Functies van de afzonderlijke bedieningselementen» Afbeelding 101
Temperatuur instellen (naar links draaien: temperatuur verlagen, naar
rechts draaien: temperatuur verhogen)
Aanjagerstand instellen (stand 0: aanjager uit, stand 4: het hoogste aanja-
gertoerental)
Luchtuitstroomrichting instellen » pagina 93
Circulatiefunctie in-/uitschakelen » pagina 97
Koelfunctie in-/uitschakelen
Let op
Het controlelampje in de toets brandt na het inschakelen, ook als niet aan
alle voorwaarden voor de werking van de koelfunctie wordt voldaan » pagina
95. Door het branden van het controlelampje in de toets wordt aangegeven
dat de koeling gereed is.
A
B
C
96
Bediening
Airconditioning instellen
Lees en bekijk eerst op bladzijde 96.
Geadviseerde basisinstellingen van de aircobedieningselementen.
Instelling
Stand van de draaiknop » Afbeelding 101op pagina
96
Toets » Afbeelding 101op pagina 96
Luchtroosters 4 » Afbeel-
ding 99op pagina 93
ABC
Voorruit en zijruiten ontdooien
- ontwasemen
a)
Gewenste tempe-
ratuur
3 of 4
Niet inschakelen
Automatisch ingescha-
keld
Openen en op de zijruit
richten
De snelste verwarming
Tot de aanslag
naar rechts
3
Kort inschakelenUitgeschakeldOpenen
Aangename verwarming
Gewenste tempe-
ratuur
2 of 3
Niet inschakelenUitgeschakeldOpenen
De snelste afkoeling
Tot de aanslag
naar links
Kort 4, dan 2 of
3
Kort inschakelen
b)
IngeschakeldOpenen
Optimale koeling
Gewenste tempe-
ratuur
1, 2 resp. 3
Niet inschakelenIngeschakeld
Openen en naar het dak
richten
Frisse lucht - ventilatie
Tot de aanslag
naar links
Gewenste stand
Niet inschakelenUitgeschakeldOpenen
a)
In landen met een hoge luchtvochtigheid adviseren wij u deze instelling niet te gebruiken. Het ruitoppervlak kan hierdoor sterk afkoelen en aan de buitenzijde beslaan.
b)
Onder bepaalde omstandigheden kan de circulatiefunctie » pagina 97 automatisch inschakelen, in de symbooltoets
brandt dan het controlelampje.
Wij adviseren u de luchtroosters 3» Afbeelding 99op pagina 93 in alle be-
drijfsfuncties in de geopende stand te laten.
Circulatiefunctie
Lees en bekijk eerst op bladzijde 96.
In de circulatiefunctie wordt voorkomen dat bijvoorbeeld buitenlucht met ster-
ke geuren in het interieur kan komen, bijvoorbeeld bij het rijden door tunnels
of in files.
Inschakelen/uitschakelen
›
Op symbooltoets
drukken.
Het controlelampje in de toets gaat branden.
›
Opnieuw op symbooltoets
drukken.
Het controlelampje in de toets gaat uit.
Als de luchtverdeelregelaar
C
» Afbeelding 101op pagina 96 in stand
wordt
gedraaid, wordt de circulatiefunctie automatisch uitgeschakeld.
Door opnieuw op toets
te drukken, kan ook in deze stand de circulatiefunc-
tie weer worden ingeschakeld.
ATTENTIE
De circulatiefunctie niet gedurende langere tijd ingeschakeld laten, omdat
door de "verbruikte" lucht vermoeidheidsverschijnselen bij de bestuurder
en medepassagiers kunnen optreden, waardoor de oplettendheid vermin-
dert. Ook kunnen de ruiten beslaan. Het gevaar voor ongevallen neem toe.
De circulatiefunctie uitschakelen, zodra de ruiten beslaan.
97
Verwarming en airconditioning
Climatronic (automatische airconditioning)
Inleiding voor het onderwerp
In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:
Bedieningselementen
98
Automatische regeling99
Temperatuur instellen99
Circulatiefunctie99
Aanjager regelen99
Voorruit ontwasemen100
De Climatronic in de automatische regeling zorgt voor de optimale instelling
van de temperatuur van de uitstromende lucht, de aanjagerstand en de lucht-
verdeling.
Het systeem houdt ook met sterke zonnestralen rekening, zodat het niet no-
dig is het systeem met de hand bij te stellen.
De koelfunctie werkt alleen als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan.
De koelfunctie is ingeschakeld » pagina 98.
De motor draait.
De buitentemperatuur is hoger dan circa +2 °C.
De aanjager is ingeschakeld.
Bij een te hoge koelvloeistoftemperatuur wordt de koelfunctie uitgeschakeld
om de motorkoeling te kunnen garanderen.
Let op
■
Wij adviseren u de Climatronic eenmaal per jaar door een erkend reparateur
te laten reinigen.
■
Tijdens het werken van de Climatronic kan onder omstandigheden het stati-
onair toerental hoger worden, om een voldoende warmtecomfort te garande-
ren.
Bedieningselementen
Afbeelding 102Climatronic: Bedieningselementen
De toetsen/draaiknoppen
Instelling van de interieurtemperatuur » pagina 99
Displayweergave
Weergave van de gekozen interieurtemperatuur
Graden Celsius resp. Fahrenheit, wijzigen van de weergegeven tempera-
tuureenheden » pagina 99
Automatische werking van de airconditioning
Ventilatie resp. ontwaseming van de voorruit ingeschakeld
Luchtstroomrichting
Circulatiefunctie ingeschakeld
Koelfunctie ingeschakeld
Ingesteld aanjagertoerental
De toetsen/draaiknoppen
Instelling van het aanjagertoerental » pagina 99
Interieurtemperatuursensor
Automatische regeling » pagina 99
Ventilatie resp. ontwaseming van de voorruit » pagina 100
Luchtstroom naar de ruiten
Luchtstroom naar het bovenlichaam
Luchtstroom naar de voetenruimte
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
98
Bediening
Circulatiefunctie in-/uitschakelen » pagina 99
Koelfunctie in-/uitschakelen
Let op
De interieurtemperatuursensor
11
» Afbeelding 102 niet afplakken of afdek-
ken, omdat anders de werking van de Climatronic ongunstig wordt beïnvloed.
Automatische regeling
De automatische regeling dient ertoe de temperatuur constant te houden en
de ruiten in het interieur te ontvochtigen.
Inschakelen
›
Een temperatuur tussen +18 °C en +29 °C instellen.
›
De luchtroosters 3» Afbeelding 99op pagina 93 en 4 zodanig instellen, dat
de luchtstroom licht naar boven is gericht.
›
Toets
» Afbeelding 102op pagina 98 indrukken, op het display wordt
weergegeven.
De automatische regeling kan worden uitgeschakeld door een willekeurige
toets voor de luchtverdeling in te drukken of het aanjagertoerental te verho-
gen of verlagen. De temperatuur wordt nog steeds geregeld.
Temperatuur instellen
Temperatuur instellen
›
Het contact inschakelen.
›
De draaiknop
1
» Afbeelding 102op pagina 98 naar links resp. rechts draai-
en om de temperatuur te verlagen resp. te verhogen.
Omschakelen tussen graden Celsius en graden Fahrenheit
›
De toetsen
en
tegelijkertijd indrukken en ingedrukt houden.
Op het display verschijnen de gegevens in de gewenste temperatuureenheden
(Pos.
3
» Afbeelding 102op pagina 98).
De temperatuur in het interieur kan tussen +18 °C en +29 °C worden ingesteld.
In dit gebied wordt de interieurtemperatuur automatisch geregeld.
Indien u een lagere temperatuur dan +18 °C (64 °F) kiest, verschijnt op het dis-
play "LO".
Indien u een hogere temperatuur dan +29 °C (86 °F) kiest, verschijnt op het
display "HI".
In de beide eindstanden levert de Climatronic het maximale koel- resp. verwar-
mingsvermogen. Er vindt hierbij geen automatische temperatuurregeling
plaats.
VOORZICHTIG
Bij een langdurige ongelijkmatige verdeling van de lucht uit de luchtroosters
(met name in de voetenruimte) en grote temperatuurverschillen, bijvoorbeeld
bij het uitstappen uit de wagen, kunnen bij hiervoor gevoelige personen ver-
koudheidsverschijnselen optreden.
Circulatiefunctie
In de circulatiefunctie wordt voorkomen dat bijvoorbeeld buitenlucht met ster-
ke geuren in het interieur kan komen, bijvoorbeeld bij het rijden door tunnels
of in files.
Inschakelen
›
Op toets
» Afbeelding 102op pagina 98 drukken.
Op het display wordt het symbool
weergegeven.
Uitschakelen
›
Opnieuw op symbooltoets
» Afbeelding 102op pagina 98 drukken.
Het symbool
op het display gaat uit.
ATTENTIE
De circulatiefunctie niet gedurende langere tijd ingeschakeld laten, omdat
door de "verbruikte" lucht vermoeidheidsverschijnselen bij de bestuurder
en medepassagiers kunnen optreden, waardoor de oplettendheid vermin-
dert. Ook kunnen de ruiten beslaan. Het gevaar voor ongevallen neem toe.
De circulatiefunctie uitschakelen, zodra de ruiten beslaan.
Let op
Indien de circulatiefunctie ca. 15 minuten is ingeschakeld, begint op het display
het symbool te knipperen als aanwijzing dat de circulatiefunctie langdurig
ingeschakeld is. Indien de circulatiefunctie niet wordt uitgeschakeld, knippert
het symbool ca. 5 minuten.
Aanjager regelen
De Climatronic regelt de aanjagerstanden automatisch afhankelijk van de inte-
rieurtemperatuur. De aanjagerstanden kunnen echter handmatig aan de per-
soonlijke wensen worden aangepast.
99
Verwarming en airconditioning
›
De draaiknop
10
» Afbeelding 102op pagina 98 naar links resp. rechts draai-
en om het aanjagertoerental te verlagen resp. te verhogen.
Als de aanjager wordt uitgeschakeld, wordt ook de Climatronic uitgeschakeld.
Het ingestelde aanjagertoerental wordt weergegeven door het aantal seg-
menten in het symbool
9
» Afbeelding 102op pagina 98 op het display.
ATTENTIE
■
De "verbruikte" lucht kan vermoeidheidsverschijnselen bij de bestuurder
en medepassagiers veroorzaken, waardoor de oplettendheid vermindert.
Ook kunnen de ruiten beslaan. Het gevaar voor ongevallen neem toe.
■
De Climatronic niet langer uitschakelen dan noodzakelijk.
■
De Climatronic direct inschakelen, zodra de ruiten beslaan.
Voorruit ontwasemen
Inschakelen
›
Op toets
» Afbeelding 102op pagina 98 drukken.
Uitschakelen
›
Opnieuw op symbooltoets
» Afbeelding 102op pagina 98 of op sym-
booltoets
drukken.
Uit de luchtroosters 1 en 2» Afbeelding 99op pagina 93 stroomt meer lucht.
De temperatuur wordt automatisch geregeld.
Communicatie en multimedia
Universele telefoonvoorbereiding GSM II
Inleiding voor het onderwerp
In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:
Mobiele telefoons en communicatiesystemen100
Inleidende informatie101
Intern telefoonboek101
Telefoon op het multifunctiestuurwiel bedienen102
Telefoon met de adapter aanbrengen102
Telefoongesprekken met behulp van de adapter bedienen103
Mobiele telefoon verbinden met de handsfreeset103
Symbolen op het MAXI DOT-display104
Telefoonbediening op het MAXI DOT-display104
Mobiele telefoons en communicatiesystemen
ŠKODA geeft het gebruik vrij voor mobiele telefoons en communicatiesyste-
men met een vakkundig geïnstalleerde buitenantenne en een maximaal zend-
vermogen tot 10 watt.
Voor meer informatie over het inbouwen van mobiele telefoons en communi-
catiesystemen met een zendvermogen van meer dan 10 watt dient u een
ŠKODA Partner te raadplegen.
Bij het gebruik van mobiele telefoons of communicatiesystemen kunnen sto-
ringen in de werking van de elektronica van uw wagen optreden.
Dit kan worden veroorzaakt door:
›
het ontbreken van een buitenantenne,
›
een onjuist geïnstalleerde buitenantenne,
›
zendvermogen van meer dan 10 watt.
ATTENTIE
■
Houd uw aandacht altijd bij het verkeer! Als bestuurder draagt u de volle-
dige verantwoordelijkheid voor de besturing van de wagen.
■
Gebruik het apparaat alleen als u uw wagen volledig onder controle hebt
- gevaar voor ongevallen!
100
Bediening
ATTENTIE (vervolg)
■
De nationale wettelijke voorschriften voor het gebruik van mobiele tele-
foons in de wagen in acht nemen.
■
Het gebruik van mobiele telefoons of communicatiesystemen in de wa-
gen zonder buitenantenne resp. een verkeerd gemonteerde buitenantenne
kan tot een toename van de sterkte van het elektromagnetische veld in
het interieur van de wagen leiden.
■
Communicatiesystemen, mobiele telefoons resp. houders daarvan mogen
niet bij de afdekkingen van de airbags of nabij het werkingsgebied van de
airbags gemonteerd worden.
■
Een mobiele telefoon nooit op een stoel, het dashboard of op een andere
plek laten liggen van waaruit de telefoon bij een plotselinge remmanoeuv-
re, een ongeval of een aanrijding kan worden weggeslingerd.
■
Bij luchtvervoer moet de Bluetooth
®
-functie door een erkend reparateur
worden uitgeschakeld.
Let op
■
Wij raden aan om het inbouwen van mobiele telefoons en communicatiesys-
temen in een wagen alleen door een erkend reparateur te laten uitvoeren.
■
Niet alle Bluetooth
®
mobiele telefoons zijn compatibel met de universele te-
lefoonvoorbereiding GSM II. Een ŠKODA Partner kan u vertellen of uw telefoon
compatibel is met een universele telefoonvoorbereiding GSM II.
■
Het bereik van de Bluetooth
®
-verbinding met de handsfreeset is beperkt tot
het interieur van de wagen. Het bereik is afhankelijk van de plaatselijke om-
standigheden, bijvoorbeeld obstakels tussen de apparaten en onderlinge sto-
ringen met andere apparaten. Als de mobiele telefoon zich bijvoorbeeld in een
jaszak bevindt, kan dit voor problemen zorgen bij het tot stand brengen van de
verbinding met de handsfreeset of de gegevensoverdracht bemoeilijken.
Inleidende informatie
De universele telefoonvoorbereiding GSM II (handsfreeset) biedt de mogelijk-
heid tot comfortbediening voor de mobiele telefoon door middel van spraakbe-
diening, via het multifunctiestuurwiel, de adapter, de radio of het navigatiesys-
teem.
De universele telefoonvoorbereiding GSM II omvat de volgende functies.
›
Intern telefoonboek » pagina 101.
›
Comfortbediening van de telefoon via het multifunctiestuurwiel » pagina
102.
›
Bedienen van telefoongesprekken met behulp van de adapter » pagina 103.
›
Telefoonbediening op het MAXI DOT-display » pagina 104.
›
Spraakbediening van de telefoon » pagina 105.
›
Muziekweergave van de telefoon of andere multimedia-apparaten » pagina
106.
Alle communicatie tussen de mobiele telefoon en de handsfreeset van uw wa-
gen verloopt via Bluetooth
®
-technologie. De adapter dient alleen voor het op-
laden van de telefoon en voor signaaloverdracht naar de buitenantenne van
de wagen.
Let op
De volgende aanwijzingen in acht nemen » pagina 100, Mobiele telefoons en
communicatiesystemen.
Intern telefoonboek
Onderdeel van de handsfreeset is een intern telefoonboek. Het gebruik van dit
interne telefoonboek is afhankelijk van het type mobiele telefoon.
Nadat de telefoon de eerste keer is verbonden, begint het systeem het tele-
foonboek uit de telefoon en op de simkaart in het geheugen van het regelap-
paraat te laden.
Bij elke verdere verbinding van de telefoon met de handsfreeset wordt het be-
treffende telefoonboek dan alleen geüpdatet. Het updaten kan enkele minu-
ten duren. Gedurende deze tijd is het telefoonboek beschikbaar dat bij de
laatst voltooide update is opgeslagen. Nieuw opgeslagen telefoonnummers
worden pas na beëindiging van de update aangegeven.
Als tijdens het updaten zich een telefonisch contact aanmeldt (bijvoorbeeld
binnenkomend of uitgaand gesprek, dialoog van de spraakbediening), wordt
het updaten onderbroken. Na beëindiging van het telefonische contact begint
de update opnieuw.
In het interne telefoonboek zijn 2.500 vrije geheugenplaatsen beschikbaar. Elk
contact kan maximaal 4 nummers bevatten.
Indien meer dan 2.500 contacten zijn opgeslagen, is het telefoonboek niet vol-
ledig.
101
Communicatie en multimedia
Telefoon op het multifunctiestuurwiel bedienen
Afbeelding 103
Multifunctiestuurwiel: Telefoon-
bediening
Om de bestuurder bij het bedienen van de telefoon zo weinig mogelijk van het
verkeer af te leiden, zijn op het stuurwiel toetsen aangebracht voor de een-
voudige bediening van de basisfuncties van de telefoon » Afbeelding 103.
Dit geldt echter alleen als uw wagen af fabriek met de universele telefoon-
voorbereiding (handsfreeset) is uitgerust.
Als het stadslicht ingeschakeld is, zijn ook de toetsen en de symbolen
en
op het multifunctiestuurwiel verlicht.
Toets/kartel-
wiel » Afbeel-
ding 103
HandelingFunctie
1
Kort indrukken
Gesprek aannemen, gesprek beëindigen, toegang tot het hoofdmenu van de telefoon, lijst met geselecteerde
nummers
1
Lang indrukkenGesprek afwijzen, laatst gekozen nummer
a)
, spraakbediening in-/uitschakelen
b)
2
Kort indrukkenSpraakbediening in-/uitschakelen
2
Naar boven draaienVolume verhogen
2
Naar beneden draaienVolume verlagen
a)
Geldt voor wagens met het navigatiesysteem Amundsen+.
b)
Geldt voor wagens zonder het navigatiesysteem Amundsen+.
Telefoon met de adapter aanbrengen
Afbeelding 104
Universele telefoonvoorberei-
ding
Af fabriek wordt slechts één telefoonhouder meegeleverd. Een adapter voor
de telefoon kan worden aangeschaft uit het originele ŠKODA accessoirepro-
gramma.
Inbouwen
›
Eerst de adapter
A
in pijlrichting » Afbeelding 104 tot de aanslag in de hou-
der schuiven. De adapter vervolgens iets omlaag drukken, tot deze goed
vastklikt.
›
De telefoon in de adapter
A
plaatsen (volgens de handleiding van de adap-
terfabrikant).
Uitbouwen
›
De vergrendelingen aan de zijkanten van de houder » Afbeelding 104 tegelij-
kertijd indrukken en de adapter met de telefoon verwijderen.
102
Bediening
VOORZICHTIG
Als de mobiele telefoon tijdens het gesprek uit de houder wordt verwijderd,
kan de verbinding hierdoor worden verbroken. Door het verwijderen wordt de
verbinding met de af fabriek gemonteerde antenne onderbroken, waardoor de
kwaliteit van het zend- en ontvangstsignaal afneemt. Bovendien wordt het la-
den van de batterij van de telefoon onderbroken.
Telefoongesprekken met behulp van de adapter bedienen
Afbeelding 105Principeafbeelding: Adapter met een toets / adapter met
twee toetsen
Functieoverzicht van de toets
» Afbeelding 105 (PTT - "push to talk") op de
adapter.
›
Spraakbediening in-/uitschakelen.
›
Gesprek aannemen/beëindigen.
Op enkele adapters bevindt zich behalve de toets
ook nog de toets
SOS
A
» Afbeelding 105. Als deze toets gedurende 2 seconden wordt ingedrukt,
wordt het nummer 112 (alarmnummer) gekozen.
Mobiele telefoon verbinden met de handsfreeset
Om een mobiele telefoon met de handsfreeset te kunnen verbinden, moeten
de beide apparaten met elkaar worden gekoppeld. Meer informatie hierover
vindt u in het instructieboekje van uw mobiele telefoon.
Voor de koppeling moeten de volgende stappen worden uitgevoerd.
›
In uw mobiele telefoon de Bluetooth
®
-functie en de zichtbaarheid van de
mobiele telefoon activeren.
›
Het contact inschakelen.
›
Op het MAXI DOT-display het menu Telefoon - Nwe. gebruiker selecteren en
wachten tot het regelapparaat heeft beëindigd.
›
In het menu van de gevonden apparaten uw mobiele telefoon selecteren.
›
De pincode bevestigen
1)
.
›
Als de handsfreeset zich op het display van de mobiele telefoon (standaard
met SKODA_BT) meldt, binnen 30 seconden de PIN
1)
invoeren en wachten tot
de koppeling voltooid is
2)
.
›
Voor het beëindigen van de koppeling op het MAXI DOT-display het aanma-
ken van het nieuwe gebruikersprofiel bevestigen.
Als geen vrije plaats meer beschikbaar is voor het aanmaken van het nieuwe
gebruikersprofiel, een bestaand gebruikersprofiel wissen.
Tijdens de koppelingsprocedure mag geen andere mobiele telefoon met de
handsfreeset verbonden zijn.
Er kunnen maximaal vier mobiele telefoons met de handsfreeset worden ge-
koppeld, waarbij slechts één mobiele telefoon met de handsfreeset kan com-
municeren.
De zichtbaarheid van de handsfreeset wordt 3 minuten na het inschakelen van
het contact automatisch uitgeschakeld en tevens uitgeschakeld, wanneer de
mobiele telefoon met de handsfreeset is verbonden.
Handsfreeset opnieuw zichtbaar maken
Als het niet lukt om binnen 3 minuten na het inschakelen van het contact uw
mobiele telefoon met de handsfreeset te koppelen, kan de handsfreeset ge-
durende 3 minuten op de volgende manier opnieuw zichtbaar worden ge-
maakt.
›
Door het uit- en inschakelen van het contact.
›
Door het in- en uitschakelen van de spraakbediening.
›
Op het MAXI DOT-display in het menupunt Bluetooth - Zichtbaarheid.
1)
Afhankelijk van de Bluetooth
®
-versie in de mobiele telefoon wordt een automatisch gegenereerde 6-cij-
ferige pincode weergegeven of moet de pincode 1234 handmatig worden ingevoerd.
2)
Sommige mobiele telefoons hebben een menu waarin een code moet worden ingevoerd om de Blue-
tooth
®
-verbinding tot stand te kunnen brengen. Indien dit het geval is, moet deze code telkens worden
ingevoerd als een Bluetooth-verbinding tot stand wordt gebracht.
103
Communicatie en multimedia
Verbinding met een reeds gekoppelde mobiele telefoon tot stand brengen
Na het inschakelen van het contact wordt de verbinding bij een reeds gekop-
pelde mobiele telefoon automatisch tot stand gebracht
1)
. U kunt op uw mobie-
le telefoon controleren of de automatische verbinding tot stand is gebracht.
Verbinding verbreken
›
Door het verwijderen van de contactsleutel.
›
Door het verbreken van de verbinding met de handsfreeset in de mobiele te-
lefoon.
›
Door het verbreken van de verbinding met de gebruiker op het MAXI DOT-
display in het menupunt Bluetooth - Gebruiker.
Verbindingsproblemen oplossen
Als het systeem de melding Geen verbonden tel. Gevonden geeft, de bedrijfs-
toestand van de mobiele telefoon controleren.
›
Is de mobiele telefoon ingeschakeld?
›
Is de PIN-code ingevoerd?
›
Is Bluetooth
®
actief?
›
Is de zichtbaarheid van de mobiele telefoon actief?
›
Is de mobiele telefoon al met de handsfreeset gekoppeld?
Let op
■
Als voor uw mobiele telefoon een passende adapter verkrijgbaar is, dient de
mobiele telefoon alleen in de adapter te worden gebruikt die in de telefoon-
houder is geplaatst, zodat de straling van de mobiele telefoon in de wagen tot
een minimum beperkt blijft.
■
Het gebruik van de mobiele telefoon in de adapter, die in de telefoonhouder
is aangebracht, waarborgt een optimale zend- en ontvangstkwaliteit.
Symbolen op het MAXI DOT-display
SymboolBetekenis
Ladingstoestand van de telefoonaccu
a)
Signaalsterkte
a)
Een telefoon is verbonden met de handsfreeset.
SymboolBetekenis
De handsfreeset is zichtbaar voor andere apparaten.
Een multimedia-apparaat is verbonden met de handsfree-
set.
a)
Deze functie wordt slechts door enkele mobiele telefoons ondersteund.
Telefoonbediening op het MAXI DOT-display
In het menu Telefoon kunnen de volgende menupunten worden geselecteerd.
■
Telefoonboek
■
Nummer kiezen
2)
■
Oproeplijsten
■
Voicemailbox
■
Bluetooth
2)
■
Instellingen
3)
■
Terug
Telefoonboek
In het menupunt Telefoonboek bevindt zich de lijst met contacten die uit het
telefoongeheugen en van de simkaart van de mobiele telefoon zijn geladen.
Nummer kiezen
In het menupunt Nummer kiezen kunnen willekeurige telefoonnummers wor-
den ingevoerd. Met behulp van het kartelwiel de gewenste cijfers na elkaar se-
lecteren en deze bevestigen door het kartelwiel in te drukken. De cijfers 0-9,
symbolen
,
, # en de functies Annuleren, Bellen, Wissen kunnen worden
geselecteerd.
Oproeplijsten
In het menupunt Oproeplijsten kunnen de volgende menupunten worden ge-
selecteerd.
■
Gemiste
■
Gekozen
■
Beantwoorde
1)
Sommige mobiele telefoons hebben een menu waarin een code moet worden ingevoerd om de Blue-
tooth
®
-verbinding tot stand te kunnen brengen. Indien dit het geval is, moet deze code telkens worden
ingevoerd als een Bluetooth-verbinding tot stand wordt gebracht.
2)
Bij wagens met het navigatiesysteem Amundsen+ is deze functie via het menu van het navigatiesys-
teem bereikbaar » Instructieboekje van het navigatiesysteem Amundsen+.
3)
Bij wagens met het navigatiesysteem Amundsen+ is deze functie niet beschikbaar.
104
Bediening
Voicemailbox
In het menu Voicemailbox kan het nummer van de voicemailbox worden inge-
steld
1)
en vervolgens het nummer worden gekozen.
Bluetooth
In het menupunt Bluetooth kunnen de volgende menupunten worden gese-
lecteerd.
■
Gebruiker - Overzicht van de opgeslagen gebruikers
■
Nwe. gebruiker - Zoeken naar nieuwe telefoons die zich in het ontvangstbe-
reik bevinden
■
Zichtbaarheid - Inschakelen van de zichtbaarheid van de telefooneenheid
voor andere apparaten
■
Mediaspeler
■
Actief apparaat
■
Gekoppelde app
■
Zoeken
■
Telefoonnaam - De mogelijkheid de naam van de telefooneenheid te wijzi-
gen (ingesteld als SKODA_BT)
Instellingen
In het menupunt Instellingen kunnen de volgende menupunten worden gese-
lecteerd.
■
Telefoonboek
■
Bijwerken
1)
■
Sortering:
■
Achternaam
■
Naam
■
Beltoon
Terug
Terugkeren naar het beginmenu van de telefoon.
Spraakbediening
Inleiding voor het onderwerp
In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:
Dialoog
105
Spraakcommando's106
Dialoog
De periode waarin het systeem gereed is om spraakcommando's te ontvangen
en uit te voeren, wordt aangeduid als dialoog. Het systeem geeft akoestische
terugmeldingen en begeleidt u eventueel door de betreffende functies.
De optimale verstaanbaarheid van de spraakcommando's is van meerdere
factoren afhankelijk:
›
Met een normaal volume spreken, zonder beklemtoning en zonder overdre-
ven lange spreekpauzes.
›
Een slechte uitspraak voorkomen.
›
De portieren, ruiten en het schuifdak sluiten om storende buitengeluiden te
onderdrukken resp. te voorkomen.
›
Bij hogere snelheden wordt geadviseerd luider te spreken, om de hogere
omgevingsgeluiden te overstemmen.
›
Tijdens de dialoog andere geluiden in de wagen, bijvoorbeeld tegelijkertijd
sprekende inzittenden, vermijden.
›
Niet spreken wanneer het systeem een melding geeft.
De microfoon voor de spraakbediening is in de hemelbekleding aangebracht
en op de bestuurder en bijrijder gericht. Hierdoor kunnen zowel de bestuurder
als de bijrijder het systeem bedienen.
Telefoonnummer ingeven
Het telefoonnummer kan worden ingevoerd als een achter elkaar uitgespro-
ken cijferketen (compleet nummer) of in de vorm van een numerieke reeks (ge-
scheiden door korte spreekpauzes). Na elke numerieke reeks (gescheiden door
korte spreekpauzes) worden alle tot dan herkende cijfers door het systeem
herhaald.
Toegestaan zijn de cijfers 0-9, symbolen +,
, #. Het systeem herkent geen
samenhangende cijfercombinaties, bijvoorbeeld drieëntwintig, maar alleen af-
zonderlijk uitgesproken cijfers (twee, drie).
Spraakbediening inschakelen
›
De toets
op de adapter » Afbeelding 105op pagina 103 kort indrukken.
›
De toets
1
op het multifunctiestuurwiel kort indrukken » pagina 102, Tele-
foon op het multifunctiestuurwiel bedienen.
1)
Bij wagens met het navigatiesysteem Amundsen+ is deze functie via het menu van het navigatiesys-
teem bereikbaar » Instructieboekje van het navigatiesysteem Amundsen+.
105
Communicatie en multimedia
Spraakbediening uitschakelen
Als het systeem net een melding geeft, moet de actuele melding als volgt wor-
den beëindigd.
›
De toets
op de adapter kort indrukken.
›
De toets
1
op het multifunctiestuurwiel kort indrukken.
Als het systeem een spraakcommando verwacht, kunt u de dialoog zelf als
volgt beëindigen.
›
Met het spraakcommando ANNULEREN,
›
De toets
op de adapter indrukken.
›
De toets
1
op het multifunctiestuurwiel kort indrukken.
Let op
■
Bij een binnenkomend gesprek wordt de dialoog direct beëindigd.
■
De spraakbediening is alleen mogelijk bij wagens die zijn uitgerust met een
multifunctiestuurwiel met telefoonbediening of een telefoonhouder en adap-
ter.
Spraakcommando's
Standaard spraakcommando's
SpraakcommandoHandeling
HELP
Na dit commando geeft het systeem alle mogelijke
commando's weer.
BELLEN XYZ
Met dit commando wordt het contact uit het tele-
foonboek gebeld.
TELEFOONBOEK
Na dit commando kan bijvoorbeeld het telefoon-
boek worden weergegeven, een spraakinvoer voor
het contact worden aangepast of gewist en derge-
lijke.
OPROEPLIJSTEN
Lijsten met gekozen nummers, gemiste oproepen
en dergelijke.
NUMMER KIEZEN
Na dit commando kan een telefoonnummer wor-
den ingevoerd om een verbinding met de gewen-
ste gesprekspartner tot stand te brengen.
OPNIEUW KIEZEN
Na dit commando kiest het systeem het laatst ge-
kozen nummer.
MUZIEK
a)
Weergave van de muziek op de mobiele telefoon
of een ander gekoppeld apparaat.
SpraakcommandoHandeling
MEER OPTIES
Na dit commando biedt het systeem nog andere
contextafhankelijke commando's aan.
INSTELLINGENInstellen van Bluetooth
®
, dialoog enzovoort.
ANNULERENDe dialoog wordt beëindigd.
a)
Bij wagens met het navigatiesysteem Amundsen+ is deze functie via het menu van het navigatiesys-
teem bereikbaar » Instructieboekje van het navigatiesysteem Amundsen+.
Als een spraakcommando niet wordt herkend, antwoordt het systeem met
"Wat zegt u?" en kan een nieuwe invoer plaatsvinden. Na de tweede mislukte
poging herhaalt het systeem de hulp. Na de derde mislukte poging volgt het
antwoord "Actie geannuleerd." en wordt de dialoog beëindigd.
Ingesproken boodschap voor een contact opslaan
Als bij sommige contacten de automatische naamherkenning niet goed werkt,
is het mogelijk voor dit contact een eigen spaakvermelding in het menupunt
Telefoonboek - Belnaam - Opnemen op te slaan.
Een eigen spraakvermelding kan ook met behulp van de spraakbediening in
het menu MEER OPTIES worden opgeslagen.
Multimedia
Inleiding voor het onderwerp
In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:
Muziekweergave via Bluetooth
®
106
Radio en navigatiesysteem op het multifunctiestuurwiel bedienen107
AUX- en MDI-ingangen
108
Muziekweergave via Bluetooth
®
De universele telefoonvoorbereiding GSM II maakt de muziekweergave via
Bluetooth
®
mogelijk van apparaten zoals mp3-speler, mobiele telefoon of no-
tebook.
Om de muziek via Bluetooth
®
te kunnen weergeven, moet het betreffende ap-
paraat eerst via het menu Telefoon - Bluetooth - Mediaspeler aan de hand-
sfreeset worden gekoppeld.
De muziekweergave wordt op het aangesloten apparaat bediend.
106
Bediening
De universele telefoonvoorbereiding GSM II biedt de mogelijkheid om de mu-
ziekweergave ook via de handsfreeset met de afstandsbediening te bedie-
nen » pagina 106, Spraakcommando's.
Let op
Het te verbinden apparaat moet het Bluetooth
®
A2DP-profiel ondersteunen,
zie het instructieboekje van het te koppelen apparaat.
Radio en navigatiesysteem op het multifunctiestuurwiel bedienen
Afbeelding 106
Multifunctiestuurwiel: Bedie-
ningstoetsen
Op het multifunctiestuurwiel zijn toetsen aangebracht voor de bediening van
de basisfuncties van de af fabriek ingebouwde radio en het navigatiesys-
teem » Afbeelding 106.
De radio en het navigatiesysteem kunnen natuurlijk ook nog steeds op het ap-
paraat zelf worden bediend. Een beschrijving vindt u in het bijbehorende in-
structieboekje.
Als het stadslicht ingeschakeld is, zijn ook de toetsen van het multifunctie-
stuurwiel verlicht.
De toetsen gelden voor de functie waarin de radio resp. het navigatiesysteem
zich op dat moment bevindt.
Door de toetsen in te drukken resp. te draaien kunnen de volgende functies
worden uitgevoerd.
Toets/kartel-
wiel » Afbeelding
106
HandelingRadio, verkeersmeldingCd/mp3/navigatie
1
Kort indrukkenGeluid uit-/inschakelen
1
Lang indrukkenApparaat uit-/inschakelen
1
Naar boven draai-
en
Volume verhogen
1
Naar beneden
draaien
Volume verlagen
2
Kort indrukken
Naar de volgende opgeslagen radiozender wisselen
Onderbreken van de verkeersmelding
Wisselen naar de volgende titel
2
Lang indrukkenVooruit zoekenSnel vooruit
3
Kort indrukken
Naar de vorige opgeslagen radiozender wisselen
Onderbreken van de verkeersmelding
Wisselen naar de vorige titel
3
Lang indrukkenAchteruit zoekenSnel achteruit
107
Communicatie en multimedia
Let op
■
Bij wagens met een universele telefoonvoorbereiding GSM II wijken de func-
ties van de toets
1
af » pagina 102.
■
De luidsprekers in de wagen zijn afgestemd op een uitgangsvermogen van
de radio en het navigatiesysteem van 4x20 W.
AUX- en MDI-ingangen
De AUX-ingang bevindt zich onder de armsteun voorin en is met
gemar-
keerd.
De MDI-ingang (AUX en USB) bevindt zich voor onder het opbergvak aan de bij-
rijderszijde.
De AUX- en MDI-ingangen dienen voor het aansluiten van externe audiobron-
nen (bijvoorbeeld een iPod of mp3-speler) en voor de weergave van muziek
van deze apparaten via de af fabriek ingebouwde radio resp. het navigatiesys-
teem.
De beschrijving van de bediening kunt u vinden in het betreffende instructie-
boekje van de radio resp. het navigatiesysteem.
108
Bediening
Rijden
Wegrijden en rijden
Motor starten en afzetten
Inleiding voor het onderwerp
In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:
Elektronische wegrijblokkering
110
Contactslot110
Motor starten110
Motor afzetten111
De motor kan alleen met een correcte originele sleutel worden gestart.
Na het starten van een koude motor kan er korte tijd meer motorgeluid te ho-
ren zijn. Dat is een normaal verschijnsel en geen reden om u zorgen te maken.
ATTENTIE
■
Als de wagen rolt en de motor niet draait, moet de contactsleutel altijd in
stand
2
» Afbeelding 107op pagina 110 (contact ingeschakeld) staan. De-
ze stand wordt aangegeven door het branden van de controlelampjes. Als
dat niet het geval is, zou het stuurwiel onverwacht kunnen vergrendelen -
gevaar voor ongevallen!
■
De sleutel pas uit het contactslot trekken als de wagen tot stilstand is
gekomen (handrem aantrekken). Anders zou het stuurwiel kunnen blokke-
ren - gevaar voor ongevallen!
■
Bij het verlaten van de wagen de sleutel nooit in de wagen achterlaten.
Onbevoegde personen, bijvoorbeeld kinderen, zouden bijvoorbeeld de wa-
gen kunnen vergrendelen, het contact kunnen inschakelen of de motor
kunnen starten - er bestaat gevaar voor verwondingen en ongevallen!
■
De wagen nooit met draaiende motor zonder toezicht laten, er bestaat
gevaar voor ongevallen, beschadiging of diefstal!
■
Nooit de motor afzetten voordat de wagen stilstaat - gevaar voor onge-
vallen!
ATTENTIE
■
De motor nooit in afgesloten ruimten (bijvoorbeeld in een garage) laten
draaien - vergiftigings- en levensgevaar!
■
Geen voorwerpen (bijvoorbeeld poetsdoeken of gereedschap) in de mo-
torruimte laten liggen. Er bestaat gevaar voor brand en motorschade.
■
De motor nooit met extra dempingsmateriaal (bijvoorbeeld een deken) af-
dekken - brandgevaar!
VOORZICHTIG
■
De startmotor mag alleen worden ingeschakeld als de motor niet draait en
de wagen stilstaat. Als de startmotor bij draaiende motor wordt ingeschakeld
3
» Afbeelding 107op pagina 110, kan de startmotor resp. de motor worden
beschadigd.
■
Als de motor ook bij de tweede startpoging niet aanslaat, kan de zekering
van de brandstofpomp defect zijn. De zekering controleren en zo nodig ver-
vangen » pagina 180 resp. de hulp van een erkend reparateur inroepen.
■
De contactsleutel direct loslaten als de motor aanslaat - anders zou de start-
motor beschadigd kunnen raken.
■
De motor niet starten door de wagen aan te slepen - gevaar voor schade aan
de motor en de katalysator! Als starthulp kunt u de accu van een andere wa-
gen gebruiken » pagina 177, Starthulp.
VOORZICHTIG
■
Hoge motortoerentallen, volgas en hoge motorbelasting vermijden zolang de
motor zijn bedrijfstemperatuur nog niet heeft bereikt - gevaar voor motorscha-
de!
■
Na langdurige hoge motorbelasting de motor niet direct afzetten als de wa-
gen stilstaat, maar nog circa 1 minuut stationair laten draaien. Daarmee wordt
warmteophoping in de afgezette motor voorkomen.
Milieu-aanwijzing
De motor niet bij stilstand laten warmdraaien. Zo mogelijk direct na het starten
van de motor wegrijden. Hierdoor komt de motor sneller op bedrijfstempera-
tuur en is de uitstoot aan schadelijke stoffen geringer.
Let op
Nadat het contact is uitgeschakeld, kan de koelluchtventilator (ook bij uitge-
schakeld contact) nog circa 10 minuten verder draaien.
109
Wegrijden en rijden
Elektronische wegrijblokkering
Lees en bekijk eerst en op bladzijde 109.
In de greep van de sleutel bevindt zich een elektronische chip. Met behulp
hiervan wordt de wegrijblokkering uitgeschakeld als de sleutel in het contact-
slot wordt gestoken. Als de sleutel uit het contactslot wordt verwijderd, wordt
de elektronische wegrijblokkering automatisch geactiveerd.
Als bij het starten een niet toegestane sleutel wordt gebruikt, slaat de motor
niet aan.
Op het MAXI DOT-display wordt het volgende weergegeven:
Wegrijblokkering actief.
Contactslot
Afbeelding 107
Standen van de sleutel in het
contactslot
Lees en bekijk eerst en op bladzijde 109.
Benzinemotoren» Afbeelding 107
Contact uitgeschakeld, motor afgezet, de stuurinrichting kan worden ver-
grendeld
Contact ingeschakeld
Motor starten
Dieselmotoren» Afbeelding 107
Brandstoftoevoer onderbroken, contact uitgeschakeld, motor afgezet, de
stuurinrichting kan worden vergrendeld
Motor voorgloeien, contact ingeschakeld
Motor starten
1
2
3
1
2
3
Voor het vergrendelen van de stuurinrichting de sleutel uit het contactslot
verwijderen en het stuurwiel iets verdraaien tot de vergrendelingspen hoor-
baar vergrendelt.
Als de stuurinrichting is vergrendeld en de sleutel niet of slechts met moeite
naar stand
2
» Afbeelding 107 kan worden gedraaid, het stuurwiel iets heen
en weer bewegen - de stuurwielvergrendeling wordt hierdoor ontlast.
Let op
Wij adviseren om bij het verlaten van de wagen altijd de stuurinrichting te ver-
grendelen. Zo wordt een eventuele poging tot diefstal van uw wagen bemoei-
lijkt.
Motor starten
Lees en bekijk eerst
en op bladzijde 109.
Wagens met dieselmotor zijn met een voorgloeisysteem uitgerust. Het contro-
lelampje voorgloeitijd
gaat branden na het inschakelen van het contact. Na
het doven van het controlelampje
de motor starten.
Tijdens het voorgloeien mogen geen grote elektrische verbruikers zijn inge-
schakeld - de accu wordt anders onnodig belast.
Handelwijze bij het starten van de motor
›
De handrem stevig aantrekken.
›
De versnellingshendel in de neutrale stand resp. de keuzehendel in stand P
of N zetten.
›
Het contact inschakelen
2
» Afbeelding 107op pagina 110.
›
Het koppelingspedaal (wagens met schakelbak) resp. het rempedaal (wagens
met automatische versnellingsbak) intrappen en vasthouden tot de motor is
gestart.
›
De sleutel tot de aanslag in stand
3
draaien en direct loslaten na het aan-
slaan van de motor - geen gas geven.
Bij het loslaten springt de sleutel in stand
2
terug.
Als de motor niet binnen 10 seconden aanslaat, de sleutel in stand
1
draaien.
Het starten na circa een halve minuut herhalen.
110
Rijden
Motor afzetten
Lees en bekijk eerst en op bladzijde 109.
De motor afzetten door de contactsleutel in stand
1
te draaien » Afbeelding
107op pagina 110.
Remmen
Inleiding voor het onderwerp
In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:
Informatie voor het remmen
111
Handrem112
ATTENTIE
■
Wanneer de motor is afgezet is meer kracht nodig om te remmen - gevaar
voor ongevallen!
■
Tijdens het remmen met een wagen met schakelbak, ingeschakelde ver-
snelling en in een laag toerenbereik, moet het koppelingspedaal worden in-
getrapt. Als dit wordt nagelaten, kan dit een negatieve invloed op de rem-
bekrachtiger hebben - gevaar voor ongevallen!
■
Bij het naderhand monteren van een frontspoiler, wieldoppen, enzovoort,
moet worden veiliggesteld dat de luchttoevoer naar de voorremmen niet
wordt beïnvloed. Anders kunnen de voorste remmen oververhit raken, wat
de werking van het remsysteem negatief kan beïnvloeden - gevaar voor
ongevallen!
■
Bij het verlaten van de wagen nooit personen, die bijvoorbeeld de hand-
rem kunnen loszetten of de versnelling kunnen uitschakelen, zonder toe-
zicht in de wagen achterlaten. De wagen zou zich in beweging kunnen zet-
ten - gevaar voor ongevallen!
VOORZICHTIG
■
Adviezen over nieuwe remblokken opvolgen » pagina 117.
■
Nooit de remmen door lichte pedaaldruk laten aanlopen als er niet hoeft te
worden geremd. Dit leidt tot oververhitting van de remmen en daardoor tot
een langere remweg en een hogere slijtage.
Informatie voor het remmen
Lees en bekijk eerst en op bladzijde 111.
Als bij een noodstop het regelapparaat voor het remsysteem de situatie voor
het achteropkomende verkeer als gevaarlijk beoordeelt, gaat het remlicht au-
tomatisch knipperen.
Nadat de snelheid tot onder 10 km/h is gedaald of de wagen tot stilstand is ge-
bracht, stopt het knipperen van het remlicht en worden de alarmlichten inge-
schakeld. Als de wagen weer accelereert of wegrijdt, worden de alarmlichten
automatisch uitgeschakeld.
Voordat langere tijd bergafwaarts wordt gereden snelheid verminderen en
naar de eerstvolgende lagere versnelling terugschakelen. Daardoor wordt de
remwerking van de motor benut en worden de remmen ontlast. Indien er moet
worden bijgeremd, de voet niet continu op het rempedaal houden, maar met
tussenpozen remmen.
Slijtage
De slijtage van de remblokken is afhankelijk van de gebruiksomstandigheden
en de rijstijl.
Wanneer vaak in de stad of met een zeer sportieve rijstijl wordt gereden, zul-
len de remblokken sneller slijten.
Onder deze zware gebruiksomstandigheden moet de dikte van de remblok-
ken ook tussen servicebeurten door een erkend reparateur worden gecontro-
leerd.
Vocht of strooizout
De remmen kunnen vertraagd aangrijpen vanwege vochtige resp. in de winter
bevroren of met een zoutlaag bedekte remschijven en remblokken. De rem-
men moeten worden gereinigd en gedroogd door enkele keren te remmen.
Corrosie
Corrosie op de remschijven en vervuiling van de remblokken worden bevorderd
door langdurig stilstaan en matig gebruik van de remmen. De remmen moeten
worden gereinigd door enkele keren te remmen.
Storing in het remsysteem
Als wordt geconstateerd dat de remweg plotseling langer is en het rempedaal
een langere slag maakt, is er mogelijk sprake van een storing in het remsys-
teem.
111
Wegrijden en rijden
Direct een erkend reparateur opzoeken en uw rijstijl overeenkomstig aanpas-
sen, omdat u niet op de hoogte bent van de exacte omvang van de schade.
Laag remvloeistofpeil
Bij een te laag remvloeistofpeil kunnen er storingen in het remsysteem optre-
den. Het remvloeistofpeil wordt elektronisch gecontroleerd » pagina 40,
Remsysteem.
Rembekrachtiger
De rembekrachtiger verhoogt de druk die op het rempedaal wordt uitgeoe-
fend. De rembekrachtiger werkt alleen als de motor draait.
Handrem
Afbeelding 108
Handrem
Lees en bekijk eerst en op bladzijde 111.
Aantrekken
›
De handremhendel volledig omhoogtrekken.
Loszetten
›
De handremhendel iets omhoogtrekken en tegelijkertijd de grendel-
knop » Afbeelding 108 indrukken.
›
De hendel met ingedrukte grendelknop volledig omlaag bewegen.
Bij aangetrokken handrem en ingeschakeld contact brandt het handremcon-
trolelampje
.
ATTENTIE
Let erop dat de aangetrokken handrem volledig moet worden losgezet. Een
gedeeltelijk losgezette handrem leidt tot oververhitting van de achterste
remmen. Dit kan de werking van het remsysteem negatief beïnvloeden -
gevaar voor ongevallen!
VOORZICHTIG
Nadat de wagen tot stilstand is gekomen, altijd eerst de handrem vast aan-
trekken en dan de 1e versnelling inschakelen (wagens met schakelbak) resp.
de keuzehendel in de P-stand zetten (wagens met automatische versnellings-
bak).
Handmatig schakelen en pedalen
Inleiding voor het onderwerp
In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:
Handmatig schakelen
112
Pedalen113
Handmatig schakelen
Afbeelding 109
Schakelschema van de 5-versnel-
lings schakelbak
Het koppelingspedaal bij het schakelen altijd volledig intrappen. Daardoor
wordt een overmatige slijtage van de koppeling vermeden.
Bij het schakelen op het schakeladvies letten » pagina 32.
De achteruitversnelling alleen inschakelen als de wagen stilstaat. Het koppe-
lingspedaal intrappen en volledig ingetrapt houden. Om schakelgeluiden te
voorkomen, een moment wachten alvorens de achteruitversnelling in te scha-
kelen.
Bij ingeschakelde achteruitversnelling en ingeschakeld contact branden de
achteruitrijlampen.
ATTENTIE
De achteruitversnelling nooit tijdens het rijden inschakelen - gevaar voor
ongevallen!
112
Rijden
VOORZICHTIG
Wanneer er niet hoeft te worden geschakeld, de hand niet op de versnellings-
hendel laten rusten. De druk van de hand kan tot overmatige slijtage van het
schakelmechanisme leiden.
Pedalen
De pedalen moeten zonder belemmeringen kunnen worden bediend!
In de voetenruimte mag slechts een vloermat worden gebruikt die aan de
twee hiervoor bedoelde bevestigingspunten is bevestigd.
Alleen vloermatten gebruiken uit het originele ŠKODA accessoireprogramma
die aan twee bevestigingspunten zijn bevestigd.
ATTENTIE
In de bestuurdersvoetenruimte mogen zich geen voorwerpen bevinden -
gevaar door hindering van de pedaalbediening!
Automatische versnellingsbak
Inleiding voor het onderwerp
In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:
Standen en keuzehendelbediening
113
Handmatig schakelen (tiptronic)114
Wegrijden en rijden115
Functiestoringen115
Noodontgrendeling keuzehendel
116
ATTENTIE
■
Geen gas geven als bij stilstaande wagen en draaiende motor de modus
voor vooruitrijden wordt gewijzigd - gevaar voor ongevallen!
■
Nooit tijdens het rijden de keuzehendel in stand R of P zetten - gevaar
voor ongevallen!
■
Bij stilstaande wagen en draaiende motor is het in stand D, S of R nood-
zakelijk het rempedaal ingetrapt te houden. Bij stationair toerental wordt
de krachtoverbrenging niet volledig onderbroken - de wagen kruipt.
VOORZICHTIG
■
Als de keuzehendel tijdens het rijden in stand N wordt gezet, moet het gas
worden losgelaten en de keuzehendel pas weer in een stand voor vooruitrij-
den worden gezet als de motor stationair draait.
■
Bij temperaturen onder -10 °C kan de motor alleen in keuzehendelstand P
worden gestart.
■
Als op een helling wordt gestopt, nooit proberen de wagen met het gaspe-
daal op zijn plaats te houden - gevaar voor schade aan de versnellingsbak.
Let op
De contactsleutel kan na het uitschakelen van het contact alleen worden ver-
Het VIN-nummer (chassisnummer) is in de motorruimte ingeslagen op de rech-
ter veerpootsteun. Dit nummer staat ook op een plaatje in de linker onderhoek
van de voorruit (samen met een VIN-streepjescode) en op het typeplaatje.
Motornummer
Het motornummer (drie posities tellende code en het serienummer) is op het
motorblok ingeslagen.
Aanvullende informatie (geldt voor Rusland)
Het volledige toelatingsnummer van het verkeersmiddel staat in de wagenpa-
pieren vermeld.
ATTENTIE
De aangegeven waarden voor de maximaal toegestane gewichten mogen
niet worden overschreden - gevaar voor ongevallen en beschadiging!
Bedrijfsgewicht en laadvermogen
Rijklaar gewicht
Deze waarde is bepaald zonder verdere gewichtsverhogende uitrustingen,
zoals bijvoorbeeld airconditioning, reservewiel en trekhaak.
Het aangegeven rijklaar gewicht dient alleen ter oriëntatie.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
189
Technische gegevens
Het rijklaar gewicht is bepaald met een bestuurder van 75 kg, incl. bedrijfs-
vloeistoffen en wagengereedschap en een voor 90% gevulde brandstoftank.
Bedrijfsgewicht van wagen » pagina 192, Wagenspecifieke gegevens afhan-
kelijk van het motortype.
Laadvermogen
Uit het verschil tussen het maximaal toegestaan gewicht en het rijklaar ge-
wicht is het mogelijk bij benadering het laadvermogen te bepalen.
Het laadvermogen bestaat uit de volgende gewichten:
›
Het gewicht van de passagiers.
›
Het gewicht van alle bagagestukken en andere voorwerpen.
›
Het gewicht van de dakbelading inclusief het dakdragersysteem.
›
Het gewicht van de uitrustingen die niet tot het rijklaar gewicht behoren.
›
De kogeldruk bij aanhangwagengebruik (max. 50 kg).
Let op
Op verzoek kan het exacte gewicht van uw wagen bij een erkend reparateur
worden opgevraagd.
Meting van brandstofverbruik en CO
2
-emissies volgens ECE-
voorschriften en EU-richtlijnen
De waarden voor het brandstofverbruik en de CO
2
-emissies waren ten tijde
van de redactiesluiting niet beschikbaar.
De waarden van het brandstofverbruik en de CO
2
-emissies staan op de
ŠKODA-websites of in de technische en verkoopdocumentatie.
De meting van de cyclus voor het stadsverkeer begint met een koude start van
de motor. Vervolgens wordt een stadsrit gesimuleerd.
Bij de cyclus voor buitenwegen wordt het alledaagse gebruik gesimuleerd door
de wagen in alle versnellingen meermaals te accelereren en af te remmen. De
rijsnelheid varieert daarbij tussen 0 en 120 km/h.
De berekening van het gemiddelde brandstofverbruik gebeurt met een weg-
ingsfactor van ongeveer 37% voor de stadscyclus en 63% voor de buitenweg-
cyclus.
Let op
■
De op de ŠKODA-websites of in de technische en verkoopdocumentatie ver-
melde brandstofverbruiks- en emissiewaarden zijn volgens de regels en voor-
waarden vastgesteld, die door juridische voorschriften of technische voor-
schriften voor het vaststellen van technische en verkoopgegevens van voer-
tuigen is vastgelegd.
■
Afhankelijk van de omvang van de uitvoeringen, de rijstijl, de verkeerssitua-
ties, de weersomstandigheden en de toestand van de wagen kunnen bij het
gebruik van de wagen in de praktijk verbruikswaarden ontstaan, die van de op
de ŠKODA-websites of in de technische en verkoopdocumentatie vermelde
brandstofverbruikswaarden afwijken.
190
Technische gegevens
Afmetingen
Wagenafmetingen bij bedrijfsgewicht zonder bestuurder (in mm)
ROOMSTERPRAKTIKSCOUT
Lengte421442134240
Breedte168416841695
Breedte incl. de buitenspiegels188218821882
Hoogte160716071650
Bodemvrijheid140140141
Wielbasis262026202620
Spoorbreedte voor/achter
1436/1500
(1420/1484)
a)
1436/1500
(1420/1484)
a)
1427/1494
a)
Geldt voor wagens waarop af fabriek 15"-wielen zijn gemonteerd.
191
Technische gegevens
Wagenspecifieke gegevens afhankelijk van het motortype
De aangegeven waarden zijn vastgesteld aan de hand van regels en onder omstandigheden die door wettelijke of technische voorschriften voor de bepaling van
bedrijfsgegevens en technische gegevens van motorvoertuigen zijn vastgelegd.
1,2 l/51 kW motor
Vermogen (kW bij 1/min)Maximumkoppel (Nm bij 1/min)Aantal cilinders/cilinderinhoud (cm
Gebruikershandleiding.com neemt misbruik van zijn services uitermate serieus. U kunt hieronder aangeven waarom deze vraag ongepast is. Wij controleren de vraag en zonodig wordt deze verwijderd.
Product:
Spelregels forum
Om tot zinvolle vragen te komen hanteren wij de volgende spelregels:
lees eerst de handleiding door;
controleer of uw vraag al eerder door iemand anders is gesteld;
probeer uw vraag zo duidelijk mogelijk te stellen;
heeft u een probleem en al geprobeerd om dit op te lossen, vermeld dit erbij aub;
heeft u een oplossing gekregen van een bezoeker dan horen wij dat graag in dit forum;
wilt u een reactie geven op een vraag of antwoord, gebruik dan niet dit formulier maar klik op de knop 'reageer op deze vraag';
uw vraag wordt direct op de website gezet; vermijd daarom persoonlijke gegevens in te vullen;
Belangrijk! Als er een antwoord wordt gegeven op uw vraag, dan is het voor de gever van het antwoord nuttig om te weten als u er wel (of niet) mee geholpen bent! Wij vragen u dus ook te reageren op een antwoord.
Belangrijk! Antwoorden worden ook per e-mail naar abonnees gestuurd. Laat uw emailadres achter op deze site, zodat u op de hoogte blijft. U krijgt dan ook andere vragen en antwoorden te zien.
Abonneren
Abonneer u voor het ontvangen van emails voor uw Skoda Roomster - 2015 bij:
nieuwe vragen en antwoorden
nieuwe handleidingen
U ontvangt een email met instructies om u voor één of beide opties in te schrijven.
Ontvang uw handleiding per email
Vul uw emailadres in en ontvang de handleiding van Skoda Roomster - 2015 in de taal/talen: Nederlands als bijlage per email.
De handleiding is 14,67 mb groot.
U ontvangt de handleiding per email binnen enkele minuten. Als u geen email heeft ontvangen, dan heeft u waarschijnlijk een verkeerd emailadres ingevuld of is uw mailbox te vol. Daarnaast kan het zijn dat uw internetprovider een maximum heeft aan de grootte per email. Omdat hier een handleiding wordt meegestuurd, kan het voorkomen dat de email groter is dan toegestaan bij uw provider.
Uw handleiding is per email verstuurd. Controleer uw email
Als u niet binnen een kwartier uw email met handleiding ontvangen heeft, kan het zijn dat u een verkeerd emailadres heeft ingevuld of dat uw emailprovider een maximum grootte per email heeft ingesteld die kleiner is dan de grootte van de handleiding.
Er is een email naar u verstuurd om uw inschrijving definitief te maken.
Controleer uw email en volg de aanwijzingen op om uw inschrijving definitief te maken
U heeft geen emailadres opgegeven
Als u de handleiding per email wilt ontvangen, vul dan een geldig emailadres in.
Uw vraag is op deze pagina toegevoegd
Wilt u een email ontvangen bij een antwoord en/of nieuwe vragen? Vul dan hier uw emailadres in.