Als de bewegingsmelder
aangesloten, de behuizing
gesloten en de lens
geplaatst is, kan het appa-
raat worden ingeschakeld.
Twee instelmogelijkheden
liggen achter het design-
afdekplaatje verborgen.
Belangrijk: Tijds- en sche-
merinstelling alleen met
gemonteerde lens uitvoe-
ren.
Uitschakelvertraging
(tijdsinstelling)
De gewenste brandduur
van de lamp kan traploos
van ca. 10 sec. tot max.
15 min. worden ingesteld.
Stelschroef naar de linker
aanslag betekent kortste
tijd, ca. 10 sec., stelschroef
naar de rechter aanslag
betekent langste tijd, ca.
15 min. Bij de instelling van
het registratiebereik en voor
de functietest wordt aange-
raden de kortste tijd in te
stellen.
Schemerinstelling
(drempelwaarde lichtge-
voeligheid)
De gewenste drempel-
waarde van de bewegings-
melder kan traploos van
ca. 2 lux tot 2000 lux wor-
den ingesteld. Stelschroef
naar de linker aanslag bete-
kent daglichtinstelling ca.
2000 lux. Stelschroef naar
de rechter aanslag betekent
schemerinstelling ca. 2 lux.
Bij de instelling van het
registratiebereik en voor de
functietest bij daglicht moet
de stelschroef naar de
rechter aanslag staan.
Installatie/wandmontage
De montageplaats moet
minstens 50 cm van een
lamp verwijderd zijn, omdat
de warmtestraling de sen-
sor foutief kan activeren.
Voor de aangegeven reik-
wijdtes van 5/12 m dient de
montagehoogte ca. 2 m te
bedragen.
Montagestappen:
1. Design-afdekplaatje
wegnemen, 2. Arrêteerpal
losmaken en het onderste
gedeelte van de behuizing
openklappen, 3. Boorgaten
aftekenen, 4. Gaten boren,
pluggen (Ø 6 mm) inzetten,
5. Muur openbreken voor
kabelleiding (indien
gewenst). 6. Voedingskabel
en kabel voor de aan te
sluiten apparatuur hierdoor
leiden en aansluiten. Bij een
voedingsleiding op de muur
dienen afdichtingsdopjes te
worden gebruikt.
a) Aansluiting van de
stroomtoevoer
De stroomtoevoer bestaat
uit een 2-3-aderige kabel:
L = stroomdraad
N = nuldraad
PE = aardedraad
In geval van twijfel moeten
de kabels met een span-
ningstester worden geïden-
tificeerd; aansluitend de
stroom weer uitschakelen.
De stroomdraad (L) en de
nuldraad (N) worden in de
respectievelijke klemmen
bevestigd. De aardedraad
gaat in de aardeklem ( ).
In de stroomtoevoer kan
vanzelfsprekend een
schakelaar voor AAN- en
UIT-schakelen worden
gemonteerd.
32 33
10 sec.–15 min.
2–2000 lux
Kabelverloop
(in stuclaag
ingelaten leiding)
Kabelverloop
(in stuclaag
gelegde leiding)
Stroomtoevoer
Kabel apparaat
b) Aansluiting van de
apparatuur
De kabel voor de aan te
sluiten apparatuur (bijv. een
lamp) bestaat eveneens uit
een 2-3-aderige kabel. De
stroomvoerende draad van
het apparaat wordt in de
met L’ aangegeven klem
gemonteerd. De nuldraad
wordt samen met de nul-
draad van de voedingslei-
ding in de met N aange-
geven klem bevestigd. De
aardedraad wordt in de
aardeklem bevestigd.
7. Behuizing vastschroeven
en weer sluiten, 8. De lens
plaatsen (reikwijdte naar
keuze max. 5 m of 12 m)
zie hoofdstuk Reikwijdtein-
stelling, 9. Tijds- en
schemerinstelling uitvoe-
ren (zie hoofdstuk Werking),
10. Design-afdekplaatje
erop zetten en met veilig-
heidsschroef tegen onbe-
voegd verwijderen veilig
vastzetten.
Belangrijk: Verwisseling
van de aansluitingen kan
leiden tot beschadiging van
de apparatuur.
Bedrading op de
muur met wandhouder
Opmerking: Voor de wand-
montage kan ook de bijge-
voegde binnenhoek-wand-
houder worden gebruikt. De
kabels kunnen hiermee een-
voudig van bovenaf achter
het apparaat langs en dan
door de opening voor op de
muur liggende bedrading
worden geleid.