232
233
De temperatuursensor is altijd aan en leest de
tempe ratuur minstens eenmaal per 60 seconden af. De
temperatuur wordt aangegeven door de onderste wijzer
en bijbehorende schaal.
Wanneer het horloge om de pols wordt gedragen,
wordt de afgelezen temperatuur door lichaamswarmte
beïnvloed. Voor nauwkeurigere waarden kunt u het
horloge van de pols verwijderen.
De sensor is normaliter uit en moet vóór onderdompe-
ling handmatig aangezet worden. Druk op knop B en laat
hem los om de sensor aan te zetten. De 4e middelste
wijzer gaat van de stand UIT (6 uur ) naar de stand 12 uur
en begint minstens eenmaal per 5 seconden de diepte
te meten. Naarmate de diepte toeneemt, wijst de 4e
middelste wijzer naar de werkelijke diepte zoals aange-
geven op de diepteschaal. Als de waarden gedurende
5 minuten binnen het bereik van 0 tot 2 meter (0-6 ft)
blijven, gaat de sensor automatisch uit. Om de sensor
handmatig uit te zetten, houdt u knop B 2 seconden
ingedrukt. De 4e middelste wijzer gaat naar de stand UIT
(6 uur).
Schroef de kroon los en trek hem naar de middelste
stand. De middelste en onderste wijzers bewegen om
respectievelijk de maximale waarde van de geregistreerde
diepte en de minimale waarde van de geregistreerde
temperatuur weer te geven. Als het horloge nog niet
gebruikt is, dan bewegen de middelste en onderste
wijzers en geven respectievelijk 0 meter/ft en 0 ºC/32 ºF