36
Het is verboden om deze en andere niet geschikte materialen te verbranden in uw
kachel. Bij het verbranden van andere materialen dan de toegestane brandstoffen,
haardhout of houtbriketten volgens DIN 51713 kunnen er schadelijke gassen ont-
staan, kan het verbrandingsproces gestoord worden en kunnen er ontploffingen
ontstaan.
Als de kachel ambiente a1/a2/a3/a4/a4 H
2
O/a5/a7/a8 met niet goedgekeurde
brandstoffen wordt gebruikt, komt de garantie te vervallen!
Gebruik voor het aanmaken kleine stukken hout. Gebruik als brandhout alleen
Gekloofd hout, dat op de dikste plaats niet dikker is dan ca. 8 cm. De optimale
lengte bedraagt ca. 25 cm. Voeg nooit teveel hout toe, maar leg liever vaker kleine
hoeveelheden op het vuur. Het vuur mag bij het bijvullen niet helemaal worden
afgedekt.
5.1 CO
2
-NEUTRALITEIT
Hout geeft slechts zoveel kooldioxide af als het eerder als boom uit de lucht heeft
gehaald en gebonden. Het maakt daarbij niet uit of het hout verbrandt of in het
bos verrot – de hoeveelheid kooldioxide die wordt afgegeven blijft constant, er
ontstaat een gesloten, natuurlijke koolstof-kringloop.
Feit: door de verbranding van hout blijft de natuur in evenwicht. Duitsland heeft
een wettelijk geregeld, duurzaam bosbouwbeleid. Deze verplichting heeft tot
gevolg dat de hoeveelheid hout stijgt, omdat de bijgroei van hout gemiddeld 40%
hoger is dan de hoeveelheid brandhout en werkhout die wordt gebruikt.
5.1.1 HOUTOPSL AG
Er wordt meestal geadviseerd om brandhout ca. 2-3 jaar vochtvrij en goed geven-
tileerd te laten liggen (bijv. onder een afdak aan een zijde die niet aan het weer
is blootgesteld). Bij een optimale opslag wordt duidelijk sneller een vochtgehalte
van < 20% bereikt. Daarom moet u uw brandhout in gekliefde staat opslaan,
omdat de bast voorkomt dat het vocht weg kan. Voor een goede ventilatie moet
u tussen de houtblokken een handbreed afstand laten, zodat de lucht goed kan
circuleren en het zo ontsnappende vocht door de lucht wordt meegenomen. Onder
de houtstapel moet een afstand tot de grond van ca. 20-30 cm worden aange-
houden. De opname van nieuw vocht door neerslag (bijv. regen of sneeuw) moet
voorkomen worden. Het opslaan van hout in garages, onder plasticfolie of in slecht
geventileerde kelders wordt niet aangeraden, omdat het vocht in het hout op die
manier slecht kan ontsnappen. Gebruik een gemakkelijk verkrijgbaar meettoestel
om het vochtgehalte van uw brandstof te meten.
5.2 UW BIJDRAGE AAN DE BESCHERMING VAN HET
MILIEU
Of uw ambiente a1/a2/a3/a4/a4 H
2
O/a5/a7/a8 kachel milieuvriendelijk brandt,
hangt vooral af van de bediening en de brandstoffen. De volgende informatie zou
u moeten helpen om uw kachel op milieuvriendelijke wijze te gebruiken.
• Gebruik indien mogelijk geen hout dat hars bevat (spar, den). Bij deze
houtsoorten zal zich meer roetaanslag op de ruit van uw kachel vormen en
komen er meer vonken voor. Gebruik daarom om veiligheidsredenen a.u.b.
alleen loofbomenhout (berk, beuk, eik, fruitbomen).
• Pas de houthoeveelheid aan de behoefte naar warmte aan.
• Wij adviseren om een meettoestel aan te schaffen waarmee u het vochtge-
halte van het hout kunt meten.