453228
1
Verklein
Vergroot
Pagina terug
1/706
Pagina verder
KOPIEERMACHINE
PRINTER
FAX
SCANNER / INTERNETFAX
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
SYSTEEMINSTELLINGEN
OVER DE BEDIENINGSHANDLEIDING
EEN KOPIE MAKEN EEN DOCUMENT
AFDRUKKEN
EEN FAX VERZENDEN
EEN AFBEELDING
SCANNEN /
EEN INTERNETFAX
VERZENDEN
EEN OPDRACHT
OPSLAAN EN
LATER OPNIEUW
GEBRUIKEN
Zoeken op basis
van wat u wilt doen
Zoeken op basis
van wat u wilt doen
Zoeken met de
inhoudsopgave
Zoeken met de
inhoudsopgave
BEDIENINGSHANDLEIDING
EEN KOPIE MAKEN
Besparen
Een kopie van dit type
originelen maken
Een kopie op dit
type papier maken
2010/04/04
Datum of
paginanummers
toevoegen
De uitvoer
samenvoegen tot
een brochure
Andere handige functies
Besparen
Op beide zijden van papier
kopiëren
Meerdere pagina's op één
zijde van een vel papier
kopiëren
Op voor- en achterzijde van
een kaart kopiëren
Een kopie van dit soort originelen maken
Originelen met zowel kleur
als zwart-wit
Meer originelen dan in één
keer geladen kunnen worden
Originelen van verschillend
formaat
Dikke originelen (aan de randen
verschijnen schaduwen)
Een kopie op dit type papier maken
Enveloppen en andere
speciale media
Transparanten
Datum of paginanummers toevoegen
2010/04/04
Datum toevoegen
Stempel toevoegen
9
10
11
Paginanummer toevoegen
ABCDEFG
Tekst toevoegen
De uitvoer samenvoegen tot een brochure
Een brochure maken
Geniete uitvoer
Een blanco marge voor
perforeren creëren
Andere handige functies
Functies voor specifieke doeleinden
z Een kopie van gerangschikte foto's maken
z Een gespiegelde kopie maken
z Op midden van papier kopiëren
z Een negatieve kopie maken
Handige functies
z Prioriteit geven aan een kopieeropdracht
z Status van een opdracht in de wachtrij controleren
z Een dun origineel kopiëren
z Kleur aanpassen
EEN DOCUMENT AFDRUKKEN
Besparen Afdrukken
zonder computer
Aantrekkelijke
uitvoer afdrukken
De uitvoer
samenvoegen tot
een brochure
Afdrukken op dit
type papier
Tekst of een
afbeelding toevoegen
Andere handige functies
Besparen
Op beide zijden van papier
afdrukken
Meerdere pagina's op één
papierzijde afdrukken
Afdrukken zonder computer
FTP
Een FTP-bestand afdrukken
Een bestand op een
USB-geheugenapparaat afdrukken
Een bestand in een
netwerkmap afdrukken
Een bestand dat in de machine
is opgeslagen afdrukken
Aantrekkelijke uitvoer afdrukken
Afdruk aan papierformaat
aanpassen
Helderheid en contrast
aanpassen
Afdrukken met kleurinstellingen
die geschikt zijn voor de gegevens
Vage tekst en regels
verscherpen
De afdrukmodus selecteren
De uitvoer samenvoegen tot een brochure
Een brochure maken
Geniete uitvoer
Een blanco marge voor
perforeren creëren
Bepaalde pagina's op
voorzijde van papier afdrukken
Afdrukken op dit type papier
Enveloppen
Transparanten
Bepaalde pagina's op ander
papier afdrukken
De afbeelding 180 graden
draaien
Tekst of een afbeelding toevoegen
Een watermerk aan de
afdrukgegevens toevoegen
Een afbeelding over de
afdrukgegevens plakken
Een vaste vorm over de
afdrukgegevens plakken
Andere handige functies
Formaat of afdrukstand van de afdrukgegevens corrigeren
z Afdrukbeeld vergroten of verkleinen
z Een gespiegelde afbeelding afdrukken
Veiligheid is van belang
z Vertrouwelijk afdrukken
z Een versleuteld PDF-bestand afdrukken
Functies voor specifieke doeleinden
z Een 'kopiefactuur' afdrukken
z Een grote poster maken
Handige functies
z Prioriteit geven aan een afdrukopdracht
z Veel gebruikte afdrukinstellingen opslaan
z Een afdrukopdracht opslaan
EEN FAX VERZENDEN
Besparen
Dit type document
verzenden
Verzending naar de verkeerde
bestemming voorkomen
Zend een duidelijk
document
Werk besparen Veiligheid is van
belang
Andere handige functies
Besparen
Verzend als het laagste
tarief geldt
Controleer ontvangen
gegevens vóór het afdrukken
Geef een verzending door
via een bijkantoor
Dit type document verzenden
Dikke originelen (aan de randen
verschijnen schaduwen)
Meer originelen dan in één
keer geladen kunnen worden
Aan beide zijden bedrukt
origineel
Identiteitskaart of andere
kaart
Verzending naar de verkeerde bestemming voorkomen
Controleer de bestemming
nogmaals voor verzending
Controleer het resultaat
van de verzending
Controleer het logboek van
vorige verzendingen
Zend een duidelijk document
Pas de belichting aan
Pas de kwaliteit van de
afbeelding aan
Geef het formaat op vóór
verzending
Zonder schaduwen aan de
randen verzenden
Werk besparen
12 3
Veel gebruikte instellingen
opslaan
Naar meerdere
bestemmingen verzenden
XXXX-6789
XXXX-9874
XXXX-4567
XXXX-5432
XXXX-9999
Het verzendlogboek
bekijken
XXXX-6789
XXXX-9874
XXXX-4567
XXXX-5432
XXXX-9999
Gemakkelijk een adres
opgeven (nummer zoeken)
Veiligheid is van belang
Controleer de bestemming
nogmaals voor verzending
Vertrouwelijk verzenden
Afdrukbeveiligde
ontvangstgegevens
Ontvangst van een
document van een
zendende machine starten
Een document op verzoek van
een andere machine verzenden
Andere handige functies
Handige beheerfuncties
z Een ontvangen fax naar een netwerkadres doorsturen
z Een adressenlijst afdrukken
Handige functies
z Een dun origineel verzenden
z Een verzendbestemming selecteren uit een globaal adresboek
z Prioriteit geven aan een verzending
z Een telefoontoestel gebruiken
EEN AFBEELDING SCANNEN / EEN INTERNETFAX VERZENDEN
Een duidelijke
afbeelding verzenden
Dit type document
verzenden
Verzending naar de verkeerde
bestemming voorkomen
Een kleiner
bestand verzenden
Werk besparen Scannen van
computer
Andere handige functies
Een duidelijke afbeelding verzenden
Het contrast of de
beeldkwaliteit aanpassen
De resolutie aanpassen
vóór verzending
Zonder schaduwen aan de
randen verzenden
De achtergrond van een verzonden
document onderdrukken
Dit type document verzenden
Dikke originelen (aan de randen
verschijnen schaduwen)
Meer originelen dan in één
keer geladen kunnen worden
Aan beide zijden bedrukt
origineel
Origineel met achtergrond
Verzending naar de verkeerde bestemming voorkomen
Controleer het resultaat
van de verzending
Controleer het logboek van
vorige verzendingen
Een kleiner bestand verzenden
Met een lagere resolutie
verzenden
Een bestand comprimeren
vóór verzending
Een afbeelding verkleinen
vóór verzending
Een afbeelding in zwart-wit
verzenden
Identiteitskaart of andere
kaart
Werk besparen
12 3
Veel gebruikte instellingen
opslaan
Naar meerdere
bestemmingen verzenden
aaa@aa.aa.c
o
bbb@bb.bb.
c
ccc@cc.cc.c
o
ddd@dd.dd.
c
eee@ee.ee.c
o
Het verzendlogboek
bekijken
aaa@aa.aa.c
bbb@bb.bb.
ccc@cc.cc.c
ddd@dd.dd.
eee@ee.ee.e
Gemakkelijk een adres
opgeven (nummer zoeken)
Een internetfax vanaf een
computer verzenden
Andere handige functies
Handige beheerfuncties
z Een ontvangen fax naar een netwerkadres doorsturen
z Een lijst verzendbestemmingen afdrukken
Handige functies
z Een dun origineel scannen
z Een verzendbestemming selecteren uit een globaal adresboek
z Op een specifiek tijdstip verzenden
z Prioriteit geven aan een verzending
z In USB-geheugenmodus verzenden
EEN OPDRACHT OPSLAAN EN LATER OPNIEUW GEBRUIKEN
Een bestand
zoeken
Mijn bestanden
ordenen
Een belangrijk
document opslaan
Een groep bestanden
afdrukken
Een bestand zoeken
abc
Een bestand zoeken met
een trefwoord
Mijn bestanden ordenen
Een bestand verwijderen
Regelmatig bestanden
verwijderen
i
OVER DE BEDIENINGSHANDLEIDING
U kunt op twee manieren naar een onderwerp zoeken in deze handleiding: u kunt een menu "Ik wil..." gebruiken, of de
normale inhoudsopgave.
Bij de volgende uitleg wordt uitgegaan van het gebruik van Adobe Reader 8.0. (Sommige knoppen worden niet
weergegeven in de standaardstatus.)
Terug naar de eerste pagina ( )
Terug naar de laatst weergegeven pagina ( )
Menupagina Inhoudspagina
Tekstpagina
Zoeken op basis van wat u
wilt doen
Zoeken met de
inhoudsopgave
ii
DE HANDLEIDING GEBRUIKEN
Klik op een van onderstaande knoppen om naar de pagina te gaan die u wil weergeven.
(1) Terug naar eerste pagina knop
Als een bewerking niet verloopt als verwacht, klik dan op
deze knop om opnieuw te beginnen.
(2) Eén pagina terug knop
Geeft de vorige pagina weer.
(3) Eén pagina vooruit knop
Geeft de volgende pagina weer.
(4) Terug naar de laatst weergegeven pagina knop
Geeft de webpagina weer die voor de huidige pagina
werd weergegeven.
(5) Adobe Reader Help knop
Opent Adobe Reader Help.
(6) Inhoudsknop
Geeft de inhoud van elk hoofdstuk weer.
Is de huidige pagina bijvoorbeeld een pagina in het
tekstgedeelte van het printerhoofdstuk, dan gaat u met
deze knop naar de inhoudsopgave van het
printerhoofdstuk.
(1) (2) (3) (4)
(5)
(6)
Mocht een knop niet verschijnen, zie dan Adobe Reader Help voor het weergeven van de knop.
Let op bij het afdrukken
Als alle pagina's worden afgedrukt, worden ook de menupagina's van het menu "Ik wil..." afgedrukt. Wilt u alleen de
pagina's afdrukken die uitleg over de functie bevatten, geef dan een paginabereik op.
iii
MET HET APPARAAT MEEGELEVERDE HANDLEIDINGEN
Handleidingen in PDF-indeling (deze handleiding)
De handleidingen in PDF-indeling bieden uitgebreide beschrijvingen van procedures voor gebruik van de machine in elke modus.
Bekijk de PDF-handleidingen door ze te downloaden van de harde schijf van de machine. De procedure voor het downloaden van de
handleidingen wordt beschreven in "Hoe u de PDF-handleidingen downloadt" in de Verkorte installatiehandleiding.
Gedrukte handleidingen
Naam handleiding Inhoud
Onderhouds- en
veiligheidshandleiding
Deze handleiding bevat instructies voor een veilig gebruik van de machine en toont de technische gegevens van de
machine en de randapparatuur.
Handleiding
software-installatie
Deze handleiding legt uit hoe u de software moet installeren en de instellingen moet configureren om de machine als
printer of scanner te gebruiken.
Verkorte
installatiehandleiding
Deze handleiding biedt eenvoudige uitleg over alle functies van de machine in één publicatie. Uitgebreide informatie
over elk van de functies vindt u in de PDF-handleidingen.
1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Dit hoofdstuk biedt informatie over onderwerpen als elementaire bedieningsprocedures en het
laden van papier.
2. KOPIEERMACHINE
In dit hoofdstuk vindt u uitgebreide uitleg over de procedures voor het gebruik van de kopieerfunctie.
3. PRINTER
In dit hoofdstuk vindt u uitgebreide uitleg over de procedures voor het gebruik van de printerfunctie.
4. FAX
In dit hoofdstuk vindt u uitgebreide uitleg over de procedures voor het gebruik van de faxfunctie.
5. SCANNER / INTERNETFAX
In dit hoofdstuk vindt u uitgebreide uitleg over de procedures voor het gebruik van de scannerfunctie
en de internetfaxfunctie.
6. SYSTEEMINSTELLINGEN
In dit hoofdstuk worden de "Systeeminstellingen uitgelegd, waarmee een reeks parameters wordt
geconfigureerd die bedoeld zijn om optimaal aan te sluiten op de behoeften van uw werkplek. De
huidige instellingen kunnen worden weergegeven of afgedrukt vanuit de "Systeeminstellingen".
7. HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Dit hoofdstuk legt uit hoe u vastgelopen papier kunt verwijderen en biedt antwoorden op veel gestelde
vragen over de bediening van de machine vanuit elke modus. Raadpleeg deze handleiding als u
problemen ondervindt met het gebruik van de machine.
iv
OVER DE BEDIENINGSHANDLEIDING
Deze handleiding biedt uitleg over het gebruik van het digitaal kleuren multifunctioneel systeem MX-C310/MX-C380.
Opmerkingen
Zie voor informatie over het installeren van de in deze handleiding genoemde drivers en software de Handleiding software-installatie.
Voor informatie over uw besturingssysteem verwijzen we naar de handleiding van uw besturingssysteem of de online Help.
De uitleg over schermen en procedures in een Windows-omgeving zijn vooral bedoeld voor Windows Vista
®
. De schermen
kunnen variëren naargelang de versie van het besturingssysteem of de softwareapplicatie.
De uitleg van schermen en procedures in een Macintosh-omgeving zijn gebaseerd op Mac OS X v10.4 in het geval van Mac OS
X. De schermen kunnen variëren naargelang de versie van het besturingssysteem of de softwareapplicatie.
Overal in de handleiding waar "MX-xxxx" wordt vermeld, kunt u "xxxx" vervangen door uw modelnaam.
In deze handleiding wordt verwezen naar de faxfunctie. In sommige landen en regio's is de faxfunctie echter niet beschikbaar.
Deze handleiding is met de grootste zorg vervaardigd. Als u opmerkingen of vragen hebt over de handleiding, neem dan
contact op met uw dealer of dichtstbijzijnde erkende servicevestiging.
Dit product is onderworpen aan strenge kwaliteitscontroles en inspectieprocedures. Mocht zich toch een storing of ander
probleem voordoen, neem dan s.v.p. contact op met uw dealer of het dichtstbijzijnde erkende servicebedrijf.
Behoudens voorzover wettelijk vereist kan SHARP niet aansprakelijk worden gesteld voor defecten die optreden gedurende het
gebruik van het product of zijn opties, of defecten die het gevolg zijn van een onjuiste bediening van het product en zijn opties,
of andere defecten, of voor enige schade die voortkomt uit het gebruik van het product.
Waarschuwing
Verveelvoudiging, aanpassing of vertaling van de inhoud van deze handleiding zonder voorafgaande toestemming is verboden,
behoudens voorzover toegestaan onder het auteursrecht.
Alle informatie in deze handleiding is onder voorbehoud.
In deze handleiding weergegeven illustraties, bedieningspaneel en display
De randapparatuur is meestal optioneel. Bij enkele modellen maakt bepaalde randapparatuur echter deel uit van de standaarduitrusting.
Bij de uitleg in deze handleiding gaan we ervan uit dat de invoereenheden voor 500 bladen op de MX-C380 zijn geïnstalleerd.
Voor sommige functies en procedures veronderstelt de uitleg dat er andere eenheden dan de bovengenoemde zijn geïnstalleerd.
Pictogrammen in deze handleidingen
De pictogrammen in de handleidingen geven het volgende type informatie aan:
De schermweergaven, meldingen en toetsnamen in deze handleiding kunnen afwijken van die van het apparaat als
gevolg van verbeteringen en aanpassingen aan het product.
Hiermee wordt u gewezen op een
situatie die kan leiden tot beschadiging
of storing van de machine.
Dit verwijst naar de naam van een systeeminstelling en biedt korte
uitleg van de instelling.
Indien "Systeeminstellingen:" wordt weergegeven:
Dit betreft uitleg over een algemene instelling.
Indien "Systeeminstellingen (Beheerder):" wordt
weergegeven:
Dit betreft uitleg over een instelling die alleen door een beheerder
dient te worden geconfigureerd.
Hier volgt extra uitleg over een functie
of procedure.
Hier wordt het annuleren of corrigeren
van een bewerking uitgelegd.
Waarschuwing
Dit symbool waarschuwt u voor situaties waarin een risico bestaat op letsel of overlijden.
Let op
Dit symbool waarschuwt u voor situaties waarin een risico bestaat op letsel of schade aan eigendommen.
1-1
In dit hoofdstuk vindt u informatie over elementaire bedieningsprocedures, het laden van papier en het onderhoud van de machine.
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
ONDERDELEN EN FUNCTIES . . . . . . . . . . . . . . . . 1-2
• BUITENZIJDE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-2
• BINNENZIJDE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-4
AUTOMATISCHE ORIGINEELINVOER EN
GLASPLAAT. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-5
• ZIJDE EN ACHTER . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-6
• BEDIENINGSPANEEL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-7
WERKEN MET HET BEDIENINGSPANEEL . . . . . . 1-9
• WERKEN MET HET DISPLAY. . . . . . . . . . . . . . 1-9
WERKEN MET DE WEBPAGINA . . . . . . . . . . . . . 1-13
DE VOEDING IN- EN UITSCHAKELEN. . . . . . . . . 1-14
• ENERGIEBESPARENDE FUNCTIES . . . . . . . 1-15
• TOETS [SPAARSTAND] . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-15
GEBRUIKERSAUTHENTICATIE . . . . . . . . . . . . . . 1-16
• AUTHENTICATIE OP BASIS VAN
GEBRUIKERSNUMMER . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-16
• AUTHENTICATIE OP BASIS VAN
LOGINNAAM / WACHTWOORD . . . . . . . . . . . 1-18
• DE WEBPAGINA OPENEN . . . . . . . . . . . . . . . 1-21
GEBRUIKERSBEDIENING . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-22
• GEBRUIKERSLIJST. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-22
• STANDAARDINSTELLING . . . . . . . . . . . . . . . 1-25
• GROEPSLIJST PAGINALIMIET. . . . . . . . . . . . 1-27
• GROEPSLIJST BEVOEGDHEID . . . . . . . . . . . 1-28
• FAVORIETE BEDIENINGSGROEPLIJST . . . . 1-31
• GEBRUIKERSAANTALLEN BEKIJKEN. . . . . . 1-32
EXTERNE BEDIENING VAN DE MACHINE . . . . . 1-33
TAKENLOGBOEK . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-34
• TAKENLOGBOEK
OPSLAAN/VERWIJDEREN . . . . . . . . . . . . . . . 1-34
• OPDRACHTLOGBOEK BEKIJKEN . . . . . . . . . 1-34
OPGESLAGEN ITEMS IN HET OPDRACHTLOGBOEK
. . . 1-35
OPSLAG-BACKUP . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-38
• EXPORTINSTELLINGEN. . . . . . . . . . . . . . . . . 1-38
• IMPORTINSTELLINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-38
APPARAAT KOPIËREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-39
• EXPORTINSTELLINGEN. . . . . . . . . . . . . . . . . 1-39
• IMPORTINSTELLINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-39
PAPIER LADEN
BELANGRIJKE OPMERKINGEN OVER PAPIER .
. . . 1-40
• NAAM EN PLAATS VAN DE LADEN . . . . . . . . 1-40
• BRUIKBAAR PAPIER. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-40
PAPIERLADE-INSTELLINGEN VOOR
PAPIERLADE 1 TOT 4. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-43
• PAPIER LADEN EN PAPIERFORMAAT
WIJZIGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-43
PAPIER LADEN IN DE HANDINVOERLADE . . . . 1-45
• BELANGRIJKE WENKEN VOOR HET
GEBRUIK VAN DE HANDINVOERLADE. . . . . 1-46
ORIGINELEN
HET ORIGINEEL PLAATSEN . . . . . . . . . . . . . . . . 1-48
• ORIGINELEN IN DE AUTOMATISCHE
ORIGINEELINVOER PLAATSEN . . . . . . . . . . 1-48
• HET ORIGINEEL OP DE GLASPLAAT
PLAATSEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-50
RANDAPPARATUUR
RANDAPPARATUUR. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-52
AFWERKINGEENHEID . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-54
• ONDERDEELNAMEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-54
• VERBRUIKSGOEDEREN . . . . . . . . . . . . . . . . 1-54
TOEVOER VISITEKAARTEN. . . . . . . . . . . . . . . . . 1-55
SHARP OSA. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-56
• APPLICATIE-COMMUNICATIEMODULE
(MX-AMX2). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-56
• MODULE VOOR EXTERNE ACCOUNTS
(MX-AMX3). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-57
TEKST INVOEREN
FUNCTIES VAN DE BELANGRIJKSTE
TOETSEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-59
HOOFDSTUK 1
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
1-2
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
1
Dit hoofdstuk biedt basisinformatie over het apparaat. Lees dit hoofdstuk zorgvuldig door voordat u het apparaat in gebruik neemt.
ONDERDELEN EN FUNCTIES
BUITENZIJDE
(1) Automatische origineelinvoer
Deze laadt en scant automatisch meerdere originelen. Bij
2-zijdige originelen kunnen automatisch beide zijden
worden gescand.
HET ORIGINEEL PLAATSEN (pagina 1-48)
(2) Voorklep
Open deze klep om een tonercartridge te verwijderen.
Onderhouds- en veiligheidshandleiding
(3) Bedieningspaneel
Dit wordt gebruikt om functies te selecteren en het aantal
kopieën in te voeren.
BEDIENINGSPANEEL (pagina 1-7)
(4) Uitvoerlade (middelste lade)
Uitvoer wordt naar deze lade uitgevoerd.
(5) Afwerkingseenheid*
Deze kan worden gebruikt om afdrukken te nieten.
AFWERKINGEENHEID (pagina 1-54)
(6) Hoofdvoedingsschakelaar
Deze wordt gebruikt om het apparaat in te schakelen.
Laat deze schakelaar in de stand "Aan" staan bij gebruik
van de fax- of internetfaxfunctie.
DE VOEDING IN- EN UITSCHAKELEN (pagina 1-14)
(7) Hendel
Pak hem vast bij het verplaatsen van de machine.
(8) Handinvoerlade
Gebruik deze lade om handmatig papier in te voeren.
Als u een groter papierformaat laadt dan A4 of 8-1/2" x 11", trek
dan het verlengstuk van de handinvoer uit.
PAPIER LADEN IN DE HANDINVOERLADE (pagina
1-45)
* Randapparatuur.
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
(1)
(2)
(4)
(3) (5)
(6) (7) (8)
Wanneer een afwerkingeenheid
is geïnstalleerd
Let op
De hoofdeenheid is extreem zwaar en dus zijn er twee
mensen nodig voor dit karwei. Pak de hendels aan elke
kant stevig beet tijdens het optillen van de hoofdeenheid.
1-3
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
(9) Papierlade 1
Hierin wordt papier geplaatst.
PAPIERLADE-INSTELLINGEN VOOR
PAPIERLADE 1 TOT 4 (pagina 1-43)
(10) Papierlade 2/Papierlade 3/Papierlade 4
(wanneer invoereenheden voor 500 bladen zijn
geïnstalleerd)*
Hierin wordt papier geplaatst.
Voor combinaties van invoereenheden voor 500 bladen
moet u uw dealer of het dichtstbijzijnde erkende
servicebedrijf raadplegen.
PAPIERLADE-INSTELLINGEN VOOR
PAPIERLADE 1 TOT 4 (pagina 1-43)
(11) USB-aansluiting (A-type)
Ondersteunt USB 2.0 (Hi-Speed).
Deze wordt gebruikt om een USB-toestel of een
USB-geheugen op het apparaat aan te sluiten.
Gebruik een afgeschermd type USB-kabel.
* Randapparatuur.
(9) (11)(10)
1-4
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
BINNENZIJDE
(12) Ontwikkelaarcartridges
Deze bevatten de ontwikkelaar die nodig is voor het
overdragen van de toner op het papier.
Voordat u de drumcartridge vervangt, moet u de
ontwikkelaarcartridge verwijderen.
Onderhouds- en veiligheidshandleiding
(13) \Fotogeleidende drumcartridges
Deze bevatten de fotogevoelige drum die wordt gebruikt
voor het maken van afbeeldingen voor kopiëren en
afdrukken.
Onderhouds- en veiligheidshandleiding
(14) Tonercartridges
Deze bevat toner voor het afdrukken. Wanneer de toner
in de cartridge opraakt, dient de cartridge van de kleur
die opraakt vervangen te worden.
Onderhouds- en veiligheidshandleiding
(15) Samenvoegeenheid
Hier wordt warmte toegepast om de overgebrachte
afbeelding in het papier te smelten.
(16) Rechterklep
Open deze klep om vastgelopen papier te verwijderen.
7. HET OPSPOREN VAN FOUTEN
"VERWIJDEREN VAN VASTGELOPEN PAPIER"
(pagina 7-2)
(17) Klep papieromkeergedeelte
Deze klep wordt gebruikt bij dubbelzijdig afdrukken.
Open deze klep om vastgelopen papier te verwijderen.
7. HET OPSPOREN VAN FOUTEN
"VERWIJDEREN VAN VASTGELOPEN PAPIER"
(pagina 7-2)
(18) Klep tonerkanalen
Open deze klep om de tonerkanalen te reinigen.
Onderhouds- en veiligheidshandleiding
(19) Tonerafvalbak
Hierin wordt de overtollige toner die na het afdrukken is
overgebleven verzameld.
Onderhouds- en veiligheidshandleiding
(20) Ontgrendelhendel toner inzamelcontainer
Draai deze hendel om de toner inzamelcontainer te
ontgrendelen als u de toner inzamelcontainer wilt
vervangen of de laserunit wilt reinigen.
Onderhouds- en veiligheidshandleiding
(21) Rechterklep van papierlade
Open dit onderdeel om papier te verwijderen dat is
vastgelopen in een lade.
7. HET OPSPOREN VAN FOUTEN "VERWIJDEREN VAN
VASTGELOPEN PAPIER" (pagina 7-2)
(22) Ontgrendelhendel rechterklep
Vastgelopen papier wordt verwijderd door aan deze
hendel te trekken en hem omhoog te houden om de klep
aan de rechterkant te openen.
7. HET OPSPOREN VAN FOUTEN "VERWIJDEREN VAN
VASTGELOPEN PAPIER" (pagina 7-2)
(14)(13) (15) (17)(16)
(20)(19)(18) (21) (22)
(12)
Toner inzamelcontainer
verwijderd en klep van
tonerkanalen geopend
Let op
De fuser wordt heet. Zorg dat u geen brandwonden
oploopt als u probeert vastgelopen papier te verwijderen.
De toneropvangbak kan worden meegegeven aan uw
onderhoudstechnicus.
1-5
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
AUTOMATISCHE ORIGINEELINVOER EN GLASPLAAT
(1) Papierinvoerrol
Deze rol draait zodat het origineel automatisch wordt
ingevoerd.
(2) Klep origineelinvoergedeelte
Open deze klep om een vastgelopen origineel te
verwijderen of de papierinvoerrol te reinigen.
7. HET OPSPOREN VAN FOUTEN
"VERWIJDEREN VAN VASTGELOPEN PAPIER"
(pagina 7-2)
Onderhouds- en veiligheidshandleiding
(3) Origineelgeleiders
Deze helpen te waarborgen dat het origineel goed wordt
gescand. Stel de geleiders af op de breedte van het
origineel.
HET ORIGINEEL PLAATSEN (pagina 1-48)
(4) Lade origineelinvoer
Plaats uw originelen in deze lade. Enkelzijdige originelen
moeten met de afbeelding naar boven worden geplaatst.
HET ORIGINEEL PLAATSEN (pagina 1-48)
(5) Origineeluitvoerlade
Na het scannen worden originelen naar deze lade
uitgevoerd.
(6) Scangedeelte
Hier worden originelen gescand die in de automatische
origineelinvoer zijn geplaatst.
Onderhouds- en veiligheidshandleiding
(7) Glasplaat
Gebruik deze om een boek of een ander dik origineel te
scannen dat niet via de automatische origineelinvoer kan
worden geladen.
HET ORIGINEEL OP DE GLASPLAAT PLAATSEN
(pagina 1-50)
(2)(1) (3) (4) (5) (6) (7)
1-6
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
ZIJDE EN ACHTER
(1) USB-aansluiting (A-type)
Ondersteunt USB 2.0 (Hi-Speed).
Deze wordt gebruikt om een USB-toestel of een
USB-geheugen op het apparaat aan te sluiten.
Deze aansluiting is aanvankelijk niet bruikbaar. Wilt u de
aansluiting gebruiken, neem dan contact op met uw
onderhoudstechnicus.
(2) LAN-aansluiting
Sluit de LAN-kabel aan op deze aansluiting als het
apparaat binnen een netwerk wordt gebruikt.
Gebruik een afgeschermd type LAN-kabel.
(3) USB-aansluiting (B-type)
Ondersteunt USB 2.0 (Hi-Speed).
U kunt een computer aansluiten op deze aansluiting om
het apparaat te gebruiken als printer.
Gebruik een afgeschermd type USB-kabel.
(4) Aansluiting voor onderhoudsdoeleinden
(5) Netstekker
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
Let op
Deze aansluiting dient alleen voor gebruik
door onderhoudstechnici.
Als u een kabel aansluit op deze aansluiting,
kan het apparaat storingen gaan vertonen.
Belangrijke informatie voor onderhoudstechnici:
De kabel voor de onderhoudsaansluiting mag
niet langer zijn dan 3 meter (118").
1-7
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
BEDIENINGSPANEEL
(1) Display
Op het display worden meldingen en toetsen weergegeven.
Gebruik de pijltoetsen en de [OK] toets om weergegeven
items te selecteren en diverse handelingen uit te voeren.
WERKEN MET HET BEDIENINGSPANEEL (pagina 1-9)
(2) Toets [VORIGE]
Druk op deze toets om naar het vorige scherm terug te
gaan zonder uw instellingen kwijt te raken.
(3) Toets [OK]
Druk op deze toets om een gekozen instelling in te voeren.
(4) Pijltoetsen
Druk op deze toetsen om het selectiekader te verplaatsen dat
wordt gebruikt om toetsen en items in het display te selecteren.
(5) Modustoetsen en indicators
Selecteer met deze toetsen de weergavemodus.
De indicator van een toets brandt als een toets is
geselecteerd.
Toets [AFDRUKKEN]
Als u een vastgehouden afdrukopdracht wilt afdrukken,
druk dan op deze toets om over te schakelen naar de
printermodus.
Toets [BEELD VERZENDEN]
Druk op deze toets om netwerkscanner/faxmodus te
selecteren om de functie scanner of fax te gebruiken.
Toets [KOPIE]
Druk op deze toets om de kopieerfunctie te selecteren.
Houd de toets [KOPIE] ingedrukt om het totaal aantal
gemaakte afdrukken en de resterende tonerhoeveelheid
te bekijken.
(6) Indicatoren AFDRUKKEN
Indicator GEREED
Als deze indicator brandt kunnen afdrukopdrachten
worden ontvangen.
Indicator DATA
Deze knippert wanneer afdrukgegevens worden
ontvangen en brandt voortdurend wanneer wordt
afgedrukt.
(7) Indicatoren BEELD VERZENDEN
Indicator LIJN
Dit gaat branden tijdens het verzenden of ontvangen
van een fax of internetfax. Dit gaat ook branden tijdens
het verzenden van een beeld in scanmodus.
Indicator DATA
Dit gaat knipperen als een ontvangen fax of internetfax
niet afgedrukt kan worden bijvoorbeeld als het papier
op is. Dit gaat branden als er een verzendopdracht is
die niet verzonden is.
(8) Numerieke toetsen
Deze toetsen worden gebruikt om het aantal kopieën,
faxnummers en andere cijfers in te voeren. Met deze
toetsen worden ook getalswaarden voor instellingen
ingevoerd.
(9) Toets [OPDRACHT STATUS]
Druk op deze toets om het opdrachtstatusscherm weer te
geven. Dit scherm wordt gebruikt om informatie over
opdrachten weer te geven en opdrachten te annuleren.
Zie voor details de hoofdstukken voor elk van de functies
in deze handleiding.
(10) Toets [SYSTEEM INSTELLINGEN]
Druk op deze toets om het menuscherm voor de
systeeminstellingen weer te geven. De
systeeminstellingen worden gebruikt om de
papierlade-instellingen te configureren en parameters
aan te passen om het apparaat gebruiksvriendelijker te
maken.
(11) Sharp OSA-sneltoets
Druk op deze toets om een sneltoets naar de Sharp
OSA-modus weer te geven (wanneer de Applicatie
communicatiemodule wordt geïnstalleerd). In dit scherm
worden ook aangepaste toetsen weergegeven. Van de
aangepaste toetsen kunt u sneltoetsen maken naar
speciale functies en andere instellingen.
LOGOUT
KOPIE
AFDRUKKEN
OKVORIGE
OPDRACHT STATUS
SYSTEEM
INSTELLINGEN
BEELD
VERZENDEN
GEREED
DATA
DATA
LIJN
(8)(5)(3) (6) (7)(2) (4)(1)
(9) (10) (11)
1-8
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
(12) Toets [WISSEN] ( )
Druk op deze toets het aantal kopieën terug te zetten op
"0".
(13) Toets [STARTEN ZWART-WIT]
Druk op deze toets om een origineel te kopiëren of
scannen in zwart-wit. Deze toets wordt ook gebruikt om
een fax te verzenden in de faxmodus.
(14) Toets [STARTEN KLEUR]
Druk op deze toets om een origineel in kleur te scannen.
Deze toets kan niet worden gebruikt in combinatie met de
fax- of internetfaxfunctie.
(15) Toets [LOGOUT] ( )
Druk op deze toets om uit te loggen als u hebt ingelogd
om het apparaat te gebruiken. Als de faxfunctie wordt
gebruikt, kan deze toets ook ingedrukt worden om
toonsignalen met een puls telefoonlijn te verzenden.
GEBRUIKERSAUTHENTICATIE (pagina 1-16)
(16) Toets [#/P] ( )
In de kopieerfunctie drukt u op deze toets om een
werkprogramma te gebruiken. Als de faxfunctie gebruikt
wordt, kan deze toets gebruikt worden tijdens het bellen.
(17) Toets [ALLES WISSEN] ( )
Druk op deze toets om terug te gaan naar de
oorspronkelijke bedieningstoestand.
Gebruik deze toets om alle gemaakte instellingen te annuleren
en het apparaat te gebruiken met de standaardinstellingen.
(18) Toets [STOP] ( )
Druk op deze toets om een kopieer- of scanopdracht te
stoppen.
(19) Toets/indicator [SPAARSTAND] ( ))
Druk op deze toets om het apparaat in de stand
Automatisch Uitschakelen te zetten om energie te sparen.
De toets [SPAARSTAND] ( ) knippert als het apparaat
in de stand Automatisch Uitschakelen staat.
TOETS [SPAARSTAND] (pagina 1-15)
(20) Toets [AAN] ( )
Druk op deze toets om de voeding van het apparaat in of
uit te schakelen.
DE VOEDING IN- EN UITSCHAKELEN (pagina 1-14)
(21) AAN-indicator
Deze indicator gaat branden als de hoofdvoedingsschakelaar
van het apparaat in de stand "Aan" staat.
DE VOEDING IN- EN UITSCHAKELEN (pagina 1-14)
LOGOUT
KOPIE
AFDRUKKEN
OKVORIGE
OPDRACHT STATUS
SYSTEEM
INSTELLINGEN
BEELD
VERZENDEN
GEREED
DATA
DATA
LIJN
(12) (13) (14)
(17)(15) (16) (18) (20) (21)(19)
De indicators van het bedieningspaneel kunnen variëren naargelang het land of gebied.
1-9
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
WERKEN MET HET BEDIENINGSPANEEL
Dit gedeelte legt het gebruik van het bedieningspaneel uit.
• Zie voor het invoeren van tekst "TEKST INVOEREN" (pagina 1-59).
•Zie "Algemene handelingsmethoden" (pagina 6-5) in "6. SYSTEEMINSTELLINGEN" voor informatie over de
schermen en procedures voor het gebruik van de systeeminstellingen.
WERKEN MET HET DISPLAY
Basisscherm
(1) Verplaats het selectiekader met de pijltoetsen.
Gebruik de pijltoetsen om het selectiekader in het display te verplaatsen naar de gewenste insteltoets (bijvoorbeeld [Origineel]
of [Papierformaat]).
(2) Toets [OK]
Als het selectiekader op de gewenste instelling staat, drukt u op [OK] om de selectie te kiezen. Het instelscherm verschijnt.
OK
VORIGE
(1) (2)
Selectiekader
1-10
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
Items in lijsten selecteren en terugkeren naar het vorige scherm
(1) Als keuzes als lijst verschijnen in een instelscherm, selecteert u het gewenste item in de lijst met
de toetsen .
Items die momenteel ingesteld zijn worden aangeduid met .
(2) Druk op de toets [OK] om uw keuze in te voeren.
Als de toets [OK] wordt ingedrukt, verschijnt naast het geselecteerde item.
Als er een selectievakje bij een geselecteerd item staat, dan verandert dit vakje telkens wanneer u op de toets [OK] drukt van
naar . geeft aan dat de instelling is geselecteerd.
(3) Druk op de toets [VORIGE] om naar het vorige scherm terug te keren.
Selecteer de toets [Basismenu] om naar het basisscherm terug te keren.
Instellingen voor speciale functies controleren
(1) Selecteer [Spec. Functies] in het basisscherm om een lijst met speciale functies weer te geven.
Verplaats het selectiekader naar de gewenste speciale functie met de toetsen .
(2) Als "…" rechts van het geselecteerde item verschijnt, opent u met de toets [OK] een uitgebreid
instelscherm.
Als er een selectievakje bij het item staat, dan stelt u het item in op door op [OK] te drukken; er wordt geen uitgebreid
instelscherm geopend.
Als speciale functies zijn ingesteld, kan de toets [Functieoverzicht] bovenaan de lijst worden geselecteerd. Door de toets
[Functieoverzicht] te selecteren, wordt een lijst met instellingen voor speciale functies weergegeven.
OK
VORIGE
(1) (2)(3)
OK
VORIGE
(1) (2)
1-11
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
Getallen invoeren bij de instellingen van speciale functies
(1) Als een getal voor een instelling moet worden ingevoerd, verplaats het selectiekader dan naar
of .
(2) Het getal wordt telkens als u op [OK] drukt, verhoogd of verlaagd. Houd de toets [OK] ingedrukt
om een getal snel te wijzigen.
U kunt ook het getalsdisplay selecteren en het getal direct met de cijfertoetsen invoeren. Verplaats het selectiekader naar het
getalsdisplay en druk op [OK]. Er verschijnt een getalsinvoerscherm. Druk op de cijfertoetsen om een getal in te voeren en
selecteer [OK].
OK
VORIGE
(2)
(1)
1-12
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
Items die op het display worden weergegeven
(1) Pictogramweergave (2) Hier verschijnen meldingen.
(3) Hier worden instellingen weergegeven.
Als u het selectiekader naar de onderste instelling
verplaatst en op de toets drukt, verschijnt het
volgende scherm.
(4) Dit geeft de huidige pagina/totaal aantal pagina's
aan.
(5) Hier wordt een bewerkingstip weergegeven.
(1)
(4)
(5)
(2) (3)
Dit pictogram verschijnt wanneer gegevens
worden verzonden of ontvangen
Dit pictogram verschijnt wanneer fax-, scan-
of internetfaxgegevens in het
machinegeheugen worden opgeslagen.
Wanneer te verzenden gegevens worden
opgeslagen, verschijnt . Wanneer te
ontvangen gegevens worden opgeslagen,
verschijnt . Wanneer zowel te verzenden
als te ontvangen gegevens worden
opgeslagen, verschijnt .
Dit pictogram verschijnt wanneer een
onderhoudstechnicus de simulatiefunctie
heeft geactiveerd.
Dit pictogram verschijnt als er een
USB-geheugen of ander USB-toestel op de
machine wordt aangesloten.
Dit pictogram verschijnt wanneer de
gegevensbeveiligingskit wordt gebruikt.
Dit pictogram verschijnt wanneer de
machine wordt verbonden met externe
toepassingen.
De afbeeldingen van het display in deze handleiding zijn slechts illustraties en kunnen afwijken van de werkelijke schermen.
Systeeminstellingen (beheerder): Toetsgeluid
Deze instelling wordt gebruikt om het volume van het geluidssignaal bij toetsdrukken aan te passen. Het toetsgeluid kan ook
worden uitgeschakeld.
1-13
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
WERKEN MET DE WEBPAGINA
De procedures voor het werken met de webpagina worden hieronder uitgelegd.
(1) Algemene knoppen
Hier verschijnen de [Indienen] button om instellingen op
te slaan, de [Update] button om instellingen bij te werken,
en de [Annuleren] button om instellingen te annuleren en
terug te keren naar het vorige scherm. Zorg ervoor dat u
op de knop [Indienen] klikt nadat u een instelling hebt
gewijzigd.
(2) Webpaginamenu
De items die op de webpagina kunnen worden ingesteld,
verschijnen hier. Klik op een item om de instellingen
daarvan weer te geven.
(3) Hier worden instellingen weergegeven.
Hier verschijnen de instellingen van een geselecteerd
item uit het webpaginamenu.
(4) Knop [Afmelden]
Is Gebruikersauthenticatie ingeschakeld, klik dan op
deze knop om u af te melden van de webserver. Als u
niet bent aangemeld, is dit de knop [Aanmelden].
(5) Knop [Help]
Hiermee wordt de Help voor elk item weergegeven.
(2)
(3)
(1)
(5)
(4)
(2)
(3)
(1)
(5)
(4)
1-14
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
DE VOEDING IN- EN UITSCHAKELEN
Het apparaat is voorzien van twee voedingsschakelaars. De ene is de hoofdschakelaar aan de linkerzijde van de
machine. De andere is de toets [AAN] ( ) aan de rechterbovenzijde van het bedieningspaneel.
Hoofdvoedingsschakelaar
Als de hoofdvoedingsschakelaar is ingeschakeld, brandt
de hoofdvoedingsindicator op het bedieningspaneel.
Toets [AAN]
De voeding inschakelen
(1) Zet de hoofdvoedingsschakelaar in de
stand "Aan".
(2) Druk op de toets [AAN] ( ) om de voeding
in te schakelen.
De voeding uitschakelen
(1) Druk op de toets [AAN] ( ) om de voeding
uit te schakelen.
(2) Zet de hoofdvoedingsschakelaar in de
stand "Uit".
De machine opnieuw starten
Sommige instellingen treden pas in werking als de machine opnieuw wordt gestart.
Als er een bericht in het aanraakpaneel verschijnt waarin u wordt gevraagd om de machine opnieuw te starten, druk dan op
de toets [AAN] ( ) om de voeding uit te schakelen en druk dan nogmaals op de toets om de voeding weer in te schakelen.
Stand "Aan"
Stand "Uit"
T
AAN-indicator
Toets [AAN]
Zorg ervoor dat u tijdens het uitschakelen van de stroom op de toets [AAN] ( ) op het bedieningspaneel drukt. Wacht
vervolgens 20 seconden en schakel dan de hoofdschakelaar uit. Mocht er een plotselinge stroomonderbreking optreden
door bijvoorbeeld een stroomstoring, zet de machine dan weer aan en schakel hem dan in de juiste volgorde uit.
Als de machine gedurende langere tijd niet gebruikt wordt nadat de hoofdvoeding voorafgaand aan de toets [AAN] ( )
werd uitgeschakeld, kan dit abnormale geluiden, verslechterde beeldkwaliteit en andere problemen veroorzaken.
Voordat u de hoofdschakelaar uitzet, moet u erop letten dat het display uit is en de indicator DATA voor afdrukken en de
indicatoren DATA en LIJN voor het verzenden van beelden op het bedieningspaneel niet branden of knipperen.
Wanneer u de hoofdschakelaar uitschakelt of het netsnoer uit het stopcontact haalt terwijl een van de indicatoren brandt of
knippert, kan dit een storing veroorzaken zoals beschadiging van de harde schijf of gegevensverlies.
Zet bij een ernstige storing, naderend onweer of verplaatsing van het apparaat zowel de hoofdschakelaar als de toets
[AAN] ( ) uit en haal de stekker uit het stopcontact.
Laat deze hoofdschakelaar altijd in de stand "Aan" staan bij gebruik van de fax- of internetfaxfunctie.
In sommige machinesituaties treden de instellingen niet in werking door op de toets [AAN] ( ) te drukken om te herstarten.
Schakel in dat geval de stroom uit en dan weer aan met de hoofdschakelaar.
1-15
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
ENERGIEBESPARENDE FUNCTIES
Dit product is voorzien van de volgende twee energiebesparende functies die voldoen aan Energy Star-richtlijnen om te
helpen bij de instandhouding van onze natuurlijke energiebronnen en het terugdringen van de milieuvervuiling.
Voorverwarmingsmodus (Verminderd energieverbruik)
Deze functie verlaagt automatisch de temperatuur van de fuser voor een verminderd stroomverbruik wanneer het
apparaat gedurende een onder "Instelling Voorverwarmingsfunctie" in de systeeminstellingen (beheerder) ingestelde
periode in stand-by staat.
Het apparaat keert automatisch terug naar de bedrijfsmodus wanneer een afdrukopdracht wordt ontvangen, een toets
op het bedieningspaneel wordt ingedrukt of een origineel wordt geplaatst.
Functie automatisch uitschakelen (Sluimerstand)
Deze functie schakelt automatisch de voeding naar het scherm en de fuser uit wanneer het apparaat gedurende een
onder "Timer voor Automatisch Uitschakelen" in de systeeminstellingen (beheerder) ingestelde periode standby staat.
Deze modus biedt het laagst mogelijke energieverbruik. Er wordt aanzienlijk meer energie bespaard dan in de
voorverwarmingsmodus, maar het apparaat heeft meer tijd nodig om terug te keren in de bedrijfsmodus. Deze modus
kan worden geblokkeerd in de systeeminstellingen (beheerder).
Het apparaat keert automatisch terug naar de bedrijfsmodus wanneer een afdrukopdracht wordt ontvangen of op de
knipperende toets [SPAARSTAND]
() wordt gedrukt.
TOETS [SPAARSTAND]
Druk op de toets [SPAARSTAND] () om het apparaat in de modus Automatisch Uitschakelen te zetten of te laten
terugkeren naar de bedrijfsmodus. De toets [SPAARSTAND]
() is voorzien van een indicator die aangeeft of het
apparaat in de modus Automatisch Uitschakelen staat.
Als de indicator
[SPAARSTAND] ( ) niet
brandt in de stand-bymodus
Is het apparaat gebruiksklaar.
Als u op de toets [SPAARSTAND] ( ) drukt terwijl de indicator niet brandt, gaat de
indicator knipperen en gaat het apparaat na enkele ogenblikken over naar de modus
Automatisch Uitschakelen.
Als de indicator
[SPAARSTAND] ( )
knippert.
Staat het apparaat in de modus Automatisch Uitschakelen.
Als u op de toets [SPAARSTAND] ( ) drukt terwijl de indicator knippert, gaat de
indicator uit en keert het apparaat na enkele ogenblikken terug naar de bedrijfsmodus.
T
Toets / indicator
[SPAARSTAND]
1-16
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
GEBRUIKERSAUTHENTICATIE
Met gebruikersauthenticatie wordt het gebruik van de machine beperkt tot gebruikers die geregistreerd zijn. De functies die
iedere gebruiker mag gebruiken, kunnen worden opgegeven, zodat de machine kan worden aangepast aan de behoeften
van uw werkplek.
Wanneer de beheerder van de machine de gebruikersauthenticatie heeft inschakeld, moet elke gebruiker inloggen om
de machine te gebruiken. Er zijn verschillende types gebruikersauthenticatie en elk type heeft een andere
inlogmethode.
Raadpleeg de uitleg bij de inlogmethodes voor meer informatie.
AUTHENTICATIE OP BASIS VAN GEBRUIKERSNUMMER (zie hieronder)
AUTHENTICATIE OP BASIS VAN LOGINNAAM / WACHTWOORD (pagina 1-18)
AUTHENTICATIE OP BASIS VAN
GEBRUIKERSNUMMER
Volg de onderstaande procedure om in te loggen met een van de beheerder van het apparaat ontvangen
gebruikersnummer.
Bij authenticatie op basis van gebruikersnummer
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Selecteer de toets [Gebruikersnr.].
2
Voer uw gebruikersnummer (5 tot 8
cijfers) in met de numerieke toetsen.
Elk cijfer dat u invoert wordt weergegeven als " ".
OK
VORIGE
1-17
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
Als er driemaal achtereen een onjuist gebruikersnummer wordt ingevoerd...
Als "Waarschuwing wanneer aanmelden mislukt" is ingeschakeld op de webpagina, wordt het apparaat gedurende vijf
minuten geblokkeerd wanneer driemaal achtereen een onjuist gebruikersnummer wordt ingevoerd.
Raadpleeg de beheerder van het apparaat inzake het gebruikernummer dat u moet gebruiken.
3
Selecteer [OK].
Nadat het ingevoerde gebruikersnummer is geauthenticeerd,
wordt kort het aantallenscherm weergegeven.
Het aantal resterende pagina's verschijnt wanneer
paginalimieten zijn ingesteld in "Lijst van paginalimietgroepen"
op de webpagina. (Het aantal pagina's dat de gebruiker nog
kan gebruiken in elke functie (kopiëren, scannen, etc.)
verschijnt.) De weergaveduur van dit scherm kan worden
ingesteld onder "Mededelingentijd Instellen" in de
systeeminstellingen (beheerder).
Als het gebruikersnummer een nummer van 8 cijfers is, is deze stap niet vereist. (U wordt automatisch ingelogd nadat
u het gebruikersnummer hebt ingevoerd.)
4
Als u klaar bent met het gebruiken van
het apparaat en wilt uitloggen, drukt u
op de toets [LOGOUT] ( ).
Let er echter op dat de toets [LOGOUT] ( ) niet kan worden gebruikt om uit te loggen als er een faxnummer in
faxmodus wordt ingevoerd, omdat de toets wordt gebruikt voor de invoer van faxnummers.
Als een van te voren ingestelde tijdsduur verloopt nadat de machine voor het laatst is gebruikt, wordt de functie
Automatisch wissen ingeschakeld. Wanneer de functie Automatisch wissen wordt ingeschakeld, wordt u
automatisch afgemeld. Bij gebruik van de PC-scanmodus wordt de gebruiker niet uitgelogd wanneer de toets
[LOGOUT] ( ) wordt ingedrukt en werkt de functie Automatisch wissen niet. Zet het apparaat in een andere
modus en log vervolgens uit.
De beheerder kan de vergrendeling ongedaan maken.
Dit gebeurt vanuit [Gebruikers-bediening] en vervolgens [Standaardinstellingen] op het webpagina menu.
OK
VORIGE
LOGOUT
1-18
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
AUTHENTICATIE OP BASIS VAN LOGINNAAM /
WACHTWOORD
Volg de onderstaande procedure om in te loggen met een van de beheerder van het apparaat of de beheerder van de
LDAP-server ontvangen loginnaam of wachtwoord.
Bij authenticatie op basis van
(Als LDAP-authenticatie wordt gebruikt, worden andere items in het scherm weergegeven.)
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Selecteer de toets [Gebruikersnaam] of
de toets [Snel].
Als u de toets [Gebruikersnaam] selecteert, verschijnt een
scherm waarin u de gebruikersnaam kunt selecteren. Ga door
met de volgende stap.
Als de toets [Snel] wordt geselecteerd, verschijnt een vlak [---]
waar een "Registratienr." kan worden ingevoerd.
Met de cijfertoetsen geeft u het onder "Gebruikerslijst" op de
webpagina opgeslagen registratienummer op. Ga na het
invoeren van het registratienummer naar stap 3.
2
Selecteer de gebruikersnaam.
(A) Toets [Directe Invoer]
Gebruikers die niet geregistreerd zijn en alleen
LDAP-authenticatie gebruiken, maken gebruik van deze
toets.
Er verschijnt een tekstinvoerscherm. Vier uw
gebruikersnaam in.
(B) Toets [Gebruikerslijst]
Selecteer uw gebruikersnaam zoals opgeslagen onder
"Gebruikerslijst" op de webpagina.
LDAP-authenticatie kan worden gebruikt als de beheerder van de server LDAP-diensten levert via het LAN (Local
Area Network).
OK
VORIGE
OK
VORIGE
A B
1-19
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
3
Selecteer de toets [Wachtwoord].
Er verschijnt een tekstinvoerscherm voor het invoeren van het
wachtwoord.
Voer uw wachtwoord in zoals opgeslagen onder
"Gebruikerslijst" op de webpagina.
Als u inlogt op een LDAP-server, voer dan het wachtwoord in
dat is opgeslagen bij uw loginnaam voor de LDAP-server.
Elk ingevoerd teken wordt weergegeven als " ". Selecteer als
u klaar bent met het invoeren van het wachtwoord de toets
[OK].
Als de authenticatie plaatsvindt via de LDAP-server en er
verschillende wachtwoorden voor u zijn opgeslagen onder
"Gebruikerslijst" op de webpagina en op de LDAP-server,
gebruik dan het wachtwoord dat is opgeslagen op de
LDAP-server.
Wanneer een LDAP-server is opgeslagen kan [Auth. om:] worden gewijzigd.
Als u een gebruikersnaam uit de gebruikerslijst hebt geselecteerd...
De LDAP-server is opgeslagen toen uw gebruikersinformatie is opgeslagen, en daarom verschijnt de LDAP-server
als de authenticatie-server wanneer u uw gebruikersnaam selecteert. Ga naar stap 4.
Wanneer u inlogt met de toets [Directe Invoer]...
Selecteer de [Auth. om:] -toets.
Selecteer de LDAP-server.
OK
VORIGE
Directe Invoer
Lokaal aanmelden
Auth. om:
Authenticeren tot:Authenticeren tot:
Lokaal aanmelden
Server 1
Server 2
Server 3
Server 4
Server 5
Server 6
Server 7
1-20
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
Als er driemaal achtereen een onjuiste loginnaam of een onjuist wachtwoord wordt
ingevoerd...
Als "Waarschuwing wanneer aanmelden mislukt" is ingeschakeld op de webpagina, wordt het apparaat gedurende vijf
minuten geblokkeerd wanneer driemaal achtereen een onjuiste loginnaam of een onjuist wachtwoord wordt ingevoerd.
Raadpleeg de beheerder van het apparaat inzake de loginnaam en het wachtwoord die/dat u moet gebruiken.
4
(Als LDAP-authenticatie wordt gebruikt, worden andere
items in het scherm weergegeven.)
Selecteer [OK].
Nadat de ingevoerde loginnaam en het ingevoerde wachtwoord
zijn geauthenticeerd, wordt kort het aantallenscherm
weergegeven.
Het aantal resterende pagina's verschijnt wanneer
paginalimieten zijn ingesteld in "Lijst van paginalimietgroepen"
op de webpagina. (Het aantal pagina's dat de gebruiker nog
kan gebruiken in elke functie (kopiëren, scannen, etc.)
verschijnt.) De weergaveduur van dit scherm kan worden
ingesteld onder "Mededelingentijd Instellen" (alleen
webpagina).
5
Als u klaar bent met het gebruiken van
het apparaat en wilt uitloggen, drukt u
op de toets [LOGOUT] ( ).
Let er echter op dat de toets [LOGOUT] ( ) niet kan worden gebruikt om uit te loggen als er een faxnummer in
faxmodus wordt ingevoerd, omdat de toets wordt gebruikt voor de invoer van faxnummers.
Als een van te voren ingestelde tijdsduur verloopt nadat de machine voor het laatst is gebruikt, wordt de functie
Automatisch wissen ingeschakeld. Wanneer de functie Automatisch wissen wordt ingeschakeld, wordt u
automatisch afgemeld. Bij gebruik van de PC-scanmodus wordt de gebruiker niet uitgelogd wanneer de toets
[LOGOUT] ( ) wordt ingedrukt en werkt de functie Automatisch wissen niet. Zet het apparaat in een andere
modus en log vervolgens uit.
De beheerder kan de vergrendeling ongedaan maken.
Dit gebeurt vanuit [Gebruikers-bediening] en vervolgens [Standaardinstellingen] op het webpagina menu.
Als LDAP=authenticatie wordt gebruikt, kan de toets [E-mailadres] verschijnen, afhankelijk van de authenticatiemethode.
Als de toets [E-mailadres] verschijnt, selecteer de toets dan.
Er verschijnt een tekstinvoerscherm. Voer uw e-mailadres in.
GEBRUIKERSLIJST (pagina 1-22)
Deze wordt gebruikt om namen van gebruikers van de machine op te slaan. Daarnaast wordt gedetailleerde informatie
opgeslagen zoals de loginnaam, het gebruikersnummer en het wachtwoord. Neem contact op met de beheerder van het
apparaat voor de informatie die u nodig hebt om het apparaat te gebruiken.
Registratie wordt uitgevoerd in de [Gebruikerslijst] in [Gebruikers-bediening] in het webpaginamenu.
OK
VORIGE
LOGOUT
1-21
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
DE WEBPAGINA OPENEN
De aanmeldwijze voor het openen van de webserver in de machine hangt af van het al dan niet ingeschakeld zijn van
gebruikersauthenticatie.
Raadpleeg "TOEGANG KRIJGEN TOT DE WEBSERVER IN DE MACHINE" in de Verkorte installatiehandleiding voor
informatie over het openen van de webserver in de machine.
Als gebruikersauthenticatie niet is ingeschakeld
Als u op een instelling klikt waarvoor beheerderrechten nodig zijn na het openen van de webpagina, dan verschijnt een
aanmeldscherm. Voer uw wachtwoord in.
Als gebruikersauthenticatie is ingeschakeld
Gebruik onderstaande procedure om u aan te melden. Als automatische aanmelding van de gebruiker is ingeschakeld,
verschijnt het authenticatiescherm niet.
Als aanmelding geschiedt met gebruikersnaam / wachtwoord ( / e-mailadres)
Open de webpagina door een gebruikersnaam en wachtwoord in te voeren op het weergegeven aanmeldscherm. Als de
aanmeldwijze is ingesteld op gebruikersnaam / wachtwoord / e-mailadres, verschijnt er een tekstvak voor invoer van uw
[E-mailadres]. Voer uw e-mailadres in als dit vak verschijnt.
Als de authenticatiewijze op gebruikersnummer is
Open de webpagina door een gebruikersnummer in te voeren op het weergegeven aanmeldscherm.
In de modus gebruikersnummer kunt u zich ook aanmelden via [Aanm. beheer.] op het aanmeldscherm.
Gebruikersauthenticatie is standaard uitgeschakeld (standaardinstelling).
Om te voorkomen dat wachtwoorden tijdens het aanmelden uitlekken op het netwerk, raden we aan om de SSL-functie in
te schakelen in uw webbrowser.
Om af te melden...
Klik op de toets [Afmelden] rechtsboven op de webpagina, of sluit de webbrowser.
1-22
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
GEBRUIKERSBEDIENING
Gebruikersbediening wordt gebruikt om instellingen voor gebruikersauthenticatie te configureren op de webpagina.
Selecteer de toets [Gebruikers-bediening] op de webpagina en configureer de instellingen.
GEBRUIKERSLIJST
Deze functie wordt gebruikt om gebruikers op te slaan, te bewerken en te verwijderen wanneer de
gebruikersauthenticatie is ingeschakeld.
Als de toets [Gebruikerslijst] wordt geselecteerd, verschijnt het volgende scherm.
(1) Gebruikerslijst
Hier worden de huidige opgeslagen gebruikers
weergegeven.
(2) [Wissen]-toets
Gebruik deze toets om een geregistreerde gebruiker te
wissen.
(3) [Alle gebruikers verwijderen]-toets
Gebruik deze toets om alle opgeslagen gebruikers te
verwijderen. (Exclusief standaardgebruikers.) Deze
functie kan alleen worden uitgevoerd door een
beheerder.
(4) Toets [Toevoegen]
Gebruik deze toets om een nieuwe gebruiker toe te voegen.
Een gebruiker opslaan
Selecteer de toets [Toevoegen] op het weergegeven scherm om het registratiescherm weer te geven. Er kunnen
maximaal 1000 gebruikers worden opgeslagen.
Raadpleeg "Instellingen" (pagina 1-23) voor meer informatie.
Een gebruiker bewerken/verwijderen
U kunt een gebruiker selecteren op bovenstaand scherm om een bewerkingsscherm voor deze gebruiker te openen.
Selecteer het selectievakje naast de gebruiker ( ) om een wisscherm voor deze gebruiker te openen, en selecteer
dan [Wissen].
Raadpleeg "Instellingen" (pagina 1-23) voor meer informatie.
(2)
(1)
(4)
(3)
De functie "Alle gebruikers wissen" kan niet worden gebruikt wanneer de functie automatische login is ingeschakeld.
Standaardgebruikers kunnen niet worden verwijderd.
1-23
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
Fabrieksinstellingen voor gebruikers
De volgende gebruikers werden in de fabriek in de machine opgeslagen.
• Beheerder: Account voor de beheerder van de machine, zoals opgeslagen in de fabriek.
• Gebruiker: Dit wordt gebruikt wanneer netwerkauthenticatie wordt gebruikt en een aanmeldnaam rechtstreeks
wordt ingegeven die niet in de machine zit opgeslagen. (Dit kan niet worden geselecteerd in het scherm
voor aanmelding van de gebruiker.)
• Andere gebruiker:
Dit wordt gebruikt wanneer een afdrukopdracht wordt uitgevoerd met ongeldige gebruikersinformatie.
(Dit kan niet worden geselecteerd in het scherm voor aanmelding van de gebruiker.)
Voor instellingen die te maken hebben met elk van de gebruikers, verwijzen wij naar de volgende tabel.
*1 Onderdelen die kunnen worden gewijzigd.
*2 Voor gedetailleerde informatie over elk van de instellingen verwijzen wij naar "Lijst met instellingen en standaardinstellingen van
sjabloongroepen" (pagina 1-29).
Instellingen
Gebruikersnaam
Beheerder Gebruikersnaam Andere gebruiker
Gebruikersnaam
admin users Other
Wachtwoord
(Zie de onderhouds- en veiligheidshandleiding.)
*
1
users*
1
Mijn map
Hoofdmap
Authenticatie-instellingen
Lokaal aanmelden
Paginalimietgroep
Onbeperkt*
1
Autoriteitsgroep*
2
Beheerder Gebruiker*
1
Gast*
1
Favoriete bedieningsgroep
Volgens de systeeminstellingen*
1
Item Beschrijving
Gebruikersnaam
Sla de naam van de gebruiker op (maximaal 32 tekens). Deze gebruikersnaam wordt gebruikt
als toetsnaam in het loginscherm, als gebruikersnaam voor documentarchivering en als
verzendernaam. (De gebruikersnaam moet uniek zijn.)
Gebruikersnaam toepassen op
gebruikersnaam*
1
Selecteer deze toets om de ingevoerde gebruikersnaam in te voeren in de gebruikersnaam
(inlognaam).
Eerste letter
Hiermee wordt bepaald waar de gebruikersnaam verschijnt in de gebruikerslijst. Er kunnen
maximaal 10 tekens worden ingevoerd.
Index
Selecteer de gewenste aangepaste index. De aangepaste indexnamen zijn dezelfde namen
als in het adresboek.
Gebruikersnummer*
2
Voer een gebruikersnummer (5 tot 8 cijfers) in.
Loginnaam*
1
Voer de gebruikte gebruikersnaam in wanneer authenticatie met behulp van gebruikersnaam/wachtwoord
is ingeschakeld (maximaal 255 tekens). (De gebruikersnaam moet uniek zijn.)
Wachtwoord*
1, 3
Voer het wachtwoord in wanneer authenticatie met behulp van gebruikersnaam/wachtwoord
is ingeschakeld (1 tot 32 tekens). (Het wachtwoord kan worden overgeslagen.)
E-mailadres
Voer het e-mailadres in dat wordt gebruikt in de verzendlijst en voor LDAP-authenticatie
(maximaal 64 tekens).
Mijn map
U kunt een map specificeren ("Mijn map") als de map die wordt gebruikt door de gebruiker
voor documentarchivering. U kunt een eerder aangemaakte map selecteren of een nieuwe
map aanmaken en selecteren.
Authenticatie-instellingen*
1
Selecteer [Lokaal aanmelden] of [Netwerkauthenticatie] (wanneer LDAP is ingeschakeld)
voor "Authenticeren tot:".
Authenticatieserver
Selecteer de server die u wilt gebruiken voor gebruikersauthenticatie uit de lijst LDAP-servers
die is opgeslagen op de webpagina's wanneer [Netwerkauthenticatie] is geselecteerd.
1-24
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
*1 Verschijnt niet wanneer "Gebruikersnummer" als authenticatiemethode is geselecteerd.
*2 Verschijnt alleen wanneer "Gebruikersnummer" als authenticatiemethode is geselecteerd.
*3 Niet vereist wanneer netwerkauthenticatie wordt gebruikt, omdat het wachtwoord dat is opgeslagen in de LDAP-server wordt
gebruikt.
Paginalimietgroep
Specificeer de paginalimieten voor de gebruiker door een van de opgeslagen
paginalimietengroep te selecteren. De standaardinstelling is [Onbeperkt].
Raadpleeg "GROEPSLIJST PAGINALIMIET" (pagina 1-27) voor meer informatie.
Autoriteitsgroep
Specificeer de autoriteit van de gebruiker door een van de opgeslagen autoriteitsgroepen te
selecteren. De standaardinstelling is [Gebruiker].
Raadpleeg "GROEPSLIJST BEVOEGDHEID" (pagina 1-28) voor meer informatie.
Favoriete bedieningsgroep
De favoriete bedieningsgroep die wordt toegepast tijdens de login. De standaardinstelling is
[Volgens de systeeminstellingen].
U kunt deze instelling wijzigen in [Gebruiker-bediening] in het webpaginamenu.
Item Beschrijving
1-25
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
STANDAARDINSTELLING
Met deze instelling kunt u de gebruikersauthenticatie in- of uitschakelen en de methode voor authenticatie specificeren.
Wanneer gebruikersauthenticatie is ingeschakeld wordt elke gebruiker van de machine geregistreerd. Wanneer een
gebruiker inlogt, zijn de instellingen voor die gebruiker van toepassing. Dankzij deze functie hebt u een betere controle
over de veiligheid en de kosten.
Bovendien is het zelfs wanneer de gebruikersinformatie niet wordt opgeslagen in de machine mogelijk om u
rechtstreeks aan te melden door gebruikersinformatie in te voeren die is opgeslagen op een LDAP-server. In dat geval
zal de aangemelde gebruiker de fabrieksinstelling "Gebruiker" zijn. Raadpleeg "Fabrieksinstellingen voor gebruikers"
(pagina 1-23) voor meer informatie.
Gebruikersauthenticatie
Wanneer de functie [Gebruikersauthenticatie] is ingeschakeld,
verschijnt er een loginscherm voordat een handeling is begonnen
in een bepaalde modus, behalve in het opdrachtstatusscherm*. U
moet één van de opgeslagen gebruikersnamen gebruiken. (Nadat
u zich hebt aangemeld, kunt u binnen alle functies navigeren.)
* Behalve wanneer een vastgehouden (afdrukken
blokkeren) bestand wordt gebruikt of wanneer er opnieuw
wordt geprobeerd een distributieverzending vanuit het
opdrachtstatusscherm te verzenden.
Instelling authenticatiemethode
Hiermee wordt de authenticatiemethode geselecteerd. Zorg ervoor
dat u deze instelling configureert voordat u gebruikersauthenticatie
gaat gebruiken. De geconfigureerde items voor gebruikers die na
de gebruikersauthenticatiemethode zijn opgeslagen, worden
afhankelijk van de geselecteerde authenticatiemethode ingesteld.
Gebruikersauthenticatie via gebruikersnaam en
wachtwoord
De standaard authenticatiemethode vindt plaats met
gebruikersnaam en wachtwoord.
Gebruikersauthenticatie via gebruikersnaam,
wachtwoord en e-mailadres
In aanvulling op de gebruikersauthenticatie met gebruikersnaam
en wachtwoord, moet er ook een e-mailadres worden ingevoerd.
Gebruikersauthenticatie uitsluitend via
gebruikersnummer
Deze methode kunt u gebruiken wanneer er geen gebruik wordt
gemaakt van netwerkauthenticatie.
Inst. apparaataccountmodus
Een bepaalde gebruiker kan worden opgeslagen als automatische
login-gebruiker. Wanneer deze instelling is ingeschakeld, kan de
login automatisch worden uitgevoerd.
Met deze functie hoeft er niet meer worden ingelogd, terwijl toch de
instellingen van de geselecteerde gebruiker (netwerkinstellingen,
favoriete handelingen etc.) worden toegepast.
U kunt ook andere dan de automatische ingelogde gebruiker
toestaan om tijdelijk in te loggen en met hun eigen rechten en
instellingen te werken. Om andere gebruikers toe te staan tijdelijk in
te loggen wanneer [Inst. apparaataccountmodus] is ingeschakeld,
selecteert u [Inloggen door andere gebruiker toestaan].
Hierdoor wordt bijvoorbeeld een toepassing als "machtiging voor
alleen kleurenkopiëren" mogelijk.
Handelingen wanneer het maximum
aantal pagina's is bereikt
Met deze instelling bepaalt u of een opdracht moet wordt
voltooid wanneer het maximum aantal pagina's is bereikt
terwijl de opdracht nog wordt uitgevoerd.
De volgende selecties zijn mogelijk:
• De taak wordt beëindigd wanneer het maximum
aantal pagina's is bereikt
• De taak is voltooid wanneer het maximum aantal
pagina's is bereikt
Raadpleeg "GEBRUIKERSLIJST" (pagina 1-22) voor de procedure voor het opslaan van gebruikers.
De te volgen inlogprocedures wanneer gebruikersauthenticatie is ingeschakeld, vindt u in
"GEBRUIKERSAUTHENTICATIE" (pagina 1-16).
Het loginscherm varieert afhankelijk van de
geselecteerde authenticatiemethode. Raadpleeg
"GEBRUIKERSAUTHENTICATIE" (pagina 1-16)
voor meer informatie.
Als "Gebruikersauthenticatie uitsluitend via
gebruikersnummer" wordt gebruikt, is
netwerkauthenticatie niet mogelijk.
Als de automatische login om wat voor reden dan ook
niet lukt terwijl deze wel is ingeschakeld, of wanneer de
gebruiker geen beheerdersrechten heeft, worden alle
systeeminstellingen of de systeeminstellingen
(beheerder) geblokkeerd. In zo'n geval moet de
beheerder de toets [Beheerderswachtw] in het scherm
systeeminstellingen selecteren en opnieuw inloggen.
Om in te loggen als een andere gebruiker dan de
automatisch ingelogde gebruiker wanneer [Login door
andere gebruiker toestaan] is ingeschakeld, drukt u op
de toets [LOGOUT] ( ) om het automatisch inloggen
te annuleren. Het scherm gebruikersauthenticatie wordt
weergegeven om u aan te melden. Druk op de toets
[LOGOUT] ( ) nadat u de machine hebt gebruikt.
1-26
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
Instelling op bedieningspaneel voor
aantal getoonde gebruikersnamen
Het aantal gebruikers dat wordt weergegeven in het
gebruikerselectiescherm kan worden geselecteerd (6, 12 of 18
gebruikers).
Een waarschuwing wanneer de
aanmelding is mislukt
Deze instelling wordt gebruikt om een waarschuwing weer te
geven en de aanmelding gedurende vijf minuten te blokkeren
als het aanmelden drie maal achtereen mislukt. Hiermee wordt
voorkomen dat ongeautoriseerde personen een wachtwoord
proberen te raden. (Het aantal mislukte aanmeldpogingen blijft
bewaard, ook nadat u het apparaat heeft uitgeschakeld.)
Afdrukken door ongeldige
gebruiker uitschakelen
Het is mogelijk het afdrukken door gebruikers waarvan geen
gegevens op de machine zijn opgeslagen, zoals afdrukken
zonder het invoeren van geldige gebruikersinformatie in de
printer driver of het afdrukken van een bestand vanaf een
FTP-server vanuit de webpagina's, onmogelijk te maken.
Opgeslagen taken automatisch
afdrukken na login
Wanneer vasthouden is ingeschakeld in de printerdriver en
afdrukgegevens naar de machine is gespoold, kunt u de
gespoolde gegevens automatisch laten afdrukken als de
gebruiker die vasthouden heeft ingeschakeld zich aanmeldt.
Standaardinstelling
netwerkauthenticatieserver
Gebruik deze instelling om de standaard
netwerkauthenticatieserver in te stellen.
Wanneer een gebruiker zich vanaf de webpagina aanmeldt of
een afdrukopdracht verzendt naar de machine met behulp van
gebruikersinformatie die niet op de machine is opgeslagen, is
de authenticatieserver onbekend. Deze instelling wordt
gebruikt om één van de LDAP-servers die op de machine zijn
opgeslagen te gebruiken als authenticatie-server.
Gebruiksstatus weergeven na
aanmelden
Wanneer gebruikersauthenticatie is ingeschakeld,
bepaalt deze functie of de paginatellingen van een
gebruiker wordt weergegeven als deze gebruiker zich
aanmeldt.
Gebruikersinformatie afdrukken
De volgende lijsten kunnen worden afgedrukt.
• Gebruikerslijst
• Lijst met aantal gebruikte pagina's
• Paginalimietgroeplijst*
• Autoriteitsgroepslijst
• Favoriete bedieningsgroeplijst*
• Alle gebruikersinformatie afdrukken
Selecteer de toets van de gewenste lijst om het
afdrukken te starten.
* Afdrukken is niet mogelijk wanneer er geen groepen
zijn opgeslagen.
Verwijder de vergrendeling op het
bedieningspaneel van de machine
Als het bedieningspaneel van de machine geblokkeerd
is door een mislukte aanmelding, heft u de blokkering op
door in te loggen als een beheerder.
Deze instelling is ook van toepassing op het
gebruikerselectiescherm van afdrukken blokkeren en het
verzenderselectiescherm.
U kunt de blokkering van vijf minuten van het
bedieningspaneel opheffen.
Wanneer een afdruktaak wordt uitgevoerd door een gebruiker
die niet in de machine zit opgeslagen, zal de fabrieksinstelling
"Andere gebruiker" worden gebruikt als de aangemelde
gebruiker. Raadpleeg "Fabrieksinstellingen voor gebruikers"
(pagina 1-23) voor meer informatie.
Wanneer de aanmelding wordt uitgevoerd via
netwerkauthenticatie met gebruikersinformatie die niet
in de machine opgeslagen zit, zal de aangemelde
gebruiker de fabrieksinstelling "Gebruiker" zijn.
Raadpleeg "Fabrieksinstellingen voor gebruikers"
(pagina 1-23) voor meer informatie.
1-27
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
GROEPSLIJST PAGINALIMIET
Deze functie wordt gebruikt om groepen accountlimiet-instellingen op te slaan. De paginalimieten voor elke gebruiker
worden gespecificeerd door een van deze opgeslagen groepen te selecteren wanneer de gebruiker is opgeslagen.
Als de toets [Groepslijst paginalimiet] wordt geselecteerd, verschijnt het volgende scherm.
(1) Lijstweergave
Hier worden de huidige opgeslagen groepen weergegeven.
U kunt een groepsnaam selecteren om het scherm voor
bewerking of verwijdering voor deze groep te openen.
(2) Toets [Toevoegen]
Gebruik deze toets om een nieuwe groep toe te voegen.
(3) Toets [Terug naar uitgangswaarden]
Zet hiermee de groepsinstellingen terug naar de
standaard fabrieksinstellingen en wis de groepen uit de
lijst.
Een paginalimietgroep opslaan
Selecteer de toets [Toevoegen] op het weergegeven scherm om het registratiescherm weer te geven. Er kunnen
maximaal 20 groepen worden opgeslagen.
Raadpleeg "Instellingen" voor meer informatie.
Een paginalimietgroep bewerken
U kunt een groepsnaam selecteren uit de lijst op bovenstaand scherm om een bewerkingsscherm voor deze groep te
openen. Selecteer het selectievakje naast de groep ( ) om een groep uit de lijst te verwijderen, en selecteer dan
[Terug naar uitgangswaarden]. U wordt gevraagd dit te bevestigen. Selecteer [OK] om de groep te wissen.
Raadpleeg "Instellingen" voor meer informatie.
Instellingen
(2)
(1)
(3)
Item Beschrijving
Groepsnaam Sla naam van de gebruiker op (maximaal 32 tekens).
Selecteer de groepsnaam die u wilt
gebruiken als registratiemodel
Selecteer een van de eerder opgeslagen groepen die u wilt gebruiken als sjabloon voor de
nieuwe groep. Nadat u de groep hebt geselecteerd, worden de instellingen toegepast.
Functienamen
De namen van functies die kunnen worden geconfigureerd worden weergegeven. Stel een limiet
in voor elke functie.
Paginalimiet
Wanneer [Verboden] is geselecteerd voor een modus, zijn invoer en uitvoer van de modus niet mogelijk.
Wanneer [Onbeperkt] is geselecteerd voor een modus, zijn invoer en uitvoer van de modus niet mogelijk.
Voer een limiet in (1 tot 99.999.999 pagina's) wanneer de optie [Beperkt] is geselecteerd.
1-28
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
GROEPSLIJST BEVOEGDHEID
Gebruik deze functie om groepen gebruikersautoriteit-instellingen op te slaan. De autoriteit van elke gebruiker wordt
gespecificeerd door een van deze opgeslagen groepen te selecteren wanneer de gebruiker is opgeslagen.
Als de toets [Groepslijst bevoegdheid] wordt geselecteerd, verschijnt het volgende scherm.
(1) Lijstweergave
Hier worden de huidige opgeslagen groepen
weergegeven. U kunt een groepsnaam selecteren om het
scherm voor bewerking of verwijdering voor deze groep
te openen.
(2) Toets [Toevoegen]
Gebruik deze toets om een nieuwe groep toe te voegen.
Een autoriteitsgroep opslaan
Selecteer de toets [Toevoegen] op het weergegeven scherm om het registratiescherm weer te geven. Er kunnen
maximaal 20 groepen worden opgeslagen.
Raadpleeg "Lijst met instellingen en standaardinstellingen van sjabloongroepen" (pagina 1-29) voor informatie over de
instellingen.
Een autoriteitsgroep bewerken
U kunt een groep selecteren op het weergegeven scherm om een scherm voor bewerking of verwijdering deze groep te
openen. Raadpleeg "Lijst met instellingen en standaardinstellingen van sjabloongroepen" (pagina 1-29) voor informatie
over de instellingen.
Selecteer het selectievakje naast de groep ( ), selecteer dan [Terugkeren naar Beheerdersbevoegdheid],
[Terugkeren naar Gebruikersbevoegdheid], of [Terugkeren naar Gastbevoegdheid] om een groep terug te zetten naar
de standaardinstelling. De gebruikers van die groep krijgen de gekozen bevoegdheden en de groep wordt uit de lijst
gewist.
(1)
(2)
1-29
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
Lijst met instellingen en standaardinstellingen van sjabloongroepen
Item Beschrijving
Groepsnaam Sla naam van de gebruiker op (maximaal 32 tekens).
Selecteer de groepsnaam die u wilt
gebruiken als registratiemodel
Selecteer een van de eerder opgeslagen groepen die u wilt gebruiken als sjabloon voor de
nieuwe groep. Nadat u de groep hebt geselecteerd, worden de instellingen toegepast.
De standaardgroepen en bijbehorende instellingen worden hieronder weergegeven.
Beheerder Gebruikersnaam Gastgebruiker
Kopiëren
Kleurmodus Approval Setting Alle toegestaan Alle toegestaan
Alleen Zwart-wit
toegestaan
Gebruik Speciale functies Toegestaan Toegestaan Verboden
Printer
Kleurmodus Approval Setting Toegestaan Toegestaan
Alleen Zwart-wit toegestaan
Rechtstr. afdr. USB-geh. toegestaan Toegestaan Toegestaan Verboden
Afdrukken via FTP pull toegestaan Toegestaan Toegestaan Verboden
Pull Print van netwerkmap Toegestaan Toegestaan Verboden
Beeld Verzenden
Goedkeuringsinstellingen voor elke functie
E-mail
•FTP
Bureaublad
Netwerkmap
USB-geheugen
PC-scan
Internetfax Verzenden
PC-I-Fax Verzenden
Faxverzending
PC-Fax verzenden
Alle toegestaan Alle toegestaan Alle toegestaan
Kleurenscangoedkeuring Toegestaan Toegestaan Verboden
Gebruik Speciale functies Toegestaan Toegestaan Verboden
Goedkeuringsinstelling voor adressering
Goedkeuringsinstelling voor directe invoer
Goedkeuringsinst. voor gebruik van lokaal
adresboek
Goedkeuringsinst. voor gebruik van globaal
adresboek
Alle toegestaan Alle toegestaan Alle toegestaan
Afdruk. blokkeren
Beeldcontr. afdruk. blokkeren Toegestaan Toegestaan Verboden
Sharp OSA
Instelling van goedkeuring voor gebruik
van een Sharp OSA
Toegestaan Toegestaan Toegestaan
Algemene functies
Goedkeuringsinstellingen voor
dubbelzijdige afdruk
[Enkelzijdig/dubbelzijdig
toegestaan]
[Enkelzijdig/dubbelzijdig
toegestaan]
[Enkelzijdig/dubbelzijdig
toegestaan]
Uitvoergoedkeuringsinstellingen Toegestaan Toegestaan Verboden
1-30
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
*1 Raadpleeg de lijst met systeeminstellingen (algemeen/beheerder) voor meer informatie over elke instelling.
*2 Alle toegestaan behalve "Beheerderswachtwoord wijzigen".
MFP-Instellingen
Handelingsauthoriteit systeeminstellingen
Systeeminstellingen*
1
Toegestaan*
2
Alleen
gebruikersautoriteit-inst
ellingen
zijn toegestaan
Alle instellingen
verboden
Handelingsauthoriteit webinstellingen
Weergave van apparaat-/netwerkstatus
Toegestaan
Toegestaan
Verboden
Spanning uit/aan Verboden
Machine-identificatie Verboden
Toepassingsinstellingen (behalve
registratie van
voorkeurtekst/doorstuurtabel)
Verboden
Registratie van voorgeprogrammeerde
tekst/Doorstuurtabel
Toegestaan
Status- en waarschuwingsbericht via
e-mail
Verboden
Instelling takenlogboek Verboden
Poortcontrole/filterinstellingen Verboden
Standaard koppelinginstelling Verboden
Bedieningshandleiding downloaden Toegestaan
Afhankelijk van de specificaties van de machine en de geïnstalleerde randapparatuur, kan het mogelijk zijn dat sommige
instellingen niet beschikbaar zijn.
Item Beschrijving
1-31
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
FAVORIETE BEDIENINGSGROEPLIJST
Dit wordt gebruikt om favoriete bedieningsgroepen op te slaan.
Favoriete bedieningsgroeplijstregistratie
Groepen voorkeursinstellingen kunnen als "favoriete bedieningsgroepen" worden opgeslagen. Een gebruiker die
bijvoorbeeld een andere taal spreekt zo normaal gesproken elke keer de taal moeten wijzigen om de machine te kunnen
gebruiken. Door de taalinstelling in een favoriete bedieningsgroep op te slaan, wordt de taal automatisch gekozen zodra
de betreffende gebruiker inlogt.
Instellingen
Item Beschrijving
Groepsnaam Sla naam van de gebruiker op (maximaal 32 tekens).
Selecteer de groepsnaam die u
wilt gebruiken als
registratiemodel
Selecteer een van de eerder opgeslagen groepen die u wilt gebruiken als sjabloon voor de
nieuwe groep. Nadat u de groep hebt geselecteerd, worden de instellingen toegepast.
Kopiëren
Instelling oorspronkelijke status Selecteer de instellingen voor kleurmodus, papierlade, belichtingstype, kopieerfactor, 2-zijdig
en uitvoer.
Beeld Verzenden
Instelling oorspronkelijke status Selecteer instellingen voor resolutie, belichting, kleurmodus, bestandindeling en type
origineel beeld Standaard eigen nummer en naam opslaan.
Systeeminstellingen
Instelling Detectie Formaat
Origineel
Selecteer of het formaat van originelen automatisch als AB-formaat of als inch-formaat wordt
gedetecteerd.
Taalinstelling Schermtaalinstelling selecteren.
Instelling Toetsbediening Stel de toetsinvoertijd en automatische toets herhaling in.
Toetsgeluid Stel het geluid in dat u hoort wanneer een toets wordt geselecteerd.
Keuze Toetsenbord Stel de taal van het toetsenbord in.
Instelling weergavepatroon Selecteer het kleurpatroon dat in het display wordt gebruikt.
Automatisch opgeslagen taken
na inloggen afdrukken
Wanneer vasthouden is ingeschakeld in de printerdriver en afdrukgegevens naar de machine
is gespoold, kunt u de gespoolde gegevens automatisch laten afdrukken als de gebruiker die
vasthouden heeft ingeschakeld zich aanmeldt.
Voorbeeldinstelling
Weergave standaardvoorbeeld Beeld verzenden: Selecteer de zoomfactor van de voorvertoning die kan worden
weergegeven bij ontvangst van een afbeelding en in het geheugenvak.
Toetsinstelling aanpassen
Toetsinstelling aanpassen Stel vooor elke modus aangepaste toetsen in.
1-32
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
GEBRUIKERSAANTALLEN BEKIJKEN
Hiermee wordt het totale aantal pagina's weergegeven die door elke gebruiker zijn afgedrukt.
Als de toets [Gebruikersaantallen bekijken] wordt geselecteerd, verschijnt het volgende scherm.
(1) Gebruikerslijst
Hier worden de huidige opgeslagen gebruikers
weergegeven. Selecteer de gebruikersnaam als u een
gebruiker wil selecteren.
(2) Toets [ALLES selecteren]
Hiermee selecteert u alle gebruikers.
(3) Toets [Weergeven]
Hiermee worden de aantallen van de geselecteerde
gebruiker weergegeven.
(4) Toets [Aantal wissen]
Hiermee kunt u de aantallen van de geselecteerde
gebruiker wissen.
Gebruikersaantal weergegeven
Selecteer een gebruiker in het bovenstaande scherm en selecteer de toets [Weergeven]. De aantallen van de
betreffende gebruiker verschijnen.
Gebruikersaantallen wissen
U kunt een gebruiker selecteren uit de lijst op bovenstaand scherm om de teller voor deze gebruiker op nul te stellen. U
wordt gevraagd dit te bevestigen. Selecteer [OK] om de aantallen van deze gebruiker te wissen.
(1)
(3)
(4)
(2)
Item Instellingen
Volgende Hiermee wordt de volgende gebruiker weergegeven (gesorteerd op registratienummer).
Vorige Hiermee wordt de vorige gebruiker weergegeven (gesorteerd op registratienummer).
Gebruikte pagina's De overgebleven aantallen en het aantal pagina's van de geselecteerde gebruiker worden
per functie weergegeven.
Paginalimiet De paginalimiet die voor de gebruiker is ingesteld wordt tussen haakjes weergegeven onder
het aantal.
Aantallen van apparaten die niet zijn geïnstalleerd worden niet weergegeven.
1-33
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
EXTERNE BEDIENING VAN DE MACHINE
Met de functie externe bediening kunt u de machine vanuit uw computer bedienen.
Als deze functie is toegevoegd, verschijnt hetzelfde scherm als het bedieningspaneelscherm op uw computer.
Daarmee kunt u de machine vanaf uw computer op dezelfde manier bedienen alsof u voor de machine staat.
De functie voor bediening op afstand kan slechts op één computer tegelijkertijd worden gebruikt.
Werken met de functie externe bediening
Voordat u deze functie gebruikt, moet u "Bedieningsauthoriteit" instellen op "Toegestaan" in "Bediening van externe
software" van "Instellingen bediening op afstand" (alleen webpagina) in de systeeminstellingen (beheerder).
6. SYSTEEMINSTELLINGEN "Instellingen bediening op afstand" (pagina 6-70)
Om de de functie externe bediening te gebruiken, moet de machine zijn aangesloten op een netwerk en moet een
VNC-applicatie op uw computer zijn geïnstalleerd (aanbevolen VNC-software: RealVNC).
De procedure voor het gebruik van deze functie is als volgt:
Voorbeeld: RealVNC
1
Sluit de computer aan op het apparaat.
(1) Start de VCN-viewer
(2) Voer het IP-adres van de machine in het
invoervak "Server" in.
(3) Druk op [OK].
2
Volg de aanwijzingen op het bedieningspaneel van het apparaat om de verbinding toe te laten.
Tijdens communicatie via externe software verschijnt de toets bij de systeeminstellingen van het apparaat. Wilt u
de verbinding verbreken, sluit dan de externe software of druk op de toets [SYSTEEMINSTELLINGEN] op het
bedieningspaneel en selecteer de toets op het scherm dat verschijnt.
Gebruik het bedieningspaneel op dezelfde manier als vanaf de machine*. Zie voor uitgebreide procedures de hoofdstukken
voor elk van de functies in deze handleiding. Let op, het is niet mogelijk om een waarde die wordt ingevoerd constant te
wijzigen door een toets ingedrukt te houden.
Systeeminstellingen (beheerder): Instellingen bediening op afstand (alleen webpagina)
Stel de bedieningsrechten voor de functie externe bediening in.
De registratie wordt uitgevoerd in [Systeeminstellingen] – [Bedieningsinstellingen] – "Instelling bediening op afstand" in het
webpaginamenu.
Bedien de
machine met uw
computerscherm
Uw computer
Netwerk
Bedieningspaneel
De machine
(2)(3)
1-34
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
TAKENLOGBOEK
De machine houdt een logboek bij van de uitgevoerde opdrachten. De instellingen voor het takenlogboek dat op de
machine wordt opgeslagen worden op de webpagina geconfigureerd. Selecteer [Takenlogboek] op de webpagina om
de instellingen te configureren.
TAKENLOGBOEK OPSLAAN/VERWIJDEREN
Het logboek van uitgevoerde opdrachten op de machine kan worden opgeslagen of gewist.
OPDRACHTLOGBOEK BEKIJKEN
Het logboek van uitgevoerde opdrachten op de machine kan worden weergegeven.
De weer te geven items en de van toepassing zijnde periode kan worden geselecteerd.
Item Instellingen
Takenlogboek Het totale aantal opgeslagen opdrachtlogboeken verschijnt.
Opdrachtlogboek opslaan
Gegevens opslaan en verwijderen Verwijdert het takenlogboek nadat het opslaan is gecontroleerd
Knop [Opslaan] Slaat het takenlogboek op.
Nummer van takenlogboek voor
kennisgeving via e-mail
Selecteer het aantal opdrachten dat een e-mailmelding activeert.
Informeert het onder e-mail waarschuwingsbericht ingestelde adres wanneer het
toegewezen aantal wordt bereikt.
Opdrachtlogboek verwijderen
Knop [Wissen] Wist het takenlogboek.
Item Instellingen
Selecteer onderwerp Selecteer het weer te geven item.
Toets [Weergeven] Geeft het takenlogboek weer.
1-35
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
OPGESLAGEN ITEMS IN HET
OPDRACHTLOGBOEK
De machine slaat de uitgevoerde opdrachten op in het opdrachtlogboek.
De belangrijkste informatie die wordt opgeslagen in het opdrachtlogboek wordt hieronder beschreven.
Om het tellen van de totale gebruiksaantallen van apparaten met een verschillende configuratie te vereenvoudigen, worden de
in het opdrachtlogboek opgeslagen items vastgelegd, ongeacht geïnstalleerde randapparatuur en de reden van de opslag.
In sommige gevallen wordt de opdrachtinformatie mogelijk niet correct opgeslagen, bijvoorbeeld wanneer een stroomstoring optreedt tijdens een opdracht.
TAKENLOGBOEK (pagina 1-34)
Het opdrachtlogboek kan worden opgeslagen, verwijderd of gecontroleerd.
Registratie wordt uitgevoerd in het [TAKENLOGBOEK] in het webpaginamenu.
Nr. Itemnaam Beschrijving
1 Belangrijkste items Taak-id De taak-id wordt opgeslagen.
Taak-id's worden in het logboek opgeslagen als opeenvolgende
nummers tot 999999, waarna het tellen opnieuw bij 1 begint.
2 Opdrachtmodus
De opdrachtmodus zoals kopiëren of afdrukken.
3 Computernaam
De naam van de computer die de afdrukopdracht heeft verzonden.*
4 Gebruikersnaam De gebruikersnaam voor de authentificatiefunctie.
5 Gebruikersnaam De loginnaam voor de authentificatiefunctie.
6 Begindatum en -tijd De datum en het tijdstip waarop de opdracht is begonnen.
7 Einddatum en -tijd De datum en het tijdstip waarop de opdracht is voltooid.
8 Totaal aantal zwart/wit
Voor een afdrukopdracht wordt het totale aantal opgeslagen.
Voor een verzendopdracht wordt het totale aantal verzonden zwart-witpagina's
opgeslagen.
Wanneer een overzicht wordt weergegeven van een
distributieverzending wordt het totale aantal pagina's opgeslagen.
Voor scannen naar schijf wordt het aantal opgeslagen zwart-witpagina's opgeslagen.
9
Totaal aantal
meerkleuren
Voor een afdrukopdracht wordt het totale aantal opgeslagen.
Voor een verzendopdracht wordt het totale aantal verzonden
meerkleurenpagina's opgeslagen.
Wanneer een overzicht wordt
weergegeven van een distributieverzending, wordt het totale aantal
pagina's opgeslagen.
Voor scannen naar schijf wordt het aantal opgeslagen
meerkleurenpagina's opgeslagen.
10
Totaal aantal
tweekleuren
Geeft
de totaaltelling in 2-kleuren aan.
11
Totaal aantal
enkelkleurs
Geeft
de totaaltelling in één kleur aan.
12
Telling volgens formaat
Tellingen per origineel/papierformaat in kleur en zwart-wit.
13
Aantal vellen volgens
formaat
Geeft het aantal vellen per papiersoort aan.
14 Ongeldig aantal vellen
(zwart/wit)
Geeft het aantal ongeldige zwart-wit vellen aan.
15 Ongeldig aantal vellen
(kleur)
Geeft het aantal ongeldige kleurenvellen aan.
1-36
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
16 Belangrijkste items Aantal gereserveerde
sets
Aantal opgegeven sets voor gereserveerde bestemmingen.
17 Aantal voltooide sets Aantal voltooide sets of aantal bestemmingen waarnaar de
verzending met succes is voltooid.
18 Aantal gereserveerde
pagina's
Aantal gereserveerde origineelpagina's van een kopieeropdracht,
afdrukopdracht, scanopdracht of andere opdracht.
19 Aantal voltooide
pagina's
Aantal voltooide pagina's van een set.
20 Resultaat Het resultaat van een opdracht.
21 Foutoorzaak
De oorzaak van een fout die is opgetreden tijdens een opdracht.
22
Onderwerp betreffende
afdrukopdracht
Uitvoer De uitvoermodus van een afdrukopdracht.
23 Nieten De nietstatus.
24
Aantal nietjes
Het aantal nietjes.
25 Aantal perforaties Het aantal perforaties. Altijd "0" wanneer de machine wordt gebruikt.
26 Vouwen Opgeslagen bij een opdracht die met de vouwfunctie werkt. Altijd
"Niet vouwen" wanneer de machine wordt gebruikt.
27 Aantal vouwen Aantal gevouwen pagina's. Altijd "0" wanneer de machine wordt
gebruikt.
28 Printertint De gebruikte tint voor een afdrukopdracht.
29 Onderwerp
betreffende afbeelding
verzenden
Direct Adres Adres van een beeldverzendopdracht.
30 Naam Afzender Naam van de afzender van een beeldverzendopdracht.
31 Afzenderadres Adres van de afzender van een beeldverzendopdracht.
32 Type verzending Verzendtype van een beeldverzendopdracht.
33 Administratief
serienummer
Administratief serienummer van een beeldverzendopdracht.
34 Rondzendnummer Rondzendnummer van een beeldverzendopdracht.
35 Invoervolgorde Reserveringsvolgorde voor een distributieverzending van een
beeldverzendopdracht. Voor een seriële navraagopdracht wordt dit
gebruikt om de communicatie op het afdrukken af te stemmen.
36 Bestandstype Bestandindeling van een beeldverzendopdracht.
37 Compressiemodus/
Comprimeringsfactor
Compressiemodus en comprimeringsfactor van het bestand van een
beeldverzendopdracht.
38 Communicatietijd Geeft de communicatieduur van verzendopdrachten aan.
39 Faxnr. Geeft het opgeslagen nummer van de afzender aan.
40 Onderwerp
betreffende
documentarchivering
Document Archiveren Status van document archiveren.
41 Opslagmodus Opslagmodus van document archiveren.
42 Bestandsnaam Bestandsnaam van een bestand dat is opgeslagen via document
archiveren of afdruk achterhouden.*
43 Gegevensgrootte [KB] Bestandsgrootte.
44 Algemene
functionaliteit
Kleurinstelling De door de gebruiker geselecteerde kleurmodus.
45 Speciale Functies Speciale functies die zijn geselecteerd toen de opdracht werd
uitgevoerd.
46 Bestandsnaam 2 Slaat de bestandsnaam van afdrukopdrachten op.*
Nr. Itemnaam Beschrijving
1-37
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
*In sommige omgevingen wordt dit niet opgeslagen.
47 Gedetailleerde items Formaat Origineel Formaat van een gescand origineel.
Voor een afdrukopdracht met document archiveren is dit het
papierformaat van het bestand.
48 Origineeltype Origineeltype (tekst, afgedrukte foto enz.) dat is ingesteld in het
scherm met belichtingsinstellingen.
49 Papierformaat Het papierformaat van een afdrukopdracht.
Het papierformaat van het verzonden papier bij een verzendopdracht.
Bij scannen naar schijf is dit het papierformaat van het opgeslagen
bestand.
50 Papiertype Het papiertype dat wordt gebruikt voor het afdrukken.
51 Papiereigenschap:
Duplex Uitschakelen
Geeft aan dat duplex was uitgeschakeld bij "Papiertype".
52 Papiereigenschap:
Vaste Papierzijde
Geeft aan dat de vaste zijde was opgegeven bij "Papiertype".
53 Papiereigenschap:
Nieten Uitschakelen
Geeft aan dat nieten was uitgeschakeld bij "Papiertype".
54 Papiereigenschap:
Perforeren
Uitschakelen
Geeft aan dat perforeren was uitgeschakeld bij "Papiertype".
55 Duplex configureren Geeft de duplexinstelling aan.
56 Resolutie Geeft de scanresolutie aan.
57 Apparaatitem Modelnaam Geeft de modelnaam van de machine aan.
58 Serienummer Geeft het serienummer van de machine aan.
59 Naam Geeft de op de webpagina's ingestelde naam van de machine aan.
60 Macinelocatie Geeft de op de webpagina's ingestelde locatie van de machine aan.
Nr. Itemnaam Beschrijving
1-38
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
OPSLAG-BACKUP
Adresboekgegevens en gebruikersgegevens die op de machine zijn opgeslagen kunnen naar uw computer worden
gebackupt of van uw computer worden opgehaald via de webpagina.
Instellingen en gegevens die op de machine zijn opgeslagen kunnen naar de computer worden gebackupt.
Instellingen kunnen worden geëxporteerd of geïmporteerd in XML-formaat met de webpagina. Selecteer
[Opslag-backup] in het webpaginamenu en configureer de instellingen.
EXPORTINSTELLINGEN
Gebruik deze instellingen om gegevens naar uw computer te backuppen.
IMPORTINSTELLINGEN
Gebruik deze instellingen om gegevens op de machine terug te zetten die eerder naar de computer zijn gebackupt.
De gegevens worden opgeslagen op de computer waarmee de webpagina wordt geopend.
Deze functie kan niet worden gebruikt terwijl de systeeminstellingen worden gebruikt, tijdens het uitvoeren van een
opdracht of wanneer er sprake is van een gereserveerde opdracht.
Neem voor apparaten waarvoor gegevens kunnen worden geïmporteerd contact op met uw dealer of dichtstbijzijnde
erkende servicebedrijf.
Item Instellingen
Type exportinstellingen Selecteer het type instellingen dat u wilt exporteren.
Wachtwoord Voer het wachtwoord in dat vereist is voor het importeren van instellingen (maximaal
16 tekens).
Item Instellingen
Instellingen importeren uit bestand Voer de naam van het te importeren bestand in (maximaal 200 tekens). Klik op
[Bladeren] om het bestand te selecteren uit het dialoogvenster bestandselectie.
Wachtwoord Als er een wachtwoord is ingesteld voor het te importeren bestand, voer dan het
wachtwoord in (maximaal 16 tekens).
1-39
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
APPARAAT KOPIËREN
Met Apparaat kopiëren wordt de instellingsinformatie van de machine in XML-indeling opgeslagen en gekopieerd naar
een andere machine.
Deze functie hoeft u dezelfde instellingen niet telkens opnieuw te configureren in verschillende machines. Selecteer
[Apparaat kopiëren] in het webpaginamenu en configureer de instellingen.
EXPORTINSTELLINGEN
Gebruik deze instellingen om gegevens naar uw computer te backuppen.
IMPORTINSTELLINGEN
Gebruik deze instellingen om gegevens op de machine terug te zetten die eerder naar de computer zijn gebackupt.
De gegevens worden opgeslagen op de computer waarmee de webpagina wordt geopend.
Deze functie kan niet worden gebruikt terwijl de systeeminstellingen worden gebruikt, tijdens het uitvoeren van een
opdracht of wanneer er sprake is van een gereserveerde opdracht.
Neem voor apparaten waarvoor gegevens kunnen worden geïmporteerd contact op met uw dealer of dichtstbijzijnde
erkende servicebedrijf.
De volgende gegevens worden niet gekopieerd tijdens de functie Apparaat kopiëren:
- Items van lijst afdrukken en doorsturen van faxen.
- Weergave-items voor tellingen en apparaatstatus.
- IP-adressen van de machine, apparaatnaam, beheerderswachtwoord, afzendernamen voor beeld verzenden en overige
informatie die specifiek voor de machine is.
- Schermcontrast, kleurinstelling en andere aangepaste waarden specifiek voor ieder hardwareapparaat.
Item Instellingen
Type exportinstellingen Selecteer het type instellingen dat u wilt exporteren.
Wachtwoord Voer het wachtwoord in dat vereist is voor het importeren van instellingen (maximaal
16 tekens).
Item Instellingen
Instellingen importeren uit bestand Voer de naam van het te importeren bestand in (maximaal 200 tekens). Klik op
[Bladeren] om het bestand te selecteren uit het dialoogvenster bestandselectie.
Wachtwoord Als er een wachtwoord is ingesteld voor het te importeren bestand, voer dan het
wachtwoord in (maximaal 16 tekens).
1-40
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
BELANGRIJKE OPMERKINGEN OVER PAPIER
Dit hoofdstuk bevat informatie waarmee u vertrouwd moet zijn voordat u papier in de papierladen laadt.
Lees dit hoofdstuk zorgvuldig door voordat u papier laadt.
NAAM EN PLAATS VAN DE LADEN
De benaming van de laden is als volgt:
BRUIKBAAR PAPIER
Diverse soorten papier worden verkocht. In dit gedeelte vindt u een uitleg over normaal papier en speciale media die u
kunt gebruiken met het apparaat. Zie voor uitgebreide informatie over het formaat en soort papier dat kan worden
geladen in elke lade van het apparaat de specificaties in de Veiligheidshandleiding en "Papierlade-Instellingen" (pagina
6-13) in "6. SYSTEEMINSTELLINGEN".
Normaal papier, speciale media
Normaal papier dat kan worden gebruikt
• SHARP standaard normaal papier (80 g/m
2
(21 lbs.)). Raadpleeg de specificaties in de Veiligheidshandleiding voor
papierspecificaties.
• Ander normaal papier dan SHARP standaard papier (60 g/m
2
tot 105 g/m
2
(16 lbs. tot 28 lbs.))
Gerecycled paper, gekleurd paper, reeds geperforeerd paper, voorbedrukt papier en briefpapier moeten voldoen
aan dezelfde specificaties als normaal papier. Neem contact op met uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende
servicevertegenwoordiger als u advies wilt over het gebruik van deze soorten papier.
* De eenheden "g/m
2
" (lbs.) in deze uitleg geven het papiergewicht aan.
PAPIER LADEN
Handinvoerlade
Papierlade 1
Papierlade 2
Papierlade 3
Papierlade 4
1-41
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
Papiertypen die in elke lade kunnen worden gebruikt
De volgende papiertypen kunnen in elke lade worden geladen.
"-" in de tabel geeft aan "kan niet worden gebruikt".
*1 "Zwaar papier" is zwaar papier tot 209
g
/m
2
(110 lbs. index).
*2 Printerdrivers die het gebruik van glanzend papier toestaan zijn PCL6-, PCL5c- en PS-printerdrivers in een Windows-omgeving.
*3 Dun papier van 55 g/m
2
tot 59 g/m
2
(15 lbs. tot 16 lbs.) kan worden gebruikt.
Afdrukzijde naar boven of naar beneden
Papier is geladen met de afdrukzijde naar boven of naar beneden afhankelijk van de papiertype en -lade.
De stand waarin geperforeerd papier, papier met briefhoofd en voorbedrukt papier wordt geladen is anders dan dat van
ander papier.
Zie voor informatie "Voorbeeld: plaatsingsstand van geperforeerd papier, briefhoofdpapier en voorbedrukt papier"
(pagina 1-42).
Papierlade 1 tot 4
Plaats het papier met de afdrukzijde naar boven.
Als het papiertype echter "Geperforeerd", "Briefpapier" of "Voorbedrukt" is, laad het papier dan met de afdrukzijde naar
beneden*.
Handinvoerlade
Plaats het papier met de afdrukzijde naar beneden.
Als het papiertype echter "Geperforeerd", "Briefpapier" of "Voorbedrukt" is, laad het papier dan met de afdrukzijde naar
boven*.
* Als "Uitschakelen van duplex" (Alleen webpagina) is ingeschakeld in de systeeminstellingen (beheerder), laad het
papier dan op de normale manier (met de bedrukte zijde omhoog in lade 1 tot lade 4; bedrukte zijde omlaag in de
handinvoerlade).
Lade 1/Lade 2/Lade 3/Lade 4 Handinvoerlade
Normaal papier Toegestaan Toegestaan
Voorbedrukt Toegestaan Toegestaan
Recycle-Papier Toegestaan Toegestaan
Briefpapier Toegestaan Toegestaan
Geperforeerd Toegestaan Toegestaan
Kleur Toegestaan Toegestaan
Zwaar papier 1*
1
Toegestaan
Etiketten Toegestaan
Glanspapier*
2
Toegestaan
Transparant Toegestaan
Enveloppen Toegestaan
Dun papier*
3
Toegestaan
1-42
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
Voorbeeld: plaatsingsstand van geperforeerd papier, briefhoofdpapier en voorbedrukt papier
Bij deze uitleg wordt ervan uitgegaan dat "Uitschakelen van duplex"
(Alleen webpagina)
niet is ingeschakeld in de
systeeminstellingen (beheerder).
Papier dat u niet kunt gebruiken
• Speciale media voor inkjetprinters (fijn papier,
glanspapier, glansfilm, etc.)
• Carbonpapier of thermisch papier
• Geplakt papier
• Papier met clips
• Papier met vouwen
• Gescheurd papier
• Geoliede transparanten
• Dun papier van minder dan 55 g/m
2
(15 lbs.)
• Papier van 210 g/m
2
(110 lbs. index) of meer
• Papier met onregelmatige afmetingen
• Geniet papier
• Vochtig papier
• Opgekruld papier
Papier waarvan ofwel de afdrukzijde ofwel de achterzijde door
een ander(e) printer of multifuntioneel apparaat is bedrukt.
• Papier met golfpatronen als gevolg van vochtabsorptie
Niet-aanbevolen papier
• Strijkpapier
• Japans papier
• Geperforeerd papier
Lade origineelinvoer Glasplaat
Voorgeperforeerd
(links inbinden)
Briefpapier Voorbedrukt
Papierlade 1 tot 4
Laad de te bedrukken kant van het papier
naar onderen met de perforatiegaten
naar voren en de bovenrand rechts.
Laad de te bedrukken kant van
het papier naar onderen met het
briefhoofd (bovenrand) rechts.
Laad de te bedrukken (voorbedrukte)
kant van het papier naar onderen met
de bovenrand rechts.
Handinvoerlade
Laad de te bedrukken kant van het papier
naar boven met de perforatiegaten naar
voren en de bovenrand links.
Laad de te bedrukken kant van
het papier naar boven met het
briefhoofd (bovenrand) links.
Laad de te bedrukken
(voorbedrukte) kant van het papier
naar boven met de bovenrand links.
A
A
A
ABC
ABC
A
-1-
A
-1-
A
ABC
ABC
A
A
-1-
A
-1-
Diverse typen normaal papier en speciale media zijn verkrijgbaar. Sommige typen zijn met het apparaat niet te gebruiken. Neem contact
op met uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende servicevertegenwoordiger als u advies wilt over het gebruik van deze soorten papier.
De beeldkwaliteit en geschiktheid voor fusing van het papier wisselt mogelijk naargelang de omgeving, bedrijfssituatie en
papiereigenschappen. De afbeeldingkwaliteit is dan minder dan u zou verkrijgen op SHARP standaardpapier. Neem contact op met
uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende servicevertegenwoordiger als u advies wilt over het gebruik van deze soorten papier.
Wanneer u niet-aanbevolen of niet-bruikbaar papier gebruikt, kan dit leiden tot scheve invoer, papierstoringen en slechte
fusing van de toner (de toner hecht niet goed aan het papier en geeft af), of storingen van het apparaat.
Wanneer u niet-aanbevolen papier gebruikt, kan dit leiden tot papierstoringen of een slechte beeldkwaliteit. Alvorens
niet-aanbevolen papier te gebruiken controleert u of u hiermee goed kunt afdrukken.
1-43
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
PAPIERLADE-INSTELLINGEN VOOR
PAPIERLADE 1 TOT 4
PAPIER LADEN EN PAPIERFORMAAT WIJZIGEN
Er kunnen maximaal 500 vellen papier van formaat A5 tot A4 (5-1/2" x 8-1/2" tot formaat 8-1/2" x 14") in lade 1 en 2 worden geladen.
Er kunnen maximaal 500 vellen papier van formaat B5 tot A4 (7-1/4" x 10-1/2" tot formaat 8-1/2" x 14") in lade 3 en 4 worden geladen.
1
Trek de papierlade naar buiten.
Trek rustig aan de lade totdat deze niet meer verder gaat.
Voor het laden van papier,ga naar stap 3. Voor het laden van
een ander papierformaat, ga naar de volgende stap.
Trek niet hard aan de lade. Dat kan storingen veroorzaken.
2
Stel de geleideplaten A en B af door de
vergrendelingshendels in te knijpen en
de geleideplaten naar de juiste
horizontale en verticale afmetingen voor
het te laden papier te schuiven.
De geleideplaten A en B kunnen worden verschoven. Knijp de
vergrendelingshendel in en verschuif de geleideplaat.
Stel de geleider goed in op het formaat van het papier. Als de geleider niet goed wordt ingesteld, kan het papier
scheef trekken of vastlopen.
Het geplaatste papier mag niet boven deze uitsteeksels komen.
3
Doorblader het papier.
Doorblader het papier voordat u het laadt. Als u het papier niet
doorbladert, kunnen meerdere vellen tegelijk worden ingevoerd
waardoor het apparaat vastloopt.
Pas op dat u zich bij het hanteren van papier niet aan de randen van het papier snijdt.
A
B
1-44
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
4
Plaats het papier in de lade.
Plaats het papier met de afdrukzijde naar boven. De stapel
mag niet boven de indicatorlijn uit komen (maximum 500
vellen).
Wanneer papier tot boven de lijn wordt gevuld, kunnen papierstoringen optreden.
Pas op dat uw vingers niet bekneld raken in de lade wanneer u deze naar binnen duwt.
5
Duw de papierlade rustig terug in het
apparaat.
Druk stevig tegen de lade totdat deze volledig in het apparaat
zit.
Wanneer u een lade uittrekt nadat deze is gevuld, trek dan niet hard. Anders kan de lade beschadigen, of de machine
omkiepen, wat tot letsel kan leiden.
Als u een ander type of formaat papier hebt geladen dan ervoor, vergeet dan niet de "Papierlade-Instellingen" in de
systeeminstellingen te wijzigen. Als deze instellingen niet correct worden geconfigureerd, zal de automatische
papierselectie niet goed werken en kan het afdrukken op het verkeerde papierformaat of –soort gebeuren of kan er
papier vastlopen.
Let op
Zijn er kinderen in de buurt, zorg dan dat ze niet op een uitgetrokken lade gaan zitten of spelen.
Zitten op een lade kan de lade beschadigen en de machine doen omvallen, wat tot letsel kan leiden.
Plaats geen zware voorwerpen op de lade en druk niet omlaag op de lade.
Systeeminstellingen: Papierlade-Instellingen (pagina 6-13)
Wijzig deze instellingen als u het in een lade geladen papierformaat en -type wijzigt.
Indicatie
streep
1-45
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
PAPIER LADEN IN DE HANDINVOERLADE
De handinvoer kan worden gebruikt voor het afdrukken op gewoon papier, enveloppen, etikettenvellen, tabpapier en
andere speciale media. Er kunnen maximaal 100 vellen papier worden geladen (maximaal 40 vellen zwaar papier) voor
ononderbroken afdrukken zoals met de andere laden.
1
Open de handinvoerlade.
Als u een groter papierformaat laadt dan A4 of 8-1/2" x 11", trek
het verlengstuk van de handinvoer dan helemaal uit. Als u het
verlengstuk van de handinvoer niet helemaal uittrekt, wordt het
formaat van het geladen papier niet juist weergegeven.
Plaats geen zware voorwerpen op de handinvoerlade en druk niet omlaag op de lade. Anders kan de handinvoerlade
beschadigen, of de machine omkiepen, wat tot letsel kan leiden.
2
Stel de geleiders van de handinvoerlade
in op de breedte van het papier.
3
Schuif het papier langs de geleiders van
de handinvoerlade totdat het niet meer
verder gaat.
Plaats het papier met de afdrukzijde naar beneden.
Druk het papier niet met kracht naar binnen.
Als de geleiders van de handinvoerlade breder zijn ingesteld dan het papier, schuif deze dan naar binnen totdat ze zijn afgesteld op de breedte
van het papier. Als de geleiders van de handinvoerlade te breed zijn afgesteld, kan het papier scheef worden geladen of gekreukt raken.
Let op
Zijn er kinderen in de buurt, zorg dan dat ze niet op een uitgetrokken handinvoerlade gaan zitten of spelen.
Zitten op een lade kan de lade beschadigen en de machine doen omvallen, wat tot letsel kan leiden.
1-46
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
BELANGRIJKE WENKEN VOOR HET GEBRUIK VAN DE
HANDINVOERLADE
• Bij het gebruik van ander gewoon papier dan het SHARP-standaardpapier of andere speciale media dan de door
SHARP aanbevolen transparanten, of wanneer u afdrukt op de achterkant van eerder gebruikt papier, moet het papier
met één vel tegelijk worden geladen. Als u meerdere vellen tegelijk laadt, zal het apparaat vastlopen.
• Strijk voordat u het papier laadt eventuele krullen vlak. Als gekruld papier niet wordt gladgestreken, kan een
papierstoring optreden.
• Verwijder bij het toevoegen van papier eventueel resterend papier uit de handinvoerlade, combineer het met het toe
te voegen papier en plaats het papier als één stapel terug. Als u papier toevoegt zonder dit te combineren met het
resterende papier, kan het apparaat vastlopen.
Papier laden
Transparanten plaatsen
Plaats papier in de horizontale stand.
• Gebruik door SHARP aanbevolen transparanten. Wanneer u
transparanten gebruikt, plaats het vel dan met de afgeronde hoek
linksvoor in de handinvoerlade. Hierdoor weet u zeker dat de afdrukkant
in de juiste richting ligt.
• Raak de afdrukzijde van een transparant niet aan.
• Vergeet bij het laden van meerdere transparanten in de handinvoerlade
niet om de vellen enkele malen te doorbladeren.
• Verwijder bij het afdrukken op transparanten elk vel zodra dit uit het
apparaat komt. Als de vellen in de uitvoerlade worden opgestapeld
kunnen deze omkrullen.
1-47
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
Enveloppen laden
Enveloppen dienen in één lijn met de linkerkant in de hieronder aangegeven afdrukstand in de handinvoerlade te
worden geladen.Alleen de voorzijde van de enveloppen kan bedrukt worden. Zorg dat de voorzijde naar beneden wijst.
Laadt u enveloppen , plaats dan maar één envelop tegelijk.
Belangrijke wenken voor het laden van enveloppen
Enveloppen die u niet kunt gebruiken
Gebruik de volgende enveloppen niet. Enveloppen lopen vast met vegen en vlekken als resultaat.
• Enveloppen met metalen klemmen, plastic of stoffen haken
• Enveloppen met een sluitkoord
• Enveloppen met vensters of schutlaag
• Enveloppen met een oneffen voorzijde als gevolg van bosselering
• Dubbellaags enveloppen
• Enveloppen met een kleefstrook
• Handgemaakte enveloppen
• Bubbeltjesenveloppen
• Enveloppen met kreuken of vouwen, gescheurde of beschadigde enveloppen
• Enveloppen met een verkeerd uitgelijnde plaknaad aan de achterzijde kunnen niet worden gebruikt, aangezien deze
kunnen kreuken.
Afdrukkwaliteit op enveloppen
• De afdrukkwaliteit is niet gegarandeerd in het gebied van 10mm (13/32") rond de randen van de envelop.
• De afdrukkwaliteit is niet gegarandeerd op delen van enveloppen met een stapsgewijs verloop in dikte, zoals op
vierlaagse delen of delen met minder dan drie lagen.
• De afdrukkwaliteit wordt niet gegarandeerd op enveloppen met plakstroken.
Druk niet op beide zijden van een envelop af. Dit kan leiden tot vastlopen van het apparaat of een slechte afdrukkwaliteit.
In sommige bedrijfsomgevingen kunnen kreukels, vegen, vastlopen van het papier, slechte tonerfusing of
apparaatstoringen optreden.
Voor sommige typen enveloppen gelden beperkingen. Neem voor meer informatie contact op met een
SHARP-onderhoudstechnicus.
Kan worden
gebruikt
Kan niet worden
gebruikt
1-48
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u originelen in de automatische origineelinvoer en op de glasplaat plaatst.
HET ORIGINEEL PLAATSEN
ORIGINELEN IN DE AUTOMATISCHE ORIGINEELINVOER
PLAATSEN
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe u originelen in de automatische origineelinvoer plaatst.
Toegestane formaten voor originelen
Als het origineel van niet-standaardformaat is, zie dan de betreffende onderstaande uitleg voor de door u gebruikte functie.
2. KOPIEERMACHINE "FORMAAT ORIGINEEL OPGEVEN" (pagina 2-28)
4. FAX "WEERGAVE-INSTELLINGEN" (pagina 4-48)
5. SCANNER / INTERNETFAX "WEERGAVE-INSTELLINGEN" (pagina 5-58)
Toegestaan gewichten voor originelen
Gebruik voor het scannen van originelen van 35 g/m
2
tot 49 g/m
2
(9 lbs. tot 14 lbs.), "Langzame scanmodus" in de
speciale functies. Bij scannen zonder gebruik van de "Langzame scanmodus" kunnen de originelen vastlopen.
Bij selectie van de "Langzame scanmodus" kan niet automatisch 2-zijdig worden gekopieerd.
Originelen die niet kunnen worden aangevoerd via de documentinvoer
Gebruik de volgende originelen niet. Originelen lopen vast met vegen en vlekken als resultaat.
• Transparanten
• Overtrekpapier
• Carbonpapier
• Thermisch papier of originelen die zijn bedrukt met een thermische printer
• Originelen die in de automatische documentinvoer worden geplaatst mogen niet beschadigd, gekreukt, gevouwen of
losjes aan elkaar geplakt zijn en mogen geen uitgeknipte gaten bevatten.
• Originelen met meer dan de gebruikelijke twee of drie perforatiegaten.
• Originelen die meerdere keren in de automatische documentinvoer zijn gescand en gekreukeld of gevouwen zijn
geraakt.
• Originelen die vochtig en zacht zijn geworden.
ORIGINELEN
Minimaal formaat origineel Maximaal formaat origineel
Standaardformaten
A5: 148 mm (hoogte) x 210 mm (breedte)
5-1/2" (hoogte) x 8-1/2" (breedte)
Afwijkende formaten
(Minimum formaat dat handmatig kan worden opgegeven)
1-zijdig scannen: 100 mm (hoogte) x 89 mm (breedte)
4" (hoogte) x 3-1/2" (breedte)
2-zijdig scannen: 100 mm (hoogte) x 140 mm (breedte)
4" (hoogte) x 5-33/64" (breedte)
Standaardformaten
A4: 210 mm (hoogte) x 297 mm (breedte)
8-1/2" (hoogte) x 14" (breedte)
Afwijkende formaten
(Maximum formaat dat handmatig kan worden opgegeven)
Kopieerfunctie: 216 mm (hoogte) x 356 mm (breedte)
8-1/2" (hoogte) x 14" (breedte)
Verzendmodus: 216 mm (hoogte) x 500 mm (breedte)
8-1/2" (hoogte) x 19-5/8" (breedte)
1-zijdig scannen 35 g/m
2
tot 128 g/m
2
(9 lbs. tot 32 lbs.)
2-zijdig scannen 50 g/m
2
tot 105 g/m
2
(13 lbs. tot 28 lbs.)
1-49
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
1
Zorg dat uw originelen niet op de
glasplaat achterblijven.
Open de automatische origineelinvoer, controleer of er geen
origineel op de glasplaat aanwezig is en sluit de automatische
origineelinvoer weer.
Zorg ervoor dat u uw vingers niet klemt bij het sluiten van de automatische documentinvoer.
2
Stel de origineelgeleiders af op de
breedte van de originelen.
3
Plaats het origineel.
Let erop dat de randen van de originelen gelijk liggen.
Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven
helemaal in de lade van de origineelinvoer.
Plaats een aantal originelen in de origineelinvoer, zodat de
stapel niet boven de indicatorlijn uit komt.
U kunt maximaal 100 vellen invoegen.
Verwijder originelen die volledig gescand werden uit de
uitvoerlade voor originelen.
Steek uw hand niet in de insteekopening voor documenten in de automatische documentinvoer.
Wanneer originelen tot boven de lijn worden gevuld, kunnen papierstoringen optreden.
Verwijder voordat u originelen in de origineelinvoer plaatst alle aanwezige nietjes of paperclips.
Als de originelen vochtige plekken vertonen door toepassing van correctievloeistof, wacht dan tot de originelen droog zijn
alvorens kopieën te maken. Als u dit niet doet, kunnen de binnenzijde van de origineelinvoer of de glasplaat bevuild raken.
Plaats originelen met twee of drie perforaties zodat de
geperforeerde zijde zich niet aan de kant van de invoeropening
van de origineelinvoerlade bevindt.
Markeerstreep
Invoeropening
Plaats van
perforaties
1-50
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
HET ORIGINEEL OP DE GLASPLAAT PLAATSEN
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe u een origineel op de glasplaat plaatst.
Toegestane formaten voor originelen
Als het origineel van niet-standaardformaat is, zie dan
de betreffende onderstaande uitleg voor de door u
gebruikte functie.
2. KOPIEERMACHINE "FORMAAT ORIGINEEL
OPGEVEN" (pagina 2-28)
4. FAX "WEERGAVE-INSTELLINGEN" (pagina
4-48)
5. SCANNER / INTERNETFAX
"WEERGAVE-INSTELLINGEN" (pagina 5-58)
Maximaal formaat origineel
Standaardformaten
A4: 210 mm (hoogte) x 297 mm (breedte)
8-1/2" (hoogte) x 11" (breedte)
Afwijkende formaten
216 mm (hoogte) x 297 mm (breedte)
8-1/2" (hoogte) x 11-11/16" (breedte)
1
Open de automatische origineelinvoer.
2
Plaats de originelen.
Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar beneden links
van het midden op de glasplaat.
Alle originelen moeten in de linker middenpositie worden
geplaatst.
Plaats het midden van het origineel op één lijn met de punt van
het
teken.
3
Sluit de automatische origineelinvoer.
Nadat u het origineel op zijn plaats hebt gelegd, moet u de
automatische origineelinvoer sluiten. Als die open blijft, zullen
de delen die buiten het origineel vallen zwart worden
gekopieerd, waardoor te veel toner zou worden verbruikt.
A5
(5-1/2" x 8-1/2")
A4 (8-1/2" x 11")
B5
Schaalaanduiding van de glasplaat
merkteken
1-51
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
Een dik boek plaatsen
Wanneer u een dik boek of een ander dik origineel plaatst, volgt u onderstaande stappen om het boek plat te drukken.
(1) Til de linker- en rechterzijde van de
automatisch documentinvoer licht op.
De automatische origineelinvoer zal naar boven komen.
(2) Sluit de automatische origineelinvoer
voorzichtig.
Let op
Sluit de automatische origineelinvoer voorzichtig. Hardhandig sluiten van de automatische
origineelinvoer kan tot beschadiging leiden.
Zorg ervoor dat u uw vingers niet klemt bij het sluiten van de automatische origineelinvoer.
Druk niet hard op de automatisch documentinvoer. Dat kan storingen veroorzaken.
1-52
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
In dit gedeelte wordt de randapparatuur beschreven die samen met het apparaat kan worden gebruikt en wordt het gebruik
uitgelegd van de afwerkingeenheid, de zadelsteek afwerkingseenheid en de Sharp OSA (applicatie-communicatiemodule
en module voor externe accounts).
RANDAPPARATUUR
Het apparaat kan worden voorzien van randapparatuur voor extra functionaliteit.
De randapparatuur is meestal optioneel. Bij enkele modellen maakt bepaalde randapparatuur echter deel uit van de
standaarduitrusting.
(Per oktober 2008)
RANDAPPARATUUR
Productnaam Productnummer Beschrijving
Invoereenheid voor 500 bladen
MX-CSX1
Extra papierlade. In elke lade kan maximaal 500 vel papier
worden geladen.
MX-CSX2
Toevoer visitekaarten MX-BTX1
Deze toevoereenheid kan op de automatisch documentinvoer
worden bevestigd en wordt gebruikt om automatisch
visitekaarten te scannen.
Afwerkingeenheid MX-FN12
Dit uitvoerapparaat maakt het gebruik van de nietfunctie en
staffelfunctie mogelijk.
Barcode fontkit AR-PF1 Voegt barcode fonts toe aan de machine.
PS3 uitbreidingskit MX-PKX5
Maakt het mogelijk om het apparaat te gebruiken als
Postscript-compatibele printer.
XPS-uitbreidingskit MX-PUX1
De machine kan als XPS-compatibele printer worden gebruikt.
Neem voor informatie contact op met uw dealer.
Voor het installeren van de kit is 1 GB optioneel geheugen
(MX-SMX3) vereist.
Optioneel geheugen MX-SMX3
Hiermee wordt het geheugen uitgebreid dat op de machine
wordt gebruikt.
Internetfaxuitbreidingskit MX-FWX1 Maakt het gebruik van de internetfaxfunctie mogelijk.
Faxuitbreidingskit MX-FXX3 Voegt een faxfunctie toe.
Applicatie-integratiemodule MX-AMX1
De applicatie-integratiemodule kan worden gecombineerd met
de netwerkscannerfunctie om een metagegevensbestand* aan
een gescand afbeeldingbestand toe te voegen.
Applicatie-communicatiemodule MX-AMX2
Hiermee kan de machine via een netwerk aan een externe
softwaretoepassing worden gekoppeld.
Module voor externe accounts MX-AMX3
Dit is vereist om een externe accountapplicatie op de machine te
gebruiken.
1-53
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
Sharpdesk 1 LICENTIEKIT MX-USX1 Deze software maakt geïntegreerd beheer van documenten en
computerbestanden mogelijk.
Sharpdesk 5 LICENTIEKIT MX-USX5
Sharpdesk 10 LICENTIEKIT MX-US10
Sharpdesk 50 LICENTIEKIT MX-US50
Sharpdesk 100 LICENTIEKIT MX-USA0
Sommige opties zijn mogelijk niet in alle landen en gebieden beschikbaar.
Productnaam Productnummer Beschrijving
1-54
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
AFWERKINGEENHEID
De afwerkingeenheid is voorzien van de staffelfunctie, die elke nieuwe uitvoer los van de vorige set neerlegt.
Daarnaast kan iedere set gesorteerde uitvoer worden geniet.
ONDERDEELNAMEN
Als de afwerkingmodule openstaat, hebt u toegang tot de volgende onderdelen.
(1) Uitvoerlade
Geniete en gestaffelde uitvoer wordt in deze lade
neergelegd.
De lade is uitschuifbaar. Schuif de lade uit voor grote
uitvoer
(8-1/2" x 14", 8-1/2" x 13", 8-1/2" x 13-1/2", en
8-1/2" x 13-2/5" formaten).
(2) Hendel
Hiermee kunt u de afwerkingeenheid bewegen om
vastgelopen papier of nietjes te verwijderen en de nietjes
te vervangen.
(3) Voorklep
Open deze klep om vastgelopen papier of nietjes te
verwijderen, de nietjes te vervangen of de opvangbak
van de perforatiemodule uit te nemen.
(4) Nietjesmagazijn
Hierin wordt de nietjespatroon geplaatst. Trek het
magazijn naar buiten om het nietjespatroon te vervangen
of vastgelopen nietjes te verwijderen.
(5) Ontgrendelhendel nietjesmagazijn
Gebruik deze hendel om het nietjesmagazijn te verwijderen.
VERBRUIKSGOEDEREN
Voor de afwerkingeenheid is de volgende nietjespatroon vereist:
Nietjespatroon
(ca. 5000 nietjes per nietjespatroon x 3 patronen) MX-SCX1
(1)
(5)(4)
(2)
(3)
Wees voorzichtig bij het inschakelen van de voeding en terwijl het apparaat afdrukt, aangezien de lade op en neer kan
bewegen.
1-55
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
TOEVOER VISITEKAARTEN
Deze toevoereenheid kan op de automatisch documentinvoer worden bevestigd en wordt gebruikt om automatisch
visitekaarten te scannen.
1
Open de geleider voor de originelen
zover als mogelijk.
2
Plaats de toevoer voor visitekaarten op
de documentinvoerlade.
(1) Plaats de toevoer voor visitekaarten in het
midden van de documentinvoerlade.
(2) Druk de toevoer voor visitekaarten
voorzichtig omlaag.
U zult de toevoer op zijn plaats horen klikken.
Wanneer u de toevoer visitekaarten hebt aangebracht kunt u "Instelling scannen adreskaart" inschakelen in de
systeeminstellingen (beheerder).
Bij het scannen van visitekaarten is het handig om "Scannen adreskaart" te gebruiken bij de speciale functies voor
kopiëren en scannen.
3
Plaats de visitekaarten.
Let erop dat de randen van de kaarten gelijk liggen.
Plaats de kaarten met de bedrukte zijde naar boven helemaal
in de toevoer voor visitekaarten.
4
Na gebruik van de toevoer voor
visitekaarten, tilt u de toevoereenheid op
om hem te verwijderen.
U hoort een klikgeluid als de toevoer vrij komt. Berg de toevoer
in zijn bewaarzak op.
Systeeminstellingen (beheerder): Instelling scannen adreskaart (Alleen webpagina)
Geef op of u de functie Scannen adreskaart wilt gebruiken.
1-56
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
SHARP OSA
Sharp OSA (Open Systems Architecture) is een standaard die het mogelijk maakt om informatie te delen en te
distribueren op een dusdanig geavanceerde wijze zoals voorheen niet mogelijk was op een digitale multifunctionele
machine zelf.
Bij gebruik van een digitale multifunctionele machine die Sharp OSA ondersteunt, zijn de weergegeven toetsen op het
bedieningspaneel en de functies zoals scan verzenden te koppelen aan een externe applicatie.
Er zijn twee soorten externe applicaties: "standaard applicatie" en "externe account-applicatie". Een "externe
account-applicatie" wordt gebruikt om het accountbeheer op een multifunctionele machine op een netwerk centraal uit
te voeren. Met een "standaard applicatie" worden alle overige applicaties bedoeld.
APPLICATIE-COMMUNICATIEMODULE (MX-AMX2)
De applicatie-communicatiemodule is vereist voor het gebruik van een "standaardapplicatie"op het apparaat.
Als een standaard applicatie die eerder is opgeslagen op de webpagina's vanaf een machine wordt geselecteerd, haalt
de machine het bedieningsscherm op vanaf een eerder opgeslagen URL. De besturing van het bedieningsscherm vindt
plaats door de standaard applicatie, en Scannen naar FTP, Scannen naar netwerkmap, en HTTPS-transmissie kan
worden uitgevoerd.
Standaard applicatie instellen
Om een algemene applicatie in de webpagina's van de machine in te schakelen, klikt u op [Toepassingsinstellingen] in
het frame met het menu beheerder en vervolgens op [Instellingen van externe applicaties] en [Standaard applicatie].
Configureer instellingen voor de standaardapplicatie in het scherm dat verschijnt.
Standaard applicatie selecteren
Er zijn twee methoden om een standaardapplicatie te selecteren die op de webpagina's van het apparaat is
geregistreerd.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Druk op de Sharp OSA-sneltoets.
2
Selecteer de toets [Sharp OSA].
Als er geen standaard applicaties op de webpagina zijn
opgeslagen, wordt de toets [Sharp OSA] niet weergegeven.
KOPIE
OPDRACHT STATUS
SYSTEEM
INSTELLINGEN
BEELD
VERZENDEN
DATA
LIJN
OK
VORIGE
1-57
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
MODULE VOOR EXTERNE ACCOUNTS (MX-AMX3)
De module voor externe accounts is vereist voor het gebruik van een "standaardapplicatie"op het apparaat.
Een externe account-applicatie kan zowel in "externe authenticatiemodus" als in "externe telmodus" worden gebruikt. Bij
toepassing van de externe authenticatiemodus wordt het inlogscherm van de applicatie opgehaald bij het aanzetten van de
machine. Als de opdracht is uitgevoerd, wordt een opdrachtmeldscherm naar de applicatie gezonden voor het bijhouden van de
telling per geautoriseerde gebruiker.
Bij toepassing van de "externe telmodus" wordt het inlogscherm niet getoond bij het aanzetten van de machine. Er wordt alleen
een melding van de opdrachtstatus naar de applicatie gezonden. Gebruikersauthenticatie door de externe account-applicatie kan
niet worden gebruikt. De externe account-applicatie kan echter wel in combinatie met de interne account-functie worden gebruikt.
Externe account-applicatie instellen
Om een externe accountapplicatie in de webpagina's van de machine in te schakelen, klikt u op [Toepassingsinstellingen]
in het frame met het menu beheerder en vervolgens op [Instellingen van externe applicaties] en [Instellingen externe
accountapplicatie]. Configureer de instellingen voor de externe accounttoepassing in het scherm dat verschijnt. De
instelling gaat van kracht nadat de machine opnieuw is gestart. Zie voor het opnieuw starten van de machine, "DE
VOEDING IN- EN UITSCHAKELEN" (pagina 1-14).
Bediening in externe account-modus
De twee modi voor het gebruik van een externe account-applicatie worden hieronder uitgelegd.
Externe authenticatiemodus
Wanneer het selectievakje "Authenticatie door externe server inschakelen" wordt geselecteerd onder "Instellingen van
externe applicaties" op de webpagina, gaat de machine de externe authenticatiemodus in. Als de machine wordt
aangezet in externe authenticatiemodus, opent de machine de externe account-applicatie en verschijnt het inlogscherm.
Het inlogscherm verschijnt ook als de toets [Oproep] wordt geselecteerd om een voltooide opdracht uit het
opdrachtstatusscherm uit te voeren. (Het inlogscherm verschijnt niet als de gebruiker al op normale wijze is ingelogd.)
U kunt op de toets [OPDRACHT STATUS] drukken terwijl het inlogscherm verschijnt om het opdrachtstatusscherm
weer te geven. Raak de modustoets aan om naar de oorspronkelijke staat terug te keren.
3
Selecteer de standaard applicatie.
Als twee of meer standaard applicaties zijn opgeslagen op de
webpagina's, verschijnt het scherm voor selectie van een
standaard applicatie. Selecteer de standaard applicatie die u
wilt gebruiken.
Als er slechts één standaard applicatie op de webpagina's is
opgeslagen, start de verbinding met de standaard applicatie.
4
De machine maakt verbinding met de standaard applicatie.
Het bericht "Bezig verbinding te maken met de externe applicatieserver." wordt weergegeven terwijl de machine
communiceert met de standaard applicatie.
Tijdens het scannen kan de modustoets niet gebruikt worden.
De gebruikersbeheerfunctie van het apparaat kan niet worden gebruikt in externe authenticatiemodus.
"Gebruikersregistratie", "Gebruikersaantallen tonen", "Gebruikersaantallen op nul zetten", "Gebruikersinformatie
afdrukken" en "Instelling aantal getoonde gebruikersnamen" kunnen echter wel worden gebruikt.
Deze selectietoets kan niet worden gebruikt als het aanmeldscherm wordt weergegeven.
OK
VORIGE
1-58
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
Als inloggen mislukt
Indien het inlogscherm niet verschijnt of de applicatie niet goed werkt, kan het gebeuren dat de machine ook niet meer
goed functioneert. In dat geval adviseren we u om de externe account-modus te verlaten van de webpagina's van de
machine. Zie voor meer informatie [Help] op de webpagina's.
Volg deze stappen om de externe account-modus geforceerd te beëindigen via het bedieningspaneel van de machine:
Wijzig "Instellingen van externe applicaties" op de webpagina. Start de machine opnieuw om de wijziging te laten
ingaan. Zie voor het opnieuw starten van de machine, "DE VOEDING IN- EN UITSCHAKELEN" (pagina 1-14).
Externe telmodus
Wanneer alleen de instelling "Extern accoountbeheer" wordt ingeschakeld onder "Instellingen van externe applicaties"
op de webpagina, gaat de machine de externe telmodus in.
Anders dan bij de externe authenticatiemodus, wordt het inlogscherm van de externe account-applicatie niet
weergegeven als de machine in de externe telmodus wordt gestart. Er wordt alleen een melding van de opdrachtstatus
naar de externe account-applicatie gezonden. Externe telmodus kan samen met de gebruikersbeheerfunctie van de
machine worden gebruikt. (Externe telmodus kan alleen worden gebruikt indien gebruikersbediening en accountbeheer
zijn uitgeschakeld.)
1-59
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
In dit gedeelte wordt de werking van het tekstinvoerscherm uitgelegd.
FUNCTIES VAN DE BELANGRIJKSTE TOETSEN
TEKST INVOEREN
Toets
Beschrijving
Met deze toets wisselt het tekstinvoerscherm tijdelijk naar het invoerscherm voor letters met
accenten en symbolen. Het scherm voor hoofdletters wordt weergegeven totdat opnieuw de toets
[Caps] wordt geselecteerd, zodat deze niet langer is gemarkeerd. De toets [Caps] is handig als u
tekst geheel in hoofdletters wilt invoeren. (Deze toets kan per land en regio verschillen.)
Met deze toets wisselen de toetsen in het tekstinvoerscherm tijdelijk naar hoofdletters als kleine
letters worden weergegeven, of naar kleine letters als hoofdletters worden weergegeven.
Selecteer de toets [Shift] en vervolgens een letter om die letter in te voeren. Nadat u de letter hebt
ingevoerd is de toets [Shift] niet langer gemarkeerd en verschijnt het oorspronkelijke
tekstinvoerscherm.
De toets [Shift] is handig als u slechts één kleine of hoofdletter nodig hebt of een van de aan de
numerieke toetsen toegewezen symbolen wilt gebruiken.
Als u de selectie van de toets [Shift] wilt annuleren, selecteern dan nogmaals [Shift]. De toets [Shift]
is nu niet langer gemarkeerd. (Deze toets kan per land en regio verschillen.)
Selecteer deze toets om een regeleinde toe te voegen bij het invoeren van de lopende tekst van
een e-mailbericht. (Deze toets kan per land en regio verschillen.)
Selecteer deze toets om het teken aan de linkerkant van de cursor te verwijderen.
Selecteer deze toets om een spatie tussen letters te plaatsen.
Hierdoor wisselt het tekstinvoerscherm tijdelijk naar het invoerscherm voor letters met
accenten en symbolen. Selecteer de toets [AltGr] en vervolgens een letter om die letter in te
voeren. Nadat u de letter hebt ingevoerd is de toets [AltGr] niet langer gemarkeerd en
verschijnt het oorspronkelijke tekstinvoerscherm.
Als u de selectie van de toets [AltGr] wilt annuleren, selecteer dan nogmaals [AltGr]. De toets
[AltGr] is nu niet langer gemarkeerd.
Selecteer deze toetsen om de cursor naar links of rechts te bewegen.
Selecteer deze toetsen om de cursor naar de regel boven of onder de huidige regel te
bewegen in de lopende tekst van een e-mailbericht.
Gebruik deze toets om een vooraf opgeslagen onderwerp voor een e-mail of andere
vooringestelde tekst op te halen.
Toont uitleg van elke toets.
Hiermee voert u eerder opgeslagen tekstreeksen in zoals ".com".
Tekstreeksen worden opgeslagen bij "Instelling sjabloon aanraaktoetsenbord" in
"Apparaatbeheer" bij de "Systeeminstellingen" op de webpagina.
.biz
.info
http:
1-60
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
Selecteer deze toets om naar het vorige instelvenster te gaan zonder tekst in te voeren.
Selecteer deze toets om de huidige weergegeven tekst in te voeren en terug te gaan
naar het vorige instelvenster.
Selecteer deze toets en zoekresultaten worden op basis van de ingevoerde tekens
weergegeven.
Als deze toets wordt geselecteerd, verschijnt het scherm "Invoermodus".
Invoermodusscherm
Selecteer deze toets om de tekeninvoermodus te selecteren.
Selecteer deze toets om de symboolinvoermodus te selecteren. De symboolmodus wordt
gebruikt om symbolen en letters met accenten in te voeren.
Selecteer deze toets om de toetsindeling voor de tekeninvoermodus tijdelijk te wisselen naar
een andere taal. Selecteer de toetsindeling die u wilt gebruiken.
Sommige hierboven beschreven toetsen zijn in bepaalde landen of gebieden mogelijk niet beschikbaar.
Op sommige toetsenborden met het Engelse alfabet blijft het scherm [AltGr] weergegeven totdat u de toets [AltGr]
selecteert om de markering te verwijderen.
Welke toetsenbordindelingen u kunt selecteren, hangt af van de taal die u hebt geselecteerd in "Taalinstelling" in de
systeeminstellingen (beheerder).
De volgende symbolen mogen niet worden gebruikt wanneer u een bestandsnaam of mapnaam invoert.
\ ? / " ; : , < > ! * | & #
In sommige computeromgevingen is het niet toegelaten om spaties en de onderstaande symbolen te gebruiken.
Hyperlinks zullen bijvoorbeeld niet juist werken of er verschijnen nonsenstekens.
$ % ' ( ) + - . = @ [ ] ^ ` { } _ ~
Toets
Beschrijving
Zoeken
2-1
In dit hoofdstuk vindt u uitgebreide uitleg over de procedures voor het gebruik van de kopieerfunctie.
Voor de procedure voor het gebruik van het display, zie "WERKEN MET HET BEDIENINGSPANEEL" (pagina 1-9) in
"1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT".
VOORDAT U DE MACHINE ALS
KOPIEERMACHINE GEBRUIKT
BASISSCHERM VAN DE KOPIEERFUNCTIE . . . . 2-3
KOPIEERPROCEDURE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-6
ORIGINELEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-8
• STANDAARDSTANDEN VOOR HET
PLAATSEN VAN ORIGINELEN . . . . . . . . . . . . . 2-8
PAPIERLADEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-9
BASISPROCEDURE OM KOPIEËN TE MAKEN
KOPIEËN MAKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-10
KOPIEËN MAKEN MET DE AUTOMATISCHE
DOCUMENTINVOEREENHEID (1-zijdige
kopieën van 1-zijdige originelen). . . . . . . . . . .
. . . 2-10
KOPIËREN MET BEHULP VAN DE GLASPLAAT
(1-zijdige kopieën van 1-zijdige originelen) . . . . .
. . . 2-12
AUTOMATISCH 2-ZIJDIG KOPIËREN . . . . . . . . . 2-15
2-ZIJDIGE KOPIEËN MAKEN MET DE
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID
. . . 2-15
• AUTOMATISCH 2-ZIJDIG KOPIËREN
MET DE GLASPLAAT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-18
KLEURKOPIEERFUNCTIES . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-21
DE BELICHTING EN TYPE ORIGINEEL
BEELD WIJZIGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-23
• BELICHTING EN TYPE ORIGINEEL
BEELD AUTOMATISCH AANPASSEN . . . . . . 2-23
• BELICHTING EN TYPE ORIGINEEL
BEELD HANDMATIG AANPASSEN . . . . . . . . 2-23
VERGROTEN/VERKLEINEN/ZOOM . . . . . . . . . . . 2-25
• KOPIEERFACTOR AUTOMATISCH
SELECTEREN (Auto Image) . . . . . . . . . . . . . . 2-25
• KOPIEERFACTOR HANDMATIG
SELECTEREN (Vaste kopieerfactor/Zoom) . . . 2-26
DE LENGTE EN BREEDTE AFZONDERLIJK
VERGROTEN/VERKLEINEN (X-y zoom) . . . . .
. . . 2-27
FORMATEN ORIGINEEL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-28
• FORMAAT ORIGINEEL OPGEVEN. . . . . . . . . 2-28
• VAAK GEBRUIKTE
ORIGINEELFORMATEN OPSLAAN . . . . . . . . 2-30
UITVOER . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-33
• UITVOERFUNCTIES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-34
KOPIEËN MAKEN MET DE HANDINVOER . . . . . 2-36
SPECIALE FUNCTIES
SPECIALE FUNCTIES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-39
TWEE ORIGINELEN OP ÉÉN VEL
KOPIËREN (2-in-1) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-41
BEIDE ZIJDEN VAN EEN KAART KOPIËREN
OP ÉÉN VEL PAPIER (Kaart Formaat). . . . . . . . . 2-43
MEERDERE VISITEKAARTEN KOPIËREN
(Scannen adreskaart) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-46
KOPIËREN VAN DUNNE ORIGINELEN
(Langzame scanmodus) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-48
MARGES TOEVOEGEN
(kantlijnverschuiving) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-50
RANDSCHADUWEN WISSEN (wissen)
. . . . . . . . . . 2-52
DE DATUM OF EEN STEMPEL AFDRUKKEN
OP KOPIEËN (Stempel) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-55
• ALGEMENE PROCEDURE VOOR HET
GEBRUIK VAN DE STEMPEL . . . . . . . . . . . . . 2-56
DATUM TOEVOEGEN AAN KOPIEËN (Datum) .
. . . 2-58
• KOPIEËN STEMPELEN (Stempel) . . . . . . . . . 2-60
• PAGINANUMMERS AFDRUKKEN OP
KOPIEËN (Paginanummering) . . . . . . . . . . . . . 2-62
TEKST AFDRUKKEN OP KOPIEËN (Tekst) . .
. . . 2-66
STEMPELLAY-OUT CONTROLEREN (Lay-out)
. . . 2-69
INSTEEKVELLEN INVOEGEN BIJ HET
KOPIËREN OP TRANSPARANTEN
(Transparant-Insteekvellen) . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-71
EEN GROOT AANTAL ORIGINELEN TEGELIJK
KOPIËREN (opdracht samenstellen). . . . . . . . .
. . . 2-73
KOPIEËN MAKEN VOOR BOEKJE
(Inbindkopie) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-75
ORIGINELEN VAN VERSCHILLENDE FORMATEN
KOPIËREN (Origineel gem. form.). . . . . . . . . . . . .
. . . 2-78
HOOFDSTUK 2
KOPIEERMACHINE
2-2
KOPIEERMACHINE
TOETS [Beeld bewerken] . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-80
• FOTO'S HERHALEN OP EEN KOPIE
(Foto herhalen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-81
• DE AFBEELDING SPIEGELEN
(Spiegel-Beeld). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-83
• KOPIËREN IN HET MIDDEN VAN HET
PAPIER (Centreren) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-84
• ZWART EN WIT OMDRAAIEN OP DE
KOPIE (Z/W Omgekeerd). . . . . . . . . . . . . . . . . 2-86
TOETS [Kleur-Instellingen] . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-88
• ROOD/GROEN/BLAUW AANPASSEN IN
KOPIEËN (RGB aanpassen) . . . . . . . . . . . . . . 2-89
• DE SCHERPTE VAN EEN AFBEELDING
AANPASSEN (Scherpte) . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-90
• VAGE KLEUREN IN KOPIEËN WIT
MAKEN (Achtergrond-Onderdrukking) . . . . . . . 2-91
• DE KLEUR AANPASSEN (Kleurbalans
Instellen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-93
• DE HELDERHEID VAN EEN KOPIE
AANPASSEN (Helderheid). . . . . . . . . . . . . . . . 2-96
• DE INTENSITEIT VAN EEN KOPIE
AANPASSEN (Intensiteit). . . . . . . . . . . . . . . . . 2-97
HANDIGE KOPIEERFUNCTIES
EEN KOPIEERSESSIE ONDERBREKEN
(kopiëren onderbreken) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-98
OPDRACHTSTATUSSCHERM . . . . . . . . . . . . . . 2-100
• SCHERM OPDRACHTWACHTRIJ EN
SCHERM UITGEVOERDE OPDRACHTEN. . 2-101
• EEN OPDRACHT IN DE WACHTRIJ
ANNULEREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-103
• EEN OPDRACHT IN DE WACHTRIJ
PRIORITEIT GEVEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-104
• INFORMATIE CONTROLEREN OVER
EEN KOPIEEROPDRACHT IN DE
WACHTRIJ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-105
KOPIEERBEWERKINGEN OPSLAAN
(opdrachtprogramma's) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-106
• OPDRACHTPROGRAMMA OPSLAAN
(BEWERKEN/WISSEN) . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-107
2-3
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
Deze sectie bevat informatie waarmee u vertrouwd moet zijn voordat u de machine als een kopieermachine gebruikt.
BASISSCHERM VAN DE KOPIEERFUNCTIE
Druk op de toets [KOPIE] op het bedieningspaneel om het basisscherm van de kopieermodus te openen.
Het basisscherm geeft berichten en toetsen voor het kopiëren weer en instellingen die zijn geselecteerd.
(1) Toets [Origineel]
Selecteer deze om het formaat van het origineel op te
geven.
Als het origineelformaat dat deze toets weergeeft afwijkt
van het door u geplaatste formaat, of als het
origineelformaat niet wordt weergegeven, selecteer dan
deze toets en geef het juiste formaat op.
FORMATEN ORIGINEEL (pagina 2-28)
(2) Toets [Papierformaat]
Selecteer deze toets om van papier(lade) te wisselen. De
papierlade, het papierformaat en de papiersoort worden
weergegeven.
PAPIERLADEN (pagina 2-9)
(3) Toets [Belichting]
Hiermee geeft u de huidige instellingen voor de belichting
en het type origineel weer. Selecteer deze toets om de
instelling voor de belichting of het type origineel te
wijzigen.
DE BELICHTING EN TYPE ORIGINEEL BEELD
WIJZIGEN (pagina 2-23)
(4) Toets [Kopieerfactor]
Deze toets geeft de huidige kopieerfactor weer.
Selecteer deze toets om de kopieerfactor aan te passen.
VERGROTEN/VERKLEINEN/ZOOM (pagina 2-25)
(5) Toets [Kleurmodus]
Selecteer deze toets om de kleurmodus te wijzigen.
KLEURKOPIEERFUNCTIES (pagina 2-21)
(6) Toets [Dubbelz. Kopie]
Selecteer deze toets om de functie dubbelzijdig kopiëren
te selecteren.
AUTOMATISCH 2-ZIJDIG KOPIËREN (pagina 2-15)
(7) Toets [Uitvoer]
Selecteer deze toets om een uitvoerfunctie zoals sorteren,
groeperen, staffelen of sorteren nieten te selecteren.
UITVOER (pagina 2-33)
(8) Toets [Spec. Functies]
Selecteer deze toets als u speciale functies wilt
selecteren zoals kantlijnverschuiving en rand wissen.
SPECIALE FUNCTIES (pagina 2-39)
VOORDAT U DE MACHINE ALS
KOPIEERMACHINE GEBRUIKT
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
(7)
(8)
(11)(10) (12)(9)
2-4
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
(9) Uitvoerweergave
Wanneer u een of meer uitvoerfuncties hebt
geselecteerd, zoals sorteren, groeperen of sorteren
nieten, dan worden hier de pictogrammen van de
geselecteerde functies weergegeven.
UITVOER (pagina 2-33)
(10) Origineelinvoerweergave
Deze verschijnt wanneer u een origineel in de
automatische documentinvoer hebt geplaatst.
(11) Weergave Papierformaat
Deze laat zien welk formaat papier er is geladen in elke
lade.
Voor de handinvoerlade verschijnt de papiersoort boven
het papierformaat.
De geselecteerde lade is gemarkeerd.
Bij benadering wordt de hoeveelheid papier in elke lade
aangegeven door .
PAPIERLADEN (pagina 2-9)
(12) Weergave aantal kopieën
Deze laat zien hoeveel kopieën zijn ingesteld.
Lade tijdens papierinvoer
Verwijder een lade niet uit het apparaat tijdens de invoer van papier uit de betreffende lade. Hierdoor kan het papier
vastlopen.
Bepalen van de lade waaruit het papier wordt ingevoerd
De gebruikte lade om papier in te voeren wordt ook in groen aangegeven op de weergave papierformaat op het
basisscherm van het display.
Het scherm dat in dit gedeelte wordt uitgelegd verschijnt wanneer een invoereenheid voor 500 bladen of afwerkingeenheid
zijn geïnstalleerd. De afbeelding varieert naargelang de apparatuur die is geïnstalleerd.
Weergave Papierformaat
Geeft in het groen de lade weer die wordt gebruikt
voor de papierinvoer.
Basisscherm
2-5
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
Aangepaste toetsen tonen
Toetsen voor speciale functies en overige instellingen kunt u als sneltoetsen opslaan. Door vaak gebruikte functies aan
deze toetsen toe te kennen, beschikt u met één druk op de toets over deze functies. U kunt "Toetsinstelling aanpassen"
op de webpagina's gebruiken om de functie die aan een toets is toegekend te veranderen.
Wanneer "Wissen", "Margeverschv." en "Helderheid" zijn toegekend aan de aangepaste toetsen
Systeeminstellingen (Beheerder): Toetsinstelling aanpassen (alleen webpagina)
De registratie wordt uitgevoerd in [Systeeminstellingen] – [Bedieningsinstellingen] – "Toetsinstelling aanpassen" in het
webpaginamenu.
Deze 3 toetsen kunt u
veranderen als u dat wilt.
2-6
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
KOPIEERPROCEDURE
Deze sectie legt de basisprocedure uit voor het kopiëren. Selecteer instellingen in de onderstaande volgorde, zodat het
kopiëren soepel verloopt.
Zie de uitleg over elke instelling in dit hoofdstuk voor uitgebreide procedures voor het selecteren van instellingen.
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de invoerlade van de automatische
documentinvoer of op de glasplaat.
* Naargelang de kopieerfuncties die u gebruikt, komt het ook
voor dat u functies selecteert voordat u het origineel plaatst.
Basiskopieerinstellingen
Selecteer de basiskopieerinstellingen.
De hoofdinstellingen zijn de volgende:
Origineelformaat
FORMATEN ORIGINEEL (pagina 2-28)
Papierinstellingen
PAPIERLADEN (pagina 2-9)
Belichting en origineeltype
DE BELICHTING EN TYPE
ORIGINEEL BEELD WIJZIGEN (pagina 2-23)
Kopieerfactor
VERGROTEN/VERKLEINEN/ZOOM
(pagina 2-25)
Kleurmodus
KLEURKOPIEERFUNCTIES
(pagina 2-21)
Instellingen voor 2-zijdig kopiëren
Selecteer de instellingen die u nodig hebt voor 2-zijdig
kopiëren en 2-zijdig scannen van het origineel.
AUTOMATISCH 2-ZIJDIG KOPIËREN (pagina 2-15)
2-7
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
Uitvoerinstellingen
Selecteer de kopieeruitvoerinstellingen.
De hoofdinstellingen zijn de volgende:
Sorteerfunctie
Sorteerfunctie (pagina 2-34)
Groepeerfunctie
Groepeerfunctie (pagina 2-34)
Staffelfunctie
Staffelfunctie (pagina 2-34)
Nietsorteerfunctie
Functie Nietsorteren / Zadelsteek (pagina 2-35)
Instellingen speciale functies
Selecteer speciale functies zoals "Kantlijn Verschuiving" en
"Wissen".
SPECIALE FUNCTIES (pagina 2-39)
Instelling aantal kopieën (sets)
Stel het aantal kopieën (aantal sets) in.
Begin met kopiëren.
Start het scannen van originelen en het maken van kopieën.
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Druk op [ALLES WISSEN] ( ) om alle instellingen te annuleren.
Wanneer u op [ALLES WISSEN] ( ) drukt, worden alle tot dan toe geselecteerde instellingen gewist en keert u terug naar
het basisscherm.
Als u het scannen van het origineel en het kopiëren wilt stoppen, drukt u op de toets [STOP] ( ).
Wanneer u op de toets [STOP] ( ) drukt, verschijnt een bericht met de vraag of u de taak wilt annuleren. Selecteer de toets
[Ja] in het berichtscherm en druk op [OK].
7
2-8
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
ORIGINELEN
STANDAARDSTANDEN VOOR HET PLAATSEN VAN
ORIGINELEN
Plaats het origineel zodanig dat de boven- en onderranden als hieronder afgebeeld liggen. Zie voor meer informatie
over het plaatsen van het origineel "ORIGINELEN" (pagina 1-48) in "1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT".
A
A
Lade origineelinvoerGlasplaat
Plaats het origineel
met de voorzijde
naar onderen links
van het midden op
de glasplaat.
Staand origineel
A
Wanneer u de onderstaande functies
in de kopieermodus gebruikt, plaatst u
het origineel zo dat de bovenkant van
de afbeelding rechts ligt.
Nietsorteren
Inbindkopie
•2-in-1
•Stempel
Bovenkant van
de afbeelding
ligt rechts
A
A
Lade origineelinvoerGlasplaat
Plaats het origineel
met de voorzijde
naar onderen links
van het midden op
de glasplaat.
Liggend origineel
A
Wanneer u de functie nietsorteren
gebruikt, plaatst u het origineel zo, dat
de bovenkant van de afbeelding naar u
toe ligt.
Bovenkant van
de afbeelding
ligt naar u toe
A
Bovenkant van
de afbeelding
ligt naar u toe
2-9
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
PAPIERLADEN
De machine is ingesteld om automatisch een lade te selecteren die hetzelfde papierformaat heeft als het formaat van
het geplaatste origineel (automatische papierladeselectie).
U kunt de papierlade handmatig selecteren als het juiste papierformaat niet is geselecteerd of als u het papierformaat
wilt wijzigen.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Selecteer de toets [Papierformaat].
2
Selecteer de lade die u wilt gebruiken.
U keert terug naar het basisscherm en de geselecteerde lade
wordt gemarkeerd.
Wanneer het papier in een geselecteerde lade tijdens een kopieertaak opraakt en er is een andere lade aanwezig met
hetzelfde formaat en type papier, dan wordt die lade automatisch geselecteerd en zal de taak worden voortgezet.
Druk op de toets [ALLES WISSEN] ( ) om terug te keren naar automatische papierladeselectie nadat u handmatig een
lade hebt geselecteerd.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instellingen Oorspronkelijke Status (Papierlade)
Gebruik deze instelling om van standaardlade te wisselen.
OKVORIGE
OKVORIGE
2-10
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
In dit gedeelte worden de basisprocedures uitgelegd voor het maken van kopieën, inclusief de keuze van de
kopieerfactor en andere kopieerinstellingen.
KOPIEËN MAKEN
KOPIEËN MAKEN MET DE AUTOMATISCHE
DOCUMENTINVOEREENHEID
(1-zijdige kopieën van 1-zijdige originelen)
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u kopieën maakt (1-zijdige kopieën van 1-zijdige originelen) met de automatische documentinvoer.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
BASISPROCEDURE OM KOPIEËN TE MAKEN
1
Plaats de originelen met de kopiezijde
naar boven in de origineelinvoerlade met
de vellen gelijkmatig verdeeld.
Steek de originelen helemaal in de lade van de origineelinvoer.
In de origineelinvoerlade kunnen meerdere originelen worden
geplaatst.
Plaats staande originelen op zo'n manier, dat de bovenrand als
eerste in de invoer gaat. Plaats liggende originelen zo, dat de
linkerrand als eerste in de invoer gaat.
De stapel originelen mag niet hoger zijn dan de indicatiestreep
op de lade.
U kunt maximaal 50 vellen invoegen.
De stapel originelen mag niet boven de indicatiestreep op de
lade komen. Oefen geen druk uit op de originelen en probeer
ook niet anderszins meer originelen te laden dan er onder de
indicatiestreep passen. Hierdoor kan het papier vastlopen.
2
Selecteer de toets [Origineel].
Markeerstreep
OKVORIGE
2-11
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
3
Geef het formaat van het origineel op.
Wanneer u een origineel van het formaat AB (inch) of niet-standaard plaatst, geef dan het formaat van het origineel op
als uitgelegd in "FORMATEN ORIGINEEL" (pagina 2-28).
4
Controleer het te gebruiken papier en de
kleurmodus.
Zorg ervoor dat het gewenste papier (en papierlade) en
kleurmodus zijn geselecteerd.
Selecteer de toets [Papierformaat] als u papier (en lade) wilt
wijzigen, en druk op [OK].
PAPIERLADEN (pagina 2-9)
Selecteer de toets [Kleurmodus] als u de kleurmodus wilt
wijzigen, en druk op [OK].
KLEURKOPIEERFUNCTIES (pagina 2-21)
Niet voor alle instellingen van het formaat origineel wordt automatisch hetzelfde formaat papier geselecteerd. In zulke
gevallen wijzigt u het papierformaat handmatig.
5
Stel het aantal kopieën (aantal sets) in
met de cijfertoetsen.
U kunt maximaal 999 kopieën (sets) instellen.
U kunt één kopie maken, ook al verschijnt "0" voor het aantal kopieën.
Als het aantal kopieën niet juist is ingesteld...
Druk op de toets [WISSEN] ( ) en voer het juiste aantal in.
6
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Ook al is een kleurenmodus geselecteerd, wordt toch in zwart-wit gekopieerd als u op de toets [STARTEN
ZWART-WIT] drukt.
Als u het scannen van het origineel en het kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
OKVORIGE
OKVORIGE
7
2-12
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
KOPIËREN MET BEHULP VAN DE GLASPLAAT
(1-zijdige kopieën van 1-zijdige originelen)
Als u een kopie wilt maken van een boek of ander dik origineel dat niet met de automatische documentinvoer gescand
kan worden, opent u de automatische documentinvoer en plaatst u het origineel op de glasplaat. In dit gedeelte wordt
uitgelegd hoe u een kopie maakt (1-zijdige kopieën van 1-zijdige originelen) met de glasplaat.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Open de automatische documentinvoer,
plaats het origineel met de bovenzijde
naar beneden op de glasplaat en sluit de
origineelinvoer voorzichtig.
Het maximale origineelformaat dat op het documentglas kan
worden geplaatst, is A4 (8-1/2" x 11").
Breng het midden van het origineel op een lijn met de punt
van het teken.
Plaats het origineel overeenkomstig het formaat in de juiste
positie (zie afbeelding hierboven).
Nadat u het origineel op zijn plaats hebt gelegd, moet u de
automatische origineelinvoer sluiten. Als die open blijft,
zullen de delen die buiten het origineel vallen zwart worden
gekopieerd, waardoor te veel toner zou worden verbruikt.
2
Selecteer de toets [Origineel].
3
Geef het formaat van het origineel op.
Wanneer u een origineel van het formaat AB (inch) of niet-standaard plaatst, geef dan het formaat van het origineel op
als uitgelegd in "FORMATEN ORIGINEEL" (pagina 2-28).
A
A
Staand origineel
Liggend origineel
Leg de bovenrand van het
origineel tegen de zijde
van de glasplaat met de
schaalaanduiding.
Leg de rechterzijde van
het origineel tegen de
zijde van de glasplaat met
de schaalaanduiding.
A5
(5-1/2" x 8-1/2")
A4 (8-1/2" x 11")
B5
merkteken
Schaalaanduiding van de glasplaat
OKVORIGE
OKVORIGE
2-13
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
4
Controleer het te gebruiken papier en de
kleurmodus.
Zorg ervoor dat het gewenste papier (en papierlade) en
kleurmodus zijn geselecteerd.
Selecteer de toets [Papierformaat] als u papier (en lade) wilt
wijzigen, en druk op [OK].
PAPIERLADEN (pagina 2-9)
Selecteer de toets [Kleurmodus] als u de kleurmodus wilt
wijzigen, en druk op [OK].
KLEURKOPIEERFUNCTIES (pagina 2-21)
Niet voor alle instellingen van het formaat origineel wordt automatisch hetzelfde formaat papier geselecteerd. In zulke
gevallen wijzigt u het papierformaat handmatig.
5
Stel het aantal kopieën (aantal sets) in
met de cijfertoetsen.
U kunt maximaal 999 kopieën (sets) instellen.
U kunt één kopie maken, ook al verschijnt "0" voor het aantal kopieën.
Als het aantal kopieën niet juist is ingesteld...
Druk op de toets [WISSEN] ( ) en voer het juiste aantal in.
6
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Het normale kopiëren zal beginnen.
Afhankelijk van de kopieerinstellingen kan het zijn dat het kopiëren niet begint voordat meerdere originelen zijn gescand. Ga
in dat geval door met de volgende stap.
Ook al is een kleurenmodus geselecteerd, wordt toch in zwart-wit gekopieerd als u op de toets [STARTEN
ZWART-WIT] drukt.
7
Verwijder het origineel, plaats het volgende origineel en druk op de toets
[STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT].
Herhaal deze stap totdat u alle originelen hebt gescand.
Gebruik dezelfde toets [START] die u voor het eerste origineel gebruikte ook voor het tweede origineel en alle volgende
originelen.
OKVORIGE
7
2-14
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
8
Selecteer de toets [Lezen Klaar].
Als u het scannen van het origineel en het kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
OKVORIGE
2-15
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
AUTOMATISCH 2-ZIJDIG KOPIËREN
2-ZIJDIGE KOPIEËN MAKEN MET DE AUTOMATISCHE
DOCUMENTINVOEREENHEID
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
Automatisch 2-zijdig kopiëren van
1-zijdige originelen
Automatisch 2-zijdig kopiëren van
2-zijdige originelen
1-zijdig kopiëren van 2-zijdige
originelen
1
Plaats de originelen met de kopiezijde
naar boven in de origineelinvoerlade met
de vellen gelijkmatig verdeeld.
Steek de originelen helemaal in de lade van de origineelinvoer. In de
origineelinvoerlade kunnen meerdere originelen worden geplaatst.
Plaats staande originelen op zo'n manier, dat de bovenrand als
eerste in de invoer gaat. Plaats liggende originelen zo, dat de
linkerrand als eerste in de invoer gaat.
De stapel originelen mag niet hoger zijn dan de indicatiestreep
op de lade.
U kunt maximaal 50 vellen invoegen
De stapel originelen mag niet boven de indicatiestreep op de
lade komen. Oefen geen druk uit op de originelen en probeer
ook niet anderszins meer originelen te laden dan er onder de
indicatiestreep passen. Hierdoor kan het papier vastlopen..
2
Selecteer de toets [Origineel].
3
Geef het formaat van het origineel op.
Wanneer u een origineel van het formaat AB (inch) of niet-standaard plaatst, geef dan het formaat van het origineel op
als uitgelegd in "FORMATEN ORIGINEEL" (pagina 2-28).
Originelen
Kopieën
Originelen
Kopieën
Originelen
Kopieën
Markeerstreep
OKVORIGE
OKVORIGE
2-16
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
4
Selecteer de toets [Dubbelz. Kopie].
5
Selecteer de modus 2-zijdig kopiëren.
(1) Selecteer de toets van de gewenste modus.
: Automatisch 2-zijdig kopiëren van 1-zijdige
originelen
: Automatisch 2-zijdig kopiëren van 2-zijdige
originelen
: 1-zijdig kopiëren van 2-zijdige originelen
(2) Selecteer de toets [Basismenu].
Schakel het selectievakje [Inbinden Veranderen] in om 2-zijdige kopieën te maken van een 1-zijdig origineel
(staand) dat horizontaal geplaatst is of om de achterzijde te spiegelen in verhouding tot de voorzijde wanneer u een
2-zijdig origineel kopieert.
Het selectievakje [Inbinden Veranderen] gebruiken (pagina 2-17)
6
Controleer het te gebruiken papier en de
kleurmodus.
Zorg ervoor dat het gewenste papier (en papierlade) en
kleurmodus zijn geselecteerd.
Selecteer de toets [Papierformaat] als u papier (en lade) wilt
wijzigen, en druk op [OK].
PAPIERLADEN (pagina 2-9)
Selecteer de toets [Kleurmodus] als u de kleurmodus wilt
wijzigen, en druk op [OK].
KLEURKOPIEERFUNCTIES (pagina 2-21)
Niet voor alle instellingen van het formaat origineel wordt automatisch hetzelfde formaat papier geselecteerd. In zulke
gevallen wijzigt u het papierformaat handmatig.
OKVORIGE
OKVORIGE
(1)
(2)
OKVORIGE
2-17
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
Het selectievakje [Inbinden Veranderen] gebruiken
7
Stel het aantal kopieën (aantal sets) in
met de cijfertoetsen.
U kunt maximaal 999 kopieën (sets) instellen.
Als u slechts één kopie wilt maken, kan dit terwijl "0" voor het aantal kopieën wordt aangegeven.
Als het aantal kopieën niet juist is ingesteld...
Druk op de toets [WISSEN] ( ) en voer het juiste aantal in.
8
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Als u het scannen van het origineel en het kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
Originelen
Inbinden Veranderen wordt
gebruikt
(Voor het inbinden van een
schrijfblok)
Inbinden Veranderen wordt niet
gebruit
(Voor het inbinden van een
boekje)
De achterkant is
ondersteboven.
De achterkant is
niet
ondersteboven.
Selecteer deze
optie wanneer de
pagina's worden
gebonden tot een
schrijfblok.
Selecteer deze
optie wanneer de
pagina's worden
gebonden tot een
boekje.
7
A
12
A
A
A
3
A
2-18
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
AUTOMATISCH 2-ZIJDIG KOPIËREN MET DE GLASPLAAT
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
Automatisch 2-zijdig kopiëren van
1-zijdige originelen
1
Open de automatische documentinvoer,
plaats het origineel met de bovenzijde
naar beneden op de glasplaat en sluit de
origineelinvoer voorzichtig.
Het maximale origineelformaat dat op het documentglas kan
worden geplaatst, is A4 (8-1/2" x 11").
Breng het midden van het origineel op een lijn met de punt
van het teken.
Plaats het origineel overeenkomstig het formaat in de juiste
positie (zie afbeelding hierboven).
Nadat u het origineel op zijn plaats hebt gelegd, moet u de
automatische origineelinvoer sluiten. Als die open blijft,
zullen de delen die buiten het origineel vallen zwart worden
gekopieerd, waardoor te veel toner zou worden verbruikt.
2
Selecteer de toets [Origineel].
Originelen
Kopieë
A
A
Staand origineel
Liggend origineel
Leg de bovenrand van het
origineel tegen de zijde
van de glasplaat met de
schaalaanduiding.
Leg de rechterzijde van
het origineel tegen de
zijde van de glasplaat met
de schaalaanduiding.
A5
(5-1/2" x 8-1/2")
A4 (8-1/2" x 11")
B5
merkteken
Schaalaanduiding van de glasplaat
OKVORIGE
2-19
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
3
Geef het formaat van het origineel op.
Wanneer u een origineel van het formaat AB (inch) of niet-standaard plaatst, geef dan het formaat van het origineel op
als uitgelegd in "FORMATEN ORIGINEEL" (pagina 2-28).
4
Selecteer de toets [Dubbelz. Kopie].
5
Selecteer de modus 2-zijdig kopiëren.
(1) Selecteer de toets [1-zijdig naar 2-zijdig].
(2) Selecteer de toets [Basismenu].
U kunt de toetsen [2-zijdig naar 2-zijdig] en [2-zijdig naar 1-zijdig] niet gebruiken wanneer u kopieert vanaf de glasplaat.
6
Controleer het te gebruiken papier en de
kleurmodus.
Zorg ervoor dat het gewenste papier (en papierlade) en
kleurmodus zijn geselecteerd.
Selecteer de toets [Papierformaat] als u papier (en lade) wilt
wijzigen, en druk op [OK].
PAPIERLADEN (pagina 2-9)
Selecteer de toets [Kleurmodus] als u de kleurmodus wilt
wijzigen, en druk op [OK].
KLEURKOPIEERFUNCTIES (pagina 2-21)
Niet voor alle instellingen van het formaat origineel wordt automatisch hetzelfde formaat papier geselecteerd. In zulke
gevallen wijzigt u het papierformaat handmatig.
OKVORIGE
OKVORIGE
OKVORIGE
(1)
(2)
OKVORIGE
2-20
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
7
Stel het aantal kopieën (aantal sets) in
met de cijfertoetsen.
U kunt maximaal 999 kopieën (sets) instellen.
U kunt één kopie maken, ook al verschijnt "0" voor het aantal kopieën.
Als het aantal kopieën niet juist is ingesteld...
Druk op de toets [WISSEN] ( ) en voer het juiste aantal in.
8
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Het scannen begint.
9
Verwijder het origineel, plaats het volgende origineel en druk op de toets
[STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT].
Herhaal deze stap totdat u alle originelen hebt gescand.
Gebruik dezelfde toets [START] die u voor het eerste origineel gebruikte ook voor het tweede origineel en alle volgende
originelen.
10
Selecteer de toets [Lezen Klaar].
Als u het scannen van het origineel en het kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
Systeeminstellingen (Beheerder): Instellingen Oorspronkelijke Status (2-Zijdige Kopie)
De standaard 2-zijdig kopieerfunctie kan worden gewijzigd.
7
OKVORIGE
2-21
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
KLEURKOPIEERFUNCTIES
De kleurmodus van de toets [STARTEN KLEUR] is normaal gezien ingesteld op [Meerkleuren], zodat het kopiëren
plaatsvindt in de full colour-modus als de toets [STARTEN KLEUR] wordt ingedrukt. Stel de kleurmodus in op
[Automatisch] als originelen in kleur zijn samengevoegd met originelen in zwart-wit om de kleurmodus voor elk origineel
op de juiste manier te wijzigen.
Selecteer de toets [Kleurmodus] in het basisscherm om het volgende scherm te openen.
Selecteer de toets van de gewenste kleurmodus.
Meerkleuren
Het origineel wordt gekopieerd in kleur.
Automatisch
Door de machine wordt automatisch herkend of er sprake is van een origineel in kleur of in
zwart-wit en vervolgens wordt de juiste modus ingeschakeld (full colour voor een origineel in
kleur of zwart-wit voor een origineel in zwart-wit).
Enkele Kleur
Het origineel wordt uitsluitend gekopieerd in de geselecteerde kleur.
Alle kleuren in het origineel worden gewijzigd in de geselecteerde kleur. U kunt kiezen uit
rood, groen, blauw, cyaan, magenta of geel.
2 kleuren
Alleen de rode delen van het origineel worden gescand in de geselecteerde kleur, andere
kleuren worden gekopieerd in zwart. Zo kunt u sprekender kopieën maken dan alleen met
zwart-wit.
De kleuren rood, groen, blauw, cyaan, magenta en geel kunnen worden geselecteerd.
2-22
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
Kopiëren in enkele kleur selecteren
Wanneer u [Enkele Kleur] hebt geselecteerd als kleurenmodus verschijnt het volgende scherm. Selecteer de gewenste
kleur.
Kopiëren in twee kleuren selecteren
Wanneer u [2 kleuren] hebt geselecteerd als kleurenmodus verschijnt het volgende scherm. Selecteer de gewenste kleur.
Voor sommige originelen zal het overschakelen tussen kleur en zwart-wit niet op de juiste manier plaatsvinden wanneer
de auto modus wordt gebruikt. U drukt dan per geval op [STARTEN KLEUR] of op [STARTEN ZWART-WIT] om
handmatig te schakelen tussen kleur en zwart-wit.
Ongeacht de instelling van de kleurmodus wordt er in zwart-wit gekopieerd wanneer de toets [STARTEN ZWART-WIT]
wordt ingedrukt.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instellingen Oorspronkelijke Status (Kleurmodus)
Hiermee wijzigt u de standaardinstelling voor de kleurmodus.
Systeeminstellingen (Beheerder): Standaard detecteren in automatische kleurmodus (alleen webpagina)
Als de kleurmodus is ingesteld op auto, kan het punt van onderscheid voor het detecteren of originelen kleur of zwart-wit zijn
worden ingesteld op één van de vijf niveaus.
2-23
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
DE BELICHTING EN TYPE ORIGINEEL
BEELD WIJZIGEN
U kunt het belichtingsniveau en het type origineel beeld selecteren, zodat u een duidelijke kopie krijgt.
BELICHTING EN TYPE ORIGINEEL BEELD
AUTOMATISCH AANPASSEN
Standaard worden het belichtingsniveau en het origineeltype automatisch aangepast aan het origineel dat u kopieert.
("Auto" wordt weergegeven.)
Deze functie past automatisch het beeld aan tijdens zwart-wit en full colour kopiëren om zo de geschiktste kopie te
krijgen.
BELICHTING EN TYPE ORIGINEEL BEELD HANDMATIG
AANPASSEN
Selecteer [Belichting] in het basisscherm van de kopieermodus en volg de onderstaande stappen als u het origineeltype
wilt selecteren of de belichting handmatig wilt aanpassen.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Selecteer het beeldtype van het
origineel.
Het beeld wordt overeenkomstig het type origineel aangepast.
Selecteer het beeldtype dat het best bij uw origineel past.
Selectietoetsen voor het beeldtype van het origineel
OKVORIGE
Item Beschrijving
Tekst
Tekst/Afged.Foto
Afgedrukte Foto
Tekst/Foto
Map
Foto
Belichting origineel
Gebruik deze functie voor normale tekstdocumenten.
Deze functie biedt de beste balans voor het kopiëren van een origineel dat uit zowel tekst als
afgedrukte foto's bestaat, zoals een tijdschrift of catalogus.
Deze functie is het beste voor het kopiëren van afgedrukte foto's, zoals foto's in een tijdschrift of catalogus.
Deze functie biedt de beste balans voor het kopiëren van een origineel dat uit zowel tekst als
foto's bestaat, zoals een tekstdocument met een opgeplakte foto.
Deze functie is het best voor het kopiëren van lichte kleurtinten en kleine tekst die vaak op kaarten voorkomen.
Gebruik deze functie voor originelen die met potlood licht zijn beschreven.
Gebruik deze functie voor het kopiëren van foto's.
2-24
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
2
Pas het belichtingsniveau aan.
Selecteer de toets om de kopie donkerder te maken en
druk op [OK].
Selecteer de toets om de kopie lichter te maken en druk
op [OK].
Een kopie of afgedrukte pagina als origineel gebruiken
Wanneer u een kopie of op het apparaat afgedrukte pagina
gebruikt als origineel, schakelt u het selectievakje [Kopie van
kopie] in .
Wanneer [Kopie van kopie] is geselecteerd, kunt u alleen
[Tekst], [Tekst/Afged. Foto] en [Afgedrukte Foto] selecteren
als beeldtype van het origineel.
Als u de kleur van een kleurenkopie wilt verbeteren...
Schakel het selectievakje [Kleur Verbetering] in .
Wanneer "Kleur Verbetering" is geselecteerd in stap 4, kunt
u de volgende functies niet gebruiken:
- [Kopie van kopie]
- [Auto] en [Belichting origineel] kunnen niet worden
geselecteerd als beeldtype van het origineel.
- [Intensiteit] (in de speciale functies)
Aanwijzingen voor belichtingsniveaus wanneer [Tekst] is geselecteerd:
1 tot 2:Donkere originelen, zoals een krant
3: Originelen van normale dichtheid
4 tot 5:Originelen geschreven in potlood of tekst in een lichte kleur
3
Selecteer de toets [Basismenu].
Als [Auto] is geselecteerd, maar de donkerheid of lichtheid van de afbeelding lijkt niet echt goed...
Als de afbeelding te licht of te donker lijkt wanneer [Auto] is geselecteerd, kunt u het belichtingsniveau aanpassen met
"Aanpassing Kopiebelichting" in de systeeminstellingen (beheerder).
Om de resolutie te wijzigen...
Bij het maken van een kopie op volledige grootte, kunt u met de toets [Scanresolutie] de scanresolutie selecteren. De
toegestane getallen zijn anders bij selectie van de glasplaat dan bij selectie van de automatische documentinvoer.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instellingen Oorspronkelijke Status (Belichtingstype)
Hiermee wijzigt u de standaardinstelling voor het beeldtype van het origineel.
Systeeminstellingen (Beheerder): Aanpassing Kopiebelichting
Het belichtingsniveau dat wordt gebruikt voor automatische aanpassing kopiebelichting kan worden aangepast.
Systeeminstellingen (Beheerder): Kleur 600dpi x 600dpi scanmodus voor documentinvoer / Kleur snel scannen
vanaf glasplaat / Z/W 600dpi x 600dpi scanmodus voor documentinvoer / Z/W snel scannen vanaf glasplaat
De standaardresolutie-instelling kan worden gewijzigd.
OKVORIGE
OKVORIGE
2-25
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
VERGROTEN/VERKLEINEN/ZOOM
KOPIEERFACTOR AUTOMATISCH SELECTEREN (Auto
Image)
In dit gedeelte wordt de functie kopieerfactor automatisch selecteren (Auto Image) uitgelegd. Hiermee wordt
automatisch de kopieerfactor geselecteerd die overeenkomt met het papierformaat.
Selecteer de toets [Kopieerfactor] op het basisscherm van de kopieerfunctie om de juiste vergrotings- of
verkleiningsfactor voor het formaat van het origineel en van het geselecteerde papierformaat automatisch te laten
kiezen, en selecteer dan de toets [Auto Image].
Selecteer de toets [Auto Image] nadat u het origineelformaat en het gewenste papierformaat hebt geselecteerd. Druk op
de toets [VORIGE] om terug te keren naar het basisscherm.
Voor een origineel van niet-standaardformaat moet het formaat worden ingevoerd om Auto Image te gebruiken.
Om de functie Automatisch kopieerfactor selecteren te annuleren...
Als u de automatische selectie van de kopieerfactor wilt annuleren, selecteert u de toets [Kopieerfactor] om het
kopieerfactormenu weer te geven. Vervolgens selecteert u de toets [Auto Image].
Als u de kopieerfactor wilt terugzetten op 100%...
Als u de kopieerfactor wilt terugzetten op 100%, selecteert u de toets [Kopieerfactor] om het kopieerfactormenu weer te
geven. Vervolgens selecteert u de toets [100%].
Systeeminstellingen (Beheerder): Instellingen Oorspronkelijke Status (Kopieerfactor)
Hiermee wijzigt u de standaardinstelling voor de kopieerfactor.
De geselecteerde kopieerfactor verschijnt in de
weergave kopieerfactor.
2-26
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
KOPIEERFACTOR HANDMATIG SELECTEREN (Vaste
kopieerfactor/Zoom)
Selecteer [Kopieerfactor] in het basisscherm van de kopieerfunctie om een van de vier (twee) voorkeurfactoren voor
vergroting of een van de vier (drie) voorkeurfactoren voor verkleining (maximum 200%, minimum 50%) te selecteren.
Bovendien kunt u met de zoomtoetsen elke kopieerfactor tussen 50% en 200% selecteren in stappen van 1%.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
Stel de kopieerfactor in.
Selecteer een toets voor een vooraf ingestelde kopieerfactor
en/of de zoomtoets om de kopieerfactor in te stellen.
Een voorkeurfactor instellen
Vergroottoetsen:
115%, 122%, 141% en 200% (voor het AB-systeem).
129% en 200% (voor het inchsysteem).
Verkleintoetsen:
50%, 70%, 81% en 86% (voor het AB-systeem).
50%, 64% en 77% (voor het inchsysteem).
Toets [100%]
Selecteer de gewenste voorkeurfactor.
U keert terug naar het basisscherm.
Controleer of een papierformaat is geselecteerd dat geschikt is
voor die kopieerfactor.
Een willekeurige factor instellen
Selecteer de zoomgetalsweergave en druk op [OK]. Er verschijnt
een invoerscherm voor het getal.
Voer het gewenste getal met de cijfertoetsen in en kies [OK] in het
scherm voor het invoeren van het getal. Er kan een factor van 50%
tot 200% worden geselecteerd in stappen van 1%.
Druk op de toets [VORIGE].
U keert terug naar het basisscherm.
Controleer of een papierformaat is geselecteerd dat geschikt is
voor die kopieerfactor.
Voorkeurfactoren (twee vergrotingsfactoren en twee verkleiningsfactoren) kunnen met "Extra vaste-kopieerfactoren
toevoegen of veranderen" in de systeeminstellingen (beheerder) worden ingesteld.
U kunt het getal ook met de toetsen wijzigen.
Verhoog de factor door de toets te selecteren en druk op [OK]. Verlaag de factor door de toets te selecteren
en druk op [OK]. (Om de factor doorlopend te laten wijzigen, houd u de toets [OK] ingedrukt nadat u de toets
hebt geselecteerd. Als u de toets [OK] langer dan 3 seconden ingedrukt houdt, gaat de factor snel veranderen.)
Als het bericht "Beeld is groter dan kopieerpapier." verschijnt wanneer u een vergrotingsfactor selecteert, past de
afbeelding mogelijk niet op het papier.
Wanneer u de automatische documentinvoer gebruikt, ligt het bereik zowel voor de verticale als voor de horizontale
kopieerfactor tussen 50% en 200%.
Als u de kopieerfactor wilt terugzetten op 100%...
Als u de kopieerfactor wilt terugzetten op 100%, selecteert u de toets [Kopieerfactor] om het kopieerfactormenu weer te
geven. Vervolgens selecteert u de toets [100%].
Systeeminstellingen (Beheerder): Extra vaste-kopieerfactoren toevoegen of veranderen
U kunt twee vooraf ingestelde vergrootfactoren (tussen 101% en 200%) en twee vaste verkleinfactoren (tussen 50% en 99%)
toevoegen. Een toegevoegde vooraf ingestelde kopieerfactor kunt u ook wijzigen.
OKVORIGE
OKVORIGE
2-27
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
DE LENGTE EN BREEDTE AFZONDERLIJK
VERGROTEN/VERKLEINEN (X-y zoom)
Met de functie X-y zoom kunt u de horizontale en verticale kopieerfactor afzonderlijk wijzigen.
Zowel de horizontale als de verticale kopieerfactor kunt u in stappen van 1% instellen tussen 50% en 200%.
Selecteer [Kopieerfactor] in het basisscherm van de kopieermodus en volg de onderstaande stappen.
Wanneer u 50% hebt geselecteerd voor de horizontale factor en 70% voor de verticale factor
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Selecteer de toets [X-y zoom].
2
Stel de horizontale en verticale factoren in.
(1)
Stel de factor X (horizontaal) in.
Selecteer de getalsweergave van factor X (horizontaal en
druk op [OK]. Er verschijnt een invoerscherm voor het getal.
Voer het gewenste getal met de cijfertoetsen in en kies [OK]
in het scherm voor het invoeren van het getal.
Er kan een factor van 50% tot 200% worden geselecteerd in
stappen van 1%.
(2)
Stel de factor Y (verticaal) in.
Stel de factor Y (verticaal) op dezelfde manier in als de
factor X (horizontaal).
(3) Selecteer de toets [Basismenu].
U keert terug naar het basisscherm.
Controleer of een papierformaat is geselecteerd dat
geschikt is voor die kopieerfactor.
U kunt het getal ook met de toetsen wijzigen. Selecteer de toets van de richting die u wilt wijzigen
en druk op [OK].
Verhoog de factor door de toets te selecteren en druk op [OK]. Verlaag de factor door de toets te selecteren en
druk op [OK]. (Om de factor doorlopend te laten wijzigen, houd u de toets [OK] ingedrukt nadat u de toets hebt
geselecteerd. Als u de toets [OK] langer dan 3 seconden ingedrukt houdt, gaat de factor snel veranderen.)
Wanneer u de automatische documentinvoer gebruikt, ligt het bereik zowel voor de verticale als voor de horizontale
kopieerfactor tussen 50% en 200%.
Als u de kopieerfactor wilt terugzetten op 100%...
Als u de kopieerfactor wilt terugzetten op 100%, selecteert u de toets [Kopieerfactor] om het kopieerfactormenu weer te
geven. Vervolgens selecteert u de toets [100%].
Origineel
Kopiëren
OKVORIGE
OKVORIGE
(1), (2)
(3)
2-28
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
FORMATEN ORIGINEEL
FORMAAT ORIGINEEL OPGEVEN
Het origineelformaat wordt ingesteld in "Stand. originele afmetingsins." in de systeeminstellingen (beheerder), en de
instelling wordt weergegeven in de toets [Origineel]. In dit gedeelte wordt de procedure uitgelegd voor het opgeven van
de instelling wanneer het origineelformaat afwijkt van het formaat dat de toets [Origineel] aangeeft.
Selecteer de toets [Origineel] en voer het volgende uit.
Het origineelformaat opgeven met het AB-systeem
Selecteer de juiste toets voor het origineelformaat.
Het origineelformaat opgeven met het inchsysteem
(1) Selecteer de toets [AB Inch].
(2) Selecteer de juiste toets voor het
origineelformaat.
OKVORIGE
OKVORIGE
(1)
(2)
Systeeminstellingen (Beheerder): Stand. originele afmetingsins. (alleen webpagina)
Stel dit in als u vaak een bepaald formaat origineel gebruikt. Het ingestelde formaat verschijnt in de toets [Origineel].
Wanneer deze instelling is geconfigureerd, hoeft u het origineelformaat niet telkens te veranderen.
2-29
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
Een niet-standaard origineelformaat opgeven
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Selecteer de toets [Invoer formaat].
2
Voer het formaat van het origineel in.
(1) Geef de X (horizontale) afmeting van het
origineel op.
Selecteer de getalsweergave X (breedte) en druk op [OK].
Er verschijnt een invoerscherm voor het getal. Voer de
breedte van het origineel met de cijfertoetsen in, en
selecteer [OK] in het cijferinvoerscherm.
Bij gebruik van de glasplaat kan een getal tussen 25
mm en 297 mm (1" to 11-5/8") worden ingevoerd.
Bij gebruik van de automatische documentinvoer kan
een getal tussen 89 mm en 356 mm (3-1/2" to 14")
worden ingevoerd.
Wanneer een getal van 139 mm (5-3/8") of minder
wordt ingevoerd in de 2-zijdige kopieermodus, kan een
origineel niet worden gescand.
Gebruik de glasplaat als de horizontale afmeting van
het origineel kleiner is dan 89 mm (3-1/2").
(2) Geef de Y (verticale) afmeting van het
origineel op.
Selecteer de getalsweergave Y (hoogte) en druk op [OK].
Er verschijnt een invoerscherm voor het getal. Voer de
hoogte van het origineel met de cijfertoetsen in, en
selecteer [OK] in het cijferinvoerscherm.
Bij gebruik van de glasplaat kan een getal tussen 25
mm en 216 mm (1 en 8-1/2") worden ingevoerd.
Een getal van 100 mm tot 216 mm (4" to 8-1/2") kan
worden ingevoerd wanneer u de automatische
documentinvoer gebruikt.
Gebruik de glasplaat als de verticale afmeting van het
origineel kleiner is dan 100 mm (4").
(3) Selecteer de toets [Basismenu].
U keert terug naar het basisscherm.
Controleer of de opgegeven afmetingen verschijnen in de
toets [Origineel].
Wanneer tegelijk een getal van 298 mm tot 356 mm (11-3/4" tot 14") voor de afmeting X (horizontaal) en een getal van 25
mm tot 99 mm (1" tot 3-7/8") voor de afmeting Y (verticaal) wordt ingevoerd, kan geen origineel worden gescand.
U kunt het getal ook wijzigen met de toetsen .
De invoer van het formaat annuleren…
Selecteer de toets [Annuleren] om het ingevoerde formaat op te heffen.
OKVORIGE
OKVORIGE
(1), (2)
(3)
2-30
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
VAAK GEBRUIKTE ORIGINEELFORMATEN OPSLAAN
Origineelformaten die u vaak gebruikt, kunt u opslaan. In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u speciale origineelformaten
opslaat, oproept, wijzigt en wist.
Origineelformaten opslaan (bewerken/wissen)
U kunt 12 speciale origineelformaten opslaan.
Selecteer [Origineel] in het basisscherm van de kopieermodus en volg de onderstaande stappen.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Selecteer de toets [Aangepast Form].
2
Sla het formaat van het origineel op.
(1) Selecteer de toets [Opslaan/Verwijderen].
(2) Selecteer de toets [Niet ingesteld].
Als u een eerder opgeslagen toets wilt bewerken of wissen...
Selecteer de toets die u wilt bewerken of wissen. Het onderstaande scherm verschijnt.
Wijzig de toets door [Wijzigen] te selecteren en ga verder met de volgende stap.
Selecteer de toets [Wissen] als u de toets wilt wissen. Zorg dat het origineelformaat daadwerkelijk gewist is en druk
op [VORIGE].
OKVORIGE
OKVORIGE
OKVORIGE
(1)
(2)
2-31
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
3
Voer het formaat van het origineel in.
(1) Geef de X (horizontale) afmeting van het
origineel op.
Selecteer de getalsweergave X (breedte) en druk op [OK].
Er verschijnt een invoerscherm voor het getal. Voer de
breedte van het origineel met de cijfertoetsen in, en
selecteer [OK] in het cijferinvoerscherm. Er kan een
afmeting tussen 25 mm en 356 mm (1" to 14") worden
ingevoerd.
(2) Geef de Y (verticale) afmeting van het
origineel op.
Selecteer de getalsweergave Y (hoogte) en druk op [OK].
Er verschijnt een invoerscherm voor het getal. Voer de
hoogte van het origineel met de cijfertoetsen in, en
selecteer [OK] in het cijferinvoerscherm. Er kan een
afmeting tussen 25 mm en 216 mm (1" to 8-1/2") worden
ingevoerd.
(3) Selecteer de toets [Basismenu].
U kunt het getal ook wijzigen met de toetsen .
Het opgeslagen origineelformaat blijft bewaard, ook nadat u het apparaat heeft uitgeschakeld.
Als u de bewerking wilt annuleren...
Druk op de toets [ALLES WISSEN] ( ).
OKVORIGE
(1), (2)
(3)
2-32
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
Een opgeslagen origineelformaat oproepen
Selecteer [Origineel] in het basisscherm van de kopieermodus en volg de onderstaande stappen om een opgeslagen
origineelformaat op te roepen.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Selecteer de toets [Aangepast Form].
2
Roep het gewenste opgeslagen
origineelformaat op.
(1) Selecteer de toets [Oproepen].
(2) Selecteer de toets voor het origineelformaat
dat u wilt oproepen.
Als u de bewerking wilt annuleren...
Druk op de toets [ALLES WISSEN] ( ).
OKVORIGE
OKVORIGE
OKVORIGE
(1)
(2)
2-33
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
UITVOER
Als u uitvoerfuncties en de uitvoerlade wilt selecteren, selecteert u de toets [Uitvoer] in het basisscherm van de
kopieermodus. U kunt de volgende uitvoerfuncties selecteren: sorteren, groeperen, staffelen en sorteren nieten. Bij de
uitleg van onderstaande instellingen wordt ervan uit gegaan dat er een afwerkingeenheid is geïnstalleerd. Wanneer een
uitvoerfunctie is geselecteerd, verschijnt er een pictogram dat de uitvoerstatus toont in de uitvoerweergave (pagina
2-4)
van het basisscherm.
(1) Toets [Sorteren]
Hiermee sorteert u uitvoer tot sets.
Sorteerfunctie (pagina 2-34)
(2) Toets [Nietsorteren]
Hiermee sorteert u de uitvoer in sets, niet u elke set en
voert u de sets naar de lade. (Bedenk dat de sets niet
worden gestaffeld in de uitvoerlade.)
Functie Nietsorteren / Zadelsteek (pagina 2-35)
(3) Toets [Groep]
Kopieën worden gegroepeerd per pagina.
Groepeerfunctie (pagina 2-34)
(4) Selectievakje [Staffel]
Hiermee staffelt u elke set uitvoer ten opzichte van de
vorige set.
De staffelfunctie werkt wanneer het selectievakje is
geselecteerd en werkt niet wanneer het selectievakje
niet is geselecteerd . (Het vinkje voor staffel wordt
automatisch gewist wanneer u de functie Nietsorteren
selecteert.)
Staffelfunctie (pagina 2-34)
(1)
(2)
(3)
(4)
Het bovenstaande scherm toont de toetsen die verschijnen wanneer er een afwerkingseenheid is geïnstalleerd.
Afhankelijk van de geïnstalleerde randapparatuur is het daarnaast misschien niet mogelijk sommige toetsen te selecteren.
Zie onderstaand scherm indien het anders is dan bovenstaand scherm.
Voorbeeld
Het scherm als een afwerkingeenheid niet is geïnstalleerd.
2-34
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
UITVOERFUNCTIES
In dit gedeelte worden alle uitvoerfuncties uitgelegd.
Sorteerfunctie
Hiermee sorteert u uitvoer tot sets.
Voorbeeld: De uitvoer sorteren in 5 sets
Groepeerfunctie
Met deze functie groepeert u kopieën per pagina.
Voorbeeld: Groepen van 5 kopieën van elke pagina
Staffelfunctie
Met deze functie staffelt u elke set kopieën ten opzichte van de vorige set in de uitvoerlade, zodat het gemakkelijk wordt
om sets kopieën te scheiden.
De sorteerfunctie wordt automatisch geselecteerd wanneer
u originelen plaatst in de automatische documentinvoer.
Originelen Uitvoer
Stel het aantal kopieën in (5).
Selecteer de toets [Uitvoer].
Selecteer de toets [Sorteren].
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of de toets
[STARTEN ZWART-WIT].
De groepeerfunctie wordt automatisch geselecteerd
wanneer u een origineel op de glasplaat plaatst.
Originelen Uitvoer
Stel het aantal kopieën in (5).
Selecteer de toets [Uitvoer].
Selecteer de toets [Groep].
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of de toets
[STARTEN ZWART-WIT].
De staffelfunctie kan in de volgende gevallen niet worden geselecteerd:
Wanneer het papierformaat A5 (5-1/2" x 8-1/2") wordt geselecteerd.
Wanneer de nietsorteerfunctie wordt geselecteerd.
Staffelfunctie "AAN" Staffelfunctie "UIT"
2-35
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
Functie Nietsorteren / Zadelsteek
Met de nietsorteerfunctie wordt de uitvoer gesorteerd tot sets en elke set wordt geniet en naar de lade gezonden.
Hieronder ziet u een overzicht van het verband tussen nietpositie, papierstand, toegestane papierformaten om te nieten
en het aantal vellen dat kan worden geniet.
Voor de plaatsingsrichting van originelen, zie "Plaatsingsrichting origineel" (pagina 2-35).
Plaatsingsrichting origineel
Wanneer u de functie sorteren nieten gebruikt, moet u het origineel plaatsen zoals hieronder aangegeven. Dan kan het
papier op de juiste plaats worden geniet.
Nietposities Papier
Geschikte papierformaten
A4, B5, 8-1/2" x 14", 8-1/2" x 13-1/2", 8-1/2" x 13-2/5", 8-1/2" x 13", 8-1/2" x 11", 7-1/4" x 10-1/2",
16K
Aantal vellen dat u kunt nieten
Afwerkingeenheid Max. 30 vel
Glasplaat Lade origineelinvoer
Nietsorteren
A
A
A
A
A
A
A
A
2-36
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
KOPIEËN MAKEN MET DE HANDINVOER
Naast normaal papier kunt u met de handinvoer ook kopieën maken op transparanten, enveloppen, tabpapier en andere
speciale media.
Zie voor meer informatie over papier dat in de handinvoerlade kan worden geplaatst, "BELANGRIJKE OPMERKINGEN
OVER PAPIER" (pagina 1-40) in "1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT". Zie voor voorzorgsmaatregelen bij het
plaatsen van papier in de handinvoerlade, "PAPIER LADEN IN DE HANDINVOERLADE" (pagina 1-45) in "1.
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT".
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de
invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Plaats het origineel en geef dan het formaat origineel op.
FORMATEN ORIGINEEL (pagina 2-28)
Bij het plaatsen van het origineel op de glasplaat…
Nadat u het origineel op zijn plaats hebt gelegd, moet u de
automatische origineelinvoer sluiten. Als die open blijft, zullen
de delen die buiten het origineel vallen zwart worden
gekopieerd, waardoor te veel toner zou worden verbruikt.
2
Plaats papier in de handinvoerlade.
Plaats het papier met de afdrukzijde naar beneden.
Als u papier plaatst dat groter is dan A4R of 8-1/2 x 11"R, trek
dan het verlengstuk van de handinvoerlade uit. Trek het
verlengstuk van de handinvoerlade helemaal uit. Als u het
verlengstuk van de handinvoerlade niet helemaal uittrekt, wordt
het formaat van het geladen papier niet juist weergegeven.
3
Selecteer de toets [Papierformaat].
OKVORIGE
2-37
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
4
Controleer de instelling voor het
papierformaat van de handinvoerlade.
Selecteer de papiersoorttoets als u de
instelling moet wijzigen.
Ga naar stap 7 als u het papierformaat en -type niet hoeft te
wijzigen.
5
Selecteer de papiersoort die u gebruikt
in de handinvoerlade.
Selecteer het papiertype dat u gaat gebruiken.
6
Selecteer het papierformaat.
Toets [Auto-Inch]
Wanneer het papier in de handinvoerlade inchformaat
(8-1/2" x 11", enz.) betreft, wordt het papierformaat
automatisch gedetecteerd en het juiste formaat ingesteld.
Toets [Auto-AB]
Wanneer het papier in de handinvoerlade AB-formaat (A4,
enz.) betreft, wordt het papierformaat automatisch
gedetecteerd en het juiste formaat ingesteld.
Toets [Extra Formaat]
Selecteer deze toets om getalswaarden in te voeren voor het
formaat van het geplaatste papier.
Druk op de toets papierformaat van de handinvoerlade.
(pagina 2-38)
Toets [16K]
Selecteren als het formaat van het papier dat u gebruikt in de
handinvoer 16K is.
Wanneer [Envelop] wordt geselecteerd, geef dan het formaat van de envelop op.
7
Selecteer de handinvoerlade.
OKVORIGE
OKVORIGE
OKVORIGE
OKVORIGE
2-38
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
Druk op de toets papierformaat van de handinvoerlade.
Als u de toets [Extra Formaat] selecteert, verschijnt het invoerscherm voor het papierformaat.
Selecteer de getalsweergave X (breedte) en druk op
[OK]. Er verschijnt een invoerscherm voor het getal.
Voer de breedte van het papier met de cijfertoetsen in,
en selecteer [OK] in het cijferinvoerscherm.
Selecteer de getalsweergave Y (hoogte) en druk op
[OK]. Er verschijnt een invoerscherm voor het getal.
Voer de hoogte van het papier met de cijfertoetsen in, en
selecteer [OK] in het cijferinvoerscherm.
8
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Het scannen begint.
Als de originelen in de origineelinvoerlade zijn geplaatst, worden de originelen gekopieerd.
Als u de originelen op de glasplaat hebt geplaatst, wordt elke pagina afzonderlijk gescand.
Vervang de originelen en druk op [START] wanneer u de sorteerfunctie gebruikt. Herhaal dit tot alle pagina's zijn gescand
en selecteer dan [Lezen Klaar]. (Gebruik dezelfde [START]-toets die u voor het eerste origineel gebruikte ook voor
het tweede origineel en alle volgende originelen.)
Als u het scannen van het origineel en het kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
OKVORIGE
U kunt het getal ook met de toetsen wijzigen.
Er kan een opgeslagen aangepast papierformaat worden geselecteerd. Opgeslagen extra papierformaten worden in de
systeeminstellingen opgeslagen. Meer informatie vindt u bij "Papierlade-Instellingen" (pagina 6-13) in "6.
SYSTEEMINSTELLINGEN". Geef de opgeslagen extra papierformaten weer door de toets [Oproepen] te selecteren in het
invoerscherm voor het papierformaat. Als de toets voor het gewenste formaat wordt weergegeven, selecteer deze dan.
2-39
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
Dit hoofdstuk geeft uitleg over Kantlijn verschuiving, Wissen, Dubbelz. kopie en andere speciale functies.
SPECIALE FUNCTIES
Het menuscherm voor speciale functies verschijnt als u in het basisscherm de toets [Spec. Functies] selecteert en op
[OK] drukt. Het menu van speciale functies bestaat uit vier schermen. Druk op de toetsen om tussen de
schermen te wisselen. Druk na het selecteren van instellingen voor speciale functies op [VORIGE] in het menuscherm
voor speciale functies om de instellingen te voltooien en terug te keren naar het basisscherm van de kopieermodus.
Menu voor speciale functies (eerste scherm)
(1) Toets [Functieoverzicht]*
1
Selecteer dit om de instellingen voor speciale functies te
controleren.
(2) Toets [2-in-1]
TWEE ORIGINELEN OP ÉÉN VEL KOPIËREN
(2-in-1) (pagina 2-55)
(3) Toets [Kaart Formaat]
BEIDE ZIJDEN VAN EEN KAART KOPIËREN OP
ÉÉN VEL PAPIER (Kaart Formaat) (pagina 2-43)
(4) Toets [Scan adreskrt.]*
2
MEERDERE VISITEKAARTEN KOPIËREN
(Scannen adreskaart) (pagina 2-46)
*1 Als er geen speciale functie is ingeschakeld, kan dit niet geselecteerd worden.
*2 Om deze functie te kunnen gebruiken moet de toevoer visitekaarten zijn aangebracht op de automatische documentinvoer en
"Instelling scannen adreskaart" moet zijn ingeschakeld in de systeeminstellingen (beheerder). Zie "TOEVOER VISITEKAARTEN"
in "1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT" (pagina 1-55) voor de bevestigingswijze.
SPECIALE FUNCTIES
(1)
(2)
(3)
(4)
2-40
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
Menu voor speciale functies
(tweede scherm)
(1) Selectievakje [Langz. scanm.]
KOPIËREN VAN DUNNE ORIGINELEN (Langzame
scanmodus) (pagina 2-48)
(2) Toets [Kantlijn Verschuiving]
MARGES TOEVOEGEN (kantlijnverschuiving)
(pagina 2-50)
(3) Toets [Wissen]
RANDSCHADUWEN WISSEN (wissen) (pagina
2-52)
(4) Toets [Stempel]
DE DATUM OF EEN STEMPEL AFDRUKKEN OP
KOPIEËN (Stempel) (pagina 2-55)
Menu voor speciale functies
(derde scherm)
(1) Toets [Transparant-Insteekvellen]
INSTEEKVELLEN INVOEGEN BIJ HET KOPIËREN
OP TRANSPARANTEN (Transparant-Insteekvellen)
(pagina 2-71)
(2) Selectievakje [Opdr. samenst.]
EEN GROOT AANTAL ORIGINELEN TEGELIJK
KOPIËREN (opdracht samenstellen) (pagina 2-73)
(3) Toets [Inbindkopie]
KOPIEËN MAKEN VOOR BOEKJE (Inbindkopie)
(pagina 2-75)
(4) Selectievakje [Origineel gem. form.]
ORIGINELEN VAN VERSCHILLENDE FORMATEN
KOPIËREN (Origineel gem. form.) (pagina 2-78)
Menu voor speciale functies
(vierde scherm)
(1) Toets [Beeld bewerken]
TOETS [Beeld bewerken] (pagina 2-80)
(2) Toets [Kleur-Instellingen]
TOETS [Kleur-Instellingen] (pagina 2-88)
(1)
(2)
(3)
(4)
(1)
(2)
(3)
(4)
(1)
(2)
U kunt speciale functies doorgaans combineren met andere speciale functies. Enkele combinaties zijn echter niet
mogelijk. In dit geval wordt een bericht weergegeven dat de combinatie niet mogelijk is.
Welk menu wordt weergegeven, hangt af van het land en de regio.
2-41
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
TWEE ORIGINELEN OP ÉÉN VEL KOPIËREN
(2-in-1)
Twee pagina's originelen kunnen op één vel papier worden gekopieerd. Deze functie is handig als u meerdere pagina's
compact wilt presenteren of een overzicht wilt geven van alle pagina's in een document.
Door twee originelen op één vel te kopiëren, heeft u de helft minder papier nodig.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Als nieten is ingeschakeld wanneer een afwerkingeenheid geïnstalleerd is, zal het nieten gebeuren op de plaats op het papier
die hieronder aangeduid staat.
Plaats het origineel en geef dan het formaat origineel op.
FORMATEN ORIGINEEL (pagina 2-28)
2
Speciale functies selecteren.
(1) Selecteer de toets [Spec. Functies].
(2) Selecteer de toets [2-in-1].
Menu voor speciale functies (eerste scherm) (pagina 2-39)
B
A
A B
A
Bovenkant van
de afbeelding
2-42
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
3
Selecteer de lay-out.
(1) Selecteer de toets [Lay-out].
(2) Selecteer de lay-out.
Selecteer de volgorde waarin de originelen worden
geordend op de kopie.
De pijlen in bovenstaand diagram geven aan hoe de
afbeeldingen zijn geordend.
4
Selecteer de rand.
(1) Selecteer de toets [Rand].
(2) Selecteer de rand.
U kunt selecteren: geen lijnen, volle lijnen of stippellijnen.
(3) Selecteer de toets [Basismenu].
U keert terug naar het basisscherm van de kopieerfunctie.
5
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Het kopiëren begint.
Vervang de originelen en druk op [START] wanneer u de glasplaat gebruikt. Herhaal dit tot alle pagina's zijn gescand en
selecteer dan [Lezen Klaar]. (Gebruik dezelfde [START]-toets die u voor het eerste origineel gebruikte ook voor het
tweede origineel en alle volgende originelen.)
Als u scannen en kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
Als u de functie 2-in-1 gebruikt wordt automatisch de juiste kopieerfactor ingesteld op basis van origineelformaat, papierformaat
en het aantal originelen dat u wilt kopiëren op één vel. De minimale verkleinfactor is 25%. Op grond van het origineelformaat,
papierformaat en het geselecteerde aantal origineelpagina's moet de kopieerfactor misschien kleiner zijn dan 25%. Wanneer in
dat geval wordt gekopieerd op 25%, wordt mogelijk een deel van de originele afbeeldingen afgesneden.
Als u een instelling 2-in-1 wilt annuleren...
Selecteer de toets [Annuleren] in het scherm van stap 3.
OKVORIGE
OKVORIGE
(1)
(2)
Lay-out
OKVORIGE
OKVORIGE
(1)
(2)
(3)
2-43
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
BEIDE ZIJDEN VAN EEN KAART KOPIËREN
OP ÉÉN VEL PAPIER (Kaart Formaat)
Wanneer u een kaart kopieert, kunt u met deze functie de voor- en achterkant samen kopiëren op één vel papier.
Deze functie is handig om kopieën te maken ter identificatie en om papier te sparen.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Selecteer het papier dat u wilt gebruiken
voor Kaart Formaat.
Selecteer het papier zoals wordt uitgelegd in "PAPIERLADEN"
(pagina 2-9).
Voorz
Achter
Originele
Kopieën
Voorbeeld van kopie formaat
A4 (8-1/2" x 11") staand
Voorbeeld van kopie formaat
A4 (8-1/2" x 11") liggend
OKVORIGE
2-44
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
2
Plaats het origineel met de voorzijde
naar onderen op de glasplaat.
3
Speciale functies selecteren.
(1) Selecteer de toets [Spec. Functies].
(2) Selecteer de toets [Kaart Formaat].
Menu voor speciale functies (eerste scherm) (pagina 2-39)
4
Selecteer instellingen Kaart Formaat.
(1) Voer het formaat van het origineel in.
Selecteer de getalsweergave X (breedte) en druk op [OK]. Er verschijnt
een invoerscherm voor het getal. Voer de breedte van het origineel met
de cijfertoetsen in, en selecteer [OK] in het cijferinvoerscherm.
Stel de hoogte Y van het origineelformaat op dezelfde manier in als de
breedte X van het origineelformaat.
U kunt het getal ook met de toetsen wijzigen.
Door de toets [Formaat Herstellen] te selecteren, kunt u de
horizontale en verticale afmetingen herstellen naar de
waarden die zijn ingesteld onder "Kaart
Formaat-Instellingen" in de systeeminstellingen (beheerder).
Als u op basis van het opgegeven origineelformaat de afbeelding wilt
vergroten of verkleinen zodat ze op het papier passen, schakelt u het
selectievakje [Passend maken] in .
(2) Selecteer de toets [Basismenu].
U keert terug naar het basisscherm van de kopieerfunctie. Controleer
of de opgegeven afmetingen verschijnen in de toets [Origineel].
B
A
A
B
A
B
B A
Resultaat
Originelen
Voorzijde
Achterzijde
Voorzijde
Achterzijde
OKVORIGE
(1)
(2)
2-45
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
5
Druk op [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT] om de voorzijde van de
kaart te scannen.
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
6
Draai de kaart om en druk op [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT] om
de achterzijde van de kaart te scannen.
Gebruik dezelfde toets [START] als voor de voorkant van de kaart.
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
7
Selecteer de toets [Lezen Klaar].
Het kopiëren begint.
Als u het kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
U moet het origineel op de glasplaat plaatsen.
U kunt alleen kopiëren op papier van standaardformaat.
X-y zoom kunt u niet gebruiken wanneer u deze functie gebruikt.
U kunt de afbeelding niet draaien wanneer u deze functie gebruikt.
Kaart Formaat annuleren...
Selecteer de toets [Annuleren] in het scherm van stap 4.
Systeeminstellingen (Beheerder): Kaart Formaat-Instellingen
Met deze toets stelt u de waarden in waarnaar het formaat wordt hersteld wanneer u de toets [Formaat Herstellen]
selecteert. 25 mm tot 210mm (1" tot 8-1/2") is het bereik voor zowel de horizontale als de verticale afmetingen.
De standaardfabrieksinstellingen zijn 86 mm (3-3/8") voor X (de breedte) en 54 mm (2-1/8") voor Y (de hoogte).
OKVORIGE
2-46
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
MEERDERE VISITEKAARTEN KOPIËREN
(Scannen adreskaart)
Met de functie Scannen adreskaart kunt u maximaal 8 visitekaartjes op één vel papier kopiëren.
Om deze functie te kunnen gebruiken moet de toevoer visitekaarten zijn aangebracht op de automatische
documentinvoer en "Instelling scannen adreskaart" moet zijn ingeschakeld in de systeeminstellingen (beheerder).
Zie "TOEVOER VISITEKAARTEN" in "1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT" (pagina 1-55) voor de
bevestigingswijze.
Gebruik deze functie om een lijst van visitekaarten te maken of om visitekaarten als groep te archiveren.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Plaats de visitekaarten.
Zie "Kopieerresultaten van 8-pagina lay-outs" (pagina 2-47)
voor de plaatsingsstand van originelen en de kopieerresultaten.
2
Selecteer Scannen adreskaart.
(1) Selecteer de toets [Spec. Functies].
SPECIALE FUNCTIES (pagina 2-39)
(2) Selecteer de toets [Scan adreskrt.].
3
Geef de instellingen voor Scannen
adreskaart op.
(1) Geef het aantal te kopieren visitekaarten op
en selecteer de toets [1-pag. lay-out] of
[8-pag. lay-out].
Als de toets [1-pag. lay-out] wordt geselecteerd, wordt
automatisch het kleinste formaat papier uit de papierladen
geselecteerd. Als de toets [8-pag. lay-out] wordt
geselecteerd, wordt automatisch papier van het formaat
A4 (8-1/2" x 11") geselecteerd.
(2) Als [8-pag. lay-out] wordt geselecteerd, kies
dan de gewenste lay-out.
Selecteer een van de twee lay-outs.
(3) Selecteer de toets [Basismenu].
U keert terug naar het basisscherm van de kopieerfunctie.
1-pag. lay-out 8-pag. lay-out
OKVORIGE
OKVORIGE
(1)
(2)
(3)
2-47
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
Kopieerresultaten van 8-pagina lay-outs
4
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Het kopiëren begint.
Als u scannen en kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
U kunt de functies "2-zijdig naar 2-zijdig" en "2-zijdig naar 1-zijdig" van automatisch 2-zijdig kopiëren niet gebruiken.
Als de toets [1-pag. lay-out] wordt geselecteerd, kan [X-y zoom] niet worden gebruikt.
Als de toets [8-pag. lay-out] wordt geselecteerd, kunnen de volgende functies en papiersoorten niet worden gebruikt.
Zoomfunctie
Auto Image
Etiketten
Als u de functie scannen adres(visite)kaart wilt annuleren...
Selecteer de toets [Annuleren] in het scherm van stap 3.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instelling scannen adreskaart (Alleen webpagina)
Geef op of u de functie Scannen adreskaart wilt gebruiken.
A
A DB C
E HF G
A
C
B
D
E
G
F
H
A
C
E
G
B
D
F
H
A
B
C
D
E
F
G
H
A
ABCD
HGFE
ACEG
HFDB
Originelen (stand originelen) Instellingen Resultaat
1e
pagin
4e
pagin
2e
pagin
3e
pagin
5e
pagin
8e
pagin
6e
pagin
7e
pagin
1e
pagin
4e
pagin
2e
pagin
3e
pagin
5e
pagin
8e
pagin
6e
pagin
7e
pagin
2-48
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
KOPIËREN VAN DUNNE ORIGINELEN
(Langzame scanmodus)
Druk op deze toets wanneer u dunne originelen wilt scannen met behulp van de automatische documentinvoerlade.
Deze functie helpt voorkomen dat dunne originelen in het apparaat vastlopen.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Steek de originelen met de voorzijde
naar boven in de lade van de
origineelinvoer.
Steek de originelen helemaal in de lade van de origineelinvoer.
In de origineelinvoerlade kunnen meerdere originelen worden
geplaatst. De stapel originelen mag niet hoger zijn dan de
indicatiestreep op de lade.
Plaats het origineel en geef dan het formaat origineel op.
FORMATEN ORIGINEEL (pagina 2-28)
Als de originelen met teveel kracht worden ingebracht, kunnen ze kreuken en vastlopen.
2
Selecteer Langzame scanmodus.
(1) Selecteer de toets [Spec. Functies].
Menu voor speciale functies (tweede scherm) (pagina
2-40)
(2) Schakel het selectievakje [Langz. scanm.] in
.
(3) Druk op de toets [VORIGE].
U keert terug naar het basisscherm van de kopieerfunctie.
3
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Het kopiëren begint.
Als u scannen en kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
D
C
B
A
D
C
B
A
Markeerstreep
OKVORIGE
(3)(2)
2-49
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
U kunt de functies "2-zijdig naar 2-zijdig" en "2-zijdig naar 1-zijdig" van automatisch 2-zijdig kopiëren niet gebruiken.
Als u de functie Langzame scanmodus wilt annuleren...
Schakel het selectievakje [Langzame scanmodus] in op in het scherm van stap 2.
Systeeminstellingen (Beheerder): Invoermodus origineel
Hiermee wordt altijd op langzame snelheid gescand.
2-50
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
MARGES TOEVOEGEN
(kantlijnverschuiving)
Met deze functie verschuift u de gekopieerde afbeelding naar rechts, links, omhoog of omlaag om de kantlijn aan te passen.
Dit is handig wanneer u de kopieën wilt perforeren.
Door de afbeelding naar rechts te verschuiven kunt u de kopieën aan de linkerrand binden met een touwtje.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
1
Zonder kantlijnverschuiving Met kantlijnverschuiving
De perforatiegaten vallen
in de afbeelding.
Innehållet flyttas för att ge
utrymme för hålen i marginalen
så att bilden inte beskärs.
1
1
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Plaats het origineel en geef dan het formaat origineel op.
FORMATEN ORIGINEEL (pagina 2-28)
2
Speciale functies selecteren.
(1) Selecteer de toets [Spec. Functies].
(2) Selecteer de toets [Kantlijn Verschuiving].
Menu voor speciale functies (eerste scherm) (pagina 2-39)
3
Stel de kantlijnverschuiving in.
(1) Selecteer de positie voor de
kantlijnverschuiving.
Selecteer een van de 4 posities.
(2) Stel de mate van kantlijnverschuiving in.
Selecteer de getalsweergave en druk op [OK]. Er
verschijnt een invoerscherm voor het getal. Voer het
gewenste getal met de cijfertoetsen in en kies [OK] in het
scherm voor het invoeren van het getal.
Er kan 0 mm tot 20 mm (0" tot 1") worden ingevoerd.
U kunt het getal ook met de toetsen wijzigen.
(3) Selecteer de toets [Basismenu].
U keert terug naar het basisscherm van de kopieerfunctie.
OKVORIGE
OKVORIGE
(3)
(1)
(2)
2-51
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
4
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Het kopiëren begint.
Als u de glasplaat gebruikt om meerdere originelen te kopiëren, vindt het kopiëren plaats terwijl u elk origineel scant. Vervang
de originelen en druk op [START] wanneer u de sorteerfunctie heeft geselecteerd. Herhaal dit tot alle pagina's zijn gescand
en selecteer dan [Lezen Klaar]. (Gebruik dezelfde [START]-toets die u voor het eerste origineel gebruikte ook voor het
tweede origineel en alle volgende originelen.)
Als u het scannen van het origineel en het kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
De functie Draaien kopie kan niet worden gebruikt in combinatie met kantlijnverschuiving.
Als u een instelling voor kantlijnverschuiving wilt annuleren...
Selecteer de toets [Annuleren] in het scherm van stap 3.
Systeeminstellingen (Beheerder): Standaardinstelling Voor De Kantlijnverschuiving
Er kan 0 mm tot 20 mm (0" tot 1") worden ingesteld. De fabrieksinstelling is 10 mm (1/2").
2-52
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
RANDSCHADUWEN WISSEN (wissen)
De functie Wissen wordt gebruikt om schaduwen te voorkomen die aan de randen van afbeeldingen kunnen optreden
bij het kopiëren van dikke originelen of boeken.
Als u een dik boek kopieert...
Wisfuncties
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
Hier vormen zich
Zonder de wisfunctie Met de wisfunctie
Er verschijnen
schaduwranden op de
kopie.
Er verschijnen geen
schaduwranden op de
kopie.
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Plaats het origineel en geef dan het formaat origineel op.
FORMATEN ORIGINEEL (pagina 2-28)
2
Speciale functies selecteren.
(1) Selecteer de toets [Spec. Functies].
(2) Selecteer de toets [Wissen].
Menu voor speciale functies (tweede scherm) (pagina 2-40)
Rand Wissen Zijkant wissen
2-53
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
3
Selecteer de wisinstellingen.
Als [Wissen] wordt geselecteerd
(1) Selecteer de toets [Wissen].
(2) Stel de wisbreedte in.
Selecteer de getalsweergave en druk op [OK]. Er
verschijnt een invoerscherm voor het getal. Voer het
gewenste getal met de cijfertoetsen in en kies [OK] in het
scherm voor het invoeren van het getal.
Er kan 0 mm tot 20 mm (0" tot 1") worden ingevoerd.
U kunt het getal ook met de toetsen wijzigen.
(3) Selecteer de toets [Basismenu].
U keert terug naar het basisscherm van de kopieerfunctie.
Als [Zijkant wissen] wordt geselecteerd
(1) Selecteer de toets [Zijkant wissen].
(2) Stel de te wissen zijden in.
Schakel de selectievakjes in van de zijden die uw ilt
wissen.
(3)
Selecteer de toets [Wis positie voor zijde 2
origineel].
(4) Stel de wisrand op de achterzijde in.
Stel de te wissen zijkant op de achterkant in wanneer u
1-zijdig naar 2-zijdig of 2-zijdig naar 2-zijdig kopieert.
Als u de toets [Zelfde zijde als zijde 1] selecteert, zal de
zijkant op dezelfde plaats als op de voorkant worden
gewist.
Als u de toets [Andere zijde dan zijde 1] selecteert, zal
de zijkant tegenovergesteld aan de gewiste zijde op de
voorkant worden gewist.
(5) Druk op de toets [VORIGE].
(6) Stel de wisbreedte in.
Selecteer de getalsweergave en druk op [OK]. Er
verschijnt een invoerscherm voor het getal. Voer het
gewenste getal met de cijfertoetsen in en kies [OK] in het
scherm voor het invoeren van het getal.
Er kan 0 mm tot 20 mm (0" tot 1") worden ingevoerd.
U kunt het getal ook met de toetsen wijzigen.
(7) Selecteer de toets [Basismenu].
U keert terug naar het basisscherm van de kopieerfunctie.
OKVORIGE
(1) (2)
(3)
OKVORIGE
OKVORIGE
OKVORIGE
OKVORIGE
(5)
(6)
(7)
(4)
(2)
(3)
(1)
2-54
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
4
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Het kopiëren begint.
Als u de glasplaat gebruikt om meerdere originelen te kopiëren, vindt het kopiëren plaats terwijl u elk origineel scant. Vervang
de originelen en druk op [START] wanneer u de sorteerfunctie heeft geselecteerd. Herhaal dit tot alle pagina's zijn gescand
en selecteer dan [Lezen Klaar]. (Gebruik dezelfde [START]-toets die u voor het eerste origineel gebruikte ook voor het
tweede origineel en alle volgende originelen.)
Als u het scannen van het origineel en het kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
Als u een combinatie van een wisinstelling met een kopieerfactor gebruikt, zal de wisbreedte veranderen volgens de
geselecteerde factor.
Als de wisbreedte bijvoorbeeld is ingesteld op 20 mm (1") en de afbeelding wordt tot 50% verkleind, dan wordt de wisbreedte
10 mm (1/2").
Wisinstelling annuleren…
Selecteer de toets [Annuleren] in het scherm van stap 3.
Systeeminstellingen (Beheerder): Standaardbreedte Van Wisstrook Instellen
Er kan 0 mm tot 20 mm (0" tot 1") worden ingesteld. De fabrieksinstelling is 10 mm (1/2").
2-55
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
DE DATUM OF EEN STEMPEL AFDRUKKEN
OP KOPIEËN (Stempel)
Met deze functie drukt u de datum, een stempel, het paginanummer of tekst af op kopieën.
Er zijn zes afdrukposities beschikbaar: linksboven, middenboven, rechtsboven, linksonder, middenonder en
rechtsonder.
De afdrukposities worden gescheiden in gebieden voor de datum, het paginanummer en tekst (A hieronder) en
gebieden die worden gebruikt voor een stempel (B hieronder).
Gebruik in combinatie met andere speciale functies
Als u het Stempel gebruikt in combinatie met de volgende speciale functies, worden de speciale functies toegepast op
de stempelinhoud.
B
A
Middenboven
Rechtsboven
Linksboven
Linksonder
Rechtsonder
Middenonder
Stempel
Afdruk-ge
bied
Maximum aantal
posities
Datum A Slechts één positie
Stempel B Zes posities
Pagina
Nummering
A Slechts één positie
Tekst A Zes posities
Wanneer de geselecteerde stempelinhoud van een positie overlapt met de inhoud van een andere positie, wordt er
voorkeur gegeven in de volgende volgorde: Rechterkant, linkerkant, midden. Materiaal dat door overlapping verborgen is,
wordt niet afgedrukt.
Tekst wordt afgedrukt op vooraf ingestelde grootte, ongeacht de instelling voor kopieerfactor of papierformaat.
Tekst wordt afgedrukt op de vooraf ingestelde belichting ongeacht de belichtinginstelling.
Naargelang het formaat papier wordt een gedeelte van de afgedrukte inhoud mogelijk afgesneden of verschoven.
Spec. Functies Afdrukken
Kantlijn Verschuiving
De stempelinhoud wordt samen met de afbeelding verschoven over dezelfde afstand als de
kantlijn.
Centreren
In tegenstelling tot een afbeelding die verschuift, wordt de afbeelding afgedrukt op de positie
die in de stempel wordt ingesteld.
Kaart Formaat De stempel wordt op elk kopievel afgedrukt.
2-in-1 De afdrukinhoud wordt op elke origineelpagina afgedrukt.
Inbindkopie De stempel wordt afgedrukt op elke pagina van de inbindkopie of het boekje dat u maakt.
2-56
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
ALGEMENE PROCEDURE VOOR HET GEBRUIK VAN
DE STEMPEL
Volg de onderstaande stappen om stempelinstellingen te selecteren.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Als nieten is ingeschakeld wanneer een afwerkingeenheid geïnstalleerd is, zal het nieten gebeuren op de plaats op het papier
die hieronder aangeduid staat.
Plaats het origineel en geef dan het formaat origineel op.
FORMATEN ORIGINEEL (pagina 2-28)
2
Speciale functies selecteren.
(1) Selecteer de toets [Spec. Functies].
(2) Selecteer de toets [Stempel].
Menu voor speciale functies (tweede scherm) (pagina 2-40)
3
Selecteer Stempel.
Lees de volgende secties voor meer gedetailleerde informatie
over alle stempelitems:
Datum: DATUM TOEVOEGEN AAN KOPIEËN
(Datum) (pagina 2-58)
Stempel: KOPIEËN STEMPELEN (Stempel)
(pagina 2-60)
Paginanummering: PAGINANUMMERS AFDRUKKEN OP
KOPIEËN (Paginanummering) (pagina
2-62)
Tekst: TEKST AFDRUKKEN OP KOPIEËN
(Tekst) (pagina 2-66)
U kunt "Datum" en "Paginanummering" niet selecteren op meerdere posities.
Het is niet mogelijk om "Datum" ,"Tekst" of "Paginanummering" op een printpositie in te stellen waar een van deze
items al is ingesteld.
4
Selecteer de afdrukpositie.
U kunt kiezen uit zes posities: linksboven, middenboven,
rechtsboven, linksonder, middenonder en rechtsonder.
Standaard wordt de volgende afdrukpositie geselecteerd:
Datum: 3.Boven rechts Stempel: 1.Boven links
Paginanummering: 5.Onder middenTekst: 1.Boven links
A
Bovenkant van
de afbeelding
ligt rechts
OKVORIGE
OKVORIGE
2-57
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
5
Als u klaar bent met het selecteren van
de stempelinstellingen, selecteert u
[Invoeren].
6
Selecteer instellingen voor de originelen
en kaften/insteekvellen.
(1) Selecteer de toets [Stand Origineel] en geef
de stand van het geplaatste origineel op.
Als u tweezijdige originelen hebt geplaatst, selecteert u de
toets [2-Zijdig Origineel] en geeft u de inbindpositie
(boekje of schrijfblok) van de originelen op.
(2) Druk tweemaal op de toets [VORIGE].
U keert terug naar het basisscherm van de kopieerfunctie.
Selecteer de toets [Opmaak] om een stempelpositie te
bewerken of een stempelitem te wissen.
STEMPELLAY-OUT CONTROLEREN (Lay-out)
(pagina 2-69)
7
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Het kopiëren begint.
Als u de glasplaat gebruikt om meerdere originelen te kopiëren, vindt het kopiëren plaats terwijl u elk origineel scant. Vervang de
originelen en druk op [START] wanneer u de sorteerfunctie heeft geselecteerd. Herhaal dit tot alle pagina's zijn gescand en
selecteer dan [Lezen Klaar].
(Gebruik dezelfde [START]-toets die u voor het eerste origineel gebruikte ook voor het tweede
origineel en alle volgende originelen.)
Als u afdrukken in kleur hebt geselecteerd, drukt u op de toets [STARTEN KLEUR]. Ook al hebt u kleur
geselecteerd, als u op de toets [STARTEN ZWART-WIT] drukt, wordt de stempel afgedrukt in zwart-wit.
Als een instelling is geselecteerd voor kleurafdrukken, zal de afdruk als een full colour-afdruk worden gerekend
zelfs al is het er een in zwart-wit.
Als u scannen en kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
Om Stempel te annuleren...
Selecteer de toets [Annuleren] in het scherm van stap 3.
OKVORIGE
OKVORIGE
OKVORIGE
(2)(1)
(1)
2-58
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
DATUM TOEVOEGEN AAN KOPIEËN (Datum)
U kunt de datum afdrukken op kopieën. U kunt de positie van de datum, de kleur, de notatie en pagina (alleen eerste
pagina of alle pagina's) selecteren.
Voorbeeld: 4 april 2010 in de rechterbovenhoek van het papier afdrukken.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Selecteer de toets [Datum] in het keuzescherm voor de stempel.
Zie stappen 1 tot 4 van "ALGEMENE PROCEDURE VOOR HET GEBRUIK VAN DE STEMPEL" (pagina 2-56).
2
Selecteer Datum.
Stel details in voor datumitems in stap 3 t/m 7.
3
Selecteer de toets [Datumformaat] en
kies de toets van de gewenste
datumnotatie.
4
Selecteer de toets [Scheidingsteken] en
kies de toets van het gewenste
scheidingsteken.
Als u [JJJJ/MM/DD], [MM/DD/JJJJ] of [DD/MM/JJJJ] hebt
geselecteerd in stap 3, selecteer dan het scheidingsteken.
04/APR/2010
OKVORIGE
OKVORIGE
OKVORIGE
2-59
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
5
Selecteer de toets [Afdrukkleur] en
selecteer de afdrukkleur.
Selecteer de kleur die u wilt gebruiken.
Als u een andere kleur hebt geselecteerd dan [Bk (zwart)], drukt u op de toets [STARTEN KLEUR]. Als u op de
toets [STARTEN ZWART-WIT] drukt, wordt de datum afgedrukt in zwart-wit.
Als de datum in kleur wordt afgedrukt op een zwart-witkopie, wordt de kopie meegeteld in de kleurentelling.
6
Controleer de weergegeven datum. Als u
de datum moet wijzigen, selecteert u de
toets [Datumwijziging].
Selecteer de getalsweergave en druk op [OK]. Er verschijnt
een invoerscherm voor het getal. Voer het gewenste getal met
de cijfertoetsen in en kies [OK] in het scherm voor het invoeren
van het getal.
U kunt het getal ook met de toetsen wijzigen.
Als u klaar bent met het selecteren van de instellingen,
selecteert u de toets [Datum].
Als u een datum selecteert die niet bestaat (zoals 30 feb.), is de toets [Datum] grijs weergegeven, zodat u deze
datum niet kunt invoeren.
Als u de datum hier wijzigt, wordt de datum in het apparaat dat is ingesteld met "Klok" in de systeeminstellingen niet
gewijzigd.
7
Selecteer de toets [Pagina voor stempel]
en selecteer de pagina's waarop de
datum wordt afgedrukt.
U kunt kiezen uit: alleen op de eerste pagina afdrukken, of
afdrukken op alle pagina's.
Als u klaar bent met het selecteren van de instellingen, ga dan
verder vanaf stap 5 van "ALGEMENE PROCEDURE VOOR
HET GEBRUIK VAN DE STEMPEL" (pagina 2-56) om de
kopieerprocedure te voltooien.
Als u de instelling voor het afdrukken van de datum wilt annuleren...
Selecteer de toets [Annuleren] in het scherm van stap 2.
OKVORIGE
OKVORIGE
OKVORIGE
2-60
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
KOPIEËN STEMPELEN (Stempel)
Een tekst als "VERTROUWELIJK" kunt u wit afdrukken op een donkere achtergrond als "stempel" op kopieën.
Voor een stempel kunt u de positie, de kleur, het formaat, de dichtheid en pagina's (alleen eerste pagina of alle pagina's) selecteren.
"VERTROUWELIJK" afdrukken in de linkerbovenhoek van een kopie
U kunt kiezen uit 12 teksten voor het stempel.
U kunt drie niveaus selecteren voor de dichtheid van de stempelachtergrond.
U kunt uit zeven kleuren kiezen voor de stempelkleur.
U kunt twee stempelformaten selecteren.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
VERTROUWELIJK PRIORITEIT VOORLOPIG DEFINITIEF
TER INFORMATIE NIET KOPIËREN BELANGRIJK KOPIE
DRINGEND PROEFDRUK TOPGEHEIM ANTWOORD AUB
1
Selecteer de toets [Stempel] in het keuzescherm voor de stempel.
Zie stappen 1 tot 4 van "ALGEMENE PROCEDURE VOOR HET GEBRUIK VAN DE STEMPEL" (pagina 2-56).
2
Selecteer Stempel.
Stel details in voor stempelitems in stap 3 t/m 7.
3
Selecteer de toets [Stempeltype] en kies
de toets voor het stempel dat u wilt
gebruiken.
VERTROUWELIJK
OKVORIGE
OKVORIGE
2-61
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
4
Selecteer de toets [Afdrukkleur] en stel
de afdrukkleur in.
Selecteer de kleur die u wilt gebruiken.
Als u een andere kleur hebt geselecteerd dan [Bk (zwart)], drukt u op de toets [STARTEN KLEUR]. Als u op de
toets [STARTEN ZWART-WIT] drukt, wordt het stempel afgedrukt in zwart-wit.
Als het stempel in kleur wordt afgedrukt op een zwart-witkopie, wordt de kopie meegeteld in de kleurentelling.
5
Selecteer de toets [Belichting] en stel de
belichting in.
Selecteer de toets om de gekozen kleur donkerder te
maken en druk op [OK].
Selecteer de toets om de gekozen kleur lichter te maken
en druk op [OK].
Als u klaar bent met het selecteren van de instellingen,
selecteert u de toets [Stempel].
6
Selecteer de toets [Printgrootte] en
selecteer het formaat van de stempel.
7
Selecteer de toets [Pagina voor stempel]
en selecteer de pagina's waarop de
stempel wordt afgedrukt.
U kunt kiezen uit: alleen op de eerste pagina afdrukken, of
afdrukken op alle pagina's.
Als u klaar bent met het selecteren van de instellingen, ga dan
verder vanaf stap 5 van "ALGEMENE PROCEDURE VOOR
HET GEBRUIK VAN DE STEMPEL" (pagina 2-56) om de
kopieerprocedure te voltooien.
U kunt de stempeltekst niet bewerken.
Als u een stempelinstelling wilt annuleren...
Selecteer de toets [Annuleren] in het scherm van stap 2.
OKVORIGE
OKVORIGE
OKVORIGE
OKVORIGE
2-62
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
PAGINANUMMERS AFDRUKKEN OP KOPIEËN
(Paginanummering)
U kunt paginanummers afdrukken op kopieën.
U kunt de positie, de kleur, de notatie en een paginanummer selecteren voor paginanummering.
Paginanummer afdrukken middenonder op het papier.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Selecteer de toets [Paginanummering] in het keuzescherm voor de stempel.
Zie stappen 1 tot 4 van "ALGEMENE PROCEDURE VOOR HET GEBRUIK VAN DE STEMPEL" (pagina 2-56).
2
Selecteer Paginanummer.
Stel details in voor items van paginanummering in stap 3 t/m 7.
3
Selecteer de toets [Afdrukkleur] en stel
de afdrukkleur in.
Selecteer de kleur die u wilt gebruiken.
Als u een andere kleur hebt geselecteerd dan [Bk (zwart)], drukt u op de toets [STARTEN KLEUR]. Als u op de
toets [STARTEN ZWART-WIT] drukt, worden de paginanummers afgedrukt in zwart-wit.
Als de paginanummers in kleur worden afgedrukt op een zwart-witkopie, worden de kopieën meegeteld in de
kleurentelling.
1
2
3
OKVORIGE
OKVORIGE
2-63
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
4
Selecteer de toets [Formaat Voor
Paginanummering] en selecteer een
notatie voor het paginanummer.
Als u de toets [1/5, 2/5, 3/5] hebt geselecteerd,
wordt "Paginanummer / totaal pag.'s" afgedrukt. Standaard is
"Auto" geselecteerd voor het totaal aantal pagina's. Dat wil
zeggen dat het aantal gescande origineelpagina's automatisch
wordt ingesteld als het totaal aantal pagina's. Als u het totaal
aantal pagina's handmatig moet instellen, bijvoorbeeld
wanneer een groot aantal originelen in sets wordt verdeeld om
te scannen, drukt u op de toets [Handmatig] om het
invoerscherm voor het totaal aantal pagina's weer te geven.
Selecteer de getalsweergave en druk op [OK]. Er verschijnt
een invoerscherm voor het getal. Voer het totaal aantal
pagina's (1 tot 999) in met de cijfertoetsen en selecteer [OK] in
het cijferinvoerscherm.
Selecteer de toets [Paginanummering] wanneer u klaar bent
met het selecteren van de instellingen.
Als u 2-zijdig kopieert, is het totaal aantal pagina's het totaal aantal zijden van het papier. Als de eindpagina blanco
is, wordt deze niet geteld.
In combinatie met de functies "2-in-1" of "Kaart Formaat" is het aantal zijden waarop wordt gekopieerd gelijk aan het
totaal aantal pagina's.
In combinatie met de functies "Inbindkopie" of "Boekkopie" is het totaal aantal pagina's in de inbindkopie of het
boekje dat u maakt gelijk aan het totaal aantal pagina's.
5
Als u uw paginanummeringsinstelling
wilt configureren, selecteert u de toets
[Paginanummer].
Als u geen paginanummeringsinstellingen hoeft te
configureren, ga dan naar de stap 7.
OKVORIGE
OKVORIGE
OKVORIGE
OKVORIGE
2-64
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
6
Selecteer paginanummerinstellingen.
(1) Selecteer de toets [Handmatig].
(2) Schakel het selectievakje [Automatisch] in
.
(3) Stel het eerste nummer, het laatste nummer
en het nummer "Afdrukken start vanaf blad"
in.
Selecteer iedere getalsweergave en druk op [OK]. Er
verschijnt een invoerscherm voor het getal. Voer een
getal (1 t/m 999) in met de cijfertoetsen en selecteer [OK]
in het cijferinvoerscherm.
U kunt het getal ook met de toetsen wijzigen.
U kunt geen lager "Laatste Nummer" instellen dan het "Eerste Nummer".
Het "Laatste Nummer" is standaard ingesteld op "Automatisch". Dat wil zeggen dat paginanummers automatisch
worden afgedrukt t/m de laatste pagina op basis van de instellingen "Eerste Nummer" en "Afdrukken start vanaf
blad".
Als het "Laatste Nummer" is ingesteld op een kleiner aantal dan het "Totaal Pag.'s", worden geen paginanummers
afgedrukt op pagina's na de pagina die is ingesteld als "Laatste Nummer".
"Afdrukken start vanaf blad" wordt gebruikt om het paginanummer in de stellen vanwaar u wilt beginnen met het
afdrukken van de paginanummers. Als bijvoorbeeld "3" wordt ingesteld en u maakt een 1-zijdige kopie, worden de
paginanummers afgedrukt vanaf de derde kopie (het derde origineel). Bij 2-zijdig kopiëren, wordt gestart met het
afdrukken van de paginanummers op de voorzijde van de tweede kopie (de derde pagina van de originelen).
7
Selecteer de toets [Paginanummering].
Als u klaar bent met het selecteren van de instellingen, ga dan
verder vanaf stap 5 van "ALGEMENE PROCEDURE VOOR
HET GEBRUIK VAN DE STEMPEL" (pagina 2-56) om de
kopieerprocedure te voltooien.
OKVORIGE
OKVORIGE
(1)
(3)
(2) (3)
OKVORIGE
2-65
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
Als Paginanummering is geselecteerd, kunt u niet kopiëren met de groepfunctie. De functie verandert automatisch in
sorteerfunctie.
Als de afdrukpositie van het paginanummer is ingesteld op rechts of links en u gebruikt inbindkopie of boekkopie, wordt de
afdrukpositie gewijzigd, zodat de paginanummers altijd verschijnen op de buitenkant van elke geopende pagina(de
linker-en rechterkant van de geopende pagina's). Als een stempel is ingesteld op een gebied waar paginanummering is
ingesteld, verandert de positie van het stempel op dezelfde manier als het paginanummer.
Als er nog een stempelitem wordt ingesteld in deze gewijzigde positie, worden de paginanummers met dit Stempelitem
verwisseld.
Een stempelitem in een positie die niet wordt beïnvloed door de veranderende paginanummerpositie, wordt afgedrukt in
de oorspronkelijk ingestelde positie.
Voorbeeld: Als u vier pagina's kopieert met inbindkopie en de paginanummernotatie is "1, 2, 3...", krijgt u het volgende
resultaat:
In dit voorbeeld is het paginanummer ingesteld onder aan de pagina, en de datum bovenaan. De datum wordt
dus niet verplaatst.
Als u de instelling paginanummering wilt annuleren…
Selecteer de toets [Annuleren] in het scherm van stap 2.
Datum
Tekst
Stempel
4
AAA AAA
1
2
AAA AAA
3No.
04/APR/2010 04/APR/2010 04/APR/2010 04/APR/2010
VERTROUWELIJKVERTROUWELIJK
VERTROUWELIJK
VERTROUWELIJK
Afdrukinstellingen Zijde 1 Zijde 2
2-66
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
TEKST AFDRUKKEN OP KOPIEËN (Tekst)
U kunt ingevoerde tekst afdrukken op kopieën. U kunt maximaal 30 veel gebruikte tekstreeksen opslaan.
Voorbeeld: "April 2010 Planningbespreking" afdrukken linksboven op het papier
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Selecteer de toets [Tekst] in het keuzescherm voor de stempel.
Zie stappen 1 tot 4 van "ALGEMENE PROCEDURE VOOR HET GEBRUIK VAN DE STEMPEL" (pagina 2-56).
2
Selecteer de toets [Vooraf Instellen].
Door de toets [Directe Invoer] te selecteren, opent u het
tekstinvoerscherm. Als u alle tekens hebt ingevoerd, selecteert
u [OK].
3
Geef de tekst op die u wilt afdrukken.
(1) Selecteer de toets [Opnieuw oproepen].
Als u een tekstreeks wilt opslaan of wissen, selecteert u
de toets [Opslaan/Verwijderen].
Tekstreeksen opslaan, bewerken en wissen (pagina
2-68)
(2) Selecteer de tekstreeks die u wilt
selecteren.
April 2010 Planningbespreking
OKVORIGE
OKVORIGE
OKVORIGE
(1)
(2)
2-67
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
4
Selecteer de toets [Afdrukkleur] en stel
de afdrukkleur in.
Selecteer de kleur die u wilt gebruiken.
Als u een andere kleur hebt geselecteerd dan [Bk (zwart)], drukt u op de toets [STARTEN KLEUR]. Als u op de
toets [STARTEN ZWART-WIT] drukt, worden de paginanummers afgedrukt in zwart-wit.
Als de tekst in kleur wordt afgedrukt op zwart-witkopieën, worden de kopieën meegeteld in de kleurentelling.
5
Selecteer de toets [Pagina voor stempel]
en selecteer de pagina's waarop de tekst
wordt afgedrukt.
U kunt kiezen uit: alleen op de eerste pagina afdrukken, of
afdrukken op alle pagina's.
Als u klaar bent met het selecteren van de instellingen, ga dan
verder vanaf stap 5 van "ALGEMENE PROCEDURE VOOR
HET GEBRUIK VAN DE STEMPEL" (pagina 2-56) om de
kopieerprocedure te voltooien.
Tekstinstellingen kunnen ook op de webpagina's worden geconfigureerd. Klik op [Toepassingsinstellingen],
[Kopieerinstellingen] en dan [Tekstinstellingen (Stempel)] in het menu van de webpagina.
Als u het stempel in een tekstinstelling wilt annuleren...
Selecteer de toets [Annuleren] in het scherm van stap 2.
OKVORIGE
OKVORIGE
2-68
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
Tekstreeksen opslaan, bewerken en wissen
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Selecteer de toets [Tekst] in het keuzescherm voor de stempel.
Zie stappen 1 tot 4 van "ALGEMENE PROCEDURE VOOR HET GEBRUIK VAN DE STEMPEL" (pagina 2-56).
2
Selecteer de toets [Vooraf Instellen] en
dan [Opslaan/Verwijderen].
3
Een tekstreeks opslaan of een
opgeslagen tekstreeks
bewerken/verwijderen.
Sla een tekstreeks op door een toets zonder opgeslagen
tekst te selecteren.
Er verschijnt een tekstinvoerscherm. De bestandsnaam mag
maximaal 50 tekens lang zijn. Als u klaar bent met het
invoeren van de tekst, selecteert u [OK]. Het
tekstinvoerscherm wordt gesloten.
Voor het bewerken en verwijderen van een tekstreeks, volgt
u de aanwijzingen hieronder.
Om een tekstreeks te bewerken of te wissen...
Als u de toets met de tekstreeks selecteert, verschijnt het onderstaande scherm.
Als u de toets [Wijzigen] selecteert, verschijnt een tekstinvoerscherm. De opgeslagen tekstreeks verschijnt in het
tekstinvoerscherm. Bewerk de tekst. Als u klaar bent met het invoeren van de tekst, selecteert u [OK]. Het
tekstinvoerscherm wordt gesloten.
Als u de toets [Wissen] selecteert, wordt de opgeslagen tekst gewist.
Tekstinstellingen kunnen ook op de webpagina's worden geconfigureerd. Klik op [Toepassingsinstellingen],
[Kopieerinstellingen] en dan [Tekstinstellingen (Stempel)] in het menu van de webpagina.
4
Druk op de toets [VORIGE].
U keert terug naar het scherm van stap 2.
Ga om te kopiëren met behulp van een opgeslagen tekstreeks verder vanaf stap 2 van "TEKST AFDRUKKEN OP KOPIEËN
(Tekst)" (pagina 2-66).
OKVORIGE
OKVORIGE
2-69
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
STEMPELLAY-OUT CONTROLEREN (Lay-out)
Nadat de stempelitems zijn geselecteerd kunt u de afdruklay-out controleren, de afdrukpositie wijzigen en stempelitems
wissen.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Selecteer de toets [Opmaak].
U kunt alleen de toets [Opmaak] selecteren als stempelitems zijn geselecteerd.
2
Controleer de lay-out.
(Voorbeeld: Als "Tekst" en "Stempel" bij 1.Boven links,
"Stempel" bij 3.Boven rechts, en "Paginanummering" bij
5.Onder midden worden ingesteld.)
Is de lay-out juist, ga dan naar stap 5.
Selecteer de toets van het stempelitem dat u wilt wissen of
waarvan u de positie wilt wijzigen.
In elke toets worden maximaal 14 tekens weergegeven.
3
Als u de positie van een item wilt
wijzigen, selecteert u de toets
[Verplaatsen]. Als u het item wilt wissen,
selecteert u de toets [Wissen].
Als u de toets [Verplaatsen] selecteert, verschijnt een
scherm om de bestemmingspositie te selecteren.
Als u de toets [Wissen] selecteert, wordt het item gewist. (Ga
naar stap 5).
OKVORIGE
OKVORIGE
OKVORIGE
2-70
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
4
Selecteer de toets van de gewenste
bestemmingspositie.
De afdrukpositie wordt gewijzigd.
Als u probeert een stempelitem te verplaatsen naar een positie
die reeds wordt ingenomen door een ander stempelitem,
verschijnt een boodschap met de vraag of u dit andere
stempelitem wilt overschrijven. Als u het andere stempelitem
wilt overschrijven, selecteert u de toets [Ja]. Als u de
verplaatsing wilt annuleren, selecteert u de toets [Nee].
Als u de positie van het geselecteerde stempelitem wilt verwisselen met de positie van een ander stempelitem,
verplaatst u een van de items tijdelijk naar een niet-bezette positie. Vervolgens verwisselt u de stempelposities.
5
Druk op de toets [VORIGE].
OKVORIGE
OKVORIGE
2-71
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
INSTEEKVELLEN INVOEGEN BIJ HET
KOPIËREN OP TRANSPARANTEN
(Transparant-Insteekvellen)
Wanneer u kopieert op transparanten, blijven de vellen mogelijk aan elkaar plakken door de statische elektriciteit. Met
de functie transparant-insteekvellen kunt u automatisch een vel papier invoegen tussen elk vel transparant, zodat u de
transparanten gemakkelijk kunt pakken.
Ook kunt u kopiëren op de insteekvellen.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Plaats het transparant in de
handinvoerlade.
U kunt transparanten alleen gebruiken in de handinvoerlade.
Plaats de transparant ondersteboven in de handinvoerlade.
Plaats transparanten dusdanig dat de afgeronde hoek van
het vel naar voren en naar links ligt.
Configureer na het invoeren van de transparant de
instellingen voor handinvoer zoals wordt uitgelegd bij
"KOPIEËN MAKEN MET DE HANDINVOER" (pagina 2-36).
2
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Plaats het origineel en geef dan het formaat origineel op.
FORMATEN ORIGINEEL (pagina 2-28)
3
Speciale functies selecteren.
(1) Selecteer de toets [Spec. Functies].
(2) Selecteer de toets [Transparent-Insteekvellen].
Menu voor speciale functies (derde scherm) (pagina 2-40)
C
B
A
Insteekvellen
2-72
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
4
Selecteer de instellingen voor invoegen.
(1) Selecteer of er wordt gekopieerd op het
insteekpapier.
Er kan gekozen worden tussen Invoegvellen worden
gebruikt of Invoegvellen worden niet gebruikt.
(2) Selecteer de toets [Basismenu].
U keert terug naar het basisscherm van de kopieerfunctie.
5
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Het kopiëren begint.
Als u scannen en kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
Wanneer transparanten worden geselecteerd als invoegvellen, wordt er automatisch geschikt papier geselecteerd voor de
invoegvellen.
U kunt in deze functie niet het aantal kopieën selecteren.
Wanneer u 2-zijdig kopieert, kunt u alleen de functie "2-zijdig naar 1-zijdig" gebruiken.
Als u de instelling voor transparant-insteekvellen wilt annuleren...
Selecteer de toets [Annuleren] in het scherm van stap 4.
OKVORIGE
(1)
(2)
2-73
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
EEN GROOT AANTAL ORIGINELEN TEGELIJK
KOPIËREN (opdracht samenstellen)
Als u een groot aantal originelen kopieert, kunt u met deze functie de originelen in sets verdelen om vervolgens elke set
afzonderlijk in de automatische documentinvoerlade te plaatsen.
Gebruik deze functie wanneer u alle originelen in één bestand wilt kopiëren, terwijl het aantal originelen groter is dan het
maximale aantal dat in de invoerlade past.
Deze functie is handig wanneer u kopieën van een groot aantal originelen wilt sorteren in meerdere sets. Omdat alle
originelen binnen één taak worden gekopieerd, wordt u de moeite bespaard van het sorteren van de kopieën, iets wat
wel nodig was geweest als de originelen in afzonderlijke kopieertaken waren verdeeld.
Als u originelen in sets scant, verdeel de vellen dan zo dat geen van de sets meer vellen bevat, dan u kunt laden en
begin het scannen van de set met de eerste pagina. De instellingen die u voor de eerste set kiest kunnen worden
gebruikt voor de overige sets.
De kopieën voor een groot aantal originelen sorteren in twee sets
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Steek de originelen met de voorzijde
naar boven in de lade van de
origineelinvoer.
Steek de originelen helemaal in de lade van de origineelinvoer.
In de origineelinvoerlade kunnen meerdere originelen worden
geplaatst. De stapel originelen mag niet hoger zijn dan de
indicatiestreep op de lade.
Plaats het origineel en geef dan het formaat origineel op.
FORMATEN ORIGINEEL (pagina 2-28)
2
Speciale functies selecteren.
(1) Selecteer de toets [Spec. Functies].
Menu voor speciale functies (derde scherm) (pagina
2-40)
(2) Schakel het selectievakje [Opdr. samenst.]
in op .
(3) Druk op de toets [VORIGE].
U keert terug naar het basisscherm van de kopieerfunctie.
1
1
1
51
1
Originelen
Originelen
worden in
aparte sets
gescand
Markeerstreep
OKVORIGE
(3)(3)(2)
2-74
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
3
Druk op [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT] om de eerste set
originelen te scannen.
Het scannen begint.
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
4
Plaats de volgende set originelen en druk op de toets [STARTEN KLEUR] of
[STARTEN ZWART-WIT].
Herhaal deze stap totdat u alle originelen hebt gescand.
Gebruik dezelfde toets [STARTEN] die u voor de eerst set gebruikte ook voor de tweede set en alle volgende sets.
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ). Alle gescande data wordt gewist.
5
Selecteer de toets [Lezen Klaar].
Als u het kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
Als u de functie opdracht samenstel. wilt annuleren…
Selecteer de toets [Opdr. samenst.] op het scherm van stap 2 zodat de toets niet wordt gemarkeerd.
OKVORIGE
2-75
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
KOPIEËN MAKEN VOOR BOEKJE
(Inbindkopie)
Met deze functie kopieert u twee origineelpagina's op de voorkant en twee origineelpagina's op de achterkant van elk
vel papier, zodat u de kopieën op de middellijn kunt vouwen tot een boekje.
Deze functie is handig om kopieën te combineren tot een aantrekkelijk boekje of brochure.
Inbindkopie met acht origineelpagina's
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Als nieten is ingeschakeld wanneer een afwerkingeenheid geïnstalleerd is, zal het nieten gebeuren op de plaats op het papier
die hieronder aangeduid staat.
Plaats het origineel en geef dan het formaat origineel op.
FORMATEN ORIGINEEL (pagina 2-28)
Als de originelen 2-zijdig zijn, plaatst u ze in de origineelinvoerlade.
7
2
2 3 4
5 6 7
5
3
7
5
4
Originelen
7
2
7
5
3
5
4
7
2
7
5
3
4
5
Rug links Rug rechts
Als boekje
Eerste pagina Tweede pagina Derde pagina Vierde pagina
Vijfde pagina Zesde pagina Zevende pagina Achtste pagina
Inbindkant
A
Bovenkant van
de afbeelding
ligt rechts
2-76
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
2
Speciale functies selecteren.
(1) Selecteer de toets [Spec. Functies].
(2) Selecteer de toets [Inbindkopie].
Menu voor speciale functies (derde scherm) (pagina 2-40)
3
Selecteer de inbindkopie
kopieerinstellingen voor het origineel.
(1) Selecteer de toets [Origineel].
(2) Selecteer de toets [1-Zijdig] als het origineel
1-zijdig is. Selecteer de toets [2-Zijdig] als
het origineel 2-zijdig is.
4
Selecteer de lay-outinstellingen voor de
inbindkopie.
(1) Selecteer de toets [Lay-out].
(2) Selecteer de inbindzijde.
Er kan gekozen worden tussen Rug Links of Rug Rechts.
5
Selecteer de toets [Basismenu].
U keert terug naar het basisscherm van de kopieerfunctie.
OKVORIGE
OKVORIGE
(1)
(2)
OKVORIGE
OKVORIGE
(1)
(2)
OKVORIGE
2-77
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
6
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Het kopiëren begint.
Vervang de originelen en druk op [START] wanneer u de glasplaat gebruikt. Herhaal dit tot alle pagina's zijn gescand en selecteer dan
[Lezen Klaar].
(Gebruik dezelfde [START]-toets die u voor het eerste origineel gebruikte ook voor het tweede origineel en alle
volgende originelen.)
Als u het scannen van het origineel en het kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
Als de functie inbindkopie wordt geselecteerd, is het niet mogelijk om in de modus groep en nietsorteren te kopiëren.
Als u de functie inbindkopie selecteert wordt automatisch 2-zijdige kopieerfunctie geselecteerd. Wanneer u instellingen
selecteert die 2-zijdig kopiëren verhinderen, kunt u de functie inbindkopie niet gebruiken.
Scan de originelen op volgorde van de eerste pagina tot de laatste pagina. De kopieervolgorde wordt automatisch
aangepast door het apparaat. Er worden vier origineelpagina's gekopieerd op elk vel papier. Als het aantal originelen niet
een veelvoud is van vier, worden aan de het eind automatisch blanco pagina's geproduceerd.
Van liggende originelen een brochure maken met schrijfblok binding...
Plaats de originelen in de aangegeven stand en selecteer [Rug Rechts] bij (2) van stap 4.
Als u het maken van inbindkopieën wilt annuleren...
Selecteer de toets [Annuleren] in het scherm van stap 3.
abc
abc
jkl
ghi
def
abc
def
ghi
Originelen
Glasplaat
Lade origineelinvoer
Resultaat
2-78
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
ORIGINELEN VAN VERSCHILLENDE
FORMATEN KOPIËREN
(Origineel gem. form.)
Originelen van het formaat A4 en A5 (8-1/2" x 14" en 8-1/2" x 11", 8-1/2" x 11" en 5-1/2" x 8-1/2") kunnen samen in de
automatische documentinvoer worden geplaatst en gekopieerd. Wanneer u de originelen scant, detecteert het apparaat
automatisch het formaat van elk origineel en kiest daarbij het geschikte papierformaat.
Wanneer een origineel van gemengd formaat wordt gecombineerd met automatische factorselectie, wordt de factor
individueel voor elk origineel aangepast aan het geselecteerde papierformaat, zodat u de kopies op een uniform
papierformaat kunt uitvoeren.
Voor originelen van gemengd formaat kan alleen een combinatie van de formaten A5 (8-1/2" x 11", 5-1/2" x 8-1/2") en
A4 (8-1/2" x 14", 8-1/2" x 11") worden gebruikt.
Wanneer een origineel van gemengd formaat wordt gecombineerd met automatische factorselectie
(Automatische factorselectie en A4 (8-1/2" x 14", 8-1/2" x 11") worden geselecteerd)
Originelen
Kopieën
A4
A5
A4
A5
Originelen
Kopieën
Een origineel van het formaat A5 (8-1/2" x 11",
5-1/2" x 8-1/2") zal worden vergroot tot het
formaat A4 (8-1/2" x 14", 8-1/2" x 11").
A4
A5
A4
A4
2-79
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Steek de originelen met de voorzijde
naar boven in de lade van de
origineelinvoer.
Plaatst u de originelen met de zijden van dezelfde lengte links
uitgelijnd.
2
Speciale functies selecteren.
(1) Selecteer de toets [Spec. Functies].
Menu voor speciale functies (vierde scherm) (pagina
2-40)
(2) Schakel het selectievakje [Origineel gem.
form.] in op .
(3) Druk op de toets [VORIGE].
U keert terug naar het basisscherm van de kopieerfunctie.
3
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Het kopiëren begint.
Als u scannen en kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
De instelling voor originelen van gemixt formaat annuleren...
Schakel het selectievakje [Origineel gem. form.] in op in het scherm van stap 2.
Systeeminstellingen (Beheerder): Invoermodus origineel (alleen webpagina)
U kunt de invoermodus origineel zo instellen dat originelen van gemengd formaat altijd worden gescand.
A4
A5
8-1/2" x 14"
(8-1/2" x 11")
8-1/2" x 11"
(5-1/2" x 8-1/2")
Plaatst u de zijden met
dezelfde lengte links
uitgelijnd.
Plaatst u de zijden met
dezelfde lengte links
uitgelijnd.
AB
Inch
OKVORIGE
(3)(3)(2)
2-80
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
TOETS [Beeld bewerken]
Wanneer u op de toets [Beeld bewerken] in het tweede menuscherm voor speciale functies drukt, wordt het
menuscherm voor beeldbewerking geopend.
Menuscherm Beeld bewerken
(1) Toets [Foto herhalen]
FOTO'S HERHALEN OP EEN KOPIE (Foto
herhalen) (pagina 2-81)
(2) Selectievakje [Spiegelbeeld]
DE AFBEELDING SPIEGELEN (Spiegel-Beeld)
(pagina 2-83)
(3) Selectievakje [Centreren]
KOPIËREN IN HET MIDDEN VAN HET PAPIER
(Centreren) (pagina 2-84)
(4) Selectievakje [Z/W negatief]
ZWART EN WIT OMDRAAIEN OP DE KOPIE (Z/W
Omgekeerd) (pagina 2-86)
(1)
(2)
(3)
(4)
2-81
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
FOTO'S HERHALEN OP EEN KOPIE (Foto herhalen)
Met Foto herhalen maakt u herhaalde afbeeldingen van een origineel van fotoformaat (130 mm x 90 mm size,
100 mm x 150 mm size, 70 mm x 100 mm size, 65 mm x 70 mm size of 57 mm x 100 mm (3" x 5", 5" x 7", 2-1/2" x 4",
2-1/2" x 2-1/2" of 2-1/8" x 2-5/8")) op één vel kopieerpapier zoals u hieronder ziet. U kunt maximaal 12 afbeeldingen (als
de afbeelding is 65 mm x 70 mm (2-1/2" x 2-1/2" is)) herhalen op één vel papier.
Origineelformaten tot 130 mm x 90 mm (3" x 5")
Origineelformaten tot 70 mm x 100 mm
(2-1/2" x 4")
Origineelformaten tot 57 mm x 100 mm
(2-1/8" x 2-51/8")
Origineelformaten tot 100 mm x 150 mm (5" x 7")
Origineelformaten tot 65 mm x 70 mm
(2-1/2" x 2-1/2")
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
Kopiëren op papierformaat
A4 (8-1/2" x 11").
Er worden 4 kopieën gemaakt.
Kopiëren op papierformaat
A4 (8-1/2" x 11").
Er worden 8 kopieën gemaakt.
Kopieën op papierformaat
(Factor 95%) A4 (8-1/2" x 11").
Er worden 10 kopieën gemaakt.
Kopiëren op papierformaat A
4
(8-1/2" x 11").
Er worden 2 kopieën gemaakt.
Kopiëren op papierformaat A4
(8-1/2" x 11").
Er worden 12 kopieën gemaakt.
1
Plaats het origineel met de voorzijde
naar onderen op de glasplaat.
Een origineel van fotoformaat 130 mm x 90 mm of
65 mm x 70 mm (3" x 5" of 2-1/2" x 2-1/2") plaatst u met de
lange zijde uitgelijnd langs de linkerzijde van de glasplaat.
Een origineel van het formaat 100 mm x 150 mm (5" x 7") of
een visitekaartje plaatst u met de lange zijde langs de
linkerzijde van de glasplaat.
2
Speciale functies selecteren.
(1) Selecteer de toets [Spec. Functies].
(2) Selecteer de toets [Beeld bewerken].
(3) Selecteer de toets [Foto herhalen].
TOETS [Beeld bewerken] (pagina 2-80)
2-82
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
3
Selecteer de instellingen voor Foto
herhalen.
(1) Selecteer de toets die de soort origineel
weergeeft.
Selecteer de gewenste toets voor het herhalingstype.
(2) Selecteer de toets [Spec. Functies].
U keert terug naar het scherm Speciale Functies. Druk op
[VORIGE] om naar het basisscherm van de
kopieermodus terug te keren.
4
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Het kopiëren begint.
Vervang de originelen en druk op [START] wanneer u de sorteerfunctie heeft geselecteerd. Herhaal dit tot alle pagina's zijn
gescand en selecteer dan [Lezen Klaar]. (Gebruik dezelfde [START]-toets die u voor het eerste origineel gebruikte ook
voor het tweede origineel en alle volgende originelen.)
Als u scannen en kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
U moet het origineel op de glasplaat plaatsen.
U kunt alleen papier van formaat A4 (8-1/2" x 11") gebruiken.
De kopieerfactor is 100% wanneer u deze functie gebruikt. (U kunt de kopieerfactor niet wijzigen.) Maar voor een origineel
van formaat visitekaartje (maximaal 57 mm x 100 mm (2-1/8" x 2-5/8")) worden de afbeeldingen verkleind tot 95%.
Als u de instelling Foto herhalen wilt annuleren...
Selecteer de toets [Annuleren] in het scherm van stap 3.
OKVORIGE
(2)
(1)
2-83
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
DE AFBEELDING SPIEGELEN (Spiegel-Beeld)
Met deze functie maakt u op de kopie een spiegelbeeld van het origineel.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Plaats het origineel en geef dan het formaat origineel op.
FORMATEN ORIGINEEL (pagina 2-28)
2
Speciale functies selecteren.
(1) Selecteer de toets [Spec. Functies].
(2) Selecteer de toets [Beeld bewerken].
TOETS [Beeld bewerken] (pagina 2-80)
3
Selecteer Spiegel-Beeld.
(1) Schakel het selectievakje [Spiegelbeeld] in
op .
(2) Selecteer de toets [Spec. Functies].
U keert terug naar het scherm Speciale Functies. Druk op
[VORIGE] om naar het basisscherm van de
kopieermodus terug te keren.
4
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Het kopiëren begint.
Als u de glasplaat gebruikt om meerdere originelen te kopiëren, vindt het kopiëren plaats terwijl u elk origineel scant. Vervang de
originelen en druk op [START] wanneer u de sorteerfunctie heeft geselecteerd. Herhaal dit tot alle pagina's zijn gescand en
selecteer dan [Lezen Klaar].
(Gebruik dezelfde [START]-toets die u voor het eerste origineel gebruikte ook voor het tweede
origineel en alle volgende originelen.)
Als u scannen en kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
Als u een instelling spiegel-beeld wilt annuleren...
Schakel het selectievakje [Spiegelbeeld] in op in het scherm van stap 3.
Origineel Gespiegelde kopie
OKVORIGE
(1)
(2)
2-84
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
KOPIËREN IN HET MIDDEN VAN HET PAPIER
(Centreren)
Met deze toets centreert u de gekopieerde afbeelding op het papier.
Hiermee kunt u de afbeelding midden in het papier plaatsen wanneer het origineelformaat kleiner is dan het
papierformaat of wanneer u de afbeelding verkleint.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
Zonder de centreerfunctie Met de centreerfunctie
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Plaats het origineel en geef dan het formaat origineel op.
FORMATEN ORIGINEEL (pagina 2-28)
2
Speciale functies selecteren.
(1) Selecteer de toets [Spec. Functies].
(2) Selecteer de toets [Beeld bewerken].
TOETS [Beeld bewerken] (pagina 2-80)
3
Selecteer Centreren.
(1) Schakel het selectievakje [Centreren] in op
.
(2) Selecteer de toets [Spec. Functies].
U keert terug naar het scherm Speciale Functies. Druk op
[VORIGE] om naar het basisscherm van de
kopieermodus terug te keren.
4
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Het kopiëren begint.
Als u de glasplaat gebruikt om meerdere originelen te kopiëren, vindt het kopiëren plaats terwijl u elk origineel scant. Vervang
de originelen en druk op [START] wanneer u de sorteerfunctie heeft geselecteerd. Herhaal dit tot alle pagina's zijn gescand
en selecteer dan [Lezen Klaar]. (Gebruik dezelfde [START]-toets die u voor het eerste origineel gebruikte ook voor het
tweede origineel en alle volgende originelen.)
Als u scannen en kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
OKVORIGE
(1)
(2)
2-85
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
U kunt de afbeelding verkleinen wanneer u de functie centreren gebruikt, maar niet vergroten.
Wanneer het origineelformaat of het papierformaat wordt weergegeven als speciaal formaat, kunt u deze functie niet
gebruiken.
Als u het Centreren wilt annuleren...
Schakel het selectievakje [Centreren] in op in het scherm van stap 3.
2-86
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
ZWART EN WIT OMDRAAIEN OP DE KOPIE (Z/W
Omgekeerd)
Met deze functie keert u zwart en wit om op de kopie, zodat een negatieve afbeelding ontstaat. U kunt deze toets alleen
gebruiken voor zwart-witkopiëren.
Originelen met grote zwarte vlakken (waarvoor veel toner nodig is) kunt u kopiëren met Z/W Omgekeerd, zodat u minder
toner verbruikt.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Plaats het origineel en geef dan het formaat origineel op.
FORMATEN ORIGINEEL (pagina 2-28)
2
Speciale functies selecteren.
(1) Selecteer de toets [Spec. Functies].
(2) Selecteer de toets [Beeld bewerken].
TOETS [Beeld bewerken] (pagina 2-80)
3
Selecteer Z/W Omgekeerd.
(1) Schakel het selectievakje [Z/W negatief] in
op .
(2) Selecteer de toets [Spec. Functies].
U keert terug naar het scherm Speciale Functies. Druk op
[VORIGE] om naar het basisscherm van de
kopieermodus terug te keren.
4
Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Het kopiëren begint.
Als u de glasplaat gebruikt om meerdere originelen te kopiëren, vindt het kopiëren plaats terwijl u elk origineel scant. Vervang
de originelen en druk op [STARTEN ZWART-WIT] wanneer u de sorteerfunctie heeft geselecteerd. Herhaal dit tot alle
pagina's zijn gescand en selecteer dan [Lezen Klaar].
Wanneer u deze functie gebruikt, kunt u de toets [STARTEN KLEUR] niet gebruiken.
Als u scannen en kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
Originelen Kopie Z/W Omgekeerd
OKVORIGE
(1)
(2)
2-87
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
Wanneer u deze functie selecteert, verandert de "Type Origineel Beeld"-instelling voor het belichtingsniveau automatisch
naar "Tekst".
In sommige landen en regio's is deze functie niet beschikbaar.
Als u Z/W Omgekeerd wilt annuleren...
Schakel het selectievakje [Z/W negatief] in op in het scherm van stap 3.
2-88
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
TOETS [Kleur-Instellingen]
Wanneer u de toets [Kleur-Instellingen] in het eerste menuscherm voor speciale functies selecteert, wordt het
menuscherm voor kleurbijstellingen geopend.
Menuscherm Kleur-Instellingen
(1) Toets [RGB aanpassen]
ROOD/GROEN/BLAUW AANPASSEN IN KOPIEËN
(RGB aanpassen) (pagina 2-89)
(2) Toets [Scherpte]
DE SCHERPTE VAN EEN AFBEELDING
AANPASSEN (Scherpte) (pagina 2-90)
(3) Toets [Achtergrond-Onderdrukking]
VAGE KLEUREN IN KOPIEËN WIT MAKEN
(Achtergrond-Onderdrukking) (pagina 2-91)
(4) Toets [Kleurbalans Instellen]
DE KLEUR AANPASSEN (Kleurbalans Instellen)
(pagina 2-93)
(5) Toets [Helderheid]
DE HELDERHEID VAN EEN KOPIE AANPASSEN
(Helderheid) (pagina 2-96)
(6) Toets [Intensiteit]
DE INTENSITEIT VAN EEN KOPIE AANPASSEN
(Intensiteit) (pagina 2-97)
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
Wanneer een van de functies uit het menu kleurinstelling wordt geselecteerd, wijzigt de instelling "Type Origineel Beeld" voor
aanpassing van de belichting automatisch naar "Tekst/Afged. Foto".
2-89
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
ROOD/GROEN/BLAUW AANPASSEN IN KOPIEËN (RGB aanpassen)
Met deze toets versterkt of verzwakt u een van de drie kleurcomponenten rood (R), groen (G), of blauw (B).
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Plaats het origineel en geef dan het formaat origineel op.
FORMATEN ORIGINEEL (pagina 2-28)
2
Speciale functies selecteren.
(1) Selecteer de toets [Spec. Functies].
(2) Selecteer de toets [Kleur-Instellingen].
(3) Selecteer de toets [RGB aanpassen].
TOETS [Kleur-Instellingen] (pagina 2-88)
3
Pas het rood, groen of blauw aan.
(1)
Selecteer de toets voor de kleur dat u wilt
aanpassen. [R (rood)], [G (groen)] of [B (blauw)].
U kunt slechts één kleur aanpassen. (Als u een kleur
aanpast en vervolgens nog een kleur, wordt de
aanpassing van de eerste kleur geannuleerd.)
(2) Pas de geselecteerde kleur aan.
Selecteer de toets [+] als u de gekozen kleur wilt
versterken, en druk op [OK].
Selecteer de toets [-] als u de gekozen kleur wilt
afzwakken, en druk op [OK].
(3) Selecteer de toets [Spec. Functies].
U keert terug naar het scherm Speciale Functies. Druk op [VORIGE]
om naar het basisscherm van de kopieermodus terug te keren.
4
Druk op de toets [STARTEN KLEUR].
Het kopiëren begint.
Als u de glasplaat gebruikt om meerdere originelen te kopiëren, vindt het kopiëren plaats terwijl u elk origineel scant. Vervang de originelen en druk
op [STARTEN KLEUR] wanneer u de sorteerfunctie heeft geselecteerd. Herhaal dit tot alle pagina's zijn gescand en selecteer dan [Lezen Klaar].
Als u scannen en kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
Als u een RGB-instelling wilt annuleren...
Selecteer de toets [Annuleren] in het scherm van stap 3.
R (Rood)+
G (Groen)+
B (Blauw)+
OKVORIGE
(1) (2)
(3)
2-90
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
DE SCHERPTE VAN EEN AFBEELDING AANPASSEN (Scherpte)
Met deze toets maakt u een afbeelding scherper of zachter.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Plaats het origineel en geef dan het formaat origineel op.
FORMATEN ORIGINEEL (pagina 2-28)
2
Speciale functies selecteren.
(1) Selecteer de toets [Spec. Functies].
(2) Selecteer de toets [Kleur-Instellingen].
(3) Selecteer de toets [Scherpte].
TOETS [Kleur-Instellingen] (pagina 2-88)
3
Pas de afbeelding aan.
(1) Selecteer de toets [Onscherp] of [Scherp].
(2) Selecteer de toets [Spec. Functies].
U keert terug naar het scherm Speciale Functies. Druk op
[VORIGE] om naar het basisscherm van de
kopieermodus terug te keren.
4
Druk op de toets [STARTEN KLEUR].
Het kopiëren begint.
Als u de glasplaat gebruikt om meerdere originelen te kopiëren, vindt het kopiëren plaats terwijl u elk origineel scant. Vervang
de originelen en druk op [STARTEN KLEUR] wanneer u de sorteerfunctie heeft geselecteerd. Herhaal dit tot alle pagina's zijn
gescand en selecteer dan [Lezen Klaar].
Als u scannen en kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
De instelling van de scherpte wordt ook toegepast wanneer kopieën in zwart-wit worden gemaakt.
Als u de scherpte-instelling wilt annuleren...
Selecteer de toets [Annuleren] in het scherm van stap 3.
Zacht
Scherp
OKVORIGE
(1)
(2)
2-91
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
VAGE KLEUREN IN KOPIEËN WIT MAKEN
(Achtergrond-Onderdrukking)
Met deze functie worden lichte achtergronden onderdrukt.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Plaats het origineel en geef dan het formaat origineel op.
FORMATEN ORIGINEEL (pagina 2-28)
2
Speciale functies selecteren.
(1) Selecteer de toets [Spec. Functies].
(2) Selecteer de toets [Kleur-Instellingen].
(3) Selecteer de toets [Achtergrond-Onderdrukking].
TOETS [Kleur-Instellingen] (pagina 2-88)
3
Selecteer de instelling voor
achtergrond-onderdrukking.
(1) Pas het niveau van
achtergrond-onderdrukking aan.
Selecteer de toets [+] als u alleen lichte achtergronden
wilt onderdrukken, en druk op [OK].
Selecteer de toets [-] als u lichte tot donkere
achtergronden wilt onderdrukken, en druk op [OK].
(2) Selecteer de toets [Spec. Functies].
U keert terug naar het scherm Speciale Functies. Druk op
[VORIGE] om naar het basisscherm van de
kopieermodus terug te keren.
Lichte gebieden
worden onderdrukt.
Niveau [+]
Niveau [-]
De helderheid waarbij
onderdrukking wordt
uitgevoerd, kan worden
aangepast.
OKVORIGE
(1)
(2)
2-92
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
4
Druk op de toets [STARTEN KLEUR].
Het kopiëren begint.
Als u de glasplaat gebruikt om meerdere originelen te kopiëren, vindt het kopiëren plaats terwijl u elk origineel scant. Vervang
de originelen en druk op [STARTEN KLEUR] wanneer u de sorteerfunctie heeft geselecteerd. Herhaal dit tot alle pagina's zijn
gescand en selecteer dan [Lezen Klaar].
Als u scannen en kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
Als u een instelling voor achtergrond-onderdrukking wilt annuleren…
Selecteer de toets [Annuleren] in het scherm van stap 3.
2-93
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
DE KLEUR AANPASSEN (Kleurbalans Instellen)
Met deze toets kunt u de kleur, tint en dichtheid van kleurkopieën instellen.
De kleuren geel, cyaan, magenta en zwart worden
verdeeld in acht gradaties, van licht naar donker. U kunt
de gemiddelde dichtheid van elke gradatie aanpassen
of u kunt alle acht gradaties in één keer aanpassen.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
12345678
Donker
Licht
C Cyaan+
M Magenta+
Y Geel+ B Zwart+
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Plaats het origineel en geef dan het formaat origineel op.
FORMATEN ORIGINEEL (pagina 2-28)
2
Speciale functies selecteren.
(1) Selecteer de toets [Spec. Functies].
(2) Selecteer de toets [Kleur-Instellingen].
(3) Selecteer de toets [Kleurbalans Instellen].
TOETS [Kleur-Instellingen] (pagina 2-88)
2-94
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
3
Voorbeelden van het instellen van de kleurbalans
Stel de kleurbalans in.
(1) Selecteer de te gebruiken kleur.
Selecteer [Y] (geel), [M] (magenta), [C] (cyaan) of [Bk]
(zwart).
Een pictogram voor een getal geeft aan de
aanpassingswaarde is gewijzigd.
(2) Selecteer de aan te passen gradatie.
Stel de gradatie in met de toetsen .
Selecteer de toetsen en druk op [OK] om de
markering te verplaatsen naar een van de gradaties "1"
tot "8" of "ALLE".
Als u alle gradaties tegelijk wilt aanpassen, zet u de
markering op "ALLE".
(3) De dichtheid aanpassen.
Als u de dichtheid van de geselecteerde gradatie
donkerder wilt maken, selecteert u de toets [+] en drukt op
[OK]. Maak de gradatie lichter door de toets [-] te
selecteren en druk op [OK]. Telkens wanneer u op [OK]
drukt, gaat het markeerkader één niveau omhoog of
omlaag.
(4) Selecteer de toets [Kleurbalans Instellen].
Voor het aanpassen van andere kleuren herhaalt u
stappen (1) ~ (4).
(5) Selecteer de toets [Spec. Functies].
U keert terug naar het scherm Speciale Functies. Druk op
[VORIGE] om naar het basisscherm van de
kopieermodus terug te keren.
Als u de standaardinstellingen van de kleurbalanswaarden wilt herstellen...
Selecteer de toets en druk op [OK]. De standaardwaarden voor kleurbalans van alle acht gradaties worden
hersteld.
De standaardwaarden voor kleurbalans worden ingesteld in "Standaardinstelling Kleurbalans" in de
systeeminstellingen (beheerder).
4
Druk op de toets [STARTEN KLEUR].
Het kopiëren begint.
Als u de glasplaat gebruikt om meerdere originelen te kopiëren, vindt het kopiëren plaats terwijl u elk origineel scant. Vervang
de originelen en druk op [STARTEN KLEUR] wanneer u de sorteerfunctie heeft geselecteerd. Herhaal dit tot alle pagina's zijn
gescand en selecteer dan [Lezen Klaar].
Als u scannen en kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
OKVORIGE
OKVORIGE
OKVORIGE
(5)
(2), (3)
(1)
(4)
De instellingen van alle gradaties
worden gewijzigd in de richting +
De instellingen van alle gradaties
worden gewijzigd in de richting -
2-95
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
Als u een kleurbalans instelling wilt annuleren...
Selecteer de toets [Annuleren] in het scherm van stap 3.
Systeeminstellingen (Beheerder): Standaardinstelling Kleurbalans
Met deze functie stelt u de standaardwaarden voor de kleurbalans in die worden hersteld wanneer u de toets
selecteert.
2-96
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
DE HELDERHEID VAN EEN KOPIE AANPASSEN (Helderheid)
U kunt de helderheid van kleurenafbeeldingen aanpassen.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Plaats het origineel en geef dan het formaat origineel op.
FORMATEN ORIGINEEL (pagina 2-28)
2
Speciale functies selecteren.
(1) Selecteer de toets [Spec. Functies].
(2) Selecteer de toets [Kleur-Instellingen].
(3) Selecteer de toets [Helderheid].
TOETS [Kleur-Instellingen] (pagina 2-88)
3
Pas de helderheid aan.
(1) Pas de helderheid aan.
Selecteer de toets [+] om de afbeelding helderder te
maken en druk op [OK].
Selecteer de toets [-] om de afbeelding donkerder te
maken en druk op [OK].
(2) Selecteer de toets [Spec. Functies].
U keert terug naar het scherm Speciale Functies. Druk op
[VORIGE] om naar het basisscherm van de
kopieermodus terug te keren.
4
Druk op de toets [STARTEN KLEUR].
Het kopiëren begint.
Als u de glasplaat gebruikt om meerdere originelen te kopiëren, vindt het kopiëren plaats terwijl u elk origineel scant. Vervang
de originelen en druk op [STARTEN KLEUR] wanneer u de sorteerfunctie heeft geselecteerd. Herhaal dit tot alle pagina's zijn
gescand en selecteer dan [Lezen Klaar].
Als u scannen en kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
Als u een instelling van helderheid wilt annuleren...
Selecteer de toets [Annuleren] in het scherm van stap 3.
Donkerder Origineel Lichter
OKVORIGE
(1)
(2)
2-97
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
DE INTENSITEIT VAN EEN KOPIE AANPASSEN (Intensiteit)
Met deze toets kunt u de intensiteit (verzadiging) van kleurenafbeeldingen instellen.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Plaats het origineel en geef dan het formaat origineel op.
FORMATEN ORIGINEEL (pagina 2-28)
2
Speciale functies selecteren.
(1) Selecteer de toets [Spec. Functies].
(2) Selecteer de toets [Kleur-Instellingen].
(3) Selecteer de toets [Intensiteit].
TOETS [Kleur-Instellingen] (pagina 2-88)
3
Pas de intensiteit aan.
(1) Pas de instelling voor de intensiteit aan.
Selecteer de toets [+] als u de intensiteit wilt versterken,
en druk op [OK].
Selecteer de toets [-] als u de intensiteit wilt afzwakken,
en druk op [OK].
(2) Selecteer de toets [Spec. Functies].
U keert terug naar het scherm Speciale Functies. Druk op
[VORIGE] om naar het basisscherm van de
kopieermodus terug te keren.
4
Druk op de toets [STARTEN KLEUR].
Het kopiëren begint.
Als u de glasplaat gebruikt om meerdere originelen te kopiëren, vindt het kopiëren plaats terwijl u elk origineel scant. Vervang
de originelen en druk op [STARTEN KLEUR] wanneer u de sorteerfunctie heeft geselecteerd. Herhaal dit tot alle pagina's zijn
gescand en selecteer dan [Lezen Klaar].
Als u scannen en kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
U kunt deze functie niet gebruiken in combinatie met "Kleur Verbetering" in de kopiebelichtinginstellingen.
Als u een intensiteitinstelling wilt annuleren…
Selecteer de toets [Annuleren] in het scherm van stap 3.
De intensiteit
afzwakken.
Origineel De intensiteit
versterken.
OKVORIGE
(1)
(2)
2-98
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
In dit gedeelte worden handige kopieerfuncties uitgelegd, zoals het onderbreken van een kopieersessie, het wijzigen
van de volgorde van gereserveerde kopieeropdrachten en het opslaan van kopieerinstellingen in een programma.
EEN KOPIEERSESSIE ONDERBREKEN
(kopiëren onderbreken)
Wanneer u dringend een kopie moet maken terwijl een lange kopieersessie of andere opdracht aan de gang is, kunt u
de functie Kopiëren onderbreken gebruiken. Met kopiëren onderbreken stopt u de opdracht in uitvoering tijdelijk, zodat u
eerst de tussenopdracht kunt uitvoeren.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
HANDIGE KOPIEERFUNCTIES
1
Selecteer de toets [Onderbreken].
De toets [Onderbreken] verschijnt niet wanneer er een origineel
wordt gescand.
2
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de
invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Plaats het origineel en geef dan het formaat origineel op.
FORMATEN ORIGINEEL (pagina 2-28)
3
Selecteer de kopieerinstellingen en druk op de toets [STARTEN KLEUR] of de
toets [STARTEN ZWART-WIT].
De tussenopdracht begint.
4
De onderbroken opdracht wordt hervat zodra de tussenopdracht is voltooid.
Als u scannen en kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
OKVORIGE
2-99
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
Als gebruikersauthenticatie is ingeschakeld, verschijnt het loginscherm wanneer u de toets [Onderbreken] selecteert. Geef
uw gebruikersnaam en wachtwoord op om in te loggen. Het aantal kopieën dat u maakt wordt opgeteld bij dat van de
gebruiker die heeft ingelogd.
Naargelang de instellingen van de opdracht in uitvoering, verschijnt mogelijk de toets [Onderbreken] niet.
Naargelang de instellingen van de opdracht in uitvoering, verschijnt mogelijk de toets [Reserveren] in plaats van de toets
[Onderbreken]. In tegenstelling tot kopiëren onderbreken, wordt bij kopiëren reserveren de opdracht in uitvoering niet
tijdelijk stopgezet. De gereserveerde kopieeropdracht begint wanneer de opdracht in uitvoering is afgelopen.
De functie kopiëren onderbreken kunt u niet gebruiken in combinatie met de volgende speciale functies:
opdracht samenstellen, kaart formaat
Wanneer u de glasplaat gebruikt voor een tussentaak, kunt u niet 2-zijdig kopiëren, sorteren en nietsorteren selecteren.
Als u een van deze functies nodig hebt, moet u de automatische documentinvoer gebruiken.
De toets [Onderbreken] kan worden geselecteerd op het controlescherm van de scanvoortgang om het scannen tijdelijk te
stoppen en een origineel of originelen voor een andere opdracht te scannen. Wanneer het scannen van de andere
opdracht is voltooid, wordt het scannen van de onderbroken opdracht hervat.
De andere opdracht wordt uitgevoerd als de onderbroken kopieeropdracht is voltooid.
2-100
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
OPDRACHTSTATUSSCHERM
Het scherm opdrachtstatus verschijnt wanneer u op de toets [OPDRACHT STATUS] op het bedieningspaneel drukt. Het
opdrachtstatusscherm geeft de status van opdrachten per modus weer. Als u op de toets [OPDRACHT STATUS] drukt,
wordt het opdrachtstatusscherm weergegeven van de modus die u gebruikte voordat u op de toets drukte.
Voorbeeld: Drukken op de toets in kopieerfunctie
OPDRACHT STATUS
2-101
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
SCHERM OPDRACHTWACHTRIJ EN SCHERM
UITGEVOERDE OPDRACHTEN
Het opdrachtstatusscherm omvat het scherm opdrachtwachtrij (waarin wordt aangegeven welke kopieer- en
afdrukopdrachten wachten om te worden afgedrukt, en de opdracht die momenteel wordt uitgevoerd), het scherm
uitgevoerde opdrachten (waarin de uitgevoerde opdrachten worden aangegeven, en het spool-scherm (met opdrachten
die zijn gespoold) en versleutelde PDF-opdrachten die wachten op de invoer van een wachtwoord. In dit gedeelte wordt
het wachtrijscherm en het scherm uitgevoerde opdrachten uitgelegd met betrekking tot de kopieerfunctie. Het
opdrachtstatusscherm schakelt tussen het opdrachtwachtrijscherm en het scherm uitgevoerde opdrachten, telkens
wanneer u de selectietoets van het opdrachtstatusscherm selecteert.
(1) Modustoetsen ( )
Met deze toetsen selecteert u welke functie wordt
weergegeven in het opdrachtstatusscherm.
U kunt de status van kopieeropdrachten controleren door
[Afdrukopdr.] te selecteren.
(2) Selectietoetsen opdrachtstatusscherm ( )
Selecteer deze toetsen om te wisselen tussen het
scherm opdrachtwachtrij, het scherm uitgevoerde
opdrachten en het spool-scherm.
(3) Opdrachtenlijst (opdrachtwachtrij)
Opdrachten die wachten om te worden afgedrukt
verschijnen in de opdrachtwachtrij als toetsen. De
opdrachten worden afgedrukt vanaf bovenaan in de
wachtrij. Elke opdrachttoets laat informatie over de
opdracht en de huidige status van de opdracht zien.
(4) Opdrachtenlijst (scherm uitgevoerde opdrachten)
Hier worden maximaal 99 uitgevoerde opdrachten
weergegeven. Het resultaat (status) van elke uitgevoerde
opdracht wordt weergegeven.
(1)
(3)
(2)
(1)
(2)
(4)
2-102
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
Weergave opdrachttoetsen
Elke opdrachttoets geeft de positie van de opdracht in de opdrachtwachtrij en de huidige status van de opdracht weer.
(1) Geeft het nummer (de positie) van de opdracht in de
wachtrij aan.
Als de opdracht die momenteel wordt afgedrukt voltooid
is, schuift de opdracht een positie omhoog in de wachtrij.
Het nummer verschijnt niet op de toetsen van het scherm
met uitgevoerde opdrachten.
(2) Functiepictogram
Het pictogram verschijnt wanneer de opdracht een
kopieeropdracht is. In het scherm voor voltooide
opdrachten verschijnt naast het pictogram een
kleurenbalk die aangeeft of de taak werd uitgevoerd in
kleur of zwart-wit.
(3) Opdrachtnaam
"Kopieren" verschijnt als het een kopieeropdracht betreft.
Wanneer de gebruikersauthenticatie is ingeschakeld,
verschijnt de naam van de gebruiker die deze opdracht
uitvoerde.
(4) Aantal kopieën (sets) dat is opgegeven
Deze toets laat zien hoeveel kopieën zijn ingesteld.
(5) Aantal uitgevoerde kopieën
Deze toets laat zien hoeveel kopieën (sets) zijn
uitgevoerd. Terwijl de taak in de opdrachtwachtrij staat,
verschijnt "000".
(6) Status
Geeft de opdrachtstatus weer.
Kopieren2 002/000 Wachten
(1) (2) (3)
(4)
(5) (6)
Bericht Status
"Kopieren" Bezig met kopiëren.
"Wachten" Het origineel scannen.
"Toner Op" De toner in de tonercartridge is op.
Vervang de tonercartridge door een
nieuwe cartridge.
"Papier Op"
Het papier dat voor deze opdracht
wordt gebruikt, is op. Vul het papier
aan of schakel om naar een andere
papierlade.
"Limiet" De limiet voor het aantal kopieën is
overschreden. Vraag naar de
beheerder van de machine.
"Fout" Tijdens het uitvoeren van de
opdracht heeft zich een fout
voorgedaan. Verhelp de oorzaak van
de fout.
2-103
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
EEN OPDRACHT IN DE WACHTRIJ ANNULEREN
Een kopieeropdracht die op afdrukken wacht, kan worden geannuleerd.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Druk op de toets [OPDRACHT STATUS].
2
Annuleer de opdracht.
(1) Wijzig de status van de opdracht in
[Afdrukopdr.].
Selecteer met de toetsen of en druk op
[OK]. De modus verandert telkens wanneer u op de toets
[OK] drukt.
(2) Wijzig de status van de afdrukopdracht in
[Opdr.Wachtr].
Selecteer met de toetsen of en druk op
[OK]. De modus verandert telkens wanneer u op de toets
[OK] drukt.
(3) Selecteer de toets van de kopieeropdracht
die u wilt annuleren.
(4) Selecteer de toets [Stop./Wis.].
(5) Er verschijnt een melding om de annulering
te bevestigen. Selecteer de toets [Ja].
De toets voor de geselecteerde taak verdwijnt en het
afdrukken wordt geannuleerd.
Als de onderhanden opdracht een kopieeropdracht is, kun u ook op de [STOP] toets ( ) drukken om bovenstaand
scherm weer te geven.
Als u wilt annuleren, selecteert u de toets [Ja].
Als u de geselecteerde afdruktaak niet wilt annuleren...
Selecteer de toets [Nee] in stap (5).
OPDRACHT STATU
OKVORIGE
OKVORIGE
OKVORIGE
(1) (2) (3)
(4)
(5)
2-104
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
EEN OPDRACHT IN DE WACHTRIJ PRIORITEIT GEVEN
Als er met een kopieeropdracht wordt begonnen terwijl zich reeds meerdere opdrachten in de wachtrij bevinden,
verschijnt de kopieeropdracht aan het eind van de wachtrij. Hebt u echter een dringende opdracht, dan kunt u deze
prioriteit geven zodat hij eerst wordt uitgevoerd.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Druk op de toets [OPDRACHT STATUS].
2
Geef de gewenste opdracht voorrang.
(1) Wijzig de status van de opdracht in
[Afdrukopdr.].
Selecteer met de toetsen of en druk op
[OK]. De modus verandert telkens wanneer u op de toets
[OK] drukt.
(2) Wijzig de status van de afdrukopdracht in
[Opdr.Wachtr].
Selecteer met de toetsen of en druk op
[OK]. De modus verandert telkens wanneer u op de toets
[OK] drukt.
(3) Selecteer de toets van de kopieeropdracht
die u voorrang wilt geven.
(4) Selecteer de toets [Prioriteit].
De huidige afdrukopdracht wordt gestopt en de bij (3)
geselecteerde opdracht wordt afgedrukt.
OPDRACHT STATU
OKVORIGE
OKVORIGE
(1) (2) (3)
(4)
2-105
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
INFORMATIE CONTROLEREN OVER EEN
KOPIEEROPDRACHT IN DE WACHTRIJ
U kunt uitvoerige informatie weergeven over een kopieeropdracht in de wachtrij.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Druk op de toets [OPDRACHT STATUS].
2
Opdrachtgegevens controleren
(1) Wijzig de status van de opdracht in
[Afdrukopdr.].
Selecteer met de toetsen of en druk op
[OK]. De modus verandert telkens wanneer u op de toets
[OK] drukt.
(2) Wijzig de status van de afdrukopdracht in
[Opdr.Wachtr].
Selecteer met de toetsen of en druk op
[OK]. De modus verandert telkens wanneer u op de toets
[OK] drukt.
(3) Selecteer de toets van de opdracht die u
wilt controleren.
(4) Selecteer de toets [Details].
Het opdrachtcontrolescherm van de bij (3) geselecteerde
opdracht verschijnt.
Toets [Papier:]
Als een kopieeropdracht wordt gestopt omdat het papier op is, kunt u de toets [Papier:] selecteren om van
papierlade te wisselen.
Als u de toets [Papier:] selecteert, verschijnt het keuzescherm voor de papierlade.
PAPIERLADEN (pagina 2-9)
Selecteer de toets voor de lade die het formaat papier heeft dat u wilt gebruiken en druk vervolgens op
[OK]. De onderbroken kopieeropdracht wordt hervat.
OPDRACHT STATU
OKVORIGE
OKVORIGE
OKVORIGE
(1) (2) (3)
(4)
2-106
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
KOPIEERBEWERKINGEN OPSLAAN (opdrachtprogramma's)
Een opdrachtprogramma is een groep kopieerinstellingen die u samen opslaat. Als u kopieerinstellingen opslaat in een
opdrachtprogramma, kunt u met een eenvoudige handeling de instellingen oproepen en gebruiken voor een kopieeropdracht.
Stel dat u CAD-tekeningen van formaat A4 (8-1/2" x 11") eenmaal per maand voor het archief kopieert met de volgende instellingen:
(1) De CAD-tekeningen van formaat A4
(8-1/2" x 11") worden verkleind tot formaat
A5 (5-1/2" x 8-1/2").
(2) De tekeningen bevatten dunne lijnen die
niet erg duidelijk zijn. Daarom wordt een
donkere belichtinginstelling (niveau 4)
gebruikt.
(3) Als u het papierverbruik wilt halveren,
kopieert u 2-zijdig.
Indien geen opdrachtprogramma is opgeslagen Indien een opdrachtprogramma is opgeslagen
Stel verkleining A4 (8-1/2" x 11") tot A5 (5-1/2" x 8-1/2") in
Wijzig de belichtinginstelling
Selecteer 2-zijdige kopie
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of
de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Druk op de toets [#/P].
Selecteer de toets [Oproepen] en druk op [OK].
Selecteer de toets van het opgeslagen programma en druk op [OK].
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of
de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Het kost elke maand veel tijd om de documenten te kopiëren
omdat bovenstaande instellingen geselecteerd moeten worden.
Bovendien maakt u soms fouten bij het selecteren van de
instellingen en dan moet u opnieuw kopiëren.
De instellingen worden opgeslagen in een opdrachtprogramma,
zodat u ze door het selecteren van een toets kunt selecteren. Dit
is eenvoudig en kost geen tijd.
Bovendien worden alle instellingen opgeslagen, zodat u geen
fouten maakt en niet opnieuw hoeft te kopiëren vanwege
verkeerde instellingen.
Er kunnen 48 opdrachtprogramma's worden opgeslagen. De opdrachtprogramma's blijven ook behouden na
stroomstoringen.
U kunt opdrachtprogramma's ook opslaan in de webpagina's. Klik op [Werkprogramma] en vervolgens in het
webpaginamenu op [Kopieren] om een opdrachtprogramma op te slaan.
CAD-tekeningen van A4 (8-1/2" x 11")-formaat
Kopieën
2-107
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
OPDRACHTPROGRAMMA OPSLAAN
(BEWERKEN/WISSEN)
Hieronder wordt uitgelegd hoe u kopieerinstellingen in een opdrachtprogramma opslaat en hoe u een
opdrachtprogramma wist.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Druk op de toets [#/P] ( ).
2
Selecteer de toets
[Opslaan/Verwijderen].
3
Selecteer een cijfertoets.
Cijfertoetsen waarin al opdrachtprogramma's zijn opgeslagen,
worden gemarkeerd.
Selecteer een cijfertoets om een opdrachtprogramma op te
slaan dat niet gemarkeerd is.
Selecteer de toets waaronder een opdrachtprogramma is
opgeslagen (gemarkeerde toets) om een
opdrachtprogramma te wijzigen of te wissen.
Een opdrachtprogramma bewerken of wissen…
Als u een gemarkeerde cijfertoets selecteert, verschijnt het volgende scherm.
U kunt de toets [Opslaan] selecteren om de opgeslagen instellingen te wissen en nieuwe instellingen op te slaan. Ga
door met de volgende stap.
Als u de toets [Wissen] selecteert, worden de opgeslagen instellingen gewist. Selecteer de toets [Verlaten] om naar
het basisscherm terug te keren als het wissen voltooid is.
Wanneer "Opheffen van werk-programma's uitschakelen" is ingeschakeld in de systeeminstellingen, kan een
opgeslagen opdrachtprogramma niet worden bewerkt of gewist.
LOGOUT
OKVORIGE
OKVORIGE
2-108
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
4
Selecteer de kopieerinstellingen die u
wilt opslaan in het opdrachtprogramma
en druk op de toets [OK].
Als u een naam wilt toekennen aan het programma, selecteert
u de toets [Programmanaam] en drukt u op [OK]. Er verschijnt
een tekstinvoerscherm.
U kunt 10 tekens invoeren voor de naam.
Selecteer de toets [OK] als u klaar bent.
Met de opgeslagen informatie die te zien is in het scherm keert
u terug naar het basisscherm.
Het aantal kopieën kunt u niet opslaan.
OKVORIGE
3-1
In dit hoofdstuk vindt u uitgebreide uitleg over de procedures voor het gebruik van de printerfunctie.
Voor de procedure voor het gebruik van het display van de machine, zie "WERKEN MET HET BEDIENINGSPANEEL"
(pagina 1-9) in "1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT".
Raadpleeg de Verkorte installatiehandleiding voor de procedure om de webpagina's te openen.
Voor de procedures voor het gebruik van de webpagina, zie "WERKEN MET DE WEBPAGINA" (pagina 1-13) in
"1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT".
PRINTERFUNCTIE VAN DE MACHINE . . . . . . . . . .
. . . . 3-3
AFDRUKKEN VANUIT WINDOWS
BASISPROCEDURE VOOR AFDRUKKEN . . . . . . .
. . . . 3-4
HET PAPIER SELECTEREN . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . 3-6
AFDRUKKEN OP ENVELOPPEN . . . . . . . . . . .
. . . . 3-7
AFDRUKKEN ALS DE GEBRUIKERSAUTHENTICATIEFUNCTIE
IS INGESCHAKELD . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . 3-8
DE HELP-FUNCTIE VAN DE PRINTERDRIVER WEERGEVEN
. . . 3-10
VEELGEBRUIKTE AFDRUKINSTELLINGEN OPSLAAN
. . . 3-11
INSTELLINGEN OPSLAAN TIJDENS HET AFDRUKKEN
. . . 3-11
OPGESLAGEN INSTELLINGEN GEBRUIKEN .
. . . 3-13
DE STANDAARDINSTELLINGEN VAN DE
PRINTERDRIVER WIJZIGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 3-14
AFDRUKKEN VANAF EEN
MACINTOSH-COMPUTER
BASISPROCEDURE VOOR AFDRUKKEN . . . . . . .
. . . 3-16
PAPIERINSTELLINGEN SELECTEREN . . . . . .
. . . 3-16
AFDRUKKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 3-17
HET PAPIER SELECTEREN . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 3-19
AFDRUKKEN OP ENVELOPPEN . . . . . . . . . . .
. . . 3-20
AFDRUKKEN ALS DE GEBRUIKERSAUTHENTICATIEFUNCTIE
IS INGESCHAKELD . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 3-21
VEEL GEBRUIKTE FUNCTIES
KLEURENMODUS SELECTEREN. . . . . . . . . . . . . .
. . . 3-23
EEN INSTELLING VOOR DE AFDRUKMODUS
SELECTEREN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 3-25
2-ZIJDIG AFDRUKKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 3-26
DE AFBEELDING AANPASSEN AAN HET PAPIER
. . . 3-28
MEERDERE PAGINA'S OP ÉÉN PAGINA
AFDRUKKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 3-29
AFDRUKKEN NIETEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 3-31
HANDIGE AFDRUKFUNCTIES
HANDIGE FUNCTIES VOOR HET MAKEN VAN
BOEKJES EN POSTERS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 3-33
EEN BOEKJE MAKEN (Inbindkopie) . . . . . . . .
. . . 3-33
DE MARGE VERGROTEN (Margeverschuiving)
. . . 3-35
EEN POSTER MAKEN (Poster afdrukken). . . .
. . . 3-36
FUNCTIES VOOR HET AANPASSEN VAN HET
FORMAAT EN DE STAND VAN DE AFBEELDING
. . . 3-37
HET AFDRUKBEELD 180 GRADEN DRAAIEN
(180 graden draaien). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 3-37
HET AFDRUKBEELD
VERGROTEN/VERKLEINEN (Zoom/XY-zoom)
. . . 3-38
LIJNDIKTE AANPASSEN BIJ HET
AFDRUKKEN (Lijndikte-instellingen) . . . . . . . .
. . . 3-39
DE AFBEELDING SPIEGELEN (Spiegelbeeld)
. . . 3-40
INSTELFUNCTIE VOOR KLEURENMODUS . . . . .
. . . 3-41
HELDERHEID EN CONTRAST VAN DE
AFBEELDING INSTELLEN (Kleurafstelling). . .
. . . 3-41
ONDUIDELIJKE TEKST EN LIJNEN IN ZWART
AFDRUKKEN (Tekst naar zwart/Vector naar zwart)
. . . 3-42
• KLEURENINSTELLINGEN AFSTEMMEN
OP HET AFBEELDINGSTYPE
(Geavanceerde kleuren). . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-43
FUNCTIES VOOR HET COMBINEREN VAN
TEKST EN AFBEELDINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-45
• EEN WATERMERK TOEVOEGEN AAN
AFDRUKKEN (Watermerk) . . . . . . . . . . . . . . . 3-45
• EEN AFBEELDING OVER DE
AFDRUKGEGEVENS AFDRUKKEN
(Afbeeldingsstempel) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-46
• OVERLAYS MAKEN VOOR
AFDRUKGEGEVENS (Overlays) . . . . . . . . . . . 3-47
HOOFDSTUK 3
PRINTER
3-2
PRINTER
AFDRUKFUNCTIES VOOR SPECIALE
DOELEINDEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-48
GESPECIFICEERDE PAGINA'S OP ANDER
PAPIER AFDRUKKEN (Ander papier) . . . . . . . .
. . . 3-48
INVOEGVELLEN TOEVOEGEN BIJ HET
AFDRUKKEN OP TRANSPARANTEN
(Transparant-insteekvellen). . . . . . . . . . . . . .
. . . 3-50
EEN CARBONAFDRUK MAKEN
(Carbonafdruk) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 3-51
TWEEZIJDIG AFDRUKKEN WAARBIJ
BEPAALDE PAGINA'S OP DE VOORZIJDE
WORDEN AFGEDRUKT
(Hoofdstukinvoegingen). . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 3-52
HANDIGE AFDRUKFUNCTIES
AFDRUKBESTANDEN OPSLAAN
(Vasthouden) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-54
EEN OPGESLAGEN BESTAND
AFDRUKKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-56
• SCHERM AFDRUKINSTELLINGEN . . . . . . . . 3-58
• MULTI-FILE PRINTEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-59
EEN OPGESLAGEN BESTAND
VERWIJDEREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-63
EEN OPGESLAGEN BESTAND ZOEKEN . . . . . . 3-64
AFDRUKKEN ZONDER DE
PRINTERDRIVER
DIRECT AFDRUKKEN VANAF HET APPARAAT .
. . . 3-66
DIRECT AFDRUKKEN VAN EEN BESTAND
OP EEN FTP-SERVER. . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 3-67
DIRECT AFDRUKKEN VAN EEN BESTAND
IN EEN USB-GEHEUGEN
. . . . . . . . . . . . . . .
. . . 3-69
EEN BESTAND IN EEN NETWERKMAP
DIRECT AFDRUKKEN
. . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 3-71
DIRECT AFDRUKKEN VANAF EEN COMPUTER .
. . . 3-74
• AFDRUKTAAK INDIENEN . . . . . . . . . . . . . . . . 3-74
• FTP AFDRUKKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-74
• E-MAIL AFDRUKKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-75
DE AFDRUKSTATUS CONTROLEREN
OPDRACHTSTATUSSCHERM . . . . . . . . . . . . . . . 3-76
SPOOL SCHERM/SCHERM OPDRACHTEN IN
DE WACHTRIJ/SCHERM UITGEVOERDE
OPDRACHTEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 3-76
EEN VERSLEUTELD PDF-BESTAND
AFDRUKKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-78
VOORRANG GEVEN AAN EEN
AFDRUKTAAK/EEN AFDRUKTAAK ANNULEREN
. . . 3-79
VOORRANG GEVEN AAN EEN AFDRUKTAAK
. . . 3-79
EEN AFDRUKTAAK ANNULEREN. . . . . . . . . .
. . . 3-80
OVERSTAPPEN OP EEN ANDER
PAPIERFORMAAT ALS HET PAPIER OPRAAKT.
. . . 3-81
BESTANDEN VAN HET
OPDRACHTSTATUSSCHERM OPHALEN EN
GEBRUIKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 3-83
BIJLAGE
SPECIFICATIELIJST PRINTERDRIVER. . . . . . . . .
. . . 3-84
3-3
PRINTER
Inhoudsopgave
PRINTERFUNCTIE VAN DE MACHINE
De machine is standaard uitgerust met een full colour printerfunctie. Om te kunnen afdrukken vanuit uw computer moet
een printerdriver zijn geïnstalleerd.
Stel met behulp van de onderstaande tabel vast welke printerdriver bij uw omgeving past.
Het installeren van de printerdriver in een Windows-omgeving
Om de printerdriver en configuratie-instellingen in een Windows-omgeving te installeren, zie: "2. INSTALLATIE IN EEN
WINDOWS-OMGEVING" in de Handleiding software-installatie.
Het installeren van de printerdriver in een Macintosh-omgeving
In een Macintosh-omgeving moet de PS3 uitbreidingskit geïnstalleerd zijn om de machine te gebruiken als een
netwerkprinter.
Om de printerdriver en configuratie-instellingen in een Macintosh-omgeving te installeren, zie: "3. INSTALLATIE IN EEN
MACINTOSH-OMGEVING" in de Handleiding software-installatie.
Omgeving Type printerdriver Opmerkingen
Windows
PCL6, PCL5c
Het apparaat ondersteunt de Hewlett-Packard PCL6- en
PCL5c-printerbesturingstalen. Het gebruik van de PCL6-printerdriver
wordt aanbevolen. Als u problemen ondervindt bij het afdrukken met
oudere software bij gebruik van de PCL6-printerdriver, gebruik dan de
PCL5c-printerdriver.
Kan worden gebruikt in de
standaardconfiguratie van
de machine.
PS
Deze printerdriver ondersteunt de PostScript 3-paginabeschrijvingstaal
die is ontwikkeld door Adobe Systems Incorporated zodat het apparaat
als een met PostScript 3 compatibele printer kan worden gebruikt.
(Voor gebruikers die de standaard Windows PS-printerdriver willen
gebruiken, is een PPD-bestand beschikbaar.)
De PS3 uitbreidingskit moet
geïnstalleerd zijn.
Macintosh
Voor de uitleg over afdrukken in Windows-omgevingen in deze handleiding zijn voornamelijk de schermen van de
PCL6-printerdriver gebruikt. De schermen van de printerdriver kunnen iets verschillen naargelang de printerdriver die u
gebruikt.
3-4
PRINTER
Inhoudsopgave
BASISPROCEDURE VOOR AFDRUKKEN
In het volgende voorbeeld wordt uitgelegd hoe u een document kunt afdrukken vanuit "WordPad", een
standaardonderdeel van Windows.
AFDRUKKEN VANUIT WINDOWS
1
Selecteer [Afdrukken] in het menu
[Bestand] van WordPad.
Het menu om af te drukken varieert mogelijk naargelang de softwareapplicatie.
2
Open het instelvenster van de
printerdriver.
(1) Selecteer de printerdriver van het
apparaat.
Als de printerdrivers worden weergegeven als
pictogrammen, klik dan op het pictogram van de
gewenste printerdriver.
Als de printerdrivers worden weergegeven in een
lijst, selecteer dan de naam van de gewenste
printerdriver uit de lijst.
(2) Klik op de knop [Voorkeursinstellingen].
Als u Windows 2000 gebruikt, wordt de knop
[Voorkeursinstellingen] niet weergegeven. Klik op
een tabblad in het dialoogvenster "Afdrukken" om
de instellingen op dat tabblad te wijzigen.
Klik in Windows 98/Me/NT 4.0 op de knop
[Eigenschappen].
De knop die wordt gebruikt om het instelvenster van de printerdriver te openen (meestal [Eigenschappen] of
[Voorkeursinstellingen]) kan variëren naargelang de gebruikte software.
(1)
(2)
3-5
PRINTER
Inhoudsopgave
3
Selecteer de afdrukinstellingen.
(1) Klik op het tabblad [Papier].
(2) Selecteer het papierformaat.
Als u instellingen op andere tabbladen wilt wijzigen,
klikt u op het gewenste tabblad en kiest u vervolgens
de instellingen.
(3) Klik op [OK].
Zorg dat het papierformaat gelijk is aan het ingestelde papierformaat in de softwareapplicatie.
Er kunnen acht aangepaste papierformaten worden opgeslagen. Door aangepaste papierformaten op te slaan, kunt
u dat formaat eenvoudiger opgeven als u het nodig hebt. Sla een paperformaat op door [Extra papier] of een van de
opties [Gebruiker 1] tot [Gebruiker 7] uit het vervolgmenu te selecteren en op de toets [Extra] te klikken.
4
Klik op de knop [Afdrukken].
Het afdrukken begint.
Klik in Windows 98/Me/NT 4.0 op de toets [OK].
(1)
(2)
(3)
3-6
PRINTER
Inhoudsopgave
HET PAPIER SELECTEREN
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de instelling "Papierkeuze" configureert op het tabblad
[Papier] van het instelvenster van de printerdriver.
Controleer voordat u gaat afdrukken het papiertype en -formaat en de aanwezige
hoeveelheid papier in de laden van het apparaat. Als u de meest actuele informatie over de
lades wilt bekijken, klikt u op de knop [Ladestatus].
Als [Automatische keuze] is geselecteerd in "Papierinvoerbron"
Het apparaat selecteert automatisch de lade die papier bevat van het onder "Papierformaat" en "Papiertype" op het
tabblad [Papier] gespecificeerde formaat en type.
Als een andere optie dan [Automatische keuze] is geselecteerd in "Papierinvoerbron"
De opgegeven lade wordt gebruikt om af te drukken, ongeacht de instelling van "Papierformaat".
Als [Handinvoer] is geselecteerd
De "Papiertype" moet ook geselecteerd zijn. Controleer de handinvoer en zorg dat het gewenste soort papier is
geladen. Selecteer vervolgens de juiste instelling voor "Papiertype".
Als [Automatische keuze] is geselecteerd in "Papiersoort"
Er wordt automatisch een lade geselecteerd met normaal of gerecycled papier van het formaat dat is opgegeven bij
"Papierformaat". (De standaard fabrieksinstelling is alleen normaal papier.)
Als een andere optie dan [Automatische keuze] is geselecteerd in "Papiersoort"
Voor het afdrukken wordt een lade gebruikt met de opgegeven soort papier van het opgegeven formaat bij
"Papierformaat".
Ook speciale media zoals enveloppen kunt u in de handinvoer plaatsen. Voor de procedure van het laden van papier en
andere media in de handinvoerlade, zie "PAPIER LADEN IN DE HANDINVOERLADE" (pagina 1-45) in "1. VOORDAT U
DE MACHINE GEBRUIKT".
Wanneer "Papierformaat herkenning handinvoer inschakelen" (Alleen webpagina : uitgeschakeld in fabrieksstandaard) of
"Papiersoort herkenning handinvoer inschakelen" (Alleen webpagina : ingeschakeld in fabrieksstandaard) is ingeschakeld
in de systeeminstellingen (beheerder) wordt niet afgedrukt als het papierformaat en de papiersoort die zijn opgegeven in
de printerdriver anders zijn dan het papierformaat of de papiersoort die zijn opgegeven in de instellingen van de
handinvoer.
Systeeminstellingen (Beheerder): Doorvoerlade overslaan bij automatische papierselectie (Alleen webpagina)
Wanneer [Automatische keuze] is geselecteerd in "Papierkeuze" geeft u op of papier in de handinvoer al dan niet wordt
uitgesloten van het papier dat kan worden geselecteerd. Als fabrieksstandaard is deze instelling uitgeschakeld. Papier in de
handinvoer behoort tot papier dat automatisch kan worden geselecteerd. Als u vaak speciale media in de handinvoer laadt,
is het aan te raden deze instelling in te schakelen.
3-7
PRINTER
Inhoudsopgave
AFDRUKKEN OP ENVELOPPEN
Met de handinvoerlade kunt u op speciale media zoals enveloppen afdrukken. De procedure voor het afdrukken op een
envelop vanuit het eigenschappenscherm van de printerdriver wordt hieronder beschreven.
Voor de soorten papier die in de handinvoerlade kunnen worden gebruikt, zie "BELANGRIJKE OPMERKINGEN OVER
PAPIER" (pagina 1-40) in "1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT". Voor de procedure van het laden van papier in
de handinvoerlade, zie "PAPIER LADEN IN DE HANDINVOERLADE" (pagina 1-45) in "1. VOORDAT U DE MACHINE
GEBRUIKT".
Selecteer het envelopformaat (zoals DL) bij de betreffende instellingen van de applicatie (in de meeste applicaties
"Pagina-instellingen") en voer dan de volgende stappen uit.
(1) Klik op het tabblad [Papier].
(2) Selecteer het envelopformaat uit het menu
"Papierformaat".
(3) Selecteer [Handinvoer] uit het menu
"Papierinvoerbron" of "Papierkeuze".
(4) Selecteer [Envelop] uit het menu
"Papiertype".
Stel het papiertype van de handinvoer in op [Envelop] en
zorg dat de envelop in de handinvoer is geladen.
(4)
(2)(1) (3)
We raden aan om eerst een testpagina af te drukken om het afdrukresultaat te controleren voordat u een envelop gebruikt.
Bij media die alleen in een bepaalde stand kunnen worden geplaatst zoals een envelop, kunt u het beeld desnoods 180
graden draaien. Zie voor meer informatie "HET AFDRUKBEELD 180 GRADEN DRAAIEN (180 graden draaien)" (pagina
3-37).
Voor meer informatie over "Papierkeuze", zie "HET PAPIER SELECTEREN" (pagina 3-6).
3-8
PRINTER
Inhoudsopgave
AFDRUKKEN ALS DE
GEBRUIKERSAUTHENTICATIEFUNCTIE IS
INGESCHAKELD
Als de functie gebruikersauthenticatie is ingeschakeld, moet u uw gebruikersinformatie (gebruikersnaam, wachtwoord
etc.) invoeren in het eigenschappenvenster van de printerdriver voordat u kunt afdrukken. De in te voeren informatie
varieert naargelang de gebruikte authenticatiemethode, dus neem contact op met de beheerder van het apparaat
voordat u gaat afdrukken.
1
Open het eigenschappenvenster voor
de printerdriver vanuit het
afdrukvenster van de
softwaretoepassing.
(1) Selecteer de printerdriver van het
apparaat.
(2) Klik op de knop [Voorkeursinstellingen].
De knop die wordt gebruikt om het instelvenster van de printerdriver te openen (meestal [Eigenschappen] of
[Voorkeursinstellingen]) kan variëren naargelang de gebruikte software.
(1)
(2)
3-9
PRINTER
Inhoudsopgave
2
Voer uw loginnaam en wachtwoord in.
(1)
Klik op het tabblad [Taakverwerking].
(2)
Voer uw gebruikersinformatie in.
Als de authenticatie plaatsvindt via
loginnaam/wachtwoord
Schakel de selectievakjes [Loginnaam] en [Wachtwoord] in
zodat er vinkjes in verschijnen en voer uw loginnaam en
wachtwoord in. Voer 1 tot 32 tekens in voor het wachtwoord.
Als de authenticatie plaatsvindt op
gebruikersnummer
Klik op het vakje [Gebruikersnummer] en voer een
gebruikersnummer in (5 tot 8 cijfers).
(3)
Voer zonodig de gebruikersnaam en
taaknaam in.
Gebruikersnaam
Klik op het vakje [Gebruikersnaam] en voer een
gebruikersnaam in (maximaal 32 tekens). De door u
ingevoerde gebruikersnaam verschijnt bovenaan het
bedieningspaneel. Als u geen gebruikersnaam invoert, wordt
de aanmeldnaam van uw computer weergegeven.
Naam taak
Klik op het vakje [Naam taak] en voer een taaknaam in
(maximaal 30 tekens). De door u ingevoerde taaknaam
verschijnt bovenaan het bedieningspaneel als bestandnaam.
Als u geen taaknaam invoert, wordt de ingestelde
bestandnaam uit de softwareapplicatie weergegeven.
(4)
Klik op de toets [OK].
Als u wilt dat een bevestigingsvenster wordt weergegeven voordat het afdrukken start, schakelt u het selectievakje
[Contr.opd.regeling] in zodat er een vinkje in verschijnt.
3
Begin met afdrukken.
Wanneer gebruikersauthenticatie is ingesteld, kan worden afgedrukt zonder gebruikersinformatie in te voeren indien zwart-wit afdrukken
is ingesteld in de printerdriver. Zie "ZWART-WIT AFDRUKKEN" (pagina 3-24) voor zwart-wit afdrukinstellingen.
Het aantal afgedrukte
pagina's wordt opgeteld bij de telling van "Andere gebruiker". In dit geval gelden voor andere afdrukfuncties mogelijk
beperkingen. Vraag uw beheerder om meer informatie.
De functie gebruikersauthenticatie van het apparaat kan niet worden gebruikt wanneer het PPD-bestand* is geïnstalleerd en de
standaard PS-printerdriver van Windows wordt gebruikt. Om die reden is afdrukken niet mogelijk wanneer afdrukken door ongeldige
gebruikers is geblokkeerd.
* Het PPD-bestand stelt het apparaat in staat om af te drukken door middel van de standaard PS-printerdriver van het besturingssysteem.
Uitschakelen van afdrukken door ongeldige gebruiker
Deze instelling wordt gebruikt om afdrukken door gebruikers voor wie geen gebruikersinformatie in het apparaat is opgeslagen te
blokkeren. Als deze optie is ingeschakeld, is afdrukken niet mogelijk wanneer geen of onjuiste gebruikersinformatie wordt ingevoerd.
Deze instelling kan worden geconfigureerd onder [Gebruikersbediening] – [Standaardinstellingen] - [Uitschakelen van afdrukken door
ongeldige gebruiker] in het webpaginamenu. (Beheerderrechten zijn vereist.)
(2)(1)
(4) (3)
3-10
PRINTER
Inhoudsopgave
DE HELP-FUNCTIE VAN DE
PRINTERDRIVER WEERGEVEN
Wanneer u de instellingen voor de printerdriver configureert, kunt u de Help-functie weergeven voor uitleg over de verschillende opties.
Pop-up Help
De Help kan voor een instelling worden weergegeven door op de instelling te klikken en op de toets [F1] te drukken.
* Om de Help voor een instelling in Windows 98/Me/NT 4.0/2000/XP/Server 2003 weer te geven, klikt u op de toets in de rechterbovenhoek van
het eigenschappenvenster van de printerdriver en klik dan op de instelling. U kunt de zelfde Help ook weergeven door te rechtsklikken op de
instelling en dan te klikken op het [Help]-vak dat verschijnt.
Informatiepictogram
Er gelden bepaalde beperkingen voor de combinaties van instellingen die kunnen worden geselecteerd in het instelvenster voor de printerdriver. Als er
een beperking geldt op een geselecteerde instelling, dan verschijnt er een informatiepictogram ( ) naast de instelling. Klik op het pictogram voor
uitleg over de beperking.
1
Open het eigenschappenvenster voor
de printerdriver vanuit het
afdrukvenster van de
softwaretoepassing.
(1) Selecteer de printerdriver van het
apparaat.
(2) Klik op de knop [Voorkeursinstellingen].
De knop die wordt gebruikt om het instelvenster van de printerdriver te openen (meestal [Eigenschappen] of
[Voorkeursinstellingen]) kan variëren naargelang de gebruikte software.
2
Klik op de knop [Help].
Het hulpscherm wordt geopend om u de uitleg van de
instellingen op de tab te laten zien.
Om de Help-functie voor instellingen in een dialoogbox te
zien, klikt u op de onderstreepte tekst bovenaan in het
Help-venster.
(1)
(2)
3-11
PRINTER
Inhoudsopgave
VEELGEBRUIKTE AFDRUKINSTELLINGEN
OPSLAAN
Instellingen die bij het afdrukken op alle tabbladen zijn geconfigureerd kunnen als gebruikersinstellingen worden
opgeslagen. Regelmatig opslaan van veelgebruikte instellingen of ingewikkelde kleureninstellingen onder een
toegewezen naam vereenvoudigt de configuratie van dergelijke instellingen wanneer u ze weer nodig hebt.
INSTELLINGEN OPSLAAN TIJDENS HET AFDRUKKEN
U kunt instellingen opslaan vanaf elk tabblad van het instelvenster van de printerdriver. De op elk tabblad geselecteerde
instellingen worden voor het opslaan in een lijst geplaatst, zodat u deze kunt controleren.
1
Open het eigenschappenvenster voor
de printerdriver vanuit het
afdrukvenster van de
softwaretoepassing.
(1) Selecteer de printerdriver van het
apparaat.
(2) Klik op de knop [Voorkeursinstellingen].
De knop die wordt gebruikt om het instelvenster van de printerdriver te openen (meestal [Eigenschappen] of
[Voorkeursinstellingen]) kan variëren naargelang de gebruikte software.
2
Sla de afdrukinstellingen op.
(1) Configureer de afdrukinstellingen op elk
tabblad.
(2) Klik op de toets [Opslaan].
(1)
(2)
(2)(1)
3-12
PRINTER
Inhoudsopgave
3
Controleer de instellingen en sla deze
op.
(1) Controleer de weergegeven instellingen.
(2) Voer een naam voor de instellingen in
(maximaal 20 tekens).
(3) Klik op de toets [OK].
4
Klik op de toets [OK].
5
Begin met afdrukken.
Er kunnen maximaal 30 sets gebruikersinstellingen worden opgeslagen.
De volgende zaken kunnen niet in de gebruikersinstellingen worden opgeslagen.
- Een watermerk dat u hebt gemaakt
- Instellingen voor papier invoegen
- Overlaybestand
- De loginnaam, het wachtwoord, de gebruikersnaam en de naam van de taak zoals ingevoerd op het tabblad
[Taakverwerking]
(3)
(2)(1)
3-13
PRINTER
Inhoudsopgave
OPGESLAGEN INSTELLINGEN GEBRUIKEN
Opgeslagen instellingen verwijderen
Selecteer de gebruikersinstellingen die u wilt verwijderen in (1) van stap 2 hierboven en klik op de knop [Wissen].
1
Open het eigenschappenvenster voor
de printerdriver vanuit het
afdrukvenster van de
softwaretoepassing.
(1) Selecteer de printerdriver van het
apparaat.
(2) Klik op de knop [Voorkeursinstellingen].
De knop die wordt gebruikt om het instelvenster van de printerdriver te openen (meestal [Eigenschappen] of
[Voorkeursinstellingen]) kan variëren naargelang de gebruikte software.
2
Selecteer de afdrukinstellingen.
(1) Selecteer de gebruikersinstellingen die u
wilt gebruiken.
(2) Klik op de toets [OK].
3
Begin met afdrukken.
(1)
(2)
(1)
(2)
3-14
PRINTER
Inhoudsopgave
DE STANDAARDINSTELLINGEN VAN DE
PRINTERDRIVER WIJZIGEN
U kunt de standaardinstellingen van de printerdriver wijzigen volgens de onderstaande procedure. De hier
geselecteerde instellingen worden opgeslagen en als standaardinstellingen gebruikt wanneer met het apparaat wordt
afgedrukt vanuit een softwaretoepassing. (Instellingen die u in het instelvenster van de printerdriver hebt geselecteerd
bij het afdrukken vanuit een softwaretoepassing blijven geldig zolang de toepassing wordt gebruikt.)
1
Klik op de toets [Start] ( ) en selecteer [Configuratiescherm] en dan [Printer].
Klik in Windows XP/Server 2003 op de [Start]-knop en klik dan op [Printers en faxapparaten].
Klik in Windows 98/Me/NT 4.0/2000 op de knop [Start], ga naar [Instellingen] en selecteer vervolgens [Printers].
Als in Windows XP, [Printers en faxapparaten] niet in het menu [start] wordt weergegeven, selecteer dan
[Configuratiescherm], selecteer [Printers en andere hardware] en vervolgens [Printers en faxapparaten].
2
Open het instelvenster voor het
apparaat.
(1) Klik op het pictogram van de
printerdriver van het apparaat.
(2) Klik op het menu [Organiseren].
Klik in Windows 98/Me/NT 4.0/2000/XP/Server 2003
op het menu [Bestand].
(3) Selecteer [Eigenschappen].
Selecteer in Windows NT 4.0 [Standaardinstellingen
voor documenten] in het menu [Bestand] om het
instelvenster voor de printerdriver openen. Ga naar
stap 4.
3
Klik op de knop
[Voorkeursinstellingen] op het tabblad
[Algemeen].
Klik in Windows 98/Me op het tabblad [Instellen].
(1)
(
3
)
(2)
3-15
PRINTER
Inhoudsopgave
4
Configureer de instellingen en klik op
[OK].
Zie voor meer informatie over de instellingen de Help van
de printerdriver.
3-16
PRINTER
Inhoudsopgave
BASISPROCEDURE VOOR AFDRUKKEN
In het onderstaande voorbeeld wordt uitgelegd hoe u een document kunt afdrukken vanuit "TextEdit", een
standaardonderdeel van Mac OS X ("SimpleText" in Mac OS 9).
PAPIERINSTELLINGEN SELECTEREN
Selecteer de papierinstellingen in de printerdriver alvorens de afdrukopdracht te selecteren.
AFDRUKKEN VANAF EEN
MACINTOSH-COMPUTER
Om het apparaat te gebruiken als een printer voor de Macintosh, moet de PS3 uitbreidingskit in het apparaat geïnstalleerd
zijn en zijn aangesloten op een netwerk. Om het PPD-bestand te installeren en de printerdriverinstellingen te configureren,
zie: "3. INSTALLATIE IN EEN MACINTOSH ENVIRONMENT" in de Handleiding Software-installatie.
1
Selecteer [Pagina-instelling] in het
menu [Archief] van TextEdit.
Selecteer in Mac OS 9 [Pagina-instelling] in het menu
[Archief] van SimpleText.
2
Selecteer de papierinstellingen.
(1) Controleer of de juiste printer is
geselecteerd.
(2) Selecteer de papierinstellingen.
U kunt het formaat en de richting van het papier en
vergroten/verkleinen selecteren.
(3) Klik op de toets [OK].
De apparaatnaam die verschijnt in het menu "Stel in voor" is normaal gesproken [SCxxxxxx]. ("xxxxxx" is een reeks
tekens die varieert naargelang het model van uw apparaat.)
(1)
(2)
(3)
3-17
PRINTER
Inhoudsopgave
AFDRUKKEN
1
Selecteer [Druk af] in het menu
[Archief] van TextEdit.
Selecteer in Mac OS 9 [Druk af##] in het menu [Archief##]
van SimpleText.
Het menu om af te drukken varieert mogelijk naargelang de softwareapplicatie.
2
Controleer of de juiste printer is
geselecteerd.
De apparaatnaam die verschijnt in het menu "Printer" is normaal gesproken [SCxxxxxx]. ("xxxxxx" is een reeks tekens
die varieert naargelang het model van het apparaat.)
3
Selecteer de afdrukinstellingen.
Klik in Mac OS X op naast [Aantal en pagina's] en
selecteer de instellingen die u wilt configureren in het
vervolgmenu. Het bijbehorende instellingenscherm
verschijnt. Als de instellingen niet verschijnen in Mac OS
X v10.5 tot 10.5.1, klik dan op " " naast de
printernaam.
Klik in Mac OS 9 op naast [Algemeen] en selecteer
de instellingen die u wilt configureren in het vervolgmenu.
Het bijbehorende instellingenscherm verschijnt.
3-18
PRINTER
Inhoudsopgave
4
Klik op de knop [Druk af].
Het afdrukken begint.
3-19
PRINTER
Inhoudsopgave
HET PAPIER SELECTEREN
In dit gedeelte wordt het instellen van de [Papierinvoer] ("Papierinvoer" onder [Algemeen] in Mac OS 9) in het venster
met afdrukinstellingen uitgelegd.
Als [Automatische keuze] is geselecteerd
Een lade met normaal of gerecycled papier (standaard fabrieksinstelling is alleen normaal papier) van het formaat dat
is opgegeven in "Papierformaat" in het pagina-instelvenster, wordt automatisch geselecteerd.
Als een papierlade is geselecteerd
De opgegeven lade wordt gebruikt om af te drukken, ongeacht de instellingen voor "Papierformaat".
Ook kunt u een papiertype opgeven voor de handinvoer. Zorg ervoor dat de instellingen voor het papiertype
handinvoer correct zijn en dat het type papier zich inderdaad in de handinvoer bevindt. Selecteer vervolgens de juiste
handinvoer (papiertype).
Als een papiertype is geselecteerd
Voor het afdrukken wordt een lade gebruikt met de in het pagina-instelvenster opgegeven soort papier van het
opgegeven formaat bij "Papierformaat".
Ook speciale media zoals enveloppen kunt u in de handinvoer plaatsen. Voor de procedure van het laden van papier en
andere media in de handinvoerlade, zie "PAPIER LADEN IN DE HANDINVOERLADE" (pagina 1-45) in "1. VOORDAT U
DE MACHINE GEBRUIKT".
Wanneer "Papierformaat herkenning handinvoer inschakelen" (Alleen webpagina : uitgeschakeld in fabrieksstandaard) of
"Papiersoort herkenning handinvoer inschakelen" (Alleen webpagina : ingeschakeld in fabrieksstandaard) is ingeschakeld
in de systeeminstellingen (beheerder) wordt niet afgedrukt als het papierformaat en de papiersoort die zijn opgegeven in
de printerdriver anders zijn dan het papierformaat of de papiersoort die zijn opgegeven in de instellingen van de
handinvoer.
Systeeminstellingen (Beheerder): Doorvoerlade overslaan bij automatische papierselectie (Alleen webpagina)
Wanneer [Automatische keuze] is geselecteerd voor het afdrukken, bepaalt deze instelling of papier in de handinvoer al dan
niet wordt uitgesloten van het papier dat kan worden geselecteerd. Als fabrieksstandaard is deze instelling uitgeschakeld.
Papier in de handinvoer behoort tot papier dat automatisch kan worden geselecteerd. Als u vaak speciale media in de
handinvoer laadt, is het aan te raden deze instelling in te schakelen.
3-20
PRINTER
Inhoudsopgave
AFDRUKKEN OP ENVELOPPEN
Met de handinvoerlade kunt u op speciale media zoals enveloppen afdrukken. De procedure voor het afdrukken op een
envelop vanuit het eigenschappenscherm van de printerdriver wordt hieronder beschreven.
Voor de soorten papier die in de handinvoerlade kunnen worden gebruikt, zie "BELANGRIJKE OPMERKINGEN OVER
PAPIER" (pagina 1-40) in "1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT". Voor de procedure van het laden van papier in
de handinvoerlade, zie "PAPIER LADEN IN DE HANDINVOERLADE" (pagina 1-45) in "1. VOORDAT U DE MACHINE
GEBRUIKT".
Selecteer het envelopformaat (zoals DL-envelop) bij de betreffende instellingen van de applicatie (in de meeste
applicaties "Pagina-instellingen") en voer dan de volgende stappen uit.
1
Selecteer het papierformaat.
(1) Selecteer het envelopformaat uit het
menu "Papierformaat" op het scherm
pagina-instelling.
Selecteer het envelopformaat in Mac OS 9 uit het
menu "Papier" op het scherm pagina-instelling.
(2) Klik op de toets [OK].
Bij media die alleen in een bepaalde stand kunnen worden geplaatst zoals een envelop, kunt u het beeld desnoods
180 graden draaien. Zie voor meer informatie "HET AFDRUKBEELD 180 GRADEN DRAAIEN (180 graden draaien)"
(pagina 3-37).
2
Selecteer de handinvoer.
(1) Selecteer [Papierinvoer] op het
afdrukscherm.
Selecteer in Max OS 9 [Algemeen].
(2) Selecteer [Handinvoer (Envelop)] uit het
menu "Alle pagina’s uit".
Selecteer Mac OS 9 [Handinvoer (Envelop)] uit het
menu "Alle pagina’s uit" van "Papierinvoerbron".
Stel het papiertype van de handinvoer in op
[Envelop] en zorg dat de envelop in de handinvoer
is geladen.
Voor meer informatie over "Papierinvoer", zie "HET PAPIER SELECTEREN" (pagina 3-19).
We raden aan om eerst een testpagina af te drukken om het afdrukresultaat te controleren voordat u een envelop gebruikt.
(1)
(2)
(1)
(2)
3-21
PRINTER
Inhoudsopgave
AFDRUKKEN ALS DE
GEBRUIKERSAUTHENTICATIEFUNCTIE IS
INGESCHAKELD
Als de functie gebruikersauthenticatie is ingeschakeld moet u uw gebruikersinformatie (gebruikersnaam, wachtwoord
etc.) invoeren voordat u kunt afdrukken. De in te voeren informatie varieert naargelang de gebruikte
authenticatiemethode, dus neem contact op met de beheerder van het apparaat voordat u gaat afdrukken.
1
Selecteer [Print] in het menu [Archief]
van de toepassing.
Het menu om af te drukken varieert mogelijk naargelang de softwareapplicatie.
2
Open het taakverwerkingsvenster.
(1) Controleer of de printernaam van het
apparaat is geselecteerd.
(2) Selecteer [Taakverwerking].
Selecteer in Mac OS X v10.5 tot 10.5.1
[Taakverwerking] en klik dan op het tabblad
[Verificatie] in het scherm dat verschijnt.
Selecteer in Max OS 9 [Gebruikersauthenticatie].
De apparaatnaam die verschijnt in het menu "Printer" is normaal gesproken [SCxxxxxx]. ("xxxxxx" is een reeks tekens
die varieert naargelang het model van het apparaat.)
(1)
(2)
3-22
PRINTER
Inhoudsopgave
3
Begin met afdrukken.
(1) Voer uw gebruikersinformatie in.
Als de authenticatie plaatsvindt via
loginnaam/wachtwoord
Voer uw gebruikersnaam in bij "Loginnaam" en uw
wachtwoord bij "Wachtwoord" (1 tot 32 tekens).
Als de authenticatie plaatsvindt op
gebruikersnummer
Voer uw gebruikersnummer (5 tot 8 cijfers) in bij
"Gebruikersnummer".
(2) Voer zonodig de gebruikersnaam en
taaknaam in.
Gebruikersnaam
Voer uw gebruikersnaam in (maximaal 32 tekens).
De door u ingevoerde gebruikersnaam verschijnt
bovenaan het bedieningspaneel. Als u geen
gebruikersnaam invoert, wordt de aanmeldnaam
van uw computer weergegeven.
Naam taak
Voer een taaknaam in (maximaal 30 tekens). De
door u ingevoerde taaknaam verschijnt bovenaan
het bedieningspaneel als bestandnaam. Als u geen
taaknaam invoert, wordt de ingestelde
bestandnaam uit de softwareapplicatie
weergegeven.
(3) Klik op de knop [Print].
In Mac OS X kunt u klikken op de (vergrendel)toets na het invoeren van uw loginnaam en wachtwoord, zodat u de
volgende keer minder handelingen hoeft uit te voeren om op basis van dezelfde gebruikersauthenticatie af te kunnen
drukken.
Wanneer gebruikersauthenticatie is ingesteld, kan worden afgedrukt zonder gebruikersinformatie in te voeren indien
zwart-wit afdrukken is ingesteld in de printerdriver.
Zie "ZWART-WIT AFDRUKKEN"
(pagina 3-24) voor zwart-wit
afdrukinstellingen. Het aantal afgedrukte pagina's wordt opgeteld bij de telling van "Andere gebruiker". In dit geval gelden
voor andere afdrukfuncties mogelijk beperkingen. Vraag uw beheerder om meer informatie.
Uitschakelen van afdrukken door ongeldige gebruiker
Deze instelling wordt gebruikt om afdrukken door gebruikers voor wie geen gebruikersinformatie in het apparaat is
opgeslagen te blokkeren. Als deze optie is ingeschakeld, is afdrukken niet mogelijk wanneer geen of onjuiste
gebruikersinformatie wordt ingevoerd.
Deze instelling kan worden geconfigureerd onder [Gebruikersbediening] – [Standaardinstellingen] - [Uitschakelen van
afdrukken door ongeldige gebruiker] in het webpaginamenu. (Beheerderrechten zijn vereist.)
(3)
(2)
(1)
3-23
PRINTER
Inhoudsopgave
In dit gedeelte worden veel gebruikte functies uitgelegd.
KLEURENMODUS SELECTEREN
2-ZIJDIG AFDRUKKEN (pagina 3-26)
DE AFBEELDING AANPASSEN AAN HET PAPIER
(pagina 3-28)
MEERDERE PAGINA'S OP ÉÉN PAGINA AFDRUKKEN
(pagina 3-29)
AFDRUKKEN NIETEN (pagina 3-31)
Deze uitleg veronderstelt dat het papierformaat en ander basisinstellingen al zijn geselecteerd. Voor de basisprocedure
voor het afdrukken en de stappen voor het openen van het instelvenster van de printerdriver, zie het volgende gedeelte:
Windows: BASISPROCEDURE VOOR AFDRUKKEN (pagina 3-4)
Macintosh: BASISPROCEDURE VOOR AFDRUKKEN (pagina 3-16)
KLEURENMODUS SELECTEREN
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de Kleurfunctie selecteert in het instelvenster van de printerdriver. U kunt kiezen uit
drie mogelijkheden voor de Kleurfunctie.
Automatisch: Het apparaat bepaalt automatisch of de pagina kleur of zwart-wit is en drukt de pagina navenant af. Pagina's met
andere kleuren dan zwart en wit worden afgedrukt met Y (Gele), M (Magenta), C (Cyaan) en Bk (Zwarte) toner.
Pagina's met alleen zwart-wit worden afgedrukt met uitsluitend Bk (Zwarte) toner. Dit is handig wanneer u een
document afdrukt met zowel kleuren- als zwart-witpagina's. De afdruksnelheid is echter trager.
Kleur: Alle pagina's worden in kleur afgedrukt. Zowel kleuren als zwart-wit worden afgedrukt met Y (Gele), M (Magenta), C
(Cyaan) en Bk (Zwarte) toner.
Zwart/wit: Alle pagina's worden afgedrukt in zwart-wit. Kleurengegevens, zoals afbeeldingen of materiaal voor een presentatie,
worden uitsluitend met zwarte toner afgedrukt. Deze functie bespaart kleurentoner als er geen kleurenafdrukken nodig
zijn, zoals bij proeflezen of het controleren van de opmaak van een document.
(1) Klik op het tabblad [Kleur].
(2) Selecteer de "Kleurfunctie" die u wilt
gebruiken.
VEEL GEBRUIKTE FUNCTIES
Raadpleeg voor Windows de Help van de printerdriver voor informatie over de printerdriver-instellingen voor elke
afdrukfunctie.
Wanneer de "Kleurfunctie" is ingesteld op [Automatisch]
Zelfs als het afdrukresultaat zwart/wit is, worden de volgende types afdruktaken beschouwd als afdruktaken met vier kleuren
(Y (Gele), M (Magenta), C (Cyaan) en Bk (Zwarte)). Om een afdruktaak altijd als zwart/wit-taak te laten beschouwen,
selecteert u [Zwart/wit].
Als de gegevens als kleurengegevens worden gecreëerd.
Als de toepassing de gegevens als kleurengegevens behandelt, ook al zijn de gegevens zwart/wit.
Als een afbeelding onder een zwart/wit-afbeelding verborgen zit.
Windows
(1)
(2)
3-24
PRINTER
Inhoudsopgave
ZWART-WIT AFDRUKKEN
U kunt [Zwart/wit] selecteren op het tabblad [Algemeen] en op het tabblad [Kleur]. Klik op het selectievakje
[Zwart/wit-afdruk] op het tabblad [Algemeen] zodat er een vinkje verschijnt.
Het selectievakje [Zwart/wit-afdruk] op het tabblad [Algemeen] en de instelling "Kleurfunctie" op het tabblad [Kleur] zijn
gekoppeld. Als het selectievakje [Zwart/wit-afdruk] is geselecteerd op het tabblad [Algemeen], is [Zwart/wit] ook
geselecteerd op het tabblad [Kleur].
(1) Selecteer [Kleur].
(2) Selecteer de "Kleurfunctie" die u wilt
gebruiken.
Macintosh
(1)
(2)
3-25
PRINTER
Inhoudsopgave
EEN INSTELLING VOOR DE
AFDRUKMODUS SELECTEREN
In dit gedeelte wordt de procedure voor het selecteren van selecteren van een afdrukmodusinstelling uitgelegd. De
"Instellingen afdrukmodus" bestaan uit de volgende drie items:
Normaal: Deze modus is geschikt voor het afdrukken van gewone tekst of tabellen.
Hoge kwaliteit: De afdrukkwaliteit van kleurenfoto's en tekst is hoog.
Fijn: Selecteer dit item als u een kleurenfoto duidelijker wilt afdrukken of afbeeldingen met gradaties enz. wilt
afdrukken. (Deze modus kan bij gebruik van de PCL5c-printerdriver niet worden geselecteerd.)
(1) Klik op het tabblad [Geavanceerd].
(2) Selecteer de "Afdrukmodus".
(1) Selecteer [Kleur].
(2) Selecteer "Afdrukmodus".
Windows
(1) (2)
Macintosh
(1)(2)
3-26
PRINTER
Inhoudsopgave
2-ZIJDIG AFDRUKKEN
Het apparaat kan op beide zijden van het papier afdrukken. Deze functie komt bij veel afdruktaken van pas en is vooral
handig wanneer u een eenvoudig boekje wilt afdrukken. 2-zijdig afdrukken bespaart bovendien papier.
(1) Configureer de instellingen op het tabblad
[Algemeen].
(2) Selecteer [Dubbelzijdig(Boek)] of
[Dubbelzijdig(Schrijfblok)].
Afdrukstand
Afdrukresultaten
Verticaal
Windows Macintosh Windows Macintosh
Dubbelzijdig(Boek)
Lange kant binden
(Omslaan langs lange
zijkant)
Dubbelzijdig (Schrijfblok)
Korte kant binden
(Omslaan langs korte
zijkant)
Horizontaal
Windows Macintosh Windows Macintosh
Dubbelzijdig(Boek)
Korte kant binden
(Omslaan langs korte
zijkant)
Dubbelzijdig(Schrijfblok)
Lange kant binden
(Omslaan langs lange
zijkant)
De pagina's worden zo afgedrukt dat deze aan de
zijkant kunnen worden gebonden.
De pagina's worden zo afgedrukt dat deze aan de
bovenzijde kunnen worden gebonden.
Windows
(2)(1)
3-27
PRINTER
Inhoudsopgave
(1) Selecteer [Lay-out].
(2) Selecteer [Lange kant binden] of [Korte
kant binden].
Macintosh
(1)
(2)
Selecteer in Mac OS X v10.2.8 de instellingen in
[Geavanceerd].
Selecteer in Mac OS 9 [Uitvoer/Documenttype] en
vervolgens [Omslaan langs lange zijde] of
[Omslaan langs korte zijde].
3-28
PRINTER
Inhoudsopgave
DE AFBEELDING AANPASSEN AAN HET PAPIER
Deze functie wordt gebruikt om de grootte van de afbeelding automatisch aan te passen aan het formaat van het in het
apparaat geladen papier.
Dit is handig als u bijvoorbeeld een document van A5- of rekeningformaat wilt vergroten tot het formaat A4 of
letterformaat om dit beter leesbaar te maken of als u toch afdrukken wilt maken wanneer er geen papier van het juiste
formaat in het apparaat is geladen.
Het volgende voorbeeld legt uit hoe u een document van A5-formaat kunt afdrukken op A4-papier.
(1) Klik op het tabblad [Papier].
(2) Selecteer het formaat van de afbeelding
(bijvoorbeeld: A5).
(3) Selecteer [Aanpassen aan pagina].
(4) Selecteer het papierformaat dat u voor het
afdrukken wilt gebruiken (bijvoorbeeld: A4).
(Deze functie kan alleen in Mac OS X v10.4.11 en v10.5 to 10.5.1 worden gebruikt.)
(1) Selecteer [Papierafhandeling].
(2) Controleer het formaat van de afbeelding
(bijvoorbeeld: A5).
Om het formaat van de afdrukafbeelding te wijzigen, kunt
u het menu "Papierformaat" gebruiken dat verschijnt
waneer [Pagina-instelling] is geselecteerd.
(3) Selecteer [Pas aan papierformaat aan].
(4) Selecteer het papierformaat dat u voor het
afdrukken wilt gebruiken (bijvoorbeeld: A4).
Windows
A5 or Invoice A4 or Letter
A5 of Invoice
A4 of Letter
(1)
(2)
(3)
(4)
Macintosh
(1)
(2)
(3)
(4)
3-29
PRINTER
Inhoudsopgave
MEERDERE PAGINA'S OP ÉÉN PAGINA
AFDRUKKEN
Met deze functie kunt u de afdrukafbeelding verkleinen en meerdere pagina's afdrukken op één vel papier.
Dit is handig als u meerdere afbeeldingen zoals foto's op één pagina wilt afdrukken of als u papier wilt besparen. Deze
functie kan ook worden gecombineerd met 2-zijdig afdrukken voor een maximale papierbesparing.
Wanneer er bijvoorbeeld [2 pagina's op 1 vel] en [4 pagina's op 1 vel] zijn geselecteerd, zullen afhankelijk van de
volgorde die is geselecteerd de volgende afdrukresultaten het gevolg zijn.
X pagina's op
1 vel
(Pagina's per vel)
Afdrukresultaten
Links naar rechts Rechts naar links
Boven naar onder
(Als de afdrukstand liggend is)
2 pagina's op
1 vel
(2 pagina's per vel)
X pagina's op
1 vel
(Pagina's per vel)
Rechts, en omlaag Omlaag, en rechts Links, en omlaag Omlaag, en links
4 pagina's op
1 vel
(4 pagina's per vel)
De paginavolgorde van 6 pagina's op 1 vel, 8 pagina's op 1 vel, 9 pagina's op 1 vel en 16 pagina's op 1 vel is gelijk aan die
van 4 pagina's op 1 vel.
In een Windows-omgeving kan de papiervolgorde worden weergegeven in de afdrukweergave in het
eigenschappenvenster van de printerdriver.
In een Macintosh-omgeving wordt de paginavolgorde als selecties weergegeven.
In een Macintosh-omgeving is het aantal pagina's dat op een enkel vel kan worden afgedrukt 2, 4, 6, 9, of 16.
3-30
PRINTER
Inhoudsopgave
(1) Configureer de instellingen op het tabblad
[Algemeen].
(2) Selecteer het aantal pagina's per vel.
(3) Als u randen wilt afdrukken, schakel dan
het selectievakje [Rand] in zodat er een
vinkje in verschijnt.
(4) Selecteer de volgorde van de pagina's.
(1) Selecteer [Lay-out].
(2) Selecteer het aantal pagina's per vel.
(3) Selecteer de volgorde van de pagina's.
(4) Als u randen wilt afdrukken, selecteer dan
het gewenste type rand.
Windows
(2)
(3)
(4)
(1)
Macintosh
(1) (2)
(3)(4)
3-31
PRINTER
Inhoudsopgave
AFDRUKKEN NIETEN
De nietfunctie kan worden gebruikt om afdrukken te nieten.
Deze functie biedt een aanzienlijke tijdsbesparing bij het maken van handouts voor een vergadering of ander geniet materiaal. De
nietfunctie kan ook worden gecombineerd met 2-zijdig afdrukken voor het maken van verzorgd ogende materialen.
De nietposities kunnen worden geselecteerd voor het verkrijgen van de onderstaande nietresultaten.
* Het nieten vindt maar op een plek plaats.
Afdrukstand
Links Rechts Bovenzijde
Vertikaal
Horizont.
Voor het gebruik van de nietfunctie is een afwerkingeenheid vereist.
Zie de "SPECIFICATIES" in de onderhouds- en veiligheidshandleiding voor het maximum aantal vellen dat geniet kan
worden. Het maximum aantal bladen dat in een keer kan worden geniet omvat alle kaften en/of invoegvellen die worden
geladen.
De nietfunctie kan niet worden gebruikt in combinatie met de staffelfunctie, die de positie van elke afdruktaak van de
vorige taak staffelt.
Wanneer de nierfunctie is uitgeschakeld in " Apparaatbeheer" (alleen webpagina) in de systeeminstellingen van de
machine (beheerder), is nieten niet mogelijk.
3-32
PRINTER
Inhoudsopgave
(1) Configureer de instellingen op het tabblad
[Algemeen].
(2) Selecteer de "Zijde voor inbinden".
(3) Selecteer de nietfunctie.
Selecteer bij gebruik van de nietfunctie het aantal
nietjes in het menu "Nieten".
(1) Selecteer [Printerfuncties].
(2) Selecteer de "Zijde voor inbinden".
(3) Selecteer de nietfunctie.
Selecteer bij gebruik van de nietfunctie het aantal
nietjes in het menu "Nieten".
Windows
(2)
(3)
(1)
Macintosh
(1) (2)
(3)
Selecteer in Mac OS X v10.2.8 de instellingen in
[Geavanceerd].
Selecteer in Mac OS 9 de instellingen in
[Output/Document Style##].
3-33
PRINTER
Inhoudsopgave
In dit gedeelte worden handige functies voor specifieke afdrukdoeleinden uitgelegd.
HANDIGE FUNCTIES VOOR HET MAKEN VAN
BOEKJES EN POSTERS
FUNCTIES VOOR HET AANPASSEN VAN HET
FORMAAT EN DE STAND VAN DE AFBEELDING
(pagina 3-37)
INSTELFUNCTIE VOOR KLEURENMODUS (pagina
3-41)
FUNCTIES VOOR HET COMBINEREN VAN TEKST
EN AFBEELDINGEN (pagina 3-45)
AFDRUKFUNCTIES VOOR SPECIALE
DOELEINDEN (pagina 3-48)
Deze uitleg veronderstelt dat het papierformaat en ander basisinstellingen al zijn geselecteerd. Voor de basisprocedure
voor het afdrukken en de stappen voor het openen van het instelvenster van de printerdriver, zie het volgende gedeelte:
Windows: BASISPROCEDURE VOOR AFDRUKKEN (pagina 3-4)
Macintosh: BASISPROCEDURE VOOR AFDRUKKEN (pagina 3-16)
HANDIGE FUNCTIES VOOR HET MAKEN
VAN BOEKJES EN POSTERS
EEN BOEKJE MAKEN (Inbindkopie)
De pamfletfunctie drukt af op de voor- en achterzijde van
elk vel zodat de afdrukken kunnen worden gevouwen en
tot een boekje kunnen worden samengevoegd. Dit is
handig als u informatie verzorgd wilt aanbieden.
(1) Configureer de instellingen op het tabblad
[Algemeen].
(2) Selecteer [Inbindkopie]
(3) Selecteer de "Zijde voor inbinden".
HANDIGE AFDRUKFUNCTIES
Raadpleeg voor Windows de Help van de printerdriver voor informatie over de printerdriver-instellingen voor elke
afdrukfunctie.
Windows
(1) (2) (3)
3-34
PRINTER
Inhoudsopgave
(1) Selecteer [Printerfuncties].
(2) Selecteer de "Zijde voor inbinden".
(3) Selecteer [Pamfletten naast elkaar] of [Twee
op één pamflet].
Macintosh
(3)
(1)
(2)
Selecteer in Mac OS X v10.2.8 uit de menu's " Zijde
voor inbinden" en "2-zijdig afdrukken" menu's in
[Geavanceerd].
Selecteer in Mac OS 9 de instellingen in
[Output/Document Style##].
3-35
PRINTER
Inhoudsopgave
DE MARGE VERGROTEN (Margeverschuiving)
Deze functie wordt gebruikt om de afbeelding te
verschuiven zodat de marge rechts, links of boven aan
het vel wordt vergroot. Dit is handig wanneer u de
afdrukken wilt nieten of perforeren, maar de inbindstrook
de tekst overlapt. Als er een afwerkingeenheid is
geinstalleerd, kan de nietfunctie met deze functie
worden gebruikt.
(1) Configureer de instellingen op het tabblad
[Algemeen].
(2) Selecteer de "Zijde voor inbinden".
(3) Selecteer de "Margeverschuiving".
Selecteer uit het menu "Margeverschuiving". Als u nog
een cijferwaarde wilt instellen, selecteer de instelling dan
uit het vervolgkeuzemenu en klik op de toets
[Instellingen]. Klik op de toets om het getal direct in te
voeren.
(1) Selecteer [Printerfuncties].
(2) Selecteer de "Zijde voor inbinden".
(3) Selecteer de "Margeverschuiving".
Windows
(3)
(2)
(1)
Macintosh
(3)
(1)
(2)
Selecteer in Mac OS X v10.2.8 uit de menu's "Zijde
voor inbinden" en "Margeverschuiving" in
[Geavanceerd].
Selecteer in Mac OS 9 [Advanced##] en selecteer
dan de inbindzijde en margeverschuiving vanuit het
menu margeverschuiving.
3-36
PRINTER
Inhoudsopgave
EEN POSTER MAKEN (Poster afdrukken)
(Deze functie is alleen beschikbaar in Windows.)
U kunt een pagina met afdrukgegevens vergroten en
afdrukken door meerdere vellen papier te gebruiken (4
vellen (2x2), 9 vellen (3x3) of 16 vellen (4x4)). De vellen
kunnen dan samengevoegd worden om een grotere
poster te maken. Voor een nauwkeurige uitlijning van de
vellen kunt u er lijnen op afdrukken en overlapranden
maken (overlapfunctie).
(Deze functie kan alleen worden gebruikt wanneer PCL6 or PS printerdriver wordt gebruikt.)
(1) Klik op het tabblad [Papier].
(2) Schakel het selectievakje [Poster
afdrukken] in en klik op de knop
[Posterinstellingen].
(3) Selecteer de posterinstellingen.
Selecteer het gewenste aantal vellen in het
vervolgkeuzemenu. Als u lijnen wilt afdrukken en/of de
overlapfunctie wilt gebruiken, schakel dan de
overeenkomstige selectievakjes in .
Windows
(1)
(2)
(3)
3-37
PRINTER
Inhoudsopgave
FUNCTIES VOOR HET AANPASSEN VAN HET
FORMAAT EN DE STAND VAN DE AFBEELDING
HET AFDRUKBEELD 180 GRADEN DRAAIEN
(180 graden draaien)
Met deze functie kunt u de afbeelding 180 graden draaien
zodat deze correct kan worden afgedrukt op papier dat
maar in één richting kan worden geladen (zoals enveloppen
of geperforeerde vellen). (In Mac OS X kan een staand
beeld niet 180 graden worden gedraaid.)
(1) Selecteer de instelling op het tabblad
[Algemeen].
(2) Schakel het selectievakje [180 graden
draaien] in .
(1) Selecteer [Pagina-instelling] in het menu
[Archief] en klik op de toets .
Selecteer in Mac OS 9 [Pagina-instelling] uit menu
[Archief] en selecteer [PostScript Opties]. Selecteer
vervolgens de selectievakjes [Draai horizontaal om]
en [Draai verticaal om].
(2) Klik op de toets [OK].
ABCD
ABCD
Windows
(1)
(2)
Macintosh
(1)
(2)
3-38
PRINTER
Inhoudsopgave
HET AFDRUKBEELD VERGROTEN/VERKLEINEN
(Zoom/XY-zoom)
Deze functie wordt gebruikt om de afbeelding met een
geselecteerd percentage te vergroten of verkleinen. Zo
kunt u een kleine afbeelding vergroten of marges
toevoegen aan het papier door het beeld enigszins te
verkleinen.
Als u de PS-printerdriver (Windows) van het apparaat
gebruikt, kunt u de breedte- en lengtepercentages
afzonderlijk instellen om de verhoudingen van de
afbeelding te wijzigen. (XY-zoom)
(1) Klik op het tabblad [Papier].
(2) Selecteer [Zoom] en klik op de knop
[Instellingen].
In het vervolgkeuzemenu kunt u selecteren op welk
papierformaat u wilt afdrukken.
(3) Selecteer de zoomfactor.
Voer direct een waarde in (%) of klik op de knop om
de factor in stappen van 1% te wijzigen. U kunt ook
[Linksboven] en [Midden] selecteren als basispunt op het
papier.
(1) Selecteer [Pagina-instelling] in het menu
[Archief] en voer de factor (%) in.
Selecteer in Mac OS 9 [Pagina-instelling] uit menu
[Archief] en voer de factor (%) in.
(2) Klik op de toets [OK].
Windows
(1)
(2)
(3)
Macintosh
(1)
(2)
3-39
PRINTER
Inhoudsopgave
LIJNDIKTE AANPASSEN BIJ HET AFDRUKKEN
(Lijndikte-instellingen)
(Deze functie is alleen beschikbaar in Windows.)
Wanneer lijnen niet goed worden afgedrukt in speciale
applicaties zoals CAD, kunt u met deze instelling de
lijndikte aanpassen en bijvoorbeeld alle lijndiktes breder
maken. (Deze instelling werkt alleen bij vectorgegevens;
rastergegevens zoals bitmapafbeeldingen kunnen niet
worden aangepast.) Als de gegevens lijnen van
verschillende dikte bevat, kunt u ook alle lijnen op de
minimale breedte afdrukken. (Alleen voor
zwart-witafdrukken.)
(Deze functie kan worden gebruikt wanneer de PCL6-printerdriver wordt gebruikt.)
(1) Klik op het tabblad [Geavanceerd].
(2) Lijndikte aanpassen.
Selecteer een getal in het vervolgkeuzemenu.
Windows
(2)
(1)
De aanpassing van de lijndikte eenheid kan worden
ingesteld op "Vaste breedte" of "Ratio". Klik op de
knop [Compatibiliteit] en selecteer de eenheid uit
het menu "Lijndikte eenheid".
Om alle lijnen van de gegevens op de minimale
lijndikte af te drukken, klikt u op de knop
[Compatibiliteit] en vinkt u het selectievakje
[Minimale lijnbreedte] ( ) aan.
3-40
PRINTER
Inhoudsopgave
DE AFBEELDING SPIEGELEN (Spiegelbeeld)
De afbeelding kan zodanig worden gedraaid dat een
spiegelbeeld ontstaat. Deze functie kan worden gebruikt
om een sjabloon te maken voor houtbewerking of een
ander afdrukmedium.
(Voor deze functie is de PS-printerdriver vereist.)
(1) Klik op het tabblad [Geavanceerd].
(2) Selecteer de instelling voor een
gespiegelde afbeelding.
Als u de afbeelding horizontaal wilt spiegelen, selecteert
u [Horizontaal]. Als u de afbeelding verticaal wilt
spiegelen, selecteert u [Verticaal].
(Deze functie kan alleen in Mac OS 9 worden gebruikt.)
(1) Selecteer [Pagina-instelling] in het menu
[Archief] en selecteer [PostScript Opties].
(2) Selecteer "Visuele effecten".
Om de afbeelding horizontaal te spiegelen, selecteert u
[Draai horizontaal om]. Om de afbeelding verticaal te
spiegelen, selecteert u [Draai verticaal om].
(3) Klik op de toets [OK].
B
B
Windows
(1)
(2)
Macintosh
(1) (2)
(3)
3-41
PRINTER
Inhoudsopgave
INSTELFUNCTIE VOOR KLEURENMODUS
HELDERHEID EN CONTRAST VAN DE AFBEELDING
INSTELLEN (Kleurafstelling)
Bij het afdrukken van een foto of andere afbeelding kunnen de helderheid en het contrast worden ingesteld in de afdrukinstellingen. Deze
instellingen kunnen worden gebruikt voor eenvoudige correcties wanneer er geen beeldbewerkingssoftware op uw computer is geïnstalleerd.
(1) Klik op het tabblad [Kleur].
(2) Klik op de knop [Kleurafstelling].
(3) Stel de Kleurinstellingen af.
Om een instelling te wijzigen gebruikt u de schuifbalk
of klikt u op de knop of .
(Deze functie kan alleen in Mac OS X v10.3.9 en v10.4.11 worden gebruikt.)
(1) Selecteer [Kleur].
(2) Klik op de knop [Kleurafstelling].
(3) Selecteer het selectievakje [Kleurafstelling]
en stel de kleur af.
Stel met de schuifbalken de instellingen af.
Windows
(1)
(2)
(3)
Macintosh
(2)
(1)
(3)
3-42
PRINTER
Inhoudsopgave
ONDUIDELIJKE TEKST EN LIJNEN IN ZWART
AFDRUKKEN
(Tekst naar zwart/Vector naar zwart)
(Deze functie is alleen beschikbaar in Windows.)
Bij het afdrukken van een afbeelding in grijstinten
kunnen kleurentekst en vage lijnen worden afgedrukt in
zwart. (Rastergegevens zoals bitmapafbeeldingen
kunnen niet worden aangepast.) Hierdoor kunt u
kleurentekst en vage lijnen die bij afdrukken in grijstinten
moeilijk te zien zijn naar voren halen.
• [Tekst naar zwart] kan worden geselecteerd om alle
tekst die niet wit is in zwart af te drukken.
• [Vector naar zwart] kan worden geselecteerd om alle
vectorgrafieken behalve witte lijnen en vlakken in
zwart af te drukken.
(1) Klik op het tabblad [Kleur].
(2) Schakel het selectievakje [Tekst naar zwart]
en/of het selectievakje [Vector naar
zwart] .
ABCD ABCD
Windows
(1)
(2)
3-43
PRINTER
Inhoudsopgave
KLEURENINSTELLINGEN AFSTEMMEN OP HET
AFBEELDINGSTYPE (Geavanceerde kleuren)
De printerdriver biedt diverse standaard kleurinstellingen voor verschillende toepassingen. Hierdoor kunt u afdrukken
met de meest geschikte kleurinstellingen voor het type kleurenafbeelding.
De geavanceerde kleurinstellingen kunt u ook zo configureren dat ze bij het doel van de kleurenafbeelding passen,
zoals kleurenbeheerinstellingen en de filterinstellingen waarmee de weergave van tinten wordt aangepast.
(1) Klik op het tabblad [Kleur].
(2) Selecteer het "Afbeeldingstype".
In het vervolgkeuzemenu kunt u een documenttype
selecteren dat past bij de gegevens die u wilt afdrukken.
Standaard (voor gegevens met tekst, foto's,
afbeeldingen, etc.)
Grafische beelden (voor gegevens met veel tekeningen
of illustraties)
Foto (voor fotogegevens of gegevens waarbij foto's
worden gebruikt)
CAD (voor gegevens van ontwerptekeningen)
Scannen (voor gegevens die door een scanner zijn
gescand)
Extra (voor gegevens die met speciale instellingen
moeten worden afgedrukt)
(3) Selecteer geavanceerde kleurinstellingen.
Als u geavanceerde instellingen wilt selecteren, klikt u op
de knop [Geavanceerde kleur].
Als u kleurbeheer wilt uitvoeren met Windows ICM* in uw
besturingssysteem, selecteert u [Extra] voor het
afbeeldingstype bij stap (2) en vink dan het selectievakje
[Windows ICM] aan. Geavanceerde
kleurbeheerinstellingen zoals "Bronprofiel" configureert u
door de gewenste instellingen te selecteren in de menu's.
*Kan bij gebruik van de PS-printerdriver in Windows
Vista/Server 2008 niet worden geselecteerd.
Windows
(2)(1)
(3)
3-44
PRINTER
Inhoudsopgave
(1) Selecteer [Kleur].
(2) Selecteer de kleurenafdrukinstellingen.
Selecteer het selectievakje [ColorSync] om de
kleurbeheerfunctie van Mac OS te gebruiken. Als dit is gedaan,
kan "Afbeeldingstype" niet meer geselecteerd worden.
(3) Selecteer het type kleurenafbeelding.
In het vervolgkeuzemenu kunt u een afbeeldingstype
selecteren dat past bij de gegevens die u wilt afdrukken.
Standaard (voor gegevens met tekst, foto's,
afbeeldingen, etc.)
Grafische beelden (voor gegevens met veel tekeningen
of illustraties)
Foto (voor fotogegevens of gegevens waarbij foto's
worden gebruikt)
CAD (voor gegevens van ontwerptekeningen)
Scannen (voor gegevens die door een scanner zijn
gescand)
Extra (voor gegevens die met speciale instellingen
moeten worden afgedrukt)
[Neutraal grijs] kan worden gebruikt als [Extra] is geselecteerd.
(4) Selecteer geavanceerde kleurinstellingen.
Als u uitgebreide instellingen wilt selecteren, klikt u op de knop
[Geavanceerde kleur].
Kleurbeheerinstellingen configureert u door de gewenste
instellingen te selecteren in de menu's. Om "CMYK-simulatie##"
te gebruiken, selecteert u het selectievakje
[CMYK-simulatie] en dan de gewenste instelling.
De volgende kleurbeheerinstellingen zijn beschikbaar.
• Selectievakje Windows ICM*
1
: Kleurenbeheermethode in een Windows-omgeving
• Selectievakje ColorSync*
2
: Kleurenbeheermethode in een Macintosh-omgeving
Bronprofiel: Selecteer het kleurprofiel waarmee de afbeelding wordt weergegeven op het computerscherm.
• Weergavedoel: Standaardwaarde die wordt gebruikt bij het converteren van de kleurbalans van de
afbeelding die wordt weergegeven op het computerscherm naar de kleurbalans die
het apparaat kan afdrukken.
• Uitvoerprofiel: Selecteer een kleurprofiel voor de af te drukken afbeelding.
• CMYK-correctie*
3
: Bij het afdrukken van een CMYK-afbeelding kunt u de afbeelding corrigeren voor een
optimaal resultaat.
• Afscherming: Selecteer de geschiktste beeldverwerkingsmethode voor het beeld dat u afdrukt.
• Neutraal grijs: Selecteer de tonerkleur om grijze gebieden af te drukken.
• Zuiver Zwart afdruk*
4
: Zwarte tekst en vectorgrafieken kunnen alleen worden afgedrukt met zwarte toner.
• Zwarte overdruk*
4
: Voorkomt dat de omtrek van zwarte tekst wit wordt.
• CMYK-simulatie*
4
: De kleur kan bijgesteld worden om het afdrukken met de verwerkingskleuren die
afdrukpersen gebruiken te simuleren.
• Simulatieprofiel*
4
: Het selecteren van een verwerkingskleur.
*1 Kan bij gebruik van de PS-printerdriver in Windows Vista/Server 2008 niet worden geselecteerd.
*2 Kan niet worden geselecteerd in Mac OS X v10.2.8.
In Mac OS 9: Kan worden geselecteerd in het menu "Kleurijking".
*3 Kan alleen bij gebruik van de PCL6-printerdriver worden gebruikt.
*4 Kan alleen worden gebruikt met de PS printerdriver (Windows/Macintosh).
Macintosh
(3)
(2)
(1)
(4)
In Mac OS X v10.5 tot 10.5.1, klik op de tab [Geavanceerd] om de geavanceerde kleurinstellingen te configureren.
Selecteer in Mac OS X v10.2.8 het type kleurenafbeelding in het menu "Type beeld".
In Mac OS 9, selecteer [Color], [Color2] en [Color3] om de afdrukinstellingen voor kleur te configureren.
3-45
PRINTER
Inhoudsopgave
FUNCTIES VOOR HET COMBINEREN VAN
TEKST EN AFBEELDINGEN
EEN WATERMERK TOEVOEGEN AAN AFDRUKKEN
(Watermerk)
U kunt lichte, schaduwachtige tekst toevoegen aan de
achtergrond van de afgedrukte afbeelding, als een
watermerk. Het formaat, de kleur, de dichtheid, de hoek
en de afdrukpositie van het watermerk kunnen worden
aangepast. De tekst kan worden geselecteerd uit een
standaardlijst of worden ingevoerd om een persoonlijk
watermerk te maken.
(1) Klik op het tabblad [Watermerken].
(2) Selecteer de watermerkinstellingen.
Selecteer een opgeslagen watermerk in het
vervolgkeuzemenu. Klik op de knop [Bewerken] om de
kleur van het lettertype te wijzigen en andere uitgebreide
instellingen te configureren.
(1) Selecteer [Watermerken].
(2) Klik het selectievakje [Watermerk] en
configureer de watermerkinstellingen.
U kunt uitgebreide watermerkinstellingen configureren,
zoals het selecteren van tekst en het bewerken van het
lettertype en -kleur. Stel het formaat en de hoek van de
tekst af met de schuifbalk .
VERTROUWELIJK
Windows
(1) (2)
Als u een nieuw watermerk wilt maken…
Voer de tekst van het watermerk in het vak "Tekst" in
en klik op de knop [Toev.].
Macintosh
(1)(2)
Selecteer in Max OS 9 [Watermerk] en configureer de
instellingen.
3-46
PRINTER
Inhoudsopgave
EEN AFBEELDING OVER DE AFDRUKGEGEVENS
AFDRUKKEN
(Afbeeldingsstempel)
(Deze functie is alleen beschikbaar in Windows.)
U kunt een op uw computer opgeslagen bitmap- of
JPEG-afbeelding afdrukken over de afdrukgegevens.
Het formaat, de positie en de hoek van de afbeelding
kunnen worden ingesteld. Deze functie kan worden
gebruikt om de afdrukgegevens te "merken" met een
veelgebruikte afbeelding of een persoonlijk beeldmerk.
(Deze functie kan alleen worden gebruikt wanneer PCL6 or PS printerdriver wordt gebruikt.)
(1) Klik op het tabblad [Watermerken].
(2) Selecteer de instellingen voor het
beeldmerk.
Als er al een afbeeldingsstempel is opgeslagen, kan deze
uit het vervolgkeuzemenu worden geselecteerd.
Heeft u nog geen afbeeldingsstempel opgeslagen, klik
dan op [Afbeeldingsbestand], selecteer het bestand voor
de afbeeldingsstempel en klik op de toets [Toev.].
MEMO
MEMO
Windows
(1) (2)
3-47
PRINTER
Inhoudsopgave
OVERLAYS MAKEN VOOR AFDRUKGEGEVENS
(Overlays)
(Deze functie is alleen beschikbaar in Windows.)
U kunt afdrukgegevens afdrukken in een eerder
gemaakte overlay. Door tabellijnen of een decoratieve
rand te maken in een andere toepassing dan het
tekstbestand en deze gegevens te registreren als
overlaybestand kunt u eenvoudig een aantrekkelijk
afdrukresultaat bereiken.
Een overlaybestand maken.
(1) Klik op het tabblad [Geavanceerd].
Configureer de instellingen van de printerdriver vanuit de
softwaretoepassing die u wilt gebruiken om het
overlaybestand te maken.
(2) Klik op de knop [Bewerken].
(3) Een overlaybestand maken.
Klik op de knop [Maak] en specificeer de naam en de
map voor het overlaybestand dat u wilt maken. Het
bestand wordt gemaakt als de instellingen zijn voltooid en
het afdrukken is gestart.
Afdrukken met een overlaybestand
(1) Klik op het tabblad [Geavanceerd].
Configureer de instellingen van de printerdriver vanuit de
softwaretoepassing vanwaaruit u met behulp van het
overlaybestand wilt afdrukken.
(2) Selecteer het overlaybestand.
Een vooraf gecreëerd of opgeslagen overlaybestand kunt
u selecteren in het vervolgkeuzemenu.
XXXX
XXX 1 100
XXXX 10 150
XXX 0 120
XXXX 10 250
XXXX
XXX 1 100
XXXX 10 150
XXX 0 120
XXXX 10 250
Overlaybestand
Windows
(1) (2)
(3)
Zodra het afdrukken is gestart, verschijnt een
bevestigingsbericht. Het overlaybestand wordt pas
gemaakt nadat u op de knop [Ja] hebt geklikt.
Klik op de knop [Overlay laden] om het al
bestaande overlaybestand op te slaan.
(1) (2)
3-48
PRINTER
Inhoudsopgave
AFDRUKFUNCTIES VOOR SPECIALE DOELEINDEN
GESPECIFICEERDE PAGINA'S OP ANDER PAPIER
AFDRUKKEN (Ander papier)
Deze functie in een Windows-omgeving gebruiken
De voor- en achterkaft en bepaalde pagina's van een
document kunnen op ander papier worden gedrukt
dan de andere pagina's. Gebruik deze functie als u de
voor- en achterkaft op zwaar papier wilt afdrukken, of
gekleurd papier of een andere papiersoort bij
bepaalde pagina's wilt tussenvoegen. U kunt ook
vellen invoegen waarop niets wordt afgedrukt.
Deze functie in een Macintosh-omgeving gebruiken
De voorkaft en de laatste pagina kunnen op ander
papier worden afgedrukt dan de andere pagina's.
Deze functie kan bijvoorbeeld worden gebruikt
wanneer u alleen de voorkaft en de laatste pagina op
zwaar papier wilt afdrukken.
(1) Klik op het tabblad [Speciale modus].
(2) Selecteer [Ander papier] en klik op de knop
[Instellingen].
(3) Selecteer de instellingen voor het invoegen
van papier.
Selecteer de invoegpositie, papierinvoerbron en
afdrukwijze uit de betreffende menu's. Klik op de toets
[Toev.] om de geselecteerde instellingen weer te geven
bij "Informatie". Klik nadat u de instellingen hebt
geconfigureerd op de knop [Opslaan] in
"Gebruikersinstellingen" om de instellingen op te slaan.
5
4
3
2
1
Windows
(1) (2)
(3)
Wanneer [Handinvoer] is geselecteerd bij
"Papierinvoerbron", denk er dan aan om het "Papiertype"
te selecteren en dit papier in de handinvoerlade te
plaatsen.
Over papierinvoerinstellingen
Wanneer [Andere pagina] wordt geselecteerd bij
"Invoegpositie", kan de invoegpositie worden
opgegeven door rechtstreeks een paginanummer in
te voeren. Invoegingen kunnen echter niet zomaar
op dezelfde pagina worden ingevoegd. Wanneer
"Afdrukmethode" op [Dubbelzijdig] ingesteld staat,
zullen de opgegeven pagina en de pagina die
daarop volgt op de voorzijde en de achterzijde van
het papier worden afgedrukt. Daarom heeft een
invoeginstelling op een pagina die op de achterzijde
wordt afgedrukt, geen effect.
3-49
PRINTER
Inhoudsopgave
(Deze functie kan alleen in Mac OS 9, Mac OS X v10.4.11 en v10.5 tot 10.5.1 worden gebruikt.)
(1) Selecteer [Printerfuncties].
(2) Selecteer [Ander papier].
(3) Selecteer de instellingen voor het invoegen
van kaften.
Selecteer de afdrukinstelling, papierlade en papiersoort
voor de kaftpagina en de laatste pagina.
Macintosh
(3)
(1)
(2)
Selecteer [Ander papier] in Mac OS 9 en selecteer
dan de instellingen voor het voorblad en de laatste
pagina.
3-50
PRINTER
Inhoudsopgave
INVOEGVELLEN TOEVOEGEN BIJ HET AFDRUKKEN
OP TRANSPARANTEN (Transparant-insteekvellen)
Bij het afdrukken op transparanten voorkomt deze
functie dat de transparanten aan elkaar plakken door
een vel papier tussen elke twee transparanten te
voegen. Het is ook mogelijk om de inhoud van elk
transparant af te drukken op het bijbehorende invoegvel.
(1) Klik op het tabblad [Speciale modus].
(2) Selecteer [Transparant-insteekvellen] en
klik op de knop [Instellingen].
(3) Selecteer de instellingen voor het invoegen
van transparanten.
U kunt het selectievakje [Afgedrukt] inschakelen om
de inhoud van elk transparant af te drukken op het
bijbehorende insteekvel. Selecteer de papierbron en
-soort als dat nodig is.
(1) Selecteer [Printerfuncties].
(2) Selecteer [Transparant-insteekvellen].
(3) Selecteer de instellingen voor het invoegen
van transparanten.
Selecteer in "Transparant-insteekvellen" [Afdrukken] om
dezelfde inhoud van elk transparant af te drukken op het
bijbehorende insteekvel. Selecteer de papierbron en
-soort als dat nodig is.
C
B
A
Windows
(1)
(2)
(3)
Stel [Transparant] in als "Papiertype" voor de
handinvoer.
Macintosh
(3)(1) (2)
Stel [Transparant] in als "Papiertype" voor de
handinvoer.
Selecteer in Mac OS X v10.2.8 in [Geavanceerd] het
selectievakje [Transparant-insteekvellen] .
Selecteer in Mac OS 9 [Transparant-insteekvellen]
en selecteer uit het menu
"Transparant-insteekvellen". Selecteer de papierbron
en -soort als dat nodig is.
3-51
PRINTER
Inhoudsopgave
EEN CARBONAFDRUK MAKEN (Carbonafdruk)
(Deze functie is alleen beschikbaar in Windows.)
Deze functie wordt gebruikt om een extra afdruk van de
afbeelding te maken op papier van hetzelfde formaat
maar uit een andere papierlade.
Als u bijvoorbeeld carbonafdruk selecteert wanneer
standaardpapier is geladen in papierlade 1 en gekleurd
papier in papierlade 2, kan een op een carbondoorslag
gelijkend afdrukresultaat worden verkregen door slechts
eenmaal de afdrukopdracht te selecteren. Wanneer
standaardpapier is geladen in papierlade 1 en
kringlooppapier in papierlade 2, kan Carbonafdruk
tegelijkertijd één vel voor presentatie en één vel als
duplicaat afdrukken.
(1) Klik op het tabblad [Speciale modus].
(2) Selecteer [Carbonafdruk] en klik op de
knop [Instellingen].
(3) Selecteer de instellingen voor de
carbonafdruk.
Selecteer de lade voor de "Hoofdkopie" en vervolgens de
lade voor de carbonafdruk (of -afdrukken) onder
"Carbonafdruk".
A
A
A
A
Windows
(1)
(2)
(3)
Als de handinvoer is geselecteerd, moet u
"Papiertype" selecteren.
3-52
PRINTER
Inhoudsopgave
TWEEZIJDIG AFDRUKKEN WAARBIJ BEPAALDE
PAGINA'S OP DE VOORZIJDE WORDEN AFGEDRUKT
(Hoofdstukinvoegingen)
(Deze functie is alleen beschikbaar in Windows.)
U kunt bepaalde pagina's op de voorzijde van het papier
laten afdrukken.
Wanneer een pagina (bijvoorbeeld de eerste pagina van
een hoofdstuk) wordt opgegeven als voorzijdepagina,
wordt de pagina op de voorzijde van het papier
afgedrukt ook al zou hij normaalgesproken op de
achterzijde worden afgedrukt (de achterzijde blijft leeg
en de pagina wordt op de voorzijde van het volgende vel
papier afgedrukt).
(Deze functie kan worden gebruikt wanneer de PCL6-printerdriver wordt gebruikt.)
(1) Klik op het tabblad [Speciale modus].
(2) Selecteer [Hoofdstukinvoegingen] en klik
op de toets [Instellingen].
(3) Selecteer de hoofdstukinstellingen.
Voer in "Pagina-instellingen" de paginanummers in
waarmee hoofdstukken moeten beginnen. Klik op de
toets [Toev.] en uw instellingen zullen verschijnen in
"Informatie". Wanneer u klaar bent met het selecteren
van instellingen, klikt u op de toets [Opslaan] in
"Gebruikersinstellingen" om de instellingen op te slaan.
Voorbeeld:
Wanneer pagina's 4 en 8 als pagina-instellingen bepaald zijn.
Achterkant is blanco
Windows
(1)
(2)
(3)
3-53
PRINTER
Inhoudsopgave
Deze functie wordt gebruikt om een afdrukopdracht als
bestand op te slaan op de harde schijf van de machine,
zodat de opdracht indien nodig kan worden afgedrukt via
het bedieningspaneel.
Wanneer u iets afdrukt vanaf een computer, kunt u een
wachtwoord instellen (5 tot 8 tekens) om de informatie in
een opgeslagen bestand geheim te houden.
Wanneer dit wachtwoord eenmaal is ingesteld, moet het
worden ingevoerd om een opgeslagen bestand vanaf de
machine af te drukken.
Aantal pagina's en bestanden dat u ongeveer kunt opslaan met de vasthoudfunctie
*1 Bovenstaande datasoorten zijn voorbeelden om de uitleg beter begrijpbaar te maken. Het werkelijke aantal pagina’s en het aantal bestanden
dat opgeslagen kan worden hangt af van de inhoud van de afdrukafbeeldingen en de instellingen als de bestanden worden opgeslagen.
*2 De vermelde aantallen zijn bedoeld als indicatie voor het aantal pagina's dat kan worden opgeslagen als alle pagina's in kleur zijn, of als alle
pagina's in zwart-wit zijn.
Belangrijke wenken voor het gebruik van de vasthoudfunctie
Let bij het gebruik van de vasthoudfunctie op het volgende:
Bestanden krijgen de eigenschap "Delen" toegekend. Bestanden met "Delen" kunnen door wie dan ook worden opgeroepen en afgedrukt.
Daarom moet u een wachtwoord instellen voor gevoelige of vertrouwelijke bestanden waarvan u niet wilt dat anderen ze gebruiken.
Een bestand met een wachtwoord wordt als een "Vertrouwelijk" bestand opgeslagen. Zorg dat u het wachtwoord geheim houdt.
Zelfs als een bestand een wachtwoord heeft, kan men toch de eigenschap "Delen" wijzigen op de webpagina. Sla geen documenten op die
gevoelig zijn of die niet door anderen mogen worden gebruikt.
Behoudens voor zover wettelijk verplicht aanvaardt de SHARP Corporation geen enkele aansprakelijkheid voor schade die voortvloeit uit
het openbaar worden van gevoelige informatie als gevolg van manipulatie door een derde partij van gegevens die zijn opgeslagen met
behulp van de vasthoudfunctie, of van onjuiste toepassing van de vasthoudfunctie door de gebruiker die de gegevens opslaat.
VASTHOUDFUNCTIE (WACHTEN MET
AFDRUKKEN)
HDD
Voorbeelden van datatypes*
1
Aantal pagina's*
2
Aantal bestanden
Meerkleurenda
ta
(Voorbeeld van
tekst en foto)
Formaat:
A4 (8-1/2" x 11")
Max. 2500
Max. 3000
Zwart-witdata
(Tekst)
Formaat:
A4 (8-1/2" x 11")
Max. 5500
Afdruk. blokkeren bestanden kunnen ook vanaf de webpagina worden afgedrukt. Druk een bestand af door
[Documenthandelingen] - [Afdruk. blokkeren] in het webpaginamenu te selecteren en vervolgens het gewenste bestand. U
kunt ook een voorbeeld van een opgeslagen bestand bekijken en de eigenschap ervan veranderen in de webpagina.
3-54
PRINTER
Inhoudsopgave
AFDRUKBESTANDEN OPSLAAN
(Vasthouden)
Deze uitleg veronderstelt dat het papierformaat en ander basisinstellingen al zijn geselecteerd. Voor de basisprocedure
voor het afdrukken en de stappen voor het openen van het instelvenster van de printerdriver, zie het volgende gedeelte:
Windows: BASISPROCEDURE VOOR AFDRUKKEN (pagina 3-4)
Macintosh: BASISPROCEDURE VOOR AFDRUKKEN (pagina 3-16)
Menu [Vasthouden]
Alleen vasthouden
Deze instelling wordt gebruikt om een afdruktaak op de harde schijf van het apparaat vast te houden zonder de taak af
te drukken.
Vasthouden na afdr.
Deze instelling wordt gebruikt om een afdruktaak op de harde schijf van het apparaat vast te houden nadat de taak is
afgedrukt.
Voorbeeldafdruk
Wanneer een afdruktaak naar het apparaat wordt gezonden, worden alleen de eerste vellen afgedrukt. Na de inhoud
van de eerste set kopieën te hebben gecontroleerd, kunt u de overige sets afdrukken vanaf het bedieningspaneel van
het apparaat. Hierdoor wordt voorkomen dat u grote aantallen foutieve afdrukken krijgt.
Voor het afdrukken van bestanden op de harde schijf van de machine, zie "EEN OPGESLAGEN BESTAND AFDRUKKEN"
(pagina 3-56).
(1) Klik op het tabblad [Taakverwerking].
(2) Selecteer de instelling voor vasthouden.
Schakel het selectievakje [Vasthouden] in . Selecteer
de methode van vasthouden in "Vasthouden
instellingen". Schakel om een wachtwoord (getal van 5 tot
8 cijfers) in te voeren het selectievakje [Wachtwoord] in
.
Raadpleeg voor Windows de Help van de printerdriver voor informatie over de printerdriver-instellingen voor elke
afdrukfunctie.
Windows
(1)
(2)
3-55
PRINTER
Inhoudsopgave
(1) Selecteer [Taakverwerking].
(2) Selecteer de instelling voor vasthouden.
Schakel het selectievakje [Vasthouden] in . Selecteer
de methode van vasthouden in "Vasthouden
instellingen". Om de handeling te vereenvoudigen
wanneer u de volgende keer hetzelfde wachtwoord
instelt, kunt u op de toets (vergrendelen) klikken
nadat u het wachtwoord hebt ingevoerd (5 tot 8 cijfers).
Macintosh
(1)(2)
3-56
PRINTER
Inhoudsopgave
EEN OPGESLAGEN BESTAND AFDRUKKEN
Een bestand dat is opgeslagen met de vasthoudfunctie kan wanneer gewenst worden opgehaald en afgedrukt. De
instellingen die werden gebruikt toen het bestand werd opgeslagen zijn ook opgeslagen, zodat het bestand opnieuw kan
worden afgedrukt met dezelfde instellingen. U kunt ook uitvoerinstellingen, 2-zijdig afdrukken, papierformaat, aantal
kopieen en andere instellingen selecteren.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Druk op de toets [AFDRUKKEN].
2
Selecteer de toets van het gewenste
bestand.
Als er een wachtwoord is ingesteld voor de geselecteerde map,
verschijnt een wachtwoordinvoerscherm.
Voer het wachtwoord (5 tot 8 cijfers) in met de cijfertoetsen en
selecteer de toets [OK].
U kunt de toets [Bestandsnaam], de toets [Gebr. Naam] of de toets [Datum] selecteren om de weergavevolgorde
van de bestanden te wijzigen.
De toets [Multi-afdruk] kan worden geselecteerd om meerdere bestanden in een map te selecteren om af te drukken.
MULTI-FILE PRINTEN (pagina 3-59)
3
Selecteer de toets [Afdrukken].
4
Selecteer de toets [Print en Verwijder] of
de toets [Print en Bewaar].
Als u de toets [Print en Verwijder] selecteert, worden de
bestanden na het afdrukken automatisch verwijderd.
Als u de toets [Print en Bewaar] selecteert, worden de
bestanden na het afdrukken opgeslagen.
U kunt ook uitvoerinstellingen, 2-zijdig afdrukken,
papierformaat, aantal kopieën en andere instellingen
selecteren. Zie voor meer informatie "SCHERM
AFDRUKINSTELLINGEN" (pagina 3-58).
Als het bestand is opgeslagen in zwart-wit of grijstonen, kunt u het niet afdrukken in kleur.
Als de afdrukinstellingen gewijzigd zijn wanneer een opgeslagen bestand is afgedrukt, is het aantal kopieën de enige
instelling die kan worden opgeslagen.
De afdruksnelheid kan iets lager zijn afhankelijk van de resolutie en belichtingsinstellingen van het opgeslagen bestand.
AFDRUKKEN
OKVORIGE
OKVORIGE
OKVORIGE
3-57
PRINTER
Inhoudsopgave
Automatisch alle opgeslagen gegevens afdrukken
Wanneer gebruikersauthenticatie is ingeschakeld, kunnen alle vastgehouden (opgeslagen) afdrukopdrachten van een
gebruiker die inlogt op moment van inloggen automatisch worden afgedrukt.
Nadat alle opdrachten zijn afgedrukt, worden de bestanden gewist.
Om de functie alles afdrukken te gebruiken, zijn de volgende stappen vereist:
• "Opgeslagen taken automatisch afdrukken na login" moet zijn ingeschakeld in [Gebruikersbediening] -
[Standaardinstellingen] in het webpaginamenu. (Beheerderrechten zijn vereist.)
• Op het moment van vasthouden van afdrukken moet, naast de informatie voor de gebruikersauthenticatie, de in de
machine opgeslagen gebruikersnaam worden ingevoerd bij "Gebruikersnaam" van de taak-id in de printerdriver.
Windows: AFDRUKKEN ALS DE GEBRUIKERSAUTHENTICATIEFUNCTIE IS INGESCHAKELD (pagina 3-8)
Macintosh:AFDRUKKEN ALS DE GEBRUIKERSAUTHENTICATIEFUNCTIE IS INGESCHAKELD (pagina 3-21)
(1) Log in op de machine.
Voer uw gebruikersnummer of loginnaam en wachtwoord in op het scherm gebruikersauthenticatie van de machine.
(2) Voer alles afdrukken uit.
Er wordt een bevestigingsvraag weergegeven. Selecteer de toets [OK]. De afdrukbestanden die op de machine zijn opgeslagen
worden automatisch afgedrukt en verwijderd.
Bestanden met een wachtwoord en bestanden die beveiligd zijn door de functie Afdruk. blokkeren van de machine worden
niet afgedrukt.
Als u niet "alles wilt afdrukken"...
Selecteer in stap 2 de toets [Annuleren].
3-58
PRINTER
Inhoudsopgave
SCHERM AFDRUKINSTELLINGEN
Wanneer een bestand wordt opgeslagen op de machine, worden ook de afdrukinstellingen opgeslagen die van kracht
waren op het moment dat het bestand werd afgedrukt van de printerdriver. Onderstaande instellingen kunnen echter
worden gewijzigd wanneer u een opgeslagen bestand afdrukt.
Voor de procedure voor het gebruik van het instellingenscherm, zie "WERKEN MET HET BEDIENINGSPANEEL"
(pagina 1-9) in "1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT".
(1) Toets [Print en Verwijder]
Het afdrukken begint zodra deze toets wordt
geselecteert. Als het afdrukken is voltooid, wordt het
bestand automatisch verwijderd.
(2) Toets [Print en Bewaar]
Het afdrukken begint zodra deze toets wordt
geselecteert. Het bestand wordt na het afdrukken niet
verwijderd.
(3) Toets [Papierformaat]
Selecteer met deze toets de papierlade waaruit papier
wordt aangevoerd.
(4) Toets [Aantal kopieën]
Gebruik deze toets om het aantal kopieën in te stellen.
(5) Toets [2-Zijdig]
Gebruik deze toets om de richting van de afbeelding op
de achterzijde van het papier te selecteren voor 2-zijdig
afdrukken. Selecteer de toets [2-Zijdig Boekje] om de
afbeelding aan de voor- en achterzijde in dezelfde
richting te plaatsen. Selecteer de toets [2-Zijdig
Schrijfblok] om de afbeelding aan de voor- en achterzijde
in de tegenovergestelde richting te plaatsen. Let erop dat
deze toetsen door het formaat en de richting van de
opgeslagen afbeelding een tegenovergesteld effect
kunnen opleveren.
Selecteer de toets [Uit] als u alleen op één kant van het
papier wilt afdrukken.
(6) Toets [Uitvoer]
Gebruik deze toets om Sorteren, Groep, Sorteren
Nieten* of Staffel* te selecteren.
* Als een afwerkingeenheid is geïnstalleerd.
(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
(1)
3-59
PRINTER
Inhoudsopgave
MULTI-FILE PRINTEN
Er kunnen meerdere bestanden in een map worden geselecteerd om af te drukken.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Selecteer de toets [Multi-afdruk].
2
Selecteer de toetsen van de mappen die
u wilt afdrukken.
Toetsen die zijn geselecteerd worden gemarkeerd om aan te
geven dat ze geselecteerd zijn.
Selecteer een gemarkeerde toets om de selectie van een
bestand te annuleren. De toets wordt nu niet meer
gemarkeerd.
Selecteer de toets [Alles select.] om alle weergegeven
bestanden, behalve de vertrouwelijke bestanden weer te
geven.
Met de toets [Batchafdruk] worden alle bestanden van een
bepaalde gebruiker of alle bestanden met hetzelfde
wachtwoord afgedrukt. Zie voor meer informatie "Afdrukken
in batches" (pagina 3-61).
Multi-file printen van vertrouwelijke bestanden is niet mogelijk.
Als het scherm wordt gewijzigd met de toets [VORIGE] tijdens het selecteren van een bestand, wordt de selectie
van het bestand geannuleerd.
Wanneer de toets [Alles select.] wordt geselecteerd, wijzigt deze in de toets [Alles annul.]. Selecteer de toets [Alles
annul.] om de bestanden die werden geselecteerd met de toets [Alles select.] te annuleren.
Wanneer alle bestanden worden geselecteerd zonder de toets [Alles select.], zal de toets niet wijzigen in de toets
[Alles annul.]. Wanneer alle bestanden worden geannuleerd zonder de toets [Alles annul.], blijft de toets [Alles
annul.] ongewijzigd.
3
Selecteer de toets [OK].
Het geselecteerde bestand wordt ingevoerd en het scherm
wijzigt in het afdrukscherm.
OKVORIGE
OKVORIGE
OKVORIGE
3-60
PRINTER
Inhoudsopgave
4
Een geselecteerd bestand afdrukken.
Het aantal geselecteerde bestanden verschijnt in de weergave
aantal geselecteerde bestanden.
Als u het aantal kopieën wilt gebruiken dat bij het bestand is
opgeslagen, ga dan naar stap (3).
(1) Selecteer het selectievakje [Gebruik het
aantal vooraf ingestelde afdrukken per
opdracht] zodat dit niet is ingeschakeld
().
(2) Stel het aantal exemplaren in.
Selecteer met de toetsen of en druk
herhaaldelijk op de toets [OK] om het aantal te wijzigen.
U kunt het aantal exemplaren ook met de cijfertoetsen
invoeren zonder het selectiekader te verplaatsen.
(3) Selecteer de toets [Print en Verwijder] of de
toets [Print en Bewaar].
Als u de toets [Print en Verwijder] selecteert, worden de
bestanden na het afdrukken automatisch verwijderd.
Als u de toets [Print en Bewaar] selecteert, worden de
bestanden na het afdrukken opgeslagen.
OKVORIGE
(1)(2)(3)
3-61
PRINTER
Inhoudsopgave
Afdrukken in batches
Alle bestanden met dezelfde gebruikersnaam en hetzelfde wachtwoord kunnen tegelijk worden afgedrukt. Wanneer de
toets [Multi-afdruk] wordt geselecteert, verandert deze in de toets [Batchafdruk].
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Selecteer de toets [Batchafdruk].
2
Selecteer de toets [Gebruik. Naam].
Als gebruikersauthenticatie wordt gebruikt, wordt automatisch
de voor het inloggen gebruikte gebruikersnaam geselecteerd.
3
Selecteer de gebruikersnaam.
U kunt de gebruikersnaam op drie manieren selecteren:
(A) Selecteer de toets [Gebruikerslijst] en druk op [OK].
Er wordt een gebruikerslijst (D) weergegeven. Selecteer
met de toetsen en druk op [OK].
Als u per ongeluk de verkeerde gebruikersnaam hebt
geselecteerd, selecteer dan de toets met de juiste naam.
Als de toets [Snel] wordt geselecteerd, verschijnt een
gebied waar een "Registratienr." [----] kan worden
ingevoerd in de berichtweergave. Met de cijfertoetsen voert
u het "Registratienr." in dat is ingesteld onder
[Gebruikersbediening] - [Gebruikerslijst] in de webpagina
(beheerder). Hierdoor kunt u de gebruikersnaam
selecteren.
(B) Selecteer de toets [Directe Invoer] en druk op [OK].
Er verschijnt een tekstinvoerscherm. Voer de
gebruikersnaam in.
(C) Selecteer de toets [Standaard gebruikerslijst] en druk
op [OK].
De gebruikersnaam kan uit de standaardgebruikers worden
geselecteerd.
Wanneer het aankruisvakje [Optie [Alle gebr.] niet toegest.] en het aankruisvakje [Optie [Gebr. onbekend] niet
toegest.] niet ingeschakeld zijn bij de "Instelling Afdrukken Blokkeren" (alleen webpagina) onder de
systeeminstellingen (beheerder), kunnen de toetsen [Alle Gebr.] en de toets [Gebr. Onbekend] worden geselecteerd.
Door de toets [Alle Gebr.] te selecteren kunnen alle bestanden in de map worden geselecteerd (de bestanden van alle
gebruikers).
Door de toets [Gebr. Onbekend] te selecteren, kunnen alle bestanden in de map worden geselecteerd waaraan geen
gebruikersnaam is toegewezen.
OKVORIGE
OKVORIGE
OKVORIGE
OKVORIGE
(A)
(D)
(C)
(B)
3-62
PRINTER
Inhoudsopgave
4
Als er een wachtwoord is ingesteld,
selecteer dan de toets [Wachtwoord].
Voer het wachtwoord (5 tot 8 cijfers) in met de cijfertoetsen en
selecteer de toets [OK]. Alleen bestanden met hetzelfde
wachtwoord worden geselecteerd.
Als u geen wachtwoord wilt invoeren, ga dan naar de volgende
stap.
5
Configureer de instellingen om het
aantal exemplaren te wijzigen.
Als u het aantal kopieën wilt gebruiken dat bij elk bestand is
opgeslagen, ga dan naar stap 6.
(1) Selecteer het selectievakje [Gebruik het
aantal vooraf ingestelde afdrukken per
opdracht] zodat dit niet is ingeschakeld
().
(2) Stel het aantal exemplaren in.
Selecteer met de toetsen of en druk
herhaaldelijk op de toets [OK] om het aantal te wijzigen.
U kunt het aantal exemplaren ook met de cijfertoetsen
invoeren zonder het selectiekader te verplaatsen.
6
Selecteer de toets [Print en Verwijder] of
de toets [Print en Bewaar].
Als u de toets [Print en Verwijder] selecteert, worden de
bestanden na het afdrukken automatisch verwijderd.
Als u de toets [Print en Bewaar] selecteert, worden de
bestanden na het afdrukken opgeslagen.
Alle bestanden die overeenkomen met de huidige zoekvoorwaarden kunnen worden verwijderd door de toets
[Gegevens wissen] te selecteren.
OKVORIGE
OKVORIGE
(1)(2)
OKVORIGE
3-63
PRINTER
Inhoudsopgave
EEN OPGESLAGEN BESTAND
VERWIJDEREN
Opgeslagen bestanden die niet langer nodig zijn, kunnen worden verwijderd.
EEN OPGESLAGEN BESTAND AFDRUKKEN (pagina 3-56)
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
Automatisch wissen van bestanden
U kunt opgeslagen data automatisch laten verwijderen met regelmatige intervallen door een periodieke verwijdertijd op
te geven. Als de bestanden die in het apparaat opgeslagen zijn periodiek worden gewist, helpt dat om het lekken van
gevoelige informatie te vermijden en wordt ruimte vrijgemaakt op de harde schijf.
Elke dag, elke week of elke maand kan worden geselecteerd voor de wiscyclus en voor iedere selectie kan een tijd
worden ingesteld.
U kunt bijvoorbeeld instellen dat het wissen van bestanden elke week op vrijdag om 18 uur gebeurt.
De instellingen voor het automatisch verwijderen van bestanden worden geconfigureerd in "Automatisch verwijderen
van bestandinstelling" (alleen webpagina) in de systeeminstellingen (heerder).
Om de instellingen te controleren drukt u de volgende lijst af in de systeeminstellingen.
Om informatie over de wiscyclus te controleren: Druk "Afdruk. blokkeren" af van de "Lijst beheerderinstellingen" (alleen
webpagina) in de systeeminstellingen (beheerder).
1
Selecteer de toets [Wissen].
2
Controleer het bestand en selecteer [Ja].
Bestanden met de eigenschap "Beveiligen" kunnen niet worden verwijderd. Om een beveiligd bestand te kunnen
verwijderen, moet u de eigenschap wijzigen in "Delen" of "Vertrouwelijk".
Deze instelling kan worden geconfigureerd onder [Afdruk. blokkeren] in [Documenthandelingen] in het webpaginamenu.
Wanneer "Automatisch verwijderen van bestandinstelling" (alleen webpagina) ingeschakeld is in de systeeminstellingen
(beheerder), zullen alle bestanden iop de ingestelde tijd worden gewist.
Systeeminstellingen (Beheerder): Automatisch verwijderen van bestandsinstellingen (alleen webpagina)
Configureer instellingen voor automatisch wissen op regelmatige tijdstippen van bestanden die werden opgeslagen met
de functie vasthouden.
Systeeminstellingen (Beheerder): Lijst beheerdersinstellingen (alleen webpagina)
Gebruik dit om een lijst af te drukken van de beheerderinstellingen, waaronder de instellingen voor afdrukblokkering.
OKVORIGE
OKVORIGE
3-64
PRINTER
Inhoudsopgave
EEN OPGESLAGEN BESTAND ZOEKEN
Als er een groot aantal bestanden is opgeslagen, kan het moeilijk zijn om een bestand te vinden. De zoekfunctie kan
worden gebruikt om snel een bestand te vinden.
U kunt ook zoeken als u slechts een deel van de bestandsnaam kent.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Druk op de toets [AFDRUKKEN].
2
Selecteer de toets [Zoeken].
3
Selecteer de toets [Gebruik.Naam] of de
toets [Bestandsnaam].
Als u de gebruikersnaam kent, selecteer dan de toets
[Gebruik.Naam] en ga naar "Zoeken op gebruikersnaam" in
stap 4.
Als u de bestandsnaam kent, selecteer dan de toets
[Bestandsnaam] en ga naar "Zoeken op bestandsnaam" in
stap 4.
AFDRUKKEN
OKVORIGE
OKVORIGE
3-65
PRINTER
Inhoudsopgave
4
Zoeken op gebruikersnaam
U kunt de gebruikersnaam op drie manieren selecteren:
(A) Selecteer de toets [Gebruikerslijst] en druk op [OK].
Er wordt een gebruikerslijst (D) weergegeven. Selecteer
met de toetsen en druk op [OK].
Als u per ongeluk de verkeerde gebruikersnaam hebt
geselecteerd, selecteer dan de toets met de juiste naam.
Als de toets [Snel] wordt geselecteerd, verschijnt een
gebied waar een "Registratienr." [----] kan worden
ingevoerd in de berichtweergave. Met de cijfertoetsen voert
u het "Registratienr." in dat is ingesteld onder
[Gebruikersbediening] - [Gebruikerslijst] in de webpagina
(beheerder). Hierdoor kunt u de gebruikersnaam
selecteren.
(B) Selecteer de toets [Directe Invoer] en druk op [OK].
Er verschijnt een tekstinvoerscherm. Voer de
gebruikersnaam in. U kunt ook zoeken door alleen de
eerste paar letters van de gebruikersnaam in te voeren.
(C) Selecteer de toets [Standaard gebruikerslijst] en druk
op [OK].
De gebruikersnaam kan uit de standaardgebruikers worden
geselecteerd.
Nadat u de gebruikersnaam hebt geselecteerd, kunt u de toets
[Wachtwoord] selecteren. Als u bestanden met de
geselecteerde gebruikersnaam zoekt die een bepaald
wachtwoord hebben, selecteert u de toets [Wachtwoord] en
geeft u het wachtwoord op.
(U kunt niet zoeken met alleen een wachtwoord.)
Zoeken op bestandsnaam
Voer de bestandsnaam in het invoerveld in dat verschijnt en
selecteer [OK].
5
Selecteer de toets [Start Zoeken].
De zoekresultaten verschijnen in een scherm dat lijkt op
het hieronder afgebeelde scherm. Een lijst met bestanden
die overeenkomen met uw zoekcriteria verschijnt.
Selecteer het gewenste bestand uit de lijst. Het
taakinstellingenscherm verschijnt.
Selecteer de toets [Annuleren] om terug te gaan naar het
lijstscherm van afdrukblokkeringsgegevens.
Selecteer de toets [Opnieuw Zoeken] om terug te gaan
naar het scherm bestand zoeken.
U kunt ook de webpagina 's gebruiken om naar een bestand te zoeken. Klik op [Documenthandelingen], [Afdruk.
blokkeren] en daarna op [Zoeken] in het webpaginamenu.
OKVORIGE
OKVORIGE
(A)
(D)
(C)
(B)
OKVORIGE
3-66
PRINTER
Inhoudsopgave
Wanneer de printerdriver niet is geïnstalleerd op uw computer, of wanneer de applicatie om een af te drukken bestand
te openen niet beschikbaar is, kunt u direct op het apparaat afdrukken zonder de printerdriver.
Hieronder ziet u de bestandstypen (en overeenkomstige extensies) die u direct kunt afdrukken.
DIRECT AFDRUKKEN VANAF HET
APPARAAT
Er kan een bestand op een FTP-server, in een netwerkmap of op een USB-geheugenapparaat dat op de machine is
aangesloten, worden geselecteerd en afgedrukt vanaf het bedieningspaneel van de machine zonder de printerdriver te
gebruiken.
AFDRUKKEN ZONDER DE
PRINTERDRIVER
Bestandsty
pe
TIFF JPEG PCL
PDF/
Versleutelde
PDF
PS XPS
Extensie
tiff, tif
jpeg, jpg,
jpe, jfif
pcl pdf ps xps
Zelfs als het afdrukresultaat zwart/wit is, worden de volgende types afdruktaken beschouwd als afdruktaken met vier kleuren (Y
(Gele), M (Magenta), C (Cyaan) en Bk (Zwarte)). Om een afdruktaak altijd als zwart/wit-taak te laten beschouwen, selecteert u
afdrukken als zwart/wit.
- Als de gegevens als kleurengegevens worden gecreëerd.
- Als de toepassing de gegevens als kleurengegevens behandelt, ook al zijn de gegevens zwart/wit
.
- Als een afbeelding onder een zwart/wit-afbeelding verborgen zit.
Voor het afdrukken van PDF- en PS-bestanden moet de PS3-uitbreidingskit zijn geïnstalleerd.
Voor het afdrukken van XPS-bestanden moet de XPS-uitbreidingskit zijn geïnstalleerd.
Naargelang het bestandstype kunt u sommige bestanden in bovenstaande tabel mogelijk niet afdrukken.
3-67
PRINTER
Inhoudsopgave
DIRECT AFDRUKKEN VAN EEN BESTAND OP EEN
FTP-SERVER
Wanneer een FTP-server is gekoppeld aan de webpagina's van het apparaat, kunt u een bestand op de FTP-server
specificeren en afdrukken via het bedieningspaneel van het apparaat. Hierdoor hoeft u het bestand niet meer te
downloaden en af te drukken vanaf een computer.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
Klik voor het configureren van FTP-serverinstellingen op [Toepassingsinstellingen] en dan op [Instelling voor afdrukken
vanaf de MFP(FTP)] in het webpaginamenu. (Beheerderrechten zijn vereist.) Er kunnen tot 20 FTP-servers worden
geconfigureerd.
1
Druk op de toets [AFDRUKKEN].
2
Ga naar de FTP-server.
(1) Selecteer de toets [Ex.datatoegang].
(2) Selecteer de toets [FTP].
De toets [FTP] kan niet worden geselecteerd wanneer
geen FTP-server is geconfigureerd.
3
Selecteer de toets voor de FTP-server
die u wilt gebruiken.
AFDRUKKEN
OKVORIGE
OKVORIGE
(1)
(2)
OKVORIGE
3-68
PRINTER
Inhoudsopgave
4
Selecteer de toets van de map die u wilt
afdrukken.
Het pictogram verschijnt aan de linkerzijde van de
toetsen voor bestanden die kunnen worden afgedrukt.
Het pictogram wordt weergegeven aan de linkerzijde
van de toetsen voor mappen op de FTP-server. Selecteer de
toets voor een map om de bestanden en mappen in die map
weer te geven.
Er kunnen in totaal 100 toetsen voor bestanden en mappen worden weergegeven.
Druk op de toets [VORIGE] om een mapniveau omhoog te gaan.
Selecteer de toets [Bestands- of mapnaam] en druk op [OK] om de volgorde van de op het scherm weergegeven
bestanden en mappen te wijzigen. De volgorde wisselt elke keer dat u op [OK] drukt tussen oplopende en
aflopende volgorde.
5
Druk het geselecteerde bestand af.
(1) Selecteer afdrukvoorwaarden.
Als u in stap 4 een bestand (PCL, PS of XPS) hebt
geselecteerd met afdrukinstellingen, worden deze
instellingen toegepast.
(2) Selecteer de toets [Afdrukken].
Het afdrukken begint. Als de melding op het display
verschijnt, selecteert u de toets [OK].
Als u een PDF-bestand selecteert waarvoor een wachtwoord is ingesteld, moet u dit wachtwoord invoeren in het
opdrachtstatusscherm voordat u het bestand kunt afdrukken.
EEN VERSLEUTELD PDF-BESTAND AFDRUKKEN (pagina 3-78)
OKVORIGE
OKVORIGE
(1)(2)
3-69
PRINTER
Inhoudsopgave
DIRECT AFDRUKKEN VAN EEN BESTAND IN EEN
USB-GEHEUGEN
Een bestand in een op het apparaat aangesloten USB-geheugen kan worden afgedrukt via het bedieningspaneel van
het apparaat zonder gebruik te maken van de printerdriver. Als de printerdriver van het apparaat niet is geïnstalleerd op
uw computer, kunt u een bestand kopiëren naar een in de handel verkrijgbaar USB-geheugen en het geheugen
aansluiten op het apparaat om het bestand direct af te drukken.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Sluit het USB-geheugen aan op het
apparaat.
Gebruik een FAT32 USB-geheugen met een capaciteit van meer dan 32 GB.
2
Druk op de toets [AFDRUKKEN].
3
Open het USB-geheugen.
(1) Selecteer de toets [Ex.datatoegang].
(2) Selecteer de toets [USB-geheugen].
AFDRUKKEN
OKVORIGE
OKVORIGE
(1)
(2)
3-70
PRINTER
Inhoudsopgave
4
Selecteer de toets van de map die u wilt
afdrukken.
Het pictogram verschijnt aan de linkerzijde van de
toetsen voor bestanden die kunnen worden afgedrukt.
Het pictogram wordt weergegeven aan de linkerzijde van de
toetsen voor mappen in het USB-geheugen. Selecteer de toets voor
een map om de bestanden en mappen in die map weer te geven.
Er kunnen in totaal 100 toetsen voor bestanden en mappen worden weergegeven.
Druk op de toets [VORIGE] om een mapniveau omhoog te gaan.
Selecteer de toets [Bestands- of mapnaam] en druk op [OK] om de volgorde van de op het scherm weergegeven
bestanden en mappen te wijzigen. De volgorde wisselt elke keer dat u op [OK] drukt tussen oplopende en
aflopende volgorde.
5
Druk het geselecteerde bestand af.
(1) Selecteer afdrukvoorwaarden.
Als u in stap 4 een bestand (PCL, PS of XPS) hebt
geselecteerd met afdrukinstellingen, worden deze
instellingen toegepast.
(2) Selecteer de toets [Afdrukken].
Het afdrukken begint zodra het geselecteerde bestand is
overgebracht. Als de melding op het display verschijnt,
selecteert u de toets [OK].
Om het afdrukken te annuleren…
Als u het afdrukken wilt annuleren terwijl het bestand wordt overgebracht, selecteer dan de toets [Annuleren] in het
berichtvenster dat op het display verschijnt.
6
Verwijder het USB-geheugen van het
apparaat.
Als u een PDF-bestand selecteert waarvoor een wachtwoord is ingesteld, moet u dit wachtwoord invoeren in het
opdrachtstatusscherm voordat u het bestand kunt afdrukken.
EEN VERSLEUTELD PDF-BESTAND AFDRUKKEN (pagina 3-78)
OKVORIGE
OKVORIGE
(1)(2)
3-71
PRINTER
Inhoudsopgave
EEN BESTAND IN EEN NETWERKMAP DIRECT
AFDRUKKEN
Met het bedieningspaneel van de machine kunt u een bestand selecteren en afdrukken dat zich bevindt op een server of
in een gedeelde map van iemands computer op hetzelfde netwerk als de machine.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Druk op de toets [AFDRUKKEN].
2
Ga naar het netwerk.
(1) Selecteer de toets [Ex.datatoegang].
(2) Selecteer de toets [Netwerkmap].
AFDRUKKEN
OKVORIGE
OKVORIGE
(1)
(2)
3-72
PRINTER
Inhoudsopgave
3
Open de netwerkmap.
(1) Selecteer de toets van de werkgroep die u
wilt openen.
(2) Selecteer de toets van de server of
computer die u wilt openen.
Als een scherm wordt weergegeven waarin u wordt
gevraagd om een gebruikersnaam en wachtwoord, vraag
dit dan nabij uw serverbeheerder en voer de juiste
gebruikersnaam en wachtwoord in.
(3) Selecteer de toets van de netwerkmap.
Door de toets [Zoeken] te selecteren en een trefwoord in te voeren, kunt u zoeken naar een werkgroep, server of
netwerkmap. Voor de procedure van het invoeren van tekst, zie "TEKST INVOEREN" (pagina 1-59) in "1.
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT".
Er kunnen tot 100 werkgroepen, 100 servers en 100 netwerkmappen worden weergegeven.
Druk op de toets [VORIGE] om een mapniveau omhoog te gaan.
Wijzig de sorteervolgorde van de weergegeven toetsen door de toetsen of te selecteren op elk scherm. De
volgorde wisselt elke keer dat u op [OK] drukt tussen oplopende en aflopende volgorde.
Ga naar een bepaalde pagina door de toets te selecteren die het huidige paginanummer aangeeft en het
gewenste paginanummer in te voeren.
4
Selecteer de toets van de map die u wilt
afdrukken.
Het pictogram verschijnt aan de linkerzijde van de
toetsen voor bestanden die kunnen worden afgedrukt.
Het pictogram wordt links van de toetsen van mappen in
de netwerkmap weergegeven. Selecteer de toets voor een
map om de bestanden en mappen in die map weer te geven.
Er kunnen in totaal 100 toetsen voor bestanden en mappen worden weergegeven.
Druk op de toets [VORIGE] om een mapniveau omhoog te gaan.
Selecteer de toets [Bestands- of mapnaam] en druk op [OK] om de volgorde van de op het scherm weergegeven
bestanden en mappen te wijzigen. De volgorde wisselt elke keer dat u op [OK] drukt tussen oplopende en
aflopende volgorde.
OKVORIGE
OKVORIGE
OKVORIGE
(1)
(2)
(3)
1
OKVORIGE
3-73
PRINTER
Inhoudsopgave
5
Druk het geselecteerde bestand af.
(1) Selecteer afdrukvoorwaarden.
Als u in stap 4 een bestand (PCL, PS of XPS) hebt
geselecteerd met afdrukinstellingen, worden deze
instellingen toegepast.
(2) Selecteer de toets [Afdrukken].
Het afdrukken begint zodra het geselecteerde bestand is
overgebracht. Als de melding op het display verschijnt,
selecteert u de toets [OK].
Als u een PDF-bestand selecteert waarvoor een wachtwoord is ingesteld, moet u dit wachtwoord invoeren in het
opdrachtstatusscherm voordat u het bestand kunt afdrukken.
EEN VERSLEUTELD PDF-BESTAND AFDRUKKEN (pagina 3-78)
OKVORIGE
(1)(2)
3-74
PRINTER
Inhoudsopgave
DIRECT AFDRUKKEN VANAF EEN
COMPUTER
U kunt instellingen configureren op de webpagina's van het apparaat zodat u direct vanaf de computer kunt afdrukken
zonder gebruik van de printerdriver.
AFDRUKTAAK INDIENEN
Het is mogelijk om direct een bestand op te geven om te laten afdrukken, zonder de printerdriver te gebruiken.
Met deze procedure kunt u niet alleen bestanden op uw computer afdrukken, maar elk bestand dat u vanaf uw computer
kunt openen, zoals een bestand op een andere computer die is aangesloten op hetzelfde netwerk.
Als u een bestand direct wilt afdrukken op een computer, klikt u op [Documenthandelingen] en vervolgens op
[Afdruktaak indienen] in het webpaginamenu.
FTP AFDRUKKEN
U kunt een bestand afdrukken vanaf uw computer door het gewoon te slepen (drag & drop) naar de FTP-server van het
apparaat.
Instellingen configureren
Klik voor het inschakelen van FTP afdrukken op [Toepassingsinstellingen] en dan op [Instelling voor afdrukken vanaf
de PC] in het webpaginamenu, en configureer het poortnummer. (Beheerderrechten zijn vereist.)
FTP afdrukken uitvoeren
Typ "ftp://" vervolgens het IP-adres van het apparaat in de adresbalk van de webbrowser van de computer, zoals
hieronder aangegeven.
(bijvoorbeeld)
ftp://192.168.1.28
Sleep het af te drukken bestand op de "lp"-map die in uw webbrowser verschijnt. Het bestand wordt automatisch
afgedrukt.
Als u een bestand (PCL, PS of XPS) hebt afgedrukt met afdrukinstellingen, worden deze instellingen toegepast.
Als gebruikersauthenticatie is ingeschakeld, is de afdrukfunctie mogelijk beperkt. Vraag uw beheerder om meer informatie.
3-75
PRINTER
Inhoudsopgave
E-MAIL AFDRUKKEN
U kunt een e-mail account configureren in het apparaat, zodat het apparaat uw mailserver periodiek controleert, en
automatisch ontvangen e-mailbijlagen afdrukt zonder de printerdriver te gebruiken. Instellingen configureren
Instellingen configureren
Als u de functie e-mail afdrukken wilt gebruiken, moet u op het apparaat een e-mailaccount configureren. Als u een
account wilt configureren, klikt u op [Toepassingsinstellingen] en vervolgens op [Instellingen voor e-mail afdrukken] in
het menu van de webpagina. (Beheerderrechten zijn vereist.) (Beheerderrechten zijn vereist.)
Werken met de functie e-mail afdrukken
Als u een bestand wilt afdrukken met de functie e-mail afdrukken, gebruikt u het e-mailprogramma op uw computer
om de bestanden als bijlage naar het e-mailadres van het apparaat te zenden.
U kunt stuuropdrachten in het e-mailbericht typen voor het aantal kopieën en de print-format. U typt opdrachten
volgens de indeling "opdrachtnaam=waarde".
De bedieningscommando's kunnen bijvoorbeeld de volgende zijn:
*1 Dit werkt alleen als er een afwerkingeenheid is geinstalleerd.
*2 Kan worden weggelaten behalve wanneer de authenticatie geschiedt via een gebruikernummer.
Functie Opdrachtnaam Waarden Voorbeeld
Kopieën COPIES 1-999
Nietjes*
1
STAPLEOPTION NONE, ONE
Uitvoer COLLATE OFF, ON
2-zijdige kopie DUPLEX OFF, TOP, LEFT, RIGHT
Accountnummer
*
2
ACCOUNTNUMBER Nummer (5 tot 8 cijfers)
Bestandstype LANGUAGE PCL, PCLXL, POSTSCRIPT, PDF, TIFF,
JPG, XPS
Papier PAPER Naam van beschikbaar papier (A4, LETTER,
enz.)
Afdruk.
blokkeren
FILE OFF, ON
Zwart-wit
afdrukken
B/W PRINT OFF, ON
Aanpassen aan
pagina
FITIMAGETOPAGE OFF, ON
Typ de opdrachten als platte tekst. Als u de opdrachten typt in Rich Text (HTML), werken de opdrachten niet.
Typ de opdracht "Config" in het e-mailbericht en u ontvangt een lijst van de stuuropdrachten.
Als niets is opgegeven in de inhoud (het bericht) van de e-mail, wordt afgedrukt volgens de "Standaardinstellingen"
(alleen webpagina) in de systeeminstellingen. Als u een bestand (PCL, PS of XPS) hebt afgedrukt met afdrukinstellingen,
worden deze instellingen toegepast.
Voer alleen een "Bestandstype" in als u een paginabeschrijvingstaal (PDL) opgeeft. Normaalgesproken is het niet nodig
om een bestandstype in te voeren.
COPIES=2
DUPLEX=LEFT
ACCOUNTNUMBER=11111
PAPER=A4
B/W PRINT=ON
3-76
PRINTER
Inhoudsopgave
OPDRACHTSTATUSSCHERM
Het scherm opdrachtstatus verschijnt wanneer u op de toets [OPDRACHT STATUS] op het bedieningspaneel drukt. Het
opdrachtstatusscherm geeft de status van opdrachten per modus weer. Als u op de toets [OPDRACHT STATUS] drukt,
wordt het opdrachtstatusscherm weergegeven van de modus die u gebruikte voordat u op de toets drukte.
SPOOL SCHERM/SCHERM OPDRACHTEN IN DE
WACHTRIJ/SCHERM UITGEVOERDE OPDRACHTEN
Het opdrachtstatusscherm omvat het scherm opdrachtwachtrij (waarin wordt aangegeven welke kopieer- en afdrukopdrachten wachten om te
worden afgedrukt, en de opdracht die momenteel wordt uitgevoerd), en het scherm uitgevoerde opdrachten (waarin de uitgevoerde opdracht worden
aangegeven, het spool scherm (met opdrachten die zijn gespoold) en encrypted PDF-opdrachten die wachten op de invoer van een wachtwoord.
(1) Modus selectietoetsen ( )
Met deze toetsen selecteert u welke modus wordt
weergegeven in het opdrachtstatusscherm.
De status van afdrukopdrachten kan worden
gecontroleerd door [Afdrukopdr.] te selecteren.
(2) Selectietoetsen van opdrachtstatusscherm ( )
Selecteer deze toetsen om te wisselen tussen het
scherm opdrachtwachtrij en het scherm uitgevoerde
opdrachten.
(3) Opdrachtenlijst (opdrachtwachtrij)
Opdrachten die wachten om te worden afgedrukt verschijnen in
de opdrachtwachtrij als toetsen. De opdrachten worden afgedrukt
van bovenaan in de wachtrij. Elke opdrachttoets laat informatie
over de opdracht en de huidige status van de opdracht zien.
(4) Opdrachtenlijst (spool-scherm)
Hier worden gespoolde afdrukopdrachten en
versleutelde PDF-afdrukopdrachten weergegeven
waarvoor een wachtwoord moet worden ingevoerd.
(5) Opdrachtenlijst (scherm uitgevoerde opdrachten)
Hier worden maximaal 99 uitgevoerde opdrachten
weergegeven. Het resultaat (status) van elke uitgevoerde
opdracht wordt weergegeven.
DE AFDRUKSTATUS CONTROLEREN
Afdrukken
Wachten
OPDRACHT STATUS
Afdrukken
Wachten
(1)
(3)
(4) (5)
(2)
3-77
PRINTER
Inhoudsopgave
Weergave opdrachttoetsen
Elke opdrachttoets geeft de positie van de opdracht in de opdrachtwachtrij en de huidige status van de opdracht weer.
(1) Geeft het nummer (de positie) van de opdracht in de
wachtrij aan.
Als de opdracht die momenteel wordt afgedrukt voltooid
is, schuift de opdracht een positie omhoog in de wachtrij.
Het nummer verschijnt niet op de toetsen van het scherm
met uitgevoerde opdrachten.
(2) Moduspictogram
Het pictogram verschijnt als het een afdrukopdracht
betreft. In het scherm voor voltooide opdrachten
verschijnt naast het pictogram een kleurenbalk die
aangeeft of de taak werd uitgevoerd in kleur of zwart-wit.
(Het kleurenbalkpictogram verschijnt echter niet in de
toets van een opdracht waarbij de vasthoudfunctie is
gebruikt.)
(3) Gebruikersnaam
De computerloginnaam van de gebruiker verschijnt in de
afdrukopdracht.
In de printerdriver kan een "Gebruikersnaam" worden
ingevoerd om de naam van de gebruiker aan te geven
die de opdracht uitvoert.
(4) Aantal ingevoerde sets
Hier wordt het aantal opgegeven sets weergegeven.
(5) Aantal voltooide sets
Hier wordt het aantal voltooide sets weergegeven. Terwijl
de taak in de opdrachtwachtrij staat, verschijnt "000".
(6) Status
Geeft de opdrachtstatus weer.
Wachten
(1) (2) (3)
(4)
(5) (6)
Bericht Status
"Afdrukken" Bezig met afdrukken.
"Wachten" Opdracht wacht op uitvoering.
"Toner Op" De toner in de tonercartridge is op.
Vervang de tonercartridge met een
nieuwe cartridge.
"Papier Op" Het papier dat voor deze opdracht
wordt gebruikt, is op. Vul het papier
aan of schakel om naar een andere
papierlade.
“Limiet” De paginalimiet voor het afdrukken is
overschreden. Vraag naar de
beheerder van de machine.
"Fout" Tijdens het uitvoeren van de opdracht
heeft zich een fout voorgedaan.
Verhelp de oorzaak van de fout.
"Renderen" Afdrukgegevens analyseren
"Spoolen" Afdrukgegevens worden ontvangen
of een opdracht wacht op analyse na
het spoolen.
"PDF versl." Als bij de analyse een gespoold
bestand wordt aangetroffen dat een
versleutelde PDF is, wordt
overgegaan op de wachtwoord
invoerstand.
3-78
PRINTER
Inhoudsopgave
EEN VERSLEUTELD PDF-BESTAND
AFDRUKKEN
Het versleuteld PDF-formaat wordt gebruikt om PDF-bestanden te beveiligen door er een wachtwoord aan toe te kennen. Voor het
rechtstreeks afdrukken van een versleuteld PDF-bestand op een FTP-server of van een USB-geheugenapparaat of iets dergelijks die
op de machine is aangesloten, volg onderstaande stappen om het wachtwoord in te voeren en te gaan afdrukken.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
De PS3 uitbreidingskit is vereist om deze functie te kunnen gebruiken.
1
Druk op de toets [OPDRACHT STATUS].
2
Selecteer de versleutelde PDF-afdruktaak.
(1) Wijzig de modus van de afdrukstatus in
[Afdrukopdr.].
Selecteer met de toetsen of en druk op [OK].
De modus verandert telkens wanneer u op de toets [OK] drukt.
(2) Wijzig de status van de afdruktaak naar
[Spool].
Selecteer met de toetsen of en druk op [OK].
De modus verandert telkens wanneer u op de toets [OK] drukt.
(3) Selecteer de toets voor de afdruktaak van
het PDF-bestand met het wachtwoord.
3
Selecteer de toets [Ja].
Er verschijnt een tekstinvoerscherm. Voer het wachtwoord in
(maximaal 32 tekens) en selecteer [OK]. De afdruktaak wordt
vrijgegeven en naar de [Opdr.Wachtr] overgebracht.
Indien zowel een hoofdwachtwoord als een gebruikerswachtwoord (voor het openen van het bestand) zijn ingesteld,
voer dan het hoofdwachtwoord in.
Als u een versleuteld PDF-bestand wilt afdrukken met de printerdriver, typt u het wachtwoord wanneer u het bestand
opent op uw computer.
U kunt een versleuteld PDF-bestand niet afdrukken als u het wachtwoord voor het bestand niet kent. Om een gespoolde
afdruktaak te wissen, selecteert u [Nee] in het scherm bij stap 3 en drukt vervolgens op de toets [Stop./Wis.].
De volgende versleutelde PDF-versies kunt u direct afdrukken: 1.6 (Adobe
®
Acrobat
®
7.0) en eerder.
OPDRACHT STATU
OKVORIGE
(1) (2) (3)
OKVORIGE
3-79
PRINTER
Inhoudsopgave
VOORRANG GEVEN AAN EEN
AFDRUKTAAK/EEN AFDRUKTAAK
ANNULEREN
VOORRANG GEVEN AAN EEN AFDRUKTAAK
Als het apparaat bezig is met kopiëren of het afdrukken van een ontvangen fax of andere taak, kunt u voorrang geven
aan een afdruktaak die prioriteit heeft en deze eerder afdrukken dan de andere taken.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Druk op de toets [OPDRACHT STATUS].
2
Geef de gewenste taak voorrang.
(1) Wijzig de modus van de afdrukstatus in
[Afdrukopdr.].
Selecteer met de toetsen of en druk op
[OK]. De modus verandert telkens wanneer u op de toets
[OK] drukt.
(2) Wijzig de status van de afdruktaak in
[Opdr.Wachtr].
Selecteer met de toetsen of en druk op
[OK]. De modus verandert telkens wanneer u op de toets
[OK] drukt.
(3) Selecteer de toets voor de afdruktaak die u
voorrang wilt geven.
(4) Selecteer de toets [Prioriteit].
De huidige afdruktaak wordt gestopt en de bij (3)
geselecteerde taak wordt afgedrukt.
Selecteer voor informatie over de geselecteerde afdruktaak de toets [Details].
OPDRACHT STATU
OKVORIGE
OKVORIGE
Afdrukken
Wachten
(1) (2) (3)
(4)
3-80
PRINTER
Inhoudsopgave
EEN AFDRUKTAAK ANNULEREN
U kunt een taak die wordt afgedrukt, wordt gespoold of in een wachtrij staat annuleren.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Druk op de toets [OPDRACHT STATUS].
2
Annuleer de taak.
(1) Wijzig de modus van de afdrukstatus in
[Afdrukopdr.].
Selecteer met de toetsen of en druk op
[OK]. De modus verandert telkens wanneer u op de toets
[OK] drukt.
(2) Wijzig de status van de afdruktaak in
[Spool] of [Opdr.Wachtr].
Selecteer met de toetsen of en druk op
[OK]. De modus verandert telkens wanneer u op de toets
[OK] drukt.
(3) Selecteer de toets voor de afdruktaak die u
wilt annuleren.
(4) Selecteer de toets [Stop./Wis.].
(5) Er verschijnt een melding om de annulering
te bevestigen. Selecteer de toets [Ja].
De toets voor de geselecteerde taak verdwijnt en het
afdrukken wordt geannuleerd.
U kunt het afdrukken ook annuleren met de toets [STOP] ( ) op het bedieningspaneel. Wanneer u op de toets
[STOP] ( ) drukt, verschijnt een bericht met de vraag of u de taak wilt annuleren.
Als u de geselecteerde afdruktaak niet wilt annuleren...
Selecteer de toets [Nee] bij stap 5.
OPDRACHT STATU
OKVORIGE
OKVORIGE
OKVORIGE
(1) (2) (3)
(4)
(5)
3-81
PRINTER
Inhoudsopgave
OVERSTAPPEN OP EEN ANDER
PAPIERFORMAAT ALS HET PAPIER
OPRAAKT
Als het afdrukken wordt gestopt omdat het papier op is of het in de printerdriver geselecteerde papierformaat niet in het
apparaat is geladen, verschijnt een melding op het display. Het afdrukken wordt automatisch hervat wanneer papier in
het apparaat wordt geladen en de toets [OK] wordt geselecteerd. Als u wilt afdrukken op het papier in een andere lade
omdat het gewenste papierformaat niet direct beschikbaar is, volgt u onderstaande stappen.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Druk op de toets [OPDRACHT STATUS].
2
Vraag de details op van de afdruktaak
waarvoor geen papier meer aanwezig is.
(1) Selecteer de toets voor de taak waarvoor
"Papier Op" werd weergegeven.
(2) Selecteer de toets [Details].
3
Selecteer de toets [Papier].
OPDRACHT STATU
OKVORIGE
OKVORIGE
(1)
(2)
OKVORIGE
Data:
Document-
Type:
1-Zijdig
3-82
PRINTER
Inhoudsopgave
4
Selecteer de toets voor de lade met het
papier dat u wilt gebruiken.
Het afdrukken begint.
Als u bent overstapt op een ander papierformaat, maakt het apparaat mogelijk geen goede afdrukken, bijvoorbeeld omdat
een deel van de tekst of afbeelding van het papier loopt.
OKVORIGE
3-83
PRINTER
Inhoudsopgave
BESTANDEN VAN HET
OPDRACHTSTATUSSCHERM OPHALEN EN
GEBRUIKEN
Bestanden die anders zijn opgeslagen dan met "Alleen vasthouden" in "Vasthouden instellingen" kunnen vanuit het
scherm Voltooid van de opdrachtstatus worden bewerkt.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Druk op de toets [OPDRACHT STATUS].
2
Wijzig de status van de afdruktaak naar
[Voltooid].
(1) Wijzig de modus van de afdrukstatus in
[Afdrukopdr.].
Selecteer met de toetsen of en druk op
[OK]. De modus verandert telkens wanneer u op de toets
[OK] drukt.
(2) Wijzig de status van de afdruktaak naar
[Voltooid].
Selecteer met de toetsen of en druk op
[OK]. De modus verandert telkens wanneer u op de toets
[OK] drukt.
3
Selecteer het gewenste bestand in de
voltooide opdrachten.
(1) Selecteer de toets van het gewenste
bestand.
(2) Selecteer de toets [Oproep].
Het taakinstellingenscherm verschijnt.
Selecteer de gewenste handeling en voer deze uit.
EEN OPGESLAGEN BESTAND AFDRUKKEN
(pagina 3-56)
EEN OPGESLAGEN BESTAND AFDRUKKEN
(pagina 3-56)
Selecteer het bestand en selecteer de toets [Details] om meer informatie over een bestand te zien.
OPDRACHT STATU
OKVORIGE
(1) (2)
OKVORIGE
OKVORIGE
(1)
(2)
3-84
PRINTER
Inhoudsopgave
SPECIFICATIELIJST PRINTERDRIVER
De beschikbare functies en uitvoerresultaten kunnen per gebruikte soort printerdriver variëren.
BIJLAGE
Functie PCL6 PCL5c PS
Windows
PPD
*1
Macintosh
PPD
*1
Veelgebruikte
functies
Kopieën 1-999 1-999 1-999 1-999 1-999
Afdrukstand Ja Ja Ja Ja Ja
X pagina's
op 1 vel
Aantal
pagina's
2,4,6,8,9,16 2,4,6,8,9,16 2,4,6,8,9,16 2,4,6,9,16*
2,3
2,4,6,9,16
Volgorde Selecteerbaar Selecteerbaar Selecteerbaar Selecteerbaar Selecteerbaar
Rand Aan/uit Aan/uit Aan/uit Ja Selecteerbaar
2-zijdige afdruk Ja Ja Ja Ja Ja
Aanpassen aan pagina Ja Ja Ja Nee Ja*
4
Zijde voor inbinden Selecteerbaar Selecteerbaar Selecteerbaar Nee Ja
Zwart/wit-afdruk Ja Ja Ja Ja Ja
Nieten*
5
Ja Ja Ja Ja Ja
Papier Papierformaat Ja Ja Ja Ja Ja
Aangepast papier 8 formaat 8 formaat 8 formaat Ja*
2
Ja
Papierkeuze Ja Ja Ja Ja Ja
Uitvoerlade Ja Ja Ja Ja Ja
Handige
printerfuncties
Inbindkopie Ja Ja Ja Ja Ja
Margeverschuiving 0 mm tot 30 mm 0mm tot 30mm 0 mm tot 30 mm Ja Ja
Poster afdrukken Ja Nee Ja Nee Nee
180 graden draaien Ja Ja Ja Ja Ja
Zoom/XY-zoom Ja*
6
Ja*
6
Ja Ja*
6
Ja*
6
Lijndikte-instellingen Ja Nee Nee Nee Nee
Spiegelbeeld Nee Nee Ja Ja Ja*
7
Speciale functies Ander papier Ja Ja Ja Nee Ja
*8, 9
Transparant-
insteekvellen
Ja Ja Ja Nee Ja
Carbonafdruk Ja Ja Ja Nee Nee
Hoofdstukinvoegingen Ja Nee Nee Nee Nee
Vasthouden Ja Ja Ja Nee Ja
Instelfunctie
kleurenmodus
Kleur instelling Ja Ja Ja Nee Ja
*10,11,12
Tekst naar zwart/Vector
naar zwart
Ja Ja Ja Nee Nee
Geavanceerde kleuren Ja Ja Ja Ja Ja
3-85
PRINTER
Inhoudsopgave
*1 De specificaties voor elke functie in Windows PPD en Macintosh PPD variëren afhankelijk van de versie van het
besturingssysteem en de toepassing.
*2 Kan niet worden gebruikt onder Windows NT 4.0.
*3 Onder Windows 98 zijn alleen 2 of 4 pagina's op 1 vel beschikbaar.
*4 Alleen Mac OS X v10.4.11 en v10.5 tot 10.5.1 kan worden gebruikt.
*5 Dit kan worden gebruikt als een afwerkingeenheid is geinstalleerd.
*6 De horizontale en verticale afmetingen kunnen niet afzonderlijk worden ingesteld.
*7 Alleen Mac OS 9.0 tot 9.2.2 kan worden gebruikt.
*8 U kunt alleen kaften invoegen.
*9 Kan niet worden gebruikt onder Mac OS X v10.2.8 of v10.3.9.
*10 Kan niet worden gebruikt in Mac OS 9.0 tot 9.2.2.
*11 Kan niet worden gebruikt onder Mac OS X v10.2.8.
*12 Kan niet in Mac OS X v10.5 tot 10.5.1 worden gebruikt.
*13 Deze instelling werkt mogelijk niet in sommige softwaretoepassingen en besturingssystemen.
*14 Het aantal beschikbare eigen lettertypen is 35 onder Windows NT 4.0.
*15 In sommige versies van LaserWriter kan TrueType en Type1 worden geselecteerd.
Functies voor het
combineren van
tekst en
afbeeldingen
Watermerk Ja Ja Ja Ja Ja
Afbeeldingsstempel Ja Nee Ja Nee Nee
Overlay
Ja Ja Ja Nee Nee
Beeldkwaliteit Afdrukmodus Normaal/Hoge
kwaliteit/Fijn
Normaal/Hoge
kwaliteit
Normaal/Hoge
kwaliteit/Fijn
Normaal/Hoge
kwaliteit/Fijn
Normaal/Hoge
kwaliteit/Fijn
Grafische functie
selectie
Ja Ja Nee Nee Nee
Tonerbesparingsfunctie*
13
Ja Ja Ja Ja Ja
Lettertype Eigen lettertypen 80 lettertypen 80 lettertypen 136 lettertypen 136 lettertypen
*14
35 lettertypen
Selecteerbare
lettertypen downloaden
bitmap,
TrueType,
grafisch
bitmap,
TrueType,
grafisch
bitmap,
TrueType,
Type1
bitmap,
TrueType,
Type1
Nee
*15
Ander functies Automatische
configuratie
Ja Ja Ja Nee Ja
*11
Gebruikersauthenticatie Ja Ja Ja Nee Ja
Functie PCL6 PCL5c PS
Windows
PPD
*1
Macintosh
PPD
*1
4-1
Dit hoofdstuk biedt uitgebreide uitleg van de procedures voor het gebruik van de faxfunctie.
Voor de procedure voor het gebruik van het display, zie "WERKEN MET HET BEDIENINGSPANEEL" (pagina 1-9) in
"1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT".
VOORDAT U DE MACHINE ALS
FAXMACHINE GEBRUIKT
VOORBEREIDINGEN VOOR DE FAX. . . . . . . . . . . 4-4
• VERBINDING MET DE TELEFOONLIJN. . . . . . 4-4
•ZORG DAT DE
HOOFDSTROOMSCHAKELAAR OP
"AAN" STAAT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-5
• DATUM EN TIJD CONTROLEREN . . . . . . . . . . 4-6
• HET FAXNUMMER VAN DE AFZENDER
OPSLAAN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-6
BASISSCHERM VAN DE FAXFUNCTIE . . . . . . . . . 4-7
• BASISSCHERM VAN DE FAXFUNCTIE . . . . . . 4-8
• ADRESBOEKSCHERM . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-11
• WEERGAVE VAN SNELTOETSEN IN
HET ADRESBOEKSCHERM WIJZIGEN . . . . . 4-12
ADRESBOEK . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-14
• AANGEPASTE INDEX . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-16
VOLGORDE VAN FAXVERZENDING . . . . . . . . . . 4-17
BESTEMMINGEN INVOEREN
EEN FAXNUMMER INVOEREN MET DE
CIJFERTOETSEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-20
EEN FAXNUMMER OPROEPEN VANUIT HET
ADRESBOEK . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-21
• OPROEPEN VAN EEN OPGESLAGEN
BESTEMMING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-22
• INGEVOERDE BESTEMMINGEN
CONTROLEREN EN WISSEN. . . . . . . . . . . . . 4-23
BESTEMMING OPROEPEN MET EEN
ZOEKNUMMER . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-24
EEN BESTEMMING OPROEPEN UIT EEN
GLOBAAL ADRESBOEK . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-25
OPNIEUW VERZENDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-27
KETTINGKIEZEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-28
BASISMETHODEN VOOR VERZENDEN
VERZENDMETHODEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-29
• STANDEN VOOR DE PLAATSING VAN
HET ORGINEEL. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-31
• ALS DE LIJN BEZET IS . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-31
• ALS ZICH EEN COMMUNICATIEFOUT
VOORDOET . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-31
•MODUS
FAXBESTEMMINGSBEVESTIGING . . . . . . . . 4-32
HET GEBRUIK VAN DE AUTOMATISCHE
DOCUMENTINVOER VOOR VERZENDING . . . . . 4-33
• DE AUTOMATISCHE
DOCUMENTINVOER GEBRUIKEN OM
EEN FAX TE VERZENDEN MET DE
FUNCTIE DIRECT VERZENDEN . . . . . . . . . . 4-34
DE GLASPLAAT GEBRUIKEN VOOR HET
VERZENDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-36
• DE GLASPLAAT GEBRUIKEN OM EEN
FAX TE VERZENDEN MET DE FUNCTIE
DIRECT VERZENDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-38
VERZENDINGEN MET DE LUIDSPREKER . . . . . 4-40
DEZELFDE FAX VERSTUREN NAAR
MEERDERE BESTEMMINGEN (Distributie
verzendopdracht) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-42
FAXBERICHT RECHTSTREEKS VANUIT
EEN COMPUTER VERZENDEN (PC-Fax) . . . . . . 4-47
WEERGAVE-INSTELLINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . 4-48
• AUTOMATISCH BEIDE ZIJDEN VAN EEN
DUBBELZIJDIG ORIGINEEL SCANNEN
(2-zijdig origineel) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-49
• SCANFORMAAT EN
VERZENDFORMAAT OPGEVEN . . . . . . . . . . 4-51
• BELICHTING WIJZIGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-57
• RESOLUTIE WIJZIGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-58
HOOFDSTUK 4
FAX
4-2
FAX
FAXONTVANGST
FAXBERICHTEN ONTVANGEN . . . . . . . . . . . . . . 4-59
• FAXBERICHT ONTVANGEN . . . . . . . . . . . . . . 4-60
• FAXBERICHT HANDMATIG
ONTVANGEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-61
EEN FAX MET
WACHTWOORDBEVEILIGING AFDRUKKEN
(Instelling vasthouden ontvangen
afdrukgegevens) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-62
AFBEELDING VOOR HET AFDRUKKEN
CONTROLEREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-63
• SCHERM AFBEELDINGSCONTROLE . . . . . . 4-65
ONTVANGEN FAXBERICHTEN
DOORSTUREN (Doorsturen Faxdata) . . . . . . . . . 4-66
ONTVANGEN FAXEN NAAR EEN
NETWERKADRES DOORSTUREN (Instelling
voor inkomende routing) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-67
• DE INSTELLING VOOR INKOMENDE
ROUTING CONFIGUREREN. . . . . . . . . . . . . . 4-67
SPECIALE FUNCTIES
SPECIALE FUNCTIES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-70
FAXHANDELINGEN OPSLAAN (programma). . . 4-72
• WERKPROGRAMMA'S . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-72
• EEN PROGRAMMA GEBRUIKEN VOOR
HET VERZENDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-74
FAX VERZENDEN OP EEN VOORAF
INGESTELD TIJDSTIP (Timer) . . . . . . . . . . . . . . . 4-75
BEIDE ZIJDEN VAN EEN KAART ALS EEN
ENKELE PAGINA VERZENDEN (Kaart
Formaat). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-77
VISITEKAARTEN VERZENDEN (Scannen
adreskaart). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-80
DUNNE ORIGINELEN FAXEN (Langzame
scanmodus) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-81
WISSEN VAN SCHADUWRANDEN OP EEN
AFBEELDING (Wissen). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-83
EEN GROOT AANTAL PAGINA'S
VERZENDEN (Opdr. samenstel.) . . . . . . . . . . . . . 4-86
AFDRUKINSTELLINGEN VOOR HET
TRANSMISSIERAPPORT WIJZIGEN
(Transmissie Rapport) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-88
AFZENDERINFORMATIE TOEVOEGEN AAN
UW FAXEN (Eigen nummer verzenden) . . . . . . . 4-90
• AFZENDERINFORMATIE TIJDELIJK
WIJZIGEN (Eigen naam kiezen) . . . . . . . . . . . 4-91
EEN FAXMACHINE OPROEPEN EN
ONTVANGST INITIALISEREN (Navragen). . . . . . 4-92
• EEN NAVRAAG-ONTVANGST
HANDMATIG INITIALISEREN . . . . . . . . . . . . . 4-94
EEN FAX VERZENDEN WANNEER EEN
ANDERE MACHINE NAVRAAG DOET BIJ
UW MACHINE (Navraaggeheugen) . . . . . . . . . . . 4-95
• TOEGANG NAVRAAG BEPERKEN
(Navraagbeveiliging). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-95
• EEN DOCUMENT IN EEN
NAVRAAGGEHEUGEN SCANNEN. . . . . . . . . 4-96
• EEN DOCUMENT UIT HET OPENBAAR
VAK CONTROLEREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-98
• EEN DOCUMENT VERWIJDEREN UIT
HET OPENBAAR VAK . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-99
F-CODE COMMUNICATIE VERRICHTEN
F-CODE COMMUNICATIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-101
• DE WERKING VAN F-CODES. . . . . . . . . . . . 4-101
• GEHEUGENVAKKEN MAKEN IN DE
MACHINE VOOR F-CODE
COMMUNICATIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-102
• F-CODE BELLEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-102
F-CODES GEBRUIKEN VOOR
VERTROUWELIJKE COMMUNICATIE . . . . . . . . 4-103
• F-CODE VERTROUWELIJKE
VERZENDING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-104
• EEN FAX MET VERTROUWELIJKE
F-CODE ONTVANGST CONTROLEREN . . . 4-105
NAVRAAG ONTVANGST MET F-CODES. . . . . . 4-107
NAVRAAGGEHEUGENVERZENDING MET
F-CODES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-109
• EEN DOCUMENT IN EEN
GEHEUGENVAK SCANNEN VOOR
NAVRAAGVERZENDING MET F-CODE . . . . 4-109
• DOCUMENT IN
NAVRAAGGEHEUGENVAK MET F-CODE
CONTROLEREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-112
• EEN DOCUMENT WISSEN DAT
OPGESLAGEN IS VOOR
NAVRAAGVERZENDING MET F-CODE . . . . 4-113
RELAY-VERZOEKVERZENDING MET
F-CODES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-115
RELAY-DISTRIBUTIEVERZENDING MET
F-CODES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-117
4-3
FAX
EEN EXTRA TELEFOON GEBRUIKEN
EEN EXTRA TELEFOON AANSLUITEN EN
GEBRUIKEN (Aansluiting extra telefoon) . . . . . 4-118
• EEN FAX ONTVANGEN NA
BEANTWOORDING VAN EEN GESPREK
VIA DE EXTRA TELEFOON (ontvangst op
afstand). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-119
• TELEFOONGESPREKKEN VOEREN EN
ONTVANGEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-119
DE STATUS VAN FAXOPDRACHTEN
CONTROLEREN
OPDRACHTSTATUSSCHERM . . . . . . . . . . . . . . 4-120
• SCHERM OPDRACHTWACHTRIJ EN
SCHERM UITGEVOERDE OPDRACHTEN. . 4-121
• VOORTGANG WANNEER EEN
OPDRACHT UIT DE WACHTRIJ IS
UITGEVOERD . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-124
• GERESERVEERDE OPDRACHTEN OF
OPDRACHTEN IN UITVOERING
CONTROLEREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-125
• UITGEVOERDE OPDRACHTEN
CONTROLEREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-126
EEN FAX IN UITVOERING OF EEN
GERESERVEERDE FAX ANNULEREN . . . . . . . 4-127
VOORRANG GEVEN AAN EEN
GERESERVEERDE FAXOPDRACHT . . . . . . . . . 4-128
HET ACTIVITEITENLOGBOEK NAKIJKEN
(Activiteitenrapport Beeld Verzenden) . . . . . . . 4-129
• ACTIVITEITENRAPPORT BEELD
VERZENDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-129
• INFORMATIE IN DE STATUSKOLOM. . . . . . 4-130
4-4
FAX
Inhoudsopgave
Deze sectie bevat informatie waarmee u vertrouwd moet zijn voordat u de machine als een faxmachine gebruikt.
VOORBEREIDINGEN VOOR DE FAX
Om de machine als fax te kunnen gebruiken, moet de telefoonlijn zijn aangesloten en het soort telefoonlijn ingesteld.
VERBINDING MET DE TELEFOONLIJN
Gebruik alleen de meegeleverde telefoonkabel
om de machine aan de wandcontactdoos voor
de telefoon aan te sluiten. Sluit het het uiteinde
van het telefoonsnoer met de kern aan op de
"LIJN" bus op de machine. Steek het andere
uiteinde (het uiteinde zonder kern) in een
telefooncontactdoos.
VOORDAT U DE MACHINE ALS
FAXMACHINE GEBRUIKT
Klik!
"LIJN" bus
Kern
Steek het uiteinde van het telefoonsnoer
met de kern in de "LIJN" bus.
4-5
FAX
Inhoudsopgave
ZORG DAT DE HOOFDSTROOMSCHAKELAAR OP
"AAN" STAAT
Als de hoofdschakelaar is ingeschakeld, brandt de hoofdvoedingsindicator op het bedieningspaneel.
Als de indicator van de hoofdschakelaar niet oplicht, staat de stroom "uit". Schakel de hoofdschakelaar "aan" en druk op
de [AAN]-toets ( ) op het bedieningspaneel.
Als u de faxfunctie gaat gebruiken en speciaal wanneer faxontvangst of faxverzending met timer 's nachts plaats zullen
vinden, zorg er dan voor dat de hoofdschakelaar op "aan" blijft staan.
Als de [STROOMBESPARING]-indicator ( ) knippert, staat de machine in de automatische uitschakelfunctie. Als u op de
toets [STROOMBESPARING] ( ) drukt terwijl de indicator knippert, gaat de indicator uit en keert het apparaat na enkele
ogenblikken terug naar de bedrijfsmodus.
LOGOUT
AAN-indicator
Toets/indicator [STROOMBESPARING]
Hoofdschakelaar
Stand "Aan"
4-6
FAX
Inhoudsopgave
DATUM EN TIJD CONTROLEREN
Controleer of de correcte datum en tijd in de machine zijn ingesteld.
Datum en tijd worden ingesteld in de systeeminstellingen van de machine. Wanneer u op de toets
[SYSTEEMINSTELLINGEN]-toets drukt, verschijnt het scherm systeeminstellingen op het display. Selecteer [Standaard
Instellingen], [Klok], en [Klok aanpassen], en stel jaar, maand, dag, uur en minuten in.
HET FAXNUMMER VAN DE AFZENDER OPSLAAN
Sla de gebruikersnaam en het faxnummer op bij "Registratie zendergegevens".
Zorg dat u deze informatie configureert, want dit is voor de communicatie vereist.
Als "Klokinstelling deactiveren" (alleen webpagina) is geactiveerd in de systeeminstellingen (beheerder), kunnen de datum
en de tijd niet worden ingesteld.
Systeeminstellingen (Beheerder): Registratie zendergegevens
Programmeer met deze instelling de naam en het faxnummer van de afzender.
4-7
FAX
Inhoudsopgave
BASISSCHERM VAN DE FAXFUNCTIE
De faxfunctie wordt gebruikt door instellingen en handelingen in het basisscherm van de faxmodus te selecteren. Als u
het basisscherm van een modus wilt weergeven, drukt u op de toets [BEELD VERZENDEN] en selecteert u de
gewenste modus onder [Modus Wijzigen].
Elk van de andere modi die u weergeeft door de toets [BEELD VERZENDEN] te selecteren (scan-, internetfax-, USB
geheugen-, PC-scan- en gegevensinvoerfuncties), heeft ook een basisscherm.
Transmissiebestemmingen kunnen onder sneltoetsen in het Adresboek worden opgeslagen en kunnen, wanneer u ze
nodig heeft, worden opgehaald vanuit het scherm van het adresboek. Het adresboek wordt gedeeld door de functie fax,
scanner, internetfax en gegevensinvoer.
Om naar het adresboekscherm over te schakelen vanuit het basisscherm, selecteert u de toets [Adres], [Adresboek] en
drukt u op [OK]. Om naar het basisscherm over te schakelen vanuit het adresboekscherm , selecteert u de toets
[Basismenu] en drukt u op [OK]. Dit hoofdstuk verwijst naar het basisscherm van de faxfunctie als het "basisscherm".
De procedures in dit hoofdstuk beginnen met het basisscherm van de faxfunctie.
Systeeminstellingen (Beheerder): Standaardweergave-Instellingen
Een van de volgende schermen kan als beginscherm worden geselecteerd om te verschijnen wanneer [BEELD
VERZENDEN] wordt geselecteerd.
Basisscherm van elke functie (scan-, internetfax-, fax- of gegevensinvoerfunctie)
Het scherm van het Adresboek
LOGOUT
KOPIE
AFDRUKKEN
OKVORIGE
SYSTEEM
INSTELLINGEN
BEELD
VERZENDEN
GEREED
DATA
DATA
LIJN
OPDRACHT STATUS
Modi die niet gebruikt kunnen worden
omdat de betreffende opties niet zijn
geïnstalleerd, worden grijs weergegeven.
Voorbeeld: overschakelen van scanmodus naar faxmodus
AAA AAA
BBB BBB
CCC CCC
DDD DDD
EEE EEE
FFF FFF
GGG GGG
HHH HHH
III III
JJJ JJJ
Het basisscherm van de faxfunctie Het scherm van het Adresboek
4-8
FAX
Inhoudsopgave
BASISSCHERM VAN DE FAXFUNCTIE
Dit scherm kunt u gebruiken om de instellingen en handelingen van de faxfunctie te selecteren.
(1) Het laat verschillende berichten en bestemming zien
die zijn ingevoerd.
Het pictogram aan de linkerkant duidt de faxfunctie
aan.
(2) Toets [Modus Wijzigen]
Gebruik deze toetsen om de modus van de functie beeld
verzenden te wijzigen.
Modi die niet gebruikt kunnen worden omdat de
betreffende opties niet zijn geïnstalleerd, verschijnen
niet.
BASISSCHERM VAN DE FAXFUNCTIE (pagina
4-7)
(3) Toets [Snel]
Selecteer deze toets om een faxbestemming te bellen
door gebruik te maken van een zoeknummer.
BESTEMMING OPROEPEN MET EEN
ZOEKNUMMER (pagina 4-24)
(4) Toets [Adres]
Selecteer deze toets om te bellen door gebruik te maken
van een sneltoets.
EEN FAXNUMMER OPROEPEN VANUIT HET
ADRESBOEK (pagina 4-21)
(5) Toets [Scanformaat]
Selecteer deze toets om de afbeeldinginstellingen
(formaat origineel, duplex configureren, stand afbeelding)
te selecteren.
WEERGAVE-INSTELLINGEN (pagina 4-48)
(6) Toets [Verzendformaat]
Selecteer deze toets om het verzendformaat van het
origineel op te geven.
Het verzendformaat van het origineel opgeven
(pagina 4-55)
(7) Toets [Belichting]
Selecteer deze toets om de belichting voor het scannen
te selecteren.
BELICHTING WIJZIGEN (pagina 4-57)
(8) Toets [Resolutie]
Selecteer deze toets om de resolutie voor het scannen te
selecteren.
RESOLUTIE WIJZIGEN (pagina 4-58)
(9) Toets [Spec. Functies]
Selecteer deze toets om een speciale functie te
gebruiken.
SPECIALE FUNCTIES (pagina 4-70)
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
(7)
(8)
(9)
(10)
(11)
(12)
(13)
(15)
(14)
4-9
FAX
Inhoudsopgave
(10) [Direct TX]-toets
Selecteer deze toets om een fax te verzenden door een
directe verzending.
Gebruik de automatische documentinvoer om een
grote hoeveelheid originelen te faxen. (pagina 4-29)
Gebruik de functie direct verzenden als u een fax wil
verzenden voor de al eerder gereserveerde
faxverzendingen. (pagina 4-30)
(11) Toets [Data-hold]
Wanneer "Instelling vasthouden ontvangen
afdrukgegevens" of "Inst. beeldcontrole ontvangen
gegevens" (alleen webpagina) in de systeeminstellingen
is geactiveerd, verschijnt dit zodra een fax ontvangen
wordt.
: Alleen "Instelling vasthouden ontvangen
afdrukgegevens" is ingeschakeld
: Alleen "Inst. beeldcontrole ontvangen gegevens" is
ingeschakeld
: Beide instellingen zijn ingeschakeld
EEN FAX MET WACHTWOORDBEVEILIGING
AFDRUKKEN (Instelling vasthouden ontvangen
afdrukgegevens) (pagina 4-62)
(12) [Subadres]-toets
Selecteer deze toets om een subadres en een
wachtwoord voor een F-codeverzending in te voeren.
F-CODE BELLEN (pagina 4-102)
(13) Toets [Luidspreker] / toets [Onderbreking] / toets
[Spatie]
Selecteer deze toets om te bellen door gebruik te maken van
de luidspreker.
Wanneer u een faxnummer invoert dat gebeld moet worden,
verandert de toets in de [Onderbreking]-toets. Wanneer u een
subadres invoert, verandert de toets in de [Spatie]-toets.
VERZENDINGEN MET DE LUIDSPREKER (pagina
4-40)
(14) Toets [Opn. verzenden] / [Volgend Adres]
Selecteer deze toets om een faxnummer opnieuw te bellen.
Wanneer u een faxnummer invoert dat gebeld moet worden,
verandert de toets in de [Volgend Adres]-toets.
OPNIEUW VERZENDEN (pagina 4-27)
AFBEELDING VOOR HET AFDRUKKEN
CONTROLEREN (pagina 4-63)
(15) Dit laat de huidige geselecteerde faxontvangstfunctie
zien en de hoeveelheid vrij geheugen die nog over is.
FAXBERICHTEN ONTVANGEN (pagina 4-59)
4-10
FAX
Inhoudsopgave
Aangepaste toetsen tonen
Toetsen voor speciale functies en overige instellingen kunt u als sneltoetsen opslaan. Door vaak gebruikte functies aan deze toetsen
toe te kennen, beschikt u met n druk op de toets over deze functies. U kunt "Toetsinstelling aanpassen" op de webpagina's gebruiken
om de functie die aan een toets is toegekend te veranderen. De volgende toetsen verschijnen standaard als fabrieksinstelling:
Toets [Programma], toets [Globaal Adres]
Selecteer deze om de programmafunctie of een globaal adresboek te selecteren.
FAXHANDELINGEN OPSLAAN (programma) (pagina 4-72)
EEN BESTEMMING OPROEPEN UIT EEN GLOBAAL ADRESBOEK (pagina 4-25)
Toets [Adresoverzicht]
Selecteer deze toets om een lijst bestemmingen weer te geven die uit het adresboek zijn geselecteerd en de nummers die
rechtstreeks met de cijfertoetsen zijn ingevoerd.Dit is dezelfde toets als de toets [Adresoverzicht] in het adresboekscherm.
Voorbeeld: Als "Wissen", "Opdracht Samenstel.", en "Langz. scanm." toegewezen worden aan aangepaste toetsen.
Systeeminstellingen (Beheerder): Toetsinstelling aanpassen (alleen webpagina)
De registratie wordt uitgevoerd in [Systeeminstellingen] [Bedieningsinstellingen] "Toetsinstelling aanpassen" in het
webpaginamenu.
Deze 3 toetsen kunt u
veranderen als u dat wil.
4-11
FAX
Inhoudsopgave
ADRESBOEKSCHERM
Dit scherm wordt gebruikt om uit een lijst van opgeslagen bestemmingen een bestemming te kiezen.
(1) Dit laat de geselecteerde bestemming zien.
(2) Toets [Basismenu]
Selecteer deze toets om verzendingsinstellingen en
-handelingen te selecteren. Als de toets wordt
geselecteerd, verschijnt het basisscherm.
BASISSCHERM VAN DE FAXFUNCTIE (pagina
4-8)
(3) Toets [Snel]
Selecteer deze toets om een bestemming op te roepen
door gebruik te maken van een zoeknummer.
BESTEMMING OPROEPEN MET EEN
ZOEKNUMMER (pagina 4-24)
(4) Tabbladen index
Selecteer deze om van index te wisselen.
OPROEPEN VAN EEN OPGESLAGEN
BESTEMMING (pagina 4-22)
(5) Weergave sneltoetsen
Dit laat de one-touch-toetsen zien van de bestemmingen
die in het adresboek zijn opgeslagen. Toetsen waarin
bestemmingen en groepen zijn opgeslagen, noemen we
sneltoetsen. Toetsen waaronder faxnummers
opgeslagen liggen, worden aangegeven met .
OPROEPEN VAN EEN OPGESLAGEN
BESTEMMING (pagina 4-22)
(6) Toets [Globaal Adres Zoeken]
Als het gebruik van een LDAP-server is geactiveerd op
de webpagina van de machine, kan een faxnummer uit
een globaal adresboek worden opgehaald.
EEN BESTEMMING OPROEPEN UIT EEN
GLOBAAL ADRESBOEK (pagina 4-25)
(7) Toets [Adresinvoer]
Wordt niet gebruikt de faxfunctie.
(8) Toets [Adresoverzicht]
Selecteer deze toets om een lijst bestemmingen weer te
geven die zijn geselecteerd of om een geselecteerde
bestemming in te voeren (sneltoets).
Bestemmingsselecties kunnen ook worden gewijzigd.
INGEVOERDE BESTEMMINGEN CONTROLEREN
EN WISSEN (pagina 4-23)
(9) [Subadres]-toets
Selecteer deze toets om een subadres en een
wachtwoord voor een F-codeverzending in te voeren.
F-CODE BELLEN (pagina 4-102)
(10) Toets [Adres sorteren]
Selecteer deze toets om de indextabs te wijzigen naar
aangepaste indexen, om sneltoetsen op verzendmodus
weer te geven, of om het aantal weergegeven items te
wijzigen.
WEERGAVE VAN SNELTOETSEN IN HET
ADRESBOEKSCHERM WIJZIGEN (pagina 4-12)
AAA AAA
BBB BBB
CCC CCC
DDD DDD
EEE EEE
FFF FFF
GGG GGG
HHH HHH
III III
JJJ JJJ
AAA AAA
BBB BBB
CCC CCC
DDD DDD
EEE EEE
FFF FFF
GGG GGG
HHH HHH
Globaal Adres Zoeken
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
(8)
(9)
(10)
(8)
(9)
(10)
(6)
(7)
(8)
4-12
FAX
Inhoudsopgave
WEERGAVE VAN SNELTOETSEN IN HET
ADRESBOEKSCHERM WIJZIGEN
Het is mogelijk om alleen bestemmingen van een bepaalde verzendmodus weer te geven in het scherm Adresboek, of om te wisselen
tussen de weergegeven alfabetische tabs en aangepaste tabs. De werkwijze voor het selecteren van bestemmingen blijft hetzelfde.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
Bij gebruik van de netwerkscannerfunctie of de internetfaxfunctie wordt een ander pictogram in de sneltoetsweergave
weergegeven wanneer een niet-faxbestemming (adres) wordt opgeslagen.
EEN FAXNUMMER OPROEPEN VANUIT HET ADRESBOEK (pagina 4-21)
ADRESBOEK (pagina 4-14)
Opslaan in [Adresboek] in het webpaginamenu.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instelling aantal getoonde direct adrestoetsen
Hiermee wijzigt u de standaard instelling van het aantal sneltoetsen dat in het adresboekscherm wordt weergegeven.
Systeeminstellingen (Beheerder): Standaardweergave-Instellingen
Een van de volgende schermen kan als beginscherm worden geselecteerd om te verschijnen wanneer [BEELD
VERZENDEN] wordt geselecteerd.
- Basisscherm van elke functie (scan-, internetfax-, fax- of gegevensinvoerfunctie)
- Het scherm van het Adresboek
Systeeminstellingen (Beheerder): Standaardselectie adresboek
De volgende instellingen zijn beschikbaar als methode voor het sorteren van de weergegeven adressen uit het adresboek.
- Indextype (alfabet, aangepast)
- Adrestype (alle, groep, e-mail, FTP/Bureaublad, netwerkmap, internetfax, fax)
1
Selecteer de toets [Adres sorteren].
2
Wijzig de weergavemodus.
(1) Selecteer de toets van de modus of de tab
die u wilt weergeven.
Wijzig de indextabs door de toets [Tabschakelen] te
selecteren.
Laat alleen de sneltoetsen van een bepaalde
verzendmodus zien door onder "Adrestype" de
gewenste modustoets te selecteren.
Verander het aantal bestemmingen (sneltoetsen) dat
ineens wordt weergegeven in het adresboekscherm
door de toets [Het aantal weergegeven items wijzigen]
te selecteren en dan 5, 10 of 15 bestemmingen te
selecteren.
(2) Selecteer de weergavemethode en druk op
[OK].
OKVORIGE
AAA AAA
BBB BBB
CCC CCC
DDD DDD
EEE EEE
FFF FFF
GGG GGG
HHH HHH
III III
JJJ JJJ
OKVORIGE
(1)
(2)
(2)
(2)
Het aantal
weergegeven
items wijzigen
Adrestype
Tabschakelen
4-13
FAX
Inhoudsopgave
Indexweergave
Indexen vergemakkelijken het zoeken naar een bestemming (sneltoets). De bestemmingen worden afzonderlijk
weergegeven op basis van alfabetische zoektekens en indexnummers. Selecteer de betreffende indextab om een
opgeslagen bestemming weer te geven. Het is handig om veelgebruikte bestemmingen op te slaan in de index [Freq.].
Geef bij het opslaan van een bestemming op of de bestemming moet worden weergegeven in de index [Freq.].
Als bijvoorbeeld de toetsen "A" t/m "D" verschijnen, kunt u de toets [B] selecteren om alleen bestemmingen die
beginnen met de letter "B" te tonen. Selecteer de toets nogmaals om te annuleren. Het zoekletterbereik kan echter niet
worden verkleind op de tabs [Freq.], [etc.] of op een indextab van een gebruiker.
U kunt de bestemmingen ook in alfabetische volgorde op beginletter weergeven.
Telkens als u de weergegeven indextab selecteert, verandert de weergavevolgorde als volgt: zoeknummers (pagina
4-24), oplopende namen, aflopende namen. Als de weergavevolgorde wordt gewijzigd, verandert de weergavevolgorde
van de andere indextabs eveneens.
Indexnamen kunnen in de systeeminstellingen worden gewijzigd met "Aangepaste Index" in het webpaginamenu,
waardoor u groepen sneltoetsen kunt maken die gemakkelijk herkenbaar zijn.
Systeeminstellingen: AANGEPASTE INDEX (pagina 4-16)
Met deze instelling worden aangepaste indexnamen opgeslagen. De aangepaste index waarin een sneltoets wordt
weergegeven, wordt opgegeven bij het opslaan van de verzendbestemming in de toets. Opslaan in [Adresboek] >
[Aangepaste Index] in het webpaginamenu.
OKVORIGE
AAA AAA
BBB BBB
CCC CCC
DDD DDD
EEE EEE
FFF FFF
GGG GGG
HHH HHH
Tabbladen index
Freq.Freq.Freq.
Gesorteerd op zoeknummer
(standaard)
Oplopende namen Aflopende namen
4-14
FAX
Inhoudsopgave
ADRESBOEK
Met het adresboek worden instellingen geconfigureerd om adressen op de webpagina op te slaan.
Door adressen in het adresboek op te slaan, wordt het eenvoudig om een verzendadres op te geven.
Als de toets [Adresboek] wordt geselecteerd, verschijnt het volgende scherm.
(1) Toets [Toevoegen]
Gebruik deze toets om een nieuw adres toe te
voegen.
(2) Lijstweergave
Hiermee wordt een lijst van de opgeslagen adressen
weergegeven. U kunt een adres selecteren om het
scherm voor bewerking of verwijdering voor dit adres
te openen.
Adressen opslaan
Selecteer de toets [Toevoegen] op het weergegeven scherm om het registratiescherm weer te geven. Er kunnen 999
adressen worden opgeslagen.
Raadpleeg "Instellingen" (pagina 4-15) voor informatie over de instellingen.
Adressen wijzigen en wissen
U kunt een adres selecteren op het weergegeven scherm om een scherm voor bewerking van dit adres te openen.
Open een verwijderscherm door het selectievakje naast het adres in te schakelen en dan [Wissen] te selecteren.
Raadpleeg "Instellingen" (pagina 4-15) voor informatie over de instellingen.
(2)
(1)
4-15
FAX
Inhoudsopgave
Instellingen
Als u geen afzonderlijke sneltoets of groeptoets kunt bewerken of wissen.
In de onderstaande situaties kunt u geen afzonderlijke sneltoetsen of groeptoetsen bewerken of wissen:
- Wanneer de toets wordt gebruikt voor een verzending in de wachtrij of een verzending die op dat moment wordt
verzonden.
- Wanneer de sleutel wordt opgenomen in een groepstoets.
- Wanneer de sleutel wordt opgenomen in een programma.
- Wanneer de sleutel is gespecificeerd als ontvangende faxmachine in een F-code Relay-Distributieverzending.
Als de toets wordt gebruikt voor een verzending in de wachtrij of een verzending die op dat moment wordt verzonden, kunt
u de verzending annuleren of wachten totdat deze is voltooid en vervolgens de toets bewerken of wissen.
Als de toets is opgenomen in een groep, verwijder dan eerst de toets uit de groep en bewerk of wis vervolgens de toets.
Als de toets is gespecificeerd als doorstuurbestemming, annuleer dan de doorstuurbestemming en bewerk of wis
vervolgens de toets. Wanneer "Reg. van bestemming op webpage uitschak." is ingeschakeld, wis dan deze functie en
wijzig of verwijder de toets.
Item Beschrijving
Opgeslagen algemene items
Adrestype
Selecteer het adrestype dat in het adresboek moet worden opgeslagen.
Selecteer in dit geval [Fax]
Zoeknummer
Stel een zoeknummer in. Het laagst beschikbare nummer wordt automatisch
ingevoerd. Om een nummer te wijzigen, voert u een nummer één van 001 tot 999.
Een zoeknummer dat al is opgeslagen kan niet worden gebruikt.
Adresnaam Voer een naam voor de adresnaam in (maximaal 36 tekens).
Eerste letter
U kunt maximaal 10 karakters voor de initialen invoeren. De eerste letters die u
hier invoert bepalen de positie van de sneltoets in de alfabetische index.
Toetsnaam
Voer de naam in die u wilt laten verschijnen in het adresboek (deze verschilt van
de adresnaam).
Aangepaste Index Selecteer de aangepaste index waarin het adres verschijnt.
Registreer het Adres dat moet worden
toegevoegd aan de index [Veelgebruikt].
Veelvuldig gebruikte adressen kunnen worden opgeslagen in de index
[Veelgebruikt].
Faxnummer
Voer het faxnummer van de bestemming in (maximaal 64 cijfers).
Als u de PBX-instellingen* tijdelijk wilt annuleren bij het verzenden van een
fax...
Selecteer de toets [R] voordat u een faxnummer invoert.
* In sommige landen en regio's is deze functie niet beschikbaar.
Een onderbreking invoeren tussen de cijfers van het nummer.
Selecteer de [-]-toets op de plaats waar u een spatie wilt invoegen.
Een F-code (subadres en pascode) invoeren...
(1) Voer het faxnummer van de bestemming in via het numerieke toetsenbord.
(2) Selecteer de toets [/].
(3) Voer het subadres in (maximaal twintig cijfers) via het numerieke
toetsenbord.
(4) Selecteer de toets [/].
(5) Voer het pascode in (maximaal twintig cijfers) via het numerieke toetsenbord.
Een pascode is niet vereist als de ontvangende faxmachine geen
wachtwoord gebruikt.
Het faxnummer van de bestemming kan uit maximaal 64 tekens bestaan inclusief
alle cijfers en tekens.
4-16
FAX
Inhoudsopgave
AANGEPASTE INDEX
De naam van een aangepaste index kan voor groter gebruikersgemak worden gewijzigd.
Wis de vooraf ingevoerde naam en voer een nieuwe naam in (maximaal 6 tekens).
De standaard fabriekswaarden voor de namen van de aangepaste indexen zijn "Gebr 1" tot "Gebr 6".
Verzendfunctie
Stel de verzendsnelheid en de functie Internationale correspondentie in. Het
selecteren van de juiste instellingen voor deze items kan communicatiefouten
helpen elimineren.
Verzendsnelheid
33.6U kunt kiezen voor de volgende verzendsnelheden: 33.6 kbps, 14.4 kbps,
9.6 kbps of 4.8 kbps. Hoe hoger het getal des te hoger de snelheid.
Stel de overdrachtssnelheid alleen in openbare waarvan u denkt dat deze
geschikt is, bijvoorbeeld wanneer u een fax verzendt naar het buitenland en u
weet dat de telefoonverbinding slecht kan zijn. Wijzig deze instelling niet als u niet
op de hoogte bent van de kwaliteit van de telefoonverbinding.
Verzendfunctie
U kunt kiezen uit Geen geluid, Mode1, Mode2 of Mode3 voor de functie
Internationale correspondentie.
Wanneer u een fax stuurt naar het buitenland, kan het voorkomen dat er storing
optreedt op de telefoonlijn waardoor de faxverzending wordt onderbroken. Als u
regelmatig last heeft van storingen tijdens het faxen naar het buitenland, probeer
dan de modi 1 tot 3 en selecteer de modus die het beste resultaat oplevert.
Item Beschrijving
4-17
FAX
Inhoudsopgave
VOLGORDE VAN FAXVERZENDING
Deze sectie legt de basisprocedure uit voor het verzenden van een fax.
Plaats het origineel
Plaats het origineel in de invoerlade van de automatische
documentinvoer of op de glasplaat.
Voer het faxnummer van de bestemming in
of
Toets [Adresboek]: Selecteer een bestemming die in het
adresboek is opgeslagen of zoek een
bestemming op in het globale
adresboek.
EEN FAXNUMMER OPROEPEN
VANUIT HET ADRESBOEK
(pagina 4-21)
Toets [Snel]: Gebruik een zoeknummer om een
bestemming die in het adresboek is
opgeslagen op te geven.
BESTEMMING OPROEPEN MET EEN
ZOEKNUMMER (pagina 4-24)
[Opn. verzenden]-toets
:Kies een faxnummer van de laatste
acht bestemmingen die gebruikt zijn
voor verzending.
OPNIEUW VERZENDEN (pagina
4-27)
Cijfertoetsen: Voer een faxnummer in.
EEN FAXNUMMER INVOEREN MET
DE CIJFERTOETSEN (pagina 4-20)
AAA AAA
BBB BBB
CCC CCC
DDD DDD
EEE EEE
FFF FFF
GGG GGG
HHH HHH
III III
JJJ JJJ
4-18
FAX
Inhoudsopgave
Selecteer beeldinstellingen
Selecteer instellingen voor het te faxen origineel.
[Scanformaat]-toets: Gebruik deze toets om het
oorspronkelijke formaat en het
tweezijdig scannen van originelen te
selecteren.
SCANFORMAAT EN
VERZENDFORMAAT OPGEVEN
(pagina 4-51), AUTOMATISCH
BEIDE ZIJDEN VAN EEN
DUBBELZIJDIG ORIGINEEL
SCANNEN (2-zijdig origineel)
(pagina 4-49)
[Verzendformaat]-toets: Gebruik deze toets om het
verzendformaat van het origineel te
selecteren.
Het verzendformaat van het
origineel opgeven (pagina 4-55)
[Belichting]-toets: Gebruik deze toets om de belichting van
het beeld af te stellen.
BELICHTING WIJZIGEN (pagina
4-57)
[Resolutie]-toets: Gebruik deze toets om de resolutie van
het beeld af te stellen.
RESOLUTIE WIJZIGEN (pagina
4-58)
Instellingen speciale functies
Selecteer de toets [Spec. Functies] om speciale functies te
selecteren, zoals timer verzending en de wisfunctie.
4-19
FAX
Inhoudsopgave
Start de transactie.
Scan het origineel en verzend de fax.
Als het origineel op de glasplaat is gelegd, volg dan deze stappen om het scannen en verzenden te starten:
Als u een normale fax verstuurt (geheugenverzending)
(1) Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
(2) Vervang na afloop van het scannen het origineel door het volgende origineel.
(3) Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
(4) Herhaal stappen (2) en (3) totdat alle originelen zijn gescand.
(5) Selecteer de toets [Lezen Klaar] en druk op [OK].
Wanneer u een fax verstuurt in de modus direct verzenden
In de modus direct verzenden kunt u niet meerdere originelen scannen.
Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT] om de verzending te starten.
Wanneer de verzending klaar is, worden de beeldinstellingen en de instellingen voor de handige functie (speciale functie)
gewist.
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
Systeeminstellingen (Beheerder): Standaardweergave-Instellingen
Deze instellingen kunnen gedurende een bepaalde tijd worden behouden nadat het scannen is voltooid.
4-20
FAX
Inhoudsopgave
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u faxnummers van bestemmingen kunt invoeren.
U kunt faxnummers van bestemmingen invoeren met de cijfertoetsen of door een eerder opgeslagen faxnummer op te
roepen met het adresboek of een zoeknummer.
EEN FAXNUMMER INVOEREN MET DE
CIJFERTOETSEN
Een onderbreking invoeren tussen de cijfers van het nummer.
Voer na het gebruikte nummer een onderbreking in om vanuit een PBX te bellen (bijvoorbeeld na een "0") of na de
landcode van een internationaal nummer.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
BESTEMMINGEN INVOEREN
Voer het faxnummer van een
bestemming in met de cijfertoetsen.
Let erop dat u het juiste nummer invoert.
Als het verkeerde nummer is ingevoerd...
Druk op de toets [WISSEN] ( ) om het nummer te wissen en voer het juiste nummer in.
Selecteer de toets [Onderbreking].
Selecteer de toets [Onderbreking] en druk op [OK]. Er wordt
een streepje (-) ingevoegd.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instelling Onderbrekingstijd
Dit wordt gebruikt om de lengte van de onderbrekingen in te stellen. De standaardinstelling is 2 seconden.
OKVORIGE
4-21
FAX
Inhoudsopgave
EEN FAXNUMMER OPROEPEN VANUIT HET
ADRESBOEK
Het scherm adresboek geeft opgeslagen bestemmingen weer als sneltoetsen.
Een faxnummer van een bestemming roept u op door eenvoudigweg de sneltoets van die bestemming te selecteren. Dit
wordt "one-touch-bellen" genoemd. Het is ook mogelijk om meerdere faxnummers onder een sneltoets op te slaan.
Hierdoor kunt u alle nummer oproepen door simpelweg die toets te selecteren. Dit wordt "groepbellen" genoemd. Deze
belmethode is handig wanneer u dezelfde fax (of een navraag) naar meerdere bestemmingen wilt verzenden.
Wanneer er naast faxbestemmingen ook bestemmingen van andere scanfuncties zijn opgeslagen, verschijnt er in de
one-touch-toets naast de naam van de bestemming ook een pictogram dat de functie aangeeft.
Pictogram Modus
Fax
Scannen naar E-mail
Internetfax (Directe SMTP)
Scannen naar FTP
Scannen naar netwerkmap
Scannen naar desktop
Groepstoets met meerdere bestemmingen
ADRESBOEK (pagina 4-14)
Dit wordt gebruikt om bestemmingen (namen en faxnummers) op te slaan in het adresboek.
Opslaan in [Adresboek] in het webpaginamenu.
AAA AAA
BBB BBB
CCC CCC
DDD DDD
EEE EEE
FFF FFF
GGG GGG
HHH HHH
III III
JJJ JJJ
4-22
FAX
Inhoudsopgave
OPROEPEN VAN EEN OPGESLAGEN BESTEMMING
Een faxnummer van een bestemming roept u op door eenvoudigweg de sneltoets van die bestemming te selecteren.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Het scherm van het Adresboek
weergeven.
(1) Selecteer de toets [Adres].
(2) Selecteer de toets [Adresboek].
2
Selecteer de bestemming.
(1) Selecteer de indextab waarop de
bestemming is opgeslagen.
Indexweergave (pagina 4-13)
(2) Selecteer de sneltoets van de gewenste
bestemming.
Kiest u een verkeerde bestemming, druk dan nogmaals
op de toets [OK] om uw keuze te annuleren.
Veelvuldig gebruikte bestemmingen kunnen weergegeven worden op de index [Freq.]. Geef bij het opslaan van een
bestemming op of de bestemming moet worden weergegeven in de index [Freq.].
Doorgaan met het opgeven van andere bestemmingen
Selecteer de toets [Volgend adres] en druk op [OK], herhaal dan (1) en (2) van deze stap.
Systeeminstellingen (Beheerder): Volg adrestoets invoeren bij distributie-instel.
Deze instelling bepaalt of de toets [Volgend Adres] kan worden overgeslagen voordat de volgende bestemming wordt
opgegeven. Fabrieksinstelling: De toets [Volgend Adres] kan worden overgeslagen.
Systeeminstellingen (Beheerder): Omschakelen weergave-volgorde uitschakelen
Hiermee schakelt u de mogelijkheid uit om te wisselen van weergave-volgorde van de sneltoetsen in het
adresboekscherm. De momenteel geselecteerde weergave-volgorde wordt de gebruikte volgorde nadat deze instelling is
geactiveerd.
OKVORIGE
OKVORIGE
(1)
(2)
OKVORIGE
AAA AAA
BBB BBB
CCC CCC
DDD DDD
EEE EEE
FFF FFF
GGG GGG
HHH HHH
(1) (2)
4-23
FAX
Inhoudsopgave
INGEVOERDE BESTEMMINGEN CONTROLEREN EN
WISSEN
Wanneer u meerdere bestemmingen hebt ingevoerd, kunt u ze weergeven en controleren. Ook is het mogelijk om een
bestemming te wissen (selectie van bestemming annuleren).
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Het scherm Adresoverzicht weergeven.
(1) Selecteer de toets [Adres].
(2) Selecteer de toets [Adresoverzicht].
2
Controleer de bestemmingen en druk
dan op [VORIGE].
Cc-bestemmingen worden niet gebruikt de faxfunctie.
Een bestemming wissen...
Selecteer de sneltoets van de bestemming die u wilt wissen. Er verschijnt een bevestigingsvraag. Selecteer de toets
[Ja] en druk op [OK]. Controleer de soort en naam van de opgegeven ontvanger door de toets [Details] te selecteren
en [OK] te selecteren.
OKVORIGE
OKVORIGE
(2)
(1)
OKVORIGE
AAA AAA
BBB BBB
CCC CCC
DDD DDD
[Terug] : Terugker.
OKVORIGE
BBB BBB
4-24
FAX
Inhoudsopgave
BESTEMMING OPROEPEN MET EEN
ZOEKNUMMER
Een bestemming die in het Adresboek is opgeslagen, kan met de toets [Snel] worden opgeroepen. Dit kan vanuit het
basisscherm van alle modi of vanuit het scherm Adresboek.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Selecteer de toets [Snel].
2
Voer het 3-cijferige zoeknummer van het
adres in met de cijfertoetsen.
Als het 3-cijferige zoeknummer is ingevoerd, wordt het
opgeslagen adres opgehaald en opgegeven als bestemming.
Het zoeknummer wordt geprogrammeerd wanneer de bestemming is opgeslagen in het adresboek.
Weet u het zoeknummer niet, druk dan de adreslijst van de sneltoets af met "Adreslijst Wordt Verzonden" in de
systeeminstellingen.
Bij het invoeren van zoeknummers als "001" en "011" kan de "0" worden weggelaten. Voor "001" voert u
bijvoorbeeld "1" in en drukt u op de toets [Snel] of [Volgend Adres], en drukt u op [OK].
Als er een verkeerd zoeknummer is ingevoerd
Druk op de toets [WISSEN] ( ) om het nummer te wissen en voer het juiste nummer in.
OKVORIGE
4-25
FAX
Inhoudsopgave
EEN BESTEMMING OPROEPEN UIT EEN
GLOBAAL ADRESBOEK
Als een LDAP-server in de webpagina's is opgeslagen, kunt u de bestemming van een faxnummer opzoeken in een
globaal adresboek.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Open het scherm Globaal Adres Zoeken.
(1) Selecteer de toets [Adres] in het
basisscherm.
(2) Selecteer de toets [Globaal Adres Zoeken].
2
Zoek de bestemming.
Als er maar één LDAP-server is geïnstalleerd, is (1) niet nodig.
Ga direct naar (2). Als een authenticatiescherm voor de
LDAP-server verschijnt, voer dan uw naam en wachtwoord in.
(1) Selecteer de toets voor de LDAP-server die
u wilt gebruiken.
Als een authenticatiescherm voor de LDAP-server
verschijnt, voer dan uw naam en wachtwoord in.
(2) Zoek de bestemming in het zoekscherm.
Voer zoektekens voor de ontvanger in. Selecteer de toets
[Zoeken] en druk op [OK]. Na korte tijd verschijnen de
zoekresultaten.
Voor de procedure om tekst in te voeren, zie "TEKST
INVOEREN" (pagina 1-59) in "1. VOORDAT U DE
MACHINE GEBRUIKT".
Zo zoekt u
Voer maximaal 64 karakters in als zoekkarakters. Het systeem zoekt namen die beginnen met de ingevoerde letters.
Een sterretje kan als volgt worden gebruikt:
XXX : Namen die beginnen met "XXX".
XXX: Namen die eindigen met "XXX".
XXX : Namen die "XXX" bevatten.
AA XX: Namen die beginnen met "AA" en eindigen op "XX".
OKVORIGE
Globaal Adres Zoeken
...
(2)
(1)
OKVORIGE
Serverwijziging
SubadresModus Wijzigen
Snel Opn. verzenden
Annuleren
Luidspreker
Adres
Scanformaat
Verzendformaat
Auto
(1)
4-26
FAX
Inhoudsopgave
3
Selecteer de bestemming.
(1) Selecteer de toets van de gewenste
bestemming.
(2) Selecteer de toets [Basismenu].
Hiermee wordt de geselecteerde bestemming ingevoerd.
Selecteer de toets [Volgend adres] en herhaal (1) en (2)
van deze stap als u nog een ontvanger wilt invoeren.
Als er geen namen worden gevonden die overeenkomen
met de zoekletters, krijgt u een melding. Druk op [OK] om
het bericht te sluiten. Selecteer de toets [Opnieuw
Zoeken] en druk op [OK] om nogmaals te zoeken.
Als meer dan 30 treffers worden gevonden, verschijnt een melding op het scherm. Druk op [OK] om het bericht te
sluiten. Maximaal 300 zoekresultaten zullen worden weergegeven. Indien geen namen worden gevonden die
overeenkomen met de zoekletters, selecteer dan de toets [Opnieuw Zoeken] en druk op [OK] om nogmaals te
zoeken met meer zoekletters.
Opgeslagen informatie van een bestemming controleren
Selecteer de toets [Details] en druk op [OK] nadat u de ontvanger hebt geselecteerd. De opgeslagen informatie
voor de geselecteerde bestemming verschijnt. Controleer de informatie en druk daarna op [VORIGE] om terug te
keren naar het scherm met zoekresultaten.
Als er een scherm verschijnt om het te gebruiken item te selecteren...
Als de geselecteerde bestemming naast het faxnummer of telefoonnummer nog een e-mailadres of een ander
adres omvat, zult u moeten aangeven welke item u wilt gebruiken. Selecteer de toets [Fax] en druk op [OK] om het
faxnummer op te halen.
OKVORIGE
XXX AAA
XXX BBB
XXX CCC
XXX DDD
XXX EEE
XXX FFF
012345678
9876543210
0612345678
0687654321
0676543210
0601234567
Opnieuw Zoeken
Volgend Adres
Details
Basismenu
Globaal Adres Zoeken
(2) (1)
4-27
FAX
Inhoudsopgave
OPNIEUW VERZENDEN
De bestemmingen van de meest recente 8 verzendingen van fax, scannen naar e-mail en/of internetfax worden
opgeslagen. Een van deze 8 kan geselecteerd worden opnieuw naar de bestemming verzonden te worden.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Selecteer de toets [Opn. verzenden].
2
Selecteer de toets van de
faxbestemming die u opnieuw wilt
bellen.
De laatste 8 verzendingsbestemmingen worden weergegeven.
Als u een cijfertoets ingedrukt hebt tijdens de vorige verzending, belt de [Opn. verzenden]-toets misschien niet het goede
nummer.
De volgende faxadressen worden niet opgeslagen als adressen die opnieuw kunnen worden verzonden.
- Een sneltoets waarin meerdere bestemmingen zijn opgeslagen (groeptoets).
- Distributiebestemmingen
- Bestemmingen waarnaar geprogrammeerd wordt verzonden
Systeeminstellingen (Beheerder): [Opn. verzenden] uitschakelen in fax/scan modus (alleen webpagina)
Hiermee wordt het gebruik van de functie opnieuw verzenden voorkomen. Wanneer deze instelling geactiveerd is, kan de
toets [Opn. verzenden] in het basisscherm van de verzendmodus niet gebruikt worden.
OKVORIGE
OKVORIGE
AAA AAA
BBB BBB
CCC CCC
DDD DDD
EEE EEE
FFF FFF
GGG GGG
HHH HHH
Opn. verzenden
Nr.
Nr.
Nr.
Nr.
Nr.
Nr.
Nr.
Nr.
4-28
FAX
Inhoudsopgave
KETTINGKIEZEN
Nummerreeksen die u met cijfertoetsen en/of sneltoetsen hebt ingevoerd, kunnen met elkaar verbonden worden door
onderbrekingen en kunnen als een enkel nummer worden gebeld.
Gebruik kettingkiezen om een lang nummer te bellen (zoals een internationaal nummer) wanneer de landcode en/of
netnummer afzonderlijk onder sneltoetsen zijn opgeslagen.
Voorbeeld: Kettingkiezen gebruiken om een internationaal nummer te bellen
Systeeminstellingen (Beheerder): Instelling Onderbrekingstijd
Dit wordt gebruikt om de lengte van de onderbrekingen in te stellen. De standaardinstelling is 2 seconden.
XXX 010
00 XX XXXX
XXX
010
Nummer voor
internationale
telefoonservice
Landcode
Netnummer
Naam van de
ontvanger/ verzender
Via het numerieke
toetsenbord
Via een
one-touch-toets
CCC CCC
Onderbreking
Nummer dat gebeld
moet worden
Invoer
4-29
FAX
Inhoudsopgave
Deze sectie legt de basisprocedures voor het verzenden van een fax uit.
VERZENDMETHODEN
Hieronder vindt u een uitleg van de methoden voor het verzenden van een fax vanaf de machine. Selecteer de methode
die u wenst.
Gebruik de automatische documentinvoer om een grote hoeveelheid originelen te faxen.
De originelen worden in het geheugen gescand en vervolgens verzonden (geheugenverzending).
Wanneer u geheugenverzending heeft geselecteerd en meerdere originelen in de automatische documentinvoer heeft
geplaatst (en de lijn is vrij), zal de verzending beginnen zodra de eerste pagina gescand is; dit gaat door zolang de
resterende pagina's gescand worden (snelle online verzending).
Als het verzenden niet onmiddellijk kan beginnen omdat de lijn in gebruik is, zullen alle pagina's in het geheugen worden
gescand en worden gereserveerd.
HET GEBRUIK VAN DE AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOER VOOR VERZENDING (pagina 4-33)
Wanneer een faxverzending of -ontvangst aan de gang is, kunt u de volgende procedure uitvoeren om een verzending
te reserveren. Ga naar het opdrachtstatusscherm om verzendingsopdrachten te controleren.
DE STATUS VAN FAXOPDRACHTEN CONTROLEREN (pagina 4-120)
BASISMETHODEN VOOR
VERZENDEN
Als het geheugen vol raakt terwijl het eerste origineel gescand wordt, zal de verzending stoppen.
In de volgende situaties zal de verzending automatisch gereserveerd worden (geheugenverzending)
- Als de lijn bezet is of er een communicatiefout optreedt en automatische verzending wordt geactiveerd.
ALS DE LIJN BEZET IS (pagina 4-31), ALS ZICH EEN COMMUNICATIEFOUT VOORDOET (pagina 4-31)
- De machine maakt al gebruik van de lijn om een fax te verzenden of te ontvangen.
- Er was al een faxverzending gereserveerd voor de uw fax.
- Een van de volgende functies is in gebruik voor verzending:
Distributieverzending, F-code-verzending, Timer-verzending, Kaart Formaat, Opdracht Samenstel., Scannen adreskaart
- De glasplaat wordt gebruikt (behalve als de luidspreker wordt gebruikt om te bellen).
Maximaal 94 verzendingsopdrachten kunnen worden gereserveerd.
Wanneer de verzending klaar is, worden de gescande originelen uit het geheugen gewist.
Systeeminstellingen (Beheerder): Snel On-Line Verzenden
Dit wordt gebruikt om snelle online verzending uit te zetten. In dit geval worden de faxverzendingen verstuurd via
geheugenverzending (reserveren en dan verzenden).
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
Verzending
4-30
FAX
Inhoudsopgave
Gebruik de glasplaat om dikke originelen of pagina's van een boek te
faxen.
DE GLASPLAAT GEBRUIKEN VOOR HET VERZENDEN (pagina 4-36)
Gebruik de functie direct verzenden als u een fax wil verzenden voor de al
eerder gereserveerde faxverzendingen.
Het origineel wordt direct naar de ontvangende faxmachine verzonden zonder eerst in het geheugen te worden
gescand.
Wanneer u de functie direct verzenden gebruikt, zal het verzenden beginnen zodra de verzending die aan de gang is
voltooid is (voor alle eerder gereserveerde verzendingen).
Selecteer de toets [Direct TX] en druk op [OK] in het basisscherm om een fax te verzenden via directe verzending.
DE AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOER GEBRUIKEN OM EEN FAX TE VERZENDEN MET DE FUNCTIE
DIRECT VERZENDEN (pagina 4-34)
DE GLASPLAAT GEBRUIKEN OM EEN FAX TE VERZENDEN MET DE FUNCTIE DIRECT VERZENDEN (pagina
4-38)
Wanneer de glasplaat wordt gebruikt voor verzending, zal de snelle online-verzending niet werken.
Wanneer de verzending in de functie direct verzenden klaar is, schakelt de functie automatisch terug naar de functie
geheugenverzending.
Wanneer de glasplaat in gebruik is, kunt u niet meerdere originelen scannen.
11
1
Verzending
Verzending
4-31
FAX
Inhoudsopgave
STANDEN VOOR DE PLAATSING VAN HET ORGINEEL
Een origineel van het formaat A5 (5-1/2" x 8-1/2") of B5 in liggende stand wordt 90 graden gedraaid en verstuurd als
een afbeelding op A5 (5-1/2" x 8-1/2") of B5 in staande stand.
ALS DE LIJN BEZET IS
Als de lijn bezet is wanneer u een fax verzendt, zal er na een standaardinterval automatisch opnieuw een poging tot
verzenden plaatsvinden. Dit werkt alleen in de functie geheugenverzending. In de functie direct verzenden of in de
functie handmatig verzenden zal de verzending geannuleerd worden. Wacht enkele seconden en probeert de fax
opnieuw te verzenden.
ALS ZICH EEN COMMUNICATIEFOUT VOORDOET
Als zich een communicatiefout voordoet of de andere faxmachine antwoordt de oproep niet binnen een standaardtijd,
zal er na een standaardinterval automatisch opnieuw een verbindingspoging worden gemaakt. Dit werkt alleen in de
functie geheugenverzending.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instelling Verzenden Draaiing
De fabrieksinstelling is draaien voor de verzending. Als deze instelling uitgeschakeld is, zal het origineel verzonden worden
in de richting waarin het geplaatst is.
Het verzenden annuleren...
Annuleer de verzending vanuit het opdrachtstatusscherm.
EEN FAX IN UITVOERING OF EEN GERESERVEERDE FAX ANNULEREN (pagina 4-127)
Systeeminstellingen (Beheerder): Opnieuw oproepen indien bezet
Dit wordt gebruikt om het aantal belpogingen en ook het interval tussen deze pogingen in te stellen wanneer er geen
verbinding kan worden gemaakt omdat de lijn bezet is.
Het verzenden annuleren...
Annuleer de verzending vanuit het opdrachtstatusscherm.
EEN FAX IN UITVOERING OF EEN GERESERVEERDE FAX ANNULEREN (pagina 4-127)
Systeeminstellingen (Beheerder): Opnieuw bellen indien communicatiefout
Dit wordt gebruikt om het aantal belpogingen en ook het interval tussen deze pogingen in te stellen wanneer een verzending
mislukt door een fout.
Verzending
Gedraaid naar A5 (5-1/2" x 8-1/2")
beeld in staande stand.
Origineel van het formaat
A5 (5-1/2" x 8-1/2")
A5 (5-1/2" x 8-1/2")
formaat origineel
4-32
FAX
Inhoudsopgave
MODUS FAXBESTEMMINGSBEVESTIGING
In de modus faxbestemmingsbevestiging wordt een bestemmingsbevestigingsbericht weergegeven wanneer een
faxverzending wordt uitgevoerd, om te vermijden dat per ongeluk naar de verkeerde bestemming wordt verzonden.
Deze functie wordt ingeschakeld in de systeeminstellingen (beheerder). Wanneer deze functie ingeschakeld staat, zal
een bericht verschijnen om de bestemming te bevestigen wanneer op de toets [STARTEN ZWART-WIT] wordt gedrukt
om met de faxverzending te starten.
Het bericht dat verschijnt, is afhankelijk van de methode die wordt gebruikt om de bestemming op te geven.
Bestemming opgegeven met sneltoets/zoeknummer
Kijk na of de bestemming die in het bericht wordt
weergegeven juist is, en selecteer de toets [OK] en druk
op [OK]. Het scannen zal beginnen.
Als de bestemming niet juist is, selecteer dan de toets
[Annuleren] en selecteer de bestemming opnieuw.
Bestemming opgegeven met de cijfertoetsen, de toets
[Opn. verzenden] of de toets [Globaal Adres Zoeken]
Selecteer de toets [OK] en druk op [OK], geef de
bestemming opnieuw op met de cijfertoetsen en druk op
de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Als de opnieuw ingevoerde bestemming juist is, zal het
scannen beginnen.
Als de opnieuw ingevoerde bestemming niet juist is, zal
een bericht verschijnen. Selecteer de toets [OK] en druk
op [OK], voer de bestemming opnieuw in. Als u 3 keer
na elkaar een onjuist nummer ingeeft als bevestiging, zal
het scherm terugkeren naar het basisscherm.
Functies die niet kunnen worden gebruikt
Wanneer de functie faxbestemmingsbevestiging ingeschakeld staat, is slechts n bestemming toegestaan, en kunnen de
volgende functies dus niet worden gebruikt.
Distributieverzending naar meerdere bestemmingen waaronder faxbestemmingen
Groepstoetsen en programmatoetsen die meerdere faxbestemmingen bevatten, kunnen niet worden gebruikt. Nadat
n bestemming is opgegeven, is het invoeren van een bestemming op zoeknummer niet meer mogelijk, en kunnen
toetsen zoals een andere sneltoets, de toets [Volgend adres], de toets [Adresinvoer] en de toets [Globaal Adres
Zoeken] niet worden geselecteerd.
Verzending met de luidsprekertoets
Er kan geen bestemming worden opgegeven nadat de toets [Luidspreker] is geselecteerd.
OKVORIGE
Nummer bevestiging
Annuleren
OKVORIGE
Voer het nummer opnieuw in en druk
op de Start-toets.
Zelfs als de bestemming werd opgegeven met een sneltoets of zoeknummer, wanneer de toets [Subadres] wordt gebruikt
om een subadres en een wachtwoord in te voeren, moet het faxnummer tijdens de bevestiging opnieuw worden
ingevoerd. Selecteer de toets [Subadres] en druk op [OK] nadat u het faxnummer opnieuw hebt ingevoerd en voer het
subadres en het wachtwoord in.
Als kettingkiezen werd gebruikt, selecteer dan de toets [Onderbreking] en druk op [OK] om "-" in te voeren tijdens de
bevestiging.
Systeeminstellingen (Beheerder): Faxbestemming bevestigingsmodus
Deze instelling wordt gebruikt om een bestemmingsbevestigingsbericht te laten verschijnen wanneer een fax wordt
verzonden.
4-33
FAX
Inhoudsopgave
HET GEBRUIK VAN DE AUTOMATISCHE
DOCUMENTINVOER VOOR VERZENDING
Deze sectie geeft uitleg over het gebruik van de automatische documentinvoereenheid om een fax te versturen.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Plaats de originelen met de kopiezijde
naar boven in de documentinvoerlade
met de vellen gelijkmatig verdeeld.
Steek de originelen helemaal in de lade van de
documentinvoer. In de documentinvoerlade kunnen meerdere
originelen worden geplaatst. De stapel originelen mag niet
hoger zijn dan de indicatiestreep op de lade.
Als het origineel afwijkt van de instelling van het formaat, stel
dan het formaat van het origineel in.
SCANFORMAAT EN VERZENDFORMAAT OPGEVEN
(pagina
4-51
)
Wanneer u een fax verstuurt die uit meerdere pagina's bestaat, kunt u de automatische documentinvoer en de
glasplaat niet tegelijkertijd gebruiken om de originele pagina's in te scannen.
2
Voer het faxnummer van de bestemming in.
(1) Selecteer de toets [Adresboek] in het
basisscherm.
Zie "BASISSCHERM VAN DE FAXFUNCTIE" (pagina
4-8) voor de toets [Adresboek].
(2) Selecteer de sneltoets van de gewenste
bestemming.
Een bestemming kan behalve door selectie van een sneltoets ook door het opgeven van een zoeknummer worden
opgegeven. U kunt ook direct een faxnummer invoeren met de cijfertoetsen of een bestemming opzoeken in een
globaal adresboek. Zie voor meer informatie "BESTEMMINGEN INVOEREN" (pagina 4-20).
3
Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Het scannen begint.
Wanneer het scannen klaar is, geeft de machine een pieptoon.
Wanneer het scannen klaar is, verschijnt het bericht "Opdracht opgeslagen." samen met een opdrachtcontrolenummer. Met dit
nummer kunt u de opdracht opzoeken in het Transmissierapport of in het Activiteitenrapport Beeld Verzenden.
Als er een fax binnenkomt terwijl er een verzending wordt uitgevoerd, wordt de verzending gereserveerd en pas verzonden nadat de
binnenkomende fax gereed is.
Als het geheugen vol raakt tijdens het scannen van de originelen, verschijnt er een melding en stopt het scannen. Bij een online
verzending, worden de reeds gescande originelen verzonden. Als de verbinding niet wordt geactiveerd, wordt de zending geannuleerd.
Systeeminstellingen (Beheerder): Geluid Bij Voltooide Scan
Hiermee kan de Scan voltooid geluidsinstelling worden geselecteerd.
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ) om de bewerking te annuleren.
Markeerstreep
OKVORIGE
AAA AAA
BBB BBB
CCC CCC
DDD DDD
EEE EEE
FFF FFF
GGG GGG
HHH HHH
III III
JJJ JJJ
(2)
4-34
FAX
Inhoudsopgave
DE AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOER GEBRUIKEN OM EEN
FAX TE VERZENDEN MET DE FUNCTIE DIRECT VERZENDEN
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Plaats de originelen met de kopiezijde
naar boven in de documentinvoerlade
met de vellen gelijkmatig verdeeld.
Steek de originelen helemaal in de lade van de
documentinvoer. In de documentinvoerlade kunnen meerdere
originelen worden geplaatst. De stapel originelen mag niet
hoger zijn dan de indicatiestreep op de lade.
Als het origineel afwijkt van de instelling van het formaat, stel
dan het formaat van het origineel in.
SCANFORMAAT EN VERZENDFORMAAT OPGEVEN
(pagina
4-51
)
2
Voer het faxnummer van de bestemming in.
(1)
Selecteer de toets [Adres] in het basisscherm.
Zie "BASISSCHERM VAN DE FAXFUNCTIE" (pagina
4-8) voor de toets [Adres].
(2)
Selecteer de sneltoets van de gewenste bestemming.
(3) Selecteer de toets
[Voorwaarde-Instellingen].
U kunt maar n bestemming invoeren. Een sneltoets gebruiken waaronder meerdere bestemmingen zijn opgeslagen
(groeptoets) is niet mogelijk.
Een bestemming kan behalve door selectie van een sneltoets ook door het opgeven van een zoeknummer worden
opgegeven. U kunt ook direct een faxnummer invoeren met de cijfertoetsen of een bestemming opzoeken in een
globaal adresboek. Zie voor meer informatie "BESTEMMINGEN INVOEREN" (pagina 4-20).
3
Selecteer de toets [Direct TX].
4
Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
De verzending wordt gestart.
Het verzenden annuleren...
Als het bericht "Bezig met inbellen. Druk op [ ] om te annuleren." verschijnt of wanneer de fax verzonden wordt,
druk op de toets [STOP] ( ).
Markeerstreep
OKVORIGE
AAA AAA
BBB BBB
CCC CCC
DDD DDD
EEE EEE
FFF FFF
GGG GGG
HHH HHH
III III
JJJ JJJ
(3) (2)
OKVORIGE
4-35
FAX
Inhoudsopgave
De volgende functies kunnen niet samen met de functie directe verzending worden gebruikt:
Programma, Timer-verzending, Kaart Formaat, Opdr. samenst., Navraaggeheugen, Geheugenvak, 2-zijdig scannen van
originelen, Globaal Adres Zoeken
De fax zal niet opnieuw verzonden worden als een directe verzending faalde door een communicatiefout of door een
andere reden.
Als er al een faxverzending aan de gang is op het moment dat een directe verzending wordt uitgevoerd, zal de directe
verzending wachten totdat de vorige verzending klaar is. Wanneer de vorige verzending klaar is, zal de directe verzending
beginnen. Terwijl directe verzending wacht, kunt u de [OPDRACHT STATUS]-toets indrukken om het
opdrachtstatusscherm te zien. Er zijn geen andere handelingen mogelijk.
DE STATUS VAN FAXOPDRACHTEN CONTROLEREN (pagina 4-120)
4-36
FAX
Inhoudsopgave
DE GLASPLAAT GEBRUIKEN VOOR HET
VERZENDEN
Als u een dik origineel of een origineel dat niet via de automatische documentinvoer kan worden ingevoerd wilt faxen,
open dan de automatische documentinvoer en plaats het origineel op de glasplaat.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Open de documentinvoer, plaats het origineel
met de bovenzijde naar beneden op de glasplaat
en sluit voorzichtig de documentinvoer.
Breng het midden van het origineel op n lijn met de punt van
het teken op het midden van de schaalaanduiding aan
de linkerzijde van de glasplaat.
Plaats het origineel overeenkomstig het formaat in de juiste
positie (zie afbeelding hierboven).
Als het origineel afwijkt van de instelling van het formaat, stel
dan het formaat van het origineel in.
SCANFORMAAT EN VERZENDFORMAAT OPGEVEN
(pagina
4-51)
Wanneer u een fax verstuurt die uit meerdere pagina's bestaat, scan dan elke pagina in de juiste volgorde in,
beginnend met de eerste pagina.
Wanneer u een fax verstuurt die uit meerdere pagina's bestaat, kunt u de automatische documentinvoer en de
glasplaat niet tegelijkertijd gebruiken om de originele pagina's in te scannen.
2
Voer het faxnummer van de bestemming in.
(1) Selecteer de toets [Adres] in het
basisscherm.
Zie "BASISSCHERM VAN DE FAXFUNCTIE" (pagina
4-8) voor de toets [Adres].
(2) Selecteer de sneltoets van de gewenste
bestemming.
Een bestemming kan behalve door selectie van een sneltoets ook door het opgeven van een zoeknummer worden
opgegeven. U kunt ook direct een faxnummer invoeren met de cijfertoetsen of een bestemming opzoeken in een
globaal adresboek. Zie voor meer informatie "BESTEMMINGEN INVOEREN" (pagina 4-20).
A5
(5-1/2" x 8-1/2")
A4 (8-1/2" x 11")
B5
merkteken
Schaalaanduiding van de glasplaat
OKVORIGE
AAA AAA
BBB BBB
CCC CCC
DDD DDD
EEE EEE
FFF FFF
GGG GGG
HHH HHH
III III
JJJ JJJ
(2)
4-37
FAX
Inhoudsopgave
3
Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Het scannen begint.
4
Wanneer u een andere pagina wilt scannen, vervangt u de pagina's en drukt u op
de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Herhaal dit tot alle originelen zijn gescand.
Als er gedurende n minuut geen handeling plaatsvindt, stopt het scannen automatisch en wordt de verzending
gereserveerd.
5
Selecteer de toets [Lezen Klaar].
U hoort een pieptoon.
Open de automatische documentinvoer en verwijder het
origineel.
Wanneer het scannen klaar is, verschijnt het bericht "Opdracht opgeslagen." samen met een
opdrachtcontrolenummer.
Dit nummer kunt u gebruiken om de opdracht in het transactierapport of in het activiteitsrapport beeldverzending te
vinden.
Als er gedurende n minuut geen actie wordt ondernomen nadat het bevestigingsscherm is verschenen, wordt het
scannen automatisch gestopt en wordt de verzending gereserveerd.
Selecteer de toets [Configureren] en druk op [OK] om belichting, resolutie, scanformaat en verzendformaat voor
elke gescande pagina van de originelen te wijzigen. Als echter "Kaart Formaat" is geselecteerd in de speciale
functies, kan alleen de belichting worden gewijzigd, en dit kanalleen worden gedaan als alle even paginanummers
van de originelen gescand worden.
Het verzenden annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ) voordat u op de [Lezen Klaar]-toets en op [OK] drukt.
Als er een fax binnenkomt terwijl er een verzending wordt uitgevoerd, wordt de verzending gereserveerd en pas
verzonden nadat de binnenkomende fax gereed is.
Als het geheugen vol raakt terwijl de originelen gescand worden, verschijnt er een bericht en de verzending zal worden
geannuleerd.
OKVORIGE
4-38
FAX
Inhoudsopgave
DE GLASPLAAT GEBRUIKEN OM EEN FAX TE
VERZENDEN MET DE FUNCTIE DIRECT VERZENDEN
Wanneer u vanaf de glasplaat een fax verstuurd met de functie directe verzending, kunt u maar n pagina verzenden.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Open de documentinvoer, plaats het origineel
met de bovenzijde naar beneden op de glasplaat
en sluit voorzichtig de documentinvoer.
Breng het midden van het origineel op n lijn met de punt van
het teken op het midden van de schaalaanduiding aan
de linkerzijde van de glasplaat.
Plaats het origineel overeenkomstig het formaat in de juiste
positie (zie afbeelding hierboven).
Als het origineel afwijkt van de instelling van het formaat, stel
dan het formaat van het origineel in.
SCANFORMAAT EN VERZENDFORMAAT OPGEVEN
(pagina
4-51
)
Plaats geen voorwerpen onder de formaatdetector. Het sluiten van de automatische documentinvoer terwijl er een
voorwerp onder ligt, kan leiden tot beschadiging van de plaat van de formaatdetector en tot een onjuiste vaststelling
van het formaat van het origineel.
2
Voer het faxnummer van de bestemming in.
(1) Selecteer de toets [Adres] in het
basisscherm.
Zie "BASISSCHERM VAN DE FAXFUNCTIE" (pagina
4-8) voor de toets [Adres].
(2) Selecteer de sneltoets van de gewenste
bestemming.
(3) Selecteer de toets [Basismenu].
U kunt maar n bestemming invoeren. Een sneltoets gebruiken waaronder meerdere bestemmingen zijn opgeslagen
(groeptoets) is niet mogelijk.
Een bestemming kan behalve door selectie van een sneltoets ook door het opgeven van een zoeknummer worden
opgegeven. U kunt ook direct een faxnummer invoeren met de cijfertoetsen of een bestemming opzoeken in een
globaal adresboek. Zie voor meer informatie "BESTEMMINGEN INVOEREN" (pagina 4-20).
A5
(5-1/2" x 8-1/2")
A4 (8-1/2" x 11")
B5
merkteken
Schaalaanduiding van de glasplaat
OKVORIGE
AAA AAA
BBB BBB
CCC CCC
DDD DDD
EEE EEE
FFF FFF
GGG GGG
HHH HHH
III III
JJJ JJJ
(3) (2)
4-39
FAX
Inhoudsopgave
3
Selecteer de toets [Direct TX].
4
Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
De verzending wordt gestart.
Het verzenden annuleren...
Als het bericht "Bezig met inbellen. Druk op [ ]] om te annuleren." verschijnt in de display, druk op de toets [STOP]
().
De volgende functies kunnen niet samen met de functie directe verzending worden gebruikt:
Programma, Timer-verzending, Kaart Formaat, Opdr. samenst., Navraaggeheugen, Geheugenvak, 2-zijdig scannen van
originelen, Globaal Adres Zoeken
De fax zal niet opnieuw verzonden worden als een directe verzending faalde door een communicatiefout of door een
andere reden.
Als er al een faxverzending aan de gang is op het moment dat een directe verzending wordt uitgevoerd, zal de directe
verzending wachten totdat de vorige verzending klaar is. Wanneer de vorige verzending klaar is, zal de directe verzending
beginnen. Terwijl directe verzending wacht, kunt u de [OPDRACHT STATUS]-toets indrukken om het
opdrachtstatusscherm te zien. Er zijn geen andere handelingen mogelijk.
DE STATUS VAN FAXOPDRACHTEN CONTROLEREN (pagina 4-120)
OKVORIGE
4-40
FAX
Inhoudsopgave
VERZENDINGEN MET DE LUIDSPREKER
Wanneer u de luidspreker gebruikt om te bellen, wordt de fax verstuurd nadat het nummer is gebeld en de verbinding is
gemaakt. Als iemand antwoordt, zult u zijn of haar stem horen, maar u zult zelf niet kunnen spreken.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de
invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Wanneer u de glasplaat gebruikt, kunt u maar een pagina
verzenden.
Als het origineel afwijkt van de instelling van het formaat, stel
dan het formaat van het origineel in.
SCANFORMAAT EN VERZENDFORMAAT OPGEVEN
(pagina
4-51)
2
Voer het faxnummer van de bestemming
in.
(1) Selecteer de toets [Luidspreker].
U zult de kiestoon via de luidspreker van de machine
horen.
(2) Selecteer de toets [Adres] in het
basisscherm.
(3) Selecteer de sneltoets van de gewenste
bestemming.
U kunt geen groeptoets gebruiken.
Een bestemming kan behalve door selectie van een sneltoets ook door het opgeven van een zoeknummer worden
opgegeven. U kunt ook direct een faxnummer invoeren met de cijfertoetsen of een bestemming opzoeken in een
globaal adresboek. Zie voor meer informatie "BESTEMMINGEN INVOEREN" (pagina 4-20).
Nadat u de toets [Luidspreker] hebt geselecteerd en op [OK] gedrukt, kunt u de toets [Luidspr.volume] selecteren
en op [OK] drukken om het volume van de luidspreker aan te passen. Het luidsprekervolume verandert elke keer
wanneer u op de toets [OK] drukt terwijl de toets [Luidspr.volume] is geselecteerd. Stel het volume in naar uw
wens.
3
Wacht totdat de verbinding gemaakt is en druk dan op de toets [STARTEN
ZWART-WIT].
De verzending wordt gestart.
Het verzenden annuleren...
Selecteer de toets [Luidspreker] en druk op [OK] voordat u op de toets [STARTEN ZWART-WIT] drukt. De verbinding
zal worden verbroken en de verzending stopt.
OKVORIGE
OKVORIGE
AAA AAA
BBB BBB
CCC CCC
DDD DDD
EEE EEE
FFF FFF
GGG GGG
HHH HHH
III III
JJJ JJJ
(2)
(3)
(1)
4-41
FAX
Inhoudsopgave
Wanneer u de luidspreker gebruikt, vindt de verzending plaats zonder dat het origineel in het geheugen wordt gescand.
Een bestemming die een F-code (subadres en wachtwoord) bevat kan niet worden gebruikt.
Ook kunt u geen sneltoets gebruiken die meerdere bestemmingen heeft of die een bestemming heeft die niet bij een fax
hoort.
Systeeminstellingen (Beheerder): Luidsprekerinstellingen
Het standaardvolume van de luidspreker kan worden gewijzigd in de "Luidsprekerinstellingen".
4-42
FAX
Inhoudsopgave
DEZELFDE FAX VERSTUREN NAAR
MEERDERE BESTEMMINGEN (Distributie
verzendopdracht)
Deze functie is handig als u dezelfde fax naar meerdere bestemmingen moet versturen, zoals u een verslag verzenden
naar filialen in verschillende regio's. U kunt tot maximaal 500 bestemmingen in een distributiebewerking versturen.
Het kan handig zijn om de bestemmingen waar u regelmatig faxen naar toestuurt via distributie verzendopdrachten op
te slaan in groeptoetsen. Met groepbellen is het mogelijk om meerdere faxnummers op te roepen die onder een
one-touch-toets zijn opgeslagen. U hoeft daarna alleen de betreffende sneltoets in te drukken. Om groepstoetsen op te
slaan, zie "ADRESBOEK" (pagina 4-14).
Wanneer u een groeptoets gebruikt om faxnummers te kiezen, worden alle faxnummers gedraaid die zijn opgeslagen
onder de groeptoets. Wanneer u bijvoorbeeld op een groeptoets drukt waaronder tien faxnummers zijn opgeslagen,
wordt de fax verstuurd naar deze tien nummers.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de
invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Als het origineel afwijkt van de instelling van het formaat, stel
dan het formaat van het origineel in.
SCANFORMAAT EN VERZENDFORMAAT OPGEVEN
(pagina
4-51)
Originelen
Verzending
4-43
FAX
Inhoudsopgave
2
Voer het faxnummer van de bestemming in.
(1) Selecteer de toets [Adres] in het
basisscherm.
Zie "BASISSCHERM VAN DE FAXFUNCTIE" (pagina
4-8) voor de toets [Adres].
(2) Selecteer de sneltoets van de gewenste
bestemming.
(3) Herhaal stap (2) totdat alle bestemmingen
zijn geselecteerd.
Een bestemming kan behalve door selectie van een sneltoets ook door het opgeven van een zoeknummer worden
opgegeven. U kunt ook direct een faxnummer invoeren met de cijfertoetsen of een bestemming opzoeken in een
globaal adresboek. Zie voor meer informatie "BESTEMMINGEN INVOEREN" (pagina 4-20).
U kunt het beste een groeptoets gebruiken om de bestemmingen in te voeren.
Als u een bestemming hebt ingevoerd met de numerieke toetsen en u wilt nog een bestemming invoeren met de
numerieke toetsen, selecteer dan de toets [Volgend Adres] voordat u de volgende bestemming invoert. De toets
[Volgend Adres] kan worden weggelaten voor of na een bestemming die werd ingevoerd met een snelkey. Indien
"Volg adrestoets invoeren bij distributie-instel." echter is ingeschakeld in de systeeminstellingen (beheerder), dan
moet u de toets [Volgend Adres] selecteren voordat u de volgende bestemming opgeeft.
Systeeminstellingen (Beheerder): Volg adrestoets invoeren bij distributie-instel.
Deze instelling wordt gebruikt om het overslaan van de [Volgend adres]-toets tijdens het invoeren van bestemmingen
voor distributie verzendopdrachten onmogelijk te maken.
3
Selecteer de toets [Adresoverzicht].
OKVORIGE
AAA AAA
BBB BBB
CCC CCC
DDD DDD
EEE EEE
FFF FFF
GGG GGG
HHH HHH
III III
JJJ JJJ
(2)
Faxnummer dat is ingevoerd
met behulp van de cijfertoetsen.
Faxnummer dat is
ingevoerd met behulp
van de cijfertoetsen.
Bestemming die is ingevoerd
met een sneltoets
Toets
[Volgend Adres]
Toets
[Volgend Adres]
Kan niet worden
overgeslagen
Kan worden overgeslagen*
* Kan niet worden overgeslagen indien "Volg adrestoets
invoeren bij distributie-instel." is ingeschakeld in de
systeeminstellingen (beheerder).
OKVORIGE
AAA AAA
BBB BBB
CCC CCC
DDD DDD
EEE EEE
FFF FFF
GGG GGG
HHH HHH
III III
JJJ JJJ
4-44
FAX
Inhoudsopgave
4
Controleer de bestemmingen en druk
dan op [VORIGE].
Een opgegeven bestemming annuleren
Selecteer de toets van de bestemming die u wilt annuleren. Er verschijnt een melding ter bevestiging van het wissen.
Selecteer de toets [Ja].
INGEVOERDE BESTEMMINGEN CONTROLEREN EN WISSEN (pagina 4-23)
5
Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Het scannen begint.
Als u de pagina's van het origineel in de documentinvoerlade hebt geplaatst, worden alle pagina's gescand.
Er klinkt een pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
Als u het origineel op de glasplaat scant, moet u pagina voor pagina scannen.
Wanneer het scannen voltooid is, plaats dan het volgende origineel en druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT]. Herhaal
dit tot alle pagina's zijn gescand en selecteer dan de toets [Lezen Klaar].
Er klinkt een pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
Een distributieverzending vindt alleen plaats via geheugenverzending.
Een distributie verzendopdracht kan gebruikt worden in combinatie met de functie timerverzending om de fax 's nachts of
op een andere gewenste tijdstip te verzenden. U kunt een distributie verzendopdracht ook gebruiken in combinatie met
andere handige functies.
U kunt de bestemmingen voor Scannen naar e-mail en Internetfax in een distributie verzendopdracht opnemen. De
afbeelding die wordt verzonden naar de Scannen naar e-mail- en Internetfaxbestemmingen zal in zo'n geval worden
afgedrukt in zwart-wit.
OKVORIGE
AAA AAA
BBB BBB
CCC CCC
DDD DDD
[Terug] : Terugker.
4-45
FAX
Inhoudsopgave
Opnieuw verzenden naar rondzendbestemmingen
De resultaten van een uitgevoerde rondzendopdracht (distributie) kunnen worden gecontroleerd in het scherm
opdrachtstatus. Als een verzending naar n of meerdere van de bestemmingen is mislukt, kunt u de fax opnieuw
versturen naar deze bestemmingen.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Druk op de toets [OPDRACHT STATUS].
2
Selecteer de toetsen en druk op
[OK] om de toets [Voltooid] te
selecteren.
Selecteer de [Faxopdracht]-tab als het scherm opdrachtstatus
van de faxfunctie niet verschijnt.
Als de rondzendopdracht naar bestemmingen van verschillende modi werd gezonden, wordt dezelfde toets voor de
rondzendopdracht in elk van deze modi weergegeven.
3
Details van de rondzendopdracht
weergeven.
(1) Selecteer de voltooide rondzendopdracht.
(2) Selecteer de toets [Details].
"Rondzendenxxxx" verschijnt als bestemming van de opdrachttoets voor de distributie. Het controlenummer voor de
opdracht dat in het display verscheen na afloop van het scannen, verschijnt in "xxxx".
OPDRACHT STATU
OKVORIGE
0123456789
AAA AAA
BBB BBB
CCC CCC
Rondzenden0001
Rondzenden
10:05 04/01 000/004
10:22 04/01 000/004
10:30 04/01 000/010
10:33 04/01 000/010
10:40 04/01 000/010
10:00 04/01 020/003
Verbinden
Wachten
Wachten
Wachten
Wachten
Wachten
OKVORIGE
OKVORIGE
Rondzenden0001
CCC CCC
0123456789
DDD DDD
Rondzenden0002
EEE EEE
10:05 04/01 001/001
10:22 04/01 004/004
10:30 04/01 010/010
10:33 04/01 010/010
10:40 04/01 010/003
10:33 04/01 010/010
NG000000
Verzenden OK
Verzenden OK
Verzenden OK
NG000000
NG000000
(1)
(2)
4-46
FAX
Inhoudsopgave
4
Stuur de fax opnieuw naar
bestemmingen waarbij de verbinding is
mislukt.
(1) Selecteer de tab [Mislukt].
Selecteer de toetsen en druk op [OK].
(2) Selecteer de toets [Nogmaals].
Nadat u de toets [Nogmaals] hebt geselecteerd, keert u terug naar het basisscherm met de mislukte bestemmingen
ingevoerd. Plaats het origineel en voer een distributie verzendopdracht uit.
OKVORIGE
NG00000
002
010
Rondzenden0001
DDD DDD
EEE EEE
10:01 04/01 NG00000
10:10 04/01 NG00000
002
010
Nogmaals
(1) (2)
4-47
FAX
Inhoudsopgave
FAXBERICHT RECHTSTREEKS VANUIT
EEN COMPUTER VERZENDEN (PC-Fax)
U kunt een document in een computer via de machine versturen als fax. De procedure voor het faxen via de functie
PC-Fax is hetzelfde als de procedure voor het afdrukken van documenten. Selecteer het stuurprogramma van de
PC-Fax als stuurprogramma voor het afdrukken en selecteer dan de opdracht Afdrukken in de softwaretoepassing.
Beeldgegevens voor de verzending zullen worden aangemaakt en worden verzonden al een fax.
Raadpleeg helpbestand van de PC-Fax driver voor meer informatie over het gebruik van PC-Fax.
Voor het gebruik van de PC-Fax functie, moet het PC-Fax driver zijn genstalleerd. Zie voor meer informatie de Handleiding
software-installatie.
Deze functie is alleen beschikbaar voor Windows
®
computers.
Deze functie kan alleen voor verzending worden gebruikt. Uw computer kan geen faxberichten ontvangen.
Faxverzending
4-48
FAX
Inhoudsopgave
WEERGAVE-INSTELLINGEN
Instellingen voor het scannen van het origineel worden in het basisscherm van elke modus geselecteerd. De huidige
status van elke instelling verschijnt in de voor het selecteren van de instelling gebruikte toets.
(1) Toets [Scanformaat]
Selecteer deze toets om scanformaat en stand van het
origineel in te stellen en 2-zijdige scaninstellingen te
selecteren.
AUTOMATISCH BEIDE ZIJDEN VAN EEN
DUBBELZIJDIG ORIGINEEL SCANNEN (2-zijdig
origineel) (pagina 4-49), SCANFORMAAT EN
VERZENDFORMAAT OPGEVEN (pagina 4-51)
(2) Toets [Verzendformaat]
Selecteer deze toets om het verzendformaat van het
origineel op te geven.
(3) Toets [Belichting]
Selecteer deze toets om de belichting voor het scannen
te selecteren.
BELICHTING WIJZIGEN (pagina 4-57)
(4) Toets [Resolutie]
Selecteer deze toets om de resolutie voor het scannen te
selecteren.
RESOLUTIE WIJZIGEN (pagina 4-58)
OKVORIGE
(1)
(2)
(3)
(4)
4-49
FAX
Inhoudsopgave
AUTOMATISCH BEIDE ZIJDEN VAN EEN DUBBELZIJDIG
ORIGINEEL SCANNEN (2-zijdig origineel)
De automatische documentinvoer zal automatisch beide zijden van het document scannen.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Geef de inbindstijl van het 2-zijdige
origineel (boek of schrijfblok) op.
(1) Selecteer de toets [Scanformaat].
(2) Selecteer de toets [Duplex config.].
(3) Selecteer de toets [2-Zijdig Boekje] of
[2-Zijdig Schr.Blok].
Een boekje of schrijfblok wordt als volgt ingebonden.
Annuleer het 2-zijdig scannen door de toets [Met 1 zijde] in (3) te selecteren.
2-zijdig origineel De voor- en achterkant worden als
twee afzonderlijke pagina's verzonden
Verzending
OKVORIGE
OKVORIGE
OKVORIGE
(1)
(2)
(3)
A
C
E
G
AB
EF
J
L
KL
Boekje Schrijfblok
4-50
FAX
Inhoudsopgave
2
Geef op
in welke afdrukstand het
origineel is geplaatst.
(1) Selecteer de [Stand afbeelding].
(2) Selecteer de toets "plaatsing stand
afbeelding" in dezelfde stand als de
afbeelding van het geplaatste origineel.
Als u hier de verkeerde stand kiest, zal het beeld niet op
de juiste manier verzonden worden.
Nadat de verzending voltooid is, stopt het 2-zijdig scannen automatisch.
2-zijdig scannen is niet mogelijk bij directe verzending of luidsprekerverzending.
OKVORIGE
OKVORIGE
(1)
(2)
4-51
FAX
Inhoudsopgave
SCANFORMAAT EN VERZENDFORMAAT OPGEVEN
Bij plaatsing van het origineel verschijnen het formaat van het origineel en het verzendformaat in het basisscherm als
het origineelformaat en verzendformaat.
In het bovenstaande scherm is het scanformaat (het formaat van het origineel) A4 (8-1/2" x 11") en het verzendformaat
is auto. Is het scanformaat bijvoorbeeld A4 (8-1/2" x 11") en het verzendformaat B5 (5-1/2" x 8-1/2"), dan wordt de
afbeelding verkleind voor verzending.
Als het formaat van het door u geplaatste origineel afwijkt het vermelde formaat, geef dan het juiste formaat van het origineel
op.
Het scanformaat van het origineel opgeven (via papierformaat) (pagina 4-52)
Het scanformaat van het origineel opgeven (met numerieke waarden) (pagina 4-53)
Systeeminstellingen (Beheerder): Stand. originele afmetingsins. (alleen webpagina)
Stel dit in als u vaak een bepaald formaat origineel gebruikt. Het ingestelde formaat wordt weergegeven in de toets
[Scanformaat]. Wanneer deze instelling is geconfigureerd, hoeft u het origineelformaat niet telkens te veranderen.
A4 (8-1/2" x 11")
De afbeelding wordt voor
verzending verkleind naar
B5 (5-1/2" x 8-1/2") vr verzending
"Scanformaat"
"Verzendformaat"
staat ingesteld op
B5 (5-1/2" x 8-1/2")
Verzending
4-52
FAX
Inhoudsopgave
Het scanformaat van het origineel opgeven (via papierformaat)
Als het formaat van het door u geplaatste origineel afwijkt het vermelde formaat, of u wilt het formaat van het origineel
veranderen, geef dan het scanformaat op. Plaats het origineel in de lade van de automatische documentinvoer of op de
glasplaat en volg onderstaande stappen.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Selecteer de toets [Scanformaat].
Het bij de systeeminstellingen ingestelde formaat van het origineel verschijnt rechts van de toets [Scanformaat].
WEERGAVE-INSTELLINGEN (pagina 4-48)
2
Selecteer de toets [Scanformaat].
3
Geef het scanformaat op.
Selecteer de betreffende toets voor het origineelformaat.
Selecteer de toets [Lang Form.] indien u een lang origineel verstuurd. Gebruik de automatische documentinvoer
voor het scannen van een lang origineel. De maximum lengte die kan worden gescand is 500 mm (19-5/8") (de
maximum hoogte is 216 mm (8-1/2")).
Selecteer de toets [AB Inch] om inch-formaten te tonen en een scanformaat in inches op te geven.
Indien [Lang Form.] is geselecteerd, kunnen de 2-zijdige scaninstelling en het verzendformaat niet worden gewijzigd.
OKVORIGE
OKVORIGE
4-53
FAX
Inhoudsopgave
Het scanformaat van het origineel opgeven (met numerieke waarden)
Als u een origineel scant dat geen standaardformaat heeft, zoals een ansichtkaart of kaart, volg dan deze stappen om
het formaat van het origineel op te geven.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Selecteer de toets [Scanformaat].
Het bij de systeeminstellingen ingestelde formaat van het origineel verschijnt rechts van de toets [Scanformaat].
WEERGAVE-INSTELLINGEN (pagina 4-48)
2
Selecteer de toets [Scanformaat].
3
Selecteer de toets [Invoer Formaat].
OKVORIGE
OKVORIGE
4-54
FAX
Inhoudsopgave
4
Voer het scanformaat in.
(1)
Voer de (horizontale) afmeting X van het origineel in.
Selecteer de getalsweergave X (breedte) en druk op [OK].
Er verschijnt een invoerscherm voor het getal. Voer de
breedte van het origineel met de cijfertoetsen in en kies
[OK] in het scherm voor het invoeren van het getal.
Als de glasplaat wordt gebruikt kan een getal van
25 mm t/m 297 mm (1" t/m 11-5/8") worden ingevoerd.
Als de automatische documentinvoereenheid wordt
gebruikt kan een getal van 89 mm t/m 356 mm (3-1/2"
t/m 14") worden ingevoerd.
Als een getal van 139 mm (5-3/8") of minder wordt
ingevoerd bij het instellen voor 2-zijdig scannen, kan
geen origineel worden gescand.
Als de horizontale afmeting van het origineel minder
dan 89 mm (3-1/2") is, gebruik dan de glasplaat.
(2)
Voer de (verticale) afmeting Y van het origineel in.
Selecteer de getalsweergave Y (hoogte) en druk op [OK].
Er verschijnt een invoerscherm voor het getal. Voer de
hoogte van het origineel met de cijfertoetsen in en kies
[OK] in het scherm voor het invoeren van het getal.
Als de glasplaat wordt gebruikt kan een getal van
25 mm t/m 216 mm (1" t/m 8-1/2") worden ingevoerd.
Als de automatische documentinvoereenheid wordt
gebruikt kan een getal van 100 mm t/m 216 mm (4" t/m
8-1/2") worden ingevoerd.
Als de verticale afmeting van het origineel minder dan
100 mm (4") is, gebruik dan de glasplaat.
Als tegelijkertijd een getal van 298 mm t/m 356 mm (11-3/4" t/m 14") voor de (horizontale) afmeting X en een getal van 25
mm t/m 99 mm (1" t/m 3-7/8") voor de (verticale) afmeting Y wordt ingevoerd, kan geen origineel worden gescand.
U kunt het getal ook met de toetsen wijzigen.
Voor de procedure om getallen in te voeren, zie "WERKEN MET HET BEDIENINGSPANEEL" (pagina 1-9) in "1.
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT".
De invoer van het formaat annuleren...
Selecteer de toets [Annuleren] om het ingevoerde formaat op te heffen.
5
Selecteer de toets [Basismenu].
Het opgegeven formaat wordt weergegeven op de toets
[Scanformaat].
Als het scanformaat wordt opgegeven als een getalswaarde, kan het verzendformaat niet worden opgegeven.
Bij gebruik van de automatische documentinvoer kan een origineel dat langer is dan 297 mm (11-5/8") worden gescand
(maximum breedte 500 mm (19-5/8")). In dit geval selecteert u de toets [Lang Form.] in het scherm van stap 3.
Het scanformaat van het origineel opgeven (via papierformaat) (pagina 4-52)
OKVORIGE
(1)
(2)
OKVORIGE
4-55
FAX
Inhoudsopgave
Het verzendformaat van het origineel opgeven
Geef het verzendformaat op als een papierformaat. Als het verzendformaat groter is dan het geselecteerde
scanformaat, wordt de afbeelding vergroot. Als het verzendformaat kleiner is dan het geselecteerde scanformaat, wordt
de afbeelding verkleind.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
Het verzendformaat kan niet worden opgegeven als [Lang Form.] als scanformaat is geselecteerd of als het formaat in
getalswaarden is opgegeven.
1
Selecteer de toets [Scanformaat].
WEERGAVE-INSTELLINGEN (pagina 4-48)
2
Selecteer de toets [Verzendformaat].
3
Geef het verzendformaat op.
Selecteer de toets voor het gewenste verzendformaat.
Selecteer de toets [OK] om terug te keren naar het scherm van
stap 2.
Afhankelijk van de "Scanformaat" instelling kan het onmogelijk zijn sommige formaten te selecteren voor het
"Verzendformaat". Toetsen voor formaten die niet kunnen worden opgegeven voor het "Verzendformaat", worden
grijs gemaakt, zodat ze niet geselecteerd kunnen worden.
Selecteer de toets [AB Inch] om inchformaten te tonen en een verzendformaat in inches op te geven.
OKVORIGE
OKVORIGE
4-56
FAX
Inhoudsopgave
4
Geef op in welke afdrukstand het
origineel is geplaatst.
(1) Selecteer de toets [Scanformaat].
(2) Selecteer de toets [Stand afbeelding].
(3) Selecteer de toets "plaatsing stand
afbeelding" in dezelfde stand als de
afbeelding van het geplaatste origineel.
Als u hier de verkeerde stand kiest, zal het beeld niet op
de juiste manier verzonden worden wanneer u
vergroten/verkleinen gebruikt.
(4) Druk op de toets [VORIGE].
OKVORIGE
OKVORIGE
OKVORIGE
(4)
(1)
(2)
(3)
4-57
FAX
Inhoudsopgave
BELICHTING WIJZIGEN
De belichting kan worden aangepast aan de helderheid van het origineel.
Selecteer de juiste instellingen aan de hand van de volgende tabel.
Belichtingsinstellingen:
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
Belichting Toepassing
Auto Bij deze instelling wordt de belichting automatisch aangepast aan lichtere en donkerde
delen van het origineel.
Handmatig
1-2 Selecteer deze instelling bij een origineel met donkere tekst.
3 Selecteer deze instelling voor een normaal origineel (niet licht en niet donker).
4-5 Selecteer deze instelling wanneer het origineel uit onduidelijke tekst bestaat.
1
Selecteer de toets [Belichting].
De huidige belichtinginstelling verschijnt in de [Belichting]-toets.
WEERGAVE-INSTELLINGEN (pagina 4-48)
2
Selecteer de belichting.
(1) Selecteer de toets [Handmatig].
(2) Pas de belichting aan.
Selecteer de toets of . Maak de belichting
donkerder met de toets . Maak de belichting lichter
met de toets .
Keer terug naar automatische belichtingsaanpassing door
de toets [Auto] te selecteren.
(3) Selecteer de toets [Basismenu].
Bij gebruik van de glasplaat voor het scannen van meerdere originelen kan de instelling van de belichting telkens bij het
verwisselen van de pagina's worden gewijzigd. Bij gebruik van de automatische documentinvoer kan de instelling van de
belichting niet meer worden gewijzigd nadat het scannen is begonnen. (Gebruikt u echter de speciale functie "Opdr.
samenst.", dan kan de belichting telkens wanneer u een nieuwe set originelen invoert worden gewijzigd.)
Systeeminstellingen (Beheerder): Standaard Belichtingsinstellingen
Hiermee wijzigt u de standaardinstelling voor de belichting.
OKVORIGE
OKVORIGE
(1)
(2) (3)
4-58
FAX
Inhoudsopgave
RESOLUTIE WIJZIGEN
De resolutie kan zo gekozen worden dat deze overeenkomt met de eigenschappen van het origineel, zoals tekst of foto,
het formaat van de tekst en de lichtsterkte van de afbeelding.
Selecteer de juiste instellingen aan de hand van de volgende tabel.
Resolutie-instellingen
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
Resolutie Toepassing
Standaard
Selecteer deze instelling wanneer uw originelen bestaan uit teksten in normaal formaat (zoals de tekst in
deze gebruiksaanwijzing).
Fijn
Selecteer deze instelling wanneer uw originelen kleine letters of afbeeldingen met dunne lijnen bevatten.
Het origineel wordt gescand in tweemaal de [Standaard]-resolutie.
Extra Fijn
Selecteer deze instelling wanneer uw originelen complexe afbeeldingen of diagrammen bevatten.
Er wordt een afbeelding verkregen van betere kwaliteit dan met de [Fijn]-afstelling.
Ultrafijn
Selecteer deze instelling wanneer uw originelen complexe afbeeldingen of diagrammen bevatten.
Deze instelling geeft de beste beeldkwaliteit. De verzending duurt echter langer dan met de andere
instellingen.
Halftoon
Selecteer deze instelling als uw origineel een foto is of kleurgradaties heeft (zoals een origineel in kleur).
Deze instelling geeft een helderder beeld dan [Fijn], [Extra Fijn] of [Ultrafijn] alleen.
De halftoon-instelling kan niet geselecteerd worden wanneer [Standaard] wordt gebruikt.
1
Selecteer de toets [Resolutie].
De huidige belichtinginstelling verschijnt in de [Resolutie]-toets.
WEERGAVE-INSTELLINGEN (pagina 4-48)
2
Selecteer de resolutie.
(1) Selecteer de toets van de gewenste
resolutie.
(2) Selecteer de toets [Basismenu].
Wanneer [Fijn], [Extra Fijn] of [Ultrafijn] geselecteerd zijn, kunt u de [Halftoon]-toets selecteren om halftonen te kiezen.
Als u de glasplaat gebruikt om meerdere pagina's van originelen te scannen, kan de resolutie-instelling worden aangepast telkens
wanneer u pagina's verandert. Bij gebruik van de automatische documentinvoer kan de instelling van de resolutie niet meer worden
gewijzigd nadat het scannen is begonnen. (Gebruikt u echter de speciale functie "Opdr. samenst.", dan kan de resolutie telkens
wanneer u een nieuwe set originelen invoert worden gewijzigd.)
Wanneer een fax verzonden is met een resolutie [Ultrafijn], [Extra Fijn] of [Fijn], zal er een lagere resolutie worden gebruikt
als de ontvangende machine die resolutie-instelling niet heeft.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instelling Oorspronkelijke Resolutie
Hiermee wijzigt u de standaardinstelling voor de resolutie.
OKVORIGE
(2)(1)
4-59
FAX
Inhoudsopgave
In dit gedeelte worden de basisprocedures voor het ontvangen van faxberichten uitgelegd.
FAXBERICHTEN ONTVANGEN
Als de ontvangstfunctie ingesteld is op "Automat. Ontvangst", ontvangt en drukt de machine automatisch faxberichten
af. De functie faxontvangst verschijnt in het basisscherm.
FAXONTVANGST
Wanneer de faxontvangst aan de gang is, is het mogelijk om een verzending te reserveren met de functie
geheugenverzending.
VERZENDMETHODEN (pagina 4-29)
Wanneer u een fax ontvangt die kleiner is dan A4-formaat (8-1/2" x 11"), zal het papierformaat dat gebruikt wordt voor het
afdrukken, afhangen van de richting waarin de afzender het origineel plaatste (verticaal of horizontaal).
Systeeminstellingen: Faxdata Ontv/ Doorsturen (pagina 6-98)
Gebruik dit om de functie faxontvangst te wijzigen. Normaal gesproken moet "Automat. Faxgeheugen" worden gebruikt.
Selecteer "Handmatige Ontvangst" wanneer er een extra telefoon is aangesloten aan de machine.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instelling aantal toestaan/weigeren
U kunt nummers opslaan en opgeven of ontvangst van deze nummers al dan niet is toegestaan.
Dit laat de huidige faxontvangstfunctie
zien en de hoeveelheid vrij geheugen
die nog over is.
4-60
FAX
Inhoudsopgave
FAXBERICHT ONTVANGEN
Wanneer er een fax is verzonden naar de machine, zal de machine de fax automatisch ontvangen en afdrukken.
1
De machine belt en de faxontvangst
begint automatisch.
Er klinkt een pieptoon wanneer de ontvangst klaar is.
Systeeminstellingen (Beheerder): Luidsprekerinstellingen
Dit wordt gebruikt om het volume en de toon van het ontvangstgeluid aan te passen.
Systeeminstellingen (Beheerder): Aantal oproepen in automatische ontvangst
Dit wordt gebruikt om het aantal beltonen aan te passen voordat de automatische faxontvangst begint. Als u
faxberichten wilt ontvangen zonder dat de machine belt, selecteert u "0" beltonen.
2
Fax wordt automatisch afgedrukt.
Als er een wachtwoord invoerscherm verschijnt...
U moet een wachtwoord invoeren om een ontvangen fax af te drukken. Wanneer het juiste wachtwoord is ingevoerd, zal
de ontvangen fax worden afgedrukt.
EEN FAX MET WACHTWOORDBEVEILIGING AFDRUKKEN (Instelling vasthouden ontvangen afdrukgegevens) (pagina 4-62)
Nieten kan worden geselecteerd (als er een afwerkingeenheid is genstalleerd).
Tijdens het afdrukken van ontvangen gegevens kunt u het aantal kopien en de instellingen voor het nieten opgeven.
Als het afdrukken van een kopieeropdracht of een printopdracht aan de gang is wanneer er een fax wordt ontvangen, dan
zal de fax niet worden afgedrukt tot dat de al eerder gereserveerde opdracht voltooid is.
Ontvangen faxen zullen niet worden afgedrukt wanneer afdrukken niet mogelijk is als gevolg van een papiertekort,
tonertekort of papierstoring. De faxberichten worden automatisch afgedrukt als de fout is verholpen. (Als het papier in de
machine op is, selecteert u [OK] in het display nadat u papier hebt geladen.
Wanneer ontvangen faxen niet afgedrukt kunnen worden, zullen deze naar een andere faxmachine worden doorgestuurd.
ONTVANGEN FAXBERICHTEN DOORSTUREN (Doorsturen Faxdata) (pagina 4-66)
Als nieten ingeschakeld is wanneer een afwerkingeenheid geïnstalleerd
is, zal het nieten gebeuren op de plaats op het papier die hieronder
aangeduid staat.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instelling Duplexontvangst
Dit wordt gebruikt ontvangen faxen op beide zijden van het papier af te drukken.
Systeeminstellingen (Beheerder): Ontvangstdatum/-tijd afdrukken
Gebruik dit om te selecteren of datum en tijd van ontvangst moeten worden toegevoegd als een afbeelding wordt ontvangen.
Pieptoon
4-61
FAX
Inhoudsopgave
FAXBERICHT HANDMATIG ONTVANGEN
U kunt een faxbericht handmatig ontvangen via het display. Als de machine belt, selecteert u de toets [Luidspreker] in
het basisscherm en daarna de toets [Fax Ontv.].
Als een oproep wordt beantwoord door de toets [Luidspreker] te selecteren, kunt u de ontvanger horen, maar kunt u zelf
niet spreken.
Zelfs wanneer u een extra telefoon gebruikt om de oproep te beantwoorden, kunt u de toets [Faxontvangst] op het display
selecteren om de faxontvangst te beginnen. U kunt de extra telefoon ook gebruiken om de faxontvangst te beginnen.
EEN FAX ONTVANGEN NA BEANTWOORDING VAN EEN GESPREK VIA DE EXTRA TELEFOON (ontvangst op
afstand) (pagina 4-119)
4-62
FAX
Inhoudsopgave
EEN FAX MET WACHTWOORDBEVEILIGING
AFDRUKKEN (Instelling vasthouden
ontvangen afdrukgegevens)
De optie "Instelling vasthouden ontvangen afdrukgegevens" in de systeeminstellingen (beheerder) kan worden
ingeschakeld om faxen in het geheugen te ontvangen zonder ze af te drukken. Om faxen af te drukken moet een
wachtwoord worden ingevoerd. Als deze functie wordt gebruikt, verschijnt een invoerscherm voor het wachtwoord op
het display wanneer een fax wordt ontvangen.
Zodra het eerder ingestelde 4-cijferige wachtwoord is ingevoerd met de cijfertoetsen, begint het afdrukken.
Als de toets [Anuleren] wordt geselecteerd sluit het wachtwoordinvoerscherm; op het display zal exhter knipperen
ten teken dat er gegevens zijn opgeslagen. Open het wachtwoordinvoerscherm nogmaals door de toets [Data-hold] te
selecteren of de modus te wijzigen.
Wanneer "Inst. beeldcontrole ontvangen gegevens" (alleen webpagina) in de systeeminstellingen (beheerder) is
ingeschakeld, kan het scherm met de lijst ontvangstgegevens worden weergegeven door het invoeren van een
wachtwoord. Als u een afbeelding wilt controleren voor het afdrukken, vervolg dan met stap 2 op de volgende pagina.
De ontvangen faxen worden in het geheugen vastgehouden ongeacht of ze automatisch of handmatig zijn ontvangen.
Als "Fax Data Ontv/Doorsturen" in de systeeminstellingen wordt uitgevoerd om ontvangen faxberichten naar een andere machine door
te sturen, zullen faxberichten die in het geheugen bewaard zijn, ook worden doorgestuurd. Op dat moment verschijnt hetzelfde
wachtwoordinvoerscherm als voor het afdrukken. Er wordt niet doorgestuurd voordat het wachtwoord is ingevoerd.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instelling vasthouden ontvangen afdrukgegevens
Activeer deze instelling als u wilt dat ontvangen faxen in het geheugen bewaard blijven tot er een wachtwoord is ingevoerd.
Deze instelling wordt ook gebruikt om het wachtwoord te programmeren.
OKVORIGE
4-63
FAX
Inhoudsopgave
AFBEELDING VOOR HET AFDRUKKEN
CONTROLEREN
Wanneer "Inst. beeldcontrole ontvangen gegevens" (alleen webpagina) in de systeeminstellingen (beheerder) is
ingeschakeld*, kunt u een ontvangen afbeelding in het display controleren voordat u het afdrukt. Als deze functie is
ingeschakeld, volg dan onderstaande stappen om een ontvangen afbeelding af te drukken.
* Standaard staat de instelling op uitgeschakeld.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Als een afbeelding wordt ontvangen,
verschijnt een bevestigingsvraag.
Selecteer de toets [Ja].
Als dit bericht verschijnt terwijl u bezig bent met het
configureren van de instellingen van een bepaald type en u
selecteert de toets [Ja], worden de instellingen die u aan het
configureren bent geannuleerd. Als dit bericht in een andere
modus verschijnt, keert u na het controleren van de afbeelding
terug naar het basisscherm van de verzendmodus.
2
Selecteer de ontvangen afbeelding
(1) Selecteer de toets van de ontvangen
afbeelding die u wilt controleren.
Er kunnen meerdere ontvangen afbeeldingen worden
gecontroleerd.
(2) Selecteer de toets [Beeldcontrole].
Wis een geselecteerde afbeelding door de toets [Wissen]
te selecteren. Print een geselecteerde afbeelding door de
toets [Afdrukken] te selecteren.
OKVORIGE
OKVORIGE
0123456789
BBB BBB
9876543210
0612345678
CCC CCC
DDD DDD
04/04/2010
04/04/2010
04/04/2010
04/04/2010
04/04/2010
04/04/2010
Gecontr.
Nt gecontr.
Nt gecontr.
Nt gecontr.
Nt gecontr.
Nt gecontr.
4-64
FAX
Inhoudsopgave
3
Controleer de ontvangen afbeelding en
selecteer dan de toets [Afdrukken].
Het afdrukken begint.
Zie voor meer informatie over het scherm afbeeldingscontrole,
"SCHERM AFBEELDINGSCONTROLE" (pagina 4-65).
Als het scherm van stap 1 verschijnt terwijl u bezig bent met het configureren van de instellingen van een functie in de
instelschermen, worden de geconfigureerde instellingen geannuleerd als u de afbeelding weergeeft. Na het bekijken van de
afbeelding keert u terug naar het basisscherm van de verzendmodus, ongeacht de modus waarin u zich eerder bevond.
Systeeminstellingen (Beheerder): Inst. beeldcontrole ontvangen gegevens (alleen webpagina)
Gebruik dit om aan te geven of een ontvangen fax al dan niet moet worden weergegeven voor het afdrukken.
OKVORIGE
Afdrukken
[Terug]: Terugker.
Volg./Vorige
4-65
FAX
Inhoudsopgave
SCHERM AFBEELDINGSCONTROLE
In dit gedeelte wordt het scherm afbeeldingscontrole uitgelegd.
(1) Informatieweergave
Hier wordt informatie over de weergegeven afbeelding
getoond.
(2) Voorvertoning
Als de afbeelding wordt afgesneden, selecteer dan
aan de rechter- en onderkant van het
beeld om te scrollen.
(3) Toets [Afdrukken]
Selecteer deze toets om met afdrukken te beginnen.
(4) Paginawijzigingstoetsen
Als er meerdere pagina's zijn, wijzigt u met deze toetsen
van pagina.
Toetsen : Ga naar de eerste of laatste
pagina.
Toetsen : Ga naar de vorige of
volgende pagina.
Weergave paginanummer: Dit toont het totaal aantal
pagina's en het huidige
paginanummer. Selecteer de
toets voor het huidige
paginanummer en voer met de
cijfertoetsen een getal in om
naar dat paginanummer te
gaan.
(5) Zoomweergavetoets
Hiermee stelt u de zoomfactor van de weergegeven
afbeelding in. De instelling wordt op alle pagina's van het
bestand toegepast, niet alleen op de weergegeven
pagina.
(6) Toets "Weergave draaien"
Hiermee draait de afbeelding 90 graden naar rechts of
links. De rotatie wordt op alle pagina's van het bestand
toegepast, niet alleen op de weergegeven pagina.
(7) Selectietoets afbeelding
Als er meerdere afbeeldingen zijn geselecteerd voor
voorvertoning, wijzig dan hiermee van afbeelding.
(8) Hulpweergave
Geeft toetsen weer die gebruikt worden bij het uitvoeren
van een bewerking.
0123456790
Afdrukken
[Terug]: Terugker.
Beeldcontrole
Volg./Vorige
(4)
(5)
(6)
(7)
(3)
(8)
(1)
(2)
Een voorvertoonde afbeelding is een afdrukvoorbeeld op het display. Het zal afwijken van het eigenlijke afdrukresultaat.
4-66
FAX
Inhoudsopgave
ONTVANGEN FAXBERICHTEN
DOORSTUREN
(Doorsturen Faxdata)
Wanneer de machine niet kan afdrukken omdat er geen papier of inkt meer aanwezig is, kunnen ontvangen faxen
worden doorgestuurd naar een andere, vooraf ingestelde faxmachine.
Deze functie is handig voor het gebruik in een kantoor of andersoortige werkruimte met twee extra telefoonlijnen en
waar een tweede faxmachine aangesloten is op een andere telefoonlijn.
Doorsturen van ontvangen faxen wordt uitgevoerd in de systeeminstellingen van de machine. Druk op de toets
[SYSTEEMINSTELLINGEN] op het bedieningspaneel om het menuscherm voor de systeeminstellingen op het display
weer te geven. Selecteer [Faxdata Ontvangen/Doorsturen] - [Faxinstellingen], en selecteer daarna de toets die
doorsturen van ontvangen faxen uitvoert.
Als sommige pagina's van een doorgestuurde fax succesvol zijn afgedrukt, worden alleen de pagina's die niet zijn
afgedrukt doorgestuurd.
Een doorgestuurde fax wordt een faxverzendopdracht. Als verzending niet plaats vindt omdat de verzending is
geannuleerd of er een fout is opgetreden, blijft de fax in het geheugen tot hij kan worden afgedrukt.
Ontvangen faxen binnen een F-code vertrouwelijk geheugenvak niet kunnen worden doorgestuurd.
Als er een wachtwoordscherm verschijnt nadat u de toets [OK] hebt geselecteerd, is de functie "Instelling vasthouden
ontvangen afdrukgegevens" ingesteld. Voer het wachtwoord in via het numerieke toetsenbord om het doorsturen te
starten.
EEN FAX MET WACHTWOORDBEVEILIGING AFDRUKKEN (Instelling vasthouden ontvangen afdrukgegevens)
(pagina 4-62)
Systeeminstellingen: Faxdata Ontv/ Doorsturen (pagina 6-16)
Gebruik dit om ontvangen faxen door te sturen wanneer de machine ze niet kan afdrukken.
Systeeminstellingen (Beheerder): Telefoonnummer voor doorsturen gegevens instellen
Dit wordt gebruikt om het faxnummer voor doorsturen op te slaan.
De machine print niet
Afdrukken
Doorzenden
Ontvangen fax
De machine
Doorstuur-
bestemming
4-67
FAX
Inhoudsopgave
ONTVANGEN FAXEN NAAR EEN
NETWERKADRES DOORSTUREN
(Instelling voor inkomende routing)
U kunt ontvangen faxen automatisch naar een e-mailadres, bestandserveradres, desktopadres, of netwerkadres doorsturen.
Deze functie kan worden gebruikt om ontvangen faxen naar een bepaald adres door te sturen, zonder deze af te drukken.
DE INSTELLING VOOR INKOMENDE ROUTING CONFIGUREREN
Alle instellingen voor inkomende routing worden geconfigureerd in de webpagina's. Raadpleeg de Verkorte
installatiehandleiding voor de procedure om de webpagina's te openen.
Bij de volgende uitleg wordt ervan uitgegaan dat u de webpagina's met beheerderrechten hebt geopend.
Volg de onderstaande stappen om instellingen voor inkomende routing te configureren.
Deze functie kan niet worden gebruikt voor faxen die via vertrouwelijke ontvangst zijn ontvangen.
Wanneer faxen die met deze functie zijn doorgestuurd op de doorstuurbestemming worden afgedrukt, is het niet mogelijk
om datum en tijd van ontvangst op de faxen af te drukken. ("Ontvangstdatum/-tijd afdrukken" is uitgeschakeld.)
1
De functie voor inkomende routing inschakelen.
(1) Klik op [Toepassingsinstellingen],
[Instelling voor inkomende routing] en
vervolgens [Beheerinstellingen] in het
webpaginamenu.
(2) Selecteer [Inschakelen] in "Inkomende
routing" en klik op de [Indienen] button.
Het is mogelijk dat het voor gebruikers zonder beheerderrechten verboden is om doorstuurtabellen in dit scherm op te
slaan, te bewerken en te wissen, en dat ze niet mogen opgeven welke tabel wordt gebruikt. Om dat te doen, selecteert
u de aankruisvakjes hieronder .
Registreren van doorstuurtabel uitschakelen • Wijzigen/verwijderen van doorstuurtabel uitschakelen • Wijzigen
van doorstuurgoedkeuring uitschakelen
Wanneer inkomende routing ingeschakeld staat, kunt u ook opgeven of u al dan niet wenst dat de machine de
doorgestuurde faxen afdrukt.
Om alle ontvangen faxen te laten afdrukken voordat ze worden doorgestuurd, selecteert u "Volledig Rapport
Afdrukken" in "Instelling afdrukstijl". Om ontvangen faxen enkel te laten afdrukken wanneer ze door een fout niet
kunnen worden doorgestuurd, selecteert u "Afdrukken bij fouten".
Vergeet niet op de knop [Indienen] te drukken nadat u de instellingen hebt geconfigureerd.
Doorzenden
Ontvangen fax
De machine
(2)
4-68
FAX
Inhoudsopgave
2
Afzenderadressen opslaan.
Als u enkel faxen van opgegeven adressen wenst door te
sturen, sla dan de gewenste afzenderadressen op.
Afzenderadressen die hier worden opgeslagen, kunnen uit een
lijst worden geselecteerd wanneer u een doorstuurtabel
opslaat.
(1) Klik op [Registratie van
afzendernummer/-adres] in het menu
[Instelling voor inkomende routing] in de
webpagina.
(2) Voer het adres van de afzender in in
"Internetfaxadres" of "Faxnummer",
naargelang wat nodig is, en klik op de
[Toevoegen aan lijst] button.
Het ingevoerde adres zal worden toegevoegd aan de lijst
"In te voeren adres".
Geef op of het adres direct wordt ingevoerd (maximaal
1500 tekens) of dat het wordt geselecteerd uit een
globaal adresboek door op de [Globaal Adres Zoeken]
button te klikken.
Herhaal deze stap om meerdere adressen op te slaan.
(3) Wanneer u klaar bent met het toevoegen
van adressen, klikt u op de knop [Indienen].
Er kunnen maximaal 500 afzendernummers/-adressen worden opgeslagen.
Om een ingevoerd adres te wissen, selecteert u het adres in "In te voeren adres" en klikt u op de knop [Wissen].
(2)
(3)
4-69
FAX
Inhoudsopgave
3
Een doorstuurtabel opslaan.
Volg de onderstaande stappen om een doorstuurtabel op te
slaan waarin een opgegeven afzender en doorstuuradres
worden gecombineerd.
(1) Klik op [Instelling voor inkomende routing]
in het menu van de webpagina's en klik op
de toets [Toevoegen].
(2) Voer een "Tabelnaam" in.
(3) Selecteer de afzender wiens faxen zullen
worden doorgestuurd.
Om alle ontvangen faxen door te sturen, selecteert u [Alle
ontvangen gegevens doorsturen].
Om enkel de faxen door te sturen van een opgegeven
afzender, selecteert u [Ontvangen gegevens doorsturen
vanaf onder afzender], selecteert u de afzender uit de lijst en
klikt u vervolgens op de knop [Toevoegen].
(4) Selecteer het doorstuuradres.
Doorstuuradressen kunnen in het adresboek van de machine
worden geselecteerd. (Er kunnen meerdere adressen worden
opgegeven.) Er kunnen maximaal 1000 doorstuuradressen
worden opgeslagen (er kan een gecombineerd maximum van
100 bestandserveradressen, desktopadressen of
netwerkadressen worden opgeslagen).
(5) Selecteer het bestandsformaat.
Er kan een bestandsformaat voor elke doorstuurtabel
worden ingesteld.
(6) Klik op [Indienen].
Wanneer u afzenders selecteert uit de lijst "Instelling voor afzendernummer/-adres", kunt u de [Shift]-toets of de
[Ctrl]-toets op uw toetsenbord gebruiken om meerdere afzenders te selecteren.
Er kunnen maximaal 50 doorstuurtabellen worden opgeslagen.
Als u een groep adressen als doorstuurbestemming wilt selecteren, kunt u alleen een groep selecteren die alleen
e-mailadressen bevat.
Afbeeldingen die zijn verzonden in TIFF-indeling worden in sommige ontvangstsituaties mogelijk niet goed
weergegeven. Wijzig in dat geval de bestandsindeling in PDF.
4
Te gebruiken doorstuurtabellen opgeven.
Om de functie voor inkomende routing te gebruiken, schakelt u
in de opgeslagen tabellen de doorstuurtabellen in die u wenst
te gebruiken.
(1) Klik op [Instelling voor inkomende routing]
in het webpaginamenu.
(2) Selecteer het aankruisvakje "Doorsturen
geactiveerd" van elke doorstuurtabel
die u wenst te gebruiken.
(3) Klik op [Indienen].
Om een doorstuurtabel te wissen, klikt u op het aankruisvakje naast de tabelnaam zodat het wordt geselecteerd
en klikt u op [Wissen].
(6) (4)
(3)
(2)
(5)
(2)
(3)
4-70
FAX
Inhoudsopgave
Dit gedeelte gaat over speciale functies die kunnen worden gebruikt voor faxverzending.
SPECIALE FUNCTIES
Het menuscherm voor speciale functies verschijnt als in het basisscherm de toets [Spec. Functies] wordt geselecteerd. Het menu van
speciale functies bestaat uit vijf schermen. Druk op
de toets
om tussen de vijf schermen te wisselen. Wanneer [Basismenu] wordt
geselecteerd in het scherm speciale functies, worden de geselecteerde instellingen ingevoerd en verschijnt het basisscherm opnieuw.
Eerste scherm
(1) Toets [Functieoverzicht]*
1
Selecteer dit om de instellingen voor speciale functies te
controleren.
(2) Toets [Programma]
FAXHANDELINGEN OPSLAAN (programma)
(pagina 4-72)
(3) Toets [Timer]
FAX VERZENDEN OP EEN VOORAF INGESTELD
TIJDSTIP (Timer) (pagina 4-75)
Tweede scherm
(1) Toets [Kaart Formaat]
BEIDE ZIJDEN VAN EEN KAART ALS EEN
ENKELE PAGINA VERZENDEN (Kaart Formaat)
(pagina 4-77)
(2) Selectievakje [Scan adreskrt.]*
2
VISITEKAARTEN VERZENDEN (Scannen
adreskaart) (pagina 4-80)
(3) Selectievakje [Langz. scanm.]
DUNNE ORIGINELEN FAXEN (Langzame
scanmodus) (pagina 4-81)
Derde scherm
(1) Toets [Wissen]
WISSEN VAN SCHADUWRANDEN OP EEN
AFBEELDING (Wissen) (pagina 4-83)
(2) Selectievakje [Opdr. samenst.]
EEN GROOT AANTAL PAGINA'S VERZENDEN
(Opdr. samenstel.) (pagina 4-86)
(3) Toets [Transmissie Rapport]
AFDRUKINSTELLINGEN VOOR HET
TRANSMISSIERAPPORT WIJZIGEN (Transmissie
Rapport) (pagina 4-88)
Vierde scherm
(1) Toets [Eigen naam kiezen]
AFZENDERINFORMATIE TIJDELIJK WIJZIGEN
(Eigen naam kiezen) (pagina 4-91)
(2) [Geheugenvak]-toets
EEN FAX VERZENDEN WANNEER EEN ANDERE
MACHINE NAVRAAG DOET BIJ UW MACHINE
(Navraaggeheugen) (pagina 4-95)
SPECIALE FUNCTIES
(1)
(2)
(3)
(1)
(2)
(3)
(1)
(2)
(3)
(1)
(2)
4-71
FAX
Inhoudsopgave
Vijfde scherm
(1) Selectievakje [Navragen]
EEN FAXMACHINE OPROEPEN EN ONTVANGST
INITIALISEREN (Navragen) (pagina 4-92)
*
1
Als er geen speciale functie is ingeschakeld, kan dit niet geselecteerd worden.
*
2
Om deze functie te kunnen gebruiken moet de optionele toevoer visitekaarten zijn aangebracht en "Instelling scannen
adreskaart" moet zijn ingeschakeld in de systeeminstellingen (beheerder).
(1)
U kunt speciale functies doorgaans combineren met andere speciale functies. Enkele combinaties zijn echter niet mogelijk.
Als u een niet-toegestane combinatie selecteert, verschijnt een melding op het display.
4-72
FAX
Inhoudsopgave
FAXHANDELINGEN OPSLAAN (programma)
Een programma is een groep verzendinstellingen die bij elkaar zijn opgeslagen. Wanneer u verzendinstellingen opslaat in een
programma, kunt u deze instellingen weer oproepen en gebruiken voor een andere faxopdracht.
Wanneer u bijvoorbeeld hetzelfde A4 (8-1/2" x 11") formaat eens per maand wilt versturen naar alle filialen in diverse regio's.
(1) Dezelfde documenten worden naar elk filiaal gefaxt
(2) Vegen op de randen van de documenten worden vr verzending gewist
WERKPROGRAMMA'S
Als u regelmatig dezelfde instellingen en/of functies gebruikt voor dezelfde bestemming of bestemmingen, kunt u deze
instellingen en bestemmingen opslaan en een programma. Zo kunt u de instellingen en bestemmingen die u wilt
selecteren eenvoudig openen via dit programma.
Een Programma Opslaan
U kunt programma's opslaan, bewerken en verwijderen in [Werkprogramma's] > [Beeld verzenden] op het
webpaginamenu.
Indien geen opdrachtprogramma is opgeslagen Indien een opdrachtprogramma is opgeslagen
Voer de faxnummers van de filialen in.
Selecteer de wis-instellingen.
Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
De originelen worden gescand en verzonden.
Roep het opgeslagen programma op.
Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
De originelen worden gescand en verzonden.
Het kost elke maand veel tijd om de documenten te verzenden omdat
bovenstaande instellingen moeten worden geselecteerd.
Bovendien kunnen er soms fouten worden gemaakt bij het selecteren van de
instellingen, zodat verkeerde verzendingen als resultaat.
Wanneer u hiervoor een programma hebt opgeslagen, kunnen de instellingen
eenvoudig worden geselecteerd door op de programmatoets te drukken.
Bovendien vindt de verzending plaats volgens de opgeslagen instellingen. Er is
dus geen kans op fouten.
(1) (2)
4-73
FAX
Inhoudsopgave
(1) Toets [Toevoegen]
Gebruik deze toets om een nieuw programma toe te
voegen.
(2) Lijstweergave
Hiermee wordt een lijst van de opgeslagen programma's
weergegeven. U kunt een programma selecteren om het
scherm voor bewerking of verwijdering voor dit
programma te openen.
Selecteer de toets [Toevoegen] op het weergegeven scherm om het registratiescherm weer te geven. Er kunnen 48
programma's worden opgeslagen.
Zie voor meer informatie "Instellingen" (pagina 4-73).
Werkprogramma's bewerken en wissen
U kunt een programma selecteren uit een lijst op het bovenstaande scherm om een scherm voor het bewerken van dit
programma te openen.
Verwijder een programma door het selectievakje naast het programma te selecteren en dan [Wissen].
Raadpleeg de volgende tabel voor meer informatie.
Instellingen
Instellingen voor timer kunnen niet in het programma worden opgenomen.
Er moet ten minste een one-touch-toets worden gespecificeerd in een programma, anders kan het programma niet worden
opgeslagen.
Programma's kunnen ook met de webpagina's worden opgeslagen. Klik op [Werkprogramma's] en dan op [Beeld verzenden] in
het webpaginamenu.
De in een programma opgeslagen instellingen worden vastgehouden, ook nadat het programma is gebruikt voor
verzending. Dezelfde instellingen kunnen herhaaldelijk worden gebruikt voor verzending.
De volgende instellingen kunnen in een programma worden opgeslagen.
Bestemmingen: Sneltoetsen, groeptoetsen, zoeknummers
Beeldinstellingen: Scanformaat origineel, afdrukstand origineel, dubbelzijdig scannen, belichting, resolutie
Speciale functies: Navraagontvangst, Wissen, Opdr. samenst., Langz. scanm., Scannen adreskaart
F-code communicatie: Een bestemming die een F-code bevat kan worden opgeslagen door middel van een F-code
handeling.
U kunt maximaal 500 bestemmingen opslaan in elk programma.
Item Beschrijving
Programmanummer
Stel het aan het programma toe te wijzen nummer in. Het laagst beschikbare
nummer wordt automatisch ingevoerd. Om een nummer te wijzigen, voert u een
nummer één van 01 tot 48. Een nummer dat al is opgeslagen kan niet worden
gebruikt.
Programmanaam Voer een naam voor de programmanaam in (maximaal 36 tekens).
Voorwaarde-Instellingen Dit geeft instelschermen voor elke modus weer.
Modus Wijzigen
Selecteer de modus die u wilt gebruiken (Internetfax, scan, kopie, etc.) Het display
schakelt over naar het basisscherm van de geselecteerde modus.
Modusinstellingen
Vaak gebruikte instellingen kunnen op dezelfde manier worden opgeslagen als
wanneer zij voor een modus worden geselecteerd.
Adresinstelling
Dit geeft het instelscherm voor adressen weer.
Selecteer het/de in het programma te gebruiken adres(sen) van het adresboek. Er
kunnen 500 bestemmingen in één programma worden opgeslagen.
4-74
FAX
Inhoudsopgave
EEN PROGRAMMA GEBRUIKEN VOOR HET
VERZENDEN
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de lade van de automatische documentinvoer of op de glasplaat in overeenstemming met de functies
die in het programma zijn opgeslagen.
Als het origineel afwijkt van de instelling van het formaat, stel dan het formaat van het origineel in.
SCANFORMAAT EN VERZENDFORMAAT OPGEVEN (pagina 4-51)
2
Speciale functies selecteren.
(1) Selecteer de toets [Spec. Functies].
(2) Selecteer de toets [Programma].
SPECIALE FUNCTIES (pagina 4-70)
3
Roep het opgeslagen programma op.
Selecteer de gewenste programmatoets.
4
Selecteer de aanvullende instellingen.
Als een programma wordt gebruikt kunnen de volgende
instellingen extra worden opgegeven:
Beeldinstellingen: Scanformaat origineel*, verzendformaat
Speciale functies: Timer-verzending, Kaart Formaat, Eigen
naam kiezen, Transmissie Rapport
* Eenmaal opgeslagen in het programma, kunnen ze niet meer
extra worden opgegeven.
Welk scherm verschijnt hangt af van de bestemming die is opgeslagen in het programma.
U kunt de modus hier niet wijzigen.
Functies die in het programma zijn opgeslagen kunnen hier niet worden geannuleerd.
5
Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Het scannen begint.
Als u de pagina's van het origineel in de documentinvoerlade hebt geplaatst, worden alle pagina's gescand.
Er klinkt een pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
Als u het origineel op de glasplaat scant, moet u pagina voor pagina scannen.
Wanneer het scannen voltooid is, plaats dan het volgende origineel en druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT]. Herhaal
dit tot alle pagina's zijn gescand en selecteer dan de toets [Lezen Klaar].
Er klinkt een pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
OKVORIGE
Program 1
Program 2
Program 3
Program 4
Program 5
4-75
FAX
Inhoudsopgave
FAX VERZENDEN OP EEN VOORAF
INGESTELD TIJDSTIP (Timer)
Wanneer u deze functie gebruikt, vindt de verzending automatisch plaats op een vooraf ingesteld tijdstip.
De functie timerverzending maakt het eenvoudig verzendingen in de wachtrij, distributie verzendopdrachten en andere
verzendingen 's nachts of op andere tijden uit te voeren wanneer de telefoontarieven goedkoper zijn.
U kunt ook een timerinstelling specificeren voor navraaggeheugen om een fax te ontvangen wanneer u niet aanwezig
bent.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
Laat de stroomschakelaar op "aan" staan, als er een timerverzending is opgesteld. De verzending zal niet plaatsvinden als
de stroom op het vastgestelde tijdstip wordt uitgeschakeld.
Bij het uitvoeren van een timerverzending moet u het origineel scannen naar het geheugen bij het instellen van de
verzending. Het is niet mogelijk een document in de automatische origineelinvoer of op de glasplaat achter te laten om
deze te laten scannen op het vastgestelde tijdstip van verzending.
Instellingen voor een timerverzending (belichting, resolutie, speciale functies enz.) worden na afloop van de verzending
automatisch gewist.
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Als het origineel afwijkt van de instelling van het formaat, stel dan het formaat van het origineel in.
SCANFORMAAT EN VERZENDFORMAAT OPGEVEN (pagina 4-51)
2
Voer het faxnummer van de bestemming in.
BESTEMMINGEN INVOEREN (pagina 4-20)
3
Speciale functies selecteren.
(1) Selecteer de toets [Spec. Functies].
(2) Selecteer de toets [Timer].
SPECIALE FUNCTIES (pagina 4-70)
Stel overdag een distributie
verzendopdracht in die om 20.00
uur wordt verzonden.
Om 20.00 uur begint de
distributieverzending automatisch
(Verzending naar de eerste
bestemming vindt plaats)
4-76
FAX
Inhoudsopgave
4
Stel de tijd in met de toetsen .
(1) Geef de dag op.
Wilt u geen dag opgeven, selecteer dan [---]. In dat geval
begint de verzending zodra de bij (2) opgegeven tijd
aanbreekt.
(2) Geef de tijd op (uur, minuut)
Selecteer de tijd in 24-uursindeling.
Het is ook mogelijk om een cijferweergavetoets te
selecteren om de instelling met de cijfertoetsen te
wijzigen.
(3) Selecteer de toets [Basismenu].
Als dit scherm wordt geopend, geeft de instelling de huidige tijd aan. Is de tijd niet correct, druk dan op [ALLES
WISSEN] ( ) om de bewerking te annuleren. Corrigeer de tijd in de systeeminstellingen en voer dan de procedure
voor de timerverzending uit.
DATUM EN TIJD CONTROLEREN (pagina 4-6)
5
Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Het scannen begint.
Als u de pagina's van het origineel in de documentinvoerlade hebt geplaatst, worden alle pagina's gescand.
Er klinkt een pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
Als u het origineel op de glasplaat scant, moet u pagina voor pagina scannen.
Wanneer het scannen voltooid is, plaats dan het volgende origineel en druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT]. Herhaal
dit tot alle pagina's zijn gescand en selecteer dan de toets [Lezen Klaar].
Er klinkt een pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
De tijd kan uiterlijk een week van tevoren worden ingesteld.
Er kunnen tot 94 timerverzendingen ineens worden opgeslagen.
U kunt maximaal 1 timer navraaghandeling opslaan. Sla een reeks navraagopdrachten op als u vanaf meerdere machines
een navraaghandeling wilt starten.
Als de machine bezig is met het versturen van een andere verzending op het moment van het opgegeven tijdstip, zal de
opdracht worden uitgevoerd nadat deze verzending is voltooid.
U kunt andere handelingen uitvoeren nadat u een timer verzendopdracht hebt geprogrammeerd.
Deze functie kan niet worden gebruikt in de Direct verzenden-functie of wanneer de luidspreker wordt gebruikt tijdens het
kiezen van het nummer.
Als een timerverzending in het opdrachtstatusscherm prioriteit krijgt, wordt de opgegeven tijd geannuleerd. De verzending
wordt uitgevoerd zodra de opdracht in uitvoering is voltooid.
VOORRANG GEVEN AAN EEN GERESERVEERDE FAXOPDRACHT (pagina 4-128)
Een timer verzending annuleren...
Selecteer de toets [Annuleren] op het scherm van stap 4.
OKVORIGE
OKVORIGE
(1)
(2)
(3)
4-77
FAX
Inhoudsopgave
BEIDE ZIJDEN VAN EEN KAART ALS EEN
ENKELE PAGINA VERZENDEN (Kaart
Formaat)
Met deze functie kunt u de voor- en achterkant van een kaart verzenden als n pagina. U hoeft dan niet elke zijde
afzonderlijk te verzenden.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
Wanneer u gebruik maakt van kaart formaat, moeten de originelen worden gescand via de glasplaat.
1
Plaats het origineel met de voorzijde
naar onderen op de glasplaat.
2
Voer het faxnummer van de bestemming in.
BESTEMMINGEN INVOEREN (pagina 4-20)
3
Speciale functies selecteren.
(1) Selecteer de toets [Spec. Functies].
(2) Selecteer de toets [Kaart Formaat].
SPECIALE FUNCTIES (pagina 4-70)
Verzending
Voorzijde
Achterzijde
Originelen
Verzonden afbeelding
4-78
FAX
Inhoudsopgave
4
Geef het formaat van het origineel op.
(1) Voer het formaat van het origineel in.
Selecteer de cijferweergavetoets voor X (breedte) en
voer de breedte in.
Selecteer de cijferweergavetoets voor Y(hoogte) en
voer de hoogte in.
(A) Selecteer de toets [Formaat Herstellen] om het
origineelformaat weer op het standaardformaat in te
stellen.
(B) Selecteer het selectievakje [Passend om te zenden]
om het formaat van de afbeelding automatisch te
vergroten of te verkleinen en deze aan te passen aan
het verzendformaat. Het selectievakje hoeft niet
ingeschakeld te worden als u op het formaat van het
ingevoerde origineel wilt scannen.
(2) Selecteer de toets [Basismenu].
U kunt het getal ook met de toetsen wijzigen.
Het verzendformaat wordt automatisch geselecteerd op basis van het origineelformaat dat u hebt ingevoerd.
Na het selecteren van scannen kaart, kunt u het scanformaat en het verzendformaat wijzigen van de toetsen
[Scanformaat] en [Verzendformaat] op het basisscherm. In dit geval verschijnt het scherm van stap 3 op het
instelscherm voor het scanformaat. Raadpleeg "Het verzendformaat van het origineel opgeven" (pagina 4-55) voor
de procedure voor het instellen van het verzendformaat.
5
Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT] om de voorzijde van de kaart te
scannen.
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
6
Draai de kaart om zodat de achterkant kan worden gescand en druk op de toets
[STARTEN ZWART-WIT] om de achterzijde van de kaart te scannen.
Voordat u de achterkant van de kaart scant, kunt u de toets [Configureren] selecteren op het display om de belichting
te wijzigen.
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
OKVORIGE
(1)(A)
(2)
(B)
X
Y
4-79
FAX
Inhoudsopgave
7
Selecteer de toets [Lezen Klaar].
Als u doorgaat met het scannen van extra kaarten, kunt u de toets [Configureren] selecteren om belichting, resolutie,
scanformaat en verzendformaat te wijzigen.
De factor kan niet worden opgegeven en "Instelling Verzenden Draaiing" kan niet worden geselecteerd.
Deze functie kan niet worden gebruikt in de Direct verzenden-functie of wanneer de luidspreker wordt gebruikt tijdens het
kiezen van het nummer.
Kaart Formaat annuleren...
Selecteer de toets [Annuleren] op het scherm van stap 4.
OKVORIGE
4-80
FAX
Inhoudsopgave
VISITEKAARTEN VERZENDEN
(Scannen adreskaart)
Er kunnen meerdere visitekaartjes tegelijk worden gescand en verzonden.
Om deze functie te kunnen gebruiken moet de toevoer visitekaarten zijn aangebracht op de automatische
documentinvoer en "Instelling scannen adreskaart" moet zijn ingeschakeld in de systeeminstellingen (beheerder). Zie
"TOEVOER VISITEKAARTEN" in "VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT" (pagina 1-55) voor de bevestigingswijze.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Plaats de visitekaarten.
2
Voer het faxnummer van de bestemming in.
BESTEMMINGEN INVOEREN (pagina 4-20)
3
Speciale functies selecteren.
(1) Selecteer de toets [Spec. Functies].
(2) Selecteer de toets [Scan adreskrt.].
Lees het weergegeven bericht en druk dan op [OK].
SPECIALE FUNCTIES (pagina 4-70)
4
Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Het scannen begint. Er klinkt een pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
Deze functie kan niet worden gebruikt als het scanformaat in numerieke waarden is opgegeven.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instelling scannen adreskaart (alleen webpagina)
Geef op of u de functie Scannen adreskaart wilt gebruiken.
4-81
FAX
Inhoudsopgave
DUNNE ORIGINELEN FAXEN
(Langzame scanmodus)
Gebruik deze functie wanneer u dunne originelen wilt scannen met behulp van de automatische documentinvoerlade.
Deze functie helpt voorkomen dat dunne originelen in het apparaat vastlopen.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Steek de originelen met de voorzijde
naar boven in de lade van de
documentinvoer.
Pas de papiergeleiders voorzichtig aan.
Als het origineel afwijkt van de instelling van het formaat, stel
dan het formaat van het origineel in.
SCANFORMAAT EN VERZENDFORMAAT OPGEVEN
(pagina
4-51)
Als de originelen met teveel kracht worden ingebracht, kunnen ze kreuken en vastlopen.
2
Voer het faxnummer van de bestemming in.
BESTEMMINGEN INVOEREN (pagina 4-20)
3
Selecteer de langzame scanmodus.
(1) Selecteer de toets [Spec. Functies].
SPECIALE FUNCTIES (pagina 4-70)
(2) Schakel het selectievakje [Langz. scanm.] in
.
(3) Selecteer de toets [Basismenu].
D
C
B
A
D
C
B
A
OKVORIGE
(2)
(3)
4-82
FAX
Inhoudsopgave
4
Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Het scannen begint. Er klinkt een pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
Bij selectie van deze functie kan niet automatisch 2-zijdig worden gescand.
De Langzame scanmodus annuleren...
Schakel het selectievakje [Langz. scanm.] in op op het scherm van stap 3.
Systeeminstellingen (Beheerder): Invoermodus origineel (alleen webpagina)
Hiermee wordt altijd op langzame snelheid gescand.
4-83
FAX
Inhoudsopgave
WISSEN VAN SCHADUWRANDEN OP EEN
AFBEELDING (Wissen)
Deze wisfunctie wordt gebruikt om schaduwen op kopien vanaf boeken of andere dikke originelen te wissen. (Deze
functie neemt geen schaduwen waar en zal alles uit het wisgedeelte verwijderen, inclusief schaduwen, tekst en
afbeeldingen.)
Scannen van een dik boek
Wisfuncties
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
De schaduwen verschijnen hier.
Zonder de wisfunctie Met de wisfunctie
Schaduwranden op de
afbeelding.
Geen schaduwranden.
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Als het origineel afwijkt van de instelling van het formaat, stel dan het formaat van het origineel in.
SCANFORMAAT EN VERZENDFORMAAT OPGEVEN (pagina 4-51)
2
Voer het faxnummer van de bestemming in.
BESTEMMINGEN INVOEREN (pagina 4-20)
3
Speciale functies selecteren.
(1) Selecteer de toets [Spec. Functies].
(2) Selecteer de toets [Wissen].
SPECIALE FUNCTIES (pagina 4-70)
Rand Wissen
Zijkant wissen
4-84
FAX
Inhoudsopgave
4
Selecteer de wisinstellingen.
Als [Wissen] wordt geselecteerd
(1) Selecteer de toets [Wissen].
(2) Stel de wisbreedte in.
Selecteer de weergave van het aantal en druk op [OK]. Er
verschijnt een invoerscherm voor het getal. Voer het
gewenste aantal met de cijfertoetsen in en kies [OK] in het
scherm voor het invoeren van het aantal.
Er kan 0 mm t/m 20 mm (0" t/m 1") worden ingevoerd.
U kunt het aantal ook met de toetsen wijzigen.
(3) Selecteer de toets [Basismenu].
Als [Zijkant wissen] wordt geselecteerd
(1) Selecteer de toets [Zijkant wissen].
(2) Stel de zijden in die uw wilt wissen.
Selecteer de selectievakjes van de zijden die u wilt
wissen.
(3)
Selecteer de toets [Wis positie voor zijde 2
origineel].
(4) Stel de wisbreedte op de achterzijde in.
Als u tweezijdig scant, stel dan de te wissen rand in op de
achterzijde.
Als u de toets [Zelfde zijde als zijde 1] selecteert, zal de
rand die in dezelfde positie ligt als op de voorzijde
worden gewist.
Als u de toets [Andere zijde dan zijde 1] selecteert, zal
de rand die in de tegenovergestelde positie ligt als op
gewiste rand op de voorzijde worden gewist.
(5) Druk op de toets [VORIGE].
(6) Stel de wisbreedte in.
Selecteer de weergave van het aantal en druk op [OK]. Er
verschijnt een invoerscherm voor het getal. Voer het
gewenste aantal met de cijfertoetsen in en kies [OK] in het
scherm voor het invoeren van het aantal.
Er kan 0 mm t/m 20 mm (0" t/m 1") worden ingevoerd.
U kunt het aantal ook met de toetsen wijzigen.
(7) Selecteer de toets [Basismenu].
OKVORIGE
(2)(1)
(3)
OKVORIGE
OKVORIGE
OKVORIGE
OKVORIGE
OKVORIGE
(1)
(2)
(4)
(3)
(5)
(6)
(7)
4-85
FAX
Inhoudsopgave
5
Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Het scannen begint.
Als u de pagina's van het origineel in de documentinvoerlade hebt geplaatst, worden alle pagina's gescand.
Er klinkt een pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
Als u het origineel op de glasplaat scant, moet u pagina voor pagina scannen.
Wanneer het scannen voltooid is, plaats dan het volgende origineel en druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT]. Herhaal
dit tot alle pagina's zijn gescand en selecteer dan de toets [Lezen Klaar].
Er klinkt een pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
Bij gebruik van de wisfunctie wordt het wissen uitgevoerd bij de randen van de originele afbeelding. Werkt u tevens met
verkleinen of vergroten, dan wordt de te wissen breedte in samenhang met de geselecteerde ratio aangepast. Als de
wisbreedte bijvoorbeeld 20 mm (1") is en de afbeelding tot 50% wordt verkleind, wordt de wisbreedte met op 10 mm (1/2")
verkleind.
Een wisinstelling annuleren
Selecteer de toets [Annuleren] op het scherm van stap 4.
Systeeminstellingen (Beheerder): Standaardbreedte Van Wisstrook Instellen
De standaardinstelling voor de wisbreedte is gekoppeld aan de systeeminstelling van de kopieerfunctie en kan variren 0 mm
tot 20 mm (0" tot 1"). De fabrieksinstelling is 10 mm (1/2").
4-86
FAX
Inhoudsopgave
EEN GROOT AANTAL PAGINA'S VERZENDEN
(Opdr. samenstel.)
Met deze functie kunt u een zending die bestaat uit een groot aantal originelen opsplitsen in sets, elke set scannen met
behulp van de automatische documentinvoer en alle pagina's versturen in n enkele verzending. Gebruik deze functie als
er meer originelen zijn dan in een keer in de automatische documentinvoer kunnen worden geplaatst.
Als u in sets verdeelde originelen scant, scan dan eerst de set die de eerste pagina bevat. De instellingen die u voor de
eerste set kiest kunnen worden gebruikt voor de overige sets.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
U kunt maximaal 999 pagina's scannen. Denk eraan dat wanneer het geheugen wordt gebruikt voor andere opdrachten, u
minder pagina's kunnen scannen.
1
Steek de originelen met de voorzijde
naar boven in de lade van de
documentinvoer.
Steek de originelen helemaal in de lade van de
documentinvoer. In de documentinvoerlade kunnen meerdere
originelen worden geplaatst. De stapel originelen mag niet
hoger zijn dan de indicatiestreep op de lade.
Als het origineel afwijkt van de instelling van het formaat, stel
dan het formaat van het origineel in.
SCANFORMAAT EN VERZENDFORMAAT OPGEVEN
(pagina
4-51)
2
Voer het faxnummer van de bestemming in.
BESTEMMINGEN INVOEREN (pagina 4-20)
1
101
1
1
De originelen
worden gescand
in aparte sets.
Originelen
Verzending
Markeerstreep
4-87
FAX
Inhoudsopgave
3
Selecteer de modus opdracht
samenstellen.
(1) Selecteer de toets [Spec. Functies].
SPECIALE FUNCTIES (pagina 4-70)
(2) Schakel het selectievakje [Opdr. samenst.]
in op .
(3) Selecteer de toets [Basismenu].
4
Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT] om de eerste set pagina's te scannen.
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
5
Plaats de volgende set originelen en druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Herhaal deze stap totdat u alle originelen hebt gescand.
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ). Alle gescande data wordt gewist.
6
Selecteer de toets [Lezen Klaar].
Als er gedurende n minuut geen actie wordt ondernomen nadat het bevestigingsscherm is verschenen, wordt het
scannen automatisch gestopt en wordt de verzending gereserveerd.
De toets [Configureren] kan worden geselecteerd om belichting, resolutie, scanformaat en verzendformaat voor
elke gescande pagina van de originelen te wijzigen.
Als het geheugen tijdens het scannen vol raakt, verschijnt een bericht en wordt de verzending geannuleerd.
Deze functie kan niet worden gebruikt in de Direct verzenden-functie of wanneer de luidspreker wordt gebruikt tijdens het
kiezen van het nummer.
Opdracht samenstellen annuleren....
Schakel het selectievakje [Opdr. samenst.] in op op het scherm van stap 3.
OKVORIGE
(3)
(2)
OKVORIGE
4-88
FAX
Inhoudsopgave
AFDRUKINSTELLINGEN VOOR HET
TRANSMISSIERAPPORT WIJZIGEN
(Transmissie Rapport)
Er wordt automatisch een rapport afgedrukt om u te waarschuwen wanneer een verzending mislukt of wanneer een
distributieverzending wordt uitgevoerd. In het transmissierapport staat een beschrijving van de verzending (datum,
starttijd, naam andere partij, vereiste tijd, aantal pagina's, status, enz.).
INFORMATIE IN DE STATUSKOLOM (pagina 4-130)
Transmissierapporten worden op basis van ingestelde voorwaarden in de systeeminstellingen afgedrukt, u kunt echter
wel tijdelijk andere voorwaarden voor een transmissie selecteren. Volg onderstaande stappen om de
afdrukvoorwaarden voor het transmissierapport op het moment van verzenden te wijzigen.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Als het origineel afwijkt van de instelling van het formaat, stel dan het formaat van het origineel in.
SCANFORMAAT EN VERZENDFORMAAT OPGEVEN (pagina 4-51)
2
Voer het faxnummer van de bestemming in.
BESTEMMINGEN INVOEREN (pagina 4-20)
3
Speciale functies selecteren.
(1) Selecteer de toets [Spec. Functies].
(2) Selecteer de toets [Transmissie Rapport].
SPECIALE FUNCTIES (pagina 4-70)
4
Selecteer afdrukvoorwaarden.
(1) Selecteer de afdrukvoorwaarden.
(2) Selecteer de toets [Basismenu].
De afdrukvoorwaarden voor een transmissierapport zijn de volgende:
"Altijd Afdrukken":Of een verzending nu slaagt of mislukt, er wordt altijd een transmissierapport afgedrukt.
"Afdrukken bij fouten":Wanneer een verzending mislukt, wordt er een transmissierapport afgedrukt.
"Niet afdrukken":Geen transmissierapport afdrukken.
Als het selectievakje [Beeld Van Origineel Afdrukken] wordt geselecteerd, wordt een deel van het verzonden
origineel opgenomen in het transmissierapport.
Zelfs wanneer het selectievakje [Beeld Van Origineel Afdrukken] wordt geselecteerd , kan het origineel niet
worden afgedrukt wanneer de luidspreker wordt gebruikt om het nummer te vormen of wanneer directe verzending,
navraagontvangst of F-code-verzending wordt gebruikt.
OKVORIGE
(1)
(2)
4-89
FAX
Inhoudsopgave
5
Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Het scannen begint.
Als u de pagina's van het origineel in de documentinvoerlade hebt geplaatst, worden alle pagina's gescand.
Er klinkt een pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
Als u het origineel op de glasplaat scant, moet u pagina voor pagina scannen.
Wanneer het scannen voltooid is, plaats dan het volgende origineel en druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT]. Herhaal
dit tot alle pagina's zijn gescand en selecteer dan de toets [Lezen Klaar].
Er klinkt een pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ) om de bewerking te annuleren.
Voor rondzendtransmissies gelden wijzigingen in de afdrukvoorwaarden van het transmissierapport voor alle bestemmingen.
Als u de instelling voor het transmissierapport wilt annuleren...
Selecteer de toets [Annuleren] op het scherm van stap 4.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instelling Afdrukken Transactierapport (alleen webpagina)
Hiermee worden de afdrukvoorwaarden voor afdruktransacties ingesteld.
Standaard staat de instelling op .
Enkele Verzending:Volledig Rapport Afdrukken/ /Geen Afgedrukt Rapport
Distribueren: /Alleen Foutrapport Afdrukken/Geen Afgedrukt Rapport
Ontvangen: Volledig Rapport Afdrukken/Alleen Foutrapport Afdrukken
Vertrouwelijke ontvangst (faxmodus): /Geen Afgedrukt Rapport
Systeeminstellingen (Beheerder): Origineel afdrukken op transactierapport (alleen webpagina)
Hiermee wordt een deel van het verzonden origineel op het transmissierapport afgedrukt.
Alleen Foutrapport Afdrukken
Volledig Rapport Afdrukken
Geen Afgedrukt Rapport
Kennisgevingspagina Afdrukken
4-90
FAX
Inhoudsopgave
AFZENDERINFORMATIE TOEVOEGEN AAN
UW FAXEN (Eigen nummer verzenden)
Uw afzenderinformatie (datum, tijd, naam afzender, faxnummer verzender, aantal pagina's) wordt automatisch
toegevoegd bovenaan elke faxpagina die u verzendt.
Voorbeeld van een afzenderinformatie op een pagina
(1) Datum, tijdstip Datum en tijdstip van verzending.
(2) Naam afzender: De naam van de afzender geprogrammeerd in de machine.
(3) Faxnummer afzender:Het faxnummer van de afzender geprogrammeerd in de
machine.
(4) Paginanummers: Paginanummers / totaal aantal pagina's (het totaal aantal
pagina's wordt uitsluitend afgedrukt wanneer de fax wordt
verzonden vanuit het geheugen.)
De informatie die is geprogrammeerd in Eigen nummer verzenden
Datum, tijd: Wijzig de instelling bij "Klok aanpassen" in de systeeminstellingen.
Naam van de afzender, faxnummer van de afzender:
Programmeer de naam van de afzender en het faxnummer bij "Registratie zendergegevens" in de
systeeminstellingen (beheerder). Wilt u eigen nummer verzenden gebruiken, vergeet dan niet deze
informatie te configureren.
Paginanummers: Selecteer of u paginanummers wilde opnemen op de pagina via "Paginanummer afdrukken bij
ontvanger" (alleen webpagina) in de systeeminstellingen (beheerder).
De Paginanummers verschijnen als volgt: "paginanummers / totaal aantal pagina's". Wanneer u kiest
voor handmatige verzending of snelle online verzending, verschijnt alleen het paginanummer.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instelling Afdrukken Datum/Eigen Nr.
Deze instelling wordt gebruikt om te bepalen waar de informatie van de afzender wordt afgedrukt. De informatie van de
afzender kan binnen of buiten de afbeelding worden afgedrukt
04/APR/2010/Za 15:00 AAAAA Faxnr. 0123456789 P.001/001
(1) (2) (3) (4)
Afzenderinformatie Afzenderinformatie
Originelen
Originelen
Buiten de gescande afbeelding (standaardinstelling)
Binnen de gescande afbeelding
De lengte van de verzonden afbeelding bedraagt: lengte
van afzenderinformatie + lengte van origineel. De fax
kan worden verkleind of over twee pagina's worden
verdeeld tijdens het afdrukken van de fax door de
ontvangende machine.
De Afzenderinformatie wordt afgedrukt binnen de
afbeelding en daarmee is de lengte van de fax gelijk aan
de lengte van het origineel. Houd er rekening mee dat de
afzenderinformatie een gedeelte van het origineel
overlapt (het overlappende gedeelte van het origineel zal
dus niet verschijnen).
4-91
FAX
Inhoudsopgave
AFZENDERINFORMATIE TIJDELIJK WIJZIGEN (Eigen
naam kiezen)
U kunt de afzenderinformatie op een fax kiezen uit een lijst met opgeslagen afzenders.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Speciale functies selecteren.
(1) Selecteer de toets [Spec. Functies].
(2) Selecteer de toets [Eigen naam kiezen].
SPECIALE FUNCTIES (pagina 4-70)
2
Selecteer de afzenderinformatie.
Selecteer de toets van de betreffende afzenderinformatie.
3
Selecteer de toets [Basismenu].
Systeeminstellingen (Beheerder): Registratie van eigen naam selecteren
Dit wordt gebruikt om namen van namen die worden gebruikt in "Eigen naam kiezen" op te slaan.
OKVORIGE
AAA AAA
BBB BBB
CCC CCC
Annuleren
OKVORIGE
4-92
FAX
Inhoudsopgave
EEN FAXMACHINE OPROEPEN EN
ONTVANGST INITIALISEREN (Navragen)
Met deze functie kan de ontvangende machine een andere faxmachine bellen en de ontvangst van het document in die machine
starten.
Omdat de ontvangende machine de ontvangst van een document initialiseert, wordt deze functie "Navraag ontvangst" genoemd.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
Zorg ervoor dat er geen origineel in de machine is geplaatst wanneer u de functie Navraag-ontvangst gebruikt.
1
Selecteer Navraag-ontvangst.
(1) Selecteer de toets [Spec. Functies].
SPECIALE FUNCTIES (pagina 4-70)
(2) Schakel het selectievakje [Navragen] in op
.
(3) Selecteer de toets [Basismenu].
2
Voer het faxnummer van de bestemming in.
BESTEMMINGEN INVOEREN (pagina 4-20)
U kunt meerdere faxnummers invoeren.
De navraag vindt plaats in de volgorde waarin de nummers zijn ingevoerd.
Het navragen van meerdere machines wordt "Serile Navraag" genoemd.
U kunt maximaal 500 faxnummers invoeren. Voor deze procedure kunt u geen gebruikmaken van
one-touch-toetsen met een subadres en wachtwoord.
Selecteer de toets [Volgend Adres] nadat u een faxnummer het ingevoerd en voer het volgende faxnummer in als u
meerdere faxnummers wilt invoeren.
(1) Verzoeken faxverzending.
Verzending
(2) Het vooraf aangemaakte
document wordt verzonden.
(3) De fax wordt
ontvangen.
OKVORIGE
(3)(2)
4-93
FAX
Inhoudsopgave
3
Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Uw machine zal de andere machine bellen en beginnen met de ontvangst van de fax.
Navraag-ontvangst kan worden gebruikt in combinatie met de timerfunctie om navraag te doen op een specifiek tijdstip,
zoals bijvoorbeeld 's nachts wanneer u niet aanwezig bent (U kunt maximaal n timer navraag-ontvangst instellen.).
Deze functie kan alleen gebruikt worden als de andere machine een Super G3 of G3 machine is en de navraagfunctie
ondersteunt.
De ontvangende machine draagt de kosten (telefoonkosten) van de navraagtransactie.
Een navraag-ontvangst annuleren...
Schakel het selectievakje [Navragen] in op op het scherm van stap 1.
4-94
FAX
Inhoudsopgave
EEN NAVRAAG-ONTVANGST HANDMATIG
INITIALISEREN
Gebruik deze procedure wanneer u een navraag-ontvangst moet starten nadat u een opgenomen bericht hebt
afgeluisterd, bijvoorbeeld in het geval van een faxinformatie-service.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
Zorg ervoor dat er geen origineel in de machine is geplaatst wanneer u de functie Navraag-ontvangst gebruikt.
Deze functie kan niet worden gebruikt om navraag te doen bij meerdere machines (serile navraag).
1
Voer het faxnummer van de bestemming
in.
(1) Selecteer de toets [Luidspreker].
U zult de kiestoon via de luidspreker van de machine
horen.
(2) Selecteer de toets [Adres] in het
basisscherm.
(3) Selecteer de sneltoets van de gewenste
bestemming.
U kunt geen groeptoets gebruiken.
Een bestemming kan behalve door selectie van een sneltoets ook door het opgeven van een zoeknummer worden
opgegeven. U kunt ook direct een faxnummer invoeren met de cijfertoetsen of een bestemming opzoeken in een
globaal adresboek. Zie voor meer informatie "BESTEMMINGEN INVOEREN" (pagina 4-20).
Nadat u de [Luidspreker]-toets hebt geselecteerd, kunt u de toets [Luidspr.volume] selecteren om het volume van
de luidspreker aan te passen. Het luidsprekervolume verandert elke keer wanneer u de toets [Luidspr.volume]
selecteert. Stel het volume in naar uw wens.
2
Start de faxontvangst
(1) Selecteer de toets [Spec. Functies].
SPECIALE FUNCTIES (pagina 4-70)
(2) Selecteer de toets [Navragen] wanneer u de
faxtoon hoort.
De fax wordt ontvangen.
Deze functie kan alleen gebruikt worden als de andere machine een Super G3 of G3 machine is en de navraagfunctie
ondersteunt.
De ontvangende machine draagt de kosten (telefoonkosten) van de navraagtransactie.
OKVORIGE
OKVORIGE
AAA AAA
BBB BBB
CCC CCC
DDD DDD
EEE EEE
FFF FFF
GGG GGG
HHH HHH
III III
JJJ JJJ
(1)(2)
(3)
OKVORIGE
(2)
4-95
FAX
Inhoudsopgave
EEN FAX VERZENDEN WANNEER EEN
ANDERE MACHINE NAVRAAG DOET BIJ
UW MACHINE (Navraaggeheugen)
Het verzenden van een document dat in het geheugen is gescand wanneer een andere machine navraag doet bij uw
machine wordt "Navraaggeheugen" genoemd.
Voorafgaand aan de navraag, moet het document dat moet worden gefaxt naar de andere machine in het
navraaggeheugen worden gescand.
Deze functie kan alleen gebruikt worden als de andere machine een Super G3 of G3 machine is en de navraagfunctie
ondersteunt.
TOEGANG NAVRAAG BEPERKEN (Navraagbeveiliging)
U kunt het navragen beperken door ervoor te zorgen dat alleen machines waarvan het geprogrammeerde faxnummer
overeenkomt met het faxnummer dat in uw machine is opgeslagen als een navraagwachtwoordnummer, navraag
kunnen doen bij uw machine. Dit wordt "Navraagbeveiliging" genoemd.
Om deze functie te kunnen gebruiken, moet u eerst navraag wachtwoordnummers opslaan (de faxnummers van de
verzenders die zijn geprogrammeerd in de andere machines) in de systeeminstellingen en deze vervolgens inschakelen
voor de Navraagbeveiliging.
U kunt maximaal 10 wachtwoordnummers opslaan voor navraagbeveiliging.
Systeeminstellingen (Beheerder): Faxnavraagbeveiliging
Dit wordt gebruikt om faxnavraagbeveiliging in te schakelen. Dit wordt gebruikt om faxnummers op te slaan als
navraagwachtwoordnummers.
(1) Verzoeken faxverzending.
(3) De fax wordt ontvangen.
(2) Het document in het geheugenvak
wordt verzonden.
Navraag-
geheugenvak
Verzending
4-96
FAX
Inhoudsopgave
EEN DOCUMENT IN EEN NAVRAAGGEHEUGEN
SCANNEN
Volg deze stappen om een document in een geheugenvak (Openbaar Vak) te scannen voor navraagverzending.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Als het origineel afwijkt van de instelling van het formaat, stel dan het formaat van het origineel in.
SCANFORMAAT EN VERZENDFORMAAT OPGEVEN (pagina 4-51)
2
Speciale functies selecteren.
(1) Selecteer de toets [Spec. Functies].
(2) Selecteer de toets [Geheugenvak].
SPECIALE FUNCTIES (pagina 4-70)
3
Selecteer de toets [Dataopslag].
(1) Selecteer de toets [Navraaggeheugen].
(2) Selecteer de toets [Dataopslag].
4
Selecteer de toets [Openbaar Vak].
OKVORIGE
OKVORIGE
(1)
(2)
OKVORIGE
Box
Box
Box
1
2
3
4-97
FAX
Inhoudsopgave
5
Geef het aantal navraagtijden op.
Selecteer het gewenste aantal tijden.
Selecteer de toets [Eenmaal] als u een document uit het
geheugen wilt wissen nadat het verzonden is. Selecteer de
toets [Onbeperkt] om een onbeperkt aantal navraagtijden toe te
staan.
6
Selecteer de Afbeeldingsinstellingen en
speciale functies.
U kunt geen programma, timer-instelling, transactierapport en navraag selecteren.
Selecteer de toets [Geheugenvak Lijst] om terug te gaan naar het scherm van stap 4.
7
Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Het scannen begint.
Als u de pagina's van het origineel in de documentinvoerlade hebt geplaatst, worden alle pagina's gescand.
Als u het origineel op de glasplaat scant, moet u pagina voor pagina scannen.
Wanneer het scannen voltooid is, plaats dan het volgende origineel en druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT]. Herhaal
dit tot alle pagina's zijn gescand en selecteer dan de toets [Lezen Klaar].
Om het scannen te annuleren...
Selecteer de toets [STOP] ( ) terwijl het origineel wordt gescand.
Als er al een ander document is opgeslagen in het geheugenvak (openbaar vak), wordt het pasgescande document
toegevoegd aan het al eerder opgeslagen document. In zo'n geval zal het aantal navraagpogingen hetzelfde zijn als het
ingestelde aantal voor het zojuist gescande document.
OKVORIGE
4-98
FAX
Inhoudsopgave
EEN DOCUMENT UIT HET OPENBAAR VAK
CONTROLEREN
U kunt het document dat in het openbare vak van de machine is opgeslagen controleren voor geheugennavraag.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Speciale functies selecteren.
(1) Selecteer de toets [Spec. Functies].
(2) Selecteer de toets [Geheugenvak].
SPECIALE FUNCTIES (pagina 4-70)
2
Selecteer de toets [Datacontr.].
(1) Selecteer de toets [Navraaggeheugen].
(2) Selecteer de toets [Datacontr.].
3
Selecteer de toets [Openbaar Vak].
Als er geen documenten in het openbaar vak zijn opgeslagen is de [Openbaar Vak]-toets grijs.
4
Selecteer de toets [Beeldcontrole].
De inhoud van het document kan in het scherm afbeelding
controleren worden weergegeven. Zie voor meer informatie
over het scherm afbeeldingscontrole, "SCHERM
AFBEELDINGSCONTROLE" (pagina 4-65).
Druk het document af door [Afdrukken] te selecteren.
OKVORIGE
OKVORIGE
Datacontr.
...
Data Wissen
...
(1)
(2)
OKVORIGE
Box 1
Box 2
Box 3
Geheugenvak - Data controleren
Openbaar Vak
OKVORIGE
Annuleren
Afdrukken
Beeldcontrole
Druk op [Beeldcontrole] om gegevens
te controleren. Druk op [Afdrukken]
om gegevens uit te voeren.
Geheugenvak – Data Afdrukken
Bo
Bo
4-99
FAX
Inhoudsopgave
EEN DOCUMENT VERWIJDEREN UIT HET OPENBAAR VAK
Een document verwijderen uit het openbaar vak wanneer u deze niet langer nodig hebt.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Speciale functies selecteren.
(1) Selecteer de toets [Spec. Functies].
(2) Selecteer de toets [Geheugenvak].
SPECIALE FUNCTIES (pagina 4-70)
2
Selecteer de toets [Data Wissen].
(1) Selecteer de toets [Navraaggeheugen].
(2) Selecteer de toets [Data Wissen].
3
Selecteer de toets [Openbaar Vak].
Als er geen documenten in het openbaar vak zijn opgeslagen is de [Openbaar Vak]-toets grijs.
OKVORIGE
OKVORIGE
...
Data Wissen
...
Datacontr.
(1)
(2)
OKVORIGE
Box
Box
Box
Geheugenvak – Data Wissen
Openbaar Vak
2
1
3
4-100
FAX
Inhoudsopgave
4
Selecteer de toets [Ja].
Het document wordt gewist en u keert terug naar het scherm
van stap 3.
Met de toets [Beeldcontrole] kunt u de afbeelding controleren
op het display voordat u het wist. Zie voor meer informatie
over het scherm afbeeldingscontrole, "SCHERM
AFBEELDINGSCONTROLE" (pagina 4-65).
Om het wissen te annuleren...
Selecteer de toets [Nee]. U keert terug naar het scherm van stap 3.
OKVORIGE
Beeldcontrole
Nee
Ja
Wilt u gegevens in geheugenvak
verwijderen? Druk op [Beeldcontrole]
om gegevens te controleren.
Geheugenvak – Data Afdrukken
Bo
Bo
4-101
FAX
Inhoudsopgave
Dit gedeelte legt uit hoe u F-code communicatiehandelingen verricht. F-code communicatie is mogelijk met machines
van andere fabrikanten die ook F-code communicatie ondersteunen.
F-CODE COMMUNICATIE
Het uitwisselen van vertrouwelijke documenten (vertrouwelijke communicatie), terughalen (navraag) en distributie
(navraaggeheugen) van informatie, en distributie van informatie naar meerdere bestemmingen
(relay-distributieverzending) is mogelijk met andere machines die F-code communicatie ondersteunen.
Voor elke communicatie wordt een F-code* vastgesteld, zodat het veiligheidsniveau hoger is.
* F-code is een communicatiefunctie die gebaseerd is op de G3-standaard van de ITU-T.
DE WERKING VAN F-CODES
Een fax die met een F-code verzonden wordt, wordt ontvangen in het geheugenvak van de ontvangende machine die
aangegeven wordt door de F-code (subadres en wachtwoord). Als de F-code die verzonden wordt door de verzendende
machine niet overeenkomt met de F-code van de ontvangende machine, dan vindt er geen ontvangst plaats.
De producten van andere fabrikanten zouden andere termen kunnen gebruiken voor "subadres" en "wachtwoord". Mocht het
nodig zijn om contact op te nemen met de operator van een andere machine over subadressen en wachtwoorden, raadpleeg
dan de termen die worden gebruikt door het ITU-T in de tabel hieronder.
F-CODE COMMUNICATIE VERRICHTEN
De ITU-T is een organisatie van de Verenigde Naties die communicatiestandaarden vaststelt. Het is een afdeling van de
Internationale Telecommunicatie Unie (ITU), die mondiale telecommunicatienetwerken en diensten cordineert.
De machine ITU-T
F-code
navraaggeheugenvak
F-code vertrouwelijke vak
Relay-navraaggeheugenvak
met F-code
Subadres SEP SUB SUB
Wachtwoord PWD SID SID
Een F-code bestaat uit een subadres en een wachtwoord en kan niet langer zijn dan 20 cijfers.
Faxnummer van de
andere machine
+
F-code
Subadres: AAAAAAAA
Wachtwoord: XXXXXXXX
Vaknaam: BBBB
Subadres: AAAAAAAA
Wachtwoord: XXXXXXXX
Geheugenvak voor
F-code communicatie
De fax wordt
ontvangen in het door
de F-code opgegeven
geheugenvak
4-102
FAX
Inhoudsopgave
GEHEUGENVAKKEN MAKEN IN DE MACHINE VOOR
F-CODE COMMUNICATIE
Voordat de F-code communicatiefunctie kan worden gebruikt, moeten er speciale geheugenvakken gemaakt worden
met behulp van "F-Codegeheugenvak" (alleen webpagina) in de systeeminstellingen.
Een vaknaam en een F-code (subadres en wachtwoord) worden in elk vak geprogrammeerd en een F-code
communicatiefunctie wordt toegekend aan elke vak.
Nadat u een geheugenvak gemaakt hebt, moet u de ontvanger het subadres en het wachtwoord van de vak doorgeven.
Om de volgende F-code communicatiefuncties te gebruiken, moeten er in uw machine F-Codegeheugenvakken worden gemaakt:
F-code vertrouwelijke ontvangst, F-code navraaggeheugen, relay- distributieverzending met F-code.
Om de volgende F-code communicatiefuncties te gebruiken, moeten er in de andere machine F-Codegeheugenvakken
worden gemaakt:
F-code vertrouwelijke verzending, F-code navraaggeheugen ontvangst, relay-verzoekverzending met F-code
F-CODE BELLEN
Wanneer u een F-code handeling uitvoert, wordt de F-code (subadres en wachtwoord) toegevoegd aan het faxnummer
u belt. Controleer de F-code (subadres het wachtwoord) die in de andere machine in het geheugenvak
geprogrammeerd is voordat u een F-codeverzending verricht. Het is handig om een F-code samen met het faxnummer
onder een one-touch-toets of groeptoets op te slaan.
Wanneer de volgende F-codefuncties gebruikt worden, belt uw machine de andere machine:
F-code vertrouwelijke verzending, F-code navraaggeheugen ontvangst, relay-verzoekverzending met F-code
Wanneer de volgende F-codefuncties gebruikt worden, belt uw machine de andere machine:
F-code vertrouwelijke ontvangst, F-code navraaggeheugen, relay- distributieverzending met F-code.
Systeeminstellingen: F-Codegeheugenvak (pagina 6-108) (alleen webpagina)
Dit wordt gebruikt om geheugenvakken voor F-code communicatie te configureren.
U kunt maximaal 100 geheugenvakken aanmaken.
Het geheugenvak mag niet langer zijn dan 18 de lettertekens, en het subadres en het wachtwoord niet langer dan 20 cijfers.
Als de machine van de bestemming geen wachtwoord heeft geconfigureerd in de F-code, voer dan geen wachtwoord in
wanneer u die machine belt.
F-code communicatie kan niet worden uitgevoerd wanneer u de speaker gebruikt of een handmatige verzending uitvoert.
ADRESBOEK (pagina 4-14)
Dit wordt gebruikt om sneltoetsen en groeptoetsen op te slaan en te bewerken.
Opslaan in [Adresboek] in het webpaginamenu.
• Vaknaam
• Subadres
• Wachtwoord
Ontvangende machines (alleen in een
relay-distributiegeheugenbox met F-code)
Afdrukken PIN (alleen voor F-code
vertrouwelijke ontvangst)
Geheugenvak voor
F-code communicatie
0123456789
/
AAAAAAAA
/
XXXXXXXX
Faxnummer van de
andere machine
Subadres Wachtwoord
* Selecteer de toets
[Subadres] in het scherm
om "/" in te voeren.
*
*
4-103
FAX
Inhoudsopgave
F-CODES GEBRUIKEN VOOR
VERTROUWELIJKE COMMUNICATIE
Door een fax te verzenden naar een F-Codegeheugenvak (vertrouwelijk) in de ontvangende machine (uw machine of de
andere) kan de afzender de verzending specifiek aan de gebruiker van dat vak adresseren.
Dit is handig voor het verzenden van vertrouwelijke documenten die alleen bedoeld zijn voor de ontvanger en niemand
anders, of wanneer de ontvangende machine door meerdere departementen gebruikt wordt.
Om een vertrouwelijke fax met F-code af te drukken, moet het afdrukwachtwoord worden ingevoerd.
De F-code (subadres een wachtwoord) van het geheugenvak dat u wilt gebruiken moet, voordat de fax wordt verzonden,
geverifieerd worden door de afzender en de ontvanger.
Systeeminstellingen: F-Codegeheugenvak (pagina 6-108) (alleen webpagina)
Dit wordt gebruikt om geheugenvakken te maken voor vertrouwelijke communicatie met F-code (vertrouwelijk).
In elk vak wordt een naam voor het geheugenvak, een subadres, een wachtwoord en een afdrukwachtwoord
geprogrammeerd.
Subadres: AAAAAAAA
Wachtwoord: XXXXXXXX
Subadres: AAAAAAAA
Wachtwoord: XXXXXXXX
Verzending met een
F-code
Ontvangst in een
F-Codegeheugenvak
Afdrukken wachtwoord:
Invoeren BBBB
De fax wordt afgedrukt.
Ontvanger
Afzender
4-104
FAX
Inhoudsopgave
F-CODE VERTROUWELIJKE VERZENDING
Volg de onderstaande stappen om een vertrouwelijke fax te verzenden door een F-code aan het faxnummer toe te voegen.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Als het origineel afwijkt van de instelling van het formaat, stel dan het formaat van het origineel in.
SCANFORMAAT EN VERZENDFORMAAT OPGEVEN (pagina 4-51)
2
Voer het faxnummer van de bestemming in.
(1) Selecteer de toets [Adresboek] in het
basisscherm.
Zie "BASISSCHERM VAN DE FAXFUNCTIE" (pagina
4-8) voor de toets [Adresboek].
(2) Selecteer de sneltoets van de gewenste
bestemming.
Als de bestemming niet is opgeslagen in het adresboek,
voert u het faxnummer in met de cijfertoetsen.
Als subadres en wachtwoord op de sneltoets worden
opgeslagen zijn de volgende deelstappen niet nodig. Ga naar
stap 3.
(3) Selecteer de toets [Subadres].
"/" verschijnt.
(4) Voer het subadres in via het numerieke
toetsenbord.
(5) Selecteer de toets [Subadres].
"/" verschijnt.
(6) Voer een wachtwoord in via het numerieke
toetsenbord.
Als een wachtwoord is weggelaten in het geheugenvak van een andere machine, zijn (5) en (6) niet nodig.
3
Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Het scannen begint.
Als u de pagina's van het origineel in de documentinvoerlade hebt geplaatst, worden alle pagina's gescand.
Er klinkt een pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
Als u het origineel op de glasplaat scant, moet u pagina voor pagina scannen.
Wanneer het scannen voltooid is, plaats dan het volgende origineel en druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT]. Herhaal
dit tot alle pagina's zijn gescand en selecteer dan de toets [Lezen Klaar].
Er klinkt een pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
Deze functie kan gebruikt worden in combinatie met een distributieverzending of een timer verzending. Deze functie kan ook
in een programma worden opgeslagen.
OKVORIGE
AAA AAA
BBB BBB
CCC CCC
DDD DDD
EEE EEE
FFF FFF
GGG GGG
HHH HHH
III III
JJJ JJJ
(3),(5)(2)
4-105
FAX
Inhoudsopgave
EEN FAX MET VERTROUWELIJKE F-CODE
ONTVANGST CONTROLEREN
Als er een vertrouwelijke fax met F-code naar uw machine verzonden is, wordt de fax ontvangen in het geheugenvak
dat gespecificeerd is de F-code. Voer het afdrukwachtwoord in om de ontvangen faxen te controleren.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
De machine maakt een geluid en de fax
wordt ontvangen.
Er klinkt een pieptoon wanneer de ontvangst klaar is.
2
Speciale functies selecteren.
(1) Selecteer de toets [Spec. Functies].
(2) Selecteer de toets [Geheugenvak].
SPECIALE FUNCTIES (pagina 4-70)
3
Selecteer de toets [Vertrouwelijke
Ontvangst].
4
Selecteer het geheugenvak dat de
vertrouwelijke fax bevat.
" " verschijnt in de toetsen van de geheugenvakken die
ontvangen faxen bevatten. De toetsen van geheugenvakken
die geen faxen hebben ontvangen, zijn grijs gemaakt, zodat ze
niet kunnen worden geselecteerd.
Pieptoon
OKVORIGE
...
Vertrouwelijke Ontvangst
OKVORIGE
Box 1
Box 2
Box 3
Box 4
Box 5
Box 6
Geheugenvak – Vertrouwelijke Ontvangst
4-106
FAX
Inhoudsopgave
5
Voer een afdrukwachtwoord in via het
numerieke toetsenbord.
Het teken "–" verandert in " " nadat een cijfer is ingevoerd.
Let erop dat u het juiste afdrukwachtwoord invoert. Als u een fout maakt, verschijnt er een melding en keert u terug
naar het invoerscherm. Selecteer de toets [Annuleren] om terug te keren naar stap 4.
6
Selecteer de toets [Beeldcontrole].
De inhoud van het document kan in het scherm afbeelding
controleren worden weergegeven. Zie voor meer informatie
over het scherm afbeeldingscontrole, "SCHERM
AFBEELDINGSCONTROLE" (pagina 4-65).
Druk het document af door [Afdrukken] te selecteren.
De vertrouwelijke fax krijgt automatisch voorrang in de wachtrij van afdrukopdrachten.
De fax wordt na het afdrukken automatisch uit het geheugenvak gewist.
Als u het afdrukwachtwoord vergeet...
Het is onmogelijk om een vergeten wachtwoord op te zoeken in de machine. Zorg ervoor dat u het wachtwoord niet
vergeet. Mocht u het wachtwoord vergeten of het wachtwoord willen verifiren, neem dan contact op met uw dealer of het
dichtstbijzijnde erkende servicebedrijf.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instelling Afdrukken Transactierapport
Deze instelling kunt u gebruiken om automatisch een transactierapport af te drukken wanneer u een vertrouwelijke fax met
F-code ontvangt.
OKVORIGE
Bo
Bo
Bo
Voer pincode in via cijfertoetsen.
Annuleren
Geheugenvak – Vertrouwelijke Ontvangst
OKVORIGE
Annuleren
Afdrukken
Beeldcontrole
Druk op [Beeldcontrole] om gegevens
te controleren. Druk op [Afdrukken]
om gegevens uit te voeren.
Geheugenvak – Data Afdrukken
Bo
Bo
4-107
FAX
Inhoudsopgave
NAVRAAG ONTVANGST MET F-CODES
Deze functie stelt uw machine in staat een andere machine te bellen om te beginnen met de ontvangst van een fax die
in de andere machine in een geheugenvak met F-code (navraaggeheugen) ligt opgeslagen. Tijdens de
navraaghandeling moet uw machine de F-code (subadres en wachtwoord) die in de andere machine geconfigureerd is
correct specificeren anders vindt de navraagontvangst niet plaats.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
Verifieer de F-code (subadres het wachtwoord) van het geheugenvak in de andere machine voordat u een
navraagontvangst met F-code uitvoert.
Plaats geen origineel in de automatische documentinvoer of op de glasplaat als u deze functie gebruikt.
De ontvangende machine draagt de telefoonkosten van de verzending.
1
Selecteer navragen.
(1) Selecteer de toets [Spec. Functies].
SPECIALE FUNCTIES (pagina 4-70)
(2) Schakel het selectievakje [Navragen] in op
.
(3) Selecteer de toets [Basismenu].
Verzending
De andere machine
F-code navraaggeheugenvak
Vaknaam: BBBB
Subadres: AAAAAAAA
Wachtwoord: XXXXXXXX
Subadres: AAAAAAAA
Wachtwoord: XXXXXXXX
Verzendingsverzoek (navraag)
met behulp van een F-code
De machine
OKVORIGE
(3)(2)
4-108
FAX
Inhoudsopgave
2
Voer het faxnummer van de bestemming in.
(1) Selecteer de toets [Adresboek] in het
basisscherm.
Zie "BASISSCHERM VAN DE FAXFUNCTIE" (pagina
4-8) voor de toets [Adresboek].
(2) Selecteer de sneltoets van de gewenste
bestemming.
Als de bestemming niet is opgeslagen in het adresboek,
voert u het faxnummer in met de cijfertoetsen.
Als subadres en wachtwoord op de sneltoets worden
opgeslagen zijn de volgende deelstappen niet nodig. Ga naar
stap 3.
(3) Selecteer de toets [Subadres].
"/" verschijnt.
(4) Voer het subadres in via het numerieke
toetsenbord.
(5) Selecteer de toets [Subadres].
"/" verschijnt.
(6) Voer een wachtwoord in via het numerieke
toetsenbord.
Als een wachtwoord is weggelaten in het geheugenvak van een andere machine, zijn (5) en (6) niet nodig.
3
Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Uw machine zal de andere machine bellen en beginnen met de ontvangst van de fax.
Meerdere machines navragen (navraagreeksen) is niet mogelijk.
U kunt navraagontvangst met F-code gebruiken in combinatie met een timer-instelling. U kunt per keer slechts n
navraagontvangsthandeling met een timer-instelling opslaan.
FAX VERZENDEN OP EEN VOORAF INGESTELD TIJDSTIP (Timer) (pagina 4-75)
Om het navragen te annuleren...
Schakel het selectievakje [Navragen] in op op het scherm van stap 1.
OKVORIGE
AAA AAA
BBB BBB
CCC CCC
DDD DDD
EEE EEE
FFF FFF
GGG GGG
HHH HHH
III III
JJJ JJJ
(3),(5)
(2)
4-109
FAX
Inhoudsopgave
NAVRAAGGEHEUGENVERZENDING MET
F-CODES
Wanneer uw machine van een andere machine een verzoek tot verzending ontvangt, verzendt deze functie van uw
machine naar de andere een fax die opgeslagen is in een geheugenvak met F-code (navraaggeheugen). De andere
machine moet de F-code die in uw machine geconfigureerd is correct specificeren anders vindt de verzending niet
plaats.
Het document dat verzonden moet worden, moet ingescand worden in een navraaggeheugenvak met F-code.
EEN DOCUMENT IN EEN GEHEUGENVAK SCANNEN
VOOR NAVRAAGVERZENDING MET F-CODE
Volg deze stappen om een document in een geheugenvak (Navraaggegheugen) te scannen voor navraagverzending
met F-code.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
Systeeminstellingen: F-Codegeheugenvak (pagina 6-108) (alleen webpagina)
Dit wordt gebruikt om geheugenvakken (navraaggeheugen) te maken voor navraaggeheugenverzending met F-code.
In elk vak wordt een naam voor het geheugenvak, een subadres en een wachtwoord geprogrammeerd.
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Als het origineel afwijkt van de instelling van het formaat, stel dan het formaat van het origineel in.
SCANFORMAAT EN VERZENDFORMAAT OPGEVEN (pagina 4-51)
2
Speciale functies selecteren.
(1) Selecteer de toets [Spec. Functies].
(2) Selecteer de toets [Geheugenvak].
SPECIALE FUNCTIES (pagina 4-70)
Verzending
De machine
F-code navraaggeheugenvak
De andere
machine
Vaknaam: BBBB
Subadres: AAAAAAAA
Wachtwoord: XXXXXXXX
Subadres: AAAAAAAA
Wachtwoord: XXXXXXXX
Verzendingsverzoek (navraag)
met behulp van een F-code
4-110
FAX
Inhoudsopgave
3
Selecteer de toets [Dataopslag].
(1) Selecteer de toets [Navraaggeheugen].
(2) Selecteer de toets [Dataopslag].
4
Selecteer het F-code
navraaggeheugenvak.
5
Geef het aantal navraagtijden op.
Selecteer het gewenste aantal tijden.
Selecteer de toets [Eenmaal] als u een document uit het
geheugen wilt wissen nadat het verzonden is. Selecteer de
toets [Onbeperkt] om een onbeperkt aantal navraagtijden toe te
staan.
OKVORIGE
OKVORIGE
(1)
(2)
OKVORIGE
Box
Box
Box
Geheugenvak - Dataopslag
Openbaar Vak
1
2
3
OKVORIGE
4-111
FAX
Inhoudsopgave
6
Selecteer de Afbeeldingsinstellingen en
speciale functies.
U kunt geen programma, timer-instelling, transactierapport en navraag selecteren.
Selecteer de toets [Geheugenvak Lijst] om terug te gaan naar het scherm van stap 4.
7
Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Het scannen begint.
Als u de pagina's van het origineel in de documentinvoerlade hebt geplaatst, worden alle pagina's gescand.
Als u het origineel op de glasplaat scant, moet u pagina voor pagina scannen.
Wanneer het scannen voltooid is, plaats dan het volgende origineel en druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT]. Herhaal
dit tot alle pagina's zijn gescand en selecteer dan de toets [Lezen Klaar].
Om het scannen te annuleren...
Selecteer de toets [STOP] ( ) terwijl het origineel wordt gescand.
Als er al andere documenten al opgeslagen zijn het geheugenvak, wordt het document toegevoegd aan de al eerder
opgeslagen documenten.
De fabrieksinstelling voor het aantal navraagtijden is "Eenmaal" (nadat het document verzonnen is naar de ontvangende
machine, wordt het automatisch geweest).
4-112
FAX
Inhoudsopgave
DOCUMENT IN NAVRAAGGEHEUGENVAK MET
F-CODE CONTROLEREN
U kunt het document dat in het F-code navraaggeheugenvak is opgeslagen controleren.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
Een document in een geheugenvak kan niet worden afgedrukt terwijl het wordt verzonden.
1
Speciale functies selecteren.
(1) Selecteer de toets [Spec. Functies].
(2) Selecteer de toets [Geheugenvak].
SPECIALE FUNCTIES (pagina 4-70)
2
Selecteer de toets [Datacontr.].
(1) Selecteer de toets [Navraaggeheugen].
(2) Selecteer de toets [Datacontr.].
3
Selecteer het navraaggeheugenvak met
F-code waarin het document dat u af wilt
drukken opgeslagen is.
verschijnt in geheugenvakken waaronder documenten zijn
opgeslagen.
4
Selecteer de toets [Beeldcontrole].
De inhoud van het document kan in het scherm afbeelding
controleren worden weergegeven. Zie voor meer informatie
over het scherm afbeeldingscontrole, "SCHERM
AFBEELDINGSCONTROLE" (pagina 4-65).
Druk het document af door [Afdrukken] te selecteren.
OKVORIGE
OKVORIGE
...
Datacontr.
...Data Wissen
(1)
(2)
OKVORIGE
Box 1
Box 2
Box 3
Geheugenvak – Data Afdrukken
Openbaar Vak
OKVORIGE
Annuleren
Afdrukken
Beeldcontrole
Druk op [Beeldcontrole] om gegevens
te controleren. Druk op [Afdrukken]
om gegevens uit te voeren.
Geheugenvak – Data Afdrukken
Bo
Bo
4-113
FAX
Inhoudsopgave
EEN DOCUMENT WISSEN DAT OPGESLAGEN IS VOOR
NAVRAAGVERZENDING MET F-CODE
Wanneer een document in een navraaggeheugenvak met F-code niet langer nodig is, volg dan de onderstaande
stappen om het te wissen.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
Een document in een geheugenvak kan niet worden gewist terwijl het wordt verzonden.
1
Speciale functies selecteren.
(1) Selecteer de toets [Spec. Functies].
(2) Selecteer de toets [Geheugenvak].
SPECIALE FUNCTIES (pagina 4-70)
2
Selecteer de toets [Data Wissen].
(1) Selecteer de toets [Navraaggeheugen].
(2) Selecteer de toets [Data Wissen].
3
Selecteer het navraaggeheugenvak met
F-code dat het document heeft dat u wilt
wissen.
verschijnt in geheugenvakken waaronder documenten zijn
opgeslagen.
OKVORIGE
OKVORIGE
Data Wissen
...
Datacontr.
...
(1)
(2)
OKVORIGE
Box
Box
Box
Geheugenvak – Data Wissen
Openbaar Vak
2
1
3
4-114
FAX
Inhoudsopgave
4
Selecteer de toets [Ja].
Het document wordt gewist en u keert terug naar het scherm
van stap 3.
Met de toets [Beeldcontrole] kunt u de afbeelding controleren
op het display voordat u het wist. Zie voor meer informatie
over het scherm afbeeldingscontrole, "SCHERM
AFBEELDINGSCONTROLE" (pagina 4-65).
Om het wissen te annuleren...
Selecteer de toets [Nee]. U keert terug naar het scherm van stap 3 zonder het document te wissen.
OKVORIGE
Beeldcontrole
Nee
Ja
Wilt u gegevens in geheugenvak
verwijderen? Druk op [Beeldcontrole]
om gegevens te controleren.
Geheugenvak – Data Afdrukken
Bo
Bo
4-115
FAX
Inhoudsopgave
RELAY-VERZOEKVERZENDING MET
F-CODES
Deze functie wordt gebruikt om een fax naar een geheugenvak met F-code relay distributie in een andere machine te
sturen en te zorgen dat die machine de fax relayed naar meerdere ontvangende machines.
Wanneer er een grote afstand is tussen uw machine en de ontvangende machines, kan het verzenden van de fax naar
een relay-machine die zich dichterbij de ontvangende machines bevindt, u helpen de telefoonkosten te verlagen. Een
relay-verzoekverzending kan gebruikt worden in combinatie met de functie timerverzending om de telefoonkosten
verder te verlagen.
FAX VERZENDEN OP EEN VOORAF INGESTELD TIJDSTIP (Timer) (pagina 4-75)
Verifieer de F-code (subadres het wachtwoord) en de ontvangende machines die in het geheugenvak relay-distributie in
de relay-machine geprogrammeerd zijn voordat u een relay-verzoekverzending met F-code uitvoert.
Voordat u deze functie kunt gebruiken, moeten de ontvangende machines geprogrammeerd zijn in het geheugenvak
relay-distributie met F-code in de relay-machine.
De ontvangende machines hoeven communicatie met F-code niet te ondersteunen.
Deze functie kan gebruikt worden in combinatie met een distributieverzending of een timer verzending. Een
relay-verzoekverzending met F-code kan ook in een programma worden opgeslagen.
Uw machine (de machine die om een relay-distributieverzending vraagt) draagt de kosten voor het verzenden van de fax
naar de relay-machine. De relay-machine draagt de kosten voor het verzenden van de fax naar alle ontvangende
machines.
Wanneer faxen die met deze functie zijn doorgestuurd op de doorstuurbestemming worden afgedrukt, is het niet mogelijk
om datum en tijd van ontvangst op de faxen af te drukken. ("Ontvangstdatum/-tijd afdrukken" is uitgeschakeld.)
Systeeminstellingen: F-Codegeheugenvak (pagina 6-108) (alleen webpagina)
Dit wordt gebruikt om geheugenvakken relay-distributie te maken voor relay-distributie met F-code.
In elk vak wordt een naam voor het geheugenvak, een subadres, een wachtwoord en de ontvangende machines
geprogrammeerd.
De machine
Verzending
De fax wordt naar alle
ontvangende machines
verzonden die
geprogrammeerd zijn in het
relay-distributiegeheugen-
vak met F-code.
Relay-machine
Relay-navraaggeheuge
nvak met F-code
Vaknaam: BBBB
Subadres: AAAAAAAA
Wachtwoord: XXXXXXXX
Subadres: AAAAAAAA
Wachtwoord: XXXXXXXX
Verzending die een F-code opgeeft
Ontvangende machines worden
in dit vak geprogrammeerd.
Ontvangende
machines
4-116
FAX
Inhoudsopgave
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Als het origineel afwijkt van de instelling van het formaat, stel dan het formaat van het origineel in.
SCANFORMAAT EN VERZENDFORMAAT OPGEVEN (pagina 4-51)
2
Voer het faxnummer van de bestemming
in.
(1) Selecteer de toets [Adres] in het
basisscherm.
Zie "BASISSCHERM VAN DE FAXFUNCTIE" (pagina
4-8) voor de toets [Adres].
(2) Selecteer de sneltoets van de gewenste
bestemming.
Als de bestemming niet is opgeslagen in het adresboek,
voert u het faxnummer in met de cijfertoetsen.
Als subadres en wachtwoord op de sneltoets worden
opgeslagen zijn de volgende deelstappen niet nodig. Ga naar
stap 3.
(3) Selecteer de toets [Subadres].
"/" verschijnt.
(4) Voer het subadres in via het numerieke
toetsenbord.
(5) Selecteer de toets [Subadres].
"/" verschijnt.
(6) Voer een wachtwoord in via het numerieke
toetsenbord.
Als een wachtwoord is weggelaten in het geheugenvak van een andere machine, zijn (5) en (6) niet nodig.
3
Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Het scannen begint.
Als u de pagina's van het origineel in de documentinvoerlade hebt geplaatst, worden alle pagina's gescand.
Er klinkt een pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
Als u het origineel op de glasplaat scant, moet u pagina voor pagina scannen.
Wanneer het scannen voltooid is, plaats dan het volgende origineel en druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT]. Herhaal dit
tot alle pagina's zijn gescand en selecteer dan de toets [Lezen Klaar].
Er klinkt een pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
Wanneer de relay-machine de fax ontvangt, zal het deze automatisch naar alle ontvangende machines verzenden die
geprogrammeerd zijn in het geheugenvak.
Om het scannen te annuleren...
Selecteer de toets [STOP] ( ) terwijl het origineel wordt gescand.
OKVORIGE
AAA AAA
BBB BBB
CCC CCC
DDD DDD
EEE EEE
FFF FFF
GGG GGG
HHH HHH
III III
JJJ JJJ
(3),(5)
(2)
4-117
FAX
Inhoudsopgave
RELAY-DISTRIBUTIEVERZENDING MET
F-CODES
Wanneer uw machine een relay-verzoekverzending ontvangt, wordt de fax ontvangen in een geheugenvak met F-code
relay-distributie in uw machine. Uw machine relays de fax naar alle ontvangende machines die in het geheugenvak
geprogrammeerd zijn. Het verzenden naar de ontvangende machines vindt automatisch plaats.
Informeer de verzoeker over het subadres en wachtwoord van de geheugenvakken relay-distributie in uw machine voordat
u deze handeling verricht.
Programmeer de ontvangende machines in het relay-distributiegeheugenvak met F-code wanneer u het vak in uw
machine aanmaakt.
GEHEUGENVAKKEN MAKEN IN DE MACHINE VOOR F-CODE COMMUNICATIE (pagina 4-102)
De ontvangende machines hoeven communicatie met F-code niet te ondersteunen.
De machine die om een relay-distributieverzending vraagt draagt de kosten voor het verzenden van de fax naar de
relay-machine. Uw machine draagt de kosten voor het verzenden van de fax naar alle ontvangende machines.
Wanneer faxen die met deze functie zijn doorgestuurd op de doorstuurbestemming worden afgedrukt, is het niet mogelijk
om datum en tijd van ontvangst op de faxen af te drukken. ("Ontvangstdatum/-tijd afdrukken" is uitgeschakeld.)
De andere
machine
Verzending
De fax wordt naar alle
ontvangende machines
verzonden die
geprogrammeerd zijn in het
relay-distributiegeheugen-
vak met F-code.
De machine
Relay-navraaggeheuge
nvak met F-code
Vaknaam: BBBB
Subadres: AAAAAAAA
Wachtwoord: XXXXXXXX
Subadres: AAAAAAAA
Wachtwoord: XXXXXXXX
Verzending die een F-code opgeeft
Ontvangende machines worden
in dit vak geprogrammeerd.
Ontvangende
machines
4-118
FAX
Inhoudsopgave
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u een extra telefoon kunt gebruiken voor telefoongesprekken en om een fax te
ontvangen nadat u met de persoon aan de telefoon gesproken hebt.
EEN EXTRA TELEFOON AANSLUITEN EN
GEBRUIKEN (Aansluiting extra telefoon)
U kunt een extra telefoon aansluiten aan de machine.
De telefoon kan gebruikt worden voor telefoongesprekken en om de faxontvangst op de machine te starten.
Zo kunt u bijvoorbeeld telefoneren met de bestaande telefoon, met de andere persoon spreken en vervolgens op de
toets [STARTEN ZWART-WIT] drukken om een origineel te faxen dat voor die andere persoon werd geplaatst. U kunt
ook op de toets [STARTEN ZWART-WIT] drukken wanneer er geen origineel is geplaatst om een fax te ontvangen.
Verbind de extra telefoon op de manier die hieronder is aangegeven.
EEN EXTRA TELEFOON GEBRUIKEN
Verbind een extra telefoon die een modulair aansluiting heeft. Gebruik standaard telefoonkabel om de telefoon aan te
sluiten. Als er buiten een standaard telefoonkabel een andere kabel wordt gebruikt, is het mogelijk dat de verbinding niet
goed werkt.
Als de stekker aan de telefoonkabel niet goed in de contactdoos van uw extra telefoon past, neem dan contact op met uw
dealer of het dichtstbijzijnde erkende servicebedrijf.
Wandcontactdoos voor de extra telefoon.
Extra telefoon
(voorbeeld)
Klik!
Klik!
Bevestig de geleverde kern
aan uw extra telefoonkabel
en verbind vervolgens het
snoer met de machine.
Kern
Als u een "klik" hoort zit het
snoer goed vast.
4-119
FAX
Inhoudsopgave
EEN FAX ONTVANGEN NA BEANTWOORDING VAN EEN
GESPREK VIA DE EXTRA TELEFOON (ontvangst op afstand)
Volg de stappen hieronder als u een faxontvangst wil starten nadat u een telefoongesprek heeft beantwoord met de
extra telefoon.
Als u met een puls telefoonlijn (draaifunctie) werkt, stel de extra telefoon dan zo in dat het toonsignalen afgeeft.
TELEFOONGESPREKKEN VOEREN EN ONTVANGEN
U kunt op uw extra telefoon gewoon telefoongesprekken voeren en ontvangen. Er kan ook worden getelefoneerd door
vanaf de machine te bellen.
1
Wanneer u de telefoon hoort overgaan,
neem dan de extra telefoon op.
2
Geef de machine opdracht de
faxontvangst te starten.
Druk op op het toetsenpaneel van de extra
telefoon.
3
Plaats de hoorn van de extra telefoon
terug.
De machine laat een pieptoon horen wanneer de ontvangst
voltooid is.
Als de extra telefoon nog van de haak is bij de beindiging van een faxverzending, klinkt er een alarmsignaal en verschijnt er
een melding in het display. Alarm en melding verdwijnen zodra de extra telefoon teruggeplaatst wordt.
Systeeminstellingen: Ontvangstinstelling (pagina 6-98)
Stel deze instelling in op "Handmatige Ontvangst" om gebruik te maken van faxontvangst op afstand.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instelling Extern Ontvangstnummer
Dit wordt gebruikt om het nummer te wijzigen dat gebruikt wordt voor faxontvangst op afstand. De standaard
fabrieksinstelling is "5".
4-120
FAX
Inhoudsopgave
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de status van gereserveerde verzendingsopdrachten en van ontvangen faxen kunt
controleren.
OPDRACHTSTATUSSCHERM
Het scherm opdrachtstatus verschijnt wanneer u op de toets [OPDRACHT STATUS] op het bedieningspaneel drukt. Het
opdrachtstatusscherm geeft de status van opdrachten per modus weer. Als u op de toets [OPDRACHT STATUS] drukt,
wordt het opdrachtstatusscherm weergegeven van de modus die u gebruikte voordat u op de toets drukte.
Gereserveerde verzendingen en ontvangen faxen worden hier beschouwd als opdrachten.
Voorbeeld: Het indrukken van de toets in de faxfunctie
DE STATUS VAN FAXOPDRACHTEN
CONTROLEREN
0123456789
AAA AAA
BBB BBB
CCC CCC
Rondzenden0001
Rondzenden
10:05 04/01 000/004
10:22 04/01 000/004
10:30 04/01 000/010
10:33 04/01 000/010
10:40 04/01 000/010
10:00 04/01 020/003
Verbinden
Wachten
Wachten
Wachten
Wachten
Wachten
OPDRACHT STATUS
4-121
FAX
Inhoudsopgave
SCHERM OPDRACHTWACHTRIJ EN SCHERM
UITGEVOERDE OPDRACHTEN
Het opdrachtstatusscherm bestaat uit twee schermen: het scherm opdrachtwachtrij waarin gereserveerde opdrachten
en de opdracht in uitvoering worden weergegeven, en het scherm uitgevoerde opdrachten. Wissel tussen de twee
schermen door onderstaande selectietoets (2) van het opdrachtstatusscherm te selecteren.
(1) Modustoetsen ( )
Selecteer deze toetsen om het opdrachtstatusscherm
van elke modus te selecteren.
(2) Selectietoetsen van opdrachtstatusscherm ( )
Selecteer deze toetsen om te wisselen tussen het
scherm opdrachtwachtrij en het scherm uitgevoerde
opdrachten.
(3) Scherm Opdrachtwachtrij
Opdrachten worden weergegeven als toetsen op
volgorde van reservering. Elke toets toont informatie over
een opdracht en de huidige status.
Weergave opdrachttoetsen (pagina 4-122)
(4) Scherm uitgevoerde opdrachten
Hierop worden maximaal 99 ontplooide verzendingen /
ontvangstopdrachten weergegeven. Er worden een
beschrijving van elke opdracht en het resultaat (de
status) weergegeven.
Distributieverzendopdrachten, reeksen van
navraagopdrachten en ontvangen faxen
doorstuuropdrachten worden weergegeven als toetsen.
0123456789
AAA AAA
BBB BBB
Rondzenden
CCC CCC
Rondzenden0001
10:05 04/01 000/004
10:22 04/01 000/004
10:30 04/01 000/010
10:33 04/01 000/010
10:40 04/01 000/010
10:00 04/01 020/003
Rondzenden0001
CCC CCC
0123456789
DDD DDD
Rondzenden0002
EEE EEE
10:05 04/01 001/001
10:22 04/01 004/004
10:30 04/01 010/010
10:33 04/01 010/010
10:40 04/01 010/003
10:33 04/01 010/010
Wachten
Wachten
Wachten
Wachten
Wachten
Verbinden
Verzenden OK
Verzenden OK
Verzenden OK
NG000000
NG000000
NG000000
(1)
(2)
(3)
(1)
(2)
(4)
Scherm Opdrachtwachtrij Het scherm voor voltooide opdrachten
4-122
FAX
Inhoudsopgave
Weergave opdrachttoetsen
Op de toetsen voor de opdrachtwachtrij en uitgevoerde opdrachten op het opdrachtstatusscherm wordt de volgende
informatie weergegeven.
(1) Geeft het nummer (de positie) van de opdracht in de
wachtrij aan.
Wanneer de huidige verzendopdracht voltooid is, schuift
elke opdracht een positie naar boven in de
opdrachtwachtrij.
Dit nummer verschijnt niet op de lijsten van het scherm
met uitgevoerde opdrachten.
(2) Moduspictogram
Dit geeft het type opdracht aan. In het voltooide
opdrachtenscherm verschijnt er naast het icoon een
kleurenbalk met zwart-wit aanduiding.
(3) Naam van de ontvanger
Voor een verzending betekent dit de naam of het
faxnummer van de bestemming. Voor een ontvangst
betekent dit het faxnummer van de verzender.
Bij een distributieverzending of navraagopdrachtreeks
wordt "Distribueren" of "Multinavraag" samen met een
distributiecontrolenummer (4 cijfers) weergegeven.
(4) Tijd van reservering / Starttijd
In het scherm opdrachtwachtrij, de datum en tijd waarop
de opdracht werd gereserveerd. In het scherm
uitgevoerde opdrachten, de datum en tijd waarop de
opdracht werd gestart.
(5) Aantal pagina's
Geeft het aantal verzonden pagina's / totaal aantal
pagina's originelen aan.
(6) Status
Geeft de opdrachtstatus weer.
Opdracht in uitvoering
Opdracht die wacht op uitvoering
AAA AAA
Wachten
10:22 04/01
000/004
3
(4)
(1) (2) (3)
(6)(5)
Pictogram
Opdrachttype
Faxverzending
Faxontvangst
Distributieverzending,
navraagopdrachtenreeks of
inkomende routing
PC-Fax verzending
Bericht Status
"Verbinden" Verbinding maken
"Verzenden" Verzenden
"Ontvangen" Ontvangen
"Tel" Met iemand spreken via de extra
telefoon
"Gestopt" De opdracht is gestopt.
"Fout" Tijdens het uitvoeren van de
opdracht heeft zich een fout
voorgedaan.
Bericht Status
"Wachten" Opdracht wacht op uitvoering.
"Herhaalmodus"
Opdracht wordt nogmaals
uitgevoerd vanwege een
communicatiefout of ander
probleem.
De dag en de
tijd worden
weergegeven.
Timerverzendopdracht (de
opgegeven tijd wordt
weergegeven)
4-123
FAX
Inhoudsopgave
Uitgevoerde opdracht
Bericht Status
"Verzenden
OK"
Verzending voltooid.
"In
Geheugen"
Ontvangst voltooid, maar de fax is
niet afgedrukt.
"Ontvangen" Een ontvangen fax is afgedrukt of
verwijderd van het scherm
afbeeldingscontrole.
"Doorstuur
OK"
De ontvangen fax is doorgestuurd.
"Gestopt" De opdracht werd gestopt.
"Aantal
succesvolle
verzendbeste
mmingen /
Totaal aantal
bestemmingen
OK"
Voltooiing van een
distributieverzending,
navraagopdrachtreeks of
inkomende routing bewerking.
Als er 3 bestemmingen van 5
verzendingen succesvol waren,
verschijnt het bericht "003/005".
"Geen
antwrd."
Er is een fout opgetreden omdat er
geen antwoord kwam van de
bestemming.
"Bezet" Er is een fout opgetreden omdat de
ontvanger bezet was.
"Ontvangst
Weigeren"
Er werd een fax verzonden van
een verzender die geblokkeerd
werd door de functie anti-junkfax.
"NGxxxxxx" De verzending/ontvangst faalde
omdat er een communicatiefout is
opgetreden (er verschijnt een
6-cijferige foutcode in xxxxxx).
"Fout" Tijdens het uitvoeren van de
opdracht heeft zich een fout
voorgedaan.
4-124
FAX
Inhoudsopgave
VOORTGANG WANNEER EEN OPDRACHT UIT DE
WACHTRIJ IS UITGEVOERD
Een normale verzendopdracht die wordt voltooid gaat over naar het scherm uitgevoerde opdrachten en in de
statuskolom verschijnt "Verzenden OK".
Ontvangen faxen, timer verzendopdrachten, herhaalopdrachten en doorgestuurde opdrachten worden als volgt in het
opdrachtstatusscherm behandeld.
Faxontvangstopdrachten
Als er een fax wordt ontvangen, verschijnt het bericht "Ontvangen" in het opdrachtwachtrijscherm.
Als de ontvangst is voltooid, gaat de taak over naar het scherm uitgevoerde opdrachten en verschijnt "In Geheugen".
Nadat de fax is afgedrukt, verandert de status in "Afgedrukt".
Timerverzendopdrachten
Een timer verzendopdracht verschijnt onderaan het opdrachtwachtrijscherm totdat het de aangegeven tijd is.
Op de aangegeven tijd wordt de opdracht uitgevoerd. Als er nog een andere opdracht in uitvoering is, wordt de
timeropdracht gestart zodra de andere opdracht is voltooid.
Herhaalopdrachten
Een herhaalopdracht verschijnt onderaan het opdrachtwachtrijscherm. Wanneer het ingevoerde herhaalinterval
verstreken is, wordt de opdracht uitgevoerd. Als er voor de herhaalopdracht al opdrachten gereserveerd waren, wordt
de herhaalopdracht onderaan de opdrachtwachtrij gereserveerd en uitgevoerd wanneer hij aan de beurt is.
Faxontvangstopdrachten wanneer Inkomende Routering ingeschakeld is
Wanneer Inkomende Routering is ingeschakeld in de webpagina's, worden faxontvangstopdrachten afhankelijk van de
afdrukinstelling als volgt behandeld.
ONTVANGEN FAXEN NAAR EEN NETWERKADRES DOORSTUREN (Instelling voor inkomende routing) (pagina
4-67)
Ontvangen fax is niet afgedrukt
Het bericht "Ontvangen" verschijnt in het opdrachtwachtrijscherm terwijl de fax wordt ontvangen. Als de ontvangst is
voltooid, gaat de taak over naar de opdrachtwachtrij van het scherm opdrachtstatus van de scanmodus.
Ontvangen fax is afgedrukt
Als de ontvangst is voltooid, gaat de taak over naar het scherm uitgevoerde opdrachten en verschijnt "In Geheugen".
Nadat de fax is afgedrukt, verschijnt het bericht "Afgedrukt". Bovendien wordt de opdracht toegevoegd aan het eind
van de wachtrij van het opdrachtstatusscherm van de scanfunctie. Wanneer het doorsturen voltooid is, verschijnt het
bericht "Doorstuur OK".
4-125
FAX
Inhoudsopgave
GERESERVEERDE OPDRACHTEN OF OPDRACHTEN
IN UITVOERING CONTROLEREN
U kunt de gedetailleerde inhoud weergeven van een distributieverzending of van een reeks navraagopdrachten.
Selecteer de toets van de opdracht die u wilt controleren en selecteer de toets [Details]. Het scherm voor
opdrachtdetails verschijnt (zie hieronder).
De naam van de opdracht en de vooruitgang (aantal voltooide bestemmingen/ totaal aantal bestemmingen) verschijnt
bovenaan in het scherm.
Bekijk details over de opdracht door een van de toetsen te selecteren met de toetsen en druk op [OK].
Op elk scherm wordt de volgende informatie weergegeven.
Tabnaam Weergegeven informatie
Fax verbinden Er verschijnt informatie over de huidige bestemming.
Faxnr: Het faxnummer van de bestemming.
Naam: De naam van de bestemming.
Nummer: Het distributiecontrolenummer (3 cijfers).
Pagina: Het aantal voltooide pagina's / totaal aantal pagina's
Fax wachten Dit geeft informatie over de wachtende bestemmingen. Voor elke bestemming
verschijnt een distributiecontrolenummer (3 cijfers).
Adres: De naam van de andere bestemming.
Status: De communicatiestatus.
Mislukt Dit geeft de informatie over bestemmingen waarvoor de communicatie mislukt is. Voor
elke bestemming verschijnt een distributiecontrolenummer (3 cijfers).
Adres: De naam of het faxnummer van elke bestemming.
Starttijd: Het tijdstip waarop de communicatie begon.
Status: De communicatiestatus.
Alle Bestemm. Dit geeft alle bestemmingen weer die in de opdracht aangegeven zijn. Voor elke
bestemming verschijnt een distributiecontrolenummer (3 cijfers).
Adres: De naam of het faxnummer van elke bestemming.
Starttijd: Het tijdstip waarop de communicatie begon.
Status: De communicatiestatus.
AAA AAA
1234567890
4-126
FAX
Inhoudsopgave
UITGEVOERDE OPDRACHTEN CONTROLEREN
U kunt een lijst controleren van de bestemmingen, de bestemmingen waarvoor de verzending mislukte en andere
gedetailleerde informatie over voltooide distributieverzendopdrachten, ontvangen faxen doorstuuropdrachten, en
reeksen van navraagopdrachten. Selecteer de toets van de gewenste opdracht in het scherm voor voltooide opdrachten
en selecteer de toets [Details]. Het scherm met opdrachtdetails verschijnt (zie hieronder).
De naam van de opdracht wordt boven in het scherm met opdrachtdetails weergegeven.
Bekijk details over de opdracht door een van de toetsen te selecteren met de toetsen en druk op [OK].
Op elk scherm wordt de volgende informatie weergegeven.
* Opnieuw bellen is niet mogelijk bij een distributieverzending waarin een adres voor Scannen naar FTP, Scannen naar
netwerkmap, of Scannen naar desktop is inbegrepen.
Tabnaam Weergegeven informatie
Mislukt Dit geeft de informatie over bestemmingen waarvoor de communicatie mislukt is. Voor
elke bestemming verschijnt een distributiecontrolenummer (3 cijfers).
Adres: De naam of het faxnummer van elke bestemming.
Starttijd: Tijd waarop de communicatie begon
Status: Beschrijving van de storing (fout)
U kunt de toets [Nogmaals] selecteren om opnieuw te proberen een verzending naar
die bestemming te versturen.*
Alle Bestemm. Toont alle adressen die zijn opgegeven voor de opdracht. Voor elke bestemming
verschijnt een distributiecontrolenummer (3 cijfers).
Adres: De naam of het faxnummer van elke bestemming.
Starttijd: Tijd waarop de communicatie begon
Status: Resultaat communicatie
U kunt de toets [Nogmaals] selecteren om opnieuw naar alle bestemmingen een
verzending te sturen.*
Mislukt
Geen
Nogmaals
1234567893
17:25 16/09
4-127
FAX
Inhoudsopgave
EEN FAX IN UITVOERING OF EEN
GERESERVEERDE FAX ANNULEREN
Volg de onderstaande stappen om een faxverzending in uitvoer of een gereserveerde faxopdracht te annuleren.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Druk op de toets [OPDRACHT STATUS].
2
Selecteer de faxopdracht die u wilt
annuleren.
(1) Selecteer de te annuleren faxopdracht.
(2) Selecteer [Stop./Wis.] op het weergegeven
scherm.
3
Selecteer de toets [Ja].
Als de geselecteerde faxopdracht niet wilt annuleren...
Selecteer de toets [Nee].
Het afdrukken van ontvangen faxen en doorgestuurde opdrachten die zijn ingesteld met behulp van "Instelling voor
inkomende routing" kan niet worden geannuleerd.
ONTVANGEN FAXEN NAAR EEN NETWERKADRES DOORSTUREN (Instelling voor inkomende routing) (pagina
4-67)
OPDRACHT STATU
OKVORIGE
0123456789
AAA AAA
BBB BBB
CCC CCC
Rondzenden0001
Rondzenden
10:05 04/01 000/004
10:22 04/01 000/004
10:30 04/01 000/010
10:33 04/01 000/010
10:40 04/01 000/010
10:00 04/01 020/003
Verbinden
Wachten
Wachten
Wachten
Wachten
Wachten
(1)
OKVORIGE
BBB BBB
4-128
FAX
Inhoudsopgave
VOORRANG GEVEN AAN EEN
GERESERVEERDE FAXOPDRACHT
Als er meerdere opdrachten wachten op verzending, worden de opdrachten normaal gesproken op volgorde van
reservering verzonden.
Mocht het nodig zijn om een opdracht voorrang te verlenen boven andere opdrachten, ga dan als volgt te werk.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Druk op de toets [OPDRACHT STATUS].
2
Selecteer de faxopdracht die u voorrang
wilt geven.
(1) Selecteer de gewenste opdracht.
(2) Selecteer [Prioriteit] op het weergegeven
scherm.
De geselecteerde opdracht schuift op naar de eerste
positie volgend op de opdracht in uitvoering. De opdracht
wordt uitgevoerd zodra de opdracht in uitvoering is
voltooid.
Als de opdracht in uitvoering een distributieverzendopdracht is of een navraagopdrachtenreeks, zal de opdracht met
voorrang tussen de bestemmingen van de distributieverzending en de navraagopdrachtenreeks in verzonden worden. Maar
als de opdracht met voorrang een distributieverzendopdracht is of een navraagopdrachtenreeks, dan zal hij worden
uitgevoerd nadat de huidige opdracht voltooid is.
OPDRACHT STATU
OKVORIGE
0123456789
AAA AAA
BBB BBB
CCC CCC
Rondzenden0001
Rondzenden
10:05 04/01 000/004
10:22 04/01 000/004
10:30 04/01 000/010
10:33 04/01 000/010
10:40 04/01 000/010
10:00 04/01 020/003
Verbinden
Wachten
Wachten
Wachten
Wachten
Wachten
(1)
4-129
FAX
Inhoudsopgave
HET ACTIVITEITENLOGBOEK NAKIJKEN
(Activiteitenrapport Beeld Verzenden)
ACTIVITEITENRAPPORT BEELD VERZENDEN
U kunt de machine een logboek laten afdrukken van recente beeldverzendingsactiviteiten (datum, naam, naam andere
partij, vereiste tijd, resultaat, enz.). Het Activiteitenrapport Beeld Verzenden bevat nuttige informatie over bijvoorbeeld
het soort fouten dat zich voordoet.
De laatste 200 transacties worden in het rapport opgenomen.
U kunt zorgen dat het Activiteitenrapport Beeld Verzenden telkens bij het bereiken van een aantal van 201 transacties
wordt afgedrukt, of op een aangegeven tijdstip (slechts eenmaal per dag).
De inhoud van het Activiteitenrapport Beeld Verzenden wordt gewist als het rapport is afgedrukt, en kan dus niet opnieuw
worden afgedrukt.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instelling Afdrukken Activiteitenrapport
Hiermee worden de afdrukvoorwaarden voor activiteitsrapporten ingesteld. De standaardfabrieksinstelling is niet afdrukken.
U kunt zorgen dat het Activiteitenrapport Beeld Verzenden telkens bij het bereiken van 201 transacties wordt afgedrukt, of op
een aangegeven tijdstip (slechts eenmaal per dag).
4-130
FAX
Inhoudsopgave
INFORMATIE IN DE STATUSKOLOM
Foutsoorten en andere informatie worden afgedrukt in de statuskolom van transmissie- en activiteitsrapporten. Als er
een transmissie- of activiteitsrapport is afgedrukt, controleer de resultaten van de transactie dan in de statuskolom en
neem desgewenst maatregelen.
Voorbeelden van berichten die in de statuskolom worden afgedrukt
Bericht Uitleg
OK
De transactie is normaal verlopen.
G3
De communicatie vond plaats in de modus G3.
ECM
De communicatie vond plaats in de modus G3 ECM.
SG3
De communicatie vond plaats in de modus Super G3.
Doorzenden
De ontvangen data werd doorgestuurd.
GEEN RESPONS
Er was geen respons van de ontvanger.
BEZET
De verzending was niet mogelijk omdat de ontvanger de lijn bezet hield.
ANNULEREN
De verzending werd geannuleerd terwijl ze uitgevoerd werd.
GEHEUGEN OVER
Het geheugen raakte vol tijdens de snelle on-line verzending.
GEHEUGEN VOL
Het geheugen is vol geraakt tijdens de ontvangst.
LENGTE OVER
De verzonden fax was meer dan 1,5 m (59") lang en kon daardoor niet ontvangen worden.
ORIGINEELFOUT
De directe verzending of de handmatige verzending is niet gelukt omdat er een papierstoring plaatsvond.
PASNR NG
De verbinding werd verbroken omdat het navraagwachtwoord niet juist was.
GEEN RX-NAVRAAG
De machine die werd nagevraagd heeft geen navraagfunctie.
RX-NAVRAAAGFOUT
De andere machine weigerde de navraaghandeling of uw machine verbrak de verbinding toen ze werd
nagevraagd, omdat er geen data in het geheugen aanwezig was.
F-CODE
RX-NAVRAAGFOUT
De andere machine weigerde een navraaghandeling met F-code, of uw machine verbrak de verbinding toen
ze werd nagevraagd, omdat er geen data aanwezig was in het navraaggeheugenvak met F-code.
RX NAVRGNR NG
De verbinding werd verbroken, omdat het subadres voor het navraaggeheugen met F-code niet geldig was.
F-NAVRG PAS# NG
De verbinding werd verbroken, omdat het wachtwoord voor het navraaggeheugen met F-code niet geldig was.
VAKNR. NG
Uw machine verbrak de verbinding, omdat het opgegeven subadres voor een geheugenvak met F-code niet
bestaat.
F-PASNR NG
Uw machine verbrak de verbinding, omdat de andere machine een onjuist wachtwoord gaf voor
communicatie met F-code.
RX GN F-CODENVRG
Navraag met F-code werd geprobeerd, maar de andere machine had geen navraaggeheugenvak met F-code.
GEEN F-FUNCTIE
Communicatie met F-code werd geprobeerd, maar de andere machine ondersteund geen communicatie met
F-code.
GEEN F-CODE
De andere machine weigerde communicatie met F-code vanwege een onjuist subadres of vanwege een
andere reden.
GEH.V.: [xxxxxx]
Er werd data ontvangen in een vertrouwelijke of relay-distributiegeheugenvak, of er werd de data verzonden
naar een navraaggeheugenvak.
De naam van het geheugenvak verschijnt in [xxxxxx] en de soort F-code-handeling
(relay-verzoekverzending, navraaggeheugenverzending, of vertrouwelijke ontvangst) verschijnt in
.
FOUT xx (xxxx)
De transactie is wegens een communicatiefout mislukt.
Eerste twee cijfers van communicatiefoutnummer: Foutcode van 00 tot 99.
Laatste vier cijfers van communicatiefoutnummer: Code voor gebruik door onderhoudstechnici.
GEWEIGERD
Een afzender van wie de ontvangst geblokkeerd is, verzond een fax.
5-1
Dit hoofdstuk biedt uitgebreide uitleg van de procedures voor het gebruik van de scannerfunctie en de functie
Internetfax.
Voor de procedure voor het gebruik van het display, zie "WERKEN MET HET BEDIENINGSPANEEL" (pagina 1-9) in
"1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT".
VOORDAT U DE MACHINE ALS
NETWERKSCANNER GEBRUIKT
NETWERKSCANNERFUNCTIE. . . . . . . . . . . . . . . . 5-3
VOORBEREIDINGEN VOOR GEBRUIK ALS
NETWERKSCANNER . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-5
•ZORG DAT DE
HOOFDSTROOMSCHAKELAAR OP
"AAN" STAAT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-5
• DATUM EN TIJD CONTROLEREN . . . . . . . . . . 5-5
• AFZENDERGEGEVENS OPSLAAN . . . . . . . . . 5-5
• VEREISTE INSTELLINGEN OP DE
WEBPAGINA'S. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-6
• BESTEMMINGSADRESSEN IN HET
ADRESBOEK OPSLAAN VOOR ELKE
SCANMODUS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-6
• AANGEPASTE INDEX . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-9
• BESTEMMINGEN OPSLAAN VOOR
SCANNEN NAAR DESKTOP. . . . . . . . . . . . . . 5-10
• VOORDAT U NAAR EEN DIRECT
SMTP-ADRES ZENDT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-11
BASISSCHERM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-12
• BASISSCHERMEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-13
• ADRESBOEKSCHERM . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-16
• WEERGAVE VAN SNELTOETSEN IN
HET ADRESBOEKSCHERM WIJZIGEN . . . . . 5-17
SCAN- EN VERZENDVOLGORDE . . . . . . . . . . . . 5-19
BESTEMMINGEN INVOEREN
EEN BESTEMMING OPROEPEN VANUIT
HET ADRESBOEK . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-22
• OPROEPEN VAN EEN BESTEMMING . . . . . . 5-23
• GESELECTEERDE BESTEMMINGEN
CONTROLEREN EN WISSEN. . . . . . . . . . . . . 5-25
BESTEMMING OPROEPEN MET EEN
ZOEKNUMMER . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-26
BESTEMMING HANDMATIG OPGEVEN . . . . . . . 5-27
EEN BESTEMMING OPROEPEN UIT EEN
GLOBAAL ADRESBOEK . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-29
OPNIEUW VERZENDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-31
EEN BEELD VERZENDEN
EEN BEELD IN SCANMODUS VERZENDEN . . . . 5-32
• ONDERWERP, BESTANDSNAAM,
BEANTWOORDEN EN PLATTE TEKST
WIJZIGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-36
EEN BEELD IN USB-GEHEUGENMODUS
VERZENDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-39
• BESTANDSNAAM INVOEREN . . . . . . . . . . . . 5-44
EEN FAX VERZENDEN IN
INTERNETFAXMODUS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-45
• ONDERWERP, BESTANDSNAAM EN
PLATTE TEKST WIJZIGEN . . . . . . . . . . . . . . . 5-49
DEZELFDE AFBEELDING NAAR
MEERDERE BESTEMMINGEN VERZENDEN
(Rondzendtransmissie). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-52
• RONDZENDOPDRACHTEN WAARIN
INTERNETFAXBESTEMMINGEN ZIJN
OPGENOMEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-55
INTERNETFAX VANUIT EEN PC
VERSTUREN (PC-I-Fax) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-57
WEERGAVE-INSTELLINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . 5-58
• AUTOMATISCH BEIDE ZIJDEN VAN EEN
DUBBELZIJDIG ORIGINEEL SCANNEN
2-zijdig (origineel) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-59
• SCANFORMAAT ORIGINEEL EN
VERZENDFORMAAT OPGEVEN . . . . . . . . . . 5-61
• BELICHTING EN TYPE ORIGINEEL
BEELD WIJZIGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-67
• RESOLUTIE WIJZIGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-69
• BESTANDSINDELING WIJZIGEN . . . . . . . . . . 5-70
• KLEURENMODUS WIJZIGEN . . . . . . . . . . . . . 5-75
HOOFDSTUK 5
SCANNER/INTERNETFAX
5-2
SCANNER/INTERNETFAX
SPECIALE FUNCTIES
SPECIALE FUNCTIES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-77
SCANBEWERKINGEN OPSLAAN
(Programma's) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-79
• WERKPROGRAMMA. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-80
• SCANNEN MET BEHULP VAN EEN
PROGRAMMA . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-81
AFBEELDING OP EEN OPGEGEVEN
TIJDSTIP VERZENDEN (Timer verzending) . . . . 5-83
BEIDE ZIJDEN VAN EEN KAART OP ÉÉN
PAGINA SCANNEN (KAART FORMAAT). . . . . . . 5-85
VISITEKAARTEN SCANNEN (Scannen
adreskaart). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-88
DUNNE ORIGINELEN SCANNEN (Langzame
scanmodus) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-89
WISSEN VAN SCHADUWRANDEN OP EEN
AFBEELDING (Wissen). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-91
VEEL ORIGINELEN INEENS SCANNEN
(Opdracht Samenstellen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-94
FLETSE KLEUREN OP DE AFBEELDING OP
LATEN LICHTEN
(Achtergrond-Onderdrukking) . . . . . . . . . . . . . . . 5-96
AFDRUKINSTELLINGEN VOOR HET
TRANSMISSIERAPPORT WIJZIGEN
(Transmissierapport) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 5-98
STATUS VAN
VERZEND/ONTVANGSTOPDRACHTEN
CONTROLEREN
OPDRACHTSTATUSSCHERM . . . . . . . . . . . . . . 5-100
• SCHERM OPDRACHTWACHTRIJ EN
SCHERM UITGEVOERDE OPDRACHTEN. . 5-101
• VOORTGANG WANNEER EEN
OPDRACHT UIT DE WACHTRIJ IS
UITGEVOERD . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-104
• UITGEVOERDE OPDRACHTEN
CONTROLEREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-105
STOPPEN VAN EEN SCANOPDRACHT DIE
WORDT VERZONDEN OF WACHT OP
VERZENDING. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-106
PRIORITEIT TOEKENNEN AAN EEN
SCANVERZENDOPDRACHT . . . . . . . . . . . . . . . 5-107
ACTIVITEITENLOGBOEK VAN
INTERNETFAX CONTROLEREN
(Activiteitenrapport Beeld Verzenden) . . . . . . . 5-108
• ACTIVITEITENRAPPORT BEELD
VERZENDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-108
• INFORMATIE IN DE STATUSKOLOM. . . . . . 5-108
INTERNETFAX ONTVANGSTFUNCTIES
INTERNETFAX ONTVANGEN . . . . . . . . . . . . . . . 5-109
• HANDMATIG INTERNETFAXEN
ONTVANGEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-110
EEN FAX MET
WACHTWOORDBEVEILIGING AFDRUKKEN
(Instelling vasthouden ontvangen
afdrukgegevens) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-111
DE AFBEELDING VOOR HET AFDRUKKEN
CONTROLEREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-112
• SCHERM AFBEELDINGSCONTROLE . . . . . 5-113
ONTVANGEN INTERNETFAXEN NAAR EEN
NETWERKADRES DOORSTUREN (Instelling
voor inkomende routing) . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-114
• INSTELLING VOOR INKOMENDE
ROUTING CONFIGUREREN. . . . . . . . . . . . . 5-114
SCANNEN VANAF EEN COMPUTER
(PC-scanmodus)
BASISPROCEDURE VOOR SCANNEN . . . . . . . 5-117
METADATAVERZENDING
METADATAVERZENDING (Gegevensinvoer) . . 5-122
VOORBEREIDINGEN VOOR
METADATAVERZENDING. . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-123
VEREISTE INSTELLINGEN OP DE
WEBPAGINA'S . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . 5-123
• METADATA VERZENDING VOOR
SCANNEN NAAR DESKTOP. . . . . . . . . . . . . 5-123
METADATA VERZENDEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-124
• METADATAVELDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-126
5-3
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
Dit gedeelte bevat informatie waarmee u vertrouwd moet zijn voordat u de machine als een netwerkscanner gebruikt.
NETWERKSCANNERFUNCTIE
Met de netwerkscannerfunctie van de machine kunt u een origineel scannen en er een beeldbestand van maken. Dit
bestand kan via een netwerk naar een computer, FTP-server of andere bestemming worden gezonden. Het is ook
mogelijk om vanaf uw computer te scannen met een TWAIN-compatibele toepassing.
Met de functie netwerkscanner zijn de volgende scanmodi mogelijk.
EEN BEELD IN SCANMODUS VERZENDEN (pagina 5-32)
Scannen naar E-mail
Het gescande bestand wordt naar e-mailadres verzonden.
Scannen naar FTP
Het gescande bestand wordt naar een opgegeven directory van een FTP-server gezonden.
Nadat het bestand is verstuurd, is het ook mogelijk om een e-mail naar een eerder
opgeslagen e-mailadres te versturen om de ontvanger op de hoogte te brengen van de
locatie van het bestand. (Dit wordt "Scannen naar FTP (Hyperlink)" genoemd.)
Scannen naar desktop
Het gescande bestand wordt naar een opgegeven map op uw computer gezonden.
Voor het gebruik van Scannen naar Desktop moet software worden geïstalleerd van de cd-rom
"Sharpdesk/Network Scanner Utilities" bij deze machine. Raadpleeg de handleiding (PDF-formaat)
of het Leesmij-bestand op de cd-rom voor de systeeminstellingen van de software. De procedures
voor het installeren van de software vindt u in het "Sharpdesk INSTALLATIEHANDBOEK".
Scannen naar netwerkmap
Het gescande bestand wordt naar een gedeelde map op een Windows-computer op
hetzelfde netwerk als de machine gezonden.
VOORDAT U DE MACHINE ALS
NETWERKSCANNER GEBRUIKT
Scanmodi
5-4
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
EEN BEELD IN USB-GEHEUGENMODUS VERZENDEN (pagina 5-39)
USB-geheugenscan
Het gescande bestand wordt gezonden naar en opgeslagen op een USB-geheugenapparaat
dat op de machine is aangesloten.
Om de internetfaxfunctie te kunnen gebruiken, moet de internetfaxuitbreidingskit zijn geEstalleerd.
EEN FAX VERZENDEN IN INTERNETFAXMODUS (pagina 5-45)
Verzending Internetfax
Het gescande bestand wordt als internetfax verzonden. Ontvangst als internetfax is
eveneens mogelijk.
De machine ondersteunt Direct SMTP, waarmee u rechtstreeks internetfaxen binnen uw
bedrijf kunt versturen zonder een mailserver.
SCANNEN VANAF EEN COMPUTER (PC-scanmodus) (pagina 5-117)
PC-scan
Er wordt een TWAIN-compatibele toepassing gebruikt op een computer die op hetzelfde netwerk
als de machine is aangesloten om een document of afbeelding te scannen.
Voor het gebruik van de PC Scan moet het stuurprogramma van de scanner zijn geïnstalleerd
van de "Software cd-rom" bij de machine.
Te gebruiken besturingssystemen zijn Windows 98/Me/2000/XP/Server 2003/Vista/Server 2008.
De applicatie-integratiemodule is vereist voor het gebruik van functie metadata verzenden.
METADATAVERZENDING (pagina 5-122)
Metadata verzending
De applicatie-integratiemodule kan worden gecombineerd met de netwerkscannerfunctie om een metadatabestand*
aan een gescand afbeeldingbestand toe te voegen. (Dit wordt metadata verzending genoemd.)
Informatie die ingevoerd is met het display of die automatisch gegenereerd is door de machine kan worden verzonden
naar een directory op een FTP-server of een applicatie op een computer als een metadatabestand in XML-formaat.
* Metadata bieden informatie over een bestand, hoe het bewerkt moet worden en wat zijn relatie is met andere
onderwerpen.
USB-geheugenmodus
Internetfaxmodus
PC-scanmodus
Gegevensinvoermodus
5-5
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
VOORBEREIDINGEN VOOR GEBRUIK ALS
NETWERKSCANNER
ZORG DAT DE HOOFDSTROOMSCHAKELAAR OP
"AAN" STAAT
De stroom is ingeschakeld als de AAN-indicator rechts van het bedieningspaneel brandt.
Als de AAN-indicator niet brandt, is de stroom "uitgeschakeld". Zet de stroomschakelaar aan en druk op de toets [AAN]
( ) op het bedieningspaneel.
Als u de functie Internetfax gebruikt, en vooral wanneer ontvangst of met de timer ingestelde verzending 's nachts
plaatsvindt, moet de stroomschakelaar altijd in de stand "aan" staan.
DATUM EN TIJD CONTROLEREN
Controleer of de correcte datum en tijd in de machine zijn ingesteld.
Datum en tijd worden ingesteld in de systeeminstellingen van de machine. Wanneer u op de [SYSTEEM
INSTELLINGEN]-toets drukt, verschijnt het scherm systeeminstellingen in het display. Selecteer [Standaard
Instellingen], [Klok], and [Klokaanpassing], en stel jaar, maand, dag, uur en minuten in.
AFZENDERGEGEVENS OPSLAAN
Zorg dat u deze gegevens configureert, want dit is nodig voor de communicatie.
Alvorens u Scannen naar E-mail gebruikt
Sla een standaard afzendernaam op in "Naam afzender" en een antwoord-e-mailadres in "Antwoord e-mailadres". Deze
zullen worden gebruikt wanneer u geen afzender selecteert.
Alvorens u internetfax gebruikt
Sla een naam van de afzender op in "Afzendernaam" en het internetfaxadres van een afzender in "Eigen Adres".
Als de [STROOMBESPARING]-indicator ( ) knippert, staat de machine in de automatische uitschakelfunctie. Als u op de
toets [STROOMBESPARING] ( ) drukt terwijl de indicator knippert, gaat de indicator uit en keert het apparaat na enkele
ogenblikken terug naar de bedrijfsmodus.
LOGOUT
AAN-indicator
Toets/indicator [SPAARSTAND]
Hoofdschakelaar
Stand "Aan"
Als "Aanpassen van klok uitschakelen" (alleen webpagina) in de systeeminstellingen (beheerder) is ingeschakeld, kunt u
geen datum en tijd instellen.
Systeeminstellingen (Beheerder): Standaard-Afzenderset (alleen webpagina)
Hiermee worden de naam van de afzender en het e-mailadres opgeslagen die worden gebruikt als er geen afzender wordt
geselecteerd.
Systeeminstellingen (Beheerder): Dataregistratie afzender
Programmeer met deze instelling de naam en het adres van de afzender.
5-6
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
VEREISTE INSTELLINGEN OP DE WEBPAGINA'S
Om de scanmodus en internetfaxmodus te gebruiken, moeten de basisinstellingen voor de netwerkscanner, de
serverinstellingen zoals SMTP- en DNS-instellingen, en het adres van de afzender op de webpagina's worden
geconfigureerd.
Serverinstellingen
Als u serverinstellingen wilt configureren, klikt u op [Netwerkinstellingen] en vervolgens op [Services instellingen] in
het menu van de webpagina. (Beheerderrechten zijn vereist.)
Elementaire netwerkscannerinstellingen
Als u netwerkscannerinstellingen wilt configureren, klikt u op [Toepassingsinstellingen] en vervolgens op
[Netwerkscannerinstellingen] in het menu van de webpagina. (Beheerderrechten zijn vereist.)
Internet Fax-instellingen
Als u netwerkscannerinstellingen wilt configureren, klikt u op [Toepassingsinstellingen] en vervolgens op [Internet
Fax-instellingen] in het menu van de webpagina. (Beheerderrechten zijn vereist.)
BESTEMMINGSADRESSEN IN HET ADRESBOEK
OPSLAAN VOOR ELKE SCANMODUS
Voor het Scannen naar FTP, Scannen naar desktop en het Scannen naar netwerkmap moeten bestemmingen in het
adresboek worden opgeslagen. Hoewel bestemmingen voor Scannen naar E-mail en Internetfax niet opgeslagen
hoeven te zijn in het adresboek (ze kunnen direct worden ingevoerd of opgezocht in een globaal adresboek op het
moment van verzenden), werkt het selecteren van adressen wel veel handiger vanuit het adresboek.
Als de toets [Adresboek] wordt geselecteerd, verschijnt het volgende scherm.
(1) [Toevoegen]
Gebruik deze toets om een nieuw adres toe te voegen.
(2) Lijstweergave
Hiermee wordt een lijst van de opgeslagen adressen
weergegeven. U kunt een adres selecteren om het scherm
voor bewerking of verwijdering voor dit adres te openen.
Welke instellingen u kunt selecteren varieert afhankelijk van de geïnstalleerde randapparatuur.
(2)
(1)
5-7
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
Adressen opslaan
Selecteer de toets [Toevoegen] in het scherm boven om een adres op te slaan. Er kunnen 999 adressen worden
geprogrammeerd.
Raadpleeg "Instellingen" (pagina 5-8) voor meer informatie.
Adressen wijzigen en wissen
U kunt een adres selecteren uit de lijst op het bovenstaande scherm om een bewerkingsscherm voor dit adres te
openen.
Open een wisscherm door het selectievakje naast het adres te selecteren en dan [Wissen].
Raadpleeg "Instellingen" (pagina 5-8) voor meer informatie.
Adressen opslaan voor Scannen naar desktop...
Sla adressen voor Scannen naar FTP en Scannen naar netwerk op in de webpagina's. Sla adressen voor Scannen naar
desktop op met de Network Scanner Tool. Er kan een gecombineerd maximum van 200 Scannen naar netwerkmap,
Scannen naar FTP en Scannen naar desktop adressen worden opgeslagen.
Als u geen afzonderlijke sneltoets of groeptoets kunt bewerken of wissen.
In de onderstaande situaties kunt u geen afzonderlijke sneltoetsen of groeptoetsen bewerken of wissen:
- Wanneer de toets wordt gebruikt voor een verzending in de wachtrij of een verzending die op dat moment wordt
verzonden.
- Wanneer de sleutel wordt opgenomen in een groepstoets.
- Wanneer de sleutel wordt opgenomen in een programma.
- De sleutel wordt als doorstuurbestemming opgegeven in "Standaardadres" (pagina 6-84) in de systeeminstelling of
"Instelling voor inkomende routing" / "Documentbeheerfunctie".
5-8
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
Instellingen
Item Beschrijving
In alle functies opgeslagen items
Adrestype
Selecteer het adrestype dat in het adresboek moet worden opgeslagen.
E-mail: Een e-mailadres met een sneltoets opslaan.
FTP: Een Scannen naar FTP adres kan aan een sneltoets worden
toegewezen.
Bureaublad: Een Scannen naar desktop adres kan aan een sneltoets worden
toegewezen. Sla een adres voor Scannen naar desktop op met
de Network Scanner Tool.
Netwerkmap: Een Scannen naar netwerkmapadres kan aan een sneltoets
worden toegewezen.
Internetfax: Een Internetfaxadres met een sneltoets opslaan.
Directe SMTP: Een Directe SMTP-adres met een sneltoets opslaan.
Faxen: Een faxnummer met een sneltoets opslaan.
Groep:
Meerdere adressen opslaan als een groep voor een
distributieverzending.
Zoeknummer
Stel een zoeknummer in. Het laagst beschikbare nummer wordt automatisch
ingevoerd. Om een nummer te wijzigen, voert u een nummer één van 001 tot 999.
Een zoeknummer dat al is opgeslagen kan niet worden gebruikt.
Adresnaam Voer een naam voor de adresnaam in (maximaal 36 tekens).
Eerste letter
U kunt maximaal 10 karakters voor de initialen invoeren. De eerste letters die u hier
invoert bepalen de positie van de sneltoets in de alfabetische index.
Toetsnaam
Voer de naam in die u wilt laten verschijnen in het adresboek (deze verschilt van de
adresnaam).
Aangepaste Index Selecteer de aangepaste index waarin het adres verschijnt.
Registreer het Adres dat moet worden
toegevoegd aan de index [Veelgebruikt].
Veelvuldig gebruikte adressen kunnen worden opgeslagen in de index
[Veelgebruikt].
Items die verschijnen als er een e-mailadres wordt opgeslagen
E-mailadres Voer een e-mailadres in (max. 64 tekens).
Best.Indeling
Geef de indeling van het te genereren bestand en de compressiemodus voor de
zwart-wit- en kleurmodus.
Bestandtype: Stel de indeling van het te genereren
bestand in.
Compressiemodus (zwart-wit): Selecteer de compressiemodus voor
zwart-witverzending.
Compressiefactor (kleur/grijstinten): Selecteer decompressiefactor voor
kleur-/grijstintenverzending.
5-9
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
AANGEPASTE INDEX
De naam van een aangepaste index kan voor groter gebruikersgemak worden gewijzigd.
Wis de vooraf ingevoerde naam en voer een nieuwe naam in (maximaal 6 tekens).
De standaard fabriekswaarden voor de namen van de aangepaste indexen zijn "Gebr 1" tot "Gebr 6".
Items die verschijnen als er een Internetfaxadres wordt opgeslagen
I-Faxadres Voer een Internetfaxadres in (max. 64 tekens).
Best.Indeling Compressiemodus: Selecteer de compressiewijze voor verzending.
Verzoek Internetfaxontvangstrapport
Selecteer of u een ontvangstrapport per e-mail wilt ontvangen nadat de verzending is voltooid.
Items die verschijnen als een Directe SMTP-adres wordt opgeslagen
Adres van directe SMTP
Voer hostnaam of IP-adres in.
Hostnaam of IP-adres
Gebruik deze drie instellingen om een adres voor Direct SMTP-verzending in te stellen.
In veel gevallen kan met methode (1) verzonden worden.
In de tekstvakken voor "Direct SMTP-adres" en "Hostnaam of IP-adres" kunnen elk
maximaal 64 tekens worden ingevoerd.
(1) Het IPv4-adres van de ontvangende machine gebruiken in het domeindeel
van het e-mailadres.
Voer het e-mailadres van de ontvangende machine in het tekstvak [Direct
SMTP-adres] in waarbij u het domein vervangt door het IPv4-adres.
Voorbeeld: Als het e-mailadres van de ontvangende machine
"gebruiker@voorbeeld_domein.com" is en het IPv4-adres
"192.168.123.45" is Voer “gebruiker@192.168.123.45” in het
tekstvak [Direct SMTP-adres] in.
(2) De hostnaam gebruiken in het domeindeel van het e-mailadres van de
ontvangende machine
Voer het e-mailadres van de ontvangende machine in het tekstvak [Direct
SMTP-adres] in waarbij u het domein vervangt door de hostnaam.
Voorbeeld: Als het e-mailadres van de ontvangende machine
"gebruiker@voorbeeld_domein.com" is en de hostnaam "HOST" is
Voer "gebruiker@HOST" in het tekstvak [Direct SMTP-adres] in.
(3) Als de ontvangende machine is ingesteld op het alleen ontvangen van
e-mail van specifieke adressen
Voer het opgegeven specifieke e-mailadres in het tekstvak [Direct SMTP-adres] in.
Schakel het selectievakje "Voer hostnaam of IP-adres in." in en voer de
hostnaam of het IP-adres van de ontvangende machine in het tekstvak
[Hostnaam of IP-adres] in.
Voorbeeld: Als het e-mailadres van de ontvangende machine
"gebruiker@voorbeeld_domein.com" is en het IPv4-adres
"192.168.123.45" is Voer "gebruiker@voorbeeld_domein.com" in
het tekstvak [Direct SMTP-adres] in en voer "192.168.123.45" in het
tekstvak [Hostnaam of IP-adres] in.
Compressiemodus Selecteer de compressiewijze voor verzending.
Items die verschijnen wanneer er een groep wordt opgeslagen
Adres
Selecteer adres (uit adresboek) Selecteer adressen uit het adresboek om in de
groep op te slaan.
Selecteer adres (directe invoer): Een adres dat nog niet is ingevoerd in het
adresboek kan rechtstreeks worden ingevoerd. Voer het adres op dezelfde manier
in als het opslaan van een adres voor een functie. Let op: als een Internetfaxadres
direct wordt ingevoerd, kunnen compressiemodus en ontvangstrapport niet
geselecteerd worden.
In te voeren adres: Hiermee wordt een lijst geselecteerde adressen weergegeven.
Indien nodig kunt u adressen uit deze lijst verwijderen.
Item Beschrijving
5-10
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
BESTEMMINGEN OPSLAAN VOOR SCANNEN NAAR
DESKTOP
Als u uw computer in de machine als een bestemming voor scannen naar desktop wilt opslaan, moet Network Scanner
Tool worden geïnstalleerd van de cd-rom "Sharpdesk/Network Scanner Utilities" bij deze machine. Om een afbeelding
naar uw computer te scannen, moet Network Scanner Tool op uw computer draaien.
NETWORK SCANNER TOOL INSTALLEREN
Raadpleeg "Sharpdesk Installatiehandboek" bij deze machine om Network Scanner Tool te installeren. Wanneer u een
standaardinstallatie hebt uitgevoerd, is Network Scanner Tool geEstalleerd met Sharpdesk.
Wanneer u na installatie van Network Scanner Tool uw computer opnieuw opstart, start de installatiewizard automatisch. Volg
de wizard om Network Scanner Tool te installeren. Hiermee slaat u uw computer op als een bestemming voor scannen naar
desktop. De opgeslagen bestemmingen worden in het adresboekscherm als sneltoets weergegeven.
Terwijl Network Scanner Tool wordt geïnstalleerd, verschijnt het volgende venster. Het item dat u selecteert bij "Mijn
profielen" (C), wordt de naam van de sneltoets.
De naam van het profiel wordt bepaald door de combinatie van de tekst die is ingevoerd bij "Voorvoegsel" (A) en het profiel*.
De sneltoets wordt toegewezen aan een indextab in het scherm Adresboek op basis van de bij "Beginletter" (B)
ingevoerde tekst.
* Hiermee wordt bepaald hoe een naar uw computer gezonden afbeelding wordt verwerkt. Zie voor meer informatie de
uitleg bij profiel (D).
BESTEMMINGEN TOEVOEGEN
Raadpleeg het aantal licenties aangegeven in het "Sharpdesk Installatiehandboek" voor het aantal computers dat in de
machine kan worden opgeslagen als bestemming van scannen naar desktop. Voor het opslaan van meer
bestemmingen is een licentiekit vereist. Sla de bestemmingen voor Scannen naar desktop op door Network Scanner
Tool op iedere computer te installeren.
CCC HHH
CCC DDD
CCC FFF
Comp-DESKTOP
CCC AAA
CCC III
CCC GGG
CCC EEE
CCC CCC
CCC BBB
(B)
(A)
(B)
(C)
(D)
5-11
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
VOORDAT U NAAR EEN DIRECT SMTP-ADRES ZENDT
De machine ondersteunt Direct SMTP, waarmee u rechtstreeks internetfaxen binnen uw bedrijf kunt versturen zonder
een mailserver. Informatie over de procedure voor het opslaan van een adres van directe SMTP in een adresboek vindt
u in "BESTEMMINGSADRESSEN IN HET ADRESBOEK OPSLAAN VOOR ELKE SCANMODUS" (pagina 5-6).
Opgeslagen Direct SMTP-adressen worden opgenomen in het adresboek voor de internetfaxmodus.
Als een bestemming bezet is
Als de bestemming bezet is, wacht de machine even en verzendt dan automatisch nog een keer.
Als er een communicatiefout optreedt
Als zich een communicatiefout voordoet of de andere faxmachine beantwoordt de oproep niet binnen een vooraf
ingestelde tijd, zal er na een vooraf ingestelde tijdsinterval automatisch opnieuw een verbindingspoging worden gedaan.
Een verzending annuleren...
Annuleer de verzending vanuit het scherm opdrachtstatus.
STOPPEN VAN EEN SCANOPDRACHT DIE WORDT VERZONDEN OF WACHT OP VERZENDING (pagina 5-106)
Systeeminstellingen (Beheerder): Opnieuw oproepen indien bezet (alleen webpagina)
Hiermee wordt het aantal pogingen om opnieuw een oproep te plaatsen ingesteld en de tijd tussen de pogingen, indien geen
verbinding wordt gemaakt omdat de lijn bezet is.
Een verzending annuleren...
Annuleer de verzending vanuit het scherm opdrachtstatus.
STOPPEN VAN EEN SCANOPDRACHT DIE WORDT VERZONDEN OF WACHT OP VERZENDING (pagina 5-106)
Systeeminstellingen (Beheerder): Opnieuw bellen indien communicatiefout (alleen webpagina)
Hiermee wordt het aantal pogingen om opnieuw een oproep te plaatsen ingesteld en de tijd tussen de pogingen, indien een
verbinding mislukt door een fout.
5-12
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
BASISSCHERM
De scanmodus, Internetfaxmodus, USB-geheugenmodus en de PC-scanmodus worden bediend door het selecteren
van instellingen en opdrachten in de basisschermen van deze modi. Als u het basisscherm van een modus wilt
weergeven, drukt u op de toets [BEELD VERZENDEN] en selecteert u de gewenste modus in [Modus Wijzigen].
Wanneer u een afbeelding verzendt, kunt u een opgeslagen verzendbestemming uit het adresboek gebruiken. Het adresboekscherm
wordt gedeeld door de modus scanner, internetfax, fax en gegevensinvoer.
Om naar het adresboekscherm over te schakelen vanuit het basisscherm, selecteert u de toets [Adres], [Adresboek] en drukt u op [OK].
Om naar het basisscherm over te schakelen vanuit het adresboekscherm , selecteert u de toets [Basismenu] en drukt u op [OK].
In deze handleiding wordt het basisscherm van de scanmodus als voorbeeld genomen voor uitleg over bewerkingen die
gelijk zijn voor alle modi.
Voor de procedures in deze handleiding gaan we ervan uit dat het basisscherm van de scannermodus verschijnt wanneer op
[BEELD VERZENDEN] wordt gedrukt.
Systeeminstellingen (Beheerder): Standaardweergave-Instellingen
Een van de volgende schermen kan als beginscherm worden geselecteerd om te verschijnen wanneer op [BEELD VERZENDEN] wordt gedrukt.
Basisscherm van elke functie (scan-, internetfax-, fax- of gegevensinvoerfunctie)
Het scherm van het Adresboek
LOGOUT
KOPIE
AFDRUKKEN
OKVORIGE
OPDRACHT STATUS
SYSTEEM
INSTELLINGEN
BEELD
VERZENDEN
GEREED
DATA
DATA
LIJN
Modi die niet kunnen worden gebruikt omdat de
vereiste opties niet zijn geïnstalleerd, worden grijs
weergegeven om selectie te voorkomen.
AAA AAA
BBB BBB
CCC CCC
DDD DDD
EEE EEE
FFF FFF
GGG GGG
HHH HHH
III III
JJJ JJJ
Basisscherm van scanmodus
Het scherm van het Adresboek
5-13
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
BASISSCHERMEN
Instellingen worden in het basisscherm van elke modus geselecteerd.
(1) Hier worden diverse berichten weergegeven.
Het pictogram van de geselecteerde modus verschijnt links.
(2) Toets [Modus Wijzigen]
Selecteer een van deze tabs om de beeldverzendmodus te wijzigen.
Modi die niet kunnen worden gebruikt omdat de overeenkomstige
opties niet zijn geïnstalleerd, worden niet weergegeven.
BASISSCHERM (pagina 5-12)
(3) Toets [Snel]
Selecteer deze toets om een bestemming op te geven
door gebruik te maken van een zoeknummer*.
* 3-cijferig getal toegekend aan een bestemming tijdens
het opslaan.
BESTEMMING OPROEPEN MET EEN
ZOEKNUMMER (pagina 5-26)
(4) Toets [Data-hold]
Wanneer "Instelling vasthouden ontvangen
afdrukgegevens" of "Instelling beeldcontrole ontvangen
data" in de systeeminstellingen (beheerder) is ingeschakeld,
wordt dit weergegeven bij ontvangst van een internetfax.
: Alleen "Instelling vasthouden ontvangen
afdrukgegevens" is ingeschakeld
: Alleen "Instelling beeldcontrole ontvangen data" is
ingeschakeld
: Beide instellingen zijn ingeschakeld
EEN FAX MET WACHTWOORDBEVEILIGING
AFDRUKKEN (Instelling vasthouden ontvangen
afdrukgegevens) (pagina 5-111)
DE AFBEELDING VOOR HET AFDRUKKEN
CONTROLEREN (pagina 5-112)
(5) Toets [Opn. verzenden]/[Volgend Adres]
De bestemming van de laatste 8 verzendingen met Scannen
naar E-mail en/of internetfax worden opgeslagen. Selecteer
deze toets om één van deze bestemmingen te selecteren.
Nadat u een bestemming hebt geselecteerd, verandert deze
toets in de toets [Volgend Adres].
OPNIEUW VERZENDEN (pagina 5-31)
OPROEPEN VAN EEN BESTEMMING (pagina 5-23)
(6) Toets [Verzendinst.]
Selecteer deze toets om het onderwerp, de bestandsnaam,
de afzendernaam of de berichttekst te selecteren of in te
voeren, dat eerder is opgeslagen op de webpagina.
Scanmodi:
ONDERWERP, BESTANDSNAAM, BEANTWOORDEN
EN PLATTE TEKST WIJZIGEN (pagina 5-36)
Internetfaxmodus:
ONDERWERP, BESTANDSNAAM EN PLATTE
TEKST WIJZIGEN (pagina 5-49)
(7) Toets [Adres]
Selecteer deze toets om een sneltoets of een groeptoets te
gebruiken.
EEN BESTEMMING OPROEPEN VANUIT HET
ADRESBOEK (pagina 5-22)
(8) Toets [Scanformaat]
Selecteer deze toets om de afbeeldinginstellingen (formaat
origineel, duplex configureren, stand afbeelding) te selecteren.
WEERGAVE-INSTELLINGEN (pagina 5-58)
Handmatige RX
(7)(8)(9) (8)(9)
(1) (4)(2) (5)(3) (6) (1) (2) (15)
(10)
(11)
(12)
(13)
(14)
(7)(8)(9)
(1) (4)(2) (5)(3) (6)(16)
(10)
(11)
(12)
(13)
(14)
(10)
(11)
(12)
(14)
Basisscherm van scanmodus
Basisscherm van USB-geheugenmodus Basisscherm van Internetfaxmodus
5-14
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
(9) Toets [Verzendformaat]
Selecteer deze toets om het verzendformaat van het
origineel op te geven.
Het verzendformaat van de afbeelding opgeven
(pagina 5-65)
(10) Toets [Belichting]
Selecteer deze toets om de belichting voor het scannen
te selecteren.
BELICHTING EN TYPE ORIGINEEL BEELD
WIJZIGEN (pagina 5-67)
(11) Toets [Resolutie]
Selecteer deze toets om de resolutie voor het scannen te
selecteren.
RESOLUTIE WIJZIGEN (pagina 5-69)
(12) Toets [Best.Indeling]
Selecteer deze toets om de indeling (bestandstype) van
het gescande beeldbestand te wijzigen.
BESTANDSINDELING WIJZIGEN (pagina 5-70)
(13) Toets [Kleurmodus]
Selecteer deze toets om de kleurenmodus voor het
scannen te selecteren.
Deze toets wordt niet weergegeven in de
Internetfaxmodus.
KLEURENMODUS WIJZIGEN (pagina 5-75)
(14) Toets [Spec. Functies]
Selecteer deze toets om een speciale functie te
gebruiken.
SPECIALE FUNCTIES (pagina 5-77)
(15) Toets [Bestandsnaam]
Selecteer deze toets om een bestandnaam in te voeren
tijdens het opslaan van een bestand naar
USB-geheugen.
BESTANDSNAAM INVOEREN (pagina 5-44)
(16) Toets [Handmatige RX]
Selecteer deze toets om handmatig een internetfax te
ontvangen.
HANDMATIG INTERNETFAXEN ONTVANGEN
(pagina 5-110)
5-15
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
Aangepaste toetsen tonen
Toetsen voor speciale functies en overige instellingen kunt u als sneltoetsen opslaan. Stel deze toetsen in op functies
die u vaak gebruikt, zodat u erover beschikt met één druk op de toets. De aangepaste toetsen worden geconfigureerd
met "Toetsinstelling aanpassen" op de webpagina's. De volgende toetsen verschijnen standaard:
Toets [Programma], toets [Globaal adres]
Selecteer deze om de programmafunctie of een globaal adresboek te selecteren.
SCANBEWERKINGEN OPSLAAN (Programma's)(pagina 5-79)
EEN BESTEMMING OPROEPEN UIT EEN GLOBAAL ADRESBOEK(pagina 5-29)
Toets [Adresoverzicht]
Selecteer deze toets om een lijst bestemmingen weer te geven die zijn geselecteerd in het adresboek. Dit is dezelfde
toets als de toets [Adresoverzicht] in het adresboekscherm.
In USB-geheugenmodus...
Aangepaste toetsen verschijnen in eerste instantie niet, maar er kunnen maximaal drie toetsen worden toegevoegd.
Voorbeeld: Als "Wissen", "Opdr. samenst.", en "Langz. scanm." toegewezen worden aan aangepaste toetsen.
Welke functies u kunt selecteren voor de aangepaste toetsen hangt af van de modus.
Systeeminstellingen (Beheerder): Toetsinstelling aanpassen (alleen webpagina)
De registratie wordt uitgevoerd in [Systeeminstellingen] – [Bedieningsinstellingen] – "Toetsinstelling aanpassen" in het
webpaginamenu.
U kunt deze drie toetsen naar
believen veranderen.
5-16
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
ADRESBOEKSCHERM
In dit scherm worden verzendbestemmingen geselecteerd.
(1) Hier ziet u de geselecteerde bestemming.
(2) Toets [Adresboek]
Selecteer deze toets om een bestemming op te geven
(sneltoets).
(3) Toets [Globaal Adres Zoeken]
Als het gebruik van een LDAP-server is geactiveerd op
de webpagina's van de machine, kan een verzendadres
uit een globaal adresboek worden opgehaald.
EEN BESTEMMING OPROEPEN UIT EEN
GLOBAAL ADRESBOEK (pagina 5-29)
(4) Toets [Adresinvoer]
Selecteer deze toets om een bestemmingsadres
handmatig in te voeren in plaats van met een sneltoets.
BESTEMMING HANDMATIG OPGEVEN (pagina
5-27)
(5) Toets [Adresoverzicht]
Selecteer deze toets om een lijst bestemmingen weer te
geven die zijn geselecteerd of om een geselecteerde
bestemming in te voeren (sneltoets).
Geselecteerde bestemmingen kunnen ook worden
gewijzigd.
GESELECTEERDE BESTEMMINGEN
CONTROLEREN EN WISSEN (pagina 5-25)
(6) Toets [Basismenu]
Selecteer deze toets om de verzendinstellingen te
selecteren. Als de toets wordt geselecteerd, verschijnt
het basisscherm.
BASISSCHERMEN (pagina 5-13)
(7) Indextab
Selecteer deze toets om de weergegeven indextab te
wijzigen.
Indexweergave (pagina 5-18)
(8) Weergave sneltoetsen
De bestemmingen (sneltoetsen) die in elke index zijn
opgeslagen worden weergegeven. Toetsen waarin
bestemmingen en groepen zijn opgeslagen, noemen we
sneltoetsen.
OPROEPEN VAN EEN BESTEMMING (pagina
5-23)
(9) Toets [Adres sorteren]
Selecteer deze toets om de indextabs te wijzigen naar
aangepaste indexen of om sneltoetsen per
verzendmodus weer te geven.
WEERGAVE VAN SNELTOETSEN IN HET
ADRESBOEKSCHERM WIJZIGEN (pagina 5-17)
(10) Toets [Snel]
Selecteer deze toets om een bestemming op te geven
door gebruik te maken van een zoeknummer
*
.
* 3-cijferig getal toegekend aan een sneltoets of
groeptoets tijdens het opslaan.
BESTEMMING OPROEPEN MET EEN
ZOEKNUMMER (pagina 5-26)
OKVORIGE
AAA AAA
BBB BBB
CCC CCC
DDD DDD
EEE EEE
FFF FFF
GGG GGG
HHH HHH
III III
JJJ JJJ
AAA AAA
BBB BBB
CCC CCC
DDD DDD
EEE EEE
FFF FFF
GGG GGG
HHH HHH
Globaal AdresZoeken
AAA AAA
xxx@xx.xxx.com
(9)
(8)
(2)
(1)
(3)
(4)
(5)
(8)
(7)
(6)
(7)
(9)
(5)
(5)
(10)
(6)
(10)
5-17
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
WEERGAVE VAN SNELTOETSEN IN HET
ADRESBOEKSCHERM WIJZIGEN
Het is mogelijk om alleen bestemmingen van een bepaalde verzendmodus weer te geven in het scherm Adresboek, of om te wisselen
tussen de weergegeven alfabetische tabs en aangepaste tabs. De werkwijze voor het selecteren van bestemmingen blijft hetzelfde.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
Op de sneltoetsen in het adresboek verschijnen pictogrammen waarmee de gebruikte verzendmodus wordt aangegeven.
EEN BESTEMMING OPROEPEN VANUIT HET ADRESBOEK (pagina 5-22)
Informatie over het opslaan van adressen in een adresboek vindt u in "BESTEMMINGSADRESSEN IN HET ADRESBOEK
OPSLAAN VOOR ELKE SCANMODUS" (pagina 5-6).
Informatie over het opslaan van bestemmingen voor scannen naar desktop vindt u in "BESTEMMINGEN OPSLAAN
VOOR SCANNEN NAAR DESKTOP" (pagina 5-10).
Systeeminstellingen (Beheerder): Instelling aantal getoonde direct adrestoetsen
Hiermee wijzigt u de standaard instelling van het aantal sneltoetsen dat in het adresboekscherm wordt weergegeven.
Systeeminstellingen (Beheerder): Bcc-instelling (alleen webpagina)
Met deze instelling wordt Bcc-verzending in- of uitgeschakeld. Als deze instelling is ingeschakeld, kunt u in het
adresoverzichtscherm overschakelen naar de toets [Bcc].
Systeeminstellingen (Beheerder): Standaardweergave-Instellingen
Een van de volgende schermen kan als beginscherm worden geselecteerd om te verschijnen wanneer op [BEELD
VERZENDEN] wordt gedrukt.
- Basisscherm van elke functie (scan-, internetfax-, fax- of gegevensinvoerfunctie)
- Het scherm van het Adresboek
Systeeminstellingen (Beheerder): Standaardselectie adresboek
De volgende instellingen zijn beschikbaar als methode voor het sorteren van de weergegeven adressen uit het adresboek.
- Indextype (alfabet, aangepast)
- Adrestype (alle, groep, e-mail, FTP/Bureaublad, netwerkmap, internetfax, fax)
1
Selecteer de toets [Adres sorteren].
2
Wijzig de weergavemodus.
(1) Selecteer de toets van de modus of de tab
die u wilt weergeven.
Wijzig de indextabs door de toets [Tabschakelaar] te
selecteren.
Laat alleen de sneltoetsen van een bepaalde
verzendmodus zien door onder "Adrestype" de
gewenste modustoets te selecteren.
Verander het aantal bestemmingen (sneltoetsen) dat
ineens wordt weergegeven in het adresboekscherm
door de toets [Het aantal weergegeven items wijzigen]
te selecteren en dan 5, 10 of 15 bestemmingen te
selecteren.
(2) Selecteer de weergavemethode en druk op
[OK].
OKVORIGE
AAA AAA
BBB BBB
CCC CCC
DDD DDD
EEE EEE
FFF FFF
GGG GGG
HHH HHH
III III
JJJ JJJ
OKVORIGE
(1)
(2)(2) (2)
Het aantal
weergegeven
items wijzigen
Adrestype
Tab schakelen
5-18
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
Indexweergave
Indexen vergemakkelijken het zoeken naar een bestemming (sneltoets). De bestemmingen worden afzonderlijk
weergegeven op basis van alfabetische zoektekens en indexnummers. Selecteer de betreffende indextab om een
opgeslagen bestemming weer te geven. Het is handig om veelgebruikte bestemmingen op te slaan in de index [Freq.].
Geef bij het opslaan van een bestemming op of de bestemming moet worden weergegeven in de index [Freq.].
Als bijvoorbeeld de toetsen "A" t/m "D" verschijnen, kunt u de toets [B] selecteren om alleen bestemmingen die
beginnen met de letter "B" te tonen. Selecteer de toets nogmaals om te annuleren. Het zoekletterbereik kan echter niet
worden verkleind op de tabs [Freq.], [etc.] of op een indextab van een gebruiker.
U kunt de bestemmingen ook in alfabetische volgorde op beginletter weergeven.
Telkens als u op de weergegeven indextab drukt, verandert de weergavevolgorde als volgt: zoeknummers (pagina
5-26), oplopende namen, aflopende namen, zoeknummers. Als de weergavevolgorde wordt gewijzigd, verandert de
weergavevolgorde van de andere indextabs eveneens.
Indexnamen kunnen in het webpaginamenu worden gewijzigd met "Aangepaste Index", waardoor u groepen
sneltoetsen kunt maken die gemakkelijk herkenbaar zijn.
Systeeminstellingen: AANGEPASTE INDEX (pagina 5-9)
Met deze instelling worden aangepaste indexnamen opgeslagen. De aangepaste index waarin een sneltoets wordt
weergegeven, wordt opgegeven bij het opslaan van de verzendbestemming in de toets. Opslaan in [Adresboek] >
[Aangepaste Index] van het webpaginamenu.
OKVORIGE
AAA AAA BBB BBB
CCC CCC DDD DDD
EEE EEE FFF FFF
GGG GGG HHH HHH
Tabbladen [Index]
Freq.Freq.Freq.
Gesorteerd op zoeknummer (standaard) Aflopende namen Oplopende namen
5-19
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
SCAN- EN VERZENDVOLGORDE
In deze sectie wordt de basisprocedure voor scannen en verzenden uitgelegd. Selecteer instellingen in de hieronder
weergegeven volgorde voor een soepele verzending.
Een uitgebreidere beschrijving van de werkwijze voor het selecteren van instellingen vindt u bij de uitleg per instelling in
dit hoofdstuk.
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de invoerlade van de automatische
origineelinvoer of op de glasplaat.
EEN BEELD IN SCANMODUS VERZENDEN (pagina
5-32)
EEN BEELD IN USB-GEHEUGENMODUS VERZENDEN
(pagina 5-39)
EEN FAX VERZENDEN IN INTERNETFAXMODUS
(pagina 5-45)
Voer de bestemming in
Geef de bestemming op van de scanverzending.
Toets [Adresboek]:
EEN BESTEMMING OPROEPEN VANUIT HET
ADRESBOEK (pagina 5-22)
Toets [Globaal Adres Zoeken]:
EEN BESTEMMING OPROEPEN UIT EEN GLOBAAL
ADRESBOEK (pagina 5-29)
Toets [Adresinvoer]:
BESTEMMING HANDMATIG OPGEVEN (pagina 5-27)
Toets [Snel]:
BESTEMMING OPROEPEN MET EEN
ZOEKNUMMER (pagina 5-26)
[Opn. verzenden]-toets:
OPNIEUW VERZENDEN (pagina 5-31)
AAA AAA
BBB BBB
CCC CCC
DDD DDD
EEE EEE
FFF FFF
GGG GGG
HHH HHH
III III
JJJ JJJ
Globaal AdresZoeken
5-20
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
Instellingen selecteren
Instellingen voor het scannen van het origineel kunnen worden
geselecteerd.
[Scanformaat]-toets (Scanformaat, Duplex configureren,
Stand afbeelding)
Toets [Verzendformaat]
Het verzendformaat van de afbeelding opgeven (pagina
5-65)
Belichting • Resolutie • Best.Indeling • Kleurmodus
WEERGAVE-INSTELLINGEN (pagina 5-58)
Verzendinst. (Bestandnaam)
Scanmodus, gegevensinvoermodus:
ONDERWERP, BESTANDSNAAM, BEANTWOORDEN
EN PLATTE TEKST WIJZIGEN (pagina 5-36)
USB-geheugenmodus:
BESTANDSNAAM INVOEREN (pagina 5-44)
Internetfaxmodus:
ONDERWERP, BESTANDSNAAM EN PLATTE TEKST
WIJZIGEN (pagina 5-49)
Instellingen speciale functies
Speciale functies kan worden geselecteerd.
SPECIALE FUNCTIES (pagina 5-77)
Start het scannen en verzenden
Start het scannen en verzenden.
Als het origineel op de glasplaat is gelegd, volg dan deze stappen om het scannen en verzenden te starten:
(1) Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT].
(2) Vervang na afloop van het scannen het origineel door het volgende origineel.
(3) Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT].
(4) Herhaal (2) en (3) hierboven totdat alle originelen zijn gescand.
(5) Selecteer de toets [Lezen Klaar].
5-21
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
De toets [STARTEN KLEUR] kunt u niet gebruiken in de internetfaxmodus.
Nadat het origineel is gescand worden de standaardinstellingen hersteld.
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ) om de bewerking te annuleren.
Systeeminstellingen (Beheerder): Standaardweergave-Instellingen
Deze instellingen kunnen gedurende een bepaalde tijd worden behouden nadat het scannen is voltooid.
5-22
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
In dit gedeelte wordt het opgeven van bestemmingsadressen beschreven, inclusief het selecteren van een adres uit het
Adresboek en het ophalen van een adres door het invoeren van een zoeknummer.
EEN BESTEMMING OPROEPEN VANUIT
HET ADRESBOEK
Het scherm adresboek geeft opgeslagen bestemmingen weer als sneltoetsen.
De bestemmingen worden weergegeven op volgorde van zoeknummer.
Het scherm Adresboek geeft de bestemmingen weer voor elke modus van de functie beeld verzenden. Elke sneltoets
vermeldt de naam van de bestemming en een pictogram dat de gebruikte modus aangeeft.
BESTEMMINGEN INVOEREN
Pictogram Modus
Fax
Scannen naar E-mail
Internetfax (Directe SMTP)
Scannen naar FTP
Scannen naar netwerkmap
Scannen naar desktop
Groepstoets met meerdere bestemmingen
Informatie over het opslaan van adressen in een adresboek vindt u in "BESTEMMINGSADRESSEN IN HET ADRESBOEK
OPSLAAN VOOR ELKE SCANMODUS" (pagina 5-6).
Informatie over het opslaan van bestemmingen voor scannen naar desktop vindt u in "BESTEMMINGEN OPSLAAN
VOOR SCANNEN NAAR DESKTOP" (pagina 5-10).
AAA AAA BBB BBB
CCC CCC DDD DDD
EEE EEE FFF FFF
GGG GGG HHH HHH
III III JJJ JJJ
5-23
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
OPROEPEN VAN EEN BESTEMMING
Door het selecteren van een sneltoets wordt een bestemming opgeroepen.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Het adresboekscherm weergeven.
(1) Selecteer de toets [Adres].
(2) Selecteer de toets [Adresboek].
2
Geef de bestemming op.
(1) Selecteer de indextab waarop de
bestemming is opgeslagen.
Indexweergave (pagina 5-18)
(2) Selecteer de sneltoets van de gewenste
bestemming.
Kiest u een verkeerde bestemming, druk dan nogmaals
op de toets [OK] om uw keuze te annuleren.
Het is handig om veelgebruikte bestemmingen op te slaan in de index [Freq.]. Geef bij het opslaan van een
bestemming op of de bestemming moet worden weergegeven in de index [Freq.].
OKVORIGE
OKVORIGE
(1)
(2)
OKVORIGE
AAA AAA BBB BBB
CCC CCC DDD DDD
EEE EEE FFF FFF
GGG GGG HHH HHH
(2)(1)
5-24
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
3
Scanmodus Internetfaxmodus
Selecteer de ontvanger.
(1) Als u in scanmodus bent, selecteert u de
toets van de gewenste verzendmethode.
Normaliter wordt de toets [Aan] geselecteerd. Hiermee
geeft u het ingevoerde e-mailadres de ontvanger wordt.
(2) Druk op de toets [OK].
Wilt u een Cc-bestemming kiezen als bestemming, selecteer dan de toets [Cc] en druk op [OK].
De toets [Bcc] verschijnt alleen als Bcc is ingeschakeld met "Bcc-Instelling" (alleen webpagina) in de
systeeminstellingen (beheerder). Wilt u een Bcc-bestemming kiezen als bestemming, selecteer dan de toets [Bcc]
en druk op [OK].
Doorgaan met het opgeven van andere bestemmingen
Het is mogelijk om meerdere bestemmingen voor scanmodi (Scannen naar E-mail, Scannen naar FTP, Scannen
naar desktop, Scannen naar netwerkmap), Internetfax en faxmodi op te geven door het "rondzenden" of
distribueren van een verzending (maximaal 500 bestemmingen). Herhaal stap (2) en (3) om meerdere
bestemmingen op te geven.
Bij het uitvoeren van Scannen naar E-mail kunt u na het selecteren van een sneltoets drukken op de toets [Cc] of
[Bcc] om Cc- of Bcc-kopieën van de e-mail te versturen.
Systeeminstellingen (Beheerder): Bcc-instelling (alleen webpagina)
Met deze instelling wordt Bcc-verzending in- of uitgeschakeld. Als deze instelling is ingeschakeld, wordt de toets [Bcc] in
het adresoverzichtscherm weergegeven.
Systeeminstellingen (Beheerder): Volg adrestoets invoeren bij distributie-instel.
Deze instelling bepaalt of de toets [Volgend Adres] kan worden overgeslagen voordat de volgende bestemming wordt
opgegeven. Fabrieksinstelling: de toets [Volgend Adres] kan worden overgeslagen.
Systeeminstellingen (Beheerder): Omschakelen weergave-volgorde uitschakelen
Hiermee schakelt u de mogelijkheid uit om te wisselen van weergave-volgorde van de sneltoetsen in het
adresboekscherm. De momenteel geselecteerde weergave-volgorde wordt de gebruikte volgorde nadat deze instelling is
geactiveerd.
OKVORIGE
5-25
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
GESELECTEERDE BESTEMMINGEN CONTROLEREN
EN WISSEN
Als er meerdere bestemmingen zijn geselecteerd, kunt u de bestemmingen weergeven en controleren. Ook is het
mogelijk om een bestemming uit de lijst te wissen (selectie van bestemming annuleren).
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Het adresoverzichtscherm weergeven.
(1) Selecteer de toets [Adres].
(2) Selecteer de toets [Adresoverzicht].
2
Controleer de bestemmingen en druk
dan op [VORIGE].
Controleer Cc- of Bcc-ontvangers door een van de toetsen te selecteren en op [OK] te drukken.
Het selecteren van een bestemming annuleren...
Selecteer de sneltoets van de bestemming die u wilt annuleren. Er verschijnt een bevestigingsvraag.
Selecteer de toets [Ja] en druk op [OK]. Controleer de soort en naam van de opgegeven ontvanger door de toets
[Details] te selecteren en op [OK] te drukken.
OKVORIGE
OKVORIGE
(2)
(1)
OKVORIGE
AAA AAA
BBB BBB
CCC CCC
DDD DDD
OKVORIGE
AAA AAA
5-26
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
BESTEMMING OPROEPEN MET EEN
ZOEKNUMMER
Een bestemming die in het adresboek is opgeslagen, kan met de toets [Snel] worden opgeroepen. Dit kan vanuit het
basisscherm van alle modi of vanuit het scherm Adresboek.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Selecteer de toets [Snel].
2
Voer het 3-cijferige zoeknummer van het
adres in met de cijfertoetsen.
Als het 3-cijferige zoeknummer is ingevoerd, wordt het
opgeslagen adres opgehaald en opgegeven als bestemming.
Het zoeknummer wordt geprogrammeerd wanneer de bestemming is opgeslagen in het adresboek.
Weet u het zoeknummer niet, druk dan de adreslijst van de sneltoets af met "Adreslijst Wordt Verzonden" in de
systeeminstellingen.
Bij het invoeren van zoeknummers als "001" en "011" kan de "0" worden weggelaten. Voor "001" voert u
bijvoorbeeld "1" in en selecteert u de toets [Snel] of [Volgend Adres], en druk op [OK].
Als er een verkeerd zoeknummer is ingevoerd
Druk op de toets [WISSEN] ( ) om het nummer te wissen en voer het juiste nummer in.
OKVORIGE
5-27
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
BESTEMMING HANDMATIG OPGEVEN
Adressen voor Scannen naar E-mail, internetfax and gegevensinvoer kunnen handmatig worden ingevoerd.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Het adresinvoerscherm weergeven.
(1) Selecteer de toets [Adres].
(2) Selecteer de toets [Adresinvoer].
2
Scanmodus Internetfaxmodus
Internetfaxmodus
Voer het adres van de bestemming in.
(1) Als u in scanmodus bent, selecteert u de
gewenste verzendmethode en drukt u op
[OK].
Meestal selecteert u de toets [Aan] en drukt u op [OK].
Hiermee geeft u het ingevoerde e-mailadres de
ontvanger wordt.
Als de internetfaxmodus is geselecteerd, selecteer dan
de toets [Internetfax] of [Directe SMTP] en druk op
[OK].
(2) Voer het bestemmingsadres in op het
tekstinvoerscherm dat verschijnt.
Voer het bestemmingsadres in en druk op [OK].
Zie "TEKST INVOEREN" (pagina 1-59) in "1. VOORDAT
U DE MACHINE GEBRUIKT" voor informatie over het
invoeren van tekst.
Wilt u een Cc-bestemming kiezen als bestemming, selecteer dan de toets [Cc].
De toets [Bcc] verschijnt alleen als Bcc is ingeschakeld met "Bcc-Instelling" (alleen webpagina) in de
systeeminstellingen (beheerder). Wilt u een Bcc-bestemming kiezen als bestemming, selecteer dan de toets [Bcc].
Als Internetfaxmodus wordt geselecteerd, verschijnt het basisscherm nadat het bestemmingsadres is ingevoerd.
Als "I-Fax Ontvangstrapport Aan/Uit Instelling" (alleen webpagina) echter is geactiveerd in de systeeminstellingen
(beheerder) verschijnt het scherm aanvraag ontvangstrapport. Wilt u een rapport ontvangen, selecteer dan [Ja] en
druk op [OK]. Indien niet, selecteer dan [Nee] en druk op [OK]. (Wanneer Direct SMTP wordt gebruikt, vindt geen
verzendbevestiging plaats.)
OKVORIGE
OKVORIGE
(1)
(2)
OKVORIGE
OKVORIGE
Selecteer het type bestemming.
Internetfax Directe SMTP
Internetfax
5-28
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
Systeeminstellingen (Beheerder): I-Fax Ontvangstrapport Aan/Uit Instelling (alleen webpagina)
Met deze instelling wordt een ontvangstrapport opgevraagd bij het verzenden van een Internetfax. Als de bestemming
wordt opgegeven door een adres rechtstreeks in te voeren, ontvangt u een bericht met de vraag of u een rapport wilt
ontvangen. (Wanneer Direct SMTP wordt gebruikt, vindt geen verzendbevestiging plaats.)
Systeeminstellingen (Beheerder): Bcc-instelling (alleen webpagina)
Met deze instelling wordt Bcc-verzending in- of uitgeschakeld. Als deze instelling is ingeschakeld, wordt de toets [Bcc] in
het adresoverzichtscherm en in het keuzescherm voor het verzendtype weergegeven.
5-29
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
EEN BESTEMMING OPROEPEN UIT EEN
GLOBAAL ADRESBOEK
Als een LDAP-server op de webpagina's is geconfigureerd, kunt u een adres opzoeken in een globaal adresboek en dat
adres ophalen voor scannen naar e-mail of internetfax (uitgezonderd Direct SMTP-adressen).
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Open het scherm Globaal Adres Zoeken.
(1) Selecteer de toets [Adres] in het
basisscherm.
(2) Selecteer de toets [Globaal Adres Zoeken].
2
Zoek de bestemming.
Als er maar één LDAP-server is geïnstalleerd, is (1) niet nodig.
Ga direct naar (2). Als een authenticatiescherm voor de
LDAP-server verschijnt, voer dan uw naam en wachtwoord in.
(1) Selecteer de toets voor de LDAP-server die
u wilt gebruiken.
Als een authenticatiescherm voor de LDAP-server
verschijnt, voer dan uw naam en wachtwoord in.
(2) Zoek de bestemming in het zoekscherm.
Voer zoektekens voor de ontvanger in. Selecteer de toets
[Zoeken] en druk op [OK]. Na korte tijd verschijnen de
zoekresultaten.
Zie "TEKST INVOEREN" (pagina 1-59) in "1. VOORDAT
U DE MACHINE GEBRUIKT" voor de procedure voor het
invoeren van tekst.
Zo zoekt u
Voer de zoekcriteria in (maximaal 64 karakters). Het systeem zoekt namen die beginnen met de ingevoerde letters.
Een sterretje kan als volgt worden gebruikt:
XXX : Namen die beginnen met "XXX".
XXX: Namen die eindigen met "XXX".
XXX : Namen die "XXX" bevatten.
AA XX: Namen die beginnen met "AA" en eindigen op "XX".
OKVORIGE
Globaal Adres Zoeken
...
(2)
(1)
OKVORIGE
Serverwijziging
Modus Wijzigen
Snel Opn. verzenden
Annuleren
Verzendinst.
Adres
Scanformaat
Verzendformaat
Auto
(1)
5-30
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
3
Selecteer de toets van de gewenste
bestemming.
Als er geen namen worden gevonden die
overeenkomen met de zoekletters, krijgt u een melding.
Druk op [OK] om het bericht te sluiten. Zoek nogmaals
door toets [Opnieuw Zoeken] te selecteren en druk op
[OK].
Wilt u nog een ontvanger invoeren, selecteer dan
[Volgend Adres] en herhaal deze stap.
Als meer dan 30 treffers worden gevonden, verschijnt een melding op het scherm. Selecteer de toets [OK] om het
bericht te sluiten. Er kunnen maximaal 300 treffers worden weergegeven. Als er geen namen worden gevonden die
met de zoekletters overeenkomen, selecteer dan de toets [Opnieuw Zoeken] en druk op [OK] om opnieuw te
zoeken met meer zoekletters.
Opgeslagen informatie van een bestemming controleren
Selecteer de toets [Details] en druk op [OK] nadat u de ontvanger hebt geselecteerd. De opgeslagen informatie
voor de geselecteerde bestemming verschijnt. Controleer de informatie en druk daarna op [VORIGE] om terug te
keren naar het scherm voor zoekresultaten.
Als er een scherm verschijnt om het te gebruiken item te selecteren...
Als op een geselecteerde bestemming ook een faxnummer, telefoonnummer of andere contactinformatie naast het
e-mailadres is opgeslagen, moet u het item dat u wilt gebruiken selecteren. Selecteer de toets [E-mail] of
[Internetfax] om het e-mailadres voor scannen naar e-mail of internetfax op te halen.
OKVORIGE
XXX AAA
XXX BBB
XXX CCC
XXX DDD
XXX EEE
XXX FFF
AAA@xx.xxx.com
BBB@xx.xxx.com
CCC@xx.xxx.com
DDD@xx.xxx.com
EEE@xx.xxx.com
FFF@xx.xxx.com
Opnieuw Zoeken
Volgend Adres
Details
Globaal Adres Zoeken
Basismenu
(1)(2)
5-31
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
OPNIEUW VERZENDEN
De bestemmingen van de laatste 8 verzendingen met Scannen naar E-mail, internetfax (inclusief Direct
SMTP-adressen) en/of fax worden opgeslagen. Een van deze 8 kan geselecteerd worden opnieuw naar de bestemming
verzonden te worden.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Selecteer de toets [Opn. verzenden].
2
Selecteer de toets van het gewenste
adres.
De laatste 8 verzendadressen verschijnen.
Als de toets [Opn. verzenden] wordt geselecteerd en er wordt een bestemming geselecteerd, dan wordt de modus van de
geselecteerde bestemming automatisch geselecteerd.
De volgende soorten adressen worden niet opgeslagen om opnieuw te verzenden.
- Een sneltoets waarin meerdere bestemmingen zijn opgeslagen (groeptoets).
- Scannen naar FTP-, Scannen naar desktop- en Scannen naar netwerkmapadressen.
- Distributiebestemmingen
- Adressen die alleen worden gebruikt voor BCC-verzending
- Bestemmingen waarnaar geprogrammeerd wordt verzonden
Systeeminstellingen (Beheerder): [Opn. verzenden] uitschakelen in fax/scan modus (alleen webpagina)
Hiermee voorkomt u het gebruik van de functie opnieuw verzenden. Als deze instelling is ingeschakeld, kan de toets [Opn.
verzenden] niet worden gebruikt in het basisscherm van de functie beeld verzenden.
OKVORIGE
OKVORIGE
AAA AAA
BBB BBB
CCC CCC
DDD DDD
EEE EEE
FFF FFF
GGG GGG
HHH HHH
Nr.
Nr.
Nr.
Nr.
Nr.
Nr.
Nr.
5-32
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
EEN BEELD IN SCANMODUS VERZENDEN
In deze sectie wordt de basisprocedure voor het verzenden in scanmodus uitgelegd (Scannen naar E-mail, Scannen
naar FTP, Scannen naar desktop en Scannen naar netwerkmap).
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
EEN BEELD VERZENDEN
Als een standaardadres is geconfigureerd in "Instelling standaard adres" (alleen webpagina) in de systeeminstellingen
(beheerder), kan de modus of bestemming niet worden gewijzigd en kunnen geen bestemmingen worden toegevoegd. Als u
de modus of bestemming wilt wijzigen, druk dan op [Annuleren] op het display, druk op [OK] en volg onderstaande
procedure.
1
Plaats het origineel.
Plaats de originelen in de richting zoals hieronder wordt afgebeeld.
* Om een groot staande origineel te plaatsen, volgt u de aanwijzingen bij "Afdrukstand liggend" hierboven en
selecteert u bij stap 3 de gewenste afdrukstand.
Originelen kunnen niet opeenvolgend worden gescand en in één zending worden verstuurd wanneer zowel de
automatische origineelinvoer als de glasplaat wordt gebruikt.
1
1
1
1
1
1
Lade origineelinvoer
Plaats de originelen met de
voorzijde omhoog.
Afdrukstand staand*
Afdrukstand liggend
Glasplaat
Plaats het origineel met de voorzijde naar onderen
en het midden op één lijn met de punt van het
teken op het midden van de schaalaanduiding aan
de linkerzijde van de glasplaat.
Originelen
5-33
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
2
Geef de bestemming op.
(1) Selecteer de toets [Adres] in het
basisscherm.
(2) Selecteer de toets [Adresboek].
(3) Selecteer de sneltoets van de gewenste
bestemming.
Het pictogram op de toets geeft aan welk type
bestemming onder de toets is opgeslagen.
: Scannen naar E-mail
: Scannen naar FTP
: Scannen naar netwerkmap
: Scannen naar desktop
(4) Selecteer de aflevermethode.
De bestemming is opgegeven.
(5) Selecteer de toets [Basismenu].
Als u na het selecteren van een sneltoets van scherm verwisselt zonder de aflevermethode te selecteren, wordt de
ontvanger automatisch gezien als een "Aan"-ontvanger.
Bij het Scannen naar E-mail kunt u ook Cc- of Bcc-kopieE naar andere bestemmingen sturen. Op het scherm dat in
(3) verschijnt, selecteert u de toets [Cc] of [Bcc] en drukt u op [OK].
Er kunnen meerdere bestemmingen worden opgegeven. Herhaal stap (3) en (4) om meerdere bestemmingen op te
geven.
Een bestemming kan behalve door selectie van een sneltoets ook door het opgeven van een zoeknummer worden
opgegeven. Voor een scannen naar e-mail bestemming kunt u handmatig een adres invoeren of een adres
oproepen van een globaal adresboek. Raadpleeg "BESTEMMINGEN INVOEREN" (pagina 5-22) voor meer
informatie.
Systeeminstellingen (Beheerder): Bcc-instelling (alleen webpagina)
Met deze instelling wordt Bcc-verzending in- of uitgeschakeld. Als deze instelling is ingeschakeld, wordt de toets [Bcc]
in het keuzescherm voor het verzendtype weergegeven.
OKVORIGE
OKVORIGE
AAA AAA
BBB BBB
CCC CCC
DDD DDD
EEE EEE
FFF FFF
GGG GGG
HHH HHH
III III
JJJ JJJ
(2)
(5) (3)
(1)
5-34
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
3
Controleer het scanformaat van het
origineel en de plaatsingsrichting.
Om de stand van de te verzenden afbeelding in te stellen, moet
u het formaat en de stand van het origineel controleren die bij
stap 1 zijn ingesteld.
(1) Controleer het scanformaat.
Controleer of het formaat van het geplaatste origineel in de
toets [Scanformaat] wordt weergegeven. Als het formaat
van het door u geplaatste origineel afwijkt het vermelde
formaat, stel dan het formaat van het origineel in.
SCANFORMAAT ORIGINEEL EN
VERZENDFORMAAT OPGEVEN (pagina 5-61)
(2) Selecteer de toets [Scanformaat].
(3) Selecteer de toets [Stand afbeelding].
(4)
Stel de plaatsingsrichting van het origineel in.
Als het origineel met de bovenrand naar boven is
geplaatst, selecteer dan [Liggend] met de toetsen .
Als de bovenrand links is geplaatst, selecteer dan
[Staand]. Druk op de toets [OK].
(5) Druk op de toets [VORIGE].
U keert terug naar het basisscherm.
De plaatsingsstand van het origineel is oorspronkelijk ingesteld op [Staand]. Als u het origineel met de bovenrand naar
links hebt geplaatst, kunt u deze stap achterwege laten.
Het bij de systeeminstellingen ingestelde formaat van het origineel wordt weergegeven als formaat van het origineel.
4
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT].
Het scannen begint.
Als het origineel op de glasplaat is gelegd, verschijnt de toets [Lezen Klaar] op het display. Als het origineel slechts één pagina is,
gaat u naar stap 6. Als u meer pagina's moet scannen gaat u naar de volgende stap.
Als het origineel in de lade van de origineelinvoer was geplaatst, klinkt er een pieptoon na afloop van het scannen en volgt verzending.
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] voor een kleurenscan. Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT] voor een
zwart-witscan. Als de kleurenmodus van de toets [STARTEN KLEUR] is ingesteld op [Automatisch], wordt de kleur van het
origineel automatisch vastgesteld en zal deze in kleur of in grijstinten of Mono 2 worden gescand.
Als het bestandtype [versleutelde PDF] is verschijnt er een wachtwoordinvoerscherm zodra de toets [START] wordt ingedrukt.
Selecteer de toets [Invoer] en druk op [OK] om het toetsenbordscherm te openen. Voer het wachtwoord in
(maximaal 32 tekens) en druk op [OK]. De ontvanger moet het hier ingevoerde wachtwoord gebruiken om het
versleutelde PDF-bestand te openen.
Annuleer het openen van het versleutelde PDF-bestand door [Annuleren] te selecteren en druk op [OK]. Het
scherm voor de indelingsinstellingen verschijnt zodat het bestandstype gewijzigd kan worden. Selecteer een nieuw
type en druk op [START] om te beginnen met verzenden.
OKVORIGE
OKVORIGE
OKVORIGE
(1), (2)
(3)
(4) (5)
OKVORIGE
Voer het wachtwoord in voor
de versleutelde PDF.
Annuleren
Invoer
5-35
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
5
Als het origineel op de glasplaat werd geplaatst, vervang het dan door het
volgende origineel en druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN
ZWART-WIT].
Herhaal dit tot alle originelen zijn gescand.
6
Selecteer de toets [Lezen Klaar].
Er klinkt een pieptoon ten teken dat de bewerking is voltooid.
Open de automatische origineelinvoer en verwijder het
origineel.
Als er gedurende één minuut geen actie wordt ondernomen nadat het bevestigingsscherm is verschenen, wordt het
scannen automatisch gestopt en wordt de verzending gereserveerd.
Selecteer de toets [Configureren] en druk op [OK] om belichting, resolutie, scanformaat en verzendformaat voor
elke gescande pagina van de originelen te wijzigen. Als u "Kaart Formaat" heeft geselecteerd in speciale functies,
kan echter alleen de belichting worden gewijzigd wanneer u een even genummerde pagina van het origineel scant.
Zijn alle originelen gescand, dan verschijnt "Opdracht opgeslagen." samen met het nummer voor de opdrachtregeling. Met
dit nummer kunt u de opdracht opzoeken in het Transmissierapport of in het Activiteitenrapport Beeld Verzenden. Betreft
het een rondzendtransmissie, dan verschijnt het nummer ook op de opdrachttoets in het statusscherm van de opdracht.
Daarom is het handig om dit nummer te noteren om het resultaat te controleren.
Als het geheugen vol raakt tijdens het scannen van de originelen, verschijnt er een melding en stopt het scannen.
Pas op dat u bij het Scannen naar E-mail geen te grote bestanden verstuurd. Vooral bestanden met meerdere pagina's
zijn vaak te groot. Bij het versturen van een bestand met meerdere pagina's of andere grote bestanden is het soms nodig
om het aantal gescande pagina's te verminderen of het verzendformaat te verkleinen.
Een mailhandtekening opslaan
U kunt vooraf ingestelde tekst automatisch toevoegen aan het eind van e-mailberichten als mailhandtekening. Dit is
handig wanneer u een bedrijfsbeleid of andere vooraf ingestelde tekst onder in e-mailberichten wilt zetten. Als u de tekst
voor een mailhandtekening wilt opslaan klikt u op [Toepassingsinstellingen] en vervolgens op [Beheerinstellingen] in het
webpaginamenu. (Beheerderrechten zijn vereist.) Er kunnen maximaal 900 tekens worden ingevoerd. (De
e-mailhandtekening is niet inbegrepen bij het maximaal aantal tekens dat u kunt typen in het mailbericht.)
Automatisch een voetnoot toevoegen aan de inhoud van het e-mailbericht
Met deze instelling kunt u opgeven of al dan niet een mailhandtekening wordt toegevoegd aan het eind van
e-mailberichten. Volgens de standaard fabrieksinstelling wordt geen mailhandtekening toegevoegd. Opslaan in
[Toepassingsinstellingen] > [Netwerkscannerinstellingen] > [Beheerinstellingen] van het webpaginamenu.
(Beheerderrechten zijn vereist.)
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ) om de bewerking te annuleren.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instell. afbeelding verzenden
Gebruik deze toets om instellingen voor scannerverzending te configureren, zoals standaardinstellingen voor
standaardresolutie en het belichting, de standaardkleurfunctie en bestandsindeling, de bestandscompressiemethode voor
distributie, de bestandsgroottelimiet voor scannen naar e-mail en de standaardafzender en -bestemming.
OKVORIGE
5-36
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
ONDERWERP, BESTANDSNAAM, BEANTWOORDEN
EN PLATTE TEKST WIJZIGEN
Het onderwerp, de bestandsnaam, beantwoorden en platte tekst kunnen tijdens het verzenden van een scan worden
gewijzigd. Er kunnen vooraf ingestelde items worden geselecteerd, of er kan rechtstreeks tekst worden ingevoerd.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
Bij Scannen naar FTP, Scannen naar desktop of Scannen naar netwerkmap wordt alleen de bestandsnaam gebruikt.
Als onderwerp en bestandsnaam niet zijn gewijzigd, worden de instellingen van de webpagina gebruikt.
Als de naam van de afzender niet is gewijzigd, wordt bij de systeeminstellingen "Standaard-Afzenderset" (alleen webpagina)
gebruikt. Als deze niet is geconfigureerd, wordt het antwoordadres in [Netwerkinstellingen] – [Service-instellingen] –
[SMTP-instellingen] in de webpagina's gebruikt. (Beheerderrechten zijn vereist.)
U kunt selecties voor het onderwerp, de bestandnaam en de platte tekst configureren door te klikken op
[Toepassingsinstellingen] en vervolgens op [Netwerkscannerinstellingen] in het webpaginamenu.
•Zie "TEKST INVOEREN" (pagina 1-59) in "1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT" voor de procedure voor het
invoeren van tekst.
1
Selecteer de toets [Verzendinst.] in het basisscherm.
BASISSCHERMEN (pagina 5-13)
Als u zendt naar een bestemming voor Scannen naar FTP, Scannen naar desktop of Scannen naar netwerkmap, gaat u
verder met stap 4.
2
Wijzig het onderwerp door de toets
[Onderwerp] te selecteren.
3
Voer het onderwerp in.
(1) Selecteer een toets met voorkeurtekst.
(2) Selecteer de toets [OK].
Wilt u rechtstreeks tekst invoeren, selecteer dan de toets [Directe Invoer] en druk op [OK]. Er wordt een
tekstinvoerscherm geopend. Voer de tekst in en druk op [OK].
Om voorkeurteksten te wijzigen, selecteert u de voorkeurtekst, dan [Directe Invoer], en druk op [OK]. Het
tekstinvoerscherm zal verschijnen met daarin de geselecteerde vooraf ingestelde tekst. (Wanneer u een
bestemmingspagina opslaat met webpagina's, kunt u maximaal 80 tekens opgeven. Er kunnen echter slechts 54
tekens op het display worden ingevoerd.)
OKVORIGE
OKVORIGE
(2)(1)
5-37
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
4
Selecteer om de bestandsnaam te
wijzigen de toets [Bestandsnaam].
De bestandsnaam wordt op dezelfde wijze ingevoerd als het
onderwerp.
Als u zendt naar een bestemming voor Scannen naar FTP,
Scannen naar desktop of Scannen naar netwerkmap, gaat u
verder met stap 9.
5
Als u "Antwoord naar" wilt wijzigen,
selecteert u de toets [Antwoord naar].
Als u werkt met gebruikersauthenticatie, worden de gegevens van de aangemelde gebruiker toegepast en kan
"Antwoord naar" niet worden gewijzigd.
6
Geef een gebruiker voor "Antwoord
naar" op.
(1) Selecteer de toets [Beantwoord].
(2) Selecteer het retouradres.
U kunt de toets [Globaal Adres Zoeken] selecteren en op
de toets [OK] drukken om een gebruiker op te geven die
in het globale adresboek is opgeslagen voor "Antwoord
naar".
U kunt ook de toets [Adresinvoer] selecteren en op [OK]
drukken om direct een e-mailadres in te voeren.
Selecteer de toets [Snel] en druk op [OK] om het retouradres op te geven door het invoeren van een
gebruikersnummer dat is opgeslagen in [Gebruikerslijst] van [Gebruikers-bediening] > [Gebruikerslijst] in het
webpaginamenu. (Beheerderrechten zijn vereist.)
Om een toets voor het retouradres te selecteren, moeten e-mailadressen zijn ingesteld voor de opgeslagen
gebruikers in de [Gebruikerslijst] van [Gebruikers-bediening] > [Gebruikerslijst] in het webpaginamenu.
(Beheerderrechten zijn vereist.)
OKVORIGE
Sub: Schedule coordination meeting
OKVORIGE
Sub: Schedule coordination meeting
Material for planning meeting
OKVORIGE
OKVORIGE
AAA AAA
BBB BBB
(2)
(1)
5-38
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
7
Wijzig de inhoud van het bericht door de
toets [Inhoud] te selecteren.
8
Voer de berichttekst in.
(1) Selecteer met de toetsen .
Selecteer een vooraf opgestelde tekst die op de
webpagina is opgeslagen door [Voorkeurselec.] te
selecteren en op [OK] te drukken.
Voer de tekst direct in door [Bewerken] te selecteren en
op [OK] te drukken.
(2) Selecteer de toets [OK].
Er kunnen 1800 tekens worden ingevoerd. (Een regeleinde geldt als één teken.)
Wis alle ingevoerde tekst door de toets [Alles wissen] te selecteren. Door op de toets [OK] te drukken wordt de
gehele tekst van het bericht meteen gewist; niet alleen de geselecteerde regel.
U kunt elke regel van de ingevoerde tekst selecteren met de toetsen . Bewerk de geselecteerde regel door
[Bewerken] te selecteren. Het tekstinvoerscherm zal verschijnen met daarin de geselecteerde tekst.
9
Selecteer de toets [OK].
Het selectievakje [Beantwoorden' toevoegen aan Cc] kan worden geselecteerd om een Cc-kopie naar de
afzender te sturen.
Bij het opslaan van vooraf opgestelde tekst voor het onderwerp en de bestandsnaam op de webpagina's kunnen tot 80
tekens worden ingevoerd.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instelling aantal weergegeven sleutels naam/onderwerp/inhoud
De instelling voor het aantal in één scherm weergegeven onderwerptoetsen en bestandnaamtoetsen kan gewijzigd
worden in 6, 12 of 18.
Systeeminstellingen (Beheerder): Standaard-Afzenderset (alleen webpagina)
Hiermee worden de naam van de afzender en het e-mailadres opgeslagen die worden gebruikt als er geen afzender wordt
geselecteerd.
OKVORIGE
Sub: Schedule coordination meeting
Material for planning meeting
AAA AAA
OKVORIGE
attached scanned data,which you have requested.
Thank you for your continuous support. We have
(2)
(1)
OKVORIGE
Sub: Schedule coordination meeting
Material for planning meeting
Thank you for your continuous sup
5-39
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
EEN BEELD IN USB-GEHEUGENMODUS VERZENDEN
Volg onderstaande stappen om een gescande afbeelding naar een in de handel verkrijgbaar USB-geheugenapparaat te
verzenden dat op de machine is aangesloten. Het bestand wordt daarmee opgeslagen in het USB-apparaat.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
Gebruik een FAT32 USB-geheugen met een capaciteit van meer dan 32 GB.
Wanneer een standaardadres wordt geconfigureerd in "Instelling standaard adres" (alleen webpagina) in de
systeeminstellingen (beheerder), kan de modus niet worden gewijzigd. Als u naar de modus USB-geheugenmodus wilt
gaan, selecteer dan de toets [Annuleren] op het display, druk op [OK] en volg onderstaande stappen.
1
Steek het USB-geheugen in de
USB-aansluiting (type A) op de machine.
2
Plaats het origineel.
Plaats de originelen in de richting zoals hieronder wordt afgebeeld.
* Om een groot staande origineel te plaatsen, volgt u de aanwijzingen bij "Afdrukstand liggend" hierboven en
selecteert u bij stap 4 de gewenste afdrukstand.
Originelen kunnen niet opeenvolgend worden gescand en in één zending worden verstuurd wanneer zowel de
automatische origineelinvoer als de glasplaat wordt gebruikt.
1
1
1
1
1
1
Lade origineelinvoer
Plaats de originelen met de
voorzijde omhoog.
Afdrukstand staand*
Afdrukstand liggend
Glasplaat
Plaats het origineel met de voorzijde naar onderen
en het midden op één lijn met de punt van het
teken op het midden van de schaalaanduiding aan
de linkerzijde van de glasplaat.
Originelen
5-40
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
3
Overschakelen naar de
USB-geheugenmodus.
(1) Selecteer de toets [Modus Wijzigen].
(2) Selecteer de toets [USB-geheugenscan].
Bij scannen naar USB-geheugen hoeft de bestemming niet te worden opgegeven.
Als er eerder een bestemming of andere modus werd opgegeven, verschijnt een bericht als u overschakelt naar de
USB-geheugenmodus om aan te geven dat de ingestelde bestemming wordt gewist. Selecteer [OK], druk op de
toets [OK] en ga naar de volgende stap.
De huidige instellingen voor [Scanformaat], [Verzendformaat], [Belichting], [Resolutie], [Best. indeling] en
[Kleurmodus] worden in elke toets aangegeven. De instellingen kunnen in de instelschermen gewijzigd worden.
AUTOMATISCH BEIDE ZIJDEN VAN EEN DUBBELZIJDIG ORIGINEEL SCANNEN 2-zijdig (origineel) (pagina
5-59), SCANFORMAAT ORIGINEEL EN VERZENDFORMAAT OPGEVEN (pagina 5-61), BELICHTING EN
TYPE ORIGINEEL BEELD WIJZIGEN (pagina 5-67), RESOLUTIE WIJZIGEN (pagina 5-69),
BESTANDSINDELING WIJZIGEN (pagina 5-70), KLEURENMODUS WIJZIGEN (pagina 5-75), SPECIALE
FUNCTIES (pagina 5-77)
OKVORIGE
OKVORIGE
(1)
(2)
5-41
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
4
Controleer het scanformaat van het
origineel en de plaatsingsrichting.
Om de stand van de te verzenden afbeelding in te stellen, moet
u het formaat en de stand van het origineel controleren die bij
stap 1 zijn ingesteld.
(1) Controleer het scanformaat.
Controleer of het formaat van het geplaatste origineel in
de toets [Scanformaat] wordt weergegeven. Als het
formaat van het door u geplaatste origineel afwijkt het
vermelde formaat, stel dan het formaat van het origineel
in.
SCANFORMAAT ORIGINEEL EN
VERZENDFORMAAT OPGEVEN (pagina 5-61)
(2) Selecteer de toets [Scanformaat].
(3) Selecteer de toets [Stand afbeelding].
(4)
Stel de plaatsingsrichting van het origineel
in.
Als het origineel met de bovenrand naar boven is
geplaatst, selecteer dan [Liggend] met de toetsen .
Als de bovenrand links is geplaatst, selecteer dan
[Staand]. Druk op de toets [OK].
(5) Druk op de toets [VORIGE].
U keert terug naar het basisscherm.
De plaatsingsstand van het origineel is oorspronkelijk ingesteld op [Staand]. Als u het origineel met de bovenrand
naar links hebt geplaatst, kunt u deze stap achterwege laten.
Het bij de systeeminstellingen ingestelde formaat van het origineel wordt weergegeven als formaat van het
origineel.
OK
VORIGE
OK
VORIGE
OK
VORIGE
(1), (2)
(3)
(4)
(5)
5-42
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
5
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT].
Het scannen begint.
Als het origineel op de glasplaat is gelegd, verschijnt de toets [Lezen Klaar] op het display. Als het origineel slechts één
pagina is, gaat u naar stap 7. Als u meer pagina's moet scannen gaat u naar de volgende stap.
Als het origineel in de lade van de origineelinvoer was geplaatst, klinkt er een pieptoon na afloop van het scannen en volgt
verzending. Ga naar stap 8.
Koppel het USB-geheugen niet los voordat "Verzenden van gegevens voltooid." op het display verschijnt.
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] voor een kleurenscan. Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT] voor een
zwart-witscan. Als de kleurenmodus van de toets [STARTEN KLEUR] is ingesteld op [Automatisch], wordt de kleur
van het origineel automatisch vastgesteld en zal deze in kleur of in grijstinten of Mono 2 worden gescand.
Als het bestandtype [versleutelde PDF] is verschijnt er een wachtwoordinvoerscherm zodra de toets [START] wordt
ingedrukt.
Selecteer de toets [Invoer] en druk op [OK] om het toetsenbordscherm te openen. Voer het wachtwoord in (maximaal
32 tekens) en druk op [OK]. De ontvanger moet het hier ingevoerde wachtwoord gebruiken om het versleutelde
PDF-bestand te openen.
Annuleer het openen van het versleutelde PDF-bestand door [Annuleren] te selecteren en druk op [OK]. Het
scherm voor de indelingsinstellingen verschijnt zodat het bestandstype gewijzigd kan worden. Selecteer een nieuw
type en druk op [START] om te beginnen met verzenden.
6
Als het origineel op de glasplaat werd geplaatst, vervang het dan door het
volgende origineel en druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN
ZWART-WIT].
Herhaal dit tot alle originelen zijn gescand.
7
Selecteer de toets [Lezen Klaar].
Selecteer met de toetsen en druk op [OK].
Er klinkt een pieptoon ten teken dat de bewerking is voltooid.
Open de automatische origineelinvoer en verwijder het
origineel.
Als er gedurende één minuut geen actie wordt ondernomen nadat het bevestigingsscherm is verschenen, wordt het
scannen automatisch gestopt en wordt de verzending gereserveerd.
Selecteer de toets [Configureren] en druk op [OK] om belichting, resolutie, scanformaat en verzendformaat voor
elke gescande pagina van de originelen te wijzigen. Als u "Kaart Formaat" heeft geselecteerd in speciale functies,
kan echter alleen de belichting worden gewijzigd wanneer u een even genummerde pagina van het origineel scant.
OKVORIGE
Voer het wachtwoord in voor
de versleutelde PDF.
Annuleren
Invoer
OKVORIGE
5-43
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
8
Koppel het USB-geheugen los wanneer
"Verzenden van gegevens voltooid." op
het display verschijnt.
Koppel het USB-geheugen niet los terwijl "Bezig met verzenden van gegevens." op het display wordt weergegeven.
Wanneer de verzending naar USB-geheugen is voltooid, wordt "Verzenden van gegevens voltooid." weergegeven. Het
bericht verdwijnt even later en het basisscherm van de functie beeld verzenden verschijnt weer. (Het basisscherm van de
functie beeld verzenden is het scherm dat verschijnt als u op de toets [BEELD VERZENDEN] drukt.)
Wanneer het USB-geheugen vol raakt tijdens het scannen...
Er verschijnt een melding en het scannen wordt gestopt. De gescande gegevens worden niet opgeslagen. Als het
bestandsindeling echter wordt ingesteld op JPEG en het selectievakje [Opgegeven pagina's per bestand] wordt
geselecteerd, worden bestanden waarvan het scannen voltooid is opgeslagen in het USB-geheugen.
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ) om de bewerking te annuleren.
Scannen naar USB-geheugen annuleren
Terwijl de gescande data in het USB-geheugen wordt opgeslagen, verschijnt het bericht "Bezig met verzenden van
gegevens." en de toets [Annuleren] op het display. Annuleer het opslaan van gegevens door [Annuleren] te selecteren en
druk op [OK].
Systeeminstellingen: Controle USB-apparaat (pagina 6-16)
Hiermee wordt de aansluiting van een USB-apparaat op de machine getest.
Systeeminstellingen (Beheerder): Scaninstellingen (alleen webpagina)
Hiermee worden de standaard kleurenmodus en bestandsindeling ingesteld.
Systeeminstellingen (Beheerder): Scanfunctie uitschakelen (alleen webpagina)
Het gebruik van de pc-scanfunctie en USB-geheugenfunctie is mogelijk verhinderd.
5-44
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
BESTANDSNAAM INVOEREN
U kunt de bestandsnaam invoeren tijdens het verzenden van een scan.
Selecteer de toets [Bestandsnaam] en druk op [OK]. Er verschijnt een tekstinvoerscherm. Voer de bestandsnaam in,
selecteer [OK] en druk op de toets [OK].
Als de bestandsnaam niet wordt ingevoerd, worden de instellingen van de webpagina gebruikt.
•Zie "TEKST INVOEREN" (pagina 1-59) in "1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT" voor de procedure voor het
invoeren van tekst.
Selecteer nogmaals de toets [Bestandsnaam] in het basisscherm en druk op de toets [OK] om de ingevoerde bestandnaam
te controleren.
OKVORIGE
5-45
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
EEN FAX VERZENDEN IN INTERNETFAXMODUS
De basisprocedure voor het zenden van een fax in internetfaxmodus wordt hieronder uitgelegd. Met de procedure kan
ook direct verzonden worden via Direct SMTP.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
Als een standaardadres is geconfigureerd in "Instelling standaard adres" (alleen webpagina) in de systeeminstellingen (beheerder),
kan de modus of bestemming niet worden gewijzigd en kunnen geen bestemmingen worden toegevoegd. Als u naar de modus
Internetfax wilt gaan, selecteer dan de toets [Annuleren] op het display, druk op [OK] en volg onderstaande stappen.
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de
invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Afbeelding draaien
Een orgineel van het formaat A5 (5-1/2" x 8-1/2") of B5 in liggende stand wordt 90 graden gedraaid en verstuurd als
een afbeelding op A5 (5-1/2" x 8-1/2") of B5 in staande stand.
Originelen kunnen niet opeenvolgend worden gescand en in één zending worden verstuurd wanneer zowel de
automatische origineelinvoer als de glasplaat wordt gebruikt.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instelling Verzenden Draaiing
Hiermee wordt geselecteerd of een gescande afbeelding vóór verzending moet worden gedraaid.
Oorspronkelijk staat een B5 liggend origineel ingesteld om te worden gedraaid en verzonden als een staande B5 afbeelding, en een A5
(5-1/2" x 8-1/2") liggend origineel staat ingesteld om te worden gedraaid en verzonden als een A5 (5-1/2" x 8-1/2") staande afbeelding.
2
Geef de bestemming op.
(1) Selecteer de toets [Adres] in het
basisscherm.
(2) Selecteer de toets [Adresboek].
(3) Selecteer de toets van de gewenste
bestemming.
Het pictogram verschijnt op sneltoetsen waaronder
Internetfaxadressen zijn opgeslagen.
(4) Selecteer de toets [Basismenu].
Een bestemming kan behalve door selectie van een sneltoets ook door het opgeven van een zoeknummer worden
opgegeven. U kunt ook handmatig een bestemming invoeren of een bestemming opzoeken in een globaal adresboek.
Raadpleeg "BESTEMMINGEN INVOEREN" (pagina 5-22) voor meer informatie.
Verzending
OKVORIGE
OKVORIGE
AAA AAA BBB BBB
CCC CCC DDD DDD
EEE EEE FFF FFF
GGG GGG HHH HHH
III III JJJ JJJ
(4) (3)
(1)
(2)
5-46
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
3
Overschakelen naar Internetfaxmodus.
(1) Selecteer de toets [Modus Wijzigen].
(2) Selecteer de toets [Internetfax].
De huidige instellingen voor [Scanformaat], [Verzendformaat], [Belichting], [Resolutie], [Best. indeling] worden rechts
van elke toets aangegeven. U kunt een instelling wijzigen door de juiste toets te selecteren.
AUTOMATISCH BEIDE ZIJDEN VAN EEN DUBBELZIJDIG ORIGINEEL SCANNEN 2-zijdig (origineel) (pagina
5-59), SCANFORMAAT ORIGINEEL EN VERZENDFORMAAT OPGEVEN (pagina 5-61), BELICHTING EN
TYPE ORIGINEEL BEELD WIJZIGEN (pagina 5-67), RESOLUTIE WIJZIGEN (pagina 5-69),
BESTANDSINDELING WIJZIGEN (pagina 5-70), SPECIALE FUNCTIES (pagina 5-77)
OKVORIGE
OKVORIGE
(2)
(1)
5-47
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
4
Controleer het scanformaat van het
origineel en de plaatsingsrichting.
Om de stand van de te verzenden afbeelding in te stellen, moet
u het formaat en de stand van het origineel controleren die bij
stap 1 zijn ingesteld.
(1) Controleer het scanformaat.
Controleer of het formaat van het geplaatste origineel in
de toets [Scanformaat] wordt weergegeven. Als het
formaat van het door u geplaatste origineel afwijkt het
vermelde formaat, stel dan het formaat van het origineel
in.
SCANFORMAAT ORIGINEEL EN
VERZENDFORMAAT OPGEVEN (pagina 5-61)
(2) Selecteer de toets [Scanformaat].
(3) Selecteer de toets [Stand afbeelding].
(4)
Stel de plaatsingsrichting van het origineel
in.
Als het origineel met de bovenrand naar boven is
geplaatst, selecteer dan [Liggend] met de toetsen .
Als de bovenrand links is geplaatst, selecteer dan
[Staand]. Druk op de toets [OK].
(5) Druk op de toets [VORIGE].
U keert terug naar het basisscherm.
De plaatsingsstand van het origineel is oorspronkelijk ingesteld op [Staand]. Als u het origineel met de bovenrand
naar links hebt geplaatst, kunt u deze stap achterwege laten.
Het bij de systeeminstellingen ingestelde formaat van het origineel wordt weergegeven als formaat van het
origineel.
5
Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Het scannen begint.
Als het origineel op de glasplaat is gelegd, verschijnt de toets [Lezen Klaar] op het display. Als het origineel slechts één
pagina is, gaat u naar stap 7. Als u meer pagina's moet scannen gaat u naar de volgende stap.
Als het origineel in de lade van de origineelinvoer was geplaatst, klinkt er een pieptoon na afloop van het scannen en volgt
verzending.
6
Als het origineel op de glasplaat werd geplaatst, vervang het dan door het
volgende origineel en druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Herhaal dit tot alle originelen zijn gescand.
OKVORIGE
OKVORIGE
OKVORIGE
(1), (2)
(3)
(4) (5)
5-48
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
7
Selecteer de toets [Lezen Klaar].
Er klinkt een pieptoon ten teken dat de bewerking is voltooid.
Open de automatische origineelinvoer en verwijder het
origineel.
Als er gedurende één minuut geen actie wordt ondernomen nadat het bevestigingsscherm is verschenen, wordt het
scannen automatisch gestopt en wordt de verzending gereserveerd.
Selecteer de toets [Configureren] en druk op [OK] om belichting, resolutie, scanformaat en verzendformaat voor
elke gescande pagina van de originelen te wijzigen. Als u "Kaart Formaat" heeft geselecteerd in speciale functies,
kan echter alleen de belichting worden gewijzigd wanneer u een even genummerde pagina van het origineel scant.
Zijn alle originelen gescand, dan verschijnt "Opdracht opgeslagen." samen met het nummer voor de opdrachtregeling. Met
dit nummer kunt u de opdracht opzoeken in het Transmissierapport of in het Activiteitenrapport Beeld Verzenden. Betreft
het een rondzendtransmissie, dan verschijnt het nummer ook op de opdrachttoets in het statusscherm van de opdracht.
Daarom is het handig om dit nummer te noteren om het resultaat te controleren.
Als het geheugen vol raakt tijdens het scannen van de originelen, verschijnt er een melding en stopt het scannen.
Een mailhandtekening opslaan
U kunt vooraf ingestelde tekst automatisch toevoegen aan het eind van e-mailberichten als mailhandtekening. Dit is
handig wanneer u een bedrijfsbeleid of andere vooraf ingestelde tekst onder in e-mailberichten wilt zetten. Als u de tekst
voor een mailhandtekening wilt opslaan klikt u op [Toepassingsinstellingen] en vervolgens op [Beheerinstellingen] in het
webpaginamenu. (Beheerderrechten zijn vereist.) Er kunnen maximaal 900 tekens worden ingevoerd. (De
e-mailhandtekening is niet inbegrepen bij het maximaal aantal tekens dat u kunt typen in het mailbericht.)
Automatisch een voetnoot toevoegen aan de inhoud van het e-mailbericht
Met deze instelling kunt u opgeven of al dan niet een mailhandtekening wordt toegevoegd aan het eind van
e-mailberichten. Volgens de standaard fabrieksinstelling wordt geen mailhandtekening toegevoegd. Opslaan in
[Toepassingsinstellingen] > [Netwerkscannerinstellingen] > [Beheerinstellingen] van het webpaginamenu.
(Beheerderrechten zijn vereist.)
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ) om de bewerking te annuleren.
Systeeminstellingen (Beheerder): I-Fax Verzendinstellingen (alleen webpagina)
Hiermee worden instellingen voor Internetfaxverzending zoals rapport ontvangen, draaien, formaatbeperkingen en bijlage
afzendergegevens geselecteerd.
OKVORIGE
5-49
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
ONDERWERP, BESTANDSNAAM EN PLATTE TEKST
WIJZIGEN
Het onderwerp, de bestandsnaam en de tekst kunnen bij het verzenden van een Internetfax worden gewijzigd. Er
kunnen vooraf ingestelde items worden geselecteerd, of er kan rechtstreeks tekst worden ingevoerd.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
Als onderwerp en bestandsnaam niet zijn gewijzigd, worden de instellingen van de webpagina gebruikt.
U kunt selecties voor het onderwerp, de bestandnaam en de platte tekst configureren door te klikken op
[Toepassingsinstellingen] en vervolgens op [Netwerkscannerinstellingen] in het webpaginamenu.
•Zie "TEKST INVOEREN" (pagina 1-59) in "1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT" voor de procedure voor het
invoeren van tekst.
1
Selecteer de toets [Verzendinst.] in het basisscherm.
BASISSCHERMEN (pagina 5-13)
2
Wijzig het onderwerp door de toets
[Onderwerp] te selecteren.
3
Voer het onderwerp in.
(1) Selecteer een toets met voorkeurtekst.
(2) Selecteer de toets [OK].
Wilt u rechtstreeks tekst invoeren, selecteer dan de toets [Directe Invoer] en druk op [OK]. Er wordt een
tekstinvoerscherm geopend. Voer de tekst in en druk op [OK].
Om voorkeurteksten te wijzigen, selecteert u de voorkeurtekst, dan [Directe Invoer], en druk op [OK]. Het
tekstinvoerscherm zal verschijnen met daarin de geselecteerde vooraf ingestelde tekst. (Wanneer u een
bestemmingspagina opslaat met een webpagina, kunt u maximaal 80 tekens opgeven. Er kunnen echter slechts 54
tekens op het display worden ingevoerd.)
OKVORIGE
OKVORIGE
(1) (2)
5-50
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
4
Selecteer om de bestandsnaam te
wijzigen de toets [Bestandsnaam].
De bestandsnaam wordt op dezelfde wijze ingevoerd als het
onderwerp.
5
Wijzig de inhoud van het bericht door de
toets [Inhoud] te selecteren.
6
Voer de berichttekst in.
(1) Selecteer met de toetsen .
Selecteer een vooraf opgestelde tekst die op de
webpagina is opgeslagen door [Voorkeurselec.] te
selecteren en op [OK] te drukken.
Voer de tekst direct in door [Bewerken] te selecteren en
op [OK] te drukken.
(2) Selecteer de toets [OK].
Er kunnen 1800 tekens worden ingevoerd. (Een regeleinde geldt als één teken.)
Wis alle ingevoerde tekst door de toets [Alles wissen] te selecteren. Door op de toets [OK] te drukken wordt de
gehele tekst van het bericht meteen gewist; niet alleen de geselecteerde regel.
U kunt elke regel van de ingevoerde tekst selecteren met de toetsen . Om de geselecteerde regel te
wijzigen, selecteert u [Bewerken] en drukt u op [OK]. Het tekstinvoerscherm zal verschijnen met daarin de
geselecteerde tekst.
OKVORIGE
Sub: Schedule coordination meeting
OKVORIGE
Sub: Schedule coordination meeting
Material for planning meeting
OKVORIGE
attached scanned data,which you have requested.
Thank you for your continuous support. We have
(2)
(1)
5-51
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
7
Selecteer de toets [OK].
Bij het opslaan van vooraf opgestelde tekst voor het onderwerp en de bestandsnaam op de webpagina's kunnen tot 80
tekens worden ingevoerd.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instelling aantal weergegeven sleutels naam/onderwerp/inhoud
De instelling voor het aantal in één scherm weergegeven onderwerptoetsen en bestandnaamtoetsen kan gewijzigd worden
in 6, 12 of 18.
OKVORIGE
Sub: Schedule coordination meeting
Material for planning meeting
Thank you for your continuous sup
5-52
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
DEZELFDE AFBEELDING NAAR MEERDERE
BESTEMMINGEN VERZENDEN
(Rondzendtransmissie)
Dezelfde afbeelding kan in één handeling naar meerdere bestemmingen van scan-, internetfax- en faxmodi worden
verzonden. Er kunnen tot 500 bestemmingen in één distributiebewerking worden geselecteerd.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
Als u vaak afbeeldingen naar dezelfde groep bestemmingen rondzendt, is het handig om deze bestemmingen onder een
groeptoets op te slaan.
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de
invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Als het origineel afwijkt van de instelling van het formaat, stel
dan het formaat van het origineel in.
SCANFORMAAT ORIGINEEL EN VERZENDFORMAAT
OPGEVEN (pagina 5-61)
Originelen
Verzending
5-53
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
2
Geef de bestemming op.
(1) Selecteer de toets [Adres] in het
basisscherm.
(2) Selecteer de toets [Adresboek].
(3) Selecteer de sneltoets van de gewenste
bestemming.
(4) Selecteer de aflevermethode.
De bestemming is opgegeven.
(5) Herhaal stap (3) en (4) tot alle
bestemmingen zijn geselecteerd.
Om te verzenden met Cc- of Bcc-aflevering moet de toets [Cc] of [Bcc] worden opgegeven op het scherm dat in (3)
verschijnt.
Indien "Volg adrestoets invoeren bij distributie-instel." is ingeschakeld in de systeeminstellingen (beheerder),
selecteer dan de toets [Volgend Adres] voordat u de volgende bestemming opgeeft.
Sneltoetsen die u niet kunt gebruiken voor distributie zijn grijs weergegeven, zodat u ze niet kunt selecteren.
Als er een Scannen naar FTP (Hyperlink) adres is opgegeven voor een rondzending, wordt de hyperlink
e-mailverzending niet uitgevoerd.
Als u vaak afbeeldingen naar dezelfde groep bestemmingen rondzendt, is het handig om deze bestemmingen
onder een groeptoets op te slaan.
3
Selecteer de toets [Adresoverzicht].
4
Controleer de bestemmingen en
selecteer dan de toets [VORIGE].
Als er Cc- of Bcc-ontvangers zijn, kunnen deze worden gecontroleerd door de toetsen te selecteren.
Een opgegeven bestemming annuleren
Selecteer de sneltoets van de bestemming die u wilt annuleren. Er verschijnt een melding ter bevestiging van het
wissen. Selecteer de toets [Ja].
GESELECTEERDE BESTEMMINGEN CONTROLEREN EN WISSEN (pagina 5-25)
OKVORIGE
OKVORIGE
AAA AAA BBB BBB
CCC CCC
DDD DDD
EEE EEE FFF FFF
GGG GGG HHH HHH
III III JJJ JJJ
(1)
(2)
(3)
OKVORIGE
AAA AAA
BBB BBB
CCC CCC
DDD DDD
EEE EEE
FFF FFF
GGG GGG
HHH HHH
III III
JJJ JJJ
OKVORIGE
AAA AAA
BBB BBB
CCC CCC
DDD DDD
5-54
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
5
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT].
Het scannen begint.
Als u de pagina's van het origineel in de documentinvoer hebt geplaatst, worden alle pagina's gescand.
Er klinkt een pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
Als u het origineel op de glasplaat scant, moet u pagina voor pagina scannen.
Als een pagina is gescand, vervang deze dan door de volgende pagina en druk op de toets [STARTEN KLEUR] of
[STARTEN ZWART-WIT]. Herhaal dit tot alle pagina's zijn gescand en selecteer dan de toets [Lezen Klaar].
Er klinkt een pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
Als fax- of internetfaxbestemmingen deel uitmaken van een distributieopdracht, kunt u niet op de toets [STARTEN
KLEUR] drukken. Het scannen vindt plaats in Mono2 modus.
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ) om de bewerking te annuleren.
5-55
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
RONDZENDOPDRACHTEN WAARIN
INTERNETFAXBESTEMMINGEN ZIJN OPGENOMEN
Als een rondzendopdracht zowel bestemmingen voor de scanmodus als de Internetfaxmodus bevat, krijgen de
instellingen van de Internetfaxmodus voorrang (afdrukstand origineel en andere diverse instellingen). Houd bij het
uitvoeren van een rondzendopdracht van dit type rekening met onderstaande informatie.
Opnieuw verzenden naar rondzendbestemmingen
De resultaten van een uitgevoerde rondzendopdracht (distributie) kunnen worden gecontroleerd in het scherm opdrachtstatus.
Als de verzending naar een of enkele van deze adressen is mislukt, stuur de afbeelding dan nogmaals naar deze adressen.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
Stand plaatsing origineel
De afdrukstand van Internetfax krijgt prioriteit. Als "Instelling Verzenden Draaiing" (alleen
webpagina) is ingeschakeld in de systeeminstellingen (beheerder), wordt de afbeelding 90
graden gedraaid. Daarom wordt de afbeelding soms niet in de juiste stand weergegeven.
Verzendformaat
Als de bestandsindeling staat ingesteld op [TIFF-S] in de functie Internetfax, is verzending
alleen mogelijk in staande A4 (8-1/2" x 11") formaat.
Belichting
De instellingen van Internetfax krijgen prioriteit.
Resolutie
Als de bestandsindeling staat ingesteld op [TIFF-S] in de modus Internetfax en er een
hoge resolutie is geselecteerd in de scanmodus, wordt de resolutie gewijzigd naar
[200X200dpi].
Modus voor
bestandscompressie
De compressiemodus wordt gewijzigd naar de compressiemodus die is ingesteld bij
"Compressiemodus bij distributie" (alleen webpagina) in de systeeminstellingen
(beheerder).
Kleuren scannen
Het scannen wordt in uitgevoerd in Mono2 ongeacht de kleurenmodusinstelling.
Formaat scanbestand
Als u een rondzendtransmissie uitvoert met bestemmingen waarvoor in de
systeeminstellingen (beheerder) met "Instelling van maximum aantal verzenddata
(E-Mail)" (alleen webpagina) of "Maximumgrootte van gegevensbijlagen (map
FTP/Bureaublad/Netwerk)" een beperking is ingesteld voor de bijlagegrootte, geldt deze
limiet ook voor bestemmingen waarvoor geen limiet is ingesteld. (De beperkinginstelling
van Scannen naar E-mail of Internetfax krijgt prioriteit.)
1
Druk op de toets [OPDRACHT STATUS].
2
Roep het scherm uitgevoerde opdrachten op.
(1) Schakel over naar de modus van de
opdracht die u wilt weergeven.
Selecteer met de toetsen en druk op [OK].
De modus verandert telkens wanneer u op de toets [OK] drukt.
(2) Schakel de modus van de opdrachtstatus
over op [Voltooid].
Selecteer met de toetsen en druk op [OK].
De modus verandert telkens wanneer u op de toets [OK] drukt.
Als de rondzendopdracht naar bestemmingen van verschillende modi werd gezonden, wordt dezelfde toets voor de
rondzendopdracht in elk van deze modi weergegeven.
OPDRACHT STATU
OKVORIGE
Verbinden
AAA AAA
BBB BBB
CCC CCC
DDD DDD
EEE EEE
Rondzenden
Wachten
Wachten
Wachten
Wachten
Wachten
(1)
(2)
5-56
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
3
Details van de rondzendopdracht
weergeven.
(1) Selecteer de toets van de voltooide
rondzendopdracht.
(2) Selecteer de toets [Details].
"Rondzendenxxxx" verschijnt als adres van de opdrachttoets voor de distributie. Het controlenummer voor de
opdracht dat in het display verscheen na afloop van het scannen, verschijnt in "xxxx".
4
Stuur de afbeelding nogmaals naar de
mislukte bestemmingen.
(1) Selecteer de toets [Mislukt].
Selecteer met de toetsen of en druk op
[OK]. De modus verandert telkens wanneer u op de toets
[OK] drukt.
(2) Selecteer de toets [Nogmaals].
Selecteer met de toetsen of en druk op
[OK]. De modus verandert telkens wanneer u op de toets
[OK] drukt.
Nadat u de toets [Nogmaals] hebt geselecteerd, keert u terug naar het basisscherm met de mislukte bestemmingen
ingevoerd. Plaats het origineel en voer de stappen van de rondzendopdracht uit. Plaats het origineel en voer de
stappen van de rondzendopdracht uit.
OKVORIGE
OKVORIGE
Verbinden
AAA AAA
BBB BBB
CCC CCC
Rondzenden0001
DDD DDD
EEE EEE
Wachten
Wachten
Wachten
Wachten
Wachten
(1)
(2)
OKVORIGE
EEE EEE
FFF FFF
NG000000
NG000000
10:01 04/01
10:01 04/01
Nogmaals
Rondzenden0001
(2)
(1)
5-57
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
INTERNETFAX VANUIT EEN PC
VERSTUREN (PC-I-Fax)
Een computerbestand kan via de machine als Internetfax worden verzonden (PC-I-Fax-functie). Internetfaxen worden
met de PC-I-Fax-functie op dezelfde manier verzonden als documenten worden afgedrukt. Selecteer het
stuurprogramma van de PC-Fax als stuurprogramma voor het afdrukken en selecteer dan de opdracht Afdrukken in de
softwaretoepassing. Beelddata voor verzending worden op dezelfde wijze gemaakt en verzonden als een Internetfax.
Raadpleeg Help voor PC-Fax stuurprogramma voor de procedures bij het gebruik van deze functie.
Om een internetfax te kunnen verzenden met de PC-I-Faxfunctie, moet de PC-Faxdriver zijn geïstalleerd en vervolgens
zijn bijgewerkt met behulp van de CD-ROM die met de internetfaxuitbreidingskit is meegeleverd. Zie voor meer informatie
de Handleiding software-installatie.
Deze functie is alleen beschikbaar voor Windows® computers.
Deze functie kan alleen voor verzending worden gebruikt. Op de machine ontvangen Internetfaxen kunnen niet worden
ontvangen op een computer die op de machine is aangesloten.
Verzending
PC-I-Fax
5-58
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
WEERGAVE-INSTELLINGEN
Instellingen voor het scannen van het origineel worden in het basisscherm van elke modus geselecteerd. De huidige
status van elke instelling verschijnt rechts van de voor het selecteren van de instelling gebruikte toets.
(1) Toets [Scanformaat]
Selecteer deze toets om scanformaat en de stand van
het origineel in te stellen, en 2-zijdige scaninstellingen te
selecteren.
AUTOMATISCH BEIDE ZIJDEN VAN EEN
DUBBELZIJDIG ORIGINEEL SCANNEN 2-zijdig
(origineel) (pagina 5-59), SCANFORMAAT
ORIGINEEL EN VERZENDFORMAAT OPGEVEN
(pagina 5-61)
(2) Toets [Verzendformaat]
Selecteer deze toets om het verzendformaat van het
origineel op te geven.
(3) Toets [Belichting]
Selecteer deze toets om de belichting voor het scannen
te selecteren.
BELICHTING EN TYPE ORIGINEEL BEELD
WIJZIGEN (pagina 5-67)
(4) Toets [Resolutie]
Selecteer deze toets om de resolutie voor het scannen te
selecteren.
RESOLUTIE WIJZIGEN (pagina 5-69)
(5) Toets [Best.Indeling]
Selecteer deze toets om de indeling (bestandstype) van
het gescande beeldbestand te wijzigen.
BESTANDSINDELING WIJZIGEN (pagina 5-70)
(6) Toets [Kleurmodus]
Selecteer deze toets om de kleurenmodus voor het
scannen te selecteren.
Deze toets wordt niet weergegeven in de
Internetfaxmodus.
KLEURENMODUS WIJZIGEN (pagina 5-75)
(2)
(1)
(5)
(6)
(4)
(3)
5-59
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
AUTOMATISCH BEIDE ZIJDEN VAN EEN
DUBBELZIJDIG ORIGINEEL SCANNEN 2-zijdig
(origineel)
Met de automatische origineelinvoer kunt u automatisch beide zijden van een origineel scannen.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Selecteer de scanmodus en geef het scherm beeldinstellingen weer.
(1) Selecteer de toets [Modus Wijzigen].
(2) Selecteer de modus die u wilt gebruiken.
WEERGAVE-INSTELLINGEN (pagina 5-58)
2
Geef de inbindstijl van het 2-zijdige
origineel (boek of schrijfblok) op.
(1) Selecteer de toets [Scanformaat].
(2) Selecteer de toets [Duplex config.].
(3) Selecteer de toets [2-Zijdig Boekje] of
[2-Zijdig Schr.Blok].
Een boekje of schrijfblok wordt als volgt ingebonden.
Annuleer het 2-zijdig scannen door de toets [Met 1 zijde] in (3) te selecteren.
2-zijdig origineel Voor- en achterzijde worden gescand
Scantransmissie
OKVORIGE
OKVORIGE
OKVORIGE
(3)
(2)
(1)
A
C
E
G
AB
EF
J
L
KL
Boekje
Schrijfblok
5-60
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
3
Geef op in welke afdrukstand het
origineel is geplaatst.
(1)
Selecteer de toets [Stand afbeelding].
(2)
Selecteer de toets "plaatsing stand
afbeelding" in dezelfde stand als de afbeelding
van het geplaatste origineel.
Als u deze instelling onjuist opgeeft, wordt mogelijk geen
geschikte afbeelding verzonden.
Nadat de verzending voltooid is, stopt het 2-zijdig scannen automatisch.
OKVORIGE
OKVORIGE
(2)
(1)
5-61
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
SCANFORMAAT ORIGINEEL EN VERZENDFORMAAT
OPGEVEN
Bij plaatsing van het origineel verschijnen het formaat van het origineel en het verzendformaat in het basisscherm als
het origineelformaat en verzendformaat.
In het bovenstaande scherm is het scanformaat (het formaat van het origineel) A4 (8-1/2" x 11") en het verzendformaat
is auto. Is het scanformaat bijvoorbeeld A4 (8-1/2" x 11") en het verzendformaat B5 (5-1/2" x 8-1/2"), dan wordt de
afbeelding verkleind voor verzending.
Als het formaat van het door u geplaatste origineel afwijkt het vermelde formaat, geef dan het juiste formaat van het origineel
op.
Het scanformaat van het origineel opgeven (via papierformaat) (pagina 5-62)
Het scanformaat van het origineel opgeven (met numerieke waarden) (pagina 5-63)
Systeeminstellingen (Beheerder): Stand. originele afmetingsins.
Stel dit in als u vaak een bepaald formaat origineel gebruikt. Het ingestelde formaat wordt weergegeven in de toets
[Scanformaat].
Wanneer deze instelling is geconfigureerd, hoeft u het origineelformaat niet telkens te veranderen.
A4 (8-1/2" x 11")
De afbeelding wordt voor
verzending verkleind naar
B5 (5-1/2" x 8-1/2") vóór verzending
"Scanformaat"
"Verzendformaat"
staat ingesteld op
B5 (5-1/2" x 8-1/2")
Verzending
5-62
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
Het scanformaat van het origineel opgeven (via papierformaat)
Als het formaat van het door u geplaatste origineel afwijkt het vermelde formaat, of u wilt het formaat van het origineel
veranderen, geef dan het scanformaat op. Plaats het origineel in de lade van de automatische origineelinvoer of op de
glasplaat en volg onderstaande stappen.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Wijzig de modus en geef het instelscherm scanformaat weer.
(1) Selecteer de toets [Modus Wijzigen].
(2) Selecteer de modus die u wilt gebruiken.
(3) Selecteer de toets [Scanformaat].
Het bij de systeeminstellingen ingestelde formaat van het origineel wordt weergegeven in de toets [Scanformaat].
WEERGAVE-INSTELLINGEN (pagina 5-58)
2
Selecteer de toets [Scanformaat].
3
Geef het scanformaat op.
Selecteer de betreffende toets voor het origineelformaat.
Selecteer de toets [Lang Form.] indien u een lang origineel verstuurd. Gebruik de automatische origineelinvoer voor
het scannen van een lang origineel. De maximaal te scannen breedte bedraagt 500 mm (19-5/8") (de maximale
hoogte bedraagt 216mm (8-1/2")).
Selecteer de toets [AB Inch] om inch-formaten te tonen en een scanformaat in inches op te geven.
Indien [Lang Form.] is geselecteerd, kunnen de 2-zijdige scaninstelling en het verzendformaat niet worden gewijzigd.
Wanneer daarnaast alleen scanbestemmingen worden geselecteerd voor scanverzending of metadata verzending, vindt
scannen plaats in Mono2.
OKVORIGE
OKVORIGE
5-63
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
Het scanformaat van het origineel opgeven (met numerieke waarden)
Als u een origineel scant dat geen standaardformaat heeft, zoals een kaart, volg dan deze stappen om het formaat van
het origineel op te geven.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Wijzig de modus en geef het instelscherm scanformaat weer.
(1) Selecteer de toets [Modus Wijzigen].
(2) Selecteer de modus die u wilt gebruiken.
(3) Selecteer de toets [Scanformaat].
Het bij de systeeminstellingen ingestelde formaat van het origineel wordt weergegeven in de toets [Scanformaat].
WEERGAVE-INSTELLINGEN (pagina 5-58)
2
Selecteer de toets [Scanformaat].
3
Selecteer de toets [Invoer formaat].
OKVORIGE
OKVORIGE
5-64
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
4
Voer het scanformaat (origineelformaat) in.
(1)
Voer de (horizontale) afmeting X van het origineel in.
Selecteer de getalsweergave X (breedte) en druk op [OK].
Er verschijnt een invoerscherm voor het aantal. Voer de
breedte van het origineel met de cijfertoetsen in en kies
[OK] in het scherm voor het invoeren van het getal.
Als de glasplaat wordt gebruikt kan een getal van 25
mm t/m 216 mm (1" t/m 11-5/8") worden ingevoerd.
Als de automatische documentinvoereenheid wordt
gebruikt kan een getal van 89 mm t/m 356 mm (3-1/2"
t/m 14") worden ingevoerd.
Als een getal van 139 mm (5-3/8") of minder wordt
ingevoerd bij het instellen voor 2-zijdig scannen, kan
geen origineel worden gescand.
Gebruik de glasplaat als de horizontale afmeting van
het origineel kleiner is dan 89 mm (3-1/2").
(2)
Voer de (verticale) afmeting Y van het origineel in.
Selecteer de getalsweergave Y (hoogte) en druk op [OK].
Er verschijnt een invoerscherm voor het aantal. Voer de
hoogte van het origineel met de cijfertoetsen in en kies
[OK] in het scherm voor het invoeren van het getal.
Als de glasplaat wordt gebruikt kan een getal van
25 mm t/m 216 mm (1" t/m 8-1/2") worden ingevoerd.
Als de automatische documentinvoereenheid wordt
gebruikt kan een getal van 100 mm t/m 216 mm (4" t/m
8-1/2") worden ingevoerd.
Gebruik de glasplaat als de verticale afmeting van het
origineel kleiner is dan 100 mm (4").
Als tegelijkertijd een getal van 298 mm t/m 356 mm (11-3/4" t/m 14") voor de (horizontale) afmeting X en een getal van
25 mm t/m 99 mm (1" t/m 3-7/8") voor de (verticale) afmeting Y wordt ingevoerd, kan geen origineel worden gescand.
U kunt het getal ook met de toetsen wijzigen.
•Zie "WERKEN MET HET BEDIENINGSPANEEL" (pagina 1-9) in "1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT" voor
de procedure voor het invoeren van getallen.
De invoer van het formaat annuleren...
Selecteer de toets [Annuleren] om het ingevoerde formaat op te heffen.
5
Selecteer de toets [Basismenu].
Het opgegeven formaat wordt weergegeven op de toets
[Scanformaat].
Als het scanformaat wordt opgegeven als een getalswaarde, kan het verzendformaat niet worden opgegeven.
Bij gebruik van de automatische origineelinvoer kan een origineel dat langer is dan 297 mm (11-5/8") worden gescand
(maximum breedte 500 mm (19-5/8")). In dit geval selecteert u de toets [Lang Form.] op het scherm van stap 3.
Het scanformaat van het origineel opgeven (via papierformaat) (pagina 5-62)
OKVORIGE
(1)
(2)
OKVORIGE
5-65
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
Het verzendformaat van de afbeelding opgeven
Geef het verzendformaat op als een papierformaat. Als het verzendformaat groter is dan het geselecteerde
scanformaat, wordt de afbeelding vergroot. Als het verzendformaat kleiner is dan het geselecteerde scanformaat, wordt
de afbeelding verkleind.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
Het verzendformaat kan niet worden opgegeven als [Lang Form.] als scanformaat is geselecteerd of als het formaat in
getalswaarden is opgegeven.
Het verzendformaat kan niet worden opgegeven als [TIFF-S] is geselecteerd als indeling in internetfaxmodus. (Het
verzendformaat is vastgelegd op A4 (8-1/2" x 11") in liggende stand.)
1
Selecteer de modus.
(1) Selecteer de toets [Modus Wijzigen].
(2) Selecteer de modus die u wilt gebruiken.
2
Selecteer de toets [Verzendformaat].
3
Geef het verzendformaat op.
Selecteer de toets voor het gewenste verzendformaat.
Selecteer de toets [OK]om terug te keren naar het scherm van
stap 2.
Afhankelijk van het papierformaat dat u heeft opgegeven voor het "Scanformaat", zal het misschien niet mogelijk
zijn om bepaalde formaten te kiezen voor het "Verzendformaat". Toetsen voor formaten die niet kunnen worden
opgegeven voor het "Verzendformaat", worden grijs gemaakt, zodat ze niet geselecteerd kunnen worden.
Selecteer de toets [AB Inch] om inchformaten te tonen en een verzendformaat in inches op te geven.
OKVORIGE
OKVORIGE
5-66
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
4
Geef op in welke afdrukstand het
origineel is geplaatst.
(1) Selecteer de toets [Scanformaat].
(2) Selecteer de toets [Stand afbeelding].
(3) Selecteer de toets "plaatsing stand
afbeelding" in dezelfde stand als de
afbeelding van het geplaatste origineel.
Als deze instelling onjuist is wanneer u een afbeelding
verzendt met een gewijzigde ratio, wordt mogelijk geen
geschikte afbeelding verzonden.
(4) Druk op de toets [VORIGE].
OKVORIGE
OKVORIGE
OKVORIGE
(4)
(1)
(2)
(3)
5-67
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
BELICHTING EN TYPE ORIGINEEL BEELD WIJZIGEN
Om optimaal te scannen kunt u de belichting en het type origineel beeld overeenkomstig het origineel instellen.
Raadpleeg de volgende tabellen om de juiste instellingen te kiezen.
Hoe selecteert u de belichting
Hoe selecteert u het type origineel beeld (Scanmodus, USB-geheugenmodus,
gegevensinvoermodus)
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
Belichting Toepassing
Automatisch
Bij deze instelling wordt de belichting automatisch aangepast aan lichtere en donkerde delen
van het origineel.
Handmatig
1-2 Selecteer deze instelling bij een origineel met donkere tekst.
3 Selecteer deze instelling voor een normaal origineel (niet licht en niet donker).
4-5 Selecteer deze instelling wanneer het origineel uit onduidelijke tekst bestaat.
Instelling Beschrijving
Automatisch Het type origineel beeld wordt automatisch passend bij het origineel geselecteerd.
Handmatig
Tekst/ Afged.
Foto
Deze functie biedt de beste balans voor het scannen van een origineel dat uit zowel tekst als
afgedrukte foto's bestaat, zoals een tijdschrift of catalogus.
Tekst/Foto
Deze functie biedt de beste balans voor het scannen van een origineel dat uit zowel tekst als
foto's bestaat, zoals een tekstdocument met een opgeplakte foto.
Tekst Gebruik deze functie voor normale tekstdocumenten.
Foto Gebruik deze functie voor het scannen van foto's.
Afgedrukte Foto
Deze functie is het beste voor het scannen van afgedrukte foto's, zoals foto's in een tijdschrift
of catalogus.
Map
Deze functie is het beste voor het scannen van kleurschaduwen en kleine details die vaak op
kaarten voorkomen.
1
Selecteer de scanmodus en geef het scherm belichtinginstellingen weer.
(1) Selecteer de toets [Modus Wijzigen].
(2) Selecteer de modus die u wilt gebruiken.
(3) Selecteer de toets [Belichting].
WEERGAVE-INSTELLINGEN (pagina 5-58)
2
Lees het weergegeven bericht en druk
op [OK].
Dit bericht verschijnt niet in USB-geheugenmodus of
Internetfaxmodus. Ga door met de volgende stap.
Bij een rondzendtransmissie met zowel bestemmingen voor scanmodus en Internetfax krijgen de
belichtingsinstellingen voor Internetfax voorrang.
OKVORIGE
5-68
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
3
Scanmodus, USB-geheugenmodus, gegevensinvoermodus
Internetfaxmodus
Selecteer de belichting en het
origineelafbeeldingstype.
(1) Selecteer de toets [Handmatig].
(2) Selecteer het origineelafbeeldingstype.
Selecteer de toets origineelafbeeldingstype voor het
betreffende afbeeldingtype.
(3) Pas de belichting aan.
Selecteer de toets of de toets . Maak de
belichting donkerder met de toets . Maak de
belichting lichter met de toets .
(4) Selecteer de toets [Basismenu].
(1) Selecteer de toets [Handmatig].
(2) Pas de belichting aan.
Selecteer de toets of de toets . Maak de
belichting donkerder met de toets . Maak de
belichting lichter met de toets .
(3) Selecteer de toets [Basismenu].
In Internetfaxmode kan origineelafbeeldingstype en moiré-reductie niet gekozen worden.
Verminder het dambordpatroon (moiré) dat soms optreedt bij het scannen van geprint materiaal door het
selectievakje [Moiré-reductie] in te schakelen.
Bij gebruik van de glasplaat voor het scannen van meerdere originelen kan de instelling van de belichting telkens bij het
verwisselen van de pagina's worden gewijzigd. Bij gebruik van de automatische origineelinvoer kan de instelling van de belichting
niet meer worden gewijzigd nadat het scannen is begonnen. (Gebruikt u echter de speciale functie "Opdr. samenst.", dan kan de
belichting telkens wanneer u een nieuwe set originelen invoert worden gewijzigd.)
Systeeminstellingen (Beheerder): Standaard Belichtingsinstellingen
Hiermee wijzigt u de standaardinstelling voor de belichting.
OKVORIGE
OKVORIGE
(3) (2)
(1)
(4)
OKVORIGE
OKVORIGE
(2)
(1)
(3)
5-69
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
RESOLUTIE WIJZIGEN
U kunt de resolutie-instelling selecteren.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Selecteer de scanmodus en geef het scherm beeldinstellingen weer.
(1) Selecteer de toets [Modus Wijzigen].
(2) Selecteer de modus die u wilt gebruiken.
(3) Selecteer de toets [Resolutie].
WEERGAVE-INSTELLINGEN (pagina 5-58)
2
Scanmodus, USB-geheugenmodus,
gegevensinvoermodus
Internetfaxmodus
Selecteer de resolutie.
(1) Selecteer de toets van de gewenste
resolutie.
(2) Selecteer de toets [Basismenu].
In Internetfaxmodus kunt u de toets [Halftoon] selecteren om halftonen te selecteren (behalve wanneer [200X100dpi]
is geselecteerd). Als een origineel meerdere gradaties van licht en donker heeft, zoals bij een foto of kleurenillustratie,
levert halftoon een fraaier beeld op dan normale transmissie.
OKVORIGE
(1)
(2)
OKVORIGE
(2)
(1)
5-70
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
Hoe selecteert u de resolutie
Bij originelen met normale tekst is een resolutie van 200X100dpi (200X100dpi in Internetfaxmodus) voldoende voor een
leesbare afbeelding. Bij foto's en illustraties levert een hogere resolutie (600X600dpi, etc.) een scherpe afbeelding op.
Een hoge resolutie levert een groter bestand op en als het bestand te groot is, is verzending wellicht niet mogelijk.
Beperk in dat geval het aantal gescande pagina's of neem andere maatregelen om de bestandsgrootte te beperken.
BESTANDSINDELING WIJZIGEN
Het verzendformaat van de afbeelding opgeven (pagina 5-65)
BESTANDSINDELING WIJZIGEN
De indeling wijzigen
(Scanmodus, USB-geheugenmodus, gegevensinvoermodus)
De bestandsindeling (bestandstype en compressiewijze/compressieverhouding) voor de verzending van een gescande
afbeelding kan op het tijdstip van verzending worden gewijzigd. Bovendien kunt u, als de gescande originelen zijn
gescheiden in aparte bestanden, het aantal pagina's per bestand wijzigen.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
Als u de glasplaat gebruikt om meerdere pagina's van originelen te scannen, kan de resolutie-instelling worden aangepast
telkens wanneer u pagina's verandert. Bij gebruik van de automatische origineelinvoer kan de instelling van de resolutie
niet meer worden gewijzigd nadat het scannen is begonnen. (Gebruikt u echter de speciale functie "Opdr. samenst.", dan
kan de resolutie telkens wanneer u een nieuwe set originelen invoert worden gewijzigd.)
Indien [TIFF-S] voor de indeling in Internetfaxmodus is geselecteerd, kan alleen [200X100dpi] of [200X200dpi] worden
geselecteerd.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instelling Oorspronkelijke Resolutie
Hiermee wijzigt u de standaardinstelling voor de resolutie.
De bestandsindeling voor de verzending van een gescande afbeelding wordt opgegeven bij het opslaan van een
bestemming onder een sneltoets. U kunt de indeling echter op het tijdstip van verzending nog wijzigen.
1
Selecteer de scanmodus en geef het scherm beeldinstellingen weer.
(1) Selecteer de toets [Modus Wijzigen].
(2) Selecteer de modus die u wilt gebruiken.
(3) Selecteer de toets [Best.Indeling].
WEERGAVE-INSTELLINGEN (pagina 5-58)
2
Lees het weergegeven bericht en druk
op [OK].
De melding verschijnt niet in USB-geheugenmodus. Ga door
met de volgende stap.
OKVORIGE
5-71
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
3
Stel de indeling in.
Scannen in Mono2
(1) Selecteer de toets [Z/W].
(2) Selecteer de toets [Bestandstype].
(3) Selecteer het bestandstype.
Selecteer het gewenste bestandstype.
(4) Druk op de toets [VORIGE].
(5) Selecteer de toets [Compressie].
(6) Selecteer de compressiewijze.
Selecteer de gewenste compressiewijze.
OKVORIGE
OKVORIGE
(1)
(2) (5)
(4)
(3) (6)
Bestandstype Compressie
5-72
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
3
Stel de indeling in. (vervolg)
Scannen in kleur/grijstinten
(1) Selecteer de toets [Kleur/grijswaarden].
(2) Selecteer de toets [Bestandstype].
(3) Selecteer het bestandstype.
Selecteer het gewenste bestandstype.
(4) Druk op de toets [VORIGE].
(5) Selecteer de toets [Comprimeringsfactor].
(6) Selecteer de Comp.factor
Selecteer de gewenste compressiefactor.
Een hoge compressie resulteert in een kleiner
bestandsformaat; de beeldkwaliteit gaat echter wel licht
achteruit.
De toets [Programma] verschijnt niet in USB-geheugenmodus.
De indelinginstelling voor de modus [Z/W] is de bestandsindeling die wordt gebruikt als u op de toets [STARTEN
ZWART-WIT] drukt terwijl de Z/W-modus is ingesteld op [Mono2].
De indelinginstelling voor de modus [Kleur/grs.] is de bestandsindeling die wordt gebruikt als u op de toets
[STARTEN KLEUR] drukt, of op de toets [STARTEN ZWART-WIT] terwijl de Z/W-modus is ingesteld op
[Grijstinten].
Het bestandstype van de modus [Z/W] en het bestandstype van de modus [Kleur/grs.] zijn gekoppeld. Het
bestandstype kan niet voor elke modus apart worden ingesteld. (Wanneer [JPEG] is geselecteerd voor de modus
[Kleur/grs.], wordt [TIFF] automatisch geselecteerd voor de modus [Z/W].)
OKVORIGE
OKVORIGE
(1)
(2) (5)
(4)
(3) (6)
Bestandstype Comprimeringsfactor
5-73
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
4
Wijzig het aantal pagina's per bestand
door het aantal pagina's in te voeren en
sluit het instellen van de indeling.
(1) Selecteer de toets [Bestandstype].
(2) Schakel het selectievakje [Één pagina per
bestand] in op .
Het aantal kan ook worden gewijzigd door de
getalsweergave te selecteren en op de toets [OK] te
drukken.
(3) Stel het aantal pagina's per bestand in met
de toetsen .
(4) Selecteer de toets [Basismenu].
Als er geen vinkje verschijnt in het selectievakje [Één pagina per bestand] , dan is er één bestand gecreëerd
voor alle gescande pagina's.
Als [Één pagina per bestand] is geselecteerd, wordt er aan de gemaakte bestandsnamen een opeenvolgend
nummer toegevoegd.
Indien [JPEG] is geselecteerd als bestandstype, wordt er voor elke pagina een bestand gecreëerd (er kan geen
bestand worden gemaakt voor meerdere pagina's). Daarom wordt het selectievakje [Één pagina per bestand] niet
weergegeven.
Bij selectie van "PDF versl." verschijnt er een invoerscherm voor het wachtwoord als op de toets [START] wordt gedrukt om
het scannen en verzenden te starten.
Selecteer de toets [Invoer] op het weergegeven scherm om het toetsenbordscherm weer te geven. Voer het wachtwoord in
(maximaal 32 tekens) en selecteer de toets [OK]. Het scannen en verzenden begint.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instelling Oorspronkelijke Bestandsindeling (alleen webpagina)
Hiermee stelt u het standaard bestandstype in voor scannerverzending.
OK
VORIGE
OKVORIGE
(1)
(2)
(4)(3)
5-74
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
De indeling wijzigen (Internetfaxmodus)
De bestandsindeling voor het zenden van een Internetfax staat normaal gesproken ingesteld op [TIFF-F]. Als de
Internetfaxmachine op de bestemming de volledige modus niet ondersteunt (de machine ondersteunt slechts de
eenvoudige modus), volg dan de onderstaande stappen om [TIFF-S] te selecteren.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Schakel over naar de internetfaxmodus en geef het scherm indelingsinstellingen
weer.
(1) Selecteer de toets [Modus Wijzigen].
(2) Selecteer de toets [Internetfax].
(3) Selecteer de toets [Best.Indeling].
WEERGAVE-INSTELLINGEN (pagina 5-58)
2
Selecteer de bestandsindeling.
(1) Selecteer de toets [Bestandstype].
(2) Selecteer de bestandsindeling.
(3) Selecteer de toets [Compressie].
(4) Selecteer de compressiewijze.
Als u [TIFF-F] selecteert, selecteert u de
compressiemodus.
(5) Selecteer de toets [Basismenu].
Als [TIFF-S] is geselecteerd, gelden de volgende verzendbeperkingen:
Resolutie: De selecties zijn [200X100dpi] en [200X200dpi]. Indien [TIFF-S] wordt geselecteerd nadat [200X400dpi],
[400X400dpi] of [600X600dpi] is geselecteerd, wordt de resolutie automatisch gewijzigd naar
[200X200dpi].
Verzendformaa: Altijd A4 (8-1/2" x 11") in liggende stand. Indien [TIFF-S] wordt geselecteerd na wijziging van het
verzendformaat, wordt het verzendformaat automatisch gewijzigd naar A4 (8-1/2" x 11") in liggende
stand. Indien een groter formaat dan A4 (8-1/2" x 11") wordt gescand, wordt het formaat automatisch
verkleind naar A4 (8-1/2" x 11") in liggende stand. Wanneer deze bestandsindeling wordt opgenomen in
een rondzendtransmissie, wordt de afbeelding naar alle bestemmingen verzonden op A4 (8-1/2" x 11"R)
in liggende stand.
Spec. Functies: Wanneer een ratio-instelling is geselecteerd en een origineelformaat is opgegeven, Kaart Formaat niet
gebruiken.
Systeeminstellingen (Beheerder): Compressie instel. (alleen webpagina)
Dit wordt gebruikt om de standaard compressiemodus voor Internetfaxverzending in te stellen.
OKVORIGE
(1)
(4)(2)
(3) (5)
Bestandstype Compressie
5-75
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
KLEURENMODUS WIJZIGEN
Met deze procedure wordt de kleurenmodus waarmee het origineel wordt gescand gewijzigd wanneer op [STARTEN
KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT] wordt gedrukt.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
Deze functie kan niet worden gebruikt in de modus Internetfax.
Starttoets Modus Scanmethode
Toets [STARTEN
KLEUR]
Automatisch
De machine neemt waar of een origineel in kleur of zwartwit is en
selecteert automatisch scannen in kleur of in zwartwit (Mono2 of
grijstinten).
Meerkleuren
Het origineel wordt gescand in kleur. Deze modus is ideaal voor originelen
in kleur, zoals een catalogus.
Toets [STARTEN
ZWART-WIT]
Mono
De kleuren van het origineel worden gescand in zwart of wit. Deze modus
is ideaal voor originelen met alleen tekst.
Grijstinten
De kleuren in het origineel worden gescand in zwart/wit in gradaties van
grijs (grijsschaal).
1
Selecteer de scanmodus en geef het scherm kleurmodusinstellingen weer.
(1) Selecteer de toets [Modus Wijzigen].
(2) Selecteer de modus die u wilt gebruiken.
(3) Selecteer de toets [Kleurmodus].
WEERGAVE-INSTELLINGEN (pagina 5-58)
5-76
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
2
Selecteer de kleurenmodus.
(1) Selecteer de toets [Kleurmodus].
(2) Selecteer de te gebruiken modustoets
wanneer u op de toets [STARTEN KLEUR]
drukt.
U kunt selecteren of zwart-witscannen plaatsvindt in
Mono 2 of grijstinten wanneer [Automatisch] is
geselecteerd en u een zwart-witorigineel scant. Als de
bestandsindeling is ingesteld op JPEG zal er in grijstinten
worden gescand.
Selecteer de Z/W-modus.
(1) Selecteer de toets [Z/W-modus].
(2) Selecteer de te gebruiken modustoets
wanneer u op de toets [STARTEN
ZWART-WIT] drukt.
Systeeminstellingen (Beheerder): Standaardinstellingen kleurmodus (alleen webpagina)
De standaard kleurenmodus kan worden gewijzigd.
Systeeminstellingen (Beheerder): Wijzigen Z/W-instelling in automodus uitschakelen (alleen webpagina)
De instelling voor het scannen van een zwart-witorigineel die wordt weergegeven wanneer [Automatisch] is geselecteerd
voor de kleurenmodus kan niet worden gekozen.
OKVORIGE
OKVORIGE
(1)
(2)
OKVORIGE
OKVORIGE
(1)
(2)
5-77
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
Dit gedeelte gaat over speciale functies die kunnen worden gebruikt voor de scanverzendmodus.
SPECIALE FUNCTIES
Als de toets [Speciale Functies] wordt geselecteerd op het basisscherm, verschijnt het menuscherm voor de speciale
functies. Het menu speciale functies bestaat uit drie schermen. Selecteer de toets om tussen de drie schermen te
schakelen. Wanneer de toets [Basismenu] wordt geselecteerd in het scherm speciale functies, worden de
geselecteerde instellingen ingevoerd en verschijnt het basisscherm opnieuw.
Internetfaxmodus (pagina 5-78)
Scanmodus, USB-geheugenmodus, gegevensinvoermodus
(1) Toets [Functieoverzicht]*
1
Selecteer dit om de instellingen voor speciale
functies te controleren.
(2) Toets [Programma]*
2,
3
SCANBEWERKINGEN OPSLAAN (Programma's)
(pagina 5-79)
(3) Toets [Timer]*
2
AFBEELDING OP EEN OPGEGEVEN TIJDSTIP
VERZENDEN (Timer verzending) (pagina 5-83)
(4) Toets [Kaart Formaat]
BEIDE ZIJDEN VAN EEN KAART OP ÉÉN PAGINA
SCANNEN (KAART FORMAAT) (pagina 5-85)
(5) Selectievakje [Scan adreskrt.]*
4
VISITEKAARTEN SCANNEN (Scannen adreskaart)
(pagina 5-88)
(6) Selectievakje [Langz. scanm.]
DUNNE ORIGINELEN SCANNEN (Langzame
scanmodus) (pagina 5-89)
(7) Toets [Wissen]
WISSEN VAN SCHADUWRANDEN OP EEN
AFBEELDING (Wissen) (pagina 5-91)
(8) Selectievakje [Opdr. samenst.]
VEEL ORIGINELEN INEENS SCANNEN (Opdracht
Samenstellen) (pagina 5-94)
(9) Toets [Achtergrond-Onderdrukking]
FLETSE KLEUREN OP DE AFBEELDING OP
LATEN LICHTEN (Achtergrond-Onderdrukking)
(pagina 5-96)
*1
Als er geen speciale functie is ingeschakeld, kan dit niet geselecteerd worden.
*2 Verschijnt niet in USB-geheugenmodus.
*3 Verschijnt niet in gegevensinvoermodus.
*4 Om deze functie te kunnen gebruiken moet de optionele toevoer visitekaarten zijn aangebracht en "Instelling
scannen adreskaart" moet zijn ingeschakeld in de systeeminstellingen (beheerder).
SPECIALE FUNCTIES
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
(7)
(8)
(9)
5-78
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
Internetfaxmodus
De hieronder verklaarde speciale functie kan alleen worden gebruikt in Internetfaxmodus. De andere speciale functies
zijn dezelfde als die verklaard in "Scanmodus, USB-geheugenmodus, gegevensinvoermodus" (pagina 5-77).
(1) Toets [Transmissie Rapport]
AFDRUKINSTELLINGEN VOOR HET
TRANSMISSIERAPPORT WIJZIGEN
(Transmissierapport) (pagina 5-98)
(1)
U kunt speciale functies doorgaans combineren met andere speciale functies. Enkele combinaties zijn echter niet mogelijk.
Als u een niet-toegestane combinatie selecteert, verschijnt er een melding op het display.
5-79
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
SCANBEWERKINGEN OPSLAAN
(Programma's)
Bestemming, instellingen voor een origineel en functies kunnen in een programma worden opgeslagen. Als u deze
instellingen wilt gebruiken om een afbelding te verzenden, kunnen zij gemakkelijk worden opgeroepen.
In het onderstaande voorbeeld moeten elke maand documenten van A4 (8-1/2" x 11") formaat naar een bestand worden
gescand en naar elk filiaal worden verzonden.
(1) Dezelfde documenten worden naar elk filiaal gestuurd
(2) Vegen op de randen van de documenten worden vóór verzending gewist
Indien geen werkprogramma is opgeslagen Indien een werkprogramma is opgeslagen
Voer het e-mailadres van elk filiaal in.
Selecteer de wis-instellingen.
Druk op [START].
De originelen worden gescand en verzonden.
Selecteer een toets met een opgeslagen programma.
Druk op [START].
De originelen worden gescand en verzonden.
Het kost elke maand veel tijd om de documenten te verzenden
omdat bovenstaande instellingen moeten worden.
Bovendien kunnen er soms fouten worden gemaakt bij het
selecteren van de instellingen, zodat verkeerde verzendingen
als resultaat.
Met behulp van een programma worden instellingen met een
simpele selectern op de opgeslagen toets geselecteerd.
Bovendien vindt de verzending plaats volgens de opgeslagen
instellingen. Er is dus geen kans op fouten.
5-80
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
WERKPROGRAMMA
Als u regelmatig dezelfde instellingen en/of functies gebruikt voor dezelfde bestemming of bestemmingen, kunt u deze
instellingen en bestemmingen opslaan en een programma. Zo kunt u de instellingen en bestemmingen die u wilt
selecteren eenvoudig openen via dit programma.
Een werkprogramma opslaan
Programma's kunnen worden opgeslagen, bewerkt en verwijderd in [Werkprogramma] > [Beeld verzenden] in het
webpaginamenu.
(1) Toets [Toevoegen]
Gebruik deze toets om een nieuw programma toe te
voegen.
(2) Lijstweergave
Hiermee wordt een lijst van de opgeslagen programma's
weergegeven. U kunt een programma selecteren om het
scherm voor bewerking of verwijdering voor dit
programma te openen.
Selecteer de toets [Toevoegen] op het weergegeven scherm om het registratiescherm weer te geven. Er kunnen 48
programma's worden opgeslagen.
Raadpleeg "Instellingen" (pagina 5-81) voor meer informatie.
(1) (2)
Instellingen voor timer kunnen niet in het programma worden opgenomen.
Er moet ten minste een one-touch-toets worden gespecificeerd in een programma, anders kan het programma niet worden
opgeslagen.
U kunt het programma ook opslaan op de webpagina's. Klik op [Werkprogramma] en dan [Beeld verzenden] op het
webpaginamenu.
De in een programma opgeslagen instellingen worden vastgehouden, ook nadat het programma is gebruikt voor
verzending. Dezelfde instellingen kunnen herhaaldelijk worden gebruikt voor verzending.
De volgende instellingen kunnen in een programma worden opgeslagen.
Modus Beeld verzenden: Scannen, Internetfax
Bestemmingen
Weergave-instellingen:Scanformaat origineel, afdrukstand origineel, dubbelzijdig scannen, belichting, resolutie
Speciale functies:Wissen, Achtergrond-Onderdrukking, Opdracht Samenstel., Langzame scanmodus, Scannen
adreskaart
Er kunnen 500 bestemmingen in één programma worden opgeslagen.
5-81
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
Werkprogramma's wijzigen en wissen
U kunt een programma selecteren op het weergegeven scherm om een scherm voor bewerking voor dit programma te
openen.
Verwijder een programma door het selectievakje naast het programma te selecteren en dan [Wissen].
Raadpleeg de volgende tabel voor meer informatie.
Instellingen
SCANNEN MET BEHULP VAN EEN PROGRAMMA
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
Item Beschrijving
Programmanummer
Stel het aan het programma toe te wijzen nummer in. Het laagst beschikbare nummer
wordt automatisch ingevoerd. Om een nummer te wijzigen, voert u een nummer één van
01 tot 48. Een nummer dat al is opgeslagen kan niet worden gebruikt.
Programmanaam Voer een naam voor de programmanaam in (maximaal 36 tekens).
Voorwaarde-Instellingen Hiermee geeft u instelschermen voor elke modus weer.
Modus Wijzigen
Selecteer de modus die u wilt gebruiken (Internetfax, scanner, kopiëren, etc.). Het
display schakelt over naar het basischerm van de gekozen modus.
Adresinstelling
Hiermee geeft u het instelscherm voor adressen weer.
Selecteer het/de in het programma te gebruiken adres(sen) van het adresboek. Er
kunnen 500 bestemmingen in één programma worden opgeslagen.
Modusinstellingen
Vaak gebruikte instellingen kunnen op dezelfde manier worden opgeslagen als
wanneer zij voor een modus worden geselecteerd.
Deze functie kan niet worden gebruikt in de USB-geheugenmodus of gegevensinvoermodus.
1
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de lade van de automatische origineelinvoer of op de glasplaat in overeenstemming met de functies die
in het programma zijn opgeslagen.
Als het origineel afwijkt van de instelling van het formaat, stel dan het formaat van het origineel in.
SCANFORMAAT ORIGINEEL EN VERZENDFORMAAT OPGEVEN (pagina 5-61)
2
Speciale functies selecteren.
(1) Selecteer de toets [Spec. Functies].
(2) Selecteer de toets [Programma].
SPECIALE FUNCTIES (pagina 5-77)
3
Roep het opgeslagen programma op.
Selecteer de gewenste programmatoets.
OKVORIGE
Program 1
Program 2
Program 3
Program 4
Program 5
5-82
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
4
Selecteer de aanvullende instellingen.
Bij gebruik van een programma kunnen de volgende
instellingen extra worden opgegeven:
Weergave-instellingen: scanformaat origineel*,
bestandindeling, kleurmodus
Verzendinstellingen
Speciale functies: Timer-verzending, Kaart Formaat,
Transmissie Rapport
* Indien in dit programma opgeslagen, kan het niet extra
worden opgegeven.
Welk scherm verschijnt hangt af van de bestemming die is opgeslagen in het programma.
U kunt de modus hier niet wijzigen.
Functies die in het programma zijn opgeslagen kunnen hier niet worden geannuleerd.
5
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT].
Het scannen begint.
Als u de pagina's van het origineel in de documentinvoer hebt geplaatst, worden alle pagina's gescand.
Er klinkt een pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
Als u het origineel op de glasplaat scant, moet u pagina voor pagina scannen.
Plaats het volgende origineel na afloop van het scannen en druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN
ZWART-WIT]. Herhaal dit tot alle pagina's zijn gescand en selecteer dan de toets [Lezen Klaar].
Er klinkt een pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ) om de bewerking te annuleren.
5-83
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
AFBEELDING OP EEN OPGEGEVEN
TIJDSTIP VERZENDEN (Timer verzending)
Met deze functie kunt u een tijdstip opgeven waarop een verzending of rondzendopdracht automatisch moet
plaatsvinden. Verzending begint automatisch op de opgegeven tijd.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
Houd de stroomschakelaar in de "aan"-stand als er een timerverzending is opgeslagen. Als de stroomschakelaar op het
opgegeven tijdstip in de "uit"-stand staat, vindt er geen verzending plaats.
Bij het uitvoeren van een timerverzending moet u het origineel scannen naar het geheugen bij het instellen van de
verzending. U kunt het document niet in de automatische origineelinvoer of op de glasplaat achterlaten en het pas laten
scannen op het moment van verzending.
Instellingen voor een timerverzending (belichting, resolutie, speciale functies enz.) worden na afloop van de verzending
automatisch gewist.
Deze functie kan niet worden gebruikt in de USB-geheugenmodus.
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Als het origineel afwijkt van de instelling van het formaat, stel dan het formaat van het origineel in.
SCANFORMAAT ORIGINEEL EN VERZENDFORMAAT OPGEVEN (pagina 5-61)
2
Geef de bestemming op.
BESTEMMINGEN INVOEREN (pagina 5-22)
3
Speciale functies selecteren.
(1) Selecteer de toets [Modus Wijzigen].
(2) Selecteer de modus die u wilt gebruiken.
(3) Selecteer de toets [Spec. Functies].
(4) Selecteer de toets [Timer].
SPECIALE FUNCTIES (pagina 5-77)
Stel een verzending
in voor 20.00 uur
Om 20.00 uur begint de
verzending automatisch
5-84
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
4
Stel de tijd in met de toetsen .
(1) Geef de dag op.
Wilt u geen dag opgeven, selecteer dan [---]. In dat geval
begint de verzending zodra de bij (2) opgegeven tijd
aanbreekt.
(2) Geef de tijd op (uur, minuut)
Selecteer de tijd in 24-uursindeling.
Het is ook mogelijk om een cijferweergavetoets te
selecteren om de instelling met de cijfertoetsen te
wijzigen.
(3) Selecteer de toets [Basismenu].
Als dit scherm wordt geopend, geeft de instelling de huidige tijd aan. Is de tijd niet correct, druk dan op [ALLES WISSEN]
( ) om de bewerking te annuleren. Corrigeer de tijd in de systeeminstellingen en voer dan de procedure voor de
timerverzending uit.
DATUM EN TIJD CONTROLEREN (pagina 5-5)
5
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT].
Het scannen begint.
Als u de pagina's van het origineel in de documentinvoer hebt geplaatst, worden alle pagina's gescand.
Er klinkt een pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
Als u het origineel op de glasplaat scant, moet u pagina voor pagina scannen.
Plaats het volgende origineel na afloop van het scannen en druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN
ZWART-WIT]. Herhaal dit tot alle pagina's zijn gescand en selecteer dan de toets [Lezen Klaar].
Er klinkt een pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
Betreft het een bestemming voor Internetfax, druk dan op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Het origineel wordt gescand naar het geheugen. Het origineel kan niet op het opgegeven tijdstip worden gescand.
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ) om de bewerking te annuleren.
De tijd kan uiterlijk een week van tevoren worden ingesteld.
Er kunnen tot 94 timerverzendingen ineens worden opgeslagen.
Als er nog een verzending wordt uitgevoerd op het opgegeven tijdstip, begint de timerverzending zodra die verzending is voltooid.
Andere verzendingen kunnen gewoon worden uitgevoerd als er een timerverzending is opgeslagen.
Een timerverzending kan in het opdrachtstatusscherm worden gewist.
Als een timerverzending in het opdrachtstatusscherm prioriteit krijgt, wordt de opgegeven tijd geannuleerd. De verzending
wordt uitgevoerd zodra de opdracht in uitvoering is voltooid.
PRIORITEIT TOEKENNEN AAN EEN SCANVERZENDOPDRACHT (pagina 5-107)
Een timer verzending annuleren...
Selecteer de toets [Annuleren] op het scherm van stap 4.
OKVORIGE
OKVORIGE
(1)
(2)
(3)
5-85
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
BEIDE ZIJDEN VAN EEN KAART OP ÉÉN
PAGINA SCANNEN (KAART FORMAAT)
Met deze functie kunt u de voor- en achterkant van een kaart verzenden als één pagina. U hoeft dan niet elke zijde
afzonderlijk te verzenden.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
Bij gebruik van kaart formaat moet het origineel op de glasplaat worden geplaatst.
Indien u de USB-geheugenmodus gebruikt, sluit het USB-geheugen dan op de machine aan voordat u onderstaande
procedure uitvoert.
1
Plaats het origineel met de voorzijde
naar onderen op de glasplaat.
2
Geef de bestemming op.
BESTEMMINGEN INVOEREN (pagina 5-22)
Bij scannen naar USB-geheugen hoeft de bestemming niet te worden opgegeven. Ga naar stap 3.
3
Speciale functies selecteren.
(1) Selecteer de toets [Modus Wijzigen].
(2) Selecteer de modus die u wilt gebruiken.
(3) Selecteer de toets [Spec. Functies].
(4) Selecteer de toets [Kaart Formaat].
SPECIALE FUNCTIES (pagina 5-77)
Verzending
Voorzijde
Achterzijde
Gescande afbeelding
Originelen
5-86
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
4
Geef het formaat van het origineel op.
(1) Voer het formaat van het origineel in.
Selecteer de cijferweergavetoets voor X (breedte) en
voer de breedte in.
Selecteer de cijferweergavetoets voor Y (hoogte) en
voer de hoogte in.
(A) Selecteer de toets [Formaat Herstellen] om het
origineelformaat weer op het standaardformaat in te
stellen.
(B) Schakel het selectievakje [Passend om te zenden] in
om de afbeelding automatisch te verkleinen of
vergroten tot het verzendformaat. Als u op het
formaat van het ingevoerde origineel wilt scannen,
hoeft u het selectievakje niet in te schakelen.
(2) Selecteer de toets [Basismenu].
U kunt het getal ook met de toetsen wijzigen.
Het verzendformaat wordt automatisch geselecteerd op basis van het ingevoerde formaat origineel.
Na het selecteren van kaart scannen, kunt u het scan- en het verzendformaat wijzigen via de toetsen [Scanformaat]
en [Verzendformaat] op het basisscherm. In dit geval verschijnt het scherm van deze stap op het instelscherm voor
het scanformaat. Raadpleeg "Het verzendformaat van de afbeelding opgeven" (pagina 5-65) voor de procedure
voor het instellen van het verzendformaat.
5
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT] om de voorzijde
van de kaart te scannen.
Betreft het een bestemming voor Internetfax, druk dan op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ) om de bewerking te annuleren.
6
Draai de kaart om en druk op [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT] om
de achterzijde van de kaart te scannen.
Gebruik voor de voor- en achterzijde dezelfde [START] toets.
Voordat u de achterkant van de kaart scant, kunt u de toets [Configureren] selecteren op het display om de belichting
te wijzigen.
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ) om de bewerking te annuleren.
OKVORIGE
(A)
(1)
(2)
(B)
X
Y
5-87
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
7
Selecteer de toets [Lezen Klaar].
Als u doorgaat met het scannen van extra kaarten, kunt u de toets [Configureren] selecteren om belichting, resolutie,
scanformaat en verzendformaat te wijzigen.
De ratio kan niet worden opgegeven en "Instelling Verzenden Draaiing" kan niet worden geselecteerd.
Kaart Formaat annuleren...
Selecteer de toets [Annuleren] op het scherm van stap 4.
OKVORIGE
5-88
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
VISITEKAARTEN SCANNEN
(Scannen adreskaart)
Er kunnen meerdere visitekaartjes tegelijk worden gescand en verzonden.
Om deze functie te kunnen gebruiken moet de toevoer visitekaarten zijn aangebracht op de automatische
documentinvoer en "Instelling scannen adreskaart" moet zijn ingeschakeld in de systeeminstellingen (beheerder). Zie
"TOEVOER VISITEKAARTEN" in "VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT" (pagina 1-55) voor de bevestigingswijze.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Plaats de visitekaarten.
2
Geef de bestemming op.
BESTEMMINGEN INVOEREN (pagina 5-22)
3
Speciale functies selecteren.
(1) Selecteer de toets [Modus Wijzigen].
(2) Selecteer de modus die u wilt gebruiken.
(3) Selecteer de toets [Spec. Functies].
(4) Selecteer de toets [Scan adreskrt.].
Lees het weergegeven bericht en druk dan op [OK].
SPECIALE FUNCTIES (pagina 5-77)
4
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT].
Het scannen begint. Er klinkt een pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ) om de bewerking te annuleren.
Deze functie kan niet worden gebruikt als het scanformaat in numerieke waarden is opgegeven.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instelling scannen adreskaart (alleen webpagina)
Geef op of u de functie Scannen adreskaart wilt gebruiken.
5-89
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
DUNNE ORIGINELEN SCANNEN
(Langzame scanmodus)
Gebruik deze functie wanneer u dunne originelen wilt scannen met behulp van de automatische documentinvoerlade.
Deze functie helpt voorkomen dat dunne originelen in het apparaat vastlopen.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
Indien u de USB-geheugenmodus gebruikt, sluit het USB-geheugen dan op de machine aan voordat u onderstaande
procedure uitvoert.
1
Steek de originelen met de voorzijde
naar boven in de lade van de
origineelinvoer.
Stel de origineelgeleiders voorzichtig af.
Als het origineel afwijkt van de instelling van het formaat, stel
dan het formaat van het origineel in.
SCANFORMAAT ORIGINEEL EN VERZENDFORMAAT
OPGEVEN (pagina 5-61)
Als de originelen met teveel kracht worden ingebracht, kunnen ze kreuken en vastlopen.
2
Geef de bestemming op.
BESTEMMINGEN INVOEREN (pagina 5-22)
Bij scannen naar USB-geheugen hoeft de bestemming niet te worden opgegeven. Ga naar stap 3.
3
Speciale functies selecteren.
(1) Selecteer de toets [Modus Wijzigen].
(2) Selecteer de modus die u wilt gebruiken.
(3) Selecteer de toets [Spec. Functies].
SPECIALE FUNCTIES (pagina 5-77)
D
C
B
A
D
C
B
A
5-90
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
4
Selecteer de langzame scanmodus.
(1) Schakel het selectievakje [Langz. scanm.] in
op
.
(2) Selecteer de toets [Basismenu].
5
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT].
Het scannen begint. Er klinkt een pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
Betreft het een bestemming voor Internetfax, druk dan op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ) om de bewerking te annuleren.
Bij selectie van deze functie kan niet automatisch 2-zijdig worden gescand.
De Langzame scanmodus annuleren...
Schakel het selectievakje [Langz. scanm.] in op het scherm van stap 4.
Systeeminstellingen (Beheerder): Invoermodus origineel (alleen webpagina)
Hiermee wordt altijd op langzame snelheid gescand.
OKVORIGE
(1)
(2)
5-91
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
WISSEN VAN SCHADUWRANDEN OP EEN AFBEELDING
(Wissen)
Deze wisfunctie wordt gebruikt om schaduwen op kopieën vanaf boeken of andere dikke originelen te wissen. (Deze functie
neemt geen schaduwen waar en zal alles uit het wisgedeelte verwijderen, inclusief schaduwen, tekst en afbeeldingen.)
Scannen van een dik boek
Wisfuncties
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
Hier vormen zich schaduwranden
Zonder de wisfunctie Met de wisfunctie
Schaduwranden op de
afbeelding.
Geen schaduwranden.
Schaduwranden van het origineel kunnen ook bij gebruik van de automatische origineelinvoer worden gewist.
Indien u de USB-geheugenmodus gebruikt, sluit het USB-geheugen dan op de machine aan voordat u onderstaande procedure uitvoert.
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Als het origineel afwijkt van de instelling van het formaat, stel dan het formaat van het origineel in.
SCANFORMAAT ORIGINEEL EN VERZENDFORMAAT OPGEVEN (pagina 5-61)
2
Geef de bestemming op.
BESTEMMINGEN INVOEREN (pagina 5-22)
Bij scannen naar USB-geheugen hoeft de bestemming niet te worden opgegeven. Ga naar stap 3.
3
Speciale functies selecteren.
(1) Selecteer de toets [Modus Wijzigen].
(2) Selecteer de modus die u wilt gebruiken.
(3) Selecteer de toets [Spec. Functies].
(4) Selecteer de toets [Wissen].
SPECIALE FUNCTIES (pagina 5-77)
Zijkant wissen Rand Wissen
5-92
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
4
Selecteer de wisinstellingen.
Als [Wissen] wordt geselecteerd
(1) Selecteer de toets [Wissen].
(2) Stel de wisbreedte in.
Selecteer de weergave van het aantal en druk op [OK]. Er
verschijnt een invoerscherm voor het aantal. Voer het
gewenste aantal met de cijfertoetsen in en kies [OK] in het
scherm voor het invoeren van het aantal.
Er kan 0 mm t/m 20 mm (0" t/m 1") worden ingevoerd.
U kunt het aantal ook met de toetsen wijzigen.
(3) Selecteer de toets [Basismenu].
Als [Zijkant wissen] wordt geselecteerd
(1) Selecteer de toets [Zijkant wissen].
(2) Stel de zijden in die gewist moeten worden.
Schakel de selectievakjes in van de zijden die u wilt
wissen.
(3)
Selecteer de toets [Wis positie voor zijde 2
origineel
(4) Stel de wisrand aan de achterzijde in.
Als u tweezijdig scant, stel dan de te wissen rand in op de
achterzijde.
Als u de toets [Zelfde zijde als zijde 1] selecteert, zal de
rand die in dezelfde positie ligt als op de voorzijde
worden gewist.
Als u de toets [Andere zijde dan zijde 1] selecteert, zal
de rand die in de tegenovergestelde positie ligt als op
gewiste rand op de voorzijde worden gewist.
(5) Druk op de toets [VORIGE].
(6) Stel de wisbreedte in.
Selecteer de weergave van het aantal en druk op [OK]. Er
verschijnt een invoerscherm voor het aantal. Voer het
gewenste aantal met de cijfertoetsen in en kies [OK] in het
scherm voor het invoeren van het aantal.
Er kan 0 mm t/m 20 mm (0" t/m 1") worden ingevoerd.
U kunt het aantal ook met de toetsen wijzigen.
(7) Selecteer de toets [Basismenu].
OKVORIGE
(2)(1)
(3)
OKVORIGE
OKVORIGE
OKVORIGE
OKVORIGE
OKVORIGE
(1)
(2)
(4)
(6)
(7)
(5)
(3)
5-93
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
5
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT].
Het scannen begint.
Als u de pagina's van het origineel in de documentinvoer hebt geplaatst, worden alle pagina's gescand.
Er klinkt een pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
Als u het origineel op de glasplaat scant, moet u pagina voor pagina scannen.
Als een pagina is gescand, vervang deze dan door de volgende pagina en druk op de toets [STARTEN KLEUR] of
[STARTEN ZWART-WIT]. Herhaal dit tot alle pagina's zijn gescand en selecteer dan de toets [Lezen Klaar].
Er klinkt een pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
Betreft het een bestemming voor Internetfax, druk dan op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ) om de bewerking te annuleren.
Bij gebruik van de wisfunctie wordt het wissen uitgevoerd bij de randen van de originele afbeelding. Werkt u tevens met
verkleinen of vergroten, dan wordt de te wissen breedte in samenhang met de geselecteerde ratio aangepast. Als de
wisbreedte bijvoorbeeld 20 mm (1") is en de afbeelding tot 50% wordt verkleind, wordt de wisbreedte met op 10 mm (1/2")
verkleind.
Wisinstelling annuleren
Selecteer de toets [Annuleren] op het scherm van stap 4.
Systeeminstellingen (Beheerder): Standaardbreedte Van Wisstrook Instellen
De standaardinstelling voor de wisbreedte is gekoppeld aan de systeeminstelling van de kopieerfunctie en kan variëren
0 mm tot 20 mm (0" tot 1"). De fabrieksinstelling is 10 mm (1/2").
5-94
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
VEEL ORIGINELEN INEENS SCANNEN
(Opdracht Samenstellen)
Met deze functie kunt u een zending die bestaat uit een groot aantal originelen opsplitsen in sets, elke set scannen met
behulp van de automatische origineelinvoer en alle pagina's versturen en één enkele verzending. Gebruik deze functie
als u meer originelen wilt scannen dan het maximum aantal vellen dat in één keer in de automatische origineelinvoer
kan worden geplaatst.
Als u in sets verdeelde originelen scant, scan dan eerst de set die de eerste pagina bevat. De instellingen die u voor de
eerste set kiest kunnen worden gebruikt voor de overige sets.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
U kunt maximaal 999 pagina's scannen. Denk eraan dat wanneer het geheugen wordt gebruikt voor andere opdrachten, u
minder pagina's kunnen scannen.
Indien u de USB-geheugenmodus gebruikt, sluit het USB-geheugen dan op de machine aan voordat u onderstaande
procedure uitvoert.
1
Steek de originelen met de voorzijde naar
boven in de lade van de origineelinvoer.
Steek de originelen helemaal in de lade van de origineelinvoer.
In de origineelinvoerlade kunnen meerdere originelen worden
geplaatst. De stapel originelen mag niet hoger zijn dan de
indicatiestreep op de lade.
Als het origineel afwijkt van de instelling van het formaat, stel
dan het formaat van het origineel in.
SCANFORMAAT ORIGINEEL EN VERZENDFORMAAT
OPGEVEN (pagina 5-61)
2
Geef de bestemming op.
BESTEMMINGEN INVOEREN (pagina 5-22)
Bij scannen naar USB-geheugen hoeft de bestemming niet te worden opgegeven. Ga naar stap 3.
3
Speciale functies selecteren.
(1) Selecteer de toets [Modus Wijzigen].
(2) Selecteer de modus die u wilt gebruiken.
(3) Selecteer de toets [Spec. Functies].
SPECIALE FUNCTIES (pagina 5-77)
1
101
1
1
Originelen
worden in aparte
sets gescand
Originelen
Verzending
Markeerstreep
5-95
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
4
Selecteer de modus opdracht
samenstellen.
(1) Schakel het selectievakje [Opdracht
Samenstel.] in op
.
(2) Selecteer de toets [Basismenu].
5
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT] om de eerste set
originelen te scannen.
Betreft het een bestemming voor Internetfax, druk dan op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ) om de bewerking te annuleren.
6
Breng de volgende set originelen in en druk op de toets [STARTEN KLEUR] of
[STARTEN ZWART-WIT].
Druk op de [START] toets die u hebt gebruikt in stap 5.
Herhaal dit tot alle originelen zijn gescand.
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ) om de bewerking te annuleren. Alle gescande data wordt gewist.
7
Selecteer de toets [Lezen Klaar].
Als er gedurende één minuut geen actie wordt ondernomen nadat het bevestigingsscherm is verschenen, wordt het
scannen automatisch gestopt en wordt de verzending gereserveerd.
De toets [Configureren] kan worden geselecteerd om belichting, resolutie, scanformaat en verzendformaat voor
elke gescande pagina van de originelen te wijzigen.
Als het geheugen tijdens het scannen vol raakt, verschijnt een bericht en wordt de verzending geannuleerd.
De functie opdracht samenstellen annuleren
Schakel het selectievakje [Opdracht Samenstel.] in op het scherm van stap 4.
OKVORIGE
(2)
(1)
OKVORIGE
5-96
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
FLETSE KLEUREN OP DE AFBEELDING OP
LATEN LICHTEN
(Achtergrond-Onderdrukking)
Met deze functie worden lichte achtergronden onderdrukt.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
Deze functie kan niet worden gebruikt in de modus Internetfax.
Indien u de USB-geheugenmodus gebruikt, sluit het USB-geheugen dan op de machine aan voordat u onderstaande
procedure uitvoert.
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Als het origineel afwijkt van de instelling van het formaat, stel dan het formaat van het origineel in.
SCANFORMAAT ORIGINEEL EN VERZENDFORMAAT OPGEVEN (pagina 5-61)
2
Geef de bestemming op.
BESTEMMINGEN INVOEREN (pagina 5-22)
Bij scannen naar USB-geheugen hoeft de bestemming niet te worden opgegeven. Ga naar stap 3.
3
Speciale functies selecteren.
(1) Selecteer de toets [Modus Wijzigen].
(2) Selecteer de modus die u wilt gebruiken.
(3) Selecteer de toets [Spec. Functies].
(4) Selecteer de toets [Achtergrond-Onderdrukking].
Lees het weergegeven bericht en druk dan op [OK].
SPECIALE FUNCTIES (pagina 5-77)
De helderheid waarbij
onderdrukking wordt
uitgevoerd, kan worden
aangepast.
Niveau [+]
Niveau [-]
5-97
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
4
Selecteer de instelling voor
achtergrond-onderdrukking.
(1) Pas het niveau van
achtergrond-onderdrukking aan.
Selecteer de toets [+] en druk op [OK] om alleen lichte
achtergronden te onderdrukken.
Selecteer de toets [-] en druk op [OK] om lichte tot
donkere achtergronden te onderdrukken.
(2) Selecteer de toets [Basismenu].
5
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN ZWART-WIT].
Het scannen begint.
Als u de pagina's van het origineel in de documentinvoer hebt geplaatst, worden alle pagina's gescand.
Er klinkt een pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
Als u het origineel op de glasplaat scant, moet u pagina voor pagina scannen.
Plaats het volgende origineel na afloop van het scannen en druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN
ZWART-WIT]. Herhaal dit tot alle pagina's zijn gescand en selecteer dan de toets [Lezen Klaar].
Er klinkt een pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
Als de kleurenmodus van de toets [STARTEN ZWART-WIT] is ingesteld op [Mono], werkt de functie achtergrond
onderdrukken niet als op de toets [STARTEN ZWART-WIT] wordt gedrukt.
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ) om de bewerking te annuleren.
De instelling achtergrond-onderdrukking annuleren
Selecteer de toets [Annuleren] op het scherm van stap 4.
OKVORIGE
(1)
(2)
5-98
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
AFDRUKINSTELLINGEN VOOR HET
TRANSMISSIERAPPORT WIJZIGEN
(Transmissierapport)
Er wordt automatisch een rapport afgedrukt om u te waarschuwen wanneer een Internetfaxtransmissie mislukt of er een
rondzendopdracht wordt uitgevoerd. In het transmissierapport staat een beschrijving van de verzending (datum,
starttijd, naam andere partij, vereiste tijd, aantal pagina's, status, enz.).
INFORMATIE IN DE STATUSKOLOM (pagina 5-108)
Transmissierapporten worden op basis van ingestelde voorwaarden in de systeeminstellingen afgedrukt, u kunt echter
wel tijdelijk andere voorwaarden voor een transmissie selecteren. Volg onderstaande stappen om de
afdrukvoorwaarden voor het transmissierapport op het moment van verzenden te wijzigen.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
Deze functie kan niet worden gebruikt in scanmodus, USB-geheugenmodus of gegevensinvoermodus.
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Als het origineel afwijkt van de instelling van het formaat, stel dan het formaat van het origineel in.
SCANFORMAAT ORIGINEEL EN VERZENDFORMAAT OPGEVEN (pagina 5-61)
2
Geef de bestemming op.
BESTEMMINGEN INVOEREN (pagina 5-22)
3
Speciale functies selecteren.
(1) Selecteer de toets [Modus Wijzigen].
(2) Selecteer de toets [Internetfax].
(3) Selecteer de toets [Spec. Functies].
(4) Selecteer de toets [TRapporto Di Transazione].
SPECIALE FUNCTIES (pagina 5-77)
5-99
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
4
Selecteer afdrukvoorwaarden.
(1) Selecteer de afdrukvoorwaarden.
(2) Selecteer de toets [Basismenu].
De afdrukvoorwaarden voor een transmissierapport zijn de volgende:
"Altijd Afdrukken":Of een verzending nu slaagt of mislukt, er wordt altijd een transmissierapport afgedrukt.
"Afdrukken bij fouten":Wanneer een verzending mislukt, wordt er een transmissierapport afgedrukt.
"Niet afdrukken":Geen transmissierapport afdrukken.
Als het selectievakje [Beeld Van Origineel Afdrukken] wordt geselecteerd, wordt een deel van het verzonden
origineel opgenomen in het transmissierapport.
5
Druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT].
Het scannen begint.
Als u de pagina's van het origineel in de documentinvoer hebt geplaatst, worden alle pagina's gescand.
Er klinkt een pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
Als u het origineel op de glasplaat scant, moet u pagina voor pagina scannen.
Plaats het volgende origineel na afloop van het scannen en druk op de toets [STARTEN ZWART-WIT]. Herhaal dit tot alle
pagina's zijn gescand en selecteer dan de toets [Lezen Klaar].
Er klinkt een pieptoon ten teken dat het scannen is voltooid.
Om het scannen te annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ) om de bewerking te annuleren.
Voor rondzendtransmissies gelden wijzigingen in de afdrukvoorwaarden van het transmissierapport voor alle bestemmingen.
Als u de instelling voor het transmissierapport wilt annuleren...
Selecteer de toets [Annuleren] op het scherm van stap 4.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instelling Afdrukken Transactierapport (alleen webpagina)
Hiermee worden de afdrukvoorwaarden voor afdruktransacties ingesteld.
De standaard fabrieksinstelling is .
Enkele Verzending:Volledig Rapport Afdrukken/ /Geen Afgedrukt Rapport
Distribueren: /Alleen Foutrapport Afdrukken/Geen Afgedrukt Rapport
Ontvangen: Volledig Rapport Afdrukken/Alleen Foutrapport Afdrukken
Systeeminstellingen (Beheerder): Origineel afdrukken op transactierapport (alleen webpagina)
Hiermee wordt een deel van het verzonden origineel op het transmissierapport afgedrukt.
OKVORIGE
(1)
(2)
Alleen Foutrapport Afdrukken
Volledig Rapport Afdrukken
Geen Afgedrukt Rapport
5-100
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
In dit gedeelte leggen we uit hoe u de status van gereserveerde (ingeplande) verzendopdrachten en ontvangen
internetfaxen kunt controleren.
OPDRACHTSTATUSSCHERM
Het scherm opdrachtstatus verschijnt wanneer u op de toets [OPDRACHT STATUS] op het bedieningspaneel drukt. Het
opdrachtstatusscherm geeft de status van opdrachten per modus weer. Als u op de toets [OPDRACHT STATUS] drukt,
wordt het opdrachtstatusscherm weergegeven van de modus die u gebruikte voordat u op de toets drukte.
Gereserveerde verzendingen en ontvangen Internetfaxen worden hier beschouwd als opdrachten oftewel taken.
Voorbeeld: Scanmodus selecteren
STATUS VAN
VERZEND/ONTVANGSTOPDRACHTEN
CONTROLEREN
AAA AAA
BBB BBB
CCC CCC
DDD DDD
EEE EEE
Rondzenden
Wachten
Wachten
Wachten
Wachten
Wachten
Verbinden
OPDRACHT STATUS
5-101
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
SCHERM OPDRACHTWACHTRIJ EN SCHERM
UITGEVOERDE OPDRACHTEN
Het opdrachtstatusscherm bestaat uit twee schermen: het scherm opdrachtwachtrij waarin gereserveerde opdrachten
en de opdracht in uitvoering worden weergegeven, en het scherm uitgevoerde opdrachten. Wissel tussen de twee
schermen door onderstaande selectietoets (2) van het opdrachtstatusscherm te selecteren.
Scherm Opdrachtwachtrij Scherm Voltooid
(1) Modus Wijzigen-toetsen ( )
Selecteer deze toetsen om de schermmodus van de
opdrachtstatus te wisselen.
(2) Selectietoetsen van opdrachtstatusscherm ( )
Selecteer deze toetsen om te wisselen tussen het
scherm opdrachtwachtrij en het scherm uitgevoerde
opdrachten.
(3) Scherm Opdrachtwachtrij
Opdrachten worden weergegeven als toetsen op
volgorde van reservering. Elke toets toont informatie over
de opdracht en de huidige status.
Weergave opdrachttoetsen (pagina 5-102)
(4) Scherm uitgevoerde opdrachten
Dit scherm geeft maximaal 99 uitgevoerde verzend- of
ontvangstopdrachten weer voor elke modus. Er wordt
een opdrachtbeschrijving en resultaat (de status)
weergegeven.
Een rondzendtransmissie en ontvangen doorgestuurde
internetfaxopdrachten worden als toets weergegeven.
Verbinden
Wachten
Wachten
Wachten
Wachten
Wachten
0123456789
AAA AAA
CCC CCC
Rondzenden0001
Rondzenden0001
AAA AAA
BBB BBB
CCC CCC
DDD DDD
EEE EEE
Rondzenden0001
10:05 04/01 000/004
10:22 04/01 000/004
10:30 04/01 000/010
10:33 04/01 000/010
10:40 04/01 000/010
10:00 04/01 020/003
Verzenden OK
NG000000
Verzenden OK
NG000000
Verzenden OK
NG000000
AAA AAA
BBB BBB
CCC CCC
DDD DDD
EEE EEE
Rondzenden
(1)
(2)
(1)
(2)
(3)
(4)
5-102
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
Weergave opdrachttoetsen
Op de toetsen voor de opdrachtwachtrij en uitgevoerde opdrachten op het opdrachtstatusscherm wordt de volgende
informatie weergegeven.
Direct SMTP-informatie wordt ook in internetfax verzend/ontvangstinformatie opgenomen.
(1)
Geeft het nummer (de positie) aan van de opdracht in de
wachtrij.
Als de momenteel verzonden opdracht is voltooid, schuift
de opdracht een positie omhoog in de wachtrij.
Het nummer verschijnt niet op de lijsten van het scherm
met uitgevoerde opdrachten.
(2) Moduspictogram
Dit geeft het type opdracht aan. In het scherm voor
voltooide opdrachten verschijnt naast het pictogram een
kleurenbalk die aangeeft of de taak werd uitgevoerd in
kleur of zwart-wit.
(3) Naam van communicatiepartner (adres)
Voor een verzending, naam en adres van de bestemming.
Voor een ontvangst, adres van de afzender.
Bij een distributieverzending wordt "Distribueren" samen
met een distributiecontrolenummer (4 cijfers)
weergegeven.
(4) Tijd van reservering/Starttijd
In het scherm opdrachtwachtrij, de datum en tijd waarop
de opdracht werd gereserveerd. In het scherm
uitgevoerde opdrachten, de datum en tijd waarop de
opdracht werd gestart.
(5) Aantal pagina's
Geeft het aantal verzonden pagina's/totaal aantal
pagina's originelen aan.
(6) Status
Geeft de opdrachtstatus weer.
Opdracht in uitvoering
Opdracht die wacht op uitvoering
AAA AAA
10:22 04/01
000/004
3
Wachten
(4)
(1) (2) (3)
(5) (6)
Pictogram Opdrachttype
Scannen naar E-mail
Scannen naar FTP
Scannen naar netwerkmap
Scannen naar desktop
Verzending Internetfax
Ontvangst Internetfax
Verzending PC-I-Fax
Distributieverzending of inkomende
routing
Metadataverzending
Weergave Status
"Verbinden" Verbinden met de bestemming.
"Verzenden" Verzenden van data.
"Ontvangen" Ontvangst van een Internetfax.
"Gestopt" De opdracht is gestopt.
"Fout" Tijdens het uitvoeren van de
opdracht heeft zich een fout
voorgedaan.
Weergave Status
"Wachten" Opdracht wacht op uitvoering.
"Herhaalmodus"
Opdracht wordt nogmaals
uitgevoerd vanwege een
communicatiefout of ander
probleem.
"Wacht Rapp." Er is een Internetfax verzonden
waarvoor een ontvangstrapport
is aangevraagd, en de machine
wacht op het ontvangstrapport.
Weergave van
datum en tijd
Timerverzendopdrsacht (de
opgegeven tijd wordt
weergegeven)
5-103
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
Uitgevoerde opdracht
Weergave Status
"Verzenden
OK"
Verzending is voltooid.
"In Geheugen" Er is een Internetfax ontvangen
maar nog niet afgedrukt.
"Ontvangen" Een ontvangen internetfax is
afgedrukt of verwijderd van het
scherm afbeeldingscontrole.
"Doorstuur
OK"
Een ontvangen Internetfax is
doorgestuurd.
"Gestopt" De opdracht werd gestopt.
"Aantal
succesvolle
verzendbe-
stemmingen/
Totaal aantal
bestemmingen
OK"
Voltooiing van een
distributieverzending of
inkomende routing bewerking.
Indien verzending van
3 bestemmingen uit een totaal
van 5 succesvol is verlopen,
verschijnt "003/005 OK".
"Geen antwrd." Er is een fout opgetreden omdat
er geen antwoord kwam van de
bestemming.
"OK-rapport" Er was een ontvangstrapport
gevraagd voor een verzending,
de verzending is normaal
verlopen en het ontvangstrapport
is ontvangen van de bestemming.
"Foutrapport" Er was een ontvangstrapport
gevraagd voor een verzending,
de verzending is echter niet
correct verlopen en er is een
rapport ontvangen dat de
verzending is mislukt.
"Geen Rapp." U hebt een e-mail afgedrukt
zonder bijlage en afdrukken was
dus niet mogelijk.
"Ontvangen" Er is een e-mail ontvangen, maar
het bijgesloten bestand was geen
TIFF-F-bestand of er was geen
bijgesloten bestand, afdrukken
was daarom niet mogelijk.
"Geweigerd" Er werd een Internetfax
gezonden door een geblokkeerde
afzender.
"NGxxxxxx" De verzending/ontvangst faalde
omdat er een communicatiefout is
opgetreden (er verschijnt een
6-cijferige foutcode in xxxxxx).
"Fout" Tijdens het uitvoeren van de
opdracht heeft zich een fout
voorgedaan.
5-104
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
VOORTGANG WANNEER EEN OPDRACHT UIT DE
WACHTRIJ IS UITGEVOERD
Een normale verzendopdracht die wordt voltooid gaat over naar het scherm uitgevoerde opdrachten en in de
statuskolom verschijnt "Verzenden OK".
Ontvangen Internetfaxen, timerverzendopdrachten en doorstuuropdrachten worden in het scherm opdrachtstatus op de
hieronder beschreven wijze afgehandeld.
Internetfax-ontvangsttaken
Als er een Internetfax wordt ontvangen, verschijnt "Ontvangen".
Als de ontvangst is voltooid, gaat de taak over naar het scherm uitgevoerde opdrachten en verschijnt "In Geheugen".
Als het afdrukken is voltooid, wijzigt de status in "Afgedrukt"en is de opdracht voltooid.
Timerverzendopdrachten
Een timerverzendopdracht verschijnt onder in de wachtrij tot de aangegeven tijd is bereikt.
Op de aangegeven tijd wordt de opdracht uitgevoerd. Als er nog een andere opdracht in uitvoering is, wordt de
timeropdracht gestart zodra de andere opdracht is voltooid.
Internetfax-verzendopdrachten waarvoor een ontvangstrapport is
gevraagd
Na uitvoering van een Internetfax-verzendopdracht (uitgezonderd Direct SMTP-opdrachten) waarvoor een
ontvangstrapport is aangevraagd, wordt de opdracht stand-by onder in het scherm opdrachtwachtrij geplaatst. In de
statuskolom verschijnt "Wacht Rapp.". Als het rapport wordt ontvangen van de bestemming, of als het rapport niet
binnen de time-outtijd wordt ontvangen, gaat de opdracht over naar het scherm uitgevoerde opdrachten.
Ontvangsttaken met "Instelling voor inkomende routing" ingeschakeld
Als "Instelling voor inkomende routing" zijn ingeschakeld, worden ontvangsttaken als volgt afgehandeld, afhankelijk van
de afdrukinstelling.
ONTVANGEN INTERNETFAXEN NAAR EEN NETWERKADRES DOORSTUREN (Instelling voor inkomende routing) (pagina
5-114)
Ontvangen internetfax wordt niet afgedrukt
Tijdens de ontvangst van de internetfax verschijnt "Ontvangen". Als de ontvangst is voltooid, gaat de taak over naar
de opdrachtwachtrij van het scherm opdrachtstatus van de scanmodus.
Ontvangen internetfax wordt afgedrukt
Als de ontvangst is voltooid, gaat de taak over naar het scherm uitgevoerde opdrachten en verschijnt "In Geheugen".
Als het afdrukken is voltooid, wijzigt de status in "Afgedrukt"en is de opdracht voltooid. Bovendien wordt de opdracht
toegevoegd aan het eind van de wachtrij van het opdrachtstatusscherm van de scanfunctie. Wanneer het doorsturen
van ontvangen internetfaxen is voltooid, verschijnt "Doorstuur OK".
5-105
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
UITGEVOERDE OPDRACHTEN CONTROLEREN
U kunt een lijst controleren met bestemmingen, de bestemmingen waarvan de verzending is mislukt, en andere
uitgebreide informatie over voltooide rondzendopdrachten en ontvangen doorgestuurde internetfaxopdrachten.
Selecteer toets van de opdracht waarover u informatie wilt weergeven in het scherm uitgevoerde opdrachten en
selecteer de toets [Details]. Het scherm met opdrachtdetails verschijnt (zie hieronder).
De naam van de opdracht wordt boven in het scherm met opdrachtdetails weergegeven.
Bekijk details over de opdracht door een van toetsen met de toetsen te selecteren en druk op [OK]. De
volgende informatie wordt op elk scherm weergegeven.
* Opnieuw bellen is niet mogelijk bij een distributieverzending waarin een adres voor Scannen naar FTP, Scannen naar
netwerkmap, of Scannen naar desktop is inbegrepen.
Tabnaam Weergegeven informatie
Mislukt Toont informatie over adressen waarvoor communicatie is mislukt.
Adres: Adresnaam of nummer
Starttijd: Tijd waarop de communicatie begon
Status: Beschrijving van de storing (fout)
Met [Nogmaals] kunt u proberen de verzending opnieuw naar dat adres te sturen.*
Alle Bestemm. Toont alle adressen die zijn opgegeven voor de opdracht.
Adres: Adresnaam of nummer
Starttijd: Tijd waarop de communicatie begon
Status: Resultaat communicatie
Met [Nogmaals] kunt u de verzending opnieuw naar alle adressen sturen.*
AAA AAA
Nogmaals
5-106
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
STOPPEN VAN EEN SCANOPDRACHT DIE
WORDT VERZONDEN OF WACHT OP
VERZENDING
Volg onderstaande stappen om een opdracht te stoppen die momenteel wordt verzonden of op verzending wacht.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Druk op de toets [OPDRACHT STATUS].
2
Selecteer de opdracht die u wilt stoppen.
(1) Schakel over naar de modus van de
opdracht die u wilt stoppen.
Selecteer met de toetsen of en druk op
[OK]. De modus verandert telkens wanneer u op de toets
[OK] drukt.
(2) Selecteer de te stoppen opdracht.
(3) Selecteer [Stop./Wis.] op het weergegeven
scherm.
3
Selecteer de toets [Ja].
Als u de geselecteerde opdracht niet wilt stoppen
Selecteer de toets [Nee].
Het afdrukken van een ontvangen Internetfax kan niet worden gestopt.
OPDRACHT STATU
OKVORIGE
Verbinden
AAA AAA
BBB BBB
CCC CCC
DDD DDD
EEE EEE
Rondzenden
Wachten
Wachten
Wachten
Wachten
Wachten
(1)
(2)
OKVORIGE
AAA AAA
5-107
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
PRIORITEIT TOEKENNEN AAN EEN
SCANVERZENDOPDRACHT
Als er meerdere opdrachten wachten op verzending, worden de opdrachten normaal gesproken op volgorde van
reservering verzonden. Mocht het nodig zijn om een opdracht voorrang te verlenen boven andere opdrachten, ga dan
als volgt te werk.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Druk op de toets [OPDRACHT STATUS].
2
Selecteer de opdracht die u prioriteit wilt
geven.
(1) Schakel over naar de modus van de
opdracht die prioriteit moet krijgen.
Selecteer met de toetsen of en druk op
[OK]. De modus verandert telkens wanneer u op de toets
[OK] drukt.
(2) Selecteer de opdracht die prioriteit moet
krijgen.
(3) Selecteer [Prioriteit] op het weergegeven
scherm.
De geselecteerde opdracht schuift op naar de eerste
positie volgend op de opdracht in uitvoering. De opdracht
wordt uitgevoerd zodra de opdracht in uitvoering is
voltooid.
OPDRACHT STATU
OKVORIGE
Verbinden
AAA AAA
BBB BBB
CCC CCC
DDD DDD
EEE EEE
Rondzenden
Wachten
Wachten
Wachten
Wachten
Wachten
(1)
(2)
5-108
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
ACTIVITEITENLOGBOEK VAN
INTERNETFAX CONTROLEREN
(Activiteitenrapport Beeld Verzenden)
ACTIVITEITENRAPPORT BEELD VERZENDEN
U kunt de machine een logboek laten afdrukken van recente beeldverzendingsactiviteiten (datum, naam, naam andere
partij, vereiste tijd, resultaat, enz.). Het Activiteitenrapport Beeld Verzenden bevat nuttige informatie over bijvoorbeeld
het soort fouten dat zich voordoet.
De laatste 200 transacties worden in het rapport opgenomen.
U kunt zorgen dat het Activiteitenrapport Beeld Verzenden telkens bij het bereiken van een aantal van 201 transacties
wordt afgedrukt, of op een aangegeven tijdstip (slechts eenmaal per dag).
INFORMATIE IN DE STATUSKOLOM
Foutsoorten en andere informatie worden afgedrukt in de statuskolom van transmissie- en activiteitsrapporten. Als er
een transmissie- of activiteitsrapport is afgedrukt, controleer de resultaten van de transactie dan in de statuskolom en
neem desgewenst maatregelen.
Voorbeelden van berichten die in de statuskolom worden afgedrukt
De inhoud van het Activiteitenrapport Beeld Verzenden wordt gewist als het rapport is afgedrukt, en kan dus niet opnieuw
worden afgedrukt.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instelling Afdrukken Activiteitenrapport (alleen webpagina)
Hiermee worden de afdrukvoorwaarden voor activiteitsrapporten ingesteld. De standaard fabrieksinstelling is niet afdrukken.
U kunt zorgen dat het Activiteitenrapport Beeld Verzenden telkens bij het bereiken van 201 transacties wordt afgedrukt, of op
een aangegeven tijdstip (slechts eenmaal per dag).
Bericht Uitleg
OK De transactie is normaal verlopen.
OK-RAPPORT Er was een ontvangstrapport gevraagd voor een verzending, de verzending is normaal verlopen
en het ontvangstrapport is ontvangen van de bestemming.
ANNULEREN Een verzending is tijdens de uitvoering gestopt, of een gereserveerde verzendopdracht werd
geannuleerd.
GEHEUGEN VOL Het geheugen is vol geraakt tijdens de ontvangst.
GEWEIGERD Er werd een Internetfax gezonden door een geblokkeerde afzender.
FOUTRAPPORT Er was een ontvangstrapport gevraagd voor een verzending, de verzending is echter niet correct
verlopen en er is een rapport ontvangen dat de verzending is mislukt.
GEEN RAPP. Er was een ontvangstrapport gevraagd voor een verzending, er is echter geen rapport ontvangen
binnen de time-outtijd.
LIMIET Transmissie was niet mogelijk omdat het bestandsformaat de limietinstelling van de machine voor
het bestandsformaat overschreed.
ONTVANGEN Er is een e-mail ontvangen, maar het bijgesloten bestand was geen TIFF-F-bestand of er was
geen bijgesloten bestand, afdrukken was daarom niet mogelijk.
FOUT xx (xxxx) De transactie is wegens een communicatiefout mislukt.
Eerste twee cijfers van communicatiefoutnummer: Foutcode van 00 tot 99.
Laatste vier cijfers van communicatiefoutnummer: Code voor gebruik door onderhoudstechnici.
5-109
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
Dit gedeelte legt de basisprocedures uit voor het ontvangen van internetfaxberichten.
INTERNETFAX ONTVANGEN
De functie Internetfax legt regelmatig* contact met de mailserver (POP3-server) en controleert of er al dan niet faxen via
internet zijn ontvangen. Als er faxberichten zijn ontvangen, worden de faxen automatisch opgeroepen en afgedrukt.
*De standaardinstelling is eens per vijf minuten.
INTERNETFAX ONTVANGSTFUNCTIES
Houd de stroomschakelaar in de "aan"-stand als er 's nachts faxen worden ontvangen.
1
Internetfaxen worden automatisch
ontvangen.
Er klinkt een pieptoon wanneer de ontvangst klaar is.
2
De Internetfaxberichten worden
automatisch afgedrukt.
Als het papier uit de machine op is of er is geen papier meer dat overeenkomt met het formaat van de ontvangen fax,
verschijnt er een melding op het display. Volgt de instructies in de melding om het juiste papierformaat te laden.
Systeeminstellingen: Faxdata Ontv/ Doorsturen (pagina 6-16)
Als er niet kan worden afgedrukt omdat het papier of de toner van de machine is opgeraakt, kunnen Internetfaxen naar een eerder
opgeslagen Internetfaxmachine worden doorgestuurd.
Systeeminstellingen (Beheerder): I-Fax Standaardinstellingen
Deze instellingen worden gebruikt om te selecteren hoe ontvangen faxen worden afgehandeld als de toets [AAN] ( ) "uit" staat (de
stroomschakelaar is "aan"), het volume van de pieptoon na afloop van de ontvangst en of e-mailberichten al dan niet afgedrukt worden.
Systeeminstellingen (Beheerder): I-Fax Ontvangstinstellingen (alleen webpagina)
U kunt instellingen met betrekking tot internetfaxontvangst configureren, zoals de interval voor het controleren van ontvangen faxen,
duplexontvangst, automatisch verkleinen en het opslaan van toegestane/afgewezen ontvangstadressen.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instelling toestaan/weigeren van mail of domeinnaam (alleen webpagina)
Deze instelling wordt gebruikt om faxontvangst van opgeslagen adressen en domeinen te blokkeren of te accepteren.
Systeeminstellingen (Beheerder): Ontvangstdatum/-tijd afdrukken
Selecteer hiermee of de datum en tijd van ontvangst moeten worden toegevoegd bij het afdrukken van een ontvangen afbeelding.
Pieptoon
5-110
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
HANDMATIG INTERNETFAXEN ONTVANGEN
Als u de interval voor het controleren op ontvangen faxen wat te lang vindt en u direct wilt controleren, kunt u de
ontvangst handmatig starten.
Selecteer de toets [Handmatige RX] om verbinding te maken met de mailserver en ontvangen faxen op te roepen.
Als geen POP3-serverinstellingen zijn geconfigureerd op de webpagina's, wordt de toets [Handmatige RX] grijs
weergegeven zodat u deze niet kunt selecteren.
Systeeminstellingen: Faxdata Ontv/ Doorsturen (pagina 6-16)
Deze functie wordt gebruikt om de toets [Handmatige RX] te verbergen die in het basisscherm van de modus Internetfax
wordt weergegeven. Als de toets [Handmatige RX] verborgen is, wordt handmatige ontvangst geactiveerd door de toets
[Start Ontvangst] op het scherm dat verschijnt te selecteren als "Faxgegevens Ontv/Doorsturen" – "I-Faxinstellingen" wordt
geselecteerd.
OKVORIGE
Handmatige RX
5-111
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
EEN FAX MET WACHTWOORDBEVEILIGING
AFDRUKKEN (Instelling vasthouden
ontvangen afdrukgegevens)
De optie "Instelling vasthouden ontvangen afdrukgegevens" in de systeeminstellingen (beheerder) kan worden
ingeschakeld om faxen in het geheugen te ontvangen zonder ze af te drukken. Om faxen af te drukken moet een
wachtwoord worden ingevoerd. Als deze functie is ingeschakeld, verschijnt een invoerscherm voor het wachtwoord op
het display wanneer een Internetfax wordt ontvangen.
Zodra het eerder ingestelde 4-cijferige wachtwoord is ingevoerd met de cijfertoetsen, begint het afdrukken.
Als de toets [Annuleren] wordt geselecteerd, sluit het invoerscherm voor het wachtwoord; gaat echter knipperen op
het display ten teken dat er opgeslagen gegevens zijn. Open het invoerscherm voor het wachtwoord opnieuw door de
toets [Data-hold] te selecteren en van modus te wisselen.
Wanneer "Instelling beeldcontrole ontvangen data" (alleen webpagina) in de systeeminstellingen (beheerder) is
ingeschakeld, kan een wachtwoord worden ingevoerd om het scherm met de lijst ontvangstgegevens weer te geven. Als
u een afbeelding wilt controleren voor het afdrukken, vervolg dan met stap 2 op de volgende pagina.
De ontvangen faxen worden in het geheugen vastgehouden ongeacht of ze automatisch of handmatig zijn ontvangen.
Als "Faxdata Ontv/Doorsturen" in de systeeminstellingen wordt geactiveerd om ontvangen faxberichten naar een andere
machine door te sturen, zullen faxberichten die in het geheugen bewaard zijn, ook worden doorgestuurd. Op dat moment
verschijnt hetzelfde wachtwoordinvoerscherm als voor het afdrukken. Er wordt niet doorgestuurd voordat het wachtwoord
is ingevoerd.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instelling vasthouden ontvangen afdrukgegevens
Schakel deze instelling in om faxen te ontvangen in het geheugen zonder deze af te drukken. Via deze instelling kunt u ook
het wachtwoord programmeren dat moet worden ingevoerd om de faxen af te drukken.
OKVORIGE
5-112
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
DE AFBEELDING VOOR HET AFDRUKKEN
CONTROLEREN
Wanneer "Instelling beeldcontrole ontvangen data" (alleen webpagina) in de systeeminstellingen (beheerder) is
ingeschakeld*, kunt u een ontvangen afbeelding op het display controleren voordat u hem afdrukt. Als deze functie is
ingeschakeld, volg dan onderstaande stappen om een ontvangen afbeelding af te drukken.
* De standaard fabrieksinstelling is uitgeschakeld.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Als een afbeelding wordt ontvangen,
verschijnt een bevestigingsvraag.
Selecteer de toets [Ja].
Als dit bericht verschijnt terwijl u bezig bent met het
configureren van de instellingen van een bepaald type en u
selecteert de toets [Ja], worden de instellingen die u aan het
configureren bent geannuleerd. Als dit bericht in een andere
modus verschijnt, keert u na het controleren van de afbeelding
terug naar het basisscherm van de verzendmodus.
2
Selecteer de ontvangen afbeelding
(1) Selecteer de toets van de ontvangen
afbeelding die u wilt controleren.
Er kunnen meerdere ontvangen afbeeldingen worden
gecontroleerd.
(2) Selecteer de toets [Beeldcontrole].
Wis een geselecteerde afbeelding door de toets [Wissen]
te selecteren. Print een geselecteerde afbeelding door de
toets [Afdrukken] te selecteren.
3
Controleer de ontvangen afbeelding en
selecteer dan de toets [Afdrukken].
Het afdrukken begint.
Zie voor meer informatie over het scherm afbeeldingscontrole,
"SCHERM AFBEELDINGSCONTROLE" (pagina 5-113).
Als het scherm van stap 1 verschijnt terwijl u bezig bent met het configureren van de instellingen van een functie in de
instelschermen, worden de geconfigureerde instellingen geannuleerd als u de afbeelding weergeeft. Na het bekijken van de
afbeelding keert u terug naar het basisscherm van de verzendmodus, ongeacht de modus waarin u zich eerder bevond.
Systeeminstellingen (Beheerder): Inst. beeldcontrole ontvangen gegevens (alleen webpagina)
Gebruik dit om aan te geven of een ontvangen fax al dan niet moet worden weergegeven voor het afdrukken.
OKVORIGE
OKVORIGE
0123456789
BBB BBB
9876543210
0612345678
CCC CCC
DDD DDD 04/04/2010
04/04/2010
04/04/2010
04/04/2010
04/04/2010
04/04/2010
Gecontr.
Nt gecontr.
Nt gecontr.
Nt gecontr.
Nt gecontr.
Nt gecontr.
(1) (2)
OKVORIGE
Volg./Vorige
[Terug]: Terugker.
Afdrukken
5-113
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
SCHERM AFBEELDINGSCONTROLE
In dit gedeelte wordt het scherm afbeeldingscontrole uitgelegd.
(1) Informatieweergave
Hier wordt informatie over de weergegeven afbeelding
getoond.
(2) Voorvertoning
Er verschijnt een afbeelding van de geselecteerde
ontvangen afbeeldingen.
Als de afbeelding wordt afgesneden, selecteer dan
aan de rechter- en onderkant van het
beeld om te scrollen.
(3) Toets [Afdrukken]
Selecteer deze toets om met afdrukken te beginnen.
(4) Paginawijzigingstoetsen
Als er meerdere pagina's zijn, wijzigt u met deze toetsen
van pagina.
Toetsen : Ga naar de eerste of laatste
pagina.
Toetsen : Ga naar de vorige of volgende
pagina.
Weergave paginanummer: Dit toont het totaal aantal
pagina's en het huidige
paginanummer. Selecteer
de toets voor het huidige
paginanummer en voer
met de cijfertoetsen een
getal in om naar dat
paginanummer te gaan.
(5) Zoomweergavetoets
Hiermee stelt u de zoomfactor van de weergegeven
afbeelding in. De instelling wordt op alle pagina's van het
bestand toegepast, niet alleen op de weergegeven
pagina.
(6) Toets "Draaien weergeven"
Hiermee draait de afbeelding 90 graden naar rechts of
links. De rotatie wordt op alle pagina's van het bestand
toegepast, niet alleen op de weergegeven pagina.
(7) Selectietoets afbeelding
Als er meerdere afbeeldingen zijn geselecteerd voor
voorvertoning, wijzig dan hiermee van afbeelding
(8) Hulpweergave
Geeft toetsen weer die gebruikt worden bij het uitvoeren
van een bewerking.
Afdrukken
[Terug]: Terugker.
Beeldcontrole
Volg./Vorige
AAA AAA
(1)
(4)
(3)
(5)
(6)
(7)
(8)
(2)
Een voorvertoonde afbeelding is een afdrukvoorbeeld op het display. Het zal afwijken van het eigenlijke afdrukresultaat.
5-114
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
ONTVANGEN INTERNETFAXEN NAAR EEN
NETWERKADRES DOORSTUREN
(Instelling voor inkomende routing)
Ontvangen internetfaxen kunnen automatisch naar een e-mailadres, bestandserveradres, desktopadres, of netwerkmapadres
worden doorgestuurd. Als deze functie is ingeschakeld, kunt u ook internetfaxen doorsturen zonder ze af te drukken.
INSTELLING VOOR INKOMENDE ROUTING CONFIGUREREN
Alle instellingen voor inkomende routering worden geconfigureerd in de webpagina's. Raadpleeg de Verkorte
installatiehandleiding voor de procedure om de webpagina's te openen.
Bij de volgende uitleg wordt ervan uitgegaan dat u de webpagina's met beheerderrechten hebt geopend.
Volg de onderstaande stappen om instellingen voor inkomende routing te configureren.
Wanneer faxen die met deze functie zijn doorgestuurd op de doorstuurbestemming worden afgedrukt, is het niet mogelijk om
datum en tijd van ontvangst op de faxen af te drukken. ("Afdruk ontvangstdatum en -tijd" is uitgeschakeld.)
1
De functie voor inkomende routing
inschakelen.
(1) Klik op [Toepassingsinstellingen],
[Instelling voor inkomende routing] en
vervolgens [Beheerinstellingen] in het
webpaginamenu.
(2) Selecteer [Inschakelen] in "Inkomende
routing" en klik op de toets [Indienen].
Het is mogelijk dat het voor gebruikers zonder beheerderrechten verboden is om doorstuurtabellen in dit scherm op te
slaan, te bewerken en te wissen, en dat ze niet mogen opgeven welke tabel wordt gebruikt. Om dat te doen, selecteert
u de aankruisvakjes hieronder .
Registreren van doorstuurtabel uitschakelen • Wijzigen/verwijderen van doorstuurtabel uitschakelen • Wijzigen van
doorstuurgoedkeuring uitschakelen
Wanneer inkomende routing ingeschakeld staat, kunt u ook opgeven of u al dan niet wenst dat de machine de
doorgestuurde faxen afdrukt.
Om alle ontvangen faxen te laten afdrukken voordat ze worden doorgestuurd, selecteert u "Volledig Rapport
Afdrukken" in "Instelling afdrukstijl". Om ontvangen faxen enkel te laten afdrukken wanneer ze door een fout niet
kunnen worden doorgestuurd, selecteert u "Afdrukken bij fouten".
Vergeet niet op de knop [Indienen] te drukken nadat u de instellingen hebt geconfigureerd.
Doorzenden
Ontvangen internetfax
Het apparaat
(2)
5-115
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
2
Afzenderadressen opslaan.
Als u enkel faxen van opgegeven adressen wenst door te
sturen, sla dan de gewenste afzenderadressen op.
Afzenderadressen die hier worden opgeslagen, kunnen uit een
lijst worden geselecteerd wanneer u een doorstuurtabel
opslaat.
(1) Klik op [Registratie van
afzendernummer/-adres] in het menu
[Instelling voor inkomende routing] in de
webpagina.
(2) Voer het adres in van de afzender in
"Internetfaxadres" of "Faxnummer",
naargelang wat nodig is, en klik op de linop
[Toevoegen aan lijst].
Het ingevoerde adres zal worden toegevoegd aan de lijst
"In te voeren adres".
Geef op of het adres rechtstreeks wordt ingevoerd
(maximaal 1500 tekens) of geselecteerd uit een globaal
adresboek door op de toets [Globaal Adres Zoeken] te
drukken.
Herhaal deze stap om meerdere adressen op te slaan.
(3) Wanneer u klaar bent met het toevoegen
van adressen, klikt u op de knop [Indienen].
Er kunnen maximaal 500 afzendernummers/-adressen worden opgeslagen.
Om een ingevoerd adres te wissen, selecteert u het adres in "In te voeren adres" en klikt u op de knop [Wissen].
(2)
(3)
5-116
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
3
Een doorstuurtabel opslaan.
Volg de onderstaande stappen om een doorstuurtabel op te
slaan waarin een opgegeven afzender en doorstuuradres
worden gecombineerd.
(1) Klik op [Instelling voor inkomende routing]
in het menu van de webpagina's en klik op
de toets [Toevoegen].
(2) Voer een "Tabelnaam" in.
(3) Selecteer de afzender wiens faxen zullen
worden doorgestuurd.
Om alle ontvangen faxen door te sturen, selecteert u
[Alle ontvangen gegevens doorsturen].
Om enkel de faxen door te sturen van een opgegeven
afzender, selecteert u [Ontvangen gegevens doorsturen
vanaf onder afzender], selecteert u de afzender uit de lijst
en klikt u vervolgens op de knop [Toevoegen].
(4) Selecteer het doorstuuradres.
Doorstuuradressen kunnen in het adresboek van de
machine worden geselecteerd. (Er kunnen meerdere
adressen worden geselecteerd.) Er kunnen maximaal
1000 doorstuuradressen worden opgeslagen (een
gecombineerd maximum van 100 adressen op de
bestandserver, desktop en in de netwerkmap).
(5) Selecteer de bestandsindeling.
Voor elke doorstuurtabel kan een bestandsindeling
worden ingesteld.
(6) Klik op [Indienen].
Wanneer u afzenders selecteert uit de lijst "Instelling voor afzendernummer/-adres", kunt u de [Shift]-toets of de
[Ctrl]-toets op uw toetsenbord gebruiken om meerdere afzenders te selecteren.
Er kunnen maximaal 50 doorstuurtabellen worden opgeslagen.
Als u een groep adressen als doorstuurbestemming wilt selecteren, kunt u alleen een groep selecteren die alleen
e-mailadressen bevat.
Afbeeldingen die zijn verzonden in TIFF-indeling worden in sommige ontvangstsituaties mogelijk niet goed
weergegeven. Wijzig in dat geval de bestandsindeling in PDF.
4
Te gebruiken doorstuurtabellen opgeven.
Om de functie voor inkomende routing te gebruiken, schakelt u
in de opgeslagen tabellen de doorstuurtabellen in die u wenst
te gebruiken.
(1) Klik op [Instelling voor inkomende routing]
in het webpaginamenu.
(2) Selecteer het aankruisvakje "Doorsturen
geactiveerd" van elke doorstuurtabel
die u wenst te gebruiken.
(3) Klik op [Indienen].
Om een doorstuurtabel te wissen, klikt u op het aankruisvakje naast de tabelnaam zodat het wordt geselecteerd
en klikt u op [Wissen].
(6) (4)
(3)
(2)
(5)
(3)
(2)
5-117
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
BASISPROCEDURE VOOR SCANNEN
Het is mogelijk om een scannerstuurprogramma van de bij de machine meegeleverde CD-ROM op uw pc te installeren
en vanaf uw computer een afbeelding te scannen met een toepassing die compatibel is met TWAIN*.
Scannen vanaf uw computer is erg handig voor het scannen van een enkel origineel zoals een foto, vooral als u tijdens
het scannen scaninstellingen wilt aanpassen. In tegenstelling hiermee is scannen bij de machine erg handig voor het
doorlopend scannen van meerdere originelen.
* Een interfacestandaard die wordt gebruikt voor scanners en andere invoerapparaten voor afbeeldingen. Als het
stuurprogramma voor de scanner op uw computer is geïstalleerd, kunt u alle TWAIN-compatibele toepassingen
gebruiken om afbeeldingen te scannen.
De procedure voor het scannen vanaf de "Sharpdesk"applicatie die met de machine is meegeleverd wordt als voorbeeld
hieronder uitgelegd.
[Op de machine]
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
SCANNEN VANAF EEN COMPUTER
(PC-scanmodus)
Scannen in PC-scanmodus kan alleen als het scannerstuurprogramma van de "Software CD-ROM" is geïnstalleerd met
het geEtegreerde installatieprogramma. Zie de Handleiding software-installatie voor de procedures voor het installeren
van het scannerstuurprogramma en het configureren van de instellingen.
Deze functie kan niet worden gebruikt als hij is uitgeschakeld met "Scanfunctie uitschakelen" in de systeeminstellingen
(beheerder).
De procedures voor het selecteren van het scannerstuurprogramma en het starten van het scannen zijn per
TWAIN-compatibele toepassing verschillend. Zie de handleiding of de Help van de toepassing voor meer informatie.
Als een grote afbeelding op een hoge resolutie wordt gescand, zal de hoeveelheid data erg groot zijn en duurt het scannen
lang. Zorg dat u de juiste scaninstellingen selecteert voor het origineel (tekst, foto's, enz.).
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de
invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Als het origineel afwijkt van de instelling van het formaat, stel
dan het formaat van het origineel in.
SCANFORMAAT ORIGINEEL EN VERZENDFORMAAT
OPGEVEN (pagina 5-61)
2
Overschakelen naar de PC-scanmodus.
(1) Selecteer de toets [Modus Wijzigen].
(2) Selecteer de toets [PC scan].
Als de PC-scanmodus is geselecteerd kan alleen de toets [Verlaten] op het display worden gebruikt op de machine,
andere toetsen werken niet.
5-118
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
[Op uw computer]
3
Start de TWAIN-compatibele toepassing
op uw computer en selecteer [Selecteer
Scanner] in het menu [Bestand].
4
Selecteer het scannerstuurprogramma
van de machine.
(1) Selecteer [SHARP MFP TWAIN V].
(2) Klik op de knop [Selecteren].
5
Selecteer [Afbeelding ophalen] in het
menu [Bestand].
Het stuurprogramma van de scanner geopend.
(1)
(2)
5-119
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
6
De afbeelding voorvertonen.
(1) Selecteer de locatie waar het origineel is
geplaatst.
Menu "Scanpositie":
Als het origineel enkelzijdig is en in de lade van de
origineelinvoer is geplaatst, selecteer dan [SPF
(enkelzijdig)].
Als het origineel 2-zijdig is en in de lade van de
origineelinvoer is geplaatst, selecteer dan [SPF
(dubbelzijdig - boek)] of [SPF (dubbelzijdig -
schrijfblok)] afhankelijk van of het origineel in boek- of
schrijfblokstijl is. Selecteer verder [Linkerzijde wordt
eerst ingevoerd] of [Bovenzijde wordt eerst ingevoerd]
afhankelijk van de stand van het origineel.
(2) Selecteer de scaninstellingen.
Menu "Scanmodus":
Wissel tussen "Standaard" en "Professioneel". Selecteer
in het scherm "Standaard", "Monitor", "Foto", "FAX" of
"OCR" afhankelijk van het type origineel en uw
scandoeleinden.
Als u de oorspronkelijke instellingen van een van de vier
knoppen wilt wijzigen of een resolutie of andere
geavanceerde instelling wilt selecteren, ga dan naar het
scherm "Professioneel".
Menu "Beeldgebied":
Selecteer het scangebied. U kunt een scangebied ook in
het voorvertoonvenster instellen met uw muis.
(3) Klik op de knop [Voortonen].
De afbeelding wordt voorvertoond in het stuurprogramma
van de scanner.
Herhaal stap (2) en (3) als u ontevreden bent met de
voorvertoonde afbeelding.
Als het selectievakje [Zoomvoorbeeld] wordt geselecteerd
voordat u op de knop [Voortonen] klikt, wordt het
geselecteerde gebied vergroot in het voorvertoonvenster.
Als u het vinkje verwijdert, keert de normale
voorvertoonde afbeelding terug. Indien SPF is
geselecteerd in het menu "Scanpositie", kan de functie
[Zoomvoorbeeld] niet worden gebruikt.
Klik voor meer informatie over de scaninstellingen op de knop op het voorvertoonscherm van de
afbeelding van stap 7 om Help van het scannerstuurprogramma te openen.
Als u op de knop [Voorvertonen] klikt wanneer u uit de origineelinvoerlade scant, wordt slechts één origineelpagina
gescand voor de voorvertoonde afbeelding. Als u dat origineel wilt opnemen in de scan, plaatst u het opnieuw in de
origineelinvoerlade.
(1)
(3)
(2)
5-120
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
7
Scaninstellingen selecteren terwijl u de
afbeelding bekijkt.
Knop [Roteren]:
Elke keer als op de knop wordt geklikt, draait de afbeelding 90
graden. Hiermee kunt u de stand van het origineel wijzigen
zonder dit fysiek op te hoeven pakken en opnieuw te plaatsen.
Het beeldbestand wordt gemaakt in de stand zoals
weergegeven in het voorvertoonvenster.
Knop [Beeldgrootte]:
Klik op de knop om het scangebied op te geven in cijfers. Er
kunnen pixels, millimeters of inches worden geselecteerd als
eenheid voor de numerieke waarden. Als het scangebied al
was opgegeven, dan wijzigen de ingevoerde getallen het
gebied relatief gezien vanaf de linkerbovenhoek van het
opgegeven gebied.
Knop :
Wanneer een voorbeeldafbeelding wordt weergegeven en er
geen scangebied is opgegeven., kunt u op de toets klikken
om automatisch het scangebied voor de gehele
voorbeeldafbeelding in te stellen.
Klik voor meer informatie over de scaninstellingen op de knop om Help van het
scannerstuurprogramma te openen.
Als de originelen in de lade van de origineelinvoer zijn geplaatst, wordt alleen de bovenste pagina voorvertoond. De
bovenste pagina wordt naar de uitvoerlade gezonden. Vergeet niet de voorvertoonde pagina terug te plaatsen in de
origineelinvoer voordat u opnieuw voorvertoont of scant.
8
Klik op de knop [Scannen].
Het scannen begint. De afbeelding verschijnt in uw toepassing.
Geef de gescande afbeelding een bestandsnaam en sla deze
eventueel op in de softwareapplicatie die u gebruikt.
5-121
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
[Op de machine]
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
9
Selecteer de toets [Verlaten] op het
display.
10
Selecteer de toets [Ja].
OKVORIGE
OKVORIGE
5-122
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
In dit gedeelte wordt een uitleg gegeven van metadata verzenden, dat kan worden gebruikt wanneer de
applicatie-integratiemodulekit is geïnstalleerd.
METADATAVERZENDING (Gegevensinvoer)
Wanneer de applicatie-integratiemodulekit is geïnstalleerd en een afbeeldingbestand gegenereerd voor een
scanverzending, kunnen metadata (gegevens die de kenmerken aangeven van het afbeeldingbestand en hoe het
bewerkt moet worden) worden gegenereerd op basis van vooraf opgeslagen informatie en worden verzonden als een
apart bestand. Het metadatabestand wordt gemaakt in XML-formaat. Door de metadata te linken met toepassingen
zoals documentbeheersoftware, een workflowapplicatie of een encryptieserver, kan een geperfectioneerde
documentoplossingomgeving opgebouwd worden.
Met de applicatie-integratiemodulekit kan informatie van een gegenereerd afbeeldingbestand op het display worden
ingevoerd en samen met de afbeelding als een XML-bestand worden verzonden.
METADATAVERZENDING
Metadata
(XML-bestand)
Beeldbestand
Scannen naar
desktop
Scannen naar E-mail
Scannen naar FTP
Scannen naar netwerkmap
Client-PC die Network Scanner
Tool gebruikt
Server
Faxserver,
documentbeheersoftware,
workflowapplicatie,
encryptieserver, etc.
5-123
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
VOORBEREIDINGEN VOOR
METADATAVERZENDING
VEREISTE INSTELLINGEN OP DE WEBPAGINA'S
Alle instellingen in verband met metadata worden geconfigureerd in de webpagina's. (Beheerderrechten zijn vereist.)
Als u metadatainstellingen wilt configureren, klikt u op [Toepassingsinstellingen] en vervolgens op
[metadatainstellingen] in het menu van de webpagina.
Let er bij het configureren van de instellingen op dat u metadata verzenden activeert.
Metadatasets opslaan
Sla de items (metadataset) op die geschreven worden naar het tijdens het scannen gegenereerde XML-bestand. Max.
10 metadata items kunnen in een metadataset worden geconfigureerd. Een opgeslagen metadataset kan tijdens de
verzending worden geselecteerd.
METADATA VERZENDING VOOR SCANNEN NAAR
DESKTOP
Wanneer Network Scanner Tool in zijn standaard fabrieksconfiguratie wordt gebruikt, wordt er op de computer geen
bestand gegenereerd met een nieuwe bestandnaam. Wanneer Network Scanner Tool wordt gebruikt als middel om een
metadatabestand naar een softwareapplicatie van een derde partij te verzenden, moet deze instelling uitgeschakeld
worden om kruisreferentie toe te staan tussen afbeeldingbestand en XML-bestand door middel van de door de
computer gegenereerde bestandnaam. (Wanneer de bestandnaam in [Instellingen verzenden] wordt ingesteld moet u
erop letten dat een vooraf op een computer bestaand bestand niet wordt overschreven door een verzonden bestand
met dezelfde naam. Zorg ervoor dat de bestandnaam zo wordt geconfigureerd dat naamverdubbeling niet kan optreden,
bijvoorbeeld door een unieke extensie (datum etc..) in de gegenereerde bestandnaam in te voeren. Als de
bestandnaaminstelling leeg gelaten wordt, genereert de machine automatisch een unieke bestandnaam.)
Adressen opgegeven in "Adrestype voor metadatainvoer" als een metadataset wordt opgeslagen kunnen worden
geselecteerd als verzendbestemmingen tijdens de verzending met sneltoetsen, handmatige invoer en/of globaal adresboek
zoeken. (Adressen waarvoor metadatainvoer niet is toegestaan kunnen niet als verzendbestemmingen worden opgegeven.)
Het is raadzaam Network Scanner Tool te gebruiken bij de ontvangst van metadata. Raadpleeg de Gebruikershandleiding
Network Scanner Tool (PDF-formaat) op de cd-rom "Sharpdesk/Network Scanner Utilities" voor meer informatie.
Raadpleeg de aparte handleiding Sharpdesk licentiekit voor informatie over de licentieovereenkomst en hoe de cd-rom,
die bij de applicatie-integratiemodule wordt meegeleverd, moet worden gebruikt
Het gebruik van softwareapplicaties van een derde partij
Er zijn diverse soorten softwareapplicaties van derden in omloop. Sommige applicaties starten automatisch vanuit
Network Scanner Tool, en sommige niet. Wanneer de auto-run functie van een toepassing wordt geactiveerd, start
Network Scanner Tool de toepassing door middel van de ".exe" opdracht met de bestandnaam als parameter. Normaal
wordt een toepassing tweemaal gestart, eenmaal voor het afbeeldingbestand en eenmaal voor het XML-bestand.
Bijvoorbeeld wanneer Network Scanner Tool wordt ingesteld om de toepassing "APP.EXE" te starten, worden de
volgende opdrachten toegepast als de twee bestanden "IMG.TIF" en "IMG.XML" worden ontvangen.
APP.EXE IMG.TIF
APP.EXE IMG.XML
5-124
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
METADATA VERZENDEN
Volg de stappen hieronder om een metadataset te selecteren, voer elk item in en voer een metadataverzending uit.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Schakel over naar de
gegevensinvoermodus en geef het
metadatasetscherm weer.
(1) Selecteer de toets [Modus Wijzigen].
(2) Selecteer de toets [Data-Invoer].
(3) Selecteer de toets [Metadatainvoer].
Als er geen metadatasets zijn opgeslagen, kan de toets [Data-Invoer] niet worden geselecteerd. Sla een
metadataset op in de webpagina's en voer de verzendprocedure uit.
Als een specifieke metadataset als standaardset is opgegeven, gaat u naar stap 3.
2
Een metadataset selecteren.
Selecteer de toets voor de metadataset die u wilt gebruiken.
3
De toetsen van het in de metadataset
opgeslagen item verschijnt. Selecteer
het item dat u wilt invoeren.
Als u per ongeluk de verkeerde metadataset hebt geselecteerd of een andere metadataset wilt gebruiken indien er
een standaard metadataset is ingesteld, selecteert u de toets [Metadata-Set]. Selecteer de toets [OK] op het
berichtscherm dat verschijnt. U gaat terug naar het scherm van stap 1. Metadata items die hier zijn ingevoerd worden
geannuleerd.
OKVORIGE
Metadatainvoer
(3)
(1)
OKVORIGE
Metadata 1
Metadata 3
Metadata 5
Metadata 7
Metadata 9
Metadata 2
Metadata 4
Metadata 6
Metadata 8
Metadata 10
Stel de naam in:
Metadata-Set
Annuleren
OKVORIGE
User ID
From Name
Reply To
DocumentPassword
AccessPassword
BillCode1
Stel de naam in:
Data-Invoer
Metadata-Set
Annuleren
Metadata 1
5-125
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
4
Voer het geselecteerde metadata-item in.
(1) Selecteer de toets voor de waarde die u wilt
invoeren.
Wanneer de invoerwaarden van het metadata-item in
de vorm van selecties zijn, worden deze selecties als
toetsen weergegeven. Wanneer een waarde kan
worden bewerkt, kunt u de toets [Directe Invoer]
selecteren om de waarde handmatig in te voeren.
Als het metadata item de invoer van tekst vereist,
verschijnt er een tekstinvoerscherm. Voer de vereiste
informatie in.
(2) Selecteer de toets [OK].
Als u het aantal in één keer weergegeven items op het scherm wilt wijzigen, selecteer dan de toets [Het aantal
weergegeven items wijzigen Het aantal items verandert van 6 naar 12 naar 18 items telkens wanneer u op de toets
[OK] drukt.
•Zie "TEKST INVOEREN" (pagina 1-59) in "1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT" voor de procedure voor het
invoeren van tekst.
5
Als u klaar bent met het invoeren van
alle items, selecteer dan de toets [OK].
6
Selecteer afbeeldinginstellingen en
andere instellingen en voer de
scanverzendprocedure uit.
De procedures voor het selecteren van instellingen en
uitvoeren van verzending zijn dezelfde als bij de andere
functies.
Om wijzigingen in de ingevoerde waarden aan te brengen,
selecteert u nogmaals de toets [Metadatainvoer]. Het
invoerscherm voor de geselecteerde metadataset verschijnt.
Verzending kan niet worden uitgevoerd als de tab [Data-Invoer] weergegeven wordt en er geen metadatainstellingen zijn
geconfigureerd. Voor het uitvoeren van een verzending zonder metadata schakelt u over naar een andere modus en voert
u daarna een verzending uit.
Voor het configureren van metadatainstellingen kunt u adressen in alle te gebruiken modi opgeven. Nadat
metadatainstellingen zijn geconfigureerd, kunnen alleen adressen in modi die zijn toegestaan in de geselecteerde
metadataset worden opgegeven.
Wanneer metadatainstellingen zijn geconfigureerd of een adres wordt opgegeven in de tab [Data-Invoer], is het niet
mogelijk over te schakelen naar een andere modus.
OKVORIGE
Value 1
Value 3
Value 5
Value 7
Value 9
Value 11
Value 2
Value 4
Value 6
Value 8
Value 10
Value 12
Directe Invoer
Metadata-Set
Annuleren
User ID
(2)(1)
OKVORIGE
User ID
Stel de naam in:
From Name
Reply To
DocumentPassword
AccessPassword
BillCode1
Data-Invoer
Metadata-Set
Annuleren
Metadata 1
Value 1
xxx xxx
xxx@xx.xx.com
xxx xxx
xxxxxx
xxxxxx
Metadatainvoer
5-126
SCANNER/INTERNETFAX
Inhoudsopgave
METADATAVELDEN
De volgende drie soorten metadata worden ingesloten bij het verzonden XML-bestand.
• Automatisch door de machine gegenereerde data:Deze data worden altijd ingesloten in het XML-bestand en worden
automatisch opgeslagen in uw computer.
• Vooraf gedefinieerde velden: Deze velden worden automatisch herkend door de machine en
toegewezen aan de juiste XML-tags. Deze veldtypes kunnen
worden geselecteerd en alleen ingesloten in het XML-bestand als
ze in de webpagina's zijn geactiveerd.
• Door de gebruiker gedefinieerde velden: Aangepaste velden kunnen aan het XML-bestand worden
toegevoegd . Deze veldtypes kunnen worden geselecteerd en in
de webpagina's gedefinieerd.
Als een gedefinieerd metadataveld een van de volgende velden is, verschijnt er een melding waarin staat dat het veld
niet kan worden ingevoerd. Voer de juiste informatie in het betreffende item van de verzendinstellingen in.
Ingevoerde naam in
metadataveld
Beschrijving Waar ingevoerd
fromName Naam van de gebruiker die de opdracht
verzonden heeft. Als de naam niet is
ingevoerd als metadata, wordt de door de
gebruikelijke regels voor het bepalen van een
afzendernaam bepaalde afzendernaam
toegepast als metadata.
[Antwoord naar]
(Afzendernaam van geselecteerde afzender)
replyTo E-mailadres waaraan het verzendresultaat
wordt verzonden.
[Antwoord naar]
(E-mailadres van de geselecteerde afzender)
documentSubject Opdrachtnaam die verschijnt in de
onderwerpregel van de e-mail of de
opdrachtnaam op het faxvoorblad. Wanneer
de gebruiker een [Onderwerp] invoert op het
scherm verzendinstellingen op het display,
wordt de ingevoerde waarde als metadata
toegepast.
[Onderwerp]
(Blanco tot een waarde wordt ingesteld in het
scherm verzendinstellingen.)
fileName Voer de bestandnaam in voor de te
verzenden afbeelding.
[Bestandsnaam]
(Alleen als het selectievakje [Aangepaste
bestandnamen toestaan] wordt geselecteerd
in het scherm metadatainstellingen in de
webpagina's.)
(Blanco tot een waarde wordt ingesteld in het
scherm verzendinstellingen.)
6-1
In dit hoofdstuk worden de systeeminstellingen uitgelegd, waarmee een reeks parameters wordt geconfigureerd die
bedoeld zijn om optimaal aan te sluiten op de behoeften van uw werkplek. De keuzes die momenteel voor de
instellingen zijn gemaakt, kunnen worden weergegeven of afgedrukt.
Om snel te controleren waar een instelling zich bevindt in het systeeminstellingenmenu, raadpleegt u "Menu
Systeeminstellingen (bedieningspaneel)" (pagina 6-118) of "Menu Systeeminstellingen (webpagina)" (pagina 6-119).
Lijst van systeeminstellingen op het bedieningspaneel
Zie "Lijst met Systeeminstellingen (Algemeen)" (pagina 6-7) of "Lijst met Systeeminstellingen (beheerder)" (pagina 6-17).
Lijst van systeeminstellingen op de webpagina
Zie "Lijst met Systeeminstellingen (Algemeen)" (pagina 6-42) of "Lijst met Systeeminstellingen (beheerder)" (pagina 6-56).
Voor de systeeminstellingen voor de faxfunctie
Voor het configureren van de instellingen met de machine, zie "Lijst met systeeminstellingen voor de fax (Algemeen)"
(pagina 6-97) en "Lijst met systeeminstellingen voor de fax (Beheerder)" (pagina 6-99).
Voor het configureren van de instellingen met de webpagina, zie "Lijst met systeeminstellingen voor de fax (Algemeen)"
(pagina 6-107) en "Lijst met systeeminstellingen voor de fax (Beheerder)" (pagina 6-110).
Voor de procedures voor het gebruik van het display, zie "WERKEN MET HET BEDIENINGSPANEEL" (pagina 1-9) in
"1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT".
Voor de procedures voor het gebruik van de webpagina, zie "WERKEN MET DE WEBPAGINA" (pagina 1-13) in
"1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT".
SYSTEEMINSTELLINGEN
Systeeminstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-3
De systeeminstellingen configureren . . . . . . . . . . 6-4
Algemene handelingsmethoden . . . . . . . . . . . . . . 6-5
De webserver in de machine openen . . . . . . . . . . 6-6
• De webpagina's openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-6
SYSTEEMINSTELLINGEN (ALGEMEEN)
OP HET BEDIENINGSPANEEL
Systeeminstellingen (Algemeen) openen . . . . . . . 6-7
Lijst met Systeeminstellingen (Algemeen) . . . . . . 6-8
Displaycontrast . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-10
Totale aantal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-10
• Opdrachttelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-10
• Apparatentelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-10
Standaardinstellingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-11
• Klokaanpassing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-11
• Keuze toetsenbord . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-12
Lijst afdrukken (gebruiker). . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-12
Papierlade-Instellingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-13
• Lade-instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-13
• Papiersoortregistratie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-15
• Automatisch omschakelen van laden . . . . . . . . 6-15
• Registratie aangepaste grootte (Omloop) . . . . 6-15
Faxdata Ontv/ Doorsturen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-16
• I-Faxinstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-16
Controle USB-apparaat. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-16
SYSTEEMINSTELLINGEN (BEHEERDER)
OP HET BEDIENINGSPANEEL
Systeeminstellingen (beheerder) openen. . . . . . 6-17
Wanneer Gebruikersauthenticatie niet is ingeschakeld
. . . 6-17
Wanneer Gebruikersauthenticatie is ingeschakeld . . .
. . . 6-18
Lijst met Systeeminstellingen (beheerder). . . . . 6-20
Energiebesparing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-26
Bedieningsinstellingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-27
• Overige instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-27
• Weergavepatroon instelling . . . . . . . . . . . . . . . 6-27
Apparaatbeheer. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-27
• Overige instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-27
Instellingen kopieerfunctie. . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-28
• Instelling oorspronkelijke status . . . . . . . . . . . . 6-28
• Overige instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-29
• Kleurbijstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-31
Netwerkinstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-32
Printerinstellingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-33
• Auto Colour Calibration . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-33
HOOFDSTUK 6
SYSTEEMINSTELLINGEN
6-2
SYSTEEMINSTELLINGEN
Instell. afbeelding verzenden . . . . . . . . . . . . . . . . 6-34
• Bedieningsinstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-34
Lijst afdrukken (beheerder) . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-37
Beveiligingsinstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-38
Productcode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-39
Bewaren/oproepen van systeeminstellingen . . . 6-40
Sharp OSA-instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-41
SYSTEEMINSTELLINGEN (ALGEMEEN)
OP DE WEBPAGINA
Lijst met Systeeminstellingen (Algemeen) . . . . . 6-42
Totale aantal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-45
• Opdrachttelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-45
• Apparatentelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-45
Standaardinstellingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-46
• Klokaanpassing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-46
• Keuze toetsenbord . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-47
Lijst afdrukken (gebruiker). . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-47
Papierlade-Instellingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-48
• Automatisch omschakelen van laden . . . . . . . . 6-48
• Lade-instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-48
• Registratie aangepaste grootte (Omloop) . . . . 6-51
Papiersoortregistratie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-51
Faxdata Ontv/ Doorsturen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-51
• I-Faxinstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-51
Voorwaarde-instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-52
• Standaard printerinstellingen . . . . . . . . . . . . . . 6-52
• PCL-instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-53
• PostScript-instelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-54
SYSTEEMINSTELLINGEN (BEHEERDER)
OP DE WEBPAGINA
Systeeminstellingen (beheerder) openen. . . . . . 6-55
• Wanneer Gebruikersauthenticatie niet is
ingeschakeld. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-55
Wanneer Gebruikersauthenticatie is ingeschakeld
. . . 6-55
Lijst met Systeeminstellingen (beheerder). . . . . 6-56
Energiebesparing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-68
Bedieningsinstellingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-69
• Bedieningsinstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-69
• Voorbeeldinstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-70
• Instellingen bediening op afstand . . . . . . . . . . . 6-70
• Toetsinstelling aanpassen . . . . . . . . . . . . . . . . 6-71
• Instelling sjabloon aanraaktoetsenbord . . . . . . 6-71
Apparaatbeheer. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-72
Instellingen kopieerfunctie. . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-74
• Instelling oorspronkelijke status . . . . . . . . . . . . 6-74
• Kopieerinstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-75
Printerinstellingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-77
• Standaardinstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-77
• Interface-instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-78
Instell. afbeelding verzenden . . . . . . . . . . . . . . . . 6-79
• Bedieningsinstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-79
• Scaninstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-83
• I-Faxinstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-85
Instelling Afdrukken Blokkeren . . . . . . . . . . . . . . 6-89
• Autom verwijderen van bestandsinstelling . . . . 6-85
Lijst afdrukken (beheerder) . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-90
Sharp OSA-instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-91
Instellingen in-/ uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . 6-92
Productcode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-95
Bewaren/oproepen van systeeminstellingen . . . 6-96
FAXSYSTEEMINSTELLINGEN OP HET
BEDIENINGSPANEEL
Lijst met systeeminstellingen voor de fax
(Algemeen). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-97
Faxdata Ontv/ Doorsturen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-98
• Faxinstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-98
Lijst met systeeminstellingen voor de fax
(Beheerder) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-99
Instell. afbeelding verzenden . . . . . . . . . . . . . . . 6-101
• Faxinstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-101
FAXSYSTEEMINSTELLINGEN OP DE
WEBPAGINA
Lijst met systeeminstellingen voor de fax
(Algemeen). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-107
F-Codegeheugenvak. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-108
Faxdata Ontv/ Doorsturen . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-109
• Faxinstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-109
Lijst met systeeminstellingen voor de fax
(Beheerder) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-110
Instell. afbeelding verzenden . . . . . . . . . . . . . . . 6-112
• Faxinstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-112
BIJLAGE. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-118
• Menu Systeeminstellingen
(bedieningspaneel) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-118
• Menu Systeeminstellingen (webpagina). . . . . 6-119
6-3
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Systeeminstellingen
De systeeminstellingen worden gebruikt voor het configureren van diverse parameters in overeenstemming met uw
vereisten. De systeeminstellingen worden ook gebruikt om de huidige instellingen en status van de machine weer te
geven of af te drukken. Door de systeeminstellingen kan de machine gemakkelijker bediend worden.
De systeeminstellingen bestaan uit instellingen voor gebruik door algemene gebruikers en instellingen die alleen
geconfigureerd kunnen worden door een beheerder van de machine. Deze twee groepen instellingen worden in deze
handleiding als volgt onderscheiden.
SYSTEEMINSTELLINGEN
Systeeminstellingen (algemeen) Systeeminstellingen (beheerder): *inloggen vereist
Systeeminstellingen die geconfigureerd kunnen worden door
algemene gebruikers (met inbegrip van de beheerder).
Bijvoorbeeld, de volgende instellingen kunnen worden
geconfigureerd:
Datum- en tijdinstellingen
Papierlade-instellingen (papierformaat en papiersoort)
Instellingen met betrekking tot de printerfuncties
Het aantal geprinte, gescande en gefaxte pagina's
weergeven.
Raadpleeg "SYSTEEMINSTELLINGEN (ALGEMEEN) OP
HET BEDIENINGSPANEEL" (pagina 6-7) en
"SYSTEEMINSTELLINGEN (ALGEMEEN) OP DE
WEBPAGINA" (pagina 6-42) voor meer informatie.
Systeeminstellingen die geconfigureerd kunnen worden door
de beheerder. Om deze instellingen te configureren is
inloggen als beheerder vereist. Bijvoorbeeld, de volgende
instellingen kunnen worden geconfigureerd:
Energiebesparende instellingen
Instellingen die verband houden met het bedieningspaneel
Instellingen voor op de machine geïnstalleerde
randapparatuur.
Instellingen met betrekking tot de kopieerfuncties
Netwerkverbindingsinstellingen
Overdracht-/ontvangstinstellingen voor faxberichten en
gescande afbeeldingen
Raadpleeg "SYSTEEMINSTELLINGEN (BEHEERDER) OP
HET BEDIENINGSPANEEL" (pagina 6-17) en
"SYSTEEMINSTELLINGEN (BEHEERDER) OP DE
WEBPAGINA" (pagina 6-55) voor meer informatie.
Instellingen voor algemene gebruikers
Instellingen voor beheerders
Wachtwoord beheerder
Voor de beveiliging dient de beheerder van de machine meteen nadat de machine is aangeschaft het wachtwoord te
wijzigen. (Zie voor het standaard fabriekswachtwoord "STANDAARD FABRIEKSWACHTWOORDEN" in de onderhouds-
en veiligheidshandleiding.) Het wachtwoord wordt gewijzigd in "Beveiligingsinstellingen" op de webpagina.
*Om een hoog beveiligingsniveau te garanderen, dient u het wachtwoord regelmatig te wijzigen.
Bovenstaande groepsindeling "Algemeen" en "Beheerder" wordt gebruikt als een handige manier om de functies van de
instellingen te verduidelijken. Deze indeling komt niet voor op het display.
Raadpleeg "FAXSYSTEEMINSTELLINGEN OP HET BEDIENINGSPANEEL" (pagina 6-97) en
"FAXSYSTEEMINSTELLINGEN OP DE WEBPAGINA" (pagina 6-107) voor de faxinstellingen.
6-4
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
De systeeminstellingen configureren
De systeeminstellingen kunnen op twee manieren worden geconfigureerd: met het bedieningspaneel van de machine,
en met de webpagina die verschijnt wanneer de webserver van de machine wordt geopend.
Met de webpagina kunt u de instellingen gemakkelijk vanaf uw computer configureren via het netwerk.
Voor het configureren van de instellingen met de machine, zie "Algemene handelingsmethoden" (pagina 6-5). Voor het
configureren van de instellingen met de webpagina, zie "De webserver in de machine openen" (pagina 6-6).
De instellingen worden op de volgende pagina's van deze handleiding verklaard.
Systeeminstellingen op het bedieningspaneel
SYSTEEMINSTELLINGEN (ALGEMEEN) OP HET BEDIENINGSPANEEL (pagina 6-7)
SYSTEEMINSTELLINGEN (BEHEERDER) OP HET BEDIENINGSPANEEL (pagina 6-17)
FAXSYSTEEMINSTELLINGEN OP HET BEDIENINGSPANEEL (pagina 6-97)
Systeeminstellingen op de webpagina
SYSTEEMINSTELLINGEN (ALGEMEEN) OP DE WEBPAGINA (pagina 6-42)
SYSTEEMINSTELLINGEN (BEHEERDER) OP DE WEBPAGINA (pagina 6-55)
FAXSYSTEEMINSTELLINGEN OP DE WEBPAGINA (pagina 6-107)
6-5
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Algemene handelingsmethoden
In dit hoofdstuk worden de handelingen die voor alle systeeminstellingen gelden besproken.
Zorg ervoor dat u dit hoofdstuk goed leest want deze informatie wordt in de beschrijving van de afzonderlijke instellingen
achterwege gelaten.
Voor de procedures voor het gebruik van het display, zie "WERKEN MET HET BEDIENINGSPANEEL" (pagina 1-9) in
"1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT".
Voorbeeld: scherm Uitgangsinstellingen status (kopieerinstellingen), scherm
Papiertyperegistratie (papierlade-instellingen), en scherm Overige instellingen
(kopieerinstellingen)
(1) Toets [OK] (bedieningspaneel)
Wanneer u het selectiekader naar een insteltoets verplaatst
en op de toets drukt, wordt de huidige instelling opgeslagen
of verschijnt het instelscherm voor die insteltoets. Wanneer u
het selectiekader naar een selectievakje of keuzerondje
verplaatst, zal het selectievakje of keuzerondje afwisselend
of weergeven telkens wanneer u op die toets drukt.
(2) Toets [Vorige]
Hiermee keert u terug naar het vorige scherm.
(3) Toets [OK] (display)
Selecteer deze als u klaar bent met het configureren van
de instellingen in het weergegeven scherm.
(4) Toets [Annuleren]
Hiermee annuleert u de instelling en keert u terug naar
het vorige scherm.
(5) Selectievakje
Elke wanneer u deze toets selecteert, schakelt u tussen
en . Selecteer het selectievakje zodat een vinkje
verschijnt om de bijbehorende instelling in te schakelen.
Verwijder het vinkje om de instelling uit te schakelen.
Radioknoppen ( ) worden ook gebruikt om de instellingen
op deze manier te selecteren. (Radioknoppen worden
echter gebruikt om een enkel item uit meerdere te kiezen.)
(6) Selecteervak
Selecteer om een lijst met items weer te geven die
kunnen worden geselecteerd. Selecteer een item op de
lijst om deze te selecteren.
(7) Schuifbalk
Dit geeft de huidige positie van de huidige weergave in
het volledige scherm weer.
U kunt het scherm omhoog en omlaag slepen met de
toetsen .
(8) Pijltoetsen
Druk hierop om het selectiekader te verplaatsen dat
wordt gebruikt voor het selecteren van instellingen en
items op het display.
(9) Tekstvak
Selecteer dit vak om een tekstinvoerscherm te openen.
De tekst verschijnt in het tekstvak nadat u de tekst in het
invoerscherm hebt ingevoerd.
(10) , toetsen
Wanneer instellingen meerdere schermen beslaan,
verwisselt u met de toets of van scherm.
(11) Tekstvak (numeriek)
Selecteer dit vak om een getal in te voeren. Nummers
worden ingevoerd met behulp van de cijfertoetsen.
Druk op de toets [WISSEN] ( ) om het nummer te
wissen als u een fout hebt gemaakt.
Kleur Verbetering
OK
OK
Maximum aantal kopieën
instellen
Maximum aantal
kopieën
itll
OK
VORIGE
VORIGE
VORIGE
Papiertyperegistratie
Uitgangsinstellingen status
Overige instellingen
Kopiëren in ander form./richting uitschakelen
Kleurmodus:
Full colour
Automatisch
2 kleuren
Kies een andere kleur dan zwart
Enkele kleur
Kopie van kopie
Rood
Papiercassette 1
Automatisch
Rood
Papierlade:
Belichtingstype:
Extra vaste-
kopieerfactoren
toevoegen of
veranderen:
Verkleining 1
Verkleining 2
Vergroting 1
Vergroting 2
OK
Annuleren
OK
Annuleren
OK
Annuleren
Gebruik.Type 1
Papiereigenschap
Vaste
Papierzijde
Duplex
Uitschakelen
Nieten
Uitschakelen
(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
(5)
(7)
(8)
(9)
(
11
)
(1)
(10)
6-6
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
De webserver in de machine openen
Als de machine op een netwerk is aangesloten, kan de webserver die in de machine is ingebouwd worden geopend
vanuit een webbrowser op uw computer.
Voor de procedures voor het gebruik van het display, zie "WERKEN MET DE WEBPAGINA" (pagina 1-13) in "1.
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT".
De webpagina's openen
Dit opent de webserver in de machine en geeft de webpagina weer. Met de webpagina kunnen de systeeminstellingen
worden geconfigureerd.
1
(Voorbeeld: Als het IP-adres van de machine 192.168.1.28
is.)
Start uw webbrowser en voer het
IP-adres van de machine in.
U moet een computer gebruiken die op hetzelfde netwerk is
aangesloten als de machine.
Nadat het IP-adres is ingevoerd, verschijnt de webpagina.
Als de gebruikersauthenticatie is ingeschakeld, verschijnt een inlogscherm nadat het IP-adres is ingevoerd. Voer uw
gebruikersnaam en wachtwoord in.
2
Klik op [Systeeminstellingen] op de
menubalk van de webpagina en klik op
het item dat u wilt instellen.
Wanneer u klaar bent met het configureren van de instellingen,
klikt u op de knop [Indienen].
Voor het bijwerken van de instellingsinformatie van de machine
klikt u op de knop [Update].
Wanneer u op een item klikt, wordt u mogelijk gevraagd om uw gebruikersnaam en wachtwoord (of andere gegevens)
in te voeren voor gebruikersauthenticatie. Voer in dat geval de betreffende informatie in.
Aanbevolen webbrowsers
Internet Explorer: 6.0 of hoger (Windows)
Netscape Navigator: 9 (Windows)
Firefox: 2,0 of hoger (Windows)
Safari: 1.5 of hoger (Macintosh)
6-7
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
BEDIENINGSPANEEL (ALGEMEEN)
In dit gedeelte worden de systeeminstellingen uitgelegd die door algemene gebruikers op het bedieningspaneel kunnen
worden geconfigureerd.
Systeeminstellingen (Algemeen) openen
Zorg ervoor dat de machine in stand-by staat en druk op
de toets [SYSTEEM INSTELLINGEN] op het
aanraakscherm.
Wanneer u op de toets [SYSTEEMINSTELLINGEN]
drukt, verschijnt het volgende scherm in het display.
Gebruik de pijltoetsen om het gewenste item te
selecteren, druk op [OK] en configureer de instellingen.
Raadpleeg de volgende pagina's van dit hoofdstuk voor
een gedetailleerde beschrijving van de mogelijke
instellingen.
SYSTEEMINSTELLINGEN
(ALGEMEEN) OP HET
BEDIENINGSPANEEL
LOGOUT
KOPIE
AFDRUKKEN
OKVORIGE
OPDRACHT STATUS
SYSTEEM
INSTELLINGEN
BEELD
VERZENDEN
GEREED
DATA
DATA
LIJN
OKVORIGE
Displaycontrast
Systeeminstellingen
Standaard-
Instellingen
Papierlade-Instellingen
Totaal aantal
Verlaten
Beheerderswachtw
Lijst afdrukken
(gebruiker)
Faxdata Ontv/
Doorsturen
Controle
USB-apparaat
Selecteer de toets [Verlaten] rechtsboven op het scherm om de systeeminstellingen af te sluiten.
De te volgen procedure wanneer gebruikersauthenticatie is ingeschakeld, vindt u in "GEBRUIKERSAUTHENTICATIE"
(pagina 1-16) in "1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT".
6-8
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
BEDIENINGSPANEEL (ALGEMEEN)
Lijst met Systeeminstellingen (Algemeen)
Wanneer de Systeeminstellingen worden geopend met algemene rechten, verschijnen de onderstaande items.
Raadpleeg "Lijst met Systeeminstellingen (beheerder)" (pagina 6-20) voor items die uitsluitend met beheerdersrechten
kunnen worden geopend.
Displaycontrast
Totale aantal
Standaardinstellingen
Afhankelijk van de specificaties van de machine en de geïnstalleerde randapparatuur, kan het mogelijk zijn dat sommige
instellingen niet beschikbaar zijn.
Raadpleeg "FAXSYSTEEMINSTELLINGEN OP HET BEDIENINGSPANEEL" (pagina 6-97) voor informatie over de
instellingen met betrekking tot de faxfunctie.
Item Standaardinstellingen
Pagina
Displaycontrast
6-10
Item Standaardinstellingen
Pagina
Totale aantal
6-10
Opdrachttelling 6-10
Apparatentelling 6-10
Item Standaardinstellingen
Pagina
Standaardinstellingen
6-11
Klokaanpassing
6-11
X Klok aanpassen
Geef de tijdzone
Datum- en tijdinstellingen
Synchroniseren met internettijdserver Uitschakelen
X Instelling Zomertijd
Varieert afhankelijk van land en regio
Selecteer instellingtype
Varieert afhankelijk van land en regio
Starttijd
Varieert afhankelijk van land en regio
Voltooiïngstijd
Varieert afhankelijk van land en regio
Aanpassingstijd
Varieert afhankelijk van land en regio
X Datumindeling
Varieert afhankelijk van land en regio
Keuze toetsenbord
Varieert afhankelijk van land en regio
6-12
6-9
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
BEDIENINGSPANEEL (ALGEMEEN)
Lijst afdrukken (gebruiker)
Papierlade-Instellingen
* Wanneer een invoereenheid voor 500 bladen is geïnstalleerd.
Faxdata Ontv/Doorsturen
* Wanneer de internetfaxuitbreidingskit is geïnstalleerd.
Controle USB-apparaat
Item Standaardinstellingen
Pagina
Lijst afdrukken (gebruiker)
6-12
Lijst met alle aangepaste instellingen
Testpagina printer
Adreslijst Wordt Verzonden
Item Standaardinstellingen
Pagina
Papierlade-Instellingen
6-13
Lade-instellingen
6-13
X Papierlade 1
Normaal, Auto-AB (Auto-Inch)
X Papierlade 2*
X Papierlade 3*
X Papierlade 4*
X Handinvoer
Selecteer verg. afmetingen voor autodet.
Auto-AB: 216 mm x 330 mm (8-1/2" x 13")
Auto-Inch: 8-1/2" x 14"
Papiersoortregistratie 6-15
Automatisch omschakelen van laden Ingeschakeld 6-15
Registratie aangepaste grootte (Omloop) Aangepast 1: X=297 mm (11"),
Y=210 mm (8-1/2")
Aangepast 2: X=297 mm (11"),
Y=210 mm (8-1/2")
Aangepast 3: X=297 mm (11"),
Y=210 mm (8-1/2")
6-15
Item Standaardinstellingen
Pagina
Faxdata Ontv/ Doorsturen
6-16
I-Faxinstellingen*
6-16
X Start ontvangst
X Handm. Ontvangsttoets op beginscherm Ingeschakeld
X Doorsturen ontvangen faxdata
Item Standaardinstellingen
Pagina
Controle USB-apparaat
6-16
6-10
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
BEDIENINGSPANEEL (ALGEMEEN)
Displaycontrast
Stel hiermee het contrast van het display van de machine in. Selecteer de toets [Display-Contrast].
Selecteer in het scherm dat verschijnt, de toets [Lichter] of [Donkerder] om het contrast aan te passen.
Totale aantal
Deze functie geeft de paginatelling in elke modus weer. Selecteer de toets [Totaal aantal].
Opdrachttelling
Dit geeft het aantal van alle opdrachten weer en drukt dit af.
Apparatentelling
Dit wordt gebruikt om het aantal op de machine geïnstalleerde randapparaten weer te geven of af te drukken.
Elk blad papier gebruikt voor twee-zijdig kopiëren wordt geteld als twee pagina's.
Pagina's direct afgedrukt van de machine zoals lijstafdrukken zijn inbegrepen in de "Overige afdrukken" telling.
De weergegeven (of afgedrukte) items variëren afhankelijk van de machinespecificaties en geïnstalleerde randapparatuur.
Origineelinvoer
Elk blad wordt geteld als twee pagina's wanneer twee-zijdig scannen wordt uitgevoerd.
De weergegeven (of afgedrukte) items variëren afhankelijk van de machinespecificaties en geïnstalleerde randapparatuur.
6-11
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
BEDIENINGSPANEEL (ALGEMEEN)
Standaardinstellingen
De standaardinstellingen voor de bediening van de machine kunnen worden geconfigureerd. Selecteer de toets
[Standaardinstellingen] en selecteer de instellingen.
Klokaanpassing
Gebruik deze toets om de datum en tijd van de inbouwklok in de machine in te stellen.
Stel de tijd in.
Instelling Zomertijd
Schakel de zomertijd in.
Wanneer deze functie wordt gebruikt, wijzigt de tijd aan het begin en eind van de zomertijd als aangegeven in de tabel
hieronder.
* In bepaalde landen kunnen de begin- en eindtijden van de zomertijdregeling afwijken van de tijden die op het apparaat zijn
ingesteld.
Item Instellingen
Huidige Waarde De huidige tijdsinstelling van de machine verschijnt.
Geef de tijdzone
Als uw zone voorligt op GMT (Greenwich Mean Time), selecteer dan [+]. Als uw zone
achterligt op GMT, selecteer dan [-]. Geef vervolgens het tijdsverschil tussen uw
zone en GMT op in uren en minuten.
Datum- en tijdinstellingen Selecteer en stel jaar, maand, dag, uur en minuten in.
Synchroniseren met internettijdserver
Dat kan worden gebruikt wanneer de machine aangesloten is op het internet. De klok
van de machine wordt automatisch aangepast aan de klok van een tijdserver op het
internet.
Item Instellingen
Instelling Zomertijd
Selecteer of de Instelling Zomertijd ingeschakeld wordt of niet. Indien ze niet
ingeschakeld wordt, zijn de volgende instellingen niet mogelijk.
Selecteer instellingtype
Geef aan of de eerste en de laatste dag van de zomertijd moeten worden ingesteld
met de dag van de week of met de datum.
Starttijd
Stel de eerste dag van de zomertijd in. Stel de eerste maand in. Indien u "Dag van de
week" selecteerde in "Selecteer instellingtype", stel dan de eerste week van de zomertijd
in en vervolgens de eerste dag. Indien u "Datum" selecteerde in "Selecteer
instellingtype", stel dan de begindatum in. Stel het uur, de minuten en de UTC
(Coordinated Universal Time) in.
Voltooiïngstijd Stel het einde van de zomertijd op dezelfde manier in als het begin van de zomertijd.
Aanpassingstijd Stel de tijd in waarop de aanpassing zal gebeuren wanneer de zomertijd begint.
Tijdzone Gewone tijd Zomertijd Zomertijd Gewone tijd
Europa* Laatste zondag maart, 1:00 tot 2:00 a.m. Laatste zondag in oktober, 01:00:00 tot
00:00:00 a.m.
Australië, Nieuw-Zeeland Laatste zondag in oktober, 2:00 tot 3:00 a.m. Laatste zondag in maart, 3:00 tot 2:00 a.m.
Overige landen Selecteer het [Instelling Zomertijd]-selectievakje, zodat het markeringsteken verschijnt. De
klokinstelling wordt geconfigureerd voor de normale tijd plus één uur. Wanneer de
geselecteerd is, keert de tijd terug naar de normale tijd.
6-12
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
BEDIENINGSPANEEL (ALGEMEEN)
Datumindeling
Het formaat dat wordt gebruikt voor het afdrukken van de datum op lijsten en andere uitvoer kan worden gewijzigd.
Keuze toetsenbord
De indeling van het toetsenbord dat in tekstinvoerschermen verschijnt kan worden gewijzigd.
De toetsenbordindelingen die gekozen kunnen worden staan hieronder.
Lijst afdrukken (gebruiker)
Lijsten die in de machine opgeslagen instellingen en informatie bevatten kunnen worden afgedrukt. Selecteer de toets
[Lijst afdrukken (gebruiker)] en selecteer de instellingen.
Item Instellingen
Huidige Waarde De huidige tijd wordt weergegeven in de opmaak die bij de datumnotatie is ingesteld.
Indeling De weergavevolgorde instellen van jaar, maand en dag (JJJJ/MM/DD).
Scheidingsteken Selecteer één van de drie symbolen of een blanco ruimte als scheidingsteken in de
datum.
Dag-Naam Positie Selecteer of de naam van de dag voor of na de datum verschijnt.
Tijdweergave Selecteer 12-uurs weergave of 24-uurs weergave voor de tijd.
12-uurs weergave: 12:00AM tot 11:59AM/12:00 tot 11:59PM
24-uurs weergave: 00:00 tot 23:59
Als "Klokinstelling deactiveren" (pagina 6-69) " is ingeschakeld in de systeeminstellingen (beheerder) van het
webpaginamenu, kunnen datum en tijd niet worden ingesteld.
Engels (VS) Engels (UK) Japans Frans Duits Zweeds
Noors Fins Deens Russisch Grieks Turks
Lijstnaam Beschrijving
Lijst met alle aangepaste instellingen
Deze lijst geeft de hardware status, software status, instellingen voor printercondities
en papierladen, en totaaltellingen weer.
Testpagina printer
Dit wordt gebruikt om de Lijst PCL-symbolenset, verschillende lettertypelijsten en de
NIC-pagina (netwerk interface instellingen, etc..).
Lijst PCL-symbolenset.
Lijst PCL interne lettertypes
Option font list
PS lettertypelijst
Lijst PS uitgebreide lettertypes
•NIC-pagina
Adreslijst Wordt Verzonden
Lijsten kunnen van verschillende in de machine opgeslagen adressen worden
afgedrukt.
Individuele Lijst
Groepslijst
Programmalijst
Geheugenvaklijst
Alles verzend. Adreslijst
De beschikbare items hangen af van de functies die op de machines zijn geïnstalleerd.
•Als "Testpagina Niet Afdrukken" (pagina 6-77) " is ingeschakeld in de systeeminstellingen (beheerder) van het
webpaginamenu, is het niet mogelijk een testpagina af te drukken.
6-13
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
BEDIENINGSPANEEL (ALGEMEEN)
Papierlade-Instellingen
Papierlade en papiersoortinstellingen worden in dit gedeelte behandeld. Selecteer de toets [Papierlade-instellingen] om
de instellingen te configureren.
Lade-instellingen
Deze instellingen bepalen papiersoort, papierformaat en functies die voor iedere papierlade gelden.
Als de toets [Lade-instellingen] wordt geselecteerd, verschijnt een lijst met de laden en huidige instellingen.
Instellingen van elke lade
Selecteer de toets [Wijzigen] in het scherm boven om de instellingen te wijzigen.
De volgende instellingen kunnen worden geconfigureerd.
Item Beschrijving
Soort
Selecteer de papiersoort die in de lade is geplaatst.
De papiersoorten die kunnen worden geselecteerd verschillen per papierlade.
Raadpleeg "Lade-instellingen" (pagina 6-14) voor meer informatie.
Raadpleeg "Papiersoortregistratie" (pagina 6-15) als u een nieuwe papiersoort wilt
opslaan.
Formaat
Selecteer het gewenste papierformaat uit de lijst. De papierformaten die kunnen
worden geselecteerd verschillen per papierlade. De keuze aan formaten is mogelijk
ook beperkt door de boven geselecteerde papiersoort. Raadpleeg
"Lade-instellingen" (pagina 6-14) voor meer informatie.
Als het gewenste formaat niet in de lijst staat, selecteer dan [Aangepast Formaat] en
voer het formaat rechtstreeks in (alleen voor de handinvoerlade). Raadpleeg
"Lade-instellingen" (pagina 6-14) voor meer informatie.
Bezig met invoeren van goedgekeurde
opdracht
Selecteer de modi die kunnen worden gebruikt. Als u een bepaalde functie niet wilt
gebruiken voor de geselecteerde lade, schakelt u deze uit.
Als het "Type" geen normaal , gerecycleerd, gekleurd papier is of een
gebruikerssoort is, kunnen [Fax] en [Internetfax] niet worden geselecteerd.
Als het hier opgegeven papierformaat afwijkt van het in papierformaat in de lade, kan dit problemen of een papierstoring
opleveren tijdens het afdrukken.
Raadpleeg "1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT" voor het verwisselen van het papierformaat in een lade.
Papiereigenschappen zoals "Vaste zijde van papier" worden automatisch ingesteld als de papiersoort wordt geselecteerd.
De papierlade-eigenschappen kunnen in dit scherm niet worden gewijzigd.
•Als "Lade-instellingen uitschakelen" (pagina 6-72) " is ingeschakeld in de systeeminstellingen (beheerder) van het
webpaginamenu, kunnen de lade-instellingen (behalve voor de handinvoer) niet worden geconfigureerd.
OKVORIGE
Vorige
Lade-Instel.
Papiercassette 1
Papiereigenschap
Vaste
Papierzijde
Duplex
Uitschakelen
Nieten
Uitschakelen
Type Normaal papier
Wijzigen
Auto-ABFormaat
6-14
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
BEDIENINGSPANEEL (ALGEMEEN)
Lade-instellingen
*1 Wanneer een invoereenheid voor 500 bladen is geïnstalleerd.
*2 Zwaar papier: 106 g/m
2
tot 209 g/m
2
(28 lbs. bond tot 110 lbs. index) zwaar papier
*3 Het automatisch gedetecteerde formaat wordt ingesteld in "Selecteer verg. afmetingen voor autodet." in het instelscherm
handinvoer (zie hieronder).
Selecteer verg. afmetingen voor autodet.
"Selecteer verg. afmetingen voor autodet." in het instelscherm handinvoer wordt gebruikt om het papierformaat dat
automatisch wordt gedetecteerd te selecteren uit vergelijkbare formaten tijdens de detectie.
Selecteer een of twee formaten wanneer "Auto-Inch" wordt ingesteld. Selecteer een of drie formaten wanneer "Auto-AB"
wordt ingesteld.
Wanneer papier van hetzelfde formaat als een van de papierformaten in de instellingen in de handinvoer wordt
geplaatst, wordt automatisch het formaat dat in de instellingen is geselecteerd herkend.
Papierlade Papiersoort Formaat
Papierlade 1 Normaal, voorbedrukt,
Recycled, briefpapier,
voorgeperforeerd,
gekleurd,
gebruikerssoort
Auto-AB ( A4, A5, B5, 216 mm x 330 mm (8-1/2" x 13")),
Auto-inch (8-1/2" x 14", 8-1/2" x 11", 7-1/4" x 10-1/2", 5-1/2" x 8-1/2"),
216 mm x 343 mm (8-1/2" x 13-1/2"), 8-1/2" x 13-2/5"
(216 mm x 340 mm),
16K
Papierlade 2*
1
Papierlade 3*
1
Auto-AB (A4, B5, 216 mm x 330 mm (8-1/2" x 13")),
Auto-Inch (8-1/2" x 14", 8-1/2" x 11", 7-1/4" x 10-1/2"),
216 mm x 343 mm (8-1/2" x 13-1/2"), 8-1/2" x 13-2/5"
(216 mm x 340 mm),
16K
Papierlade 4*
1
Handinvoer
In aanvulling op de
papiersoorten van lade
1 t/m 4,
Zwaar papier *
2
,
Dun papier,
Glossy papier
Auto-AB (A4, A5, B5, 216 mm x 330 mm (8-1/2" x 13")*
3
,
216 mm x 340 mm (8-1/2" x 13-2/5")*
3
, 216 mm x 343 mm
(8-1/2" x 13-1/2")*
3
),
Auto-Inch (8-1/2" x 14"*
3
, 8-1/2" x 13-2/5" (216 mm x 340 mm)*
3
,
8-1/2" x 11", 7-1/4" x 10-1/2", 5-1/2" x 8-1/2"),
Formaat invoeren-AB (X=140 mm tot 356 mm, Y=100 mm tot 216 mm),
Formaat invoeren-Inch (X=5-1/2" tot 14", Y=5-1/2" tot 8-1/2"),
16K, Aangepast 1, Aangepast 2, Aangepast 3
Etiketten Auto-AB (A4, B5), Auto-Inch (8-1/2" x 11")
Transparanten Auto-AB (A4), Auto-Inch (8-1/2" x 11")
Envelop Com-10, Monarch, DL, C5
Auto-AB
216 mm x 330 mm (8-1/2" x 13"), 216 mm x 340 mm (8-1/2" x 13-2/5"),
216 mm x 343 mm (8-1/2" x 13-1/2")
Auto-Inch 8-1/2" x 14", 8-1/2" x 13-2/5" (216 mm x 340 mm)
6-15
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
BEDIENINGSPANEEL (ALGEMEEN)
Papiersoortregistratie
Sla een papiersoort op als de gewenste papiersoort niet verschijnt in de selectie of als u een nieuwe set
papiereigenschappen wilt aanmaken.
Er kunnen max. 7 programma's worden opgeslagen.
Automatisch omschakelen van laden
Als het papier uit een lade op raakt tijdens het afdrukken, bepaalt dit of een andere lade met hetzelfde papierformaat en
dezelfde papiersoort automatisch geselecteerd wordt en het afdrukken doorgaat.
Registratie aangepaste grootte (Omloop)
Als u een speciaal niet-standaard papierformaat vaak gebruikt in de handinvoerlade, kunt u die papiersoort opslaan.
Door de papiersoort op te slaan, hoeft u het formaat niet telkens in te stellen wanneer u het gebruikt.
Er kunnen drie papierformaten worden opgeslagen.
Selecteer de toets [Aangepast 1] tot [Aangepast 3] waarin u een papierformaat wilt opslaan of wijzigen.
Selecteer of u het formaat in mm ("Formaat invoeren-AB") of in inch ("Formaat invoeren-Inch") wilt invoeren, en stel dan
de X en Y maten van het papier in.
"Formaat invoeren-AB"
De X maat kan worden ingesteld op een waarde van 140 mm tot 356 mm. De standaard fabrieksinstelling is 297 mm.
De Y maat kan worden ingesteld op een waarde van 100 mm tot 216 mm. De standaard fabrieksinstelling is 210 mm.
"Formaat invoeren-Inch"
De X maat kan worden ingesteld op een waarde van 5-1/2 " tot 14". De standaard fabrieksinstelling is 11".
De Y maat kan worden ingesteld op een waarde van 5-1/2" tot 8-1/2". De standaard fabrieksinstelling is 8-1/2".
Item Beschrijving
Typenaam
Een willekeurige naam opslaan.
De standaard fabrieksnamen zijn "Gebr. soort 1" - "Gebr. soort 7".
Vaste zijde van papier Activeer deze instelling als papier met een voor- en achterzijde wordt gebruikt.
Duplex uitschakelen
Activeer deze instelling als papier geladen is dat niet kan worden gebruikt voor
twee-zijdig afdrukken.
Nieten uitschakelen Activeer deze instelling als papier wordt gebruikt dat niet kan worden geniet.
Welke instellingen u kunt selecteren varieert afhankelijk van de geïnstalleerde randapparatuur.
6-16
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
BEDIENINGSPANEEL (ALGEMEEN)
Faxdata Ontv/ Doorsturen
In dit gedeelte worden de instellingen voor ontvangst en doorsturen uitgelegd. Selecteer de toets [Faxdata
Ontv/Doorsturen] en configureer de instellingen.
I-Faxinstellingen
Deze instellingen kunnen worden geconfigureerd wanneer de internetfaxuitbreidingskit is geïnstalleerd.
Start ontvangst
Selecteer deze toets om meteen verbinding te maken met uw mailserver (POP3-server) en te controleren op
binnengekomen internetfaxen. Als u Internetfaxen hebt ontvangen, worden de faxen opgeroepen en afgedrukt.
Handm. Ontvangsttoets op beginscherm
Dit geeft de toets [Handmatige i-faxontvangst] in het basisscherm van Internetfaxmodus.
Ontvangen gegevens doorsturen
Wanneer de machine niet kan afdrukken omdat er geen papier of inkt meer aanwezig is, kunnen ontvangen faxen
worden doorgestuurd naar een andere Internetfaxmachine.
Controle USB-apparaat
Hiermee wordt de aansluiting van een USB-apparaat, dat is verbonden met de machine, getest. Selecteer de toets
[Controle USB-apparaat] om de aansluiting te controleren.
Raadpleeg "FAXSYSTEEMINSTELLINGEN OP HET BEDIENINGSPANEEL" (pagina 6-97) voor informatie over de
instellingen met betrekking tot de faxfunctie.
POP3 serverinstellingen moeten zijn geconfigureerd om deze functie te gebruiken. Configureer deze instellingen in het
scherm dat verschijnt als [Toepassingsinstellingen] - [Internetfaxinstellingen] in het webpaginamenu wordt geselecteerd.
•Zie "Adres voor doorsturen gegevens instellen" (pagina 6-87) in de systeeminstellingen (beheerder) van het
webpaginamenu om een adres voor doorsturen op te slaan.
Als het doorsturen is mislukt, omdat de verzending werd geannuleerd of er een communicatiefout is opgetreden, keren de
door te sturen faxen terug naar de afdrukwachtrij op de machine.
Als de eerste pagina's van een fax succesvol afgedrukt zijn, worden alleen de pagina's die niet zijn afgedrukt, doorgestuurd.
Doorsturen is niet mogelijk als er geen faxen werden ontvangen of als er geen adres voor doorsturen is geprogrammeerd.
Wanneer "Instelling vasthouden ontvangen afdrukgegevens" (pagina 6-35) is ingeschakeld, wordt u gevraagd een
wachtwoord in te voeren. Voer een correct wachtwoord in met het numerieke toetsenbord.
Het doorsturen annuleren...
Druk op de toets [OPDRACHT STATUS] en annuleer daarna de doorstuuropdracht op dezelfde manier als een
verzendopdracht.
De status van een USB-apparaat dat niet compatibel is met de machine verschijnt niet.
6-17
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
BEDIENINGSPANEEL (BEHEERDER)
In dit gedeelte worden de systeeminstellingen beschreven die door de beheerder van de machine worden geconfigureerd.
Systeeminstellingen (beheerder) openen
De beheerder moet de onderstaande procedure volgen om zich aan te melden en de Systeeminstellingen (beheerder)
te openen.
Wanneer Gebruikersauthenticatie niet is ingeschakeld
Volg onderstaande inlogprocedure wanneer de functie "Gebruikersauthenticatie" (alleen webpagina) niet is
ingeschakeld.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
SYSTEEMINSTELLINGEN (BEHEERDER)
OP HET BEDIENINGSPANEEL
1
Selecteer de toets [Beheerderswachtw].
2
Log in.
(1) Selecteer het tekstvak [Wachtwoord] en
voer het beheerderswachtwoord in.
Voer het wachtwoord van de beheerder in het
invoerscherm voor het wachtwoord in.
(2) Selecteer [OK].
Hiermee is de inlogprocedure van de beheerder voltooid.
U kunt nu de Systeeminstellingen (beheerder) gebruiken.
Gebruikersauthenticatie is standaard uitgeschakeld (standaardinstelling).
Procedure voor het afmelden...
Druk op de toets [LOGOUT] ( ). (Behalve wanneer u een faxnummer invoert.)
(Wanneer de functie Automatisch wissen wordt ingeschakeld, wordt u automatisch afgemeld.)
OKVORIGE
Displaycontrast
Systeeminstellingen
Standaard-
Instellingen
Papierlade-Instellingen
Totaal aantal
Verlaten
Beheerderswachtw
Lijst afdrukken
(gebruiker)
Faxdata Ontv/
Doorsturen
Controle
USB-apparaat
OKVORIGE
Beheerderswachtw
Voer het beheerderswachtwoord in (5 tot 32 tekens).
Wachtwoord
10 adressen
OK
Annuleren
(2) (1)
6-18
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
BEDIENINGSPANEEL (BEHEERDER)
Wanneer Gebruikersauthenticatie is ingeschakeld
Volg onderstaande inlogprocedure wanneer de functie "Gebruikersauthenticatie" (alleen webpagina) is ingeschakeld.
Gebruikersauthenticatie via inloggen met gebruikersnaam en wachtwoord
(en e-mailadres)
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
Wanneer de functie automatische login is ingeschakeld, zal het loginscherm niet verschijnen.
De inlogprocedure van de beheerder wordt uitgevoerd via het gebruikerselectiescherm. De te volgen procedure wanneer
gebruikersauthenticatie is ingeschakeld, vindt u in "GEBRUIKERSAUTHENTICATIE" (pagina 1-16) in "1. VOORDAT U DE
MACHINE GEBRUIKT".
1
Selecteer de toets [Gebruikersnaam].
2
Log in.
(1) Selecteer de toets [Beheerder].
(2) Selecteer de toets [Wachtwoord].
Voer het wachtwoord van de beheerder in het
invoerscherm voor het wachtwoord in.
(3) Selecteer [OK].
Hiermee is de inlogprocedure van de beheerder voltooid.
U kunt nu de Systeeminstellingen (beheerder) gebruiken.
Wanneer de authenticatie plaatsvindt via gebruikersnaam/wachtwoord/e-mailadres, verschijnt de toets
[E-mailadres] onder de "Gebruikersnaam".
Zie voor het standaard fabriekswachtwoord "STANDAARD FABRIEKSWACHTWOORDEN" in de
Veiligheidshandleiding.
Hiermee is de inlogprocedure van de beheerder voltooid. U kunt nu de Systeeminstellingen (beheerder) gebruiken.
OKVORIGE
OK
OKVORIGE
VORIGE
Beheerder
(1)
(3)(2)
6-19
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
BEDIENINGSPANEEL (BEHEERDER)
Inloggen via gebruikersnummer
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Selecteer de toets [Aanm. beheer].
2
Log in.
(1) Selecteer de toets [Wachtwoord].
Voer het wachtwoord van de beheerder in het
invoerscherm voor het wachtwoord in.
(2) Selecteer [OK].
Hiermee is de inlogprocedure van de beheerder voltooid.
U kunt nu de Systeeminstellingen (beheerder) gebruiken.
Naast aanmelding door de toets [Aanm. beheer.] te selecteren, kunt u de systeeminstellingen (beheerder) ook openen
wanneer er een aanmelding wordt uitgevoerd door een gebruiker met beheerdersrechten uit een gebruikerslijst te
selecteren of door een gebruikersnummer met beheerdersrechten in te voeren. De te volgen inlogprocedures wanneer
gebruikersauthenticatie is ingeschakeld, vindt u in "GEBRUIKERSAUTHENTICATIE" (pagina 1-16) in "1. VOORDAT U
DE MACHINE GEBRUIKT".
Procedure voor het afmelden...
Druk op de toets [LOGOUT] ( ). (Behalve wanneer u een faxnummer invoert.)
(Wanneer de functie Automatisch wissen wordt ingeschakeld, wordt u automatisch afgemeld.)
OKVORIGE
OKVORIGE
(1) (2)
6-20
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
BEDIENINGSPANEEL (BEHEERDER)
Lijst met Systeeminstellingen (beheerder)
Hieronder worden de systeeminstellingen weergegeven die verschijnen nadat de beheerder zich heeft aangemeld. Ook
worden de standaardinstellingen voor elk item weergegeven.
Energiebesparing
* In sommige landen en regio's is deze functie niet beschikbaar.
Bedieningsinstellingen
Apparaatbeheer
Afhankelijk van de specificaties van de machine en de geïnstalleerde randapparatuur, kan het mogelijk zijn dat sommige
instellingen niet beschikbaar zijn.
Raadpleeg "Lijst met Systeeminstellingen (Algemeen)" (pagina 6-8) voorinformatie over de algemene instellingen.
Raadpleeg "FAXSYSTEEMINSTELLINGEN OP HET BEDIENINGSPANEEL" (pagina 6-97) voor informatie over de
instellingen met betrekking tot de faxfunctie.
Item Standaardinstellingen
Pagina
Energiebesparing
6-26
Tonerbesparingsfunctie
6-26X Afdrukken Uitgeschakeld
X Kopiëren* Uitgeschakeld
Automatisch uitschakelen Ingeschakeld 6-26
Timer voor Automatisch Uitschakelen MX-C310: 10 min.
MX-C380: 45 min.
6-26
Instelling Voorverwarmfunctie 1 min. 6-26
Item Standaardinstellingen
Pagina
Bedieningsinstellingen
6-27
Overige instellingen 6-27
X Toetsgeluid Middel 6-27
Weergavepatroon instelling Patroon 1 6-27
Item Standaardinstellingen
Pagina
Apparaatbeheer
6-27
Overige instellingen 6-27
X Registratieaanpassing 6-27
X Optimalisatie van een harde schijf 6-27
6-21
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
BEDIENINGSPANEEL (BEHEERDER)
Instellingen voor kopieerfunctie
Item Standaardinstellingen
Pagina
Instellingen kopieerfunctie
6-28
Instelling oorspronkelijke status
6-28
X Kleurmodus Meerkleuren
X Papierlade Papiercassette 1
X Belichtingstype Auto
X Kopieerfactor 100%
X Tweezijdig kopiëren 1-zijdig naar 1-zijdig
X Uitvoer Auto
Overige instellingen 6-29
X Aanpassing Kopiebelichting
6-29 Kleur 5
Zwart-wit 5
X Extra vaste-kopieerfactoren toevoegen of veranderen 6-29
X Maximum aantal kopieën instellen 999 6-29
X Standaardinstelling Voor De Kantlijnverschuiving
6-29 Zijde 1 10 mm (1/2")
Zijde 2 10 mm (1/2")
X Standaardbreedte Van Wisstrook Instellen
6-29
Randverwijdering breedte 10 mm (1/2")
X Kaart Formaat-Instellingen
6-29 Origineelformaat X: 86 mm (3-3/8"), Y: 54 mm (2-1/8")
Aanpassen aan pagina Uitgeschakeld
X Opheffen van werk-programma's uitschakelen Uitgeschakeld 6-29
X Uitschakeling handinvoer bij dubbelz. kopiëren Uitgeschakeld 6-29
X Uitschakelen van auto Uitgeschakeld 6-29
X Instelling voor automatische selectie van lade met papier Uitgeschakeld 6-29
X Kleur 600dpi x 600dpi scanmodus voor documentinvoer Ingeschakeld 6-30
X Kleur snel scannen vanaf glasplaat Uitgeschakeld 6-30
X Z/W 600dpi x 600dpi scanmodus voor documentinvoer Ingeschakeld 6-30
X Z/W snel scannen vanaf glasplaat Uitgeschakeld 6-30
Kleurbijstellingen 6-31
X Standaardinstelling Kleurbalans Standaardinstelling 6-31
X Auto Colour Calibration 6-31
6-22
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
BEDIENINGSPANEEL (BEHEERDER)
Netwerkinstellingen
Printerinstellingen
Instell. afbeelding verzenden
Item Standaardinstellingen
Pagina
Netwerkinstellingen
6-32
IPv4-instellingen DHCP 6-32
IPv6-instellingen Uitgeschakeld 6-32
TCP/IP inschakelen Ingeschakeld 6-32
NetWare inschakelen Ingeschakeld 6-32
EtherTalk inschakelen Ingeschakeld 6-32
NetBEUI inschakelen Ingeschakeld 6-32
NIC terugstellen 6-32
Pingopdracht 6-32
Item Standaardinstellingen
Pagina
Printerinstellingen
6-33
Auto Colour Calibration 6-33
Item Standaardinstellingen
Pagina
Instell. afbeelding verzenden
6-34
Bedieningsinstellingen 6-34
X Overige instellingen 6-34
Standaardweergave-Instellingen
Scan (fax wanneer fax is geïnstalleerd)
6-34
• Instellingen enige tijd vasthouden nadat scannen is
voltooid
Uitgeschakeld
• Autom. overgaan naar kopieermodusscherm
Varieert afhankelijk van land en regio
Standaardselectie adresboek Tabschakelaar: ABC, Adrestype: Alle 6-34
Instelling Oorspronkelijke Resolutie
6-34
• Scannen Ingest. resolutie toepassen bij opslag:
Uitgeschakeld
200 X 200 dpi
• Internetfax *
1
Ingest. resolutie toepassen bij opslag:
Uitgeschakeld
200 X 100 dpi
•Fax*
2
Ingest. resolutie toepassen bij opslag:
Uitgeschakeld
Standaard
6-23
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
BEDIENINGSPANEEL (BEHEERDER)
*1 Wanneer de internetfaxuitbreidingskit is geïnstalleerd.
*2 Wanneer de faxuitbreidingskit is geïnstalleerd.
*3 Wanneer de internetfaxuitbreidingskit of de fax uitbreidingskit is geïnstalleerd.
Lijst afdrukken (beheerder)
Standaard Belichtingsinstellingen Auto
6-34• Origineelbeeldtype Tekst
• Moiré-Reductie Uitgeschakeld
Volg adrestoets invoeren bij distributie-instel. Uitgeschakeld 6-35
Geluid Bij Voltooide Scan Middel 6-35
Instelling aantal weergegeven sleutels
naam/onderwerp/inhoud
12
6-35
Instelling aantal getoonde directadres-toetsen 10 6-35
Omschakelen weergave-volgorde uitschakelen Uitgeschakeld 6-35
Instelling vasthouden ontvangen afdrukgegevens*
3
Uitgeschakeld 6-35
Standaardbreedte Van Wisstrook Instellen
6-35
• Randverwijdering breedte 10 mm (1/2")
X Eigen naam en bestemming instellen
6-36
Registratie zendergegevens
• Naam afzender
• Faxnummer afzender *
2
• Eigen adres I-Fax *
1
Registratie van eigen naam selecteren 6-36
Item Standaardinstellingen
Pagina
Lijst afdrukken (beheerder)
6-37
Activiteitenrapport Beeld Verzenden 6-37
Lijst met ontvangen/doorgestuurde gegevens 6-37
Gebruikersinformatie afdrukken 6-37
Item Standaardinstellingen
Pagina
6-24
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
BEDIENINGSPANEEL (BEHEERDER)
Beveiligingsinstellingen
Productcode
* Afhankelijk van de geïnstalleerde randapparatuur, kan het mogelijk zijn dat sommige instellingen niet beschikbaar zijn.
Item Standaardinstellingen
Pagina
Beveiligingsinstellingen
6-38
SSL-instellingen
6-38
X Serverpoort
HTTPS Ingeschakeld
IPP-SSL Uitgeschakeld
HTTP naar HTTPS omzetten in webpaginatoegang apparaat Uitgeschakeld
X Clientpoort
HTTPS Ingeschakeld
FTPS Ingeschakeld
SMTP-SSL Ingeschakeld
POP3-SSL Ingeschakeld
LDAP-SSL Ingeschakeld
Encryptieniveau Laag
IPsec-instellingen Uitgeschakeld 6-38
IEEE802.1X instelling Uitgeschakeld 6-38
Item Standaardinstellingen
Pagina
Productcode*
6-39
Serienummer 6-39
PS3 uitbreidingskit 6-39
Internetfaxuitbreidingskit 6-39
Status- en waarschuwingsbericht via e-mail 6-39
Toepassingsintegratiemodule 6-39
Toepassingscommunicatiemodule 6-39
Externe account-module 6-39
XPS uitbreidingskit 6-39
6-25
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
BEDIENINGSPANEEL (BEHEERDER)
Opslaan/oproepen van systeeminstellingen
Sharp OSA-instellingen
*1 Wanneer de externe account-module is geïnstalleerd.
*2 Wanneer de externe account-module of applicatiecommunicatie-module is geïnstalleerd.
Item Standaardinstellingen
Pagina
Bewaren/oproepen van systeeminstellingen
6-40
Fabrieksinstellingen Herstellen 6-40
Huidige Configuratie Opslaan 6-40
Configuratie Herstellen 6-40
Item Standaardinstellingen
Pagina
Sharp OSA-instellingen
6-41
Instellingen extern account*
1
6-41X Extern accountbeheer Uitgeschakeld
X Authenticatie door externe server inschakelen Uitgeschakeld
Instellingen USB-driver*
2
6-41
X Extern toetsenbord Interne driver
X USB-geheugen Interne driver
X Versleutelingsniveau Geen
Snelheidinstelling voor afspelen van animatie Standaard 6-41
6-26
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
BEDIENINGSPANEEL (BEHEERDER)
Energiebesparing
De instellingen voor energiebesparing zorgen voor een besparing op de energiekosten. Vanuit een milieustandpunt
helpen deze instellingen ook bij het reduceren van milieuvervuiling en het instandhouden van natuurlijke
energiebronnen. Selecteer de toets [Energiebesparing] en configureer de instellingen.
Tonerbesparingsfunctie
U kunt de hoeveelheid toner dat wordt gebruikt voor
afdrukken reduceren.
Automatisch uitschakelen
Met deze instelling kan de functie Automatisch
uitschakelen worden in- of uitgeschakeld. Verwijder het
vinkje als u wilt dat de functie Automatisch uitschakelen
wordt uitgeschakeld.
Wanneer de ingestelde tijdsduur verstrijkt nadat het
afdrukken is beëindigd, wordt de functie Automatisch
uitschakelen geactiveerd waardoor de machine in de
slaapstand wordt gezet met het laagst mogelijke
energieverbruik.
Deze functie vermindert de energiekosten en helpt bij
het reduceren van milieuvervuiling en het instandhouden
van natuurlijke energiebronnen.
Als u wilt dat de functie Automatisch uitschakelen zo
weinig mogelijk wordt geactiveerd, raden wij u aan de
tijdsduurinstelling te verlengen zodat de functie later
wordt ingeschakeld in plaats van de functie helemaal uit
te schakelen. (De tijdsinstelling wordt gewijzigd met
behulp van onderstaande "Timer voor Automatisch
Uitschakelen".
Timer voor Automatisch
Uitschakelen
De tijd tot de functie Automatisch uitschakelen begint
kan worden ingesteld tussen 1 en 240 minuten.
Selecteer de tijdsduur die u wenst.
Instelling Voorverwarmfunctie
De tijd tot de voorverwarmfunctie begint kan worden
ingesteld tussen 1 en 240 minuten.
De voorverwarmfunctie wordt ingeschakeld wanneer de
ingestelde tijdsduur verloopt nadat het afdrukken is
voltooid en er geen verdere handelingen plaatsvinden.
Deze functie vermindert de energiekosten en helpt bij
het reduceren van milieuvervuiling en het instandhouden
van natuurlijke energiebronnen.
Selecteer de tijdsduur die u wenst.
[Afdrukken] met de tonerbesparingsfunctie werkt
alleen wanneer de printerdriver van de machine niet
wordt gebruikt. Wanneer de printerdriver wordt
gebruikt, krijgt printerdriverinstelling voorrang.
Deze functie werkt mogelijk niet in sommige
toepassingen en besturingssystemen.
[Kopiëren] in Tonerbesparingsfunctie is niet
beschikbaar in het Verenigd Koninkrijk.
Data
afdrukken
Afdrukvoorbe
eld wanneer
"Tonerbespar
ingsfunctie" is
ingeschakeld
De timerinstelling werkt niet als de functie
Automatisch uitschakelen is gedeactiveerd met
behulp van "Automatisch uitschakelen
".
U kunt de voorverwarmfunctie niet uitschakelen.
6-27
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
BEDIENINGSPANEEL (BEHEERDER)
Bedieningsinstellingen
Het is mogelijk instellingen die verband houden met het bedienen van de machine te configureren. Selecteer de toets
[Bedieningsinstellingen] om de instellingen te configureren.
Overige instellingen
Toetsgeluid
Deze instelling wordt gebruikt om het volume van de
pieptoon die klinkt wanneer u een toets selecteert aan te
passen (of uit te zetten).
Taalinstelling
U kunt de taal die verschijnt in het display wijzigen.
Weergavepatroon instelling
U kunt een van de zes kleurenpatronen selecteren die voor het kleurenpatroon in het display wordt gebruikt.
U kunt voorbeeld van het geselecteerde patroon bekijken.
Apparaatbeheer
Deze instellingen zijn bedoeld voor de geïnstalleerde randapparatuur. Selecteer de toets [Apparaatbeheer] en configureer de instellingen.
Overige instellingen
Registratieaanpassing
Als de kleuren niet op hun plaats zitten op het
afdrukoppervlak bij het afdrukken in kleur, is het mogelijk
om de afdrukposities van de kleuren aan te passen.
Selecteer de toets [Automatisch aanpassen] om deze
aanpassing uit te voeren. Er verschijnt een bericht.
Selecteer de toets [Uitvoeren].
Optimalisatie van een harde schijf
Met deze functie optimaliseert u de harde schijf van de
machine door de gegevens te defragmenteren. Als de machine
bezig is met een opdracht, verschijnt er een melding en begint
de optimalisatie niet voordat de opdracht is voltooid. Tijdens de
optimalisatie zijn de volgende handelingen niet mogelijk:
Toegang tot webpagina 's, ontvangst van afdrukgegevens
• Gebruik van toetsen op het bedieningspaneel
• De stroom uitschakelen met behulp van de
hoofdschakelaar van de machine.
• Automatisch uitschakelen
Wanneer de optimalisatie is voltooid, zal de machine
automatisch opnieuw opstarten.
Wanneer gebruikersauthenticatie is ingeschakeld en er
een schermtaalinstelling is gespecificeerd in de favoriete
bedieningsgroep, krijgt deze instelling de prioriteit.
Wanneer er regelmatig gebruik wordt gemaakt van de
functie Afdrukken blokkeren (vasthouden) en de uitvoer van
bestanden steeds trager lijkt te gaan, is het aan te raden de
harde schijf te optimaliseren om de prestaties te verbeteren.
6-28
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
BEDIENINGSPANEEL (BEHEERDER)
Instellingen kopieerfunctie
De volgende instellingen zijn bedoeld voor de kopieerfunctie. Selecteer de toets [Instellingen Kopieerfunctie] om de
instellingen te configureren.
Standaardinstellingen die u met deze instellingen selecteert zijn van toepassing op alle functies van de machine (niet
alleen de kopieerfunctie).
Instelling oorspronkelijke status
De kopieerinstellingen worden gewist wanneer de knop [AAN] ( ) wordt aangezet, wanneer de toets [ALLES
WISSEN] ( ) wordt ingedrukt of wanneer de interval voor automatische wissen is verlopen. Deze instellingen worden
gebruikt om de standaardinstellingen voor de kopieerfunctie te wijzigen.
De onderstaande instellingen kunnen worden gewijzigd:
Item Beschrijving
Kleurmodus Standaardinstellingen kleurmodus configureren.
Papierlade Geeft de papierlade op die u wilt gebruiken als standaard papierlade.
Belichtingstype Instellingen voor belichtingsmodus configureren.
Kopieerfactor Geeft de kopieerfactor op die u wilt gebruiken als standaard kopieerfactor.
Tweezijdig kopiëren
Configureer de 2-zijdige modusinstellingen die u standaard wilt gebruiken.
Als deze instelling wordt gebruikt om de standaardinstelling voor de duplexfunctie te wijzigen naar een
andere instelling dan "1-zijdig naar 1-zijdig" en de duplexfunctie of automatische origineelinvoer niet
functioneert of is uitgeschakeld, zal deze instelling terug worden gezet naar "1-zijdig naar 1-zijdig".
Uitvoer Stel de uitvoermethode in die u standaard wilt gebruiken.
Terug naar
uitgangswaarden
Hiermee zet u alle items terug naar de oorspronkelijke instelling.
6-29
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
BEDIENINGSPANEEL (BEHEERDER)
Overige instellingen
Aanpassing Kopiebelichting
Deze functie wordt gebruikt om het belichtingsniveau
aan te passen wanneer [Auto] wordt gebruikt voor
kopiebelichting.
Kleur
Gebruik deze functie om het belichtingsniveau in te stellen
voor kopieën in de kleurmodus voor de glasplaat en voor de
automatische origineelinvoer.
Zwart-wit
Gebruik deze functie om het belichtingsniveau in te
stellen voor kopieën in de zwart-witmodus voor de
glasplaat en voor de automatische origineelinvoer.
Extra vaste-kopieerfactoren
toevoegen of veranderen
U kunt twee vooraf ingestelde vergrootfactoren (tussen
101% en 200%) en twee vaste verkleinfactoren (tussen
50% en 99%) toevoegen. Een toegevoegde vooraf
ingestelde kopieerfactor kunt u ook wijzigen.
Maximum aantal kopieën instellen
Deze functie wordt gebruikt om het maximum aantal
kopieën in te stellen (aantal doorlopende kopieën). U
kunt elk getal tussen de 1 en de 999 invoeren.
Standaardinstelling Voor De
Kantlijnverschuiving
Deze functie wordt gebruikt om de standaard
kantlijnverschuiving in te stellen. Geeft een waarde op
tussen 0 mm (0") en 20 mm (1") in stappen van 1 mm
(1/8") voor zowel de voor- als achterzijde.
Standaardbreedte Van Wisstrook
Instellen
Deze instelling wordt gebruikt om de standaardinstelling
voor de wisbreedte in te stellen. Geef een waarde op
van 0 mm (0") tot 20 mm (1") in stappen van 1 mm (1/8")
voor het wissen van randen.
Kaart Formaat-Instellingen
Deze instelling wordt gebruikt om het standaard
origineelformaat voor de functie kaart formaat in te stellen.
Zowel de X (horizontale) als de Y (verticale)
origineelafmeting kan worden ingesteld van 25 mm (1") tot
210 mm (8-1/2") in stappen van 1 mm (1/8").
Aanpassen aan pagina
Schakel deze instelling in om de toets [Aanpassen aan
pagina] altijd in het scherm Kaart Formaat weer te geven.
Opheffen van werk-programma's
uitschakelen
Deze instelling wordt gebruikt om het verwijderen en
wijzigen van de kopieerinstellingen in de werkprogramma's
onmogelijk te maken.
Uitschakeling handinvoer bij
dubbelz. kopiëren
Deze instelling wordt gebruikt om het gebruik van de
handinvoer bij het maken van 2-zijde kopieën onmogelijk
te maken.
De handinvoer wordt vaak gebruikt voor etikettenvellen,
transparanten en andere speciale media waarbij 2-zijdig
kopiëren niet is toegestaan. Als een vel van dit speciale
materiaal in de omkeereenheid terechtkomt, kan dit een
papierstoring of schade aan de eenheid tot gevolg
hebben. Als er regelmatig speciale media wordt gebruikt
waarbij 2-zijdig kopiëren niet is toegestaan, raden wij u
aan deze functie in te schakelen.
Uitschakelen van auto
Deze instelling wordt gebruikt om de automatische
papierselectie uit te schakelen.
Als dit is ingeschakeld en er wordt een formaat origineel
ingesteld,dan wordt hetzelfde papierformaat niet
automatisch geselecteerd.
Instelling voor automatische
selectie van lade met papier
Wanneer deze instelling ingeschakeld staat en het
apparaat staat in de kopieermodus in de slaapstand,
dan wordt de laatste papierlade waarin papier werd
geplaatst automatisch de standaardpapierlade voor de
kopieermodus, totdat het apparaat wordt teruggesteld.
Vooraf ingestelde kopieerfactoren, behalve de
toegevoegde vooraf ingestelde kopieerfactoren,
kunnen niet worden gewijzigd.
6-30
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
BEDIENINGSPANEEL (BEHEERDER)
Kleur 600dpi x 600dpi scanmodus
voor documentinvoer
U kunt de resolutie voor kopiëren in kleur via de
automatische documentinvoer wijzigen van 600 x 300
dpi naar 600 x 600 dpi (hogekwaliteitsmodus).
Wanneer u gebruik maakt van de hoge kwaliteit-modus,
worden fijne documenten en dunne lijnen beter
afgedrukt, maar is de scansnelheid langzamer.
Kleur snel scannen vanaf glasplaat
U kunt de resolutie voor kopiëren in kleur vanaf de
glasplaat wijzigen van 600 x 600 dpi naar 600 x 300 dpi
(hogesnelheidsmodus).
Wanneer u hoge snelheid-modus selecteert, wordt de
eerste kopie sneller afgedrukt, maar is de gekopieerde
afbeelding van mindere kwaliteit.
Z/W 600dpi x 600dpi scanmodus
voor documentinvoer
U kunt de resolutie voor zwart-wit kopieën via de
automatische origineelinvoer wijzigen van 600 x 300 dpi
naar 600 x 600 dpi (hoge kwaliteit-modus).
Wanneer u gebruik maakt van de hoge kwaliteit-modus,
worden fijne documenten en dunne lijnen beter
afgedrukt, maar is de scansnelheid langzamer.
Z/W snel scannen vanaf glasplaat
U kunt de resolutie voor zwart-wit kopieën vanaf de
glasplaat wijzigen van 600 x 600 dpi naar 600 x 300 dpi
(hoge snelheid-modus).
Wanneer u hoge snelheid-modus selecteert, wordt de
eerste kopie sneller afgedrukt, maar is de gekopieerde
afbeelding van mindere kwaliteit.
Wanneer u de hoge kwaliteit-modus niet selecteert,
moeten er aan de volgende voorwaarden worden
voldaan om te kunnen scannen op een resolutie van
600 x 300 dpi en de hoogste snelheid te behalen.
De kopieerfactor moet zijn ingesteld op 100%.
Selecteer geen speciale modus waardoor de
kopieerfactor wordt gewijzigd.
De functie [Kopie van kopie] moet zijn
uitgeschakeld.
Wanneer u de hoge snelheid-modus selecteert,
moeten er aan de volgende voorwaarden worden
voldaan om te kunnen scannen op een resolutie van
600 x 300 dpi en de hoogste snelheid te behalen.
De kopieerfactor moet zijn ingesteld op 100%.
Selecteer geen speciale modus waardoor de
kopieerfactor wordt gewijzigd.
De functie [Kopie van kopie] moet zijn
uitgeschakeld.
Wanneer u de hoge kwaliteit-modus niet selecteert,
moeten er aan de volgende voorwaarden worden
voldaan om te kunnen scannen op een resolutie van
600 x 300 dpi en de hoogste snelheid te behalen.
De kopieerfactor moet zijn ingesteld op 100%.
Selecteer geen speciale modus waardoor de
kopieerfactor wordt gewijzigd.
De functie [Kopie van kopie] moet zijn
uitgeschakeld.
Maak geen zwart-wit kopieën met behulp van de
toets [STARTEN KLEUR].
Wanneer u de hoge snelheid-modus selecteert,
moeten er aan de volgende voorwaarden worden
voldaan om te kunnen scannen op een resolutie van
600 x 300 dpi en de hoogste snelheid te behalen.
De kopieerfactor moet zijn ingesteld op 100%.
Selecteer geen speciale modus waardoor de
kopieerfactor wordt gewijzigd.
De functie [Kopie van kopie] moet zijn
uitgeschakeld.
Maak geen zwart-wit kopieën met behulp van de
toets [STARTEN KLEUR].
6-31
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
BEDIENINGSPANEEL (BEHEERDER)
Kleurbijstellingen
U kunt de volgende kleurbijstellingen configureren:
Standaardinstelling Kleurbalans
De instellingen voor kleurbalans die zijn verkregen via de
functie "Kleurbalans" in de speciale functies kunnen in een
opdrachtprogramma worden opgeslagen (1 t/m 48) en
vervolgens worden opgeroepen en opgeslagen als
standaardinstelling voor de kleurbalans*. Schakel deze
functie in wanneer u herhaaldelijk een kleurbalans-instelling
gebruikt voor een favoriete kleur of als correctie wanneer er
een wijziging heeft plaatsgevonden in de kleurbalans.
* De weergegeven waarden wanneer u de functie
"Kleurbalans" in de speciale functies selecteert.
Terug naar uitgangswaarden
Hiermee worden de opgeslagen instellingen voor
kleurbalans teruggezet naar de standaardinstellingen
(alle instellingen voor kleurbalans zijn ingesteld op "0"
voor de 8 niveaus van elke kleur).
Auto Colour Calibration
Hiermee kunt u een automatische kleurcorrectie uitvoeren
wanneer de kleur in de kopieën niet goed is. De machine
drukt een testpagina af die vervolgens wordt gescand,
waarna de kleur automatisch wordt gecorrigeerd.
Nadat u op de toets [Uitvoeren] hebt geselecteerd en er
een testpagina is afgedrukt, verschijnt er een melding
waarin u wordt gevraagd de automatische kalibering te
starten. Plaats de testpagina op de glasplaat zoals
hieronder afgebeeld (met de dunne lijn op de rand van de
pagina aan de linkerkant).
Plaats (ongeveer 5 vel) kopieerpapier van hetzelfde
formaat als de testpagina bovenop de testpagina, sluit
de automatische origineelinvoer en selecteer de toets
[Uitvoeren].
Controleer of de registratieaanpassing correct is
voordat u de automatische kleurkalibering uitvoert.
Voer de functie "Registratieaanpassing" (pagina
6-27) uit als de registratieaanpassing niet correct is.
Voor de automatische kleurkalibering nogmaals uit
om de kleur te verbeteren als de kleur na de eerste
kleurkalibering nog steeds niet goed is.
Dunne lijn
merkteken
Breng het midden van de testpagina op één lijn
met de punt van het teken.
6-32
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
BEDIENINGSPANEEL (BEHEERDER)
Netwerkinstellingen
De netwerkinstellingen worden hieronder beschreven. Selecteer de toets [Netwerkinstellingen] om de instellingen te
configureren.
IPv4-instellingen
Gebruik deze instelling om het IP-adres van de machine in te stellen
wanneer u de machine gebruikt in een TCP/IP (IPv4)-netwerk.
De instellingen worden hieronder weergegeven.
IP-adres*
Voer het IP-adres van de machine in.
IP-subnetmasker*
Voer het IP-subnetmasker in.
IP-gateway*
Voer het IP-gateway adres in.
DHCP
Gebruik deze instelling om het IP-adres automatisch te
verkrijgen met behulp van DHCP (Dynamic Host Configuration
Protocol). Wanneer deze instelling is ingeschakeld is het niet
nodig om het IP-adres handmatig in te voeren.
* Druk bij deze instellingen op de toets tijdens het
invoeren van een punt scheidingsteken.
IPv6-instellingen
Gebruik deze instelling om het IP-adres van de machine
in te stellen wanneer u de machine gebruikt in een
TCP/IP (IPv6)-netwerk.
De instellingen worden hieronder weergegeven.
IPv6-protocol inschakelen
Schakel deze instelling in.
DHCPv6
Gebruik deze instelling om het IP-adres automatisch te
verkrijgen met behulp van DHCP (Dynamic Host Configuration
Protocol). Wanneer deze instelling is ingeschakeld is het niet
nodig om het IP-adres handmatig in te voeren.
Handmatig adres
Voer het IP-adres van de machine in.
Lengte van prefix
Voer de lengte van het kengetal in (0 tot 128).
Standaard gateway
Voer het IP-gateway adres in.
TCP/IP inschakelen
Deze instelling moet zijn ingeschakeld om de machine te
kunnen gebruiken in een TCP/IP-netwerk.
NetWare inschakelen
Deze instelling moet zijn ingeschakeld om de machine te
kunnen gebruiken in een NetWare -netwerk.
EtherTalk inschakelen
Deze instelling moet zijn ingeschakeld om de machine te
kunnen gebruiken in een EtherTalk -netwerk.
NetBEUI inschakelen
Deze instelling moet zijn ingeschakeld om de machine te
kunnen gebruiken in een NetBEUI-netwerk.
NIC terugstellen
Hiermee zet u alle "Netwerkinstellingen" terug naar de
oorspronkelijke instelling.
Pingopdracht
Gebruik deze functie om te controleren of de machine kan
communiceren met een computer binnen het netwerk.
Specificeer het IP-adres van de betreffende computer en
selecteer de toets [Uitvoeren].
Druk op de toets tijdens het invoeren van een IPv4 IP-adres
om een punt scheidingsteken in te voeren. Er verschijnt een
melding waarin wordt aangegeven of de computer heeft
geantwoord of niet.
Als instellingen worden gewijzigd, gaan ze pas in nadat de machine opnieuw is gestart. Raadpleeg "DE VOEDING IN- EN
UITSCHAKELEN" (pagina 1-14) in "1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT" voor het herstarten van de machine.
Zorg ervoor dat u de functie "TCP/IP inschakelen
"
hieronder inschakelt als de machine wordt
gebruikt in een TCP/IP-netwerk.
Als er gebruik wordt gemaakt van DHCP, kan het
toegeweze. Als het IP-adres verandert, geef de instelling
van de printerpoort dan nogmaals op en druk af.
Zorg ervoor dat u de functie "TCP/IP inschakelen"
hieronder inschakelt als de machine wordt
gebruikt in een TCP/IP-netwerk.
Als er gebruik wordt gemaakt van DHCP, kan het
toegeweze. Als het IP-adres verandert, geef de instelling
van de printerpoort dan nogmaals op en druk af.
In een IPv6-omgeving kan het apparaat met het
LPDof IPP-protocol werken.
6-33
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
BEDIENINGSPANEEL (BEHEERDER)
Printerinstellingen
U kunt de instellingen m.b.t. de printerfunctie configureren. Selecteer de toets [Printerinstellingen] om de instellingen te
configureren.
Auto Colour Calibration
Hiermee kunt u een automatische kleurcorrectie uitvoeren wanneer de uitvoer van een kleurenafdruk in het gehele
document de verkeerde kleuren lijkt te bevatten. De machine drukt een testpagina af die vervolgens wordt gescand,
waarna de kleur automatisch wordt gecorrigeerd.
Nadat u op de toets [Uitvoeren] hebt geselecteerd en er een testpagina is afgedrukt, verschijnt er een melding waarin u
wordt gevraagd de automatische kalibering te starten. Plaats de testpagina op de glasplaat zoals hieronder afgebeeld
(de vier hoeken dienen zich links te bevinden).
Plaats (ongeveer 5 vel) kopieerpapier van hetzelfde formaat als de testpagina bovenop de testpagina, sluit de
automatische origineelinvoer en selecteer de toets [Uitvoeren].
Controleer of de registratieaanpassing correct is voordat u de automatische kleurkalibering uitvoert. Voer de functie
"Registratieaanpassing" (pagina 6-27) uit als de registratieaanpassing niet correct is.
Voor de automatische kleurkalibering nogmaals uit om de kleur te verbeteren als de kleur na de eerste kleurkalibering nog
steeds niet goed is.
merkteken
Breng het midden van de testpagina op één lijn
met de punt van het teken.
Vier hoeken
6-34
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
BEDIENINGSPANEEL (BEHEERDER)
Instell. afbeelding verzenden
Instellingen met betrekking tot de beeldverzendfunctie (scan, Internetfax, enz.) kunnen worden geconfigureerd.
Selecteer de toets [Instell. afbeelding verzenden] om de instellingen te configureren.
Bedieningsinstellingen
De onderstaande bedieningsinstellingen zijn van toepassing op alle beeldverzendfuncties.
Standaardweergave-Instellingen
U kunt een van de 5 basisschermen selecteren voor het
basisscherm dat verschijnt wanneer u drukt op de toets
[BEELD VERZENDEN] of op de toets [ALLES WISSEN] ( )
in de beeld verzenden modus.
• Adresboek
• Scannen
• Internetfax
• Faxen
• Gegevensinvoer
Instellingen enige tijd vasthouden nadat scannen is
voltooid
Gebruik deze instelling om de instellingen te bewaren
nadat het scannen is voltooid (totdat de functie
Automatisch wissen wordt geactiveerd).
Autom. overgaan naar kopieermodusscherm
Schakel deze instelling in om het scherm automatisch
over te schakelen naar de kopieerfunctie als er
gedurende 20 seconden geen actie wordt ondernomen
in het scherm Beeld Verzenden.
Standaardselectie adresboek
Een van de volgende schermen kan als beginscherm
voor het adresboekscherm worden geselecteerd.
Tabschakelaar
• ABC
•Groep
Adrestype
• Alle
•E-mail
• FTP/Bureaublad
• Netwerkmap
• Internetfax (incl. directe SMTP)
• Faxen
•Groep
Instelling Oorspronkelijke Resolutie
De onderstaande instellingen zijn beschikbaar voor de
standaardresoluties voor de functies scannen, Internetfax en fax.
Scan : 100X100 dpi, 200X200 dpi, 300X300 dpi,
400X400 dpi, 600X600 dpi
Internetfax : 200X100 dpi
200X200 dpi
200X400 dpi
400X400 dpi
600X600 dpi
Fax: Standaard
Fijn
Extra Fijn
Ultrafijn
Standaard Belichtingsinstellingen
Deze instelling wordt gebruikt om de standaard
belichtingsinstellingen in te stellen voor het scannen van
documenten in de Beeld verzenden modus. Selecteer [Auto]
of [Handmatig]. Wanneer [Handmatig] is geselecteerd, kan
de belichting worden ingesteld op een van de 5 niveaus.
Standaard origineelafbeeldingstype
Selecteer vooraf het standaard origineelbeeldtype om
verzending van het origineel op een geschikte resolutie mogelijk
te maken (uitsluitend een scanfunctie en USB-geheugenmodus).
De instellingen worden hieronder weergegeven.
• Tekst/afged.foto
• Tekst/Foto
• Tekst
•Foto
• Afgedrukte Foto
•Map
Moiré-reductie
Hiermee vermindert u het moiré-effect (strepen) dat zich
voordoet wanneer drukwerk wordt gescand (uitsluitend
in de scannerfunctie en USB-geheugenmodus).
Raadpleeg "FAXSYSTEEMINSTELLINGEN OP HET BEDIENINGSPANEEL" (pagina 6-97) voor informatie over de
instellingen met betrekking tot de faxfunctie.
Overige instellingen
Als de belichting staat ingesteld op [Auto], kan geen
standaard origineelbeeldtype worden geselecteerd.
Halftoon
Halftoon
6-35
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
BEDIENINGSPANEEL (BEHEERDER)
Volg adrestoets invoeren bij
distributie-instel.
Deze instelling wordt gebruikt zodat de toets [Volgend Adres]
wordt geselecteerd voordat het volgende adres wordt
ingevoerd tijdens het uitvoeren van een distributie-verzending.
Wanneer deze instelling is ingeschakeld, kan de [Volgend
Adres]-toets niet worden overgeslagen, zelfs niet wanneer het
volgende adres wordt ingevoerd met een one-touch-toets.
Als een gebruiker probeert het volgende adres in te voeren
zonder de [Volgend Adres]-toets te selecteren, klinkt er een
dubbele pieptoon en zal de invoer worden geweigerd.
Geluid Bij Voltooide Scan
Hiermee kan de Scan voltooid geluidsinstelling worden
geselecteerd.
Instelling aantal weergegeven sleutels
naam/onderwerp/inhoud
Selecteer 6, 12 of 18 als het aantal toetsen voor
bestandsnamen/onderwerpen dat wordt weergegeven in het scherm.
Instelling aantal getoonde
directadres-toetsen
Selecteer 5, 10 of 15 voor de nummers van sneltoetsen
die verschijnen in het adresboekscherm.
Omschakelen weergave-volgorde
uitschakelen
Deze instelling wordt gebruikt om wijzigingen in de volgorde
van de display (volgorde van zoeknummer, oplopend,
aflopend) in het adresboek onmogelijk te maken.
Wanneer deze instelling is ingeschakeld, kan de volgorde van
het adresboek niet worden gewijzigd door het selecteren van
een tabtoets. De weergave-volgorde blijft de gebruikte
volgorde nadat deze instelling is geactiveerd.
Instelling vasthouden ontvangen
afdrukgegevens
(Wanneer de internetfaxuitbreidingskit of de fax
uitbreidingskit is geïnstalleerd.)
Met deze functie worden ontvangen faxen en Internetfaxen
in het geheugen vastgehouden zonder dat deze worden
afgedrukt. De faxen kunnen worden afgedrukt door een
wachtwoord in te voeren (standaardinstelling: 0000) via het
numerieke toetsenbord.
Wachtwoord
Als [Instelling vasthouden ontvangen afdrukgegevens] is
geselecteerd, voer dan het wachtwoord (4 cijfers) in.
Standaardbreedte Van Wisstrook
Instellen
Hiermee wordt de standaard wisbreedte van de
wisfunctie ingesteld. Geef een waarde op van 0 mm (0")
tot 20 mm (1") in stappen van 1 mm (1/8") voor het
wissen van randen.
Deze instellingen kunnen uitsluitend worden geconfigureerd
wanneer er geen ontvangen gegevens in het geheugen van
de apparaat aanwezig zijn (exclusief de gegevens in de
vertrouwelijke of het relay-distributie-geheugenvakken).
6-36
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
BEDIENINGSPANEEL (BEHEERDER)
Hiermee stelt u het internetfaxadres, faxnummer van de
machine en naam van de gebruiker in.
Registratie zendergegevens
Gebruik dit om de naam van de afzender op te slaan
voor fax, internetfax, afzendernummer voor fax, en
afzenderadres voor internetfax.
De opgeslagen afzendernaam en het
fax-afzendernummer of internet-afzenderadres wordt
bovenaan de ontvangen fax afgedrukt.
Naam afzender
Voer de naam van de verzender in. Voor de naam van
de verzender mogen maximaal 20 tekens worden
ingevoerd.
Faxnummer afzender
Dit wordt gebruikt om het faxnummer van de verzender
in te stellen.
Selecteer de toets [-] om een pauze tussen de getallen
in te voeren.
Selecteer de toets [Spatie] om een spatie tussen de
getallen in te voegen.
Eigen adres I-Fax
Voer een standaard verzendadres in (maximaal 56 tekens).
Registratie van eigen naam
selecteren
Sla gebruikte afzendernamen op in "Registratie van
eigen naam" in de speciale functies. Er kunnen 18
afzendernamen worden opgeslagen.
Nieuwe Toevoegen
Naam verzender opslaan. Er kunnen maximaal 20
tekens worden opgeslagen.
Selecteer de toets [Opslaan] na het invoeren van een
afzendernaam. Het laagste ongebruikte
registratienummer van 01 tot 18 wordt automatisch aan
de afzendernaam toegewezen. Dit nummer kan niet
worden gewijzigd.
Lijst van Naam van afzenders
Hiermee wordt een lijst van de opgeslagen
afzendernamen weergegeven.
De naam van de afzender kan worden geselecteerd om
deze te wissen.
Eigen naam en bestemming
instellen
6-37
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
BEDIENINGSPANEEL (BEHEERDER)
Lijst afdrukken (beheerder)
Deze instelling wordt gebruikt om lijsten en rapporten af te drukken die uitsluitend worden gebruikt door beheerder van
de machine. Selecteer de toets [Lijst afdrukken (beheerder)] om de instellingen te configureren.
Activiteitenrapport Beeld
Verzenden
U kunt de volgende activiteitenrapporten Beeld
Verzenden afzonderlijk afdrukken.
• Activiteitenrapport verzenden van afbeeldingen
(Scannen)
• Activiteitsrapport Beeldverzending (Internet-Fax)
• Activiteitsrapport Beeldverzending(Fax)
Lijst met
ontvangen/doorgestuurde
gegevens
U kunt de volgende lijsten met ontvangstinstellingen en
instellingen voor doorsturen afdrukken.
• Lijst Anti-Junkfaxnummers
• Lijst Anti-Junkmail/Domeinnamen
• Inkomende routeringslijst
• Documentbeheerlijst
Gebruikersinformatie afdrukken
Gebruikerslijsten, gebruikstellingenlijsten, lijsten van
gebruikslimietgroepen en andere lijsten betreffende
gebruiksbediening kunnen worden afgedrukt.
• Gebruikerslijst
• Lijst met aantal gebruikte pagina's
• Lijst van paginalimietgroepen
• Autoriteitsgroepslijst
• Groepslijst favoriete bediening
• Alle gebruikersinformatie afdrukken
6-38
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
BEDIENINGSPANEEL (BEHEERDER)
Beveiligingsinstellingen
De volgende instellingen zijn bedoeld voor beveiliging. Selecteer de toets [Beveiligingsinstellingen] om de instellingen te
configureren.
SSL-instellingen
SSL kan worden gebruikt voor het verzenden van
gegevens over een netwerk.
SSL is een protocol waarmee u de gegevens die u over
een netwerk verzendt kunt versleutelen. Dankzij
versleutelde gegevens is het mogelijk gevoelige
informatie op een veilige manier te versturen en de
ontvangen.
U kunt SSL voor de volgende protocollen inschakelen:
Serverpoort
• HTTPS: SSL-encryptie toepassen op
HTTP-communicatie.
• IPP-SSL: SSL-encryptie toepassen op
IPP-communicatie.
• HTTP omleiden naar HTTPS instellen in de
webpagina:
Als deze instelling is ingeschakeld, wordt alle
communicatie waarmee wordt geprobeerd toegang te
krijgen tot de machine, omgelegd van HTTP naar
HTTPS.
Clientpoort
• HTTPS: SSL-encryptie toepassen op
HTTP-communicatie.
• FTPS: SSL-encryptie toepassen op
FTP-communicatie.
• SMTP-SSL: SSL-encryptie toepassen op
SMTP-communicatie.
• POP3-SSL: SSL-encryptie toepassen op
POP3-communicatie.
• LDAP-SSL: Pas SSL-versleuteling toe op
LDAP-communicatie.
Encryptieniveau
Het encryptie-niveau kan op een van de drie niveaus
worden ingesteld.
IPsec-instellingen
IPsec kan worden gebruikt voor verzending/ontvangst
van gegevens op een netwerk. Wanneer IPsec wordt
gebruikt, kunnen gegevens veilig worden verzonden en
ontvangen zonder dat het nodig is om instellingen voor
IPpakketversleuteling te configureren in een
webbrowser of in een andere toepassing van een hoger
niveau.
Deze instelling wordt enkel gebruikt om IPsec in of uit te
schakelen. Gedetailleerde IPsec-instellingen worden in
de webpagina's geconfigureerd.
Sommige instellingen van webpagina's laten een
verbinding met de machine niet toe of de instellingen
laten afdrukken, scannen of de weergave van een
webpagina niet toe. Maak deze instelling in dat geval
ongedaan en wijzig de instellingen van de webpagina.
IEEE802.1X instelling
Met IEEE802.1X kan een gebruiker gemachtigd worden
om een machine te gebruiken.
Het IEEE802.1X-protocol definieert authenticatie op
poortbasis voor zowel bedrade als draadloze netwerken.
Gebruik IEEE802.1X-authenticatie om alleen
gemachtigde apparaten gebruik van het netwerk te laten
maken, en te beschermen tegen netwerkmisbruik door
derden.
Deze instelling wordt alleen gebruikt om IEEE802.1X in
of uit te schakelen; uitgebreide IEEE802.1X-instellingen
worden op de webpagina's geconfigureerd.
Sommige instellingen van webpagina's laten een
verbinding met de machine niet toe of de instellingen
laten afdrukken, scannen of de weergave van een
webpagina niet toe. Maak deze instelling in dat geval
ongedaan en wijzig de instellingen van de webpagina.
Geavanceerde IPsec-instellingen worden
geconfigureerd door op [Veiligheidsinstellingen] te
drukken en vervolgens op [IPsec-instellingen] in het
menu van de webpagina.
Geavanceerde IEEE802.1-instellingen worden
geconfigureerd door op [Veiligheidsinstellingen] te
drukken en vervolgens op [IEEE802.1X instelling] in
het menu van de webpagina.
6-39
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
BEDIENINGSPANEEL (BEHEERDER)
Productcode
De procedures voor het invoeren van productcodes voor uitbreidingskits worden hieronder beschreven. Selecteer de
toets [Productcode] om de instellingen te configureren.
Serienummer
Hier wordt het serienummer weergegeven dat is vereist
voor het verkrijgen van de productcode.
PS3 uitbreidingskit
Voer de productcode van de PS3-uitbreidingskit in.
Internetfaxuitbreidingskit
Voer de productcode van de Internetfaxuitbreidingskit in.
Status- en waarschuwingsbericht
via e-mail
Voer de productcode in voor het Status- en
waarschuwingsbericht via e-mail.
Toepassingsintegratiemodule
Voer de productcode van de
toepassingsintegratiemodule-kit in.
Toepassingscommunicatiemodule
Voer de productcode van de
applicatiecommunicatiemodule in.
Externe account-module
Voer de productcode van de module voor externe
accounts in.
XPS uitbreidingskit
Voer de productcode van de XPS-uitbreidingskit in.
Afhankelijk van de geïnstalleerde randapparatuur, kan het mogelijk zijn dat sommige instellingen niet beschikbaar zijn.
Neem contact op met uw dealer voor de productcode die u moet invoeren.
Wanneer de faxfunctie is ingeschakeld, wordt deze
functie weergegeven als "E-mailstatus".
6-40
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
BEDIENINGSPANEEL (BEHEERDER)
Bewaren/oproepen van systeeminstellingen
De huidige systeeminstellingen kunnen worden opgeslagen, eerder opgeslagen systeeminstellingen kunnen worden
opgehaald en de standaardinstellingen kunnen worden hersteld. Selecteer de toets [Bewaren/oproepen van
systeeminstellingen] om de instellingen te configureren.
Fabrieksinstellingen Herstellen
Hiermee zet u de systeeminstellingen terug naar de
standaardinstellingen. Selecteer de huidige instellingen
af met behulp van functie "Lijst afdrukken (beheerder)"
(pagina 6-37) in systeeminstellingen (beheerder) als u
een record wilt maken van de huidige instellingen
voordat u de standaardinstellingen hersteld.
Huidige Configuratie Opslaan
Deze instelling wordt gebruikt om de huidige
systeeminstellingen op te slaan. De opgeslagen
instellingen worden bewaard, ook nadat u het apparaat
met behulp van de toets [AAN] ( ) hebt uitgeschakeld.
Gebruik "Configuratie Herstellen" hieronder om de
opgeslagen instellingen op te halen.
Niet opgeslagen items
• Netwerkinstellingen: Deze instellingen worden niet
opgeslagen omdat onverwachte
instellingen het netwerk kunnen
beschadigen.
• Productcodes: Productcodes worden niet
opgeslagen omdat het opnieuw
invoeren van de codes nodig
kan zijn.
Configuratie Herstellen
Gebruik deze functie om de instellingen die zijn
opgeslagen met behulp van de functie "Huidige
Configuratie Opslaan" te herstellen
De huidige instellingen zullen worden vervangen door de
opgehaalde instellingen.
Als instellingen worden gewijzigd, gaan ze pas in
nadat de machine opnieuw is gestart. Raadpleeg "DE
VOEDING IN- EN UITSCHAKELEN" (pagina 1-14) in
"1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT" voor het
herstarten van de machine.
6-41
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
BEDIENINGSPANEEL (BEHEERDER)
Sharp OSA-instellingen
Instellingen extern account
(Wanneer de externe account-module is geïnstalleerd.)
Extern accountbeheer
Als deze instelling is ingeschakeld, schakelt het
apparaat naar de externe optelmodus en kan de
optelfunctie worden gebruikt via een externe
accountapplicatie.
Authenticatie door externe server inschakelen
Als deze instelling is ingeschakeld, schakelt het
apparaat naar de externe authenticatiemodus. De
toegang tot het apparaat wordt beheerd door een
externe applicatie.
Instellingen USB-driver
(Wanneer de externe account-module of
applicatiecommunicatie-module is geïnstalleerd.)
Stel bij het installeren van de externe account-module of
applicatiecommunicatie-module in dat de driver van het
USB-apparaat moet worden aangesloten.
Configureer onderstaande instellingen volgens de
gegevens van uw Sharp OSA-applicatie.
Extern toetsenbord
Selecteer of de interne of externe driver voor het externe
toetsenbord moet worden gebruikt.
USB-geheugen
Selecteer of de interne of externe driver voor
USB-geheugen wordt gebruikt.
Versleutelingsniveau
Selecteer het niveau van versleuteling voor de
communicatie met de externe driver.
Kies uit Geen of AES-128, AES-256.
Snelheidinstelling voor afspelen
van animatie
Stel de afspeelsnelheid in voor de animatie in de
applicatie Sharp OSA.
De volgende instellingen kunnen worden
geconfigureerd.
• Standaard
• Hoog
Als instellingen worden gewijzigd, gaan ze pas in
nadat de machine opnieuw is gestart. Raadpleeg "DE
VOEDING IN- EN UITSCHAKELEN" (pagina 1-14) in
"1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT" voor het
herstarten van de machine.
Wanneer de externe driver is geselecteerd, is het
niet mogelijk om een USB-apparaat in een andere
modus dan Sharp OSA-modus te gebruiken.
Als instellingen worden gewijzigd, gaan ze pas in
nadat de machine opnieuw is gestart. Raadpleeg
"DE VOEDING IN- EN UITSCHAKELEN" (pagina
1-14) in "1. VOORDAT U DE MACHINE
GEBRUIKT" voor het herstarten van de machine.
Als "Hoog" is geselecteerd, kan de
taakverwerkingssnelheid (voor afdruk- en andere
taken) van de machine langzamer worden. Als u
prioriteit wilt geven aan de taakverwerkingssnelheid,
selecteer dan "Standaard". Deze instelling ("Hoog" of
"Standaard") beïnvloedt echter niet de
afspeelsnelheid van de animatie wanneer de machine
geen afdruktaken verwerkt.
6-42
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA (ALGEMEEN)
In dit gedeelte worden de systeeminstellingen uitgelegd die door algemene gebruikers op de webpagina kunnen worden
geconfigureerd. U bereikt deze instellingen deze [Systeeminstellingen] te selecteren op de menubalk van de webpagina.
Lijst met Systeeminstellingen (Algemeen)
Wanneer de Systeeminstellingen worden geopend met algemene rechten, verschijnen de onderstaande items. Raadpleeg "Lijst met
Systeeminstellingen (beheerder)" (pagina 6-56) voor items die uitsluitend met beheerdersrechten kunnen worden geopend.
Totale aantal
Standaardinstellingen
SYSTEEMINSTELLINGEN (ALGEMEEN)
OP DE WEBPAGINA
Afhankelijk van de specificaties van de machine en de geïnstalleerde randapparatuur, kan het mogelijk zijn dat sommige
instellingen niet beschikbaar zijn.
Raadpleeg "FAXSYSTEEMINSTELLINGEN OP DE WEBPAGINA" (pagina 6-107) voor informatie over de instellingen met
betrekking tot de faxfunctie.
Na het configureren van bepaalde instellingen wordt u soms gevraagd om de machine opnieuw op te starten. Start de
machine opnieuw in het scherm dat verschijnt.
Item Standaardinstellingen
Pagina
Totale aantal
6-45
Opdrachttelling 6-45
Apparatentelling 6-45
Item Standaardinstellingen
Pagina
Standaardinstellingen
6-46
Klokaanpassing
6-46
X Klok aanpassen
Geef de tijdzone
Datum- en tijdinstellingen
Synchroniseren met internettijdserver Uitschakelen
X Instelling Zomertijd
Varieert afhankelijk van land en regio
Selecteer instellingtype
Varieert afhankelijk van land en regio
Starttijd
Varieert afhankelijk van land en regio
Voltooiïngstijd
Varieert afhankelijk van land en regio
Aanpassingstijd
Varieert afhankelijk van land en regio
X Datumindeling
Varieert afhankelijk van land en regio
Keuze toetsenbord
Varieert afhankelijk van land en regio
6-47
6-43
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA (ALGEMEEN)
Lijst afdrukken (gebruiker)
Papierlade-Instellingen
* Wanneer een invoereenheid voor 500 bladen is geïnstalleerd.
Papiersoortregistratie
Faxdata Ontv/doorsturen
* Wanneer de internetfaxuitbreidingskit is geïnstalleerd.
Item Standaardinstellingen
Pagina
Lijst afdrukken (gebruiker)
6-47
Lijst met alle aangepaste instellingen
Testpagina printer
Adreslijst Wordt Verzonden
Item Standaardinstellingen
Pagina
Papierlade-Instellingen
6-48
Automatisch omschakelen van laden Ingeschakeld 6-48
Lade-instellingen
6-48
X Papierlade 1
Normaal, Auto-AB (Auto-Inch)
X Papierlade 2*
X Papierlade 3*
X Papierlade 4*
X Handinvoer
Selecteer verg. afmetingen voor autodet.
Auto-AB: 216 mm x 330 mm (8-1/2" x 13")
Auto-Inch: 8-1/2" x 14"
Registratie aangepaste grootte (Omloop) Aangepast 1: X=297 mm (11"),
Y=210 mm (8-1/2")
Aangepast 2: X=297 mm (11"),
Y=210 mm (8-1/2")
Aangepast 3: X=297 mm (11"),
Y=210 mm (8-1/2")
6-48
Item Standaardinstellingen
Pagina
Papiersoortregistratie
6-51
Item Standaardinstellingen
Pagina
Faxdata Ontv/ Doorsturen
6-51
I-Faxinstellingen*
6-51
X Start ontvangst
X Handm. Ontvangsttoets op beginscherm Ingeschakeld
X Doorsturen ontvangen faxdata
6-44
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA (ALGEMEEN)
Voorwaarde-instellingen
* Wanneer een afwerkingeenheid is geïnstalleerd.
Controle USB-apparaat
Item Standaardinstellingen
Pagina
Voorwaarde-instellingen
6-52
Standaard printerinstellingen
6-52
X Kopieën 1
X Afdrukstand Staand
X Standaard papierformaat A4 (8-1/2"x11")
X Standaard papiersoort Normaal papier
X Instelling Oorspronkelijke Resolutie 600dpi (Hoge kwaliteit)
X Afdrukken Lege Pagina Uitschakelen Uitgeschakeld
X Lijndikte 5
X 2-zijdige afdruk 1-zijdig
X Kleurmodus Auto
X N-op-1 afdrukken [1 pagina's op 1 vel]
X Aanpassen aan pagina Ingeschakeld
X Uitvoer
Afdrukken per eenheid Ingeschakeld
Nieten* Uitgeschakeld
X Snelbestand Uitgeschakeld
PCL-instellingen
6-53
X PCL-symbolenset instel. PC-8
X PCL-lettertypen instellen Intern lettertype, 0: Courier
X PCL-regeleindecode 0.CR=CR; LF=LF; FF=FF
X Wide A4 Uitgeschakeld
PostScript-instelling
6-54X PS-fouten afdrukken Uitgeschakeld
X Binaire verwerking Uitgeschakeld
Item Standaardinstellingen
Pagina
Controle USB-apparaat
6-54
6-45
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA (ALGEMEEN)
Totale aantal
Deze functie geeft de paginatelling in elke modus weer. Selecteer [Systeeminstellingen] - [Totaal Aantal] van de
menubalk.
Opdrachttelling
Dit geeft het aantal van alle opdrachten weer en drukt dit af.
Apparatentelling
Dit wordt gebruikt om het aantal op de machine geïnstalleerde randapparaten weer te geven of af te drukken.
Elk blad papier gebruikt voor twee-zijdig kopiëren wordt geteld als twee pagina's.
Pagina's direct afgedrukt van de machine zoals lijstafdrukken zijn inbegrepen in de "Overige afdrukken" telling.
De weergegeven (of afgedrukte) items variëren afhankelijk van de machinespecificaties en geïnstalleerde randapparatuur.
Origineelinvoer
Elk blad wordt geteld als twee pagina's wanneer twee-zijdig scannen wordt uitgevoerd.
De weergegeven (of afgedrukte) items variëren afhankelijk van de machinespecificaties en geïnstalleerde randapparatuur.
6-46
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA (ALGEMEEN)
Standaardinstellingen
De standaardinstellingen voor de bediening van de machine kunnen worden geconfigureerd. Selecteer
[Systeeminstellingen] - [Standaardinstellingen] van de menubalk en configureer elke instelling.
Klokaanpassing
Gebruik deze toets om de datum en tijd van de inbouwklok in de machine in te stellen.
Stel de tijd in.
Instelling Zomertijd
Schakel de zomertijd in.
Wanneer deze functie wordt gebruikt, wijzigt de tijd aan het begin en eind van de zomertijd als aangegeven in de tabel
hieronder.
* In bepaalde landen kunnen de begin- en eindtijden van de zomertijdregeling afwijken van de tijden die op het apparaat zijn
ingesteld.
Item Instellingen
Huidige datum en tijd De huidige tijdsinstelling van de machine verschijnt.
Geef de tijdzone
Als uw zone voorligt op GMT (Greenwich Mean Time), selecteer dan [+]. Als uw zone
achterligt op GMT, selecteer dan [-]. Geef vervolgens het tijdsverschil tussen uw
zone en GMT op in uren en minuten.
Datum- en tijdinstellingen Selecteer en stel jaar, maand, dag, uur en minuten in.
Synchroniseren met internettijdserver
Dat kan worden gebruikt wanneer de machine aangesloten is op het internet. De klok
van de machine wordt automatisch aangepast aan de klok van een tijdserver op het
internet.
Item Instellingen
Instelling Zomertijd
Selecteer of de Instelling Zomertijd ingeschakeld wordt of niet. Indien ze niet
ingeschakeld wordt, zijn de volgende instellingen niet mogelijk.
Selecteer instellingtype
Geef aan of de eerste en de laatste dag van de zomertijd moeten worden ingesteld
met de dag van de week of met de datum.
Starttijd
Stel de eerste dag van de zomertijd in. Stel de eerste maand in. Indien u "Dag van de
week" selecteerde in "Selecteer instellingtype", stel dan de eerste week van de zomertijd
in en vervolgens de eerste dag. Indien u "Datum" selecteerde in "Selecteer
instellingtype", stel dan de begindatum in. Stel het uur, de minuten en de UTC
(Coordinated Universal Time) in.
Voltooiïngstijd Stel het einde van de zomertijd op dezelfde manier in als het begin van de zomertijd.
Aanpassingstijd Stel de tijd in waarop de aanpassing zal gebeuren wanneer de zomertijd begint.
Tijdzone Gewone tijd Zomertijd Zomertijd Gewone tijd
Europa* Laatste zondag maart, 1:00 tot 2:00 a.m. Laatste zondag in oktober, 01:00:00 tot
00:00:00 a.m.
Australië, Nieuw-Zeeland Laatste zondag in oktober, 2:00 tot 3:00 a.m. Laatste zondag in maart, 3:00 tot 2:00 a.m.
Overige landen Selecteer het [Instelling Zomertijd]-selectievakje, zodat het markeringsteken verschijnt. De
klokinstelling wordt geconfigureerd voor de normale tijd plus één uur. Wanneer de
geselecteerd is, keert de tijd terug naar de normale tijd.
6-47
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA (ALGEMEEN)
Datumindeling
Het formaat dat wordt gebruikt voor het afdrukken van de datum op lijsten en andere uitvoer kan worden gewijzigd.
Keuze toetsenbord
De indeling van het toetsenbord dat in tekstinvoerschermen verschijnt kan worden gewijzigd.
De toetsenbordindelingen die gekozen kunnen worden staan hieronder.
Lijst afdrukken (gebruiker)
Lijsten die in de machine opgeslagen instellingen en informatie bevatten kunnen worden afgedrukt. Selecteer
[Systeeminstellingen] - [Lijst afdrukken (gebruiker)] van de menubalk en configureer elke instelling. Selecteer een lijst af
door de toets [Afdrukken] te selecteren die bij elk item wordt weergegeven.
Item Instellingen
Huidige Waarde De huidige tijd wordt weergegeven in de opmaak die bij de datumnotatie is ingesteld.
Indeling De weergavevolgorde instellen van jaar, maand en dag (JJJJ/MM/DD).
Scheidingsteken
Selecteer één van de drie symbolen of een blanco ruimte als scheidingsteken in de datum.
Dag-Naam Positie Selecteer of de naam van de dag voor of na de datum verschijnt.
Tijdweergave Selecteer 12-uurs weergave of 24-uurs weergave voor de tijd.
12-uurs weergave: 12:00AM tot 11:59AM/12:00 tot 11:59PM
24-uurs weergave: 00:00 tot 23:59
Als "Klokinstelling deactiveren" (pagina 6-69) " is ingeschakeld in de systeeminstellingen (beheerder), kunnen datum en tijd
niet worden ingesteld.
Engels (VS) Engels (UK) Japans Frans Duits Zweeds
Noors Fins Deens Russisch Grieks Turks
Lijstnaam Beschrijving
Lijst met alle aangepaste instellingen
Deze lijst geeft de hardware status, software status, instellingen voor printercondities
en papierladen, en totaaltellingen weer.
Testpagina printer
Dit wordt gebruikt om de Lijst PCL-symbolenset, verschillende lettertypelijsten en de
NIC-pagina (netwerk interface instellingen, etc..).
Lijst PCL-symbolenset.
Lijst PCL interne lettertypes
Option font list
PS lettertypelijst
Lijst PS uitgebreide lettertypes
•NIC-pagina
Adreslijst Wordt Verzonden
Lijsten kunnen van verschillende in de machine opgeslagen adressen worden
afgedrukt.
Individuele Lijst
Groepslijst
Programmalijst
Geheugenvaklijst
Alles verzend. Adreslijst
De beschikbare items hangen af van de functies die op de machines zijn geïnstalleerd.
•Als "Testpagina Niet Afdrukken" (pagina 6-77) " is ingeschakeld in de systeeminstellingen (beheerder), is het niet mogelijk
een testpagina af te drukken.
6-48
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA (ALGEMEEN)
Papierlade-Instellingen
Papierlade en papiersoortinstellingen worden in dit gedeelte behandeld. Selecteer [Systeeminstellingen] -
[Papierlade-Instellingen] van de menubalk en configureer elke instelling.
U kunt een weergegeven ladenaam selecteren om het scherm lade instellingen te openen.
Automatisch omschakelen van laden
Als het papier uit een lade op raakt tijdens het afdrukken, bepaalt dit of een andere lade met hetzelfde papierformaat en
dezelfde papiersoort automatisch geselecteerd wordt en het afdrukken doorgaat.
Lade-instellingen
Deze instellingen bepalen papiersoort, papierformaat en functies die voor iedere papierlade gelden.
6-49
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA (ALGEMEEN)
Instellingen van elke lade
De volgende instellingen kunnen worden geconfigureerd.
Item Beschrijving
Soort
Selecteer de papiersoort die in de lade is geplaatst.
De papiersoorten die kunnen worden geselecteerd verschillen per papierlade.
Raadpleeg "Lade-instellingen" (pagina 6-50) voor meer informatie.
Raadpleeg "Papiersoortregistratie" (pagina 6-51) als u een nieuwe papiersoort wilt
opslaan.
Formaat
Selecteer het gewenste papierformaat uit de lijst. De papierformaten die kunnen
worden geselecteerd verschillen per papierlade. De keuze aan formaten is mogelijk
ook beperkt door de boven geselecteerde papiersoort. Raadpleeg
"Lade-instellingen" (pagina 6-50) voor meer informatie.
Als het gewenste formaat niet in de lijst staat, selecteer dan [Aangepast Formaat] en
voer het formaat rechtstreeks in (alleen voor de handinvoerlade). Raadpleeg
"Lade-instellingen" (pagina 6-50) voor meer informatie.
Bezig met invoeren van goedgekeurde
opdracht
Selecteer de modi die kunnen worden gebruikt. Als u een bepaalde functie niet wilt
gebruiken voor de geselecteerde lade, schakelt u deze uit.
Als het "Type" geen normaal , gerecycleerd, gekleurd papier is of een
gebruikerssoort is, kunnen [Fax] en [Internetfax] niet worden geselecteerd.
Als het hier opgegeven papierformaat afwijkt van het in papierformaat in de lade, kan dit problemen of een papierstoring
opleveren tijdens het afdrukken.
Raadpleeg "1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT" voor het verwisselen van het papierformaat in een lade.
Papiereigenschappen zoals "Vaste zijde van papier" worden automatisch ingesteld als de papiersoort wordt geselecteerd.
De papierlade-eigenschappen kunnen in dit scherm niet worden gewijzigd.
•Als "Lade-instellingen uitschakelen" (pagina 6-72) " is ingeschakeld in de systeeminstellingen (beheerder), kunnen de
lade-instellingen (behalve voor de handinvoer) niet worden geconfigureerd.
6-50
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA (ALGEMEEN)
Lade-instellingen
*1 Wanneer een invoereenheid voor 500 bladen is geïnstalleerd.
*2 Zwaar papier: 106 g/m
2
tot 209 g/m
2
(28 lbs. bond tot 110 lbs. index) zwaar papier
*3 Het automatisch gedetecteerde formaat wordt ingesteld in "Selecteer verg. afmetingen voor autodet." in het instelscherm
handinvoer (zie hieronder).
Selecteer verg. afmetingen voor autodet.
"Selecteer verg. afmetingen voor autodet." in het instelscherm handinvoer wordt gebruikt om het papierformaat dat
automatisch wordt gedetecteerd te selecteren uit vergelijkbare formaten tijdens de detectie.
Selecteer een of twee formaten wanneer "Auto-Inch" wordt ingesteld. Selecteer een of drie formaten wanneer "Auto-AB"
wordt ingesteld.
Wanneer papier van hetzelfde formaat als een van de papierformaten in de instellingen in de handinvoer wordt
geplaatst, wordt automatisch het formaat dat in de instellingen is geselecteerd herkend.
Papierlade Papiersoort Formaat
Papierlade 1 Normaal, voorbedrukt,
Recycled, briefpapier,
voorgeperforeerd,
gekleurd,
gebruikerssoort
Auto-AB ( A4, A5, B5, 216 mm x330 mm (8-1/2" x 13")),
Auto-inch (8-1/2" x 14", 8-1/2" x 11", 7-1/4" x 10-1/2", 5-1/2" x 8-1/2"),
216 mm x 343 mm (8-1/2" x 13-1/2"), 8-1/2" x 13-2/5"
(216 mm x 340 mm),
16K
Papierlade 2*
1
Papierlade 3*
1
Auto-AB (A4, B5, 216 mm x 330 mm (8-1/2" x 13")),
Auto-Inch (8-1/2" x 14", 8-1/2" x 11", 7-1/4" x 10-1/2"),
216 mm x 343 mm (8-1/2" x 13-1/2"), 8-1/2" x 13-2/5"
(216 mm x 340 mm),
16K
Papierlade 4*
1
Handinvoer
In aanvulling op de
papiersoorten van lade
1 t/m 4,
Zwaar papier *
2
,
Dun papier,
Glossy papier
Auto-AB (A4, A5, B5, 216 mm x 330 mm (8-1/2" x 13")*
3
,
216 mm x 340 mm (8-1/2" x 13-2/5")*
3
, 216 mm x 343 mm
(8-1/2" x 13-1/2")*
3
),
Auto-Inch (8-1/2" x 14"*
3
, 8-1/2" x 13-2/5" (216 mm x 340 mm)*
3
,
8-1/2" x 11", 7-1/4" x 10-1/2", 5-1/2" x 8-1/2"),
Formaat invoeren-AB (X=140 mm tot 356 mm, Y=100 mm tot 216 mm),
Formaat invoeren-Inch (X=5-1/2" tot 14", Y=5-1/2" tot 8-1/2"),
16K, Aangepast 1, Aangepast 2, Aangepast 3
Etiketten Auto-AB (A4, B5), Auto-Inch (8-1/2" x 11")
Transparanten Auto-AB (A4), Auto-Inch (8-1/2" x 11")
Envelop Com-10, Monarch, DL, C5
Auto-AB
216 mm x 330 mm (8-1/2" x 13"), 216 mm x 340 mm (8-1/2" x 13-2/5"),
216 mm x 343 mm (8-1/2" x 13-1/2")
Auto-Inch 8-1/2" x 14", 8-1/2" x 13-2/5" (216 mm x 340 mm)
6-51
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA (ALGEMEEN)
Registratie aangepaste grootte (Omloop)
Als u een speciaal niet-standaard papierformaat vaak gebruikt in de handinvoerlade, kunt u die papiersoort opslaan.
Door de papiersoort op te slaan, hoeft u het formaat niet telkens in te stellen wanneer u het gebruikt.
Er kunnen drie papierformaten worden opgeslagen.
Selecteer of u het formaat in mm ("Formaat invoeren-AB") of in inch ("Formaat invoeren-Inch") wilt invoeren, en stel dan
de X en Y maten van het papier in.
"Formaat invoeren-AB"
De X maat kan worden ingesteld op een waarde van 140 mm tot 356 mm. De standaard fabrieksinstelling is 297 mm.
De Y maat kan worden ingesteld op een waarde van 100 mm tot 216 mm. De standaard fabrieksinstelling is 210 mm.
"Formaat invoeren-Inch"
De X maat kan worden ingesteld op een waarde van 5-1/2 " tot 14". De standaard fabrieksinstelling is 11".
De Y maat kan worden ingesteld op een waarde van 5-1/2" tot 8-1/2". De standaard fabrieksinstelling is 8-1/2".
Papiersoortregistratie
Sla een papiersoort op als de gewenste papiersoort niet verschijnt in de selectie of als u een nieuwe set
papiereigenschappen wilt aanmaken.
Selecteer [Systeeminstellingen] - [Papiertyperegistratie] van de menubalk en configureer elke instelling.
Er kunnen max. 7 programma's worden opgeslagen.
Faxdata Ontv/ Doorsturen
In dit gedeelte worden de instellingen voor ontvangst en doorsturen uitgelegd. Selecteer [Systeeminstellingen] -
[Faxdata Ontv/
I-Faxinstellingen
Deze instelling kan worden geconfigureerd wanneer de Internetfaxuitbreidingskit is geïnstalleerd.
Handm. Ontvangsttoets op beginscherm
Dit geeft de toets [Handmatige i-faxontvangst] in het basisscherm van Internetfaxmodus.
Item Beschrijving
Typenaam
Een willekeurige naam opslaan.
De standaard fabrieksnamen zijn "Gebr. soort 1" - "Gebr. soort 7".
Vaste zijde van papier Activeer deze instelling als papier met een voor- en achterzijde wordt gebruikt.
Duplex uitschakelen
Activeer deze instelling als papier geladen is dat niet kan worden gebruikt voor
twee-zijdig afdrukken.
Nieten uitschakelen Activeer deze instelling als papier wordt gebruikt dat niet kan worden geniet.
Welke instellingen u kunt selecteren varieert afhankelijk van de geïnstalleerde randapparatuur.
Raadpleeg "FAXSYSTEEMINSTELLINGEN OP HET BEDIENINGSPANEEL" (pagina 6-97) voor informatie over de
instellingen met betrekking tot de faxfunctie.
6-52
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA (ALGEMEEN)
Voorwaarde-instellingen
De voorwaarde-instellingen worden gebruikt om de basisprinterinstellingen en de instellingen voor het afdrukken van
een DOS-applicatie te configureren. Selecteer [Systeeminstellingen] - [Voorwaardeinstellingen] van de menubalk en
configureer elke instelling.
Standaard printerinstellingen
De standaard instellingen worden gebruikt om geavanceerde afdrukvoorwaarden voor het afdrukken in een omgeving
waar de printerdriver niet wordt gebruikt (zoals afdrukken van MS-DOS of van een computer waarop de meegeleverde
printerdriver niet is geïnstalleerd).
Instellingen
Wanneer afgedrukt wordt met een printerdriver hebben de instellingen van de printerdriver voorrang op de
voorwaarde-instellingen.
Item Selecties
Kopieën 1 - 999 sets
Afdrukstand
Staand
Liggend
Standaard papierformaat
A4, B5, A5, 8-1/2" x 14", 8-1/2" x 13", 8-1/2" x 11", 7-1/4" x 10-1/2", 5-1/2" x 8-1/2",
8k, 16k
Standaard papiersoort Normaal, voorbedrukt, gerecycleerd papier, briefpapier, voorgeperforeerd, gekleurd
Instelling Oorspronkelijke Resolutie
600 dpi
600dpi (Hoge kwaliteit)
1200 dpi
Afdrukken Lege Pagina Uitschakelen
(Uitgeschakeld)
(Geactiveerd)
Lijndikte*
1
0-9
2-zijdige afdruk
•1-zijdig
2-zijdig (boek)
2-zijdig (schrijfblok)
Kleurmodus
•Auto
Zwart-wit
N-op-1 afdrukken*
2
[1 pagina's op 1 vel]
[2 pagina's op 1 vel]
[4 pagina's op 1 vel]
Aanpassen aan pagina*
3
(Passend maken gebruiken)
(Passend maken niet gebruiken)
6-53
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA (ALGEMEEN)
*1 Deze instelling wordt gebruikt om de lijnbreedte van de vectorgrafieken (alleen zwart-wit afdrukken) aan te passen.
Uitgezonderd voor CAD en andere speciale gebruikssituaties is het normaal niet nodig deze instelling te wijzigen.
Wanneer "0" wordt geselecteerd, worden alle lijnen met een dikte van 1 dot afgedrukt.
*2 Papierformaten die kunnen worden gebruikt met deze functie zijn A4, 8-1/2" x 14", en 8-1/2" x 11". (Deze functie kan
bij sommige afdrukmethodes niet werken.)
*3 Ze werken allen bij het afdrukken van PDF, JPEG en TIFF bestanden.
*4 Wanneer een afwerkingeenheid is geïnstalleerd.
PCL-instellingen
Configureer de symbolenset, lettertypes, regeleindcodes en andere instellingen die worden gebruikt in een
PCL-omgeving door op de tab [PCL-instellingen] te klikken.
Instellingen
Uitvoer
Afdrukken per
eenheid
(Afdrukken per eenheid gebruiken)
(Afdrukken per eenheid niet gebruiken)
Nieten
*4
(Nieten gebruiken)
(Nieten niet gebruiken)
Snelbestand
(Uitgeschakeld)
(Geactiveerd)
Item Beschrijving Selecties
PCL-symbolenset instel.
Geef de symbolenset op die wordt
gebruikt voor het afdrukken.
Selecteer uit 35 items.
PCL-lettertypen instellen
Gebruik dit om het lettertype te
selecteren dat wordt gebruikt voor
afdrukken.
Intern lettertype
Extern lettertype
(Lijst van interne lettertypes als uitgebreide
lettertypes niet zijn geïnstalleerd.)
PCL-regeleindecode
Deze instelling wordt gebruikt om
te selecteren hoe de printer
reageert wanneer een
regeleindeopdracht wordt
ontvangen.
0.CR=CR; LF=LF; FF=FF
1.CR=CR+LF; LF=LF;FF=FF
2.CR=CR; LF=CR+LF; FF=CR+FF
3.CR=CR+LF; LF=CR+LF; FF=CR+FF
Wide A4
Als dit wordt geactiveerd, kunnen
er 80 tekens per regel worden
afgedrukt op A4 papier met een
lettertype van 10-pitch. (Als deze
instelling wordt uitgeschakeld
kunnen er max. 78 tekens per
regel worden afgedrukt.)
(Geactiveerd)
(Uitgeschakeld)
Item Selecties
6-54
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA (ALGEMEEN)
PostScript-instelling
Configureer instellingen voor het afdrukken van een foutbeschrijving wanneer er een PostScript-gegevensafdrukfout
optreedt en instellingen voor PostScript-gegevens in binair formaat door op de tab [PostScript-instelling] te klikken.
Instellingen
Controle USB-apparaat
Hiermee wordt de aansluiting van een USB-apparaat, dat is verbonden met de machine, getest. Selecteer
[Systeeminstellingen] - [Controle USB-apparaat] van de menubalk en controleer het USB-apparaat.
Item Beschrijving Selecties
PS-fouten afdrukken
Als er een PS (PostScript) fout
optreedt tijdens
PostScript-afdrukken, bepaalt
deze instelling of er al dan niet
een foutbericht wordt afgedrukt.
(Geactiveerd)
(Uitgeschakeld)
Binaire verwerking
PostScript-data in binaire indeling
ontvangen.
(Geactiveerd)
(Uitgeschakeld)
De status van een USB-apparaat dat niet compatibel is met de machine verschijnt niet.
6-55
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA (BEHEERDER)
In dit gedeelte worden de systeeminstellingen uitgelegd die door een beheerder op de webpagina kunnen worden
geconfigureerd. U bereikt deze instellingen deze [Systeeminstellingen] te selecteren op de menubalk van de
webpagina.
Systeeminstellingen (beheerder) openen
De beheerder moet de onderstaande procedure volgen om zich aan te melden en de Systeeminstellingen (beheerder)
te openen.
Wanneer Gebruikersauthenticatie niet is ingeschakeld
Klik op [Aanmelden] of klik op een item waarvoor beheerdersrechten zijn vereist.
Er verschijnt een inlogscherm. Voer het beheerderswachtwoord in.
Wanneer Gebruikersauthenticatie is ingeschakeld
Meld u aan op een van de onderstaande manieren. Wanneer de functie automatisch inloggen is ingeschakeld, zal het
inlogscherm niet verschijnen
Gebruikersauthenticatie via inloggen met gebruikersnaam en wachtwoord
(en e-mailadres)
Wanneer u een webpagina opent, moet u een gebruikersnaam en wachtwoord met beheerdersrechten invoeren op het
inlogscherm. Als de wijze van aanmelden staat ingesteld op gebruikersnaam/wachtwoord/e-mailadres, dan verschijnt er
een tekstvak voor uw [E-mailadres]. Voer uw e-mailadres in het tekstvak in.
Inloggen via gebruikersnummer
Wanneer u een webpagina opent, moet u een gebruikersnummer met beheerdersrechten invoeren op het inlogscherm.
Aanmelden met het beheerderswachtwoord is ook mogelijk vanuit [Beheerdersaccount].
SYSTEEMINSTELLINGEN
(BEHEERDER) OP DE WEBPAGINA
Gebruikersauthenticatie is standaard uitgeschakeld (standaardinstelling).
Voordat u inlogt, raden we u aan om de SSL-functie in te schakelen in uw webbrowser om te voorkomen dat uw
wachtwoord uitlekt op het netwerk.
Procedure voor het afmelden...
Klik op [Afmelden] in de rechterbovenhoek van het scherm. U kunt ook uw webbrowser afsluiten.
6-56
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA (BEHEERDER)
Lijst met Systeeminstellingen (beheerder)
Hieronder worden de systeeminstellingen weergegeven die verschijnen nadat de beheerder zich heeft aangemeld. Ook
worden de standaardinstellingen voor elk item weergegeven.
Energiebesparing
* In sommige landen en regio's is deze functie niet beschikbaar.
Bedieningsinstellingen
Afhankelijk van de specificaties van de machine en de geïnstalleerde randapparatuur, kan het mogelijk zijn dat sommige
instellingen niet beschikbaar zijn.
Raadpleeg "Lijst met Systeeminstellingen (Algemeen)" (pagina 6-8) voorinformatie over de algemene instellingen.
Raadpleeg "FAXSYSTEEMINSTELLINGEN OP DE WEBPAGINA" (pagina 6-107) voor informatie over de instellingen met
betrekking tot de faxfunctie.
Na het configureren van bepaalde instellingen wordt u soms gevraagd om de machine opnieuw op te starten. Start de
machine opnieuw in het scherm dat verschijnt.
Item Standaardinstellingen
Pagina
Energiebesparing
6-68
Tonerbesparingsfunctie
6-68X Afdrukken Uitgeschakeld
X Kopiëren* Uitgeschakeld
Automatisch uitschakelen Ingeschakeld 6-68
Timer voor Automatisch Uitschakelen MX-C310: 10 min.
MX-C380: 45 min.
6-68
Instelling Voorverwarmfunctie 1 min. 6-68
Item Standaardinstellingen
Pagina
Bedieningsinstellingen
6-69
Bedieningsinstellingen 6-69
X Toetsgeluid Middel 6-69
X Toetsgeluid bij beginpunt Uitgeschakeld 6-69
X Automatisch Wissen Instellen 60 sec.
6-69
Timer voor automatisch wissen annuleren Uitgeschakeld
X Mededelingentijd Instellen 6 sec. 6-69
X Taalinstelling
Varieert afhankelijk van land en regio
6-69
X Uitschakelen van opdrachtprioriteit Uitgeschakeld 6-69
X Uitsch. afdruk via handinvoer Uitgeschakeld 6-69
X Instelling Toetsbediening 0,0 sec.
6-69
Automatische toetsherhaling uitschakelen Uitgeschakeld
X Klokinstelling deactiveren Uitgeschakeld 6-69
X Instelling scannen adreskaart Uitgeschakeld 6-69
6-57
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA (BEHEERDER)
X Weergavepatroon instelling Patroon 1 6-69
Voorbeeldinstelling
6-70
X Standaardweergave voorvertoning
Beeld Verzenden Ontvangstdatum: Tweemaal
Geheugenvak: Tweemaal
X Inst. beeldcontrole ontvangen gegevens Uitgeschakeld
Instellingen bediening op afstand
6-70
X Bediening door externe software
Bedieningsmachtiging Verboden
Wachtwoordinvoerscherm weergeven Weergeven op pc en MFP
X Bediening vanaf opgegeven pc
Bedieningsmachtiging Verboden
Hostnaam of IP-adres van PC
Wachtwoordinvoerscherm weergeven Weergeven op pc en MFP
X Bediening door gebruiker met wachtwoord
Bedieningsmachtiging Verboden
Wachtwoordinvoerscherm weergeven Weergeven op pc en MFP
Toetsinstelling aanpassen 6-71
X Kopieren
6-71
1 aanpassen 2-in-1
2 aanpassen Kaart Formaat
3 aanpassen Langzame scanmodus
X Scannen
6-71
1 aanpassen Programma
2 aanpassen Globaal adres
3 aanpassen Alle bestemmingen
X Internetfax*
1
(Zelfde als scan)
X Fax*
2
(Zelfde als scan)
X USB-geheugenscan
1 aanpassen
2 aanpassen
3 aanpassen
X Gegevensinvoer*
3
(Zelfde als scan)
Item Standaardinstellingen
Pagina
6-58
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA (BEHEERDER)
*1 Wanneer de internetfaxuitbreidingskit is geïnstalleerd.
*2 Wanneer de faxuitbreidingskit is geïnstalleerd.
*3 Wanneer de applicatie-integratiemodule is geïnstalleerd.
Apparaatbeheer
*1 Wanneer een invoereenheid voor 500 bladen is geïnstalleerd.
*2 Wanneer een afwerkingeenheid is geïnstalleerd.
*3 Wanneer er een kleurgerelateerd probleem is opgetreden.
Instelling sjabloon aanraaktoetsenbord 1: .com, 2: .net, 3: .org, 4: .biz, 5: .info,
6: http://, 7 tot 30: Niet ingesteld
6-71
Item Standaardinstellingen
Pagina
Apparaatbeheer
6-72
Instelling Detectie Formaat Origineel AB 6-72
Stand. originele afmetingsins. Kopieren: Geen
Beeld Verzenden: A4 (8-1/2" x 11")
6-72
Uitschakelen van origineelinvoer Uitgeschakeld 6-72
Invoermodus origineel Alle uitgeschakeld 6-72
Uitschakelen van duplex Uitgeschakeld 6-72
Optionele papiertoevoer uitschakelen*
1
Uitgeschakeld 6-72
Lade-instellingen uitschakelen Uitgeschakeld 6-72
Offset uitschakelen*
2
Uitgeschakeld 6-72
Uitzetten nieteenheid*
2
Uitgeschakeld 6-72
Uitschakelen van kleurmodus*
3
Uitgeschakeld 6-73
Instelling voor automatische papierselectie Normaal papier 6-73
Standaard detecteren in automatische kleurmodus 3 6-73
Instelling fusing-temperatuur 60 - 89g/m
2
(16 - 23 lbs.) 6-73
Item Standaardinstellingen
Pagina
6-59
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA (BEHEERDER)
Instellingen voor kopieerfunctie
Item Standaardinstellingen
Pagina
Instellingen kopieerfunctie
6-74
Instelling oorspronkelijke status
6-74
X Kleurmodus Meerkleuren
X Papierlade Papiercassette 1
X Belichtingstype Auto
X Kopieerfactor 100%
X Tweezijdig kopiëren 1-zijdig naar 1-zijdig
X Uitvoer Auto
Kopieerinstellingen 6-75
X Aanpassing Kopiebelichting
6-75 Kleur 5
Zwart-wit 5
X Extra vaste-kopieerfactoren toevoegen of veranderen 6-75
X Maximum aantal kopieën instellen 999 6-75
X Standaardinstelling Voor De Kantlijnverschuiving
6-75 Zijde 1 10 mm (1/2")
Zijde 2 10 mm (1/2")
X Standaardbreedte Van Wisstrook Instellen
6-75
Randverwijdering breedte 10 mm (1/2")
X Kaart Formaat-Instellingen
6-75 Origineelformaat X: 86 mm (3-3/8"), Y: 54 mm (2-1/8")
Aanpassen aan pagina Uitgeschakeld
X Opheffen van werk-programma's uitschakelen Uitgeschakeld 6-75
X Uitschakeling handinvoer bij dubbelz. kopiëren Uitgeschakeld 6-75
X Uitschakelen van auto Uitgeschakeld 6-75
X Instelling voor automatische selectie van lade met papier Uitgeschakeld 6-75
X Kleur 600dpi x 600dpi scanmodus voor documentinvoer Ingeschakeld 6-76
X Kleur snel scannen vanaf glasplaat Uitgeschakeld 6-76
X Z/W 600dpi x 600dpi scanmodus voor documentinvoer Ingeschakeld 6-76
X Z/W snel scannen vanaf glasplaat Uitgeschakeld 6-76
6-60
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA (BEHEERDER)
Printerinstellingen
Instell. afbeelding verzenden
Item Standaardinstellingen
Pagina
Printerinstellingen
6-77
Standaardinstellingen 6-77
X Kennisgeving Pagina Niet Afdrukken Ingeschakeld 6-77
X Testpagina Niet Afdrukken Uitgeschakeld 6-77
X A4/Letter-Formaat Auto Veranderen
Varieert afhankelijk van land en regio
6-77
X Afdruk Density Printer
6-77 Kleur 3
Zwart-wit 3
X CMYK belichting aanpassen 0 6-77
X Instellingen handinvoerlade 6-77
Papierformaat herkenning handinvoer inschakelen Uitgeschakeld 6-77
Papiersoort herkenning handinvoer inschakelen Ingeschakeld 6-77
Doorvoerlade overslaan bij automatische papierselectie Uitgeschakeld 6-77
X Opdrachtwachtrijplaatsing Ingeschakeld 6-77
Interface-instellingen 6-78
X Hexadecimale Dump Uitgeschakeld 6-78
X I/O Time-out 60 sec. 6-78
X USB-poort inschakelen Ingeschakeld 6-78
X Omschakeling USB-poortemulatie Auto 6-78
X Netwerkpoort Inschakelen Ingeschakeld 6-78
X Omschakeling Netwerk-Poortemulatie Auto 6-78
X Methode Voor Poortomschakeling Wisselen aan einde van opdracht 6-78
Item Standaardinstellingen
Pagina
Instell. afbeelding verzenden
6-79
Bedieningsinstellingen 6-79
X Standaardinstellingen 6-79
Standaardweergave-Instellingen Scan (fax wanneer fax is
geïnstalleerd)
6-79• Instellingen enige tijd vasthouden nadat scannen is
voltooid
Uitgeschakeld
• Autom. overgaan naar kopieermodusscherm
Varieert afhankelijk van land en regio
Standaardselectie adresboek Tabschakelaar: ABC, Adrestype: Alle 6-79
6-61
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA (BEHEERDER)
Instelling Oorspronkelijke Resolutie
6-79
• Scannen Ingest. resolutie toepassen bij opslag:
Uitgeschakeld
200 X 200 dpi
• Internetfax *
1
Ingest. resolutie toepassen bij opslag:
Uitgeschakeld
200 X 100 dpi
•Fax*
2
Ingest. resolutie toepassen bij opslag:
Uitgeschakeld
Standaard
Standaard Belichtingsinstellingen Auto 6-79
Standaard origineelafbeeldingstype Tekst
6-80
• Moiré-Reductie Uitgeschakeld
Volg adrestoets invoeren bij distributie-instel. Uitgeschakeld 6-80
Geluid Bij Voltooide Scan Middel 6-80
Instelling aantal weergegeven sleutels
naam/onderwerp/inhoud
12
6-80
Instelling aantal getoonde directadres-toetsen 10 6-80
Omschakelen weergave-volgorde uitschakelen Uitgeschakeld 6-80
Instelling vasthouden ontvangen afdrukgegevens*
3
Uitgeschakeld 6-80
Standaardbreedte Van Wisstrook Instellen
6-80
• Randverwijdering breedte 10 mm (1/2")
X Instellingen in-/ uitschakelen 6-81
Instel. voor deactiveren van registratie 6-81
Registratie van bestemming op webpagina uitschakelen*
4
Alle uitgeschakeld 6-81
Registratie van programma uitschakelen Alle uitgeschakeld 6-81
Registratie van geheugenvak uitschakelen Alle uitgeschakeld 6-81
Registratie door middel van Network Scanner Tool*
4
Uitgeschakeld 6-81
Instel. voor uitschak. van verzending 6-81
[Opn. verzenden] uitschakelen in scan modus Uitgeschakeld 6-81
Selecteren uit adresboek uitschakelen Alle uitgeschakeld 6-81
Directe invoer uitschakelen Alle uitgeschakeld 6-82
PC-I-Fax-verzending uitschakelen*
1
Uitgeschakeld 6-82
PC-Fax-verzending uitschakelen*
2
Uitgeschakeld 6-82
Item Standaardinstellingen
Pagina
6-62
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA (BEHEERDER)
X Eigen naam en bestemming instellen
6-82
Registratie zendergegevens
• Naam afzender
• Faxnummer afzender *
2
• Eigen adres I-Fax *
1
Registratie van eigen naam selecteren *
2
6-82
Scaninstellingen 6-83
X Scaninstellingen 6-83
Standaard-Afzenderset 6-83
Standaardinstellingen kleurmodus
6-83
• Zwart-wit Mono 2
• Kleurmodus Auto, Grijstinten
• Wijzigen Z/W-instelling in automodus uitschakelen Uitgeschakeld
Instelling Oorspronkelijke Bestandsindeling
6-83
• Bestandstype PDF
• Zwart-wit MMR (G4)
• Kleur/Grijstinten Medium
• Opgegeven pagina's per bestand Uitgeschakeld
• Aantal pagina's Uitgeschakeld
Compressiemodus bij distributie
6-83• Zwart-wit MH (G3)
• Kleur/Grijstinten Medium
Instelling van maximum aantal verzenddata (E-mail) Onbeperkt 6-84
Maximumgrootte van gegevensbijlagen (map
FTP/Bureaublad/Netwerk)
Onbeperkt
6-84
Bcc-Instelling
6-84• Bcc inschakelen Uitgeschakeld
• Bcc-adres weergeven op het opdrachtstatusscherm Uitgeschakeld
Scanfunctie uitschakelen
6-84• USB-geheugenscan Uitgeschakeld
• PC scan Uitgeschakeld
X Standaardadres 6-84
Instelling standaard adres Uitgeschakeld 6-84
I-Faxinstellingen*
1
6-85
X Standaardinstellingen 6-85
Afdrukken auto reactiveren Ingeschakeld 6-85
Compressie instel. MH (G3) 6-85
Item Standaardinstellingen
Pagina
6-63
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA (BEHEERDER)
*1 Wanneer de internetfaxuitbreidingskit is geïnstalleerd.
*2 Wanneer de faxuitbreidingskit is geïnstalleerd.
*3 Wanneer de internetfaxuitbreidingskit of de fax uitbreidingskit is geïnstalleerd.
*4 Als de netwerkverbinding is ingeschakeld.
*5 In sommige landen en regio's is deze functie niet beschikbaar.
Instelling Luidsprekervolume
6-85• Signaal ontvangen Middel
• Foutsignaal communicatie Middel
Origineel afdrukken op transactierapport Alleen Foutrapport Afdrukken 6-85
Instelling Afdrukken Transactierapport
6-85
• Enkele Verzending Alleen Foutrapport Afdrukken
• Distribueren Volledig Rapport Afdrukken
• Ontvangen Geen Afgedrukt Rapport
Instelling Afdrukken Activiteitenrapport
6-86• Automatisch afdrukken bij vol geheugen Uitgeschakeld
• Dagelijks afdrukken op opgegeven tijd Uitgeschakeld
Platte Tekst Afdrukken Instelling Selecteren Uitgeschakeld 6-86
X Verzendinstellingen 6-86
I-Fax Ontvangstrapport Aan/Uit Instelling Uitgeschakeld 6-86
Time-Out Aanvraag I-Fax Ontvangstrapport Instellen 1 uur 6-86
Aantal malen opnieuw zenden bij ontvangstfout 2 6-86
Instelling van maximumaantal verzenddata Onbeperkt 6-86
Instelling Verzenden Draaiing Alle ingeschakeld 6-87
Paginanummer afdrukken bij ontvanger Ingeschakeld 6-87
Opnieuw oproepen indien bezet Tijden: 2, Interval 3 min. 6-87
Opnieuw bellen indien communicatiefout Tijden: 2, Interval 3 min. 6-87
X Ontvangstinstellingen 6-87
Instelling Reductie Auto Ontvangst Ingeschakeld 6-87
Instelling Duplexontvangst Uitgeschakeld 6-87
Adres voor doorsturen gegevens instellen
6-87
• Doorsturen aan
• Directe SMTP Uitgeschakeld
• Ook hostnaam of IP-adres toevoegen Uitgeschakeld
• Hostnaam of IP-adres
Letter formaat RX verkleint afdrukken*
5
Uitgeschakeld 6-88
Ontvangstdatum/-tijd afdrukken Uitgeschakeld 6-88
Instelling time-out POP3-communicatie 60 sec. 6-88
Instelling Van Interval Ontvangstcontrole 5 min. 6-88
X Instelling toestaan/weigeren van mail of domeinnaam Alle ongeldig 6-88
Item Standaardinstellingen
Pagina
6-64
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA (BEHEERDER)
Instelling Afdrukken Blokkeren
Lijst afdrukken (beheerder)
*1 Als de netwerkverbinding is ingeschakeld.
*2 Wanneer de applicatie-integratiemodule is geïnstalleerd.
Sharp OSA-instellingen
Item Standaardinstellingen
Pagina
Instelling Afdrukken Blokkeren
6-89
Instellingen Standaardmodus Delen-modus 6-89
Instelling Sorteermethode Datum 6-89
Instelling beheerdersauthoriteit
6-89X Bestand wissen Uitgeschakeld
X Wachtwoord wijzigen Uitgeschakeld
Batch-afdrukinstellingen
6-89X Selectie van [Alle gebruikers] is niet toegestaan. Ingeschakeld
X Selectie van [Gebr. onbekend] is niet toegestaan. Ingeschakeld
Autom verwijderen van bestandsinstelling Alle ongeldig 6-89
Item Standaardinstellingen
Pagina
Lijst afdrukken (beheerder)
6-90
Lijst beheerdersinstellingen 6-90
Activiteitenrapport Beeld Verzenden 6-90
Lijst met ontvangen/doorgestuurde gegevens 6-90
Lijst Met Webinstellingen*
1
6-90
Lijst Metagegevenssets*
2
6-90
Item Standaardinstellingen
Pagina
Sharp OSA-instellingen
6-91
Snelheidinstelling voor afspelen van animatie Standaard 6-91
6-65
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA (BEHEERDER)
Instellingen in-/ uitschakelen
Item Standaardinstellingen
Pagina
Instellingen in-/ uitschakelen
6-92
Voorwaarde-instellingen 6-92
X Afdrukken Lege Pagina Uitschakelen Uitgeschakeld 6-92
Gebruikers-bediening 6-92
X Uitschakelen van afdrukken door ongeldige gebruiker Uitgeschakeld 6-92
Bedieningsinstellingen 6-92
X Timer voor automatisch wissen annuleren Uitgeschakeld 6-92
X Uitschakelen van opdrachtprioriteit Uitgeschakeld 6-92
X Uitsch. afdruk via handinvoer Uitgeschakeld 6-92
X Automatische toetsherhaling uitschakelen Uitgeschakeld 6-92
X Klokinstelling deactiveren Uitgeschakeld 6-92
Apparaatbeheer 6-92
X Uitschakelen van origineelinvoer Uitgeschakeld 6-92
X Uitschakelen van duplex Uitgeschakeld 6-92
X Optionele papiertoevoer uitschakelen*
1
Uitgeschakeld 6-92
X Lade-instellingen uitschakelen Uitgeschakeld 6-92
X Offset uitschakelen*
2
Uitgeschakeld 6-92
X Uitzetten nieteenheid*
2
Uitgeschakeld 6-92
X Uitschakelen van kleurmodus*
3
Uitgeschakeld 6-92
Instellingen kopieerfunctie 6-93
X Opheffen van werk-programma's uitschakelen Uitgeschakeld 6-93
X Uitschakeling handinvoer bij dubbelz. kopiëren Uitgeschakeld 6-93
X Uitschakelen van auto Uitgeschakeld 6-93
Printerinstellingen 6-93
X Kennisgeving Pagina Niet Afdrukken Ingeschakeld 6-93
X Testpagina Niet Afdrukken Uitgeschakeld 6-93
X Doorvoerlade overslaan bij automatische papierselectie Uitgeschakeld 6-93
6-66
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA (BEHEERDER)
*1 Wanneer een invoereenheid voor 500 bladen is geïnstalleerd.
*2 Wanneer een afwerkingeenheid is geïnstalleerd.
*3 Wanneer er een kleurgerelateerd probleem is opgetreden.
*4 Als de netwerkverbinding is ingeschakeld.
*5 Wanneer de internetfaxuitbreidingskit is geïnstalleerd.
*6 Wanneer de faxuitbreidingskit is geïnstalleerd.
Instell. afbeelding verzenden 6-93
X Omschakelen weergave-volgorde uitschakelen Uitgeschakeld 6-93
X Scanfunctie uitschakelen
6-93 PC scan Uitgeschakeld
USB-geheugenscan Uitgeschakeld
X Instel. voor deactiveren van registratie 6-93
Registratie van bestemming op webpagina uitschakelen*
4
Alle uitgeschakeld 6-93
Registratie van programma uitschakelen Alle uitgeschakeld 6-93
Registratie van geheugenvak uitschakelen Alle uitgeschakeld 6-93
Registratie door middel van Network Scanner Tools
uitschakelen*
4
Uitgeschakeld
6-94
X Instel. voor uitschak. van verzending 6-94
[Opn. verzenden] uitschakelen in scan modus Uitgeschakeld 6-94
Selecteren uit adresboek uitschakelen Alle uitgeschakeld 6-94
Directe invoer uitschakelen Alle uitgeschakeld 6-94
PC-I-Fax-verzending uitschakelen*
5
Uitgeschakeld 6-94
PC-Fax-verzending uitschakelen*
6
Uitgeschakeld 6-94
Instelling Afdrukken Blokkeren 6-94
X Batch-afdrukinstellingen
6-94 Selectie van [Alle gebruikers] is niet toegestaan. Ingeschakeld
Selectie van [Gebr. onbekend] is niet toegestaan. Ingeschakeld
Item Standaardinstellingen
Pagina
6-67
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA (BEHEERDER)
Productcode
* Afhankelijk van de geïnstalleerde randapparatuur, kan het mogelijk zijn dat sommige instellingen niet beschikbaar zijn.
Opslaan/oproepen van systeeminstellingen
Item Standaardinstellingen
Pagina
Productcode*
6-95
Serienummer 6-95
PS3 uitbreidingskit 6-95
Internetfaxuitbreidingskit 6-95
Status- en waarschuwingsbericht via e-mail 6-95
Toepassingsintegratiemodule 6-95
Toepassingscommunicatiemodule 6-95
Externe account-module 6-95
XPS uitbreidingskit 6-95
Item Standaardinstellingen
Pagina
Bewaren/oproepen van systeeminstellingen
6-96
Fabrieksinstellingen Herstellen 6-96
Huidige Configuratie Opslaan 6-96
Configuratie Herstellen 6-96
6-68
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA (BEHEERDER)
Energiebesparing
De instellingen voor energiebesparing zorgen voor een besparing op de energiekosten. Vanuit een milieustandpunt
helpen deze instellingen ook bij het reduceren van milieuvervuiling en het instandhouden van natuurlijke
energiebronnen. Selecteer [Systeeminstellingen] - [Energie Besparen] van de menubalk en configureer elke instelling.
Tonerbesparingsfunctie
U kunt de hoeveelheid toner dat wordt gebruikt voor
afdrukken reduceren.
Automatisch uitschakelen
Met deze instelling kan de functie Automatisch
uitschakelen worden in- of uitgeschakeld. Verwijder het
vinkje als u wilt dat de functie Automatisch uitschakelen
wordt uitgeschakeld.
Wanneer de ingestelde tijdsduur verstrijkt nadat het
afdrukken is beëindigd, wordt de functie Automatisch
uitschakelen geactiveerd waardoor de machine in de
slaapstand wordt gezet met het laagst mogelijke
energieverbruik.
Deze functie vermindert de energiekosten en helpt bij
het reduceren van milieuvervuiling en het instandhouden
van natuurlijke energiebronnen.
Als u wilt dat de functie Automatisch uitschakelen zo
weinig mogelijk wordt geactiveerd, raden wij u aan de
tijdsduurinstelling te verlengen zodat de functie later
wordt ingeschakeld in plaats van de functie helemaal uit
te schakelen. (De tijdsinstelling wordt gewijzigd met
behulp van onderstaande "Timer voor Automatisch
Uitschakelen".
Timer voor Automatisch
Uitschakelen
De tijd tot de functie Automatisch uitschakelen begint
kan worden ingesteld tussen 1 en 240 minuten.
Selecteer de tijdsduur die u wenst.
Instelling Voorverwarmfunctie
De tijd tot de voorverwarmfunctie begint kan worden
ingesteld tussen 1 en 240 minuten.
De voorverwarmfunctie wordt ingeschakeld wanneer de
ingestelde tijdsduur verloopt nadat het afdrukken is
voltooid en er geen verdere handelingen plaatsvinden.
Deze functie vermindert de energiekosten en helpt bij
het reduceren van milieuvervuiling en het instandhouden
van natuurlijke energiebronnen.
Selecteer de tijdsduur die u wenst.
[Afdrukken] met de tonerbesparingsfunctie werkt
alleen wanneer de printerdriver van de machine niet
wordt gebruikt. Wanneer de printerdriver wordt
gebruikt, krijgt printerdriverinstelling voorrang.
Deze functie werkt mogelijk niet in sommige
toepassingen en besturingssystemen.
[Kopiëren] in Tonerbesparingsfunctie is niet
beschikbaar in het Verenigd Koninkrijk.
Data
afdrukken
Afdrukvoorbe
eld wanneer
"Tonerbespar
ingsfunctie" is
ingeschakeld
De timerinstelling werkt niet als de functie
Automatisch uitschakelen is gedeactiveerd met
behulp van "Automatisch uitschakelen
".
U kunt de voorverwarmfunctie niet uitschakelen.
6-69
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA (BEHEERDER)
Bedieningsinstellingen
Het is mogelijk instellingen die verband houden met het bedienen van de machine te configureren. Selecteer
[Systeeminstellingen] - [Bedieningsinstellingen] van de menubalk en configureer elke instelling.
Bedieningsinstellingen
Toetsgeluid
Deze instelling wordt gebruikt om het volume van de
pieptoon die klinkt wanneer u een toets selecteert aan te
passen (of uit te zetten).
Toetsgeluid bij beginpunt
U kunt drie pieptonen laten klinken bij beginwaarden tijdens
het instellen van de kopieerfactor in de kopieermodus of het
aanpassen van de belichting in elke modus.
Automatisch Wissen Instellen
De tijd tot de functie Automatisch wissen begint kan
worden ingesteld tussen 10 en 240 minuten.
Indien de machine gedurende een bepaalde tijdsduur niet wordt
gebruikt, zal de functie Automatisch wissen alle geselecteerde
instellingen wissen en terugkeren naar het hoofdscherm van de
kopieermodus of naar het opdrachtstatusscherm.
Timer voor automatisch wissen annuleren
Dit wordt gebruikt om de functie Automatisch wissen uit
te schakelen.
Mededelingentijd Instellen
De tijdsduur voordat meldingen verschijnen in het display (de
duur voordat een melding automatisch wordt gewist) kan
worden ingesteld op elk getal tussen 1 en 12 seconden.
Taalinstelling
U kunt de taal die verschijnt in het display wijzigen.
Uitschakelen van opdrachtprioriteit
Hiermee wordt de functie Opdrachtprioriteit uitgeschakeld en
de toets [Prioriteit] in het opdrachtstatusscherm verborgen.
Uitsch. afdruk via handinvoer
Deze instelling wordt gebruikt om Afdruk via handinvoer uit te
schakelen (het afdrukken van andere opdrachten voorafgaand
aan een opdracht is onderbroken* omdat het papier voor de
opdracht niet aanwezig is in één de papierladen).
* Dit geldt niet voor gevallen waarbij het papier opraakt
tijdens de opdracht.
Instelling Toetsbediening
Deze instelling bepaalt hoe lang het duurt voordat de invoer
wordt geregistreerd wanneer een toets op het display wordt
geselecteerd. De invoertijd kan worden ingesteld van 0
seconden tot 2 seconden in intervallen van 0,5 seconden.
Door de tijdsduur te verlengen kan ongewilde toetsinvoer
worden voorkomen wanneer per ongeluk een toets wordt
geselecteerd. Houd er wel rekening mee dat wanneer u een
langere tijdsduur instelt voor een instelling er meer
voorzichtigheid is vereist om er voor te zorgen dat de
toetsinvoer wordt geregistreerd.
Automatische toetsherhaling uitschakelen
Deze functie wordt gebruikt om toetsherhaling uit te schakelen.
Bij de functie toetsherhaling wordt een instelling voortdurend
gewijzigd wanneer een toets wordt geselecteerd en niet alleen
elke keer wanneer de toets wordt geselecteerd.
Klokinstelling deactiveren
Deze instelling wordt gebruikt om het wijzigen van datum
en tijd onmogelijk te maken.
Instelling scannen adreskaart
Wanneer deze instelling is ingeschakeld, kan "Scannen adreskaart"
worden gebruikt bij de speciale functies voor kopiëren en scannen.
Weergavepatroon instelling
U kunt een van de zes kleurenpatronen selecteren die voor het
kleurenpatroon in het display wordt gebruikt.
U kunt voorbeeld van het geselecteerde patroon bekijken.
Scherm waarop de instelling van
toepassing is
Begininste
lling
Kopieerfactor instelscherm in het
hoofdscherm van de kopieermodus
Factor 100%
Belichtingsaanpassingscherm in het
hoofdscherm van de kopieermodus
Belichtingsni
veau:
3 (medium)
Belichtingsaanpassingscherm in het
hoofdscherm van de modi fax, Internetfax
en netwerkscanner
Wanneer gebruikersauthenticatie is ingeschakeld en er
een schermtaalinstelling is gespecificeerd in de favoriete
bedieningsgroep, krijgt deze instelling de prioriteit.
6-70
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA (BEHEERDER)
Voorbeeldinstelling
Configureer de instellingen voor het voorvertoonscherm dat kan worden gebruikt voor fax/beeld verzending.
Weergave standaardvoorbeeld
Selecteer de zoomfactor van het voorvertoonscherm voor fax/beeld verzending.
Inst. beeldcontrole ontvangen gegevens
Selecteer of een voorvertoning van ontvangen faxen en internetfaxen wordt weergegeven.
Instellingen bediening op afstand
Configureer vereiste instellingen voor externe bediening van de machine vanuit een op hetzelfde netwerk aangesloten
computer.
Bediening van externe software
Bediening vanaf opgegeven PC
Bediening door gebruiker met wachtwoord
Bedieningsmachtiging
Dit wordt gebruikt wanneer de machine op afstand door externe software wordt
bediend.
Wachtwoordinvoerscherm weergeven
Wanneer de machine op afstand wordt bediend door externe software, kunt u een
invoerscherm voor de diverse wachtwoorden die op de machine zijn ingevoerd laten
weergeven op de machine, uw computer of beide.
Met deze instelling kunt u voorkomen dat het wachtwoord wordt gezien.
Bedieningsmachtiging
Hiermee staat u externe bediening van de machine vanuit een aangegeven computer
toe.
Hostnaam of IP-adres van PC
Voer de hostnaam of het IP-adres in van de computer die verbinding met de machine
maakt.
Er kunnen maximaal 127 tekens worden ingevoerd.
Wachtwoordinvoerscherm weergeven
Wanneer de machine op afstand wordt bediend door een bepaalde computer, kunt u
een invoerscherm voor de diverse wachtwoorden die op de machine zijn ingevoerd
laten weergeven op de machine, uw computer of beide.
Met deze instelling kunt u voorkomen dat het wachtwoord wordt gezien.
Bedieningsmachtiging
Hiermee kan een gebruiker die over een wachtwoord beschikt de machine gebruiken.
Neem contact op met uw onderhoudstechnicus voor informatie over het wachtwoord.
Wachtwoordinvoerscherm weergeven
Wanneer een gebruiker met een wachtwoord de machine op afstand bedient, kan een
invoerscherm voor de diverse wachtwoorden die op de machine zijn ingevoerd op de
machine, uw computer of beide worden weergeven.
Met deze instelling kunt u voorkomen dat het wachtwoord wordt gezien.
6-71
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA (BEHEERDER)
Toetsinstelling aanpassen
Snelkoppelingen naar functies die regelmatig worden gebruikt kunt u op het hoofdscherm van elke modus weergeven.
Voor informatie over aangepaste toetsen, zie de hoofdstukken voor elke functie.
De instellingen worden hieronder weergegeven.
Instelling sjabloon aanraaktoetsenbord
Hiermee voegt u een woord toe of bewerkt u een woord in de lijst met opgeslagen woorden van het toetsenbord dat in
de tekstinvoerschermen wordt weergegeven.
Er kunnen 30 woorden worden opgeslagen.
Selecteer [Systeeminstellingen] - [Bedieningsinstellingen] [Instelling sjabloon aanraaktoetsenbord] van de menubalk en
configureer elke instelling.
Item Beschrijving
1 – 3 aanpassen Voer een naam voor de aangepaste toets in (maximaal 14 tekens).
Item
Selecteer de functie die u aan de toets wilt toewijzen. Welke functies kunnen worden
geselecteerd, varieert per modus.
Terug naar uitgangswaarden Hiermee zet u alle aangepaste toetsen terug naar de oorspronkelijke instelling.
6-72
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA (BEHEERDER)
Apparaatbeheer
Deze instellingen zijn bedoeld voor de geïnstalleerde randapparatuur. Selecteer [Systeeminstellingen] -
[Apparaatbeheer] van de menubalk en configureer elke instelling.
Instelling Detectie Formaat
Origineel
De getallen en de eenheden van de
standaardinstellingen en de invoerbereiken die in de
instellingenschermen verschijnen, kunnen van inches
naar AB-formaten worden overgeschakeld en
omgekeerd.
Stand. originele afmetingsins.
Geef deze instelling op als u een bepaald formaat
origineel regelmatig gebruikt. De instelling wordt in de
toets [Origineel] weergegeven.
Door deze instelling op te geven hoeft u het formaat
origineel niet telkens op te geven.
Wanneer [Geen] wordt geselecteerd, verschijnt het
formaat origineel niet en moet het altijd handmatig
worden ingesteld.
Uitschakelen van origineelinvoer
Gebruik deze instellingen om het gebruik van de
automatische origineelinvoer uit te schakelen wanneer
deze bijvoorbeeld niet goed functioneert. (Er kunnen nog
wel originelen met de glasplaat worden gescand nadat
deze instelling is ingeschakeld.)
Invoermodus origineel
De onderstaande invoerfuncties kunnen worden
ingesteld als standaard in de functies Kopiëren en Beeld
verzenden. Wanneer een modus regelmatig wordt
gebruikt, hoeft u niet meer steeds dezelfde modus in te
stellen.
• Originelen van gemengd formaat met dezelfde
breedte (alleen kopieerfunctie)
• Langzame scanmodus
Uitschakelen van duplex
Deze functie wordt gebruikt om duplexprinten uit te
schakelen als de duplexmodule bijvoorbeeld niet werkt.
Optionele papiertoevoer
uitschakelen
(Wanneer een invoereenheid voor 500 bladen is
geïnstalleerd.)
Met deze instelling schakelt u een invoereenheid voor
500 bladen uit, bijvoorbeeld wanneer deze een storing
vertoond.
Lade-instellingen uitschakelen
Deze instelling wordt gebruikt om het instellen van de
laden onmogelijk te maken (exclusief de instellingen
voor de handinvoer).
Offset uitschakelen
(Wanneer een afwerkingeenheid is geïnstalleerd.)
Deze instelling wordt gebruikt om de staffelfunctie uit te
schakelen.
Uitzetten nieteenheid
(Wanneer een afwerkingeenheid is geïnstalleerd.)
Deze instelling wordt gebruikt om het nieten onmogelijk
te maken wanneer het nietapparaat of de
afwerkingeenheid bijvoorbeeld niet goed functioneert.
Modus Instellingen
Kopieren Geen, A5, B5, A4,
216mm x 330mm (8-1/2" x 13"),
8-1/2" x 13-2/5" (216mm x 340mm),
216mm x 343mm (8-1/2" x 13-1/2"),
8-1/2" x 11", 8-1/2" x 14", 5-1/2" x 8-1/2",
16K
Beeld
Verzenden
Geen, A5, B5, A4,
216mm x 330mm (8-1/2" x 13"),
8-1/2" x 13-2/5" (216mm x 340mm),
216mm x 343mm (8-1/2" x 13-1/2"),
8-1/2" x 11", 8-1/2" x 14", 5-1/2" x 8-1/2",
16K, Lang Form.
6-73
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA (BEHEERDER)
Uitschakelen van kleurmodus
(Wanneer er een kleurgerelateerd probleem is
opgetreden.)
Wanneer er zich een kleurgerelateerd probleem
voordoet en het afdrukken niet mogelijk is, kunt u de
kleurmodus tijdelijk uitschakelen. Zwart-wit afdrukken is
nog steeds mogelijk.
Instelling voor automatische
papierselectie
U kunt het papiertype* voor de functie automatische
papierselectie specificeren. Selecteer een van de volgende
instellingen:
• Normaal papier
• Normaal en gerecycled papier
• Gerecycled papier
Dankzij deze functie zullen er via de functie
Automatische papierselectie geen andere papiertypen
worden geselecteerd dan de gespecificeerde
papiertypen.
* Het papiertype dat voor elke papierlade is ingesteld
met behulp van "Papierlade-Instellingen" (pagina 6-13)
in de systeeminstellingen (algemeen).
Standaard detecteren in
automatische kleurmodus
Als de kleurmodus in de kopieerfunctie is ingesteld op
auto, kan het punt van onderscheid voor het detecteren
of originelen kleur of zwart-wit zijn worden ingesteld op
één van de vijf niveaus. Pas de instelling aan richting
[Zwart-wit] om het gemakkelijker te maken een origineel
in zwart-wit te detecteren. Pas de instelling aan richting
[Kleur] om het gemakkelijker te maken een origineel in
kleur te detecteren.
Instelling fusing-temperatuur
Hiermee wordt de fusing-temperatuur van de toner in
overeenstemming met het gewicht van het papier
geregeld.
Deze instellingen zijn van toepassing op normaal papier,
kringlooppapier, geperforeerd papier, voorbedrukt
papier, briefhoofdpapier, gekleurd papier en door de
gebruiker bepaald papier.
U kunt "60g/m
2
tot 89g/m
2
" of "90g/m
2
tot 105g/m
2
" ("16
tot 23 lbs." of "23+ tot 28 lbs.") selecteren.
Deze functie is alleen bedoeld als noodmaatregel.
Wanneer deze instelling is ingeschakeld, kan deze
alleen ongedaan worden gemaakt door een
servicemonteur. Neem direct contact op met uw
dealer of het dichtstbijzijnde erkende servicebedrijf om
de instelling ongedaan te maken en het met de
kleuren samenhangende probleem op te lossen.
Zorg dat u alleen papier gebruikt dat in dezelfde
gewichtklasse ligt als de hier ingestelde
gewichtklasse. Mix geen normaal papier dat buiten
de klasse valt met het papier in de lade.
Als instellingen worden gewijzigd, gaan ze pas in
nadat de machine opnieuw is gestart. Raadpleeg
"DE VOEDING IN- EN UITSCHAKELEN" (pagina
1-14) in "1. VOORDAT U DE MACHINE
GEBRUIKT" voor het herstarten van de machine.
6-74
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA (BEHEERDER)
Instellingen kopieerfunctie
De volgende instellingen zijn bedoeld voor de kopieerfunctie. Selecteer [Systeeminstellingen] - [Instellingen
Kopieerfunctie] van de menubalk en configureer elke instelling.
Standaardinstellingen die u met deze instellingen selecteert zijn van toepassing op alle functies van de machine (niet
alleen de kopieerfunctie).
Instelling oorspronkelijke status
De kopieerinstellingen worden gewist wanneer de knop [AAN] ( ) wordt aangezet, wanneer de toets [ALLES
WISSEN] ( ) wordt ingedrukt of wanneer de interval voor automatische wissen is verlopen. Deze instellingen worden
gebruikt om de standaardinstellingen voor de kopieerfunctie te wijzigen.
De onderstaande instellingen kunnen worden gewijzigd:
Item Beschrijving
Kleurmodus Standaardinstellingen kleurmodus configureren.
Papierlade Geeft de papierlade op die u wilt gebruiken als standaard papierlade.
Belichtingstype Instellingen voor belichtingsmodus configureren.
Kopieerfactor Geeft de kopieerfactor op die u wilt gebruiken als standaard kopieerfactor.
Tweezijdig kopiëren
Configureer de 2-zijdige modusinstellingen die u standaard wilt gebruiken.
Als deze instelling wordt gebruikt om de standaardinstelling voor de duplexfunctie te wijzigen naar een
andere instelling dan "1-zijdig naar 1-zijdig" en de duplexfunctie of automatische origineelinvoer niet
functioneert of is uitgeschakeld, zal deze instelling terug worden gezet naar "1-zijdig naar 1-zijdig".
Uitvoer Stel de uitvoermethode in die u standaard wilt gebruiken.
Terug naar
uitgangswaarden
Hiermee zet u alle items terug naar de oorspronkelijke instelling.
6-75
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA (BEHEERDER)
Kopieerinstellingen
Klik op de tab [Kopieer-Instellingen] en configureer de instellingen.
Aanpassing Kopiebelichting
Deze functie wordt gebruikt om het belichtingsniveau aan te
passen wanneer [Auto] wordt gebruikt voor kopiebelichting.
Kleur
Gebruik deze functie om het belichtingsniveau in te stellen
voor kopieën in de kleurmodus voor de glasplaat en voor de
automatische origineelinvoer.
Zwart-wit
Gebruik deze functie om het belichtingsniveau in te
stellen voor kopieën in de zwart-witmodus voor de
glasplaat en voor de automatische origineelinvoer.
Extra vaste-kopieerfactoren
toevoegen of veranderen
U kunt twee vooraf ingestelde vergrootfactoren (tussen
101% en 200%) en twee vaste verkleinfactoren (tussen
50% en 99%) toevoegen. Een toegevoegde vooraf
ingestelde kopieerfactor kunt u ook wijzigen.
Maximum aantal kopieën instellen
Deze functie wordt gebruikt om het maximum aantal
kopieën in te stellen (aantal doorlopende kopieën). U kunt
elk getal tussen de 1 en de 999 invoeren.
Standaardinstelling Voor De
Kantlijnverschuiving
Deze functie wordt gebruikt om de standaard
kantlijnverschuiving in te stellen. Geeft een waarde op
tussen 0 mm (0") en 20 mm (1") in stappen van 1 mm
(1/8") voor zowel de voor- als achterzijde.
Standaardbreedte Van Wisstrook Instellen
Deze instelling wordt gebruikt om de standaardinstelling
voor de wisbreedte in te stellen. Geef een waarde op
van 0 mm (0") tot 20 mm (1") in stappen van 1 mm (1/8")
voor het wissen van randen.
Kaart Formaat-Instellingen
Deze instelling wordt gebruikt om het standaard
origineelformaat voor de functie kaart formaat in te stellen.
Zowel de X (horizontale) als de Y (verticale)
origineelafmeting kan worden ingesteld van 25 mm (1")
tot 210 mm (8-1/2") in stappen van 1 mm (1/8").
Aanpassen aan pagina
Schakel deze instelling in om de toets [Aanpassen aan
pagina] altijd in het scherm Kaart Formaat weer te geven.
Opheffen van werk-programma's
uitschakelen
Deze instelling wordt gebruikt om het verwijderen en
wijzigen van de kopieerinstellingen in de werkprogramma's
onmogelijk te maken.
Uitschakeling handinvoer bij
dubbelz. kopiëren
Deze instelling wordt gebruikt om het gebruik van de
handinvoer bij het maken van 2-zijde kopieën onmogelijk
te maken.
De handinvoer wordt vaak gebruikt voor etikettenvellen,
transparanten en andere speciale media waarbij 2-zijdig
kopiëren niet is toegestaan. Als een vel van dit speciale
materiaal in de omkeereenheid terechtkomt, kan dit een
papierstoring of schade aan de eenheid tot gevolg
hebben. Als er regelmatig speciale media wordt gebruikt
waarbij 2-zijdig kopiëren niet is toegestaan, raden wij u
aan deze functie in te schakelen.
Uitschakelen van auto
Deze instelling wordt gebruikt om de automatische
papierselectie uit te schakelen.
Als dit is ingeschakeld en er wordt een formaat origineel
ingesteld,dan wordt hetzelfde papierformaat niet
automatisch geselecteerd.
Instelling voor automatische
selectie van lade met papier
Wanneer deze instelling ingeschakeld staat en het
apparaat staat in de kopieermodus in de slaapstand,
dan wordt de laatste papierlade waarin papier werd
geplaatst automatisch de standaardpapierlade voor de
kopieermodus, totdat het apparaat wordt teruggesteld.
Vooraf ingestelde kopieerfactoren, behalve de
toegevoegde vooraf ingestelde kopieerfactoren,
kunnen niet worden gewijzigd.
6-76
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA (BEHEERDER)
Kleur 600dpi x 600dpi scanmodus
voor documentinvoer
U kunt de resolutie voor kopiëren in kleur via de
automatische documentinvoer wijzigen van 600 x 300
dpi naar 600 x 600 dpi (hogekwaliteitsmodus).
Wanneer u gebruik maakt van de hoge kwaliteit-modus,
worden fijne documenten en dunne lijnen beter
afgedrukt, maar is de scansnelheid langzamer.
Kleur snel scannen vanaf glasplaat
U kunt de resolutie voor kopiëren in kleur vanaf de
glasplaat wijzigen van 600 x 600 dpi naar 600 x 300 dpi
(hogesnelheidsmodus).
Wanneer u hoge snelheid-modus selecteert, wordt de
eerste kopie sneller afgedrukt, maar is de gekopieerde
afbeelding van mindere kwaliteit.
Z/W 600dpi x 600dpi scanmodus
voor documentinvoer
U kunt de resolutie voor zwart-wit kopieën via de
automatische origineelinvoer wijzigen van 600 x 300 dpi
naar 600 x 600 dpi (hoge kwaliteit-modus).
Wanneer u gebruik maakt van de hoge kwaliteit-modus,
worden fijne documenten en dunne lijnen beter
afgedrukt, maar is de scansnelheid langzamer.
Z/W snel scannen vanaf glasplaat
U kunt de resolutie voor zwart-wit kopieën vanaf de
glasplaat wijzigen van 600 x 600 dpi naar 600 x 300 dpi
(hoge snelheid-modus).
Wanneer u hoge snelheid-modus selecteert, wordt de
eerste kopie sneller afgedrukt, maar is de gekopieerde
afbeelding van mindere kwaliteit.
Wanneer u de hoge kwaliteit-modus niet selecteert,
moeten er aan de volgende voorwaarden worden
voldaan om te kunnen scannen op een resolutie van
600 x 300 dpi en de hoogste snelheid te behalen.
De kopieerfactor moet zijn ingesteld op 100%.
Selecteer geen speciale modus waardoor de
kopieerfactor wordt gewijzigd.
De functie [Kopie van kopie] moet zijn
uitgeschakeld.
Wanneer u de hoge snelheid-modus selecteert,
moeten er aan de volgende voorwaarden worden
voldaan om te kunnen scannen op een resolutie van
600 x 300 dpi en de hoogste snelheid te behalen.
De kopieerfactor moet zijn ingesteld op 100%.
Selecteer geen speciale modus waardoor de
kopieerfactor wordt gewijzigd.
De functie [Kopie van kopie] moet zijn
uitgeschakeld.
Wanneer u de hoge kwaliteit-modus niet selecteert,
moeten er aan de volgende voorwaarden worden
voldaan om te kunnen scannen op een resolutie van
600 x 300 dpi en de hoogste snelheid te behalen.
De kopieerfactor moet zijn ingesteld op 100%.
Selecteer geen speciale modus waardoor de
kopieerfactor wordt gewijzigd.
De functie [Kopie van kopie] moet zijn
uitgeschakeld.
Maak geen zwart-wit kopieën met behulp van de
toets [STARTEN KLEUR].
Wanneer u de hoge snelheid-modus selecteert,
moeten er aan de volgende voorwaarden worden
voldaan om te kunnen scannen op een resolutie van
600 x 300 dpi en de hoogste snelheid te behalen.
De kopieerfactor moet zijn ingesteld op 100%.
Selecteer geen speciale modus waardoor de
kopieerfactor wordt gewijzigd.
De functie [Kopie van kopie] moet zijn
uitgeschakeld.
Maak geen zwart-wit kopieën met behulp van de
toets [STARTEN KLEUR].
6-77
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA (BEHEERDER)
Printerinstellingen
U kunt de instellingen m.b.t. de printerfunctie configureren.
Standaardinstellingen
De voorwaarden voor printerinstellingen worden hieronder beschreven. Selecteer [Systeeminstellingen] - [Printerinstellingen] -
[Voorwaardeinstellingen] van de menubalk, en configureer elke instelling.
Kennisgeving Pagina Niet
Afdrukken
Deze instelling wordt gebruikt om het afdrukken van
kennisgevingen uit te schakelen.
Er wordt een notificatiepagina afgedrukt wanneer niet
kan worden afgedrukt als opgegeven door onvoldoende
geheugen of een andere oorzaak. Op de
notificatiepagina wordt de oorzaak vermeld.
Testpagina Niet Afdrukken
Deze instelling wordt gebruikt om het afdrukken van
testpagina 's uit te schakelen. Wanneer deze instelling is
ingeschakeld, kan de functie "Testpagina Printer" in de
systeeminstellingen niet worden gebruikt om
testpagina's af te drukken.
A4/Letter-Formaat Auto
Veranderen
Bij het afdrukken van een afbeelding van 8-1/2 x 11"
(A4) formaat, kan bij deze instelling papier van het
formaat 8-1/2 x 11" (A4) worden gebruikt als papier van
het formaat A4 (8-1/2 x 11") niet is geladen.
Afdruk Density Printer
Hiermee maakt u de afdrukdichtheid voor kleur en
zwart-wit afbeeldingen lichter of donkerder. De
afdrukdichtheid kan op vijf niveaus worden aangepast.
CMYK belichting aanpassen
Hiermee past u de dichtheid van cyaan (C), magenta
(M), geel (Y) en zwart (Bk) aan. De dichtheid van elke
kleur kan in 17 niveaus worden ingesteld.
Instellingen handinvoerlade
Papierformaat herkenning handinvoer inschakelen
Deze functie wordt gebruikt om het afdrukken
onmogelijk te maken wanneer het opgegeven
papierformaat voor een afdrukopdracht verschilt van het
papierformaat dat is geplaatst in de handinvoer.
Papiersoort herkenning handinvoer inschakelen
Deze functie wordt gebruikt om het afdrukken
onmogelijk te maken wanneer het opgegeven papiertype
voor een afdrukopdracht verschilt van het papiertype dat
is geplaatst in de handinvoer.
Doorvoerlade overslaan bij automatische
papierselectie
Wanneer [Auto] is geselecteerd voor papiertypeselectie,
kan de handinvoer worden uitgesloten voor de laden die
kunnen worden geselecteerd. Dit wordt aanbevolen
wanneer er regelmatig speciale media in de handinvoer
worden geplaatst.
Opdrachtwachtrijplaatsing
Wanneer deze functie is ingeschakeld, worden
ontvangen afdrukopdrachten weergegeven in de
wachtrij van het opdrachtstatusscherm. De opdrachten
worden verplaatst naar de opdrachtwachtrij nadat deze
door de machine zijn geanalyseerd. Meerdere
opdrachten die nog niet zijn geanalyseerd kunnen
verschijnen in de wachtrij.
Wanneer deze functie is uitgeschakeld, worden
ontvangen afdrukopdrachten weergegeven in de
opdrachtwachtrij zonder dat deze worden weergegeven
in de wachtrij. Wanneer er echter een versleuteld
PDF-bestand worden afgedrukt, verschijnt de opdracht
in de wachtrij.
6-78
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA (BEHEERDER)
Interface-instellingen
Deze instellingen worden gebruikt om de verzending van gegevens naar de USB- of netwerkenpoort te controleren.
Selecteer [Systeeminstellingen] - [Printerinstellingen] - [Interface-Instellingen] van de menubalk, en configureer elke
instelling.
Hexadecimale Dump
Deze functie wordt gebruikt om de afdrukgegevens van
een computer af te drukken op hexadecimaal formaat
met de bijbehorende ASCII-tekst. Hiermee kunt u
controleren of de afdrukgegevens vanuit de computer
correct naar de machine worden verzonden.
Voorbeeld van een Hexadecimale dump
I/O Time-out
De I/O time-out kan worden ingesteld op elk getal tussen
1 en 999 seconden.
De I/O time-out zorgt voor een tijdelijke stopzetting van
de verbinding als de ingestelde tijdsduur verstrijkt
zonder dat er gegevens worden ontvangen via de poort.
Nadat de verbinding is verbroken wordt de poort op de
automatische selectie gezet of geactiveerd wanneer de
volgende afdrukopdracht is begonnen.
USB-poort inschakelen
Deze instelling wordt gebruikt om het afdrukken via de
USB-poort mogelijk te maken.
Omschakeling USB-poortemulatie
Selecteer de geëmuleerde printertaal als de machine is
aangesloten op een USB-poort.
De instellingen worden hieronder weergegeven.
•Auto
• PostScript
•PCL
Netwerkpoort Inschakelen
Deze instelling wordt gebruikt om het afdrukken via de
netwerkpoort mogelijk te maken.
Omschakeling
Netwerk-Poortemulatie
Deze instelling wordt gebruikt om de geëmuleerde
printertaal te selecteren wanneer de machine is
aangesloten op een netwerkpoort.
De instellingen worden hieronder weergegeven.
•Auto
• PostScript
•PCL
Methode Voor Poortomschakeling
Deze instelling wordt gebruikt om te bepalen wanneer de
poortomschakeling plaatsvindt.
Wisselen aan einde van opdracht
De poort wordt gewijzigd in de automatische selectie
wanneer het afdrukken is voltooid.
Omschakelen na I/O-time-out
Wanneer de tijd die is ingesteld met behulp van "I/O
Time-out" verstrijkt, wordt de poort gewijzigd in
automatische selectie.
De instellingen zijn gelijk aan die voor
"Omschakeling Netwerk-Poortemulatie".
Tenzij er zich regelmatig printerfouten voordoen,
raden wij u aan de standaardinstelling "Auto" te
gebruiken.
De instellingen zijn gelijk aan die voor
"Omschakeling USB-poortemulatie".
Tenzij er zich regelmatig printerfouten voordoen,
raden wij u aan de standaardinstelling "Auto" te
gebruiken.
De volgende twee printerpoorten zijn beschikbaar op
de machine:
USB-poort
Netwerkpoort
6-79
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA (BEHEERDER)
Instell. afbeelding verzenden
Instellingen met betrekking tot de beeldverzendfunctie (scan, Internetfax, enz.) kunnen worden geconfigureerd.
Bedieningsinstellingen
De onderstaande bedieningsinstellingen zijn van toepassing op alle beeldverzendfuncties. Selecteer [Systeeminstellingen] -
[Instell. afbeelding verzenden] - [Bedieningsinstellingen] van de menubalk, en configureer elke instelling.
Klik op de tab [Standaardinstellingen] en configureer de
instellingen.
Standaardweergave-Instellingen
U kunt een van de 5 basisschermen selecteren voor het
basisscherm dat verschijnt wanneer u drukt op de toets
[BEELD VERZENDEN] of op de toets [ALLES WISSEN] ( )
in de beeld verzenden modus.
• Adresboek
• Scannen
• Internetfax
• Faxen
• Gegevensinvoer
Instellingen enige tijd vasthouden nadat scannen is
voltooid
Gebruik deze instelling om de instellingen te bewaren
nadat het scannen is voltooid (totdat de functie
Automatisch wissen wordt geactiveerd).
Autom. overgaan naar kopieermodusscherm
Schakel deze instelling in om het scherm automatisch over te
schakelen naar de kopieerfunctie als er gedurende 20 seconden
geen actie wordt ondernomen in het scherm Beeld Verzenden.
Standaardselectie adresboek
Een van de volgende schermen kan als beginscherm
voor het adresboekscherm worden geselecteerd.
Tabschakelaar
• ABC
•Groep
Adrestype
• Alle
•E-mail
• FTP/Bureaublad
• Netwerkmap
• Internetfax (incl. directe SMTP)
• Faxen
•Groep
Instelling Oorspronkelijke
Resolutie
De onderstaande instellingen zijn beschikbaar voor de
standaardresoluties voor de functies scannen,
Internetfax en fax.
Scan : 100X100 dpi, 200X200 dpi, 300X300 dpi,
400X400 dpi, 600X600 dpi
Internetfax : 200X100 dpi
200X200 dpi
200X400 dpi
400X400 dpi
600X600 dpi
Fax: Standaard
Fijn
Extra Fijn
Ultrafijn
Standaard Belichtingsinstellingen
Deze instelling wordt gebruikt om de standaard
belichtingsinstellingen in te stellen voor het scannen van
documenten in de Beeld verzenden modus. Selecteer
[Auto] of [Handmatig]. Wanneer [Handmatig] is
geselecteerd, kan de belichting worden ingesteld op een
van de 5 niveaus.
Raadpleeg "FAXSYSTEEMINSTELLINGEN OP DE WEBPAGINA" (pagina 6-107) voor informatie over de instellingen met
betrekking tot de faxfunctie.
Standaardinstellingen
Halftoon
Halftoon
6-80
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA (BEHEERDER)
Standaard origineelafbeeldingstype
Selecteer vooraf het standaard origineelbeeldtype om
verzending van het origineel op een geschikte resolutie
mogelijk te maken (uitsluitend een scanfunctie en
USB-geheugenmodus).
De instellingen worden hieronder weergegeven.
• Tekst/afged.foto
• Tekst/Foto
•Tekst
•Foto
• Afgedrukte Foto
•Map
Moiré-reductie
Hiermee vermindert u het moiré-effect (strepen) dat zich
voordoet wanneer drukwerk wordt gescand (uitsluitend
in de scannerfunctie en USB-geheugenmodus).
Volg adrestoets invoeren bij
distributie-instel.
Deze instelling wordt gebruikt zodat de toets [Volgend
Adres] wordt geselecteerd voordat het volgende adres
wordt ingevoerd tijdens het uitvoeren van een
distributie-verzending.
Wanneer deze instelling is ingeschakeld, kan de
[Volgend Adres]-toets niet worden overgeslagen, zelfs
niet wanneer het volgende adres wordt ingevoerd met
een one-touch-toets.
Als een gebruiker probeert het volgende adres in te
voeren zonder de [Volgend Adres]-toets te selecteren,
klinkt er een dubbele pieptoon en zal de invoer worden
geweigerd.
Geluid Bij Voltooide Scan
Hiermee kan de Scan voltooid geluidsinstelling worden
geselecteerd.
Instelling aantal weergegeven sleutels
naam/onderwerp/inhoud
Selecteer 6, 12 of 18 als het aantal toetsen voor
bestandsnamen/onderwerpen dat wordt weergegeven in
het scherm.
Instelling aantal getoonde
directadres-toetsen
Selecteer 5, 10 of 15 voor de nummers van sneltoetsen
die verschijnen in het adresboekscherm.
Omschakelen weergave-volgorde
uitschakelen
Deze instelling wordt gebruikt om wijzigingen in de
volgorde van de display (volgorde van zoeknummer,
oplopend, aflopend) in het adresboek onmogelijk te
maken.
Wanneer deze instelling is ingeschakeld, kan de
volgorde van het adresboek niet worden gewijzigd door
het selecteren van een tabtoets. De weergave-volgorde
blijft de gebruikte volgorde nadat deze instelling is
geactiveerd.
Instelling vasthouden ontvangen
afdrukgegevens
(Wanneer de internetfaxuitbreidingskit of de fax
uitbreidingskit is geïnstalleerd.)
Met deze functie worden ontvangen faxen en
Internetfaxen in het geheugen vastgehouden zonder dat
deze worden afgedrukt. De faxen kunnen worden
afgedrukt door een wachtwoord in te voeren
(standaardinstelling: 0000) via het numerieke
toetsenbord.
Wachtwoord
Als [Instelling vasthouden ontvangen afdrukgegevens] is
geselecteerd, voer dan het wachtwoord (4 cijfers) in.
Standaardbreedte Van Wisstrook
Instellen
Hiermee wordt de standaard wisbreedte van de
wisfunctie ingesteld. Geef een waarde op van 0 mm (0")
tot 20 mm (1") in stappen van 1 mm (1/8") voor het
wissen van randen.
Als de belichting staat ingesteld op [Auto], kan
geen standaard origineelbeeldtype worden
geselecteerd.
Deze instellingen kunnen uitsluitend worden
geconfigureerd wanneer er geen ontvangen gegevens
in het geheugen van de apparaat aanwezig zijn
(exclusief de gegevens in de vertrouwelijke of het
relay-distributie-geheugenvakken).
6-81
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA (BEHEERDER)
Klik op de tab [Instellingen in-/uitschakelen] en
configureer de instellingen.
Instel. voor deactiveren van
registratie
Deze instelling wordt gebruikt om het opslaan van
bestemmingen onmogelijk te maken. Het opslaan vanaf
de webpagina en het opslaan vanaf een computer kan
afzonderlijk worden uitgeschakeld.
Registratie van bestemming op
webpagina uitschakelen
(Wanneer er een netwerkverbinding is ingeschakeld.)
Hiermee schakelt u het Adresbeheer vanuit de
webpagina 's uit.
Configureer de instellingen voor de volgende items:
• Groep (Directe Invoer)
• Groep (Adresboek)
• Individueel
Alle selecteren: Alle items selecteren.
Geselecteerde wissen: Alle selecties wissen.
Registratie van programma
uitschakelen
Dit voorkomt gebruik van het adresboek wanneer een
programma wordt opgeslagen.
Configureer de instellingen voor de volgende items:
•E-mail
• FTP
• Bureaublad
• Netwerkmap
• Internetfax (incl. directe SMTP)
• Faxen
Alle selecteren: Alle items selecteren.
Geselecteerde wissen: Alle selecties wissen.
Registratie van geheugenvak
uitschakelen
(Wanneer de faxuitbreidingskit is geïnstalleerd.)
Alle soorten registratie van geheugenvak uitschakelen.
Configureer de instellingen voor de volgende items:
• Navraaggeheugen
• Vertrouwelijk
• Relay-Distributie (Directe Invoer)
• Relay-Distributie (Adresboek)
Alle selecteren: Alle items selecteren.
Geselecteerde wissen: Alle selecties wissen.
Registratie door middel van
Network Scanner Tool
(Wanneer er een netwerkverbinding is
ingeschakeld.)
Hiermee schakelt u het Adresbeheer vanaf de
Netwerkscannertool uit.
Instel. voor uitschak. van
verzending
Deze instellingen worden gebruikt om de volgende
verzendhandelingen uit te schakelen.
[Opn. verzenden] uitschakelen in
scan modus
Hiermee schakelt u de toets [Opn. verzenden] in het
basisscherm van de beeldverzendfunctie uit.
Selecteren uit adresboek
uitschakelen
Hiermee schakelt u het selecteren vanuit het adresboek
uit.
Configureer de instellingen voor de volgende items:
• E-mail
• FTP
• Bureaublad
• Netwerkmap
• Internetfax (incl. directe SMTP)
•Faxen
Alle selecteren: Alle items selecteren.
Geselecteerde wissen: Alle selecties wissen.
Instellingen in-/ uitschakelen
6-82
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA (BEHEERDER)
Directe invoer uitschakelen
Hiermee kunnen adressen niet meer rechtstreeks
worden ingevoerd.
Configureer de instellingen voor de volgende items:
•E-mail
• Internetfax (incl. directe SMTP)
• Faxen
Alle selecteren: Alle items selecteren.
Geselecteerde wissen: Alle selecties wissen.
PC-I-Fax-verzending uitschakelen
(Wanneer de internetfaxuitbreidingskit is
geïnstalleerd.)
Hiermee maakt u PC-I-Faxverzending onmogelijk.
PC-Fax-verzending uitschakelen
(Wanneer de faxuitbreidingskit is geïnstalleerd.)
Hiermee maakt u PC-Faxverzending onmogelijk.
Hiermee stelt u het internetfaxadres, faxnummer van de
machine en naam van de gebruiker in.
Klik op de tab [Eigen naam en bestemming instellen] en
configureer de instellingen.
Registratie zendergegevens
Gebruik dit om de naam van de afzender op te slaan
voor fax, internetfax, afzendernummer voor fax, en
afzenderadres voor internetfax.
De opgeslagen afzendernaam en het
fax-afzendernummer of internet-afzenderadres wordt
bovenaan de ontvangen fax afgedrukt.
Naam afzender
Voer de naam van de verzender in. Voor de naam van
de verzender mogen maximaal 20 tekens worden
ingevoerd.
Faxnummer afzender
Dit wordt gebruikt om het faxnummer van de verzender
in te stellen.
Selecteer de toets [-] om een pauze tussen de getallen
in te voeren.
Selecteer de toets [Spatie] om een spatie tussen de
getallen in te voegen.
Eigen adres I-Fax
Voer een standaard verzendadres in (maximaal 56
tekens).
Registratie van eigen naam
selecteren
(Wanneer de faxuitbreidingskit is geïnstalleerd.)
Sla gebruikte afzendernamen op in "Registratie van
eigen naam" in de speciale functies. Er kunnen 18
afzendernamen worden opgeslagen.
Nieuwe Toevoegen
Naam verzender opslaan. Er kunnen maximaal 20
tekens worden opgeslagen.
Selecteer de toets [Opslaan] na het invoeren van een
afzendernaam. Het laagste ongebruikte
registratienummer van 01 tot 18 wordt automatisch aan
de afzendernaam toegewezen. Dit nummer kan niet
worden gewijzigd.
Lijst van Naam van afzenders
Hiermee wordt een lijst van de opgeslagen
afzendernamen weergegeven.
De naam van de afzender kan worden geselecteerd om
deze te wissen.
Eigen naam en bestemming
instellen
6-83
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA (BEHEERDER)
Scaninstellingen
Instellingen die verband houden met het scannen kunnen worden geconfigureerd. Selecteer [Systeeminstellingen] -
[Instell. afbeelding verzenden] - [Scaninstellingen] van de menubalk, en configureer elke instelling.
Klik op de tab [Standaardinstellingen] en configureer de
instellingen.
Standaard-Afzenderset
De informatie die hier is opgeslagen wordt gebruikt als u
geen gegevens invoert bij de optie [Antwoord naar] in de
verzendinginstellingen tijdens het uitvoeren van
Scannen naar E-mail.
Naam afzender
Voer een standaardnaam voor de afzender in (maximaal
20 tekens).
E-mailantwoordadres
Voer een standaard antwoordadres in (maximaal 64
tekens).
Standaardinstellingen kleurmodus
Selecteer een standaard kleurmodus voor zowel kleur
als zwart-wit in de scannerfunctie.
Zwart-wit
Mono 2, Grijstinten
Kleurmodus
Auto (Mono 2, Grijstinten*), Meerkleuren
* Tijdens het scannen van een zwart-witorigineel met de
kleurenmodus op [Auto].
Wijzigen Z/W-instelling in automodus uitschakelen
Hiermee worden de instellingen voor het scannen van
een zwart-witorigineel wanneer Auto is geselecteerd
voor de kleurenmodus uitgeschakeld.
Instelling Oorspronkelijke
Bestandsindeling
Hiermee kunt u het standaardformaat voor Scannen
naar E-mail en USB-geheugenmodus instellen wanneer
het e-mailadres handmatig worden ingevoerd met
behulp van de toets [Adresinvoer].
Bestandindeling
PDF, TIFF, JPEG (B/W:TIFF), versleutelde PDF, XPS
Zwart-wit
Compressiemodus: Geen, MH(G3), MMR(G4)
Kleur/Grijstinten
Comprimeringsfactor: Laag, Medium, Hoog
Opgegeven pagina's per bestand
Als er meerdere pagina's worden gescand, kunt u deze
functie gebruiken om een apart bestand (of opgegeven
aantal pagina's) voor elke gescande pagina aan te
maken.
Wanneer deze instelling is ingeschakeld, kan het aantal
pagina's per bestand worden opgegeven.
Aantal pagina's
Voor het aantal pagina's per bestand mag elk willekeurig
aantal worden opgegeven. Deze instelling kan worden
opgegeven als [Opgegeven pagina's per bestand] is
ingeschakeld.
Compressiemodus bij distributie
Hiermee wordt de compressiemodus voor distributie
ingesteld tijdens het gebruik van Scannen naar E-mail of
Internetfax. De opgegeven compressiemodus wordt
gebruikt voor alle bestemmingen ongeacht de
afzonderlijke instellingen voor compressiemodus.
Zwart-wit
MH(G3), MMR(G4)
Kleur/Grijstinten
Laag, Medium, Hoog
Scaninstellingen
Als alleen de afzendernaam is opgeslagen, zal deze
niet worden gebruikt als afzenderinformatie.
Als [JPEG] is geselecteerd als bestandstype, kan de
functie [Opgegeven pagina's per bestand] niet worden
geselecteerd.
6-84
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA (BEHEERDER)
Instelling van maximum aantal
verzenddata (E-mail)
Het is mogelijk om een bestandsgroottelimiet in te
stellen van 1 MB tot 10 MB in stappen van 1 MB om te
voorkomen dat extreem grote bestanden worden
verzonden via de functie Scannen naar E-mail. Als de
totale grote van de beeldbestanden tijdens het scannen
van het origineel deze limiet overschrijdt, worden de
beeldbestanden verwijderd.
Selecteer [Onbeperkt] als u geen limiet wilt opgegeven.
Maximumgrootte van gegevensbijlagen
(map FTP/Bureaublad/Netwerk)
U kunt een limiet instellen voor de bestandsgrootte die
worden verzonden via Scannen naar FTP, Scannen
naar desktop en Scannen naar netwerkmap. U kunt
kiezen uit limieten van 50 MB, 150 MB, en 300 MB. Als
de totale grote van de beeldbestanden tijdens het
scannen van het origineel deze limiet overschrijdt,
worden de beeldbestanden verwijderd.
Selecteer [Onbeperkt] als u geen limiet wilt opgegeven.
Bcc-Instelling
Bcc inschakelen
Schakel deze instelling in als u gebruik wilt maken van
Bcc-verzending. Als deze instelling is ingeschakeld,
verschijnt de toets [Bcc] in het scherm Adresboek van de
functie Beeldverzending.
Bcc-adres weergeven op het opdrachtstatusscherm
Hiermee worden bcc-adressen weergegeven in het
opdrachtstatusscherm en het tabblad adreslijst.
Scanfunctie uitschakelen
Deze optie wordt gebruikt om PC scan en
USB-geheugenscan uit te schakelen.
Wanneer deze functies zijn uitgeschakeld, worden deze
grijs wanneer de modus in het basisscherm wordt
gewijzigd.
Klik op de tab [Standaardadres] en configureer de
instellingen.
Instelling standaard adres
U kunt een standaardadres opslaan waarmee het
mogelijk wordt een bericht te verzenden door op de toets
[STARTEN KLEUR] of de toets [STARTEN
ZWART-WIT] te drukken zonder een adres op te geven.
Deze instelling is gekoppeld aan "Instelling van
maximumaantal verzenddata" (pagina 6-86) in de
instellingen voor Internetfax verzenden.
Bij een distributieverzending met zowel
bestemmingen voor e-mail en Internetfax krijgen de
limieten die zijn ingesteld in "Instelling van maximum
aantal verzenddata (E-mail)" (pagina 6-84) voorrang.
Standaardadres
Wanneer deze instelling is geactiveerd, schakelt het
basisscherm over naar de scanfunctie.
U kunt uitsluitend een standaardadres instellen voor
de functies Scannen naar E-mail, Scannen naar
FTP, Scannen naar desktop en Scannen naar
netwerkmap.
6-85
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA (BEHEERDER)
I-Faxinstellingen
Deze instellingen worden gebruikt om de standaardinstellingen voor de functie Internetfax te configureren. Selecteer
[Systeeminstellingen] - [Instell. afbeelding verzenden] - [I-Faxinstellingen] op de menubalk, en configureer elke instelling.
Klik op de tab [Standaardinstellingen] en configureer de
instellingen.
Afdrukken auto reactiveren
Wanneer de knop de toets [AAN] ( ) op "uit" staat (maar
de hoofdschakelaar op "aan") en er een Internetfax
binnenkomt, zorgt deze functie ervoor dat de machine
wordt geactiveerd en de fax wordt afgedrukt.
Wanneer deze functie is uitgeschakeld, worden ontvangen
Internetfaxen pas afgedrukt nadat de knop de toets [AAN]
( ) wordt ingeschakeld.
Compressie instel.
Hiermee wordt de standaardcompressie voor
internetfaxverzending ingesteld.
De instellingen worden hieronder weergegeven.
•MH (G3)
• MMR (G4)
Instelling Luidsprekervolume
Deze instelling wordt gebruikt om het volume van het
geluidssignaal via de speakers bij faxontvangst en
communicatiefouten aan te passen.
U hoort een faxontvangstsignaal nadat de machine de
mailserver heeft gecontroleerd en de ontvangen faxen
ophaalt. U hoort een foutsignaal communicatie wanneer de
machine een e-mail ontvangt van de ontvangende
Internetfax-machine dat de verzending is mislukt.
Origineel afdrukken op transactierapport
Wanneer een transactierapport wordt afgedrukt wordt deze
instelling gebruikt om een gedeelte van de eerste pagina van
de verzending op het transactierapport af te drukken. Selecteer
een van de drie onderstaande posities.
• Volledig Rapport Afdrukken
• Alleen Foutrapport Afdrukken
• Geen Afgedrukt Rapport
Deze instelling zal niet effectief zijn wanneer "Instelling
Afdrukken Transactierapport" hieronder is ingesteld op
"Geen Afgedrukt Rapport".
Instelling Afdrukken
Transactierapport
Hiermee kunt u selecteren of er wel of geen
transactierapport wordt afgedrukt, en als dat wel
gebeurt, kunt u de voorwaarden selecteren. Selecteer
een instelling voor elk van de volgende handelingen:
Enkele Verzending
• Volledig Rapport Afdrukken
• Alleen Foutrapport Afdrukken
• Geen Afgedrukt Rapport
Distribueren
• Volledig Rapport Afdrukken
• Alleen Foutrapport Afdrukken
• Geen Afgedrukt Rapport
Ontvangen
• Volledig Rapport Afdrukken
• Alleen Foutrapport Afdrukken
• Geen Afgedrukt Rapport
Wanneer een transactierapport wordt afgedrukt, kunt u
een gedeelte van de eerste pagina van het verzonden
origineel op het transactierapport afdrukken. Raadpleeg
"Origineel afdrukken op transactierapport" voor meer
informatie.
Deze instellingen kunnen worden geconfigureerd wanneer de internetfaxuitbreidingskit is geïnstalleerd.
Standaardinstellingen
6-86
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA (BEHEERDER)
Instelling Afdrukken
Activiteitenrapport
Deze instelling wordt gebruikt om het activiteitenrapport
Beeld Verzenden, dat is opgeslagen in het geheugen
van de machine, automatisch af te drukken op vooraf
ingestelde tijdstippen. "Automatisch afdrukkenbij vol
geheugen" en "Dagelijks afdrukken opopgegeven tijd"
kunnen geconfigureerd worden. (De instellingen kunnen
gelijktijdig worden ingeschakeld.)
Automatisch afdrukken bij vol geheugen
U kunt het activiteitenrapport Beeld Verzenden instellen
op automatisch afdrukken na 201 transacties.
Dagelijks afdrukken op opgegeven tijd
Het kan ook worden ingesteld op automatisch afdrukken
op een bepaalde tijd (alleen eens per dag).
Platte Tekst Afdrukken Instelling
Selecteren
Beeldbestanden die zijn gekoppeld aan Internetfaxen
worden normaalgesproken afgedrukt. Als u deze
instelling inschakelt wordt ook de koptekst van het
e-mailbericht (onderwerp en bericht) afgedrukt.
Deze instelling is ook van toepassing op de koptekst van
e-mailberichten zonder bijlagen.
Klik op de tab [Verzendinst.] en configureer de
instellingen voor Internetfaxverzending.
I-Fax Ontvangstrapport Aan/Uit
Instelling
Met deze instelling wordt een ontvangstrapport opgevraagd
bij het verzenden van een Internetfax.
Het ontvangstrapport wordt teruggezonden naar het
verzendadres dat is opgeslagen in "Eigen naam en
bestemming instellen" (pagina 6-82).
Time-Out Aanvraag I-Fax
Ontvangstrapport Instellen
De tijdsduur dat het apparaat wacht op het
ontvangstrapport van de ontvangende machine kan
worden ingesteld op elk getal tussen 1 minuut en 240
uur in stappen van 1 minuut.
Aantal malen opnieuw zenden bij
ontvangstfout
Het aantal pogingen om het document opnieuw te verzenden
nadat een foutmelding is ontvangen van de ontvangende
I-Faxmachine kan worden ingesteld op elk getal tussen 0 en 15.
Instelling van maximumaantal
verzenddata
Het is mogelijk om een bestandsgroottelimiet in te stellen van
1MB tot 10 MB in stappen van 1 MB om te voorkomen dat
extreem grote bestanden worden verzonden via de functie
Internetfax. Als de totale grote van de beeldbestanden tijdens
het scannen van het origineel deze limiet overschrijdt, worden
de beeldbestanden verwijderd.
Selecteer [Onbeperkt] als u geen limiet wilt opgegeven.
Als u alleen de instelling [Dagelijks afdrukken op
opgegeven tijd] inschakelt en het aantal
transacties de 201 voor het opgegeven tijdstip
overschrijdt, zal bij elke nieuwe transactie de oudste
worden verwijderd (de oudste transactie zal niet
worden afgedrukt).
Het activiteitenrapport van beeldverzending kan ook
handmatig afgedrukt worden. Raadpleeg "Lijst
afdrukken (beheerder)" (pagina 6-90) in de
systeeminstellingen (beheerder).
Er kunnen maximaal 5 pagina's met koptekst worden
afgedrukt.
Verzendinstellingen
Deze instelling werkt alleen wanneer de functie "I-Fax
Ontvangstrapport Aan/Uit Instelling" is ingeschakeld.
Deze instelling werkt alleen wanneer de functie "I-Fax
Ontvangstrapport Aan/Uit Instelling" is ingeschakeld.
Deze instelling is gekoppeld aan "Instelling van
maximum aantal verzenddata (E-mail)" (pagina
6-84) in de scaninstellingen.
Deze instelling geldt niet voor de limiet voor directe
SMTP-verzending.
6-87
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA (BEHEERDER)
Instelling Verzenden Draaiing
Wanneer u een afbeelding verzendt met een van de
onderstaande formaten, roteert u met deze functie het
beeld 90 graden. (De instelling kan voor elk formaat
afzonderlijk worden geconfigureerd.)
B5, A5, 5-1/2" x 8-1/2"
Paginanummer afdrukken bij
ontvanger
Deze instelling wordt gebruikt om een paginanummer
toe te voegen bovenaan elke faxpagina die wordt
afgedrukt door de ontvangende machine.
Opnieuw oproepen indien bezet
(Deze instelling werkt alleen voor Directe SMTP-
verzending.)
Dit programma wordt gebruikt om het aantal
belpogingen en ook het interval tussen deze pogingen in
te stellen wanneer een verzending mislukt als gevolg
van een bezette lijn of een andere reden.
Aantal keren dat opnieuw gebeld moet worden
wanneer de lijn bezet is
De instelling geeft aan of opnieuw bellen wel of niet
plaatsvindt wanneer de lijn bezet is. Wanneer dat wel
gebeurt, kunt u het aantal belpogingen instellen. Elk
aantal van 0 tot 15 kan geselecteerd worden.
Wachtinterval (in minuten) tussen nieuwe
belpogingen wanneer de lijn bezet is
U kunt het interval tussen nieuwe belpogingen instellen.
Elk aantal minuten van 1 tot 15 kan geselecteerd
worden.
Opnieuw bellen indien communicatiefout
(Deze instelling werkt alleen voor Directe SMTP-
verzending.)
Deze instelling bepaalt hoe vaak uw machine
automatisch probeert terug te bellen als een
faxverzending mislukte door een communicatiefout.
Aantal keren dat opnieuw gebeld moet worden
wanneer er een fout optreedt
Geef aan hoe vaak de machine probeert opnieuw te
bellen wanneer er een communicatiefout optreedt.
Elk aantal van 0 tot 15 kan geselecteerd worden.
Wachtinterval (in minuten) tussen nieuwe
belpogingen wanneer er een fout optreedt
U kunt het interval tussen nieuwe belpogingen instellen.
Elk aantal minuten van 1 tot 15 kan geselecteerd
worden.
Klik op de tab [Ontvangstinstellingen] en configureer de
instellingen voor Internetfaxontvangst.
Instelling Reductie Auto Ontvangst
Wanneer er een fax wordt ontvangen waarin afgedrukte
informatie, zoals de naam en het adres van de verzender, is
opgenomen, is het ontvangen beeld iets groter dan het
standaardformaat. Deze instelling wordt gebruikt om het
beeld automatisch aan het standaardformaat aan te passen.
Instelling Duplexontvangst
Hiermee kunt u ontvangen faxen op beide zijden van het
papier afdrukken.
Wanneer deze instelling is ingeschakeld en er een fax
binnenkomt die bestaat uit 2 of meer pagina's (de pagina's
moeten hetzelfde formaat hebben), worden de pagina's aan
beide zijden van 1 vel papier afgedrukt.
Adres voor doorsturen gegevens
instellen
Wanneer de machine de ontvangende fax niet kan
afdrukken, wordt de fax doorgestuurd naar een andere
faxmachine. Deze instelling wordt gebruikt om het adres
van de andere machine te configureren.
Doorsturen aan
Voer het adresnummer voor doorsturen in (maximaal
64 karakters).
Directe SMTP
Selecteer dit om doorsturen wanneer direct SMTP wordt
gebruikt in te schakelen.
Ook hostnaam of IP-adres toevoegen
Selecteer dit om afzonderlijk een hostnaam of IP-adres in te voeren.
Hostnaam of IP-adres
Wanneer "Ook hostnaam of IP-adres toevoegen" is
ingeschakeld, voer dan met deze instelling de hostnaam
of het IP-adres in (maximaal 64 tekens).
Ontvangstinstellingen
Als Reductie automatisch ontvangen instellen is
uitgeschakeld, kunnen delen van de fax worden
afgebroken. Het beeld wordt wel duidelijker want er
wordt afgedrukt op hetzelfde formaat als het origineel.
Standaardformaten zijn formaten zoals A4 en B5
(8-1/2" x 11" en 8-1/2" x 5-1/2").
Er kunnen geen meerdere adresnummers voor
doorsturen worden opgeslagen.
6-88
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA (BEHEERDER)
Letter formaat RX verkleint afdrukken
Dit programma is niet beschikbaar in Canada.
Wanneer een fax van het formaat letter (8-1/2" x 11")
wordt ontvangen, verkleint deze instelling de fax naar
A4R-formaat.
Ontvangstdatum/-tijd afdrukken
Schakel deze instelling in om de datum en tijd van ontvangst te
laten afdrukken.
Selecteer [Binnen ontvangen afbeelding] of [Buiten ontvangen
afbeelding] als positie waar de datum en tijd worden afgedrukt.
Wanneer [Binnen ontvangen afbeelding] wordt geselecteerd,
worden datum en tijd op de ontvangen afbeelding afgedrukt.
Wanneer [Buiten ontvangen afbeelding] wordt geselecteerd,
wordt de ontvangen afbeelding verkleind en datum en tijd
worden op het resulterende blanco gedeelte afgedrukt.
Instelling time-out
POP3-communicatie
De tijdsduur waarna de machine stopt met de ontvangst
omdat er geen antwoord wordt ontvangen van de
mailserver (POP3-server) kan worden ingesteld tussen
de 30 tot 300 seconden in stappen van de 30 seconden.
Instelling Van Interval
Ontvangstcontrole
Deze instelling wordt gebruikt om de interval waarop de
machine automatisch de mailserver (POP3-server)
controleert op ontvangen internetfaxen. De interval kan
worden ingesteld van 0 minuten tot 8 uren in stappen
van 1 minuut.
Wanneer er wordt gekozen voor 0 uren en 0 minuten,
controleert de machine niet automatisch de mailserver
voor ontvangen Internetfaxen.
Deze instelling wordt gebruikt om faxontvangst van
specifieke faxnummers te blokkeren of te accepteren.
Wanneer deze instelling is ingeschakeld, worden
faxen met A4-formaat ook verkleind.
[Buiten het ontvangen beeld] kan niet als
afdrukinstelling voor de ontvangstdatum en -tijd
worden geselecteerd als "Instelling Reductie Auto
Ontvangst" (pagina 6-87) niet is ingeschakeld.
De machine controleert ook de mailserver
(POP3-server) voor ontvangen Internetfaxen wanneer
de hoofdschakelaar is ingeschakeld. (Behalve
wanneer 0 uren en 0 minuten is opgegeven.)
Instelling toestaan/weigeren van
mail of domeinnaam
Item Beschrijving
Ontvangst
Weigeren
Ontvangst van opgeslagen
adressen/domeinen is niet toegestaan.
Ontvangst
Toestaan
Ontvangst van opgeslagen
adressen/domeinen is toegestaan.
Alle ongeldig
Ontvangst van elk adres en domeinen is
toegestaan, ongeacht of het adres
domein is opgeslagen of niet.
Nieuwe
Toevoegen
Gebruikt deze instelling om een nieuw
adres of domein (met een maximum van
50) toe te voegen waarvan u de
ontvangst wilt weigeren over toestaan.
Voer het adres/domein in (maximaal 64
tekens) en selecteer de toets [Opslaan].
Als het eerste teken van de invoer geen
"@" is, wordt de invoer gezien als een
e-mailadres. Als het eerste teken van de
invoer een "@" is, wordt de invoer gezien
als een domein. (xxx@xx.xxx.com wordt
gezien als een adres en @xx.xxx.com
wordt gezien als een domein.) Wanneer u
een adres opslaat, geldt de instelling
uitsluitend voor dat adres. Wanneer u een
domein opslaat, geldt de instelling voor
alle adressen binnen dat domein.
Lijst
geregistreer
de adressen
of domeinen
Hiermee wordt een lijst van de
opgeslagen adressen en domeinen
getoond. In dit scherm kunt u een adres
of domein selecteren en verwijderen uit
de lijst.
Als er geen anti-junkmail adressen of domeinen zijn
opgeslagen, kan alleen de toets [Nieuwe toevoegen]
worden geselecteerd.
6-89
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA (BEHEERDER)
Instelling Afdrukken Blokkeren
U kunt de instellingen voor afdrukken blokkeren (vasthouden) configureren. Selecteer [Systeeminstellingen] - [Instelling
Afdrukken Blokkeren] van de menubalk en configureer elke instelling.
Instellingen Standaardmodus
Deze instelling wordt gebruikt om aan te geven welke
modus (Delen of Vertrouwelijk) er moet worden gebruikt
als standaardmodus voor het opslaan van een bestand.
Als u kiest voor [Vertrouwelijke Modus], zal het
selectievakje [Vertrouwelijk] in het informatiescherm
voor archivering worden geselecteerd .
Instelling Sorteermethode
Deze instelling wordt gebruikt om de volgorde van
weergave van bestanden die zijn opgeslagen in de
Hoofdmap te selecteren. Selecteer een van de volgende
instellingen:
• Bestandsnaam
• Gebruikersnaam
• Datum
Instelling beheerdersauthoriteit
Voor bestanden en gebruikersmappen met een
wachtwoord, mag het beheerderswachtwoord worden
ingevoerd in plaats van het wachtwoord bij het openen
van een bestand of map.
De beheerder kan het wachtwoord ook wijzigen.
Batch-afdrukinstellingen
Wanneer u gebruik maakt van afdrukken in batches,
kunt u deze instelling gebruiken om het selecteren van
de toetsen [Alle gebruikers] en [Gebr. Onbekend] in het
gebruikerselectiescherm onmogelijk te maken.
Autom verwijderen van bestandsinstelling
Er kan een tijdsinstelling worden geconfigureerd om bestanden in bepaalde mappen (opgeslagen met afdrukken
blokkeren (vasthouden)) automatisch op een bepaalde tijd te laten verwijderen. Tot drie instellingen voor automatisch
verwijderen kunnen worden opgeslagen.
De procedure voor het gebruik van deze functie is als volgt:
(1) Maak uw keuze uit [Instelling 1] tot [Instelling 3].
(2) Stel de tijd en datum voor automatische verwijdering in.
(3)
Geef op of beveiligde bestanden en vertrouwelijke bestanden moeten worden verwijderd en klik dan op de knop [Indienen].
(4) Schakel de opgeslagen instellingen in en klik dan op de knop [Indienen].
Nu verwijderen
Gegevens van Afdrukken blokkeren (vasthouden) worden onmiddelijk verwijderd, ongeacht de datum- en tijdsinstelling.
Item Beschrijving
Planning Selecteer de automatische verwijdercyclus.
Dagelijks: elke dag wordt op het aangegeven tijdstip verwijderd.
Wekelijks: automatisch verwijderen op de opgegeven tijd op de opgegeven dag van de week.
Maandelijks: automatisch verwijderen op de opgegeven tijd op de opgegeven dag van de
maand.
Beveiligd bestand
verwijderen
Schakel deze instelling in om ook beveiligde bestanden te laten verwijderen.
Vertrouwelijk bestand
verwijderen
Schakel deze instelling in om ook vertrouwelijke bestanden te laten verwijderen.
6-90
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA (BEHEERDER)
Lijst afdrukken (beheerder)
Deze instelling wordt gebruikt om lijsten en rapporten af te drukken die uitsluitend worden gebruikt door beheerder van de
machine. Selecteer [Systeeminstellingen] - [Lijst afdrukken (beheerder)] van de menubalk en configureer elke instelling.
Lijst beheerdersinstellingen
U kunt lijsten met beheerderinstellingen afdrukken voor
de onderstaande modi.
•Kopieren
•Afdrukken
• Beeld Verzenden
• Afdruk. blokkeren
• Beveiliging
•Algemeen
• Lijst van alle beheerderinstellingen
Activiteitenrapport Beeld Verzenden
U kunt de volgende activiteitenrapporten Beeld
Verzenden afzonderlijk afdrukken.
• Activiteitenrapport verzenden van afbeeldingen
(Scannen)
• Activiteitsrapport Beeldverzending (Internet-Fax)
• Activiteitsrapport Beeldverzending(Fax)
Lijst met ontvangen/doorgestuurde
gegevens
U kunt de volgende lijsten met ontvangstinstellingen en
instellingen voor doorsturen afdrukken.
• Lijst Anti-Junkfaxnummers
• Lijst Anti-Junkmail/Domeinnamen
• Inkomende routeringslijst
• Documentbeheerlijst
Lijst Met Webinstellingen
(Wanneer er een netwerkverbinding is
ingeschakeld.)
Hiermee wordt een lijst met webinstellingen afgedrukt.
Lijst Metagegevenssets
(Wanneer de applicatie-integratiemodule is
geïnstalleerd.)
Hiermee wordt een lijst met metagegevens afgedrukt die
zijn opgeslagen in de interne pagina's.
6-91
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA (BEHEERDER)
Sharp OSA-instellingen
Selecteer [Systeeminstellingen] - [Sharp OSA-instellingen] van de menubalk en configureer elke instelling.
Snelheidinstelling voor afspelen
van animatie
Stel de afspeelsnelheid in voor de animatie in de
applicatie Sharp OSA.
De volgende instellingen kunnen worden
geconfigureerd.
• Standaard
• Hoog
Als "Hoog" is geselecteerd, kan de
taakverwerkingssnelheid (voor afdruk- en andere
taken) van de machine langzamer worden. Als u
prioriteit wilt geven aan de taakverwerkingssnelheid,
selecteer dan "Standaard". Deze instelling ("Hoog" of
"Standaard") beïnvloedt echter niet de
afspeelsnelheid van de animatie wanneer de machine
geen afdruktaken verwerkt.
6-92
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA (BEHEERDER)
Instellingen in-/ uitschakelen
De onderstaande instellingen worden gebruikt om bepaalde functies onmogelijk te maken. Selecteer
[Systeeminstellingen] - [Instellingen in-/uitschakelen] van de menubalk en configureer elke instelling.
Voorwaarde-instellingen
Afdrukken Lege Pagina Uitschakelen
Deze instelling wordt gebruikt om het afdrukken van lege
pagina's uit te schakelen.
Gebruikers-bediening
Uitschakelen van afdrukken door ongeldige
gebruiker
Het is mogelijk het afdrukken door gebruikers waarvan
geen gegevens op de machine zijn opgeslagen, zoals
afdrukken zonder het invoeren van geldige
gebruikersinformatie in de printer driver of het afdrukken
van een bestand vanaf een FTP-server vanuit de
webpagina's, onmogelijk te maken.
Bedieningsinstellingen
Timer voor automatisch wissen annuleren
Deze functie wordt gebruikt om Automatisch wissen uit
te schakelen.
Uitschakelen van opdrachtprioriteit
De opdrachtprioriteit kan worden uitgezet. Nadat u dit
hebt gedaan, verschijnt de [Prioriteit]-toets niet meer in
scherm Opdrachtstatus.
Uitsch. afdruk via handinvoer
Deze instelling wordt gebruikt om Afdruk via handinvoer
uit te schakelen (het afdrukken van andere opdrachten
voorafgaand aan een opdracht is onderbroken* omdat
het papier voor de opdracht niet aanwezig is in één de
papierladen).
* Dit geldt niet voor gevallen waarbij het papier opraakt
tijdens de opdracht.
Automatische toetsherhaling uitschakelen
Deze instelling wordt gebruikt om de automatische
toetsherhaling uit te schakelen.
Klokinstelling deactiveren
Deze instelling wordt gebruikt om het wijzigen van datum
en tijd onmogelijk te maken.
Apparaatbeheer
Uitschakelen van origineelinvoer
Gebruik deze instellingen om het gebruik van de
automatische origineelinvoer uit te schakelen wanneer
deze bijvoorbeeld niet goed functioneert. (Er kunnen nog
wel originelen met de glasplaat worden gescand nadat
deze instelling is ingeschakeld.)
Uitschakelen van duplex
Deze functie wordt gebruikt om duplexprinten uit te
schakelen als de duplexmodule bijvoorbeeld niet werkt.
Optionele papiertoevoer uitschakelen
(Wanneer een invoereenheid voor 500 bladen is
geïnstalleerd.)
Met deze instelling schakelt u een invoereenheid voor 500
bladen uit, bijvoorbeeld wanneer deze een storing vertoond.
Lade-instellingen uitschakelen
Deze instelling wordt gebruikt om papierlade-instellingen
onmogelijk te maken.
Offset uitschakelen
(Wanneer een afwerkingeenheid is geïnstalleerd.)
Deze instelling wordt gebruikt om de staffelfunctie uit te
schakelen.
Uitzetten nieteenheid
(Wanneer een afwerkingeenheid is geïnstalleerd.)
Deze instelling wordt gebruikt om het nieten onmogelijk
te maken wanneer het nietapparaat of de
afwerkingeenheid bijvoorbeeld niet goed functioneert.
Uitschakelen van kleurmodus
(Wanneer er een kleurgerelateerd probleem is
opgetreden.)
Wanneer er zich een kleurgerelateerd probleem voordoet en
het afdrukken niet mogelijk is, kunt u de kleurmodus tijdelijk
uitschakelen. Zwart-wit afdrukken is nog steeds mogelijk.
Met de functie Instellingen In-/uitschakelen worden dezelfde parameters ingesteld als de inschakelen/uitschakelen-functies
van andere instellingen. De instellingen zijn onderling gekoppeld (het wijzigen van instelling leidt tot de wijziging van een
andere).
Deze functie is alleen bedoeld als noodmaatregel.
Wanneer deze instelling is ingeschakeld, kan deze
alleen ongedaan worden gemaakt door een
servicemonteur. Neem direct contact op met uw
dealer of het dichtstbijzijnde erkende servicebedrijf om
de instelling ongedaan te maken en het met de
kleuren samenhangende probleem op te lossen.
6-93
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA (BEHEERDER)
Instellingen kopieerfunctie
Opheffen van werk-programma's uitschakelen
Deze instelling wordt gebruikt om het verwijderen en
wijzigen van de kopieerinstellingen in de
werkprogramma's onmogelijk te maken.
Uitschakeling handinvoer bij dubbelz. kopiëren
Deze instelling wordt gebruikt om het gebruik van de
handinvoer bij het maken van 2-zijde kopieën onmogelijk
te maken.
De handinvoer wordt vaak gebruikt voor etikettenvellen,
transparanten en andere speciale media waarbij 2-zijdig
kopiëren niet is toegestaan. Als een vel van dit speciale
materiaal in de omkeereenheid terechtkomt, kan dit een
papierstoring of schade aan de eenheid tot gevolg
hebben. Als er regelmatig speciale media wordt gebruikt
waarbij 2-zijdig kopiëren niet is toegestaan, raden wij u
aan deze functie in te schakelen.
Uitschakelen van auto
Deze instelling wordt gebruikt om de automatische
papierselectie uit te schakelen.
Wanneer u deze instelling inschakelt zal er geen
automatische papierselectie van hetzelfde formaat als
het origineel op de glasplaat of in de automatische
origineelinvoer plaatsvinden.
Printerinstellingen
Kennisgeving Pagina Niet Afdrukken
Deze instelling wordt gebruikt om het afdrukken van
kennisgevingen uit te schakelen.
Testpagina Niet Afdrukken
Deze instelling wordt gebruikt om het afdrukken van
testpagina 's uit te schakelen. Wanneer deze instelling is
ingeschakeld, kan de functie "Testpagina Printer" in de
systeeminstellingen niet worden gebruikt om
testpagina's af te drukken.
Doorvoerlade overslaan bij automatische
papierselectie
Wanneer [Auto] is geselecteerd voor papiertypeselectie,
kan de handinvoer worden uitgesloten voor de laden die
kunnen worden geselecteerd. Dit wordt aanbevolen
wanneer er regelmatig speciaal papier in de handinvoer
worden geplaatst.
Instell. afbeelding verzenden
Omschakelen weergave-volgorde uitschakelen
Deze instelling wordt gebruikt om wijzigingen in de
volgorde van de display (volgorde van zoeknummer,
oplopend, aflopend) in het adresboek onmogelijk te
maken.
Wanneer deze instelling is ingeschakeld, kan de
volgorde van het adresboek niet worden gewijzigd door
het selecteren van een tabtoets. De huidige volgorde
van de display wordt gebruikt nadat deze instelling is
geselecteerd.
Scanfunctie uitschakelen
Deze optie wordt gebruikt om PC scan en
USB-geheugenscan uit te schakelen.
Wanneer deze functies zijn uitgeschakeld, worden deze
grijs wanneer de modus in het basisscherm wordt
gewijzigd.
Instel. voor deactiveren van registratie
Registratie van bestemming op webpagina
uitschakelen
(Wanneer er een netwerkverbinding is ingeschakeld.)
Hiermee schakelt u het Adresbeheer vanuit de
webpagina 's uit.
• Groep (Directe Invoer)
• Groep (Adresboek)
• Individueel
Alle selecteren: Alle items selecteren.
Geselecteerde wissen: Alle selecties wissen.
Registratie van programma uitschakelen
Dit voorkomt gebruik van het adresboek wanneer een
programma wordt opgeslagen.
Configureer de instellingen voor de volgende items:
• E-mail
• FTP
• Bureaublad
• Netwerkmap
• Internetfax (incl. directe SMTP)
•Faxen
Alle selecteren: Alle items selecteren.
Geselecteerde wissen: Alle selecties wissen.
Registratie van geheugenvak uitschakelen
(Wanneer de faxuitbreidingskit is geïnstalleerd.)
Alle soorten registratie van geheugenvak uitschakelen.
Configureer de instellingen voor de volgende items:
• Navraaggeheugen
• Vertrouwelijk
• Relay-Distributie (Directe Invoer)
• Relay-Distributie (Adresboek)
Alle selecteren: Alle items selecteren.
Geselecteerde wissen: Alle selecties wissen.
6-94
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA (BEHEERDER)
Bestemmingsregistratie met Globaal zoeken adres
uitschakelen
(Wanneer er een netwerkverbinding is ingeschakeld.)
Hiermee wordt adresbeheer vanuit globaal adres zoeken
uitgeschakeld.
Configureer de instellingen voor de volgende items:
•E-mail
• Internetfax
• Faxen
Alle selecteren: Alle items selecteren.
Geselecteerde wissen: Alle selecties wissen.
Registratie door middel van Network Scanner Tools
uitschakelen
(Wanneer er een netwerkverbinding is ingeschakeld.)
Hiermee schakelt u het Adresbeheer vanaf de
Netwerkscannertool uit.
Instel. voor uitschak. van verzending
Deze instellingen worden gebruikt om de volgende
verzendhandelingen uit te schakelen.
[Opn. verzenden] uitschakelen in scan modus
Hiermee schakelt u de toets [Opn. verzenden] in het
basisscherm van de beeldverzendfunctie uit.
Selecteren uit adresboek uitschakelen
Hiermee schakelt u het selecteren vanuit het Adresboek
uit.
Configureer de instellingen voor de volgende items:
•E-mail
• FTP
• Bureaublad
• Netwerkmap
• Internetfax (incl. directe SMTP)
• Faxen
Alle selecteren: Alle items selecteren.
Geselecteerde wissen: Alle selecties wissen.
Directe invoer uitschakelen
Hiermee kunnen adressen niet meer rechtstreeks
worden ingevoerd.
Configureer de instellingen voor de volgende items:
•E-mail
• Internetfax (incl. directe SMTP)
• Faxen
Alle selecteren: Alle items selecteren.
Geselecteerde wissen: Alle selecties wissen.
PC-I-Fax-verzending uitschakelen
(Wanneer de internetfaxuitbreidingskit is geïnstalleerd.)
Hiermee maakt u PC-I-Faxverzending onmogelijk.
PC-Fax-verzending uitschakelen
(Wanneer de faxuitbreidingskit is geïnstalleerd.)
Hiermee maakt u PC-Faxverzending onmogelijk.
Instelling Afdrukken Blokkeren
Batch-afdrukinstellingen
Wanneer u gebruik maakt van afdrukken in batches,
kunt u deze instelling gebruiken om het selecteren van
de toetsen [Alle gebruikers] en [Gebr. Onbekend] in het
gebruikerselectiescherm onmogelijk te maken.
6-95
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA (BEHEERDER)
Productcode
De procedures voor het invoeren van productcodes voor uitbreidingskits worden hieronder beschreven. Selecteer
[Systeeminstellingen] - [Productcode] van de menubalk en configureer elke instelling.
Serienummer
Hier wordt het serienummer weergegeven dat is vereist
voor het verkrijgen van de productcode.
PS3 uitbreidingskit
Voer de productcode van de PS3-uitbreidingskit in.
Internetfaxuitbreidingskit
Voer de productcode van de Internetfaxuitbreidingskit in.
Status- en waarschuwingsbericht
via e-mail
Voer de productcode in voor het Status- en
waarschuwingsbericht via e-mail.
Toepassingsintegratiemodule
Voer de productcode van de
toepassingsintegratiemodule-kit in.
Toepassingscommunicatiemodule
Voer de productcode van de
applicatiecommunicatiemodule in.
Externe account-module
Voer de productcode van de module voor externe
accounts in.
XPS uitbreidingskit
Voer de productcode van de XPS-uitbreidingskit in.
Afhankelijk van de geïnstalleerde randapparatuur, kan het mogelijk zijn dat sommige instellingen niet beschikbaar zijn.
Neem contact op met uw dealer voor de productcode die u moet invoeren.
6-96
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA (BEHEERDER)
Bewaren/oproepen van systeeminstellingen
De huidige systeeminstellingen kunnen worden opgeslagen, eerder opgeslagen systeeminstellingen kunnen worden
opgehaald en de standaardinstellingen kunnen worden hersteld. Selecteer [Systeeminstellingen] - [Bewaren/oproepen
van systeeminstellingen] van de menubalk en configureer elke instelling.
Fabrieksinstellingen Herstellen
Hiermee zet u de systeeminstellingen terug naar de
standaardinstellingen. Selecteer de huidige instellingen
af met behulp van functie "Lijst afdrukken (beheerder)"
(pagina 6-90) in systeeminstellingen (beheerder) als u
een record wilt maken van de huidige instellingen
voordat u de standaardinstellingen hersteld.
Huidige Configuratie Opslaan
Deze instelling wordt gebruikt om de huidige
systeeminstellingen op te slaan. De opgeslagen
instellingen worden bewaard, ook nadat u het apparaat
met behulp van de toets [AAN] ( ) hebt uitgeschakeld.
Gebruik "Configuratie Herstellen" hieronder om de
opgeslagen instellingen op te halen.
Niet opgeslagen items
• Netwerkinstellingen: Deze instellingen worden niet
opgeslagen omdat onverwachte
instellingen het netwerk kunnen
beschadigen.
• Productcodes: Productcodes worden niet
opgeslagen omdat het opnieuw
invoeren van de codes nodig kan
zijn.
Configuratie Herstellen
Gebruik deze functie om de instellingen die zijn
opgeslagen met behulp van de functie "Huidige
Configuratie Opslaan" te herstellen
De huidige instellingen zullen worden vervangen door de
opgehaalde instellingen.
Als instellingen worden gewijzigd, gaan ze pas in
nadat de machine opnieuw is gestart. Raadpleeg "DE
VOEDING IN- EN UITSCHAKELEN" (pagina 1-14) in
"1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT" voor het
herstarten van de machine.
6-97
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
BEDIENINGSPANEEL - FAX (ALGEMEEN)
In dit gedeelte worden de systeeminstellingen voor de fax uitgelegd die op het bedieningspaneel kunnen worden
geconfigureerd.
De systeeminstellingen voor de faxfunctie kunnen alleen worden geconfigureerd als de faxuitbreidingskit is
geïnstalleerd.
Lijst met systeeminstellingen voor de fax
(Algemeen)
Wanneer de systeeminstellingen voor de fax worden geopend met algemene rechten, verschijnen de onderstaande
items. Raadpleeg "Lijst met systeeminstellingen voor de fax (Beheerder)" (pagina 6-99) voor items die uitsluitend met
beheerdersrechten kunnen worden geopend.
Faxdata Ontv/doorsturen
* Wanneer een afwerkingeenheid is geïnstalleerd.
FAXSYSTEEMINSTELLINGEN OP HET
BEDIENINGSPANEEL
Afhankelijk van de specificaties van de machine en de geïnstalleerde randapparatuur, kan het mogelijk zijn dat sommige
instellingen niet beschikbaar zijn.
Item Standaardinstellingen
Pagina
Faxdata Ontv/ Doorsturen
6-98
Faxinstellingen
6-98
X Ontvangstinstelling Automatische Ontvangst
X Instellingen Fax Ontvangen Uitgeschakeld
X Nieten* Uitgeschakeld
X Doorsturen ontvangen faxdata
6-98
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
BEDIENINGSPANEEL - FAX (ALGEMEEN)
Faxdata Ontv/ Doorsturen
In dit gedeelte worden de instellingen voor ontvangst en doorsturen uitgelegd.
Faxinstellingen
Wanneer de faxinstellingen zijn geconfigureerd verschijnen de onderstaande items.
Item Beschrijving
Ontvangstinstelling
Stel de methode voor faxontvangst in.
Automatische Ontvangst: Wanneer er een oproep binnenkomt, rinkelt de
machine en begint vervolgens automatisch de fax te
ontvangen.
Handmatige Ontvangst: Deze functie kunt u alleen gebruiken wanneer er een
bestaande extra telefoon verbonden is met de
machine. Door handmatige bediening wordt de fax
ontvangen na beantwoording op de extra telefoon.
Instellingen Fax Ontvangen
Geef aan of er wel of niet twee of meerdere kopieën van ontvangen faxen worden
afgedrukt. Het aantal kopieën wordt ingesteld in "Faxuitvoerinstellingen", (pagina
6-106).
Nieten
Geef aan of het nieten wel of niet wordt uitgevoerd. (Alleen wanneer er een
afwerkingeenheid is geïnstalleerd.)
Doorsturen ontvangen faxdata
Wanneer de machine niet kan afdrukken omdat er geen papier of inkt meer
aanwezig is, kunnen ontvangen faxen worden doorgestuurd naar een andere,
eerder opgeslagen faxmachine.
Als sommige pagina's van een doorgestuurde fax succesvol zijn afgedrukt, worden alleen de pagina's die niet zijn
afgedrukt doorgestuurd.
Een doorgestuurde fax wordt een faxverzendopdracht. Als verzending niet plaats vindt omdat de verzending is
geannuleerd of er een fout is opgetreden, blijft de fax in het geheugen tot hij kan worden afgedrukt.
Alle ontvangen faxberichten worden doorgestuurd. Denk eraan dat ontvangen faxen binnen een F-code vertrouwelijke
geheugenvak niet kunnen worden doorgestuurd.
Om een faxnummer voor doorsturen op te slaan, zie "Telefoonnummer voor doorsturen gegevens instellen" (pagina
6-105) in de systeeminstellingen (beheerder).
Doorsturen is niet mogelijk als er geen faxen werden ontvangen of als er geen faxnummer voor doorsturen is
geprogrammeerd.
•Als "Instelling vasthouden ontvangen afdrukgegevens" (pagina 6-35) " is ingeschakeld in de systeeminstellingen
(beheerder) van het webpaginamenu, wordt u gevraagd om een wachtwoord in te voeren. Voer een correct wachtwoord in
met het numerieke toetsenbord.
6-99
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
BEDIENINGSPANEEL - FAX (BEHEERDER)
Lijst met systeeminstellingen voor de fax
(Beheerder)
Wanneer de systeeminstellingen voor de fax worden geopend met rechten van de beheerder, verschijnen de
onderstaande items. Raadpleeg "Lijst met systeeminstellingen voor de fax (Algemeen)" (pagina 6-97) voorinformatie
over de algemene instellingen.
Instell. afbeelding verzenden
Voor de procedure van het gebruiken van de systeeminstellingen (beheerder), zie "Systeeminstellingen (beheerder) openen"
(pagina 6-17).
Afhankelijk van de specificaties van de machine en de geïnstalleerde randapparatuur, kan het mogelijk zijn dat sommige
instellingen niet beschikbaar zijn.
Item Standaardinstellingen
Pagina
Instell. afbeelding verzenden
6-101
Faxinstellingen 6-101
X Fax-Standaardinstellingen 6-101
Kiesmodusinstelling* Toon 6-101
Afdrukken auto reactiveren Ingeschakeld 6-101
Instelling Onderbrekingstijd
Varieert afhankelijk van land en regio
6-101
Faxbestemmingbevestigingsmodus Uitgeschakeld 6-101
Luidsprekerinstellingen
6-101
• Luidspreker Volume: 5
•Belvolume Volume: 5
• Lijncontrole Volume: 5
• Signaal faxontvangst voltooid Volume: 5; Toonpatroon: 3
Transmissie Compleet Geluids Tijd
Instelling: 3 sec.
• Signaal faxverzending voltooid Volume: 5; Toonpatroon: 3
Transmissie Compleet Geluids Tijd
Instelling: 3 sec.
• Foutsignaal faxcommunicatie Volume: 5; Toonpatroon: 3
Transmissie Compleet Geluids Tijd
Instelling: 0,3 sec. elk
Instelling Extern Ontvangstnummer 5 6-101
Origineel afdrukken op transactierapport Alleen Foutrapport Afdrukken 6-102
6-100
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
BEDIENINGSPANEEL - FAX (BEHEERDER)
* In sommige landen en regio's is deze functie niet beschikbaar.
Instelling Afdrukken Transactierapport
6-102
• Enkele Verzending Alleen Foutrapport Afdrukken
• Distribueren Volledig Rapport Afdrukken
• Ontvangen Geen Afgedrukt Rapport
• Vertrouwelijke Ontvangst Kennisgevingspagina Afdrukken
Instelling Afdrukken Activiteitenrapport
6-102• Automatisch afdrukken bij vol geheugen Uitgeschakeld
• Dagelijks afdrukken op opgegeven tijd Uitgeschakeld
ECM Ingeschakeld 6-102
Detectie Onderscheidend Belsignaal* Uit 6-102
PBX-instelling* Uitgeschakeld 6-102
X Instellingen Fax Verzenden 6-103
Instelling Verzenden Draaiing Alle ingeschakeld 6-103
Snel On-Line Verzenden Ingeschakeld 6-103
Paginanummer afdrukken bij ontvanger Ingeschakeld 6-103
Instelling Afdrukken Datum/Eigen Nr. Buiten origineel beeld 6-103
Opnieuw oproepen indien bezet Zie "Landdifferentiatie-tabel" (pagina
6-104).
6-104
Opnieuw bellen indien communicatiefout Zie "Landdifferentiatie-tabel" (pagina
6-104).
6-104
X Instellingen Fax Ontvangen 6-105
Aantal oproepen in automatische ontvangst 2 6-105
Overschakelen van handmatige naar automatische
ontvangst*
Uitgeschakeld
6-105
Instelling Duplexontvangst Uitgeschakeld 6-105
Instelling Reductie Auto Ontvangst Ingeschakeld 6-105
Instelling Afdrukstijl Afdrukken In Werk. Formaat Of Met
Reductie
6-105
Telefoonnummer voor doorsturen gegevens instellen 6-105
Letter formaat RX verkleint afdrukken* Uitgeschakeld 6-106
Ontvangstdatum/-tijd afdrukken Uitgeschakeld 6-106
Faxuitvoerinstellingen Aantal afdrukken: 1 6-106
X Instelling aantal toestaan/weigeren Alle uitgeschakeld 6-106
X Faxnavraagbeveiliging Ingeschakeld 6-106
Item Standaardinstellingen
Pagina
6-101
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
BEDIENINGSPANEEL - FAX (BEHEERDER)
Instell. afbeelding verzenden
Instellingen met betrekking tot de beeldverzendfunctie (scan, Internetfax, enz.) kunnen worden geconfigureerd.
Selecteer de toets [Instell. afbeelding verzenden] om de instellingen te configureren.
Faxinstellingen
U kunt de instellingen voor fax in- of uitschakelen om
deze aan te passen aan uw werkomgeving.
Kiesmodusinstelling
Deze instelling kan alleen geactiveerd worden in
Canada.
Selecteer de juiste instelling voor uw telefoonlijn.
Kiesmodusinstelling
Selecteer de gewenste lijnsoort uit de lijst.
Automatische keuze
Selecteer dit wanneer de lijn is aangesloten om de
machine automatisch te laten detecteren of uw lijn een
telefoonlijn op pulse is of een telefoonlijn op toon.
Afdrukken auto reactiveren
Wanneer de knop de [AAN]-toets ( ) op "uit" staat
(maar de hoofdschakelaar op "aan") en er een fax
binnenkomt, zorgt deze functie ervoor dat de machine
automatisch wordt geactiveerd en de fax wordt
afgedrukt.
Wanneer deze functie is uitgeschakeld, worden
ontvangen faxen pas afgedrukt nadat de knop de
[AAN]-toets ( ) wordt ingeschakeld.
Instelling Onderbrekingstijd
Hiermee kunt u de lengte van de pauzes wijzigen die
tussen de faxnummers wordt ingevoegd.
Wanneer een streepje "-" tijdens het bellen of opslaan
van een faxnummer wordt tussengevoegd, wordt een
pauze van 2 seconden ingelast.
De pauze kan worden gewijzigd in elk getal tussen 1 en
15 seconden.
* Opmerking: In Zuid-Afrika wordt de machine normaal
ingesteld op 4 seconden.
Faxbestemmingbevestigingsmodus
Deze instelling bepaalt of een verificatiebericht over de
bestemming wordt weergegeven bij het zenden van een
fax om onbedoelde verzending naar een verkeerde
bestemming te voorkomen.
Luidsprekerinstellingen
Gebruik deze instellingen om geluiden vanuit de speaker in
te stellen (voor Luidspreker, Belvolume, Lijncontrole, Signaal
faxontvangst voltooid, Signaal faxverzending voltooid en
Foutsignaal faxcommunicatie. Voor Faxontvangstsignaal,
Signaal faxverzending voltooid en het Foutsignaal
faxcommunicatie, kunt u naast het volumen ook de
Transmissie Compleet Geluids Tijd Instelling selecteren.
Geluiden bij setupcontrole
Hiermee kunt u het geselecteerde toonpatroon en
volume controleren.
Instelling Extern Ontvangstnummer
De faxontvangst kan ook geactiveerd worden vanaf een
extra telefoon die met de machine verbonden is door
een 1-cijferig nummer in te voeren en de toets op het
toetsenbord van de telefoon twee keer in te drukken. Dit
nummer worden de ontvangst op afstand genoemd en u
kunt deze instellen tussen "0" tot "9".
Fax-Standaardinstellingen
6-102
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
BEDIENINGSPANEEL - FAX (BEHEERDER)
Origineel afdrukken op transactierapport
Wanneer een transactierapport wordt afgedrukt voor een
geheugenverzending, wordt deze instelling gebruikt om
een gedeelte van de eerste pagina van de verzending
op het transactierapport af te drukken. Selecteer een
van de drie onderstaande posities.
• Volledig Rapport Afdrukken
• Alleen Foutrapport Afdrukken
• Geen Afgedrukt Rapport
Deze instelling zal niet effectief zijn wanneer "Instelling
Afdrukken Transactierapport" hieronder is ingesteld op
"Geen Afgedrukt Rapport".
Instelling Afdrukken
Transactierapport
Hiermee kunt u selecteren of er wel of geen
transactierapport wordt afgedrukt, en als dat wel gebeurt,
kunt u de voorwaarden selecteren. Selecteer een instelling
voor elk van de volgende handelingen:
Enkele Verzending
• Volledig Rapport Afdrukken
• Alleen Foutrapport Afdrukken
• Geen Afgedrukt Rapport
Distribueren
• Volledig Rapport Afdrukken
• Alleen Foutrapport Afdrukken
• Geen Afgedrukt Rapport
Ontvangen
• Volledig Rapport Afdrukken
• Alleen Foutrapport Afdrukken
• Geen Afgedrukt Rapport
Vertrouwelijke Ontvangst
• Kennisgevingspagina Afdrukken
• Geen Afgedrukt Rapport
Wanneer een transactierapport wordt afgedrukt, kunt u een
gedeelte van de eerste pagina van het verzonden origineel
op het transactierapport afdrukken. Raadpleeg "Origineel
afdrukken op transactierapport" voor meer informatie.
Instelling Afdrukken Activiteitenrapport
Deze instelling wordt gebruikt om het activiteitenrapport
Beeld Verzenden, die is opgeslagen in het geheugen
van de machine, regelmatig af te drukken.
U kunt het activiteitenrapport Beeld Verzenden instellen
op automatisch afdrukken na 201 transacties, maar kunt
deze ook instellen op automatisch afdrukken op een
bepaald tijdstip (bijvoorbeeld één keer per dag). (De
instellingen kunnen gelijktijdig worden ingeschakeld.)
ECM
Ruis op de lijn kan leiden tot onduidelijke afbeeldingen.
Wanneer u ECM (Error Correction Mode) inschakelt, worden
onduidelijke pagina's automatisch opnieuw verzonden.
Detectie Onderscheidend Belsignaal
Deze instelling kan alleen geactiveerd worden in
Canada, Australië en Nieuw-Zeeland.
Als er meerdere telefoonnummers zijn toegewezen op uw
telefoonlijn, kan het nummer dat wordt gebeld worden
geïdentificeerd door de ringtoon. Door gebruik te maken
van één nummer voor telefoongesprekken en een ander
nummer voor faxen, hoort u welk type oproept u ontvangt.
U kunt uw machine instellen op het automatisch ontvangen
van faxen wanneer uw faxnummer wordt gebeld door een
ringtoon te kiezen die hoort bij uw faxnummer. (Let op: in
Canada kunt u kiezen uit zes verschillende tonen.)
PBX-instelling
Kan alleen geactiveerd worden in Frankrijk en Duitsland.
Wanneer de machine aangesloten is op een PBX, kunt u
de "PBX-instelling" inschakelen zodat er elke keer
wanneer u normaal belt automatisch een verbinding met
de buitenlijn wordt gemaakt. Wanneer de PBX-instelling
geactiveerd is, verschijnt de [R]-toets in het
basisscherm. Wanneer de [R]-toets wordt geselecteerd,
wordt de PBX-instelling tijdelijk uitgeschakeld.
Selecteer [Flash] als uw PBX een Flashmethode gebruikt voor een
verbinding met een buitenlijn. Geef het ID-nummer op als uw PBX
een ID-nummer gebruikt voor een verbinding met een buitenlijn.
Wanneer het afdrukken van een transactierapport
staat ingesteld op "Ontvangen", wordt geen rapport
afgedrukt voor ontvangst van een geweigerd nummer
dat bij de instelling "Instelling aantal
toestaan/weigeren" (pagina 6-106) is opgegeven.
Als u alleen de instelling de "Dagelijks afdrukken op
opgegeven tijd" selecteert en het aantal transacties
groter is dan 201 voor het opgegeven tijdstip, zal bij elke
nieuwe transactie de oudste worden verwijderd (de
oudste transactie zal niet worden afgedrukt).
Het activiteitenrapport van beeldverzending kan ook
handmatig afgedrukt worden. Zie "Lijst afdrukken
(beheerder)" (pagina 6-37).
Als de ontvangende faxmachine Super G3 ondersteunt,
zal ECM, ongeacht deze instelling, functioneren.
Selecteer een nummer voor het eerste getal en
vervolgens een nummer of een streepje "-" voor het
tweede en derde getal.
6-103
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
BEDIENINGSPANEEL - FAX (BEHEERDER)
U kunt de instellingen voor faxverzending configureren.
Instelling Verzenden Draaiing
Wanneer u een afbeelding verzendt met een van de
onderstaande formaten, roteert u met deze functie het
beeld 90 graden. (De instelling kan voor elk formaat
afzonderlijk worden geconfigureerd.)
B5, A5, 5-1/2" x 8-1/2"
Snel On-Line Verzenden
Wanneer deze instelling is ingeschakeld, zal de machine
een fax versturen zodra de eerste pagina is gescand.
Verzending vindt plaats vlak nadat de overgebleven
pagina's zijn gescand.
Als u deze instelling uitschakelt zal de fax worden
verzonden nadat alle pagina's zijn gescand. NB: deze
instelling geldt niet voor handmatige verzending.
Paginanummer afdrukken bij
ontvanger
Deze instelling wordt gebruikt om een paginanummer
toe te voegen boven aan elke faxpagina die wordt
afgedrukt door de ontvangende machine.
Instelling Afdrukken Datum/Eigen Nr.
Met deze instelling bepaalt u de positie van de datum en
informatie van de verzender boven aan de faxpagina's die
door de ontvangende machine worden afgedrukt.
Selecteer de toets [Buiten origineel beeld] om de informatie
buiten het verzonden origineel af te drukken. Selecteer de
toets [Binnen origineel beeld] om de informatie binnen het
verzonden origineel af te drukken.
Zie voor meer informatie over de afdrukpositie,
"AFZENDERINFORMATIE TOEVOEGEN AAN UW
FAXEN (Eigen nummer verzenden)" (pagina 4-90) in
"4. FAX".
Instellingen Fax Verzenden
6-104
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
BEDIENINGSPANEEL - FAX (BEHEERDER)
Opnieuw oproepen indien bezet
Dit programma wordt gebruikt om het aantal
belpogingen en ook het interval tussen deze pogingen in
te stellen wanneer een verzending mislukt als gevolg
van een bezette lijn of een andere reden.
Aantal keren dat opnieuw gebeld moet worden
wanneer de lijn bezet is
De instelling geeft aan of opnieuw bellen wel of niet
plaatsvindt wanneer de lijn bezet is. Wanneer dat wel
gebeurt, kunt u het aantal belpogingen instellen.
Wachtinterval (in minuten) tussen nieuwe
belpogingen wanneer de lijn bezet is
U kunt het interval tussen nieuwe belpogingen instellen.
Het aantal belpogingen en ook het interval tussen deze
pogingen die u kunt instellen in elk land, worden
weergegeven in de onderstaande tabel.
Landdifferentiatie-tabel
Opnieuw bellen indien
communicatiefout
Deze instelling bepaalt hoe vaak uw machine
automatisch probeert terug te bellen als een
faxverzending mislukte door een communicatiefout.
Aantal keren dat opnieuw gebeld moet worden
wanneer er een fout optreedt
Geef aan hoe vaak de machine probeert opnieuw te
bellen wanneer er een communicatiefout optreedt.
Wachtinterval (in minuten) tussen nieuwe
belpogingen wanneer er een fout optreedt
U kunt het interval tussen nieuwe belpogingen instellen.
Het aantal belpogingen en ook het interval tussen deze
pogingen die u kunt instellen in elk land, worden
weergegeven in de onderstaande tabel.
Landdifferentiatie-tabel
Het aantal
terugbelpogingen
Interval tussen
pogingen
Verenigd
Koninkrijk,
Frankrijk,
Duitsland,
Zweden, Italië,
Spanje,
Nederland,
Saudi-Arabië,
Zuid-Afrika
Hongarije,
Tsjechië,
Slowakije,
Polen,
Griekenland,
Rusland
1 tot 10
(Standaard: 2)
Het aantal
minuten van 1
tot 15
(Standaard: 3)
Canada 1 tot 14
(Standaard: 2)
Australië,
Nieuw-Zeeland,
Singapore,
Thailand,
Maleisië, India
Filippijnen
1 tot 9
(Standaard: 2)
Hongkong 1 tot 3
(Standaard: 2)
Taiwan 1 tot 15
(Standaard: 2)
Het aantal
minuten van 4
tot 15
(Standaard: 4)
Indonesië 1 tot 5
(Standaard: 2)
Wanneer deze instelling is ingeschakeld, zal uw machine
niet proberen terug te bellen wanneer er gebruik wordt
gemaakt van handmatige of rechtstreekse verzending.
Het aantal
terugbelpogingen
Interval tussen
pogingen
Verenigd
Koninkrijk,
Frankrijk,
Duitsland,
Zweden, Italië,
Spanje,
Nederland,
Saudi-Arabië,
Zuid-Afrika
Hongarije,
Tsjechië,
Slowakije,
Polen,
Griekenland,
Rusland
1 tot 5
(Standaard: 1)
Het aantal
minuten van 1
tot 15
(Standaard: 1)
Australië,
Nieuw-Zeeland,
Canada
1 poging
Het aantal minuten
van 1 tot 15
(Standaard: 3)
Nieuw-Zeeland,
Singapore,
Thailand,
Maleisië, India
1 tot 9
(Standaard: 2)
Het aantal
minuten van 1
tot 15
(Standaard: 1)
Hongkong 1 tot 3
(Standaard: 2)
Taiwan 1 tot 15
(Standaard: 2)
Indonesië 1 tot 5
(Standaard: 2)
Het aantal
minuten van 4
tot 15
(Standaard: 4)
Wanneer deze instelling is ingeschakeld, zal uw machine
niet proberen terug te bellen wanneer er gebruik wordt
gemaakt van handmatige of rechtstreekse verzending.
6-105
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
BEDIENINGSPANEEL - FAX (BEHEERDER)
U kunt de instellingen voor faxontvangst configureren.
Aantal oproepen in automatische ontvangst
Deze instelling wordt gebruikt om het aantal oproepen te
selecteren waarna de machine automatisch een oproep
ontvangt en begint met faxontvangst in de ontvangstmodus.
Het "Aantal oproepen in automatische ontvangst" die u kunt
instellen in elk land, worden weergegeven in de
onderstaande tabel.
Landdifferentiatie-tabel
Overschakelen van handmatige
naar automatische ontvangst
Deze instelling kan alleen geactiveerd worden in Frankrijk.
Wanneer er een fax wordt ontvangen met de Handmatige
Ontvangstmodus, kunt u machine automatisch laten
overschakelen op Automatische Ontvangst. Het aantal
beltonen waarop de overschakeling op Automatische
Ontvangst plaatsvindt kan worden ingesteld tussen 1 tot 9.
Instelling Duplexontvangst
Dit wordt gebruikt ontvangen faxen op beide zijden van
het papier af te drukken.
Wanneer deze instelling is ingeschakeld en er een fax
binnenkomt die bestaat uit 2 of meer pagina's (de
pagina's moeten hetzelfde formaat hebben), worden de
pagina's aan beide zijden van 1 vel papier afgedrukt.
Instelling Reductie Auto Ontvangst
Wanneer er een fax wordt ontvangen waarin de naam
en het nummer van de verzender is opgenomen, is het
ontvangen beeld iets groter dan het standaardformaat.
Deze instelling wordt gebruikt om het beeld automatisch
aan het standaardformaat aan te passen.
Instelling Afdrukstijl
Deze instelling bepaalt de voorwaarden voor
papierselectie tijdens het afdrukken van ontvangen
faxberichten. Selecteer een van de drie onderstaande
voorwaarden.
Afdrukken in werk.formaat (splitsing toegestaan)
Elk ontvangen beeld wordt op volledig formaat
afgedrukt. Indien nodig wordt het beeld verdeeld over
meerdere vellen papier.
Afdrukken In Werk. Formaat Of Met Reductie
Elk ontvangen beeld wordt, indien mogelijk, op volledig
formaat afgedrukt. Indien mogelijk wordt het beeld
automatisch verkleind voordat deze wordt afgedrukt.
Telefoonnummer voor doorsturen
gegevens instellen
Wanneer de machine als gevolg van bijvoorbeeld een
storing een ontvangen fax niet kan afdrukken, kan de fax
worden doorgestuurd naar een andere faxmachine.
Deze instelling wordt gebruikt om het faxnummer van
het ontvangende faxapparaat te programmeren. Er kan
slechts één faxnummer voor doorsturen worden
geprogrammeerd (van maximaal 64 cijfers).
Selecteer de toets [-] om een pauze tussen de getallen
in te voeren.
Selecteer de toets [/] nadat u het faxnummer hebt
ingevoerd en voer de F-code (subadres en pascode) in
als u een geheugenvak F-code vertrouwelijk wil
specificeren in de ontvangende machine.
Instellingen Fax Ontvangen
Aantal beltonen
Verenigd Koninkrijk, Frankrijk,
Duitsland, Zweden, Italië, Spanje,
Nederland, Thailand, Hongkong,
Saudi-Arabië, Zuid-Afrika
Hongarije, Tsjechië, Slowakije,
Polen, Griekenland, Rusland,
Filippijnen en Indonesië.
0 tot 9
Australië, Nieuw-Zeeland 2 tot 4
Singapore 0 tot 3
Maleisië, India, Canada, Taiwan 0 tot 15
Als u "0" selecteert voor het aantal beltonen, zonder machine
onmiddellijk opnemen en beginnen met faxontvangst in de
Automatische Ontvangstmodus, zonder beltonen af te wachten.
Als Reductie automatisch ontvangen instellen is
uitgeschakeld, kunnen delen van de fax worden
afgebroken. Het beeld wordt wel duidelijker want er
wordt afgedrukt op hetzelfde formaat als het origineel.
Standaardformaten zijn formaten zoals A4 en B5
(8-1/2" x 11" en 8-1/2" x 5-1/2").
6-106
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
BEDIENINGSPANEEL - FAX (BEHEERDER)
Letter formaat RX verkleint
afdrukken
Dit programma is niet beschikbaar in Canada.
Wanneer een fax van het formaat letter (8-1/2" x 11")
wordt ontvangen, verkleint deze instelling de fax naar
A4R-formaat.
Ontvangstdatum/-tijd afdrukken
Schakel deze instelling in om de datum en tijd van
ontvangst te laten afdrukken.
Selecteer [Binnen ontvangen afbeelding] of [Buiten
ontvangen afbeelding] als positie waar de datum en tijd
worden afgedrukt.
Wanneer [Binnen ontvangen afbeelding] wordt
geselecteerd, worden datum en tijd op de ontvangen
afbeelding afgedrukt.
Wanneer [Buiten ontvangen afbeelding] wordt
geselecteerd, wordt de ontvangen afbeelding verkleind
en datum en tijd worden op het resulterende blanco
gedeelte afgedrukt.
Faxuitvoerinstellingen
Deze instellingen worden gebruikt om het aantal kopieën
te selecteren voor ontvangen faxen.
Aantal afdrukken
Stel het aantal ontvangen faxen dat wordt afgedrukt in
op een aantal van 1 t/m 99.
Gebruik deze instelling om op te geven of ontvangst vanaf een
opgeslagen nummer moet worden toegestaan of geweigerd.
De volgende instellingen zijn bedoeld voor
navraaggeheugen via de openbare box.
Faxnavraagbeveiliging instellen
Wanneer u gebruik maakt van de functie
navraaggeheugen, bepaalt deze instelling of elke machine
navraag kan doen bij uw machine, of dat alleen de
machines die zijn opgeslagen navraag kunnen doen.
Nieuwe Toevoegen
Wanneer u de Instelling Navraagbeveiliging hebt ingeschakeld,
gebruik dan deze instelling om faxnummers van de machines
die toestemming hebben om navraag te doen bij uw machine
op te slaan (of te wissen). De opgeslagen faxnummers worden
pascodenummers genoemd. U kunt maximaal 10
wachtwoordnummers opslaan (van elk maximaal 20 cijfers).
Lijst van nummertoetsen voor wachtwoorden
Hiermee wordt een lijst van de opgeslagen
wachtwoordnummers getoond. De nummer kan worden
geselecteerd om deze te wissen.
Wanneer deze instelling is ingeschakeld, worden
faxen met A4-formaat ook verkleind.
[Buiten het ontvangen beeld] kan niet als
afdrukinstelling voor de ontvangstdatum en -tijd
worden geselecteerd als "Instelling Reductie Auto
Ontvangst" (pagina 6-105) niet is ingeschakeld.
Deze instelling kan alleen worden gebruikt als het
selectievakje [Meer sets printen] wordt geselecteerd
bij "Faxinstellingen" (pagina 6-98).
Instelling aantal toestaan/weigeren
Item Beschrijving
Ontvangst
Weigeren
Weiger ontvangst vanaf het opgeslagen
nummer.
Ontvangst
Toestaan
Sta ontvangst vanaf het opgeslagen
nummer toe.
Alle ongeldig
Zelfs wanneer nummers zijn opgeslagen,
de nummers negeren en ontvangst van
alle nummers toestaan.
Nieuwe
Toevoegen
Sla een nieuw nummer op waarvoor
toestaan of weigeren wordt bepaald
(maximaal 50 nummers).
Voer het nummer in (maximaal 20
tekens) en selecteer de toets [Opslaan].
Registratien
ummer lijst
Er wordt een lijst met opgeslagen
nummers weergegeven.
Op dit scherm kunt u een nummer
selecteren dat uit de lijst moet worden
verwijderd.
Als er geen nummers zijn opgeslagen voor
toestaan/weigeren, kan alleen de toets [Nieuwe
toevoegen] worden geselecteerd.
Faxnavraagbeveiliging
NB: deze instellingen zijn niet van toepassing op de
F-code navraaggeheugen functie.
6-107
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA - FAX (ALGEMEEN)
In dit gedeelte worden de systeeminstellingen voor de fax uitgelegd die op de webpagina kunnen worden
geconfigureerd.
De systeeminstellingen voor de faxfunctie kunnen alleen worden geconfigureerd als de faxuitbreidingskit is
geïnstalleerd.
Lijst met systeeminstellingen voor de fax
(Algemeen)
Wanneer de systeeminstellingen voor de fax worden geopend met algemene rechten, verschijnen de onderstaande
items. Raadpleeg "Lijst met systeeminstellingen voor de fax (Beheerder)" (pagina 6-110) voor items die uitsluitend met
beheerdersrechten kunnen worden geopend.
Adresbeheer
Faxdata Ontv/doorsturen
* Wanneer een afwerkingeenheid is geïnstalleerd.
FAXSYSTEEMINSTELLINGEN OP DE
WEBPAGINA
Afhankelijk van de specificaties van de machine en de geïnstalleerde randapparatuur, kan het mogelijk zijn dat sommige
instellingen niet beschikbaar zijn.
Item Standaardinstellingen
Pagina
F-Codegeheugenvak
6-108
Item Standaardinstellingen
Pagina
Faxdata Ontv/ Doorsturen
6-109
Faxinstellingen
6-109
X Ontvangstinstelling Automatische Ontvangst
X Instellingen Fax Ontvangen Uitgeschakeld
X Nieten* Uitgeschakeld
6-108
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA - FAX (ALGEMEEN)
F-Codegeheugenvak
Dit gedeelte legt uit hoe u geheugenvakken voor verschillende typen van F-code communicatie kunt opslaan.
Selecteer [Systeeminstellingen] - [F-Codegeheugenvak] van de menubalk en configureer elke instelling.
Opslag in een geheugenvak
Selecteer de toets [Toevoegen] op het weergegeven scherm om een registratiescherm te openen. U kunt maximaal 100
F-Codegeheugenvakken voor alle functies opslaan (navraaggeheugen, vertrouwelijke en doorstuurverzendingen).
Raadpleeg "Instellingen" (pagina 6-108) voor meer informatie over de instellingen.
Een geheugenvak bewerken/verwijderen
Open een bewerkingsscherm voor een geheugenvak door de naam van het vak te selecteren in de weergegeven lijst.
Open een wisscherm voor een geheugenvak door het selectievakje naast de naam van het vak te selecteren en
dan [Wissen].
Instellingen
Item Beschrijving
Items die hetzelfde zijn voor alle typen
Vaktype
Selecteer het vaktype
Navraaggeheugen: sla een geheugenvak op voor navraag met F-code. Het
subadres en pascode dat u programmeert in het
geheugenvak zijn nodig voor de andere machine om navraag
te doen bij uw machine (verzending aanvragen) met behulp
van F-code communicatie.
Vertrouwelijk: sla een geheugenvak op voor navraag met F-code. Sla
daarnaast een "Afdrukken PIN" op in het geheugenvak om
faxen af te drukken die zijn ontvangen met Vertrouwelijke
Ontvangst. Het subadres en wachtwoord dat u programmeert
in het geheugenvak zijn nodig voor de andere machine om
een fax naar nieuwe machine te sturen via een F-code
vertrouwelijke verzending.
Relay-Distributie: Sla een geheugenvak op voor relay-distributie met F-code.
Sla de faxnummers van de uiteindelijke ontvangers (niet
meer dan 30) in het geheugenvak. Het subadres en pascode
dat u in het geheugenvak programmeert zijn nodig voor de
andere machine om een relay-verzoekverzending met
F-code uit te voeren (geef uw machine de opdracht om een
fax relay uit te voeren).
Geheugenvaknaam Voer een naam in voor het geheugenvak (maximaal 18 tekens).
Subadres / Wachtwoord
Voer een subadres en wachtwoord in. Elke bestandsnaam mag maximaal 20
tekens lang zijn.
Scheidt een subadres en wachtwoord met een schuine streep ("/").
Items die worden weergegeven wanneer u een vertrouwelijk geheugenvak opslaat
Afdruk pincode
Stel een "Afdrukken PIN" in voor Vertrouwelijke Ontvangst. Voer een getal van 4
cijfers in.
6-109
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA - FAX (ALGEMEEN)
Faxdata Ontv/ Doorsturen
In dit gedeelte worden de instellingen voor ontvangst en doorsturen uitgelegd. Selecteer [Systeeminstellingen] -
[Faxdata Ontv/
Faxinstellingen
Wanneer de faxinstellingen zijn geconfigureerd verschijnen de onderstaande items.
Items die worden weergegeven wanneer u een relay-navraaggeheugenvak opslaat
Ontvangers
Selecteer de uiteindelijke ontvangers van de relay-distributieverzending.
Selecteer de ontvangers uit het adresboek.
Directe Invoer: Een adres dat nog niet is ingevoerd in het adresboek kan
rechtstreeks worden ingevoerd. Voer het adres op dezelfde
manier in als het opslaan van een adres voor een functie.
Adresoverzicht: Hiermee wordt een lijst weergegeven van de geselecteerde
ontvangers. Indien nodig kunt u adressen uit deze lijst
verwijderen.
Wanneer u een nieuw geheugenvak programmeert, kunt u geen subadres gebruiken dat is geprogrammeerd voor een
ander geheugenvak. U kunt wel dezelfde pascode gebruiken voor meerdere geheugenvakken.
Het wachtwoord kan worden overgeslagen.
[ ] en [#] kunnen niet in een subadres worden gebruikt.
Onthoud de Afdruk pincode. Neem contact op met uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende service-leverancier als u de
Afdruk pincode ben vergeten of deze wilt controleren.
Item Beschrijving
Ontvangstinstelling
Stel de methode voor faxontvangst in.
Automatische Ontvangst:Wanneer er een oproep binnenkomt, rinkelt de
machine en begint vervolgens automatisch de fax te
ontvangen.
Handmatige Ontvangst: Deze functie kunt u alleen gebruiken wanneer er een
bestaande extra telefoon verbonden is met de
machine. Door handmatige bediening wordt de fax
ontvangen na beantwoording op de extra telefoon.
Instellingen Fax Ontvangen
Geef aan of er wel of niet twee of meerdere kopieën van ontvangen faxen worden
afgedrukt. Het aantal kopieën wordt ingesteld in "Faxuitvoerinstellingen", (pagina
6-117).
Nieten
Geef aan of het nieten wel of niet wordt uitgevoerd. (Alleen wanneer er een
afwerkingeenheid is geïnstalleerd.)
Wanneer "Instelling vasthouden ontvangen afdrukgegevens" (pagina 6-35) is ingeschakeld, wordt u gevraagd een
wachtwoord in te voeren. Voer een correct wachtwoord in met het numerieke toetsenbord.
Item Beschrijving
6-110
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA - FAX (BEHEERDER)
Lijst met systeeminstellingen voor de fax
(Beheerder)
Wanneer de systeeminstellingen voor de fax worden geopend met rechten van de beheerder, verschijnen de
onderstaande items. Raadpleeg "Lijst met systeeminstellingen voor de fax (Algemeen)" (pagina 6-107) voor informatie
over de algemene instellingen.
Instell. afbeelding verzenden
Voor de procedure van het gebruiken van de systeeminstellingen (beheerder), zie "Systeeminstellingen (beheerder) openen"
(pagina 6-17).
Na het configureren van bepaalde instellingen wordt u soms gevraagd om de machine opnieuw op te starten. Start de machine
opnieuw in het scherm dat verschijnt.
Afhankelijk van de specificaties van de machine en de geïnstalleerde randapparatuur, kan het mogelijk zijn dat sommige
instellingen niet beschikbaar zijn.
Item Standaardinstellingen
Pagina
Instell. afbeelding verzenden
6-112
Faxinstellingen 6-112
X Standaardinstellingen 6-112
Kiesmodusinstelling* Toon 6-112
Afdrukken auto reactiveren Ingeschakeld 6-112
Instelling Onderbrekingstijd
Varieert afhankelijk van land en regio
6-112
Faxbestemmingbevestigingsmodus Uitgeschakeld 6-112
Luidsprekerinstellingen
6-112
• Luidspreker Volume: 5
•Belvolume Volume: 5
• Lijncontrole Volume: 5
• Signaal faxontvangst voltooid Volume: 5; Toonpatroon: 3
Transmissie Compleet Geluids Tijd
Instelling: 3 sec.
• Signaal faxverzending voltooid Volume: 5; Toonpatroon: 3
Transmissie Compleet Geluids Tijd
Instelling: 3 sec.
• Foutsignaal faxcommunicatie Volume: 5; Toonpatroon: 3
Transmissie Compleet Geluids Tijd
Instelling: 0,3 sec. elk
Instelling Extern Ontvangstnummer 5 6-112
Origineel afdrukken op transactierapport Alleen Foutrapport Afdrukken 6-113
6-111
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA - FAX (BEHEERDER)
* In sommige landen en regio's is deze functie niet beschikbaar.
Instelling Afdrukken Transactierapport
6-113
• Enkele Verzending Alleen Foutrapport Afdrukken
• Distribueren Volledig Rapport Afdrukken
• Ontvangen Geen Afgedrukt Rapport
• Vertrouwelijke Ontvangst Kennisgevingspagina Afdrukken
Instelling Afdrukken Activiteitenrapport
6-113• Automatisch afdrukken bij vol geheugen Uitgeschakeld
• Dagelijks afdrukken op opgegeven tijd Uitgeschakeld
ECM Ingeschakeld 6-113
Detectie Onderscheidend Belsignaal* Uit 6-113
PBX-instelling* Uitgeschakeld 6-114
X Verzendinstellingen 6-114
Instelling Verzenden Draaiing Alle ingeschakeld 6-114
Snel On-Line Verzenden Ingeschakeld 6-114
Paginanummer afdrukken bij ontvanger Ingeschakeld 6-114
Instelling Afdrukken Datum/Eigen Nr. Buiten origineel beeld 6-114
Opnieuw oproepen indien bezet Zie "Landdifferentiatie-tabel" (pagina
6-115).
6-115
Opnieuw bellen indien communicatiefout Zie "Landdifferentiatie-tabel" (pagina
6-115).
6-115
X Ontvangstinstellingen 6-116
Aantal oproepen in automatische ontvangst 2 6-116
Overschakelen van handmatige naar automatische
ontvangst*
Uitgeschakeld
6-116
Instelling Duplexontvangst Uitgeschakeld 6-116
Instelling Reductie Auto Ontvangst Ingeschakeld 6-116
Instelling Afdrukstijl Afdrukken In Werk. Formaat Of Met
Reductie
6-116
Telefoonnummer voor doorsturen gegevens instellen 6-116
Letter formaat RX verkleint afdrukken* Uitgeschakeld 6-117
Ontvangstdatum/-tijd afdrukken Uitgeschakeld 6-117
Faxuitvoerinstellingen Aantal afdrukken: 1 6-117
X Instelling aantal toestaan/weigeren Alle uitgeschakeld 6-117
X Faxnavraagbeveiliging Ingeschakeld 6-117
Item Standaardinstellingen
Pagina
6-112
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA - FAX (BEHEERDER)
Instell. afbeelding verzenden
Instellingen met betrekking tot de beeldverzendfunctie (scan, Internetfax, enz.) kunnen worden geconfigureerd.
Faxinstellingen
Selecteer [Systeeminstellingen] - [Instell. afbeelding verzenden] - [Faxinstellingen] op de menubalk, en configureer elke
instelling.
Faxinstellingen kunnen naar wens worden in- of
uitgeschakeld om op de behoeften van uw werkplek aan
te sluiten door op de tab [Standaardinstellingen] te
klikken.
Kiesmodusinstelling
Deze instelling kan alleen geactiveerd worden in
Canada.
Selecteer de juiste instelling voor uw telefoonlijn.
Kiesmodusinstelling
Selecteer de gewenste lijnsoort uit de lijst.
Automatische keuze
Selecteer dit wanneer de lijn is aangesloten om de
machine automatisch te laten detecteren of uw lijn een
telefoonlijn op pulse is of een telefoonlijn op toon.
Afdrukken auto reactiveren
Wanneer de knop de [AAN]-toets ( ) op "uit" staat
(maar de hoofdschakelaar op "aan") en er een fax
binnenkomt, zorgt deze functie ervoor dat de machine
automatisch wordt geactiveerd en de fax wordt
afgedrukt.
Wanneer deze functie is uitgeschakeld, worden
ontvangen faxen pas afgedrukt nadat de knop de
[AAN]-toets ( ) wordt ingeschakeld.
Instelling Onderbrekingstijd
Hiermee kunt u de lengte van de pauzes wijzigen die
tussen de faxnummers wordt ingevoegd.
Wanneer een streepje "-" tijdens het bellen of opslaan
van een faxnummer wordt tussengevoegd, wordt een
pauze van 2 seconden ingelast.
De pauze kan worden gewijzigd in elk getal tussen 1 en
15 seconden.
* Opmerking: In Zuid-Afrika wordt de machine normaal
ingesteld op 4 seconden.
Faxbestemmingbevestigingsmodus
Deze instelling bepaalt of een verificatiebericht over de
bestemming wordt weergegeven bij het zenden van een
fax om onbedoelde verzending naar een verkeerde
bestemming te voorkomen.
Luidsprekerinstellingen
Gebruik deze instellingen om geluiden vanuit de speaker
in te stellen (voor Luidspreker, Belvolume, Lijncontrole,
Signaal faxontvangst voltooid, Signaal faxverzending
voltooid en Foutsignaal faxcommunicatie. Voor
Faxontvangstsignaal, Signaal faxverzending voltooid en
het Foutsignaal faxcommunicatie, kunt u naast het
volumen ook de Transmissie Compleet Geluids Tijd
Instelling selecteren.
Instelling Extern Ontvangstnummer
De faxontvangst kan ook geactiveerd worden vanaf een
extra telefoon die met de machine verbonden is door
een 1-cijferig nummer in te voeren en de toets op het
toetsenbord van de telefoon twee keer in te drukken. Dit
nummer worden de ontvangst op afstand genoemd en u
kunt deze instellen tussen "0" tot "9".
Standaardinstellingen
6-113
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA - FAX (BEHEERDER)
Origineel afdrukken op
transactierapport
Wanneer een transactierapport wordt afgedrukt voor een
geheugenverzending, wordt deze instelling gebruikt om
een gedeelte van de eerste pagina van de verzending
op het transactierapport af te drukken. Selecteer een
van de drie onderstaande posities.
• Volledig Rapport Afdrukken
• Alleen Foutrapport Afdrukken
• Geen Afgedrukt Rapport
Deze instelling zal niet effectief zijn wanneer "Instelling
Afdrukken Transactierapport" hieronder is ingesteld op
"Geen Afgedrukt Rapport".
Instelling Afdrukken
Transactierapport
Hiermee kunt u selecteren of er wel of geen
transactierapport wordt afgedrukt, en als dat wel
gebeurt, kunt u de voorwaarden selecteren. Selecteer
een instelling voor elk van de volgende handelingen:
Enkele Verzending
• Volledig Rapport Afdrukken
• Alleen Foutrapport Afdrukken
• Geen Afgedrukt Rapport
Distribueren
• Volledig Rapport Afdrukken
• Alleen Foutrapport Afdrukken
• Geen Afgedrukt Rapport
Ontvangen
• Volledig Rapport Afdrukken
• Alleen Foutrapport Afdrukken
• Geen Afgedrukt Rapport
Vertrouwelijke Ontvangst
• Kennisgevingspagina Afdrukken
• Geen Afgedrukt Rapport
Wanneer een transactierapport wordt afgedrukt, kunt u
een gedeelte van de eerste pagina van het verzonden
origineel op het transactierapport afdrukken. Raadpleeg
"Origineel afdrukken op transactierapport" voor meer
informatie.
Instelling Afdrukken
Activiteitenrapport
Deze instelling wordt gebruikt om het activiteitenrapport
Beeld Verzenden, die is opgeslagen in het geheugen
van de machine, regelmatig af te drukken.
U kunt het activiteitenrapport Beeld Verzenden instellen
op automatisch afdrukken na 201 transacties, maar kunt
deze ook instellen op automatisch afdrukken op een
bepaald tijdstip (bijvoorbeeld één keer per dag). (De
instellingen kunnen gelijktijdig worden ingeschakeld.)
ECM
Ruis op de lijn kan leiden tot onduidelijke afbeeldingen.
Wanneer u ECM (Error Correction Mode) inschakelt,
worden onduidelijke pagina's automatisch opnieuw
verzonden.
Detectie Onderscheidend
Belsignaal
Deze instelling kan alleen geactiveerd worden in
Canada, Australië en Nieuw-Zeeland.
Als er meerdere telefoonnummers zijn toegewezen op
uw telefoonlijn, kan het nummer dat wordt gebeld
worden geïdentificeerd door de ringtoon. Door gebruik te
maken van één nummer voor telefoongesprekken en
een ander nummer voor faxen, hoort u welk type oproept
u ontvangt. U kunt uw machine instellen op het
automatisch ontvangen van faxen wanneer uw
faxnummer wordt gebeld door een ringtoon te kiezen die
hoort bij uw faxnummer. (Let op: in Canada kunt u
kiezen uit zes verschillende tonen.)
Wanneer het afdrukken van een transactierapport
staat ingesteld op "Ontvangen", wordt geen rapport
afgedrukt voor ontvangst van een geweigerd nummer
dat bij de instelling "Instelling aantal
toestaan/weigeren" (pagina 6-117) is opgegeven.
Als u alleen de instelling de "Dagelijks afdrukken op
opgegeven tijd" selecteert en het aantal
transacties groter is dan 201 voor het opgegeven
tijdstip, zal bij elke nieuwe transactie de oudste
worden verwijderd (de oudste transactie zal niet
worden afgedrukt).
Het activiteitenrapport van beeldverzending kan ook
handmatig afgedrukt worden. Zie "Lijst afdrukken
(beheerder)" (pagina 6-37).
Als de ontvangende faxmachine Super G3
ondersteunt, zal ECM, ongeacht deze instelling,
functioneren.
6-114
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA - FAX (BEHEERDER)
PBX-instelling
Kan alleen geactiveerd worden in Frankrijk en Duitsland.
Wanneer de machine aangesloten is op een PBX, kunt u
de "PBX-instelling" inschakelen zodat er elke keer
wanneer u normaal belt automatisch een verbinding met
de buitenlijn wordt gemaakt. Wanneer de PBX-instelling
geactiveerd is, verschijnt de [R]-toets in het
basisscherm. Wanneer de [R]-toets wordt geselecteerd,
wordt de PBX-instelling tijdelijk uitgeschakeld.
Selecteer [Flash] als uw PBX een Flashmethode
gebruikt voor een verbinding met een buitenlijn. Geef het
ID-nummer op als uw PBX een ID-nummer gebruikt voor
een verbinding met een buitenlijn.
Klik op de tab [Instellingen verzenden] en configureer de
instellingen voor faxverzending.
Instelling Verzenden Draaiing
Wanneer u een afbeelding verzendt met een van de
onderstaande formaten, roteert u met deze functie het
beeld 90 graden. (De instelling kan voor elk formaat
afzonderlijk worden geconfigureerd.)
B5, A5, 5-1/2" x 8-1/2"
Snel On-Line Verzenden
Wanneer deze instelling is ingeschakeld, zal de machine
een fax versturen zodra de eerste pagina is gescand.
Verzending vindt plaats vlak nadat de overgebleven
pagina's zijn gescand.
Als u deze instelling uitschakelt zal de fax worden
verzonden nadat alle pagina's zijn gescand. NB: deze
instelling geldt niet voor handmatige verzending.
Paginanummer afdrukken bij
ontvanger
Deze instelling wordt gebruikt om een paginanummer
toe te voegen boven aan elke faxpagina die wordt
afgedrukt door de ontvangende machine.
Instelling Afdrukken Datum/Eigen Nr.
Met deze instelling bepaalt u de positie van de datum en
informatie van de verzender boven aan de faxpagina's die
door de ontvangende machine worden afgedrukt.
Selecteer de toets [Buiten origineel beeld] om de informatie
buiten het verzonden origineel af te drukken. Selecteer de
toets [Binnen origineel beeld] om de informatie binnen het
verzonden origineel af te drukken.
Zie voor meer informatie over de afdrukpositie,
"AFZENDERINFORMATIE TOEVOEGEN AAN UW
FAXEN (Eigen nummer verzenden)" (pagina 4-90) in
"4. FAX".
Selecteer een nummer voor het eerste getal en
vervolgens een nummer of een streepje "-" voor het
tweede en derde getal.
Verzendinstellingen
6-115
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA - FAX (BEHEERDER)
Opnieuw oproepen indien bezet
Dit programma wordt gebruikt om het aantal
belpogingen en ook het interval tussen deze pogingen in
te stellen wanneer een verzending mislukt als gevolg
van een bezette lijn of een andere reden.
Aantal keren dat opnieuw gebeld moet worden
wanneer de lijn bezet is
De instelling geeft aan of opnieuw bellen wel of niet
plaatsvindt wanneer de lijn bezet is. Wanneer dat wel
gebeurt, kunt u het aantal belpogingen instellen.
Wachtinterval (in minuten) tussen nieuwe
belpogingen wanneer de lijn bezet is
U kunt het interval tussen nieuwe belpogingen instellen.
Het aantal belpogingen en ook het interval tussen deze
pogingen die u kunt instellen in elk land, worden
weergegeven in de onderstaande tabel.
Landdifferentiatie-tabel
Opnieuw bellen indien communicatiefout
Deze instelling bepaalt hoe vaak uw machine
automatisch probeert terug te bellen als een
faxverzending mislukte door een communicatiefout.
Aantal keren dat opnieuw gebeld moet worden
wanneer er een fout optreedt
Geef aan hoe vaak de machine probeert opnieuw te
bellen wanneer er een communicatiefout optreedt.
Wachtinterval (in minuten) tussen nieuwe
belpogingen wanneer er een fout optreedt
U kunt het interval tussen nieuwe belpogingen instellen.
Het aantal belpogingen en ook het interval tussen deze
pogingen die u kunt instellen in elk land, worden
weergegeven in de onderstaande tabel.
Landdifferentiatie-tabel
Het aantal
terugbelpogingen
Interval tussen
pogingen
Verenigd
Koninkrijk,
Frankrijk,
Duitsland,
Zweden, Italië,
Spanje,
Nederland,
Saudi-Arabië,
Zuid-Afrika
Hongarije,
Tsjechië,
Slowakije,
Polen,
Griekenland,
Rusland
1 tot 10
(Standaard: 2)
Het aantal
minuten van 1
tot 15
(Standaard: 3)
Canada 1 tot 14
(Standaard: 2)
Australië,
Nieuw-Zeeland,
Singapore,
Thailand,
Maleisië, India
Filippijnen
1 tot 9
(Standaard: 2)
Hongkong 1 tot 3
(Standaard: 2)
Taiwan 1 tot 15
(Standaard: 2)
Het aantal
minuten van 4
tot 15
(Standaard: 4)
Indonesië 1 tot 5
(Standaard: 2)
Wanneer deze instelling is ingeschakeld, zal uw machine
niet proberen terug te bellen wanneer er gebruik wordt
gemaakt van handmatige of rechtstreekse verzending.
Het aantal
terugbelpogingen
Interval tussen
pogingen
Verenigd
Koninkrijk,
Frankrijk,
Duitsland,
Zweden, Italië,
Spanje,
Nederland,
Saudi-Arabië,
Zuid-Afrika
Hongarije,
Tsjechië,
Slowakije,
Polen,
Griekenland,
Rusland
1 tot 5
(Standaard: 1)
Het aantal
minuten van 1
tot 15
(Standaard: 1)
Australië,
Nieuw-Zeeland,
Canada
1 poging Het aantal
minuten van 1
tot 15
(Standaard: 3)
Nieuw-Zeeland,
Singapore,
Thailand,
Maleisië, India
1 tot 9
(Standaard: 2)
Het aantal
minuten van 1
tot 15
(Standaard: 1)
Hongkong 1 tot 3
(Standaard: 2)
Taiwan 1 tot 15
(Standaard: 2)
Indonesië 1 tot 5
(Standaard: 2)
Het aantal
minuten van 4
tot 15
(Standaard: 4)
Wanneer deze instelling is ingeschakeld, zal uw machine
niet proberen terug te bellen wanneer er gebruik wordt
gemaakt van handmatige of rechtstreekse verzending.
6-116
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA - FAX (BEHEERDER)
Klik op de tab [Ontvangstinstellingen] en configureer de
instellingen voor faxontvangst.
Aantal oproepen in automatische ontvangst
Deze instelling wordt gebruikt om het aantal oproepen te
selecteren waarna de machine automatisch een oproep
ontvangt en begint met faxontvangst in de ontvangstmodus.
Het "Aantal oproepen in automatische ontvangst" die u kunt
instellen in elk land, worden weergegeven in de onderstaande
tabel.
Landdifferentiatie-tabel
Overschakelen van handmatige
naar automatische ontvangst
Deze instelling kan alleen geactiveerd worden in Frankrijk.
Wanneer er een fax wordt ontvangen met de Handmatige
Ontvangstmodus, kunt u machine automatisch laten
overschakelen op Automatische Ontvangst. Het aantal
beltonen waarop de overschakeling op Automatische
Ontvangst plaatsvindt kan worden ingesteld tussen 1 tot 9.
Instelling Duplexontvangst
Dit wordt gebruikt ontvangen faxen op beide zijden van
het papier af te drukken.
Wanneer deze instelling is ingeschakeld en er een fax
binnenkomt die bestaat uit 2 of meer pagina's (de pagina's
moeten hetzelfde formaat hebben), worden de pagina's aan
beide zijden van 1 vel papier afgedrukt.
Instelling Reductie Auto Ontvangst
Wanneer er een fax wordt ontvangen waarin de naam
en het nummer van de verzender is opgenomen, is het
ontvangen beeld iets groter dan het standaardformaat.
Deze instelling wordt gebruikt om het beeld automatisch
aan het standaardformaat aan te passen.
Instelling Afdrukstijl
Deze instelling bepaalt de voorwaarden voor
papierselectie tijdens het afdrukken van ontvangen
faxberichten. Selecteer een van de drie onderstaande
voorwaarden.
Afdrukken in werk.formaat (splitsing toegestaan)
Elk ontvangen beeld wordt op volledig formaat
afgedrukt. Indien nodig wordt het beeld verdeeld over
meerdere vellen papier.
Afdrukken In Werk. Formaat Of Met Reductie
Elk ontvangen beeld wordt, indien mogelijk, op volledig
formaat afgedrukt. Indien mogelijk wordt het beeld
automatisch verkleind voordat deze wordt afgedrukt.
Telefoonnummer voor doorsturen
gegevens instellen
Wanneer de machine als gevolg van bijvoorbeeld een
storing een ontvangen fax niet kan afdrukken, kan de fax
worden doorgestuurd naar een andere faxmachine.
Deze instelling wordt gebruikt om het faxnummer van
het ontvangende faxapparaat te programmeren. Er kan
slechts één faxnummer voor doorsturen worden
geprogrammeerd (van maximaal 64 cijfers).
Selecteer de toets [-] om een pauze tussen de getallen
in te voeren.
Selecteer de toets [/] nadat u het faxnummer hebt
ingevoerd en voer de F-code (subadres en pascode) in
als u een geheugenvak F-code vertrouwelijk wil
specificeren in de ontvangende machine.
Ontvangstinstellingen
Aantal beltonen
Verenigd Koninkrijk, Frankrijk,
Duitsland, Zweden, Italië, Spanje,
Nederland, Thailand, Hongkong,
Saudi-Arabië, Zuid-Afrika
Hongarije, Tsjechië, Slowakije,
Polen, Griekenland, Rusland,
Filippijnen en Indonesië.
0 tot 9
Australië, Nieuw-Zeeland 2 tot 4
Singapore 0 tot 3
Maleisië, India, Canada, Taiwan 0 tot 15
Als u "0" selecteert voor het aantal beltonen, zonder machine
onmiddellijk opnemen en beginnen met faxontvangst in de
Automatische Ontvangstmodus, zonder beltonen af te wachten.
Als Reductie automatisch ontvangen instellen is
uitgeschakeld, kunnen delen van de fax worden
afgebroken. Het beeld wordt wel duidelijker want er
wordt afgedrukt op hetzelfde formaat als het origineel.
Standaardformaten zijn formaten zoals A4 en B5
(8-1/2" x 11" en 8-1/2" x 5-1/2").
6-117
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
WEBPAGINA - FAX (BEHEERDER)
Letter formaat RX verkleint
afdrukken
Dit programma is niet beschikbaar in Canada.
Wanneer een fax van het formaat letter (8-1/2" x 11")
wordt ontvangen, verkleint deze instelling de fax naar
A4R-formaat.
Ontvangstdatum/-tijd afdrukken
Schakel deze instelling in om de datum en tijd van
ontvangst te laten afdrukken.
Selecteer [Binnen ontvangen afbeelding] of [Buiten
ontvangen afbeelding] als positie waar de datum en tijd
worden afgedrukt.
Wanneer [Binnen ontvangen afbeelding] wordt
geselecteerd, worden datum en tijd op de ontvangen
afbeelding afgedrukt.
Wanneer [Buiten ontvangen afbeelding] wordt
geselecteerd, wordt de ontvangen afbeelding verkleind
en datum en tijd worden op het resulterende blanco
gedeelte afgedrukt.
Faxuitvoerinstellingen
Deze instellingen worden gebruikt om het aantal kopieën
te selecteren voor ontvangen faxen.
Aantal afdrukken
Stel het aantal ontvangen faxen dat wordt afgedrukt in
op een aantal van 1 t/m 99.
Gebruik deze instelling om op te geven of ontvangst vanaf een
opgeslagen nummer moet worden toegestaan of geweigerd.
De volgende instellingen zijn bedoeld voor
navraaggeheugen via de openbare box.
Faxnavraagbeveiliging instellen
Wanneer u gebruik maakt van de functie
navraaggeheugen, bepaalt deze instelling of elke
machine navraag kan doen bij uw machine, of dat alleen
de machines die zijn opgeslagen navraag kunnen doen.
Nieuwe Toevoegen
Wanneer u de Instelling Navraagbeveiliging hebt
ingeschakeld, gebruik dan deze instelling om faxnummers
van de machines die toestemming hebben om navraag te
doen bij uw machine op te slaan (of te wissen). De
opgeslagen faxnummers worden pascodenummers
genoemd. U kunt maximaal 10 wachtwoordnummers
opslaan (van elk maximaal 20 cijfers).
Lijst van nummertoetsen voor wachtwoorden
Hiermee wordt een lijst van de opgeslagen
wachtwoordnummers getoond. De nummer kan worden
geselecteerd om deze te wissen.
Wanneer deze instelling is ingeschakeld, worden
faxen met A4-formaat ook verkleind.
[Buiten het ontvangen beeld] kan niet als
afdrukinstelling voor de ontvangstdatum en -tijd
worden geselecteerd als "Instelling Reductie Auto
Ontvangst" (pagina 6-116) niet is ingeschakeld.
Deze instelling kan alleen worden gebruikt als het
selectievakje [Meer sets printen] wordt geselecteerd
bij "Faxinstellingen" (pagina 6-109).
Instelling aantal toestaan/weigeren
Item Beschrijving
Ontvangst
Weigeren
Weiger ontvangst vanaf het opgeslagen
nummer.
Ontvangst
Toestaan
Sta ontvangst vanaf het opgeslagen
nummer toe.
Alle ongeldig
Zelfs wanneer nummers zijn opgeslagen,
de nummers negeren en ontvangst van
alle nummers toestaan.
Nieuwe
Toevoegen
Sla een nieuw nummer op waarvoor
toestaan of weigeren wordt bepaald
(maximaal 50 nummers).
Voer het nummer in (maximaal 20
tekens) en selecteer de toets [Opslaan].
Registratien
ummer lijst
Er wordt een lijst met opgeslagen
nummers weergegeven.
Op dit scherm kunt u een nummer selecteren
dat uit de lijst moet worden verwijderd.
Als er geen nummers zijn opgeslagen voor
toestaan/weigeren, kan alleen de toets [Nieuwe
toevoegen] worden geselecteerd.
Faxnavraagbeveiliging
NB: deze instellingen zijn niet van toepassing op de
F-code navraaggeheugen functie.
6-118
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
BIJLAGE
Menu Systeeminstellingen (bedieningspaneel)
Totaal AantalKopieën
Systeeminstellingen
Beheerder Wachtwoord
Keuze ToetsenbordKlokaanpassing
Aantal apparatenAantal opdrachten
Lijst Alle Gebruikersinstellingen
Testpagina Printer
Adreslijst Wordt Verzonden
Lade-Instellingen Papiersoortregistratie
Automatische Lade Selectie
Registratie aangepaste grootte (Omloop)
Registratieaanpassing
Extra vaste-kopieerfactorentoevoegen
of veranderen
Maximum aantal kopieën instellen
Standaardinstelling Voor
DeKantlijnverschuiving
Standaardbreedte Van
WisstrookInstellen
Kaart Formaat-Instellingen
Standaardweergave-Instellingen
Standaardselectie adresboek
Instelling Oorspronkelijke Resolutie
Standaard Belichtingsinstellingen
Volg adrestoets invoeren bij
distributie-instel.
Geluid Bij Voltooide Scan
Instelling aantal weergegeven
sleutels naam/onderwerp/inhoud
Instelling aantal getoonde direct
adres-toetsen
Omschakelen weergave-volgorde
uitschakelen
Instelling vasthouden
ontvangenafdrukgegevens
Instelling Extern Ontvangstnummer
Origineel afdrukken op
transactierapport
Detectie Onderscheidend Belsignaal
PBX-instelling
Instelling Afdrukken
Transactierapport
Instelling Afdrukken Activiteitenrapport
ECM
Instelling Afdrukken Datum/Eigen Nr.
Opnieuw oproepen indien bezet
Opnieuw bellen
indiencommunicatiefout
Instelling Verzenden Draaiing
Snel On-Line Verzenden
Paginanummer afdrukkenbij
ontvanger
Aantal oproepen inautomatische
ontvangst
Overschakelen van handmatige
naarautomatische ontvangst
Instelling Duplexontvangst
Instelling aantal toestaan/weigeren
Faxnavraagbeveiliging
Instelling Reductie Auto Ontvangst
Instelling Afdrukstijl
Telefoonnummer voor doorsturen
gegevens instellen
Letter formaat RX verkleintafdrukken
Ontvangstdatum/-tijd afdrukken
Faxuitvoerinstellingen
Kiesmodusinstelling
Afdrukken autoreactiveren
Instelling Onderbrekingstijd
Faxbestemmingbevestigingsmodus
Luidsprekerinstellingen
IPv4-instellingen
IPv6-instellingen
TCP/IP inschakelen
NetWare inschakelen
EtherTalk inschakelen
NetBEUI inschakelen
NIC terugstellen
Pingopdracht
Z/W 600 dpi x 600 dpi
scanmodusvoor documentinvoer
Z/W snel scannen vanaf glasplaat
Aanpassing Kopiebelichting
Uitschakeling handinvoer bij
dubbelz. kopiëren
Uitschakelen van
autopapierselectie
Instelling voor automatischeselectie
van lade met papier
Kleur 600dpi x 600dpi scanmodus
voor documentinvoer
Kleur snel scannen vanaf glasplaat
Opheffen van werk-programma's
uitschakelen
Optimalisatie van harde schijf
Tonerbesparingsmodus Automatisch Uitschakelen
Timer Voor Autom. Uitschakelen
Instelling Voorverwarmfunctie
Overige Instell.
Weergavepatroon instelling
Instelling Oorspronkelijke Status
Overige Instell.
Overige Instell.
Auto Color Calibration
Kleurbijstellingen
Toetsgeluid
Standaard-Instellingen
Displaycontrast
Lijst afdrukken (gebruiker)
Papierlade-Instellingen
Apparaatbeheer
Controle USB-apparaat
Energie Besparen
Bedienings-Instellingen
Kopieer-Instellingen
Netwerkinstellingen
Printerinstellingen
Instell. afbeelding verzenden
Bedienings-Instellingen Overige Instell.
Standaardbreedte Van
WisstrookInstellen
Eigen naam en bestemming instellen
Fax-Standaardinstellingen
Instellingen Fax Verzenden
Instellingen Fax Ontvangen
Lijst met ontvangen/doorgestuurde
gegevens
ActiviteitenrapportBeeld Verzenden
Gebruikersinformatie afdrukken
FabrieksinstellingenHerstellen
Huidige Configuratie Opslaan
Configuratie Herstellen
Faxinstellingen
Lijst afdrukken (beheerder)
USB-geh.scanKleurmodus
SSL-instellingen IPsec-instellingen IEEE802.1X instelling
Beveiligingsinstellingen
Bewaren/oproepen van systeeminstellingen
Instellingen extern account
Instellingen USB-driver
Snelheidinstelling voor afspelen
van animatie
Sharp OSA-instellingen
6-119
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Menu Systeeminstellingen (webpagina)
Totaal AantalKopieën
Systeeminstellingen
Beheerder Wachtwoord
Keuze ToetsenbordKlokaanpassing
Aantal apparatenAantal opdrachten
Lijst Alle Gebruikersinstellingen
Testpagina Printer Adreslijst Wordt Verzonden
Automatische Lade Selectie Lade-Instellingen
Registratie aangepaste grootte (Omloop)
Faxinstellingen I-Faxinstellingen
Standaardinstellingen
PostScript-instellingen
PCL-instellingen
Toetsinstelling aanpassen
Aantal kopieën
Instelling sjabloon aanraaktoetsenbord
Instellingen bediening op afstand
Voorbeeldinstelling
Instelling Detectie Formaat Origineel
Invoermodus origineel
Uitschakelen van origineelinvoer
Stand. originele afmetingsins.
Uitschakelen van duplex
Uitschakelen van verschuiving
Lade-instelling uitschakelen
Optionele papiertoevoer uitschakelen
Uitzetten nieteenheid
Standaard detecteren in
automatische kleurmodus
Instelling Voor Automatische Papierselectie
Uitschakelen van kleurmodus
Aanpassing Kopiebelichting
Standaardinstelling Voor
DeKantlijnverschuiving
Maximum aantal kopieën instellen
Kaart Formaat-Instellingen
Standaardbreedte Van
WisstrookInstellen
Kennisgeving Pagina Niet Afdrukken5
A4/Letter-Formaat Auto Veranderen
Testpagina Niet Afdrukken
Hexadecimale Dump
USB-poort inschakelen
I/O-Time-Out
Omschakeling USB-poortemulatie
Omschakeling Netwerk-Poortemulatie
Netwerkpoort Inschakelen
Afdruk Density Printer
Instellingen handinvoerlade
CMYK belichting aanpassen
Extra vaste-kopieerfactorentoevoegen
of veranderen
Opheffen van werk-programma's
uitschakelen
Instelling voor automatischeselectie
van lade met papier
Uitschakelen van autopapierselectie
Kleur snel scannen vanaf glasplaat
Kleur 600dpi x 600dpi scanmodus
voor documentinvoer
Uitschakeling handinvoer bij
dubbelz. kopiëren
Z/W 600 dpi x 600 dpi
scanmodusvoor documentinvoer
Z/W snel scannen vanaf glasplaat
Toetsgeluid
Mededelingentijd Instellen
Automatisch Wissen Instellen
Toetsgeluid bij beginpunt
Taalinstelling
Instelling Toetsbediening
Uitsch. afdruk viahandinvoer
Uitschakelen van opdrachtprioriteit
Klokinstellingdeactiveren
Weergavepatroon instelling
Instelling scannen adreskaart
Lijndikte
Afdrukken Lege Pagina Uitschakelen
N-op-1 afdrukken
Kleurmodus
2-Zijdige Afdruk
Afdrukstand
Instelling Oorspronkelijke Resolutie
Standaard Papiersoort
Standaard Papierformaat
Uitvoer
Passend maken
Snelbestand
Tonerbesparingsmodus Automatisch Uitschakelen
Timer Voor Autom. Uitschakelen
Instelling Voorverwarmfunctie
Bedienings-Instellingen
Instelling Oorspronkelijke Status
Kopieer-Instellingen
Standaard-Instellingen
Instelling fusing-temperatuur
Interface-Instellingen
Methode Voor Poortomschakeling
Opdrachtwachtrijplaatsing
Standaard-Instellingen
Lijst afdrukken (gebruiker)
Papierlade-Instellingen
Papiersoortregistratie
Faxdata Ontvangen/Doorsturen
Voorwaardeinstellingen
Controle USB-apparaat
Energie Besparen
Bedienings-Instellingen
Apparaatbeheer
Kopieer-Instellingen
Printer-Instellingen
6-120
SYSTEEMINSTELLINGEN
Inhoudsopgave
Instell. afbeelding verzenden
Bedienings-Instellingen Standaard-Instellingen
Standaardselectie adresboek
Standaardweergave-Instellingen
Instellingen in-/uitschakelen
Standaard origineelafbeeldingstype
Standaard Belichtingsinstellingen
Registratie van programma
uitschakelen
Reg. van bestemming
viabedieningspaneel uitschak.
Registratie door middel van
Network Scanner Tool
Registratie van geheugenvak
uitschakelen
Instelling Oorspronkelijke Resolutie
Geluid Bij Voltooide Scan
Volg adrestoets invoeren bij
distributie-instel.
Standaardbreedte Van
WisstrookInstellen
Instelling vasthouden
ontvangenafdrukgegevens
Omschakelen weergave-volgorde
uitschakelen
Instelling aantal getoonde direct
adres-toetsen
Instelling aantal weergegeven sleutels
naam/onderwerp/inhoud
Platte Tekst Afdrukken Instelling
Selecteren
Instelling Van Interval
Ontvangstcontrole
Instel. voor deactiveren van registratie
[Opn. verzenden] uitschakelen in
scan modus
Directe invoer van scanneradres
uitschakelen
Selecteren uit adresboek
uitschakelen
Standaard-Afzenderset
Standaardinstellingen kleurmodus
Instelling OorspronkelijkeBestandsindeling
Afdrukken autoreactiveren
Compressie instel.
Instelling Luidsprekervolume
Instelling van maximum aantal
verzenddata(E-Mail)
Instelling Verzenden Draaiing
Opnieuw oproepen indien bezet
Opnieuw bellen indien communicatiefout
Paginanummer afdrukken bij
ontvanger
I-Fax Ontvanstrapport Aan/Uit
Instelling
Time-Out Aanvraag I-Fax
Ontvangstrapport Instellen
Aantal malen opnieuw zenden bij
ontvangstfout
Instelling Reductie AutoOntvangst
Instelling Duplexontvangst
Adres voor doorsturengegevens instellen
Kiesmodusinstelling
Afdrukken autoreactiveren
Instelling Onderbrekingstijd
Faxbestemmingbevestigingsmodus
Luidsprekerinstellingen
Instelling Verzenden Draaiing
Snel On-Line Verzenden
Paginanummer afdrukken bij ontvanger
Instelling aantal toestaan/weigeren
Fax Navraagbeveiliging
Aantal oproepen in automatische
ontvangst
Overschakelen van handmatige
naarautomatische ontvangst
Instelling Duplexontvangst
Instelling Reductie AutoOntvangst
Instelling Afdrukstijl
Stel het telefoonnummer voor
doorsturen van gegevens in
Letter formaat RX verkleintafdrukken
Ontvangstdatum/-tijd afdrukken
Faxuitvoerinstellingen
Instelling Afdrukken Datum/Eigen
Nummer
Opnieuw oproepen indien bezet
Opnieuw bellen indien
communicatiefout
Instelling Extern Ontvangstnummer
Origineel afdrukken op transactierapport
Detectie OnderscheidendBelsignaal
PBX-instelling
Instelling Afdrukken Transactierapport
Instelling AfdrukkenActiviteitenrapport
ECM
Letter formaat RX verkleint afdrukken
Ontvangstdatum/-tijd afdrukken
Instelling time-out POP3-communicatie
Origineel afdrukken op
transactierapport
Instelling Afdrukken
Transactierapport
Instelling
AfdrukkenActiviteitenrapport
Compressiemodus bij distributie
Instelling van maximum aantal
verzenddata(E-Mail)
Bcc-Instelling
Scanfunctie uitschakelen
Maximumgrootte van gegevensbijlagen
(map FTP/Bureaublad/Netwerk)
PC-I-Fax-verzending uitschakelen
PC-Fax-verzending uitschakelen
Instel. voor deactiveren van
verzending
Eigen naam en bestemming instellen
Scaninstellingen
Standaardadres
Standaard-Instellingen
Instellingen verzenden
Ontvangstinstellingen
Instelling toestaan/weigeren
vanmail of domeinnaam
Standaard-Instellingen
Instellingen verzenden
Ontvangstinstellingen
Lijst met ontvangen/doorgestuurde
gegevens
Lijst Met Webinstellingen
Lijst beheerdersinstellingen
Activiteitenrapport verzenden van
afbeeldingen
Lijst Metagegevenssets
Fabrieksinstellingen Herstellen
Huidige Configuratie Opslaan
Configuratie Herstellen
Instellingen Standaardmodus
Instelling Sorteermethode
Instelling beheerdersauthoriteit
Batch-afdrukinstellingen
Automatisch verwijderen van
bestandsinstellingen
Scaninstellingen
I-Faxinstellingen
Faxinstellingen
Instelling Afdrukken Blokkeren
Lijst afdrukken (beheerder)
Instellingen in-/uitschakelen
Productcode
Bewaren/oproepen van
systeeminstellingen
Snelheidinstelling voor afspelen
van animatie
Sharp OSA-instellingen
7-1
In dit hoofdstuk zijn oplossingen voor mogelijke problemen opgenomen in een vraag- en antwoordindeling. Zoek de vraag die
betrekking heeft op uw probleem en benut het antwoord om het probleem op te lossen. Als u een probleem niet kunt
oplossen met deze handleiding, neem dan contact op met de dealer of dichtstbijzijnde erkende servicevestiging.
Systeeminstellingen of webpagina's
Systeeminstellingen worden zoals hieronder afgebeeld in de kolom "Oplossingen" aangegeven. Soms kan een
probleem worden opgelost door de vermelde systeeminstelling of webpagina's in te schakelen.
Voorbeeld:
Systeeminstellingen (beheerder) > "Instellingen Kopieerfunctie" > "Overige instellingen" > "Kopiëren in ander form." >
Dit is een verkorte schrijfwijze van de procedure voor het selecteren van de instelling. ">" geeft de instellingsvolgorde
aan en geeft de status van de instelling na inschakeling aan. Gebruik deze beschrijvingen als een verkorte
handleiding om u te helpen met het configureren van de instellingen. Als "(alleen webpagina)" wordt vermeld, kan het
beschreven item alleen in de webpagina worden ingesteld, niet op de machine.
VERWIJDEREN VAN VASTGELOPEN
PAPIER
• VERWIJDEREN VAN VASTGELOPEN
PAPIER . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-2
• HOE U VASTGELOPEN PAPIER
VERWIJDERT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-3
VASTGELOPEN NIETJES VERWIJDEREN
• AFWERKINGEENHEID . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-6
KOPIËREN
• PROBLEMEN M.B.T. HET KOPIËREN . . . . . . . 7-8
• PROBLEMEN M.B.T.
KOPIEERRESULTATEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-9
AFDRUKKEN
• PROBLEMEN M.B.T. HET AFDRUKKEN . . . . 7-12
• PROBLEMEN M.B.T.
AFDRUKRESULTATEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-14
• PROBLEMEN M.B.T. ARCHIVEREN. . . . . . . . 7-17
• PROBLEMEN M.B.T.
BESTANDSBEHEER . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-17
FAX
• PROBLEMEN MET BETREKKING TOT
HET VERZENDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-19
• PROBLEMEN MET BETREKKING TOT
ONTVANGST . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-21
• PROBLEMEN MET BETREKKING TOT
TELEFONEREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-22
• PROBLEMEN MET BETREKKING TOT
GELUIDSIGNALEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-22
PROBLEMEN IN VERBAND MET
AFZONDERLIJKE ONE-TOUCH-TOETSEN /
GROEPTOETSEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 7-23
SCANNEN / INTERNETFAX
• PROBLEMEN MET BETREKKING TOT
SCANNEN / INTERNETFAXWERKING. . . . . . 7-24
• PROBLEMEN M.B.T. SCANRESULTATEN. . . 7-27
PROBLEMEN IN VERBAND MET
AFZONDERLIJKE ONE-TOUCH-TOETSEN /
GROEPTOETSEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . 7-29
ALGEMENE PROBLEMEN
• PROBLEMEN M.B.T. DE BEDIENING
VAN DE MACHINE. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-31
• PROBLEMEN M.B.T. PAPIERTOEVOER
EN -UITVOER . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-33
• PROBLEMEN M.B.T.
KWALITEIT/AFDRUKRESULTATEN . . . . . . . . 7-34
• PROBLEMEN M.B.T.
RANDAPPARATUUR. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-36
• OVERIGE PROBLEMEN . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-38
HOOFDSTUK 7
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
7-2
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
In dit gedeelte wordt uitgelegd wat te doen als het papier vastgelopen is in het apparaat.
VERWIJDEREN VAN VASTGELOPEN PAPIER
Als het papier vastloopt, verschijnt het bericht "Er is een foutieve papierinvoer opgetreden" op het display en stopt het
afdrukken en scannen. Selecteer in dit geval de [Informatie] toets op het display. Als u deze toets selecteert, wordt
uitgelegd hoe u het vastgelopen papier verwijdert. Volg deze instructies. Als het vastgelopen papier is verwijderd,
verdwijnt de melding automatisch.
De waarschijnlijke locaties van het vastgelopen papier wordt aangegeven door knipperende tekens zoals hieronder.
VERWIJDEREN VAN VASTGELOPEN
PAPIER
Let op
De fuseereenheid is heet. Zorg dat u geen brandwonden oploopt
als u probeert vastgelopen papier te verwijderen.
Wanneer u vastgelopen papier verwijdert, moet u zorgen de transportband niet
aan te raken of te beschadigen.
Trek het papier er voorzichtig uit zonder het te scheuren.
Het kan zijn dat het papier in de machine is vastgelopen. Controleer dit voorzichtig
en verwijder het vastgelopen papier.
Als het papier scheurt, zorg dan dat alle stukjes uit de machine worden verwijderd.
Zolang de melding verschijnt, kan het afdrukken en scannen niet worden vervolgd.
Als de melding niet verdwijnt wanneer het vastgelopen papier is uitgenomen, kan dit om onderstaande redenen zijn.
Controleer dit nogmaals.
- Het vastgelopen papier is niet goed verwijderd.
- Er zit een afgescheurd stuk papier vast in de machine.
- Een klep of eenheid die is geopend of verschoven om het vastgelopen papier te verwijderen, is niet in zijn
oorspronkelijke positie teruggeplaatst.
Transportband
Fuser
locatie vastgelopen papier
7-3
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
HOE U VASTGELOPEN PAPIER VERWIJDERT
Indien u meer informatie nodig hebt bij het lezen van de instructies op het display, zie dan de onderstaande illustraties
van vastgelopen papier. Kijk eerst naar onderstaande illustratie en ga dan naar de illustratie (1 tot 14) die past bij uw
situatie.
(1): pagina 7-3, (2)-(8): pagina 7-4, (9)-(10): pagina 7-5
(1) Papierstoring origineel
Open de klep van documentinvoer
en verwijder de papieraanvoerrol.
Gaat het verwijderen van
vastgelopen papier moeilijk, neem
dan de papieraanvoerrol uit. Zie
"Neem de papieraanvoerrol uit."
voor het uitnemen van de
aanvoerrol.
Trek de origineelinvoerlade
uit en verwijder het
vastgelopen papier.
Open de automatische
origineelinvoer. Draai de
transportrol in de richting van
de pijl en verwijder het
origineel.
Neem de papieraanvoerrol uit.
Til de knop op die de schacht
van de rol inklemt.
Trek de ontgrendelingshendel
omlaag.
Verwijder de schacht door de
klep van de rol omhoog te
draaien en de schacht uit te
nemen.
Als u vastgelopen papier verwijdert of een klep, lade of afwerkingeenheid sluit, pas dan op dat uw vingers niet klem komen te
zitten.
(1) (2) (10)
(5) (9)
(3)
(4)
(6)
(6), (7)
Na het vastgelopen papier te hebben verwijderd opent
en sluit u de automatische documentinvoereenheid (of
het documentdeksel of de invoerlade) zodat de
foutmelding van het display verdwijnt.
Papieraan-
voerrol
Als de klep van de rol niet recht omhoog wijst
wanneer de schacht wordt uitgenomen, kan een
storing optreden.
Trek het vastgelopen papier er voorzichtig uit
zonder het te scheuren.
7-4
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
(2) Papierstoring in het uitvoergedeelte
Verwijder het vastgelopen
papier.
(3) Papierstoring in de fuseereenheid
Wanneer een papierstoring
optreedt in de fuseereenheid
drukt u op het groene deel,
opent u de fuseereenheid en
verwijdert u het papier.
(4) Papier vastgelopen in het
transportgedeelte
Draai aan de knop en
verwijder het vastgelopen
papier.
(5) Papier vastgelopen in de
omkeerinrichting
Open de rechter zijklep,
open de papiertransportklep
en verwijder het papier.
Als het vastgelopen papier niet
op deze plek zit, pak dan de
handgreep op de secundaire
transportroleenheid, open de
eenheid langzaam en
verwijder het papier.
(6) Papierstoring in de handinvoerlade
Verwijder het vastgelopen
papier.
(7) Papierstoring in lade 1 (zijkant)
Open de rechter zijklep en
verwijder het vastgelopen
papier.
(8)
Papierstoring in lade 2 tot lade 4 (aan de zijkant)
Het papier kan in het
apparaat zijn vastgelopen.
Controleer dit behoedzaam
en verwijder het.
Let op
De fuser wordt heet. Zorg dat u zich niet
verbrandt. (Raak metalen onderdelen niet
aan.)
Als de fuseereenheid in uw richting omlaag
wordt gekanteld, komen er in het midden
projecties uit. Raak deze projecties niet
aan. Deze kunnen u blesseren of een
storing aan de machine veroorzaken.
Er kan ongefuseerde toner zijn achtergebleven op het
papier dat u hebt verwijderd. Let op dat u uw handen
en kleding niet vuil maakt.
Open de papieromkeereenheid langzaam en voorzichtig.
Door dit gedeelte open te forceren, kan de secundaire
transportroleenheid los raken, wat tot storingen leidt.
7-5
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
(9) Papier vastgelopen in lade 1 tot 4
(zijkant)
Wanneer een vel papier
vastdraait op de rol,
verwijdert u de lade en haalt
u het vastgelopen papier uit
het apparaat.
(10) Papier vastgelopen in de
afwerkeenheid
Open de voorplaat.
Druk de hendel naar links en
schuif de afwerkingeenheid
naar links totdat deze niet
meer verdergaat.
Verwijder het vastgelopen
papier.
Draai de draaiknop van de
rollen in de richting van de
pijl om het vastgelopen
papier te verwijderen.
Verzeker u ervan dat er geen
vastgelopen papier in de
machine aanwezig is.
Open voordat u een lade uittrekt de rechterklep en
controleer of er papier is vastgelopen. Als een lade
wordt open getrokken bij een papierstoring, scheurt
het papier en kan er een stukje papier in het apparaat
blijven zitten, wat er moeilijk uit te halen is. Volg de
procedure onder (7) Papierstoring in lade 1 (zijkant) of
(8) Papierstoring in lade 2 tot lade 4 (aan de zijkant)
voor het openen van de rechterklep en het controleren
op vastgelopen papier.
7-6
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
Volg de onderstaande procedure om vastgelopen nietjes te verwijderen.
AFWERKINGEENHEID
VASTGELOPEN NIETJES
VERWIJDEREN
Let op
Pas op dat u zich niet verwondt aan een verbogen nietje.
1
Open de klep.
2
Druk de hendel naar links en schuif de
afwerkingeenheid naar links totdat deze
niet meer verdergaat.
Schuif de afwerkingeenheid tot tegen de aanslag.
3
Draai de ontgrendelhendel van het
nietjesmagazijn omlaag en verwijder het
nietjesmagazijn.
Trek het nietjesmagazijn aan de rechterzijde uit.
4
Duw de hendel aan de voorzijde van het
nietjesmagazijn omhoog en verwijder
het vastgelopen nietje.
Verwijder het voorste nietje als dit verbogen is. Als er verbogen
nietjes achterblijven, zal het apparaat opnieuw vastlopen.
7-7
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
5
Duw de hendel aan de voorzijde van het
nietjesmagazijn omlaag.
6
Plaats het nietjesmagazijn terug.
Duw het nietjesmagazijn naar binnen totdat dit vastklikt.
7
Schuif de afwerkingeenheid terug naar
rechts.
Schuif de afwerkingeenheid terug naar rechts totdat deze op
zijn oorspronkelijke plaats vastklikt.
8
Sluit de klep.
7-8
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
PROBLEMEN M.B.T. HET KOPIËREN
KOPIËREN
PROBLEMEN M.B.T. HET KOPIËREN
• Er wordt niet gekopieerd. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-8
• Automatische selectie van de kleurfunctie vindt niet plaats.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-8
• Dubbelzijdig kopiëren vindt niet plaats.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-9
• Het papierformaat van een lade kan niet worden ingesteld.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-9
PROBLEMEN M.B.T. KOPIEERRESULTATEN
• De afdruk is te licht of te donker. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-9
• Kleuren zijn verkeerd. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-9
• De kleurtinten zijn verkeerd. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-10
• Deel van de afbeelding wordt afgesneden.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-10
• Kopie komt er blanco uit. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-10
Als u het onderwerp waar u naar op zoek bent niet kunt vinden in bovenstaande inhoudsopgave, zie "ALGEMENE
PROBLEMEN" (pagina 7-30).
Bent u niet in staat een probleem op te lossen met behulp van de oplossingen in deze handleiding, zet de machine
dan uit met behulp van de [AAN] knop ( ) en de hoofdschakelaar. Wacht tenminste 10 seconden en druk dan de
hoofdschakelaar en de [AAN] ( ) knop weer in.
Let op:
Als de LIJN-indicator brandt of de DATA-indicator brandt of knippert, mag u de hoofdschakelaar niet
uitschakelen of het netsnoer niet uit het stopcontact halen. Dit zou de harde schijf kunnen beschadigen of
kunnen zorgen voor verlies van opgeslagen of ontvangen data.
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
Er wordt niet
gekopieerd.
Zijn er functies die door de beheerder
gedeactiveerd zijn?
Als de gebruikersauthenticatie ingeschakeld is, is het
mogelijk dat u niet alle functies mag gebruiken. Dat
wordt bepaald in uw gebruikersinstellingen. Controleer
bij uw systeembeheerder.
Automatische selectie
van de kleurfunctie
vindt niet plaats.
Gebruikt een van de volgende soorten
originelen?
Zwart/wit niet geselecteerd
Staan er kleuren op het papier/is het
papier gekleurd?
Kleur niet geselecteerd
De kleur in het origineel is erg licht.
De kleur in het origineel is erg donker,
bijna zwart.
Is slechts een heel klein gedeelte van
het origineel gekleurd?
Als de kleur is ingesteld op "Auto" ziet de machine zelf
of het origineel zwart/wit is of gekleurd als de
[KLEUREN START] knop wordt ingedrukt. Gebruikt u
echter een origineel zoals hier links dan geeft
automatische detectie mogelijk niet het juiste resultaat.
In dit geval dient u de kleurinstelling handmatig aan te
geven.
7-9
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
PROBLEMEN M.B.T. KOPIEERRESULTATEN
Dubbelzijdig kopiëren
vindt niet plaats.
Geeft de papiersoortinstelling van de
geselecteerde lade een papiersoort aan
dat niet kan worden gebruikt voor
dubbelzijdig kopiëren?
Controleer "Lade-Instellingen" in de
systeeminstellingen. Indien het [Duplex Uitschakelen]
vakje is aangevinkt kan er bij die lade niet
dubbelzijdig worden gekopieerd. Verander de
papiersoortinstelling in een soort dat wel voor
dubbelzijdig kopiëren kan worden gebruikt.
Systeeminstellingen > "Papierlade-Instellingen" >
"Lade-Instellingen" > "Wijzigen"
Gebruikt u een speciaal formaat of een
speciaal soort papier?
Voor de soorten en formaten papier die bij 2-zijdig
kopiëren kunnen worden gebruikt, verwijzen we naar
"SPECIFICATIES" in de Onderhouds- en
veiligheidshandleiding.
Gebruikt u instellingen waarbij
dubbelzijdig kopiëren niet mogelijk is?
Dubbelzijdig kopiëren kan doorgaans wel worden
gecombineerd met andere speciale instellingen, maar
sommige combinaties zijn niet mogelijk. Indien u een
combinatie hebt geselecteerd die niet mogelijk is volgt
er een melding op het display.
Zijn er functies die door de beheerder
gedeactiveerd zijn?
Sommige functies kunnen gedeactiveerd zijn in de
systeeminstellingen (systeembeheerder). Controleer bij
uw systeembeheerder.
Als de gebruikersauthenticatie ingeschakeld is, is het
mogelijk dat u niet alle functies mag gebruiken. Dat
wordt bepaald in uw gebruikersinstellingen. Controleer
bij uw systeembeheerder.
Het papierformaat van
een lade kan niet
worden ingesteld.
Zijn er functies die door de beheerder
gedeactiveerd zijn?
Sommige functies kunnen gedeactiveerd zijn in de
systeeminstellingen (systeembeheerder). Controleer bij
uw systeembeheerder.
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
De afdruk is te licht of
te donker.
Is de afbeelding is te licht of te donker? Selecteer de correcte belichtingsinstelling voor het te
kopiëren origineel en pas het belichtingsniveau
handmatig aan.
Als u voor de belichtingsinstelling van
de kopie een andere soort origineel hebt
gekozen dan "Automatisch", is de
gekozen soort origineel dan geschikt
voor het origineel?
Selecteer het type origineel dat overeenkomt met uw
origineel. Als het verkeerde type wordt geselecteerd,
kan de afbeelding niet naar behoren worden aangepast.
Kleuren zijn verkeerd. Heeft u "Registratieaanpassing"
uitgevoerd?
Vraag uw systeembeheerder om
"Registratieaanpassing" uit te voeren.
Als de kleuren op de afdruk van een kleurenafdruktaak
zijn verschoven, kunt u met "Registratieaanpassing" de
afdrukpositie van elke kleur aanpassen.
Systeeminstellingen (beheerder) > "Apparaatbeheer"
> "Registratieaanpassing"
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
7-10
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
De kleurtinten zijn
verkeerd.
Heeft u "Auto Color Calibration"
uitgevoerd?
Als de kleuren niet juist zijn weergegeven voer dan de
"Auto Color Calibration" uit nadat bovengenoemde
registratieaanpassing is voltooid.
"Auto Color Calibration" corrigeert kleurtonen
automatisch aan de hand van een testpatroon dat u in
de machine hebt gescand.
Systeeminstellingen (Systeembeheerder) >
"Instellingen Kopieerfunctie" > "Kleurbijstellingen" >
"Auto Color Calibration"
Deel van de afbeelding
wordt afgesneden.
Staat de juiste verhouding ingesteld tussen het
formaat van het origineel en het papierformaat?
Selecteer de juiste verhoudinginstelling.
Gebruikt u een normaal inch-formaat
(AB)?
Als u een origineel van een inch-formaat (AB) kopieert,
moet u het origineelformaat handmatig specificeren.
Staat het juiste formaat originelen
ingesteld?
Selecteer de toets [Origineel] en selecteer het juiste
formaat.
Kopie komt er blanco
uit.
Is het origineel op de juiste manier
geplaatst met de afdrukzijde boven of
beneden?
Op de glasplaat moet het origineel met de afdrukzijde
naar beneden worden geplaatst. Het origineel moet met
de afdrukzijde naar beneden worden geplaatst wanneer
u de automatische origineelinvoer gebruikt.
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
7-11
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
AFDRUKKEN
PROBLEMEN M.B.T. HET AFDRUKKEN
• Er wordt niet geprint.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-12
• Er wordt geen kleurenprint gemaakt. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-13
• Dubbelzijdig printen vindt niet plaats. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-13
• Het lukt niet om een bestand uit een gedeelde map op de computer direct af te drukken. . . . . . . . .7-14
• Een lade, afwerkingeenheid of andere randapparatuur van het apparaat kan niet worden gebruikt. .7-14
PROBLEMEN M.B.T. AFDRUKRESULTATEN
• De afdruk is korrelig.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-14
• De afdruk is te licht of te donker. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-14
• Kleuren zijn verkeerd. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-15
• Tekst en lijnen zijn vaag en moeilijk te lezen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-15
• Deel van de afbeelding wordt afgesneden.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-15
• De afbeelding wordt 180 graden gedraaid afgedrukt . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-15
• Er worden veel nonsenskarakters afgedrukt. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-16
PROBLEMEN M.B.T. ARCHIVEREN
• Er wordt niet vastgehouden. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-17
• Gearchiveerde gegevens kunt u niet afdrukken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-17
PROBLEMEN M.B.T. BESTANDSBEHEER
• Een opgeslagen bestand is verdwenen.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-17
• Een bestand kan niet worden gewist. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-17
• Een vertrouwelijk bestand of een vertrouwelijke map gaat niet open. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-17
• Een bestandsnaam kan niet worden opgeslagen of veranderd.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-17
Als u het onderwerp waar u naar op zoek bent niet kunt vinden in bovenstaande inhoudsopgave, zie "ALGEMENE
PROBLEMEN" (pagina 7-30).
Bent u niet in staat een probleem op te lossen met behulp van de oplossingen in deze handleiding, zet de machine
dan uit met behulp van de [AAN] knop ( ) en de hoofdschakelaar. Wacht tenminste 10 seconden en druk dan de
hoofdschakelaar en de [AAN] ( ) knop weer in.
Let op:
Als de LIJN-indicator brandt of de DATA-indicator brandt of knippert, mag u de hoofdschakelaar niet
uitschakelen of het netsnoer niet uit het stopcontact halen. Dit zou de harde schijf kunnen beschadigen of
kunnen zorgen voor verlies van opgeslagen of ontvangen data.
7-12
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
PROBLEMEN M.B.T. HET AFDRUKKEN
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
Er wordt niet geprint. Is uw computer juist aangesloten op het
apparaat?
Controleer of de kabel stevig is aangesloten op de
LAN-aansluiting of de USB-aansluiting op uw computer
en het apparaat.
Als uw computer deel uitmaakt van een netwerk
controleer dan ook de verbinding met de hub.
1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT"
ZIJDE
EN ACHTER
"
(pagina 1-6)
Staat het apparaat geregistreerd op
hetzelfde netwerk (LAN, etc) als uw
computer?
Het apparaat moet met hetzelfde netwerk verbonden
zijn als uw computer.
Als u niet weet op welk netwerk het apparaat is
aangesloten, vraag dit dan na bij de systeembeheerder.
Staat het juiste IP-adres geselecteerd?
(Windows)
Als het apparaat geen permanent IP-adres heeft (het
apparaat ontvangt een IP-adres van een DHCP-server)
kan er niet worden geprint als het IP-adres verandert.
Selecteer om het IP-adres van het apparaat te
controleren de "Lijst Alle Gebruikersinstellingen" in de
systeeminstellingen af. Als het IP-adres is veranderd,
pas dan de poortinstelling in de printerdriver aan.
Systeeminstellingen > "Lijst afdrukken (gebruiker)" >
"Lijst Alle Gebruikersinstellingen"
Handleiding software-installatie
Indien het IP-adres regelmatig verandert verdient het
aanbeveling om een permanent IP-adres aan het
apparaat toe te wijzen.
Systeeminstellingen (Systeembeheerder) >
"Netwerk-instellingen"
Gebruikt u een printerpoort die werd
aangemaakt met
standaard-TCP/IP-poort?
(Windows 2000/XP/Server 2003/Vista/
Server 2008)
Wanneer een poort werd gebruikt die werd aangemaakt
met standaard-TCP/IP-poort in Windows en het
aankruisvakje [SNMP-status ingeschakeld] is , is het
mogelijk dat u niet correct kunt afdrukken. Wijzig het
aankruisvakje [SNMP-status ingeschakeld] in .
Handleiding software-installatie
Is "Verbind via" ingesteld op [Ethernet]
voor AppleTalk?
(Mac OS 9.0-9.2.2)
Open [AppleTalk] vanuit [Regelpanelen] en zorg dat [Ethernet]
geselecteerd staat in het "Verbind via" menu. Printen is niet
mogelijk als [Ethernet] niet geselecteerd staat.
Verkeert uw computer in een onstabiele
staat?
Soms is printen niet mogelijk als u meerdere applicaties
tegelijk open hebt of als u onvoldoende geheugen of
ruimte op uw harde schijf hebt. Start uw computer
opnieuw op.
Is het apparaat correct gespecificeerd in
de software-applicatie die u voor het
printen gebruikt?
Zorg dat de printerdriver van het apparaat geselecteerd
staat in het Print scherm van de applicatie.
Indien de printerdriver niet in de lijst van beschikbare
printerdrivers staat, kan het zijn dat deze niet correct is
geïnstalleerd. Verwijder de printerdriver en installeer
hem opnieuw.
Handleiding software-installatie
Werken de apparaten die zorgen voor
de netwerkverbinding naar behoren?
Controleer of de routers en andere netwerkapparatuur
naar behoren functioneren. Als een apparaat niet is
ingeschakeld of een foutmelding geeft, zie dan de
handleiding van het apparaat om het probleem te
herstellen.
7-13
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
Er wordt niet geprint. Is de I/O timeout instelling te kort?
Indien de I/O timeout instelling te kort is kunnen er zich
fouten voordoen bij het wegschrijven naar de printer.
Vraag de systeembeheerder van het apparaat om de
correctie tijd in te stellen bij "I/O-Time-Out".
Systeeminstellingen (beheerder) (alleen webpagina)
> "Printerinstellingen" > "Interface-Instellingen" >
"I/O-Time-Out"
Is er een Kennisgeving Pagina
afgedrukt?
Een Kennisgevings Pagina wordt afgedrukt om de oorzaak
van het probleem aan te geven als een printopdracht niet
zoals aangegeven kan worden uitgevoerd en de oorzaak niet
in de display wordt weergegeven. Lees de uitgeprinte pagina
en voer de relevante stappen uit.
Een Kennisgevings Pagina kan bijvoorbeeld worden
afgedrukt in de volgende situaties.
Een printopdracht is te groot voor het geheugen.
Er is een functie opgegeven die door de
systeembeheerder niet wordt toegestaan.
De fabrieksinstellingen voor de Kennisgevings Pagina's
zijn uitgeschakeld.
Zijn er functies die door de beheerder
gedeactiveerd zijn?
Als de gebruikersauthenticatie ingeschakeld is, is het
mogelijk dat u niet alle functies mag gebruiken. Dat
wordt bepaald in uw gebruikersinstellingen. Controleer
bij uw systeembeheerder.
Er wordt geen
kleurenprint gemaakt.
Staat de kleureninstelling op "Kleur"? Selecteer "Automatisch" of "Kleur" als kleurmodus.
De kleurinstelling is nu geconfigureerd.
Windows:
In de [Kleur] tab van de printerdriver.
Macintosh:
In het menu [Kleur] van het printvenster.
In Windows kan [Zwart/wit-afdruk] ook worden geselecteerd in de
[Algemeen] tab van de printerdriver. Als u een kleurenafdruk wilt
maken, zorg er dan voor dan het [Zwart/wit-afdruk] hokje in de
[Algemeen] tab niet geselecteerd staat .
Zijn er functies die door de beheerder
gedeactiveerd zijn?
Als de gebruikersauthenticatie ingeschakeld is, is het
mogelijk dat u niet alle functies mag gebruiken. Dat
wordt bepaald in uw gebruikersinstellingen. Controleer
bij uw systeembeheerder.
Dubbelzijdig printen
vindt niet plaats.
Geeft de papiersoortinstelling van de
geselecteerde papierlade een
papiersoort aan dat niet kan worden
gebruikt voor dubbelzijdig printen?
Controleer "Lade-Instellingen" in de
systeeminstellingen.
Indien het [Duplex Uitschakelen] hokje is geselecteerd
kan er bij die lade niet dubbelzijdig worden gekopieerd.
Verander de papiersoortinstelling in een soort dat wel voor
dubbelzijdig kopiëren kan worden gebruikt.
Systeeminstellingen > "Papierlade-Instellingen" >
"Lade-Instellingen" > "Wijzigen"
Gebruikt u een speciaal formaat of een
speciaal soort papier?
Voor de soorten en formaten papier die bij 2-zijdig
afdrukken kunnen worden gebruikt, verwijzen we naar
"SPECIFICATIES" in de Veiligheidshandleiding.
Zijn er functies die door de beheerder
gedeactiveerd zijn?
Sommige functies kunnen gedeactiveerd zijn in de
systeeminstellingen (systeembeheerder). Controleer bij
uw systeembeheerder.
Als de gebruikersauthenticatie ingeschakeld is, is het mogelijk
dat u niet alle functies mag gebruiken. Dat wordt bepaald in uw
gebruikersinstellingen. Controleer bij uw systeembeheerder.
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
7-14
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
PROBLEMEN M.B.T. AFDRUKRESULTATEN
Het lukt niet om een
bestand uit een
gedeelde map op de
computer direct af te
drukken.
Is "IPsec-instellingen" ingeschakeld op
de machine?
Wanneer "IPsec-instellingen" is ingeschakeld in de
systeeminstellingen (beheerder), is rechtstreeks
afdrukken van een bestand uit een gedeelde map niet
mogelijk in sommige computeromgevingen.
Raadpleeg uw beheerder voor informatie over
"IPsec-instellingen".
Systeeminstellingen (Systeembeheerder) >
"Beveiligingsinstellingen" > "IPsec-instellingen"
Een lade,
afwerkingeenheid of
andere
randapparatuur van
het apparaat kan niet
worden gebruikt.
Is de randapparatuur van het apparaat
geconfigureerd in de printerdriver?
Open de printerkenmerken en klik op de [Automatische
configuratie] knop in de [Configuratie] tab. (Windows)
Als automatisch configuratie niet uitgevoerd kan
worden, raadpleeg dan de Handleiding
software-installatie.
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
De afdruk is korrelig. Zijn de printerdriversinstellingen juist
voor deze printopdracht?
Bij het selecteren van afdrukinstellingen, kunt u de
afdrukmodus instellen op [Normaal], [Hoge kwaliteit] of
[Fijn]. Als u een zeer scherpe afdruk wenst, selecteer
dan [Fijn]. (De modus [Fijn] kan bij gebruik van de
PCL5c-printerdriver niet worden geselecteerd.)
Windows:
De resolutie-instelling wordt geselecteerd in de
[Geavanceerd] tab van het kenmerkenscherm van de
printerdriver.
Macintosh:
Selecteer de resolutie in het menu [Geavanceerd] van
het printerscherm. (In Mac OS v10.5, selecteer de
resolutie in het menu [Kleur] op het printvenster.)
Hebt u de juiste kleurinstellingen voor
de afdrukopdracht geselecteerd?
Selecteer de vereiste kleurinstellingen voor de afdruktaak.
Windows:
Selecteer het juiste documenttype bij [Afbeeldingtype]
op het tabblad [Kleur] van de printerdriver.
Geavanceerde kleurinstellingen selecteert u met de
knop [Geavanceerde kleur]*.
Macintosh:
Selecteer het juiste documenttype bij [Afbeeldingtype]
in het menu [Kleur] van de printerdriver. Geavanceerde
kleurinstellingen selecteert u met de knop
[Geavanceerde kleur]*. (In Mac OS X v10.5 tot 10.5.1,
op het tabblad [Geavanceerde kleur]*).
* Bij het aanpassen van gedetailleerde instellingen voor
kleurbeheer zoals "Uitvoerprofiel", selecteert u
"Aangepast" uit "Afbeeldingstype" en dan de
gewenste instelling uit "Geavanceerde kleur".
De afdruk is te licht of
te donker.
Behoeft de afdruk (vooral in geval van
een foto) correctie?
(Windows)
Helderheid en contrast kunnen worden aangepast door
[Kleurafstelling] in de [Kleur] tab van de printerdriver.
Deze instellingen kunnen worden gebruikt voor
eenvoudige correcties wanneer er geen
beeldbewerkingssoftware op uw computer is
geïnstalleerd.
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
7-15
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
Kleuren zijn verkeerd. Heeft u "Registratieaanpassing"
uitgevoerd?
Vraag uw systeembeheerder om
"Registratieaanpassing" uit te voeren.
Als de kleuren op de afdruk van een kleurenafdruktaak
zijn verschoven, kunt u met "Registratieaanpassing" de
afdrukpositie van elke kleur aanpassen.
Systeeminstellingen (beheerder) > "Apparaatbeheer"
> "Registratieaanpassing"
Als de kleuren niet juist zijn weergegeven voer dan de
"Auto Color Calibration" uit. (Zijn de kleuren na het
kalibreren nog steeds niet goed, dan kan nogmaals
kalibreren het resultaat verbeteren.)
Systeeminstellingen (Systeembeheerder) >
"Printerinstellingen" > "Auto Color Calibration"
Tekst en lijnen zijn
vaag en moeilijk te
lezen.
Zijn de kleurendata in zwart/wit
afgedrukt?
(Windows)
Als gekleurde tekst en lijnen in zwart/wit worden
afgedrukt worden ze vaag en moeilijk te lezen. Om
gekleurde tekst of lijnen (vakken) die vaag zijn in zwart
om te zetten selecteert u [Tekst naar zwart] of [Vector
naar zwart] in de [Kleur] tab van de printerdriver.
(Rastergegevens zoals bitmapafbeeldingen kunnen niet
worden aangepast.)
Deel van de afbeelding
wordt afgesneden.
Komt het papierformaat zoals dat is
opgegeven bij de printopdracht overeen
met het papier in de lade?
Zorg dat het ingestelde papierformaat overeenkomt met
het formaat van het papier in de lade.
U selecteert het papierformaat als volgt:
Windows:
Op de [Papier] tab van de printerdriver.
Controleer indien [Aanpassen aan pagina] is
geselecteerd het papier in de lade en het ingestelde
papierformaat.
Macintosh:
In het [Pagina-instelling] menu.
Is de afdrukstand (staand of liggend)
correct?
Pas de afdrukstand aan de afbeelding aan.
U selecteert de afdrukstand als volgt:
Windows: Op de [Algemeen] tab van de printerdriver.
Macintosh: In het [Pagina-instelling] menu.
Staan de marges correct ingesteld in de
opmaakinstellingen van de applicatie?
Als de marge van de afbeelding buiten het afdrukbare
gebied van het apparaat komt zal deze wegvallen.
Selecteer het juiste papierformaat en de juiste marges
in de opmaakinstellingen van de applicatie.
De afbeelding wordt
180 graden gedraaid
afgedrukt
Gebruikt u een papiersoort (tabpapier,
geperforeerd papier etc.) dat alleen in
een vaste richting kan worden
ingeladen?
Als de grootte van de afbeelding en het papierformaat
gelijk zijn maar de printrichting verschilt, wordt de
printrichting van de afbeelding automatisch geroteerd
om aan het papier aangepast te worden. Als het papier
echter alleen in een vaste richting kan worden
ingevoerd kan dit tot gevolg hebben dat de afbeelding
180 graden gedraaid wordt afgedrukt. In dit geval moet
u de afbeelding 180 graden keren voor het afdrukken.
U selecteert de 180 graden rotatie-instelling als volgt:
Windows:
Op de [Algemeen] tab van de printerdriver.
Macintosh (OS X v10.3.9 tot 10.5.1):
In het [Pagina-instelling] menu. (Alleen bij liggende
afdrukstand.)
(In Mac OS 9.0 tot 9.2.2, in het [PostScript-opties]
menu van het [Pagina-instelling] menu.)
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
7-16
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
De afbeelding wordt
180 graden gedraaid
afgedrukt
Is de juiste inbindpositie geselecteerd
voor dubbelzijdig printen?
Als u dubbelzijdige afdrukken maakt wordt elke tweede
pagina 180 graden gedraaid afgedrukt als schrijfblok is
geselecteerd als inbindoptie. Zorg dat u de juiste
inbindoptie hebt ingesteld.
U selecteert de inbindoptie als volgt:
Windows:
Op de [Algemeen] tab van de printerdriver.
Macintosh:
In het [Lay-out] menu van het printerscherm. (In Mac
OS 9.0 tot 9.2.2, in [Uitvoer/Documenttype].)
Er worden veel
nonsenskarakters
afgedrukt.
Verkeert uw computer of het apparaat in
een onstabiele staat?
Indien er nog maar weinig ruimte is in uw geheugen of
op de harde schijf van uw computer, of als er veel
opdrachten zijn ingegeven en het apparaat nog maar
weinig geheugen vrij heeft, kan het zijn dat de
afgedrukte tekst veel nonsenskarakters bevat. In dit
geval annuleert u de printopdracht, start u uw computer
en het apparaat opnieuw op, en probeert u het
document opnieuw te printen.
Om het afdrukken te annuleren
Windows:
Dubbelklik op het printericoontje rechts onderin de
taakbalk en klik op "Alle documenten annuleren"
(Printertaken verwijderen) in het [Printer] menu.
Macintosh:
Dubbelklik op de naam van het apparaat in de
printerlijst, selecteer de printopdracht die u wilt
annuleren en wis deze. (In Mac OS 9.0 tot 9.2.2,
dubbelklik op het printericoontje op uw bureaublad,
selecteer de printopdracht die u wilt annuleren en wis
deze.)
Op het apparaat:
Druk op de [OPDRACHT STATUS] knop op het
bedieningspaneel, selecteer de [Afdrukopdr.] knop
om van scherm te veranderen, selecteer de knop van
de printopdracht die u wilt wissen en selecteer de
[Stop/Wis] knop. Er verschijnt een melding om de
annulering te bevestigen. Selecteer [Ja].
Als het apparaat na de herstart nog steeds
nonsenskarakters afdrukt vraag dan uw
systeembeheerser om de timeoutinstelling
"I/O-Time-Out" in de systeeminstellingen aan te passen
(systeembeheerder).
Systeeminstellingen (beheerder) (alleen webpagina)
> "Printerinstellingen" > "Interface-Instellingen" >
"I/O-Time-Out"
Indien na bovengenoemde maatregelen nog steeds
nonsenskarakters worden afgedrukt, verwijder dan de
printerdriver en installeer deze opnieuw.
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
7-17
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
PROBLEMEN M.B.T. ARCHIVEREN
PROBLEMEN M.B.T. BESTANDSBEHEER
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
Er wordt niet
vastgehouden.
Heeft u de vasthoudinstellingen in de
printerdriver geselecteerd?
In afdrukmodus schakelt u vasthouden in op het tabblad
[Taakverwerking] van de printerdriver.
Gearchiveerde
gegevens kunt u niet
afdrukken.
Zijn er functies die door de beheerder
gedeactiveerd zijn?
Sommige functies kunnen gedeactiveerd zijn in de
systeeminstellingen (systeembeheerder). Controleer bij
uw systeembeheerder.
Als de gebruikersauthenticatie ingeschakeld is, is het
mogelijk dat u niet alle functies mag gebruiken. Dat
wordt bepaald in uw gebruikersinstellingen. Controleer
bij uw systeembeheerder.
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
Een opgeslagen
bestand is verdwenen.
Hebt u de toets [Gegevens afdrk. en
verwijderen] geselecteerd om een
opgeslagen bestand af te drukken?
Een bestand dat is afgedrukt met behulp van de toets
[Gegevens afdrk. en verwijderen] wordt automatisch
gewist na het printen. Om een bestand af te drukken
zonder het te wissen, drukt u op de toets [Gegevens
afdrukken en opslaan].
Deze bestandseigenschap kan op "Beschermen"
worden ingesteld, zodat het bestand niet zomaar kan
worden gewist.
Klik op "Documenthandelingen" (alleen webpagina), en
klik dan op een bestandsnaam.
"Eigenschap" > "Bestandseigenschap"
Is automatisch verwijderen van
vasthoudbestanden ingeschakeld?
Wanneer "Automatisch verwijderen van
bestandinstelling" ingeschakeld is in de
systeeminstellingen (beheerder), worden de bestanden
in de opgegeven mappen regelmatig verwijderd. (Zelfs
wanneer het een bestand met de eigenschap
"Vertrouwelijk" of "Beveiligen" betreft, kan het bestand
gewist worden.) Mocht een bestand dat u nodig hebt
gewist zijn, neem dan contact op met de beheerder van
de machine.
Systeeminstellingen (beheerder) (alleen webpagina)
> "Instelling Afdrukken Blokkeren" > "Autom
verwijderen van bestandsinstelling
Een bestand kan niet
worden gewist.
Staat de eigenschappen van het
bestand ingesteld op [Beveiligen]?
Een bestand kan niet worden gewist als de
eigenschappen staan ingesteld op [Beveiligen].
Verander de eigenschappen in [Delen] en wis dan het
bestand.
Klik op "Documenthandelingen" (alleen webpagina), en
klik dan op een bestandsnaam.
"Eigenschap" > "Bestandseigenschap"
Een vertrouwelijk
bestand of een
vertrouwelijke map
gaat niet open.
Heeft u een foutief wachtwoord
ingevoerd?
Als u het wachtwoord bent vergeten, is het mogelijk om
het wachtwoord van het bestand of de map in de
systeeminstellingen (beheerder) te wijzigen in een
nieuw wachtwoord. Vraag het uw beheerder.
Een bestandsnaam
kan niet worden
opgeslagen of
veranderd.
Bevat de bestandsnaam tekens die niet
mogen worden gebruikt in een
bestandsnaam?
De volgende karakters mogen niet worden gebruikt in
de naam van bestanden:
\ ? / " ; : , < > ! * & # |
7-18
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
FAX
PROBLEMEN MET BETREKKING TOT HET VERZENDEN
• Er vindt geen verzending plaats.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-19
• Het verzonden fax wordt aan de ontvangende zijde blanco afgedrukt. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-20
• De verzonden fax wordt door de ontvangende faxmachine verkleind. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-20
• Verzending begint niet op het aangegeven tijdstip. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-20
PROBLEMEN MET BETREKKING TOT ONTVANGST
• Afdrukken vindt niet plaats na ontvangst. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-21
• Het ontvangen beeld is vaag. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-21
• De machine begint niet met de faxontvangst.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-21
PROBLEMEN MET BETREKKING TOT TELEFONEREN
• Kiezen is niet mogelijk. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-22
• U kunt niet met de andere partij spreken.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-22
PROBLEMEN MET BETREKKING TOT GELUIDSIGNALEN
• Het volume is te laag. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-22
• Er is geen geluid. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-22
PROBLEMEN IN VERBAND MET AFZONDERLIJKE ONE-TOUCH-TOETSEN / GROEPTOETSEN
• Een afzonderlijke one-touch-toets of een groeptoets kan niet worden opgeslagen. . . . . . . . . . . . . .7-23
• Een individuele sneltoets of groepstoets kan niet worden gecorrigeerd of gewist.. . . . . . . . . . . . . . .7-23
Als u het onderwerp waar u naar op zoek bent niet kunt vinden in bovenstaande inhoudsopgave, zie "ALGEMENE
PROBLEMEN" (pagina 7-30).
Bent u niet in staat een probleem op te lossen met behulp van de oplossingen in deze handleiding, zet de machine
dan uit met behulp van de [AAN] knop ( ) en de hoofdschakelaar. Wacht tenminste 10 seconden en druk dan de
hoofdschakelaar en de [AAN] ( ) knop weer in.
Let op:
Als de LIJN-indicator brandt of de DATA-indicator brandt of knippert, mag u de hoofdschakelaar niet
uitschakelen of het netsnoer niet uit het stopcontact halen. Dit zou de harde schijf kunnen beschadigen of
kunnen zorgen voor verlies van opgeslagen of ontvangen data.
7-19
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
PROBLEMEN MET BETREKKING TOT HET VERZENDEN
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
Er vindt geen
verzending plaats.
Is de telefoonkabel goed aangesloten? Controleer het contact van de telefoonlijn, de
wandcontactdoos en eventuele adaptors om er zeker
van te zijn dat alle verbindingen goed zijn aangesloten.
VERBINDING MET DE TELEFOONLIJN (pagina
4-4)
Is de juiste belfunctie voor uw lijn
ingesteld?
Vraag uw beheerder om na te gaan of de
"Kiesmodusinstelling" op de juiste manier is ingesteld
voor de lijn die u gebruikt.
Systeeminstellingen (beheerder) > "Instellingen
beeld verzenden" > "Faxinstellingen" >
"Fax-Standaardinstellingen" > "Kiesmodusinstelling"
Heeft u een "in gesprek"-toon
ontvangen?
Wanneer u een "in gesprek"-toon ontvangt, wordt de
verzending tijdelijk geannuleerd en na een korte
onderbreking wordt een nieuwe poging gedaan
verbinding te krijgen. (Standaard fabrieksinstelling: 2
pogingen met tussenpozen van 3 min.)
Systeeminstellingen (beheerder) > "Instellingen
beeld verzenden" > "Faxinstellingen" > "Instellingen
Fax Verzenden" > "Opnieuw oproepen indien bezet"
Om de verzending te annuleren drukt u op de toets
[Opdrachtstatus], selecteert u de toets van de opdracht
die u wilt annuleren en vervolgens de toets [Stop./Wis.].
Vond er een communicatiefout plaats? Wanneer er een fout optreedt die de verzending
verhindert, wordt de verzending tijdelijk geannuleerd en
na een korte onderbreking wordt een nieuwe poging
gedaan verbinding te krijgen. (Standaard
fabrieksinstelling: intervallen van 3 minuten)
Systeeminstellingen (beheerder) > "Instellingen
beeld verzenden" > "Faxinstellingen" > "Instellingen
Fax Verzenden" > "Opnieuw bellen indien
communicatiefout"
Om de verzending te annuleren drukt u op de toets
[Opdrachtstatus], selecteert u de toets van de opdracht
die u wilt annuleren en vervolgens de toets [Stop./Wis.].
De machine ondersteunt ook de foutcorrectiefunctie
(ECM) en wordt automatisch ingesteld om elk deel van
het faxbericht opnieuw te verzenden dat wegens storing
op de lijn niet is overgekomen.
Systeeminstellingen (beheerder) > "Instellingen
beeld verzenden" > "Faxinstellingen" >
"Fax-Standaardinstellingen" > "ECM"
Staat het juiste formaat originelen
ingesteld?
Wanneer een origineel wordt geplaatst, wordt het
waargenomen formaat van het origineel weergegeven.
Als het formaat origineel dat deze toets weergeeft
afwijkt van het door u geplaatste formaat, selecteer dan
deze toets en geef het juiste formaat op.
7-20
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
Er vindt geen
verzending plaats.
Geeft het opdrachtstatusscherm
(voltooide opdrachten) of het
transactierapport aan dat de verzending
mislukte?
Verricht de transactie opnieuw.
Als de verzending na het terugbellen - zoals ingesteld in
"Opnieuw oproepen indien bezet" en "Opnieuw bellen
indien communicatiefout" - nog steeds niet succesvol is,
zal de verzendingsfout aangegeven worden in het
opdrachtstatusscherm en het transactierapport.
Systeeminstellingen (beheerder) > "Instellingen
beeld verzenden" > "Faxinstellingen" > "Instellingen
Fax Verzenden" > "Opnieuw oproepen indien bezet"
Systeeminstellingen (beheerder) > "Instellingen
beeld verzenden" > "Faxinstellingen" > "Instellingen
Fax Verzenden" > "Opnieuw bellen indien
communicatiefout"
Hebt u een origineel van lang formaat
op de glasplaat geplaatst bij het
scannen?
Een origineel van lang formaat kunt u niet scannen vanaf
de glasplaat. Plaats deze originelen in de
origineelinvoerlade van de automatische documentinvoer.
Zijn subadres en wachtwoord correct?
(Wanneer u gebruikmaakt van een
verzending met F-code)
Overleg met degene die de andere machine bedient om
er zeker van zijn dat het subadres en wachtwoord
correct zijn.
Zijn er functies die door de beheerder
gedeactiveerd zijn?
Als de gebruikersauthenticatie ingeschakeld is, is het
mogelijk dat u niet alle functies mag gebruiken. Dat
wordt bepaald in uw gebruikersinstellingen. Controleer
bij uw systeembeheerder.
Het verzonden fax
wordt aan de
ontvangende zijde
blanco afgedrukt.
Is het origineel op de juiste manier
geplaatst met de afdrukzijde boven of
beneden?
Op de glasplaat moet het origineel met de afdrukzijde naar
beneden worden geplaatst. Het origineel moet met de
afdrukzijde naar beneden worden geplaatst wanneer u de
automatische origineelinvoer gebruikt. Plaats het origineel
op de juiste manier en verzend de fax opnieuw.
Als de ontvangende machine thermisch
papier gebruikt, was het thermische papier
met de verkeerde kant naar buiten geplaatst?
Overleg met degene die de andere machine bedient.
De verzonden fax
wordt door de
ontvangende
faxmachine verkleind.
Is beelddraaiing geactiveerd? Wanneer "Instelling Verzenden Draaiing" niet
geactiveerd is (het beeld is niet geroteerd), kan een
origineel dat in verticale richting geplaatst is, verkleind
worden door de ontvangende machine. Activeer
"Instelling Verzenden Draaiing" voor de verzending.
Systeeminstellingen (beheerder) > "Instellingen
beeld verzenden" > "Faxinstellingen" > "Instellingen
Fax Verzenden" > "Instelling Verzenden Draaiing">
Als "Origineel gem. form." in de speciale functies is
ingeschakeld en er wordt een origineel met een andere
breedte verzonden, wordt gedraaid verzenden uitgeschakeld.
Verzending begint niet
op het aangegeven
tijdstip.
Is de klok van de machine op de juiste
tijd ingesteld?
Stel de klok van de machine op de juiste tijd in.
Systeeminstellingen > "Standaard-instellingen" >
"Klok" > "Klok aanpassen"
Is het systeem bezig met verzenden? Als de machine bezig is met het versturen van een
andere verzending op het moment van het opgegeven
tijdstip, zal de opdracht worden uitgevoerd nadat deze
verzending is voltooid.
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
7-21
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
PROBLEMEN MET BETREKKING TOT ONTVANGST
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
Afdrukken vindt niet
plaats na ontvangst.
Verschijnt er in het display bericht met
de instructie om papier of toner bij te
vullen? (Wanneer dit scherm verschijnt
is afdrukken niet mogelijk.)
Herstel afdrukfunctie zoals aangegeven in de melding.
Verschijnt er een wachtwoord in het
invoerscherm?
"IInstelling vasthouden ontvangen afdrukgegevens" is
geactiveerd. Voer een correct wachtwoord in met het
numerieke toetsenbord.
Als u het wachtwoord niet weet, overleg dan met uw
beheerder.
Is de optie doorsturen (Inbound
routing-functie) geselecteerd in de
webpagina voor een ontvangen fax?
Wanneer de Inbound routing-functie geactiveerd is in de
webpagina's, worden ontvangen faxen automatisch
naar een ingevoerd adres doorgestuurd. Als de optie
"Afdrukken bij fouten" geselecteerd is wanneer Inbound
routing-functie is geactiveerd, worden ontvangen faxen
alleen afgedrukt wanneer er een fout plaatsvindt. Vraag
uw beheerder als u een ontvangen fax wilt afdrukken.
Het ontvangen beeld
is vaag.
Was het origineel dat gefaxt werd ook
vaag?
Vraag de afzender de fax opnieuw te sturen met een
juiste (donkerdere) belichtinginstelling.
De machine begint
niet met de
faxontvangst.
Is de ontvangstfunctie ingesteld op
"Handmatige ontvangst" in de systeem
instellingen (beheerder)?
Wanneer de ontvangstfunctie is ingesteld op
"Handmatige ontvangst", zal de machine niet
automatisch faxen ontvangen. Stel de ontvangstfunctie
in op "Automat. Ontvangst" om te zorgen dat de
machine automatisch faxen ontvangt.
Systeeminstellingen > "Faxdata
ontvangen/doorsturen" > Faxinstellingen" >
"Ontvangstinstellingen"
7-22
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
PROBLEMEN MET BETREKKING TOT TELEFONEREN
PROBLEMEN MET BETREKKING TOT GELUIDSIGNALEN
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
Kiezen is niet
mogelijk.
Is de extra telefoon aangesloten? Controleer het contact van de telefoonlijn, het contact
van de extra telefoon, de wandcontactdoos en
eventuele adaptors om er zeker van te zijn dat alle
verbindingen goed zijn aangesloten.
U kunt niet met de
andere partij spreken.
Hebt u het nummer gevormd met
gebruik van de luidspreker?
Als u het nummer vormt met gebruik van de luidspreker,
zult u de stem van de andere partij kunnen horen, maar
hij of zij zal uw stem niet horen. Gebruik de extra
telefoon. (Als de extra telefoon niet geïnstalleerd is, kunt
u niet met de andere partij praten.)
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
Het volume is te laag.
Luidspreker
•Belvolume
Lijncontrole
Faxontvangstsignaal
Signaal
faxverzending
voltooid
Foutsignaal
faxcommunicatie
Is het volume op een laag niveau
ingesteld in de systeeminstellingen
(beheerder)?
Vraag uw beheerder om het volume in
"Luidsprekerinstellingen" op een hoger niveau in te
stellen.
Systeeminstellingen (beheerder) > "Instellingen
beeld verzenden" > "Faxinstellingen" >
"Fax-Standaardinstellingen" >
"Luidsprekerinstellingen"
Er is geen geluid.
•Belvolume
Lijncontrole
Faxontvangstsignaal
Signaal
faxverzending
voltooid
Foutsignaal
faxcommunicatie
Is het belvolume uitgeschakeld in de
systeem instellingen (beheerder)?
Vraag uw beheerder om het volume in
"Luidsprekerinstellingen" anders dan "Geen geluid" in te
stellen.
Systeeminstellingen (beheerder) > "Instellingen
beeld verzenden" > "Faxinstellingen" >
"Fax-Standaardinstellingen" >
"Luidsprekerinstellingen"
7-23
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
PROBLEMEN IN VERBAND MET AFZONDERLIJKE
ONE-TOUCH-TOETSEN / GROEPTOETSEN
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
Een afzonderlijke
one-touch-toets of een
groeptoets kan niet
worden opgeslagen.
Is het maximaal aantal toetsen al
opgeslagen?
Wis de one-touch-toetsen en groeptoetsen die niet
worden gebruikt
Zijn er functies die door de beheerder
gedeactiveerd zijn?
Sommige functies kunnen gedeactiveerd zijn in de
systeeminstellingen (systeembeheerder). Controleer bij
uw systeembeheerder.
Een individuele
sneltoets of
groepstoets kan niet
worden gecorrigeerd
of gewist.
In het geval van een individuele toets:
maakt deze deel uit van een groep?
Verwijder de toets uit de groep en maak dan de correctie of
wis de toets. (Als de toets in meerdere groepen is
opgenomen, moet hij uit alle groepen worden verwijderd.)
"Adresboek" (alleen webpagina)
Maak indien er meerdere groepstoetsen zijn opgeslagen een
uitdraai van de Groepslijst in "Adreslijst Wordt Verzonden" in
de systeeminstellingen. De lijst geeft aan waar de toets is
opgeslagen.
Systeeminstellingen > "Lijst afdrukken (gebruiker)" >
"Adreslijst Wordt Verzonden" > "Groepslijst"
Wordt de toets gebruikt in een
gereserveerde verzending of in een
verzending die al gaande is?
Wacht tot de verzending is afgerond of annuleer de
verzending en corrigeer of verwijder dan de toets.
Maakt de toets deel uit van een
programma toets?
Verwijder de toets uit het progamma en doe dan de
aanpassing of wis de toets. (Als de toets in het
programma is opgenomen, moet hij uit het programma
worden verwijderd.)
Systeeminstellingen > "Adresbeheer" > "Programma"
Maak indien er meerdere programmatoetsen zijn opgeslagen
een uitdraai van de Progammalijst in "Adreslijst Wordt
Verzonden" in de systeeminstellingen. De lijst geeft aan waar
de individuele en groepstoetsen zijn opgeslagen.
"Werkprogramma" (alleen webpagina)
Is de toets die u wilt bewerken of
verwijderen opgeslagen als een
relay-bestemming of een
relay-distributieverzending met F-code?
Een groeps- of afzonderlijke one-touch-toets die
opgeslagen is als een relay-bestemming kan niet
bewerkt of gewist worden. Verwijder de toets uit de
relay-bestemmingen of de relay-distributieverzending
met F-code en bewerk of verwijder de toets.
Systeeminstellingen (alleen webpagina) >
"F-Codegeheugenvak"
Zijn er functies die door de beheerder
gedeactiveerd zijn?
Sommige functies kunnen gedeactiveerd zijn in de
systeeminstellingen (systeembeheerder). Controleer bij
uw systeembeheerder.
Heeft de beheerder een functie
ingeschakeld die bewerken/verwijderen
verhindert?
Als uw beheerder instellingen zoals "Instelling voor
inkomende routing" (alleen webpagina) heeft
geactiveerd, zal bewerken/verwijderen niet mogelijk
zijn. Controleer bij uw systeembeheerder.
Toepassingsinstellingen (alleen webpagina) >
"Instelling voor inkomende routing
7-24
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
PROBLEMEN MET BETREKKING TOT SCANNEN / INTERNETFAXWERKING
SCANNEN / INTERNETFAX
PROBLEMEN MET BETREKKING TOT SCANNEN / INTERNETFAXWERKING
• Er vindt geen verzending plaats.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-24
• U kunt het adres niet opgeven.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-25
• U kunt de modus niet selecteren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-25
• Automatische selectie van de kleurinstelling vindt niet correct plaats. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-25
• Het ontvangen beeldbestand kan niet worden geopend. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-26
• Verzenden duurt erg lang. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-26
• Een bestemming staat voorgeselecteerd.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-26
• Kan niet naar USB-geheugen schrijven. (Bij gebruik van een USB-geheugen.) . . . . . . . . . . . . . . . .7-26
PROBLEMEN M.B.T. SCANRESULTATEN
• Het gescande beeld is afgesneden. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-27
• De kwaliteit van het gescande beeld is slecht. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-27
• Het gescande beeld is blanco. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-27
• Het gescande beeld is 90 of 180 graden gedraaid weergegeven. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-27
• De indicator van toets [KLEUREN STAR] brandt niet. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-27
• Het bestand was geselecteerd als JPEG, maar werd aangemaakt als TIFF-bestand.. . . . . . . . . . . .7-28
• De afdruk is te licht of te donker. (Bij gebruik van PC scan.) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-28
PROBLEMEN IN VERBAND MET AFZONDERLIJKE ONE-TOUCH-TOETSEN / GROEPTOETSEN
• Een afzonderlijke one-touch-toets of een groeptoets kan niet worden opgeslagen. . . . . . . . . . . . . .7-29
• Een individuele sneltoets of groepstoets kan niet worden gecorrigeerd of gewist.. . . . . . . . . . . . . . .7-29
Als u het onderwerp waar u naar op zoek bent niet kunt vinden in bovenstaande inhoudsopgave, zie "ALGEMENE
PROBLEMEN" (pagina 7-30).
Bent u niet in staat een probleem op te lossen met behulp van de oplossingen in deze handleiding, zet de machine
dan uit met behulp van de [AAN] knop ( ) en de hoofdschakelaar. Wacht tenminste 10 seconden en druk dan de
hoofdschakelaar en de [AAN] ( ) knop weer in.
Let op:
Als de LIJN-indicator brandt of de DATA-indicator brandt of knippert, mag u de hoofdschakelaar niet
uitschakelen of het netsnoer niet uit het stopcontact halen. Dit zou de harde schijf kunnen beschadigen of
kunnen zorgen voor verlies van opgeslagen of ontvangen data.
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
Er vindt geen
verzending plaats.
Heeft u de juiste bestemming
geselecteerd? Is de juiste informatie
(e-mailadres of FTP serverinformatie)
ingevoerd voor die bestemming?
Zorg dat de juiste bestemmingsinformatie is ingevoerd voor de
bestemming en dat de juiste bestemming staat geselecteerd.
Als het gescande document niet per e-mail kon worden
verzonden (Scannen naar e-mail), is het mogelijk dat een
foutbericht zoals "Undelivered Message" naar het e-mailadres
van de beheerder wordt verzonden. Die informatie kan nuttig
zijn om de oorzaak van het probleem op te sporen.
7-25
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
Er wordt niet
verzonden.
Overschrijdt het beeldbestand de limiet
voor e-mailbijlagen in de
systeeminstellingen
(systeembeheerder)?
Als de beheerder een limiet heeft ingesteld voor de
grootte van te verzenden bestanden, kunt u een
bestand groter dan de limiet niet verzenden. Controleer
bij uw systeembeheerder.
Was het beeldbestand groter dan de
toegestane grootte voor bijlagen binnen
uw mailserver?
(Indien Scan naar E-mail wordt
gebruikt.)
Verklein de omvang van het bestand in de bijlage
(beperk het aantal te scannen pagina's). U kunt de
grootte van dit bestand ook beperken door te scannen
met een lagere resolutie. Vraag aan de beheerder van
uw mailserver wat de maximaal toegelaten grootte is
voor het bestand dat per e-mail moet worden
verzonden.
Is de map op de bestemmingscomputer
ingesteld als gedeelde map zodat u
bestanden daarheen kunt zenden?
(Indien Scan naar Netwerk Map wordt
gebruikt.)
Indien de bestemmingsfolder niet geconfigureerd is als
gedeelde map, selecteer dan "deel" in de
mapeigenschappen. Indien de map is verplaatst of
anderszins is gewijzigd, kan het zijn dan de deel
instelling is geannuleerd.
Is "IPsec-instellingen" ingeschakeld op
de machine?
(Indien Scan naar Netwerk Map wordt
gebruikt.)
Wanneer "IPsec-instellingen" is ingeschakeld in de
systeeminstellingen (beheerder), is rechtstreeks
afdrukken van een bestand uit een gedeelde map niet
mogelijk in sommige computeromgevingen.
Raadpleeg uw beheerder voor informatie over
"IPsec-instellingen".
Systeeminstellingen (Systeembeheerder) >
"Beveiligingsinstellingen" > "IPsec-instellingen"
Hebt u een origineel van lang formaat
op de glasplaat geplaatst bij het
scannen?
Een origineel van lang formaat kunt u niet scannen
vanaf de glasplaat. Plaats deze originelen in de
origineelinvoerlade van de automatische
documentinvoer.
U kunt het adres niet
opgeven.
Zijn er functies die door de beheerder
gedeactiveerd zijn?
Sommige functies kunnen gedeactiveerd zijn in de
systeeminstellingen (systeembeheerder). Controleer bij
uw systeembeheerder.
Als de gebruikersauthenticatie ingeschakeld is, is het
mogelijk dat u niet alle functies mag gebruiken. Dat
wordt bepaald in uw gebruikersinstellingen. Controleer
bij uw systeembeheerder.
U kunt de modus niet
selecteren.
Automatische selectie
van de kleurinstelling
vindt niet correct
plaats.
Wilt u een van de volgende soorten
originelen scannen?
Indien zwart/wit niet geselecteerd:
Staan er kleuren op het papier/is het
papier gekleurd?
Indien kleur niet geselecteerd:
Is de kleur van het origineel zeer
licht?
Is de kleur van het origineel zeer
donker, bijna zwart?
Is slechts een heel klein gedeelte van
het origineel gekleurd?
Als de kleur is ingesteld op "Auto" ziet de machine zelf
of het origineel zwart/wit is of gekleurd als de
[KLEUREN START] knop wordt ingedrukt; echter, in het
geval zoals links aangegeven kan het zijn dat de
automatische detectie niet het juiste resultaat geeft. In
dit geval dient u de kleurinstelling handmatig aan te
geven.
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
7-26
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
Het ontvangen
beeldbestand kan niet
worden geopend.
Ondersteunt het viewerprogramma van
de ontvanger de bestandsindeling van
de ontvangen beelddata?
Mogelijk kan de ontvanger het bestand wel openen als u
het bestandstype en de compressiemodus aanpast voor
het verzenden. Gebruik een programma dat in staat is
het geselecteerde bestandstype en de
compressiemodus te openen.
Verschijnt er een melding waarin om uw
wachtwoord wordt gevraagd?
Het ontvangen bestand is een gecodeerd PDF bestand.
Vraag de zender om het wachtwoord, of laat het beeld
opnieuw in ongecodeerde vorm versturen.
Verzenden duurt erg
lang.
Is de resolutie-instelling geschikt
wanneer u scant?
Als u de resolutie en gegevenscompressie-instellingen
wilt selecteren die geschikt zijn voor verzending en
afbeeldingsgegevens wilt creëren met een balans
tussen resolutie en bestandsgrootte, moet u aandacht
besteden aan de volgende punten:
Resolutie-instellingen
De standaardinstelling voor resolutie is [200X200dpi]
in scanner- en USB-geheugenmodus en
[200X100dpi] in internetfaxmodus. Als het origineel
geen halftoonafbeelding bevat zoals een foto of
illustratie, krijgt u een praktische, nuttige afbeelding
door te scannen op de standaardresolutie. Een
hogere resolutie-instelling of de instelling "Halftoon"
(in internetfaxmodus) selecteert u alleen als het
origineel een foto bevat en u prioriteit wilt geven aan
de kwaliteit van de fotoafbeelding. Dan creëert u wel
een groter bestand dan met de standaardinstelling.
Een bestemming staat
voorgeselecteerd.
Is "Instelling standaard adres"
ingeschakeld in de systeeminstellingen
(systeembeheerder)?
Als u iets wilt versturen naar een andere dan de
standaard ingegeven bestemming, selecteert u de toets
[Annuleren].
Als u de beheerder bent en de standaardbestemming
wilt wijzigen of uitschakelen, wijzigt u de instellingen
navenant in "Instelling standaard adres".
Systeeminstellingen (beheerder) (alleen webpagina)
> > "Instellingen Beeld Verz" > "Scaninstellingen" >
"Instelling standaard adres"
Kan niet naar
USB-geheugen
schrijven.
(Bij gebruik van een
USB-geheugen.)
Is het aangesloten USB-apparaat juist
herkend?
Met "USB-apparaatcontrole" in de systeeminstellingen
kunt u controleren of het apparaat al dan niet kan
worden herkend.
Systeeminstellingen > "USB-apparaatcontrole"
Als het niet wordt herkend, sluit u het opnieuw aan.
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
7-27
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
PROBLEMEN M.B.T. SCANRESULTATEN
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
Het gescande beeld is
afgesneden.
Is de grootte van de scansetting kleiner
dan het origineel?
Stel de scangrootte in op de grootte van het origineel.
Heeft u opzettelijk een kleinere omvang ingesteld dan de
oorspronkelijke grootte zorg dan voor zeer precieze
plaatsing van het origineel voor het scannen. Bijvoorbeeld,
als u een 8-1/2" x 11"-origineel (A4) op de glasplaat scant
met de instelling 5-1/2" x 8-1/2" (B5), dan moet u het
origineel met behulp van de schaalverdeling links op de
glasplaat vanuit het midden uitlijnen, om het gebied dat u
wenst in te scannen in het scangebied van het formaat
5-1/2" x 8-1/2 " (B5) te positioneren.
1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT"HET
ORIGINEEL OP DE GLASPLAAT PLAATSEN"
(pagina 1-50)
De kwaliteit van het
gescande beeld is
slecht.
Komt het origineel uit drukwerk zoals
een boek of tijdschrift?
Als het origineel drukwerk is, dan is het mogelijk dat
verticale patronen (moiré) verschijnen. Selecteer de toets
[Belichting] in het basisscherm om het instelscherm voor
de belichting te openen. De checkbox [Moiré-Reductie]
verschijnt in dit scherm. Die checkbox kan worden
geselecteerd om het moiré-effect te verminderen. (enkel in
de scanmodus en de scanmodus voor USB-geheugen)
Soms is het ook mogelijk om het moiré-effect te
verminderen door de resolutie-instelling te wijzigen of door
het origineel een beetje te verschuiven (of de hoek ervan te
wijzigen) op de origineelplaat.
Staat bij het inscannen van een
gekleurd of grijsgetint origineel de
kleurfunctie ingesteld op "Mono2"?
Het instellen van de kleurfunctie of "Mono2" vervangt de
kleuren in het origineel door hetzij zwart of wit. Dit is een
oplossing voor originelen met alleen tekst. Voor originelen
met illustraties kunt u het best de toets [ZWART/WIT
START] gebruiken met de kleurmodus ingesteld op
[Grijstinten], of de kleurmodus van de toets [KLEUREN
START] instellen op [Meerkleuren] of [Auto]-[Grijstinten] en
vervolgens scannen.
Is er een bestemming ingevoerd die
[TIFF-S] als bestandsindeling
geselecteerd heeft?
Bij verzendingen met zowel scanfunctiebestemmingen als
Internet faxbestemmingen met bestandstype [TIFF-S] blijft
de resolutie onveranderd op [200X200dpi], zelfs als u een
andere resolutie instelt. Wilt u een gescand beeld met een
hoge resolutie versturen naar scanfunctiebestemmingen,
stuur dan het beeld als individueel bestand.
Het gescande beeld is
blanco.
Is het origineel op de juiste manier
geplaatst met de afdrukzijde boven of
beneden?
Op de glasplaat moet het origineel met de afdrukzijde naar
beneden worden geplaatst. Het origineel moet met de
afdrukzijde naar beneden worden geplaatst wanneer u de
automatische origineelinvoer gebruikt.
Het gescande beeld is
90 of 180 graden
gedraaid
weergegeven.
Zijn er bij het verzenden Internet
faxadressen betrokken?
Als bij de verzending zowel de scanfunctie als Internet
faxbestemmingen zijn betrokken, dan krijgt de
oorspronkelijke verzendrichting van de Internet fax
voorrang, zodat het bestand mogelijk niet in de juiste
richting verschijnt wanneer men deze op een computer
bekijkt. In dit geval kunt u de afbeelding in een aparte
zending naar de scanfunctiebestemmingen sturen.
De indicator van toets
[KLEUREN STAR]
brandt niet.
Zijn internetfax of faxbestemmingen
opgenomen?
Als internetfax- of faxbestemmingen zijn opgenomen in
de bestemmingen kunt u alleen de toets [ZWART/WIT
START] gebruiken.
7-28
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
Het bestand was
geselecteerd als
JPEG, maar werd
aangemaakt als
TIFF-bestand.
Heeft u op de [ZWART/WIT START]
knop gedrukt om het scannen te
starten?
Wanneer [JPEG] is geselecteerd als bestandstype en
de afbeelding wordt gescand in Mono 2 zal er een
TIFF-bestand worden aangemaakt. Om het bestand als
JPEG-bestand aan te maken wijzigt u de kleurmodus in
[Meerkleuren]. Vervolgens drukt u op de toets
[KLEUREN START].
De afdruk is te licht of
te donker.
(Bij gebruik van PC
scan.)
Is de drempelwaarde wel geschikt? Wanneer scannen van de TWAIN driver met [Mono 2
gradatie] is geselecteerd vanuit de [Kleurmodus] van
het venster "Professioneel", selecteert u de instelling
"Zwart/Wit drempel". Een hoge drempelwaarde geeft
een donkerder beeld en een lage drempelwaarde geeft
een lichter beeld. Om de "Zwart/Wit drempel"
automatisch aan te passen klikt u op de [Auto drempel]
knop in de [Beeld] tab van het "Professioneel" scherm.
Zijn de helderheid en de
contrastinstellingen correct?
Wanneer de helderheid en contrastinstellingen niet
geschikt zijn (bijvoorbeeld als het gescande beeld te
licht is) klikt u op de toets [Automatische afstelling van
helderheid / contrast] knop in de tab [Kleur] van het
scherm "Professioneel". U kunt ook de [Helderheid /
Contrast] knop gebruiken om de helderheid en het
contrast in te stellen bij het bekijken van de gescande
afbeelding.
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
7-29
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
PROBLEMEN IN VERBAND MET AFZONDERLIJKE
ONE-TOUCH-TOETSEN / GROEPTOETSEN
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
Een afzonderlijke
one-touch-toets of een
groeptoets kan niet
worden opgeslagen.
Is het maximaal aantal toetsen al
opgeslagen?
Wis de one-touch-toetsen en groeptoetsen die niet
worden gebruikt
Zijn er functies die door de beheerder
gedeactiveerd zijn?
Sommige functies kunnen gedeactiveerd zijn in de
systeeminstellingen (systeembeheerder). Controleer bij
uw systeembeheerder.
Een individuele
sneltoets of
groepstoets kan niet
worden gecorrigeerd
of gewist.
In het geval van een individuele toets:
maakt deze deel uit van een groep?
Verwijder de toets uit de groep en maak dan de
correctie of wis de toets. (Als de toets in meerdere
groepen is opgenomen, moet hij uit alle groepen
worden verwijderd.)
"Adresboek" (alleen webpagina)
Maak indien er meerdere groepstoetsen zijn
opgeslagen een uitdraai van de Groepslijst in "Adreslijst
Wordt Verzonden" in de systeeminstellingen. De lijst
geeft aan waar de toets is opgeslagen.
Systeeminstellingen > "Lijst afdrukken (gebruiker)" >
"Adreslijst Wordt Verzonden" > "Groepslijst"
Wordt de toets gebruikt in een
gereserveerde verzending of in een
verzending die al gaande is?
Wacht tot de verzending is afgerond of annuleer de
verzending en corrigeer of verwijder dan de toets.
Maakt de toets deel uit van een
programma toets?
Verwijder de toets uit het progamma en doe dan de
aanpassing of wis de toets. (Als de toets in het
programma is opgenomen, moet hij uit het programma
worden verwijderd.)
"Werkprogramma" (alleen webpagina)
Maak indien er meerdere programmatoetsen zijn
opgeslagen een uitdraai van de Progammalijst in
"Adreslijst Wordt Verzonden" in de systeeminstellingen.
De lijst geeft aan waar de individuele en groepstoetsen
zijn opgeslagen.
Systeeminstellingen > "Lijst afdrukken (gebruiker)" >
"Adreslijst Wordt Verzonden" > "Programmalijst"
Zijn er functies die door de beheerder
gedeactiveerd zijn?
Sommige functies kunnen gedeactiveerd zijn in de
systeeminstellingen (systeembeheerder). Controleer bij
uw systeembeheerder.
Heeft de beheerder een functie
ingeschakeld die bewerken/verwijderen
verhindert?
Als uw beheerder instellingen zoals "Instelling
standaard adres" of "Instelling voor inkomende routing"
(in de webpagina 's) heeft geactiveerd, zal
bewerken/verwijderen niet mogelijk zijn. Controleer bij
uw systeembeheerder.
Systeeminstellingen (beheerder) (alleen webpagina)
> "Instellingen Beeld Verz" > "Scaninstellingen" >
"Standaardadres" > "Instelling standaard adres"
Toepassingsinstellingen (alleen webpagina) >
"Instelling voor inkomende routing
7-30
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
ALGEMENE PROBLEMEN
PROBLEMEN M.B.T. DE BEDIENING VAN DE MACHINE
• Gespecificeerde apparaatfuncties kunt u niet gebruiken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-31
• Het bedieningspaneel kan niet worden gebruikt. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-31
• Printen is niet mogelijk of het printen stopt tijdens een opdracht.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-32
• Het verkeerde formaat wordt geselecteerd. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-32
• Aangegeven papierformaat voor de handinvoerlade is niet correct.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-32
PROBLEMEN M.B.T. PAPIERTOEVOER EN -UITVOER
• Het origineel loopt vast (automatische documentinvoer).. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-33
• Het papier loopt vast. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-33
• De afbeelding op het papier uit de lade voor handinvoer is scheef gedrukt. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-34
• De afbeelding op papier staat scheef. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-34
• The automatische documentinvoer functioneert niet. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-34
PROBLEMEN M.B.T. KWALITEIT/AFDRUKRESULTATEN
• Er verschijnen lijnen in de gescande afbeelding. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-34
• Vlekken op de print. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-35
• Toner hecht niet goed of er verschijnen vouwen in het papier. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-35
• Slechte printkwaliteit. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-35
• Deel van de afbeelding wordt afgesneden.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-35
• Er wordt op de verkeerde zijde van het papier afgedrukt. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-36
• Een kaft of insteekvel wordt niet op het opgegeven papier afgedrukt. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-36
PROBLEMEN M.B.T. RANDAPPARATUUR
• Het aangesloten USB apparaat kan niet worden gebruikt.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-36
• Het aangesloten USB-geheugen kan niet worden gebruikt.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-36
• De afwerkingeenheid werkt niet.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-36
• Er wordt niet geniet. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-36
• De nietpositie of perforatiepositie is niet correct. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-37
• Uitvoer belandt niet netjes in de uitvoerlade van afwerkingeenheid. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-37
• Geniete uitvoer wordt niet netjes verzameld. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-37
OVERIGE PROBLEMEN
• Voorvertoningen of miniatuurafbeeldingen worden niet weergegeven. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-38
• Het displayscherm is moeilijk af te lezen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-38
• U bent afgemeld zonder zelf te zijn uitgelogd. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-38
• U bent het systeembeheerder wachtwoord vergeten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-38
Bent u niet in staat een probleem op te lossen met behulp van de oplossingen in deze handleiding, zet de machine dan
uit met behulp van de [AAN] knop ( ) en de hoofdschakelaar. Wacht tenminste 10 seconden en druk dan de
hoofdschakelaar en de [AAN] ( ) knop weer in.
Let op:
Als de LIJN-indicator brandt of de DATA-indicator brandt of knippert, mag u de hoofdschakelaar niet
uitschakelen of het netsnoer niet uit het stopcontact halen. Dit zou de harde schijf kunnen beschadigen of
kunnen zorgen voor verlies van opgeslagen of ontvangen data.
7-31
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
PROBLEMEN M.B.T. DE BEDIENING VAN DE MACHINE
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
Gespecificeerde
apparaatfuncties kunt
u niet gebruiken.
Zijn er functies die door de beheerder
gedeactiveerd zijn?
Sommige functies kunnen uitgeschakeld zijn in de
"Gebruikersbediening" (alleen webpagina) of
systeeminstellingen (beheerder). Controleer bij uw
systeembeheerder.
Als de gebruikersauthenticatie is ingeschakeld, zijn de
functies die u kunt gebruiken en het totaal aantal
pagina's mogelijk beperkt in uw gebruikersinstellingen.
Controleer bij uw systeembeheerder.
Het bedieningspaneel
kan niet worden
gebruikt.
Brandt het aan-lampje? Als het aan-lampje niet brandt, controleer dan of de
stekker stevig in het stopcontact zit, zet de
hoofdschakelaar aan en druk de [AAN] knop ( ) in om
het apparaat aan te zetten.
Heeft u het apparaat zojuist pas
aangezet?
Nadat de [AAN] knop ( ) is ingedrukt, heeft de
machine wat tijd nodig om de opwarmcyclus te
doorlopen.
Gedurende deze opwarmtijd kunt u al wel functies
kiezen, maar het apparaat kan nog geen opdrachten
uitvoeren. Wacht tot een melding verschijnt die aangeeft
dat het apparaat klaar voor gebruik is.
Knippert de [SPAARSTAND] toets
()?
De modus Automatisch Uitschakelen is geactiveerd.
Om te zorgen dat het apparaat weer normaal
functioneert, drukt u de [SPAARSTAND] toets in ( ).
1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT"TOETS
[SPAARSTAND]" (pagina 1-15)
Staat er een deksel open of is een
apparaat niet aangesloten op de
printer?
Er verschijnt een waarschuwing als er een deksel
openstaat of een apparaat niet op de printer is
aangesloten. Lees de melding en voer de relevante
stappen uit.
Kon u drie maal achtereen niet
inloggen?
Als in de "Gebruikersbediening" (alleen webpagina)
"Waarschuwing wanneer aanmelden mislukt" is
geactiveerd en u drie maal achtereen niet kunt inloggen,
verschijnt er een waarschuwing en is het apparaat 5
minuten geblokkeerd. Als het apparaat weer
vrijgegeven wordt logt u in met de juiste
gebruikersinformatie. (Als u uw gebruikersinformatie
niet kent, neem dan contact op met uw
systeembeheerder.)
Verschijnt er een melding die aangeeft
dat automatisch inloggen niet is
geslaagd?
Automatisch inloggen is niet geslaagd door een
probleem met het netwerk. Neem contact op met uw
systeembeheerder.
Bent u de systeembeheerder, selecteer dan de toets
[Beheerderswachtw], log in als beheerder en pas de
loginmethode-instellingen tijdelijk aan in de
systeeminstellingen (beheerder). (Herstel de
oorspronkelijke instellingen als het netwerkprobleem
weer is opgelost.)
7-32
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
Het bedieningspaneel
kan niet worden
gebruikt.
Verschijnt de melding "Bel
servicedienst. Code:xx-xx*." verschijnt
in het display?
*Er verschijnen letters en cijfers in de
plaats van xx-xx.
Controleer of de LIJN-indicator niet brandt en de DATA
indicator niet knippert of brandt en schakel vervolgens
de toets [AAN] ( ) en de hoofdschakelaar uit. Wacht
tenminste tien seconden en zet de hoofdschakelaar en
de toets [AAN] ( ) weer aan, in die volgorde.
Als dezelfde melding blijft verschijnen nadat u de [AAN]
knop ( ) en de hoofdvoedingsschakelaar meerdere
malen hebt uit- en ingeschakeld, is er zeer
waarschijnlijk een storing opgetreden waarvoor service
is vereist. Stop in dit geval de machine, haal het snoer
uit het stopcontact en neem contact op met uw dealer of
de dichtstbijzijnde erkende servicevertegenwoordiger.
(Geef uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende
servicevertegenwoordiger de getoonde foutmelding
door, wanneer u contact met hen opneemt.)
Printen is niet
mogelijk of het printen
stopt tijdens een
opdracht.
Zit er nog papier in de lade?
Voeg papier toe volgens de aanwijzingen in het bericht op
het display.
Is de toner in het apparaat op? Als een tonercartridge leeg raakt, verschijnt een
melding om aan te geven dat de cartridge moet worden
vervangen. Raadpleeg Onderhouds- en
veiligheidshandleiding voor het vervangen van de
tonercartridge.
Is het papier vastgelopen? Verwijder het vastgelopen papier volgens de instructies
op het display.
VERWIJDEREN VAN VASTGELOPEN PAPIER
(pagina 7-2)
Is de uitvoerlade vol? Als de uitvoerlade vol is, wordt een sensor geactiveerd
en stopt de machine met afdrukken.
Verwijder de output uit de lade en hervat het printen.
Is de toner inzamelcontainer vol? Vervang de toner inzamelcontainer volgens de
instructies in het bericht op het display.
Onderhouds- en veiligheidshandleiding
Zijn er in de Papierlade-Instellingen van
de systeeminstellingen beperkingen
gedefinieerd voor de lades die per
functie kunnen worden gebruikt
(kopiëren, printen, Internet Fax, en
documentarchivering)?
Controleer de Papierlade-Instellingen en kijk of er bij
elke functie een vinkje staat. (Bezig met invoeren van
goedgekeurde opdracht) Functies die niet zijn
aangevinkt kunnen niet voor printen worden gebruikt bij
die lade.
Systeeminstellingen > "Papierlade-Instellingen" >
"Lade-Instellingen" > "Wijzigen" > (elke modus)
Het verkeerde formaat
wordt geselecteerd.
Staat het juiste formaat originelen
ingesteld?
Wanneer een origineel wordt geplaatst, wordt het
waargenomen formaat van het origineel weergegeven.
Als het formaat origineel dat deze toets weergeeft
afwijkt van het door u geplaatste formaat, selecteer dan
deze toets en geef het juiste formaat op.
Aangegeven
papierformaat voor de
handinvoerlade is niet
correct.
Is het uitschuifgedeelte van de
handinvoerlade uitgetrokken?
Als u papier in het uitschuifgedeelte van de
handinvoerlade doet moet u deze helemaal uittrekken
zodat het juiste papierformaat kan worden gevonden.
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
7-33
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
PROBLEMEN M.B.T. PAPIERTOEVOER EN -UITVOER
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
Het origineel loopt
vast (automatische
documentinvoer).
Is er teveel papier geladen in de
origineelinvoerlade?
Zorg dat de stapel papier in de lade niet boven de
aangegeven lijn uitkomt.
Is het origineel een lang origineel? Als u de automatische origineelinvoer gebruikt om een
lang origineel te scannen, stel het scanformaat dan in
op [Lang Form.]. (Let op, lange originelen kunnen niet
worden gekopieerd met de kopieerfunctie.)
Is het origineel van dun papier? Gebruik de documentglasplaat voor het scannen van
het origineel. Als u de automatische documentinvoer
moet gebruiken, gebruik dan de langzame scanfunctie
in de speciale functies om het origineel te scannen.
Is de aanvoerrol vuil? Reinig het oppervlak van de aanvoerrol van de
origineelinvoer.
Onderhouds- en veiligheidshandleiding
Het papier loopt vast. Zit er een afgescheurd stuk papier vast
in het apparaat?
Zorg dat alle papier wordt verwijderd.
VERWIJDEREN VAN VASTGELOPEN PAPIER
(pagina 7-2)
Zit er te veel papier in de lade? Zorg dat de stapel papier in de lade niet boven de
aangegeven lijn uitkomt.
Worden er meerdere vellen papier
tegelijk ingevoerd?
Waaier het papier goed uit voordat u het plaatst.
Gebruikt u papier dat niet aan de
specificaties voldoet?
Gebruik door SHARP aanbevolen papier. Het gebruik
van papier dat niet wordt aanbevolen kan leiden tot
vastlopen, kreukelen of vlekken.
"We adviseren het gebruik van door SHARP
aanbevolen papier en etiketten. Neem contact op
met uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende
servicevertegenwoordiger voor meer informatie.
Raadpleeg "BRUIKBAAR PAPIER" (pagina 1-40) in
"1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT" voor informatie
over papier dat niet is toegestaan of aanbevolen.
Is het papier in de lade vochtig? Als u het papier in een lade langere tijd niet zult
gebruiken, verwijder dit dan uit de lade en bewaar het in
een zak, op een donkere, droge plaats.
Zijn de geleiders van de handinvoerlade
op de breedte van het papier ingesteld?
Pas de geleiders van de handinvoerlade aan de breedte
van het papier aan.
Is het uitschuifgedeelte van de
handinvoerlade uitgetrokken?
Bij het invoeren van een groot formaat papier moet u
het uitschuifgedeelte uittrekken.
Is de handinvoerrol vuil? Reinig het oppervlak van de handinvoerrol.
Onderhouds- en veiligheidshandleiding
7-34
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
PROBLEMEN M.B.T. KWALITEIT/AFDRUKRESULTATEN
Het papier loopt vast. Staat het juiste papierformaat
ingesteld?
Als u een speciaal papierformaat gebruikt zorg dan dat
u het formaat instelt.
Als er een ander formaat papier in de lade is gedaan
controleer dan de papierformaat instelling.
Systeeminstellingen > "Papierlade-Instellingen" >
"Lade-Instellingen"
Heeft u papier in de lade voor
handinvoer gedaan?
Verwijder bij het toevoegen van papier eventueel
resterend papier uit de handinvoerlade, combineer het
met het toe te voegen papier en plaats het papier als
één stapel terug. Als u papier toevoegt zonder dit te
combineren met het resterende papier, kan het
apparaat vastlopen.
De afbeelding op het
papier uit de lade voor
handinvoer is scheef
gedrukt.
Is het papier op de juiste wijze in de
papierlade gedaan?
Stel de geleiders af op de maat van het papier. Zorg dat
de hoogte van het papier niet boven de aangegeven lijn
uitkomt.
Zijn er in de Papierlade-Instellingen van
de systeeminstellingen beperkingen
gedefinieerd voor de lades die per
functie kunnen worden gebruikt
(kopiëren, printen, Internet Fax, en
documentarchivering)?
Controleer de Papierlade-Instellingen en kijk of er bij
elke functie een vinkje staat. (Bezig met invoeren van
goedgekeurde opdracht) Functies die niet zijn
aangevinkt kunnen niet voor printen worden gebruikt bij
die lade.
Systeeminstellingen > "Papierlade-Instellingen" >
"Lade-Instellingen" > "Wijzigen" > (elke modus)
De afbeelding op
papier staat scheef.
Zit er te veel papier in de
handinvoerlade?
Doe niet meer in de lade dan het maximum toegestane
aantal vellen.
Het maximum toegestane aantal vellen hangt af van de
ingestelde papiersoort. Zie "SPECIFICATIES" in de
Veiligheidshandleiding voor meer informatie.
Zijn de geleiders van de handinvoerlade
op de breedte van het papier ingesteld?
Pas de geleiders van de handinvoerlade aan de breedte
van het papier aan.
Zijn de origineelgeleiders aan de
breedte van het papier aangepast
Pas de origineelgeleiders aan de breedte van het papier
aan.
The automatische
documentinvoer
functioneert niet.
Zijn er functies die door de beheerder
gedeactiveerd zijn?
Sommige functies kunnen uitgeschakeld zijn in de
"Gebruikersbediening" (alleen webpagina) of
systeeminstellingen (beheerder). Controleer bij uw
systeembeheerder.
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
Er verschijnen lijnen
in de gescande
afbeelding.
Is de glasplaat of de automatische
documentinvoer vuil?
Reinig de glasplaat of de automatische
documentinvoer.
Onderhouds- en veiligheidshandleiding
Is de papieraanvoerrol of de
handinvoerrol vuil?
Reinig het oppervlak van de papieraanvoerrol of de
handinvoerrol.
Onderhouds- en veiligheidshandleiding
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
7-35
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
Vlekken op de print. Gebruikt u papier dat niet aan de
specificaties voldoet?
Gebruik door SHARP aanbevolen papier. Het gebruik van
papier voor andere modellen of speciaal papier dat niet wordt
aanbevolen kan leiden tot vastlopen, kreuken of vlekken.
"We adviseren het gebruik van door SHARP
aanbevolen papier en etiketten. Neem contact op
met uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende
servicevertegenwoordiger voor meer informatie.
Gebruikt u voorgeperforeerd papier? Als de af te drukken afbeelding de perforaties overlapt
kunnen er vlekken verschijnen op de achterkant van het
papier bij eenzijdig bedrukken, of op beide zijden bij
dubbelzijdig bedrukken. Zorg dat de afbeelding de
perforatie niet overlapt.
Zijn de lasereenheid, de tonerkanalen of
de PT-lader vuil?
Als deze eenheden vuil zijn, verschijnen er vlekken op
de afdrukken. Reinig deze eenheden regelmatig.
Raadpleeg de "Onderhouds- en veiligheidshandleiding"
voor het reinigen.
Verschijnt er een melding dat er
onderhoud noodzakelijk is?
Neem zo snel mogelijk contact op met uw dealer of de
dichtst bijzijnde erkende servicevertegenwoordiger.
Toner hecht niet goed
of er verschijnen
vouwen in het papier.
Gebruikt u papier dat niet aan de
specificaties voldoet?
Gebruik door SHARP aanbevolen papier. Het gebruik
van papier voor andere modellen of speciaal papier dat
niet wordt aanbevolen kan leiden tot vastlopen, kreuken
of vlekken.
"We adviseren het gebruik van door SHARP
aanbevolen papier en etiketten. Neem contact op
met uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende
servicevertegenwoordiger voor meer informatie.
Heeft u het juiste papiersoort ingesteld? Stel het juiste papiersoort in bij de lade-instellingen. Let
vooral op het volgende:
U gebruikt een zware kwaliteit papier maar er staat bij
de lade-instellingen een andere papiersoort
ingesteld. (de afbeelding kan bij wrijving verdwijnen.)
Er worden een andere papiersoort gebruikt dan zwaar
papier, maar er staat bij de lade-instellingen zwaar papier
ingesteld. (Dit kan leiden tot kreuken en vastlopen.)
Systeeminstellingen > "Papierlade-Instellingen" >
"Lade-Instellingen"
Is het papier op zo'n manier geladen dat
er op de achterkant wordt afgedrukt?
Indien er op de verkeerde zijde wordt afgedrukt van
etiketvellen of transparanten, kan het zijn dat de toner
niet goed hecht en dat u geen scherp beeld krijgt.
Slechte printkwaliteit. Is "Tonerbesparingsmodus"
ingeschakeld
Als de "Tonerbesparingsmodus" ingeschakeld is, wordt
afgedrukt met minder toner. Bijgevolg is het afdrukresultaat
lichter. Controleer bij uw systeembeheerder.
Deel van de afbeelding
wordt afgesneden.
Staat het juiste papierformaat
ingesteld?
Als u een speciaal papierformaat gebruikt zorg dan dat
u het formaat instelt.
Als er een ander formaat papier in de lade is gedaan
controleer dan de papierformaat instelling.
Systeeminstellingen > "Papierlade-Instellingen" >
"Lade-Instellingen"
Is het origineel correct geplaatst? Als u gebruikmaakt van de documentglasplaat, plaats
het origineel dan in het midden links op de glasplaat.
1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT"HET
ORIGINEEL OP DE GLASPLAAT PLAATSEN"
(pagina 1-50)
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
7-36
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
PROBLEMEN M.B.T. RANDAPPARATUUR
Er wordt op de
verkeerde zijde van
het papier afgedrukt.
Is het papier geladen met de bedrukte
kant in de verkeerde richting?
Lade 1 tot 4:
Plaats het papier met de voorzijde omhoog*.
Handinvoerlade:
Laad het papier met de bovenkant naar beneden*.
* IAls u "Voorgeperforeerd", "Voorbedrukt" of "Briefpapier"
gebruikt, plaats het papier er dan omgekeerd in. (Behalve
wanneer "Uitschakelen van duplex" ingeschakeld is in de
systeeminstellingen (systeembeheerder). Vraag aan uw
beheerder wat de huidige instelling is.)
Een kaft of insteekvel
wordt niet op het
opgegeven papier
afgedrukt.
Is het papiertype correct ingesteld?
Als het ingestelde papiertype voor de kaft of het insteekvel
niet overeenkomt met het papiertype dat is ingesteld voor
de lade, wordt papier uit een andere lade aangevoerd. Stel
het juiste papiertype in voor de lade die het papier bevat
dat is opgegeven voor de kaft of het insteekvel.
Systeeminstellingen > "Papierlade-Instellingen" >
"Lade-Instellingen"
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
Het aangesloten USB
apparaat kan niet
worden gebruikt.
Is het USB apparaat compatibel met het
apparaat?
Vraag aan uw dealer of het apparaat compatibel is met
de machine.
Is het aangesloten USB-apparaat juist
herkend?
Met "USB-apparaatcontrole" in de systeeminstellingen
kunt u controleren of het apparaat al dan niet kan
worden herkend.
Systeeminstellingen > "USB-apparaatcontrole"
Als het niet wordt herkend, sluit u het opnieuw aan.
Het aangesloten
USB-geheugen kan
niet worden gebruikt.
Is het geheugen ingedeeld volgens
FAT32?
Als de indeling van het USB-geheugen geen FAT32 is,
wijzig de indeling dan naar FAT32 met uw computer.
Gebruikt u een USB-geheugen met een
capaciteit van meer dan 32 GB?
Gebruik een USB-geheugen van 32 GB of minder.
De afwerkingeenheid
werkt niet.
Verschijnt er een melding die aangeeft dat u
het papier uit de niet-eenheid moet halen?
Verwijder alle resterend papier uit de niet-eenheid.
Verschijnt het volgende bericht op het
display?
"Bel servicedienst. Code:xx-xx*.
Afwerkeenheidfout."
*Er verschijnen letters en cijfers in de
plaats van xx-xx.
Controleer de aansluitkabel. Maak de aansluitkabel los
en steek hem er weer stevig in. Start de machine
vervolgens opnieuw op.
Er wordt niet geniet. Verschijnt er een melding die u vraagt
de perforatiemodule te controleren?
Verwijder vastgelopen nietjes.
"VASTGELOPEN NIETJES VERWIJDEREN"
(pagina 7-6)
Verschijnt er een melding die u vraagt
om nietjes toe te voegen?
Vervang de nietjescartridge. Vergeet de nietcassette
niet te vervangen.
"VASTGELOPEN NIETJES VERWIJDEREN"
(pagina 7-6)
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
7-37
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
Er wordt niet geniet . Zit tussen een stapel ook papier van
een andere breedte?
Nieten is niet mogelijk bij verschillende papierbreedtes.
Om verschillende papierformaten te kunnen nieten,
gebruikt u papier van dezelfde breedte. Wanneer u
kopieert, selecteert u [Origineel gem. form.] bij de
speciale functies.
Heeft u meer bladen dan in een keer
geniet kunnen worden?
Voor het maximum aantal vellen dat geniet kan worden,
zie "SPECIFICATIES" in de Veiligheidshandleiding.
Gebruikt u bij de printopdracht een
papierformaat dat niet kan worden
geperforeerd?
Voor de papierformaten die geniet kunnen worden, zie
"SPECIFICATIES" in de Onderhouds- en
veiligheidshandleiding
Is de papiersoort instelling voor de
geselecteerde lade in de printerdriver
ingesteld op een papiersoort dat niet
kan worden geniet?
Controleer de papiersoortinstellingen en selecteer een
lade met papier dat u kunt nieten*. Klik op de knop
[Ladestatus] in "Papierkeuze" op het tabblad [Papier]
van het instelvenster voor de printer en controleer de
papiersoortinstelling voor elke lade.
* Nieten is niet mogelijk bij etiketten, tabpapier, transparanten
of enveloppen. Ook als bij het gebruikerstype "Nieten
Uitschakelen" is ingesteld kan er niet geniet worden.
Zijn er functies die door de beheerder
gedeactiveerd zijn?
Sommige functies kunnen uitgeschakeld zijn in de
"Gebruikersbediening" (alleen webpagina) of
systeeminstellingen (beheerder). Controleer bij uw
systeembeheerder.
De nietpositie of
perforatiepositie is
niet correct.
Staat de nietpositie correct ingesteld? Controleer de instelling van de nietpositie.
2. KOPIEERMACHINE "UITVOER" (pagina 2-33)
Uitvoer belandt niet
netjes in de
uitvoerlade van
afwerkingeenheid.
Is het papier gekruld? Misschien helpt het om het papier in de lade om te
keren.
Geniete uitvoer wordt
niet netjes verzameld.
Is het papier gekruld? Misschien helpt het om het papier in de lade om te
keren.
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
7-38
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Inhoudsopgave
OVERIGE PROBLEMEN
Probleem Wat u moet controleren Oplossing
Voorvertoningen of
miniatuurafbeeldingen
worden niet
weergegeven.
Wachten er een aantal opdrachten op
uitvoering?
Wacht tot enkele van de opdrachten zijn uitgevoerd.
Het displayscherm is
moeilijk af te lezen.
Staat het displaycontrast juist
afgesteld?
Pas het contrast van het display aan met
"Display-Contrast" in de systeeminstellingen.
U bent afgemeld
zonder zelf te zijn
uitgelogd.
Staat Automatisch Wissen ingesteld? Als er gebruik wordt gemaakt van gebruikersautorisatie
zal de huidige gebruiker automatisch worden uitgelogd
als Automatisch Wissen wordt geactiveerd. (Behalve in
PC Scan modus.)
Log opnieuw in.
Bent u de systeembeheerder dan kunt u de tijdinstelling
van Automatisch Wissen aanpassen of Automatisch
Wissen uitschakelen in "Automatisch Wissen Instellen".
Systeeminstellingen (beheerder) (alleen webpagina)
> "Bedieningsinstellingen" > "Overige instellingen" >
"Automatisch Wissen Instellen"
U bent het
systeembeheerder
wachtwoord vergeten.
Is het wachtwoord van de
systeembeheerder anders dan de
standaard fabrieksinstelling?
Neem contact op met uw dealer of de dichtst bijzijnde
erkende servicevertegenwoordiger.
Zie voor het standaard fabriekswachtwoord "AAN DE
BEHEERDER VAN HET APPARAAT" in de
Onderhouds- en veiligheidshandleiding. Als u het
wachtwoord verandert, dient u te zorgen dat dit goed
bewaard blijft.
MXC310-NL-Z4
Bedieningshandleiding
MX-C310
MX-C380
MODEL:
1

Hulp nodig? Stel uw vraag in het forum

Spelregels

Misbruik melden

Gebruikershandleiding.com neemt misbruik van zijn services uitermate serieus. U kunt hieronder aangeven waarom deze vraag ongepast is. Wij controleren de vraag en zonodig wordt deze verwijderd.

Product:

Bijvoorbeeld antisemitische inhoud, racistische inhoud, of materiaal dat gewelddadige fysieke handelingen tot gevolg kan hebben.

Bijvoorbeeld een creditcardnummer, een persoonlijk identificatienummer, of een geheim adres. E-mailadressen en volledige namen worden niet als privégegevens beschouwd.

Spelregels forum

Om tot zinvolle vragen te komen hanteren wij de volgende spelregels:

Belangrijk! Als er een antwoord wordt gegeven op uw vraag, dan is het voor de gever van het antwoord nuttig om te weten als u er wel (of niet) mee geholpen bent! Wij vragen u dus ook te reageren op een antwoord.

Belangrijk! Antwoorden worden ook per e-mail naar abonnees gestuurd. Laat uw emailadres achter op deze site, zodat u op de hoogte blijft. U krijgt dan ook andere vragen en antwoorden te zien.

Abonneren

Abonneer u voor het ontvangen van emails voor uw Sharp MX-C310 bij:


U ontvangt een email met instructies om u voor één of beide opties in te schrijven.


Ontvang uw handleiding per email

Vul uw emailadres in en ontvang de handleiding van Sharp MX-C310 in de taal/talen: Nederlands als bijlage per email.

De handleiding is 17,47 mb groot.

 

U ontvangt de handleiding per email binnen enkele minuten. Als u geen email heeft ontvangen, dan heeft u waarschijnlijk een verkeerd emailadres ingevuld of is uw mailbox te vol. Daarnaast kan het zijn dat uw internetprovider een maximum heeft aan de grootte per email. Omdat hier een handleiding wordt meegestuurd, kan het voorkomen dat de email groter is dan toegestaan bij uw provider.

Stel vragen via chat aan uw handleiding

Stel uw vraag over deze PDF

Uw handleiding is per email verstuurd. Controleer uw email

Als u niet binnen een kwartier uw email met handleiding ontvangen heeft, kan het zijn dat u een verkeerd emailadres heeft ingevuld of dat uw emailprovider een maximum grootte per email heeft ingesteld die kleiner is dan de grootte van de handleiding.

Er is een email naar u verstuurd om uw inschrijving definitief te maken.

Controleer uw email en volg de aanwijzingen op om uw inschrijving definitief te maken

U heeft geen emailadres opgegeven

Als u de handleiding per email wilt ontvangen, vul dan een geldig emailadres in.

Uw vraag is op deze pagina toegevoegd

Wilt u een email ontvangen bij een antwoord en/of nieuwe vragen? Vul dan hier uw emailadres in.



Info