453229
1
Verklein
Vergroot
Pagina terug
1/700
Pagina verder
KOPIEERMACHINE
PRINTER
FAX
SCANNER / INTERNETFAX
DOCUMENTARCHIVERING
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
SYSTEEMINSTELLINGEN
OVER DE BEDIENINGSHANDLEIDING
EEN KOPIE MAKEN EEN DOCUMENT
AFDRUKKEN
EEN FAX VERZENDEN
EEN AFBEELDING
SCANNEN /
EEN INTERNETFAX
VERZENDEN
EEN OPDRACHT
OPSLAAN EN
LATER OPNIEUW
GEBRUIKEN
Zoeken op basis
van wat u wilt doen
Zoeken op basis
van wat u wilt doen
Zoeken met de
inhoudsopgave
Zoeken met de
inhoudsopgave
BEDIENINGSHANDLEIDING
EEN KOPIE MAKEN
Besparen Kopieerfouten
verminderen
Een kopie van dit type
originelen maken
Een kopie op dit
type papier maken
2010/04/04
Datum of
paginanummers
toevoegen
De uitvoer
samenvoegen tot
een brochure
Andere handige functies
Besparen
Op beide zijden van papier
kopiëren
Meerdere pagina's op één
zijde van een vel papier
kopiëren
Op voor- en achterzijde van
een kaart kopiëren
Kopieerfouten verminderen
Een set kopieën afdrukken
om te proeflezen
Een kopie van dit soort originelen maken
Originelen met zowel kleur
als zwart-wit
Meer originelen dan in één
keer geladen kunnen worden
Originelen van verschillend
formaat
Dikke originelen (aan de randen
verschijnen schaduwen)
Een kopie op dit type papier maken
Enveloppen en andere
speciale media
Transparanten
Datum of paginanummers toevoegen
2010/04/04
Datum toevoegen
Stempel toevoegen
9
10
11
Paginanummer toevoegen
ABCDEFG
Tekst toevoegen
De uitvoer samenvoegen tot een brochure
Een brochure maken
Geniete uitvoer
Een blanco marge voor
perforeren creëren
Andere handige functies
Functies voor specifieke doeleinden
z Een kopie van gerangschikte foto's maken
z Een gespiegelde kopie maken
z Op midden van papier kopiëren
z Een negatieve kopie maken
Handige functies
z Prioriteit geven aan een kopieeropdracht
z Status van een opdracht in de wachtrij controleren
z Een dun origineel kopiëren
z Kleur aanpassen
EEN DOCUMENT AFDRUKKEN
Besparen Afdrukken
zonder computer
Aantrekkelijke
uitvoer afdrukken
De uitvoer
samenvoegen tot
een brochure
Afdrukken op dit
type papier
Tekst of een
afbeelding toevoegen
Andere handige functies
Besparen
Op beide zijden van papier
afdrukken
Meerdere pagina's op één
papierzijde afdrukken
Afdrukken zonder computer
FTP
Een FTP-bestand afdrukken
Een bestand op een
USB-geheugenapparaat afdrukken
Een bestand in een
netwerkmap afdrukken
Een bestand dat in de machine
is opgeslagen afdrukken
Aantrekkelijke uitvoer afdrukken
Afdruk aan papierformaat
aanpassen
Helderheid en contrast
aanpassen
Afdrukken met kleurinstellingen
die geschikt zijn voor de gegevens
Vage tekst en regels
verscherpen
De afdrukmodus selecteren
De uitvoer samenvoegen tot een brochure
Een brochure maken
Geniete uitvoer
Een blanco marge voor
perforeren creëren
Bepaalde pagina's op
voorzijde van papier afdrukken
Afdrukken op dit type papier
Enveloppen
Transparanten
Bepaalde pagina's op ander
papier afdrukken
De afbeelding 180 graden
draaien
Tekst of een afbeelding toevoegen
Een watermerk aan de
afdrukgegevens toevoegen
Een afbeelding over de
afdrukgegevens plakken
Een vaste vorm over de
afdrukgegevens plakken
Andere handige functies
Formaat of afdrukstand van de afdrukgegevens corrigeren
z Afdrukbeeld vergroten of verkleinen
z Een gespiegelde afbeelding afdrukken
Veiligheid is van belang
z Vertrouwelijk afdrukken
z Een versleuteld PDF-bestand afdrukken
Functies voor specifieke doeleinden
z Een 'kopiefactuur' afdrukken
z Een grote poster maken
Handige functies
z Prioriteit geven aan een afdrukopdracht
z Veel gebruikte afdrukinstellingen opslaan
z Een afdrukopdracht opslaan
EEN FAX VERZENDEN
Besparen
Dit type document
verzenden
Verzending naar de verkeerde
bestemming voorkomen
Zend een duidelijk
document
Werk besparen Veiligheid is van
belang
Andere handige functies
Besparen
Verzend als het laagste
tarief geldt
Controleer ontvangen
gegevens vóór het afdrukken
Geef een verzending door
via een bijkantoor
Dit type document verzenden
Dikke originelen (aan de randen
verschijnen schaduwen)
Meer originelen dan in één
keer geladen kunnen worden
Aan beide zijden bedrukt
origineel
Identiteitskaart of andere
kaart
Verzending naar de verkeerde bestemming voorkomen
Controleer de bestemming
nogmaals voor verzending
Controleer het resultaat
van de verzending
Controleer het logboek van
vorige verzendingen
Zend een duidelijk document
Pas de belichting aan
Pas de kwaliteit van de
afbeelding aan
Geef het formaat op vóór
verzending
Zonder schaduwen aan de
randen verzenden
Werk besparen
12 3
Veel gebruikte instellingen
opslaan
Naar meerdere
bestemmingen verzenden
XXXX-6789
XXXX-9874
XXXX-4567
XXXX-5432
XXXX-9999
Het verzendlogboek
bekijken
XXXX-6789
XXXX-9874
XXXX-4567
XXXX-5432
XXXX-9999
Gemakkelijk een adres
opgeven (nummer zoeken)
Veiligheid is van belang
Controleer de bestemming
nogmaals voor verzending
Vertrouwelijk verzenden
Afdrukbeveiligde
ontvangstgegevens
Ontvangst van een
document van een
zendende machine starten
Een document op verzoek van
een andere machine verzenden
Andere handige functies
Handige beheerfuncties
z Een ontvangen fax naar een netwerkadres doorsturen
z Een adressenlijst afdrukken
Handige functies
z Een dun origineel verzenden
z Een verzendbestemming selecteren uit een globaal adresboek
z Prioriteit geven aan een verzending
z Een telefoontoestel gebruiken
EEN AFBEELDING SCANNEN / EEN INTERNETFAX VERZENDEN
Een duidelijke
afbeelding verzenden
Dit type document
verzenden
Verzending naar de verkeerde
bestemming voorkomen
Een kleiner
bestand verzenden
Werk besparen Scannen van
computer
Andere handige functies
Een duidelijke afbeelding verzenden
Het contrast of de
beeldkwaliteit aanpassen
De resolutie aanpassen
vóór verzending
Zonder schaduwen aan de
randen verzenden
De achtergrond van een verzonden
document onderdrukken
Dit type document verzenden
Dikke originelen (aan de randen
verschijnen schaduwen)
Meer originelen dan in één
keer geladen kunnen worden
Aan beide zijden bedrukt
origineel
Origineel met achtergrond
Verzending naar de verkeerde bestemming voorkomen
Controleer het resultaat
van de verzending
Controleer het logboek van
vorige verzendingen
Een kleiner bestand verzenden
Met een lagere resolutie
verzenden
Een bestand comprimeren
vóór verzending
Een afbeelding verkleinen
vóór verzending
Een afbeelding in zwart-wit
verzenden
Identiteitskaart of andere
kaart
Werk besparen
12 3
Veel gebruikte instellingen
opslaan
Naar meerdere
bestemmingen verzenden
aaa@aa.aa.c
o
bbb@bb.bb.
c
ccc@cc.cc.c
o
ddd@dd.dd.
c
eee@ee.ee.c
o
Het verzendlogboek
bekijken
aaa@aa.aa.c
bbb@bb.bb.
ccc@cc.cc.c
ddd@dd.dd.
eee@ee.ee.e
Gemakkelijk een adres
opgeven (nummer zoeken)
Een internetfax vanaf een
computer verzenden
Andere handige functies
Handige beheerfuncties
z Een ontvangen fax naar een netwerkadres doorsturen
z Een lijst verzendbestemmingen afdrukken
Handige functies
z Een dun origineel scannen
z Een verzendbestemming selecteren uit een globaal adresboek
z Op een specifiek tijdstip verzenden
z Prioriteit geven aan een verzending
z In USB-geheugenmodus verzenden
EEN OPDRACHT OPSLAAN EN LATER OPNIEUW GEBRUIKEN
Een bestand
zoeken
Mijn bestanden
ordenen
Een belangrijk
document opslaan
Een groep bestanden
afdrukken
Een bestand zoeken
abc
Een bestand zoeken met
een trefwoord
Zoeken door de inhoud van
bestanden te controleren
Mijn bestanden ordenen
Een bestand verwijderen
Alle bestanden verwijderen
Regelmatig bestanden
verwijderen
Van map wisselen
i
OVER DE BEDIENINGSHANDLEIDING
U kunt op twee manieren naar een onderwerp zoeken in deze handleiding: u kunt een menu "Ik wil..." gebruiken, of de
normale inhoudsopgave.
Bij de volgende uitleg wordt uitgegaan van het gebruik van Adobe Reader 8.0. (Sommige knoppen worden niet
weergegeven in de standaardstatus.)
Terug naar de eerste pagina ( )
Terug naar de laatst weergegeven pagina ( )
Menupagina Inhoudspagina
Tekstpagina
Zoeken op basis van wat u
wilt doen
Zoeken met de
inhoudsopgave
ii
DE HANDLEIDING GEBRUIKEN
Klik op een van onderstaande knoppen om naar de pagina te gaan die u wil weergeven.
(1) Terug naar eerste pagina knop
Als een bewerking niet verloopt als verwacht, klik dan op
deze knop om opnieuw te beginnen.
(2) Eén pagina terug knop
Geeft de vorige pagina weer.
(3) Eén pagina vooruit knop
Geeft de volgende pagina weer.
(4) Terug naar de laatst weergegeven pagina knop
Geeft de webpagina weer die voor de huidige pagina
werd weergegeven.
(5) Adobe Reader Help knop
Opent Adobe Reader Help.
(6) Inhoudsknop
Geeft de inhoud van elk hoofdstuk weer.
Is de huidige pagina bijvoorbeeld een pagina in het
tekstgedeelte van het printerhoofdstuk, dan gaat u met
deze knop naar de inhoudsopgave van het
printerhoofdstuk.
(1) (2) (3) (4)
(5)
(6)
Mocht een knop niet verschijnen, zie dan Adobe Reader Help voor het weergeven van de knop.
Let op bij het afdrukken
Als alle pagina's worden afgedrukt, worden ook de menupagina's van het menu "Ik wil..." afgedrukt. Wilt u alleen de
pagina's afdrukken die uitleg over de functie bevatten, geef dan een paginabereik op.
iii
MET HET APPARAAT MEEGELEVERDE HANDLEIDINGEN
Handleidingen in PDF-indeling (deze handleiding)
De handleidingen in PDF-indeling bieden uitgebreide beschrijvingen van procedures voor gebruik van de machine in elke modus.
Bekijk de PDF-handleidingen door ze te downloaden van de harde schijf van de machine. De procedure voor het downloaden van de
handleidingen wordt beschreven in "Hoe u de PDF-handleidingen downloadt" in de Verkorte installatiehandleiding.
Gedrukte handleidingen
Naam handleiding Inhoud
Onderhouds- en
veiligheidshandleiding
Deze handleiding bevat instructies voor een veilig gebruik van de machine en toont de technische gegevens van de
machine en de randapparatuur.
Handleiding
software-installatie
Deze handleiding legt uit hoe u de software moet installeren en de instellingen moet configureren om de machine als
printer of scanner te gebruiken.
Verkorte
installatiehandleiding
Deze handleiding biedt eenvoudige uitleg over alle functies van de machine in één publicatie. Uitgebreide informatie
over elk van de functies vindt u in de PDF-handleidingen.
1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Dit hoofdstuk biedt informatie over onderwerpen als elementaire bedieningsprocedures en het
laden van papier.
2. KOPIEERMACHINE
In dit hoofdstuk vindt u uitgebreide uitleg over de procedures voor het gebruik van de kopieerfunctie.
3. PRINTER
In dit hoofdstuk vindt u uitgebreide uitleg over de procedures voor het gebruik van de printerfunctie.
4. FAX
In dit hoofdstuk vindt u uitgebreide uitleg over de procedures voor het gebruik van de faxfunctie.
5. SCANNER / INTERNETFAX
In dit hoofdstuk vindt u uitgebreide uitleg over de procedures voor het gebruik van de scannerfunctie
en de internetfaxfunctie.
6. DOCUMENTARCHIVERING
In dit hoofdstuk vindt u uitgebreide uitleg over de procedures voor het gebruik van de functie
documentarchivering. Met de functie documentarchivering kunt u de documentgegevens van een
kopieer- of faxopdracht, of de gegevens van een afdrukopdracht, als bestand op de harde schijf van
de machine opslaan. Het bestand kan indien nodig worden opgeroepen.
7. SYSTEEMINSTELLINGEN
In dit hoofdstuk worden de "Systeeminstellingen uitgelegd, waarmee een reeks parameters wordt
geconfigureerd die bedoeld zijn om optimaal aan te sluiten op de behoeften van uw werkplek. De
huidige instellingen kunnen worden weergegeven of afgedrukt vanuit de "Systeeminstellingen".
8. HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Dit hoofdstuk legt uit hoe u vastgelopen papier kunt verwijderen en biedt antwoorden op veel gestelde
vragen over de bediening van de machine vanuit elke modus. Raadpleeg deze handleiding als u
problemen ondervindt met het gebruik van de machine.
iv
OVER DE BEDIENINGSHANDLEIDING
Deze handleiding biedt uitleg over het gebruik van het digitaal kleuren multifunctioneel systeem MX-C311/MX-C381.
Opmerkingen
Zie voor informatie over het installeren van de in deze handleiding genoemde drivers en software de Handleiding software-installatie.
Voor informatie over uw besturingssysteem verwijzen we naar de handleiding van uw besturingssysteem of de online Help.
De uitleg over schermen en procedures in een Windows-omgeving zijn vooral bedoeld voor Windows Vista
®
. De schermen
kunnen variëren naargelang de versie van het besturingssysteem of de softwareapplicatie.
De uitleg van schermen en procedures in een Macintosh-omgeving zijn gebaseerd op Mac OS X v10.4 in het geval van Mac OS
X. De schermen kunnen variëren naargelang de versie van het besturingssysteem of de softwareapplicatie.
Overal in de handleiding waar "MX-xxxx" wordt vermeld, kunt u "xxxx" vervangen door uw modelnaam.
In deze handleiding wordt verwezen naar de faxfunctie. In sommige landen en regio's is de faxfunctie echter niet beschikbaar.
Deze handleiding is met de grootste zorg vervaardigd. Als u opmerkingen of vragen hebt over de handleiding, neem dan
contact op met uw dealer of dichtstbijzijnde erkende servicevestiging.
Dit product is onderworpen aan strenge kwaliteitscontroles en inspectieprocedures. Mocht zich toch een storing of ander
probleem voordoen, neem dan s.v.p. contact op met uw dealer of het dichtstbijzijnde erkende servicebedrijf.
Behoudens voorzover wettelijk vereist kan SHARP niet aansprakelijk worden gesteld voor defecten die optreden gedurende het
gebruik van het product of zijn opties, of defecten die het gevolg zijn van een onjuiste bediening van het product en zijn opties,
of andere defecten, of voor enige schade die voortkomt uit het gebruik van het product.
Waarschuwing
Verveelvoudiging, aanpassing of vertaling van de inhoud van deze handleiding zonder voorafgaande toestemming is verboden,
behoudens voorzover toegestaan onder het auteursrecht.
Alle informatie in deze handleiding is onder voorbehoud.
In deze handleiding weergegeven illustraties en het bedieningspaneel en aanraakscherm
De randapparatuur is meestal optioneel. Bij enkele modellen maakt bepaalde randapparatuur echter deel uit van de standaarduitrusting.
Bij de uitleg in deze handleiding gaan we ervan uit dat de invoereenheden voor 500 bladen op de MX-C381 zijn geïnstalleerd.
Voor sommige functies en procedures veronderstelt de uitleg dat er andere eenheden dan de bovengenoemde zijn geïnstalleerd.
Pictogrammen in deze handleidingen
De pictogrammen in de handleidingen geven het volgende type informatie aan:
De schermweergaven, meldingen en toetsnamen in deze handleiding kunnen afwijken van die van het apparaat als
gevolg van verbeteringen en aanpassingen aan het product.
Hiermee wordt u gewezen op een
situatie die kan leiden tot beschadiging
of storing van de machine.
Dit verwijst naar de naam van een systeeminstelling en biedt korte
uitleg van de instelling.
Indien "Systeeminstellingen:" wordt weergegeven:
Dit betreft uitleg over een algemene instelling.
Indien "Systeeminstellingen (Beheerder):" wordt
weergegeven:
Dit betreft uitleg over een instelling die alleen door een beheerder
dient te worden geconfigureerd.
Hier volgt extra uitleg over een functie
of procedure.
Hier wordt het annuleren of corrigeren
van een bewerking uitgelegd.
Waarschuwing
Dit symbool waarschuwt u voor situaties waarin een risico bestaat op letsel of overlijden.
Let op
Dit symbool waarschuwt u voor situaties waarin een risico bestaat op letsel of schade aan eigendommen.
1-1
In dit hoofdstuk vindt u informatie over elementaire bedieningsprocedures, het laden van papier en het onderhoud van de machine.
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
ONDERDELEN EN FUNCTIES . . . . . . . . . . . . . . . . 1-2
• BUITENZIJDE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-2
• BINNENZIJDE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-4
AUTOMATISCHE ORIGINEELINVOER EN
GLASPLAAT. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-5
• ZIJDE EN ACHTER . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-6
• BEDIENINGSPANEEL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-7
AANRAAKSCHERM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-9
• STATUSWEERGAVE. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-11
• SYSTEEMBALK . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-12
DE VOEDING IN- EN UITSCHAKELEN. . . . . . . . . 1-14
• ENERGIEBESPARENDE FUNCTIES . . . . . . . 1-15
• TOETS [SPAARSTAND] . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-15
GEBRUIKERSAUTHENTICATIE . . . . . . . . . . . . . . 1-16
• AUTHENTICATIE OP BASIS VAN
GEBRUIKERSNUMMER . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-16
• AUTHENTICATIE OP BASIS VAN
LOGINNAAM / WACHTWOORD . . . . . . . . . . . 1-18
BEGINSCHERM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-21
EXTERNE BEDIENING VAN DE MACHINE . . . . . 1-22
OPGESLAGEN ITEMS IN HET OPDRACHTLOGBOEK
. . . 1-23
PAPIER LADEN
BELANGRIJKE OPMERKINGEN OVER PAPIER . .
. . . 1-26
• NAAM EN PLAATS VAN DE LADEN . . . . . . . . 1-26
• BRUIKBAAR PAPIER. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-26
PAPIERLADE-INSTELLINGEN VOOR
PAPIERLADE 1 TOT 4. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-29
PAPIER LADEN EN PAPIERFORMAAT
WIJZIGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 1-29
PAPIER LADEN IN DE HANDINVOERLADE . . . . 1-31
• BELANGRIJKE WENKEN VOOR HET
GEBRUIK VAN DE HANDINVOERLADE. . . . . 1-32
ORIGINELEN
HET ORIGINEEL PLAATSEN . . . . . . . . . . . . . . . . 1-34
• ORIGINELEN IN DE AUTOMATISCHE
ORIGINEELINVOER PLAATSEN . . . . . . . . . . 1-34
• HET ORIGINEEL OP DE GLASPLAAT
PLAATSEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-36
RANDAPPARATUUR
RANDAPPARATUUR. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-38
AFWERKINGEENHEID . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-40
• ONDERDEELNAMEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-40
• VERBRUIKSGOEDEREN . . . . . . . . . . . . . . . . 1-40
SHARP OSA. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-42
• APPLICATIE-COMMUNICATIEMODULE
(MX-AMX2). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-42
• MODULE VOOR EXTERNE ACCOUNTS
(MX-AMX3). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-43
TEKST INVOEREN
FUNCTIES VAN DE BELANGRIJKSTE
TOETSEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-45
HOOFDSTUK 1
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
1-2
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
Dit hoofdstuk biedt basisinformatie over het apparaat. Lees dit hoofdstuk zorgvuldig door voordat u het apparaat in
gebruik neemt.
ONDERDELEN EN FUNCTIES
BUITENZIJDE
(1) Automatische origineelinvoer
Deze laadt en scant automatisch meerdere originelen. Bij
2-zijdige originelen kunnen automatisch beide zijden
worden gescand.
HET ORIGINEEL PLAATSEN (pagina 1-34)
(2) Voorklep
Open deze klep om een tonercartridge te verwijderen.
Onderhouds- en veiligheidshandleiding
(3) Bedieningspaneel
Dit wordt gebruikt om functies te selecteren en het aantal
kopieën in te voeren.
BEDIENINGSPANEEL (pagina 1-7)
(4) Uitvoerlade (middelste lade)
Uitvoer wordt naar deze lade uitgevoerd.
(5) Afwerkingseenheid*
Deze kan worden gebruikt om afdrukken te nieten.
AFWERKINGEENHEID (pagina 1-40)
(6) Hoofdvoedingsschakelaar
Deze wordt gebruikt om het apparaat in te schakelen.
Laat deze schakelaar in de stand "Aan" staan bij gebruik
van de fax- of internetfaxfunctie.
DE VOEDING IN- EN UITSCHAKELEN (pagina 1-14)
(7) Hendel
Pak hem vast bij het verplaatsen van de machine.
(8) Handinvoerlade
Gebruik deze lade om handmatig papier in te voeren.
Als u een groter papierformaat laadt dan A4 of 8-1/2" x 11",
trek dan het verlengstuk van de handinvoer uit.
PAPIER LADEN IN DE HANDINVOERLADE (pagina 1-31)
* Randapparatuur.
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
(1)
(2)
(4)
(3) (5)
(6) (7) (8)
Wanneer een afwerkingeenheid
is geïnstalleerd
Let op
De hoofdeenheid is extreem zwaar en dus zijn er twee
mensen nodig voor dit karwei. Pak de hendels aan elke
kant stevig beet tijdens het optillen van de hoofdeenheid.
1-3
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
(9) Papierlade 1
Hierin wordt papier geplaatst.
PAPIERLADE-INSTELLINGEN VOOR
PAPIERLADE 1 TOT 4 (pagina 1-29)
(10) Papierlade 2/Papierlade 3/Papierlade 4
(Wanneer een invoereenheid voor 500 bladen is
geïnstalleerd.)*
Hierin wordt papier geplaatst.
Voor combinaties van invoereenheden voor 500 bladen
moet u uw dealer of het dichtstbijzijnde erkende
servicebedrijf raadplegen.
PAPIERLADE-INSTELLINGEN VOOR
PAPIERLADE 1 TOT 4 (pagina 1-29)
(11) USB-aansluiting (A-type)
Ondersteunt USB 2.0 (Hi-Speed).
Deze wordt gebruikt om een USB-toestel of een
USB-geheugen op het apparaat aan te sluiten.
Gebruik een afgeschermd type USB-kabel.
* Randapparatuur.
(9) (11)(10)
1-4
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
BINNENZIJDE
(12) Ontwikkelaarcartridges
Deze bevatten de ontwikkelaar die nodig is voor het
overdragen van de toner op het papier.
Voordat u de drumcartridge vervangt, moet u de
ontwikkelaarcartridge verwijderen.
Onderhouds- en veiligheidshandleiding
(13) Drumcartridges
Deze bevatten de fotogevoelige drum die wordt gebruikt
voor het maken van afbeeldingen voor kopiëren en
afdrukken.
Onderhouds- en veiligheidshandleiding
(14) Tonercartridges
Deze bevat toner voor het afdrukken. Wanneer de toner
in de cartridge opraakt, dient de cartridge van de kleur
die opraakt vervangen te worden.
Onderhouds- en veiligheidshandleiding
(15) Samenvoegeenheid
Hier wordt warmte toegepast om de overgebrachte
afbeelding in het papier te smelten.
(16) Rechterklep
Open deze klep om vastgelopen papier te verwijderen.
8. HET OPSPOREN VAN FOUTEN
"VERWIJDEREN VAN VASTGELOPEN PAPIER"
(pagina 8-2)
(17) Klep papieromkeergedeelte
Deze klep wordt gebruikt bij dubbelzijdig afdrukken.
Open deze klep om vastgelopen papier te verwijderen.
8. HET OPSPOREN VAN FOUTEN "VERWIJDEREN
VAN VASTGELOPEN PAPIER" (pagina 8-2)
(18) Klep tonerkanalen
Open deze klep om de tonerkanalen te reinigen.
Onderhouds- en veiligheidshandleiding
(19) Tonerafvalbak
Hierin wordt de overtollige toner die na het afdrukken is
overgebleven verzameld.
Onderhouds- en veiligheidshandleiding
(20) Ontgrendelhendel toner inzamelcontainer
Draai deze hendel om de toner inzamelcontainer te
ontgrendelen als u de toner inzamelcontainer wilt
vervangen of de laserunit wilt reinigen.
Onderhouds- en veiligheidshandleiding
(21) Rechterklep van papierlade
Open dit onderdeel om papier te verwijderen dat is
vastgelopen in een lade.
8. HET OPSPOREN VAN FOUTEN "VERWIJDEREN
VAN VASTGELOPEN PAPIER" (pagina 8-2)
(22) Ontgrendelhendel rechterklep
Vastgelopen papier wordt verwijderd door aan deze
hendel te trekken en hem omhoog te houden om de klep
aan de rechterkant te openen.
8. HET OPSPOREN VAN FOUTEN "VERWIJDEREN
VAN VASTGELOPEN PAPIER" (pagina 8-2)
(14)(13) (15) (17)(16)
(20)(19)(18) (21) (22)
(12)
Toner inzamelcontainer
verwijderd en klep van
tonerkanalen geopend
Let op
De fuser wordt heet. Zorg dat u geen brandwonden
oploopt als u probeert vastgelopen papier te
verwijderen.
De toneropvangbak kan worden meegegeven aan uw
onderhoudstechnicus.
1-5
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
AUTOMATISCHE ORIGINEELINVOER EN GLASPLAAT
(1) Papierinvoerrol
Deze rol draait zodat het origineel automatisch wordt
ingevoerd.
(2) Klep origineelinvoergedeelte
Open deze klep om een vastgelopen origineel te
verwijderen of de papierinvoerrol te reinigen.
8. HET OPSPOREN VAN FOUTEN
"VERWIJDEREN VAN VASTGELOPEN PAPIER"
(pagina 8-2)
Onderhouds- en veiligheidshandleiding
(3) Origineelgeleiders
Deze helpen te waarborgen dat het origineel goed wordt
gescand. Stel de geleiders af op de breedte van het
origineel.
HET ORIGINEEL PLAATSEN (pagina 1-34)
(4) Lade origineelinvoer
Plaats uw originelen in deze lade. Enkelzijdige originelen
moeten met de afbeelding naar boven worden geplaatst.
HET ORIGINEEL PLAATSEN (pagina 1-34)
(5) Origineeluitvoerlade
Na het scannen worden originelen naar deze lade
uitgevoerd.
(6) Scangedeelte
Hier worden originelen gescand die in de automatische
origineelinvoer zijn geplaatst.
Onderhouds- en veiligheidshandleiding
(7) Glasplaat
Gebruik deze om een boek of een ander dik origineel te
scannen dat niet via de automatische origineelinvoer kan
worden geladen.
HET ORIGINEEL OP DE GLASPLAAT PLAATSEN
(pagina 1-36)
(2)(1) (3) (4) (5) (6) (7)
1-6
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
ZIJDE EN ACHTER
(1) USB-aansluiting (A-type)
Ondersteunt USB 2.0 (Hi-Speed).
Deze wordt gebruikt om een USB-toestel of een USB-geheugen op
het apparaat aan te sluiten.
Deze aansluiting is aanvankelijk niet bruikbaar. Wilt u de aansluiting
gebruiken, neem dan contact op met uw onderhoudstechnicus.
(2) LAN-aansluiting
Sluit de LAN-kabel aan op deze aansluiting als het
apparaat binnen een netwerk wordt gebruikt.
Gebruik een afgeschermd type LAN-kabel.
(3) USB-aansluiting (B-type)
Ondersteunt USB 2.0 (Hi-Speed).
U kunt een computer aansluiten op deze aansluiting om
het apparaat te gebruiken als printer.
Gebruik een afgeschermd type USB-kabel.
(4) Aansluiting voor onderhoudsdoeleinden
(5) Netstekker
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
Let op
Deze aansluiting dient alleen voor gebruik door
onderhoudstechnici.
Als u een kabel aansluit op deze aansluiting, kan het
apparaat storingen gaan vertonen.
Belangrijke informatie voor onderhoudstechnici:
De kabel voor de onderhoudsaansluiting mag niet langer
zijn dan 3 meter (118").
1-7
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
BEDIENINGSPANEEL
(1) Aanraakscherm
Op het aanraakscherm worden meldingen en toetsen
weergegeven.
Druk op de weergegeven toetsen om de gewenste
functies te bedienen.
Als u op een toets drukt, klinkt een geluidssignaal en
wordt het geselecteerde item gemarkeerd. Hierdoor
wordt uw bedieningshandeling bevestigd.
AANRAAKSCHERM (pagina 1-9)
(2) Toets [SYSTEEM INSTELLINGEN]
Druk op deze toets om het menuscherm voor de
systeeminstellingen weer te geven. De
systeeminstellingen worden gebruikt om de
papierlade-instellingen te configureren, adressen voor
verzendhandelingen op te slaan en parameters aan te
passen om het apparaat gebruiksvriendelijker te maken.
(3) Toets [OPDRACHT STATUS]
Druk op deze toets om het opdrachtstatusscherm weer te
geven. Dit scherm wordt gebruikt om informatie over
opdrachten weer te geven en opdrachten te annuleren.
Zie voor details de hoofdstukken voor elk van de functies
in deze handleiding.
(4) Indicatoren AFDRUKKEN
Indicator GEREED
Als deze indicator brandt kunnen afdrukopdrachten
worden ontvangen.
Indicator DATA
Deze knippert wanneer afdrukgegevens worden
ontvangen en brandt voortdurend wanneer wordt
afgedrukt.
(5) Numerieke toetsen
Deze toetsen worden gebruikt om het aantal kopieën,
faxnummers en andere cijfers in te voeren. Met deze
toetsen worden ook getalswaarden voor instellingen
ingevoerd (behalve voor de systeeminstellingen).
(6) Toets [WISSEN] ( )
Druk op deze toets het aantal kopieën terug te zetten op
"0".
(7) Toets [BEGIN]
Druk op deze toets om het beginscherm weer te geven.
Regelmatig gebruikte instellingen kunnen ingeschreven
worden op het beginscherm om snelle en eenvoudige
bediening van het apparaat mogelijk te maken.
BEGINSCHERM (pagina 1-21)
(8) Indicatoren BEELD VERZENDEN
Indicator LIJN
Dit gaat branden tijdens het verzenden of ontvangen
van een fax of internetfax. Dit gaat ook branden tijdens
het verzenden van een beeld in scanmodus.
Indicator DATA
Dit gaat knipperen als een ontvangen fax of internetfax
niet afgedrukt kan worden bijvoorbeeld als het papier
op is. Dit gaat branden als er een verzendopdracht is
die niet verzonden is.
LOGOUT
OPDRACHT STATUS
BEELD
VERZENDEN
BEGIN
AFDRUKKEN
GEREED
DATA
DATA
LIJN
SYSTEEM
INSTELLINGEN
(5)(4) (6)(3)(2)(1)
(8)(7)
1-8
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
(9) Toets [STARTEN ZWART-WIT]
Druk op deze toets om een origineel te kopiëren of
scannen in zwart-wit. Deze toets wordt ook gebruikt om
een fax te verzenden in de faxmodus.
(10) Toets [STARTEN KLEUR]
Druk op deze toets om een origineel in kleur te scannen.
Deze toets kan niet worden gebruikt in combinatie met de
fax- of internetfaxfunctie.
(11) Toets [LOGOUT] ( )
Druk op deze toets om uit te loggen als u hebt ingelogd
om het apparaat te gebruiken. Als de faxfunctie wordt
gebruikt, kan deze toets ook ingedrukt worden om
toonsignalen met een puls telefoonlijn te verzenden.
GEBRUIKERSAUTHENTICATIE (pagina 1-16)
(12) Toets [#/P] ( )
In de kopieerfunctie drukt u op deze toets om een
werkprogramma te gebruiken. Als de faxfunctie gebruikt
wordt, kan deze toets gebruikt worden tijdens het bellen.
(13) Toets [ALLES WISSEN] ( )
Druk op deze toets om terug te gaan naar de
oorspronkelijke bedieningstoestand.
Gebruik deze toets om alle gemaakte instellingen te
annuleren en het apparaat te gebruiken met de
standaardinstellingen.
(14) Toets [STOP] ( )
Druk op deze toets om een kopieer- of scanopdracht te
stoppen.
(15) Toets/indicator [SPAARSTAND] ( ))
Druk op deze toets om het apparaat in de stand
Automatisch Uitschakelen te zetten om energie te
sparen.
De toets [SPAARSTAND] ( ) knippert als het apparaat
in de stand Automatisch Uitschakelen staat.
TOETS [SPAARSTAND] (pagina 1-15)
(16) Toets [AAN] ( )
Druk op deze toets om de voeding van het apparaat in of
uit te schakelen.
DE VOEDING IN- EN UITSCHAKELEN (pagina
1-14)
(17) AAN-indicator
Deze indicator gaat branden als de
hoofdvoedingsschakelaar van het apparaat in de stand
"Aan" staat.
DE VOEDING IN- EN UITSCHAKELEN (pagina
1-14)
LOGOUT
OPDRACHT STATUS
BEELD
VERZENDEN
BEGIN
AFDRUKKEN
GEREED
DATA
DATA
LIJN
SYSTEEM
INSTELLINGEN
(13) (15)(11) (12) (16) (17)
(9) (10)
(14)
De indicators van het bedieningspaneel kunnen variëren naargelang het land of gebied.
1-9
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
AANRAAKSCHERM
Dit gedeelte legt het gebruik van het aanraakpaneel uit.
• Zie voor het invoeren van tekst "TEKST INVOEREN" (pagina 1-45).
•Zie "Algemene handelingsmethoden" (pagina 7-4) in "7. SYSTEEMINSTELLINGEN" voor informatie over de
schermen en procedures voor het gebruik van de systeeminstellingen.
Het aanraakscherm gebruiken
Voorbeeld 1
(1) Modustoetsen gebruik deze toetsen om te wisselen tussen de functies kopiëren, beeld verzenden en
documentarchivering.
(2) De instellingen voor de diverse functies kunnen eenvoudig worden geselecteerd en geannuleerd door met uw
vingertop de toetsen op het scherm aan te raken. Als u een item selecteert, klinkt een geluidssignaal en wordt het
item gemarkeerd om de selectie te bevestigen.
(3) Grijs weergegeven toetsen kunnen niet worden geselecteerd.
Voorbeeld 2
(1) Als de standaardinstelling van een toets in een scherm is
gemarkeerd, dan is de toets geselecteerd. Als u de selectie wilt
wijzigen, drukt u op een van de andere toetsen om deze te markeren.
(2) De toetsen kunnen worden gebruikt om een
waarde te verhogen of te verlagen. Houd de gewenste
toets ingedrukt om een waarde snel te wijzigen.
(3) Druk op deze toets om een instelling te annuleren.
(4) Druk op [OK] om een instelling in te voeren en op te slaan.
Voorbeeld 3
(1) Sommige items in het scherm Speciale Functies
worden geselecteerd door simpelweg op de toets
voor het item te drukken. Als u een geselecteerd item
wilt annuleren, drukt u nogmaals op de gemarkeerde
toets zodat de markering verdwijnt.
(2) Wanneer instellingen in meerdere schermen moeten
worden gemaakt, drukt u op de toets of de toets
om door de schermen te bladeren.
Als u op een toets drukt die niet kan worden geselecteerd, klinkt een dubbel geluidssignaal.
Job status screen.
Details
Spool
Voltooid
Stop./Wis.
KOPIE
2
3
4
002 / 000 Wachten
Computer01 002 / 000 Wachten
0312345678 001 / 000 Wachten
Afdrukopdr.
Opdrachtwachtrij Sets / Voortgang Status
Scan naar
Faxopdracht Internetfax
Prioriteit
1
1
Opdr.Wachtr
KOPIE
1
020 / 001 Kopieren
BEELD
VERZENDEN
DOCUMENT
ARCHIVERING
KOPIE
(3)
(2)
(1)
Geluidssignaal
DW2950
Spec. Functies
Kantlijnverschuiving
Rechts Links
Omlaag
10
Zijde 1
(0~20)
mm
10
Zijde 2
(0~20)
mm
OK
OK
Omhoog
Annuleren
(3) (4)(2)(1)
Opdracht
Samenstel.
(1)
Spec. Functies
1
2
Kaart Formaat
Multishot
OK
Stempel
Bestand
Transparant-
Insteekvellen
Wissen
Kleur-
Instellingen
Snelbestand
Kantlijn
Verschuiving
Inbindkopie
2-in-1
(2)
1-10
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
Voorbeeld 4
Als u ten minste één speciale functie selecteert,
verschijnt de toets in het basisscherm.
Door te drukken op de toets geeft u een lijst met
de geselecteerde spec. functies weer.
Voorbeeld 5
Druk op een cijferweergavetoets om een waarde
rechtstreeks met de cijfertoetsen in te voeren.
Druk op de cijfertoetsen om een getalswaarde in te
voeren en druk op [OK].
Kleurmodus
Spec. Functies
Dubbelz. Kopie
Uitvoer
Bestand
Snelbestand
Kopieerfactor Origineel Papierformaat
Auto
A4
Normaal papier
Meerkleuren
Belichting
Auto
OK
1
1
Functieoverzicht
Kantlijn
Verschuiving
Wissen
Schuiven:Rechts
Voor:10mm/Achter:10mm
Rand:10mm
Normaal
100%
2.
3.
4.
1.
A5
A4
A4
A4
A4
OK
OK
OK
(25 356)
mm
(25 216)
mm
297
X
Y
210
216
Origineel
Invoer Formaat
Voer waarde in via cijfertoetsen.
(25-216)
Annuleren
Annuleren
Het in deze handleiding afgebeelde aanraakscherm is bedoeld ter illustratie. Het werkelijke scherm ziet er iets
anders uit.
Systeeminstellingen (Beheerder): Toetsgeluid
Deze instelling wordt gebruikt om het volume van het geluidssignaal bij toetsdrukken aan te passen. Het toetsgeluid kan ook
worden uitgeschakeld.
1-11
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
STATUSWEERGAVE
Als het basisscherm van een functie verschijnt, wordt aan de rechterkant van het aanraakscherm de machinestatus
weergegeven.
De getoonde informatie wordt hieronder uitgelegd.
Voorbeeld: Basisscherm van de kopierfunctie
(1) Weergavekeuzetoets
De statusweergave kan schakelen tussen "Opdracht
Status" en "MFP-status".
Als het opdrachtstatusscherm wordt weergegeven,
wijzigt de statusweergave automatisch naar
"MFP-status".
(2) "Opdracht Status"-weergave
Dit geeft de eerste vier afdrukopdrachten in de afdrukrij
(de lopende opdracht en de opdrachten die op afdrukken
wachten). De soort opdracht, het ingestelde aantal
kopieën, het aantal voltooide kopieën en de
opdrachtstatus worden weergegeven.
Opdrachten kunnen in dit scherm niet worden bewerkt.
Opdrachten kunnen alleen in het opdrachtstatusscherm
worden bewerkt.
Zie voor details de hoofdstukken voor elk van de functies
in deze handleiding.
(3) "MFP-status"-weergave
Dit geeft systeeminformatie over de machine weer.
"Onderhoudsinfo"
Dit geeft informatie weer over het onderhoud van de
machine door middel van codes.
Opdracht Status
MFP-status
Opdracht Status
Onderhoudsinfo
MFP-status
xxx
xxx
xxxx
DC DC DC
DC DC DC
DC DC DC
Onderbreken
Kopieren
Wachten
Wachten
Wachten
020/015
020/015
020/015
020/015
Bezig met kopieren vanaf lade 1.
Gereed voor scannen volgende taak.
Kleurmodus
Spec. Functies
Dubbelz. Kopie
Uitvoer
Bestand
Snelbestand
Kopieerfactor Origineel Papierformaat
Auto
A4
Normaal papier
Meerkleuren
Belichting
Auto
Normaal
100%
2.
3.
4.
1.
A5
A4
A4
A4
A4
(1)
(2) (3)
1-12
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
SYSTEEMBALK
De systeembalk verschijnt onderaan het aanraakscherm.
Hieronder wordt uitleg gegeven over de items in de systeembalk.
(1) Opdrachtstatusweergave
De opdrachten die in uitvoering of gereserveerd zijn,
worden met pictogrammen aangegeven.
* Dit verschijnt bij een distributieopdracht voor meerdere
modi.
Wanneer een ander basisscherm verschijnt dan dat van de
verzendfunctie, wordt tijdens de toevoer van papier het aantal
laden weergegeven dat wordt gebruikt om papier aan te voeren.
De kleur die verschijnt in de opdrachtstatusweergave hangt af
van de opdrachtstatus zoals aangegeven in de tabel hieronder.
U kunt de opdrachtstatusweergave aanraken om het
opdrachtstatusscherm weer te geven.
(2) Pictogramweergave
.
Lade1
MFP-status
020/015
Kopieren
020/015
Wachten
020/015
Wachten
020/015
Wachten
Kleurmodus
Spec. Functies
Dubbelz. Kopie
Uitvoer
Bestand
Snelbestand
Kopieerfactor Origineel Papierformaat
Auto
A4
Normaal papier
Meerkleuren
Belichting
Auto
Normaal
100%
2.
3.
4.
1.
A5
A4
A4
A4
A4
(1)
(3)
(2)
Afdrukopdracht
Kopieeropdracht
Scannen naar
E-mail opdracht
Scannen naar
FTP opdracht
Scannen naar
netwerkmap
opdracht
Scannen naar
desktop
opdracht
Faxverzendop-
dracht
Opdrachtsta-
tusweergave
PC-Fax
verzenden
opdracht
Verzending
Internetfax
opdracht
(inclusief
Directe SMTP)
Internetfaxont-
vangstopdracht
(inclusief
Directe SMTP)
Verzending
PC-I-Fax
opdracht
Distributieopdracht*
Inkomende
routeringsopdracht
Scannen naar
schijfbestand
afdrukopdracht
Metadata-
verzendopdracht
Faxontvangst-
opdracht
Configuratie van de machine
Groen
Er wordt een afdruk-, scan- of
andere opdracht normaal uitgevoerd.
Geel
De machine is aan het opwarmen of staat op
stand-by of er is een opdracht geannuleerd.
Rood
Er is papier vastgelopen of een
andere storing opgetreden.
Grijs Er zijn geen opdrachten
Dit pictogram verschijnt wanneer gegevens
worden verzonden of ontvangen
Dit pictogram verschijnt wanneer fax-, scan- of
internetfaxgegevens in het machinegeheugen worden
opgeslagen. Wanneer te verzenden gegevens
worden opgeslagen, verschijnt . Wanneer te
ontvangen gegevens worden opgeslagen, verschijnt
. Wanneer zowel te verzenden als te ontvangen
gegevens worden opgeslagen, verschijnt .
Dit pictogram verschijnt wanneer een
onderhoudstechnicus de simulatiefunctie
heeft geactiveerd.
Dit pictogram verschijnt als er een USB-geheugen of
ander USB-toestel op de machine wordt aangesloten.
1-13
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
(3) Toets Helderheid aanpassen
Druk op deze toets om de helderheid van het
aanraakscherm aan te passen.
Zodra u het hebt aangeraakt verschijnt het volgende
scherm naast de toets.
Druk op de toets [+] of [-] om de helderheid aan te
passen.
Zodra u klaar bent raakt u de toets helderheid aanpassen
opnieuw aan om het scherm te sluiten.
Dit pictogram verschijnt wanneer de
gegevensbeveiligingskit wordt gebruikt.
Dit pictogram verschijnt wanneer de
machine wordt verbonden met externe
toepassingen.
1-14
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
DE VOEDING IN- EN UITSCHAKELEN
Het apparaat is voorzien van twee voedingsschakelaars. De ene is de hoofdschakelaar aan de linkerzijde van de
machine. De andere is de toets [AAN] ( ) aan de rechterbovenzijde van het bedieningspaneel.
Hoofdvoedingsschakelaar
Als de hoofdvoedingsschakelaar is ingeschakeld, brandt
de hoofdvoedingsindicator op het bedieningspaneel.
Toets [AAN]
De voeding inschakelen
(1) Zet de hoofdvoedingsschakelaar in de
stand "Aan".
(2) Druk op de toets [AAN] ( ) om de voeding
in te schakelen.
De voeding uitschakelen
(1) Druk op de toets [AAN] ( ) om de voeding
uit te schakelen.
(2) Zet de hoofdvoedingsschakelaar in de
stand "Uit".
De machine opnieuw starten
Sommige instellingen treden pas in werking als de machine opnieuw wordt gestart.
Als er een bericht in het aanraakpaneel verschijnt waarin u wordt gevraagd om de machine opnieuw te starten, druk dan op de
toets [AAN] ( ) om de voeding uit te schakelen en druk dan nogmaals op de toets om de voeding weer in te schakelen.
Stand "Aan"
Stand "Uit"
T
AAN-indicator
Toets [AAN]
Zorg ervoor dat u tijdens het uitschakelen van de stroom op de toets [AAN] ( ) op het bedieningspaneel drukt. Wacht
vervolgens 20 seconden en schakel dan de hoofdschakelaar uit. Mocht er een plotselinge stroomonderbreking optreden
door bijvoorbeeld een stroomstoring, zet de machine dan weer aan en schakel hem dan in de juiste volgorde uit.
Als de machine gedurende langere tijd niet gebruikt wordt nadat de hoofdvoeding voorafgaand aan de toets [AAN] ( )
werd uitgeschakeld, kan dit abnormale geluiden, verslechterde beeldkwaliteit en andere problemen veroorzaken.
Voordat u de hoofdschakelaar uitzet, moet u erop letten dat de indicator DATA voor het afdrukken en de DATA en LIJN
indicatoren voor het verzenden van beelden op het bedieningspaneel niet branden of knipperen. Wanneer u de
hoofdvoedingsschakelaar uitschakelt of het netsnoer uit het stopcontact halt, terwijl een van de indicators brandt of
knippert, wordt de harde schijf mogelijk beschadigd of raakt u gegevens kwijt.
Zet bij een ernstige storing, naderend onweer of verplaatsing van het apparaat zowel de hoofdschakelaar als de toets
[AAN] ( ) uit en haal de stekker uit het stopcontact.
Laat deze hoofdschakelaar altijd in de stand "Aan" staan bij gebruik van de fax- of internetfaxfunctie.
In sommige machinesituaties treden de instellingen niet in werking door op de toets [AAN] ( ) te drukken om te herstarten.
Schakel in dat geval de stroom uit en dan weer aan met de hoofdschakelaar.
1-15
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
ENERGIEBESPARENDE FUNCTIES
Dit product is voorzien van de volgende twee energiebesparende functies die voldoen aan Energy Star-richtlijnen om te
helpen bij de instandhouding van onze natuurlijke energiebronnen en het terugdringen van de milieuvervuiling.
Voorverwarmingsmodus (Verminderd energieverbruik)
Deze functie verlaagt automatisch de temperatuur van de fuser voor een verminderd stroomverbruik wanneer het
apparaat gedurende een onder "Instelling Voorverwarmingsfunctie" in de systeeminstellingen (beheerder) ingestelde
periode in stand-by staat.
Dit houdt de samenvoegeenheid op een lagere temperatuur en vermindert het energieverbruik terwijl de machine op
stand-by staat.
Het apparaat keert automatisch terug naar de bedrijfsmodus wanneer een afdrukopdracht wordt ontvangen, een toets
op het bedieningspaneel wordt ingedrukt of een origineel wordt geplaatst.
Functie automatisch uitschakelen (Sluimerstand)
Deze functie schakelt automatisch de voeding naar het scherm en de fuser uit wanneer het apparaat gedurende een
onder "Timer voor Automatisch Uitschakelen" in de systeeminstellingen (beheerder) ingestelde periode standby staat.
Deze modus biedt het laagst mogelijke energieverbruik. Er wordt aanzienlijk meer energie bespaard dan in de
voorverwarmingsmodus, maar het apparaat heeft meer tijd nodig om terug te keren in de bedrijfsmodus. Deze modus
kan worden geblokkeerd in de systeeminstellingen (beheerder).
Het apparaat keert automatisch terug naar de bedrijfsmodus wanneer een afdrukopdracht wordt ontvangen of op de
knipperende toets [SPAARSTAND]
() wordt gedrukt.
TOETS [SPAARSTAND]
Druk op de toets [SPAARSTAND] () om het apparaat in de modus Automatisch Uitschakelen te zetten of te laten
terugkeren naar de bedrijfsmodus. De toets [SPAARSTAND]
() is voorzien van een indicator die aangeeft of het
apparaat in de modus Automatisch Uitschakelen staat.
Als de indicator
[SPAARSTAND] ( ) niet
brandt in de standby-modus
Is het apparaat gebruiksklaar.
Als u op de toets [SPAARSTAND] ( ) drukt terwijl de indicator niet brandt, gaat de
indicator knipperen en gaat het apparaat na enkele ogenblikken over naar de modus
Automatisch Uitschakelen.
Als de indicator
[SPAARSTAND] ( )
knippert.
Staat het apparaat in de modus Automatisch Uitschakelen.
Als u op de toets [SPAARSTAND] ( ) drukt terwijl de indicator knippert, gaat de
indicator uit en keert het apparaat na enkele ogenblikken terug naar de bedrijfsmodus.
T
Toets / indicator
[SPAARSTAND]
1-16
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
GEBRUIKERSAUTHENTICATIE
Met gebruikersauthenticatie wordt het gebruik van de machine beperkt tot gebruikers die geregistreerd zijn. De functies die
iedere gebruiker mag gebruiken, kunnen worden opgegeven, zodat de machine kan worden aangepast aan de behoeften
van uw werkplek.
Wanneer de beheerder van de machine de gebruikersauthenticatie heeft inschakeld, moet elke gebruiker inloggen om
de machine te gebruiken. Er zijn verschillende types gebruikersauthenticatie en elk type heeft een andere
inlogmethode.
Raadpleeg de uitleg bij de inlogmethodes voor meer informatie.
AUTHENTICATIE OP BASIS VAN GEBRUIKERSNUMMER (zie hieronder)
AUTHENTICATIE OP BASIS VAN LOGINNAAM / WACHTWOORD (pagina 1-18)
AUTHENTICATIE OP BASIS VAN
GEBRUIKERSNUMMER
Volg de onderstaande procedure om in te loggen met een van de beheerder van het apparaat ontvangen
gebruikersnummer.
Bij authenticatie op basis van gebruikersnummer
1
Voer uw gebruikersnummer (5 tot 8
cijfers) in met de numerieke toetsen.
Elk cijfer dat u invoert wordt weergegeven als " ".
Gebruikersauthenticatie
OK
Aanm. beheer.
1-17
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
Als er driemaal achtereen een onjuist gebruikersnummer wordt ingevoerd...
Als "Waarschuwing wanneer aanmelden mislukt" is ingeschakeld in de systeeminstellingen (beheerder), wordt het
apparaat gedurende vijf minuten geblokkeerd wanneer driemaal achtereen een onjuist gebruikersnummer wordt
ingevoerd.
Raadpleeg de beheerder van het apparaat inzake het gebruikernummer dat u moet gebruiken.
2
Druk op [OK].
Nadat het ingevoerde gebruikersnummer is geauthenticeerd,
wordt kort het aantallenscherm weergegeven.
Het aantal resterende pagina's verschijnt wanneer
paginalimieten zijn ingesteld in "Lijst van paginalimietgroepen"
in de systeeminstellingen (beheerder). (Het aantal pagina's dat
de gebruiker nog kan gebruiken in elke functie (kopiëren,
scannen, etc.) verschijnt.) De weergaveduur van dit scherm
kan worden ingesteld onder "Mededelingentijd Instellen" in de
systeeminstellingen (beheerder).
Als het gebruikersnummer een nummer van 8 cijfers is, is deze stap niet vereist. (U wordt automatisch ingelogd nadat
u het gebruikersnummer hebt ingevoerd.)
3
Als u klaar bent met het gebruiken van
het apparaat en wilt uitloggen, drukt u
op de toets [LOGOUT] ( ).
Let er echter op dat de toets [LOGOUT] ( ) niet kan worden gebruikt om uit te loggen als er een faxnummer in
faxmodus wordt ingevoerd, omdat de toets wordt gebruikt voor de invoer van faxnummers.
Als een van te voren ingestelde tijdsduur verloopt nadat de machine voor het laatst is gebruikt, wordt de functie
Automatisch wissen ingeschakeld. Wanneer de functie Automatisch wissen wordt ingeschakeld, wordt u
automatisch afgemeld. Bij gebruik van de PC-scanmodus wordt de gebruiker niet uitgelogd wanneer de toets
[LOGOUT] ( ) wordt ingedrukt en werkt de functie Automatisch wissen niet. Zet het apparaat in een andere
modus en log vervolgens uit.
De beheerder kan de vergrendeling ongedaan maken.
Dit gebeurt vanuit [Gebruikers-bediening] en vervolgens [Standaardinstellingen] op het webpagina menu.
Gebruikersauthenticatie
OK
Aanm. beheer.
Gebruiksstatus: gebr./resterende pag.
Zwart/wit :
Meerkleuren:
Tweekleuren:
Enkelkleurs:
87,654,321/12,345,678
87,654,321/12,345,678
87,654,321/12,345,678
87,654,321/12,345,678
LOGOUT
1-18
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
AUTHENTICATIE OP BASIS VAN LOGINNAAM /
WACHTWOORD
Volg de onderstaande procedure om in te loggen met een van de beheerder van het apparaat of de beheerder van de
LDAP-server ontvangen loginnaam of wachtwoord.
Bij authenticatie op basis van
(Als LDAP-authenticatie wordt gebruikt, worden andere items in het scherm weergegeven.)
1
Druk op de toets [Gebruikersnaam] of de
toets .
Als u op de toets [Gebruikersnaam] drukt, verschijnt een
scherm waarin u de gebruikersnaam kunt selecteren. Ga door
met de volgende stap.
Als de toets wordt aangeraakt, verschijnt er een gebied
waar een "Registratienr." Kan worden ingevoerd [---].
Met de cijfertoetsen geeft u het onder "Gebruikerslijst" in de
systeeminstellingen (beheerder) opgeslagen
registratienummer op. Ga na het invoeren van het
registratienummer naar stap 3.
2
Selecteer de gebruikersnaam.
(A) Toets [Directe Invoer]
Gebruik deze toets als u niet bent opgeslagen onder
"Gebruikerslijst" in de systeeminstellingen (beheerder) en
alleen LDAP-authenticatie gebruikt.
Er verschijnt een tekstinvoerscherm. Vier uw
gebruikersnaam in.
(B) Gebruikerstoetsen
Druk op uw gebruikersnaam zoals opgeslagen onder
"Gebruikerslijst" in de systeeminstellingen (beheerder).
(C) Toets [Vorige]
Druk op deze toets om terug te keren naar het loginscherm.
(D) Indextabs
Alle gebruikers verschijnen op het tabblad [Alle].
Gebruikers worden gegroepeerd op de andere tabs naar
de zoekcriteria die zijn ingevoerd toen elke gebruiker is
opgeslagen.
LDAP-authenticatie kan worden gebruikt als de beheerder van de server LDAP-diensten levert via het LAN (Local
Area Network).
Gebruikersauthenticatie
OK
Gebruikersnaam
Gebruik.Naam
Wachtwoord
Auth. om:
Lokaal aanmelden
Gebruikersauthenticatie
OK
Gebruikersnaam
Gebruik.Naam
Wachtwoord
Auth. om:
Lokaal aanmelden
Gebruikersselectie apparaataccountmodus
Aanm. beheer.
Directe Invoer
Gebruik.
ABC
126
Vorige
18
1
2
User 0010
User 0008
User 0006
User 0004
User 0002
User 0009
User 0012User 0011
User 0007
User 0005
User 0003
User 0001
Alle
ABCD EFGH IJKL MNOP QRSTU VWXYZ etc.
(B) (C)
(D)
(A)
1-19
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
3
Druk op de toets [Wachtwoord].
Er verschijnt een tekstinvoerscherm voor het invoeren van het
wachtwoord.
Voer uw wachtwoord in zoals opgeslagen onder
"Gebruikerslijst" in de systeeminstellingen (beheerder).
Als u inlogt op een LDAP-server, voer dan het wachtwoord in
dat is opgeslagen bij uw loginnaam voor de LDAP-server.
Elk ingevoerd teken wordt weergegeven als " ". Druk als u
klaar bent met het invoeren van het wachtwoord op de toets
[OK].
Als de authenticatie plaatsvindt via de LDAP-server en er
verschillende wachtwoorden voor u zijn opgeslagen onder
"Gebruikerslijst" in de systeeminstellingen (beheerder) en op
de LDAP-server, gebruik dan het wachtwoord dat is
opgeslagen op de LDAP-server.
Wanneer een LDAP-server is opgeslagen kan [Auth. om:] worden gewijzigd.
Als u inlogt met een gebruikerstoets...
De LDAP-server is opgeslagen toen uw gebruikersinformatie is opgeslagen, en daarom verschijnt de LDAP-server
als de authenticatie-server wanneer u uw gebruikersnaam selecteert. Ga naar stap 4.
Wanneer u inlogt met de toets [Directe Invoer]...
Druk op de toets [Auth. om:] .
Selecteer de LDAP-server en druk op [OK].
User 0001
Gebruikersauthenticatie
OK
Gebruikersnaam
Gebruik.Naam
Wachtwoord
Auth. om:
Lokaal aanmelden
Auth. om:
Directe Invoer
Gebruikersauthenticatie
OK
Gebruikersnaam
Gebruik.Naam
Wachtwoord
Lokaal aanmelden
Authenticeren tot:
OK
Lokaal aanmelden
server 2
server 1
server 3
server 4
server 5
server 6
server 7
1-20
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
Als er driemaal achtereen een onjuiste loginnaam of een onjuist wachtwoord wordt ingevoerd...
Als "Waarschuwing wanneer aanmelden mislukt" is ingeschakeld in de systeeminstellingen (beheerder), wordt het apparaat
gedurende vijf minuten geblokkeerd wanneer driemaal achtereen een onjuiste loginnaam of een onjuist wachtwoord wordt ingevoerd.
Raadpleeg de beheerder van het apparaat inzake de loginnaam en het wachtwoord die/dat u moet gebruiken.
4
(Als LDAP-authenticatie wordt gebruikt, worden andere
items in het scherm weergegeven.)
Druk op [OK].
Nadat de ingevoerde loginnaam en het ingevoerde wachtwoord zijn
geauthenticeerd, wordt kort het aantallenscherm weergegeven.
Het aantal resterende pagina's verschijnt wanneer paginalimieten zijn
ingesteld in "Lijst van paginalimietgroepen" in de systeeminstellingen
(beheerder). (Het aantal pagina's dat de gebruiker nog kan gebruiken
in elke functie (kopiëren, scannen, etc.) verschijnt.) De weergaveduur
van dit scherm kan worden ingesteld onder "Mededelingentijd
Instellen" in de systeeminstellingen (beheerder).
5
Als u klaar bent met het gebruiken van
het apparaat en wilt uitloggen, drukt u
op de toets [LOGOUT] ( ).
Let er echter op dat de toets [LOGOUT] ( ) niet kan worden gebruikt om uit te loggen als er een faxnummer in
faxmodus wordt ingevoerd, omdat de toets wordt gebruikt voor de invoer van faxnummers.
Als een van te voren ingestelde tijdsduur verloopt nadat de machine voor het laatst is gebruikt, wordt de functie
Automatisch wissen ingeschakeld. Wanneer de functie Automatisch wissen wordt ingeschakeld, wordt u automatisch
afgemeld. Bij gebruik van de PC-scanmodus wordt de gebruiker niet uitgelogd wanneer de toets [LOGOUT] ( ) wordt
ingedrukt en werkt de functie Automatisch wissen niet. Zet het apparaat in een andere modus en log vervolgens uit.
De beheerder kan de vergrendeling ongedaan maken. Dit gebeurt vanuit [Gebruikers-bediening] en vervolgens
[Standaardinstellingen] op het webpagina menu.
Als LDAP=authenticatie wordt gebruikt, kan de toets [E-mailadres] verschijnen, afhankelijk van de authenticatiemethode.
Als de toets [E-mailadres] verschijnt, druk dan op de toets. Er verschijnt een tekstinvoerscherm. Voer uw e-mailadres in.
Systeeminstellingen (Beheerder): Gebruikerslijst
Deze wordt gebruikt om namen van gebruikers van de machine op te slaan. Daarnaast wordt gedetailleerde informatie
opgeslagen zoals de loginnaam, het gebruikersnummer en het wachtwoord. Neem contact op met de beheerder van het apparaat
voor de informatie die u nodig hebt om het apparaat te gebruiken.
User 0001
Auth. om:
Gebruikersauthenticatie
OK
Gebruikersnaam
Gebruik.Naam
Wachtwoord
Lokaal aanmelden
Gebruiksstatus: gebr./resterende pag.
Zwart/wit :
Meerkleuren:
Tweekleuren:
Enkelkleurs:
87,654,321/12,345,678
87,654,321/12,345,678
87,654,321/12,345,678
87,654,321/12,345,678
LOGOUT
Wachtwoord
E-mailadres
Auth. om:
server 2
User 0002
Gebruikersauthenticatie
OK
Gebruikersnaam
Gebruik.Naam
1-21
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
BEGINSCHERM
Wanneer de toets [BEGIN] op het bedieningspaneel wordt ingedrukt, verschijnt het beginscherm in het aanraakscherm.
Op het beginscherm worden functiekeuzetoetsen weergegeven. Door op deze toetsen te drukken wordt het
basisscherm van elke functie geopend.
Door op de toets [Mijn menu] te drukken worden items weergegeven waarmee u versneld functies uit "Mijn menu"
opent.
(1) [Mijn menu]-toets
Druk hierop om naar het tweede beginscherm te gaan.
(2) Modustoetsen
Gebruik deze toetsen om tussen de functies kopieren,
beeld verzenden, documentarchivering en Sharp OSA te
schakelen.
(3) Titel
Dit geeft de titel van het beginscherm weer.
(4) Sneltoets
Een geregistreerde functie verschijnt als sneltoets.
De toets kan worden aangetipt om de geregistreerde
functie te selecteren.
(5) Gebruikersnaam
Dit geeft de naam weer van de ingelogde gebruiker.
De gebruikersnaam verschijnt als
gebruikersauthenticatie op de machine is geactiveerd.
Sneltoetsen naar functies kunnen als toetsen in het beginscherm worden geregistreerd. Als een sneltoets wordt
ingedrukt, verschijnt het scherm voor die functie. Registreer vaak gebruikte functies in het beginscherm om snel en
handig naar deze functies te gaan. Als gebruikersauthenticatie wordt gebruikt, kan het beginscherm van "Favoriete
handelingen-groep" worden weergegeven.
Registreer toetsen die u op het beginscherm in de webpagina's wilt weergeven.
Mijn menu
04/04/2010 11:40
Beginscherm
Totaal Aantal
Kopieën
Documentarch.
Beheer
Adresbeheer
Papierlade-Instellingen
BEELD
VERZENDEN
DOCUMENT
ARCHIVERING
KOPIE
BEELD
VERZENDEN
DOCUMENT
ARCHIVERING
KOPIE
(2) (1) (2)
(4) (5)
(3)
Eerste scherm Tweede scherm
Systeeminstellingen (Beheerder): Instelling voor het beginscherm
De registratie wordt uitgevoerd in [Systeeminstellingen] – [Bedieningsinstellingen] – [Instelling voor het beginscherm] in
het webpaginamenu.
Systeeminstellingen (Beheerder): Lijst van beginschermen
Als gebruikersauthenticatie is ingeschakeld, kan een beginscherm voor elke "Groepslijst favoriete bediening" worden
ingesteld.
Registratie wordt uitgevoerd in de "Lijst van beginschermen" in [Gebruikers-bediening] in het webpaginamenu.
1-22
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
EXTERNE BEDIENING VAN DE MACHINE
Met de functie externe bediening kunt u de machine vanuit uw computer bedienen.
Als deze functie is toegevoegd, verschijnt hetzelfde scherm als het bedieningspaneelscherm op uw computer. Daarmee kunt u
de machine vanaf uw computer op dezelfde manier bedienen alsof u voor de machine staat.
De functie voor bediening op afstand kan slechts op één computer tegelijkertijd worden gebruikt.
Werken met de functie externe bediening
Voordat u deze functie gebruikt, moet u "Bedieningsauthoriteit" instellen op "Toegestaan" in "Bediening van externe software"
van "Instellingen bediening op afstand" in de systeeminstellingen (beheerder).
7. SYSTEEMINSTELLINGEN "Instellingen bediening op afstand" (pagina 7-60)
Om de de functie externe bediening te gebruiken, moet de machine zijn aangesloten op een netwerk en moet een
VNC-applicatie op uw computer zijn geïnstalleerd (aanbevolen VNC-software: RealVNC).
De procedure voor het gebruik van deze functie is als volgt:
Voorbeeld: RealVNC
1
Sluit de computer aan op het apparaat.
(1) Start de VCN-viewer
(2) Voer het IP-adres van de machine in het
invoervak "Server" in.
(3) Druk op [OK].
2
Volg de aanwijzingen op het bedieningspaneel van het apparaat om de
verbinding toe te laten.
Als de machine is verbonden met de externe software, verschijnt op de systeembalk van het bedieningspaneel
van de machine. Wilt u de verbinding verbreken, sluit de externe software dan af of druk op .
Gebruik het bedieningspaneel op dezelfde manier als vanaf de machine*. Zie voor uitgebreide procedures de hoofdstukken
voor elk van de functies in deze handleiding. Let op, het is niet mogelijk om een waarde die wordt ingevoerd constant te
wijzigen door een toets ingedrukt te houden.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instellingen bediening op afstand
Stel de bedieningsrechten voor de functie externe bediening in.
Deze instellingen kunnen ook worden geconfigureerd in de webpagina's. Klik op "Systeeminstellingen", "Bedieningsinstellingen"
en vervolgens op "Instellingen bediening op afstand" in het Webpaginamenu.
Bedien de machine
met uw
computerscherm
Uw computer
Netwerk
Bedieningspaneel
De machine
(2)(3)
1-23
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
OPGESLAGEN ITEMS IN HET
OPDRACHTLOGBOEK
De machine slaat de uitgevoerde opdrachten op in het opdrachtlogboek.
De belangrijkste informatie die wordt opgeslagen in het opdrachtlogboek wordt hieronder beschreven.
Om het tellen van de totale gebruiksaantallen van apparaten met een verschillende configuratie te vereenvoudigen, worden de
in het opdrachtlogboek opgeslagen items vastgelegd, ongeacht geïnstalleerde randapparatuur en de reden van de opslag.
In sommige gevallen wordt de opdrachtinformatie mogelijk niet correct opgeslagen, bijvoorbeeld wanneer een stroomstoring optreedt tijdens een opdracht.
Nr. Itemnaam Beschrijving
1 Belangrijkste items Taak-id De taak-id wordt opgeslagen.
Taak-id's worden in het logboek opgeslagen als opeenvolgende
nummers tot 999999, waarna het tellen opnieuw bij 1 begint.
2 Opdrachtmodus
De opdrachtmodus zoals kopiëren of afdrukken.
3 Computernaam
De naam van de computer die de afdrukopdracht heeft verzonden.*
4 Gebruikersnaam De gebruikersnaam voor de authentificatiefunctie.
5 Gebruikersnaam De loginnaam voor de authentificatiefunctie.
6 Begindatum en -tijd De datum en het tijdstip waarop de opdracht is begonnen.
7 Einddatum en -tijd De datum en het tijdstip waarop de opdracht is voltooid.
8 Totaal aantal zwart/wit
Voor een afdrukopdracht wordt het totale aantal opgeslagen.
Voor een verzendopdracht wordt het totale aantal verzonden zwart-witpagina's
opgeslagen.
Wanneer een overzicht wordt weergegeven van een
distributieverzending wordt het totale aantal pagina's opgeslagen.
Voor scannen naar schijf wordt het aantal opgeslagen zwart-witpagina's opgeslagen.
9
Totaal aantal
meerkleuren
Voor een afdrukopdracht wordt het totale aantal opgeslagen.
Voor een verzendopdracht wordt het totale aantal verzonden
meerkleurenpagina's opgeslagen.
Wanneer een overzicht wordt
weergegeven van een distributieverzending, wordt het totale aantal
pagina's opgeslagen.
Voor scannen naar schijf wordt het aantal opgeslagen
meerkleurenpagina's opgeslagen.
10
Totaal aantal
tweekleuren
Geeft
de totaaltelling in 2-kleuren aan.
11
Totaal aantal
enkelkleurs
Geeft
de totaaltelling in één kleur aan.
12
Telling volgens formaat
Tellingen per origineel/papierformaat in kleur en zwart-wit.
13
Aantal vellen volgens
formaat
Geeft het aantal vellen per papiersoort aan.
14 Ongeldig aantal vellen
(zwart/wit)
Geeft het aantal ongeldige zwart-wit vellen aan.
15 Ongeldig aantal vellen
(kleur)
Geeft het aantal ongeldige kleurenvellen aan.
1-24
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
16 Belangrijkste items Aantal gereserveerde
sets
Aantal opgegeven sets voor gereserveerde bestemmingen.
17 Aantal voltooide sets Aantal voltooide sets of aantal bestemmingen waarnaar de
verzending met succes is voltooid.
18 Aantal gereserveerde
pagina's
Aantal gereserveerde origineelpagina's van een kopieeropdracht,
afdrukopdracht, scanopdracht of andere opdracht.
19 Aantal voltooide
pagina's
Aantal voltooide pagina's van een set.
20 Resultaat Het resultaat van een opdracht.
21 Foutoorzaak
De oorzaak van een fout die is opgetreden tijdens een opdracht.
22
Onderwerp betreffende
afdrukopdracht
Uitvoer De uitvoermodus van een afdrukopdracht.
23 Nieten De nietstatus.
24
Aantal nietjes
Het aantal nietjes.
25 Aantal perforaties Het aantal perforaties.
26 Vouwen Opgeslagen bij een opdracht die met de vouwfunctie werkt.
27 Aantal vouwen Aantal gevouwen pagina's.
28 Printertint De gebruikte tint voor een afdrukopdracht.
29 Onderwerp
betreffende afbeelding
verzenden
Direct Adres Adres van een beeldverzendopdracht.
30 Naam Afzender Naam van de afzender van een beeldverzendopdracht.
31 Afzenderadres Adres van de afzender van een beeldverzendopdracht.
32 Type verzending Verzendtype van een beeldverzendopdracht.
33 Administratief
serienummer
Administratief serienummer van een beeldverzendopdracht.
34 Rondzendnummer Rondzendnummer van een beeldverzendopdracht.
35 Invoervolgorde Reserveringsvolgorde voor een distributieverzending van een
beeldverzendopdracht. Voor een seriële navraagopdracht wordt dit
gebruikt om de communicatie op het afdrukken af te stemmen.
36 Bestandstype Bestandindeling van een beeldverzendopdracht.
37 Compressiemodus/
Comprimeringsfactor
Compressiemodus en comprimeringsfactor van het bestand van een
beeldverzendopdracht.
38 Communicatietijd Geeft de communicatieduur van verzendopdrachten aan.
39 Faxnr. Geeft het opgeslagen nummer van de afzender aan.
40 Onderwerp
betreffende
documentarchivering
Document Archiveren Status van document archiveren.
41 Opslagmodus Opslagmodus van document archiveren.
42 Bestandsnaam Bestandsnaam van een bestand dat is opgeslagen via document
archiveren of afdruk achterhouden.*
43 Gegevensgrootte [KB] Bestandsgrootte.
44 Algemene
functionaliteit
Kleurinstelling De door de gebruiker geselecteerde kleurmodus.
45 Speciale Functies Speciale functies die zijn geselecteerd toen de opdracht werd
uitgevoerd.
46 Bestandsnaam 2 Slaat de bestandsnaam van afdrukopdrachten op.*
Nr. Itemnaam Beschrijving
1-25
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
*In sommige omgevingen wordt dit niet opgeslagen.
47 Gedetailleerde items Formaat Origineel Formaat van een gescand origineel.
Voor een afdrukopdracht met document archiveren is dit het
papierformaat van het bestand.
48 Origineeltype Origineeltype (tekst, afgedrukte foto enz.) dat is ingesteld in het
scherm met belichtingsinstellingen.
49 Papierformaat Het papierformaat van een afdrukopdracht.
Het papierformaat van het verzonden papier bij een verzendopdracht.
Bij scannen naar schijf is dit het papierformaat van het opgeslagen
bestand.
50 Papiertype Het papiertype dat wordt gebruikt voor het afdrukken.
51 Papiereigenschap:
Duplex Uitschakelen
Geeft aan dat duplex was uitgeschakeld bij "Papiertype".
52 Papiereigenschap:
Vaste Papierzijde
Geeft aan dat de vaste zijde was opgegeven bij "Papiertype".
53 Papiereigenschap:
Nieten Uitschakelen
Geeft aan dat nieten was uitgeschakeld bij "Papiertype".
54 Papiereigenschap:
Perforeren
Uitschakelen
Geeft aan dat perforeren was uitgeschakeld bij "Papiertype".
55 Duplex configureren Geeft de duplexinstelling aan.
56 Resolutie Geeft de scanresolutie aan.
57 Apparaatitem Modelnaam Geeft de modelnaam van de machine aan.
58 Serienummer Geeft het serienummer van de machine aan.
59 Naam Geeft de op de webpagina's ingestelde naam van de machine aan.
60 Macinelocatie Geeft de op de webpagina's ingestelde locatie van de machine aan.
Nr. Itemnaam Beschrijving
1-26
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
BELANGRIJKE OPMERKINGEN OVER PAPIER
Dit hoofdstuk bevat informatie waarmee u vertrouwd moet zijn voordat u papier in de papierladen laadt.
Lees dit hoofdstuk zorgvuldig door voordat u papier laadt.
NAAM EN PLAATS VAN DE LADEN
De benaming van de laden is als volgt:
BRUIKBAAR PAPIER
Diverse soorten papier worden verkocht. In dit gedeelte vindt u een uitleg over normaal papier en speciale media die u
kunt gebruiken met het apparaat. Zie voor uitgebreide informatie over het formaat en soort papier dat kan worden
geladen in elke lade van het apparaat de specificaties in de Veiligheidshandleiding en "Papierlade-Instellingen" (pagina
7-13) in "7. SYSTEEMINSTELLINGEN".
Normaal papier, speciale media
Normaal papier dat kan worden gebruikt
• SHARP standaard normaal papier (80 g/m
2
(21 lbs.)). Raadpleeg de specificaties in de Veiligheidshandleiding voor
papierspecificaties.
• Ander normaal papier dan SHARP standaard papier (60 g/m
2
tot 105 g/m
2
(16 lbs. tot 28 lbs.))
Gerecycled paper, gekleurd paper, reeds geperforeerd paper, voorbedrukt papier en briefpapier moeten voldoen
aan dezelfde specificaties als normaal papier. Neem contact op met uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende
servicevertegenwoordiger als u advies wilt over het gebruik van deze soorten papier.
* De eenheden "g/m
2
" (lbs.) in deze uitleg geven het papiergewicht aan.
PAPIER LADEN
Handinvoerlade
Papierlade 1
Papierlade 2
Papierlade 3
Papierlade 4
1-27
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
Papiertypen die in elke lade kunnen worden gebruikt
De volgende papiertypen kunnen in elke lade worden geladen.
"-" in de tabel geeft aan "kan niet worden gebruikt".
*1 "Zwaar papier" is zwaar papier tot 209
g
/m
2
(110 lbs. index).
*2 Dun papier van 55 g/m
2
tot 59 g/m
2
(13 lbs. tot 16 lbs.) kan worden gebruikt.
Afdrukzijde naar boven of naar beneden
Papier is geladen met de afdrukzijde naar boven of naar beneden afhankelijk van de papiertype en -lade.
De stand waarin geperforeerd papier, papier met briefhoofd en voorbedrukt papier wordt geladen is anders dan dat van
ander papier.
Zie voor informatie "Voorbeeld: plaatsingsstand van geperforeerd papier, briefhoofdpapier en voorbedrukt papier"
(pagina 1-28).
Papierlade 1 tot 4
Plaats het papier met de afdrukzijde naar boven.
Als het papiertype echter "Geperforeerd", "Briefpapier" of "Voorbedrukt" is, laad het papier dan met de afdrukzijde naar
beneden*.
Handinvoerlade
Plaats het papier met de afdrukzijde naar beneden.
Als het papiertype echter "Geperforeerd", "Briefpapier" of "Voorbedrukt" is, laad het papier dan met de afdrukzijde naar
boven*.
* Als "Uitschakelen van duplex" is ingeschakeld in de systeeminstellingen (beheerder), laad het papier dan op de
normale manier (met de bedrukte zijde omhoog in lade 1 tot lade 4; bedrukte zijde omlaag in de handinvoerlade).
Lade 1/Lade 2/Lade 3/Lade 4 Handinvoerlade
Normaal papier Toegestaan Toegestaan
Voorbedrukt Toegestaan Toegestaan
Recycle-Papier Toegestaan Toegestaan
Briefpapier Toegestaan Toegestaan
Geperforeerd Toegestaan Toegestaan
Kleur Toegestaan Toegestaan
Zwaar papier 1*
1
Toegestaan
Etiketten Toegestaan
Glanspapier Toegestaan
Transparant Toegestaan
Enveloppen Toegestaan
Dun papier*
2
Toegestaan
1-28
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
Voorbeeld: plaatsingsstand van geperforeerd papier, briefhoofdpapier en voorbedrukt papier
Bij deze uitleg wordt ervan uitgegaan dat "Uitschakelen van duplex" niet is ingeschakeld in de systeeminstellingen (beheerder).
Papier dat u niet kunt gebruiken
• Speciale media voor inkjetprinters (fijn papier,
glanspapier, glansfilm, etc.)
• Carbonpapier of thermisch papier
• Geplakt papier
• Papier met clips
• Papier met vouwen
• Gescheurd papier
• Geoliede transparanten
• Dun papier van minder dan 55 g/m
2
(15 lbs.)
• Papier van 210 g/m
2
(57 lbs.) of meer
• Papier met onregelmatige afmetingen
• Geniet papier
• Vochtig papier
• Opgekruld papier
• Papier waarvan ofwel de afdrukzijde ofwel de
achterzijde door een ander(e) printer of multifuntioneel
apparaat is bedrukt.
• Papier met golfpatronen als gevolg van vochtabsorptie
Niet-aanbevolen papier
• Strijkpapier
• Japans papier
• Geperforeerd papier
Lade origineelinvoer Glasplaat
Voorgeperforeerd
(links inbinden)
Briefpapier Voorbedrukt
Papierlade 1 tot 4
Laad de te bedrukken kant van het papier
naar onderen met de perforatiegaten
naar voren en de bovenrand rechts.
Laad de te bedrukken kant van
het papier naar onderen met het
briefhoofd (bovenrand) rechts.
Laad de te bedrukken (voorbedrukte)
kant van het papier naar onderen met
de bovenrand rechts.
Handinvoerlade
Laad de te bedrukken kant van het papier
naar boven met de perforatiegaten naar
voren en de bovenrand links.
Laad de te bedrukken kant van
het papier naar boven met het
briefhoofd (bovenrand) links.
Laad de te bedrukken
(voorbedrukte) kant van het papier
naar boven met de bovenrand links.
A
A
A
ABC
ABC
A
-1-
A
-1-
A
ABC
ABC
A
A
-1-
A
-1-
Diverse typen normaal papier en speciale media zijn verkrijgbaar. Sommige typen zijn met het apparaat niet te gebruiken. Neem contact
op met uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende servicevertegenwoordiger als u advies wilt over het gebruik van deze soorten papier.
De beeldkwaliteit en geschiktheid voor fusing van het papier wisselt mogelijk naargelang de omgeving, bedrijfssituatie en
papiereigenschappen. De afbeeldingkwaliteit is dan minder dan u zou verkrijgen op SHARP standaardpapier. Neem contact op met
uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende servicevertegenwoordiger als u advies wilt over het gebruik van deze soorten papier.
Wanneer u niet-aanbevolen of niet-bruikbaar papier gebruikt, kan dit leiden tot scheve invoer, papierstoringen en slechte
fusing van de toner (de toner hecht niet goed aan het papier en geeft af), of storingen van het apparaat.
Wanneer u niet-aanbevolen papier gebruikt, kan dit leiden tot papierstoringen of een slechte beeldkwaliteit. Alvorens
niet-aanbevolen papier te gebruiken controleert u of u hiermee goed kunt afdrukken.
1-29
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
PAPIERLADE-INSTELLINGEN VOOR
PAPIERLADE 1 TOT 4
PAPIER LADEN EN PAPIERFORMAAT WIJZIGEN
Er kunnen maximaal 500 vellen papier van formaat A5 tot A4 (5-1/2" x 8-1/2" tot formaat 8-1/2" x 14") in lade 1 en 2 worden geladen.
Er kunnen maximaal 500 vellen papier van formaat B5 tot A4 (7-1/4" x 10-1/2" tot formaat 8-1/2" x 14") in lade 3 en 4 worden geladen.
1
Trek de papierlade naar buiten.
Trek rustig aan de lade totdat deze niet meer verder gaat.
Voor het laden van papier,ga naar stap 3. Voor het laden van
een ander papierformaat, ga naar de volgende stap.
Trek niet hard aan de lade. Dat kan storingen veroorzaken.
2
Stel de geleideplaten A en B af door de
vergrendelingshendels in te knijpen en
de geleideplaten naar de juiste
horizontale en verticale afmetingen voor
het te laden papier te schuiven.
De geleideplaten A en B kunnen worden verschoven. Knijp de
vergrendelingshendel in en verschuif de geleideplaat.
Stel de geleider goed in op het formaat van het papier. Als de geleider niet goed wordt ingesteld, kan het papier
scheef trekken of vastlopen.
Het geplaatste papier mag niet boven deze uitsteeksels komen.
3
Doorblader het papier.
Doorblader het papier voordat u het laadt. Als u het papier niet
doorbladert, kunnen meerdere vellen tegelijk worden ingevoerd
waardoor het apparaat vastloopt.
Pas op dat u zich bij het hanteren van papier niet aan de randen van het papier snijdt.
A
B
1-30
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
4
Plaats het papier in de lade.
Plaats het papier met de afdrukzijde naar boven. De stapel
mag niet boven de indicatorlijn uit komen (maximum 500
vellen).
Wanneer papier tot boven de lijn wordt gevuld, kunnen papierstoringen optreden.
Pas op dat uw vingers niet bekneld raken in de lade wanneer u deze naar binnen duwt.
5
Duw de papierlade rustig terug in het
apparaat.
Druk stevig tegen de lade totdat deze volledig in het apparaat
zit.
Wanneer u een lade uittrekt nadat deze is gevuld, trek dan niet hard. Anders kan de lade beschadigen, of de machine
omkiepen, wat tot letsel kan leiden.
Als u een ander type of formaat papier hebt geladen dan ervoor, vergeet dan niet de "Papierlade-Instellingen" in de
systeeminstellingen te wijzigen. Als deze instellingen niet correct worden geconfigureerd, zal de automatische
papierselectie niet goed werken en kan het afdrukken op het verkeerde papierformaat of –soort gebeuren of kan er
papier vastlopen.
Let op
Zijn er kinderen in de buurt, zorg dan dat ze niet op een uitgetrokken lade gaan zitten of spelen.
Zitten op een lade kan de lade beschadigen en de machine doen omvallen, wat tot letsel kan leiden.
Plaats geen zware voorwerpen op de lade en druk niet omlaag op de lade.
Systeeminstellingen: Papierlade-Instellingen (pagina 7-13)
Wijzig deze instellingen als u het in een lade geladen papierformaat en -type wijzigt.
Indicatie
streep
1-31
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
PAPIER LADEN IN DE HANDINVOERLADE
De handinvoer kan worden gebruikt voor het afdrukken op gewoon papier, enveloppen, etikettenvellen, tabpapier en
andere speciale media. Er kunnen maximaal 100 vellen papier worden geladen (maximaal 40 vellen zwaar papier) voor
ononderbroken afdrukken zoals met de andere laden.
1
Open de handinvoerlade.
Als u een groter papierformaat laadt dan A4 of 8-1/2" x 11", trek
dan het verlengstuk van de handinvoer uit. Trek het
verlengstuk van de handinvoer helemaal uit. Als u het
verlengstuk van de handinvoer niet helemaal uittrekt, wordt het
formaat van het geladen papier niet juist weergegeven.
Plaats geen zware voorwerpen op de handinvoerlade en druk niet omlaag op de lade. Anders kan de handinvoerlade
beschadigen, of de machine omkiepen, wat tot letsel kan leiden.
2
Stel de geleiders van de handinvoerlade
in op de breedte van het papier.
3
Schuif het papier langs de geleiders van
de handinvoerlade totdat het niet meer
verder gaat.
Plaats het papier met de afdrukzijde naar beneden.
Druk het papier niet met kracht naar binnen.
Als de geleiders van de handinvoerlade breder zijn ingesteld dan het papier, schuif deze dan naar binnen totdat ze zijn afgesteld op de breedte
van het papier. Als de geleiders van de handinvoerlade te breed zijn afgesteld, kan het papier scheef worden geladen of gekreukt raken.
Let op
Zijn er kinderen in de buurt, zorg dan dat ze niet op een uitgetrokken handinvoerlade gaan zitten of spelen.
Zitten op een lade kan de lade beschadigen en de machine doen omvallen, wat tot letsel kan leiden.
1-32
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
BELANGRIJKE WENKEN VOOR HET GEBRUIK VAN DE
HANDINVOERLADE
• Bij het gebruik van ander gewoon papier dan het SHARP-standaardpapier of andere speciale media dan de door
SHARP aanbevolen transparanten, of wanneer u afdrukt op de achterkant van eerder gebruikt papier, moet het papier
met één vel tegelijk worden geladen. Als u meerdere vellen tegelijk laadt, zal het apparaat vastlopen.
• Strijk voordat u het papier laadt eventuele krullen vlak. Als gekruld papier niet wordt gladgestreken, kan een
papierstoring optreden.
• Verwijder bij het toevoegen van papier eventueel resterend papier uit de handinvoerlade, combineer het met het toe
te voegen papier en plaats het papier als één stapel terug. Als u papier toevoegt zonder dit te combineren met het
resterende papier, kan het apparaat vastlopen.
Papier laden
Transparanten plaatsen
Plaats papier in de horizontale stand.
• Gebruik door SHARP aanbevolen transparanten. Wanneer u
transparanten gebruikt, plaats het vel dan met de afgeronde hoek
linksvoor in de handinvoerlade. Hierdoor weet u zeker dat de afdrukkant
in de juiste richting ligt.
• Raak de afdrukzijde van een transparant niet aan.
• Vergeet bij het laden van meerdere transparanten in de handinvoerlade
niet om de vellen enkele malen te doorbladeren.
• Verwijder bij het afdrukken op transparanten elk vel zodra dit uit het
apparaat komt. Als de vellen in de uitvoerlade worden opgestapeld
kunnen deze omkrullen.
1-33
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
Enveloppen laden
Enveloppen dienen in één lijn met de linkerkant in de hieronder aangegeven afdrukstand in de handinvoerlade te
worden geladen.Alleen de voorzijde van de enveloppen kan bedrukt worden. Zorg dat de voorzijde naar beneden wijst.
Laadt u enveloppen , plaats dan maar één envelop tegelijk.
Belangrijke wenken voor het laden van enveloppen
Enveloppen die u niet kunt gebruiken
• Gebruik de volgende enveloppen niet. Enveloppen lopen vast met vegen en vlekken als resultaat.
• Enveloppen met metalen klemmen
• Plastic of stoffen haken
• Enveloppen met een sluitkoord
• Enveloppen met vensters of schutlaag
• Enveloppen met een oneffen voorzijde als gevolg van bosselering
• Dubbellaags enveloppen
• Enveloppen met een kleefstrook
• Handgemaakte enveloppen
• Bubbeltjesenveloppen
• Enveloppen met kreuken of vouwen, gescheurde of beschadigde enveloppen
• Enveloppen met een verkeerd uitgelijnde plaknaad aan de achterzijde kunnen niet worden gebruikt, aangezien deze
kunnen kreuken.
Afdrukkwaliteit op enveloppen
• De afdrukkwaliteit is niet gegarandeerd in het gebied van 10mm (13/32") rond de randen van de envelop.
• De afdrukkwaliteit is niet gegarandeerd op delen van enveloppen met een stapsgewijs verloop in dikte, zoals op
vierlaagse delen of delen met minder dan drie lagen.
• De afdrukkwaliteit is niet gegarandeerd op enveloppen met sluitstrips.
Druk niet op beide zijden van een envelop af. Dit kan leiden tot vastlopen van het apparaat of een slechte afdrukkwaliteit.
In sommige bedrijfsomgevingen kunnen kreukels, vegen, vastlopen van het papier, slechte tonerfusing of
apparaatstoringen optreden.
Voor sommige typen enveloppen gelden beperkingen. Neem voor meer informatie contact op met een
SHARP-onderhoudstechnicus.
Kan worden
gebruikt
Kan niet worden
gebruikt
1-34
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u originelen in de automatische origineelinvoer en op de glasplaat plaatst.
HET ORIGINEEL PLAATSEN
ORIGINELEN IN DE AUTOMATISCHE ORIGINEELINVOER
PLAATSEN
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe u originelen in de automatische origineelinvoer plaatst.
Toegestane formaten voor originelen
Als het origineel van niet-standaardformaat is, zie dan de betreffende onderstaande uitleg voor de door u gebruikte functie.
2. KOPIEERMACHINE "FORMAAT ORIGINEEL OPGEVEN" (pagina 2-29)
4. FAX "WEERGAVE-INSTELLINGEN" (pagina 4-44)
5. SCANNER / INTERNETFAX "WEERGAVE-INSTELLINGEN" (pagina 5-49)
Toegestaan gewichten voor originelen
Gebruik voor het scannen van originelen van 35 g/m
2
tot 49 g/m
2
(9 lbs. tot 14 lbs.), "Langzame scanmodus" in de
speciale functies. Bij scannen zonder gebruik van de "Langzame scanmodus" kunnen de originelen vastlopen.
Bij selectie van de "Langzame scanmodus" kan niet automatisch 2-zijdig worden gekopieerd.
Originelen die niet kunnen worden aangevoerd via de documentinvoer
Gebruik de volgende originelen niet. Originelen lopen vast met vegen en vlekken als resultaat.
• Transparanten
• Overtrekpapier
• Carbonpapier
• Thermisch papier of originelen die zijn bedrukt met een thermische printer
• Originelen die in de automatische documentinvoer worden geplaatst mogen niet beschadigd, gekreukt, gevouwen of
losjes aan elkaar geplakt zijn en mogen geen uitgeknipte gaten bevatten.
• Originelen met meer dan de gebruikelijke twee of drie perforatiegaten.
• Originelen die meerdere keren in de automatische documentinvoer zijn gescand en gekreukeld of gevouwen zijn
geraakt.
• Originelen die vochtig en zacht zijn geworden.
ORIGINELEN
Minimaal formaat origineel Maximaal formaat origineel
Standaardformaten
A5: 148 mm (hoogte) x 210 mm (breedte)
5-1/2" (hoogte) x 8-1/2" (breedte)
Afwijkende formaten
(Minimum formaat dat handmatig kan worden opgegeven)
1-zijdig scannen: 100 mm (hoogte) x 89 mm (breedte)
4" (hoogte) x 3-1/2" (breedte)
2-zijdig scannen: 100 mm (hoogte) x 148 mm (breedte)
4" (hoogte) x 5-7/8" (breedte)
Standaardformaten
A4: 210 mm (hoogte) x 297 mm (breedte)
8-1/2" (hoogte) x 14" (breedte)
Afwijkende formaten
(Maximum formaat dat handmatig kan worden opgegeven)
Kopieerfunctie: 216 mm (hoogte) x 356 mm (breedte)
8-1/2" (hoogte) x 14" (breedte)
Verzendmodus: 216 mm (hoogte) x 500 mm (breedte)
8-1/2" (hoogte) x 19-5/8" (breedte)
1-zijdig scannen 35 g/m
2
tot 128 g/m
2
(9 lbs. tot 32 lbs.)
2-zijdig scannen 50 g/m
2
tot 105 g/m
2
(13 lbs. tot 28 lbs.)
1-35
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
1
Zorg dat uw originelen niet op de
glasplaat achterblijven.
Open de automatische origineelinvoer, controleer of er geen
origineel op de glasplaat aanwezig is en sluit de automatische
origineelinvoer weer.
Zorg ervoor dat u uw vingers niet klemt bij het sluiten van de automatische documentinvoer.
2
Stel de origineelgeleiders af op de
breedte van de originelen.
3
Plaats het origineel.
Let erop dat de randen van de originelen gelijk liggen.
Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven
helemaal in de lade van de origineelinvoer.
Plaats een aantal originelen in de origineelinvoer, zodat de
stapel niet boven de indicatorlijn uit komt.
U kunt maximaal 100 vellen invoegen.
Verwijder originelen die volledig gescand werden uit de
uitvoerlade voor originelen.
Steek uw hand niet in de insteekopening voor documenten in de automatische documentinvoer.
Wanneer originelen tot boven de lijn worden gevuld, kunnen papierstoringen optreden.
Verwijder voordat u originelen in de origineelinvoer plaatst alle aanwezige nietjes of paperclips.
Als de originelen vochtige plekken vertonen door toepassing van correctievloeistof, wacht dan tot de originelen droog zijn
alvorens kopieën te maken. Als u dit niet doet, kunnen de binnenzijde van de origineelinvoer of de glasplaat bevuild raken.
Plaats originelen met twee of drie perforaties zodat de
geperforeerde zijde zich niet aan de kant van de invoeropening
van de origineelinvoerlade bevindt.
Markeerstreep
Invoeropening
Plaats van
perforaties
1-36
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
HET ORIGINEEL OP DE GLASPLAAT PLAATSEN
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe u een origineel op de glasplaat plaatst.
Toegestane formaten voor originelen
Als het origineel van niet-standaardformaat is, zie dan
de betreffende onderstaande uitleg voor de door u
gebruikte functie.
2. KOPIEERMACHINE "FORMAAT ORIGINEEL
OPGEVEN" (pagina 2-29)
4. FAX "WEERGAVE-INSTELLINGEN" (pagina
4-44)
5. SCANNER / INTERNETFAX
"WEERGAVE-INSTELLINGEN" (pagina 5-49)
Maximaal formaat origineel
Standaardformaten
A4: 210 mm (hoogte) x 297 mm (breedte)
8-1/2" (hoogte) x 11" (breedte)
Afwijkende formaten
216 mm (hoogte) x 297 mm (breedte)
8-1/2" (hoogte) x 11-11/16" (breedte)
1
Open de automatische origineelinvoer.
2
Plaats de originelen.
Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar beneden links
van het midden op de glasplaat.
Alle originelen moeten in de linker middenpositie worden
geplaatst.
Plaats het midden van het origineel op één lijn met de punt van
het
teken.
3
Sluit de automatische origineelinvoer.
Nadat u het origineel op zijn plaats hebt gelegd, moet u de
automatische origineelinvoer sluiten. Als die open blijft, zullen
de delen die buiten het origineel vallen zwart worden
gekopieerd, waardoor te veel toner zou worden verbruikt.
A5
(5-1/2" x 8-1/2")
A4 (8-1/2" x 11")
B5
Schaalaanduiding van de
glasplaat
merkteken
1-37
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
Een dik boek plaatsen
Wanneer u een dik boek of een ander dik origineel plaatst, volgt u onderstaande stappen om het boek plat te drukken.
(1) Til de linker- en rechterzijde van de
automatisch documentinvoer licht op.
De automatische origineelinvoer zal naar boven komen.
(2) Sluit de automatische origineelinvoer
voorzichtig.
Let op
Sluit de automatische origineelinvoer voorzichtig. Hardhandig sluiten van de automatische
origineelinvoer kan tot beschadiging leiden.
Zorg ervoor dat u uw vingers niet klemt bij het sluiten van de automatische origineelinvoer.
Druk niet hard op de automatisch documentinvoer. Dat kan storingen veroorzaken.
1-38
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
In dit gedeelte wordt de randapparatuur beschreven die samen met het apparaat kan worden gebruikt en wordt het gebruik
uitgelegd van de afwerkingeenheid, de zadelsteek afwerkingseenheid en de Sharp OSA (applicatie-communicatiemodule
en module voor externe accounts).
RANDAPPARATUUR
Het apparaat kan worden voorzien van randapparatuur voor extra functionaliteit.
De randapparatuur is meestal optioneel. Bij enkele modellen maakt bepaalde randapparatuur echter deel uit van de
standaarduitrusting.
(Per juli 2008)
RANDAPPARATUUR
Productnaam Productnummer Beschrijving
Invoereenheid voor 500 bladen
MX-CSX1
Extra papierlade. In elke lade kan maximaal 500 vel papier
worden geladen.
MX-CSX2
Toevoer visitekaarten MX-BTX1
Deze toevoereenheid kan op de automatisch documentinvoer
worden bevestigd en wordt gebruikt om automatisch
visitekaarten te scannen.
Afwerkingeenheid MX-FN12
Dit uitvoerapparaat maakt het gebruik van de nietfunctie en
staffelfunctie mogelijk.
Barcode fontkit AR-PF1 Voegt barcode fonts toe aan de machine.
PS3 uitbreidingskit MX-PKX5
Maakt het mogelijk om het apparaat te gebruiken als
Postscript-compatibele printer.
XPS-uitbreidingskit MX-PUX1
De machine kan als XPS-compatibele printer worden gebruikt.
Neem voor informatie contact op met uw dealer.
Voor het installeren van de kit is 1 GB optioneel geheugen
(MX-SMX3) vereist.
Optioneel geheugen MX-SMX3
Hiermee wordt het geheugen uitgebreid dat op de machine
wordt gebruikt.
Internetfaxuitbreidingskit MX-FWX1 Maakt het gebruik van de internetfaxfunctie mogelijk.
Faxuitbreidingskit MX-FXX3 Voegt een faxfunctie toe.
Applicatie-integratiemodule MX-AMX1
De applicatie-integratiemodule kan worden gecombineerd met
de netwerkscannerfunctie om een metagegevensbestand* aan
een gescand afbeeldingbestand toe te voegen.
Applicatie-communicatiemodule MX-AMX2
Hiermee kan de machine via een netwerk aan een externe
softwaretoepassing worden gekoppeld.
Module voor externe accounts MX-AMX3
Dit is vereist om een externe accountapplicatie op de machine te
gebruiken.
1-39
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
Sharpdesk 1 LICENTIEKIT MX-USX1 Deze software maakt geïntegreerd beheer van documenten en
computerbestanden mogelijk.
Sharpdesk 5 LICENTIEKIT MX-USX5
Sharpdesk 10 LICENTIEKIT MX-US10
Sharpdesk 50 LICENTIEKIT MX-US50
Sharpdesk 100 LICENTIEKIT MX-USA0
Sommige opties zijn mogelijk niet in alle landen en gebieden beschikbaar.
Productnaam Productnummer Beschrijving
1-40
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
AFWERKINGEENHEID
De afwerkingeenheid is voorzien van de staffelfunctie, die elke nieuwe uitvoer los van de vorige set neerlegt.
Daarnaast kan iedere set gesorteerde uitvoer worden geniet.
ONDERDEELNAMEN
Als de afwerkingmodule openstaat, hebt u toegang tot de volgende onderdelen.
(1) Uitvoerlade
Geniete en gestaffelde uitvoer wordt in deze lade neergelegd.
De lade is uitschuifbaar. Trek de lade uit voor grote uitvoer
(8-1/2" x 14", 8-1/2" x 13", 8-1/2" x 13-1/2" en
8-1/2" x 13-2/5"K).
(2) Hendel
Hiermee kunt u de afwerkingeenheid bewegen om vastgelopen
papier of nietjes te verwijderen en de nietjes te vervangen.
(3) Voorklep
Open deze klep om vastgelopen papier of nietjes te
verwijderen, de nietjes te vervangen of de opvangbak
van de perforatiemodule uit te nemen.
(4) Nietjesmagazijn
Hierin wordt de nietjespatroon geplaatst. Trek het
magazijn naar buiten om het nietjespatroon te vervangen
of vastgelopen nietjes te verwijderen.
(5) Ontgrendelhendel nietjesmagazijn
Gebruik deze hendel om het nietjesmagazijn te
verwijderen.
VERBRUIKSGOEDEREN
Voor de afwerkingeenheid is de volgende nietjespatroon vereist:
Nietjespatroon (ca. 5000 nietjes per nietjespatroon x 3
patronen)MX-SCX1
(1)
(5)(4)
(2)
(3)
Wees voorzichtig bij het inschakelen van de voeding en terwijl het apparaat afdrukt, aangezien de lade op en neer kan bewegen.
1-41
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
TOEVOER VISITEKAARTEN
Deze toevoereenheid kan op de automatisch documentinvoer worden bevestigd en wordt gebruikt om automatisch
visitekaarten te scannen.
1
Open de geleider voor de originelen
zover als mogelijk.
2
Plaats de toevoer voor visitekaarten op
de documentinvoerlade.
(1) Plaats de toevoer voor visitekaarten in het
midden van de documentinvoerlade.
(2) Druk de toevoer voor visitekaarten
voorzichtig omlaag.
U zult de toevoer op zijn plaats horen klikken.
Wanneer u de toevoer visitekaarten hebt aangebracht kunt u "Instelling scannen adreskaart" inschakelen in de
systeeminstellingen (beheerder).
Bij het scannen van visitekaarten is het handig om "Scannen adreskaart" te gebruiken bij de speciale functies voor
kopiëren en scannen.
3
Plaats de visitekaarten.
Let erop dat de randen van de kaarten gelijk liggen.
Plaats de kaarten met de bedrukte zijde naar boven helemaal
in de toevoer voor visitekaarten.
4
Na gebruik van de toevoer voor
visitekaarten, tilt u de toevoereenheid op
om hem te verwijderen.
U hoort een klikgeluid als de toevoer vrij komt. Berg de toevoer
in zijn bewaarzak op.
Systeeminstellingen (beheerder): Instelling scannen adreskaart
Geef op of u de functie Scannen adreskaart wilt gebruiken.
1-42
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
SHARP OSA
Sharp OSA (Open Systems Architecture) is een standaard die het mogelijk maakt om informatie te delen en te
distribueren op een dusdanig geavanceerde wijze zoals voorheen niet mogelijk was op een digitale multifunctionele
machine zelf.
Bij gebruik van een multifunctionele machine die Sharp OSA ondersteunt, zijn het bedieningspaneel en de
scanverzendfuncties te besturen vanaf een externe applicatie.
Er zijn twee soorten externe applicaties: "standaard applicatie" en "externe account-applicatie". Een "externe
account-applicatie" wordt gebruikt om het accountbeheer op een multifunctionele machine op een netwerk centraal uit
te voeren. Met een "standaard applicatie" worden alle overige applicaties bedoeld.
APPLICATIE-COMMUNICATIEMODULE (MX-AMX2)
De applicatie-communicatiemodule is vereist voor het gebruik van een "standaardapplicatie"op het apparaat.
Als een standaard applicatie die eerder is opgeslagen op de webpagina's vanaf een machine wordt geselecteerd, haalt
de machine het bedieningsscherm op vanaf een eerder opgeslagen URL. De besturing van het bedieningsscherm vindt
plaats door de standaard applicatie, en Scannen naar FTP, Scannen naar netwerkmap, en HTTPS-transmissie kan
worden uitgevoerd.
Standaard applicatie instellen
Om een algemene applicatie in de webpagina's van de machine in te schakelen, klikt u op [Toepassingsinstellingen] in
het frame met het menu beheerder en vervolgens op [Instellingen van externe applicaties] en [Standaard applicatie].
Configureer instellingen voor de standaardapplicatie in het scherm dat verschijnt.
Standaard applicatie selecteren
Er zijn twee methoden om een standaardapplicatie te selecteren die op de webpagina's van het apparaat is
geregistreerd.
1
Druk op de toets [Sharp OSA] bij de
selectietoetsen.
Als er geen standaard applicaties zijn opgeslagen op de
webpagina's, kan er niet op de toets worden gedrukt.
2.
3.
4.
1.
A5
A4
A4
A4
Gereed voor scannen kopie.
0
BEELD
VERZENDEN
DOCUMENT
ARCHIVERING
KOPIE
Kleurmodus
Spec. Functies
Dubbelz. Kopie
Uitvoer
Bestand
Snelbestand
Kopieerfactor Origineel Papierformaat
Auto
A4
Normaal papier
Meerkleuren
Belichting
Auto
A4
Normaal
100%
1-43
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
MODULE VOOR EXTERNE ACCOUNTS (MX-AMX3)
De module voor externe accounts is vereist voor het gebruik van een "standaardapplicatie"op het apparaat.
Een externe account-applicatie kan zowel in "externe authenticatiemodus" als in "externe telmodus" worden gebruikt. Bij toepassing van de
externe authenticatiemodus wordt het inlogscherm van de applicatie opgehaald bij het aanzetten van de machine. Als de opdracht is
uitgevoerd, wordt een opdrachtmeldscherm naar de applicatie gezonden voor het bijhouden van de telling per geautoriseerde gebruiker.
Bij toepassing van de "externe telmodus" wordt het inlogscherm niet getoond bij het aanzetten van de machine. Er wordt alleen een
melding van de opdrachtstatus naar de applicatie gezonden. Gebruikersauthenticatie door de externe account-applicatie kan niet
worden gebruikt. De externe account-applicatie kan echter wel in combinatie met de interne account-functie worden gebruikt.
Externe account-applicatie instellen
Om een externe accountapplicatie in de webpagina's van de machine in te schakelen, klikt u op [Toepassingsinstellingen] in het
frame met het menu beheerder en vervolgens op [Instellingen van externe applicaties] en [Instellingen externe
accountapplicatie]. Configureer de instellingen voor de externe accounttoepassing in het scherm dat verschijnt. De instelling
gaat van kracht nadat de machine opnieuw is gestart. Zie voor het opnieuw starten van de machine, "DE VOEDING IN- EN
UITSCHAKELEN" (pagina 1-14).
Bediening in externe account-modus
De twee modi voor het gebruik van een externe account-applicatie worden hieronder uitgelegd.
Externe authenticatiemodus
Wanneer het selectievakje [Authenticatie door externe server inschakelen] wordt geselecteerd in "Instellingen extern account" van
"Sharp OSA-instellingen" in de systeeminstellingen (beheerder), gaat de machine de externe authenticatiemodus in. Als de machine
wordt aangezet in externe authenticatiemodus, opent de machine de externe account-applicatie en verschijnt het inlogscherm. Het
inlogscherm verschijnt ook als op de toets [OPROEP] wordt gedrukt om een voltooide opdracht uit het opdrachtstatusscherm uit te
voeren. (Het inlogscherm verschijnt niet als de gebruiker al op normale wijze is ingelogd.)
U kunt op de toets [OPDRACHT STATUS] drukken terwijl het inlogscherm verschijnt om het opdrachtstatusscherm
weer te geven. Raak de modustoets aan om naar de oorspronkelijke staat terug te keren.
2
Selecteer de standaard applicatie.
Als twee of meer standaard applicaties zijn opgeslagen op de
webpagina's, verschijnt het scherm voor selectie van een
standaard applicatie. Selecteer de standaard applicatie die u
wilt gebruiken.
Als er slechts één standaard applicatie op de webpagina's is
opgeslagen, start de verbinding met de standaard applicatie.
3
De machine maakt verbinding met de standaard applicatie.
Het bericht "Bezig verbinding te maken met de externe applicatieserver." wordt weergegeven terwijl de machine
communiceert met de standaard applicatie.
Tijdens het scannen kan de modustoets niet gebruikt worden.
De gebruikersbeheerfunctie van het apparaat kan niet worden gebruikt in externe authenticatiemodus.
"Gebruikersregistratie", "Gebruikersaantallen tonen", "Gebruikersaantallen op nul zetten", "Gebruikersinformatie
afdrukken" en "Instelling aantal getoonde gebruikersnamen" kunnen echter wel worden gebruikt.
Deze selectietoets kan niet worden gebruikt als het aanmeldscherm wordt weergegeven.
App 08
App 07
App 06
App 05
App 04
App 03
App 02
App 01
Selecteer externe applicatie
1-44
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
Als inloggen mislukt
Indien het inlogscherm niet verschijnt of de applicatie niet goed werkt, kan het gebeuren dat de machine ook niet meer
goed functioneert. In dat geval adviseren we u om de externe account-modus te verlaten van de webpagina's van de
machine. Zie voor meer informatie [Help] op de webpagina's.
Mocht het nodig zijn om de externe account-modus geforceerd te beëindigen via het bedieningspaneel van de machine,
volg dan onderstaande stappen.
Druk op [SYSTEEMINSTELLINGEN] en wijzig "Instellingen extern account" in de systeeminstellingen (beheerder). De
instelling gaat van kracht nadat de machine opnieuw is gestart. Zie voor het opnieuw starten van de machine, "DE
VOEDING IN- EN UITSCHAKELEN" (pagina 1-14).
Externe telmodus
Wanneer enkel de instelling [Extern accountbeheer] wordt ingeschakeld in "Instellingen extern account" van "Sharp
OSA-instellingen" in de systeeminstellingen (beheerder), gaat de machine de externe telmodus in.
Anders dan bij de externe authenticatiemodus, wordt het inlogscherm van de externe account-applicatie niet
weergegeven als de machine in de externe telmodus wordt gestart. Er wordt alleen een melding van de opdrachtstatus
naar de externe account-applicatie gezonden. Externe telmodus kan samen met de gebruikersbeheerfunctie van de
machine worden gebruikt. (Externe telmodus kan alleen worden gebruikt indien gebruikersbediening en accountbeheer
zijn uitgeschakeld.)
1-45
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
In dit gedeelte wordt de werking van het tekstinvoerscherm uitgelegd.
FUNCTIES VAN DE BELANGRIJKSTE
TOETSEN
TEKST INVOEREN
Toets Beschrijving
Met deze toets wisselt het tekstinvoerscherm tijdelijk naar het invoerscherm voor letters met accenten en
symbolen. Het scherm voor hoofdletters wordt weergegeven totdat opnieuw op de toets [Caps] wordt
gedrukt, zodat deze niet langer is gemarkeerd. De toets [Caps] is handig als u tekst geheel in hoofdletters
wilt invoeren.
(Deze toets kan per land en regio verschillen.)
Met deze toets wisselen de toetsen in het tekstinvoerscherm tijdelijk naar hoofdletters als kleine letters
worden weergegeven, of naar kleine letters als hoofdletters worden weergegeven.
Druk op de toets [Shift] en vervolgens op een letter om die letter in te voeren. Nadat u de letter hebt
ingevoerd is de toets [Shift] niet langer gemarkeerd en verschijnt het oorspronkelijke tekstinvoerscherm.
De toets [Shift] is handig als u slechts één kleine of hoofdletter nodig hebt of een van de aan de numerieke
toetsen toegewezen symbolen wilt gebruiken.
Als u de selectie van de toets [Shift] wilt annuleren, druk dan nogmaals op [Shift]. De toets [Shift] is nu niet
langer gemarkeerd.
(Deze toets kan per land en regio verschillen.)
Druk op deze toets om een regeleinde toe te voegen bij het invoeren van de lopende tekst van een
e-mailbericht.
(Deze toets kan per land en regio verschillen.)
Druk op deze toets om het teken aan de linkerkant van de cursor te verwijderen.
Druk op deze toets om de toetsindeling voor de tekeninvoermodus tijdelijk te wisselen naar een andere taal.
Selecteer de toetsindeling die u wilt gebruiken.
Druk op deze toets om een spatie tussen letters te plaatsen.
Hierdoor wisselt het tekstinvoerscherm tijdelijk naar het invoerscherm voor letters met accenten en symbolen.
Druk op de toets [AltGr] en vervolgens op een lettertoets om die letter in te voeren. Nadat u de letter hebt
ingevoerd is de toets [AltGr] niet langer gemarkeerd en verschijnt het oorspronkelijke tekstinvoerscherm.
Als u de selectie van de toets [AltGr] wilt annuleren, druk dan nogmaals op [AltGr]. De toets [AltGr] is nu niet
langer gemarkeerd.
Druk op deze toetsen om de cursor naar links of rechts te bewegen.
Druk op deze toetsen om de cursor naar de regel boven of onder de huidige regel te bewegen in de lopende
tekst van een e-mailbericht.
Druk op deze toets om de tekeninvoermodus te selecteren.
Druk op deze toets om de symboolinvoermodus te selecteren. De symboolmodus wordt gebruikt om
symbolen en letters met accenten in te voeren.
Gebruik deze toets om een vooraf opgeslagen onderwerp voor een e-mail of andere vooringestelde tekst op
te halen.
Caps
Shift
Enter
Andere taal
Spatie
AltGr
Tekens
Symbolen
Voorkeurselec.
1-46
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
Toont uitleg van elke toets.
Hiermee voert u eerder opgeslagen tekstreeksen in zoals ".com".
Tekstreeksen worden opgeslagen bij "Instelling sjabloon aanraaktoetsenbord" in "Apparaatbeheer" bij de
"Systeeminstellingen" op de webpagina.
Druk op deze toets om naar het vorige instelvenster te gaan zonder tekst in te voeren.
Druk op deze toets om de huidige weergegeven tekst in te voeren en terug te gaan naar het vorige
instelvenster.
Druk op deze toets en zoekresultaten worden op basis van de ingevoerde tekens weergegeven.
Sommige hierboven beschreven toetsen zijn in bepaalde landen of gebieden mogelijk niet beschikbaar.
" " in het tekstinvoerscherm geeft aan hoeveel tekens kunnen worden ingevoerd. Er kunnen niet meer dan " " tekens
worden ingevoerd.
Op sommige toetsenborden met het Engelse alfabet blijft het scherm [AltGr] weergegeven totdat u drukt op de toets [AltGr]
om de markering te verwijderen.
De toets wordt alleen weergegeven in een beperkt aantal landen en regio's. De toets is een sneltoets
waarmee u het toetsenbord kan wisselen tussen de taal van uw regio en Engels.
Welke toetsenbordindelingen u kunt selecteren, hangt af van de taal die u hebt geselecteerd in "Taalinstelling" in de
systeeminstellingen (beheerder).
De volgende symbolen mogen niet worden gebruikt wanneer u een bestandsnaam of mapnaam invoert.
\ ? / " ; : , < > ! * | & #
In sommige computeromgevingen is het niet toegelaten om spaties en de onderstaande symbolen te gebruiken.
Hyperlinks zullen bijvoorbeeld niet juist werken of er verschijnen nonsenstekens.
$ % ' ( ) + - . = @ [ ] ^ ` { } _ ~
Toets Beschrijving
Help
.com
.net .org
.biz .info http:
Annuleren
OK
Zoeken
ABC/abc ABC/abc
2-1
In dit hoofdstuk vindt u uitgebreide uitleg over de procedures voor het gebruik van de kopieerfunctie.
VOORDAT U DE MACHINE ALS
KOPIEERMACHINE GEBRUIKT
BASISSCHERM VAN DE KOPIEERFUNCTIE . . . . 2-3
KOPIEERPROCEDURE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-6
ORIGINELEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-8
• STANDAARDSTANDEN VOOR HET
PLAATSEN VAN ORIGINELEN . . . . . . . . . . . . . 2-8
PAPIERLADEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-9
BASISPROCEDURE OM KOPIEËN TE
MAKEN
KOPIEËN MAKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-10
• KOPIEËN MAKEN MET DE
AUTOMATISCHE
DOCUMENTINVOEREENHEID . . . . . . . . . . . . 2-10
KOPIËREN MET BEHULP VAN DE
GLASPLAAT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 2-12
AUTOMATISCH 2-ZIJDIG KOPIËREN . . . . . . . . . 2-15
2-ZIJDIGE KOPIEËN MAKEN MET DE
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID
. . . 2-15
• AUTOMATISCH 2-ZIJDIG KOPIËREN
MET DE GLASPLAAT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-18
KLEURKOPIEERFUNCTIES . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-21
DE BELICHTING EN TYPE ORIGINEEL
BEELD WIJZIGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-23
• BELICHTING EN TYPE ORIGINEEL
BEELD AUTOMATISCH AANPASSEN . . . . . . 2-23
• BELICHTING EN TYPE ORIGINEEL
BEELD HANDMATIG AANPASSEN . . . . . . . . 2-23
VERGROTEN/VERKLEINEN/ZOOM . . . . . . . . . . . 2-25
• KOPIEERFACTOR AUTOMATISCH
SELECTEREN (Auto Image) . . . . . . . . . . . . . . 2-25
• KOPIEERFACTOR HANDMATIG
SELECTEREN (Vaste kopieerfactor/Zoom). . . 2-26
DE LENGTE EN BREEDTE AFZONDERLIJK
VERGROTEN/VERKLEINEN (X-y zoom) . . .
. . . 2-28
FORMATEN ORIGINEEL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-29
• FORMAAT ORIGINEEL OPGEVEN. . . . . . . . . 2-29
• VAAK GEBRUIKTE
ORIGINEELFORMATEN OPSLAAN . . . . . . . . 2-31
UITVOER . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-34
• UITVOERFUNCTIES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-35
KOPIEËN MAKEN MET DE HANDINVOER . . . . . 2-37
SPECIALE FUNCTIES
SPECIALE FUNCTIES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-40
MARGES TOEVOEGEN (kantlijnverschuiving)
. . . 2-43
RANDSCHADUWEN WISSEN (wissen) . . . . . . .
. . . 2-45
KOPIEËN MAKEN VOOR BOEKJE
(Inbindkopie) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-47
KOPIEËN MAKEN VOOR BOEKJE
(Inbindkopie) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-47
EEN GROOT AANTAL ORIGINELEN
TEGELIJK KOPIËREN (opdracht
samenstellen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-49
INSTEEKVELLEN INVOEGEN BIJ HET
Kopiëren OP TRANSPARANTEN
(Transparant-Insteekvellen) . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-51
TWEE ORIGINELEN OP ÉÉN VEL KOPIËREN
(2-in-1) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 2-53
BEIDE ZIJDEN VAN EEN KAART KOPIËREN
OP ÉÉN VEL PAPIER (Kaart Formaat). . . . . . . . . 2-55
DE DATUM OF EEN STEMPEL AFDRUKKEN
OP KOPIEËN (Stempel) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-58
• ALGEMENE PROCEDURE VOOR HET
GEBRUIK VAN DE STEMPEL . . . . . . . . . . . . . 2-59
• DATUM TOEVOEGEN AAN KOPIEËN
(Datum). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-61
• KOPIEËN STEMPELEN (Stempel) . . . . . . . . . 2-63
• PAGINANUMMERS AFDRUKKEN OP
KOPIEËN (Paginanummering) . . . . . . . . . . . . . 2-65
TEKST AFDRUKKEN OP KOPIEËN (Tekst)
. . . 2-68
• STEMPELLAY-OUT CONTROLEREN
(Lay-out) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-72
HOOFDSTUK 2
KOPIEERMACHINE
2-2
KOPIEERMACHINE
TOETS [Beeld bewerken] . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-74
• FOTO'S HERHALEN OP EEN KOPIE
(Foto herhalen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-75
• DE AFBEELDING SPIEGELEN
(Spiegel-Beeld). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-77
• ORIGINEELFORMAAT A3 (11" x 17")
KOPIËREN KOPIËREN IN HET MIDDEN
VAN HET PAPIER (Centreren) . . . . . . . . . . . . 2-78
• ZWART EN WIT OMDRAAIEN OP DE
KOPIE (Z/W Omgekeerd). . . . . . . . . . . . . . . . . 2-80
TOETS [Kleur-Instellingen] . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-82
• ROOD/GROEN/BLAUW AANPASSEN IN
KOPIEËN (RGB aanpassen) . . . . . . . . . . . . . . 2-83
• DE SCHERPTE VAN EEN AFBEELDING
AANPASSEN (Scherpte) . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-84
• VAGE KLEUREN IN KOPIEËN WIT
MAKEN (Achtergrond-Onderdrukking) . . . . . . . 2-85
• DE KLEUR AANPASSEN (Kleurbalans
Instellen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-87
• DE HELDERHEID VAN EEN KOPIE
AANPASSEN (Helderheid). . . . . . . . . . . . . . . . 2-89
• DE INTENSITEIT VAN EEN KOPIE
AANPASSEN (Intensiteit). . . . . . . . . . . . . . . . . 2-90
KOPIEËN CONTROLEREN ALVORENS U
AFDRUKT (Proefafdruk) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-91
ORIGINELEN VAN VERSCHILLENDE
FORMATEN KOPIËREN (Origineel gem.
form.) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-94
KOPIËREN VAN DUNNE ORIGINELEN
(Langzame scanmodus). . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 2-96
MEERDERE VISITEKAARTEN KOPIËREN
(Scannen adreskaart) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-98
HANDIGE KOPIEERFUNCTIES
EEN KOPIEERSESSIE ONDERBREKEN
(kopiëren onderbreken) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-100
OPDRACHTSTATUSSCHERM . . . . . . . . . . . . . . 2-102
• SCHERM OPDRACHTWACHTRIJ EN
SCHERM UITGEVOERDE OPDRACHTEN. . 2-103
• EEN OPDRACHT IN DE WACHTRIJ
ANNULEREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-105
• EEN OPDRACHT IN DE WACHTRIJ
PRIORITEIT GEVEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-106
• INFORMATIE CONTROLEREN OVER
EEN KOPIEEROPDRACHT IN DE
WACHTRIJ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-107
KOPIEERBEWERKINGEN OPSLAAN
(opdrachtprogramma's) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-108
• OPDRACHTPROGRAMMA OPSLAAN
(BEWERKEN/WISSEN) . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-109
2-3
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
Deze sectie bevat informatie waarmee u vertrouwd moet zijn voordat u de machine als een kopieermachine gebruikt.
BASISSCHERM VAN DE KOPIEERFUNCTIE
Druk op de toets [KOPIEREN] om het basisscherm van de kopieermodus te openen.
Het basisscherm geeft berichten en toetsen voor het kopiëren weer en instellingen die zijn geselecteerd.
(1) Modustoetsen
Gebruik deze toetsen om te wisselen tussen de modi
kopiëren, beeld verzenden en documentarchivering.
Als u naar de modus kopiëren wilt gaan, druk dan op de
toets [KOPIEREN].
(2) Toets [Kleurmodus]
Druk op deze toets om de kleurmodus te wijzigen.
KLEURKOPIEERFUNCTIES (pagina 2-21)
(3) Uitvoerweergave
Wanneer u een of meer uitvoerfuncties hebt
geselecteerd, zoals sorteren, groeperen of sorteren
nieten, dan worden hier de pictogrammen van de
geselecteerde functies weergegeven.
UITVOER (pagina 2-34)
(4) Toets [Belichting]
Hiermee geeft u de huidige instellingen voor de belichting
en het type origineel weer. Druk op deze toets om de
instelling voor de belichting of het type origineel te wijzigen.
DE BELICHTING EN TYPE ORIGINEEL BEELD
WIJZIGEN (pagina 2-23)
(5) Toets [Kopieerfactor]
Deze toets geeft de huidige kopieerfactor weer. Druk op
deze toets om de kopieerfactor aan te passen.
VERGROTEN/VERKLEINEN/ZOOM (pagina 2-25)
(6) Toets [Origineel]
Druk hierop om het formaat van het origineel op te
geven.
Als het origineelformaat dat deze toets weergeeft afwijkt
van het door u geplaatste formaat, of als het
origineelformaat niet wordt weergegeven, druk dan op deze
toets en geef het juiste formaat op.
FORMATEN ORIGINEEL (pagina 2-29)
(7) Toets [Papierformaat]
Druk op deze toets om van papier(lade) te wisselen.
De papierlade, het papierformaat en de papiersoort worden
weergegeven. U kunt ook papierladen 1 tot 4 in de
papierformaatweergave selecteren om hetzelfde scherm te
openen.
PAPIERLADEN (pagina 2-9)
(8) Origineelinvoerweergave
Deze verschijnt wanneer u een origineel in de
automatische documentinvoer hebt geplaatst.
VOORDAT U DE MACHINE ALS
KOPIEERMACHINE GEBRUIKT
A4
3.
2.
1.
A4
A5
A4
4.
A4
Normaal
Bestand
Snelbestand
Spec. Functies
Dubbelz. Kopie
Uitvoer
Gereed voor scannen kopie.
0
Kleurmodus
Meerkleuren
Belichting
Auto
A4
BEELD
VERZENDEN
DOCUMENT
ARCHIVERING
KOPIE
Origineel
Papierformaat
Auto
A4
Normaal papier
Kopieerfactor
100%
(9)(8)
(7)
(1)
(2)
(4)
(5)
(6)
(10)
(14)
(11)
(12)
(13)
(3)
2-4
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
(9) Weergave Papierformaat
Deze laat zien welk formaat papier er is geladen in elke lade.
Voor de handinvoerlade verschijnt de papiersoort boven
het papierformaat.
De geselecteerde lade is gemarkeerd.
Bij benadering wordt de hoeveelheid papier in elke lade
aangegeven door . U kunt ook laden 1 tot 4
selecteren om hetzelfde scherm te openen als wanneer u
de toets [Papierformaat] selecteert.
PAPIERLADEN (pagina 2-9)
(10) Weergave aantal kopieën
Deze laat zien hoeveel kopieën zijn ingesteld.
(11) Toets [Spec. Functies]
Druk op deze toets als u speciale functies wilt selecteren
zoals kantlijnverschuiving en rand wissen.
SPECIALE FUNCTIES (pagina 2-40)
(12) Toets [Dubbelz. Kopie]
Druk op deze toets om de functie dubbelzijdig kopiëren te
selecteren.
AUTOMATISCH 2-ZIJDIG KOPIËREN (pagina 2-15)
(13) Toets [Uitvoer]
Druk op deze toets om een uitvoerfunctie zoals sorteren,
groeperen, staffelen of sorteren nieten te selecteren.
UITVOER (pagina 2-34)
(14) Aangepaste toetsen
U kunt de toetsen die hier verschijnen wijzigen, zodat ze
instellingen of functies van uw voorkeur aangeven. De
volgende toetsen verschijnen standaard als
fabrieksinstelling:
Aangepaste toetsen tonen (pagina 2-5)
Toets [Bestand], de toets [Snelbestand]
Druk op een van deze toetsen om de functie Bestand of
Snelbestand van de functie documentarchivering te
gebruiken. Dit zijn dezelfde toetsen [Bestand] en
[Snelbestand] die verschijnen wanneer u op de toets
[Spec. Functies] drukt. Zie "6.
DOCUMENTARCHIVERING" voor informatie over de
functie documentarchivering.
Lade tijdens papierinvoer
Verwijder een lade niet uit het apparaat tijdens de invoer van papier uit de betreffende lade. Hierdoor kan het papier
vastlopen.
Bepalen van de lade waaruit het papier wordt ingevoerd
(1) Tijdens de invoer van papier wordt in de opdrachtstatusweergave van de systeembalk op het aanraakscherm het
nummer van de lade weergegeven die wordt gebruikt voor de papierinvoer.
(2) De gebruikte lade om papier in te voeren wordt ook in groen aangegeven op de weergave papierformaat op het
basisscherm van het aanraakscherm.
Het scherm dat in dit gedeelte wordt uitgelegd verschijnt wanneer een invoereenheid voor 500 bladen of afwerkingeenheid
zijn geïnstalleerd. De afbeelding varieert naargelang de apparatuur die is geïnstalleerd.
A4
3.
2.
1.
A4
A5
A4
4.
Bestand
Snelbestand
Spec. Functies
Dubbelz. Kopie
Uitvoer
Normaal
1.
2.
A4
A4R
1.
2.
A4
A4R
A4
Origineel
Papierformaat
Auto
A4
Normaal papier
Kleurmodus
Kopieerfactor
Meerkleuren
Belichting
Auto
100%
Lade 2
A3
3.
B4
4.
(1) Opdrachtstatusweergave op de systeembalk
Geeft het nummer weer van de lade die wordt gebruikt voor
de papierinvoer.
(2) Papierformaatweergave
Geeft in het groen de lade weer die wordt gebruikt voor de papierinvoer.
Basisscherm
2-5
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
Aangepaste toetsen tonen
Speciale functietoetsen en andere toetsen kunnen worden weergegeven in het basisscherm. Door vaak gebruikte
functies aan deze toetsen toe te kennen, beschikt u met één druk op de toets over deze functies. U kunt “Toetsinstelling
aanpassen” op de webpagina’s gebruiken om de functie die aan een toets is toegekend te veranderen.
Wanneer "Wissen", "Kantlijn Verschuiving" en "Helderheid" zijn toegekend aan de aangepaste toetsen
Controleren welke speciale functies zijn geselecteerd
De toets wordt in het basisscherm weergegeven wanneer een of meerdere speciale functies geselecteerd zijn.
Door te drukken op de toets worden de geselecteerde speciale functies weergegeven. Sluit het scherm door op
[OK] te drukken.
Systeeminstellingen (Beheerder): Toetsinstelling aanpassen
De registratie wordt uitgevoerd in [Systeeminstellingen] – [Bedieningsinstellingen] – “Toetsinstelling aanpassen” in het
webpaginamenu.
A4
3.
2.
1.
A4
A5
A4
4.
Kleurmodus
Spec. Functies
Normaal
Dubbelz. Kopie
Uitvoer
Wissen
Kantlijn
Verschuiving
Helderheid
Kopieerfactor
Origineel
Papierformaat
Auto
A4
Normaal papier
Meerkleuren
Belichting
Auto
A4
100%
Deze 3 toetsen kunt u
veranderen als u dat wilt.
A4
3.
2.
1.
A4
A5
A4
4.
OK
1
1
Functieoverzicht
Kantlijn
Verschuiving
Wissen
Schuiven:Rechts
Voor:10mm/Achter:10mm
Rand:10mm
Bestand
Snelbestand
Spec. Functies
Dubbelz. Kopie
Uitvoer
Normaal
A4
Origineel
Papierformaat
Auto
A4
Normaal papier
Kleurmodus
Kopieerfactor
Meerkleuren
Belichting
Auto
100%
2-6
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
KOPIEERPROCEDURE
Deze sectie legt de basisprocedure uit voor het kopiëren. Selecteer instellingen in de onderstaande volgorde, zodat het
kopiëren soepel verloopt.
Zie de uitleg over elke instelling in dit hoofdstuk voor uitgebreide procedures voor het selecteren van instellingen.
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de invoerlade van de automatische
documentinvoer of op de glasplaat.
* Naargelang de kopieerfuncties die u gebruikt, komt het ook
voor dat u functies selecteert voordat u het origineel plaatst.
Basiskopieerinstellingen
Selecteer de basiskopieerinstellingen.
De hoofdinstellingen zijn de volgende:
Kleurmodus
KLEURKOPIEERFUNCTIES
(pagina 2-21)
Belichting en origineeltype
DE BELICHTING EN TYPE
ORIGINEEL BEELD WIJZIGEN (pagina 2-23)
Kopieerfactor
VERGROTEN/VERKLEINEN/ZOOM
(pagina 2-25)
Origineelformaat
FORMATEN ORIGINEEL (pagina 2-29)
Papierinstellingen
PAPIERLADEN (pagina 2-9)
Instellingen voor 2-zijdig kopiëren
Selecteer de instellingen die u nodig hebt voor 2-zijdig
kopiëren en 2-zijdig scannen van het origineel.
AUTOMATISCH 2-ZIJDIG KOPIËREN (pagina 2-15)
A4
3.
2.
1.
A4
A5
A4
4.
Origineel
Papierformaat
Auto
A4
Normaal papier
Normaal
A4
A4
Kleurmodus
Kopieerfactor
Meerkleuren
Belichting
Auto
100%
Bestand
Snelbestand
Spec. Functies
Dubbelz. Kopie
Uitvoer
OK
2-Zijdige Kopie
2-7
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
Uitvoerinstellingen
Selecteer de kopieeruitvoerinstellingen.
De hoofdinstellingen zijn de volgende:
Sorteerfunctie
Sorteerfunctie (pagina 2-35)
Groepeerfunctie
Groepeerfunctie (pagina 2-35)
Staffelfunctie
Staffelfunctie (pagina 2-35)
Nietsorteerfunctie
Functie Nietsorteren / Zadelsteek (pagina 2-36)
Instellingen speciale functies
Selecteer speciale functies zoals "Kantlijn Verschuiving" en
"Wissen".
SPECIALE FUNCTIES (pagina 2-40)
Instelling aantal kopieën (sets)
Stel het aantal kopieën (aantal sets) in.
Begin met kopiëren.
Start het scannen van originelen en het maken van kopieën.
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of de toets [STARTEN ZWART-WIT].
OK
Uitvoer
Sorteren
Staffel
Sorteren
Nieten
Groep
Spec. Functies
1
2
Kaart Formaat
2-in-1
OK
Transparant-
Insteekvellen
Wissen
Opdracht
Samenstel.
Inbindkopie
Kantlijn-
verschuiving
Kleur-
Instellingen
Bestand
Snelbestand
Stempel Beeld bewerken
Normaal
7
A4
Spec. Functies
Dubbelz. Kopie
2-8
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
ORIGINELEN
STANDAARDSTANDEN VOOR HET PLAATSEN VAN
ORIGINELEN
De stand voor het plaatsen van een origineel bij het kopieren varieert afhankelijk van of de documentinvoer of de glasplaat
wordt gebruikt. Plaats het origineel zodanig dat de boven- en onderranden als hieronder afgebeeld liggen. Zie voor meer
informatie over het plaatsen van het origineel "ORIGINELEN"
(pagina
1-34
)
in "1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT".
Indien een of meer speciale functies zijn geselecteerd, verschijnt de toets in het basisscherm. Druk op de toets
om een lijst van de geselecteerde speciale functies weer te geven. Zo kunt u controleren welke speciale functies zijn
geselecteerd en welke instellingen daarvoor gelden.
Controleren welke speciale functies zijn geselecteerd (pagina 2-5)
Selecteer kopieerinstellingen en druk vervolgens op de toets [Bestand] of de toets [Snelbestand] om een kopieertaak op te
slaan met de functie documentarchivering.
Druk op [ALLES WISSEN] ( ) om alle instellingen te annuleren.
Wanneer u op [ALLES WISSEN] ( ) drukt, worden alle tot dan toe geselecteerde instellingen gewist en keert u terug naar
het basisscherm.
Als u het scannen van het origineel en het kopiëren wilt stoppen, drukt u op de toets [STOP] ( ).
Wanneer u op de toets [STOP] ( ) drukt, verschijnt een bericht met de vraag of u de taak wilt annuleren. Druk op de toets
[Ja] in het berichtscherm.
abc
abc
Glasplaat
Lade origineelinvoer
Plaats het origineel
met de voorzijde
naar onderen links
van het midden op
de glasplaat.
Staand origineel
abc
Wanneer u de onderstaande functies in de
kopieermodus gebruikt, plaatst u het origineel zo dat
de bovenkant van de afbeelding rechts ligt.
Nietsorteren
Inbindkopie
•2-in-1
•Stempel
Bovenkant van
de afbeelding ligt
rechts
abc
abc
Plaats het origineel
met de voorzijde
naar onderen links
van het midden op
de glasplaat.
Liggend origineel
Lade origineelinvoer
Glasplaat
abc
Wanneer u de functie nietsorteren
gebruikt, plaatst u het origineel zo, dat de
bovenkant van de afbeelding naar u toe
ligt.
Bovenkant van de
afbeelding ligt
naar u toe
2-9
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
PAPIERLADEN
De machine is ingesteld om automatisch een lade te selecteren die hetzelfde papierformaat heeft als het formaat van
het geplaatste origineel (automatische papierladeselectie).
U kunt de papierlade handmatig selecteren als het juiste papierformaat niet is geselecteerd of als u het papierformaat wilt wijzigen.
1
Druk op de toets [Papierformaat].
U kunt ook op de papierformaatweergave (A) drukken om de instellingen voor de papierlade te openen.
2
Selecteer de lade die u wilt gebruiken.
(1) Druk op de toets van de gewenste lade.
(2) Druk op de toets [OK].
U keert terug naar het basisscherm en de geselecteerde
lade wordt gemarkeerd.
Wanneer het papier in een geselecteerde lade tijdens een kopieertaak opraakt en er is een andere lade aanwezig met
hetzelfde formaat en type papier, dan wordt die lade automatisch geselecteerd en zal de taak worden voortgezet.
Druk op de toets [ALLES WISSEN] ( ) om terug te keren naar automatische papierladeselectie nadat u handmatig een
lade hebt geselecteerd.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instellingen Oorspronkelijke Status (Papierlade)
Gebruik deze instelling om van standaardlade te wisselen.
A4
3.
2.
1.
A4
A5
A4
4.
Bestand
Snelbestand
Spec. Functies
Dubbelz. Kopie
Uitvoer
Normaal
A4
Origineel
Papierformaat
Auto
A4
Normaal papier
Kleurmodus
Kopieerfactor
Meerkleuren
Belichting
Auto
100%
A4
3.
2.
1.
A4
A5
A4
4.
Bestand
Snelbestand
Spec. Functies
Dubbelz. Kopie
Uitvoer
Normaal
A4
Origineel
Papierformaat
Auto
A4
Normaal papier
Kleurmodus
Kopieerfactor
Meerkleuren
Belichting
Auto
100%
(A)
Papierformaat
Papierlade
Doorvoerlade
OK
Normaal papier
Normaal papier
Normaal papier
2. A5
A4
3. A4
4. A4
1.
Normaal papier
A4
Normaal papier
(1)
(2)
2-10
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
In dit gedeelte worden de basisprocedures uitgelegd voor het maken van kopieën, inclusief de keuze van de
kopieerfactor en andere kopieerinstellingen.
KOPIEËN MAKEN
KOPIEËN MAKEN MET DE AUTOMATISCHE
DOCUMENTINVOEREENHEID
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u kopieën maakt (1-zijdige kopieën van 1-zijdige originelen) met de automatische
documentinvoer.
BASISPROCEDURE OM KOPIEËN TE
MAKEN
1
Plaats de originelen met de kopiezijde
naar boven in de origineelinvoerlade met
de vellen gelijkmatig verdeeld.
Steek de originelen helemaal in de lade van de origineelinvoer.
In de origineelinvoerlade kunnen meerdere originelen worden
geplaatst.
Plaats staande originelen op zo’n manier, dat de bovenrand als
eerste in de invoer gaat. Plaats liggende originelen zo, dat de
linkerrand als eerste in de invoer gaat.
De stapel originelen mag niet hoger zijn dan de indicatiestreep
op de lade.
U kunt maximaal 50 vellen invoegen.
2
Druk op de toets [Origineel].
Markeerstreep
A4
3.
2.
1.
A5
A4
4.
A4
Bestand
Snelbestand
Spec. Functies
Dubbelz. Kopie
Uitvoer
Normaal
A4
Origineel
Papierformaat
Auto
A4
Normaal papier
Kleurmodus
Kopieerfactor
Meerkleuren
Belichting
Auto
100%
2-11
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
3
Geef het formaat van het origineel op.
(1) Druk op de juiste toets voor het
origineelformaat.
(2) Druk op de toets [OK].
Wanneer u een origineel van het formaat AB (inch) of niet-standaard plaatst, geef dan het formaat van het origineel op
als uitgelegd in FORMATEN ORIGINEEL" (pagina 2-29).
4
Controleer het te gebruiken papier en de
kleurmodus.
Zorg ervoor dat het gewenste papier (en papierlade) en
kleurmodus zijn geselecteerd.
Druk op de toets [Papierformaat] als u het papier (en lade)
wilt wijzigen.
PAPIERLADEN (pagina 2-9)
Druk op de toets [Kleurmodus] om de kleurmodus de
wijzigen.
KLEURKOPIEERFUNCTIES (pagina 2-21)
Niet voor alle instellingen van het formaat origineel wordt automatisch hetzelfde formaat papier geselecteerd. In zulke
gevallen wijzigt u het papierformaat handmatig. In zulke gevallen wijzigt u het papierformaat handmatig.
5
Stel het aantal kopieën (aantal sets) in
met de cijfertoetsen.
U kunt maximaal 999 kopieën (sets) instellen.
U kunt één kopie maken, ook al verschijnt "0" voor het aantal kopieën.
Als het aantal kopieën niet juist is ingesteld...
Druk op de toets [WISSEN] ( ) en voer het juiste aantal in.
6
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT].
Ook al is een kleurenmodus geselecteerd, wordt toch in zwart-wit gekopieerd als u op de toets [STARTEN
ZWART-WIT] drukt.
Als u het scannen van het origineel en het kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
A5
B5
216x343
A4
216x330 16K
216x340
Origineel
OK
Invoer formaat
Aangepast Form
Inch
AB
Geen
(2)(1)
A4
A4
A5
A4
A4
3.
2.
1.
4.
Bestand
Snelbestand
Spec. Functies
Dubbelz. Kopie
Uitvoer
Normaal
A4
Origineel
Papierformaat
Auto
A4
Normaal papier
Kleurmodus
Kopieerfactor
Meerkleuren
Belichting
Auto
100%
Normaal
7
A4
Spec. Functies
Dubbelz. Kopie
2-12
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
KOPIËREN MET BEHULP VAN DE GLASPLAAT
Als u een kopie wilt maken van een boek of ander dik origineel dat niet met de automatische documentinvoer gescand
kan worden, opent u de automatische documentinvoer en plaatst u het origineel op de glasplaat. In dit gedeelte wordt
uitgelegd hoe u een kopie maakt (1-zijdige kopieën van 1-zijdige originelen) met de glasplaat.
1
Open de automatische documentinvoer,
plaats het origineel met de bovenzijde
naar beneden op de glasplaat en sluit de
origineelinvoer voorzichtig.
Het maximale origineelformaat dat op het documentglas kan
worden geplaatst, is A4 (8-1/2" x 11").
Breng het midden van het origineel op een lijn met de punt
van het teken.
Plaats het origineel overeenkomstig het formaat in de juiste
positie (zie afbeelding hierboven).
Nadat u het origineel op zijn plaats hebt gelegd, moet u de
automatische origineelinvoer sluiten. Als die open blijft,
zullen de delen die buiten het origineel vallen zwart worden
gekopieerd, waardoor te veel toner zou worden verbruikt.
2
Druk op de toets [Origineel].
abc
abc
Staand origineel
Liggend origineel
Leg de bovenrand van het
origineel tegen de zijde
van de glasplaat met de
schaalaanduiding.
Leg de rechterzijde van
het origineel tegen de
zijde van de glasplaat met
de schaalaanduiding.
A5
(5-1/2" x 8-1/2")
A4 (8-1/2" x 11")
B5
merkteken
Schaalaanduiding van de glasplaat
A4
3.
2.
1.
A5
A4
4.
A4
Bestand
Snelbestand
Spec. Functies
Dubbelz. Kopie
Uitvoer
Normaal
A4
Origineel
Papierformaat
Auto
A4
Normaal papier
Kleurmodus
Kopieerfactor
Meerkleuren
Belichting
Auto
100%
2-13
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
3
Geef het formaat van het origineel op.
(1) Druk op de juiste toets voor het
origineelformaat.
(2) Druk op de toets [OK].
Wanneer u een origineel van het formaat AB (inch) of niet-standaard plaatst, geef dan het formaat van het origineel op
als uitgelegd in FORMATEN ORIGINEEL" (pagina 2-29).
4
Controleer het te gebruiken papier en de
kleurmodus.
Zorg ervoor dat het gewenste papier (en papierlade) en
kleurmodus zijn geselecteerd.
Druk op de toets [Papierformaat] als u het papier (en lade)
wilt wijzigen.
PAPIERLADEN (pagina 2-9)
Druk op de toets [Kleurmodus] om de kleurmodus de
wijzigen.
KLEURKOPIEERFUNCTIES (pagina 2-21)
Naargelang het formaat van het origineel dat u hebt geplaatst, is het soms mogelijk dat niet automatisch hetzelfde
formaat papier wordt geselecteerd. In zulke gevallen wijzigt u het papierformaat handmatig.
5
Stel het aantal kopieën (aantal sets) in
met de cijfertoetsen.
U kunt maximaal 999 kopieën (sets) instellen.
U kunt één kopie maken, ook al verschijnt "0" voor het aantal kopieën.
Als het aantal kopieën niet juist is ingesteld...
Druk op de toets [WISSEN] ( ) en voer het juiste aantal in.
6
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT].
Het normale kopiëren zal beginnen.
Afhankelijk van de kopieerinstellingen (2-zijdig kopiëren enz.) kan het zijn dat het kopiëren niet begint voordat alle originelen
zijn gescand. Ga in dat geval door met de volgende stap.
Ook al is een kleurenmodus geselecteerd, wordt toch in zwart-wit gekopieerd als u op de toets [STARTEN
ZWART-WIT] drukt.
A5
B5
216x343
A4
216x330 16K
216x340
Origineel
OK
Invoer formaat
Aangepast Form
Inch
AB
Geen
(2)(1)
A4
3.
2.
1.
A5
A4
4.
A4
A4
Bestand
Snelbestand
Spec. Functies
Dubbelz. Kopie
Uitvoer
Normaal
A4
Origineel
Papierformaat
Auto
A4
Normaal papier
Kleurmodus
Kopieerfactor
Meerkleuren
Belichting
Auto
100%
Normaal
7
A4
Spec. Functies
Dubbelz. Kopie
2-14
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
7
Verwijder het origineel, plaats het volgende origineel en druk op de toets
[STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT].
Herhaal deze stap totdat u alle originelen hebt gescand.
Gebruik dezelfde toets [START] die u voor het eerste origineel gebruikte ook voor het tweede origineel en alle volgende
originelen.
8
Druk op [Lezen Klaar].
Als u het scannen van het origineel en het kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
Lezen Klaar
Plaats volgend origineel. Druk op
[Start]. Druk op [Lezen klaar]
indien gereed.
2-15
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
AUTOMATISCH 2-ZIJDIG KOPIËREN
2-ZIJDIGE KOPIEËN MAKEN MET DE AUTOMATISCHE
DOCUMENTINVOEREENHEID
Automatisch 2-zijdig kopiëren van
1-zijdige originelen
Automatisch 2-zijdig kopiëren van
2-zijdige originelen
1-zijdig kopiëren van 2-zijdige
originelen
1
Plaats de originelen met de kopiezijde
naar boven in de origineelinvoerlade met
de vellen gelijkmatig verdeeld.
Steek de originelen helemaal in de lade van de origineelinvoer.
In de origineelinvoerlade kunnen meerdere originelen worden
geplaatst.
Plaats staande originelen op zo’n manier, dat de bovenrand als
eerste in de invoer gaat. Plaats liggende originelen zo, dat de
linkerrand als eerste in de invoer gaat.
De stapel originelen mag niet hoger zijn dan de indicatiestreep
op de lade.
U kunt maximaal 50 vellen invoegen.
2
Druk op de toets [Origineel].
Originelen
Kopieën
Originelen
Kopieën
Originelen
Kopieën
Markeerstreep
A4
3.
2.
1.
A5
A4
4.
A4
Bestand
Snelbestand
Spec. Functies
Dubbelz. Kopie
Uitvoer
Normaal
A4
Origineel
Papierformaat
Auto
A4
Normaal papier
Kleurmodus
Kopieerfactor
Meerkleuren
Belichting
Auto
100%
2-16
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
3
Geef het formaat van het origineel op.
(1) Druk op de juiste toets voor het
origineelformaat.
(2) Druk op de toets [OK].
Wanneer u een origineel van het formaat AB (inch) of niet-standaard plaatst, geef dan het formaat van het origineel op
als uitgelegd in FORMATEN ORIGINEEL" (pagina 2-29).
4
Druk op de toets [Dubbelz. Kopie].
5
Selecteer de modus 2-zijdig kopiëren.
(1) Druk op de toets van de gewenste modus.
: Automatisch 2-zijdig kopiëren van 1-zijdige
originelen
: Automatisch 2-zijdig kopiëren van 2-zijdige originelen
: 1-zijdig kopiëren van 2-zijdige originelen
(2) Druk op de toets [OK].
Druk op de toets [Inbinden Veranderen] om 2-zijdige kopieën te maken van een 1-zijdig origineel (staand) dat horizontaal
geplaatst is of om de achterzijde te spiegelen in verhouding tot de voorzijde wanneer u een 2-zijdig origineel kopieert.
De toets [Inbinden Veranderen] gebruiken (pagina 2-17)
A5
B5
216x343
A4
216x330 16K
216x340
Origineel
OK
Invoer formaat
Aangepast Form
Inch
AB
Geen
(2)(1)
Colour Mode
A4
3.
2.
1.
A5
A4
4.
A4
A4
Bestand
Snelbestand
Spec. Functies
Dubbelz. Kopie
Uitvoer
Normaal
A4
Origineel
Papierformaat
Auto
A4
Normaal papier
Kleurmodus
Kopieerfactor
Meerkleuren
Belichting
Auto
100%
OK
2-Zijdige Kopie
Inbinden
Veranderen
(1) (2)
2-17
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
De toets [Inbinden Veranderen] gebruiken
6
Controleer het te gebruiken papier en de kleurmodus.
Zorg ervoor dat het gewenste papier (en papierlade) en
kleurmodus zijn geselecteerd.
Druk op de toets [Papierformaat] als u het papier (en lade) wilt wijzigen.
PAPIERLADEN (pagina 2-9)
Druk op de toets [Kleurmodus] om de kleurmodus de
wijzigen.
KLEURKOPIEERFUNCTIES (pagina 2-21)
Niet voor alle instellingen van het formaat origineel wordt automatisch hetzelfde formaat papier geselecteerd. In zulke
gevallen wijzigt u het papierformaat handmatig.
7
Stel het aantal kopieën (aantal sets) in
met de cijfertoetsen.
U kunt maximaal 999 kopieën (sets) instellen.
Als u slechts één kopie wilt maken, kan dit terwijl "0" voor het aantal kopieën wordt aangegeven.
Als het aantal kopieën niet juist is ingesteld...
Druk op de toets [WISSEN] ( ) en voer het juiste aantal in.
8
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT].
Als u het scannen van het origineel en het kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
Originelen
Inbinden Veranderen wordt
gebruikt
Inbinden Veranderen wordt niet
gebruikt
De achterkant is
ondersteboven.
De achterkant is
niet
ondersteboven.
Selecteer deze
optie wanneer de
pagina's worden
gebonden tot een
schrijfblok.
Selecteer deze
optie wanneer de
pagina's worden
gebonden tot een
boekje.
A4
3.
2.
1.
A5
A4
4.
A4
A4
Bestand
Snelbestand
Spec. Functies
Dubbelz. Kopie
Uitvoer
Normaal
A4
Origineel
Papierformaat
Auto
A4
Normaal papier
Kleurmodus
Kopieerfactor
Meerkleuren
Belichting
Auto
100%
Normaal
7
A4
Spec. Functies
Dubbelz. Kopie
A
12
A
A
A
3
A
2-18
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
AUTOMATISCH 2-ZIJDIG KOPIËREN MET DE
GLASPLAAT
Automatisch 2-zijdig kopiëren van
1-zijdige originelen
1
Open de automatische documentinvoer,
plaats het origineel met de bovenzijde
naar beneden op de glasplaat en sluit de
origineelinvoer voorzichtig.
Het maximale origineelformaat dat op het documentglas kan
worden geplaatst, is A4 (8-1/2" x 11").
Breng het midden van het origineel op een lijn met de punt
van het teken.
Plaats het origineel overeenkomstig het formaat in de juiste
positie (zie afbeelding hierboven).
Nadat u het origineel op zijn plaats hebt gelegd, moet u de
automatische origineelinvoer sluiten. Als die open blijft,
zullen de delen die buiten het origineel vallen zwart worden
gekopieerd, waardoor te veel toner zou worden verbruikt.
2
Druk op de toets [Origineel].
Originelen
Kopieë
Detector
origineelformaat
abc
abc
Staand origineel
Liggend origineel
Leg de bovenrand van het
origineel tegen de zijde
van de glasplaat met de
schaalaanduiding.
Leg de rechterzijde van
het origineel tegen de
zijde van de glasplaat met
de schaalaanduiding.
A5
(5-1/2" x 8-1/2")
A4 (8-1/2" x 11")
B5
merkteken
Schaalaanduiding van de glasplaat
A4
3.
2.
1.
A5
A4
4.
A4
Bestand
Snelbestand
Spec. Functies
Dubbelz. Kopie
Uitvoer
Normaal
A4
Origineel
Papierformaat
Auto
A4
Normaal papier
Kleurmodus
Kopieerfactor
Meerkleuren
Belichting
Auto
100%
2-19
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
3
Geef het formaat van het origineel op.
(1) Druk op de juiste toets voor het
origineelformaat.
(2) Druk op de toets [OK].
Wanneer u een origineel van het formaat AB (inch) of niet-standaard plaatst, geef dan het formaat van het origineel op
als uitgelegd in FORMATEN ORIGINEEL" (pagina 2-29).
4
Druk op de toets [2-Zijdige Kopie].
5
Selecteer de modus 2-zijdig kopiëren.
(1) Druk op de toets [1-zijdig naar 2-zijdig].
(2) Druk op de toets [OK].
U kunt de toetsen [2-zijdig naar 2-zijdig] en [2-zijdig naar 1-zijdig] niet gebruiken wanneer u kopieert vanaf de glasplaat.
A5
B5
216x343
A4
216x330 16K
216x340
Origineel
OK
Invoer formaat
Aangepast Form
Inch
AB
Geen
(2)(1)
A4
3.
2.
1.
A5
A4
4.
A4
A4
Bestand
Snelbestand
Spec. Functies
Dubbelz. Kopie
Uitvoer
Normaal
A4
Origineel
Papierformaat
Auto
A4
Normaal papier
Kleurmodus
Kopieerfactor
Meerkleuren
Belichting
Auto
100%
OK
OK
2-Zijdige Kopie
Inbinden
Veranderen
(1) (2)
2-20
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
6
Controleer het te gebruiken papier en de
kleurmodus.
Zorg ervoor dat het gewenste papier (en papierlade) en
kleurmodus zijn geselecteerd.
Druk op de toets [Papierformaat] als u het papier (en lade) wilt wijzigen.
PAPIERLADEN (pagina 2-9)
Druk op de toets [Kleurmodus] om de kleurmodus de wijzigen.
KLEURKOPIEERFUNCTIES (pagina 2-21)
Niet voor alle instellingen van het formaat origineel wordt automatisch hetzelfde formaat papier geselecteerd. In zulke
gevallen wijzigt u het papierformaat handmatig
7
Stel het aantal kopieën (aantal sets) in
met de cijfertoetsen.
U kunt maximaal 999 kopieën (sets) instellen.
U kunt één kopie maken, ook al verschijnt "0" voor het aantal kopieën.
Als het aantal kopieën niet juist is ingesteld...
Druk op de toets [WISSEN] ( ) en voer het juiste aantal in.
8
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT].
Het scannen begint.
9
Verwijder het origineel, plaats het volgende origineel en druk op de toets
[STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT].
Herhaal deze stap totdat u alle originelen hebt gescand.
Gebruik dezelfde toets [START] die u voor het eerste origineel gebruikte ook voor het tweede origineel en alle volgende originelen.
10
Druk op [Lezen Klaar].
Als u het scannen van het origineel en het kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
Systeeminstellingen (Beheerder): Instellingen Oorspronkelijke Status (2-Zijdige Kopie)
De standaard 2-zijdig kopieerfunctie kan worden gewijzigd.
A4
3.
2.
1.
A5
A4
4.
A4
A4
Bestand
Snelbestand
Spec. Functies
Dubbelz. Kopie
Uitvoer
Normaal
A4
Origineel
Papierformaat
Auto
A4
Normaal papier
Kleurmodus
Kopieerfactor
Meerkleuren
Belichting
Auto
100%
Normaal
7
A4
Spec. Functies
Dubbelz. Kopie
Lezen Klaar
Plaats volgend origineel. Druk op
[Start]. Druk op [Lezen klaar]
indien gereed.
2-21
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
KLEURKOPIEERFUNCTIES
De kleurmodus van de toets [STARTEN KLEUR] is normaal gezien ingesteld op [Meerkleuren], zodat het kopiëren
plaatsvindt in de full colour-modus als de toets [STARTEN KLEUR] wordt ingedrukt. Stel de kleurmodus in op
[Automatisch] als originelen in kleur zijn samengevoegd met originelen in zwart-wit om de kleurmodus voor elk origineel
op de juiste manier te wijzigen.
Druk op [Kleurmodus] in het basisscherm om het volgende scherm te openen.
Druk op de toets van de gewenste kleurmodus en druk vervolgens op [OK].
Meerkleuren
Het origineel wordt gekopieerd in kleur.
Automatisch
Door de machine wordt automatisch herkend of er sprake is van een origineel in kleur of in
zwart-wit en vervolgens wordt de juiste modus ingeschakeld (full colour voor een origineel in
kleur of zwart-wit voor een origineel in zwart-wit).
Enkele Kleur
Het origineel wordt uitsluitend gekopieerd in de geselecteerde kleur.
Alle kleuren in het origineel worden gewijzigd in de geselecteerde kleur. U kunt kiezen uit
rood, groen, blauw, cyaan, magenta of geel.
2 kleuren
Alleen de rode delen van het origineel worden gescand in de geselecteerde kleur, andere
kleuren worden gekopieerd in zwart. Zo kunt u sprekender kopieën maken dan alleen met
zwart-wit.
De kleuren rood, groen, blauw, cyaan, magenta en geel kunnen worden geselecteerd.
Kleurmodus
OK
Meerkleuren
Automatisch 2 kleuren
Enkele Kleur
2-22
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
Kopiëren in enkele kleur selecteren
Wanneer u [Enkele Kleur] hebt geselecteerd als kleurenmodus verschijnt het volgende scherm. Druk op de gewenste
kleur en druk vervolgens op [OK].
Kopiëren in twee kleuren selecteren
Wanneer u [2 kleuren] hebt geselecteerd als kleurenmodus verschijnt het volgende scherm. Druk op de gewenste kleur
en druk vervolgens op [OK].
Voor sommige originelen zal het overschakelen tussen kleur en zwart-wit niet op de juiste manier plaatsvinden wanneer
de auto modus wordt gebruikt. U drukt dan per geval op [STARTEN KLEUR] of op [STARTEN ZWART-WIT] om
handmatig te schakelen tussen kleur en zwart-wit.
Ongeacht de instelling van de kleurmodus wordt er in zwart-wit gekopieerd wanneer de toets [STARTEN ZWART-WIT]
wordt ingedrukt.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instellingen Oorspronkelijke Status (Kleurmodus)
Hiermee wijzigt u de standaardinstelling voor de kleurmodus.
Systeeminstellingen (Beheerder): Standaard detecteren in automatische kleurmodus
Als de kleurmodus is ingesteld op auto, kan het punt van onderscheid voor het detecteren of originelen kleur of zwart-wit zijn
worden ingesteld op één van de vijf niveaus.
Kleurmodus
Enkele Kleur
OK
OK
R (rood)
B (blauw)
G (groen)
C (cyaan)
G (geel)
M (magenta)
Kleurmodus
2 kleuren
Kies een andere kleur dan zwart
OK
OK
R (rood)
B (blauw)
G (groen)
C (cyaan)
G (geel)
M (magenta)
2-23
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
DE BELICHTING EN TYPE ORIGINEEL
BEELD WIJZIGEN
U kunt het belichtingsniveau en het type origineel beeld selecteren, zodat u een duidelijke kopie krijgt.
BELICHTING EN TYPE ORIGINEEL BEELD
AUTOMATISCH AANPASSEN
Standaard worden het belichtingsniveau en het origineeltype automatisch aangepast aan het origineel dat u kopieert.
("Auto" wordt weergegeven.)
Deze functie past automatisch het beeld aan tijdens zwart-wit en full colour kopiëren om zo de geschiktste kopie te
krijgen.
BELICHTING EN TYPE ORIGINEEL BEELD HANDMATIG
AANPASSEN
Druk op [Belichting] in het basisscherm van de kopieermodus en volg de onderstaande stappen als u het origineeltype
wilt selecteren of de belichting handmatig wilt aanpassen.
1
Selecteer het beeldtype van het
origineel.
Druk op de toets voor het juiste beeldtype van het origineel.
Selectietoetsen voor het beeldtype van het origineel
A4
3.
2.
1.
A5
A4
4.
A4
Bestand
Snelbestand
Spec. Functies
Dubbelz. Kopie
Uitvoer
Normaal
A4
Origineel
Papierformaat
Auto
A4
Normaal papier
Kleurmodus
Kopieerfactor
Meerkleuren
Belichting
Auto
100%
Belichting
OK
Handmatig
Type Origineel Beeld
1 3 5
Tekst/
Afged.Foto
Foto
Tekst/Foto
Map
Tekst
Afgedrukte
Foto
Belichting
Origineel
Scan-
resolutie
Auto
Item Beschrijving
Tekst
Tekst/Afged.Foto
Afgedrukte Foto
Tekst/Foto
Map
Foto
Belichting Origineel
Gebruik deze functie voor normale tekstdocumenten.
Deze functie biedt de beste balans voor het kopiëren van een origineel dat uit zowel tekst als
afgedrukte foto's bestaat, zoals een tijdschrift of catalogus.
Deze functie is het beste voor het kopiëren van afgedrukte foto's, zoals foto's in een tijdschrift of catalogus.
Deze functie biedt de beste balans voor het kopiëren van een origineel dat uit zowel tekst als
foto's bestaat, zoals een tekstdocument met een opgeplakte foto.
Deze functie is het best voor het kopiëren van lichte kleurtinten en kleine tekst die vaak op kaarten voorkomen.
Gebruik deze functie voor originelen die met potlood licht zijn beschreven.
Gebruik deze functie voor het kopiëren van foto's.
2-24
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
2
Pas het belichtingsniveau aan.
Druk op de toets om de kopie donkerder te maken.
Druk op de toets om de kopie lichter te maken.
Een kopie of afgedrukte pagina als origineel gebruiken
Wanneer u een kopie of op het apparaat afgedrukte pagina
gebruikt als origineel, drukt u op het selectievakje [Kopie van
kopie] zodat een vinkje verschijnt.
Wanneer [Kopie van kopie] is geselecteerd, kunt u alleen
[Tekst], [Afgedrukte Foto] en [Tekst/Afged. Foto] selecteren
als beeldtype van het origineel.
Als u de kleur van een kleurenkopie wilt verbeteren...
Druk op het selectievakje [Kleur Verbetering] zodat een
vinkje verschijnt.
Aanwijzingen voor belichtingsniveaus wanneer [Tekst] is geselecteerd:
1 tot 2:Donkere originelen, zoals een krant
3: Originelen van normale dichtheid
4 tot 5:Originelen geschreven in potlood of tekst in een lichte kleur
Beperkingen wanneer Kleur Verbetering is geselecteerd
Wanneer “Kleur Verbetering” is geselecteerd in stap 4, kunt u de volgende functies niet gebruiken:
-[Kopie van kopie]
-[Auto] en [Belichting origineel] kunnen niet worden geselecteerd als beeldtype van het origineel.
-[Intensiteit] (in de speciale functies)
3
Druk op de toets [OK].
Als [Auto] is geselecteerd, maar de donkerheid of lichtheid van de afbeelding lijkt niet echt goed...
Als de afbeelding te licht of te donker lijkt wanneer [Auto] is geselecteerd, kunt u het belichtingsniveau aanpassen met
"Aanpassing Kopiebelichting" in de systeeminstellingen (beheerder).
Om de resolutie te wijzigen...
Bij het maken van een kopie op volledige grootte, kunt u met de toets [Scanresolutie] de scanresolutie selecteren. De
toegestane getallen zijn anders bij selectie van de glasplaat dan bij selectie van de automatische documentinvoer.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instellingen Oorspronkelijke Status (Belichtingstype)
Hiermee wijzigt u de standaardinstelling voor het beeldtype van het origineel.
Systeeminstellingen (Beheerder): Aanpassing Kopiebelichting
Het belichtingsniveau dat wordt gebruikt voor automatische aanpassing kopiebelichting kan worden aangepast.
Systeeminstellingen (Beheerder): Kleur 600dpi x 600dpi scanmodus voor documentinvoer / Kleur snel scannen
vanaf glasplaat / Z/W 600dpi x 600dpi scanmodus voor documentinvoer / Z/W snel scannen vanaf glasplaat
De standaardresolutie-instelling kan worden gewijzigd.
1 53
Belichting
OK
Handmatig
Tekst/
Afged.Foto
Foto
Tekst/Foto
Map
Tekst
Afgedrukte
Foto
Belichting
Origineel
Scan-
resolutie
Auto
Kopie van kopie
Kleur
Verbetering
Type Origineel Beeld
1 53
Belichting
OK
Handmatig
Tekst/
Afged.Foto
Foto
Tekst/Foto
Map
Tekst
Afgedrukte
Foto
Belichting
Origineel
Scan-
resolutie
Auto
Kopie van kopie
Kleur
Verbetering
Type Origineel Beeld
2-25
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
VERGROTEN/VERKLEINEN/ZOOM
KOPIEERFACTOR AUTOMATISCH SELECTEREN (Auto
Image)
In dit gedeelte wordt de functie kopieerfactor automatisch selecteren (Auto Image) uitgelegd. Hiermee wordt
automatisch de kopieerfactor geselecteerd die overeenkomt met het papierformaat.
De toets [Auto Image] verschijnt in het basisscherm van de kopieermodus als de papierlade handmatig wordt
verwisseld. Druk op [Auto Image] om de vergroot- of verkleinfactor automatisch te selecteren op basis van het
origineelformaat en het geselecteerde papierformaat.
Plaats eerst het origineel en selecteer de papierlade; druk vervolgens op [Auto Image].
Voor een origineel van niet-standaardformaat moet het formaat worden ingevoerd om Auto Image te gebruiken.
Om de functie Automatisch kopieerfactor selecteren te annuleren...
Druk op [Auto Image] zodat de toets niet langer gemarkeerd is.
Als u de kopieerfactor wilt terugzetten op 100%...
Als u de kopieerfactor wilt terugzetten op 100%, drukt u op de toets [Kopieerfactor] om het kopieerfactormenu weer te
geven. Vervolgens drukt u op de toets [100%].
Systeeminstellingen (Beheerder): Instellingen Oorspronkelijke Status (Kopieerfactor)
Hiermee wijzigt u de standaardinstelling voor de kopieerfactor.
A5
3.
2.
1.
A5
A4
4.
A4
A4
Auto Image
Bestand
Snelbestand
Spec. Functies
Dubbelz. Kopie
Uitvoer
Normaal
A4
Origineel
Papierformaat
Auto
A4
Normaal papier
Kleurmodus
Kopieerfactor
Meerkleuren
Belichting
Auto
100%
De geselecteerde kopieerfactor verschijnt in de weergave kopieerfactor.
2-26
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
KOPIEERFACTOR HANDMATIG SELECTEREN (Vaste
kopieerfactor/Zoom)
Druk op [Kopieerfactor] in het basisscherm van de kopieerfunctie om een van de vier (drie) vooraf ingestelde
vergrotingsfactoren of vier (twee) vooraf ingestelde verkleiningsfactoren (maximum 200%, minimum 50%) te selecteren.
Bovendien kunt u met de zoomtoetsen elke kopieerfactor tussen 50% en 200% selecteren in stappen van 1%.
1
Stel de kopieerfactor in.
Druk op een toets voor een vooraf ingestelde kopieerfactor
en/of de zoomtoets om de kopieerfactor in te stellen.
Er zijn twee schermen voor instellingen. Met de toetsen
wisselt u tussen de schermen.
Eerste scherm
Vergroottoetsen:
115%, 122% en 141% (voor het AB-systeem).
129% (voor het inchsysteem).
Verkleintoetsen:
70%, 81% en 86% (voor het AB-systeem).
64% en 77% (voor het inchsysteem).
Toets [100%]
Tweede scherm
Vergroottoetsen (1 tot 3 factoren)
200%, willekeurige factor (max. twee)
Verkleintoetsen (1 tot 3 factoren)
50%, willekeurige factor (max. twee)
Toets [100%]
(A) toetsen
De toetsen die zijn gemarkeerd met (A) kunnen met "Extra vaste-kopieerfactoren toevoegen of veranderen" in de
systeeminstellingen (beheerder) worden ingesteld op elke gewenste factor.
Als u snel een kopieerfactor wilt selecteren, drukt u op een vergroot- of verkleintoets om snel een factor te
selecteren die in de buurt van de gewenste factor ligt.
Met de zoomtoetsen kunt u elke kopieerfactor tussen 50% en 200% selecteren in stappen van 1%. Druk op de toets
om de kopieerfactor te vergroten of op de toets om de kopieerfactor te verkleinen. (Als u de toets /
ingedrukt houdt, verandert de kopieerfactor automatisch. Na 3 seconden verandert de kopieerfactor snel.)
Als alternatief voor de toetsen , kunt u de cijferweergavetoets gebruiken om de waarde direct te wijzigen
met de cijfertoetsen.
Als het bericht "Beeld is groter dan kopieerpapier." verschijnt wanneer u een vergrotingsfactor selecteert, past de
afbeelding mogelijk niet op het papier.
OK
115%
122%
141%
70%
81%
86%
100%
%
Zoom
100
A4 B5
B5 A5
A4 A5
A5 A4
A5 B5
B5 A4
1
2
Kopieerfactor
OK
Auto Image X-y zoom
115%
122%
141%
70%
81%
86%
100%
%
Zoom
100
1
2
OK
200%
150%
175%
50%
75%
80%
100%
%
Zoom
100
2
2
Kopieerfactor
OK
Auto Image X-y zoom
100%
Zoom
100
2
2
(A)
2-27
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
2
Druk op de toets [OK].
Nadat u op [OK] hebt gedrukt, controleert u of een
papierformaat is geselecteerd dat geschikt is voor die
kopieerfactor.
Wanneer u de automatische documentinvoer gebruikt, ligt het bereik zowel voor de verticale als voor de horizontale
kopieerfactor tussen 50% en 200%.
Als u de kopieerfactor wilt terugzetten op 100%...
Als u de kopieerfactor wilt terugzetten op 100%, drukt u op de toets [Kopieerfactor] om het kopieerfactormenu weer te geven.
Vervolgens drukt u op de toets [100%].
Systeeminstellingen (Beheerder): Extra vaste-kopieerfactoren toevoegen of veranderen
U kunt twee vooraf ingestelde vergrootfactoren (tussen 101% en 200%) en twee vaste verkleinfactoren (tussen 50% en 99%)
toevoegen. Een toegevoegde vooraf ingestelde kopieerfactor kunt u ook wijzigen.
OK
115%
122%
141%
70%
81%
86%
100%
%
Zoom
75
A4 B5
B5 A5
A4 A5
A5 A4
A5 B5
B5 A4
1
2
Kopieerfactor
OK
Auto Image X-y zoom
115%
122%
141%
70%
81%
86%
100%
%
Zoom
75
1
2
2-28
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
DE LENGTE EN BREEDTE AFZONDERLIJK
VERGROTEN/VERKLEINEN (X-y zoom)
Met de functie X-y zoom kunt u de horizontale en verticale kopieerfactor afzonderlijk wijzigen.
Zowel de horizontale als de verticale kopieerfactor kunt u in stappen van 1% instellen tussen 50% en 200%.
Druk op [Kopieerfactor] in het basisscherm van de kopieermodus en volg de onderstaande stappen.
Wanneer u 50% hebt geselecteerd voor de horizontale factor en 70% voor de verticale factor
1
Druk op [X-y zoom].
2
Stel de horizontale en verticale factoren in.
(1) Druk op de toets [X].
De toets [X] licht op en de horizontale factor kan worden ingesteld.
(2) Druk op de toetsen voor vaste factoren (A)
en zoomtoetsen (B) om de X (horizontale)
kopieerfactor in te stellen.
(A) Een ingedrukte toets voor een vooraf ingestelde
kopieerfactor wordt niet gemarkeerd.
(B) Door te drukken op de zoomtoetsen kunt u in stappen
van 1% de kopieerfactor instellen tussen 50% en 200%.
(3) Druk op de toets [Y] en stel de Y (verticale)
factor in op dezelfde manier als de toets [X].
(4) Druk op de toets [OK].
Nadat u op [OK] hebt gedrukt, controleert u of een papierformaat
is geselecteerd dat geschikt is voor die kopieerfactor.
Als u snel een kopieerfactor wilt selecteren, drukt u op een toets voor een vaste kopieerfactor (A) die in de buurt van
de gewenste factor ligt. Vervolgens stelt u de gewenste factor precies in met de zoomtoetsen (B).
Als alternatief voor de toetsen , kunt u de cijferweergavetoets gebruiken om de waarde direct te wijzigen met de cijfertoetsen.
Wanneer u de automatische documentinvoer gebruikt, ligt het bereik zowel voor de verticale als voor de horizontale
kopieerfactor tussen 50% en 200%.
Als u een X-y zoominstelling wilt annuleren...
Als u een X-y zoominstelling wilt annuleren, drukt u op de toets [X-y zoom] of [Annuleren].
Origineel
Kopiëren
OK
115%
122%
141%
70%
81%
86%
100%
%
Zoom
100
A4 B5
B5 A5
A4 A5
A5 A4
A5 B5
B5 A4
1
2
Kopieerfactor
OK
Auto Image X-y zoom
115%
122%
141%
70%
81%
86%
100%
%
Zoom
100
1
2
OK
%
Zoom
50
70
X
Y
%
Kopieerfactor
OK
Annuleren
X-y zoom
129%
200%
50%
64%
100%
%
Zoom
50
70
X
Y
%
(4)(1), (3)(2)
(A)
(B) (A)
2-29
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
FORMATEN ORIGINEEL
FORMAAT ORIGINEEL OPGEVEN
Het origineelformaat wordt ingesteld in "Stand. originele afmetingsins." in de systeeminstellingen (beheerder), en de
instelling wordt weergegeven in de toets [Origineel]. In dit gedeelte wordt de procedure uitgelegd voor het opgeven van
de instelling wanneer het origineelformaat afwijkt van het formaat dat de toets [Origineel] aangeeft.
Druk op de toets [Origineel] en voer het volgende uit.
Het origineelformaat opgeven met het AB-systeem
(1) Druk op de juiste toets voor het
origineelformaat.
(2) Druk op de toets [OK].
Het origineelformaat opgeven met het inchsysteem
(1) Druk op de toets [AB Inch].
(2) Druk op de juiste toets voor het
origineelformaat.
(3) Druk op de toets [OK].
A5
B5
216x343
A4
216x330 16K
216x340
Origineel
OK
Invoer formaat
Aangepast Form
Inch
AB
Geen
(2)(1)
5½x8½
8½x13
8½x11
8½x14
8½x13
Aangepast Form
Origineel
OK
Invoer formaat
Inch
AB
Geen
2
5
(3)(2)
(1)
Systeeminstellingen (beheerder): Stand. originele afmetingsins.
Stel dit in als u vaak een bepaald formaat origineel gebruikt. Het ingestelde formaat verschijnt in de toets [Origineel].
Wanneer deze instelling is geconfigureerd, hoeft u het origineelformaat niet telkens te veranderen.
2-30
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
Een niet-standaard origineelformaat opgeven
1
Druk op de toets [Invoer Formaat].
2
Voer het formaat van het origineel in.
(1) Geef de X (horizontale) afmeting van het
origineel op.
Druk op de cijferweergavetoets voor X (breedte) om een
cijferinvoerscherm te openen. Voer de breedte van het
origineel met de cijfertoetsen in, en druk op [OK] in het
cijferinvoerscherm.
Bij gebruik van de glasplaat kan een getal tussen 25 mm
en 297 mm (1" to 11-5/8") worden ingevoerd.
Bij gebruik van de automatische documentinvoer kan een
getal tussen 89 mm en 356 mm (3-1/2" to 14") worden
ingevoerd.
Wanneer een getal van 139 mm (5-3/8") of minder wordt
ingevoerd in de 2-zijdige kopieermodus, kan een origineel
niet worden gescand.
Gebruik de glasplaat als de horizontale afmeting van het
origineel kleiner is dan 89 mm (3-1/2").
(2)
Geef de Y (verticale) afmeting van het origineel op.
Druk op de cijferweergavetoets voor Y (hoogte) om een
cijferinvoerscherm te openen. Voer de hoogte van het
origineel met de cijfertoetsen in, en druk op [OK] in het
cijferinvoerscherm.
Bij gebruik van de glasplaat kan een getal tussen 25 mm
en 216 mm (1 en 8-1/2") worden ingevoerd.
Een getal van 125 mm tot 216 mm (5" to 8-1/2") kan
worden ingevoerd wanneer u de automatische
documentinvoer gebruikt.
Gebruik de glasplaat als de verticale afmeting van het
origineel kleiner is dan 100 mm (4").
(3) Druk op de toets [OK].
U keert terug naar het basisscherm.
Controleer of de opgegeven afmetingen verschijnen in de
toets [Origineel].
Wanneer tegelijk een getal van 298 mm tot 356 mm (11-3/4" tot 14") voor de afmeting X (horizontaal) en een getal
van 25 mm tot 99 mm (1" tot 3-7/8") voor de afmeting Y (verticaal) wordt ingevoerd, kan geen origineel worden
gescand.
U kunt het getal ook wijzigen met de toetsen .
Aangepast Form
Origineel
OK
Invoer Formaat
Inch
AB
A5
B5
216x340
216x330
216x343
A4
16K
OK
Inch
AB
Geen
OK
OK
(25~356)
mm
(25~216)
mm
297
X
Y
210
OK
OK
Annuleren
X
Y
Origineel
Invoer Formaat
(3)(1)
(2)
2-31
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
VAAK GEBRUIKTE ORIGINEELFORMATEN OPSLAAN
Origineelformaten die u vaak gebruikt, kunt u opslaan. In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u speciale origineelformaten
opslaat, oproept, wijzigt en wist.
Origineelformaten opslaan (bewerken/wissen)
U kunt 12 speciale origineelformaten opslaan.
Druk op [Origineel] in het basisscherm van de kopieermodus en volg de onderstaande stappen.
1
Druk op de toets [Aangepast Form].
2
Sla het formaat van het origineel op.
(1) Druk op de tab [Opslaan/Verwijderen].
(2) Druk op een toets om een aangepast
formaat op te slaan.
Druk op een toets die geen formaat aangeeft
().
Als u een eerder opgeslagen toets wilt bewerken of wissen...
Druk op de toets die u wilt bewerken of wissen. Het onderstaande scherm verschijnt.
Wijzig de toets door op [Corrigeren] te drukken en ga verder met de volgende stap.
Druk op de toets [Wissen] als u de toets wilt wissen. Zorg dat het origineelformaat daadwerkelijk gewist is en druk
op [OK].
A5
B5
216x340
216x330
216x343
A4
16K
Aangepast Form Geen
Origineel
OK
Invoer Formaat
Inch
AB
Origineel
OK
OK
X254 Y210
Oproepen
Opslaan/Verwijderen
Aangepast Form
(1)(2)
Wijzigen
Wissen
Annuleren
Reeds aangepast formaat opgeslagen
onder deze toets.
2-32
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
3
Voer het formaat van het origineel in.
(1) Geef de X (horizontale) afmeting van het
origineel op.
Druk op de cijferweergavetoets voor X (breedte) om een
cijferinvoerscherm te openen. Voer de breedte van het
origineel met de cijfertoetsen in, en druk op [OK] in het
cijferinvoerscherm. Er kan een afmeting tussen 25 mm en
356 mm (1" to 14") worden ingevoerd.
(2) Geef de Y (verticale) afmeting van het
origineel op.
Druk op de cijferweergavetoets voor Y (hoogte) om een
cijferinvoerscherm te openen. Voer de hoogte van het
origineel met de cijfertoetsen in, en druk op [OK] in het
cijferinvoerscherm. Er kan een afmeting tussen 25 mm en
216 mm (1" to 8-1/2") worden ingevoerd.
(3) Druk op de toets [OK].
U kunt het getal ook wijzigen met de toetsen .
Het opgeslagen origineelformaat blijft bewaard, ook nadat u het apparaat heeft uitgeschakeld.
Als u de bewerking wilt annuleren...
Druk op de toets [ALLES WISSEN] ( ).
OK
OK
(25~356)
mm
(25~216)
mm
297
X
Y
210
OK
OK
Invoer Formaat
Annuleren
Origineel
X
Y
(3)(1)
(2)
2-33
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
Een opgeslagen origineelformaat oproepen
Druk op [Origineel] in het basisscherm van de kopieermodus en volg de onderstaande stappen om een opgeslagen
origineelformaat op te roepen.
1
Druk op de toets [Aangepast Form].
2
Roep het gewenste opgeslagen
origineelformaat op.
(1) Druk op de tab [Oproepen].
(2) Druk op de toets voor het origineelformaat
dat u wilt oproepen.
(3) Druk op de toets [OK].
Als u de bewerking wilt annuleren...
Druk op de toets [ALLES WISSEN] ( ).
A5
B5
216x340
216x330
216x343
A4
16K
Aangepast Form Geen
Origineel
OK
Invoer Formaat
Inch
AB
X254 Y210
Aangepast Form
Origineel
OK
OK
Oproepen
Opslaan/Verwijderen
(3)(1)(2)
2-34
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
UITVOER
Als u uitvoerfuncties en de uitvoerlade wilt selecteren, drukt u op de toets [Uitvoer] in het basisscherm van de
kopieermodus. U kunt de volgende uitvoerfuncties selecteren: sorteren, groeperen, staffelen en sorteren nieten. Bij de
uitleg van onderstaande instellingen wordt ervan uit gegaan dat er een afwerkingeenheid is geïnstalleerd.
(1) Toets [Staffel]
Hiermee staffelt u elke set uitvoer ten opzichte van de
vorige set.
De staffelfunctie werkt wanneer het selectievakje is
geselecteerd en werkt niet wanneer het selectievakje
niet is geselecteerd . (Het vinkje voor staffel wordt
automatisch gewist wanneer u de functie Nietsorteren
selecteert.)
Staffelfunctie (pagina 2-35)
(2) Toets [Sorteren]
Hiermee sorteert u uitvoer tot sets.
Sorteerfunctie (pagina 2-35)
(3) Toets [Sorteren Nieten]
Hiermee sorteert u de uitvoer in sets, niet u elke set en
voert u de sets naar de lade. (Bedenk dat de sets niet
worden gestaffeld in de uitvoerlade.) Als deze functie is
geselecteerd, verschijnen drie toetsen om de nietpositie
te selecteren.
Functie Nietsorteren / Zadelsteek (pagina 2-36)
(4) Toets [Groep]
Kopieën worden gegroepeerd per pagina.
Groepeerfunctie (pagina 2-35)
(5) Uitvoerweergave
Er verschijnt een pictogram dat de uitvoermodus
aangeeft.
(6) Toets [OK]
Druk op deze toets om het uitvoerscherm te sluiten en
terug te keren naar het basisscherm.
OK
OK
Uitvoer
Sorteren
Staffel
Sorteren
Nieten
Groep
(5) (6)
(2)
(3)
(4)
(1)
Het bovenstaande scherm toont de toetsen die verschijnen wanneer er een afwerkingseenheid is geïnstalleerd. Welke
toetsen verschijnen hangt af van de geïnstalleerde randapparaten.
Afhankelijk van de geïnstalleerde randapparatuur is het daarnaast misschien niet mogelijk sommige toetsen te selecteren.
Zie onderstaand scherm indien het anders is dan bovenstaand scherm.
Voorbeeld
Het scherm als een afwerkingeenheid niet is geïnstalleerd.
OK
Sorteren
Groep
Uitvoer
OK
2-35
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
UITVOERFUNCTIES
In dit gedeelte worden alle uitvoerfuncties uitgelegd.
Sorteerfunctie
Hiermee sorteert u uitvoer tot sets.
Voorbeeld: De uitvoer sorteren in 5 sets
Groepeerfunctie
Met deze functie groepeert u kopieën per pagina.
Voorbeeld: Groepen van 5 kopieën van elke pagina
Staffelfunctie
Met deze functie staffelt u elke set kopieën ten opzichte van de vorige set in de uitvoerlade, zodat het gemakkelijk wordt om sets kopieën te scheiden.
De sorteerfunctie wordt automatisch geselecteerd
wanneer u originelen plaatst in de automatische
documentinvoer.
Wanneer de Snelmap voor documentarchivering vol is,
belemmert dit het kopiëren van een groot aantal originelen met
de sorteerfunctie. Verwijder onnodige bestanden uit de Snelmap.
Sorteren
Uitvoer
Originelen
Uitvoer
Stel het aantal kopieën in (5).
Druk op de toets [Uitvoer].
Druk op de toets [Sorteren].
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN
ZWART-WIT].
De groepeerfunctie wordt automatisch geselecteerd
wanneer u een origineel op de glasplaat plaatst.
Groep
Uitvoer
Originelen
Uitvoer
Stel het aantal kopieën in (5).
Druk op de toets [Uitvoer].
Druk op de toets [Groep].
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN
ZWART-WIT].
De staffelfunctie kan in de volgende gevallen niet worden geselecteerd:
Wanneer het papierformaat A5 (5-1/2" x 8-1/2") wordt geselecteerd.
Wanneer de nietsorteerfunctie wordt geselecteerd.
S
ta
ff
e
lf
unct
i
e
"AAN" S
ta
ff
e
lf
unct
i
e
"UIT"
2-36
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
Functie Nietsorteren / Zadelsteek
Met de nietsorteerfunctie wordt de uitvoer gesorteerd tot sets en elke set wordt geniet en naar de lade gezonden.
Hieronder ziet u een overzicht van het verband tussen nietpositie, papierstand, toegestane papierformaten om te nieten
en het aantal vellen dat kan worden geniet.
Voor de plaatsingsrichting van originelen, zie "Plaatsingsrichting origineel" (pagina 2-36).
Plaatsingsrichting origineel
Wanneer u de functie sorteren nieten gebruikt, moet u het origineel plaatsen zoals hieronder aangegeven. Dan kan het
papier op de juiste plaats worden geniet.
Nietposities Papier
Geschikte papierformaten
A4, B5, 8-1/2" x 14", 8-1/2" x 13-1/2", 8-1/2" x 13-2/5", 8-1/2" x 13", 8-1/2" x 11", 7-1/4" x 10-1/2",
16K
Aantal vellen dat u kunt nieten
AfwerkingeenheidMax. 30 vel
Lade origineelinvoer Glasplaat
Nietsorteren
abc
A
B
C
abc
A
B
C
abc
abc
A
B
C
A
B
C
abc
2-37
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
KOPIEËN MAKEN MET DE HANDINVOER
Naast normaal papier kunt u met de handinvoer ook kopin maken op transparanten, enveloppen, tabpapier en andere
speciale media.
Zie voor meer informatie over papier dat in de handinvoerlade kan worden geplaatst, "BELANGRIJKE OPMERKINGEN
OVER PAPIER" (pagina 1-26) in "1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT". Zie voor voorzorgsmaatregelen bij het
plaatsen van papier in de handinvoerlade, "PAPIER LADEN IN DE HANDINVOERLADE" (pagina 1-31) in "1.
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT".
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de
invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Plaats het origineel en geef dan het formaat origineel op.
FORMATEN ORIGINEEL (page 2-29)
Bij het plaatsen van het origineel op de glasplaat…
Nadat u het origineel op zijn plaats hebt gelegd, moet u de
automatische origineelinvoer sluiten. Als die open blijft, zullen
de delen die buiten het origineel vallen zwart worden
gekopieerd, waardoor te veel toner zou worden verbruikt.
2
Plaats papier in de handinvoerlade.
Plaats het papier met de afdrukzijde naar beneden.
Als u papier plaatst dat groter is dan A4R of 8-1/2 x 11"R, trek
dan het verlengstuk van de handinvoerlade uit. Trek het
verlengstuk van de handinvoerlade helemaal uit. Als u het
verlengstuk van de handinvoerlade niet helemaal uittrekt, wordt
het formaat van het geladen papier niet juist weergegeven.
3
Druk op de toets [Papierformaat].
A4
3.
2.
1.
A5
A4
4.
A4
Bestand
Snelbestand
Spec. Functies
Dubbelz. Kopie
Uitvoer
Normaal
A4
Origineel
Papierformaat
Auto
A4
Normaal papier
Kleurmodus
Kopieerfactor
Meerkleuren
Belichting
Auto
100%
2-38
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
4
Controleer de instelling voor het
papierformaat van de handinvoerlade.
Druk op de papierformaattoets als u de
instelling moet wijzigen.
Ga naar stap 7 als u het papierformaat en -type dat onder
“Handinvoerlade” verschijnt niet hoeft te wijzigen.
5
Selecteer de papiersoort die u gebruikt
in de handinvoerlade.
Selecteer het papiertype dat u gaat gebruiken.
6
Stel het papierformaat in.
(1) Selecteer het papierformaat.
Toets [Auto-Inch]
Wanneer het papier in de handinvoerlade inchformaat
(8-1/2" x 11", enz.) betreft, wordt het papierformaat
automatisch gedetecteerd en het juiste formaat ingesteld.
Toets [Auto-AB]
Wanneer het papier in de handinvoerlade AB-formaat
(A4, enz.) betreft, wordt het papierformaat automatisch
gedetecteerd en het juiste formaat ingesteld.
Toets [Extra Formaat]
Druk op deze toets om getalswaarden in te voeren voor
het formaat van het geplaatste papier.
Druk op de toets papierformaat van de
handinvoerlade. (pagina 2-39)
Toets [Handmatig]
Door op deze toets te drukken, worden de toetsen [16K],
[16KR] en [8K] weergegeven. Druk op een van deze
toetsen als u het betreffende papierformaat heeft
geplaatst.
(2) Druk op de toets [OK].
Wanneer [Envelop] wordt geselecteerd, geef dan het formaat van de envelop op. Druk op [OK] als u klaar bent.
Papierformaat
Papierlade
Doorvoerlade
OK
Normaal papier
Normaal papier
Normaal papier
2. A5
3.
A4
A4
4.
1.
Normaal papier
A4 Normaal papier
A4
1
2
Glossy papier
Envelop
Papierformaat
Annuleren
Normaal papier
Geperforeerd
Zwaar papier
Voorbedrukt
Kleur
Recycled
Dun papier
Transparant
Briefpapier
Etiketten
Type/Formaatinstelling Handinvoer
Selecteer papiersoort.
1
2
Zwaar Papier : 106 - 209 g/m
2
(28 - 56 lbs.bond)
X297 Y210
8½x14
8½x11,7¼x10½,5½x8½
A4,A5,B5
216x330(8½x13)
Papierformaat
Type/Formaatinstelling Handinvoer
OK
Type
Auto-Inch
Recycled
Extra Formaat
Handmatig
Auto-AB
Formaat
2-39
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
Druk op de toets papierformaat van de handinvoerlade.
Als u op de toets [Extra Formaat] drukt, verschijnt het invoerscherm voor het papierformaat.
Druk op de cijferweergavetoets voor X (breedte) om een
cijferinvoerscherm te openen. Voer de breedte van het
papier met de cijfertoetsen in, en druk op [OK] in het
cijferinvoerscherm.
Druk op de cijferweergavetoets voor Y (hoogte) om een
cijferinvoerscherm te openen. Voer de hoogte van het
papier met de cijfertoetsen in, en druk op [OK] in het
cijferinvoerscherm.
7
Selecteer de handinvoerlade.
(1) Druk op de papierformaattoets van de
handinvoerlade.
(2) Druk op de toets [OK].
8
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT].
Het scannen begint.
Als de originelen in de origineelinvoerlade zijn geplaatst, worden de originelen gekopieerd.
Als u de originelen op de glasplaat hebt geplaatst, wordt elke pagina afzonderlijk gescand. Vervang de originelen en druk
op [START] wanneer u de sorteerfunctie gebruikt. Herhaal dit tot alle pagina's zijn gescand en druk dan op [Lezen Klaar].
(Gebruik dezelfde [START]-toets die u voor het eerste origineel gebruikte ook voor het tweede origineel en alle volgende
originelen.)
Als u het scannen van het origineel en het kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
Papierformaat
Papierlade
Doorvoerlade
OK
Normaal papier
Normaal papier
Normaal papier
2. A5
A4
3. A4
4. A4
1.
Normaal papier
A4 Normaal papier
(1) (2)
OK
OK
(148~356)
mm
(100~216)
mm
297
X
Y
210
Type/Formaatinstelling Handinvoer
Invoer Formaat
X297 Y210
X297 Y210
X297 Y210
AB
Inch
U kunt het getal ook wijzigen met de toetsen .
Opgeslagen extra papierformaten worden in de toetsen aan de linkerzijde van het scherm weergegeven. Opgeslagen
extra papierformaten worden in de systeeminstellingen opgeslagen. Meer informatie vindt u bij "Papierlade-Instellingen"
(pagina 7-13) in "7. SYSTEEMINSTELLINGEN". Als de toets voor het gewenste formaat wordt weergegeven, druk er dan
op.
2-40
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
Dit hoofdstuk geeft uitleg over Kantlijn verschuiving, Wissen, Dubbelz. kopie en andere speciale functies.
SPECIALE FUNCTIES
Het menuscherm voor speciale functies verschijnt als in het basisscherm de toets [Spec. Functies] wordt ingedrukt. Het
menu van speciale functies bestaat uit twee schermen. Druk op de toetsen om tussen de schermen te wisselen.
Druk na het selecteren van instellingen voor speciale functies op [OK] in het menuscherm voor speciale functies om de
instellingen te voltooien en terug te keren naar het basisscherm van de kopieermodus.
Menu voor speciale functies (eerste scherm)
(1) Toets [Kantlijn Verschuiving]
MARGES TOEVOEGEN (kantlijnverschuiving)
(pagina 2-43)
(2) Toets [Wissen]
RANDSCHADUWEN WISSEN (wissen) (pagina
2-45)
(3) Toets [Inbindkopie]
KOPIEËN MAKEN VOOR BOEKJE (Inbindkopie)
(pagina 2-47)
(4) Toets [Opdracht Samenstel.]
EEN GROOT AANTAL ORIGINELEN TEGELIJK
KOPIËREN (opdracht samenstellen) (pagina 2-49)
(5) Toets [Transparant-Insteekvellen]
INSTEEKVELLEN INVOEGEN BIJ HET Kopiëren
OP TRANSPARANTEN (Transparant-Insteekvellen)
(pagina 2-51)
(6) Toets [2-in-1]
TWEE ORIGINELEN OP ÉÉN VEL KOPIËREN
(2-in-1) (pagina 2-53)
(7) Toets [Kaart Formaat]
BEIDE ZIJDEN VAN EEN KAART KOPIËREN OP
ÉÉN VEL PAPIER (Kaart Formaat) (pagina 2-55)
(8) Toets [Stempel]
DE DATUM OF EEN STEMPEL AFDRUKKEN OP
KOPIEËN (Stempel) (pagina 2-58)
(9) Toets [Beeld bewerken]
TOETS [Beeld bewerken] (pagina 2-74)
(10) Toets [Kleur-Instellingen]
TOETS [Kleur-Instellingen] (pagina 2-82)
(11) Toets [Bestand]
Met deze toets kunt u een opdracht opslaan in een map
van de documentarchiveringsfunctie.
(12) Toets [Snelbestand]
Met deze toets kunt u een opdracht opslaan in de map
Snelbestand van de documentarchiveringsfunctie.
SPECIALE FUNCTIES
Bestand
Snelbestand
Spec. Functies
Dubbelz. Kopie
Uitvoer
Normaal
A4
Origineel
Papierformaat
Auto
A4
Normaal papier
Kleurmodus
Kopieerfactor
Meerkleuren
Belichting
Auto
100%
Spec. Functies
1
2
Kaart Formaat
2-in-1
OK
Transparant-
Insteekvellen
Wissen
Opdracht
Samenstel.
Inbindkopie
Spec. Functies
Kleur-
Instellingen
Bestand
Snelbestand
Stempel Beeld bewerken
A4
3.
2.
1.
A5
A4
4.
A4
(1) (2) (3)
(4) (5) (6)
(7) (8) (9)
(10) (11) (12)
2-41
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
Menu voor speciale functies (tweede scherm)
(1) Toets [Proefafdruk]
KOPIEËN CONTROLEREN ALVORENS U
AFDRUKT (Proefafdruk) (pagina 2-91)
(2) Toets [Origineel gem. form.]
ORIGINELEN VAN VERSCHILLENDE FORMATEN
KOPIËREN (Origineel gem. form.) (pagina 2-94)
(3) Toets [Langzame scanmodus]
KOPIËREN VAN DUNNE ORIGINELEN (Langzame
scanmodus) (pagina 2-96)
(4) Toets [Scannen adreskaart]
MEERDERE VISITEKAARTEN KOPIËREN
(Scannen adreskaart) (pagina 2-98)
* Om deze functie te kunnen gebruiken moet de toevoer visitekaarten zijn aangebracht op de automatische documentinvoer en
"Instelling scannen adreskaart" moet zijn ingeschakeld in de systeeminstellingen (beheerder). Zie "TOEVOER VISITEKAARTEN"
in "1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT" (pagina 1-41).
2
2
OK
Spec. Functies
2
2
OK
Langzame
scanmodus
Origineel
gem. form.
Proefafdruk
Scan adreskrt.
(1) (2) (3)
(4)
U kunt speciale functies doorgaans combineren met andere speciale functies. Enkele combinaties zijn echter niet
mogelijk. In dit geval wordt een bericht weergegeven dat de combinatie niet mogelijk is.
Welk menu wordt weergegeven, hangt af van het land en de regio.
2-42
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
De toets [OK] en de toets [Annuleren]
In sommige gevallen verschijnen er in de schermen voor speciale functies twee toetsen [OK] en één toets [Annuleren].
De toetsen worden op de volgende manier gebruikt:
(A) De geselecteerde instellingen spec. functies invoeren en teruggaan naar het basisscherm voor kopieerfunctie.
(B) De geselecteerde instellingen spec. functies invoeren en teruggaan naar het menuscherm voor speciale functies.
Druk op deze toets wanneer u nog andere instellingen van spec. functies wilt selecteren.
(C) Tijdens de selectie van instellingen spec. functies zorgt deze toets ervoor dat u terugkeert naar het menuscherm van
speciale functies zonder dat de instellingen worden opgeslagen. Wanneer de instellingen voltooid zijn, worden
hiermee de instellingen geannuleerd en keert u terug naar het menuscherm van speciale functies.
Spec. Functies
OK
10
Kantlijnverschuiving
Rechts
Omlaag
Zijde 1
(0~20)
mm
10
Zijde 2
(0~20)
mm
OKAnnuleren
Links
Omhoog
(C)
(A)
(B)
2-43
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
MARGES TOEVOEGEN
(kantlijnverschuiving)
Met deze functie verschuift u de gekopieerde afbeelding naar rechts, links, omhoog of omlaag om de kantlijn aan te
passen.
Dit is handig wanneer u de kopieën wilt perforeren.
Door de afbeelding naar rechts te verschuiven kunt u de kopieën aan de linkerrand binden met een touwtje.
3
1
1
Zonder kantlijnverschuiving
Met kantlijnverschuiving
De perforatiegaten vallen
in de afbeelding.
Innehållet flyttas för att ge
utrymme för hålen i
marginalen så att bilden
inte beskärs.
1
1
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
FORMATEN ORIGINEEL (pagina 2-29)
2
Speciale functies selecteren.
(1) Druk op de toets [Spec. Functies].
(2) Selecteer de toets [Kantlijnverschuiving].
Menu voor speciale functies (eerste scherm) (pagina 2-40)
3
Stel de kantlijnverschuiving in.
(1)
Druk op de positie voor de kantlijnverschuiving.
Selecteer een van de 4 posities.
(2) Stel de mate van kantlijnverschuiving in
met .
Er kan 0 mm tot 20 mm (0" tot 1") worden ingevoerd.
(3) Druk op de toets [OK].
U keert terug naar het basisscherm van de kopieerfunctie.
10
10
Spec. Functies
OK
10
Kantlijnverschuiving
Zijde 1
(0~20)
mm
10
Zijde 2
(0~20)
mm
OKAnnuleren
Rechts
Omlaag
Links
Omhoog
(1) (2) (3)
2-44
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
4
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT].
Het kopiëren begint.
Als u de glasplaat gebruikt om meerdere originelen te kopiëren, vindt het kopiëren plaats terwijl u elk origineel scant. Vervang
de originelen en druk op [START] wanneer u de sorteerfunctie heeft geselecteerd. Herhaal dit tot alle pagina's zijn gescand
en druk dan op [Lezen Klaar]. (Gebruik dezelfde toets [START] die u voor het eerste origineel gebruikte ook voor het tweede
origineel en alle volgende originelen.)
Als u het scannen van het origineel en het kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
De functie Draaien kopie kan niet worden gebruikt in combinatie met kantlijnverschuiving.
Als u een instelling voor kantlijnverschuiving wilt annuleren...
Druk op de toets [Annuleren] in het scherm van stap 3.
Systeeminstellingen (Beheerder): Standaardinstelling Voor De Kantlijnverschuiving
Er kan 0 mm tot 20 mm (0" tot 1") worden ingesteld. De fabrieksinstelling is 10 mm (1/2").
2-45
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
RANDSCHADUWEN WISSEN (wissen)
De functie Wissen wordt gebruikt om schaduwen te voorkomen die aan de randen van afbeeldingen kunnen optreden
bij het kopiëren van dikke originelen of boeken.
Als u een dik boek kopieert...
Wisfuncties
Hier vormen zich schaduwranden
Zonder de wisfunctie Met de wisfunctie
Er verschijnen
schaduwranden op de
kopie.
Er verschijnen geen
schaduwranden op de
kopie.
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
FORMATEN ORIGINEEL (pagina 2-29)
2
Speciale functies selecteren.
(1) Druk op de toets [Spec. Functies].
(2) Druk op [Wissen].
Menu voor speciale functies (eerste scherm) (pagina 2-40)
Rand Wissen
Zijkant wissen
2-46
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
3
Selecteer de wisinstellingen.
(1) Druk op de gewenste wisfunctie.
Selecteer een van de vier posities.
Druk op de toets [Zijkant wissen] om het volgende scherm te openen.
Tik op het aankruisvakje van de kant die u wenst te
wissen en controleer of een vinkje verschijnt.
Stel de te wissen zijkant op de achterkant in wanneer u
1-zijdig naar 2-zijdig of 2-zijdig naar 2-zijdig kopieert.
Als u de toets [Zelfde zijde als zijde 1] aanraakt, zal de
zijkant op dezelfde plaats als op de voorkant worden gewist.
Als u de toets [Andere zijde dan zijde 1] aanraakt, zal
de zijkant tegenovergesteld aan de gewiste zijde op de
voorkant worden gewist.
Wanneer u de instellingen voor het wissen van de zijkant
hebt afgewerkt, drukt u op de toets [OK].
(2) Stel de wisbreedte in met de toetsen .
Er kan 0 mm tot 20 mm (0" tot 1") worden ingevoerd.
(3) Druk op de toets [OK].
U keert terug naar het basisscherm van de kopieerfunctie.
4
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT].
Het kopiëren begint.
Als u de glasplaat gebruikt om meerdere originelen te kopiëren, vindt het kopiëren plaats terwijl u elk origineel scant. Vervang de originelen
en druk op [START] wanneer u de sorteerfunctie heeft geselecteerd. Herhaal dit tot alle pagina's zijn gescand en druk dan op [Lezen
Klaar]. (Gebruik dezelfde toets [START] die u voor het eerste origineel gebruikte ook voor het tweede origineel en alle volgende originelen.)
Als u het scannen van het origineel en het kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
Als u een combinatie van een wisinstelling met een kopieerfactor gebruikt, zal de wisbreedte veranderen volgens de
geselecteerde factor.
Als de wisbreedte bijvoorbeeld is ingesteld op 20 mm (1") en de afbeelding wordt tot 50% verkleind, dan wordt de wisbreedte
10 mm (1/2").
Wisinstelling annuleren…
Druk op de toets [Annuleren] in het scherm van stap 3.
Systeeminstellingen (Beheerder): Standaardbreedte Van Wisstrook Instellen
Er kan 0 mm tot 20 mm (0" tot 1") worden ingesteld. De fabrieksinstelling is 10 mm (1/2").
10
(0~20)
mm
OK
OK
Spec. Functies
OK
Wissen
Rand
OKAnnuleren
Zijkant wissen
Rand
Wissen
(1) (2) (3)
OK
Andere zijde
dan zijde 1
Wissen
Omhoog
Wis positie voor
zijde 2 origineel
Zelfde zijde
als zijde 1
Annuleren
Zijkant wissen
Links
Rechts
Omlaag
OK
2-47
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
KOPIEËN MAKEN VOOR BOEKJE
(Inbindkopie)
Met deze functie kopieert u twee origineelpagina's op de voorkant en twee origineelpagina's op de achterkant van elk
vel papier, zodat u de kopieën op de middellijn kunt vouwen tot een boekje.
Deze functie is handig om kopieën te combineren tot een aantrekkelijk boekje of brochure.
Inbindkopie met acht origineelpagina's
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Als nieten is ingeschakeld wanneer een afwerkingeenheid geïnstalleerd is, zal het nieten gebeuren op de plaats op het
papier die hieronder aangeduid staat.
FORMATEN ORIGINEEL (pagina 2-29)
Als de originelen 2-zijdig zijn, plaatst u ze in de origineelinvoerlade.
7
2
2 3 4
5 6 7
5
3
7
5
4
Originelen
7
2
7
5
3
5
4
7
2
7
5
3
4
5
Rug links Rug rechts
Als boekje
Eerste pagina Tweede pagina Derde pagina Vierde pagina
Vijfde pagina Zesde pagina Zevende pagina Achtste pagina
Inbindkant
abc
Bovenkant van de
afbeelding ligt rechts
2-48
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
2
Speciale functies selecteren.
(1) Druk op de toets [Spec. Functies].
(2) Druk op de toets [Inbindkopie].
Menu voor speciale functies (eerste scherm) (pagina 2-40)
3
Selecteer de inbindkopie kopieerinstellingen.
(1) Druk op de toets [1-Zijdig] als het origineel
1-zijdig is. Druk op de toets [2-Zijdig] als het
origineel 2-zijdig is.
(2) Selecteer de inbindzijde ([Rug Links] of
[Rug Rechts]).
(3) Druk op de toets [Kaftinst.] om een kaft in te
voegen.
Als u geen kaft wilt invoegen, ga dan naar de stap 5.
4
Druk op de toets [OK].
U keert terug naar het basisscherm van de kopieerfunctie.
5
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT].
Het kopiëren begint.
Vervang de originelen en druk op [START] wanneer u de glasplaat gebruikt. Herhaal dit tot alle pagina's zijn gescand en druk
dan op [Lezen Klaar]. (Gebruik dezelfde toets [START] die u voor het eerste origineel gebruikte ook voor het tweede origineel
en alle volgende originelen.)
Als u het scannen van het origineel en het kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
Als de functie inbindkopie wordt geselecteerd, is het niet mogelijk om in de modus groep en nietsorteren te kopiëren.
Als u de functie inbindkopie selecteert wordt automatisch 2-zijdige kopieerfunctie geselecteerd. Wanneer u instellingen
selecteert die 2-zijdig kopiëren verhinderen, kunt u de functie inbindkopie niet gebruiken.
Scan de originelen op volgorde van de eerste pagina tot de laatste pagina. De kopieervolgorde wordt automatisch
aangepast door het apparaat. Er worden vier origineelpagina's gekopieerd op elk vel papier. Als het aantal originelen niet
een veelvoud is van vier, worden aan de het eind automatisch blanco pagina's geproduceerd.
Van liggende originelen een brochure maken met schrijfblok binding...
Plaats de originelen in de aangegeven stand en selecteer [Rechts inbinden] bij (2) van stap 3.
Als u het maken van inbindkopieën wilt annuleren...
Druk op de toets [Annuleren] in het scherm van stap 3.
Spec. Functies
OK
Inbindkopie
1-Zijdig 2-Zijdig
Rug
Links
Rug
Rechts
Origineel
OK
Kaftinst.
Annuleren
(1) (2)
Spec. Functies
OK
Inbindkopie
1-Zijdig 2-Zijdig
Rug
Links
Rug
Rechts
Origineel
OK
Kaftinst.
Annuleren
abc
abc
jkl
ghi
def
abc
def
ghi
Originelen
Lade origineelinvoer
Glasplaat
Resultaat
2-49
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
EEN GROOT AANTAL ORIGINELEN
TEGELIJK KOPIËREN (opdracht
samenstellen)
Als u een groot aantal originelen kopieert, kunt u met deze functie de originelen in sets verdelen om vervolgens elke set
afzonderlijk in de automatische documentinvoerlade te plaatsen.
Gebruik deze functie wanneer u alle originelen in één bestand wilt kopiëren, terwijl het aantal originelen groter is dan het
maximale aantal dat in de invoerlade past.
Deze functie is handig wanneer u kopieën van een groot aantal originelen wilt sorteren in meerdere sets. Omdat alle
originelen binnen één taak worden gekopieerd, wordt u de moeite bespaard van het sorteren van de kopieën, iets wat
wel nodig was geweest als de originelen in afzonderlijke kopieertaken waren verdeeld.
Als u originelen in sets scant, verdeel de vellen dan zo dat geen van de sets meer vellen bevat, dan u kunt laden en
begin het scannen van de set met de eerste pagina. De instellingen die u voor de eerste set kiest kunnen worden
gebruikt voor de overige sets.
De kopieën voor een groot aantal originelen sorteren in twee sets
1
Steek de originelen met de voorzijde
naar boven in de lade van de
origineelinvoer.
Steek de originelen helemaal in de lade van de origineelinvoer.
In de origineelinvoerlade kunnen meerdere originelen worden
geplaatst. De stapel originelen mag niet hoger zijn dan de
indicatiestreep op de lade.
Plaats het origineel en geef dan het formaat origineel op.
FORMATEN ORIGINEEL (pagina 2-29)
2
Speciale functies selecteren.
(1) Druk op de toets [Spec. Functies].
SPECIALE FUNCTIES (pagina 2-40)
(2) Druk op [Opdracht Samenstel.] zodat de
toets wordt gemarkeerd.
(3) Druk op de toets [OK].
U keert terug naar het basisscherm van de kopieerfunctie.
1
1
1
101
1
Originelen
Originelen
worden in aparte
sets gescand
Markeerstreep
Spec. Functies
Kaart Formaat
2-in-1
Transparant-
Insteekvellen
Wissen
Opdracht
Samenstel.
Inbindkopie
Spec. Functies
Kleur-
Instellingen
Bestand
Snelbestand
Stempel Beeld bewerken
OK
1
2
(3)(2)
2-50
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
3
Druk op [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT] om de eerste set
originelen te scannen.
Het scannen begint.
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
4
Plaats de volgende set originelen en druk op de toets [STARTEN KLEUR] of
[STARTEN ZWART-WIT].
Herhaal deze stap totdat u alle originelen hebt gescand.
Gebruik dezelfde toets [STARTEN] die u voor de eerst set gebruikte ook voor de tweede set en alle volgende sets.
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ). Alle gescande data wordt gewist.
5
Druk op [Lezen Klaar].
Als u het kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
Indien de Snelmap van de modus documentarchivering vol is, wordt de functie opdracht samenstellen belemmerd. Verwijder
onnodige bestanden uit de Snelmap.
Als u de functie opdracht samenstel. wilt annuleren…
Druk op [Opdracht Samenstel.] in het scherm van stap 2 zodat de toets niet wordt gemarkeerd.
Lezen Klaar
Plaats volgend origineel. Druk op
[Start]. Druk op [Lezen klaar]
indien gereed.
2-51
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
INSTEEKVELLEN INVOEGEN BIJ HET
Kopiëren OP TRANSPARANTEN
(Transparant-Insteekvellen)
Wanneer u kopieert op transparanten, blijven de vellen mogelijk aan elkaar plakken door de statische elektriciteit. Met
de functie transparant-insteekvellen kunt u automatisch een vel papier invoegen tussen elk vel transparant, zodat u de
transparanten gemakkelijk kunt pakken.
Ook kunt u kopiëren op de insteekvellen.
1
Plaats het transparant in de
handinvoerlade.
U kunt transparanten alleen gebruiken in de handinvoerlade.
Plaats de transparant ondersteboven in de handinvoerlade.
Plaats transparanten dusdanig dat de afgeronde hoek van
het vel naar voren en naar links ligt.
Configureer na het invoeren van de transparant de
instellingen voor handinvoer zoals wordt uitgelegd bij
"KOPIEËN MAKEN MET DE HANDINVOER" (pagina 2-37).
2
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
FORMATEN ORIGINEEL (pagina 2-29)
3
Speciale functies selecteren.
(1) Druk op de toets [Spec. Functies].
(2) Druk op de toets [Transparent-Insteekvellen].
Menu voor speciale functies (eerste scherm) (pagina 2-40)
C
B
A
Insteekvellen
2-52
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
4
Selecteer de instellingen voor invoegen.
(1) Selecteer of er wordt gekopieerd op het
insteekpapier: ([Ja] of [Nee]).
(2) Druk op de toets [OK].
U keert terug naar het basisscherm van de kopieerfunctie.
Uitleg van (A)
Wanneer transparanten worden geselecteerd als
invoegvellen, wordt er automatisch geschikt papier
geselecteerd voor de invoegvellen. De automatisch
geselecteerde papierlade, het automatisch geselecteerde
papierformaat en het automatisch geselecteerde
papiertype worden hier weergegeven.
5
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT].
Het kopiëren begint.
Als u scannen en kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
U kunt in deze functie niet het aantal kopieën selecteren.
Wanneer u 2-zijdig kopieert, kunt u alleen de functie "2-zijdig naar 1-zijdig" gebruiken.
Als u de instelling voor transparant-insteekvellen wilt annuleren...
Druk op de toets [Annuleren] in het scherm van stap 4.
Spec. Functies
OK
Annuleren
OK
Transparant-Insteekvellen
Papierlade
A4
Normaal papier
Lade1
Afdruk op insteekvellen
Ja Nee
(A)
(1) (2)
2-53
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
TWEE ORIGINELEN OP ÉÉN VEL KOPIËREN
(2-in-1)
Twee pagina's originelen kunnen op één vel papier worden gekopieerd. Deze functie is handig als u meerdere pagina's
compact wilt presenteren of een overzicht wilt geven van alle pagina's in een document.
Door twee originelen op één vel te kopiëren, heeft u de helft minder papier nodig.
B
A
A B
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Als nieten is ingeschakeld wanneer een afwerkingeenheid geïnstalleerd is, zal het nieten gebeuren op de plaats op het
papier die hieronder aangeduid staat.
FORMATEN ORIGINEEL (pagina 2-29)
2
Speciale functies selecteren.
(1) Druk op de toets [Spec. Functies].
(2) Druk op de toets [2 i 1].
Menu voor speciale functies (eerste scherm) (pagina 2-40)
abc
Bovenkant van de
afbeelding ligt rechts
2-54
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
3
Selecteer de lay-out en de rand.
(1) Selecteer de lay-out.
Selecteer de volgorde waarin de originelen worden
geordend op de kopie.
De pijlen in bovenstaand diagram geven aan hoe de
afbeeldingen zijn geordend.
(2) Selecteer de rand.
U kunt selecteren: ononderbroken lijnen, stippellijnen of
geen lijnen.
(3) Druk op de toets [OK].
U keert terug naar het basisscherm van de kopieerfunctie.
4
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT].
Het kopiëren begint.
Vervang de originelen en druk op [START] wanneer u de glasplaat gebruikt. Herhaal dit tot alle pagina's zijn gescand en druk
dan op [Lezen Klaar]. (Gebruik dezelfde toets [START] die u voor het eerste origineel gebruikte ook voor het tweede origineel
en alle volgende originelen.)
Als u scannen en kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
Als u de functie 2-in-1 gebruikt wordt automatisch de juiste kopieerfactor ingesteld op basis van origineelformaat,
papierformaat en het aantal originelen dat u wilt kopiëren op één vel. De minimale verkleinfactor is 25%. Op grond van het
origineelformaat, papierformaat en het geselecteerde aantal origineelpagina's moet de kopieerfactor misschien kleiner zijn
dan 25%. Wanneer in dat geval wordt gekopieerd op 25%, wordt mogelijk een deel van de originele afbeeldingen
afgesneden.
Als u een instelling 2-in-1 wilt annuleren...
Druk op de toets [Annuleren] in het scherm van stap 3.
OK
OK
Spec. Functies
OK
Annuleren
OK
2-in-1
Lay-out Rand
(1) (2) (3)
Lay-out
2-55
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
BEIDE ZIJDEN VAN EEN KAART KOPIËREN
OP ÉÉN VEL PAPIER (Kaart Formaat)
Wanneer u een kaart kopieert, kunt u met deze functie de voor- en achterkant samen kopiëren op één vel papier.
Deze functie is handig om kopieën te maken ter identificatie en om papier te sparen.
1
Selecteer het papier dat u wilt gebruiken
voor Kaart Formaat.
Selecteer het papier zoals wordt uitgelegd in "PAPIERLADEN"
(pagina 2-9).
Voorzijde
Achterzijde
Originelen
Kopieën
Voorbeeld van kopie formaat
A4 (8-1/2" x 11") staand
Voorbeeld van kopie formaat
A4 (8-1/2" x 11") liggend
A4
3.
2.
1.
A5
A4
4.
A4
Bestand
Snelbestand
Spec. Functies
Dubbelz. Kopie
Uitvoer
Normaal
A4
Origineel
Papierformaat
Auto
A4
Normaal papier
Kleurmodus
Kopieerfactor
Meerkleuren
Belichting
Auto
100%
2-56
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
2
Plaats het origineel met de voorzijde
naar onderen op de glasplaat.
3
Speciale functies selecteren.
(1) Druk op de toets [Spec. Functies].
(2) Druk op de toets [Kaart Formaat].
Menu voor speciale functies (eerste scherm) (pagina 2-40)
4
Selecteer instellingen Kaart Formaat.
(1) Voer het formaat van het origineel in.
Terwijl de toets [X] is gemarkeerd, voert u de horizontale
afmeting (X) van het origineel in met de toetsen .
Druk op de toets [Y] en voer de verticale afmeting (Y) van
het origineel in met de toetsen .
Het is ook mogelijk om direct op een cijferweergavetoets
te drukken om een getal met de cijfertoetsen te wijzigen.
(A) Als u op basis van het opgegeven origineelformaat de
afbeeldingen wilt vergroten of verkleinen zodat ze op het
papier passen, drukt u op de toets [Passend maken].
(B) Door te drukken op de toets [Formaat Herstellen] kunt u de
horizontale en verticale afmetingen herstellen naar de
waarden die zijn ingesteld in "Kaart Formaat-Instellingen" in
de systeeminstellingen (beheerder).
(2) Druk op de toets [OK].
U keert terug naar het basisscherm van de kopieerfunctie. Controleer
of de opgegeven afmetingen verschijnen in de toets [Origineel].
B
A
A
B
A
B
B A
Resultaat
Originelen
Voorzijde
Achterzijde
Voorzijde
Achterzijde
Formaat
Herstellen
(25~210)
mm
(25~210)
mm
X
Y
86
54
Spec. Functies
OK
Kaart Formaat
OKAnnuleren
Passend
maken
(1) (2)
(A)
(B)
2-57
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
5
Druk op [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT] om de voorzijde van de
kaart te scannen.
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
6
Draai de kaart om en druk op [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT] om
de achterzijde van de kaart te scannen.
Gebruik dezelfde toets [START] als voor de voorkant van de kaart.
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
7
Druk op [Lezen Klaar].
Het kopiëren begint.
Als u het kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
U moet het origineel op de glasplaat plaatsen.
U kunt alleen kopiëren op papier van standaardformaat.
X-y zoom kunt u niet gebruiken wanneer u deze functie gebruikt.
U kunt de afbeelding niet draaien wanneer u deze functie gebruikt.
Kaart Formaat annuleren...
Druk op de toets [Annuleren] in het scherm van stap 4.
Systeeminstellingen (Beheerder): Kaart Formaat-Instellingen
Met deze toets stelt u de waarden in waarnaar het formaat wordt hersteld wanneer u op de toets [Formaat Herstellen] drukt.
25 mm tot 210mm (1" tot 8-1/2") is het bereik voor zowel de horizontale als de verticale afmetingen.
De standaardfabrieksinstellingen zijn 86 mm (3-3/8") voor X (de breedte) en 54 mm (2-1/8") voor Y (de hoogte).
Lezen Klaar
Plaats volgend origineel. Druk op
[Start]. Druk op [Lezen klaar]
indien gereed.
2-58
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
DE DATUM OF EEN STEMPEL AFDRUKKEN
OP KOPIEËN (Stempel)
Met deze functie drukt u de datum, een stempel, het paginanummer of tekst af op kopieën.
Er zijn zes afdrukposities beschikbaar: linksboven, middenboven, rechtsboven, linksonder, middenonder en
rechtsonder.
De afdrukposities worden gescheiden in gebieden voor de datum, het paginanummer en tekst (A hieronder) en
gebieden die worden gebruikt voor een stempel (B hieronder).
Gebruik in combinatie met andere speciale functies
Als u het Stempel gebruikt in combinatie met de volgende speciale functies, worden de speciale functies toegepast op
de stempelinhoud.
B
A
Middenboven
RechtsbovenLinksboven
Linksonder Rechtsonder
Middenonder
Stempel
Afdruk-
gebied
Maximum aantal
posities
Datum A Slechts één positie
Stempel B Zes posities
Pagina
Nummering
A Slechts één positie
Tekst A Zes posities
Wanneer de geselecteerde stempelinhoud van een positie overlapt met de inhoud van een andere positie, wordt er
voorkeur gegeven in de volgende volgorde: Rechterkant, linkerkant, midden. Materiaal dat door overlapping verborgen is,
wordt niet afgedrukt.
Tekst wordt afgedrukt op vooraf ingestelde grootte, ongeacht de instelling voor kopieerfactor of papierformaat.
Tekst wordt afgedrukt op de vooraf ingestelde belichting ongeacht de belichtinginstelling.
Naargelang het formaat papier wordt een gedeelte van de afgedrukte inhoud mogelijk afgesneden of verschoven.
Spec. Functies Afdrukken
Kantlijn Verschuiving
De stempelinhoud wordt samen met de afbeelding verschoven over dezelfde afstand als de
kantlijn.
Centreren
In tegenstelling tot een afbeelding die verschuift, wordt de afbeelding afgedrukt op de positie
die in de stempel wordt ingesteld.
Kaart Formaat De stempel wordt op elk kopievel afgedrukt.
2-in-1 De afdrukinhoud wordt op elke origineelpagina afgedrukt.
Inbindkopie De stempel wordt afgedrukt op elke pagina van de inbindkopie of het boekje dat u maakt.
2-59
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
ALGEMENE PROCEDURE VOOR HET GEBRUIK VAN
DE STEMPEL
Volg de onderstaande stappen om stempelinstellingen te selecteren.
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Als nieten is ingeschakeld wanneer een afwerkingeenheid geïnstalleerd is, zal het nieten gebeuren op de plaats op het
papier die hieronder aangeduid staat.
FORMATEN ORIGINEEL (pagina 2-29)
2
Speciale functies selecteren.
(1) Druk op de toets [Spec. Functies].
(2) Druk op de toets [Stempel].
Menu voor speciale functies (eerste scherm) (pagina 2-40)
3
Selecteer de afdrukpositie.
U kunt kiezen uit zes posities: linksboven, middenboven,
rechtsboven, linksonder, middenonder en rechtsonder.
U kunt deze stap ook overslaan en direct verdergaan met de
volgende stap. In dat geval zullen de stempelitems worden
afgedrukt in de volgende posities:
Datum: Rechtsboven Stempel: Linksboven
Paginanummer: Middenonder Tekst: Linksboven
Afdrukposities
De toetsen die de afdrukposities aangeven, verschijnen als
volgt naargelang de instellingen.
U kunt “Datum” en "Pagina-Nummering" niet selecteren op meerdere posities. Als u op de toets [Datum] of de toets
[Pagina-Nummering] drukt wanneer “Datum” of “Pagina-Nummering” al is geselecteerd voor een positie, verschijnt
er een boodschap met de vraag of u dat item naar de geselecteerde positie wilt verplaatsen. Als u het item wilt
verplaatsen, drukt u op de toets [Ja]. Druk anders op de toets [Nee].
Er verschijnt een bericht wanneer u “Datum” ,“Tekst” of “Pagina-Nummering” op een positie probeert in de stellen
waar een van deze items al is ingesteld. Druk op [Ja] om het eerder geselecteerde item te veranderen in een nieuw
item. Druk op [Nee] als u het vorige item wilt houden.
abc
Bovenkant van de
afbeelding ligt rechts
1
2
3 6
5
4
OK
Spec. Functies
Stempel
OK
Opmaak
Annuleren
Datum
Pagina-
Nummering
Tekst
Stempel
1
2
1
1
1
Niet geselecteerd, stempelinstelling is
niet geselecteerd.
Geselecteerd tijdens het selecteren van
de stempelinstelling.
Niet beschikbaar, stempelinstelling is al
toegewezen.
2-60
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
4
Selecteer Stempel.
Lees de volgende secties voor meer gedetailleerde informatie
over alle stempelitems:
Datum:
DATUM TOEVOEGEN AAN KOPIEËN (Datum) (pagina 2-61)
Stempel: KOPIEËN STEMPELEN (Stempel) (pagina 2-63)
Pagina-Nummering:
PAGINANUMMERS AFDRUKKEN OP KOPIEËN
(Paginanummering) (pagina 2-65)
Tekst:
TEKST AFDRUKKEN OP KOPIEËN (Tekst) (pagina 2-68)
5
Druk u op de toets wanneer u klaar
bent met het selecteren van
stempelinstellingen.
6
Selecteer instellingen voor de originelen
en kaften/insteekvellen.
(1) Druk op de toets [Stand Origineel] en geef
de stand van het geplaatste origineel op.
Als u tweezijdige originelen hebt geplaatst, drukt u op de
toets en geeft u de inbindpositie (boekje of
schrijfblok) van de originelen op.
(2) Druk op de toets [OK].
U keert terug naar het basisscherm van de kopieerfunctie.
Druk op de toets [Opmaak] om een stempelpositie te
bewerken of een stempelitem te wissen.
STEMPELLAY-OUT CONTROLEREN (Lay-out)
(pagina 2-72)
7
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT].
Het kopiëren begint.
Als u de glasplaat gebruikt om meerdere originelen te kopiëren, vindt het kopiëren plaats terwijl u elk origineel scant. Vervang
de originelen en druk op [START] wanneer u de sorteerfunctie heeft geselecteerd. Herhaal dit tot alle pagina's zijn gescand
en druk dan op [Lezen Klaar]. (Gebruik dezelfde [START]-toets die u voor het eerste origineel gebruikte ook voor het tweede
origineel en alle volgende originelen.)
Als u afdrukken in kleur hebt geselecteerd, drukt u op de toets [STARTEN KLEUR]. Ook al hebt u kleur
geselecteerd, als u op de toets [STARTEN ZWART-WIT] drukt, wordt de stempel afgedrukt in zwart-wit.
Als een instelling is geselecteerd voor kleurafdrukken, zal de afdruk als een full colour-afdruk worden gerekend
zelfs al is het er een in zwart-wit.
Als u scannen en kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
Om Stempel te annuleren...
Druk op de toets [Annuleren] in het scherm van stap 3.
OK
Spec. Functies
Stempel
OK
Opmaak
Annuleren
Datum
Pagina-
Nummering
Tekst
Stempel
1
2
1
2
3 6
5
4
1
2
3 6
5
4
OK
Spec. Functies
Stempel
OK
Opmaak
Annuleren
Datum
Pagina-
Nummering
Tekst
Stempel
1
2
OK
OK
2
2
Spec. Functies
OK
OK
Stempel
Annuleren
Stand Origineel
2-Zijdig Origineel
2
2
Opmaak
(1)
(2)
2-61
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
DATUM TOEVOEGEN AAN KOPIEËN (Datum)
U kunt de datum afdrukken op kopieën. U kunt de positie van de datum, de kleur, de notatie en pagina (alleen eerste
pagina of alle pagina's) selecteren.
Voorbeeld: 4 april 2010 in de rechterbovenhoek van het papier afdrukken.
1
Druk de toets [Datum] keuzescherm voor de stempel.
Zie stappen 1 tot 4 van "ALGEMENE PROCEDURE VOOR HET GEBRUIK VAN DE STEMPEL" (pagina 2-59).
2
Stel de datumnotatie in.
(1) Druk op de toets van de gewenste
datumnotatie.
(2) Als u [JJJJ/MM/DD], [MM/DD/JJJJ] of
[DD/MM/JJJJ] hebt geselecteerd, drukt u op
de toets [/], [.], [-], of [ ] om het
scheidingsteken te selecteren.
3
Druk op de toets [Afdrukkleur] en
selecteer de afdrukkleur.
Druk op de gewenste kleur en druk vervolgens op [OK].
Als u een andere kleur hebt geselecteerd dan [Bk (zwart)], drukt u op de toets [STARTEN KLEUR]. Als u op de
toets [STARTEN ZWART-WIT] drukt, wordt de datum afgedrukt in zwart-wit.
Als de datum in kleur wordt afgedrukt op een zwart-witkopie, wordt de kopie meegeteld in de kleurentelling.
04/APR/2010
Annuleren
Afdrukkleur
Bk (zwart)
OK
DatumwijzigingMM DD, JJJJ
DD/MM/JJJJ
MM/DD/JJJJ
JJJJ/MM/DD
04/APR/2010
Alle Pag.'s
Eerste Pag.
Stempel
Datum
(1) (2)
Annuleren
Afdrukkleur
Bk (zwart)
OK
DatumwijzigingMM DD, JJJJ
DD/MM/JJJJ
MM/DD/JJJJ
JJJJ/MM/DD
04/APR/2010
Alle Pag.'s
Eerste Pag.
Stempel
Datum
OK
B (blauw)G (groen)R (rood)
Bk (zwart)
G (geel)M (magenta)C (cyaan)
Stempel
Afdrukkleur
2-62
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
4
Controleer de weergegeven datum. Als u
de datum moet wijzigen, drukt u op de
toets [Datumwijziging].
Stel de gewenste datum in en druk op [OK].
Als alternatief voor de toetsen
, kunt u de
cijferweergavetoets gebruiken om de waarde direct te wijzigen
met de cijfertoetsen.
Als u een datum selecteert die niet bestaat (zoals 30 feb.), is de toets [OK] grijs weergegeven, zodat u deze datum
niet kunt invoeren.
Als u de datum hier wijzigt, wordt de datum in het apparaat dat is ingesteld met "Klok" in de systeeminstellingen niet
gewijzigd.
5
Selecteer de pagina's waarop de datum
wordt afgedrukt en druk op [OK].
U kunt kiezen uit: alleen op de eerste pagina afdrukken, of
afdrukken op alle pagina's.
Ga nadat u op [OK] hebt gedrukt verder vanaf stap 5 van
"ALGEMENE PROCEDURE VOOR HET GEBRUIK VAN DE
STEMPEL" (pagina 2-59) om de kopieerprocedure te voltooien.
Als u de instelling voor het afdrukken van de datum wilt annuleren...
Druk op de toets [Annuleren] in het scherm van stap 2.
Annuleren
Afdrukkleur
Bk (zwart)
OK
Datumwijziging MM DD, JJJJ
DD/MM/JJJJ
04/APR/2010
Alle Pag.'s
Eerste Pag.
Stempel
Datum
MM/DD/JJJJ
JJJJ/MM/DD
Stempel
Datumwijziging
OK
04 042010
Jaar Maand Dag
Annuleren
Afdrukkleur
Bk (zwart)
OK
Datumwijziging
MM DD, JJJJ
DD/MM/JJJJ
04/APR/2010
Alle Pag.'s
Eerste Pag.Page
Stempel
Datum
MM/DD/JJJJ
JJJJ/MM/DD
2-63
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
KOPIEËN STEMPELEN (Stempel)
Een tekst als "VERTROUWELIJK" kunt u wit afdrukken op een donkere achtergrond als "stempel" op kopieën.
Voor een stempel kunt u de positie, de kleur, het formaat, de dichtheid en pagina's (alleen eerste pagina of alle pagina's)
selecteren.
"VERTROUWELIJK" afdrukken in de linkerbovenhoek van een kopie
U kunt kiezen uit 12 teksten voor het stempel.
U kunt drie niveaus selecteren voor de dichtheid van de stempelachtergrond.
U kunt uit zeven kleuren kiezen voor de stempelkleur.
U kunt twee stempelformaten selecteren.
VERTROUWELIJK PRIORITEIT VOORLOPIG DEFINITIEF
TER INFORMATIE NIET KOPIËREN BELANGRIJK KOPIE
DRINGEND PROEFDRUK TOPGEHEIM ANTWOORD AUB
1
Druk de toets [Stempel] in het keuzescherm voor de stempel.
Zie stappen 1 tot 4 van "ALGEMENE PROCEDURE VOOR HET GEBRUIK VAN DE STEMPEL" (pagina 2-59).
2
Druk op de toets voor het stempel dat u
wilt gebruiken.
VERTROUWELIJK
Annuleren
OK
PRIORITEITVERTROUWELIJK
NIET KOPIËRENTER INFORMATIE
PROEFDRUKDRINGEND
DEFINITIEFVOORLOPIG
KOPIEBELANGRIJK
ANTWOORD AUB
TOPGEHEIM
Afdrukkleur
Groter
Kleiner
Alle Pag.'s
Eerste Pag.
Formaat
Stempel
Stempel
Bk
21 3
2-64
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
3
Druk op de toets [Afdrukkleur] en
selecteer de kleur en dichtheid.
Selecteer de kleur die u wilt gebruiken.
Als u de geselecteerde kleur donkerder wilt maken, drukt u op
de toets . Als u de geselecteerde kleur lichter wilt maken,
drukt u op de toets .
Als u klaar bent met het selecteren, drukt u op [OK].
Als u een andere kleur hebt geselecteerd dan [Bk (zwart)], drukt u op de toets [STARTEN KLEUR]. Als u op de
toets [STARTEN ZWART-WIT] drukt, wordt het stempel afgedrukt in zwart-wit.
Als het stempel in kleur wordt afgedrukt op een zwart-witkopie, wordt de kopie meegeteld in de kleurentelling.
4
Druk op de toets [Groter Kleiner] om
het formaat van het stempel te
selecteren.
5
Selecteer de pagina's waarop de datum
wordt afgedrukt en druk op [OK].
U kunt kiezen uit: alleen op de eerste pagina afdrukken, of
afdrukken op alle pagina's.
Ga nadat u op [OK] hebt gedrukt verder vanaf stap 5 van
"ALGEMENE PROCEDURE VOOR HET GEBRUIK VAN DE
STEMPEL" (pagina 2-59) om de kopieerprocedure te voltooien.
U kunt de stempeltekst niet bewerken.
Als u een stempelinstelling wilt annuleren...
Druk op de toets [Annuleren] in het scherm van stap 2.
Annuleren
OK
PRIORITEIT
VERTROUWELIJK
NIET KOPIËREN
TER INFORMATIE
PROEFDRUK
DRINGEND
DEFINITIEF
VOORLOPIG
KOPIE
BELANGRIJK
ANTWOORD AUB
TOPGEHEIM
Afdrukkleur
Bk
21 3
Groter
Kleiner
Alle Pag.'s
Eerste Pag.
Formaat
Stempel
Stempel
Stempel
Afdrukkleur
OK
B (blauw)G (groen)R (rood)
Bk (zwart)
G (geel)M (magenta)C (cyaan)
Belichting
1 2 3
Annuleren
OK
PRIORITEIT
VERTROUWELIJK
NIET KOPIËREN
TER INFORMATIE
PROEFDRUK
DRINGEND
DEFINITIEF
VOORLOPIG
KOPIE
BELANGRIJK
ANTWOORD AUB
TOPGEHEIM
Afdrukkleur
Groter
Kleiner
Alle Pag.'s
Eerste Pag.
Formaat
Stempel
Stempel
Bk
2
1 3
Annuleren
OK
PRIORITEITVERTROUWELIJK
NIET KOPIËRENTER INFORMATIE
PROEFDRUKDRINGEND
DEFINITIEFVOORLOPIG
KOPIE
BELANGRIJK
ANTWOORD AUBTOPGEHEIM
Afdrukkleur
Groter
Kleiner
Alle Pag.'s
Eerste Pag.
Formaat
Stempel
Stempel
Bk
21 3
2-65
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
PAGINANUMMERS AFDRUKKEN OP KOPIEËN
(Paginanummering)
U kunt paginanummers afdrukken op kopieën.
U kunt de positie, de kleur, de notatie en een paginanummer selecteren voor paginanummering.
Paginanummer afdrukken middenonder op het papier.
1
Druk de toets [Paginanummering] keuzescherm voor de stempel.
Zie stappen 1 tot 4 van "ALGEMENE PROCEDURE VOOR HET GEBRUIK VAN DE STEMPEL" (pagina 2-59).
2
Selecteer een notatie voor het paginanummer.
Als u de toets [1/5, 2/5, 3/5] hebt geselecteerd,
wordt "Paginanummer / totaal pag.'s" afgedrukt. Standaard is
"Auto" geselecteerd voor het totaal aantal pagina's. Dat wil
zeggen dat het aantal gescande origineelpagina's automatisch
wordt ingesteld als het totaal aantal pagina's. Als u het totaal
aantal pagina's handmatig moet instellen, bijvoorbeeld
wanneer een groot aantal originelen in sets wordt verdeeld om
te scannen, drukt u op de toets [Handmatig] om het
invoerscherm voor het totaal aantal pagina's weer te geven.
Voer het totaal aantal pagina's (1 tot 999) in met de
cijfertoetsen en druk op [OK].
U kunt op de toets [WISSEN] ( ) drukken om de
standaardinstelling van het geselecteerde item te herstellen.
Als u een fout hebt gemaakt, drukt u op de toets [WISSEN]
( ) en voert u het juiste nummer in.
Als u 2-zijdig kopieert, is het totaal aantal pagina's het totaal aantal zijden van het papier. Als de eindpagina blanco
is, wordt deze niet geteld. Als u een achterkaft toevoegt en het selectievakje [Achterblad Tellen] is geselecteerd
, wordt de eindpagina ook meegeteld. (Zie stap 7.)
In combinatie met de functies "2-in-1" of "Kaart Formaat" is het aantal zijden waarop wordt gekopieerd gelijk aan het
totaal aantal pagina's.
In combinatie met de functies “Inbindkopie” of “Boekkopie” is het totaal aantal pagina's in de inbindkopie of het
boekje dat u maakt gelijk aan het totaal aantal pagina's.
1
2
3
Paginanummer
Annuleren
Afdrukkleur
Bk (zwart)
Auto
Handmatig
(1),(2),(3)..
1,2,3..
P.1,P.2,P.3..
-1-,-2-,-3-..
1/5,2/5,3/5..
<1>,<2>,<3>..
OK
1
Pagina
Totaal Pag.'s
Formaat Voor Paginanummering
Stempel
Paginanummering
Paginanummer
Annuleren
Afdrukkleur
Bk (zwart)
Auto
Handmatig
(1),(2),(3)..
1,2,3..
P.1,P.2,P.3..
-1-,-2-,-3-..
1/5,2/5,3/5..
<1>,<2>,<3>..
OK
1
Pagina
Totaal Pag.'s
Formaat Voor Paginanummering
Stempel
Paginanummering
2-66
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
3
Druk op de toets [Afdrukkleur].
Selecteer de kleur die u wilt gebruiken.
Als u klaar bent met het selecteren, drukt u op [OK].
Als u een andere kleur hebt geselecteerd dan [Bk (zwart)], drukt u op de toets [STARTEN KLEUR]. Als u op de
toets [STARTEN ZWART-WIT] drukt, worden de paginanummers afgedrukt in zwart-wit.
Als de paginanummers in kleur worden afgedrukt op een zwart-witkopie, worden de kopieën meegeteld in de
kleurentelling.
4
Als u uw paginanummeringsinstelling
wilt configureren, drukt u op de toets
[Paginanummer].
Als u geen paginanummeringsinstellingen hoeft te
configureren, ga dan naar de stap 7.
5
Selecteer paginanummerinstellingen.
(1) Druk op [Handmatig].
(2)
Stel het eerste nummer, het laatste nummer en
het nummer "Afdrukken start vanaf blad" in.
Druk op elke toets en geef een nummer op met de
cijfertoetsen (1 tot 999).
U kunt op de toets [WISSEN] ( ) drukken om de
standaardinstelling van het geselecteerde item te
herstellen. Als u een fout hebt gemaakt, drukt u op de
toets [WISSEN] ( ) en voert u het juiste nummer in.
U kunt geen lager “Laatste Nummer” instellen dan het “Eerste nummer”.
Het "Laatste Nummer" is standaard ingesteld op "Auto". Dat wil zeggen dat paginanummers automatisch worden
afgedrukt t/m de laatste pagina op basis van de instellingen "Eerste Nummer" en "Afdrukken start vanaf blad".
Als het “Laatste Nummer” is ingesteld op een kleiner aantal dan het “Totaal Pag.'s”, worden geen paginanummers
afgedrukt op pagina's na de pagina die is ingesteld als “Laatste Nummer”.
“Afdrukken start vanaf blad” wordt gebruikt om het paginanummer in de stellen vanwaar u wilt beginnen met het
afdrukken van de paginanummers. Als bijvoorbeeld "3" wordt ingesteld en u maakt een 1-zijdige kopie, worden de
paginanummers afgedrukt vanaf de derde kopie (het derde origineel). Bij 2-zijdig kopiëren, wordt gestart met het
afdrukken van de paginanummers op de voorzijde van de tweede kopie (de derde pagina van de originelen).
Paginanummer
Annuleren
Afdrukkleur
Bk (zwart)
Auto
Handmatig
(1),(2),(3)..
1,2,3..
P.1,P.2,P.3..
-1-,-2-,-3-..
1/5,2/5,3/5..
<1>,<2>,<3>..
OK
1
Pagina
Totaal Pag.'s
Formaat Voor Paginanummering
Stempel
Paginanummering
OK
B (blauw)G (groen)R (rood)
Bk (zwart)
G (geel)M (magenta)C (cyaan)
Stempel
Afdrukkleur
Paginanummer
Annuleren
Afdrukkleur
Bk (zwart)
Auto
Handmatig
(1),(2),(3)..1,2,3..
P.1,P.2,P.3..-1-,-2-,-3-..
1/5,2/5,3/5..<1>,<2>,<3>..
OK
1
Pagina
Totaal Pag.'s
Formaat Voor Paginanummering
Stempel
Paginanummering
OK
Auto
Handmatig
1
1
Auto
Eerste Nummer Laatste Nummer
Afdrukken start vanaf blad
Stempel
Paginanummer
(2)(1)
2-67
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
6
Druk op de toets [OK].
7
Druk op de toets [OK].
Ga nadat u op [OK] hebt gedrukt verder vanaf stap 5 van
"ALGEMENE PROCEDURE VOOR HET GEBRUIK VAN DE
STEMPEL" (pagina 2-59) om de kopieerprocedure te voltooien.
Als Paginanummering is geselecteerd, kunt u niet kopiëren met de groepfunctie. De functie verandert automatisch in
sorteerfunctie.
När sidnumreringens utskriftsposition är inställd på höger eller vänster kant i kombination med broschyrkopiering,
anpassas utskriftspositionen så att sidnumren alltid skrivs ut i ytterkanten i uppslaget (d.v.s. till vänster och höger i ett
uppslag). Als een stempel is ingesteld op een gebied waar paginanummering is ingesteld, verandert de positie van het
stempel op dezelfde manier als het paginanummer. Als er nog een stempelitem wordt ingesteld in deze gewijzigde positie,
worden de paginanummers met dit Stempelitem verwisseld. Een stempelitem in een positie die niet wordt beïnvloed door
de veranderende paginanummerpositie, wordt afgedrukt in de oorspronkelijk ingestelde positie.
Voorbeeld: Als u vier pagina's kopieert met inbindkopie en de paginanummernotatie is "1, 2, 3...", krijgt u het volgende
resultaat: In dit voorbeeld is het paginanummer ingesteld onder aan de pagina, en de datum bovenaan. De
datum wordt dus niet verplaatst.
Als u de instelling paginanummering wilt annuleren…
Druk op de toets [Annuleren] in het scherm van stap 2.
OK
Auto
Handmatig
1
1
Omsl./Invoeg.
Tellen
Auto
Eerste Nummer Laatste Nummer
Afdrukken start vanaf blad
Stempel
Paginanummer
Paginanummer
Annuleren
Afdrukkleur
Bk (zwart)
Auto
Handmatig
(1),(2),(3)..
1,2,3..
P.1,P.2,P.3..
-1-,-2-,-3-..
1/5,2/5,3/5..
<1>,<2>,<3>..
OK
1
Pagina
Totaal Pag.'s
Formaat Voor Paginanummering
Stempel
Paginanummering
Datum
Tekst
Stempel
4
AAA AAA
1
2
AAA AAA
3No.
04/APR/2010 04/APR/2010 04/APR/2010 04/APR/2010
VERTROUWELIJKVERTROUWELIJK
VERTROUWELIJK
VERTROUWELIJK
Afdrukinstellingen Zijde 1 Zijde 2
2-68
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
TEKST AFDRUKKEN OP KOPIEËN (Tekst)
U kunt ingevoerde tekst afdrukken op kopieën. U kunt maximaal 30 veel gebruikte tekstreeksen opslaan.
Voorbeeld: "April 2010 Planningbespreking" afdrukken linksboven op het papier
1
Druk de toets [Tekst] keuzescherm voor de stempel.
Zie stappen 1 tot 4 van "ALGEMENE PROCEDURE VOOR HET GEBRUIK VAN DE STEMPEL" (pagina 2-59).
2
Druk op de toets [Opnieuw oproepen].
Door te drukken op de toets [Directe Invoer] opent u het
tekstinvoerscherm. Als u alle tekens hebt ingevoerd, drukt u op
[OK].
Als u een tekstreeks wilt opslaan of wissen, drukt u op de toets
[Opslaan/Verwijderen].
Tekstreeksen opslaan, bewerken en wissen (pagina 2-70)
3
Geef de tekst op die u wilt afdrukken.
(1) Druk op de tekstreeks die u wilt selecteren.
Met de toets [5 10] kunt u het aantal toetsen dat in het
scherm wordt weergegeven wisselen tussen 5 en 10. Als
u een scherm van vijf items selecteert, verschijnt de hele
tekstreeks in elke toets.
(2) Druk op de toets [OK].
April 2010 Planningbespreking
Annuleren
Afdrukkleur
Bk (zwart)
OK
Vooringesteld
Eerste Pag.
Alle Pag.'s
Opslaan/
Verwijderen
Opnieuw
oproepen
Directe Invoer
Stempel
Tekst
Annuleren
10
5
Opnieuw oproepen
No.05
No.07
No.09
No.06
No.08
No.10
OK
1
3
Stempel
Tekst
No.01 AAA AAA
No.03 CCC CCC No.04 DDD DDD
No.02 BBB BBB
(1) (2)
2-69
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
4
Druk op de toets [Afdrukkleur].
Selecteer de kleur die u wilt gebruiken. Als u klaar bent met het
selecteren, drukt u op [OK].
Als u een andere kleur hebt geselecteerd dan [Bk (zwart)], drukt u op de toets [STARTEN KLEUR]. Als u op de
toets [STARTEN ZWART-WIT] drukt, worden de paginanummers afgedrukt in zwart-wit.
Als de tekst in kleur wordt afgedrukt op zwart-witkopieën, worden de kopieën meegeteld in de kleurentelling.
5
Selecteer de pagina's waarop afgedrukt
moet worden en druk op [OK].
U kunt kiezen uit: alleen op de eerste pagina afdrukken, of
afdrukken op alle pagina's.
Ga nadat u op [OK] hebt gedrukt verder vanaf stap 5 van
"ALGEMENE PROCEDURE VOOR HET GEBRUIK VAN DE
STEMPEL" (pagina 2-59) om de kopieerprocedure te voltooien.
U kunt tekstinstellingen ook configureren in de webpagina’s. Klik op [Toepassingsinstellingen], [Kopieerinstellingen] en
vervolgens op [Tekstinstellingen (Stempel)] in het webpaginamenu.
Als u het stempel in een tekstinstelling wilt annuleren...
Druk op de toets [Annuleren] in het scherm van stap 2.
Annuleren
Afdrukkleur
Bk (zwart)
OK
Vooringesteld
Eerste Pag.
Alle Pag.'s
Opslaan/
Verwijderen
Opnieuw
oproepen
Directe Invoer
Stempel
Tekst
AAA AAA
OK
B (blauw)G (groen)R (rood)
Bk (zwart)
G (geel)M (magenta)C (cyaan)
Stempel
Afdrukkleur
Annuleren
Afdrukkleur
Bk (zwart)
OK
Vooringesteld
Eerste Pag.Page
Alle Pag.'s
Opslaan/
Verwijderen
Opnieuw
oproepen
Directe Invoer
Stempel
Tekst
AAA AAA
2-70
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
Tekstreeksen opslaan, bewerken en wissen
1
Druk de toets [Tekst] keuzescherm voor de stempel.
Zie stappen 1 tot 4 van "ALGEMENE PROCEDURE VOOR HET GEBRUIK VAN DE STEMPEL" (pagina 2-59).
2
Druk op de toets [Opslaan/Verwijderen].
3
Een tekstreeks opslaan of een
opgeslagen tekstreeks
bewerken/verwijderen.
Als u een tekstreeks wilt opslaan, drukt u op een toets
waaronder geen tekst is opgeslagen. De bestandsnaam mag
maximaal 50 tekens lang zijn. Als u klaar bent met het
invoeren van de tekst, drukt u op [OK]. Het
tekstinvoerscherm wordt gesloten.
Voor het bewerken en verwijderen van een tekstreeks, volgt
u de aanwijzingen hieronder.
Om een tekstreeks te bewerken of te wissen...
Als u op de toets met de tekstreeks drukt, verschijnt het onderstaande scherm. Als u op de toets [Wijzigen] drukt,
verschijnt een tekstinvoerscherm. De opgeslagen tekstreeks verschijnt in het tekstinvoerscherm. Bewerk de tekst.
Als u klaar bent met het invoeren van de tekst, drukt u op [OK]. Het tekstinvoerscherm wordt gesloten.
Wanneer u op de toets [Wissen] drukt, wordt de opgeslagen tekst gewist.
U kunt tekstinstellingen ook configureren in de webpagina’s. Klik op [Toepassingsinstellingen], [Kopieerinstellingen]
en vervolgens op [Tekstinstellingen (Stempel)] in het webpaginamenu.
Annuleren
Afdrukkleur
Bk (zwart)
OK
Vooringesteld
Eerste Pag.
Alle Pag.'s
Opslaan/
Verwijderen
Opnieuw
oproepen
Directe Invoer
Stempel
Tekst
10
5
Opslaan/Verwijderen
No.01 AAA AAA
No.03 CCC CCC No.04 DDD DDD
No.02 BBB BBB
No.05
No.07
No.08
No.09
No.10
No.06
Vorige
1
3
Stempel
Tekst
WijzigenWissenAnnuleren
Er is reeds een tekst opgeslagen op
deze locatie. tekst veranderen?
2-71
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
4
Druk op de toets [Vorige].
U keert terug naar het scherm van stap 2.
Ga om te kopiëren met behulp van een opgeslagen tekstreeks
verder vanaf stap 2 van "TEKST AFDRUKKEN OP KOPIEËN
(Tekst)" (pagina 2-68).
No.01 AAA AAA
No.03 CCC CCC
No.04
No.02 BBB BBB
No.05
No.07
No.08
No.09
No.10
No.06
1
3
10
5
Store/Delete
Stamp
Text
10
5
Opslaan/Verwijderen
Stempel
Tekst
Vorige
2-72
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
STEMPELLAY-OUT CONTROLEREN (Lay-out)
Nadat de stempelitems zijn geselecteerd kunt u de afdruklay-out controleren, de afdrukpositie wijzigen en stempelitems
wissen.
1
Druk op de toets [Opmaak].
U kunt alleen op de toets [Opmaak] drukken als stempelitems zijn geselecteerd.
2
Is de lay-out juist, dan drukt u op [OK].
Druk op de toets van het stempelitem dat u wilt wissen of
waarvan u de positie wilt wijzigen.
In elke toets worden maximaal 14 tekens weergegeven.
3
Als u de positie van een item wilt
wijzigen, drukt u op de toets
[Verplaatsen]. Als u het item wilt wissen,
drukt u op de toets [Wissen].
Als u op de toets [Verplaatsen] drukt, verschijnt een scherm
om de doelpositie te selecteren.
Als u op de toets [Wissen] drukt, wordt het item gewist. (Ga
naar stap 6).
1
2
3 6
5
4
2
OK
Spec. Functies
Stempel
OK
Opmaak
Annuleren
Datum
Pagina-
Nummering
Tekst
Stempel
1
2
AAA AAA
VERTROUWELIJK
1,2,3..
NIET KOPIËREN
Stempel
Lay-out
OK
VerplaatsenWissenAnnuleren
Wilt u het geselecteerde item
verplaatsen of verwijderen?
2-73
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
4
Druk op de toets van de gewenste
doelpositie.
De positietoets waarop u hebt gedrukt, wordt gemarkeerd en
de afdrukpositie verandert.
De toetsen die de afdrukposities aangeven, verschijnen als
volgt naargelang de instellingen.
Als u de positie van het geselecteerde stempelitem wilt verwisselen met de positie van een ander stempelitem,
verplaatst u een van de items tijdelijk naar een niet-bezette positie. Vervolgens verwisselt u de stempelposities.
5
Druk op de toets [OK].
Als u probeert een stempelitem te verplaatsen naar een positie
die reeds wordt ingenomen door een ander stempelitem,
verschijnt een boodschap met de vraag of u dit andere
stempelitem wilt overschrijven. Als u het andere stempelitem
wilt overschrijven, drukt u op de toets [Ja]. Als u de verplaatsing
wilt annuleren, drukt u op de toets [Nee].
6
Druk op de toets [OK].
1
2
3
4
5
6
Selecteer locatie om gesel. item naartoe te verplaatsen.
OK
Stempel
Verplaatsen
Niet geselecteerd, stempelinstelling is
niet geselecteerd.
Geselecteerd tijdens het selecteren van
de stempelinstelling.
Niet beschikbaar, stempelinstelling is al
toegewezen.
1
1
1
1
2
3
4
5
6
Selecteer locatie om gesel. item naartoe te verplaatsen.
OK
Stempel
Verplaatsen
JaNee
Er is reeds een item geselecteerd
op deze locatie. Item overschrijven?
AAA AAA
VERTROUWELIJK
1,2,3..
NIET KOPIËREN
Stempel
Lay-out
OK
2-74
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
TOETS [Beeld bewerken]
Wanneer u op de toets [Beeld bewerken] in het tweede menuscherm voor speciale functies drukt, wordt het
menuscherm voor beeldbewerking geopend.
Menuscherm Beeld bewerken
(1) Toets [Foto herhalen]
FOTO'S HERHALEN OP EEN KOPIE (Foto
herhalen) (pagina 2-75)
(2) Toets [Spiegel-Beeld]
DE AFBEELDING SPIEGELEN (Spiegel-Beeld)
(pagina 2-77)
(3) Toets [Centreren]
ORIGINEELFORMAAT A3 (11" x 17") KOPIËREN
KOPIËREN IN HET MIDDEN VAN HET PAPIER
(Centreren) (pagina 2-78)
(4) Toets [Z/W Omgekeerd]
ZWART EN WIT OMDRAAIEN OP DE KOPIE (Z/W
Omgekeerd) (pagina 2-80)
OK
Mirror
Image
B/W
Reverse
Centring
Photo Repeat
OK
OK
1
2
OK
Centreren
Foto herhalen
OK
Spec. Functies
Afbeeld. bew.
Spec. Functies
Kaart Formaat
2-in-1
Transparant-
Insteekvellen
Wissen
Opdracht
Samenstel.
Inbindkopie
Spec. Functies
Kleur-
Instellingen
Bestand
Snelbestand
Stempel Beeld bewerken
Spiegel-
Beeld
Z/W
Omgekeerd
(1) (2)
(3)
(4)
2-75
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
FOTO'S HERHALEN OP EEN KOPIE (Foto herhalen)
Met Foto herhalen maakt u herhaalde afbeeldingen van een origineel van fotoformaat (90 mm x 130mm,
100 mm x 100 mm ,100 mm x 70 mm, 65 mm x 75 mm of 100 mm x 57 mm (3" x 5", 7" x 5" formaat, 4" x 2-1/2",
2-1/2" x 2-1/2" of 2-5/8" x 2-1/8")) op één vel kopieerpapier zoals u hieronder ziet. U kunt maximaal 12 afbeeldingen (als
de afbeelding is 65 mm x 70 mm (2-1/2" x 2-1/2" is)) herhalen op één vel papier.
Origineelformaten tot 90 mm x 130 mm (3" x 5")
Origineelformaten tot 100 mm x 70 mm
(4" x 2-1/2")
Origineelformaten tot 100 mm x 57 mm
(2-5/8" x 2-518")
Origineelformaten tot 150 mm x 100 mm (7" x 5")
Origineelformaten tot 65 mm x 70 mm
(2-1/2" x 2-1/2")
Kopiëren op papierformaat
A4 (8-1/2" x 11").
Er worden 4 kopieën gemaakt.
Kopiëren op papierformaat
A4 (8-1/2" x 11").
Er worden 8 kopieën gemaakt.
Kopieën op papierformaat
(Factor 95%) A4 (8-1/2" x 11").
Er worden 10 kopieën gemaakt.
Kopiëren op papierformaat
A4 (8-1/2" x 11").
Er worden 2 kopieën gemaakt.
Kopiëren op papierformaat A4
(8-1/2" x 11").
Er worden 12 kopieën gemaakt.
1
Plaats het origineel met de voorzijde
naar onderen op de glasplaat.
Een origineel van fotoformaat 90 mm x 130 mm of
65 mm x 70 mm (3" x 5" of 2-1/2" x 2-1/2") plaatst u met de
lange zijde uitgelijnd langs de linkerzijde van de glasplaat.
Een origineel van het formaat 150 mm x 100 mm (7" x 5") of
een visitekaartje plaatst u met de lange zijde langs de
linkerzijde van de glasplaat.
2
Speciale functies selecteren.
(1) Druk op de toets [Spec. Functies].
(2) Druk op de toets [Beeld bewerken].
(3) Druk op de toets [Foto herhalen].
TOETS [Beeld bewerken] (pagina 2-74)
2-76
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
3
Selecteer de instellingen voor Foto
herhalen.
(1) Druk op de toets met de combinatie het
soort origineel en het papierformaat dat u
wilt gebruiken.
Druk op de toetsen om te wisselen tussen de
schermen en druk op de toets voor de gewenste
herhaling (A4 of A3) (8-1/2" x 11" of 11" x 17").
(2) Druk op de toets [OK].
U keert terug naar het scherm Speciale Functies. Druk op
[OK] om naar het basisscherm van de kopieermodus
terug te keren.
4
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT].
Het kopiëren begint.
Vervang de originelen en druk op [START] wanneer u de sorteerfunctie heeft geselecteerd. Herhaal dit tot alle pagina's zijn
gescand en druk dan op [Lezen Klaar]. (Gebruik dezelfde [START]-toets die u voor het eerste origineel gebruikte ook voor
het tweede origineel en alle volgende originelen.)
Als u scannen en kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
U moet het origineel op de glasplaat plaatsen.
U kunt alleen papier van formaat A4 (8-1/2" x 11") gebruiken.
De kopieerfactor is 100% wanneer u deze functie gebruikt. (U kunt de kopieerfactor niet wijzigen.) Maar voor een origineel
van formaat visitekaartje (maximaal 100 mm x 57 mm (2-5/8" x 2-1/8")) worden de afbeeldingen verkleind tot 95%.
Als u de instelling Foto herhalen wilt annuleren...
Druk op de toets [Annuleren] in het scherm van stap 3.
OK
OK
Cancel
Image Edit
Photo Repeat
Original Size Repeat Type
A4/8½x11
4
1
5
3x 5"
130x 90mm
OK
OK
Annuleren
Beeld bewerken
Foto herhalen
Formaat Origineel Herhalingstype
1
5
3x 5"
130x 90mm
(1) (2)
2-77
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
DE AFBEELDING SPIEGELEN (Spiegel-Beeld)
Met deze functie maakt u op de kopie een spiegelbeeld van het origineel.
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
2
Speciale functies selecteren.
(1) Druk op de toets [Spec. Functies].
(2) Druk op de toets [Beeld bewerken].
TOETS [Beeld bewerken] (pagina 2-74)
3
Selecteer Spiegel-Beeld.
(1) Druk op [Spiegel-Beeld] zodat de toets
wordt gemarkeerd.
(2) Druk op de toets [OK].
U keert terug naar het scherm Speciale Functies. Druk op
[OK] om naar het basisscherm van de kopieermodus
terug te keren.
4
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT].
Het kopiëren begint.
Als u de glasplaat gebruikt om meerdere originelen te kopiëren, vindt het kopiëren plaats terwijl u elk origineel scant. Vervang de
originelen en druk op [START] wanneer u de sorteerfunctie heeft geselecteerd. Herhaal dit tot alle pagina's zijn gescand en druk
dan op [Lezen Klaar]. (Gebruik dezelfde [START]-toets die u voor het eerste origineel gebruikte ook voor het tweede origineel en
alle volgende originelen.)
Als u scannen en kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
Als u een instelling spiegel-beeld wilt annuleren...
Druk op de toets [Spiegel-Beeld] in het scherm van stap 3 zodat de toets niet wordt gemarkeerd.
Origineel Gespiegelde kopie
Spec. Functies
Beeld bewerken
Centreren
Foto herhalen
Z/W
Omgekeerd
OK
OK
Spiegel-
Beeld
(1) (2)
2-78
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
ORIGINEELFORMAAT A3 (11" x 17") KOPIËREN
KOPIËREN IN HET MIDDEN VAN HET PAPIER (Centreren)
Met deze toets centreert u de gekopieerde afbeelding op het papier.
Hiermee kunt u de afbeelding midden in het papier plaatsen wanneer het origineelformaat kleiner is dan het
papierformaat of wanneer u de afbeelding verkleint.
Zonder de centreerfunctie Met de centreerfunctie
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Plaats het origineel en geef dan het formaat origineel op.
FORMATEN ORIGINEEL (pagina 2-29)
2
Speciale functies selecteren.
(1) Druk op de toets [Spec. Functies].
(2) Druk op de toets [Beeld bewerken].
TOETS [Beeld bewerken] (pagina 2-74)
3
Selecteer Centreren.
(1) Druk op de toets [Centreren] zodat deze
wordt gemarkeerd.
(2) Druk op de toets [OK].
U keert terug naar het scherm Speciale Functies. Druk op
[OK] om naar het basisscherm van de kopieermodus
terug te keren.
4
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT].
Het kopiëren begint.
Als u de glasplaat gebruikt om meerdere originelen te kopiëren, vindt het kopiëren plaats terwijl u elk origineel scant. Vervang
de originelen en druk op [START] wanneer u de sorteerfunctie heeft geselecteerd. Herhaal dit tot alle pagina's zijn gescand
en druk dan op [Lezen Klaar]. (Gebruik dezelfde [START]-toets die u voor het eerste origineel gebruikte ook voor het tweede
origineel en alle volgende originelen.)
Als u scannen en kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
OK
Mirror
Image
B/W
Reverse
Centring
Photo Repeat
OK
Special Modes
Image Edit
Centreren
Foto herhalen
Spec. Functies
Afbeeld. bew.
Spiegel-
Beeld
Z/W
Omgekeerd
(1) (2)
2-79
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
U kunt de afbeelding verkleinen wanneer u de functie centreren gebruikt, maar niet vergroten.
Wanneer het origineelformaat of het papierformaat wordt weergegeven als speciaal formaat, kunt u deze functie niet
gebruiken.
Als u het Centreren wilt annuleren...
Druk op [Centreren] in het scherm van stap 3, zodat de toets niet wordt gemarkeerd.
2-80
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
ZWART EN WIT OMDRAAIEN OP DE KOPIE (Z/W Omgekeerd)
Met deze functie keert u zwart en wit om op de kopie, zodat een negatieve afbeelding ontstaat. U kunt deze toets alleen
gebruiken voor zwart-witkopiëren.
Originelen met grote zwarte vlakken (waarvoor veel toner nodig is) kunt u kopiëren met Z/W Omgekeerd, zodat u minder
toner verbruikt.
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Plaats het origineel en geef dan het formaat origineel op.
FORMATEN ORIGINEEL (pagina 2-29)
2
Speciale functies selecteren.
(1) Druk op de toets [Spec. Functies].
(2) Druk op de toets [Beeld bewerken].
TOETS [Beeld bewerken] (pagina 2-74)
3
Selecteer Z/W Omgekeerd.
(1) Druk op de toets [Z/W Omgekeerd] zodat
deze wordt gemarkeerd.
(2) Druk op de toets [OK].
U keert terug naar het scherm Speciale Functies. Druk op
[OK] om naar het basisscherm van de kopieermodus
terug te keren.
4
Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Het kopiëren begint.
Als u de glasplaat gebruikt om meerdere originelen te kopiëren, vindt het kopiëren plaats terwijl u elk origineel scant. Vervang
de originelen en druk op [STARTEN ZWART-WIT] wanneer u de sorteerfunctie heeft geselecteerd. Herhaal dit tot alle
pagina's zijn gescand en druk dan op [Lezen Klaar].
Wanneer u deze functie gebruikt, kunt u de toets [STARTEN KLEUR] niet gebruiken.
Als u scannen en kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
Originelen
Kopie Z/W Omgekeerd
OK
Mirror
Image
B/W
Reverse
Centring
Photo Repeat
OK
Special Modes
Image Edit
Z/W
Omgekeerd
OK
Centreren
Foto herhalen
OK
Spec. Functies
Afbeeld. bew.
Spiegel-
Beeld
(1) (2)
2-81
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
Wanneer u deze functie selecteert, verandert de “Type Origineel Beeld”-instelling voor het belichtingsniveau automatisch
naar "Tekst".
In sommige landen en regio's is deze functie niet beschikbaar.
Als u Z/W Omgekeerd wilt annuleren...
Druk op de toets [Z/W Omgekeerd] in het scherm van stap 3 zodat de toets niet wordt gemarkeerd.
2-82
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
TOETS [Kleur-Instellingen]
Wanneer u op de toets [Kleurbijstellingen] in het eerste menuscherm voor speciale functies drukt, wordt het
menuscherm voor kleurbijstellingen geopend.
Menuscherm Kleur-Instellingen
(1) Toets [RGB-instelling]
ROOD/GROEN/BLAUW AANPASSEN IN KOPIEËN
(RGB aanpassen) (pagina 2-83)
(2) Toets [Scherpte]
DE SCHERPTE VAN EEN AFBEELDING
AANPASSEN (Scherpte) (pagina 2-84)
(3) Toets [Achtergrond-Onderdrukking]
VAGE KLEUREN IN KOPIEËN WIT MAKEN
(Achtergrond-Onderdrukking) (pagina 2-85)
(4) Toets [Kleurbalans Instellen]
DE KLEUR AANPASSEN (Kleurbalans Instellen)
(pagina 2-87)
(5) Toets [Helderheid]
DE HELDERHEID VAN EEN KOPIE AANPASSEN
(Helderheid) (pagina 2-89)
(6) Toets [Intensiteit]
DE INTENSITEIT VAN EEN KOPIE AANPASSEN
(Intensiteit) (pagina 2-90)
OK
1
2
OK
Achtergrond-
Onderdrukking
Intensiteit
Scherpte
Helderheid
Kleurbalans
Instellen
RGB-instelling
OK
Spec. Functies
Kleurbijstellingen
Spec. Functies
Kaart Formaat
2-in-1
Transparant-
Insteekvellen
Wissen
Opdracht
Samenstel.
Inbindkopie
Spec. Functies
Kleur-
Instellingen
Bestand
Snelbestand
Stempel Beeld bewerken
(1) (2) (3)
(4) (5) (6)
Wanneer een van de functies uit het menu kleurinstelling wordt geselecteerd, wijzigt de instelling "Type Origineel Beeld" voor
aanpassing van de belichting automatisch naar "Tekst/Afged. Foto".
2-83
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
ROOD/GROEN/BLAUW AANPASSEN IN KOPIEËN (RGB
aanpassen)
Met deze toets versterkt of verzwakt u een van de drie kleurcomponenten rood (R), groen (G), of blauw (B).
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Plaats het origineel en geef dan het formaat origineel op.
FORMATEN ORIGINEEL (pagina 2-29)
2
Speciale functies selecteren.
(1) Druk op de toets [Spec. Functies].
(2) Druk op de toets [Kleur-Instellingen].
(3) Druk op de toets [RGB aanpassen].
TOETS [Kleur-Instellingen] (pagina 2-82)
3
Pas het rood, groen of blauw aan.
(1)
Druk op de toets voor de kleur dat u wilt
aanpassen. [R (rood)], [G (groen)] of [B (blauw)].
U kunt slechts één kleur aanpassen. (Als u een kleur
aanpast en vervolgens nog een kleur, wordt de
aanpassing van de eerste kleur geannuleerd.)
(2) Pas de geselecteerde kleur aan.
Druk op de toets [+] om de geselecteerde kleur te
versterken of op de toets [-] om de kleur te verzwakken.
(3) Druk op de toets [OK].
U keert terug naar het scherm Speciale Functies. Druk op [OK]
om naar het basisscherm van de kopieermodus terug te keren.
4
Druk op de toets [STARTEN KLEUR].
Het kopiëren begint.
Als u de glasplaat gebruikt om meerdere originelen te kopiëren, vindt het kopiëren plaats terwijl u elk origineel scant. Vervang de originelen en druk
op [STARTEN KLEUR] wanneer u de sorteerfunctie heeft geselecteerd. Herhaal dit tot alle pagina's zijn gescand en druk dan op [Lezen Klaar].
Als u scannen en kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
Als u een RGB-instelling wilt annuleren...
Druk op de toets [Annuleren] in het scherm van stap 3.
R (Rood)+
G (Groen)+
B (Blauw)+
OK
OK
Annuleren
Kleurbijstellingen
RGB aanpassen
Slechts één kleur aan te passen.
R(rood) G(groen)
B(blauw)
0-1-2
(1) (3)(2)
2-84
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
DE SCHERPTE VAN EEN AFBEELDING AANPASSEN (Scherpte)
Met deze toets maakt u een afbeelding scherper of zachter.
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Plaats het origineel en geef dan het formaat origineel op.
FORMATEN ORIGINEEL (pagina 2-29)
2
Speciale functies selecteren.
(1) Druk op de toets [Spec. Functies].
(2) Druk op de toets [Kleur-Instellingen].
(3) Druk op de toets [Scherpte].
TOETS [Kleur-Instellingen] (pagina 2-82)
3
Pas de afbeelding aan.
(1) Druk op de toets [Zacht] of [Scherp].
(2) Druk op de toets [OK].
U keert terug naar het scherm Speciale Functies. Druk op
[OK] om naar het basisscherm van de kopieermodus
terug te keren.
4
Druk op de toets [STARTEN KLEUR].
Het kopiëren begint.
Als u de glasplaat gebruikt om meerdere originelen te kopiëren, vindt het kopiëren plaats terwijl u elk origineel scant. Vervang
de originelen en druk op [STARTEN KLEUR] wanneer u de sorteerfunctie heeft geselecteerd. Herhaal dit tot alle pagina's zijn
gescand en druk dan op [Lezen Klaar].
Als u scannen en kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
De instelling van de scherpte wordt ook toegepast wanneer kopieën in zwart-wit worden gemaakt.
Als u de scherpte-instelling wilt annuleren...
Druk op de toets [Annuleren] in het scherm van stap 3.
Zacht
Scherp
OK
OK
Annuleren
Kleurbijstellingen
Scherpte
ScherpZacht
(1) (2)
2-85
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
VAGE KLEUREN IN KOPIEËN WIT MAKEN
(Achtergrond-Onderdrukking)
Met deze functie worden lichte achtergronden onderdrukt.
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Plaats het origineel en geef dan het formaat origineel op.
FORMATEN ORIGINEEL (pagina 2-29)
2
Speciale functies selecteren.
(1) Druk op de toets [Spec. Functies].
(2) Druk op de toets [Kleur-Instellingen].
(3) Druk op [Achtergrond-Onderdrukking].
TOETS [Kleur-Instellingen] (pagina 2-82)
3
Selecteer de instelling voor
achtergrond-onderdrukking.
(1) Pas het niveau van
achtergrond-onderdrukking aan.
Druk op de toets [+] om alleen lichte achtergronden te
onderdrukken.
Druk op de toets [-] om lichte tot donkere achtergronden
te onderdrukken.
(2) Druk op de toets [OK].
U keert terug naar het scherm Speciale Functies. Druk op
[OK] om naar het basisscherm van de kopieermodus
terug te keren.
Lichte gebieden
worden onderdrukt.
Niveau [+]
Niveau [-]
De helderheid waarbij
onderdrukking wordt uitgevoerd,
kan worden aangepast.
OK
OK
Annuleren
Kleurbijstellingen
Achtergrond-Onderdrukking
Lichte gebieden van het origineel kunnen
worden onderdrukt als achtergrond
31
(1) (2)
2-86
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
4
Druk op de toets [STARTEN KLEUR].
Het kopiëren begint.
Als u de glasplaat gebruikt om meerdere originelen te kopiëren, vindt het kopiëren plaats terwijl u elk origineel scant. Vervang
de originelen en druk op de toets [STARTEN KLEUR] wanneer u de sorteerfunctie heeft geselecteerd. Herhaal dit tot alle
pagina's zijn gescand en druk dan op [Lezen Klaar].
Als u scannen en kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
Als u een instelling voor achtergrond-onderdrukking wilt annuleren…
Druk op de toets [Annuleren] in het scherm van stap 3.
2-87
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
DE KLEUR AANPASSEN (Kleurbalans Instellen)
Met deze toets kunt u de kleur, tint en dichtheid van kleurkopieën instellen.
De kleuren geel, cyaan, magenta en zwart worden
verdeeld in acht gradaties, van licht naar donker. U kunt
de gemiddelde dichtheid van elke gradatie aanpassen
of u kunt alle acht gradaties in één keer aanpassen.
OK
OK
Annuleren
Kleurbijstellingen
Kleurbalans Instellen
Y
M
C
Bk
1 2 3 4 5 6 7 8
PW0
1
2
3
4
5
6
7
8
Donker
Licht
C Cyaan+
M Magenta+
Y Geel+ B Zwart+
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Plaats het origineel en geef dan het formaat origineel op.
FORMATEN ORIGINEEL (pagina 2-29)
2
Speciale functies selecteren.
(1) Druk op de toets [Spec. Functies].
(2) Druk op de toets [Kleur-Instellingen].
(3) Druk op de toets [Kleurbalans Instellen].
TOETS [Kleur-Instellingen] (pagina 2-82)
2-88
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
3
Voorbeelden van het instellen van de kleurbalans
Stel de kleurbalans in.
(1) Selecteer de te gebruiken kleur.
Selecteer [Y] (geel), [M] (magenta), [C] (cyaan) of [Bk]
(zwart).
Als alleen de rechthoek rond de letter in een toets is
gemarkeerd, zijn de fabrieksinstellingen gewijzigd.
(2) Selecteer de aan te passen gradatie.
Stel de gradatie in met de toetsen .
Druk op de toetsen om de markering te
verplaatsen naar een van de gradaties "1" tot "8" of
"ALLE".
Als u alle gradaties tegelijk wilt aanpassen, zet u de
markering op "ALLE".
(3) De dichtheid aanpassen.
Als u de dichtheid van de geselecteerde gradatie
donkerder wilt maken, drukt u op de toets [+]. Als u de
dichtheid lichter wilt maken, drukt u op de toets [-].
Telkens wanneer u op een van de toetsen drukt, gaat het
markeerkader één niveau omhoog of omlaag.
(4)
Voor het aanpassen van andere kleuren
herhaalt u stappen (1) ~ (3).
(5) Druk op de toets [OK].
U keert terug naar het scherm Speciale Functies. Druk op
[OK] om naar het basisscherm van de kopieermodus
terug te keren.
Als u de standaardinstellingen van de kleurbalanswaarden wilt herstellen...
Druk op de toets . De standaardwaarden voor kleurbalans van alle acht gradaties worden hersteld.
De standaardwaarden voor kleurbalans worden ingesteld in "Standaardinstelling Kleurbalans" in de
systeeminstellingen (beheerder).
4
Druk op de toets [STARTEN KLEUR].
Het kopiëren begint.
Als u de glasplaat gebruikt om meerdere originelen te kopiëren, vindt het kopiëren plaats terwijl u elk origineel scant. Vervang
de originelen en druk op de toets [STARTEN KLEUR] wanneer u de sorteerfunctie heeft geselecteerd. Herhaal dit tot alle
pagina's zijn gescand en druk dan op [Lezen Klaar].
Als u scannen en kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
Als u een kleurbalans instelling wilt annuleren...
Druk op de toets [Annuleren] in het scherm van stap 3.
Systeeminstellingen (Beheerder): Standaardinstelling Kleurbalans
Met deze functie worden de standaardwaarden voor de kleurbalans ingesteld die worden hersteld wanneer u op de toets
drukt.
Y
M
C
Bk
1 2 3 4 5 6 7 8
OK
OK
Annuleren
Kleurbijstellingen
Kleurbalans Instellen
PW0
(5)(1) (2), (3)
De instellingen van alle gradaties
worden gewijzigd in de richting +
De instellingen van alle gradaties
worden gewijzigd in de richting -
2-89
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
DE HELDERHEID VAN EEN KOPIE AANPASSEN
(Helderheid)
U kunt de helderheid van kleurenafbeeldingen aanpassen.
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Plaats het origineel en geef dan het formaat origineel op.
FORMATEN ORIGINEEL (pagina 2-29)
2
Speciale functies selecteren.
(1) Druk op de toets [Spec. Functies].
(2) Druk op de toets [Kleur-Instellingen].
(3) Druk op de toets [Helderheid].
TOETS [Kleur-Instellingen] (pagina 2-82)
3
Pas de helderheid aan.
(1) Pas de helderheid aan.
Druk op de toets [+] om de achtergrond lichter te maken,
of op de toets [-] om de achtergrond donkerder te maken.
(2) Druk op de toets [OK].
U keert terug naar het scherm Speciale Functies. Druk op
[OK] om naar het basisscherm van de kopieermodus
terug te keren.
4
Druk op de toets [STARTEN KLEUR].
Het kopiëren begint.
Als u de glasplaat gebruikt om meerdere originelen te kopiëren, vindt het kopiëren plaats terwijl u elk origineel scant. Vervang
de originelen en druk op de toets [STARTEN KLEUR] wanneer u de sorteerfunctie heeft geselecteerd. Herhaal dit tot alle
pagina's zijn gescand en druk dan op [Lezen Klaar].
Als u scannen en kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
Als u een instelling van helderheid wilt annuleren...
Druk op de toets [Annuleren] in het scherm van stap 3.
Donkerder
Origineel
Lichter
OK
OK
Annuleren
Kleurbijstellingen
Helderheid
0-2 2
(1) (2)
2-90
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
DE INTENSITEIT VAN EEN KOPIE AANPASSEN (Intensiteit)
Met deze toets kunt u de intensiteit (verzadiging) van kleurenafbeeldingen instellen.
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Plaats het origineel en geef dan het formaat origineel op.
FORMATEN ORIGINEEL (pagina 2-29)
2
Speciale functies selecteren.
(1) Druk op de toets [Spec. Functies].
(2) Druk op de toets [Kleur-Instellingen].
(3) Druk op de toets [Intensiteit].
TOETS [Kleur-Instellingen] (pagina 2-82)
3
Pas de intensiteit aan.
(1) Pas de instelling voor de intensiteit aan.
Druk op de toets [+] om de intensiteit te versterken of op
de toets [-] om de intensiteit te verzwakken.
(2) Druk op de toets [OK].
U keert terug naar het scherm Speciale Functies. Druk op
[OK] om naar het basisscherm van de kopieermodus
terug te keren.
4
Druk op de toets [STARTEN KLEUR].
Het kopiëren begint.
Als u de glasplaat gebruikt om meerdere originelen te kopiëren, vindt het kopiëren plaats terwijl u elk origineel scant. Vervang
de originelen en druk op de toets [STARTEN KLEUR] wanneer u de sorteerfunctie heeft geselecteerd. Herhaal dit tot alle
pagina's zijn gescand en druk dan op [Lezen Klaar].
Als u scannen en kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
U kunt deze functie niet gebruiken in combinatie met "Kleur Verbetering" in de kopiebelichtinginstellingen.
Als u een intensiteitinstelling wilt annuleren…
Druk op de toets [Annuleren] in het scherm van stap 3.
De intensiteit
afzwakken.
Origineel
De intensiteit
versterken.
OK
OK
Annuleren
Kleurbijstellingen
Intensiteit
0-2 2
(1) (2)
2-91
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
KOPIEËN CONTROLEREN ALVORENS U
AFDRUKT (Proefafdruk)
Met deze functie drukt u slechts één set kopieën af, ongeacht het aantal sets dat u hebt opgegeven. Wanneer de eerste
set is gecontroleerd op fouten, kunt u de overige sets afdrukken. Voorheen moest u het origineel opnieuw scannen
telkens wanneer wijzigingen van de instellingen nodig waren. Maar met deze functie kunt u instellingen voor het
gescande origineel wijzigen, zonder het opnieuw te scannen. Zo kunt u efficiënter kopiëren.
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Plaats het origineel en geef dan het formaat origineel op.
FORMATEN ORIGINEEL (pagina 2-29)
2
Selecteer de kopieerinstellingen in het basisscherm.
3
Selecteer Proefafdruk.
(1) Druk op de toets [Spec. Functies].
SPECIALE FUNCTIES (pagina 2-40)
(2) Druk op de toetsen om tussen de
schermen te wisselen.
(3) Druk op de toets [Proefafdruk] zodat deze
wordt gemarkeerd.
(4) Druk op de toets [OK].
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
Indien OK
Nadat de aanpassingen zijn
gemaakt, wordt er één set voor
u afgedrukt om te controleren.
De resterende vier
sets worden afgedrukt
Pas de
instellingen aan
Indien OK
Er wordt één set
kopieën afgedrukt die
u kunt controleren.
“Proefafdruk” wordt
geselecteerd en er
worden vijf sets afgedrukt.
De resterende vier
sets worden afgedrukt
2
2
Proof Copy
Spec. Functies
Proefafdruk
Langzame
scanmodus
Origineel
gem. form.
Scan adreskrt.
OK
(4)(2)(3)
2-92
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
4
Stel het aantal kopieën (aantal sets) in
met de cijfertoetsen.
Als u de glasplaat gaat gebruiken om meerdere originelen de
kopiëren, schakel dan na deze stap over op de sorteerfunctie.
Sorteerfunctie (pagina 2-35)
U kunt maximaal 999 kopieën (sets) instellen.
Als het aantal kopieën niet juist is ingesteld...
Druk op de toets [WISSEN] ( ) en voer het juiste aantal in.
5
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT].
Er wordt één set van kopieën afgedrukt.
Vervang de originelen en druk op [START] wanneer u de glasplaat gebruikt om meerdere originelen te kopiëren. Herhaal dit
tot alle pagina's zijn gescand en druk dan op [Lezen Klaar]. Er wordt één set van kopieën afgedrukt. (Gebruik dezelfde
[START]-toets die u voor het eerste origineel gebruikte ook voor het tweede origineel en alle volgende originelen.)
Als u het kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
6
Controleer de afgedrukte set kopieën.
Druk op [Einde] als de kopieën
aanvaardbaar zijn. Als u de instellingen
moet wijzigen, drukt u op de toets
[Wijzigen].
Wanneer u op de toets [Einde] drukt, worden de overige sets
afgedrukt.
Als u op de toets [Wijzigen] hebt gedrukt, gaat u naar de
volgende stap.
Als u het kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
Normaal
7
A4
Spec. Functies
Dubbelz. Kopie
EindeWijzigen
Druk op [Einde] om verder te gaan.
Druk op [Start] om nogmaals een
proefafdruk te maken.
2-93
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
7
Wijzig de instellingen.
(1) Druk op de toets voor de instelling die u wilt
wijzigen.
Het instellingenscherm van de ingedrukte toets wordt
geopend. Wijzig de instelling in en druk op [OK].
(2) Druk op de toets [OK].
Stel het aantal af te drukken kopieën (sets) in met de cijfertoetsen om het gewenste aantal sets te wijzigen. Druk
nadat u het aantal sets hebt gewijzigd op de toets [Einde] in het aanraakscherm (niet de toets [STARTEN]) om de
sets af te drukken.
U kunt de volgende speciale functies aanpassen: Kantlijnverschuiving, Inbindkopie, Transparent-Insteekvellen,
2-in-1 en Stempel.
Voor Inbindkopie, Kaften/Insteekvellen en 2-in-1 kunt u alleen de instellingen van de functies wijzigen. U kunt deze
functies niet nieuw toevoegen of wissen.
Wanneer transparanten worden gebruikt, kunnen de instellingen worden gewijzigd, kunnen nieuwe instellingen
worden toegevoegd en kan de functie geannuleerd worden. Dit is echter niet mogelijk wanneer inbindkopie is
geactiveerd.
8
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT].
Eén set kopieën wordt opnieuw afgedrukt met de aangepaste instellingen. Controleer de resultaten. Herhaal stappen 6 tot 8
als er meer aanpassingen nodig zijn. (Het herhalen van Proefafdruk vermindert het overige aantal af te drukken sets niet.)
9
Druk op de toets [Einde].
U keert terug naar het basisscherm van de kopieermodus en
de overige sets worden afgedrukt.
Als u scannen en kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
Als Proefafdruk wordt uitgevoerd terwijl de machine een andere opdracht afdrukt, wordt die andere opdracht onderbroken en
worden de proefafdrukken afgedrukt. De vorige opdracht wordt hervat nadat de proefafdruk is afgedrukt.
Wanneer proefafdruk echter wordt uitgevoerd terwijl een opdracht wordt uitgevoerd waarvoor 2-zijdig afdrukken en nieten is
ingeschakeld, wordt de proefafdruk pas uitgevoerd nadat de lopende opdracht gereed is.
Wanneer u op de toets [Einde] drukt om de overige sets af te drukken terwijl de machine een andere opdracht afdrukt, zullen
de overige sets worden afgedrukt nadat alle eerdere opdrachten zijn voltooid.
Papierformaat
2-Zijdige
Kopie
Kleurmodus
Spec. FunctiesUitvoer
OK
Proefafdruk
(2)(1)
EindeWijzigen
Druk op [Einde] om verder te gaan.
Druk op [Start] om nogmaals een
proefafdruk te maken.
2-94
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
ORIGINELEN VAN VERSCHILLENDE
FORMATEN KOPIËREN (Origineel gem. form.)
Originelen van het formaat A4 en A5 (8-1/2" x 14" en 8-1/2" x 11", 8-1/2" x 11" en 5-1/2" x 8-1/2") kunnen samen in de
automatische documentinvoer worden geplaatst en gekopieerd. Wanneer u de originelen scant, detecteert het apparaat
automatisch het formaat van elk origineel en kiest daarbij het geschikte papierformaat.
Wanneer een origineel van gemengd formaat wordt gecombineerd met automatische factorselectie, wordt de factor
individueel voor elk origineel aangepast aan het geselecteerde papierformaat, zodat u de kopies op een uniform
papierformaat kunt uitvoeren.
Voor originelen van gemengd formaat kan alleen een combinatie van de formaten A5 en A4 (8-1/2" x 11" en 8-1/2" x 14",
8-1/2" x 11" en 5-1/2" x 8-1/2") worden gebruikt.
Wanneer een origineel van gemengd formaat wordt gecombineerd met automatische factorselectie
(Automatische factorselectie en A4 (8-1/2" x 14",
8-1/2" x 11"
) worden geselecteerd)
Originelen
Kopieën
A4
A5
A4
A5
Originelen
Kopieën
Een origineel van het formaat A5
(8-1/2" x 11", 5-1/2" x 8-1/2") zal worden
vergroot tot het formaat A4 (8-1/2" x 14",
8-1/2" x 11" ).
A4
A5
A4
A4
2-95
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
1
Steek de originelen met de voorzijde
naar boven in de lade van de
origineelinvoer.
Plaatst u de originelen met de zijden van dezelfde lengte links
uitgelijnd.
2
Speciale functies selecteren.
(1) Druk op de toets [Spec. Functies].
SPECIALE FUNCTIES (pagina 2-40)
(2) Druk op de toetsen om tussen de
schermen te wisselen.
(3) Druk op de toets [Orig. met gemengd
formaat].
(4) Druk op de toets [OK].
U keert terug naar het basisscherm van de kopieerfunctie.
3
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT].
Het kopiëren begint.
Als u scannen en kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
De instelling voor originelen van gemixt formaat annuleren...
Druk op de toets [Annuleren] in het scherm van stap 2.
Systeeminstellingen (Beheerder): Invoermodus origineel
U kunt de invoermodus origineel zo instellen dat originelen van gemengd formaat altijd worden gescand.
A4
A5
8-1/2" x 14"
(8-1/2" x 11")
8-1/2" x 11"
(5-1/2" x 8-1/2")
Plaatst u de zijden met
dezelfde lengte links
uitgelijnd.
AB
Inch
Plaatst u de zijden met
dezelfde lengte links
uitgelijnd.
Spec. Functies
Proefafdruk
Langzame
scanmodus
Origineel
gem. form.
Scan adreskrt.
OK
2
2
(4)(2)(3)
2-96
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
KOPIËREN VAN DUNNE ORIGINELEN
(Langzame scanmodus)
Druk op deze toets wanneer u dunne originelen wilt scannen met behulp van de automatische documentinvoerlade.
Deze functie helpt voorkomen dat dunne originelen in het apparaat vastlopen.
1
Steek de originelen met de voorzijde
naar boven in de lade van de
origineelinvoer.
Steek de originelen helemaal in de lade van de origineelinvoer.
In de origineelinvoerlade kunnen meerdere originelen worden
geplaatst. De stapel originelen mag niet hoger zijn dan de
indicatiestreep op de lade.
Plaats het origineel en geef dan het formaat origineel op.
FORMATEN ORIGINEEL (pagina 2-29)
Als de originelen met teveel kracht worden ingebracht, kunnen ze kreuken en vastlopen.
2
Selecteer Langzame scanmodus.
(1) Druk op de toets [Spec. Functies].
SPECIALE FUNCTIES (pagina 2-40)
(2) Druk op de toetsen om tussen de
schermen te wisselen.
(3) Druk op [Langzame scanmodus] zodat de
toets wordt gemarkeerd.
(4) Druk op de toets [OK].
U keert terug naar het basisscherm van de kopieerfunctie.
3
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT].
Het kopiëren begint.
Als u scannen en kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
D
C
B
A
D
C
B
A
Markeerstreep
2
2
OK
Spec. Functies
Langzame
scanmodus
Origineel
gem. form.
Proefafdruk
Scan adreskrt.
(4)(2)(3)
2-97
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
U kunt de functies "2-zijdig naar 2-zijdig" en "2-zijdig naar 1-zijdig" van automatisch 2-zijdig kopiëren niet gebruiken.
Als u de functie Langzame scanmodus wilt annuleren...
Druk op [Langzame scanmodus] in het scherm van stap 2 zodat de toets wordt gemarkeerd.
Systeeminstellingen (Beheerder): Invoermodus origineel
Hiermee wordt altijd op langzame snelheid gescand.
2-98
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
MEERDERE VISITEKAARTEN KOPIËREN
(Scannen adreskaart)
Met de functie Scannen adreskaart kunt u maximaal 8 visitekaartjes op één vel papier kopiëren.
Om deze functie te kunnen gebruiken moet de toevoer visitekaarten zijn aangebracht op de automatische
documentinvoer en "Instelling scannen adreskaart" moet zijn ingeschakeld in de systeeminstellingen (beheerder).
Zie "TOEVOER VISITEKAARTEN" in "1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT" (pagina 1-41).
Gebruik deze functie om een lijst van visitekaarten te maken of om visitekaarten als groep te archiveren.
1
Plaats de visitekaarten.
Zie "Kopieerresultaten van 8-pagina lay-outs" (pagina 2-99)
voor de plaatsingsstand van originelen en de kopieerresultaten.
2
Selecteer Scannen adreskaart.
(1) Druk op de toets [Spec. Functies].
SPECIALE FUNCTIES (pagina 2-40)
(2) Druk op de toetsen om tussen de schermen te wisselen.
(3) Druk op de toets [Scan adreskrt.].
3
Geef de instellingen voor Scannen
adreskaart op.
(1) Geef het aantal te kopieren visitekaarten op
en druk op de toets [1-pag. lay-out] of
[8-pag. lay-out].
Als de toets [1-pag. lay-out] wordt geselecteerd, wordt
automatisch het kleinste formaat papier uit de papierladen
geselecteerd. Als de toets [8-pag. lay-out] wordt
geselecteerd, wordt automatisch papier van het formaat
A4 (8-1/2" x 11") geselecteerd.
(2) Als [8-pag. lay-out] wordt geselecteerd, kies
dan de gewenste lay-out uit "Lay-out".
(3) Druk op de toets [OK].
U keert terug naar het basisscherm van de kopieerfunctie.
1-pag. lay-out 8-pag. lay-outt
Spec. Functies
OK
OK
Annuleren
Scan adreskrt.
Installeer de adreskaartlade en stel
adreskaart in bij gebruik van de
documenttoevoer
Lay-out
A4/8½x11
1-pagina
lay-out
8-pagina
lay-out
(3)(2)(1)
2-99
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
Kopieerresultaten van 8-pagina lay-outs
4
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT].
Het kopiëren begint.
Als u scannen en kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
Als de toets [1-pag. lay-out] wordt geselecteerd, kan [X-y zoom] niet worden gebruikt.
Als de toets [8-pag. lay-out] wordt geselecteerd, kunnen de volgende functies en papiersoorten niet worden gebruikt.
Zoomfunctie
Auto Image
Etiketten
Als u de functie scannen adres(visite)kaart wilt annuleren...
Druk op de toets [Annuleren] in het scherm van stap 3.
Systeeminstellingen (beheerder): Instelling scannen adreskaart
Geef op of u de functie Scannen adreskaart wilt gebruiken.
A
A DB C
E HF G
A
C
B
D
E
G
F
H
A
C
E
G
B
D
F
H
A
B
C
D
E
F
G
H
A
ABCD
HGFE
ACEG
HFDB
Originelen (stand originelen) Instellingen Resultaat
Eerste
pagina
Vierde
pagina
Tweede
pagina
Derde
pagina
Vijfde
pagina
Achtste
pagina
Zesde
pagina
Zevende
pagina
Eerste
pagina
Vierde
pagina
Tweede
pagina
Derde
pagina
Vijfde
pagina
Achtste
pagina
Zesde
pagina
Zevende
pagina
2-100
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
In dit gedeelte worden handige kopieerfuncties uitgelegd, zoals het onderbreken van een kopieersessie, het wijzigen
van de volgorde van gereserveerde kopieeropdrachten en het opslaan van kopieerinstellingen in een programma.
EEN KOPIEERSESSIE ONDERBREKEN
(kopiëren onderbreken)
Wanneer u dringend een kopie moet maken terwijl een lange kopieersessie of andere opdracht aan de gang is, kunt u
de functie Kopiëren onderbreken gebruiken. Met kopiëren onderbreken stopt u de opdracht in uitvoering tijdelijk, zodat u
eerst de tussenopdracht kunt uitvoeren.
HANDIGE KOPIEERFUNCTIES
1
Druk op de toets [Onderbreken].
De toets [Onderbreken] verschijnt niet wanneer er een origineel
wordt gescand.
2
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de
invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Plaats het origineel en geef dan het formaat origineel op.
FORMATEN ORIGINEEL (pagina 2-29)
3
Selecteer de kopieerinstellingen en druk op de toets [STARTEN KLEUR] of de
toets [STARTEN ZWART-WIT].
De tussenopdracht begint.
4
De onderbroken opdracht wordt hervat zodra de tussenopdracht is voltooid.
Als u scannen en kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
Bezig met kopieren vanaf lade 4.
Gereed voor scannen volgende taak.
7
Onderbreken
Bestand
Snelbestand
Spec. Functies
Dubbelz. Kopie
Uitvoer
Origineel
Papierformaat
Auto
A4
Normaal papier
Kopieerfactor
100%
Kleurmodus
Meerkleuren
Belichting
Auto
A4
3.
2.
1.
A5
A4
4.
A4
.
Plain
A4
2-101
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
Als gebruikersauthenticatie is ingeschakeld, verschijnt het loginscherm wanneer u op de toets [Onderbreken] drukt. Geef
uw gebruikersnaam en wachtwoord op om in te loggen. Het aantal kopieën dat u maakt wordt opgeteld bij dat van de
gebruiker die heeft ingelogd.
Naargelang de instellingen van de opdracht in uitvoering, verschijnt mogelijk de toets [Onderbreken] niet.
Naargelang de instellingen van de opdracht in uitvoering, verschijnt mogelijk de toets [Reserveren] in plaats van de toets
[Onderbreken]. In tegenstelling tot kopiëren onderbreken, wordt bij kopiëren reserveren de opdracht in uitvoering niet
tijdelijk stopgezet. De gereserveerde kopieeropdracht begint wanneer de opdracht in uitvoering is afgelopen.
De functie kopiëren onderbreken kunt u niet gebruiken in combinatie met de volgende speciale functies:
opdracht samenstellen, tandemkopie, boekkopie, kaart formaat, vergroting over meerdere pagina's en aantal originelen
Wanneer u de glasplaat gebruikt voor een tussentaak, kunt u niet 2-zijdig kopiëren, sorteren en nietsorteren selecteren.
Als u een van deze functies nodig hebt, moet u de automatische documentinvoer gebruiken.
2-102
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
OPDRACHTSTATUSSCHERM
Het scherm opdrachtstatus verschijnt wanneer u op de toets [OPDRACHT STATUS] op het bedieningspaneel drukt. Het
opdrachtstatusscherm geeft de status van opdrachten per modus weer. Als u op de toets [OPDRACHT STATUS] drukt,
wordt het opdrachtstatusscherm weergegeven van de modus die u gebruikte voordat u op de toets drukte.
Voorbeeld: Drukken op de toets in kopieerfunctie
De opdrachtstatusweergave (A) bevindt zich in de linkeronderhoek van het aanraakscherm. U kunt op de
opdrachtstatusweergave drukken om het opdrachtstatusscherm te openen. De eerste vier opdrachten in de afdrukrij (de
lopende opdracht en de gereserveerde opdrachten) kunt u in de opdrachtstatusweergave (B) controleren.
Details
Spool
Voltooid
Stop./Wis.
Kopieren
2
3
4
002 / 000
Wachten
Computer01
002 / 000
Wachten
0312345678 001 / 000
Wachten
Afdrukopdr.
Opdrachtwachtrij Sets / Voortgang Status
Scan naar Faxopdracht Internetfax
Prioriteit
1
1
Opdr.Wachtr
Kopieren
1
020 / 001 Kopieren
OPDRACHT STATUS
Opdracht Status
MFP-status
xxx
xxx
xxxx
Kopieren
Wachten
Wachten
Wachten
020/015
020/015
020/015
020/015
Gereed voor scannen kopie.
Bestand
Snelbestand
Spec. Functies
Dubbelz. Kopie
Uitvoer
Normaal
A4
Origineel
Papierformaat
Auto
A4
Normaal papier
Kleurmodus
Kopieerfactor
Meerkleuren
Belichting
Auto
100%
Lade1
A4
3.
2.
1.
A5
A4
4.
A4
(A) (B)
2-103
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
SCHERM OPDRACHTWACHTRIJ EN SCHERM
UITGEVOERDE OPDRACHTEN
Het opdrachtstatusscherm omvat het scherm opdrachtwachtrij (waarin wordt aangegeven welke kopieer- en
afdrukopdrachten wachten om te worden afgedrukt, en de opdracht die momenteel wordt uitgevoerd), het scherm
uitgevoerde opdrachten (waarin de uitgevoerde opdrachten worden aangegeven, en het spool-scherm (met opdrachten
die zijn gespoold) en versleutelde PDF-opdrachten die wachten op de invoer van een wachtwoord. In dit gedeelte wordt
het wachtrijscherm en het scherm uitgevoerde opdrachten uitgelegd met betrekking tot de kopieerfunctie. Het
opdrachtstatusscherm schakelt tussen het opdrachtwachtrijscherm en het scherm uitgevoerde opdrachten, telkens
wanneer u op de selectietoets van het opdrachtstatusscherm drukt.
(1) Functieselectietabs
Met deze tabs selecteert u welke functie wordt
weergegeven in het opdrachtstatusscherm.
U kunt de status van kopieeropdrachten controleren door
te drukken op de tab [Afdrukopdr.].
(2) Opdrachtenlijst (opdrachtwachtrij)
Opdrachten die wachten om te worden afgedrukt
verschijnen in de opdrachtwachtrij als toetsen. De
opdrachten worden afgedrukt vanaf bovenaan in de
wachtrij. Elke opdrachttoets laat informatie over de
opdracht en de huidige status van de opdracht zien.
(3) Selectietoets van opdrachtstatusscherm
Druk op deze toets om te wisselen tussen het scherm
opdrachtwachtrij, het scherm uitgevoerde opdrachten en
het spool-scherm.
(4) Toets [Details] (scherm opdrachtwachtrij)
Druk op deze toets om uitvoerige informatie over een
opdracht weer te geven.
(5) Toets [Prioriteit]
Druk op deze toets om prioriteit te verlenen aan de
geselecteerde opdracht.
(6) Toets [Stop./Wis.]
Druk op deze toets om een geselecteerde opdracht te
stoppen of wissen.
(7) Opdrachtenlijst (scherm uitgevoerde opdrachten)
Hier worden maximaal 99 uitgevoerde opdrachten
weergegeven. Het resultaat (status) van elke uitgevoerde
opdracht wordt weergegeven. Kopieeropdrachten die
worden gebruikt in de documentarchiveringsfunctie,
worden aangegeven als toetsen.
(8) Toets [Details] (scherm uitgevoerde opdrachten)
Wanneer een opdracht in de opdrachtenlijst wordt
weergegeven als toets, kunt u op de toets [Details]
drukken om uitvoerige informatie over de opdracht weer
te geven.
(9) Toets [Oproep]
Druk op deze toets om een kopieeropdracht die is
opgeslagen met de functie documentarchivering op te
roepen en te gebruiken.
Spool
Computer02 11:00 04/01 001/001 OK
Computer03 10:33 04/01 010/010 OK
Computer04 10:31 04/01 013/013 OK
Kopieren 10:03 04/01 001/001 OK
Computer05 10:01 04/01 003/003 OK
Kopieren 10:00 04/01 010/010 OK
file-01 10:30 04/01 010/010 OK
Kopieren 10:13 04/01 001/001 OK
Afdrukopdr.
Opdrachten Klaar Tijd Inst. Sets Status
Scan naar Faxopdracht Internetfax
Details
Oproep
1
2
Opdr.Wachtr
Voltooid
4
5
1
2
3
6
7
8
Details
Spool
Voltooid
Stop./Wis.
Kopieren
2
3
4
002 / 000
Wachten
Computer01 002 / 000
Wachten
0312345678 001 / 000
Wachten
Afdrukopdr.
Opdrachtwachtrij Sets / Voortgang Status
Scan naar Faxopdracht Internetfax
Prioriteit
1
1
Opdr.Wachtr
Kopieren
1
020 / 001 Kopieren
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
(7)
(8)
(9)
2-104
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
Weergave opdrachttoetsen
Elke opdrachttoets geeft de positie van de opdracht in de opdrachtwachtrij en de huidige status van de opdracht weer.
(1) Geeft het nummer (de positie) van de opdracht in de
wachtrij aan.
Als de opdracht die momenteel wordt afgedrukt voltooid
is, schuift de opdracht een positie omhoog in de wachtrij.
Het nummer verschijnt niet op de toetsen van het scherm
met uitgevoerde opdrachten.
(2) Functiepictogram
Het pictogram verschijnt wanneer de opdracht een
kopieeropdracht is. In het scherm voor voltooide
opdrachten verschijnt naast het pictogram een
kleurenbalk die aangeeft of de taak werd uitgevoerd in
kleur of zwart-wit. (Het kleurenbalkpictogram verschijnt
niet in de toets van een opdracht waarbij
documentarchivering is gebruikt of in de toets van een
geannuleerde verzend/ontvangstopdracht.)
(3) Opdrachtnaam
"Kopieren" verschijnt als het een kopieeropdracht betreft.
Wanneer de gebruikersauthenticatie is ingeschakeld,
verschijnt de naam van de gebruiker die deze opdracht
uitvoerde.
(4) Aantal kopieën (sets) dat is opgegeven
Deze toets laat zien hoeveel kopieën zijn ingesteld.
(5) Aantal uitgevoerde kopieën
Deze toets laat zien hoeveel kopieën (sets) zijn
uitgevoerd. Terwijl de taak in de opdrachtwachtrij staat,
verschijnt "000".
(6) Status
Geeft de opdrachtstatus weer.
Kopieren2 002/000 Wachten
(1) (2) (3)
(4)
(5) (6)
Bericht Status
"Kopieren" Bezig met kopiëren.
"Wachten" Het origineel scannen.
"Toner Op" De toner in de tonercartridge is op.
Vervang de tonercartridge door een
nieuwe cartridge.
"Papier
Op"
Het papier dat voor deze opdracht
wordt gebruikt, is op. Vul het papier
aan of schakel om naar een andere
papierlade.
"Limiet" De limiet voor het aantal kopieën is
overschreden. Vraag naar de
beheerder van de machine.
"Fout" Tijdens het uitvoeren van de
opdracht heeft zich een fout
voorgedaan. Verhelp de oorzaak van
de fout.
2-105
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
EEN OPDRACHT IN DE WACHTRIJ ANNULEREN
Een kopieeropdracht die op afdrukken wacht, kan worden geannuleerd.
1
Druk op de toets [OPDRACHT STATUS].
2
Annuleer de opdracht.
(1) Druk op de tab [Afdrukopdr.].
(2) Wijzig de status van de afdrukopdracht in
[Opdr.Wachtr].
Druk op deze toets om de modus te wijzigen. De
geselecteerde modus wordt gemarkeerd.
(3) Druk op de toets voor het origineelformaat
dat u wilt oproepen.
(4) Druk op [Stop./Wis.].
(5) Er verschijnt een melding om de annulering
te bevestigen. Druk op de toets [Ja].
De toets voor de geselecteerde taak verdwijnt en het
afdrukken wordt geannuleerd.
Als de onderhanden opdracht een kopieeropdracht is, kun u ook op de [STOP] toets ( ) drukken om bovenstaand
scherm weer te geven.
Als u wilt annuleren, drukt u op de toets [Ja].
Als u de geselecteerde afdruktaak niet wilt annuleren...
Druk dan bij stap 5 op de toets [Nee].
OPDRACHT STATU
S
3
4
Computer02 002 / 000
Wachten
1
Computer01 020 / 001
Afdrukken
0312345678 001 / 000
Wachten
Internetfax
1
1
2
002 / 000
Wachten
Details
Spool
Voltooid
Stop./Wis.
Kopieren
Afdrukopdr.
Opdrachtwachtrij Sets / Voortgang Status
Scan naar Faxopdracht
Prioriteit
Opdr.Wachtr
(4)(3)
(1)
(2)
Ja
Nee
De opdracht wissen?
Kopieren
2-106
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
EEN OPDRACHT IN DE WACHTRIJ PRIORITEIT GEVEN
Als er met een kopieeropdracht wordt begonnen terwijl zich reeds meerdere opdrachten in de wachtrij bevinden,
verschijnt de kopieeropdracht aan het eind van de wachtrij. Hebt u echter een dringende opdracht, dan kunt u deze
prioriteit geven zodat hij eerst wordt uitgevoerd.
1
Druk op de toets [OPDRACHT STATUS].
2
Geef de gewenste opdracht voorrang.
(1) Druk op de tab [Afdrukopdr.].
(2) Wijzig de status van de afdruktaak in
[Opdr.Wachtr].
Druk op deze toets om de modus te wijzigen. De
geselecteerde modus wordt gemarkeerd.
(3) Druk op de toets van de kopieeropdracht
die u voorrang wilt geven.
(4) Druk op [Prioriteit].
De huidige afdrukopdracht wordt gestopt en de bij (3)
geselecteerde opdracht wordt afgedrukt.
OPDRACHT STATU
S
3
4
Computer02 002 / 000
Wachten
1
Computer01 020 / 001
Afdrukken
0312345678 001 / 000
Wachten
Internetfax
1
1
2
002 / 000
Wachten
Details
Spool
Voltooid
Stop./Wis.
Kopieren
Afdrukopdr.
Opdrachtwachtrij Sets / Voortgang Status
Scan naar Faxopdracht
Prioriteit
Opdr.Wachtr
(4)(3)
(1)
(2)
2-107
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
INFORMATIE CONTROLEREN OVER EEN
KOPIEEROPDRACHT IN DE WACHTRIJ
U kunt uitvoerige informatie weergeven over een kopieeropdracht in de wachtrij.
1
Druk op de toets [OPDRACHT STATUS].
2
Opdrachtgegevens controleren
(1) Druk op de tab [Afdrukopdr.].
(2) Wijzig de status van de afdruktaak in
[Opdr.Wachtr].
Druk op deze toets om de modus te wijzigen. De
geselecteerde modus wordt gemarkeerd.
(3) Druk op de toets van de opdracht die u wilt
controleren.
(4) Druk op de toets [Details].
Het opdrachtcontrolescherm van de bij (3) geselecteerde
opdracht verschijnt.
Toets [Papierformaat]
Als een kopieeropdracht wordt gestopt omdat het papier op is, kunt u op de toets [Papierformaat] drukken
om over te stappen op een andere papierlade.
Als u op de toets [Papierformaat] drukt, verschijnt het scherm om de papierlade te kiezen.
PAPIERLADEN (pagina 2-9)
Druk op de toets voor de lade die het formaat papier heeft dat u wilt gebruiken en druk vervolgens op [OK].
De onderbroken kopieeropdracht wordt hervat.
OPDRACHT STATU
S
Kopieren 002 / 000
Wachten
Computer01 002 / 000
Wachten
0312345678 001 / 000
Wachten
Details
Spool
Voltooid
Stop./Wis.
Afdrukopdr.
JOpdrachtwachtrij Sets / Voortgang Status
Scan naar Faxopdracht
Prioriteit
Opdr.Wachtr
Kopieren
Internetfax
1
1
020 / 001
Kopieren
2
3
4
1
(3) (4)
(1) (2)
OK
Details
Kopieren 002 / 000 Wachten
Kleur / Z/W:
Meerkleuren
2-Zijdige
Kopie:
Belichting: 1 5
3
Uitvoer:
Papier:
A4
Normaal
Speciale
Functies:
Kopieerfactor: X100% Y100%
Papierformaat
2-108
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
KOPIEERBEWERKINGEN OPSLAAN
(opdrachtprogramma's)
Een opdrachtprogramma is een groep kopieerinstellingen die u samen opslaat. Als u kopieerinstellingen opslaat in een
opdrachtprogramma, kunt u met een eenvoudige handeling de instellingen oproepen en gebruiken voor een kopieeropdracht.
Stel dat u CAD-tekeningen van formaat A4 (8-1/2" x 11") eenmaal per maand voor het archief kopieert met de volgende
instellingen:
(1) De CAD-tekeningen van formaat A4
(8-1/2" x 11") worden verkleind tot formaat
A5 (5-1/2" x 8-1/2").
(2) De tekeningen bevatten dunne lijnen die
niet erg duidelijk zijn. Daarom wordt een
donkere belichtinginstelling (niveau 4)
gebruikt.
(3) Als u het papierverbruik wilt halveren,
kopieert u 2-zijdig.
Indien geen opdrachtprogramma is opgeslagen Indien een opdrachtprogramma is opgeslagen
Stel verkleining A4 (8-1/2" x 11") tot A5 (5-1/2" x 8-1/2) in
Wijzig de belichtinginstelling
Selecteer 2-zijdige kopie
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of
de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Druk op de toets [#/P].
Druk op de opgeslagen programmatoets.
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of
de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Het kost elke maand veel tijd om de documenten te kopiëren
omdat bovenstaande instellingen geselecteerd moeten
worden.
Bovendien maakt u soms fouten bij het selecteren van de
instellingen en dan moet u opnieuw kopiëren.
De instellingen worden opgeslagen in een opdrachtprogramma,
zodat u ze met één druk op een toets kunt selecteren. Dit is
eenvoudig en kost geen tijd.
Bovendien worden alle instellingen opgeslagen, zodat u geen
fouten maakt en niet opnieuw hoeft te kopiëren vanwege
verkeerde instellingen.
Er kunnen 48 opdrachtprogramma's worden opgeslagen. De opdrachtprogramma's blijven ook behouden na stroomstoringen.
U kunt opdrachtprogramma's ook opslaan in de webpagina's. Klik op [Werkprogramma] en vervolgens in het
webpaginamenu op [Kopieren] om een opdrachtprogramma op te slaan.
CAD-tekeningen van A4 (8-1/2" x 11")-formaat
Kopieën
Verlaten
Werkprogramma's
Druk op programmanummer.
1 2 3
Oproepen Opslaan/Wissen
1
4
4
5 6
7 8 9
10 11 12
2-109
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
OPDRACHTPROGRAMMA OPSLAAN
(BEWERKEN/WISSEN)
Hieronder wordt uitgelegd hoe u kopieerinstellingen in een opdrachtprogramma opslaat en hoe u een
opdrachtprogramma wist.
1
Druk op de toets [#/P] ( ).
2
Druk op de tab [Opslaan/Wissen].
3
Druk op een cijfertoets.
Cijfertoetsen waarin al opdrachtprogramma's zijn opgeslagen,
worden gemarkeerd.
Druk op een cijfertoets om een opdrachtprogramma op te
slaan dat niet gemarkeerd is.
Druk op de toets waaronder een opdrachtprogramma is
opgeslagen (gemarkeerde toets) om een
opdrachtprogramma te wijzigen of te wissen.
Een opdrachtprogramma bewerken of wissen…
Wanneer u op een gemarkeerde cijfertoets drukt, verschijnt het volgende scherm.
U kunt op de toets [Opslaan] drukken om de opgeslagen instellingen te wissen en nieuwe instellingen op te slaan. Ga
door met de volgende stap.
Wanneer u op de toets [Wissen] drukt, worden de opgeslagen instellingen gewist. Druk op de toets [Verlaten] om naar
het basisscherm terug te keren als het wissen voltooid is.
Wanneer "Opheffen van werk-programma's uitschakelen" is ingeschakeld in de systeeminstellingen, kan een
opgeslagen opdrachtprogramma niet worden bewerkt of gewist.
LOGOUT
1 2 3
4
1
4
5 6
7 8 9
10 11 12
Verlaten
Werkprogramma's
Druk op programmanummer.
Oproepen Opslaan/Wissen
1 2 3
Oproepen Opslaan/Wissen
4
7
10 11 12
8 9
5 6
1
4
Verlaten
Werkprogramma's
Druk op programmanummer.
OpslaanWissenAnnuleren
Een werkprogramma is al opgeslagen.
een ander programma opslaan?
2-110
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
4
Selecteer de kopieerinstellingen die u
wilt opslaan in het opdrachtprogramma
en druk op de toets [OK].
Als u een naam wilt toekennen aan het programma, drukt u op
de toets [Programmanaam]. Er verschijnt een
tekstinvoerscherm.
U kunt 10 tekens invoeren voor de naam.
Druk op [OK] als u klaar bent.
Met de opgeslagen informatie die te zien is in het scherm keert
u terug naar het basisscherm.
Het aantal kopieën kunt u niet opslaan.
Maak selecties. Druk op [OK] om op te
slaan en op [Annuleren] om te wissen.
Annuleren
OK
Programmanaam
Spec. Functies
Dubbelz. Kopie
Uitvoer
Normaal
A4
Origineel
Papierformaat
Auto
A4
Normaal papier
Kleurmodus
Kopieerfactor
Meerkleuren
Belichting
Auto
100%
A4
3.
2.
1.
A5
A4
4.
A4
3-1
In dit hoofdstuk vindt u uitgebreide uitleg over de procedures voor het gebruik van de printerfunctie.
PRINTERFUNCTIE VAN DE MACHINE . . . . . . . . . .
. . . . 3-3
AFDRUKKEN VANUIT WINDOWS
BASISPROCEDURE VOOR AFDRUKKEN . . . . . . .
. . . . 3-4
HET PAPIER SELECTEREN . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . 3-6
AFDRUKKEN OP ENVELOPPEN . . . . . . . . . . .
. . . . 3-7
AFDRUKKEN ALS DE
GEBRUIKERSAUTHENTICATIEFUNCTIE IS
INGESCHAKELD . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . 3-8
DE HELP-FUNCTIE VAN DE PRINTERDRIVER
WEERGEVEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 3-10
VEELGEBRUIKTE AFDRUKINSTELLINGEN
OPSLAAN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 3-11
INSTELLINGEN OPSLAAN TIJDENS HET
AFDRUKKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 3-11
OPGESLAGEN INSTELLINGEN GEBRUIKEN .
. . . 3-13
DE STANDAARDINSTELLINGEN VAN DE
PRINTERDRIVER WIJZIGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 3-14
AFDRUKKEN VANAF EEN
MACINTOSH-COMPUTER
BASISPROCEDURE VOOR AFDRUKKEN . . . . . . .
. . . 3-16
PAPIERINSTELLINGEN SELECTEREN . . . . . .
. . . 3-16
AFDRUKKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 3-17
HET PAPIER SELECTEREN . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 3-19
AFDRUKKEN OP ENVELOPPEN . . . . . . . . . . .
. . . 3-20
AFDRUKKEN ALS DE
GEBRUIKERSAUTHENTICATIEFUNCTIE IS
INGESCHAKELD . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 3-21
VEEL GEBRUIKTE FUNCTIES
KLEURENMODUS SELECTEREN. . . . . . . . . . . . . .
. . . 3-23
EEN INSTELLING VOOR DE AFDRUKMODUS
SELECTEREN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 3-25
2-ZIJDIG AFDRUKKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 3-26
DE AFBEELDING AANPASSEN AAN HET PAPIER
. . . 3-28
MEERDERE PAGINA'S OP ÉÉN PAGINA
AFDRUKKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 3-29
AFDRUKKEN NIETEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 3-31
HANDIGE AFDRUKFUNCTIES
HANDIGE FUNCTIES VOOR HET MAKEN VAN
BOEKJES EN POSTERS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 3-33
EEN BOEKJE MAKEN (Inbindkopie) . . . . . . . .
. . . 3-33
DE MARGE VERGROTEN (Margeverschuiving)
. . . 3-35
EEN POSTER MAKEN (Poster afdrukken). . . .
. . . 3-36
FUNCTIES VOOR HET AANPASSEN VAN HET
FORMAAT EN DE STAND VAN DE AFBEELDING
. . . 3-37
HET AFDRUKBEELD 180 GRADEN DRAAIEN
(180 graden draaien). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 3-37
HET AFDRUKBEELD
VERGROTEN/VERKLEINEN (Zoom/XY-zoom)
. . . 3-38
LIJNDIKTE AANPASSEN BIJ HET
AFDRUKKEN (Lijndikte-instellingen) . . . . . . . .
. . . 3-39
DE AFBEELDING SPIEGELEN (Spiegelbeeld)
. . . 3-40
INSTELFUNCTIE VOOR KLEURENMODUS . . . . .
. . . 3-41
HELDERHEID EN CONTRAST VAN DE
AFBEELDING INSTELLEN (Kleurafstelling). . .
. . . 3-41
ONDUIDELIJKE TEKST EN LIJNEN IN ZWART
AFDRUKKEN (Tekst naar zwart/Vector naar
zwart). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 3-42
KLEURENINSTELLINGEN AFSTEMMEN OP
HET AFBEELDINGSTYPE (Geavanceerde
kleuren) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 3-43
FUNCTIES VOOR HET COMBINEREN VAN
TEKST EN AFBEELDINGEN. . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 3-45
EEN WATERMERK TOEVOEGEN AAN
AFDRUKKEN (Watermerk) . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 3-45
EEN AFBEELDING OVER DE
AFDRUKGEGEVENS AFDRUKKEN
(Afbeeldingsstempel). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 3-46
OVERLAYS MAKEN VOOR
AFDRUKGEGEVENS (Overlays) . . . . . . . . . . .
. . . 3-47
HOOFDSTUK 3
PRINTER
3-2
PRINTER
AFDRUKFUNCTIES VOOR SPECIALE
DOELEINDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 3-48
GESPECIFICEERDE PAGINA'S OP ANDER
PAPIER AFDRUKKEN (Ander papier) . . . . . . . .
. . . 3-48
INVOEGVELLEN TOEVOEGEN BIJ HET
AFDRUKKEN OP TRANSPARANTEN
(Transparant-insteekvellen) . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 3-50
EEN CARBONAFDRUK MAKEN
(Carbonafdruk) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 3-51
TWEEZIJDIG AFDRUKKEN WAARBIJ
BEPAALDE PAGINA'S OP DE VOORZIJDE
WORDEN AFGEDRUKT
(Hoofdstukinvoegingen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 3-52
HANDIGE PRINTERFUNCTIES . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 3-53
AFDRUKBESTANDEN OPSLAAN EN
GEBRUIKEN
(Vasthouden/Documentarchivering). . . . . . . . . .
. . . 3-53
AFDRUKKEN ZONDER DE
PRINTERDRIVER
DIRECT AFDRUKKEN VANAF HET APPARAAT . .
. . . 3-55
DIRECT AFDRUKKEN VAN EEN BESTAND
OP EEN FTP-SERVER . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 3-56
DIRECT AFDRUKKEN VAN EEN BESTAND
IN EEN USB-GEHEUGEN
. . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 3-57
EEN BESTAND IN EEN NETWERKMAP
DIRECT AFDRUKKEN
. . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 3-59
DIRECT AFDRUKKEN VANAF EEN COMPUTER .
. . . 3-62
AFDRUKTAAK INDIENEN . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 3-62
FTP AFDRUKKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 3-62
E-MAIL AFDRUKKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 3-63
DE AFDRUKSTATUS CONTROLEREN
OPDRACHTSTATUSSCHERM . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 3-64
SPOOL SCHERM/SCHERM OPDRACHTEN IN
DE WACHTRIJ/SCHERM UITGEVOERDE
OPDRACHTEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 3-65
EEN VERSLEUTELD PDF-BESTAND
AFDRUKKEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 3-67
VOORRANG GEVEN AAN EEN
AFDRUKTAAK/EEN AFDRUKTAAK ANNULEREN
. . . 3-68
VOORRANG GEVEN AAN EEN AFDRUKTAAK
. . . 3-68
EEN AFDRUKTAAK ANNULEREN. . . . . . . . . .
. . . 3-69
OVERSTAPPEN OP EEN ANDER
PAPIERFORMAAT ALS HET PAPIER OPRAAKT.
. . . 3-70
BIJLAGE
SPECIFICATIELIJST PRINTERDRIVER. . . . . . . . .
. . . 3-71
3-3
PRINTER
Inhoudsopgave
PRINTERFUNCTIE VAN DE MACHINE
De machine is standaard uitgerust met een full colour printerfunctie. Om te kunnen afdrukken vanuit uw computer moet
een printerdriver zijn geïnstalleerd.
Stel met behulp van de onderstaande tabel vast welke printerdriver bij uw omgeving past.
Het installeren van de printerdriver in een Windows-omgeving
Om de printerdriver en configuratie-instellingen in een Windows-omgeving te installeren, zie: "2. INSTALLATIE IN EEN
WINDOWS-OMGEVING" in de Handleiding software-installatie.
Het installeren van de printerdriver in een Macintosh-omgeving
Om de printerdriver en configuratie-instellingen in een Macintosh-omgeving te installeren, zie: "3. INSTALLATIE IN EEN
MACINTOSH-OMGEVING" in de Handleiding software-installatie.
Omgeving Type printerdriver Opmerkingen
Windows
PCL6, PCL5c
Het apparaat ondersteunt de Hewlett-Packard PCL6- en
PCL5c-printerbesturingstalen. Het gebruik van de PCL6-printerdriver
wordt aanbevolen. Als u problemen ondervindt bij het afdrukken met
oudere software bij gebruik van de PCL6-printerdriver, gebruik dan de
PCL5c-printerdriver.
Kan worden gebruikt in de
standaardconfiguratie van
de machine.
PS
Deze printerdriver ondersteunt de PostScript 3-paginabeschrijvingstaal
die is ontwikkeld door Adobe Systems Incorporated zodat het apparaat
als een met PostScript 3 compatibele printer kan worden gebruikt.
(Voor gebruikers die de standaard Windows PS-printerdriver willen
gebruiken, is een PPD-bestand beschikbaar.)
Macintosh
Voor de uitleg over afdrukken in Windows-omgevingen in deze handleiding zijn voornamelijk de schermen van de
PCL6-printerdriver gebruikt. De schermen van de printerdriver kunnen iets verschillen naargelang de printerdriver die u
gebruikt.
In een Macintosh-omgeving kan het apparaat alleen als printer worden gebruikt als het op uw netwerk is aangesloten.
3-4
PRINTER
Inhoudsopgave
BASISPROCEDURE VOOR AFDRUKKEN
In het volgende voorbeeld wordt uitgelegd hoe u een document kunt afdrukken vanuit "WordPad", een
standaardonderdeel van Windows.
AFDRUKKEN VANUIT WINDOWS
1
Selecteer [Afdrukken] in het menu
[Bestand] van WordPad.
Het menu om af te drukken varieert mogelijk naargelang de softwareapplicatie.
2
Open het instelvenster van de
printerdriver.
(1) Selecteer de printerdriver van het
apparaat.
Als de printerdrivers worden weergegeven als
pictogrammen, klik dan op het pictogram van de
gewenste printerdriver.
Als de printerdrivers worden weergegeven in een
lijst, selecteer dan de naam van de gewenste
printerdriver uit de lijst.
(2) Klik op de knop [Voorkeursinstellingen].
Als u Windows 2000 gebruikt, wordt de knop
[Voorkeursinstellingen] niet weergegeven. Klik op
een tabblad in het dialoogvenster "Afdrukken" om
de instellingen op dat tabblad te wijzigen.
Klik in Windows 98/Me/NT 4.0 op de knop
[Eigenschappen].
De knop die wordt gebruikt om het instelvenster van de printerdriver te openen (meestal [Eigenschappen] of
[Voorkeursinstellingen]) kan variëren naargelang de gebruikte software.
(1)
(2)
3-5
PRINTER
Inhoudsopgave
3
Selecteer de afdrukinstellingen.
(1) Klik op het tabblad [Papier].
(2) Selecteer het papierformaat.
Als u instellingen op andere tabbladen wilt wijzigen,
klikt u op het gewenste tabblad en kiest u vervolgens
de instellingen.
(3) Klik op [OK].
Zorg dat het papierformaat gelijk is aan het ingestelde papierformaat in de softwareapplicatie.
Er kunnen acht aangepaste papierformaten worden opgeslagen. Door aangepaste papierformaten op te slaan, kunt
u dat formaat eenvoudiger opgeven als u het nodig hebt. Sla een paperformaat op door [Extra papier] of een van de
opties [Gebruiker 1] tot [Gebruiker 7] uit het vervolgmenu te selecteren en op de toets [Extra] te klikken.
4
Klik op de knop [Afdrukken].
Het afdrukken begint.
Klik in Windows 98/Me/NT 4.0 op de toets [OK].
(1)
(2)
(3)
3-6
PRINTER
Inhoudsopgave
HET PAPIER SELECTEREN
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de instelling "Papierkeuze" configureert op het tabblad
[Papier] van het instelvenster van de printerdriver.
Controleer voordat u gaat afdrukken het papiertype en -formaat en de aanwezige
hoeveelheid papier in de laden van het apparaat. Als u de meest actuele informatie over de
lades wilt bekijken, klikt u op de knop [Ladestatus].
Als [Automatische keuze] is geselecteerd in "Papierinvoerbron"
Het apparaat selecteert automatisch de lade die papier bevat van het onder "Papierformaat" en "Papiertype" op het
tabblad [Papier] gespecificeerde formaat en type.
Als een andere optie dan [Automatische keuze] is geselecteerd in "Papierinvoerbron"
De opgegeven lade wordt gebruikt om af te drukken, ongeacht de instelling van "Papierformaat".
Als [Handinvoer] is geselecteerd
De "Papiertype" moet ook geselecteerd zijn. Controleer de handinvoer en zorg dat het gewenste soort papier is
geladen. Selecteer vervolgens de juiste instelling voor "Papiertype".
Als [Automatische keuze] is geselecteerd in "Papiersoort"
Er wordt automatisch een lade geselecteerd met normaal of gerecycled papier van het formaat dat is opgegeven bij
"Papierformaat". (De standaard fabrieksinstelling is alleen normaal papier.)
Als een andere optie dan [Automatische keuze] is geselecteerd in "Papiersoort"
Voor het afdrukken wordt een lade gebruikt met de opgegeven soort papier van het opgegeven formaat bij
"Papierformaat".
Ook speciale media zoals enveloppen kunt u in de handinvoer plaatsen. Voor de procedure van het laden van papier en
andere media in de handinvoerlade, zie "PAPIER LADEN IN DE HANDINVOERLADE" (pagina 1-31) in "1. VOORDAT U
DE MACHINE GEBRUIKT".
Wanneer "Papierformaat herkenning handinvoer inschakelen" (uitgeschakeld in fabrieksstandaard) of "Papiersoort
herkenning handinvoer inschakelen" (ingeschakeld in fabrieksstandaard) is ingeschakeld in de systeeminstellingen
(beheerder) wordt niet afgedrukt als het papierformaat en de papiersoort die zijn opgegeven in de printerdriver anders zijn
dan het papierformaat of de papiersoort die zijn opgegeven in de instellingen van de handinvoer.
Systeeminstellingen (Beheerder): Doorvoerlade overslaan bij automatische papierselectie
Wanneer [Automatische keuze] is geselecteerd in "Papierkeuze" geeft u op of papier in de handinvoer al dan niet wordt
uitgesloten van het papier dat kan worden geselecteerd. Als fabrieksstandaard is deze instelling uitgeschakeld. Papier in de
handinvoer behoort tot papier dat automatisch kan worden geselecteerd. Als u vaak speciale media in de handinvoer laadt,
is het aan te raden deze instelling in te schakelen.
3-7
PRINTER
Inhoudsopgave
AFDRUKKEN OP ENVELOPPEN
Met de handinvoerlade kunt u op speciale media zoals enveloppen afdrukken. De procedure voor het afdrukken op een
envelop vanuit het eigenschappenscherm van de printerdriver wordt hieronder beschreven.
Voor de soorten papier die in de handinvoerlade kunnen worden gebruikt, zie "BELANGRIJKE OPMERKINGEN OVER
PAPIER" (pagina 1-26) in "1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT". Voor de procedure van het laden van papier in
de handinvoerlade, zie "PAPIER LADEN IN DE HANDINVOERLADE" (pagina 1-31) in "1. VOORDAT U DE MACHINE
GEBRUIKT".
Selecteer het envelopformaat (zoals DL) bij de betreffende instellingen van de applicatie (in de meeste applicaties
"Pagina-instellingen") en voer dan de volgende stappen uit.
(1) Klik op het tabblad [Papier].
(2) Selecteer het envelopformaat uit het menu
"Papierformaat".
(3) Selecteer [Handinvoer] uit het menu
"Papierinvoerbron" of "Papierkeuze".
(4) Selecteer [Envelop] uit het menu
"Papiertype".
Stel het papiertype van de handinvoer in op [Envelop] en
zorg dat de envelop in de handinvoer is geladen.
(4)
(2)(1) (3)
We raden aan om eerst een testpagina af te drukken om het afdrukresultaat te controleren voordat u een envelop gebruikt.
Bij media die alleen in een bepaalde stand kunnen worden geplaatst zoals een envelop, kunt u het beeld desnoods 180
graden draaien. Zie voor meer informatie "HET AFDRUKBEELD 180 GRADEN DRAAIEN (180 graden draaien)" (pagina
3-37).
Voor meer informatie over "Papierkeuze", zie "HET PAPIER SELECTEREN" (pagina 3-6).
3-8
PRINTER
Inhoudsopgave
AFDRUKKEN ALS DE
GEBRUIKERSAUTHENTICATIEFUNCTIE IS
INGESCHAKELD
Als de functie gebruikersauthenticatie is ingeschakeld in de systeeminstellingen van het apparaat (beheerder), moet u
uw gebruikersinformatie (loginnaam, wachtwoord etc.) invoeren in het eigenschappenvenster van de printerdriver
voordat u kunt afdrukken. De in te voeren informatie varieert naargelang de gebruikte authenticatiemethode, dus neem
contact op met de beheerder van het apparaat voordat u gaat afdrukken.
1
Open het eigenschappenvenster voor
de printerdriver vanuit het
afdrukvenster van de
softwaretoepassing.
(1) Selecteer de printerdriver van het
apparaat.
(2) Klik op de knop [Voorkeursinstellingen].
De knop die wordt gebruikt om het instelvenster van de printerdriver te openen (meestal [Eigenschappen] of
[Voorkeursinstellingen]) kan variëren naargelang de gebruikte software.
(1)
(2)
3-9
PRINTER
Inhoudsopgave
2
Voer uw loginnaam en wachtwoord in.
(1)
Klik op het tabblad [Taakverwerking].
(2)
Voer uw gebruikersinformatie in.
Als de authenticatie plaatsvindt via
loginnaam/wachtwoord
Schakel de selectievakjes [Loginnaam] en [Wachtwoord] in
zodat er vinkjes in verschijnen en voer uw loginnaam en
wachtwoord in. Voer 1 tot 32 tekens in voor het wachtwoord.
Als de authenticatie plaatsvindt op
gebruikersnummer
Klik op het vakje [Gebruikersnummer] en voer een
gebruikersnummer in (5 tot 8 cijfers).
(3)
Voer zonodig de gebruikersnaam en
taaknaam in.
Gebruikersnaam
Klik op het vakje [Gebruikersnaam] en voer een
gebruikersnaam in (maximaal 32 tekens). De door u
ingevoerde gebruikersnaam verschijnt bovenaan het
bedieningspaneel. Als u geen gebruikersnaam invoert, wordt
de aanmeldnaam van uw computer weergegeven.
Naam taak
Klik op het vakje [Naam taak] en voer een taaknaam in
(maximaal 30 tekens). De door u ingevoerde taaknaam
verschijnt bovenaan het bedieningspaneel als bestandnaam.
Als u geen taaknaam invoert, wordt de ingestelde
bestandnaam uit de softwareapplicatie weergegeven.
(4)
Klik op de toets [OK].
Als u wilt dat een bevestigingsvenster wordt weergegeven voordat het afdrukken start, schakelt u het selectievakje
[Contr.opd.regeling] in zodat er een vinkje in verschijnt.
3
Begin met afdrukken.
Wanneer gebruikersauthenticatie in de systeeminstellingen (beheerder) is ingesteld, kan worden afgedrukt zonder gebruikersgegevens
in te voeren indien zwart-wit afdrukken is ingesteld in de printerdriver. Zie "ZWART-WIT AFDRUKKEN"" (pagina 3-24) voor zwart-wit
afdrukinstellingen.
Het aantal afgedrukte pagina's wordt opgeteld bij de telling van "Andere gebruiker". In dit geval gelden voor
andere afdrukfuncties mogelijk beperkingen. Vraag uw beheerder om meer informatie.
De functie gebruikersauthenticatie van het apparaat kan niet worden gebruikt wanneer het PPD-bestand* is geïnstalleerd en de
standaard PS-printerdriver van Windows wordt gebruikt. Om die reden is afdrukken niet mogelijk wanneer afdrukken door ongeldige
gebruikers is geblokkeerd in de systeeminstellingen (beheerder).
* Het PPD-bestand stelt het apparaat in staat om af te drukken door middel van de standaard PS-printerdriver van het besturingssysteem.
Systeeminstellingen (Beheerder): Uitschakelen van afdrukken door ongeldige gebruiker
Deze instelling wordt gebruikt om afdrukken door gebruikers voor wie geen gebruikersinformatie in het apparaat is opgeslagen te
blokkeren. Als deze optie is ingeschakeld, is afdrukken niet mogelijk wanneer geen of onjuiste gebruikersinformatie wordt ingevoerd.
(2)(1)
(4) (3)
3-10
PRINTER
Inhoudsopgave
DE HELP-FUNCTIE VAN DE
PRINTERDRIVER WEERGEVEN
Wanneer u de instellingen voor de printerdriver configureert, kunt u de Help-functie weergeven voor uitleg over de verschillende opties.
Pop-up Help
De Help kan voor een instelling worden weergegeven door op de instelling te klikken en op de toets [F1] te drukken.
* Om de Help voor een instelling in Windows 98/Me/NT 4.0/2000/XP/Server 2003 weer te geven, klikt u op de toets in de rechterbovenhoek van
het eigenschappenvenster van de printerdriver en klik dan op de instelling. U kunt de zelfde Help ook weergeven door te rechtsklikken op de
instelling en dan te klikken op het [Help]-vak dat verschijnt.
Informatiepictogram
Er gelden bepaalde beperkingen voor de combinaties van instellingen die kunnen worden geselecteerd in het instelvenster voor de printerdriver. Als er
een beperking geldt op een geselecteerde instelling, dan verschijnt er een informatiepictogram ( ) naast de instelling. Klik op het pictogram voor
uitleg over de beperking.
1
Open het eigenschappenvenster voor
de printerdriver vanuit het
afdrukvenster van de
softwaretoepassing.
(1) Selecteer de printerdriver van het
apparaat.
(2) Klik op de knop [Voorkeursinstellingen].
De knop die wordt gebruikt om het instelvenster van de printerdriver te openen (meestal [Eigenschappen] of
[Voorkeursinstellingen]) kan variëren naargelang de gebruikte software.
2
Klik op de knop [Help].
Het hulpscherm wordt geopend om u de uitleg van de
instellingen op de tab te laten zien.
Om de Help-functie voor instellingen in een dialoogbox te
zien, klikt u op de onderstreepte tekst bovenaan in het
Help-venster.
(1)
(2)
3-11
PRINTER
Inhoudsopgave
VEELGEBRUIKTE AFDRUKINSTELLINGEN
OPSLAAN
Instellingen die bij het afdrukken op alle tabbladen zijn geconfigureerd kunnen als gebruikersinstellingen worden
opgeslagen. Regelmatig opslaan van veelgebruikte instellingen of ingewikkelde kleureninstellingen onder een
toegewezen naam vereenvoudigt de configuratie van dergelijke instellingen wanneer u ze weer nodig hebt.
INSTELLINGEN OPSLAAN TIJDENS HET AFDRUKKEN
U kunt instellingen opslaan vanaf elk tabblad van het instelvenster van de printerdriver. De op elk tabblad geselecteerde
instellingen worden voor het opslaan in een lijst geplaatst, zodat u deze kunt controleren.
1
Open het eigenschappenvenster voor
de printerdriver vanuit het
afdrukvenster van de
softwaretoepassing.
(1) Selecteer de printerdriver van het
apparaat.
(2) Klik op de knop [Voorkeursinstellingen].
De knop die wordt gebruikt om het instelvenster van de printerdriver te openen (meestal [Eigenschappen] of
[Voorkeursinstellingen]) kan variëren naargelang de gebruikte software.
2
Sla de afdrukinstellingen op.
(1) Configureer de afdrukinstellingen op elk
tabblad.
(2) Klik op de toets [Opslaan].
(1)
(2)
(2)(1)
3-12
PRINTER
Inhoudsopgave
3
Controleer de instellingen en sla deze
op.
(1) Controleer de weergegeven instellingen.
(2) Voer een naam voor de instellingen in
(maximaal 20 tekens).
(3) Klik op de toets [OK].
4
Klik op de toets [OK].
5
Begin met afdrukken.
Er kunnen maximaal 30 sets gebruikersinstellingen worden opgeslagen.
De volgende zaken kunnen niet in de gebruikersinstellingen worden opgeslagen.
- Een watermerk dat u hebt gemaakt
- Instellingen voor papier invoegen
- Overlaybestand
- De loginnaam, het wachtwoord, de gebruikersnaam en de naam van de taak zoals ingevoerd op het tabblad
[Taakverwerking]
(3)
(2)(1)
3-13
PRINTER
Inhoudsopgave
OPGESLAGEN INSTELLINGEN GEBRUIKEN
Opgeslagen instellingen verwijderen
Selecteer de gebruikersinstellingen die u wilt verwijderen in (1) van stap 2 hierboven en klik op de knop [Wissen].
1
Open het eigenschappenvenster voor
de printerdriver vanuit het
afdrukvenster van de
softwaretoepassing.
(1) Selecteer de printerdriver van het
apparaat.
(2) Klik op de knop [Voorkeursinstellingen].
De knop die wordt gebruikt om het instelvenster van de printerdriver te openen (meestal [Eigenschappen] of
[Voorkeursinstellingen]) kan variëren naargelang de gebruikte software.
2
Selecteer de afdrukinstellingen.
(1) Selecteer de gebruikersinstellingen die u
wilt gebruiken.
(2) Klik op de toets [OK].
3
Begin met afdrukken.
(1)
(2)
(1)
(2)
3-14
PRINTER
Inhoudsopgave
DE STANDAARDINSTELLINGEN VAN DE
PRINTERDRIVER WIJZIGEN
U kunt de standaardinstellingen van de printerdriver wijzigen volgens de onderstaande procedure. De hier
geselecteerde instellingen worden opgeslagen en als standaardinstellingen gebruikt wanneer met het apparaat wordt
afgedrukt vanuit een softwaretoepassing. (Instellingen die u in het instelvenster van de printerdriver hebt geselecteerd
bij het afdrukken vanuit een softwaretoepassing blijven geldig zolang de toepassing wordt gebruikt.)
1
Klik op de toets [Start] ( ) en selecteer [Configuratiescherm] en dan [Printer].
Klik in Windows XP/Server 2003 op de [Start]-knop en klik dan op [Printers en faxapparaten].
Klik in Windows 98/Me/NT 4.0/2000 op de knop [Start], ga naar [Instellingen] en selecteer vervolgens [Printers].
Als in Windows XP, [Printers en faxapparaten] niet in het menu [start] wordt weergegeven, selecteer dan
[Configuratiescherm], selecteer [Printers en andere hardware] en vervolgens [Printers en faxapparaten].
2
Open het instelvenster voor het
apparaat.
(1) Klik op het pictogram van de
printerdriver van het apparaat.
(2) Klik op het menu [Organiseren].
Klik in Windows 98/Me/NT 4.0/2000/XP/Server 2003
op het menu [Bestand].
(3) Selecteer [Eigenschappen].
Selecteer in Windows NT 4.0 [Standaardinstellingen
voor documenten] in het menu [Bestand] om het
instelvenster voor de printerdriver openen. Ga naar
stap 4.
3
Klik op de knop
[Voorkeursinstellingen] op het tabblad
[Algemeen].
Klik in Windows 98/Me op het tabblad [Instellen].
(1)
(
3
)
(2)
3-15
PRINTER
Inhoudsopgave
4
Configureer de instellingen en klik op
[OK].
Zie voor meer informatie over de instellingen de Help van
de printerdriver.
3-16
PRINTER
Inhoudsopgave
BASISPROCEDURE VOOR AFDRUKKEN
In het onderstaande voorbeeld wordt uitgelegd hoe u een document kunt afdrukken vanuit "TextEdit", een
standaardonderdeel van Mac OS X ("SimpleText" in Mac OS 9).
PAPIERINSTELLINGEN SELECTEREN
Selecteer de papierinstellingen in de printerdriver alvorens de afdrukopdracht te selecteren.
AFDRUKKEN VANAF EEN
MACINTOSH-COMPUTER
1
Selecteer [Pagina-instelling] in het
menu [Archief] van TextEdit.
Selecteer in Mac OS 9 [Pagina-instelling] in het menu
[Archief] van SimpleText.
2
Selecteer de papierinstellingen.
(1) Controleer of de juiste printer is
geselecteerd.
(2) Selecteer de papierinstellingen.
U kunt het formaat en de richting van het papier en
vergroten/verkleinen selecteren.
(3) Klik op de toets [OK].
De apparaatnaam die verschijnt in het menu "Stel in voor" is normaal gesproken [SCxxxxxx]. ("xxxxxx" is een reeks
tekens die varieert naargelang het model van uw apparaat.)
(1)
(2)
(3)
3-17
PRINTER
Inhoudsopgave
AFDRUKKEN
1
Selecteer [Druk af] in het menu
[Archief] van TextEdit.
Selecteer in Mac OS 9 [Druk af##] in het menu [Archief##]
van SimpleText.
Het menu om af te drukken varieert mogelijk naargelang de softwareapplicatie.
2
Controleer of de juiste printer is
geselecteerd.
De apparaatnaam die verschijnt in het menu "Printer" is normaal gesproken [SCxxxxxx]. ("xxxxxx" is een reeks tekens
die varieert naargelang het model van het apparaat.)
3
Selecteer de afdrukinstellingen.
Klik in Mac OS X op naast [Aantal en pagina's] en
selecteer de instellingen die u wilt configureren in het
vervolgmenu. Het bijbehorende instellingenscherm
verschijnt. Als de instellingen niet verschijnen in Mac OS
X v10.5 tot 10.5.1, klik dan op " " naast de
printernaam.
Klik in Mac OS 9 op naast [Algemeen] en selecteer
de instellingen die u wilt configureren in het vervolgmenu.
Het bijbehorende instellingenscherm verschijnt.
3-18
PRINTER
Inhoudsopgave
4
Klik op de knop [Druk af].
Het afdrukken begint.
3-19
PRINTER
Inhoudsopgave
HET PAPIER SELECTEREN
In dit gedeelte wordt het instellen van de [Papierinvoer] ("Papierinvoer" onder [Algemeen] in Mac OS 9) in het venster
met afdrukinstellingen uitgelegd.
Als [Automatische keuze] is geselecteerd
Een lade met normaal of gerecycled papier (standaard fabrieksinstelling is alleen normaal papier) van het formaat dat
is opgegeven in "Papierformaat" in het pagina-instelvenster, wordt automatisch geselecteerd.
Als een papierlade is geselecteerd
De opgegeven lade wordt gebruikt om af te drukken, ongeacht de instellingen voor "Papierformaat".
Ook kunt u een papiertype opgeven voor de handinvoer. Zorg ervoor dat de instellingen voor het papiertype
handinvoer correct zijn en dat het type papier zich inderdaad in de handinvoer bevindt. Selecteer vervolgens de juiste
handinvoer (papiertype).
Als een papiertype is geselecteerd
Voor het afdrukken wordt een lade gebruikt met de in het pagina-instelvenster opgegeven soort papier van het
opgegeven formaat bij "Papierformaat".
Ook speciale media zoals enveloppen kunt u in de handinvoer plaatsen. Voor de procedure van het laden van papier en
andere media in de handinvoerlade, zie "PAPIER LADEN IN DE HANDINVOERLADE" (pagina 1-31) in "1. VOORDAT U
DE MACHINE GEBRUIKT".
Wanneer "Papierformaat herkenning handinvoer inschakelen" (uitgeschakeld in fabrieksstandaard) of "Papiersoort
herkenning handinvoer inschakelen" (ingeschakeld in fabrieksstandaard) is ingeschakeld in de systeeminstellingen
(beheerder) wordt niet afgedrukt als het papierformaat en de papiersoort die zijn opgegeven in de printerdriver anders zijn
dan het papierformaat of de papiersoort die zijn opgegeven in de instellingen van de handinvoer.
Systeeminstellingen (Beheerder): Doorvoerlade overslaan bij automatische papierselectie
Wanneer [Automatische keuze] is geselecteerd voor het afdrukken, bepaalt deze instelling of papier in de handinvoer al dan
niet wordt uitgesloten van het papier dat kan worden geselecteerd. Als fabrieksstandaard is deze instelling uitgeschakeld.
Papier in de handinvoer behoort tot papier dat automatisch kan worden geselecteerd. Als u vaak speciale media in de
handinvoer laadt, is het aan te raden deze instelling in te schakelen.
3-20
PRINTER
Inhoudsopgave
AFDRUKKEN OP ENVELOPPEN
Met de handinvoerlade kunt u op speciale media zoals enveloppen afdrukken. De procedure voor het afdrukken op een
envelop vanuit het eigenschappenscherm van de printerdriver wordt hieronder beschreven.
Voor de soorten papier die in de handinvoerlade kunnen worden gebruikt, zie "BELANGRIJKE OPMERKINGEN OVER
PAPIER" (pagina 1-26) in "1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT". Voor de procedure van het laden van papier in
de handinvoerlade, zie "PAPIER LADEN IN DE HANDINVOERLADE" (pagina 1-31) in "1. VOORDAT U DE MACHINE
GEBRUIKT".
Selecteer het envelopformaat (zoals DL-envelop) bij de betreffende instellingen van de applicatie (in de meeste
applicaties "Pagina-instellingen") en voer dan de volgende stappen uit.
1
Selecteer het papierformaat.
(1) Selecteer het envelopformaat uit het
menu "Papierformaat" op het scherm
pagina-instelling.
Selecteer het envelopformaat in Mac OS 9 uit het
menu "Papier" op het scherm pagina-instelling.
(2) Klik op de toets [OK].
Bij media die alleen in een bepaalde stand kunnen worden geplaatst zoals een envelop, kunt u het beeld desnoods
180 graden draaien. Zie voor meer informatie "HET AFDRUKBEELD 180 GRADEN DRAAIEN (180 graden draaien)"
(pagina 3-37).
2
Selecteer de handinvoer.
(1) Selecteer [Papierinvoer] op het
afdrukscherm.
Selecteer in Max OS 9 [Algemeen].
(2) Selecteer [Handinvoer (Envelop)] uit het
menu "Alle pagina’s uit".
Selecteer Mac OS 9 [Handinvoer (Envelop)] uit het
menu "Alle pagina’s uit" van "Papierinvoerbron".
Stel het papiertype van de handinvoer in op
[Envelop] en zorg dat de envelop in de handinvoer
is geladen.
Voor meer informatie over "Papierinvoer", zie "HET PAPIER SELECTEREN" (pagina 3-19).
We raden aan om eerst een testpagina af te drukken om het afdrukresultaat te controleren voordat u een envelop
gebruikt.
(1)
(2)
(1)
(2)
3-21
PRINTER
Inhoudsopgave
AFDRUKKEN ALS DE
GEBRUIKERSAUTHENTICATIEFUNCTIE IS
INGESCHAKELD
Als de functie gebruikersauthenticatie is ingeschakeld in de systeeminstellingen van het apparaat (beheerder) moet u
uw gebruikersinformatie (loginnaam, wachtwoord etc.) invoeren voordat u kunt afdrukken. De in te voeren informatie
varieert naargelang de gebruikte authenticatiemethode, dus neem contact op met de beheerder van het apparaat
voordat u gaat afdrukken.
1
Selecteer [Print] in het menu [Archief]
van de toepassing.
Het menu om af te drukken varieert mogelijk naargelang de softwareapplicatie.
2
Open het taakverwerkingsvenster.
(1) Controleer of de printernaam van het
apparaat is geselecteerd.
(2) Selecteer [Taakverwerking].
Selecteer in Mac OS X v10.5 tot 10.5.1
[Taakverwerking] en klik dan op het tabblad
[Verificatie] in het scherm dat verschijnt.
Selecteer in Max OS 9 [Gebruikersauthenticatie].
De apparaatnaam die verschijnt in het menu "Printer" is normaal gesproken [SCxxxxxx]. ("xxxxxx" is een reeks tekens
die varieert naargelang het model van het apparaat.)
(1)
(2)
3-22
PRINTER
Inhoudsopgave
3
Begin met afdrukken.
(1) Voer uw gebruikersinformatie in.
Als de authenticatie plaatsvindt via
loginnaam/wachtwoord
Voer uw gebruikersnaam in bij "Loginnaam" en uw
wachtwoord bij "Wachtwoord" (1 tot 32 tekens).
Als de authenticatie plaatsvindt op
gebruikersnummer
Voer uw gebruikersnummer (5 tot 8 cijfers) in bij
"Gebruikersnummer".
(2) Voer zonodig de gebruikersnaam en
taaknaam in.
Gebruikersnaam
Voer uw gebruikersnaam in (maximaal 32 tekens).
De door u ingevoerde gebruikersnaam verschijnt
bovenaan het bedieningspaneel. Als u geen
gebruikersnaam invoert, wordt de aanmeldnaam
van uw computer weergegeven.
Naam taak
Voer een taaknaam in (maximaal 30 tekens). De
door u ingevoerde taaknaam verschijnt bovenaan
het bedieningspaneel als bestandnaam. Als u geen
taaknaam invoert, wordt de ingestelde
bestandnaam uit de softwareapplicatie
weergegeven.
(3) Klik op de knop [Print].
In Mac OS X kunt u klikken op de (vergrendel)toets na het invoeren van uw loginnaam en wachtwoord, zodat u de
volgende keer minder handelingen hoeft uit te voeren om op basis van dezelfde gebruikersauthenticatie af te kunnen
drukken.
Wanneer gebruikersauthenticatie in de systeeminstellingen (beheerder) is ingesteld, kan worden afgedrukt zonder gebruikersgegevens in
te voeren indien zwart-wit afdrukken is ingesteld in de printerdriver. Zie "ZWART-WIT AFDRUKKEN"
(pagina 3-24) voor zwart-wit
afdrukinstellingen. Het aantal afgedrukte pagina's wordt opgeteld bij de telling van "Andere gebruiker". In dit geval gelden
voor andere afdrukfuncties mogelijk beperkingen. Vraag uw beheerder om meer informatie.
Systeeminstellingen (Beheerder): Uitschakelen van afdrukken door ongeldige gebruiker
Deze instelling wordt gebruikt om afdrukken door gebruikers voor wie geen gebruikersinformatie in het apparaat is
opgeslagen te blokkeren. Als deze optie is ingeschakeld, is afdrukken niet mogelijk wanneer geen of onjuiste
gebruikersinformatie wordt ingevoerd.
(3)
(2)
(1)
3-23
PRINTER
Inhoudsopgave
In dit gedeelte worden veel gebruikte functies uitgelegd.
KLEURENMODUS SELECTEREN
2-ZIJDIG AFDRUKKEN (pagina 3-26)
DE AFBEELDING AANPASSEN AAN HET PAPIER
(pagina 3-28)
MEERDERE PAGINA'S OP ÉÉN PAGINA AFDRUKKEN
(pagina 3-29)
AFDRUKKEN NIETEN (pagina 3-31)
Deze uitleg veronderstelt dat het papierformaat en ander basisinstellingen al zijn geselecteerd. Voor de basisprocedure
voor het afdrukken en de stappen voor het openen van het instelvenster van de printerdriver, zie het volgende gedeelte:
Windows: BASISPROCEDURE VOOR AFDRUKKEN (pagina 3-4)
Macintosh: BASISPROCEDURE VOOR AFDRUKKEN (pagina 3-16)
KLEURENMODUS SELECTEREN
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de Kleurfunctie selecteert in het instelvenster van de printerdriver. U kunt kiezen uit
drie mogelijkheden voor de Kleurfunctie.
Automatisch: Het apparaat bepaalt automatisch of de pagina kleur of zwart-wit is en drukt de pagina navenant af. Pagina's met
andere kleuren dan zwart en wit worden afgedrukt met Y (Gele), M (Magenta), C (Cyaan) en Bk (Zwarte) toner.
Pagina's met alleen zwart-wit worden afgedrukt met uitsluitend Bk (Zwarte) toner. Dit is handig wanneer u een
document afdrukt met zowel kleuren- als zwart-witpagina's. De afdruksnelheid is echter trager.
Kleur: Alle pagina's worden in kleur afgedrukt. Zowel kleuren als zwart-wit worden afgedrukt met Y (Gele), M (Magenta), C
(Cyaan) en Bk (Zwarte) toner.
Zwart/wit: Alle pagina's worden afgedrukt in zwart-wit. Kleurengegevens, zoals afbeeldingen of materiaal voor een presentatie,
worden uitsluitend met zwarte toner afgedrukt. Deze functie bespaart kleurentoner als er geen kleurenafdrukken nodig
zijn, zoals bij proeflezen of het controleren van de opmaak van een document.
(1) Klik op het tabblad [Kleur].
(2) Selecteer de "Kleurfunctie" die u wilt
gebruiken.
VEEL GEBRUIKTE FUNCTIES
Raadpleeg voor Windows de Help van de printerdriver voor informatie over de printerdriver-instellingen voor elke
afdrukfunctie.
Wanneer de "Kleurfunctie" is ingesteld op [Automatisch]
Zelfs als het afdrukresultaat zwart/wit is, worden de volgende types afdruktaken beschouwd als afdruktaken met vier kleuren
(Y (Gele), M (Magenta), C (Cyaan) en Bk (Zwarte)). Om een afdruktaak altijd als zwart/wit-taak te laten beschouwen,
selecteert u [Zwart/wit].
Als de gegevens als kleurengegevens worden gecreëerd.
Als de toepassing de gegevens als kleurengegevens behandelt, ook al zijn de gegevens zwart/wit.
Als een afbeelding onder een zwart/wit-afbeelding verborgen zit.
Windows
(1)
(2)
3-24
PRINTER
Inhoudsopgave
ZWART-WIT AFDRUKKEN
U kunt [Zwart/wit] selecteren op het tabblad [Algemeen] en op het tabblad [Kleur]. Klik op het selectievakje
[Zwart/wit-afdruk] op het tabblad [Algemeen] zodat er een vinkje verschijnt.
Het selectievakje [Zwart/wit-afdruk] op het tabblad [Algemeen] en de instelling "Kleurfunctie" op het tabblad [Kleur] zijn
gekoppeld. Als het selectievakje [Zwart/wit-afdruk] is geselecteerd op het tabblad [Algemeen], is [Zwart/wit] ook
geselecteerd op het tabblad [Kleur].
(1) Selecteer [Kleur].
(2) Selecteer de "Kleurfunctie" die u wilt
gebruiken.
Macintosh
(1)
(2)
3-25
PRINTER
Inhoudsopgave
EEN INSTELLING VOOR DE
AFDRUKMODUS SELECTEREN
In dit gedeelte wordt de procedure voor het selecteren van selecteren van een afdrukmodusinstelling uitgelegd. De
"Instellingen afdrukmodus" bestaan uit de volgende drie items:
Normaal: Deze modus is geschikt voor het afdrukken van gewone tekst of tabellen.
Hoge kwaliteit: De afdrukkwaliteit van kleurenfoto's en tekst is hoog.
Fijn: Selecteer dit item als u een kleurenfoto duidelijker wilt afdrukken of afbeeldingen met gradaties enz. wilt
afdrukken. (Deze modus kan bij gebruik van de PCL5c-printerdriver niet worden geselecteerd.)
(1) Klik op het tabblad [Geavanceerd].
(2) Selecteer de "Afdrukmodus".
(1) Selecteer [Kleur].
(2) Selecteer "Afdrukmodus".
Windows
(1) (2)
Macintosh
(1)(2)
3-26
PRINTER
Inhoudsopgave
2-ZIJDIG AFDRUKKEN
Het apparaat kan op beide zijden van het papier afdrukken. Deze functie komt bij veel afdruktaken van pas en is vooral
handig wanneer u een eenvoudig boekje wilt afdrukken. 2-zijdig afdrukken bespaart bovendien papier.
(1) Configureer de instellingen op het tabblad
[Algemeen].
(2) Selecteer [Dubbelzijdig(Boek)] of
[Dubbelzijdig(Schrijfblok)].
Afdrukstand
Afdrukresultaten
Verticaal
Windows Macintosh Windows Macintosh
Dubbelzijdig(Boek)
Lange kant binden
(Omslaan langs lange
zijkant)
Dubbelzijdig (Schrijfblok)
Korte kant binden
(Omslaan langs korte
zijkant)
Horizontaal
Windows Macintosh Windows Macintosh
Dubbelzijdig(Boek)
Korte kant binden
(Omslaan langs korte
zijkant)
Dubbelzijdig(Schrijfblok)
Lange kant binden
(Omslaan langs lange
zijkant)
De pagina's worden zo afgedrukt dat deze aan de
zijkant kunnen worden gebonden.
De pagina's worden zo afgedrukt dat deze aan de
bovenzijde kunnen worden gebonden.
Windows
(2)(1)
3-27
PRINTER
Inhoudsopgave
(1) Selecteer [Lay-out].
(2) Selecteer [Lange kant binden] of [Korte
kant binden].
Macintosh
(1)
(2)
Selecteer in Mac OS X v10.2.8 de instellingen in
[Geavanceerd].
Selecteer in Mac OS 9 [Uitvoer/Documenttype] en
vervolgens [Omslaan langs lange zijde] of
[Omslaan langs korte zijde].
3-28
PRINTER
Inhoudsopgave
DE AFBEELDING AANPASSEN AAN HET PAPIER
Deze functie wordt gebruikt om de grootte van de afbeelding automatisch aan te passen aan het formaat van het in het
apparaat geladen papier.
Dit is handig als u bijvoorbeeld een document van A5- of rekeningformaat wilt vergroten tot het formaat A4 of
letterformaat om dit beter leesbaar te maken of als u toch afdrukken wilt maken wanneer er geen papier van het juiste
formaat in het apparaat is geladen.
Het volgende voorbeeld legt uit hoe u een document van A5-formaat kunt afdrukken op A4-papier.
(1) Klik op het tabblad [Papier].
(2) Selecteer het formaat van de afbeelding
(bijvoorbeeld: A5).
(3) Selecteer [Aanpassen aan pagina].
(4) Selecteer het papierformaat dat u voor het
afdrukken wilt gebruiken (bijvoorbeeld: A4).
(Deze functie kan alleen in Mac OS X v10.4.11 en v10.5 to 10.5.1 worden gebruikt.)
(1) Selecteer [Papierafhandeling].
(2) Controleer het formaat van de afbeelding
(bijvoorbeeld: A5).
Om het formaat van de afdrukafbeelding te wijzigen, kunt
u het menu "Papierformaat" gebruiken dat verschijnt
waneer [Pagina-instelling] is geselecteerd.
(3) Selecteer [Pas aan papierformaat aan].
(4) Selecteer het papierformaat dat u voor het
afdrukken wilt gebruiken (bijvoorbeeld: A4).
Windows
A5 or Invoice A4 or Letter
A5 of Invoice
A4 of Letter
(1)
(2)
(3)
(4)
Macintosh
(1)
(2)
(3)
(4)
3-29
PRINTER
Inhoudsopgave
MEERDERE PAGINA'S OP ÉÉN PAGINA
AFDRUKKEN
Met deze functie kunt u de afdrukafbeelding verkleinen en meerdere pagina's afdrukken op één vel papier.
Dit is handig als u meerdere afbeeldingen zoals foto's op één pagina wilt afdrukken of als u papier wilt besparen. Deze
functie kan ook worden gecombineerd met 2-zijdig afdrukken voor een maximale papierbesparing.
Wanneer er bijvoorbeeld [2 pagina's op 1 vel] en [4 pagina's op 1 vel] zijn geselecteerd, zullen afhankelijk van de
volgorde die is geselecteerd de volgende afdrukresultaten het gevolg zijn.
X pagina's op
1 vel
(Pagina's per
vel)
Afdrukresultaten
Links naar rechts Rechts naar links
Boven naar onder
(Als de afdrukstand liggend
is)
2 pagina's op 1
vel
(2 pagina's per
vel)
X pagina's op
1 vel
(Pagina's per
vel)
Rechts, en omlaag Omlaag, en rechts Links, en omlaag Omlaag, en links
4 pagina's op 1
vel
(4 pagina's per
vel)
De paginavolgorde van 6 pagina's op 1 vel, 8 pagina's op 1 vel, 9 pagina's op 1 vel en 16 pagina's op 1 vel is gelijk aan die
van 4 pagina's op 1 vel.
In een Windows-omgeving kan de papiervolgorde worden weergegeven in de afdrukweergave in het
eigenschappenvenster van de printerdriver.
In een Macintosh-omgeving wordt de paginavolgorde als selecties weergegeven.
In een Macintosh-omgeving is het aantal pagina's dat op een enkel vel kan worden afgedrukt 2, 4, 6, 9, of 16.
3-30
PRINTER
Inhoudsopgave
(1) Configureer de instellingen op het tabblad
[Algemeen].
(2) Selecteer het aantal pagina's per vel.
(3) Als u randen wilt afdrukken, schakel dan
het selectievakje [Rand] in zodat er een
vinkje in verschijnt.
(4) Selecteer de volgorde van de pagina's.
(1) Selecteer [Lay-out].
(2) Selecteer het aantal pagina's per vel.
(3) Selecteer de volgorde van de pagina's.
(4) Als u randen wilt afdrukken, selecteer dan
het gewenste type rand.
Windows
(2)
(3)
(4)
(1)
Macintosh
(1) (2)
(3)(4)
3-31
PRINTER
Inhoudsopgave
AFDRUKKEN NIETEN
De nietfunctie kan worden gebruikt om afdrukken te nieten.
Deze functie biedt een aanzienlijke tijdsbesparing bij het maken van handouts voor een vergadering of ander geniet materiaal. De
nietfunctie kan ook worden gecombineerd met 2-zijdig afdrukken voor het maken van verzorgd ogende materialen.
De nietposities kunnen worden geselecteerd voor het verkrijgen van de onderstaande nietresultaten.
* Het nieten vindt maar op een plek plaats.
Afdrukstand
Links Rechts Bovenzijde
Vertikaal
Horizont.
Voor het gebruik van de nietfunctie is een afwerkingeenheid vereist.
Zie de "SPECIFICATIES" in de onderhouds- en veiligheidshandleiding voor het maximum aantal vellen dat geniet kan
worden. Het maximum aantal bladen dat in een keer kan worden geniet omvat alle kaften en/of invoegvellen die worden
geladen.
De nietfunctie kan niet worden gebruikt in combinatie met de staffelfunctie, die de positie van elke afdruktaak van de
vorige taak staffelt.
Wanneer de nietfunctie is uitgeschakeld in de systeeminstellingen van het apparaat (beheerder), is nieten niet mogelijk.
3-32
PRINTER
Inhoudsopgave
(1) Configureer de instellingen op het tabblad
[Algemeen].
(2) Selecteer de "Zijde voor inbinden".
(3) Selecteer de nietfunctie.
Selecteer bij gebruik van de nietfunctie het aantal
nietjes in het menu "Nieten".
(1) Selecteer [Printerfuncties].
(2) Selecteer de "Zijde voor inbinden".
(3) Selecteer de nietfunctie.
Selecteer bij gebruik van de nietfunctie het aantal
nietjes in het menu "Nieten".
Windows
(2)
(3)
(1)
Macintosh
(1) (2)
(3)
Selecteer in Mac OS X v10.2.8 de instellingen in
[Geavanceerd].
Selecteer in Mac OS 9 de instellingen in
[Output/Document Style##].
3-33
PRINTER
Inhoudsopgave
In dit gedeelte worden handige functies voor specifieke afdrukdoeleinden uitgelegd.
HANDIGE FUNCTIES VOOR HET MAKEN VAN
BOEKJES EN POSTERS
FUNCTIES VOOR HET AANPASSEN VAN HET
FORMAAT EN DE STAND VAN DE AFBEELDING
(pagina 3-37)
INSTELFUNCTIE VOOR KLEURENMODUS (pagina
3-41)
FUNCTIES VOOR HET COMBINEREN VAN TEKST
EN AFBEELDINGEN (pagina 3-45)
AFDRUKFUNCTIES VOOR SPECIALE
DOELEINDEN (pagina 3-48)
HANDIGE PRINTERFUNCTIES (pagina 3-53)
Deze uitleg veronderstelt dat het papierformaat en ander basisinstellingen al zijn geselecteerd. Voor de basisprocedure
voor het afdrukken en de stappen voor het openen van het instelvenster van de printerdriver, zie het volgende gedeelte:
Windows: BASISPROCEDURE VOOR AFDRUKKEN (pagina 3-4)
Macintosh: BASISPROCEDURE VOOR AFDRUKKEN (pagina 3-16)
HANDIGE FUNCTIES VOOR HET MAKEN
VAN BOEKJES EN POSTERS
EEN BOEKJE MAKEN (Inbindkopie)
De pamfletfunctie drukt af op de voor- en achterzijde van
elk vel zodat de afdrukken kunnen worden gevouwen en
tot een boekje kunnen worden samengevoegd. Dit is
handig als u informatie verzorgd wilt aanbieden.
(1) Configureer de instellingen op het tabblad
[Algemeen].
(2) Selecteer [Inbindkopie]
(3) Selecteer de "Zijde voor inbinden".
HANDIGE AFDRUKFUNCTIES
Raadpleeg voor Windows de Help van de printerdriver voor informatie over de printerdriver-instellingen voor elke
afdrukfunctie.
Windows
(1) (2) (3)
3-34
PRINTER
Inhoudsopgave
(1) Selecteer [Printerfuncties].
(2) Selecteer de "Zijde voor inbinden".
(3) Selecteer [Pamfletten naast elkaar] of [Twee
op één pamflet].
Macintosh
(3)
(1)
(2)
Selecteer in Mac OS X v10.2.8 uit de menu's " Zijde
voor inbinden" en "2-zijdig afdrukken" menu's in
[Geavanceerd].
Selecteer in Mac OS 9 de instellingen in
[Output/Document Style##].
3-35
PRINTER
Inhoudsopgave
DE MARGE VERGROTEN (Margeverschuiving)
Deze functie wordt gebruikt om de afbeelding te
verschuiven zodat de marge rechts, links of boven aan
het vel wordt vergroot. Dit is handig wanneer u de
afdrukken wilt nieten of perforeren, maar de inbindstrook
de tekst overlapt. Als er een afwerkingeenheid is
geinstalleerd, kan de nietfunctie met deze functie
worden gebruikt.
(1) Configureer de instellingen op het tabblad
[Algemeen].
(2) Selecteer de "Zijde voor inbinden".
(3) Selecteer de "Margeverschuiving".
Selecteer uit het menu "Margeverschuiving". Als u nog
een cijferwaarde wilt instellen, selecteer de instelling dan
uit het vervolgkeuzemenu en klik op de toets
[Instellingen]. Klik op de toets om het getal direct in te
voeren.
(1) Selecteer [Printerfuncties].
(2) Selecteer de "Zijde voor inbinden".
(3) Selecteer de "Margeverschuiving".
Windows
(3)
(2)
(1)
Macintosh
(3)
(1)
(2)
Selecteer in Mac OS X v10.2.8 uit de menu's "Zijde
voor inbinden" en "Margeverschuiving" in
[Geavanceerd].
Selecteer in Mac OS 9 [Advanced##] en selecteer
dan de inbindzijde en margeverschuiving vanuit het
menu margeverschuiving.
3-36
PRINTER
Inhoudsopgave
EEN POSTER MAKEN (Poster afdrukken)
(Deze functie is alleen beschikbaar in Windows.)
U kunt een pagina met afdrukgegevens vergroten en
afdrukken door meerdere vellen papier te gebruiken (4
vellen (2x2), 9 vellen (3x3) of 16 vellen (4x4)). De vellen
kunnen dan samengevoegd worden om een grotere
poster te maken. Voor een nauwkeurige uitlijning van de
vellen kunt u er lijnen op afdrukken en overlapranden
maken (overlapfunctie).
(Deze functie kan alleen worden gebruikt wanneer PCL6 or PS printerdriver wordt gebruikt.)
(1) Klik op het tabblad [Papier].
(2) Schakel het selectievakje [Poster
afdrukken] in en klik op de knop
[Posterinstellingen].
(3) Selecteer de posterinstellingen.
Selecteer het gewenste aantal vellen in het
vervolgkeuzemenu. Als u lijnen wilt afdrukken en/of de
overlapfunctie wilt gebruiken, schakel dan de
overeenkomstige selectievakjes in .
Windows
(1)
(2)
(3)
3-37
PRINTER
Inhoudsopgave
FUNCTIES VOOR HET AANPASSEN VAN HET
FORMAAT EN DE STAND VAN DE AFBEELDING
HET AFDRUKBEELD 180 GRADEN DRAAIEN
(180 graden draaien)
Met deze functie kunt u de afbeelding 180 graden draaien
zodat deze correct kan worden afgedrukt op papier dat
maar in één richting kan worden geladen (zoals enveloppen
of geperforeerde vellen). (In Mac OS X kan een staand
beeld niet 180 graden worden gedraaid.)
(1) Selecteer de instelling op het tabblad
[Algemeen].
(2) Schakel het selectievakje [180 graden
draaien] in .
(1) Selecteer [Pagina-instelling] in het menu
[Archief] en klik op de toets .
Selecteer in Mac OS 9 [Pagina-instelling] uit menu
[Archief] en selecteer [PostScript Opties]. Selecteer
vervolgens de selectievakjes [Draai horizontaal om]
en [Draai verticaal om].
(2) Klik op de toets [OK].
ABCD
ABCD
Windows
(1)
(2)
Macintosh
(1)
(2)
3-38
PRINTER
Inhoudsopgave
HET AFDRUKBEELD VERGROTEN/VERKLEINEN
(Zoom/XY-zoom)
Deze functie wordt gebruikt om de afbeelding met een
geselecteerd percentage te vergroten of verkleinen. Zo
kunt u een kleine afbeelding vergroten of marges
toevoegen aan het papier door het beeld enigszins te
verkleinen.
Als u de PS-printerdriver (Windows) van het apparaat
gebruikt, kunt u de breedte- en lengtepercentages
afzonderlijk instellen om de verhoudingen van de
afbeelding te wijzigen. (XY-zoom)
(1) Klik op het tabblad [Papier].
(2) Selecteer [Zoom] en klik op de knop
[Instellingen].
In het vervolgkeuzemenu kunt u selecteren op welk
papierformaat u wilt afdrukken.
(3) Selecteer de zoomfactor.
Voer direct een waarde in (%) of klik op de knop om
de factor in stappen van 1% te wijzigen. U kunt ook
[Linksboven] en [Midden] selecteren als basispunt op het
papier.
(1) Selecteer [Pagina-instelling] in het menu
[Archief] en voer de factor (%) in.
Selecteer in Mac OS 9 [Pagina-instelling] uit menu
[Archief] en voer de factor (%) in.
(2) Klik op de toets [OK].
Windows
(1)
(2)
(3)
Macintosh
(1)
(2)
3-39
PRINTER
Inhoudsopgave
LIJNDIKTE AANPASSEN BIJ HET AFDRUKKEN
(Lijndikte-instellingen)
(Deze functie is alleen beschikbaar in Windows.)
Wanneer lijnen niet goed worden afgedrukt in speciale
applicaties zoals CAD, kunt u met deze instelling de
lijndikte aanpassen en bijvoorbeeld alle lijndiktes breder
maken. (Deze instelling werkt alleen bij vectorgegevens;
rastergegevens zoals bitmapafbeeldingen kunnen niet
worden aangepast.) Als de gegevens lijnen van
verschillende dikte bevat, kunt u ook alle lijnen op de
minimale breedte afdrukken. (Alleen voor
zwart-witafdrukken.)
(Deze functie kan worden gebruikt wanneer de PCL6-printerdriver wordt gebruikt.)
(1) Klik op het tabblad [Geavanceerd].
(2) Lijndikte aanpassen.
Selecteer een getal in het vervolgkeuzemenu.
Windows
(2)
(1)
De aanpassing van de lijndikte eenheid kan worden
ingesteld op "Vaste breedte" of "Ratio". Klik op de
knop [Compatibiliteit] en selecteer de eenheid uit
het menu "Lijndikte eenheid".
Om alle lijnen van de gegevens op de minimale
lijndikte af te drukken, klikt u op de knop
[Compatibiliteit] en vinkt u het selectievakje
[Minimale lijnbreedte] ( ) aan.
3-40
PRINTER
Inhoudsopgave
DE AFBEELDING SPIEGELEN (Spiegelbeeld)
De afbeelding kan zodanig worden gedraaid dat een
spiegelbeeld ontstaat. Deze functie kan worden gebruikt
om een sjabloon te maken voor houtbewerking of een
ander afdrukmedium.
(Voor deze functie is de PS-printerdriver vereist.)
(1) Klik op het tabblad [Geavanceerd].
(2) Selecteer de instelling voor een
gespiegelde afbeelding.
Als u de afbeelding horizontaal wilt spiegelen, selecteert
u [Horizontaal]. Als u de afbeelding verticaal wilt
spiegelen, selecteert u [Verticaal].
(Deze functie kan alleen in Mac OS 9 worden gebruikt.)
(1) Selecteer [Pagina-instelling] in het menu
[Archief] en selecteer [PostScript Opties].
(2) Selecteer "Visuele effecten".
Om de afbeelding horizontaal te spiegelen, selecteert u
[Draai horizontaal om]. Om de afbeelding verticaal te
spiegelen, selecteert u [Draai verticaal om].
(3) Klik op de toets [OK].
B
B
Windows
(1)
(2)
Macintosh
(1) (2)
(3)
3-41
PRINTER
Inhoudsopgave
INSTELFUNCTIE VOOR KLEURENMODUS
HELDERHEID EN CONTRAST VAN DE AFBEELDING
INSTELLEN (Kleurafstelling)
Bij het afdrukken van een foto of andere afbeelding kunnen de helderheid en het contrast worden ingesteld in de afdrukinstellingen. Deze
instellingen kunnen worden gebruikt voor eenvoudige correcties wanneer er geen beeldbewerkingssoftware op uw computer is geïnstalleerd.
(1) Klik op het tabblad [Kleur].
(2) Klik op de knop [Kleurafstelling].
(3) Stel de Kleurinstellingen af.
Om een instelling te wijzigen gebruikt u de schuifbalk
of klikt u op de knop of .
(Deze functie kan alleen in Mac OS X v10.3.9 en v10.4.11 worden gebruikt.)
(1) Selecteer [Kleur].
(2) Klik op de knop [Kleurafstelling].
(3) Selecteer het selectievakje [Kleurafstelling]
en stel de kleur af.
Stel met de schuifbalken de instellingen af.
Windows
(1)
(2)
(3)
Macintosh
(2)
(1)
(3)
3-42
PRINTER
Inhoudsopgave
ONDUIDELIJKE TEKST EN LIJNEN IN ZWART
AFDRUKKEN
(Tekst naar zwart/Vector naar zwart)
(Deze functie is alleen beschikbaar in Windows.)
Bij het afdrukken van een afbeelding in grijstinten
kunnen kleurentekst en vage lijnen worden afgedrukt in
zwart. (Rastergegevens zoals bitmapafbeeldingen
kunnen niet worden aangepast.) Hierdoor kunt u
kleurentekst en vage lijnen die bij afdrukken in grijstinten
moeilijk te zien zijn naar voren halen.
• [Tekst naar zwart] kan worden geselecteerd om alle
tekst die niet wit is in zwart af te drukken.
• [Vector naar zwart] kan worden geselecteerd om alle
vectorgrafieken behalve witte lijnen en vlakken in
zwart af te drukken.
(1) Klik op het tabblad [Kleur].
(2) Schakel het selectievakje [Tekst naar zwart]
en/of het selectievakje [Vector naar
zwart] .
ABCD ABCD
Windows
(1)
(2)
3-43
PRINTER
Inhoudsopgave
KLEURENINSTELLINGEN AFSTEMMEN OP HET
AFBEELDINGSTYPE (Geavanceerde kleuren)
De printerdriver biedt diverse standaard kleurinstellingen voor verschillende toepassingen. Hierdoor kunt u afdrukken
met de meest geschikte kleurinstellingen voor het type kleurenafbeelding.
De geavanceerde kleurinstellingen kunt u ook zo configureren dat ze bij het doel van de kleurenafbeelding passen,
zoals kleurenbeheerinstellingen en de filterinstellingen waarmee de weergave van tinten wordt aangepast.
(1) Klik op het tabblad [Kleur].
(2) Selecteer het "Afbeeldingstype".
In het vervolgkeuzemenu kunt u een documenttype
selecteren dat past bij de gegevens die u wilt afdrukken.
Standaard (voor gegevens met tekst, foto's,
afbeeldingen, etc.)
Grafische beelden (voor gegevens met veel tekeningen
of illustraties)
Foto (voor fotogegevens of gegevens waarbij foto's
worden gebruikt)
CAD (voor gegevens van ontwerptekeningen)
Scannen (voor gegevens die door een scanner zijn
gescand)
Extra (voor gegevens die met speciale instellingen
moeten worden afgedrukt)
(3) Selecteer geavanceerde kleurinstellingen.
Als u geavanceerde instellingen wilt selecteren, klikt u op
de knop [Geavanceerde kleur].
Als u kleurbeheer wilt uitvoeren met Windows ICM* in uw
besturingssysteem, selecteert u [Extra] voor het
afbeeldingstype bij stap (2) en vink dan het selectievakje
[Windows ICM] aan. Geavanceerde
kleurbeheerinstellingen zoals "Bronprofiel" configureert u
door de gewenste instellingen te selecteren in de menu's.
*Kan bij gebruik van de PS-printerdriver in Windows
Vista/Server 2008 niet worden geselecteerd.
Windows
(2)(1)
(3)
3-44
PRINTER
Inhoudsopgave
(1) Selecteer [Kleur].
(2) Selecteer de kleurenafdrukinstellingen.
Selecteer het selectievakje [ColorSync] om de
kleurbeheerfunctie van Mac OS te gebruiken. Als dit is gedaan,
kan "Afbeeldingstype" niet meer geselecteerd worden.
(3) Selecteer het type kleurenafbeelding.
In het vervolgkeuzemenu kunt u een afbeeldingstype
selecteren dat past bij de gegevens die u wilt afdrukken.
Standaard (voor gegevens met tekst, foto's,
afbeeldingen, etc.)
Grafische beelden (voor gegevens met veel tekeningen
of illustraties)
Foto (voor fotogegevens of gegevens waarbij foto's
worden gebruikt)
CAD (voor gegevens van ontwerptekeningen)
Scannen (voor gegevens die door een scanner zijn
gescand)
Extra (voor gegevens die met speciale instellingen
moeten worden afgedrukt)
[Neutraal grijs] kan worden gebruikt als [Extra] is geselecteerd.
(4) Selecteer geavanceerde kleurinstellingen.
Als u uitgebreide instellingen wilt selecteren, klikt u op de knop
[Geavanceerde kleur].
Kleurbeheerinstellingen configureert u door de gewenste
instellingen te selecteren in de menu's. Om "CMYK-simulatie##"
te gebruiken, selecteert u het selectievakje
[CMYK-simulatie] en dan de gewenste instelling.
De volgende kleurbeheerinstellingen zijn beschikbaar.
• Selectievakje Windows ICM*
1
: Kleurenbeheermethode in een Windows-omgeving
• Selectievakje ColorSync*
2
: Kleurenbeheermethode in een Macintosh-omgeving
Bronprofiel: Selecteer het kleurprofiel waarmee de afbeelding wordt weergegeven op het computerscherm.
• Weergavedoel: Standaardwaarde die wordt gebruikt bij het converteren van de kleurbalans van de
afbeelding die wordt weergegeven op het computerscherm naar de kleurbalans die
het apparaat kan afdrukken.
• Uitvoerprofiel: Selecteer een kleurprofiel voor de af te drukken afbeelding.
• CMYK-correctie*
3
: Bij het afdrukken van een CMYK-afbeelding kunt u de afbeelding corrigeren voor een
optimaal resultaat.
• Afscherming: Selecteer de geschiktste beeldverwerkingsmethode voor het beeld dat u afdrukt.
• Neutraal grijs: Selecteer de tonerkleur om grijze gebieden af te drukken.
• Zuiver Zwart afdruk*
4
: Zwarte tekst en vectorgrafieken kunnen alleen worden afgedrukt met zwarte toner.
• Zwarte overdruk*
4
: Voorkomt dat de omtrek van zwarte tekst wit wordt.
• CMYK-simulatie*
4
: De kleur kan bijgesteld worden om het afdrukken met de verwerkingskleuren die
afdrukpersen gebruiken te simuleren.
• Simulatieprofiel*
4
: Het selecteren van een verwerkingskleur.
*1 Kan bij gebruik van de PS-printerdriver in Windows Vista/Server 2008 niet worden geselecteerd.
*2 Kan niet worden geselecteerd in Mac OS X v10.2.8.
In Mac OS 9: Kan worden geselecteerd in het menu "Kleurijking".
*3 Kan alleen bij gebruik van de PCL6-printerdriver worden gebruikt.
*4 Kan alleen worden gebruikt met de PS printerdriver (Windows/Macintosh).
Macintosh
(3)
(2)
(1)
(4)
In Mac OS X v10.5 tot 10.5.1, klik op de tab [Geavanceerd] om de geavanceerde kleurinstellingen te configureren.
Selecteer in Mac OS X v10.2.8 het type kleurenafbeelding in het menu "Type beeld".
In Mac OS 9, selecteer [Color], [Color2] en [Color3] om de afdrukinstellingen voor kleur te configureren.
3-45
PRINTER
Inhoudsopgave
FUNCTIES VOOR HET COMBINEREN VAN
TEKST EN AFBEELDINGEN
EEN WATERMERK TOEVOEGEN AAN AFDRUKKEN
(Watermerk)
U kunt lichte, schaduwachtige tekst toevoegen aan de
achtergrond van de afgedrukte afbeelding, als een
watermerk. Het formaat, de kleur, de dichtheid, de hoek
en de afdrukpositie van het watermerk kunnen worden
aangepast. De tekst kan worden geselecteerd uit een
standaardlijst of worden ingevoerd om een persoonlijk
watermerk te maken.
(1) Klik op het tabblad [Watermerken].
(2) Selecteer de watermerkinstellingen.
Selecteer een opgeslagen watermerk in het
vervolgkeuzemenu. Klik op de knop [Bewerken] om de
kleur van het lettertype te wijzigen en andere uitgebreide
instellingen te configureren.
(1) Selecteer [Watermerken].
(2) Klik het selectievakje [Watermerk] en
configureer de watermerkinstellingen.
U kunt uitgebreide watermerkinstellingen configureren,
zoals het selecteren van tekst en het bewerken van het
lettertype en -kleur. Stel het formaat en de hoek van de
tekst af met de schuifbalk .
VERTROUWELIJK
Windows
(1) (2)
Als u een nieuw watermerk wilt maken…
Voer de tekst van het watermerk in het vak "Tekst" in
en klik op de knop [Toev.].
Macintosh
(1)(2)
Selecteer in Max OS 9 [Watermerk] en configureer de
instellingen.
3-46
PRINTER
Inhoudsopgave
EEN AFBEELDING OVER DE AFDRUKGEGEVENS
AFDRUKKEN
(Afbeeldingsstempel)
(Deze functie is alleen beschikbaar in Windows.)
U kunt een op uw computer opgeslagen bitmap- of
JPEG-afbeelding afdrukken over de afdrukgegevens.
Het formaat, de positie en de hoek van de afbeelding
kunnen worden ingesteld. Deze functie kan worden
gebruikt om de afdrukgegevens te "merken" met een
veelgebruikte afbeelding of een persoonlijk beeldmerk.
(Deze functie kan alleen worden gebruikt wanneer PCL6 or PS printerdriver wordt gebruikt.)
(1) Klik op het tabblad [Watermerken].
(2) Selecteer de instellingen voor het
beeldmerk.
Als er al een afbeeldingsstempel is opgeslagen, kan deze
uit het vervolgkeuzemenu worden geselecteerd.
Heeft u nog geen afbeeldingsstempel opgeslagen, klik
dan op [Afbeeldingsbestand], selecteer het bestand voor
de afbeeldingsstempel en klik op de toets [Toev.].
MEMO
MEMO
Windows
(1) (2)
3-47
PRINTER
Inhoudsopgave
OVERLAYS MAKEN VOOR AFDRUKGEGEVENS
(Overlays)
(Deze functie is alleen beschikbaar in Windows.)
U kunt afdrukgegevens afdrukken in een eerder
gemaakte overlay. Door tabellijnen of een decoratieve
rand te maken in een andere toepassing dan het
tekstbestand en deze gegevens te registreren als
overlaybestand kunt u eenvoudig een aantrekkelijk
afdrukresultaat bereiken.
Een overlaybestand maken.
(1) Klik op het tabblad [Geavanceerd].
Configureer de instellingen van de printerdriver vanuit de
softwaretoepassing die u wilt gebruiken om het
overlaybestand te maken.
(2) Klik op de knop [Bewerken].
(3) Een overlaybestand maken.
Klik op de knop [Maak] en specificeer de naam en de
map voor het overlaybestand dat u wilt maken. Het
bestand wordt gemaakt als de instellingen zijn voltooid en
het afdrukken is gestart.
Afdrukken met een overlaybestand
(1) Klik op het tabblad [Geavanceerd].
Configureer de instellingen van de printerdriver vanuit de
softwaretoepassing vanwaaruit u met behulp van het
overlaybestand wilt afdrukken.
(2) Selecteer het overlaybestand.
Een vooraf gecreëerd of opgeslagen overlaybestand kunt
u selecteren in het vervolgkeuzemenu.
XXXX
XXX 1 100
XXXX 10 150
XXX 0 120
XXXX 10 250
XXXX
XXX 1 100
XXXX 10 150
XXX 0 120
XXXX 10 250
Overlaybestand
Windows
(1) (2)
(3)
Zodra het afdrukken is gestart, verschijnt een
bevestigingsbericht. Het overlaybestand wordt pas
gemaakt nadat u op de knop [Ja] hebt geklikt.
Klik op de knop [Overlay laden] om het al
bestaande overlaybestand op te slaan.
(1) (2)
3-48
PRINTER
Inhoudsopgave
AFDRUKFUNCTIES VOOR SPECIALE
DOELEINDEN
GESPECIFICEERDE PAGINA'S OP ANDER PAPIER
AFDRUKKEN (Ander papier)
Deze functie in een Windows-omgeving gebruiken
De voor- en achterkaft en bepaalde pagina's van een
document kunnen op ander papier worden gedrukt
dan de andere pagina's. Gebruik deze functie als u de
voor- en achterkaft op zwaar papier wilt afdrukken, of
gekleurd papier of een andere papiersoort bij
bepaalde pagina's wilt tussenvoegen. U kunt ook
vellen invoegen waarop niets wordt afgedrukt.
Deze functie in een Macintosh-omgeving
gebruiken
De voorkaft en de laatste pagina kunnen op ander
papier worden afgedrukt dan de andere pagina's.
Deze functie kan bijvoorbeeld worden gebruikt
wanneer u alleen de voorkaft en de laatste pagina op
zwaar papier wilt afdrukken.
(1) Klik op het tabblad [Speciale modus].
(2) Selecteer [Ander papier] en klik op de knop
[Instellingen].
(3) Selecteer de instellingen voor het invoegen
van papier.
Selecteer de invoegpositie, papierinvoerbron en
afdrukwijze uit de betreffende menu's. Klik op de toets
[Toev.] om de geselecteerde instellingen weer te geven
bij "Informatie". Klik nadat u de instellingen hebt
geconfigureerd op de knop [Opslaan] in
"Gebruikersinstellingen" om de instellingen op te slaan.
5
4
3
2
1
Windows
(1) (2)
(3)
Wanneer [Handinvoer] is geselecteerd bij
"Papierinvoerbron", denk er dan aan om het "Papiertype"
te selecteren en dit papier in de handinvoerlade te
plaatsen.
Over papierinvoerinstellingen
Wanneer [Andere pagina] wordt geselecteerd bij
"Invoegpositie", kan de invoegpositie worden opgegeven
door rechtstreeks een paginanummer in te voeren.
Invoegingen kunnen echter niet zomaar op dezelfde
pagina worden ingevoegd. Wanneer "Afdrukmethode" op
[Dubbelzijdig] ingesteld staat, zullen de opgegeven
pagina en de pagina die daarop volgt op de voorzijde en
de achterzijde van het papier worden afgedrukt. Daarom
heeft een invoeginstelling op een pagina die op de
achterzijde wordt afgedrukt, geen effect.
3-49
PRINTER
Inhoudsopgave
(Deze functie kan alleen in Mac OS 9, Mac OS X v10.4.11 en v10.5 tot 10.5.1 worden gebruikt.)
(1) Selecteer [Printerfuncties].
(2) Selecteer [Ander papier].
(3) Selecteer de instellingen voor het invoegen
van kaften.
Selecteer de afdrukinstelling, papierlade en papiersoort
voor de kaftpagina en de laatste pagina.
Macintosh
(3)
(1)
(2)
Selecteer [Ander papier] in Mac OS 9 en selecteer
dan de instellingen voor het voorblad en de laatste
pagina.
3-50
PRINTER
Inhoudsopgave
INVOEGVELLEN TOEVOEGEN BIJ HET AFDRUKKEN
OP TRANSPARANTEN (Transparant-insteekvellen)
Bij het afdrukken op transparanten voorkomt deze
functie dat de transparanten aan elkaar plakken door
een vel papier tussen elke twee transparanten te
voegen. Het is ook mogelijk om de inhoud van elk
transparant af te drukken op het bijbehorende invoegvel.
(1) Klik op het tabblad [Speciale modus].
(2) Selecteer [Transparant-insteekvellen] en
klik op de knop [Instellingen].
(3) Selecteer de instellingen voor het invoegen
van transparanten.
U kunt het selectievakje [Afgedrukt] inschakelen om
de inhoud van elk transparant af te drukken op het
bijbehorende insteekvel. Selecteer de papierbron en
-soort als dat nodig is.
(1) Selecteer [Printerfuncties].
(2) Selecteer [Transparant-insteekvellen].
(3) Selecteer de instellingen voor het invoegen
van transparanten.
Selecteer in "Transparant-insteekvellen" [Afdrukken] om
dezelfde inhoud van elk transparant af te drukken op het
bijbehorende insteekvel. Selecteer de papierbron en
-soort als dat nodig is.
C
B
A
Windows
(1)
(2)
(3)
Stel [Transparant] in als "Papiertype" voor de
handinvoer.
Macintosh
(3)(1) (2)
Stel [Transparant] in als "Papiertype" voor de
handinvoer.
Selecteer in Mac OS X v10.2.8 in [Geavanceerd] het
selectievakje [Transparant-insteekvellen] .
Selecteer in Mac OS 9 [Transparant-insteekvellen]
en selecteer uit het menu
"Transparant-insteekvellen". Selecteer de papierbron
en -soort als dat nodig is.
3-51
PRINTER
Inhoudsopgave
EEN CARBONAFDRUK MAKEN (Carbonafdruk)
(Deze functie is alleen beschikbaar in Windows.)
Deze functie wordt gebruikt om een extra afdruk van de
afbeelding te maken op papier van hetzelfde formaat
maar uit een andere papierlade.
Als u bijvoorbeeld carbonafdruk selecteert wanneer
standaardpapier is geladen in papierlade 1 en gekleurd
papier in papierlade 2, kan een op een carbondoorslag
gelijkend afdrukresultaat worden verkregen door slechts
eenmaal de afdrukopdracht te selecteren. Wanneer
standaardpapier is geladen in papierlade 1 en
kringlooppapier in papierlade 2, kan Carbonafdruk
tegelijkertijd één vel voor presentatie en één vel als
duplicaat afdrukken.
(1) Klik op het tabblad [Speciale modus].
(2) Selecteer [Carbonafdruk] en klik op de
knop [Instellingen].
(3) Selecteer de instellingen voor de
carbonafdruk.
Selecteer de lade voor de "Hoofdkopie" en vervolgens de
lade voor de carbonafdruk (of -afdrukken) onder
"Carbonafdruk".
A
A
A
A
Windows
(1)
(2)
(3)
Als de handinvoer is geselecteerd, moet u
"Papiertype" selecteren.
3-52
PRINTER
Inhoudsopgave
TWEEZIJDIG AFDRUKKEN WAARBIJ BEPAALDE
PAGINA'S OP DE VOORZIJDE WORDEN AFGEDRUKT
(Hoofdstukinvoegingen)
(Deze functie is alleen beschikbaar in Windows.)
U kunt bepaalde pagina's op de voorzijde van het papier
laten afdrukken.
Wanneer een pagina (bijvoorbeeld de eerste pagina van
een hoofdstuk) wordt opgegeven als voorzijdepagina,
wordt de pagina op de voorzijde van het papier
afgedrukt ook al zou hij normaalgesproken op de
achterzijde worden afgedrukt (de achterzijde blijft leeg
en de pagina wordt op de voorzijde van het volgende vel
papier afgedrukt).
(Deze functie kan worden gebruikt wanneer de PCL6-printerdriver wordt gebruikt.)
(1) Klik op het tabblad [Speciale modus].
(2) Selecteer [Hoofdstukinvoegingen] en klik
op de toets [Instellingen].
(3) Selecteer de hoofdstukinstellingen.
Voer in "Pagina-instellingen" de paginanummers in
waarmee hoofdstukken moeten beginnen. Klik op de
toets [Toev.] en uw instellingen zullen verschijnen in
"Informatie". Wanneer u klaar bent met het selecteren
van instellingen, klikt u op de toets [Opslaan] in
"Gebruikersinstellingen" om de instellingen op te slaan.
Voorbeeld:
Wanneer pagina's 4 en 8 als pagina-instellingen bepaald zijn.
Achterkant is blanco
Windows
(1)
(2)
(3)
3-53
PRINTER
Inhoudsopgave
HANDIGE PRINTERFUNCTIES
AFDRUKBESTANDEN OPSLAAN EN GEBRUIKEN
(Vasthouden/Documentarchivering)
Deze functie wordt gebruikt om een afdruktaak als bestand op te slaan
op de harde schijf van het apparaat, zodat de taak wanneer nodig kan
worden afgedrukt via het bedieningspaneel. U kunt een locatie
selecteren voor het opslaan van een bestand om te voorkomen dat het
bestand wordt samengevoegd bij de bestanden van andere gebruikers.
Wanneer u iets afdrukt vanaf een computer, kunt u een
wachtwoord instellen (5 tot 8 cijfers) om de informatie in een
opgeslagen bestand geheim te houden.
Wanneer dit wachtwoord eenmaal is vastgesteld, moet het
worden ingevoerd als een opgeslagen bestand vanaf de
machine moet worden afgedrukt.
Alleen vasthouden
Deze instelling wordt gebruikt om een afdruktaak op de harde schijf van het apparaat vast te houden zonder de taak af te drukken.
Vasthouden na afdr.
Deze instelling wordt gebruikt om een afdruktaak op de harde schijf van het apparaat vast te houden nadat de taak is afgedrukt.
Voorbeeldafdruk
Wanneer een afdruktaak naar het apparaat wordt gezonden, worden alleen de eerste vellen afgedrukt. Na de inhoud van de eerste
set kopieën te hebben gecontroleerd, kunt u de overige sets afdrukken vanaf het bedieningspaneel van het apparaat. Hierdoor wordt
voorkomen dat u grote aantallen foutieve afdrukken krijgt.
Voor het opslaan van afdrukbestanden op de harde schijf van de machine, zie "EEN OPGESLAGEN BESTAND AFDRUKKEN"
(pagina 6-31) in "6. DOCUMENTARCHIVERING".
(1)
Klik op het tabblad [Taakverwerking].
(2)
Selecteer de instelling voor vasthouden.
Schakel het selectievakje [Vasthouden] in . Selecteer de methode van
vasthouden in "Vasthouden instellingen". Schakel om een wachtwoord (getal
van 5 tot 8 cijfers) in te voeren het selectievakje [Wachtwoord] in .
(3)
Selecteer de instellingen voor documentarchivering.
Selecteer de map waarin u het bestand wilt opslaan onder "Instell.
Documentarchivering". Als u [Aangepaste map] selecteert, klikt u op
de knop [Opgeslagen in] om de map te selecteren.
HDD
Windows
(1)
(2)
(3)
Als [Snelbestand] wordt geselecteerd, wordt "Vasthouden
instellingen" alleen ingesteld op [Vasthouden na afdr.].
Wanneer u [Snelbestand] selecteert, wordt het wachtwoord
dat is opgegeven in "Vasthouden instellingen" gewist en kan
het niet worden gebruikt.
Als u een bestand wilt opslaan in een aangepaste map, moet
u deze eerst maken met "Documentarch. Beheer" in de
systeeminstellingen (beheerder). Als een wachtwoord is
ingesteld voor een aangepaste map, geef dan het
"Mapwachtwoord" op in het mapselectiescherm.
3-54
PRINTER
Inhoudsopgave
(1)
Selecteer [Taakverwerking].
(2)
Selecteer de instelling voor vasthouden.
Schakel het selectievakje [Vasthouden] in . Selecteer de
methode van vasthouden in "Vasthouden instellingen". Om de
handeling te vereenvoudigen wanneer u de volgende keer hetzelfde
wachtwoord instelt, kunt u op de toets (vergrendelen) klikken
nadat u het wachtwoord hebt ingevoerd (5 tot 8 cijfers).
(3)
Selecteer de instellingen voor documentarchivering.
Selecteer de map waarin u het bestand wilt opslaan onder "Instell.
Documentarchivering". Als u [Aangepaste map] selecteert, klikt u op
de knop [Opgeslagen in] om de map te selecteren.
Automatisch alle opgeslagen gegevens afdrukken
Wanneer gebruikersauthenticatie in de systeeminstellingen (beheerder) is ingeschakeld, kunnen alle vastgehouden
afdruktaken van een gebruiker die inlogt op moment van inloggen automatisch worden afgedrukt.
Nadat alle opdrachten zijn afgedrukt, worden de bestanden gewist.
Om de functie alles afdrukken te gebruiken, zijn de volgende stappen vereist:
"Opgeslagen taken automatisch afdrukken na login" moet in de systeeminstellingen (beheerder) van de machine zijn ingeschakeld.
Op het moment van vasthouden van afdrukken moet, naast de informatie voor de gebruikersauthenticatie,
de in de machine opgeslagen
gebruikersnaam
worden ingevoerd bij "Gebruikersnaam" van de taak-id in de printerdriver.
Windows: AFDRUKKEN ALS DE GEBRUIKERSAUTHENTICATIEFUNCTIE IS INGESCHAKELD (pagina 3-8)
Macintosh:AFDRUKKEN ALS DE GEBRUIKERSAUTHENTICATIEFUNCTIE IS INGESCHAKELD (pagina 3-21)
(1) Log in op de machine.
Voer uw gebruikersnummer of loginnaam en wachtwoord in op het scherm gebruikersauthenticatie van de machine.
(2) Voer alles afdrukken uit.
Er wordt een bevestigingsvraag weergegeven. Druk op de toets [OK]. De afdrukbestanden die zijn opgeslagen in de snelmap,
hoofdmap en aangepaste map worden automatisch afgedrukt en gewist.
Macintosh
(3)
(1)(2)
Als [Snelbestand] wordt geselecteerd, wordt "Vasthouden
instellingen" alleen ingesteld op [Vasthouden na afdr.].
Wanneer u [Snelbestand] selecteert, wordt het wachtwoord
dat is opgegeven in "Vasthouden instellingen" gewist en kan
het niet worden gebruikt.
Als u een bestand wilt opslaan in een aangepaste map, moet
u deze eerst maken met "Documentarch. Beheer" in de
systeeminstellingen (beheerder). Als een wachtwoord is
ingesteld voor een aangepaste map, geef dan het
"Mapwachtwoord" op in het mapselectiescherm.
In Mac OS X v10.5 tot 10.5.1 klikt u op de tab [Aangepaste
map] als u de instellingen voor documentarchivering in een
aangepaste map wilt opslaan.
Selecteer in Max OS 9 [Taakverwerking] en selecteer dan de
vasthoudinstellingen. (De functie documentarchivering kan
niet worden gebruikt.)
Bestanden met een wachtwoord en bestanden die beveiligd zijn door de functie documentarchivering va
n de machine worden niet afgedrukt.
Bestanden in een map (met uitzondering van Mijn map) met een wachtwoord worden ook niet afgedrukt.
Als u niet "alles wilt afdrukken"...
Druk in stap 2
op de toets [Annuleren].
3-55
PRINTER
Inhoudsopgave
Wanneer de printerdriver niet is geïnstalleerd op uw computer, of wanneer de applicatie om een af te drukken bestand
te openen niet beschikbaar is, kunt u direct op het apparaat afdrukken zonder de printerdriver.
Hieronder ziet u de bestandstypen (en overeenkomstige extensies) die u direct kunt afdrukken.
DIRECT AFDRUKKEN VANAF HET
APPARAAT
Er kan een bestand op een FTP-server, in een netwerkmap of op een USB-geheugenapparaat dat op de machine is
aangesloten, worden geselecteerd en afgedrukt vanaf het bedieningspaneel van de machine zonder de printerdriver te
gebruiken.
AFDRUKKEN ZONDER DE
PRINTERDRIVER
Bestands-
type
TIFF JPEG PCL
PDF/
Versleutelde
PDF
PS XPS
Extensie
tiff, tif
jpeg, jpg,jpe,
jfif
pcl pdf ps xps
Zelfs als het afdrukresultaat zwart/wit is, worden de volgende types afdruktaken beschouwd als afdruktaken met vier kleuren (Y
(Gele), M (Magenta), C (Cyaan) en Bk (Zwarte)). Om een afdruktaak altijd als zwart/wit-taak te laten beschouwen, selecteert u
afdrukken als zwart/wit.
- Als de gegevens als kleurengegevens worden gecreëerd.
- Als de toepassing de gegevens als kleurengegevens behandelt, ook al zijn de gegevens zwart/wit
.
- Als een afbeelding onder een zwart/wit-afbeelding verborgen zit.
Voor het afdrukken van XPS-bestanden moet de XPS-uitbreidingskit zijn geïnstalleerd.
Naargelang het bestandstype kunt u sommige bestanden in bovenstaande tabel mogelijk niet afdrukken.
3-56
PRINTER
Inhoudsopgave
DIRECT AFDRUKKEN VAN EEN BESTAND OP EEN FTP-SERVER
Wanneer een FTP-server is gekoppeld aan de webpagina's van het apparaat, kunt u een bestand op de FTP-server
specificeren en afdrukken via het bedieningspaneel van het apparaat. Hierdoor hoeft u het bestand niet meer te
downloaden en af te drukken vanaf een computer.
Raadpleeg de Verkorte installatiehandleiding voor de procedure om de webpagina's te openen.
Klik voor het configureren van FTP-serverinstellingen op [Toepassingsinstellingen] en dan op [Instelling voor afdrukken vanaf de
MFP(FTP)] in het webpaginamenu. (Beheerderrechten zijn vereist.) Er kunnen tot 20 FTP-servers worden geconfigureerd.
1
Ga naar de FTP-server.
(1) Druk op de toets [DOCUMENT
ARCHIVERING].
(2) Druk op de tab [Ex.datatoegang].
(3) Druk op de toets [FTP].
Op de toets [FTP] kan niet worden gedrukt wanneer geen
FTP-server is geconfigureerd.
2
Druk op de toets voor de FTP-server die
u wilt gebruiken.
3
Druk op de toets voor het bestand dat u
wilt afdrukken.
Het pictogram verschijnt aan de linkerzijde van de
toetsen voor bestanden die kunnen worden afgedrukt.
Het pictogram wordt weergegeven aan de linkerzijde
van de toetsen voor mappen op de FTP-server. Druk op de
toets voor een map om de bestanden en mappen in die map
weer te geven.
Er kunnen in totaal 100 toetsen voor bestanden en mappen worden weergegeven.
Druk op de toets om een mapniveau omhoog te gaan.
Als u een mapniveau omlaag gaat door op de toets voor een map te drukken, verschijnt de toets rechts boven in het
scherm. Druk op deze toets om terug te keren naar het selectiescherm bestands- of mapnaam.
Druk op de toets [Bestands- of mapnaam] om de volgorde van de op het scherm weergegeven bestanden en mappen te
wijzigen. De volgorde wisselt bij elke toetsdruk tussen oplopende en aflopende volgorde.
FTP
Netwerkmap
USB-geheugen
Externe gegevenstoegang
Best. ophalen
Scan. naar HDD Schijfstatus
Ex.datatoegang
BEELD
VERZENDEN
DOCUMENT
ARCHIVERING
KOPIE
(2) (3)(1)
Server 4
Server 5
Server 7
Server 6
Server 1
FTP
Server 2
Server 3
Vorige
Best. ophalen Scan. naar HDD Schijfstatus Ex.datatoegang
3
1
Bestands- of mapnaam
server 1
File-01.tiff
File-02.tiff
File-03.tiff
File-04.tiff
File-05.tiff
Folder01
Folder02
1
1
3-57
PRINTER
Inhoudsopgave
DIRECT AFDRUKKEN VAN EEN BESTAND IN EEN USB-GEHEUGEN
Een bestand in een op het apparaat aangesloten USB-geheugen kan worden afgedrukt via het bedieningspaneel van het apparaat zonder
gebruik te maken van de printerdriver. Als de printerdriver van het apparaat niet is geïnstalleerd op uw computer, kunt u een bestand kopiëren
naar een in de handel verkrijgbaar USB-geheugen en het geheugen aansluiten op het apparaat om het bestand direct af te drukken.
4
Druk het geselecteerde bestand af.
(1) Selecteer afdrukvoorwaarden.
Als u in stap 3 een bestand (PCL, PS of XPS) hebt
geselecteerd met afdrukinstellingen, worden deze
instellingen toegepast.
(2) Druk op de toets [Afdrukken].
Het afdrukken begint. Als de melding op het
aanraakscherm verschijnt, drukt u op de toets [OK].
Als u een PDF-bestand selecteert waarvoor een wachtwoord is ingesteld, moet u dit wachtwoord invoeren in het
opdrachtstatusscherm voordat u het bestand kunt afdrukken.
EEN VERSLEUTELD PDF-BESTAND AFDRUKKEN (pagina 3-67)
1
Sluit het USB-geheugen aan op het
apparaat.
Gebruik een FAT32 USB-geheugen met een capaciteit van meer dan 32 GB.
2
Open het USB-geheugen.
(1) Druk op de toets [DOCUMENT
ARCHIVERING].
(2) Druk op de tab [Ex.datatoegang].
(3) Druk op de toets [USB-geheugen].
1
Uitvoer
2-Zijdig
Snelbestand
Papierformaat
Auto
Afdrukken
Annuleren
Z/W-afdruk
Passend maken
Afdrukken
File-01.tiff
Aantal afdrukken
(1 999)
(1) (2)
FTP
Externe gegevenstoegang
Best. ophalen
Scan. naar HDD Schijfstatus
Ex.datatoegang
BEELD
VERZENDEN
DOCUMENT
ARCHIVERING
KOPIE
Netwerkmap
USB-geheugen
(1) (2) (3)
3-58
PRINTER
Inhoudsopgave
3
Druk op de toets voor het bestand dat u
wilt afdrukken.
Het pictogram verschijnt aan de linkerzijde van de
toetsen voor bestanden die kunnen worden afgedrukt.
Het pictogram wordt weergegeven aan de linkerzijde
van de toetsen voor mappen in het USB-geheugen. Druk op
de toets voor een map om de bestanden en mappen in die
map weer te geven.
Er kunnen in totaal 100 toetsen voor bestanden en mappen worden weergegeven.
Druk op de toets om een mapniveau omhoog te gaan.
Als u een mapniveau omlaag gaat door op de toets voor een map te drukken, verschijnt de toets rechts
boven in het scherm. Druk op deze toets om terug te keren naar het selectiescherm bestands- of mapnaam.
Druk op de toets [Bestands- of mapnaam] om de volgorde van de op het scherm weergegeven bestanden en
mappen te wijzigen. De volgorde wisselt bij elke toetsdruk tussen oplopende en aflopende volgorde.
4
Druk het geselecteerde bestand af.
(1) Selecteer afdrukvoorwaarden.
Als u in stap 3 een bestand (PCL, PS of XPS) hebt
geselecteerd met afdrukinstellingen, worden deze
instellingen toegepast.
(2) Druk op de toets [Afdrukken].
Het afdrukken begint zodra het geselecteerde bestand is
overgebracht. Als de melding op het aanraakscherm
verschijnt, drukt u op de toets [OK].
Om het afdrukken te annuleren…
Als u het afdrukken wilt annuleren terwijl het bestand wordt overgebracht, druk dan op de toets [Annuleren] in het
berichtvenster dat op het aanraakscherm verschijnt.
5
Verwijder het USB-geheugen van het
apparaat.
Als u een PDF-bestand selecteert waarvoor een wachtwoord is ingesteld, moet u dit wachtwoord invoeren in het
opdrachtstatusscherm voordat u het bestand kunt afdrukken.
EEN VERSLEUTELD PDF-BESTAND AFDRUKKEN (pagina 3-67)
Bestands- of mapnaam
USB-geheugen
File-01.tiff
File-02.tiff
File-03.tiff
File-04.tiff
File-05.tiff
Folder01
Folder02
1
1
1
Uitvoer
2-Zijdig
Snelbestand
Papierformaat
Auto
Afdrukken
Annuleren
Z/W-afdruk
Passend maken
Afdrukken
File-01.tiff
Aantal afdrukken
(1 999)
(1) (2)
3-59
PRINTER
Inhoudsopgave
EEN BESTAND IN EEN NETWERKMAP DIRECT
AFDRUKKEN
Met het bedieningspaneel van de machine kunt u een bestand selecteren en afdrukken dat zich bevindt op een server of
in een gedeelde map van iemands computer op hetzelfde netwerk als de machine.
1
Ga naar het netwerk.
(1) Druk op de toets [DOCUMENT
ARCHIVERING].
(2) Druk op de tab [Ex.datatoegang].
(3) Druk op de toets [Netwerkmap].
FTP
Netwerkmap
USB-geheugen
Externe gegevenstoegang
Best. ophalen
Scan. naar HDD Schijfstatus
Ex.datatoegang
BEELD
VERZENDEN
DOCUMENT
ARCHIVERING
KOPIE
(1)
(2) (3)
3-60
PRINTER
Inhoudsopgave
2
Open de netwerkmap.
(1) Druk op de toets van de werkgroep die u
wilt openen.
(2) Druk op de toets van de server of
werkgroep die u wilt openen.
Als een scherm wordt weergegeven waarin u wordt
gevraagd om een gebruikersnaam en wachtwoord, vraag
dit dan nabij uw serverbeheerder en voer de juiste
gebruikersnaam en wachtwoord in.
(3) Druk op de toets van de netwerkmap.
Door op de toets [Zoeken] te drukken en een trefwoord in te voeren, kunt u zoeken naar een werkgroep, server of
netwerkmap. Voor de procedure van het invoeren van tekst, zie "TEKST INVOEREN" (pagina 1-45) in "1.
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT".
Er kunnen tot 100 werkgroepen, 100 servers en 100 netwerkmappen worden weergegeven.
Druk op de toets om een mapniveau omhoog te gaan.
Keer terug naar het keuzescherm werkgroep door op de toets te drukken.
Wijzig de sorteervolgorde van de weergegeven toetsen door te drukken op de toetsen of op elk scherm. De
volgorde wisselt bij elke toetsdruk tussen oplopende en aflopende volgorde.
Ga naar een bepaalde pagina door te drukken op de toets die het huidige paginanummer aangeeft en het
gewenste paginanummer in te voeren.
1
17
Zoeken
Selecteer een werkgroep.
Werkgroepnaam
Werkgroep
Work 1
Work 3
Work 4
Work 6
Work 2
Work 5
Work 1
1
17
Zoeken
Selecteer een server.
Servernaam
Server
Server 1
Server 3
Server 4
Server 6
Server 2
Server 5
\\Server 1
1
17
Zoeken
Selecteer een netwerkmap.
Netwerkmap Naam
kaku-2
User 1
User 3
User 4
User 6
User 2
User 5
1
3-61
PRINTER
Inhoudsopgave
3
Druk op de toets voor het bestand dat u
wilt afdrukken.
Het pictogram verschijnt aan de linkerzijde van de
toetsen voor bestanden die kunnen worden afgedrukt.
Het pictogram wordt links van de toetsen van mappen in
de netwerkmap weergegeven. Druk op de toets voor een
map om de bestanden en mappen in die map weer te geven.
Er kunnen in totaal 100 toetsen voor bestanden en mappen worden weergegeven.
Druk op de toets om een mapniveau omhoog te gaan.
Om terug te keren naar het scherm voor selectie van de netwerkmap, raakt u de toets aan.
Druk op de toets [Bestands- of mapnaam] om de volgorde van de op het scherm weergegeven bestanden en
mappen te wijzigen. De volgorde wisselt bij elke toetsdruk tussen oplopende en aflopende volgorde.
4
Druk het geselecteerde bestand af.
(1) Selecteer afdrukvoorwaarden.
Als u in stap 3 een bestand (PCL, PS of XPS) hebt
geselecteerd met afdrukinstellingen, worden deze
instellingen toegepast.
(2) Druk op de toets [Afdrukken].
Het afdrukken begint zodra het geselecteerde bestand is
overgebracht. Als de melding op het aanraakscherm
verschijnt, drukt u op de toets [OK].
Als u een PDF-bestand selecteert waarvoor een wachtwoord is ingesteld, moet u dit wachtwoord invoeren in het
opdrachtstatusscherm voordat u het bestand kunt afdrukken.
EEN VERSLEUTELD PDF-BESTAND AFDRUKKEN (pagina 3-67)
Bestands- of mapnaam
\\Server 1\User 1
File-01.tiff
File-02.tiff
File-03.tiff
File-04.tiff
File-05.tiff
Folder01
Folder02
1
15
1
Uitvoer
2-Zijdig
Snelbestand
Papierformaat
Auto
Afdrukken
Annuleren
Z/W-afdruk
Passend maken
Afdrukken
File-01.tiff
Aantal afdrukken
(1 999)
(1) (2)
3-62
PRINTER
Inhoudsopgave
DIRECT AFDRUKKEN VANAF EEN COMPUTER
U kunt instellingen configureren op de webpagina's van het apparaat zodat u direct vanaf de computer kunt afdrukken
zonder gebruik van de printerdriver. Raadpleeg de Verkorte installatiehandleiding voor de procedure om de
webpagina's te openen.
AFDRUKTAAK INDIENEN
Het is mogelijk om direct een bestand op te geven om te laten afdrukken, zonder de printerdriver te gebruiken.
Met deze procedure kunt u niet alleen bestanden op uw computer afdrukken, maar elk bestand dat u vanaf uw computer
kunt openen, zoals een bestand op een andere computer die is aangesloten op hetzelfde netwerk.
Als u een bestand direct wilt afdrukken op een computer, klikt u op [Documenthandelingen] en vervolgens op
[Afdruktaak indienen] in het webpaginamenu.
FTP AFDRUKKEN
U kunt een bestand afdrukken vanaf uw computer door het gewoon te slepen (drag & drop) naar de FTP-server van het apparaat.
Instellingen configureren
Klik voor het inschakelen van FTP afdrukken op [Toepassingsinstellingen] en dan op [Instelling voor afdrukken vanaf
de PC] in het webpaginamenu, en configureer het poortnummer. (Beheerderrechten zijn vereist.)
FTP afdrukken uitvoeren
Typ "ftp://" vervolgens het IP-adres van het apparaat in de adresbalk van de webbrowser van de computer, zoals
hieronder aangegeven.
(bijvoorbeeld)
ftp://192.168.1.28
Sleep het af te drukken bestand op de "lp"-map die in uw webbrowser verschijnt. Het bestand wordt automatisch afgedrukt.
Als u een bestand (PCL, PS of XPS) hebt afgedrukt met afdrukinstellingen, worden deze instellingen toegepast.
Wanneer gebruikersauthenticatie ingeschakeld staat in de systeeminstellingen (beheerder) van de machine, is het
mogelijk dat de afdrukfunctie wordt beperkt. Vraag uw beheerder om meer informatie.
3-63
PRINTER
Inhoudsopgave
E-MAIL AFDRUKKEN
U kunt een e-mail account configureren in het apparaat, zodat het apparaat uw mailserver periodiek controleert, en
automatisch ontvangen e-mailbijlagen afdrukt zonder de printerdriver te gebruiken.
Instellingen configureren
Als u de functie e-mail afdrukken wilt gebruiken, moet u op het apparaat een e-mailaccount configureren. Als u een
account wilt configureren, klikt u op [Toepassingsinstellingen] en vervolgens op [Instellingen voor e-mail afdrukken] in
het menu van de webpagina. (Beheerderrechten zijn vereist.) Raadpleeg de Verkorte installatiehandleiding voor de
procedure om de webpagina's te openen.
Werken met de functie e-mail afdrukken
Als u een bestand wilt afdrukken met de functie e-mail afdrukken, gebruikt u het e-mailprogramma op uw computer
om de bestanden als bijlage naar het e-mailadres van het apparaat te zenden.
U kunt stuuropdrachten in het e-mailbericht typen voor het aantal kopieën en de print-format. U typt opdrachten
volgens de indeling "opdrachtnaam = waarde".
De bedieningscommando's kunnen bijvoorbeeld de volgende zijn:
*1 Dit werkt alleen als er een afwerkingeenheid is geinstalleerd.
*2 Kan worden weggelaten behalve wanneer de authenticatie geschiedt via een gebruikernummer.
Functie Opdrachtnaam Waarden Voorbeeld
Kopieën COPIES 1-999
Nietjes*
1
STAPLEOPTION NONE, ONE
Uitvoer COLLATE OFF, ON
2-zijdige kopie DUPLEX OFF, TOP, LEFT, RIGHT
Accountnummer*
2
ACCOUNTNUMBER Nummer (5 tot 8 cijfers)
Bestandstype LANGUAGE PCL, PCLXL, POSTSCRIPT, PDF, TIFF, JPG,
XPS
Papier PAPER Naam van beschikbaar papier (A4, LETTER, enz.)
Document
Archiveren
FILE OFF, ON
FOLDERNAME Maximaal 28 tekens
Snelmap QUICKFILE OFF, ON
Zwart-wit
afdrukken
B/W PRINT OFF, ON
Aanpassen aan
pagina
FITIMAGETOPAGE OFF, ON
Typ de opdrachten als platte tekst. Als u de opdrachten typt in Rich Text (HTML), werken de opdrachten niet.
Typ de opdracht "Config" in het e-mailbericht en u ontvangt een lijst van de stuuropdrachten.
Als niets is opgegeven in de hoofdtekst (het bericht) van de e-mail, wordt afgedrukt volgens de "Standaardinstellingen" in
de systeeminstellingen. Als u een bestand (PCL, PS of XPS) hebt afgedrukt met afdrukinstellingen, worden deze
instellingen toegepast.
Voer alleen een "Bestandstype" in als u een paginabeschrijvingstaal (PDL) opgeeft. Normaalgesproken is het niet nodig
om een bestandstype in te voeren.
COPIES=2
DUPLEX=LEFT
ACCOUNTNUMBER=11111
PAPER=A4
B/W PRINT=ON
3-64
PRINTER
Inhoudsopgave
OPDRACHTSTATUSSCHERM
Het scherm opdrachtstatus verschijnt wanneer u op de toets [OPDRACHT STATUS] op het bedieningspaneel drukt. Het
opdrachtstatusscherm geeft de status van opdrachten per modus weer. Als u op de toets [OPDRACHT STATUS] drukt,
wordt het opdrachtstatusscherm weergegeven van de modus die u gebruikte voordat u op de toets drukte.
DE AFDRUKSTATUS CONTROLEREN
De opdrachtstatusweergave (A) bevindt zich in de linkeronderhoek van het aanraakscherm. U kunt op het
opdrachtstatusscherm drukken om het opdrachtstatusscherm te openen. De eerste vier opdrachten in de afdrukrij (de
lopende opdracht en de gereserveerde opdrachten) kunt u in de opdrachtstatusweergave (B) controleren.
KOPIE 002 / 000
KOPIE
002 / 001
Afdrukken
0312345678 001 / 000
Computer01
020 / 000
Details
Spool
Voltooid
Stop./Wis.
2
3
4
Afdrukopdr.
Opdrachtwachtrij Sets / Voortgang Status
Scan naar Faxopdracht Internetfax
Prioriteit
Opdr.Wachtr
1
Wachten
Wachten
Wachten
1
1
OPDRACHT STATUS
Opdracht
Estado do MFP
002/000
Printing
002/000
Wachten
Wachten
002/000
Wachten
002/001
Kleurmodus
Spec. Functies
Normaal
Dubbelz. Kopie
Uitvoer
Bestand
Snelbestand
Kopieerfactor
Lade1
100%
Origineel
A4
Meerkleuren
Belichting
Auto
A4
Gereed voor scannen kopie.
Papierformaat
Auto
A4
Normaal papier
Afdrukken
A4
3.
2.
1.
A5
A4
4.
A4
(A) (B)
3-65
PRINTER
Inhoudsopgave
SPOOL SCHERM/SCHERM OPDRACHTEN IN DE
WACHTRIJ/SCHERM UITGEVOERDE OPDRACHTEN
Het opdrachtstatusscherm omvat het scherm opdrachtwachtrij (waarin wordt aangegeven welke kopieer- en
afdrukopdrachten wachten om te worden afgedrukt, en de opdracht die momenteel wordt uitgevoerd), en het scherm
uitgevoerde opdrachten (waarin de uitgevoerde opdracht worden aangegeven, het spool scherm (met opdrachten die
zijn gespoold) en encrypted PDF-opdrachten die wachten op de invoer van een wachtwoord.
(1) Modus selectietabs
Met deze tabs selecteert u welke functie wordt
weergegeven in het opdrachtstatusscherm.
De status van afdrukopdrachten kan worden
gecontroleerd door op de tab [Afdrukopdracht] te
drukken.
(2) Selectietoets van opdrachtstatusscherm
Druk op deze toets om te wisselen tussen het scherm
opdrachtwachtrij en het scherm uitgevoerde opdrachten.
(3) Opdrachtenlijst (spool-scherm)
Hier worden gespoolde afdrukopdrachten en
versleutelde PDF-afdrukopdrachten weergegeven
waarvoor een wachtwoord moet worden ingevoerd.
(4) Opdrachtenlijst (opdrachtwachtrij)
Opdrachten die wachten om te worden afgedrukt
verschijnen in de opdrachtwachtrij als toetsen. De
opdrachten worden afgedrukt van bovenaan in de
wachtrij. Elke opdrachttoets laat informatie over de
opdracht en de huidige status van de opdracht zien.
(5) Toets [Details] (scherm opdrachtwachtrij)
Druk op deze toets om uitvoerige informatie over een
opdracht weer te geven.
(6) Toets [Prioriteit]
Druk op deze toets om prioriteit te verlenen aan de
geselecteerde opdracht.
(7) Toets [Stop./Wis.]
Druk op deze toets om een geselecteerde opdracht te
stoppen of wissen.
(8) Opdrachtenlijst (scherm uitgevoerde opdrachten)
Hier worden maximaal 99 uitgevoerde opdrachten
weergegeven. Het resultaat (status) van elke uitgevoerde
opdracht wordt weergegeven.
(9) Toets [Details] (scherm uitgevoerde opdrachten)
Wanneer een opdracht in de opdrachtenlijst wordt
weergegeven als toets, kunt u op de toets [Details]
drukken om uitvoerige informatie over de opdracht weer
te geven.
(10) Toets [Oproep]
Druk op deze toets om een afdrukopdracht die is
opgeslagen met de functie documentarchivering op te
roepen en te gebruiken
Spool
Computer02 11:00 04/01 001/001 OK
Computer03 10:33 04/01 010/010 OK
Computer04 10:31 04/01 013/013 OK
Kopieren 10:03 04/01 001/001 OK
Computer05 10:01 04/01 003/003 OK
Kopieren 10:00 04/01 010/010 OK
file-01 10:30 04/01 010/010 OK
Kopieren 10:13 04/01 001/001 OK
Afdrukopdr.
Opdrachten Klaar Tijd Inst. Sets Status
Scan naar Faxopdracht Internetfax
Details
Oproep
1
2
Opdr.Wachtr
Voltooid
4
5
1
2
3
6
7
8
Details
Spool
Voltooid
Stop./Wis.
Kopieren
2
3
4
002 / 000
Wachten
Kopieren
020 / 000
Wachten
0312345678 001 / 000
Wachten
Afdrukopdr.
Opdrachtwachtrij Sets / Voortgang Status
Scan naar Faxopdracht Internetfax
Prioriteit
1
1
Opdr.Wachtr
Computer01
1
002 / 001
Afdrukken
Afdrukopdr.
Scan naar
Faxopdracht
Internetfax
Computer01
Computer02
Computer03
Computer04
Computer05
020 / ---
020 / ---
--- / ---
--- / ---
002 / ---
Renderen
Spoolen
Spoolen
Spoolen
PDF versl.
Opdrachten
Tijd Inst. Status
Status
Opdr.Wachtr
Voltooid
Oproep
1
1
(4)
(3)
(1)
(2)
(5)
(6)
(7)
(8)
(9)
(10)
3-66
PRINTER
Inhoudsopgave
Weergave opdrachttoetsen
Elke opdrachttoets geeft de positie van de opdracht in de opdrachtwachtrij en de huidige status van de opdracht weer.
(1) Geeft het nummer (de positie) van de opdracht in de
wachtrij aan.
Als de opdracht die momenteel wordt afgedrukt voltooid
is, schuift de opdracht een positie omhoog in de wachtrij.
Het nummer verschijnt niet op de toetsen van het scherm
met uitgevoerde opdrachten.
(2) Moduspictogram
Het pictogram verschijnt als het een afdrukopdracht
betreft. In het scherm voor voltooide opdrachten
verschijnt naast het pictogram een kleurenbalk die
aangeeft of de taak werd uitgevoerd in kleur of zwart-wit.
(Het kleurenbalkpictogram verschijnt niet in de toets van
een opdracht waarbij documentarchivering is gebruikt of
in de toets van een geannuleerde
verzend/ontvangstopdracht.)
(3) Gebruikersnaam
De computerloginnaam van de gebruiker verschijnt in de
afdrukopdracht.
In de printerdriver kan een "Gebruikersnaam" worden
ingevoerd om de naam van de gebruiker aan te geven
die de opdracht uitvoert.
(4) Aantal ingevoerde sets
Hier wordt het aantal opgegeven sets weergegeven.
(5) Aantal voltooide sets
Hier wordt het aantal voltooide sets weergegeven. Terwijl
de taak in de opdrachtwachtrij staat, verschijnt "000".
(6) Status
Geeft de opdrachtstatus weer.
Computer012 002/000 Wachten
(1) (2) (3)
(4)
(5) (6)
Bericht Status
"Afdrukken"
Bezig met afdrukken.
"Wachten"
Opdracht wacht op uitvoering.
"Toner Op"
De toner in de tonercartridge is op.
Vervang de tonercartridge met een
nieuwe cartridge.
"Papier Op"
Het papier dat voor deze opdracht
wordt gebruikt, is op. Vul het papier
aan of schakel om naar een andere
papierlade.
"Limiet"
De paginalimiet voor het afdrukken is
overschreden. Vraag naar de
beheerder van de machine.
"Fout"
Tijdens het uitvoeren van de
opdracht heeft zich een fout
voorgedaan. Verhelp de oorzaak van
de fout.
"Renderen"
Afdrukgegevens analyseren
"Spoolen"
Afdrukgegevens worden ontvangen
of een opdracht wacht op analyse na
het spoolen.
"PDF
versl."
Als bij de analyse een gespoold
bestand wordt aangetroffen dat een
versleutelde PDF is, wordt
overgegaan op de wachtwoord
invoerstand.
3-67
PRINTER
Inhoudsopgave
EEN VERSLEUTELD PDF-BESTAND
AFDRUKKEN
Het versleuteld PDF-formaat wordt gebruikt om PDF-bestanden te beveiligen door er een wachtwoord aan toe te
kennen. Voor het rechtstreeks afdrukken van een versleuteld PDF-bestand op een FTP-server of van een
USB-geheugenapparaat of iets dergelijks die op de machine is aangesloten, volg onderstaande stappen om het
wachtwoord in te voeren en te gaan afdrukken.
1
Druk op de toets [OPDRACHT STATUS].
2
Selecteer de versleutelde
PDF-afdruktaak.
(1) Druk op de tab [Afdrukopdr.].
(2) Wijzig de status van de afdruktaak naar
[Spool].
Druk op deze toets om de modus te wijzigen. De
geselecteerde modus wordt gemarkeerd.
(3) Druk op de toets voor de afdruktaak van het
PDF-bestand met het wachtwoord.
3
Druk op de toets [Ja].
Er verschijnt een tekstinvoerscherm. Voer het wachtwoord in
(maximaal 32 tekens) en druk op [OK]. De afdruktaak wordt
vrijgegeven en naar de [Opdr.Wachtr] overgebracht.
Indien zowel een hoofdwachtwoord als een gebruikerswachtwoord (voor het openen van het bestand) zijn ingesteld,
voer dan het hoofdwachtwoord in.
Als u een versleuteld PDF-bestand wilt afdrukken met de printerdriver, typt u het wachtwoord wanneer u het bestand
opent op uw computer.
U kunt een versleuteld PDF-bestand niet afdrukken als u het wachtwoord voor het bestand niet kent. Druk om een
gespoolde afdruktaak te wissen op [Nee] in het scherm bij stap 3 en druk vervolgens op de toets [Stop./Wis.].
De volgende versleutelde PDF-versies kunt u direct afdrukken: 1.6 (Adobe
®
Acrobat
®
7.0) en eerder.
OPDRACHT STATU
S
Afdrukopdr.
Scan naar
Faxopdracht
Internetfax
Computer01
Computer02
Computer03
Computer04
Computer05
020 / ---
020 / ---
--- / ---
--- / ---
002 / ---
Renderen
Spoolen
Spoolen
Spoolen
PDF versl.
Opdrachtwachtrij
Sets / Voortgang Status
Spool
Opdr.Wachtr
Voltooid
Stop./Wis.
1
1
(1) (2)(3)
Wachtwoord invoeren?
Ja
Nee
3-68
PRINTER
Inhoudsopgave
VOORRANG GEVEN AAN EEN
AFDRUKTAAK/EEN AFDRUKTAAK
ANNULEREN
VOORRANG GEVEN AAN EEN AFDRUKTAAK
Als het apparaat bezig is met kopiëren of het afdrukken van een ontvangen fax of andere taak, kunt u voorrang geven
aan een afdruktaak die prioriteit heeft en deze eerder afdrukken dan de andere taken.
1
Druk op de toets [OPDRACHT STATUS].
2
Geef de gewenste taak voorrang.
(1) Druk op de tab [Afdrukopdr.].
(2) Wijzig de status van de afdruktaak in
[Opdr.Wachtr].
Druk op deze toets om de modus te wijzigen. De
geselecteerde modus wordt gemarkeerd.
(3) Druk op de toets voor de afdruktaak die u
voorrang wilt geven.
(4) Druk op [Prioriteit].
De huidige afdruktaak wordt gestopt en de bij (3)
geselecteerde taak wordt afgedrukt.
Druk voor informatie over de geselecteerde afdruktaak op de toets [Details].
OPDRACHT STATU
S
Computer01
Computer02
0312345678
Kopieren
020 / 001
020 / 000
002 / 000
002 / 000
Afdrukken
Wachten
Wachten
Wachten
Kopieren
002 / 000
Wachten
Kopieren
002 / 000
Wachten
Kopieren
002 / 000
Wachten
Kopieren
002 / 000
Wachten
Spool
Opdr.Wachtr
Voltooid
Details
Prioriteit
Stop./Wis.
1
1
Afdrukopdr.
Scan naar
Faxopdracht
Internetfax
Opdrachtwachtrij
Sets / Voortgang Status
(4)(3)
(1)
(2)
3-69
PRINTER
Inhoudsopgave
EEN AFDRUKTAAK ANNULEREN
U kunt een taak die wordt afgedrukt, wordt gespoold of in een wachtrij staat annuleren.
1
Druk op de toets [OPDRACHT STATUS].
2
Annuleer de taak.
(1) Druk op de tab [Afdrukopdr.].
(2) Wijzig de status van de afdruktaak in
[Spool] of [Opdr.Wachtr].
Druk op deze toets om de modus te wijzigen. De
geselecteerde modus wordt gemarkeerd.
(3) Druk op de toets voor de afdruktaak die u
wilt annuleren.
(4) Druk op [Stop./Wis.].
(5) Er verschijnt een melding om de annulering
te bevestigen. Druk op de toets [Ja].
De toets voor de geselecteerde taak verdwijnt en het
afdrukken wordt geannuleerd.
U kunt het afdrukken ook annuleren met de toets [STOP] ( ) op het bedieningspaneel. Wanneer u op de toets
[STOP] ( ) drukt, verschijnt een bericht met de vraag of u de taak wilt annuleren.
Als u de geselecteerde afdruktaak niet wilt annuleren...
Druk dan bij stap 5 op de toets [Nee].
OPDRACHT STATU
S
Computer01
Computer02
0312345678
Kopieren
020 / 001
020 / 000
002 / 000
002 / 000
Afdrukken
Wachten
Wachten
Wachten
Kopieren
002 / 000
Wachten
Kopieren
002 / 000
Wachten
Kopieren
002 / 000
Wachten
Kopieren
002 / 000
Wachten
Spool
Opdr.Wachtr
Voltooid
Details
Prioriteit
Stop./Wis.
1
1
Afdrukopdr.
Scan naar
Faxopdracht
Internetfax
Opdrachtwachtrij
Sets / Voortgang Status
(4)(3)
(1)
(2)
Ja
Nee
De opdracht wissen?
Computer02
3-70
PRINTER
Inhoudsopgave
OVERSTAPPEN OP EEN ANDER
PAPIERFORMAAT ALS HET PAPIER OPRAAKT
Als het afdrukken wordt gestopt omdat het papier op is of het in de printerdriver geselecteerde papierformaat niet in het
apparaat is geladen, verschijnt een melding op het aanraakscherm. Het afdrukken wordt automatisch hervat wanneer
papier in het apparaat wordt geladen en op de toets [OK] wordt gedrukt. Als u wilt afdrukken op het papier in een andere
lade omdat het gewenste papierformaat niet direct beschikbaar is, volgt u onderstaande stappen.
1
Druk op de toets [OPDRACHT STATUS].
2
Vraag de details op van de afdruktaak
waarvoor geen papier meer aanwezig is.
(1) Druk op de toets voor de taak waarvoor
"Papier Op" werd weergegeven.
(2) Druk op [Details].
3
Druk op de toets [Papierformaat].
4
Druk op de toets voor de lade met het
papier dat u wilt gebruiken.
Het afdrukken begint.
Als u bent overstapt op een ander papierformaat, maakt het apparaat mogelijk geen goede afdrukken, bijvoorbeeld omdat
een deel van de tekst of afbeelding van het papier loopt.
OPDRACHT STATU
S
Computer01 020 / 001 Papier Op
Prioriteit
Spool
Opdr.Wachtr
Voltooid
Details
Stop./Wis.
1
1
Afdrukopdr.
Scan naar
Faxopdracht
Internetfax
Opdrachtwachtrij
Sets / Voortgang Status
(1)
(2)
Details
OK
Computer01
020 / 000 Papier Op
Data : File-01.tiff
Kleur / Z/W:
Meerkleuren
Papier: :
A4
Normaal
Papierformaat
Document-
Type:
Speciale
Functies:
Uitvoer:
2-Zijdig
(Boek)
Details
OK
Computer01 020 / 000
Papierformaat
Normaal papier
Normaal papier
A4
Normaal papier
1.A4
2.A5
4.A4
3.A4
Normaal papier
Papier Op
Papierlade Doorvoerlade
Normaal papier
3-71
PRINTER
Inhoudsopgave
SPECIFICATIELIJST PRINTERDRIVER
BIJLAGE
Functie PCL6 PCL5c PS
Windows
PPD
*1
Macintosh
PPD
*1
Veelgebruikte
functies
Kopieën 1-999 1-999 1-999 1-999 1-999
Afdrukstand Ja Ja Ja Ja Ja
X pagina's
op 1 vel
Aantal
pagina's
2,4,6,8,9,16 2,4,6,8,9,16 2,4,6,8,9,16 2,4,6,9,16*
2,3
2,4,6,9,16
Volgorde Selecteerbaar Selecteerbaar Selecteerbaar Selecteerbaar Selecteerbaar
Rand Aan/uit Aan/uit Aan/uit Ja Selecteerbaar
2-zijdige afdruk Ja Ja Ja Ja Ja
Aanpassen aan pagina Ja Ja Ja Nee Ja*
4
Zijde voor inbinden Selecteerbaar Selecteerbaar Selecteerbaar Nee Ja
Zwart/wit-afdruk Ja Ja Ja Ja Ja
Nieten*
5
Ja Ja Ja Ja Ja
Papier Papierformaat Ja Ja Ja Ja Ja
Aangepast papier 8 formaat 8 formaat 8 formaat Ja*
2
Ja
Papierkeuze Ja Ja Ja Ja Ja
Uitvoerlade Ja Ja Ja Ja Ja
Handige
printerfuncties
Inbindkopie Ja Ja Ja Ja Ja
Margeverschuiving 0 mm tot 30 mm 0mm tot 30mm 0 mm tot 30 mm Ja Ja
Poster afdrukken Ja Nee Ja Nee Nee
180 graden draaien Ja Ja Ja Ja Ja
Zoom/XY-zoom Ja*
6
Ja*
6
Ja Ja*
6
Ja*
6
Lijndikte-instellingen Ja Nee Nee Nee Nee
Spiegelbeeld Nee Nee Ja Ja Ja*
7
Speciale functies Ander papier Ja Ja Ja Nee Ja
*8, 9
Transparant-
insteekvellen
Ja Ja Ja Nee Ja
Carbonafdruk Ja Ja Ja Nee Nee
Hoofdstukinvoegingen Ja Nee Nee Nee Nee
Vasthouden Ja Ja Ja Nee Ja
Document Archiveren Ja Ja Ja Nee Ja
*10
Instelfunctie
kleurenmodus
Kleur instelling Ja Ja Ja Nee Ja
*10,11,12
Tekst naar zwart/Vector
naar zwart
Ja Ja Ja Nee Nee
Geavanceerde kleuren Ja Ja Ja Ja Ja
3-72
PRINTER
Inhoudsopgave
*1 De specificaties voor elke functie in Windows PPD en Macintosh PPD variëren afhankelijk van de versie van het
besturingssysteem en de toepassing.
*2 Kan niet worden gebruikt onder Windows NT 4.0.
*3 Onder Windows 98 zijn alleen 2 of 4 pagina's op 1 vel beschikbaar.
*4 Alleen Mac OS X v10.4.11 en v10.5 tot 10.5.1 kan worden gebruikt.
*5 Dit kan worden gebruikt als een afwerkingeenheid is geinstalleerd.
*6 De horizontale en verticale afmetingen kunnen niet afzonderlijk worden ingesteld.
*7 Alleen Mac OS 9.0 tot 9.2.2 kan worden gebruikt.
*8 U kunt alleen kaften invoegen.
*9 Kan niet worden gebruikt onder Mac OS X v10.2.8 of v10.3.9.
*10 Kan niet worden gebruikt in Mac OS 9.0 tot 9.2.2.
*11 Kan niet worden gebruikt onder Mac OS X v10.2.8.
*12 Kan niet in Mac OS X v10.5 tot 10.5.1 worden gebruikt.
*13 Deze instelling werkt mogelijk niet in sommige softwaretoepassingen en besturingssystemen.
*14 Het aantal beschikbare eigen lettertypen is 35 onder Windows NT 4.0.
*15 In sommige versies van LaserWriter kan TrueType en Type1 worden geselecteerd.
Functies voor het
combineren van
tekst en
afbeeldingen
Watermerk Ja Ja Ja Ja Ja
Afbeeldingsstempel Ja Nee Ja Nee Nee
Overlay
Ja Ja Ja Nee Nee
Beeldkwaliteit Afdrukmodus Normaal/Hoge
kwaliteit/Fijn
Normaal/Hoge
kwaliteit
Normaal/Hoge
kwaliteit/Fijn
Normaal/Hoge
kwaliteit/Fijn
Normaal/Hoge
kwaliteit/Fijn
Grafische functie
selectie
Ja Ja Nee Nee Nee
Tonerbesparingsfunctie*
13
Ja Ja Ja Ja Ja
Lettertype Eigen lettertypen 80 lettertypen 80 lettertypen 136 lettertypen 136 lettertypen
*14
35 lettertypen
Selecteerbare
lettertypen downloaden
bitmap,
TrueType,
grafisch
bitmap,
TrueType,
grafisch
bitmap,
TrueType,
Type1
bitmap,
TrueType,
Type1
Nee
*15
Ander functies Automatische
configuratie
Ja Ja Ja Nee Ja
*11
Gebruikersauthenticatie Ja Ja Ja Nee Ja
Functie PCL6 PCL5c PS
Windows
PPD
*1
Macintosh
PPD
*1
4-1
Dit hoofdstuk biedt uitgebreide uitleg van de procedures voor het gebruik van de faxfunctie.
VOORDAT U DE MACHINE ALS
FAXMACHINE GEBRUIKT
VOORBEREIDINGEN VOOR DE FAX. . . . . . . . . . . 4-4
• VERBINDING MET DE TELEFOONLIJN. . . . . . 4-4
•ZORG DAT DE
HOOFDSTROOMSCHAKELAAR OP
"AAN" STAAT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-5
• DATUM EN TIJD CONTROLEREN . . . . . . . . . . 4-6
• HET FAXNUMMER VAN DE AFZENDER
OPSLAAN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-6
BASISSCHERM VAN DE FAXFUNCTIE . . . . . . . . . 4-7
• BASISSCHERM VAN DE FAXFUNCTIE . . . . . . 4-8
• ADRESBOEKSCHERM . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-11
• WEERGAVE VAN SNELTOETSEN IN
HET ADRESBOEKSCHERM WIJZIGEN . . . . . 4-12
VOLGORDE VAN FAXVERZENDING . . . . . . . . . . 4-14
BESTEMMINGEN INVOEREN
EEN FAXNUMMER INVOEREN MET DE
CIJFERTOETSEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-17
EEN FAXNUMMER OPROEPEN VANUIT HET
ADRESBOEK . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-18
• OPROEPEN VAN EEN OPGESLAGEN
BESTEMMING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-19
• INGEVOERDE BESTEMMINGEN
CONTROLEREN EN WISSEN. . . . . . . . . . . . . 4-20
BESTEMMING OPROEPEN MET EEN
ZOEKNUMMER . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-21
EEN BESTEMMING OPROEPEN UIT EEN
GLOBAAL ADRESBOEK . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-22
OPNIEUW VERZENDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-24
KETTINGKIEZEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-25
BASISMETHODEN VOOR VERZENDEN
VERZENDMETHODEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-26
• STANDEN VOOR DE PLAATSING VAN
HET ORGINEEL. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-28
• ALS DE LIJN BEZET IS . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-28
• ALS ZICH EEN COMMUNICATIEFOUT
VOORDOET . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-28
•MODUS
FAXBESTEMMINGSBEVESTIGING . . . . . . . . 4-29
HET GEBRUIK VAN DE AUTOMATISCHE
DOCUMENTINVOER VOOR VERZENDING . . . . . 4-30
• DE AUTOMATISCHE
DOCUMENTINVOER GEBRUIKEN OM
EEN FAX TE VERZENDEN MET DE
FUNCTIE DIRECT VERZENDEN . . . . . . . . . . 4-31
DE GLASPLAAT GEBRUIKEN VOOR HET
VERZENDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-33
• DE GLASPLAAT GEBRUIKEN OM EEN
FAX TE VERZENDEN MET DE FUNCTIE
DIRECT VERZENDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-35
VERZENDINGEN MET DE LUIDSPREKER . . . . . 4-37
DEZELFDE FAX VERSTUREN NAAR
MEERDERE BESTEMMINGEN (Distributie
verzendopdracht) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-38
FAXBERICHT RECHTSTREEKS VANUIT
EEN COMPUTER VERZENDEN (PC-Fax) . . . . . . 4-43
WEERGAVE-INSTELLINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . 4-44
• AUTOMATISCH BEIDE ZIJDEN VAN EEN
DUBBELZIJDIG ORIGINEEL SCANNEN
(2-zijdig origineel) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-45
• SCANFORMAAT EN
VERZENDFORMAAT OPGEVEN . . . . . . . . . . 4-46
• BELICHTING WIJZIGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-53
• RESOLUTIE WIJZIGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-54
HOOFDSTUK 4
FAX
4-2
FAX
FAXONTVANGST
FAXBERICHTEN ONTVANGEN . . . . . . . . . . . . . . 4-55
• FAXBERICHT ONTVANGEN . . . . . . . . . . . . . . 4-56
FAXBERICHT HANDMATIG ONTVANGEN
. . . 4-57
EEN FAX MET WACHTWOORDBEVEILIGING
AFDRUKKEN (Instelling vasthouden
ontvangen afdrukgegevens) . . . . . . . . . . . . .
. . . 4-58
AFBEELDING VOOR HET AFDRUKKEN
CONTROLEREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-59
• SCHERM AFBEELDINGSCONTROLE . . . . . . 4-60
ONTVANGEN FAXEN DOORSTUREN
(Doorsturen Faxdata) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-61
ONTVANGEN FAXEN NAAR EEN
NETWERKADRES DOORSTUREN (Instelling
voor inkomende routing) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-62
• DE INSTELLING VOOR INKOMENDE
ROUTING CONFIGUREREN. . . . . . . . . . . . . . 4-62
SPECIALE FUNCTIES
SPECIALE FUNCTIES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-65
FAXHANDELINGEN OPSLAAN (Programma). . . 4-67
WISSEN VAN SCHADUWRANDEN OP EEN
AFBEELDING (Wissen). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-69
FAX VERZENDEN OP EEN VOORAF
INGESTELD TIJDSTIP (Timer) . . . . . . . . . . . . . . . 4-71
BEIDE ZIJDEN VAN EEN KAART ALS EEN
ENKELE PAGINA VERZENDEN (Kaart Formaat) .
. . . 4-73
EEN GROOT AANTAL PAGINA'S
VERZENDEN (Opdr. samenst.) . . . . . . . . . . . . . . 4-76
DUNNE ORIGINELEN FAXEN (Langzame
scanmodus) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-78
VISITEKAARTEN VERZENDEN (Scannen
adreskaart). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-80
AFZENDERINFORMATIE TOEVOEGEN AAN
UW FAXEN (Eigen nummer verzenden) . . . . . . . 4-83
• AFZENDERINFORMATIE TIJDELIJK
WIJZIGEN (Eigen naam kiezen) . . . . . . . . . . . 4-84
EEN FAXMACHINE OPROEPEN EN
ONTVANGST INITIALISEREN (Navragen). . . . . . 4-85
• EEN NAVRAAG-ONTVANGST
HANDMATIG INITIALISEREN . . . . . . . . . . . . . 4-87
EEN FAX VERZENDEN WANNEER EEN
ANDERE MACHINE NAVRAAG DOET BIJ
UW MACHINE (Navraaggeheugen) . . . . . . . . . . . 4-88
• TOEGANG NAVRAAG BEPERKEN
(Navraagbeveiliging). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-88
• EEN DOCUMENT IN EEN
NAVRAAGGEHEUGEN SCANNEN. . . . . . . . . 4-89
• EEN DOCUMENT UIT HET OPENBAAR
VAK CONTROLEREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-91
• EEN DOCUMENT VERWIJDEREN UIT
HET OPENBAAR VAK . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-92
F-CODE COMMUNICATIE VERRICHTEN
F-CODE COMMUNICATIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-93
• DE WERKING VAN F-CODES. . . . . . . . . . . . . 4-93
• GEHEUGENVAKKEN MAKEN IN DE
MACHINE VOOR F-CODE
COMMUNICATIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-94
• F-CODE BELLEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-94
F-CODES GEBRUIKEN VOOR
VERTROUWELIJKE COMMUNICATIE . . . . . . . . . 4-95
• F-CODE VERTROUWELIJKE
VERZENDING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-96
• EEN FAX MET VERTROUWELIJKE
F-CODE ONTVANGST CONTROLEREN . . . . 4-97
NAVRAAG ONTVANGST MET F-CODES. . . . . . . 4-99
NAVRAAGGEHEUGENVERZENDING MET
F-CODES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-101
• EEN DOCUMENT IN EEN
GEHEUGENVAK SCANNEN VOOR
NAVRAAGVERZENDING MET F-CODE . . . . 4-101
DOCUMENT IN NAVRAAGGEHEUGENVAK
MET F-CODE CONTROLEREN . . . . . . . . . . . .
. . 4-104
• EEN DOCUMENT WISSEN DAT
OPGESLAGEN IS VOOR
NAVRAAGVERZENDING MET F-CODE . . . . 4-105
RELAY-VERZOEKVERZENDING MET
F-CODES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-106
RELAY-DISTRIBUTIEVERZENDING MET
F-CODES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-108
4-3
FAX
EEN EXTRA TELEFOON GEBRUIKEN
EEN EXTRA TELEFOON AANSLUITEN EN
GEBRUIKEN (Aansluiting extra telefoon) . . . . . 4-109
• EEN FAX ONTVANGEN NA
BEANTWOORDING VAN EEN GESPREK
VIA DE EXTRA TELEFOON (ontvangst op
afstand). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-110
• TELEFOONGESPREKKEN VOEREN EN
ONTVANGEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-110
DE STATUS VAN FAXOPDRACHTEN
CONTROLEREN
OPDRACHTSTATUSSCHERM . . . . . . . . . . . . . . 4-111
SCHERM OPDRACHTWACHTRIJ EN
SCHERM UITGEVOERDE OPDRACHTEN .
. . 4-112
• VOORTGANG WANNEER EEN
OPDRACHT UIT DE WACHTRIJ IS
UITGEVOERD . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-115
• GERESERVEERDE OPDRACHTEN OF
OPDRACHTEN IN UITVOERING
CONTROLEREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-116
• UITGEVOERDE OPDRACHTEN
CONTROLEREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-117
EEN FAX IN UITVOERING OF EEN
GERESERVEERDE FAX ANNULEREN . . . . . . . 4-118
VOORRANG GEVEN AAN EEN
GERESERVEERDE FAXOPDRACHT . . . . . . . . . 4-119
HET ACTIVITEITENLOGBOEK NAKIJKEN
(Activiteitenrapport Beeld Verzenden) . . . . . . . 4-120
• ACTIVITEITENRAPPORT BEELD
VERZENDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-120
• INFORMATIE IN DE STATUSKOLOM. . . . . . 4-121
4-4
FAX
Inhoudsopgave
Deze sectie bevat informatie waarmee u vertrouwd moet zijn voordat u de machine als een faxmachine gebruikt.
VOORBEREIDINGEN VOOR DE FAX
Om de machine als fax te kunnen gebruiken, moet de telefoonlijn zijn aangesloten en het soort telefoonlijn ingesteld.
VERBINDING MET DE TELEFOONLIJN
Gebruik alleen de meegeleverde telefoonkabel
om de machine aan de wandcontactdoos voor
de telefoon aan te sluiten. Sluit het het uiteinde
van het telefoonsnoer met de kern aan op de
"LIJN" bus op de machine. Steek het andere
uiteinde (het uiteinde zonder kern) in een
telefooncontactdoos.
VOORDAT U DE MACHINE ALS
FAXMACHINE GEBRUIKT
"LIJN" bus
Kern
Steek het uiteinde van het telefoonsnoer met
de kern in de "LIJN" bus.
Klik!
4-5
FAX
Inhoudsopgave
ZORG DAT DE HOOFDSTROOMSCHAKELAAR OP
"AAN" STAAT
Als de hoofdschakelaar is ingeschakeld, brandt de hoofdvoedingsindicator op het bedieningspaneel.
Als de indicator van de hoofdschakelaar niet oplicht, staat de stroom "uit". Schakel de hoofdschakelaar "aan" en druk op
de [AAN]-toets ( ) op het bedieningspaneel.
Als u de faxfunctie gaat gebruiken en speciaal wanneer faxontvangst of faxverzending met timer 's nachts plaats zullen
vinden, zorg er dan voor dat de hoofdschakelaar op "aan" blijft staan.
Als de [STROOMBESPARING]-indicator ( ) knippert, staat de machine in de automatische uitschakelfunctie. Als u op de
toets [STROOMBESPARING] ( ) drukt terwijl de indicator knippert, gaat de indicator uit en keert het apparaat na enkele
ogenblikken terug naar de bedrijfsmodus.
L
OGOUT
AAN-indicator
Toets/indicator [STROOMBESPARING]
Hoofdschakelaar
Stand "Aan"
4-6
FAX
Inhoudsopgave
DATUM EN TIJD CONTROLEREN
Controleer of de correcte datum en tijd in de machine zijn ingesteld.
Datum en tijd worden ingesteld in de systeeminstellingen van de machine. Wanneer u op de toets
[SYSTEEMINSTELLINGEN]-toets drukt, verschijnt het scherm systeeminstellingen in het aanraakscherm. Selecteer
[Standaard Instellingen], [Klok], en [Klok aanpassen], en stel jaar, maand, dag, uur en minuten in.
HET FAXNUMMER VAN DE AFZENDER OPSLAAN
Sla de gebruikersnaam en het faxnummer op bij "Registratie zendergegevens".
Zorg dat u deze informatie configureert, want dit is voor de communicatie vereist.
Als "Klokinstelling deactiveren" is geactiveerd in de systeeminstellingen (beheerder), kunnen de datum en de tijd niet worden
ingesteld.
Systeeminstellingen (Beheerder): Registratie zendergegevens
Programmeer met deze instelling de naam en het faxnummer van de afzender.
4-7
FAX
Inhoudsopgave
BASISSCHERM VAN DE FAXFUNCTIE
Als u de faxfunctie wilt gebruiken, selecteert u instellingen en handelingen in het basisscherm van faxmodus. Als u het
basisscherm van de faxmodus wilt weergeven, drukt u op de toets [BEELD VERZENDEN] en daarna op de tab [Faxen].
Elk van de andere functies die u weergeeft door op de toets [BEELD VERZENDEN] te drukken (scan-, internetfax-, USB
geheugen-, PC-scan- en gegevensinvoerfuncties), heeft ook een basisscherm.
Transmissiebestemmingen kunnen onder sneltoetsen in het Adresboek worden opgeslagen en kunnen, wanneer u ze
nodig heeft, worden opgehaald vanuit het scherm van het adresboek. Het adresboek wordt gedeeld door de functie fax,
scanner, internetfax en gegevensinvoer.
Om het scherm voor het Adresboek te zien, drukt u op de [Adresboek]-toets in het basisscherm. Om het basisscherm
weer te geven, drukt u op de [Voorwaarde-Instellingen]-toets in het scherm van het Adresboek. Dit hoofdstuk verwijst
naar het basisscherm van de faxfunctie als het "basisscherm".
De procedures in dit hoofdstuk beginnen met het basisscherm van de faxfunctie.
Systeeminstellingen (Beheerder): Standaardweergave-Instellingen
Een van de volgende schermen kan als beginscherm worden geselecteerd om te verschijnen wanneer op [BEELD
VERZENDEN] wordt gedrukt.
Basisscherm van elke functie (scan-, internetfax-, fax- of gegevensinvoerfunctie)
Het scherm van het Adresboek
Auto Auto
Auto
Bestand
Snelbestand
Adresoverzicht
Direct TX
Subadres
Adresboek
USB-geh.scanFaxenInternetfax PC scan
Spec. Functies
Resolutie
Belichting
Origineel
Scannen:
Scannen
Zenden:
Standaard
Luidspreker
Gereed voor verzenden.
Opn. verzenden
BEELD
VERZENDEN
DOCUMENT
ARCHIVERING
KOPIE
Automat. Ontvangst
Faxgeheugen:100%
A4
Dit scherm verschijnt alleen als
de faxfunctie en
internetfaxfunctie zijn
geïnstalleerd.
De inhoud van het scherm
varieert afhankelijk van de
apparaten die geïnstalleerd zijn.
Auto Auto
Auto
Bestand
Snelbestand
Adresoverzicht
Direct TX
Subadres
Adresboek
USB-geh.scanFaxenInternetfax PC scan
Spec. Functies
Resolutie
Belichting
Origineel
Scannen:
Scannen
Zenden:
Standaard
Automat. Ontvangst
Faxgeheugen:100%
Automat.
Faxgeheugen:100%
1
2
III III
GGG GGG
EEE EEE
CCC CCC
AAA AAA
JJJ JJJ
HHH HHH
FFF FFF
DDD DDD
BBB BBB
105 15
Globaal
Adres Zoeken
Adresinvoer
Adres sorteren
Subadres
Adresoverzicht
Voorwaarde-
Instellingen
Aan
Cc
Freq. ABCD EFGH IJKL MNOP QRSTU VWXYZ etc.
A4
Het basisscherm van de faxfunctie Het scherm van het Adresboek
4-8
FAX
Inhoudsopgave
BASISSCHERM VAN DE FAXFUNCTIE
Dit scherm kunt u gebruiken om de instellingen en handelingen van de faxfunctie te selecteren.
(1) Modustoetsen
Gebruik deze toetsen om te wisselen tussen de modi
kopiëren, beeld verzenden en documentarchivering.
Als u wilt overschakelen naar faxmodus, drukt u op de
toets [BEELD VERZENDEN].
(2) Het laat verschillende berichten en bestemming zien
die zijn ingevoerd.
Het pictogram aan de linkerkant duidt de faxfunctie
aan.
(3) Verzendmodustabs
Gebruik deze toetsen om de modus van de functie beeld
verzenden te wijzigen. Modustabs die niet gebruikt
kunnen worden omdat de betreffende opties niet zijn
geïnstalleerd, verschijnen niet.
Als de tab [Faxen] niet verschijnt, drukt u op de
tab om het scherm te wijzigen.
BASISSCHERM VAN DE FAXFUNCTIE (pagina
4-7)
(4) Toets [Adresboek]
Druk op deze toets om te bellen door gebruik te maken
van een sneltoets. Als op de toets wordt gedrukt,
verschijnt het Adresboek.
EEN FAXNUMMER OPROEPEN VANUIT HET
ADRESBOEK (pagina 4-18)
(5) [Direct TX]-toets
Druk op deze toets om een fax te verzenden door een
directe verzending. Wanneer de toets [Direct TX] niet
wordt gemarkeerd, wordt normale verzending (geheugen
TX-modus) geselecteerd.
Gebruik de automatische documentinvoer om een
grote hoeveelheid originelen te faxen. (pagina 4-26)
Gebruik de functie direct verzenden als u een fax wil
verzenden voor de al eerder gereserveerde
faxverzendingen. (pagina 4-27)
(6) [Subadres]-toets
Druk op deze toets om een subadres en een wachtwoord
voor een F-codeverzending in te voeren.
F-CODE BELLEN (pagina 4-94)
(7) Aangepaste toetsen
U kunt de toetsen die hier verschijnen wijzigen, zodat ze
instellingen of functies van uw voorkeur aangeven.
Aangepaste toetsen tonen (pagina 4-9)
(8) Toets
Druk op deze toets om een faxbestemming te bellen door
gebruik te maken van een zoeknummer.
BESTEMMING OPROEPEN MET EEN
ZOEKNUMMER (pagina 4-21)
(9) Toets [Luidspreker] / toets [Onderbreking] / toets
[Spatie]
Druk op deze toets om te bellen door gebruik te maken
van de luidspreker.
Wanneer u een faxnummer invoert dat gebeld moet
worden, verandert de toets in de [Onderbreking]-toets.
Wanneer u een subadres invoert, verandert de toets in
de [Spatie]-toets.
VERZENDINGEN MET DE LUIDSPREKER (pagina
4-37)
(10) Toets [Opn. verzenden] / [Volgend Adres]
Druk op deze toets om een faxnummer opnieuw te
bellen. Wanneer u een faxnummer invoert dat gebeld
moet worden, verandert de toets in de [Volgend
Adres]-toets.
OPNIEUW VERZENDEN (pagina 4-24)
(11) Weergave-instellingen
Weergave-instellingen (formaat origineel, belichting,
resolutie) kan worden geselecteerd.
WEERGAVE-INSTELLINGEN (pagina 4-44)
(12) Toets
Deze toets verschijnt als een speciale functie of 2-zijdig
scannen wordt geselecteerd. Druk op deze toets om de
geselecteerde speciale functies weer te geven.
Controleren welke speciale functies zijn
geselecteerd (pagina 4-10)
(13) Toets [Spec. Functies]
Druk op deze toets om een speciale functie te gebruiken.
SPECIALE FUNCTIES (pagina 4-65)
Auto Auto
Auto
Bestand
Snelbestand
Adresoverzicht
Direct TX
Subadres
Adresboek
USB-geh.scanFaxenInternetfax PC scan
Spec. Functies
Resolutie
Belichting
Origineel
Scannen:
Scannen
Zenden:
Standaard
Luidspreker
Gereed voor verzenden.
Opn. verzenden
BEELD
VERZENDEN
DOCUMENT
ARCHIVERING
KOPIE
Automat. Ontvangst
Faxgeheugen:100%
(1)
(2)
(9)
(3)
(4)
(5)
(6)
(14)
(7)
(8)
(15)
(13)
(12)
(11)
(10)
A4
4-9
FAX
Inhoudsopgave
(14) Toets / /
Wanneer "Instelling vasthouden ontvangen
afdrukgegevens" of "Inst. beeldcontrole ontvangen
gegevens" in de systeeminstellingen is geactiveerd,
verschijnt dit zodra een fax ontvangen wordt.
: Alleen "Instelling vasthouden ontvangen
afdrukgegevens" is ingeschakeld
: Alleen "Inst. beeldcontrole ontvangen gegevens" is
ingeschakeld
: Beide instellingen zijn ingeschakeld
EEN FAX MET WACHTWOORDBEVEILIGING
AFDRUKKEN (Instelling vasthouden ontvangen
afdrukgegevens) (pagina 4-58)
AFBEELDING VOOR HET AFDRUKKEN
CONTROLEREN (pagina 4-59)
(15) Dit laat de huidige geselecteerde faxontvangstfunctie
zien en de hoeveelheid vrij geheugen die nog over is.
FAXBERICHTEN ONTVANGEN (pagina 4-55)
Aangepaste toetsen tonen
Speciale functietoetsen en andere toetsen kunnen worden weergegeven in het basisscherm. Door vaak gebruikte
functies aan deze toetsen toe te kennen, beschikt u met één druk op de toets over deze functies. U kunt "Toetsinstelling
aanpassen" op de webpagina's gebruiken om de functie die aan een toets is toegekend te veranderen. De volgende
toetsen verschijnen standaard als fabrieksinstelling:
Toets [Adresoverzicht]
Druk hierop om een lijst bestemmingen weer te geven die uit het adresboek zijn geselecteerd en de nummers die
rechtstreeks met de cijfertoetsen zijn ingevoerd. Dit is dezelfde toets als de toets [Adresoverzicht] in het
adresboekscherm.
Toets [Bestand], de toets [Snelbestand]
Druk op een van beide toetsen om de functies Snelbestand of Bestand in documentarchivering te gebruiken.
Voorbeeld: Als "Wissen", "Opdracht Samenstel.", en "Langz. scanm." toegewezen worden aan aangepaste
toetsen.
Een programmatoets weergeven in het basisscherm stelt u in staat om het programma op te roepen simpelweg door die
toets in te drukken.
FAXHANDELINGEN OPSLAAN (Programma) (pagina 4-67)
Systeeminstellingen (Beheerder): Toetsinstelling aanpassen
De registratie wordt uitgevoerd in [Systeeminstellingen] – [Bedieningsinstellingen] – "Toetsinstelling aanpassen" in het
webpaginamenu.
Opdracht
Samenstel.
Langz. scanm.
Wissen
Zenden:
Auto Auto
Auto
Direct TX
Subadres
Adresboek
USB-geh.scanFaxenInternetfax PC scan
Spec. Functies
Resolutie
Belichting
Origineel
Scannen:
Scannen
Standaard
Automat. Ontvangst
Faxgeheugen:100%
A4
Deze 3 toetsen kunt u
veranderen als u dat wil.
4-10
FAX
Inhoudsopgave
Controleren welke speciale functies zijn geselecteerd
De toets verschijnt in het basisscherm als u een speciale functie of 2-zijdig scannen selecteert.
Door te drukken op de toets worden de geselecteerde speciale functies weergegeven. Sluit het scherm door op [OK] te drukken.
De instellingen voor speciale functies kunnen niet veranderd worden vanuit de functie schermoverzicht. Om een bepaalde instelling te wijzigen, drukt u op
de [OK]-toets om de functie schermoverzicht te sluiten. Vervolgens drukt u op de [Spec. Functies]-toets om de instelling te selecteren die u wilt wijzigen.
Wissen
Functieoverzicht
Timer
Langzame
scanmodus
:
:
:
Rand:10mm
Dag van de week:Maandag
Tijd: 21:30
Aan
OK
1
1
Auto Auto
Auto
Bestand
Snelbestand
Adresoverzicht
Direct TX
Subadres
Adresboek
USB-geh.scanFaxenInternetfax PC scan
Spec. Functies
Resolutie
Belichting
Origineel
Scannen:
Scannen
Zenden:
Standaard
Automat. Ontvangst
Faxgeheugen:100%
A4
4-11
FAX
Inhoudsopgave
ADRESBOEKSCHERM
Dit scherm wordt gebruikt om uit een lijst van opgeslagen bestemmingen een bestemming te kiezen.
(1) Dit laat de geselecteerde bestemming zien.
(2) Selectietoets van aantal weergegeven items
Druk hierop om het aantal in het adresboekscherm
weergegeven bestemmingen te wijzigen (sneltoetsen).
Selecteer 5, 10, of 15 bestemmingen.
(3) Toets [Voorwaarde-Instellingen]
Druk op deze toets om verzendingsinstellingen en
-handelingen te selecteren. Als op de toets wordt
gedrukt, verschijnt het basisscherm.
BASISSCHERM VAN DE FAXFUNCTIE (pagina
4-8)
(4) Toets [Adresoverzicht]
Druk op deze toets om een lijst met geselecteerde
bestemmingen te bekijken. De geselecteerde
bestemmingen kunnen worden gewijzigd.
INGEVOERDE BESTEMMINGEN CONTROLEREN
EN WISSEN (pagina 4-20)
(5) Toets [Adresinvoer]
Wordt niet gebruikt de faxfunctie.
(6) Toets [Globaal Adres Zoeken]
Als het gebruik van een LDAP-server is geactiveerd op
de webpagina van de machine, kan een faxnummer uit
een globaal adresboek worden opgehaald.
EEN BESTEMMING OPROEPEN UIT EEN
GLOBAAL ADRESBOEK (pagina 4-22)
(7) [Subadres]-toets
Druk op deze toets om een subadres en een wachtwoord
voor een F-codeverzending in te voeren.
F-CODE BELLEN (pagina 4-94)
(8) Toets [Adres sorteren]
Druk op deze toets om de indextabs te wijzigen naar
aangepaste indexen of om sneltoetsen per
verzendmodus weer te geven.
WEERGAVE VAN SNELTOETSEN IN HET
ADRESBOEKSCHERM WIJZIGEN (pagina 4-12)
(9) Toets [Aan]
Druk op deze toets om een geselecteerde bestemming
(sneltoets) in te voeren.
OPROEPEN VAN EEN OPGESLAGEN
BESTEMMING (pagina 4-19)
(10) Toets [Cc]
Wordt niet gebruikt de faxfunctie.
(11) Weergave sneltoetsen
Dit laat de one-touch-toetsen zien van de bestemmingen
die in het adresboek zijn opgeslagen. In deze
handleiding wordt gerefereerd aan toetsen waarin
enkelvoudige bestemmingen en groepen zijn opgeslagen
als sneltoetsen. Toetsen waaronder faxnummers
opgeslagen liggen, worden aangegeven met .
OPROEPEN VAN EEN OPGESLAGEN
BESTEMMING (pagina 4-19)
(12) Tabbladen index
Druk hierop om van index te wisselen.
OPROEPEN VAN EEN OPGESLAGEN
BESTEMMING (pagina 4-19)
(13) Toets
Druk op deze toets om een bestemming op te roepen
door gebruik te maken van een zoeknummer.
BESTEMMING OPROEPEN MET EEN
ZOEKNUMMER (pagina 4-21)
CCC CCC
0123456789
1
2
105 15
Aan
Cc
III III
GGG GGG
EEE EEE
CCC CCC
AAA AAA
JJJ JJJ
HHH HHH
FFF FFF
DDD DDD
BBB BBB
Globaal
Adres Zoeken
Adresinvoer
Adres sorteren
Subadres
Adresoverzicht
Voorwaarde-
Instellingen
ABCDFreq. EFGH IJKL MNOP QRSTU VWXYZ etc.
Automat. Ontvangst
Faxgeheugen:100%
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
(7)
(11)
(12)
(9)
(13)
(10)
(8)
4-12
FAX
Inhoudsopgave
WEERGAVE VAN SNELTOETSEN IN HET
ADRESBOEKSCHERM WIJZIGEN
Het is mogelijk om alleen bestemmingen van een bepaalde verzendmodus weer te geven in het scherm Adresboek, of
om te wisselen tussen de weergegeven alfabetische tabs en aangepaste tabs. De werkwijze voor het selecteren van
bestemmingen blijft hetzelfde.
Bij gebruik van de netwerkscannerfunctie of de internetfaxfunctie wordt een ander pictogram in de sneltoetsweergave
weergegeven wanneer een niet-faxbestemming (adres) wordt opgeslagen.
EEN FAXNUMMER OPROEPEN VANUIT HET ADRESBOEK (pagina 4-18)
Systeeminstellingen: Adresboek (pagina 7-16)
Dit wordt gebruikt om faxnummers op te slaan onder sneltoetsen.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instelling aantal getoonde direct adrestoetsen
Hiermee wijzigt u de standaard instelling van het aantal sneltoetsen dat in het adresboekscherm wordt weergegeven.
Systeeminstellingen (Beheerder): Standaardweergave-Instellingen
Een van de volgende schermen kan als beginscherm worden geselecteerd om te verschijnen wanneer op [BEELD
VERZENDEN] wordt gedrukt.
- Basisscherm van elke functie (scan-, internetfax-, fax- of gegevensinvoerfunctie)
- Het scherm van het Adresboek
Systeeminstellingen (Beheerder): Standaardselectie adresboek
De volgende instellingen zijn beschikbaar als methode voor het sorteren van de weergegeven adressen uit het adresboek.
- Indextype (alfabet, aangepast)
- Adrestype (alle, groep, e-mail, FTP/Bureaublad, netwerkmap, internetfax, fax)
1
Druk op de toets [Adres sorteren].
2
Wijzig de weergavemodus.
(1) Druk op de toets van de modus of de tab die
u wilt weergeven.
Laat alleen de sneltoetsen van een bepaalde
verzendmodus zien door onder "Adrestype" op de
gewenste modustoets te drukken.
Wissel van de indextabs naar aangepaste indexen door
onder "Tab schakelen" op de toets [Gebruik.] te
drukken.
(2) Druk op [OK].
1
2
105 15
Aan
Cc
III III
GGG GGG
EEE EEE
CCC CCC
AAA AAA
JJJ JJJ
HHH HHH
FFF FFF
DDD DDD
BBB BBB
Globaal
Adres Zoeken
Adresinvoer
Adres sorteren
Adresoverzicht
Voorwaarde-
Instellingen
ABCDFreq. EFGH IJKL MNOP QRSTU VWXYZ etc.
Automat.Ontvangst
Faxgeheugen:100%
Adressen sorteren
OK
Groep
FTP/Bureaublad
Netwerkmap
Faxen
Alle
Adrestype
E-mail
ABC
Tab schakelen
Gebruik.
Internetfax
(2)(1)
4-13
FAX
Inhoudsopgave
Indexweergave
Indexen vergemakkelijken het zoeken naar een bestemming (sneltoets). De bestemmingen worden afzonderlijk
weergegeven op basis van alfabetische zoektekens en indexnummers. Klik op de betreffende indextab om een
opgeslagen bestemming weer te geven. Het is handig om veelgebruikte bestemmingen op te slaan in de index [Freq.].
Geef bij het opslaan van een bestemming op of de bestemming moet worden weergegeven in de index [Freq.].
U kunt de bestemmingen weergeven in alfabetische volgorde of per initialen. Telkens als u op de weergegeven indextab
drukt, verandert de weergavevolgorde als volgt: zoeknummers (pagina 4-21), oplopende namen, aflopende namen,
zoeknummers... Als de weergavevolgorde wordt gewijzigd, verandert de weergavevolgorde van de andere indextabs
eveneens.
Indexnamen kunnen in de systeeminstellingen worden gewijzigd met "Aangepaste Index", waardoor u groepen
sneltoetsen kunt maken die gemakkelijk herkenbaar zijn.
Het zoekletterbereik verkleinen
Door op een alfabetische tab op een indextab te drukken, geeft u toetsen weer die het zoekbereik nog verder
verkleinen. Door bijvoorbeeld op de tab [ABCD] te drukken, verschijnen de toetsen "A" t/m "D". Door op de [B] te
drukken, verschijnen alleen bestemmingen die met de letter "B" beginnen. Druk nogmaals op de toets om te annuleren.
Het zoekletterbereik kan echter niet worden verkleind op de tabs [Freq.], [etc.] of op een indextab van een gebruiker.
Systeeminstellingen: Aangepaste Index (pagina 7-18)
Hiermee worden aangepaste indexnamen opgeslagen. De aangepaste index waarin een sneltoets wordt weergegeven,
wordt opgegeven bij het opslaan van de verzendbestemming in de toets.
1
2
105 15
Aan
Cc
III III
GGG GGG
EEE EEE
CCC CCC
AAA AAA
JJJ JJJ
HHH HHH
FFF FFF
DDD DDD
BBB BBB
Globaal
Adres Zoeken
Adresinvoer
Adres sorteren
Adresoverzicht
Voorwaarde-
Instellingen
ABCDFreq. EFGH IJKL MNOP QRSTU VWXYZ etc.
Automat. Ontvangst
Faxgeheugen:100%
Indextabs
Freq.
ABCD
Freq.
ABCD
Freq.
ABCD
Gesorteerd op zoeknummer (standaard) Oplopende namen Aflopende namen
1
2
105 15
Aan
Cc
BBB III
BBB GGG
BBB EEE
BBB CCC
BBB AAA
BBB JJJ
BBB HHH
BBB FFF
BBB DDD
BBB BBB
Globaal
Adres Zoeken
Adresinvoer
Adres sorteren
Adresoverzicht
Voorwaarde-
Instellingen
EFGH IJKL MNOP QRSTU VWXYZ etc.
ABCDFreq.
A B C D
4-14
FAX
Inhoudsopgave
VOLGORDE VAN FAXVERZENDING
Deze sectie legt de basisprocedure uit voor het verzenden van een fax.
Plaats het origineel
Plaats het origineel in de invoerlade van de automatische
documentinvoer of op de glasplaat.
Voer het faxnummer van de bestemming in
of
Toets [Adresboek]: Selecteer een bestemming die in het
adresboek is opgeslagen of zoek een
bestemming op in het globale
adresboek.
EEN FAXNUMMER OPROEPEN
VANUIT HET ADRESBOEK
(pagina 4-18)
toets: Gebruik een zoeknummer om een
bestemming die in het adresboek is
opgeslagen op te geven.
BESTEMMING OPROEPEN MET
EEN ZOEKNUMMER (pagina
4-21)
[Opn. verzenden]-toets:Kies een faxnummer van de laatste acht
bestemmingen die gebruikt zijn voor
verzending.
OPNIEUW VERZENDEN (pagina
4-24)
Cijfertoetsen: Voer een faxnummer in.
EEN FAXNUMMER INVOEREN
MET DE CIJFERTOETSEN
(pagina 4-17)
Auto
Auto
Bestand
Snelbestand
Adresoverzicht
Direct TX
Subadres
Adresboek
USB-geh.scanFaxenInternetfax PC scan
Spec. Functies
Resolutie
Belichting
Origineel
Scannen:
Scannen
Zenden:
Standaard
Automat. Ontvangst
Faxgeheugen:100%
Luidspreker
Gereed voor verzenden.
Opn. verzenden
A4
4-15
FAX
Inhoudsopgave
Selecteer beeldinstellingen
Selecteer instellingen voor het te faxen origineel.
[Origineel]-toets: Gebruik deze toets om het
oorspronkelijke formaat, het
oorspronkelijke verzendformaat en het
tweezijdig scannen van originelen te
selecteren.
SCANFORMAAT EN
VERZENDFORMAAT OPGEVEN
(pagina 4-46), AUTOMATISCH
BEIDE ZIJDEN VAN EEN
DUBBELZIJDIG ORIGINEEL
SCANNEN (2-zijdig origineel)
(pagina 4-45)
[Belichting]-toets: Gebruik deze toets om de belichting
van het beeld af te stellen.
BELICHTING WIJZIGEN (pagina
4-53)
[Resolutie]-toets: Gebruik deze toets om de resolutie
van het beeld af te stellen.
RESOLUTIE WIJZIGEN (pagina
4-54)
Instellingen speciale functies
Druk op de [Spec. Functies]-toets om speciale functies te
selecteren, zoals timer verzending en de wisfunctie.
Auto
Auto
Bestand
Snelbestand
Adresoverzicht
Direct TX
Subadres
Adresboek
USB-geh.scanFaxenInternetfax PC scan
Spec. Functies
Resolutie
Belichting
Origineel
Scannen:
Scannen
Zenden:
Standaard
Automat. Ontvangst
Faxgeheugen:100%
A4
Auto Auto
Auto
Bestand
Snelbestand
Adresoverzicht
Direct TX
Subadres
Adresboek
USB-geh.scanFaxenInternetfax PC scan
Spec. Functies
Resolutie
Belichting
Origineel
Scannen:
Scannen
Zenden:
Standaard
Automat. Ontvangst
Faxgeheugen:100%
A4
A4
4-16
FAX
Inhoudsopgave
Start de transactie.
Scan het origineel en verzend de fax.
Als het origineel op de glasplaat is gelegd, volg dan deze stappen om het scannen en verzenden te starten:
Als u een normale fax verstuurt (geheugenverzending)
(1) Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
(2) Vervang na afloop van het scannen het origineel door het volgende origineel.
(3) Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
(4) Herhaal stappen (2) en (3) totdat alle originelen zijn gescand.
(5) Druk op de toets [Lezen Klaar].
Wanneer u een fax verstuurt in de modus direct verzenden
In de modus direct verzenden kunt u niet meerdere originelen scannen.
Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT] om de verzending te starten.
Wanneer de verzending klaar is, worden de beeldinstellingen en de instellingen voor de handige functie (speciale functie)
gewist.
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
Systeeminstellingen (Beheerder): Standaardweergave-Instellingen
Deze instellingen kunnen gedurende een bepaalde tijd worden behouden nadat het scannen is voltooid.
4-17
FAX
Inhoudsopgave
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u faxnummers van bestemmingen kunt invoeren.
U kunt faxnummers van bestemmingen invoeren met de cijfertoetsen of door een eerder opgeslagen faxnummer op te
roepen met het adresboek of een zoeknummer.
EEN FAXNUMMER INVOEREN MET DE
CIJFERTOETSEN
Een onderbreking invoeren tussen de cijfers van het nummer.
Voer na het gebruikte nummer een onderbreking in om vanuit een PBX te bellen (bijvoorbeeld na een "0") of na de
landcode van een internationaal nummer.
BESTEMMINGEN INVOEREN
Voer het faxnummer van een
bestemming in met de cijfertoetsen.
Let erop dat u het juiste nummer invoert.
Als het verkeerde nummer is ingevoerd...
Druk op de toets [WISSEN] ( ) om het nummer te wissen en voer het juiste nummer in.
Druk op de [Onderbreking]-toets.
Een streepje "-" wordt ingevoerd wanneer u één keer op de
[Onderbreking]-toets drukt.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instelling Onderbrekingstijd
Dit wordt gebruikt om de lengte van de onderbrekingen in te stellen. De standaardinstelling is 2 seconden.
Auto
Auto
Bestand
Snelbestand
Adresoverzicht
Direct TX
Subadres
Adresboek
USB-geh.scanFaxenInternetfax PC scan
Spec. Functies
Resolutie
Belichting
Origineel
Scannen:
Scannen
Zenden:
Standaard
Automat. Ontvangst
Faxgeheugen:100%
Onderbreking
1234567890-
Volgend Adres
A4
4-18
FAX
Inhoudsopgave
EEN FAXNUMMER OPROEPEN VANUIT HET
ADRESBOEK
Het scherm adresboek geeft opgeslagen bestemmingen weer als sneltoetsen.
Een faxnummer van een bestemming roept u op door eenvoudigweg op de one-touch-toets van die bestemming te
drukken. Dit wordt "one-touch-bellen" genoemd. Het is ook mogelijk om meerdere faxnummers onder een
one-touch-toets op te slaan. Hierdoor kunt u alle nummer oproepen door simpelweg die toets in te drukken. Dit wordt
"groepbellen" genoemd. Deze belmethode is handig wanneer u dezelfde fax (of een navraag) naar meerdere
bestemmingen wilt verzenden.
Wanneer er naast faxbestemmingen ook bestemmingen van andere scanfuncties zijn opgeslagen, verschijnt er in de
one-touch-toets naast de naam van de bestemming ook een pictogram dat de functie aangeeft.
Pictogram Modus
Fax
Scannen naar E-mail
Internetfax (Directe SMTP)
Scannen naar FTP
Scannen naar netwerkmap
Scannen naar desktop
Groepstoets met meerdere bestemmingen
Systeeminstellingen: Adresboek (pagina 7-16)
Dit wordt gebruikt om bestemmingen (namen en faxnummers) op te slaan in het adresboek.
1
2
105 15
Aan
Cc
III III
GGG GGG
EEE EEE
CCC CCC
AAA AAA
JJJ JJJ
HHH HHH
FFF FFF
DDD DDD
BBB BBB
Globaal
Adres Zoeken
Adresinvoer
Adres sorteren
Adresoverzicht
Voorwaarde-
Instellingen
ABCDFreq. EFGH IJKL MNOP QRSTU VWXYZ etc.
Automat. Ontvangst
Faxgeheugen:100%
4-19
FAX
Inhoudsopgave
OPROEPEN VAN EEN OPGESLAGEN BESTEMMING
Een faxnummer van een bestemming roept u op door eenvoudigweg op de sneltoets van die bestemming te drukken.
1
Druk op [Adresboek].
2
Selecteer de bestemming.
(1) Druk op de indextab waarop de bestemming
is opgeslagen.
(2) Druk op de sneltoets van de gewenste
bestemming.
Kiest u een verkeerde bestemming, druk dan nogmaals
op de toets om uw keuze te annuleren.
Veelvuldig gebruikte bestemmingen kunnen weergegeven worden op de index [Freq.]. Geef bij het opslaan van een
bestemming op of de bestemming moet worden weergegeven in de index [Freq.].
Doorgaan met het opgeven van andere bestemmingen…
Druk op de toets [Volgend adres] en herhaal (1) en (2) van deze stap.
Systeeminstellingen (Beheerder): Volg adrestoets invoeren bij distributie-instel.
Deze instelling bepaalt of de toets [Volgend Adres] kan worden overgeslagen voordat de volgende bestemming wordt
opgegeven. Fabrieksinstelling: De toets [Volgend Adres] kan worden overgeslagen.
Systeeminstellingen (Beheerder): Omschakelen weergave-volgorde uitschakelen
Hiermee schakelt u de mogelijkheid uit om te wisselen van weergave-volgorde van de sneltoetsen in het
adresboekscherm. De momenteel geselecteerde weergave-volgorde wordt de gebruikte volgorde nadat deze instelling is
geactiveerd.
Auto Auto
Auto
Bestand
Snelbestand
Adresoverzicht
Direct TX
Subadres
Adresboek
USB-geh.scanFaxenInternetfax PC scan
Spec. Functies
Resolutie
Belichting
Origineel
Scannen:
Scannen
Zenden:
Standaard
Automat. Ontvangst
Faxgeheugen:100%
A4
A4
1
2
105 15
Aan
Onderbreking Volgend Adres
CCC CCC
0123456789
Cc
III III
GGG GGG
EEE EEE
CCC CCC
AAA AAA
JJJ JJJ
HHH HHH
FFF FFF
DDD DDD
BBB BBB
Globaal
Adres Zoeken
Adresinvoer
Adres sorteren
Subadres
Adresoverzicht
Voorwaarde-
Instellingen
ABCDFreq. EFGH IJKL MNOP QRSTU VWXYZ etc.
Automat.Ontvangst
Faxgeheugen:100%
(2)
(1)
4-20
FAX
Inhoudsopgave
INGEVOERDE BESTEMMINGEN CONTROLEREN EN
WISSEN
Wanneer u meerdere bestemmingen hebt ingevoerd, kunt u ze weergeven en controleren. Ook is het mogelijk om een
bestemming te wissen (selectie van bestemming annuleren).
1
Druk op [Adresoverzicht].
2
Controleer de bestemmingen en druk op
[OK].
Een bestemming wissen...
Druk op de sneltoets van de bestemming die u wilt wissen. Er verschijnt een melding ter bevestiging van het wissen.
Druk op de toets [Ja]. Druk op de toets [Details] om het betreffende bestemmingstype en de naam te controleren.
1
2
CCC CCC
105 15
Aan
Cc
III III
GGG GGG
EEE EEE
AAA AAA
JJJ JJJ
HHH HHH
FFF FFF
DDD DDD
BBB BBB
Globaal
Adres Zoeken
Adresinvoer
Adres sorteren
Subadres
Adresoverzicht
Voorwaarde-
Instellingen
ABCDFreq. EFGH IJKL MNOP QRSTU VWXYZ etc.
Automat.Ontvangst
Faxgeheugen:100%
Aan
1
2
CCC CCC
LLL LLL
NNN NNN
PPP PPP
RRR RRR
TTT TTT
KKK KKK
MMM MMM
OOO OOO
QQQ QQQ
SSS SSS
UUU UUU
Cc
Adresoverzicht
OK
001
003
005
007
009
011
002
004
006
008
010
012
Selectie van adres opheffen?
BBB BBB
NeeDetails
Ja
4-21
FAX
Inhoudsopgave
BESTEMMING OPROEPEN MET EEN
ZOEKNUMMER
Een bestemming die in het Adresboek is opgeslagen, kan met de toets worden opgeroepen. Dit kan vanuit het
basisscherm van alle modi of vanuit het scherm Adresboek.
1
Druk op de toets .
2
Voer het 3-cijferige zoeknummer van het
adres in met de cijfertoetsen.
Als het 3-cijferige zoeknummer is ingevoerd, wordt het
opgeslagen adres opgehaald en opgegeven als bestemming.
Het zoeknummer wordt geprogrammeerd wanneer de bestemming is opgeslagen in het adresboek.
Weet u het zoeknummer niet, druk dan de adreslijst van de sneltoets af met "Adreslijst Wordt Verzonden" in de
systeeminstellingen.
Bij het invoeren van zoeknummers als "001" en "011" kan de "0" worden weggelaten. Voor "001" voert u
bijvoorbeeld "1" in en drukt u op de toets of [Volgend Adres].
Als er een verkeerd zoeknummer is ingevoerd…
Druk op de toets [WISSEN] ( ) om het nummer te wissen en voer het juiste nummer in.
Auto Auto
Auto
USB-geh.scanFaxenInternetfax PC scan
Scannen:
Scannen
Zenden:
Standaard
Automat. Ontvangst
Faxgeheugen:100%
A4
Bestand
Snelbestand
Adresoverzicht
Direct TX
Subadres
Adresboek
Spec. Functies
Resolutie
Belichting
Origineel
A4
4-22
FAX
Inhoudsopgave
EEN BESTEMMING OPROEPEN UIT EEN
GLOBAAL ADRESBOEK
Als een LDAP-server in de webpagina's is opgeslagen, kunt u de bestemming van een faxnummer opzoeken in een
globaal adresboek.
1
Open het scherm Globaal Adres Zoeken.
(1) Druk op [Adresboek] in het basisscherm.
Zie "BASISSCHERM VAN DE FAXFUNCTIE" (pagina
4-8) voor de toets [Adresboek].
(2) Druk op [Globaal Adres Zoeken].
2
Zoek de bestemming.
Als er maar één LDAP.server is geïnstalleerd, zijn (1) en (2)
niet nodig. Ga direct naar (3). Als een authenticatiescherm voor
de LDAP-server verschijnt, voer dan uw naam en wachtwoord
in.
(1) Druk op de toets voor de LDAP-server die u
wilt gebruiken.
Als een authenticatiescherm voor de LDAP-server
verschijnt, voer dan uw naam en wachtwoord in.
(2) Druk op de toets [OK].
(3) Zoek de bestemming in het zoekscherm.
Voer zoekkarakters in voor de bestemming en druk op de
toets [Zoeken]. Na korte tijd verschijnen de
zoekresultaten.
Voor de procedure om tekst in te voeren, zie "TEKST
INVOEREN" (pagina 1-45) in "1. VOORDAT U DE
MACHINE GEBRUIKT".
Zo zoekt u…
Voer maximaal 64 karakters in als zoekkarakters. Het systeem zoekt namen die beginnen met de ingevoerde letters.
Een sterretje kan als volgt worden gebruikt:
XXX : Namen die beginnen met "XXX".
XXX: Namen die eindigen met "XXX".
XXX : Namen die "XXX" bevatten.
AA XX: Namen die beginnen met "AA" en eindigen op "XX".
1
2
105 15
Aan
Cc
III III
GGG GGG
EEE EEE
CCC CCC
AAA AAA
JJJ JJJ
HHH HHH
FFF FFF
DDD DDD
BBB BBB
Globaal
Adres Zoeken
Adresinvoer
Adres sorteren
Adresoverzicht
Voorwaarde-
Instellingen
ABCDFreq. EFGH IJKL MNOP QRSTU VWXYZ etc.
(2)
Automat.Ontvangst
Faxgeheugen:100%
Server 2
Server 1
Server 3
Server 4
Server 5
Server 6
Server 7
Annuleren
Serverwijziging
OK
(2)(1)
4-23
FAX
Inhoudsopgave
Een bestemming opslaan van een globaal adresboek in het adresboek van
de machine.
Een bestemming van een globaal adresboek kan als een sneltoets worden opgeslagen in het adresboek van de
machine.
Druk op de toets [Details] in het scherm voor zoekresultaten van het globale adresboek (het scherm van stap 3
hierboven) om informatie weer te geven van de geselecteerde bestemming. Druk op de toets [Registreren] in het
scherm voor gedetailleerde informatie en druk daarna op het te gebruiken item (de toets [Faxen] in dit geval). Het
onderstaande scherm verschijnt.
De in het globale adresboek opgeslagen informatie wordt automatisch ingevoerd. (De instellingen kunnen zo nodig
gewijzigd worden. Voor gedetailleerde informatie over ieder item, raadpleeg "Adresbeheer" (pagina 7-16) in
"7. SYSTEEMINSTELLINGEN.) De items hieronder moet u echter handmatig configureren. Voltooi het opslaan door op
[Verlaten] te drukken.
De toets [Eerste letter] : Druk op deze toets en voer de initialen in die bepalen waar de bestemming zal verschijnen in de
alfabetische index en de volgorde van de sneltoetsweergave. U kunt maximaal 10 karakters voor de
initialen invoeren.
De toets [Index] : Druk op deze toets om de aangepaste index te selecteren waarin het adres verschijnt. U kunt ook
selecteren of u de bestemming wilt opnemen in de tab [Freq.] van het adresboek.
De toets [Modus]: Druk op deze toets om de "Verzendsnelheid" en "Internationale Correspondentiemodus" instellingen te
configureren. Deze instellingen zijn al geconfigureerd, maar als de bestemming een internationale
bestemming is of, als u vindt dat er veel communicatiefouten optreden, wanneer u met deze bestemming
communiceert, kunt u proberen de instellingen te wijzigen.
3
Selecteer de bestemming.
(1) Druk op de toets van de gewenste
bestemming.
Als er geen namen worden gevonden die overeenkomen
met de zoekletters, krijgt u een melding. Druk op [OK] om
het bericht te sluiten en druk op [Opnieuw Zoeken] om
nogmaals te zoeken.
(2) Druk op de toets [Aan].
Hiermee wordt de geselecteerde bestemming ingevoerd.
Wilt u nog een bestemming selecteren, herhaal dan
bovenstaande stappen (1) en (2).
Als meer dan 30 treffers worden gevonden, verschijnt een melding op het scherm. Druk op [OK] om het bericht te
sluiten. Maximaal 300 zoekresultaten zullen worden weergegeven. Als de gewenste bestemming niet werd
gevonden, druk dan op de [Opnieuw Zoeken]-toets om meer zoekletters toe te voegen.
Opgeslagen informatie van een bestemming controleren…
Druk op de toets van de bestemming en daarna op de toets [Details]. De opgeslagen informatie voor de
geselecteerde bestemming verschijnt. Controleer de informatie en druk daarna op [OK] om terug te keren naar het
scherm voor zoekresultaten.
Als er een scherm verschijnt om het te gebruiken item te selecteren...
Als de geselecteerde bestemming naast het faxnummer of telefoonnummer nog een e-mailadres of een ander
adres omvat, zult u moeten aangeven welke item u wilt gebruiken. Druk op de [Faxen]-toets om het faxnummer
terug te vinden.
1
2
XXX AAA
0123456789
0612345678
0601234567
0687654321
0676543210
XXX
XXX BBB
9876543210
XXX CCC
XXX EEE
XXX FFF
XXX DDD
Aan
Cc
Details
Opnieuw Zoeken
Adresboek
Adresoverzicht
Voorwaarde-
Instellingen
(1)(2)
Zoeknummer
Naam
Eerste letter
Index
Faxnr.
001
AAA AAA
0123456789
AAA AAA
A Gebr.1
Toetsnaam
33,6 kbps/Geen
Modus
Direct Adres / Individueel
Verlaten
E-mail Internetfax Faxen
4-24
FAX
Inhoudsopgave
OPNIEUW VERZENDEN
De bestemmingen van de meest recente 8 verzendingen van fax, scannen naar e-mail en/of internetfax worden
opgeslagen. Een van deze 8 kan geselecteerd worden opnieuw naar de bestemming verzonden te worden.
1
Druk op [Opn. verzenden].
2
Druk op de toets van de faxbestemming
die u opnieuw wilt bellen.
De laatste 8 verzendingsbestemmingen worden weergegeven.
Als u een cijfertoets ingedrukt hebt tijdens de vorige verzending, belt de [Opn. verzenden]-toets misschien niet het goede
nummer.
De volgende faxadressen worden niet opgeslagen als adressen die opnieuw kunnen worden verzonden.
- Een sneltoets waarin meerdere bestemmingen zijn opgeslagen (groeptoets).
- Distributiebestemmingen
- Bestemmingen waarnaar geprogrammeerd wordt verzonden
Systeeminstellingen (Beheerder): [Opn. verzenden] uitschakelen in fax/scan modus
Hiermee wordt het gebruik van de functie opnieuw verzenden voorkomen. Wanneer deze instelling geactiveerd is, kan de
toets [Opn. verzenden] in het basisscherm van de verzendmodus niet gebruikt worden.
Auto Auto
Auto
USB-geh.scanFaxenInternetfax PC scan
Scannen:
Scannen
Zenden:
Standaard
Automat. Ontvangst
Faxgeheugen:100%
Luidspreker
Gereed voor verzenden.
Opn. verzenden
A4
Bestand
Snelbestand
Adresoverzicht
Direct TX
Subadres
Adresboek
Spec. Functies
Resolutie
Belichting
Origineel
A4
Annuleren
Opn. verzenden
EEE EEE
AAA AAANr.01
Nr.03
Nr.05
Nr.07
CCC CCC
GGG GGG
FFF FFF
BBB BBB
DDD DDD
HHH HHH
Nr.02
Nr.04
Nr.06
Nr.08
4-25
FAX
Inhoudsopgave
KETTINGKIEZEN
Nummerreeksen die u met cijfertoetsen en/of sneltoetsen hebt ingevoerd, kunnen met elkaar verbonden worden door
onderbrekingen en kunnen als een enkel nummer worden gebeld.
Gebruik kettingkiezen om een lang nummer te bellen (zoals een internationaal nummer) wanneer de landcode en/of
netnummer afzonderlijk onder sneltoetsen zijn opgeslagen.
Voorbeeld: Kettingkiezen gebruiken om een internationaal nummer te bellen
Systeeminstellingen (Beheerder): Instelling Onderbrekingstijd
Dit wordt gebruikt om de lengte van de onderbrekingen in te stellen. De standaardinstelling is 2 seconden.
XXX 010
00 XX XXXX
XXX
010
Nummer voor
internationale
telefoonservice
Landcode
Netnummer
Naam van de
ontvanger/ verzender
Via een
one-touch-toets
Via het numerieke
toetsenbord
CCC CCC
Onderbreking
Nummer dat gebeld
moet worden
Invoer
4-26
FAX
Inhoudsopgave
Deze sectie legt de basisprocedures voor het verzenden van een fax uit.
VERZENDMETHODEN
Hieronder vindt u een uitleg van de methoden voor het verzenden van een fax vanaf de machine. Selecteer de methode
die u wenst.
Gebruik de automatische documentinvoer om een grote hoeveelheid
originelen te faxen.
De originelen worden in het geheugen gescand en vervolgens verzonden (geheugenverzending).
Wanneer u geheugenverzending heeft geselecteerd en meerdere originelen in de automatische documentinvoer heeft
geplaatst (en de lijn is vrij), zal de verzending beginnen zodra de eerste pagina gescand is; dit gaat door zolang de
resterende pagina's gescand worden (snelle online verzending).
Als het verzenden niet onmiddellijk kan beginnen omdat de lijn in gebruik is, zullen alle pagina's in het geheugen worden
gescand en worden gereserveerd.
HET GEBRUIK VAN DE AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOER VOOR VERZENDING (pagina 4-30)
Wanneer een faxverzending of -ontvangst aan de gang is, kunt u de volgende procedure uitvoeren om een verzending
te reserveren. Ga naar het opdrachtstatusscherm om verzendingsopdrachten te controleren.
DE STATUS VAN FAXOPDRACHTEN CONTROLEREN (pagina 4-111)
BASISMETHODEN VOOR
VERZENDEN
Als het geheugen vol raakt terwijl het eerste origineel gescand wordt, zal de verzending stoppen.
In de volgende situaties zal de verzending automatisch gereserveerd worden (geheugenverzending)
- Als de lijn bezet is of er een communicatiefout optreedt en automatische verzending wordt geactiveerd.
ALS DE LIJN BEZET IS (pagina 4-28), ALS ZICH EEN COMMUNICATIEFOUT VOORDOET (pagina 4-28)
- De machine maakt al gebruik van de lijn om een fax te verzenden of te ontvangen.
- Er was al een faxverzending gereserveerd voor de uw fax.
- Een van de volgende functies is in gebruik voor verzending:
Distributieverzending, F-code-verzending, Timer-verzending, Kaart Formaat, Opdracht Samenstel., Scannen adreskaart
- De glasplaat wordt gebruikt (behalve als de luidspreker wordt gebruikt om te bellen).
Maximaal 94 verzendingsopdrachten kunnen worden gereserveerd.
Wanneer de verzending klaar is, worden de gescande originelen uit het geheugen gewist. De verzonden fax wordt echter
opgeslagen wanneer u de functie documentarchivering gebruikt.
Systeeminstellingen (Beheerder): Snel On-Line Verzenden
Dit wordt gebruikt om snelle online verzending uit te zetten. In dit geval worden de faxverzendingen verstuurd via
geheugenverzending (reserveren en dan verzenden).
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
Verzending
4-27
FAX
Inhoudsopgave
Gebruik de glasplaat om dikke originelen of pagina's van een boek te
faxen.
DE GLASPLAAT GEBRUIKEN VOOR HET VERZENDEN (pagina 4-33)
Gebruik de functie direct verzenden als u een fax wil verzenden voor de al
eerder gereserveerde faxverzendingen.
Het origineel wordt direct naar de ontvangende faxmachine verzonden zonder eerst in het geheugen te worden
gescand.
Wanneer u de functie direct verzenden gebruikt, zal het verzenden beginnen zodra de verzending die aan de gang is
voltooid is (voor alle eerder gereserveerde verzendingen).
Druk op de [Direct TX]-toets in het basisscherm om een fax te verzenden via directe verzending.
DE AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOER GEBRUIKEN OM EEN FAX TE VERZENDEN MET DE FUNCTIE
DIRECT VERZENDEN (pagina 4-31)
DE GLASPLAAT GEBRUIKEN OM EEN FAX TE VERZENDEN MET DE FUNCTIE DIRECT VERZENDEN (pagina
4-35)
Wanneer de glasplaat wordt gebruikt voor verzending, zal de snelle online-verzending niet werken.
Wanneer de verzending in de functie direct verzenden klaar is, schakelt de functie automatisch terug naar de functie
geheugenverzending.
Wanneer de glasplaat in gebruik is, kunt u niet meerdere originelen scannen.
11
1
Verzending
Verzending
Adresboek
Adresoverzicht
Subadres
Direct TX
Scannen
4-28
FAX
Inhoudsopgave
STANDEN VOOR DE PLAATSING VAN HET ORGINEEL
Een origineel van het formaat A5 (5-1/2" x 8-1/2") of B5 in liggende stand wordt 90 graden gedraaid en verstuurd als een
afbeelding op A5 (5-1/2" x 8-1/2") of B5 in staande stand.
ALS DE LIJN BEZET IS
Als de lijn bezet is wanneer u een fax verzendt, zal er na een standaardinterval automatisch opnieuw een poging tot
verzenden plaatsvinden. Dit werkt alleen in de functie geheugenverzending. In de functie direct verzenden of in de
functie handmatig verzenden zal de verzending geannuleerd worden. Wacht enkele seconden en probeert de fax
opnieuw te verzenden.
ALS ZICH EEN COMMUNICATIEFOUT VOORDOET
Als zich een communicatiefout voordoet of de andere faxmachine antwoordt de oproep niet binnen een standaardtijd,
zal er na een standaardinterval automatisch opnieuw een verbindingspoging worden gemaakt. Dit werkt alleen in de
functie geheugenverzending.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instelling Verzenden Draaiing
De fabrieksinstelling is draaien voor de verzending. Als deze instelling uitgeschakeld is, zal het origineel verzonden worden
in de richting waarin het geplaatst is.
Het verzenden annuleren...
Annuleer de verzending vanuit het opdrachtstatusscherm.
EEN FAX IN UITVOERING OF EEN GERESERVEERDE FAX ANNULEREN (pagina 4-118)
Systeeminstellingen (Beheerder): Opnieuw oproepen indien bezet
Dit wordt gebruikt om het aantal belpogingen en ook het interval tussen deze pogingen in te stellen wanneer er geen
verbinding kan worden gemaakt omdat de lijn bezet is.
Het verzenden annuleren...
Annuleer de verzending vanuit het opdrachtstatusscherm.
EEN FAX IN UITVOERING OF EEN GERESERVEERDE FAX ANNULEREN (pagina 4-118)
Systeeminstellingen (Beheerder): Opnieuw bellen indien communicatiefout
Dit wordt gebruikt om het aantal belpogingen en ook het interval tussen deze pogingen in te stellen wanneer een verzending
mislukt door een fout.
Verzending
A5 (5-1/2" x 8-1/2") beeld in
staande stand wordt verzonden.
Gedraaid naar A5 (5-1/2" x 8-1/2")
beeld in staande stand.
Origineel van het formaat
A5 (5-1/2" x 8-1/2")
4-29
FAX
Inhoudsopgave
MODUS FAXBESTEMMINGSBEVESTIGING
In de modus faxbestemmingsbevestiging wordt een bestemmingsbevestigingsbericht weergegeven wanneer een
faxverzending wordt uitgevoerd, om te vermijden dat per ongeluk naar de verkeerde bestemming wordt verzonden.
Deze functie wordt ingeschakeld in de systeeminstellingen (beheerder). Wanneer deze functie ingeschakeld staat, zal
een bericht verschijnen om de bestemming te bevestigen wanneer op de toets [STARTEN ZWART-WIT] wordt gedrukt
om met de faxverzending te starten.
Het bericht dat verschijnt, is afhankelijk van de methode die wordt gebruikt om de bestemming op te geven.
Bestemming opgegeven met sneltoets/zoeknummer
Kijk na of de bestemming die in het bericht wordt
weergegeven, juist is, en druk op [OK]. Het scannen zal
beginnen.
Als de bestemming niet juist is, druk dan op de toets
[Annuleren] en selecteer de bestemming opnieuw.
Bestemming opgegeven met de cijfertoetsen, de
toets [Opn. verzenden] of de toets [Globaal adres
zoeken]
Druk op de toets [OK], geef de bestemming opnieuw op
met de cijfertoetsen en druk op de toets [STARTEN
ZWART-WIT].
Als de opnieuw ingevoerde bestemming juist is, zal het
scannen beginnen.
Als de opnieuw ingevoerde bestemming niet juist is, zal
een bericht verschijnen. Druk op de toets [OK] en voer
de bestemming opnieuw in. Als u 3 keer na elkaar een
onjuist nummer ingeeft als bevestiging, zal het scherm
terugkeren naar het basisscherm.
Functies die niet kunnen worden gebruikt
Wanneer de functie faxbestemmingsbevestiging ingeschakeld staat, is slechts één bestemming toegestaan, en kunnen
de volgende functies dus niet worden gebruikt.
Distributieverzending naar meerdere bestemmingen waaronder faxbestemmingen
Groepstoetsen en programmatoetsen die meerdere faxbestemmingen bevatten, kunnen niet worden gebruikt. Nadat
één bestemming is opgegeven, is het invoeren van een bestemming op zoeknummer niet meer mogelijk, en kunnen
toetsen zoals een andere sneltoets, de toets [Volgend adres], de toets [Adresinvoer] en de toets [Globaal adres
zoeken] niet worden geselecteerd.
Verzending met de luidsprekertoets
Er kan geen bestemming worden opgegeven nadat op de toets [Luidspreker] is gedrukt.
Nummer bevestiging
BBB BBB
0312345678
Annuleren
OK
Voer het nummer opnieuw in en druk
op de Start-toets.
OK
Zelfs als de bestemming werd opgegeven met een sneltoets of zoeknummer, wanneer de toets [Subadres] wordt gebruikt
om een subadres en een wachtwoord in te voeren, moet het faxnummer tijdens de bevestiging opnieuw worden
ingevoerd. Druk op de toets [Subadres] nadat u het faxnummer opnieuw hebt ingevoerd en voer het subadres en het
wachtwoord in.
Als kettingkiezen werd gebruikt, druk dan de op toets [Onderbreking] om "-" in te voeren tijdens de bevestiging.
Systeeminstellingen (Beheerder): Faxbestemmingbevestigingsmodus
Deze instelling wordt gebruikt om een bestemmingsbevestigingsbericht te laten verschijnen wanneer een fax wordt
verzonden.
4-30
FAX
Inhoudsopgave
HET GEBRUIK VAN DE AUTOMATISCHE
DOCUMENTINVOER VOOR VERZENDING
Deze sectie geeft uitleg over het gebruik van de automatische documentinvoereenheid om een fax te versturen.
1
Plaats de originelen met de kopiezijde
naar boven in de documentinvoerlade
met de vellen gelijkmatig verdeeld.
Steek de originelen helemaal in de lade van de documentinvoer. In de
documentinvoerlade kunnen meerdere originelen worden geplaatst. De
stapel originelen mag niet hoger zijn dan de indicatiestreep op de lade.
Als het origineel afwijkt van de instelling van het formaat, stel
dan het formaat van het origineel in.
SCANFORMAAT EN VERZENDFORMAAT OPGEVEN
(pagina 4-46)
Wanneer u een fax verstuurt die uit meerdere pagina's bestaat, kunt u de automatische documentinvoer en de
glasplaat niet tegelijkertijd gebruiken om de originele pagina's in te scannen.
2
Voer het faxnummer van de bestemming in.
(1) Druk op [Adresboek] in het basisscherm.
Zie "BASISSCHERM VAN DE FAXFUNCTIE" (pagina 4-8) voor
de toets [Adresboek].
.
(2) Druk op de sneltoets van de gewenste
bestemming.
Een bestemming kan behalve door selectie van een sneltoets ook door het opgeven van een zoeknummer worden
opgegeven. U kunt ook direct een faxnummer invoeren met de cijfertoetsen of een bestemming opzoeken in een
globaal adresboek. Zie voor meer informatie "4. BESTEMMINGEN INVOEREN" (pagina 4-17).
3
Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Het scannen begint.
Wanneer het scannen klaar is, geeft de machine een pieptoon.
Wanneer het scannen klaar is, verschijnt het bericht "Opdracht opgeslagen." samen met een opdrachtcontrolenummer.
Met dit nummer kunt u de opdracht opzoeken in het Transmissierapport of in het Activiteitenrapport Beeld Verzenden.
Als er een fax binnenkomt terwijl er een verzending wordt uitgevoerd, wordt de verzending gereserveerd en pas
verzonden nadat de binnenkomende fax gereed is.
Als het geheugen vol raakt tijdens het scannen van de originelen, verschijnt er een melding en stopt het scannen. Bij een online
verzending, worden de reeds gescande originelen verzonden. Als de verbinding niet wordt geactiveerd, wordt de zending geannuleerd.
Systeeminstellingen (Beheerder): Geluid Bij Voltooide Scan
Hiermee kan de Scan voltooid geluidsinstelling worden geselecteerd.
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ) om de bewerking te annuleren.
Markeerstreep
1
2
105 15
Aan
Cc
III III
GGG GGG
EEE EEE
CCC CCC
AAA AAA
JJJ JJJ
HHH HHH
FFF FFF
DDD DDD
BBB BBB
Globaal
Adres Zoeken
Adresinvoer
Adres sorteren
Subadres
Adresoverzicht
Voorwaarde-
Instellingen
ABCDFreq. EFGH IJKL MNOP QRSTU VWXYZ etc.
(2)
Automat.Ontvangst
Faxgeheugen:100%
4-31
FAX
Inhoudsopgave
DE AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOER GEBRUIKEN OM EEN
FAX TE VERZENDEN MET DE FUNCTIE DIRECT VERZENDEN
1
Plaats de originelen met de kopiezijde
naar boven in de documentinvoerlade
met de vellen gelijkmatig verdeeld.
Steek de originelen helemaal in de lade van de documentinvoer. In de
documentinvoerlade kunnen meerdere originelen worden geplaatst. De
stapel originelen mag niet hoger zijn dan de indicatiestreep op de lade.
Als het origineel afwijkt van de instelling van het formaat, stel
dan het formaat van het origineel in.
SCANFORMAAT EN VERZENDFORMAAT OPGEVEN
(pagina 4-46)
2
Voer het faxnummer van de bestemming in.
(1) Druk op [Adresboek] in het basisscherm.
Zie "BASISSCHERM VAN DE FAXFUNCTIE" (pagina
4-8) voor de toets [Adresboek].
(2) Druk op de sneltoets van de gewenste
bestemming.
(3) Druk op de toets [Voorwaarde-Instellingen].
U kunt maar één bestemming invoeren. Een sneltoets gebruiken waaronder meerdere bestemmingen zijn
opgeslagen (groeptoets) is niet mogelijk.
Een bestemming kan behalve door selectie van een sneltoets ook door het opgeven van een zoeknummer worden
opgegeven. U kunt ook direct een faxnummer invoeren met de cijfertoetsen of een bestemming opzoeken in een
globaal adresboek. Zie voor meer informatie "BESTEMMINGEN INVOEREN" (pagina 4-17).
3
Druk op de [Direct TX]-toets.
4
Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
De verzending wordt gestart.
Het verzenden annuleren...
Als het bericht "Bezig met inbellen. Druk op [ ] om te annuleren." verschijnt of wanneer de fax verzonden wordt,
druk op de toets [STOP] ( ).
Markeerstreep
1
2
105 15
Aan
Cc
III III
GGG GGG
EEE EEE
CCC CCC
AAA AAA
JJJ JJJ
HHH HHH
FFF FFF
DDD DDD
BBB BBB
Globaal
Adres Zoeken
Adresinvoer
Adres sorteren
Subadres
Adresoverzicht
Voorwaarde-
Instellingen
ABCDFreq. EFGH IJKL MNOP QRSTU VWXYZ etc.
(2)(3)
Automat.Ontvangst
Faxgeheugen:100%
Auto
Auto
Auto
USB-geh.scanFaxenInternetfax PC scan
Scannen:
Scannen
Zenden:
Standaard
Automat. Ontvangst
Faxgeheugen:100%
A4
Bestand
Snelbestand
Adresoverzicht
Direct TX
Subadres
Adresboek
Belichting
Resolutie
Belichting
Origineel
A4
4-32
FAX
Inhoudsopgave
De volgende functies kunnen niet samen met de functie directe verzending worden gebruikt:
Programma, Timer-verzending, Kaart Formaat, Opdracht Samenstellen, Navraaggeheugen, Bestand, Snelbestand,
Geheugenvak, 2-zijdig scannen van originelen, Globaal Adres zoeken
De fax zal niet opnieuw verzonden worden als een directe verzending faalde door een communicatiefout of door een
andere reden.
Als er al een faxverzending aan de gang is op het moment dat een directe verzending wordt uitgevoerd, zal de directe
verzending wachten totdat de vorige verzending klaar is. Wanneer de vorige verzending klaar is, zal de directe verzending
beginnen. Terwijl directe verzending wacht, kunt u de [OPDRACHT STATUS]-toets indrukken om het
opdrachtstatusscherm te zien. Er zijn geen andere handelingen mogelijk.
DE STATUS VAN FAXOPDRACHTEN CONTROLEREN (pagina 4-111)
4-33
FAX
Inhoudsopgave
DE GLASPLAAT GEBRUIKEN VOOR HET VERZENDEN
Als u een dik origineel of een origineel dat niet via de automatische documentinvoer kan worden ingevoerd wilt faxen,
open dan de automatische documentinvoer en plaats het origineel op de glasplaat.
1
Open de documentinvoer, plaats het
origineel met de bovenzijde naar
beneden op de glasplaat en sluit
voorzichtig de documentinvoer.
Breng het midden van het origineel op één lijn met de punt
van het teken op het midden van de schaalaanduiding
aan de linkerzijde van de glasplaat.
Plaats het origineel overeenkomstig het formaat in de juiste
positie (zie afbeelding hierboven).
Als het origineel afwijkt van de instelling van het formaat, stel
dan het formaat van het origineel in.
SCANFORMAAT EN VERZENDFORMAAT OPGEVEN
(pagina 4-46)
Wanneer u een fax verstuurt die uit meerdere pagina's bestaat, scan dan elke pagina in de juiste volgorde in,
beginnend met de eerste pagina.
Wanneer u een fax verstuurt die uit meerdere pagina's bestaat, kunt u de automatische documentinvoer en de
glasplaat niet tegelijkertijd gebruiken om de originele pagina's in te scannen.
2
Voer het faxnummer van de bestemming
in.
(1) Druk op [Adresboek] in het basisscherm.
Zie "BASISSCHERM VAN DE FAXFUNCTIE" (pagina
4-8) voor de toets [Adresboek].
(2) Druk op de sneltoets van de gewenste
bestemming.
Een bestemming kan behalve door selectie van een sneltoets ook door het opgeven van een zoeknummer worden
opgegeven. U kunt ook direct een faxnummer invoeren met de cijfertoetsen of een bestemming opzoeken in een
globaal adresboek. Zie voor meer informatie "BESTEMMINGEN INVOEREN" (pagina 4-17).
A5
(5-1/2" x 8-1/2")
A4 (8-1/2" x 11")
B5
merkteken
Schaalaanduiding van
de glasplaat
1
2
105 15
Aan
Cc
III III
GGG GGG
EEE EEE
CCC CCC
AAA AAA
JJJ JJJ
HHH HHH
FFF FFF
DDD DDD
BBB BBB
Globaal
Adres Zoeken
Adresinvoer
Adres sorteren
Subadres
Adresoverzicht
Voorwaarde-
Instellingen
ABCDFreq. EFGH IJKL MNOP QRSTU VWXYZ etc.
(2)
Automat.Ontvangst
Faxgeheugen:100%
4-34
FAX
Inhoudsopgave
3
Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Het scannen begint.
4
Wanneer u een andere pagina wilt scannen, vervangt u de pagina's en drukt u op
de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Herhaal dit tot alle originelen zijn gescand.
Als er gedurende één minuut geen handeling plaatsvindt, stopt het scannen automatisch en wordt de verzending
gereserveerd.
5
Druk op de toets [Lezen Klaar].
U hoort een pieptoon.
Open de automatische documentinvoer en verwijder het
origineel.
Wanneer het scannen klaar is, verschijnt het bericht "Opdracht opgeslagen." samen met een
opdrachtcontrolenummer. Dit nummer kunt u gebruiken om de opdracht in het transactierapport of in het
activiteitsrapport beeldverzending te vinden.
Als er gedurende één minuut geen actie wordt ondernomen nadat het bevestigingsscherm is verschenen, wordt het
scannen automatisch gestopt en wordt de verzending gereserveerd.
De toets [Configureren] kan worden ingedrukt om belichting, resolutie, scanformaat en verzendformaat voor elke
gescande pagina van de originelen te wijzigen. Als echter "Kaart Formaat" is geselecteerd in de speciale functies,
kan alleen de belichting worden gewijzigd, en dit kanalleen worden gedaan als alle even paginanummers van de
originelen gescand worden.
Het verzenden annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ) voordat u op de [Lezen Klaar]-toets drukt.
Als er een fax binnenkomt terwijl er een verzending wordt uitgevoerd, wordt de verzending gereserveerd en pas
verzonden nadat de binnenkomende fax gereed is.
Als het geheugen vol raakt terwijl de originelen gescand worden, verschijnt er een bericht en de verzending zal worden
geannuleerd.
Plaats volgend origineel. (Pg.No.x)
Druk op [Start].
Druk op [Lezen klaar] indien gereed.
Configureren Lezen Klaar
4-35
FAX
Inhoudsopgave
DE GLASPLAAT GEBRUIKEN OM EEN FAX TE
VERZENDEN MET DE FUNCTIE DIRECT VERZENDEN
Wanneer u vanaf de glasplaat een fax verstuurd met de functie directe verzending, kunt u maar één pagina verzenden.
1
Open de documentinvoer, plaats het origineel
met de bovenzijde naar beneden op de glasplaat
en sluit voorzichtig de documentinvoer.
Breng het midden van het origineel op een lijn met de punt
van het teken op het midden van de schaalaanduiding
aan de linkerzijde van de glasplaat.
Plaats het origineel overeenkomstig het formaat in de juiste
positie (zie afbeelding hierboven)
Als het origineel afwijkt van de instelling van het formaat, stel
dan het formaat van het origineel in.
SCANFORMAAT EN VERZENDFORMAAT OPGEVEN
(pagina 4-46)
Plaats geen voorwerpen onder de formaatdetector. Het sluiten van de automatische documentinvoer terwijl er een
voorwerp onder ligt, kan leiden tot beschadiging van de plaat van de formaatdetector en tot een onjuiste vaststelling
van het formaat van het origineel.
2
Voer het faxnummer van de bestemming
in.
(1) Druk op [Adresboek] in het basisscherm.
Zie "BASISSCHERM VAN DE FAXFUNCTIE" (pagina
4-8) voor de toets [Adresboek].
(2) Druk op de sneltoets van de gewenste
bestemming.
(3) Druk op de toets [Voorwaarde-Instellingen].
U kunt maar één bestemming invoeren. Een sneltoets gebruiken waaronder meerdere bestemmingen zijn
opgeslagen (groeptoets) is niet mogelijk.
Een bestemming kan behalve door selectie van een sneltoets ook door het opgeven van een zoeknummer worden
opgegeven. U kunt ook direct een faxnummer invoeren met de cijfertoetsen of een bestemming opzoeken in een
globaal adresboek. Zie voor meer informatie "BESTEMMINGEN INVOEREN" (pagina 4-17).
A5
(5-1/2" x 8-1/2")
A4 (8-1/2" x 11")
B5
merkteken
Schaalaanduiding van
de glasplaat
1
2
105 15
Aan
Cc
III III
GGG GGG
EEE EEE
CCC CCC
AAA AAA
JJJ JJJ
HHH HHH
FFF FFF
DDD DDD
BBB BBB
Globaal
Adres Zoeken
Adresinvoer
Adres sorteren
Subadres
Adresoverzicht
Voorwaarde-
Instellingen
ABCDFreq. EFGH IJKL MNOP QRSTU VWXYZ etc.
(2)(3)
Automat.Ontvangst
Faxgeheugen:100%
4-36
FAX
Inhoudsopgave
3
Druk op de [Direct TX]-toets.
4
Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
De verzending wordt gestart.
Het verzenden annuleren...
Als het bericht "Bezig met inbellen. Druk op [ ]] om te annuleren." verschijnt in de display, druk op de toets [STOP]
().
De volgende functies kunnen niet samen met de functie directe verzending worden gebruikt: Programma,
Timer-verzending, Kaart Formaat, Opdracht Samenstellen, Navraaggeheugen, Bestand, Snelbestand, Geheugenvak,
2-zijdig scannen van originelen, Globaal Adres zoeken
De fax zal niet opnieuw verzonden worden als een directe verzending faalde door een communicatiefout of door een
andere reden.
Als er al een faxverzending aan de gang is op het moment dat een directe verzending wordt uitgevoerd, zal de directe
verzending wachten totdat de vorige verzending klaar is. Wanneer de vorige verzending klaar is, zal de directe verzending
beginnen. Terwijl directe verzending wacht, kunt u de [OPDRACHT STATUS]-toets indrukken om het
opdrachtstatusscherm te zien. Er zijn geen andere handelingen mogelijk.
DE STATUS VAN FAXOPDRACHTEN CONTROLEREN (pagina 4-111)
Auto
Auto
Auto
USB-geh.scanFaxenInternetfax PC scan
Scannen:
Scannen
Zenden:
Standaard
Automat. Ontvangst
Faxgeheugen:100%
A4
Bestand
Snelbestand
Adresoverzicht
Direct TX
Subadres
Adresboek
Belichting
Resolutie
Belichting
Origineel
A4
4-37
FAX
Inhoudsopgave
VERZENDINGEN MET DE LUIDSPREKER
Wanneer u de luidspreker gebruikt om te bellen, wordt de fax verstuurd nadat het nummer is gebeld en de verbinding is
gemaakt. Als iemand antwoordt, zult u zijn of haar stem horen, maar u zult zelf niet kunnen spreken.
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de
invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Wanneer u de glasplaat gebruikt, kunt u maar een pagina
verzenden.
Als het origineel afwijkt van de instelling van het formaat, stel
dan het formaat van het origineel in.
SCANFORMAAT EN VERZENDFORMAAT OPGEVEN
(pagina 4-46)
2
Voer het faxnummer van de bestemming in.
(1) Druk op de [Luidspreker]-toets.
U zult de kiestoon via de luidspreker van de machine horen.
(2) Druk op [Adresboek] in het basisscherm.
Zie "BASISSCHERM VAN DE FAXFUNCTIE" (pagina
4-8) voor de toets [Adresboek].
(3) Druk op de sneltoets van de gewenste
bestemming.
U kunt geen groeptoets gebruiken.
Een bestemming kan behalve door selectie van een sneltoets ook door het opgeven van een zoeknummer worden
opgegeven. U kunt ook direct een faxnummer invoeren met de cijfertoetsen of een bestemming opzoeken in een
globaal adresboek. Zie voor meer informatie "BESTEMMINGEN INVOEREN" (pagina 4-17).
Nadat u op de [Luidspreker]-toets hebt gedrukt, kunt u op de [Luidspr.volume]-toets drukken om het volume van de luidspreker aan te
passen. Het luidsprekervolume verandert elke keer wanneer u de [Luidspr.volume]-toets indrukt. Stel het volume in naar uw wens.
3
Wacht totdat de verbinding gemaakt is en druk dan op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
De verzending wordt gestart.
Het verzenden annuleren...
Druk op de toets [Luidspreker] voordat u op de toets [STARTEN ZWART-WIT] drukt. De verbinding zal worden
verbroken en de verzending stopt.
Wanneer u de luidspreker gebruikt, vindt de verzending plaats zonder dat het origineel in het geheugen wordt gescand.
Een bestemming die een F-code (subadres en wachtwoord) bevat kan niet worden gebruikt.
Ook kunt u geen sneltoets gebruiken die meerdere bestemmingen heeft of die een bestemming heeft die niet bij een fax
hoort.
Systeeminstellingen (Beheerder): Luidsprekerinstellingen
Het standaardvolume van de luidspreker kan worden gewijzigd in de "Luidsprekerinstellingen".
1
2
III III
GGG GGG
EEE EEE
CCC CCC
AAA AAA
JJJ JJJ
HHH HHH
FFF FFF
DDD DDD
BBB BBB
105 15
Adres
Luidspr.volume
Aan Cc
Telefoonmodus.
Handmatige
faxontvangst
Opn. Luidspreker
Voorwaarde-
Instellingen
ABCDFreq. EFGH IJKL MNOP QRSTU VWXYZ etc.
(3) (1)
Automat.Ontvangst
Faxgeheugen:100%
4-38
FAX
Inhoudsopgave
DEZELFDE FAX VERSTUREN NAAR
MEERDERE BESTEMMINGEN (Distributie
verzendopdracht)
Deze functie is handig als u dezelfde fax naar meerdere bestemmingen moet versturen, zoals u een verslag verzenden
naar filialen in verschillende regio's. U kunt tot maximaal 500 bestemmingen in een distributiebewerking versturen.
Het kan handig zijn om de bestemmingen waar u regelmatig faxen naar toestuurt via distributie verzendopdrachten op
te slaan in groeptoetsen. Met groepbellen is het mogelijk om meerdere faxnummers op te roepen die onder een
one-touch-toets zijn opgeslagen. U hoeft daarna alleen de betreffende sneltoets in te drukken. Zie "Adresbeheer"
(pagina 7-16) in "7. SYSTEEMINSTELLINGEN" voor het opslaan van groeptoetsen.
Wanneer u een groeptoets gebruikt om faxnummers te kiezen, worden alle faxnummers gedraaid die zijn opgeslagen
onder de groeptoets. Wanneer u bijvoorbeeld op een groeptoets drukt waaronder tien faxnummers zijn opgeslagen,
wordt de fax verstuurd naar deze tien nummers.
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de
invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Als het origineel afwijkt van de instelling van het formaat, stel
dan het formaat van het origineel in.
SCANFORMAAT EN VERZENDFORMAAT OPGEVEN
(pagina 4-46)
Originelen
Verzending
4-39
FAX
Inhoudsopgave
2
Voer het faxnummer van de bestemming
in.
(1) Druk op [Adresboek] in het basisscherm.
Zie "BASISSCHERM VAN DE FAXFUNCTIE" (pagina
4-8) voor de toets [Adresboek].
(2) Druk op de sneltoets van de gewenste
bestemming.
(3) Herhaal stap (2) totdat alle bestemmingen
zijn geselecteerd.
Een bestemming kan behalve door selectie van een sneltoets ook door het opgeven van een zoeknummer worden
opgegeven. U kunt ook direct een faxnummer invoeren met de cijfertoetsen of een bestemming opzoeken in een
globaal adresboek. Zie voor meer informatie "BESTEMMINGEN INVOEREN" (pagina 4-17).
U kunt het beste een groeptoets gebruiken om de bestemmingen in te voeren.
Als u een bestemming hebt ingevoerd met de numerieke toetsen en u wilt nog een bestemming invoeren met de
numerieke toetsen, raak dan de toets [Volgend adres] aan voordat u de volgende bestemming invoert. De toets
[Volgend adres] kan worden weggelaten voor of na een bestemming die werd ingevoerd met een snelkey. Indien
"Volg adrestoets invoeren bij distributie-instel." echter is ingeschakeld in de systeeminstellingen (beheerder), dan
moet u op de toets [Volgend Adres] drukken voordat u de volgende bestemming opgeeft.
Systeeminstellingen (Beheerder): Volg adrestoets invoeren bij distributie-instel.
Deze instelling wordt gebruikt om het overslaan van de [Volgend adres]-toets tijdens het invoeren van bestemmingen
voor distributie verzendopdrachten onmogelijk te maken.
3
Druk op [Adresoverzicht].
Onderbreking Volgend Adres
CCC CCC
0123456789
1
2
105 15
Aan
Cc
III III
GGG GGG
EEE EEE
CCC CCC
AAA AAA
JJJ JJJ
HHH HHH
FFF FFF
DDD DDD
BBB BBB
Globaal
Adres Zoeken
Adresinvoer
Adres sorteren
Subadres
Adresoverzicht
Voorwaarde-
Instellingen
ABCDFreq. EFGH IJKL MNOP QRSTU VWXYZ etc.
(2)
Automat.Ontvangst
Faxgeheugen:100%
Faxnummer dat is
ingevoerd met behulp
van de cijfertoetsen.
Faxnummer dat
is ingevoerd met
behulp van de
cijfertoetsen.
Bestemming die is
ingevoerd met een
sneltoets
Toets
[Volgend Adres]
Kan niet worden
overgeslagen
Kan worden overgeslagen*
* Kan niet worden overgeslagen indien
"Volg adrestoets invoeren bij
distributie-instel." is ingeschakeld in de
systeeminstellingen (beheerder).
Toets
[Volgend Adres]
1
2
CCC CCC
105 15
Aan
Cc
III III
GGG GGG
EEE EEE
AAA AAA
JJJ JJJ
HHH HHH
FFF FFF
DDD DDD
BBB BBB
Globaal
Adres Zoeken
Adresinvoer
Adres sorteren
Subadres
Adresoverzicht
Voorwaarde-
Instellingen
ABCDFreq. EFGH IJKL MNOP QRSTU VWXYZ etc.
Automat.Ontvangst
Faxgeheugen:100%
4-40
FAX
Inhoudsopgave
4
Controleer de bestemmingen en druk op
de toets [OK].
Een opgegeven bestemming annuleren…
Druk op de toets van de bestemming die u wilt annuleren. Er verschijnt een melding ter bevestiging van het wissen.
Druk op de toets [Ja].
INGEVOERDE BESTEMMINGEN CONTROLEREN EN WISSEN (pagina 4-20)
5
Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Het scannen begint.
Als u de pagina's van het origineel in de documentinvoerlade hebt geplaatst, worden alle pagina's gescand. Er klinkt een
pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
Als u het origineel op de glasplaat scant, moet u pagina voor pagina scannen. Wanneer het scannen voltooid is, plaats dan
het volgende origineel en druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT]. Herhaal dit tot alle pagina's zijn gescand en druk dan
op [Lezen Klaar]. Er klinkt een pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
Een distributieverzending vindt alleen plaats via geheugenverzending.
Een distributie verzendopdracht kan gebruikt worden in combinatie met de functie timerverzending om de fax 's nachts of
op een andere gewenste tijdstip te verzenden. U kunt een distributie verzendopdracht ook gebruiken in combinatie met
andere handige functies.
U kunt de bestemmingen voor Scannen naar e-mail en Internetfax in een distributie verzendopdracht opnemen. De
afbeelding die wordt verzonden naar de Scannen naar e-mail- en Internetfaxbestemmingen zal in zo'n geval worden
afgedrukt in zwart-wit.
Aan
1
2
CCC CCC
LLL LLL
NNN NNN
PPP PPP
RRR RRR
TTT TTT
KKK KKK
MMM MMM
OOO OOO
QQQ QQQ
SSS SSS
UUU UUU
Cc
Adresoverzicht
OK
001
003
005
007
009
011
002
004
006
008
010
012
4-41
FAX
Inhoudsopgave
Opnieuw verzenden naar rondzendbestemmingen
De resultaten van een uitgevoerde rondzendopdracht (distributie) kunnen worden gecontroleerd in het scherm
opdrachtstatus. Als een verzending naar één of meerdere van de bestemmingen is mislukt, kunt u de fax opnieuw
versturen naar deze bestemmingen.
1
Druk op de toets [OPDRACHT STATUS].
2
Druk op de toets [Voltooid].
Druk op de [Faxopdracht]-tab als het scherm opdrachtstatus
van de faxfunctie niet verschijnt.
Als de rondzendopdracht naar bestemmingen van verschillende modi werd gezonden, wordt dezelfde toets voor de
rondzendopdracht in elk van deze modi weergegeven.
3
Details van de rondzendopdracht
weergeven.
(1) Druk op de toets van de voltooide
rondzendopdracht.
(2) Druk op de toets [Details].
"Rondzendenxxxx" verschijnt als bestemming van de opdrachttoets voor de distributie. Het controlenummer voor de
opdracht dat in het aanraakscherm verscheen na afloop van het scannen, verschijnt in "xxxx".
OPDRACHT STATU
S
FaxopdrachtScan naarAfdrukopdr. Internetfax
Adres
Rondzenden00011
2
3
4
5
10:00 04/01 020/003 Verbinden
04/01
000/004
Wachten
Rondzenden
BBB BBB
AAA AAA
0123456789
10:05
04/01
000/004
Wachten
10:22
04/01
000/010
Wachten
10:30
04/01
000/010
Wachten
10:33
Tijd Pagina Status
1
1
Opdr.Wachtr
Voltooid
Details
Prioriteit
Stop./Wis.
Faxopdracht
Scan naarAfdrukopdr.
Internetfax
Adres
Rondzenden0001 10:00 04/01 010/003 NG000000
Rondzenden0002
04/01
001/001
Verzenden OK
10:05
CCC CCC
04/01
004/004
Verzenden OK
10:22
0123456789
04/01
010/010
Verzenden OK
10:30
Starttijd Pagina Status
1
1
Opdr.Wachtr
Voltooid
Details
Oproep
(1)
(2)
4-42
FAX
Inhoudsopgave
4
Stuur de fax opnieuw naar
bestemmingen waarbij de verbinding is
mislukt.
(1) Druk op de tab [Mislukt].
(2) Druk op de toets [Nogmaals].
De procedure nadat de [Nogmaals]-toets is ingedrukt hangt af van het feit of er gebruik wordt gemaakt van de
functie Documentarchivering.
Zonder documentarchivering
U keert terug naar het basisscherm met de mislukte bestemmingen ingevoerd. Plaats het origineel en voer een
distributie verzendopdracht uit.
Met documentarchivering
Het selectiescherm documentarchiveringbewerking verschijnt, waarin de bestemmingen waarbij de verbinding is
mislukt worden weergegeven. Voer de procedure voor het opnieuw verzenden van het documentarchief uit. (Het
origineel hoeft niet opnieuw te worden gescand.)
Als de opdracht is opgeslagen in een vertrouwelijke map of is opgeslagen als vertrouwelijk bestand, verschijnt er
een wachtwoordscherm nadat u op de [Nogmaals]-toets hebt gedrukt. Voer het wachtwoord in.
Als u tijdens stap (1) drukt op de [Alle Bestemm.]-toets, worden alle bestemmingen weergegeven. Door in het
verschenen scherm op de toets [Nogmaals] te drukken, wordt opnieuw naar alle bestemmingen verzonden.
Distribueren0001
Adres
EEE EEE
DDD DDD
Starttijd
10:01
10:10
04/01
04/01
NG0000
NG0000
Status
Details
OK
Nogmaals
Bestand Mislukt Alle Bestemm.
002
010
1
1
(1) (2)
4-43
FAX
Inhoudsopgave
FAXBERICHT RECHTSTREEKS VANUIT
EEN COMPUTER VERZENDEN (PC-Fax)
U kunt een document in een computer via de machine versturen als fax. De procedure voor het faxen via de functie
PC-Fax is hetzelfde als de procedure voor het afdrukken van documenten. Selecteer het stuurprogramma van de
PC-Fax als stuurprogramma voor het afdrukken en selecteer dan de opdracht Afdrukken in de softwaretoepassing.
Beeldgegevens voor de verzending zullen worden aangemaakt en worden verzonden al een fax.
Raadpleeg helpbestand van de PC-Fax driver voor meer informatie over het gebruik van PC-Fax.
Voor het gebruik van de PC-Fax functie, moet het PC-Fax driver zijn geïnstalleerd. Zie voor meer informatie de
Handleiding software-installatie.
Deze functie is alleen beschikbaar voor Windows
®
computers.
Deze functie kan alleen voor verzending worden gebruikt. Uw computer kan geen faxberichten ontvangen.
Faxverzending
4-44
FAX
Inhoudsopgave
WEERGAVE-INSTELLINGEN
Instellingen voor het scannen van het origineel worden in het basisscherm van elke modus geselecteerd. De huidige
status van elke instelling verschijnt rechts van de voor het selecteren van de instelling gebruikte toets.
(1) Toets [Origineel]
Druk op deze toets om scanformaat, verzendformaat en
richting van het origineel in te stellen en 2-zijdige
scaninstellingen te selecteren.
AUTOMATISCH BEIDE ZIJDEN VAN EEN
DUBBELZIJDIG ORIGINEEL SCANNEN (2-zijdig
origineel) (pagina 4-45),
SCANFORMAAT EN VERZENDFORMAAT
OPGEVEN (pagina 4-46)
(2) Toets [Belichting]
Druk op deze toets om de belichting voor het scannen te
selecteren.
BELICHTING WIJZIGEN (pagina 4-53)
(3) Toets [Resolutie]
Druk op deze toets om de resolutie voor het scannen te
selecteren.
RESOLUTIE WIJZIGEN (pagina 4-54)
Auto Auto
Auto
USB-geh.scanFaxenInternetfax PC scan
Scannen:
Scannen
Zenden:
Standaard
Automat. Ontvangst
Faxgeheugen:100%
Bestand
Snelbestand
Adresoverzicht
Direct TX
Subadres
Adresboek
Spec. Functies
Resolutie
Belichting
Origineel
A4
(1)
(2)
(3)
4-45
FAX
Inhoudsopgave
AUTOMATISCH BEIDE ZIJDEN VAN EEN DUBBELZIJDIG
ORIGINEEL SCANNEN (2-zijdig origineel)
De automatische documentinvoer zal automatisch beide zijden van het document scannen.
1
Druk op de toets [Origineel].
WEERGAVE-INSTELLINGEN (pagina 4-44)
2
Geef de inbindstijl van het 2-zijdig
origineel (boek of schrijfblok) en in welke
afdrukstand het origineel is geplaatst.
(1) Druk op de toets [2-Zijdig Boekje] of
[2-Zijdig Schr.Blok].
Een boekje of schrijfblok wordt als volgt ingebonden.
(2)
Druk op de juiste [Stand afbeelding]-toets.
Als u hier de verkeerde stand kiest, zal het beeld niet op
de juiste manier verzonden worden.
(3) Druk op de toets [OK].
Annuleer het 2-zijdig scannen door op de gemarkeerde toets te drukken zodat de markering verdwijnt.
Nadat de verzending voltooid is, stopt het 2-zijdig scannen automatisch.
2-zijdig scannen is niet mogelijk bij directe verzending of luidsprekerverzending.
2-zijdig origineel
De voor- en achterkant
worden als twee
afzonderlijke pagina's
verzonden
Verzending
Auto
A4
Scanformaat Verzendformaa100%
Faxen/Origineel
OK
2-Zijdig
Boekje
2-Zijdig
Schr.Blok
Stand afbeelding
(1) (2) (3)
A
C
E
G
AB
EF
J
L
KL
Boekje Schrijfblok
4-46
FAX
Inhoudsopgave
SCANFORMAAT EN VERZENDFORMAAT OPGEVEN
Bij plaatsing van het origineel verschijnen het formaat van het origineel en het verzendformaat in het basisscherm als
het origineelformaat en verzendformaat.
In het bovenstaande scherm is het scanformaat (het formaat van het origineel) A4 (8-1/2" x 11") en het verzendformaat
is auto. Is het scanformaat bijvoorbeeld A4 (8-1/2" x 11") en het verzendformaat B5 (5-1/2" x 8-1/2"), dan wordt de
afbeelding verkleind voor verzending.
Als het formaat van het door u geplaatste origineel afwijkt het vermelde formaat, geef dan het juiste formaat van het
origineel op.
Het scanformaat van het origineel opgeven (via papierformaat) (pagina 4-47)
Het scanformaat van het origineel opgeven (met numerieke waarden) (pagina 4-49)
Systeeminstellingen (Beheerder): Stand. originele afmetingsins.
Stel dit in als u vaak een bepaald formaat origineel gebruikt. Het ingestelde formaat wordt weergegeven in de toets
[Origineel].
Wanneer deze instelling is geconfigureerd, hoeft u het origineelformaat niet telkens te veranderen.
Auto
Auto
USB-geh.scanFaxenScannen
Standaard
Automat. Ontvangst
Faxgeheugen:100%
Internetfax PC scan
Scannen: Zenden:
Bestand
Snelbestand
Adresoverzicht
Direct TX
Subadres
Adresboek
Spec. Functies
Resolutie
Belichting
Origineel
A4
A4 (8-1/2" x 11")
De afbeelding wordt voor
verzending verkleind
naar B5 (5-1/2" x 8-1/2")
vóór verzending
"Scanformaat"
"Verzendformaat"
staat ingesteld op
B5 (5-1/2" x 8-1/2")
Verzending
4-47
FAX
Inhoudsopgave
Het scanformaat van het origineel opgeven (via papierformaat)
Als het formaat van het geplaatste origineel afwijkt van het weergegeven formaat, of als u het formaat van het origineel
wilt veranderen, drukt u op de toets [Origineel] en voert u het formaat van het origineel rechtstreeks in.
1
Druk op de toets [Origineel].
Het bij de systeeminstellingen ingestelde formaat van het origineel verschijnt rechts van de toets [Origineel].
WEERGAVE-INSTELLINGEN (pagina 4-44)
2
Druk op de toets [Scanformaat].
3
Geef het scanformaat op.
(1) Druk op de betreffende toets voor het
origineelformaat.
(2) Druk op de toets [OK].
Druk op de toets [Lang Form.] indien u een lang origineel verstuurd. Gebruik de automatische documentinvoer voor
het scannen van een lang origineel. De maximum lengte die kan worden gescand is 500 mm (19-5/8") (de
maximum hoogte is 216 mm (8-1/2")).
Druk op de [AB Inch]-toets om het [Inch]-formaat te markeren om zo een inch-formaat voor het scanformaat op te
geven.
Auto
A4
Scanformaat Verzendformaa100%
Faxen/Origineel
OK
2-Zijdig
Boekje
2-Zijdig
Schr.Blok
Stand afbeelding
216x340
A4
16K
216x340B5
216x343
A5
OK
AB
Inch
Faxen/Origineel
OK
AB
Inch
Invoer formaat
(2)(1)
4-48
FAX
Inhoudsopgave
4
Druk op de toets [OK].
Indien [Lang Form.] is geselecteerd, kunnen de 2-zijdige scaninstelling en het verzendformaat niet worden gewijzigd.
Auto
B5
Scanformaat Verzendformaa100%
Faxen/Origineel
OK
2-Zijdig
Boekje
2-Zijdig
Schr.Blok
Stand afbeelding
4-49
FAX
Inhoudsopgave
Het scanformaat van het origineel opgeven (met numerieke waarden)
Als u een origineel scant dat geen standaardformaat heeft, zoals een ansichtkaart of kaart, volg dan deze stappen om
het formaat van het origineel op te geven.
1
Druk op de toets [Origineel].
Het bij de systeeminstellingen ingestelde formaat van het origineel verschijnt rechts van de toets [Origineel]
WEERGAVE-INSTELLINGEN (pagina 4-44)
2
Druk op de toets [Scanformaat].
3
Druk op de toets [Invoer Formaat].
Auto
A4
Scanformaat Verzendformaa100%
Faxen/Origineel
OK
2-Zijdig
Boekje
2-Zijdig
Schr.Blok
Stand afbeelding
OK
AB
Inch
Faxen/Origineel
OK
Invoer formaat
Lang Form.
AB
Inch
216x330 16K
216x340B5
216x343
A5
A4
4-50
FAX
Inhoudsopgave
4
Voer het scanformaat in.
(1)
Voer de (horizontale) afmeting X van het origineel in.
Selecteer de getalsweergave X (breedte) en druk op [OK].
Er verschijnt een invoerscherm voor het getal. Voer de
breedte van het origineel met de cijfertoetsen in en kies
[OK] in het scherm voor het invoeren van het getal. Als de
glasplaat wordt gebruikt kan een getal van 25 mm t/m 297
mm (1" t/m 11-5/8") worden ingevoerd.
Als de automatische documentinvoereenheid wordt gebruikt kan
een getal van 89 mm t/m 356 mm (3-1/2" t/m 14") worden ingevoerd.
Als een getal van 139 mm (5-3/8") of minder wordt
ingevoerd bij het instellen voor 2-zijdig scannen, kan geen
origineel worden gescand.
Als de horizontale afmeting van het origineel minder dan
89 mm (3-1/2") is, gebruik dan de glasplaat.
(2)
Voer de (verticale) afmeting Y van het origineel in.
Selecteer de getalsweergave Y (hoogte) en druk op [OK].
Er verschijnt een invoerscherm voor het getal. Voer de
hoogte van het origineel met de cijfertoetsen in en kies
[OK] in het scherm voor het invoeren van het getal. Als de
glasplaat wordt gebruikt kan een getal van 25 mm t/m 216
mm (1" t/m 8-1/2") worden ingevoerd.
Als de automatische documentinvoereenheid wordt
gebruikt kan een getal van 100 mm t/m 216 mm (4" t/m
8-1/2") worden ingevoerd.
Als de verticale afmeting van het origineel minder dan
100 mm (4") is, gebruik dan de glasplaat.
(3) Druk op de toets [OK].
Druk op de [OK]-toets naast de [Annuleren]-toets en keer terug
naar het scherm van stap 3 om de instelling te voltooien.
Als tegelijkertijd een getal van 298 mm t/m 356 mm (11-3/4" t/m 14") voor de (horizontale) afmeting X en een getal van 25
mm t/m 99 mm (1" t/m 3-7/8") voor de (verticale) afmeting Y wordt ingevoerd, kan geen origineel worden gescand.
U kunt het getal ook met de toetsen wijzigen.
5
Druk op de toets [OK].
Het opgegeven formaat wordt weergegeven op de toets
[Scanformaat].
Als het scanformaat wordt opgegeven als een getalswaarde, kan het verzendformaat niet worden opgegeven.
Bij gebruik van de automatische documentinvoer kan een origineel dat langer is dan 297 mm (11-5/8") worden gescand
(maximum breedte 500 mm (19-5/8")). In dit geval drukt u op de toets [Lang Form.] in het scherm van stap 3.
Het scanformaat van het origineel opgeven (via papierformaat) (pagina 4-47)
Invoer Formaat
Faxen/Origineel
OK
OKAnnuleren
297
X
Y
210
(25 216)
mm
(25 356)
mm
(1), (2) (3)
X297 Y210
Auto
Scanformaat Verzendformaa
Faxen/Origineel
OK
2-Zijdig
Boekje
2-Zijdig
Schr.Blok
Stand afbeelding
4-51
FAX
Inhoudsopgave
Het verzendformaat van het origineel opgeven
Geef het verzendformaat op als een papierformaat. Als het verzendformaat groter is dan het geselecteerde
scanformaat, wordt de afbeelding vergroot. Als het verzendformaat kleiner is dan het geselecteerde scanformaat, wordt
de afbeelding verkleind.
Het verzendformaat kan niet worden opgegeven als [Lang Form.] als scanformaat is geselecteerd of als het formaat in
getalswaarden is opgegeven.
1
Druk op de toets [Origineel].
WEERGAVE-INSTELLINGEN (pagina 4-44)
2
Druk op [Verzendformaat].
3
Geef het verzendformaat op.
(1) Druk op de toets voor het gewenste
verzendformaat.
(2) Druk op de toets [OK].
Afhankelijk van de "Scanformaat" instelling kan het onmogelijk zijn sommige formaten te selecteren voor het
"Verzendformaat". Toetsen voor formaten die niet kunnen worden opgegeven voor het "Verzendformaat", worden
grijs gemaakt, zodat ze niet geselecteerd kunnen worden.
Druk op de [AB Inch]-toets om het [Inch]-formaat te markeren om zo een inch-formaat voor het scanformaat op te
geven.
A4
Auto
Scanformaat Verzendformaa100%
Faxen/Origineel
OK
2-Zijdig
Boekje
2-Zijdig
Schr.Blok
Stand afbeelding
Auto
Faxen/Origineel
Handmatig
OK
216x343
B4 216x340
A3B5
A4
8K16K
216x330
A5
AB
Inch
(2)(1)
4-52
FAX
Inhoudsopgave
4
Geef op in welke afdrukstand het
origineel is geplaatst.
(1) Druk op de juiste [Stand afbeelding]-toets.
Als u hier de verkeerde stand kiest, zal het beeld niet op
de juiste manier verzonden worden wanneer u
vergroten/verkleinen gebruikt.
(2) Druk op de toets [OK].
De ratio voor verkleining en vergroting van het origineel wordt weergegeven tussen "Scanformaat" en
"Verzendformaat".
A3
A4
Scanformaat Verzendformaa141%
Faxen/Origineel
OK
2-Zijdig
Boekje
2-Zijdig
Schr.Blok
Stand afbeelding
(2)(1)
4-53
FAX
Inhoudsopgave
BELICHTING WIJZIGEN
De belichting kan worden aangepast aan de helderheid van het origineel.
Selecteer de juiste instellingen aan de hand van de volgende tabel.
Belichtingsinstellingen:
Belichting Toepassing
Auto Bij deze instelling wordt de belichting automatisch aangepast aan lichtere en donkerde
delen van het origineel.
Handmatig
1-2 Selecteer deze instelling bij een origineel met donkere tekst.
3 Selecteer deze instelling voor een normaal origineel (niet licht en niet donker).
4-5 Selecteer deze instelling wanneer het origineel uit onduidelijke tekst bestaat.
1
Druk op de toets [Belichting].
De huidige belichtinginstelling verschijnt rechts van de [Belichting]-toets.
WEERGAVE-INSTELLINGEN (pagina 4-44)
2
Selecteer de belichting.
(1) Druk op de toets [Handmatig].
(2) Pas de belichting aan met de toetsen
.
Als de belichting staat ingesteld op [Auto], kunnen de
toetsen niet worden gebruikt.
De belichting wordt donkerder wanneer op de toets
wordt gedrukt, en lichter wanneer op de toets wordt
gedrukt.
Keer terug naar automatische belichtingsaanpassing door
op [Auto] te drukken.
(3) Druk op de toets [OK].
Bij gebruik van de glasplaat voor het scannen van meerdere originelen kan de instelling van de belichting telkens bij het
verwisselen van de pagina's worden gewijzigd. Bij gebruik van de automatische documentinvoer kan de instelling van de
belichting niet meer worden gewijzigd nadat het scannen is begonnen. (Gebruikt u echter de speciale functie "Opdracht
Samenstel.", dan kan de belichting telkens wanneer u een nieuwe set originelen invoert worden gewijzigd.)
Systeeminstellingen (Beheerder): Standaard Belichtingsinstellingen
Hiermee wijzigt u de standaardinstelling voor de belichting.
Faxen/Belichting
OK
Auto
Handmatig
1 53
(3)(1) (2)
4-54
FAX
Inhoudsopgave
RESOLUTIE WIJZIGEN
De resolutie kan zo gekozen worden dat deze overeenkomt met de eigenschappen van het origineel, zoals tekst of foto,
het formaat van de tekst en de lichtsterkte van de afbeelding.
Selecteer de juiste instellingen aan de hand van de volgende tabel.
Resolutie-instellingen
Resolutie Toepassing
Standaard
Selecteer deze instelling wanneer uw originelen bestaan uit teksten in normaal formaat (zoals
de tekst in deze gebruiksaanwijzing).
Fijn Selecteer deze instelling wanneer uw originelen kleine letters of afbeeldingen met dunne
lijnen bevatten.
Het origineel wordt gescand in tweemaal de [Standaard]-resolutie.
Extra Fijn Selecteer deze instelling wanneer uw originelen complexe afbeeldingen of diagrammen
bevatten.
Er wordt een afbeelding verkregen van betere kwaliteit dan met de [Fijn]-afstelling.
Ultrafijn Selecteer deze instelling wanneer uw originelen complexe afbeeldingen of diagrammen
bevatten.
Deze instelling geeft de beste beeldkwaliteit. De verzending duurt echter langer dan met de
andere instellingen.
Halftoon Selecteer deze instelling als uw origineel een foto is of kleurgradaties heeft (zoals een
origineel in kleur).
Deze instelling geeft een helderder beeld dan [Fijn], [Extra Fijn] of [Ultrafijn] alleen.
De halftoon-instelling kan niet geselecteerd worden wanneer [Standaard] wordt gebruikt.
1
Druk op [Resolutie].
De huidige resolutie-instelling verschijnt rechts van de [Resolutie]-toets.
WEERGAVE-INSTELLINGEN (pagina 4-44)
2
Selecteer de resolutie.
(1) Druk op de toets van de gewenste resolutie.
(2) Druk op de toets [OK].
Wanneer [Fijn], [Extra Fijn] of [Ultrafijn] geselecteerd zijn, kunt u de [Halftoon]-toets indrukken om halftonen te kiezen.
Als u de glasplaat gebruikt om meerdere pagina's van originelen te scannen, kan de resolutie-instelling worden aangepast telkens
wanneer u pagina's verandert. Bij gebruik van de automatische documentinvoer kan de instelling van de resolutie niet meer worden
gewijzigd nadat het scannen is begonnen. (Gebruikt u echter de speciale functie "Opdracht Samenstel.", dan kan de resolutie
telkens wanneer u een nieuwe set originelen invoert worden gewijzigd.)
Wanneer een fax verzonden is met een resolutie [Ultrafijn], [Extra Fijn] of [Fijn], zal er een lagere resolutie worden gebruikt
als de ontvangende machine die resolutie-instelling niet heeft.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instelling Oorspronkelijke Resolutie
Hiermee wijzigt u de standaardinstelling voor de resolutie.
Faxen/Resolutie
OK
Standaard
Extra Fijn Halftoon
Fijn
Ultrafijn
(1) (2)
4-55
FAX
Inhoudsopgave
In dit gedeelte worden de basisprocedures voor het ontvangen van faxberichten uitgelegd.
FAXBERICHTEN ONTVANGEN
Als de ontvangstfunctie ingesteld is op "Automat. Faxgeheugen", ontvangt en drukt de machine automatisch
faxberichten af. De functie faxontvangst verschijnt in het basisscherm.
FAXONTVANGST
Wanneer de faxontvangst aan de gang is, is het mogelijk om een verzending te reserveren met de functie
geheugenverzending.
VERZENDMETHODEN (pagina 4-26)
Wanneer u een fax ontvangt die kleiner is dan A4-formaat (8-1/2" x 11"), zal het papierformaat dat gebruikt wordt voor het
afdrukken, afhangen van de richting waarin de afzender het origineel plaatste (verticaal of horizontaal).
Systeeminstellingen: Ontvangstinstelling (pagina 7-99)
Gebruik dit om de functie faxontvangst te wijzigen. Normaal gesproken moet "Automat. Faxgeheugen" worden gebruikt.
Selecteer "Handmatige Ontvangst" wanneer er een extra telefoon is aangesloten aan de machine.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instelling aantal toestaan/weigeren
U kunt nummers opslaan en opgeven of ontvangst van deze nummers al dan niet is toegestaan.
Auto Auto
Auto
USB-geh.scanFaxenScannen
Standaard
Automat. Ontvangst
Faxgeheugen:100%
Internetfax PC scan
Scannen: Zenden:
Bestand
Snelbestand
Adresoverzicht
Direct TX
Subadres
Adresboek
Spec. Functies
Resolutie
Belichting
Origineel
A4
Dit laat de huidige
faxontvangstfunctie zien en de
hoeveelheid vrij geheugen die nog
over is.
4-56
FAX
Inhoudsopgave
FAXBERICHT ONTVANGEN
Wanneer er een fax is verzonden naar de machine, zal de machine de fax automatisch ontvangen en afdrukken.
1
De machine belt en de faxontvangst
begint automatisch.
Er klinkt een pieptoon wanneer de ontvangst klaar is.
Systeeminstellingen (Beheerder): Luidsprekerinstellingen
Dit wordt gebruikt om het volume en de toon van het ontvangstgeluid aan te passen.
Systeeminstellingen (Beheerder): Aantal oproepen in automatische ontvangst
Dit wordt gebruikt om het aantal beltonen aan te passen voordat de automatische faxontvangst begint. Als u
faxberichten wilt ontvangen zonder dat de machine belt, selecteert u "0" beltonen.
2
Fax wordt automatisch afgedrukt.
Als er een wachtwoord invoerscherm verschijnt...
U moet een wachtwoord invoeren om een ontvangen fax af te drukken. Wanneer het juiste wachtwoord is
ingevoerd, zal de ontvangen fax worden afgedrukt.
EEN FAX MET WACHTWOORDBEVEILIGING AFDRUKKEN (Instelling vasthouden ontvangen
afdrukgegevens) (pagina 4-58)
Nieten kan worden geselecteerd (als er een afwerkingeenheid is geïnstalleerd).
Tijdens het afdrukken van ontvangen gegevens kunt u het aantal kopieën en de instellingen voor het nieten
opgeven.
Als het afdrukken van een kopieeropdracht of een printopdracht aan de gang is wanneer er een fax wordt ontvangen, dan
zal de fax niet worden afgedrukt tot dat de al eerder gereserveerde opdracht voltooid is.
Ontvangen faxen zullen niet worden afgedrukt wanneer afdrukken niet mogelijk is als gevolg van een papiertekort,
tonertekort of papierstoring. De faxberichten worden automatisch afgedrukt als de fout is verholpen. (Als het papier in de
machine op is, drukt u op [OK] in het aanraakscherm nadat u papier hebt geladen.
Wanneer ontvangen faxen niet afgedrukt kunnen worden, zullen deze naar een andere faxmachine worden doorgestuurd.
ONTVANGEN FAXEN DOORSTUREN (Doorsturen Faxdata) (pagina 4-61)
Als nieten ingeschakeld is wanneer een afwerkingeenheid geïnstalleerd
is, zal het nieten gebeuren op de plaats op het papier die hieronder
aangeduid staat.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instelling Duplexontvangst
Dit wordt gebruikt ontvangen faxen op beide zijden van het papier af te drukken.
Systeeminstellingen (Beheerder): Ontvangstdatum/-tijd afdrukken
Gebruik dit om te selecteren of datum en tijd van ontvangst moeten worden toegevoegd als een afbeelding wordt
ontvangen.
Pieptoon
4-57
FAX
Inhoudsopgave
FAXBERICHT HANDMATIG ONTVANGEN
U kunt een faxbericht handmatig ontvangen via het aanraakscherm. Als de machine belt, drukt u op de toets
[Luidspreker] in het basisscherm en daarna op de toets [Handmatige faxontvangst].
Als een oproep wordt beantwoord door de toets [Luidspreker] aan te raken, kunt u de ontvanger horen, maar kunt u zelf
niet spreken.
Zelfs wanneer u een extra telefoon gebruikt om de oproep te beantwoorden, kunt u op de toets [Handmatige faxontvangst]
in het aanraakscherm drukken om de faxontvangst te beginnen. U kunt de extra telefoon ook gebruiken om de
faxontvangst te beginnen.
EEN FAX ONTVANGEN NA BEANTWOORDING VAN EEN GESPREK VIA DE EXTRA TELEFOON (ontvangst op
afstand) (pagina 4-110)
Auto Auto
Auto
Luidspr.volume
USB-geh.scanFaxen
Spec. Functies
Resolutie
Belichting
Origineel
Scannen
Standaard
Faxgeheugen:100%
Luidspreker
Telefoonmodus.
Opn. verzenden
Handmatige
faxontvangst
Internetfax PC scan
Scannen: Zenden:
Adresboek
Adresoverzicht
Bestand
Snelbestand
A4
4-58
FAX
Inhoudsopgave
EEN FAX MET WACHTWOORDBEVEILIGING
AFDRUKKEN (Instelling vasthouden
ontvangen afdrukgegevens)
De optie "Instelling vasthouden ontvangen afdrukgegevens" in de systeeminstellingen (beheerder) kan worden
ingeschakeld om faxen in het geheugen te ontvangen zonder ze af te drukken. Om faxen af te drukken moet een
wachtwoord worden ingevoerd. Als deze functie wordt gebruikt, verschijnt een invoerscherm voor het wachtwoord in het
aanraakscherm wanneer een fax wordt ontvangen.
Zodra het eerder ingestelde 4-cijferige wachtwoord is ingevoerd met de cijfertoetsen, begint het afdrukken.
U kunt op de toets [Annuleren] drukken om het wachtwoordinvoerscherm te sluiten. Als u dit niet doen, gaat de toets
data in geheugen ( ) knipperen in het aanraakscherm. Het invoerscherm voor het wachtwoord verschijnt opnieuw als
u op de knipperende toets ( ) drukt of van modus wisselt.
Wanneer "Inst. beeldcontrole ontvangen gegevens" in de systeeminstellingen (beheerder) is ingeschakeld, kan het
scherm met de lijst ontvangstgegevens worden weergegeven door het invoeren van een wachtwoord. Als u een
afbeelding wilt controleren voor het afdrukken, vervolg dan met stap 2 op de volgende pagina.
De ontvangen faxen worden in het geheugen vastgehouden ongeacht of ze automatisch of handmatig zijn ontvangen.
Als "Fax Data Ontv/Doorsturen" in de systeeminstellingen wordt uitgevoerd om ontvangen faxberichten naar een andere
machine door te sturen, zullen faxberichten die in het geheugen bewaard zijn, ook worden doorgestuurd. Op dat moment
verschijnt hetzelfde wachtwoordinvoerscherm als voor het afdrukken. Er wordt niet doorgestuurd voordat het wachtwoord
is ingevoerd.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instelling vasthouden ontvangen afdrukgegevens
Activeer deze instelling als u wilt dat ontvangen faxen in het geheugen bewaard blijven tot er een wachtwoord is ingevoerd.
Deze instelling wordt ook gebruikt om het wachtwoord te programmeren.
Ontvangen gegevens opgeslagen.
Voer wachtwoord in met 10-cijf. tb.
Annuleren
4-59
FAX
Inhoudsopgave
AFBEELDING VOOR HET AFDRUKKEN CONTROLEREN
Wanneer "Inst. beeldcontrole ontvangen gegevens" in de systeeminstellingen (beheerder) is ingeschakeld*, kunt u een
ontvangen afbeelding in het aanraakscherm controleren voordat u het afdrukt. Als deze functie is ingeschakeld, volg
dan onderstaande stappen om een ontvangen afbeelding af te drukken.
* Standaard staat de instelling op uitgeschakeld.
1
Als een afbeelding wordt ontvangen,
verschijnt een bevestigingsvraag. Druk
op de toets [Ja].
Als dit bericht verschijnt terwijl u bezig bent met het
configureren van de instellingen van een bepaald type en u
drukt op de toets [Ja], worden de instellingen die u aan het
configureren bent geannuleerd. Als dit bericht in een andere
modus verschijnt, keert u na het controleren van de afbeelding
terug naar het basisscherm van de verzendmodus.
2
Selecteer de ontvangen afbeelding
(1) Druk op de toets van de ontvangen
afbeelding die u wilt controleren.
Er kunnen meerdere ontvangen afbeeldingen worden
gecontroleerd.
(2) Druk op de toets [Beeldcontrole].
Druk op de toets [Miniatuur] om miniaturen van de
ontvangen afbeeldingen te tonen.
Wis een geselecteerde afbeelding door op de toets
[Wissen] te drukken. Print een geselecteerde
afbeelding door op de toets [Afdrukken] te drukken.
3
Controleer de ontvangen afbeelding en
druk dan op de toets [Afdrukken].
Het afdrukken begint.
Zie voor meer informatie over het scherm afbeeldingscontrole,
"SCHERM AFBEELDINGSCONTROLE" (pagina 4-60).
Als het scherm van stap 1 verschijnt terwijl u bezig bent met het configureren van de instellingen van een functie in de
instelschermen, worden de geconfigureerde instellingen geannuleerd als u de afbeelding weergeeft. Na het bekijken van de
afbeelding keert u terug naar het basisscherm van de verzendmodus, ongeacht de modus waarin u zich eerder bevond.
Systeeminstellingen (Beheerder): Inst. beeldcontrole ontvangen gegevens
Gebruik dit om aan te geven of een ontvangen fax al dan niet moet worden weergegeven voor het afdrukken.
JaNee
Het geheugen heeft gegevens
ontvangen. Wilt u de gegevens
Lijst met ontvangen
Vorige
Nt gecontr.
10:28
04/04/2010
04/04/2010
BBB BBB0612345678
BBB BBB
CCC CCC
0123456789
9876543210
BBB BBB
0123456789
1
5
Miniatuur
Alles select.
04/04/2010
04/04/2010
04/04/2010
04/04/2010
10:14
10:12
10:08
10:00
10:00
Nt gecontr.
Nt gecontr.
Gecontr.
Gecontr.
Gecontr.
Beeldcontrole
Wissen Afdrukken
(1)
(2)
Beeldcontrole
Vorige
Weergave draaien
Afdrukken
1 / 3
0123456789 04/04/2010 10:28
/0010
0001
4-60
FAX
Inhoudsopgave
SCHERM AFBEELDINGSCONTROLE
In dit gedeelte wordt het scherm afbeeldingscontrole uitgelegd.
(1) Informatieweergave
Hier wordt informatie over de weergegeven afbeelding
getoond.
(2) Voorvertoning
Er verschijnt een afbeelding van de geselecteerde
ontvangen afbeeldingen.
Als de afbeelding is afgesneden, verschuif het beeld dan
met de schuifbalken rechts en onderaan het scherm. Ga
op een balk staan en schuif deze om te verplaatsen. (U
kunt ook met de toetsen scrollen.)
(3) Paginawijzigingstoetsen
Als er meerdere pagina's zijn, wijzigt u met deze toetsen
van pagina.
Toetsen : Ga naar de eerste of laatste pagina.
Toetsen : Ga naar de vorige of volgende
pagina.
Weergave paginanummer
: Dit toont het totaal aantal
pagina's en het huidige
paginanummer. Druk op de
toets voor het huidige
paginanummer en voer met de
cijfertoetsen een getal in om
naar dat paginanummer te
gaan.
(4) Toets "Weergave draaien"
Hiermee draait de afbeelding 90 graden naar rechts of
links. De rotatie wordt op alle pagina's van het bestand
toegepast, niet alleen op de weergegeven pagina.
(5) Toets [Afdrukken]
Druk hierop om met afdrukken te beginnen.
(6) Zoomweergavetoets
Hiermee stelt u de zoomfactor van de weergegeven
afbeelding in. De instelling wordt op alle pagina's van het
bestand toegepast, niet alleen op de weergegeven
pagina.
(7) Selectietoets afbeelding
Als er meerdere afbeeldingen zijn geselecteerd voor
voorvertoning, wijzig dan hiermee van afbeelding.
0123456789
Beeldcontrole
04/04/2010 10:28
1 / 3
Weergave draaien
Afdrukken
Vorige
0001 0010
(3) (5)(1) (2) (4) (7)(6)
Een voorvertoonde afbeelding is een afdrukvoorbeeld op het aanraakscherm. Het zal afwijken van het eigenlijke
afdrukresultaat.
4-61
FAX
Inhoudsopgave
ONTVANGEN FAXEN DOORSTUREN
(Doorsturen Faxdata)
Wanneer de machine niet kan afdrukken omdat er geen papier of inkt meer aanwezig is, kunnen ontvangen faxen
worden doorgestuurd naar een andere, vooraf ingestelde faxmachine.
Deze functie is handig voor het gebruik in een kantoor of andersoortige werkruimte met twee extra telefoonlijnen en
waar een tweede faxmachine aangesloten is op een andere telefoonlijn.
Doorsturen van ontvangen faxen wordt uitgevoerd in de systeeminstellingen van de machine. Druk op de toets
[SYSTEEMINSTELLINGEN] op het bedieningspaneel om het menuscherm voor de systeeminstellingen in het
aanraakscherm weer te geven. Selecteer [Faxdata Ontvangen/Doorsturen] - [Faxinstellingen], en druk daarna op de
toets die doorsturen van ontvangen faxen uitvoert.
Als sommige pagina's van een doorgestuurde fax succesvol zijn afgedrukt, worden alleen de pagina's die niet zijn
afgedrukt doorgestuurd.
Een doorgestuurde fax wordt een faxverzendopdracht. Als verzending niet plaats vindt omdat de verzending is
geannuleerd of er een fout is opgetreden, blijft de fax in het geheugen tot hij kan worden afgedrukt.
Ontvangen faxen binnen een F-code vertrouwelijk geheugenvak niet kunnen worden doorgestuurd.
Als er een wachtwoordscherm verschijnt nadat u op [OK]-toets hebt gedrukt, is de functie "Instelling vasthouden
ontvangen afdrukgegevens" ingesteld. Voer het wachtwoord in via het numerieke toetsenbord om het doorsturen te
starten.
EEN FAX MET WACHTWOORDBEVEILIGING AFDRUKKEN (Instelling vasthouden ontvangen afdrukgegevens)
(pagina 4-58)
Systeeminstellingen: Faxdata Ontv/ Doorsturen (pagina 7-20)
Gebruik dit om ontvangen faxen door te sturen wanneer de machine ze niet kan afdrukken.
Systeeminstellingen (Beheerder): Telefoonnummer voor doorsturen gegevens instellen
Dit wordt gebruikt om het faxnummer voor doorsturen op te slaan.
De machine print niet
Afdrukken
Doorzenden
Ontvangen fax
De machine
Doorstuur-
bestemming
4-62
FAX
Inhoudsopgave
ONTVANGEN FAXEN NAAR EEN
NETWERKADRES DOORSTUREN
(Instelling voor inkomende routing)
U kunt ontvangen faxen automatisch naar een e-mailadres, bestandserveradres, desktopadres, of netwerkadres doorsturen.
Deze functie kan worden gebruikt om ontvangen faxen naar een bepaald adres door te sturen, zonder deze af te drukken.
DE INSTELLING VOOR INKOMENDE ROUTING CONFIGUREREN
Alle instellingen voor inkomende routing worden geconfigureerd in de webpagina's. Raadpleeg de Verkorte
installatiehandleiding voor de procedure om de webpagina's te openen.
Bij de volgende uitleg wordt ervan uitgegaan dat u de webpagina's met beheerderrechten hebt geopend.
Volg de onderstaande stappen om instellingen voor inkomende routing te configureren.
Deze functie kan niet worden gebruikt voor faxen die via vertrouwelijke ontvangst zijn ontvangen.
Wanneer faxen die met deze functie zijn doorgestuurd op de doorstuurbestemming worden afgedrukt, is het niet mogelijk
om datum en tijd van ontvangst op de faxen af te drukken. ("Ontvangstdatum/-tijd afdrukken" is uitgeschakeld.)
1
De functie voor inkomende routing
inschakelen.
(1) Klik op [Toepassingsinstellingen],
[Instelling voor inkomende routing] en
vervolgens [Beheerinstellingen] in het
webpaginamenu.
(2) Selecteer [Inschakelen] in "Inkomende
routing" en klik op de [Indienen] button.
Het is mogelijk dat het voor gebruikers zonder beheerderrechten verboden is om doorstuurtabellen in dit scherm op te
slaan, te bewerken en te wissen, en dat ze niet mogen opgeven welke tabel wordt gebruikt. Om dat te doen, selecteert
u de aankruisvakjes hieronder .
Registreren van doorstuurtabel uitschakelen • Wijzigen/verwijderen van doorstuurtabel uitschakelen • Wijzigen van
doorstuurgoedkeuring uitschakelen
Wanneer inkomende routing ingeschakeld staat, kunt u ook opgeven of u al dan niet wenst dat de machine de
doorgestuurde faxen afdrukt.
Om alle ontvangen faxen te laten afdrukken voordat ze worden doorgestuurd, selecteert u "Volledig Rapport
Afdrukken" in "Instelling afdrukstijl". Om ontvangen faxen enkel te laten afdrukken wanneer ze door een fout niet
kunnen worden doorgestuurd, selecteert u "Afdrukken bij fouten".
Vergeet niet op de knop [Indienen] te drukken nadat u de instellingen hebt geconfigureerd.
Doorzenden
Ontvangen fax
De machine
2
4-63
FAX
Inhoudsopgave
2
Afzenderadressen opslaan.
Als u enkel faxen van opgegeven adressen wenst door te
sturen, sla dan de gewenste afzenderadressen op.
Afzenderadressen die hier worden opgeslagen, kunnen uit een
lijst worden geselecteerd wanneer u een doorstuurtabel
opslaat.
(1) Klik op [Registratie van
afzendernummer/-adres] in het menu
[Instelling voor inkomende routing] in de
webpagina.
(2) Voer het adres van de afzender in in
"Internetfaxadres" of "Faxnummer",
naargelang wat nodig is, en klik op de
[Toevoegen aan lijst] button.
Het ingevoerde adres zal worden toegevoegd aan de lijst
"In te voeren adres".
Geef op of het adres direct wordt ingevoerd (maximaal
1500 tekens) of dat het wordt geselecteerd uit een
globaal adresboek door op de [Globaal Adres Zoeken]
button te klikken.
Herhaal deze stap om meerdere adressen op te slaan.
(3) Wanneer u klaar bent met het toevoegen
van adressen, klikt u op de knop [Indienen].
Er kunnen maximaal 500 afzendernummers/-adressen worden opgeslagen.
Om een ingevoerd adres te wissen, selecteert u het adres in "In te voeren adres" en klikt u op de knop [Wissen].
(2)
(3)
4-64
FAX
Inhoudsopgave
3
Een doorstuurtabel opslaan.
Volg de onderstaande stappen om een doorstuurtabel op te
slaan waarin een opgegeven afzender en doorstuuradres
worden gecombineerd.
(1) Klik op [Instelling voor inkomende routing]
in het menu van de webpagina's en klik op
de toets [Toevoegen].
(2) Voer een "Tabelnaam" in.
(3) Selecteer de afzender wiens faxen zullen
worden doorgestuurd.
Om alle ontvangen faxen door te sturen, selecteert u
[Alle ontvangen gegevens doorsturen].
Om enkel de faxen door te sturen van een opgegeven
afzender, selecteert u [Ontvangen gegevens
doorsturen vanaf onder afzender], selecteert u de
afzender uit de lijst en klikt u vervolgens op de knop
[Toevoegen].
(4) Selecteer het doorstuuradres.
Doorstuuradressen kunnen in het adresboek van de
machine worden geselecteerd. (Er kunnen meerdere
adressen worden opgegeven.) Er kunnen maximaal 1000
doorstuuradressen worden opgeslagen (er kan een
gecombineerd maximum van 100
bestandserveradressen, desktopadressen of
netwerkadressen worden opgeslagen).
(5) Selecteer het bestandsformaat.
Er kan een bestandsformaat voor elke doorstuurtabel
worden ingesteld.
(6) Klik op [Indienen].
Wanneer u afzenders selecteert uit de lijst "Instelling voor afzendernummer/-adres", kunt u de [Shift]-toets of de
[Ctrl]-toets op uw toetsenbord gebruiken om meerdere afzenders te selecteren.
Er kunnen maximaal 50 doorstuurtabellen worden opgeslagen.
Als u een groep adressen als doorstuurbestemming wilt selecteren, kunt u alleen een groep selecteren die alleen
e-mailadressen bevat.
Afbeeldingen die zijn verzonden in TIFF-indeling worden in sommige ontvangstsituaties mogelijk niet goed
weergegeven. Wijzig in dat geval de bestandsindeling in PDF.
4
Te gebruiken doorstuurtabellen opgeven.
Om de functie voor inkomende routing te gebruiken, schakelt u in de
opgeslagen tabellen de doorstuurtabellen in die u wenst te gebruiken.
(1) Klik op [Instelling voor inkomende routing]
in het webpaginamenu.
(2) Selecteer het aankruisvakje "Doorsturen
geactiveerd" van elke doorstuurtabel
die u wenst te gebruiken.
(3) Klik op [Indienen].
Om een doorstuurtabel te wissen, klikt u op het aankruisvakje naast de tabelnaam zodat het wordt geselecteerd en klikt u op [Wissen].
(6) (4)
(3)
(2)
(5)
(2)
(3)
4-65
FAX
Inhoudsopgave
Dit gedeelte gaat over speciale functies die kunnen worden gebruikt voor faxverzending.
SPECIALE FUNCTIES
Het menuscherm voor speciale functies verschijnt als in het basisscherm op de toets [Spec. Functies] wordt gedrukt.
Het menu van speciale functies bestaat uit twee schermen. Druk op de toets om tussen de schermen te
wisselen. Wanneer [OK] wordt ingedrukt in het scherm speciale functies, worden de geselecteerde instellingen
ingevoerd en verschijnt het basisscherm opnieuw.
Eerste scherm Tweede scherm
(1) Toets [Programma]
FAXHANDELINGEN OPSLAAN (Programma)
(pagina 4-67)
(2) Toets [Wissen]
WISSEN VAN SCHADUWRANDEN OP EEN
AFBEELDING (Wissen) (pagina 4-69)
(3) Toets [Timer]
FAX VERZENDEN OP EEN VOORAF INGESTELD
TIJDSTIP (Timer) (pagina 4-71)
(4) Toets [Kaart Formaat]
BEIDE ZIJDEN VAN EEN KAART ALS EEN
ENKELE PAGINA VERZENDEN (Kaart Formaat)
(pagina 4-73)
(5) Toets [Opdracht Samenstel.]
EEN GROOT AANTAL PAGINA'S VERZENDEN
(Opdr. samenst.) (pagina 4-76)
(6) Toets [Langzame scanmodus]
DUNNE ORIGINELEN FAXEN (Langzame
scanmodus) (pagina 4-78)
(7) Toets [Bestand]
Druk op deze toets om de functie Bestand van
documentarchivering te gebruiken.
(8) Toets [Snelbestand]
Druk op deze toets om de functie Snelbestand van
documentarchivering te gebruiken.
(9) Toets [Scannen adreskaart]
VISITEKAARTEN VERZENDEN (Scannen
adreskaart) (pagina 4-80)
(10) Toets [Transmissie Rapport]
AFDRUKINSTELLINGEN VOOR HET
TRANSMISSIERAPPORT WIJZIGEN (Transmissie
Rapport) (pagina 4-81)
(11) Toets [Eigen naam kiezen]
AFZENDERINFORMATIE TIJDELIJK WIJZIGEN
(Eigen naam kiezen) (pagina 4-84)
SPECIALE FUNCTIES
Transmissie
Rapport
Eigen naam
kiezen
Geheugenvak
Navragen
OK
Faxen/Spec. Functies
2
2
2-in-1
Faxen/Spec. Functies
Kaart Formaat
OK
Langzame
scanmodus
Snelbestand
Wissen
Opdracht
Samenstel.
Bestand
Programma
Timer
1
2
Scannen
adreskaart
(1) (2) (3)
(4) (5) (6)
(7) (8) (9)
(10)
(11)
(12) (13)
4-66
FAX
Inhoudsopgave
(12) [Geheugenvak]-toets
EEN FAX VERZENDEN WANNEER EEN ANDERE
MACHINE NAVRAAG DOET BIJ UW MACHINE
(Navraaggeheugen) (pagina 4-88)
(13) Toets [Navragen]
EEN FAXMACHINE OPROEPEN EN ONTVANGST
INITIALISEREN (Navragen) (pagina 4-85)
* Om deze functie te kunnen gebruiken moet de optionele toevoer visitekaarten zijn aangebracht en "Instelling scannen
adreskaart" moet zijn ingeschakeld in de systeeminstellingen (beheerder).
De toets [OK] en de toets [Annuleren]
In sommige gevallen verschijnen er in de schermen voor speciale functies twee toetsen [OK] en één toets [Annuleren].
De toetsen worden op de volgende manier gebruikt:
(A) De geselecteerde instelling spec. functies invoeren en teruggaan naar het basisscherm.
(B) De geselecteerde instelling spec. functies invoeren en teruggaan naar het menuscherm voor speciale functies. Druk
op deze toets wanneer u nog andere instellingen van spec. functies wilt selecteren.
(C) Tijdens de selectie van instellingen spec. functies zorgt deze toets ervoor dat u terugkeert naar het menuscherm van
speciale functies zonder dat de instellingen worden opgeslagen. Wanneer de instellingen voltooid zijn, worden
hiermee de instellingen geannuleerd en keert u terug naar het menuscherm van speciale functies.
U kunt speciale functies doorgaans combineren met andere speciale functies. Enkele combinaties zijn echter niet mogelijk.
Als u een niet-toegestane combinatie selecteert, verschijnt een boodschap op het aanraakscherm.
Faxen/Spec. Functies
Wissen
Zijkant wissen
Rand
Wissen
Rand
Annuleren
OK
OK
10
(0~20)
mm
(C)
(A)
(B)
4-67
FAX
Inhoudsopgave
FAXHANDELINGEN OPSLAAN (Programma)
Een programma is een groep verzendinstellingen die bij elkaar zijn opgeslagen. Wanneer u verzendinstellingen opslaat
in een programma, kunt u deze instellingen weer oproepen en gebruiken voor een andere faxopdracht.
Wanneer u bijvoorbeeld hetzelfde A4 (8-1/2" x 11") formaat eens per maand wilt versturen naar alle filialen in diverse
regio's.
(1) Dezelfde documenten worden naar elk filiaal gefaxt
(2) Vegen op de randen van de documenten worden vóór verzending gewist
Indien geen opdrachtprogramma is opgeslagen Indien een opdrachtprogramma is opgeslagen
Voer de faxnummers van de filialen in.
Selecteer de wis-instellingen.
Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
De originelen worden gescand en verzonden.
Roep het opgeslagen programma op.
Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
De originelen worden gescand en verzonden.
Het kost elke maand veel tijd om de documenten te verzenden
omdat bovenstaande instellingen moeten worden
geselecteerd.
Bovendien kunnen er soms fouten worden gemaakt bij het
selecteren van de instellingen, zodat verkeerde verzendingen
als resultaat.
Wanneer u hiervoor een programma hebt opgeslagen, kunnen
de instellingen eenvoudig worden geselecteerd door op de
programmatoets te drukken.
Bovendien vindt de verzending plaats volgens de opgeslagen
instellingen. Er is dus geen kans op fouten.
Programma's worden opgeslagen, bewerkt en gewist met "Adresbeheer" in de systeeminstellingen. Zie
"Programma" (pagina 7-19) in "7. SYSTEEMINSTELLINGEN".
U kunt programma's ook opslaan door middel van de webpagina's. Klik op [Werkprogramma's] en daarna op [Beeld Verzenden]
op het webpaginamenu.
De in een programma opgeslagen instellingen worden vastgehouden, ook nadat het programma is gebruikt voor
verzending. Dezelfde instellingen kunnen herhaaldelijk worden gebruikt voor verzending.
De volgende instellingen kunnen in een programma worden opgeslagen.
Bestemmingen: Sneltoetsen, groeptoetsen, zoeknummers
Beeldinstellingen: Scanformaat origineel, afdrukstand origineel, dubbelzijdig scannen, belichting, resolutie
Speciale functies: Navraagontvangst, Wissen, Opdracht Samenstel., Langzame scanmodus., Scannen adreskaart
F-code communicatie: Een bestemming die een F-code bevat kan worden opgeslagen door middel van een F-code
handeling.
Er kunnen 48 programma's worden opgeslagen.
U kunt maximaal 500 bestemmingen opslaan in elk programma.
4-68
FAX
Inhoudsopgave
1
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de lade van de automatische documentinvoer of op de glasplaat in overeenstemming met de functies
die in het programma zijn opgeslagen.
Als het origineel afwijkt van de instelling van het formaat, stel dan het formaat van het origineel in.
SCANFORMAAT EN VERZENDFORMAAT OPGEVEN (pagina 4-46)
2
Speciale functies selecteren.
(1) Druk op de toets [Spec. Functies].
(2) Druk op [Programma].
SPECIALE FUNCTIES (pagina 4-65)
3
Roep het opgeslagen programma op.
(1) Druk op de gewenste programmatoets.
(2) Druk op de toets [OK].
4
Selecteer de aanvullende instellingen.
Als een programma wordt gebruikt kunnen de volgende
instellingen extra worden opgegeven:
Beeldinstellingen: Scanformaat origineel*, verzendformaat
Speciale functies: Timer-verzending, Kaart Formaat,
Bestand, Snelbestand, Eigen naam
kiezen, Transmissie Rapport, Scannen
adreskaart
* Eenmaal opgeslagen in het programma, kunnen ze niet meer
extra worden opgegeven.
Welk scherm verschijnt hangt af van de bestemming die is opgeslagen in het programma.
U kunt de modus hier niet wijzigen.
Functies die in het programma zijn opgeslagen kunnen hier niet worden geannuleerd.
5
Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Het scannen begint.
Als u de pagina's van het origineel in de documentinvoerlade hebt geplaatst, worden alle pagina's gescand. Er klinkt een
pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
Als u het origineel op de glasplaat scant, moet u pagina voor pagina scannen. Wanneer het scannen voltooid is, plaats dan
het volgende origineel en druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT]. Herhaal dit tot alle pagina's zijn gescand en druk dan
op [Lezen Klaar]. Er klinkt een pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
Program C
Program A
Programma
Program E
Program G
Program I
Program K
Program D
Program B
Program F
Program H
Program J
Program L
OK
1
2
(1) (2)
Programma : Program C
0123456789
Auto
Auto
Auto
USB-geh.scanFaxen
Spec. Functies
Resolutie
Belichting
Origineel
Scannen
Standaard
Automat. Ontvangst
Faxgeheugen:100%
Internetfax PC scan
Scannen: Zenden:
A4
Bestand
Snelbestand
Adresoverzicht
A4
4-69
FAX
Inhoudsopgave
WISSEN VAN SCHADUWRANDEN OP EEN
AFBEELDING (Wissen)
Deze wisfunctie wordt gebruikt om schaduwen op kopieën vanaf boeken of andere dikke originelen te wissen. (Deze
functie neemt geen schaduwen waar en zal alles uit het wisgedeelte verwijderen, inclusief schaduwen, tekst en
afbeeldingen.)
Scannen van een dik boek
Wisfuncties
De schaduwen verschijnen hier.
Zonder de wisfunctie Met de wisfunctie
Schaduwranden op de
afbeelding.
Geen schaduwranden.
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Als het origineel afwijkt van de instelling van het formaat, stel dan het formaat van het origineel in.
SCANFORMAAT EN VERZENDFORMAAT OPGEVEN (pagina 4-46)
2
Voer het faxnummer van de bestemming in.
BESTEMMINGEN INVOEREN (pagina 4-17)
3
Speciale functies selecteren.
(1) Druk op de toets [Spec. Functies].
(2) Druk op de toets [Wissen].
SPECIALE FUNCTIES (pagina 4-65)
Rand Wissen
Zijkant wissen
4-70
FAX
Inhoudsopgave
4
Selecteer de wisinstellingen.
(1) Druk op de gewenste wisfunctie.
Selecteer een van de 2 wisfuncties.
Raak de toets [Zijkant wissen] aan om het volgende
scherm te openen.
Raak het aankruisvakje aan van de rand die u wenst te
wissen en controleer of er een aankruisvakje ( )
verschijnt.
Als u tweezijdig scant, stel dan de te wissen rand in op de
achterzijde.
Als u de toets [Zelfde zijde als zijde 1] aanraakt, zal de
rand die in dezelfde positie ligt als op de voorzijde
worden gewist.
Als u de toets [Andere zijde dan zijde 1] aanraakt, zal
de rand die in de tegenovergestelde positie ligt als op
gewiste rand op de voorzijde worden gewist.
Als u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
drukt u op [OK].
(2) Stel de wisbreedte in met de toetsen .
0 mm tot 20 mm (0" tot 1") is het mogelijke bereik voor de
waarden.
(3) Druk op de toets [OK].
5
Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Het scannen begint.
Als u de pagina's van het origineel in de documentinvoerlade hebt geplaatst, worden alle pagina's gescand. Er klinkt een
pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
Als u het origineel op de glasplaat scant, moet u pagina voor pagina scannen. Wanneer het scannen voltooid is, plaats dan
het volgende origineel en druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT]. Herhaal dit tot alle pagina's zijn gescand en druk dan
op [Lezen Klaar]. Er klinkt een pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
Bij gebruik van de wisfunctie wordt het wissen uitgevoerd bij de randen van de originele afbeelding. Werkt u tevens met
verkleinen of vergroten, dan wordt de te wissen breedte in samenhang met de geselecteerde ratio aangepast. Als de wisbreedte
bijvoorbeeld 20 mm (1") is en de afbeelding tot 50% wordt verkleind, wordt de wisbreedte met op 10 mm (1/2") verkleind.
Een wisinstelling annuleren…
Druk op de toets [Annuleren] in het scherm van stap 4.
Systeeminstellingen (Beheerder): Standaardbreedte Van Wisstrook Instellen
De standaardinstelling voor de wisbreedte is gekoppeld aan de systeeminstelling van de kopieerfunctie en kan variëren
0 mm tot 20 mm (0" tot 1"). De fabrieksinstelling is 10 mm (1/2").
Faxen/Spec. Functies
OK
Wissen
Rand
Wissen
Rand
OKAnnuleren
Zijkant wissen
10
(0~20)
mm
(2) (3)(1)
Andere zijde
dan zijde 1
Wissen
Omh
Wis positie voor
zijde 2 origineel
Zelfde zijde
als zijde 1
Annuleren
Zijkant wissen
Links
Rechts
Omlaag
OK
4-71
FAX
Inhoudsopgave
FAX VERZENDEN OP EEN VOORAF
INGESTELD TIJDSTIP (Timer)
Wanneer u deze functie gebruikt, vindt de verzending automatisch plaats op een vooraf ingesteld tijdstip.
De functie timerverzending maakt het eenvoudig verzendingen in de wachtrij, distributie verzendopdrachten en andere
verzendingen 's nachts of op andere tijden uit te voeren wanneer de telefoontarieven goedkoper zijn.
U kunt ook een timerinstelling specificeren voor navraaggeheugen om een fax te ontvangen wanneer u niet aanwezig
bent.
Laat de stroomschakelaar op "aan" staan, als er een timerverzending is opgesteld. De verzending zal niet plaatsvinden als
de stroom op het vastgestelde tijdstip wordt uitgeschakeld.
Bij het uitvoeren van een timerverzending moet u het origineel scannen naar het geheugen bij het instellen van de
verzending. Het is niet mogelijk een document in de automatische origineelinvoer of op de glasplaat achter te laten om
deze te laten scannen op het vastgestelde tijdstip van verzending.
Instellingen voor een timerverzending (belichting, resolutie, speciale functies enz.) worden na afloop van de verzending
automatisch gewist. (Gebruikt u echter de functie documentarchivering, dan worden de gescande originelen en
instellingen opgeslagen op de ingebouwde harde schijf.)
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Als het origineel afwijkt van de instelling van het formaat, stel dan het formaat van het origineel in.
SCANFORMAAT EN VERZENDFORMAAT OPGEVEN (pagina 4-46)
2
Voer het faxnummer van de bestemming in.
BESTEMMINGEN INVOEREN (pagina 4-17)
3
Speciale functies selecteren.
(1) Druk op de toets [Spec. Functies].
(2) Druk op [Timer].
SPECIALE FUNCTIES (pagina 4-65)
Stel overdag een distributie
verzendopdracht in die om
20.00 uur wordt verzonden.
Om 20.00 uur begint de
distributieverzending automatisch
(Verzending naar de eerste
bestemming vindt plaats)
4-72
FAX
Inhoudsopgave
4
Stel de tijd in met de toetsen .
(1) Geef de dag op.
Wilt u geen dag opgeven, selecteer dan [---]. In dat geval
begint de verzending zodra de bij (2) opgegeven tijd
aanbreekt.
(2) Geef de tijd op (uur, minuut)
Selecteer de tijd in 24-uursindeling.
Het is ook mogelijk om direct op een cijferweergavetoets
te drukken om de instelling met de cijfertoetsen te
wijzigen.
(3) Druk op de toets [OK].
Als dit scherm wordt geopend, geeft de instelling de huidige tijd aan. Is de tijd niet correct, druk dan op [ALLES
WISSEN] ( ) om de bewerking te annuleren. Corrigeer de tijd in de systeeminstellingen en voer dan de procedure
voor de timerverzending uit.
DATUM EN TIJD CONTROLEREN (pagina 4-6)
5
Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Het scannen begint.
Als u de pagina's van het origineel in de documentinvoerlade hebt geplaatst, worden alle pagina's gescand. Er klinkt een
pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
Als u het origineel op de glasplaat scant, moet u pagina voor pagina scannen. Wanneer het scannen voltooid is, plaats dan
het volgende origineel en druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT]. Herhaal dit tot alle pagina's zijn gescand en druk dan
op [Lezen Klaar]. Er klinkt een pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
De tijd kan uiterlijk een week van tevoren worden ingesteld.
Er kunnen tot 94 timerverzendingen ineens worden opgeslagen.
U kunt maximaal 1 timer navraaghandeling opslaan. Sla een reeks navraagopdrachten op als u vanaf meerdere machines
een navraaghandeling wilt starten.
Als de machine bezig is met het versturen van een andere verzending op het moment van het opgegeven tijdstip, zal de
opdracht worden uitgevoerd nadat deze verzending is voltooid.
U kunt andere handelingen uitvoeren nadat u een timer verzendopdracht hebt geprogrammeerd.
Deze functie kan niet worden gebruikt in de Direct verzenden-functie of wanneer de luidspreker wordt gebruikt tijdens het
kiezen van het nummer.
Als een timerverzending in het opdrachtstatusscherm prioriteit krijgt, wordt de opgegeven tijd geannuleerd. De verzending
wordt uitgevoerd zodra de opdracht in uitvoering is voltooid.
VOORRANG GEVEN AAN EEN GERESERVEERDE FAXOPDRACHT (pagina 4-119)
Een timer verzending annuleren...
Druk op de toets [Annuleren] in het scherm van stap 4.
Faxen/Spec. Functies
OK
10--- 00
Timer
Dag van de week
hh. mm.
OK
Annuleren
Tijd
(1)
(2) (3)
4-73
FAX
Inhoudsopgave
BEIDE ZIJDEN VAN EEN KAART ALS EEN
ENKELE PAGINA VERZENDEN (Kaart Formaat)
Met deze functie kunt u de voor- en achterkant van een kaart verzenden als één pagina. U hoeft dan niet elke zijde
afzonderlijk te verzenden.
Wanneer u gebruik maakt van kaart formaat, moeten de originelen worden gescand via de glasplaat.
1
Plaats het origineel met de voorzijde
naar onderen op de glasplaat.
2
Voer het faxnummer van de bestemming in.
BESTEMMINGEN INVOEREN (pagina 4-17)
3
Speciale functies selecteren.
(1) Druk op de toets [Spec. Functies].
(2) Druk op de toets [Kaart Formaat].
SPECIALE FUNCTIES (pagina 4-65)
Verzending
Voorzijde
Achterzijde
Originelen
Verzonden afbeelding
4-74
FAX
Inhoudsopgave
4
Geef het formaat van het origineel op.
(1) Voer het formaat van het origineel in.
Druk op de cijferweergavetoets voor X (breedte) en
voer de breedte in.
Druk op de cijferweergavetoets voor Y(hoogte) en voer
de hoogte in.
(A) Druk op [Formaat] om het origineelformaat weer op
het standaardformaat in te stellen.
(B) Druk op de [Passend om te zenden]-toets om het
formaat van de afbeelding automatisch te vergroten
of te verkleinen en deze aan te passen aan het
verzendformaat. Gebruik deze toets niet de wanneer
u het origineel wilt scannen op het formaat dat u hebt
ingevoerd.
(2) Druk op de toets [OK].
U kunt het getal ook met de toetsen wijzigen.
Het verzendformaat wordt automatisch geselecteerd op basis van het origineelformaat dat u hebt ingevoerd.
Nadat u Kaart Formaat hebt geselecteerd, kunt u de toets [Origineel] in het basisscherm indrukken om het
scanformaat van het origineel of het verzendformaat te wijzigen. In dit geval verschijnt het scherm van stap 3 als u
de toets scanformaat indrukt. Raadpleeg "Het verzendformaat van het origineel opgeven" (pagina 4-51) voor de
procedure voor het instellen van het verzendformaat.
5
Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT] om de voorzijde van de kaart te
scannen.
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
6
Draai de kaart om zodat de achterkant kan worden gescand en druk op de toets
[STARTEN ZWART-WIT] om de achterzijde van de kaart te scannen.
Voordat u de achterkant van de kaart scant, kunt u op de toets [Configureren] drukken in het aanraakscherm om de
belichting te wijzigen.
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
Faxen/Spec. Functies
OK
X
Y
Kaart Formaat
OK
Annuleren
Passend om
te zenden
Formaat
(25~210)
mm
(25~210)
mm
86
54
(2)(B)(1)
(A)
X
Y
4-75
FAX
Inhoudsopgave
7
Druk op de toets [Lezen Klaar].
Als u doorgaat met het scannen van extra kaarten, kunt u op de toets [Configureren] drukken om belichting, resolutie,
scanformaat en verzendformaat te wijzigen.
De factor kan niet worden opgegeven en "Instelling Verzenden Draaiing" kan niet worden geselecteerd.
Deze functie kan niet worden gebruikt in de Direct verzenden-functie of wanneer de luidspreker wordt gebruikt tijdens het
kiezen van het nummer.
Kaart Formaat annuleren...
Druk op de toets [Annuleren] in het scherm van stap 4.
Plaats volgend origineel. (Pg.No.x)
Druk op [Start].
Druk op [Lezen klaar] indien gereed.
Configureren Lezen Klaar
4-76
FAX
Inhoudsopgave
EEN GROOT AANTAL PAGINA'S
VERZENDEN (Opdr. samenst.)
Met deze functie kunt u een zending die bestaat uit een groot aantal originelen opsplitsen in sets, elke set scannen met
behulp van de automatische documentinvoer en alle pagina's versturen in één enkele verzending. Gebruik deze functie
als er meer originelen zijn dan in een keer in de automatische documentinvoer kunnen worden geplaatst.
Als u in sets verdeelde originelen scant, scan dan eerst de set die de eerste pagina bevat. De instellingen die u voor de
eerste set kiest kunnen worden gebruikt voor de overige sets.
U kunt maximaal 999 pagina's scannen. Denk eraan dat wanneer het geheugen wordt gebruikt voor andere opdrachten, u
minder pagina's kunnen scannen.
1
Steek de originelen met de voorzijde
naar boven in de lade van de
documentinvoer.
Steek de originelen helemaal in de lade van de
documentinvoer. In de documentinvoerlade kunnen meerdere
originelen worden geplaatst. De stapel originelen mag niet
hoger zijn dan de indicatiestreep op de lade.
Als het origineel afwijkt van de instelling van het formaat, stel
dan het formaat van het origineel in.
SCANFORMAAT EN VERZENDFORMAAT OPGEVEN
(pagina 4-46)
2
Voer het faxnummer van de bestemming in.
BESTEMMINGEN INVOEREN (pagina 4-17)
3
Selecteer de modus opdracht
samenstellen.
(1) Druk op de toets [Spec. Functies].
SPECIALE FUNCTIES (pagina 4-65)
(2) Druk op [Opdracht Samenstel.] zodat de
toets wordt gemarkeerd.
(3) Druk op de toets [OK].
1
101
1
1
De originelen
worden gescand
in aparte sets.
Originelen
Verzending
Markeerstreep
Opdracht
Samenstel.
Faxen/Spec. Functies
Kaart Formaat
OK
Langzame
scanmodus
Snelbestand
Wissen
Bestand
Programma
Timer
1
2
Scannen
adreskaart
Transmissie
rapport
Eigen naam
kiezen
(3)
(2)
4-77
FAX
Inhoudsopgave
4
Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT] om de eerste set pagina's te scannen.
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
5
Plaats de volgende set originelen en druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Herhaal deze stap totdat u alle originelen hebt gescand.
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ). Alle gescande data wordt gewist.
6
Druk op de toets [Lezen Klaar].
Als er gedurende één minuut geen actie wordt ondernomen nadat het bevestigingsscherm is verschenen, wordt het
scannen automatisch gestopt en wordt de verzending gereserveerd.
De toets [Configureren] kan worden ingedrukt om belichting, resolutie, scanformaat en verzendformaat voor elke
gescande pagina van de originelen te wijzigen.
Als het geheugen tijdens het scannen vol raakt, verschijnt een bericht en wordt de verzending geannuleerd.
Deze functie kan niet worden gebruikt in de Direct verzenden-functie of wanneer de luidspreker wordt gebruikt tijdens het
kiezen van het nummer.
Opdracht samenstellen annuleren....
Druk op [Opdracht Samenstel.] in het scherm van stap 3 zodat de toets niet wordt gemarkeerd.
Plaats volgend origineel. (Pg.No.x)
Druk op [Start].
Druk op [Lezen klaar] indien gereed.
Configureren Lezen Klaar
4-78
FAX
Inhoudsopgave
DUNNE ORIGINELEN FAXEN
(Langzame scanmodus)
Druk op deze toets wanneer u dunne originelen wilt scannen met behulp van de automatische documentinvoerlade.
Deze functie helpt voorkomen dat dunne originelen in het apparaat vastlopen.
1
Steek de originelen met de voorzijde
naar boven in de lade van de
documentinvoer.
Pas de papiergeleiders voorzichtig aan.
Als het origineel afwijkt van de instelling van het formaat, stel
dan het formaat van het origineel in.
SCANFORMAAT EN VERZENDFORMAAT OPGEVEN
(pagina 4-46)
Als de originelen met teveel kracht worden ingebracht, kunnen ze kreuken en vastlopen.
2
Voer het faxnummer van de bestemming in.
BESTEMMINGEN INVOEREN (pagina 4-17)
3
Selecteer de langzame scanmodus.
(1) Druk op de toets [Spec. Functies].
SPECIALE FUNCTIES (pagina 4-65)
(2) Druk op [Langzame scanmodus] zodat de
toets wordt gemarkeerd.
(3) Druk op de toets [OK].
D
C
B
A
D
C
B
A
Langzame
scanmodus
Faxen/Spec. Functies
Kaart Formaat
OK
Wissen
Bestand
Programma
Timer
1
2
Opdracht
Samenstel.
Snelbestand
Scannen
adreskaart
Transmissie
rapport
Eigen naam
kiezen
(3)
(2)
4-79
FAX
Inhoudsopgave
4
Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Het scannen begint. Er klinkt een pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
Bij selectie van deze functie kan niet automatisch 2-zijdig worden gescand.
De Langzame scanmodus annuleren...
Druk op [Langzame scanmodus] in het scherm van stap 3 zodat de toets niet wordt gemarkeerd.
Systeeminstellingen (Beheerder): Invoermodus origineel
Hiermee wordt altijd op langzame snelheid gescand.
4-80
FAX
Inhoudsopgave
VISITEKAARTEN VERZENDEN
(Scannen adreskaart)
Er kunnen meerdere visitekaartjes tegelijk worden gescand en verzonden.
Om deze functie te kunnen gebruiken moet de toevoer visitekaarten zijn aangebracht op de automatische
documentinvoer en "Instelling scannen adreskaart" moet zijn ingeschakeld in de systeeminstellingen (beheerder). Zie
"TOEVOER VISITEKAARTEN" in "VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT" (pagina
1-41).
1
Plaats de visitekaarten.
2
Voer het faxnummer van de bestemming in.
BESTEMMINGEN INVOEREN (pagina 4-17)
3
Speciale functies selecteren.
(1) Druk op de toets [Spec. Functies].
(2) Druk op de toets [Scannen adreskaart].
Lees het weergegeven bericht en druk dan op [OK].
SPECIALE FUNCTIES (pagina 4-65)
4
Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Het scannen begint. Er klinkt een pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
Deze functie kan niet worden gebruikt als het scanformaat in numerieke waarden is opgegeven.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instelling scannen adreskaart
Geef op of u de functie Scannen adreskaart wilt gebruiken.
4-81
FAX
Inhoudsopgave
AFDRUKINSTELLINGEN VOOR HET
TRANSMISSIERAPPORT WIJZIGEN
(Transmissie Rapport)
Er wordt automatisch een rapport afgedrukt om u te waarschuwen wanneer een verzending mislukt of wanneer een
distributieverzending wordt uitgevoerd. In het transmissierapport staat een beschrijving van de verzending (datum,
starttijd, naam andere partij, vereiste tijd, aantal pagina's, status, enz.).
INFORMATIE IN DE STATUSKOLOM (pagina 4-121)
Transmissierapporten worden op basis van ingestelde voorwaarden in de systeeminstellingen afgedrukt, u kunt echter
wel tijdelijk andere voorwaarden voor een transmissie selecteren. Volg onderstaande stappen om de
afdrukvoorwaarden voor het transmissierapport op het moment van verzenden te wijzigen.
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Als het origineel afwijkt van de instelling van het formaat, stel dan het formaat van het origineel in.
SCANFORMAAT EN VERZENDFORMAAT OPGEVEN (pagina 4-46)
2
Voer het faxnummer van de bestemming in.
BESTEMMINGEN INVOEREN (pagina 4-17)
3
Speciale functies selecteren.
(1) Druk op de toets [Spec. Functies].
(2) Druk op de toets [Transmissie Rapport].
SPECIALE FUNCTIES (pagina 4-65)
4
Selecteer afdrukvoorwaarden.
(1) Selecteer de afdrukvoorwaarden.
(2) Druk op de toets [OK].
De afdrukvoorwaarden voor een transmissierapport zijn de volgende:
"Altijd afdrukken": Of een verzending nu slaagt of mislukt, er wordt altijd een transmissierapport afgedrukt.
"Afdrukken bij fouten": Wanneer een verzending mislukt, wordt er een transmissierapport afgedrukt.
"Niet afdrukken": Geen transmissierapport afdrukken.
Als het selectievakje [Beeld Van Origineel Afdrukken] wordt geselecteerd, wordt een deel van het verzonden
origineel opgenomen in het transmissierapport.
Zelfs wanneer het aankruisvakje [Beeld Van Origineel Afdrukken] wordt geselecteerd , kan het origineel niet
worden afgedrukt wanneer de luidspreker wordt gebruikt om het nummer te vormen of wanneer directe verzending,
navraagontvangst of F-code-verzending wordt gebruikt.
Faxen/Spec. Functies
OK
Transmissierapport
Beeld Van Origineel Afdrukken
OKAnnuleren
Altijd Afdrukken
Afdrukken bij Niet afdrukken
(1) (2)
4-82
FAX
Inhoudsopgave
5
Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Het scannen begint.
Als u de pagina's van het origineel in de documentinvoerlade hebt geplaatst, worden alle pagina's gescand. Er klinkt een
pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
Als u het origineel op de glasplaat scant, moet u pagina voor pagina scannen. Wanneer het scannen voltooid is, plaats dan
het volgende origineel en druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT]. Herhaal dit tot alle pagina's zijn gescand en druk dan
op [Lezen Klaar]. Er klinkt een pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ) om de bewerking te annuleren.
Voor rondzendtransmissies gelden wijzigingen in de afdrukvoorwaarden van het transmissierapport voor alle bestemmingen.
Als u de instelling voor het transmissierapport wilt annuleren...
Druk op de toets [Annuleren] in het scherm van stap 4.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instelling Afdrukken Transactierapport
Hiermee worden de afdrukvoorwaarden voor afdruktransacties ingesteld.
Standaard staat de instelling op .
Enkele Verzending: Volledig Rapport Afdrukken/ /Geen Afgedrukt Rapport
Distribueren: /Alleen Foutrapport Afdrukken/Geen Afgedrukt Rapport
Ontvangen: Volledig Rapport Afdrukken/Alleen Foutrapport Afdrukken
Vertrouwelijke ontvangst (faxmodus): /Geen Afgedrukt Rapport
Systeeminstellingen (Beheerder): Origineel afdrukken op transactierapport
Hiermee wordt een deel van het verzonden origineel op het transmissierapport afgedrukt.
Alleen Foutrapport Afdrukken
Volledig Rapport Afdrukken
Geen Afgedrukt Rapport
Kennisgevingspagina Afdrukken
4-83
FAX
Inhoudsopgave
AFZENDERINFORMATIE TOEVOEGEN AAN
UW FAXEN (Eigen nummer verzenden)
Uw afzenderinformatie (datum, tijd, naam afzender, faxnummer verzender, aantal pagina's) wordt automatisch
toegevoegd bovenaan elke faxpagina die u verzendt.
Voorbeeld van een afzenderinformatie op een pagina
(1) Datum, tijdstip Datum en tijdstip van verzending.
(2) Naam afzender: De naam van de afzender geprogrammeerd in de machine.
(3) Faxnummer afzender: Het faxnummer van de afzender geprogrammeerd in de
machine.
(4) Paginanummers: Paginanummers / totaal aantal pagina's (het totaal aantal
pagina's wordt uitsluitend afgedrukt wanneer de fax wordt
verzonden vanuit het geheugen.)
De informatie die is geprogrammeerd in Eigen nummer verzenden
Datum, tijd: Wijzig de instelling bij "Klok aanpassen" in de systeeminstellingen.
Naam van de afzender, faxnummer van de afzender
: Programmeer de naam van de afzender en het faxnummer bij "Registratie
zendergegevens" in de systeeminstellingen (beheerder). Wilt u eigen nummer
verzenden gebruiken, vergeet dan niet deze informatie te configureren.
Paginanummers: Selecteer of u paginanummers wilde opnemen op de pagina via "Paginanummer
afdrukken bij ontvanger" in de systeeminstellingen (beheerder). De
Paginanummers verschijnen als volgt: "paginanummers / totaal aantal pagina's".
Wanneer u kiest voor handmatige verzending of snelle online verzending,
verschijnt alleen het paginanummer.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instelling Afdrukken Datum/Eigen Nr.
Deze instelling wordt gebruikt om te bepalen waar de informatie van de afzender wordt afgedrukt. De informatie van de
afzender kan binnen of buiten de afbeelding worden afgedrukt
04/APR/2010/Za 15:00 AAAAA Faxnr. 0123456789 P.001/001
(1) (2) (3) (4)
Afzenderinformatie Afzenderinformatie
Originelen
Originelen
Buiten de gescande afbeelding (standaardinstelling)
Binnen de gescande afbeelding
De lengte van de verzonden afbeelding bedraagt: lengte
van afzenderinformatie + lengte van origineel. De fax
kan worden verkleind of over twee pagina's worden
verdeeld tijdens het afdrukken van de fax door de
ontvangende machine.
De Afzenderinformatie wordt afgedrukt binnen de afbeelding
en daarmee is de lengte van de fax gelijk aan de lengte van
het origineel. Houd er rekening mee dat de afzenderinformatie
een gedeelte van het origineel overlapt (het overlappende
gedeelte van het origineel zal dus niet verschijnen).
4-84
FAX
Inhoudsopgave
AFZENDERINFORMATIE TIJDELIJK WIJZIGEN (Eigen
naam kiezen)
U kunt de afzenderinformatie op een fax kiezen uit een lijst met opgeslagen afzenders.
1
Speciale functies selecteren.
(1) Druk op de toets [Spec. Functies].
(2) Druk op de [Eigen naam kiezen]-toets.
SPECIALE FUNCTIES (pagina 4-65)
2
Selecteer de afzenderinformatie.
(1) Druk op de toets van de betreffende
afzenderinformatie.
(2) Druk op de toets [OK].
3
Druk op de toets [OK].
Systeeminstellingen (Beheerder): Registratie van eigen naam selecteren
Dit wordt gebruikt om namen van namen die worden gebruikt in "Eigen naam kiezen" op te slaan.
Eigen naam kiezen
Annuleren
OK
1
2
AAAAA
CCCCC
EEEEE
GGGGG
IIIII
KKKKK
BBBBB
DDDDD
FFFFF
HHHHH
JJJJJ
LLLLL
(1) (2)
Transmissie
Rapport
Eigen naam
kiezen
Navragen
OK
Faxen/Spec. Functies
1
2
Verif.
Stempel
Transmissie
Rapport
2-in-1
Kaart Formaat
Langzame
scanmodus
Snelbestand
Wissen
Opdracht
Samenstel.
Bestand
Programma
Timer
Scannen
adreskaart
4-85
FAX
Inhoudsopgave
EEN FAXMACHINE OPROEPEN EN
ONTVANGST INITIALISEREN (Navragen)
Met deze functie kan de ontvangende machine een andere faxmachine bellen en de ontvangst van het document in die
machine starten.
Omdat de ontvangende machine de ontvangst van een document initialiseert, wordt deze functie "Navraag ontvangst"
genoemd.
Zorg ervoor dat er geen origineel in de machine is geplaatst wanneer u de functie Navraag-ontvangst gebruikt.
1
Selecteer Navraag-ontvangst.
(1) Druk op de toets [Spec. Functies].
SPECIALE FUNCTIES (pagina 4-65)
(2) Druk op de toetsen om tussen de
schermen te wisselen.
(3) Druk op de [Navragen]-toets, zodat deze
wordt gemarkeerd.
(4) Druk op de toets [OK].
2
Voer het faxnummer van de bestemming in.
BESTEMMINGEN INVOEREN (pagina 4-17)
U kunt meerdere faxnummers invoeren.
De navraag vindt plaats in de volgorde waarin de nummers zijn ingevoerd.
Het navragen van meerdere machines wordt "Seriële Navraag" genoemd.
U kunt maximaal 500 faxnummers invoeren. Voor deze procedure kunt u geen gebruikmaken van
one-touch-toetsen met een subadres en wachtwoord.
Druk op de [Volgend Adres]-toets nadat u een faxnummer het ingevoerd en voer het volgende faxnummer in als u
meerdere faxnummers wilt invoeren .
(1) Verzoeken faxverzending.
Verzending
(2) Het vooraf aangemaakte
document wordt verzonden.
(3) De fax wordt
ontvangen.
Geheugenvak
Navragen
OK
Faxen/Spec.
2
2
(2) (4)
(3)
4-86
FAX
Inhoudsopgave
3
Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Uw machine zal de andere machine bellen en beginnen met de ontvangst van de fax.
Navraag-ontvangst kan worden gebruikt in combinatie met de timerfunctie om navraag te doen op een specifiek tijdstip,
zoals bijvoorbeeld 's nachts wanneer u niet aanwezig bent (U kunt maximaal één timer navraag-ontvangst instellen.).
Deze functie kan alleen gebruikt worden als de andere machine een Super G3 of G3 machine is en de navraagfunctie
ondersteunt.
De ontvangende machine draagt de kosten (telefoonkosten) van de navraagtransactie.
Een navraag-ontvangst annuleren...
Druk op [Navragen] in het scherm van stap 1 om de toets niet meer te markeren.
4-87
FAX
Inhoudsopgave
EEN NAVRAAG-ONTVANGST HANDMATIG
INITIALISEREN
Gebruik deze procedure wanneer u een navraag-ontvangst moet starten nadat u een opgenomen bericht hebt
afgeluisterd, bijvoorbeeld in het geval van een faxinformatie-service.
Zorg ervoor dat er geen origineel in de machine is geplaatst wanneer u de functie Navraag-ontvangst gebruikt.
Deze functie kan niet worden gebruikt om navraag te doen bij meerdere machines (seriële navraag).
1
Voer het faxnummer van de bestemming
in.
(1) Druk op de [Luidspreker]-toets.
U zult de kiestoon via de luidspreker van de machine
horen.
(2) Druk op [Adresboek] in het basisscherm.
Zie "BASISSCHERM VAN DE FAXFUNCTIE" (pagina
4-7) voor de toets [Adresboek]..
(3) Druk op de sneltoets van de gewenste
bestemming.
U kunt geen groeptoets gebruiken.
Een bestemming kan behalve door selectie van een sneltoets ook door het opgeven van een zoeknummer worden
opgegeven. U kunt ook direct een faxnummer invoeren met de cijfertoetsen of een bestemming opzoeken in een
globaal adresboek. Zie voor meer informatie "BESTEMMINGEN INVOEREN" (pagina 4-17).
Nadat u op de [Luidspreker]-toets hebt gedrukt, kunt u op de [Luidspr.volume]-toets drukken om het volume van de
luidspreker aan te passen. Het luidsprekervolume verandert elke keer wanneer u de [Luidspr.volume]-toets indrukt.
Stel het volume in naar uw wens.
2
Start de faxontvangst
(1) Druk op de toets [Spec. Functies].
SPECIALE FUNCTIES (pagina 4-65)
(2) Druk op de toetsen om tussen de
schermen te wisselen.
(3) Druk op de [Navragen]-toets wanneer de
faxtoon hoort.
De fax wordt ontvangen.
Deze functie kan alleen gebruikt worden als de andere machine een Super G3 of G3 machine is en de navraagfunctie
ondersteunt.
De ontvangende machine draagt de kosten (telefoonkosten) van de navraagtransactie.
1
2
III III
GGG GGG
EEE EEE
CCC CCC
AAA AAA
JJJ JJJ
HHH HHH
FFF FFF
DDD DDD
BBB BBB
105 15
Adres
Luidspr.volume
Aan Cc
Telefoonmodus.
Handmatige
faxontvangst
Opn.
Luidspreker
Freq.
ABCD EFGH IJKL MNOP QRSTU VWXYZ etc.
Voorwaarde-
Instellingen
Faxgeheugen:100%
(3) (1)
OK
2
2
Navragen
Faxen/Spec. Functies
Geheugenvak
(2)(3)
4-88
FAX
Inhoudsopgave
EEN FAX VERZENDEN WANNEER EEN
ANDERE MACHINE NAVRAAG DOET BIJ
UW MACHINE (Navraaggeheugen)
Het verzenden van een document dat in het geheugen is gescand wanneer een andere machine navraag doet bij uw
machine wordt "Navraaggeheugen" genoemd.
Voorafgaand aan de navraag, moet het document dat moet worden gefaxt naar de andere machine in het
navraaggeheugen worden gescand.
Deze functie kan alleen gebruikt worden als de andere machine een Super G3 of G3 machine is en de navraagfunctie
ondersteunt.
TOEGANG NAVRAAG BEPERKEN (Navraagbeveiliging)
U kunt het navragen beperken door ervoor te zorgen dat alleen machines waarvan het geprogrammeerde faxnummer
overeenkomt met het faxnummer dat in uw machine is opgeslagen als een navraagwachtwoordnummer, navraag
kunnen doen bij uw machine. Dit wordt "Navraagbeveiliging" genoemd.
Om deze functie te kunnen gebruiken, moet u eerst navraag wachtwoordnummers opslaan (de faxnummers van de
verzenders die zijn geprogrammeerd in de andere machines) in de systeeminstellingen en deze vervolgens inschakelen
voor de Navraagbeveiliging.
U kunt maximaal 10 wachtwoordnummers opslaan voor navraagbeveiliging.
Systeeminstellingen (Beheerder): Faxnavraagbeveiliging
Dit wordt gebruikt om faxnavraagbeveiliging in te schakelen. Dit wordt gebruikt om faxnummers op te slaan als
navraagwachtwoordnummers.
(1) Verzoeken faxverzending.
(3) De fax wordt ontvangen.
(2) Het document in het geheugenvak
wordt verzonden.
Navraag
geheugenvak
Verzending
4-89
FAX
Inhoudsopgave
EEN DOCUMENT IN EEN NAVRAAGGEHEUGEN
SCANNEN
Volg deze stappen om een document in een geheugenvak (Openbaar Vak) te scannen voor navraagverzending.
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Als het origineel afwijkt van de instelling van het formaat, stel dan het formaat van het origineel in.
SCANFORMAAT EN VERZENDFORMAAT OPGEVEN (pagina 4-46)
2
Speciale functies selecteren.
(1) Druk op de toets [Spec. Functies].
(2) Druk op de toetsen om tussen de schermen te wisselen.
(3) Druk op de [Geheugenvak]-toets.
SPECIALE FUNCTIES (pagina 4-65)
3
Druk op de [Dataopslag]-toets.
4
Druk op de [Openbaar Vak]-toets.
5
Geef het aantal navraagtijden op.
(1) Druk op de toets voor de gewenste aantal
tijden.
Druk op de [Eenmaal]-toets als u een document uit het
geheugen wilt wissen nadat het verzonden is. Druk op de
[Onbeperkt]-toets om een onbeperkt aantal navraagtijden
toe te staan.
(2) Druk op de toets [OK].
Navraaggeheugen
Vertrouwelijke
Ontvangst
Datacontr. Data Wissen
Dataopslag
Geheugenvak
Data Afdrukken
Verlaten
Geheugenvak - Dataopslag
Openbaar Vak
Vorige
1
2
Box 1
Box 3
Box 5
Box 7
Box 9
Box 11
Box 2
Box 4
Box 6
Box 8
Box 10
Box 12
Onbeperkt
Eenmaal
OK
Geheugenvak - Dataopslag
(1) (2)
4-90
FAX
Inhoudsopgave
6
Selecteer de Afbeeldingsinstellingen en
speciale functies.
U kunt geen programma, timer-instelling, transactierapport, navraag, verificatie stempel of documentarchivering
selecteren.
Druk op de toets [Geheugenvak Lijst] om terug te gaan naar het scherm van stap 4.
7
Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Het scannen begint.
Als u de pagina's van het origineel in de documentinvoerlade hebt geplaatst, worden alle pagina's gescand.
Als u het origineel op de glasplaat scant, moet u pagina voor pagina scannen. Wanneer het scannen voltooid is, plaats dan
het volgende origineel en druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT]. Herhaal dit tot alle pagina's zijn gescand en druk dan
op [Lezen Klaar].
Om het scannen te annuleren...
Druk op [STOP]-toets ( ) terwijl het origineel wordt gescand.
Als er al een ander document is opgeslagen in het geheugenvak (openbaar vak), wordt het pasgescande document
toegevoegd aan het al eerder opgeslagen document. In zo'n geval zal het aantal navraagpogingen hetzelfde zijn als het
ingestelde aantal voor het zojuist gescande document.
Standaard
Automat. Ontvangst
Faxgeheugen:100%
Scannen Zenden:
Auto
Auto
Auto
Geheugenvak - Dataopslag
Geheugenvak
Lijst
A4
Spec. Functies
Resolutie
Belichting
Origineel
A4
4-91
FAX
Inhoudsopgave
EEN DOCUMENT UIT HET OPENBAAR VAK
CONTROLEREN
U kunt het document dat in het openbare vak van de machine is opgeslagen controleren voor geheugennavraag.
1
Speciale functies selecteren.
(1) Druk op de toets [Spec. Functies].
(2) Druk op de toetsen om tussen de schermen te wisselen.
(3) Druk op de [Geheugenvak]-toets.
SPECIALE FUNCTIES (pagina 4-65)
2
Druk op de [Datacontr.]-toets.
3
Druk op de [Openbaar Vak]-toets.
Als er geen documenten in het openbaar vak zijn opgeslagen is de [Openbaar Vak]-toets grijs.
4
Druk op de toets [Beeldcontrole].
De inhoud van het document kan in het scherm afbeelding
controleren worden weergegeven. Zie voor meer informatie
over het scherm afbeeldingscontrole, "SCHERM
AFBEELDINGSCONTROLE" (pagina 4-60).
Druk het document af door op [Afdrukken] te drukken.
Navraaggeheugen
Vertrouwelijke
Ontvangst
Datacontr.
Data Wissen
Dataopslag
Geheugenvak
Data Afdrukken
Verlaten
Geheugenvak – Data Afdrukken
Openbaar Vak
Vorige
1
2
Box 1
Box 3
Box 5
Box 7
Box 9
Box 11
Box 2
Box 4
Box 6
Box 8
Box 10
Box 12
Beeldcontrole
Afdrukken
Annuleren
Druk op [Beeldcontrole] om gegevens
te controleren. Druk op [Afdrukken]
4-92
FAX
Inhoudsopgave
EEN DOCUMENT VERWIJDEREN UIT HET OPENBAAR
VAK
Een document verwijderen uit het openbaar vak wanneer u deze niet langer nodig hebt.
1
Speciale functies selecteren.
(1) Druk op de toets [Spec. Functies].
(2) Druk op de toetsen om tussen de schermen te wisselen.
(3) Druk op de [Geheugenvak]-toets.
SPECIALE FUNCTIES (pagina 4-65)
2
Druk op de [Data Wissen]-toets.
3
Druk op de [Openbaar Vak]-toets.
Als er geen documenten in het openbaar vak zijn opgeslagen is de [Openbaar Vak]-toets grijs.
4
Druk op de toets [Ja].
Het document wordt gewist en u keert terug naar het scherm
van stap 3.
Met de toets [Beeldcontrole] kunt u de afbeelding controleren
in het aanraakscherm voordat u het wist. Zie voor meer
informatie over het scherm afbeeldingscontrole, "SCHERM
AFBEELDINGSCONTROLE" (pagina 4-60).
Om het wissen te annuleren...
Druk op [Nee]. U keert terug naar het scherm van stap 3.
Navraaggeheugen
Vertrouwelijke
Ontvangst
Datacontr. Data WissenDataopslag
Geheugenvak
Data Afdrukken
Verlaten
Geheugenvak – Data Wissen
Vorige
1
2
Box 1
Box 3
Box 5
Box 7
Box 9
Box 11
Box 2
Box 4
Box 6
Box 8
Box 10
Box 12
Openbaar Vak
JaBeeldcontrole
Nee
Wilt u gegevens in geheugenvak
verwijderen? Druk op [Beeldcontrole]
4-93
FAX
Inhoudsopgave
Dit gedeelte legt uit hoe u F-code communicatiehandelingen verricht. F-code communicatie is mogelijk met machines
van andere fabrikanten die ook F-code communicatie ondersteunen.
F-CODE COMMUNICATIE
Het uitwisselen van vertrouwelijke documenten (vertrouwelijke communicatie), terughalen (navraag) en distributie
(navraaggeheugen) van informatie, en distributie van informatie naar meerdere bestemmingen
(relay-distributieverzending) is mogelijk met andere machines die F-code communicatie ondersteunen.
Voor elke communicatie wordt een F-code* vastgesteld, zodat het veiligheidsniveau hoger is.
* F-code is een communicatiefunctie die gebaseerd is op de G3-standaard van de ITU-T.
DE WERKING VAN F-CODES
Een fax die met een F-code verzonden wordt, wordt ontvangen in het geheugenvak van de ontvangende machine die
aangegeven wordt door de F-code (subadres en wachtwoord). Als de F-code die verzonden wordt door de verzendende
machine niet overeenkomt met de F-code van de ontvangende machine, dan vindt er geen ontvangst plaats.
De producten van andere fabrikanten zouden andere termen kunnen gebruiken voor "subadres" en "wachtwoord". Mocht het
nodig zijn om contact op te nemen met de operator van een andere machine over subadressen en wachtwoorden, raadpleeg
dan de termen die worden gebruikt door het ITU-T in de tabel hieronder.
F-CODE COMMUNICATIE
VERRICHTEN
De ITU-T is een organisatie van de Verenigde Naties die communicatiestandaarden vaststelt. Het is een afdeling van de
Internationale Telecommunicatie Unie (ITU), die mondiale telecommunicatienetwerken en –diensten coördineert.
De machine ITU-T
F-code
navraaggeheugenvak
F-code vertrouwelijke vak
Relay-navraaggeheugenvak
met F-code
Subadres SEP SUB SUB
Wachtwoord PWD SID SID
Een F-code bestaat uit een subadres en een wachtwoord en kan niet langer zijn dan 20 cijfers.
Faxnummer van de
andere machine
+
F-code
Subadres: AAAAAAAA
Wachtwoord: XXXXXXXX
Vaknaam: BBBB
Subadres: AAAAAAAA
Wachtwoord: XXXXXXXX
Geheugenvak voor
F-code communicatie
De fax wordt
ontvangen in het door
de F-code opgegeven
geheugenvak
4-94
FAX
Inhoudsopgave
GEHEUGENVAKKEN MAKEN IN DE MACHINE VOOR
F-CODE COMMUNICATIE
Voordat de F-code communicatiefunctie kan worden gebruikt, moeten er speciale geheugenvakken gemaakt worden
met behulp van "F-Codegeheugenvak" in de systeeminstellingen.
Een vaknaam en een F-code (subadres en wachtwoord) worden in elk vak geprogrammeerd en een F-code
communicatiefunctie wordt toegekend aan elke vak.
Nadat u een geheugenvak gemaakt hebt, moet u de ontvanger het subadres en het wachtwoord van de vak doorgeven.
Om de volgende F-code communicatiefuncties te gebruiken, moeten er in uw machine F-Codegeheugenvakken worden gemaakt:
F-code vertrouwelijke ontvangst, F-code navraaggeheugen, relay- distributieverzending met F-code.
Om de volgende F-code communicatiefuncties te gebruiken, moeten er in de andere machine F-Codegeheugenvakken worden gemaakt:
F-code vertrouwelijke verzending, F-code navraaggeheugen ontvangst, relay-verzoekverzending met F-code
F-CODE BELLEN
Wanneer u een F-code handeling uitvoert, wordt de F-code (subadres en wachtwoord) toegevoegd aan het faxnummer
u belt. Controleer de F-code (subadres het wachtwoord) die in de andere machine in het geheugenvak
geprogrammeerd is voordat u een F-codeverzending verricht. Het is handig om een F-code samen met het faxnummer
onder een one-touch-toets of groeptoets op te slaan.
Wanneer de volgende F-codefuncties gebruikt worden, belt uw machine de andere machine:
F-code vertrouwelijke verzending, F-code navraaggeheugen ontvangst, relay-verzoekverzending met F-code
Wanneer de volgende F-codefuncties gebruikt worden, belt uw machine de andere machine:
F-code vertrouwelijke ontvangst, F-code navraaggeheugen, relay- distributieverzending met F-code.
Systeeminstellingen: F-Codegeheugenvak (pagina 7-97)
Dit wordt gebruikt om geheugenvakken voor F-code communicatie te configureren.
U kunt maximaal 100 geheugenvakken aanmaken.
Het geheugenvak mag niet langer zijn dan 18 de lettertekens, en het subadres en het wachtwoord niet langer dan 20
cijfers.
Als de machine van de bestemming geen wachtwoord heeft geconfigureerd in de F-code, voer dan geen wachtwoord in
wanneer u die machine belt.
F-code communicatie kan niet worden uitgevoerd wanneer u de speaker gebruikt of een handmatige verzending uitvoert.
Systeeminstellingen: Adresboek (pagina 7-16)
Dit wordt gebruikt om sneltoetsen en groeptoetsen op te slaan en te bewerken.
Vaknaam
Subadres
Wachtwoord
Ontvangende machines (alleen in een
relay-distributiegeheugenbox met F-code)
Afdrukken PIN (alleen voor F-code
vertrouwelijke ontvangst)
Geheugenvak voor
F-code communicatie
0123456789
/
AAAAAAAA
/
XXXXXXXX
Faxnummer van de
andere machine
Subadres Wachtwoord
* Druk op de
[Subadres]-toets in het
scherm om "/" in te
voeren.
*
*
4-95
FAX
Inhoudsopgave
F-CODES GEBRUIKEN VOOR
VERTROUWELIJKE COMMUNICATIE
Door een fax te verzenden naar een F-Codegeheugenvak (vertrouwelijk) in de ontvangende machine (uw machine of de
andere) kan de afzender de verzending specifiek aan de gebruiker van dat vak adresseren.
Dit is handig voor het verzenden van vertrouwelijke documenten die alleen bedoeld zijn voor de ontvanger en niemand
anders, of wanneer de ontvangende machine door meerdere departementen gebruikt wordt.
Om een vertrouwelijke fax met F-code af te drukken, moet het afdrukwachtwoord worden ingevoerd.
De F-code (subadres een wachtwoord) van het geheugenvak dat u wilt gebruiken moet, voordat de fax wordt verzonden,
geverifieerd worden door de afzender en de ontvanger.
Systeeminstellingen: F-Codegeheugenvak (pagina 7-97)
Dit wordt gebruikt om geheugenvakken te maken voor vertrouwelijke communicatie met F-code (vertrouwelijk).
In elk vak wordt een naam voor het geheugenvak, een subadres, een wachtwoord en een afdrukwachtwoord
geprogrammeerd.
Subadres: AAAAAAAA
Wachtwoord: XXXXXXXX
Subadres: AAAAAAAA
Wachtwoord: XXXXXXXX
Verzending met een
F-code
Ontvangst in een
F-Codegeheugenvak
Afdrukken wachtwoord: Invoeren BBBB
De fax wordt afgedrukt.
Ontvanger
Afzender
4-96
FAX
Inhoudsopgave
F-CODE VERTROUWELIJKE VERZENDING
Volg de onderstaande stappen om een vertrouwelijke fax te verzenden door een F-code aan het faxnummer toe te voegen.
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Als het origineel afwijkt van de instelling van het formaat, stel dan het formaat van het origineel in.
SCANFORMAAT EN VERZENDFORMAAT OPGEVEN (pagina 4-46)
2
Voer het faxnummer van de bestemming
in.
(1) Druk op [Adresboek] in het basisscherm.
Zie "BASISSCHERM VAN DE FAXFUNCTIE" (pagina 4-8)
voor de toets [Adresboek].
(2) Druk op de sneltoets van de gewenste
bestemming.
Als de bestemming niet is opgeslagen in het adresboek,
voert u het faxnummer in met de cijfertoetsen.
Als subadres en wachtwoord op de sneltoets worden
opgeslagen zijn de volgende deelstappen niet nodig. Ga naar
stap 3.
(3) Druk op de [Subadres]-toets.
"/" verschijnt.
(4) Voer het subadres in via het numerieke
toetsenbord.
(5) Druk op de [Subadres]-toets.
"/" verschijnt.
(6) Voer een wachtwoord in via het numerieke
toetsenbord.
Als een wachtwoord is weggelaten in het geheugenvak van een andere machine, zijn (5) en (6) niet nodig.
3
Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Het scannen begint.
Als u de pagina's van het origineel in de documentinvoerlade hebt geplaatst, worden alle pagina's gescand. Er klinkt een
pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
Als u het origineel op de glasplaat scant, moet u pagina voor pagina scannen. Wanneer het scannen voltooid is, plaats dan
het volgende origineel en druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT]. Herhaal dit tot alle pagina's zijn gescand en druk dan
op [Lezen Klaar]. Er klinkt een pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
Deze functie kan gebruikt worden in combinatie met een distributieverzending of een timer verzending. Deze functie kan ook
in een programma worden opgeslagen.
Automat.Ontvangst
Faxgeheugen:100%
1
2
105 15
Aan
Cc
III III
GGG GGG
EEE EEE
CCC CCC
AAA AAA
JJJ JJJ
HHH HHH
FFF FFF
DDD DDD
BBB BBB
Globaal
Adres Zoeken
Adresinvoer
Adres sorteren
Subadres
Adresoverzicht
Voorwaarde-
Instellingen
ABCDFreq. EFGH IJKL MNOP QRSTU VWXYZ etc.
(2)
(3), (5)
4-97
FAX
Inhoudsopgave
EEN FAX MET VERTROUWELIJKE F-CODE
ONTVANGST CONTROLEREN
Als er een vertrouwelijke fax met F-code naar uw machine verzonden is, wordt de fax ontvangen in het geheugenvak
dat gespecificeerd is de F-code. Voer het afdrukwachtwoord in om de ontvangen faxen te controleren.
1
De machine maakt een geluid en de fax
wordt ontvangen.
Er klinkt een pieptoon wanneer de ontvangst klaar is.
2
Speciale functies selecteren.
(1) Druk op de toets [Spec. Functies].
(2) Druk op de toetsen om tussen de schermen te wisselen.
(3) Druk op de [Geheugenvak]-toets.
SPECIALE FUNCTIES (pagina 4-65)
3
Druk op de [Data Afdrukken]-toets.
4
Druk op de toets van het geheugenvak
dat de vertrouwelijke fax bevat.
" " verschijnt in de toetsen van de geheugenvakken die
ontvangen faxen bevatten. De toetsen van geheugenvakken
die geen faxen hebben ontvangen, zijn grijs gemaakt, zodat ze
niet kunnen worden geselecteerd.
Pieptoon
Verlaten
Navraaggeheugen
Vertrouwelijke
Ontvangst
Datacontr. Data Wissen
Dataopslag
Geheugenvak
Data Afdrukken
1
1
Geheugenvak – Vertrouwelijke Ontvangst
Vorige
Box 1
Box 3
Box 5
Box 2
Box 4
Box 6
Openbaar Vak
4-98
FAX
Inhoudsopgave
5
Voer een afdrukwachtwoord in via het
numerieke toetsenbord.
Het teken "–" verandert in " " nadat een cijfer is ingevoerd.
Let erop dat u het juiste afdrukwachtwoord invoert. Als u een fout maakt, verschijnt er een melding en keert u terug
naar het invoerscherm. Druk op de [Annuleren]-toets om terug te keren naar stap 4.
6
Druk op de toets [Beeldcontrole].
De inhoud van het document kan in het scherm afbeelding
controleren worden weergegeven. Zie voor meer informatie
over het scherm afbeeldingscontrole, "SCHERM
AFBEELDINGSCONTROLE" (pagina 4-60).
Druk het document af door op [Afdrukken] te drukken.
De vertrouwelijke fax krijgt automatisch voorrang in de wachtrij van afdrukopdrachten.
De fax wordt na het afdrukken automatisch uit het geheugenvak gewist.
Als u het afdrukwachtwoord vergeet...
Het is onmogelijk om een vergeten wachtwoord op te zoeken in de machine. Zorg ervoor dat u het wachtwoord niet
vergeet. Mocht u het wachtwoord vergeten of het wachtwoord willen verifiëren, neem dan contact op met uw dealer of het
dichtstbijzijnde erkende servicebedrijf.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instelling Afdrukken Transactierapport
Deze instelling kunt u gebruiken om automatisch een transactierapport af te drukken wanneer u een vertrouwelijke fax met
F-code ontvangt.
Annuleren
Voer pincode in via cijfertoetsen.
Beeldcontrole
Afdrukken
Annuleren
Druk op [Beeldcontrole] om gegevens
te controleren. Druk op [Afdrukken]
4-99
FAX
Inhoudsopgave
NAVRAAG ONTVANGST MET F-CODES
Deze functie stelt uw machine in staat een andere machine te bellen om te beginnen met de ontvangst van een fax die
in de andere machine in een geheugenvak met F-code (navraaggeheugen) ligt opgeslagen. Tijdens de
navraaghandeling moet uw machine de F-code (subadres en wachtwoord) die in de andere machine geconfigureerd is
correct specificeren anders vindt de navraagontvangst niet plaats.
Verifieer de F-code (subadres het wachtwoord) van het geheugenvak in de andere machine voordat u een
navraagontvangst met F-code uitvoert.
Plaats geen origineel in de automatische documentinvoer of op de glasplaat als u deze functie gebruikt.
De ontvangende machine draagt de telefoonkosten van de verzending.
1
Selecteer navragen.
(1) Druk op de toets [Spec. Functies].
SPECIALE FUNCTIES (pagina 4-65)
(2) Druk op de toetsen om tussen de
schermen te wisselen.
(3) Druk op de [Navragen]-toets, zodat deze
wordt gemarkeerd.
(4) Druk op de toets [OK].
Verzending
De andere machine
F-code navraaggeheugenvak
Vaknaam: BBBB
Subadres: AAAAAAAA
Wachtwoord: XXXXXXXX
Subadres: AAAAAAAA
Wachtwoord: XXXXXXXX
Verzendingsverzoek (navraag)
met behulp van een F-code
De machine
Geheugenvak
Navragen
OK
Faxen/Spec.
2
2
(2) (4)
(3)
4-100
FAX
Inhoudsopgave
2
Voer het faxnummer van de bestemming in.
(1) Druk op [Adresboek] in het basisscherm.
Zie "BASISSCHERM VAN DE FAXFUNCTIE" (pagina
4-8) voor de toets [Adresboek].
(2) Druk op de sneltoets van de gewenste
bestemming.
Als de bestemming niet is opgeslagen in het adresboek,
voert u het faxnummer in met de cijfertoetsen.
Als subadres en wachtwoord op de sneltoets worden
opgeslagen zijn de volgende deelstappen niet nodig. Ga naar
stap 3.
(3) Druk op de [Subadres]-toets.
"/" verschijnt.
(4) Voer het subadres in via het numerieke
toetsenbord.
(5) Druk op de [Subadres]-toets.
"/" verschijnt.
(6) Voer een wachtwoord in via het numerieke
toetsenbord.
Als een wachtwoord is weggelaten in het geheugenvak van een andere machine, zijn (5) en (6) niet nodig.
3
Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Uw machine zal de andere machine bellen en beginnen met de ontvangst van de fax.
Meerdere machines navragen (navraagreeksen) is niet mogelijk.
U kunt navraagontvangst met F-code gebruiken in combinatie met een timer-instelling. U kunt per keer slechts één
navraagontvangsthandeling met een timer-instelling opslaan.
FAX VERZENDEN OP EEN VOORAF INGESTELD TIJDSTIP (Timer) (pagina 4-71)
Om het navragen te annuleren...
Druk op [Navragen] in het scherm van stap 1 om de toets niet meer te markeren.
1
2
105 15
III III
GGG GGG
EEE EEE
CCC CCC
AAA AAA
JJJ JJJ
HHH HHH
FFF FFF
DDD DDD
BBB BBB
Globaal
Adres Zoeken
Adresinvoer
Adres sorteren
Subadres
Adresoverzicht
Voorwaarde-
Instellingen
Aan
Cc
ABCDFreq. EFGH IJKL MNOP QRSTU VWXYZ etc.
(2)
(3), (5)
Automat.Ontvangst
Faxgeheugen:100%
4-101
FAX
Inhoudsopgave
NAVRAAGGEHEUGENVERZENDING MET
F-CODES
Wanneer uw machine van een andere machine een verzoek tot verzending ontvangt, verzendt deze functie van uw
machine naar de andere een fax die opgeslagen is in een geheugenvak met F-code (navraaggeheugen). De andere
machine moet de F-code die in uw machine geconfigureerd is correct specificeren anders vindt de verzending niet
plaats.
Het document dat verzonden moet worden, moet ingescand worden in een navraaggeheugenvak met F-code.
EEN DOCUMENT IN EEN GEHEUGENVAK SCANNEN
VOOR NAVRAAGVERZENDING MET F-CODE
Volg deze stappen om een document in een geheugenvak (Navraaggegheugen) te scannen voor navraagverzending
met F-code.
Systeeminstellingen: F-Codegeheugenvak (pagina 7-97)
Dit wordt gebruikt om geheugenvakken (navraaggeheugen) te maken voor navraaggeheugenverzending met F-code.
In elk vak wordt een naam voor het geheugenvak, een subadres en een wachtwoord geprogrammeerd.
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Als het origineel afwijkt van de instelling van het formaat, stel dan het formaat van het origineel in.
SCANFORMAAT EN VERZENDFORMAAT OPGEVEN (pagina 4-46)
2
Speciale functies selecteren.
(1) Druk op de toets [Spec. Functies].
(2) Druk op de toetsen om tussen de schermen te wisselen.
(3) Druk op de [Geheugenvak]-toets.
SPECIALE FUNCTIES (pagina 4-65)
Verzending
De machine
F-code navraaggeheugenvak
De andere
machine
Vaknaam: BBBB
Subadres: AAAAAAAA
Wachtwoord: XXXXXXXX
Subadres: AAAAAAAA
Wachtwoord: XXXXXXXX
Verzendingsverzoek (navraag)
met behulp van een F-code
4-102
FAX
Inhoudsopgave
3
Druk op de [Dataopslag]-toets.
4
Druk op de toets van het
navraaggeheugenvak met F-code.
5
Geef het aantal navraagtijden op.
(1) Druk op de toets voor de gewenste aantal
tijden.
Druk op de [Eenmaal]-toets als u een document uit het
geheugen wilt wissen nadat het verzonden is. Druk op de
[Onbeperkt]-toets om een onbeperkt aantal navraagtijden
toe te staan.
(2) Druk op de toets [OK].
6
Selecteer de Afbeeldingsinstellingen en
speciale functies.
U kunt geen programma, timer-instelling, transactierapport, navraag of documentarchivering selecteren.
Druk op de toets [Geheugenvak Lijst] om terug te gaan naar het scherm van stap 4.
Navraaggeheugen
Vertrouwelijke
Ontvangst
Datacontr. Data Wissen
Dataopslag
Geheugenvak
Data Afdrukken
Verlaten
Geheugenvak - Dataopslag
Openbaar Vak
Vorige
1
2
Box 1
Box 3
Box 5
Box 7
Box 9
Box 11
Box 2
Box 4
Box 6
Box 8
Box 10
Box 12
Onbeperkt
Eenmaal
OK
Geheugenvak - Dataopslag
(1) (2)
Standaard
Automat. Ontvangst
Faxgeheugen:100%
Scannen Zenden:
Auto
Auto
Spec.
Resolutie
Belichting
Origineel
Geheugenvak - Dataopslag
Geheugenvak
Lijst
A4
4-103
FAX
Inhoudsopgave
7
Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Het scannen begint.
Als u de pagina's van het origineel in de documentinvoerlade hebt geplaatst, worden alle pagina's gescand.
Als u het origineel op de glasplaat scant, moet u pagina voor pagina scannen. Wanneer het scannen voltooid is, plaats dan
het volgende origineel en druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT]. Herhaal dit tot alle pagina's zijn gescand en druk dan
op [Lezen Klaar].
Om het scannen te annuleren...
Druk op [STOP]-toets ( ) terwijl het origineel wordt gescand.
Als er al andere documenten al opgeslagen zijn het geheugenvak, wordt het document toegevoegd aan de al eerder
opgeslagen documenten.
De fabrieksinstelling voor het aantal navraagtijden is "Eenmaal" (nadat het document verzonnen is naar de ontvangende
machine, wordt het automatisch geweest).
4-104
FAX
Inhoudsopgave
DOCUMENT IN NAVRAAGGEHEUGENVAK MET
F-CODE CONTROLEREN
U kunt het document dat in het F-code navraaggeheugenvak is opgeslagen controleren.
Een document in een geheugenvak kan niet worden afgedrukt terwijl het wordt verzonden.
1
Speciale functies selecteren.
(1) Druk op de toets [Spec. Functies].
(2) Druk op de toetsen om tussen de schermen te wisselen.
(3) Druk op de [Geheugenvak]-toets.
SPECIALE FUNCTIES (pagina 4-65)
2
Druk op de [Datacontr.]-toets.
3
Druk op de toets van het
navraaggeheugenvak met F-code waarin
het document dat u af wilt drukken
opgeslagen is.
verschijnt in toetsen waaronder documenten zijn
opgeslagen.
4
Druk op de toets [Beeldcontrole].
De inhoud van het document kan in het scherm afbeelding
controleren worden weergegeven. Zie voor meer informatie
over het scherm afbeeldingscontrole, "SCHERM
AFBEELDINGSCONTROLE" (pagina 4-60).
Druk het document af door op [Afdrukken] te drukken.
Navraaggeheugen
Vertrouwelijke
Ontvangst
Datacontr. Data WissenDataopslag
Geheugenvak
Data Afdrukken
Verlaten
Geheugenvak – Data Afdrukken
Openbaar Vak
Vorige
1
2
Box 1
Box 3
Box 5
Box 7
Box 9
Box 11
Box 2
Box 4
Box 6
Box 8
Box 10
Box 12
Beeldcontrole
Afdrukken
Annuleren
Druk op [Beeldcontrole] om gegevens
te controleren. Druk op [Afdrukken]
4-105
FAX
Inhoudsopgave
EEN DOCUMENT WISSEN DAT OPGESLAGEN IS VOOR
NAVRAAGVERZENDING MET F-CODE
Wanneer een document in een navraaggeheugenvak met F-code niet langer nodig is, volg dan de onderstaande
stappen om het te wissen.
Een document in een geheugenvak kan niet worden gewist terwijl het wordt verzonden.
1
Speciale functies selecteren.
(1) Druk op de toets [Spec. Functies].
(2) Druk op de toetsen om tussen de schermen te wisselen.
(3) Druk op de [Geheugenvak]-toets.
SPECIALE FUNCTIES (pagina 4-65)
2
Druk op de [Data Wissen]-toets.
3
Druk op de toets van het
navraaggeheugenvak met F-code dat het
document heeft dat u wilt wissen.
verschijnt in toetsen waaronder documenten zijn
opgeslagen.
4
Druk op de toets [Ja].
Het document wordt gewist en u keert terug naar het scherm
van stap 3.
Het afdrukken zal beginnen. Met de toets [Beeldcontrole]
kunt u de afbeelding controleren in het aanraakscherm
voordat u het wist. Zie voor meer informatie over het scherm
afbeeldingscontrole, "SCHERM
AFBEELDINGSCONTROLE" (pagina 4-60).
Om het wissen te annuleren...
Druk op [Nee]. U keert terug naar het scherm van stap 3 zonder het document te wissen.
Navraaggeheugen
Vertrouwelijke
Ontvangst
Datacontr. Data WissenDataopslag
Geheugenvak
Data Afdrukken
Verlaten
Geheugenvak – Data Afdrukken
Vorige
1
2
Box 1
Box 3
Box 5
Box 7
Box 9
Box 11
Box 2
Box 4
Box 6
Box 8
Box 10
Box 12
Openbaar Vak
JaBeeldcontrole
Nee
Wilt u gegevens in geheugenvak
verwijderen? Druk op [Beeldcontrole]
4-106
FAX
Inhoudsopgave
RELAY-VERZOEKVERZENDING MET
F-CODES
Deze functie wordt gebruikt om een fax naar een geheugenvak met F-code relay distributie in een andere machine te
sturen en te zorgen dat die machine de fax relayed naar meerdere ontvangende machines.
Wanneer er een grote afstand is tussen uw machine en de ontvangende machines, kan het verzenden van de fax naar
een relay-machine die zich dichterbij de ontvangende machines bevindt, u helpen de telefoonkosten te verlagen. Een
relay-verzoekverzending kan gebruikt worden in combinatie met de functie timerverzending om de telefoonkosten
verder te verlagen.
FAX VERZENDEN OP EEN VOORAF INGESTELD TIJDSTIP (Timer) (pagina 4-71)
Verifieer de F-code (subadres het wachtwoord) en de ontvangende machines die in het geheugenvak relay-distributie in
de relay-machine geprogrammeerd zijn voordat u een relay-verzoekverzending met F-code uitvoert.
Voordat u deze functie kunt gebruiken, moeten de ontvangende machines geprogrammeerd zijn in het geheugenvak
relay-distributie met F-code in de relay-machine.
De ontvangende machines hoeven communicatie met F-code niet te ondersteunen.
Deze functie kan gebruikt worden in combinatie met een distributieverzending of een timer verzending. Een
relay-verzoekverzending met F-code kan ook in een programma worden opgeslagen.
Uw machine (de machine die om een relay-distributieverzending vraagt) draagt de kosten voor het verzenden van de fax
naar de relay-machine. De relay-machine draagt de kosten voor het verzenden van de fax naar alle ontvangende
machines.
Wanneer faxen die met deze functie zijn doorgestuurd op de doorstuurbestemming worden afgedrukt, is het niet mogelijk
om datum en tijd van ontvangst op de faxen af te drukken. ("Ontvangstdatum/-tijd afdrukken" is uitgeschakeld.)
Systeeminstellingen: F-Codegeheugenvak (pagina 7-97)
Dit wordt gebruikt om geheugenvakken relay-distributie te maken voor relay-distributie met F-code.
In elk vak wordt een naam voor het geheugenvak, een subadres, een wachtwoord en de ontvangende machines
geprogrammeerd.
De machine
Verzending
De fax wordt naar alle
ontvangende machines
verzonden die
geprogrammeerd zijn in het
relay-distributiegeheugen-
vak met F-code.
Relay-machine
Relay-navraageheu-
genvak met F-code
Vaknaam: BBBB
Subadres: AAAAAAAA
Wachtwoord: XXXXXXXX
Subadres: AAAAAAAA
Wachtwoord: XXXXXXXX
Verzending die een F-code opgeeft
Ontvangende machines worden
in dit vak geprogrammeerd.
Ontvangende
machines
4-107
FAX
Inhoudsopgave
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Als het origineel afwijkt van de instelling van het formaat, stel dan het formaat van het origineel in.
SCANFORMAAT EN VERZENDFORMAAT OPGEVEN (pagina 4-46)
2
Voer het faxnummer van de bestemming in.
(1) Druk op [Adresboek] in het basisscherm.
Zie "BASISSCHERM VAN DE FAXFUNCTIE" (pagina
4-8) voor de toets [Adresboek].
(2) Druk op de sneltoets van de gewenste
bestemming.
Als de bestemming niet is opgeslagen in het adresboek,
voert u het faxnummer in met de cijfertoetsen.
Als subadres en wachtwoord op de sneltoets worden
opgeslagen zijn de volgende deelstappen niet nodig. Ga naar
stap 3.
(3) Druk op de [Subadres]-toets.
"/" verschijnt.
(4) Voer het subadres in via het numerieke
toetsenbord.
(5) Druk op de [Subadres]-toets.
"/" verschijnt.
(6) Voer een wachtwoord in via het numerieke
toetsenbord.
Als een wachtwoord is weggelaten in het geheugenvak van een andere machine, zijn (5) en (6) niet nodig.
3
Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Het scannen begint.
Als u de pagina's van het origineel in de documentinvoerlade hebt geplaatst, worden alle pagina's gescand. Er klinkt een
pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
Als u het origineel op de glasplaat scant, moet u pagina voor pagina scannen. Wanneer het scannen voltooid is, plaats dan
het volgende origineel en druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT]. Herhaal dit tot alle pagina's zijn gescand en druk dan op
[Lezen Klaar]. Er klinkt een pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
Wanneer de relay-machine de fax ontvangt, zal het deze automatisch naar alle ontvangende machines verzenden die
geprogrammeerd zijn in het geheugenvak.
Om het scannen te annuleren...
Druk op [STOP]-toets ( ) terwijl het origineel wordt gescand.
1
2
105 15
III III
GGG GGG
EEE EEE
CCC CCC
AAA AAA
JJJ JJJ
HHH HHH
FFF FFF
DDD DDD
BBB BBB
Globaal
Adres Zoeken
Adresinvoer
Adres sorteren
Subadres
Adresoverzicht
Voorwaarde-
Instellingen
Aan
Cc
ABCDFreq. EFGH IJKL MNOP QRSTU VWXYZ etc.
(2)
(3), (5)
Automat.Ontvangst
Faxgeheugen:100%
4-108
FAX
Inhoudsopgave
RELAY-DISTRIBUTIEVERZENDING MET
F-CODES
Wanneer uw machine een relay-verzoekverzending ontvangt, wordt de fax ontvangen in een geheugenvak met F-code
relay-distributie in uw machine. Uw machine relays de fax naar alle ontvangende machines die in het geheugenvak
geprogrammeerd zijn. Het verzenden naar de ontvangende machines vindt automatisch plaats.
Informeer de verzoeker over het subadres en wachtwoord van de geheugenvakken relay-distributie in uw machine voordat
u deze handeling verricht.
Programmeer de ontvangende machines in het relay-distributiegeheugenvak met F-code wanneer u het vak in uw
machine aanmaakt.
GEHEUGENVAKKEN MAKEN IN DE MACHINE VOOR F-CODE COMMUNICATIE (pagina 4-94)
De ontvangende machines hoeven communicatie met F-code niet te ondersteunen.
De machine die om een relay-distributieverzending vraagt draagt de kosten voor het verzenden van de fax naar de
relay-machine. Uw machine draagt de kosten voor het verzenden van de fax naar alle ontvangende machines.
Wanneer faxen die met deze functie zijn doorgestuurd op de doorstuurbestemming worden afgedrukt, is het niet mogelijk
om datum en tijd van ontvangst op de faxen af te drukken. ("Ontvangstdatum/-tijd afdrukken" is uitgeschakeld.)
De andere
machine
Verzending
De fax wordt naar alle
ontvangende machines
verzonden die
geprogrammeerd zijn in het
relay-distributiegeheugen-
vak met F-code.
De machine
Relay-navraageheu-
genvak met F-code
Vaknaam: BBBB
Subadres: AAAAAAAA
Wachtwoord: XXXXXXXX
Subadres: AAAAAAAA
Wachtwoord: XXXXXXXX
Verzending die een F-code opgeeft
Ontvangende machines worden
in dit vak geprogrammeerd.
Ontvangende
machines
4-109
FAX
Inhoudsopgave
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u een extra telefoon kunt gebruiken voor telefoongesprekken en om een fax te
ontvangen nadat u met de persoon aan de telefoon gesproken hebt.
EEN EXTRA TELEFOON AANSLUITEN EN
GEBRUIKEN (Aansluiting extra telefoon)
U kunt een extra telefoon aansluiten aan de machine.
De telefoon kan gebruikt worden voor telefoongesprekken en om de faxontvangst op de machine te starten.
Zo kunt u bijvoorbeeld telefoneren met de bestaande telefoon, met de andere persoon spreken en vervolgens op de
toets [STARTEN ZWART-WIT] drukken om een origineel te faxen dat voor die andere persoon werd geplaatst. U kunt
ook op de toets [STARTEN ZWART-WIT] drukken wanneer er geen origineel is geplaatst om een fax te ontvangen.
Verbind de extra telefoon op de manier die hieronder is aangegeven.
EEN EXTRA TELEFOON GEBRUIKEN
Verbind een extra telefoon die een modulair aansluiting heeft. Gebruik standaard telefoonkabel om de telefoon aan te
sluiten. Als er buiten een standaard telefoonkabel een andere kabel wordt gebruikt, is het mogelijk dat de verbinding niet
goed werkt.
Als de stekker aan de telefoonkabel niet goed in de contactdoos van uw extra telefoon past, neem dan contact op met uw
dealer of het dichtstbijzijnde erkende servicebedrijf.
Klik!
Wandcontactdoos voor de extra telefoon.
Extra telefoon
(voorbeeld)
Als u een "klik" hoort zit het
snoer goed vast.
Kern
Klik!
Bevestig de geleverde kern
aan uw extra telefoonkabel en
verbind vervolgens het snoer
met de machine.
4-110
FAX
Inhoudsopgave
EEN FAX ONTVANGEN NA BEANTWOORDING VAN
EEN GESPREK VIA DE EXTRA TELEFOON (ontvangst
op afstand)
Volg de stappen hieronder als u een faxontvangst wil starten nadat u een telefoongesprek heeft beantwoord met de
extra telefoon.
Als u met een puls telefoonlijn (draaifunctie) werkt, stel de extra telefoon dan zo in dat het toonsignalen afgeeft.
TELEFOONGESPREKKEN VOEREN EN ONTVANGEN
U kunt op uw extra telefoon gewoon telefoongesprekken voeren en ontvangen. Er kan ook worden getelefoneerd door
vanaf de machine te bellen.
1
Wanneer u de telefoon hoort overgaan,
neem dan de extra telefoon op.
2
Geef de machine opdracht de
faxontvangst te starten.
Druk op op het toetsenpaneel van de extra
telefoon.
3
Plaats de hoorn van de extra telefoon
terug.
De machine laat een pieptoon horen wanneer de ontvangst
voltooid is.
Als de extra telefoon nog van de haak is bij de beëindiging van een faxverzending, klinkt er een alarmsignaal en verschijnt er
een melding in het aanraakscherm. Alarm en melding verdwijnen zodra de extra telefoon teruggeplaatst wordt.
Systeeminstellingen: Ontvangstinstelling (pagina 7-99)
Stel deze instelling in op "Handmatige Ontvangst" om gebruik te maken van faxontvangst op afstand.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instelling Extern Ontvangstnummer
Dit wordt gebruikt om het nummer te wijzigen dat gebruikt wordt voor faxontvangst op afstand. De standaard
fabrieksinstelling is "5".
4-111
FAX
Inhoudsopgave
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de status van gereserveerde verzendingsopdrachten en van ontvangen faxen kunt
controleren.
OPDRACHTSTATUSSCHERM
Het scherm opdrachtstatus verschijnt wanneer u op de toets [OPDRACHT STATUS] op het bedieningspaneel drukt. Het
opdrachtstatusscherm geeft de status van opdrachten per modus weer. Als u op de toets [OPDRACHT STATUS] drukt,
wordt het opdrachtstatusscherm weergegeven van de modus die u gebruikte voordat u op de toets drukte.
Gereserveerde verzendingen en ontvangen faxen worden hier beschouwd als opdrachten.
Voorbeeld: Het indrukken van de toets in de faxfunctie
DE STATUS VAN FAXOPDRACHTEN
CONTROLEREN
Het opdrachtstatusscherm bevindt zich onderaan aan de linkerkant van het aanraakscherm. U kunt op het
opdrachtstatusscherm drukken om het opdrachtstatusscherm te openen.
FaxopdrachtScan naarAfdrukopdr. Internetfax
Adres
Rondzenden0001 10:00 04/01 020/003 Verbinden
04/01
000/004
Wachten
Rondzenden
BBB BBB
AAA AAA
0123456789
10:05
04/01
000/004
Wachten
10:22
04/01
000/010
Wachten
10:30
04/01
000/010
Wachten
10:33
Tijd Pagina Status
1
1
Opdr.Wachtr
Voltooid
Details
Prioriteit
Stop./Wis.
OPDRACHT STATUS
Auto
Auto
Bestand
Snelbestand
Adresoverzicht
Direct TX
Subadres
Adresboek
USB-geh.scanFaxenInternetfax PC scan
Verzenden
Spec. Functies
Resolutie
Belichting
Origineel
Scannen:
Scannen
Zenden:
Standaard
Automat. Ontvangst
Faxgeheugen:100%
A4
4-112
FAX
Inhoudsopgave
SCHERM OPDRACHTWACHTRIJ EN SCHERM
UITGEVOERDE OPDRACHTEN
Het opdrachtstatusscherm bestaat uit twee schermen: het scherm opdrachtwachtrij waarin gereserveerde opdrachten
en de opdracht in uitvoering worden weergegeven, en het scherm uitgevoerde opdrachten. Wissel tussen de twee
schermen door op onderstaande selectietoets (2) van het opdrachtstatusscherm te drukken.
(1) Modus selectietabs
Gebruik deze tabs om het opdrachtstatusscherm van
elke modus te selecteren
(2) Selectietoets van opdrachtstatusscherm
Druk op deze toets om te wisselen tussen het scherm
opdrachtwachtrij en het scherm uitgevoerde opdrachten.
(3) [Details]-toets in het scherm opdrachtwachtrij
Dit geeft gedetailleerde informatie over een distributie
verzendopdracht of een navraagopdrachtenreeks die
gereserveerd of in uitvoering is. Selecteer de toets van
de gewenste opdracht in het scherm opdrachtwachtrij (6)
en druk op [Details].
GERESERVEERDE OPDRACHTEN OF
OPDRACHTEN IN UITVOERING CONTROLEREN
(pagina 4-116)
(4) Toets [Prioriteit]
Druk op deze toets om prioriteit te verlenen aan de
geselecteerde opdracht.
VOORRANG GEVEN AAN EEN
GERESERVEERDE FAXOPDRACHT (pagina
4-119)
(5) Toets [Stop./Wis.]
Druk op deze toets om een geselecteerde opdracht te
stoppen of wissen.
EEN FAX IN UITVOERING OF EEN
GERESERVEERDE FAX ANNULEREN (pagina
4-118)
(6) Scherm Opdrachtwachtrij
Opdrachten worden weergegeven als toetsen op
volgorde van reservering. Elke toets toont informatie over
een opdracht en de huidige status.
Weergave opdrachttoetsen (pagina 4-113)
(7) Toets [Details] in het scherm uitgevoerde opdrachten
Dit geeft gedetailleerde informatie over de resultaten van
voltooide distributieverzendopdrachten, voltooide
reeksen van navraagopdrachten en voltooide opdrachten
die gebruikmaakten van de functie documentarchivering.
Selecteer de toets van de gewenste opdracht in het
scherm uitgevoerde opdrachten (9) en druk op [Details].
U kunt vanaf het detailscherm de fax naar bestemmingen
verzenden waarnaar de verzending niet slaagde.
UITGEVOERDE OPDRACHTEN CONTROLEREN
(pagina 4-117)
(8) Toets [Oproep]
Druk op deze toets om te bellen en gebruik een
opgeslagen verzend- of ontvangstopdracht met de
functie documentarchivering.
(9) Scherm uitgevoerde opdrachten
Hierop worden maximaal 99 ontplooide verzendingen /
ontvangstopdrachten weergegeven. Er worden een
beschrijving van elke opdracht en het resultaat (de
status) weergegeven.
Distributieverzendopdrachten, reeksen van
navraagopdrachten en ontvangen faxen
doorstuuropdrachten die gebruikmaakten van de functie
documentarchivering worden weergegeven als toetsen.
Rondzenden0001 10:00 04/01 010/003 NG000000
04/01
001/001
Verzenden OK
0123456789
CCC CCC
Rondzenden0002
10:05
04/01
004/004
Verzenden OK
10:22
04/01
010/010
Verzenden OK
10:30
FaxopdrachtScan naarAfdrukopdr. Internetfax
Adres
Rondzenden0001 10:00 04/01 020/003 Verbinden
04/01
000/004
Wachten
Rondzenden
BBB BBB
AAA AAA
0123456789
10:05
04/01
000/004
Wachten
10:22
04/01
000/010
Wachten
10:30
04/01
000/010
Wachten
10:33
Tijd Pagina Status
1
1
Opdr.Wachtr
Voltooid
Details
Prioriteit
Stop./Wis.
FaxopdrachtScan naarAfdrukopdr. Internetfax
Adres Starttijd Pagina Status
1
1
Opdr.Wachtr
Voltooid
Details
Oproep
(1) (1)
(6)
(9)
(2)
(3)
(4)
(5)
(2)
(7)
(8)
Scherm Opdrachtwachtrij Het scherm voor voltooide opdrachten
4-113
FAX
Inhoudsopgave
Weergave opdrachttoetsen
Op de toetsen voor de opdrachtwachtrij en uitgevoerde opdrachten op het opdrachtstatusscherm wordt de volgende
informatie weergegeven.
(1) Geeft het nummer (de positie) van de opdracht in de
wachtrij aan.
Wanneer de huidige verzendopdracht voltooid is, schuift
elke opdracht een positie naar boven in de
opdrachtwachtrij.
Het nummer verschijnt niet op de toetsen van het scherm
met uitgevoerde opdrachten.
(2) Moduspictogram
Dit geeft het type opdracht aan. In het voltooide
opdrachtenscherm verschijnt er naast het icoon een
kleurenbalk met zwart-wit aanduiding. (Het
kleurenbalkpictogram verschijnt niet in de toets van een
opdracht waarbij documentarchivering is gebruikt of in de
toets van een geannuleerde
verzend/ontvangstopdracht.)
(3) Naam van de ontvanger
Voor een verzending betekent dit de naam of het
faxnummer van de bestemming. Voor een ontvangst
betekent dit het faxnummer van de verzender.
Bij een distributieverzending of navraagopdrachtreeks
wordt "Distribueren" of "Multinavraag" samen met een
distributiecontrolenummer (4 cijfers) weergegeven.
(4) Tijd van reservering / Starttijd
In het scherm opdrachtwachtrij, de datum en tijd waarop
de opdracht werd gereserveerd. In het scherm
uitgevoerde opdrachten, de datum en tijd waarop de
opdracht werd gestart.
(5) Aantal pagina's
Geeft het aantal verzonden pagina's / totaal aantal
pagina's originelen aan.
(6) Status
Geeft de opdrachtstatus weer.
Opdracht in uitvoering
Opdracht die wacht op uitvoering
AAA AAA3 10:22 04/01 Wachten000/004
(4)
(1) (2) (3)
(5) (6)
Pictogram
Opdrachttype
Faxverzending
Faxontvangst
Distributieverzending,
navraagopdrachtenreeks of
inkomende routing
PC-Fax verzending
Bericht Status
"Verbinden" Verbinding maken
"Verzenden" Verzenden
"Ontvangen" Ontvangen
"Tel" Met iemand spreken via de extra
telefoon
"Gestopt" De opdracht is gestopt.
"Fout" Tijdens het uitvoeren van de
opdracht heeft zich een fout
voorgedaan.
Bericht Status
"Wachten" Opdracht wacht op uitvoering.
"Herhaalmodus"
Opdracht wordt nogmaals
uitgevoerd vanwege een
communicatiefout of ander
probleem.
De dag en de
tijd worden
weergegeven.
Timerverzendopdracht (de
opgegeven tijd wordt
weergegeven)
4-114
FAX
Inhoudsopgave
Uitgevoerde opdracht
Bericht Status
"Verzenden
OK"
Verzending voltooid.
"In
Geheugen"
Ontvangst voltooid, maar de fax is
niet afgedrukt.
"Ontvangen" Een ontvangen fax is afgedrukt of
verwijderd van het scherm
afbeeldingscontrole.
"Doorstuur
OK"
De ontvangen fax is doorgestuurd.
"Gestopt" De opdracht werd gestopt.
"Aantal
succesvolle
verzendbeste
mmingen /
Totaal aantal
bestemmingen
OK"
Voltooiing van een
distributieverzending,
navraagopdrachtreeks of
inkomende routing bewerking.
Als er 3 bestemmingen van 5
verzendingen succesvol waren,
verschijnt het bericht "003/005".
"Geen
antwrd."
Er is een fout opgetreden omdat er
geen antwoord kwam van de
bestemming.
"Bezet" Er is een fout opgetreden omdat de
ontvanger bezet was.
"Ontvangst
Weigeren"
Er werd een fax verzonden van
een verzender die geblokkeerd
werd door de functie anti-junkfax.
"NGxxxxxx" De verzending/ontvangst faalde
omdat er een communicatiefout is
opgetreden (er verschijnt een
6-cijferige foutcode in xxxxxx).
"Fout" Tijdens het uitvoeren van de
opdracht heeft zich een fout
voorgedaan.
4-115
FAX
Inhoudsopgave
VOORTGANG WANNEER EEN OPDRACHT UIT DE
WACHTRIJ IS UITGEVOERD
Een normale verzendopdracht die wordt voltooid gaat over naar het scherm uitgevoerde opdrachten en in de
statuskolom verschijnt "Verzenden OK".
Ontvangen faxen, timer verzendopdrachten, herhaalopdrachten en doorgestuurde opdrachten worden als volgt in het
opdrachtstatusscherm behandeld.
Faxontvangstopdrachten
Als er een fax wordt ontvangen, verschijnt het bericht "Ontvangen" in het opdrachtwachtrijscherm.
Als de ontvangst is voltooid, gaat de taak over naar het scherm uitgevoerde opdrachten en verschijnt "In Geheugen".
Nadat de fax is afgedrukt, verandert de status in "Afgedrukt".
Timerverzendopdrachten
Een timer verzendopdracht verschijnt onderaan het opdrachtwachtrijscherm totdat het de aangegeven tijd is.
Op de aangegeven tijd wordt de opdracht uitgevoerd. Als er nog een andere opdracht in uitvoering is, wordt de
timeropdracht gestart zodra de andere opdracht is voltooid.
Herhaalopdrachten
Een herhaalopdracht verschijnt onderaan het opdrachtwachtrijscherm. Wanneer het ingevoerde herhaalinterval
verstreken is, wordt de opdracht uitgevoerd. Als er voor de herhaalopdracht al opdrachten gereserveerd waren, wordt
de herhaalopdracht onderaan de opdrachtwachtrij gereserveerd en uitgevoerd wanneer hij aan de beurt is.
Faxontvangstopdrachten wanneer Inkomende Routering ingeschakeld is
Wanneer Inkomende Routering is ingeschakeld in de webpagina's, worden faxontvangstopdrachten afhankelijk van de
afdrukinstelling als volgt behandeld.
ONTVANGEN FAXEN NAAR EEN NETWERKADRES DOORSTUREN (Instelling voor inkomende routing) (pagina
4-62)
Ontvangen fax is niet afgedrukt
Het bericht "Ontvangen" verschijnt in het opdrachtwachtrijscherm terwijl de fax wordt ontvangen. Als de ontvangst is
voltooid, gaat de taak over naar de opdrachtwachtrij van het scherm opdrachtstatus van de scanmodus.
Ontvangen fax is afgedrukt
Als de ontvangst is voltooid, gaat de taak over naar het scherm uitgevoerde opdrachten en verschijnt "In Geheugen".
Nadat de fax is afgedrukt, verschijnt het bericht "Afgedrukt". Bovendien wordt de opdracht toegevoegd aan het eind
van de wachtrij van het opdrachtstatusscherm van de scanfunctie. Wanneer het doorsturen voltooid is, verschijnt het
bericht "Doorstuur OK".
4-116
FAX
Inhoudsopgave
GERESERVEERDE OPDRACHTEN OF OPDRACHTEN
IN UITVOERING CONTROLEREN
U kunt de gedetailleerde inhoud weergeven van een distributieverzending of van een reeks navraagopdrachten.
Selecteer (druk op) de toets van de opdracht die u wilt controleren en druk op de [Details]-toets. Het scherm voor
opdrachtdetails verschijnt (zie hieronder).
De naam van de opdracht en de vooruitgang (aantal voltooide bestemmingen/ totaal aantal bestemmingen) verschijnt
bovenaan in het scherm.
Druk op een tabblad om de daarop aanwezige informatie weer te geven. Op de tabs wordt de volgende informatie
weergegeven.
Tabnaam Weergegeven informatie
Fax verbinden Er verschijnt informatie over de huidige bestemming.
Faxnr: Het faxnummer van de bestemming.
Naam: De naam van de bestemming.
Nummer: Het distributiecontrolenummer (3 cijfers).
Pagina: Het aantal voltooide pagina's / totaal aantal pagina's
Fax wachten Dit geeft informatie over de wachtende bestemmingen. Voor elke bestemming
verschijnt een distributiecontrolenummer (3 cijfers).
Adres: De naam van de andere bestemming.
Status: De communicatiestatus.
Mislukt Dit geeft de informatie over bestemmingen waarvoor de communicatie mislukt is. Voor
elke bestemming verschijnt een distributiecontrolenummer (3 cijfers).
Adres: De naam of het faxnummer van elke bestemming.
Starttijd: Het tijdstip waarop de communicatie begon.
Status: De communicatiestatus.
Alle Bestemm. Dit geeft alle bestemmingen weer die in de opdracht aangegeven zijn. Voor elke
bestemming verschijnt een distributiecontrolenummer (3 cijfers).
Adres: De naam of het faxnummer van elke bestemming.
Starttijd: Het tijdstip waarop de communicatie begon.
Status: De communicatiestatus.
Naam:
Nummer:
050
Pagina:
005/010
AAA AAA
0123456789
Voortgang:Distribueren0001 050/100
Faxnr. :
Fax verbinden
Fax wachten Mislukt Alle Bestemm.
Details
OK
4-117
FAX
Inhoudsopgave
UITGEVOERDE OPDRACHTEN CONTROLEREN
U kunt een lijst controleren van de bestemmingen, de bestemmingen waarvoor de verzending mislukte en andere
gedetailleerde informatie over voltooide distributieverzendopdrachten, ontvangen faxen doorstuuropdrachten, voltooide
reeksen van navraagopdrachten en voltooide opdrachten die gebruikmaakten van de functie documentarchivering. Druk
op de toets van de gewenste opdracht in het scherm voor voltooide opdrachten en druk op de [Details]-toets. Het
scherm met opdrachtdetails verschijnt (zie hieronder).
De naam van de opdracht wordt boven in het scherm met opdrachtdetails weergegeven.
Bekijk details van de opdracht door op een van de tabs te drukken. Op de tabs wordt de volgende informatie
weergegeven.
* Opnieuw bellen is niet mogelijk bij een distributieverzending waarin een adres voor Scannen naar FTP, Scannen naar
netwerkmap, of Scannen naar desktop is inbegrepen.
Tabnaam Weergegeven informatie
Bestand Informatie over een verzending/ontvangst die gebruikmaakte van
documentarchivering.
Druk op de toets [Oproep] om het bestand op te roepen en te gebruiken.
Mislukt Dit geeft de informatie over bestemmingen waarvoor de communicatie mislukt is. Voor
elke bestemming verschijnt een distributiecontrolenummer (3 cijfers).
Adres: De naam of het faxnummer van elke bestemming.
Starttijd: Tijd waarop de communicatie begon
Status: Beschrijving van de storing (fout)
U kunt de [Nogmaals]-toets indrukken om opnieuw te proberen een verzending naar
die bestemming te versturen.*
Alle Bestemm. Toont alle adressen die zijn opgegeven voor de opdracht. Voor elke bestemming
verschijnt een distributiecontrolenummer (3 cijfers).
Adres: De naam of het faxnummer van elke bestemming.
Starttijd: Tijd waarop de communicatie begon.
Status: Resultaat communicatie
U kunt de [Nogmaals]-toets indrukken om opnieuw naar alle bestemmingen een
verzending te sturen.*
EEE EEE
DDD DDD002
010
Adres Starttijd
10:01 04/01
10:10 04/01
Status
NG000000
NG000000
1
1
Details
OK
Nogmaals
Distribueren0001
Bestand
Mislukt Alle Bestemm.
4-118
FAX
Inhoudsopgave
EEN FAX IN UITVOERING OF EEN
GERESERVEERDE FAX ANNULEREN
Volg de onderstaande stappen om een faxverzending in uitvoer of een gereserveerde faxopdracht te annuleren.
1
Druk op de toets [OPDRACHT STATUS].
2
Selecteer de faxopdracht die u wilt
annuleren.
(1) Druk op de toets van de faxopdracht die
geannuleerd moet worden.
(2) Druk op [Stop./Wis.].
3
Druk op de toets [Ja].
Als de geselecteerde faxopdracht niet wilt annuleren...
Druk op de [Nee]-toets.
Het afdrukken van ontvangen faxen en doorgestuurde opdrachten die zijn ingesteld met behulp van "Instelling voor
inkomende routing" kan niet worden geannuleerd.
ONTVANGEN FAXEN NAAR EEN NETWERKADRES DOORSTUREN (Instelling voor inkomende routing) (pagina
4-62)
OPDRACHT STATU
S
FaxopdrachtScan naarAfdrukopdr. Internetfax
Adres
Rondzenden 10:00 04/01 020/003 Verbinden
04/01
000/004
Wachten
Rondzenden
BBB BBB
AAA AAA
0123456789
10:05
04/01
000/004
Wachten
10:22
04/01
000/010
Wachten
10:30
04/01
000/010
Wachten
10:33
Tijd Pagina Status
1
1
Opdr.Wachtr
Voltooid
Details
Prioriteit
Stop./Wis.
1
2
3
4
5
(2)(1)
Nee Ja
De opdracht wissen?
BBB BBB 10:30 04/01
4-119
FAX
Inhoudsopgave
VOORRANG GEVEN AAN EEN
GERESERVEERDE FAXOPDRACHT
Als er meerdere opdrachten wachten op verzending, worden de opdrachten normaal gesproken op volgorde van
reservering verzonden.
Mocht het nodig zijn om een opdracht voorrang te verlenen boven andere opdrachten, ga dan als volgt te werk.
1
Druk op de toets [OPDRACHT STATUS].
2
Selecteer de faxopdracht die u voorrang
wilt geven.
(1) Druk op de toets van de gewenste opdracht.
(2) Druk op [Prioriteit].
De geselecteerde opdracht schuift op naar de eerste
positie volgend op de opdracht in uitvoering. De opdracht
wordt uitgevoerd zodra de opdracht in uitvoering is
voltooid.
Als de opdracht in uitvoering een distributieverzendopdracht is of een navraagopdrachtenreeks, zal de opdracht met
voorrang tussen de bestemmingen van de distributieverzending en de navraagopdrachtenreeks in verzonden worden. Maar
als de opdracht met voorrang een distributieverzendopdracht is of een navraagopdrachtenreeks, dan zal hij worden
uitgevoerd nadat de huidige opdracht voltooid is.
OPDRACHT STATU
S
FaxopdrachtScan naarAfdrukopdr. Internetfax
Adres
Rondzenden 10:00 04/01 020/003 Verbinden
04/01
000/004
Wachten
Rondzenden
BBB BBB
AAA AAA
0123456789
10:05
04/01
000/004
Wachten
10:22
04/01
000/010
Wachten
10:30
04/01
000/010
Wachten
10:33
Tijd Pagina Status
1
1
Opdr.Wachtr
Voltooid
Details
Prioriteit
Stop./Wis.
(2)(1)
4-120
FAX
Inhoudsopgave
HET ACTIVITEITENLOGBOEK NAKIJKEN
(Activiteitenrapport Beeld Verzenden)
ACTIVITEITENRAPPORT BEELD VERZENDEN
U kunt de machine een logboek laten afdrukken van recente beeldverzendingsactiviteiten (datum, naam, naam andere
partij, vereiste tijd, resultaat, enz.). Het Activiteitenrapport Beeld Verzenden bevat nuttige informatie over bijvoorbeeld
het soort fouten dat zich voordoet.
De laatste 200 transacties worden in het rapport opgenomen.
U kunt zorgen dat het Activiteitenrapport Beeld Verzenden telkens bij het bereiken van een aantal van 201 transacties
wordt afgedrukt, of op een aangegeven tijdstip (slechts eenmaal per dag).
De inhoud van het Activiteitenrapport Beeld Verzenden wordt gewist als het rapport is afgedrukt, en kan dus niet opnieuw
worden afgedrukt.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instelling Afdrukken Activiteitenrapport
Hiermee worden de afdrukvoorwaarden voor activiteitsrapporten ingesteld. De standaardfabrieksinstelling is niet afdrukken.
U kunt zorgen dat het Activiteitenrapport Beeld Verzenden telkens bij het bereiken van 201 transacties wordt afgedrukt, of op
een aangegeven tijdstip (slechts eenmaal per dag).
4-121
FAX
Inhoudsopgave
INFORMATIE IN DE STATUSKOLOM
Foutsoorten en andere informatie worden afgedrukt in de statuskolom van transmissie- en activiteitsrapporten. Als er
een transmissie- of activiteitsrapport is afgedrukt, controleer de resultaten van de transactie dan in de statuskolom en
neem desgewenst maatregelen.
Voorbeelden van berichten die in de statuskolom worden afgedrukt
Bericht Uitleg
OK De transactie is normaal verlopen.
G3 De communicatie vond plaats in de modus G3.
ECM De communicatie vond plaats in de modus G3 ECM.
SG3 De communicatie vond plaats in de modus Super G3.
Doorzenden De ontvangen data werd doorgestuurd.
GEEN RESPONS Er was geen respons van de ontvanger.
BEZET De verzending was niet mogelijk omdat de ontvanger de lijn bezet hield.
ANNULEREN De verzending werd geannuleerd terwijl ze uitgevoerd werd.
GEHEUGEN OVER Het geheugen raakte vol tijdens de snelle on-line verzending.
GEHEUGEN VOL Het geheugen is vol geraakt tijdens de ontvangst.
LENGTE OVER De verzonden fax was meer dan 1,5 m (59") lang en kon daardoor niet ontvangen worden.
ORIGINEELFOUT De directe verzending of de handmatige verzending is niet gelukt omdat er een papierstoring
plaatsvond.
PASNR NG De verbinding werd verbroken omdat het navraagwachtwoord niet juist was.
GEEN RX-NAVRAAG De machine die werd nagevraagd heeft geen navraagfunctie.
RX-NAVRAAAGFOUT De andere machine weigerde de navraaghandeling of uw machine verbrak de verbinding toen ze
werd nagevraagd, omdat er geen data in het geheugen aanwezig was.
F-CODE
RX-NAVRAAGFOUT
De andere machine weigerde een navraaghandeling met F-code, of uw machine verbrak de
verbinding toen ze werd nagevraagd, omdat er geen data aanwezig was in het
navraaggeheugenvak met F-code.
RX NAVRGNR NG De verbinding werd verbroken, omdat het subadres voor het navraaggeheugen met F-code niet
geldig was.
F-NAVRG PAS# NG De verbinding werd verbroken, omdat het wachtwoord voor het navraaggeheugen met F-code
niet geldig was.
VAKNR. NG Uw machine verbrak de verbinding, omdat het opgegeven subadres voor een geheugenvak met
F-code niet bestaat.
F-PASNR NG Uw machine verbrak de verbinding, omdat de andere machine een onjuist wachtwoord gaf voor
communicatie met F-code.
RX GN F-CODENVRG
Navraag met F-code werd geprobeerd, maar de andere machine had geen navraaggeheugenvak met
F-code.
GEEN F-FUNCTIE Communicatie met F-code werd geprobeerd, maar de andere machine ondersteund geen
communicatie met F-code.
GEEN F-CODE De andere machine weigerde communicatie met F-code vanwege een onjuist subadres of
vanwege een andere reden.
GEH.V.: [xxxxxx] Er werd data ontvangen in een vertrouwelijke of relay-distributiegeheugenvak, of er werd de data
verzonden naar een navraaggeheugenvak.
De naam van het geheugenvak verschijnt in [xxxxxx] en de soort F-code-handeling
(relay-verzoekverzending, navraaggeheugenverzending, of vertrouwelijke ontvangst) verschijnt in
.
FOUT xx (xxxx) De transactie is wegens een communicatiefout mislukt.
Eerste twee cijfers van communicatiefoutnummer: Foutcode van 00 tot 99.
Laatste vier cijfers van communicatiefoutnummer: Code voor gebruik door onderhoudstechnici.
GEWEIGERD Een afzender van wie de ontvangst geblokkeerd is, verzond een fax.
5-1
Dit hoofdstuk biedt uitgebreide uitleg van de procedures voor het gebruik van de scannerfunctie en de functie Internetfax.
VOORDAT U DE MACHINE ALS
NETWERKSCANNER GEBRUIKT
NETWERKSCANNERFUNCTIE. . . . . . . . . . . . . . . . 5-3
VOORBEREIDINGEN VOOR GEBRUIK ALS
NETWERKSCANNER . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-5
•ZORG DAT DE
HOOFDSTROOMSCHAKELAAR OP
"AAN" STAAT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-5
• DATUM EN TIJD CONTROLEREN . . . . . . . . . . 5-5
• AFZENDERGEGEVENS OPSLAAN . . . . . . . . . 5-5
• VEREISTE INSTELLINGEN OP DE
WEBPAGINA'S. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-6
• BESTEMMINGSADRESSEN IN HET
ADRESBOEK OPSLAAN VOOR ELKE
SCANMODUS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-6
• BESTEMMINGEN OPSLAAN VOOR
SCANNEN NAAR DESKTOP. . . . . . . . . . . . . . . 5-7
• VOORDAT U NAAR EEN DIRECT
SMTP-ADRES ZENDT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-8
BASISSCHERM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-9
• ADRESBOEKSCHERM . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-12
• WEERGAVE VAN SNELTOETSEN IN
HET ADRESBOEKSCHERM WIJZIGEN . . . . . 5-13
SCAN- EN VERZENDVOLGORDE . . . . . . . . . . . . 5-15
BESTEMMINGEN INVOEREN
EEN BESTEMMING OPROEPEN VANUIT
HET ADRESBOEK . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-17
• OPROEPEN VAN EEN BESTEMMING . . . . . . 5-18
• GESELECTEERDE BESTEMMINGEN
CONTROLEREN EN WISSEN. . . . . . . . . . . . . 5-19
BESTEMMING OPROEPEN MET EEN
ZOEKNUMMER . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-20
BESTEMMING HANDMATIG OPGEVEN . . . . . . . 5-21
EEN BESTEMMING OPROEPEN UIT EEN
GLOBAAL ADRESBOEK . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-22
OPNIEUW VERZENDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-24
EEN BEELD VERZENDEN
EEN BEELD IN SCANMODUS VERZENDEN . . . . 5-25
• ONDERWERP, BESTANDSNAAM,
BEANTWOORDEN EN PLATTE TEKST
WIJZIGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-29
EEN BEELD IN USB-GEHEUGENMODUS
VERZENDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-32
• BESTANDSNAAM INVOEREN . . . . . . . . . . . . 5-36
EEN FAX VERZENDEN IN
INTERNETFAXMODUS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-37
• ONDERWERP, BESTANDSNAAM EN
PLATTE TEKST WIJZIGEN . . . . . . . . . . . . . . . 5-40
DEZELFDE AFBEELDING NAAR
MEERDERE BESTEMMINGEN VERZENDEN
(Rondzendtransmissie). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-43
• RONDZENDOPDRACHTEN WAARIN
INTERNETFAXBESTEMMINGEN ZIJN
OPGENOMEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-46
INTERNETFAX VANUIT EEN PC
VERSTUREN (PC-I-Fax) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-48
WEERGAVE-INSTELLINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . 5-49
• AUTOMATISCH BEIDE ZIJDEN VAN EEN
DUBBELZIJDIG ORIGINEEL SCANNEN
2-zijdig (origineel) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-50
• SCANFORMAAT ORIGINEEL EN
VERZENDFORMAAT OPGEVEN . . . . . . . . . . 5-51
• BELICHTING EN TYPE ORIGINEEL
BEELD WIJZIGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-57
• RESOLUTIE WIJZIGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-59
• BESTANDSINDELING WIJZIGEN . . . . . . . . . . 5-60
• KLEURENMODUS WIJZIGEN . . . . . . . . . . . . . 5-64
HOOFDSTUK 5
SCANNER/INTERNETFAX
5-2
SCANNER/INTERNETFAX
SPECIALE FUNCTIES
SPECIALE FUNCTIES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-65
SCANBEWERKINGEN OPSLAAN (Programma's)
. . . 5-67
WISSEN VAN SCHADUWRANDEN OP EEN
AFBEELDING (Wissen). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-69
AFBEELDING OP EEN OPGEGEVEN
TIJDSTIP VERZENDEN (Timer verzending) . . . . 5-71
BEIDE ZIJDEN VAN EEN KAART OP ÉÉN
PAGINA SCANNEN (Kaart Formaat) . . . . . . . . . . 5-73
VEEL ORIGINELEN INEENS SCANNEN
(Opdr. samenst.) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-76
SCANNEN VAN DUNNE ORIGINELEN (Langzame
scanmodus) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 5-78
VISITEKAARTEN SCANNEN (Scannen
adreskaart) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 5-80
FLETSE KLEUREN OP DE AFBEELDING OP
LATEN LICHTEN
(Achtergrond-Onderdrukking) . . . . . . . . . . . . . . . 5-81
AFDRUKINSTELLINGEN VOOR HET
TRANSMISSIERAPPORT WIJZIGEN
(Transmissierapport) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-83
STATUS VAN
VERZEND/ONTVANGSTOPDRACHTEN
CONTROLEREN
OPDRACHTSTATUSSCHERM . . . . . . . . . . . . . . . 5-85
• SCHERM OPDRACHTWACHTRIJ EN
SCHERM UITGEVOERDE OPDRACHTEN. . . 5-86
VOORTGANG WANNEER EEN OPDRACHT
UIT DE WACHTRIJ IS UITGEVOERD . . . . .
. . . 5-89
UITGEVOERDE OPDRACHTEN CONTROLEREN . .
. . . 5-90
STOPPEN VAN EEN SCANOPDRACHT DIE WORDT
VERZONDEN OF WACHT OP VERZENDING . . . . . . .
. . . 5-91
PRIORITEIT TOEKENNEN AAN EEN
SCANVERZENDOPDRACHT . . . . . . . . . . . . . . . . 5-92
ACTIVITEITENLOGBOEK VAN
INTERNETFAX CONTROLEREN
(Activiteitenrapport Beeld Verzenden) . . . . . . . . 5-93
ACTIVITEITENRAPPORT BEELD VERZENDEN. .
. . . 5-93
• INFORMATIE IN DE STATUSKOLOM. . . . . . . 5-93
INTERNETFAX ONTVANGSTFUNCTIES
INTERNETFAX ONTVANGEN . . . . . . . . . . . . . . . . 5-94
• HANDMATIG INTERNETFAXEN
ONTVANGEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-95
EEN FAX MET
WACHTWOORDBEVEILIGING AFDRUKKEN
(Instelling vasthouden ontvangen
afdrukgegevens) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-96
DE AFBEELDING VOOR HET AFDRUKKEN
CONTROLEREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-97
• SCHERM AFBEELDINGSCONTROLE . . . . . . 5-98
ONTVANGEN INTERNETFAXEN NAAR EEN
NETWERKADRES DOORSTUREN (Instelling
voor inkomende routing) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-99
• INSTELLING VOOR INKOMENDE
ROUTING CONFIGUREREN. . . . . . . . . . . . . . 5-99
SCANNEN VANAF EEN COMPUTER
(PC-scanmodus)
BASISPROCEDURE VOOR SCANNEN . . . . . . . 5-102
METADATAVERZENDING
METADATAVERZENDING (Gegevensinvoer) . . 5-107
VOORBEREIDINGEN VOOR
METADATAVERZENDING. . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-108
VEREISTE INSTELLINGEN OP DE
WEBPAGINA'S . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . 5-108
• METADATA VERZENDING VOOR
SCANNEN NAAR DESKTOP. . . . . . . . . . . . . 5-108
METADATA VERZENDEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-109
• METADATAVELDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-111
5-4
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
EEN BEELD IN USB-GEHEUGENMODUS VERZENDEN (pagina 5-32)
USB-geheugenscan
Het gescande bestand wordt gezonden naar en opgeslagen op een USB-geheugenapparaat
dat op de machine is aangesloten.
Om de internetfaxfunctie te kunnen gebruiken, moet de internetfaxuitbreidingskit zijn geEstalleerd.
EEN FAX VERZENDEN IN INTERNETFAXMODUS (pagina 5-37)
Verzending Internetfax
Het gescande bestand wordt als internetfax verzonden. Ontvangst als internetfax is
eveneens mogelijk.
De machine ondersteunt Direct SMTP, waarmee u rechtstreeks internetfaxen binnen uw
bedrijf kunt versturen zonder een mailserver.
SCANNEN VANAF EEN COMPUTER (PC-scanmodus) (pagina 5-102)
PC-scan
Er wordt een TWAIN-compatibele toepassing gebruikt op een computer die op hetzelfde
netwerk als de machine is aangesloten om een document of afbeelding te scannen.
Voor het gebruik van de PC Scan moet het stuurprogramma van de scanner zijn
geïnstalleerd van de "Software cd-rom" bij de machine.
Te gebruiken besturingssystemen zijn Windows 98/Me/2000/XP/Server 2003/Vista/Server
2008.
De applicatie-integratiemodule is vereist voor het gebruik van functie metadata verzenden.
METADATAVERZENDING (pagina 5-107)
Metadata verzending
De applicatie-integratiemodule kan worden gecombineerd met de netwerkscannerfunctie om een metadatabestand*
aan een gescand afbeeldingbestand toe te voegen. (Dit wordt metadata verzending genoemd.)
Informatie die ingevoerd is met het aanraakscherm of die automatisch gegenereerd is door de machine kan worden verzonden naar
een directory op een FTP-server of een applicatie op een computer als een metadatabestand in XML-formaat.
* Metadata bieden informatie over een bestand, hoe het bewerkt moet worden en wat zijn relatie is met andere onderwerpen.
USB-geheugenmodus
Internetfaxmodus
PC-scanmodus
Gegevensinvoermodus
5-5
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
VOORBEREIDINGEN VOOR GEBRUIK ALS
NETWERKSCANNER
ZORG DAT DE HOOFDSTROOMSCHAKELAAR OP
"AAN" STAAT
De stroom is ingeschakeld als de AAN-indicator rechts van het bedieningspaneel brandt.
Als de AAN-indicator niet brandt, is de stroom "uitgeschakeld". Zet de stroomschakelaar aan en druk op de toets [AAN]
( ) op het bedieningspaneel.
Als u de functie Internetfax gebruikt, en vooral wanneer ontvangst of met de timer ingestelde verzending 's nachts
plaatsvindt, moet de stroomschakelaar altijd in de stand "aan" staan.
DATUM EN TIJD CONTROLEREN
Controleer of de correcte datum en tijd in de machine zijn ingesteld.
Datum en tijd worden ingesteld in de systeeminstellingen van de machine. Wanneer u op de [SYSTEEM
INSTELLINGEN]-toets drukt, verschijnt het scherm systeeminstellingen in het bedieningspaneel. Selecteer [Standaard
Instellingen], [Klok], and [Klokaanpassing], en stel jaar, maand, dag, uur en minuten in.
AFZENDERGEGEVENS OPSLAAN
Zorg dat u deze gegevens configureert, want dit is nodig voor de communicatie.
Alvorens u Scannen naar E-mail gebruikt
Sla een standaard afzendernaam op in "Naam afzender" en een antwoord-e-mailadres in "Antwoord e-mailadres". Deze
zullen worden gebruikt wanneer u geen afzender selecteert.
Alvorens u internetfax gebruikt
Sla een naam van de afzender op in "Afzendernaam" en het internetfaxadres van een afzender in "Eigen Adres".
Als de [ENERGIEBESPARING]-indicator ( ) knippert, staat de machine in de automatische uitschakelfunctie. Als u op de
toets [SPAARSTAND] ( ) drukt terwijl de indicator knippert, gaat de indicator uit en keert het apparaat na enkele
ogenblikken terug naar de bedrijfsmodus.
L
OGOUT
AAN-indicator
Toets/indicator [SPAARSTAND]
Hoofdschakelaar
Stand "Aan"
Als "Aanpassen van klok uitschakelen" in de systeeminstellingen (beheerder) is ingeschakeld, kunt u geen datum en tijd instellen.
Systeeminstellingen (Beheerder): Standaard-Afzenderset
Hiermee worden de naam van de afzender en het e-mailadres opgeslagen die worden gebruikt als er geen afzender wordt geselecteerd.
Systeeminstellingen (Beheerder): Dataregistratie afzender
Programmeer met deze instelling de naam en het adres van de afzender.
5-6
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
VEREISTE INSTELLINGEN OP DE WEBPAGINA'S
Om de scanmodus en internetfaxmodus te gebruiken, moeten de basisinstellingen voor de netwerkscanner, de
serverinstellingen zoals SMTP- en DNS-instellingen, en het adres van de afzender op de webpagina's worden
geconfigureerd.
Serverinstellingen
Als u serverinstellingen wilt configureren, klikt u op [Netwerkinstellingen] en vervolgens op [Services instellingen] in
het menu van de webpagina. (Beheerderrechten zijn vereist.)
Elementaire netwerkscannerinstellingen
Als u netwerkscannerinstellingen wilt configureren, klikt u op [Toepassingsinstellingen] en vervolgens op
[Netwerkscannerinstellingen] in het menu van de webpagina. (Beheerderrechten zijn vereist.)
Internet Fax-instellingen
Als u netwerkscannerinstellingen wilt configureren, klikt u op [Toepassingsinstellingen] en vervolgens op [Internet
Fax-instellingen] in het menu van de webpagina. (Beheerderrechten zijn vereist.)
BESTEMMINGSADRESSEN IN HET ADRESBOEK
OPSLAAN VOOR ELKE SCANMODUS
Voor het Scannen naar FTP, Scannen naar desktop en het Scannen naar netwerkmap moeten bestemmingen in het
adresboek worden opgeslagen. Hoewel bestemmingen voor Scannen naar E-mail en Internetfax niet opgeslagen
hoeven te zijn in het adresboek (ze kunnen direct worden ingevoerd of opgezocht in een globaal adresboek op het
moment van verzenden), werkt het selecteren van adressen wel veel handiger vanuit het adresboek. Sla elk type
bestemming op de hieronder uitgelegde wijze op.
Verzendsoorten in de scanmodus
• Scannen naar FTP: Klik op [Adresboek] in het webpaginamenu en vervolgens op de knop [Toevoegen].
Selecteer de [FTP]-toets in het item de [Adrestype]-toets en sla vervolgens een adres op.
• Scannen naar Klik op [Adresboek] in het webpaginamenu en vervolgens op de knop [Toevoegen].
netwerkmap: Selecteer de [Netwerkmap]-toets in het item de [Adrestype]-toets en sla een adres
vervolgens op.
• Scannen naar e-mail: Klik op [Adresboek] in het webpaginamenu en vervolgens op de knop [Toevoegen].
Selecteer de [E-mail]-toets in het item de [Adrestype]-toets en sla een adres vervolgens op.
U kunt het adres ook opslaan in de systeeminstellingen.
• Scannen naar desktop: Zie "BESTEMMINGEN OPSLAAN VOOR SCANNEN NAAR DESKTOP" (pagina 5-7).
Bestemmingen voor Scannen naar desktop kunnen ook in de webpagina's worden
opgeslagen. Klik op [Adresboek] in het webpaginamenu en vervolgens op de knop
[Toevoegen]. Selecteer de [Desktop]-toets in het item de [Adrestype]-toets en sla een adres
vervolgens op.
Verzending in internetfaxmodus:Klik op [Adresboek] in het webpaginamenu en vervolgens op de knop [Toevoegen].
Selecteer de toets [Internetfax] of [Direct SMTP] voor het [Adrestype] en sla het adres op. U
kunt het adres ook opslaan in de systeeminstellingen.
Er kunnen in totaal 999 adressen worden opgeslagen. Daarbij kan een gecombineerd maximum van 200 Scannen naar
netwerkmap, Scannen naar FTP en Scannen naar desktop adressen worden opgeslagen.
Systeeminstellingen: Adresboek (pagina 7-16)
Hiermee worden bestemmingsadressen voor Scannen naar E-mail en Internetfax opgeslagen.
5-7
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
BESTEMMINGEN OPSLAAN VOOR SCANNEN NAAR DESKTOP
Als u uw computer in de machine als een bestemming voor scannen naar desktop wilt opslaan, moet Network Scanner
Tool worden geïnstalleerd van de cd-rom "Sharpdesk/Network Scanner Utilities" bij deze machine. Om een afbeelding
naar uw computer te scannen, moet Network Scanner Tool op uw computer draaien.
NETWORK SCANNER TOOL INSTALLEREN
Raadpleeg "Sharpdesk Installatiehandboek" bij deze machine om Network Scanner Tool te installeren. Wanneer u een
standaardinstallatie hebt uitgevoerd, is Network Scanner Tool geEstalleerd met Sharpdesk.
Wanneer u na installatie van Network Scanner Tool uw computer opnieuw opstart, start de installatiewizard automatisch. Volg
de wizard om Network Scanner Tool te installeren. Hiermee slaat u uw computer op als een bestemming voor scannen naar
desktop. De opgeslagen bestemmingen worden in het adresboekscherm als sneltoets weergegeven.
Terwijl Network Scanner Tool wordt geïnstalleerd, verschijnt het volgende venster. Het item dat u selecteert bij "Mijn
profielen" (C), wordt de naam van de sneltoets.
De naam van het profiel wordt bepaald door de combinatie van de tekst die is ingevoerd bij "Voorvoegsel" (A) en het profiel*.
De sneltoets wordt toegewezen aan een indextab in het scherm Adresboek op basis van de bij "Beginletter" (B) ingevoerde tekst.
* Hiermee wordt bepaald hoe een naar uw computer gezonden afbeelding wordt verwerkt. Zie voor meer informatie de uitleg bij profiel (D).
BESTEMMINGEN TOEVOEGEN
Raadpleeg het aantal licenties aangegeven in het "Sharpdesk Installatiehandboek" voor het aantal computers dat in de machine kan
worden opgeslagen als bestemming van scannen naar desktop. Voor het opslaan van meer bestemmingen is een licentiekit vereist.
Sla de bestemmingen voor Scannen naar desktop op door Network Scanner Tool op iedere computer te installeren.
ABCDFreq. EFGH
A B C D
IJKL MNOP QRSTU VWXYZ etc.
1
2
AAA HHH
AAA FFF
AAA DDD
Comp-DESKTOP
AAA AAA
AAA III
AAA GGG
AAA EEE
AAA CCC
AAA BBB
5
15
10
Auto
Auto
Globaal
Adres Zoeken
Adresinvoer
Adres sorteren
Adresoverzicht
Voorwaarde-
Instellingen
Bestand
Snelbestand
Adresoverzicht
Verzendinst.
Adresinvoer
Adresboek
Aan Cc
USB-geh.scanFaxenInternetfax PC scan
Spec. Functies
Kleurmodus
Best.Indeling
Resolutie
Belichting
Origineel
Scannen:
Scannen
Zenden:
Text
200x200dpi
PDF
Auto/Grijstint
Mono
PDF
A4
(B)
(A)
(B)
(C)
(D)
5-8
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
VOORDAT U NAAR EEN DIRECT SMTP-ADRES ZENDT
De machine ondersteunt Direct SMTP, waarmee u rechtstreeks internetfaxen binnen uw bedrijf kunt versturen zonder
een mailserver. Informatie over de procedure voor het opslaan van een Direct SMTP-adres in een adresboek vindt u in
"BESTEMMINGSADRESSEN IN HET ADRESBOEK OPSLAAN VOOR ELKE SCANMODUS" (pagina 5-6).
Opgeslagen Direct SMTP-adressen worden opgenomen in het adresboek voor de internetfaxmodus.
Als een bestemming bezet is
Als de bestemming bezet is, wacht de machine even en verzendt dan automatisch nog een keer.
Als er een communicatiefout optreedt
Als zich een communicatiefout voordoet of de andere faxmachine beantwoordt de oproep niet binnen een vooraf
ingestelde tijd, zal er na een vooraf ingestelde tijdsinterval automatisch opnieuw een verbindingspoging worden gedaan.
Een verzending annuleren...
Annuleer de verzending vanuit het scherm opdrachtstatus.
STOPPEN VAN EEN SCANOPDRACHT DIE WORDT VERZONDEN OF WACHT OP VERZENDING (pagina 5-91)
Systeeminstellingen (Beheerder): Opnieuw oproepen indien bezet
Hiermee wordt het aantal pogingen om opnieuw een oproep te plaatsen ingesteld en de tijd tussen de pogingen, indien geen
verbinding wordt gemaakt omdat de lijn bezet is.
Een verzending annuleren...
Annuleer de verzending vanuit het scherm opdrachtstatus.
STOPPEN VAN EEN SCANOPDRACHT DIE WORDT VERZONDEN OF WACHT OP VERZENDING (pagina 5-91)
Systeeminstellingen (Beheerder): Opnieuw bellen indien communicatiefout
Hiermee wordt het aantal pogingen om opnieuw een oproep te plaatsen ingesteld en de tijd tussen de pogingen, indien een
verbinding mislukt door een fout.
5-9
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
BASISSCHERM
De scanmodus, Internetfaxmodus, USB-geheugenmodus en de PC-scanmodus worden bediend door het selecteren van
instellingen en opdrachten in de basisschermen van deze modi. Als u het basisscherm van een modus wilt weergeven, drukt u
op de toets [BEELD VERZENDEN] in het aanraakscherm en daarna op de tab van de modus die u wilt gebruiken.
(1) Modustoetsen
Gebruiken deze toepassing om te wisselen tussen de
modussen kopiEen, beeld verzenden en documentarchivering.
Als u scanmodus, USB-geheugenmodus, Internetfaxmodus,
PC-scanmodus of gegevensinvoermodus wilt gebruiken,
drukt u op de toets [BEELD VERZENDEN].
(2) Hier worden diverse berichten weergegeven.
Het pictogram van de geselecteerde modus verschijnt links.
(3) Verzendmodustabs
Druk op één van deze tabs om de beeldverzendmodus te wijzigen.
Tabs van modi die niet kunnen worden gebruikt omdat de
overeenkomstige opties niet zijn geïnstalleerd, worden
niet weergegeven.
Als de tabs [USB-geh. scan] en [PC scan] niet verschijnen,
drukt u op de tab om het scherm te wijzigen.
Als de tabs [Scannen], [Internetfax], [Faxen] en
[Gegevensinvoer] niet verschijnen, drukt u op de tab
scherm wijzigen.
De tab [Gegevensinvoer] verschijnt als de
applicatie-integratiemodule is geEstalleerd. Raadpleeg
"METADATAVERZENDING" (pagina 5-107) voor informatie over
metadata verzending met behulp van de tab [Gegevensinvoer].
(4) Toets [Adresboek]
Druk op deze toets om een sneltoets of een groeptoets te
gebruiken. Als op de toets wordt gedrukt, verschijnt het
Adresboek.
EEN BESTEMMING OPROEPEN VANUIT HET
ADRESBOEK (pagina 5-17)
(5) Toets [Adresinvoer]
Druk op deze toets om een bestemmingsadres
handmatig in te voeren in plaats van met een sneltoets.
BESTEMMING HANDMATIG OPGEVEN (pagina 5-21)
(6) Toets [Verzendinst.]
Druk op deze toets om het onderwerp, de
bestandsnaam, de afzendernaam of de berichttekst te
selecteren of in te voeren, dat eerder is opgeslagen op
de webpagina.
Scanmodi:
ONDERWERP, BESTANDSNAAM,
BEANTWOORDEN EN PLATTE TEKST WIJZIGEN
(pagina 5-29)
Internetfaxmodus:
ONDERWERP, BESTANDSNAAM EN PLATTE
TEKST WIJZIGEN (pagina 5-40)
Auto
Auto
Bestand
Snelbestand
Adresoverzicht
Verzendinst.
Adresinvoer
Adresboek
USB-geh.scanFaxenInternetfax PC scan
Opn. verzenden
Spec. Functies
Kleurmodus
Best.Indeling
Resolutie
Belichting
Origineel
Scannen:
Scannen
Zenden:
Text
200x200dpi
PDF
Auto/Grijstint Mono
PDF
Gereed voor verzenden.
BEELD
VERZENDEN
DOCUMENT
ARCHIVERING
KOPIE
A4
(1)
(2)
(3)
(7)
(8)
(4)
(5)
(6)
(9)
(11)
(10)
(12)
Auto
Auto
USB-geh.scanFaxenScannen PC scan
Spec. Functies
Kleurmodus
Best.Indeling
Resolutie
Belichting
Bestandsnaam
Origineel
Scannen:
Internetfax
Zenden:
Text
200x200dpi
PDF
Auto/Grijstint Mono
PDF
Gereed voor verzenden.
BEELD
VERZENDEN
DOCUMENT
ARCHIVERING
KOPIE
A4
(2)
(1)
(3)
(13)
(12)
(10)
Handmatige
i-faxontvangst
TIFF-F
Auto
Auto
Bestand
Snelbestand
Adresoverzicht
Verzendinst.
Adresinvoer
Adresboek
USB-geh.scanFaxenInternetfax PC scan
Opn. verzenden
Spec. Functies
Best.Indeling
Resolutie
Belichting
Origineel
Scannen:
Scannen
Zenden:
200x100dpi
Gereed voor verzenden.
BEELD
VERZENDEN
DOCUMENT
ARCHIVERING
KOPIE
A4
(1)
(2)
(3)
(7)
(8)
(4)
(5)
(6)
(9)
(15)
(14)
(12)
(10)
Basisscherm van scanmodus
Basisscherm van USB-geheugenmodus Basisscherm van Internetfaxmodus
5-10
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
(7) Aangepaste toetsen
U kunt de toetsen die hier verschijnen wijzigen, zodat ze
instellingen of functies van uw voorkeur aangeven.
Aangepaste toetsen tonen (pagina 5-11)
(8) Toets
Druk op deze toets om een bestemming op te geven
door gebruik te maken van een zoeknummer
*
.
* 3-cijferig getal toegekend aan een bestemming tijdens
het opslaan.
BESTEMMING OPROEPEN MET EEN
ZOEKNUMMER (pagina 5-20)
(9) Toets [Opn. verzenden]/[Volgend Adres]
De bestemming van de laatste 8 verzendingen met Scannen
naar E-mail en/of internetfax worden opgeslagen. Druk op
deze toets om één van deze bestemmingen te selecteren.
Nadat u een bestemming hebt geselecteerd, verandert deze
toets in de toets [Volgend Adres].
OPNIEUW VERZENDEN (pagina 5-24)
OPROEPEN VAN EEN BESTEMMING (pagina 5-18)
(10) Weergave-instellingen
Weergave-instellingen (formaat origineel, belichting
resolutie, formaat en kleurmodus) kan worden geselecteerd.
WEERGAVE-INSTELLINGEN (pagina 5-49)
(11) Toets
Deze toets verschijnt als een speciale functie of 2-zijdig
scannen wordt geselecteerd. Druk op deze toets om de
geselecteerde speciale functies weer te geven.
Controleren welke speciale functies zijn
geselecteerd (pagina 5-11)
(12) Toets [Spec. Functies]
Druk op deze toets om een speciale functie te gebruiken.
SPECIALE FUNCTIES (pagina 5-65)
(13) Toets [Bestandsnaam]
Druk op deze toets om een bestandnaam in te voeren
tijden het opslaan van een bestand naar USB-geheugen.
BESTANDSNAAM INVOEREN (pagina 5-36)
(14) / / Toets
Wanneer "Instelling vasthouden ontvangen
afdrukgegevens" of "Instelling beeldcontrole ontvangen
data" in de systeeminstellingen (beheerder) is
ingeschakeld, wordt dit weergegeven bij ontvangst van
een internetfax.
: Alleen "Instelling vasthouden ontvangen
afdrukgegevens" is ingeschakeld
: Alleen "Instelling beeldcontrole ontvangen data" is
ingeschakeld
: Beide instellingen zijn ingeschakeld
EEN FAX MET WACHTWOORDBEVEILIGING
AFDRUKKEN (Instelling vasthouden ontvangen
afdrukgegevens)(pagina 5-96)
DE AFBEELDING VOOR HET AFDRUKKEN
CONTROLEREN (pagina 5-97)
(15) Toets [Handmatige i-faxontvangst]
Druk op deze toets om handmatig een internetfax te
verzenden.
HANDMATIG INTERNETFAXEN ONTVANGEN
(pagina 5-95)
Wanneer u een afbeelding verzendt, kunt u een opgeslagen verzendbestemming oproepen en gebruiken vanaf het
adresboekscherm. Het adresboekscherm wordt gedeeld door de functie scanner, internetfax, fax en gegevensinvoer.
Druk op [Adresboek] in het basisscherm om naar het scherm Adresboek te gaan. Druk op [Voorwaarde-Instellingen] in
het scherm Adresboek om naar het basisscherm te gaan.
In dit hoofdstuk wordt het basisscherm van de scanmodus als voorbeeld genomen voor uitleg over bewerkingen die gelijk zijn voor alle modi.
Voor de procedures in dit hoofdstuk gaan we ervan uit dat het basisscherm van de scannermodus verschijnt wanneer op
[BEELD VERZENDEN] wordt gedrukt.
Systeeminstellingen (Beheerder): Standaardweergave-Instellingen
Een van de volgende schermen kan als beginscherm worden geselecteerd om te verschijnen wanneer op [BEELD VERZENDEN] wordt gedrukt.
Basisscherm van elke functie (scan-, internetfax-, fax- of gegevensinvoerfunctie)
Het scherm van het Adresboek
Auto
Auto
Bestand
Snelbestand
Adresoverzicht
Verzendinst.
Adresinvoer
Adresboek
USB-geh.scanFaxenInternetfax PC scan
Spec. Functies
Kleurmodus
Best.Indeling
Resolutie
Belichting
Origineel
Scannen:
Scannen
Zenden:
Text
200x200dpi
PDF
Auto/Grijstint Mono
PDF
1
2
5
15
10
Globaal
Adres Zoeken
Adresinvoer
Adres sorteren
Adresoverzicht
Voorwaarde-
Instellingen
Aan Cc
III III
GGG GGG
EEE EEE
CCC CCC
AAA AAA
JJJ JJJ
HHH HHH
FFF FFF
DDD DDD
BBB BBB
ABCDFreq. EFGH IJKL MNOP QRSTU VWXYZ etc.
A4
Automat.Ontvangst
Faxgeheugen:100%
B
as
i
ssc
h
erm van scanmo
d
us
H
e
t
sc
h
erm van
h
e
t
Ad
res
b
oe
k
5-11
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
Aangepaste toetsen tonen
Speciale functietoetsen en andere toetsen kunnen worden weergegeven in het basisscherm. Stel deze toetsen in op
functies die u vaak gebruikt, zodat u erover beschikt met één druk op de toets. De aangepaste toetsen worden
geconfigureerd met "Toetsinstelling aanpassen" op de webpagina's. De volgende toetsen verschijnen standaard:
Toets [Adresoverzicht]
Druk op deze toets om een lijst bestemmingen weer te geven die zijn geselecteerd in het adresboek. Dit is dezelfde
toets als de toets [Adresoverzicht] in het adresboekscherm.
Toets [Bestand], de toets [Snelbestand]
Druk op een van deze toetsen om de functie Bestand of Snelbestand van de functie documentarchivering te gebruiken.
In USB-geheugenmodus...
Aangepaste toetsen verschijnen in eerste instantie niet, maar er kunnen maximaal drie toetsen worden toegevoegd.
Voorbeeld: Als "Wissen", "Opdracht Samenstel.", en "Langz. scanm." toegewezen worden aan aangepaste toetsen.
Controleren welke speciale functies zijn geselecteerd
De toets verschijnt in het basisscherm als u een speciale functie of 2-zijdig scannen selecteert.
Door te drukken op de toets worden de geselecteerde speciale functies weergegeven. Sluit het scherm door op [OK] te drukken.
Een programmatoets weergeven in het basisscherm stelt u instaat om het programma op te roepen simpelweg door die
toets in te drukken.
SCANBEWERKINGEN OPSLAAN (Programma's) (pagina 5-67)
Welke functies u kunt selecteren voor de aangepaste toetsen hangt af van de modus.
Systeeminstellingen (Beheerder): Toetsinstelling aanpassen
De registratie wordt uitgevoerd in [Systeeminstellingen] – [Bedieningsinstellingen] – "Toetsinstelling aanpassen" in het
webpaginamenu.
De instellingen voor speciale functies kunnen niet veranderd worden vanuit de schermoverzicht. Om een bepaalde instelling
te wijzigen, drukt u op de [OK]-toets om het schermoverzicht te sluiten. Vervolgens drukt u op de [Spec. Functies]-toets om
de instelling te selecteren die u wilt wijzigen.
Auto
Auto
Opdracht
Samenstel.
Langz. scanm.
Wissen
Verzendinst.
Adresinvoer
Adresboek
USB-geh.scanFaxenInternetfax PC scan
Spec. Functies
Kleurmodus
Best.Indeling
Resolutie
Belichting
Origineel
Scannen:
Scannen
Zenden:
Text
200x200dpi
PDF
Auto/Grijstint Mono
PDF
A4
U kunt deze drie toetsen naar
believen veranderen.
Timer
Wissen
Langzame
scanmodus
Aan
Dag van de week:Maandag
Tijd:21:30
Rand:10mm
Functieoverzicht
OK
1
1
Auto
Auto
Bestand
Snelbestand
Adresoverzicht
Verzendinst.
Adresinvoer
Adresboek
USB-geh.scanFaxenInternetfax PC scan
Spec. Functies
Kleurmodus
Best.Indeling
Resolutie
Belichting
Origineel
Scannen:
Scannen
Zenden:
Text
200x200dpi
PDF
Auto/Grijstint Mono
PDF
A4
5-12
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
ADRESBOEKSCHERM
In dit scherm worden verzendbestemmingen geselecteerd.
(1) Hier ziet u de geselecteerde bestemming.
(2) Selectietoets van aantal weergegeven items
Druk op deze toets om het aantal in het
adresboekscherm weergegeven bestemmingen te
wijzigen (sneltoetsen). Selecteer 5, 10, of 15 toetsen.
(3) Toets [Voorwaarde-Instellingen]
Druk op deze toets om de verzendinstellingen te
selecteren. Als op de toets wordt gedrukt, verschijnt het
basisscherm.
BASISSCHERM (pagina 5-9)
(4) Toets [Adresoverzicht]
Druk op deze toets om een lijst met geselecteerde
bestemmingen te bekijken. Geselecteerde
bestemmingen kunnen worden gewijzigd.
GESELECTEERDE BESTEMMINGEN
CONTROLEREN EN WISSEN (pagina 5-19)
(5) Toets [Adresinvoer]
Druk op deze toets om een bestemmingsadres
handmatig in te voeren in plaats van met een sneltoets.
BESTEMMING HANDMATIG OPGEVEN (pagina 5-21)
(6) Toets [Globaal Adres Zoeken]
Als het gebruik van een LDAP-server is geactiveerd op
de webpagina's van de machine, kan een verzendadres
uit een globaal adresboek worden opgehaald.
EEN BESTEMMING OPROEPEN UIT EEN
GLOBAAL ADRESBOEK (pagina 5-22)
(7) Toets [Adres sorteren]
Druk op deze toets om de indextabs te wijzigen naar
aangepaste indexen of om sneltoetsen per
verzendmodus weer te geven.
WEERGAVE VAN SNELTOETSEN IN HET
ADRESBOEKSCHERM WIJZIGEN (pagina 5-13)
(8) Toets [Aan]
Druk op deze toets om de geselecteerde bestemming
(sneltoets) in te voeren.
OPROEPEN VAN EEN BESTEMMING (pagina 5-18)
(9) Toets [Cc]
Gebruikt u Scannen naar E-mail, druk dan op de toets
[Cc] om een "Carbon copy" van de e-mail naar een extra
bestemming te sturen.
(10) Toets [Bcc]
Gebruikt u Scannen naar E-mail, druk dan op de toets
[Bcc] om een "Blind carbon copy" van de e-mail naar een
extra bestemming te sturen.
Indien een adres wordt opgegeven als Bcc-ontvanger,
zien de andere ontvangers dit adres niet.
De toets verschijnt alleen als Bcc is ingeschakeld met
"Bcc-Instelling" in de systeeminstellingen (beheerder).
(11) Weergave sneltoetsen
De bestemmingen (sneltoetsen) die in elke index zijn
opgeslagen worden weergegeven. In dit hoofdstuk wordt
gerefereerd aan toetsen waarin bestemmingen en
groepen zijn opgeslagen als sneltoetsen.
OPROEPEN VAN EEN BESTEMMING (pagina
5-18)
(12) Tabbladen Index
Druk op deze toets om de weergegeven indextab te
wijzigen.
Indexweergave (pagina 5-14)
(13) Toets
Druk op deze toets om een bestemming op te geven
door gebruik te maken van een zoeknummer
*
.
* 3-cijferig getal toegekend aan een sneltoets of
groeptoets tijdens het opslaan.
BESTEMMING OPROEPEN MET EEN
ZOEKNUMMER (pagina 5-20)
1
2
III III
GGG GGG
EEE EEE
CCC CCC
AAA AAA
JJJ JJJ
HHH HHH
FFF FFF
DDD DDD
BBB BBB
5 1510
Globaal
Adres Zoeken
Adresinvoer
Adres sorteren
Adresoverzicht
Voorwaarde-
Instellingen
Aan Cc Bcc
AAA AAA
xxx@xx.xxx.com
ABCDFreq. EFGH IJKL MNOP QRSTU VWXYZ etc.
Automat.Ontvangst
Faxgeheugen:100%
(13)
(3)
(2)
(4)
(5)
(6)
(7)
(12)
(11)
(8)
(1)
(9) (10)
5-13
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
WEERGAVE VAN SNELTOETSEN IN HET
ADRESBOEKSCHERM WIJZIGEN
Het is mogelijk om alleen bestemmingen van een bepaalde verzendmodus weer te geven in het scherm Adresboek, of om te wisselen
tussen de weergegeven alfabetische tabs en aangepaste tabs. De werkwijze voor het selecteren van bestemmingen blijft hetzelfde.
Op de sneltoetsen in het adresboek verschijnen pictogrammen waarmee de gebruikte verzendmodus wordt aangegeven.
EEN BESTEMMING OPROEPEN VANUIT HET ADRESBOEK (pagina 5-17)
Informatie over het opslaan van adressen in een adresboek vindt u in "BESTEMMINGSADRESSEN IN HET ADRESBOEK
OPSLAAN VOOR ELKE SCANMODUS" (pagina 5-6).
Informatie over het opslaan van bestemmingen voor scannen naar desktop vindt u in "BESTEMMINGEN OPSLAAN
VOOR SCANNEN NAAR DESKTOP" (pagina 5-7).
Systeeminstellingen: Adresboek (pagina 7-16)
Hiermee kunt u adressen voor Scannen naar E-mail en internetfax opslaan onder sneltoetsen.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instelling aantal getoonde direct adrestoetsen
Hiermee wijzigt u de standaard instelling van het aantal sneltoetsen dat in het adresboekscherm wordt weergegeven.
Systeeminstellingen (Beheerder): Bcc-Instelling
Met deze instelling wordt Bcc-verzending in- of uitgeschakeld. Als de optie is ingeschakeld, verschijnt de toets [Bcc] in het scherm Adresboek.
Systeeminstellingen (Beheerder): Standaardweergave-Instellingen
Een van de volgende schermen kan als beginscherm worden geselecteerd om te verschijnen wanneer op [BEELD VERZENDEN] wordt gedrukt.
- Basisscherm van elke functie (scan-, internetfax-, fax- of gegevensinvoerfunctie)
- Het scherm van het Adresboek
Systeeminstellingen (Beheerder): Standaardselectie adresboek
De volgende instellingen zijn beschikbaar als methode voor het sorteren van de weergegeven adressen uit het adresboek.
- Indextype (alfabet, aangepast)
- Adrestype (alle, groep, e-mail, FTP/Bureaublad, netwerkmap, internetfax, fax)
1
Druk op de toets [Adres sorteren].
2
Wijzig de weergavemodus.
(1) Druk op de toets van de modus of de tab die
u wilt weergeven.
Laat alleen de sneltoetsen van een bepaalde
verzendmodus zien door onder "Adrestype" op de
gewenste modustoets te drukken.
Wissel van de indextabs naar aangepaste indexen door
onder "Tab schakelen" op de toets [Gebruik.] te
drukken.
(2) Druk op [OK].
III III
GGG GGG
EEE EEE
CCC CCC
AAA AAA
JJJ JJJ
HHH HHH
FFF FFF
DDD DDD
BBB BBB
1
2
5
15
10
Globaal
Adres Zoeken
Adresinvoer
Adres sorteren
Adresoverzicht
Voorwaarde-
Instellingen
Aan Cc
ABCDFreq. EFGH IJKL MNOP QRSTU VWXYZ etc.
Automat.Ontvangst
Faxgeheugen:100%
Adressen sorteren
OK
Groep
FTP/Bureaublad Netwerkmap
Faxen
Alle
E-mail
ABC
Gebruik.
AdrestypeTab schakelen
Internetfax
(1) (2)
5-14
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
Indexweergave
Indexen vergemakkelijken het zoeken naar een bestemming (sneltoets). De bestemmingen worden afzonderlijk
weergegeven op basis van alfabetische zoektekens en indexnummers. Klik op de betreffende indextab om een
opgeslagen bestemming weer te geven. Het is handig om veelgebruikte bestemmingen op te slaan in de index [Freq.].
Geef bij het opslaan van een bestemming op of de bestemming moet worden weergegeven in de index [Freq.].
U kunt de bestemmingen ook weergeven in alfabetische volgorde of per initiaal. Telkens als u op de weergegeven
indextab drukt, verandert de weergavevolgorde als volgt: zoeknummers (pagina 5-20), oplopende namen, aflopende
namen, zoeknummers. Als de weergavevolgorde wordt gewijzigd, verandert de weergavevolgorde van de andere
indextabs eveneens.
Indexnamen kunnen in de systeeminstellingen worden gewijzigd met "Aangepaste Index", waardoor u groepen
sneltoetsen kunt maken die gemakkelijk herkenbaar zijn.
Het zoekletterbereik verkleinen
Door op een alfabetische tab op een indextab te drukken, geeft u toetsen weer die het zoekbereik nog verder
verkleinen. Door bijvoorbeeld op de tab [ABCD] te drukken, verschijnen de toetsen "A" t/m "D". Door op de [B] te
drukken, verschijnen alleen bestemmingen die met de letter "B" beginnen. Druk nogmaals op de toets om te annuleren.
Het zoekletterbereik kan echter niet worden verkleind op de tabs [Freq.], [etc.] of op een indextab van een gebruiker.
Systeeminstellingen: Aangepaste Index (pagina 7-18)
Met deze instelling worden aangepaste indexnamen opgeslagen. De aangepaste index waarin een sneltoets wordt
weergegeven, wordt opgegeven bij het opslaan van de verzendbestemming in de toets.
III III
GGG GGG
EEE EEE
CCC CCC
AAA AAA
JJJ JJJ
HHH HHH
FFF FFF
DDD DDD
BBB BBB
1
2
5
15
10
Globaal
Adres Zoeken
Adresinvoer
Adres sorteren
Adresoverzicht
Voorwaarde-
Instellingen
Aan Cc
ABCDFreq. EFGH IJKL MNOP QRSTU VWXYZ etc.
Automat.Ontvangst
Faxgeheugen:100%
Tabbladen [Index]
Freq.
ABCD
Freq.
ABCD
Freq.
ABCD
Gesorteerd op zoeknummer (standaard) Aflopende namen Oplopende namen
BBB III
BBB GGG
BBB EEE
BBB CCC
BBB AAA
BBB JJJ
BBB HHH
BBB FFF
BBB DDD
BBB BBB
1
2
5
15
Globaal
Adres Zoeken
Adresinvoer
Adres sorteren
Adresoverzicht
Voorwaarde-
Instellingen
Aan Cc
ABCDFreq. EFGH
A B C D
IJKL MNOP QRSTU VWXYZ etc.
10
5-15
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
SCAN- EN VERZENDVOLGORDE
In deze sectie wordt de basisprocedure voor scannen en verzenden uitgelegd. Selecteer instellingen in de hieronder
weergegeven volgorde voor een soepele verzending.
Een uitgebreidere beschrijving van de werkwijze voor het selecteren van instellingen vindt u bij de uitleg per instelling in dit hoofdstuk.
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de invoerlade van de automatische
origineelinvoer of op de glasplaat.
EEN BEELD IN SCANMODUS VERZENDEN (pagina
5-25)
EEN BEELD IN USB-GEHEUGENMODUS VERZENDEN
(pagina 5-32)
EEN FAX VERZENDEN IN INTERNETFAXMODUS
(pagina 5-37)
Voer de bestemming in
Geef de bestemming op van de scanverzending.
Toets [Adresboek]:
EEN BESTEMMING OPROEPEN VANUIT HET
ADRESBOEK (pagina 5-17)
EEN BESTEMMING OPROEPEN UIT EEN GLOBAAL
ADRESBOEK (pagina 5-22)
Toets [Adresinvoer]:
BESTEMMING HANDMATIG OPGEVEN (pagina 5-21)
•Toets :
BESTEMMING OPROEPEN MET EEN
ZOEKNUMMER (pagina 5-20)
[Opn. verzenden]-toets:
OPNIEUW VERZENDEN (pagina 5-24)
Instellingen selecteren
Instellingen voor het scannen van het origineel kunnen worden
geselecteerd.
Origineel (2-zijdig origineel, scanformaat, verzendformaat)
Belichting • Resolutie • Best.Indeling • Kleurmodus
WEERGAVE-INSTELLINGEN (pagina 5-49)
Verzendinst. (Bestandnaam)
Scanmodus, gegevensinvoermodus:
ONDERWERP, BESTANDSNAAM, BEANTWOORDEN
EN PLATTE TEKST WIJZIGEN (pagina 5-29)
USB-geheugenmodus:
BESTANDSNAAM INVOEREN (pagina 5-36)
Internetfaxmodus:
ONDERWERP, BESTANDSNAAM EN PLATTE TEKST
WIJZIGEN (pagina 5-40)
Opn. verzenden
Scannen
Gereed voor verzenden.
USB-geh.scanFaxenInternetfax PC scan
Snelbestand
Bestand
Adresoverzicht
Verzendinst.
Adresinvoer
Adresboek
Auto
Auto
Spec. Functies
Kleurmodus
Best.Indeling
Resolutie
Belichting
Origineel
Scannen: Zenden:
Text
200x200dpi
PDF
Auto/Grijstint Mono
PDF
A4
Auto
Auto
Bestand
Snelbestand
Adresoverzicht
Verzendinst.
Adresinvoer
Adresboek
USB-geh.scanFaxenInternetfax PC scan
Spec. Functies
Kleurmodus
Best.Indeling
Resolutie
Belichting
Origineel
Scannen:
Scannen
Zenden:
Text
200x200dpi
PDF
Auto/Grijstint Mono
PDF
A4
5-16
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
Instellingen speciale functies
Speciale functies kan worden geselecteerd.
SPECIALE FUNCTIES (pagina 5-65)
Start het scannen en verzenden
Start het scannen en verzenden.
Als het origineel op de glasplaat is gelegd, volg dan deze stappen om het scannen en verzenden te starten:
(1) Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT].
(2) Vervang na afloop van het scannen het origineel door het volgende origineel.
(3) Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT].
(4) Herhaal (2) en (3) hierboven totdat alle originelen zijn gescand.
(5) Druk op [Lezen Klaar].
De toets [STARTEN KLEUR] kunt u niet gebruiken in de internetfaxmodus.
Nadat het origineel is gescand worden de standaardinstellingen hersteld.
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ) om de bewerking te annuleren.
Systeeminstellingen (Beheerder): Standaardweergave-Instellingen
Deze instellingen kunnen gedurende een bepaalde tijd worden behouden nadat het scannen is voltooid.
Auto
Auto
Bestand
Snelbestand
Adresoverzicht
Verzendinst.
Adresinvoer
Adresboek
USB-geh.scanFaxenInternetfax PC scan
Spec. Functies
Kleurmodus
Best.Indeling
Resolutie
Belichting
Origineel
Scannen:
Scannen
Zenden:
Text
200x200dpi
PDF
Auto/Grijstint Mono
PDF
A4
5-17
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
In dit gedeelte wordt het opgeven van bestemmingsadressen beschreven, inclusief het selecteren van een adres uit het
Adresboek en het ophalen van een adres door het invoeren van een zoeknummer.
EEN BESTEMMING OPROEPEN VANUIT HET ADRESBOEK
Het scherm adresboek geeft opgeslagen bestemmingen weer als sneltoetsen.
De bestemmingen worden weergegeven op volgorde van zoeknummer.
Het scherm Adresboek geeft de bestemmingen weer voor elke modus van de functie beeld verzenden. Elke sneltoets
vermeldt de naam van de bestemming en een pictogram dat de gebruikte modus aangeeft.
BESTEMMINGEN INVOEREN
Icon Mode
Fax
Scannen naar E-mail
Internetfax (Directe SMTP)
Scannen naar FTP
Scannen naar netwerkmap
Scannen naar desktop
Groepstoets met meerdere bestemmingen
Informatie over het opslaan van adressen in een adresboek vindt u in "BESTEMMINGSADRESSEN IN HET ADRESBOEK
OPSLAAN VOOR ELKE SCANMODUS" (pagina 5-6).
Informatie over het opslaan van bestemmingen voor scannen naar desktop vindt u in "BESTEMMINGEN OPSLAAN
VOOR SCANNEN NAAR DESKTOP" (pagina 5-7).
Systeeminstellingen: Adresboek (pagina 7-16)
Hiermee kunt u adressen voor Scannen naar E-mail en internetfax opslaan onder sneltoetsen.
III III
GGG GGG
EEE EEE
CCC CCC
AAA AAA
JJJ JJJ
HHH HHH
FFF FFF
DDD DDD
BBB BBB
1
2
5
15
10
Globaal
Adres Zoeken
Adresoverzicht
Adresinvoer
Adres sorteren
Voorwaarde-
Instellingen
Aan Cc
ABCD
Freq. EFGH IJKL MNOP QRSTU VWXYZ etc.
Automat.Ontvangst
Faxgeheugen:100%
5-18
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
OPROEPEN VAN EEN BESTEMMING
Door het selecteren van een sneltoets wordt een bestemming opgeroepen.
1
Druk op [Adresboek].
2
Geef de bestemming op.
(1) Druk op de indextab waarop de bestemming
is opgeslagen.
(2) Druk op de sneltoets van de gewenste
bestemming.
Kiest u een verkeerde bestemming, druk dan nogmaals
op de toets om uw keuze te annuleren.
(3) Druk op de toets [Aan].
Hiermee wordt de geselecteerde bestemming ingevoerd.
Het is handig om veelgebruikte bestemmingen op te slaan in de index [Freq.]. Geef bij het opslaan van een
bestemming op of de bestemming moet worden weergegeven in de index [Freq.].
Doorgaan met het opgeven van andere bestemmingen
Het is mogelijk om meerdere bestemmingen voor scanmodi (Scannen naar E-mail, Scannen naar FTP, Scannen
naar desktop), Internetfax en faxmodi op te geven door het "rondzenden" of distribueren van een verzending
(maximaal 500 bestemmingen). Als u meerdere bestemmingen wilt opgeven, herhaalt u (1) tot (3) van deze stap.
Bij het uitvoeren van Scannen naar E-mail kunt u na het selecteren van een sneltoets drukken op de toets [Cc] of
[Bcc] om Cc- of Bcc-kopieën van de e-mail te versturen.
Systeeminstellingen (Beheerder): Bcc-Instelling
Met deze instelling wordt Bcc-verzending in- of uitgeschakeld. Als de optie is ingeschakeld, verschijnt de toets [Bcc] in het
scherm Adresboek.
Systeeminstellingen (Beheerder): Volg adrestoets invoeren bij distributie-instel.
Deze instelling bepaalt of de toets [Volgend Adres] kan worden overgeslagen voordat de volgende bestemming wordt
opgegeven. Fabrieksinstelling: de toets [Volgend Adres] kan worden overgeslagen.
Systeeminstellingen (Beheerder): Omschakelen weergave-volgorde uitschakelen
Hiermee schakelt u de mogelijkheid uit om te wisselen van weergave-volgorde van de sneltoetsen in het
adresboekscherm. De momenteel geselecteerde weergave-volgorde wordt de gebruikte volgorde nadat deze instelling is
geactiveerd.
Auto
Auto
Bestand
Snelbestand
Adresoverzicht
Verzendinst.
Adresinvoer
Adresboek
USB-geh.scanFaxenInternetfax PC scan
Spec. Functies
Kleurmodus
Best.Indeling
Resolutie
Belichting
Origineel
Scannen:
Scannen
Zenden:
Text
200x200dpi
PDF
Auto/Grijstint
Mono
PDF
A4
1
2
III III
GGG GGG
EEE EEE
CCC CCC
AAA AAA
JJJ JJJ
HHH HHH
FFF FFF
DDD DDD
BBB BBB
Aan Cc
5
15
10
Globaal
Adres Zoeken
Adresinvoer
Adres sorteren
Adresoverzicht
Voorwaarde-
Instellingen
ABCD
Freq. EFGH IJKL MNOP QRSTU VWXYZ etc.
Automat.Ontvangst
Faxgeheugen:100%
(3) (2)
(1)
5-19
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
GESELECTEERDE BESTEMMINGEN CONTROLEREN
EN WISSEN
Als er meerdere bestemmingen zijn geselecteerd, kunt u de bestemmingen weergeven en controleren. Ook is het
mogelijk om een bestemming uit de lijst te wissen (selectie van bestemming annuleren).
1
Druk op [Adresoverzicht].
2
Controleer de bestemmingen en druk op
[OK].
Controleer Cc- of Bcc-bestemmingen door op de betreffende tab te drukken.
Het selecteren van een bestemming annuleren...
Druk op de sneltoets van de bestemming die u wilt annuleren. Er verschijnt een melding ter bevestiging van het
wissen. Druk op de toets [Ja]. Druk op de toets [Details] om het opgegeven bestemmingstype en de naam te
controleren.
AAA AAA BBB BBB
Aan Cc
1
2
5
15
10
Globaal
Adres Zoeken
Adresinvoer
Adres sorteren
Adresoverzicht
Voorwaarde-
Instellingen
III III
GGG GGG
EEE EEE
CCC CCC
JJJ JJJ
HHH HHH
DDD DDD
FFF FFF
ABCD
Freq. EFGH IJKL MNOP QRSTU VWXYZ etc.
Automat.Ontvangst
Faxgeheugen:100%
Aan
001
003
005
007
009
011
002
004
006
008
010
012
Cc
1
2
Adresoverzicht
OK
AAA AAA
KKK KKK
MMM MMM
OOO OOO
QQQ QQQ
SSS SSS
BBB BBB
LLL LLL
NNN NNN
PPP PPP
RRR RRR
TTT TTT
Ja
NeeDetails
Het adres wissen?
AAA AAA
5-20
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
BESTEMMING OPROEPEN MET EEN
ZOEKNUMMER
Een bestemming die in het Adresboek is opgeslagen, kan met de toets worden opgeroepen. Dit kan vanuit het
basisscherm van alle modi of vanuit het scherm Adresboek.
1
Druk op .
2
Voer het 3-cijferige zoeknummer van het
adres in met de cijfertoetsen.
Als het 3-cijferige zoeknummer is ingevoerd, wordt het
opgeslagen adres opgehaald en opgegeven als bestemming.
Het zoeknummer wordt geprogrammeerd wanneer de bestemming is opgeslagen in het adresboek.
Weet u het zoeknummer niet, druk dan de adreslijst van de sneltoets af met "Adreslijst Wordt Verzonden" in de
systeeminstellingen.
Bij het invoeren van zoeknummers als "001" en "011" kan de "0" worden weggelaten. Voor "001" voert u
bijvoorbeeld "1" in en drukt u op de toets of [Volgend Adres].
Als er een verkeerd zoeknummer is ingevoerd
Druk op de toets [WISSEN] ( ) om het nummer te wissen en voer het juiste nummer in.
Auto
Auto
Bestand
Snelbestand
Adresoverzicht
Verzendinst.
Adresinvoer
Adresboek
USB-geh.scanFaxenInternetfax PC scan
Spec. Functies
Kleurmodus
Best.Indeling
Resolutie
Belichting
Origineel
Scannen:
Scannen
Zenden:
Text
200x200dpi
PDF
Auto/Grijstint
Mono
PDF
A4
5-21
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
BESTEMMING HANDMATIG OPGEVEN
Adressen voor Scannen naar E-mail, internetfax and gegevensinvoer kunnen handmatig worden ingevoerd.
1
Het adresinvoerscherm weergeven.
(1) Druk op de tab van de modus die u wilt
gebruiken.
(2) Druk op [Adresinvoer].
2
Scanmodus
Internetfaxmodus
Voer het adres van de bestemming in.
(1) Als u in scanmodus bent, drukt u op de
toets van de gewenste verzendmethode.
Normaliter drukt u op de toets [Aan]. Hiermee geeft u
het ingevoerde e-mailadres de ontvanger wordt.
Als de internetfaxmodus is geselecteerd, druk dan op
de toets [Internetfax] of [Directe SMTP].
(2) Voer het bestemmingsadres in op het
tekstinvoerscherm dat verschijnt.
Voer het bestemmingsadres in en druk op [OK]. Zie
"TEKST INVOEREN" (pagina 1-45) in "1. VOORDAT U
DE MACHINE GEBRUIKT" voor informatie over het
invoeren van tekst.
Wilt u een Cc-bestemming kiezen als bestemming, druk dan op [Cc].
De toets [Bcc] verschijnt alleen als Bcc is ingeschakeld met "Bcc-Instelling" in de systeeminstellingen (beheerder).
Wilt u een Bcc-bestemming kiezen als bestemming, druk dan op [Bcc].
Als Internetfaxmodus wordt geselecteerd, verschijnt het basisscherm nadat het bestemmingsadres is ingevoerd.
Als "I-Fax Ontvangstrapport Aan/Uit Instelling" echter is geactiveerd in de systeeminstellingen (beheerder)
verschijnt het scherm aanvraag ontvangstrapport. Wilt u een rapport ontvangen, druk dan op [Ja]. Zo niet, druk op
[Nee]. (Wanneer Direct SMTP wordt gebruikt, vindt geen verzendbevestiging plaats.)
Systeeminstellingen (Beheerder): I-Fax Ontvangstrapport Aan/Uit Instelling
Met deze instelling wordt een ontvangstrapport opgevraagd bij het verzenden van een Internetfax. Als de bestemming
wordt opgegeven door een adres rechtstreeks in te voeren, ontvangt u een bericht met de vraag of u een rapport wilt
ontvangen. (Wanneer Direct SMTP wordt gebruikt, vindt geen verzendbevestiging plaats.)
Systeeminstellingen (Beheerder): Bcc-Instelling
Met deze instelling wordt Bcc-verzending in- of uitgeschakeld. Als de optie is ingeschakeld, verschijnt de toets [Bcc] in het
scherm Adresboek en in het keuzescherm voor het verzendtype.
Auto
Auto
Bestand
Snelbestand
Adresoverzicht
Verzendinst.
Adresinvoer
Adresboek
USB-geh.scanFaxenInternetfax PC scan
Spec. Functies
Kleurmodus
Best.Indeling
Resolutie
Belichting
Origineel
Scannen:
Scannen
Zenden:
Text
200x200dpi
PDF
Auto/Grijstint Mono
PDF
A4
(1)
(2)
Cc
Aan
Kies de plaats voor het adres
Internetfax Directe SMTP
Selecteer het type bestemming.
5-22
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
EEN BESTEMMING OPROEPEN UIT EEN
GLOBAAL ADRESBOEK
Als een LDAP-server op de webpagina's is geconfigureerd, kunt u een adres opzoeken in een globaal adresboek en dat
adres ophalen voor scannen naar e-mail of internetfax (uitgezonderd Direct SMTP-adressen).
1
Open het scherm Globaal Adres Zoeken.
(1) Druk op [Adresboek] in het basisscherm.
Zie "BASISSCHERM" (pagina 5-9) voor de toets
[Adresboek].
(2) Druk op [Globaal Adres Zoeken].
2
Zoek de bestemming.
Als er maar één LDAP-server is geïnstalleerd, zijn (1) en (2)
niet nodig. Ga direct naar (3). Als een authenticatiescherm voor
de LDAP-server verschijnt, voer dan uw naam en wachtwoord
in.
(1) Druk op de toets voor de LDAP-server die u
wilt gebruiken.
Als een authenticatiescherm voor de LDAP-server
verschijnt, voer dan uw naam en wachtwoord in.
(2) Druk op [OK].
(3) Zoek de bestemming in het zoekscherm.
Voer zoekkarakters in voor de bestemming en druk op de
toets [Zoeken]. Na korte tijd verschijnen de
zoekresultaten.
Zie "TEKST INVOEREN" (pagina 1-45) in "1. VOORDAT
U DE MACHINE GEBRUIKT" voor de procedure voor het
invoeren van tekst.
Zo zoekt u
Voer de zoekcriteria in (maximaal 64 karakters). Het systeem zoekt namen die beginnen met de ingevoerde letters.
Een sterretje kan als volgt worden gebruikt:
XXX : Namen die beginnen met "XXX".
XXX: Namen die eindigen met "XXX".
XXX : Namen die "XXX" bevatten.
AA XX: Namen die beginnen met "AA" en eindigen op "XX".
1
2
5
15
10
Globaal
Adres Zoeken
Adresinvoer
Adres sorteren
Adresoverzicht
Voorwaarde-
Instellingen
Aan Cc
III III
GGG GGG
EEE EEE
CCC CCC
AAA AAA
JJJ JJJ
HHH HHH
FFF FFF
DDD DDD
BBB BBB
ABCD
Freq. EFGH IJKL MNOP QRSTU VWXYZ etc.
(2)
Automat.Ontvangst
Faxgeheugen:100%
Serverwijziging
Annuleren OK
Server 2
Server 1
Server 3
Server 4
Server 5
Server 6
Server 7
(1) (2)
5-23
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
Een bestemming opslaan van een globaal adresboek in het adresboek van de machine
Een bestemmingsadres van een globaal adresboek kan als een bestemming (sneltoets) worden opgeslagen in het
adresboek van de machine.
Druk op de toets [Details] in het scherm voor zoekresultaten van het globale adresboek (het scherm van stap 3
hierboven) om informatie weer te geven van de geselecteerde bestemming. Druk op de toets [Registreren] in het
scherm voor gedetailleerde informatie en druk daarna op het te gebruiken item (de toets [E-mail] of [Internetfax]).
Onderstaande schermen verschijnen.
Registratiescherm E-mailadres Registratiescherm Internetfaxadres
De in het globale adresboek opgeslagen informatie wordt automatisch ingevoerd. (De instellingen kunnen zo nodig gewijzigd worden.
Voor uitgebreide informatie over ieder item, raadpleeg "Adresbeheer" (pagina 7-16) in "7. SYSTEEMINSTELLINGEN.) De items
hieronder moet u echter handmatig configureren. Voltooi het opslaan door op [Verlaten] te drukken.
De toets [Eerste letter] : Druk op deze toets en voer de initialen in die bepalen waar de bestemming zal verschijnen in de alfabetische
index en de volgorde van de sneltoetsweergave. U kunt maximaal 10 karakters voor de initialen invoeren.
• De toets [Index] : Druk op deze toets om de aangepaste index te selecteren waarin het adres verschijnt. U kunt
ook selecteren of u de bestemming wilt opnemen in de tab [Freq.] van het adresboek.
Toets [Best.Indeling] : Stel het formaat voor scannen naar E-mail in. Er zijn al standaard formaatinstellingen geconfigureerd,
maar het selecteren van formaatinstellingen tijdens het opslaan van een bestemming bespaart u de
moeite van het steeds opnieuw selecteren van instellingen wanneer u naar deze bestemming verzendt.
• Toets [Compressie] : Druk op deze toets om de compressiemodus in te stellen wanneer u een Internetfax verzendt.
Toets[I-Faxrapport] : Druk op deze toets om een ontvangstrapport aan te vragen wanneer u een Internetfax verzendt.
3
Selecteer de bestemming.
(1)
Druk op de toets van de gewenste bestemming.
Als er geen namen worden gevonden die overeenkomen
met de zoekletters, krijgt u een melding. Druk op [OK] om
het bericht te sluiten en druk op [Opnieuw Zoeken] om
nogmaals te zoeken.
(2) Druk op de toets [Aan].
Hiermee wordt de geselecteerde bestemming ingevoerd.
Wilt u nog een bestemming invoeren, herhaal dan (1) en
(2) van deze stap.
Als meer dan 30 treffers worden gevonden, verschijnt een melding op het scherm. Druk op [OK] om het bericht te
sluiten. Er kunnen maximaal 300 treffers worden weergegeven. Als er geen namen worden gevonden die met de
zoekletters overeenkomen, druk dan op [Opnieuw Zoeken] om opnieuw te zoeken met meer zoekletters.
Opgeslagen informatie van een bestemming controleren
Druk op de toets van de bestemming en daarna op de toets [Details]. De opgeslagen informatie voor de
geselecteerde bestemming verschijnt. Controleer de informatie en druk daarna op [OK] om terug te keren naar het
scherm voor zoekresultaten.
Als er een scherm verschijnt om het te gebruiken item te selecteren...
Als op een geselecteerde bestemming ook een faxnummer, telefoonnummer of andere contactinformatie naast het
e-mailadres is opgeslagen, moet u het item dat u wilt gebruiken selecteren. Druk op de toets [E-mail] of [Internetfax]
om het e-mailadres voor scannen naar e-mail of internetfax op te halen.
1
2
XXX EEE
XXX FFF
XXX DDD
XXX CCC
XXX BBB
XXX AAA
AAA@xx.xxx.com
BBB@xx.xxx.com
CCC@xx.xxx.com
DDD@xx.xxx.com
EEE@xx.xxx.com
FFF@xx.xxx.com
Adresboek
Opnieuw Zoeken
Adresoverzicht
Voorwaarde-
Instellingen
Aan Cc
Details
XXX
(2) (1)
E-mail
Internetfax
Faxen
Direct Adres / Individueel
Verlaten
Zoeknummer
Naam
Eerste letter
Index
Adres
Toetsnaam
Best.Indeling
001
AAA AAA
AAA@xx.xxx.com
AAA AAA
Kleur/grs. :PDF/Gemidd. comp
:PDF/MMR(G4)
Z/W
A
Gebr 1
E-mail Internetfax Faxen
Direct Adres / Individueel
Verlaten
Zoeknummer
Naam
Eerste letter
Adres
Toetsnaam
Compressie
I-Faxrapport
001
AAA AAA
A Gebr 1
AAA@xx.xxx.com
AAA AAA
MH (G3)
Uit
Index
5-24
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
OPNIEUW VERZENDEN
De bestemmingen van de laatste 8 verzendingen met Scannen naar E-mail, internetfax (inclusief Direct SMTP-adressen) en/of
fax worden opgeslagen. Een van deze 8 kan geselecteerd worden opnieuw naar de bestemming verzonden te worden.
1
Druk op [Opn. verzenden].
2
Druk op de toets van het gewenste adres.
De laatste 8 verzendadressen verschijnen.
Als op de toets [Opn. verzenden] wordt gedrukt en er wordt een bestemming geselecteerd, dan wordt de modus van de
geselecteerde bestemming automatisch geselecteerd.
De volgende soorten adressen worden niet opgeslagen om opnieuw te verzenden.
- Een sneltoets waarin meerdere bestemmingen zijn opgeslagen (groeptoets).
- Scannen naar FTP-, Scannen naar desktop- en Scannen naar netwerkmapadressen.
- Distributiebestemmingen
- Adressen die alleen worden gebruikt voor BCC-verzending
- Bestemmingen waarnaar geprogrammeerd wordt verzonden
Systeeminstellingen (Beheerder): [Opn. verzenden] uitschakelen in fax/scan modus
Hiermee voorkomt u het gebruik van de functie opnieuw verzenden. Als deze instelling is ingeschakeld, kan de toets [Opn.
verzenden] niet worden gebruikt in het basisscherm van de functie beeld verzenden.
Opn. verzenden
Scannen
Gereed voor verzenden.
USB-geh.scanFaxenInternetfax PC scan
Bestand
Snelbestand
Adresoverzicht
Verzendinst.
Adresinvoer
Adresboek
Auto
Auto
Spec. Functies
Kleurmodus
Best.Indeling
Resolutie
Belichting
Origineel
Scannen: Zenden:
Text
200x200dpi
PDF
Auto/Grijstint
Mono
PDF
A4
Opn. verzenden
Annuleren
Nr.01
Nr.03
Nr.05
Nr.07
EEE EEE
CCC CCC
AAA AAA
GGG GGG
Nr.02
Nr.04
Nr.06
Nr.08
FFF FFF
DDD DDD
BBB BBB
HHH HHH
5-25
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
EEN BEELD IN SCANMODUS VERZENDEN
In deze sectie wordt de basisprocedure voor het verzenden in scanmodus uitgelegd (Scannen naar E-mail, Scannen
naar FTP, Scannen naar desktop en Scannen naar netwerkmap).
EEN BEELD VERZENDEN
Als een standaardadres is geconfigureerd in "Instelling standaard adres" in de systeeminstellingen (beheerder), kan de
modus of bestemming niet worden gewijzigd en kunnen geen bestemmingen worden toegevoegd. Als u de modus of
bestemming wilt wijzigen, druk dan op [Annuleren] op het aanraakscherm en volg onderstaande procedure.
1
Plaats het origineel.
Plaats de originelen in de richting zoals hieronder wordt afgebeeld.
* Om een groot staande origineel te plaatsen, volgt u de aanwijzingen bij "Afdrukstand liggend" hierboven en
selecteert u bij stap 3 de gewenste afdrukstand.
Originelen kunnen niet opeenvolgend worden gescand en in één zending worden verstuurd wanneer zowel de
automatische origineelinvoer als de glasplaat wordt gebruikt.
1
1
1
1
1
1
Lade origineelinvoer
Plaats de originelen met de
voorzijde omhoog.
Afdrukstand staand*
Afdrukstand liggend
Glasplaat
Plaats het origineel met de voorzijde naar onderen
en het midden op één lijn met de punt van het
teken op het midden van de schaalaanduiding aan
de linkerzijde van de glasplaat.
Originelen
5-26
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
2
Geef de bestemming op.
(1) Druk op [Adresboek] in het basisscherm.
Zie "BASISSCHERM" (pagina 5-9) voor de toets
[Adresboek].
(2) Druk op de sneltoets van de gewenste
bestemming.
Het pictogram op de toets geeft aan welk type
bestemming onder de toets is opgeslagen.
: Scannen naar E-mail
: Scannen naar FTP
: Scannen naar netwerkmap
: Scannen naar desktop
(3) Druk op de toets [Aan].
De bestemming is opgegeven.
(4) Druk op de toets [Voorwaarde-Instellingen].
Als na het drukken op een sneltoets en voor het wisselen van scherm niet op de toets [Aan] is gedrukt, wordt de
bestemming automatisch opgegeven.
Bij het Scannen naar E-mail kunt u ook Cc- of Bcc-kopieE naar andere bestemmingen sturen. Druk op de gewenste
bestemmingen en druk dan op de toets [Cc] of [Bcc].
Er kunnen meerdere bestemmingen worden opgegeven. Herhaal stap (2) en (3) om meerdere bestemmingen op te geven.
U kunt ook meerdere sneltoetsen selecteren en vervolgens op de toets [Aan] (of [Cc] of [Bcc]) drukken om alle
geselecteerde toetsen in één keer te selecteren.
Een bestemming kan behalve door selectie van een sneltoets ook door het opgeven van een zoeknummer worden
opgegeven. Voor een scannen naar e-mail bestemming kunt u handmatig een adres invoeren of een adres
oproepen van een globaal adresboek. Raadpleeg "BESTEMMINGEN INVOEREN" (pagina 5-17) voor meer
informatie.
Systeeminstellingen (Beheerder): Bcc-Instelling
Met deze instelling wordt Bcc-verzending in- of uitgeschakeld. Als de optie is ingeschakeld, verschijnt de toets [Bcc] in
het scherm Adresboek.
3
Schakel over naar de scanmodus en
geef het scherm beeldinstellingen weer.
(1) Druk op de tab [Scannen].
(2) Druk op [Origineel].
De huidige instellingen voor [Origineel], [Belichting], [Resolutie], [Best. indeling] en [Keurmodus] worden rechts van
elke toets aangegeven. U kunt de instelling wijzigen door op de juiste toets te drukken.
AUTOMATISCH BEIDE ZIJDEN VAN EEN DUBBELZIJDIG ORIGINEEL SCANNEN 2-zijdig (origineel) (pagina
5-50), SCANFORMAAT ORIGINEEL EN VERZENDFORMAAT OPGEVEN (pagina5-51), BELICHTING EN TYPE
ORIGINEEL BEELD WIJZIGEN (pagina 5-57), RESOLUTIE WIJZIGEN (pagina 5-59), BESTANDSINDELING
WIJZIGEN (pagina 5-60), KLEURENMODUS WIJZIGEN (pagina 5-64), SPECIALE FUNCTIES (pagina 5-65)
AAA AAA
Aan Cc
III III
GGG GGG
EEE EEE
CCC CCC
HHH HHH
FFF FFF
DDD DDD
BBB BBB
1
2
5
15
10
Globaal
Adres Zoeken
Adresinvoer
Adres sorteren
Adresoverzicht
Voorwaarde-
Instellingen
JJJ JJJ
ABCD
Freq. EFGH IJKL MNOP QRSTU VWXYZ etc.
(3) (2)(4)
Automat.Ontvangst
Faxgeheugen:100%
Auto
Auto
Bestand
Snelbestand
Adresoverzicht
Verzendinst.
Adresinvoer
Adresboek
USB-geh.scanFaxenInternetfax PC scan
Spec. Functies
Kleurmodus
Best.Indeling
Resolutie
Belichting
Origineel
Scannen:
Scannen
Zenden:
Tekst
200x200dpi
PDF
Auto/Grijstint
Mono
PDF
(1) (2)
A4
5-27
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
4
Controleer het scanformaat van het
origineel en de plaatsingsrichting.
Om te zorgen dat het origineel wordt gescand in de juiste stand
(de bovenrand van het origineel wordt weergegeven boven in
het scherm), controleert u het formaat en de stand van het in
stap 1 geplaatste origineel.
(1) Controleer het scanformaat.
Controleer of het formaat van het geplaatste origineel
wordt weergegeven. Als het formaat van het door u
geplaatste origineel afwijkt het vermelde formaat, stel dan
het formaat van het origineel in.
SCANFORMAAT ORIGINEEL EN VERZENDFORMAAT
OPGEVEN
(pagina 5-51)
(2) Druk op de juiste toets voor de afdrukstand.
Wijst de bovenrand van het origineel naar boven, druk
dan op de toets . Wijst de bovenrand van het
origineel naar links, druk dan op de toets .
(3) Druk op [OK].
U keert terug naar het scherm van stap 2.
De plaatsingsstand van het origineel staat oorspronkelijk ingesteld op . Als u het origineel met de bovenrand
naar links hebt geplaatst, kunt u deze stap achterwege laten.
Het bij de systeeminstellingen ingestelde formaat van het origineel wordt weergegeven als formaat van het
origineel.
5
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT].
Het scannen begint.
Als het origineel op de glasplaat is gelegd, verschijnt de toets [Lezen Klaar] op het aanraakscherm. Als het origineel
slechts één pagina is, gaat u naar stap 7. Als u meer pagina's moet scannen gaat u naar de volgende stap.
Als het origineel in de lade van de origineelinvoer was geplaatst, klinkt er een pieptoon na afloop van het scannen en volgt
verzending.
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] voor een kleurenscan. Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT] voor een
zwart-witscan. Als de kleurenmodus van de toets [STARTEN KLEUR] is ingesteld op [Automatisch], wordt de kleur
van het origineel automatisch vastgesteld en zal deze in kleur of in grijstinten of Mono 2 worden gescand.
Als het bestandtype [versleutelde PDF] is verschijnt er een wachtwoordinvoerscherm zodra de toets [START] wordt
ingedrukt.
Druk op [Invoer] om het toetsenbordscherm te openen, voer het wachtwoord in (maximaal 32 tekens) en druk op
[OK]. De ontvanger moet het hier ingevoerde wachtwoord gebruiken om het versleutelde PDF-bestand te openen.
Annuleer het openen van het versleutelde PDF-bestand door op [Annuleren] te drukken. Het scherm voor de
indelingsinstellingen verschijnt zodat het bestandstype gewijzigd kan worden. Selecteer een nieuw type en druk op
[START] om te beginnen met verzenden.
Scannen/Origineel
OK
Auto
A4
Scanformaat
2-Zijdig
Schr.Blok
2-Zijdig
Boekje
Verzendformaat
100%
Stand afbeelding
(3)(2)(1)
InvoerAnnuleren
Voer het wachtwoord in voor
de versleutelde PDF.
5-28
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
6
Als het origineel op de glasplaat werd geplaatst, vervang het dan door het
volgende origineel en druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN
ZWART-WIT].
Herhaal dit tot alle originelen zijn gescand.
7
Druk op [Lezen Klaar].
Er klinkt een pieptoon ten teken dat de bewerking is voltooid.
Open de automatische origineelinvoer en verwijder het
origineel.
Als er gedurende één minuut geen actie wordt ondernomen nadat het bevestigingsscherm is verschenen, wordt het
scannen automatisch gestopt en wordt de verzending gereserveerd.
De toets [Configureren] kan worden ingedrukt om belichting, resolutie, scanformaat en verzendformaat voor elke
gescande pagina van de originelen te wijzigen. Als u "Kaart Formaat"heeft geselecteerd in speciale functies, kan
echter alleen de belichting worden gewijzigd wanneer u een even genummerde pagina van het origineel scant.
Zijn alle originelen gescand, dan verschijnt "Opdracht opgeslagen." samen met het nummer voor de opdrachtregeling. Met
dit nummer kunt u de opdracht opzoeken in het Transmissierapport of in het Activiteitenrapport Beeld Verzenden. Betreft
het een rondzendtransmissie, dan verschijnt het nummer ook op de opdrachttoets in het statusscherm van de opdracht.
Daarom is het handig om dit nummer te noteren om het resultaat te controleren.
Als het geheugen vol raakt tijdens het scannen van de originelen, verschijnt er een melding en stopt het scannen.
Pas op dat u bij het Scannen naar E-mail geen te grote bestanden verstuurd. Vooral bestanden met meerdere pagina's
zijn vaak te groot. Bij het versturen van een bestand met meerdere pagina's of andere grote bestanden is het soms nodig
om het aantal gescande pagina's te verminderen of het verzendformaat te verkleinen.
Een mailhandtekening opslaan
U kunt vooraf ingestelde tekst automatisch toevoegen aan het eind van e-mailberichten als mailhandtekening. Dit is
handig wanneer u een bedrijfsbeleid of andere vooraf ingestelde tekst onder in e-mailberichten wilt zetten. Als u de tekst
voor een mailhandtekening wilt opslaan klikt u op [Toepassingsinstellingen] en vervolgens op [Beheerinstellingen] in het
webpaginamenu. (Beheerderrechten zijn vereist.) Er kunnen maximaal 900 tekens worden ingevoerd. (De
mailhandtekening is niet inbegrepen bij het maximaal aantal tekens dat u kunt typen in het mailbericht.)
Met "Instellen
voorkeur emailhandtekening" in de systeeminstellingen (beheerder) kan worden opgegeven of al dan niet een
mailhandtekening wordt toegevoegd.
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ) om de bewerking te annuleren.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instell. afbeelding verzenden
Gebruik deze toets om instellingen voor scannerverzending te configureren, zoals standaardinstellingen voor
standaardresolutie en het belichting, de standaardkleurfunctie en bestandsindeling, de bestandscompressiemethode voor
distributie, de bestandsgroottelimiet voor scannen naar e-mail en de standaardafzender en -bestemming.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instellen voorkeur emailhandtekening
Met deze instelling kunt u opgeven of al dan niet een mailhandtekening wordt toegevoegd aan het eind van
e-mailberichten. Volgens de standaard fabrieksinstelling wordt geen mailhandtekening toegevoegd.
Lezen KlaarConfigureren
Plaats volgend origineel. (P.x)
Druk op [Start].
Druk op [Lezen klaar] indien gereed.
5-29
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
ONDERWERP, BESTANDSNAAM, BEANTWOORDEN
EN PLATTE TEKST WIJZIGEN
Het onderwerp, de bestandsnaam, beantwoorden en platte tekst kunnen tijdens het verzenden van een scan worden
gewijzigd. Er kunnen vooraf ingestelde items worden geselecteerd, of er kan rechtstreeks tekst worden ingevoerd.
Bij Scannen naar FTP, Scannen naar desktop of Scannen naar netwerkmap wordt alleen de bestandsnaam gebruikt.
Als onderwerp en bestandsnaam niet zijn gewijzigd, worden de instellingen van de webpagina gebruikt.
Als de naam van de afzender niet is gewijzigd, wordt bij de systeeminstellingen "Standaard-Afzenderset" gebruikt. Als
deze niet is geconfigureerd, wordt het antwoordadres in [Netwerkinstellingen] – [Service-instellingen] –
[SMTP-instellingen] in de webpagina's gebruikt. (Beheerderrechten zijn vereist.)
U kunt selecties voor het onderwerp, de bestandnaam en de platte tekst configureren door te klikken op
[Toepassingsinstellingen] en vervolgens op [Netwerkscannerinstellingen] in het webpaginamenu.
•Zie "TEKST INVOEREN" (pagina 1-45) in "1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT" voor de procedure voor het
invoeren van tekst.
1
Druk op [Verzendinst.] in het basisscherm.
BASISSCHERM (pagina 5-9)
Als u zendt naar een bestemming voor Scannen naar FTP, Scannen naar desktop of Scannen naar netwerkmap, gaat u
verder met stap 4.
2
Wijzig het onderwerp door op
[Onderwerp] te drukken.
3
Voer het onderwerp in.
(1) Druk op een vooraf ingestelde teksttoets.
(2) Druk op [OK].
Wilt u rechtstreeks tekst invoeren, druk dan op [Directe Invoer] om het tekstinvoerscherm te openen. Voer de tekst
in en druk op [OK].
De tekst onder een vooraf ingestelde teksttoets kan worden bewerkt door op de vooraf ingestelde teksttoets te
drukken en vervolgens op de toets [Directe Invoer]. Het tekstinvoerscherm zal verschijnen met daarin de
geselecteerde vooraf ingestelde tekst. (Wanneer u een bestemmingspagina opslaat met webpagina's, kunt u
maximaal 80 tekens opgeven. Er kunnen echter slechts 54 tekens op het aanraakscherm worden ingevoerd.)
Verzendinstellingen
OK
Onderwerp
Bestandsnaam
Antwoord naar
Inhoud
Beantwoorden' toevoegen aan Cc
Nr.01 Sub: Schedule coordination
Nr.02 Sub: Monthly Schedule
Nr.04
Nr.06Nr.05
Nr.08Nr.07
Nr.10Nr.09
Nr.12Nr.11
Nr.03 Sub: Minutes of planning m
Onderwerp
OK
Annuleren
Directe Invoer
1
5
(2)(1)
5-30
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
4
Druk om de bestandsnaam te wijzigen
op de toets [Bestandsnaam].
De bestandsnaam wordt op dezelfde wijze ingevoerd als het
onderwerp.
Als u zendt naar een bestemming voor Scannen naar FTP,
Scannen naar desktop of Scannen naar netwerkmap, gaat u
verder met stap 9.
5
Als u "Antwoord naar" wilt wijzigen,
drukt u op de toets [Antwoord naar].
Als u werkt met gebruikersauthenticatie, worden de gegevens van de aangemelde gebruiker toegepast en kan
"Antwoord naar" niet worden gewijzigd.
6
Geef een gebruiker op voor "Antwoord
naar" en druk op [OK].
Druk op de toets die u wilt gebruiken voor "Antwoord naar".
U kunt op de toets [Globaal Adres Zoeken] drukken om een
gebruiker op te geven die in het globale adresboek is
opgeslagen voor "Antwoord naar". U kunt ook direct een
e-mailadres invoeren door te drukken op de toets
[Adresinvoer].
Druk om het retouradres te specificeren op de toets en voer een gebruikersnummer in dat eerder werd
opgeslagen met behulp van "Gebruikerslijst" in de systeeminstellingen (beheerder).
Er kan alleen een toets voor het retouradres worden geselecteerd als er in "Gebruikerslijst" in de
systeeminstellingen (beheerder) een e-mailadres is opgeslagen.
Verzendinstellingen
OK
Onderwerp
Bestandsnaam
Antwoord naar
Inhoud
Beantwoorden' toevoegen aan Cc
Sub: Schedule coordination meeting
Sub: Schedule coordination meeting
Material for planning meeting
Verzendinstellingen
OK
Onderwerp
Bestandsnaam
Antwoord naar
Inhoud
Beantwoorden' toevoegen aan Cc
1
3
III III
GGG GGG
EEE EEE
CCC CCC
AAA AAA
JJJ JJJ
KKK KKK LLL LLL
HHH HHH
FFF FFF
DDD DDD
BBB BBB
Globaal
Adres Zoeken
Adresinvoer
Antwoord naar
Gebruik.
ABC
OK
Annuleren
12
186
ABCD
EFGH IJKL MNOP QRSTU VWXYZ etc.Alle
5-31
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
7
Wijzig het bericht door op [Inhoud] te
drukken.
8
Voer de tekst in en druk op [OK].
Selecteer een vooraf opgesteld tekst dat op de webpagina is
opgeslagen door op [Voorkeurselec.] te drukken.
Voer de tekst direct in door op [Bewerken] te drukken.
Er kunnen 1800 tekens worden ingevoerd. (Een regeleinde geldt als één teken.)
Wis alle ingevoerde tekst door op de toets [Alles wissen] te drukken. Door op deze toets te drukken wordt gehele
tekst van het bericht meteen gewist; niet alleen de geselecteerde regel.
U kunt elke regel van de ingevoerde tekst selecteren met de toetsen . Bewerk de geselecteerde regel door
op [Bewerken] te drukken. Het tekstinvoerscherm zal verschijnen met daarin de geselecteerde tekst.
9
Druk op [OK].
Het selectievakje [Beantwoorden
'
toevoegen aan Cc] kan worden geselecteerd om een Cc-kopie naar de afzender te sturen.
Bij het opslaan van vooraf opgestelde tekst voor het onderwerp en de bestandsnaam op de webpagina's kunnen tot 80 tekens worden ingevoerd.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instelling aantal weergegeven sleutels naam/onderwerp/inhoud
De instelling voor het aantal in één scherm weergegeven onderwerptoetsen en bestandnaamtoetsen kan gewijzigd worden in 6, 12 of 18.
Systeeminstellingen (Beheerder): Standaard-Afzenderset
Hiermee worden de naam van de afzender en het e-mailadres opgeslagen die worden gebruikt als er geen afzender wordt
geselecteerd.
Sub: Schedule coordination meeting
Material for planning meeting
AAA AAA
Verzendinstellingen
OK
Onderwerp
Bestandsnaam
Antwoord naar
Inhoud
Beantwoorden' toevoegen aan Cc
Invoer inhoud
Thank you for your continuous support. We have attached scanned data,
which you have requested.
Alles wissen
OK
Bewerken
Voorkeurselec.
Sub: Schedule coordination meeting
Material for planning meeting
AAA AAA
Thank you for your continuous support. We have attached sca
Verzendinstellingen
OK
Onderwerp
Bestandsnaam
Antwoord naar
Inhoud
Beantwoorden' toevoegen aan Cc
5-32
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
EEN BEELD IN USB-GEHEUGENMODUS VERZENDEN
Volg onderstaande stappen om een gescande afbeelding naar een in de handel verkrijgbaar USB-geheugenapparaat te
verzenden dat op de machine is aangesloten. Het bestand wordt daarmee opgeslagen in het USB-apparaat.
Gebruik een FAT32 USB-geheugen met een capaciteit van meer dan 32 GB.
Wanneer een standaardadres wordt geconfigureerd in "Instelling standaard adres" in de systeeminstellingen (beheerder), kan de modus niet worden
gewijzigd. Als u naar de modus USB-geheugenscan wilt gaan, druk dan op [Annuleren] op het aanraakscherm en volg de onderstaande procedure.
1
Steek het USB-geheugen in de
USB-aansluiting (type A) op de machine.
2
Plaats het origineel.
Plaats de originelen in de richting zoals hieronder wordt afgebeeld.
* Om een groot staande origineel te plaatsen, volgt u de aanwijzingen bij "Afdrukstand liggend" hierboven en
selecteert u bij stap 4 de gewenste afdrukstand.
Originelen kunnen niet opeenvolgend worden gescand en in één zending worden verstuurd wanneer zowel de
automatische origineelinvoer als de glasplaat wordt gebruikt.
1
1
1
1
1
1
Lade origineelinvoer
Plaats de originelen met de
voorzijde omhoog.
Afdrukstand staand*
Afdrukstand liggend
Glasplaat
Plaats het origineel met de voorzijde naar onderen
en het midden op één lijn met de punt van het
teken op het midden van de schaalaanduiding
aan de linkerzijde van de glasplaat.
Originelen
5-33
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
3
Schakel over naar de
USB-geheugenmodus en geef het
scherm beeldinstellingen weer.
(1) Druk op de tab [USB-geh.scan]
Als de tab [USB-geh.scan] niet verschijnt, drukt u op de
tab om het scherm te wijzigen.
(2) Druk op [Origineel].
Bij scannen naar USB-geheugen hoeft de bestemming niet te worden opgegeven.
Als er eerder een bestemming of andere modus werd opgegeven, verschijnt een bericht als u overschakelt naar de
USB-geheugenmodus om aan te geven dat de ingestelde bestemming wordt gewist. Druk op [OK] in het
berichtscherm en ga naar de volgende stap.
De huidige instellingen voor [Origineel], [Belichting], [Resolutie], [Best. indeling] en [Keurmodus] worden rechts van
elke toets aangegeven. U kunt de instelling wijzigen door op de juiste toets te drukken.
AUTOMATISCH BEIDE ZIJDEN VAN EEN DUBBELZIJDIG ORIGINEEL SCANNEN 2-zijdig (origineel) (pagina
5-50), SCANFORMAAT ORIGINEEL EN VERZENDFORMAAT OPGEVEN (pagina5-51), BELICHTING EN
TYPE ORIGINEEL BEELD WIJZIGEN (pagina 5-57), RESOLUTIE WIJZIGEN (pagina 5-59),
BESTANDSINDELING WIJZIGEN (pagina 5-60), KLEURENMODUS WIJZIGEN (pagina 5-64), SPECIALE
FUNCTIES (pagina 5-65)
4
Controleer het scanformaat van het
origineel en de plaatsingsrichting.
Om te zorgen dat het origineel wordt gescand in de juiste stand
(de bovenrand van het origineel wordt weergegeven boven in
het scherm), controleert u het formaat en de stand van het in
stap 1 geplaatste origineel.
(1) Controleer het scanformaat.
Controleer of het formaat van het geplaatste origineel
wordt weergegeven. Als het formaat van het door u
geplaatste origineel afwijkt het vermelde formaat, stel dan
het formaat van het origineel in.
SCANFORMAAT ORIGINEEL EN
VERZENDFORMAAT OPGEVEN (pagina 5-51)
(2) Druk op de juiste toets voor de afdrukstand.
Wijst de bovenrand van het origineel naar boven, druk
dan op de toets . Wijst de bovenrand van het
origineel naar links, druk dan op de toets .
(3) Druk op [OK].
U keert terug naar het scherm van stap 3.
De plaatsingsstand van het origineel staat oorspronkelijk ingesteld op . Als u het origineel met de bovenrand
naar links hebt geplaatst, kunt u deze stap achterwege laten.
Het bij de systeeminstellingen ingestelde formaat van het origineel wordt weergegeven als formaat van het
origineel.
USB-geh.scanFaxenInternetfax PC scan
Scannen
Auto
Scannen:
Zenden:
Auto
Text
200x200dpi
PDF
Auto/Grijstint
Mono
PDF
Spec. Functies
Kleurmodus
Best.Indeling
Resolutie
Belichting
Origineel
Bestandsnaam
A4
(1)(2)
USB-geh.scan/Origineel
OK
Auto
Scanformaat
2-Zijdig
Schr.Blok
2-Zijdig
Boekje
Verzendformaat
100%
Stand afbeelding
A4
(1) (2) (3)
5-34
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
5
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT].
Het scannen begint.
Als het origineel op de glasplaat is gelegd, verschijnt de toets [Lezen Klaar] op het aanraakscherm. Als het origineel
slechts één pagina is, gaat u naar stap 7. Als u meer pagina's moet scannen gaat u naar de volgende stap.
Als het origineel in de lade van de origineelinvoer was geplaatst, klinkt er een pieptoon na afloop van het scannen en volgt
verzending. Ga naar stap 8.
Koppel het USB-geheugen niet los voordat "Verzenden van gegevens voltooid." op het aanraakscherm verschijnt.
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] voor een kleurenscan. Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT] voor een
zwart-witscan. Als de kleurenmodus van de toets [STARTEN KLEUR] is ingesteld op [Automatisch], wordt de kleur
van het origineel automatisch vastgesteld en zal deze in kleur of in grijstinten of Mono 2 worden gescand.
Als het bestandtype [versleutelde PDF] is verschijnt er een wachtwoordinvoerscherm zodra de toets [START] wordt
ingedrukt.
Druk op [Invoer] om het toetsenbordscherm te openen, voer het wachtwoord in (maximaal 32 tekens) en druk op
[OK]. De ontvanger moet het hier ingevoerde wachtwoord gebruiken om het versleutelde PDF-bestand te openen.
Annuleer het openen van het versleutelde PDF-bestand door op [Annuleren] te drukken. Het scherm voor de
indelingsinstellingen verschijnt zodat het bestandstype gewijzigd kan worden. Selecteer een nieuw type en druk op
[START] om te beginnen met verzenden.
6
Als het origineel op de glasplaat werd geplaatst, vervang het dan door het
volgende origineel en druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN
ZWART-WIT].
Herhaal dit tot alle originelen zijn gescand.
7
Druk op [Lezen Klaar].
Er klinkt een pieptoon ten teken dat de bewerking is voltooid.
Open de automatische origineelinvoer en verwijder het
origineel.
Als er gedurende één minuut geen actie wordt ondernomen nadat het bevestigingsscherm is verschenen, wordt het
scannen automatisch gestopt en wordt de verzending gereserveerd.
De toets [Configureren] kan worden ingedrukt om belichting, resolutie, scanformaat en verzendformaat voor elke
gescande pagina van de originelen te wijzigen. Als u "Kaart Formaat"heeft geselecteerd in speciale functies, kan
echter alleen de belichting worden gewijzigd wanneer u een even genummerde pagina van het origineel scant.
InvoerAnnuleren
Voer het wachtwoord in voor
de versleutelde PDF.
Lezen KlaarConfigureren
Plaats volgend origineel. (P.x)
Druk op [Start].
Druk op [Lezen klaar] indien gereed.
5-35
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
8
Koppel het USB-geheugen los wanneer
"Verzenden van gegevens voltooid." op
het aanraakscherm verschijnt.
Koppel het USB-geheugen niet los terwijl "Bezig met verzenden van gegevens." of "Bezig met verzenden van
gegevens." op het aanraakscherm wordt weergegeven.
Wanneer de verzending naar USB-geheugen is voltooid, wordt "Verzenden van gegevens voltooid." weergegeven. Het
bericht verdwijnt even later en het basisscherm van de functie beeld verzenden verschijnt weer. (Het basisscherm van de
functie beeld verzenden is het scherm dat verschijnt als u op de toets [BEELD VERZENDEN] drukt.)
Wanneer het USB-geheugen vol raakt tijdens het scannen...
Er verschijnt een melding en het scannen wordt gestopt. De gescande gegevens worden niet opgeslagen. Als het
bestandsindeling echter wordt ingesteld op JPEG en het selectievakje [Opgegeven pagina's per bestand] wordt
geselecteerd, worden bestanden waarvan het scannen voltooid is opgeslagen in het USB-geheugen.
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ) om de bewerking te annuleren.
Scannen naar USB-geheugen annuleren
Terwijl de gescande data in het USB-geheugen wordt opgeslagen, verschijnt het bericht "Bezig met verzenden van
gegevens." en de toets [Annuleren] op het aanraakscherm. Annuleer het opslaan door op [Annuleren] te drukken.
Systeeminstellingen: Controle USB-apparaat (pagina 7-25)
Hiermee wordt de aansluiting van een USB-apparaat op de machine getest.
Systeeminstellingen (Beheerder): Scaninstellingen
Hiermee worden de standaard kleurenmodus en bestandsindeling ingesteld.
Systeeminstellingen (Beheerder): Scanfunctie uitschakelen
Het gebruik van de pc-scanfunctie en USB-geheugenfunctie is mogelijk verhinderd.
5-36
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
BESTANDSNAAM INVOEREN
U kunt de bestandsnaam invoeren tijdens het verzenden van een scan.
Druk op de toets [Bestandsnaam]. Er verschijnt een tekstinvoerscherm. Voer de bestandsnaam in en druk op [OK].
Als de bestandsnaam niet wordt ingevoerd, worden de instellingen van de webpagina gebruikt.
•Zie "TEKST INVOEREN" (pagina 1-45) in "1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT" voor de procedure voor het
invoeren van tekst.
Druk nog eens op de toets [Bestandnaam] in het basisscherm om de ingevoerde bestandnaam te controleren.
USB-geh.scanFaxenInternetfax PC scan
Scannen
Auto
Scannen: Zenden:
Auto
Text
200x200dpi
PDF
Auto/Grijstint Mono
PDF
Spec. Functies
Kleurmodus
Best.Indeling
Resolutie
Belichting
Origineel
Bestandsnaam
A4
5-37
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
EEN FAX VERZENDEN IN INTERNETFAXMODUS
De basisprocedure voor het zenden van een fax in internetfaxmodus wordt hieronder uitgelegd. Met de procedure kan
ook direct verzonden worden via Direct SMTP.
Als een standaardadres is geconfigureerd in "Instelling standaard adres" in de systeeminstellingen (beheerder), kan de
modus of bestemming niet worden gewijzigd en kunnen geen bestemmingen worden toegevoegd. Als u de naar de
Internetfaxmodus wilt gaan, druk dan op [Annuleren] op het aanraakscherm en volg de onderstaande procedure.
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de
invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Afbeelding draaien
Een origi3neel van het formaat A5 (5-1/2" x 8-1/2") of B5 in liggende stand wordt 90 graden gedraaid en verstuurd
als een afbeelding op A5 (5-1/2" x 8-1/2") of B5 in staande stand.
Originelen kunnen niet opeenvolgend worden gescand en in één zending worden verstuurd wanneer zowel de
automatische origineelinvoer als de glasplaat wordt gebruikt.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instelling Verzenden Draaiing
Hiermee wordt geselecteerd of een gescande afbeelding vóór verzending moet worden gedraaid.
Oorspronkelijk staat een B5 liggend origineel ingesteld om te worden gedraaid en verzonden als een staande B5
afbeelding, en een A5 (5-1/2" x 8-1/2") liggend origineel staat ingesteld om te worden gedraaid en verzonden als een
A5 (5-1/2" x 8-1/2") staande afbeelding.
2
Geef de bestemming op.
(1) Druk op [Adresboek] in het basisscherm.
Zie "BASISSCHERM" (pagina 5-9) voor de toets
[Adresboek].
(2)
Druk op de toets van de gewenste bestemming.
Het pictogram verschijnt op sneltoetsen waaronder
Internetfaxadressen zijn opgeslagen.
(3) Druk op de toets [Aan].
De bestemming is opgegeven.
(4) Druk op de toets [Voorwaarde-Instellingen].
Als na het drukken op een sneltoets en voor het wisselen van scherm niet op de toets [Aan] is gedrukt, wordt de
bestemming automatisch opgegeven.
Een bestemming kan behalve door selectie van een sneltoets ook door het opgeven van een zoeknummer worden
opgegeven. U kunt ook handmatig een bestemming invoeren of een bestemming opzoeken in een globaal
adresboek. Raadpleeg "BESTEMMINGEN INVOEREN" (pagina 5-17) voor meer informatie.
Verzending
III III
GGG GGG
EEE EEE
CCC CCC
AAA AAA
JJJ JJJ
HHH HHH
FFF FFF
DDD DDD
BBB BBB
Aan Cc
1
2
5
15
10
Globaal
Adres Zoeken
Adresinvoer
Adres sorteren
Adresoverzicht
Voorwaarde-
Instellingen
ABCD
Freq. EFGH IJKL MNOP QRSTU VWXYZ etc.
Automat.Ontvangst
Faxgeheugen:100%
(3) (2)
(4)
5-38
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
3
Schakel over naar de internetfaxmodus
en geef het scherm beeldinstellingen
weer.
(1) Druk op de tab [Internetfax].
(2) Druk op [Origineel].
De huidige instellingen voor [Origineel], [Belichting], [Resolutie], [Best. indeling] worden rechts van elke toets
aangegeven. U kunt de instelling wijzigen door op de juiste toets te drukken.
AUTOMATISCH BEIDE ZIJDEN VAN EEN DUBBELZIJDIG ORIGINEEL SCANNEN 2-zijdig (origineel) (pagina
5-50), SCANFORMAAT ORIGINEEL EN VERZENDFORMAAT OPGEVEN (pagina 5-51), BELICHTING EN
TYPE ORIGINEEL BEELD WIJZIGEN (pagina 5-57), RESOLUTIE WIJZIGEN (pagina 5-59),
BESTANDSINDELING WIJZIGEN (pagina 5-60), SPECIALE FUNCTIES (pagina 5-65)
4
Controleer het scanformaat van het
origineel en de plaatsingsrichting.
Om de stand van de te verzenden afbeelding in te stellen, moet
u het formaat en de stand van het origineel controleren die bij
stap 1 zijn ingesteld.
(1) Controleer het scanformaat.
Controleer of het formaat van het geplaatste origineel
wordt weergegeven. Als het formaat van het door u
geplaatste origineel afwijkt het vermelde formaat, stel dan
het formaat van het origineel in.
SCANFORMAAT ORIGINEEL EN
VERZENDFORMAAT OPGEVEN (pagina 5-51)
(2) Druk op de juiste toets voor de afdrukstand.
Wijst de bovenrand van het origineel naar boven, druk
dan op de toets . Wijst de bovenrand van het
origineel naar links, druk dan op de toets .
(3) Druk op [OK].
U keert terug naar het scherm van stap 3.
De plaatsingsstand van het origineel staat oorspronkelijk ingesteld op . Als u het origineel met de bovenrand
naar links hebt geplaatst, kunt u deze stap achterwege laten.
Het bij de systeeminstellingen ingestelde formaat van het origineel wordt weergegeven als formaat van het
origineel.
5
Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Het scannen begint.
Als het origineel op de glasplaat is gelegd, verschijnt de toets [Lezen Klaar] op het aanraakscherm. Als het origineel slechts
één pagina is, gaat u naar stap 7. Als u meer pagina's moet scannen gaat u naar de volgende stap.
Als het origineel in de lade van de origineelinvoer was geplaatst, klinkt er een pieptoon na afloop van het scannen en volgt
verzending.
Auto
Auto
Bestand
Snelbestand
Handmatige
i-faxontvangst
Adresoverzicht
Verzendinst.
Adresinvoer
Adresboek
USB-geh.scanFaxenInternetfax PC scan
Spec. Functies
Best.Indeling
Resolutie
Belichting
Origineel
Scannen:
Scannen
Zenden:
200x100dpi
TIFF-F
(1) (2)
A4
Internetfax/Origineel
OK
Auto
Scanformaat
2-Zijdig
Schr.Blok
2-Zijdig
Boekje
Verzendformaat
100%
Stand afbeelding
A4
(3)(2)(1)
5-39
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
6
Als het origineel op de glasplaat werd geplaatst, vervang het dan door het
volgende origineel en druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Herhaal dit tot alle originelen zijn gescand.
7
Druk op [Lezen Klaar].
Er klinkt een pieptoon ten teken dat de bewerking is voltooid.
Open de automatische origineelinvoer en verwijder het
origineel.
Als er gedurende één minuut geen actie wordt ondernomen nadat het bevestigingsscherm is verschenen, wordt het
scannen automatisch gestopt en wordt de verzending gereserveerd.
De toets [Configureren] kan worden ingedrukt om belichting, resolutie, scanformaat en verzendformaat voor elke
gescande pagina van de originelen te wijzigen. Als u "Kaart Formaat" heeft geselecteerd in speciale functies, kan
echter alleen de belichting worden gewijzigd wanneer u een even genummerde pagina van het origineel scant.
Zijn alle originelen gescand, dan verschijnt "Opdracht opgeslagen." samen met het nummer voor de opdrachtregeling. Met
dit nummer kunt u de opdracht opzoeken in het Transmissierapport of in het Activiteitenrapport Beeld Verzenden. Betreft
het een rondzendtransmissie, dan verschijnt het nummer ook op de opdrachttoets in het statusscherm van de opdracht.
Daarom is het handig om dit nummer te noteren om het resultaat te controleren.
Als het geheugen vol raakt tijdens het scannen van de originelen, verschijnt er een melding en stopt het scannen.
Een mailhandtekening opslaan
U kunt vooraf ingestelde tekst automatisch toevoegen aan het eind van e-mailberichten als mailhandtekening. Dit is
handig wanneer u een bedrijfsbeleid of andere vooraf ingestelde tekst onder in e-mailberichten wilt zetten. Als u de tekst
voor een mailhandtekening wilt opslaan klikt u op [Toepassingsinstellingen] en vervolgens op [Beheerinstellingen] in het
webpaginamenu. (Beheerderrechten zijn vereist.) Er kunnen maximaal 900 tekens worden ingevoerd. (De
mailhandtekening is niet inbegrepen bij het maximaal aantal tekens dat u kunt typen in het mailbericht.)
Met "Instellen
voorkeur emailhandtekening" in de systeeminstellingen (beheerder) kan worden opgegeven of al dan niet een
mailhandtekening wordt toegevoegd.
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ) om de bewerking te annuleren.
Systeeminstellingen (Beheerder): I-Fax Verzendinstellingen
Hiermee worden instellingen voor Internetfaxverzending zoals rapport ontvangen, draaien, formaatbeperkingen en bijlage
afzendergegevens geselecteerd.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instellen voorkeur emailhandtekening
Met deze instelling kunt u opgeven of al dan niet een mailhandtekening wordt toegevoegd aan het eind van
e-mailberichten. Volgens de standaard fabrieksinstelling wordt geen mailhandtekening toegevoegd.
Lezen Klaar
Configureren
Plaats volgend origineel. (P.x)
Druk op [Start].
Druk op [Lezen klaar] indien gereed.
5-40
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
ONDERWERP, BESTANDSNAAM EN PLATTE TEKST
WIJZIGEN
Het onderwerp, de bestandsnaam en de tekst kunnen bij het verzenden van een Internetfax worden gewijzigd. Er
kunnen vooraf ingestelde items worden geselecteerd, of er kan rechtstreeks tekst worden ingevoerd.
Als onderwerp en bestandsnaam niet zijn gewijzigd, worden de instellingen van de webpagina gebruikt.
U kunt selecties voor het onderwerp, de bestandnaam en de platte tekst configureren door te klikken op
[Toepassingsinstellingen] en vervolgens op [Netwerkscannerinstellingen] in het webpaginamenu.
•Zie "TEKST INVOEREN" (pagina 1-45) in "1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT" voor de procedure voor het
invoeren van tekst.
1
Druk op [Verzendinst.] in het basisscherm.
BASISSCHERM (pagina 5-9)
2
Wijzig het onderwerp door op
[Onderwerp] te drukken.
3
Voer het onderwerp in.
(1) Druk op een vooraf ingestelde teksttoets.
(2) Druk op [OK].
Wilt u rechtstreeks tekst invoeren, druk dan op [Directe Invoer] om het tekstinvoerscherm te openen. Voer de tekst
in en druk op [OK].
De tekst onder een vooraf ingestelde teksttoets kan worden bewerkt door op de vooraf ingestelde teksttoets te
drukken en vervolgens op de toets [Directe Invoer]. Het tekstinvoerscherm zal verschijnen met daarin de
geselecteerde vooraf ingestelde tekst. (Wanneer u een bestemmingspagina opslaat met een webpagina, kunt u
maximaal 80 tekens opgeven. Er kunnen echter slechts 54 tekens op het aanraakscherm worden ingevoerd.)
Verzendinstellingen
OK
Onderwerp
Bestandsnaam
Inhoud
Nr.01 Sub: Schedule coordination
Nr.02 Sub: Monthly Schedule
Nr.04
Nr.06Nr.05
Nr.08Nr.07
Nr.10Nr.09
Nr.12Nr.11
Nr.03 Sub: Minutes of planning m
Onderwerp
OK
Annuleren
Directe Invoer
1
5
(2)(1)
5-41
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
4
Druk om de bestandsnaam te wijzigen
op de toets [Bestandsnaam].
De bestandsnaam wordt op dezelfde wijze ingevoerd als het
onderwerp.
5
Wijzig het bericht door op [Inhoud] te
drukken.
6
Voer de tekst in en druk op [OK].
Selecteer een vooraf opgesteld bericht dat op de webpagina
is opgeslagen door op [Voorkeurselec.] te drukken.
Voer het bericht direct in door op [Bewerken] te drukken.
Er kunnen 1800 tekens worden ingevoerd. (Een regeleinde geldt als één teken.)
Wis alle ingevoerde tekst door op de toets [Alles wissen] te drukken. Door op deze toets te drukken wordt gehele
tekst van het bericht meteen gewist; niet alleen de geselecteerde regel.
U kunt elke regel van de ingevoerde tekst selecteren met de toetsen . Bewerk de geselecteerde regel door
op [Bewerken] te drukken. Het tekstinvoerscherm zal verschijnen met daarin de geselecteerde tekst.
Verzendinstellingen
OK
Onderwerp
Bestandsnaam
Inhoud
Sub: Schedule coordination meeting
Sub: Schedule coordination meeting
Material for planning meeting
Verzendinstellingen
OK
Onderwerp
Bestandsnaam
Inhoud
Invoer inhoud
Thank you for your continuous support. We have attached scanned data,
which you have requested.
Alles wissen
OK
Bewerken
Voorkeurselec.
5-42
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
7
Druk op [OK].
Bij het opslaan van vooraf opgestelde tekst voor het onderwerp en de bestandsnaam op de webpagina's kunnen tot 80
tekens worden ingevoerd.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instelling aantal weergegeven sleutels naam/onderwerp/inhoud
De instelling voor het aantal in één scherm weergegeven onderwerptoetsen en bestandnaamtoetsen kan gewijzigd worden
in 6, 12 of 18.
Sub: Schedule coordination meeting
Material for planning meeting
Thank you for your continuous support. We have attached sca
Verzendinstellingen
OK
Onderwerp
Bestandsnaam
Inhoud
5-43
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
DEZELFDE AFBEELDING NAAR MEERDERE
BESTEMMINGEN VERZENDEN
(Rondzendtransmissie)
Dezelfde afbeelding kan in één handeling naar meerdere bestemmingen van scan-, internetfax- en faxmodi worden
verzonden. Er kunnen tot 500 bestemmingen in één distributiebewerking worden geselecteerd.
Als u vaak afbeeldingen naar dezelfde groep bestemmingen rondzendt, is het handig om deze bestemmingen onder een
groeptoets op te slaan.
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de
invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Als het origineel afwijkt van de instelling van het formaat, stel
dan het formaat van het origineel in.
SCANFORMAAT ORIGINEEL EN VERZENDFORMAAT
OPGEVEN (pagina 5-51)
Originelen
Verzending
5-44
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
2
Geef de bestemming op.
(1) Druk op [Adresboek] in het basisscherm.
Zie "BASISSCHERM" (pagina 5-9) voor de toets
[Adresboek].
(2) Druk op de sneltoets van de gewenste
bestemming.
(3) Druk op de toets [Aan].
De bestemming is opgegeven.
(4) Herhaal stap (2) en (3) tot alle
bestemmingen zijn geselecteerd.
Voeg Cc- of Bcc-ontvangers toe door een ontvanger te selecteren en op de toets [Cc] of [Bcc] te drukken.
Indien "Volg adrestoets invoeren bij distributie-instel." is ingeschakeld in de systeeminstellingen (beheerder), druk
dan op de toets [Volgend Adres] voordat u de volgende bestemming opgeeft.
Sneltoetsen die u niet kunt gebruiken voor distributie zijn grijs weergegeven, zodat u ze niet kunt selecteren.
Als er een Scannen naar FTP (Hyperlink) adres is opgegeven voor een rondzending, wordt de hyperlink
e-mailverzending niet uitgevoerd.
Als u vaak afbeeldingen naar dezelfde groep bestemmingen rondzendt, is het handig om deze bestemmingen
onder een groeptoets op te slaan.
3
Druk op [Adresoverzicht].
4
Controleer de bestemmingen en druk op
[OK].
Als ook naar Cc- of Bcc-bestemmingen wordt verzonden, druk dan op de tab [Cc] of [Bcc] om deze bestemmingen te
controleren.
Een opgegeven bestemming annuleren
Druk op de sneltoets van de bestemming die u wilt annuleren. Er verschijnt een melding ter bevestiging van het
wissen. Druk op de toets [Ja].
GESELECTEERDE BESTEMMINGEN CONTROLEREN EN WISSEN (pagina 5-19)
AAA AAA
Aan Cc
III III
GGG GGG
EEE EEE
CCC CCC
HHH HHH
FFF FFF
DDD DDD
BBB BBB
1
2
5
15
10
Globaal
Adres Zoeken
Adresinvoer
Adres sorteren
Adresoverzicht
Voorwaarde-
Instellingen
JJJ JJJ
ABCD
Freq. EFGH IJKL MNOP QRSTU VWXYZ etc.
(3) (2)
Automat.Ontvangst
Faxgeheugen:100%
AAA AAA BBB BBB
Aan Cc
1
2
5
15
10
Globaal
Adres Zoeken
Adresinvoer
Adres sorteren
Adresoverzicht
Voorwaarde-
Instellingen
III III
GGG GGG
EEE EEE
CCC CCC
JJJ JJJ
HHH HHH
DDD DDD
FFF FFF
ABCD
Freq. EFGH IJKL MNOP QRSTU VWXYZ etc.
Automat.Ontvangst
Faxgeheugen:100%
Aan
001
003
005
007
009
011
002
004
006
008
010
012
Cc
1
2
Adresoverzicht
OK
AAA AAA
KKK KKK
MMM MMM
OOO OOO
QQQ QQQ
SSS SSS
BBB BBB
LLL LLL
NNN NNN
PPP PPP
RRR RRR
TTT TTT
5-45
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
5
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT].
Het scannen begint.
Als u de pagina's van het origineel in de documentinvoerlade hebt geplaatst, worden alle pagina's gescand.
Er klinkt een
pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
Als u het origineel op de glasplaat scant, moet u pagina voor pagina scannen. Als een pagina is gescand, vervang deze
dan door de volgende pagina en druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT]. Herhaal dit tot alle
pagina's zijn gescand en druk dan op [Lezen Klaar].
Er klinkt een pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
Als fax- of internetfaxbestemmingen deel uitmaken van een distributieopdracht, kunt u niet op de toets [STARTEN
KLEUR] drukken. Het scannen vindt plaats in Mono2 modus.
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ) om de bewerking te annuleren.
5-46
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
RONDZENDOPDRACHTEN WAARIN
INTERNETFAXBESTEMMINGEN ZIJN OPGENOMEN
Als een rondzendopdracht zowel bestemmingen voor de scanmodus als de Internetfaxmodus bevat, krijgen de
instellingen van de Internetfaxmodus voorrang (afdrukstand origineel en andere diverse instellingen). Houd bij het
uitvoeren van een rondzendopdracht van dit type rekening met onderstaande informatie.
Opnieuw verzenden naar rondzendbestemmingen
De resultaten van een uitgevoerde rondzendopdracht (distributie) kunnen worden gecontroleerd in het scherm opdrachtstatus.
Als de verzending naar een of enkele van deze adressen is mislukt, stuur de afbeelding dan nogmaals naar deze adressen.
Stand plaatsing origineel
De afdrukstand van Internetfax krijgt prioriteit. Als "Instelling Verzenden Draaiing" is
ingeschakeld in de systeeminstellingen (beheerder), wordt de afbeelding 90 graden
gedraaid. Daarom wordt de afbeelding soms niet in de juiste stand weergegeven.
Verzendformaat
Als de bestandsindeling staat ingesteld op [TIFF-S] in de functie Internetfax, is
verzending alleen mogelijk in staande A4 (8-1/2" x 11") formaat.
Belichting
De instellingen van Internetfax krijgen prioriteit.
Resolutie
Als de bestandsindeling staat ingesteld op [TIFF-S] in de modus Internetfax en er een hoge
resolutie is geselecteerd in de scanmodus, wordt de resolutie gewijzigd naar [200X200dpi].
Modus voor
bestandscompressie
De compressiemodus wordt gewijzigd naar de compressiemodus die is ingesteld bij
"Compressiemodus bij distributie" in de systeeminstellingen (beheerder).
Kleuren scannen
Het scannen wordt in uitgevoerd in Mono2 ongeacht de kleurenmodusinstelling.
Formaat scanbestand
Als u een rondzendtransmissie uitvoert met bestemmingen waarvoor in de systeeminstellingen
(beheerder) met "Instelling van maximum aantal verzenddata (E-Mail)" of "Maximumgrootte
van gegevensbijlagen (map FTP/Bureaublad/Netwerk)" een beperking is ingesteld voor de
bijlagegrootte, geldt deze limiet ook voor bestemmingen waarvoor geen limiet is ingesteld. (De
beperkinginstelling van Scannen naar E-mail of Internetfax krijgt prioriteit.)
1
Druk op de toets [OPDRACHT STATUS].
2
Roep het scherm uitgevoerde
opdrachten op.
(1) Druk op de tab van de modus die u wilt
weergeven.
(2) Druk op [Voltooid].
Als de rondzendopdracht naar bestemmingen van verschillende modi werd gezonden, wordt dezelfde toets voor de
rondzendopdracht in elk van deze modi weergegeven.
OPDRACHT STATU
S
Afdrukopdr.
Faxopdracht
Internetfax
Scan naar
Adres Tijd Inst.
Pagina
Status
Rondzenden0001 10:00 04/01 020/003 Verbinden
AAA AAA
BBB BBB
CCC CCC
DDD DDD
10:05 04/01 000/001
Wachten
10:22 04/01 000/004
Wachten
10:30 04/01 000/010
Wachten
10:33 04/01 000/010
Wachten
1
1
Voltooid
Details
Stop./Wis.
Opdr.Wachtr
Prioriteit
(1) (1) (2)
5-47
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
3
Details van de rondzendopdracht
weergeven.
(1) Druk op de toets van de voltooide
rondzendopdracht.
(2) Druk op [Details].
"Rondzendenxxxx" verschijnt als adres van de opdrachttoets voor de distributie. Het controlenummer voor de
opdracht dat in het aanraakscherm verscheen na afloop van het scannen, verschijnt in "xxxx".
4
Stuur de afbeelding nogmaals naar de
mislukte bestemmingen.
(1) Druk op de tab [Mislukt].
(2) Druk op [Nogmaals].
De procedure nadat de [Nogmaals]-toets is ingedrukt hangt af van het feit of er gebruik wordt gemaakt van de
functie Documentarchivering.
Zonder documentarchivering
U keert terug naar het basisscherm met de mislukte bestemmingen ingevoerd. Plaats het origineel en voer de
stappen van de rondzendopdracht uit.
Met documentarchivering
U keert terug naar het scherm voor het opnieuw verzenden van het documentarchief met de mislukte
bestemmingen ingevoerd. Voer de procedure voor het opnieuw verzenden van het documentarchief uit. (Het
origineel hoeft niet opnieuw te worden gescand.)
Als u tijdens stap (1) drukt op de tab [Alle Bestemm.], worden alle bestemmingen weergegeven. Door in het
verschenen scherm op [Nogmaals] te drukken, wordt opnieuw naar alle bestemmingen verzonden.
Rondzenden0001 10:00 04/01 010/003 NG000000
Rondzenden0002
Rondzenden0003
DDD DDD
10:05 04/01 001/001
Verzenden OK
10:22 04/01 004/004
Verzenden OK
10:30 04/01 010/010
Verzenden OK
1
1
Voltooid
Details
Oproep
Opdr.Wachtr
Afdrukopdr.
Faxopdracht
Internetfax
Scan naar
Adres Starttijd
Pagina
Status
(1) (2)
Details
OK
Nogmaals
Rondzenden0001
EEE EEE NG000000
NG000000FFF FFF
StarttijdAdres Status
10:01 04/01
10:10
002
010 04/01
1
1
Mislukt
Bestand
Alle Bestemm.
(1) (2)
5-48
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
INTERNETFAX VANUIT EEN PC
VERSTUREN (PC-I-Fax)
Een computerbestand kan via de machine als Internetfax worden verzonden (PC-I-Fax-functie). Internetfaxen worden
met de PC-I-Fax-functie op dezelfde manier verzonden als documenten worden afgedrukt. Selecteer het
stuurprogramma van de PC-Fax als stuurprogramma voor het afdrukken en selecteer dan de opdracht Afdrukken in de
softwaretoepassing. Beelddata voor verzending worden op dezelfde wijze gemaakt en verzonden als een Internetfax.
Raadpleeg Help voor PC-Fax stuurprogramma voor de procedures bij het gebruik van deze functie.
Om een internetfax te kunnen verzenden met de PC-I-Faxfunctie, moet de PC-Faxdriver zijn geïnstalleerd en vervolgens
zijn bijgewerkt met behulp van de CD-ROM die met de internetfaxuitbreidingskit is meegeleverd. Zie voor meer informatie
de Handleiding software-installatie.
Deze functie is alleen beschikbaar voor Windows® computers.
Deze functie kan alleen voor verzending worden gebruikt. Op de machine ontvangen Internetfaxen kunnen niet worden
ontvangen op een computer die op de machine is aangesloten.
Verzending
PC-I-Fax
5-49
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
WEERGAVE-INSTELLINGEN
Instellingen voor het scannen van het origineel worden in het basisscherm van elke modus geselecteerd. De huidige
status van elke instelling verschijnt rechts van de voor het selecteren van de instelling gebruikte toets.
(1) Toets [Origineel]
Druk op deze toets om scanformaat, verzendformaat en
richting van het origineel in te stellen en 2-zijdige
scaninstellingen te selecteren.
AUTOMATISCH BEIDE ZIJDEN VAN EEN
DUBBELZIJDIG ORIGINEEL SCANNEN 2-zijdig
(origineel) (pagina 5-50), SCANFORMAAT
ORIGINEEL EN VERZENDFORMAAT OPGEVEN
(pagina 5-51)
(2) Toets [Belichting]
Druk op deze toets om de belichting voor het scannen te
selecteren.
BELICHTING EN TYPE ORIGINEEL BEELD
WIJZIGEN (pagina 5-57)
(3) Toets [Resolutie]
Druk op deze toets om de resolutie voor het scannen te
selecteren.
RESOLUTIE WIJZIGEN (pagina 5-59)
(4) Toets [Best.Indeling]
Druk op deze toets om de indeling (bestandstype) van
het gescande beeldbestand te wijzigen.
BESTANDSINDELING WIJZIGEN (pagina 5-60)
(5) Toets [Kleurmodus]
Druk op deze toets om de kleurenmodus voor het
scannen te selecteren.
Deze toets wordt niet weergegeven in de
Internetfaxmodus.
KLEURENMODUS WIJZIGEN (pagina 5-64)
Auto
Auto
Bestand
Snelbestand
Adresoverzicht
Verzendinst.
Adresinvoer
Adresboek
USB-geh.scanFaxenInternetfax PC scan
Spec. Functies
Kleurmodus
Best.Indeling
Resolutie
Belichting
Origineel
Scannen:
Scannen
Zenden:
Text
200x200dpi
PDF
Auto/Grijstint
Mono
PDF
A4
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
5-50
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
AUTOMATISCH BEIDE ZIJDEN VAN EEN
DUBBELZIJDIG ORIGINEEL SCANNEN 2-zijdig
(origineel)
Met de automatische origineelinvoer kunt u automatisch beide zijden van een origineel scannen.
1
Selecteer de scanmodus en geef het scherm beeldinstellingen weer.
(1) Druk op de tab van de modus die u wilt gebruiken.
(2) Druk op [Origineel].
WEERGAVE-INSTELLINGEN (pagina 5-49)
2
Geef de inbindstijl van het 2-zijdig
origineel (boek of schrijfblok) en in welke
afdrukstand het origineel is geplaatst.
(1) Druk op de toets [2-Zijdig Boekje] of
[2-Zijdig Schr.Blok].
Een boekje of schrijfblok wordt als volgt ingebonden.
(2)
Druk op de juiste [Stand afbeelding]-toets.
Als u deze instelling onjuist opgeeft, wordt mogelijk geen
geschikte afbeelding verzonden.
(3) Druk op [OK].
Annuleer het dubbelzijdige scannen door op de gemarkeerde toets te drukken zodat de markering verdwijnt.
Nadat de verzending voltooid is, stopt het 2-zijdig scannen automatisch.
2-zijdig origineel Voor- en achterzijde worden gescand
Scantransmissie
Scannen/Origineel
OK
Auto
A4
Scanformaat
2-Zijdig
Schr.Blok
2-Zijdig
Boekje
Verzendformaat
100%
Stand afbeelding
(1) (2)
(3)
A
C
E
G
AB
EF
J
L
KL
Boekje Schrijfblok
5-51
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
SCANFORMAAT ORIGINEEL EN VERZENDFORMAAT
OPGEVEN
Bij plaatsing van het origineel verschijnen het formaat van het origineel en het verzendformaat in het basisscherm als
het origineelformaat en verzendformaat.
In het bovenstaande scherm is het scanformaat (het formaat van het origineel) A4 (8-1/2" x 11") en het verzendformaat
is auto. Is het scanformaat bijvoorbeeld A4 (8-1/2" x 11") en het verzendformaat B5 (5-1/2" x 8-1/2"), dan wordt de
afbeelding verkleind voor verzending.
Als het formaat van het door u geplaatste origineel afwijkt het vermelde formaat, geef dan het juiste formaat van het origineel op.
Het scanformaat van het origineel opgeven (via papierformaat) (pagina 5-52)
Het scanformaat van het origineel opgeven (met numerieke waarden) (pagina 5-53)
Systeeminstellingen (Beheerder): Stand. originele afmetingsins.
Stel dit in als u vaak een bepaald formaat origineel gebruikt. Het ingestelde formaat wordt weergegeven in de toets
[Origineel].
Wanneer deze instelling is geconfigureerd, hoeft u het origineelformaat niet telkens te veranderen.
Auto
Auto
Bestand
Snelbestand
Adresoverzicht
Verzendinst.
Adresinvoer
Adresboek
USB-geh.scanFaxenInternetfax PC scan
Spec. Functies
Kleurmodus
Best.Indeling
Resolutie
Belichting
Origineel
Scannen:
Scannen
Zenden:
Text
200x200dpi
PDF
Auto/Grijstint Mono
PDF
A4
A4 (8-1/2" x 11")
De afbeelding wordt voor
verzending verkleind naar B5
(5-1/2" x 8-1/2") vóór verzending
"Scanformaat"
"Verzendformaat"
staat ingesteld op
B5 (5-1/2" x 8-1/2")
Verzending
5-52
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
Het scanformaat van het origineel opgeven (via papierformaat)
Als het formaat van het geplaatste origineel afwijkt van het weergegeven formaat, of als u het formaat van het origineel
wilt veranderen, drukt u op de toets [Origineel] en voert u het formaat van het origineel rechtstreeks in. Plaats het
origineel in de lade van de automatische origineelinvoer of op de glasplaat en volg onderstaande stappen.
1
Selecteer de scanmodus en geef het scherm beeldinstellingen weer.
(1) Druk op de tab van de modus die u wilt gebruiken.
(2) Druk op [Origineel].
Het bij de systeeminstellingen ingestelde formaat van het origineel verschijnt rechts van de toets [Origineel].
WEERGAVE-INSTELLINGEN (pagina 5-49)
2
Druk op de toets [Scanformaat].
3
Geef het scanformaat op.
(1) Druk op de betreffende toets voor het
origineelformaat.
(2) Druk op [OK].
Druk op de toets [Lang Form.] indien u een lang origineel verstuurd. Gebruik de automatische origineelinvoer voor
het scannen van een lang origineel. De maximaal te scannen breedte bedraagt 500 mm (19-5/8") (de maximale
hoogte bedraagt 216mm (8-1/2")).
Geef inch-maten op als scanformaat door op de toets [AB Inch] te drukken om [Inch] te markeren en geef
vervolgens het scanformaat op.
4
Druk op [OK].
Indien [Lang Form.] is geselecteerd, kunnen de 2-zijdige scaninstelling en het verzendformaat niet worden gewijzigd.
Wanneer daarnaast alleen scanbestemmingen worden geselecteerd voor scanverzending of metadata verzending, vindt
scannen plaats in Mono2.
Scannen/Origineel
OK
Auto
A4
Scanformaat
2-Zijdig
Schr.Blok
2-Zijdig
Boekje
Verzendformaat
100%
Stand afbeelding
Scannen/Origineel
Lang Form.
OK
AB
Inch
Invoer formaat
216x330
A4
16K
216x340B5
216x343
A5
(2)(1)
Scannen/Origineel
OK
Auto
B5
Scanformaat
2-Zijdig
Schr.Blok
2-Zijdig
Boekje
Verzendformaat
100%
Stand afbeelding
5-53
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
Het scanformaat van het origineel opgeven (met numerieke waarden)
Als u een origineel scant dat geen standaardformaat heeft, zoals een kaart, volg dan deze stappen om het formaat van
het origineel op te geven.
1
Selecteer de scanmodus en geef het scherm beeldinstellingen weer.
(1) Druk op de tab van de modus die u wilt gebruiken.
(2) Druk op [Origineel].
Het bij de systeeminstellingen ingestelde formaat van het origineel verschijnt rechts van de toets [Origineel].
WEERGAVE-INSTELLINGEN (pagina 5-49)
2
Druk op de toets [Scanformaat].
3
Druk op de toets [Invoer formaat].
Scannen/Origineel
OK
Auto
A4
Scanformaat
2-Zijdig
Schr.Blok
2-Zijdig
Boekje
Verzendformaat
100%
Stand afbeelding
Scannen/Origineel
OK
Lang Form.
AB
Inch
Invoer formaat
216x330
A4
16K
216x340B5
216x343
A5
5-54
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
4
Voer het scanformaat (origineelformaat) in.
(1)
Voer de (horizontale) afmeting X van het origineel in.
Selecteer de getalsweergave X (breedte) en druk op [OK].
Er verschijnt een invoerscherm voor het getal. Voer de
breedte van het origineel met de cijfertoetsen in en kies
[OK] in het scherm voor het invoeren van het getal. Als de
glasplaat wordt gebruikt kan een getal van 25 mm t/m 297
mm (1" t/m 11-5/8") worden ingevoerd.
Als de automatische documentinvoereenheid wordt gebruikt kan
een getal van 89 mm t/m 356 mm (3-1/2" t/m 14") worden ingevoerd.
Als een getal van 139 mm (5-3/8") of minder wordt
ingevoerd bij het instellen voor 2-zijdig scannen, kan geen
origineel worden gescand.
Als de horizontale afmeting van het origineel minder dan
89 mm (3-1/2") is, gebruik dan de glasplaat.
(2)
Voer de (verticale) afmeting Y van het origineel in.
Selecteer de getalsweergave Y (hoogte) en druk op [OK].
Er verschijnt een invoerscherm voor het getal. Voer de
hoogte van het origineel met de cijfertoetsen in en kies
[OK] in het scherm voor het invoeren van het getal. Als de
glasplaat wordt gebruikt kan een getal van 25 mm t/m 216
mm (1" t/m 8-1/2") worden ingevoerd.
Als de automatische documentinvoereenheid wordt
gebruikt kan een getal van 100 mm t/m 216 mm (4" t/m
8-1/2") worden ingevoerd.
Als de verticale afmeting van het origineel minder dan
100 mm (4") is, gebruik dan de glasplaat.
(3) Druk op [OK].
Druk op [OK] naast [Annuleren] om de instelling te
voltooien en keer terug naar het scherm van stap 3.
Als tegelijkertijd een getal van 298 mm t/m 356 mm (11-3/4" t/m 14") voor de (horizontale) afmeting X en een getal van 25
mm t/m 99 mm (1" t/m 3-7/8") voor de (verticale) afmeting Y wordt ingevoerd, kan geen origineel worden gescand.
U kunt het getal ook met de toetsen wijzigen.
5
Druk op [OK].
Het opgegeven formaat wordt weergegeven op de toets
[Scanformaat].
Als het scanformaat wordt opgegeven als een getalswaarde, kan het verzendformaat niet worden opgegeven.
Bij gebruik van de automatische origineelinvoer kan een origineel dat langer is dan 297 mm (11-5/8") worden gescand
(maximum breedte 500 mm (19-5/8")). In dit geval drukt u op de toets [Lang Form.] in het scherm van stap 3.
Het scanformaat van het origineel opgeven (via papierformaat) (pagina 5-52)
Invoer Formaat
Scannen/Origineel
OK
OKAnnuleren
297
X
Y
210
(50 216)
mm
(50 356)
mm
(1), (2) (3)
X297 Y210
Scannen/Origineel
OK
Auto
Scanformaat
2-Zijdig
Schr.Blok
2-Zijdig
Boekje
Verzendformaat
Stand afbeelding
5-55
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
Het verzendformaat van de afbeelding opgeven
Geef het verzendformaat op als een papierformaat. Als het verzendformaat groter is dan het geselecteerde
scanformaat, wordt de afbeelding vergroot. Als het verzendformaat kleiner is dan het geselecteerde scanformaat, wordt
de afbeelding verkleind.
Het verzendformaat kan niet worden opgegeven als [Lang Form.] als scanformaat is geselecteerd of als het formaat in
getalswaarden is opgegeven.
Het verzendformaat kan niet worden opgegeven als [TIFF-S] is geselecteerd als indeling in internetfaxmodus. (Het
verzendformaat is vastgelegd op A4 (8-1/2" x 11") in liggende stand.)
1
Selecteer de scanmodus en geef het scherm beeldinstellingen weer.
(1) Druk op de tab van de modus die u wilt gebruiken.
(2) Druk op [Origineel].
WEERGAVE-INSTELLINGEN (pagina 5-49)
2
Druk op [Verzendformaat].
3
Geef het verzendformaat op.
(1) Druk op de toets voor het gewenste
verzendformaat.
(2) Druk op [OK].
Afhankelijk van het papierformaat dat u heeft opgegeven voor het "Scanformaat", zal het misschien niet mogelijk
zijn om bepaalde formaten te kiezen voor het "Verzendformaat". Toetsen voor formaten die niet kunnen worden
opgegeven voor het "Verzendformaat", worden grijs gemaakt, zodat ze niet geselecteerd kunnen worden.
Geef inch-maten op als verzendformaat door op de toets [AB Inch] te drukken om [Inch] te markeren en geef
vervolgens het verzendformaat op.
A4
Scannen/Origineel
OK
Auto
Scanformaat
2-Zijdig
Schr.Blok
2-Zijdig
Boekje
Verzendformaat
100%
Stand afbeelding
Auto
Scannen/Origineel
Handmatig
OK
AB
Inch
216x343
B4 216x340
A3B5
A4
8K16K
216x330
A5
(2)(1)
5-56
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
4
Geef op in welke afdrukstand het
origineel is geplaatst.
(1) Druk op de juiste [Stand afbeelding]-toets.
Als deze instelling onjuist is wanneer u een afbeelding
verzendt met een gewijzigde ratio, wordt mogelijk geen
geschikte afbeelding verzonden.
(2) Druk op [OK].
De ratio voor verkleining en vergroting van het origineel wordt weergegeven tussen "Scanformaat" en
"Verzendformaat".
Scannen/Origineel
OK
A3
A4
Scanformaat
2-Zijdig
Schr.Blok
2-Zijdig
Boekje
Verzendformaat
141%
Stand afbeelding
(1)
(2)
5-57
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
BELICHTING EN TYPE ORIGINEEL BEELD WIJZIGEN
Om optimaal te scannen kunt u de belichting en het type origineel beeld overeenkomstig het origineel instellen.
Raadpleeg de volgende tabellen om de juiste instellingen te kiezen.
Hoe selecteert u de belichting
Hoe selecteert u het type origineel beeld
(Scanmodus, USB-geheugenmodus, gegevensinvoermodus)
Belichting Toepassing
Auto
Bij deze instelling wordt de belichting automatisch aangepast aan lichtere en donkerde delen
van het origineel.
Handmatig
1-2 Selecteer deze instelling bij een origineel met donkere tekst.
3 Selecteer deze instelling voor een normaal origineel (niet licht en niet donker).
4-5 Selecteer deze instelling wanneer het origineel uit onduidelijke tekst bestaat.
Instelling Beschrijving
Auto Het type origineel beeld wordt automatisch passend bij het origineel geselecteerd.
Handmatig
Tekst/ Afged.
Foto
Deze functie biedt de beste balans voor het scannen van een origineel dat uit zowel tekst als
afgedrukte foto's bestaat, zoals een tijdschrift of catalogus.
Tekst/Foto
Deze functie biedt de beste balans voor het scannen van een origineel dat uit zowel tekst als
foto's bestaat, zoals een tekstdocument met een opgeplakte foto.
Tekst Gebruik deze functie voor normale tekstdocumenten.
Foto Gebruik deze functie voor het scannen van foto's.
Afgedrukte Foto
Deze functie is het beste voor het scannen van afgedrukte foto's, zoals foto's in een tijdschrift
of catalogus.
Map
Deze functie is het beste voor het scannen van kleurschaduwen en kleine details die vaak op
kaarten voorkomen.
1
Selecteer de scanmodus en geef het scherm belichtinginstellingen weer.
(1) Druk op de tab van de modus die u wilt gebruiken.
(2) Druk op [Belichting].
WEERGAVE-INSTELLINGEN (pagina 5-49)
2
Lees het weergegeven bericht en druk
op [OK].
Dit bericht verschijnt niet in USB-geheugenmodus of
Internetfaxmodus. Ga door met de volgende stap.
Bij een rondzendtransmissie met zowel bestemmingen voor scanmodus en Internetfax krijgen de
belichtingsinstellingen voor Internetfax voorrang.
Wanneer fax/I-faxadres is bijgesloten,
wordt de door fax-/I-fax/scannermodus
gedeelde belicht.inst. geselecteerd.
OK
5-58
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
3
Scanmodus, USB-geheugenmodus,
gegevensinvoermodus
Internetfaxmodus
Selecteer de belichting en het
origineelafbeeldingstype.
(1) Selecteer het origineelafbeeldingstype.
Druk op de toets origineelafbeeldingstype voor het
betreffende afbeeldingtype.
(2) Pas de belichting aan met de toetsen
.
De belichting wordt donkerder wanneer op de toets
wordt gedrukt, en lichter wanneer op de toets wordt
gedrukt.
(3) Druk op [OK].
(1) Druk op [Handmatig].
(2) Pas de belichting aan met de toetsen
.
De belichting wordt donkerder wanneer op de toets
wordt gedrukt, en lichter wanneer op de toets wordt
gedrukt.
(3) Druk op [OK].
In Internetfaxmode kan origineelafbeeldingstype en moiré-reductie niet gekozen worden.
Druk op het selectievakje [Moirè-reductie] zodat er een vinkje verschijnt om het optreden van strepen
(moiré-effect) te verminderen bij het scannen van drukwerk.
Bij gebruik van de glasplaat voor het scannen van meerdere originelen kan de instelling van de belichting telkens bij het
verwisselen van de pagina's worden gewijzigd. Bij gebruik van de automatische origineelinvoer kan de instelling van de
belichting niet meer worden gewijzigd nadat het scannen is begonnen. (Gebruikt u echter de speciale functie "Opdr.
samenst.", dan kan de belichting telkens wanneer u een nieuwe set originelen invoert worden gewijzigd.)
Systeeminstellingen (Beheerder): Standaard Belichtingsinstellingen
Hiermee wijzigt u de standaardinstelling voor de belichting.
Moiré-reductie
Scannen/Belichting
OK
Type Origineel Beeld
Tekst/
Afged.Foto
Tekst/Foto
Foto
Afgedrukte
Foto
Tekst
Map
Auto
Handmatig
3
1
5
(3)(2) (1)
Internetfax/Belichting
OK
Auto
Handmatig
3
1
5
(3)(2)(1)
5-59
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
RESOLUTIE WIJZIGEN
U kunt de resolutie-instelling selecteren.
1
Selecteer de scanmodus en geef het scherm beeldinstellingen weer.
(1) Druk op de tab van de modus die u wilt gebruiken.
(2) Druk op [Resolutie].
WEERGAVE-INSTELLINGEN (pagina 5-49)
2
Scanmodus, USB-geheugenmodus,
gegevensinvoermodus
Internetfaxmodus
Selecteer de resolutie.
(1) Druk op de toets van de gewenste resolutie.
(2) Druk op [OK].
In Internetfaxmodus kunt u de toets [Halftoon] indrukken om halftonen te selecteren (behalve wanneer [200X100dpi]
is geselecteerd). Als een origineel meerdere gradaties van licht en donker heeft, zoals bij een foto of kleurenillustratie,
levert halftoon een fraaier beeld op dan normale transmissie.
Scannen/Resolutie
OK
300x300dpi
200x200dpi
100x100dpi
400x400dpi
600x600dpi
(2)(1)
Internetfax/Resolutie
OK
200x400dpi
200x100dpi
200x200dpi
400x400dpi
600x600dpi
Halftoon
(2)(1)
5-60
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
Hoe selecteert u de resolutie
Bij originelen met normale tekst is een resolutie van 200X100dpi (200X100dpi in Internetfaxmodus) voldoende voor een
leesbare afbeelding. Bij foto's en illustraties levert een hogere resolutie (600X600dpi, etc.) een scherpe afbeelding op.
Een hoge resolutie levert een groter bestand op en als het bestand te groot is, is verzending wellicht niet mogelijk.
Beperk in dat geval het aantal gescande pagina's of neem andere maatregelen om de bestandsgrootte te beperken.
BESTANDSINDELING WIJZIGEN
Het verzendformaat van de afbeelding opgeven (pagina 5-55)
BESTANDSINDELING WIJZIGEN
De indeling wijzigen
(Scanmodus, USB-geheugenmodus, gegevensinvoermodus)
De bestandsindeling (bestandstype en compressiewijze/compressieverhouding) voor de verzending van een gescande
afbeelding kan op het tijdstip van verzending worden gewijzigd. Bovendien kunt u, als de gescande originelen zijn
gescheiden in aparte bestanden, het aantal pagina's per bestand wijzigen.
Als u de glasplaat gebruikt om meerdere pagina's van originelen te scannen, kan de resolutie-instelling worden aangepast
telkens wanneer u pagina's verandert. Bij gebruik van de automatische origineelinvoer kan de instelling van de resolutie
niet meer worden gewijzigd nadat het scannen is begonnen. (Gebruikt u echter de speciale functie "Opdr. samenst.", dan
kan de resolutie telkens wanneer u een nieuwe set originelen invoert worden gewijzigd.)
Indien [TIFF-S] voor de indeling in Internetfaxmodus is geselecteerd, kan alleen [200X100dpi] of [200X200dpi] worden
geselecteerd.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instelling Oorspronkelijke Resolutie
Hiermee wijzigt u de standaardinstelling voor de resolutie.
De bestandsindeling voor de verzending van een gescande afbeelding wordt opgegeven bij het opslaan van een
bestemming onder een sneltoets. U kunt de indeling echter op het tijdstip van verzending nog wijzigen.
1
Selecteer de scanmodus en geef het scherm beeldinstellingen weer.
(1) Druk op de tab van de modus die u wilt gebruiken.
(2) Druk op de toets [Best.Indeling].
WEERGAVE-INSTELLINGEN (pagina 5-49)
2
Lees het weergegeven bericht en druk
op [OK].
De melding verschijnt niet in USB-geheugenmodus. Ga door
met de volgende stap.
Selecteer een bestandsindeling om toe
te passen op alle scanbestemmingen.
OK
5-61
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
3
Stel de indeling in.
Scannen in Mono2
(1) Selecteer het bestandstype.
(2) Selecteer de compressiewijze.
Scannen in kleur/grijstinten
(1) Druk op de aangegeven toets om de modus
[Kleur/grs.] te selecteren.
Indien [Kleur/grs.] wordt gemarkeerd, is de modus
[Kleur/grs.] geselecteerd.
(2) Selecteer het bestandstype.
(3) Selecteer de Comp.factor
Een hoge compressie resulteert in een kleiner
bestandsformaat; de beeldkwaliteit gaat echter wel licht
achteruit.
De toets [Programma] verschijnt niet in USB-geheugenmodus.
Als dit scherm wordt weergegeven, verschijnt aanvankelijk het instelscherm van de modus [Z/W].
De indelinginstelling voor de modus [Z/W] is de bestandsindeling die wordt gebruikt als u op de toets [STARTEN
ZWART-WIT] drukt terwijl de Z/W-modus is ingesteld op [Mono2].
De indelinginstelling voor de modus [Kleur/grs.] is de bestandsindeling die wordt gebruikt als u op de toets
[STARTEN KLEUR] drukt, of op de toets [STARTEN ZWART-WIT] terwijl de Z/W-modus is ingesteld op
[Grijstinten].
Het bestandstype van de modus [Z/W] en het bestandstype van de modus [Kleur/grs.] zijn gekoppeld. Het
bestandstype kan niet voor elke modus apart worden ingesteld. (Wanneer [JPEG] is geselecteerd voor de modus
[Kleur/grs.], wordt [TIFF] automatisch geselecteerd voor de modus [Z/W].)
Scannen/Best.Indeling
OK
PDF
MMR (G4)
Z/W
TIFF
XPS
PDF versl.
Programma
Geen
MH (G3)
Kleur/grs.
Opgegeven pagina's
per bestand
Bestandstype
(1-99)
Compressiemodus
(1) (2)
Gemid. comp
Z/W
XPS
JPEG
Hoge comp
Kleur/grs.
Scannen/Best.Indeling
OK
PDF
TIFF
PDF versl.
Programma
Lage comp
Opgegeven pagina's
per bestand
Bestandstype
(1-99)
Comp.factor
(2) (3) (1)
5-62
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
4
Wijzig het aantal pagina's per bestand
door het aantal pagina's in te voeren en
sluit het instellen van de indeling.
(1) Druk op het selectievakje [Opgegeven
pagina's per bestand] zodat er een vinkje
verschijnt.
(2) Stel het aantal pagina's per bestand in met
de toetsen .
(3) Druk op [OK].
Als er geen vinkje verschijnt in het selectievakje [Opgegeven pagina's per bestand] , dan is er één bestand
gecreëerd voor alle gescande pagina's.
Als [Opgegeven pagina's per bestand] is geselecteerd, wordt er aan de gemaakte bestandsnamen een
opeenvolgend nummer toegevoegd.
Indien [JPEG] is geselecteerd als bestandstype, wordt er voor elke pagina een bestand gecreErd (er kan geen
bestand worden gemaakt voor meerdere pagina's). Daarom wordt het selectievakje [Opgegeven pagina's per
bestand] niet weergegeven.
Bij selectie van "PDF versl." verschijnt er een invoerscherm voor het wachtwoord als op de toets [START] wordt gedrukt om
het scannen en verzenden te starten.
Druk op de toets [Invoer] op het weergegeven scherm om het toetsenbordscherm weer te geven. Voer het wachtwoord in
(maximaal 32 tekens) en druk op [OK]. Het scannen en verzenden begint.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instelling Oorspronkelijke Bestandsindeling
Hiermee stelt u het standaard bestandstype in voor scannerverzending.
Gemid. comp
Z/W
XPS
JPEG
Hoge comp
Kleur/grs.
Scannen/Best.Indeling
OK
PDF
TIFF
PDF versl.
Programma
Lage comp
Opgegeven pagina's
per bestand
Bestandstype
(1-99)
Comp.factor
1
(3)
(1)
(2)
5-63
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
De indeling wijzigen (Internetfaxmodus)
De bestandsindeling voor het zenden van een Internetfax staat normaal gesproken ingesteld op [TIFF-F]. Als de
Internetfaxmachine op de bestemming de volledige modus niet ondersteunt (de machine ondersteunt slechts de
eenvoudige modus), volg dan de onderstaande stappen om [TIFF-S] te selecteren.
1
Schakel over naar de internetfaxmodus en geef het scherm indelingsinstellingen
weer.
(1) Druk op de tab [Internetfax].
(2) Druk op de toets [Best.Indeling].
WEERGAVE-INSTELLINGEN (pagina 5-49)
2
Selecteer de bestandsindeling.
(1) Druk op de toets van de gewenste indeling.
Als u [TIFF-F] selecteert, selecteert u de
compressiemodus.
(2) Druk op [OK].
Als [TIFF-S] is geselecteerd, gelden de volgende verzendbeperkingen:
Resolutie: De selecties zijn [200X100dpi] en [200X200dpi]. Indien [TIFF-S] wordt geselecteerd nadat [200X400dpi],
[400X400dpi] of [600X600dpi] is geselecteerd, wordt de resolutie automatisch gewijzigd naar
[200X200dpi].
Verzendformaa Altijd A4 (8-1/2" x 11") in liggende stand. Indien [TIFF-S] wordt geselecteerd na wijziging van het
verzendformaat, wordt het verzendformaat automatisch gewijzigd naar A4 (8-1/2" x 11") in liggende
stand. Indien een groter formaat dan A4 (8-1/2" x 11") wordt gescand, wordt het formaat automatisch
verkleind naar A4 (8-1/2" x 11") in liggende stand. Wanneer deze bestandsindeling wordt opgenomen in
een rondzendtransmissie, wordt de afbeelding naar alle bestemmingen verzonden op A4 (8-1/2" x 11"R)
in liggende stand.
Spec. Functies: Wanneer een ratio-instelling is geselecteerd en een origineelformaat is opgegeven, Kaart Formaat niet
gebruiken.
Systeeminstellingen (Beheerder): Compressie-instelling
Dit wordt gebruikt om de standaard compressiemodus voor Internetfaxverzending in te stellen.
Internetfax/Best.Indeling
OK
MMR (G4)
MH (G3)
Compressiemodus
TIFF-F
TIFF-S
Bestandstype
(2)(1)
5-64
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
KLEURENMODUS WIJZIGEN
Met deze procedure wordt de kleurenmodus waarmee het origineel wordt gescand gewijzigd wanneer op [STARTEN
KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT] wordt gedrukt.
Deze functie kan niet worden gebruikt in de modus Internetfax.
Starttoets Modus Scanmethode
Toets [STARTEN
KLEUR]
Automatisch
De machine neemt waar of een origineel in kleur of zwartwit is en
selecteert automatisch scannen in kleur of in zwartwit (Mono2 of
grijstinten).
Meerkleuren
Het origineel wordt gescand in kleur. Deze modus is ideaal voor originelen
in kleur, zoals een catalogus.
Toets [STARTEN
ZWART-WIT]
Mono
De kleuren van het origineel worden gescand in zwart of wit. Deze modus
is ideaal voor originelen met alleen tekst.
Grijstinten
De kleuren in het origineel worden gescand in zwart/wit in gradaties van
grijs (grijsschaal).
1
Selecteer de scanmodus en geef het scherm kleurmodusinstellingen weer.
(1) Druk op de tab van de modus die u wilt gebruiken.
(2) Druk op de toets [Kleurmodus].
WEERGAVE-INSTELLINGEN (pagina 5-49)
2
Selecteer de kleurenmodus.
(1) Druk op de te gebruiken modustoets
wanneer u op de toets [STARTEN KLEUR]
drukt.
U kunt selecteren of zwart-witscannen plaatsvindt in
Mono 2 of grijstinten wanneer [Automatisch] is
geselecteerd en u een zwart-witorigineel scant. Als de
bestandsindeling is ingesteld op JPEG zal er in grijstinten
worden gescand.
(2) Druk op de te gebruiken modustoets
wanneer u op de toets [STARTEN
ZWART-WIT] drukt.
(3) Druk op [OK].
Systeeminstellingen (Beheerder): Standaardinstellingen kleurmodus
De standaard kleurenmodus kan worden gewijzigd.
Systeeminstellingen (Beheerder): Wijzigen Z/W-instelling in automodus uitschakelen
De instelling voor het scannen van een zwart-witorigineel die wordt weergegeven wanneer [Automatisch] is geselecteerd
voor de kleurenmodus kan niet worden gekozen.
Scannen/Kleurmodus
OK
Mono
Grijstinten
Grijstinten
Mono
Automatisch
Meerkleuren
Kleurmodus
Z/W-modus
(2) (3)(1)
5-65
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
Dit gedeelte gaat over speciale functies die kunnen worden gebruikt voor de scanverzendmodus.
SPECIALE FUNCTIES
Het menuscherm voor speciale functies verschijnt als in het basisscherm de toets [Spec. Functies] wordt aangeraakt.
Het menu van speciale functies bestaat uit twee schermen. Wanneer [OK] wordt ingedrukt in het scherm speciale
functies, worden de geselecteerde instellingen ingevoerd en verschijnt het basisscherm opnieuw.
Internetfaxmodus (pagina 5-66)
Scanmodus, USB-geheugenmodus, gegevensinvoermodus
(1) Toets [Programma]*
1, 2
SCANBEWERKINGEN OPSLAAN (Programma's)
(pagina 5-67)
(2) Toets [Wissen]
WISSEN VAN SCHADUWRANDEN OP EEN
AFBEELDING (Wissen) (pagina 5-69)
(3) Toets [Timer]*
1
AFBEELDING OP EEN OPGEGEVEN TIJDSTIP
VERZENDEN (Timer verzending) (pagina 5-71)
(4) Toets [Kaart Formaat]
BEIDE ZIJDEN VAN EEN KAART OP ÉÉN PAGINA
SCANNEN (Kaart Formaat) (pagina 5-73)
(5) Toets [Opdracht Samenstel.]
VEEL ORIGINELEN INEENS SCANNEN (Opdr.
samenst.) (pagina 5-76)
(6) Toets [Langzame scanmodus]
SCANNEN VAN DUNNE ORIGINELEN (Langzame
scanmodus) (pagina 5-78)
(7) Toets [Bestand]*
1
Druk op deze toets om de functie Bestand van
documentarchivering te gebruiken.
(8) Toets [Snelbestand]*
1
Druk op deze toets om de functie Snelbestand van
documentarchivering te gebruiken.
(9) Toets [Scannen adreskaart]*
3
VISITEKAARTEN SCANNEN (Scannen adreskaart)
(pagina 5-80)
(10) Toets [Achtergrond-Onderdrukking]
FLETSE KLEUREN OP DE AFBEELDING OP
LATEN LICHTEN (Achtergrond-Onderdrukking)
(pagina 5-81)
*1
Verschijnt niet in USB-geheugenmodus.
*2 Verschijnt niet in gegevensinvoermodus.
*
3 Om deze functie te kunnen gebruiken moet de optionele toevoer visitekaarten zijn aangebracht en "Instelling
scannen adreskaart" moet zijn ingeschakeld in de systeeminstellingen (beheerder).
SPECIALE FUNCTIES
Scannen/Spec. Functies
Kaart Formaat
OK
Langzame
scanmodus
Snelbestand
Wissen
Bestand
Achtergrond-
Onderdrukking
Programma
Timer
Opdracht
Samenstel.
Scannen
adreskaart
(1) (2) (3)
(4) (5) (6)
(7) (8) (9)
(10)
5-66
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
Internetfaxmodus
De hieronder verklaarde toetsen kunnen alleen worden gebruikt in Internetfaxmodus. De andere toetsen zijn dezelfde
als die verklaard in "Scanmodus, USB-geheugenmodus, gegevensinvoermodus" (pagina 5-65).
(1) Toets [Transmissierapport]
VISITEKAARTEN SCANNEN (Scannen adreskaart)
(pagina 5-80)
De toets [OK] en de toets [Annuleren]
In sommige gevallen verschijnen er in de schermen voor speciale functies twee toetsen [OK] en één toets [Annuleren].
De toetsen worden op de volgende manier gebruikt:
(A) De geselecteerde instelling spec. functies invoeren en teruggaan naar het basisscherm.
(B) De geselecteerde instelling spec. functies invoeren en teruggaan naar het menuscherm voor speciale functies. Druk
op deze toets wanneer u nog andere instellingen van spec. functies wilt selecteren.
(C) Tijdens de selectie van instellingen spec. functies zorgt deze toets ervoor dat u terugkeert naar het menuscherm van
speciale functies zonder dat de instellingen worden opgeslagen. Wanneer de instellingen voltooid zijn, worden
hiermee de instellingen geannuleerd en keert u terug naar het menuscherm van speciale functies.
Transmissie
Rapport
Internetfax/Spec. Functies
Kaart Formaat
OK
Langzame
scanmodus
Snelbestand
Wissen
Opdracht
Samenstel.
Bestand
Programma
Timer
Scannen
adreskaart
(1)
U kunt speciale functies doorgaans combineren met andere speciale functies. Enkele combinaties zijn echter niet mogelijk.
Als u een niet-toegestane combinatie selecteert, verschijnt een boodschap op het aanraakscherm.
Scannen/Spec. Functies
Wissen
Zijkant wissen
Rand
Wissen
Rand
Annuleren
OK
OK
10
(0~20)
mm
(C)
(A)
(B)
5-67
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
SCANBEWERKINGEN OPSLAAN (Programma's)
Bestemming, instellingen voor een origineel en functies kunnen in een programma worden opgeslagen. Als u deze
instellingen wilt gebruiken om een afbelding te verzenden, kunnen zij gemakkelijk worden opgeroepen.
In het onderstaande voorbeeld moeten elke maand documenten van A4 (8-1/2" x 11") formaat naar een bestand worden
gescand en naar elk filiaal worden verzonden.
(1) Dezelfde documenten worden naar elk filiaal gestuurd
(2) Vegen op de randen van de documenten worden vóór verzending gewist
Indien geen werkprogramma is opgeslagen Indien een werkprogramma is opgeslagen
Voer het e-mailadres van elk filiaal in.
Selecteer de wis-instellingen.
Druk op [START].
De originelen worden gescand en verzonden.
Druk op een toets met een opgeslagen programma.
Druk op [START].
De originelen worden gescand en verzonden.
Het kost elke maand veel tijd om de documenten te verzenden
omdat bovenstaande instellingen moeten worden.
Bovendien kunnen er soms fouten worden gemaakt bij het selecteren
van de instellingen, zodat verkeerde verzendingen als resultaat.
Met behulp van een programma worden instellingen met een
simpele druk op de opgeslagen toets geselecteerd.
Bovendien vindt de verzending plaats volgens de opgeslagen
instellingen. Er is dus geen kans op fouten.
Programma's worden opgeslagen, bewerkt en gewist met "Adresbeheer" in de systeeminstellingen. Zie
"Programma" (pagina 7-19) in "7. SYSTEEMINSTELLINGEN".
U kunt programma's ook opslaan door middel van de webpagina's. Klik op [Werkprogramma's] en vervolgens op [Beeld
verzenden] in het webpaginamenu.
De in een programma opgeslagen instellingen worden vastgehouden, ook nadat het programma is gebruikt voor
verzending. Dezelfde instellingen kunnen herhaaldelijk worden gebruikt voor verzending.
De volgende instellingen kunnen in een programma worden opgeslagen.
Modus Beeld verzenden: Scannen, Internetfax
Bestemmingen
Weergave-instellingen: Scanformaat origineel, afdrukstand origineel, dubbelzijdig scannen, belichting, resolutie
Speciale functies: Wissen, Achtergrond-Onderdrukking, Opdracht Samenstel., Langzame scanmodus, Scannen
adreskaart
Er kunnen 48 programma's worden opgeslagen.
Er kunnen 500 bestemmingen in één programma worden opgeslagen.
Deze functie kan niet worden gebruikt in de USB-geheugenmodus of gegevensinvoermodus.
1
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de lade van de automatische origineelinvoer of op de glasplaat in overeenstemming met de functies die
in het programma zijn opgeslagen.
Als het origineel afwijkt van de instelling van het formaat, stel dan het formaat van het origineel in.
SCANFORMAAT ORIGINEEL EN VERZENDFORMAAT OPGEVEN (pagina 5-51)
5-68
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
2
Speciale functies selecteren.
(1) Druk op de toets [Spec. Functies].
(2) Druk op [Programma].
SPECIALE FUNCTIES (pagina 5-65)
3
Roep het opgeslagen programma op.
(1) Druk op de gewenste programmatoets.
(2) Druk op [OK].
4
Selecteer de aanvullende instellingen.
Bij gebruik van een programma kunnen de volgende
instellingen extra worden opgegeven:
Weergave-instellingen: scanformaat origineel*,
bestandindeling, kleurmodus
Verzendinstellingen
Speciale functies: Timer-verzending, Kaart Formaat,
Bestand, Snelbestand, Transmissie
Rapport, Scannen adreskaart
* Indien in dit programma opgeslagen, kan het niet extra
worden opgegeven.
Welk scherm verschijnt hangt af van de bestemming die is opgeslagen in het programma.
U kunt de modus hier niet wijzigen.
Functies die in het programma zijn opgeslagen kunnen hier niet worden geannuleerd.
5
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT].
Het scannen begint.
Als u de pagina's van het origineel in de documentinvoerlade hebt geplaatst, worden alle pagina's gescand. Er klinkt een
pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
Als u het origineel op de glasplaat scant, moet u pagina voor pagina scannen. Plaats het volgende origineel na afloop van
het scannen en druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT]. Herhaal dit tot alle pagina's zijn gescand
en druk dan op [Lezen Klaar]. Er klinkt een pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ) om de bewerking te annuleren.
Programma
Program 3
Program 1
Program 5
Program 7
Program 9
Program 11
Program 4
Program 2
Program 6
Program 8
Program 10
Program 12
1
2
OK
(1) (2)
Auto
Auto
Bestand
Snelbestand
Verzendinst.
USB-geh.scanFaxenInternetfax PC scan
Spec. Functies
Kleurmodus
Best.Indeling
Resolutie
Belichting
Origineel
Scannen:
Scannen
Zenden:
Text
200x200dpi
PDF
Auto/Grijstint Mono
PDF
Programma :Program 1
xxx@xx.xxx.com
Adresoverzicht
A4
5-69
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
WISSEN VAN SCHADUWRANDEN OP EEN
AFBEELDING (Wissen)
Deze wisfunctie wordt gebruikt om schaduwen op kopieën vanaf boeken of andere dikke originelen te wissen. (Deze functie neemt
geen schaduwen waar en zal alles uit het wisgedeelte verwijderen, inclusief schaduwen, tekst en afbeeldingen.)
Scannen van een dik boek
Wisfuncties
Hier vormen zich schaduwranden
Zonder de wisfunctie Met de wisfunctie
Schaduwranden op de
afbeelding.
Geen schaduwranden.
Schaduwranden van het origineel kunnen ook bij gebruik van de automatische origineelinvoer worden gewist.
Indien u de USB-geheugenmodus gebruikt, sluit het USB-geheugen dan op de machine aan voordat u onderstaande procedure uitvoert.
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Als het origineel afwijkt van de instelling van het formaat, stel dan het formaat van het origineel in.
SCANFORMAAT ORIGINEEL EN VERZENDFORMAAT OPGEVEN (pagina 5-51)
2
Geef de bestemming op.
BESTEMMINGEN INVOEREN (pagina 5-17)
Bij scannen naar USB-geheugen hoeft de bestemming niet te worden opgegeven. Ga naar stap 3.
3
Speciale functies selecteren.
(1) Druk op de tab van de modus die u wilt gebruiken.
(2) Druk op de toets [Spec. Functies].
(3) Druk op [Wissen].
SPECIALE FUNCTIES (pagina 5-65)
Rand Wissen
Zijkant wissen
5-70
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
4
Selecteer de wisinstellingen.
(1) Druk op de gewenste wisfunctie.
Selecteer een van de 2 wisfuncties.
Druk op de toets [Zijkant wissen] om het volgende scherm te openen.
Druk op het selectievakje aan van de rand die u wenst te
wissen en controleer of er een aankruisvakje ( ) verschijnt.
Als u tweezijdig scant, stel dan de te wissen rand in op de achterzijde.
Als u op de toets [Zelfde zijde als zijde 1] drukt, zal de
rand die in dezelfde positie ligt als op de voorzijde
worden gewist.
Als u op de toets [Andere zijde dan zijde 1] drukt, zal de
rand die in de tegenovergestelde positie ligt als op
gewiste rand op de voorzijde worden gewist.
Als u klaar bent met het invoeren van de instellingen, drukt
u op [OK].
(2) Stel de wisbreedte in met de toetsen .
0 mm tot 20 mm (0" tot 1") is het mogelijke bereik voor de waarden.
(3) Druk op [OK].
5
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT].
Het scannen begint.
Als u de pagina's van het origineel in de documentinvoerlade hebt geplaatst, worden alle pagina's gescand. Er klinkt een
pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
Als u het origineel op de glasplaat scant, moet u pagina voor pagina scannen. Als een pagina is gescand, vervang deze
dan door de volgende pagina en druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT]. Herhaal dit tot alle
pagina's zijn gescand en druk dan op [Lezen Klaar]. Er klinkt een pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
Betreft het een bestemming voor Internetfax, druk dan op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ) om de bewerking te annuleren.
Bij gebruik van de wisfunctie wordt het wissen uitgevoerd bij de randen van de originele afbeelding. Werkt u tevens met verkleinen
of vergroten, dan wordt de te wissen breedte in samenhang met de geselecteerde ratio aangepast. Als de wisbreedte bijvoorbeeld
20 mm (1") is en de afbeelding tot 50% wordt verkleind, wordt de wisbreedte met op 10 mm (1/2") verkleind.
Wisinstelling annuleren
Druk op de toets [Annuleren] in het scherm van stap 4.
Systeeminstellingen (Beheerder): Standaardbreedte Van Wisstrook Instellen
De standaardinstelling voor de wisbreedte is gekoppeld aan de systeeminstelling van de kopieerfunctie en kan variëren
0 mm tot 20 mm (0" tot 1"). De fabrieksinstelling is 10 mm (1/2").
Scannen/Spec. Functies
OK
Wissen
Rand
Wissen
Rand
OKAnnuleren
Zijkant wissen
10
(0~20)
mm
(2) (3)(1)
Andere zijde
dan zijde 1
Wissen
Omh
Wis positie voor
zijde 2 origineel
Zelfde zijde
als zijde 1
Annuleren
Zijkant wissen
Links
Rechts
Omlaag
OK
5-71
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
AFBEELDING OP EEN OPGEGEVEN
TIJDSTIP VERZENDEN (Timer verzending)
Met deze functie kunt u een tijdstip opgeven waarop een verzending of rondzendopdracht automatisch moet
plaatsvinden. Verzending begint automatisch op de opgegeven tijd.
Houd de stroomschakelaar in de "aan"-stand als er een timerverzending is opgeslagen. Als de stroomschakelaar op het
opgegeven tijdstip in de "uit"-stand staat, vindt er geen verzending plaats.
Bij het uitvoeren van een timerverzending moet u het origineel scannen naar het geheugen bij het instellen van de
verzending. U kunt het document niet in de automatische origineelinvoer of op de glasplaat achterlaten en het pas laten
scannen op het moment van verzending.
Instellingen voor een timerverzending (belichting, resolutie, speciale functies enz.) worden na afloop van de verzending
automatisch gewist. (Gebruikt u echter de functie documentarchivering, dan worden de gescande originelen en
instellingen opgeslagen op de ingebouwde harde schijf.)
Deze functie kan niet worden gebruikt in de USB-geheugenmodus.
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Als het origineel afwijkt van de instelling van het formaat, stel dan het formaat van het origineel in.
SCANFORMAAT ORIGINEEL EN VERZENDFORMAAT OPGEVEN (pagina 5-51)
2
Geef de bestemming op.
BESTEMMINGEN INVOEREN (pagina 5-17)
3
Speciale functies selecteren.
(1) Druk op de tab van de modus die u wilt gebruiken.
(2) Druk op de toets [Spec. Functies].
(3) Druk op [Timer].
SPECIALE FUNCTIES (pagina 5-65)
Stel een verzending
in voor 20.00 uur
Om 20.00 uur begint de
verzending automatisch
5-72
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
4
Stel de tijd in met de toetsen .
(1) Geef de dag op.
Wilt u geen dag opgeven, selecteer dan [---]. In dat geval
begint de verzending zodra de bij (2) opgegeven tijd
aanbreekt.
(2) Geef de tijd op (uur, minuut)
Selecteer de tijd in 24-uursindeling.
Het is ook mogelijk om direct op een cijferweergavetoets
te drukken om de instelling met de cijfertoetsen te
wijzigen.
(3) Druk op [OK].
Als dit scherm wordt geopend, geeft de instelling de huidige tijd aan. Is de tijd niet correct, druk dan op [ALLES WISSEN]
( ) om de bewerking te annuleren. Corrigeer de tijd in de systeeminstellingen en voer dan de procedure voor de
timerverzending uit.
DATUM EN TIJD CONTROLEREN (pagina 5-5)
5
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT].
Het scannen begint.
Als u de pagina's van het origineel in de documentinvoerlade hebt geplaatst, worden alle pagina's gescand. Er klinkt een
pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
Als u het origineel op de glasplaat scant, moet u pagina voor pagina scannen. Plaats het volgende origineel na afloop van
het scannen en druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT]. Herhaal dit tot alle pagina's zijn gescand
en druk dan op [Lezen Klaar]. Er klinkt een pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
Betreft het een bestemming voor Internetfax, druk dan op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Het origineel wordt gescand naar het geheugen. Het origineel kan niet op het opgegeven tijdstip worden gescand.
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ) om de bewerking te annuleren.
De tijd kan uiterlijk een week van tevoren worden ingesteld.
Er kunnen tot 94 timerverzendingen ineens worden opgeslagen.
Als er nog een verzending wordt uitgevoerd op het opgegeven tijdstip, begint de timerverzending zodra die verzending is
voltooid.
Andere verzendingen kunnen gewoon worden uitgevoerd als er een timerverzending is opgeslagen.
Een timerverzending kan in het opdrachtstatusscherm worden gewist.
Als een timerverzending in het opdrachtstatusscherm prioriteit krijgt, wordt de opgegeven tijd geannuleerd. De verzending
wordt uitgevoerd zodra de opdracht in uitvoering is voltooid.
PRIORITEIT TOEKENNEN AAN EEN SCANVERZENDOPDRACHT (pagina 5-92)
Een timer verzending annuleren...
Druk op de toets [Annuleren] in het scherm van stap 4.
Scannen/Spec. Functies
OK
10 00
Timer
Tijd
Dag van de week
uu. mm.
OKAnnuleren
(1) (2) (3)
5-73
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
BEIDE ZIJDEN VAN EEN KAART OP ÉÉN
PAGINA SCANNEN (Kaart Formaat)
Met deze functie kunt u de voor- en achterkant van een kaart verzenden als één pagina. U hoeft dan niet elke zijde
afzonderlijk te verzenden.
Bij gebruik van kaart formaat moet het origineel op de glasplaat worden geplaatst.
Indien u de USB-geheugenmodus gebruikt, sluit het USB-geheugen dan op de machine aan voordat u onderstaande
procedure uitvoert.
1
Plaats het origineel met de voorzijde
naar onderen op de glasplaat.
2
Geef de bestemming op.
BESTEMMINGEN INVOEREN (pagina 5-17)
Bij scannen naar USB-geheugen hoeft de bestemming niet te worden opgegeven. Ga naar stap 3.
3
Speciale functies selecteren.
(1) Druk op de tab van de modus die u wilt gebruiken.
(2) Druk op de toets [Spec. Functies].
(3) Druk op de toets [Kaart Formaat].
SPECIALE FUNCTIES (pagina 5-65)
Verzending
Voorzijde
Achterzijde
Gescande afbeelding
Originelen
5-74
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
4
Geef het formaat van het origineel op.
(1) Voer het formaat van het origineel in.
Druk op de cijferweergavetoets voor X (breedte) en
voer de breedte in.
Druk op de cijferweergavetoets voor Y (hoogte) en voer
de hoogte in.
(A) Druk op [Formaat Herstellen] om het origineelformaat
weer op het standaardformaat in te stellen.
(B) Druk op [Passend om te zenden] om de afbeelding
automatisch te verkleinen of vergroten tot het
verzendformaat. Als u het origineel wilt scannen
volgens het ingestelde origineelformaat, hoeft u niet
op de toets te drukken.
(2) Druk op [OK].
U kunt het getal ook met de toetsen wijzigen.
Het verzendformaat wordt automatisch geselecteerd op basis van het ingevoerde formaat origineel.
Nadat u Kaart Formaat hebt geselecteerd, kunt u de toets [Origineel] in het basisscherm indrukken om het
scanformaat van het origineel of het verzendformaat te wijzigen. In dit geval verschijnt het scherm van deze stap als
u de toets scanformaat indrukt. Raadpleeg "Het verzendformaat van de afbeelding opgeven" (pagina 5-55) voor de
procedure voor het instellen van het verzendformaat.
5
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT] om de voorzijde
van de kaart te scannen.
Betreft het een bestemming voor Internetfax, druk dan op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ) om de bewerking te annuleren.
6
Draai de kaart om en druk op [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT] om
de achterzijde van de kaart te scannen.
Gebruik voor de voor- en achterzijde dezelfde [START] toets.
Voordat u de achterkant van de kaart scant, kunt u op de toets [Configureren] drukken in het aanraakscherm om de
belichting te wijzigen.
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ) om de bewerking te annuleren.
Scannen/Spec. Functies
OK
X
Kaart Formaat
OK
Annuleren
Passend om
te zenden
Formaat
Herstellen
(25~210)
mm
(25~210)
mm
86
54
Y
(2)(B)(1)
(A)
X
Y
5-75
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
7
Druk op [Lezen Klaar].
Als u doorgaat met het scannen van extra kaarten, kunt u op de toets [Configureren] drukken om belichting, resolutie,
scanformaat en verzendformaat te wijzigen.
De ratio kan niet worden opgegeven en "Instelling Verzenden Draaiing" kan niet worden geselecteerd.
Kaart Formaat annuleren...
Druk op de toets [Annuleren] in het scherm van stap 4.
Lezen KlaarConfigureren
Plaats volgend origineel. (P.x)
Druk op [Start].
Druk op [Lezen klaar] indien gereed.
5-76
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
VEEL ORIGINELEN INEENS SCANNEN
(Opdr. samenst.)
Met deze functie kunt u een zending die bestaat uit een groot aantal originelen opsplitsen in sets, elke set scannen met
behulp van de automatische origineelinvoer en alle pagina's versturen en één enkele verzending. Gebruik deze functie
als u meer originelen wilt scannen dan het maximum aantal vellen dat in één keer in de automatische origineelinvoer
kan worden geplaatst.
Als u in sets verdeelde originelen scant, scan dan eerst de set die de eerste pagina bevat. De instellingen die u voor de
eerste set kiest kunnen worden gebruikt voor de overige sets.
U kunt maximaal 999 pagina's scannen. Denk eraan dat wanneer het geheugen wordt gebruikt voor andere opdrachten, u
minder pagina's kunnen scannen.
Indien u de USB-geheugenmodus gebruikt, sluit het USB-geheugen dan op de machine aan voordat u onderstaande
procedure uitvoert.
1
Steek de originelen met de voorzijde
naar boven in de lade van de
origineelinvoer.
Steek de originelen helemaal in de lade van de origineelinvoer.
In de origineelinvoerlade kunnen meerdere originelen worden
geplaatst. De stapel originelen mag niet hoger zijn dan de
indicatiestreep op de lade.
Als het origineel afwijkt van de instelling van het formaat, stel
dan het formaat van het origineel in.
SCANFORMAAT ORIGINEEL EN VERZENDFORMAAT
OPGEVEN (pagina 5-51)
2
Geef de bestemming op.
BESTEMMINGEN INVOEREN (pagina 5-17)
Bij scannen naar USB-geheugen hoeft de bestemming niet te worden opgegeven. Ga naar stap 3.
3
Speciale functies selecteren.
(1) Druk op de tab van de modus die u wilt gebruiken.
(2) Druk op de toets [Spec. Functies].
SPECIALE FUNCTIES (pagina 5-65)
1
101
1
1
Originelen
Originelen worden
in aparte sets
gescand
Verzending
Markeerstreep
5-77
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
4
Selecteer de modus opdracht
samenstellen.
(1) Druk op [Opdracht Samenstel.] zodat de
toets wordt gemarkeerd.
(2) Druk op [OK].
5
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT] om de eerste set
originelen te scannen.
Betreft het een bestemming voor Internetfax, druk dan op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ) om de bewerking te annuleren.
6
Breng de volgende set originelen in en druk op de toets [STARTEN KLEUR] of
[STARTEN ZWART-WIT].
Druk op de [START] toets die u hebt gebruikt in stap 5.
Herhaal dit tot alle originelen zijn gescand.
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ) om de bewerking te annuleren. Alle gescande data wordt gewist.
7
Druk op [Lezen Klaar].
Als er gedurende één minuut geen actie wordt ondernomen nadat het bevestigingsscherm is verschenen, wordt het
scannen automatisch gestopt en wordt de verzending gereserveerd.
De toets [Configureren] kan worden ingedrukt om belichting, resolutie, scanformaat en verzendformaat voor elke gescande
pagina van de originelen te wijzigen.
Als het geheugen tijdens het scannen vol raakt, verschijnt een bericht en wordt de verzending geannuleerd.
De functie opdracht samenstellen annuleren
Druk op [Opdracht Samenstel.] in het scherm van stap 4 zodat de toets wordt gemarkeerd.
Opdracht
Samenstel.
Scannen/Spec. Functies
Kaart Formaat
OK
Langzame
scanmodus
Scannen
adreskaart
Wissen
Bestand
Transmissie
rapport
Programma
Timer
Snelbestand
(1)
(2)
Lezen KlaarConfigureren
Plaats volgend origineel. (P.x)
Druk op [Start].
Druk op [Lezen klaar] indien gereed.
5-78
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
SCANNEN VAN DUNNE ORIGINELEN
(Langzame scanmodus)
Druk op deze toets wanneer u dunne originelen wilt scannen met behulp van de automatische documentinvoerlade.
Deze functie helpt voorkomen dat dunne originelen in het apparaat vastlopen.
Indien u de USB-geheugenmodus gebruikt, sluit het USB-geheugen dan op de machine aan voordat u onderstaande
procedure uitvoert.
1
Steek de originelen met de voorzijde naar
boven in de lade van de origineelinvoer.
Stel de origineelgeleiders voorzichtig af.
Als het origineel afwijkt van de instelling van het formaat, stel
dan het formaat van het origineel in.
SCANFORMAAT ORIGINEEL EN VERZENDFORMAAT
OPGEVEN (pagina 5-51)
Als de originelen met teveel kracht worden ingebracht, kunnen ze kreuken en vastlopen.
2
Geef de bestemming op.
BESTEMMINGEN INVOEREN (pagina 5-17)
Bij scannen naar USB-geheugen hoeft de bestemming niet te worden opgegeven. Ga naar stap 3.
3
Speciale functies selecteren.
(1) Druk op de tab van de modus die u wilt gebruiken.
(2) Druk op de toets [Spec. Functies].
SPECIALE FUNCTIES (pagina 5-65)
D
C
B
A
D
C
B
A
5-79
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
4
Selecteer de langzame scanmodus.
(1) Druk op [Langzame scanmodus] zodat de
toets wordt gemarkeerd.
(2) Druk op [OK].
5
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT].
Het scannen begint. Er klinkt een pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
Betreft het een bestemming voor Internetfax, druk dan op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ) om de bewerking te annuleren.
Bij selectie van deze functie kan niet automatisch 2-zijdig worden gescand.
De Langzame scanmodus annuleren...
Druk op [Langzame scanmodus] in het scherm van stap 4 zodat de toets wordt gemarkeerd.
Systeeminstellingen (Beheerder): Invoermodus origineel
Hiermee wordt altijd op langzame snelheid gescand.
Scannen/Spec. Functies
OK
Kaart Formaat
Langzame
scanmodus
Scannen
adreskaart
Wissen
Bestand
Transmissie
rapport
Programma
Timer
Snelbestand
Opdracht
Samenstel.
(1)
(2)
5-80
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
VISITEKAARTEN SCANNEN
(Scannen adreskaart)
Er kunnen meerdere visitekaartjes tegelijk worden gescand en verzonden.
Om deze functie te kunnen gebruiken moet de toevoer visitekaarten zijn aangebracht op de automatische
documentinvoer en "Instelling scannen adreskaart" moet zijn ingeschakeld in de systeeminstellingen (beheerder). Zie
"TOEVOER VISITEKAARTEN" in "VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT" (pagina 1-41).
1
Plaats de visitekaarten.
2
Geef de bestemming op.
BESTEMMINGEN INVOEREN (pagina 5-17)
3
Speciale functies selecteren.
(1) Druk op de tab van de modus die u wilt gebruiken.
(2) Druk op de toets [Spec. Functies].
(3) Druk op [Scannen adreskaart].
Lees het weergegeven bericht en druk dan op [OK].
SPECIALE FUNCTIES (pagina 5-65)
4
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT].
Het scannen begint. Er klinkt een pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ) om de bewerking te annuleren.
Deze functie kan niet worden gebruikt als het scanformaat in numerieke waarden is opgegeven.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instelling scannen adreskaart
Geef op of u de functie Scannen adreskaart wilt gebruiken.
5-81
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
FLETSE KLEUREN OP DE AFBEELDING OP
LATEN LICHTEN
(Achtergrond-Onderdrukking)
Met deze functie worden lichte achtergronden onderdrukt.
Deze functie kan niet worden gebruikt in de modus Internetfax.
Indien u de USB-geheugenmodus gebruikt, sluit het USB-geheugen dan op de machine aan voordat u onderstaande
procedure uitvoert.
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Als het origineel afwijkt van de instelling van het formaat, stel dan het formaat van het origineel in.
SCANFORMAAT ORIGINEEL EN VERZENDFORMAAT OPGEVEN (pagina 5-51)
2
Geef de bestemming op.
BESTEMMINGEN INVOEREN (pagina 5-17)
Bij scannen naar USB-geheugen hoeft de bestemming niet te worden opgegeven. Ga naar stap 3.
3
Speciale functies selecteren.
(1) Druk op de tab van de modus die u wilt gebruiken.
(2) Druk op de toets [Spec. Functies].
(3) Druk op [Achtergrond-Onderdrukking].
Lees het weergegeven bericht en druk dan op [OK].
SPECIALE FUNCTIES (pagina 5-65)
De helderheid waarbij
onderdrukking wordt
uitgevoerd, kan worden
aangepast.
Niveau [+]
Niveau [-]
5-82
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
4
Selecteer de instelling voor
achtergrond-onderdrukking.
(1) Pas het niveau van
achtergrond-onderdrukking aan.
Druk op de toets [+] om alleen lichte achtergronden te
onderdrukken.
Druk op de toets [-] om lichte tot donkere achtergronden
te onderdrukken.
(2) Druk op [OK].
5
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT].
Het scannen begint.
Als u de pagina's van het origineel in de documentinvoerlade hebt geplaatst, worden alle pagina's gescand. Er klinkt een
pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
Als u het origineel op de glasplaat scant, moet u pagina voor pagina scannen. Plaats het volgende origineel na afloop van
het scannen en druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT]. Herhaal dit tot alle pagina's zijn gescand
en druk dan op [Lezen Klaar]. Er klinkt een pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
Als de kleurenmodus van de toets [STARTEN ZWART-WIT] is ingesteld op [Mono], werkt de functie achtergrond
onderdrukken niet als op de toets [STARTEN ZWART-WIT] wordt gedrukt.
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ) om de bewerking te annuleren.
De instelling achtergrond-onderdrukking annuleren
Druk op de toets [Annuleren] in het scherm van stap 4.
Scannen/Spec. Functies
OK
Achtergrond-Onderdrukking
Lichte gebieden van het origineel kunnen
worden onderdrukt als achtergrond
OKAnnuleren
1
3
(1) (2)
5-83
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
AFDRUKINSTELLINGEN VOOR HET
TRANSMISSIERAPPORT WIJZIGEN
(Transmissierapport)
Er wordt automatisch een rapport afgedrukt om u te waarschuwen wanneer een Internetfaxtransmissie mislukt of er een
rondzendopdracht wordt uitgevoerd. In het transmissierapport staat een beschrijving van de verzending (datum,
starttijd, naam andere partij, vereiste tijd, aantal pagina's, status, enz.).
INFORMATIE IN DE STATUSKOLOM (pagina 5-93)
Transmissierapporten worden op basis van ingestelde voorwaarden in de systeeminstellingen afgedrukt, u kunt echter
wel tijdelijk andere voorwaarden voor een transmissie selecteren. Volg onderstaande stappen om de
afdrukvoorwaarden voor het transmissierapport op het moment van verzenden te wijzigen.
Deze functie kan niet worden gebruikt in scanmodus, USB-geheugenmodus of gegevensinvoermodus.
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Als het origineel afwijkt van de instelling van het formaat, stel dan het formaat van het origineel in.
SCANFORMAAT ORIGINEEL EN VERZENDFORMAAT OPGEVEN (pagina 5-51)
2
Geef de bestemming op.
BESTEMMINGEN INVOEREN (pagina 5-17)
3
Speciale functies selecteren.
(1) Druk op de tab [Internetfax].
(2) Druk op de toets [Spec. Functies].
(3) Druk op [Transmissierapport].
SPECIALE FUNCTIES (pagina 5-65)
4
Selecteer afdrukvoorwaarden.
(1) Selecteer de afdrukvoorwaarden.
(2) Druk op [OK].
De afdrukvoorwaarden voor een transmissierapport zijn de volgende:
"Altijd Afdrukken":Of een verzending nu slaagt of mislukt, er wordt altijd een transmissierapport afgedrukt.
"Afdrukken bij fouten":Wanneer een verzending mislukt, wordt er een transmissierapport afgedrukt.
"Niet afdrukken":Geen transmissierapport afdrukken.
Als het selectievakje [Beeld Van Origineel Afdrukken] wordt geselecteerd, wordt een deel van het verzonden
origineel opgenomen in het transmissierapport.
Internetfax/Spec. Functies
OK
Transmissierapport
Beeld Van Origineel Afdrukken
OKAnnuleren
Altijd Afdrukken
Afdrukken bij
fouten
Niet afdrukken
(1) (2)
5-84
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
5
Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Het scannen begint.
Als u de pagina's van het origineel in de documentinvoerlade hebt geplaatst, worden alle pagina's gescand. Er klinkt een
pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
Als u het origineel op de glasplaat scant, moet u pagina voor pagina scannen. Wanneer het scannen voltooid is, plaats dan
het volgende origineel en druk op de toets [ZWART/WIT START]. Herhaal dit tot alle pagina's zijn gescand en druk dan op
[Lezen Klaar]. Er klinkt een pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ) om de bewerking te annuleren.
Voor rondzendtransmissies gelden wijzigingen in de afdrukvoorwaarden van het transmissierapport voor alle bestemmingen.
Als u de instelling voor het transmissierapport wilt annuleren...
Druk op de toets [Annuleren] in het scherm van stap 4.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instelling Afdrukken Transactierapport
Hiermee worden de afdrukvoorwaarden voor afdruktransacties ingesteld.
De standaard fabrieksinstelling is .
Enkele Verzending:Volledig Rapport Afdrukken/ /Geen Afgedrukt Rapport
Distribueren: /Alleen Foutrapport Afdrukken/Geen Afgedrukt Rapport
Ontvangen: Volledig Rapport Afdrukken/Alleen Foutrapport Afdrukken
Systeeminstellingen (Beheerder): Origineel afdrukken op transactierapport
Hiermee wordt een deel van het verzonden origineel op het transmissierapport afgedrukt.
Alleen Foutrapport Afdrukken
Volledig Rapport Afdrukken
Geen Afgedrukt Rapport
5-85
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
In dit gedeelte leggen we uit hoe u de status van gereserveerde (ingeplande) verzendopdrachten en ontvangen
internetfaxen kunt controleren.
OPDRACHTSTATUSSCHERM
Het scherm opdrachtstatus verschijnt wanneer u op de toets [OPDRACHT STATUS] op het bedieningspaneel drukt. Het
opdrachtstatusscherm geeft de status van opdrachten per modus weer. Als u op de toets [OPDRACHT STATUS] drukt,
wordt het opdrachtstatusscherm weergegeven van de modus die u gebruikte voordat u op de toets drukte.
Gereserveerde verzendingen en ontvangen Internetfaxen worden hier beschouwd als opdrachten oftewel taken.
Voorbeeld: Drukken op de tab in scanmodus
STATUS VAN
VERZEND/ONTVANGSTOPDRACHTEN
CONTROLEREN
Het opdrachtstatusscherm bevindt zich onderaan aan de linkerkant van het aanraakscherm. U kunt op het
opdrachtstatusscherm drukken om het opdrachtstatusscherm te openen.
Afdrukopdr.
Faxopdracht
Internetfax
Scan naar
Adres Tijd Inst.
Pagina
Status
Rondzenden00011
2
3
4
10:00 04/01 020/003 Verbinden
AAA AAA
BBB BBB
CCC CCC
10:05 04/01 000/001
Wachten
10:22 04/01 000/004
Wachten
10:30 04/01 000/010
Wachten
1
1
Voltooid
Details
Stop./Wis.
Opdr.Wachtr
Prioriteit
OPDRACHT STATUS
Verzenden
Auto
Auto
Bestand
Snelbestand
Verzendinst.
Adresinvoer
Adresboek
USB-geh.scanFaxenInternetfax PC scan
Spec. Functies
Kleurmodus
Best.Indeling
Resolutie
Belichting
Origineel
Scannen:
Scannen
Zenden:
Text
200x200dpi
PDF
Auto/Grijstint Mono
PDF
Adresoverzicht
A4
5-86
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
SCHERM OPDRACHTWACHTRIJ EN SCHERM
UITGEVOERDE OPDRACHTEN
Het opdrachtstatusscherm bestaat uit twee schermen: het scherm opdrachtwachtrij waarin gereserveerde opdrachten
en de opdracht in uitvoering worden weergegeven, en het scherm uitgevoerde opdrachten. Wissel tussen de twee
schermen door op onderstaande selectietoets (2) van het opdrachtstatusscherm te drukken.
Scherm Opdrachtwachtrij Scherm Voltooid
(1) Moduswijzigingstabs
Gebruik deze tabs om de schermmodus te wisselen.
(2) Selectietoets van opdrachtstatusscherm
Druk op deze toets om te wisselen tussen het scherm
opdrachtwachtrij en het scherm uitgevoerde opdrachten.
(3) [Details] toets in het scherm opdrachtwachtrij
Hiermee wordt gedetailleerde informatie over
rondzendopdrachten en de status van opdrachten
getoond. Selecteer de toets van de gewenste opdracht in
het scherm opdrachtwachtrij (6) en druk op [Details].
(4) Toets [Prioriteit]
Druk op deze toets om prioriteit te verlenen aan de
geselecteerde opdracht.
PRIORITEIT TOEKENNEN AAN EEN
SCANVERZENDOPDRACHT (pagina 5-92)
(5) Toets [Stop./Wis.]
Druk op deze toets om een geselecteerde opdracht te
stoppen of wissen.
STOPPEN VAN EEN SCANOPDRACHT DIE
WORDT VERZONDEN OF WACHT OP
VERZENDING (pagina 5-91)
(6) Scherm Opdrachtwachtrij
Opdrachten worden weergegeven als toetsen op
volgorde van reservering. Elke toets toont informatie over
de opdracht en de huidige status.
Weergave opdrachttoetsen (pagina 5-87)
(7) Toets [Details] in het scherm uitgevoerde opdrachten
Hiermee krijgt u gedetailleerde informatie over de
resultaten van voltooide rondzendopdrachten en
opdrachten die zijn uitgevoerd met de functie
documentarchivering. Selecteer de toets van de
gewenste opdracht in het scherm uitgevoerde
opdrachten (9) en druk op [Details].
UITGEVOERDE OPDRACHTEN CONTROLEREN
(pagina 5-90)
(8) Toets [Oproep]
Druk op deze toets om een verzend- of ontvangopdracht
die is opgeslagen met de functie documentarchivering op
te roepen en te gebruiken.
(9) Scherm uitgevoerde opdrachten
Dit scherm geeft maximaal 99 uitgevoerde verzend- of
ontvangstopdrachten weer voor elke modus. Er wordt
een opdrachtbeschrijving en resultaat (de status)
weergegeven.
Een rondzendtransmissie wordt als toets weergegeven.
Distribueren00011
2
3
4
10:00 04/01 020/003 Verbinden
AAA AAA
BBB BBB
CCC CCC
10:05 04/01 000/001
Wachten
10:22 04/01 000/004
Wachten
10:30 04/01 000/010
Wachten
Rondzenden0001
10:00 04/01 010/003 NG000000
Rondzenden0002
Rondzenden0003
DDD DDD
10:05 04/01 001/001
Verzenden OK
10:22 04/01 004/004
Verzenden OK
10:30 04/01 010/010
Verzenden OK
Voltooid
Details
Oproep
Opdr.Wachtr
Afdrukopdr.
Faxopdracht
Internetfax
Scan naar
Adres Tijd Inst.
Pagina
Status
1
1
Voltooid
Details
Stop./Wis.
Opdr.Wachtr
Afdrukopdr.
Faxopdracht
Internetfax
Scan naar
Adres Starttijd
Pagina
Status
1
1
Prioriteit
(1) (1)
(6)
(9)
(2)
(3)
(4)
(5)
(2)
(7)
(8)
5-87
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
Weergave opdrachttoetsen
Op de toetsen voor de opdrachtwachtrij en uitgevoerde opdrachten op het opdrachtstatusscherm wordt de volgende
informatie weergegeven.
Direct SMTP-informatie wordt ook in internetfax verzend/ontvangstinformatie opgenomen.
(1) Geeft het nummer (de positie) aan van de opdracht in
de wachtrij.
Als de momenteel verzonden opdracht is voltooid, schuift
de opdracht een positie omhoog in de wachtrij.
Het nummer verschijnt niet op de toetsen van het scherm
met uitgevoerde opdrachten.
(2) Moduspictogram
Dit geeft het type opdracht aan. In het scherm voor
voltooide opdrachten verschijnt naast het pictogram een
kleurenbalk die aangeeft of de taak werd uitgevoerd in
kleur of zwart-wit. (Het kleurenbalkpictogram verschijnt
niet in de toets van een opdracht waarbij
documentarchivering is gebruikt of in de toets van een
geannuleerde verzend/ontvangstopdracht.)
(3) Naam van communicatiepartner (adres)
Voor een verzending, naam en adres van de bestemming.
Voor een ontvangst, adres van de afzender.
Bij een distributieverzending wordt "Distribueren" samen
met een distributiecontrolenummer (4 cijfers)
weergegeven.
(4) Tijd van reservering/Starttijd
In het scherm opdrachtwachtrij, de datum en tijd waarop
de opdracht werd gereserveerd. In het scherm
uitgevoerde opdrachten, de datum en tijd waarop de
opdracht werd gestart.
(5) Aantal pagina's
Geeft het aantal verzonden pagina's/totaal aantal
pagina's originelen aan.
(6) Status
Geeft de opdrachtstatus weer.
Opdracht in uitvoering
Opdracht die wacht op uitvoering
AAA AAA
10:22
04/01
000/004
Wachten
3
(4)
(2)(1) (3)
(5) (6)
Pictogram Opdrachttype
Scannen naar E-mail
Scannen naar FTP
Scannen naar netwerkmap
Scannen naar desktop
Verzending Internetfax
Ontvangst Internetfax
Verzending PC-I-Fax
Distributieverzending of inkomende
routing
Metadataverzending
Weergave Status
"Verbinden" Verbinden met de bestemming.
"Verzenden" Verzenden van data.
"Ontvangen" Ontvangst van een Internetfax.
"Gestopt" De opdracht is gestopt.
"Fout" Tijdens het uitvoeren van de
opdracht heeft zich een fout
voorgedaan.
Weergave Status
"Wachten" Opdracht wacht op uitvoering.
"Herhaalmodus"
Opdracht wordt nogmaals
uitgevoerd vanwege een
communicatiefout of ander
probleem.
"Wacht
Rapp."
Er is een Internetfax verzonden
waarvoor een ontvangstrapport is
aangevraagd, en de machine
wacht op het ontvangstrapport.
Weergave
van datum en
tijd
Timerverzendopdrsacht (de
opgegeven tijd wordt
weergegeven)
5-88
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
Uitgevoerde opdracht
Weergave Status
"Verzenden
OK"
Verzending is voltooid.
"In
Geheugen"
Er is een Internetfax ontvangen
maar nog niet afgedrukt.
"Ontvangen" Een ontvangen internetfax is
afgedrukt of verwijderd van het
scherm afbeeldingscontrole.
"Doorstuur
OK"
Een ontvangen Internetfax is
doorgestuurd.
"Gestopt" De opdracht werd gestopt.
"Aantal
succesvolle
verzendbe-
stemmingen/
totaal aantal
bestemmin-
gen OK"
Voltooiing van een
distributieverzending of inkomende
routing bewerking.
Indien verzending van 3
bestemmingen uit een totaal van 5
succesvol is verlopen, verschijnt
"003/005 OK".
"Geen
antwrd."
Er is een fout opgetreden omdat er
geen antwoord kwam van de
bestemming.
"OK-rapport" Er was een ontvangstrapport
gevraagd voor een verzending, de
verzending is normaal verlopen en
het ontvangstrapport is ontvangen
van de bestemming.
"Foutrapport" Er was een ontvangstrapport
gevraagd voor een verzending, de
verzending is echter niet correct
verlopen en er is een rapport
ontvangen dat de verzending is
mislukt.
"Geen Rapp." U hebt een e-mail afgedrukt zonder
bijlage en afdrukken was dus niet
mogelijk.
"Ontvangen" Er is een e-mail ontvangen, maar
het bijgesloten bestand was geen
TIFF-F-bestand of er was geen
bijgesloten bestand, afdrukken was
daarom niet mogelijk.
"Geweigerd" Er werd een Internetfax gezonden
door een geblokkeerde afzender.
"NGxxxxxx" De verzending/ontvangst faalde
omdat er een communicatiefout is
opgetreden (er verschijnt een
6-cijferige foutcode in xxxxxx).
"Fout" Tijdens het uitvoeren van de
opdracht heeft zich een fout
voorgedaan.
5-89
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
VOORTGANG WANNEER EEN OPDRACHT UIT DE
WACHTRIJ IS UITGEVOERD
Een normale verzendopdracht die wordt voltooid gaat over naar het scherm uitgevoerde opdrachten en in de
statuskolom verschijnt "Verzenden OK".
Ontvangen Internetfaxen, timerverzendopdrachten en doorstuuropdrachten worden in het scherm opdrachtstatus op de
hieronder beschreven wijze afgehandeld.
Internetfax-ontvangsttaken
Als er een Internetfax wordt ontvangen, verschijnt "Ontvangen".
Als de ontvangst is voltooid, gaat de taak over naar het scherm uitgevoerde opdrachten en verschijnt "In Geheugen".
Als het afdrukken is voltooid, wijzigt de status in "Afgedrukt"en is de opdracht voltooid.
Timerverzendopdrachten
Een timerverzendopdracht verschijnt onder in de wachtrij tot de aangegeven tijd is bereikt.
Op de aangegeven tijd wordt de opdracht uitgevoerd. Als er nog een andere opdracht in uitvoering is, wordt de
timeropdracht gestart zodra de andere opdracht is voltooid.
Internetfax-verzendopdrachten waarvoor een ontvangstrapport is
gevraagd
Na uitvoering van een Internetfax-verzendopdracht (uitgezonderd Direct SMTP-opdrachten) waarvoor een
ontvangstrapport is aangevraagd, wordt de opdracht stand-by onder in het scherm opdrachtwachtrij geplaatst. In de
statuskolom verschijnt "Wacht Rapp.". Als het rapport wordt ontvangen van de bestemming, of als het rapport niet
binnen de time-outtijd wordt ontvangen, gaat de opdracht over naar het scherm uitgevoerde opdrachten.
Ontvangsttaken met "Instelling voor inkomende routing" ingeschakeld
Als "Instelling voor inkomende routing" zijn ingeschakeld, worden ontvangsttaken als volgt afgehandeld, afhankelijk van
de afdrukinstelling.
ONTVANGEN INTERNETFAXEN NAAR EEN NETWERKADRES DOORSTUREN (Instelling voor inkomende routing) (pagina
5-99)
Ontvangen internetfax wordt niet afgedrukt
Tijdens de ontvangst van de internetfax verschijnt "Ontvangen". Als de ontvangst is voltooid, gaat de taak over naar
de opdrachtwachtrij van het scherm opdrachtstatus van de scanmodus.
Ontvangen internetfax wordt afgedrukt
Als de ontvangst is voltooid, gaat de taak over naar het scherm uitgevoerde opdrachten en verschijnt "In Geheugen".
Als het afdrukken is voltooid, wijzigt de status in "Afgedrukt"en is de opdracht voltooid. Bovendien wordt de opdracht
toegevoegd aan het eind van de wachtrij van het opdrachtstatusscherm van de scanfunctie. Wanneer het doorsturen
van ontvangen internetfaxen is voltooid, verschijnt "Doorstuur OK".
5-90
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
UITGEVOERDE OPDRACHTEN CONTROLEREN
U kunt een lijst controleren met bestemmingen, de bestemmingen waarvan de verzending is mislukt, en andere
uitgebreide informatie over voltooide rondzendopdrachten en opdrachten die zijn uitgevoerd met de functie
documentarchivering. Druk op de toets van de opdracht waarover u informatie wilt weergeven in het scherm uitgevoerde
opdrachten en druk op de toets [Details]. Het scherm met opdrachtdetails verschijnt (zie hieronder).
De naam van de opdracht wordt boven in het scherm met opdrachtdetails weergegeven.
Bekijk details van de opdracht door op een van de tabs te drukken. Op de tabs wordt de volgende informatie
weergegeven.
* Opnieuw bellen is niet mogelijk bij een distributieverzending waarin een adres voor Scannen naar FTP, Scannen naar
netwerkmap, of Scannen naar desktop is inbegrepen.
Tabnaam Weergegeven informatie
Bestand Toont informatie over een verzending/ontvangst met de functie documentarchivering.
Druk op de toets [Oproep] om het bestand op te roepen en te gebruiken.
Mislukt Toont informatie over adressen waarvoor communicatie is mislukt.
Adres: Adresnaam of nummer
Starttijd: Tijd waarop de communicatie begon
Status: Beschrijving van de storing (fout)
Met [Nogmaals] kunt u proberen de verzending opnieuw naar dat adres te sturen.*
Alle Bestemm. Toont alle adressen die zijn opgegeven voor de opdracht.
Adres: Adresnaam of nummer
Starttijd: Tijd waarop de communicatie begon
Status: Resultaat communicatie
Met [Nogmaals] kunt u de verzending opnieuw naar alle adressen sturen.*
Details
OK
Nogmaals
Rondzenden0001
EEE EEE NG000000
NG000000FFF FFF
StarttijdAdres Status
10:01 04/01
10:10
002
010 04/01
1
1
Mislukt
Bestand
Alle Bestemm.
5-91
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
STOPPEN VAN EEN SCANOPDRACHT DIE
WORDT VERZONDEN OF WACHT OP
VERZENDING
Volg onderstaande stappen om een opdracht te stoppen die momenteel wordt verzonden of op verzending wacht.
1
Druk op de toets [OPDRACHT STATUS].
2
Selecteer de opdracht die u wilt stoppen.
(1) Druk op de modustab van de opdracht die
moet worden gestopt.
(2) Druk op de toets van de opdracht die moet
worden gestopt.
(3) Druk op [Stop./Wis.].
3
Druk op de toets [Ja].
Als u de geselecteerde opdracht niet wilt stoppen
Druk op [Nee].
Het afdrukken van een ontvangen Internetfax kan niet worden gestopt.
OPDRACHT STATU
S
Rondzenden1
2
4
10:00 04/01 020/003 Verbinden
AAA AAA
CCC CCC
10:05 04/01 000/001
Wachten
10:30 04/01 000/010
Wachten
Prioriteit
3
BBB BBB
10:22 04/01 000/004
Wachten
Afdrukopdr.
Faxopdracht
Internetfax
Scan naar
Adres Tijd Inst.
Pagina
Status
1
1
Voltooid
Details
Stop./Wis.
Opdr.Wachtr
(3)
(1) (1)
(2)
Ja
Nee
De opdracht wissen?
CCC CCC 10:31 04/01
5-92
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
PRIORITEIT TOEKENNEN AAN EEN
SCANVERZENDOPDRACHT
Als er meerdere opdrachten wachten op verzending, worden de opdrachten normaal gesproken op volgorde van
reservering verzonden. Mocht het nodig zijn om een opdracht voorrang te verlenen boven andere opdrachten, ga dan
als volgt te werk.
1
Druk op de toets [OPDRACHT STATUS].
2
Selecteer de opdracht die u prioriteit wilt
geven.
(1) Druk op de modustab van de opdracht die
prioriteit moet krijgen.
(2) Druk op de toets van de opdracht die
prioriteit moet krijgen.
(3) Druk op [Prioriteit].
De geselecteerde opdracht schuift op naar de eerste
positie volgend op de opdracht in uitvoering. De opdracht
wordt uitgevoerd zodra de opdracht in uitvoering is
voltooid.
OPDRACHT STATU
S
Rondzenden1
2
4
10:00 04/01 020/003 Verbinden
AAA AAA
CCC CCC
10:05 04/01 000/001
Wachten
10:30 04/01 000/010
Wachten
Prioriteit
3
BBB BBB
10:22 04/01 000/004
Wachten
Afdrukopdr.
Faxopdracht
Internetfax
Scan naar
Adres Tijd Inst.
Pagina
Status
1
1
Voltooid
Details
Stop./Wis.
Opdr.Wachtr
(2) (3)
(1) (1)
5-93
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
ACTIVITEITENLOGBOEK VAN
INTERNETFAX CONTROLEREN
(Activiteitenrapport Beeld Verzenden)
ACTIVITEITENRAPPORT BEELD VERZENDEN
U kunt de machine een logboek laten afdrukken van recente beeldverzendingsactiviteiten (datum, naam, naam andere
partij, vereiste tijd, resultaat, enz.). Het Activiteitenrapport Beeld Verzenden bevat nuttige informatie over bijvoorbeeld
het soort fouten dat zich voordoet.
De laatste 200 transacties worden in het rapport opgenomen.
U kunt zorgen dat het Activiteitenrapport Beeld Verzenden telkens bij het bereiken van een aantal van 201 transacties
wordt afgedrukt, of op een aangegeven tijdstip (slechts eenmaal per dag).
INFORMATIE IN DE STATUSKOLOM
Foutsoorten en andere informatie worden afgedrukt in de statuskolom van transmissie- en activiteitsrapporten. Als er een transmissie-
of activiteitsrapport is afgedrukt, controleer de resultaten van de transactie dan in de statuskolom en neem desgewenst maatregelen.
Voorbeelden van berichten die in de statuskolom worden afgedrukt
De inhoud van het Activiteitenrapport Beeld Verzenden wordt gewist als het rapport is afgedrukt, en kan dus niet opnieuw worden afgedrukt.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instelling Afdrukken Activiteitenrapport
Hiermee worden de afdrukvoorwaarden voor activiteitsrapporten ingesteld. De standaard fabrieksinstelling is niet afdrukken.
U kunt zorgen dat het Activiteitenrapport Beeld Verzenden telkens bij het bereiken van 201 transacties wordt afgedrukt, of op
een aangegeven tijdstip (slechts eenmaal per dag).
Bericht Uitleg
OK De transactie is normaal verlopen.
OK-RAPPORT Er was een ontvangstrapport gevraagd voor een verzending, de verzending is normaal verlopen
en het ontvangstrapport is ontvangen van de bestemming.
ANNULEREN
Een verzending is tijdens de uitvoering gestopt, of een gereserveerde verzendopdracht werd geannuleerd.
GEHEUGEN VOL Het geheugen is vol geraakt tijdens de ontvangst.
GEWEIGERD Er werd een Internetfax gezonden door een geblokkeerde afzender.
FOUTRAPPORT Er was een ontvangstrapport gevraagd voor een verzending, de verzending is echter niet correct
verlopen en er is een rapport ontvangen dat de verzending is mislukt.
GEEN RAPP.
Er was een ontvangstrapport gevraagd voor een verzending, er is echter geen rapport ontvangen binnen de time-outtijd.
LIMIET Transmissie was niet mogelijk omdat het bestandsformaat de limietinstelling van de machine voor
het bestandsformaat overschreed.
ONTVANGEN Er is een e-mail ontvangen, maar het bijgesloten bestand was geen TIFF-F-bestand of er was
geen bijgesloten bestand, afdrukken was daarom niet mogelijk.
FOUT xx (xxxx) De transactie is wegens een communicatiefout mislukt.
Eerste twee cijfers van communicatiefoutnummer: Foutcode van 00 tot 99.
Laatste vier cijfers van communicatiefoutnummer: Code voor gebruik door onderhoudstechnici.
5-94
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
Dit gedeelte legt de basisprocedures uit voor het ontvangen van internetfaxberichten.
INTERNETFAX ONTVANGEN
De functie Internetfax legt regelmatig* contact met de mailserver (POP3-server) en controleert of er al dan niet faxen via
internet zijn ontvangen. Als er faxberichten zijn ontvangen, worden de faxen automatisch opgeroepen en afgedrukt.
*De standaardinstelling is eens per vijf minuten.
INTERNETFAX ONTVANGSTFUNCTIES
Houd de stroomschakelaar in de "aan"-stand als er 's nachts faxen worden ontvangen.
1
Internetfaxen worden automatisch
ontvangen.
Er klinkt een pieptoon wanneer de ontvangst klaar is.
2
Die Internetfaxnachrichten werden
automatisch ausgedruckt.
Als het papier uit de machine op is of er is geen papier meer dat overeenkomt met het formaat van de ontvangen fax,
verschijnt er een melding in het aanraakscherm. Volgt de instructies in de melding om het juiste papierformaat te laden.
Systeeminstellingen: Faxdata Ontv/ Doorsturen (pagina 7-20)
Als er niet kan worden afgedrukt omdat het papier of de toner van de machine is opgeraakt, kunnen Internetfaxen naar
een eerder opgeslagen Internetfaxmachine worden doorgestuurd.
Systeeminstellingen (Beheerder): I-Fax Standaardinstellingen
Deze instellingen worden gebruikt om te selecteren hoe ontvangen faxen worden afgehandeld als de toets [AAN] ( ) "uit" staat (de
stroomschakelaar is "aan"), het volume van de pieptoon na afloop van de ontvangst en of e-mailberichten al dan niet afgedrukt worden.
Systeeminstellingen (Beheerder): I-Fax Ontvangstinstellingen
U kunt instellingen met betrekking tot internetfaxontvangst configureren, zoals de interval voor het controleren van
ontvangen faxen, duplexontvangst, automatisch verkleinen en het opslaan van toegestane/afgewezen
ontvangstadressen.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instelling toestaan/weigeren van mail of domeinnaam
Deze instelling wordt gebruikt om faxontvangst van opgeslagen adressen en domeinen te blokkeren of te accepteren.
Systeeminstellingen (Beheerder): Afdruk ontvangstdatum en -tijd
Selecteer hiermee of de datum en tijd van ontvangst moeten worden toegevoegd bij het afdrukken van een ontvangen afbeelding.
Pieptoon
5-95
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
HANDMATIG INTERNETFAXEN ONTVANGEN
Als u de interval voor het controleren op ontvangen faxen wat te lang vindt en u direct wilt controleren, kunt u de
ontvangst handmatig starten.
Druk op de toets [Handmatige i-faxontvangst] om de verbinding te maken met de mailserver en ontvangen faxen op te
roepen.
Als geen POP3-serverinstellingen zijn geconfigureerd op de webpagina's, wordt de toets [Handmatige i-faxontvangst] grijs
weergegeven zodat u deze niet kunt selecteren.
Systeeminstellingen: Faxdata Ontv/ Doorsturen (pagina 7-20)
Deze functie wordt gebruikt om de toets [Handmatige i-faxontvangst] te verbergen die in het basisscherm van de modus
Internetfax wordt weergegeven. Als de toets [Handmatige i-faxontvangst] verborgen is, wordt handmatige ontvangst
geactiveerd door de toets [Start Ontvangst] op het scherm dat verschijnt in te drukken als "Faxgegevens Ontv/Doorsturen" –
"I-Faxinstellingen" wordt geselecteerd.
Auto
Auto
Bestand
Snelbestand
Handmatige
i-faxontvangst
Verzendinst.
Adresinvoer
Adresboek
USB-geh.scanFaxenInternetfax PC scan
Spec. Functies
Best.Indeling
Resolutie
Belichting
Origineel
Scannen:
Scannen
Zenden:
200x100dpi
TIFF-F
Adresoverzicht
A4
5-96
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
EEN FAX MET WACHTWOORDBEVEILIGING
AFDRUKKEN (Instelling vasthouden
ontvangen afdrukgegevens)
De optie "Instelling vasthouden ontvangen afdrukgegevens" in de systeeminstellingen (beheerder) kan worden
ingeschakeld om faxen in het geheugen te ontvangen zonder ze af te drukken. Om faxen af te drukken moet een
wachtwoord worden ingevoerd. Als deze functie is ingeschakeld, verschijnt een invoerscherm voor het wachtwoord in
het aanraakscherm wanneer een Internetfax wordt ontvangen.
Zodra het eerder ingestelde 4-cijferige wachtwoord is ingevoerd met de cijfertoetsen, begint het afdrukken.
Het wachtwoordscherm kan met [Annuleren] worden afgesloten. De toets data in geheugen ( ) blijft echter wel
knipperen in het aanraakscherm. Het invoerscherm voor het wachtwoord verschijnt opnieuw als u op de knipperende
toets ( ) drukt of van modus wisselt.
Wanneer "Instelling beeldcontrole ontvangen data" in de systeeminstellingen (beheerder) is ingeschakeld, kan een
wachtwoord worden ingevoerd om het scherm met de lijst ontvangstgegevens weer te geven. Als u een afbeelding wilt
controleren voor het afdrukken, vervolg dan met stap 2 op de volgende pagina.
De ontvangen faxen worden in het geheugen vastgehouden ongeacht of ze automatisch of handmatig zijn ontvangen.
Als "Faxdata Ontv/Doorsturen" in de systeeminstellingen wordt geactiveerd om ontvangen faxberichten naar een andere
machine door te sturen, zullen faxberichten die in het geheugen bewaard zijn, ook worden doorgestuurd. Op dat moment
verschijnt hetzelfde wachtwoordinvoerscherm als voor het afdrukken. Er wordt niet doorgestuurd voordat het wachtwoord
is ingevoerd.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instelling vasthouden ontvangen afdrukgegevens
Schakel deze instelling in om faxen te ontvangen in het geheugen zonder deze af te drukken. Via deze instelling kunt u ook
het wachtwoord programmeren dat moet worden ingevoerd om de faxen af te drukken.
Annuleren
Ontvangen gegevens opgeslagen.
Voer wachtwoord in met 10-cijf. tb.
5-97
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
DE AFBEELDING VOOR HET AFDRUKKEN
CONTROLEREN
Wanneer "Instelling beeldcontrole ontvangen data" in de systeeminstellingen (beheerder) is ingeschakeld, kunt u een
ontvangen afbeelding in het aanraakscherm controleren voordat u hem afdrukt. Als deze functie is ingeschakeld, volg
dan onderstaande stappen om een ontvangen afbeelding af te drukken.
* De standaard fabrieksinstelling is uitgeschakeld.
1
Als een afbeelding wordt ontvangen, verschijnt
een bevestigingsvraag. Druk op de toets [Ja].
Als dit bericht verschijnt terwijl u bezig bent met het configureren van de
instellingen van een bepaald type en u drukt op de toets [Ja], worden de
instellingen die u aan het configureren bent geannuleerd. Als dit bericht
in een andere modus verschijnt, keert u na het controleren van de
afbeelding terug naar het basisscherm van de verzendmodus.
2
Selecteer de ontvangen afbeelding
(1) Druk op de toets van het ontvangen
afbeedling die u wilt controleren.
Er kunnen meerdere ontvangen afbeeldingen worden
gecontroleerd.
(2) Druk op de toets [Beeldcontrole].
Druk op de toets [Miniatuur] om miniaturen van de
ontvangen afbeeldingen te tonen.
Wis een geselecteerde afbeelding door op de toets
[Wissen] te drukken. Print een geselecteerde
afbeelding door op de toets [Afdrukken] te drukken.
3
Controleer de ontvangen afbeelding en
druk dan op de toets [Afdrukken].
Het afdrukken begint.
Zie voor meer informatie over het scherm afbeeldingscontrole,
"SCHERM AFBEELDINGSCONTROLE" (pagina 5-98).
Als het scherm van stap 1 verschijnt terwijl u bezig bent met het configureren van de instellingen van een functie in de
instelschermen, worden de geconfigureerde instellingen geannuleerd als u de afbeelding weergeeft. Na het bekijken van de
afbeelding keert u terug naar het basisscherm van de verzendmodus, ongeacht de modus waarin u zich eerder bevond.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instelling beeldcontrole ontvangen data
Gebruik dit om aan te geven of een ontvangen fax al dan niet moet worden weergegeven voor het afdrukken.
Het geheugen heeft gegevens
ontvangen. Wilt u de gegevens
JaNee
Lijst met ontvangen
Vorige
Nt gecontr.
10:28
04/04/2010
04/04/2010
BBB BBB9876543210
BBB BBB
CCC CCC
0612345678
0123456789
BBB BBB
AAA AAA
1
5
Miniatuur
Alles select.
04/04/2010
04/04/2010
04/04/2010
04/04/2010
10:14
10:12
10:08
10:00
10:00
Nt gecontr.
Nt gecontr.
Gecontr.
Gecontr.
Gecontr.
Beeldcontrole
Wissen Afdrukken
(1)
(2)
Beeldcontrole
Vorige
Weergave draaien
Afdrukken
1 / 3
AAA AAA 04/04/2010 10:28
/0010
0001
5-98
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
SCHERM AFBEELDINGSCONTROLE
In dit gedeelte wordt het scherm afbeeldingscontrole uitgelegd.
(1) Informatieweergave
Hier wordt informatie over de weergegeven afbeelding
getoond.
(2) Voorvertoning
Er verschijnt een afbeelding van de geselecteerde
ontvangen afbeeldingen.
Als de afbeelding is afgesneden, verschuif het beeld dan
met de schuifbalken rechts en onderaan het scherm. Ga
op een balk staan en schuif deze om te verplaatsen. (U
kunt ook scrollen door op de toetsen te drukken.)
(3) Paginawijzigingstoetsen
Als er meerdere pagina's zijn, wijzigt u met deze toetsen
van pagina.
Toetsen : Ga naar de eerste of laatste pagina.
Toetsen : Ga naar de vorige of volgende
pagina.
Weergave paginanummer: Dit toont het totaal aantal
pagina's en het huidige
paginanummer. Druk op de
toets voor het huidige
paginanummer en voer met
de cijfertoetsen een getal in
om naar dat paginanummer
te gaan.
(4) Toets "Draaien weergeven"
Hiermee draait de afbeelding 90 graden naar rechts of
links. De rotatie wordt op alle pagina's van het bestand
toegepast, niet alleen op de weergegeven pagina.
(5) Toets [Afdrukken]
Druk hierop om met afdrukken te beginnen.
(6) Zoomweergavetoets
Hiermee stelt u de zoomfactor van de weergegeven
afbeelding in. De instelling wordt op alle pagina's van het
bestand toegepast, niet alleen op de weergegeven
pagina.
(7) Selectietoets afbeelding
Als er meerdere afbeeldingen zijn geselecteerd voor
voorvertoning, wijzig dan hiermee van afbeelding
AAA AAA
Beeldcontrole
04/04/2010 10:28
1 / 3
Weergave draaien
Afdrukken
Vorige
0001 0010
(3) (5)(1) (2) (4) (7)(6)
Een voorvertoonde afbeelding is een afdrukvoorbeeld op het aanraakscherm. Het zal afwijken van het eigenlijke
afdrukresultaat.
5-99
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
ONTVANGEN INTERNETFAXEN NAAR EEN
NETWERKADRES DOORSTUREN
(Instelling voor inkomende routing)
Ontvangen internetfaxen kunnen automatisch naar een e-mailadres, bestandserveradres, desktopadres, of netwerkmapadres
worden doorgestuurd. Als deze functie is ingeschakeld, kunt u ook internetfaxen doorsturen zonder ze af te drukken.
INSTELLING VOOR INKOMENDE ROUTING CONFIGUREREN
Alle instellingen voor inkomende routering worden geconfigureerd in de webpagina's. Raadpleeg de Verkorte
installatiehandleiding voor de procedure om de webpagina's te openen.
Bij de volgende uitleg wordt ervan uitgegaan dat u de webpagina's met beheerderrechten hebt geopend.
Volg de onderstaande stappen om instellingen voor inkomende routing te configureren.
Wanneer faxen die met deze functie zijn doorgestuurd op de doorstuurbestemming worden afgedrukt, is het niet mogelijk om
datum en tijd van ontvangst op de faxen af te drukken. ("Afdruk ontvangstdatum en -tijd" is uitgeschakeld.)
1
De functie voor inkomende routing inschakelen.
(1) Klik op [Toepassingsinstellingen],
[Instelling voor inkomende routing] en
vervolgens [Beheerinstellingen] in het
webpaginamenu.
(2) Selecteer [Inschakelen] in "Inkomende
routing" en klik op de toets [Indienen].
Het is mogelijk dat het voor gebruikers zonder beheerderrechten verboden is om doorstuurtabellen in dit scherm op te
slaan, te bewerken en te wissen, en dat ze niet mogen opgeven welke tabel wordt gebruikt. Om dat te doen, selecteert
u de aankruisvakjes hieronder .
Registreren van doorstuurtabel uitschakelen • Wijzigen/verwijderen van doorstuurtabel uitschakelen • Wijzigen van
doorstuurgoedkeuring uitschakelen
Wanneer inkomende routing ingeschakeld staat, kunt u ook opgeven of u al dan niet wenst dat de machine de
doorgestuurde faxen afdrukt.
Om alle ontvangen faxen te laten afdrukken voordat ze worden doorgestuurd, selecteert u "Volledig Rapport
Afdrukken" in "Instelling afdrukstijl". Om ontvangen faxen enkel te laten afdrukken wanneer ze door een fout niet
kunnen worden doorgestuurd, selecteert u "Afdrukken bij fouten".
Vergeet niet op de knop [Indienen] te drukken nadat u de instellingen hebt geconfigureerd.
Doorzenden
Ontvangen internetfax
Het apparaat
(2)
5-100
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
2
Afzenderadressen opslaan.
Als u enkel faxen van opgegeven adressen wenst door te
sturen, sla dan de gewenste afzenderadressen op.
Afzenderadressen die hier worden opgeslagen, kunnen uit een
lijst worden geselecteerd wanneer u een doorstuurtabel
opslaat.
(1) Klik op [Registratie van
afzendernummer/-adres] in het menu
[Instelling voor inkomende routing] in de
webpagina.
(2) Voer het adres in van de afzender in
"Internetfaxadres" of "Faxnummer",
naargelang wat nodig is, en klik op de
[Toevoegen aan lijst] button.
Het ingevoerde adres zal worden toegevoegd aan de lijst
"In te voeren adres".
Geef op of het adres rechtstreeks wordt ingevoerd
(maximaal 1500 tekens) of geselecteerd uit een globaal
adresboek door op de toets [Globaal Adres Zoeken] te
drukken.
Herhaal deze stap om meerdere adressen op te slaan.
(3) Wanneer u klaar bent met het toevoegen
van adressen, klikt u op de knop [Indienen].
Er kunnen maximaal 500 afzendernummers/-adressen worden opgeslagen.
Om een ingevoerd adres te wissen, selecteert u het adres in "In te voeren adres" en klikt u op de knop [Wissen].
(2)
(3)
5-101
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
3
Een doorstuurtabel opslaan.
Volg de onderstaande stappen om een doorstuurtabel op te
slaan waarin een opgegeven afzender en doorstuuradres
worden gecombineerd.
(1)
Klik op [Instelling voor inkomende routing] in het menu
van de webpagina's en klik op de toets [Toevoegen].
(2) Voer een "Tabelnaam" in.
(3) Selecteer de afzender wiens faxen zullen
worden doorgestuurd.
Om alle ontvangen faxen door te sturen, selecteert u
[Alle ontvangen gegevens doorsturen].
Om enkel de faxen door te sturen van een opgegeven
afzender, selecteert u [Ontvangen gegevens
doorsturen vanaf onder afzender], selecteert u de
afzender uit de lijst en klikt u vervolgens op de knop
[Toevoegen].
(4) Selecteer het doorstuuradres.
Doorstuuradressen kunnen in het adresboek van de
machine worden geselecteerd. (Er kunnen meerdere
adressen worden geselecteerd.) Er kunnen maximaal
1000 doorstuuradressen worden opgeslagen (een
gecombineerd maximum van 100 adressen op de
bestandserver, desktop en in de netwerkmap).
(5) Selecteer de bestandsindeling.
Voor elke doorstuurtabel kan een bestandsindeling
worden ingesteld.
(6) Klik op [Indienen].
Wanneer u afzenders selecteert uit de lijst "Instelling voor afzendernummer/-adres", kunt u de [Shift]-toets of de
[Ctrl]-toets op uw toetsenbord gebruiken om meerdere afzenders te selecteren.
Er kunnen maximaal 50 doorstuurtabellen worden opgeslagen.
Als u een groep adressen als doorstuurbestemming wilt selecteren, kunt u alleen een groep selecteren die alleen e-mailadressen bevat.
Afbeeldingen die zijn verzonden in TIFF-indeling worden in sommige ontvangstsituaties mogelijk niet goed
weergegeven. Wijzig in dat geval de bestandsindeling in PDF.
4
Te gebruiken doorstuurtabellen opgeven.
Om de functie voor inkomende routing te gebruiken, schakelt u in de
opgeslagen tabellen de doorstuurtabellen in die u wenst te gebruiken.
(1) Klik op [Instelling voor inkomende routing]
in het webpaginamenu.
(2) Selecteer het aankruisvakje "Doorsturen
geactiveerd" van elke doorstuurtabel
die u wenst te gebruiken.
(3) Klik op [Indienen].
Om een doorstuurtabel te wissen, klikt u op het aankruisvakje naast de tabelnaam zodat het wordt geselecteerd en klikt u op [Wissen].
(6) (4)
(3)
(2)
(5)
(3)
(2)
5-102
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
BASISPROCEDURE VOOR SCANNEN
Het is mogelijk om een scannerstuurprogramma van de bij de machine meegeleverde CD-ROM op uw pc te installeren
en vanaf uw computer een afbeelding te scannen met een toepassing die compatibel is met TWAIN*.
Scannen vanaf uw computer is erg handig voor het scannen van een enkel origineel zoals een foto, vooral als u tijdens
het scannen scaninstellingen wilt aanpassen. In tegenstelling hiermee is scannen bij de machine erg handig voor het
doorlopend scannen van meerdere originelen.
* Een interfacestandaard die wordt gebruikt voor scanners en andere invoerapparaten voor afbeeldingen. Als het
stuurprogramma voor de scanner op uw computer is geïnstalleerd, kunt u alle TWAIN-compatibele toepassingen
gebruiken om afbeeldingen te scannen.
De procedure voor het scannen vanaf de "Sharpdesk"applicatie die met de machine is meegeleverd wordt als voorbeeld hieronder uitgelegd.
[Op de machine]
SCANNEN VANAF EEN COMPUTER
(PC-scanmodus)
Scannen in PC-scanmodus kan alleen als het scannerstuurprogramma van de "Software CD-ROM" is geïnstalleerd met
het geEtegreerde installatieprogramma. Zie de Handleiding software-installatie voor de procedures voor het installeren
van het scannerstuurprogramma en het configureren van de instellingen.
Deze functie kan niet worden gebruikt als hij is uitgeschakeld met "Scanfunctie uitschakelen" in de systeeminstellingen (beheerder).
De procedures voor het selecteren van het scannerstuurprogramma en het starten van het scannen zijn per
TWAIN-compatibele toepassing verschillend. Zie de handleiding of de Help van de toepassing voor meer informatie.
Als een grote afbeelding op een hoge resolutie wordt gescand, zal de hoeveelheid data erg groot zijn en duurt het scannen
lang. Zorg dat u de juiste scaninstellingen selecteert voor het origineel (tekst, foto's, enz.).
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de
invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Als het origineel afwijkt van de instelling van het formaat, stel
dan het formaat van het origineel in.
SCANFORMAAT ORIGINEEL EN VERZENDFORMAAT
OPGEVEN (pagina 5-51)
2
Druk op de tab [PC scan] om over te
schakelen naar de PC scanmodus.
Als de tab [PC scan] niet verschijnt, drukt u op de
tab om het scherm te wijzigen.
Als de PC-scanmodus is geselecteerd kan alleen de toets [Verlaten] op het aanraakscherm worden gebruikt op de
machine, andere toetsen werken niet.
Verlaten
Deze machine staat in de PC-scanmodus.
Verwijder het origineel niet.
IP-adres scanner:250.160.102.106
USB-geh.scanFaxenInternetfax PC scan
Scannen
5-103
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
[Op uw computer]
3
Start de TWAIN-compatibele toepassing
op uw computer en selecteer [Selecteer
Scanner] in het menu [Bestand].
4
Selecteer het scannerstuurprogramma
van de machine.
(1) Selecteer [SHARP MFP TWAIN V].
(2) Klik op de knop [Selecteren].
5
Selecteer [Afbeelding ophalen] in het
menu [Bestand].
Het stuurprogramma van de scanner geopend.
(1)
(2)
5-104
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
6
De afbeelding voorvertonen.
(1) Selecteer de locatie waar het origineel is
geplaatst.
Menu "Scanpositie":
Als het origineel enkelzijdig is en in de lade van de
origineelinvoer is geplaatst, selecteer dan [SPF
(enkelzijdig)].
Als het origineel 2-zijdig is en in de lade van de
origineelinvoer is geplaatst, selecteer dan [SPF
(dubbelzijdig - boek)] of [SPF (dubbelzijdig -
schrijfblok)] afhankelijk van of het origineel in boek- of
schrijfblokstijl is. Selecteer verder [Linkerzijde wordt
eerst ingevoerd] of [Bovenzijde wordt eerst ingevoerd]
afhankelijk van de stand van het origineel.
(2) Selecteer de scaninstellingen.
Menu "Scanmodus":
Wissel tussen "Standaard" en "Professioneel". Selecteer
in het scherm "Standaard", "Monitor", "Foto", "FAX" of
"OCR" afhankelijk van het type origineel en uw
scandoeleinden.
Als u de oorspronkelijke instellingen van een van de vier
knoppen wilt wijzigen of een resolutie of andere
geavanceerde instelling wilt selecteren, ga dan naar het
scherm "Professioneel".
Menu "Beeldgebied":
Selecteer het scangebied. U kunt een scangebied ook in
het voorvertoonvenster instellen met uw muis.
(3) Klik op de knop [Voortonen].
De afbeelding wordt voorvertoond in het stuurprogramma
van de scanner.
Herhaal stap (2) en (3) als u ontevreden bent met de
voorvertoonde afbeelding.
Als het selectievakje [Zoomvoorbeeld] wordt geselecteerd
voordat u op de knop [Voortonen] klikt, wordt het
geselecteerde gebied vergroot in het voorvertoonvenster.
Als u het vinkje verwijdert, keert de normale
voorvertoonde afbeelding terug. Indien SPF is
geselecteerd in het menu "Scanpositie", kan de functie
[Zoomvoorbeeld] niet worden gebruikt.
Klik voor meer informatie over de scaninstellingen op de knop op het voorvertoonscherm van de
afbeelding van stap 7 om Help van het scannerstuurprogramma te openen.
Als u op de knop [Voorvertonen] klikt wanneer u uit de origineelinvoerlade scant, wordt slechts één origineelpagina
gescand voor de voorvertoonde afbeelding. Als u dat origineel wilt opnemen in de scan, plaatst u het opnieuw in de
origineelinvoerlade.
(1)
(3)
(2)
5-105
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
7
Scaninstellingen selecteren terwijl u de
afbeelding bekijkt.
Knop [Roteren]:
Elke keer als op de knop wordt geklikt, draait de afbeelding 90
graden. Hiermee kunt u de stand van het origineel wijzigen
zonder dit fysiek op te hoeven pakken en opnieuw te plaatsen.
Het beeldbestand wordt gemaakt in de stand zoals
weergegeven in het voorvertoonvenster.
Knop [Beeldgrootte]:
Klik op de knop om het scangebied op te geven in cijfers. Er
kunnen pixels, millimeters of inches worden geselecteerd als
eenheid voor de numerieke waarden. Als het scangebied al
was opgegeven, dan wijzigen de ingevoerde getallen het
gebied relatief gezien vanaf de linkerbovenhoek van het
opgegeven gebied.
Knop :
Wanneer een voorbeeldafbeelding wordt weergegeven en er
geen scangebied is opgegeven., kunt u op de toets klikken
om automatisch het scangebied voor de gehele
voorbeeldafbeelding in te stellen.
Klik voor meer informatie over de scaninstellingen op de knop om Help van het
scannerstuurprogramma te openen.
Als de originelen in de lade van de origineelinvoer zijn geplaatst, wordt alleen de bovenste pagina voorvertoond. De
bovenste pagina wordt naar de uitvoerlade gezonden. Vergeet niet de voorvertoonde pagina terug te plaatsen in de
origineelinvoer voordat u opnieuw voorvertoont of scant.
8
Klik op de knop [Scannen].
Het scannen begint. De afbeelding verschijnt in uw toepassing.
Geef de gescande afbeelding een bestandsnaam en sla deze
eventueel op in de softwareapplicatie die u gebruikt.
5-106
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
[Op de machine]
9
Druk op [Verlaten] in het
aanraakscherm.
10
Druk op de toets [Ja].
Verlaten
Deze machine staat in de PC-scanmodus.
Verwijder het origineel niet.
IP-adres scanner:250.160.102.106
Ja
Nee
PC-scan wordt uitgevoerd.
PC-scanmodus afsluiten?
5-107
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
In dit gedeelte wordt een uitleg gegeven van metadata verzenden, dat kan worden gebruikt wanneer de
applicatie-integratiemodulekit is geïnstalleerd.
METADATAVERZENDING (Gegevensinvoer)
Wanneer de applicatie-integratiemodulekit is geïnstalleerd en een afbeeldingbestand gegenereerd voor een
scanverzending, kunnen metadata (gegevens die de kenmerken aangeven van het afbeeldingbestand en hoe het
bewerkt moet worden) worden gegenereerd op basis van vooraf opgeslagen informatie en worden verzonden als een
apart bestand. Het metadatabestand wordt gemaakt in XML-formaat. Door de metadata te linken met toepassingen
zoals documentbeheersoftware, een workflowapplicatie of een encryptieserver, kan een geperfectioneerde
documentoplossingomgeving opgebouwd worden.
Met de applicatie-integratiemodulekit kan informatie van een gegenereerd afbeeldingbestand in het aanraakscherm
worden ingevoerd en samen met de afbeelding als een XML-bestand worden verzonden.
METADATAVERZENDING
Metadata
(XML-bestand)
Beeldbestand
Scannen naar
desktop
Scannen naar E-mail
Scannen naar FTP
Scannen naar netwerkmap
Client-PC die Network Scanner
Tool gebruikt
Server
Faxserver,
documentbeheersoftware,
workflowapplicatie,
encryptieserver, etc.
5-108
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
VOORBEREIDINGEN VOOR
METADATAVERZENDING
VEREISTE INSTELLINGEN OP DE WEBPAGINA'S
Alle instellingen in verband met metadata worden geconfigureerd in de webpagina's. (Beheerderrechten zijn vereist.)
Als u metadatainstellingen wilt configureren, klikt u op [Toepassingsinstellingen] en vervolgens op
[metadatainstellingen] in het menu van de webpagina.
Let er bij het configureren van de instellingen op dat u metadata verzenden activeert.
Metadatasets opslaan
Sla de items (metadataset) op die geschreven worden naar het tijdens het scannen gegenereerde XML-bestand. Max.
10 metadata items kunnen in een metadataset worden geconfigureerd. Een opgeslagen metadataset kan tijdens de
verzending worden geselecteerd.
METADATA VERZENDING VOOR SCANNEN NAAR
DESKTOP
Wanneer Network Scanner Tool in zijn standaard fabrieksconfiguratie wordt gebruikt, wordt er op de computer geen
bestand gegenereerd met een nieuwe bestandnaam. Wanneer Network Scanner Tool wordt gebruikt als middel om een
metadatabestand naar een softwareapplicatie van een derde partij te verzenden, moet deze instelling uitgeschakeld
worden om kruisreferentie toe te staan tussen afbeeldingbestand en XML-bestand door middel van de door de
computer gegenereerde bestandnaam. (Wanneer de bestandnaam in [Instellingen verzenden] wordt ingesteld moet u
erop letten dat een vooraf op een computer bestaand bestand niet wordt overschreven door een verzonden bestand
met dezelfde naam. Zorg ervoor dat de bestandnaam zo wordt geconfigureerd dat naamverdubbeling niet kan optreden,
bijvoorbeeld door een unieke extensie (datum etc..) in de gegenereerde bestandnaam in te voeren. Als de
bestandnaaminstelling leeg gelaten wordt, genereert de machine automatisch een unieke bestandnaam.)
Adressen opgegeven in "Adrestype voor metadatainvoer" als een metadataset wordt opgeslagen kunnen worden
geselecteerd als verzendbestemmingen tijdens de verzending met sneltoetsen, handmatige invoer en/of globaal adresboek
zoeken. (Adressen waarvoor metadatainvoer niet is toegestaan kunnen niet als verzendbestemmingen worden opgegeven.)
Het is raadzaam Network Scanner Tool te gebruiken bij de ontvangst van metadata. Raadpleeg de Gebruikershandleiding
Network Scanner Tool (PDF-formaat) op de cd-rom "Sharpdesk/Network Scanner Utilities" voor meer informatie.
Raadpleeg de aparte handleiding Sharpdesk licentiekit voor informatie over de licentieovereenkomst en hoe de cd-rom,
die bij de applicatie-integratiemodule wordt meegeleverd, moet worden gebruikt
Het gebruik van softwareapplicaties van een derde partij
Er zijn diverse soorten softwareapplicaties van derden in omloop. Sommige applicaties starten automatisch vanuit
Network Scanner Tool, en sommige niet. Wanneer de auto-run functie van een toepassing wordt geactiveerd, start
Network Scanner Tool de toepassing door middel van de ".exe" opdracht met de bestandnaam als parameter. Normaal
wordt een toepassing tweemaal gestart, eenmaal voor het afbeeldingbestand en eenmaal voor het XML-bestand.
Bijvoorbeeld wanneer Network Scanner Tool wordt ingesteld om de toepassing "APP.EXE" te starten, worden de
volgende opdrachten toegepast als de twee bestanden "IMG.TIF" en "IMG.XML" worden ontvangen.
APP.EXE IMG.TIF
APP.EXE IMG.XML
5-109
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
METADATA VERZENDEN
Volg de stappen hieronder om een metadataset te selecteren, voer elk item in en voer een metadataverzending uit.
1
Schakel over naar de
gegevensinvoermodus en geef het
metadatasetscherm weer.
(1) Druk op de tab [Data-Invoer].
(2) Druk op [Metadatainvoer].
Als er geen metadatasets zijn opgeslagen, kan de tab [Data-Invoer] niet worden geselecteerd. Sla een metadataset
op in de webpagina's en voer de verzendprocedure uit.
Als een specifieke metadataset als standaardset is opgegeven, gaat u naar stap 3.
2
Een metadataset selecteren.
(1) Druk op de toets voor de metadataset die u
wilt gebruiken.
(2) Druk op [OK].
3
De toetsen van het in de metadataset
opgeslagen item verschijnt. Druk op de
toets van het item dat u wilt invoeren.
Als u per ongeluk de verkeerde metadataset hebt geselecteerd of een andere metadataset wilt gebruiken indien er
een standaard metadataset is ingesteld, drukt u op de toets [Metadata-Set]. Druk op de toets [OK] in het
berichtscherm dat verschijnt. U gaat terug naar het scherm van stap 1. Metadata items die hier zijn ingevoerd worden
geannuleerd.
Auto
Auto
Bestand
Snelbestand
Verzendinst.
Adresinvoer
Adresboek
Data-InvoerFaxenInternetfax
Spec. Functies
Kleurmodus
Best.Indeling
Resolutie
Belichting
Origineel
Scannen:
Scannen
Zenden:
Text
200x200dpi
PDF
Auto/Grijstint
Mono
PDF
Metadatainvoer
Adresoverzicht
A4
(1)
(2)
Metadata-Set
OKAnnuleren
Metadata 1
Stel de naam in: Metadata 1
Metadata 2
Metadata 3 Metadata 4
Metadata 5 Metadata 6
Metadata 7 Metadata 8
Metadata 9 Metadata 10
(2)(1)
Data-Invoer
Stel de naam in: Metadata 1
OK
Annuleren
Metadata-Set
1
2
User ID
From Name
Reply To
AccessPassword
BillCode1
DocumentPassword
5-110
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
4
Voer het geselecteerde metadata-item in.
(1)
Druk op de toets voor de waarde die u wilt invoeren.
Wanneer de invoerwaarden van het metadata-item in
de vorm van selecties zijn, worden deze selecties als
toetsen weergegeven. Wanneer een waarde kan
worden bewerkt, kunt u op de toets [Directe Invoer]
drukken om de waarde handmatig in te voeren.
Als het metadata item de invoer van tekst vereist,
verschijnt er een tekstinvoerscherm. Voer de vereiste
informatie in.
(2) Druk op [OK].
Als u het aantal weergegeven toetsen in het scherm wilt wijzigen, drukt u op de selectietoets van aantal
weergegeven items. Selecteer 6, 12, of 18 toetsen.
Zie "TEKST INVOEREN" (pagina 1-45) in "1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT" voor de procedure voor het invoeren van tekst.
5
Als u klaar bent met het invoeren van
alle items, drukt u op [OK].
6
Selecteer afbeeldinginstellingen en
andere instellingen en voer de
scanverzendprocedure uit.
De procedures voor het selecteren van instellingen en uitvoeren
van verzending zijn dezelfde als bij de andere functies.
Om wijzigingen in de ingevoerde waarden aan te brengen,
drukt u nogmaals op de toets [Metadatainvoer]. Het
invoerscherm voor de geselecteerde metadataset verschijnt.
Verzending kan niet worden uitgevoerd als de tab [Data-Invoer] weergegeven wordt en er geen metadatainstellingen zijn
geconfigureerd. Voor het uitvoeren van een verzending zonder metadata schakelt u over naar een andere modus door op
de tab van die modus te drukken en daarna een verzending uit te voeren.
Voor het configureren van metadatainstellingen kunt u adressen in alle te gebruiken modi opgeven. Nadat
metadatainstellingen zijn geconfigureerd, kunnen alleen adressen in modi die zijn toegestaan in de geselecteerde
metadataset worden opgegeven.
Wanneer metadatainstellingen zijn geconfigureerd of een adres wordt opgegeven in de tab [Data-Invoer], is het niet
mogelijk over te schakelen naar een andere modus.
Metadataverzending is mogelijk met de functie documentarchivering. De tab [Data-Invoer] verschijnt in het scherm
verzendinstellingen van de functie documentarchivering om metadataverzending mogelijk te maken. Daarnaast kan
metadataverzending met documentarchivering worden uitgevoerd in [Documenthandelingen] in de webpagina's.
Data-Invoer
User ID
OK
Annuleren
Directe Invoer
1
2
Value 1 Value 2
Value 3 Value 4
Value 5 Value 6
Value 7 Value 8
Value 9 Value 10
Value 11 Value 12
6 18
12
(1) (2)
Value 1
xxxx xxxx
xxx@xx.xx.com
xxxxxx
xxxxxx
xxxx xxxx
Data-Invoer
Stel de naam in:Metadata 1
OK
Annuleren
Metadata-Set
1
2
User ID
From Name
Reply To
AccessPassword
BillCode1
DocumentPassword
Metadatainvoer
Auto
Auto
Bestand
Snelbestand
Verzendinst.
Adresinvoer
Adresboek
Data-InvoerFaxenInternetfax
Spec. Functies
Kleurmodus
Best.Indeling
Resolutie
Belichting
Origineel
Scannen:
Scannen
Zenden:
Text
200x200dpi
PDF
Auto/Grijstint Mono
PDF
Adresoverzicht
A4
5-111
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
METADATAVELDEN
De volgende drie soorten metadata worden ingesloten bij het verzonden XML-bestand.
• Automatisch door de machine gegenereerde data:Deze data worden altijd ingesloten in het XML-bestand en worden
automatisch opgeslagen in uw computer.
• Vooraf gedefinieerde velden: Deze velden worden automatisch herkend door de machine en
toegewezen aan de juiste XML-tags. Deze veldtypes kunnen worden
geselecteerd en alleen ingesloten in het XML-bestand als ze in de
webpagina's zijn geactiveerd.
• Door de gebruiker gedefinieerde velden: Aangepaste velden kunnen aan het XML-bestand worden toegevoegd
. Deze veldtypes kunnen worden geselecteerd en in de webpagina's
gedefinieerd.
Als een gedefinieerd metadataveld een van de volgende velden is, verschijnt er een melding waarin staat dat het veld
niet kan worden ingevoerd. Voer de juiste informatie in het betreffende item van de verzendinstellingen in.
Ingevoerde naam in
metadataveld
Beschrijving Waar ingevoerd
fromName Naam van de gebruiker die de opdracht
verzonden heeft. Als de naam niet is
ingevoerd als metadata, wordt de door de
gebruikelijke regels voor het bepalen van een
afzendernaam bepaalde afzendernaam
toegepast als metadata.
[Antwoord naar]
(Afzendernaam van geselecteerde afzender)
replyTo E-mailadres waaraan het verzendresultaat
wordt verzonden.
[Antwoord naar]
(E-mailadres van de geselecteerde afzender)
documentSubject Opdrachtnaam die verschijnt in de
onderwerpregel van de e-mail of de
opdrachtnaam op het faxvoorblad. Wanneer
de gebruiker een [Onderwerp] invoert in het
scherm verzendinstellingen in het
aanraakscherm, wordt de ingevoerde waarde
als metadata toegepast.
[Onderwerp]
(Blanco tot een waarde wordt ingesteld in het
scherm verzendinstellingen.)
fileName Voer de bestandnaam in voor de te
verzenden afbeelding.
[Bestandsnaam]
(Alleen als het selectievakje [Aangepaste
bestandnamen toestaan] wordt geselecteerd
in het scherm metadatainstellingen in de
webpagina's.)
(Blanco tot een waarde wordt ingesteld in het
scherm verzendinstellingen.)
6-1
Dit hoofdstuk biedt uitgebreide uitleg van de procedures voor het gebruik van de functie documentarchivering. Met de
functie documentarchivering kunt u de documentdata van een kopieer- of faxopdracht, of de data van een
afdrukopdracht, als bestand opslaan op de harde schijf van de machine. Het bestand kan indien nodig worden
opgeroepen.
In dit hoofdstuk wordt ervan uitgegaan dat u al bekend met met de kopieerfunctie, scanfunctie en de andere functies van
de machine.
Voor informatie over procedures van kopieer-, scan- en andere functies die hetzelfde blijven wanneer ze in combinatie
met de functie documentarchivering worden gebruikt, verwijzen we naar de hoofdstukken over deze functies.
DOCUMENTARCHIVERING
OVERZICHT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-2
• TYPEN DOCUMENTARCHIVERING. . . . . . . . . 6-2
• TOEPASSINGEN VAN
DOCUMENTARCHIVERING . . . . . . . . . . . . . . . 6-3
VOORDAT U DOCUMENTARCHIVERING
GAAT GEBRUIKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-4
• BELANGRIJKE WENKEN VOOR HET
GEBRUIK VAN
DOCUMENTARCHIVERING . . . . . . . . . . . . . . . 6-7
• DOCUMENTARCHIVERING GEBRUIKEN
IN DE DIVERSE MODI. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-8
BASISSCHERM VAN DE
DOCUMENTARCHIVERINGSMODUS. . . . . . . . . . 6-10
BESTANDEN OPSLAAN MET DE
DOCUMENTARCHIVERINGSFUNCTIE
EEN BESTAND OPSLAAN MET
"Snelbestand" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-11
EEN BESTAND OPSLAAN MET "Bestand". . . . . 6-13
• BESTANDSINFORMATIE . . . . . . . . . . . . . . . . 6-15
EEN BESTAND ALLEEN OPSLAAN
(Scannen naar schijf) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-18
• SCHERM "Scan. naar HDD" . . . . . . . . . . . . . . 6-18
• "Scannen naar schijf" UITVOEREN . . . . . . . . . 6-22
OPGESLAGEN BESTANDEN GEBRUIKEN
PROCEDURE VOOR HET GEBRUIKEN VAN
EEN OPGESLAGEN BESTAND . . . . . . . . . . . . . . 6-24
MAP- EN BESTANDSSELECTIESCHERMEN . . . 6-26
• MAPSELECTIESCHERM. . . . . . . . . . . . . . . . . 6-26
• BESTANDSSELECTIESCHERM . . . . . . . . . . . 6-27
EEN BESTAND SELECTEREN . . . . . . . . . . . . . . . 6-29
• SCHERM TAAKINSTELLINGEN . . . . . . . . . . . 6-30
EEN OPGESLAGEN BESTAND
AFDRUKKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-31
• SCHERM AFDRUKINSTELLINGEN . . . . . . . . 6-32
• MULTI-FILE PRINTEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-33
EEN OPGESLAGEN BESTAND VERZENDEN. . . 6-37
• SCHERM VERZENDINSTELLINGEN . . . . . . . 6-38
EIGENSCHAPPEN VAN OPGESLAGEN
BESTANDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-39
• BESTANDSEIGENSCHAPPEN . . . . . . . . . . . . 6-39
• DE EIGENSCHAP WIJZIGEN . . . . . . . . . . . . . 6-39
EEN OPGESLAGEN BESTAND
VERPLAATSEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-41
EEN OPGESLAGEN BESTAND
VERWIJDEREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-43
DE AFBEELDING VAN EEN OPGESLAGEN
BESTAND CONTROLEREN . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-44
• SCHERM AFBEELDINGSCONTROLE . . . . . . 6-45
BESTANDEN VAN HET
OPDRACHTSTATUSSCHERM OPHALEN EN
GEBRUIKEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-46
EEN OPGESLAGEN BESTAND ZOEKEN . . . . . . 6-47
HOOFDSTUK 6
DOCUMENTARCHIVERING
6-2
DOCUMENTARCHIVERING
Inhoudsopgave
Dit gedeelte bevat informatie waarmee u vertrouwd dient te zijn voordat u de documentarchiveringsfunctie gebruikt,
inclusief een overzicht van het documentarchiveringsproces, de mogelijkheden van de documentarchiveringsfunctie en
handige wenken voor het gebruik van deze functie.
OVERZICHT
De documentarchiveringsfunctie biedt u de mogelijkheid om de documentafbeelding van een kopieer- of
beeldverzendtaak of de gegevens van een afdruktaak als bestand op te slaan op de harde schijf van het apparaat.
Het opgeslagen bestand kan worden opgehaald en afgedrukt of verzonden indien nodig.
TYPEN DOCUMENTARCHIVERING
Er zijn drie manieren om een bestand op te slaan met behulp van documentarchivering: Snelmap, Bestand en Scannen
naar schijf.
DOCUMENTARCHIVERING
Snelmap
Als er een kopieer- of een scanverzendopdracht of andere opdrachten worden uitgevoerd, slaat deze
functie de documentdata op de harde schijf op. Gebruik deze functie wanneer u snel en gemakkelijk
documentdata wilt opslaan zonder een bestandsnaam of andere informatie op te geven.
Het opgeslagen bestand kan ook door anderen worden gebruikt. Gebruik deze methode niet om
bestanden op te slaan waarvan u niet wilt dat anderen ze gebruiken, zoals bestanden die gevoelige of
vertrouwelijke informatie bevatten.
Bestand
Als er een kopieer- of een scanverzendopdracht of andere opdrachten worden uitgevoerd, slaat deze
functie de documentdata op de harde schijf op. Anders dan bij Snelbestand kunt u verschillende typen
informatie toevoegen aan het bestand wanneer het bestand is opgeslagen om efficiënt
bestandsbeheer in te schakelen.
U kunt ook een wachtwoord aan het bestand toekennen om te voorkomen dat anderen dit kunnen
ophalen.
Scannen naar schijf
Deze functie scant het document en slaat het op als een bestand. Net als bij Bestand kunt u
verschillende typen informatie toevoegen aan het bestand wanneer het is opgeslagen.
Harde schijf
Internetfax
Faxen
Scannen
naar schijf
Kopiëren
Afdrukken
Scan
Harde schijf
Afdrukken Verzenden
Een bestand opslaan
Een opgeslagen bestand oproepen of
gebruiken
Een opgeslagen bestand kan worden afgedrukt. Een
opgeslagen bestand kan ook als fax worden verzonden
of worden overgebracht naar een andere computer in
een netwerk. Een opgeslagen bestand kan ook
bewaard worden voor het archief.
De in de diverse functies gebruikte
documentinformatie wordt op de harde schijf
opgeslagen als een bestand.
6-3
DOCUMENTARCHIVERING
Inhoudsopgave
TOEPASSINGEN VAN DOCUMENTARCHIVERING
Snel een bestand gebruiken
Voorbeeld: U hebt agenda's van meerdere pagina's afgedrukt voor een bijeenkomst, maar op het laatste
moment komt er een deelnemer bij zodat u nog een exemplaar nodig hebt.
Zoals het voorbeeld laat zien is het bij opslag van een opdracht met de documentarchiveringsfunctie niet nodig om het
origineel opnieuw te scannen en instellingen te selecteren, zodat u veel tijd bespaart.
Handig voor het beheer van veelgebruikte documenten
Voorbeeld: Beheer van grote aantallen administratieformulieren
U kunt aanmeldingsformulieren, rapportageformulieren en andere administratieve formulieren opslaan op de harde
schijf, zodat u zonodig snel het gewenste aantal exemplaren kunt afdrukken.
De agenda is niet opgeslagen met
documentarchivering
De agenda is opgeslagen met documentarchivering
De agenda is waarschijnlijk niet op tijd klaar voor de
bijeenkomst...
Het afdrukken verloopt snel en de agenda is op tijd klaar voor
de bijeenkomst!
Instellingen voor kopiëren moeten opnieuw worden ingesteld
en het origineel moet opnieuw worden gescand.
Zoals hierboven aangegeven moet u om een nieuw exemplaar
af te drukken de instellingen helemaal opnieuw configureren.
Als u de instellingen bent vergeten, is het mogelijk erg lastig
om dezelfde resultaten te krijgen als bij het origineel.
Bij het ophalen van een opgeslagen opdracht met
documentarchivering hoeft u de kopieerinstellingen niet
opnieuw te selecteren en hoeft u het origineel niet opnieuw te
scannen.
U kunt de taak snel en eenvoudig ophalen en afdrukken met
dezelfde instellingen.
Instellingen voor kopieerfactor, kleurmodus
en speciale functies moeten opnieuw
worden geselecteerd.
De vele originele pagina's moeten allemaal
opnieuw worden gescand.
Het opgeslagen bestand wordt
eenvoudigweg opgehaald en afgedrukt.
Paid holiday forms?
Daily report forms?
Business trip forms?
Main Folder
File Name
Paid holiday forms Name 1 04/04/2010
Daily report forms Name 1 04/04/2010
Business trip forms Name 1 04/04/2010
Daily report forms
Name 1
04/04/2010
Daily report forms
Name 1
04/04/2010
User Name Date
Switch Display
All Files
1
2
BackSearch
Multi-File Print
File Retrieve Scan to HDD HDD Status Ex Data Access
Zonder documentarchivering
Het kost tijd om het gewenste formulier te zoeken.
Met documentarchivering
Het vereiste formulier kan gemakkelijk worden opgehaald
uit de documentarchiveringslijst
en documentbeheer is veel efficiënter.
6-4
DOCUMENTARCHIVERING
Inhoudsopgave
VOORDAT U DOCUMENTARCHIVERING GAAT GEBRUIKEN
Deze sectie bevat informatie waarmee u vertrouwd moet zijn voordat u de functie documentarchivering gebruikt.
Mappen
Voor het opslaan van bestanden met documentarchivering kunnen drie typen mappen worden gebruikt.
Snelmap
Documenten die zijn gescand met de toets [Snelbestand] worden opgeslagen in deze map. Er wordt automatisch een
gebruikersnaam en een bestandsnaam toegekend aan elke opdracht.
Hoofdmap
Documenten die zijn gescand met de toets [Bestand] worden opgeslagen in deze map.
Als u een taak opslaat in de Hoofdmap, kunt u een eerder opgeslagen gebruikersnaam specificeren en een
bestandsnaam toekennen.
Er kan tevens een wachtwoord worden ingesteld bij het opslaan van een bestand als [Vertrouwelijk].
Aangepaste map
In deze map kunnen mappen met aangepaste namen worden opgeslagen.
Wanneer een document is gescand met de toets [Bestand] en er een map is geselecteerd, wordt het document
opgeslagen in de opgegeven map.
Net als de Hoofdmap biedt een aangepaste map u de mogelijkheid om een eerder opgeslagen gebruikersnaam te
specificeren en een bestandsnaam toe te kennen bij het opslaan van een opdracht.
Voor aangepaste mappen en voor bestanden die zijn opgeslagen in aangepaste mappen kunnen wachtwoorden
worden ingesteld.
Items die handig zijn om op te slaan
Wanneer u een opdracht opslaat met "Bestand" of "Scannen naar schijf", is het handig om de onderstaande items op te
slaan. Deze instellingen zijn niet nodig wanneer u een opdracht opslaat met "Snelbestand".
Er kunnen maximaal 1000 aangepaste mappen worden gemaakt op de harde schijf.
Gebruikersnaam
Dit is nodig als u een gebruikersnaam wilt toevoegen aan opgeslagen bestanden. Gebruikersnamen worden
opgeslagen onder "Gebruikerslijst" in de systeeminstellingen (beheerder). Een gebruikersnaam wordt ook
gebruikt als een voorwaarde wanneer u naar een bestand zoekt.
Aangepaste map
De Hoofdmap is aanvankelijk beschikbaar als een locatie om bestanden op te slaan onder "Bestand"
en "Scannen naar schijf". Wanneer er in de systeeminstellingen met "Documentarch. Beheer"
aangepaste mappen zijn aangemaakt, kan een aangepaste map worden opgegeven als de locatie
voor de opslag van bestanden. U kunt ook een wachtwoord vaststellen voor een aangepaste map om
de toegang tot die map te beperken.
Mijn map
"Mijn map" wordt ingesteld met "Gebruikerslijst" in de systeeminstellingen (beheerder). U kunt een al
eerder aangemaakte aangepaste map selecteren als "Mijn map" of u kunt een nieuwe map aanmaken als
"Mijn map". Wanneer "Mijn map" geconfigureerd is en de gebruikersauthenticatie is ingeschakeld, dan zal
"Mijn map" altijd worden geselecteerd als de bestemming van "Bestand" en "Scannen naar schijf".
Systeeminstellingen: Beheer Documentarchivering (pagina 7-24)
Deze functie wordt gebruikt om aangepaste mappen te maken voor documentarchivering. U kunt ook een wachtwoord
instellen voor een aangepaste map.
Systeeminstellingen (Beheerder): Gebruikerslijst
Deze functie wordt gebruikt om een gebruikersnaam op te slaan en een map aan te duiden als "Mijn map".
Mappen op de harde schijf
Snelmap
Hoofdmap
Aangepaste map
6-5
DOCUMENTARCHIVERING
Inhoudsopgave
Het aantal pagina's en bestanden dat u ongeveer kunt opslaan met
documentarchivering
Gecombineerd maximumaantal pagina's en het totaal aantal bestanden dat in aangepaste
mappen en de hoofdmap kan worden opgeslagen
Aantal pagina's en aantal bestanden dat in de Snelmap kan worden opgeslagen
* De vermelde aantallen zijn bedoeld als indicatie voor het aantal pagina's dat kan worden opgeslagen als alle pagina's
in kleur zijn, of als alle pagina's in zwart-wit zijn.
Bij kopiëren met de sorteerfunctie wordt hetzelfde geheugengebied gebruikt als voor de Snelmap. Om die reden kan het
zijn dat een grote kopieeropdracht niet met de sorteerfunctie kan worden uitgevoerd indien er teveel data in de Snelmap
is opgeslagen. Wis onnodige bestanden.
Bovenstaande soorten originelen zijn voorbeelden om de uitleg beter begrijpbaar te maken. Het werkelijke aantal
pagina’s en het aantal pagina’s dat opgeslagen kan worden hangt af van de inhoud van de origineelafbeeldingen en de
instellingen als de bestanden worden opgeslagen.
Voorbeelden van soorten
originelen
Aantal pagina's* Aantal bestanden
Kleurenorigineel
(Voorbeeld van
tekst en foto)
Formaat:
A4 (8-1/2" x 11")
Max. 2500
Max. 3000
Zwart-wit
origineel
(Tekst)
Formaat:
A4 (8-1/2" x 11")
Max. 5500
Voorbeelden van soorten
originelen
Aantal pagina's* Aantal bestanden
Kleurenorigineel
(Voorbeeld van
tekst en foto)
Formaat:
A4 (8-1/2" x 11")
Max. 800
Max. 1000
Zwart-wit
origineel
(Tekst)
Formaat:
A4 (8-1/2" x 11")
Max. 1700
6-6
DOCUMENTARCHIVERING
Inhoudsopgave
Automatisch wissen van bestanden
U kunt gegevens over documentarchivering in opgegeven mappen op regelmatige tijdstippen automatisch laten wissen
door de mappen en de tijd op te geven. Als de bestanden die in het apparaat opgeslagen zijn periodiek worden gewist,
helpt dat om het lekken van gevoelige informatie te vermijden en wordt ruimte vrijgemaakt op de harde schijf.
Elke dag, elke week of elke maand kan worden geselecteerd voor de wiscyclus en voor iedere selectie kan een tijd
worden ingesteld.
U kunt bijvoorbeeld instellen dat het wissen van bestanden elke week op vrijdag om 18 uur gebeurt.
De instellingen voor het automatisch verwijderen van bestanden worden geconfigureerd in "Automatisch verwijderen
van bestandinstelling" in de systeeminstellingen (systeembeheerder).
Om de instellingen te controleren drukt u de volgende lijst af in de systeeminstellingen.
Om informatie over de wiscyclus te controleren: Druk de "Lijst beheerdersinstellingen" in de systeeminstellingen
(systeembeheerder) af.
Om informatie te controleren over de mappen die werden geselecteerd voor het wissen van bestanden:
Druk de "Mappenlijst documentarchivering" in de systeeminstellingen af.
Wanneer "Automatisch verwijderen van bestandinstelling" ingeschakeld is in de systeeminstellingen (systeembeheerder),
zullen alle bestanden in de opgegeven mappen op de ingestelde tijd worden gewist. Zorg ervoor dat u geen bestanden die u
wilt behouden, opslaat in mappen die u heeft opgegeven om te laten wissen.
Systeeminstellingen: Beheer Documentarchivering (pagina 7-24)
Dit geeft een lijst van de mapnamen voor documentarchivering weer.
Systeeminstellingen (Beheerder): Automatisch verwijderen van bestandsinstelling
Configureer instellingen voor automatisch wissen op regelmatige tijdstippen van bestanden die werden opgeslagen met
de functie documentarchivering.
Systeeminstellingen (Beheerder): Lijst beheerdersinstellingen
Gebruik dit om een lijst af te drukken van de beheerderinstellingen, waaronder de instellingen voor documentarchivering.
6-7
DOCUMENTARCHIVERING
Inhoudsopgave
Bestanden
Als een bestand wordt opgeslagen met de functie "Bestand" kan de volgende informatie worden toegekend.
Door een bestand op te slaan met deze informatie kunt u dit later onderscheiden van andere bestanden.
Gebruikersnaam:Gebruik deze optie om de eigenaar van het bestand te specificeren. De gebruikersnaam moet eerst
worden opgeslagen in de "Gebruikerslijst" in de systeeminstellingen.
Bestandsnaam: Hier kan een bestandsnaam worden ingevoerd.
Map: Selecteer in welke map het bestand moet worden opgeslagen.
Vertrouwelijk: Er kan een wachtwoord van 5 tot 8 tekens worden ingesteld om te voorkomen dat anderen het
bestand gebruiken.
BELANGRIJKE WENKEN VOOR HET GEBRUIK VAN
DOCUMENTARCHIVERING
Let bij het gebruik van de documentarchiveringsfunctie op het volgende:
• Aan bestanden die opgeslagen zijn met "Snelbestand" wordt de eigenschap "Delen" toegekend. Bestanden met
"Delen" kunnen door wie dan ook worden opgeroepen en afgedrukt of verzonden. Daarom moet Snelbestand niet
worden gebruikt om documenten op te slaan die gevoelig en vertrouwelijk zijn waarvan u niet wilt dat anderen ze
gebruiken.
• Gebruik de eigenschap "Vertrouwelijk" wanneer u een bestand opslaat met "Bestand". U kunt een wachtwoord
instellen voor een vertrouwelijk bestand om te voorkomen dat dat bestand door anderen wordt gebruikt. Zorg er goed
voor dat het wachtwoord van een opgeslagen vertrouwelijk bestand geheim blijft.
• De eigenschap van een opgeslagen "Vertrouwelijk" bestand kan worden gewijzigd in "Delen" met "Eigensch.
Wijzigen" wanneer het bestand wordt gebruikt. Sla geen documenten op die gevoelig zijn of die niet door anderen
mogen worden gebruikt.
• Behoudens voor zover wettelijk verplicht aanvaardt de SHARP Corporation geen enkele aansprakelijkheid voor
schade die voortvloeit uit het openbaar worden van gevoelige informatie als gevolg van manipulatie door een derde
partij van gegevens die zijn opgeslagen met behulp van de functie Snelbestand of de functie Bestand, of van onjuiste
toepassing van de functie Snelbestand of de functie Bestand door de gebruiker die de gegevens opslaat.
De bovenstaande informatie kan niet worden gespecificeerd wanneer een bestand wordt opgeslagen met de functie
Snelbestand.
Systeeminstellingen (Beheerder): Gebruikerslijst
Dit wordt gebruikt om gebruikersnamen op te slaan.
Map "Notulen"
Gebruikersnaam: Naam 1
Bestandsnaam: Agenda
Wachtwoord: 12345678
6-8
DOCUMENTARCHIVERING
Inhoudsopgave
DOCUMENTARCHIVERING GEBRUIKEN IN DE
DIVERSE MODI
In de kopieer- of verzendmodus kan het origineel als een bestand worden opgeslagen op de harde schijf terwijl het
wordt gekopieerd of verzonden. Daarnaast kunt u Scannen naar schijf gebruiken om de gescande data van een
origineel op te slaan naar de harde schijf zonder de data te kopiëren of te verzenden.
Kopieermodus
Het origineel wordt opgeslagen als een afbeeldingsbestand terwijl het wordt gekopieerd.
Verzendmodus
Voorbeeld: Basisscherm van scanmodus
Het origineel wordt opgeslagen als een afbeeldingsbestand terwijl het wordt gescand en verzonden.
(1) Druk op de toets [KOPIE].
(2) Druk op de toets [Bestand] of de toets
[Snelbestand].
(1) Druk op de toets [BEELD VERZENDEN].
(2) Druk op het tabblad [Scannen].
(3) Druk op de toets [Bestand] of de toets
[Snelbestand].
Gereed voor scannen kopie.
0
BEELD
VERZENDEN
DOCUMENT
ARCHIVERING
KOPIE
Kleurmodus
Spec. Functies
Normaal
Dubbelz. Kopie
Uitvoer
Bestand
Snelbestand
Kopieerfactor
Origineel
Papierformaat
Auto
A4
Normaal papier
Meerkleuren
Belichting
Auto
A4
100%
2.
3.
4.
1.
A5
A4
A4
A4
(1)
(2)
Auto
Auto
Bestand
Snelbestand
Adresoverzicht
Verzendinst.
Adresinvoer
Adresboek
USB-geh.scanFaxenInternetfax PC scan
Opn. verzenden
Spec. Functies
Snelbestand
Best.Indeling
Resolutie
Belichting
Origineel
Scannen:
Scannen
Zenden:
200x200dpi
PDF
Auto/Grijstint Mono
PDF
Gereed voor verzenden.
BEELD
VERZENDEN
DOCUMENT
ARCHIVERING
KOPIE
(3)
(2)
(1)
A4
6-9
DOCUMENTARCHIVERING
Inhoudsopgave
Scannen naar schijf
Het gescande origineel wordt opgeslagen als een beeldbestand. Er wordt niet afgedrukt en niet verzonden wanneer u
Scannen naar schijf gebruikt.
(1) Druk op de toets [DOCUMENT
ARCHIVERING].
(2) Druk op het tabblad [Scan. naar HDD].
Toets [Bestand] en toets [Snelbestand]
De toetsen "Bestand" en/of "Snelbestand" zullen niet verschijnen in het basisscherm van de kopieer- of beeldverzendfunctie
als een of beide toetsen gewijzigd is naar een andere functie met "Toetsinstelling aanpassen" van het menu webpagina.
Druk in dat geval op de toets [Spec. Functies] in het basisscherm van een van beide functies. De documentarchivering kan
worden uitgevoerd door in het menu van speciale functies op de toets [Snelbestand] of de toets [Bestand] te drukken.
Documentarchivering gebruiken in de afdrukmodus
Om de documentarchiveringsfunctie te gebruiken in de afdrukmodus selecteert u Documentarchivering in de printerdriver.
Raadpleeg voor meer informatie over het gebruik van documentarchivering in de afdrukmodus de paragraaf "HANDIGE
PRINTERFUNCTIES" (pagina 3-53) in "3. PRINTER".
Documentarchivering gebruiken in PC-Fax-/PC-I-Fax-modus
Om documentarchivering te gebruiken in de modus PC-Fax of PC-I-Fax, selecteert u de instellingen voor
documentarchivering in de PC-Fax-driver. Meer informatie vindt u in de help van de PC-I-Fax-driver.
Systeeminstellingen (Beheerder): Toetsinstelling aanpassen
De registratie wordt uitgevoerd in [Systeeminstellingen] - [Bedieningsinstellingen] - "Toetsinstelling aanpassen" in het
webpaginamenu.
Best. ophalen Scan. naar HDD Schijfstatus
Ex.datatoegang
Bestands-
Informatie
Origineel
Belichting
Resolutie
Comp.factor
Kleurmodus
Spec. Functies
200x200dpi
Gemid. comp
Auto
Auto
Auto
Mono
Klaar om te scannen naar vaste schijf.
Druk op [Start] om orig. te scannen.
Scannen: Opslaan:
BEELD
VERZENDEN
DOCUMENT
ARCHIVERING
KOPIE
(2) (1)
A4
6-10
DOCUMENTARCHIVERING
Inhoudsopgave
BASISSCHERM VAN DE
DOCUMENTARCHIVERINGSMODUS
Druk op de toets [DOCUMENT ARCHIVERING] om het basisscherm van de modus documentarchivering te openen.
De bestanden die op de harde schijf in de machine zijn opgeslagen kunnen vanuit dit scherm worden opgeroepen.
Wanneer u gebruikersauthenticatie gebruikt en Mijn map is geconfigureerd, verschijnt het bestandselectiescherm van
Mijn map.
Als de gebruiker die is ingelogd geen "Mijn map" heeft geconfigureerd, zal het mapselectiescherm verschijnen.
MAPSELECTIESCHERM (pagina 6-26)
BESTANDSSELECTIESCHERM (pagina 6-27)
(1) Moduswijzigingstoetsen
Gebruiken deze toepassing om te wisselen tussen de
modussen kopiëren, beeld verzenden en
documentarchivering.
Druk op de toets [DOCUMENT ARCHIVERING] om over
te schakelen naar de modus documentarchivering.
(2) Het tabblad [Best. Ophalen]
Druk op dit tabblad om een bestand op te halen dat is
opgeslagen door documentarchivering. Het
mapselectiescherm verschijnt.
MAPSELECTIESCHERM (pagina 6-26)
(3) Het tabblad [Scan. naar HDD]
Druk op deze toets om Scannen naar schijf te selecteren.
Er wordt niets afgedrukt of verzonden.
Het bestand wordt opgeslagen in de Hoofdmap of een
aangepaste map.
EEN BESTAND ALLEEN OPSLAAN (Scannen naar
schijf) (pagina 6-18)
(4) Het tabblad [Schijfstatus]
Druk op deze toets om na te gaan hoeveel van de harde
schijf van het apparaat in gebruik is.
De gebruikte schijfruimte wordt weergegeven als een
percentage.
(5) Het tabblad [Externe gegevenstoegang]
Deze toets kunt u selecteren wanneer een FTP-server of
een USB-geheugen is aangesloten op het apparaat.
"DIRECT AFDRUKKEN VANAF HET APPARAAT"
(pagina 3-55) in "3 PRINTER")
(6) Toets [Zoeken]
Druk op deze toets om een in een map opgeslagen
bestand te zoeken.
U kunt zoeken op gebruikersnaam, bestandsnaam of
mapnaam.
EEN OPGESLAGEN BESTAND ZOEKEN (pagina
6-47)
(7) Gebruik dit om de map te selecteren waar het
bestand is opgeslagen wanneer u een opgeslagen
bestand oproept.
MAPSELECTIESCHERM (pagina 6-26)
Best. ophalen Scan. naar HDD Schijfstatus
Ex.datatoegang
Hoofdmap
User 1
User 3
User 5
User 7
User 9
User 2
User 4
User 6
User 8
User 10
Snelmap
Zoeken
Mapselectie
1
2
Alle Mappen ABCD EFGHI JKLMN OPQRST UVWXYZ
BEELD
VERZENDEN
DOCUMENT
ARCHIVERING
KOPIE
(3)
(4)
(5)
(6)
(7)
(2)
(1)
Schijfstatus
Hoofdmap :10%
Aangepaste Map :40%
Snelmap :20%
Vrij Geheug.: 50%
Vrij Geheug.: 80%
0 25 50 75 100%
0 25 50 75 100%
6-11
DOCUMENTARCHIVERING
Inhoudsopgave
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u een origineel als afbeeldingsbestand kunt opslaan met de functies Snelbestand,
Bestand en Scannen naar schijf van de documentarchiveringsmodus.
EEN BESTAND OPSLAAN MET "Snelbestand"
Bij het kopiëren, afdrukken of verzenden van een document in de kopieermodus, afdrukmodus of in de modus
afbeelding verzenden (met uitzondering van de modus USB-geheugenscan) kan "Snelbestand" worden geselecteerd
om een afbeelding van het document op te slaan in de Snelmap.
De afbeelding kan op een later tijdstip worden opgehaald, zodat u het document kunt afdrukken of verzenden zonder
dat u het origineel hoeft te zoeken.
Als voorbeeld wordt hieronder de procedure voor het opslaan van een document in de Snelmap tijdens het kopiëren
uitgelegd.
BESTANDEN OPSLAAN MET DE
DOCUMENTARCHIVERINGSFUNCTIE
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de
invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Kopieerfunctie:
FORMAAT ORIGINEEL OPGEVEN (pagina 2-29)
Faxfunctie:
SCANFORMAAT EN VERZENDFORMAAT OPGEVEN
(pagina 4-46)
Scanner/internetfaxfunctie:
Het verzendformaat van de afbeelding opgeven (pagina
5-55)
2
Druk op de toets [Snelbestand].
Kleurmodus
Spec. Functies
Normaal
Dubbelz. Kopie
Uitvoer
Bestand
Snelbestand
Kopieerfactor
Origineel
Papierformaat
Auto
A4
Normaal papier
Meerkleuren
Belichting
Auto
A4
100%
2.
3.
4.
1.
A5
A4
A4
A4
6-12
DOCUMENTARCHIVERING
Inhoudsopgave
3
Druk op [OK].
U keert terug naar het basisscherm van de kopieermodus en
de toets [Snelbestand] wordt gemarkeerd.
Om Snelbestand te annuleren...
Druk op de toets [Snelbestand] op het scherm van stap 2 zodat deze niet wordt gemarkeerd nadat u op de toets [OK]
hebt gedrukt.
4
Selecteer de kopieerinstellingen en druk vervolgens op de toets [STARTEN
KLEUR] of de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Het kopiëren begint en de gescande documentafbeelding wordt opgeslagen op de harde schijf. De geselecteerde
kopieerinstellingen worden ook opgeslagen.
Om onbedoeld opslaan van het document te voorkomen wordt gedurende 6 seconden nadat u op de knop [START] hebt
gedrukt (standaardinstelling) de volgende waarschuwing weergegeven: "De gescande gegevens worden opgeslagen in de
snelbestandmap". U kunt de weergaveduur wijzigen onder "Mededelingentijd Instellen" in de systeeminstellingen
(beheerder).
Als u de pagina's van het origineel in de documentinvoerlade hebt geplaatst, worden alle pagina's gescand.
Als u het origineel op de glasplaat hebt geplaatst, wordt elke pagina afzonderlijk gescand. Plaats zodra een pagina is
gescand de volgende pagina en druk op dezelde [START]-toets die u aanvankelijk indrukte. Herhaal deze procedure totdat
alle pagina's zijn gescand en druk vervolgens op de toets [Lezen Klaar].
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
Als een bestand wordt opgeslagen met de functie Snelbestand, worden automatisch de volgende gebruikersnaam en
bestandsnaam aan het bestand toegekend.
Gebruikersnaam: Gebr. Onbekend
Bestandsnaam: Modus_Maand-Dag-Jaar_Uur-Minuut-Seconde
(Voorbeeld: Kopiëren_04042010_112030)
Opgeslagen in: Snelmap
Als gebruikersauthenticatie wordt gebruikt, wordt automatisch de voor het inloggen gebruikte gebruikersnaam geselecteerd.
Alleen de bestandsnaam en locatie van een bestand dat in de Snelmap is opgeslagen, kan worden gewijzigd.
Om Snelbestand te annuleren...
Druk op de toets [Snelbestand] in het scherm van stap 2 zodat de toets niet meer wordt gemarkeerd.
Systeeminstellingen (Beheerder): Alle Snelbestanden Wissen
Met uitzondering van de beveiligde bestanden, kunnen alle bestanden in de snelmap in één keer worden verwijderd.
De instellingen kunnen aldus worden geconfigureerd dat alle bestanden door het indrukken van een toets worden gewist en
dat alle bestanden automatisch worden gewist wanneer de machine wordt ingeschakeld.
OK
Gescande gegevens worden automatisch
opgeslagen in de snelbestandmap. Sla
hier geen vertrouwelijke gegevens op.
6-13
DOCUMENTARCHIVERING
Inhoudsopgave
EEN BESTAND OPSLAAN MET "Bestand"
Bij het kopiëren, afdrukken of verzenden van een document in de kopieermodus, afdrukmodus of
afbeeldingverzendmodus (met uitzondering van de modus USB-geheugenscan) kunt u "Bestand" selecteren om een
afbeelding van het document op te slaan in de Hoofdmap of een eerder gemaakte aangepaste map. De afbeelding kan
op een later tijdstip worden opgehaald, zodat u het document kunt afdrukken of verzenden zonder dat u het origineel
hoeft te zoeken.
Als voorbeeld wordt hieronder de procedure voor het gebruik van "Bestand" tijdens het kopiëren uitgelegd.
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de
invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Kopieerfunctie:
FORMAAT ORIGINEEL OPGEVEN (pagina 2-29)
Faxfunctie:
SCANFORMAAT EN VERZENDFORMAAT OPGEVEN
(pagina 4-46)
Scanner/internetfaxfunctie:
Het verzendformaat van de afbeelding opgeven (pagina
5-55)
2
Druk op de toets [Bestand].
3
Selecteer de "Bestand"-instellingen.
(1) Selecteer de instellingen voor
bestandsinformatie.
Raadpleeg voor het selecteren van de gebruikersnaam,
bestandsnaam, map en de vertrouwelijkheidsstatus de
paragraaf "BESTANDSINFORMATIE" (pagina 6-15).
Een gebruikersnaam specificeren: (pagina 6-15)
Een bestandsnaam toewijzen: (pagina 6-16)
De map specificeren: (pagina 6-16)
Een bestand opslaan als vertrouwelijk: (pagina 6-17)
Hebt u bovenstaande instellingen geconfigureerd, dan
keert u terug naar dit scherm. Ga door met de volgende
stap.
Als u geen gebruikersnaam of andere informatie wilt
toekennen aan het bestand, gaat u verder met de
volgende stap.
(2) Druk op [OK].
U keert terug naar het basisscherm van de kopieermodus
en de toets [Bestand] wordt gemarkeerd.
2.
3.
4.
1.
A5
A4
A4
A4
Kleurmodus
Spec. Functies
Normaal
Dubbelz. Kopie
Uitvoer
Bestand
Snelbestand
Kopieerfactor
Origineel
Papierformaat
Auto
A4
Normaal papier
Meerkleuren
Belichting
Auto
A4
100%
Bestandsinformatie
OKAnnuleren
Vertrouwelijk
Gebruik.Naam
Gebr. Onbekent
Kopiere04042010_112030
Hoofdmap
Bestandsnaam
Opgeslagen in
Wachtwoord
(1) (2)
6-14
DOCUMENTARCHIVERING
Inhoudsopgave
4
Selecteer de kopieerinstellingen en druk vervolgens op de toets [STARTEN
KLEUR] of de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Het kopiëren begint en de gescande documentafbeelding wordt opgeslagen op de harde schijf. De geselecteerde
kopieerinstellingen worden ook opgeslagen.
Raadpleeg stap 4 van "EEN BESTAND OPSLAAN MET "Snelbestand"" (pagina 6-11) voor de procedure van het plaatsen
van het origineel.
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
Als een bestand wordt opgeslagen met de functie "Bestand" zonder dat bestandsinformatie wordt toegekend, worden
automatisch de volgende gebruikersnaam en bestandsnaam aan het bestand toegekend.
Gebruikersnaam: Gebr. Onbekend
Bestandsnaam: Modus_Maand-Dag-Jaar_Uur-Minuut-Seconde
(Voorbeeld: Kopiëren_04042010_112030)
Opgeslagen in: Hoofdmap
Als gebruikersauthenticatie wordt gebruikt, wordt automatisch de voor het inloggen gebruikte gebruikersnaam geselecteerd.
Om de bewerking Bestand te annuleren...
Druk op de toets [Annuleren] in het scherm van stap 3.
6-15
DOCUMENTARCHIVERING
Inhoudsopgave
BESTANDSINFORMATIE
Dit hoofdstuk biedt uitleg over de instellingen die worden geconfigureerd in stap 3 van de paragraaf "EEN BESTAND
OPSLAAN MET "Bestand"" (pagina 6-13). Het specificeren van een gebruikersnaam, bestandsnaam, map en een
vertrouwelijkheidsstatus vereenvoudigt het beheren en zoeken van een bestand. Als u Vertrouwelijk selecteert en een
wachtwoord instelt, kunnen anderen het bestand bovendien niet zonder uw toestemming bekijken.
Een gebruikersnaam specificeren
1
Druk op de toets [Gebruik.Naam].
Als gebruikersauthenticatie wordt gebruikt, wordt automatisch
de voor het inloggen gebruikte gebruikersnaam geselecteerd.
In dat geval kunt u deze stap overslaan.
De gebruikersnaam moet eerder zijn opgeslagen "Gebruikerslijst" in de systeeminstellingen (beheerder).
2
Druk op de gewenste gebruikersnaam in
de weergegeven lijst met
gebruikersnamen.
(1) Selecteer de gebruikersnaam.
U kunt de gebruikersnaam op twee manieren selecteren:
(A) Druk op de toets voor de gebruikersnaam.
De gekozen gebruikersnaam wordt gemarkeerd.
Als u per ongeluk de verkeerde gebruikersnaam hebt
geselecteerd, druk dan op de toets met de juiste
naam.
(B) Druk op de toets .
In de berichtweergave verschijnt een gebied waar een
"Registratienr." [----] kan worden ingevoerd. Voer het
"Registratienr." in dat u tijdens de
gebruikersregistratie hebt ingesteld. Hierdoor kunt u
de gebruikersnaam selecteren.
(2) Druk op [OK].
De gekozen gebruikersnaam wordt geselecteerd en u
keert terug naar het scherm van stap 1. De geselecteerde
gebruikersnaam verschijnt.
Bestandsinformatie
OKAnnuleren
Vertrouwelijk
Gebruik.Naam
Gebr. Onbekent
Kopiere04042010_112030
Hoofdmap
Bestandsnaam
Opgeslagen in
Wachtwoord
Gebruik.Naam
Annuleren OK
6
18
ABC
Gebruik.
Name 1
Name 3
Name 5
Name 7
Name 9
Name 11
Name 2
Name 4
Name 6
Name 8
Name 10
Name 12
1
2
Alle
ABCD EFGH IJKL QRSTUMNOP VWXYZ etc.
12
(A) (2)
(B)
6-16
DOCUMENTARCHIVERING
Inhoudsopgave
Een bestandsnaam toewijzen
U kunt een bestandsnaam aan het bestand toewijzen.
De map specificeren
Druk op de toets [Bestandsnaam].
Er verschijnt een tekstinvoerscherm. Voer de bestandsnaam in
en druk op [OK].
De bestandsnaam mag maximaal 30 tekens lang zijn.
1
Druk op de toets [Opgeslagen in] .
Wanneer een gebruiker met een ingestelde "Mijn map" wordt geselecteerd, dan wordt "Mijn map" van die gebruiker
automatisch geselecteerd.
2
Selecteer de map waarin u het bestand
wilt opslaan.
(1) Druk op de toets voor de map waar het
bestand u wilt opslaan.
Als er een wachtwoord is ingesteld voor de map,
verschijnt er een wachtwoordinvoerscherm. Voer het
wachtwoord van de ingedrukte map in (5 tot 8 cijfers) met
de cijfertoetsen en druk [OK].
(2) Druk op [OK].
Bestandsinformatie
OKAnnuleren
Vertrouwelijk
Gebruik.Naam
Gebr. Onbekent
Kopiere04042010_112030
Hoofdmap
Bestandsnaam
Opgeslagen in
Wachtwoord
Bestandsinformatie
OKAnnuleren
Vertrouwelijk
Gebruik.Naam
Gebr. Onbekent
Kopiere04042010_112030
Hoofdmap
Bestandsnaam
Opgeslagen in
Wachtwoord
Hoofdmap
User 1
User 3
User 5
User 7
User 9
User 2
User 4
User 6
User 8
User 10
OK
Opgeslagen in:
1
2
Alle Mappen ABCD EFGHI JKLMN OPQRST UVWXYZ
(1) (2)
6-17
DOCUMENTARCHIVERING
Inhoudsopgave
Een bestand opslaan als vertrouwelijk
U kunt een wachtwoord instellen voor het bestand zodat anderen dit niet kunnen bekijken. Stel een wachtwoord in (5 tot
8 cijfers) met de cijfertoetsen.
1
Schakel de optie Vertrouwelijk in.
(1) Schakel het selectievakje [Vertrouwelijk] in
zodat er een vinkje verschijnt.
De vertrouwelijkheidsmodus wordt ingeschakeld en er
kan een wachtwoord worden ingevoerd.
(2) Druk op de toets [Wachtwoord].
2
Voer een wachtwoord (5 tot 8 cijfers) in
met de cijfertoetsen en druk op de toets
[OK].
Telkens als u een cijfer invoert, verandert "-" in " ".
Bestandsinformatie
OKAnnuleren
Vertrouwelijk
Gebruik.Naam
Wachtwoord
Name 1
file-01
Gebr 1
Bestandsnaam
Opgeslagen in
(1) (2)
Wachtwoord
Voer wachtwoord in met cijfertoetsen.
OKAnnuleren
6-18
DOCUMENTARCHIVERING
Inhoudsopgave
EEN BESTAND ALLEEN OPSLAAN
(Scannen naar schijf)
Scannen naar schijf wordt gebruikt om een gescand document op te slaan in de Hoofdmap of een aangepaste map. Er
wordt niets afgedrukt of verzonden.
SCHERM "Scan. naar HDD"
Als u op het tabblad [Scan. naar HDD] van de documentarchiveringsmodus drukt, verschijnt het onderstaande scherm.
Druk op de toetsen onderaan om de instellingen voor Scannen naar schijf te selecteren.
De huidige instelling van elke toets wordt rechts van de toets weergegeven.
(1) Toets [Bestands-Informatie]
U kunt informatie toevoegen aan een bestand dat door
Scannen naar schijf is opgeslagen. De instellingen
worden op dezelfde manier geconfigureerd als
bestandsinformatie voor "Bestand".
BESTANDSINFORMATIE (pagina 6-15)
(2) Toets [Spec. Functies]
Gebruik deze toets om speciale functies te selecteren
voor Scannen naar schijf.
Scherm met speciale functies voor Scannen naar
schijf (pagina 6-21)
(3) Toets [Origineel]
Druk op deze toets om het scanformaat, opslaggrootte
en stand van het origineel in te stellen en selecteer
2-zijdige scaninstellingen.
Toets [Origineel] (pagina 6-19)
(4) Toets [Belichting]
Druk op deze toets om de belichting voor het scannen te
selecteren.
(5) Toets [Resolutie]
Hiermee selecteert u de resolutie waarin het bestand
wordt verzonden.
Als "Lang Formaat" is opgegeven, kunt u alleen
resolutie-instellingen van 300 X 300 dpi of lager
selecteren.
(6) Toets [Comp.factor]
Hiermee selecteert u de kleurencompressiefactor die
wordt gebruikt om het bestand in kleur op te slaan.
(7) Toets [Kleurmodus]
Gebruik deze toets om de kleurenmodus te selecteren bij
het opslaan van een document.
Toets [Kleurmodus] (pagina 6-20)
(8) Toets
Deze toets verschijnt als een speciale functie of 2-zijdig
scannen wordt geselecteerd. Druk op deze toets om de
geselecteerde speciale functies weer te geven.
Best. ophalen Scan. naar HDD Schijfstatus
Ex.datatoegang
Bestands-
Informatie
Origineel
Belichting
Resolutie
Comp.factor
Kleurmodus
Spec. Functies
Scannen:
200x200dpi
Gemid. comp
Opslaan:
Auto
Auto
Auto
Mono
Klaar om te scannen naar vaste schijf.
Druk op [Start] om orig. te scannen.
BEELD
VERZENDEN
DOCUMENT
ARCHIVERING
KOPIE
A4
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
(7)
(8)
6-19
DOCUMENTARCHIVERING
Inhoudsopgave
Toets [Origineel]
Als op de toets [Origineel] wordt gedrukt, verschijnt het volgende scherm. Dit scherm wordt gebruikt om het formaat van
het origineel de wijzigen en de scaninstellingen voor 2-zijdige originelen te selecteren.
(1) Druk op de toets [Scanformaat].
Als het origineel een afwijkend formaat heeft dat niet kan worden herkend door de automatische formaatdetectie, druk dan op
de toets [Scanformaat] en specificeer het formaat van het origineel.
(2) Druk op de toets [Opslagformaat].
Als u het bestand wilt opslaan met een ander formaat dan dat van het origineel, druk dan op de toets [Opslagformaat] en wijzig
het opslagformaat.
(3) Druk op de juiste toets voor de afdrukstand.
Wijst de bovenrand van het origineel naar boven, druk dan op de toets . Wijst de bovenrand van het origineel naar links,
druk dan op de toets .
Als het origineel 2-zijdig is, druk dan op de toets [2-Zijdig Boekje] of de toets [2-Zijdig Schr.Blok], welke van toepassing is.
(4) Druk op [OK].
De instellingen worden opgeslagen en u keert terug naar het scherm voor Scannen naar schijf.
Toets [Belichting]
Als u de belichting wilt aanpassen, drukt u op de toets [Belichting].
Selecteer een geschikte belichtingsfunctie voor het origineel en druk op de toets of om het belichtingsniveau
aan te passen. Druk vervolgens op [OK].
(1) Selecteer het juiste origineeltypes voor het origineel dat moet worden gescand.
(2) Selecteer [Auto] of [Handmatig].
Als u [Handmatig] hebt geselecteerd, druk dan op de toets of om de belichting aan te passen. (Voor een donkerde
afbeelding drukt u op de toets . Voor een lichtere afbeelding drukt u op de toets .)
Als de belichting staat ingesteld op [Auto], kunnen de toetsen niet worden gebruikt.
(A): Moirè-Reductie
Druk op het selectievakje [Moirè-Reductie] zodat er een vinkje verschijnt om het optreden van het moiré-effect te
verminderen bij het scannen van drukwerk.
(3) Druk op [OK].
De instellingen worden opgeslagen en u keert terug naar het scherm voor Scannen naar schijf.
Scan naar HD/Origineel
OK
Scanformaat Opslagformaat100%
2-Zijdig
Boekje
2-Zijdig
Schr.Blok
A4
Auto
Stand afbeelding
(3)
(1) (2) (4)
Origineel
Scan naar HD/Belichting
OK
Handmatig
1 3 5
Tekst/
Afged.Foto
Foto
Tekst/Foto
Map
Tekst
Afgedrukte
Foto
Moiré-
Reductie
Auto
Type Origineel Beeld
(1)(A)(2)
(3)
Belichting
6-20
DOCUMENTARCHIVERING
Inhoudsopgave
Toets [Kleurmodus]
Druk op de toets [Kleurmodus] om het instelscherm voor de kleurenmodus voor Scannen naar schijf te openen.
De volgende instellingen kunnen worden gekozen voor de scankleur door op de toets [STARTEN KLEUR] of de toets
[STARTEN ZWART-WIT] te drukken.
Als u klaar bent met het selecteren van de modus, drukt u op [OK].
Starttoets Modus Scanmethode
Toets [STARTEN
KLEUR]
Meerkleuren
Het origineel wordt gescand in kleur. Deze modus is ideaal voor originelen
in kleur, zoals catalogi.
Zelfs als het origineel zwart-wit is, wordt dit gescand als een origineel in
kleur.
Automatisch
Het apparaat detecteert of het origineel kleur of zwart-wit is en selecteert
automatisch scannen in kleur of zwart-wit (grijsschaal).
2 kleuren
Alleen de rode gebieden van het origineel worden veranderd in de
geselecteerde kleur. andere kleuren dan rood worden gescand in zwart.
De kleuren rood, groen, blauw, cyaan, magenta en geel kunnen worden
geselecteerd.
Toets [STARTEN
ZWART-WIT]
Mono
De kleuren van het origineel worden gescand in zwart of wit. Deze modus
is ideaal voor originelen met alleen tekst.
Grijstinten
De kleuren in het origineel worden gescand in zwart-wit in gradaties van
grijs (grijsschaal).
Scan naar HD/Kleurmodus
OK
Meerkleuren
2 kleuren
Automatisch
Mono
Grijstinten
Kleurmodus
Z/W-modus
Kleurmodus
6-21
DOCUMENTARCHIVERING
Inhoudsopgave
Scherm met speciale functies voor Scannen naar schijf
Als u op de toets [Spec. Functies] drukt, verschijnt het onderstaande scherm. Zie voor meer informatie over elke
instelling "SPECIALE FUNCTIES" (pagina 5-65) in "5. SCANNER / INTERNETFAX".
(1) Toets [Wissen]
Met de wisfunctie kunt u schaduwstrepen op gemaakte
afbeeldingen wissen die optreden bij het scannen van
dikke originelen of boeken op de glasplaat.
(2) Toets [Kaart Formaat]
Met deze functie kunt u de voor- en achterkant van een
kaart opslaan als een enkel bestand.
(3) Toets [Opdracht Samenstel.]
Met deze functie kunt u een origineel dat uit een groot
aantal pagina’s bestaat opsplitsen in sets, elke set
scannen met behulp van de automatische
documentinvoer en alle pagina's opslaan als één enkel
bestand. Gebruik deze functie wanneer er meer
orineelpagina’s zijn dan in een keer in de automatische
documentinvoereenheid kunnen worden geplaatst.
(4) Toets [Langzame scanmodus]
Druk op deze toets wanneer u dunne originelen wilt
scannen met behulp van de automatische
documentinvoerlade. Deze functie helpt voorkomen dat
dunne originelen in het apparaat vastlopen.
Scan naar HD/Spec. Functies
OK
Langzame
scanmodus
Opdracht
Samenstel.
Wissen Kaart Formaat
(4)
(2)(1) (3)
Spec. Functies
6-22
DOCUMENTARCHIVERING
Inhoudsopgave
"Scannen naar schijf" UITVOEREN
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de
invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Plaats het origineel op de glasplaat
2
Schakel over naar de
documentarchiveringsmodus en selecteer
de instellingen voor Scannen naar schijf.
(1) Druk op de toets [DOCUMENT
ARCHIVERING].
(2) Druk op het tabblad [Scan. naar HDD].
Als u geen instellingen wilt selecteren, gaat u verder met
de volgende stap.
(3) Selecteer origineelformaat, belichting,
compressiefactor, kleurmodus en speciale
functies.
Zie "SCHERM "Scan. naar HDD"" (pagina 6-18).
(4) Druk op de toets [Bestands-Informatie].
De instellingen zijn gelijk aan die voor "Bestand". Zie
"BESTANDSINFORMATIE" (pagina 6-15).
Als het origineel 2-zijdig is, vergeet dan niet om de toets [Origineel] te kiezen en vervolgens op de toets [2-Zijdig
Boekje] of [2-Zijdig Schrijfblok] te drukken.
3
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Het scannen begint.
Raadpleeg stap 4 van "EEN BESTAND OPSLAAN MET "Snelbestand"" (pagina 6-11) voor de procedure van het plaatsen
van het origineel.
Er klinkt een geluidssignaal om aan te geven dat Scannen naar schijf is voltooid.
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
abc
abc
Staand origineel
Liggend origineel
Leg de bovenrand van
het origineel tegen de
zijde van de glasplaat
met de
schaalaanduiding.
Leg de rechterzijde van
het origineel tegen de
zijde van de glasplaat
met de
schaalaanduiding.
Best. ophalen Scan. naar HDD Schijfstatus
Ex.datatoegang
Bestands-
Informatie
Origineel
Belichting
Resolutie
Comp.factor
Kleurmodus
Spec. Functies
Scannen:
200x200dpi
Gemid. comp
Opslaan:
Auto
Auto
Auto
Mono
Klaar om te scannen naar vaste schijf.
Druk op [Start] om orig. te scannen.
BEELD
VERZENDEN
DOCUMENT
ARCHIVERING
KOPIE
A4
(3)(2)(4) (1)
6-23
DOCUMENTARCHIVERING
Inhoudsopgave
Als Scannen naar schijf wordt uitgevoerd zonder dat bestandsinformatie wordt toegekend, worden automatisch de volgende
gebruikersnaam en bestandsnaam aan het bestand toegekend.
Gebruikersnaam: Gebr. Onbekend
Bestandsnaam: Modus_Maand-Dag-Jaar_Uur-Minuut-Seconde
(Voorbeeld: HDD_04042010_112030)
Opgeslagen in: Hoofdmap
Als gebruikersauthenticatie wordt gebruikt, wordt automatisch de voor het inloggen gebruikte gebruikersnaam geselecteerd.
6-24
DOCUMENTARCHIVERING
Inhoudsopgave
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u bestanden die u met de documentarchiveringsfunctie hebt opgeslagen kunt
ophalen en afdrukken of verzenden.
PROCEDURE VOOR HET GEBRUIKEN VAN
EEN OPGESLAGEN BESTAND
Deze sectie legt de basisprocedure uit voor het oproepen en gebruiken van een bestand. De schermen en procedures
kunnen variëren afhankelijk van of gebruikersauthenticatie is ingeschakeld.
Raadpleeg de procedure die betrekking heeft op uw situatie.
Zie voor meer informatie over gebruikersauthenticatie "GEBRUIKERSAUTHENTICATIE" (pagina 1-16) in
"1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT". Zie voor informatie over het instellen van gebruikersauthenticatie en het
opslaan van gebruikersnamen "Gebruikers-bediening" (pagina 7-45) in "7. SYSTEEMINSTELLINGEN".
OPGESLAGEN BESTANDEN
GEBRUIKEN
Bestanden die zijn opgeslagen met documentarchivering kunnen ook worden opgeroepen en gebruikt vanuit de
webpagina’s. Klik op [Documenthandelingen] en vervolgens op [Document Archiveren] in het webpaginamenu en selecteer
de map die het bestand bevat dat u wilt gebruiken.
U kunt ook een voorbeeld van een opgeslagen bestand bekijken in de webpagina's.
Wijzig de modus.
Schakel over naar de modus documentarchivering.
BASISSCHERM VAN DE
DOCUMENTARCHIVERINGSMODUS (pagina 6-10)
Best. ophalen Scan. naar HDD Schijfstatus
Ex.datatoegang
Hoofdmap
User 1
User 3
User 5
User 7
User 9
User 2
User 4
User 6
User 8
User 10
Snelmap
Zoeken
Mapselectie
1
2
Alle Mappen ABCD EFGHI JKLMN OPQRST UVWXYZ
BEELD
VERZENDEN
DOCUMENT
ARCHIVERING
KOPIE
6-25
DOCUMENTARCHIVERING
Inhoudsopgave
Selecteer het bestand dat u wilt oproepen.
Selecteer de map in het mapselectiescherm. Wanneer u de
map heeft geselecteerd, verschijnen de bestanden in de
map. Selecteer het bestand dat u wilt oproepen.
Voor de selectie van bestanden kunnen er
miniatuurafbeeldingen van worden weergegeven.
BESTANDSSELECTIESCHERM (pagina 6-27)
EEN BESTAND SELECTEREN (pagina 6-29)
De zoekfunctie kan worden gebruikt om een bestand op te
roepen.
EEN OPGESLAGEN BESTAND ZOEKEN (pagina
6-47)
Selecteer de handeling.
Selecteer de gewenste handeling en configuratieinstellingen.
SCHERM TAAKINSTELLINGEN (pagina 6-30)
EEN OPGESLAGEN BESTAND AFDRUKKEN (pagina
6-31)
EEN OPGESLAGEN BESTAND VERZENDEN (pagina
6-37)
EIGENSCHAPPEN VAN OPGESLAGEN BESTANDEN
(pagina 6-39)
EEN OPGESLAGEN BESTAND VERPLAATSEN (pagina
6-41)
EEN OPGESLAGEN BESTAND VERWIJDEREN (pagina
6-43)
DE AFBEELDING VAN EEN OPGESLAGEN BESTAND
CONTROLEREN (pagina 6-44)
Hoofdmap
Bestandsnaam
file-01 Name 1 04/04/2010
file-02 Name 2 04/04/2010
file-03.tiff Name 3 04/04/2010
file-04 Name 4 04/04/2010
file-05.tiff Name 5 04/04/2010
Gebr. Naam Datum
Alle Bestanden
1
2
VorigeZoeken
Multi-afdrukWeergave wijzigen
Best. ophalen Scan. naar HDD Schijfstatus Ex.datatoegang
Taakinstellingen
Annuleren
file-01 Name 1 A4 Meerkl.
Afdrukken Verzenden Beeldcontrole
Eigensch.
Wijzigen
Verplaatsen Wissen Details
Selecteer de taak.
6-26
DOCUMENTARCHIVERING
Inhoudsopgave
MAP- EN BESTANDSSELECTIESCHERMEN
Om een opgeslagen bestand te gebruiken met documentarchivering, moeten de map- en bestandsnaam worden
geselecteerd. Hieronder vindt u uitleg over het mapselectiescherm en het bestandsselectiescherm.
MAPSELECTIESCHERM
Het scherm wijkt iets af wanneer gebruikersauthenticatie is ingeschakeld op het apparaat.
Als gebruikersauthenticatie niet is ingeschakeld Als gebruikersauthenticatie is ingeschakeld
(1) Toets [Hoofdmap]
Druk op deze toets om een bestand op te roepen uit de
Hoofdmap. De bestanden in de Hoofdmap verschijnen.
(2) Toetsen Aangepaste map
De aangepaste mappen die zijn gemaakt onder "Beheer
Documentarchivering" (pagina 7-24) in de
systeeminstellingen worden weergegeven. Druk op een
toets om alle bestanden in die map weer te geven. Als
een wachtwoord is ingesteld voor een aangepaste map,
verschijnt een wachtwoordinvoerscherm wanneer u op
de map drukt. Hierin kan het wachtwoord worden
ingevoerd.
(3) Toets [Snelmap]
Druk op deze toets om een bestand op te halen uit de
Snelmap. De bestanden in de Snelmap verschijnen.
EEN BESTAND OPSLAAN MET "Snelbestand"
(pagina 6-11)
(4) Indextabs
Alle mappen verschijnen op het tabblad [Alle Mappen].
Druk op een tab om de aangepaste mappen weer te
geven waarvan de eerste letters (die zijn ingesteld in
"Documentarch. Beheer" in de systeeminstellingen)
overeenkomen met de letters op de tab.
(5) Toets [Mijn map]
Deze toets verschijnt wanneer gebruikersauthenticatie is
ingeschakeld. Druk op de toets om het
bestandsselectiescherm voor "Mijn map" weer te geven.
Wanneer gebruikersauthenticatie is ingeschakeld maar
"Mijn map" is niet geconfigureerd, kan deze toets niet
worden geselecteerd (de toets wordt grijs).
Hoofdmap
User 1
User 3
User 5
User 7
User 9
User 2
User 4
User 6
User 8
User 10
Snelmap
Zoeken
Mapselectie
1
2
Alle Mappen ABCD EFGHI JKLMN OPQRST UVWXYZ
(2)(1) (3)
(4)
Hoofdmap
User 1
User 3
User 5
User 7
User 9
User 2
User 4
User 6
User 8
User 10
Snelmap
ZoekenMijn map
Mapselectie
1
2
Alle Mappen ABCD EFGHI JKLMN OPQRST UVWXYZ
(2)(1) (3) (5)
(4)
6-27
DOCUMENTARCHIVERING
Inhoudsopgave
BESTANDSSELECTIESCHERM
Hieronder wordt uitleg gegeven over het bestandsselectiescherm voor de Snelmap, Hoofdmap en aangepaste mappen.
Het bestandsselectiescherm kan worden weergegeven in de indeling "Lijstscherm" en "Miniatuurscherm". (Zie
onderstaand punt "(5) Toets [Weergave wijzigen]" voor het selecteren van de indeling.)
In dit hoofdstuk wordt aangenomen dat de indeling "Lijstscherm" is geselecteerd.
(1) Bestandstoetsen
De opgeslagen bestanden worden weergegeven. Elke
bestandstoets bevat een pictogram dat aangeeft in welke
modus het bestand werd opgeslagen, de bestandsnaam,
de gebruikersnaam en de datum waarop het bestand
werd opgeslagen.
Als u op een bestandstoets drukt, verschijnt het scherm
opdrachtinstellingen.
Opdrachtpictogrammen
Miniatuurscherm
De eerste pagina van miniatuurafbeeldingen van
opgeslagen bestanden wordt weergegeven.
(2)
Toets [Bestandsnaam], toets [Gebr. Naam], toets [Datum]
Gebruik deze toetsen om de weergavevolgorde van de
bestandstoetsen te wijzigen. Als u op een van de toetsen
drukt, verschijnt of in de toets.
Als verschijnt in de toets [Bestandsnaam] of [Gebr.
Naam], worden de bestanden op bestandsnaam of
gebruikersnaam weergegeven in oplopende volgorde.
Als verschijnt in de toets [Datum] worden de
bestanden in datumvolgorde weergegeven, met het
oudste bestand bovenaan.
Als verschijnt in de toets [Bestandsnaam] of [Gebr.
Naam], worden de bestanden op bestandsnaam of
gebruikersnaam weergegeven in aflopende volgorde.
Als verschijnt in de toets [Datum] worden de
bestanden in datumvolgorde weergegeven, met het
nieuwste bestand bovenaan.
(3) Toets [Vorige]
Druk op deze toets om terug te gaan naar het
basisscherm van de documentarchiveringsmodus.
MAPSELECTIESCHERM (pagina 6-26)
(4) Toets [Pagina]
Als er meerdere pagina's zijn, kunt u op deze toets
drukken om het nummer in te voeren van een pagina die u
wilt weergeven. Als u op de toets drukt, verschijnt een
invoerscherm voor het paginanummer. Voer het gewenste
paginanummer (3 cijfers) in met de cijfertoetsen. Als u
bijvoorbeeld pagina 3 wilt weergeven, voert u "003" in.
(5) Toets [Weergave wijzigen]
De weergegeven bestandstoetsen kunnen per
opdrachtsoort worden gewijzigd en weergegeven als
miniatuurafbeeldingen. Het huidige geselecteerde
opdrachttype verschijnt rechts van de toets [Weergave
wijzigen]. Aanvankelijk is [Alle Bestanden] geselecteerd.
Als u op de toets [Weergave wijzigen] drukt, verschijnt
het onderstaande scherm.
Als u alleen de bestandstoetsen voor een bepaald
opdrachttype wilt weergeven, selecteert u het
opdrachttype in de opdrachttypeweergave bovenin het
scherm.
Druk op de toets [Miniatuur] om miniatuurafbeeldingen
van de bestanden weer te geven. Om over te schakelen
van het miniatuurscherm naar het lijstscherm, drukt u op
de toets [Lijst]. Druk op [OK] als u klaar bent.
Hoofdmap
Bestandsnaam
file-01 Name 1 04/04/2010
file-02 Name 2 04/04/2010
file-03.tiff Name 3 04/04/2010
file-04 Name 4 04/04/2010
file-05.tiff Name 5 04/04/2010
Gebr. Naam Datum
Alle Bestanden
1
2
VorigeZoeken
Zoeken
Datum
8
Sorteervolgorde
Opties tonen
Multi-afdrukWeergave wijzigen
Best. ophalen Scan. naar HDD Schijfstatus Ex.datatoegang
aaa.tiff
eee.tiff fff.tiff ggg.tiff hhh.tiff
bbb.tiff ccc ddd
Hoofdmap
Vorige
Best. ophalen
Scan. naar HDD Schijfstatus Ex.datatoegang
1
2
Multi-afdrukWeergave wijzigen
Alle Bestanden
(2) (3) (4)(1)
(6)
(5)
(3) (4)(1)
(6)
(7)(5)
[Lijstscherm] [Miniatuurscherm]
Kopiëren Verzending
Internetfax
Afdrukken
Faxverzen
ding
Scannen
naar E-mail
Scannen
naar schijf
Scannen
naar FTP
Scannen
naar
desktop
Scannen
naar
netwerkmap
PC-Fax
verzending
Verzending
PC-I-Fax
Het pictogram Vertrouwelijk ( ) verschijnt in plaats
van de miniatuurafbeelding voor bestanden die als
vertrouwelijk zijn opgeslagen.
Per opdracht
Weergavestijl
OK
Lijst
Miniatuur
Alle Bestanden
Scannen
Scan. naar HDD
Kopieren
Internetfax
FaxenPrinter
Weergave wijzigen
6-28
DOCUMENTARCHIVERING
Inhoudsopgave
(6) Toets [Multi-afdruk]
Druk op deze toets om meerdere bestanden in een map
te selecteren om af te drukken.
MULTI-FILE PRINTEN (pagina 6-33)
(7) Sorteervolgorde / Opties tonen
Dit kan in het miniatuurscherm worden gebruikt.
De weergavevolgorde van de bestandsminiaturen kan bij
"Sorteervolgorde" worden gewijzigd.
Selecteer "Datum ", "Datum ", "Bestandsnaam ",
"Bestandsnaam ", "Gebruik.Naam ", of
"Gebruik.Naam ".
Het aantal weergegeven bestandsminiaturen kan bij
"Opties tonen" worden gewijzigd.
Selecteer twee of acht miniaturen.
6-29
DOCUMENTARCHIVERING
Inhoudsopgave
EEN BESTAND SELECTEREN
Dit gedeelte legt uit hoe u het bestand dat u wilt gebruiken kunt selecteren.
1
Selecteer de map die het bestand bevat
dat u wilt gebruiken.
(1) Druk op de toets [DOCUMENT
ARCHIVERING].
Het mapselectiescherm verschijnt. Als er een ander
tabblad verschijnt, druk dan op het tabblad [Best.
ophalen].
Wanneer de gebruikersauthenticatie is ingeschakeld en
"Mijn map" is geconfigureerd in "Gebruikerslijst" in de
systeeminstellingen, wordt de aangepaste map
opgegeven als "Mijn map" wordt geopend. Druk op de
toets [Vorige] om het mapselectiescherm te openen.
(2) Druk op de toets van de map waarin het
gewenste bestand zich bevindt.
Als er een wachtwoord is ingesteld voor de geselecteerde
map, verschijnt een wachtwoordinvoerscherm.
Voer het wachtwoord (5 tot 8 cijfers) in met de
cijfertoetsen en druk op [OK].
2
Druk op de toets voor het gewenste
bestand.
Als er een wachtwoord is ingesteld voor de geselecteerde map,
verschijnt een wachtwoordinvoerscherm.
Voer het wachtwoord (5 tot 8 cijfers) in met de cijfertoetsen en
druk op [OK].
Druk op de toets [Weergave wijzigen] om de toetsen van een bepaalde modus zoals de kopieer- of scanmodus
weer te geven, of om miniatuurafbeeldingen van de bestanden weer te geven. Met de toets [Weergave wijzigen]
kunt u snel een bestand vinden.
U kunt op de toets [Bestandsnaam], de toets [Gebr. Naam] of de toets [Datum] drukken om de weergavevolgorde
van de bestanden te wijzigen.
Druk op de toets [Multi-afdruk] om meerdere bestanden in een map te selecteren om af te drukken.
MULTI-FILE PRINTEN (pagina 6-33)
Best. ophalen Scan. naar HDD Schijfstatus
Ex.datatoegang
Hoofdmap
User 1
User 3
User 5
User 7
User 9
User 2
User 4
User 6
User 8
User 10
Snelmap
Zoeken
Mapselectie
1
2
Alle Mappen ABCD EFGHI JKLMN OPQRST UVWXYZ
BEELD
VERZENDEN
DOCUMENT
ARCHIVERING
KOPIE
(2)
(1)
Hoofdmap
Bestandsnaam
file-01 Name 1 04/04/2010
file-02 Name 2 04/04/2010
file-03.tiff Name 3 04/04/2010
file-04 Name 4 04/04/2010
file-05.tiff Name 5 04/04/2010
Gebr. Naam Datum
1
2
VorigeZoeken
Multi-afdrukWeergave wijzigen
Alle Bestanden
6-30
DOCUMENTARCHIVERING
Inhoudsopgave
SCHERM TAAKINSTELLINGEN
Als u op de toets voor een bestand drukt, verschijnt het volgende scherm. Druk op de toets voor de bewerking die u wilt
uitvoeren en selecteer de gewenste instellingen.
(1) Bestandsweergave
Druk op deze toets om informatie weer te geven over het
geselecteerde bestand (opdrachtpictogram,
bestandsnaam, gebruikersnaam, opslagformaat en
kleurenmodus).
(2) Toets [Annuleren]
Druk op deze toets om de bewerking te annuleren en
terug te gaan naar het bestandsselectiescherm.
(3) Toets [Afdrukken]
Druk op deze toets om het geselecteerde bestand af te
drukken.
EEN OPGESLAGEN BESTAND AFDRUKKEN
(pagina 6-31)
(4) Toets [Verplaatsen]
Gebruik deze procedure om de bestandslocatie te
wijzigen (een bestand naar een andere map
verplaatsen).
EEN OPGESLAGEN BESTAND VERPLAATSEN
(pagina 6-41)
(5) Toets [Verzenden]
Dit wordt gebruikt om een opgeslagen bestand per fax,
internetfax, scanverzending of andere methode te
verzenden.
EEN OPGESLAGEN BESTAND VERZENDEN
(pagina 6-37)
(6) [Wissen]-toets
Druk op deze toets om een bestand te verwijderen dat
niet langer nodig is.
EEN OPGESLAGEN BESTAND VERWIJDEREN
(pagina 6-43)
(7) Toets [Eigensch. Wijzigen]
Gebruik deze toets om de eigenschappen ("Delen",
"Beveiligen" of "Vertrouwelijk") van een opgeslagen
bestand te wijzigen.
EIGENSCHAPPEN VAN OPGESLAGEN
BESTANDEN (pagina 6-39)
(8) Toets [Beeldcontrole]
Er verschijnt een afbeelding van het opgeslagen
bestand.
DE AFBEELDING VAN EEN OPGESLAGEN
BESTAND CONTROLEREN (pagina 6-44)
(9) Toets [Details]
Druk op deze toets om uitgebreide informatie over het
geselecteerde bestand weer te geven.
Als u op deze toets drukt, verschijnt het volgende
scherm.
Als u de bestandsnaam wilt wijzigen, drukt u op de toets
[Bestandsnaam] in dit scherm.
Er verschijnt een tekstinvoerscherm. Voer de gewenste
bestandsnaam in.
De toets verschijnt als u een speciale functie
selecteert. Druk op de toets om het
bevestigingsscherm van de speciale functies te openen.
Taakinstellingen
Annuleren
file-01 Name 1 Meerkl.
Afdrukken Verzenden Beeldcontrole
Eigensch.
Wijzigen
Verplaatsen Wissen Details
Selecteer de taak.
Hoofdmap
Bestandsnaam
file-01 Name 1 04/04/2010
file-02 Name 2 04/04/2010
file-03.tiff Name 3 04/04/2010
file-04 Name 4 04/04/2010
file-05.tiff Name 5 04/04/2010
Gebr. Naam Datum
1
2
VorigeZoeken
Multi-afdrukWeergave wijzigen
Best. ophalen Scan. naar HDD Schijfstatus Ex.datatoegang
Alle Bestanden
(2)(1)
(4)
(6)(5)(3) (7) (9)(8)
Taakinstellingen / Detail
OK
Bestandsnaam
file-01 Name 1
Map: Hoofdmap
Formaat: A4
Datum: 04/04/2010 11:20
Datagrootte: 40B
Document-
Type:
Uitvoer:
Resolutie: 600x600dpi
Kleur / Z/W: Meerkleuren
Pagina: 10
Speciale
Functies:
Bestandstype:
6-31
DOCUMENTARCHIVERING
Inhoudsopgave
EEN OPGESLAGEN BESTAND AFDRUKKEN
Een bestand dat is opgeslagen met de documentarchiveringsfunctie kan wanneer gewenst worden opgehaald en
afgedrukt. De instellingen die werden gebruikt toen het bestand werd opgeslagen zijn ook opgeslagen, zodat het
bestand opnieuw kan worden afgedrukt met dezelfde instellingen. U kunt het bestand ook aanpassen door de
afdrukinstellingen te wijzigen voordat u het afdrukt.
Volg de onderstaande stappen nadat u het gewenste bestand heeft geselecteerd.
EEN BESTAND SELECTEREN (pagina 6-29)
1
Druk op de toets [Afdrukken].
2
Druk op de toets [Gegevens afdrk. en
verwijderen] of de toets [Gegevens
afdrukken en opslaan].
Als u op de toets [Gegevens afdrk. en verwijderen] drukt,
worden de bestanden na het afdrukken automatisch
verwijderd.
Als u op de toets [Gegevens afdrukken en opslaan] drukt,
worden de bestanden na het afdrukken opgeslagen.
U kunt ook uitvoerinstellingen, 2-zijdig afdrukken, speciale
functies, het aantal kopieën en andere instellingen selecteren.
Zie voor meer informatie "SCHERM AFDRUKINSTELLINGEN"
(pagina 6-32).
Als het bestand is opgeslagen in zwart-wit of grijstonen, kunt u het niet afdrukken in kleur.
Als een document van groot formaat wordt opgeslagen vanuit Scannen naar schijf of de scanmodus, dan kan het bestand
niet worden afgedrukt. Een bestand dat is opgeslagen vanuit scanmodus met bestemmingen voor faxmodus of modus
Internetfax in een distributieverzending kunnen wel worden afgedrukt.
Als de afdrukinstellingen gewijzigd zijn wanneer een opgeslagen bestand is afgedrukt, is het aantal kopieën de enige
instelling die kan worden opgeslagen.
De afdruksnelheid kan iets lager zijn afhankelijk van de resolutie en belichtingsinstellingen van het opgeslagen bestand.
Taakinstellingen
Annuleren
file-01 Name 1 A4 Meerkl.
Afdrukken Verzenden Beeldcontrole
Eigensch.
Wijzigen
Verplaatsen Wissen Details
Selecteer de taak.
Uitvoer
2-Zijdig
Spec. Functies
Papierformaat
Auto
file-01 Name 1 A4 Meerkl.
Taakinstellingen / Afdrukken
Annuleren
Z/W-afdruk
Aantal afdrukken
1
(1 999)
Gegevens afdrk. en
verwijderen
Gegevens afdrukken en
opslaan
6-32
DOCUMENTARCHIVERING
Inhoudsopgave
SCHERM AFDRUKINSTELLINGEN
(1) Toets [Papierformaat]
Gebruik deze toets om het papierformaat in te stellen.
(2) Toets [Uitvoer]
Gebruik deze toets om Sorteren, Groep of Nietsorteren
te selecteren en om de uitvoerlade te selecteren.
(3) Toets [2-Zijdig]
Gebruik deze toets om de richting van de afbeelding op
de achterzijde van het papier te selecteren voor 2-zijdig
afdrukken. Druk op de toets [2-Zijdig Boekje] om de
afbeelding aan de voor- en achterzijde in dezelfde
richting te plaatsen. Druk op de toets [2-Zijdig Schr.Blok]
om de afbeelding aan de voor- en achterzijde in de
tegenovergestelde richting te plaatsen. Let erop dat deze
toetsen door het formaat en de richting van de
opgeslagen afbeelding een tegenovergesteld effect
kunnen opleveren. Als geen van deze toetsen wordt
geselecteerd (geen van beide toetsen wordt
gemarkeerd), wordt 1-zijdig afgedrukt.
(4) Toets [Spec. Functies]
Druk op deze toets om "Kantlijn Verschuiving", "Opmaak
Pamflet", "2in1/4in1", "Tandemafdr." of "Stempel" te
selecteren.
Deze toets verschijnt niet als het bestand werd
opgeslagen vanuit de afdrukmodus.
(5) Toets
Gebruik deze toetsen om het aantal kopieën in te stellen.
Het aantal kopieën kan ook direct worden geselecteerd
door op de cijferweergave te drukken en het aantal met
de cijfertoetsen te wijzigen.
(6) Toets [Gegevens afdrk. en verwijderen]
Het afdrukken begint zodra op deze toets wordt gedrukt.
Als het afdrukken is voltooid, wordt het bestand
automatisch verwijderd.
(7) Toets [Gegevens afdrukken en opslaan]
Het afdrukken begint zodra op deze toets wordt gedrukt.
Het bestand wordt na het afdrukken niet verwijderd.
(8) Selectievakje [Z/W-afdruk]
Schakel dit selectievakje in als het bestand in kleur is
opgeslagen en u dit in zwart-wit wilt afdrukken. Wanneer
het bestand is opgeslagen in zwart-wit, verschijnt dit
selectievakje niet.
Uitvoer
2-Zijdig
Spec. Functies
Papierformaat
Auto
file-01 Name 1 A4 Meerkl.
Taakinstellingen / Afdrukken
Annuleren
Z/W-afdruk
Aantal afdrukken
1
(1 999)
Gegevens afdrk. en
verwijderen
Gegevens afdrukken en
opslaan
(5)
(8)
(6)
(7)
(1)
(2)
(3)
(4)
6-33
DOCUMENTARCHIVERING
Inhoudsopgave
MULTI-FILE PRINTEN
Er kunnen meerdere bestanden in een map worden geselecteerd om af te drukken.
1
Druk op de toets [Multi-afdruk].
Druk op de toets [Weergave wijzigen] om bestanden van een
bepaald opdrachttype te selecteren, selecteer het opdrachttype
op het scherm dat verschijnt en druk op [OK].
Druk op de toets [Weergave wijzigen] om alleen bestanden van
een geselecteerd opdrachttype te tonen.
2
Selecteer de toetsen van de mappen die
u wilt afdrukken.
Druk op de toetsen van de mappen die u wilt afdrukken.
Toetsen waarop is gedrukt worden gemarkeerd om aan te
geven dat ze geselecteerd zijn.
Druk op een gemarkeerde toets om de selectie van een
bestand te annuleren. De toets wordt nu niet meer gemarkeerd.
Druk op de toets [Alles select.] om alle weergegeven
bestanden, behalve de vertrouwelijke bestanden weer te
geven.
Met de toets [Batchafdruk] worden alle bestanden van een
bepaalde gebruiker in een map of alle bestanden met hetzelfde
wachtwoord in een map afgedrukt. Zie voor meer informatie
"AFDRUKKEN IN BATCHES" (pagina 6-33).
Multi-file printen van vertrouwelijke bestanden is niet mogelijk.
Een bestand uit de momenteel geselecteerde map kan niet tegelijkertijd worden geselecteerd met een bestand uit
een andere map.
Als het opdrachttype wordt gewijzigd met de toets [Weergave wijzigen] of het scherm wordt gewijzigd met de toets
[Vorige] tijdens het selecteren van een bestand, wordt de selectie van het bestand geannuleerd.
Wanneer wordt gedrukt op de toets [Alles select.], wijzigt deze in de toets [Alles annuleren]. Druk op de toets [Alles
annuleren] om de bestanden die werden geselecteerd met de toets [Alles select.] te annuleren.
Wanneer alle bestanden worden geselecteerd zonder de toets [Alles select.], zal de toets niet wijzigen in de toets
[Alles annuleren]. Wanneer alle bestanden worden geannuleerd zonder de toets [Alles annuleren], blijft de toets
[Alles annuleren] ongewijzigd.
3
Druk op de toets [OK].
Het geselecteerde bestand wordt ingevoerd en het scherm
wijzigt in het afdrukscherm.
Hoofdmap
Bestandsnaam
file-01 Name 1 04/04/2010
file-02 Name 2 04/04/2010
file-03.tiff Name 3 04/04/2010
file-04 Name 4 04/04/2010
file-05.tiff Name 5 04/04/2010
Gebr. Naam Datum
Alle Bestanden
1
2
VorigeZoeken
Multi-afdrukWeergave wijzigen
Meerdere bestanden afdrukken
Bestandsnaam
file-01 Name 1 04/04/2010
file-02 Name 2 04/04/2010
file-03 Name 3 04/04/2010
file-04 Name 4 04/04/2010
file-05 Name 5 04/04/2010
Gebr. Naam Datum
Weergave wijzigen
1
2
VorigeAlles select. OK
Batchafdruk
Alle Bestanden
Meerdere bestanden afdrukken
Bestandsnaam
file-01 Name 1 04/04/2010
file-02 Name 2 04/04/2010
file-03 Name 3 04/04/2010
file-04 Name 4 04/04/2010
file-05 Name 5 04/04/2010
Gebr. Naam Datum
Alle
Weergave wijzigen
1
2
VorigeOK
Batchafdruk
Alle Bestanden
Alles select.
6-34
DOCUMENTARCHIVERING
Inhoudsopgave
4
Een geselecteerd bestand afdrukken.
Het aantal geselecteerde bestanden verschijnt in de weergave
aantal geselecteerde bestanden.
Als u het aantal kopieën wilt gebruiken dat bij het bestand is
opgeslagen, ga dan naar stap (3).
(1) Druk op het selectievakje [Gebruik het
aantal vooraf ingestelde afdrukken per
opdracht] zodat dit niet is ingeschakeld
().
(2) Stel het aantal kopieën in met de toetsen
.
Door direct op de cijferweergave te drukken kunt u het
aantal ook met de cijfertoetsen wijzigen.
(3) Druk op de toets [Gegevens afdrk. en
verwijderen] of de toets [Gegevens
afdrukken en opslaan].
Als u op de toets [Gegevens afdrk. en verwijderen] drukt,
worden de bestanden na het afdrukken automatisch
verwijderd.
Als u op de toets [Gegevens afdrukken en opslaan] drukt,
worden de bestanden na het afdrukken opgeslagen.
Aantal gekozen files:: 5
Taakinstellingen / Afdrukken
Annuleren
Gebruik het aantal vooraf ingestelde
afdrukken per opdracht.
1
(1 999)
Aantal afdrukken
Gegevens afdrk. en
verwijderen
Gegevens afdrukken en
opslaan
(1) (2) (3)
6-35
DOCUMENTARCHIVERING
Inhoudsopgave
Afdrukken in batches
Alle bestanden in een map met dezelfde gebruikersnaam en hetzelfde wachtwoord kunnen tegelijk worden afgedrukt.
Wanneer op de toets [Batchafdruk] wordt gedrukt, verandert deze in de toets [Batchafdruk].
1
Druk op de toets [Batchafdruk].
2
Druk op de toets [Gebruik.Naam].
Als gebruikersauthenticatie wordt gebruikt, wordt automatisch
de voor het inloggen gebruikte gebruikersnaam geselecteerd.
3
Selecteer de gebruikersnaam.
U kunt de gebruikersnaam op vier manieren selecteren:
(A) Druk op de toets voor de gebruikersnaam.
De gekozen gebruikersnaam wordt gemarkeerd.
Als u per ongeluk de verkeerde gebruikersnaam hebt
geselecteerd, druk dan op de toets met de juiste naam.
(B) Druk op de toets [Standaardgebruiker].
De gebruikersnaam kan uit de standaardgebruikers worden
geselecteerd.
(C) Druk op de toets .
In de berichtweergave verschijnt een gebied waar een
"Registratienr." [----] kan worden ingevoerd. Voer het
"Registratienr." in dat u tijdens de gebruikersregistratie hebt
ingesteld. Hierdoor kunt u de gebruikersnaam selecteren.
(D) Druk op de toets [Directe Invoer].
Er verschijnt een tekstinvoerscherm. Voer de
gebruikersnaam in.
Druk na het selecteren van de gebruikersnaam op de toets
[OK].
Wanneer het aankruisvakje [Optie [Alle gebr.] niet toegest] en het aankruisvakje [Optie [Gebr. onbekend] niet toegest.]
niet ingeschakeld zijn in de systeeminstellingen, kunnen de toetsen [Alle Gebr.] en de toets [Gebr. Onbekend] worden
geselecteerd.
Door op de toets [Alle Gebr.] te drukken kunnen alle bestanden in de map worden geselecteerd (de bestanden van
alle gebruikers).
Door op de toets [Gebr. Onbekend] te drukken kunnen alle bestanden in de map worden geselecteerd waaraan geen
gebruikersnaam is toegewezen.
Meerdere bestanden afdrukken
Bestandsnaam
file-01 Name 1 04/04/2010
file-02 Name 2 04/04/2010
file-03 Name 3 04/04/2010
file-04 Name 4 04/04/2010
file-05 Name 5 04/04/2010
Gebr. Naam Datum
Weergave wijzigen
1
2
VorigeOK
Batchafdruk
Alles select.
Alle Bestanden
Gebr 1/ Alle Bestanden
Batchafdruk
Annuleren
Gegevens
verwijderen
Gegevens afdrk. en
verwijderen
Gegevens afdrukken en
opslaan
Wijzig aantal
Gebruik.Naam
Wachtwoord
Gebruik.Naam
OK
Annuleren
6 18
12
ABC
Gebruik.
Name 3
Name 1
Name 5
Name 7
Name 9
Name 11
Name 2
Name 4
Name 6
Name 8
Name 10
Name 12
1
2
Standaard
gebruiker
Directe Invoer
Alle
ABCD EFGH IJKL QRSTUMNOP VWXYZ etc.
(A)(B)
(D)
(C)
6-36
DOCUMENTARCHIVERING
Inhoudsopgave
4
Als er een wachtwoord is ingesteld, druk
dan op de toets [Wachtwoord].
Voer het wachtwoord (5 tot 8 cijfers) in met de cijfertoetsen en
druk op [OK]. Alleen bestanden met hetzelfde wachtwoord
worden geselecteerd.
Als u geen wachtwoord wilt invoeren, ga dan naar de volgende
stap.
5
Druk om het aantal kopieën te wijzigen
op de toets [Wijzig aantal].
Als u het aantal kopieën wilt gebruiken dat bij elk bestand is
opgeslagen, ga dan naar stap 6.
(1) Druk op het selectievakje [Gebruik het
aantal vooraf ingestelde afdrukken per
opdracht.] zodat dit niet is ingeschakeld
().
(2) Stel het aantal kopieën in met de toetsen
.
Door direct op de cijferweergave te drukken kunt u het
aantal ook met de cijfertoetsen wijzigen.
(3) Druk op de toets [OK].
6
Druk op de toets [Gegevens afdrk. en
verwijderen] of de toets [Gegevens
afdrukken en opslaan].
Als u op de toets [Gegevens afdrk. en verwijderen] drukt,
worden de bestanden na het afdrukken automatisch
verwijderd.
Als u op de toets [Gegevens afdrukken en opslaan] drukt,
worden de bestanden na het afdrukken opgeslagen.
Als er geen bestanden zijn die overeenkomen met de
zoekvoorwaarden, keert u terug naar het scherm bestandslijst.
Alle bestanden die overeenkomen met de huidige zoekvoorwaarden kunnen worden verwijderd door op de toets
[Gegevens verwijderen] te drukken.
Gebr 1/ Alle Bestanden
Batchafdruk
Annuleren
Gegevens
verwijderen
Gegevens afdrk. en
verwijderen
Gegevens afdrukken en
opslaan
Wijzig aantal
Gebruik.Naam
Wachtwoord
Name 1
Gebr 1/ Alle Bestanden
Batchafdruk
Annuleren
Gegevens
verwijderen
Gegevens afdrk. en
verwijderen
Gegevens afdrukken en
opslaan
Wijzig aantal
Gebruik.Naam
Wachtwoord
Name 1
Wijzig aantal afdrukken
Batchafdruk
Annuleren
OKAnnuleren
Gebruik het aantal vooraf ingestelde
afdrukken per opdracht.
1
(1 999)
(1) (3)(2)
Gebr 1/ Alle Bestanden
Batchafdruk
Annuleren
Gegevens
verwijderen
Gegevens afdrk. en
verwijderen
Gegevens afdrukken en
opslaan
Wijzig aantal
Gebruik.Naam
Wachtwoord
Name 1
6-37
DOCUMENTARCHIVERING
Inhoudsopgave
EEN OPGESLAGEN BESTAND VERZENDEN
Een bestand dat is opgeslagen met de documentarchiveringsfunctie kan op elk gewenst moment worden opgeroepen
en verzonden. De instellingen die werden gebruikt toen het bestand werd opgeslagen zijn ook opgeslagen, zodat het
bestand met dezelfde instellingen kan worden verzonden. Zo nodig kunt u ook de verzendinstellingen wijzigen om het
opgeroepen bestand aan te passen.
Volg de onderstaande stappen nadat u het gewenste bestand heeft geselecteerd.
EEN BESTAND SELECTEREN (pagina 6-29)
1
Druk op de toets [Verzenden].
2
Selecteer de verzendinstellingen.
Raadpleeg "SCHERM VERZENDINSTELLINGEN" (pagina
6-38) voor meer informatie over de instellingen.
3
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Als u een fax of een internetfax verzendt, kan alleen de toets [STARTEN ZWART-WIT] worden gebruikt.
Als het bestand is opgeslagen in zwart-wit of grijstonen, kunt u het niet verzenden in kleur.
Een opgeslagen afdrukopdracht kan niet worden verzonden.
Voor deze verzendmethoden is installatie van de toepasselijke opties vereist.
Als een van de volgende speciale functies is opgenomen in het opgeslagen bestand, kan het bestand niet worden
verzonden. "Inbindkopie", "Kaften/Insteekvellen", "Foto herhalen", "Vergrot. over meerdere pag.", "2-in-1" voor kopiëren.
Als een van de volgende speciale functies is opgenomen in het opgeslagen bestand, kan het bestand worden verzonden
maar worden de speciale functies niet uitgevoerd. "Kantlijn Verschuiving", "Transparant-Insteekvellen", "Boekkopie",
"Tabkopie", "Stempel", alle items uit het menu "Kleur-Instellingen", "Centreren"
Afhankelijk van de vergroot- of verkleinfactor waarmee het bestand is opgeslagen, is het soms niet mogelijk om het
opgeslagen bestand met de ingestelde resolutie te verzenden. Probeer in dat geval de belichting aan te passen. Indien u
een opgeslagen bestand echter met Internetfax verzendt, is overdracht soms zelfs met gewijzigde resolutie niet mogelijk.
Taakinstellingen
Annuleren
file-01 Name 1 A4 Meerkl.
Afdrukken Verzenden Beeldcontrole
Eigensch.
Wijzigen
Verplaatsen Wissen Details
Selecteer de taak.
Adresboek
Adresinvoer
Verzendinst.
Verzendinst.
Best.Indeling
Spec. Functies
file-01
Meerkl.
200x200dpi
PDF PDF
Name 1
6-38
DOCUMENTARCHIVERING
Inhoudsopgave
SCHERM VERZENDINSTELLINGEN
Hieronder wordt uitleg gegeven over de toetsen voor de verzendinstellingen. Zie voor meer informatie over elke
instelling "BASISSCHERM VAN DE FAXFUNCTIE" (pagina 4-7) in "4. FAX" en "BASISSCHERM" (pagina 5-9) in
"5. SCANNER / INTERNETFAX".
Voorbeeld van scanmodus
(1) Verzendmodustabs
Druk op het juiste tabblad om de faxmodus, scanmodus
of internetfaxmodus te selecteren.
(2) Toets [Adresboek]
Druk op deze toets om de in het adresboek opgeslagen
bestemmingen te bekijken.
(3) Toets [Adresinvoer] of toets [Subadres]
Gebruik deze toets om rechtstreeks een adres in de
voeren wanneer u een bestand in de scanmodus of
internetfaxmodus verzendt.
In de faxmodus verschijnt deze als de toets "Subadres".
Gebruik deze toets om een subadres en een wachtwoord
voor een F-code communicatie in te voeren.
(4) Toets [Verzendinst.]
Deze toets verschijnt een de scanmodus en in de
Internetfaxmodus. Druk op de toets om een onderwerp
en een bestandsnaam in te voeren wanneer u een
verzending uitvoert. In de scanmodus kunt u ook een
verzender aangeven.
(5) Toets
Het 3-cijferige zoeknummer dat aan een sneltoets of
groeptoets was toegekend toen de toets werd
opgeslagen, kan worden ingevoerd om de bestemming
aan te geven.
(6) Toets [Volgend Adres]
Deze toets verschijnt wanneer ten minste één adres is
ingevoerd. Gebruik deze toets wanneer u een bestand
naar meerdere bestemmingen verzendt.
(7) Toets [Annuleren]
Hiermee keert u terug naar het scherm voor
taakinstellingen.
(8) Weergave Bestandsnaam / Gebruikersnaam
Hier worden het pictogram van het te verzenden
bestand, de bestandsnaam, de gebruikersnaam en de
kleurenmodus (kleur of zwart-wit) weergegeven.
(9) Al deze toetsen kunnen worden ingedrukt om de
overeenkomstige instellingen te wijzigen van het
bestand dat verzonden moet worden. Welke
instellingen kunnen worden geselecteerd, varieert
per modus.
Scanmodus
Toets [Resolutie]
Gebruik deze toets om de resolutie in te stellen. U kunt
geen hogere resolutie-instelling selecteren dan de
instelling waarmee het bestand is opgeslagen.
Toets [Best.Indeling]
Hiermee kunt u het bestandstype, de compressiefactor
en de kleurmodus selecteren.
Toets [Spec. Functies]
Druk op deze toets om de toets [Timer] weer te geven.
Internetfaxmodus
Toets [Resolutie]
Gebruik deze toets om de resolutie in te stellen. U kunt
geen hogere resolutie-instelling selecteren dan de
instelling waarmee het bestand is opgeslagen.
Toets [Best.Indeling]
Hiermee kunt u het bestandstype en de
compressiefactor selecteren.
Toets [Spec. Functies]
Druk op deze toets om de toetsen [Timer] en
[Transactierapport] weer te geven.
Faxmodus
Toets [Resolutie]
Gebruik deze toets om de resolutie in te stellen. U kunt
geen hogere resolutie-instelling selecteren dan de
instelling waarmee het bestand is opgeslagen.
Toets [Spec. Functies]
Hiermee worden de toetsen [Timer], [Eigen naam
kiezen] en [Transactierapport] weergegeven.
Adresboek
Adresinvoer
Verzendinst.
Resolutie
Best.Indeling
Spec. Functies
file-01
Meerkl.
200x200dpi
PDF PDF
Name 1
Scannen Internetfax Faxen
Gereed voor verzenden.
Annuleren
(6)
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
(8)
(9)
(7)
6-39
DOCUMENTARCHIVERING
Inhoudsopgave
EIGENSCHAPPEN VAN OPGESLAGEN
BESTANDEN
BESTANDSEIGENSCHAPPEN
U kunt een beveiligingsinstelling selecteren voor bestanden die zijn opgeslagen met de functie documentarchivering.
Hiermee voorkomt u dat een bestand wordt verplaatst, of handmatig of automatisch wordt verwijderd.
Er zijn drie eigenschappen beschikbaar voor opgeslagen bestanden: [Delen], [Beveiligen] en [Vertrouwelijk]. Wanneer
het bestand is opgeslagen met de eigenschap [Delen], is het niet beveiligd. Wanneer het bestand is opgeslagen met de
eigenschap [Beveiligen] of [Vertrouwelijk], is het beveiligd.
Bestanden die zijn opgeslagen in de Snelmap, zijn allemaal opgeslagen als [Delen]-bestanden. Wanneer u een bestand
is opgeslagen in de hoofdmap of een aangepaste map, kunt u [Delen] of [Vertrouwelijk] selecteren.
DE EIGENSCHAP WIJZIGEN
Volg de onderstaande stappen nadat u het gewenste bestand heeft geselecteerd.
EEN BESTAND SELECTEREN (pagina 6-29)
Delen
Een [Delen]-bestand kunt u wijzigen in een [Beveiligen]- of [Vertrouwelijk]-bestand met behulp van [Eigensch.
Wijzigen] in de Taakinstellingen.
Beveiligen
Met "Beveiligen" voorkomt u dat een bestand verplaatst of gewist wordt. U kunt geen wachtwoord instellen.
Het pictogram verschijnt naast het moduspictogram in de bestandstoets van een beveiligd bestand.
Vertrouwelijk
Om een vertrouwelijk bestand te beschermen, wordt een wachtwoord ingesteld. (U moet het wachtwoord
invoeren om het bestand op te roepen.) Het pictogram verschijnt naast het moduspictogram in de
bestandstoets van een vertrouwelijk bestand.
1
Druk op de toets [Eigensch. Wijzigen].
2
Selecteer de eigenschap.
(1) Druk op de toets voor het gewenste
eigenschap.
Nadat u op de toets [Vertrouwelijk] hebt gedrukt, kunt u de
toets [Wachtwoord] indrukken. Druk op de toets
[Wachtwoord], voer een wachtwoord in (5 tot 8 cijfers) met
de cijfertoetsen en druk op [OK].
(2) Druk op de toets [OK].
Taakinstellingen
Annuleren
file-01 Name 1 A4 Meerkl.
Afdrukken Verzenden Beeldcontrole
Eigensch.
Wijzigen
Verplaatsen Wissen Details
Selecteer de taak.
Taakinstellingen / Eigensch. Wijzigen
OKAnnuleren
file-01 Name 1 A4 Meerkl.
Vertrouwelijk
Delen
Beveiligen
Wachtwoord
(1) (2)
6-40
DOCUMENTARCHIVERING
Inhoudsopgave
Beperkingen bij het wijzigen van de eigenschap
Een bestand dat is opgeslagen als "Delen" kan worden gewijzigd in "Beveiligen" of "Vertrouwelijk". Een bestand dat als
"Delen" is opgeslagen in de Snelmap kan echter alleen worden gewijzigd in "Beveiligen".
Een bestand dat is opgeslagen als "Beveiligen" kan worden gewijzigd in "Delen" of "Vertrouwelijk". Een bestand dat als
"Beveiligen" is opgeslagen in de Snelmap kan echter alleen worden gewijzigd in "Delen".
Een bestand dat is opgeslagen in de Snelmap kan niet worden gewijzigd in "Vertrouwelijk". Als het bestand verplaatst
wordt naar een Hoofdmap of een aangepaste map, kan de eigenschap worden gewijzigd in "Vertrouwelijk".
Er kan maar één eigenschap worden geselecteerd voor een bestand.
6-41
DOCUMENTARCHIVERING
Inhoudsopgave
EEN OPGESLAGEN BESTAND
VERPLAATSEN
Gebruik deze procedure om de bestandslocatie de wijzigen (een bestand naar een andere map verplaatsen).
Volg de onderstaande stappen nadat u het gewenste bestand heeft geselecteerd.
EEN BESTAND SELECTEREN (pagina 6-29)
1
Druk op de toets [Verplaatsen].
2
Druk op de toets [Verplts naar:] .
U kunt geen bestanden naar de Snelmap verplaatsen. Met deze procedure wordt de oorspronkelijke naam
gewijzigd en wordt het bestand naar de aangegeven map verplaatst. (Anders dan bij de opdracht "Opslaan als" op
een computer, wordt het bestand niet gekopieerd naar de aangegeven map terwijl het oorspronkelijke bestand
achterblijft in de oorspronkelijke locatie.)
Druk om de bestandsnaam te wijzigen op de toets [Bestandsnaam].
3
In het bovenstaande scherm zijn als voorbeeld de
aangepaste mappen weergegeven.
Selecteer de doelmap.
(1) Druk op de toets voor de map waarnaar het
bestand u wilt verplaatsen.
Als er een wachtwoord is ingesteld voor de geselecteerde
map, verschijnt een wachtwoordinvoerscherm.
Voer het wachtwoord (5 tot 8 cijfers) in met de
cijfertoetsen en druk op [OK].
(2) Druk op de toets [OK].
Taakinstellingen
Annuleren
file-01 Name 1 A4 Meerkl.
Afdrukken Verzenden Beeldcontrole
Eigensch.
Wijzigen
Verplaatsen Wissen Details
Selecteer de taak.
Taakinstellingen / Verplaatsen
Annuleren
file-01 Name 1 Meerkl.
Bestandsnaam
Verplts naar:
Kies de map waarnaar het bestand moet worden verplaatst.
file-01
Verplaatsen
A4
Hoofdmap
OK
Taakinstellingen / Verplaatsen
1
2
Alle Mappen ABCD EFGHI JKLMN OPQRST UVWXYZ
User 1
User 3
User 5
User 7
User 9
User 2
User 4
User 6
User 8
User 10
(1) (2)
6-42
DOCUMENTARCHIVERING
Inhoudsopgave
4
Druk op de toets [Verplaatsen].
Bestanden met de eigenschap "Beveiligen" kunnen niet worden verplaatst. Om een beveiligd bestand te kunnen
verplaatsen, moet u de eigenschap wijzigen in "Delen" of "Vertrouwelijk".
Gebr 2
Verplaatsen
Taakinstellingen / Verplaatsen
Annuleren
file-01 Name 1 Meerkl.
Bestandsnaam
Verplts naar:
Kies de map waarnaar het bestand moet worden verplaatst.
file-01
A4
6-43
DOCUMENTARCHIVERING
Inhoudsopgave
EEN OPGESLAGEN BESTAND
VERWIJDEREN
Opgeslagen bestanden die niet langer nodig zijn, kunnen worden verwijderd.
Selecteer het bestand dat u wilt verwijderen en druk op de toets [Wissen].
EEN BESTAND SELECTEREN (pagina 6-29)
1
Druk op de toets [Wissen].
2
Controleer het bestand en druk op [Ja].
Bestanden met de eigenschap "Beveiligen" kunnen niet worden verwijderd. Om een beveiligd bestand te kunnen
verwijderen, moet u de eigenschap wijzigen in "Delen" of "Vertrouwelijk".
Taakinstellingen
Annuleren
file-01 Name 1 A4 Meerkl.
Afdrukken Verzenden Beeldcontrole
Eigensch.
Wijzigen
Verplaatsen Wissen Details
Selecteer de taak.
JaNee
Bestandsdata verwijderen?
Name 1
file-01
6-44
DOCUMENTARCHIVERING
Inhoudsopgave
DE AFBEELDING VAN EEN OPGESLAGEN
BESTAND CONTROLEREN
U kunt de afbeelding controleren van een bestand dat met documentarchivering is opgeslagen.
Selecteer het gewenste bestand en druk op de toets [Beeldcontrole].
EEN BESTAND SELECTEREN (pagina 6-29)
De maximale afmeting (hoogte) van afbeeldingen die u kunt controleren op het aanraakscherm is 487 mm (19-3/16”).
1
Druk op de toets [Beeldcontrole].
2
Controleer de afbeelding van het
bestand.
Raadpleeg "SCHERM AFBEELDINGSCONTROLE" (pagina
6-45) voor meer informatie over deze opties.
Taakinstellingen
Annuleren
file-01 Name 1 A4 Meerkl.
Afdrukken Verzenden Beeldcontrole
Eigensch.
Wijzigen
Verplaatsen Wissen Details
Selecteer de taak.
0001
0010
file-01 Name 1 Meerkl.
A4
Beeldcontrole
Details
Vorige
Weergave draaien
6-45
DOCUMENTARCHIVERING
Inhoudsopgave
SCHERM AFBEELDINGSCONTROLE
In dit gedeelte wordt het scherm afbeeldingscontrole toegelicht.
(1) Infoweergave
Hier wordt informatie over de weergegeven afbeelding
gegeven.
(2) Voorvertoning
Hier wordt een afbeelding van het geselecteerde bestand
weergegeven.
Als de afbeelding is afgesneden, verschuif het beeld dan
met de schuifbalken rechts en onderaan het scherm. Ga
op een balk staan en schuif deze om te verplaatsen. (Het
is ook mogelijk om met de toetsen te
verschuiven.)
(3) Paginawijzigingstoetsen
Als er meerdere pagina’s zijn, wijzigt u met deze toetsen
van pagina.
Toetsen : Ga naar de eerste of laatste pagina.
Toetsen : Ga naar de vorige of volgende
pagina.
Weergave paginanummer: Dit toont het totaal aantal
pagina's en het huidige
paginanummer. Druk op
de toets voor het huidige
paginanummer en voer
met de cijfertoetsen een
getal in om naar dat
paginanummer te gaan.
(4) Toets "Weergave draaien"
Hiermee draait de afbeelding 90 graden naar rechts of
links. De rotatie wordt op alle pagina's van het bestand
toegepast, niet alleen op de weergegeven pagina.
(5) Toets [Details]
Hiermee wordt het scherm met gedetailleerde gegevens
weergegeven.
BESTANDSSELECTIESCHERM (pagina 6-27)
(6) Zoomweergavetoets
Hiermee stelt u de zoomfactor van de weergegeven
afbeelding in. De instelling wordt op alle pagina's van het
bestand toegepast, niet alleen op de weergegeven
pagina.
0001
0010
file-01 Name 1 Meerkl.
A4
Beeldcontrole
Details
Vorige
Weergave draaien
(3) (5)(1) (2) (4) (6)
Voor een afdrukbestand wordt alleen een afbeelding
van de eerste pagina van het bestand getoond; de
weergegeven pagina kan niet gewijzigd worden.
Een afdrukbestand kan niet worden gedraaid.
Een voorvertoonde afbeelding is een afdrukvoorbeeld op het aanraakscherm. Het zal afwijken van het eigenlijke
afdrukresultaat.
6-46
DOCUMENTARCHIVERING
Inhoudsopgave
BESTANDEN VAN HET
OPDRACHTSTATUSSCHERM OPHALEN EN
GEBRUIKEN
Bestanden die zijn opgeslagen met de functie Bestand of Snelbestand worden als toetsen weergegeven in het
opdrachtstatusscherm Voltooid.
Dit is handig wanneer u snel de opgeslagen gegevens van een kopieertaak wilt afdrukken of snel een opgeslagen fax
naar een andere bestemming wilt sturen.
1
Druk op de toets [OPDRACHT STATUS].
2
Druk op de selectietoets voor de
opdrachtstatus, zodat [Voltooid] wordt
gemarkeerd.
3
Selecteer het gewenste bestand in de
voltooide opdrachten.
(1) Druk op de toets voor het gewenste
bestand.
(2) Druk op de toets [Oproep].
Het taakinstellingenscherm verschijnt.
Selecteer de gewenste handeling en voer deze uit.
SCHERM TAAKINSTELLINGEN (pagina 6-30)
EEN OPGESLAGEN BESTAND AFDRUKKEN
(pagina 6-31)
EEN OPGESLAGEN BESTAND VERZENDEN
(pagina 6-37)
EIGENSCHAPPEN VAN OPGESLAGEN
BESTANDEN (pagina 6-39)
EEN OPGESLAGEN BESTAND VERPLAATSEN
(pagina 6-41)
EEN OPGESLAGEN BESTAND VERWIJDEREN
(pagina 6-43)
DE AFBEELDING VAN EEN OPGESLAGEN
BESTAND CONTROLEREN (pagina 6-44)
Selecteer het bestand en druk op de toets [Details] om meer informatie over een bestand te zien.
OPDRACHT STATU
S
Afdrukopdr. Scan naar Faxopdracht Internetfax
Computer01 002/001 Afdrukken
0312345678 002/000 Wachten
0312345678 002/000 Wachten
Kopieren 002/000 Wachten
Spool
Opdr.Wachtr
Voltooid
Opdrachtwachtri Sets / Voortgang Status
1
1
Details
Stop./Wis.
Prioriteit
1
2
3
4
Afdrukopdr. Scan naar Faxopdracht Internetfax
Computer02 11:00 04/04 001/001 OK
10:33 04/04 010/010 OK
10:31 04/04 013/013 OK
10:30 04/04 010/010 OK
Computer03
Computer04
file-01
10:13 04/04 001/001 OKKopieren
10:03 04/04 001/001 OKKopieren
10:01 04/04 003/003 OKComputer05
10:00 04/04 010/010 OKKopieren
Spool
Opdr.Wachtr
Voltooid
Opdrachten Klaar
Sets StatusSets
1
1
Details
Oproep
(2)
(1)
6-47
DOCUMENTARCHIVERING
Inhoudsopgave
EEN OPGESLAGEN BESTAND ZOEKEN
Als er een groot aantal bestanden is opgeslagen, kan het moeilijk zijn om een bestand te vinden. Om het gewenste
bestand snel te vinden, kan de zoekfunctie van de documentarchiveringsmodus worden gebruikt.
Dit gedeelte legt uit hoe u op de harde schijf van de machine een bestand of map kunt zoeken.
U kunt ook zoeken als u slechts een deel van de bestands- of mapnaam kent. Een map kan ook worden opgegeven als
een zoekbereik.
Voorbeeld: U kent alleen een deel van een bestandsnaam: "Bijeenkomst"
1
Open het scherm bestand zoeken.
(1) Druk op de toets [DOCUMENT
ARCHIVERING].
(2) Druk op de toets [Zoeken].
2
Druk op de toets [Gebr. Naam] of de
toets [Bestands- of mapnaam].
Als u de gebruikersnaam kent, druk dan op de toets [Gebr.
Naam] en ga naar "Zoeken op gebruikersnaam" in stap 3.
Als u de bestandsnaam kent, druk dan op de toets [Bestands-
of mapnaam] en ga naar "Zoeken op bestands- of mapnaam" in
stap 3.
Als u zoekt op
"Bijeenkomst"...
Worden alle mappen en bestanden met
de term "bijeenkomst" weergegeven.
[Zoekresultaten]
Tekst 1
Rapport
Regelmatige
bijeenkomst
Grafieken
bijeenkomsten
Hoofdmap
Snelbestand
Voor
bijeenkomsten
[Harde schijf]
Algemeen
Regelmatige
bijeenkomst
Grafieken
bijeenkomsten
Voor
bijeenkomsten
Best. ophalen Scan. naar HDD Schijfstatus
Ex.datatoegang
Hoofdmap
User 1
User 3
User 5
User 7
User 9
User 2
User 4
User 6
User 8
User 10
Snelmap
Zoeken
Mapselectie
1
2
Alle Mappen ABCD EFGHI JKLMN OPQRST UVWXYZ
BEELD
VERZENDEN
DOCUMENT
ARCHIVERING
KOPIE
(2)
(1)
Start Zoeken
Wachtwoord
Zoeken
Annuleren
Gebr. Naam
Bestands- of mapnaam
6-48
DOCUMENTARCHIVERING
Inhoudsopgave
3
Zoeken op gebruikersnaam
U kunt de gebruikersnaam op vier manieren selecteren:
(A) Druk op de toets voor de gebruikersnaam.
De gekozen gebruikersnaam wordt gemarkeerd.
Als u per ongeluk de verkeerde gebruikersnaam hebt
geselecteerd, druk dan op de toets met de juiste naam.
(B) Druk op de toets [Standaardgebruiker].
De gebruikersnaam kan uit de standaardgebruikers worden
geselecteerd.
(C) Druk op de toets .
In de berichtweergave verschijnt een gebied waar een
"Registratienr." [----] kan worden ingevoerd. Voer het
"Registratienr." in dat u tijdens de gebruikersregistratie hebt
ingesteld. Hierdoor kunt u de gebruikersnaam selecteren.
(D) Druk op de toets [Directe Invoer].
Er verschijnt een tekstinvoerscherm. Voer de
gebruikersnaam in. U kunt ook zoeken door alleen de
eerste paar letters van de gebruikersnaam in te voeren.
Druk na het selecteren van de gebruikersnaam op de toets
[OK].
Nadat u de gebruikersnaam hebt geselecteerd, kunt u de toets
[Wachtwoord] indrukken. Als u bestanden met de
geselecteerde gebruikersnaam zoekt die een bepaald
wachtwoord hebben, drukt u op de toets [Wachtwoord] en geeft
u het wachtwoord op.
(U kunt niet zoeken met alleen een wachtwoord.)
Zoeken op bestands- of mapnaam
Voer de bestandsnaam of mapnaam in en druk op [OK].
Gebruik.Naam
OK
Annuleren
6 18
12
ABC
Gebruik.
Name 3
Name 1
Name 5
Name 7
Name 9
Name 11
Name 2
Name 4
Name 6
Name 8
Name 10
Name 12
1
2
Standaard
gebruiker
Directe Invoer
Alle
ABCD EFGH IJKL QRSTUMNOP VWXYZ etc.
(A)
(B)
(D)
(C)
6-49
DOCUMENTARCHIVERING
Inhoudsopgave
4
Druk op de toets [Start Zoeken].
De zoekresultaten verschijnen in een scherm dat lijkt op
het hieronder afgebeelde scherm. Een lijst met bestanden
die overeenkomen met uw zoekcriteria verschijnt.
Selecteer het gewenste bestand uit de lijst. Het
taakinstellingenscherm verschijnt.
Druk op de toets [Annuleren] om terug te gaan naar het
basisscherm van de documentarchiveringsmodus.
Druk op de toets [Opnieuw Zoeken] om terug te gaan
naar het scherm bestand zoeken.
Als u zoekt met behulp van de toets [Bestands- of mapnaam], verschijnen ook aangepaste mappen die aan de
zoekcriteria voldoen in de lijst. Als u op een maptoets drukt, verschijnt een lijst met alle bestanden in de map. Druk
op het gewenste bestand in de lijst.
U kunt ook de webpagina 's gebruiken om naar een bestand te zoeken. Klik op [Documenthandelingen], [Document
Archiveren] en daarna op [Zoeken] in het webpaginamenu.
file-01
Name 1
Start Zoeken
Wachtwoord
Zoeken
Annuleren
Gebr. Naam
Bestands- of mapnaam
Zoeken
Bestands- of mapnaam
file-01
Name 1
04/04/2010
Gebr. Naam Datum
1
1
Opnieuw ZoekenAnnuleren
6-50
DOCUMENTARCHIVERING
Inhoudsopgave
Zoeken in een map
U kunt een map specificeren om het zoekbereik tot die map te beperken. Volg om binnen een gespecificeerde map te
zoeken de onderstaande procedure.
1
Open de map die u wilt doorzoeken.
(1) Druk op de toets [DOCUMENT
ARCHIVERING].
(2) Druk op de toets voor de map die u wilt
doorzoeken.
Als er een wachtwoord is ingesteld voor de geselecteerde
map, verschijnt een wachtwoordinvoerscherm.
Voer het wachtwoord (5 tot 8 cijfers) in met de
cijfertoetsen en druk op [OK].
2
Druk op de toets [Zoeken].
3
Druk op de toets [Gebr. Naam] of de
toets [Bestands- of mapnaam].
Als u de gebruikersnaam kent, druk dan op de toets [Gebr.
Naam] en ga naar "Zoeken op gebruikersnaam" in stap 4.
Als u de bestandsnaam kent, druk dan op de toets [Bestands-
of mapnaam] en ga naar "Zoeken op bestands- of mapnaam" in
stap 4.
Best. ophalen Scan. naar HDD Schijfstatus
Ex.datatoegang
Hoofdmap
User 1
User 3
User 5
User 7
User 9
User 2
User 4
User 6
User 8
User 10
Snelmap
Zoeken
Mapselectie
1
2
Alle Mappen ABCD EFGHI JKLMN OPQRST UVWXYZ
BEELD
VERZENDEN
DOCUMENT
ARCHIVERING
KOPIE
(2)
(1)
Hoofdmap
Bestandsnaam
file-01 Name 1 04/04/2010
file-02 Name 2 04/04/2010
file-03.tiff Name 3 04/04/2010
file-04 Name 4 04/04/2010
file-05.tiff Name 5 04/04/2010
Gebr. Naam Datum
1
2
VorigeZoeken
Multi-afdrukWeergave wijzigen
Alle Bestanden
Start Zoeken
Wachtwoord
Zoeken in huidige map
Zoeken
Annuleren
Gebr. Naam
Bestands- of mapnaam
6-51
DOCUMENTARCHIVERING
Inhoudsopgave
4
Zoeken op gebruikersnaam
U kunt de gebruikersnaam op vier manieren selecteren:
(A) Druk op de toets voor de gebruikersnaam.
De gekozen gebruikersnaam wordt gemarkeerd.
Als u per ongeluk de verkeerde gebruikersnaam hebt
geselecteerd, druk dan op de toets met de juiste naam.
(B) Druk op de toets [Standaardgebruiker].
De gebruikersnaam kan uit de standaardgebruikers worden
geselecteerd.
(C) Druk op de toets .
In de berichtweergave verschijnt een gebied waar een
"Registratienr." [----] kan worden ingevoerd. Voer het
"Registratienr." in dat u tijdens de gebruikersregistratie hebt
ingesteld. Hierdoor kunt u de gebruikersnaam selecteren.
(D) Druk op de toets [Directe Invoer].
Er verschijnt een tekstinvoerscherm. Voer de
gebruikersnaam in. U kunt ook zoeken door alleen de
eerste paar letters van de gebruikersnaam in te voeren.
Druk na het selecteren van de gebruikersnaam op de toets
[OK].
Nadat u de gebruikersnaam hebt geselecteerd, kunt u de toets
[Wachtwoord] indrukken. Als u bestanden met de
geselecteerde gebruikersnaam zoekt die een bepaald
wachtwoord hebben, drukt u op de toets [Wachtwoord] en geeft
u het wachtwoord op.
(U kunt niet zoeken met alleen een wachtwoord.)
Zoeken op bestands- of mapnaam
Voer de bestandsnaam in het invoerveld in dat verschijnt en
druk op [OK].
Gebruik.Naam
OK
Annuleren
6 18
12
ABC
Gebruik.
Name 3
Name 1
Name 5
Name 7
Name 9
Name 11
Name 2
Name 4
Name 6
Name 8
Name 10
Name 12
1
2
Standaard
gebruiker
Directe Invoer
Alle
ABCD EFGH IJKL QRSTUMNOP VWXYZ etc.
(A)
(B)
(D)
(C)
6-52
DOCUMENTARCHIVERING
Inhoudsopgave
5
Begin met zoeken.
(1) Druk op het selectievakje [Zoeken in
huidige map], zodat deze wordt gemarkeerd
.
Als u alleen bestanden in de huidige map wilt zoeken,
selecteert u het selectievakje [Zoeken in huidige map]
.
Gebruik deze methode om een bestand te zoeken in een
vertrouwelijke map.
(2) Druk op de toets [Start Zoeken].
De zoekresultaten verschijnen in een scherm dat lijkt op
het hieronder afgebeelde scherm. Een lijst met bestanden
die overeenkomen met uw zoekcriteria verschijnt.
Selecteer het gewenste bestand uit de lijst. Het
taakinstellingenscherm verschijnt.
Druk op de toets [Annuleren] om terug te gaan naar het
basisscherm van de documentarchiveringsmodus.
Druk op de toets [Opnieuw Zoeken] om terug te gaan
naar het scherm bestand zoeken.
Start Zoeken
Wachtwoord
file-01
Name 1
Zoeken in huidige map
Zoeken
Annuleren
Gebr. Naam
Bestands- of mapnaam
(2)(1)
Zoeken
Bestands- of mapnaam
file-01
Name 1
04/04/2010
Gebr. Naam Datum
1
1
Opnieuw ZoekenAnnuleren
7-1
In dit hoofdstuk worden de systeeminstellingen uitgelegd, waarmee een reeks parameters wordt geconfigureerd die
bedoeld zijn om optimaal aan te sluiten op de behoeften van uw werkplek. De keuzes die momenteel voor de
instellingen zijn gemaakt, kunnen worden weergegeven of afgedrukt.
Om snel te controleren waar een instelling zich bevindt in het systeeminstellingenmenu, raadpleegt u "Menu
Systeeminstellingen" (pagina 7-108), "Systeeminstellingen (Algemeen) openen" (pagina 7-5) of "Systeeminstellingen
(beheerder) openen" (pagina 7-26).
De systeeminstellingen voor de faxfunctie vindt u in "Lijst met systeeminstellingen voor de fax (Algemeen)" (pagina 7-94)
en "Lijst met systeeminstellingen voor de fax (Beheerder)" (pagina 7-100).
SYSTEEMINSTELLINGEN
Systeeminstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-3
Algemene handelingsmethoden . . . . . . . . . . . . . . 7-4
SYSTEEMINSTELLINGEN (ALGEMEEN)
Systeeminstellingen (Algemeen) openen . . . . . . . 7-5
Lijst met Systeeminstellingen (Algemeen) . . . . . . 7-6
Totale aantal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-10
• Opdrachttelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-10
• Apparatentelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-10
Standaardinstellingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-11
• Klokaanpassing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-11
• Keuze toetsenbord . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-12
Lijst afdrukken (gebruiker). . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-12
Papierlade-Instellingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-13
• Lade-instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-13
• Papiersoortregistratie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-15
• Automatisch omschakelen van laden . . . . . . . . 7-15
• Registratie aangepaste grootte (Omloop) . . . . 7-15
Adresbeheer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-16
• Adresboek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-16
• Aangepaste Index. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-18
• Programma. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-19
Faxdata Ontv/ Doorsturen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-20
• I-Faxinstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-20
Voorwaarde-instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-21
• Standaard printerinstellingen . . . . . . . . . . . . . . 7-21
• PCL-instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-22
• PostScript-instelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-23
Beheer Documentarchivering . . . . . . . . . . . . . . . 7-24
Controle USB-apparaat. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-25
Gebruikers-bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-25
• Gebruikersinformatie wijzigen . . . . . . . . . . . . . 7-25
SYSTEEMINSTELLINGEN (BEHEERDER)
Systeeminstellingen (beheerder) openen. . . . . . 7-26
• Wanneer Gebruikersauthenticatie niet is
ingeschakeld. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-26
• Wanneer Gebruikersauthenticatie is
ingeschakeld. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-27
Lijst met Systeeminstellingen (beheerder). . . . . 7-29
Gebruikers-bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-45
• Gebruikersauthenticatie-instelling . . . . . . . . . . 7-45
• Overige instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-46
• Gebruikerslijst. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-47
• Paginalimietgroeplijst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-49
• Autoriteitsgroepslijst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-50
• Favoriete bedieningsgroeplijst . . . . . . . . . . . . . 7-53
• Gebruikersaantal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-55
Energiebesparing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-57
Bedieningsinstellingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-58
• Overige instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-58
• Weergavepatroon instelling . . . . . . . . . . . . . . . 7-59
• Toetsinstelling aanpassen . . . . . . . . . . . . . . . . 7-59
• Instellingen beginscherm . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-59
• Voorbeeldinstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-60
• Instellingen bediening op afstand . . . . . . . . . . . 7-60
Apparaatbeheer. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-61
• Overige instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-61
• Apparaten uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-63
• Instelling fusing-temperatuur . . . . . . . . . . . . . . 7-63
Instellingen voor kopieerfunctie . . . . . . . . . . . . . 7-64
• Instelling oorspronkelijke status . . . . . . . . . . . . 7-64
• Overige instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-65
• Kleurbijstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-67
HOOFDSTUK 7
SYSTEEMINSTELLINGEN
7-2
SYSTEEMINSTELLINGEN
Netwerkinstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-68
Printerinstellingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-69
• Standaardinstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-69
• Interface-instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-70
• Automatische kleurkalibrering . . . . . . . . . . . . . 7-71
Instell. afbeelding verzenden . . . . . . . . . . . . . . . . 7-72
• Bedieningsinstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-72
• Scaninstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-76
• I-Faxinstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-78
Instellingen documentarchivering. . . . . . . . . . . . 7-82
• Overige instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-82
• Opties documentuitvoer . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-84
• Autom verwijderen van bestandsinstelling . . . . 7-84
Lijst afdrukken (beheerder) . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-85
Beveiligingsinstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-86
Instelling in-/ uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-87
Wachtwoord beheerder wijzigen . . . . . . . . . . . . . 7-90
Productcode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-90
Gegevensback-up . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-91
Opslaan/oproepen van systeeminstellingen . . . 7-92
Sharp OSA-instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-93
SYSTEEMINSTELLINGEN VOOR FAX
Lijst met systeeminstellingen voor de fax
(Algemeen). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-94
Adresbeheer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-95
• Adresboek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-95
• F-Codegeheugenvak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-97
Faxdata Ontv/ Doorsturen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-99
• Faxinstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-99
Lijst met systeeminstellingen voor de fax
(Beheerder) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-100
Instell. afbeelding verzenden . . . . . . . . . . . . . . . 7-102
• Faxinstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-102
BIJLAGE. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-108
• Menu Systeeminstellingen . . . . . . . . . . . . . . . 7-108
7-3
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Systeeminstellingen
De systeeminstellingen worden gebruikt voor het configureren van diverse parameters in overeenstemming met uw
vereisten. De systeeminstellingen worden ook gebruikt om de huidige instellingen en status van de machine weer te
geven of af te drukken. Door de systeeminstellingen kan de machine gemakkelijker bediend worden.
De systeeminstellingen bestaan uit instellingen voor gebruik door algemene gebruikers en instellingen die alleen
geconfigureerd kunnen worden door een beheerder van de machine. Deze twee groepen instellingen worden in deze
handleiding als volgt onderscheiden.
SYSTEEMINSTELLINGEN
Systeeminstellingen (algemeen) Systeeminstellingen (beheerder): *inloggen vereist
Systeeminstellingen die geconfigureerd kunnen worden door
algemene gebruikers (met inbegrip van de beheerder).
Bijvoorbeeld, de volgende instellingen kunnen worden
geconfigureerd:
Datum- en tijdinstellingen
Papierlade-instellingen (papierformaat en papiersoort)
Bestemmingen opslaan voor de fax- en scannerfuncties
Instellingen met betrekking tot de printerfuncties
Mappen voor documentarchivering aanmaken
Het aantal geprinte, gescande en gefaxte pagina's
weergeven.
Raadpleeg "SYSTEEMINSTELLINGEN (ALGEMEEN)"
(pagina 7-5) voor meer informatie.
Systeeminstellingen die geconfigureerd kunnen worden door
de beheerder. Om deze instellingen te configureren is
inloggen als beheerder vereist. Bijvoorbeeld, de volgende
instellingen kunnen worden geconfigureerd:
Gebruikers van de machine opslaan
Energiebesparende instellingen
Instellingen die verband houden met het bedieningspaneel
Instellingen voor op de machine geïnstalleerde
randapparatuur.
Instellingen met betrekking tot de kopieerfuncties
Netwerkverbindingsinstellingen
Overdracht-/ontvangstinstellingen voor faxberichten en
gescande afbeeldingen
Geavanceerde instellingen voor de
documentarchiveringsfunctie
Raadpleeg "SYSTEEMINSTELLINGEN (BEHEERDER)"
(pagina 7-26) voor meer informatie.
Instellingen voor algemene gebruikers
Instellingen voor beheerders
Wachtwoord beheerder
Voor de beveiliging dient de beheerder van de machine meteen nadat de machine is aangeschaft het wachtwoord te
wijzigen. (Zie voor het standaard fabriekswachtwoord "STANDAARD FABRIEKSWACHTWOORDEN" in de onderhouds-
en veiligheidshandleiding.) Om het wachtwoord te wijzigen, zie "Wachtwoord beheerder wijzigen" (pagina 7-90). *Om een
hoog beveiligingsniveau te garanderen, dient u het wachtwoord regelmatig te wijzigen.
Bovenstaande groepsindeling "Algemeen" en "Beheerder" wordt gebruikt als een handige manier om de functies van de
instellingen te verduidelijken. Deze indeling komt niet voor op het aanraakscherm.
Raadpleeg "SYSTEEMINSTELLINGEN VOOR FAX" (pagina 7-94) voor de faxinstellingen.
Webpagina’s
U kunt systeeminstellingen ook configureren in de webpagina's. Klik op de toets [Systeeminstellingen] in het
webpaginamenu om de Systeeminstellingen te configureren vanuit de webpagina's.
Ook de netwerk- en beveiligingsinstellingen kunnen in de webpagina’s worden geconfigureerd. Raadpleeg de Helpfunctie
in de webpagina’s voor meer informatie over de instellingen.
7-4
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Algemene handelingsmethoden
In dit hoofdstuk worden de handelingen die voor alle systeeminstellingen gelden besproken.
Zorg ervoor dat u dit hoofdstuk goed leest want deze informatie wordt in de beschrijving van de afzonderlijke instellingen
achterwege gelaten.
Voorbeeld: Het scherm van het Adresboek
(1) "Sorteren"
Hiermee kunt u een methode kiezen voor de weergave
van bestemmingen en het indextype.
Voorbeeld: In het scherm "Adresboek" kunt u schakelen
tussen de schermen met de volgende drie methoden:
Alfabetisch/Gebruikersindex
Weergeven per modus
Oplopend/Aflopend/Nummervolgorde
(2) Indexsleutels
Druk op een indexsleutel om de bijbehorende
bestemming weer te geven. De indexsleutels die
verschijnen zijn afhankelijk van de instelling "Sorteren".
(3) (Invoervak zoeknummer)
Druk op en voer een zoeknummer in om een adres
te zoeken.
Als naar een gebruiker wordt gezocht, verandert het
pictogram in .
(4) Toets [Vorige]
Hiermee keert u terug naar het vorige scherm.
(5) Selecteervak
Druk op om een lijst met items weer te geven die
kunnen worden geselecteerd. Druk op een item in de lijst
om deze te selecteren.
(6) Tekstvak (numeriek)
Druk op deze toets om een nummer in te voeren.
Nummers worden ingevoerd met behulp van de
cijfertoetsen.
Druk op de toets [WISSEN] ( ) om het nummer te
wissen als u een fout hebt gemaakt.
(7) Tekstvak
Druk op dit vak om een tekstinvoerscherm te openen. De
tekst verschijnt in het tekstvak nadat u de tekst in het
invoerscherm hebt ingevoerd.
(8) Selectievakje
Elke wanneer u deze toets indrukt, schakelt u tussen en
. Druk op het selectievakje zodat een vinkje
verschijnt om de bijbehorende instelling in te schakelen.
Verwijder het vinkje om de instelling uit te schakelen.
Radioknoppen ( ) worden ook gebruikt om de instellingen
op deze manier te selecteren. (Radioknoppen worden echter
gebruikt om een enkel item uit meerdere te kiezen.)
(9) Toets [Annuleren]
Hiermee annuleert u de instelling en keert u terug naar
het vorige scherm.
(10) Toets [OK]
Druk op deze toets om de huidige instellingen op te
slaan.
(11) Schuifbalk
Gebruik deze balk om het scherm naar beneden en naar
boven te schuiven.
Druk op de balk en sleep deze naar boven of naar
beneden.
U kunt de balk ook slepen met de -toetsen.
Systeeminstellingen
Adresbeheer
Annuleren OK
Adrestype:
Zoeknummer:
Adresnaam (verplicht):
Voorletter (optioneel):
Toetsnaam:
Aangepaste Index:
Registreer dit adres bij [Veelgebruikt]
E-mail
Gebr 1
(1-999)
Adresboek
Vorige
Indexswitch
Adressen sorteren
Sorteervolgorde
ABC
Zoeknummer
Alle
Toevoegen
AAA AAA
CCC CCC
EEE EEE
GGG GGG
III III
BBB BBB
DDD DDD
FFF FFF
HHH HHH
JJJ JJJ
Freq. ABCD EFGH IJKL MNOP QRSTU VWXYZ etc.
1
2
(1)
(2)
(3)
(8)
(4)
(5)
(6)
(7)
(11)
(10)
(9)
7-5
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
In dit gedeelte worden de systeeminstellingen beschreven die door algemene gebruikers van de machine kunnen
worden geconfigureerd.
Systeeminstellingen (Algemeen) openen
Zorg ervoor dat de machine in stand-by staat en druk op
de toets [SYSTEEM INSTELLINGEN] op het
aanraakscherm.
Wanneer u op de toets [SYSTEEM INSTELLINGEN]
drukt, verschijnt het volgende scherm in het
aanraakscherm.
Druk op het item dat u wilt configureren. Raadpleeg de
volgende pagina's van dit hoofdstuk voor een
gedetailleerde beschrijving van de mogelijke
instellingen.
SYSTEEMINSTELLINGEN
(ALGEMEEN)
Systeeminstellingen
Verlaten
Totaal Aantal
Kopieën
Standaard-
Instellingen
Adresbeheer
Controle
USB-apparaat
Lijst afdrukken
(gebruiker)
Faxdata Ontv/
Doorsturen
Papierlade-
Instellingen
Printer-
Toestand
Documentarch.
Beheer
Beheerderswachtw
LOGOUT
BEGIN
BEELD
VERZENDEN
OPDRACHT STATUS
AFDRUKKEN
GEREED
DATA
DATA
LIJN
SYSTEEM
INSTELLINGEN
Druk op de [Verlaten]-toets rechtsboven op het scherm om de Systeeminstellingen af te sluiten.
De te volgen procedure wanneer gebruikersauthenticatie is ingeschakeld, vindt u in "GEBRUIKERSAUTHENTICATIE"
(pagina 1-16) in "1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT".
7-6
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Lijst met Systeeminstellingen (Algemeen)
Wanneer de Systeeminstellingen worden geopend met algemene rechten, verschijnen de onderstaande items.
Raadpleeg "Lijst met Systeeminstellingen (beheerder)" (pagina 7-29) voor items die uitsluitend met beheerdersrechten
kunnen worden geopend.
Totale aantal
Standaardinstellingen
Lijst afdrukken (gebruiker)
Afhankelijk van de specificaties van de machine en de geïnstalleerde randapparatuur, kan het mogelijk zijn dat sommige
instellingen niet beschikbaar zijn.
Raadpleeg "SYSTEEMINSTELLINGEN VOOR FAX" (pagina 7-94) voor informatie over de instellingen met betrekking tot
de faxfunctie.
Item Standaardinstellingen
Pagina
Totale aantal
7-10
Opdrachttelling 7-10
Apparatentelling 7-10
Item Standaardinstellingen
Pagina
Standaardinstellingen
7-11
Klokaanpassing
7-11
X Klok aanpassen
Geef de tijdzone aan
Datum- en tijdinstellingen
Synchroniseren met internettijdserver Uitschakelen
X Instelling Zomertijd
Varieert afhankelijk van land en regio
Selecteer instellingtype
Varieert afhankelijk van land en regio
Starttijd
Varieert afhankelijk van land en regio
Voltooiïngstijd
Varieert afhankelijk van land en regio
Aanpassingstijd
Varieert afhankelijk van land en regio
X Datumindeling
Varieert afhankelijk van land en regio
Keuze toetsenbord
Varieert afhankelijk van land en regio
7-12
Item Standaardinstellingen
Pagina
Lijst afdrukken (gebruiker)
7-12
Lijst met alle aangepaste instellingen
Testpagina printer
Adreslijst Wordt Verzonden
Lijst van mappen voor documentarchivering
7-7
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Papierlade-Instellingen
* Wanneer een invoereenheid voor 500 bladen is geïnstalleerd.
Adresbeheer
Faxdata Ontv/doorsturen
* Wanneer de internetfaxuitbreidingskit is geïnstalleerd.
Item Standaardinstellingen
Pagina
Papierlade-Instellingen
7-13
Lade-instellingen
7-13
X Papierlade 1
Normaal, Auto-AB (Auto-Inch)
X Papierlade 2*
X Papierlade 3*
X Papierlade 4*
X Handinvoer Normaal, Auto-AB (Auto-Inch)
Selecteer verg. afmetingen voor autodet.
Auto-AB: 216 mm x 330 mm (8-1/2" x 13")
Auto-Inch: 8-1/2" x 14"
Papiersoortregistratie 7-15
Automatisch omschakelen van laden Ingeschakeld 7-15
Registratie aangepaste grootte (Omloop) Aangepast 1: X=297 mm (11"),
Y=210 mm (8-1/2")
Aangepast 2: X=297 mm (11"),
Y=210 mm (8-1/2")
Aangepast 3: X=297 mm (11"),
Y=210 mm (8-1/2")
7-15
Item Standaardinstellingen
Pagina
Adresbeheer
7-16
Adresboek 7-16
Aangepaste Index Gebruiker 1 7-18
Programma 7-19
Item Standaardinstellingen
Pagina
Faxdata Ontv/ Doorsturen
7-20
I-Faxinstellingen*
7-20
X Start ontvangst
X Handm. Ontvangsttoets op beginscherm Ingeschakeld
X Doorsturen ontvangen faxdata
7-8
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Voorwaarde-instellingen
* Wanneer een afwerkingeenheid is geïnstalleerd.
Item Standaardinstellingen
Pagin
a
Voorwaarde-instellingen
7-21
Standaard printerinstellingen
7-21
X Kopieën 1
X Afdrukstand Staand
X Standaard papierformaat A4 (8-1/2"x11")
X Standaard papiersoort Normaal papier
X Instelling Oorspronkelijke Resolutie 600dpi (Hoge kwaliteit)
X Afdrukken Lege Pagina Uitschakelen Uitgeschakeld
X Lijndikte 5
X 2-zijdige afdruk 1-zijdig
X Kleurmodus Auto
X N-op-1 afdrukken 1-UP
X Aanpassen aan pagina Ingeschakeld
X Uitvoer
Afdrukken per eenheid Ingeschakeld
Nieten* Uitgeschakeld
X Snelbestand Uitgeschakeld
PCL-instellingen
7-22
X PCL-symbolenset instel. PC-8
X PCL-lettertypen instellen Intern lettertype, 0: Courier
X PCL-regeleindecode 0.CR=CR; LF=LF; FF=FF
X Wide A4 Uitgeschakeld
PostScript-instelling
7-23X PS-fouten afdrukken Uitgeschakeld
X Binaire verwerking Uitgeschakeld
7-9
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Beheer Documentarchivering
Controle USB-apparaat
Gebruikers-bediening
* Wanneer gebruikersauthenticatie is geactiveerd en de aangemelde gebruiker niet de autoriteit heeft de systeeminstellingen
(beheerder) (uitgezonderd standaard fabrieksgebruikers) te configureren.
Item Standaardinstellingen
Pagina
Beheer Documentarchivering
7-24
Item Standaardinstellingen
Pagina
Controle USB-apparaat
7-25
Item Standaardinstellingen
Pagina
Gebruikers-bediening*
7-25
Gebruikersinformatie wijzigen 7-25
7-10
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Totale aantal
Deze functie geeft de paginatelling in elke modus weer. Druk op [Totaal aantal].
Opdrachttelling
Dit geeft het aantal van alle opdrachten weer en drukt dit af.
Apparatentelling
Dit wordt gebruikt om het aantal op de machine geïnstalleerde randapparaten weer te geven of af te drukken.
Elk blad papier gebruikt voor twee-zijdig kopiëren wordt geteld als twee pagina's.
Een ingevoerd papierformaat van 384 mm (15-1/8") of breder wordt als twee pagina's.
De weergegeven (of afgedrukte) items variëren afhankelijk van de machinespecificaties en geïnstalleerde randapparatuur.
Origineelinvoer
Elk blad wordt geteld als twee pagina's wanneer twee-zijdig scannen wordt uitgevoerd.
De weergegeven (of afgedrukte) items variëren afhankelijk van de machinespecificaties en geïnstalleerde randapparatuur.
7-11
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Standaardinstellingen
De standaardinstellingen voor de bediening van de machine kunnen worden geconfigureerd. Druk op de toets
[Standaardinstellingen] en selecteer instellingen.
Klokaanpassing
Gebruik deze toets om de datum en tijd van de inbouwklok in de machine in te stellen.
Stel de tijd in.
Instelling Zomertijd
Schakel de zomertijd in.
Wanneer deze functie wordt gebruikt, wijzigt de tijd aan het begin en eind van de zomertijd als aangegeven in de tabel
hieronder.
* In bepaalde landen kunnen de begin- en eindtijden van de zomertijdregeling afwijken van de tijden die op het apparaat zijn ingesteld.
Item Instellingen
Geef de tijdzone
Als uw zone voorligt op GMT (Greenwich Mean Time), selecteer dan [+]. Als uw zone
achterligt op GMT, selecteer dan [-]. Geef vervolgens het tijdsverschil tussen uw
zone en GMT op in uren en minuten.
Datum- en tijdinstellingen Selecteer en stel jaar, maand, dag, uur en minuten in.
Synchroniseren met internettijdserver
Dat kan worden gebruikt wanneer de machine aangesloten is op het internet. De klok
van de machine wordt automatisch aangepast aan de klok van een tijdserver op het
internet.
Item Instellingen
Instelling Zomertijd
Selecteer of de Instelling Zomertijd ingeschakeld wordt of niet. Indien ze niet
ingeschakeld wordt, zijn de volgende instellingen niet mogelijk.
Selecteer instellingtype
Geef aan of de eerste en de laatste dag van de zomertijd moeten worden ingesteld
met de dag van de week of met de datum.
Starttijd
Stel de eerste dag van de zomertijd in. Stel de eerste maand in. Indien u "Dag van de
week" selecteerde in "Selecteer instellingtype", stel dan de eerste week van de zomertijd
in en vervolgens de eerste dag. Indien u "Datum" selecteerde in "Selecteer
instellingtype", stel dan de begindatum in. Stel het uur, de minuten en de UTC
(Coordinated Universal Time) in.
Voltooiïngstijd Stel het einde van de zomertijd op dezelfde manier in als het begin van de zomertijd.
Aanpassingstijd Stel de tijd in waarop de aanpassing zal gebeuren wanneer de zomertijd begint.
Tijdzone Gewone tijd Zomertijd Zomertijd Gewone tijd
Europa* Laatste zondag maart, 1:00 tot 2:00 a.m. Laatste zondag in oktober, 1:00:00 tot 0:00:00
a.m.
Australië, Nieuw-Zeeland Laatste zondag in oktober, 2:00 tot 3:00 a.m. Laatste zondag in maart, 3:00 tot 2:00 a.m.
Overige landen Selecteer het [Instelling Zomertijd]-selectievakje, zodat het markeringsteken verschijnt. De
klokinstelling wordt geconfigureerd voor de normale tijd plus één uur. Wanneer de
geselecteerd is, keert de tijd terug naar de normale tijd.
7-12
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Datumindeling
Het formaat dat wordt gebruikt voor het afdrukken van de datum op lijsten en andere uitvoer kan worden gewijzigd.
Keuze toetsenbord
De indeling van het toetsenbord dat in tekstinvoerschermen verschijnt kan worden gewijzigd.
De toetsenbordindelingen die gekozen kunnen worden staan hieronder.
Lijst afdrukken (gebruiker)
Lijsten die in de machine opgeslagen instellingen en informatie bevatten kunnen worden afgedrukt. Druk op de [Lijst
afdrukken (gebruiker)]-toets en selecteer de instellingen.
Item Instellingen
Huidige Waarde De huidige tijd wordt weergegeven in de opmaak die bij de datumnotatie is ingesteld.
Indeling De weergavevolgorde instellen van jaar, maand en dag (JJJJ/MM/DD).
Scheidingsteken Selecteer één van de drie symbolen of een blanco ruimte als scheidingsteken in de
datum.
Dag-Naam Positie Selecteer of de naam van de dag voor of na de datum verschijnt.
Tijdweergave Selecteer 12-uurs weergave of 24-uurs weergave voor de tijd.
12-uurs weergave: 12:00AM tot 11:59AM/12:00 tot 11:59PM
24-uurs weergave: 00:00 tot 23:59
Als "Klokinstelling deactiveren" (pagina 7-58) " is geactiveerd in de systeeminstellingen (beheerder), kunnen datum en tijd
niet worden ingesteld.
Engels (VS) Engels (UK) Japans Frans Duits Zweeds
Noors Fins Deens Russisch Grieks Turks
Lijstnaam Beschrijving
Lijst met alle aangepaste instellingen
Deze lijst geeft de hardware status, software status, instellingen voor printercondities
en papierladen, en totaaltellingen weer.
Testpagina printer
Dit wordt gebruikt om de Lijst PCL-symbolenset, verschillende lettertypelijsten en de
NIC-pagina (netwerk interface instellingen, etc.).
Lijst PCL-symbolenset.
Lijst PCL interne lettertypes
Option font list
PS lettertypelijst
Lijst PS uitgebreide lettertypes
•NIC-pagina
Adreslijst Wordt Verzonden
Lijsten kunnen van verschillende in de machine opgeslagen adressen worden
afgedrukt.
Individuele Lijst
Groepslijst
Programmalijst
Geheugenvaklijst
Alles verzend. Adreslijst
Lijst van mappen voor
documentarchivering
Dit geeft de mapnamen voor documentarchivering weer.
De beschikbare items hangen af van de functies die op de machines zijn geïnstalleerd.
•Als "Testpagina Niet Afdrukken" (pagina 7-69) " is geactiveerd in de systeeminstellingen (beheerder), is het niet mogelijk
een testpagina af te drukken.
7-13
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Papierlade-Instellingen
Papierlade en papiersoortinstellingen worden in dit gedeelte behandeld. Druk op de [Papierlade-instellingen]-toets om
de instellingen te configureren.
Lade-instellingen
Deze instellingen bepalen papiersoort, papierformaat en functies die voor iedere papierlade gelden.
Als er op de toets [Lade-instellingen] wordt gedrukt, verschijnt een lijst met de laden en huidige instellingen.
Instellingen van elke lade
Druk op de toets [Wijzigen] in het scherm boven om de instellingen te wijzigen.
U kunt de volgende instellingen configureren:
Item Beschrijving
Type
Selecteer de papiersoort die in de lade is geplaatst.
De papiersoorten die kunnen worden geselecteerd verschillen per papierlade.
Raadpleeg "Lade-instellingen" (pagina 7-14) voor meer informatie.
Raadpleeg "Papiersoortregistratie" (pagina 7-15) als u een nieuwe papiersoort wilt
opslaan.
Formaat
Selecteer het gewenste papierformaat uit de lijst. De papierformaten die kunnen
worden geselecteerd verschillen per papierlade. De keuze aan formaten is mogelijk
ook beperkt door de boven geselecteerde papiersoort. Raadpleeg
"Lade-instellingen" (pagina 7-14) voor meer informatie.
Als het gewenste formaat niet in de lijst staat, selecteer dan [Aangepast Formaat] en
voer het formaat rechtstreeks in (alleen voor de handinvoerlade). Raadpleeg
"Lade-instellingen" (pagina 7-14) voor meer informatie.
Bezig met invoeren van goedgekeurde
opdracht
Selecteer de modi die kunnen worden gebruikt. Als u een bepaalde functie niet wilt
gebruiken voor de geselecteerde lade, schakelt u deze uit.
Als het "Type" geen normaal , gerecycleerd, gekleurd papier is of een
gebruikerssoort is, kunnen [Faxen] en [Internetfax] niet worden geselecteerd.
Als het hier opgegeven papierformaat afwijkt van het in papierformaat in de lade, kan dit problemen of een papierstoring
opleveren tijdens het afdrukken. Raadpleeg "1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT" voor het verwisselen van het
papierformaat in een lade.
Papiereigenschappen zoals "Vaste zijde van papier" worden automatisch ingesteld als de papiersoort wordt geselecteerd.
De papierlade-eigenschappen kunnen in dit scherm niet worden gewijzigd.
•Als "Lade-instellingen uitschakelen" (pagina 7-63) " is geactiveerd in de systeeminstellingen (beheerder), kunnen de
lade-instellingen (behalve voor de handinvoerlade) niet worden geconfigureerd.
Type
Formaat
Vaste Duplex
Papiereigenschap
Papiercassette 1
Bezig met invoeren van goedgekeurde opdracht
Nieten
Normaal papier
A4
Lade-Instellingen
Kopieren Afdrukken Faxen I-Fax Doc.opslag
1
6
Wijzigen
Vorige
7-14
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Lade-instellingen
*1 Wanneer een invoereenheid voor 500 bladen is geïnstalleerd.
*2 Zwaar papier: 106 g/m
2
tot 209 g/m
2
(28 lbs bond tot 56 lbs index) zwaar papier
*3 Het automatisch gedetecteerde formaat wordt ingesteld in "Selecteer verg. afmetingen voor autodet." in het instelscherm
handinvoer (zie hieronder).
Selecteer verg. afmetingen voor autodet.
"Selecteer verg. afmetingen voor autodet." in het instelscherm handinvoer wordt gebruikt om het papierformaat dat
automatisch wordt gedetecteerd te selecteren uit vergelijkbare formaten tijdens de detectie.
Selecteer een of twee formaten wanneer "Auto-Inch" wordt ingesteld. Selecteer een of drie formaten wanneer "Auto-AB"
wordt ingesteld.
Wanneer papier van hetzelfde formaat als een van de papierformaten in de instellingen in de handinvoer wordt
geplaatst, wordt automatisch het formaat dat in de instellingen is geselecteerd herkend.
Papierlade Papiersoort Formaat
Papierlade 1 Normaal, voorbedrukt,
Recycled, briefpapier,
voorgeperforeerd,
gekleurd,
gebruikerssoort
Auto-AB (A4, A5, B5, 216 mm x 330 mm (8-1/2" x 13")),
Auto-inch (8-1/2" x 14", 8-1/2" x 11", 7-1/4" x 10-1/2", 5-1/2" x 8-1/2"),
216 mm x 343 mm (8-1/2" x 13-1/2"), 8-1/2" x 13-2/5"
(216 mm x 340 mm),
16K
Papierlade 2*
1
Papierlade 3*
1
Auto-AB (A4, B5, 216 mm x 330 mm (8-1/2" x 13")),
Auto-Inch (8-1/2" x 14", 8-1/2" x 11", 7-1/4" x 10-1/2"),
216 mm x 343 mm (8-1/2" x 13-1/2"), 8-1/2" x 13-2/5"
(216 mm x 340 mm),
16K
Papierlade 4*
1
Handinvoer
In aanvulling op de
papiersoorten van lade
1 t/m 4,
Zwaar papier *
2
,
Dun papier,
Glossy papier
Auto-AB (A4, A5, B5, 216 mm x 330 mm (8-1/2" x 13")*
3
,
216 mm x 340 mm (8-1/2" x 13-2/5")*
3
, 216 mm x 343 mm
(8-1/2" x 13-1/2")*
3
),
Auto-Inch (8-1/2" x 14"*
3
, 8-1/2" x 13-2/5" (216 mm x 340 mm)*
3
,
8-1/2" x 11", 7-1/4" x 10-1/2", 5-1/2" x 8-1/2"),
Formaat invoeren-AB (X=140 mm tot 356 mm, Y=100 mm tot 216 mm),
Formaat invoeren-Inch (X=5-1/2" tot 14", Y=5-1/2" tot 8-1/2"),
16K, Aangepast 1, Aangepast 2, Aangepast 3
Etiketten Auto-AB (A4, B5), Auto-Inch (8-1/2" x 11")
Transparanten Auto-AB (A4), Auto-Inch (8-1/2" x 11")
Envelop Com-10, Monarch, DL, C5
Auto-AB
216 mm x 330 mm (8-1/2" x 13"), 216 mm x 340 mm (8-1/2" x 13-2/5"),
216 mm x 343 mm (8-1/2" x 13-1/2")
Auto-Inch 8-1/2" x 14", 8-1/2" x 13-2/5" (216 mm x 340 mm)
7-15
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Papiersoortregistratie
Sla een papiersoort op als de gewenste papiersoort niet verschijnt in de selectie of als u een nieuwe set
papiereigenschappen wilt aanmaken.
Er kunnen max. 7 programma's worden opgeslagen.
Automatisch omschakelen van laden
Als het papier uit een lade op raakt tijdens het afdrukken, bepaalt dit of een andere lade met hetzelfde papierformaat en
dezelfde papiersoort automatisch geselecteerd wordt en het afdrukken doorgaat.
Registratie aangepaste grootte (Omloop)
Als u een speciaal niet-standaard papierformaat vaak gebruikt in de handinvoerlade, kunt u die papiersoort opslaan.
Door de papiersoort op te slaan, hoeft u het formaat niet telkens in te stellen wanneer u het gebruikt.
Er kunnen drie papierformaten worden opgeslagen.
Druk op de toets [Aangepast 1] tot [Aangepast 3] waarin u een papierformaat wilt opslaan of wijzigen. Het volgende
scherm verschijnt:
Selecteer of u het formaat in mm ("Formaat invoeren-AB") of in inch ("Formaat invoeren-Inch") wilt invoeren, en stel dan
de X en Y maten van het papier in.
"Formaat invoeren-AB"
De X maat kan worden ingesteld op een waarde van 140 mm tot 356 mm. De standaard fabrieksinstelling is 297 mm.
De Y maat kan worden ingesteld op een waarde van 100 mm tot 216 mm. De standaard fabrieksinstelling is 210 mm.
"Formaat invoeren-Inch"
De X maat kan worden ingesteld op een waarde van 5-1/2 " tot 14". De standaard fabrieksinstelling is 11".
De Y maat kan worden ingesteld op een waarde van 5-1/2" tot 8-1/2". De standaard fabrieksinstelling is 8-1/2".
Item Beschrijving
Typenaam
Een willekeurige naam opslaan.
De standaard fabrieksnamen zijn "Gebr. soort 1" - "Gebr. soort 7".
Vaste zijde van papier Activeer deze instelling als papier met een voor- en achterzijde wordt gebruikt.
Duplex uitschakelen
Activeer deze instelling als papier geladen is dat niet kan worden gebruikt voor
twee-zijdig afdrukken.
Nieten uitschakelen Activeer deze instelling als papier wordt gebruikt dat niet kan worden geniet.
Welke instellingen u kunt selecteren varieert afhankelijk van de geïnstalleerde randapparatuur.
Systeeminstellingen
Aangepast 1
OKAnnuleren
Formaat invoeren-AB
Formaat invoeren-Inch
297
210
mm (140-356)
X
Y
mm (100-216)
7-16
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Adresbeheer
Adresbeheer wordt gebruikt om sneltoetsen, groepstoetsen, programmatoetsen en aangepaste indexen op te slaan, te
bewerken en te wissen. Druk op de toets [Adresbeheer] en configureer de instellingen.
Adresboek
Bestemmingen kunnen worden opgeslagen in het adresboek om eenvoudig te worden opgeroepen.
Als op de toets [Adresboek] wordt gedrukt, verschijnt het volgende scherm.
Toets [Toevoegen]
Gebruik deze toets om een nieuw adres toe te
voegen.
Lijstweergave
Hiermee wordt een lijst van de opgeslagen adressen
weergegeven. U kunt een adres selecteren om het
scherm voor bewerking of verwijdering voor dit adres
te openen.
Adressen opslaan
Druk op de toets [Toevoegen] in het scherm boven om de instellingen op te slaan. Er kunnen 999 adressen worden geprogrammeerd.
Raadpleeg "Instellingen" (pagina 7-17) voor meer informatie.
Adressen wijzigen en wissen
U kunt een adres selecteren op het weergegeven scherm om een scherm voor bewerking of verwijdering dit adres te openen.
Raadpleeg "Instellingen" (pagina 7-17) voor meer informatie.
Een adres wissen met de toets [Wissen].
Welke instellingen u kunt selecteren varieert afhankelijk van de geïnstalleerde randapparatuur.
Raadpleeg "SYSTEEMINSTELLINGEN VOOR FAX" (pagina 7-94) voor informatie over de instellingen met betrekking tot
de faxfunctie.
Adresboek
Vorige
Indexswitch
Adressen sorteren
Sorteervolgorde
ABC
Zoeknummer
Alle
Toevoegen
AAA AAA
CCC CCC
EEE EEE
GGG GGG
III III
BBB BBB
DDD DDD
FFF FFF
HHH HHH
JJJ JJJ
Freq. ABCD EFGH IJKL MNOP QRSTU VWXYZ etc.
1
2
Wanneer "Reg. van bestemming via bedieningspaneel uitschak." (pagina 7-73) in de systeeminstellingen (beheerder) is
ingeschakeld voor een functie, kunnen er geen adressen worden opgeslagen voor die functie.
Opslaan van adressen voor scannen naar FTP, scannen naar Netwerkmap en scannen naar Desktop...
Sla scannen naar FTP en scannen naar Netwerk adressen op in de webpagina's. Sla scannen naar Desktop adressen op met
Network Scanner Tool. Een gecombineerd maximum van 200 adressen kan worden opgeslagen voor deze drie scanmethodes.
Als u geen afzonderlijke sneltoets of groeptoets kunt bewerken of wissen.
In de onderstaande situaties kunt u geen afzonderlijke sneltoetsen of groeptoetsen bewerken of wissen:
-
Wanneer de toets wordt gebruikt voor een verzending in de wachtrij of een verzending die op dat moment wordt verzonden.
- Wanneer de sleutel wordt opgenomen in een groepstoets.
- Wanneer de sleutel wordt opgenomen in een programma.
- De sleutel wordt als doorstuurbestemming opgegeven in de "Instelling standaard adres" (pagina 7-77) of "Instelling voor
inkomende routing" / "Documentbeheerfunctie" (op de webpagina's).
- Wanneer "Reg. van bestemming via bedieningspaneel uitschak." (pagina 7-73) is ingeschakeld.
Als de toets wordt gebruikt voor een verzending in de wachtrij of een verzending die op dat moment wordt verzonden, kunt
u de verzending annuleren of wachten totdat deze is voltooid en vervolgens de toets bewerken of wissen.
Als de toets is opgenomen in een groep, verwijder dan eerst de toets uit de groep en bewerk of wis vervolgens de toets.
Als de toets is gespecificeerd als doorstuurbestemming, annuleer dan de doorstuurbestemming en bewerk of wis
vervolgens de toets. Wanneer "Reg. van bestemming via bedieningspaneel uitschak." is ingeschakeld, wis dan deze
functie en wijzig of verwijder de toets.
7-17
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Instellingen
Item Beschrijving
In alle functies opgeslagen items
Adrestype
Selecteer het adrestype dat in het adresboek moet worden opgeslagen.
E-mail: Een e-mailadres met een sneltoets opslaan.
Internetfax: Een Internetfaxadres met een sneltoets opslaan.
Directe SMTP:Een Directe SMTP-adres met een sneltoets opslaan.
Faxen: Een faxnummer met een sneltoets opslaan.
Groep: Een groep met meerdere adressen opslaan voor een
distributieverzending.
Zoeknummer
Stel een zoeknummer in. Het laagst beschikbare nummer wordt automatisch
ingevoerd. Om een nummer te wijzigen, voert u een nummer één van 001 tot 999.
Een zoeknummer dat al is opgeslagen kan niet worden gebruikt.
Adresnaam Voer een naam voor de adresnaam in (maximaal 36 tekens).
Eerste letter
U kunt maximaal 10 karakters voor de initialen invoeren. De eerste letters die u hier
invoert bepalen de positie van de sneltoets in de alfabetische index.
Toetsnaam
Voer de naam in die u wilt laten verschijnen in het adresboek (deze verschilt van de
adresnaam).
Aangepaste Index Selecteer de aangepaste index waarin het adres verschijnt.
Registreer het Adres dat moet worden
toegevoegd aan de index [Veelgebruikt].
Veelvuldig gebruikte adressen kunnen worden opgeslagen in de index [Veelgebruikt].
Items die verschijnen als er een e-mailadres wordt opgeslagen
E-mailadres Voer een e-mailadres in (max. 64 tekens).
Best.Indeling
Geef de indeling van het te genereren bestand en de compressiemodus voor de
zwart-wit- en kleurmodus.
Bestandtype: Stel de indeling van het te genereren bestand
in.
Compressiemodus (zwart-wit): Selecteer de compressiemodus voor
zwart-witverzending.
Compressiefactor (kleur/grijstinten): Selecteer decompressiefactor voor
kleur-/grijstintenverzending.
7-18
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Aangepaste Index
De naam van een aangepaste index kan voor groter gebruikersgemak worden gewijzigd.
Wis de vooraf ingevoerde naam en voer een nieuwe naam in (maximaal 6 tekens).
De standaard fabriekswaarden voor de namen van de aangepaste indexen zijn "Gebr 1" tot "Gebr 6".
Items die verschijnen als er een Internetfaxadres wordt opgeslagen
I-Faxadres Voer een Internetfaxadres in (max. 64 tekens).
Bestandindeling Compressiemodus: Selecteer de compressiewijze voor verzending.
Verzoek Internetfaxontvangstrapport
Selecteer of u een ontvangstrapport per e-mail wilt ontvangen nadat de verzending is
voltooid.
Items die verschijnen als een Directe SMTP-adres wordt opgeslagen
Adres van directe SMTP
Voer hostnaam of IP-adres in.
Hostnaam of IP-adres
Gebruik deze drie instellingen om een adres voor Direct SMTP-verzending in te stellen.
In veel gevallen kan met methode (1) verzonden worden.
In de tekstvakken voor "Direct SMTP-adres" en "Hostnaam of IP-adres" kunnen elk
maximaal 64 tekens worden ingevoerd.
(1) Het IPv4-adres van de ontvangende machine gebruiken in het domeindeel
van het e-mailadres.
Voer het e-mailadres van de ontvangende machine in het tekstvak [Direct
SMTP-adres] in waarbij u het domein vervangt door het IPv4-adres.
Voorbeeld: Als het e-mailadres van de ontvangende machine
"gebruiker@voorbeeld_domein.com" is en het IPv4-adres
"192.168.123.45" is
Voer “gebruiker@192.168.123.45” in het tekstvak [Direct
SMTP-adres] in.
(2) De hostnaam gebruiken in het domeindeel van het e-mailadres van de
ontvangende machine
Voer het e-mailadres van de ontvangende machine in het tekstvak [Direct
SMTP-adres] in waarbij u het domein vervangt door de hostnaam.
Voorbeeld: Als het e-mailadres van de ontvangende machine
"gebruiker@voorbeeld_domein.com" is en de hostnaam "HOST" is
Voer "gebruiker@HOST" in het tekstvak [Direct SMTP-adres] in.
(3) Als de ontvangende machine is ingesteld op het alleen ontvangen van
e-mail van specifieke adressen
Voer het opgegeven specifieke e-mailadres in het tekstvak [Direct SMTP-adres] in.
Schakel het selectievakje "Voer hostnaam of IP-adres in." in en voer de
hostnaam of het IP-adres van de ontvangende machine in het tekstvak
[Hostnaam of IP-adres] in.
Voorbeeld: Als het e-mailadres van de ontvangende machine
"gebruiker@voorbeeld_domein.com" is en het IPv4-adres
"192.168.123.45" is
Voer "gebruiker@voorbeeld_domein.com" in het tekstvak [Direct
SMTP-adres] in en voer "192.168.123.45" in het tekstvak [Hostnaam
of IP-adres] in.
Best.Indeling Compressiemodus: Selecteer de compressiewijze voor verzending.
Items die verschijnen wanneer er een groep wordt opgeslagen
Adres
Adres: Selecteer adressen uit het adresboek om in de groep op te slaan.
Directe Invoer: Een adres dat nog niet is ingevoerd in het adresboek kan
rechtstreeks worden ingevoerd. Voer het adres op dezelfde
manier in als het opslaan van een adres voor een functie. Let op:
als een Internetfaxadres direct wordt ingevoerd, kunnen
compressiemodus en ontvangstrapport niet geselecteerd worden.
Adresoverzicht: Hiermee wordt een lijst geselecteerde adressen weergegeven.
Indien nodig kunt u adressen uit deze lijst verwijderen.
Item Beschrijving
7-19
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Programma
Als u regelmatig dezelfde instellingen en/of functies gebruikt voor dezelfde bestemming of bestemmingen, kunt u deze
instellingen en bestemmingen opslaan en een programma. Zo kunt u de instellingen en bestemmingen die u wilt
selecteren eenvoudig openen via dit programma.
Als op de toets [Programma] wordt gedrukt, verschijnt het volgende scherm.
Toets [Toevoegen]
Gebruik deze toets om een nieuw programma toe te
voegen.
Lijstweergave
Hiermee wordt een lijst van de opgeslagen
programma's weergegeven. U kunt een programma
selecteren om het scherm voor bewerking of
verwijdering voor dit programma te openen.
Een Programma Opslaan
Druk op de toets [Toevoegen] op het weergegeven scherm om het registratiescherm weer te geven. Er kunnen 48
programma's worden opgeslagen.
Raadpleeg "Instellingen" (pagina 7-19) voor meer informatie.
Programma's wijzigen en wissen
U kunt een programma selecteren op het weergegeven scherm om een scherm voor bewerking of verwijdering voor dit
programma te openen.
Raadpleeg "Instellingen" (pagina 7-19) voor meer informatie.
Verwijder een programma met behulp van de toets [Wissen].
Instellingen
Programma
Systeeminstellingen
Vorige
Program 1
Program 3
Program 5
Program 7
Program 9
Program 11
Program 2
Program 4
Program 6
Program 8
Program 10
Program 12
Toevoegen
Instellingen voor timer kunnen niet in het programma worden opgenomen.
Er moet ten minste een one-touch-toets worden gespecificeerd in een programma, anders kan het programma niet worden
opgeslagen.
Item Beschrijving
Programmanummer
Stel het aan het programma toe te wijzen nummer in. Het laagst beschikbare nummer
wordt automatisch ingevoerd. Om een nummer te wijzigen, voert u een nummer één
van 01 tot 48. Een nummer dat al is opgeslagen kan niet worden gebruikt.
Programmanaam Voer een naam voor de programmanaam in (maximaal 36 tekens).
Adres
Selecteer het/de in het programma te gebruiken adres(sen) van het adresboek. Er
kunnen 500 bestemmingen in één programma worden opgeslagen.
Het scherm van het Adresboek Hiermee wordt een lijst van de opgeslagen adressen weergegeven.
Voorwaarde-Instellingen
Druk op de toets [Setup] om de voorwaarde-instellingen voor een adres te openen.
Instelling Adresmodus
Selecteer de modus waarin het adres wordt gebruikt (Internetfax, scan, etc.) Wanneer
er een modus wordt geselecteerd, verschijnen de instellingen voor deze modus.
Modusinstellingen
Vaak gebruikte instellingen kunnen op dezelfde manier worden opgeslagen als
wanneer zij voor een modus worden geselecteerd.
7-20
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Faxdata Ontv/ Doorsturen
In dit gedeelte worden de instellingen voor ontvangst en doorsturen uitgelegd. Druk op de [Faxdata Ontv/doorsturen]-toets
en configureer de instellingen.
I-Faxinstellingen
Deze instellingen kunnen worden geconfigureerd wanneer de internetfaxuitbreidingskit is geïnstalleerd.
Start ontvangst
Met deze toets maakt u meteen verbinding met uw mailserver (POP3-server) en wordt er gecontroleerd op
binnengekomen internetfaxen. Als u Internetfaxen hebt ontvangen, worden de faxen opgeroepen en afgedrukt.
Handm. Ontvangsttoets op beginscherm
Dit geeft de toets [Handmatige i-faxontvangst] in het basisscherm van Internetfaxmodus.
Ontvangen gegevens doorsturen
Wanneer de machine niet kan afdrukken omdat er geen papier of inkt meer aanwezig is, kunnen ontvangen faxen
worden doorgestuurd naar een andere Internetfaxmachine.
Raadpleeg "SYSTEEMINSTELLINGEN VOOR FAX" (pagina 7-94) voor informatie over de instellingen met betrekking tot de
faxfunctie.
POP3 serverinstellingen moeten zijn geconfigureerd om deze functie te gebruiken. Configureer deze instellingen in het
scherm dat verschijnt als [Toepassingsinstellingen] - [Internetfaxinstellingen] in het webpaginamenu wordt geselecteerd.
•Zie "Adres voor doorsturen gegevens instellen" (pagina 7-80) in de systeeminstellingen (beheerder) om een adres voor
doorsturen op te slaan.
Als het doorsturen is mislukt, omdat de verzending werd geannuleerd of er een communicatiefout is opgetreden, keren de
door te sturen faxen terug naar de afdrukwachtrij op de machine.
Als de eerste pagina's van een fax succesvol afgedrukt zijn, worden alleen de pagina's die niet zijn afgedrukt,
doorgestuurd.
Doorsturen is niet mogelijk als er geen faxen werden ontvangen of als er geen adres voor doorsturen is geprogrammeerd.
Wanneer "Instelling vasthouden ontvangen afdrukgegevens" (pagina 7-73) is ingeschakeld, wordt u gevraagd een
wachtwoord in te voeren. Voer een correct wachtwoord in met het numerieke toetsenbord.
Het doorsturen annuleren...
Druk op de toets [OPDRACHT STATUS] en annuleer daarna de doorstuuropdracht op dezelfde manier als een
verzendopdracht.
7-21
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Voorwaarde-instellingen
De voorwaarde-instellingen worden gebruikt om de basisprinterinstellingen en de instellingen voor het afdrukken van
een DOS-applicatie te configureren. Druk op de toets [Voorwaarde-instellingen] om de instellingen te configureren.
Standaard printerinstellingen
De standaard instellingen worden gebruikt om geavanceerde afdrukvoorwaarden voor het afdrukken in een omgeving
waar de printerdriver niet wordt gebruikt (zoals afdrukken van MS-DOS of van een computer waarop de meegeleverde
printerdriver niet is geïnstalleerd).
Instellingen
Wanneer afgedrukt wordt met een printerdriver hebben de instellingen van de printerdriver voorrang op de
voorwaarde-instellingen.
Item Selecties
Kopieën 1 - 999 sets
Afdrukstand
Staand
Liggend
Standaard papierformaat
A4, B5, A5, 8-1/2" x 14", 8-1/2" x 13", 8-1/2" x 11", 7-1/4" x 10-1/2", 5-1/2" x 8-1/2",
8k, 16k
Standaard papiersoort Normaal, voorbedrukt, gerecycleerd papier, briefpapier, voorgeperforeerd, gekleurd
Instelling Oorspronkelijke Resolutie
600 dpi
600dpi (Hoge kwaliteit)
1200 dpi
Afdrukken Lege Pagina Uitschakelen
(Uitgeschakeld)
(Geactiveerd)
Lijndikte*
1
0-9
2-zijdige afdruk
1-zijdig
2-zijdig (boek)
2-zijdig (schrijfblok)
Kleurmodus
•Auto
Zwart-wit
N-op-1 afdrukken*
2
•1-UP
•2-UP
•4-UP
Aanpassen aan pagina*
3
(Passend Maken gebruiken)
(Passend Maken niet gebruiken)
7-22
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
*1 Deze instelling wordt gebruikt om de lijnbreedte van de vectorgrafieken (alleen zwart-wit afdrukken) aan te passen.
Uitgezonderd voor CAD en andere speciale gebruikssituaties is het normaal niet nodig deze instelling te wijzigen.
Wanneer "0" wordt geselecteerd, worden alle lijnen met een dikte van 1 dot afgedrukt.
*2 Papierformaten die kunnen worden gebruikt met deze functie zijn A4, 8-1/2" x 14", en 8-1/2" x 11". (Deze functie kan
bij sommige afdrukmethodes niet werken.)
*3 Ze werken allen bij het afdrukken van PDF, JPEG en TIFF bestanden.
*4 Wanneer een afwerkingeenheid is geïnstalleerd.
PCL-instellingen
Dit wordt gebruikt om symbolensets, lettertypes en regeleindecode, gebruikt in een PCL-omgeving, in te stellen.
Instellingen
Uitvoer
Afdrukken per
eenheid
(Afdrukken per eenheid gebruiken)
(Afdrukken per eenheid niet gebruiken)
Nieten
*4
(Nieten gebruiken)
(Nieten niet gebruiken)
Snelbestand
(Uitgeschakeld)
(Geactiveerd)
Item Beschrijving Selecties
PCL-symbolenset instel.
Geef de symbolenset op die wordt
gebruikt voor het afdrukken.
Selecteer uit 35 items.
PCL-lettertypen instellen
Gebruik dit om het lettertype te
selecteren dat wordt gebruikt voor
afdrukken.
Intern lettertype
Extern lettertype
(Lijst van interne lettertypes als uitgebreide
lettertypes niet zijn geïnstalleerd.)
PCL-regeleindecode
Deze instelling wordt gebruikt om
te selecteren hoe de printer
reageert wanneer een
regeleindeopdracht wordt
ontvangen.
0.CR=CR; LF=LF; FF=FF
1.CR=CR+LF; LF=LF;FF=FF
2.CR=CR; LF=CR+LF; FF=CR+FF
3.CR=CR+LF; LF=CR+LF; FF=CR+FF
Wide A4
Als dit wordt geactiveerd, kunnen
er 80 tekens per regel worden
afgedrukt op A4 papier met een
lettertype van 10-pitch. (Als deze
instelling wordt uitgeschakeld
kunnen er max. 78 tekens per
regel worden afgedrukt.)
(Geactiveerd)
(Uitgeschakeld)
Item Selecties
7-23
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
PostScript-instelling
Als er een fout optreedt tijdens PostScript afdrukken, bepalen deze instellingen of er een foutbericht wordt afgedrukt en
of de PostScript-gegevens in binaire indeling wordt ontvangen.
Instellingen
Item Beschrijving Selecties
PS-fouten afdrukken
Als er een PS (PostScript) fout
optreedt tijdens
PostScript-afdrukken, bepaalt
deze instelling of er al dan niet
een foutbericht wordt afgedrukt.
(Geactiveerd)
(Uitgeschakeld)
Binaire verwerking
PostScript-data in binaire indeling
ontvangen.
(Geactiveerd)
(Uitgeschakeld)
7-24
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Beheer Documentarchivering
Beheer documentarchivering wordt gebruikt om aangepaste mappen voor documentarchivering te maken, bewerken,
en wissen. Druk op de toets [Beheer Documentarchivering] en configureer de instellingen.
Als u op de toets [Beheer Documentarchivering] drukt, verschijnt het onderstaande scherm.
Toets [Toevoegen]
Gebruik deze toets om een nieuwe aangepaste map
toe te voegen.
Lijstweergave
Hiermee wordt een lijst van de huidige
geconfigureerde aangepaste mappen weergegeven.
U kunt een map selecteren om het scherm voor
bewerking of verwijdering voor deze map te openen.
Een aangepaste map maken.
Druk op de toets [Toevoegen] op het weergegeven scherm om het registratiescherm weer te geven. U kunt maximaal
1000 aangepaste mappen aanmaken.
Raadpleeg "Instellingen" (pagina 7-24) voor meer informatie.
Een aangepaste map bewerken/wissen
U kunt een aangepaste map selecteren op het weergegeven scherm om een scherm voor bewerking of verwijdering van
het map te openen.
Raadpleeg "Instellingen" (pagina 7-24) voor meer informatie.
Verwijder een map met behulp van de toets [Wissen].
Instellingen
Mappenlijst
Vorige
User 1
User 3
User 5
User 7
User 9
User 2
User 4
User 6
User 8
User 10
Toevoegen
Sorteren
Omh.
Alle Mappen
EFGHIABCD JKLMN OPQRST UVWXYZ
1
2
Als de map een wachtwoord heeft, moet het correcte wachtwoord worden ingevoerd voordat een bestand kan worden
verwijderd.
Een map die bestanden bevat kan niet worden verwijderd. Verplaats de bestanden naar een andere map of verwijder ze
voordat u de map verwijdert.
Item Beschrijving
Mapnaam
Voer een naam in (maximum 28 tekens) voor de te maken aangepaste map. Er kan
geen naam worden opgeslagen als deze al gebruikt wordt voor een andere map.
Voorletter van map
U kunt maximaal 10 karakters voor de initialen invoeren. De eerste letters die u hier
invoert bepalen de positie van de sneltoets in de alfabetische index.
Wachtwoord van map
Het wachtwoord voor de map kan worden ingesteld door het gewenste nummer (5
tot 8 tekens) in te voeren.
Selecteer gebruikersnaam Selecteer de gewenste gebruikersnaam van de gebruikerslijst
7-25
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Controle USB-apparaat
Hiermee wordt de aansluiting van een USB-apparaat, dat is verbonden met de machine, getest. Druk op de toets
[Controle USB-apparaat] om de aansluiting te controleren.
Gebruikers-bediening
In dit gedeelte worden de instellingen voor gebruikers-bediening uitgelegd. Druk op de toets [Gebruikers-bediening] en
configureer de instellingen.
Gebruikersinformatie wijzigen
De informatie van de op dit moment ingelogde gebruiker kan worden bewerkt.
Instellingen
De status van een USB-apparaat dat niet compatibel is met de machine verschijnt niet.
Instellingen voor gebruikers-bediening kunnen alleen worden geconfigureerd als "Gebruikersauthenticatie-instelling"
(pagina 7-45) is geactiveerd.
Afhankelijk van de ingelogde gebruiker, kan het onmogelijk zijn de instellingen hieronder te gebruiken.
Item Beschrijving
Gebruikersnaam
Bewerk de naam van de gebruiker (maximaal 32 tekens). Deze gebruikersnaam
wordt gebruikt als toetsnaam in het loginscherm, als gebruikersnaam voor
documentarchivering en als verzendernaam. (De gebruikersnaam moet uniek zijn.)
Eerste letter
Bewerk de initialen (max. 10 tekens). De initialen bepalen waar de gebruikersnaam
verschijnt in de gebruikersnaamlijst.
Index
Selecteer de gewenste aangepaste index. De aangepaste indexnamen zijn dezelfde
namen als in het adresboek.
Loginnaam Dit kan niet worden bewerkt.
Wachtwoord
Voer het wachtwoord gebruikt voor gebruikersauthenticatie in met behulp van loginnaam
en wachtwoord (1 tot 32 tekens). (Het wachtwoord kan worden overgeslagen.)
Mijn map Dit kan niet worden bewerkt.
E-mailadres Dit kan niet worden bewerkt.
Authenticatie-instellingen Dit kan niet worden bewerkt.
Paginalimietgroep Dit kan niet worden bewerkt.
Autoriteitsgroep Dit kan niet worden bewerkt.
Favoriete bedieningsgroep
De favoriete bedieningsgroep die wordt toegepast tijdens de login.
Controleer met uw beheerder de instellingen van de Favoriete bedieningsgroepen.
Gebruikersnummer Dit kan niet worden bewerkt.
Een account verwijderen Dit kan niet worden bewerkt.
De items die verschijnen verschillen afhankelijk van de gebruikersauthenticatiemethode die is geactiveerd.
7-26
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
In dit gedeelte worden de systeeminstellingen beschreven die door de beheerder van de machine worden
geconfigureerd.
Systeeminstellingen (beheerder) openen
De beheerder moet de onderstaande procedure volgen om zich aan te melden en de Systeeminstellingen (beheerder)
te openen.
Wanneer Gebruikersauthenticatie niet is ingeschakeld
Volg onderstaande inlogprocedure wanneer de functie "Gebruikersauthenticatie-instelling" (pagina 7-45) niet is
ingeschakeld.
SYSTEEMINSTELLINGEN
(BEHEERDER)
1
Druk op de [Beheerderswachtw]-toets.
2
Log in.
(1) Druk op het tekstvak [Wachtwoord] en voer
het beheerder-wachtwoord in.
(2) Druk op [OK].
Hiermee is de inlogprocedure van de beheerder voltooid. U kunt nu de Systeeminstellingen (beheerder) gebruiken.
Gebruikersauthenticatie is standaard uitgeschakeld (standaardinstelling).
Procedure voor het afmelden...
Druk op [Afmelden] in de rechterbovenhoek van het scherm. U kunt ook op de [Verlaten]-toets drukken om de
systeeminstellingen te verlaten.(Wanneer de functie Automatisch wissen wordt ingeschakeld, wordt u automatisch afgemeld.)
Systeeminstellingen
VerlatenBeheerderswachtw
Totaal Aantal
Kopieën
Standaard-
Instellingen
Adresbeheer
Controle
USB-apparaat
Lijst afdrukken
(gebruiker)
Faxdata Ontv/
Doorsturen
Papierlade-
Instellingen
Printer-
Toestand
Documentarch.
Beheer
Systeeminstellingen
Beheerderswachtwoord
Voer het beheerderswachtwoord in (5 tot 32 tekens).
Druk hier voor toetsenbord.
Wachtwoord
Annuleren
OK
(1) (2)
7-27
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Wanneer Gebruikersauthenticatie is ingeschakeld
Volg onderstaande inlogprocedure wanneer de functie "Gebruikersauthenticatie-instelling" (pagina 7-45) is ingeschakeld.
Gebruikersauthenticatie via inloggen met gebruikersnaam en wachtwoord
(en e-mailadres)
Wanneer de functie automatische login is ingeschakeld, zal het loginscherm niet verschijnen.
De inlogprocedure van de beheerder wordt uitgevoerd via het gebruikerselectiescherm. De te volgen procedure wanneer
gebruikersauthenticatie is ingeschakeld, vindt u in "GEBRUIKERSAUTHENTICATIE" (pagina 1-16) in "1. VOORDAT U DE
MACHINE GEBRUIKT".
1
Druk op de [Aanm. beheer.]-toets.
2
Log in.
(1) Druk op de toets [Wachtwoord].
Voer het wachtwoord van de beheerder in het
invoerscherm voor het wachtwoord in.
(2) Druk op [OK].
Wanneer de authenticatie plaatsvindt via gebruikersnaam/wachtwoord/e-mailadres, verschijnt de toets
[E-mailadres] onder de "Gebruikersnaam".
Zie voor het standaard fabriekswachtwoord "STANDAARD FABRIEKSWACHTWOORDEN" in de onderhouds- en
veiligheidshandleiding.
Hiermee is de inlogprocedure van de beheerder voltooid. U kunt nu de Systeeminstellingen (beheerder) gebruiken.
1
2
Gebruikersselectie apparaataccountmodus
Vorige
12
18
6
Directe Invoer
Gebruik.
ABC
Aanm. beheer.
1
2
Name 1 Name 2
Name 3 Name 4
Name 5 Name 6
Name 7 Name 8
Name 9 Name 10
Name 11
Name 12
Alle
EFGHABCD
IJKL
MNOP QRSTU VWXYZ etc.
Gebruikersauthenticatie
OK
Gebruikersnaam
Lokaal aanmelden
Gebruik.Naam
Beheerder
Wachtwoord
Auth. om:
(2)
(1)
7-28
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Inloggen via gebruikersnummer
Druk op de [Aanm. beheer.]-toets.
Voer het wachtwoord van de beheerder in het invoerscherm
voor het wachtwoord in.
Hiermee is de inlogprocedure van de beheerder voltooid. U
kunt nu de Systeeminstellingen (beheerder) gebruiken.
In aanvulling op het aanmelden via de [Aanm. beheer.]-toets, kunt u de Systeeminstellingen (beheerder) ook openen
wanneer er een aanmelding wordt uitgevoerd door een gebruiker met beheerdersrechten of door een gebruikersnummer
met beheerdersrechten in te voeren. De te volgen inlogprocedures wanneer gebruikersauthenticatie is ingeschakeld, vindt
u in "GEBRUIKERSAUTHENTICATIE" (pagina 1-16) in "1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT".
Procedure voor het afmelden...
Druk op de toets [LOGOUT] ( ). (Behalve wanneer u een faxnummer invoert.)
(Wanneer de functie Automatisch wissen wordt ingeschakeld, wordt u automatisch afgemeld.)
Gebruikersauthenticatie
OK
Aanm. beheer.
7-29
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Lijst met Systeeminstellingen (beheerder)
Hieronder worden de systeeminstellingen weergegeven die verschijnen nadat de beheerder zich heeft aangemeld. Ook
worden de standaardinstellingen voor elk item weergegeven.
Gebruikers-bediening
* Deze functie kan niet op de machine worden ingesteld. U kunt de "Gebruiker-bediening" in de webpagina's instellen.
Afhankelijk van de specificaties van de machine en de geïnstalleerde randapparatuur, kan het mogelijk zijn dat sommige
instellingen niet beschikbaar zijn.
Raadpleeg "Lijst met Systeeminstellingen (Algemeen)" (pagina 7-6) voor informatie over de algemene instellingen.
Raadpleeg "SYSTEEMINSTELLINGEN VOOR FAX" (pagina 7-94) voor informatie over de instellingen met betrekking tot
de faxfunctie.
Item Standaardinstellingen
Pagina
Gebruikers-bediening
7-45
Gebruikersauthenticatie-instelling 7-45
X Gebruikersauthenticatie Uitgeschakeld 7-45
X Instelling authenticatiemethode Gebruikersauthenticatie via
gebruikersnaam en wachtwoord
7-45
X Inst. apparaataccountmodus Uitgeschakeld 7-45
Overige instellingen 7-46
X Handelingen wanneer het maximum aantal pagina's is bereikt De taak is voltooid wanneer het
maximum aantal pagina's is bereikt
7-46
X
Instell. aantal getoonde gebruikersnamen
12 7-46
X Een waarschuwing wanneer de aanmelding is mislukt Uitgeschakeld 7-46
X Afdrukken door ongeldige gebruiker uitschakelen Uitgeschakeld 7-46
X Opgeslagen taken automatisch afdrukken na login Uitgeschakeld 7-46
X Standaardinstelling netwerkauthenticatieserver 7-46
X Gebruiksstatus weergeven na aanmelden 7-46
X Gebruikersinformatie afdrukken 7-46
Gebruikerslijst 7-47
Paginalimietgroeplijst 7-49
Autoriteitsgroepslijst 7-50
Favoriete bedieningsgroeplijst* 7-53
X Favoriete bedieningsgroeplijstregistratie* 7-53
X Beginschermlijst* 7-54
Gebruikersaantal 7-55
7-30
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Energiebesparing
* In sommige landen en regio's is deze functie niet beschikbaar.
Bedieningsinstellingen
Item Standaardinstellingen
Pagina
Energiebesparing
7-57
Tonerbesparingsfunctie
7-57X Afdrukken Uitgeschakeld
X Kopiëren* Uitgeschakeld
Automatisch uitschakelen Ingeschakeld 7-57
Timer voor Automatisch Uitschakelen MX-C311: 10 min.
MX-C381: 45 min.
7-57
Instelling Voorverwarmfunctie 1 min. 7-57
Item Standaardinstellingen
Pagina
Bedieningsinstellingen
7-58
Overige instellingen 7-58
X Toetsgeluid Middel
7-58
Toetsgeluid bij beginpunt Uitgeschakeld
X Automatisch Wissen Instellen 60 sec.
7-58
Timer voor automatisch wissen annuleren Uitgeschakeld
X Mededelingentijd Instellen 6 sec. 7-58
X Taalinstelling
Nederlands
7-58
X Uitschakelen van opdrachtprioriteit Uitgeschakeld 7-58
X Uitsch. afdruk via handinvoer Uitgeschakeld 7-58
X Instelling Toetsbediening 0,0 sec.
7-58
Automatische toetsherhaling uitschakelen Uitgeschakeld
X Klokinstelling deactiveren Uitgeschakeld 7-58
X Instelling scannen adreskaart Uitgeschakeld 7-58
Weergavepatroon instelling Patroon 1 7-59
Toetsinstelling aanpassen*
1
7-59
X Kopiëren
7-59
1 aanpassen Bestand
2 aanpassen Snelbestand
3 aanpassen
7-31
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
*1 Deze functie kan niet op de machine worden ingesteld. U kunt de deze functie in de webpagina's instellen.
*2 Wanneer de internetfaxuitbreidingskit is geïnstalleerd.
*3 Wanneer de faxuitbreidingskit is geïnstalleerd.
*4 Wanneer de applicatie-integratiemodule is geïnstalleerd.
X Scannen
7-59
1 aanpassen Adresoverzicht
2 aanpassen Bestand
3 aanpassen Snelbestand
X Internetfax*
2
(Zelfde als scan)
X Fax*
3
(Zelfde als scan)
X USB-geheugenscan
1 aanpassen
2 aanpassen
3 aanpassen
X Gegevensinvoer*
4
(Zelfde als scan)
Instellingen beginscherm*
1
7-59
Voorbeeldinstelling
7-60
X Weergave standaardvoorbeeld
Beeld Verzenden Ontvangstgegevens: Tweemaal
Geheugenvak: Tweemaal
Doc.opslag Tweemaal
X Inst. beeldcontrole ontvangen gegevens Uitgeschakeld
X Standaardlijst/miniatuurweergave Lijst
Instellingen bediening op afstand
7-60
X Bediening van externe software
Bedieningsauthoriteit Verboden
Wachtwoordinvoerscherm weergeven Weergeven op pc en MFP
X Bediening vanaf opgegeven PC
Bedieningsauthoriteit Verboden
Hostnaam of IP-adres van PC
Wachtwoordinvoerscherm weergeven Weergeven op pc en MFP
X Bediening door gebruiker met wachtwoord
Bedieningsauthoriteit Verboden
Wachtwoordinvoerscherm weergeven Weergeven op pc en MFP
Item Standaardinstellingen
Pagina
7-32
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Apparaatbeheer
*1 Wanneer een invoereenheid voor 500 bladen is geïnstalleerd.
*2 Wanneer een afwerkingeenheid is geïnstalleerd.
*3 Wanneer er een kleurgerelateerd probleem is opgetreden.
Item Standaardinstellingen
Pagina
Apparaatbeheer
7-61
Overige instellingen 7-61
X Instelling Detectie Formaat Origineel AB 7-61
X Stand. originele afmetingsins. Kopieren: Geen
Beeld Verzenden: A4 (8-1/2" x 11")
Scannen naar schijf: A4 (8-1/2" x 11")
7-61
X Invoermodus origineel Alle uitgeschakeld 7-61
X Instelling voor automatische papierselectie Normaal papier 7-61
X Standaard detecteren in automatische kleurmodus 3 7-61
X Registratieaanpassing 7-61
X Optimalisatie van harde schijf 7-62
X Alle takenlogboekgegevens wissen 7-62
Apparaten uitschakelen 7-63
X Uitschakelen van origineelinvoer Uitgeschakeld 7-63
X Uitschakelen van duplex Uitgeschakeld 7-63
X Optionele papiertoevoer uitschakelen*
1
Uitgeschakeld 7-63
X Lade-instellingen uitschakelen Uitgeschakeld 7-63
X Offset uitschakelen*
2
Uitgeschakeld 7-63
X Uitzetten nieteenheid*
2
Uitgeschakeld 7-63
X Uitschakelen van kleurmodus*
3
Uitgeschakeld 7-63
Instelling fusing-temperatuur 60 - 89g/m
2
(16 - 23 lbs.) 7-63
7-33
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Instellingen voor kopieerfunctie
Item Standaardinstellingen
Pagina
Instellingen voor kopieerfunctie
7-64
Instelling oorspronkelijke status
7-64
X Kleurmodus Meerkleuren
X Papierlade Papiercassette 1
X Belichtingstype Auto
X Kopieerfactor 100%
X Tweezijdig kopiëren 1-zijdig naar 1-zijdig
X Uitvoer Auto
Overige instellingen 7-65
X Aanpassing Kopiebelichting
7-65 Kleur 5
Zwart-wit 5
X Extra vaste-kopieerfactoren toevoegen of veranderen 7-65
X Maximum aantal kopieën instellen 999 7-65
X Standaardinstelling Voor De Kantlijnverschuiving
7-65 Zijde 1 10 mm (1/2")
Zijde 2 10 mm (1/2")
X Standaardbreedte Van Wisstrook Instellen
7-65
Randverwijdering breedte 10 mm (1/2")
X Kaart Formaat-Instellingen
7-65 Origineelformaat X: 86 mm (3-3/8"), Y: 54 mm (2-1/8")
Aanpassen aan pagina Uitgeschakeld
X Opheffen van werk-programma's uitschakelen Uitgeschakeld 7-65
X Uitschakeling handinvoer bij dubbelz. kopiëren Uitgeschakeld 7-65
X Automatische papierselectie uitschakelen Uitgeschakeld 7-65
X Instelling voor automatische selectie van lade met papier Uitgeschakeld 7-66
X Kleur 600dpi x 600dpi scanmodus voor documentinvoer Ingeschakeld 7-66
X Kleur snel scannen vanaf glasplaat Uitgeschakeld 7-66
X Z/W 600dpi x 600dpi scanmodus voor documentinvoer Ingeschakeld 7-66
X Z/W snel scannen vanaf glasplaat Uitgeschakeld 7-66
Kleurbijstellingen 7-67
X Standaardinstelling Kleurbalans Standaardinstelling 7-67
X Automatische kleurkalibrering 7-67
7-34
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Netwerkinstellingen
Printerinstellingen
Item Standaardinstellingen
Pagina
Netwerkinstellingen
7-68
IPv4-instellingen DHCP 7-68
IPv6-instellingen Uitgeschakeld 7-68
TCP/IP inschakelen Ingeschakeld 7-68
NetWare inschakelen Ingeschakeld 7-68
EtherTalk inschakelen Ingeschakeld 7-68
NetBEUI inschakelen Ingeschakeld 7-68
NIC terugstellen 7-68
Pingopdracht 7-68
Item Standaardinstellingen
Pagina
Printerinstellingen
7-69
Standaardinstellingen 7-69
X Kennisgeving Pagina Niet Afdrukken Ingeschakeld 7-69
X Testpagina Niet Afdrukken Uitgeschakeld 7-69
X A4/Letter-Formaat Auto Veranderen
Varieert afhankelijk van land en regio
7-69
X Afdruk Density Printer
7-69 Kleur 3
Zwart-wit 3
X CMYK-belichting aanpassen 0 7-69
X Instellingen handinvoerlade 7-69
Papierformaat herkenning handinvoer inschakelen Uitgeschakeld 7-69
Papiersoort herkenning handinvoer inschakelen Ingeschakeld 7-69
Doorvoerlade overslaan bij automatische papierselectie Uitgeschakeld 7-69
X Opdrachtwachtrijplaatsing Ingeschakeld 7-69
Interface-instellingen 7-70
X Hexadecimale Dump Uitgeschakeld 7-70
X I/O Time-out 60 sec. 7-70
X USB-poort inschakelen Ingeschakeld 7-70
X Omschakeling USB-poortemulatie Auto 7-70
X Netwerkpoort Inschakelen Ingeschakeld 7-70
X Omschakeling Netwerk-Poortemulatie Auto 7-70
X Methode Voor Poortomschakeling Wisselen aan einde van opdracht 7-70
Automatische kleurkalibrering 7-71
7-35
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Instell. afbeelding verzenden
Item Standaardinstellingen
Pagina
Instell. afbeelding verzenden
7-72
Bedieningsinstellingen 7-72
X Overige instellingen 7-72
Standaardweergave-Instellingen
Scan (fax wanneer fax is geïnstalleerd)
7-72
• Instellingen enige tijd vasthouden nadat scannen is
voltooid
Uitgeschakeld
• Autom. overgaan naar kopieermodusscherm
Varieert afhankelijk van land en regio
Standaardselectie adresboek Tabschakelaar: ABC, Adrestype: Alle 7-72
Instelling Oorspronkelijke Resolutie
7-72
• Scannen Ingest. resolutie toepassen bij opslag:
Uitgeschakeld
200 X 200 dpi
• Internetfax *
1
Ingest. resolutie toepassen bij opslag:
Uitgeschakeld
200 X 100 dpi
•Fax*
2
Ingest. resolutie toepassen bij opslag:
Uitgeschakeld
Standaard
Standaard Belichtingsinstellingen Auto
7-72• Origineelbeeldtype Tekst
• Moiré-Reductie Uitgeschakeld
Volg adrestoets invoeren bij distributie-instel. Uitgeschakeld 7-73
Geluid Bij Voltooide Scan Middel 7-73
Instelling aantal weergegeven sleutels
naam/onderwerp/inhoud
12
7-73
Instelling aantal getoonde directadres-toetsen 10 7-73
Omschakelen weergave-volgorde uitschakelen Uitgeschakeld 7-73
Instelling vasthouden ontvangen afdrukgegevens
*3
Uitgeschakeld 7-73
Standaardbreedte Van Wisstrook Instellen
7-73
• Randverwijdering breedte 10 mm (1/2")
7-36
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
X Registratie uitschakelen 7-73
Reg. van bestemming via bedieningspaneel uitschak. Alle uitgeschakeld 7-73
Reg.van bestemming op webpage uitschak.*
4
Alle uitgeschakeld 7-73
Registratie van programma uitschakelen Alle uitgeschakeld 7-74
Registratie van geheugenvak uitschakelen Alle uitgeschakeld 7-74
Bestemmingsregistratie met Globaal zoeken adres
uitschakelen*
4
Alle uitgeschakeld
7-74
Registratie door middel van Network Scanner Tool*
4
Uitgeschakeld 7-74
X Instel. voor uitschak. van verzending 7-74
[Opn. verzenden] uitschakelen in beeldverzendfunctie Uitgeschakeld 7-74
Selecteren uit adresboek uitschakelen Alle uitgeschakeld 7-74
Directe invoer uitschakelen Alle uitgeschakeld 7-74
PC-I-Fax-verzending uitschakelen*
1
Uitgeschakeld 7-74
PC-Fax-verzending uitschakelen*
2
Uitgeschakeld 7-74
X Eigen naam en bestemming instellen
7-75
Registratie zendergegevens
• Naam afzender
• Faxnummer afzender *
2
• Eigen adres I-Fax *
1
Registratie van eigen naam selecteren 7-75
Scaninstellingen 7-76
X Overige instellingen 7-76
Standaard-Afzenderset 7-76
Standaardinstellingen kleurmodus
7-76
• Zwart-wit Mono 2
• Kleurmodus Auto, Grijstinten
• Wijzigen Z/W-instelling in automodus uitschakelen Uitgeschakeld
Instelling Oorspronkelijke Bestandsindeling
7-76
• Bestandstype PDF
• Zwart-wit MMR (G4)
• Kleur/Grijstinten Medium
• Opgegeven pagina's per bestand Uitgeschakeld
• Aantal pagina's Uitgeschakeld
Item Standaardinstellingen
Pagina
7-37
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Compressiemodus bij distributie
7-76• Zwart-wit MH (G3)
• Kleur/Grijstinten Medium
Instelling van maximum aantal verzenddata (E-mail) Onbeperkt 7-77
Maximumgrootte van gegevensbijlagen (map
FTP/Bureaublad/Netwerk)
Onbeperkt
7-77
Bcc-Instelling
7-77• Bcc inschakelen Uitgeschakeld
• Bcc-adres weergeven op het opdrachtstatusscherm Uitgeschakeld
Scanfunctie uitschakelen
7-77• USB-geheugenscan Uitgeschakeld
•PC-scan Uitgeschakeld
Instellen voorkeur emailhandtekening Uitgeschakeld 7-77
X Instelling standaard adres Uitgeschakeld 7-77
I-Faxinstellingen*
1
7-78
X I-Fax Standaardinstellingen 7-78
Afdrukken auto reactiveren Ingeschakeld 7-78
Compressie instel. MH (G3) 7-78
Instelling Luidsprekervolume
7-78• Signaal ontvangen Middel
• Foutsignaal communicatie Middel
Origineel afdrukken op transactierapport Alleen Foutrapport Afdrukken 7-78
Instelling Afdrukken Transactierapport
7-78
• Enkele Verzending Alleen Foutrapport Afdrukken
• Distribueren Volledig Rapport Afdrukken
• Ontvangen Geen Afgedrukt Rapport
Instelling Afdrukken Activiteitenrapport
7-79• Automatisch afdrukken bij vol geheugen Uitgeschakeld
• Dagelijks afdrukken op opgegeven tijd Uitgeschakeld
Platte Tekst Afdrukken Instelling Selecteren Uitgeschakeld 7-79
Instellen voorkeur emailhandtekening Uitgeschakeld 7-79
Item Standaardinstellingen
Pagina
7-38
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
*1 Wanneer de internetfaxuitbreidingskit is geïnstalleerd.
*2 Wanneer de faxuitbreidingskit is geïnstalleerd.
*3 Wanneer de internetfaxuitbreidingskit of de fax uitbreidingskit is geïnstalleerd.
*4 Als de netwerkverbinding is ingeschakeld.
*5 In sommige landen en regio's is deze functie niet beschikbaar.
X I-Fax Verzendinstellingen 7-79
I-Fax Ontvangstrapport Aan/Uit Instelling Uitgeschakeld 7-79
Time-Out Aanvraag I-Fax Ontvangstrapport Instellen 1 uur 7-79
Aantal malen opnieuw zenden bij ontvangstfout 2 7-79
Instelling van maximum aantal verzenddata Onbeperkt 7-79
Instelling Verzenden Draaiing Alle ingeschakeld 7-80
Paginanummer afdrukken bij ontvanger Ingeschakeld 7-80
Opnieuw oproepen indien bezet Tijden: 2, Interval 3 min. 7-80
Opnieuw bellen indien communicatiefout Tijden: 2, Interval 3 min. 7-80
X I-Fax Ontvangstinstellingen 7-80
Instelling Reductie Auto Ontvangst Ingeschakeld 7-80
Instelling Duplexontvangst Uitgeschakeld 7-80
Adres voor doorsturen gegevens instellen
7-80
• Directe SMTP Uitgeschakeld
• Ook hostnaam of IP-adres toevoegen Uitgeschakeld
• Hostnaam of IP-adres
Letter formaat RX verkleint afdrukken*
4
Uitgeschakeld 7-81
Ontvangstdatum/-tijd afdrukken Uitgeschakeld 7-81
Instelling time-out POP3-communicatie 60 sec. 7-81
Instelling Van Interval Ontvangstcontrole 5 min. 7-81
X Anti-Junkmail/Domeinnaam Instellen Alle ongeldig 7-81
Item Standaardinstellingen
Pagina
7-39
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Instellingen documentarchivering
Item Standaardinstellingen
Pagina
Instellingen documentarchivering
7-82
Overige instellingen 7-82
X Instellingen Standaardmodus Delen-modus 7-82
X Instelling Sorteermethode Datum 7-82
X Instelling beheerdersauthoriteit
7-82
Bestand wissen Uitgeschakeld
Map wissen Uitgeschakeld
Wachtwoord wijzigen Uitgeschakeld
X Alle snelbestanden verwijderen
7-82
Wissen
Snelbestanden verwijderen tijdens het opstarten (exclusief
beveiligde bestanden)
Ingeschakeld
X Standaardinstellingen kleurmodus
7-82 Kleur Auto
Zwart-wit Mono 2
X Standaard Belichtingsinstellingen Auto
7-82 Origineelbeeldtype Tekst
Moiré-Reductie Uitgeschakeld
X Uitgangsinstellingen resolutie 600 x 600 dpi 7-82
X Instelling kleurgegevenscomprimeringsfactor Medium 7-83
X Geluid Bij Voltooide Scan Middel 7-83
X Stempel uitschakelen voor herafdruk Uitgeschakeld 7-83
X Batch-afdrukinstellingen
7-83 Selectie van [Alle gebruikers] is niet toegestaan. Ingeschakeld
Selectie van [Gebr. onbekend] is niet toegestaan. Ingeschakeld
X Standaardbreedte Van Wisstrook Instellen
7-83
Randverwijdering breedte 10 mm (1/2")
X Kaart Formaat-Instellingen
7-83 Origineelformaat X: 86 mm (3-3/8"), Y: 54 mm (2-1/8")
Aanpassen aan pagina Uitgeschakeld
7-40
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
*1 Wanneer de internetfaxuitbreidingskit is geïnstalleerd.
*2 Wanneer de faxuitbreidingskit is geïnstalleerd.
Opties documentuitvoer
7-84
X Afdrukken
Kopiëren Ingeschakeld
Afdrukken Ingeschakeld
Scan verzenden Uitgeschakeld
Internetfax verzenden (incl. PC-I-Fax)*
1
Uitgeschakeld
Fax verzenden (incl. PC-Fax)*
2
Uitgeschakeld
Scannen naar schijf Ingeschakeld
X Scan verzenden
Kopiëren Uitgeschakeld
Scan verzenden Ingeschakeld
Internetfax verzenden (incl. PC-I-Fax)*
1
Uitgeschakeld
Fax verzenden (incl. PC-Fax)*
2
Uitgeschakeld
Scannen naar schijf Ingeschakeld
X Internetfax verzending*
1
Kopiëren Uitgeschakeld
Scan verzenden Uitgeschakeld
Internetfax verzenden (incl. PC-I-Fax) Ingeschakeld
Fax verzenden (incl. PC-Fax) Uitgeschakeld
Scannen naar schijf Uitgeschakeld
X Faxverzending*
2
7-84
Kopiëren Uitgeschakeld
Scan verzenden Uitgeschakeld
Internetfax verzenden (incl. PC-I-Fax)*
1
Uitgeschakeld
Fax verzenden (incl. PC-Fax)*
2
Ingeschakeld
Scannen naar schijf Uitgeschakeld
Autom verwijderen van bestandsinstelling Alle ongeldig 7-84
Item Standaardinstellingen
Pagina
7-41
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Lijst afdrukken (beheerder)
*1 Als de netwerkverbinding is ingeschakeld.
*2 Wanneer de applicatie-integratiemodule is geïnstalleerd.
Beveiligingsinstellingen
Item Standaardinstellingen
Pagina
Lijst afdrukken (beheerder)
7-85
Lijst beheerdersinstellingen 7-85
Activiteitenrapport Beeld Verzenden 7-85
Lijst met ontvangen/doorgestuurde gegevens 7-85
Lijst Met Webinstellingen*
1
7-85
Lijst Metagegevenssets*
2
7-85
Item Standaardinstellingen
Pagina
Beveiligingsinstellingen
7-86
SSL-instellingen
7-86
X Serverpoort
HTTPS Ingeschakeld
IPP-SSL Uitgeschakeld
HTTP omleiden naar HTTPS instellen in de webpagina Uitgeschakeld
X Clientpoort
HTTPS Ingeschakeld
FTPS Ingeschakeld
SMTP-SSL Ingeschakeld
POP3-SSL Ingeschakeld
LDAP-SSL Ingeschakeld
Encryptieniveau Laag
IPsec-instellingen Uitgeschakeld 7-86
IEEE802.1X instelling Uitgeschakeld 7-86
7-42
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Instellingen in-/ uitschakelen
Item Standaardinstellingen
Pagina
Instelling in-/ uitschakelen
7-87
Voorwaarde-instellingen 7-87
X Afdrukken Lege Pagina Uitschakelen Uitgeschakeld 7-87
Gebruikers-bediening 7-87
X Uitschakelen van afdrukken door ongeldige gebruiker Uitgeschakeld 7-87
Bedieningsinstellingen 7-87
X Timer voor automatisch wissen annuleren Uitgeschakeld 7-87
X Uitschakelen van opdrachtprioriteit Uitgeschakeld 7-87
X Uitsch. afdruk via handinvoer Uitgeschakeld 7-87
X Automatische toetsherhaling uitschakelen Uitgeschakeld 7-87
X Klokinstelling deactiveren Uitgeschakeld 7-87
Apparaatbeheer 7-87
X Uitschakelen van origineelinvoer Uitgeschakeld 7-87
X Uitschakelen van duplex Uitgeschakeld 7-87
X Optionele papiertoevoer uitschakelen*
1
Uitgeschakeld 7-87
X Lade-instellingen uitschakelen Uitgeschakeld 7-87
X Offset uitschakelen*
2
Uitgeschakeld 7-87
X Uitzetten nieteenheid*
2
Uitgeschakeld 7-87
X Uitschakelen van kleurmodus*
3
Uitgeschakeld 7-87
Instellingen voor kopieerfunctie 7-88
X Opheffen van werk-programma's uitschakelen Uitgeschakeld 7-88
X Uitschakeling handinvoer bij dubbelz. kopiëren Uitgeschakeld 7-88
X Automatische papierselectie uitschakelen Uitgeschakeld 7-88
Printerinstellingen 7-88
X Kennisgeving Pagina Niet Afdrukken Ingeschakeld 7-88
X Testpagina Niet Afdrukken Uitgeschakeld 7-88
X Doorvoerlade overslaan bij automatische papierselectie Uitgeschakeld 7-88
7-43
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
*1 Wanneer een invoereenheid voor 500 bladen is geïnstalleerd.
*2 Wanneer een afwerkingeenheid is geïnstalleerd.
*3 Wanneer er een kleurgerelateerd probleem is opgetreden.
*4 Als de netwerkverbinding is ingeschakeld.
*5 Wanneer de internetfaxuitbreidingskit is geïnstalleerd.
*6 Wanneer de faxuitbreidingskit is geïnstalleerd.
Wachtwoord beheerder wijzigen
Instell. afbeelding verzenden 7-88
X Overige uitgeschakeld 7-88
Omschakelen weergave-volgorde uitschakelen Uitgeschakeld 7-88
Scanfunctie uitschakelen
7-88• PC scan Uitgeschakeld
• USB-geheugenscan Uitgeschakeld
X Registratie uitschakelen 7-88
Reg. van bestemming via bedieningspaneel uitschak. Alle uitgeschakeld 7-88
Reg.van bestemming op webpage uitschak.*
4
Alle uitgeschakeld 7-89
Registratie van programma uitschakelen Alle uitgeschakeld 7-89
Registratie van geheugenvak uitschakelen Alle uitgeschakeld 7-89
Bestemmingsregistratie met Globaal zoeken adres
uitschakelen*
4
Alle uitgeschakeld
7-89
Registratie door middel van Network Scanner Tools
uitschakelen*
4
Uitgeschakeld
7-89
X Instel. voor uitschak. van verzending 7-89
[Opn. verzenden] uitschakelen in beeldverzendfunctie Uitgeschakeld 7-89
Selecteren uit adresboek uitschakelen Alle uitgeschakeld 7-89
Directe invoer uitschakelen Alle uitgeschakeld 7-89
PC-I-Fax-verzending uitschakelen*
5
Uitgeschakeld 7-89
PC-Fax-verzending uitschakelen*
6
Uitgeschakeld 7-89
Instellingen documentarchivering 7-89
X Stempel uitschakelen voor herafdruk Uitgeschakeld 7-89
X Batch-afdrukinstellingen
7-89 Selectie van [Alle gebruikers] is niet toegestaan. Ingeschakeld
Selectie van [Gebr. onbekend] is niet toegestaan. Ingeschakeld
Item Standaardinstellingen
Pagina
Wachtwoord beheerder wijzigen
Zie "STANDAARD
FABRIEKSWACHTWOORDEN" in de
onderhouds- en veiligheidshandleiding.
7-90
Item Standaardinstellingen
Pagina
7-44
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Productcode
* Afhankelijk van de geïnstalleerde randapparatuur, kan het mogelijk zijn dat sommige instellingen niet beschikbaar zijn.
Gegevensback-up
Opslaan/oproepen van systeeminstellingen
Sharp OSA-instellingen
*1 Wanneer de externe account-module is geïnstalleerd.
*2 Wanneer de externe account-module of applicatiecommunicatie-module is geïnstalleerd.
Item Standaardinstellingen
Pagina
Productcode*
7-90
Serienummer 7-90
Internetfaxuitbreidingskit 7-90
Status- en waarschuwingsbericht via e-mail 7-90
Applicatie-integratiemodule 7-90
Applicatie-communicatiemodule 7-90
Externe account-module 7-90
XPS-uitbreidingskit 7-90
Item Standaardinstellingen
Pagina
Gegevensback-up
7-91
Opslag-backup 7-91
Apparaat kopiëren 7-91
Item Standaardinstellingen
Pagina
Opslaan/oproepen van systeeminstellingen
7-92
Fabrieksinstellingen Herstellen 7-92
Huidige Configuratie Opslaan 7-92
Configuratie Herstellen 7-92
Item Standaardinstellingen
Pagina
Sharp OSA-instellingen
7-93
Instellingen extern account*
1
7-93X Extern accountbeheer Uitgeschakeld
X Authenticatie door externe server inschakelen Uitgeschakeld
Instellingen USB-driver*
2
7-93
X Extern toetsenbord Interne driver
X USB-geheugen Interne driver
X Encryptieniveau Geen
Snelheidinstelling voor afspelen van animatie Standaard 7-93
7-45
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Gebruikers-bediening
Gebruikers-bediening wordt gebruikt om instellingen voor gebruikersauthenticatie te configureren. Druk op de toets
[Gebruikers-bediening] en configureer de instellingen.
Gebruikersauthenticatie-instelling
Met deze instelling kunt u de gebruikersauthenticatie in- of uitschakelen en de methode voor authenticatie specificeren.
Wanneer gebruikersauthenticatie is ingeschakeld wordt elke gebruiker van de machine geregistreerd. Wanneer een
gebruiker inlogt, zijn de instellingen voor die gebruiker van toepassing. Dankzij deze functie hebt u een betere controle
over de veiligheid en de kosten.
Bovendien is het zelfs wanneer de gebruikersinformatie niet wordt opgeslagen in de machine mogelijk om u
rechtstreeks aan te melden door gebruikersinformatie in te voeren die is opgeslagen op een LDAP-server. In dat geval
zal de aangemelde gebruiker de fabrieksinstelling "Gebruiker" zijn. Raadpleeg "Fabrieksinstellingen voor gebruikers"
(pagina 7-47) voor meer informatie.
Gebruikersauthenticatie
Wanneer de functie [Gebruikersauthenticatie] is
ingeschakeld, verschijnt er een loginscherm voordat een
handeling is begonnen in een bepaalde modus, behalve
in het opdrachtstatusscherm*. U moet één van de
opgeslagen gebruikersnamen gebruiken. (Nadat u zich
hebt aangemeld, kunt u binnen alle functies navigeren.)
* Het loginscherm verschijnt wanneer er een
documentarchiveringsbestand wordt gebruikt of wanneer
er opnieuw wordt geprobeerd een distributieverzending
vanuit het opdrachtstatusscherm te verzenden.
Instelling authenticatiemethode
Hiermee wordt de authenticatiemethode geselecteerd.
Zorg ervoor dat u deze instelling configureert voordat u
gebruikersauthenticatie gaat gebruiken. De
geconfigureerde items voor gebruikers die na de
gebruikersauthenticatiemethode zijn opgeslagen,
worden afhankelijk van de geselecteerde
authenticatiemethode ingesteld.
Gebruikersauthenticatie via gebruikersnaam en
wachtwoord
De standaard authenticatiemethode vindt plaats met
gebruikersnaam en wachtwoord.
Gebruikersauthenticatie via gebruikersnaam,
wachtwoord en e-mailadres
In aanvulling op de gebruikersauthenticatie met
gebruikersnaam en wachtwoord, moet er ook een
e-mailadres worden ingevoerd.
Gebruikersauthenticatie uitsluitend via gebruikersnummer
Deze methode kunt u gebruiken wanneer er geen
gebruik wordt gemaakt van netwerkauthenticatie.
Inst. apparaataccountmodus
Een bepaalde gebruiker kan worden opgeslagen als
automatische login-gebruiker. Wanneer deze instelling is
ingeschakeld, kan de login automatisch worden
uitgevoerd. Met deze functie hoeft er niet meer worden
ingelogd, terwijl toch de instellingen van de
geselecteerde gebruiker (netwerkinstellingen, favoriete
handelingen etc.) worden toegepast.
U kunt ook andere dan de automatische ingelogde
gebruiker toestaan om tijdelijk in te loggen en met hun
eigen rechten en instellingen te werken. Om andere
gebruikers toe te staan tijdelijk in te loggen wanneer
[Inst. apparaataccountmodus] is ingeschakeld,
selecteert u [Login door andere gebruiker
toestaan]. Hierdoor wordt bijvoorbeeld een toepassing
als "machtiging voor alleen kleurenkopiëren" mogelijk.
Raadpleeg "Gebruikerslijst" (pagina 7-47) voor de procedure voor het opslaan van gebruikers.
De te volgen inlogprocedures wanneer gebruikersauthenticatie is ingeschakeld, vindt u in
"GEBRUIKERSAUTHENTICATIE" (pagina 1-16) in "1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT".
Het loginscherm varieert afhankelijk van de
geselecteerde authenticatiemethode. Raadpleeg
"GEBRUIKERSAUTHENTICATIE" (pagina 1-16) in
"1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT" voor
meer informatie.
Als "Gebruikersauthenticatie uitsluitend via
gebruikersnummer" wordt gebruikt, is
netwerkauthenticatie niet mogelijk.
Als de automatische login om wat voor reden dan ook
niet lukt terwijl deze wel is ingeschakeld, of wanneer de
gebruiker geen beheerdersrechten heeft, worden alle
systeeminstellingen of de systeeminstellingen
(beheerder) geblokkeerd. In zo'n geval moet de
beheerder op de toets [Beheerderswachtw] in het scherm
systeeminstellingen drukken en opnieuw inloggen.
Om in te loggen als een andere gebruiker dan de
automatisch ingelogde gebruiker wanneer [Login door
andere gebruiker toestaan] is ingeschakeld, drukt u op
de toets [LOGOUT] ( ) om het automatisch inloggen
te annuleren. Het scherm gebruikersauthenticatie wordt
weergegeven om u aan te melden. Druk op de toets
[LOGOUT] ( ) nadat u de machine hebt gebruikt.
7-46
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Overige instellingen
Handelingen wanneer het
maximum aantal pagina's is bereikt
Met deze instelling bepaalt u of een opdracht moet wordt
voltooid wanneer het maximum aantal pagina’s is bereikt
terwijl de opdracht nog wordt uitgevoerd.
De volgende selecties zijn mogelijk:
• De taak wordt beëindigd wanneer het maximum
aantal pagina's is bereikt
• De taak is voltooid wanneer het maximum aantal
pagina's is bereikt
Instell. aantal getoonde
gebruikersnamen
Het aantal gebruikers dat wordt weergegeven in het
gebruikerselectiescherm kan worden geselecteerd
(6, 12 of 18 gebruikers).
Een waarschuwing wanneer de
aanmelding is mislukt
Deze instelling wordt gebruikt om een waarschuwing
weer te geven en de aanmelding gedurende vijf minuten
te blokkeren als het aanmelden drie maal achtereen
mislukt. Hiermee wordt voorkomen dat
ongeautoriseerde personen een wachtwoord proberen
te raden. (Het aantal mislukte aanmeldpogingen blijft
bewaard, ook nadat u het apparaat heeft uitgeschakeld.)
Afdrukken door ongeldige
gebruiker uitschakelen
Het is mogelijk het afdrukken door gebruikers waarvan
geen gegevens op de machine zijn opgeslagen, zoals
afdrukken zonder het invoeren van geldige
gebruikersinformatie in de printer driver of het afdrukken
van een bestand vanaf een FTP-server vanuit de
webpagina’s, onmogelijk te maken.
Opgeslagen taken automatisch
afdrukken na login
Wanneer vasthouden is ingeschakeld in de printerdriver en
afdrukgegevens naar de machine is gespoold, kunt u de
gespoolde gegevens automatisch laten afdrukken als de
gebruiker die vasthouden heeft ingeschakeld zich aanmeldt.
Standaardinstelling
netwerkauthenticatieserver
Gebruik deze instelling om de standaard
netwerkauthenticatieserver in te stellen.
Wanneer een gebruiker zich vanaf de webpagina
aanmeldt of een afdrukopdracht verzendt naar de
machine met behulp van gebruikersinformatie die niet op
de machine is opgeslagen, is de authenticatieserver
onbekend. Deze instelling wordt gebruikt om één van de
LDAP-servers die op de machine zijn opgeslagen te
gebruiken als authenticatie-server.
Gebruiksstatus weergeven na
aanmelden
Wanneer gebruikersauthenticatie is ingeschakeld, bepaalt
deze functie of de paginatellingen van een gebruiker wordt
weergegeven als deze gebruiker zich aanmeldt.
Gebruikersinformatie afdrukken
De volgende lijsten kunnen worden afgedrukt.
• Gebruikerslijst
• Lijst met aantal gebruikte pagina's
• Paginalimietgroeplijst*
• Autoriteitsgroepslijst
• Favoriete bedieningsgroeplijst*
• Alle gebruikersinformatie afdrukken
Druk op de toets van de gewenste lijst om het afdrukken
te starten.
* Afdrukken is niet mogelijk wanneer er geen groepen
zijn opgeslagen.
Deze instelling is ook van toepassing op het
gebruikerselectiescherm van documentarchivering en
het verzenderselectiescherm.
U kunt de blokkering van vijf minuten van het
bedieningspaneel opheffen door te klikken op
[Gebruikers-bediening] – [Standaardinstellingen] –
[Verwijder de vergrendeling op het bedieningspaneel
van de machine] in het menu van de webpagina.
Wanneer een afdruktaak wordt uitgevoerd door een
gebruiker die niet in de machine zit opgeslagen, zal de
fabrieksinstelling "Andere gebruiker" worden gebruikt
als de aangemelde gebruiker. Raadpleeg
"Fabrieksinstellingen voor gebruikers" (pagina 7-47)
voor meer informatie.
Wanneer de aanmelding wordt uitgevoerd via
netwerkauthenticatie met gebruikersinformatie die niet
in de machine opgeslagen zit, zal de aangemelde
gebruiker de fabrieksinstelling "Gebruiker" zijn.
Raadpleeg "Fabrieksinstellingen voor gebruikers"
(pagina 7-47) voor meer informatie.
7-47
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Gebruikerslijst
Deze functie wordt gebruikt om gebruikers op te slaan, te bewerken en te verwijderen wanneer de
gebruikersauthenticatie is ingeschakeld.
Als op de toets [Gebruikerslijst] wordt gedrukt, verschijnt het volgende scherm.
Toets [Toevoegen]
Gebruik deze toets om een nieuwe gebruiker toe te voegen.
[Alle Gebr. Wissen]-toets
Gebruik deze toets om alle opgeslagen gebruikers te
verwijderen. (Exclusief standaardgebruikers.) Deze
functie kan alleen worden uitgevoerd door een beheerder.
Gebruikerslijst
Hier worden de huidige opgeslagen gebruikers
weergegeven.
Een gebruiker opslaan
Druk op de toets [Toevoegen] op het weergegeven scherm om het registratiescherm weer te geven. Er kunnen
maximaal 1000 gebruikers worden opgeslagen.
Raadpleeg "Instellingen" (pagina 7-48) voor meer informatie.
Een gebruiker bewerken/verwijderen
U kunt een gebruiker selecteren op het weergegeven scherm om een scherm voor bewerking of verwijdering deze gebruiker te openen.
Raadpleeg "Instellingen" (pagina 7-48) voor meer informatie.
Verwijder een gebruiker met behulp van de toets [Wissen].
Fabrieksinstellingen voor gebruikers
De volgende gebruikers werden in de fabriek in de machine opgeslagen.
• Beheerder: Account voor de beheerder van de machine, zoals opgeslagen in de fabriek.
• Gebruiker: Dit wordt gebruikt wanneer netwerkauthenticatie wordt gebruikt en een aanmeldnaam rechtstreeks wordt
ingegeven die niet in de machine zit opgeslagen. (Dit kan niet worden geselecteerd in het scherm voor
aanmelding van de gebruiker.)
Andere gebruiker: Dit wordt gebruikt wanneer een afdrukopdracht wordt uitgevoerd met ongeldige gebruikersinformatie.
(Dit kan niet worden geselecteerd in het scherm voor aanmelding van de gebruiker.)
Voor instellingen die te maken hebben met elk van de gebruikers, verwijzen wij naar de volgende tabel.
*1 Onderdelen die kunnen worden gewijzigd.
*2 Voor gedetailleerde informatie over elk van de instellingen verwijzen wij naar "Lijst met instellingen en standaardinstellingen van
sjabloongroepen" (pagina 7-51).
Gebruikerslijst
Toevoegen
Alle Gebr. Wissen
ABCD EFGH IJKL MNOP QRSTU VWXYZ 123
Alle
1
2
ABC
Zoeknummer
Indexswitch
Sorteervolgord
Vorige
Beheerder
Gebruiker
Name 1
Name 2 Name 3
Name 4
Name 5
Name 6
Name 7
Andere gebruiker
De functie "Alle gebruikers wissen" kan niet worden gebruikt wanneer de functie automatische login is ingeschakeld.
Standaardgebruikers kunnen niet worden verwijderd.
Gebruikersnaam
Beheerder Gebruikersnaam Andere gebruiker
Loginnaam
admin users Other
Wachtwoord
(Zie de onderhouds- en
veiligheidshandleiding.)*
1
users*
1
Mijn map
Hoofdmap
Authenticatie-instellingen
Lokaal aanmelden
Paginalimietgroep
Onbeperkt*
1
Autoriteitsgroep*
2
Beheerder Gebruiker*
1
Gast*
1
Favoriete bedieningsgroep
Volgens de systeeminstellingen*
1
7-48
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Instellingen
*1 Verschijnt niet wanneer "Gebruikersnummer" als authenticatiemethode is geselecteerd.
*2 Verschijnt alleen wanneer "Gebruikersnummer" als authenticatiemethode is geselecteerd.
*3 Niet vereist wanneer netwerkauthenticatie wordt gebruikt, omdat het wachtwoord dat is opgeslagen in de LDAP-server wordt
gebruikt.
Item Beschrijving
Gebruikersnaam
Sla de naam van de gebruiker op (maximaal 32 tekens). Deze gebruikersnaam wordt gebruikt
als toetsnaam in het loginscherm, als gebruikersnaam voor documentarchivering en als
verzendernaam. (De gebruikersnaam moet uniek zijn.)
Gebruikersnaam toepassen op
gebruikersnaam*
1
Druk op deze toets om de ingevoerde gebruikersnaam in te voeren in de loginnaam.
Eerste letter
Hiermee wordt bepaald waar de gebruikersnaam verschijnt in de gebruikerslijst. Er kunnen
maximaal 10 tekens worden ingevoerd.
Index
Selecteer de gewenste aangepaste index. De aangepaste indexnamen zijn dezelfde namen
als in het adresboek.
Gebruikersnummer*
2
Voer een gebruikersnummer (5 tot 8 cijfers) in.
Loginnaam*
1
Voer de gebruikte gebruikersnaam in wanneer authenticatie met behulp van
gebruikersnaam/wachtwoord is ingeschakeld (maximaal 255 tekens). (De gebruikersnaam
moet uniek zijn.)
Wachtwoord*
1, 3
Voer het wachtwoord in wanneer authenticatie met behulp van gebruikersnaam/wachtwoord
is ingeschakeld (1 tot 32 tekens). (Het wachtwoord kan worden overgeslagen.)
E-mailadres
Voer het e-mailadres in dat wordt gebruikt in de verzendlijst en voor LDAP-authenticatie
(maximaal 64 tekens).
Mijn map
U kunt een map specificeren ("Mijn map") als de map die wordt gebruikt door de gebruiker
voor documentarchivering. U kunt een eerder aangemaakte map selecteren of een nieuwe
map aanmaken en selecteren.
Authenticatie-instellingen*
1
Selecteer [Lokaal aanmelden] of [Netwerkauthenticatie] (wanneer LDAP is ingeschakeld)
voor "Authenticeren tot:".
Authenticatieserver
Selecteer de server die u wilt gebruiken voor gebruikersauthenticatie uit de lijst LDAP-servers
die is opgeslagen op de webpagina’s wanneer [Netwerkauthenticatie] is geselecteerd.
Paginalimietgroep
Specificeer de paginalimieten voor de gebruiker door een van de opgeslagen
paginalimietengroep te selecteren. De standaardinstelling is [Onbeperkt].
Raadpleeg "Paginalimietgroeplijst" (pagina 7-49) voor meer informatie.
Autoriteitsgroep
Specificeer de autoriteit van de gebruiker door een van de opgeslagen autoriteitsgroepen te
selecteren. De standaardinstelling is [Gebruiker].
Raadpleeg "Autoriteitsgroepslijst" (pagina 7-50) voor meer informatie.
Favoriete bedieningsgroep
De favoriete bedieningsgroep die wordt toegepast tijdens de login. De standaardinstelling is
[Volgens de systeeminstellingen].
U kunt deze instelling wijzigen in [Gebruiker-bediening] in het webpaginamenu.
7-49
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Paginalimietgroeplijst
Deze functie wordt gebruikt om groepen accountlimiet-instellingen op te slaan. De paginalimieten voor elke gebruiker
worden gespecificeerd door een van deze opgeslagen groepen te selecteren wanneer de gebruiker is opgeslagen.
Als op de toets [Paginalimietgroeplijst] wordt gedrukt, verschijnt het volgende scherm.
Toets [Toevoegen]
Gebruik deze toets om een nieuwe groep toe te
voegen.
Lijstweergave
Hier worden de huidige opgeslagen groepen
weergegeven. U kunt een groepsnaam selecteren om
het scherm voor bewerking of verwijdering voor deze
groep te openen.
Een paginalimietgroep opslaan
Druk op de toets [Toevoegen] op het weergegeven scherm om het registratiescherm weer te geven. Er kunnen
maximaal 20 groepen worden opgeslagen.
Raadpleeg "Instellingen" voor meer informatie.
Een paginalimietgroep bewerken
U kunt een groep selecteren op het weergegeven scherm om een scherm voor bewerking of verwijdering deze groep te
openen.
Raadpleeg "Instellingen" voor meer informatie over de instellingen.
Stel de optie "Selecteer de groepnaam voor het registratiemodel" in op "Onbeperkt" in het scherm Bewerken om een
groep terug te zetten naar de standaardinstelling.
Instellingen
Groepslijst paginalimiet
Systeeminstellingen
Vorige
Group 2Group 1
Group 3 Group 4
Group 5 Group 6
Group 7 Group 8
Group 9 Group 10
Group 11 Group 12
Toevoegen
Item Beschrijving
Groepsnaam Sla naam van de gebruiker op (maximaal 32 tekens).
Selecteer de groepsnaam die u
wilt gebruiken als
registratiemodel
Selecteer een van de eerder opgeslagen groepen die u wilt gebruiken als sjabloon voor de
nieuwe groep. Nadat u de groep hebt geselecteerd, worden de instellingen toegepast.
Functienamen
De namen van functies die kunnen worden geconfigureerd worden weergegeven. Stel een
limiet in voor elke functie.
Paginalimiet
Wanneer [Verboden] is geselecteerd voor een modus, zijn invoer en uitvoer van de modus
niet mogelijk.
Wanneer [Onbeperkt] is geselecteerd voor een modus, zijn invoer en uitvoer van de modus
niet mogelijk.
Voer een limiet in (1 tot 99999999 pagina's) wanneer de optie [Beperkt] is geselecteerd.
7-50
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Autoriteitsgroepslijst
Gebruik deze functie om groepen gebruikersautoriteit-instellingen op te slaan. De autoriteit van elke gebruiker wordt
gespecificeerd door een van deze opgeslagen groepen te selecteren wanneer de gebruiker is opgeslagen.
Als op de toets [Autoriteitsgroepslijst] wordt gedrukt, verschijnt het volgende scherm.
Toets [Toevoegen]
Gebruik deze toets om een nieuwe groep toe te
voegen.
Lijstweergave
Hier worden de huidige opgeslagen groepen
weergegeven. U kunt een groepsnaam selecteren om
het scherm voor bewerking of verwijdering voor deze
groep te openen.
Een autoriteitsgroep opslaan
Druk op de toets [Toevoegen] op het weergegeven scherm om het registratiescherm weer te geven. Er kunnen
maximaal 20 groepen worden opgeslagen.
Raadpleeg "Lijst met instellingen en standaardinstellingen van sjabloongroepen" (pagina 7-51) voor meer informatie
over de instellingen.
Een autoriteitsgroep bewerken
U kunt een groep selecteren op het weergegeven scherm om een scherm voor bewerking of verwijdering deze groep te
openen. Raadpleeg "Lijst met instellingen en standaardinstellingen van sjabloongroepen" (pagina 7-51) voor meer
informatie over de instellingen.
Selecteer [Terugkeren naar Beheerdersbevoegdheid], [Terugkeren naar Gebruikersbevoegdheid], of [Terugkeren naar
Gastbevoegdheid] om een groep terug te zetten naar de standaardinstelling.
Groepslijst bevoegdheid
Systeeminstellingen
Vorige
Group 2Group 1
Group 3 Group 4
Group 5 Group 6
Group 7 Group 8
Group 9 Group 10
Group 11 Group 12
Toevoegen
7-51
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Lijst met instellingen en standaardinstellingen van sjabloongroepen
Item Beschrijving
Groepsnaam Sla naam van de gebruiker op (maximaal 32 tekens).
Selecteer de groepsnaam die u wilt
gebruiken als registratiemodel
Selecteer een van de eerder opgeslagen groepen die u wilt gebruiken als
sjabloon voor de nieuwe groep. Nadat u de groep hebt geselecteerd, worden de
instellingen toegepast.
De standaardgroepen en bijbehorende instellingen worden hieronder
weergegeven.
Beheerder Gebruikersnaam Gastgebruiker
Kopiëren
Kleurmodus Approval Setting Alle toegestaan Alle toegestaan
Alleen Zwart-wit
toegestaan
Gebruik Speciale functies Toegestaan Toegestaan Verboden
Printer
Kleurmodus Approval Setting Toegestaan Toegestaan
Alleen Zwart-wit
toegestaan
Afdrukken via FTP pull toegestaan Toegestaan Toegestaan Verboden
Rechtstr. afdr. USB-geh. toegestaan Toegestaan Toegestaan Verboden
Pull Print van netwerkmap Toegestaan Toegestaan Verboden
Beeld Verzenden
Goedkeuringsinstellingen voor elke functie
E-mail
•FTP
Bureaublad
Netwerkmap
USB-geheugen
PC-scan
Internetfax Verzenden
PC-I-Fax Verzenden
Faxverzending
PC-Fax verzenden
Alle toegestaan Alle toegestaan Alle toegestaan
Kleurenscangoedkeuring Toegestaan Toegestaan Verboden
Gebruik Speciale functies Toegestaan Toegestaan Verboden
Goedkeuringsinstelling voor adressering
Goedkeuringsinstelling voor directe
invoer
Goedkeuringsinst. voor gebruik van lokaal
adresboek
Goedkeuringsinst. voor gebruik van
globaal adresboek
Alle toegestaan Alle toegestaan Alle toegestaan
Document Archiveren
Scannen naar schijf
Kleurmodus Approval Setting Alle toegestaan Alle toegestaan
Alleen Zwart-wit
toegestaan
Gebruik Speciale functies Toegestaan Toegestaan Verboden
7-52
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
*1 Raadpleeg de lijst met systeeminstellingen (algemeen/beheerder) voor meer informatie over elke instelling.
*2 Alle toegestaan behalve "Beheerderswachtwoord wijzigen".
Afdrukken (Documentarchivering)
Kleurmodus Approval Setting Alle toegestaan Alle toegestaan
Alleen Zwart-wit
toegestaan
Gebruik Speciale functies Toegestaan Toegestaan Verboden
Weergavecontrole documentarchivering Toegestaan Toegestaan Verboden
Sharp OSA
Instelling van goedkeuring voor gebruik
van een Sharp OSA
Toegestaan Toegestaan Toegestaan
Algemene functies
Goedkeuringsinstellingen voor
dubbelzijdige afdruk
[Enkelzijdig/dubbelzijdig
toegestaan]
[Enkelzijdig/dubbelzijdig
toegestaan]
[Enkelzijdig/dubbelzijdig
toegestaan]
Uitvoergoedkeuringsinstellingen Alle toegestaan Alle toegestaan Alle verboden
MFP-Instellingen
Handelingsauthoriteit systeeminstellingen
Systeeminstellingen*
1
Toegestaan*
2
Alleen
gebruikersautoriteit-inst
ellingen
zijn toegestaan
Alle instellingen
verboden
Handelingsauthoriteit webinstellingen
Weergave van apparaat-/netwerkstatus
Toegestaan
Toegestaan
Verboden
Spanning uit/aan Verboden
Machine-identificatie Verboden
Netwerkinstellingen Verboden
Toepassingsinstellingen (behalve
registratie van
voorkeurtekst/doorstuurtabel)
Verboden
Registratie van voorgeprogrammeerde
tekst/Doorstuurtabel
Toegestaan
Status- en waarschuwingsbericht via
e-mail
Verboden
Instelling takenlogboek Verboden
Poortcontrole/filterinstellingen Verboden
Standaard koppelinginstelling Verboden
Bedieningshandleiding downloaden Toegestaan
Afhankelijk van de specificaties van de machine en de geïnstalleerde randapparatuur, kan het mogelijk zijn dat sommige
instellingen niet beschikbaar zijn.
Item Beschrijving
7-53
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Favoriete bedieningsgroeplijst
Dit wordt gebruikt om favoriete bedieningsgroepen en beginschermen op te slaan.
Favoriete bedieningsgroeplijstregistratie
U kunt sets met voorkeursinstellingen configureren en opslaan als groepen. Een gebruiker die bijvoorbeeld een andere
taal spreekt zo normaal gesproken elke keer de taal moeten wijzigen om de machine te kunnen gebruiken. Door de
taalinstelling in een favoriete bedieningsgroep op te slaan, wordt de taal automatisch gekozen zodra de betreffende
gebruiker inlogt.
Instellingen
Deze instelling kan uitsluitend in de webpagina’s worden geconfigureerd. U kunt in deze functie niet in het aanraakscherm
configureren.
Item Beschrijving
Groepsnaam Sla naam van de gebruiker op (maximaal 32 tekens).
Selecteer de groepsnaam die u
wilt gebruiken als
registratiemodel
Selecteer een van de eerder opgeslagen groepen die u wilt gebruiken als sjabloon voor de
nieuwe groep. Nadat u de groep hebt geselecteerd, worden de instellingen toegepast.
Kopiëren
Instelling oorspronkelijke status Selecteer de instellingen voor kleurmodus, papierlade, belichtingstype, kopieerfactor, 2-zijdig
en uitvoer.
Beeld Verzenden
Instelling oorspronkelijke status Selecteer instellingen voor resolutie, belichting, kleurmodus, bestandindeling en type
origineel beeld Standaard eigen nummer en naam opslaan.
Document Archiveren
Scannen naar HD: Uitgangsinstell.
status
Selecteer instellingen voor kleurmodus, resolutie, belichting, type origineel beeld en
compressiefactor.
Systeeminstellingen
Instelling Detectie Formaat
Origineel
Selecteer of er op AB-formaat of inch-formaat wordt gedetecteerd, of schakel de detectie van de
glasplaat uit.
Taalinstelling Schermtaalinstelling selecteren.
Instelling Toetsbediening Stel de toetsinvoertijd en automatische toets herhaling in.
Toetsgeluid Stel het geluid in dat u hoort wanneer er een toets wordt ingedrukt.
Keuze Toetsenbord Stel de taal van het toetsenbord in.
Instelling weergavepatroon Selecteer het kleurenpatroon dat in het aanraakscherm wordt gebruikt.
Automatisch opgeslagen taken
na inloggen afdrukken
Wanneer vasthouden is ingeschakeld in de printerdriver en afdrukgegevens naar de machine
is gespoold, kunt u de gespoolde gegevens automatisch laten afdrukken als de gebruiker die
vasthouden heeft ingeschakeld zich aanmeldt.
Instellingen beginscherm Selecteer het beginscherm.
Voorbeeldinstelling
Weergave standaardvoorbeeld Beeld verzenden: Stel de zoomfactor in van de voorvertoning die kan worden weergegeven
bij ontvangst van een afbeelding en in het geheugenvak.
Document opslaan: Stel de zoomfactor in van de voorvertoning die kan worden weergegeven
wanneer een opgeslagen bestand wordt geopend.
Standaardlijst/
miniatuurweergave
Selecteer of de standaard weergave-indeling lijst of miniatuur is.
Toetsinstelling aanpassen
Toetsinstelling aanpassen Stel vooor elke modus aangepaste toetsen in.
7-54
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Beginschermlijst
Beginscherminstellingen moeten vooraf zijn opgeslagen. Selecteer een beginscherm wanneer u een favoriete
bedieningsgroep opslaat.
Instellingen
Item Beschrijving
Naam van de beginschermlijst Voer een naam voor het beginscherm in (maximaal 32 tekens).
Selecteer het beginscherm dat
u als registratiemodel wilt
gebruiken
Selecteer een van de eerder opgeslagen beginschermen die u wilt gebruiken als sjabloon
voor het nieuwe beginscherm. Nadat u het beginscherm hebt geselecteerd, worden de
instellingen toegepast.
Titel weergeven Hiermee wordt de titel van het beginscherm weergegeven.
Titel Voer een naam voor de titel in (maximaal 70 tekens).
Gebruikersnaam weergeven
Hiermee wordt de gebruikersnaam van de persoon die is ingelogd in het beginscherm
weergegeven.
Datum weergeven Hiermee wordt de datum en de tijd op het beginscherm weergegeven.
Achtergrondbeeld Selecteer de afbeelding die op de achtergrond van het home-scherm wordt gebruikt.
Selecteer een sjabloon
U kunt een ontwerpsjabloon voor het beginscherm uit de lijst selecteren. U kunt voorbeeld
van het geselecteerde sjabloon bekijken.
Toetsenindeling van het
scherm
Hiermee wordt indeling van de toetsen in het beginscherm weergegeven.
Sleutelnummer Selecteer het sleutelnummer dat u wilt instellen, gebaseerd op de "sleutelschermindeling".
Toetsnaam
De naam van de geselecteerde toets in "Toetsnaam" kan worden gewijzigd (maximaal 48
tekens).
Itemkoppeling
Specificeer de functie die u wilt gebruiken voor de sleutel die u hebt geselecteerd in
"Sleutelnummer".
7-55
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Gebruikersaantal
Hiermee wordt het totale aantal pagina's weergegeven die door elke gebruiker zijn afgedrukt.
Als op de toets [Gebruikersaantal] wordt gedrukt, verschijnt het volgende scherm.
[Alle gebr. select.]-toets
Hiermee selecteert u alle gebruikers.
Toets [Weergeven]
Hiermee worden de aantallen van de geselecteerde
gebruiker weergegeven.
[Wissen]-toets
Hiermee kunt u de aantallen van de geselecteerde
gebruiker wissen.
Gebruikerslijst
Hier worden de huidige opgeslagen gebruikers
weergegeven. Selecteer de gebruikersnaam als u een
gebruiker wil selecteren.
Gebruikersaantal weergegeven
Selecteer een gebruiker in het bovenstaande scherm en druk op de toets [Weergegeven]. De aantallen van de
betreffende gebruiker verschijnen.
Aantal gebruikers
Vorige
Weergeven Wissen
ABCD EFGH IJKL MNOP QRSTU VWXYZ 123
ABC
Zoeknummer
Indexswitch
Sorteervolgorde
Alle
1
2
Alle gebr. select.
Beheerder
Gebruiker
Name 1
Name 2
Andere gebruiker
Name 3
Name 4
Name 5
Name 6
Name 7
Item Instellingen
Volgende Hiermee wordt de volgende gebruiker weergegeven (gesorteerd op registratienummer).
Vorige Hiermee wordt de vorige gebruiker weergegeven (gesorteerd op registratienummer).
Aantallen weergeven
De overgebleven aantallen en het aantal pagina's van de geselecteerde gebruiker worden
per functie weergegeven.
Paginalimiet
De paginalimiet die voor de gebruiker is ingesteld wordt tussen haakjes weergegeven onder
het aantal.
Aantallen van apparaten die niet zijn geïnstalleerd worden niet weergegeven.
U kunt een gebruikersaantal opslaan in het scherm dat verschijnt wanneer [Gebruikers-bediening] – [Gebruikersaantal] –
[Gebruikersaantal opslaan] in het menu van de webpagina wordt geselecteerd.
7-56
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Gebruikersaantallen wissen
Selecteer een gebruiker in het instelvenster en druk op de toets [Wissen]. Een wisscherm voor de betreffende gebruiker
verschijnt.
De weergave van het wisscherm is verschillend wanneer er een enkele gebruiker of meerdere gebruikers zijn
geselecteerd. De verschillende items worden in de onderstaande tabel beschreven.
Als een enkele gebruiker is geselecteerd
Wanneer er meerdere gebruikers worden geselecteerd
Item Beschrijving
Volgende Hiermee wordt de volgende gebruiker weergegeven (gesorteerd op registratienummer).
Vorige Hiermee wordt de vorige gebruiker weergegeven (gesorteerd op registratienummer).
Aantallen weergeven
De overgebleven aantallen en het aantal pagina's van de geselecteerde gebruiker worden
per functie weergegeven.
Aantal wissen Het aantal van het geselecteerde item terugzetten naar "0".
Alle aantallen wissen Het aantal van alle items voor de geselecteerde gebruiker terugzetten naar "0".
Item Beschrijving
Aantallen weergeven
De overgebleven aantallen en het aantal pagina's van de geselecteerde gebruikers worden
per functie weergegeven.
Aantal wissen Het aantal van het geselecteerde item terugzetten naar "0".
Alle tell. wissen Alle items voor de geselecteerde gebruikers terugzetten naar "0".
7-57
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Energiebesparing
De instellingen voor energiebesparing zorgen voor een besparing op de energiekosten. Vanuit een milieustandpunt
helpen deze instellingen ook bij het reduceren van milieuvervuiling en het instandhouden van natuurlijke
energiebronnen. Druk op de toets [Energiebesparing] en configureer de instellingen.
Tonerbesparingsfunctie
U kunt de hoeveelheid toner dat wordt gebruikt voor
afdrukken reduceren.
Automatisch uitschakelen
Met deze instelling kan de functie Automatisch
uitschakelen worden in- of uitgeschakeld. Verwijder het
vinkje als u wilt dat de functie Automatisch uitschakelen
wordt uitgeschakeld.
Wanneer de ingestelde tijdsduur verstrijkt nadat het
afdrukken is beëindigd, wordt de functie Automatisch
uitschakelen geactiveerd waardoor de machine in de
slaapstand wordt gezet met het laagst mogelijke
energieverbruik.
Deze functie vermindert de energiekosten en helpt bij
het reduceren van milieuvervuiling en het instandhouden
van natuurlijke energiebronnen.
Als u wilt dat de functie Automatisch uitschakelen zo
weinig mogelijk wordt geactiveerd, raden wij u aan de
tijdsduurinstelling te verlengen zodat de functie later
wordt ingeschakeld in plaats van de functie helemaal uit
te schakelen. (De tijdsduur hieronder is gewijzigd met
behulp van "Timer voor Automatisch Uitschakelen".)
Timer voor Automatisch
Uitschakelen
De tijd tot de functie Automatisch uitschakelen begint
kan worden ingesteld tussen 1 en 240 minuten.
Selecteer de tijdsduur die u wenst.
Instelling Voorverwarmfunctie
De tijd tot de voorverwarmfunctie begint kan worden
ingesteld tussen 1 en 240 minuten.
De voorverwarmfunctie wordt ingeschakeld wanneer de
ingestelde tijdsduur verloopt nadat het afdrukken is
voltooid en er geen verdere handelingen plaatsvinden.
Deze functie vermindert de energiekosten en helpt bij
het reduceren van milieuvervuiling en het instandhouden
van natuurlijke energiebronnen.
Selecteer de tijdsduur die u wenst.
[Afdrukken] met de tonerbesparingsfunctie werkt
alleen wanneer de printerdriver van de machine niet
wordt gebruikt. Wanneer de printerdriver wordt
gebruikt, krijgt printerdriverinstelling voorrang.
Deze functie werkt mogelijk niet in sommige
toepassingen en besturingssystemen.
[Kopiëren] in Tonerbesparingsfunctie is niet
beschikbaar in het Verenigd Koninkrijk.
Data
afdrukken
Afdrukvoor-
beeld wanneer
"Tonerbespa-
ringsfunctie" is
ingeschakeld
De timerinstelling werkt niet als de functie
Automatisch uitschakelen is gedeactiveerd met
behulp van "Automatisch uitschakelen
".
U kunt de voorverwarmfunctie niet uitschakelen.
7-58
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Bedieningsinstellingen
Het is mogelijk instellingen die verband houden met het bedienen van de machine te configureren. Druk op de
[Bedieningsinstellingen]-toets om de instellingen te configureren.
Overige instellingen
Toetsgeluid
Deze instelling wordt gebruikt om het volume van de
pieptoon die klinkt wanneer u een toets aanraakt aan te
passen (of uit te zetten). U kunt ook drie pieptonen laten
klinken bij basiswaarden tijdens het instellen van de
kopieerfactor in de kopieermodus of het aanpassen van
de belichting in elke modus.
Automatisch Wissen Instellen
De tijd tot de functie Automatisch wissen begint kan
worden ingesteld tussen 10 en 240 minuten.
Indien de machine gedurende een bepaalde tijdsduur
niet wordt gebruikt, zal de functie Automatisch wissen
alle geselecteerde instellingen wissen en terugkeren
naar het hoofdscherm van de kopieermodus of naar het
opdrachtstatusscherm.
Timer voor automatisch wissen annuleren
Dit wordt gebruikt om de functie Automatisch wissen uit
te schakelen.
Mededelingentijd Instellen
De tijdsduur voordat meldingen verschijnen in het
aanraakscherm (de duur voordat een melding
automatisch wordt gewist) kan worden ingesteld op elk
getal tussen 1 en 12 seconden.
Taalinstelling
U kunt de taal die verschijnt in het aanraakscherm wijzigen.
Uitschakelen van opdrachtprioriteit
Hiermee wordt de functie Opdrachtprioriteit uitgeschakeld en
de toets [Prioriteit] in het opdrachtstatusscherm verborgen.
Uitsch. afdruk via handinvoer
Deze instelling wordt gebruikt om Afdruk via handinvoer
uit te schakelen (het afdrukken van andere opdrachten
voorafgaand aan een opdracht is onderbroken* omdat
het papier voor de opdracht niet aanwezig is in één de
papierladen).
* Dit geldt niet voor gevallen waarbij het papier opraakt
tijdens de opdracht.
Instelling Toetsbediening
Deze instelling bepaalt hoe lang het duurt voordat de
invoer wordt geregistreerd wanneer er op een toets in
het aanraakscherm wordt gedrukt. De invoertijd kan
worden ingesteld van 0 seconden tot 2 seconden in
intervallen van 0,5 seconden.
Door de tijdsduur te verlengen kan ongewilde
toetsinvoer worden voorkomen wanneer er per ongeluk
op een toets wordt gedrukt. Houd er wel rekening mee
dat wanneer u een langere tijdsduur instelt voor een
instelling er meer voorzichtigheid is vereist om er voor te
zorgen dat de toetsinvoer wordt geregistreerd.
Automatische toetsherhaling uitschakelen
Deze functie wordt gebruikt om toetsherhaling uit te
schakelen.
Bij de functie toetsherhaling wordt een instelling
voortdurend gewijzigd wanneer er een toets wordt
aangeraakt en niet alleen elke keer wanneer de toets
wordt aangeraakt.
Klokinstelling deactiveren
Deze instelling wordt gebruikt om het wijzigen van datum
en tijd onmogelijk te maken.
Instelling scannen adreskaart
Wanneer deze instelling is ingeschakeld, kan "Scannen
adreskaart" worden gebruikt bij de speciale functies voor
kopiëren en scannen.
Scherm waarop de instelling van
toepassing is
Begininste
lling
Kopieerfactor instelscherm in het
hoofdscherm van de kopieermodus
Factor 100%
Belichtingsaanpassingscherm in het
hoofdscherm van de kopieermodus
Belichtings-
niveau:
3 (medium)
Belichtingsaanpassingscherm in het
hoofdscherm van de modi fax, Internetfax
en netwerkscanner
Belichtingsaanpassingscherm voor het
scannen naar schijf in documentarchivering
Wanneer gebruikersauthenticatie is ingeschakeld en er
een schermtaalinstelling is gespecificeerd in de favoriete
bedieningsgroep, krijgt deze instelling de prioriteit.
7-59
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Weergavepatroon instelling
U kunt een van de zes kleurenpatronen selecteren die voor het kleurenpatroon in het aanraakscherm wordt gebruikt.
U kunt voorbeeld van het geselecteerde patroon bekijken.
Toetsinstelling aanpassen
Snelkoppelingen naar functies die regelmatig worden gebruikt kunt u op het hoofdscherm van elke modus weergeven.
Voor informatie over aangepaste toetsen, zie de hoofdstukken voor elke functie.
De instellingen worden hieronder weergegeven.
Instellingen beginscherm
Gebruik deze functie om het beginscherm de configureren wanneer er op de toets [BEGIN] wordt gedrukt.
De instellingen worden hieronder weergegeven.
* Verschijnt niet verschijnt wanneer gebruikersauthenticatie
niet is ingeschakeld.
Item Beschrijving
1 – 3 aanpassen Voer een naam voor de aangepaste toets in (maximaal 14 tekens).
Item
Selecteer de functie die u aan de toets wilt toewijzen. Welke functies kunnen worden
geselecteerd, varieert per modus.
Terug naar uitgangswaarden Hiermee zet u alle aangepaste toetsen terug naar de oorspronkelijke instelling.
Deze instelling kan uitsluitend in de webpagina’s worden geconfigureerd. U kunt in deze functie niet in het aanraakscherm
configureren.
Item Beschrijving
Titel weergeven Hiermee wordt de titel van het beginscherm weergegeven.
Titel Voer een naam voor de titel in (maximaal 70 tekens).
Gebruikersnaam weergeven*
Hiermee wordt de gebruikersnaam van de persoon die is ingelogd in het beginscherm
weergegeven.
Datum weergeven Hiermee wordt de datum en de tijd op het beginscherm weergegeven.
Selecteer een sjabloon
U kunt een ontwerpsjabloon voor het beginscherm uit de lijst selecteren. U kunt voorbeeld
van het geselecteerde sjabloon bekijken.
Toetsenindeling van het
scherm
Hiermee wordt indeling van de toetsen in het beginscherm weergegeven.
Sleutelnummer
Selecteer het sleutelnummer dat u wilt configureren, gebaseerd op de
"sleutelschermindeling".
Toetsnaam
De naam van de geselecteerde toets in "Toetsnaam" kan worden gewijzigd (maximaal 48
tekens).
Itemkoppeling
Specificeer de functie die u wilt gebruiken voor de sleutel die u hebt geselecteerd in
"Sleutelnummer".
Deze instelling kan uitsluitend in de webpagina’s worden geconfigureerd. U kunt in deze functie niet in het aanraakscherm
configureren.
7-60
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Voorbeeldinstelling
Configureer de instellingen voor het voorvertoonscherm dat kan worden gebruikt voor fax/beeld verzending en
documenten archiveren.
Weergave standaardvoorbeeld
Stel de zoomfactor in voor het voorvertoonscherm voor fax/beeld verzending en documenten archiveren.
Inst. beeldcontrole ontvangen gegevens
Selecteer of een voorvertoning van ontvangen faxen en internetfaxen wordt weergegeven.
Standaardlijst/miniatuurweergave
Selecteer of de standaard weergave-indeling van het bestandselectiescherm documentarchivering en het scherm
ontvangen faxen lijst of miniatuur is.
Instellingen bediening op afstand
Configureer vereiste instellingen voor externe bediening van de machine vanuit een op hetzelfde netwerk aangesloten
computer.
Bediening van externe software
Bediening vanaf opgegeven PC
Bediening door gebruiker met wachtwoord
Bedieningsauthoriteit
Dit wordt gebruikt wanneer de machine op afstand door externe software wordt
bediend.
Wachtwoordinvoerscherm weergeven
Wanneer de machine op afstand wordt bediend door externe software, kunt u een
invoerscherm voor de diverse wachtwoorden die op de machine zijn ingevoerd laten
weergeven op de machine, uw computer of beide.
Met deze instelling kunt u voorkomen dat het wachtwoord wordt gezien.
Bedieningsmachtiging
Hiermee staat u externe bediening van de machine vanuit een aangegeven computer
toe.
Hostnaam of IP-adres van PC
Voer de hostnaam of het IP-adres in van de computer die verbinding met de machine
maakt.
Er kunnen maximaal 127 tekens worden ingevoerd.
Wachtwoordinvoerscherm weergeven
Wanneer de machine op afstand wordt bediend door een bepaalde computer, kunt u
een invoerscherm voor de diverse wachtwoorden die op de machine zijn ingevoerd
laten weergeven op de machine, uw computer of beide.
Met deze instelling kunt u voorkomen dat het wachtwoord wordt gezien.
Bedieningsmachtiging
Hiermee kan een gebruiker die over een wachtwoord beschikt de machine gebruiken.
Neem contact op met uw onderhoudstechnicus voor informatie over het wachtwoord.
Wachtwoordinvoerscherm weergeven
Wanneer een gebruiker met een wachtwoord de machine op afstand bedient, kan een
invoerscherm voor de diverse wachtwoorden die op de machine zijn ingevoerd op de
machine, uw computer of beide worden weergeven.
Met deze instelling kunt u voorkomen dat het wachtwoord wordt gezien.
7-61
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Apparaatbeheer
Deze instellingen zijn bedoeld voor de geïnstalleerde randapparatuur. Druk op de toets [Apparaatbeheer] en configureer
de instellingen.
Overige instellingen
Instelling Detectie Formaat
Origineel
De getallen en de eenheden van de
standaardinstellingen en de invoerbereiken die in de
instellingenschermen verschijnen, kunnen van inches
naar AB-formaten worden overgeschakeld en
omgekeerd.
Stand. originele afmetingsins.
Geef deze instelling op als u een bepaald formaat
origineel regelmatig gebruikt. De instelling wordt in de
toets [Origineel] weergegeven.
Door deze instelling op te geven hoeft u het formaat
origineel niet telkens op te geven.
Wanneer [Geen] wordt geselecteerd, verschijnt het
formaat origineel niet en moet het altijd handmatig
worden ingesteld.
Invoermodus origineel
De onderstaande invoerfuncties kunnen worden ingesteld als
standaard in de functies Kopiëren, Scannen naar schijf en
Beeld verzenden. Wanneer een modus regelmatig wordt
gebruikt, hoeft u niet meer steeds dezelfde modus in te stellen.
• Originelen van gemixt formaat (zelfde breedte (alleen
kopieerfunctie))
• Langzame scanmodus
Instelling voor automatische
papierselectie
U kunt het papiertype* voor de functie automatische
papierselectie specificeren. Selecteer een van de volgende
instellingen:
• Normaal papier
• Normaal en gerecycled papier
• Gerecycled papier
Dankzij deze functie zullen er via de functie Automatische
papierselectie geen andere papiertypen worden
geselecteerd dan de gespecificeerde papiertypen.
* Het papiertype dat is ingesteld voor elke papier laden
met behulp van "Papierlade-Instellingen" (pagina 7-13)
in de systeeminstellingen (algemeen).
Standaard detecteren in
automatische kleurmodus
Als de kleurmodus in de kopieerfunctie is ingesteld op auto,
kan het punt van onderscheid voor het detecteren of
originelen kleur of zwart-wit zijn worden ingesteld op één
van de vijf niveaus. Pas de instelling aan richting [Zwart-wit]
om het gemakkelijker te maken een origineel in zwart-wit te
detecteren. Pas de instelling aan richting [Kleur] om het
gemakkelijker te maken een origineel in kleur te detecteren.
Registratieaanpassing
Als de kleuren niet op hun plaats zitten op het
afdrukoppervlak bij het afdrukken in kleur, is het mogelijk
om de afdrukposities van de kleuren aan te passen.
Druk op de toets [Automatisch aanpassen] om deze
aanpassing uit te voeren. Er verschijnt een melding.
Druk op de toets [Uitvoeren].
Modus Instellingen
Kopieren Geen, A5, B5, A4, 216mm x 330mm
(8-1/2" x 13"), 8-1/2" x 13-2/5" (216mm
x 340mm), 216mm x 343mm (8-1/2" x
13-1/2"), 8-1/2" x 11", 8-1/2" x 14",
5-1/2" x 8-1/2", 16K
Beeld
Verzenden
Geen, A5, B5, A4, 216mm x 330mm
(8-1/2" x 13"), 8-1/2" x 13-2/5" (216mm
x 340mm), 216mm x 343mm (8-1/2" x
13-1/2"), 8-1/2" x 11", 8-1/2" x 14",
5-1/2" x 8-1/2", 16K, Lang Form.
Scannen naar
schijf
Geen, A5, B5, A4, 216mm x 330mm
(8-1/2" x 13"), 8-1/2" x 13-2/5" (216mm
x 340mm), 216mm x 343mm (8-1/2" x
13-1/2"), 8-1/2" x 11", 8-1/2" x 14",
5-1/2" x 8-1/2", 16K, Lang Form.
7-62
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Optimalisatie van harde schijf
Met deze functie optimaliseert u de harde schijf van de
machine door de gegevens te defragmenteren. Als de
machine bezig is met een opdracht, verschijnt er een
melding en begint de optimalisatie niet voordat de
opdracht is voltooid. Tijdens de optimalisatie zijn de
volgende handelingen niet mogelijk:
• Toegang tot webpagina 's, ontvangst van
afdrukgegevens
• Gebruik van toetsen op het bedieningspaneel
• De stroom uitschakelen met behulp van de
hoofdschakelaar van de machine.
• Automatisch uitschakelen
Wanneer de optimalisatie is voltooid, zal de machine
automatisch opnieuw opstarten.
Alle takenlogboekgegevens
wissen
Deze functie wordt gebruikt om alle
takenlogboekgegevens te wissen. (Normaal gesproken
is het niet nodig deze instelling in te schakelen.)
Er wordt een logbestand bijgehouden van de opdrachten
die op de machine zijn uitgevoerd. Dit logbestand kan
worden gebruikt om het algemeen gebruik van de
machine te controleren. Het logbestand kan naar een
computer worden geëxporteerd in CSV-formaat met
behulp van een webbrowser.
Wanneer er regelmatig gebruik wordt gemaakt van de
functie documentarchivering en de uitvoer van
bestanden steeds trager lijkt te gaan, is het aan te
raden de harde schijf te optimaliseren om de
prestaties te verbeteren.
7-63
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Apparaten uitschakelen
Gebruik deze instellingen als een randapparaat niet functioneert of wanneer u een apparaat tijdelijk wilt uitschakelen.
Uitschakelen van origineelinvoer
Gebruik deze instellingen om het gebruik van de
automatische origineelinvoer uit te schakelen wanneer
deze bijvoorbeeld niet goed functioneert. (Er kunnen nog
wel originelen met de glasplaat worden gescand nadat
deze instelling is ingeschakeld.)
Uitschakelen van duplex
Deze functie wordt gebruikt om duplexprinten uit te
schakelen als de duplexmodule bijvoorbeeld niet werkt.
Optionele papiertoevoer uitschakelen
(Wanneer een invoereenheid voor 500 bladen is
geïnstalleerd.)
Met deze instelling schakelt u een invoereenheid voor
500 bladen uit, bijvoorbeeld wanneer deze een storing
vertoond.
Lade-instellingen uitschakelen
Deze instelling wordt gebruikt om het instellen van de
laden onmogelijk te maken (exclusief de instellingen
voor de handinvoer).
Offset uitschakelen
(Wanneer een afwerkingeenheid is geïnstalleerd.)
Deze instelling wordt gebruikt om de staffelfunctie uit te
schakelen.
Uitzetten nieteenheid
(Wanneer een afwerkingeenheid is geïnstalleerd.)
Deze instelling wordt gebruikt om het nieten onmogelijk
te maken wanneer het nietapparaat of de
afwerkingeenheid bijvoorbeeld niet goed functioneert.
Uitschakelen van kleurmodus
(Wanneer er een kleurgerelateerd probleem is
opgetreden.)
Wanneer er zich een kleurgerelateerd probleem
voordoet en het afdrukken niet mogelijk is, kunt u de
kleurmodus tijdelijk uitschakelen. Zwart-wit afdrukken is
nog steeds mogelijk.
Instelling fusing-temperatuur
Hiermee wordt de fusing-temperatuur van de toner in overeenstemming met het gewicht van het papier geregeld.
Deze instellingen zijn van toepassing op normaal papier, kringlooppapier, geperforeerd papier, voorbedrukt papier,
briefhoofdpapier, gekleurd papier en door de gebruiker bepaald papier.
U kunt "60g/m
2
tot 89g/m
2
" of "90g/m
2
tot 105g/m
2
" ("16 tot 23 lbs." of "23+ tot 28 lbs.") selecteren.
Deze functie is alleen bedoeld als noodmaatregel.
Wanneer deze instelling is ingeschakeld, kan deze
alleen ongedaan worden gemaakt door een
servicemonteur. Neem contact op met uw dealer of
het dichtstbijzijnde erkende servicebedrijf om de
instelling ongedaan te maken en het kleurige
gerelateerde probleem op te lossen.
Zorg dat u alleen papier gebruikt dat in dezelfde gewichtklasse ligt als de hier ingestelde gewichtklasse. Mix geen normaal
papier dat buiten de klasse valt met het papier in de lade.
Als instellingen worden gewijzigd, gaan ze pas in nadat de machine opnieuw is gestart. Raadpleeg "DE VOEDING IN- EN
UITSCHAKELEN" (pagina 1-14) in "1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT" voor het herstarten van de machine.
7-64
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Instellingen voor kopieerfunctie
De volgende instellingen zijn bedoeld voor de kopieerfunctie. Druk op de toets [Instellingen voor kopieerfunctie] om de
instellingen te configureren.
Standaardinstellingen die u met deze instellingen selecteert zijn van toepassing op alle functies van de machine (niet
alleen de kopieerfunctie).
Instelling oorspronkelijke status
De kopieerinstellingen worden gewist wanneer de knop [AAN] ( ) wordt aangezet, wanneer de toets [ALLES WISSEN]
( ) wordt ingedrukt of wanneer de interval voor automatische wissen is verlopen. Deze instellingen worden gebruikt om
de standaardinstellingen voor de kopieerfunctie te wijzigen.
De onderstaande instellingen kunnen worden gewijzigd:
Item Beschrijving
Kleurmodus Standaardinstellingen kleurmodus configureren.
Papierlade Geeft de papierlade op die u wilt gebruiken als standaard papierlade.
Belichtingstype Instellingen voor belichtingsmodus configureren.
Kopieerfactor Geeft de kopieerfactor op die u wilt gebruiken als standaard kopieerfactor.
Tweezijdig kopiëren
Configureer de 2-zijdige modusinstellingen die u standaard wilt gebruiken.
Als deze instelling wordt gebruikt om de standaardinstelling voor de duplexfunctie te wijzigen naar een
andere instelling dan "1-zijdig naar 1-zijdig" en de duplexfunctie of automatische origineelinvoer niet
functioneert of is uitgeschakeld, zal deze instelling terug worden gezet naar "1-zijdig naar 1-zijdig".
Uitvoer Stel de uitvoermethode in die u standaard wilt gebruiken.
Terug naar
uitgangswaarden
Hiermee zet u alle items terug naar de oorspronkelijke instelling.
7-65
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Overige instellingen
Aanpassing Kopiebelichting
Deze functie wordt gebruikt om het belichtingsniveau
aan te passen wanneer [Auto] wordt gebruikt voor
kopiebelichting.
Kleur
Gebruik deze functie om het belichtingsniveau in te stellen
voor kopieën in de kleurmodus voor de glasplaat en voor de
automatische origineelinvoer.
Zwart-wit
Gebruik deze functie om het belichtingsniveau in te
stellen voor kopieën in de zwart-witmodus voor de
glasplaat en voor de automatische origineelinvoer.
Extra vaste-kopieerfactoren
toevoegen of veranderen
U kunt twee vooraf ingestelde vergrootfactoren (tussen
101% en 200%) en twee vaste verkleinfactoren (tussen
50% en 99%) toevoegen. Een toegevoegde vooraf
ingestelde kopieerfactor kunt u ook wijzigen.
Maximum aantal kopieën instellen
Deze functie wordt gebruikt om het maximum aantal
kopieën in te stellen (aantal doorlopende kopieën). U
kunt elk getal tussen de 1 en de 999 invoeren.
Standaardinstelling Voor De
Kantlijnverschuiving
Deze functie wordt gebruikt om de standaard
kantlijnverschuiving in te stellen. Geeft een waarde op
tussen 0 mm (0") en 20 mm (1") in stappen van 1 mm
(1/8") voor zowel de voor- als achterzijde.
Standaardbreedte Van Wisstrook
Instellen
Deze instelling wordt gebruikt om de standaardinstelling
voor de wisbreedte in te stellen. Geef een waarde op
van 0 mm (0") tot 20 mm (1") in stappen van 1 mm (1/8")
voor het wissen van randen.
Kaart Formaat-Instellingen
Deze instelling wordt gebruikt om het standaard
origineelformaat voor de Kaart Formaat-functie in te
stellen.
Zowel de X (horizontale) als de Y (verticale)
origineelafmeting kan worden ingesteld van 25 mm (1")
tot 210 mm (8-1/2") in stappen van 1 mm (1/8").
Aanpassen aan pagina
Schakel deze instelling in om de toets [Aanpassen aan
pagina] altijd in het scherm Kaart Formaat weer te geven.
Opheffen van werk-programma's
uitschakelen
Deze instelling wordt gebruikt om het verwijderen en
wijzigen van de kopieerinstellingen in de
werkprogramma's onmogelijk te maken.
Uitschakeling handinvoer bij
dubbelz. kopiëren
Deze instelling wordt gebruikt om het gebruik van de
handinvoer bij het maken van 2-zijde kopieën onmogelijk
te maken.
De handinvoer wordt vaak gebruikt voor etikettenvellen,
transparanten en andere speciale media waarbij 2-zijdig
kopiëren niet is toegestaan. Als een vel van dit speciale
materiaal in de omkeereenheid terechtkomt, kan dit een
papierstoring of schade aan de eenheid tot gevolg
hebben. Als er regelmatig speciale media wordt gebruikt
waarbij 2-zijdig kopiëren niet is toegestaan, raden wij u
aan deze functie in te schakelen.
Automatische papierselectie
uitschakelen
Deze instelling wordt gebruikt om de automatische
papierselectie uit te schakelen.
Als dit is ingeschakeld en er wordt een formaat origineel
ingesteld,dan wordt hetzelfde papierformaat niet
automatisch geselecteerd.
Vooraf ingestelde kopieerfactoren, behalve de
toegevoegde vooraf ingestelde kopieerfactoren,
kunnen niet worden gewijzigd.
7-66
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Instelling voor automatische
selectie van lade met papier
Wanneer deze instelling ingeschakeld staat en het
apparaat staat in de kopieermodus in de slaapstand,
dan wordt de laatste papierlade waarin papier werd
geplaatst automatisch de standaardpapierlade voor de
kopieermodus, totdat het apparaat wordt teruggesteld.
Kleur 600dpi x 600dpi scanmodus
voor documentinvoer
U kunt de resolutie voor kopiëren in kleur via de
automatische documentinvoer wijzigen van 600 x 300
dpi naar 600 x 600 dpi (hogekwaliteitsmodus).
Wanneer u gebruik maakt van de hoge kwaliteit-modus,
worden fijne documenten en dunne lijnen beter
afgedrukt, maar is de scansnelheid langzamer.
Kleur snel scannen vanaf glasplaat
U kunt de resolutie voor kopiëren in kleur vanaf de
glasplaat wijzigen van 600 x 600 dpi naar 600 x 300 dpi
(hogesnelheidsmodus).
Wanneer u hoge snelheid-modus selecteert, wordt de
eerste kopie sneller afgedrukt, maar is de gekopieerde
afbeelding van mindere kwaliteit.
Z/W 600dpi x 600dpi scanmodus
voor documentinvoer
U kunt de resolutie voor zwart-wit kopieën via de
automatische origineelinvoer wijzigen van 600 x 300 dpi
naar 600 x 600 dpi (hoge kwaliteit-modus).
Wanneer u gebruik maakt van de hoge kwaliteit-modus,
worden fijne documenten en dunne lijnen beter
afgedrukt, maar is de scansnelheid langzamer.
Z/W snel scannen vanaf glasplaat
U kunt de resolutie voor zwart-wit kopieën vanaf de
glasplaat wijzigen van 600 x 600 dpi naar 600 x 300 dpi
(hoge snelheid-modus).
Wanneer u hoge snelheid-modus selecteert, wordt de
eerste kopie sneller afgedrukt, maar is de gekopieerde
afbeelding van mindere kwaliteit.
Wanneer u de hoge kwaliteit-modus niet selecteert,
moeten er aan de volgende voorwaarden worden
voldaan om te kunnen scannen op een resolutie van
600 x 300 dpi en de hoogste snelheid te behalen.
De kopieerfactor moet zijn ingesteld op 100%.
Selecteer geen speciale modus waardoor de
kopieerfactor wordt gewijzigd.
De functie [Kopie van kopie] moet zijn
uitgeschakeld.
Wanneer u de hoge snelheid-modus selecteert,
moeten er aan de volgende voorwaarden worden
voldaan om te kunnen scannen op een resolutie van
600 x 300 dpi en de hoogste snelheid te behalen.
De kopieerfactor moet zijn ingesteld op 100%.
Selecteer geen speciale modus waardoor de
kopieerfactor wordt gewijzigd.
De functie [Kopie van kopie] moet zijn
uitgeschakeld.
Wanneer u de hoge kwaliteit-modus niet selecteert,
moeten er aan de volgende voorwaarden worden
voldaan om te kunnen scannen op een resolutie van
600 x 300 dpi en de hoogste snelheid te behalen.
De kopieerfactor moet zijn ingesteld op 100%.
Selecteer geen speciale modus waardoor de
kopieerfactor wordt gewijzigd.
De functie [Kopie van kopie] moet zijn
uitgeschakeld.
Maak geen zwart-wit kopieën met behulp van de
toets [STARTEN KLEUR].
Wanneer u de hoge snelheid-modus selecteert,
moeten er aan de volgende voorwaarden worden
voldaan om te kunnen scannen op een resolutie van
600 x 300 dpi en de hoogste snelheid te behalen.
De kopieerfactor moet zijn ingesteld op 100%.
Selecteer geen speciale modus waardoor de
kopieerfactor wordt gewijzigd.
De functie [Kopie van kopie] moet zijn
uitgeschakeld.
Maak geen zwart-wit kopieën met behulp van de
toets [STARTEN KLEUR].
7-67
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Kleurbijstellingen
U kunt de volgende kleurbijstellingen configureren:
Standaardinstelling Kleurbalans
De instellingen voor kleurbalans die zijn verkregen via de
functie "Kleurbalans" in de speciale functies kunnen in een
programma worden opgeslagen (1 to 48) en vervolgens
worden opgeroepen en opgeslagen als standaardinstelling
voor de kleurbalans*. Schakel deze functie in wanneer u
herhaaldelijk een kleurbalans-instelling gebruikt voor een
favoriete kleur of als correctie wanneer er een wijziging
heeft plaatsgevonden in de kleurbalans.
* De weergegeven waarden wanneer u de functie
"Kleurbalans" in de speciale functies selecteert.
Terug naar uitgangswaarden
Hiermee worden de opgeslagen instellingen voor
kleurbalans teruggezet naar de standaardinstellingen
(alle instellingen voor kleurbalans zijn ingesteld op "0"
voor de 8 niveaus van elke kleur).
Automatische kleurkalibrering
Hiermee kunt u een automatische kleurcorrectie
uitvoeren wanneer de kleur in de kopieën niet goed is.
De machine drukt een testpagina af die vervolgens
wordt gescand, waarna de kleur automatisch wordt
gecorrigeerd.
Nadat u op de toets [Uitvoeren] hebt gedrukt en er een
testpagina is afgedrukt, verschijnt er een melding waarin
u wordt gevraagd de automatische kalibering te starten.
Plaats de testpagina op de glasplaat zoals hieronder
afgebeeld (met de dunne lijn op de rand van de pagina
aan de linkerkant).
Plaats (ongeveer 5 vel) kopieerpapier van hetzelfde
formaat als de testpagina bovenop de testpagina, sluit
de automatische origineelinvoer en druk op de toets
[Uitvoeren].
Controleer of de registratieaanpassing correct is
voordat u de automatische kleurkalibering uitvoert.
Voer de functie "Registratieaanpassing" (pagina
7-61) uit als de registratieaanpassing niet correct is.
Voor de automatische kleurkalibering nogmaals uit
om de kleur te verbeteren als de kleur na de eerste
kleurkalibering nog steeds niet goed is.
Dunne lijn
7-68
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Netwerkinstellingen
De netwerkinstellingen worden hieronder beschreven. Druk op de toets [Netwerkinstellingen] om de instellingen te configureren.
IPv4-instellingen
Gebruik deze instelling om het IP-adres van de machine
in te stellen wanneer u de machine gebruikt in een
TCP/IP (IPv4)-netwerk.
De instellingen worden hieronder weergegeven.
IP-adres
Voer het IP-adres van de machine in.
IP-subnetmasker
Voer het IP-subnetmasker in.
IP-gateway
Voer het IP-gateway adres in.
DHCP
Gebruik deze instelling om het IP-adres automatisch te
verkrijgen met behulp van DHCP (Dynamic Host
Configuration Protocol). Wanneer deze instelling is
ingeschakeld is het niet nodig om het IP-adres
handmatig in te voeren.
IPv6-instellingen
Gebruik deze instelling om het IP-adres van de machine
in te stellen wanneer u de machine gebruikt in een
TCP/IP (IPv6)-netwerk.
De instellingen worden hieronder weergegeven.
IPv6-protocol inschakelen
Schakel deze instelling in.
DHCPv6
Gebruik deze instelling om het IP-adres automatisch te
verkrijgen met behulp van DHCP (Dynamic Host Configuration
Protocol). Wanneer deze instelling is ingeschakeld is het niet
nodig om het IP-adres handmatig in te voeren.
Handmatig adres
Voer het IP-adres van de machine in.
Lengte van prefix
Voer de lengte van het kengetal in (0 tot 128).
Standaard gateway
Voer het IP-gateway adres in.
TCP/IP inschakelen
Deze instelling moet zijn ingeschakeld om de machine te
kunnen gebruiken in een TCP/IP-netwerk.
NetWare inschakelen
Deze instelling moet zijn ingeschakeld om de machine te
kunnen gebruiken in een NetWare -netwerk.
EtherTalk inschakelen
Deze instelling moet zijn ingeschakeld om de machine te
kunnen gebruiken in een EtherTalk -netwerk.
NetBEUI inschakelen
Deze instelling moet zijn ingeschakeld om de machine te
kunnen gebruiken in een NetBEUI-netwerk.
NIC terugstellen
Hiermee zet u alle "Netwerkinstellingen" terug naar de
oorspronkelijke instelling.
Pingopdracht
Gebruik deze functie om te controleren of de machine
kan communiceren met een computer binnen het
netwerk.
Specificeer het IP-adres van de betreffende computer en
druk op de toets [Uitvoeren]. Er verschijnt een melding
waarin wordt aangegeven of de computer heeft
geantwoord of niet.
Als instellingen worden gewijzigd, gaan ze pas in nadat de machine opnieuw is gestart. Raadpleeg "DE VOEDING IN- EN
UITSCHAKELEN" (pagina 1-14) in "1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT" voor het herstarten van de machine.
Zorg ervoor dat u de functie "TCP/IP inschakelen"
hieronder inschakelt als de machine wordt
gebruikt in een TCP/IP-netwerk.
Als er gebruik wordt gemaakt van DHCP, kan het
toegewezen IP-adres automatisch worden
gewijzigd. Als het IP-adres verandert, geef de
instelling van de printerpoort dan nogmaals op en
druk af.
Zorg ervoor dat u de functie "TCP/IP inschakelen"
hieronder inschakelt als de machine wordt
gebruikt in een TCP/IP-netwerk.
Als er gebruik wordt gemaakt van DHCP, kan het
toegeweze. Als het IP-adres verandert, geef de
instelling van de printerpoort dan nogmaals op en
druk af.
In een IPv6-omgeving kan het apparaat met het
LPDof IPP-protocol werken.
7-69
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Printerinstellingen
U kunt de instellingen m.b.t. de printerfunctie configureren. Druk op de toets [Printerinstellingen] om de instellingen te
configureren.
Standaardinstellingen
De voorwaarden voor printerinstellingen worden hieronder beschreven.
Kennisgeving Pagina Niet
Afdrukken
Deze instelling wordt gebruikt om het afdrukken van
kennisgevingen uit te schakelen.
Er wordt een notificatiepagina afgedrukt wanneer niet
kan worden afgedrukt als opgegeven door onvoldoende
geheugen of een andere oorzaak. Op de
notificatiepagina wordt de oorzaak vermeld.
Testpagina Niet Afdrukken
Deze instelling wordt gebruikt om het afdrukken van
testpagina 's uit te schakelen. Wanneer deze instelling is
ingeschakeld, kan de functie "Testpagina Printer" in de
systeeminstellingen niet worden gebruikt om
testpagina’s af te drukken.
A4/Letter-Formaat Auto
Veranderen
Bij het afdrukken van een afbeelding van 8-1/2 x 11" (A4)
formaat, kan bij deze instelling papier van het formaat
8-1/2 x 11" (A4) worden gebruikt als papier van het
formaat A4 (8-1/2 x 11") niet is geladen.
Afdruk Density Printer
Hiermee maakt u de afdrukdichtheid voor kleur en
zwart-wit afbeeldingen lichter of donkerder. De
afdrukdichtheid kan op vijf niveaus worden aangepast.
CMYK-belichting aanpassen
Hiermee past u de dichtheid van cyaan (C), magenta
(M), geel (Y) en zwart (Bk) aan. De dichtheid van elke
kleur kan in 17 niveaus worden ingesteld.
Instellingen handinvoerlade
Papierformaat herkenning handinvoer inschakelen
Deze functie wordt gebruikt om het afdrukken
onmogelijk te maken wanneer het opgegeven
papierformaat voor een afdrukopdracht verschilt van het
papierformaat dat is geplaatst in de handinvoer.
Papiersoort herkenning handinvoer inschakelen
Deze functie wordt gebruikt om het afdrukken
onmogelijk te maken wanneer het opgegeven papiertype
voor een afdrukopdracht verschilt van het papiertype dat
is geplaatst in de handinvoer.
Doorvoerlade overslaan bij automatische
papierselectie
Wanneer [Auto] is geselecteerd voor papiertypeselectie,
kan de handinvoer worden uitgesloten voor de laden die
kunnen worden geselecteerd. Dit wordt aanbevolen
wanneer er regelmatig speciale media in de handinvoer
worden geplaatst.
Opdrachtwachtrijplaatsing
Wanneer deze functie is ingeschakeld, worden
ontvangen afdrukopdrachten weergegeven in de
wachtrij van het opdrachtstatusscherm. De opdrachten
worden verplaatst naar de opdrachtwachtrij nadat deze
door de machine zijn geanalyseerd. Meerdere
opdrachten die nog niet zijn geanalyseerd kunnen
verschijnen in de wachtrij.
Wanneer deze functie is uitgeschakeld, worden
ontvangen afdrukopdrachten weergegeven in de
opdrachtwachtrij zonder dat deze worden weergegeven
in de wachtrij. Wanneer er echter een versleuteld
PDF-bestand worden afgedrukt, verschijnt de opdracht
in de wachtrij.
7-70
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Interface-instellingen
Deze instellingen worden gebruikt om de verzending van gegevens naar de USB- of netwerkenpoort te controleren.
Hexadecimale Dump
Deze functie wordt gebruikt om de afdrukgegevens van
een computer af te drukken op hexadecimaal formaat
met de bijbehorende ASCII-tekst. Hiermee kunt u
controleren of de afdrukgegevens vanuit de computer
correct naar de machine worden verzonden.
Voorbeeld van een Hexadecimale dump
I/O Time-out
De I/O time-out kan worden ingesteld op elk getal tussen
1 en 999 seconden.
De I/O time-out zorgt voor een tijdelijke stopzetting van
de verbinding als de ingestelde tijdsduur verstrijkt
zonder dat er gegevens worden ontvangen via de poort.
Nadat de verbinding is verbroken wordt de poort op de
automatische selectie gezet of geactiveerd wanneer de
volgende afdrukopdracht is begonnen.
USB-poort inschakelen
Deze instelling wordt gebruikt om het afdrukken via de
USB-poort mogelijk te maken.
Omschakeling USB-poortemulatie
Selecteer de geëmuleerde printertaal als de machine is
aangesloten op een USB-poort.
De instellingen worden hieronder weergegeven.
•Auto
• PostScript
•PCL
Netwerkpoort Inschakelen
Deze instelling wordt gebruikt om het afdrukken via de
netwerkpoort mogelijk te maken.
Omschakeling
Netwerk-Poortemulatie
Deze instelling wordt gebruikt om de geëmuleerde
printertaal te selecteren wanneer de machine is
aangesloten op een netwerkpoort.
De instellingen worden hieronder weergegeven.
•Auto
• PostScript
•PCL
Methode Voor Poortomschakeling
Deze instelling wordt gebruikt om te bepalen wanneer de
poortomschakeling plaatsvindt.
Wisselen aan einde van opdracht
De poort wordt gewijzigd in de automatische selectie
wanneer het afdrukken is voltooid.
Omschakelen na I/O-time-out
Wanneer de tijd die is ingesteld met behulp van "I/O
Time-out" verstrijkt, wordt de poort gewijzigd in
automatische selectie.
De instellingen zijn gelijk aan die voor
"Omschakeling Netwerk-Poortemulatie".
Tenzij er zich regelmatig printerfouten voordoen,
raden wij u aan de standaardinstelling "Auto" te
gebruiken.
De instellingen zijn gelijk aan die voor
"Omschakeling USB-poortemulatie".
Tenzij er zich regelmatig printerfouten voordoen,
raden wij u aan de standaardinstelling "Auto" te
gebruiken.
De volgende twee printerpoorten zijn beschikbaar op
de machine:
USB-poort
Netwerkpoort
7-71
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Automatische kleurkalibrering
Hiermee kunt u een automatische kleurcorrectie uitvoeren wanneer de kleur- of printuitvoer in het gehele document de
verkeerde kleuren lijkt te bevatten. De machine drukt een testpagina af die vervolgens wordt gescand, waarna de kleur
automatisch wordt gecorrigeerd.
Nadat u op de toets [Uitvoeren] hebt gedrukt en er een testpagina is afgedrukt, verschijnt er een melding waarin u wordt
gevraagd de automatische kalibering te starten. Plaats de testpagina op de glasplaat zoals hieronder afgebeeld (de vier
hoeken dienen zich links te bevinden).
Plaats (ongeveer 5 vel) kopieerpapier van hetzelfde formaat als de testpagina bovenop de testpagina, sluit de
automatische origineelinvoer en druk op de toets [Uitvoeren].
Controleer of de registratieaanpassing correct is voordat u de automatische kleurkalibering uitvoert. Voer de functie
"Registratieaanpassing" (pagina 7-61) uit als de registratieaanpassing niet correct is.
Voor de automatische kleurkalibering nogmaals uit om de kleur te verbeteren als de kleur na de eerste kleurkalibering nog
steeds niet goed is.
Vier hoeken
7-72
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Instell. afbeelding verzenden
Instellingen met betrekking tot de beeldverzendfunctie (scan, Internetfax, enz.) kunnen worden geconfigureerd. Druk op
de toets [Instell. afbeelding verzenden] om de instellingen te configureren.
Bedieningsinstellingen
De onderstaande bedieningsinstellingen zijn van toepassing op alle beeldverzendfuncties.
Standaardweergave-Instellingen
U kunt een van de 5 basisschermen selecteren voor het
basisscherm dat verschijnt wanneer u drukt op de toets
[BEELD VERZENDEN] of op de toets [ALLES WISSEN] ( )
in de beeld verzenden modus.
• Adresboek
• Scannen
• Internetfax
•Fax
• Gegevensinvoer
Instellingen enige tijd vasthouden nadat scannen is
voltooid
Gebruik deze instelling om de instellingen te bewaren
nadat het scannen is voltooid (totdat de functie
Automatisch wissen wordt geactiveerd).
Autom. overgaan naar kopieermodusscherm
Schakel deze instelling in om het scherm automatisch
over te schakelen naar de kopieerfunctie als er
gedurende 20 seconden geen actie wordt ondernomen
in het scherm Beeld Verzenden.
Standaardselectie adresboek
Een van de volgende schermen kan als beginscherm
voor het adresboekscherm worden geselecteerd.
Tabschakelaar
• ABC
•Gebruik.
Adrestype
• Alle
•E-mail
• FTP/Bureaublad
• Netwerkmap
• Internetfax (incl. directe SMTP)
• Faxen
•Groep
Instelling Oorspronkelijke Resolutie
De onderstaande instellingen zijn beschikbaar voor de
standaardresoluties voor de functies scannen,
Internetfax en fax.
Scan : 100X100 dpi, 200X200 dpi, 300X300 dpi,
400X400 dpi, 600X600 dpi
Internetfax : 200X100 dpi
200X200 dpi
200X400 dpi
400X400 dpi
600X600 dpi
Fax: Standaard
Fijn
Extra Fijn
Ultrafijn
Ingest. resolutie toepassen bij opslag
Wanneer een afbeelding wordt opgeslagen met behulp van
documentarchivering, bepaalt u met deze functie de
resolutie-instelling die met de afbeelding is opgeslagen.
Standaard Belichtingsinstellingen
Deze instelling wordt gebruikt om de standaard
belichtingsinstellingen in te stellen voor het scannen van
documenten in de Beeld verzenden modus. Selecteer [Auto]
of [Handmatig]. Wanneer [Handmatig] is geselecteerd, kan
de belichting worden ingesteld op een van de 5 niveaus.
Standaard Origineelbeeldtype
Selecteer vooraf het standaard origineelbeeldtype om
verzending van het origineel op een geschikte resolutie
mogelijk te maken (uitsluitend een scanfunctie en
USB-geheugenmodus).
De instellingen worden hieronder weergegeven.
• Tekst/afged.foto
• Tekst/Foto
• Tekst
•Foto
• Afgedrukte Foto
•Map
Moiré-Reductie
Hiermee vermindert u het moiré-effect (strepen) dat zich
voordoet wanneer drukwerk wordt gescand (uitsluitend
in de scannerfunctie en USB-geheugenmodus).
Raadpleeg "SYSTEEMINSTELLINGEN VOOR FAX" (pagina 7-94) voor informatie over de instellingen met betrekking tot de faxfunctie.
Overige instellingen
Als de belichting staat ingesteld op [Auto], kan geen
standaard origineelbeeldtype worden geselecteerd.
Halftoon
Halftoon
7-73
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Volg adrestoets invoeren bij
distributie-instel.
Deze instelling wordt gebruikt zodat de [Volgend Adres]-toets
wordt ingedrukt voordat het volgende adres worden ingevoerd
tijdens het uitvoeren van een distributie-verzending.
Wanneer deze instelling is ingeschakeld, kan de
[Volgend Adres]-toets niet worden overgeslagen, zelfs
niet wanneer het volgende adres wordt ingevoerd met
een one-touch-toets.
Als een gebruiker probeert het volgende adres in te voeren
zonder de [Volgend Adres]-toets te gebruiken, klinkt er een
dubbele pieptoon en zal de invoer worden geweigerd.
Geluid Bij Voltooide Scan
Hiermee kan de Scan voltooid geluidsinstelling worden
geselecteerd.
Instelling aantal weergegeven
sleutels naam/onderwerp/inhoud
Selecteer 6, 12 of 18 als het aantal toetsen voor
bestandsnamen/onderwerpen dat wordt weergegeven in
het scherm.
Instelling aantal getoonde
directadres-toetsen
Selecteer 5, 10 of 15 voor de nummers van sneltoetsen
die verschijnen in het adresboekscherm.
Omschakelen weergave-volgorde
uitschakelen
Deze instelling wordt gebruikt om wijzigingen in de volgorde
van de display (volgorde van zoeknummer, oplopend,
aflopend) in het adresboek onmogelijk te maken.
Wanneer deze instelling is ingeschakeld, kan de
volgorde van het adresboek niet worden gewijzigd met
een tabtoets. De weergave-volgorde blijft de gebruikte
volgorde nadat deze instelling is geactiveerd.
Instelling vasthouden ontvangen
afdrukgegevens
(Wanneer de internetfaxuitbreidingskit of de fax
uitbreidingskit is geïnstalleerd.)
Met deze functie worden ontvangen faxen en Internetfaxen in het
geheugen vastgehouden zonder dat deze worden afgedrukt. De
faxen kunnen worden afgedrukt door een wachtwoord in te
voeren (standaardinstelling: 0000) via het numerieke toetsenbord.
Wachtwoord
Als [Instelling vasthouden ontvangen afdrukgegevens] is
geselecteerd, voer dan het wachtwoord (4 cijfers) in.
Standaardbreedte Van Wisstrook
Instellen
Hiermee wordt de standaard wisbreedte van de wisfunc-
tie ingesteld. Geef een waarde op van 0 mm (0") tot
20 mm (1") in stappen van 1 mm (1/8") voor het wissen
van randen.
Deze instelling wordt gebruikt om het opslaan van
bestemmingen onmogelijk te maken. Het opslaan op de
machine, vanaf een Internetpagina en het opslaan op
een computer kan afzonderlijk worden uitgeschakeld.
Reg. van bestemming via
bedieningspaneel uitschak.
Hiermee schakelt u het Adresbeheer van de machine uit.
Configureer de instellingen voor de volgende items:
• Groep (Directe Invoer)
• Groep (Adresboek)
• Individueel
Alle selecteren: Alle items selecteren.
Geselecteerde wissen: Alle selecties wissen.
Reg.van bestemming op webpage
uitschak.
(Wanneer er een netwerkverbinding is
ingeschakeld.)
Hiermee schakelt u het Adresbeheer vanuit de
webpagina 's uit.
Configureer de instellingen voor de volgende items:
• Groep (Directe Invoer)
• Groep (Adresboek)
• Individueel
Alle selecteren: Alle items selecteren.
Geselecteerde wissen: Alle selecties wissen.
Deze instellingen kunnen uitsluitend worden
geconfigureerd wanneer er geen ontvangen gegevens
in het geheugen van de apparaat aanwezig zijn
(exclusief de gegevens in de vertrouwelijke of het
relay-distributie-geheugenvakken).
Registratie uitschakelen
7-74
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Registratie van programma
uitschakelen
Dit voorkomt gebruik van het adresboek wanneer een
programma wordt opgeslagen.
Configureer de instellingen voor de volgende items:
•E-mail
• FTP
• Bureaublad
• Netwerkmap
• Internetfax (incl. directe SMTP)
• Faxen
Alle selecteren: Alle items selecteren.
Geselecteerde wissen: Alle selecties wissen.
Registratie van geheugenvak
uitschakelen
Alle soorten registratie van geheugenvak uitschakelen.
Configureer de instellingen voor de volgende items:
• Navraaggeheugen
• Vertrouwelijk
• Relay-Distributie (Directe Invoer)
• Relay-Distributie (Adresboek)
Alle selecteren: Alle items selecteren.
Geselecteerde wissen: Alle selecties wissen.
Bestemmingsregistratie met
Globaal zoeken adres uitschakelen
(Wanneer er een netwerkverbinding is
ingeschakeld.)
Hiermee wordt adresbeheer vanuit globaal adres zoeken
uitgeschakeld.
Configureer de instellingen voor de volgende items:
•E-mail
• Internetfax
• Faxen
Alle selecteren: Alle items selecteren.
Geselecteerde wissen: Alle selecties wissen.
Registratie door middel van
Network Scanner Tool
(Wanneer er een netwerkverbinding is
ingeschakeld.)
Hiermee schakelt u het Adresbeheer vanaf de
Netwerkscannertool uit.
Deze instellingen worden gebruikt om de volgende
verzendhandelingen uit te schakelen.
[Opn. verzenden] uitschakelen in
beeldverzendfunctie
Hiermee schakelt u de toets [Opn. verzenden] in het
basisscherm van de beeldverzendfunctie uit.
Selecteren uit adresboek
uitschakelen
Hiermee schakelt u het selecteren vanuit het adresboek
uit.
Configureer de instellingen voor de volgende items:
• E-mail
• FTP
• Bureaublad
• Netwerkmap
• Internetfax (incl. directe SMTP)
•Faxen
Alle selecteren: Alle items selecteren.
Geselecteerde wissen: Alle selecties wissen.
Directe invoer uitschakelen
Hiermee kunnen adressen niet meer rechtstreeks
worden ingevoerd.
Configureer de instellingen voor de volgende items:
• E-mail
• Internetfax (incl. directe SMTP)
•Faxen
Alle selecteren: Alle items selecteren.
Geselecteerde wissen: Alle selecties wissen.
PC-I-Fax-verzending uitschakelen
(Wanneer de internetfaxuitbreidingskit is
geïnstalleerd.)
Hiermee maakt u PC-I-Faxverzending onmogelijk.
PC-Fax-verzending uitschakelen
(Wanneer de faxuitbreidingskit is geïnstalleerd.)
Hiermee maakt u PC-Faxverzending onmogelijk.
Instel. voor uitschak. van
verzending
7-75
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Hiermee stelt u het internetfaxadres, faxnummer van de
machine en naam van de gebruiker in.
Registratie zendergegevens
Gebruik dit om de naam van de afzender op te slaan
voor fax, internetfax, afzendernummer voor fax, en
afzenderadres voor internetfax.
De opgeslagen afzendernaam en het
fax-afzendernummer of internet-afzenderadres wordt
bovenaan de ontvangen fax afgedrukt.
Naam afzender
Voer de naam van de verzender in. Voor de naam van
de verzender mogen maximaal 20 tekens worden
ingevoerd.
Faxnummer afzender
Dit wordt gebruikt om het faxnummer van de verzender
in te stellen.
Druk op de [Onderbreking]-toets om een pauze tussen
de getallen in te voeren.
Druk op de toets [Spatie] om een spatie tussen de
getallen in te voegen.
Eigen adres I-Fax
Voer een standaard verzendadres in (maximaal 56
tekens).
Registratie van eigen naam
selecteren
Sla gebruikte afzendernamen op in "Registratie van
eigen naam" in de speciale functies. Er kunnen 18
afzendernamen worden opgeslagen.
Nieuwe toevoegen
Naam verzender opslaan. Er kunnen maximaal 20
tekens worden opgeslagen.
Druk op de toets [Opslaan] na het invoeren van een
afzendernaam. Het laagste ongebruikte
registratienummer van 01 tot 18 wordt automatisch aan
de afzendernaam toegewezen. Dit nummer kan niet
worden gewijzigd.
Lijst van Naam van afzenders
Hiermee wordt een lijst van de opgeslagen
afzendernamen weergegeven.
De naam van de afzender kan worden geselecteerd om
deze te wissen.
Eigen naam en bestemming
instellen
7-76
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Scaninstellingen
Instellingen die verband houden met het scannen kunnen worden geconfigureerd.
Standaard-Afzenderset
De informatie die hier is opgeslagen wordt gebruikt als u
geen gegevens invoert bij de optie [Antwoord naar] in de
verzendinginstellingen tijdens het uitvoeren van
Scannen naar E-mail.
Naam afzender
Voer een standaardnaam voor de afzender in (maximaal
20 tekens).
E-mailantwoordadres
Voer een standaard antwoordadres in (maximaal 64
tekens).
Standaardinstellingen kleurmodus
Selecteer een standaard kleurmodus voor zowel kleur
als zwart-wit in de scannerfunctie.
Zwart-wit
Mono 2, Grijstinten
Kleurmodus
Auto (Mono 2, Grijstinten*), Meerkleuren
* Tijdens het scannen van een zwart-witorigineel met de
kleurenmodus op [Auto].
Wijzigen Z/W-instelling in automodus uitschakelen
Hiermee worden de instellingen voor het scannen van
een zwart-witorigineel wanneer Auto is geselecteerd
voor de kleurenmodus uitgeschakeld.
Instelling Oorspronkelijke
Bestandsindeling
Hiermee kunt u het standaardformaat voor Scannen
naar E-mail en USB-geheugenmodus instellen wanneer
het e-mailadres handmatig worden ingevoerd met
behulp van de toets [Adresinvoer].
Bestandindeling
PDF, TIFF, JPEG (B/W:TIFF), versleutelde PDF, XPS
Zwart-wit
Compressiemodus: Geen, MH(G3), MMR(G4)
Kleur/Grijstinten
Comprimeringsfactor: Laag, Medium, Hoog
Opgegeven pagina's per bestand
Als er meerdere pagina's worden gescand, kunt u deze
functie gebruiken om een apart bestand (of opgegeven
aantal pagina's) voor elke gescande pagina aan te
maken.
Wanneer deze instelling is ingeschakeld, kan het aantal
pagina's per bestand worden opgegeven.
Aantal pagina's
Voor het aantal pagina's per bestand mag elk willekeurig
aantal worden opgegeven. Deze instelling kan worden
opgegeven als [Opgegeven pagina's per bestand] is
ingeschakeld.
Compressiemodus bij distributie
Hiermee wordt de compressiemodus voor distributie
ingesteld tijdens het gebruik van Scannen naar E-mail of
Internetfax. De opgegeven compressiemodus wordt
gebruikt voor alle bestemmingen ongeacht de
afzonderlijke instellingen voor compressiemodus.
Zwart-wit
MH(G3), MMR(G4)
Kleur/Grijstinten
Laag, Medium, Hoog
Overige instellingen
Als alleen de afzendernaam is opgeslagen, zal deze
niet worden gebruikt als afzenderinformatie.
Als [JPEG] is geselecteerd als bestandstype, kan de
functie [Opgegeven pagina's per bestand] niet worden
geselecteerd.
7-77
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Instelling van maximum aantal
verzenddata (E-mail)
Het is mogelijk om een bestandsgroottelimiet in te
stellen van 1 MB tot 10 MB in stappen van 1 MB om te
voorkomen dat extreem grote bestanden worden
verzonden via de functie Scannen naar E-mail. Als de
totale grote van de beeldbestanden tijdens het scannen
van het origineel deze limiet overschrijdt, worden de
beeldbestanden verwijderd.
Selecteer [Onbeperkt] als u geen limiet wilt opgegeven.
Maximumgrootte van
gegevensbijlagen
(map FTP/Bureaublad/Netwerk)
U kunt een limiet instellen voor de bestandsgrootte die
worden verzonden via Scannen naar FTP, Scannen
naar desktop en Scannen naar netwerkmap. U kunt
kiezen uit limieten van 50 MB, 150 MB, en 300 MB. Als
de totale grote van de beeldbestanden tijdens het
scannen van het origineel deze limiet overschrijdt,
worden de beeldbestanden verwijderd.
Selecteer [Onbeperkt] als u geen limiet wilt opgegeven.
Bcc-Instelling
Bcc inschakelen
Schakel deze instelling in als u gebruik wilt maken van
Bcc-verzending. Als deze instelling is ingeschakeld,
verschijnt de toets [Bcc] in het scherm Adresboek van de
functie Beeldverzending.
Bcc-adres weergeven op het opdrachtstatusscherm
Hiermee worden bcc-adressen weergegeven in het
opdrachtstatusscherm en het tabblad adreslijst.
Scanfunctie uitschakelen
Deze optie wordt gebruikt om PC scan en
USB-geheugenscan uit te schakelen.
Wanneer deze functies zijn uitgeschakeld, worden deze
grijs wanneer de modus in het basisscherm wordt
gewijzigd.
Instellen voorkeur
emailhandtekening
Er kan automatisch een e-mailhandtekening worden
toegevoegd onderaan de lopende tekst van een
e-mailbericht. Dit is handig wanneer u volgens het
bedrijfsbeleid een specifieke ondertekening onder in
e-mailberichten wilt zetten.
Deze e-mailhandtekening kan in de webpagina’s worden
geconfigureerd. Met deze instelling schakelt u de
e-mailhandtekening in of uit.
U kunt een standaardadres opslaan waarmee het
mogelijk wordt een bericht te verzenden door op de toets
[STARTEN KLEUR] of de toets [STARTEN
ZWART-WIT] te drukken zonder een adres op te geven.
Deze instelling is gekoppeld aan "Instelling van
maximum aantal verzenddata" (pagina 7-79) in de
instellingen voor Internetfax verzenden.
Bij een distributieverzending met zowel
bestemmingen voor e-mail en Internetfax krijgen de
limieten die zijn ingesteld in "Instelling van maximum
aantal verzenddata (E-mail)" (pagina 7-77) voorrang.
Deze instelling is gekoppeld aan "Instellen voorkeur
emailhandtekening" (pagina 7-79) in de
begininstellingen voor Internetfax.
Instelling standaard adres
Wanneer deze instelling is geactiveerd, schakelt het
basisscherm over naar de scanfunctie.
U kunt uitsluitend een standaardadres instellen voor
de functies Scannen naar E-mail, Scannen naar
FTP, Scannen naar desktop en Scannen naar
netwerkmap.
7-78
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
I-Faxinstellingen
Deze instellingen worden gebruikt om de
standaardinstellingen voor de functie Internetfax te
configureren.
Afdrukken auto reactiveren
Wanneer de knop de toets [AAN] ( ) op "uit" staat
(maar de hoofdschakelaar op "aan") en er een
Internetfax binnenkomt, zorgt deze functie ervoor dat de
machine wordt geactiveerd en de fax wordt afgedrukt.
Wanneer deze functie is uitgeschakeld, worden
ontvangen Internetfaxen pas afgedrukt nadat de knop de
toets [AAN] ( ) wordt ingeschakeld.
Compressie instel.
Hiermee wordt de standaardcompressie voor
internetfaxverzending ingesteld.
De instellingen worden hieronder weergegeven.
•MH (G3)
• MMR (G4)
Instelling Luidsprekervolume
Deze instelling wordt gebruikt om het volume van het
geluidssignaal via de speakers bij faxontvangst en
communicatiefouten aan te passen.
U hoort een faxontvangstsignaal nadat de machine de
mailserver heeft gecontroleerd en de ontvangen faxen
ophaalt. U hoort een foutsignaal communicatie wanneer
de machine een e-mail ontvangt van de ontvangende
Internetfax-machine dat de verzending is mislukt.
Origineel afdrukken op
transactierapport
Wanneer een transactierapport wordt afgedrukt wordt
deze instelling gebruikt om een gedeelte van de eerste
pagina van de verzending op het transactierapport af te
drukken. Selecteer een van de drie onderstaande
posities.
• Volledig Rapport Afdrukken
• Alleen Foutrapport Afdrukken
• Geen Afgedrukt Rapport
Deze instelling zal niet effectief zijn wanneer "Instelling
Afdrukken Transactierapport" hieronder is ingesteld op
"Geen Afgedrukt Rapport".
Instelling Afdrukken
Transactierapport
Hiermee kunt u selecteren of er wel of geen
transactierapport wordt afgedrukt, en als dat wel
gebeurt, kunt u de voorwaarden selecteren. Selecteer
een instelling voor elk van de volgende handelingen:
Enkele Verzending
• Volledig Rapport Afdrukken
• Alleen Foutrapport Afdrukken
• Geen Afgedrukt Rapport
Distribueren
• Volledig Rapport Afdrukken
• Alleen Foutrapport Afdrukken
• Geen Afgedrukt Rapport
Ontvangen
• Volledig Rapport Afdrukken
• Alleen Foutrapport Afdrukken
• Geen Afgedrukt Rapport
Wanneer een transactierapport wordt afgedrukt, kunt u
een gedeelte van de eerste pagina van het verzonden
origineel op het transactierapport afdrukken. Raadpleeg
"Origineel afdrukken op transactierapport" voor meer
informatie.
Deze instellingen kunnen worden geconfigureerd wanneer de internetfaxuitbreidingskit is geïnstalleerd.
I-Fax Standaardinstellingen
7-79
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Instelling Afdrukken Activiteitenrapport
Deze instelling wordt gebruikt om het activiteitenrapport
Beeld Verzenden, dat is opgeslagen in het geheugen
van de machine, automatisch af te drukken op vooraf
ingestelde tijdstippen.
U kunt het activiteitenrapport Beeld Verzenden instellen
op automatisch afdrukken na 201 transacties, maar kunt
deze ook instellen op automatisch afdrukken op een
bepaald tijdstip (bijvoorbeeld één keer per dag). (De
instellingen kunnen gelijktijdig worden ingeschakeld.)
Platte Tekst Afdrukken Instelling
Selecteren
Beeldbestanden die zijn gekoppeld aan Internetfaxen
worden normaalgesproken afgedrukt. Als u deze
instelling inschakelt wordt ook de koptekst van het
e-mailbericht (onderwerp en bericht) afgedrukt.
Deze instelling is ook van toepassing op de koptekst van
e-mailberichten zonder bijlagen.
Instellen voorkeur
emailhandtekening
Er kan automatisch een e-mailhandtekening worden
toegevoegd onderaan de lopende tekst van een
e-mailbericht. Dit is handig wanneer u volgens het
bedrijfsbeleid een ondertekening onder in
e-mailberichten wilt zetten.
Deze e-mailhandtekening kan in de webpagina’s worden
geconfigureerd. Met deze instelling schakelt u de
e-mailhandtekening in of uit.
I-Fax verzendinstellingen worden hieronder beschreven.
I-Fax Ontvangstrapport Aan/Uit
Instelling
Met deze instelling wordt een ontvangstrapport
opgevraagd bij het verzenden van een Internetfax.
Het ontvangstrapport wordt teruggezonden naar het
verzendadres dat is opgeslagen in "Eigen naam en
bestemming instellen" (pagina 7-75).
Time-Out Aanvraag I-Fax
Ontvangstrapport Instellen
De tijdsduur dat het apparaat wacht op het
ontvangstrapport van de ontvangende machine kan
worden ingesteld op elk getal tussen 1 minuut en 240
uur in stappen van 1 minuut.
Aantal malen opnieuw zenden bij
ontvangstfout
Het aantal pogingen om het document opnieuw te
verzenden nadat een foutmelding is ontvangen van de
ontvangende I-Faxmachine kan worden ingesteld op elk
getal tussen 0 en 15.
Instelling van maximum aantal
verzenddata
Het is mogelijk om een bestandsgroottelimiet in te stellen
van 1MB tot 10 MB in stappen van 1 MB om te voorkomen
dat extreem grote bestanden worden verzonden via de
functie Internetfax. Als de totale grote van de
beeldbestanden tijdens het scannen van het origineel deze
limiet overschrijdt, worden de beeldbestanden verwijderd.
Selecteer [Onbeperkt] als u geen limiet wilt opgegeven.
Als u alleen de instelling [Dagelijks afdrukken op
opgegeven tijd] inschakelt en het aantal
transacties de 201 voor het opgegeven tijdstip
overschrijdt, zal bij elke nieuwe transactie de oudste
worden verwijderd (de oudste transactie zal niet
worden afgedrukt).
Het activiteitenrapport van beeldverzending kan ook
handmatig afgedrukt worden. Raadpleeg "Lijst
afdrukken (beheerder)" (pagina 7-85) in de
systeeminstellingen (beheerder).
Er kunnen maximaal 5 pagina’s met koptekst worden
afgedrukt.
Deze instelling is gekoppeld aan "Instellen voorkeur
emailhandtekening" (pagina 7-77) in de scaninstellingen.
I-Fax Verzendinstellingen
Deze instelling werkt alleen wanneer de functie "I-Fax
Ontvangstrapport Aan/Uit Instelling" is ingeschakeld.
Deze instelling werkt alleen wanneer de functie "I-Fax
Ontvangstrapport Aan/Uit Instelling" is ingeschakeld.
Deze instelling is gekoppeld aan "Instelling van
maximum aantal verzenddata (E-mail)" (pagina
7-77) in de scaninstellingen.
Deze instelling geldt niet voor de limiet voor directe
SMTP-verzending.
7-80
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Instelling Verzenden Draaiing
Wanneer u een afbeelding verzendt met een van de
onderstaande formaten, roteert u met deze functie het
beeld 90 graden. (De instelling kan voor elk formaat
afzonderlijk worden geconfigureerd.)
B5, A5, 5-1/2" x 8-1/2"
Paginanummer afdrukken bij
ontvanger
Deze instelling wordt gebruikt om een paginanummer
toe te voegen bovenaan elke faxpagina die wordt
afgedrukt door de ontvangende machine.
Opnieuw oproepen indien bezet
(Deze instelling werkt alleen voor Directe SMTP-
verzending.)
Dit programma wordt gebruikt om het aantal
belpogingen en ook het interval tussen deze pogingen in
te stellen wanneer een verzending mislukt als gevolg
van een bezette lijn of een andere reden.
Aantal keren dat opnieuw gebeld moet worden
wanneer de lijn bezet is
De instelling geeft aan of opnieuw bellen wel of niet
plaatsvindt wanneer de lijn bezet is. Wanneer dat wel
gebeurt, kunt u het aantal belpogingen instellen. Elk
aantal van 0 tot 15 kan geselecteerd worden.
Wachtinterval (in minuten) tussen nieuwe
belpogingen wanneer de lijn bezet is
U kunt het interval tussen nieuwe belpogingen instellen.
Elk aantal minuten van 1 tot 15 kan geselecteerd worden.
Opnieuw bellen indien
communicatiefout
(Deze instelling werkt alleen voor Directe SMTP-
verzending.)
Deze instelling bepaalt hoe vaak uw machine
automatisch probeert terug te bellen als een
faxverzending mislukte door een communicatiefout.
Aantal keren dat opnieuw gebeld moet worden
wanneer er een fout optreedt
Geef aan hoe vaak de machine probeert opnieuw te
bellen wanneer er een communicatiefout optreedt. Elk
aantal van 0 tot 15 kan geselecteerd worden.
Wachtinterval (in minuten) tussen nieuwe
belpogingen wanneer er een fout optreedt
U kunt het interval tussen nieuwe belpogingen instellen.
Elk aantal minuten van 1 tot 15 kan geselecteerd worden.
I-Fax ontvangstinstellingen worden hieronder
beschreven.
Instelling Reductie Auto Ontvangst
Wanneer er een fax wordt ontvangen waarin afgedrukte
informatie, zoals de naam en het adres van de verzender, is
opgenomen, is het ontvangen beeld iets groter dan het
standaardformaat. Deze instelling wordt gebruikt om het
beeld automatisch aan het standaardformaat aan te passen.
Instelling Duplexontvangst
Hiermee kunt u ontvangen faxen op beide zijden van het
papier afdrukken.
Wanneer deze instelling is ingeschakeld en er een fax
binnenkomt die bestaat uit 2 of meer pagina's (de
pagina's moeten hetzelfde formaat hebben), worden de
pagina's aan beide zijden van 1 vel papier afgedrukt.
Adres voor doorsturen gegevens
instellen
Wanneer de machine de ontvangende fax niet kan
afdrukken, wordt de fax doorgestuurd naar een andere
faxmachine. Deze instelling wordt gebruikt om het adres
van de andere machine te configureren.
Doorsturen aan
Voer het adresnummer voor doorsturen in (maximaal 64
karakters).
Directe SMTP
Selecteer dit om doorsturen wanneer Directe SMTP wordt
gebruikt in te schakelen.
Ook hostnaam of IP-adres toevoegen
Selecteer dit om afzonderlijk een hostnaam of IP-adres in
te voeren.
Hostnaam of IP-adres
Wanneer "Ook hostnaam of IP-adres toevoegen" is
ingeschakeld, voer dan met deze instelling de hostnaam
of het IP-adres in (maximaal 64 tekens).
I-Fax Ontvangstinstellingen
Als Reductie automatisch ontvangen instellen is
uitgeschakeld, kunnen delen van de fax worden
afgebroken. Het beeld wordt wel duidelijker want er
wordt afgedrukt op hetzelfde formaat als het origineel.
Standaardformaten zijn formaten zoals A4 en B5
(8-1/2" x 11" en 8-1/2" x 5-1/2").
Er kunnen geen meerdere adresnummers voor
doorsturen worden opgeslagen.
7-81
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Letter formaat RX verkleint afdrukken
Dit programma is niet beschikbaar in Canada.
Wanneer een fax van het formaat letter (8-1/2" x 11")
wordt ontvangen, verkleint deze instelling de fax naar
A4R-formaat.
Ontvangstdatum/-tijd afdrukken
Schakel deze instelling in om de datum en tijd van
ontvangst te laten afdrukken.
Selecteer [Binnen het ontvangen beeld] of [Buiten het
ontvangen beeld] als positie waar de datum en tijd
worden afgedrukt.
Wanneer [Binnen het ontvangen beeld] wordt
geselecteerd, worden datum en tijd op de ontvangen
afbeelding afgedrukt.
Wanneer [Buiten het ontvangen beeld] wordt geselecteerd,
wordt de ontvangen afbeelding verkleind en datum en tijd
worden op het resulterende blanco gedeelte afgedrukt.
Instelling time-out
POP3-communicatie
De tijdsduur waarna de machine stopt met de ontvangst
omdat er geen antwoord wordt ontvangen van de
mailserver (POP3-server) kan worden ingesteld tussen
de 30 tot 300 seconden in stappen van de 30 seconden.
Instelling Van Interval
Ontvangstcontrole
Deze instelling wordt gebruikt om de interval waarop de
machine automatisch de mailserver (POP3-server)
controleert op ontvangen internetfaxen. De interval kan
worden ingesteld van 0 minuten tot 8 uren in stappen
van 1 minuut.
Wanneer er wordt gekozen voor 0 uren en 0 minuten,
controleert de machine niet automatisch de mailserver
voor ontvangen Internetfaxen.
Deze instelling wordt gebruikt om faxontvangst van
specifieke faxnummers te blokkeren of te accepteren.
Wanneer deze instelling is ingeschakeld, worden
faxen met A4-formaat ook verkleind.
[Buiten het ontvangen beeld] kan niet als afdruk
instelling voor de ontvangstdatum en -tijd worden
geselecteerd als "Instelling Reductie Auto Ontvangst"
(pagina 7-80) niet is ingeschakeld.
De machine controleert ook de mailserver
(POP3-server) voor ontvangen Internetfaxen wanneer
de hoofdschakelaar is ingeschakeld. (Behalve
wanneer 0 uren en 0 minuten is opgegeven.)
Anti-Junkmail/Domeinnaam
Instellen
Item Beschrijving
Ontvangst
Weigeren
Ontvangst van opgeslagen
adressen/domeinen is niet toegestaan.
Ontvangst
Toestaan
Ontvangst van opgeslagen
adressen/domeinen is toegestaan.
Alle ongeldig
Ontvangst van elk adres en domeinen is
toegestaan, ongeacht of het adres
domein is opgeslagen of niet.
Nieuwe
toevoegen
Gebruikt deze instelling om een nieuw
adres of domein (met een maximum van
50) toe te voegen waarvan u de
ontvangst wilt weigeren over toestaan.
Voer het adres/domein in (maximaal 64
tekens) en druk op de toets [Opslaan].
Als het eerste teken van de invoer geen
"@" is, wordt de invoer gezien als een
e-mailadres. Als het eerste teken van de
invoer een "@" is, wordt de invoer gezien
als een domein. (xxx@xx.xxx.com wordt
gezien als een adres en @xx.xxx.com
wordt gezien als een domein.) Wanneer u
een adres opslaat, geldt de instelling
uitsluitend voor dat adres. Wanneer u een
domein opslaat, geldt de instelling voor
alle adressen binnen dat domein.
Lijst
geregistreer
de adressen
of domeinen
Hiermee wordt een lijst van de
opgeslagen adressen en domeinen
getoond. In dit scherm kunt u een adres
of domein selecteren en verwijderen uit
de lijst.
Als er geen anti-junkmail adressen of domeinen zijn
opgeslagen, kan alleen de toets [Nieuwe Toevoegen]
worden geselecteerd.
7-82
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Instellingen documentarchivering
De instellingen voor documentarchivering worden hieronder beschreven. Druk op de toets [Instellingen
documentarchivering] om de instellingen te configureren.
Overige instellingen
Instellingen Standaardmodus
Deze instelling wordt gebruikt om aan te geven welke
modus (Delen of Vertrouwelijk) er moet worden gebruikt
als standaardmodus voor het opslaan van een bestand.
Als u kiest voor [Vertrouwelijke Modus], zal het
selectievakje [Vertrouwelijk] in het informatiescherm
voor archivering worden geselecteerd .
Instelling Sorteermethode
Deze instelling wordt gebruikt om de volgorde van
weergave van bestanden die zijn opgeslagen in de
Hoofdmap, Aangepaste en Snelmap te selecteren.
Selecteer een van de volgende instellingen:
• Bestandsnaam
• Gebruikersnaam
• Datum
Instelling beheerdersauthoriteit
Voor bestanden en gebruikersmappen met een
wachtwoord, mag het beheerderswachtwoord worden
ingevoerd in plaats van het wachtwoord bij het openen
van een bestand of map.
De beheerder kan het wachtwoord ook wijzigen.
Alle snelbestanden verwijderen
Met deze functie worden alle bestanden (behalve de
beveiligde bestanden) uit de Snelmap verwijderd.
Nu verwijderen
Druk op deze toets om direct te beginnen met het
verwijderen van alle bestanden.
Snelbestanden verwijderen tijdens het opstarten
Met deze functie worden alle bestanden (behalve de
beveiligde bestanden) automatisch uit de Snelmap
verwijderd nadat er op de toets [AAN] ( ) is gedrukt.
Standaardinstellingen kleurmodus
Hiermee wordt de standaardinstelling voor zwart-wit en
kleurenmodus gebruikt tijdens de functie Scannen naar
schijf.
De instellingen worden hieronder weergegeven.
Kleur
Auto, Meerkleuren, 2 kleuren
Zwart-wit
Mono 2, Grijstinten
Standaard Belichtingsinstellingen
U kunt de standaard belichtingsinstellingen voor
documentarchivering configureren. Selecteer [Auto] of
[Handmatig]. Stel de belichting in op een van de vijf
niveaus als u [Handmatig] selecteert.
Standaard origineelafbeeldingstype
Selecteer vooraf het standaard origineeltype om het
scannen van het origineel op een geschikte resolutie
mogelijk te maken.
De instellingen worden hieronder weergegeven.
• Tekst/afged.foto
• Tekst/Foto
• Tekst
•Foto
• Afgedrukte Foto
•Map
Moiré-Reductie
Hiermee vermindert u het moiré-effect dat zich voordoet
wanneer drukwerk wordt gescand.
Uitgangsinstellingen resolutie
U kunt één van de volgende resoluties selecteren als
standaardresolutie voor de functie verzenden.
• 100X100 dpi
• 200X200 dpi
• 300X300 dpi
• 400X400 dpi
• 600X600 dpi
Als de belichting staat ingesteld op [Auto], kan
geen standaard origineelbeeldtype worden
geselecteerd.
7-83
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Instelling
kleurgegevenscomprimeringsfactor
U kunt [Lage compressie], [Gemiddelde compressie] of [Hoge
compressie] selecteren als standaard compressiefactor voor
het verzenden van een opgeslagen kleurenbestand.
Geluid Bij Voltooide Scan
Deze instelling wordt gebruikt om het volume van het
geluidssignaal aan te passen dat uw hoort wanneer het
scannen is voltooid. U kunt het geluidssignaal ook uitschakelen.
Stempel uitschakelen voor herafdruk
Deze instelling wordt gebruikt om de selectie van een
"Stempel" in de speciale functies onmogelijk te maken
wanneer een opgeslagen bestand wordt opgehaald en
afgedrukt. Als er al een stempelinstelling is geselecteerd,
is het niet mogelijk de stempelinstelling te wijzigen.
U kunt deze functie gebruiken om te voorkomen dat er
onregelmatigheden, zoals verschillen in de datum van het
originele bestand en de datum in het opgehaalde en
afgedrukte bestand, in afdrukinformatie worden weergegeven.
Batch-afdrukinstellingen
Wanneer u gebruik maakt van afdrukken in batches,
kunt u deze instelling gebruiken om het selecteren van
de toetsen [Alle gebruikers] en [Gebr. Onbekend] in het
gebruikerselectiescherm onmogelijk te maken.
Standaardbreedte Van Wisstrook
Instellen
Hiermee wordt de standaard wisbreedte van de wisfunctie
ingesteld. Geef een waarde op van
0 mm (0") tot 20 mm
(1") in stappen van 1 mm (1/8")
voor het wissen van
randen.
Kaart Formaat-Instellingen
Deze instelling wordt gebruikt om het standaard
origineelformaat voor de functie kaart formaat in te
stellen.
Zowel de X (horizontale) als de Y (verticale)
origineelafmeting kan worden ingesteld van 25 mm (1")
tot 210 mm (8-1/2") in stappen van 1 mm (1/8").
Aanpassen aan pagina
Schakel deze instelling in om de toets [Aanpassen aan
pagina] altijd in het scherm Kaart Formaat weer te
geven.
7-84
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Opties documentuitvoer
U kunt het gebruik van een opgeslagen bestand toestaan of verbieden door het type handeling en de modus waarin het
bestand is opgeslagen te selecteren.
Autom verwijderen van bestandsinstelling
Er kunnen tijd- en mapinstellingen worden geconfigureerd om bestanden in bepaalde mappen (opgeslagen met
documentarchivering) automatisch op een bepaalde tijd te laten verwijderen. Tot drie instellingen voor automatisch
verwijderen kunnen worden opgeslagen.
De procedure voor het gebruik van deze functie is als volgt:
(1) Maak uw keuze uit [Instelling 1] tot [Instelling 3].
(2) Stel de tijd en datum voor automatische verwijdering in.
(3) Selecteer de gewenste map.
(4) Geef op of beveiligde bestanden en vertrouwelijke bestanden moeten worden verwijderd.
(5) Schakel de opgeslagen instellingen in.
Nu verwijderen
Wanneer dit wordt uitgevoerd terwijl een map is geselecteerd, worden alle bestanden in die map direct verwijderd
ongeacht de datum- en tijdinstelling.
De beschikbare items hangen af van de functies die op de machines zijn geïnstalleerd.
Item Beschrijving
Afdrukken Selecteer voor elke modus of het afdrukken van opgeslagen bestanden is toegestaan of niet.
Scan verzenden Selecteer voor elke modus of het scannen en verzenden van opgeslagen bestanden is
toegestaan of niet.
I-fax verzenden (Incl. PC-I-fax)
Selecteer voor elke modus of I-Fax verzenden van opgeslagen bestanden is toegestaan of niet.
Fax verzenden (Incl. PC-Fax)
Selecteer voor elke modus of Fax verzenden van opgeslagen bestanden is toegestaan of niet.
Item Beschrijving
Planning Selecteer de automatische verwijdercyclus.
Dagelijks: elke dag wordt op het aangegeven tijdstip verwijderd.
Wekelijks: automatisch verwijderen op de opgegeven tijd op de opgegeven dag van de week.
Maandelijks: automatisch verwijderen op de opgegeven tijd op de opgegeven dag van de
maand.
Mappen Selecteer de folder afzonderlijk door [Mapselectie] en dan de gewenst map te selecteren.
Selecteer alle mappen, inclusief de map die nu gemaakt wordt, door [Alle mappen (inclusief
mappen die hierna worden geregistreerd)] te selecteren.
Beveiligd bestand
verwijderen
Schakel deze instelling in om ook beveiligde bestanden te laten verwijderen.
Vertrouwelijk bestand
verwijderen
Schakel deze instelling in om ook vertrouwelijke bestanden te laten verwijderen.
7-85
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Lijst afdrukken (beheerder)
Deze instelling wordt gebruikt om lijsten en rapporten af te drukken die uitsluitend worden gebruikt door beheerder van
de machine. Druk op de [Lijst afdrukken (beheerder)]-toets om de instellingen te configureren.
Lijst beheerdersinstellingen
U kunt lijsten met beheerderinstellingen afdrukken voor
de onderstaande modi.
•Kopiëren
•Afdrukken
• Beeld Verzenden
• Document Archiveren
• Beveiliging
•Algemeen
• Lijst van alle beheerderinstellingen
Activiteitenrapport Beeld Verzenden
U kunt de volgende activiteitenrapporten Beeld
Verzenden afzonderlijk afdrukken.
• Activiteitenrapport verzenden van afbeeldingen
(Scannen)
• Activiteitsrapport Beeldverzending (Internet-Fax)
• Activiteitsrapport Beeldverzending (Fax)
Lijst met ontvangen/doorgestuurde
gegevens
U kunt de volgende lijsten met ontvangstinstellingen en
instellingen voor doorsturen afdrukken.
• Lijst Anti-Junkfaxnummers
• Lijst Anti-Junkmail/Domeinnamen
• Inkomende routeringslijst
• Documentbeheerlijst
Lijst Met Webinstellingen
(Wanneer er een netwerkverbinding is ingeschakeld.)
Hiermee wordt een lijst met webinstellingen afgedrukt.
Lijst Metagegevenssets
(Wanneer de applicatie-integratiemodule is
geïnstalleerd.)
Hiermee wordt een lijst met metagegevens afgedrukt die
zijn opgeslagen in de interne pagina's.
7-86
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Beveiligingsinstellingen
De volgende instellingen zijn bedoeld voor beveiliging. Druk op de toets [Beveiligingsinstellingen] om de instellingen te
configureren.
SSL-instellingen
SSL kan worden gebruikt voor het verzenden van
gegevens over een netwerk.
SSL is een protocol waarmee u de gegevens die u over
een netwerk verzendt kunt versleutelen. Dankzij
versleutelde gegevens is het mogelijk gevoelige informatie
op een veilige manier te versturen en de ontvangen.
U kunt SSL voor de volgende protocollen inschakelen:
Serverpoort
• HTTPS: SSL-encryptie toepassen op
HTTP-communicatie.
• IPP-SSL: SSL-encryptie toepassen op
IPP-communicatie.
HTTP omleiden naar HTTPS instellen in de webpagina:
Als deze instelling is ingeschakeld, wordt alle
communicatie waarmee wordt geprobeerd toegang te
krijgen tot de machine, omgelegd van HTTP naar
HTTPS.
Clientpoort
• HTTPS: SSL-encryptie toepassen op
HTTP-communicatie.
• FTPS: SSL-encryptie toepassen op
FTP-communicatie.
• SMTP-SSL: SSL-encryptie toepassen op
SMTP-communicatie.
• POP3-SSL: SSL-encryptie toepassen op
POP3-communicatie.
• LDAP-SSL: Pas SSL-versleuteling toe op
LDAP-communicatie.
Encryptieniveau
Het encryptie-niveau kan op een van de drie niveaus
worden ingesteld.
IPsec-instellingen
IPsec kan worden gebruikt voor verzending/ontvangst
van gegevens op een netwerk. Wanneer IPsec wordt
gebruikt, kunnen gegevens veilig worden verzonden en
ontvangen zonder dat het nodig is om instellingen voor
IPpakketversleuteling te configureren in een webbrowser
of in een andere toepassing van een hoger niveau.
Deze instelling wordt enkel gebruikt om IPsec in of uit te
schakelen. Gedetailleerde IPsec-instellingen worden in
de webpagina's geconfigureerd.
Sommige instellingen van webpagina's laten een
verbinding met de machine niet toe of de instellingen
laten afdrukken, scannen of de weergave van een
webpagina niet toe. Maak deze instelling in dat geval
ongedaan en wijzig de instellingen van de webpagina.
IEEE802.1X instelling
Met IEEE802.1X kan een gebruiker gemachtigd worden
om een machine te gebruiken.
Het IEEE802.1X-protocol definieert authenticatie op
poortbasis voor zowel bedrade als draadloze netwerken.
Gebruik IEEE802.1X-authenticatie om alleen
gemachtigde apparaten gebruik van het netwerk te laten
maken, en te beschermen tegen netwerkmisbruik door
derden.
Deze instelling wordt alleen gebruikt om IEEE802.1X in
of uit te schakelen; uitgebreide IEEE802.1X-instellingen
worden op de webpagina's geconfigureerd.
Sommige instellingen van webpagina's laten een
verbinding met de machine niet toe of de instellingen
laten afdrukken, scannen of de weergave van een
webpagina niet toe. Maak deze instelling in dat geval
ongedaan en wijzig de instellingen van de webpagina.
Geavanceerde IPsec-instellingen worden
geconfigureerd door op [Veiligheidsinstellingen] te
drukken en vervolgens op [IPsec-instellingen] in het
menu van de webpagina.
Geavanceerde IEEE802.1-instellingen worden
geconfigureerd door op [Veiligheidsinstellingen] te
drukken en vervolgens op [IEEE802.1X instelling] in
het menu van de webpagina.
7-87
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Instelling in-/ uitschakelen
De onderstaande instellingen worden gebruikt om bepaalde functies onmogelijk te maken. Druk op de [Instelling in-/
uitschakelen]-toets om configureer de instellingen.
Voorwaarde-instellingen
Afdrukken Lege Pagina Uitschakelen
Deze instelling wordt gebruikt om het afdrukken van lege
pagina's uit te schakelen.
Gebruikers-bediening
Uitschakelen van afdrukken door ongeldige gebruiker
Het is mogelijk het afdrukken door gebruikers waarvan
geen gegevens op de machine zijn opgeslagen, zoals
afdrukken zonder het invoeren van geldige
gebruikersinformatie in de printer driver of het afdrukken
van een bestand vanaf een FTP-server vanuit de
webpagina’s, onmogelijk te maken.
Bedieningsinstellingen
Timer voor automatisch wissen annuleren
Deze functie wordt gebruikt om Automatisch wissen uit
te schakelen.
Uitschakelen van opdrachtprioriteit
De opdrachtprioriteit kan worden uitgezet. Nadat u dit
hebt gedaan, verschijnt de [Prioriteit]-toets niet meer in
scherm Opdrachtstatus.
Uitsch. afdruk via handinvoer
Deze instelling wordt gebruikt om Afdruk via handinvoer
uit te schakelen (het afdrukken van andere opdrachten
voorafgaand aan een opdracht is onderbroken* omdat
het papier voor de opdracht niet aanwezig is in één de
papierladen).
* Dit geldt niet voor gevallen waarbij het papier opraakt
tijdens de opdracht.
Automatische toetsherhaling uitschakelen
Deze instelling wordt gebruikt om de automatische
toetsherhaling uit te schakelen.
Klokinstelling deactiveren
Deze instelling wordt gebruikt om het wijzigen van datum
en tijd onmogelijk te maken.
Apparaatbeheer
Uitschakelen van origineelinvoer
Gebruik deze instellingen om het gebruik van de
automatische origineelinvoer uit te schakelen wanneer
deze bijvoorbeeld niet goed functioneert. (Er kunnen nog
wel originelen met de glasplaat worden gescand nadat
deze instelling is ingeschakeld.)
Uitschakelen van duplex
Deze functie wordt gebruikt om duplexprinten uit te
schakelen als de duplexmodule bijvoorbeeld niet werkt.
Optionele papiertoevoer uitschakelen
(Wanneer een invoereenheid voor 500 bladen is
geïnstalleerd.)
Met deze instelling schakelt u een invoereenheid voor
500 bladen uit, bijvoorbeeld wanneer deze een storing
vertoond.
Lade-instellingen uitschakelen
Deze instelling wordt gebruikt om papierlade-instellingen
onmogelijk te maken.
Offset uitschakelen
(Wanneer een afwerkingeenheid is geïnstalleerd.)
Deze instelling wordt gebruikt om de staffelfunctie uit te
schakelen.
Uitzetten nieteenheid
(Wanneer een afwerkingeenheid is geïnstalleerd.)
Deze instelling wordt gebruikt om het nieten onmogelijk
te maken wanneer het nietapparaat of de
afwerkingeenheid bijvoorbeeld niet goed functioneert.
Uitschakelen van kleurmodus
(Wanneer er een kleurgerelateerd probleem is
opgetreden.)
Wanneer er zich een kleurgerelateerd probleem
voordoet en het afdrukken niet mogelijk is, kunt u de
kleurmodus tijdelijk uitschakelen. Zwart-wit afdrukken is
nog steeds mogelijk.
Met de functie Instellingen In-/uitschakelen worden dezelfde parameters ingesteld als de inschakelen/uitschakelen-functies van
andere instellingen. De instellingen zijn onderling gekoppeld (het wijzigen van instelling leidt tot de wijziging van een andere).
Deze functie is alleen bedoeld als noodmaatregel.
Wanneer deze instelling is ingeschakeld, kan deze
alleen ongedaan worden gemaakt door een
servicemonteur. Neem direct contact op met uw
dealer of het dichtstbijzijnde erkende servicebedrijf om
de instelling ongedaan te maken en het met de
kleuren samenhangende probleem op te lossen.
7-88
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Instellingen voor kopieerfunctie
Opheffen van werk-programma's uitschakelen
Deze instelling wordt gebruikt om het verwijderen en
wijzigen van de kopieerinstellingen in de
werkprogramma's onmogelijk te maken.
Uitschakeling handinvoer bij dubbelz. kopiëren
Deze instelling wordt gebruikt om het gebruik van de
handinvoer bij het maken van 2-zijde kopieën onmogelijk
te maken.
De handinvoer wordt vaak gebruikt voor etikettenvellen,
transparanten en andere speciale media waarbij 2-zijdig
kopiëren niet is toegestaan. Als een vel van dit speciale
materiaal in de omkeereenheid terechtkomt, kan dit een
papierstoring of schade aan de eenheid tot gevolg
hebben. Als er regelmatig speciale media wordt gebruikt
waarbij 2-zijdig kopiëren niet is toegestaan, raden wij u
aan deze functie in te schakelen.
Automatische papierselectie uitschakelen
Deze instelling wordt gebruikt om de automatische
papierselectie uit te schakelen.
Wanneer u deze instelling inschakelt zal er geen
automatische papierselectie van hetzelfde formaat als
het origineel op de glasplaat of in de automatische
origineelinvoer plaatsvinden.
Printerinstellingen
Kennisgeving Pagina Niet Afdrukken
Deze instelling wordt gebruikt om het afdrukken van
kennisgevingen uit te schakelen.
Testpagina Niet Afdrukken
Deze instelling wordt gebruikt om het afdrukken van
testpagina 's uit te schakelen. Wanneer deze instelling is
ingeschakeld, kan de functie "Testpagina Printer" in de
systeeminstellingen niet worden gebruikt om
testpagina’s af te drukken.
Doorvoerlade overslaan bij automatische
papierselectie
Wanneer [Auto] is geselecteerd voor papiertypeselectie,
kan de handinvoer worden uitgesloten voor de laden die
kunnen worden geselecteerd. Dit wordt aanbevolen
wanneer er regelmatig speciaal papier in de handinvoer
worden geplaatst.
Instell. afbeelding verzenden
Overige uitgeschakeld
Omschakelen weergave-volgorde uitschakelen
Deze instelling wordt gebruikt om wijzigingen in de
volgorde van de display (volgorde van zoeknummer,
oplopend, aflopend) in het adresboek onmogelijk te
maken.
Wanneer deze instelling is ingeschakeld, kan de
volgorde van het adresboek niet worden gewijzigd met
een tabtoets. De huidige volgorde van de display wordt
gebruikt nadat deze instelling is geselecteerd.
Scanfunctie uitschakelen
Deze optie wordt gebruikt om PC scan en
USB-geheugenscan uit te schakelen.
Wanneer deze functies zijn uitgeschakeld, worden deze
grijs wanneer de modus in het basisscherm wordt
gewijzigd.
Registratie uitschakelen
Reg. van bestemming via bedieningspaneel
uitschak.
Hiermee schakelt u het Adresbeheer van de machine uit.
Configureer de instellingen voor de volgende items:
• Groep (Directe Invoer)
• Groep (Adresboek)
• Individueel
Alle selecteren: Alle items selecteren.
Geselecteerde wissen: Alle selecties wissen.
7-89
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Reg.van bestemming op webpage uitschak.
(Wanneer er een netwerkverbinding is ingeschakeld.)
Hiermee schakelt u het Adresbeheer vanuit de
webpagina 's uit.
• Groep (Directe Invoer)
• Groep (Adresboek)
• Individueel
Alle selecteren: Alle items selecteren.
Geselecteerde wissen: Alle selecties wissen.
Registratie van programma uitschakelen
Dit voorkomt gebruik van het adresboek wanneer een
programma wordt opgeslagen.
Configureer de instellingen voor de volgende items:
•E-mail
• FTP
• Bureaublad
• Netwerkmap
• Internetfax (incl. directe SMTP)
• Faxen
Alle selecteren: Alle items selecteren.
Geselecteerde wissen: Alle selecties wissen.
Registratie van geheugenvak uitschakelen
Alle soorten registratie van geheugenvak uitschakelen.
Configureer de instellingen voor de volgende items:
• Navraaggeheugen
• Vertrouwelijk
• Relay-Distributie (Directe Invoer)
• Relay-Distributie (Adresboek)
Alle selecteren: Alle items selecteren.
Geselecteerde wissen: Alle selecties wissen.
Bestemmingsregistratie met Globaal zoeken adres
uitschakelen
(Wanneer er een netwerkverbinding is ingeschakeld.)
Hiermee wordt adresbeheer vanuit globaal adres zoeken
uitgeschakeld.
Configureer de instellingen voor de volgende items:
•E-mail
• Internetfax
•Fax
Alle selecteren: Alle items selecteren.
Geselecteerde wissen: Alle selecties wissen.
Registratie door middel van Network Scanner Tools
uitschakelen
(Wanneer er een netwerkverbinding is ingeschakeld.)
Hiermee schakelt u het Adresbeheer vanaf de
Netwerkscannertool uit.
Instel. voor uitschak. van verzending
Deze instellingen worden gebruikt om de volgende
verzendhandelingen uit te schakelen.
[Opn. verzenden] uitschakelen in
beeldverzendfunctie
Hiermee schakelt u de toets [Opn. verzenden] in het
basisscherm van de beeldverzendfunctie uit.
Selecteren uit adresboek uitschakelen
Hiermee schakelt u het selecteren vanuit het Adresboek
uit.
Configureer de instellingen voor de volgende items:
• E-mail
• FTP
• Bureaublad
• Netwerkmap
• Internetfax (incl. directe SMTP)
•Faxen
Alle selecteren: Alle items selecteren.
Geselecteerde wissen: Alle selecties wissen.
Directe invoer uitschakelen
Hiermee kunnen adressen niet meer rechtstreeks
worden ingevoerd.
Configureer de instellingen voor de volgende items:
• E-mail
• Internetfax (incl. directe SMTP)
•Faxen
Alle selecteren: Alle items selecteren.
Geselecteerde wissen: Alle selecties wissen.
PC-I-Fax-verzending uitschakelen
(Wanneer de internetfaxuitbreidingskit is geïnstalleerd.)
Hiermee maakt u PC-I-Faxverzending onmogelijk.
PC-Fax-verzending uitschakelen
(Wanneer de faxuitbreidingskit is geïnstalleerd.)
Hiermee maakt u PC-Faxverzending onmogelijk.
Instellingen documentarchivering
Stempel uitschakelen voor herafdruk
Deze instelling wordt gebruikt om de selectie van een
"Stempel" in de speciale functies onmogelijk te maken
wanneer een opgeslagen bestand wordt opgehaald en
afgedrukt. Als er al een stempelinstelling is geselecteerd,
is het niet mogelijk de stempelinstelling te wijzigen.
U kunt deze functie gebruiken om te voorkomen dat er
onregelmatigheden, zoals verschillen in de datum van
het originele bestand en de datum in het opgehaalde en
afgedrukte bestand, in afdrukinformatie worden
weergegeven.
Batch-afdrukinstellingen
Wanneer u gebruik maakt van afdrukken in batches,
kunt u deze instelling gebruiken om het selecteren van
de toetsen [Alle gebruikers] en [Gebr. Onbekend] in het
gebruikerselectiescherm onmogelijk te maken.
7-90
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Wachtwoord beheerder wijzigen
Dit wordt gebruikt om het wachtwoord van de beheerder te wijzigen. Druk op de toets [Wachtwoord beheerder wijzigen]
om het wachtwoord te wijzigen.
Zorg ervoor dat u het nieuwe wachtwoord onthoudt wanneer u het wachtwoord wijzigt.
Wij raden u aan het wachtwoord van de beheerder regelmatig te wijzigen.
Wachtwoord
Voer 5 tot 32 tekens in voor het wachtwoord.
Wachtwoord (bevestiging)
Voer ter bevestiging het wachtwoord nogmaals in.
Productcode
De procedures voor het invoeren van productcodes voor uitbreidingskits worden hieronder beschreven. Druk op de
toets [Productcode] om de instellingen te configureren.
Serienummer
Hier wordt het serienummer weergegeven dat is vereist
voor het verkrijgen van de productcode.
Internetfaxuitbreidingskit
Voer de productcode van de Internetfaxuitbreidingskit in.
Status- en waarschuwingsbericht
via e-mail
Voer de productcode in voor het Status- en
waarschuwingsbericht via e-mail.
Applicatie-integratiemodule
Voer de productcode van de
toepassingsintegratiemodule-kit in.
Applicatie-communicatiemodule
Voer de productcode van de
applicatiecommunicatiemodule in.
Externe account-module
Voer de productcode van de module voor externe
accounts in.
XPS-uitbreidingskit
Voer de productcode van de XPS-uitbreidingskit in.
Zie voor het standaard fabriekswachtwoord "STANDAARD FABRIEKSWACHTWOORDEN" in de Veiligheidshandleiding.
Afhankelijk van de geïnstalleerde randapparatuur, kan het mogelijk zijn dat sommige instellingen niet beschikbaar zijn.
Neem contact op met uw dealer voor de productcode die u moet invoeren.
Wanneer de faxfunctie is ingeschakeld, wordt deze
functie weergegeven als "E-mailstatus".
7-91
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Gegevensback-up
Instellingen en gegevens die op de machine zijn opgeslagen kunnen op USB-geheugen worden opgeslagen.
Opslag-backup
Adresboekgegevens en gebruikersgegevens die op de
machine zijn opgeslagen kunnen naar USB-geheugen
worden opgeslagen en vandaar worden teruggeplaatst.
Exporteren
Hiermee worden gegevens naar het USB-geheugen
geëxporteerd.
Importeren
Hiermee worden gegevens naar het apparaat
geïmporteerd die met "Exporteren" naar een
USB-geheugen waren geschreven.
Apparaat kopiëren
Met Apparaat kopiëren wordt de instellingsinformatie
van de machine in XML-indeling opgeslagen en
gekopieerd naar een andere machine.
Deze functie hoeft u dezelfde instellingen niet telkens
opnieuw te configureren in verschillende machines.
Exporteren
Hiermee worden gegevens naar het USB-geheugen
geëxporteerd.
Importeren
Hiermee worden gegevens naar het apparaat
geïmporteerd die met "Exporteren" naar een
USB-geheugen waren geschreven.
Deze functie kan worden ingeschakeld als een USB-geheugenapparaat is geïnstalleerd.
Deze functie kan niet worden gebruikt terwijl de systeeminstellingen worden gebruikt, tijdens het uitvoeren van een
opdracht of wanneer er sprake is van een gereserveerde opdracht.
Neem voor apparaten waarvoor gegevens kunnen worden geïmporteerd contact op met uw dealer of dichtstbijzijnde
erkende servicebedrijf.
De volgende gegevens worden niet gekopieerd tijdens
de functie Apparaat kopiëren:
Items van lijst afdrukken en doorsturen van faxen.
Weergave-items voor tellingen en apparaatstatus.
IP-adressen van de machine, apparaatnaam,
beheerderswachtwoord, afzendernamen voor beeld
verzenden en overige informatie die specifiek voor
de machine is.
Schermcontrast, kleurinstelling en andere
aangepaste waarden specifiek voor ieder
hardwareapparaat.
7-92
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Opslaan/oproepen van systeeminstellingen
De huidige systeeminstellingen kunnen worden opgeslagen, eerder opgeslagen systeeminstellingen kunnen worden
opgehaald en de standaardinstellingen kunnen worden hersteld. Druk op de toets [Opslaan/oproepen van
systeeminstellingen] om de instellingen te configureren.
Fabrieksinstellingen Herstellen
Hiermee zet u de systeeminstellingen terug naar de
standaardinstellingen. Druk de huidige instellingen af
met behulp van functie "Lijst afdrukken (beheerder)"
(pagina 7-85) in systeeminstellingen (beheerder) als u
een record wilt maken van de huidige instellingen
voordat u de standaardinstellingen hersteld.
Huidige Configuratie Opslaan
Deze instelling wordt gebruikt om de huidige
systeeminstellingen op te slaan. De opgeslagen
instellingen worden bewaard, ook nadat u het apparaat
met behulp van de toets [AAN] ( ) hebt uitgeschakeld.
Gebruik "Configuratie Herstellen" hieronder om de
opgeslagen instellingen op te halen.
Niet opgeslagen items
• Netwerkinstellingen:Deze instellingen worden niet
opgeslagen omdat onverwachte
instellingen het netwerk kunnen
beschadigen.
• Productcodes: Productcodes worden niet
opgeslagen omdat het opnieuw
invoeren van de codes nodig kan
zijn.
Configuratie Herstellen
Gebruik deze functie om de instellingen die zijn opgeslagen
met behulp van de functie "Huidige Configuratie Opslaan"
te herstellen
De huidige instellingen zullen worden vervangen door de
opgehaalde instellingen.
Als instellingen worden gewijzigd, gaan ze pas in
nadat de machine opnieuw is gestart. Raadpleeg "DE
VOEDING IN- EN UITSCHAKELEN" (pagina 1-14) in
"1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT" voor het
herstarten van de machine.
7-93
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Sharp OSA-instellingen
Instellingen extern account
(Wanneer de externe account-module is geïnstalleerd.)
Extern accountbeheer
Als deze instelling is ingeschakeld, schakelt het apparaat
naar de externe optelmodus en kan de optelfunctie
worden gebruikt via een externe accountapplicatie.
Authenticatie door externe server inschakelen
Als deze instelling is ingeschakeld, schakelt het apparaat
naar de externe authenticatiemodus. De toegang tot het
apparaat wordt beheerd door een externe applicatie.
Instellingen USB-driver
(Wanneer de externe account-module of
applicatiecommunicatie-module is geïnstalleerd.)
Stel bij het installeren van de externe account-module of
applicatiecommunicatie-module in dat de driver van het
USB-apparaat moet worden aangesloten.
Configureer onderstaande instellingen volgens de
gegevens van uw Sharp OSA-applicatie.
Extern toetsenbord
Selecteer of de interne of externe driver voor het externe
toetsenbord moet worden gebruikt.
USB-geheugen
Selecteer of de interne of externe driver voor
USB-geheugen wordt gebruikt.
Encryptieniveau
Selecteer het niveau van versleuteling voor de
communicatie met de externe driver.
Kies uit Geen of AES-128, AES-256.
Snelheidinstelling voor afspelen
van animatie
Stel de afspeelsnelheid in voor de animatie in de
applicatie Sharp OSA.
De volgende instellingen kunnen worden geconfigureerd.
• Standaard
• Hoog
Als instellingen worden gewijzigd, gaan ze pas in
nadat de machine opnieuw is gestart. Raadpleeg "DE
VOEDING IN- EN UITSCHAKELEN" (pagina 1-14) in
"1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT" voor het
herstarten van de machine.
Wanneer de externe driver is geselecteerd, is het
niet mogelijk om een USB-apparaat in een andere
modus dan Sharp OSA-modus te gebruiken.
Als instellingen worden gewijzigd, gaan ze pas in
nadat de machine opnieuw is gestart. Raadpleeg
"DE VOEDING IN- EN UITSCHAKELEN" (pagina
1-14) in "1. VOORDAT U DE MACHINE
GEBRUIKT" voor het herstarten van de machine.
Als "Hoog" is geselecteerd, kan de
taakverwerkingssnelheid (voor afdruk- en andere
taken) van de machine langzamer worden. Als u
prioriteit wilt geven aan de taakverwerkingssnelheid,
selecteer dan "Standaard". Deze instelling ("Hoog" of
"Standaard") beïnvloedt echter niet de
afspeelsnelheid van de animatie wanneer de machine
geen afdruktaken verwerkt.
7-94
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Dit gedeelte legt systeeminstellingen uit die specifiek voor de faxfunctie zijn.
De systeeminstellingen voor de faxfunctie kunnen alleen worden geconfigureerd als de faxuitbreidingskit is
geïnstalleerd.
Lijst met systeeminstellingen voor de fax
(Algemeen)
Wanneer de systeeminstellingen voor de fax worden geopend met algemene rechten, verschijnen de onderstaande
items. Raadpleeg "Lijst met systeeminstellingen voor de fax (Beheerder)" (pagina 7-100) voor items die uitsluitend met
beheerdersrechten kunnen worden geopend.
Adresbeheer
Faxdata Ontv/doorsturen
* Wanneer een afwerkingeenheid is geïnstalleerd.
SYSTEEMINSTELLINGEN VOOR FAX
Afhankelijk van de specificaties van de machine en de geïnstalleerde randapparatuur, kan het mogelijk zijn dat sommige
instellingen niet beschikbaar zijn.
Item Standaardinstellingen
Pagina
Adresbeheer
7-95
Adresboek 7-95
F-Codegeheugenvak 7-97
Item Standaardinstellingen
Pagina
Faxdata Ontv/ Doorsturen
7-99
Faxinstellingen
7-99
X Ontvangstinstelling Automatische Ontvangst
X Instellingen Fax Ontvangen Uitgeschakeld
X Nieten* Uitgeschakeld
X Doorsturen ontvangen faxdata
7-95
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Adresbeheer
Adresboek
In dit gedeelte worden items uitgelegd die speciaal gebruikt worden voor de fax in “Adresbeheer”. Raadpleeg
"Adresbeheer" (pagina 7-16) voor items die ook voor andere functies worden gebruikt.
Als op de toets [Adresboek] wordt gedrukt, verschijnt het volgende scherm.
Toets [Toevoegen]
Gebruik deze toets om een nieuw adres toe te
voegen.
Lijstweergave
Hiermee wordt een lijst van de opgeslagen adressen
weergegeven. U kunt een adres selecteren om het
scherm voor bewerking of verwijdering voor dit adres
te openen.
Adressen opslaan
Druk op de toets [Toevoegen] op het weergegeven scherm om het registratiescherm weer te geven. Er kunnen 999
adressen worden opgeslagen.
Raadpleeg "Instellingen" (pagina 7-96) voor meer informatie over de instellingen.
Adressen wijzigen en wissen
U kunt een adres selecteren op het weergegeven scherm om een scherm voor bewerking of verwijdering dit adres te
openen.
Raadpleeg "Instellingen" (pagina 7-96) voor meer informatie over de instellingen.
Een adres wissen met de toets [Wissen].
Adresboek
Vorige
Indexswitch
Adressen sorteren
Sorteervolgorde
ABC
Zoeknummer
Alle
Toevoegen
AAA AAA
CCC CCC
EEE EEE
GGG GGG
III III
BBB BBB
DDD DDD
FFF FFF
HHH HHH
JJJ JJJ
Freq. ABCD EFGH IJKL MNOP QRSTU VWXYZ etc.
1
2
Wanneer "Reg. van bestemming via bedieningspaneel uitschak." (pagina 7-73) in de systeeminstellingen (beheerder) is
ingeschakeld voor een functie, kunnen er geen adressen worden opgeslagen voor die functie.
Als u geen afzonderlijke sneltoets of groeptoets kunt bewerken of wissen.
In de onderstaande situaties kunt u geen afzonderlijke sneltoetsen of groeptoetsen bewerken of wissen:
- Wanneer de toets wordt gebruikt voor een verzending in de wachtrij of een verzending die op dat moment wordt
verzonden.
- Wanneer de sleutel wordt opgenomen in een groepstoets.
- Wanneer de sleutel wordt opgenomen in een programma.
- Wanneer de sleutel is gespecificeerd als ontvangende faxmachine in een F-code Relay-Distributieverzending.
- Wanneer "Reg. van bestemming via bedieningspaneel uitschak." (pagina 7-73) is ingeschakeld.
Als de toets wordt gebruikt voor een verzending in de wachtrij of een verzending die op dat moment wordt verzonden, kunt
u de verzending annuleren of wachten totdat deze is voltooid en vervolgens de toets bewerken of wissen.
Als de toets is opgenomen in een groep, verwijder dan eerst de toets uit de groep en bewerk of wis vervolgens de toets.
Als de toets is gespecificeerd als doorstuurbestemming, annuleer dan de doorstuurbestemming en bewerk of wis
vervolgens de toets. Wanneer "Reg. van bestemming via bedieningspaneel uitschak." is ingeschakeld, wis dan deze
functie en wijzig of verwijder de toets.
7-96
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Instellingen
Item Beschrijving
Opgeslagen algemene items
Adrestype
Selecteer het adrestype dat in het adresboek moet worden opgeslagen.
Selecteer in dit geval [Fax]
Zoeknummer
Stel een zoeknummer in. Het laagst beschikbare nummer wordt automatisch
ingevoerd. Om een nummer te wijzigen, voert u een nummer één van 001 tot 999.
Een zoeknummer dat al is opgeslagen kan niet worden gebruikt.
Adresnaam Voer een naam voor de adresnaam in (maximaal 36 tekens).
Eerste letter
U kunt maximaal 5 karakters voor de initialen invoeren. De eerste letters die u hier
invoert bepalen de positie van de sneltoets in de alfabetische index.
Toetsnaam
Voer de naam in die u wilt laten verschijnen in het adresboek (deze verschilt van
de adresnaam).
Aangepaste Index Selecteer de aangepaste index waarin het adres verschijnt.
Registreer het Adres dat moet worden
toegevoegd aan de index [Veelgebruikt].
Veelvuldig gebruikte adressen kunnen worden opgeslagen in de index
[Veelgebruikt].
Faxnummer
Voer het faxnummer van de bestemming in (maximaal 64 cijfers).
Als u de PBX-instellingen* tijdelijk wilt annuleren bij het verzenden van een fax...
Druk op de toets [R] voordat u een faxnummer invoert.
* In sommige landen en regio's is deze functie niet beschikbaar.
Een onderbreking invoeren tussen de cijfers van het nummer.
Druk op de [Onderbreking]-toets op de plaats waar u een spatie wilt invoegen.
Een F-code (subadres en pascode) invoeren...
(1) Voer het faxnummer van de bestemming in via het numerieke toetsenbord.
(2) Druk op de [Subadres]-toets."/" verschijnt.
(3) Voer het subadres in (maximaal twintig cijfers) via het numerieke
toetsenbord.
(4) Druk op de [Subadres]-toets."/" verschijnt.
(5) Voer het pascode in (maximaal twintig cijfers) via het numerieke toetsenbord.
Een pascode is niet vereist als de ontvangende faxmachine geen
wachtwoord gebruikt.
Het faxnummer van de bestemming kan bestaan uit maximaal 64 cijfers, inclusief
alle nummers en karakters Maar alleen de eerste 32 cijfers verschijnen in de
display.
Verzendfunctie
Stel de verzendsnelheid en de functie Internationale correspondentie in. Het
selecteren van de juiste instellingen voor deze items kan communicatiefouten
helpen elimineren.
Verzendsnelheid
U kunt kiezen voor de volgende verzendsnelheden: 33.6 kbps, 14.4 kbps,
9.6 kbps of 4.8 kbps. Hoe hoger het getal des te hoger de snelheid.
Stel de overdrachtssnelheid alleen in openbare waarvan u denkt dat deze
geschikt is, bijvoorbeeld wanneer u een fax verzendt naar het buitenland en u
weet dat de telefoonverbinding slecht kan zijn. Wijzig deze instelling niet als u niet
op de hoogte bent van de kwaliteit van de telefoonverbinding.
Verzendfunctie
U kunt kiezen uit Geen geluid, Mode1, Mode2 of Mode3 voor de functie
Internationale correspondentie.
Wanneer u een fax stuurt naar het buitenland, kan het voorkomen dat er storing
optreedt op de telefoonlijn waardoor de faxverzending wordt onderbroken. Als u
regelmatig last heeft van storingen tijdens het faxen naar het buitenland, probeer
dan de modi 1 tot 3 en selecteer de modus die het beste resultaat oplevert.
7-97
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
F-Codegeheugenvak
Dit gedeelte legt uit hoe u geheugenvakken voor verschillende typen van F-code communicatie kunt opslaan.
Als op de toets [F-Codegeheugenvak] wordt gedrukt, verschijnt het volgende scherm.
Toets [Toevoegen]
Gebruik deze toets om een nieuwe geheugenvak toe
te voegen.
Lijstweergave
Hiermee wordt een lijst van de opgeslagen
geheugenvakken weergegeven. U kunt een
geheugenvak selecteren om het scherm voor
bewerking of verwijdering voor dit geheugenvak te
openen.
Opslag in een geheugenvak
Druk op de toets [Toevoegen] op het weergegeven scherm om het registratiescherm weer te geven. U kunt maximaal
100 F-Codegeheugenvakken voor alle functies opslaan (navraaggeheugen, vertrouwelijke en doorstuurverzendingen).
Raadpleeg "Instellingen" (pagina 7-98) voor meer informatie over de instellingen.
Een geheugenvak bewerken/verwijderen
U kunt een geheugenvak selecteren op het weergegeven scherm om een scherm voor bewerking of verwijdering van
het vak te openen.
Raadpleeg "Instellingen" (pagina 7-98) voor meer informatie over de instellingen.
Verwijder een geheugenvak met behulp van de toets [Wissen].
Systeeminstellingen
F-Codegeheugenvak
Box 3
Box 1
Sorteren
Navraaggeheugen
Vorige
Toevoegen
Box 5
Box 7
Box 9
Box 2
Box 4
Box 6
Box 8
Box 10
2
1
7-98
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Instellingen
Item Beschrijving
Items die hetzelfde zijn voor alle typen
Vaktype
Selecteer het vaktype
Navraaggeheugen: Sla een geheugenvak op voor navraag met F-code. Het
subadres en pascode dat u programmeert in het
geheugenvak zijn nodig voor de andere machine om
navraag te doen bij uw machine (verzending aanvragen)
met behulp van F-code communicatie.
Vertrouwelijk: Sla een geheugenvak op voor navraag met F-code. Sla
daarnaast een “Afdrukken PIN” op in het geheugenvak om
faxen af te drukken die zijn ontvangen met Vertrouwelijke
Ontvangst. Het subadres en wachtwoord dat u
programmeert in het geheugenvak zijn nodig voor de
andere machine om een fax naar nieuwe machine te
sturen via een F-code vertrouwelijke verzending.
Relay-Distributie: Sla een geheugenvak op voor relay-distributie met F-code.
Sla de faxnummers van de uiteindelijke ontvangers (niet
meer dan 30) in het geheugenvak. Het subadres en
pascode dat u in het geheugenvak programmeert zijn
nodig voor de andere machine om een
relay-verzoekverzending met F-code uit te voeren (geef uw
machine de opdracht om een fax relay uit te voeren).
Geheugenvaknaam Voer een naam in voor het geheugenvak (maximaal 18 tekens).
Subadres / Wachtwoord
Voer een subadres en wachtwoord in. Elke bestandsnaam mag maximaal 20
tekens lang zijn.
Scheidt een subadres en wachtwoord met een schuine streep ("/").
Items die worden weergegeven wanneer u een vertrouwelijk geheugenvak opslaat
Afdruk pincode
Stel een “Afdrukken PIN” in voor Vertrouwelijke Ontvangst. Voer een getal van 4
cijfers in.
Items die worden weergegeven wanneer u een relay-navraaggeheugenvak opslaat
Ontvangers
Selecteer de uiteindelijke ontvangers van de relay-distributieverzending.
Selecteer de ontvangers uit het adresboek.
Directe Invoer: Een adres dat nog niet is ingevoerd in het adresboek kan
rechtstreeks worden ingevoerd. Voer het adres op dezelfde
manier in als het opslaan van een adres voor een functie.
Adresoverzicht: Hiermee wordt een lijst weergegeven van de geselecteerde
ontvangers. Indien nodig kunt u adressen uit deze lijst
verwijderen.
Wanneer u een nieuw geheugenvak programmeert, kunt u geen subadres gebruiken dat is geprogrammeerd voor een
ander geheugenvak. U kunt wel dezelfde pascode gebruiken voor meerdere geheugenvakken.
Het wachtwoord kan worden overgeslagen.
U kunt de tekens [ ] en [#] niet gebruiken in een subadres.
Onthoud de Afdruk pincode. Neem contact op met uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende service-leverancier als u de
Afdruk pincode ben vergeten of deze wilt controleren.
7-99
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Faxdata Ontv/ Doorsturen
In dit gedeelte worden de instellingen voor ontvangst en doorsturen uitgelegd.
Faxinstellingen
Wanneer de faxinstellingen zijn geconfigureerd verschijnen de onderstaande items.
Item Beschrijving
Ontvangstinstelling
Stel de methode voor faxontvangst in.
Automatische Ontvangst: Wanneer er een oproep binnenkomt, rinkelt de
machine en begint vervolgens automatisch de fax te
ontvangen.
Handmatige Ontvangst: Deze functie kunt u alleen gebruiken wanneer er een
bestaande extra telefoon verbonden is met de
machine. Door handmatige bediening wordt de fax
ontvangen na beantwoording op de extra telefoon.
Instellingen Fax Ontvangen
Geef aan of er wel of niet twee of meerdere kopieën van ontvangen faxen worden
afgedrukt. Het aantal kopieën wordt ingesteld in "Faxuitvoerinstellingen", (pagina
7-107).
Nieten
Geef aan of het nieten wel of niet wordt uitgevoerd. (Alleen wanneer er een
afwerkingeenheid is geïnstalleerd.)
Doorsturen ontvangen faxdata
Wanneer de machine niet kan afdrukken omdat er geen papier of inkt meer
aanwezig is, kunnen ontvangen faxen worden doorgestuurd naar een andere,
eerder opgeslagen faxmachine.
Als sommige pagina's van een doorgestuurde fax succesvol zijn afgedrukt, worden alleen de pagina's die niet zijn
afgedrukt doorgestuurd.
Een doorgestuurde fax wordt een faxverzendopdracht. Als verzending niet plaats vindt omdat de verzending is
geannuleerd of er een fout is opgetreden, blijft de fax in het geheugen tot hij kan worden afgedrukt.
Alle ontvangen faxberichten worden doorgestuurd. Denk eraan dat ontvangen faxen binnen een F-code vertrouwelijke
geheugenvak niet kunnen worden doorgestuurd.
Om een faxnummer voor doorsturen op te slaan, zie "Telefoonnummer voor doorsturen gegevens instellen" (pagina
7-106) in de systeeminstellingen (beheerder).
Doorsturen is niet mogelijk als er geen faxen werden ontvangen of als er geen faxnummer voor doorsturen is
geprogrammeerd.
Wanneer "Instelling vasthouden ontvangen afdrukgegevens" (pagina 7-73) is ingeschakeld, wordt u gevraagd een
wachtwoord in te voeren. Voer een correct wachtwoord in met het numerieke toetsenbord.
7-100
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Lijst met systeeminstellingen voor de fax
(Beheerder)
Wanneer de systeeminstellingen voor de fax worden geopend met rechten van de beheerder, verschijnen de
onderstaande items. Raadpleeg "Lijst met systeeminstellingen voor de fax (Algemeen)" (pagina 7-94) voorinformatie
over de algemene instellingen.
Instell. afbeelding verzenden
Voor de procedure van het gebruiken van de systeeminstellingen (beheerder), zie "Systeeminstellingen (beheerder) openen"
(pagina 7-26).
Afhankelijk van de specificaties van de machine en de geïnstalleerde randapparatuur, kan het mogelijk zijn dat sommige
instellingen niet beschikbaar zijn.
Item Standaardinstellingen
Pagina
Instell. afbeelding verzenden
7-102
Faxinstellingen 7-102
X Fax-Standaardinstellingen 7-102
Kiesmodusinstelling* Toon 7-102
Afdrukken auto reactiveren Ingeschakeld 7-102
Instelling Onderbrekingstijd
Varieert afhankelijk van land en regio
7-102
Faxbestemmingbevestigingsmodus Uitgeschakeld 7-102
Luidsprekerinstellingen
7-102
• Luidspreker Volume: 5
•Belvolume Volume: 5
• Lijncontrole Volume: 5
• Signaal faxontvangst voltooid Volume: 5; Toonpatroon: 3
Transmissie Compleet Geluids Tijd
Instelling: 3 sec.
• Signaal faxverzending voltooid Volume: 5; Toonpatroon: 3
Transmissie Compleet Geluids Tijd
Instelling: 3 sec.
• Foutsignaal faxcommunicatie Volume: 5; Toonpatroon: Transmissie
Compleet Geluids Tijd Instelling: 0,3
sec. elk
Instelling Extern Ontvangstnummer 5 7-102
Origineel afdrukken op transactierapport Alleen Foutrapport Afdrukken 7-103
7-101
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
* In sommige landen en regio's is deze functie niet beschikbaar.
Instelling Afdrukken Transactierapport
7-103
• Enkele Verzending Alleen Foutrapport Afdrukken
• Distribueren Volledig Rapport Afdrukken
• Ontvangen Geen Afgedrukt Rapport
• Vertrouwelijke Ontvangst Kennisgevingspagina Afdrukken
Instelling Afdrukken Activiteitenrapport
7-103• Automatisch afdrukken bij vol geheugen Uitgeschakeld
• Dagelijks afdrukken op opgegeven tijd Uitgeschakeld
ECM Ingeschakeld 7-103
Detectie Onderscheidend Belsignaal* Uit 7-103
PBX-instelling* Uitgeschakeld 7-103
X Instellingen Fax Verzenden 7-104
Instelling Verzenden Draaiing Alle ingeschakeld 7-104
Snel On-Line Verzenden Ingeschakeld 7-104
Paginanummer afdrukken bij ontvanger Ingeschakeld 7-104
Instelling Afdrukken Datum/Eigen Nr. Buiten origineel beeld 7-104
Opnieuw oproepen indien bezet Zie "Landdifferentiatie-tabel" (pagina
7-105).
7-105
Opnieuw bellen indien communicatiefout Zie "Landdifferentiatie-tabel" (pagina
7-105).
7-105
X Instellingen Fax Ontvangen 7-106
Aantal oproepen in automatische ontvangst 2 7-106
Overschakelen van handmatige naar automatische
ontvangst*
Uitgeschakeld
7-106
Instelling Duplexontvangst Uitgeschakeld 7-106
Instelling Reductie Auto Ontvangst Ingeschakeld 7-106
Instelling Afdrukstijl Afdrukken In Werk. Formaat Of Met
Reductie
7-106
Telefoonnummer voor doorsturen gegevens instellen 7-106
Letter formaat RX verkleint afdrukken* Uitgeschakeld 7-107
Ontvangstdatum/-tijd afdrukken Uitgeschakeld 7-107
Faxuitvoerinstellingen Varieert afhankelijk van de
configuratie van de machine
7-107
X Instelling nummer toestaan/weigeren Alle uitgeschakeld 7-107
X Faxnavraagbeveiliging Ingeschakeld 7-107
Item Standaardinstellingen
Pagina
7-102
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Instell. afbeelding verzenden
Instellingen met betrekking tot de beeldverzendfunctie (scan, Internetfax, enz.) kunnen worden geconfigureerd. Druk op
de toets [Instell. afbeelding verzenden] om de instellingen te configureren.
Faxinstellingen
U kunt de instellingen voor fax in- of uitschakelen om
deze aan te passen aan uw werkomgeving.
Kiesmodusinstelling
Deze instelling kan alleen geactiveerd worden in
Canada.
Selecteer de juiste instelling voor uw telefoonlijn.
Kiesmodusinstelling
Selecteer de gewenste lijnsoort uit de lijst.
Automatische keuze
Selecteer dit wanneer de lijn is aangesloten om de
machine automatisch te laten detecteren of uw lijn een
telefoonlijn op pulse is of een telefoonlijn op toon.
Afdrukken auto reactiveren
Wanneer de knop de [AAN]-toets ( ) op "uit" staat
(maar de hoofdschakelaar op "aan") en er een fax
binnenkomt, zorgt deze functie ervoor dat de machine
automatisch wordt geactiveerd in de fax wordt afgedrukt.
Wanneer deze functie is uitgeschakeld, worden
ontvangen faxen pas uitgeprint nadat de knop de
[AAN]-toets ( ) wordt ingeschakeld.
Instelling Onderbrekingstijd
Hiermee kunt u de lengte van de pauzes wijzigen die
tussen de faxnummers wordt ingevoegd.
Wanneer een streepje "-" tijdens het bellen of opslaan
van een faxnummer wordt tussengevoegd, wordt een
pauze van 2 seconden ingelast.
De pauze kan worden gewijzigd in elk getal tussen 1 en
15 seconden.
* Opmerking: In Zuid-Afrika wordt de machine normaal
ingesteld op 4 seconden.
Faxbestemmingbevestigingsmodus
Deze instelling bepaalt of een verificatiebericht over de
bestemming wordt weergegeven bij het zenden van een
fax om onbedoelde verzending naar een verkeerde
bestemming te voorkomen.
Luidsprekerinstellingen
Gebruik deze instellingen om geluiden vanuit de speaker
in te stellen (voor Luidspreker, Belvolume, Lijncontrole,
Signaal faxontvangst voltooid, Signaal faxverzending
voltooid en Foutsignaal faxcommunicatie. Voor
Faxontvangstsignaal, Signaal faxverzending voltooid en
het Foutsignaal faxcommunicatie, kunt u naast het
volumen ook de Transmissie Compleet Geluids Tijd
Instelling selecteren.
Geluiden bij setupcontrole
Hiermee kunt u het geselecteerde toonpatroon en
volume controleren.
Instelling Extern Ontvangstnummer
De faxontvangst kan ook geactiveerd worden vanaf een
extra telefoon die met de machine verbonden is door
een 1-cijferig nummer in te voeren en de toets op het
toetsenbord van de telefoon twee keer in te drukken. Dit
nummer worden de ontvangst op afstand genoemd en u
kunt deze instellen tussen "0" tot "9".
Fax-Standaardinstellingen
7-103
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Origineel afdrukken op
transactierapport
Wanneer een transactierapport wordt afgedrukt voor een
geheugenverzending, wordt deze instelling gebruikt om
een gedeelte van de eerste pagina van de verzending
op het transactierapport af te drukken. Selecteer een
van de drie onderstaande posities.
• Volledig Rapport Afdrukken
• Alleen Foutrapport Afdrukken
• Geen Afgedrukt Rapport
Deze instelling zal niet effectief zijn wanneer "Instelling
Afdrukken Transactierapport" hieronder is ingesteld op
"Geen Afgedrukt Rapport".
Instelling Afdrukken Transactierapport
Hiermee kunt u selecteren of er wel of geen
transactierapport wordt afgedrukt, en als dat wel
gebeurt, kunt u de voorwaarden selecteren. Selecteer
een instelling voor elk van de volgende handelingen:
Enkele Verzending
• Volledig Rapport Afdrukken
• Alleen Foutrapport Afdrukken
• Geen Afgedrukt Rapport
Distribueren
• Volledig Rapport Afdrukken
• Alleen Foutrapport Afdrukken
• Geen Afgedrukt Rapport
Ontvangen
• Volledig Rapport Afdrukken
• Alleen Foutrapport Afdrukken
• Geen Afgedrukt Rapport
Vertrouwelijke Ontvangst
• Kennisgevingspagina Afdrukken
• Geen Afgedrukt Rapport
Wanneer een transactierapport wordt afgedrukt, kunt u een
gedeelte van de eerste pagina van het verzonden origineel
op het transactierapport afdrukken. Raadpleeg "Origineel
afdrukken op transactierapport" voor meer informatie.
Instelling Afdrukken
Activiteitenrapport
Deze instelling wordt gebruikt om het activiteitenrapport
Beeld Verzenden, die is opgeslagen in het geheugen
van de machine, regelmatig af te drukken.
U kunt het activiteitenrapport Beeld Verzenden instellen
op automatisch afdrukken na 201 transacties, maar kunt
deze ook instellen op automatisch afdrukken op een
bepaald tijdstip (bijvoorbeeld één keer per dag). (De
instellingen kunnen gelijktijdig worden ingeschakeld.)
ECM
Ruis op de lijn kan leiden tot onduidelijke afbeeldingen.
Wanneer u ECM (Error Correction Mode) inschakelt,
worden onduidelijke pagina's automatisch opnieuw
verzonden.
Detectie Onderscheidend Belsignaal
Deze instelling kan alleen geactiveerd worden in
Canada, Australië en Nieuw-Zeeland.
Als er meerdere telefoonnummers zijn toegewezen op uw
telefoonlijn, kan het nummer dat wordt gebeld worden
geïdentificeerd door de ringtoon. Door gebruik te maken
van één nummer voor telefoongesprekken en een ander
nummer voor faxen, hoort u welk type oproept u ontvangt.
U kunt uw machine instellen op het automatisch ontvangen
van faxen wanneer uw faxnummer wordt gebeld door een
ringtoon te kiezen die hoort bij uw faxnummer. (Let op: in
Canada kunt u kiezen uit zes verschillende tonen.)
PBX-instelling
Kan alleen geactiveerd worden in Frankrijk en Duitsland.
Wanneer de machine aangesloten is op een PBX, kunt u
de "PBX-instelling" inschakelen zodat er elke keer
wanneer u normaal belt automatisch een verbinding met
de buitenlijn wordt gemaakt. Wanneer de PBX-instelling
geactiveerd is, verschijnt de [R]-toets in het
basisscherm. Wanneer er op de [R]-toets wordt gedrukt,
wordt de PBX-instelling tijdelijk uitgeschakeld.
Selecteer [Flash] als uw PBX een Flashmethode
gebruikt voor een verbinding met een buitenlijn. Geef het
ID-nummer op als uw PBX een ID-nummer gebruikt voor
een verbinding met een buitenlijn.
Wanneer het afdrukken van een transactierapport
staat ingesteld op "Ontvangen", wordt geen rapport
afgedrukt voor ontvangst van een nummer dat bij de
instelling "Instelling nummer toestaan/weigeren"
(pagina 7-107) is opgegeven.
Als u alleen de instelling de “Dagelijks afdrukken op
opgegeven tijd” selecteert en het aantal
transacties groter is dan 201 voor het opgegeven
tijdstip, zal bij elke nieuwe transactie de oudste
worden verwijderd (de oudste transactie zal niet
worden afgedrukt).
Het activiteitenrapport van beeldverzending kan ook
handmatig afgedrukt worden. Zie "Lijst afdrukken
(beheerder)" (pagina 7-85).
Als de ontvangende faxmachine Super G3 ondersteunt,
zal ECM, ongeacht deze instelling, functioneren.
Selecteer een nummer voor het eerste getal en
vervolgens een nummer of een streepje "-" voor het
tweede en derde getal.
7-104
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
U kunt de instellingen voor faxverzending configureren.
Instelling Verzenden Draaiing
Wanneer u een afbeelding verzendt met een van de
onderstaande formaten, roteert u met deze functie het
beeld 90 graden. (De instelling kan voor elk formaat
afzonderlijk worden geconfigureerd.)
B5, A5, 5-1/2" x 8-1/2"
Snel On-Line Verzenden
Wanneer deze instelling is ingeschakeld, zal de machine
een fax versturen zodra de eerste pagina is gescand.
Verzending vindt plaats vlak nadat de overgebleven
pagina's zijn gescand.
Als u deze instelling uitschakelt zal de fax worden
verzonden nadat alle pagina's zijn gescand. NB: deze
instelling geldt niet voor handmatige verzending.
Paginanummer afdrukken bij
ontvanger
Deze instelling wordt gebruikt om een paginanummer
toe te voegen boven aan elke faxpagina die wordt
afgedrukt door de ontvangende machine.
Instelling Afdrukken Datum/Eigen
Nr.
Met deze instelling bepaalt u de positie van de datum en
informatie van de verzender boven aan de faxpagina's die
door de ontvangende machine worden afgedrukt. Druk op
de [Buiten origineel beeld]-toets om de informatie buiten
het verzonden origineel af te drukken. Druk op de [Binnen
origineel beeld]-toets om de informatie binnen het
verzonden origineel af te drukken.
Zie voor meer informatie over de afdrukpositie,
"AFZENDERINFORMATIE TOEVOEGEN AAN UW
FAXEN (Eigen nummer verzenden)" (pagina 4-83) in
"4. FAX".
Instellingen Fax Verzenden
7-105
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Opnieuw oproepen indien bezet
Dit programma wordt gebruikt om het aantal
belpogingen en ook het interval tussen deze pogingen in
te stellen wanneer een verzending mislukt als gevolg
van een bezette lijn of een andere reden.
Aantal keren dat opnieuw gebeld moet worden
wanneer de lijn bezet is
De instelling geeft aan of opnieuw bellen wel of niet
plaatsvindt wanneer de lijn bezet is. Wanneer dat wel
gebeurt, kunt u het aantal belpogingen instellen.
Wachtinterval (in minuten) tussen nieuwe
belpogingen wanneer de lijn bezet is
U kunt het interval tussen nieuwe belpogingen instellen.
Het aantal belpogingen en ook het interval tussen deze
pogingen die u kunt instellen in elk land, worden
weergegeven in de onderstaande tabel.
Landdifferentiatie-tabel
Opnieuw bellen indien
communicatiefout
Deze instelling bepaalt hoe vaak uw machine
automatisch probeert terug te bellen als een
faxverzending mislukte door een communicatiefout.
Aantal keren dat opnieuw gebeld moet worden
wanneer er een fout optreedt
Geef aan hoe vaak de machine probeert opnieuw te
bellen wanneer er een communicatiefout optreedt.
Wachtinterval (in minuten) tussen nieuwe
belpogingen wanneer er een fout optreedt
U kunt het interval tussen nieuwe belpogingen instellen.
Het aantal belpogingen en ook het interval tussen deze
pogingen die u kunt instellen in elk land, worden
weergegeven in de onderstaande tabel.
Landdifferentiatie-tabel
Het aantal
terugbelpogingen
Interval tussen
pogingen
Verenigd
Koninkrijk,
Frankrijk,
Duitsland,
Zweden, Italië,
Spanje,
Nederland,
Saudi-Arabië,
Zuid-Afrika
Hongarije,
Tsjechië,
Slowakije,
Polen,
Griekenland,
Rusland
1 tot 10
(Standaard: 2)
Het aantal
minuten van 1
tot 15
(Standaard: 3)
Canada
1 tot 14
(Standaard: 2)
Australië,
Nieuw-Zeeland,
Singapore,
Thailand,
Maleisië, India
Filippijnen
1 tot 9
(Standaard: 2)
Hongkong
1 tot 3
(Standaard: 2)
Taiwan
tot 15
(Standaard: 2)
Het aantal
minuten van 4
tot 15
(Standaard: 4)
Indonesië
1 tot 5
(Standaard: 2)
Wanneer deze instelling is ingeschakeld, zal uw
machine niet proberen terug te bellen wanneer er
gebruik wordt gemaakt van handmatige of
rechtstreekse verzending.
Het aantal
terugbelpogingen
Interval tussen
pogingen
Verenigd
Koninkrijk,
Frankrijk,
Duitsland,
Zweden, Italië,
Spanje,
Nederland,
Saudi-Arabië,
Zuid-Afrika
Hongarije,
Tsjechië,
Slowakije,
Polen,
Griekenland,
Rusland
1 tot 5
(Standaard: 1)
Het aantal
minuten van 1
tot 15
(Standaard: 1)
Australië,
Nieuw-Zeeland,
Canada
1 poging Het aantal
minuten van 1
tot 15
(Standaard: 3)
Nieuw-Zeeland,
Singapore,
Thailand,
Maleisië, India
1 tot 9
(Standaard: 2)
Het aantal
minuten van 1
tot 15
(Standaard: 1)
Hongkong 1 tot 3
(Standaard: 2)
Taiwan 1 tot 15
(Standaard: 2)
Indonesië 1 tot 5
(Standaard: 2)
Het aantal
minuten van 4
tot 15
(Standaard: 4)
Wanneer deze instelling is ingeschakeld, zal uw
machine niet proberen terug te bellen wanneer er
gebruik wordt gemaakt van handmatige of
rechtstreekse verzending.
7-106
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
U kunt de instellingen voor faxontvangst configureren.
Aantal oproepen in automatische
ontvangst
Deze instelling wordt gebruikt om het aantal oproepen te
selecteren waarna de machine automatisch een oproep
ontvangt en begint met faxontvangst in de
ontvangstmodus.
Het "Aantal oproepen in automatische ontvangst" die u
kunt instellen in elk land, worden weergegeven in de
onderstaande tabel.
Landdifferentiatie-tabel
Overschakelen van handmatige
naar automatische ontvangst
Deze instelling kan alleen geactiveerd worden in
Frankrijk.
Wanneer er een fax wordt ontvangen met de
Handmatige Ontvangstmodus, kunt u machine
automatisch laten overschakelen op Automatische
Ontvangst. Het aantal beltonen waarop de
overschakeling op Automatische Ontvangst plaatsvindt
kan worden ingesteld tussen 1 tot 9.
Instelling Duplexontvangst
Dit wordt gebruikt ontvangen faxen op beide zijden van
het papier af te drukken.
Wanneer deze instelling is ingeschakeld en er een fax
binnenkomt die bestaat uit 2 of meer pagina's (de
pagina's moeten hetzelfde formaat hebben), worden de
pagina's aan beide zijden van 1 vel papier afgedrukt.
Instelling Reductie Auto Ontvangst
Wanneer er een fax wordt ontvangen waarin de naam
en het nummer van de verzender is opgenomen, is het
ontvangen beeld iets groter dan het standaardformaat.
Deze instelling wordt gebruikt om het beeld automatisch
aan het standaardformaat aan te passen.
Instelling Afdrukstijl
Deze instelling bepaalt de voorwaarden voor
papierselectie tijdens het afdrukken van ontvangen
faxberichten. Selecteer een van de drie onderstaande
voorwaarden.
Afdrukken in werk.formaat (splitsing toegestaan)
Elk ontvangen beeld wordt op volledig formaat
afgedrukt. Indien nodig wordt het beeld verdeeld over
meerdere vellen papier.
Afdrukken In Werk. Formaat Of Met Reductie
Elk ontvangen beeld wordt, indien mogelijk, op volledig
formaat afgedrukt. Indien mogelijk wordt het beeld
automatisch verkleind voordat deze wordt afgedrukt.
Telefoonnummer voor doorsturen
gegevens instellen
Wanneer de machine als gevolg van bijvoorbeeld een
storing een ontvangen fax niet kan afdrukken, kan de fax
worden doorgestuurd naar een andere faxmachine.
Deze instelling wordt gebruikt om het faxnummer van
het ontvangende faxapparaat te programmeren. Er kan
slechts één faxnummer voor doorsturen worden
geprogrammeerd (van maximaal 64 cijfers).
Druk op de [Onderbreking]-toets om een pauze tussen
de getallen in te voeren.
Druk op de [Subadres]-toets nadat in het faxnummer
hebt ingevoerd en voer de F-code (subadres en
pascode) in als u een geheugenvak F-code vertrouwelijk
wil specificeren in de ontvangende machine.
Instellingen Fax Ontvangen
Aantal beltonen
Verenigd Koninkrijk, Frankrijk,
Duitsland, Zweden, Italië, Spanje,
Nederland, Thailand, Hongkong,
Saudi-Arabië, Zuid-Afrika
Hongarije, Tsjechië, Slowakije,
Polen, Griekenland, Rusland,
Filippijnen en Indonesië.
0 tot 9
Australië, Nieuw-Zeeland 2 tot 4
Singapore 0 tot 3
Maleisië, India, Canada, Taiwan 0 tot 15
Als u "0" selecteert voor het aantal beltonen, zonder
machine onmiddellijk opnemen en beginnen met
faxontvangst in de Automatische Ontvangstmodus,
zonder beltonen af te wachten.
Als Reductie automatisch ontvangen instellen is
uitgeschakeld, kunnen delen van de fax worden
afgebroken. Het beeld wordt wel duidelijker want er
wordt afgedrukt op hetzelfde formaat als het
origineel.
Standaardformaten zijn formaten zoals A4 en B5
(8-1/2" x 11" en 8-1/2" x 5-1/2").
7-107
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Letter formaat RX verkleint afdrukken
Dit programma is niet beschikbaar in Canada.
Wanneer en een fax met het letter-formaat (8/1/2" X 11)
wordt ontvangen, verkleint deze instelling de fax tot
A4-formaat.
Ontvangstdatum/-tijd afdrukken
Schakel deze instelling in om de datum en tijd van
ontvangst te laten afdrukken.
Selecteer [Binnen het ontvangen beeld] of [Buiten het
ontvangen beeld] als positie waar de datum en tijd
worden afgedrukt.
Wanneer [Binnen het ontvangen beeld] wordt
geselecteerd, worden datum en tijd op de ontvangen
afbeelding afgedrukt.
Wanneer [Buiten het ontvangen beeld] wordt
geselecteerd, wordt de ontvangen afbeelding verkleind
en datum en tijd worden op het resulterende blanco
gedeelte afgedrukt.
Faxuitvoerinstellingen
Deze instellingen worden gebruikt om het aantal kopieën
te selecteren voor ontvangen faxen.
Aantal afdrukken
Stel het aantal ontvangen faxen dat wordt afgedrukt in
op een aantal van 1 t/m 99.
Gebruik deze instelling om op te geven of ontvangst vanaf een
opgeslagen nummer moet worden toegestaan of geweigerd.
De volgende instellingen zijn bedoeld voor
navraaggeheugen via de openbare box.
Faxnavraagbeveiliging instellen
Wanneer u gebruik maakt van de functie
navraaggeheugen, bepaalt deze instelling of elke
machine navraag kan doen bij uw machine, of dat alleen
de machines die zijn opgeslagen navraag kunnen doen.
Nieuwe Toevoegen
Wanneer u de Instelling Navraagbeveiliging hebt ingeschakeld,
gebruik dan deze instelling om faxnummers van de machines
die toestemming hebben om navraag te doen bij uw machine
op te slaan (of te wissen). De opgeslagen faxnummers worden
pascodenummers genoemd. U kunt maximaal 10
wachtwoordnummers opslaan (van elk maximaal 20 cijfers).
Lijst van nummertoetsen voor wachtwoorden
Hiermee wordt een lijst van de opgeslagen
wachtwoordnummers getoond. De nummer kan worden
geselecteerd om deze te wissen.
Wanneer deze instelling is ingeschakeld, worden
faxen met A4-formaat ook verkleind.
[Buiten het ontvangen beeld] kan niet als afdruk
instelling voor de ontvangstdatum en -tijd worden
geselecteerd als "Instelling Reductie Auto Ontvangst"
(pagina 7-106) niet is ingeschakeld.
Deze instelling kan alleen worden gebruikt als het
selectievakje [Meer sets printen] wordt geselecteerd
bij "Faxinstellingen" (pagina 7-99).
Instelling nummer
toestaan/weigeren
Item Beschrijving
Ontvangst
Weigeren
Weiger ontvangst vanaf het opgeslagen
nummer.
Ontvangst
Toestaan
Sta ontvangst vanaf het opgeslagen
nummer toe.
Alle ongeldig
Zelfs wanneer nummers zijn opgeslagen,
de nummers negeren en ontvangst van
alle nummers toestaan.
Nieuwe
toevoegen
Sla een nieuw nummer op waarvoor
toestaan of weigeren wordt bepaald
(maximaal 50 nummers).
Voer het nummer in (maximaal 20
tekens) en druk op de toets [Opslaan].
Registratie-
nummer lijst
Er wordt een lijst met opgeslagen
nummers weergegeven.
Op dit scherm kunt u een nummer selecteren
dat uit de lijst moet worden verwijderd.
Als er geen nummers zijn opgeslagen voor
toestaan/weigeren, kan alleen de toets [Toevoegen]
worden geselecteerd.
Faxnavraagbeveiliging
NB: deze instellingen zijn niet van toepassing op de
F-code navraaggeheugen functie.
7-108
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
BIJLAGE
Menu Systeeminstellingen
Totaal Aantal Kopieën
Systeeminstellingen
Beheerder Wachtwoord
Keuze ToetsenbordKlokaanpassing
Aantal apparatenAantal opdrachten
Lijst Alle Gebruikersinstellingen
Testpagina Printer Adreslijst Wordt Verzonden
Lijst van maapen voor
documentarchivering
Lade-Instellingen Papiersoortregistratie Automatische Lade Selectie
Registratie aangepaste grootte (Omloop)
Adresboek Aangepaste Index Programma F-Codegeheugenvak
Faxinstellingen I-Faxinstellingen
Standaardinstellingen
Gebruikersinformatie wijzigen
Instelling gebr uikersauthenticatie
Overige instellingen
Toner besparingsmodus Automatisch uitschakelen
Timer Voor Automatisch Uitschakelen
Instelling Voorverwarmingsfunctie
Overige instellingen
Weergavep atroon instelling
Voorbeeldinstelling
Instellingen bediening op afstand
Overige instellingen
Apparaten uitschakelen
Instellingen Oorspronkelijke Status
Overige instellingen
Standaardinstellingen
Kleurbijstellingen
Instelling fusing-temperatuur
Interface-Instellingen
Auto Color Calibration
Methode Voor Poortomschakeling
IPv4-instellingen
IPv6-instellingen
TCP/IP inschakelen
NetWare inschakelen
EtherTalk inschakelen
NetBEUI inschakelen
NIC terugstellen
Pingopdracht
Kennisgeving Pagina Niet Afdrukken
Testpagina Niet Afdrukken
A4/Letter-Formaat Auto Veranderen
Hexadecimale Dump
I/O-Time-Out
USB-poort inschakelen
Omschakeling USB-poortemulatie
Netwerkpoort Inschakelen
Omschakeling Netwerk- Poortemulatie
Afdrukdichtheid Printer
CMYK belichting aanpassen
Instellingen handinvoerlade
Opdrachtwachtrijplaatsing
Gebruikerslijst
Groepslijst paginalimiet
Groepslijst bevoegdheid
Aantal gebruikers
PCL-instellingen
PostScript-instellingen
Aantal kopieën
Afdrukstand
Standaard Papierformaat
Standaard Papiersoort
Instelling Oorspronkelijke Resolutie
Acties bij paginalimiet
uitvoertaken wordt bereikt
Instell. aantal getoonde
gebruikersnamen
Waarschuwing wanneer
aanmelden mislikt
Uitschakelen van afdrukken door
ongeldige gebruiker
Toetsgeluid
Automatisch Wissen Instellen
Mededelingentijd Instellen
Taalinstelling Weergeven
Instelling Detectie Formaat Origineel
Stand. originele afmetingsins.
Invoermodus origineel
Instelling Voor Automatische Papierselectie
Standaard detecteren in automatische kleurmodus
Registratieaanpassing
Optimalisatie van harde schijf
Alle Takenlogboekgegevens Wissen
Uitschakelen van origineelinvoer
Uitschakelen van duplex
Optionele papiertoevoer uitschakelen
Lade-instelling uitschakelen
Aanpassing Kopiebelichting
Extra vaste-kopieerfactoren
toevoegen of veranderen
Maximum aantal kopieën instellen
Standaardinstelling Voor De
Kantlijnverschuiving
Standaardbreedte Van Wisstrook
Instellen
Kaart Formaat-Instellingen
Uitschakelen van opdrachtprioriteit
Uitsch. afdr uk via handinvoer
Instelling Toetsbediening
Aanpassen van klok uitschakelen
Uitschakelen van verschuiving
Uitzetten nieteenheid
Kleurmodus uitschakelen
Opheffen van werk-programma's
uitschakelen
Uitschakeling handinvoer bij
dubbelz. kopieëren
Uitschakelen van auto papierselectie
Instelling automatische selectie
van papiertoevoerlade
Kleur 600dpi x 600dpi scanmodus
voor documentinvoer
Kleur snel scannen vanaf glasplaat
Instelling scannen adreskaart
600 x 600dpi scanmodus voor
origineelinvoer
Snel scannen vanaf glasplaat
Opgeslagen taken automatisch
afdrukken na login
Standaardinstelling
netwerkauthenticatieserver
Gebruiksstatus weergeven na aanmelden
Gebruikersinformatie afdrukken
Afdrukken Lege Pagina Uitschakelen
Line Thickness
2-Zijdige Afdruk
Kleurmodus
N-op-1 afdrukken
Passend maken
Uitvoer
Snelbestand
Standaard-Instellingen
Lijst afdrukken (gebruiker)
Papierlade-Instellingen
Adresbeheer
Faxdata ontvangen/Doorsturen
Voorwaardeinstellingen
Beheer Control Documentarchivering
USB-apparaatcontrole
Gebruikers-bediening
Gebruikers-bediening
Energie Besparen
Bedienings- Instellingen
Apparaatbeheer
Kopieer- Instellingen
Netwerk- Instellingen
Printer- Instellingen
7-109
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Instellingen Beeld Verz
Bedieningsinstellingen Overige instellingen
Standaardweergave-Instellingen
Standaardselectie adresboek
Instelling Oorspronkelijke Resolutie
Standaard Belichtingsinstellingen
Volg adrestoets invoeren bij
distributie-instel.
Geluid Bij Voltooide Scan
Instelling aantal weergegeven
sleutels naam/onderwerp/inhoud
Instelling aantal getoonde direct
adres-toetsen
Omschakelen weergave-volgorde
uitschakelen
Instelling vasthouden ontvangen
afdrukgegevens
Standaardbreedte Van Wisstrook
Instellen
Standaard-Afzenderset
Standaardinstellingen kleurmodus
Instelling Oorspronkelijke
Bestandsindeling
Compressiemodus bij distributie
Instelling van maximum aantal
verzenddata(E-Mail)
Maximumgrootte van gegevensbijlagen
(map FTP/Bureaublad/Netwerk)
Bcc-Instelling
Scanfunctie uitschakelen
Instellen voorkeur
emailhandtekening
Afdrukken auto reactiveren
Compressie instel.
Instelling Luidsprekervolume
Origineel afdrukken op
transactierapport
Instelling Afdrukken
Transactierapport
Instelling Afdrukken
Activiteitenrapport
Platte Tekst Afdrukken Instelling
Selecteren
Instellen voorkeur
emailhandtekening
Opnieuw oproepen indien bezet
Opnieuw bellen indien
communicatiefout
I-Fax Ontvanstrapport Aan/Uit
Instelling
Time-Out Aanvraag I-Fax
Ontvangstrapport Instellen
Aantal malen opnieuw zenden bij
ontvangstfout
Instelling van maximum aantal
verzenddata
Instelling Verzenden Draaiing
Paginanummer afdrukken bij
ontvanger
Verlaag de instelling voor
automatische reductie
Instelling Duplexontvangst
Adres voor doorsturen gegevens
instellen
Letter formaat RX verkleint
afdrukken
Ontvangstdatum/-tijd afdrukken
Instelling time-out POP3-
communicatie
Instelling Van Interval
Ontvangstcontrole
Aantal oproepen in automatische
ontvangst
Overschakelen van handmatige
naar automatische ontvangst
Instelling Duplexontvangst
Verlaag de instelling voor
automatische reductie
Instelling Afdrukstijl
Stel het telefoonnummer voor
doorsturen van gegevens in
Letter formaat RX verkleint
afdrukken
Ontvangstdatum/-tijd afdrukken
Batch-afdrukinstellingen
Standaardbreedte Van Wisstrook
Instellen
Kaart Formaat-Instellingen
Instellingen Standaardmodus
Instellinge Sorteermethode
Instelling beheerdersauthoriteit
Alle Snelbestanden Wissen
Standaardinstellingen kleurmodus
Standaard Belichtingsinstellingen
Uitgangsinstellingen resolutie
Instelling
kleurgegevenscomprimeringsfactor
Geluid Bij Voltooide Scan
Stempel uitschakelen voor
herafdruk
Faxuitvoerinstellingen
Kiesmodusinstelling
Afdrukken auto reactiverent
Instelling Onderbrekingstijd
Faxbestemmingbevestigingsmodus
Luidsprekerinstellingen
Instelling Extern Ontvangstnummer
Origineel afdrukken op
transactierapport
Instelling Afdrukken
Transactierapport
Instelling Afdrukken
Activiteitenrapport
ECM
Instel. voor deactiveren van
registratie
Registratie van bestemming via
bedieningspaneel uitschakelen
Registratie van bestemming op
webpagina uitschakelen
Registratie van programma uitschakelen
Registratie van geheugenvak uitschakelen
Bestemmingsregistratie met Globaal
zoeken adres uitschakelen
Registratie door middel van
Network Scanner Tool
[Opn. verzenden] uitschakelen in
scan modus
Directe invoer uitschakelen
Selecteren uit adresboek
uitschakelen
PC-I-Fax-verzending uitschakelen
PC-Fax-verzending uitschakelen
Instel. voor deactiveren van
verzending
Eigen nummer en naam
Overige instellingen
Instelling standaard adres
I-Fax Standaardinstellingen
I-Fax Verzendinstellingen
I-Fax Ontvangstinstellingen
Lijst Anti-Junkmail/
Domeinnamen
Fax-Standaardinstellingen
Instellingen Fax Verzenden
Instellingen Fax Ontvangen
Instelling aantal toestaan/weigeren
Fax Navraagbeveiliging
Overige instellingen
SSL-instellingen IPsec-instellingen IEEE802.1X instelling
Lijst met ontvangen/
doorgestuurde gegevens
Metadata Set ListLijst Met Webinstellingen
Opslag-backup Apparaat kopiëren
Fabrieksinstellingen Herstellen
Huidige Configuratie Opslaan
Configuratie Herstellen
Opties documentuitvoer
Automatisch verwijderen van
bestandsinstellingen
Lijst beheerdersinstellingen
Activiteitenrapport verzenden van
afbeeldingen
Scaninstellingen
I-Faxinstellingen
Faxinstellingen
Instellingen Doc. Archiv.
Lijst afdrukken (beheerder)
Veiligheids- Instellingen
Instelling in-/ uitschakelen
Beheerderswachtw. wijzigen
Productcode
Gegevensback-up
Bewaren/oproepen van systeeminst.
Instellingen extern account
Instellingen USB-driver
Sharp OSA-instellingen
Detectie Onderscheidend
Belsignaal
PBX-instelling
Instelling Verzenden Draaiing
Snel On-Line Verzenden
Paginanummer afdrukken bij
ontvanger
Instelling Afdrukken Datum/Eigen
Nummer
Opnieuw oproepen indien bezet
Opnieuw bellen indien
communicatiefout
8-1
In dit hoofdstuk zijn oplossingen voor mogelijke problemen opgenomen in een vraag- en antwoordindeling. Zoek de vraag
die betrekking heeft op uw probleem en benut het antwoord om het probleem op te lossen. Als u een probleem niet kunt
oplossen met deze handleiding, neem dan contact op met de dealer of dichtstbijzijnde erkende servicevestiging.
Systeeminstellingen
Systeeminstellingen worden zoals hieronder afgebeeld in de kolom "Oplossingen" aangegeven. Soms kan een
probleem worden opgelost door de vermelde systeeminstelling in te schakelen.
Voorbeeld:
Systeeminstellingen (beheerder) > "Instellingen Kopieerfunctie" > "Overige instellingen" > "Instelling Draaien Kopie" >
Dit is een verkorte schrijfwijze van de procedure voor het selecteren van de instelling. ">" geeft de instellingsvolgorde
aan en geeft de status van de instelling na inschakeling aan. Gebruik deze beschrijvingen als een verkorte
handleiding om u te helpen met het configureren van de instellingen.
VERWIJDEREN VAN VASTGELOPEN PAPIER
• VERWIJDEREN VAN VASTGELOPEN
PAPIER . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8-2
• HOE U VASTGELOPEN PAPIER
VERWIJDERT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8-3
VASTGELOPEN NIETJES VERWIJDEREN
• AFWERKINGEENHEID . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8-6
KOPIËREN
• PROBLEMEN M.B.T. HET KOPIËREN . . . . . . . 8-8
• PROBLEMEN M.B.T.
KOPIEERRESULTATEN . . . . . . . . . . . . . . . . . 8-10
AFDRUKKEN
• PROBLEMEN M.B.T. HET AFDRUKKEN . . . . 8-11
• PROBLEMEN M.B.T.
AFDRUKRESULTATEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8-14
FAX
• PROBLEMEN MET BETREKKING TOT
HET VERZENDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8-18
• PROBLEMEN MET BETREKKING TOT
ONTVANGST . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8-20
• PROBLEMEN MET BETREKKING TOT
TELEFONEREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8-21
• PROBLEMEN MET BETREKKING TOT
GELUIDSIGNALEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8-21
PROBLEMEN IN VERBAND MET
AFZONDERLIJKE ONE-TOUCH-TOETSEN /
GROEPTOETSEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 8-22
SCANNEN / INTERNETFAX
• PROBLEMEN MET BETREKKING TOT
SCANNEN / INTERNETFAXWERKING. . . . . . 8-23
• PROBLEMEN M.B.T. SCANRESULTATEN. . . 8-26
PROBLEMEN IN VERBAND MET
AFZONDERLIJKE ONE-TOUCH-TOETSEN /
GROEPTOETSEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 8-28
DOCUMENTOPSLAG
• PROBLEMEN M.B.T. ARCHIVEREN. . . . . . . . 8-29
• PROBLEMEN M.B.T.
BESTANDSBEHEER . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8-30
ALGEMENE PROBLEMEN
• PROBLEMEN M.B.T. DE BEDIENING
VAN DE MACHINE. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8-32
• PROBLEMEN M.B.T. PAPIERTOEVOER
EN -UITVOER . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8-34
• PROBLEMEN M.B.T.
KWALITEIT/AFDRUKRESULTATEN . . . . . . . . 8-35
• PROBLEMEN M.B.T.
RANDAPPARATUUR. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8-37
• OVERIGE PROBLEMEN . . . . . . . . . . . . . . . . . 8-38
HOOFDSTUK 8
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
8-2
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
In dit gedeelte wordt uitgelegd wat te doen als het papier vastgelopen is in het apparaat.
VERWIJDEREN VAN VASTGELOPEN PAPIER
Als het papier vastloopt, verschijnt de mededeling "Er is een invoerfout opgetreden." op het aanraakpaneel en stopt het
afdrukken en scannen. Druk in dit geval op de [Informatie] toets op het toetsenpaneel. Als u deze toets indrukt, wordt
uitgelegd hoe u het vastgelopen papier verwijdert. Volg deze instructies. Als het vastgelopen papier is verwijderd,
verdwijnt de melding automatisch.
De waarschijnlijke locaties van het vastgelopen papier wordt aangegeven door knipperende tekens zoals hieronder.
VERWIJDEREN VAN VASTGELOPEN
PAPIER
Let op
De fuseereenheid is heet. Zorg dat u geen brandwonden oploopt
als u probeert vastgelopen papier te verwijderen.
Wanneer u vastgelopen papier verwijdert, moet u zorgen de transportband niet
aan te raken of te beschadigen.
Trek het papier er voorzichtig uit zonder het te scheuren.
Het kan zijn dat het papier in de machine is vastgelopen. Controleer dit voorzichtig
en verwijder het vastgelopen papier.
Als het papier scheurt, zorg dan dat alle stukjes uit de machine worden verwijderd.
Zolang de melding verschijnt, kan het afdrukken en scannen niet worden vervolgd.
Als de melding niet verdwijnt wanneer het vastgelopen papier is uitgenomen, kan dit om onderstaande redenen zijn.
Controleer dit nogmaals.
- Het vastgelopen papier is niet goed verwijderd.
- Er zit een afgescheurd stuk papier vast in de machine.
- Een klep of eenheid die is geopend of verschoven om het vastgelopen papier te verwijderen, is niet in zijn
oorspronkelijke positie teruggeplaatst.
Transportband
Fuser
Er is een invoerfout opgetreden.
Informatie
OK
locatie vastgelopen papier
8-3
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
HOE U VASTGELOPEN PAPIER VERWIJDERT
Indien u meer informatie nodig hebt bij het lezen van de instructies op het toetsenpaneel, zie dan de onderstaande
illustraties van vastgelopen papier. Kijk eerst naar onderstaande illustratie en ga dan naar de illustratie (1 tot 14) die
past bij uw situatie.
(1): pagina 8-3, (2)-(8): pagina 8-4, (9)-(10): pagina 8-5
(1) Papierstoring origineel
Open de klep van
documentinvoer en verwijder
de papieraanvoerrol.
Gaat het verwijderen van
vastgelopen papier moeilijk,
neem dan de
papieraanvoerrol uit. Zie "De
papieraanvoerrol
verwijderen" voor het
uitnemen van de aanvoerrol.
Trek de origineelinvoerlade
uit en verwijder het
vastgelopen papier.
Open de automatische
origineelinvoer. Draai de
transportrol in de richting van
de pijl en verwijder het
origineel.
Neem de papieraanvoerrol uit.
Til de knop op die de schacht
van de rol inklemt.
Trek de ontgrendelingshendel
omlaag.
Verwijder de schacht door de
klep van de rol omhoog te
draaien en de schacht uit te
nemen.
Als u vastgelopen papier verwijdert of een klep, lade of afwerkingeenheid sluit, pas dan op dat uw vingers niet klem komen te
zitten.
(1) (2) (10)
(8) (9)
(3)
(4)
(5)
(6), (7)
Na het vastgelopen papier te hebben verwijderd opent
en sluit u de automatische documentinvoer (of het
documentdeksel of de invoerlade) zodat de
foutmelding van het aanraakscherm verdwijnt.
Papieraan-
voerrol
Als de klep van de rol niet recht omhoog wijst
wanneer de schacht wordt uitgenomen, kan een
storing optreden.
Trek het vastgelopen papier er voorzichtig uit
zonder het te scheuren.
8-4
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
(2) Papierstoring in het uitvoergedeelte
Verwijder het vastgelopen
papier.
(3) Papierstoring in de fuseereenheid
Wanneer een papierstoring
optreedt in de fuseereenheid
drukt u op het groene deel,
opent u de fuseereenheid en
verwijdert u het papier.
(4) Papier vastgelopen in het
transportgedeelte
Draai aan de knop en
verwijder het vastgelopen
papier.
(5) Papier vastgelopen in de
omkeerinrichting
Open de rechter zijklep,
open de papiertransportklep
en verwijder het papier.
Als het vastgelopen papier
niet op deze plek zit, pak dan
de handgreep op de
secundaire
transportroleenheid, open de
eenheid langzaam en
verwijder het papier.
(6) Papierstoring in de handinvoerlade
Verwijder het vastgelopen
papier.
(7) Papierstoring in lade 1 (zijkant)
Open de rechter zijklep en
verwijder het vastgelopen
papier.
(8) Papierstoring in lade 2 tot lade 4
(aan de zijkant)
Het papier kan in het
apparaat zijn vastgelopen.
Controleer dit behoedzaam
en verwijder het.
Let op
De fuser wordt heet. Zorg dat u zich niet
verbrandt. (Raak metalen onderdelen niet
aan.)
Als de fuseereenheid in uw richting omlaag
wordt gekanteld, komen er in het midden
projecties uit. Raak deze projecties niet
aan. Deze kunnen u blesseren of een
storing aan de machine veroorzaken.
Er kan ongefuseerde toner zijn achtergebleven op het
papier dat u hebt verwijderd. Let op dat u uw handen
en kleding niet vuil maakt.
Open de papieromkeereenheid langzaam en
voorzichtig. Door dit gedeelte open te rukken, kan de
secundaire transportroleenheid los raken, wat tot
storingen leidt.
8-5
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
(9) Papier vastgelopen in lade 1 tot 4
(zijkant)
Wanneer een vel papier
vastdraait op de rol,
verwijdert u de lade en haalt
u het vastgelopen papier uit
het apparaat.
(10) Papier vastgelopen in de
afwerkeenheid
Open de voorplaat.
Druk de hendel naar links en
schuif de afwerkingeenheid
naar links totdat deze niet
meer verdergaat.
Verwijder het vastgelopen
papier.
Draai de draaiknop van de
rollen in de richting van de
pijl om het vastgelopen
papier te verwijderen.
Verzeker u ervan dat er geen
vastgelopen papier in de
machine aanwezig is.
Open voordat u een lade uittrekt de rechterklep en
controleer of er papier is vastgelopen. Als een lade
wordt open getrokken bij een papierstoring, scheurt
het papier en kan er een stukje papier in het apparaat
blijven zitten, wat er moeilijk uit te halen is. Volg de
procedure onder (7) Papierstoring in lade 1 (zijkant) of
(8) Papierstoring in lade 2 tot lade 4 (aan de zijkant)
voor het openen van de rechterklep en het controleren
op vastgelopen papier.
8-6
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
Volg de onderstaande procedure om vastgelopen nietjes te verwijderen.
AFWERKINGEENHEID
VASTGELOPEN NIETJES VERWIJDEREN
Let op
Pas op dat u zich niet verwondt aan een verbogen nietje.
1
Open de klep.
2
Druk de hendel naar links en schuif de
afwerkingeenheid naar links totdat deze
niet meer verdergaat.
Schuif de afwerkingeenheid tot tegen de aanslag.
3
Draai de ontgrendelhendel van het
nietjesmagazijn omlaag en verwijder het
nietjesmagazijn.
Trek het nietjesmagazijn aan de rechterzijde uit.
4
Duw de hendel aan de voorzijde van het
nietjesmagazijn omhoog en verwijder
het vastgelopen nietje.
Verwijder het voorste nietje als dit verbogen is. Als er verbogen
nietjes achterblijven, zal het apparaat opnieuw vastlopen.
8-7
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
5
Duw de hendel aan de voorzijde van het
nietjesmagazijn omlaag.
6
Plaats het nietjesmagazijn terug.
Duw het nietjesmagazijn naar binnen totdat dit vastklikt.
7
Schuif de afwerkingeenheid terug naar
rechts.
Schuif de afwerkingeenheid terug naar rechts totdat deze op
zijn oorspronkelijke plaats vastklikt.
8
Sluit de klep.
8-8
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
PROBLEMEN M.B.T. HET KOPIËREN
KOPIËREN
PROBLEMEN M.B.T. HET KOPIËREN
• Er wordt niet gekopieerd. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-8
• Automatische selectie van de kleurfunctie vindt niet plaats.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-8
• Dubbelzijdig kopiëren vindt niet plaats.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-9
• Het papierformaat van een lade kan niet worden ingesteld.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-9
PROBLEMEN M.B.T. KOPIEERRESULTATEN
• De afdruk is te licht of te donker. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-10
• Kleuren zijn verkeerd. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-10
• Deel van de afbeelding wordt afgesneden.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-10
• Kopie komt er blanco uit. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-10
Als u het onderwerp waar u naar op zoek bent niet kunt vinden in bovenstaande inhoudsopgave, zie "ALGEMENE
PROBLEMEN" (pagina 8-31).
Bent u niet in staat een probleem op te lossen met behulp van de oplossingen in deze handleiding, zet de machine
dan uit met behulp van de [AAN] knop ( ) en de hoofdschakelaar. Wacht tenminste 10 seconden en druk dan de
hoofdschakelaar en de [AAN] ( ) knop weer in.
Let op:
Als de LIJN-indicator brandt of de DATA-indicator brandt of knippert, mag u de hoofdschakelaar niet
uitschakelen of het netsnoer niet uit het stopcontact halen. Dit zou de harde schijf kunnen beschadigen of
kunnen zorgen voor verlies van opgeslagen of ontvangen data.
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
Er wordt niet
gekopieerd.
Zijn er functies die door de beheerder
gedeactiveerd zijn?
Als de gebruikersauthenticatie ingeschakeld is, is het
mogelijk dat u niet alle functies mag gebruiken. Dat
wordt bepaald in uw gebruikersinstellingen. Controleer
bij uw systeembeheerder.
Automatische selectie
van de kleurfunctie
vindt niet plaats.
Gebruikt een van de volgende soorten
originelen?
Zwart/wit niet geselecteerd
Staan er kleuren op het papier/is het
papier gekleurd?
Kleur niet geselecteerd
De kleur in het origineel is erg licht.
De kleur in het origineel is erg donker,
bijna zwart.
Is slechts een heel klein gedeelte van
het origineel gekleurd?
Als de kleur is ingesteld op "Auto" ziet de machine zelf
of het origineel zwart/wit is of gekleurd als de
[KLEUREN START] knop wordt ingedrukt. Gebruikt u
echter een origineel zoals hier links dan geeft
automatische detectie mogelijk niet het juiste resultaat.
In dit geval dient u de kleurinstelling handmatig aan te
geven.
8-9
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
Dubbelzijdig kopiëren
vindt niet plaats.
Geeft de papiersoortinstelling van de
geselecteerde lade een papiersoort aan
dat niet kan worden gebruikt voor
dubbelzijdig kopiëren?
Controleer "Lade-Instellingen" in de
systeeminstellingen. Indien het [Duplex Uitschakelen]
vakje is aangevinkt kan er bij die lade niet
dubbelzijdig worden gekopieerd. Verander de
papiersoortinstelling in een soort dat wel voor
dubbelzijdig kopiëren kan worden gebruikt.
Systeeminstellingen > "Papierlade-Instellingen" >
"Lade-Instellingen" > "Wijzigen"
Gebruikt u een speciaal formaat of een
speciaal soort papier?
Voor de soorten en formaten papier die bij 2-zijdig
kopiëren kunnen worden gebruikt, verwijzen we naar
"SPECIFICATIES" in de Onderhouds- en
veiligheidshandleiding.
Gebruikt u instellingen waarbij
dubbelzijdig kopiëren niet mogelijk is?
Dubbelzijdig kopiëren kan doorgaans wel worden
gecombineerd met andere speciale instellingen, maar
sommige combinaties zijn niet mogelijk. Indien u een
combinatie hebt geselecteerd die niet mogelijk is volgt
er een melding op het toetsenpaneel.
Zijn er functies die door de beheerder
gedeactiveerd zijn?
Sommige functies kunnen gedeactiveerd zijn in de
systeeminstellingen (systeembeheerder). Controleer bij
uw systeembeheerder.
Als de gebruikersauthenticatie ingeschakeld is, is het
mogelijk dat u niet alle functies mag gebruiken. Dat
wordt bepaald in uw gebruikersinstellingen. Controleer
bij uw systeembeheerder.
Het papierformaat van
een lade kan niet
worden ingesteld.
Zijn er functies die door de beheerder
gedeactiveerd zijn?
Sommige functies kunnen gedeactiveerd zijn in de
systeeminstellingen (beheerder). Controleer bij uw
systeembeheerder.
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
8-10
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
PROBLEMEN M.B.T. KOPIEERRESULTATEN
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
De afdruk is te licht of
te donker.
Is de afbeelding is te licht of te donker?
Selecteer de correcte belichtingsinstelling voor het te kopiëren
origineel en pas het belichtingsniveau handmatig aan.
Is de juiste belichtingsinstelling voor het
origineel geselecteerd?
Selecteer een van de volgende instellingen afhankelijk
van het origineel.
Tekst
Gebruik deze functie voor normale tekstdocumenten.
Tekst/Afged.Foto
Deze functie biedt de beste balans voor het kopiëren
van een origineel dat uit zowel tekst als afgedrukte
foto's bestaat, zoals een tijdschrift of catalogus.
Tekst/Foto
Deze functie biedt de beste balans voor het kopiëren
van een origineel dat uit zowel tekst als foto's bestaat,
zoals een tekstdocument met een opgeplakte foto.
Afgedrukte Foto
Deze functie is het beste voor het kopiëren van afgedrukte
foto's, zoals foto's in een tijdschrift of catalogus.
Foto
Gebruik deze functie voor het kopiëren van foto's.
Map
Deze functie is het best voor het kopiëren van lichte
kleurtinten en kleine tekst die vaak op kaarten voorkomen.
Belichting Origineel
Gebruik deze functie voor originelen die met potlood
licht zijn beschreven.
Kleuren zijn verkeerd. Heeft u "Registratieaanpassing"
uitgevoerd?
Vraag uw systeembeheerder om
"Registratieaanpassing" uit te voeren.
Als de kleuren op de afdruk van een kleurenafdruktaak
zijn verschoven, kunt u met "Registratieaanpassing" de
afdrukpositie van elke kleur aanpassen.
Systeeminstellingen (Systeembeheerder) >
"Apparaatbeheer" > "Overige instellingen" >
"Registratieaanpassing"
Als de kleuren niet juist zijn weergegeven voer dan de
"Auto Color Calibration" uit. (Zijn de kleuren na het
kalibreren nog steeds niet goed, dan kan nogmaals
kalibreren het resultaat verbeteren.)
Systeeminstellingen (Systeembeheerder) >
"Instellingen Kopieerfunctie" > "Kleurbijstellingen" >
"Auto Color Calibration"
Deel van de afbeelding
wordt afgesneden.
Staat de juiste verhouding ingesteld
tussen het formaat van het origineel en
het papierformaat?
Selecteer de juiste verhoudinginstelling.
Gebruikt u een normaal inch-formaat
(AB)?
Als u een origineel van een inch-formaat (AB) kopieert,
moet u het origineelformaat handmatig specificeren.
Staat het juiste formaat originelen
ingesteld?
Druk op de toets [Origineel] en selecteer het juiste
formaat.
Kopie komt er blanco
uit.
Is het origineel op de juiste manier
geplaatst met de afdrukzijde boven of
beneden?
Op de glasplaat moet het origineel met de afdrukzijde
naar beneden worden geplaatst. Het origineel moet met
de afdrukzijde naar beneden worden geplaatst wanneer
u de automatische origineelinvoer gebruikt.
8-11
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
PROBLEMEN M.B.T. HET AFDRUKKEN
AFDRUKKEN
PROBLEMEN M.B.T. HET AFDRUKKEN
• Er wordt niet geprint.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-11
• Er wordt geen kleurenprint gemaakt. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-13
• Dubbelzijdig printen vindt niet plaats. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-13
• Het lukt niet om een bestand uit een gedeelde map op de computer direct af te drukken. . . . . . . . .8-14
Een lade, afwerkingeenheid of andere randapparatuur van het apparaat kan niet worden gebruikt. .
.8-14
PROBLEMEN M.B.T. AFDRUKRESULTATEN
• De afdruk is korrelig.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-14
• De afdruk is te licht of te donker. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-14
• Kleuren zijn verkeerd. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-15
• Tekst en lijnen zijn vaag en moeilijk te lezen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-15
• Deel van de afbeelding wordt afgesneden.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-15
• De afbeelding wordt 180 graden gedraaid afgedrukt . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-15
• Er worden veel nonsenskarakters afgedrukt. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-16
Als u het onderwerp waar u naar op zoek bent niet kunt vinden in bovenstaande inhoudsopgave, zie "ALGEMENE
PROBLEMEN" (pagina 8-31).
Bent u niet in staat een probleem op te lossen met behulp van de oplossingen in deze handleiding, zet de machine
dan uit met behulp van de [AAN] knop ( ) en de hoofdschakelaar. Wacht tenminste 10 seconden en druk dan de
hoofdschakelaar en de [AAN] ( ) knop weer in.
Let op:
Als de LIJN-indicator brandt of de DATA-indicator brandt of knippert, mag u de hoofdschakelaar niet
uitschakelen of het netsnoer niet uit het stopcontact halen. Dit zou de harde schijf kunnen beschadigen of
kunnen zorgen voor verlies van opgeslagen of ontvangen data.
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
Er wordt niet geprint. Is uw computer juist aangesloten op het
apparaat?
Controleer of de kabel stevig is aangesloten op de
LAN-aansluiting of de USB-aansluiting op uw computer
en het apparaat.
Als uw computer deel uitmaakt van een netwerk
controleer dan ook de verbinding met de hub.
1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT"
ZIJDE
EN ACHTER
"
(pagina 1-6)
Staat het apparaat geregistreerd op
hetzelfde netwerk (LAN, etc) als uw
computer?
Het apparaat moet met hetzelfde netwerk verbonden
zijn als uw computer.
Als u niet weet op welk netwerk het apparaat is
aangesloten, vraag dit dan na bij de systeembeheerder.
8-12
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
Er wordt niet geprint. Staat het juiste IP-adres geselecteerd?
(Windows)
Als het apparaat geen permanent IP-adres heeft (het
apparaat ontvangt een IP-adres van een DHCP-server)
kan er niet worden geprint als het IP-adres verandert. Druk
om het IP-adres van het apparaat te controleren de "Lijst
Alle Gebruikersinstellingen" in de systeeminstellingen af.
Als het IP-adres is veranderd, pas dan de poortinstelling in
de printerdriver aan.
Systeeminstellingen > "Lijst afdrukken (gebruiker)" >
"Lijst Alle Gebruikersinstellingen"
Handleiding software-installatie
Indien het IP-adres regelmatig verandert verdient het
aanbeveling om een permanent IP-adres aan het
apparaat toe te wijzen.
Systeeminstellingen (Systeembeheerder) >
"Netwerk-instellingen"
Gebruikt u een printerpoort die werd
aangemaakt met
standaard-TCP/IP-poort?
(Windows 2000/XP/Server 2003/Vista/
Server 2008)
Wanneer een poort werd gebruikt die werd aangemaakt
met standaard-TCP/IP-poort in Windows en het
aankruisvakje [SNMP-status ingeschakeld] is , is het
mogelijk dat u niet correct kunt afdrukken. Wijzig het
aankruisvakje [SNMP-status ingeschakeld] in .
Handleiding software-installatie
Is "Verbind via" ingesteld op [Ethernet]
voor AppleTalk?
(Mac OS 9.0-9.2.2)
Open [AppleTalk] vanuit [Regelpanelen] en zorg dat
[Ethernet] geselecteerd staat in het "Verbind via" menu.
Printen is niet mogelijk als [Ethernet] niet geselecteerd staat.
Verkeert uw computer in een onstabiele
staat?
Soms is printen niet mogelijk als u meerdere applicaties
tegelijk open hebt of als u onvoldoende geheugen of ruimte
op uw harde schijf hebt. Start uw computer opnieuw op.
Is het apparaat correct gespecificeerd in
de software-applicatie die u voor het
printen gebruikt?
Zorg dat de printerdriver van het apparaat geselecteerd
staat in het Print scherm van de applicatie.
Indien de printerdriver niet in de lijst van beschikbare
printerdrivers staat, kan het zijn dat deze niet correct is
geïnstalleerd. Verwijder de printerdriver en installeer
hem opnieuw.
Handleiding software-installatie
Werken de apparaten die zorgen voor
de netwerkverbinding naar behoren?
Controleer of de routers en andere netwerkapparatuur naar
behoren functioneren. Als een apparaat niet is ingeschakeld
of een foutmelding geeft, zie dan de handleiding van het
apparaat om het probleem te herstellen.
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
8-13
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
Er wordt niet geprint. Is de I/O timeout instelling te kort?
Indien de I/O timeout instelling te kort is kunnen er zich
fouten voordoen bij het wegschrijven naar de printer.
Vraag de systeembeheerder van het apparaat om de
correctie tijd in te stellen bij "I/O-Time-Out".
Systeeminstellingen (Systeembeheerder) >
"Printerinstellingen" > "Interface-Instellingen" >
"I/O-Time-Out"
Is er een Kennisgeving Pagina
afgedrukt?
Een Kennisgevings Pagina wordt afgedrukt om de oorzaak
van het probleem aan te geven als een printopdracht niet
zoals aangegeven kan worden uitgevoerd en de oorzaak
niet in de display wordt weergegeven. Lees de uitgeprinte
pagina en voer de relevante stappen uit.
Een Kennisgevings Pagina kan bijvoorbeeld worden
afgedrukt in de volgende situaties.
Een printopdracht is te groot voor het geheugen.
Er is een functie opgegeven die door de
systeembeheerder niet wordt toegestaan.
De fabrieksinstellingen voor de Kennisgevings Pagina's
zijn uitgeschakeld.
Zijn er functies die door de beheerder
gedeactiveerd zijn?
Als de gebruikersauthenticatie ingeschakeld is, is het
mogelijk dat u niet alle functies mag gebruiken. Dat
wordt bepaald in uw gebruikersinstellingen. Controleer
bij uw systeembeheerder.
Er wordt geen
kleurenprint gemaakt.
Staat de kleureninstelling op "Kleur"? Selecteer "Automatisch" of "Kleur" als kleurmodus.
De kleurinstelling is nu geconfigureerd.
Windows:
In de [Kleur] tab van de printerdriver.
Macintosh:
In het menu [Kleur] van het printvenster.
In Windows kan [Zwart/wit-afdruk] ook worden
geselecteerd in de [Algemeen] tab van de printerdriver.
Als u een kleurenafdruk wilt maken zorg er dan voor
dan het [Zwart/wit-afdruk] hokje in de [Algemeen] tab
niet geselecteerd staat .
Zijn er functies die door de beheerder
gedeactiveerd zijn?
Als de gebruikersauthenticatie ingeschakeld is, is het
mogelijk dat u niet alle functies mag gebruiken. Dat
wordt bepaald in uw gebruikersinstellingen. Controleer
bij uw systeembeheerder.
Dubbelzijdig printen
vindt niet plaats.
Geeft de papiersoortinstelling van de
geselecteerde papierlade een
papiersoort aan dat niet kan worden
gebruikt voor dubbelzijdig printen?
Controleer "Lade-Instellingen" in de systeeminstellingen.
Indien het [Duplex Uitschakelen] hokje is geselecteerd
kan er bij die lade niet dubbelzijdig worden
gekopieerd. Verander de papiersoortinstelling in een soort
dat wel voor dubbelzijdig kopiëren kan worden gebruikt.
Systeeminstellingen > "Papierlade-Instellingen" >
"Lade-Instellingen" > "Wijzigen"
Gebruikt u een speciaal formaat of een
speciaal soort papier?
Voor de soorten en formaten papier die bij 2-zijdig afdrukken
kunnen worden gebruikt, verwijzen we naar
"SPECIFICATIES" in de Veiligheidshandleiding.
Zijn er functies die door de beheerder
gedeactiveerd zijn?
Sommige functies kunnen gedeactiveerd zijn in de
systeeminstellingen (systeembeheerder). Controleer bij
uw systeembeheerder.
Als de gebruikersauthenticatie ingeschakeld is, is het
mogelijk dat u niet alle functies mag gebruiken. Dat
wordt bepaald in uw gebruikersinstellingen. Controleer
bij uw systeembeheerder.
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
8-14
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
PROBLEMEN M.B.T. AFDRUKRESULTATEN
Het lukt niet om een
bestand uit een
gedeelde map op de
computer direct af te
drukken.
Is "IPsec-instellingen" ingeschakeld op
de machine?
Wanneer "IPsec-instellingen" is ingeschakeld in de
systeeminstellingen (beheerder), is rechtstreeks
afdrukken van een bestand uit een gedeelde map niet
mogelijk in sommige computeromgevingen.
Raadpleeg uw beheerder voor informatie over
"IPsec-instellingen".
Systeeminstellingen (Systeembeheerder) >
"Beveiligingsinstellingen" > "IPsec-instellingen"
Een lade,
afwerkingeenheid of
andere
randapparatuur van
het apparaat kan niet
worden gebruikt.
Is de randapparatuur van het apparaat
geconfigureerd in de printerdriver?
Open de printerkenmerken en klik op de [Automatische
configuratie] knop in de [Configuratie] tab. (Windows)
Als automatisch configuratie niet uitgevoerd kan
worden, raadpleeg dan de Handleiding
software-installatie.
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
De afdruk is korrelig. Zijn de printerdriversinstellingen juist
voor deze printopdracht?
Bij het selecteren van afdrukinstellingen, kunt u de
afdrukmodus instellen op [Normaal], [Hoge kwaliteit] of
[Fijn]. Als u een zeer scherpe afdruk wenst, selecteer
dan [Fijn]. (De modus [Fijn] kan bij gebruik van de
PCL5c-printerdriver niet worden geselecteerd.)
Windows:
De resolutie-instelling wordt geselecteerd in de
[Geavanceerd] tab van het kenmerkenscherm van de
printerdriver.
Macintosh:
Selecteer de resolutie in het menu [Geavanceerd] van
het printerscherm. (In Mac OS v10.5, selecteer de
resolutie in het menu [Kleur] op het printvenster.)
Hebt u de juiste kleurinstellingen voor
de afdrukopdracht geselecteerd?
Selecteer de vereiste kleurinstellingen voor de
afdruktaak.
Windows:
Selecteer het juiste documenttype bij [Afbeeldingtype]
op het tabblad [Kleur] van de printerdriver.
Geavanceerde kleurinstellingen selecteert u met de
knop [Geavanceerde kleur]*.
Macintosh:
Selecteer het juiste documenttype bij [Afbeeldingtype]
in het menu [Kleur] van de printerdriver.
Geavanceerde kleurinstellingen selecteert u met de
knop [Geavanceerde kleur]*. (In Mac OS X v10.5 tot
10.5.1, op het tabblad [Geavanceerde kleur]*).
* Bij het aanpassen van gedetailleerde instellingen voor
kleurbeheer zoals "Uitvoerprofiel", selecteert u
"Aangepast" uit "Afbeeldingstype" en dan de
gewenste instelling uit "Geavanceerde kleur".
De afdruk is te licht of
te donker.
Behoeft de afdruk (vooral in geval van
een foto) correctie?
(Windows)
Helderheid en contrast kunnen worden aangepast door
[Kleurafstelling] in de [Kleur] tab van de printerdriver. Deze
instellingen kunnen worden gebruikt voor eenvoudige
correcties wanneer er geen beeldbewerkingssoftware op
uw computer is geïnstalleerd.
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
8-15
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
Kleuren zijn verkeerd. Heeft u "Registratieaanpassing"
uitgevoerd?
Vraag uw systeembeheerder om
"Registratieaanpassing" uit te voeren.
Als de kleuren op de afdruk van een kleurenafdruktaak
zijn verschoven, kunt u met "Registratieaanpassing" de
afdrukpositie van elke kleur aanpassen.
Systeeminstellingen (Systeembeheerder) >
"Apparaatbeheer" > "Overige instellingen" >
"Registratieaanpassing"
Als de kleuren niet juist zijn weergegeven voer dan de
"Auto Color Calibration" uit. (Zijn de kleuren na het
kalibreren nog steeds niet goed, dan kan nogmaals
kalibreren het resultaat verbeteren.)
Systeeminstellingen (Systeembeheerder) >
"Printerinstellingen" > "Auto Color Calibration"
Tekst en lijnen zijn
vaag en moeilijk te
lezen.
Zijn de kleurendata in zwart/wit
afgedrukt?
(Windows)
Als gekleurde tekst en lijnen in zwart/wit worden
afgedrukt worden ze vaag en moeilijk te lezen. Om
gekleurde tekst of lijnen (vakken) die vaag zijn in zwart
om te zetten selecteert u [Tekst naar zwart] of [Vector
naar zwart] in de [Kleur] tab van de printerdriver.
(Rastergegevens zoals bitmapafbeeldingen kunnen niet
worden aangepast.)
Deel van de afbeelding
wordt afgesneden.
Komt het papierformaat zoals dat is
opgegeven bij de printopdracht overeen
met het papier in de lade?
Zorg dat het ingestelde papierformaat overeenkomt met
het formaat van het papier in de lade.
U selecteert het papierformaat als volgt:
Windows:
Op de [Papier] tab van de printerdriver.Controleer
indien [Aanpassen aan pagina] is geselecteerd het
papier in de lade en het ingestelde papierformaat.
Macintosh:
In het [Pagina-instelling] menu.
Is de afdrukstand (staand of liggend)
correct?
Pas de afdrukstand aan de afbeelding aan.
U selecteert de afdrukstand als volgt:
Windows: Op de [Algemeen] tab van de printerdriver.
Macintosh: In het [Pagina-instelling] menu.
Staan de marges correct ingesteld in de
opmaakinstellingen van de applicatie?
Als de marge van de afbeelding buiten het afdrukbare
gebied van het apparaat komt zal deze wegvallen.
Selecteer het juiste papierformaat en de juiste marges
in de opmaakinstellingen van de applicatie.
De afbeelding wordt
180 graden gedraaid
afgedrukt
Gebruikt u een papiersoort (tabpapier,
geperforeerd papier etc.) dat alleen in
een vaste richting kan worden
ingeladen?
Als de grootte van de afbeelding en het papierformaat
gelijk zijn maar de printrichting verschilt, wordt de
printrichting van de afbeelding automatisch geroteerd
om aan het papier aangepast te worden. Als het papier
echter alleen in een vaste richting kan worden
ingevoerd kan dit tot gevolg hebben dat de afbeelding
180 graden gedraaid wordt afgedrukt. In dit geval moet
u de afbeelding 180 graden keren voor het afdrukken.
U selecteert de 180 graden rotatie-instelling als volgt:
Windows:
Op de [Algemeen] tab van de printerdriver.
Macintosh (OS X v10.3.9 tot 10.5.1):
In het [Pagina-instelling] menu. (Alleen liggende
printrichting).(In Mac OS 9.0 tot 9.2.2, in het
[PostScript-opties] menu van het [Pagina-instelling]
menu.)
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
8-16
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
De afbeelding wordt
180 graden gedraaid
afgedrukt
Is de juiste inbindpositie geselecteerd
voor dubbelzijdig printen?
Als u dubbelzijdige afdrukken maakt wordt elke tweede
pagina 180 graden gedraaid afgedrukt als schrijfblok is
geselecteerd als inbindoptie. Zorg dat u de juiste
inbindoptie hebt ingesteld.
U selecteert de inbindoptie als volgt:
Windows:
Op de [Algemeen] tab van de printerdriver.
Macintosh:
In het [Lay-out] menu van het printerscherm. (In Mac
OS 9.0 tot 9.2.2, in [Uitvoer/Documenttype].)
Er worden veel
nonsenskarakters
afgedrukt.
Verkeert uw computer of het apparaat in
een onstabiele staat?
Indien er nog maar weinig ruimte is in uw geheugen of
op de harde schijf van uw computer, of als er veel
opdrachten zijn ingegeven en het apparaat nog maar
weinig geheugen vrij heeft, kan het zijn dat de
afgedrukte tekst veel nonsenskarakters bevat. In dit
geval annuleert u de printopdracht, start u uw computer
en het apparaat opnieuw op, en probeert u het
document opnieuw te printen.
Om het afdrukken te annuleren
Windows:
Dubbelklik op het printericoontje rechts onderin de
taakbalk en klik op "Alle documenten annuleren"
(Printertaken verwijderen) in het [Printer] menu.
Macintosh:
Dubbelklik op de naam van het apparaat in de
printerlijst, selecteer de printopdracht die u wilt
annuleren en wis deze. (In Mac OS 9.0 tot 9.2.2,
dubbelklik op het printericoontje op uw bureaublad,
selecteer de printopdracht die u wilt annuleren en wis
deze.)
Op het apparaat:
Druk op de [OPDRACHT STATUS] knop op het
configuratiescherm, druk op de [Afdrukopdr.] knop om
van scherm te veranderen, druk op de knop van de
printopdracht die u wilt wissen en druk op de
[Stop/Wis] knop. Er verschijnt een melding om de
annulering te bevestigen. Druk op [Ja].
Als het apparaat na de herstart nog steeds
nonsenskarakters afdrukt vraag dan uw
systeembeheerser om de timeoutinstelling
"I/O-Time-Out" in de systeeminstellingen aan te passen
(systeembeheerder).
Systeeminstellingen (Systeembeheerder) >
"Printerinstellingen" > "Interface-Instellingen" >
"I/O-Time-Out"
Indien na bovengenoemde maatregelen nog steeds
nonsenskarakters worden afgedrukt, verwijder dan de
printerdriver en installeer deze opnieuw.
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
8-17
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgaves
FAX
PROBLEMEN MET BETREKKING TOT HET VERZENDEN
• Er vindt geen verzending plaats.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-18
• Het verzonden fax wordt aan de ontvangende zijde blanco afgedrukt. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-19
• De verzonden fax wordt door de ontvangende faxmachine verkleind. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-19
• Verzending begint niet op het aangegeven tijdstip. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-19
PROBLEMEN MET BETREKKING TOT ONTVANGST
• Afdrukken vindt niet plaats na ontvangst. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-20
• Het ontvangen beeld is vaag. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-20
• De machine begint niet met de faxontvangst.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-20
PROBLEMEN MET BETREKKING TOT TELEFONEREN
• Kiezen is niet mogelijk. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-21
• U kunt niet met de andere partij spreken.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-21
PROBLEMEN MET BETREKKING TOT GELUIDSIGNALEN
• Het volume is te laag. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-21
• Er is geen geluid. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-21
PROBLEMEN IN VERBAND MET AFZONDERLIJKE ONE-TOUCH-TOETSEN / GROEPTOETSEN
• Een afzonderlijke one-touch-toets of een groeptoets kan niet worden opgeslagen. . . . . . . . . . . . . .8-22
• Een individuele sneltoets of groepstoets kan niet worden gecorrigeerd of gewist.. . . . . . . . . . . . . . .8-22
Als u het onderwerp waar u naar op zoek bent niet kunt vinden in bovenstaande inhoudsopgave, zie "ALGEMENE
PROBLEMEN" (pagina 8-31).
Bent u niet in staat een probleem op te lossen met behulp van de oplossingen in deze handleiding, zet de machine
dan uit met behulp van de [AAN] knop ( ) en de hoofdschakelaar. Wacht tenminste 10 seconden en druk dan de
hoofdschakelaar en de [AAN] ( ) knop weer in.
Let op:
Als de LIJN-indicator brandt of de DATA-indicator brandt of knippert, mag u de hoofdschakelaar niet
uitschakelen of het netsnoer niet uit het stopcontact halen. Dit zou de harde schijf kunnen beschadigen of
kunnen zorgen voor verlies van opgeslagen of ontvangen data.
8-18
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgaves
PROBLEMEN MET BETREKKING TOT HET
VERZENDEN
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
Er vindt geen
verzending plaats.
Is de telefoonkabel goed aangesloten? Controleer het contact van de telefoonlijn, de
wandcontactdoos en eventuele adaptors om er zeker
van te zijn dat alle verbindingen goed zijn aangesloten.
ZIJDE EN ACHTER (pagina 1-6)
Is de juiste belfunctie voor uw lijn
ingesteld?
Vraag uw beheerder om na te gaan of de
"Kiesmodusinstelling" op de juiste manier is ingesteld
voor de lijn die u gebruikt.
Systeeminstellingen (beheerder) > "Instellingen
beeld verzenden" > "Faxinstellingen" >
"Fax-Standaardinstellingen" > "Kiesmodusinstelling"
Heeft u een "in gesprek"-toon
ontvangen?
Wanneer u een "in gesprek"-toon ontvangt, wordt de
verzending tijdelijk geannuleerd en na een korte
onderbreking wordt een nieuwe poging gedaan
verbinding te krijgen. (Standaard fabrieksinstelling: 2
pogingen met tussenpozen van 3 min.)
Systeeminstellingen (beheerder) > "Instellingen
beeld verzenden" > "Faxinstellingen" > "Instellingen
Fax Verzenden" > "Opnieuw oproepen indien bezet"
Om de verzending te annuleren drukt u op de
[Opdrachtstatus]-toets, op de toets van de opdracht die
u wilt annuleren en vervolgens op de [Stop./Wis.]-toets.
Vond er een communicatiefout plaats? Wanneer er een fout optreedt die de verzending
verhindert, wordt de verzending tijdelijk geannuleerd en
na een korte onderbreking wordt een nieuwe poging
gedaan verbinding te krijgen. (Standaard
fabrieksinstelling: intervallen van 3 minuten)
Systeeminstellingen (beheerder) > "Instellingen
beeld verzenden" > "Faxinstellingen" > "Instellingen
Fax Verzenden" > "Opnieuw bellen indien
communicatiefout"
Om de verzending te annuleren drukt u op de
[Opdrachtstatus]-toets, op de toets van de opdracht die
u wilt annuleren en vervolgens op de [Stop./Wis.]-toets.
De machine ondersteunt ook de foutcorrectiefunctie
(ECM) en wordt automatisch ingesteld om elk deel van
het faxbericht opnieuw te verzenden dat wegens storing
op de lijn niet is overgekomen.
Systeeminstellingen (beheerder) > "Instellingen
beeld verzenden" > "Faxinstellingen" >
"Fax-Standaardinstellingen" > "ECM"
Staat het juiste formaat originelen
ingesteld?
Als het origineelformaat dat deze toets weergeeft afwijkt
van het door u geplaatste formaat, druk dan op deze
toets en geef het juiste formaat op.
8-19
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgaves
Er vindt geen
verzending plaats.
Geeft het opdrachtstatusscherm
(voltooide opdrachten) of het
transactierapport aan dat de verzending
mislukte?
Verricht de transactie opnieuw.
Als de verzending na het terugbellen - zoals ingesteld in
"Opnieuw oproepen indien bezet" en "Opnieuw bellen
indien communicatiefout" - nog steeds niet succesvol is,
zal de verzendingsfout aangegeven worden in het
opdrachtstatusscherm en het transactierapport.
Systeeminstellingen (beheerder) > "Instellingen
beeld verzenden" > "Faxinstellingen" > "Instellingen
Fax Verzenden" > "Opnieuw oproepen indien bezet"
Systeeminstellingen (beheerder) > "Instellingen
beeld verzenden" > "Faxinstellingen" > "Instellingen
Fax Verzenden" > "Opnieuw bellen indien
communicatiefout"
Hebt u een origineel van lang formaat
op de glasplaat geplaatst bij het
scannen?
Een origineel van lang formaat kunt u niet scannen vanaf
de glasplaat. Plaats deze originelen in de
origineelinvoerlade van de automatische documentinvoer.
Zijn subadres en wachtwoord correct?
(Wanneer u gebruikmaakt van een
verzending met F-code)
Overleg met degene die de andere machine bedient om
er zeker van zijn dat het subadres en wachtwoord
correct zijn.
Zijn er functies die door de beheerder
gedeactiveerd zijn?
Als de gebruikersauthenticatie ingeschakeld is, is het
mogelijk dat u niet alle functies mag gebruiken. Dat
wordt bepaald in uw gebruikersinstellingen. Controleer
bij uw systeembeheerder.
Het verzonden fax
wordt aan de
ontvangende zijde
blanco afgedrukt.
Is het origineel op de juiste manier
geplaatst met de afdrukzijde boven of
beneden?
Op de glasplaat moet het origineel met de afdrukzijde
naar beneden worden geplaatst. Het origineel moet met
de afdrukzijde naar beneden worden geplaatst wanneer
u de automatische origineelinvoer gebruikt. Plaats het
origineel op de juiste manier en verzend de fax opnieuw.
Als de ontvangende machine thermisch
papier gebruikt, was het thermische
papier met de verkeerde kant naar
buiten geplaatst?
Overleg met degene die de andere machine bedient.
De verzonden fax
wordt door de
ontvangende
faxmachine verkleind.
Is beelddraaiing geactiveerd? Wanneer "Instelling Verzenden Draaiing" niet
geactiveerd is (het beeld is niet geroteerd), kan een
origineel dat in verticale richting geplaatst is, verkleind
worden door de ontvangende machine. Activeer
"Instelling Verzenden Draaiing" voor de verzending.
Systeeminstellingen (beheerder) > "Instellingen beeld
verzenden" > "Faxinstellingen" > "Instellingen Fax
Verzenden" > "Instelling Verzenden Draaiing">
Als "Origineel gem. form." in de speciale functies is
ingeschakeld en er wordt een origineel met een andere
breedte verzonden, wordt gedraaid verzenden uitgeschakeld.
Verzending begint niet
op het aangegeven
tijdstip.
Is de klok van de machine op de juiste
tijd ingesteld?
Stel de klok van de machine op de juiste tijd in.
Systeeminstellingen > "Standaard-instellingen" >
"Klok" > "Klok aanpassen"
Is het systeem bezig met verzenden? Als de machine bezig is met het versturen van een
andere verzending op het moment van het opgegeven
tijdstip, zal de opdracht worden uitgevoerd nadat deze
verzending is voltooid.
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
8-20
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgaves
PROBLEMEN MET BETREKKING TOT ONTVANGST
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
Afdrukken vindt niet
plaats na ontvangst.
Verschijnt er in het display bericht met
de instructie om papier of toner bij te
vullen? (Wanneer dit scherm verschijnt
is afdrukken niet mogelijk.)
Herstel afdrukfunctie zoals aangegeven in de melding.
Verschijnt er een wachtwoord in het
invoerscherm?
"IInstelling vasthouden ontvangen afdrukgegevens" is
geactiveerd. Voer een correct wachtwoord in met het
numerieke toetsenbord.
Als u het wachtwoord niet weet, overleg dan met uw
beheerder.
Is de optie doorsturen (Inbound
routing-functie) geselecteerd in de
webpagina voor een ontvangen fax?
Wanneer de Inbound routing-functie geactiveerd is in de
webpagina's, worden ontvangen faxen automatisch
naar een ingevoerd adres doorgestuurd. Als de optie
"Afdrukken bij fouten" geselecteerd is wanneer Inbound
routing-functie is geactiveerd, worden ontvangen faxen
alleen afgedrukt wanneer er een fout plaatsvindt. Vraag
uw beheerder als u een ontvangen fax wilt afdrukken.
Het ontvangen beeld
is vaag.
Was het origineel dat gefaxt werd ook
vaag?
Vraag de afzender de fax opnieuw te sturen met een
juiste (donkerdere) belichtinginstelling.
De machine begint
niet met de
faxontvangst.
Is de ontvangstfunctie ingesteld op
"Handmatige ontvangst" in de systeem
instellingen (beheerder)?
Wanneer de ontvangstfunctie is ingesteld op
"Handmatige ontvangst", zal de machine niet
automatisch faxen ontvangen. Stel de ontvangstfunctie
in op "Automat. Ontvangst" om te zorgen dat de
machine automatisch faxen ontvangt.
Systeeminstellingen > "Faxdata ontvangen/doorsturen" >
Faxinstellingen" > "Ontvangstinstellingen"
8-21
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgaves
PROBLEMEN MET BETREKKING TOT TELEFONEREN
PROBLEMEN MET BETREKKING TOT GELUIDSIGNALEN
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
Kiezen is niet
mogelijk.
Is de extra telefoon aangesloten? Controleer het contact van de telefoonlijn, het contact
van de extra telefoon, de wandcontactdoos en
eventuele adaptors om er zeker van te zijn dat alle
verbindingen goed zijn aangesloten.
U kunt niet met de
andere partij spreken.
Hebt u het nummer gevormd met
gebruik van de luidspreker?
Als u het nummer vormt met gebruik van de luidspreker,
zult u de stem van de andere partij kunnen horen, maar
hij of zij zal uw stem niet horen. Gebruik de extra
telefoon. (Als de extra telefoon niet geïnstalleerd is, kunt
u niet met de andere partij praten.)
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
Het volume is te laag.
Luidspreker
•Belvolume
Lijncontrole
Faxontvangstsignaal
Signaal faxverzending
voltooid
Foutsignaal
faxcommunicatie
Is het volume op een laag niveau
ingesteld in de systeeminstellingen
(beheerder)?
Vraag uw beheerder om het volume in
"Luidsprekerinstellingen" op een hoger niveau in te stellen.
Systeeminstellingen (beheerder) > "Instellingen beeld
verzenden" > "Faxinstellingen" >
"Fax-Standaardinstellingen" > "Luidsprekerinstellingen"
Er is geen geluid.
•Belvolume
Lijncontrole
Faxontvangstsignaal
Signaal faxverzending
voltooid
Foutsignaal
faxcommunicatie
Is het belvolume uitgeschakeld in de
systeem instellingen (beheerder)?
Vraag uw beheerder om het volume in
"Luidsprekerinstellingen" anders dan "Geen geluid" in te
stellen.
Systeeminstellingen (beheerder) > "Instellingen
beeld verzenden" > "Faxinstellingen" >
"Fax-Standaardinstellingen" >
"Luidsprekerinstellingen"
8-22
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgaves
PROBLEMEN IN VERBAND MET AFZONDERLIJKE
ONE-TOUCH-TOETSEN / GROEPTOETSEN
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
Een afzonderlijke
one-touch-toets of een
groeptoets kan niet
worden opgeslagen.
Is het maximaal aantal toetsen al
opgeslagen?
Wis de one-touch-toetsen en groeptoetsen die niet
worden gebruikt
Zijn er functies die door de beheerder
gedeactiveerd zijn?
Sommige functies kunnen gedeactiveerd zijn in de
systeeminstellingen (systeembeheerder). Controleer bij
uw systeembeheerder.
Een individuele
sneltoets of
groepstoets kan niet
worden gecorrigeerd
of gewist.
In het geval van een individuele toets:
maakt deze deel uit van een groep?
Verwijder de toets uit de groep en maak dan de
correctie of wis de toets. (Als de toets in meerdere
groepen is opgenomen, moet hij uit alle groepen
worden verwijderd.)
Systeeminstellingen > "Adresbeheer" > "Adresboek"
Maak indien er meerdere groepstoetsen zijn
opgeslagen een uitdraai van de Groepslijst in "Adreslijst
Wordt Verzonden" in de systeeminstellingen. De lijst
geeft aan waar de toets is opgeslagen.
Systeeminstellingen > "Lijst afdrukken (gebruiker)" >
"Adreslijst Wordt Verzonden" > "Groepslijst"
Wordt de toets gebruikt in een
gereserveerde verzending of in een
verzending die al gaande is?
Wacht tot de verzending is afgerond of annuleer de
verzending en corrigeer of verwijder dan de toets.
Maakt de toets deel uit van een
programma toets?
Verwijder de toets uit het progamma en doe dan de
aanpassing of wis de toets. (Als de toets in het
programma is opgenomen, moet hij uit het programma
worden verwijderd.)
Systeeminstellingen > "Adresbeheer" > "Programma"
Maak indien er meerdere programmatoetsen zijn
opgeslagen een uitdraai van de Progammalijst in
"Adreslijst Wordt Verzonden" in de systeeminstellingen.
De lijst geeft aan waar de individuele en groepstoetsen
zijn opgeslagen.
Systeeminstellingen > "Lijst afdrukken (gebruiker)" >
"Adreslijst Wordt Verzonden" > "Programmalijst"
Is de toets die u wilt bewerken of
verwijderen opgeslagen als een
relay-bestemming of een
relay-distributieverzending met F-code?
Een groeps- of afzonderlijke one-touch-toets die
opgeslagen is als een relay-bestemming kan niet
bewerkt of gewist worden. Verwijder de toets uit de
relay-bestemmingen of de relay-distributieverzending
met F-code en bewerk of verwijder de toets.
Systeeminstellingen > "Adresbeheer" >
"F-Codegeheugenvak"
Zijn er functies die door de beheerder
gedeactiveerd zijn?
Sommige functies kunnen gedeactiveerd zijn in de
systeeminstellingen (beheerder). Controleer bij uw
systeembeheerder.
Heeft de beheerder een functie
ingeschakeld die bewerken/verwijderen
verhindert?
Als uw beheerder instellingen zoals "Instelling voor
inkomende routing" (in de webpagina 's) heeft
geactiveerd, zal bewerken/verwijderen niet mogelijk
zijn. Controleer bij uw systeembeheerder.
8-23
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
PROBLEMEN MET BETREKKING TOT SCANNEN /
INTERNETFAXWERKING
SCANNEN / INTERNETFAX
PROBLEMEN MET BETREKKING TOT SCANNEN / INTERNETFAXWERKING
• Er vindt geen verzending plaats.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-23
• U kunt het adres niet opgeven.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-24
• U kunt de modus niet selecteren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-24
• Automatische selectie van de kleurinstelling vindt niet correct plaats. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-24
• Het ontvangen beeldbestand kan niet worden geopend. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-25
• Verzenden duurt erg lang. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-25
• Een bestemming staat voorgeselecteerd.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-25
• Kan niet naar USB-geheugen schrijven.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-25
PROBLEMEN M.B.T. SCANRESULTATEN
• Het gescande beeld is afgesneden. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-26
• De kwaliteit van het gescande beeld is slecht. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-26
• Het gescande beeld is blanco. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-26
• Het gescande beeld is 90 of 180 graden gedraaid weergegeven. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-26
• De indicator van toets [KLEUREN STAR] brandt niet. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-26
• Het bestand was geselecteerd als JPEG, maar werd aangemaakt als TIFF-bestand.. . . . . . . . . . . .8-27
• Het beeld is te licht of te donker.(Bij gebruik van een PC Scan.) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-27
PROBLEMEN IN VERBAND MET AFZONDERLIJKE ONE-TOUCH-TOETSEN / GROEPTOETSEN
• Een afzonderlijke one-touch-toets of een groeptoets kan niet worden opgeslagen. . . . . . . . . . . . . .8-28
• Een individuele sneltoets of groepstoets kan niet worden gecorrigeerd of gewist.. . . . . . . . . . . . . . .8-28
Als u het onderwerp waar u naar op zoek bent niet kunt vinden in bovenstaande inhoudsopgave, zie "ALGEMENE
PROBLEMEN" (pagina 8-31).
Bent u niet in staat een probleem op te lossen met behulp van de oplossingen in deze handleiding, zet de machine
dan uit met behulp van de [AAN] knop ( ) en de hoofdschakelaar. Wacht tenminste 10 seconden en druk dan de
hoofdschakelaar en de [AAN] ( ) knop weer in.
Let op:
Als de LIJN-indicator brandt of de DATA-indicator brandt of knippert, mag u de hoofdschakelaar niet
uitschakelen of het netsnoer niet uit het stopcontact halen. Dit zou de harde schijf kunnen beschadigen of
kunnen zorgen voor verlies van opgeslagen of ontvangen data.
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
Er vindt geen
verzending plaats.
Heeft u de juiste bestemming
geselecteerd? Is de juiste informatie
(e-mailadres of FTP serverinformatie)
ingevoerd voor die bestemming?
Zorg dat de juiste bestemmingsinformatie is ingevoerd
voor de bestemming en dat de juiste bestemming staat
geselecteerd. Als het gescande document niet per
e-mail kon worden verzonden (Scannen naar e-mail), is
het mogelijk dat een foutbericht zoals "Undelivered
Message" naar het e-mailadres van de beheerder wordt
verzonden. Die informatie kan nuttig zijn om de oorzaak
van het probleem op te sporen.
8-24
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
Er wordt niet
verzonden.
Overschrijdt het beeldbestand de limiet
voor e-mailbijlagen in de
systeeminstellingen
(systeembeheerder)?
Als de beheerder een limiet heeft ingesteld voor de
grootte van te verzenden bestanden, kunt u een
bestand groter dan de limiet niet verzenden. Controleer
bij uw systeembeheerder.
Was het beeldbestand groter dan de
toegestane grootte voor bijlagen binnen
uw mailserver?
(Indien Scan naar E-mail wordt gebruikt.)
Verklein de omvang van het bestand in de bijlage
(beperk het aantal te scannen pagina's). U kunt de
grootte van dit bestand ook beperken door te scannen
met een lagere resolutie. Vraag aan de beheerder van
uw mailserver wat de maximaal toegelaten grootte is
voor het bestand dat per e-mail moet worden verzonden.
Is de map op de bestemmingscomputer
ingesteld als gedeelde map zodat u
bestanden daarheen kunt zenden?
(Indien Scan naar Netwerk Map wordt
gebruikt.)
Indien de bestemmingsfolder niet geconfigureerd is als
gedeelde map, selecteer dan "deel" in de
mapeigenschappen. Indien de map is verplaatst of
anderszins is gewijzigd, kan het zijn dan de deel
instelling is geannuleerd.
Is "IPsec-instellingen" ingeschakeld op
de machine?
(Indien Scan naar Netwerk Map wordt
gebruikt.)
Wanneer "IPsec-instellingen" is ingeschakeld in
de systeeminstellingen (beheerder), is
rechtstreeks afdrukken van een bestand uit een
gedeelde map niet mogelijk in sommige
computeromgevingen.
Raadpleeg uw beheerder voor informatie over
"IPsec-instellingen".
Systeeminstellingen (Systeembeheerder) >
"Beveiligingsinstellingen" > "IPsec-instellingen"
Hebt u een origineel van lang formaat
op de glasplaat geplaatst bij het
scannen?
Een origineel van lang formaat kunt u niet scannen
vanaf de glasplaat. Plaats deze originelen in de
origineelinvoerlade van de automatische
documentinvoer.
U kunt het adres niet
opgeven.
Zijn er functies die door de beheerder
gedeactiveerd zijn?
Sommige functies kunnen gedeactiveerd zijn in de
systeeminstellingen (systeembeheerder). Controleer bij
uw systeembeheerder.
Als de gebruikersauthenticatie ingeschakeld is, is het
mogelijk dat u niet alle functies mag gebruiken. Dat
wordt bepaald in uw gebruikersinstellingen. Controleer
bij uw systeembeheerder.
U kunt de modus niet
selecteren.
Automatische selectie
van de kleurinstelling
vindt niet correct
plaats.
Wilt u een van de volgende soorten
originelen scannen?
Indien zwart/wit niet geselecteerd:
Staan er kleuren op het papier/is het
papier gekleurd?
Indien kleur niet geselecteerd:
Is de kleur van het origineel zeer licht?
Is de kleur van het origineel zeer
donker, bijna zwart?
Is slechts een heel klein gedeelte van
het origineel gekleurd?
Als de kleur is ingesteld op "Auto" ziet de machine zelf of
het origineel zwart/wit is of gekleurd als de [KLEUREN
START] knop wordt ingedrukt; echter, in het geval zoals
links aangegeven kan het zijn dat de automatische
detectie niet het juiste resultaat geeft. In dit geval dient u
de kleurinstelling handmatig aan te geven.
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
8-25
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
Het ontvangen
beeldbestand kan niet
worden geopend.
Ondersteunt het viewerprogramma van
de ontvanger de bestandsindeling van
de ontvangen beelddata?
Mogelijk kan de ontvanger het bestand wel openen als u
het bestandstype en de compressiemodus aanpast voor
het verzenden. Gebruik een programma dat in staat is
het geselecteerde bestandstype en de
compressiemodus te openen.
Verschijnt er een melding waarin om uw
wachtwoord wordt gevraagd?
Het ontvangen bestand is een gecodeerd PDF bestand.
Vraag de zender om het wachtwoord, of laat het beeld
opnieuw in ongecodeerde vorm versturen.
Verzenden duurt erg
lang.
Is de resolutie-instelling geschikt
wanneer u scant?
Als u de resolutie en gegevenscompressie-instellingen
wilt selecteren die geschikt zijn voor verzending en
afbeeldingsgegevens wilt creëren met een balans
tussen resolutie en bestandsgrootte, moet u aandacht
besteden aan de volgende punten:
Resolutie-instellingen
De standaardinstelling voor resolutie is [200X200dpi]
in scanner- en USB-geheugenmodus en
[200X100dpi] in internetfaxmodus. Als het origineel
geen halftoonafbeelding bevat zoals een foto of
illustratie, krijgt u een praktische, nuttige afbeelding
door te scannen op de standaardresolutie. Een
hogere resolutie-instelling of de instelling "Halftoon"
(in internetfaxmodus) selecteert u alleen als het
origineel een foto bevat en u prioriteit wilt geven aan
de kwaliteit van de fotoafbeelding. Dan creëert u wel
een groter bestand dan met de standaardinstelling.
Een bestemming staat
voorgeselecteerd.
Is "Instelling standaard adres"
ingeschakeld in de systeeminstellingen
(systeembeheerder)?
Als u iets wilt versturen naar een andere dan de
standaard ingegeven bestemming, toetst u de
[Annuleren] toets in.
Als u de beheerder bent en de standaardbestemming
wilt wijzigen of uitschakelen, wijzigt u de instellingen
navenant in "Instelling standaard adres".
Systeeminstellingen (Systeembeheerder) >
"Instellingen Beeld Verz" > "Scaninstellingen" >
"Instelling standaard adres"
Kan niet naar
USB-geheugen
schrijven.
(Bij gebruik van een
USB-geheugen.)
Is het aangesloten USB-apparaat juist
herkend?
Met "USB-apparaatcontrole" in de systeeminstellingen
kunt u controleren of het apparaat al dan niet kan
worden herkend.
Systeeminstellingen > "USB-apparaatcontrole"
Als het niet wordt herkend, sluit u het opnieuw aan.
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
8-26
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
PROBLEMEN M.B.T. SCANRESULTATEN
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
Het gescande beeld is
afgesneden.
Is de grootte van de scansetting kleiner
dan het origineel?
Stel de scangrootte in op de grootte van het origineel.
Heeft u opzettelijk een kleinere omvang ingesteld dan de
oorspronkelijke grootte zorg dan voor zeer precieze
plaatsing van het origineel voor het scannen.
Bijvoorbeeld, als u een 8-1/2" x 11"-origineel (A4) op de
glasplaat scant met de instelling 5-1/2" x 8-1/2" (B5), dan
moet u het origineel met behulp van de schaalverdeling
links op de glasplaat vanuit het midden uitlijnen, om het
gebied dat u wenst in te scannen in het scangebied van
het formaat 5-1/2" x 8-1/2" (B5) te positioneren.
1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT"HET
ORIGINEEL OP DE GLASPLAAT PLAATSEN"
(pagina 1-36)
De kwaliteit van het
gescande beeld is
slecht.
Komt het origineel uit drukwerk zoals
een boek of tijdschrift?
Als het origineel drukwerk is, dan is het mogelijk dat
verticale patronen (moiré) verschijnen. Tip op de toets
[Belichting] in het basisscherm om het instelscherm voor
de belichting te openen. De checkbox [Moiré-Reductie]
verschijnt in dit scherm. Die checkbox kan worden
geselecteerd om het moiré-effect te verminderen. (enkel
in de scanmodus en de scanmodus voor USB-geheugen)
Soms is het ook mogelijk om het moiré-effect te
verminderen door de resolutie-instelling te wijzigen of
door het origineel een beetje te verschuiven (of de hoek
ervan te wijzigen) op de origineelplaat.
Staat bij het inscannen van een
gekleurd of grijsgetint origineel de
kleurfunctie ingesteld op "Mono2"?
Het instellen van de kleurfunctie of "Mono2" vervangt de
kleuren in het origineel door hetzij zwart of wit. Dit is een
oplossing voor originelen met alleen tekst. Voor
originelen met illustraties kunt u het best de toets
[ZWART/WIT START] gebruiken met de kleurmodus
ingesteld op [Grijstinten], of de kleurmodus van de toets
[KLEUREN START] instellen op [Meerkleuren] of
[Auto]-[Grijstinten] en vervolgens scannen.
Is er een bestemming ingevoerd die
[TIFF-S] als bestandsindeling
geselecteerd heeft?
Bij verzendingen met zowel scanfunctiebestemmingen
als Internet faxbestemmingen met bestandstype
[TIFF-S] blijft de resolutie onveranderd op
[200X200dpi], zelfs als u een andere resolutie instelt.
Wilt u een gescand beeld met een hoge resolutie
versturen naar scanfunctiebestemmingen, stuur dan het
beeld als individueel bestand.
Het gescande beeld is
blanco.
Is het origineel op de juiste manier
geplaatst met de afdrukzijde boven of
beneden?
Op de glasplaat moet het origineel met de afdrukzijde
naar beneden worden geplaatst. Het origineel moet met
de afdrukzijde naar beneden worden geplaatst wanneer
u de automatische origineelinvoer gebruikt.
Het gescande beeld is
90 of 180 graden
gedraaid
weergegeven.
Zijn er bij het verzenden Internet
faxadressen betrokken?
Als bij de verzending zowel de scanfunctie als Internet
faxbestemmingen zijn betrokken, dan krijgt de
oorspronkelijke verzendrichting van de Internet fax
voorrang, zodat het bestand mogelijk niet in de juiste
richting verschijnt wanneer men deze op een computer
bekijkt. In dit geval kunt u de afbeelding in een aparte
zending naar de scanfunctiebestemmingen sturen.
De indicator van toets
[KLEUREN STAR]
brandt niet.
Zijn internetfax of faxbestemmingen
opgenomen?
Als internetfax- of faxbestemmingen zijn opgenomen in
de bestemmingen kunt u alleen de toets [ZWART/WIT
START] gebruiken.
8-27
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
Het bestand was
geselecteerd als
JPEG, maar werd
aangemaakt als
TIFF-bestand.
Heeft u op de [ZWART/WIT START]
knop gedrukt om het scannen te
starten?
Wanneer [JPEG] is geselecteerd als bestandstype en
de afbeelding wordt gescand in Mono 2 zal er een
TIFF-bestand worden aangemaakt. Om het bestand als
JPEG-bestand aan te maken wijzigt u de kleurmodus in
[Meerkleuren]. Vervolgens drukt u op de toets
[KLEUREN START].
Het beeld is te licht of
te donker.(Bij gebruik
van een PC Scan.)
Is de drempelwaarde wel geschikt? Wanneer scannen van de TWAIN driver met [Mono 2
gradatie] is geselecteerd vanuit de [Kleurmodus] van
het venster "Professioneel", selecteert u de instelling
"Zwart/Wit drempel". Een hoge drempelwaarde geeft
een donkerder beeld en een lage drempelwaarde geeft
een lichter beeld. Om de "Zwart/Wit drempel"
automatisch aan te passen klikt u op de [Auto drempel]
knop in de [Beeld] tab van het "Professioneel" scherm.
Zijn de helderheid en de
contrastinstellingen correct?
Wanneer de helderheid en contrastinstellingen niet
geschikt zijn (bijvoorbeeld als het gescande beeld te
licht is) klikt u op de toets [Automatische afstelling van
helderheid / contrast] knop in de tab [Kleur] van het
scherm "Professioneel". U kunt ook de [Helderheid /
Contrast] knop gebruiken om de helderheid en het
contrast in te stellen bij het bekijken van de gescande
afbeelding.
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
8-28
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
PROBLEMEN IN VERBAND MET AFZONDERLIJKE
ONE-TOUCH-TOETSEN / GROEPTOETSEN
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
Een afzonderlijke
one-touch-toets of een
groeptoets kan niet
worden opgeslagen.
Is het maximaal aantal toetsen al
opgeslagen?
Wis de one-touch-toetsen en groeptoetsen die niet
worden gebruikt
Zijn er functies die door de beheerder
gedeactiveerd zijn?
Sommige functies kunnen gedeactiveerd zijn in de
systeeminstellingen (beheerder). Controleer bij uw
systeembeheerder.
Een individuele
sneltoets of
groepstoets kan niet
worden gecorrigeerd
of gewist.
In het geval van een individuele toets:
maakt deze deel uit van een groep?
Verwijder de toets uit de groep en maak dan de
correctie of wis de toets. (Als de toets in meerdere
groepen is opgenomen, moet hij uit alle groepen
worden verwijderd.)
Systeeminstellingen > "Adresbeheer" > "Adresboek"
Maak indien er meerdere groepstoetsen zijn
opgeslagen een uitdraai van de Groepslijst in "Adreslijst
Wordt Verzonden" in de systeeminstellingen. De lijst
geeft aan waar de toets is opgeslagen.
Systeeminstellingen > "Lijst afdrukken (gebruiker)" >
"Adreslijst Wordt Verzonden" > "Groepslijst"
Wordt de toets gebruikt in een
gereserveerde verzending of in een
verzending die al gaande is?
Wacht tot de verzending is afgerond of annuleer de
verzending en corrigeer of verwijder dan de toets.
Maakt de toets deel uit van een
programma toets?
Verwijder de toets uit het progamma en doe dan de
aanpassing of wis de toets. (Als de toets in het
programma is opgenomen, moet hij uit het programma
worden verwijderd.)
Systeeminstellingen > "Adresbeheer" > "Programma"
Maak indien er meerdere programmastoetsen zijn
opgeslagen een uitdraai van de Progammalijst in
"Adreslijst Wordt Verzonden" in de systeeminstellingen.
De lijst geeft aan waar de individuele en groepstoetsen
zijn opgeslagen.
Systeeminstellingen > "Lijst afdrukken (gebruiker)" >
"Adreslijst Wordt Verzonden" > "Programmalijst"
Zijn er functies die door de beheerder
gedeactiveerd zijn?
Sommige functies kunnen gedeactiveerd zijn in de
systeeminstellingen (beheerder). Controleer bij uw
systeembeheerder.
Heeft de beheerder een functie
ingeschakeld die bewerken/verwijderen
verhindert?
Als de beheerder "Instelling standaard adres" (op het
apparaat) heeft ingeschakeld, of "Instelling voor
inkomende routing" (op de webpagina's) is bewerken en
verwijderen niet mogelijk. Controleer bij uw
systeembeheerder.
8-29
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
PROBLEMEN M.B.T. ARCHIVEREN
DOCUMENTOPSLAG
PROBLEMEN M.B.T. ARCHIVEREN
• Er vindt geen documentopslag plaats. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-29
• Gearchiveerde gegevens kunt u niet afdrukken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-29
• Een opdracht kan niet wordt opgeslagen in een aangepaste map. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-30
PROBLEMEN M.B.T. BESTANDSBEHEER
• Een opgeslagen bestand is verdwenen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-30
• Een bestand kan niet worden gewist. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-30
• De eigenschappen van een bestand kunnen niet op [Vertrouwelijk] worden ingesteld.. . . . . . . . . . .8-30
• Een vertrouwelijk bestand of een vertrouwelijke map gaat niet open. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-30
• Een bestandsnaam kan niet worden opgeslagen of veranderd.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-30
• Een aangepaste mapnaam kan niet worden opgeslagen of veranderd.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-30
• Een bestandsnaam word afgekort. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-30
Als u het onderwerp waar u naar op zoek bent niet kunt vinden in bovenstaande inhoudsopgave, zie "ALGEMENE
PROBLEMEN" (pagina 8-31).
Bent u niet in staat een probleem op te lossen met behulp van de oplossingen in deze handleiding, zet de machine
dan uit met behulp van de [AAN] knop ( ) en de hoofdschakelaar. Wacht tenminste 10 seconden en druk dan de
hoofdschakelaar en de [AAN] ( ) knop weer in.
Let op:
Als de LIJN-indicator brandt of de DATA-indicator brandt of knippert, mag u de hoofdschakelaar niet
uitschakelen of het netsnoer niet uit het stopcontact halen. Dit zou de harde schijf kunnen beschadigen of
kunnen zorgen voor verlies van opgeslagen of ontvangen data.
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
Er vindt geen
documentopslag
plaats.
Heeft u de documentopslag instellingen
in de printerdriver geselecteerd?
In afdrukmodus schakelt u documentarchivering in op
het tabblad [Taakverwerking] van de printerdriver.
In kopieermodus of beeldverzendmodus drukt u op de
toets [Snelbestand] of de toets [Bestand] en gebruikt u
vervolgens de functie documentarchivering.
Zijn er functies die door de beheerder
gedeactiveerd zijn?
Sommige functies kunnen gedeactiveerd zijn in de
systeeminstellingen (beheerder). Controleer bij uw
systeembeheerder.
Als de gebruikersauthenticatie ingeschakeld is, is het
mogelijk dat u niet alle functies mag gebruiken. Dat
wordt bepaald in uw gebruikersinstellingen. Controleer
bij uw systeembeheerder.
Gearchiveerde
gegevens kunt u niet
afdrukken.
Zijn er functies die door de beheerder
gedeactiveerd zijn?
Sommige functies kunnen gedeactiveerd zijn in de
systeeminstellingen (beheerder). Controleer bij uw
systeembeheerder.
Als de gebruikersauthenticatie ingeschakeld is, is het
mogelijk dat u niet alle functies mag gebruiken. Dat
wordt bepaald in uw gebruikersinstellingen. Controleer
bij uw systeembeheerder.
8-30
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
PROBLEMEN M.B.T. BESTANDSBEHEER
Een opdracht kan niet
wordt opgeslagen in
een aangepaste map.
Verschijnen er aangepaste mappen in
"Mapinformatie"?
(Tijdens het printen)
Klik op de [Mapnaam opvragen] knop in het
documentopslagscherm van de printerdriver om de
aangepaste mappen op te halen die op het apparaat
zijn aangemaakt.
Heeft de aangepaste map een
wachtwoord?
Geef het wachtwoord op dat is geconfigureerd op het
apparaat in het scherm voor het opslaan van bestanden.
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
Een opgeslagen
bestand is verdwenen.
Hebt u op de toets [Gegevens afdrk. en
verwijderen] gedrukt om een
opgeslagen bestand af te drukken?
Een bestand dat is afgedrukt met behulp van de toets
[Gegevens afdrk. en verwijderen] wordt automatisch
gewist na het printen. Om een bestand af te drukken
zonder het te wissen, drukt u op de toets [Gegevens
afdrukken en opslaan].
Deze bestandseigenschap kan op "Beschermen"
worden ingesteld, zodat het bestand niet zomaar kan
worden gewist.
Is automatisch verwijderen van
documentarchiveringsbestanden
ingeschakeld?
Wanneer "Automatisch verwijderen van bestandinstelling"
ingeschakeld is in de systeeminstellingen (beheerder),
worden de bestanden in de opgegeven mappen
regelmatig verwijderd. (Zelfs wanneer het een bestand
met de eigenschap "Vertrouwelijk" of "Beveiligen" betreft,
kan het bestand gewist worden.) Mocht een bestand dat u
nodig hebt gewist zijn, neem dan contact op met de
beheerder van de machine.
Een bestand kan niet
worden gewist.
Staat de eigenschappen van het
bestand ingesteld op [Beveiligen]?
Een bestand kan niet worden gewist als de
eigenschappen staan ingesteld op [Beveiligen]. Verander
de eigenschappen in [Delen] en wis dan het bestand.
De eigenschappen van
een bestand kunnen
niet op [Vertrouwelijk]
worden ingesteld.
Staat het bestand in de snelmap? U kunt "Vertrouwelijk" niet opgeven voor een bestand in
de snelmap. Verplaats het bestand naar een andere
map en geef vervolgens "Vertrouwelijk" op. (U kunt
"Beveiligen" opgeven voor een bestand in de snelmap
om te voorkomen dat het gemakkelijk wordt verwijderd.)
Een vertrouwelijk
bestand of een
vertrouwelijke map
gaat niet open.
Heeft u een foutief wachtwoord
ingevoerd?
Als u het wachtwoord bent vergeten, is het mogelijk om
het wachtwoord van het bestand of de map in de
systeeminstellingen (beheerder) te wijzigen in een
nieuw wachtwoord. Vraag het uw beheerder.
Een bestandsnaam kan
niet worden opgeslagen
of veranderd.
Bevat de bestandsnaam tekens die niet
mogen worden gebruikt in een
bestands- of mapnaam?
De volgende karakters mogen niet worden gebruikt in
de naam van bestanden of mappen:
\ ? / " ; : , < > ! * & # |
Een aangepaste
mapnaam kan niet
worden opgeslagen of
veranderd.
Een bestandsnaam
word afgekort.
Is de bestandnaam opgeslagen in de
geavanceerde verzendinstellingen bij het
verzenden van een scan of Internet fax?
Indien de naam werd opgeslagen in de geavanceerde
verzendinstellingen voordat het Snelbestand of Bestand
werden geconfigureerd zal die naam worden gebruikt
voor het opgeslagen bestand. Indien het aantal tekens
in de naam het maximum toegestane aantal tekens voor
een Snelbestand overschrijdt (30 tekens), worden alle
tekens na het 30e teken weggelaten.
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
8-31
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
ALGEMENE PROBLEMEN
PROBLEMEN M.B.T. DE BEDIENING VAN DE MACHINE
• Gespecificeerde apparaatfuncties kunt u niet gebruiken.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-32
• Het bedieningspaneel kan niet worden gebruikt. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-32
• Printen is niet mogelijk of het printen stopt tijdens een opdracht.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-33
• Het verkeerde formaat wordt geselecteerd. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-33
• Aangegeven papierformaat voor de handinvoerlade is niet correct.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-33
PROBLEMEN M.B.T. PAPIERTOEVOER EN -UITVOER
• Het origineel loopt vast (automatische documentinvoer).. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-34
• Het papier loopt vast. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-34
• De afbeelding op het papier uit de lade voor handinvoer is scheef gedrukt. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-35
• De afbeelding op papier staat scheef. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-35
• The automatische documentinvoer functioneert niet. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-35
PROBLEMEN M.B.T. KWALITEIT/AFDRUKRESULTATEN
• Er verschijnen lijnen in de gescande afbeelding. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-35
• Vlekken op de print. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-36
• Toner hecht niet goed of er verschijnen vouwen in het papier. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-36
• Slechte printkwaliteit. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-36
• Deel van de afbeelding wordt afgesneden.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-36
• Er wordt op de verkeerde zijde van het papier afgedrukt. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-37
• Een kaft of insteekvel wordt niet op het opgegeven papier afgedrukt. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-37
PROBLEMEN M.B.T. RANDAPPARATUUR
• Het aangesloten USB apparaat kan niet worden gebruikt.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-37
• Het aangesloten USB-geheugen kan niet worden gebruikt.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-37
• De afwerkingeenheid werkt niet.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-37
• Er wordt niet geniet. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-37
• De nietpositie of perforatiepositie is niet correct. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-38
OVERIGE PROBLEMEN
• Voorvertoningen of miniatuurafbeeldingen worden niet weergegeven. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-38
• Toetsenpaneelscherm is moeilijk af te lezen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-38
• U bent afgemeld zonder zelf te zijn uitgelogd. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-38
• U bent het systeembeheerder wachtwoord vergeten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8-39
Bent u niet in staat een probleem op te lossen met behulp van de oplossingen in deze handleiding, zet de machine dan
uit met behulp van de [AAN] knop ( ) en de hoofdschakelaar. Wacht tenminste 10 seconden en druk dan de
hoofdschakelaar en de [AAN] ( ) knop weer in.
Let op:
Als de LIJN-indicator brandt of de DATA-indicator brandt of knippert, mag u de hoofdschakelaar niet uitschakelen of het
netsnoer niet uit het stopcontact halen. Dit zou de harde schijf kunnen beschadigen of kunnen zorgen voor verlies van
opgeslagen of ontvangen data.
8-32
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
PROBLEMEN M.B.T. DE BEDIENING VAN DE MACHINE
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
Gespecificeerde
apparaatfuncties kunt
u niet gebruiken.
Zijn er functies die door de beheerder
gedeactiveerd zijn?
Sommige functies kunnen gedeactiveerd zijn in de
systeeminstellingen (systeembeheerder). Controleer bij
uw systeembeheerder.
Als de gebruikersauthenticatie is ingeschakeld, zijn de
functies die u kunt gebruiken en het totaal aantal
pagina's mogelijk beperkt in uw gebruikersinstellingen.
Controleer bij uw systeembeheerder.
Het bedieningspaneel
kan niet worden
gebruikt.
Brandt het aan-lampje? Als het aan-lampje niet brandt, controleer dan of de
stekker stevig in het stopcontact zit, zet de
hoofdschakelaar aan en druk de [AAN] knop ( ) in om
het apparaat aan te zetten.
Heeft u het apparaat zojuist pas
aangezet?
Nadat de [AAN] knop ( ) is ingedrukt, heeft de
machine wat tijd nodig om de opwarmcyclus te
doorlopen.
Gedurende deze opwarmtijd kunt u al wel functies
kiezen, maar het apparaat kan nog geen opdrachten
uitvoeren. Wacht tot een melding verschijnt die aangeeft
dat het apparaat klaar voor gebruik is.
Knippert de [SPAARSTAND] toets ( )?
De modus Automatisch Uitschakelen is geactiveerd.
Om te zorgen dat het apparaat weer normaal
functioneert, drukt u de [SPAARSTAND] toets in ( ).
1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT"TOETS
[SPAARSTAND]" (pagina 1-15)
Staat er een deksel open of is een
apparaat niet aangesloten op de
printer?
Er verschijnt een waarschuwing als er een deksel
openstaat of een apparaat niet op de printer is
aangesloten. Lees de melding en voer de relevante
stappen uit.
Kon u drie maal achtereen niet
inloggen?
Als in de systeeminstellingen "Waarschuwing wanneer
aanmelden mislukt" is geactiveerd (systeembeheerder)
en u drie maal achtereen niet kunt inloggen, verschijnt
er een waarschuwing en is het apparaat 5 minuten
geblokkeerd. Als het apparaat weer vrijgegeven wordt
logt u in met de juiste gebruikersinformatie. (Als u uw
gebruikersinformatie niet kent, neem dan contact op
met uw systeembeheerder.)
Verschijnt er een melding die aangeeft
dat automatisch inloggen niet is
geslaagd?
Automatisch inloggen is niet geslaagd door een
probleem met het netwerk. Neem contact op met uw
systeembeheerder.
Bent u de systeembeheerder, activeer dan de
[Beheerderswachtw] toets, log in als systeembeheerder
en pas de systeeminstellingen tijdelijk aan
(systeembeheerder). (Herstel de oorspronkelijke
instellingen als het netwerkprobleem weer is opgelost.)
8-33
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
Het bedieningspaneel
kan niet worden
gebruikt.
Verschijnt de melding "Bel
servicedienst. Code:xx-xx*." in het
toetsenpaneel?
*Er verschijnen letters en cijfers in de
plaats van xx-xx.
Controleer of de LIJN-indicator niet brandt en de DATA
indicator niet knippert of brandt en schakel vervolgens
de toets [AAN] ( ) en de hoofdschakelaar uit. Wacht
tenminste tien seconden en zet de hoofdschakelaar en
de toets [AAN] ( ) weer aan, in die volgorde.
Als dezelfde melding blijft verschijnen nadat u de [AAN]
knop ( ) en de hoofdvoedingsschakelaar meerdere
malen hebt uit- en ingeschakeld, is er zeer
waarschijnlijk een storing opgetreden waarvoor service
is vereist. Stop in dit geval de machine, haal het snoer
uit het stopcontact en neem contact op met uw dealer of
de dichtstbijzijnde erkende servicevertegenwoordiger.
(Geef uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende
servicevertegenwoordiger de getoonde foutmelding
door, wanneer u contact met hen opneemt.)
Printen is niet
mogelijk of het printen
stopt tijdens een
opdracht.
Zit er nog papier in de lade?
Voeg papier toe volgens de aanwijzingen in het bericht op
het toetsenpaneel.
Is de toner in het apparaat op? Als een tonercartridge leeg raakt, verschijnt een
melding om aan te geven dat de cartridge moet worden
vervangen. Raadpleeg Onderhouds- en
veiligheidshandleiding voor het vervangen van de
tonercartridge.
Is het papier vastgelopen? Verwijder het vastgelopen papier volgens de instructies
in de display.
VERWIJDEREN VAN VASTGELOPEN PAPIER
(pagina 8-2)
Is de uitvoerlade vol? Als de uitvoerlade vol is, wordt een sensor geactiveerd
en stopt de machine met afdrukken.
Verwijder de output uit de lade en hervat het printen.
Is de toner inzamelcontainer vol? Vervang de toner inzamelcontainer volgens de
instructies in het bericht op het aanraakscherm.
Onderhouds- en veiligheidshandleiding
Zijn er in de Papierlade-Instellingen van
de systeeminstellingen beperkingen
gedefinieerd voor de lades die per
functie kunnen worden gebruikt
(kopiëren, printen, Internet Fax, en
documentarchivering)?
Controleer de Papierlade-Instellingen en kijk of er bij elke
functie een vinkje staat. (Bezig met invoeren van
goedgekeurde opdracht) Functies die niet zijn aangevinkt
kunnen niet voor printen worden gebruikt bij die lade.
Systeeminstellingen > "Papierlade-Instellingen" >
"Lade-Instellingen" > "Wijzigen" >
Het verkeerde formaat
wordt geselecteerd.
Staat het juiste formaat originelen
ingesteld?
Wanneer een origineel wordt geplaatst, wordt het
waargenomen formaat van het origineel weergegeven.
Als het origineelformaat dat deze toets weergeeft afwijkt
van het door u geplaatste formaat, druk dan op deze
toets en geef het juiste formaat op.
Aangegeven
papierformaat voor de
handinvoerlade is niet
correct.
Is het uitschuifgedeelte van de
handinvoerlade uitgetrokken?
Als u papier in het uitschuifgedeelte van de
handinvoerlade doet moet u deze helemaal uittrekken
zodat het juiste papierformaat kan worden gevonden.
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
8-34
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
PROBLEMEN M.B.T. PAPIERTOEVOER EN -UITVOER
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
Het origineel loopt
vast (automatische
documentinvoer).
Is er teveel papier geladen in de
origineelinvoerlade?
Zorg dat de stapel papier in de lade niet boven de
aangegeven lijn uitkomt.
Is het origineel een lang origineel? Als u de automatische origineelinvoer gebruikt om een
lang origineel te scannen, stel het scanformaat dan in
op [Lang Form.]. (Let op, lange originelen kunnen niet
worden gekopieerd met de kopieerfunctie.)
Is het origineel van dun papier? Gebruik de documentglasplaat voor het scannen van
het origineel. Als u de automatische documentinvoer
moet gebruiken, gebruik dan de langzame scanfunctie
in de speciale functies om het origineel te scannen.
Is de aanvoerrol vuil? Reinig het oppervlak van de aanvoerrol van de
origineelinvoer.
Onderhouds- en veiligheidshandleiding
Het papier loopt vast. Zit er een afgescheurd stuk papier vast
in het apparaat?
Zorg dat alle papier wordt verwijderd.
VERWIJDEREN VAN VASTGELOPEN PAPIER
(pagina 8-2)
Zit er te veel papier in de lade? Zorg dat de stapel papier in de lade niet boven de
aangegeven lijn uitkomt.
Worden er meerdere vellen papier
tegelijk ingevoerd?
Waaier het papier goed uit voordat u het plaatst.
Gebruikt u papier dat niet aan de
specificaties voldoet?
Gebruik door SHARP aanbevolen papier. Het gebruik
van papier dat niet wordt aanbevolen kan leiden tot
vastlopen, kreukelen of vlekken.
We adviseren het gebruik van door SHARP aanbevolen
papier en etiketten. Neem contact op met uw dealer of
de dichtstbijzijnde erkende servicevertegenwoordiger
voor meer informatie.
Raadpleeg "BRUIKBAAR PAPIER" (pagina 1-26) in
"1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT" voor
informatie over papier dat niet is toegestaan of aanbevolen.
Is het papier in de lade vochtig? Als u het papier in een lade langere tijd niet zult
gebruiken, verwijder dit dan uit de lade en bewaar het in
een zak, op een donkere, droge plaats.
Zijn de geleiders van de handinvoerlade
op de breedte van het papier ingesteld?
Pas de geleiders van de handinvoerlade aan de breedte
van het papier aan.
Is het uitschuifgedeelte van de
handinvoerlade uitgetrokken?
Bij het invoeren van een groot formaat papier moet u
het uitschuifgedeelte uittrekken.
Is de handinvoerrol vuil? Reinig het oppervlak van de handinvoerrol.
Onderhouds- en veiligheidshandleiding
8-35
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
PROBLEMEN M.B.T. KWALITEIT/AFDRUKRESULTATEN
Het papier loopt vast. Staat het juiste papierformaat
ingesteld?
Als u een speciaal papierformaat gebruikt zorg dan dat
u het formaat instelt.
Als er een ander formaat papier in de lade is gedaan
controleer dan de papierformaat instelling.
Systeeminstellingen > "Papierlade-Instellingen" >
"Lade-Instellingen"
Heeft u papier in de lade voor
handinvoer gedaan?
Verwijder bij het toevoegen van papier eventueel resterend
papier uit de handinvoerlade, combineer het met het toe te
voegen papier en plaats het papier als één stapel terug.
Als u papier toevoegt zonder dit te combineren met het
resterende papier, kan het apparaat vastlopen.
De afbeelding op het
papier uit de lade voor
handinvoer is scheef
gedrukt.
Is het papier op de juiste wijze in de
papierlade gedaan?
Stel de geleiders af op de maat van het papier. Zorg dat
de hoogte van het papier niet boven de aangegeven lijn
uitkomt.
Zijn er in de Papierlade-Instellingen van
de systeeminstellingen beperkingen
gedefinieerd voor de lades die per
functie kunnen worden gebruikt
(kopiëren, printen, Internet Fax, en
documentarchivering)?
Controleer de Papierlade-Instellingen en kijk of er bij elke
functie een vinkje staat. (Bezig met invoeren van
goedgekeurde opdracht) Functies die niet zijn aangevinkt
kunnen niet voor printen worden gebruikt bij die lade.
Systeeminstellingen > "Papierlade-Instellingen" >
"Lade-Instellingen" > "Wijzigen" >
De afbeelding op
papier staat scheef.
Zit er te veel papier in de
handinvoerlade?
Doe niet meer in de lade dan het maximum toegestane
aantal vellen.
Het maximum toegestane aantal vellen hangt af van de
ingestelde papiersoort. Zie "SPECIFICATIES" in de
Veiligheidshandleiding voor meer informatie.
Zijn de geleiders van de handinvoerlade
op de breedte van het papier ingesteld?
Pas de geleiders van de handinvoerlade aan de breedte
van het papier aan.
Zijn de origineelgeleiders aan de
breedte van het papier aangepast
Pas de origineelgeleiders aan de breedte van het papier
aan.
The automatische
documentinvoer
functioneert niet.
Zijn er functies die door de beheerder
gedeactiveerd zijn?
Sommige functies kunnen gedeactiveerd zijn in de
systeeminstellingen (systeembeheerder). Controleer bij
uw systeembeheerder.
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
Er verschijnen lijnen
in de gescande
afbeelding.
Is de glasplaat of de automatische
documentinvoer vuil?
Reinig de glasplaat of de automatische
documentinvoer.
Onderhouds- en veiligheidshandleiding
Is de papieraanvoerrol of de
handinvoerrol vuil?
Reinig het oppervlak van de papieraanvoerrol of de
handinvoerrol.
Onderhouds- en veiligheidshandleiding
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
8-36
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
Vlekken op de print. Gebruikt u papier dat niet aan de
specificaties voldoet?
Gebruik door SHARP aanbevolen papier. Het gebruik van
papier voor andere modellen of speciaal papier dat niet wordt
aanbevolen kan leiden tot vastlopen, kreuken of vlekken.
We adviseren het gebruik van door SHARP aanbevolen
papier en etiketten. Neem contact op met uw dealer of
de dichtstbijzijnde erkende servicevertegenwoordiger
voor meer informatie.
Gebruikt u voorgeperforeerd papier? Als de af te drukken afbeelding de perforaties overlapt
kunnen er vlekken verschijnen op de achterkant van het
papier bij eenzijdig bedrukken, of op beide zijden bij
dubbelzijdig bedrukken. Zorg dat de afbeelding de
perforatie niet overlapt.
Zijn de lasereenheid, de tonerkanalen of
de PT-lader vuil?
Als deze eenheden vuil zijn, verschijnen er vlekken op
de afdrukken. Reinig deze eenheden regelmatig.
Raadpleeg de "Onderhouds- en veiligheidshandleiding"
voor het reinigen.
Verschijnt er een melding dat er
onderhoud noodzakelijk is?
Neem zo snel mogelijk contact op met uw dealer of de
dichtst bijzijnde erkende servicevertegenwoordiger.
Toner hecht niet goed
of er verschijnen
vouwen in het papier.
Gebruikt u papier dat niet aan de
specificaties voldoet?
Gebruik door SHARP aanbevolen papier. Het gebruik van
papier voor andere modellen of speciaal papier dat niet wordt
aanbevolen kan leiden tot vastlopen, kreuken of vlekken.
We adviseren het gebruik van door SHARP aanbevolen
papier en etiketten. Neem contact op met uw dealer of
de dichtstbijzijnde erkende servicevertegenwoordiger
voor meer informatie.
Heeft u het juiste papiersoort ingesteld? Stel het juiste papiersoort in bij de lade-instellingen. Let
vooral op het volgende:
U gebruikt een zware kwaliteit papier maar er staat bij
de lade-instellingen een andere papiersoort
ingesteld. (de afbeelding kan bij wrijving verdwijnen.)
Er worden een andere papiersoort gebruikt dan
zwaar papier, maar er staat bij de lade-instellingen
zwaar papier ingesteld. (Dit kan leiden tot kreuken en
vastlopen.)
Systeeminstellingen > "Papierlade-Instellingen" >
"Lade-Instellingen"
Is het papier op zo'n manier geladen dat
er op de achterkant wordt afgedrukt?
Indien er op de verkeerde zijde wordt afgedrukt van
etiketvellen of transparanten, kan het zijn dat de toner
niet goed hecht en dat u geen scherp beeld krijgt.
Slechte printkwaliteit. Is "Tonerbesparingsmodus"
ingeschakeld
Als de "Tonerbesparingsmodus" ingeschakeld is, wordt
afgedrukt met minder toner. Bijgevolg is het
afdrukresultaat lichter. Controleer bij uw
systeembeheerder.
Deel van de afbeelding
wordt afgesneden.
Staat het juiste papierformaat
ingesteld?
Als u een speciaal papierformaat gebruikt zorg dan dat
u het formaat instelt.
Als er een ander formaat papier in de lade is gedaan
controleer dan de papierformaat instelling.
Systeeminstellingen > "Papierlade-Instellingen" >
"Lade-Instellingen"
Is het origineel correct geplaatst? Als u gebruikmaakt van de documentglasplaat, plaats
het origineel dan in het midden links op de glasplaat.
1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT"HET
ORIGINEEL OP DE GLASPLAAT PLAATSEN"
(pagina 1-36)
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
8-37
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
PROBLEMEN M.B.T. RANDAPPARATUUR
Er wordt op de
verkeerde zijde van
het papier afgedrukt.
Is het papier geladen met de bedrukte
kant in de verkeerde richting?
Lade 1 tot 4:
Plaats het papier met de voorzijde omhoog*.
Handinvoerlade:
Laad het papier met de bovenkant naar beneden*.
* IAls u "Voorgeperforeerd", "Voorbedrukt" of
"Briefpapier" gebruikt, plaats het papier er dan
omgekeerd in. (Behalve wanneer "Uitschakelen van
duplex" ingeschakeld is in de systeeminstellingen
(systeembeheerder). Vraag aan uw beheerder wat de
huidige instelling is.)
Een kaft of insteekvel
wordt niet op het
opgegeven papier
afgedrukt.
Is het papiertype correct ingesteld?
Als het ingestelde papiertype voor de kaft of het insteekvel
niet overeenkomt met het papiertype dat is ingesteld voor
de lade, wordt papier uit een andere lade aangevoerd.
Stel het juiste papiertype in voor de lade die het papier
bevat dat is opgegeven voor de kaft of het insteekvel.
Systeeminstellingen > "Papierlade-Instellingen" >
"Lade-Instellingen"
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
Het aangesloten USB
apparaat kan niet
worden gebruikt.
Is het USB apparaat compatibel met het
apparaat?
Vraag aan uw dealer of het apparaat compatibel is met
de machine.
Is het aangesloten USB-apparaat juist
herkend?
Met "USB-apparaatcontrole" in de systeeminstellingen
kunt u controleren of het apparaat al dan niet kan
worden herkend.
Systeeminstellingen > "USB-apparaatcontrole"
Als het niet wordt herkend, sluit u het opnieuw aan.
Het aangesloten
USB-geheugen kan
niet worden gebruikt.
Is het geheugen ingedeeld volgens
FAT32?
Als de indeling van het USB-geheugen geen FAT32 is,
wijzig de indeling dan naar FAT32 met uw computer.
Gebruikt u een USB-geheugen met een
capaciteit van meer dan 32 GB?
Gebruik een USB-geheugen van 32 GB of minder.
De afwerkingeenheid
werkt niet.
Verschijnt er een melding die aangeeft
dat u het papier uit de niet-eenheid moet
halen?
Verwijder alle resterend papier uit de niet-eenheid.
Verschijnt het volgende bericht op het
toetsenpaneel?
"Bel servicedienst. Code:xx-xx*.
Afwerkeenheidfout."
*Er verschijnen letters en cijfers in de
plaats van xx-xx.
Controleer de aansluitkabel. Maak de aansluitkabel los
en steek hem er weer stevig in. Start de machine
vervolgens opnieuw op.
Er wordt niet geniet. Verschijnt er een melding die u vraagt
de perforatiemodule te controleren?
Verwijder vastgelopen nietjes.
"VASTGELOPEN NIETJES VERWIJDEREN"
(pagina 8-6)
Verschijnt er een melding die u vraagt
om nietjes toe te voegen?
Vervang de nietjescartridge. Vergeet de nietcassette
niet te vervangen.
"VASTGELOPEN NIETJES VERWIJDEREN"
(pagina 8-6)
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
8-38
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
OVERIGE PROBLEMEN
Er wordt niet geniet . Zit tussen een stapel ook papier van
een andere breedte?
Nieten is niet mogelijk bij verschillende papierbreedtes.
Om verschillende papierformaten te kunnen nieten,
gebruikt u papier van dezelfde breedte. Wanneer u
kopieert, selecteert u [Origineel gem. form.] bij de
speciale functies.
Heeft u meer bladen dan in een keer
geniet kunnen worden?
Voor het maximum aantal vellen dat geniet kan worden,
zie "SPECIFICATIES" in de Veiligheidshandleiding.
Gebruikt u bij de printopdracht een
papierformaat dat niet kan worden
geperforeerd?
Voor de papierformaten die geniet kunnen worden, zie
"SPECIFICATIES" in de Veiligheidshandleiding.
Is de papiersoort instelling voor de
geselecteerde lade in de printerdriver
ingesteld op een papiersoort dat niet
kan worden geniet?
Controleer de papiersoortinstellingen en selecteer een
lade met papier dat u kunt nieten*. Klik op de knop
[Ladestatus] in "Papierkeuze" op het tabblad [Papier]
van het instelvenster voor de printer en controleer de
papiersoortinstelling voor elke lade.
* Nieten is niet mogelijk bij etiketten, tabpapier,
transparanten of enveloppen. Ook als bij het
gebruikerstype "Nieten Uitschakelen" is ingesteld kan
er niet geniet worden.
Zijn er functies die door de beheerder
gedeactiveerd zijn?
Sommige functies kunnen gedeactiveerd zijn in de
systeeminstellingen (beheerder). Controleer bij uw
systeembeheerder.
De nietpositie of
perforatiepositie is
niet correct.
Staat de nietpositie correct ingesteld? Controleer de instelling van de nietpositie.
2. KOPIEERMACHINE "UITVOER" (pagina 2-34)
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
Voorvertoningen of
miniatuurafbeeldingen
worden niet
weergegeven.
Wachten er een aantal opdrachten op
uitvoering?
Wacht tot enkele van de opdrachten zijn uitgevoerd.
Toetsenpaneelscherm
is moeilijk af te lezen.
Staat het displaycontrast juist
afgesteld?
Druk op de toets helderheid aanpassen ( ) of de
systeembalk om de helderheid van het aanraakscherm
aan te passen.
1. VOORDAT U DE MACHINE
GEBRUIKT"SYSTEEMBALK" (pagina 1-12)
U bent afgemeld
zonder zelf te zijn
uitgelogd.
Staat Automatisch Wissen ingesteld? Als er gebruik wordt gemaakt van gebruikersautorisatie
zal de huidige gebruiker automatisch worden uitgelogd
als Automatisch Wissen wordt geactiveerd. (Behalve in
PC Scan modus.)
Log opnieuw in.
Bent u de systeembeheerder dan kunt u de tijdinstelling
van Automatisch Wissen aanpassen of Automatisch
Wissen uitschakelen in "Automatisch Wissen Instellen".
Systeeminstellingen (Systeembeheerder) >
"Bedieningsinstellingen" > "Overige instellingen" >
"Automatisch Wissen Instellen"
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
8-39
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
U bent het
systeembeheerder
wachtwoord vergeten.
Is het wachtwoord van de
systeembeheerder anders dan de
standaard fabrieksinstelling?
Neem contact op met uw dealer of de dichtst bijzijnde
erkende servicevertegenwoordiger.
Zie voor het standaard fabriekswachtwoord "AAN DE
BEHEERDER VAN HET APPARAAT" in de
Onderhouds- en veiligheidshandleiding. Als u het
wachtwoord verandert, dient u te zorgen dat dit goed
bewaard blijft.
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
MXC311-NL-Z2
Bedieningshandleiding
MX-C311
MX-C381
MODEL:
1

Hulp nodig? Stel uw vraag in het forum

Spelregels

Misbruik melden

Gebruikershandleiding.com neemt misbruik van zijn services uitermate serieus. U kunt hieronder aangeven waarom deze vraag ongepast is. Wij controleren de vraag en zonodig wordt deze verwijderd.

Product:

Bijvoorbeeld antisemitische inhoud, racistische inhoud, of materiaal dat gewelddadige fysieke handelingen tot gevolg kan hebben.

Bijvoorbeeld een creditcardnummer, een persoonlijk identificatienummer, of een geheim adres. E-mailadressen en volledige namen worden niet als privégegevens beschouwd.

Spelregels forum

Om tot zinvolle vragen te komen hanteren wij de volgende spelregels:

Belangrijk! Als er een antwoord wordt gegeven op uw vraag, dan is het voor de gever van het antwoord nuttig om te weten als u er wel (of niet) mee geholpen bent! Wij vragen u dus ook te reageren op een antwoord.

Belangrijk! Antwoorden worden ook per e-mail naar abonnees gestuurd. Laat uw emailadres achter op deze site, zodat u op de hoogte blijft. U krijgt dan ook andere vragen en antwoorden te zien.

Abonneren

Abonneer u voor het ontvangen van emails voor uw Sharp MX-C311 bij:


U ontvangt een email met instructies om u voor één of beide opties in te schrijven.


Ontvang uw handleiding per email

Vul uw emailadres in en ontvang de handleiding van Sharp MX-C311 in de taal/talen: Nederlands als bijlage per email.

De handleiding is 17,46 mb groot.

 

U ontvangt de handleiding per email binnen enkele minuten. Als u geen email heeft ontvangen, dan heeft u waarschijnlijk een verkeerd emailadres ingevuld of is uw mailbox te vol. Daarnaast kan het zijn dat uw internetprovider een maximum heeft aan de grootte per email. Omdat hier een handleiding wordt meegestuurd, kan het voorkomen dat de email groter is dan toegestaan bij uw provider.

Stel vragen via chat aan uw handleiding

Stel uw vraag over deze PDF

Uw handleiding is per email verstuurd. Controleer uw email

Als u niet binnen een kwartier uw email met handleiding ontvangen heeft, kan het zijn dat u een verkeerd emailadres heeft ingevuld of dat uw emailprovider een maximum grootte per email heeft ingesteld die kleiner is dan de grootte van de handleiding.

Er is een email naar u verstuurd om uw inschrijving definitief te maken.

Controleer uw email en volg de aanwijzingen op om uw inschrijving definitief te maken

U heeft geen emailadres opgegeven

Als u de handleiding per email wilt ontvangen, vul dan een geldig emailadres in.

Uw vraag is op deze pagina toegevoegd

Wilt u een email ontvangen bij een antwoord en/of nieuwe vragen? Vul dan hier uw emailadres in.



Info