5
6
NL
49
REINIGING EN ONDERHOUD
Om de bedrijfszekerheid van het apparaat te garanderen, moeten de filters met regelmatige tussenpozen worden
gereinigd. Mochten de filters sterk vervuild of beschadigd zijn, dan moeten ze door nieuwe filters worden vervangen.
Gebruik uitsluitend de voor dit apparaat geschikte en passende filters van de juiste grootte.
• Trek het motorveiligheidsfilter incl. de houder naar boven uit het filtervak.
REINIGING / VERVANGING VAN DE FILTERS
Verwijdering / reiniging van het motorveiligheidsfilter
• Open de stofbak door de vergrendeling (onder de zuigopening) los te maken en het deksel omhoog te klappen.
• Klap de filterhouder open en haal het motorveiligheidsfilter eruit om het te
reinigen.
• Klop het in het filter aanwezige stof eruit.
• Reinig het filter af en toe door het met de hand in koel zeepsop te wassen. Spoel het filter hierna met schoon water
grondig uit, om achtergebleven stofdeeltjes en zeepresten te verwijderen.
• LET OP! Het filter mag pas weer in het apparaat gezet worden, nadat het volledig gedroogd is.
• Zet hierna het gereinigde of nieuwe motorveiligheidsfilter weer in de houder en schuif deze weer in het filtervak.
Sluit het deksel van de stofbak hierna weer.