergavetaal
U kunt de taal die voor het aanraakpaneel gebruikt wordt, wijzigen naar een andere. Het selecteren van de
gewenste taal en daarna op [OK] drukken, wijzigt de taal die voor het aanraakpaneel gebruikt wordt naar die
van de selectie.
Raadpleeg de volgende pagina voor het toevoegen van weergavetalen:
P.65 “Toevoegen of verwijderen van weergavetalen”
P.9 “Wijzigen van de
weergavetaal”
P.10 “Instellen van de
automatische kalibratie”
P.10 “Instellen van modus
Reversed display
P.10 “De kalibratie instellen”
P.10 “Aanpassen van de
weergave-instelling”
P.11 “Instellen van de registratie”
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
10 ALGEMEEN
Instellen van modus Reversed display
Het is mogelijk het aanraakpaneel omgekeerd (geïnverteerd) weer te geven wanneer de normale weergave te
helder is, of wanneer de weergave duidelijker moet zijn.
Druk op [AAN] om het Reversed Display in te schakelen of [UIT] om het Reversed Display uit te schakelen.
Scherm in modus Reversed display
Aanpassen van de weergave-instelling
U kunt de helderheid van het aanraakpaneel instellen.
Pas de helderheid in scherm [SCHERMINSTELLING] aan door op of te drukken.
Als u op [RESET] drukt, wordt de instelling gereset naar de fabrieksinstellingen.
Instellen van de automatische kalibratie
Het is mogelijk de kleurgradaties automatisch te kalibreren wanneer schaduwen of kleurtonen niet juist
gereproduceerd worden in de afbeeldingen die door het multifunctionele systeem gescand worden.
Kalibreer door de instructies op het scherm te volgen.
yDit menu is niet voor alle modellen beschikbaar.
yGebruik “KALIBRATIE” om de schaduw en kleurtoon van de afbeeldingen preciezer af te stellen.
De kalibratie instellen
Het is mogelijk de kleurgradaties automatisch te kalibreren wanneer schaduwen of kleurtonen niet juist
gereproduceerd worden in de afbeeldingen die door het multifunctionele systeem gescand worden.
Met deze functie is het mogelijk meer precieze aanpassingen te maken dan met “AUTO KALIBRATIE”.
De instructies voor het uitvoeren van een kalibratie zijn hetzelfde als wanneer deze wordt uitgevoerd in het
Beheerdersmenu.
Raadpleeg de volgende pagina:
P.60 “De kalibratie instellen”
[KALIBRATIE] wordt alleen in het Gebruikersmenu weergegeven wanneer [KALIBRATIE] in scherm
WEERGAVENIVEAU van het Beheerdersmenu ingesteld is op [GEBRUIKER]. Raadpleeg voor instructies
over het wijzigen van het weergaveniveau de volgende pagina:
P.60 “Instellen van het kalibratie- en registratiedisplayniveau”
1.ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
ALGEMEEN 11
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
Instellen van de registratie
Wanneer kleuren verkeerd geregistreerd worden, kan de positie van elke kleur uitgelijnd worden.
Deze knop is niet voor alle modellen beschikbaar.
De instructies voor het uitvoeren van de registratie zijn hetzelfde als wanneer deze wordt uitgevoerd in het
Beheerdersmenu.
Raadpleeg de volgende pagina:
P.62 “Instellen van de registratie”
[REGISTRATIE] wordt alleen in het Gebruikersmenu weergegeven wanneer [REGISTRATIE] in scherm
WEERGAVENIVEAU van het Beheerdersmenu ingesteld is op [GEBRUIKER].
Raadpleeg voor instructies over het wijzigen van het weergaveniveau de volgende pagina:
P.60 “Instellen van het kalibratie- en registratiedisplayniveau”
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
12 KOPIËREN
KOPIËREN
U kunt de oorspronkelijke instellingen (standaardinstellingen) van kopieeropdrachten wijzigen.
yHet aantal pagina's en opties dat in scherm KOPIËREN weergegeven wordt, verschilt, afhankelijk van
het model.
yRaadpleeg voor instructies over hoe scherm KOPIËREN weer te geven de volgende pagina:
P.8 “Toegang tot menu Gebruiker”
yRaadpleeg de Kopieerhandleiding voor meer informatie over de kopieerfuncties.
Het scherm is opgebouwd uit meerdere pagina's. Druk op of om achteruit en/of vooruit te bladeren
door de pagina's.
Naam item Omschrijving
BELICHTING Een instellingsitem voor monochrome modellen. Kies de gewenste belichting
voor kopieertaken.
yAUTO — druk op deze knop om het contrast automatisch in
overeenstemming met het origineel in te stellen.
yMANUAL — druk op deze knop om het contrast handmatig in te stellen.
BELICHTING VOOR
KLEUR
Een instellingsitem voor kleurenmodellen. Kies de gewenste belichting voor
kleurenkopieën.
yAUTO — druk op deze knop om het contrast automatisch in
overeenstemming met het origineel in te stellen.
yMANUAL — druk op deze knop om het contrast handmatig in te stellen.
BELICHTING VOOR
ZWART
Een instellingsitem voor kleurenmodellen. Kies de gewenste belichting voor
zwart-witkopieën.
yAUTO — druk op deze knop om het contrast automatisch in
overeenstemming met het origineel in te stellen.
yMANUAL — druk op deze knop om het contrast handmatig in te stellen.
KLEURENMODUS Een instellingsitem voor kleurenmodellen. Druk op de knop van de gewenste
kleurenmodus voor kopieertaken. Enkel [ZWART] kan worden geselecteerd
wanneer de functie 'Geen limiet zwart' ( P.156) is ingeschakeld.
BEELDRICHTING Selecteer of de functie voor BEELDRICHTING gebruikt moet worden.
yINSCHAKELEN — druk op deze knop om de functie in te schakelen.
yUITSCHAKELEN — druk op deze knop om de functie uit te schakelen.
HANDINVOER Druk op de knop van de gewenste papiersoort voor handinvoer. Om op de
achterzijde van het papier te kopiëren, selecteer het papiersoort en druk
vervolgens op [AFGEDRUKT] onder “ACHTER AFDR.”.
De weergegeven papiersoorten verschillen, afhankelijk van het model.
Raadpleeg voor meer informatie over de papiersoorten de
Kopieerhandleiding “Hoofdstuk 1: VÓÓR GEBRUIK VAN HET
MULTIFUNCTIONELE SYSTEEM”.
ORIGIN. MODUS Een instellingsitem voor monochrome modellen. Druk op de knop van de
gewenste originelenmodus.
ORIGINELENMODUS
VOOR KLEUR
Een instellingsitem voor kleurenmodellen. Druk op de knop van de gewenste
originelenmodus voor kopieertaken.
ORIGINELENMODUS
VOOR ZWART
Een instellingsitem voor kleurenmodellen. Druk op de knop van de gewenste
originelenmodus voor zwart-wit kopieertaken.
INSERTER/
ACHTERKAFT
OMKEREN
Wanneer deze instelling [AAN] staat, wordt de uitvoer van de achterkaft die uit
de inserter ingevoerd wordt, omgekeerd; dit is nuttig wanneer de achterkaft
omgekeerd uitgevoerd moet worden bij gebruik van papier met een
verschillende voor- en achterzijde voor de voorkaft en de achterkaft.
TABAFMETING Met deze instelling kunt u de tabafmeting instellen van de tabbladen die in de
lades of in de handinvoerlade geplaatst zijn. Met deze optie kunt u ook de
afmeting instellen voor het verplaatsen van het gekopieerde beeld naar de
gewenste positie op het tabblad.
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
KOPIËREN 13
ORIGINELENMODUS
VOOR AUTO KLEUR
Een instellingsitem voor kleurenmodellen. Druk op de knop van de gewenste
originelenmodus voor kopieertaken.
SLA LEGE PAGINA
OVER AANPASSING
Selecteer uit 7 niveaus de gewenste gevoeligheid voor het detecteren en
verwijderen van blanco pagina's uit het gescande origineel in een kopieertaak.
Hoe hoger de gevoeligheid wordt ingesteld, door te drukken op , hoe groter
de kans dat het apparaat blanco pagina's zal detecteren.
Raadpleeg voor meer informatie over deze functie de Kopieerhandleiding
“Hoofdstuk 4: BEWERKEN-FUNCTIES”.
ACS-AANPASSING Een instellingsitem voor kleurenmodellen. Selecteer uit 7 niveaus de gewenste
gevoeligheid voor het detecteren of een origineel dat in modus Autokleur
gekopieerd wordt, een kleuren- of een zwart-wit-origineel is.
Hoe hoger de gevoeligheid wordt ingesteld, door te drukken op , hoe
groter de kans dat het apparaat een gescand origineel als kleurendocument zal
herkennen.
Hoe lager de gevoeligheid wordt ingesteld, door te drukken op , hoe groter
de kans dat het multifunctionele systeem een gescand origineel als zwart-wit-
document zal herkennen.
Naam item Omschrijving
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
14 FAXEN
FAXEN
U kunt de oorspronkelijke instellingen (standaardinstellingen) van fax- en internetfaxopdrachten wijzigen.
Om faxen te verzenden en te ontvangen, moet de Faxeenheid geïnstalleerd zijn. Als de Faxeenheid niet
geïnstalleerd is, kunnen alleen [RESOLUTION], [ORIGINAL MODE], [EXPOSURE], [PREVIEW SETTING] en
[INITIAL PREVIEW TYPE] ingesteld worden.
Raadpleeg voor gegevens over andere instellingsitems de Operator's Manual for FAX Unit "Chapter 6:
SETTING ITEMS".
yAls de Faxeenheid niet geïnstalleerd is, worden opties die in dit menu ingesteld worden, toegepast op
internetfaxverzendingen.
yAfhankelijk van het model is [FAX] alleen beschikbaar wanneer de scannerkit en/of de printer-/
scannerkit geïnstalleerd zijn.
yRaadpleeg voor instructies over hoe scherm FAX weer te geven de volgende pagina:
P.8 “Toegang tot menu Gebruiker”
Het scherm is opgebouwd uit meerdere pagina's. Druk op of om achteruit en/of vooruit te bladeren
door de pagina's.
[PREVIEW SETTING] en [INITIAL PREVIEW TYPE] zijn niet voor alle modellen beschikbaar.
Naam item Omschrijving
RESOLUTIE Selecteer de resolutie op basis van de kenmerken van het origineel.
ySTANDARD — deze optie is geschikt voor originelen met een normale
tekstgrootte.
yFINE — deze optie is geschikt voor originelen met een kleine tekstgrootte en
fijne illustraties.
yU-FINE — deze optie is geschikt voor originelen met een kleine tekstgrootte en
zeer gedetailleerde illustraties.
ORIGIN. MODUS Selecteer de scanmodus op basis van het soort origineel.
yTEXT — deze optie is geschikt voor originelen met tekst en lijntekeningen.
yTEXT/PHOTO — deze optie is geschikt voor originelen met een combinatie
van tekst en foto's.
yPHOTO — deze optie is geschikt voor originelen met foto's.
BELICHTING Kies de gewenste belichting voor het origineel.
Bij het handmatig instellen van het contrast wordt op of gedrukt om het
gewenste contrast in te stellen.
Bij het automatisch instellen van het contrast in overeenstemming met het
origineel wordt op [AUTO] gedrukt.
VOORBEELD-
INSTELLING
Het inschakelen van functie Voorbeeld maakt het mogelijk de gescande
afbeelding te zien voordat de fax/internetfaxtaak verzonden wordt.
yAAN — druk op deze knop om de functie in te schakelen.
yUIT — druk op deze knop om de functie uit te schakelen.
INITIEEL TYPE
VOORBEELD
Kies de weergavemodus voor het voorbeeldscherm.
De beschikbare opties zijn: [PAGE FIT] en [WIDTH FIT].
BEVESTIGING
MEERDERE
BESTEMMINGEN
Selecteer of het bevestigingsscherm moet verschijnen als meerdere
bestemmingen worden opgegeven.
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
SCANNEN 15
SCANNEN
U kunt de oorspronkelijke instellingen (standaardinstellingen) van scanopdrachten wijzigen.
yAfhankelijk van het model is [SCAN] alleen beschikbaar wanneer de scannerkit en/of de printer-/
scannerkit geïnstalleerd zijn.
yRaadpleeg voor instructies over hoe scherm SCAN weer te geven de volgende pagina:
P.8 “Toegang tot menu Gebruiker”
Het scherm is opgebouwd uit meerdere pagina's. Druk op of om achteruit en/of vooruit te bladeren
door de pagina's.
Naam item Omschrijving
KLEURENMODUS Druk op de toets van de gewenste modus.
COMPRESSIE Druk op de toets van de gewenste modus voor scanopdrachten in de modi
Grijstinten, Kleur of Auto kleur.
ENKEL-/
DUBBELZIJDIGE
SCAN
Druk op de toets van de gewenste modus.
y[ENKEL] — druk op deze toets om enkelzijdig scannen als
standaardscanmodus in te stellen.
y[BOEK] — druk op deze toets om scannen van boekformaat als
standaardscanmodus in te stellen. Hierdoor worden beide zijden van de
originelen in dezelfde richting gescand.
y[KALENDER] — druk op deze toets om scannen van kalenderformaat als
standaardscanmodus in te stellen. Hierdoor wordt de voorpagina in de
algemene richting gescand en de achterpagina in tegengestelde richting.
ROTEREN Druk op de toets van de gewenste modus.
y — Selecteer deze optie om de originelen te scannen zonder dat de
richting wordt gewijzigd.
y — Selecteer deze optie om uw scans 90 graden rechtsom te draaien.
y — Selecteer deze optie om uw scans 180 graden te draaien.
y — Selecteer deze optie om uw scans 90 graden linksom te draaien.
VOORBEELD-
INSTELLING
Door het inschakelen van functie Voorbeeld is het mogelijk een voorbeeld van de
afgedrukte afbeeldingen te bekijken voordat ze worden opgeslagen of gemaild.
yAAN — druk op deze knop om de functie in te schakelen.
yUIT — druk op deze knop om de functie uit te schakelen.
INITIEEL TYPE
VOORBEELD
Kies de weergavemodus voor het voorbeeldscherm.
De beschikbare opties zijn: [PAGE FIT] en [WIDTH FIT].
SLA LEGE PAGINA
OVER
AANPASSING
Selecteer uit 7 niveaus de gewenste gevoeligheid voor het detecteren en
verwijderen van blanco pagina's uit het gescande origineel in een scantaak.
Hoe hoger de gevoeligheid wordt ingesteld, door te drukken op , hoe groter de
kans dat het apparaat blanco pagina's zal detecteren.
Raadpleeg voor meer informatie over functie 'Blanco pagina overslaan' de
Scanning Guide “Chapter 3: USEFUL FUNCTIONS.
ACS-AANPASSING Selecteer uit 7 niveaus de gewenste gevoeligheid voor het detecteren of een
origineel dat in modus Autokleur gescand wordt, een kleuren- of een zwart-wit-
origineel is.
Hoe hoger de gevoeligheid wordt ingesteld, door te drukken op , hoe groter
de kans dat het apparaat een gescand origineel als kleurendocument zal
herkennen.
Hoe lager de gevoeligheid wordt ingesteld, door te drukken op , hoe groter de
kans dat het multifunctionele systeem een gescand origineel als zwart-wit-
document zal herkennen.
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
16 SCANNEN
[PREVIEW SETTING] en [INITIAL PREVIEW TYPE] zijn niet voor alle modellen beschikbaar.
Stel voor elke kleurenmodus (kleur/auto kleur, grijstinten of zwart) de volgende onderwerpen in.
AFDRUK-
KWALITEIT VOOR
ZWART IN ACS
Druk op de knop voor de gewenste beeldkwaliteit voor het scannen van zwart-
witoriginelen in modus Auto kleur.
De beschikbare opties zijn: [STANDARD] en [HIGH QUALITY].
ZWART/
WITAANPASSING
VOOR
STANDAARD
Kies de belichting voor het scannen van zwart-witoriginelen in modus Auto kleur.
Hoe hoger de belichting wordt ingesteld, door op te drukken, hoe lichter
scans van zwart-wit in een origineel zullen zijn.
Hoe lager de belichting wordt ingesteld, door op te drukken, hoe donkerder
scans van zwart-wit in een origineel zullen zijn.
Naam item Omschrijving
RESOLUTIE Druk op de knop van de gewenste resolutie (dpi) voor scans.
ORIGIN. MODUS Druk op de knop van de gewenste modus voor scans. ([ORIGIN. MODUS] is niet
beschikbaar in modus grijstinten.)
BELICHTING Kies de gewenste belichting voor scans.
Druk om het contrast handmatig in te stellen op of en stel het gewenste
contrastniveau in.
Bij het automatisch instellen van het contrast in overeenstemming met het
origineel wordt op [AUTO] gedrukt.
ACHTERGROND-
INSTELLING
Kies de gewenste achtergrondbelichting voor scans.
Hoe hoger de belichting wordt ingesteld, door op te drukken, hoe lichter de
achtergrondkleur zal zijn.
Hoe lager de belichting wordt ingesteld, door op te drukken, hoe donkerder
de achtergrondkleur zal zijn.
Naam item Omschrijving
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
E-FILING 17
E-FILING
U kunt het type beeldkwaliteit instellen voor het afdrukken van kleurendocumenten die zijn opgeslagen via
scannen naar e-Filing.
Functie e-Filing is alleen beschikbaar wanneer de harde schijf in het multifunctionele systeem
geïnstalleerd is.
Raadpleeg voor instructies over hoe scherm E-FILING weer te geven de volgende pagina:
P.8 “Toegang tot menu Gebruiker”
Naam item Omschrijving
ALGEMEEN Druk op deze toets om de geschikte kleurkwaliteit in te stellen voor het afdrukken
van een algemeen kleurdocument.
FOTO Druk op deze toets om de geschikte kleurkwaliteit in te stellen voor het afdrukken
van foto's.
PRESENTATIE Druk op deze toets om de geschikte kleurkwaliteit in te stellen voor het afdrukken
van presentatiemateriaal.
LIJNTEKENINGEN Druk op deze toets om de geschikte kleurkwaliteit in te stellen voor het afdrukken
van een document met veel tekst of lijntekeningen.
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
18 LIJST
LIJST
U kunt onderstaande lijsten afdrukken.
yRaadpleeg voor instructies over hoe scherm LIJST weer te geven de volgende pagina:
P.8 “Toegang tot menu Gebruiker”
yDe lijst wordt afgedrukt op het papier dat wordt ingevoerd vanuit de lade met LT-R- of A4-R-papier en
wordt uitgevoerd naar de uitvoerlade.
Wanneer de functie Afdelingsbeheer is ingeschakeld, dan wordt het scherm om de afdelingscode in te voeren
weergegeven. Voer de afdelingscode in en druk op [OK] om elke lijst af te drukken. Als echter functie 'Geen
limiet zwart' ( P.156) ingeschakeld is, dan worden de lijsten afgedrukt zonder dat het scherm voor het
invoeren van de afdelingscode verschijnt.
Naam item Omschrijving
ADRESBOEK Druk op deze knop om de ADRESBOEKINFORMATIE af te drukken die alle
geregistreerde contactpersonen in het multifunctionele systeem weergeeft.
ySORTEER ID — druk op deze knop om de ADRESBOEKINFORMATIE af te
drukken, gesorteerd op ID-nummer.
ySORTEER NAAM — druk op deze knop om de ADRESBOEKINFORMATIE af
te drukken, gesorteerd op achternaam.
Voor een voorbeeld van de ADRESBOEKINFORMATIE, zie de volgende
pagina:
P.166 “ADRESBOEKINFORMATIE”
GROEPNUMMERS Druk op deze knop om de GROEPNUMMER-INFORMATIE af te drukken die alle
geregistreerde groepen en leden ervan in het multifunctionele systeem weergeeft.
Voor een voorbeeld van de GROEPNUMMERINFORMATIE, zie de volgende
pagina:
P.167 “GROEPNUMMERINFORMATIE”
FUNCTIE Druk op deze knop om de FUNCTIELIJST (gebruiker) af te drukken.
Voor een voorbeeld van de FUNCTIELIJST, zie de volgende pagina:
P.168 “FUNCTIELIJST (Gebruiker)”
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
LADE 19
LADE
U kunt het papierformaat en -type voor elke lade instellen.
Raadpleeg voor instructies over hoe scherm PAPIERLADE weer te geven de volgende pagina:
P.8 “Toegang tot menu Gebruiker”
1
Druk in scherm PAPIERLADE op het deel van de illustratie dat overeenkomt met de
lade waarvan het papierformaat gewijzigd moet worden en druk op de knop voor het
gewenste formaat.
Voor modellen die het papierformaat automatisch detecteren zorgt een keuze voor [AUTO(mm)] of
[AUTO(inch)] ervoor dat het formaat van het papier dat in laden geplaatst wordt, automatisch ingesteld
wordt. Druk bij gebruik van papier van formaat A/B zoals A3 en A4 op [AUTO(mm)] en bij gebruik van
papier van formaat LT, zoals LD en LT, op [AUTO(inch)].
yDe weergegeven knoppen verschillen, afhankelijk van het model.
yHet is mogelijk dat het multifunctionele systeem het papierformaat niet detecteert en "!"
weergeeft voor de lade als er papier van formaat LT wordt geplaatst in de lade waarvoor [AUTO
(mm)] is ingesteld of omgekeerd. Corrigeer de selectie van de knop.
Druk voor het wijzigen van de papiersoort van gewoon papier in een andere soort of het aangeven van
het gebruiksdoel van het papier in de lade op [PAPIERSOORT] en ga verder naar stap 2. Druk, als het
niet nodig is een papierformaat in te stellen, op [OK] en rond de bewerking af.
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
20 LADE
2
Druk op het gedeelte in de afbeelding dat overeenkomt met de lade waarvan de
papiersoort gewijzigd moet worden, druk op de knop voor de gewenste papiersoort en
vervolgens op [OK] om de instellingen op te slaan.
Scherm PAPIERSOORT bestaat uit twee delen: DIKTE en KENMERK.
Stel DIKTE in bij gebruik van dik papier en bij gerecycled papier.
Stel KENMERK in wanneer het papier in de lade voor een specifiek doel gebruikt wordt. Als
bijvoorbeeld [TUSSENLEG] voor een lade wordt geselecteerd, zal het papier in de lade altijd gebruikt
worden voor het invoegen van kopieën.
De weergegeven knoppen verschillen, afhankelijk van het model.
yRaadpleeg voor meer informatie over de papiersoorten de Kopieerhandleiding “Hoofdstuk 1:
VÓÓR GEBRUIK VAN HET MULTIFUNCTIONELE SYSTEEM”.
yPapier dat in een lade geplaatst is met een DIKTE anders dan [NORMAAL] of [RECYCLING.], of
papier dat geplaatst is in een lade met KENMERK anders dan [NEE] ligt buiten de scope van de
Automatische PapierSelectie (APS).
Voor meer informatie over APS, raadpleeg de Kopieerhandleiding “Hoofdstuk 3:
BELANGRIJKSTE KOPIEERFUNCTIES”.
yWanneer voor een lade een kenmerk anders dan [NEE] ingesteld is, valt het papier dat in deze
lade geplaatst is buiten de scope van de functie Automatisch Wisselen van Papiermagazijn.
Voor meer informatie over deze functie, zie de volgende pagina:
P.104 “KOPIËREN”
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
ADRES 21
ADRES
Via dit menu kunt u de volgende procedures uitvoeren:
y P.21 “Contactpersonen beheren in het adresboek”
y P.32 “Groepen beheren in het adresboek”
Raadpleeg voor instructies over hoe scherm ADRES BOEK weer te geven de volgende pagina:
P.8 “Toegang tot menu Gebruiker”
Contactpersonen beheren in het adresboek
Contactpersonen die in het adresboek opgenomen zijn, kunnen bijvoorbeeld weergegeven worden vanuit het
scherm dat weergegeven wordt wanneer op het bedieningspaneel op knop [FAXEN] gedrukt wordt. Bij het
verzenden van een fax of internetfax is het eenvoudig ontvangers aan te geven door deze te selecteren uit de
lijst in het adresboek. Daarnaast kan het adresboek ook gebruikt worden om e-mailadressen aan te geven
voor 'scannen naar e-mail'-overdrachten.
In het adresboek kunnen tot 3000 contactpersonen geregistreerd worden (tot 400 als er geen harde schijf in
het multifunctionele systeem geïnstalleerd is); deze kunnen een faxnummer en/of een e-mailadres bevatten.
Indien de FAX-eenheid geïnstalleerd is, kunt u ook de opties voor faxverzending instellen voor elke
contactpersoon, zoals verzendtype, ECM, verzendkwaliteit, lijnselectie en subadresinstellingen.
yOm faxen te verzenden en te ontvangen, moet de Faxeenheid geïnstalleerd zijn.
yAfhankelijk van het model kunnen e-mailadressen die in het adresboek staan alleen gebruikt worden
als bestemming voor scannen naar e-mail of Internetfaxen wanneer de scannerkit of de printer-/
scannerkit geïnstalleerd is.
In tab [ENKEL] in menu ADRES BOEK kunnen de volgende bewerkingen uitgevoerd worden om
contactpersonen te beheren.
P.22 “Nieuwe contactpersonen creëren”
P.27 “Bewerken of verwijderen van contactpersonen”
P.29 “Contactpersonen zoeken”
U kunt adresboekgegevens importeren en exporteren in de TopAccess-beheerdersmodus. Voor meer
informatie, zie de TopAccess Guide “Chapter 8: [Administration] Tab Page”.
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
22 ADRES
Nieuwe contactpersonen creëren
U kunt nieuwe contactpersonen in het adresboek toevoegen/creëren. Voor het creëren van nieuwe
contactpersonen zijn de volgende twee methoden beschikbaar.
P.22 “Contactpersonen registreren via de GEBR.FUNCTIES en knop [ADDRESS]”
P.25 “Contactpersonen registreren vanuit loglijsten”
Contactpersonen registreren via de GEBR.FUNCTIES en knop [ADDRESS]
1
Druk op een niet gebruikte toets om een nieuwe contactpersoon te registreren en druk
op [TOEGANG].
Scherm ADRESBOEK REGISTREREN wordt weergegeven.
Als het aanraakscherm geen niet gebruikte knop weergeeft, druk dan op om de volgende
pagina weer te geven.
2
Druk op elke toets op het aanraakscherm om de volgende contactinformatie in te
voeren.
1.ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
ADRES 23
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
[VOORNAAM] of [ACHTERNM.] en [FAX NR.] of [E-MAIL] zijn verplichte velden. De contactpersoon
zal niet geregistreerd worden als een van deze gegevens mist.
yWanneer u op een andere toets dan [FAX NR.] of [2eFAX]) drukt, wordt het toetsenbord op scherm
weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina:
P.162 “Toetsenbord op scherm”
yWanneer u op de toets [FAX NR.] of [2eFAX]) drukt, dan wordt het numerieke toetsenpaneel op
scherm weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over het numerieke toetsenpaneel op scherm de volgende pagina:
P.163 “Numeriek toetsenpaneel op scherm”
3
Druk op [OPTIE] om de standaardinstellingen voor een faxverzending aan te geven.
yDeze functie is alleen beschikbaar wanneer de Faxeenheid is geïnstalleerd.
yRaadpleeg voor gegevens van de opties voor faxverzending de Operator's Manual for FAX
Unit "Chapter 6: SETTING ITEMS".
Naam item Omschrijving
VOORNAAM Druk op deze toets om de voornaam van de contactpersoon in te voeren. Deze
naam zal verschijnen in de adresboeklijst op het aanraakscherm. U kunt tot 32
tekens invoeren.
ACHTERNM. Druk op deze toets om de achternaam van de contactpersoon in te voeren. Deze
naam zal verschijnen in de adresboeklijst op het aanraakscherm. U kunt tot 32
tekens invoeren.
FAX NR. Druk op deze toets om het faxnummer van de contactpersoon in te voeren. Er
kunnen tot 128 cijfers ingegeven worden.
2eFAX Druk op deze toets om een tweede faxnummer voor de contactpersoon in te
voeren. (Als meerdere pogingen om verbinding te leggen met [FAX NR.]
mislukken, wordt een fax, mits dit veld gevuld is, naar [2eFAX] verzonden.) Er
kunnen tot 128 cijfers ingegeven worden.
E-MAIL Druk op deze toets om het e-mailadres van de contactpersoon in te voeren. U
kunt een adres ingeven van tot 192 alfanumerieke tekens.
BEDRIJF Druk op deze toets om de bedrijfsnaam van de contactpersoon in te voeren. Er
kunnen tot 64 tekens ingevoerd worden.
AFD. Druk op deze toets om de afdelingsnaam van de contactpersoon in te voeren. Er
kunnen tot 64 tekens ingevoerd worden.
KENMERK Druk op deze toets om een trefwoord voor de contactpersoon in te voeren. Dit
trefwoord kan worden gebruikt om deze contactpersoon te zoeken. Er kunnen tot
256 tekens ingevoerd worden.
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
24 ADRES
4
Druk op [OK] om de contactpersoon te registreren.
De contactpersoon wordt geregistreerd in het adresboek.
1.ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
ADRES 25
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
Contactpersonen registreren vanuit loglijsten
U kunt informatie zoals de externe faxnummers en e-mailadressen in het adresboek registreren vanuit het
scherm Verzend-/Ontvangstlog.
De volgende informatie kan worden geregistreerd vanuit het verzendlog:
yExterne faxnummers die direct zijn ingevoerd, of die zijn gezocht vanaf de LDAP-server
yE-mailadressen die handmatig zijn ingevoerd of die zijn gezocht vanaf de LDAP-server
De volgende informatie kan worden geregistreerd vanuit het ontvangstlog:
yExterne faxnummers die direct zijn ingevoerd, of die zijn gezocht vanaf de LDAP-server voor een
ondervragingsontvangst
yE-mailadres van de afzender
De volgende informatie kan worden geregistreerd vanuit het scanlog:
yE-mailadressen die handmatig zijn ingevoerd
1
Druk op [TAAKSTATUS] op het aanraakscherm.
2
Druk op tabblad [LOG] en druk op [ZENDEN] (of [ONTVANGEN] of [SCAN]).
De VERZEND- (of ONTVANGST- of SCAN-) LOG-lijst wordt weergegeven.
3
Selecteer de opdracht die het faxnummer of het e-mailadres bevat dat u wilt registreren
in het adresboek en druk op [TOEGANG].
Om e-mailadressen als BCC-contactpersoon (verborgen kopiehouder) te registreren in het
adresboek vanuit de scanlog, moet optie [BCC-adresweergave] ingeschakeld zijn vanuit het
TopAccess-e-mailmenu. Als optie [BCC-adresweergave] ingeschakeld is, dan wordt in scherm
Scanlog als omschrijving [BCC-adres] weergegeven in plaats van een e-mailadres. In dit geval is
[TOEGANG] uitgeschakeld, zelfs wanneer als beschrijving [BCC-adres] wordt gekozen. Voor
instructies voor het inschakelen van de optie [BCC-adresweergave], raadpleeg de TopAccess
Guide “Chapter 8: SETTING ITEMS”.
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
26 ADRES
4
Bewerk de contactinformatie.
Raadpleeg stap 2 van de volgende bewerking voor de beschrijving van elk item:
P.22 “Contactpersonen registreren via de GEBR.FUNCTIES en knop [ADDRESS]”
5
Druk op [OPTIE] om de standaardinstellingen voor een faxverzending aan te geven.
yDeze functie is alleen beschikbaar wanneer de Faxeenheid is geïnstalleerd.
yRaadpleeg voor gegevens van de opties voor faxverzending de Operator's Manual for FAX
Unit "Chapter 6: SETTING ITEMS".
6
Druk op [OK] om de contactpersoon te registreren.
De contactpersoon wordt geregistreerd in het adresboek.
1.ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
ADRES 27
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
Bewerken of verwijderen van contactpersonen
Het is mogelijk informatie van contactpersonen die in het adresboek geregistreerd is, te bewerken (of te
verwijderen).
1
Druk in scherm ADRESBOEK op de te bewerken contactpersoon en druk op
[BEWERKEN].
Scherm ADRESBOEK BEWERKEN wordt weergegeven.
yAls het aanraakscherm niet de contactpersoon weergeeft die u wilt bewerken, druk dan op
om de volgende pagina weer te geven.
yDe zoekfunctie maakt het mogelijk snel naar de te bewerken contactpersoon te zoeken. Om de
contactpersoon te zoeken, zie de volgende pagina:
P.29 “Contactpersonen zoeken”
Selecteer om te verwijderen de contactpersoon die u wilt verwijderen en druk op [VERWIJDER].
Bericht “Verwijderen OK?” wordt weergegeven in scherm ATTENTIE.
Druk op [JA] om de contactpersoon te verwijderen.
2
Bewerk de contactinformatie.
Raadpleeg stap 2 van de volgende bewerking voor de beschrijving van elk item:
P.22 “Contactpersonen registreren via de GEBR.FUNCTIES en knop [ADDRESS]”
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
28 ADRES
3
Druk op [OPTIE] om de standaardinstellingen voor een faxverzending aan te geven.
yDeze functie is alleen beschikbaar wanneer de Faxeenheid is geïnstalleerd.
yRaadpleeg voor gegevens van de opties voor faxverzending de Operator's Manual for FAX
Unit "Chapter 6: SETTING ITEMS".
4
Druk op [OK] om de contactpersoon op te slaan.
De bewerkte informatie van de contactpersoon wordt opgeslagen.
1.ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
ADRES 29
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
Contactpersonen zoeken
Voor het zoeken naar contactpersonen in het adresboek zijn de volgende twee methoden beschikbaar. Deze
functie is nuttig bij het zoeken naar bepaalde contactpersonen.
P.29 “Contactpersonen zoeken op ID-nummer”
P.30 “Contactpersonen zoeken door een zoekreeks in te voeren”
Contactpersonen zoeken op ID-nummer
1
Druk in scherm ADRES BOEK op [BEKEND ID].
Het scherm BEKEND ID wordt weergegeven.
2
Voer het ID-nummer in met behulp van de digitale toetsen en druk op [OK].
3
Het aanraakscherm geeft de gevonden contactpersoon weer. Druk op de
contactpersoon en op [BEWERKEN] om de contactinformatie te bewerken. Druk op
[VERWIJDER] om de contactpersoon te verwijderen.
Raadpleeg voor instructies om de contactpersoon te bewerken of te verwijderen de volgende pagina:
P.27 “Bewerken of verwijderen van contactpersonen”
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
30 ADRES
Contactpersonen zoeken door een zoekreeks in te voeren
1
Druk in scherm ADRES BOEK op [ZOEK].
Het scherm ADRES ZOEKEN wordt weergegeven.
2
Druk op de knop van het doel van de zoekopdracht.
yWanneer u op een andere toets dan [FAX NR.] drukt, wordt het toetsenbord op scherm
weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina:
P.162 “Toetsenbord op scherm”
yWanneer u op toets [FAX NR.] drukt, dan wordt het numerieke toetsenpaneel op scherm
weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over het numerieke toetsenpaneel op scherm de volgende pagina:
P.163 “Numeriek toetsenpaneel op scherm”
Contactpersonen die de zoekreeks bevatten voor het gespecificeerde item zullen worden
gevonden.
3
Voer de zoekreeks in en druk op [OK].
1.ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
ADRES 31
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
4
Specificeer de zoekreeks in de items die u nodig hebt en druk op [ZOEK].
Druk op [WIS] om de ingevoerde zoekreeksen te wissen.
5
Het aanraakscherm geeft de gevonden contactpersonen weer. Druk op de gewenste
contactpersoon en op [OK] om de contactinformatie te bewerken.
Raadpleeg voor instructies over het bewerken van contactpersonen de volgende pagina:
P.27 “Bewerken of verwijderen van contactpersonen”
Druk op of om de gevonden contactpersonen op verschillende pagina's weer te geven als
één pagina niet volstaat. Door op of te drukken worden 5 pagina's overgeslagen.
Als de zoekresultaten gewijzigd moeten worden, druk dan op [OPN. ZKN]. Het scherm als onder
stap 2, waarin de zoekterm opgegeven kan worden, wordt opnieuw getoond.
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
32 ADRES
Groepen beheren in het adresboek
U kunt groepen creëren die meerdere contactpersonen bevatten, waardoor het mogelijk wordt groepen aan te
geven in plaats van het elke contactpersoon apart te moeten selecteren bij scannen naar e-mail of fax- of
internetfaxverzending.
In het adresboek kunnen tot 200 groepen met tot 400 leden worden vastgelegd (tot 40 groepen en 80 leden
als de harde schijf niet in het multifunctionele systeem geïnstalleerd is).
yEén faxnummer of één e-mailadres telt als één bestemming. Als u zodoende een contactpersoon
selecteert die zowel faxnummer als e-mailadres bevat, telt dit als twee bestemmingen in de groep.
yOm faxen te verzenden en te ontvangen, moet de Faxeenheid geïnstalleerd zijn.
In tab GROEP in menu ADRES BOEK kunnen de volgende bewerkingen uitgevoerd worden om
contactpersonen te beheren.
P.32 “Nieuwe groepen maken”
P.35 “Bewerken of verwijderen van groepen”
P.41 “Groepen zoeken”
Nieuwe groepen maken
U kunt nieuwe groepen in het adresboek creëren.
1
Druk in scherm ADRES BOEK op een niet-gebruikte knop om een nieuwe groep te
registreren; druk daarna op [TOEGANG].
Scherm GROEP NR. REGISTRATIE wordt weergegeven.
Als het aanraakscherm geen niet gebruikte knop weergeeft, druk dan op om de volgende
pagina weer te geven.
1.ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
ADRES 33
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
2
Druk op [GROEP NAAM].
Het schermtoetsenbord wordt weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina:
P.162 “Toetsenbord op scherm”
3
Voer de groepsnaam in en druk op [OK].
4
Druk op [OK].
Scherm Testen van groepsleden wordt weergegeven.
5
Selecteer de contactpersonen die u aan de groep wilt toevoegen en druk op [OK].
yOm contactpersonen toe te voegen door elke contactpersoon handmatig te selecteren, zie de
volgende pagina:
P.37 “Contactpersonen toevoegen of verwijderen”
yOm contactpersonen toe te voegen door ze te zoeken op ID-nummer, zie de volgende pagina:
P.38 “Contactpersonen toevoegen of verwijderen door te zoeken op ID-nummer”
yOm contactpersonen toe te voegen door ze te zoeken met een zoekreeks, zie de volgende pagina:
P.39 “Contactpersonen toevoegen of verwijderen door te zoeken met een zoekreeks”
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
34 ADRES
6
De nieuwe groep wordt gecreëerd en weergegeven op het aanraakscherm.
1.ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
ADRES 35
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
Bewerken of verwijderen van groepen
Het is mogelijk groepen die in het adresboek geregistreerd staan, te bewerken en te verwijderen; ook is het
mogelijk contactpersonen aan groepen toe te voegen en ze eruit te verwijderen.
Het verwijderen van een groep verwijdert de contactpersonen niet uit tabblad [ENKEL]. Wanneer een
contactpersoon echter via tab [ENKEL] verwijderd wordt, wordt deze ook uit de groep waarin deze
geregistreerd is, verwijderd.
1
Druk in scherm ADRES BOEK op de te bewerken groep en druk op [BEWERKEN].
Scherm GROEP NR. BEWERKEN wordt weergegeven.
yAls het aanraakscherm niet de groep weergeeft die u wilt bewerken, druk dan op om de
volgende pagina weer te geven.
yVoor het vinden van de te bewerken groep zijn de volgende twee methoden beschikbaar.
P.41 “Groepen zoeken op ID-nummer
P.42 “Zoeken naar groepen op groepsnaam”
Selecteer om te verwijderen de groep die u wilt verwijderen en druk op [VERWIJDER].
Bericht “Verwijderen OK?” wordt weergegeven in scherm ATTENTIE.
Druk op [JA] om de groep te verwijderen.
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
36 ADRES
2
Druk op [GROEP NAAM].
yHet schermtoetsenbord wordt weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina:
P.162 “Toetsenbord op scherm”
yAls het niet nodig is de groepsnaam te bewerken, ga dan naar stap 4.
3
Voer de groepsnaam in en druk op [OK].
4
Druk op [OK].
Scherm Testen van groepsleden wordt weergegeven.
yAls u de leden van de groep niet wilt wijzigen, ga dan naar de volgende stap.
yAls u de leden van de groep wilt wijzigen, raadpleeg dan de volgende pagina's:
- Contactpersonen toevoegen of verwijderen door elke contactpersoon handmatig te selecteren
P.37 “Contactpersonen toevoegen of verwijderen”
- Contactpersonen toevoegen of verwijderen door ze te zoeken op ID-nummer
P.38 “Contactpersonen toevoegen of verwijderen door te zoeken op ID-nummer”
- Contactpersonen toevoegen of verwijderen door ze te zoeken met een zoekreeks
P.39 “Contactpersonen toevoegen of verwijderen door te zoeken met een zoekreeks”
De gemarkeerde contacten zijn in de groep geregistreerd.
1.ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
ADRES 37
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
5
Druk op [OK].
De bewerkte informatie wordt opgeslagen.
Contactpersonen toevoegen of verwijderen
1
Om een contactpersoon aan de groep toe te voegen, wordt op een niet-gemarkeerde
contactpersoon gedrukt om deze te markeren. Om een contactpersoon uit de groep te
verwijderen, wordt de markering verwijderd. Druk als het toevoegen of verwijderen van
de contactpersonen voltooid is op [OK].
yDruk op de naam van een contactpersoon om zowel het faxnummer als het e-mailadres van die
contactpersoon aan de groep toe te voegen/eruit te verwijderen.
yDruk op in de contactinformatie om alleen het faxnummer van die contactpersoon aan de
groep toe te voegen/eruit te verwijderen.
yDruk op in de contactinformatie om alleen het e-mailadres van die contactpersoon aan de
groep toe te voegen/eruit te verwijderen.
yDruk op of om de contactpersonen op verschillende pagina's weer te geven.
yU kunt alle contactpersonen wissen door op [WIS SELECTIE] te drukken.
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
38 ADRES
Contactpersonen toevoegen of verwijderen door te zoeken op ID-nummer
1
Druk in scherm Testen van groepsleden op [BEKEND ID].
Het scherm BEKEND ID wordt weergegeven.
2
Voer het ID-nummer in met behulp van de digitale toetsen en druk op [OK].
Het aanraakscherm geeft de gevonden contactpersonen weer.
3
Om een contactpersoon aan de groep toe te voegen, wordt op de contactpersoon
gedrukt om deze te markeren. Om een contactpersoon uit de groep te verwijderen,
wordt de markering gewist. Druk als het toevoegen of verwijderen van de
contactpersonen voltooid is op [OK].
yDruk op de naam van een contactpersoon om zowel het faxnummer als het e-mailadres van die
contactpersoon aan de groep toe te voegen/eruit te verwijderen.
yDruk op in de contactinformatie om alleen het faxnummer van die contactpersoon aan de
groep toe te voegen/eruit te verwijderen.
yDruk op in de contactinformatie om alleen het e-mailadres van die contactpersoon aan de
groep toe te voegen/eruit te verwijderen.
1.ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
ADRES 39
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
Contactpersonen toevoegen of verwijderen door te zoeken met een zoekreeks
1
Druk in scherm Testen van groepsleden op [ZOEK].
Het scherm ADRES ZOEKEN wordt weergegeven.
2
Druk op de knop van het doel van de zoekopdracht.
yWanneer u op een andere toets dan [FAX NR.] drukt, wordt het toetsenbord op scherm
weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina:
P.162 “Toetsenbord op scherm”
yWanneer u op toets [FAX NR.] drukt, dan wordt het numerieke toetsenpaneel op scherm
weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over het numerieke toetsenpaneel op scherm de volgende pagina:
P.163 “Numeriek toetsenpaneel op scherm”
Contactpersonen die de zoekreeks bevatten voor het gespecificeerde item zullen worden
gevonden.
3
Voer de zoekreeks in en druk op [OK].
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
40 ADRES
4
Specificeer de zoekreeks in de items die u nodig hebt en druk op [ZOEK].
Druk op [WIS] om de ingevoerde zoekreeksen te wissen.
5
Het aanraakscherm geeft de gevonden contactpersonen weer. Druk op de
contactpersonen die u wilt toevoegen aan de groep om deze te markeren. Om een
contactpersoon uit de groep te verwijderen, wordt de markering verwijderd. Druk als
het toevoegen of verwijderen van de contactpersonen voltooid is op [OK].
yDruk op de naam van een contactpersoon om zowel het faxnummer als het e-mailadres van die
contactpersoon aan de groep toe te voegen/eruit te verwijderen.
yDruk op in de contactinformatie om alleen het faxnummer van die contactpersoon aan de
groep toe te voegen/eruit te verwijderen.
yDruk op in de contactinformatie om alleen het e-mailadres van die contactpersoon aan de
groep toe te voegen/eruit te verwijderen.
Druk op of om de gevonden contactpersonen op verschillende pagina's weer te geven als
één pagina niet volstaat. Door op of te drukken worden 5 pagina's overgeslagen.
Als de zoekresultaten gewijzigd moeten worden, druk dan op [OPN. ZKN]. Het scherm als onder
stap 2, waarin de zoekterm opgegeven kan worden, wordt opnieuw getoond.
1.ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
ADRES 41
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
Groepen zoeken
De volgende twee methodes kunnen worden gebruikt om contactpersonen in het adresboek te zoeken. Deze
functie is nuttig bij het zoeken naar bepaalde groepen.
P.41 “Groepen zoeken op ID-nummer
P.42 “Zoeken naar groepen op groepsnaam”
Groepen zoeken op ID-nummer
1
Druk in scherm ADRES BOEK op [BEKEND ID].
Het scherm BEKEND ID wordt weergegeven.
2
Voer het ID-nummer in met behulp van de digitale toetsen en druk op [OK].
Het aanraakscherm geeft de gevonden groepen weer.
3
Druk op de knop van de gewenste groep en ga door naar de bewerking voor het
bewerken of verwijderen.
Raadpleeg voor instructies om groepen te bewerken of te verwijderen de volgende pagina:
P.35 “Bewerken of verwijderen van groepen”
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
42 ADRES
Zoeken naar groepen op groepsnaam
1
Druk in scherm ADRES BOEK op [ZOEK].
Scherm GROEP ZOEKEN wordt weergegeven.
2
Druk op [GROEP NAAM].
Het schermtoetsenbord wordt weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina:
P.162 “Toetsenbord op scherm”
3
Voer de zoekreeks in en druk op [OK].
4
Druk op [ZOEK].
1.ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
ADRES 43
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
5
Het aanraakscherm geeft de gevonden groepen weer. Druk op de gewenste groep en
op [OK] om de groepsinformatie te bewerken.
Raadpleeg voor instructies om groepen te bewerken of te verwijderen de volgende pagina:
P.35 “Bewerken of verwijderen van groepen”
Bevestigen van groepsleden
U kunt de contactpersonen bevestigen die geregistreerd zijn in een groep.
1
Druk in scherm ADRES BOEK op [INHOUD] van de groep waarvan u de leden wilt
bevestigen.
De in de groep geregistreerde contactpersonen worden weergegeven.
In scherm INHOUD worden eerst alle faxnummers weergegeven en vervolgens alle
e-mailadressen.
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
44 CONTR. E-MAIL
CONTR. E-MAIL
Met deze functie kunt u controleren op nieuwe e-mails (internetfaxen) op de POP3-server. Als er een nieuwe
e-mail ontvangen wordt op de POP3-server, print het multifunctionele systeem automatisch de
e-mailgegevens nadat ze zijn opgehaald van de POP3-server.
Om deze bewerking uit te voeren, moet de POP3-server geconfigureerd worden met TopAccess. Voor
instructies over hoe de POP3-server te configureren, raadpleeg de TopAccess Guide “Chapter 8:
[Administration] Tab Page”.
yRaadpleeg voor instructies over hoe scherm CONTR. E-MAIL weer te geven de volgende pagina:
P.8 “Toegang tot menu Gebruiker”
yHet multifunctionele systeem controleert ook automatisch op nieuwe e-mails (internetfaxen) op de
POP3-server.
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
PRINT 45
PRINT
Via dit menu kunt u de oorspronkelijke instellingen voor de kleurmodus wijzigen in Direct afdrukken vanaf
USB.
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
46 GEBRUIKERSWACHTWOORD WIJZIGEN
GEBRUIKERSWACHTWOORD WIJZIGEN
Wanneer functie MFP lokale verificatie ingeschakeld is, kunnen gebruikers hun wachtwoord voor
authenticatie - dat in het authenticatiescherm van dit menu ingegeven is - wijzigen.
y[WIJZIG GEBRUIKERSWACHTWOORD] is alleen beschikbaar wanneer functie MPF Lokale verificatie
is ingeschakeld.
yRaadpleeg voor instructies over hoe scherm WIJZIG GEBRUIKERSWACHTWOORD weer te geven de
volgende pagina:
P.8 “Toegang tot menu Gebruiker”
1
Het wachtwoord wijzigen
1) Druk op [OUD WACHTWOORD] om het huidige wachtwoord in te voeren.
2) Druk op [NW. WACHTWOORD] om het nieuwe wachtwoord in te voeren.
3) Druk op [HERH. WACHTWOORD] om het nieuwe wachtwoord opnieuw in te voeren.
4) Druk op [OK] om het nieuwe wachtwoord op te slaan.
Hierdoor gaat u terug naar het menu GEBRUIKER.
yWanneer u op [OUD WACHTWOORD], [NW. WACHTWOORD] of [HERH. WACHTWOORD]
drukt, wordt het toetsenbord op scherm weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina:
P.162 “Toetsenbord op scherm”
yHet ingevoerde wachtwoord wordt weergegeven met sterretjes (*) in de velden [OUD
WACHTWOORD], [NW. WACHTWOORD] en [HERH. WACHTWOORD].
2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
Toegang tot menu Beheerder................................................................................................ 49
ALGEMEEN............................................................................................................................. 51
De apparaatinformatie instellen............................................................................................................................52
De kennisgeving instellen.....................................................................................................................................53
Wijzigen van het beheerderswachtwoord en resetten van het servicewachtwoord .............................................54
De klok instellen ...................................................................................................................................................55
Instellen van de energiebesparende standen.......................................................................................................57
Instellen van het kalibratie- en registratiedisplayniveau .......................................................................................60
De kalibratie instellen ...........................................................................................................................................60
De soepelheid van het afdrukken wijzigen ...........................................................................................................61
Instellen van de registratie ...................................................................................................................................62
Instellen van de statusmelding .............................................................................................................................62
Instellen van de automatische wisfunctie .............................................................................................................62
Beheer van de optielicenties ................................................................................................................................62
Toevoegen of verwijderen van weergavetalen .....................................................................................................65
Bijwerken van uw systeem ...................................................................................................................................70
Aanmaken of installeren van duplicaatbestanden................................................................................................72
Instellen van de schermkalibratie .........................................................................................................................78
Exporteren van logs .............................................................................................................................................78
Instellen overslaan taken......................................................................................................................................80
De indeling van het toetsenbord wijzigen.............................................................................................................81
Reinigen van de hoofdladers en de LED-printkoppen..........................................................................................82
Instellen van de pop-upberichten .........................................................................................................................82
Instellen van de optie ...........................................................................................................................................83
NETWERK ............................................................................................................................... 84
Instellen van het TCP/IP-protocol (IPv4) ..............................................................................................................85
Instellen van het TCP/IP-protocol (IPv6) ..............................................................................................................86
Instellen van het IPX/SPX-protocol ......................................................................................................................94
Instellen van de NetWare-instellingen ..................................................................................................................95
Instellen van het SMB-protocol ............................................................................................................................96
Instellen van het AppleTalk-protocol.....................................................................................................................97
Instellen van de HTTP-netwerkservice.................................................................................................................98
Instellen van de ethernetsnelheid.........................................................................................................................99
Instellen van de LDAP-services, filterfuncties en link-down detectie..................................................................100
Instellen van IPsec (IP-beveiliging) ....................................................................................................................101
Controleren van het netwerk ..............................................................................................................................102
KOPIËREN............................................................................................................................. 104
FAXEN ................................................................................................................................... 106
Instellen van de opties negeren en verkleind afdrukken voor RX print ..............................................................106
BESTAND .............................................................................................................................. 108
E-MAIL................................................................................................................................... 109
INTERNETFAX....................................................................................................................... 111
BEVEILIGING.........................................................................................................................112
Beheer van certificaten ...................................................................................................................................... 112
Instellen van beveiligde PDF-bestanden............................................................................................................ 117
Uitvoeren van de integriteitscontrole..................................................................................................................120
LIJST/RAPPORT................................................................................................................... 122
Instellen van het rapport.....................................................................................................................................122
Uitvoeren van de integriteitscontrole..................................................................................................................120
PRINTER/E-FILING............................................................................................................... 127
INSTELLINGEN DRAADLOOS ............................................................................................ 129
GEBRUIKERSWACHTWOORD WIJZIGEN ......................................................................... 130
802.1X-INSTELLINGEN........................................................................................................ 131
Instellen IEEE 802.1X-verificatie........................................................................................................................132
Foutmeldingen ...................................................................................................................................................134
FABRIEK INST. ..................................................................................................................... 135
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
Toegang tot menu Beheerder 49
Toegang tot menu Beheerder
Volg de onderstaande stappen om menu ADMIN weer te geven in scherm GEBRUIKERSPROG.
1
Druk op toets [GEBR.FUNCTIES] op het bedieningspaneel om naar menu
GEBRUIKERSPROG. te gaan.
2
Druk op tab [ADMIN].
yAls functie Gebruikersbeheer uitgeschakeld is, moet u het beheerderswachtwoord invoeren.
Ga naar de volgende stap.
yAls functie Gebruikersbeheer ingeschakeld is, moet u zich aanmelden op de multifunctionele printer
als gebruiker met beheerdersbevoegdheden.
Als u op de tab [ADMIN] drukt, dan wordt het ADMIN-menu weergegeven.
Ga verder naar stap 5.
Als u zich aanmeldt op de multifunctionele printer als gebruiker zonder beheerdersbevoegdheden,
dan is tab [ADMIN] niet beschikbaar.
Door functiegegevens in te stellen, kunt u aan gebruikers bepaalde rechten toekennen. Voor meer
informatie, zie de TopAccess Guide “Chapter 7: [User Management] Tab Page”.
3
Druk op [WACHTWOORD].
Het schermtoetsenbord wordt weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina:
P.162 “Toetsenbord op scherm”
4
Voer het beheerderswachtwoord in en druk op [OK].
Het ADMIN-menu wordt weergegeven.
yAls het beheerderswachtwoord nog niet eerder is gewijzigd, voer dan het
standaardbeheerderswachtwoord "123456" in.
yHet ingevoerde wachtwoord wordt weergegeven met sterretjes (*).
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
50 Toegang tot menu Beheerder
5
Ga verder met de gewenste administratieve bewerking.
Wanneer in menu ADMIN (1/2) op gedrukt wordt, zal menu ADMIN (2/2) weergegeven worden.
Scherm Gebruikersfuncties bevat de volgende knoppen. Raadpleeg voor meer informatie over elke
knop de overeenkomstige pagina.
ADMIN-menu (1/2) ADMIN-menu (2/2)
P.51 “ALGEMEEN” P.112 “BEVEILIGING”
P.84 “NETWERK” P.122 “LIJST/RAPPORT
P.104 “KOPIËREN” P.127 “PRINTER/E-FILING”
P.106 “FAXEN” P.129 “INSTELLINGEN
DRAADLOOS”
P.108 “BESTAND” P.135 “FABRIEK INST.”
P.109 “E-MAIL”
P.130
“GEBRUIKERSWACHTWOORD
WIJZIGEN”
P.111 “INTERNETFAX”
P.131 “802.1X-INSTELLINGEN”
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
ALGEMEEN 51
ALGEMEEN
U kunt de oorspronkelijke instellingen (standaardinstellingen) voor het multifunctionele systeem wijzigen.
Raadpleeg voor instructies over hoe scherm Algemeen weer te geven de volgende pagina:
P.49 “Toegang tot menu Beheerder”
Wanneer in menu ALGEMEEN (1/2) op gedrukt wordt, zal menu ALGEMEEN (2/2) weergegeven worden.
Via dit menu kunt u de volgende procedures uitvoeren:
menu ALGEMEEN (1/2) menu ALGEMEEN (2/2)
P.52 “De apparaatinformatie
instellen”
P.62 “Instellen van de registratie”
P.53 “De kennisgeving instellen” P.62 “Instellen van de
statusmelding”
P.54 “Wijzigen van het
beheerderswachtwoord en resetten
van het servicewachtwoord”
P.62 “Instellen van de automatische
wisfunctie”
P.55 “De klok instellen” P.62 “Beheer van de optielicenties”
P.57 “Instellen van de
energiebesparende standen”
P.65 “Toevoegen of verwijderen van
weergavetalen”
P.60 “Instellen van het kalibratie- en
registratiedisplayniveau
P.70 “Bijwerken van uw systeem”
P.60 “De kalibratie instellen” P.72 “Aanmaken of installeren van
duplicaatbestanden”
P.61 “De soepelheid van het
afdrukken wijzigen”
P.78 “Instellen van de
schermkalibratie
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
52 ALGEMEEN
De weergegeven knoppen verschillen, afhankelijk van het model.
De apparaatinformatie instellen
U kunt de apparaatinformatie van dit apparaat instellen. Deze items worden weergegeven op de
Apparaatpagina van TopAccess, een internetgebaseerde apparaatbeheertoepassing.
yWanneer op een andere toets dan [SERVICE TEL. NUM.] gedrukt wordt, wordt het toetsenbord op
scherm weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina:
P.162 “Toetsenbord op scherm”
yWanneer op toets [SERVICE TEL. NUM.] gedrukt wordt, dan wordt het numerieke toetsenpaneel op
scherm weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over het numerieke toetsenpaneel op scherm de volgende pagina:
P.163 “Numeriek toetsenpaneel op scherm”
P.78 “Exporteren van logs” P.83 “Instellen van de ADF
ruisvermindering”
P.80 “Instellen overslaan taken” P.83 “Instellen van het interval
zelftest”
P.81 “De indeling van het
toetsenbord wijzigen”
P.83 “Instellen van de optie”
P.82 “Reinigen van de hoofdladers
en de LED-printkoppen”
P.83 “Instellen van de afdruk
donkerheid”
P.82 “Instellen van de pop-
upberichten
Naam item Omschrijving
LOCATIE Druk op deze toets om de locatie in te voeren waar het apparaat zich bevindt. Er
kunnen tot 64 tekens ingevoerd worden.
SERVICE TEL.
NUM.
Druk op deze knop om het telefoonnummer voor onderhoud in te geven. Er
kunnen tot 32 cijfers ingegeven worden.
CONTACT
INFORM.
Druk op deze toets om de naam van de onderhoudstechnicus in te voeren. Er
kunnen tot 64 tekens ingevoerd worden.
ADMIN. BERICHT Druk op deze toets om een bericht van de beheerder in te voeren. Er kunnen tot
40 tekens ingevoerd worden.
2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
ALGEMEEN 53
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
De kennisgeving instellen
U kunt de kennisgevingsmail instellen om een bericht te sturen wanneer zich bepaalde gebeurtenissen
voordoen op het apparaat, zoals toner op, papier op en serviceleverancier bellen.
U kunt tot drie e-mailadressen specificeren als bestemming van het kennisgevingsbericht.
U kunt de gebeurtenissen specificeren die u wilt melden met behulp van de TopAccess-internettoepassing.
Voor instructies over hoe de gebeurtenissen voor de kennisgeving te configureren, raadpleeg de
TopAccess Guide “Chapter 8: [Administration] Tab Page”.
Om deze functie in te schakelen, moet er een SMTP-server zijn in uw netwerk. Bovendien moeten de
instellingen om dit apparaat te verbinden met het internet correct geconfigureerd zijn.
1
Druk in scherm KENNISGEVING op [E-MAIL].
Het schermtoetsenbord wordt weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina:
P.162 “Toetsenbord op scherm”
2
Voer het e-mailadres in en druk op [OK].
U kunt naar behoefte tot drie e-mailadressen opgeven als bestemming van het
kennisgevingsbericht. Wanneer u de kennisgevingsfunctie inschakelt, moet u minstens één
e-mailadres invoeren.
3
Druk op [AAN] voor het e-mailadres waarop u de kennisgeving wilt ontvangen en druk
op [OK].
Om de kennisgeving voor een e-mailadres uit te schakelen, druk op [UIT].
[AAN] is beschikbaar nadat een e-mailadres ingevoerd is.
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
54 ALGEMEEN
Wijzigen van het beheerderswachtwoord en resetten van het servicewachtwoord
U kunt het beheerderswachtwoord wijzigen. U kunt ook het servicewachtwoord resetten voor het geval de
onderhoudstechnicus, die verantwoordelijk is voor dit apparaat, het vergeet.
1
Druk in scherm INSTELLING WACHTWOORD op [ADMIN. WACHTWOORD] of
[SERVICEWACHTW. OPN. INSTELL.].
Het scherm voor het wijzigen van het beheerderswachtwoord wordt weergegeven.
Als [SERVICEWACHTW. OPN. INSTELL.] geselecteerd is, wordt bericht "Weet u het zeker?" getoond
in scherm ATTENTIE.
Druk op [JA] om het servicewachtwoord te resetten.
2
Druk op [OUD WACHTWOORD].
Het schermtoetsenbord wordt weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina:
P.162 “Toetsenbord op scherm”
2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
ALGEMEEN 55
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
3
Voer het huidige beheerderswachtwoord in en druk op [OK].
Het ingevoerde wachtwoord wordt weergegeven met sterretjes (*).
Indien het beheerderswachtwoord voor de eerste keer wordt gewijzigd, voer dan "123456" in in het
veld [OUD WACHTWOORD].
4
Stel een nieuw wachtwoord in en voltooi de instelling.
1) Druk op [NW. WACHTWOORD] om het nieuwe wachtwoord in te voeren.
2) Druk op [HERH. WACHTWOORD] om het nieuwe wachtwoord opnieuw in te voeren.
3) Druk op [OK].
Wanneer u op [NW. WACHTWOORD] en [HERH. WACHTWOORD] drukt, wordt het
schermtoetsenbord weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina:
P.162 “Toetsenbord op scherm”
Voer een beheerderswachtwoord in van 6 tot 64 tekens. U kunt alfanumerieke karakters en de
volgende symbolen gebruiken.
! # $ ( ) * + , - . / : ; = ? @ \ ^ _ ` { | } ~
De klok instellen
U kunt de klok die in het multifunctionele systeem ingebouwd is, aanpassen door met de digitale toetsen de
datum en tijd in te voeren.
P.55 “Wijzigen van de datum en tijd”
P.56 “Wijzigen van het datumweergave”
Als de tijdsinstellingen van het multifunctionele systeem worden ingesteld met de SNTP-service, dan
kunnen datum en tijd niet handmatig worden ingesteld. U kunt de instellingen voor de SNTP-service
opgeven in de TopAccess-beheerdersmodus. Voor meer informatie, zie de TopAccess Guide
“Chapter 8: [Administration] Tab Page”.
Wijzigen van de datum en tijd
1
Druk in scherm KLOK op [DATUM/TIJD].
Het scherm DATUM/TIJD wordt weergegeven.
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
56 ALGEMEEN
2
Markeer het gedeelte dat u wilt bewerken met de pijltoetsen, voer de waarde in met de
digitale toetsen en druk op [OK].
Vervolgens keert u terug naar menuscherm KLOK.
Als u “JAAR”, “MAAND” of “DATUM” wijzigt, dan wordt de dag van de week in het veld DAG
automatisch aangepast.
Wijzigen van het datumweergave
1
Druk in scherm KLOK op [DATUMWEERGAVE].
Het scherm DATUM WEERGAVE wordt weergegeven.
2
Druk op de toets van de gewenste datumweergave.
Vervolgens keert u terug naar menuscherm KLOK.
2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
ALGEMEEN 57
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
Instellen van de energiebesparende standen
U kunt de volgende energiebesparende standen instellen.
yAan/uit-schakelklok
P.57 “Instellen van de aan/uit-schakelklok”
Met behulp van de ingebouwde aan/uit-schakelklok kunt u dit apparaat automatisch laten in- en
uitschakelen op bepaalde tijdstippen. U kunt de schakelklok bijvoorbeeld instellen op de openings- en
sluitingstijd van uw kantoor, zodat het apparaat zichzelf automatisch in- en uitschakelt op die specifieke
tijdstippen.
U kunt het apparaat eenvoudig inschakelen door gewoon op de [START]-toets op het bedieningspaneel te
drukken wanneer het apparaat zich in de slaapstand of super-slaapstand bevindt door de
schakelklokfunctie.
Wanneer de hoofdschakelaar is uitgeschakeld, werkt de schakelklokfunctie niet.
yAutomatische energiebesparende stand
P.58 “Instellen van de automatische energiebesparende stand”
Met deze functie kan het apparaat automatisch in de energiebesparende stand worden geschakeld
wanneer het gedurende een bepaalde tijd niet gebruikt wordt.
ySlaapstand/Super-slaapstand
P.59 “Instellen van de slaapstand of super-slaapstand”
Met deze functie kan het apparaat automatisch in de slaapstand of super-slaapstand worden geschakeld
wanneer het gedurende een bepaalde tijd niet gebruikt wordt. In de slaapstand of de super-slaapstand
wordt de voeding van de ongebruikte delen van dit apparaat afgesloten wanneer het apparaat in stand-by
staat. Het vermogensverbruik in stand-bystand is het minst in Super-slaapstand, gevolgd door Slaapstand
en daarna door de Auto energiebesparende stand, wat de modus is die van deze drie het meeste
vermogen gebruikt.
Raadpleeg voor de verschillende energiebesparende standen en de procedures om ze in te schakelen de
Verkorte installatie handleiding “Hoofdstuk 1: VOORBEREIDINGEN”.
Op het Europese model worden de toetsen [AUTOMATISCHE SPAARSTAND] en [SLAAPSTAND/
SUPER-SLAAPSTAND] geen van beide weergegeven. Neem contact op met uw
servicevertegenwoordiger om de standaardinstelling van elk van de toetsen te wijzigen.
Instellen van de aan/uit-schakelklok
1
Druk in scherm SPAARSTAND op [AAN/UIT-SCHAKELKLOK].
Het scherm SCHAKELKLOK wordt weergegeven.
2
Controleer de instellingen op het scherm. Als er wijzigingen moeten worden
aangebracht, druk dan op [VERANDER].
Als er geen wijzigingen nodig zijn, druk dan op [OK] en voltooi de bewerking.
3
Stel de aan/uit-schakelklok in.
1) Druk op de toets van de gewenste dag van de week.
2) Druk op [AAN] om de tijd in te voeren waarop het apparaat uit de slaapstand of super-slaapstand
komt.
Gebruik de pijltjestoetsen om de actieve box te verwisselen van "Uur" naar "Minuten".
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
58 ALGEMEEN
3) Druk op [UIT] om de tijd in te voeren waarop het apparaat in de slaapstand of super-slaapstand
wordt geschakeld.
Gebruik de pijltjestoetsen om de actieve box te verwisselen van "Uur" naar "Minuten".
4) Druk op [OK] om de instellingen op te slaan.
yAls u een ingevoerde tijd wilt wissen, druk dan op de [WISSEN]-toets op het bedieningspaneel.
yAls u het apparaat de hele dag in de slaapstand of super-slaapstand wilt laten staan, voer dan
dezelfde tijd in in de velden [AAN] en [UIT].
Voorbeeld: Als u “0:00” zowel in het veld [AAN] als [UIT] invoert voor [Zondag],
dan schakelt het apparaat automatisch in de slaapstand of super-slaapstand op de [UIT]-tijd
opgegeven voor [Zaterdag]. Het apparaat blijft in de slaapstand of super-slaapstand tot aan de
opgegeven [AAN]-tijd voor [Maandag].
yAls u het multifunctionele systeem gedurende een dag niet naar de slaapstand of super-
slaapstand wilt schakelen, voer de instellingen voor de gewenste dag van de week dan als volgt
in:
[AAN]: 0:00 / [UIT]: 24:00
Het apparaat schakelt de hele dag niet in de slaapstand of super-slaapstand, die aangestuurd
wordt via de schakelklok. Het multifunctionele systeem schakelt echter automatisch naar de
slaapstand of super-slaapstand na de tijdsduur zoals ingesteld voor [SLAAPSTAND/SUPER-
SLAAPSTAND], als het gedurende die bepaalde tijd niet is gebruikt.
Instellen van de automatische energiebesparende stand
1
Druk in scherm SPAARSTAND op [AUTOMATISCHE SPAARSTAND].
Het scherm AUTOMATISCHE SPAARSTAND wordt weergegeven.
2
Druk op de gewenste tijdsduur (in minuten) waarna het apparaat in de
energiebesparende stand moet worden geschakeld.
Als het instellen van de automatische energiebesparende stand is voltooid, dan wordt teruggekeerd
naar het vorige scherm.
2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
ALGEMEEN 59
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
Instellen van de slaapstand of super-slaapstand
1
Druk in scherm SLAAPSTAND op [SLAAP/SUPER-SLAAP].
Het scherm SLAAP/SUPER SLAAP verschijnt.
2
Specificeer de volgende items naar wens en voltooi de instelling.
yAfhankelijk van de bedieningsstatus, kan het voorkomen dat het apparaat niet in deze stand
schakelt na de ingestelde tijd.
yDit apparaat schakelt niet in de super-slaapstand, ook al is [AAN] geselecteerd voor deze
instelling, in de volgende gevallen:
- Als een bepaalde optie geïnstalleerd is. (draadloze LAN-module, e-BRIDGE ID Gate)
- Als de IPsec-functie (optioneel) ingeschakeld is.
- Als IEEE 802.1X-verificatie ingeschakeld is.
- Als IPv6 ingeschakeld is en het IPv6-adres anders dan handmatig ingesteld is.
- Als de POP3-cliëntinstelling ingeschakeld is en in de volgende situaties:
(1) De scaninterval is anders ingesteld dan op 0 minuten.
(2) Er is een POP3-serveradres ingevoerd.
(3) Er is een accountnaam ingevoerd.
- ETHERNET in de netwerkinstellingen is ingesteld op [AUTO(-1000MB)] of [1000BASE
FULL]. (alleen voor de volgende modellen)
- e-STUDIO456-serie
- e-STUDIO856-serie
- e-STUDIO306LP
- Als een bepaald netwerkprotocol ingeschakeld is. (AppleTalk, IPX/SPX)
yIn de bovenstaande gevallen kan [AAN] of [UIT] of [SUPER-SLAAP] niet worden gewijzigd.
yDe protocolinstellingen om het multifunctionele systeem terug te halen uit super-slaapmodus
worden in de beheerdersmodus van TopAccess ingesteld. Voor meer informatie, zie de
TopAccess Guide “Chapter 8: [Administration] Tab Page”.
Naam item Omschrijving
SLAAPTIMER Druk op de gewenste tijdsduur (in minuten) waarna het apparaat in de
slaapstand of super-slaapstand moet worden geschakeld.
SUPER-SLAAP Selecteer of dit apparaat in de slaapstand of in de super-slaapstand
geschakeld wordt nadat een bepaalde tijdsduur verstreken is.
yINSCHAKELEN — druk op deze knop om het multifunctionele
systeem naar de superslaapstand te laten schakelen.
yUITSCHAKELEN — druk op deze knop om het multifunctionele
systeem naar de slaapstand te laten schakelen.
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
60 ALGEMEEN
Instellen van het kalibratie- en registratiedisplayniveau
U kunt instellen of het multifunctionele systeem gebruik maakt van de kalibratie- en registratie-instellingen die
worden aangestuurd door een gebruiker of beheerder.
De toetsen ([KALIBRATIE], [REGISTRATIE]) verschijnen volgens deze instelling of alleen onder menu
ADMIN of onder zowel menu GEBRUIKER als menu BEHEERDER.
De kalibratie instellen
Het is mogelijk de kleurgradaties automatisch te kalibreren wanneer schaduwen of kleurtonen niet juist
gereproduceerd worden in de afbeeldingen die door het multifunctionele systeem gescand worden.
Met deze functie is het mogelijk meer precieze aanpassingen te maken dan met “AUTO KALIBRATIE” in
menu GEBRUIKER.
yHet toestaan van kalibreren door niet alleen beheerders maar ook gebruikers wordt ingesteld onder
DISPLAY NIVEAU.
P.60 “Instellen van het kalibratie- en registratiedisplayniveau”
yPlaats papier van het formaat LT of A4 (aanbevolen papier) in de lade*1 voordat u de kalibratie start. Als
er ander papier wordt gebruikt, dan wordt de kalibratie mogelijkerwijs niet correct uitgevoerd.
yAls het glas vies is of als er vreemde voorwerpen aan vastgeplakt zijn, dan wordt de kalibratie
mogelijkerwijs niet correct uitgevoerd. Houd het glas schoon.
yTil de originelenklep of de automatische dubbelzijdige documentinvoer*2 nooit op en open de voorklep
nooit terwijl de kalibratie wordt uitgevoerd. Als u dat toch doet, kan de kalibratie niet op de juiste wijze
worden voltooid.
yOnderbreken om tussendoor te kopiëren is niet mogelijk tijdens de kalibratie.
yAls de kleur vaak afwijkend is, neem contact op met uw serviceleverancier.
*1 Plaats papier in de extra grote papierinvoer indien deze is geïnstalleerd. Als de extra grote papierinvoer niet geïnstalleerd is,
plaats het papier dan in de bovenste lade die op A4 of LT is ingesteld.
*2 De Automatische dubbelzijdige documententoevoer is een optie die afhangt van het model.
Raadpleeg voor instructies over hoe scherm KALIBRATIE weer te geven de volgende pagina:
P.49 “Toegang tot menu Beheerder”
1
Druk op de knop om te kalibreren.
De beschikbare knoppen verschillen, afhankelijk van het model.
Naam item Omschrijving
KALIBRATIE yGEBRUIKER — druk op deze knop om [KALIBRATIE] in zowel menu
ADMIN als menu GEBRUIKER weer te laten geven
yADMIN — druk op deze knop om [KALIBRATIE] alleen in menu ADMIN
weer te laten geven
REGISTRATIE yGEBRUIKER — druk op deze knop om [REGISTRATIE] in zowel menu
ADMIN als menu GEBRUIKER weer te laten geven
yADMIN — druk op deze knop om [REGISTRATIE] alleen in menu
ADMIN weer te laten geven
Naam item Omschrijving
KOPIËREN Druk op deze knop om te kalibreren voor kopieertaken.
AFDRUKKEN Druk op deze knop om te kalibreren voor afdruktaken.
600 dpi AFDRUKKEN Druk op deze toets om te kalibreren voor afdruktaken in 600 dpi.
1200 dpi AFDRUKKEN Druk op deze toets om te kalibreren voor afdruktaken in 1200 dpi.
2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
ALGEMEEN 61
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
2
Selecteer de gewenste papiersoort en druk op [OK].
Afhankelijk van de instellingen in het multifunctionele systeem kan het scherm om de papiersoort te
selecteren niet getoond worden. Ga in dat geval door naar de volgende stap.
3
Selecteer de instellingen voor kalibratie.
4
Voor kleurenmodellen, plaats de afgedrukte grafiek met de bedrukte kant naar beneden
en met de twee zwarte rechthoekjes naar links op de glasplaat.
Voor monochrome modellen, plaats de afgedrukte grafiek met de bedrukte kant naar
beneden en met de zwarte rechthoek naar links op de glasplaat.
5
Druk op toets [START] op het bedieningspaneel.
De kalibratie wordt gestart. Gebruik het apparaat niet tot het bericht “Bezig met scannen en kalibreren”
is verdwenen.
Als de grafiek niet correct geplaatst is, wordt het bericht “Plaats kaart correct” weergegeven op het
aanraakscherm. In dit geval gaat u terug naar stap 3 en herplaatst u de grafiek.
De soepelheid van het afdrukken wijzigen
Het is mogelijk het niveau van de regeldichtheid voor afbeeldingen bij het afdrukken om te schakelen.
Deze instelling is van toepassing voor afdruktaken met 600 dpi. Stel deze in op resp. kleuren- of zwart/
witafdrukken.
Na het wijzigen van de instelling wordt scherm BEVESTIGING weergegeven, dat vraagt of er wel of niet
een kalibratie uitgevoerd moet worden. Kies naar behoefte voor [OK] of [ANNULEREN].
Naam item Omschrijving
STANDAARD Druk op deze knop om de standaardinstellingen voor kalibratie te herstellen
en terug te keren naar het voorgaande scherm.
KALIBRATIE Druk op deze knop om te kalibreren met de afgedrukte grafiek. Ga in dat
geval door naar de volgende stap.
Naam item Omschrijving
HOOG Druk op deze knop om af te drukken met het normale niveau voor
regeldichtheid.
LAAG Druk op deze knop om af te drukken met het lagere niveau voor
regeldichtheid dan het normale niveau.
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
62 ALGEMEEN
Instellen van de registratie
Wanneer kleuren verkeerd geregistreerd worden, kan de positie van elke kleur uitgelijnd worden.
Druk in scherm REGISTRATIE op [JA] om het registreren te starten.
Deze knop is niet voor alle modellen beschikbaar.
Het toestaan van registreren door niet alleen beheerders maar ook gebruikers wordt ingesteld onder
DISPLAY NIVEAU.
Raadpleeg voor instructies over het wijzigen van het weergaveniveau de volgende pagina:
P.60 “Instellen van het kalibratie- en registratiedisplayniveau”
Instellen van de statusmelding
Ere kan een statusbericht weergegeven worden onderin het aanraakscherm, wat informeert over bepaalde
gebeurtenissen zoals papier leeg en toner laag.
Druk op [AAN] of [UIT] voor elke statusmelding en druk op [OK].
Statusbericht “BERICHT GEEN PAPIER LINKERLADE ” geldt alleen voor modellen waarbij ook de extra
grote papierinvoer geïnstalleerd is.
Instellen van de automatische wisfunctie
U kunt instellen hoeveel tijd het multifunctionele systeem wacht tot de voorgaande bewerking die niet
afgerond is op het bedieningspaneel gewist wordt.
Druk op de gewenste tijdsperiode (in seconden). Indien u de automatische wisfunctie wilt uitschakelen, drukt
u op [GEEN LIMIET].
Wanneer [GEEN LIMIET] ingesteld wordt, wordt het bedieningspaneel niet gewist in enige modus,
waaronder de schermen GEBRUIKERSFUNCTIES, TAAKSTATUS en TEMPLATE.
Beheer van de optielicenties
U kunt productinformatie, zoals het licentie-ID voor bepaalde opties, bekijken. U kunt deze opties ook, indien
nodig, installeren op het multifunctionele systeem.
P.63 “Bekijken van de productinformatie”
P.63 “Installeren van een optie”
Zorg er bij het installeren voor dat u de instructies van de servicetechnicus volgt.
Naam item Omschrijving
BERICHT TONER BIJNA
LEEG
Het inschakelen van deze optie geeft een bericht weer linksonderin het
scherm wanneer de toner in een tonercartridge op raakt.
BERICHT PAPIER LEEG Het inschakelen van deze optie geeft een bericht weer linksonderin het
scherm wanneer er geen papier in een lade aanwezig is.
BERICHT PAPIER
LINKERLADE BIJNA OP
Het inschakelen van deze optie geeft een bericht weer linksonderin het
scherm wanneer er geen papier in de linkerlade van het extra grote
papierinvoer aanwezig is.
2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
ALGEMEEN 63
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
Bekijken van de productinformatie
1
Selecteer om scherm LICENTIE BEHEER de optie waarvan u de productinformatie wilt
bekijken en druk op [DETAILS].
Het scherm LICENTIEGEGEVENS wordt weergegeven.
2
Druk nadat u de productinformatie heeft bevestigd op [SLUITEN].
Vervolgens keert u terug naar het scherm LICENTIE BEHEER.
De volgende informatie wordt weergegeven.
yProductnaam: naam van de optie
yLicentie-ID: de licentie-ID
yDatum: de datum en tijd waarop de optie werd geïnstalleerd
Installeren van een optie
1
Druk in scherm LICENTIE BEHEER op [INSTALLEER].
Het scherm LICENTIE-INSTALLATIE wordt weergegeven.
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
64 ALGEMEEN
2
Sluit uw USB-opslagapparaat aan op de USB-poort van het apparaat en druk op [OK].
Het scherm EEN BESTAND SELECTEREN wordt weergegeven.
Raadpleeg voor de plaats van de USB-poort op het apparaat de Verkorte installatie handleiding
“Hoofdstuk 1: VOORBEREIDINGEN”.
3
Selecteer de optie die u wilt installeren en druk vervolgens op [INSTALLEER].
Het scherm voor BEVESTIGEN van de installatie wordt weergegeven.
4
Druk op [JA].
De installatie wordt gestart.
Ontkoppel het USB-opslagapparaat niet tot de gegevensoverdracht voltooid is. Als het USB-
opslagapparaat tijdens de gegevensoverdracht uit het systeem wordt verwijderd, dan kunnen de
gegevens op het opslagapparaat beschadigd raken of kan een storing optreden op het apparaat.
2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
ALGEMEEN 67
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
4
Druk op [JA].
De installatie wordt gestart.
Ontkoppel het USB-opslagapparaat niet tot de gegevensoverdracht voltooid is. Als het USB-
opslagapparaat tijdens de gegevensoverdracht uit het systeem wordt verwijderd, dan kunnen de
gegevens op het opslagapparaat beschadigd raken of kan een storing optreden op het apparaat.
5
Druk als de installatie voltooid is op [OK].
Vervolgens keert u terug naar het menu ALGEMEEN (2/2).
Als de installatie mislukt, verschijnt bericht "Installatie mislukt" in scherm ATTENTIE. Druk in dit
geval op [SLUITEN] en voer de procedure opnieuw uit.
6
Koppel het USB-opslagapparaat los van de USB-poort van het multifunctionele
systeem.
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
68 ALGEMEEN
Verwijderen van een taal
1
Selecteer in scherm TALEN het taalpakket dat u wilt verwijderen en druk op
[VERWIJDER].
Het verwijderingsbevestigingsscherm wordt weergegeven.
De taalpakketten voor Engels (VS), Engels (UK) en het standaardtaalpakket kunnen niet worden
verwijderd.
2
Druk op [JA].
Als het taalpakket verwijderd is, dan wordt teruggekeerd naar het scherm TALEN.
2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
ALGEMEEN 69
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
Instellen van de standaardtaal
1
Selecteer in scherm TALEN de taal die u als standaardtaal wilt en druk op [STD
INSTELL.].
Naast de geselecteerde standaardtaal verschijnt een vinkje .
2
Druk op [OK].
De instelling is voltooid en u keert terug naar het vorige scherm.
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
70 ALGEMEEN
Bijwerken van uw systeem
U kunt bestanden installeren voor het bijwerken van het systeem van het multifunctionele systeem.
Wanneer de harde schijf niet in het multifunctionele systeem is geïnstalleerd, kunt u de geïnstalleerde
systeemsoftware en de versie ervan bevestigen, maar u kunt het systeem van het systeem echter niet
bijwerken.
yNeem voor het verkrijgen van de bestanden voor bijwerken contact op met uw servicetechnicus.
ySla voor het uitvoeren van deze bewerking de bestanden voor bijwerken op in de hoofdmap van uw
USB-opslagapparaat.
1
Druk op [SYS. UPDATES] in menuscherm ALGEMEEN (2/2).
Het scherm SYSTEEMUPDATES wordt weergegeven en u kunt de huidige geïnstalleerde software en
de respectieve versies bekijken.
2
Druk op [INSTALLEER].
Er verschijnt een bericht dat u het USB-opslagapparaat moet aansluiten.
3
Sluit uw USB-opslagapparaat, waarop de bestanden voor het bijwerken van het
systeem zijn opgeslagen, aan op de USB-poort van het apparaat en druk op [OK].
Het scherm USB-LIJST wordt weergegeven.
Raadpleeg voor de plaats van de USB-poort op het apparaat de Verkorte installatie handleiding
“Hoofdstuk 1: VOORBEREIDINGEN”.
2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
ALGEMEEN 71
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
4
Selecteer het gewenste bestand en druk op [OK].
Het scherm SYSTEEMUPDATES wordt weergegeven.
5
Selecteer het bestand dat u wilt installeren en druk vervolgens op [INSTALLEER].
Het scherm voor BEVESTIGEN van de installatie wordt weergegeven.
6
Druk op [JA].
De installatie wordt gestart.
yOntkoppel het USB-opslagapparaat niet tot de gegevensoverdracht voltooid is. Als het USB-
opslagapparaat tijdens de gegevensoverdracht uit het systeem wordt verwijderd, dan kunnen de
gegevens op het opslagapparaat beschadigd raken of kan een storing optreden op het apparaat.
yAls u in het bovenstaande scherm op [JA] drukt terwijl taken worden uitgevoerd, verschijnt
bericht “Proces kan niet worden uitgevoerd terwijl een taak of een beheerdersfunctie wordt
uitgevoerd.” in scherm ATTENTIE. Druk in dit geval op [SLUITEN], wacht tot de taak is voltooid
en voer de bewerking vervolgens opnieuw uit.
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
72 ALGEMEEN
7
Koppel het USB-opslagapparaat, als de installatie voltooid is, los van de USB-poort van
het apparaat en druk op [OK] om het apparaat opnieuw op te starten.
Uw systeem is nu bijgewerkt. Wanneer het bijwerken afgerond is, wordt het apparaat automatisch
opnieuw opgestart.
Aanmaken of installeren van duplicaatbestanden
U kunt duplicaatbestanden van de gegevens voor instellingen en gebruikers creëren door de kloonfunctie te
gebruiken. Deze bestanden kunnen ook op andere apparatuur uit dezelfde serie van multifunctionele
systemen geïnstalleerd worden. Deze functie is nuttig wanneer u dezelfde instellingen op meerdere machines
wilt toepassen.
P.72 “Installeren van de duplicaatgegevens”
P.76 “Aanmaken van duplicaatbestanden”
De duplicaatbestanden zijn compatibel met modellen uit dezelfde MFP-serie, maar niet met andere series.
Sla voor het installeren van de duplicaatgegevens de bijbehorende bestanden eerst op in de hoofdmap
van uw USB-opslagapparaat.
Voor gegevens over de kloonfunctie neemt u contact op met uw servicevertegenwoordiger.
Installeren van de duplicaatgegevens
1
Druk in scherm KLONEN op [INSTALLATIE VAN KLOONGEGEVENS].
Het scherm INSTALLATIE VAN KLOONGEGEVENS wordt weergegeven.
2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
ALGEMEEN 75
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
9
Koppel het USB-opslagapparaat, als de installatie voltooid is, los van de USB-poort van
het apparaat en druk op [OK] om het apparaat opnieuw op te starten.
2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
ALGEMEEN 77
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
3
Geef de bestandsnaam op, stel het wachtwoord in en sla het bestand vervolgens op.
1) Druk op [Best.naam] om de bestandsnaam in te voeren.
Geef een bestandsnaam in van tot 128 alfanumerieke tekens.
2) Druk op [WACHTWOORD] om het wachtwoord in te voeren.
3) Druk op [HERH. WACHTW.] om het wachtwoord nogmaals in te voeren.
4) Druk op [OPSLAAN].
Het aanmaken van de duplicaatbestanden wordt gestart.
Wanneer u op [Best.naam], [WACHTWOORD] of [HERH. WACHTW.] drukt, wordt het
schermtoetsenbord weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina:
P.162 “Toetsenbord op scherm”
Ontkoppel het USB-opslagapparaat niet tot de gegevensoverdracht voltooid is. Als het USB-
opslagapparaat tijdens de gegevensoverdracht uit het systeem wordt verwijderd, dan kunnen de
gegevens op het opslagapparaat beschadigd raken of kan een storing optreden op het apparaat.
4
Druk als het aanmaken van de duplicaatbestanden voltooid is op [OK].
Hierdoor gaat u terug naar het scherm KLONEN.
yAls het aanmaken van de duplicaatbestanden mislukt, verschijnt bericht “Het opslaan van het
bestand is mislukt.” in scherm ATTENTIE. Druk in dit geval op [SLUITEN] en voer de procedure
opnieuw uit.
yAls het geheugen van uw USB-opslagapparaat vol raakt tijdens het opslaan van de
duplicaatbestanden, dan verschijnt het bericht “USB-medium is vol. Verwissel USB-medium.” in
het scherm ATTENTIE. Vervang in dit geval het USB-opslagapparaat door een ander en voer de
procedure opnieuw uit.
5
Koppel het USB-opslagapparaat los van de USB-poort van het multifunctionele
systeem.
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
78 ALGEMEEN
Instellen van de schermkalibratie
Het is mogelijk de positie van elke knop aan te passen wanneer het juist indrukken van de knoppen op het
aanraakscherm moeilijk wordt.
In het kalibratiescherm voor het paneel wordt het midden van het +-teken aangeraakt met een stylus door het
bericht dat op het aanraakpaneel wordt getoond, te volgen.
Wanneer de schermkalibratie voltooid is, wordt menu ALGEMEEN (2/2) weergegeven.
Terwijl de schermkalibratie uitgevoerd wordt, kunnen geen andere bewerkingen uitgevoerd worden op het
aanraakscherm. Als de voorklep van het apparaat tijdens de schermkalibratie geopend wordt en er
verschijnen instructies voor het vervangen van de tonercartridges, sluit dan de voorklep en voltooi de
schermkalibratie voordat verdergegaan wordt met het vervangen van tonercartridges.
Exporteren van logs
Het is mogelijk logs van elke bewerking die in de LOGlijst weergegeven worden, (AFDRUKKEN/ZENDEN/
ONTVANGEN/SCAN) in scherm TAAKSTATUS te exporteren naar een USB-opslagapparaat.
1
Sluit uw USB-opslagapparaat aan op de USB-poort van het apparaat.
Raadpleeg voor de plaats van de USB-poort op het apparaat de Verkorte installatie handleiding
“Hoofdstuk 1: VOORBEREIDINGEN”.
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
80 ALGEMEEN
Instellen overslaan taken
Het is mogelijk een kopieer- of afdruktaak die om enige reden mislukt is, over te slaan en door te gaan met
andere taken.
[BEDIENING TAAK OVERSLAAN] wordt alleen weergegeven wanneer de harde schijf in het
multifunctionele systeem geïnstalleerd is.
Raadpleeg voor instructies over het oplossen van de oorzaak van de overgeslagen taak de
Kopieerhandleiding "Hoofdstuk 7: TAAKSTATUS BEVESTIGEN" en Printing Guide "Chapter 5:
MANAGING PRINT JOBS FROM THE CONTROL PANEL".
Naam item Omschrijving
BEDIENING TAAK
OVERSLAAN
yAAN — druk op deze knop om de functie in te schakelen.
yUIT — druk op deze knop om de functie uit te schakelen.
2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
ALGEMEEN 81
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
De indeling van het toetsenbord wijzigen
Het is mogelijk de indeling van het toetsenbord op scherm te vervangen door een andere.
Kies in scherm TOETSENBORD-LAYOUT de gewenste lay-out en druk op [OK].
Vervolgens keert u terug naar het menu ALGEMEEN (2/2).
De indeling van het toetsenbord wordt als volgt gewijzigd:
yWanneer [QWERTY] geselecteerd is:
yWanneer [QWERTZ] geselecteerd is:
yWanneer [AZERTY] geselecteerd is:
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
82 ALGEMEEN
Reinigen van de hoofdladers en de LED-printkoppen
Het is mogelijk de hoofdladers en de LED-printkoppen te reinigen. Als de hoofdladers of de LED printkoppen
vuil zijn, kan het gekopieerde of afgedrukte beeld ongelijk zijn of witte strepen in horizontale richting vertonen.
Reinigen gebeurt door de instructies die op het scherm weergegeven worden, te volgen. Nadat het reinigen
volgens de procedure voltooid is, kan op [GEREED] op het scherm gedrukt worden.
Deze knop is niet voor alle modellen beschikbaar.
De teller voor notificatie voor timing van het reinigen wordt niet gewist als niet op [GEREED] gedrukt wordt.
Instellen van de pop-upberichten
U kunt instellen of er wel of niet een bericht weergegeven moet worden om de gebruiker te vragen de
instellingen voor papiergrootte en papiersoort te wijzigen wanneer een lade geopend en weer gesloten wordt,
of er wel of niet een bericht weergegeven moet worden om de gebruiker te vragen of men door wil gaan met
kopiëren of afdrukken na het afhandelen van een papierstoring en of er wel of niet een bericht weergegeven
moet worden betreffende de hoeveelheid papier die in een lade geplaatst kan worden.
Druk op [AAN] of [UIT] voor elke optie en druk op [OK].
Naam item Omschrijving
PAPIERLADE Het inschakelen van deze optie geeft een bericht weer waarin de gebruiker
gevraagd wordt of hij of zij de instellingen voor papiergrootte en papiersoort
wil wijzigen als een lade geopend en dan weer gesloten wordt.
HERSTELLEN
PAPIERSTORING
Het inschakelen van deze optie geeft een bericht weer waarin de gebruiker
gevraagd wordt of hij of zij wil doorgaan met de taak die uitgevoerd werd op
het moment dat de papierstoring zich voordeed.
INSTELLEN DIK PAPIER Het inschakelen van deze optie geeft een bericht weer over de hoeveelheid
papier die in een lade geplaatst kan worden. Dit bericht wordt weergegeven
wanneer de dikte ingesteld wordt op [DIK 1] voor een lade met een verschil
in capaciteit voor normaal papier en papier met instelling dik 1 (106 tot
163 g/m2) en deze lade geopend en dan weer gesloten wordt (alleen voor
de volgende modellen).
ye-STUDIO2550C-serie
ye-STUDIO2551C-serie
2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
ALGEMEEN 83
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
Instellen van de ADF ruisvermindering
U kunt de scan ruisvermindering instellen voor originelen die gescand worden met de automatische
dubbelzijdige documententoevoer bij het kopiëren of scannen. Gebruik deze functie om opvallend
scannerruis te reduceren als gevolg van vervuiling bij het kopiëren of scannen.
Instellen van het interval zelftest
U kunt het interval voor de zelftest instellen om het beeldkwaliteitsniveau van dit apparaat te behouden.
Als [LANGER] of [LANGSTE] is ingesteld, kan een verkeerde registratie van kleuren plaatsvinden. Voer de
registratie uit als dit gebeurt.
P.62 “Instellen van de registratie”
Instellen van de optie
U kunt kiezen of het perforeren van tabbladen al dan niet ingeschakeld moet worden.
Druk op [AAN] om het perforeren van tabbladen in te schakelen en druk op [OK].
Deze functie is alleen beschikbaar wanneer de perforatie-eenheid in de volgende modellen geïnstalleerd is.
Voor de e-STUDIO857-serie en e-STUDIO856-serie
Instellen van de afdruk donkerheid
U kunt de afdruk donkerheid instellen. Deze functie is alleen beschikbaar voor e-STUDIO307LP.
Naam item Omschrijving
KOPIËREN yGEEN — selecteer deze optie om de ruisonderdrukking uit te schakelen
bij het kopiëren.
yLAAG, MATIG, HOOG — selecteer deze optie om de ruisonderdrukking
te gebruiken bij het kopiëren. Fijne lijnen andere dan scannerruis
kunnen vaag worden als u het ruisonderdrukkingsniveau hoger instelt.
SCANNEN yGEEN — selecteer deze optie om de ruisonderdrukking uit te schakelen
bij het scannen.
yLAAG, MATIG, HOOG — selecteer deze optie om de ruisonderdrukking
te gebruiken bij het scannen. Fijne lijnen andere dan scannerruis
kunnen vaag worden als u het ruisonderdrukkingsniveau hoger instelt.
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
84 NETWERK
NETWERK
Het is mogelijk diverse netwerkfuncties in te stellen.
Raadpleeg voor instructies over hoe menu NETWERK weer te geven de volgende pagina:
P.49 “Toegang tot menu Beheerder”
yBij het uitvoeren van netwerkinstellingen is het verplicht om na het wijzigen van de instellingen op
[TOEPASSEN] te drukken om de netwerkkaart te initialiseren. Nadat op [TOEPASSEN] is gedrukt,
wordt na enkele seconden links onderin het scherm “NETWERK WORDT GEÏNITIALISEERD”
weergegeven. Hoe lang het duurt voor dit bericht verschijnt, hangt af van de instelling.
Dit bericht verschijnt wanneer het instellen is afgerond.
yWanneer “NETWERK WORDT GEÏNITIALISEERD” wordt weergegeven, kunnen de toetsen
[NETWORK], [BEVEILIGING], [DRAADLOOS], [802.1X-INSTELLINGEN], [FABRIEK INST.], [KLOK] en
[KLONEN] niet worden ingedrukt. Voer de bewerkingen met deze toetsen uit nadat het bericht is
verdwenen.
y P.85 “Instellen van het TCP/IP-
protocol (IPv4)”
y P.98 “Instellen van de HTTP-netwerkservice”
y P.86 “Instellen van het TCP/IP-
protocol (IPv6)”
y P.99 “Instellen van de ethernetsnelheid”
y P.94 “Instellen van het IPX/SPX-
protocol
y P.100 “Instellen van de LDAP-services, filterfuncties
en link-down detectie”
y P.95 “Instellen van de NetWare-
instellingen”
y P.101 “Instellen van IPsec (IP-beveiliging)”
y P.96 “Instellen van het SMB-protocol” y P.102 “Controleren van het netwerk”
y P.97 “Instellen van het AppleTalk-
protocol
2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
NETWERK 85
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
Instellen van het TCP/IP-protocol (IPv4)
U kunt het TCP/IP-protocol instellen dat gewoonlijk wordt gebruikt voor de meeste netwerksystemen. Bij
gebruik van webgebaseerde hulpmiddelen als TopAccess en e-Filing, of netwerkfuncties van het
multifunctionele systeem zoals afdrukken, scannen of internetfasen via het netwerk is het verplicht het TCP/
IP-protocol in te stellen.
In de instellingsbewerking voor TCP/IP kunt u de adresseringsmodus selecteren en het IP-adres,
subnetmasker en de default gateway toewijzen (bij handmatig toewijzen).
Hoe het TCP/IP-protocol ingesteld moet worden, hangt af van de netwerkomgeving.
Naam item Omschrijving
ADRES MODUS yDYNAMISCH (wanneer TCP/IP wordt ingesteld door Automatische IP-
adressering of een DHCP-server)
Selecteer [DYNAMISCH] wanneer u de TCP/IP-instellingen die aan het apparaat
toegewezen moeten worden, niet weet. Als [DYNAMISCH] is geselecteerd en het
netwerk DCHP ondersteunt, zullen het IP-adres, het subnetmasker, de default
gateway, het primaire WINS-serveradres, het secundaire WINS-serveradres, het
POP3-serveradres en het SMTP-serveradres verkregen worden via de DHCP-
server. Als DHCP niet ondersteund wordt, wordt een geschikt IP-adres aan de
apparatuur toegewezen door functie automatische IP-adressering. Het is echter
mogelijk dat de automatische IP-adressering niet goed werkt wanneer er een
router in het netwerk is geplaatst.
yGEEN AUTO IP (wanneer TCP/IP is ingesteld met alleen de DHCP-server)
Selecteer [GEEN AUTO IP] wanneer het multifunctionele systeem aangesloten is
op een LAN met een DCHP-server en u de TCP/IP-instellingen niet in wilt stellen
met functie automatische IP-adressering maar alleen met DHCP. Wanneer [GEEN
AUTO IP] is geselecteerd, zullen het IP-adres, het subnetmasker, de default
gateway, het primaire WINS-serveradres, het secundaire WINS-serveradres, het
POP3-serveradres en het SMTP-serveradres worden verkregen via de DHCP-
server en zal de automatische IP-adresseringsmodus uitgeschakeld zijn.
ySTATISCH (wanneer er verbonden wordt naar een LAN met statische IP-
adressen)
Selecteer [STATISCH] en geef een IP-adres in bij verbinding met een LAN waar
statische IP-adressen gebruikt worden. Voer ook het subnetmasker en de default
gateway in, zoals vereist.
IP-ADRES
SUBNETMASKER
GATEWAY
Druk op [IP ADRES] en voer het IP-adres van dit apparaat in met behulp van de
digitale toetsen.
Voer het subnetmasker en de default gateway naar wens in.
Gebruik de pijltjestoetsen om van actief venster te wisselen.
Dit item is alleen ingeschakeld wanneer voor [ADRES MODUS] [STATISCH]
geselecteerd is.
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
86 NETWERK
Instellen van het TCP/IP-protocol (IPv6)
U kunt het TCP/IP v6-protocol instellen.
Bij het instellen van IPv6 is het mogelijk het IPv6-protocol voor het apparaat in of uit te schakelen en het
IPv6-adres bijvoorbeeld in te stellen door de toewijzingsmodus te kiezen.
Hoe het IPv6-adres wordt verkregen, hangt af van de toewijzingsmodus die u selecteert.
yWanneer [HANDMATIG] geselecteerd is:
U wijst het IPv6-adres, het prefix en de default gateway handmatig toe. In deze modus is het mogelijk één
IPv6-adres te registreren.
P.87 “Handmatige instelling van het IPv6-protocol”
yWanneer [STATELESS] geselecteerd is:
Het IPv6-adres wordt automatisch verkregen van de DHCPv6-server en -routers. In deze modus is het
mogelijk tot 9 IPv6-adressen te registreren.
P.89 “Automatisch instellen van het IPv6-protocol (in een 'stateless' netwerkomgeving)”
Er kunnen tot zeven IPv6-adressen worden verkregen van routers. Eén IPv6-adres kan worden
verkregen van de DHCPv6-server. En er wordt automatisch een link-local-adres gegenereerd.
yWanneer [STATEFUL] geselecteerd is:
Het IPv6-adres wordt automatisch verkregen van de DHCPv6-server. In deze modus is het mogelijk één
IPv6-adres te registreren.
P.92 “Automatisch instellen van het IPv6-protocol (in een 'stateful' netwerkomgeving)”
Als Duplicate Address Detection (DAD) dubbele addressen detecteert, wordt het bericht
“IPv6-ADRESCONFLICT” weergegeven op het aanraakscherm.
2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
NETWERK 87
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
Handmatige instelling van het IPv6-protocol
1
Open het IPv6-scherm, geef de volgende items naar wens in en druk op .
yHet link-local-adres kan niet gebruikt worden om netwerkplekken door een router te verbinden.
y[AAN] en [UIT] voor het LLMNR-protocol zijn beschikbaar wanneer u [AAN] selecteert voor het
IPv6-protocol.
Naam item Omschrijving
IPv6-protocol yAAN — druk op deze knop om het IPv6-protocol in te schakelen.
yUIT — druk op deze knop om het IPv6-protocol uit te schakelen.
LLMNR yAAN — druk op [AAN] om het LLMNR-protocol (Linklocal Multicast Name
Resolution) in te schakelen.
yUIT — druk op [UIT] om het LLMNR-protocol uit te schakelen.
ADRES MODUS Selecteer [HANDM.] voor de IPv6-toewijzingsmodus.
Link Local Address Het in IPv6 gebruikte unieke adres wordt weergegeven.
2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
NETWERK 89
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
Automatisch instellen van het IPv6-protocol (in een 'stateless' netwerkomgeving)
1
Open het IPv6-scherm, geef de volgende items naar wens in en druk op .
yHet link-local-adres kan niet gebruikt worden om netwerkplekken door een router te verbinden.
y[AAN] en [UIT] voor het LLMNR-protocol zijn beschikbaar wanneer u [AAN] selecteert voor het
IPv6-protocol.
Naam item Omschrijving
IPv6-protocol yAAN — druk op deze knop om het IPv6-protocol in te schakelen.
yUIT — druk op deze knop om het IPv6-protocol uit te schakelen.
LLMNR yAAN — druk op [AAN] om het LLMNR-protocol (Linklocal Multicast Name
Resolution) in te schakelen.
yUIT — druk op [UIT] om het LLMNR-protocol uit te schakelen.
ADRES MODUS Selecteer [STATELESS] voor de IPv6-toewijzingsmodus.
Link Local Address Het in IPv6 gebruikte unieke adres wordt weergegeven.
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
92 NETWERK
Automatisch instellen van het IPv6-protocol (in een 'stateful' netwerkomgeving)
1
Open het IPv6-scherm, geef de volgende items naar wens in en druk op .
yHet link-local-adres kan niet gebruikt worden om netwerkplekken door een router te verbinden.
y[AAN] en [UIT] voor het LLMNR-protocol zijn beschikbaar wanneer u [AAN] selecteert voor het
IPv6-protocol.
Naam item Omschrijving
IPv6-protocol yAAN — druk op deze knop om het IPv6-protocol in te schakelen.
yUIT — druk op deze knop om het IPv6-protocol uit te schakelen.
LLMNR yAAN — druk op [AAN] om het LLMNR-protocol (Linklocal Multicast Name
Resolution) in te schakelen.
yUIT — druk op [UIT] om het LLMNR-protocol uit te schakelen.
ADRES MODUS Selecteer [STATEFUL] voor de IPv6-toewijzingsmodus.
Link Local Address Het in IPv6 gebruikte unieke adres wordt weergegeven.
2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
NETWERK 93
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
2
Specificeer de volgende items naar wens en druk op .
[DHCP INSCHAKELEN (IP-adres)] en [DHCP INSCHAKELEN (OPTIES)] kunnen niet allebei
uitgeschakeld zijn.
3
Bevestig de instellingen en druk op [OK].
U keert terug naar het NETWERK-menu.
De van de DHCPv6-server verkregen IPv6-adressen worden weergegeven.
Naam item Omschrijving
DHCP
INSCHAKELEN
(IP-adres)
yAAN — druk op deze knop om het IPv6-adres te gebruiken dat door de
DHVPv6-server uitgegeven wordt.
yUIT — druk op deze knop om het IPv6-adres dat door de DHVPv6-server
uitgegeven wordt, uit te schakelen.
DHCP
INSCHAKELEN
(OPTIES)
yAAN — druk op deze knop om de optionele informatie te gebruiken
(IPv6-adres voor de DNS-server enz.) in plaats van het IPv6-adres voor de
apparatuur die door de DHCPv6 wordt uitgegeven.
yUIT — druk op deze knop om de optionele informatie, anders dan het
IPv6-adres voor de apparatuur zoals uitgegeven door de DHCPv6-server,
niet te gebruiken.
FQDN-optie yAAN — druk op deze knop om een FQDN (Fully Qualified Domain Name)
toe te wijzen met de DNS-server.
yUIT — druk op deze knop om geen FQDN toe te wijzen met de DNS-server.
FQDN-
bijwerkmethode
yCLIENT — druk op deze knop om de DNS-server van het apparaat bij te
werken.
ySERVER — druk op deze knop om de DNS-server vanaf de
DHCPv6-server bij te werken.
2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
NETWERK 95
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
Instellen van de NetWare-instellingen
U kunt de te verbinden NetWare-configuratie instellen.
Deze optie moet worden ingesteld wanneer u de NetWare-bestandsserver gebruikt voor afdrukken met
Novell.
yWanneer u op [CONTEXT], [TREE] of [NAAM BESTANDSSERVER] drukt, wordt het toetsenbord op
scherm weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina:
P.162 “Toetsenbord op scherm”
yU kunt de bindery- en de NDS-modus tegelijk inschakelen.
Naam item Omschrijving
Netware
INSCHAKELEN
yAAN — druk op deze knop om het NetWare-protocol in te schakelen.
yUIT — druk op deze knop om het NetWare-protocol uit te schakelen.
BINDERY
INSCHAKELEN
yAAN — druk op deze knop om communicatie met de NetWare-bestandsserver in
binderymodus in te schakelen.
yUIT — druk op deze knop om communicatie met de NetWare-bestandsserver in
binderymodus uit te schakelen.
NDS
INSCHAKELEN
yAAN — druk op deze knop om communicatie met de NetWare-bestandsserver in
NDS-modus in te schakelen.
yUIT — druk op deze knop om communicatie met de NetWare-bestandsserver in
NDS-modus uit te schakelen.
CONTEXT Druk op deze toets om de NDS-context in te voeren waar de NetWare-afdrukserver
voor dit apparaat zich bevindt. Deze moet worden ingevoerd wanneer u de NetWare-
bestandsserver in de NDS-modus verbindt.
TREE Druk op deze toets om de NDS-tree in te voeren. Deze moet worden ingevoerd
wanneer u de NetWare-bestandsserver in de NDS-modus verbindt.
NAAM BESTANDS-
SERVER
Druk op deze toets om de naam van de Netware-bestandsserver in te voeren. Het is
aan te bevelen om deze naam in te voeren wanneer u de NetWare-bestandsserver in
bindery-modus verbindt.
2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
NETWERK 99
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
Instellen van de ethernetsnelheid
Het is mogelijk de ethernetsnelheid aan te geven.
yDe opties variëren, afhankelijk van het model.
ySommige modellen hebben [AUTO] terwijl anderen over opties [AUTO (-100MB)] en [AUTO
(-1000MB)] beschikken. Als u de snelheid van het netwerk waarmee het apparaat verbonden is niet
kent, selecteer dan [AUTO] of, afhankelijk van het model, [AUTO (-100MB)] of [AUTO (-1000MB)] in
plaats van een knop met een specifieke snelheid en modus.
yWanneer ETHERNET is ingesteld op [AUTO (-1000MB)], [1000BASE FULL] of [1000BASE], zullen de
volgende modellen niet naar super-slaapmodus schakelen, zelfs wanneer in scherm SLAAP/
SUPERSLAAP [INSCHAKELEN] geselecteerd is.
- e-STUDIO456-serie
- e-STUDIO856-serie
- e-STUDIO306LP
yDe huidige ethernetsnelheid wordt boven de knoppen weergegeven. Wanneer er geen links
gedetecteerd worden, zal “Link niet gedetecteerd” weergegeven worden.
ySchakel het apparaat uit en weer in als het netwerk niet stabiel is.
Naam item Omschrijving
ETHERNET SPEED
DUPLEX MODE
Selecteer de gewenste combinatie van communicatiesnelheid en
overdrachtsmethode.
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
106 FAXEN
FAXEN
Als de Faxeenheid en de 2de lijn voor de Faxeenheid niet geïnstalleerd zijn, zullen alleen [NEGEREN] en
[VERKLEIND] beschikbaar zijn voor [RX AFDR.]. Raadpleeg voor gegevens over andere faxmenu's de
Operator's Manual for FAX Unit "Chapter 6: SETTING ITEMS".
yAls de Faxeenheid niet geïnstalleerd is, worden opties in dit menu toegepast op
internetfaxverzendingen.
yAfhankelijk van het model is [FAX] alleen beschikbaar wanneer de scannerkit en/of de printer-/
scannerkit geïnstalleerd zijn.
yRaadpleeg voor instructies over hoe scherm FAX weer te geven de volgende pagina:
P.49 “Toegang tot menu Beheerder”
Instellen van de opties negeren en verkleind afdrukken voor RX print
Het is mogelijk afdrukinstellingen voor het afdrukken van per internetfax ontvangen originelen in te stellen.
Er zijn twee beschikbare afdrukinstellingen: gedeeltelijk afdrukken en verkleind afdrukken.
NEGEREN: AAN, UIT
yAAN — wanneer originelen tot 10 mm groter zijn dan het afdrukgebied, dan wordt het deel van de
originelen dat het afdrukgebied overschrijdt, genegeerd.
yUIT — het ontvangen origineel wordt afgedrukt op twee vellen papier als de lengte ervan het afdrukgebied
van het papier overschrijdt.
* Neem voor meer informatie over negeren/gedeeltelijk afdrukken contact op met uw
onderhoudstechnicus.
VERKLEINEN: AAN, UIT
yAAN — als het ontvangen origineel langer is dan het registratiepapier, zal het verticaal worden verkleind
tot 90% om op het registratiepapier te passen.
yUIT — het ontvangen origineel wordt afgedrukt op twee vellen papier als de lengte ervan het afdrukgebied
van het registratiepapier overschrijdt.
1
Druk in scherm FAX op [PRINTER].
Het scherm VERZEND PRINT wordt weergegeven.
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
108 BESTAND
BESTAND
Het is mogelijk automatisch bestanden te wissen die opgeslagen zijn door de bewerking Scannen naar
bestand. Gebruik dit menu om de onderhoudsfunctie in te stellen en periodiek bestanden te wissen die
opgeslagen zijn in de lokale opslag om ervoor te zorgen dat er voldoende harde schijfruimte beschikbaar is.
Het menu wordt niet weergegeven wanneer er geen harde schijf in het multifunctionele systeem
geïnstalleerd is.
Raadpleeg voor instructies over hoe scherm ONDERHOUD weer te geven de volgende pagina:
P.49 “Toegang tot menu Beheerder”
1
Schakel in scherm ONDERHOUD de onderhoudsfunctie voor opslag in en voltooi de
instelling.
1) Druk op [AAN].
2) Voer met behulp van de digitale toetsen het aantal dagen in dat het systeem de bestanden bewaart
voordat ze worden verwijderd.
U kunt 1 tot 99 dagen invoeren. Druk om de waarde te corrigeren op de toets [WISSEN] op het
bedieningspaneel om de invoerwaarde te verwijderen en het aantal dagen opnieuw in te voeren.
3) Druk op [OK] om de instellingen op te slaan.
Wanneer u op [UIT] drukt, druk dan op [OK] om de instellingen op te slaan.
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
110 E-MAIL
Om Scannen naar e-mail in te schakelen, moet u een e-mailadres invoeren in het veld [ADRES].
Wanneer u op één van de toetsen ([ADRES], [NAAM] of [BERICHT] drukt, dan wordt het toetsenbord op
scherm weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina:
P.162 “Toetsenbord op scherm”
Bewerkingen in scherm ONDERWERP
Selecteer of het standaardonderwerp of een eigen onderwerp gebruikt moet worden en druk op [OK].
Als u op [OK] drukt, keert u terug naar het scherm E-MAIL.
BERICHTTEKST
VERZENDEN
yAAN — druk op deze toets om de berichttekst te verzenden.
yUIT — druk op deze toets om de berichttekst niet te verzenden.
Naam item Omschrijving
STD ONDERWERP Druk op deze knop om het in de fabriek ingestelde standaard onderwerp te
gebruiken.
AANG.
ONDERWERP
Druk op deze knop om een eigen onderwerp aan te geven. Wanneer u op deze toets
drukt, wordt het schermtoetsenbord weergegeven. Voer een onderwerp in met het
toetsenbord op het scherm en druk op [OK] om het ingevoerde vast te leggen. Er
kunnen tot 128 tekens ingevoerd worden. U kunt ook de digitale toetsen op het
bedieningspaneel gebruiken om de nummers in te voeren.
Naam item Omschrijving
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
INTERNETFAX 111
INTERNETFAX
Met dit menu is het mogelijk onderstaande opties in te stellen.
Afhankelijk van het model is [INTERNETFAX] alleen beschikbaar wanneer de scannerkit en/of de printer-/
scannerkit geïnstalleerd zijn.
yInternetfaxberichteigenschappen
Geeft de gegevens van berichten die door internetfaxoverdracht verzonden zijn.
U kunt de volgende opties instellen:
-ADRES
- NAAM
-BERICHT
yFragmentatie internetfax
U kunt de internetfaxopdracht opgedeeld in fragmenten van een gespecificeerde grootte verzenden. Deze
optie kan overdrachtsfouten veroorzaakt door netwerkverkeerproblemen, verminderen.
yBerichttekst internetfax verzenden
U kunt aangeven of de berichttekst al of niet verzonden moet worden.
Raadpleeg voor instructies over hoe scherm INTERNETFAX weer te geven de volgende pagina:
P.49 “Toegang tot menu Beheerder”
Om Internetfax in te schakelen, moet er een e-mailadres ingevoerd zijn in veld [ADRES AFZENDER].
Wanneer u op één van de toetsen ([ADRES], [NAAM] of [BERICHT] drukt, dan wordt het toetsenbord op
scherm weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina:
P.162 “Toetsenbord op scherm”
Naam item Omschrijving
ADRES Druk op deze toets om het e-mailadres van het apparaat in te voeren.
NAAM Druk op deze toets om de naam van het apparaat in te voeren.
BERICHT Druk op deze knop om de berichttekst in te voeren.
FRAGMENT PAGE
SIZE (KB)
Selecteer de gewenste fragmentpaginagrootte uit de vervolgkeuzelijst. Druk op [NEE]
om het fragmenteren uit te schakelen.
BERICHTTEKST
VERZENDEN
yAAN — druk op deze toets om de berichttekst te verzenden.
yUIT — druk op deze toets om de berichttekst niet te verzenden.
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
114 BEVEILIGING
5
Selecteer het certificaat dat u wilt importeren en druk vervolgens op [OK].
yAls de bestandsextensie “.pfx” of “.p12” is, dan verschijnt het scherm WACHTWOORD VEREIST.
Ga naar de volgende stap.
yAls de bestandsextensie anders is dan hierboven vermeld, dan start het importeren van het
certificaat.
Ga verder naar stap 9.
Ontkoppel het USB-opslagapparaat niet tot de gegevensoverdracht voltooid is. Als het USB-
opslagapparaat tijdens de gegevensoverdracht uit het systeem wordt verwijderd, dan kunnen de
gegevens op het opslagapparaat beschadigd raken of kan een storing optreden op het apparaat.
6
Druk op [WACHTWOORD].
Het schermtoetsenbord wordt weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina:
P.162 “Toetsenbord op scherm”
7
Voer het wachtwoord in en druk op [OK].
yHet ingevoerde wachtwoord wordt weergegeven met sterretjes (*).
yHierdoor gaat u terug naar het scherm WACHTWOORD VEREIST.
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
120 BEVEILIGING
Uitvoeren van de integriteitscontrole
Via dit menu kunt u de volgende procedures voor integriteitscontrole uitvoeren:
y[MINIMUM]
Als [MINIMUM] wordt geselecteerd, dan worden de uitvoeringscode om de beveiligingsfunctie toe te
passen en de gegevens waarnaar de uitvoeringscode verwijst gecontroleerd.
y[VOL]
Als [VOL] wordt geselecteerd, dan worden alle uitvoeringscodes en de gegevens waarnaar de
uitvoeringscode verwijst gecontroleerd.
1
Druk in scherm BEVEILIGING op [INTEGRITEISCONTROLE].
Het scherm INTEGRITEITSCONTROLE wordt weergegeven.
2
Druk op [MINIMUM] of [VOL].
Bericht “Weet u het zeker?” wordt weergegeven in scherm BEVESTIGING.
3
Druk op [OK].
Als de integriteitscontrole voltooid is, verschijnt bericht “Het proces is afgerond” in scherm
BEVESTIGEN.
yHet voltooien van de integriteitscontrole kan enige tijd in beslag nemen.
yAls u in bovenstaand scherm op [OK] drukt terwijl er een taak uitgevoerd wordt, verschijnt bericht
“Proces kan niet worden uitgevoerd terwijl een taak of een beheerdersfunctie wordt uitgevoerd.”
in scherm ATTENTIE. Druk in dit geval op [SLUITEN], wacht tot de taak is voltooid en voer de
bewerking vervolgens opnieuw uit.
yPeriodiek uitvoeren van de integriteitscontrole Als een fout wordt gedetecteerd, bijvoorbeeld
illegaal gemodificeerde gegevens, dan verschijnt het serviceoproepscherm. Neem in dit geval
contact op met uw servicevertegenwoordiger.
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
122 LIJST/RAPPORT
LIJST/RAPPORT
Via dit menu kunt u de volgende procedures uitvoeren:
y P.122 “Instellen van het rapport”
y P.126 “Lijsten afdrukken”
Raadpleeg voor instructies over hoe scherm LIJST/RAPPORT weer te geven de volgende pagina:
P.49 “Toegang tot menu Beheerder”
Instellen van het rapport
Via dit menu kunt u de vereiste instellingen invoeren voor het afdrukken van de volgende rapporten:
yVerzend- / Ontvangstlogboek
P.122 “Instellen van uitvoer van het verzend- / ontvangstlogboek”
Er zijn twee soorten logboeken beschikbaar op dit apparaat. Logboeken kunnen automatisch of handmatig
worden afgedrukt. Als [AUTO] geselecteerd wordt, kunt u het aantal overdrachten en ontvangsten
aangeven waarna elk logboek afgedrukt moet worden.
De oude logboeken zullen worden verwijderd en alleen het opgegeven aantal logboeken, te tellen vanaf
het meest recente, blijven behouden. De 100 recentste logboeken kunnen als bestand worden
geëxporteerd via de beheerdersmodus van TopAccess.
yFaxrapportage
P.123 “Instellen van het communicatierapport”
Met faxrapportagefunctie kunt u een rapport afdrukken na elke overdracht. Het is ook mogelijk de
voorwaarden te selecteren voor het afdrukken van communicatierapporten voor elk type overdracht.
yOntvangstlijst
P.123 “Instellen van het communicatierapport”
De instellingen voor de ontvangstlijst maken het mogelijk aan te geven of er een ontvangstlijst moet
worden afgedrukt wanneer de postbus op het apparaat een document ontvangen heeft. Dit kan voor elk
van de volgende transacties in de postbus worden ingesteld:
-Relaisstation — wanneer een relaisoverdracht is ontvangen vanaf een afzender zoals een relaishub.
-Lokaal — wanneer de postbus op het apparaat gereserveerd is voor een lokaal document.
-Op afstand — wanneer de postbus op het apparaat gereserveerd is voor een document op afstand
vanaf een andere telefax.
Instellen van uitvoer van het verzend- / ontvangstlogboek
1
Druk in menu LIJST/RAPPORT op [RAPPORTINSTELLING].
Scherm RAPPORTINSTELLING wordt weergegeven.
2
Druk op [JOURNAAL].
Het scherm JOURNAAL wordt weergegeven.
2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
LIJST/RAPPORT 125
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
2
Druk op [ONTVANGSTLIJST].
Het scherm ONTVANGST LIJST wordt weergegeven.
3
Geef aan of de ontvangstlijst voor elk transactietype afgedrukt moet worden en druk
dan op [OK].
Naam item Omschrijving
RELAISSTATION Kies [AAN] om de ontvangstlijst af te drukken wanneer er een relaisoverdracht
ontvangen is van een afzender.
LOKAAL Kies [AAN] om de ontvangstlijst af te drukken wanneer er een lokaal document
in de postbus van het apparaat aangekomen is.
OP AFSTAND Kies [AAN] om de ontvangstlijst af te drukken wanneer er een document op
afstand van een andere telefax in de postbus van het apparaat aangekomen
is.
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
FABRIEK INST. 135
FABRIEK INST.
Het is mogelijk de instellingen van het apparaat terug te zetten naar de fabrieksstandaarden of de
gebruikersgegevens te wissen.
De volgende gegevens worden bij deze bewerking gereset:
Raadpleeg voor instructies over hoe scherm FABRIEK INST. weer te geven de volgende pagina:
P.49 “Toegang tot menu Beheerder”
Instellingsgegevens Opmerkingen
Instelling Algemeen Alle instellingen worden teruggezet
naar de fabrieksinstellingen.
Netwerk
Kopiëren
Fax
Scannen naar bestand
E-mail
Internetfax
Printer / e-Filing
Printer
Afdrukservice
Beveiliging
Gebruikersgegevens Opmerkingen
Gebruikersbeheer Gebruikersaccount Als de gebruikersbeheergegevens
worden gewist, dan wordt ook de
LDAP-toewijzingsinformatie gewist.
Groepsbeheer
Functiebeheer
Afdelingsbeheer
Quotabeheer
Teller Gebruikersteller De gegevens worden gewist.
Afdelingsteller
Template
Adresboek
Mailbox / Inkomende fax (TSI)
Printdataconvertor
ICC-profiel
XML-formaatbestand De gegevens worden gereset naar
standaard XML.
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
136 FABRIEK INST.
1
Druk in het BEVESTIGING scherm van scherm FABRIEK INST. op [OK].
De initialisatie wordt gestart.
yAls u voor het initialiseren een back-up wilt maken van de instellingen en de
gebruikersgegevens, gebruik dan de kloonfunctie om duplicaatbestanden aan te maken.
Raadpleeg voor meer informatie over de kloonfunctie de volgende pagina:
P.72 “Aanmaken of installeren van duplicaatbestanden”
yAls het initialiseren mislukt, dan verschijnt het bericht “De procedure is mislukt.”. Druk in dit geval
op [SLUITEN] en voer de procedure opnieuw uit.
2
Druk op [OK] om het apparaat opnieuw op te starten.
Het apparaat wordt opnieuw opgestart.
3.
BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
TOTAALTELLER ...................................................................................................................138
AFDRUKKEN TOTAAL TELLER .......................................................................................... 141
AFDELINGSTELLER............................................................................................................. 142
AFDELING BEHEER.............................................................................................................146
Aanmelden als beheerder ..................................................................................................................................146
De afdelingscodelijst afdrukken..........................................................................................................................148
Afdelingscodes inschakelen ...............................................................................................................................148
Een nieuwe afdelingscode registreren ...............................................................................................................149
Afdelingscodes bewerken ..................................................................................................................................151
Afdelingscodes verwijderen................................................................................................................................153
De tellers van de afdelingen terugzetten............................................................................................................154
Uitvoerbeperkingen voor alle afdelingen instellen..............................................................................................155
Functie Geen limiet zwart instellen.....................................................................................................................156
De geregistreerde quota instellen.......................................................................................................................157
Alle afdelingstellers resetten ..............................................................................................................................158
Alle afdelingscodes verwijderen .........................................................................................................................159
3 BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
138 TOTAALTELLER
TOTAALTELLER
Met dit menu kunt u de volgende totaaltellers weergeven en bevestigen:
yPrintteller
Geeft het totale aantal vellen uitvoer van dit multifunctionele systeem aan. De printteller bevat de volgende
tellers:
-Kopieteller — geeft het aantal vellen aan dat is afgedrukt bij kopieeropdrachten.
-Faxteller — geeft het aantal vellen aan dat is afgedrukt bij faxontvangsten.
-Printerteller — geeft het aantal vellen aan dat is afgedrukt bij afdrukbewerkingen en
e-mailontvangsten (Internetfaxontvangsten).
-Lijstteller — geeft het aantal vellen aan dat is afgedrukt bij afdrukopdrachten van systeempagina's.
yScanteller
Geeft het totale aantal originelen aan dat door dit multifunctionele systeem gescand is. De scanteller bevat
de volgende tellers:
-Kopieteller — geeft het aantal originelen aan dat is gescand bij kopieeropdrachten.
-Faxteller — geeft het aantal originelen aan dat is gescand bij fax- en internetfaxoverdrachten.
-Netwerkteller — geeft het aantal originelen aan dat is gescand bij kopieeropdrachten.
De totaaltellers kunnen niet worden gewist.
1
Druk op toets [TELLER] op het bedieningspaneel om naar het TELLER-menu te gaan.
2
Druk op toets [TOTAAL TELLER].
Scherm TELLER wordt weergegeven.
3
Ga verder met de gewenste procedure.
P.139 “Weergeven printteller”
P.139 “Weergeven scanteller”
3 BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
AFDRUKKEN TOTAAL TELLER 141
AFDRUKKEN TOTAAL TELLER
Met dit menu kunt u de TOTAALTELLERLIJST afdrukken.
1
Druk op toets [TELLER] op het bedieningspaneel om naar het TELLER-menu te gaan.
2
Druk op [AFDRUKKEN TOTAAL TELLER].
yWanneer functie Afdelingsbeheer is uitgeschakeld, wordt de TOTAALTELLERLIJST afgedrukt.
yWanneer functie Afdelingsbeheer is ingeschakeld, wordt het scherm om de afdelingscode in te
voeren weergegeven. Voer de afdelingscode in met behulp van de digitale toetsen en druk op [OK]
om de TOTAALTELLERLIJST af te drukken.
Voor een voorbeeld van de TOTAALTELLERLIJST, zie de volgende pagina:
P.164 “TOTAALTELLERLIJST”
3.BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
AFDELINGSTELLER 143
3 BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
3
Druk op [AFDELINGSCODE].
Het schermtoetsenbord wordt weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina:
P.162 “Toetsenbord op scherm”
4
Voer de afdelingscode in en druk op [OK].
U keert terug naar het scherm AFDELINGSCODE.
5
Druk op [OK].
Het scherm TELLER wordt weergegeven.
6
Ga verder met de gewenste procedure.
P.144 “Weergave printteller voor afdelingscode”
P.144 “Weergave scanteller voor afdelingscode”
P.145 “Weergave faxcommunicatieteller voor afdelingscode”
35

Hulp nodig? Stel uw vraag in het forum

Spelregels

Misbruik melden

Gebruikershandleiding.com neemt misbruik van zijn services uitermate serieus. U kunt hieronder aangeven waarom deze vraag ongepast is. Wij controleren de vraag en zonodig wordt deze verwijderd.

Product:

Bijvoorbeeld antisemitische inhoud, racistische inhoud, of materiaal dat gewelddadige fysieke handelingen tot gevolg kan hebben.

Bijvoorbeeld een creditcardnummer, een persoonlijk identificatienummer, of een geheim adres. E-mailadressen en volledige namen worden niet als privégegevens beschouwd.

Spelregels forum

Om tot zinvolle vragen te komen hanteren wij de volgende spelregels:

Belangrijk! Als er een antwoord wordt gegeven op uw vraag, dan is het voor de gever van het antwoord nuttig om te weten als u er wel (of niet) mee geholpen bent! Wij vragen u dus ook te reageren op een antwoord.

Belangrijk! Antwoorden worden ook per e-mail naar abonnees gestuurd. Laat uw emailadres achter op deze site, zodat u op de hoogte blijft. U krijgt dan ook andere vragen en antwoorden te zien.

Abonneren

Abonneer u voor het ontvangen van emails voor uw Toshiba e-STUDIO306LP bij:


U ontvangt een email met instructies om u voor één of beide opties in te schrijven.


Ontvang uw handleiding per email

Vul uw emailadres in en ontvang de handleiding van Toshiba e-STUDIO306LP in de taal/talen: Nederlands als bijlage per email.

De handleiding is 16.69 mb groot.

 

U ontvangt de handleiding per email binnen enkele minuten. Als u geen email heeft ontvangen, dan heeft u waarschijnlijk een verkeerd emailadres ingevuld of is uw mailbox te vol. Daarnaast kan het zijn dat uw internetprovider een maximum heeft aan de grootte per email. Omdat hier een handleiding wordt meegestuurd, kan het voorkomen dat de email groter is dan toegestaan bij uw provider.

Stel vragen via chat aan uw handleiding

Stel uw vraag over deze PDF

Uw handleiding is per email verstuurd. Controleer uw email

Als u niet binnen een kwartier uw email met handleiding ontvangen heeft, kan het zijn dat u een verkeerd emailadres heeft ingevuld of dat uw emailprovider een maximum grootte per email heeft ingesteld die kleiner is dan de grootte van de handleiding.

Er is een email naar u verstuurd om uw inschrijving definitief te maken.

Controleer uw email en volg de aanwijzingen op om uw inschrijving definitief te maken

U heeft geen emailadres opgegeven

Als u de handleiding per email wilt ontvangen, vul dan een geldig emailadres in.

Uw vraag is op deze pagina toegevoegd

Wilt u een email ontvangen bij een antwoord en/of nieuwe vragen? Vul dan hier uw emailadres in.



Info