15
• Veld 3 toont de tijd.
• Veld 4 toont het hoogteverschil sinds het op nul zetten van de hoogtemeter.
Let op: Als u in de functie ALTI niet binnen 20 uur op een knop drukt, verlaat u deze
functie en keert u terug naar de hoofdfunctie TIME.
3.1. DE HOOGTEMETER INSTELLEN
In de hoogtemeter kunt u vier verschillende instellingen verrichten:
1. De referentiehoogte instellen (1e display).
2. De hoogte op nul zetten voor meten hoogteverschil (2e display).
3. Het hoogtealarm instellen (3e display).
4. De resolutie van de hoogtemeterstand instellen (4e display).
Let op: Als u niet binnen 1 minuut nadat u het instelmenu heeft geopend op een knop
drukt, verlaat u het instelmenu weer automatisch, met ongewijzigde instellingen.
De fabrieksinstelling (defaultwaarde) voor de luchtdruk is 1013,5 hPa en voor de
hoogte 0 meter.
3.1.1. De referentiehoogte instellen
U verkrijgt de meest nauwkeurige hoogtemetingen als u in deze functie de bekende
hoogte invoert. Let op: aanpassing van de referentiehoogte leidt ook tot een andere
barometerstand omdat de druk op zeeniveau direct in verband staat met de
referentiehoogte.
In de functie ALTI:
1. DRUK op de middelste knop en HOUD deze 2 seconden INGEDRUKT. Veld 3
toont "REF" en in Veld 2 begint de bijbehorende numerieke waarde te knipperen.
2. DRUK op de [+] knop of de [-] knop tot de gewenste waarde is bereikt (scrollen).
3. DRUK op de middelste knop om de selectie te accepteren en naar het volgende