9
3. Met de draaiknop de verwarmingsmethode wijzigen in boven-
en onderwarmte.
%
4. Met de toets ¿ naar de temperatuur gaan en met de
draaiknop de temperatuur wijzigen in 240 °C.
5. De toets
† indrukken.
De oven start.
6. Na 60 minuten de oven met de toets
‡ uitschakelen.
De tijd verschijnt op het display.
De balken van de temperatuurregeling geven de restwarmte in
de binnenruimte aan.
Hoe u een verwarmingsmethode en temperatuur instelt, kunt u
ook uitvoerig in het hoofdstuk Oven instellen nalezen.
Toebehoren reinigen
Reinig de toebehoren voor het eerste gebruik grondig met
warm zeepsop en een zacht schoonmaakdoekje.
Oven in- en uitschakelen
Met de toets ‡ schakelt u de magnetron-compactoven in en
uit.
Inschakelen
1. De toets ‡ indrukken.
Het Siemenslogo verschijnt.
2. Kies de gewenste functie.
■ Toets 90, 180, 360, 600 of 1000 W voor een
magnetronvermogen
■ Toets " = verwarmingsmethoden
■ Toets X = automatische programma's
■ Toets l = opgeslagen memoryinstellingen
■ Toets V = zelfreiniging
■ Toets 2 = serie instelling
Wanneer u na een paar seconden geen functie heeft gekozen,
verschijnt in de statusregel de tekst “Functie kiezen".
Hoe u instelt, kunt u in de afzonderlijke hoofdstukken nalezen.
Uitschakelen
De toets ‡ indrukken.
De oven schakelt zichzelf uit.
Oven instellen
In dit hoofdstuk kunt u nalezen
■ welke verwarmingsmethoden er voor uw oven ter
beschikking staan
■ hoe u een verwarmingsmethode en temperatuur instelt
■ hoe u een gerecht uit het insteladvies kiest
■ en hoe u het snel voorverwarmen instelt.
Verwarmingsmethoden
Voor uw oven staat een groot aantal verwarmingsmethoden ter
beschikking. Zo kunt u voor elk gerecht de optimale
bereidingswijze kiezen.
Verwarmingsmethode
en temperatuurbereik
Toepassing
:
3D-hetelucht
30-250 °C
Voor het bakken van taart en klein
gebak op twee niveaus.
3
Hete lucht
30-250 °C
Voor het bakken van cake in vormen
op één niveau.
%
Boven- en onder-
warmte
30-270 °C
Voor het bakken en braden op één
niveau. Bijzonder geschikt voor taar-
ten met een vochtige bedekking
(bijv. kwarktaarten) en voor plaatge-
bak
&
Intensieve warmte
100-270 °C
Voor gerechten met een knapperige
bodem (bijv. quiche). De hitte komt
van boven en bijzonder sterk van
beneden.
$
Onderwarmte
30-200 °C
Voor gerechten en bakwaren die aan
de onderkant sterker gebruind of kro-
kant moeten worden. Schakel de
onderwarmte na afloop van de baktijd
slechts even bij.
4
Circulatiegrillen
100-250 °C
Voor gevogelte en grotere stukken
vlees.
(
Grill, groot
1 (zwak),
2 (gemiddeld),
3 (sterk)
Voor het grillen van grote hoeveelhe-
den steaks, worstjes, toast of stukjes
vis.
*
Grill, klein
1 (zwak),
2 (gemiddeld),
3 (sterk)
Voor het grillen van kleine hoeveelhe-
den steaks, worstjes, toast of stukjes
vis.
.
Langzaam garen
70-100 °C
Voor malse stukken vlees die
medium/rosé of à point (medium)
gegaard moeten worden.
ˆ
Voorverwarmen
30-70 °C
Voor het voorverwarmen van porselei-
nen servies.
R
Warmhouden
60-100 °C
Voor het warmhouden van gerechten.
Ü
CombiSpeed
normaal
30-250 °C
Voor roerdeeg in vormen, sappig
gevuld zandtaartdeeg en gebak van
bakmengsels.
Bij de ovenfunctie wordt automatisch
een laag magnetronvermogen inge-
schakeld.
Þ
CombiSpeed
intensief
30-250 °C
voor gevogelte, vis en ovenschotels.
Bij de ovenfunctie wordt automatisch
een gemiddeld magnetronvermogen
ingeschakeld.
Verwarmingsmethode
en temperatuurbereik
Toepassing