8
4. Kijk ver genoeg vooruit en wees voorbereid om volgende obstakels te
ontwijken:
• Voertuigen die vertragen, omkeren, de weg of rijstrook voor u opkomen of
achter u rijden en dichterbij komen.
• Geparkeerde wagens waarvan plots een portier kan openzwaaien.
• Voetgangers die ineens de straat oversteken.
• Kinderen of huisdieren die langs de weg aan het spelen zijn.
• Gaten in de weg, langsgroeven, treinsporen, teerstrips tussen betonplaten,
wegwerken, afval op de weg en andere obstakels die u kunnen verplichten om
tussen het autoverkeer te gaan rijden, die in uw wielen kunnen draaien of die een
ongeval kunnen veroorzaken.
• De vele toevalligheden en aeidingen die kunnen voorkomen tijdens een
etsrit.
5. Maak gebruik van de daartoe bestemde rijstroken, etspaden of ets anders
zo dicht als mogelijk bij de zijkant van de weg, mee met de richting van het
verkeer of aangegeven door de regels van de lokale overheid.
6. Stop voor verkeerstekens en verkeerslichten, vertraag en kijk naar links
en naar rechts bij kruispunten. Onthoud dat een etser altijd het onderspit delft
bij een ongeval met een motor aangedreven voertuig dus wees voorbereid om
voorrang te verlenen, ook al hebt u zelf voorrang.
7. Gebruik de standaard handsignalen om aan te geven dat u van richting wil
veranderen of gaat stoppen.
8. Fiets nooit met een koptelefoon, oortjes of een andere headset. Muziek
op de oren zwakt verkeersgeluiden af, het maakt de sirenes van prioritaire
voertuigen onhoorbaar, vermindert je concentratie en de snoertjes kunnen in de
draaiende onderdelen van uw ets verstrikt geraken waardoor u de controle over
de ets kunt verliezen met een valpartij tot gevolg.
9. Neem nooit een passagier achterop de ets, behalve als dat een klein
kind is dat een goedgekeurde helm draagt en correct vastgesnoerd zit in een
kinderzitje of een etskar voor kinderen.
10. Neem nooit iets mee op de ets dat uw zicht rondom u of de complete
controle over de ets kan verminderen. Neem ook nooit iets mee dat verstrikt kan
geraken in draaiende onderdelen van de ets.
11. Probeer nooit krachten te sparen door u vast te houden aan een
gemotoriseerd voertuig.
12. Doe geen stunts, rij niet op het achterwiel en maak geen sprongen. Als
u –tegen ons advies in- toch van plan bent om te gaan stuntrijden, te gaan
springen of competitie te gaan rijden verzoeken wij u hoofdstuk 2F (Downhill,
stunt of competitieetsen) nu te lezen. Schat uw handigheid als etser goed in
voor u beslist om grote risico’s te nemen door te gaan stuntrijden, springen of
wielrennen.
13. Slalom niet door het verkeer en maak geen bewegingen of manoeuvres
die mensen kunnen verrassen of die andere weggebruikers in problemen kunnen
brengen.
14. Observeer het verkeer goed en wees voorbereid om altijd voorrang te
verlenen.
15. Fiets nooit onder invloed van alcohol of drugs.
16. Indien mogelijk, probeer niet te etsen in slecht weer, als het zicht
beperkt is, bij valavond, in het donker of als u extreem vermoeid bent. Al deze
omstandigheden verhogen het risico op een ongeval.