10
NL
3 Voer de
koppelingsprocedure op
het te verbinden
apparaat uit om dit
apparaat te herkennen.
Op het scherm van het te
verbinden apparaat wordt een
lijst met herkende apparaten
weergegeven. Dit apparaat
wordt weergegeven als
"DR-BT20NX".
Als "DR-BT20NX" niet wordt
weergegeven, herhaalt u de
procedure vanaf stap 1.
4 Selecteer "DR-BT20NX"
op het scherm van het
te verbinden apparaat.
5 Als een toegangscode*
moet worden
opgegeven op het
scherm van het te
verbinden apparaat,
geeft u "0000" op.
Het koppelen is voltooid
wanneer het lampje (blauw)
langzaam knippert. Op het
scherm van bepaalde
BLUETOOTH-apparaten wordt
een bericht weergegeven dat
aangeeft dat de koppeling is
voltooid ("Koppeling voltooid").
* Toegangscode kan ook
"wachtwoord", "PIN-code", "PIN-
nummer" of "paswoord" worden
genoemd.
6 Breng de BLUETOOTH-
verbinding tot stand
vanaf het BLUETOOTH-
apparaat.
Het apparaat wordt onthouden
als het laatst verbonden
apparaat. Als het koppelen is
voltooid, brengen sommige
BLUETOOTH-apparaten
automatisch een verbinding tot
stand met dit apparaat.
Wanneer een
BLUETOOTH-apparaat
wordt gekoppeld waarop
geen lijst met herkende
apparaten kan worden
weergegeven of dat geen
scherm heeft
U kunt het apparaat koppelen door
op zowel dit apparaat als het te
verbinden apparaat de
koppelingsmodus in te stellen.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing
bij het te verbinden apparaat
voor meer informatie.
Tips
• Als u een koppeling met andere
BLUETOOTH-apparaten wilt maken,
herhaalt u stap 1 tot en met 5 voor elk
apparaat.
• Zie "Het apparaat initialiseren" (pagina
25) als u alle koppelingsgegevens wilt
wissen.