649298
929
Verklein
Vergroot
Pagina terug
1/944
Pagina verder
Functies van het apparaat en procedures
voor het plaatsen van originelen en papier.
VOORDAT U HET APPARAAT
GAAT GEBRUIKEN
KOPIEERAPPARAAT
Gebruik van de kopieerfunctie
PRINTER
Gebruik van de printerfunctie
FAX
Gebruik van de faxfunctie
SCANNER/INTERNETFAX
Gebruik van de scanner/internetfaxfunctie
DOCUMENTARCHIVERING
Taken opslaan als bestanden op de harde
schijf
SYSTEEMINSTELLINGEN
Instellingen configureren om het
apparaat eenvoudiger in het gebruik te maken
Klik om naar de inhoudsopgave van het
betreffende hoofdstuk te gaan.
Gebruikershandleiding
DIGITAAL MULTIFUNCTIONEEL KLEURENAPPARAAT
MODEL: MX-2630N
i
GEBRUIK VAN DEZE HANDLEIDING
Klik op een knop hieronder om naar de gewenste pagina te gaan.
In de volgende uitleg wordt ervan uitgegaan dat u Adobe Reader XI gebruikt (sommige knoppen worden standaard niet
weergegeven).
(1) Knop om terug te gaan naar het begin van de pagina
Wanneer een bewerking niet wordt uitgevoerd zoals
verwacht, klikt u op deze knop om opnieuw te beginnen.
(2) Knop om terug te gaan naar de vorige pagina
Geeft de vorige pagina weer.
(3) Knop om naar de volgende pagina te gaan
Geeft de volgende pagina weer.
(4) Knop om terug te gaan naar de laatst weergegeven
pagina
Geeft de pagina weer die vóór de huidige pagina werd
weergegeven.
(5) Titelknop
Geeft de pagina weer van de titel die op de knop wordt
weergegeven.
(6) Inhoudknop
Geeft de inhoud van ieder hoofdstuk weer.
Bijvoorbeeld, als de huidige pagina bij het hoofdstuk
Printer hoort, dan wordt de inhoudsopgave van het
hoofdstuk Printer weergegeven.
(1) (2) (3) (4)
(6)
(5)
Wanneer geen knop wordt weergegeven, raadpleeg dan de Help van Adobe Reader voor het weergeven van de knop.
ii
OVER DE BEDIENINGSHANDLEIDING
In deze handleiding wordt het gebruik van het digitaal multifunctioneel kleurenapparaat MX-2630NMX-3050N/
MX-3060N/MX-3070N/MX-3550N/MX-3560N/MX-3570N/MX-4050N/MX-4060N/MX-4070N/MX-5050N/MX-5070N/
MX-6050N/MX-6070N uitgelegd.
Opmerking vooraf
Raadpleeg de Handleiding software-installatie voor meer informatie over het installeren van de drivers en software die in deze
handleiding worden genoemd.
Raadpleeg de handleiding van uw besturingssysteem of de online Help-functie voor informatie over uw besturingssysteem.
De uitleg van schermen en procedures voor Windows-apparaten is hoofdzakelijk bedoeld voor Windows
®
8.1. De schermen
kunnen variëren, afhankelijk van de versie van het besturingssysteem of de softwareapplicatie.
De uitleg van schermen en procedures voor apparaten met een Macintosh-besturingssysteem is gebaseerd op Mac OS X
v10.10 in het geval van Mac OS X. De schermen kunnen variëren, afhankelijk van de versie van het besturingssysteem of de
softwareapplicatie.
Overal in de handleiding waar "MX-xxxx" wordt vermeld, kunt u "xxxx" vervangen door uw modelnaam.
Deze handleiding bevat verwijzingen naar de faxfunctie. De faxfunctie is echter niet beschikbaar in sommige landen en regio's.
Deze handleiding is met de grootst mogelijke zorg tot stand gekomen. Voor vragen en opmerkingen over deze handleiding kunt
u contact opnemen met uw dealer of met de dichtstbijzijnde erkende servicevertegenwoordiger.
Dit product heeft strenge kwaliteitscontroles en inspecties ondergaan. In het onwaarschijnlijke geval dat u een defect of
probleem ontdekt, kunt u contact opnemen met uw dealer of met de dichtstbijzijnde erkende servicevertegenwoordiger.
Behoudens voor zover wettelijk verplicht aanvaardt SHARP geen enkele aansprakelijkheid voor fouten die optreden tijdens het
gebruik van het product of de opties, defecten die het gevolg zijn van onjuiste bediening van het product en de opties of andere
fouten, of voor enige schade resulterend uit het gebruik van het product.
Waarschuwing
De vermenigvuldiging, wijziging of vertaling van de inhoud van deze handleiding zonder voorafgaande schriftelijke toestemming
is niet toegestaan, tenzij dit is toegestaan op grond van het auteursrecht.
De informatie in deze handleiding kan zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Afbeeldingen, bedieningspaneel en aanraakscherm die in deze handleiding worden
weergegeven
De randapparatuur is over het algemeen optioneel. Bij enkele modellen maakt bepaalde randapparatuur echter deel uit van de
standaarduitrusting.
In deze handleiding wordt ervan uitgegaan dat een papierlade is geïnstalleerd op de MX-6070N.
Voor sommige functies en procedures wordt er in de uitleg vanuit gegaan dat er andere apparatuur is geïnstalleerd dan
bovengenoemde apparatuur.
Pictogrammen die in de handleidingen worden gebruikt
De pictogrammen in de handleidingen verwijzen naar de volgende informatie:
De schermen, berichten en toetsnamen in de handleiding kunnen verschillen van die op de machine als gevolg van
verbeteringen en wijzigingen van het product.
Hiermee wordt u alert gemaakt op een situatie
die zou kunnen leiden tot de dood of tot ernstig
persoonlijk letsel. Hiermee wordt u
gewaarschuwd voor een situatie die zou
kunnen leiden tot persoonlijk letsel of
materiële schade.
Hiermee wordt uitgelegd hoe u een handeling kunt stoppen
of corrigeren.
Hiermee wordt u gewezen op een situatie die
kan leiden tot beschadiging of storing van het
apparaat.
Hierin worden routineactiviteiten beschreven die relevant zijn
voor de instellingsmodus.
Dit vormt een aanvulling op een functie of
bedieningsprocedure.
1-1
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT
GEBRUIKEN
ONDERDEELNAMEN EN FUNCTIES . . . . . . . . . . . 1-3
BUITENKANT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-3
BINNENKANT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-5
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID
EN GLASPLAAT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1-6
ZIJKANT EN ACHTERKANT. . . . . . . . . . . . . . . 1-7
BEDIENINGSPANEEL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-8
DE VOEDING INSCHAKELEN. . . . . . . . . . . . . . . . . 1-10
AANRAAKSCHERM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-11
AANRAAKTYPEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-11
BEGINSCHERM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-14
VOORBEELDSCHERM. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-17
BEDIENING VAN VEELGEBRUIKTE TOETSEN . . .
1-23
ACTIESCHERM. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-24
BEVESTIGINGSSCHERM VOOR FAVORIETE
MENU'S EN INSTELLINGEN . . . . . . . . . . . . . . 1-24
Eco . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-26
ECOFUNCTIES VAN HET APPARAAT . . . . . . 1-26
AUTOMATISCH UITSCHAKELEN . . . . . . . . . . 1-27
VOORVERWARMFUNCTIE . . . . . . . . . . . . . . . 1-28
SCHERM VAN ECO-ADVIESFUNCTIE . . . . . . 1-28
SCHAKEL DE MODUS VOOR AUTOMATISCHE
UITSCHAKELING IN ZODRA DE EXTERNE
OPDRACHT IS VOLTOOID. . . . . . . . . . . . . . . . . .
1-29
ECO-SCAN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-29
PLANNINGSINSTELLING IN- /UITSCHAKELEN . . .
1-30
INSTELLINGEN VOOR GEBRUIK OP EEN
SPECIFIEKE DATUM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-30
BEWEGINGSSENSOR (alleen
MX-3060N/MX-3070N/
MX-3560N/MX-3570N/MX-4060N/MX-4070N/MX-
5070N/MX-6070N) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1-31
GEBRUIKERSAUTHENTICATIE . . . . . . . . . . . . . . . 1-32
AUTHENTICATIE OP BASIS VAN
GEBRUIKERSNUMMER. . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-32
AUTHENTICATIE OP BASIS VAN
GEBRUIKERSNAAM EN WACHTWOORD . . . 1-34
KOPPELFUNCTIE MET ACTIVE DIRECTORY . . .
1-37
REKENING CODE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-40
REKENING CODE. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-40
GEBRUIK VAN REKENING CODE. . . . . . . . . . 1-41
NIEUWE REKENINGCODE REGISTREREN . . . .
1-44
GEREGISTREERDE REKENINGCODE
BEWERKEN OF WISSEN . . . . . . . . . . . . . . . . 1-47
CLOUD LINK. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-50
VOORDAT U DE FUNCTIE CLOUD LINK
GAAT GEBRUIKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-50
SCANGEGEVENS UPLOADEN NAAR EEN
CLOUD SERVICE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-51
GEGEVENS IN EEN CLOUD SERVICE AFDRUKKEN . . .
1-51
AirPrint . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-53
GEMAKKELIJKE VERBINDING MET EEN MOBIEL
TOESTEL (EASY CONNECT) . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1-55
AANSLUITEN DOOR NFC-KAARTLEZER . . . . . . . . . .
1-55
VERBINDING MAKEN DOOR QR-CODE. . . . . . . . . . . .
1-56
BEDIENING OP AFSTAND VAN HET APPARAAT . . . .
1-57
UNIVERSEEL ONTWERP VAN HET APPARAAT . . .
1-58
UNIVERSEEL ONTWERP VAN DE BEDIENING . . . . .
1-58
UNIVERSEEL ONTWERP VAN DE WEERGAVE . . . . .
1-59
UNIVERSEEL ONTWERP VAN HET GELUID. . . . .
1-59
UNIVERSAL DESIGN-FUNCTIES . . . . . . . . . . . . . .
1-60
GEREGISTREERDE ITEMS IN HET
OPDRACHTLOGBOEK . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-62
PAPIER LADEN
BELANGRIJKE INFORMATIE OVER PAPIER . . . 1-65
NAAM EN PLAATS VAN DE LADEN. . . . . . . . 1-65
DE DEFINITIE VAN 'R' IN PAPIERFORMATEN . . .
1-65
GESCHIKTE PAPIERTYPEN. . . . . . . . . . . . . . 1-66
LADE 1 - 4 (wanneer een Lage Stand/550 vellen
papierlade of stand/550/2x550/3x550/550&2100
vellen papierlade is geïnstalleerd) . . . . . . . . . . . . . .
1-69
LADE 3 - 4 (wanneer een standaard/papierlade
van 550&2100 vel is geïnstalleerd). . . . . . . . . . . . 1-72
PAPIER PLAATSEN IN DE LADE MET GROTE
CAPACITEIT (als er een lade met grote capaciteit
is geïnstalleerd) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-74
PAPIER IN DE DOORVOERLADE LADEN . . . . . . 1-76
DE GELEIDER VOOR LANG PAPIER AANBRENGEN . . . . .
1-80
HET ORIGINEEL PLAATSEN
EEN PROCEDURE SELECTEREN VOOR HET
PLAATSEN VAN HET ORIGINEEL AFHANKELIJK
VAN TYPE EN STATUS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-81
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID . . .
1-82
VOORDAT U HET APPARAAT
GAAT GEBRUIKEN
1-2
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
GLASPLAAT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-84
OPDRACHTEN STOPPEN/VERWIJDEREN,
MET PRIORITEIT VERWERKEN EN DE
STATUS CONTROLEREN
TYPEN OPDRACHTSTATUSSCHERMEN . . . . . . . 1-86
OPDRACHTEN IN UITVOERING OF GERESERVEERDE
OPDRACHTEN STOPPEN OF VERWIJDEREN. . . . . . . .
1-88
GERESERVEERDE OPDRACHTEN MET
PRIORITEIT VERWERKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-89
GERESERVEERDE OPDRACHTEN OF OPDRACHTEN
IN UITVOERING CONTROLEREN . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1-91
VOLTOOIDE OPDRACHTEN CONTROLEREN . . . 1-92
DE OPDRACHTENLIJST LEZEN . . . . . . . . . . . . . . 1-93
ADRESBOEK
ADRESBOEK . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-96
ADRESBOEKSCHERM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-97
ADRESSEN OPSLAAN VIA DIRECTE INVOER . . . . .
1-100
ADRESSEN OPSLAAN VIA GLOBAAL ADRES ZOEKEN . . .
1-101
ADRESSEN OPSLAAN UIT VERZENDLOGBOEKEN
VAN FAX OF AFBEELDING. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1-103
GROEPEN OPSLAAN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-104
ADRESSEN IN HET ADRESBOEK
BEWERKEN/VERWIJDEREN . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-106
HET BEREIK INSTELLEN VOOR PUBLICATIE
VAN CONTACTPERSONEN EN GROEPEN. . . . . . 1-108
VERZENDGESCHIEDENIS WISSEN. . . . . . . . . . . . 1-109
RANDAPPARATUUR
RANDAPPARATUUR. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-110
AFWERKINGSEENHEID IN HET APPARAAT . . . . 1-112
ONDERDEELNAMEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-112
HANDMATIG NIETEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-113
TOEBEHOREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-114
ONDERHOUD VAN AFWERKINGSEENHEID
IN HET APPARAAT. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-114
AFWERKINGSEENHEID . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-116
ONDERDEELNAMEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-116
TOEBEHOREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-117
ONDERHOUD VAN DE AFWERKINGSEENHEID . . .
1-117
AFWERKINGSEENHEID (GROTE STAPELEENHEID) . . .
1-119
ONDERDEELNAMEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-119
HANDMATIG NIETEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-120
TOEBEHOREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-121
ONDERHOUD VAN DE AFWERKINGSEENHEID
(GROTE STAPELEENHEID) . . . . . . . . . . . . . . . . .
1-121
ZADELSTEEK-AFWERKINGSEENHEID . . . . . . . . 1-123
ONDERDEELNAMEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-123
TOEBEHOREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-124
ONDERHOUD VAN DE
ZADELSTEEK-AFWERKINGSEENHEID. . . . . 1-124
ZADELSTEEK-AFWERKINGSEENHEID (GROTE
STAPELEENHEID) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-127
ONDERDEELNAMEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-127
HANDMATIG NIETEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-128
TOEBEHOREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-129
ONDERHOUD VAN DE
ZADELSTEEK-AFWERKINGSEENHEID
(GROTE STAPELEENHEID) . . . . . . . . . . . . . . 1-129
PERFORATIEMODULE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-133
PERFORATIE-AFVAL VERWIJDEREN. . . . . . 1-133
Sharp OSA . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-139
APPLICATIECOMMUNICATIE. . . . . . . . . . . . . 1-139
APPLICATIE VOOR EXTERNE ACCOUNTS. . . .
1-140
VASTGELOPEN PAPIER VERWIJDEREN
VASTGELOPEN PAPIER VERWIJDEREN . . . . . . 1-142
ONDERHOUD
REGELMATIG ONDERHOUD . . . . . . . . . . . . . . . . 1-143
DE GLASPLAAT EN AUTOMATISCHE
DOCUMENTINVOEREENHEID REINIGEN . . . . .
1-143
DE TONERKANALEN VAN DE
FOTOGELEIDENDE DRUM REINIGEN . . . . . 1-146
DE PT-LADER VAN DE PRIMAIRE
TRANSPORTBAND REINIGEN. . . . . . . . . . . . 1-149
DE LASEREENHEID REINIGEN . . . . . . . . . . . 1-151
HET OPPERVLAK VAN DE DOORVOERROL
REINIGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-154
DE AANVOERROL VAN DE PAPIERINVOER
REINIGEN (alleen voor de
MX-2630N/MX-3050N/MX-3060N/MX-3550N/
MX-3560N/MX-4050N/MX-4060N/MX-5050N/M
X-6050N) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-154
DE TONERCARTRIDGE VERVANGEN . . . . . . . . . 1-155
DE TONEROPVANGBAK VERVANGEN . . . . . . . . . .
1-159
DE STEMPELCARTRIDGE VERVANGEN. . . . . . . 1-160
TEKENINVOER
NAMEN EN FUNCTIES VAN AANRAAKTOETSEN . . . .
1-163
1-3
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
ONDERDEELNAMEN EN FUNCTIES
BUITENKANT
(1) Automatische documentinvoereenheid
Hiermee worden meerdere originelen automatisch
geladen en gescand. Dubbelzijdige originelen kunnen
automatisch worden gescand.
Voor de MX-3070N/
MX-3570N/MX-4070N/MX-5070N/MX-6070N kunnen
beide zijden van 2-zijdige originelen automatisch tegelijk
worden gescand.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID
(pagina 1-82)
(2) Uitvoerlade (uitvoerladekast)*
1
In deze lade worden ontvangen faxen en afgedrukte
vellen papier opgevangen.
(3) Taakscheider (bovenste lade)*
1
In deze lade wordt de uitvoer opgevangen.
U kunt taken ook versturen naar de jobscheider (Middelste
Lade) wanneer een relaiseenheid is geïnstalleerd.
(4) USB-poort (A-type)
Via deze aansluiting kan een USB-apparaat zoals een
USB-stick op het apparaat worden aangesloten.
Ondersteunt USB 2.0 (Hi-Speed).
(5) Bedieningspaneel
Op dit paneel bevinden zich de toets [Aan], de toets/indicator
[Spaarstand], de foutindicator, de knop [Beginscherm], de
hoofdschakelaar, de data-indicator en het aanraakscherm.
Gebruik het aanraakscherm om elk van deze functies uit te voeren.
BEDIENINGSPANEEL (pagina 1-8)
(6) Uitvoerlade-eenheid (rechter lade)*
1
U kunt deze lade instellen als uitvoerlade.
(7) Toetsenbord*
1
Gebruik dit als alternatief voor het aanraaktoetsenbord
dat op het aanraakscherm wordt weergegeven. Wanneer
dit toetsenbord niet wordt gebruikt, kan het onder het
bedieningspaneel worden opgeborgen.
(8) Afwerkingseenheid in het apparaat*
1
Deze niet het papier. Verder kan een perforatiemodule
worden geïnstalleerd om gaten te maken in
uitvoerpapier. U kunt ook met de hand nieten.
AFWERKINGSEENHEID IN HET APPARAAT (pagina 1-112)
(9)
Tonerklep (MX-5050N/MX-5070N/MX-6050N/MX-6070N)
Openen om een tonercartridge te vervangen.
DE TONERCARTRIDGE VERVANGEN (pagina 1-155)
(10) Voorkaft (MX-5050N/MX-5070N/MX-6050N/MX-6070N)
Openen om de hoofdschakelaar in of uit te schakelen.
DE VOEDING INSCHAKELEN (pagina 1-10)
(11)
Voorkaft (MX-2630N/MX-3050N/MX-3060N/MX-3070N/
MX-3550N/MX-3560N/MX-3570N/MX-4050N/MX-4060N/
MX-4070N)
Open deze klep om de hoofdschakelaar in of uit te
schakelen of een tonercartridge te vervangen.
DE VOEDING INSCHAKELEN (pagina 1-10)
DE TONERCARTRIDGE VERVANGEN (pagina 1-155)
k
*1 Randapparaat.
Standaard geïntegreerd, maar niet beschikbaar in sommige landen en regio's. Niet beschikbaar op sommige
modellen. Neem contact op met uw leverancier of de dichtstbijzijnde erkende servicevertegenwoordiger.
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT
GEBRUIKEN
(3) (7)
(5)(1) (4) (6) (8)
(2)
(9) (10) (11)
(1)
(5)
MX-2630N/MX-3050N/MX-3060N/
MX-3550N/MX-3560N/MX-4050N/
MX-4060N/MX-5050N/MX-6050N
MX-2630NMX-3050N/MX-3060N/
MX-3070N/MX-3550N/MX-3560N/
MX-3570N/MX-4050N/MX-4060N/
MX-4070N
MX-2630N
1-4
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
(12)
Zadelsteek-afwerkingseenheid (grote stapeleenheid)
*
1
Deze niet en vouwt papier. Verder kan een
perforatiemodule worden geïnstalleerd om gaten te
maken in uitvoerpapier. U kunt ook met de hand nieten.
ZADELSTEEK-AFWERKINGSEENHEID (GROTE
STAPELEENHEID) (pagina 1-127)
(13) Papierdoorgave-eenheid*
1
Voert papier door tussen het apparaat en de
afwerkingseenheid, afwerkingseenheid (grote
stapeleenheid), zadelsteek-afwerkingseenheid of
zadelsteek-afwerkingseenheid (grote stapeleenheid).
(14) Bewegingssensor*
2
Deze sensor detecteert de bewegingen van personen die
het apparaat naderen en schakelt het apparaat automatisch
uit de stand-bymodus. (Alleen bewegingssensormodus)
(15) Hulptafel*
1
U kunt deze gebruiken als werkplatform of tijdelijk
originelen of een mobiel apparaat plaatsen.
(16) Doorvoerlade
Gebruik deze lade om handmatig papier in te voeren.
Als u papier laadt dat groter is dan A4R of 8-1/2" x 11"R,
kunt u het verlengstuk uittrekken.
PAPIER IN DE DOORVOERLADE LADEN (pagina 1-76)
(17) Lade 5 (wanneer een lade met grote capaciteit is
geïnstalleerd)*
1
Plaats papier in deze lade.
PAPIER PLAATSEN IN DE LADE MET GROTE
CAPACITEIT (als er een lade met grote capaciteit is
geïnstalleerd) (pagina 1-74)
(18) Lade 1
Plaats papier in deze lade.
LADE 1 - 4 (wanneer een Lage Stand/550 vellen
papierlade of stand/550/2x550/3x550/550&2100
vellen papierlade is geïnstalleerd) (pagina 1-69)
(19) Afwerkingseenheid*
1
Deze niet het papier. Verder kan een perforatiemodule
worden geïnstalleerd om gaten te maken in uitvoerpapier.
AFWERKINGSEENHEID (pagina 1-116)
(20) Zadelsteek-afwerkingseenheid*
1
Deze niet en vouwt papier. Verder kan een perforatiemodule
worden geïnstalleerd om gaten te maken in uitvoerpapier.
ZADELSTEEK-AFWERKINGSEENHEID (pagina 1-123)
(21) Afwerkingseenheid (grote stapeleenheid)*
1
Deze niet het papier. Verder kan een perforatiemodule
worden geïnstalleerd om gaten te maken in uitvoerpapier.
U kunt ook met de hand nieten.
AFWERKINGSEENHEID (GROTE
STAPELEENHEID) (pagina 1-119)
(22) Perforatiemodule*
1
Deze maakt gaten in het uitvoerpapier. Vereist een interne
afwerkingseenheid, afwerkingseenheid, afwerkingseenheid
(grote stapeleenheid), zadelsteek-afwerkingseenheid of
zadelsteek-afwerkingseenheid (grote stapeleenheid).
(23) Lade 3 (wanneer een standaard/papierlade van
2x550/3x550 vel is geïnstalleerd)*
1
Plaats papier in deze lade.
LADE 1 - 4 (wanneer een Lage Stand/550 vellen papierlade of
stand/550/2x550/3x550/550&2100 vellen papierlade is
geïnstalleerd) (pagina 1-69)
(24) Lade 4 (wanneer een standaard/papierlade van 3x550
vel is geïnstalleerd)*
1
Plaats papier in deze lade.
LADE 1 - 4 (wanneer een Lage Stand/550 vellen papierlade of
stand/550/2x550/3x550/550&2100 vellen papierlade is
geïnstalleerd) (pagina 1-69)
(25) Lade 2 (wanneer een Lage Stand/550 vellen
papierlade of stand/550/2x550/3x550/550&2100 vellen
papierlade is geïnstalleerd)*
1
Plaats papier in deze lade.
LADE 1 - 4 (wanneer een Lage Stand/550 vellen papierlade of
stand/550/2x550/3x550/550&2100 vellen papierlade is
geïnstalleerd) (pagina 1-69)
(26) Lade 4 (wanneer een standaard/papierlade van
550&2100 vel is geïnstalleerd)*
1
Plaats papier in deze lade.
LADE 3 - 4 (wanneer een standaard/papierlade van
550&2100 vel is geïnstalleerd) (pagina 1-72)
(27) Lade 3 (wanneer een standaard/papierlade van
550&2100 vel is geïnstalleerd)*
1
Plaats papier in deze lade.
LADE 3 - 4 (wanneer een standaard/papierlade van
550&2100 vel is geïnstalleerd) (pagina 1-72)
*1 Randapparaat.
Standaard geïntegreerd, maar niet beschikbaar in sommige landen en regio's. Niet beschikbaar op sommige
modellen. Neem contact op met uw leverancier of de dichtstbijzijnde erkende servicevertegenwoordiger.
*2
Kan alleen worden gebruikt op de MX-3060N/MX-3070N/MX-3560N/MX-3570N/MX-4060N/MX-4070N/MX-5070N/MX-6070N.
(23)(22)(19) (20) (21) (24)
(25)
(26)
(27)
(14)(13)(12) (15) (16) (18)(17)
Plaats geen voorwerp dat meer dan 5 kg weegt en pas
ook geen andere belasting toe.
Plaats geen houder met water of een andere vloeistof.
Risico op brand of elektrische schok als de vloeistof wordt
gemorst en in het apparaat terecht komt.
Werken op de tafel terwijl de machine in werking is, kan
leiden tot slechte beeldkwaliteit of andere problemen.
1-5
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
BINNENKANT
(1) Hoofdschakelaar
Gebruik deze schakelaar om de voeding van het
apparaat in te schakelen.
Laat deze schakelaar in de stand " " staan bij gebruik
van de fax- of internetfaxfunctie.
DE VOEDING INSCHAKELEN (pagina 1-10)
(2) Tonercartridge
Deze cartridge bevat toner.
Als een tonercartridge leegraakt, moet u de cartridge
vervangen.
DE TONERCARTRIDGE VERVANGEN (pagina
1-155)
(3) Toneropvangbak
In deze container wordt overtollige toner verzameld die
na het afdrukken is overgebleven.
DE TONEROPVANGBAK VERVANGEN (pagina
1-159)
(4) Fuseereenheid
Past warmte toe om de overgebrachte afbeelding op het
papier te smelten.
(5) Transportband
Tijdens het afdrukken in kleur worden de tonerafbeeldingen
van de vier kleuren op de fotogeleidende drums
gecombineerd op de transportband.
Tijdens het afdrukken in zwart-wit wordt alleen de zwarte
tonerafbeelding overgezet op de transportband.
(6) Ontgrendelingshendel van rechterklep
Trek aan deze hendel en houd hem omhoog om de
rechterklep te openen en vastgelopen papier te verwijderen.
(7) Rechterklep
Open deze klep om vastgelopen papier te verwijderen.
(8) Klep van de papieromkeereenheid
Deze eenheid wordt gebruikt voor het omkeren van
papier bij 2-zijdig afdrukken. Open deze klep om
vastgelopen papier te verwijderen.
(9) Ontgrendelingsknop voor de toneropvangbak
Gebruik deze knop om de toneropvangbak te
ontgrendelen als u deze wilt vervangen of de
lasereenheid wilt reinigen.
DE LASEREENHEID REINIGEN (pagina 1-151)
DE TONEROPVANGBAK VERVANGEN (pagina
1-159)
(10) Hendel
Trek deze naar buiten en pak deze vast bij het
verplaatsen van het apparaat.
(11) Rechterklep van Lage Stand/550 vellen papierlade of
stand/550/2x550/3x550/550&2100 vellen papierlade
Open deze klep om papier te verwijderen dat is
vastgelopen in lade 2, 3 of 4.
(12) Rechterklep van de papierlade
Open deze klep om papier te verwijderen dat is
vastgelopen in lade 1.
(1) (3) (7)(6) (8)(4) (5)
(9)(2) (10)(11)(3) (12)
(2)
MX-2630N/MX-3050N/MX-3060N/
MX-3070N/MX-3550N/MX-3560N/
MX-3570N/MX-4050N/MX-4060N/
MX-4070N
Een onderhoudstechnicus haalt de vervangen
toneropvangbak op.
De fuseereenheid is heet. Zorg dat u geen
brandwonden oploopt wanneer u vastgelopen papier
verwijdert.
Zorg dat u de transportband niet aanraakt of
beschadigt.
Dat kan resulteren in onvolmaakte afbeeldingen.
1-6
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID EN
GLASPLAAT
MX-2630N/MX-3050N/MX-3060N/MX-3550N/MX-3560N/MX-4050N/MX-4060N/
MX-5050N/MX-6050N
MX-3070N/MX-3570N/MX-4070N/MX-5070N/MX-6070N
(1) Papierinvoerrol
Deze rol draait zodat het origineel automatisch wordt ingevoerd.
(2) Klep van documentinvoergedeelte
Open deze klep om een vastgelopen origineel te
verwijderen.Op de MX-2630N/MX-3050N/MX-3060N/
MX-3550N/MX-3560N/MX-4050N/MX-4060N/MX-5050N/
MX-6050N kunt u deze klep ook openen om de aanvoerrol te
reinigen.
DE AANVOERROL VAN DE PAPIERINVOER
REINIGEN (alleen voor de MX-2630N/MX-3050N/
MX-3060N/MX-3550N/ MX-3560N/MX-4050N/
MX-4060N/MX-5050N/MX-6050N) (pagina 1-154)
(3) Origineelgeleiders
Deze geleiders zorgen ervoor dat het origineel goed
wordt gescand.
Stel de geleiders af op de breedte van het origineel.
(4) Documentinvoerlade
Plaats het origineel.
Plaats het origineel met de afdrukzijde naar boven.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID
(pagina 1-82)
(5) Origineeluitvoerlade
Na het scannen wordt het origineel naar deze lade
uitgevoerd.
(6) Detector van formaat van origineel
Deze eenheid detecteert het formaat van een origineel
dat op de glasplaat is geplaatst.
GLASPLAAT (pagina 1-84)
(7) Scangebied
Hier worden originelen gescand die in de automatische
documentinvoereenheid zijn geplaatst.
DE GLASPLAAT EN AUTOMATISCHE
DOCUMENTINVOEREENHEID REINIGEN (pagina
1-143)
(8) Glasplaat
Plaats boeken of andere dikke originelen die niet via de
automatische documentinvoereenheid kunnen worden
gescand op deze glasplaat om ze te scannen.
GLASPLAAT (pagina 1-84)
(4)(2) (5) (6)
(1) (3)
(7) (8)
(4)(2) (5) (6)
(3)
(7) (8)
1-7
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
ZIJKANT EN ACHTERKANT
(1) LAN-aansluiting
Sluit de LAN-kabel aan op deze aansluiting als het
apparaat binnen een netwerk wordt gebruikt.
Gebruik een afgeschermde LAN-kabel.
(2) Stekker voor extra telefoon (TEL)*
Wanneer de faxfunctie van het apparaat wordt gebruikt,
kunt u een extra telefoontoestel aansluiten op deze
stekker.
(3) Aansluiting voor telefoonlijn (LINE)*
Wanneer de faxfunctie van het apparaat wordt gebruikt,
wordt de telefoonlijn aangesloten op deze aansluiting.
(4) Netstekker
* Optioneel
1-8
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
BEDIENINGSPANEEL
In dit gedeelte worden de namen en functies van de verschillende onderdelen van het bedieningspaneel beschreven.
(1) Data-indicator
Deze indicator brandt of knippert om de status van een
taak weer te geven.
Wanneer de taakscheider (bovenste lade) of uitvoerlade-eenheid
(rechterlade) wordt gebruikt voor de uitvoer,
DATA-INDICATOR EN FOUTINDICATOR (pagina
1-9)
(2) Aanraakscherm
Op het aanraakscherm worden meldingen en toetsen
weergegeven.
Bedien het apparaat door direct op de weergegeven
toetsen te tikken.
AANRAAKTYPEN (pagina 1-11)
(3) Foutindicator
Brandt of knippert om de status van de fout weer te geven.
DATA-INDICATOR EN FOUTINDICATOR (pagina 1-9)
(4) Aan-indicator
Deze indicator gaat branden als de hoofdschakelaar van
het apparaat in de stand " " staat.
Knippert groen als de toets [Aan] niet onmiddellijk wordt
ingeschakeld nadat de hoofdschakelaar is ingeschakeld.
DE VOEDING INSCHAKELEN (pagina 1-10)
(5) Toets [Aan]
Druk op deze toets om de voeding van het apparaat in of
uit te schakelen.
DE VOEDING INSCHAKELEN (pagina 1-10)
(6) Knop/indicator [Spaarstand]
Met deze knop kunt u het apparaat in de stand-bymodus
zetten om energie te besparen.
De toets [Spaarstand] knippert wanneer het apparaat in de
stand-bymodus is geschakeld.
AUTOMATISCH UITSCHAKELEN (pagina 1-27)
(7) Toets [Beginscherm]
Gebruik deze toets om het beginscherm weer te geven.
BEGINSCHERM (pagina 1-14)
(1) (2) (3) (4) (5)
(6) (7)
Toets [Beginscherm]
Raak de toets [Beginscherm] aan met uw vinger.
Als u een pen of ander hulpmiddel gebruikt om de toets aan te raken, werkt de toets mogelijk niet goed.
Sieraden en andere accessoires kunnen storingen veroorzaken.
U kunt de hoek van het aanraakscherm wijzigen.
1-9
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
DATA-INDICATOR EN FOUTINDICATOR
De data-indicator en foutindicator branden of knipperen om de status van het apparaat weer te geven.
Foutindicator (rood) Data-indicator (groen)
Patroon 1 Patroon 2 Patroon 3
Brandt Fouten die het apparaat niet
uitschakelen, bijvoorbeeld als de
toner bijna op is.
Taak in uitvoering,
zoals papierinvoer of
-uitvoer.
Gereedstatus of andere
status waarin het
uitvoeren van taken
mogelijk is.
Er is een origineel in de
documentinvoer
geplaatst.
Knippert
Fouten die het apparaat
uitschakelen, bijvoorbeeld bij het
vastlopen van papier of als de toner
op is.
Er komt een fax binnen.
Wanneer de taakscheider (bovenste lade) of uitvoerlade-eenheid
(rechterlade) wordt gebruikt voor de uitvoer, knippert deze indicator totdat
de uitvoer is verwijderd.
Aan/
Knipperend
prioriteit
Knipperend prioriteit Knipperend prioriteit Knipperend prioriteit Aan prioriteit
De status instellen die wordt weergegeven door de data-indicator
Selecteer in “Instellingen (beheerder)”, [Systeeminstellingen] [Algemene instellingen]→ [Apparaatbeheer] → [Instelling
voor data-indicator].
Om de foutindicatie in te stellen
Stel in "Instellingen (beheerder)” het volgende in →[Systeeminstellingen] → [Algemene instellingen] → [Apparaatbeheer]
→ [Instelling voor foutlampje].
1-10
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
DE VOEDING INSCHAKELEN
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de voeding van het apparaat kunt in- en uitschakelen en hoe u het apparaat
opnieuw opstart.
Bedien de twee voedingsschakelaars: de hoofdschakelaar die zich linksonder achter de voorklep bevindt en de toets
[Aan] op het bedieningspaneel.
De voeding inschakelen
• Stel de hoofdschakelaar in op ' '.
• Nadat de kleur van de Aan-indicator in groen is veranderd, drukt u op de toets [Aan].
De voeding uitschakelen
Schakel de voeding uit door op de toets [Aan] te drukken. Stel de hoofdschakelaar vervolgens in op ' '.
Het apparaat opnieuw opstarten
Schakel de voeding uit door op de toets [Aan] te drukken. Druk vervolgens weer op de toets [Aan] om de voeding in te
schakelen.
Als een afwerkingseenheid (grote stapeleenheid) of zadelsteek-afwerkingseenheid (grote stapeleenheid) is geïnstalleerd op
de MX-5050N/MX-5070N/MX-6050N/MX-6070N, opent u de voorklep op de afwerkingseenheid (grote stapeleenheid) of de
bovenste voorklep op de zadelsteek-afwerkingseenheid (grote stapeleenheid) voordat u de voorklep van de machine opent.
Wanneer u de hoofdschakelaar wilt uitschakelen, drukt u op de toets [Aan] op het bedieningspaneel en zet u vervolgens
de hoofdschakelaar in de stand " ".
Als de netvoeding plotseling is uitgevallen, moet u de voeding van het apparaat weer inschakelen en vervolgens in de
juiste volgorde uitschakelen.
Als het apparaat gedurende langere tijd niet wordt gebruikt nadat de voeding is uitgeschakeld voordat de toets [Aan] werd
uitgeschakeld, kan dit abnormale geluiden, verslechterde beeldkwaliteit en andere problemen veroorzaken.
Schakel bij een ernstige storing, naderend onweer of verplaatsing van het apparaat zowel de toets [Aan] als de
hoofdschakelaar uit en haal de stekker uit het stopcontact.
Laat de hoofdschakelaar altijd in de stand ' ' staan bij gebruik van de fax- of internetfaxfunctie.
Sommige instellingen worden pas van kracht nadat het apparaat opnieuw is opgestart. In sommige statussen van het
apparaat is het opnieuw opstarten van het apparaat mogelijk niet voldoende om de instellingen van kracht te laten worden.
Schakel het apparaat in dat geval met de hoofdschakelaar uit en schakel het apparaat vervolgens op dezelfde manier
weer in.
Aan-indicator Toets [Aan]
Hoofdschakelaar
1-11
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
AANRAAKSCHERM
AANRAAKTYPEN
Naast tikken, wat gelijk staat aan het normale aanraken van het scherm, kan het aanraakscherm van het apparaat ook
worden bediend door lang aanraken, vegen en schuiven.
Bedieningstypen
Tikken
Raak het scherm met uw
vinger kort aan. Gebruik deze
methode om een toets, tab of
selectievakje te selecteren.
Schuiven
Schuif met uw vinger de
schuifbalk op het scherm
omhoog en omlaag om door
een lijst met een groot aantal
items te bladeren.
Lang aanraken
Raak het scherm met uw
vinger wat langer aan.
Blijven aanraken op het
actiescherm of tekens in het
tekstvak om tekens in een
tekstballon weer te geven.
Dubbel tikken
Tik twee keer met uw vinger
op het scherm. Zo kunt u de
afbeelding in het
voorbeeldscherm vergroten.
Vegen
Veeg over het scherm om
snel naar een
voorbeeldafbeelding te
bladeren.
Pinch
Raak het scherm met twee
vingers aan en beweeg uw
vingers naar elkaar toe. Zo
kunt u de browser en de
voorbeeldafbeelding
verkleinen.
Slepen
Sleep (schuif in een
willekeurige richting met uw
vinger over het
aanraakscherm) om tijdens
de voorbeeldweergave een
pagina in het origineel te
vervangen.
Spreiden
Raak het scherm met twee
vingers aan en beweeg uw
vingers uit elkaar. Zo kunt u
de browser en de
voorbeeldafbeelding
vergroten.
Eenvoudige
Scan
Best. ophalen
van schijf
Overige
Kantlijnverschuiving
Off
Links
Omlaag
Rechts
( 0~50 )
mm
10
Sharp OSA
Aantal exempl.
1
Tekst/Afged.Foto
Foto
Tekst/Foto
3
Eenvoudige
Scan
Best. ophalen
van schijf
vens in map opslaan
nd
Opdracht Status
Verzenden en afdrukken
Ecoprogramma oproepen
Geg. tijdelijk opslaan
LIJN PRINTER
Orig. opnie
zonder ins
Sne
Geg.
Bestand
Orig. opn
zonder in
Geg. tijdelij
1-12
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
Bediening in de schermen
Toets (tikken)
A. Tik op een item om het te selecteren. De geselecteerde toets krijgt een andere kleur.
B. Tik op cijfertoetsen om cijfers in te voeren.
C. Tik om de waarde te verhogen of te verlagen. Lang aanraken zorgt ervoor dat de waarde wordt verhoogd of verlaagd
totdat u het scherm weer loslaat.
D. Tik om een vinkje in te voeren en de instelling in te schakelen.
E. Tik hier om het scherm te sluiten.
Lijst (tikken, schuiven en vegen)
A. Tik op een item om het te selecteren. Het geselecteerde item krijgt een andere kleur.
B. Schuif de schuifbalk omhoog en omlaag.
De schuifbalk wordt weergegeven wanneer het item niet op het scherm past.
C. Veeg omhoog of omlaag op de toets. Het item schuift omhoog of omlaag.
Schuifbalk (schuiven)
A. Schuif de knop van de ene kant van het scherm naar de andere kant.
Overige
Kantlijnverschuiving
Off
Links
Rechts
Omlaag
1010
( 0~50 )
mm
( 0~50 )
mm
Pas 2e pg waarde naar 1e.
Vorige
Voorbeeld-
weergave
Start
A3
Zijde 1 Zijde 2
Kleur
Start
CA
Z/W
(A)
(B) (B)
(E)
(C)
(D)
(C)
Voorbeeld-
weergave
Luid-
spreker
Start
W
ABC
Adres
Alle
Freq.
Gebruik
Beperken
Alle
Categorie
Alle
Verzendgeschiedenis
Oproepen met zoeknummer
Individuele lijst
afdrukken
Zoeknummer oproepen
Toevoegen
Zelfde beeld verz.
als faxadres
Category 0
Category 1
Category 5
Category 3
Category 2
Category 4
Category 6
CA
(A)
(C)
(B)
Vorige
Overige
Aanpassing Achtergrond
Pas Origineel Achtergrondintensiteit aan.
Voorbeeld-
weergave
Start
Off
On
Raak [+] aan om de
achtergrond te verdonkeren.
Raak [-] aan om de
achtergrond te wissen.
Origineel
Aanp. Formaat/Richting.
Wissen
Randschaduw wissen
Scherpte
Afbeeldingsomtrek aanpassen
Belichting
Type/belichting selecteren
Type/belichting selecteren
A3
Kleur
Start
CA
Z/W
(A)
1-13
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
Tab (tikken)
A. Tik op een tab om te veranderen wat wordt weergegeven.
Voorbeeldscherm (dubbel tikken/ Pinch/ spreiden)
A. Als u uw vingers naar elkaar toe beweegt ("pinch") op een voorbeeldscherm dan wordt de schermafbeelding
verkleind. Als u uw vingers spreidt dan wordt de afbeelding vergroot.
Als u dubbel tikt, wordt de afbeelding ook vergroot.
Voorbeeld-
weergave
Start
CA
Origineel
Overige
Auto
Directe InvoerInchAB
Aangepast Formaat
Afdrukstand
Aantal exempl.
Lege pagina in orig. overslaan
Kopieerfactor
Kopie vergroten/verkleinen
Lege pagina Overslaan
Aanpassing Achtergrond
Dubbelz. Kopie
Kleurmodus
A3
A5
216 x 343
B5R B4
A5R A4 A3
B5 A4R 216 x 340
Kleur
Start
Z/W
(A)
Start
Verzenden en afdrukken
Orig. opnieuw scannen
zonder instell. wijzigen
Gegevens in map opslaan
Bestand
Geg. tijdelijk opslaan
Snelbestand
Kleur
Start
CA
Z/W
(A)
1-14
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
BEGINSCHERM
Als u op de toets [Beginscherm] op het bedieningspaneel drukt, dan wordt het beginscherm op het bedieningspaneel
weergegeven. In het beginscherm worden de toetsen weergegeven voor de selectie van modi en functies.
Zie "Handleiding aanpassing gebruikersinterface" voor informatie over de procedures voor het toevoegen en
verwijderen van sneltoetsen.
Om het beginscherm voor iedere "Lijst van fav. hand.-groepen" in te stellen:
Ga naar de Instellingsmodus (webversie) en selecteer [Gebruikers -bediening] → [Groepslijst favoriete bediening] →
[Beginschermlijst].
Voer deze instelling uit wanneer gebruikersauthenticatie wordt gebruikt.
De sneltoetsen voor verbinding met een externe service weergeven:
U kunt aan het beginscherm sneltoetsen toevoegen voor de functies voor verbinding met een externe service (Google
Drive, OneDrive, SharePoint Online, Gmail, Exchange (E-mail)).
Deze functies kunnen worden ingeschakeld in de systeeminstellingen. Als een functie in de systeeminstellingen is
ingeschakeld, kunt u een sneltoets voor die functie aan het beginscherm toevoegen.
De instellingen voor verbinding met een externe service worden geconfigureerd in "Instellingen (beheerder)" -
[Systeeminstellingen] → [Netwerk- instellingen] → [Instellingen voor externe afdrukservices].
Eenvoudige
Kopie
Eenvoudige
Fax
Eenvoudige
Scan
Bedienings-
handleiding
Vergrote
weergavemodus
Instellingen
Totaal Aantal Helderheids-
instelling
Eenvoudige
Kopie
Eenvoudige
Scan
Best. ophalen
van schijf
Sharp OSA
LIJN PRINTER
Opdracht Status
Taakstatus
CLOUD PORTAL
10:15
Ton er
hoeveelheid
M
C
Bk
Y
Tik op een modus om
deze te wijzigen.
►Schakelen tussen
modi vanaf de
modusweergave
(pagina 1-16)
Selecteer sneltoetsen
voor modi of functies.
►Schakelen tussen
modi vanaf het
beginscherm (pagina
1-16)
Gebruik deze toetsen om
functies te selecteren
waarmee het gebruik van
de machine gemakkelijker
wordt.
Voor het weergeven van de apparaatstatus
behalve de opdracht via pictogrammen.
Pictogram dat de status van het apparaat
aangeeft (pagina 1-15)
Hiermee wordt de taak in
uitvoering of de
wachtende taak
weergegeven met tekst of
een pictogram.
Kies functies die in de
betreffende modi kunnen
worden gebruikt.
Tik op het tabblad om de
lijst met functietoetsen
weer te geven.
ACTIESCHERM
(pagina 1-24)
Schakel tussen pagina's
voor het weergeven van
sneltoetsen.
Voor het weergeven van
de tijd.
1-15
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
Pictogram dat de status van het apparaat aangeeft
* Neem contact op met uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende servicevertegenwoordiger.
Pictogram
Apparaatstatus
Pictogram
Apparaatstatus
Printergegevens worden verwerkt. Er is een USB-apparaat geïnstalleerd.
Printergegevens worden afgedrukt. Het field-supportsysteem is ingeschakeld.
Er zijn gegevens om te verzenden. Invoer van 1-bits alfanumeriek teken
Er zijn foutgegevens om door te sturen. Er is een gegevensbeveiligingskit geïnstalleerd.
Er zijn ontvangen gegevens. Bezig met verbinding maken met toegangspunt
(Niveau 4)
Er zijn ontvangen vertrouwelijke faxgegevens. Bezig met verbinding maken met toegangspunt
(Niveau 3)
Ontvangen gegevens worden vastgehouden. Bezig met verbinding maken met toegangspunt
(Niveau 2)
Er zijn ontvangen voorbeeldgegevens. Bezig met verbinding maken met toegangspunt
(Niveau 1)
Bezig met OSA-communicatie. Geen verbinding met toegangspunt
Vergrote weergavemodus is ingeschakeld. Slechte verbinding met draadloos
netwerkapparaat in het apparaat
*
Ecomodus is ingeschakeld. Bezig met wachten op toegangspunt
Er is een onderhoudsmelding verstuurd. Er is geen LAN-kabel aangesloten.
Bediening op afstand wordt uitgevoerd.
1-16
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
SCHAKELEN TUSSEN MODI
Schakelen tussen modi vanaf het
beginscherm
Schakelen tussen modi vanaf de
modusweergave
10:15
Bedienings-
handleiding
Vergrote
weergavemodus
Instellingen Totaal Aantal Helderheids-
instelling
LIJN PRINTER
Eenvoudige
Kopie
Eenvoudige
Scan
Best. ophalen
van schijf
Sharp OSA
Opdracht Status
Eenvoudige
Fax
Eenvoudige
Scan
Taakstatus
CLOUD PORTAL
CLOUD PORTAL
Druk op de toets [Beginscherm].
Tik op het moduspictogram.
CA
Voorbeeld-
weergave
Aantal
kopieën
Start
Kleur
Start
Origineel
A4
Papier
Selectie
Papiercassette 1
1 → 1
A4
Dubbelz. Kopie Kopieerfactor
Nietje / Perforatie
100%
Details
LIJN PRINTER
Eenvoudige
Kopie
Eenvoudige
Scan
Best. ophalen
van schijf
Sharp OSA
Opdracht Status
Z/W
Off
CA
Voorbeeld-
weergave
Auto Inst.
Origineel
A4
Adres
Adresboek Geschiedenis
Globaal
Adres Zoeken
Scan naar
HDD/USB
Details
LIJN PRINTER
Eenvoudige
Kopie
Eenvoudige
Scan
Best. ophalen
van schijf
Sharp OSA
Opdracht Status
Start
Kleur
Start
Z/W
E-mailadres
Tik op de modusweergave.
CA
Voorbeeld-
weergave
Auto Inst.
Origineel
A4
Adres Faxnummer
Details
LIJN PRINTER
Eenvoudige
Kopie
Eenvoudige
Scan
Best. ophalen
van schijf
Sharp OSA
Opdracht Status
Start
Kleur
Start
Adresboek
Scan naar
HDD/USB
Selecteer mode.
Netwerkmap
Eenvoudige Fax
Eenvoudige Scan
Eenvoudige
Kopie
Fax E-mail
FTP/Bureaublad
Internetfax
Z/W
Tik op de toets die wordt weergegeven .
Tik hier voor elke gewenste modus.
Zie "Handleiding aanpassing gebruikersinterface" voor de procedures voor het bewerken van het beginscherm.
1-17
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
VOORBEELDSCHERM
In het voorbeeldscherm kunt u uitvoerafbeeldingen weergeven en afbeeldingen die in het apparaat zijn opgeslagen via
het aanraakscherm.
Toetsen die worden gebruikt in het voorbeeldscherm
* Kan ook worden gebruikt in de Eenvoudige modus.
Hiermee wijzigt u de modus in de
bewerkingsmodus. U kunt de pagina's
van het origineel wijzigen, draaien en
verwijderen.
* Hiermee draait u de voorbeeldafbeelding
van de hele pagina in de richting van de
pijl. Het afdrukresultaat wordt niet
gedraaid.
* Hiermee verkleint u de afbeelding.
,
*Hiermee geeft u de
voorbeeldafbeeldingen weer van de
betreffende pagina's.
* Hiermee geeft u de schuifbalk weer voor
vergroten/verkleinen. Door de schuifbalk
naar links te schuiven, verkleint u de
afbeelding. Door de schuifbalk naar
rechts te schuiven, vergroot u de
afbeelding.
Hiermee geeft u miniaturen weer van
voorbeeldafbeeldingen.
* Hiermee vergroot u de afbeelding. * Hiermee geeft u pagina's weer in
3D-weergave.
U kunt de weergavepositie van een afbeelding wijzigen door de afbeelding tijdens het vergroten te verslepen.
Om een afbeelding te vergroten, dubbelklikt u op de voorbeeldafbeelding als deze per pagina wordt weergegeven.
Z/W
Start
Kleur
Start
Voorbeeldweergave
Scan
Opnieuw
CA
Start
Kleur
Start
Verzenden en afdrukken
Orig. opnieuw scannen
zonder instell. wijzigen
Gegevens in map opslaan
Bestand
Geg. tijdelijk opslaan
Snelbestand
CA
Z/W
In de Eenvoudige modus In de Normale modus
1-18
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
Pagina's verwijderen
1
Tik in het voorbeeldscherm op om de bewerkingsmodus in te schakelen.
2
Tik op de pagina die u wilt wissen en
tik op .
U kunt de pagina ook verwijderen door op [Pagina verwijderen] te tikken in het actiescherm.
U kunt de pagina ook verwijderen door deze naar te verslepen.
Om de verwijdering ongedaan te maken, tikt u op . Om de verwijdering opnieuw uit te voeren, tikt u op .
3
Tik op de toets [Einde bew.].
5
Einde bew.
Pagina verplaatsen
180 graden draaien
Hoofdstukinvoeg. opgeven
Lege pagina invoegen
Pagina verwijderen
Opg. gebied voor orig. wissen
Opgegeven bereik wissen
523 41
5
Einde bew.
Annuleren en terugkerenSelecteer de locatie voor verplaatsen.
21 3 4 5
4
Einde bew.
Pagina verplaatsen
180 graden draaien
Lege pagina invoegen
Pagina verwijderen
Opg. gebied voor orig. wissen
Opgegeven bereik wissen
4321
1-19
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
Pagina's verplaatsen
Pagina draaien
1
Tik in het voorbeeldscherm op om de bewerkingsmodus in te schakelen.
2
Tik op de pagina die u wilt verplaatsen
en versleep om de pagina te
verplaatsen.
U kunt de pagina ook verplaatsen door op de toets [Pagina verplaatsen] te tikken in het actiescherm en dan op te
tikken van de bestemming.
3
Tik op de toets [Einde bew.].
1
Tik in het voorbeeldscherm op om de bewerkingsmodus in te schakelen.
2
Tik op de pagina die u wilt draaien en
versleep of om de pagina te
draaien.
U kunt de pagina ook roteren door te tikken op [180 graden draaien] (alleen kopieermodus) of [90 graden draaien]
(alleen fax- en scanmodus) op het actiescherm.
3
Tik op de toets [Einde bew.].
6
Einde bew.
4 5321
6
Einde bew.
4 5321
1-20
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
Hoofdstukinvoegingen instellen
Als N-Up of 2-Zijdig is geselecteerd, kunt u een pagina die is gemarkeerd met naar de eerste pagina verplaatsen.
1
Tik in het voorbeeldscherm op om de bewerkingsmodus in te schakelen.
2
Tik op de pagina waarvoor u
hoofdstukinvoegingen wilt instellen.
3
Tik op .
wordt weergegeven op de pagina.
U kunt ook hoofdstukinvoegingen instellen door op [Hoofdstukinvoeg. opgeven] te tikken in het actiescherm.
De instelling van hoofdstukinvoegingen annuleren:
Tik op dat op de pagina wordt weergegeven of selecteer de pagina en tik op [Annuleer hoofdstukinv.
geselecteerde pagina.] in het actiepaneel.
4
Tik op de toets [Einde bew.].
6
Einde bew.
4 5321
6
Einde bew.
4 5321
1-21
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
Lege pagina invoegen
Een gedeelte van het origineel verwijderen
1
Tik in het voorbeeldscherm op om de bewerkingsmodus in te schakelen.
2
Tik op en tik op voor de locatie
voor het invoegen van een lege
pagina.
U kunt ook een lege pagina invoegen door op [Lege pagina invoegen] te tikken in het actiescherm.
3
Tik op de toets [Einde bew.].
1
Tik in het voorbeeldscherm op om de bewerkingsmodus in te schakelen.
2
Tik op [Opgegeven bereik wissen] in
het actiescherm.
4
Einde bew.
Annuleren en terugkerenSelecteer de locatie voor het invoegen
van een blanco pagina.
45321
6
Einde bew.
Pagina verplaatsen
180 graden draaien
Hoofdstukinvoeg. opgeven
Lege pagina invoegen
Pagina verwijderen
Opg. gebied voor orig. wissen
Opgegeven bereik wissen
4 5321
1-22
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
Instellingen wijzigen
Door op het tabblad links in het scherm te tikken, kunt u de kleurmodus en andere instellingen wijzigen.
U kunt niet op de toetsen van functies tikken waarvan de instellingen niet kunnen worden gewijzigd.
3
Volg de aanwijzingen in het scherm
om het te wissen bereik op te geven.
Geef het te wissen bereik op en tik dan op de toets [OK].
Om de afbeelding buiten het opgegeven bereik te verwijderen, tikt u op [Wisbereik omkeren] in het actiescherm.
4
In het actiescherm selecteert u [Deze
wispositie toep. op alle pagina's.] of
[Deze wispositie toep. op deze
pagina.].
5
Herhaal deze stappen indien nodig om het wisbereik en de betreffende
pagina's op te geven.
6
Tik op de toets [Verlaten].
Opgegeven bereik wissen
Wissen OK
Verlaten
Geef Bereik2 op
Geef Bereik3 op
Geef Bereik4 op
Hoogte
Beginpunt
Breedte
X
Y
53
31
31
97
Hoogte
Beginpunt
Breedte
Geef Bereik2 op
Geef Bereik3 op
Geef Bereik4 op
Opgegeven bereik wissen
Deze wispositie toep.
op deze pagina.
Wisbereik omkeren
Deze wispositie toep.
op alle pagina's.
Opgegeven bereik wissen
Verlaten
Geef Bereik2 op
Bereik1 wissen
Geef Bereik3 op
Geef Bereik4 op
1 / 6
Start
Kleurmodus
Aantal kopieën
Meerkleuren
Papierformaat
Auto
Belichting
Auto
Origineel
Auto A4
Dubbelz. Kopie
1-Zijdig→1-Zijdig
Sorteren/groepen
Auto
Kopieerfactor
100%
Overige
Verzenden en afdrukken
Orig. opnieuw scannen
zonder instell. wijzigen
Gegevens in map opslaan
Bestand
Geg. tijdelijk opslaan
Snelbestand
Kleur
Start
CA
Z/W
Start
Kleurmodus
Auto/Mono
Resolutie
200x200dpi
Best.Indeling
PDF
Origineel
Auto
Overige
Adresboek
Onderwerp
Bestandsnaam
Adres
Druk in om adres in te voeren
Opties
Belichting
CA
Verzendgeschiedenis
Snelbestand
Zoeknummer oproepen
Verzend/Ontvangst
Status controleren
Zelfde beeld verz.
als faxadres
Geg. tijdelijk opslaan
Bestand
Gegevens in map opslaan
Door systeeminstellingen vastgezet
1-23
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
BEDIENING VAN VEELGEBRUIKTE TOETSEN
Cijfertoetsen
Tik op een cijfer om dit in te voeren.
Tik op de toets [C] om het ingevoerde cijfer te wissen.
Toets [Start] (toets [Z/W Start] en toets [Kleur Start])
Tik hierop om een afdruk- of verzendopdracht uit te voeren.
Toets [Kopiëren annuleren], toets [Opslaan geannul.] , toets [Annuleer
scan] , toets [Verz. geannul.]
Tik om het kopiëren, afdrukken of verzenden te stoppen.
Toets [CA]
Tik hierop om alle instellingen te annuleren en de oorspronkelijke status in elke modus te herstellen.
In het adresscherm kunt u tekens invoeren die geen cijfers zijn; er wordt een andere toetsindeling gegeven. U kunt de cursor
ook verplaatsen met de toetsen [←] en [→]. Tik op de toets [C] om één teken links van de cursor te verwijderen.
In de kopieermodus worden de toetsen [Z/W Start] en [Kleur Start] weergegeven.
1
1
4
7
5
8
6
9
2
0
3
C
Aantal exempl.
Start
Kleur
Start
CA
Z/W
Kopiëren
annuleren
Z/W
Start
Kleur
Start
CA
1-24
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
ACTIESCHERM
Aanbevolen functies worden weergegeven in het actiescherm wanneer u functies configureert in iedere modus.
In het actiescherm kunt u functies configureren of de geconfigureerde functie combineren met een functie die wordt
weergegeven in het actiescherm.
Als het actiescherm niet wordt weergegeven, tik dan op het tabblad van het actiescherm.
BEVESTIGINGSSCHERM VOOR FAVORIETE MENU'S
EN INSTELLINGEN
Veelgebruikte functies die u hebt geconfigureerd om te kopiëren en afbeeldingen te verzenden, kunt u opslaan als
Favorieten zodat u ze snel kunt oproepen.
Functies opslaan als Favorieten
De functies die worden weergegeven in het actiescherm zijn afhankelijk van de modus of van de functies die zijn geconfigureerd.
Als er te veel functies zijn geconfigureerd om te worden weergegeven in het actiescherm dan kunt u het scherm verticaal
verschuiven of op en tikken om alle functies weer te geven.
In de Vergrote weergavemodus wordt een deel van de tekst in het actiescherm mogelijk niet weergegeven. Om alle tekst
weer te geven, raakt u de gedeeltelijk verborgen toets lang aan of schuift u het tabblad van het actiescherm naar links.
Het actiescherm altijd weergeven
In de "Instellingen (beheerder)" selecteert u [Systeeminstellingen] → [Algemene instellingen] → [Bedienings- Instellingen] →
[Voorwaarde- Instellingen] → [Actiepaneel als standaard weergeven.].
Favorieten kan worden gebruikt in de normale modus.
1
Tik op .
2
Tik op [Favoriet bewerken] in het actiescherm.
Start
Kleur
Start
Voorbeeld-
weergave
Overige
Kopiëren als boekje
Boekje
Aanp. Formaat/Richting.
Origineel
Dubbelz. Kopie
Kleurmodus
Aanpassing Achtergrond
Overige
Wissen
Wissen
Buitenkader
Frame+midden opgeven
Omgekeerde positie van
achterzijde wissen
Omhoog
Omlaag
RechtsLinks
A3
CA
Z/W
Start
Kleur
Start
Voorbeeld-
weergave
Kleurmodus
Meerkleuren
Papierformaat
Auto
Belichting
Auto
Origineel
Auto A4
Dubbelz. Kopie
1-Zijdig→1-Zijdig
Sorteren/groepen
Auto
Kopieerfactor
100%
Overige
Normaal
Verzenden en afdrukken
Ecoprogramma oproepen
Gegevens in map opslaan
Bestand
Geg. tijdelijk opslaan
Snelbestand
1
4
7
5
8
6
9
2
0
3
C
1
A4
B5
B4
A3
2
1
3
4
Aantal exempl.
CA
Z/W
A4
1-25
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
Favoriete functies oproepen
Bevestigingsscherm voor instellingen
U kunt een lijst weergeven van geconfigureerde functies om deze te controleren.
Wanneer u in het beginscherm van iedere modus op tikt, wordt het bevestigingsscherm voor instellingen weergegeven.
3
Tik op de toets [Toets registreren].
Beheerdersrechten zijn vereist.
4
Tik op de toets van de functie die u wilt registreren.
1
Tik op .
2
Tik op de toets van de functie die u wilt
oproepen.
Favorieten kunnen alleen worden opgeslagen en worden bewerkt door geauthenticeerde gebruikers en beheerders.
Niet-geauthenticeerde gebruikers kunnen favorieten oproepen en gebruiken die door beheerders zijn opgeslagen.
De instellingen voor het oproepen van Favorieten en het toestaan/niet toestaan van bewerkingen kunnen worden
geconfigureerd bij [Gebruikers -bediening] → [Groepslijst bevoegdheid] in de "Instellingen (beheerder)" .
Om favorieten te bewerken, tikt u op en dan op [Favoriet bewerken] in het actiescherm.
Start
Kleur
Start
Voorbeeld-
weergave
Kleurmodus
Meerkleuren
Papierformaat
Auto
Belichting
Auto
Origineel
Auto A4
Dubbelz. Kopie
1-Zijdig→1-Zijdig
Sorteren/groepen
Auto
Kopieerfactor
100%
Overige
Normaal
Verzenden en afdrukken
Ecoprogramma oproepen
Gegevens in map opslaan
Bestand
Geg. tijdelijk opslaan
Snelbestand
1
4
7
5
8
6
9
2
0
3
C
1
A4
B5
B4
A3
2
1
3
4
Aantal exempl.
CA
Z/W
A4
Overige
Start
Voorbeeld-
weergave
Wissen
Favoriet
Favoriet bewerken
Schakelen naar
pictogrammodus
B4
A3
3
4
Kleur
Start
CA
Z/W
B4
A3
3
4
Start
Voorbeeld-
weergave
Huidige inst. registreren
Programmaregistratie
Functieoverzicht
Origineel
Papierformaat
Dubbelz. Kopie
Belichting
Sorteren/groepen
Afdrukstand
A4
Staand
Papiercassette 3 B4 Normaal
1-Zijdig→2-Zijdig : Schrijfblok
Kopie van kopie : Uit / UitKleur Verbetering :
Type Origineel Beeld Tekst Belichting / 3.0
Groep
Overige
Kleur
Start
CA
Z/W
1-26
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
Eco
ECOFUNCTIES VAN HET APPARAAT
Deze functies helpen energieverbruik besparen door bewerkingen van secties die vaak hoog energieverbruik hebben te
beheren. Het apparaat biedt twee modi voor energiebesparing.
Naast deze twee modi helpt het combineren met de volgende functies het energieverbruik nog verder te verlagen.
Modusinstellingen
De instellingen van de eco-functie worden in een batch ingesteld. "Aangepast" en "Eco" zijn beschikbaar.
Instellingswaarden als volgt toegepast door elke modus.
Functie Beschrijving Pagina
AUTOMATISCH UITSCHAKELEN Wanneer geen bewerkingen worden uitgevoerd, wordt in deze modus de
voeding van het bedieningspaneel en de fuseereenheid uitgeschakeld en
staat het apparaat in de wachtstand met het laagste energieverbruik.
Hoewel minder energie wordt verbruikt, duurt het wel langer voordat het
apparaat uit deze modus ontwaakt.
1-27
VOORVERWARMFUNCTIE In deze modus wordt de temperatuur van de fuseereenheid verlaagd en
staat het apparaat in een wachtstand met laag energieverbruik.
In vergelijking met de modus Timer Voor Autom. Uitschakelen wordt in deze
modus minder energie bespaard, maar het apparaat ontwaakt wel sneller uit
deze modus.
1-28
Functie Beschrijving Pagina
SCHERM VAN
ECO-ADVIESFUNCTIE
Geeft aanbevolen kopieer/afdrukinstellingen weer voor kopiëren, opnieuw
afdrukken van documentarchivering en rechtstreeks afdrukken.
1-28
SCHAKEL DE MODUS VOOR
AUTOMATISCHE
UITSCHAKELING IN ZODRA DE
EXTERNE OPDRACHT IS
VOLTOOID
Het apparaat schakelt de modus Automatisch uitschakelen uit en schakelt
deze modus weer in zodra het afdrukken is voltooid.
1-29
ECO-SCAN Het apparaat wordt bediend met de fuseereenheid uitgeschakeld voor
bewerkingen waar niets bij wordt afgedrukt (en de fuseereenheid dus niet
wordt gebruikt), zoals verzending van fax en afbeeldingen.
1-29
PLANNINGSINSTELLING IN- /
UITSCHAKELEN
Gebruik deze functie om de tijden voor het in- en uitschakelen in te stellen
om zo het energieverbruik te verminderen.
1-30
INSTELLINGEN VOOR GEBRUIK
OP EEN SPECIFIEKE DATUM
Wanneer u op een bepaalde datum een grote hoeveelheid afdruktaken of
andere speciale taken op het apparaat wilt uitvoeren, dan kunt u die datum
instellen als "Specifieke datum" en alleen voor die datum een
energiebesparingspatroon opgeven.
1-30
Tonerbesparingsmodus In deze modus kunt u het tonerverbruik beperken. 7-168
BEWEGINGSSENSOR (alleen
MX-3060N/MX-3070N/
MX-3560N/MX-3570N/MX-4060N/
MX-4070N/MX-5070N/MX-6070N)
Deze sensor detecteert de bewegingen van personen die het apparaat
naderen en schakelt het apparaat automatisch uit de stand-bymodus.
(Alleen bewegingssensormodus)
1-31
Energieniveau slaapstand
Selecteer of u prioriteit wilt geven aan energiebesparing of aan een snelle ontwaking.
7-165
Functie Aangepast Eco
Eco-scan Aan (Alleen verzendmodi) Aan (Alle modi behalve Kopiëren)
Timer Voor Automatisch
Uitschakelen
Vaste overgangstijd.: 11min. (voor Europa)
1min. (behalve voor
Europa)
Vaste overgangstijd.: 1 min.
1-27
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
De instellingen voor energiebesparing in Systeeminstellingen worden niet toegepast wanneer de Ecomodus wordt gebruikt.
AUTOMATISCH UITSCHAKELEN
In deze modus wordt de voeding van het bedieningspaneel en de fuseereenheid uitgeschakeld en staat het apparaat in
de wachtstand met het laagste energieverbruik.
De modus Timer voor automatisch uitschakelen wordt ingeschakeld wanneer het apparaat gedurende een ingestelde
tijd in de wachtstand staat zonder een opdracht uit te voeren.
In vergelijking met de voorverwarmfunctie is de mate van energiebesparing aanzienlijk groter, maar heeft het apparaat
meer tijd nodig om terug te keren naar de bedrijfsmodus.
De toets [Spaarstand] knippert wanneer de modus Timer voor automatisch uitschakelen van het apparaat is ingeschakeld.
De modus Timer voor automatisch uitschakelen wordt ook geactiveerd wanneer u op de toets [Spaarstand] drukt
wanneer de toets [Spaarstand] niet verlicht is.
Deze modus wordt gewist wanneer het apparaat afdrukgegevens ontvangt of faxgegevens afdrukt, of wanneer u op de
toets [Spaarstand] drukt terwijl deze knippert.
15 seconden voordat de modus Automatisch uitschakelen wordt ingeschakeld, wordt er een bericht weergegeven.
Om het bericht te sluiten en het normale bedrijf te hervatten, tikt u op de toets [Verder gaan].
15 seconden vóór het einde van het verlengde normale bedrijf, wordt het bericht opnieuw weergegeven.
Als u binnen 15 seconden na het verschijnen van het bericht niets doet, wordt de modus Automatisch uitschakelen ingeschakeld.
Schakel de functie voor automatische
uitschakeling in zodra de externe
taak is voltooid.
Aan Aan
Instelling Voorverwarmingsfunctie 1 min. 1 min.
Paneelweergave tijdens
voorverwarmingsmodus uitschakelen
Aan Aan
Energieniveau slaapstand Lage energie Lage energie
De modusinstellingen configureren
"Instellingen (beheerder)"→ selecteer [Systeeminstellingen] → [Energie Besparen] → [Eco-instelling] → [Instellingenmodus].
Timer voor automatisch uitschakelen instellen:
In de "Instellingen (beheerder)" selecteert u [Systeeminstellingen] → [Energie Besparen] → [Eco-instelling] → [Automatisch
Uitschakelen].
De weergave van het bericht instellen:
In de "Instellingen (beheerder)" selecteert u [Systeeminstellingen] → [Energie Besparen] → [Eco-instelling] → [Toon Melding
bij verlenging Transitie Tijd naar Voorverwarming/Automatische Uitschakelstand].
Functie Aangepast Eco
Knop/indicator [Spaarstand]
1-28
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
VOORVERWARMFUNCTIE
In deze modus wordt de temperatuur van de fuseereenheid verlaagd en staat het apparaat in een wachtstand met laag
energieverbruik.
De voorverwarmfunctie wordt ingeschakeld wanneer het apparaat gedurende een ingestelde tijd in de wachtstand staat
zonder een opdracht uit te voeren.
In vergelijking met de modus Timer voor automatisch uitschakelen wordt in deze modus minder energie bespaard, maar
het apparaat ontwaakt wel sneller uit deze modus.
Wanneer het apparaat in de voorverwarmfunctie staat, is de toets [Beginscherm] verlicht en zijn het aanraakscherm en
de knop [Spaarstand] niet verlicht.
Het aanraakscherm wordt gewist wanneer u erop tikt of op de knop [Beginscherm] drukt.
15 seconden voordat de voorverwarmfunctie wordt ingeschakeld, wordt er een bericht weergegeven.
Om het bericht te sluiten en het normale bedrijf te hervatten, tikt u op de toets [Verder gaan].
Als u binnen 15 seconden na het verschijnen van het bericht niets doet, wordt de voorverwarmfunctie ingeschakeld.
SCHERM VAN ECO-ADVIESFUNCTIE
Geeft aanbevolen kopieer/afdrukinstellingen weer voor kopiëren, opnieuw afdrukken van documentarchivering en
rechtstreeks afdrukken.
Kopiëren
Wanneer u de kopieermodus (normale modus) wijzigt, worden de aanbevolen instellingen voor de kopieermodus
weergegeven.
Aanbevolen instellingen: 2-Zijdig, N-Up, Kopie Z/W en Afdrukstand
Documentarchivering afdrukken
Wanneer u op [Afdrukinstelling wijzigen] tikt in het actiescherm in het scherm met de bestandslijst van
documentarchivering dan worden de aanbevolen instellingen van deze modus weergegeven.
Aanbevolen instellingen: 2-Zijdig, N-Up en Kopie Z/W.
Rechtstreeks afdrukken
Wanneer u op [Afdrukinstelling wijzigen] tikt in het actiescherm in het scherm met de bestandslijst van rechtstreeks
afdrukken dan worden de aanbevolen instellingen van deze modus weergegeven.
Aanbevolen instellingen: 2-Zijdig, N-Up en Kopie Z/W.
De voorverwarmfunctie instellen:
"Instellingen (beheerder)"→ selecteer [Systeeminstellingen] → [Energie Besparen] → [Eco-instelling] → [Instelling
Voorverwarmingsfunctie].
De weergave van het bericht instellen:
In de "Instellingen (beheerder)" selecteert u [Systeeminstellingen] → [Energie Besparen] → [Eco-instelling] → [Toon Melding
bij verlenging Transitie Tijd naar Voorverwarming/Automatische Uitschakelstand].
1-29
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
SCHAKEL DE MODUS VOOR AUTOMATISCHE UITSCHAKELING
IN ZODRA DE EXTERNE OPDRACHT IS VOLTOOID
Als u gewoon afdrukt of ontvangen faxgegevens afdrukt in de modus Timer Voor Autom. Uitschakelen, wordt de
voeding ingeschakeld en gaat het apparaat nadat de afdrukopdracht is voltooid direct terug naar de modus Timer Voor
Autom. Uitschakelen.
ECO-SCAN
Opdrachten waarbij niet wordt afgedrukt, zoals het verzenden van een gescand origineel, worden uitgevoerd terwijl de
fuseereenheid is uitgeschakeld.
Om "Schakel de functie voor automatische uitschakeling in zodra de externe taak is voltooid." in te stellen:
In de "Instellingen (beheerder)" selecteert u [Systeeminstellingen] → [Energie Besparen] → [Eco-instelling] → [Schakel de
functie voor automatische uitschakeling in zodra de externe taak is voltooid.]
Eco-scan instellen:
"Instellingen (beheerder)"→ selecteer [Systeeminstellingen] → [Energie Besparen] → [Eco-instelling] → [Eco-scaninstelling].
1
0
0
H
0
Afgedrukt
Stand-bymodus
Afdrukken
Stand-bymodus
Fuseereenheid is
uitgeschakeld
Fuseereenheid is
ingeschakeld
Fuseereenheid is
uitgeschakeld
1
0
0
0
H
Fuseereenheid is
uitgeschakeld
Beeld verzenden
Documentarchivering
Kopiëren
Fuseereenheid is
ingeschakeld
Fuseereenheid is
uitgeschakeld
Afdrukken
Stand-bymodus
1-30
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
PLANNINGSINSTELLING IN- /UITSCHAKELEN
Gebruik deze functie om de tijden voor het in- en uitschakelen van het apparaat in te stellen om zo het energieverbruik
te verminderen.
INSTELLINGEN VOOR GEBRUIK OP EEN SPECIFIEKE
DATUM
Wanneer u op een bepaalde datum een grote hoeveelheid afdruktaken of andere speciale taken op het apparaat wilt
uitvoeren, dan kunt u die datum instellen als "Specifieke datum" en alleen voor die datum een
energiebesparingspatroon opgeven.
De planningsfunctie voor in- en uitschakelen instellen
selecteer in de instellingsmodus [Systeeminstellingen] → [Energie Besparen] → [Planningsinst. In /uitschakelen].
Gebruik op een specifieke datum instellen:
"Instellingen (beheerder)" selecteer [Systeeminstellingen] → [Energie Besparen] → [Instellingen specifieke datumhandeling].
9:00
12:00
13:00
18:00
ON
ON
OFF
OFF
OFF
Begintijd
Lunchpauze
Eindtijd
1-31
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
BEWEGINGSSENSOR (alleen MX-3060N/MX-3070N/
MX-3560N/MX-3570N/MX-4060N/MX-4070N/MX-5070N/
MX-6070N)
Deze sensor detecteert de bewegingen van personen die het apparaat naderen en schakelt het apparaat automatisch
uit de stand-bymodus (Alleen bewegingssensormodus).
Er zijn drie instellingen beschikbaar voor het detectiebereik ( //).
De bewegingssensor detecteert de beweging van warmtebronnen.
Het detectiebereik is afhankelijk van de plaats van installatie en de omgeving (omgevingstemperatuur, enz.).
De bewegingssensor werkt mogelijk niet correct in de volgende omstandigheden.
Er bevindt zich een voorwerp voor de bewegingssensor
Er zitten krassen of vuil op de bewegingssensor
De bewegingssensor wordt blootgesteld aan zonlicht of tocht
De bewegingssensor is beschadigd
Er is een warmtebron in de buurt aanwezig
Er bevindt zich een bewegend voorwerp in het detectiebereik
De bewegingssensor inschakelen
"Instellingen (beheerder)" selecteer [Systeeminstellingen] → [Energie Besparen] → [Eco-instelling] → [Energieniveau
slaapstand].
Bewegingssensor
Dichtbij Verweg
Detectiebereik
Max. 1,5 m
ongeveer
60 graden
1-32
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
GEBRUIKERSAUTHENTICATIE
Gebruikersverificatie beperkt het gebruik van het apparaat tot aangemelde gebruikers. Het is mogelijk om de functies op
te geven die de verschillende gebruikers mogen gebruiken. Zo kunt u het apparaat aanpassen aan de behoeften van uw
werkplek.
Wanneer de beheerder van het apparaat gebruikersverificatie heeft ingeschakeld dan moet iedere gebruiker zich
aanmelden op het apparaat. Er zijn verschillende typen gebruikersverificatie met ieder een eigen aanmeldmethode.
Zie de uitleg van de aanmeldmethode voor meer informatie.
AUTHENTICATIE OP BASIS VAN GEBRUIKERSNUMMER (pagina 1-32)
AUTHENTICATIE OP BASIS VAN GEBRUIKERSNAAM EN WACHTWOORD (pagina 1-34)
AUTHENTICATIE OP BASIS VAN
GEBRUIKERSNUMMER
De onderstaande procedure wordt gebruikt voor aanmelding met een gebruikersnummer dat gebruikers van de
beheerder van het apparaat hebben ontvangen.
Bij het opstarten van het apparaat wordt het aanmeldscherm weergegeven.
Bij authenticatie op basis van gebruikersnummer
Als "Waarschuwing wanneer aanmelden mislukt" is ingeschakeld in de systeeminstellingen wordt het bedieningspaneel
gedurende vijf minuten geblokkeerd wanneer driemaal achtereen een onjuist gebruikersnummer wordt ingevoerd.
Neem contact op met de beheerder van het apparaat om het gebruikersnummer te controleren dat aan u is toegekend.
1
Voer uw gebruikersnummer (5 tot 8 cijfers) in met de cijfertoetsen.
Elk cijfer dat u invoert, wordt weergegeven als ' '.
1
4
7
5
8
6
9
2
0
3
C
Gebruikersauthenticatie
Voer uw
gebruikersnummer in.
CA
Aanm. beheer.
OK
1-33
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
2
Tik op de toets [OK].
Wanneer het ingevoerde gebruikersnummer is
geauthenticeerd, wordt het resterend aantal pagina's
weergegeven dat de gebruiker kan kopiëren of scannen.
Wanneer een limiet is ingesteld voor het aantal pagina's dat
een gebruiker kan gebruiken, wordt het gebruikte aantal
pagina's van de aangemelde gebruiker weergegeven.
Een limiet voor het aantal pagina's voor een gebruiker instellen:
In de "Instellingen (beheerder)" selecteert u [Gebruikers -bediening] → [Paginalimietgroep].
Het aantal te gebruiken pagina's na het aanmelden verbergen:
In de "Instellingen (beheerder)" schakelt u [Gebruikers -bediening] → [Standaard- Instellingen] → [Gebruiksstatus
weergeven na aanmelden] uit.
De weergavetijd van mededelingen wijzigen:
In de "Instellingen (beheerder)" selecteert u [Systeeminstellingen] → [Algemene instellingen] → [Bedienings-
Instellingen] → [Voorwaarde- Instellingen] → [Mededelingentijd Instellen].
Als het gebruikersnummer een getal van 8 cijfers is, is deze stap niet vereist. U wordt automatisch aangemeld nadat u
het gebruikersnummer hebt ingevoerd.
3
Als u klaar bent met het gebruik van
het apparaat en u zich wilt afmelden,
tikt u op de toets [Afmelden].
1
4
7
5
8
6
9
2
0
3
C
Gebruikersauthenticatie
Voer uw
gebruikersnummer in.
CA
Aanm. beheer.
OK
(1)
(2)
Belichting
Adresboek
Auto
Origineel
Gemengd form.
Resolutie
Extra Fijn
Opdr. samenst.
Aantal originelen
Langz. scanm.
Adres Faxnummer
Afmelden
Beheerder
LIJN PRINTER
Opdracht Status
Overige
Voorbeeld-
weergave
Luid-
spreker
Start
Scanformaat
Auto Auto
Geheugen faxontvangst
100%
A4 A4
100%
Verzendformaat
Verzendgeschiedenis
Zoeknummer oproepen
Programma oproepen
Geregistreerde inst. oproepen
Direct TX
Verificatiestempel
Zelfde beeld verz.
als faxadres
Eenvoudige
Scan
Best. ophalen
van schijf
CA
1-34
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
AUTHENTICATIE OP BASIS VAN GEBRUIKERSNAAM
EN WACHTWOORD
Met deze methode kunnen gebruikers zich aanmelden met een gebruikersnaam en wachtwoord dat zij van de
beheerder van het apparaat of de beheerder van de LDAP-serverhebben ontvangen.
Bij het opstarten van het apparaat wordt het aanmeldscherm weergegeven.
Bij authenticatie op basis van gebruikersnaam en wachtwoord
Als LDAP-authenticatie wordt gebruikt, kunnen andere items op het scherm worden weergegeven.
Wanneer LDAP-authenticatie wordt gebruikt, kan de toets [E-mailadres] worden weergegeven, afhankelijk van de
authenticatiemethode. Tik op het tekstvak [E-mailadres] en voer uw e-mailadres in.
Als "Waarschuwing wanneer aanmelden mislukt" is ingeschakeld in de systeeminstellingen wordt het bedieningspaneel
gedurende vijf minuten geblokkeerd wanneer driemaal achtereen een onjuiste gebruikersnaam of wachtwoord wordt
ingevoerd.
Neem contact op met de beheerder van het apparaat om de gebruikersnaam/het wachtwoord te controleren dat aan u is
toegekend.
De vergrendeling van het bedieningspaneel opheffen:
Selecteer in de instellingsmodus (webversie) [Gebruikers -bediening] → [Standaard- Instellingen] om de vergrendeling te
verwijderen.
[Waarschuwing wanneer aanmelden mislukt] instellen:
In "Instellingen (beheerder)" selecteert u [Gebruikers -bediening] → [Standaard- Instellingen] → [Waarschuwing wanneer
aanmelden mislukt].
Een gebruikersnaam opslaan:
In de "Instellingen (beheerder)" selecteert u [Gebruikers -bediening] → [Gebruikers- Lijst].
Registreer ook uitgebreide informatie zoals de gebruikersnaam, het gebruikersnummer en het wachtwoord. Neem contact
op met de beheerder van het apparaat voor de informatie die u nodig hebt om het apparaat te gebruiken.
Gebruikersauthenticatie
Voer gebruikersnaam en wachtwoord in.
Gebruikersnaam
Wachtwoord
Druk in om aanmeldnaam in te voeren
Druk in om wachtwoord in te voeren
Lokaal aanmelden
CA
Selecteer uit lijst
OK
Auth. om
CA
OK
Gebruikersauthenticatie
Selecteer uit lijstGebruikersnaam
E-mailadres
Druk in om aanmeldnaam in te voeren
Druk in om e-mailadres in te voeren
Wachtwoord
Auth. om
Druk in om wachtwoord in te voeren
Lokaal aanmelden
Voer aanmeldnaam/e-mailadres/wachtwoord in.
1-35
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
1
Voer de gebruikersnaam in.
Invoer via het aanraaktoetsenbord
Als de gebruikersnaam niet in de instellingsmodus is
geregistreerd, moet een gebruiker die alleen
LDAP-verificatie gebruikt op het tekstvak [Gebruikersnaam]
tikken en zijn/haar gebruikersnaam invoeren via het
aanraaktoetsenbord.
Kiezen uit een lijst
Tik op de toets [Selecteer uit lijst] en selecteer een
gebruikersnaam in het scherm Gebruikerslijst.
LDAP-verificatie kan worden gebruikt wanneer de beheerder van de server LDAP-services via het LAN (lokale netwerk)
aanbiedt.
2
Voer het wachtwoord in.
Voer uw wachtwoord in via het aanraaktoetsenbord.
Als u zich aanmeldt bij een LDAP-server, voert u het
wachtwoord in dat is geregistreerd voor de gebruikersnaam
voor de LDAP-server.
Elk teken dat u invoert, wordt weergegeven als ' '. Nadat
u het wachtwoord hebt ingevoerd, tikt u op de toets [OK].
Als de verificatie plaatsvindt via de LDAP-server en er onder
"Gebruikerslijst" en op de LDAP-server verschillende
wachtwoorden voor u zijn geregistreerd, gebruikt u het
wachtwoord dat is opgeslagen op de LDAP-server.
Een gebruikersnaam en wachtwoord laten registreren:
In de "Instellingen (beheerder)" selecteert u [Gebruikers -bediening] → [Gebruikers- Lijst].
Wijzig zo nodig de informatie voor [Auth. om] bij het registreren van de LDAP-server.
Wanneer u selecteert in het scherm Gebruikerslijst:
De LDAP-server waarmee u verbinding maakt, is bij de registratie van uw gebruikersgegevens geregistreerd.
Wanneer de gebruikersnaam is geselecteerd, wordt dan ook de doelserver weergegeven waarnaar de authenticatie
wordt verwezen.
Ga naar stap 3.
Wanneer u het wachtwoord via het aanraaktoetsenbord invoert:
Tik op [Auth. om] en selecteer de LDAP-server om u aan te melden.
Gebruikersauthenticatie
Voer gebruikersnaam en wachtwoord in.
Gebruikersnaam
Wachtwoord
Druk in om aanmeldnaam in te voeren
Druk in om wachtwoord in te voeren
Lokaal aanmelden
CA
OK
Selecteer uit lijst
Auth. om
Gebruikersauthenticatie
Voer gebruikersnaam en wachtwoord in.
Gebruikersnaam
Wachtwoord
Druk in om aanmeldnaam in te voeren
Druk in om wachtwoord in te voeren
Lokaal aanmelden
CA
OK
Selecteer uit lijst
Auth. om
1-36
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
3
Tik op de toets [OK].
Wanneer de ingevoerde gebruikersnaam en het wachtwoord
zijn geauthenticeerd, wordt het resterend aantal pagina's
weergegeven dat de gebruiker kan kopiëren of scannen.
Wanneer een limiet is ingesteld voor het aantal pagina's dat een gebruiker kan gebruiken, wordt het gebruikte aantal
pagina's van de aangemelde gebruiker weergegeven.
Een limiet voor het aantal pagina's voor een gebruiker instellen:
In de "Instellingen (beheerder)" selecteert u [Gebruikers -bediening] → [Paginalimietgroep].
Het aantal te gebruiken pagina's na het aanmelden verbergen:
In de "Instellingen (beheerder)" schakelt u [Gebruikers -bediening] → [Standaard- Instellingen] → [Gebruiksstatus
weergeven na aanmelden] uit.
De weergavetijd van mededelingen wijzigen:
In de "Instellingen (beheerder)" selecteert u [Systeeminstellingen] → [Algemene instellingen] → [Bedienings-
Instellingen] → [Voorwaarde- Instellingen] → [Mededelingentijd Instellen].
4
Als u klaar bent met het gebruik van
het apparaat en u zich wilt afmelden,
tikt u op [Afmelden].
Gebruikersauthenticatie
Voer gebruikersnaam en wachtwoord in.
Gebruikersnaam
Wachtwoord
Lokaal aanmelden
CA
OK
Selecteer uit lijst
Auth. om
Belichting
Adresboek
Auto
Origineel
Gemengd form.
Resolutie
Extra Fijn
Opdr. samenst.
Aantal originelen
Langz. scanm.
Adres Faxnummer
Overige
Voorbeeld-
weergave
Luid-
spreker
Start
Scanformaat
Auto Auto
Geheugen faxontvangst
A4 A4
100%
100%
Verzendformaat
Verzendgeschiedenis
Verzend/Ontvangst
Status controleren
Zoeknummer oproepen
Programma oproepen
Geregistreerde inst. oproepen
Direct TX
Verificatiestempel
CA
Gebruiksstatus: gebr./resterende pag.
Scanner (z/w) : 00,000,000/--,---,---
Scanner (kleur) : 00,000,000/--,---,---
Internetfax : 00,000,000/--,---,---
Fax : 00,000,000/--,---,---
Belichting
Adresboek
Auto
Origineel
Gemengd form.
Resolutie
Standaard
Opdr. samenst.
Aantal originelen
Langz. scanm.
Adres Faxnummer
Afmelden
Beheerder
LIJN PRINTER
Overige
Voorbeeld-
weergave
Luid-
spreker
Start
Scanformaat
Auto Auto
Geheugen faxontvangst
A4 A4
100%
100%
Verzendformaat
Verzendgeschiedenis
Zoeknummer oproepen
Programma oproepen
Geregistreerde inst. oproepen
Direct TX
Verificatiestempel
Zelfde beeld verz.
als faxadres
Eenvoudige
Scan
Best. ophalen
van schijf
CA
Opdracht Status
1-37
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
KOPPELFUNCTIE MET ACTIVE DIRECTORY
U kunt lid worden van het Active Directory-domein (AD-domein) van het apparaat zodat u gebruikersbeheerfuncties via
het netwerk kunt uitvoeren.
Als Active Directory niet op het netwerk is geactiveerd, moet u voor elk apparaat op het netwerk een afzonderlijke
apparaatauthenticatie uitvoeren.
In dat geval moet één gebruiker meerdere domeinnamen en wachtwoorden gebruiken.
Als u echter lid wordt van een AD-domein, hoeft de authenticatie slechts eenmaal te worden uitgevoerd. Nadat uw
authenticatie is uitgevoerd, wordt de authenticatie van de netwerkapparatuur automatisch door de Active
Directory-server uitgevoerd. Met één domeinnaam en wachtwoord kunt u zich bij meerdere apparaten op het netwerk
aanmelden.
Lid worden van een AD-domein
Als u het apparaat lid wilt maken van een AD-domein, moet de bestemming van de authenticatie worden ingesteld op
[Active Directory] bij 'Instellingen (beheerder)' - [Gebruikers -bediening]→[Standaard- Instellingen]→[Authentificatie
Server Instellingen].
Het apparaat in een AD-domein registreren
Als u lid wordt van een AD-domein, wordt het apparaat als printer in het AD-domein geregistreerd. Geef de
apparaatgegevens op in de instellingsmodus.
De naam van het apparaat
Selecteer bij 'Instellingen (beheerder)' [Systeeminstellingen] → [Netwerk- instellingen] → [Instellingen Netwerknaam] →
[Apparaatnaam].
De domeinnaam van het apparaat
Selecteer bij 'Instellingen (beheerder)' [Systeeminstellingen] → [Netwerk- instellingen] [Active Directory Instellingen]
[Domeinnaam].
Gebruikersnaam en wachtwoord voor het apparaat
Selecteer bij 'Instellingen (beheerder)' [Systeeminstellingen] → [Netwerk- instellingen] [Active Directory Instellingen]
[Account Toestelregistratie].
DNS-domeinnaam
In de "Instellingen (beheerder)" selecteert u [Systeeminstellingen] → [Netwerk- instellingen] → [Services instellingen] →
[DNS] → [Domeinnaam].
Als de bestemming van de authenticatie is ingesteld op Active Directory, kan de instelling Kerberos niet worden gebruikt.
1-38
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
Gebruikersauthenticatie in het AD-domein
De volgende methoden kunnen worden gebruikt voor de gebruikersauthenticatie in het AD-domein.
1. Authenticatie door het apparaat handmatig in te voeren
Voer de authenticatie uit via het aanraakscherm van het apparaat. Raadpleeg 'AUTHENTICATIE OP BASIS VAN
GEBRUIKERSNAAM EN WACHTWOORD (pagina 1-34)' voor de authenticatiemethode.
Configureer de volgende instelling bij 'Instellingen (beheerder)'.
Schakel 'Instellingen (beheerder)'→[Gebruikers -bediening]→[Standaard- Instellingen]→[IC-kaart gebruiken voor
authenticatie] uit.
2. Aanmelden met een IC-kaart (snelle modus)
Gebruik de kaart-ID die in de IC-kaart is vastgelegd om de authenticatie van het AD-domein uit te voeren.
Als u de authenticatie voor de eerste keer uitvoert, moet u uw wachtwoord opgeven. Daarna kunt u de authenticatie met
alleen uw IC-kaart uitvoeren.
3. Aanmelden met een IC-kaart (beveiligingskaart)
Gebruik de kaart-ID die in de IC-kaart is vastgelegd om de authenticatie van het AD-domein uit te voeren.
U moet altijd uw wachtwoord opgeven als u de authenticatie uitvoert met een IC-kaart.
Activeer 'Instellingen (beheerder)'→[Gebruikers -bediening]→[Standaard- Instellingen]→[IC-kaart gebruiken voor
authenticatie].
Schakel 'Instellingen (beheerder)'→[Gebruikers -bediening]→[Standaard- Instellingen]→[Cache wachtwoord voor
Authentificatie] uit.
Als u uw wachtwoord op de Active Directory-server wijzigt, wordt uw huidige wachtwoord gereset en moet u het
wachtwoord opnieuw opgeven.
Configureer de volgende instellingen bij 'Instellingen (beheerder)'.
Activeer 'Instellingen (beheerder)'→[Gebruikers -bediening]→[Standaard- Instellingen]→[IC-kaart gebruiken
voor authenticatie].
Activeer 'Instellingen (beheerder)'→[Gebruikers -bediening]→[Standaard- Instellingen]→[Cache wachtwoord
voor Authentificatie].
U kunt zowel AD-domeinauthenticatiegebruikers als gebruikers die op het apparaat zijn ingesteld gebruiken. In dit geval
wordt de bestemming van de authenticatie ingesteld als u zich aanmeldt.
Als een AD-domeinauthenticatiegebruiker een taak reserveert en zich afmeldt voordat de taak is uitgevoerd, worden de
gebruikersgegevens tijdelijk in het apparaat opgeslagen en wordt de gereserveerde taak uitgevoerd.
1-39
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
FUNCTIES DIE MET ACTIVE DIRECTORY KUNNEN WORDEN GEBRUIKT
Netwerkmappen die toegankelijk zijn voor gebruikers
Als een gebruiker die zich heeft aangemeld bij het AD-domein een netwerkmap op het apparaat wil openen, krijgt de
gebruiker alleen toegang tot de mappen waarvoor deze is gemachtigd.
Gedeelde map
Als een aangemelde gebruiker op de toets [Bladeren] tikt om een gedeelde map te openen, worden alleen de mappen
weergegeven waarvoor de gebruiker is gemachtigd.
Documentarchivering
Als een aangemelde gebruiker in het actiescherm van documentarchivering op de toets [Selecteer afdrukbestand uit
netwerkmap] tikt en vervolgens op [Refereer naar Mappen op Netwerk], worden alleen de mappen weergegeven
waarvoor de gebruiker is gemachtigd.
Basismap
Scannen naar de basismap
Een aangemelde gebruiker kan tijdens het scannen de basismap gebruiken die bij het AD-domein is ingesteld om de
gescande afbeelding op te slaan.
Voor het gebruik van deze functie schakelt u 'Instellingen (beheerder)'→[Systeeminstellingen]→[Instellingen Beeld
Verzenden]→[Scaninstellingen]→[Standaardadres]→[Pas home-directory toe op de gebruiker voor aanmelden] in.
Gedeelde map
In het adres van de gedeelde map wordt het pad van de basismap van de aangemelde gebruiker automatisch ingevuld
bij [Padinvoer naar map]. De map die wordt weergegeven nadat op de toets [Bladeren] is getikt, is de basismap van de
gebruiker.
Afdrukken vanuit de basismap
De eigenschap Basismap die in het AD-domein van de aangemelde gebruiker is opgegeven, kan worden gebruikt om
de map voor afdrukken naar de basismap in te stellen.
Gedeelde map
Als de aangemelde gebruiker in het actiescherm van documentarchivering op de toets [Selecteer afdrukbestand uit
netwerkmap] tikt en vervolgens op [Refereer naar Mappen op Netwerk], wordt de basismap van de gebruiker
weergegeven.
E-Mail
Scannen naar e-Mail
Een aangemelde gebruiker kan de eigenschap E-mail van het AD-domein gebruiken om een gescande afbeelding via
e-mail naar zichzelf te sturen.
Om het e-mailadres toe te passen van de aangemelde gebruiker die in het AD-domein is ingesteld, tikt u op [Mijn adres
zoeken] in het actiescherm wanneer een e-mail wordt verzonden, of activeer [Voeg E-mailadres gebruiker toe voor
aanmelden.] in "Instellingen (beheerder)" → [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] →
[Scaninstellingen] → [Standaardadres].
Als u geen toegang krijgt tot de Active Directory-server blijft het veld [Padinvoer naar map] leeg en als op de toets [Bladeren]
wordt getikt, worden de zoekresultaten van het hele netwerk weergegeven.
Als de authenticatiegegevens in het adresboek zijn opgeslagen en de gebruiker een bestand verstuurt door een adres in
het adresboek op te geven, wordt het bestand verzonden op basis van de machtigingen van de gebruiker in het
adresboek. Als de authenticatiegegevens niet in het adresboek zijn opgeslagen, wordt het bestand verzonden op basis
van de authenticatiemachtigingen van de aangemelde gebruiker.
In de authenticatiemodus AD-domein kan een bestand naar een gedeelde map worden verzonden op basis van de
authenticatiemachtigingen van de aangemelde gebruiker. In dat geval is het niet mogelijk handmatig een gebruikersnaam
of wachtwoord in te voeren.
1-40
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
REKENING CODE
REKENING CODE
Een rekeningcode, die wordt toegevoegd aan een vastgelegd takenlogboek na het uitvoeren van een afdrukopdracht of
opdracht voor beeldverzending, wordt gebruikt voor het verwerken van rekeningen.
Rekeningcodes zijn ingedeeld in twee typen: main code en subcode. Een rekening code wordt vastgelegd in het
takenlogboek nadat deze is ingevoerd en een afdrukopdracht of opdracht voor beeldverzending is uitgevoerd.
Het optellen van de aantallen per Rekening Code op basis van de takenlogboeken vereenvoudigt latere handelingen,
bijvoorbeeld voor het maken van gecombineerde rekeningen.
Typen rekeningcodes
Gebruik van rekeningcode inschakelen
Om het gebruik van de rekeningcode in te schakelen, kiest u "Instellingen (beheerder)" → [Paginalimietgroep] →
[Rekening Code] → [Beheerinstellingen] en stelt u [Gebruik Rekening Code] in op [Inschakelen].
Rekeningcodes verzamelen
Kies [Systeeminstellingen] → [Systeemcontrole] → [Takenlogboek] → [Opdrachtlogboekgebruik] bij "Instellingen
(webversie)" en klik op de knop [Opslaan] om de takenlogboeken te downloaden. Tel de resultaten vervolgens op door
de opgeslagen takenlogboeken in te delen en te rangschikken.
Type Beschrijving
Main Code Voor het rubriceren van de resultaten van uitgevoerde afdrukopdrachten en
opdrachten voor beeldverzending om efficiënt beheer mogelijk te maken. U kunt
bijvoorbeeld een code per klant toewijzen en per klant kosteninformatie verzamelen
uit takenlogboeken.
Voorbeeld van een code: Resultaten van bedrijf A
Sub Code Beschikbaar als de main code alleen niet volstaat voor het beheer van
rekeningcodes. U kunt bijvoorbeeld maandelijkse kosteninformatie toewijzen aan
een sub code en de totale maandelijkse kosteninformatie van alle klanten
verzamelen als de klantnaam is toegewezen aan de main code.
Voorbeeld van een code: Resultaten van april 2015
Gebruik Code Wordt automatisch toegewezen als de main code of sub code niet zijn opgegeven.
D
C
B
A
Rekeningcodes
registreren
Rekeningcode
toewijzen en de
opdracht uitvoeren
Rekeningcode
vastleggen in het
takenlogboek
Rekeningen maken op
code
Takenlogboeken verzamelen
1-41
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
GEBRUIK VAN REKENING CODE
Als het gebruik van een rekeningcode is ingeschakeld bij "Instellingen (beheerder)" dan wordt het venster voor
rekeningcode weergegeven op het moment dat wordt overgeschakeld naar een andere modus (bij het afdrukken/
verzenden in de modus documentarchivering).
Voer de main code of de sub code in, indien vereist.
Een rekeningcode opnieuw opgeven
Om de opgegeven rekeningcode te wijzigen in een andere code tikt u op [Schakel Billing Code.] in het actiescherm.
Als het venster voor het invoeren van de rekeningcode wordt weergegeven, kiest u een nieuwe rekeningcode.
Een rekeningcode in de lijst kiezen
Kies de gewenste rekeningcode in de lijst met geregistreerde rekeningcodes.
U moet rekeningcodes vooraf registreren.
NIEUWE REKENINGCODE REGISTREREN (pagina 1-44)
Het gebruik van de rekeningcode inschakelen
Selecteer "Instellingen (beheerder)" → [Paginalimietgroep] → [Rekening Code] → [Beheerinstellingen] en stel [Gebruik
Rekening Code] in op [Inschakelen].
De opgegeven rekeningcode behouden bij het overschakelen naar een andere modus
Selecteer "Instellingen (beheerder)" → [Paginalimietgroep] → [Rekening Code] → [Beheerinstellingen] en schakel het
selectievakje [Neem de Rekeningcode over bij Modusovergang] in op . Zo hoeft u niet bij iedere modusovergang de
rekeningcode in te voeren.
U kunt rekeningcodes toewijzen voor het opnieuw afdrukken/verzenden van doelbestanden en voor het verzenden van
afdrukopdrachten via "Instellingen (webversie)" → [Documenthandelingen].
1
Als het venster voor het invoeren van
de rekeningcode wordt weergegeven,
tikt u op de toets [Selecteer uit lijst]
van de main code.
Wanneer u geen rekeningcode opgeeft
Tik op de toets [Geen Gebruik van Billing Code].
Een eerder gebruikte rekeningcode selecteren (op het moment van gebruikersverificatie)
Tik op de toets [Gebruik Eerder Gebruikte Rekeningcode] in het actiescherm op het moment van gebruikersverificatie;
de Main Code en Sub Code worden weergegeven die eerder door de geverifieerde gebruiker zijn ingevoerd.
Rekening Code
Voer Rekeningcode in.
Main Code
Sub Code
AAAA
AAAA
Selecteer uit lijst
Selecteer uit lijst
Geen Gebruik van Billing Code
OKCA
1-42
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
2
Tik op een Main Code in de lijst om
deze te selecteren.
Main code of naam van main code zoeken
Tik op . Als het zoekvenster wordt weergegeven, voert u de main code en de naam van de main code in en tikt u op
de toets [Start Zoeken]. Er wordt een lijst met zoekresultaten weergegeven.
3
Tik op de toets [OK].
U keert terug naar het scherm voor het invoeren van de rekeningcode.
De selectie in de lijst annuleren
Tik op [Annuleren en terugkeren] in het actiescherm. De geselecteerde main code wordt geannuleerd en u keert terug
naar het scherm voor het invoeren van de rekeningcode.
De gegevens van de main code controleren
Tik op [Details weergeven] in het actiescherm. Het venster met gegevens wordt weergegeven. Controleer de gegevens
en tik op .
4
Tik op de toets [Selecteer uit lijst] van
de sub code.
De lijst met sub codes wordt weergegeven. Voer de
procedure uit die wordt weergegeven bij stap 2 en 3 en geef
de sub code op.
5
Tik op de toets [OK].
De waarde van de opgegeven rekeningcode wissen
Tik op de toets [CA]. Voer de rekeningcode opnieuw in.
CA
Annuleren en terugkeren
Main Code Belangrijkste Code Naam
MAIN001 Company 1
MAIN002 Company 2
MAIN003 Company 3
MAIN004 Company 4
MAIN005 Company 5
MAIN006 Company 6
MAIN007 Company 7
MAIN008 Company 8
Toevoegen/Bewerken
Rekeningcode
OK
Selecteer Billing Code.
Rekening Code
Main Code
Sub Code
AAAA
AAAA
Selecteer uit lijst
Selecteer uit lijst
Geen Gebruik van Billing Code
OKCA
Voer Rekeningcode in.
Rekening Code
Main Code
Sub Code
AAAA
AAAA
Selecteer uit lijst
Selecteer uit lijst
Geen Gebruik van Billing Code
OKCA
Voer Rekeningcode in.
1-43
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
Rekeningcode rechtstreeks invoeren
1
Als het venster voor het invoeren van
de rekeningcode wordt weergegeven,
tikt u op het vak bij [Main Code] en
voert u de main code in.
Voer de code in en gebruik maximaal 32 1-bits tekens.
Wanneer u geen rekeningcode opgeeft
Tik op de toets [Geen Gebruik van Billing Code]. De gebruik code wordt ingesteld op de main code.
2
Tik op het vak bij [Sub Code] en voer
de sub code in.
Voer de code in en gebruik maximaal 32 1-bits tekens.
3
Tik op de toets [OK].
De waarde van de opgegeven rekeningcode wissen
Tik op de toets [CA]. Voer de rekeningcode opnieuw in.
Rekening Code
Main Code
Sub Code
AAAA
AAAA
Selecteer uit lijst
Selecteer uit lijst
Geen Gebruik van Billing Code
OKCA
Voer Rekeningcode in.
Rekening Code
Main Code
Sub Code
AAAA
AAAA
Selecteer uit lijst
Selecteer uit lijst
Geen Gebruik van Billing Code
OKCA
Voer Rekeningcode in.
Rekening Code
Main Code
Sub Code
AAAA
AAAA
Selecteer uit lijst
Selecteer uit lijst
Geen Gebruik van Billing Code
OKCA
Voer Rekeningcode in.
1-44
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
NIEUWE REKENINGCODE REGISTREREN
Nieuwe rekeningcode registreren.
U kunt een nieuwe rekeningcode registreren via het venster voor het invoeren van een rekeningcode en via de
"Instellingen".
Deelbereik van rekeningcode
De geregistreerde rekeningcodes kunnen uitsluitend worden gedeeld binnen de opgegeven groep op het moment van
gebruikersauthenticatie.
Als het deelbereik niet wordt opgegeven dan worden de geregistreerde rekeningcodes door alle gebruikers gedeeld.
Een rekeningcode registreren via de Instellingsmodus
Selecteer "Instellingen" → [Paginalimietgroep] → [Rekening Code] → [Main Code Lijst] of [Sub Code Lijst]. Registreer een
main code bij [Main Code Lijst] en een sub code bij [Sub Code Lijst].
U kunt maximaal 2000 main codes en sub codes registreren.
Een gebruikersgroep registreren
In de "Instellingen (beheerder)" selecteert u [Gebruikers -bediening] → [Lijst van organisaties /groepen].
1
Als het venster voor het invoeren van
de rekeningcode wordt weergegeven,
tikt u op [Selecteer uit lijst] van de
main code.
Om een nieuwe sub code te registreren, tikt u op de toets
[Selecteer uit lijst] van de sub code.
De volgende stappen zijn gelijk voor de main code.
2
Tik op [Toevoegen/Bewerken
Rekeningcode] in het actiescherm
Rekening Code
Voer Rekeningcode in.
Main Code
Sub Code
AAAA
AAAA
Selecteer uit lijst
Selecteer uit lijst
Geen Gebruik van Billing Code
OKCA
CA
Annuleren en terugkeren
Main Code Belangrijkste Code Naam
MAIN001 Company 1
MAIN002 Company 2
MAIN003 Company 3
MAIN004 Company 4
MAIN005 Company 5
MAIN006 Company 6
MAIN007 Company 7
MAIN008 Company 8
Toevoegen/Bewerken
Rekeningcode
OK
Selecteer Billing Code.
1-45
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
3
Tik op [Nieuw Toev] in het
actiescherm.
Terugkeren naar het venster voor het selecteren van een rekeningcode
Tik op .
4
Tik op het vak bij [Main Code] en voer
de main code in.
Voer de code in en gebruik maximaal 32 1-bits tekens.
5
Tik op het vak bij [Belangrijkste Code Naam] en voer de naam van de main
code in.
Gebruik maximaal 32 2-bits of 1-bits tekens voor het opgeven van de codenaam.
6
Kies indien nodig het deelbereik van
de rekeningcode.
Openbaar voor iedereen: Registreert de rekeningcode als
een openbare code voor alle gebruikers van het apparaat.
Openbaar doeladres opgeven: Beperkt het deelbereik van
de te registreren rekeningcode tot de opgegeven groep. U
kunt maximaal acht groepen opgeven als openbare
bestemming.
Zie "Deelbereik van rekeningcode (pagina 1-44)
" voor meer
informatie over het opgeven van een openbare bestemming.
De openbare bestemming van een rekeningcode wordt niet weergegeven als geen gebruikersauthenticatie is
uitgevoerd. De modus wordt automatisch ingesteld op [Openbaar voor iedereen].
CA
Main Code Belangrijkste Code Naam
Registratie Hoofdcode
Nieuw Toev
CA
Main Code
Belangrijkste Code Naam
Registratie Hoofdcode
Annuleren en terugkeren
Registr. beëind.
Registreren
Volgende Billing Code.
(4)
(5)
CA
Main Code
Belangrijkste Code Naam
Publieke groep
Openbaar voor iedereen
Openbaar doeladres opgeven
Registratie Hoofdcode
Annuleren en terugkeren
Registr. beëind.
Registreren
Volgende Billing Code.
1-46
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
7
Op een groep tikken om deze te
selecteren als openbare bestemming
U kunt maximaal acht groepen opgeven. Wanneer u klaar
bent met het invoeren van de instellingen tikt u op .
De instelling annuleren
Tik op [Wissen] in het actiescherm. De geregistreerde openbare bestemming wordt geannuleerd en u keert terug naar
het vorige scherm.
8
Om verder te gaan met het registreren van andere rekeningcodes tikt u op
[Registreren Volgende Billing Code.].
Voer stap 4 en 7 uit om de main code te registreren.
De registratie annuleren
Tik op [Annuleren en terugkeren] in het actiescherm. Alle geregistreerde rekeningcodes worden geannuleerd en u keert
terug naar het vorige scherm.
9
Tik op [Registr. beëind.] in het actiescherm.
De registratie wordt voltooid en u keert terug naar het vorige scherm. Tik op om de registratieprocedure te voltooien.
Terugkeren naar het venster voor het invoeren van de rekeningcode
Tik op de toets [CA].
CA
Lijst van organisaties /groepen
Group 1
Group 2
Group 3
Group 4
Group 5
Group 6
Group 7
Group 8
Wissen
Geef openbaar adres aan
(Geselect.:1/32)
1-47
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
GEREGISTREERDE REKENINGCODE BEWERKEN OF
WISSEN
U kunt de geregistreerde rekeningcode wijzigen of wissen.
U kunt de rekeningcode ook bewerken of wissen bij "Instellingen".
Rekeningcode bewerken
Een rekeningcode bewerken of registreren via de Instellingsmodus
Selecteer "Instellingen" → [Paginalimietgroep] → [Rekening Code] → [Main Code Lijst] of [Sub Code Lijst]. Bewerk of
registreer een main code bij [Main Code Lijst] en een sub code bij [Sub Code Lijst].
1
Als het venster voor het invoeren van
de rekeningcode wordt weergegeven,
tikt u op de toets [Selecteer uit lijst]
van de main code.
Om een nieuwe sub code te registreren, tikt u op de toets
[Selecteer uit lijst] van de sub code.
De volgende stappen zijn gelijk voor de main code.
2
Tik op [Toevoegen/Bewerken
Rekeningcode] in het actiescherm.
3
Tik op de main code die u wilt
bewerken en tik dan op [Bewerken] in
het actiescherm.
Terugkeren naar het venster voor het selecteren van een rekeningcode
Tik op .
Rekening Code
Voer Rekeningcode in.
Main Code
Sub Code
AAAA
AAAA
Selecteer uit lijst
Selecteer uit lijst
Geen Gebruik van Billing Code
OKCA
CA
Annuleren en terugkeren
Main Code Belangrijkste Code Naam
MAIN001 Company 1
MAIN002 Company 2
MAIN003 Company 3
MAIN004 Company 4
MAIN005 Company 5
MAIN006 Company 6
MAIN007 Company 7
MAIN008 Company 8
Toevoegen/Bewerken
Rekeningcode
OK
Selecteer Billing Code.
CA
Nieuw Toev
Main Code Belangrijkste Code Naam
MAIN001 Company 1
MAIN002 Company 2
MAIN003 Company 3
MAIN004 Company 4
MAIN005 Company 5
MAIN006 Company 6
MAIN007 Company 7
MAIN008 Company 8
Bewerken
Verwijderen
Registratie Hoofdcode
1-48
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
4
Bewerk de main code indien nodig.
Zie stap 4 t/m 7 bij "NIEUWE REKENINGCODE
REGISTREREN (pagina 1-44)" voor meer informatie over
het wijzigen van de code.
5
Tik op [Registr. beëind.] in het actiescherm.
De registratie wordt voltooid en u keert terug naar het vorige scherm. Tik op om de registratieprocedure te voltooien.
Terugkeren naar het venster voor het invoeren van de rekeningcode
Tik op de toets [CA].
CA
Main Code
Belangrijkste Code Naam
Openbaar voor iedereen
AAAA
AAAA
Openbaar doeladres opgeven
Registratie Hoofdcode
Annuleren en terugkeren
Registr. beëind.
Registreren
Volgende Billing Code.
Publieke groep
1-49
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
Rekeningcode wissen
1
Als het venster voor het invoeren van
de rekeningcode wordt weergegeven,
tikt u op de toets [Selecteer uit lijst]
van de main code.
Om een sub code te wissen, tikt u op de toets [Selecteer uit
lijst] van de sub code.
De volgende stappen zijn gelijk voor de main code.
2
Tik op [Toevoegen/Bewerken
Rekeningcode] in het actiescherm.
3
Tik op de main code die u wilt wissen
en tik dan op [Verwijderen] in het
actiescherm.
Terugkeren naar het venster voor het selecteren van een rekeningcode
Tik op .
4
Als het bevestigingsbericht wordt weergegeven, tikt u op de toets
[Verwijderen].
Rekening Code
Voer Rekeningcode in.
Main Code
Sub Code
AAAA
AAAA
Selecteer uit lijst
Selecteer uit lijst
Geen Gebruik van Billing Code
OKCA
CA
Annuleren en terugkeren
Main Code Belangrijkste Code Naam
MAIN001 Company 1
MAIN002 Company 2
MAIN003 Company 3
MAIN004 Company 4
MAIN005 Company 5
MAIN006 Company 6
MAIN007 Company 7
MAIN008 Company 8
Toevoegen/Bewerken
Rekeningcode
OK
Selecteer Billing Code.
CA
Nieuw Toev
Main Code Belangrijkste Code Naam
MAIN001 Company 1
MAIN002 Company 2
MAIN003 Company 3
MAIN004 Company 4
MAIN005 Company 5
MAIN006 Company 6
MAIN007 Company 7
MAIN008 Company 8
Bewerken
Verwijderen
Registratie Hoofdcode
1-50
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
CLOUD LINK
Via de Cloud Link-functie kan het apparaat worden verbonden met een online cloud service zodat u gescande gegevens
kunt uploaden en gegevens die u hebt opgeslagen in de cloud kunt afdrukken.
De machine kan verbinding maken met de volgende cloud services:
• Microsoft OneDrive for Business
• Microsoft SharePoint Online
• Google Drive
VOORDAT U DE FUNCTIE CLOUD LINK GAAT GEBRUIKEN
In dit hoofdstuk worden de instellingen uitgelegd die moeten worden geconfigureerd voordat u de functie Cloud Link
kunt gebruiken.
Vereiste instellingen op het apparaat
De systeeminstellingen configureren
Configureer de instellingen om het apparaat te verbinden met het internet (proxy-instellingen, enz..), zoals vereist voor
uw netwerkomgeving.
Daarnaast moet u de volgende instellingen configureren voor uw apparaat om de functies "OneDrive for Business Link"
en "SharePoint Online Link" te kunnen gebruiken.
Configureer deze instellingen bij "Instellingen (beheerder)" → [Systeeminstellingen] → [Netwerk- instellingen]
→ [Aansluiten op externe dienst] → [Cloud Connect].
Stel het pictogram van Cloud Link in het beginscherm in.
1
Tik op [Beginscherm bewerken] in het actiescherm.
2
In de modus Beginscherm bewerken tikt u op een ongebruikte sneltoets.
3
Tik op [Google Drive], [OneDrive] of [SharePoint Online].
4
Tik op [Verlaat Home Edit Mode] in het actiescherm.
Sluit de modus Beginscherm bewerken af en keer terug naar het beginscherm.
Zie "Handleiding aanpassing gebruikersinterface" voor het bewerken van het beginscherm.
Gegevens afdrukken die zijn opgeslagen in de cloud
Scangegevens uploaden
1-51
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
SCANGEGEVENS UPLOADEN NAAR EEN CLOUD
SERVICE
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u gescande gegevens kunt uploaden naar een cloud service.
GEGEVENS IN EEN CLOUD SERVICE AFDRUKKEN
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u met het apparaat gegevens in een cloud service kunt afdrukken.
1
Tik op [Google Drive], [OneDrive] of [SharePoint Online] in het beginscherm.
Het aanmeldscherm van de geselecteerde cloud service wordt weergegeven.
Wanneer gebruikersverificatie is ingeschakeld op het apparaat dan wordt het aanmeldscherm niet meer weergegeven
nadat u zich de eerste keer met succes heeft aangemeld bij de cloud service.
Wanneer u OneDrive of SharePoint Online gebruikt dan kunt u zich alleen aanmelden met uw standaard Office 365
gebruikersaccount voor gebruikersverificatie met gebruikersnaam/wachtwoord.
2
Voer de gegevens van uw gebruikersaccount in voor de cloud service.
Er wordt een scherm weergegeven voor het selecteren van taken.
3
Tik op de toets [Scan een document].
Het scherm met scaninstellingen wordt weergegeven.
Geef een "Bestandsnaam" en "Adres" op en "Instellingen scan uploaden".
4
Voer de scan uit of geef een voorbeeld weer.
1
Tik op [Google Drive], [OneDrive] of [SharePoint Online] in het beginscherm.
Het aanmeldscherm van de geselecteerde cloud service wordt weergegeven.
Wanneer gebruikersverificatie is ingeschakeld op het apparaat dan wordt het aanmeldscherm niet meer weergegeven
nadat u zich de eerste keer met succes heeft aangemeld bij de cloud service.
Wanneer u OneDrive of SharePoint Online gebruikt dan kunt u zich alleen aanmelden met uw standaard Office 365
gebruikersaccount voor gebruikersverificatie met gebruikersnaam/wachtwoord.
2
Voer de gegevens van uw gebruikersaccount in voor de cloud service.
Er wordt een scherm weergegeven voor het selecteren van taken.
1-52
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
Waarschuwingen voor het gebruik van de Cloud Link-functie
• De afdrukresultaten bij het gebruik van de Cloud Link-functie zijn mogelijk niet van dezelfde kwaliteit als de
afdrukresultaten via andere afdrukmethoden (printerdriver, enz.).
De inhoud van sommige bestanden wordt mogelijk niet of niet goed afgedrukt.
• In sommige landen of regio's waar het apparaat wordt gebruikt, kunnen sommige of alle Cloud Link-functies mogelijk
niet worden gebruikt.
• In sommige netwerkomgevingen kan de Cloud Link-functie mogelijk niet worden gebruikt. Zelfs als de Cloud
Link-functie wel kan worden gebruikt, kan de verwerking langer duren of worden onderbroken.
• Wij kunnen de continuïteit en stabiliteit van de verbinding van de Cloud Link-functie niet garanderen.
Tenzij de wet anders voorschrijft, kunnen wij niet aansprakelijk worden gesteld voor schade of verliezen die door de
klant worden geleden als gevolg van bovengenoemde gebreken van de Cloud Link-functie.
DirectOffice™ is een product van CSR Imaging US, LP.
DirectOffice™ is een handelsmerk van CSR Imaging US, LP, gedeponeerd in de Verenigde Staten en andere landen.
Wordt met toestemming gebruikt
3
Tik op de toets [Een document afdrukken].
Het scherm voor het selecteren van een bestand wordt weergegeven.
Druk op de [Beperken] toets om de bestanden volgens bestandsextensie te filteren. Selecteer het bestandstype dat u
wilt gebruiken om de bestanden te filteren.
Kies het bestand en tik op de toets [Afdrukinstelling wijzigen] om het scherm met afdrukinstellingen weer te geven.
De bestandsindelingen die kunnen worden afgedrukt zijn DOCX, PPTX, XLSX, PDF, PS, PRN, PCL, TIFF, TIF, JFIF,
JPE, JPEG, JPG en PNG. Op de MX-2630N/MX-3050N/MX-3550N/MX-4050N/MX-5050N/MX-6050N is de directe
afdrukuitbreidingskit vereist voor DOCX-, PPTX- en XLSX-bestanden.
4
Afdrukken uitvoeren
1-53
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
AirPrint
Hierna wordt de procedure uitgelegd hoe u afdrukt of een bestand verzendt op de machine met AirPrint.
Voordat u AirPrint gebruikt
Om AirPrint op OS X te gebruiken, moet u eerst de informatie over de machine op uw apparaat registreren.
Geavanceerde instellingen zijn niet nodig voor gebruik van AirPrint op iOS.
Zet AirPrint aan in de instellingen van de machine, en zet AirPrint aan op uw apparaat.
(1) Klik op [Printers en scanners] ([Afdrukken en scannen]) in Systeemvoorkeuren.
(2) Klik op de knop [+].
(3) Selecteer de naam van de machine uit de lijst, selecteer [AirPrint] bij de stuurprogramma's, en
klik op [Voeg toe].
De installatie wordt gestart, en de machine kan met AirPrint gebruikt worden.
Afdrukken met AirPrint
De afdrukprocedure is afhankelijk van de toepassing. In het voorbeeld hieronder wordt uitgelegd hoe u een
internetpagina kunt afdrukken in de versie voor iOS van Safari.
(1) Open de pagina die u wilt afdrukken in Safari.
Gebruik de menu-opties in Safari om de pagina te openen die u wilt afdrukken.
(2) Tik op .
(3) Tik op [Afdrukken].
Het menu wordt weergegeven. Tik op [Afdrukken].
(4) Selecteer de printer.
Alle printers met AirPrint in hetzelfde netwerk als het apparaat worden weergegeven. Selecteer de machine.
(5) Selecteer de afdrukinstellingen en tik op [Afdrukken].
Stel het aantal exemplaren en eventuele andere instellingen in, en tik op [Afdrukken].
Op de MX-2630N/MX-3050N/MX-3550N/MX-4050N/MX-5050N/MX-6050N is de PS3-uitbreidingskit vereist voor gebruik van
AirPrint. Om een fax via AirPrint te verzenden, is de faxuitbreidingskit vereist.
AirPrint inschakelen
Selecteer bij "Instellingen (beheerder)" de optie [Systeeminstellingen] → [Netwerk- instellingen] → [Instellingen voor externe
afdrukservices] → [AirPrint Instel.].
Als u de taak met een pincode vanaf uw apparaat verzendt, wordt de afdruktaak opgeslagen in de hoofdmap voor
documentarchivering.
Het scherm dat verschijnt, is afhankelijk van de versie van uw besturingssysteem.
De functies die beschikbaar zijn voor het afdrukken met AirPrint zijn afhankelijk van het besturingssysteem en de
toepassing.
Om met AirPrint af te drukken wanneer op de machine de functie voor gebruikersauthenticatie wordt gebruikt, dient u
[Schakel IPP-verificatie in, behalve voor het printerstuurprogramma] in "Instellingen (Beheerder)" → [Systeeminstellingen]
→ [Gebruikers -bediening] → [Standaard- Instellingen] in te schakelen.
Om in kleur af te drukken, dient u de machtiging van "Andere gebruiker" te wijzigen in een machtiging waarmee afdrukken
in kleur toegestaan is.
1-54
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
Een fax verzenden met AirPrint
U kunt via de machine via fax een bestand verzenden dat gemaakt is in een toepassing die compatibel is met AirPrint.
De verzendprocedure is afhankelijk van de toepassing.
Raadpleeg de handleiding van de toepassing voor informatie over het verzenden van een bestand via fax. Als voorbeeld
wordt de procedure uitgelegd voor verzending in OS X.
(1) Open het bestand dat u wilt verzenden.
(2) Selecteer [Afdrukken] in het menu [Bestand] van de toepassing.
(3) Selecteer de machine - fax in [Printer].
(4) Voer bij het adres het faxnummer in. Klik op [Faxen] als u klaar bent met instellen.
De faxverzending wordt gestart.
Een gescand document met AirPrint verzenden
U kunt op de machine een document scannen met een toepassing die compatibel is met AirPrint, en het gescande
document naar een apparaat verzenden.
De verzendprocedure is afhankelijk van de toepassing.
Raadpleeg de handleiding van de toepassing voor informatie over het verzenden van een gescand document. Als
voorbeeld wordt de procedure uitgelegd voor scannen in OS X.
(1) Plaats het origineel.
(2) Klik op [Printers en scanners] ([Afdrukken en scannen]) in Systeemvoorkeuren.
(3) Selecteer de machine in de lijst "Printer", klik op [Scannen], en klik op [Open scanner].
(4) Als u de instellingen voltooid hebt, klikt u op [Scannen].
Het scannen wordt gestart.
AirPrint en het AirPrint-logo zijn handelsmerken van Apple Inc.
AirPrint kan ook gebruikt worden om een fax te verzenden als [PC-Fax-verzending uitschakelen] is ingeschakeld.
Faxtaken die met AirPrint zijn verzonden, worden op dezelfde manier beheerd als herverzonden taken in
documentarchivering.
Om met AirPrint een fax te verzenden wanneer de functie voor gebruikersauthenticatie van de machine wordt gebruikt,
dient u [Schakel IPP-verificatie in, behalve voor het printerstuurprogramma] in "Instellingen (Beheerder)"
[Systeeminstellingen] → [Gebruikers -bediening] → [Standaard- Instellingen] in te schakelen.
Om met AirPrint een document te verzenden, dient de machine zich in een van de volgende statussen te bevinden:
• Weergave van aanmeldscherm, weergave van beginscherm, weergave van scherm voor helderheidsaanpassing,
instellen van schermtaal, bewerken van beginscherm, instellen van aangepast weergavepatroon, wijzigen van tekstkleur
op beginscherm, invoeren van beheerderswachtwoord voor wijzigen van beginscherm / instellen van aangepast
weergavepatroon / wijzigen van tekstkleur op beginscherm, invoeren van gebruikersnaam / wachtwoord, invoer van
cijfers voor cijferauthenticatie, selectie van gebruiker, selectie van bestemming van authenticatie
Als de functie voor gebruikersauthenticatie van de machine wordt gebruikt, wordt een afbeelding die met AirPrint is
gescand als een ongeldige gebruikerstaak behandeld.
1-55
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
GEMAKKELIJKE VERBINDING MET EEN
MOBIEL TOESTEL
(EASY CONNECT)
U kunt een NFC-kaartlezer aansluiten op het apparaat om gemakkelijk een smartphone of ander mobiel toestel aan te
sluiten.
Door de specifieke toepassing op voorhand in het mobiele toestel te installeren, zal de toepassing automatisch starten
nadat het toestel is aangesloten op het apparaat, waardoor u onmiddellijk kunt afdrukken.
U kunt ook aansluiten door een QR-code op het aanraakscherm van hte apparaat weer te geven en de code te scannen
met een mobiel toestel waarop een specifieke toepassing is geïnstalleerd.
AANSLUITEN DOOR NFC-KAARTLEZER
U kunt een mobiel toestel gemakkelijk aansluiten op het apparaat door het aan te raken met de NFC-kaartlezer.
Door de speciale toepassing op uw mobiel toestel te installeren, zal de toepassing bovendien automatisch starten
wanneer het toestel is aangesloten op het apparaat, waardoor u onmiddellijk gegevens kunt verzenden naar en
afdrukken op het apparaat.
Configureer op voorhand instellingen op het apparaat om het gebruik van een NFC-kaartlezer en draadloze LAN toe te
laten.
Raadpleeg uw dealer of dichtst bijzijnde gemachtigde vertegenwoordiger voor NFC-kaartlezers en specifieke
toepassingen die kunnen worden gebruikt.
Voor informatie over het aansluiten van de NFC-kaartlezer op het apparaat, raadpleeg de handleiding van de
NFC-kaartlezer.
Er is een draadloze LAN-adapter vereist om deze functie te gebruiken op de MX-2630N/MX-3050N/MX-3550N/
MX-4050N/MX-5050N/MX-6050N.
Deze functie kan alleen worden gebruikt op een Android-toestel.
1
Raak uw mobiel toestel aan met de NFC-kaartlezer
Als het apparaat zich in de status automatisch uitschakelen bevindt, kunt u het apparaat uit de slaaptoestand halen door
uw mobiel toestel aan te raken met de NFC-kaartlezer. Als de slaapmodus echter is ingesteld op [Modus3
(energiebesparingsprioriteit1)] of [Modus4 (energiebesparingsprioriteit2)], moet u het apparaat manueel uit de
slaaptoestand halen.
2
Aansluiten op het Apparaat van een Mobiel Toestel
Het apparaat en het mobiele toestel starten de verbinding automatisch.
Als een speciale toepassing niet geïnstalleerd is op uw mobiele toestel, zal uw mobiele toestel automatisch naar een
winkel voor Android-toepassingen (Google Play, enz.) gaan en een speciale toepassing downloaden.
Als de speciale toepassing op uw mobiel toestel geïnstalleerd is, zal het starten.
U kunt vanuit de toepassing afdrukken en scannen.
1-56
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
VERBINDING MAKEN DOOR QR-CODE
U kunt een verbinding maken door de QR-code op het aanraakscherm van het apparaat weer te geven en vervolgens
uw mobiel toestel (waarop de speciale toepassing reeds is geïnstalleerd) de QR-code te laten lezen.
Het apparaat verzendt de informatie die vereist is voor de verbinding met het mobiele toestel, en de informatie wordt
opgeslagen. Er zijn geen instellingen vereist op het mobiele toestel, en de instelling kan snel gebeuren.
Configureer op voorhand instellingen op het apparaat om een verbinding door QR-code mogelijk te maken.
Deze functie kan worden gebruikt op een Android-toestel en op een iOS-toestel.
1
Tik in het beginscherm op de toets [Easy Connect (QR-code)].
De QR-code wordt op het aanraakscherm getoond.
Schake QR-codes op voorhand in in [Instelling voor eenvoudige verbinding] in Instellingen (beheerder), en schakel
weergave van de [Easy Connect (QR-code)] toets in [Instelling voor het beginscherm] in.
2
Start de speciale toepassing op uw mobiel toestel
3
Lees de QR-code op het aanraakscherm met uw mobiel toestel
De QR-code is de verbindingsinformatie van het apparaat. Deze informatie wordt op uw mobiel toestel opgeslagen. u
kunt ook een extern toegangspunt als de verbindingsbestemming instellen.
Om Easy Connect te gebruiken
Configureer in "Instellingen (beheerder)" - [Systeeminstellingen] - [Netwerkinstellingen] - [Instelling voor eenvoudige
verbinding].
Om de [Easy Connect (QR-code)] toets in het beginscherm te tonen
Configureer in "Instellingen (beheerder)" - [Systeeminstellingen] - [Instelling voor het beginscherm] - [Voorwaarde-
Instellingen] - [Thuisschermregistratie].
1-57
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
BEDIENING OP AFSTAND VAN HET APPARAAT
Bedien het apparaat op afstand via uw computer.
U kunt het apparaat op afstand bedienen via hetzelfde paneel als het bedieningspaneel van het apparaat. Dit paneel
wordt op uw pc weergegeven en biedt dezelfde gebruikerservaring als bediening op het apparaat zelf.
De functie voor bediening op afstand kan slechts op één computer tegelijkertijd worden gebruikt.
Voordat u de functie voor bediening op afstand kunt gebruiken, is de volgende voorbereiding vereist.
In de "Instellingen (beheerder)" selecteert u [Systeeminstellingen] → [Algemene instellingen] → [Bedienings- Instellingen] →
[Voorwaarde- Instellingen] → [Instellingen bediening op afstand] → [Bediening van externe software] en selecteert u [Allow] voor
[Bedieningsauthoriteit].
• Sluit het apparaat op het netwerk aan.
• Installeer VNC-applicatiesoftware (aanbevolen VNC-software: ReaIVNC) op uw computer.
Nadat de voorbereiding is voltooid, volgt u de bedieningprocedure hieronder om de functie in te stellen.
Bijvoorbeeld: RealVNC
1
Start de VNC-viewer, voer het IP-adres
van het apparaat in bij "VNC Server"
en klik op de knop [Connect].
Vraag de beheerder van het apparaat om het IP-adres.
2
Volg de aanwijzingen op het bedieningspaneel van het apparaat om de
verbinding toe te staan.
Wanneer het apparaat is verbonden met VNC-applicatiesoftware, wordt weergegeven op de systeembalk van het
aanraakscherm van het apparaat.
Als u de verbinding wilt verbreken, sluit u de VNC-applicatiesoftware af of tikt u op .
Gebruik het bedieningspaneel op dezelfde manier als op het apparaat. U kunt echter geen waarden in serie invoeren
door continu op de toets te klikken.
Start
Kleur
Start
Voorbeeld-
weergave
Kleurmodus
Meerkleuren
Papierformaat
Auto
Belichting
Auto
Origineel
Auto A4
Dubbelz. Kopie
1-Zijdig→1-Zijdig
Sorteren/groepen
Auto
Kopieerfactor
100%
Overige
Normaal
Verzenden en afdrukken
Ecoprogramma oproepen
Gegevens in map opslaan
Bestand
Geg. tijdelijk opslaan
Snelbestand
1
4
7
5
8
6
9
2
0
3
C
1
A4
B5
B4
A3
2
1
3
4
Aantal exempl.
CA
Z/W
A4
LIJN
PRINTER
Eenvoudige
Scan
Best. ophalen
van schijf
Sharp OSA
Taakstatus
Start
Kleur
Start
Voorbeeld-
weergave
Kleurmodus
Meerkleuren
Papierformaat
Auto
Belichting
Auto
Origineel
Auto A4
Dubbelz. Kopie
1-Zijdig→1-Zijdig
Sorteren/groepen
Auto
Kopieerfactor
100%
Overige
Normaal
Verzenden en afdrukken
Ecoprogramma oproepen
Gegevens in map opslaan
Bestand
Geg. tijdelijk opslaan
Snelbestand
1
4
7
5
8
6
9
2
0
3
C
1
A4
B5
B4
A3
2
1
3
4
Aantal exempl.
CA
Z/W
A4
LIJN
PRINTER
Eenvoudige
Scan
Best. ophalen
van schijf
Sharp OSA
Taakstatus
Bedien het apparaat via
uw computerscherm.
Uw computer
Netwerk
Bedieningspaneel
Het apparaat
1-58
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
UNIVERSEEL ONTWERP VAN HET
APPARAAT
Het apparaat en de software zijn zo ontworpen dat het apparaat voor alle gebruikers eenvoudig te gebruiken is.
UNIVERSEEL ONTWERP VAN DE BEDIENING
Afstelling van hoek van bedieningspaneel
De hoek van het hele bedieningspaneel kan worden afgesteld zodat het apparaat ook zittend kan worden bediend.
Papierlades met handgreep
De handgrepen maken eenvoudig gebruik van bovenaf en onderaf mogelijk. Plaats uw hand op een handgreep en duw
deze voorzichtig naar voren om de lade te ontgrendelen. De lades zijn eenvoudig te verplaatsen.
Reactietijd van de toetsen wijzigen
U kunt indien nodig de reactietijd van de toetsen wijzigen.
In de "Instellingen (beheerder)" selecteert u [Systeeminstellingen] → [Algemene instellingen] → [Bedienings-
Instellingen] → [Voorwaarde- Instellingen] → [Instelling Toetsbediening].
Tijd voor acceptatie van toetsinvoer
Deze instelling bepaalt hoe lang het duurt voordat de invoer wordt geregistreerd wanneer op een toets in het
aanraakscherm wordt getikt. De invoertijd kan worden ingesteld van 0 t/m 2 seconden in stappen van 0,5 seconde.
Door de tijdsduur te verlengen, kan ongewilde toetsinvoer worden voorkomen wanneer per ongeluk op een toets
wordt getikt. Houd er wel rekening mee dat wanneer u een langere tijdsduur instelt voor een instelling, meer
voorzichtigheid is vereist om ervoor te zorgen dat de toetsinvoer wordt geregistreerd.
Automatische toetsherhaling uitschakelen
Deze functie wordt gebruikt om toetsherhaling uit te schakelen.
Met de functie Toetsherhaling wordt een instelling voortdurend gewijzigd, dus niet alleen telkens wanneer op de toets
wordt getikt maar ook terwijl er (langer) op een toets wordt getikt.
Detectietijd lange aanraking
Selecteer een tijd waarop een lange tik op de toets wordt gedetecteerd.
Dubbele tiksnelheidsinterval
Selecteer een interval waarop een dubbele tik wordt gedetecteerd.
1-59
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
Controle van plaatsing van origineel in de documentinvoer
U kunt via de data-indicator controleren of een origineel correct is geplaatst in de automatische documentinvoereenheid.
Kies "Instellingen (beheerder)" → [Systeeminstellingen] → [Algemene instellingen] → [Apparaatbeheer] →
[Statusindicatorinstell.] en stel dan in op [Patroon 3].
UNIVERSEEL ONTWERP VAN DE WEERGAVE
Tekstgrootte wijzigen
U kunt de tekstgrootte op het aanraakscherm wijzigen. Wanneer de tekst op het aanraakscherm klein is en moeilijk
leesbaar dan kunt u de tekst vergroten
In de "Instellingen (beheerder)" selecteert u [Systeeminstellingen] → [Algemene instellingen] → [Bedienings-
Instellingen] → [Voorwaarde- Instellingen] → [Vergrote weergavemodus].
Vergrote weergavemodus
Geeft grotere tekens weer op het scherm.
wordt weergegeven bij het systeemgedeelte wanneer Vergrote weergavemodus is ingeschakeld.
UNIVERSEEL ONTWERP VAN HET GELUID
Geluidswaarschuwingen bij het wijzigen van de instellingen
Tijdens het wijzigen van Kopieerfactor of Belichting hoort de gebruiker een geluidswaarschuwing bij de
standaardinstelling (Kopieerfactor 100%, Belichting 3).
In de "Instellingen (beheerder)" selecteert u [Systeeminstellingen] → [Algemene instellingen] → [Bedienings-
Instellingen] → [Voorwaarde- Instellingen] → [Toetsgeluid] en [Key Touch Geluid bij standaardinstelling].
Toetsgeluid
Regelt het geluidsniveau van het toetsgeluid of schakelt het geluid uit. U kunt ook drie pieptonen laten klinken bij
beginwaarden tijdens het instellen van de kopieerfactor in de kopieermodus of het aanpassen van de belichting in
elke modus.
Key Touch Geluid bij standaardinstelling
Wanneer u de belichting instelt in het scherm voor het aanpassen van de belichting van iedere modus, klinkt drie keer
een pieptoon als de referentiewaarde is bereikt.
Scherm waarop de instelling van toepassing is Beginwaarde
Kopieerfactor instelscherm in het hoofdscherm van de kopieermodus Factor 100%
Belichtingsaanpassingsscherm in het hoofdscherm van de kopieermodus Belichtingsniveau: 3
(gemiddeld)
Belichtingsaanpassingsscherm in het hoofdscherm van de modi Fax, Internetfax en
Netwerkscanner
Belichtingsaanpassingsscherm voor het scannen naar schijf in de modus
Documentarchivering
1-60
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
UNIVERSAL DESIGN-FUNCTIES
Het apparaat beschikt over functies en instellingen die compatibel zijn met Universal Design.
Gebruiksvriendelijke gebruikersinterface
Eenvoudige modus
Deze modus bevat alleen de veelgebruikte opties. De knoppen en de tekst zijn extra groot om de bediening
eenvoudiger te maken. Vanuit de eenvoudige modus kunnen bijna alle reguliere handelingen worden uitgevoerd.
KOPIEERMODUS (pagina 2-3)
FAXMODUS (pagina 4-7)
DE NETWERKSCANNERMODUS (pagina 5-8)
Het beginscherm aanpassen en pictogrammen toevoegen
U kunt pictogrammen aan het beginscherm toevoegen. U kunt de afbeelding van een pictogram ook wijzigen.
U kunt een afbeelding aan een pictogram toevoegen via 'Instellingen (beheerder)' - [Systeeminstellingen] →[Instelling
voor het beginscherm] →[Pictogram].
Als u een pictogram aan het beginscherm wilt toevoegen, kiest u 'Instellingen (beheerder)' - [Systeeminstellingen]
→[Instelling voor het beginscherm] →[Voorwaarde- Instellingen] →[Beginknop]/[Vaste toets].
Instelling voor het beginscherm (pagina 7-80)
Het beginscherm aanpassen - de weergavevolgorde wijzigen
U kunt de volgorde van de items in het beginscherm wijzigen zodat de items die u het vaakst gebruikt als eerste
worden weergegeven.
Als u de volgorde van de items in het beginscherm wilt wijzigen, gaat u naar 'Instellingen (beheerder)' -
[Systeeminstellingen] →[Instelling voor het beginscherm] →[Voorwaarde- Instellingen] →[Beginknop].
Instelling voor het beginscherm (pagina 7-80)
Het beginscherm aanpassen - een intuïtief en gebruiksvriendelijk ontwerp
De weergave met normale pictogrammen is intuïtief en gebruiksvriendelijk. Het tonerniveau wordt altijd weergegeven.
U hoeft dus geen handelingen uit te voeren om het tonerniveau weer te geven.
Weergave met hoog contrast (UD-patroon)
Het beeld van het aanraakscherm kan op hoog contrast worden ingesteld.
Selecteer [Patroon 5] bij 'Instellingen (beheerder)' - [Systeeminstellingen] →[Algemene instellingen] →[Bedienings-
Instellingen] →[Voorwaarde- Instellingen] →[Weergavepatroon instelling].
Bedienings- Instellingen (pagina 7-122)
Meertalige weergave
De taal van het aanraakscherm kan worden gewijzigd, bijvoorbeeld in het Engels of het Nederlands.
Selecteer de gewenste taal bij 'Instellingen (beheerder)' - [Systeeminstellingen] →[Algemene instellingen]
→[Bedienings- Instellingen] →[Voorwaarde- Instellingen] →[Taalinstelling].
Bedienings- Instellingen (pagina 7-122)
Zie 'Handleiding aanpassing gebruikersinterface' voor informatie over het aanpassen van het beginscherm.
1-61
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
Intuïtieve bediening
Quick-view bedieningshandleiding
Raak de toets [Bedienings- handleiding] in het beginscherm van het aanraakscherm aan om de
bedieningshandleiding weer te geven. De bedieningshandleiding bevat eenvoudige uitleg over het gebruik van het
apparaat.
Eenvoudige bediening door het opslaan van programma's
Met de programmafunctie kunt u groepen instellingen voor kopiëren, faxen en andere functies opslaan. Door
instellingen die u vaak gebruikt in groepen op te slaan kunt u die snel toepassen.
PROGRAMMA'S (pagina 2-140)
FAXHANDELINGEN OPSLAAN (PROGRAMMA) (pagina 4-72)
SCANBEWERKINGEN OPSLAAN (PROGRAMMA) (pagina 5-69)
Bediening op afstand
Het aanraakscherm van het apparaat kan worden weergegeven op een computer die deel uitmaakt van hetzelfde
netwerk, zodat u het apparaat vanaf de computer kunt bedienen. Zo kunt u op een computer uitleggen hoe het
apparaat werkt en kunnen gebruikers die problemen hebben met het gebruik van het aanraakscherm het apparaat
vanaf een computer bedienen.
BEDIENING OP AFSTAND VAN HET APPARAAT (pagina 1-57)
Eenvoudige bediening op het apparaat
Taakscheider
Als er een kopieertaak wordt uitgevoerd terwijl het apparaat een fax ontvangt, kunt u de taakscheider gebruiken om
de uitvoer van de taken naar verschillende laden te sturen, zodat de pagina's niet door elkaar komen.
ONDERDEELNAMEN EN FUNCTIES (pagina 1-3)
Donkere kleur van de uitvoerlade
Aan de donkere kleur van de uitvoerlade kunt u zien naar welke lade een taak wordt uitgevoerd.
Aan de rechterzijde van het bedieningspaneel
Aan de rechterzijde van het bedieningspaneel zodat het papier kan worden verwijderd zonder de lade te belemmeren.
Lage Stand/550 vellen papierlade
Gemakkelijk te gebruiken, ook als u in een rolstoel of aan een tafel werkt. Papier kan eenvoudig toegevoerd of
gewisseld worden.
Eenvoudig toner vervangen
Automatisch uitwerpen tonercartridge
Als de tonercartridge bijna leeg is, wordt deze automatisch uitgeworpen, zodat u de cartridge kunt verwijderen. Zo
wordt voorkomen dat u per ongeluk de verkeerde tonercartridge verwijdert.
DE TONERCARTRIDGE VERVANGEN (pagina 1-155)
Foutieve installatie van tonercartridges voorkomen
Om te voorkomen dat een tonercartridge op de verkeerde plek wordt geplaatst, kan elke kleur maar op één plek
worden geïnstalleerd.
DE TONERCARTRIDGE VERVANGEN (pagina 1-155)
De doos met de toner kan met één hand worden geopend
De doos die de tonercartridge bevat, kan eenvoudig met één hand worden geopend.
Zorgeloze ondersteuning
Sharp Power Net-systeem
Dit systeem controleert en diagnosticeert de staat van het apparaat periodiek via fax of internet. Zo wordt ervoor
gezorgd dat de toner en andere benodigdheden tijdig worden vervangen. Als er een probleem optreedt, helpt het
systeem u bij het identificeren en oplossen van het probleem, zodat het apparaat snel weer kan worden gebruikt.
1-62
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
GEREGISTREERDE ITEMS IN HET
OPDRACHTLOGBOEK
Het apparaat registreert de uitgevoerde opdrachten in een logboek.
De belangrijkste informatie die wordt vastgelegd in het opdrachtlogboek wordt hieronder beschreven.
Teneinde het gemakkelijk te maken om de gebruikstotalen vast te stellen voor verschillend geconfigureerde apparaten,
zijn de items die worden geregistreerd in het opdrachtlogboek vast, ongeacht welke randapparaten zijn geïnstalleerd of
wat het doel van de registratie is.
In sommige gevallen wordt opdrachtinformatie mogelijk niet correct vastgelegd, bijvoorbeeld als een stroomstoring
optreedt tijdens een opdracht.
Nr. Itemnaam Beschrijving
1 Hoofditems Taak-id De taak-id wordt vastgelegd. Taak-id's worden in
het logboek vastgelegd als opeenvolgende
nummers met een maximum van 999999, waarna
de teller wordt teruggezet op 1.
2 Accounttaak-id
De taak-id die wordt gebruikt in de Sharp OSA wordt
vastgelegd.
3 Opdrachtmodus
Het type opdrachtmodus, zoals kopiëren of
afdrukken, wordt vastgelegd.
4 Computernaam De naam van de computer die een afdrukopdracht
heeft verzonden wordt vastgelegd.*
5 Gebruikersnaam De gebruikersnaam als de functie voor
gebruikersauthenticatie wordt gebruikt wordt
vastgelegd.
6 Gebruikersnaam De aanmeldnaam als de functie voor
gebruikersauthenticatie wordt gebruikt wordt
vastgelegd.
7 Kaart-ID De card ID bij gebruik voor een authenticatieproces
wordt vastgelegd.
8 Nummer uitgifte van Card Het aantal keer dat een SSFC IC-card is
uitgegeven, wordt opgeslagen.
9 Main Code Main Code wordt vastgelegd.
10 Sub Code Sub Code wordt vastgelegd.
11 Begindatum en -tijd De datum en tijd waarop de opdracht is gestart
wordt vastgelegd.
12 Einddatum en -tijd De datum en tijd waarop de opdracht is voltooid
wordt vastgelegd.
13 Totaal aantal zwart/wit Voor een afdrukopdracht wordt het totale aantal
vastgelegd. Voor een verzendopdracht wordt het
aantal verzonden pagina's in zwart-wit vastgelegd.
Bij een samenvatting van een distributieverzending
wordt het totale aantal pagina's vastgelegd. Bij het
scannen naar schijf wordt het aantal opgeslagen
pagina's in zwart-wit vastgelegd.
14 Totaal aantal meerkleuren Het totaal aantal pagina's van een afdruktaak dat is
afgedrukt in kleur wordt vastgelegd.
15 Telling volgens formaat Tellingen op origineel/papierformaat in kleurmodus
en modus voor zwart-wit worden vastgelegd.
16 Ongeldig aantal vellen
(zwart/wit)
Het ongeldige aantal vellen in zwart-wit wordt
vastgelegd.
17 Ongeldig aantal vellen
(kleur)
Het ongeldige aantal vellen in kleur wordt
vastgelegd.
18 Aantal gereserveerde sets Het aantal opgegeven sets of gereserveerde
bestemmingen wordt vastgelegd.
19 Aantal voltooide sets Het aantal voltooide sets of het aantal
bestemmingen waarnaar de verzending met succes
is voltooid wordt vastgelegd.
1-63
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
20 Hoofditems Aantal gereserveerde
pagina's
Het aantal gereserveerde origineelpagina's van een
kopieer-, afdruk-, scan- of andere opdracht wordt
vastgelegd.
21 Aantal voltooide pagina's Het aantal voltooide pagina's van een set wordt
vastgelegd.
22 Resultaat Het resultaat van een opdracht wordt vastgelegd.
23 Foutoorzaak Als een fout optreedt tijdens een opdracht, wordt de
oorzaak van de fout vastgelegd.
24 Onderwerp betreffende
afdrukopdracht
Uitvoer De uitvoermodus van een afdrukopdracht wordt
vastgelegd.
25 Nieten De status van het nieten wordt vastgelegd.
26 Aantal nietjes Het aantal nietjes wordt vastgelegd.
27 Perforaties Aantal Het aantal perforaties wordt vastgelegd.
28 Perforeren De status van het perforeren wordt vastgelegd.
29 Vouwen Het aantal perforaties wordt vastgelegd.
30 Aantal vouwen Een opdracht waarbij gebruik wordt gemaakt van
de vouwfunctie wordt vastgelegd.
31 Zadelvouw Een opdracht waarbij gebruik wordt gemaakt van
de zadelsteekfunctie wordt vastgelegd.
32 Zadelvouw Aantal Het aantal gevouwen pagina's door de
zadelsteek-afwerkingseenheid wordt vastgelegd.
33 Printertint De tint die wordt gebruikt voor een afdrukopdracht
wordt vastgelegd.
34 Onderwerp betreffende
afbeelding verzenden
Adres Het adres van een opdracht voor beeldverzending
wordt vastgelegd.
35 Naam Afzender De naam van de afzender van een opdracht voor
beeldverzending wordt vastgelegd.
36 Afzenderadres Het adres van de afzender van een opdracht voor
beeldverzending wordt vastgelegd.
37 Type verzending Het type verzending van een opdracht voor
beeldverzending wordt vastgelegd.
38 Administratief serienummer Het administratieve serienummer van een opdracht
voor beeldverzending wordt vastgelegd.
39 Rondzendnummer Het rondzendnummer van een opdracht voor
beeldverzending wordt vastgelegd.
40 Invoervolgorde De reserveringsvolgorde voor distributieverzending
van een opdracht voor beeldverzending wordt
vastgelegd. Deze wordt gebruikt om communicatie
en afdrukken aan elkaar te koppelen bij het
vastleggen van multi-navraagopdrachten.
41 Bestand Indeling De bestandsindeling van een opdracht voor
beeldverzending of scannen naar HDD wordt
vastgelegd.
42 Ondertekenen Legt vast of wel of geen elektronische handtekening
wordt gebruikt bij e-mailverzending.
43 Versleutelen Legt vast of wel of geen versleuteling wordt gebruikt
bij e-mailverzending.
44 Compressiemodus/
Comprimeringsfactor
De compressiemodus en compressiefactor van het
bestand van een opdracht voor beeldverzending of
scannen naar HDD wordt vastgelegd.
45 Communicatietijd De communicatietijd van een opdracht voor
beeldverzending wordt vastgelegd.
46 Faxnr. Het nummer van de opgeslagen afzender wordt
vastgelegd.
Nr. Itemnaam Beschrijving
1-64
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
* In sommige omgevingen wordt dit niet vastgelegd.
47 Onderwerp betreffende
documentarchivering
Document- Archivering De status van documentarchivering wordt
vastgelegd.
48 Opslagmodus De opslagmodus voor documentarchivering wordt
vastgelegd.
49 Algemene functionaliteit Kleurinstelling De kleurmodus die door de gebruiker is
geselecteerd wordt vastgelegd.
50 Spec. Functies De speciale modi die zijn geselecteerd bij het
uitvoeren van de opdracht worden vastgelegd.
51 Bestandsnaam De opgeslagen bestandsnaam wordt vastgelegd.*
52 Gegevensgrootte [KB] Het grootte van een bestand wordt vastgelegd.
53 Gedetailleerde items Formaat Origineel Het formaat van een gescand origineel wordt
vastgelegd. Voor een afdrukopdracht met
documentarchivering wordt het papierformaat van
het bestand vastgelegd.
54 Origineeltype Het type origineel (tekst, afgedrukte foto, enz.) dat
is ingesteld in het scherm met
belichtingsinstellingen wordt vastgelegd.
55 Aantal originelen Het aantal vellen van een gescand origineel wordt
vastgelegd.
56 Papierformaat Voor een afdrukopdracht wordt het papierformaat
vastgelegd. Voor een verzendopdracht wordt het
verzonden papierformaat vastgelegd. Voor een
opdracht met scannen naar schijf wordt het
papierformaat van het opgeslagen bestand
vastgelegd.
57 Papiertype Het papiertype dat wordt gebruikt voor afdrukken
wordt vastgelegd.
58 Papiereigenschap De papiereigenschap die is opgegeven bij
"Papiertype" wordt vastgelegd.
59 Duplex configureren De duplexinstelling wordt vastgelegd.
60 Resolutie De scanresolutie wordt vastgelegd.
61 Apparaatitem Modelnaam De modelnaam van het apparaat wordt vastgelegd.
62 Serienummer Het serienummer van het apparaat wordt
vastgelegd.
63 Naam De naam van de computer die is ingesteld op de
webpagina's wordt vastgelegd.
64 Machinelocatie De installatielocatie van het apparaat die is
ingesteld op de webpagina's wordt vastgelegd.
65 Apparaat-ID Registreer de machine-ID die de
onderhoudstechnicus ingevoerd heeft.
Nr. Itemnaam Beschrijving
1-65
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►PAPIER LADEN
BELANGRIJKE INFORMATIE OVER PAPIER
NAAM EN PLAATS VAN DE LADEN
DE DEFINITIE VAN 'R' IN PAPIERFORMATEN
'R' wordt toegevoegd aan het einde van de naam van een papierformaat dat zowel staand als liggend kan worden
gebruikt om de instelling 'liggend' aan te geven.
PAPIER LADEN
Papier dat in de staande of liggende afdrukstand kan worden
geplaatst
Papier dat alleen in de liggende
afdrukstand kan worden geplaatst
A4, B5, 8-1/2" x 11" SRA3, A3W, A3, SRA4, B4, 12" x 18",
11" x 17", 8-1/2" x 14", 8-1/2" x 13"
Papier in de liggende afdrukstand Papier in de staande afdrukstand Kan alleen in de liggende afdrukstand
worden geplaatst
Lade 1
Lade 2
(wanneer een Lage Stand/550 vellen papierlade
of stand/550/2x550/3x550/550&2100 vellen
papierlade is geïnstalleerd)
Lade 3
(wanneer een standaard/
papierlade van 550&2100
vel is geïnstalleerd)
Doorvoerlade
Lade 4
(wanneer een standaard/
papierlade van 550&2100
vel is geïnstalleerd)
Lade 3
(wanneer een standaard/papierlade van
2x550/3x550 vel is geïnstalleerd)
Lade 4
(wanneer een standaard/papierlade van
3x550 vel is geïnstalleerd)
Lade 5
(wanneer een lade met grote
capaciteit is geïnstalleerd)
A4R
(8-1/2" x 11"R)
A4
(8-1/2" x 11")
A3
(11" x 17")
1-66
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►PAPIER LADEN
GESCHIKTE PAPIERTYPEN
In dit gedeelte worden papiertypen beschreven die wel en niet kunnen worden gebruikt.
Uitgezonderd normaal papier wordt naar alle typen papier verwezen als speciale media.
Bruikbaar papier
Specificaties van normaal papier, zwaar papier en dun papier
* Stel een geschikt papiergewicht in bij "Instellingen (beheerder)" → [Systeeminstellingen] → [Algemene instellingen]
[Apparaatbeheer] → [Papiergewichtsinstellingen]. Deze kan alleen worden ingesteld op het bedieningspaneel van
de machine.
Specificaties van papier dat kan worden gebruikt voor dubbelzijdig
afdrukken
Er zijn verschillende typen papier in de handel verkrijgbaar. Sommige papiertypen kunt u niet gebruiken in het apparaat.
Raadpleeg de dealer of de dichtstbijzijnde erkende servicevertegenwoordiger voordat u papier gaat gebruiken.
De beeldkwaliteit en geschiktheid voor het fuseren van toner met het papier wisselt mogelijk naargelang de omgeving,
bedrijfsomstandigheden en papiereigenschappen. De beeldkwaliteit is dan lager dan u zou verkrijgen met
Sharp-standaardpapier.
Raadpleeg de dealer of de dichtstbijzijnde erkende servicevertegenwoordiger voordat u papier gaat gebruiken.
Wanneer u niet-aanbevolen of niet-bruikbaar papier gebruikt, kan dit leiden tot scheve invoer, papierstoringen en slecht
fuseren van de toner (de toner hecht niet goed aan het papier en geeft af) of storingen van het apparaat.
Wanneer u niet-aanbevolen papier gebruikt, kan dit leiden tot papierstoringen of een slechte beeldkwaliteit. Controleer,
voordat u niet-aanbevolen papier gebruikt, of u hiermee goed kunt afdrukken.
Normaal papier*
Sharp standaardpapier : 80 g/m
2
(20 lbs).
Raadpleeg de specificaties in de Beknopte bedieningshandleiding voor de
papierspecificaties.
Niet-Sharp standaard normaal papier : 60 g/m
2
tot 105 g/m
2
(16 lbs tot 28 lbs)
Zwaar papier
Zwaar papier 1 106 g/m
2
tot 176 g/m
2
(28 lbs. bond tot 65 lbs. cover)
Zwaar papier 2 177 g/m
2
tot 220 g/m
2
(65 lbs. cover tot 80 lbs. cover)
Zwaar papier 3 221 g/m
2
tot 256 g/m
2
(80 lbs. cover tot 140 lbs. index)
Zwaar papier 4 257 g/m
2
tot 300 g/m
2
(140 lbs. index tot 110 lbs. cover)
Dun papier 55 g/m
2
tot 59 g/m
2
(13 lbs tot 16 lbs)
Gerecycled papier, gekleurd papier en voorgeperforeerd papier moeten voldoen aan dezelfde specificaties als normaal
papier.
Raadpleeg de dealer of de dichtstbijzijnde erkende servicevertegenwoordiger voordat u papier gaat gebruiken.
Wanneer het uitgevoerde papier duidelijk gekruld is, verwijder dan het papier uit de cassette, draai het papier om, zodat de
onderkant boven ligt, en ga verder.
Papiertype Normaal papier, Recycled, Kleur, Briefpapier, Voorbedrukt, Geperforeerd,
Zwaar papier (106 g/m
2
(28 lbs. bond) tot 256 g/m
2
(140 lbs. index))
Papierformaat SRA3, A3W, A3, B4, SRA4, A4, A4R, B5, B5R, A5R, 12" x 18", 11" x 17", 8-1/2" x 14", 8-1/2" x
13-1/2", 8-1/2" x 13-2/5", 8-1/2" x 13", 8-1/2" x 11", 8-1/2" x 11"R, 5-1/2" x 8-1/2"R
1-67
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►PAPIER LADEN
Papiertypen die in elke lade kunnen worden geplaatst
*1 wanneer een Lage Stand/550 vellen papierlade of stand/550/2x550/3x550/550&2100 vellen papierlade is
geïnstalleerd
*2 wanneer een standaard/papierlade van 2x550/3x550 vel is geïnstalleerd
*3 wanneer een standaard/papierlade van 3x550 vel is geïnstalleerd
*4 wanneer een papierlade van 550&2100 vel is geïnstalleerd
*5 wanneer een lade met grote capaciteit is geïnstalleerd
*6 "Zwaar papier 1" is zwaar papier tot 176 g/m
2
(65 lbs. cover), "Zwaar papier 2" is zwaar papier tot 220 g/m
2
(80 lbs.
cover), "Zwaar papier 3" is zwaar papier tot 256 g/m
2
(140 lbs. index) en "Zwaar papier 4" is zwaar papier tot 300
g/m
2
(110 lbs. cover).
Zie "SPECIFICATIES" in de "Beknopte handleiding" en "Papierlade- instellingen (pagina 7-119)" voor uitgebreide
informatie over het formaat en type papier dat in elke lade van het apparaat kan worden geplaatst.
Gerecycled papier, gekleurd papier en voorgeperforeerd papier moeten voldoen aan dezelfde specificaties als normaal
papier.
Raadpleeg de dealer of de dichtstbijzijnde erkende servicevertegenwoordiger voordat u papier gaat gebruiken.
Lade 1 Lade 2
*1
Lade 3
*2
Lade 4
*3
Lade 3
Lade 4
*4
Lade 5
*5
Doorvoerlade
Normaal Papier Toegestaan Toegestaan Toegestaan Toegestaan Toegestaan
Zwaar papier 1*
6
Toegestaan Toegestaan - Toegestaan Toegestaan
Zwaar papier 2*
6
Toegestaan Toegestaan - Toegestaan Toegestaan
Zwaar papier 3*
6
Toegestaan Toegestaan - - Toegestaan
Zwaar papier 4*
6
Toegestaan Toegestaan - - Toegestaan
Reliëf - - - - Toegestaan
Dun papier - - - - Toegestaan
Voorbedrukt Toegestaan Toegestaan Toegestaan Toegestaan Toegestaan
Recycle-Papier Toegestaan Toegestaan Toegestaan Toegestaan Toegestaan
Briefpapier Toegestaan Toegestaan Toegestaan Toegestaan Toegestaan
Geperforeerd Toegestaan Toegestaan Toegestaan Toegestaan Toegestaan
Kleur Toegestaan Toegestaan Toegestaan Toegestaan Toegestaan
Etiketten - - - - Toegestaan
Glossy papier - - - - Toegestaan
Transparant - - - - Toegestaan
Tabpapier - - - - Toegestaan
Envelop - - - - Toegestaan
1-68
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►PAPIER LADEN
De plaatsingsstand van de afdrukzijde
De in te stellen richting voor de afdrukzijde van papier hangt af van de gebruikte lade. Plaats het papier bij "Briefpapier"
en "Voorbedrukt" in de omgekeerde richting.
Plaats het papier met de afdrukzijde in de richting die hieronder is aangegeven.
Papier dat u niet kunt gebruiken
• Speciale media voor een inkjetprinter
(fijn papier, glanspapier, glansfilm, enzovoort)
• Carbonpapier of thermisch papier
• Geplakt papier
• Papier met clips
• Papier met vouwen
• Gescheurd papier
• Geoliede transparanten
• Dun papier van minder dan 55 g/m
2
(15 lbs.)
• Zwaar papier van 300 g/m
2
(110 lbs. cover) of meer
• Papier met onregelmatige afmetingen
• Geniet papier
• Vochtig papier
• Opgekruld papier
• Papier waarvan de afdrukzijde of de achterzijde al door een ander(e) printer of multifunctioneel apparaat is bedrukt
• Papier met golfpatronen als gevolg van vochtabsorptie
• Gekreukt papier
• Stoffig papier
Niet-aanbevolen papier
• Strijkpapier
• Geperforeerd papier
Lade Normale toestand Met briefpapier of voorbedrukt papier geplaatst
Papierladen 1 - 4 Afdrukzijde omhoog Afdrukzijde omlaag
Doorvoerlade, Lade 5 Afdrukzijde omlaag Afdrukzijde omhoog
Wanneer [Uitschakelen van duplex] is ingesteld voor "Briefpapier" of "Voorbedrukt" plaatst u de afdrukzijde in dezelfde
richting als in de normale toestand.
[Uitschakelen van duplex] instellen:
In de "Instellingen (beheerder)" selecteert u [Systeeminstellingen] → [Algemene instellingen] → [Apparaatbeheer] →
[Uitschakelen van duplex].
1-69
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►PAPIER LADEN
LADE 1 - 4 (wanneer een Lage Stand/550
vellen papierlade of stand/550/2x550/3x550/
550&2100 vellen papierlade is geïnstalleerd)
Er kan maximaal 550 vel papier van formaat A5R tot SRA3 (5-1/2" x 8-1/2"R tot 12" x 18") in lade 1 en 4 worden geplaatst.
Als u een ander type of formaat papier hebt geplaatst dan de keer ervoor, moet u de instellingen controleren bij "Instellingen
(beheerder)". Een onjuiste instelling beïnvloedt de automatische papierselectie. Dit kan ook een afdrukstoring, afdrukken op
papier van onjuist formaat of type of vastgelopen papier veroorzaken.
Plaats geen zware voorwerpen op de lade en pas er geen neerwaartse druk op uit.
Het type en formaat van het papier controleren:
[Lade-Instel.] in het beginscherm of in "Instellingen", selecteer [Status] → [Machine-identificatie] → [Status
papierinvoercassette] → [Papierlade- instellingen].
Het type en formaat van het papier instellen:
Stel dit in in [Lade-Instel.] in het beginscherm of in "Instellingen" - [Systeeminstellingen]→[Algemene
instellingen]→[Papierinstellingen]→[Papierlade- instellingen].
1
Trek de papierlade naar buiten.
Trek de lade rustig naar buiten totdat deze niet meer verder
gaat.
Om papier te plaatsen, gaat u naar stap 3. Om papier van
een ander formaat te plaatsen, gaat u verder met de
volgende stap.
Trek aan de hendel tot de lade is ontgrendeld.
2
Stel de geleideplaten A en B af op de
lengte en breedte van het te plaatsen
papier.
De geleideplaten A en B kunnen worden verschoven. Knijp
de hendel van de scheidingsplaat in en verschuif deze op
het gewenste papierformaat.
Plaats het niet-standaard papierformaat zodanig dat het niet
te los maar ook niet te strak ligt.
A
B
1-70
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►PAPIER LADEN
Papier plaatsen in de SRA3
Voor het plaatsen van papier in de SRA3 volgt u onderstaande stappen om het hulpstelblokje te verplaatsen.
3
Waaier het papier uit.
Waaier het papier goed uit voordat u het laadt. Als u het
papier niet uitwaaiert, kunnen meerdere vellen tegelijk
worden ingevoerd waardoor het apparaat vastloopt.
4
Plaats het papier in de lade.
Plaats het papier met de afdrukzijde omhoog. De stapel mag
niet boven de indicatorlijn uit komen (maximaal 550 vel).
5
Duw de papierlade rustig terug in het
apparaat.
Druk de lade langzaam volledig in het apparaat.
Als het papier met kracht erin gestoken wordt, kan het
scheef komen te zitten of vastlopen.
1
Verwijder het hulpstelblokje.
2
Breng het hulpstelblokje aan dat was
verwijderd bij stap 1.
Hulpstelblokje
1-71
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►PAPIER LADEN
Papier laden van 11" x 17" of A3
Voor het plaatsen van papier in de 11" x 17" of A3 volgt u onderstaande stappen om het hulpstelblokje te verplaatsen.
1
Verwijder het hulpstelblokje.
2
Breng het hulpstelblokje aan dat was
verwijderd bij stap 1.
Hulpstelblokje
1-72
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►PAPIER LADEN
LADE 3 - 4 (wanneer een standaard/
papierlade van 550&2100 vel is
geïnstalleerd)
Er kan maximaal 1200 vel papier van A4-formaat (8-1/2" × 11") worden geplaatst in lade 3 (links).
Er kan maximaal 900 vel papier van A4-formaat (8-1/2" × 11") en B5-formaat worden geplaatst in lade 4 (rechts).
Als u een ander type of formaat papier hebt geladen dan de keer ervoor, moet u de instellingen in de instellingsmodus
controleren. Dit kan ook een afdrukstoring, afdrukken op papier van onjuist formaat of type of vastgelopen papier
veroorzaken.
Het type en formaat van het papier controleren:
In de "Instellingen" selecteert u [Systeeminstellingen] → [Algemene instellingen] → [Papierinstellingen] → [Papierlade-
instellingen].
Plaats geen zware voorwerpen op de lade en pas er geen neerwaartse druk op uit.
1
Lade 3
Lade 4
Trek de papierlade naar buiten.
Trek de lade rustig naar buiten totdat deze niet meer verder
gaat.
Trek aan de hendel tot de lade is ontgrendeld.
2
Waaier het papier uit.
Waaier het papier goed uit voordat u het laadt. Als u het
papier niet uitwaaiert, kunnen meerdere vellen tegelijk
worden ingevoerd waardoor het apparaat vastloopt.
1-73
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►PAPIER LADEN
3
Lade 3
Lade 4
Plaats het papier in de lade.
Plaats het papier met de afdrukzijde omhoog. De stapel mag
niet boven de indicatorlijn uit komen (maximaal 1200 vel
voor lade 3 of maximaal 900 vel voor lade 4).
4
Lade 3
Lade 4
Duw de papierlade rustig terug in het
apparaat.
Druk stevig tegen de lade totdat deze volledig in het
apparaat zit.
1-74
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►PAPIER LADEN
PAPIER PLAATSEN IN DE LADE MET
GROTE CAPACITEIT (als er een lade met
grote capaciteit is geïnstalleerd)
De lade met grote capaciteit wordt gebruikt voor zeer grote afdruktaken die te groot zijn voor de normale lade. Er
kunnen maximaal 3000 vellen A4 of B5 (80g/m
2
) in de lade worden geplaatst.
Als u een ander papierformaat nodig hebt, neem dan contact op met uw leverancier of de dichtstbijzijnde erkende
servicevertegenwoordiger.
Als u een ander type papier hebt geladen dan de keer ervoor, moet u de instellingen in "Instellingen" controleren.
Het papiertype dat in de lade is geplaatst controleren
Dit kunt u controleren bij 'Instellingen' - [Systeeminstellingen] → [Algemene instellingen] → [Papierinstellingen] →
[Papierlade- instellingen].
Plaats geen zware voorwerpen op de lade en leun niet op de lade als deze is geopend.
1
Open de bovendeksel.
2
Waaier het papier uit.
Waaier het papier goed uit voordat u het laadt. Als u het
papier niet uitwaaiert, kunnen meerdere vellen tegelijk
worden ingevoerd waardoor het apparaat vastloopt.
1-75
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►PAPIER LADEN
3
Plaats het papier in de
papierinvoertafel.
Plaats het papier zo ver mogelijk in de lade.
Plaats het papier met de afdrukzijde omlaag. De stapel mag
niet boven de indicatorlijn uit komen (maximaal 3000 vel).
Let er bij het toevoegen van papier op dat eerder geladen papier niet van plek verschuift. Dit kan leiden tot vastlopen en
het terugvouwen van de voorste rand van het geladen papier.
4
Sluit de deksel.
1-76
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►PAPIER LADEN
PAPIER IN DE DOORVOERLADE LADEN
Gebruik de doorvoerlade voor het afdrukken op normaal papier, enveloppen, etikettenvellen, tabpapier en andere
speciale media.
Er kan maximaal 100 vel papier worden geplaatst (Zwaar papier van 106 g/m
2
tot 256 g/m
2
(28 lbs. bond en 140 lbs.
index): 40 vel, zwaar papier van 257 g/m
2
tot 300 g/m
2
(140 lbs. index en 110 lbs. cover) en envelop: 20 vel) voor
continu afdrukken, net als het gebruik met andere laden.
Het origineel plaatsen
Laad papier van maximaal formaat A5 (7-1/4" x 10-1/2") liggend.
Tabpapier laden
Als u op tabpapier wilt afdrukken, laadt u het papier in de doorvoerlade met de afdrukzijde omlaag.
Bij het gebruik van ander gewoon papier dan het Sharp-standaardpapier of andere speciale media dan de door Sharp
aanbevolen transparanten, Glossy papier, of wanneer u afdrukt op de achterzijde van eerder bedrukt papier, moet het
papier met één vel tegelijk worden geladen. Als u meerdere vellen tegelijk laadt, zal het apparaat vastlopen.
Strijk eventuele krullen vlak voordat u het papier laadt.
Verwijder bij het toevoegen van papier eventueel resterend papier uit de doorvoerlade, combineer het met het toe te
voegen papier en plaats het papier als één stapel terug. Als u papier toevoegt zonder dit te combineren met het resterende
papier, kan het apparaat vastlopen. Als u meer vellen plaatst dan het opgegeven aantal of de limiet kan het papier
vastlopen.
Gebruik alleen tabpapier dat van papier is gemaakt. Tabpapier van ander materiaal dan papier (folie, enzovoort) kan niet
worden gebruikt.
Afdrukken op de tabs van tabpapier:
Gebruik in de kopieermodus [Tabkopie] bij "Overige". Gebruik in de afdrukmodus de functie voor afdrukken op tabpapier.
Zijde 2
1-77
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►PAPIER LADEN
Transparanten laden
Enveloppen laden
Enveloppen moeten in één lijn met de linkerkant in de hieronder aangegeven stand in de doorvoerlade worden geladen.
U kunt alleen op de voorzijde van de enveloppen afdrukken of kopiëren. Zorg dat de voorzijde omlaag gericht is.
Vouw de klep en maak een scherpe vouw.
Gebruik door Sharp aanbevolen transparanten.
Waaier de vellen enkele malen uit bij het laden van meerdere transparanten in de doorvoerlade.
Verwijder bij het afdrukken op transparanten elk vel zodra dit is afgedrukt en uit het apparaat komt. Als de vellen in de
uitvoerlade worden opgestapeld, kunnen deze omkrullen.
Horizontale
richting
Verticale richting
1-78
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►PAPIER LADEN
Belangrijke tips voor het laden van enveloppen
• Druk niet op beide zijden van een envelop af. Dit kan leiden tot vastlopen of een slechte afdrukkwaliteit.
• Voor sommige typen enveloppen gelden beperkingen. Neem voor meer informatie contact op met een
Sharp-onderhoudstechnicus.
• In sommige bedrijfsomgevingen kunnen kreukels, vegen, vastlopen van het papier, slechte tonerfusering of
apparaatstoringen optreden.
• Vouw de klep van de envelop en maak een scherpe vouw. Als de klep niet wordt gevouwen, kan het papier vastlopen.
• Gebruik de volgende enveloppen niet:
Enveloppen met een metalen onderdeel, een plastic haak of een stoffen haak
Enveloppen die met een koord worden gesloten
Vensterenveloppen
Gevoerde enveloppen
Enveloppen met een oneffen oppervlak, afgewerkt met opdruk of reliëf
Duplexenveloppen of enveloppen met kleefstrook of ander synthetisch sluitingsmateriaal
Handgemaakte enveloppen
Bubbelenveloppen
Enveloppen die zijn beschadigd met een kreuk, vouw of scheur
• Enveloppen waarbij de uitgelijnde plaknaad aan de achterzijde niet is uitgelijnd met de hoekrand mogen niet worden
gebruikt. Dit kan kreuken veroorzaken.
• De afdrukkwaliteit is niet gegarandeerd in het gebied van 10 mm (13/32") langs de randen van de envelop.
• De afdrukkwaliteit is niet gegarandeerd op delen van enveloppen met een aanzienlijk stapsgewijs verloop in dikte,
zoals op vierlaagse delen of delen met minder dan drie lagen.
• De afdrukkwaliteit is niet gegarandeerd op enveloppen met sluitstrips.
Belangrijke informatie over het gebruik van reliëfpapier/etikettenvellen
• Het oneffen oppervlak van sommige typen reliëfpapier kan van invloed zijn op de afdrukkwaliteit.
Neem contact op met uw dealer of dichtstbijzijnde erkende servicevertegenwoordiger voor meer informatie.
• Sommige etiketten moeten mogelijk in de doorvoerlade worden geladen, in de aangegeven richting. Volg de
betreffende aanwijzingen.
Wanneer al een formulier op de etiketten is afgedrukt en de afdruk niet in de goede richting op het voorgedrukte
formulier is afgedrukt, wijzig dan de instellingen in de toepassing of printerdriver zodat de afdruk wordt gedraaid.
• Gebruik de volgende typen etikettenvellen niet.
Etikettenvellen zonder plakmiddel of etiketten
Etikettenvellen waarvan de kleefzijde blootligt
Etikettenvellen met een invoerrichting die niet door het apparaat wordt ondersteund
Een etikettenvel dat eerder is gebruikt en waarvan een of meer etiketten ontbreken
Etikettenvellen die uit meerdere vellen bestaan
Etikettenvellen die niet geschikt zijn voor laserprinters
Etikettenvellen die geen warmte kunnen verdragen
Etikettenvellen met perforaties in het papier
Etikettenvellen met scheuren in het papier
Niet-standaard etikettenvellen
Etikettenvellen waarvan de plakzijde is opgedroogd, bijvoorbeeld als gevolg van langdurige opslag
Etikettenvellen met uitsnijdingen waardoor het achtergrondpapier zichtbaar is
Gekrulde of anderzijds afwijkende etikettenvellen
Gescheurde of gekreukte etikettenvellen
Kan worden
gebruikt
Kan niet worden
gebruikt
1-79
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►PAPIER LADEN
1
Open de doorvoerlade.
Als u papier laadt dat groter is dan A4R of 8-1/2" x 11"R,
kunt u het verlengstuk uittrekken.
Trek het verlengstuk helemaal uit.
Plaats geen zware voorwerpen op de doorvoerlade en pas er geen neerwaartse druk op uit.
2
Plaats het papier met de afdrukzijde
omlaag.
Schuif het papier langzaam langs de geleiders van de
doorvoerlade totdat het niet verder gaat. Als het papier met
teveel kracht wordt geplaatst, kan de voorrand omgevouwen
raken. Als het papier te los wordt geplaatst, kan het scheef
zitten of vastlopen.
Het maximumaantal vellen mag niet worden overschreden
en het papier mag niet boven de indicatorlijn uitkomen.
3
Stel de geleiders van de doorvoerlade
in op de breedte van het papier.
Stel de geleiders van de doorvoerlade zodanig af dat ze licht
in contact komen met het geplaatste papier.
Plaats het papier voor "Briefpapier" en "Voorbedrukt" met de afdrukzijde omhoog. Wanneer [Uitschakelen van duplex]
echter is ingeschakeld, plaatst u de afdrukzijde in dezelfde stand als in de normale modus (omlaag).
Druk geen kracht uit op het papier dat u plaatst. Dat kan vastlopen tot gevolg hebben.
Als de geleiders van de doorvoerlade breder zijn ingesteld dan het papier, moet u deze naar binnen schuiven totdat
ze zijn afgesteld op de breedte van het papier. Als de geleiders van de doorvoerlade te breed zijn afgesteld, kan het
papier scheef worden geladen of gekreukt raken.
De papierlade-instellingen weergeven wanneer papier wordt gedetecteerd in de doorvoerlade
selecteer in de instellingsmodus [Systeeminstellingen] → [Algemene instellingen] → [Papierinstellingen] → [Papierlade-
instellingen] → [Toon Papierlade-instellingen wanneer lade voor handmatige invoer papier detecteert.].
1-80
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►PAPIER LADEN
DE GELEIDER VOOR LANG PAPIER
AANBRENGEN
In onderstaande stappen wordt uitgelegd hoe u de optionele invoerlade voor lang papier kunt bevestigen op de
handinvoer.
1
Trek het verlengstuk van de invoerlade
voor lang papier uit.
2
Trek het verlengstuk van de
doorvoerlade uit.
3
Bevestig de invoerlade voor lang
papier op het verlengstuk van de
doorvoerlade.
4
Plaats het verlengstuk van de
doorvoerlade terug.
1-81
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►HET ORIGINEEL PLAATSEN
EEN PROCEDURE SELECTEREN VOOR
HET PLAATSEN VAN HET ORIGINEEL
AFHANKELIJK VAN TYPE EN STATUS
Plaats het origineel in de automatische documentinvoereenheid. Afhankelijk van het type en de status van het origineel
gebruikt u de glasplaat. Volg de instructies om de methode te selecteren voor het plaatsen van het origineel.
Zie "AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
" voor instructies voor het plaatsen van het
origineel in de automatische documentinvoereenheid.
HET ORIGINEEL PLAATSEN
1-82
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►HET ORIGINEEL PLAATSEN
AUTOMATISCHE
DOCUMENTINVOEREENHEID
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u originelen in de automatische documentinvoereenheid plaatst.
Plaats originelen van verschillend formaat zo nodig tezamen in de automatische documentinvoereenheid. Gebruik in dat
geval de functie "Overige" in elke modus om [Origineel gem. form.] in te stellen. Een origineel kan niet worden
gedetecteerd wanneer alle pagina's van hetzelfde formaat zijn maar sommige een andere afdrukstand hebben.
Verwijder alle aanwezige nietjes of paperclips voordat u originelen in de documentinvoerlade plaatst.
Als de originelen vochtige plekken vertonen door toepassing van correctievloeistof, inkt of lijm moet u wachten totdat de
originelen zijn gedroogd voordat u kopieën maakt. Als u dit niet doet, kan de binnenkant van het apparaat of de glasplaat
bevuild raken.
Gebruik de volgende originelen niet. Dit zou kunnen leiden tot onjuiste detectie van het formaat van het origineel, het
vastlopen van originelen en vlekken.
Transparanten of ander transparant materiaal voor extra kopieën, overtrekpapier, carbonpapier, thermisch papier of
originelen die zijn afgedrukt met een thermische printer mogen niet via de documentinvoereenheid worden geladen.
Originelen die in de invoereenheid worden geplaatst, mogen niet beschadigd, gekreukt, gevouwen of losjes aan elkaar
geplakt zijn en mogen geen uitgeknipte gaten bevatten. Originelen met meer dan de gebruikelijke twee of drie
perforatiegaten worden mogelijk niet goed ingevoerd.
Plaats originelen met twee of drie perforaties zo dat de geperforeerde zijde zich niet aan de kant van de invoeropening van
de documentinvoerlade bevindt. Geef bij [Origineel] de stand van het geplaatste origineel op.
Voor een dun origineel (35 g/m
2
- 49 g/m
2
(9 lbs. tot 14 lbs.)) gebruikt u [Langz. scanm.] in de "Overige". Voor dit type is
2-zijdig scannen niet beschikbaar.
B5 (5-1/2" x 8-1/2")
A4 (8-1/2" x 11")
Posities van
openingen
Invoersleuf
1-83
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►HET ORIGINEEL PLAATSEN
Toegestane formaten voor originelen
Als het origineel van niet-standaardformaat is, raadpleegt u de betreffende onderstaande uitleg voor de door u gebruikte
modus.
KOPIEERAPPARAAT: "DE AFDRUKSTAND EN HET FORMAAT VAN HET ORIGINEEL SELECTEREN (pagina 2-33)"
FAX: "HET SCANFORMAAT VAN HET ORIGINEEL MET GETALSWAARDEN OPGEVEN (pagina 4-48)"
BEELD VERZENDEN: "HET SCANFORMAAT VAN HET ORIGINEEL MET GETALSWAARDEN OPGEVEN
(pagina 5-51)"
Toegestane gewichten voor originelen
Voor het scannen van originelen van 35 tot 49 g/m
2
(9 tot 13 lbs.bond) gebruikt u "Langz. scanm." in de functie
"Overige". Bij scannen zonder gebruik van "Langz. scanm." kunnen de originelen vastlopen.
Bij selectie van "Langz. scanm." kan niet automatisch 2-zijdig worden gescand.
Minimaal formaat van origineel Maximaal formaat van origineel
Standaardformaat
(Minimum formaat dat automatisch kan worden gedetecteerd)
148 mm (lengterichting) × 210 mm of A5
5-1/2" (lengterichting) × 8-1/2" (dwarsrichting)
Niet-standaard formaat
(Minimum formaat dat handmatig kan worden opgegeven)
131 mm (lengterichting) × 140 mm (dwarsrichting)
5-1/8" (lengterichting) × 5-1/2" (dwarsrichting)
Standaardformaat
(Maximum formaat dat automatisch kan worden gedetecteerd)
297 mm (lengterichting) × 420 mm (dwarsrichting) of A3
11" (lengterichting) × 17" (dwarsrichting)
A3W (12" × 18") kan niet worden gebruikt.
Niet-standaard formaat
(Maximum formaat dat handmatig kan worden opgegeven)
Kopieermodus:
297 mm (lengterichting) × 432 mm (dwarsrichting)
11-5/8" (lengterichting) × 17" (dwarsrichting)
modus afbeelding verzenden:
297 mm (lengterichting) × 1000 mm (dwarsrichting)
11" (lengterichting) × 39-3/8" (dwarsrichting)
MX-2630N/MX-3050N/MX-3060N/
MX-3550N/MX-3560N/MX-4050N/
MX-4060N/MX-5050N/MX-6050N
1-zijdig scannen: 35 tot 128 g/m
2
(9 tot 32 lbs.bond)
2-zijdig scannen: 50 tot 105 g/m
2
(13 tot 28 lbs.bond)
MX-3070N/MX-3570N/MX-4070N/
MX-5070N/MX-6070N
1-zijdig scannen: 35 tot 128 g/m
2
(9 tot 32 lbs.bond)
2-zijdig scannen: 50 tot 128 g/m
2
(13 tot 32 lbs.bond)
1
Controleer of er geen originelen op de glasplaat aanwezig zijn.
2
Plaats het origineel.
MX-2630N/MX-3050N/MX-3060N/MX-3550N/MX-3560N/
MX-4050N/MX-4060N/MX-5050N/MX-6050N: u kunt
maximaal 100 vel plaatsen.
MX-3070N/MX-3570N/MX-4070N/MX-5070N/MX-6070N: u
kunt maximaal 150 vel plaatsen.
Nadat het scannen op de automatische
documentinvoereenheid is voltooid, moet u de originelen uit
de origineeluitvoerlade verwijderen.
Lijn de zijkanten
gelijkmatig uit en leg
ze naar boven gericht
Inbrengen tot het
uiteinde
Aanpassen aan het
origineelformaat
Onder de indicatorlijn
1-84
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►HET ORIGINEEL PLAATSEN
GLASPLAAT
In dit gedeelte worden de stappen beschreven voor het plaatsen van een origineel op de glasplaat.
Toegestane formaten voor originelen
Als het origineel van niet-standaardformaat is, raadpleegt u de betreffende onderstaande uitleg voor de door u gebruikte
modus.
KOPIEERAPPARAAT: "DE AFDRUKSTAND EN HET FORMAAT VAN HET ORIGINEEL SELECTEREN (pagina 2-33)"
FAX: "HET SCANFORMAAT VAN HET ORIGINEEL MET GETALSWAARDEN OPGEVEN (pagina 4-48)"
BEELD VERZENDEN: "HET SCANFORMAAT VAN HET ORIGINEEL MET GETALSWAARDEN OPGEVEN (pagina 5-51)"
Sluit de automatische documentinvoereenheid voorzichtig. Hardhandig sluiten van de automatische
documentinvoereenheid kan tot beschadiging leiden.
Zorg ervoor dat u uw vingers niet klemt bij het sluiten van de automatische documentinvoereenheid.
Maximaal formaat van origineel
Standaardformaat
297 mm (lengterichting) × 420 mm (dwarsrichting) of A3
11" (lengterichting) × 17" (dwarsrichting)
Niet-standaard formaat
297 mm (lengterichting) × 432 mm (dwarsrichting)
11-5/8" (lengterichting) × 17" (dwarsrichting)
1
Open de automatische documentinvoereenheid.
2
Plaats het papier met de afdrukzijde
omlaag.
Plaats het origineel met de voorzijde omlaag en lijn de
linkerbovenhoek van het origineel uit met de
linkerachterzijde (aan de punt van de markering ) van de
glasplaat.
Plaats geen voorwerpen onder de formaatdetector.
Wanneer u de automatische documentinvoereenheid sluit terwijl er een voorwerp onder ligt, kan dit leiden tot
beschadiging van de formaatdetector of kan de juiste detectie van het formaat van het origineel worden uitgeschakeld.
Als u een origineel van niet-standaard formaat op de glasplaat plaatst, kan het formaat eenvoudig worden gedetecteerd
wanneer een leeg vel van A4 (8-1/2" x 11"), B5 (5-1/2" x 8-1/2") of van een ander standaardformaat boven op het
origineel wordt geplaatst.
X
Y
Detector van
formaat van
origineel
Markering
Schaalverdeling
van glasplaat
1-85
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►HET ORIGINEEL PLAATSEN
3
Sluit de automatische documentinvoereenheid.
Nadat u het origineel hebt geplaatst, moet u de automatische documentinvoereenheid sluiten. Als de eenheid open blijft,
zullen de delen die buiten het origineel vallen zwart worden gekopieerd, waardoor te veel toner wordt verbruikt.
Open de automatische documentinvoereenheid volledig voordat u deze sluit.
Als de originelen vochtige plekken vertonen door toepassing van correctievloeistof, inkt of lijm moet u wachten totdat
de originelen zijn gedroogd voordat u kopieën maakt. Als u dit niet doet, kan de binnenkant van het apparaat of de
glasplaat bevuild raken.
1-86
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►OPDRACHTEN STOPPEN/VERWIJDEREN, MET PRIORITEIT VERWERKEN EN DE STATUS CONTROLEREN
TYPEN OPDRACHTSTATUSSCHERMEN
Wanneer u op de opdrachtstatusweergave tikt, wordt het opdrachtstatusscherm weergegeven. Tik er nogmaals op om
terug te gaan naar de vorige functie.
Het opdrachtstatusscherm is verdeeld in de volgende vier tabbladen, waarmee u een opdrachtenlijst kunt selecteren
door op een gewenst tabblad te tikken.
•Afdrukken
Toont afdruktaken zoals kopiëren, afdrukken vanaf een pc, rechtstreeks afdrukken van USB en afdrukken voor
gefaxte of andere ontvangen gegevens.
• Scannen
Toont verzendopdrachten van omgezette afbeeldingen voor e-mailberichten en verzendopdrachten voor FTP/Bureaublad.
• Faxen
Toont faxverzendopdrachten via een telefoonlijn.
• Internetfax
Toont faxverzendopdrachten via internet.
Opdrachten worden op elk tabblad in drie groepen geclassificeerd.
Opdrachten veranderen van plaats in de lijsten volgens de verwerkingsstatus, van [Spool] en [Opdr.Wachtr] tot
[Voltooid], in die volgorde.
Tik zo nodig op de toets [Spool], [Opdr.Wachtr] of [Voltooid] om de opdrachtenlijstweergave te schakelen naar de
weergave op verwerkingsstatus.
OPDRACHTEN STOPPEN/VERWIJDEREN,
MET PRIORITEIT VERWERKEN EN DE
STATUS CONTROLEREN
De achtergrond van de opdrachtstatusweergave verandert als volgt:
Groen: opdracht in uitvoering
Geel: opwarmen/wachten
Rood: wachten op foutoplossing
Het weergeven en wijzigen van taakinformatie van andere gebruikers verbieden wanneer gebruikersverificatie is
ingeschakeld
Kies "Instellingen (beheerder)" → [Gebruikers -bediening] → [Standaard- Instellingen] → [Taakstatus opnemen in
gebruikersauthenticatie] → [Schakel tonen/wijzigen uit van andere gebruikers hun informatie in de opdrachtstatus] en stel het
selectievakje in op .
Opdr.Wachtr
Voltooid
Spool
InternetfaxFaxenScannenAfdrukken
Taak
Opdrachtwachtrij
Voortgang/sets
Status
PDF versl.
Spoolen
User_1_User_1_User ---/0004
---/0004User_2_User_2_User
Vorige
Opdracht Status
Vorige
LIJN PRINTER
10:15
Eenvoudige
Kopie
Bedienings-
handleiding
Vergrote
weergavemodus
Instellingen
Totaal Aantal
Helderheids-
instelling
LIJN PRINTER
Eenvoudige
Kopie
Eenvoudige
Scan
Best. ophalen
van schijf
Sharp OSA
Opdracht Status
Eenvoudige
Fax
Taakstatus
Eenvoudige
Scan
CLOUD PORTAL
Opdr.Wachtr
Voltooid
Spool
InternetfaxFaxenScannenAfdrukken
Ta ak
Opdrachtwachtrij
Voortgang/sets
Status
PDF versl.
Spoolen
User_1_User_1_User ---/0004
---/0004User_2_User_2_User
Vorige
1-87
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►OPDRACHTEN STOPPEN/VERWIJDEREN, MET PRIORITEIT VERWERKEN EN DE STATUS CONTROLEREN
• Lijst Spool (alleen weergegeven als een opdracht wordt ontvangen die via een computer wordt afgedrukt)
Geeft afdruktaken weer tot aan de verzending naar het apparaat vanaf een computer. De opdrachten worden naar de
Opdrachtwachtrij verplaatst nadat de overdracht is voltooid.
Wanneer u een versleuteld PDF-bestand hebt afgedrukt via rechtstreeks afdrukken, dan voert u hier het wachtwoord
in om het bestand af te drukken.
EEN VERSLEUTELD PDF-BESTAND AFDRUKKEN (pagina 3-88)
• Lijst Opdrachtwachtrij
Toont opdrachten die in uitvoering zijn en in de wachtrij staan voor kopiëren, afdrukken vanaf een computer en
afdrukken van een ontvangen fax. Deze lijst toont ook opdrachten in uitvoering en opdrachten in de wachtrij voor het
verzenden van faxgegevens of het verzenden van beeldgegevens die op het apparaat zijn omgezet. De opdrachten
worden naar de lijst Voltooid verplaatst nadat het afdrukken of verzenden is voltooid.
• Lijst Voltooid
Toont opdrachten die zijn gekopieerd, afgedrukt of verzonden.
1-88
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►OPDRACHTEN STOPPEN/VERWIJDEREN, MET PRIORITEIT VERWERKEN EN DE STATUS CONTROLEREN
OPDRACHTEN IN UITVOERING OF
GERESERVEERDE OPDRACHTEN
STOPPEN OF VERWIJDEREN
1
Tik op de opdrachtstatusweergave en tik op het tabblad voor de opdracht die
u wilt stoppen of verwijderen.
2
Tik op de toets [Opdr.Wachtr].
Wanneer u wilt dat een afdrukopdracht niet wordt verzonden vanaf de computer, tikt u op de toets [Spool].
3
Tik op de opdracht die u wilt stoppen of verwijderen en tik vervolgens op
[Stoppen/Verwijderen] in het actiescherm.
Wanneer een scherm wordt weergegeven waarin u kunt bevestigen dat u de opdracht wilt stoppen, tikt u op de toets
[Annuleren].
Wanneer het papier in het apparaat opraakt tijdens het kopiëren of afdrukken dan kunt u de opdracht annuleren in het
opdrachtstatusscherm.
Als u meerdere opdrachten wilt verwijderen, schakelt u het selectievakje voor [Meerv. selectie- modus inschakelen] in
het actiescherm in zodat het er uitziet als .
Het afdrukken van een ontvangen fax of internetfax kan niet worden gestopt.
Een opdracht die is ingesteld voor verzenden in "ONTVANGEN GEGEVENS DOORSTUREN NAAR VASTE
BESTEMMINGEN (INSTELLINGEN INKOMENDE ROUTING) (pagina 4-64)" kan niet worden geannuleerd.
Opdr.Wachtr
Voltooid
InternetfaxFaxenScannen
Ta ak
Adres
Tijd Inst.
Status
Druk verzendbeeld
activiteiten rapport af
Vorige
0000/0002 OK
0000/000110:45 07/07Distribueren
Pagina
Afdrukken
1-89
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►OPDRACHTEN STOPPEN/VERWIJDEREN, MET PRIORITEIT VERWERKEN EN DE STATUS CONTROLEREN
GERESERVEERDE OPDRACHTEN MET
PRIORITEIT VERWERKEN
Deze functie geeft prioriteit aan de verwerking van gekopieerde, gefaxte of beeldverzendingsopdrachten die later zijn
geopend dan opdrachten die al in de wachtrij staan voor afdrukken of verzenden.
Het gebruik van de functie voor verwerking met prioriteit verschilt als volgt, afhankelijk van het opdrachttype.
Opdracht op het tabblad Afdrukken
De opdracht die momenteel in uitvoering is, wordt onderbroken en de opdracht met prioriteit wordt eerst verwerkt.
Opdracht op het tabblad Scanner/Fax/Internetfax
De opdracht met prioriteit wordt direct onder de opdracht geplaatst die momenteel in uitvoering is.
1
Tik op de opdrachtstatusweergave en tik op de opdracht die met prioriteit
moet worden verwerkt.
2
Tik op de toets [Opdr.Wachtr].
3
Tik op de opdracht die u met prioriteit
wilt verwerken en tik vervolgens op
[Sorteer Taak Sequentie] in het
actiescherm.
Als de opdracht in uitvoering een distributieverzendopdracht of een navraagopdrachtenreeks is, wordt de opdracht met
prioriteit tussen bestemmingen van de distributieverzending of navraagopdrachtenreeks verzonden. Als de opdracht
met prioriteit echter een distributieverzendopdracht of navraagopdrachtenreeks is, wordt deze uitgevoerd nadat de
huidige opdracht is voltooid.
Afdrukken
Scannen Faxen
Spool
Voltooid
Opdr.Wachtr
Details van geselect.
taak controleren
Sorteer Taak Sequentie
Stoppen/Verwijderen
Meerv. selectie-
modus inschakelen
Vorige
Taak Opdrachtwachtrij Sets / Voortgang Status
Papier Op
Wachten
Wachten
Wachten
Wachten
Wachten
Wachten
Wachten
Wachten
Kopie
Kopie
Kopie
Kopie
Kopie
Kopie
Kopie
Kopie
Kopie
0100/0100
0000/0001
0000/0001
0000/0001
0000/0001
0000/0001
0000/0001
0000/0001
0000/0001
Internetfax
Afdrukken
Internetfax
Kopie
Scannen Faxen
Details van geselect.
taak controleren
Sorteer Taak Sequentie
Stoppen/Verwijderen
Meerv. selectie-
modus inschakelen
Vorige
Kopie
Kopie
Kopie
Kopie
Kopie
Kopie
Kopie
Kopie
Taak Opdrachtwachtrij Sets / Voortgang Status
Papier Op
Wachten
Wachten
Wachten
Wachten
Wachten
Wachten
Wachten
Wachten
0100/0100
0000/0001
0000/0001
0000/0001
0000/0001
0000/0001
0000/0001
0000/0001
0000/0001
Opdr.Wachtr
Voltooid
Spool
1-90
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►OPDRACHTEN STOPPEN/VERWIJDEREN, MET PRIORITEIT VERWERKEN EN DE STATUS CONTROLEREN
De volgorde van opdrachten wijzigen
Indien er een opdracht in uitvoering is, kan een onderbrekingsopdracht worden uitgevoerd, of een opdracht kan lager in
de rij worden gezet om de opdrachtvolgorde te veranderen. Tik op de toets van de opdracht die u wilt verplaatsen en tik
vervolgens op de toets "Order Sorteren".
•Toets
Hiermee wordt de geselecteerde opdracht bovenaan in de rij geplaatst. De huidige opdracht wordt onderbroken en de
geselecteerde opdracht begint.
•Toets
Hiermee wordt de geselecteerde opdracht één positie hoger geplaatst. Wanneer de tweede opdracht in de lijst wordt
geselecteerd en u tikt op deze toets, wordt de huidige opdracht onderbroken en wordt de geselecteerde opdracht
gestart.
•Toets
Hiermee wordt de geselecteerde opdracht één positie lager geplaatst.
•Toets
Hiermee wordt de geselecteerde opdracht onderaan in de rij geplaatst.
Scanneropdracht met timerinstelling
Wanneer een scanneropdracht met een timerinstelling geselecteerd is en u tikt op de toetsen voor de wijziging van de
volgorde, dan wordt de opdracht als volgt verplaatst.
•Toets
De timerinstelling wordt geannuleerd en de opdracht wordt verplaatst naar de positie na de opdracht in uitvoering
(tweede plaats in de lijst).
•Toets
De timerinstelling wordt geannuleerd en de opdracht wordt verplaatst naar de laatste positie in de wachtrij (indien er 3
opdrachten zijn: de 4de plaats)
•Toets ,
Deze toetsen kunnen niet worden gebruikt.
Onderstaande opdrachten kunnen niet worden verplaatst.
Opdrachten in uitvoering, opdrachten waarmee een andere opdracht werd onderbroken, lijstafdrukopdrachten, opdrachten
wanneer Doorgeven verboden is ingesteld in de systeeminstellingen.
InternetfaxFaxenScannen
Ta ak Opdrachtwachtrij
Kopie
Kopie
Papier Op
Wachten
Voortgang/sets Status
Opdr.Wachtr
Voltooid
Spool
0050/0050
0000/0100
Order Sorteren
Afdrukken
1-91
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►OPDRACHTEN STOPPEN/VERWIJDEREN, MET PRIORITEIT VERWERKEN EN DE STATUS CONTROLEREN
In het tabblad Afdrukken kunt u de weergave van het scherm "Opdr.Wachtr" wijzigen van het aantal afgedrukte
exemplaren naar het aantal resterende exemplaren die nog moeten worden afgedrukt voor elke opdracht.
GERESERVEERDE OPDRACHTEN OF
OPDRACHTEN IN UITVOERING
CONTROLEREN
Om de weergave te wijzigen van het aantal afgedrukte exemplaren naar het aantal resterende exemplaren die nog moeten
worden afgedrukt voor elke opdracht:
In de "Instellingen (beheerder)" selecteert u [Systeeminstellingen] → [Algemene instellingen] → [Bedienings- Instellingen] →
[Voorwaarde- Instellingen] → [Wijzig het aantal sets in het display voor taakstatus].
1
Tik op de opdrachtstatusweergave en tik op het tabblad voor de opdracht
waarvan u de inhoud wilt controleren.
2
Tik op de toets [Opdr.Wachtr].
3
Tik op de opdracht waarvan u de inhoud wilt controleren en tik vervolgens op
[Details van geselect. taak controleren] in het actiescherm.
In verschillende modi wordt andere opdrachtinhoud weergegeven.
Raadpleeg het gedeelte "DE OPDRACHTENLIJST LEZEN (pagina 1-93)
" voor meer informatie over de
pictogrammen die worden weergegeven op de opdrachttoetsen of de berichten die worden weergegeven in "Status".
Ta ak Opdrachtwachtrij
Kopie Papier Op
Voortgang/sets Status
Opdr.Wachtr
Voltooid
Spool
0050/0050
Order Sorteren
InternetfaxFaxenScannenAfdrukken
Taak Opdrachtwachtrij Voortgang/sets
Opdr.Wachtr
Voltooid
Spool
0100/0100
0000/0001
0000/0001
0000/0001
0000/0001
0000/0001
0000/0001
0000/0001
0000/0001
Kopie
Kopie
Kopie
Kopie
Kopie
Kopie
Kopie
Kopie
Kopie
Status
Papier Op
Details van geselect.
taak controleren
Sorteer Taak Sequentie
Stoppen/Verwijderen
Meerv. selectie-
modus inschakelen
Vorige
Wachten
Wachten
Wachten
Wachten
Wachten
Wachten
Wachten
Wachten
InternetfaxFaxenScannenAfdrukken
(1)
(2)
1-92
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►OPDRACHTEN STOPPEN/VERWIJDEREN, MET PRIORITEIT VERWERKEN EN DE STATUS CONTROLEREN
VOLTOOIDE OPDRACHTEN
CONTROLEREN
1
Tik op de opdrachtstatusweergave en tik op het tabblad voor de opdracht
waarvan u de inhoud wilt controleren.
2
Tik op de toets [Voltooid].
3
Tik op de opdracht waarvan u de
inhoud wilt controleren en tik
vervolgens op [Details van geselect.
taak controleren] in het actiescherm.
Opdrachten die u kunt selecteren, worden weergegeven als
toetsen zodat u erop kunt tikken.
In verschillende modi wordt andere opdrachtinhoud
weergegeven.
Raadpleeg het gedeelte "DE OPDRACHTENLIJST
LEZEN (pagina 1-93)" voor meer informatie over de
pictogrammen die worden weergegeven op de
opdrachttoetsen of de berichten die worden weergegeven
in "Status".
Opdr.Wachtr
Voltooid
Spool
InternetfaxFaxenScannen
Order Sorteren
Opdrachtwachtrij
Kopie Papier Op
0001/0001
Voortgang/sets StatusTaak
Afdrukken
(1)
(2)
Taak Voltooid Tijd Inst.
Aantal
afdrukken
Status
Opdr.Wachtr
Voltooid
Spool
Details van geselect.
taak controleren
Verzenden
Afdrukinstelling
wijzigen
Vorige
Kopie
Kopie
Kopie
Kopie
Kopie
Kopie
Kopie
Kopie
Kopie
OK
OK
OK
OK
OK
OK
OK
OK
OK
0001/0001
0001/0001
0001/0001
0001/0001
0001/0001
0001/0001
0001/0001
0001/0001
0001/0001
13:43 06/22
13:33 06/22
13:33 06/22
13:33 06/22
13:33 06/22
00:00 05/05
00:00 05/05
00:00 05/05
00:00 05/05
InternetfaxFaxenScannenAfdrukken
1-93
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►OPDRACHTEN STOPPEN/VERWIJDEREN, MET PRIORITEIT VERWERKEN EN DE STATUS CONTROLEREN
DE OPDRACHTENLIJST LEZEN
De betekenis van elk opdrachtpictogram en bericht dat wordt weergegeven in "Status" is als volgt:
Pictogrammen die het type opdracht aangeven
* Wordt weergegeven bij een distributieopdracht voor meerdere modi.
Afdrukopdracht (RGB/CMYK) Kopieeropdracht
Opdracht voor Scannen naar E-mail Opdracht voor Scannen naar FTP
Opdracht voor Scannen naar
netwerkmap
Opdracht voor Scannen naar
bureaublad
Faxverzendopdracht Faxontvangstopdracht
Opdracht voor PC-Faxverzending Opdracht voor Verzending Internetfax
(inclusief directe SMTP)
Opdracht voor PC-I-Faxverzending Afdrukopdracht Scannen naar
schijfbestand
Opdracht voor Ontvangst Internetfax
(inclusief directe SMTP)
Distributieopdracht* Inkomende
routeringsopdracht
Tandemkopie/afdrukopdracht OSA Scanopdracht
1-94
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►OPDRACHTEN STOPPEN/VERWIJDEREN, MET PRIORITEIT VERWERKEN EN DE STATUS CONTROLEREN
Berichten die bij "Status" worden getoond
opdracht in uitvoering
Gereserveerde opdracht
Weergave Status
"Afdrukken" Afdrukopdracht wordt uitgevoerd.
"Kopieren" Kopieeropdracht wordt uitgevoerd.
"Verbinden" Bezig met verbinden
"Verzenden" Bezig met verzenden
"Ontvangen" Niet afdrukken
"In uitvoerng" In uitvoering
"Tel" Er wordt met iemand gesproken via de extra telefoon.
"Gestopt" De opdracht is gestopt.
"Toner Op" Toner op
"Papier Op" Papier leeg
"Papierstoring" Papieropstopping
"Wachten" Bezig met wachten
"Opwarmen" Bezig met opwarmen
"Limiet" De accountlimiet is bereikt.
"Fout" Er is een fout opgetreden tijdens het uitvoeren van de opdracht.
Weergave Status
"Wachten" Opdracht wacht op uitvoering.
"Herhaalmodus" De opdracht wordt nogmaals uitgevoerd vanwege een communicatiefout of ander probleem.
"Wacht Rapp." Wachten op bevestiging van de Internetfaxverzending
Weergave van datum en tijd Timerverzendopdracht (de opgegeven tijd wordt weergegeven)
1-95
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►OPDRACHTEN STOPPEN/VERWIJDEREN, MET PRIORITEIT VERWERKEN EN DE STATUS CONTROLEREN
Voltooide opdracht
* Als het ontvangende apparaat een apparaat van SHARP is, retourneert het ontvangende apparaat
"dispatched" als de
fax is ontvangen of
"processed" als de ontvangst is mislukt.
Als de leveringsbevestiging is ingesteld voor internetfax, verschijnt de dispositieveldwaarde op de
leveringsbevestiging op de teruggezonden e-mail.
Weergave Status
"OK" De opdracht is normaal beëindigd.
"Verzenden OK" Verzending is voltooid.
"NG Ck Line" Er is geen faxkabel aangesloten.
"In Geheugen" Ontvangst voltooid, maar de fax is niet afgedrukt.
De ontvangen gegevens (elke pagina) zijn niet afgedrukt of doorgestuurd. (De ontvangen
gegevens zijn niet verwijderd.)
"Ontvangen" Afgedrukte ontvangen faxgegevens.
De fax is ontvangen.
De ontvangen gegevens (elke bestand) zijn opgeslagen.
"Doorstuur OK" De ontvangen gegevens/ontvangen gegevens (elk bestand) zijn doorgestuurd.
"Gestopt" De opdracht werd gestopt.
"Wissen" Verwijderde ontvangen gegevens in het scherm Beeldcontrole.
'Aantal geslaagde
verzendbestemmingen/totaa
l aantal bestemmingen OK'
Voltooiing van een distributieverzending, navraagopdrachtenreeks of inkomende routingbewerking.
Als verzending naar 3 van 5 bestemmingen is geslaagd, wordt het bericht "003/005 OK" getoond.
"Geen antwrd." Er is een fout opgetreden omdat er geen antwoord kwam van de bestemming.
"Bezet" Er is een fout opgetreden omdat de ontvanger bezet was.
"Ontvangen" E-mail die geen Internetfax is ontvangen
"Geweigerd" Er werd een fax verzonden van een verzender die geblokkeerd werd door de functie
anti-junkfax.
'NGxxxxxx' De verzending/ontvangst is mislukt omdat er een communicatiefout is opgetreden (er wordt een
6-cijferige foutcode weergegeven in xxxxxx).
"Fout" Er is een fout opgetreden tijdens het uitvoeren van de opdracht.
"displayed"
*
Wordt weergegeven op het ontvangende apparaat als leveringsbevestiging is ingesteld
"dispatched"
*
Wordt doorgestuurd voordat het wordt weergegeven op het ontvangende apparaat als
leveringsbevestiging is ingesteld
"processed"
*
Wordt verwerkt zonder dat het wordt weergegeven op het ontvangende apparaat als
leveringsbevestiging is ingesteld
"deleted"
*
Bericht wordt verwijderd op het ontvangende apparaat als leveringsbevestiging is ingesteld
"denied"
*
Het ontvangende apparaat heeft geweigerd het verzendende apparaat op de hoogte te stellen
van de inhoud van het bericht als leveringsbevestiging is ingesteld
"failed"
*
Er heeft zich een ongewone situatie voorgedaan als leveringsbevestiging is ingesteld
1-96
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►ADRESBOEK
ADRESBOEK
U kunt "Contacten" en "Groep" opslaan in het adresboek.
Voor een contactpersoon kunnen meerdere adressen worden opgeslagen, inclusief adressen voor fax, e-mail,
Internetfax en directe SMTP.
Als u adressen die zijn opgeslagen als "Contacten" registreert en direct ingevoerde adressen als "Groep" registreert,
kunt u eenvoudig berichten verzenden naar meerdere bestemmingen door een groep op te geven.
ADRESBOEK
U kunt maximaal 2000 items opslaan voor "Contacten" en "Groep".
Het adresboek kan maximaal 6000 adressen bevatten.
Eén "Contacten" kan maximaal 500 adressen bevatten.
Eén "Groep" kan maximaal 500 adressen bevatten.
Adresboek
Contactpersoon: Dhr. Yamada
Adres 1
Adres 2
Adres 1
Adres 2
Adres 3
Contactpersoon: Dhr. Suzuki
Adres 1
Adres 2
Adres 3
Adres 4
yamada@□□□□.□□□
06-1234-1234
suzuki@□□□□.□□□
\\suzuki_smb
192.168.0.XXX
yamada@□□□□.□□□
suzuki@□□□□.□□□
yoshida@□□□□.□□□
\\X-PJ_smb
Groepsadres: Leden van X-project
1-97
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►ADRESBOEK
ADRESBOEKSCHERM
Tik op de toets [Adresboek] in het basisscherm in de modi voor beeld verzenden, zoals Fax, E-mail of Internetfax, om
het adresboek weer te geven. U kunt het adresboek ook weergeven door op het pictogram [Adresboek] in het
beginscherm te tikken. De geregistreerde vermeldingen voor "Contacten" en "Groep" zijn ingeschakeld voor alfabetisch
zoeken en geselecteerd geavanceerd zoeken op basis van voorwaarden.
"Contacten" of "Groep" kiezen
Tik op een vermelding uit "Contacten" of "Groep" om "Contacten" of "Groep" te selecteren.
Tik na de selectie op .
Raadpleeg de volgende stappen om "Contacten" en "Groep" toe te voegen.
ADRESSEN OPSLAAN VIA DIRECTE INVOER (pagina 1-100)
ADRESSEN OPSLAAN VIA GLOBAAL ADRES ZOEKEN (pagina 1-101)
ADRESSEN OPSLAAN UIT VERZENDLOGBOEKEN VAN FAX OF AFBEELDING (pagina 1-103)
GROEPEN OPSLAAN (pagina 1-104)
Wanneer op de toets [Adresboek] wordt getikt in het basisscherm voor e-mail, worden groepen en contactpersonen met
e-mailadressen weergegeven.
Als gebruikersauthenticatie is ingeschakeld, kunnen contactpersonen worden gedeeld binnen een opgegeven groep of
worden opgeslagen als persoonlijke contactpersonen waar alleen u toegang toe hebt.
HET BEREIK INSTELLEN VOOR PUBLICATIE VAN CONTACTPERSONEN EN GROEPEN (pagina 1-108)
U kunt bij het inloggen op de toets [Mijn adres zoeken] tikken en uw e-mailadres in de gebruikerslijst selecteren. Dit is
handig wanneer u een e-mail naar uw eigen adres wilt sturen.
"Mijn adres zoeken" uitschakelen (pagina 7-96)
Voorbeeld-
weergave
Verzendgeschiedenis
Individuele lijst
afdrukken
Zoeknummer oproepen
Start
Luid-
spreker
A
D
G
J
M
P
W
Toevoegen
Direct TX
Zelfde beeld verz.
als faxadres
Freq.
Gebruik
Faxen
Beperken
Alle
Categorie
Sorteren
Adres
BBB
AAA
CCC
ABC
T
CA
Voorbeeld-
weergave
Verzendgeschiedenis
Zoeknummer oproepen
Zoeken in alg. adressen
Start
Luid-
spreker
A
D
G
J
M
P
T
W
Toevoegen
Direct TX
Zelfde beeld verz.
als faxadres
Freq.
Gebruik
Faxen
Beperken
Alle
Categorie
Sorteren
Adres
BBB
AAA
CCC
CCC
DDD
DDD
ABC
CA
Aanraaktoetsen van
"Contacten"
Aanraaktoetsen van "Groep"
Toets [Freq. Gebruik]
Toets [Categorie] Toets [Beperken]
1-98
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►ADRESBOEK
Beperken op frequent gebruik
Tik op de toets [Freq. Gebruik] om een adres te selecteren in het scherm dat wordt getoond.
Adressen die zijn geregistreerd als "Freq. Gebruik" adressen worden weergegeven.
Beperken op categorie
Tik op de toets [Categorie] om een categorie te selecteren in het scherm dat wordt getoond.
De "Contacten" en "Groep" in de geselecteerde categorie worden in een lijst weergegeven.
De beperkte voorwaarde wordt weergegeven onder de toets [Categorie].
Beperken op opdrachttype
Tik op de toets [Beperken] om een categorie te selecteren in het scherm dat wordt getoond.
Tik op de toets [Groep] om te beperken op "Groep".
De "Contacten" en "Groep" voor de geselecteerde opdracht worden in een lijst weergegeven.
De beperkte voorwaarde wordt weergegeven onder de toets [Beperken].
Voorbeeld-
weergave
Verzendgeschiedenis
Zoeknummer oproepen
Zoeken in alg. adressen
Start
Luid-
spreker
A
D
G
J
M
P
T
W
Toevoegen
Direct TX
Zelfde beeld verz.
als faxadres
Freq.
Gebruik
Faxen
Beperken
Alle
Categorie
Sorteren
Adres
BBB
AAA
CCC
CCC
DDD
DDD
ABC
CA
Voorbeeld-
weergave
Start
Luid-
spreker
Verzendgeschiedenis
Individuele lijst
afdrukken
Zoeknummer oproepen
Toevoegen
Direct TX
Zelfde beeld verz.
als faxadres
W
Freq.
Gebruik
Faxen
Beperken
Alle
Categorie
Sorteren
Adres
B
B
A
A
C
ABC
Alle
Category 4
Category 0
Category 5
Category 6
Category 3
Category 2
Category 1
CA
Voorbeeld-
weergave
Verzendgeschiedenis
Individuele lijst
afdrukken
Zoeknummer oproepen
Start
Luid-
spreker
A
W
Toevoegen
Direct TX
Zelfde beeld verz.
als faxadres
Freq.
Gebruik
Faxen
Beperken
Alle
Categorie
Sorteren
Adres
BBB
CCC
AAA
CCC
ABC
Alle
E-mail
FTP/Bureaublad
Netwerkmap
Internetfax
Faxen
Groep
BBB
CCCCCC
BBB
AAA
CA
1-99
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►ADRESBOEK
Beperken op index
Zoek op alfabet om de adressen te beperken.
Tik bijvoorbeeld op "A" op de indexbalk om "Contacten" weer te geven die zijn opgeslagen met zoektekst die begint met "A".
Beperken op trefwoord
Tik op om een zoekscherm weer te geven. Selecteer een doel om te doorzoeken, voer een trefwoord in en tik
vervolgens op de toets [Start Zoeken]. De zoekresultaten worden getoond.
Als [Item] bijvoorbeeld [Naam] is, zoekt u op trefwoord 'SH' om contactpersonen en groepen weer te geven waarvan de
naam met 'SH' begint.
Weergeven in volgorde van zoeknummer
Wanneer u op de toets [Sorteren] tikt, wordt een lijst weergegeven in oplopende volgorde, aflopende volgorde of in
volgorde van zoeknummers.
De weergave wordt aangepast in deze volgorde [Sorteren] (▲) (oplopend) →[Sorteren] (▼) (aflopend) → Zoeknummer.
Voorbeeld-
weergave
Start
Luid-
spreker
Verzendgeschiedenis
Individuele lijst
afdrukken
A
D
G
J
M
P
W
Freq.
Gebruik
Faxen
Beperken
Alle
Categorie
Sorteren
Adres
ABC
T
Oproepen met zoeknummer
Toevoegen
Direct TX
Zelfde beeld verz.
als faxadres
ALL
A
B
C
CA
Voorbeeld-
weergave
Start
Luid-
spreker
Freq.
Gebruik
Faxen
Beperken
Alle
Categorie
Voer
Initialen in
Start Zoeken
Adres
Item
CA
Voorbeeld-
weergave
Start
Luid-
spreker
Verzendgeschiedenis
Individuele lijst
afdrukken
A
D
G
J
M
P
W
Freq.
Gebruik
Faxen
Beperken
Alle
Categorie
Sorteren
Adres
ABC
T
Oproepen met zoeknummer
Toevoegen
Direct TX
Zelfde beeld verz.
als faxadres
ALL
A
B
C
CA
1-100
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►ADRESBOEK
ADRESSEN OPSLAAN VIA DIRECTE
INVOER
U kunt nieuwe namen en adressen in het adresboek opslaan door ze direct in te voeren.
1
Tik op [Toevoegen] in het actiescherm van het adresboekscherm of tik op het
pictogram [Adres- beheer] in het beginscherm.
2
Voer de belangrijkste gegevens in.
Zorg dat u in ieder geval [Naam] en [Initiaal] invoert.
Als u een categorie wilt opgeven, selecteert u een categorie
in een categorielijst die wordt weergegeven wanneer op het
invoervak wordt getikt.
Om te registreren voor frequent gebruik selecteert u het
selectievakje [Registeer voor Frequent Gebruik] .
Een categorienaam registreren:
Selecteer in "Instellingen (webversie)" [Adresboek] → [Categorie -instelling].
Als gebruikersauthenticatie is ingeschakeld, wordt het tabblad voor de instelling voor adrespublicatie weergegeven. Als
u de adrespublicatie instelt, kunnen opgeslagen vermeldingen van het type "Contacten" en "Groep" worden gedeeld
binnen een opgegeven groep of worden opgeslagen als persoonlijke contactpersonen waar alleen u toegang toe hebt.
HET BEREIK INSTELLEN VOOR PUBLICATIE VAN CONTACTPERSONEN EN GROEPEN (pagina 1-108)
3
Tik op [Faxnummer], [E-mailadres],
[Internet Faxadres] of [Adres van
directe SMTP], voer het adres in en tik
op .
Schakel het selectievakje in om dat adres in te stellen als voorkeur boven de andere als er twee of meer adressen zijn
opgeslagen voor "Contacten".
Adressen voor FTP, Bureaublad en Netwerkmap kunnen worden geregistreerd via [Adresboek] in de "Instellingen
(webversie)".
4
Tik op de toets [Registr.].
Het eerste adres van ieder adrestype wordt ingesteld als standaardadres. Wanneer bij geen enkel adres het
selectievakje is geselecteerd, verschijnt er een bevestigingsvenster met de vraag of u een standaardadres wilt kiezen.
Naam
Initiaal
Category 0
Aantal
Adressen
Zoek
Nummer
Naam (verplicht)
Zoeken (Opt.)
Faxnummer
E-mailadres
Internet Faxadres
Adres van directe SMTP
Contacten toevoegen
6
Globale
Zoekopdracht
Registeer voor
Frequent Gebruik
0
Ga naar registr.
Groep
Registr.
Naam
Initiaal
Category 0
Aantal
Adressen
Zoek
Nummer
Faxnummer
E-mailadres
Internet Faxadres
Contacten toevoegen
10
Registeer voor
Frequent Gebruik
0
Ga naar registr.
Groep
Registr.
CCC
CCC
Adres van directe SMTP
1-101
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►ADRESBOEK
ADRESSEN OPSLAAN VIA GLOBAAL
ADRES ZOEKEN
U kunt de zoekresultaten van het globaal adresboek opslaan als nieuwe adressen in het adresboek.
Globaal adres zoeken vereist een LDAP-server.
1
Tik op [Toevoegen] in het actiescherm van het adresboekscherm of tik op het
pictogram [Adres- beheer] in het beginscherm.
2
Voer de belangrijkste gegevens in.
Zorg dat u in ieder geval [Naam] en [Initiaal] invoert.
Als u een categorie wilt opgeven, selecteert u een categorie
in een categorielijst die wordt weergegeven wanneer op het
invoervak wordt getikt.
Om te registreren voor frequent gebruik selecteert u het
selectievakje [Registeer voor Frequent Gebruik] .
Een categorienaam registreren:
Selecteer in "Instellingen (webversie)" [Adresboek] → [Categorie -instelling].
Als gebruikersauthenticatie is ingeschakeld, wordt het tabblad voor de instelling voor adrespublicatie weergegeven. Als
u de adrespublicatie instelt, kunnen opgeslagen vermeldingen van het type "Contacten" en "Groep" worden gedeeld
binnen een opgegeven groep of worden opgeslagen als persoonlijke contactpersonen waar alleen u toegang toe hebt.
HET BEREIK INSTELLEN VOOR PUBLICATIE VAN CONTACTPERSONEN EN GROEPEN (pagina 1-108)
3
Tik op de toets [Globale Zoekopdracht].
4
Kies de server uit de lijst met servers.
Als een verificatiescherm wordt weergegeven, voert u uw
gebruikersnaam en wachtwoord in en tikt u vervolgens op
de toets [OK].
AUTHENTICATIE OP BASIS VAN
GEBRUIKERSNAAM EN WACHTWOORD (pagina
1-34)
Nadat u een server hebt geselecteerd, tikt u op .
Ga naar registr.
Groep
Naam
Initiaal
Category 0
Aantal
Adressen
Zoek
Nummer
Faxnummer
E-mailadres
Internet Faxadres
Contacten toevoegen
10
Registeer voor
Frequent Gebruik
0
Registr.
Globale
Zoekopdracht
Naam (verplicht)
Zoeken (Opt.)
Adres van directe SMTP
Annuleren en terugkeren
Start Zoeken
Voer
Initialen in
Start Zoeken
1-102
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►ADRESBOEK
5
Tik op het invoerveld om de
zoekvoorwaarde in te voeren en tik
vervolgens op de toets [Start Zoeken].
Tik op voor [Item] om het zoekdoel te wijzigen. U kunt
[Naam] of [Adres] selecteren.
6
Selecteer een adres uit de lijst met zoekresultaten en tik op de toets .
Als u de adresgegevens wilt controleren, selecteert u het adres en tikt u op de toets [Geregistreerde gegevens
bevestigen].
7
Tik op de toets [Registr.].
Het eerste adres van ieder adrestype wordt ingesteld als standaardadres. Wanneer bij geen enkel adres het
selectievakje is geselecteerd, verschijnt er een bevestigingsvenster met de vraag of u een standaardadres wilt kiezen.
Annuleren en terugkeren
Start Zoeken
Voer
Initialen in
Voer Initiaal in en druk op Enter of extern
toetsenbord of [Begin Zoekopdracht] knop.
DoelItem
Naam
1-103
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►ADRESBOEK
ADRESSEN OPSLAAN UIT VERZENDLOGBOEKEN
VAN FAX OF AFBEELDING
U voegt een adres dat u hebt ingevoerd via verzendbewerkingen van fax of afbeelding toe aan het adresboek als
nieuwe registratie.
FTP- en bureaubladadressen kunnen niet worden opgeslagen in het adresboek vanuit verzendlogboeken.
1
Tik in de modus voor het verzenden van faxen of afbeeldingen op
[Verzendgeschiedenis] in het actiescherm.
2
Selecteer één adres in de
verzendlogboeken dat u wilt
registreren in het adresboek en tik
vervolgens op [Nieuwe registratie in
adresboek] in het actiescherm.
Als u op [Bijkomende registratie in adresboek] tikt in het actiescherm dan kunt u het adres toevoegen aan een contact
dat in het adresboek is opgeslagen.
3
Voer de belangrijkste gegevens in.
Zorg dat u in ieder geval [Naam] en [Initiaal] invoert.
Als u een categorie wilt opgeven, selecteert u een categorie
in een categorielijst die wordt weergegeven wanneer op het
invoervak wordt getikt.
Om te registreren voor frequent gebruik selecteert u het
selectievakje [Registeer voor Frequent Gebruik] .
Als gebruikersauthenticatie is ingeschakeld, wordt het tabblad voor de instelling voor adrespublicatie weergegeven. Als u
de adrespublicatie instelt, kunnen opgeslagen vermeldingen van het type "Contacten" en "Groep" worden gedeeld binnen
een opgegeven groep of worden opgeslagen als persoonlijke contactpersonen waar alleen u toegang toe hebt.
HET BEREIK INSTELLEN VOOR PUBLICATIE VAN CONTACTPERSONEN EN GROEPEN (pagina 1-108)
Een categorienaam registreren:
Selecteer in "Instellingen (webversie)" [Adresboek] → [Categorie -instelling].
4
Tik op de toets [Registr.].
Het adres is geregistreerd in het adresboek en het verzendlogboekscherm wordt hersteld.
Het eerste adres van ieder adrestype wordt ingesteld als standaardadres. Wanneer bij geen enkel adres het selectievakje
is geselecteerd, verschijnt er een bevestigingsvenster met de vraag of u een standaardadres wilt kiezen.
Voorbeeld-
weergave
CA
Start
Nieuwe registratie
in adresboek
Bijkomende registratie
in adresboek
Verwijder de
geselecteerde historie
Verwijder alle histories
Verzendgeschiedenis
Selecteer adres om opnieuw te verzenden.
Directe Invoer
AAA
Directe Invoer
CCC
Directe Invoer
BBB
Naam
Initiaal
BBB
BBB
Category 0
Aantal
Adressen
Zoek
Nummer
Contacten toevoegen
16
Registeer voor
Frequent Gebruik
1
Ga naar registr.
Groep
Registr.
BBB BBB
1-104
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►ADRESBOEK
GROEPEN OPSLAAN
Registreer een "Groep"' door adressen te selecteren uit de adressen die al zijn opgeslagen als "Contacten". Bij deze
registratie wordt alleen een verwijzing uitgevoerd naar reeds geregistreerde adressen en neemt het totaal aantal
geregistreerde adressen (maximaal 6000) in het adresboek niet toe. U kunt ook direct een nieuw adres invoeren voor
een "Groep".
5
Tik op de toets [OK].
1
Tik op [Toevoegen] in het actiescherm van het adresboekscherm of tik op het
pictogram [Adres- beheer] in het beginscherm.
2
Voer de belangrijkste gegevens in en
tik op [Ga naar registr. Groep] in het
actiescherm.
3
Tik op de toets [Adresboek].
Om direct een nieuw adres in te voeren voor een "Groep" tikt u op [Faxnummer], [E-mailadres], [Internet Faxadres] of
[Adres van directe SMTP].
4
In de lijst met contacten tikt u op de
"Contacten" met het adres dat u wilt
toevoegen aan de "Groep" en tikt u op
[Toon Geregistreerde Informatie] in
het actiescherm.
Naam
Initiaal
Category 0
Aantal
Adressen
Zoek
Nummer
Naam (verplicht)
Faxnummer
E-mailadres
Internet Faxadres
Contacten toevoegen
6
Registeer voor
Frequent Gebruik
0
Ga naar registr.
Groep
Registr.
Zoeken (Opt.)
Adres van directe SMTP
Naam
Initiaal
Category 0
Aantal
Adressen
Zoek
Nummer
Naam (verplicht)
Faxnummer
E-mailadres
Internet Faxadres
Contacten toevoegen
6
Registeer voor
Frequent Gebruik
0
Ga naar registr.
Contacten
Registr.
Zoeknummer
oproepen
Adresboek
Zoeken (Opt.)
Adres van directe SMTP
Freq.
Gebruik
Selecteren uit adresboek
Faxen
Beperken
Alle
Categorie
ABC
A
D
G
J
M
P
T
W
Sorteren
Annuleren en terugkeren
Toon Geregistreerde
Informatie
AAA
AAA
CCC
DDD
CCC
1-105
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►ADRESBOEK
5
Tik op het adres dat u wilt registreren
in de "Groep" en tik dan op de toets
.
U kunt meerdere adressen selecteren.
6
Herhaal stap 3 en 5 om adressen te registreren. Als u klaar bent met het
registreren van adressen tikt u op de toets .
7
Tik op de toets [Registr.].
Voorbeeld-
weergave
Start
Geregistreerd Adres
Info.
2
CCC
123
test@test.com
CA
1-106
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►ADRESBOEK
ADRESSEN IN HET ADRESBOEK
BEWERKEN/VERWIJDEREN
U kunt de informatie in de gegevens van "Contacten" of "Groep" in het adresboek bewerken of verwijderen, maar ook de
adressen onder "Contacten" en "Groep".
Contactpersonen en groepen bewerken/verwijderen
1
In het scherm met het adresboek selecteert u een contact of groep die u wilt
bewerken en tikt u vervolgens op [Bewerken] in het actiescherm.
Tik op de toets [Verwijderen] in het actiescherm om een "Contacten" of "Groep" te verwijderen.
U kunt voor bewerken slechts één "Contacten" of "Groep" tegelijk selecteren.
U kunt voor verwijderen slechts één "Contacten" of "Groep" tegelijk selecteren.
Als u bent aangemeld als beheerder, kunt u alle adressen die in het adresboek zijn opgeslagen verwijderen met [Alles
verwijderen] in het actiescherm.
2
Een "Contacten" of "Groep" bewerken
U kunt basisgegevens wijzigen, zoals namen en
categorieën, en u kunt ook adressen toevoegen.
ADRESSEN OPSLAAN VIA DIRECTE INVOER
(pagina 1-100)
ADRESSEN OPSLAAN VIA GLOBAAL ADRES
ZOEKEN (pagina 1-101)
ADRESSEN OPSLAAN UIT VERZENDLOGBOEKEN
VAN FAX OF AFBEELDING (pagina 1-103)
GROEPEN OPSLAAN (pagina 1-104)
U kunt het publiciteitsbereik wijzigen.
HET BEREIK INSTELLEN VOOR PUBLICATIE VAN
CONTACTPERSONEN EN GROEPEN (pagina
1-108)
Naam
Initiaal
Category 0
Aantal
Adressen
Zoek
Nummer
Contacten toevoegen
6
Registeer voor
Frequent Gebruik
0
Registr.
A
AAA
123456789
Details
Faxen E-mail
Directe SMTP
Toev.
Internetfax
1-107
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►ADRESBOEK
Adressen bewerken/verwijderen
1
Selecteer een contact of groep die u wilt bewerken en tik vervolgens op
[Bewerken] in het actiescherm. In het scherm met het adresboek selecteert u
het contact of de groep met het adres dat u wilt bewerken en tikt u
vervolgens op [Bewerken] in het actiescherm.
U kunt slechts één contactpersoon of groep selecteren. Als er meer dan één is geselecteerd, wordt de toets [Bewerken]
niet weergegeven.
2
Tik op de adresweergave in de lijst met
adressen.
Tik op de toets om een adres te verwijderen.
U kunt om te bewerken of verwijderen slechts één adres tegelijk selecteren.
Tik op de toets [Details] om de adresgegevens te controleren.
U kunt een adres voor een opdracht in een opdrachtwachtrij niet bewerken of verwijderen.
3
Een adres bewerken.
Tik na het bewerken op de toets [Registr.].
U kunt alleen adressen bewerken in de netwerkmap op het scherm Bewerken. (Het scherm Toevoegen kan niet worden
weergegeven.)
Naam CCC
Initiaal CCC
Category 0
Aantal
Adressen
Zoek
Nummer
Contacten toevoegen
5
Globale
Zoekopdracht
Registeer voor
Frequent Gebruik
2
Registr.
Details
Details
123
test@test.com
Faxen E-mail Internetfax
Directe SMTP
Toev.
Naam CCC
Initiaal CCC
Category 0
Aantal
Adressen
Zoek
Nummer
Contacten toevoegen
5
Globale
Zoekopdracht
Registeer voor
Frequent Gebruik
2
Details
Details
123
test@test.com
Faxen E-mail
Internetfax
Directe SMTP
Toev.
Registr.
1-108
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►ADRESBOEK
HET BEREIK INSTELLEN VOOR PUBLICATIE
VAN CONTACTPERSONEN EN GROEPEN
"Contacten" en "Groep" die in het adresboek zijn opgeslagen, kunnen worden gedeeld binnen een opgegeven groep of
opgeslagen als persoonlijke contactpersonen waar alleen u toegang toe hebt.
Als er geen publiciteitsbereik is opgegeven, worden de opgeslagen "Contacten" en "Groep" gepubliceerd voor alle gebruikers.
Gebruikersverificatie is vereist om het bereik in te stellen voor de publicatie van "Contacten" en "Groep".
Bereik voor de
publicatie van adressen
Beschrijving
Gepubliceerd aan iedereen "Contacten" en "Groep" worden gepubliceerd voor alle gebruikers van het apparaat.
Gebruiker
"Contacten" en "Groep" worden alleen voor de gebruiker gepubliceerd. Geregistreerde adressen
worden bij voorkeur geregistreerd als "Persoonlijke contacten" in het adresboek van de gebruiker.
Gebruikersgroep De publicatie van "Contacten" en "Groep" is beperkt tot de opgegeven groep. Er kunnen
maximaal acht groepen per vermelding van het type "Contacten" of "Groep" worden ingesteld
als publiciteitsbereik.
1
Tik in het scherm voor adresregistratie
op [Beperk Openbaar Adres van de
Contacten] in het actiescherm.
2
Tik op de toets [Geef openbaar adres
aan].
3
Tik op [Gebruik.] of [Groep] en geef op
voor wie het adres wordt gepubliceerd.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen
tikt u op .
Naam ABC
Initiaal ABC
Category 0
Aantal
Adressen
Zoek
Nummer
Contacten toevoegen
10
Registeer voor
Frequent Gebruik
1
Registr.
Details
123456
Faxen E-mail
Directe SMTP
To ev.
Beperk Openbaar Adres
van de Contacten
Internetfax
Openbare adresinstelling
Openbaar voor iedereen
Geef openbaar adres aan
Oproepen via
gebruikersnummer
A
D
G
J
M
P
W
Gebruik. Groep
Alle
Index
Sorteren
Geef openbaar adres aan Wissen
User1
tianne
User1
tianne
ABC
T
1-109
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►ADRESBOEK
VERZENDGESCHIEDENIS WISSEN
U kunt de verzendgeschiedenis van verzonden faxen en afbeeldingen wissen.
Een geselecteerde geschiedenis wissen
Alle verzendgeschiedenissen wissen.
Als u bent aangemeld als beheerder, kunt u elke gewenste gebruikersnaam selecteren in de gebruikerslijst.
Een gebruiker registreren:
Selecteer in 'Instellingen (beheerder)' [Gebruikers -bediening] → [Gebruikers -bediening] → [Gebruikers- Lijst] →
[Gebruikersregistratie].
De verzendgeschiedenis wordt in de normale modus gewist.
1
Tik op de geschiedenis die u wilt wissen.
2
Tik in het scherm voor verzendlogboeken op [Verwijder de geselecteerde
historie] in het actiescherm.
3
Het bericht "Verwijder degeselecteerde historie?" wordt weergegeven. Tik op
de toets [Wissen].
Het geselecteerde verzendlogboek wordt gewist.
1
Tik in het scherm voor verzendlogboeken op [Verwijder alle histories] in het
actiescherm.
2
Het bericht "Alle histories verwijderen?" wordt weergegeven. Tik op de toets
[Alle verwijderen].
Alle verzendlogboeken worden verwijderd.
1-110
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►RANDAPPARATUUR
RANDAPPARATUUR
Het apparaat kan worden voorzien van randapparatuur voor extra functionaliteit.
De randapparatuur is over het algemeen optioneel. Bij enkele modellen maakt bepaalde randapparatuur echter deel uit
van de standaarduitrusting.
(Vanaf april 2016)
RANDAPPARATUUR
Productnaam
Productnummer
Beschrijving
Standaard/papierlade van 550 vel MX-DE25 N Extra papierlade. In de lade kan maximaal 550 vel papier worden
geladen.
Lage Stand/550 vellen papierlade MX-DE29 N
Standaard/papierlade van 2x550 vel MX-DE26 N Extra papierlade. In elke lade kan maximaal 550 vel papier
worden geladen.
Standaard/papierlade van 3x550 vel MX-DE27 N
Standaard/papierlade van 550&2100
vel
MX-DE28 N Extra papierlade. Het maximum aantal vel dat kan worden
geplaatst is 550 in lade 2, 1200 in lade 3 en 900 in lade 4.
Lade met grote capaciteit MX-LC17 N Extra papierlade. In de lade kan maximaal 3000 vel papier worden
geladen.
Invoerlade voor lang papier MX-LT10 Lang papier moet u in de doorvoerlade laden.
Uitvoerlade MX-TR19 N Wanneer een afwerkingseenheid is geïnstalleerd dan kan deze
worden toegevoegd aan de rechterkant van het apparaat.
Uitvoerladekast MX-TU16 Hiermee kunnen de uitvoerlocaties worden gescheiden naar
functie (kopiëren, afdrukken, enz.).
Taakscheider MX-TR20
Afwerkingseenheid in het apparaat MX-FN27 N Dit uitvoerapparaat maakt het gebruik van de nietfunctie en
staffelfunctie mogelijk.
Afwerkingseenheid MX-FN28 Dit uitvoerapparaat maakt het gebruik van de nietfunctie en
staffelfunctie mogelijk. Voor het installeren van de
afwerkingseenheid is een standaard/papierlade van 550 vel, een
standaard/papierlade van 2x550 vel, een standaard/papierlade
van 3x550 of 550&2100 vel vereist.
Afwerkingseenheid (grote
stapeleenheid)
MX-FN30
Zadelsteek-afwerkingseenheid MX-FN29 Dit uitvoerapparaat maakt het gebruik van de nietfunctie,
staffelfunctie en de functie Inbindkopie mogelijk. Voor het
installeren van de afwerkingseenheid is een standaard/papierlade
van 550 vel, een standaard/papierlade van 2x550 vel, een
standaard/papierlade van 3x550 of 550&2100 vel vereist.
Zadelsteek-afwerkingseenheid (grote
stapeleenheid)
MX-FN31
Papierdoorgave-eenheid MX-RB25 N Deze eenheid is vereist om een afwerkingseenheid of
zadelsteek-afwerkingseenheid te installeren.
1-111
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►RANDAPPARATUUR
* Deze randapparatuur kan worden geïnstalleerd op de MX-2630N/MX-3050N/MX-3550N/MX-4050N/MX-5050N/MX-6050N. (Deze
apparatuur is standaard opgenomen in de MX-3060N/MX-3070N/MX-3560N/MX-3570N/MX-4060N/MX-4070N/MX-5070N/MX-6070N.)
Perforatiemodule
PS3 uitbreidingskit*
MX-PN14A
MX-PN14B
MX-PN14C
MX-PN14D
Deze eenheid perforeert kopieën en andere uitvoer. Een interne
afwerkingseenheid (MX-FN27 N) is vereist.
MX-PN15A
MX-PN15B
MX-PN15C
MX-PN15D
Deze eenheid perforeert kopieën en andere uitvoer. Een
afwerkingseenheid (MX-FN28/MX-FN29) of
zadelsteek-afwerkingseenheid is vereist.
MX-PN16A
MX-PN16B
MX-PN16C
MX-PN16D
Deze eenheid perforeert kopieën en andere uitvoer. Een
afwerkingseenheid (grote stapeleenheid) of
zadelsteek-afwerkingseenheid (grote stapeleenheid) (MX-FN30/
MX-FN31) is vereist.
PS3 uitbreidingskit*
1
MX-PK13 Maakt het mogelijk om het apparaat te gebruiken als
Postscript-compatibele printer.
Barcode-lettertypekit MX-PF10 Hiermee voegt u barcode-lettertypen aan het apparaat toe.
Faxuitbreidingskit MX-FX15 Maakt het gebruik van een fax mogelijk.
Internetfaxuitbreidingskit MX-FWX1 Maakt het gebruik van de internetfaxfunctie mogelijk.
Directe afdrukuitbreidingskit*
1
MX-PU10 Hiermee kunt u DOCX-, XLSX- en PPTX-bestanden afdrukken
zonder een computer te raadplegen.
Applicatie-integratiemodule MX-AMX1 De applicatie-integratiemodule kan worden gecombineerd met de
netwerkscannerfunctie om een metadatabestand aan een
gescand afbeeldingsbestand toe te voegen.
Applicatie-communicatiemodule*
1
MX-AMX2 Hiermee kan de machine via een netwerk aan een externe
softwaretoepassing worden gekoppeld.
Module voor externe accounts*
1
MX-AMX3 Dit is vereist om een externe accountapplicatie op de machine te
gebruiken.
Licentiekit voor Sharpdesk met 1 licenties
MX-USX1 Deze software maakt geïntegreerd beheer van documenten en
computerbestanden mogelijk.
Licentiekit voor Sharpdesk met 5 licenties
MX-USX5
Licentiekit voor Sharpdesk met 10 licenties
MX-USX10
Licentiekit voor Sharpdesk met 50 licenties
MX-USX50
Licentiekit voor Sharpdesk met 100 licenties
MX-USXA0
Stempeleenheid AR-SU1 Hiermee wordt in de modus Beeld verzenden elke pagina van het
origineel gestempeld nadat deze is gescand. Een automatische
documentinvoereenheid is vereist.
De stempelcartridge AR-SV1 Elke verpakking bevat twee stempelcartridges.
Uitbreidingskit voor scannerfunctie*
2
MX-EB11 Hiermee slaat u een gescand document op in de Compact
PDF-indeling. Compact PDF resulteert in een kleinere
bestandsgrootte dan normale PDF.
Draadloze LAN-adaptor*
1
MX-EB18 Breidt het apparaat uit met functionaliteit voor draadloze
netwerken.
Hulptafel MX-UT10 U kunt deze gebruiken als werkplatform of tijdelijk originelen of
een mobiel apparaat plaatsen.
Sommige opties zijn mogelijk niet beschikbaar in sommige landen en regio's.
Productnaam
Productnummer
Beschrijving
1-112
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►RANDAPPARATUUR
AFWERKINGSEENHEID IN HET APPARAAT
Dit apparaat voert gesorteerd papier uit, waarbij elke set papier wordt verschoven. Het apparaat brengt zo nodig nietjes
aan in elke set. U kunt ook met de hand nieten.
Als u afgedrukt papier wilt perforeren, installeert u een optionele perforatiemodule.
ONDERDEELNAMEN
In het volgende gedeelte worden de onderdelen beschreven die toegankelijk zijn als de afwerkingseenheid is geopend.
(1) Uitvoerlade
Geniete en gestaffelde uitvoer wordt naar deze lade
uitgevoerd.
De lade is uitschuifbaar. Om af te drukken op groot
papier zoals A3 kunt u de lade uittrekken.
(2) Toets voor handmatig nieten
Druk hierop om handmatig te nieten.
(3) Perforatieafvalverzamelaar (wanneer een
perforatiemodule is geïnstalleerd)
Hierin wordt het afval van de perforatiemodule
verzameld.
(4) Invoersleuf
Plaats het papier dat u wilt nieten in deze sleuf. Maximale
dikte 4 mm.
(5) Voorkaft
Open deze klep om vastgelopen papier of nietjes te
verwijderen, de nietcartridge te vervangen of de
perforatieafvalverzamelaar uit te nemen.
(6) Nietjesmagazijn
Hierin wordt de nietcartridge geplaatst.
Trek het magazijn naar buiten om de nietcartridge te
vervangen of vastgelopen nietjes te verwijderen.
(7) Ontgrendelingshendel van nietjesmagazijn
Gebruik deze hendel om het nietjesmagazijn te
verwijderen.
(8) Hendel
Gebruik deze hendel om de afwerkingseenheid te
verplaatsen om vastgelopen papier of nietjes te
verwijderen.
(1) (3)(2)
(8)(7)(4) (5) (6)
De interne afwerkingseenheid kan niet gelijktijdig met een afwerkingseenheid, afwerkingseenheid (grote stapeleenheid),
zadelsteek-afwerkingseenheid of zadelsteek-afwerkingseenheid (grote stapeleenheid) worden geïnstalleerd.
Wees voorzichtig bij het inschakelen van de voeding en terwijl het apparaat afdrukt, aangezien de uitvoerlade op en neer
kan bewegen.
1-113
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►RANDAPPARATUUR
HANDMATIG NIETEN
U kunt ook met de hand nieten.
Controleer of de toets voor handmatig nieten groen verlicht is.
Relatie tussen papierrichting en nietresultaat
1
Plaats het papier dat u wilt nieten in de
invoersleuf.
Wanneer u papier plaatst dan knippert de toets voor
handmatig nieten groen.
Na twee seconden wordt het nieten automatisch
gestart.
Om eerder te beginnen met nieten dan de starttijd voor automatisch nieten, drukt u op de toets voor handmatig nieten.
Handmatig nieten is niet mogelijk tijdens het uitvoeren van een nietopdracht.
Papier Papierrichting bij invoer Na het nieten
1-114
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►RANDAPPARATUUR
TOEBEHOREN
Voor de afwerkingseenheid is de volgende nietcartridge vereist:
Nietcartridge (ca. 5000 nietjes per nietcartridge x drie cartridges)
MX-SCX1
ONDERHOUD VAN AFWERKINGSEENHEID IN HET
APPARAAT
Wanneer de nietcartridge geen nietjes meer heeft, wordt een bericht weergegeven op het bedieningspaneel. Volg de
bedieningsprocedure om de nietcartridge te vervangen.
Nietcartridge vervangen
1
Open de voorklep van de
afwerkingseenheid.
2
Zet de ontgrendelingshendel van het
nietjesmagazijn omlaag en verwijder
het nietjesmagazijn.
Trek het nietjesmagazijn er naar rechts uit.
3
Verwijder de lege nietcartridge uit het
nietjesmagazijn.
1-115
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►RANDAPPARATUUR
4
Plaats een nieuwe nietcartridge in het
nietjesmagazijn zoals hier getoond.
Duw de nietcartridge naar binnen totdat deze vastklikt.
5
Duw het nietjesmagazijn terug.
Duw het nietjesmagazijn naar binnen totdat het vastklikt.
6
Sluit de voorklep van de
afwerkingseenheid.
Maak een proefafdruk met de nietsorteerfunctie en controleer of het nieten goed verloopt.
1-116
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►RANDAPPARATUUR
AFWERKINGSEENHEID
Dit apparaat voert gesorteerd papier uit, waarbij elke set papier wordt verschoven. Het apparaat brengt zo nodig nietjes
aan in elke set. Als u afgedrukt papier wilt perforeren, installeert u een optionele perforatiemodule.
ONDERDEELNAMEN
(1) Uitvoerlade (bovenste lade)
De lade is uitschuifbaar. Om af te drukken op groot
papier zoals A3 trekt u de lade uit.
(2) Uitvoerlade (onderste lade)
Geniete en gestaffelde uitvoer wordt naar deze lade
uitgevoerd.
De lade is uitschuifbaar. Om af te drukken op groot
papier zoals A3 trekt u de lade uit.
(3) Bovenklep
Open deze klep om vastgelopen papier te verwijderen.
(4) Voorkaft
Open deze klep om de nietcartridge te vervangen of
vastgelopen nietjes te verwijderen.
(3)(1) (2)
(4)
Voor het installeren van een afwerkingseenheid zijn een papierdoorgave-eenheid en een standaard/papierlade van 550/
2x550/3x550/550&2100 vel vereist.
Een afwerkingseenheid kan niet gelijktijdig met een interne afwerkingseenheid, afwerkingseenheid (grote stapeleenheid),
zadelsteek-afwerkingseenheid of zadelsteek-afwerkingseenheid (grote stapeleenheid) worden geïnstalleerd.
Plaats geen zware voorwerpen op de finisher en oefen er geen neerwaartse druk op uit.
Wees voorzichtig bij het inschakelen van de voeding en terwijl het apparaat afdrukt, aangezien de lade op en neer kan
bewegen.
1-117
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►RANDAPPARATUUR
TOEBEHOREN
Voor de afwerkingseenheid is de volgende nietcartridge vereist:
Nietcartridge (ca. 5000 nietjes per nietcartridge x drie cartridges)
MX-SCX1
ONDERHOUD VAN DE AFWERKINGSEENHEID
Wanneer de nietcartridge geen nietjes meer heeft, wordt een bericht weergegeven op het bedieningspaneel. Volg de
bedieningsprocedure om de nietcartridge te vervangen.
Nietcartridge vervangen
1
Open de voorklep.
2
Trek de nieteenheid uit het apparaat.
3
Verwijder het nietjesmagazijn.
1-118
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►RANDAPPARATUUR
4
Verwijder de lege nietcartridge uit het
nietjesmagazijn.
5
Plaats een nieuwe nietcartridge in het
nietjesmagazijn zoals hier getoond.
Duw de nietcartridge naar binnen totdat deze vastklikt.
6
Duw het nietjesmagazijn stevig terug
in het apparaat.
Duw het nietjesmagazijn naar binnen totdat het vastklikt.
7
Breng de nieteenheid weer aan.
8
Sluit de voorklep.
Maak een proefafdruk met de nietsorteerfunctie en controleer of het nieten goed verloopt.
1-119
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►RANDAPPARATUUR
AFWERKINGSEENHEID (GROTE
STAPELEENHEID)
Dit apparaat voert gesorteerd papier uit, waarbij elke set papier wordt verschoven. Het apparaat brengt zo nodig nietjes
aan in elke set. U kunt ook met de hand nieten. Als u afgedrukt papier wilt perforeren, installeert u een optionele
perforatiemodule.
ONDERDEELNAMEN
(1) Uitvoerlade (bovenste lade)
De lade is uitschuifbaar. Om af te drukken op groot
papier zoals A3 trekt u de lade uit.
(2) Uitvoerlade (onderste lade)
Geniete en gestaffelde uitvoer wordt naar deze lade
uitgevoerd.
De lade is uitschuifbaar. Om af te drukken op groot
papier zoals A3 trekt u de lade uit.
(3) Toets voor handmatig nieten
Druk hierop om handmatig te nieten.
(4) Bovenklep
Open deze klep om vastgelopen papier te verwijderen.
(5) Invoersleuf
Plaats het papier dat u wilt nieten in deze sleuf.
Maximumdikte 9 mm.
(6) Voorkaft
Open deze klep om de nietcartridge te vervangen of
vastgelopen nietjes te verwijderen.
(3)(1) (2) (4)
(6)(5)
Voor het installeren van een afwerkingseenheid (grote stapeleenheid) zijn een papierdoorgave-eenheid en een standaard/
papierlade van 550/2x550/3x550/550&2100 vel vereist.
Een afwerkingseenheid (grote stapeleenheid) kan niet gelijktijdig met een interne afwerkingseenheid, afwerkingseenheid,
zadelsteek-afwerkingseenheid of zadelsteek-afwerkingseenheid (grote stapeleenheid) worden geïnstalleerd.
Plaats geen zware voorwerpen op de finisher (grote stapeleenheid) en oefen er geen neerwaartse druk op uit.
Wees voorzichtig bij het inschakelen van de voeding en terwijl het apparaat afdrukt, aangezien de lade op en neer kan
bewegen.
1-120
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►RANDAPPARATUUR
HANDMATIG NIETEN
U kunt ook met de hand nieten.
Controleer of de toets voor handmatig nieten groen verlicht is.
Relatie tussen papierrichting en nietresultaat
1
Plaats het papier dat u wilt nieten in de
invoersleuf.
Wanneer u papier plaatst dan knippert de toets voor
handmatig nieten groen.
Na twee seconden wordt het nieten automatisch
gestart.
Om eerder te beginnen met nieten dan de starttijd voor automatisch nieten, drukt u op de toets voor handmatig nieten.
Handmatig nieten is niet mogelijk tijdens het uitvoeren van een nietopdracht.
Papier Papierrichting bij invoer Na het nieten
1-121
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►RANDAPPARATUUR
TOEBEHOREN
Voor de afwerkingseenheid (grote stapeleenheid) is de volgende nietcartridge vereist:
Nietcartridge (ca. 5000 nietjes per nietcartridge x drie cartridges)
MX-SCX11
ONDERHOUD VAN DE AFWERKINGSEENHEID (GROTE
STAPELEENHEID)
Wanneer de nietcartridge geen nietjes meer heeft, wordt een bericht weergegeven op het bedieningspaneel. Volg de
bedieningsprocedure om de nietcartridge te vervangen.
Nietcartridge vervangen
1
Open de voorklep.
2
Verwijder het nietjesmagazijn.
3
Verwijder de lege nietcartridge.
1-122
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►RANDAPPARATUUR
4
Plaats een nieuwe nietcartridge in het
nietjesmagazijn.
Duw de nietcartridge naar binnen totdat deze vastklikt.
5
Duw het nietjesmagazijn stevig terug
naar binnen.
Duw het nietjesmagazijn naar binnen totdat het vastklikt.
6
Sluit de voorklep.
Maak een proefafdruk met de nietsorteerfunctie en controleer of het nieten goed verloopt.
1-123
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►RANDAPPARATUUR
ZADELSTEEK-AFWERKINGSEENHEID
Deze eenheid omvat de staffelfunctie waarmee gesorteerd papier wordt uitgevoerd en waarbij elke set papier wordt
verschoven, de nietsorteerfunctie waarmee elke set afdrukken wordt geniet, de zadelsteekfunctie waarmee het midden
van de vellen automatisch wordt geniet en de vellen doormidden worden gevouwen en de papiervouwfunctie waarmee
papier doormidden wordt gevouwen.
Als u afgedrukt papier wilt perforeren, installeert u een optionele perforatiemodule.
ONDERDEELNAMEN
(1) Uitvoerlade (bovenste lade)
De lade is uitschuifbaar. Om af te drukken op groot
papier zoals A3 trekt u de lade uit.
(2) Uitvoerlade (onderste lade)
Geniete en gestaffelde uitvoer wordt naar deze lade
uitgevoerd.
De lade is uitschuifbaar. Om af te drukken op groot
papier zoals A3 trekt u de lade uit.
(3) Bovenklep
Open deze klep om vastgelopen papier te verwijderen.
(4) Zadelsteeklade
In deze lade wordt de zadelsteek-uitvoer opgevangen.
(5) Voorkaft
Open deze klep om de nietcartridge te vervangen, een
vastgelopen nietje te verwijderen of vastgelopen papier
te verwijderen.
(3)(1) (2)
(5)(4)
Voor het installeren van een zadelsteek-afwerkingseenheid zijn een papierdoorgave-eenheid en een standaard/papierlade
van 550/2x550/3x550/550&2100 vel vereist.
Plaats geen zware voorwerpen op de zadelsteek-afwerkingseenheid en duw de zadelsteek-afwerkingseenheid niet naar
beneden.
Wees voorzichtig bij het inschakelen van de voeding en terwijl het apparaat afdrukt, aangezien de lade op en neer kan
bewegen.
Een zadelsteek-afwerkingseenheid kan niet gelijktijdig met een interne afwerkingseenheid, afwerkingseenheid,
afwerkingseenheid (grote stapeleenheid) of zadelsteek-afwerkingseenheid (grote stapeleenheid) worden geïnstalleerd.
1-124
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►RANDAPPARATUUR
TOEBEHOREN
Voor de zadelsteek-afwerkingseenheid is de volgende nietcartridge vereist:
Nietcartridge (ca. 5000 nietjes per nietcartridge x drie cartridges)
AR-SC2
ONDERHOUD VAN DE ZADELSTEEK-AFWERKINGSEENHEID
Wanneer de nietcartridge geen nietjes meer heeft, wordt een bericht weergegeven op het bedieningspaneel. Volg de
bedieningsprocedure om de nietcartridge te vervangen.
1
Open de voorklep.
2
Trek aan de hendel en trek de
nieteenheid uit het apparaat.
Trek de eenheid voorzichtig naar buiten totdat hij niet meer
verder kan.
3
Zet de ontgrendelingshendel van het
nietjesmagazijn omlaag en verwijder
het nietjesmagazijn.
1-125
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►RANDAPPARATUUR
4
Verwijder de lege nietcartridge uit het
nietjesmagazijn.
5
Plaats een nieuwe nietcartridge in het
nietjesmagazijn zoals hier getoond.
Duw de nietcartridge naar binnen totdat deze vastklikt.
Nadat u de nietcartridge heeft aangebracht, trekt u de
verzegeling die de nietjes op hun plaats houdt recht naar
buiten.
Verwijder de verzegeling pas uit de cartridge nadat u de cartridge in het magazijn heeft geplaatst.
6
Breng het nietjesmagazijn aan.
Duw het nietjesmagazijn naar binnen totdat het vastklikt.
7
Duw de nieteenheid terug op zijn
plaats.
1-126
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►RANDAPPARATUUR
8
Sluit de voorklep.
Maak een proefafdruk met de nietsorteerfunctie en controleer of het nieten goed verloopt.
1-127
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►RANDAPPARATUUR
ZADELSTEEK-AFWERKINGSEENHEID
(GROTE STAPELEENHEID)
Deze eenheid omvat de staffelfunctie waarmee gesorteerd papier wordt uitgevoerd en waarbij elke set papier wordt
verschoven, de nietsorteerfunctie waarmee elke set afdrukken wordt geniet, de zadelsteekfunctie waarmee het midden
van de vellen automatisch wordt geniet en de vellen doormidden worden gevouwen en de papiervouwfunctie waarmee
papier doormidden wordt gevouwen. U kunt ook met de hand nieten.
Als u afgedrukt papier wilt perforeren, installeert u een optionele perforatiemodule.
ONDERDEELNAMEN
(1) Uitvoerlade (bovenste lade)
De lade is uitschuifbaar. Om af te drukken op groot
papier zoals A3 trekt u de lade uit.
(2) Uitvoerlade (onderste lade)
Geniete en gestaffelde uitvoer wordt naar deze lade
uitgevoerd.
De lade is uitschuifbaar. Om af te drukken op groot
papier zoals A3 trekt u de lade uit.
(3) Toets voor handmatig nieten
Druk hierop om handmatig te nieten.
(4) Bovenklep
Open deze klep om vastgelopen papier te verwijderen.
(5) Invoersleuf
Plaats het papier dat u wilt nieten in deze sleuf.
Maximumdikte 9 mm.
(6) Zadelsteeklade
In deze lade wordt de zadelsteek-uitvoer opgevangen.
(7) Onderste voorklep
Open deze klep om de nietcartridge te vervangen, een
vastgelopen nietje te verwijderen of vastgelopen papier
te verwijderen.
(8) Bovenste voorklep
Open deze klep om de nietcartridge te vervangen, een
vastgelopen nietje te verwijderen of vastgelopen papier
te verwijderen.
(4)(3)(1) (2)
(7) (8)(6)(5)
Voor het installeren van een zadelsteek-afwerkingseenheid (grote stapeleenheid) zijn een papierdoorgave-eenheid en een
standaardpapierlade van 550/2x550/3x550/550&2100 vel vereist.
Plaats geen zware voorwerpen op de zadelsteek-afwerkingseenheid (grote stapeleenheid) en duw de
zadelsteek-afwerkingseenheid (grote stapeleenheid) niet naar beneden.
Wees voorzichtig bij het inschakelen van de voeding en terwijl het apparaat afdrukt, aangezien de lade op en neer kan bewegen.
Een zadelsteek-afwerkingseenheid (grote stapeleenheid) kan niet gelijktijdig met een interne afwerkingseenheid,
afwerkingseenheid, afwerkingseenheid (grote stapeleenheid) of zadelsteek-afwerkingseenheid worden geïnstalleerd.
1-128
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►RANDAPPARATUUR
HANDMATIG NIETEN
U kunt ook met de hand nieten.
Controleer of de toets voor handmatig nieten groen verlicht is.
Relatie tussen papierrichting en nietresultaat
1
Plaats het papier dat u wilt nieten in de
invoersleuf.
Wanneer u papier plaatst dan knippert de toets voor
handmatig nieten groen.
Na twee seconden wordt het nieten automatisch
gestart.
Om eerder te beginnen met nieten dan de starttijd voor automatisch nieten, drukt u op de toets voor handmatig nieten.
Handmatig nieten is niet mogelijk tijdens het uitvoeren van een nietopdracht.
Papier Papierrichting bij invoer Na het nieten
1-129
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►RANDAPPARATUUR
TOEBEHOREN
Voor de zadelsteek-afwerkingseenheid is de volgende nietcartridge vereist:
Afwerkingseenheid
Nietcartridge (ca. 5000 nietjes per nietcartridge x drie cartridges)
MX-SC11
Zadelsteek-afwerkingseenheid
Nietcartridge (ca. 2000 nietjes per nietcartridge x vier cartridges)
MX-SC12
ONDERHOUD VAN DE ZADELSTEEK-AFWERKINGSEENHEID
(GROTE STAPELEENHEID)
Wanneer de nietcartridge geen nietjes meer heeft, wordt een bericht weergegeven op het bedieningspaneel. Volg de
bedieningsprocedure om de nietcartridge te vervangen.
De nietcartridge vervangen (afwerkingseenheid)
1
Open de bovenste voorklep.
1-130
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►RANDAPPARATUUR
2
Verwijder het nietjesmagazijn.
3
Verwijder de lege nietcartridge.
4
Plaats een nieuwe nietcartridge in het
nietjesmagazijn.
Duw de nietcartridge naar binnen totdat deze vastklikt.
5
Duw het nietjesmagazijn stevig terug
naar binnen.
Duw het nietjesmagazijn naar binnen totdat het vastklikt.
6
Sluit de bovenste voorklep.
Maak een proefafdruk met de nietsorteerfunctie en controleer of het nieten goed verloopt.
1-131
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►RANDAPPARATUUR
De nietcartridge vervangen (zadelsteek-afwerkingseenheid)
Verwijder alle uitvoer uit de uitvoerlade van de zadelsteek-afwerkingseenheid (grote stapeleenheid) voordat u met deze
procedure begint. Plaats verwijderde uitvoer niet terug in de uitvoerlade.
1
Open de bovenste voorklep.
2
Trek de onderste voorklep langzaam
uit het apparaat tot de klep niet verder
kan.
3
Verwijder het nietjesmagazijn.
4
Verwijder de lege nietcartridge.
1-132
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►RANDAPPARATUUR
5
Plaats een nieuwe nietcartridge in het
nietjesmagazijn.
Breng beide nietcartridges weer aan.
6
Duw het nietjesmagazijn stevig terug
naar binnen.
Duw het nietjesmagazijn naar binnen totdat het vastklikt.
7
Duw de onderste voorklep weer in het
apparaat.
8
Sluit de bovenste voorklep.
Maak als test een afdruk of kopie met de zadelsteekfunctie en kijk of het nieten goed verloopt.
1-133
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►RANDAPPARATUUR
PERFORATIEMODULE
De perforatiemodule kan op een afwerkingseenheid in het apparaat, een afwerkingseenheid of een
zadelsteek-afwerkingseenheid worden geïnstalleerd om het uit te voeren papier te perforeren.
PERFORATIE-AFVAL VERWIJDEREN
Perforatieafval van perforaties wordt verzameld in de perforatieafvalverzamelaar.
Volg de bedieningsprocedure om perforatieafval te verwijderen.
Afwerkingseenheid in het apparaat aanwezig
1
Open de voorklep van de
afwerkingseenheid.
2
Druk de hendel naar links en schuif de
afwerkingseenheid naar links totdat
deze niet meer verdergaat.
3
Pak de hendel van de
perforatieafvalverzamelaar vast, trek
de verzamelaar voorzichtig naar buiten
en verwijder het perforatieafval.
1-134
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►RANDAPPARATUUR
4
Plaats de perforatieafvalverzamelaar
terug.
Als de perforatieafvalverzamelaar niet goed wordt
teruggeplaatst, kan niet worden afgedrukt met de
perforatiefunctie.
5
Schuif de afwerkingseenheid naar
rechts totdat hij niet meer verder kan.
6
Sluit de voorklep van de
afwerkingseenheid.
1-135
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►RANDAPPARATUUR
Afwerkingseenheid geïnstalleerd
1
Open de voorklep.
2
Trek de perforatieafvalverzamelaar
naar buiten en verwijder het
perforatieafval.
3
Plaats de perforatieafvalverzamelaar
terug.
Als de perforatieafvalverzamelaar niet goed wordt
teruggeplaatst, kan niet worden afgedrukt met de
perforatiefunctie.
4
Sluit de voorklep.
1-136
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►RANDAPPARATUUR
Afwerkingseenheid (grote stapeleenheid) geïnstalleerd
1
Open de voorklep.
2
Trek de perforatieafvalverzamelaar
naar buiten en verwijder het
perforatieafval.
3
Plaats de perforatieafvalverzamelaar
terug.
Als de perforatieafvalverzamelaar niet goed wordt
teruggeplaatst, kan niet worden afgedrukt met de
perforatiefunctie.
4
Sluit de voorklep.
1-137
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►RANDAPPARATUUR
Met zadelsteek-afwerkingseenheid
1
Open de voorklep.
2
Trek de perforatieafvalverzamelaar
naar buiten en verwijder het
perforatieafval.
3
Plaats de perforatieafvalverzamelaar
terug.
Als de perforatieafvalverzamelaar niet goed wordt
teruggeplaatst, kan niet worden afgedrukt met de
perforatiefunctie.
4
Sluit de voorklep.
1-138
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►RANDAPPARATUUR
Zadelsteek-afwerkingseenheid (grote stapeleenheid) geïnstalleerd
1
Open de voorklep.
2
Trek de perforatieafvalverzamelaar
naar buiten en verwijder het
perforatieafval.
3
Plaats de perforatieafvalverzamelaar
terug.
Als de perforatieafvalverzamelaar niet goed wordt
teruggeplaatst, kan niet worden afgedrukt met de
perforatiefunctie.
4
Sluit de voorklep.
1-139
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►RANDAPPARATUUR
Sharp OSA
Sharp OSA (Open Systems Architecture) is een architectuur die het apparaat rechtstreeks koppelt aan
software-applicaties (externe applicaties) voor het gebruik van het apparaat via een netwerk.
Wanneer u een apparaat gebruikt dat Sharp OSA ondersteunt, kunt u toetsen op het bedieningspaneel en
apparaatfuncties, zoals scannen, naar externe applicaties verzenden.
APPLICATIECOMMUNICATIE
Met deze module kunt u het apparaat koppelen aan een scannerapplicatie en andere standaardapplicaties. Stel een
standaardapplicatie in bij "Instellingen (beheerder)" en "Sharp OSA".
In sommige landen en regio's is de applicatiecommunicatiemodule (MX-AMX2) vereist voordat u deze functie kunt
gebruiken.
Een standaardapplicatie instellen bij "Instellingen (beheerder)":
In "Instellingen (beheerder)" selecteert u [Systeeminstellingen] → [Sharp OSA-instellingen] → [Instellingen van
standaardapplicatie].
1
Tik op de toets [Sharp OSA] in het
beginscherm.
Als er geen standaardapplicaties zijn opgeslagen, kan niet
op de toets worden getikt.
2
Selecteer een standaardapplicatie.
Als twee of meer standaardapplicaties zijn opgeslagen,
wordt het scherm voor selectie van een standaardapplicatie
weergegeven. Tik op de standaardapplicatie die u wilt
gebruiken.
Als er slechts één standaardapplicatie is opgeslagen, start
de verbinding met de standaardapplicatie.
3
Verbind het apparaat met de standaardapplicatie.
Het bericht 'Bezig verbinding te maken met de externe applicatieserver.' wordt weergegeven terwijl het apparaat
communiceert met de standaardapplicatie.
10:15
Eenvoudige
Kopie
Eenvoudige
Scan
Bedienings-
handleiding
Vergrote
weergavemodus
Instellingen
Totaal Aantal
Helderheids-
instelling
LIJN PRINTER
Eenvoudige
Kopie
Eenvoudige
Scan
Best. ophalen
van schijf
Sharp OSA
Opdracht Status
Eenvoudige
Fax
Taakstatus
CLOUD PORTAL
Selecteer externe applicatie
CLOUD PORTAL
Verlaten
Mynumber_top_new
1-140
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►RANDAPPARATUUR
APPLICATIE VOOR EXTERNE ACCOUNTS
Met deze applicatie kunt u een "externe accountapplicatie" gebruiken voor centraal accountbeheer van een MFP op een
netwerk.
Een externe accountapplicatie kan zowel in 'externe authenticatiemodus' als in 'externe telmodus' worden gebruikt.
Wanneer de externe authenticatiemodus wordt gebruikt, wordt het aanmeldscherm bij de applicatie opgehaald bij het
opstarten van het apparaat. Wanneer een opdracht is uitgevoerd, wordt een opdrachtmeldscherm naar de applicatie
verzonden voor tellingen per geautoriseerde gebruiker. Wanneer de 'externe telmodus' wordt gebruikt, wordt het
aanmeldscherm niet getoond bij het opstarten van het apparaat. Er wordt alleen een melding van de opdrachtstatus
naar de applicatie gezonden. Gebruikersauthenticatie via de externe accountapplicatie kan niet worden gebruikt. De
externe accountapplicatie kan echter wel worden gebruikt in combinatie met de interne accountfunctie.
Externe accountapplicatie instellen
Om de instelling toe te passen, start u het apparaat opnieuw op nadat u een externe applicatie bij "Instellingen
(beheerder)" hebt ingesteld.
Zie "DE VOEDING INSCHAKELEN (pagina 1-10)
" om het apparaat opnieuw op te starten.
Bediening in externe-accountmodus
In het volgende gedeelte wordt de bediening in de twee modi voor het gebruiken van een externe accountapplicatie
beschreven.
Externe-authenticatiemodus
Wanneer het apparaat wordt ingeschakeld in externe-authenticatiemodus, opent het apparaat de externe
accountapplicatie en wordt het aanmeldscherm weergegeven. Het aanmeldscherm wordt ook weergegeven wanneer op
de toets [Oproep] wordt getikt om een opdracht uit het opdrachtstatusscherm 'Voltooid' uit te voeren. (Het
aanmeldscherm wordt niet weergegeven als de gebruiker zich al op normale wijze heeft aangemeld.)
Tik op de opdrachtstatusweergave terwijl het aanmeldscherm wordt weergegeven. Het opdrachtstatusscherm wordt
getoond. Tik op een modustoets om terug te gaan naar het vorige scherm.
Als aanmelden mislukt:
Als het aanmeldscherm niet wordt weergegeven of de applicatie niet goed werkt, kan het gebeuren dat het apparaat ook
niet meer goed functioneert. Schakel in dat geval de externe-accountmodus geforceerd uit.
In sommige landen en regio's is de module voor externe accounts (MX-AMX3) vereist voordat u deze functie kunt gebruiken.
De externe accountapplicatie instellen:
In "Instellingen (beheerder)" selecteert u [Systeeminstellingen] → [Sharp OSA-instellingen] → [Instellingen externe
accountapplicatie].
Externe verificatiemodus inschakelen:
In de "Instellingen (beheerder)" selecteert u [Systeeminstellingen] → [Sharp OSA-instellingen] → [Instellingen externe
accountapplicatie] en schakelt u de instelling [Extern accountbeheer] in.
De functie voor gebruikersbediening van het apparaat kan niet worden gebruikt in externe-authenticatiemodus.
Maar "Gebruikersregistratie", "Gebruikersaantallen tonen", "Gebruikersaantallen op nul zetten", "Gebruikersinformatie
afdrukken" en "Instelling aantal getoonde gebruikersnamen" kunnen worden gebruikt.
De modustoets kan niet worden gebruikt als het aanmeldscherm wordt weergegeven.
De externe-accountmodus geforceerd beëindigen:
Bij "Instellingen (webversie)" selecteert u [Systeeminstellingen] → [Sharp OSA-instellingen] → [Instellingen externe
accountapplicatie].
Als beëindiging in de instellingsmodus (webversie) mislukt, kunt u de modus geforceerd beëindigen via het bedieningspaneel
van het apparaat.
Selecteer in de instellingsmodus [Systeeminstellingen] → [Sharp OSA-instellingen], wijzig de instelling van [Instellingen
externe accountapplicatie] en start het apparaat vervolgens opnieuw op. Zie "DE VOEDING INSCHAKELEN (pagina 1-10)
"
om het apparaat opnieuw op te starten.
1-141
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►RANDAPPARATUUR
Externe telmodus
Anders dan bij de externe authenticatiemodus wordt het aanmeldscherm van de externe accountapplicatie niet
weergegeven wanneer het apparaat in de externe telmodus wordt gestart. Er wordt alleen een melding van de
opdrachtstatus naar de externe accountapplicatie verzonden.
Externe telmodus kan samen met de functie voor gebruikersbediening van het apparaat worden gebruikt. (Externe
telmodus kan ook worden gebruikt wanneer de functie voor gebruikersbediening is uitgeschakeld.)
Externe telmodus inschakelen:
Bij "Instellingen (beheerder)" selecteert u [Systeeminstellingen] → [Sharp OSA-instellingen] → [Instellingen externe
accountapplicatie] en schakelt u alleen de instelling [Extern accountbeheer] in.
1-142
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VASTGELOPEN PAPIER VERWIJDEREN
VASTGELOPEN PAPIER VERWIJDEREN
Wanneer papier vastloopt, wordt het bericht "Papierstoring" weergegeven op het aanraakscherm en wordt het
afdrukken en scannen gestopt.
Tik in dat geval op de toets [Oplos. papierstoringen bekijken] in het aanraakscherm.
Als u op deze toets tikt, wordt uitgelegd hoe u het vastgelopen papier kunt verwijderen. Volg de aanwijzingen. Als het
vastgelopen papier is verwijderd, verdwijnt het bericht automatisch.
VASTGELOPEN PAPIER
VERWIJDEREN
De fuseereenheid en de papieruitvoer zijn heet.
Raak de fuseereenheid niet aan als u vastgelopen papier verwijdert. U kunt zich anders branden.
Oplos. papierstoringen bekijken
Er is een foutieve papierinvoer opgetreden
Fuseereenheid
1-143
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►ONDERHOUD
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u het apparaat kunt reinigen en hoe u de tonercartridge, de Toneropvangbak en de
stempelcartridge kunt vervangen.
REGELMATIG ONDERHOUD
Voor een optimale werking moet het apparaat regelmatig worden gereinigd.
DE GLASPLAAT EN AUTOMATISCHE
DOCUMENTINVOEREENHEID REINIGEN
Als de glasplaat of de aandrukplaat vuil worden, verschijnen er vlekken, gekleurde strepen of witte strepen op de
gescande afbeelding. Houd deze onderdelen altijd schoon.
Neem de onderdelen af met een schone, zachte doek.
Maak de doek eventueel vochtig met water of een klein beetje neutraal reinigingsmiddel. Veeg vervolgens af met een
schone, droge doek.
Voorbeelden van strepen in de afbeelding
Glasplaat Aandrukplaat
ONDERHOUD
Gebruik geen ontvlambare sprays bij het reinigen van het apparaat. Als het gas uit de spuitbus in contact komt met warme
elektrische onderdelen of de fuseereenheid binnen in het apparaat, kan er brand of een elektrische schok optreden.
Gebruik geen thinner, wasbenzine of soortgelijke vluchtige reinigingsmiddelen bij het reinigen van het apparaat. Hierdoor
kan de behuizing verkleuren.
Veeg vuil met een zachte doek voorzichtig van het spiegelende deel van het
bedieningspaneel (rechts afgebeeld). Als u een harde doek gebruikt of te veel
kracht toepast bij het wrijven, kunt u het oppervlak beschadigen.
Het spiegelende deel is het gedeelte
dat
Zwarte strepen Witte strepen
1-144
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►ONDERHOUD
SCANGEBIED
Wanneer zwarte of witte strepen op de gescande afbeelding zichtbaar zijn bij het gebruik van de automatische
documentinvoereenheid, reinig dan het scangebied (het dunne lange glas naast de glasplaat).
Gebruik voor het reinigen van dit onderdeel het glasreinigingsmiddel dat in de automatische documentinvoereenheid is
opgeslagen. Vergeet niet om het glasreinigingsmiddel terug te plaatsen op de opslaglocatie nadat u het hebt gebruikt.
Als u de MX-3070N/MX-3570N/MX-4070N/MX-5070N/MX-6070N gebruikt
1
Open de automatische
documentinvoereenheid en verwijder
het glasreinigingsmiddel.
2
Reinig het scangebied op de glasplaat
met het glasreinigingsmiddel.
Eén scangebied bevindt zich op de glasplaat en het andere
in de automatische documentinvoereenheid.
3
Open de klep van het scangebied op
de automatische
documentinvoereenheid.
Druk de ontgrendelschakelaar in om de klep te openen.
4
Reinig het scangebied op de
automatische
documentinvoereenheid.
5
Sluit de klep.
1-145
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►ONDERHOUD
Als u de MX-2630N/MX-3050N/MX-3060N/MX-3550N/MX-3560N/MX-4050N/MX-4060N/MX-5050N/MX-6050N
gebruikt
6
Plaats het glasreinigingsmiddel terug
op zijn plaats.
1
Open de automatische
documentinvoereenheid en verwijder
het glasreinigingsmiddel.
2
Reinig het scangebied op de glasplaat
met het glasreinigingsmiddel.
3
Plaats het glasreinigingsmiddel terug
op zijn plaats.
1-146
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►ONDERHOUD
DE TONERKANALEN VAN DE FOTOGELEIDENDE
DRUM REINIGEN
Als u zwarte of gekleurde strepen ziet nadat u de glasplaat en de automatische documentinvoereenheid hebt gereinigd,
moet u de tonerkanalen van de fotogeleidende drum reinigen met de tonerkanaalreiniger.
Alleen voor de MX-2630N/MX-3050N/MX-3060N/MX-3550N/MX-3560N/MX-4050N/MX-4060N
Het tonerkanaal van de MX-5050N/MX-5070N/MX-6050N/MX-6070N wordt automatisch gereinigd. De tonerkanaalreiniger
kan niet worden gebruikt.
Reinig modus MC (Alleen MX-5050N/MX-5070N/MX-6050N/MX-6070N) (pagina 7-173)
1
Open de voorklep.
2
Verwijder de toneropvangbak.
Duw de ontgrendelknoppen aan weerszijden van de
toneropvangbak naar binnen en trek de bak voorzichtig naar
buiten.
3
Verwijder de tonerkanaalreiniger.
De tonerkanaalreiniger is bevestigd aan de voorklep van het
apparaat.
(1) Trek aan de rechterkant van de
tonerkanaalreiniger om deze van de haak
te nemen.
(2) Plaats de reiniger over de haak heen naar
de achterkant.
(3) Draai de tonerkanaalreiniger rond de naaf
om deze los te maken van de linkerhaak.
(2)
(1)
Naaf
1-147
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►ONDERHOUD
4
Reinig het tonerkanaal.
(1) Duw de tonerkanaalreiniger voorzichtig
helemaal naar binnen.
(2)
Verwijder de tonerkanaalreiniger
voorzichtig.
Breng de tonerkanaalreiniger zo naar binnen dat etiket (A)
aan de kant van het reinigingsdoel en etiket (B) aan de kant
van de reiniger zijn geplaatst, zoals hieronder getoond.
5
Herhaal stap 4 voor alle overige
tonerkanalen.
In totaal zijn er 4 plaatsen om te reinigen in het apparaat,
zoals getoond.
6
Plaats de tonerkanaalreiniger weer op
de oorspronkelijke plaats terug.
(1) Breng de tonerkanaalreiniger aan op de
naaf en draai eraan. Haak het uiteinde
(zonder hendel) vast aan de linkerhaak.
(2) Plaats de rechterkant van de
tonerkanaalreiniger over de haak heen
naar de voorkant.
(3) Draai de tonerkanaalreiniger op de haak.
7
Duw de toneropvangbak in het
apparaat.
Duw net zolang totdat u een "klikkend" geluid hoort dat
aangeeft dat de linker- en rechtergrendels zijn vergrendeld.
(B)(A)
(B)
Tonerkanaal
Naaf
(3)
(2)
1-148
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►ONDERHOUD
8
Sluit de voorklep.
Als het probleem aanhoudt nadat u deze stappen heeft uitgevoerd, herhaalt u de reinigingsprocedure door nog een keer of
3 heen en weer te gaan.
Wanneer u de knop gebruikt om de tonerkanalen te reinigen, trekt en duwt u de knop langzaam van de ene kant naar de
andere.
1-149
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►ONDERHOUD
DE PT-LADER VAN DE PRIMAIRE TRANSPORTBAND
REINIGEN
Als u zwarte of gekleurde strepen ziet nadat u de glasplaat, de automatische documentinvoereenheid en de
tonerkanalen hebt gereinigd, moet u de PT-lader reinigen met de PT-laderreiniger.
1
Open de voorklep.
Als een afwerkingseenheid (grote stapeleenheid) of zadelsteek-afwerkingseenheid (grote stapeleenheid) is
geïnstalleerd op de MX-5050N/MX-5070N/MX-6050N/MX-6070N, opent u de voorklep op de afwerkingseenheid (grote
stapeleenheid) of de bovenste voorklep op de zadelsteek-afwerkingseenheid (grote stapeleenheid) voordat u de
voorklep van de machine opent.
2
Verwijder de toneropvangbak.
Duw de ontgrendelknoppen aan weerszijden van de
toneropvangbak naar binnen en trek de bak voorzichtig naar
buiten.
3
Reinig de PT-lader.
(1) Trek de PT-lader voorzichtig naar buiten
totdat u weerstand voelt.
(2) Duw de PT-lader voorzichtig helemaal
naar binnen.
(3) Herhaal stap (1) en (2) hierboven drie
keer.
4
Duw de toneropvangbak in het
apparaat.
Duw net zolang totdat u een "klikkend" geluid hoort dat
aangeeft dat de linker- en rechtergrendels zijn vergrendeld.
1-150
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►ONDERHOUD
5
Sluit de voorklep.
1-151
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►ONDERHOUD
DE LASEREENHEID REINIGEN
Wanneer de lasereenheid in het apparaat vuil wordt, kunnen lijnpatronen (gekleurde lijnen) zichtbaar worden op de
afdruk.
Lijnen (gekleurde strepen) identificeren die zijn veroorzaakt door een vuile lasereenheid
• De gekleurde strepen zijn altijd op dezelfde plaats zichtbaar. (De lijnen zijn nooit zwart.)
• De gekleurde strepen lopen evenwijdig aan de richting waarin het papier wordt ingevoerd.
• De gekleurde strepen zijn niet alleen zichtbaar bij het kopiëren, maar ook op afdrukken vanaf de computer. (Kopie en
afdruk hebben dezelfde lijnen.)
Bij problemen die op bovengenoemde problemen lijken, reinigt u de lasereenheid zoals hieronder uitgelegd.
1
Open de voorklep.
Als een afwerkingseenheid (grote stapeleenheid) of zadelsteek-afwerkingseenheid (grote stapeleenheid) is
geïnstalleerd op de MX-5050N/MX-5070N/MX-6050N/MX-6070N, opent u de voorklep op de afwerkingseenheid (grote
stapeleenheid) of de bovenste voorklep op de zadelsteek-afwerkingseenheid (grote stapeleenheid) voordat u de
voorklep van de machine opent.
2
Verwijder de toneropvangbak.
Duw de ontgrendelknoppen aan weerszijden van de
toneropvangbak naar binnen en trek de bak voorzichtig naar
buiten.
3
Pak de reiniger voor de lasereenheid.
Deze reiniger is bevestigd aan de voorklep.
(1) Trek aan de rechterkant van de reiniger
om deze van de haak te nemen.
(2) Plaats de reiniger over de haak heen naar
de achterkant.
(3) Draai de reiniger rond de naaf om deze
los te maken van de linkerhaak.
(1)
(2)
Naaf
1-152
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►ONDERHOUD
4
Controleer of het reinigingsgedeelte
op de punt van de reiniger schoon is.
Als het reinigingsgedeelte vuil is, moet u het van de reiniger
verwijderen en vervangen door een schoon exemplaar. Zie
stap 5 tot en met 7 voor de procedure voor het vervangen
van het reinigingsgedeelte. Als het reinigingsgedeelte niet
vuil is, gaat u naar stap 8.
5
Pak een vervangend
reinigingsgedeelte uit de
toneropvangbak.
Vervangende reinigingsgedeelten worden op de
toneropvangbak bewaard.
Pak het uiteinde van het reinigingsgedeelte vast en trek het
uit de toneropvangbak.
6
Verwijder het vuile reinigingsgedeelte
van de punt van de reiniger.
(1) Pak de reiniger goed vast op de plaats
waar het reinigingsgedeelte is bevestigd.
(2) Druk met uw andere hand de haak
waarmee het reinigingsgedeelte vastzit
omlaag en verwijder het
reinigingsgedeelte.
Plaats het verwijderde reinigingsgedeelte terug op de toneropvangbak.
7
Breng het nieuwe reinigingsgedeelte
aan op de reiniger.
(1) Lijn de haak van het reinigingsgedeelte
uit met de bevestigingsopening in de
reiniger.
(2) Houd het reinigingsgedeelte stevig vast
en duw de reiniger naar binnen.
Reiniger
1-153
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►ONDERHOUD
8
Reinig de lasereenheid.
(1) Houd het reinigingsgedeelte omlaag
gericht en steek de reiniger langzaam in
de opening die u wilt reinigen.
Zorg dat het reinigingsgedeelte omlaag is gericht.
Etiketten vergelijkbaar met (A) zijn aangebracht op
gebieden die moeten worden gereinigd.
(2) Steek de reiniger volledig in de opening
en trek deze vervolgens naar buiten.
Trek de reiniger naar buiten totdat u voelt dat de punt
het te reinigen gedeelte van de lasereenheid verlaat.
(3) Herhaal stap 2 nog twee- of driemaal en
verwijder de reiniger vervolgens.
9
Herhaal stap 8 tot om alle openingen
(4) van de lasereenheid te reinigen.
De lasereenheid wordt op vier plaatsen gereinigd,
waaronder de locatie die bij stap 8 is gereinigd. Reinig alle
openingen.
10
Plaats de reiniger terug op zijn plaats.
(1) Plaats de reiniger op de naaf en draai
deze. Plaats vervolgens de rand (de kant
met het reinigingsgedeelte) op de haak
aan de linkerkant.
(2) Plaats de rechterkant van de reiniger over
de haak heen naar de voorkant.
(3) Draai de reiniger op de haak.
(A)
Te reinigen locaties
Naaf
(2)
(3)
1-154
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►ONDERHOUD
HET OPPERVLAK VAN DE DOORVOERROL REINIGEN
Als het papier vaak vastloopt bij de invoer van enveloppen of zwaar papier via de doorvoerlade, neem dan de
aanvoerrol af met een schone, zachte, vochtige doek met water of een neutraal schoonmaakmiddel.
DE AANVOERROL VAN DE PAPIERINVOER REINIGEN
(alleen voor de MX-2630N/MX-3050N/MX-3060N/MX-3550N/
MX-3560N/MX-4050N/MX-4060N/MX-5050N/MX-6050N)
Als er strepen of kleine puntjes op het gescande origineel worden weergegeven wanneer u de automatische
documentinvoereenheid gebruikt, veegt u het oppervlak van de aanvoerrol af met een schone zachte doek die vochtig is
gemaakt met water of een neutraal reinigingsmiddel.
11
Duw de toneropvangbak in het
apparaat.
Duw net zolang totdat u een "klikkend" geluid hoort dat
aangeeft dat de linker- en rechtergrendels zijn vergrendeld.
12
Sluit de voorklep.
1-155
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►ONDERHOUD
DE TONERCARTRIDGE VERVANGEN
Vervang de tonercartridge altijd wanneer het bericht "Vervang de tonercartridge." wordt weergegeven. Houd één set vervangende
tonercartridges bij de hand, zodat u altijd meteen een nieuwe tonercartridge kunt installeren wanneer de toner op is.
Vervangingsbericht
Als u de MX-5050N/MX-5070N/MX-6050N/MX-6070N gebruikt
Als dit bericht wordt weergegeven, moet u een nieuwe toner klaarzetten voor vervanging.
"(□□□□)" geeft de kleur aan van de tonercartridge die in gereedheid moet worden gebracht.
Als het afdrukken wordt voortgezet, verschijnt het volgende bericht.
Als dit bericht wordt weergegeven, dient u een nieuwe tonercartridge gereed te maken en hem te vervangen.
Als u doorgaat met het gebruik van het apparaat wordt het bericht hieronder weergegeven wanneer de tonercartridge volledig leeg is.
Kleuren die helemaal op zijn, worden aangegeven in (□□□□).
Y: gele toner, M: magenta toner, C: cyaan toner en Bk: Zwarte toner
Vervang de tonercartridge door een cartridge van de juiste kleur.
Als u de MX-2630N/MX-3050N/MX-3060N/MX-3070N/MX-3550N/MX-3560N/MX-3570N/MX-4050N/MX-4060N/MX-4070N gebruikt
Als dit bericht wordt weergegeven, moet u een nieuwe toner klaarzetten voor vervanging.
"(□□□□)" geeft de kleur aan van de tonercartridge die in gereedheid moet worden gebracht.
Als u doorgaat met het gebruik van het apparaat wordt het bericht hieronder weergegeven wanneer de tonercartridge volledig leeg is.
Kleuren die helemaal op zijn, worden aangegeven in (□□□□).
Y: gele toner, M: magenta toner, C: cyaan toner en Bk: Zwarte toner
Vervang de tonercartridge door een cartridge van de juiste kleur.
Op de MX-5050N/MX-5070N/MX-6050N/MX-6070N kunt u een tonercartridge vervangen zonder het afdrukken te
onderbreken.
Laag Tonerniv.(□□□□) (Vervang
cassette niet voor dit vereist is)
Klaar om te scannen voor kopiëren.
(□□□□ Tonertoevoer wisselen.)
Vervang de tonercartridge.(□□□□)
Laag Tonerniv.(□□□□) (Vervang
cassette niet voor dit vereist is)
Vervang de tonercartridge.(□□□□)
1-156
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►ONDERHOUD
1
Als u de MX-5050N/MX-5070N/MX-6050N/MX-6070N gebruikt
Open de tonerklep.
Als u de MX-2630N/MX-3050N/MX-3060N/MX-3070N/MX-3550N/MX-3560N/MX-3570N/MX-4050N/MX-4060N/
MX-4070N gebruikt
Open de voorklep.
2
Trek de tonercartridge naar u toe.
De lege tonercartridge wordt naar voren uitgeworpen zodat
u deze kunt verwijderen.
Trek de tonercartridge horizontaal voorzichtig naar buiten.
Als de cartridge plotseling naar buiten wordt getrokken, kunt
u toner morsen.
(Voorbeeld) De gele tonercartridge vervangen
Houd de tonercartridge met beide handen vast (zoals
aangegeven) en trek de cartridge langzaam uit het apparaat.
Verwijder nooit een tonercartridge die niet is uitgeworpen door het apparaat.
Magenta
Geel
Cyaan
Zwart
Magenta
Geel
Cyaan
Zwart
1-157
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►ONDERHOUD
3
Haal een nieuwe tonercartridge uit de
verpakking en schud deze vijf- of
zesmaal heen en weer (van links naar
rechts).
4
Plaats de nieuwe tonercartridge
langzaam horizontaal in het apparaat.
Een tonercartridge van een andere kleur kan niet worden geïnstalleerd. Zorg dat u een tonercartridge van dezelfde kleur
installeert.
5
Duw stevig totdat u een "klik" hoort.
6
Als u de MX-5050N/MX-5070N/MX-6050N/MX-6070N gebruikt
Sluit de tonerklep.
Als u de MX-2630N/MX-3050N/MX-3060N/MX-3070N/MX-3550N/MX-3560N/MX-3570N/MX-4050N/MX-4060N/
MX-4070N gebruikt
Sluit de voorklep.
Nadat de tonercartridge is vervangen, wordt automatisch de
modus voor afbeeldingsaanpassing geactiveerd. Open de
voorklep niet terwijl dit gebeurt.
1-158
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►ONDERHOUD
Gooi tonercartridges niet in het vuur. Gooi geen tonerafvalverzamelaars in het vuur.
Bewaar tonercartridges buiten bereik van kleine kinderen.
Als u de tonercartridge rechtop bewaart, kan de toner hard en onbruikbaar worden. Sla tonercartridges altijd op hun zijkant
op.
Als een andere tonercartridge dan een door Sharp aanbevolen tonercartridge wordt gebruikt, levert het apparaat mogelijk
niet de maximale kwaliteit en prestaties en kan het schade oplopen. Gebruik een door Sharp aanbevolen tonercartridge.
Als een van de tonerkleuren leeg raakt, is het afdrukken van kleuren niet meer mogelijk.
Als de gele, magenta of cyaan toner leeg is, maar er nog wel een hoeveelheid zwarte toner is, wordt in zwart-wit afgedrukt.
Afhankelijk van de gebruiksomstandigheden kan de kleur licht worden of de afbeelding wazig.
Zorg dat u vier tonercartridges installeert (Y/M/C/Bk).
De gebruikte tonercartridges kunnen worden meegegeven aan uw onderhoudstechnicus.
Als u wilt weten hoeveel toner u nog hebt (aangegeven in %), houdt u de toets [Beginscherm] ingedrukt tijdens het
afdrukken of wanneer het apparaat stand-by is. Wanneer het percentage zakt tot '25-0%', moet u een tonercartridge
klaarleggen zodat u de toner kunt vervangen voordat die helemaal op is.
Wanneer de toner opraakt terwijl het beginscherm wordt weergegeven, verschijnt het bericht "Toner Op" in de
rechterbovenhoek van het scherm.
De tonercartridge met de hand verwijderen
Stel de tonercartridge die u wilt verwijderen in bij "Instellingen (beheerder)" → [Systeeminstellingen] → [Afbeeldingskwaliteit
aanpassen] → [Verwijder Toner Cartridge].
Zie "Verwijder Toner Cartridge (pagina 7-176)
" voor meer informatie.
1-159
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►ONDERHOUD
DE TONEROPVANGBAK VERVANGEN
De toneropvangbak vangt het teveel aan toner op dat vrijkomt bij het afdrukken. Als de toneropvangbak bijna vol is,
wordt het bericht 'Vervang toneropvangbak.' weergegeven.
Als dit bericht verschijnt, tikt u op de toets die op het aanraakpaneel wordt weergegeven om de procedure voor het
vervangen van de toneropvangbak weer te geven.
Als u op deze toets tikt, worden de instructies voor het vervangen van de toneropvangbak weergegeven. Volg de
aanwijzingen. Nadat u de toneropvangbak hebt vervangen, verdwijnt het bericht automatisch.
Als een afwerkingseenheid (grote stapeleenheid) of zadelsteek-afwerkingseenheid (grote stapeleenheid) is geïnstalleerd op
de MX-5050N/MX-5070N/MX-6050N/MX-6070N, opent u de voorklep op de afwerkingseenheid (grote stapeleenheid) of de
bovenste voorklep op de zadelsteek-afwerkingseenheid (grote stapeleenheid) voordat u de voorklep van de machine opent.
Gooi de toneropvangbak niet op open vuur. Toner kan gaan vliegen en brandwonden veroorzaken.
Bewaar de toneropvangbak buiten bereik van kleine kinderen.
Informatie
Vervang toneropvangbak.
1-160
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►ONDERHOUD
DE STEMPELCARTRIDGE VERVANGEN
Als een stempeleenheid (AR-SU1) is geïnstalleerd op de automatische documentinvoereenheid en de stempel licht is
geworden, vervangt u de stempelcartridge (AR-SV1).
Verbruiksgoederen
Stempelcartridge (2 in verpakking) AR-SV1
Als u de MX-3070N/MX-3570N/MX-4070N/MX-5070N/MX-6070N gebruikt
1
Open de automatische
documentinvoereenheid.
2
Verwijder de aandrukplaat van de
automatische
documentinvoereenheid.
Verwijder de plaat voorzichtig. Leg de verwijderde plaat met
de bevestigde zijde omhoog op de glasplaat.
3
Pak de tab van de stempeleenheid vast
en trek de eenheid eruit.
4
Verwijder de stempelcartridge (A).
(A)
1-161
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►ONDERHOUD
5
Installeer een nieuwe
stempelcartridge.
6
Duw de stempeleenheid terug op zijn
plaats.
Duw de stempeleenheid naar binnen totdat deze vastklikt.
7
Sluit de automatische
documentinvoereenheid om de
aandrukplaat te bevestigen.
Als de automatische documentinvoereenheid is gesloten,
wordt de aandrukplaat op de glasplaat bevestigd op de
automatische documentinvoereenheid.
8
Controleer of de aandrukplaat goed is
bevestigd op de automatische
documentinvoereenheid en sluit de
automatische
documentinvoereenheid.
Als de aandrukplaat niet goed is bevestigd, verwijdert u de
plaat en sluit u de automatische documentinvoereenheid
opnieuw om de plaat goed te bevestigen.
1-162
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►ONDERHOUD
Als u de MX-2630N/MX-3050N/MX-3060N/MX-3550N/MX-3560N/MX-4050N/MX-4060N/MX-5050N/MX-6050N
gebruikt
1
Open de documentinvoerlade.
2
Verwijder de stempelcartridge.
3
Installeer een nieuwe
stempelcartridge.
4
Sluit de documentinvoerlade.
1-163
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►TEKENINVOER
NAMEN EN FUNCTIES VAN
AANRAAKTOETSEN
Open het aanraaktoetsenbord om de naam van een bestand, programma, map of gebruiker te registreren.
TEKENINVOER
Het aanraaktoetsenbord dat hier wordt weergegeven, is een afbeelding ter referentie. Er kunnen verschillende toetsen zijn
ingeschakeld afhankelijk van de werkelijke situatie en de omstandigheden waaronder u tekens invoert.
Wanneer "Extern toetsenbord" is geselecteerd bij "Instellingen" → [Systeeminstellingen] → [Algemene instellingen] →
[Toetsenbordinstellingen] → [Standaard toetsenbordinstelling] → [Toetsenbordprioriteit instellen] wordt het
aanraaktoetsenbord niet weergegeven.
Woorden registreren:
Selecteer in 'Instellingen (beheerder)' [Systeeminstellingen] → [Algemene instellingen] → [Toetsenbordinstellingen] →
[Instelling sjabloon aanraak- toetsenbord].
#
Onderwerp
Annuleren OK
Spatie
Voorkeurselec.
AltGr
Keuze
Toetsenbord
Caps
Tekens Symbolen
.com .net .org
http:/
/
.info
.biz
Geeft de ingevoerde tekst
weer.
Vult de opgeslagen woorden in.
U kunt woorden opslaan in de
"Instellingen"
.
Tik op een toets om tekst in te
voeren.
De toetstypen verschillen al
naar gelang de geselecteerde
invoermodus.
Verandert de toetsindeling.
Hiermee kunt u een eerder
opgeslagen onderwerp
voor e-mails of vooraf
ingestelde tekst gebruiken.
Voor het omzetten van de ingevoerde tekens. Met
de toets [Spatie] kunt u een spatie invoegen tussen
woorden wanneer er geen om te zetten tekens zijn
opgegeven.
Sluit het aanraaktoetsenbord
af.
Voltooit de ingevoerde tekens
en sluit het aanraaktoetsenbord
af.
Om één teken links te wissen.
Zet de omgezette tekens
tijdelijk vast of voegt een
regeleinde in.
Voor het verplaatsen van de cursor of voor het
wijzigen van het bereik van het opgegeven
conversiedoel.
Sluit het aanraaktoetsenbord
af.
2-1
VOORDAT U HET APPARAAT ALS
KOPIEERAPPARAAT GEBRUIKT
KOPIEERMODUS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .2-3
EENVOUDIGE MODUS . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-3
NORMALE MODUS. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-4
DE KOPIEERMODUS SELECTEREN . . . . . . . . . . . 2-4
KOPIEERPROCEDURE. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-7
KOPIEERVOORBEELD . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-9
HET FORMAAT VAN HET ORIGINEEL
CONTROLEREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-10
DE PAPIERLADE VOOR HET KOPIËREN
SELECTEREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
2-13
BELANGRIJKSTE PROCEDURES VOOR
HET MAKEN VAN KOPIEËN.
KOPIËREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-14
DE AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID
GEBRUIKEN VOOR KOPIËREN . . . . . . . . . . . . . . . . .
2-14
DE GLASPLAAT GEBRUIKEN VOOR
KOPIËREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
2-15
AUTOMATISCH 2-ZIJDIG KOPIËREN . . . . . . . . . . 2-17
DE AUTOMATISCHE
DOCUMENTINVOEREENHEID GEBRUIKEN
VOOR 2-ZIJDIG KOPIËREN. . . . . . . . . . . . . . .
2-17
DE GLASPLAAT GEBRUIKEN VOOR 2-ZIJDIG
KOPIËREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
2-18
KLEURMODI VOOR KOPIËREN. . . . . . . . . . . . . . . 2-20
BELICHTING EN TYPE ORIGINEEL BEELD WIJZIGEN
2-23
BELICHTING EN TYPE ORIGINEEL
AUTOMATISCH AANPASSEN . . . . . . . . . . . . .
2-23
BELICHTING EN TYPE ORIGINEEL
HANDMATIG AANPASSEN . . . . . . . . . . . . . . .
2-23
VERGROTEN/VERKLEINEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-26
AUTOMATISCHE FACTORSELECTIE. . . . . . .
2-26
HANDMATIGE FACTORSELECTIE . . . . . . . . .
2-27
DE LENGTE EN BREEDTE AFZONDERLIJK
VERGROTEN/VERKLEINEN . . . . . . . . . . . . . .
2-30
DE AFDRUKSTAND EN HET FORMAAT VAN HET
ORIGINEEL SELECTEREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-33
VAAK GEBRUIKTE ORIGINEELFORMATEN OPSLAAN
2-36
KOPIEËN MAKEN MET DE DOORVOERLADE . . . 2-39
KOPIEËN MAKEN MET DE DOORVOERLADE . . . .
2-39
HET TYPE EN FORMAAT VAN PAPIER IN DE
DOORVOERLADE OPGEVEN . . . . . . . . . . . .
2-40
UITVOER. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
2-41
INSTELLING SORTEREN/GROEPEN. . . . . . . 2-41
NIETINSTELLINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-42
PERFORATIE-INSTELLINGEN . . . . . . . . . . . . 2-45
INSTELLING VOUWEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-47
SCHEIDINGSPAGINA'S INVOEGEN TUSSEN
KOPIEËN OF TAKEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-48
KOPIËREN IN BATCHES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-50
MEERDERE ORIGINELEN ALS ENKELE
PAGINA KOPIËREN (N-Up). . . . . . . . . . . . . . . 2-50
TEGENOVER ELKAAR LIGGENDE PAGINA'S
VAN EEN GEBONDEN DOCUMENT
KOPIËREN (DUBBELZIJDIGE KOPIE) . . . . . . 2-52
BEIDE ZIJDEN VAN EEN KAART ALS ENKELE
PAGINA KOPIËREN (KAARTFORMAAT). . . . . .
2-54
DEZELFDE AFBEELDING HERHALEN OP
ÉÉN VEL (OPMAAK HERHALEN). . . . . . . . . . 2-56
ANDERE FUNCTIES
UITVOER- EN OPMAAKBEWERKINGSFUNCTIES . . . .
2-61
KOPIEËN MAKEN MET FOLDERFORMAAT
(BOEKJE). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-61
MEERDERE ORIGINELEN KOPIËREN OP ELKE
PAGINA VAN HET BOEKJE (BOEKJE 2-Up OF 4-Up
PAGINA'S OP 1 VEL) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
2-64
EEN FOLDER KOPIËREN (BOEKKOPIE). . . . 2-67
EEN INBINDKOPIE-ORIGINEEL SPLITSEN
PER PAGINA (BOEK SPLITSEN) . . . . . . . . . . 2-69
FUNCTIES OM PAPIER EN TIJD TE BESPAREN . . . .
2-70
LEGE PAGINA'S IN EEN ORIGINEEL
OVERSLAAN (LEGE PAGINA OVERSLAAN) . . . .
2-70
DE ACHTERGROND AANPASSEN DOOR
LICHTE DELEN VAN HET ORIGINEEL
DONKERDER OF LICHTER TE MAKEN
(ACHTERGROND AANPASSING). . . . . . . . . . 2-72
EEN PROEFKOPIE MAKEN (PROEFKOPIE) . . .
2-74
HET AANTAL VELLEN VAN HET GESCANDE
ORIGINEEL CONTROLEREN (AANTAL
ORIGINELEN) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-76
TWEE APPARATEN GEBRUIKEN OM DE
KOPIEERTIJD TE VERKORTEN
(TANDEMKOPIE). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-78
INSTELLINGEN VOOR ECO-AANBEVELING
WEERGEVEN (SCHERM
ECO-AANBEVELINGSFUNCTIE) . . . . . . . . . . 2-80
Eco
KOPIEERAPPARAAT
Pictogrammen
Functies die u kunt gebruiken in
de modus Eenvoudige Kopie
Milieuvriendelijke functies
Functies voor kopiëren op
speciale media
Eco
2-2
KOPIEERAPPARAAT
FUNCTIES TER VERBETERING VAN DE
VEILIGHEID . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-81
GEGEVENS TER PREVENTIE VAN
NIET-GEAUTORISEERDE KOPIEËN
TOEVOEGEN (VERBORGEN
PATROONAFDRUK). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-81
TRACEERBARE GEGEVENS GEFORCEERD
AFDRUKKEN
(TRACEERGEGEVENSAFDRUK) . . . . . . . . . . 2-83
FUNCTIES VOOR HET AANPASSEN VAN DE
UITVOERPOSITIE EN KANTLIJN . . . . . . . . . . . . . . 2-84
KANTLIJNEN TOEVOEGEN
(KANTLIJNVERSCHUIVING) . . . . . . . . . . . . . . 2-84
RANDSCHADUWEN VOOR HET KOPIËREN
WISSEN (WISSEN). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-86
KOPIËREN VAN ORIGINELEN ZONDER
AFSNIJDEN VAN DE RAND (FULL BLEED
KOPIËREN). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .2-88
IN HET MIDDEN VAN HET PAPIER
KOPIËREN (CENTREREN) . . . . . . . . . . . . . . . 2-89
EEN PAPIERPOSITIE OPGEVEN
(AFBEELDING POSITIONEREN) . . . . . . . . . . . 2-90
SCANFUNCTIES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-92
EEN GROOT AANTAL ORIGINELEN
COLLECTIEF SCANNEN (OPDRACHT
SAMENSTELLING) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-92
ORIGINELEN VAN VERSCHILLEND
FORMAAT SCANNEN (ORIGINEEL MET
GEMENGDE FORMATEN) . . . . . . . . . . . . . . . . 2-95
SCANNEN VAN DUNNE ORIGINELEN
(LANGZAME SCANMODUS) . . . . . . . . . . . . . . 2-98
DE RESOLUTIE AANPASSEN TIJDENS HET
SCANNEN (RESOLUTIE) . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-99
FUNCTIES VOOR HET TOEVOEGEN VAN TEKST
EN AFBEELDINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-100
DATUMS, PAGINANUMMERS EN
WATERMERKEN AFDRUKKEN (STEMPEL) . . . .
2-100
EEN GEREGISTREERDE AFBEELDING
TOEVOEGEN AAN EEN ORIGINEEL
(AANGEPASTE AFBEELDING) . . . . . . . . . . . . 2-103
KAFTEN INVOEGEN IN KOPIEËN
(KAFTEN/INSTEEKVELLEN) . . . . . . . . . . . . . . 2-106
INVOEGVELLEN INVOEGEN IN KOPIEËN
(KAFTEN/INSTEEKVELLEN) . . . . . . . . . . . . . . 2-114
DE PAGINAOPMAAK VAN KAFTEN EN
INVOEGVELLEN CONTROLEREN, BEWERKEN
EN WISSEN (PAGINAOPMAAK). . . . . . . . . . . . .
2-118
INVOEGVELLEN INVOEGEN TUSSEN
TRANSPARANTEN
(TRANSPARANT-INSTEEKVELLEN) . . . . . . . . 2-119
FUNCTIES VOOR SPECIFIEK GEBRUIK. . . . . . . . 2-121
TABTEKSTEN OP TABPAPIER KOPIËREN
(TABKOPIE) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .2-121
EEN POSTERFORMAATKOPIE MAKEN
(VERGROTING OVER MEERDERE
PAGINA'S). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-124
MET SPIEGELBEELD KOPIËREN
(SPIEGELBEELD) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-126
FUNCTIES VOOR HET AANPASSEN VAN DE
UITVOER EN DICHTHEID . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-127
ZWART EN WIT OMKEREN IN EEN KOPIE
(Z/W OMGEKEERD) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-127
EENVOUDIG AANPASSEN VAN DE
AFBEELDINGSKWALITEIT (SNELLE
AANPASSING AFBEELDINGSKWALITEIT) . . . .
2-128
ROOD/GROEN/BLAUW AANPASSEN IN
KOPIEËN (RGB-INSTELLING) . . . . . . . . . . . . 2-129
DE SCHERPTE VAN EEN AFBEELDING
AANPASSEN (SCHERPTE). . . . . . . . . . . . . . . 2-130
DE KLEUR AANPASSEN (KLEURBALANS). . . .
2-131
DE HELDERHEID VAN EEN KOPIE
AANPASSEN (HELDERHEID). . . . . . . . . . . . . 2-133
DE INTENSITEIT VAN EEN KOPIE
AANPASSEN (INTENSITEIT) . . . . . . . . . . . . . 2-134
HANDIGE KOPIEERFUNCTIES
TUSSENOPDRACHT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-135
GEGEVENS VERZENDEN TIJDENS HET
KOPIËREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-137
KOPIEEROPDRACHTEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-139
PROGRAMMA'S . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-140
EEN PROGRAMMA OPSLAAN . . . . . . . . . . . . 2-140
EEN PROGRAMMA OPROEPEN . . . . . . . . . . 2-142
EEN PROGRAMMA VERWIJDEREN EN DE
NAAM VAN EEN PROGRAMMA WIJZIGEN. . . .
2-142
2-3
KOPIEERAPPARAAT►VOORDAT U HET APPARAAT ALS KOPIEERAPPARAAT GEBRUIKT
KOPIEERMODUS
Er zijn twee modi om te kopiëren: de eenvoudige modus en de normale modus.
De eenvoudige modus is beperkt tot vaak gebruikte functies waarmee u de meeste kopieertaken eenvoudig kunt uitvoeren.
Wanneer u gedetailleerde instellingen of speciale functies wilt selecteren, gebruikt u de normale modus. In de normale
modus kunnen alle functies worden gebruikt.
EENVOUDIGE MODUS
In de eenvoudige modus is het gemakkelijk om de basisinstellingen voor kopiëren te selecteren.
U kunt deze functies selecteren in de eenvoudige modus.
• Papier Selectie ►pagina 2-13
• Dubbelz. Kopie ►pagina 2-17
• Kopieerfactor ►pagina 2-26
• Nietje / Perforatie ►pagina 2-42, ►pagina 2-45
• Kleurmodus ►pagina 2-20
• Origineel ►pagina 2-33
• Belichting ►pagina 2-23
•N-Up ►pagina 2-50
• Kaart Formaat ►pagina 2-54
VOORDAT U HET APPARAAT ALS
KOPIEERAPPARAAT GEBRUIKT
CA
Voorbeeld-
weergave
Aantal
kopieën
Z/W
Nietje / Perforatie
KopieerfactorDubbelz. Kopie
Papier
Selectie
A4
Papiercassette 1
1 → 1
Start
Kleur
Start
100%
Details
Origineel
A4
Off
Selecteer de te configureren
functie.
Wijzig de functieweergave.
Start kopiëren in zwart-wit
of kleur.
Voer het aantal kopieën in.
Scant het origineel en geeft een
voorbeeld weer.
VOORBEELDSCHERM (pagina 1-17)
Schakel naar de normale
modus.
NORMALE MODUS
(pagina 2-4)
Reset alle
instellingen.
Geeft het formaat weer
van het geplaatste
origineel.
1e scherm
CA
Voorbeeld-
weergave
Aantal
kopieën
Z/W
N-UpBelichtingOrigineelKleurmodus
Start
Kleur
Start
Auto
Meerkleuren
Off
Details
Origineel
A4
Selecteer de te
configureren functie.
2e scherm
Een functie selecteren in de eenvoudige modus
Selecteer bij 'Instellingen (beheerder)' [Systeeminstellingen] → [Algemene instellingen] → [Bedienings- Instellingen] → [Modus
Eenvoudige Instellingen] → [Eenvoudige Kopie].
2-4
KOPIEERAPPARAAT►VOORDAT U HET APPARAAT ALS KOPIEERAPPARAAT GEBRUIKT
NORMALE MODUS
In de normale modus kunt u elke functie-instelling selecteren die kan worden gebruikt voor kopiëren.
DE KOPIEERMODUS SELECTEREN
Volg onderstaande stappen om de kopieermodus in te schakelen vanuit het beginscherm of vanuit een andere modus.
Schakelen tussen modi vanaf het beginscherm
Tik op een moduspictogram om over te schakelen van het beginscherm naar die modus.
Overschakelen naar de Eenvoudige modus
Tik op het pictogram van de modus [Eenvoudige Kopie].
Overschakelen naar de Eenvoudige modus
Tik op het pictogram van de modus [Kopiëren].
De weergegeven inhoud van het scherm hierboven hangt af van de apparaten die zijn geïnstalleerd.
Kleurmodus
Meerkleuren
Papierformaat
Auto
Belichting
Auto
Origineel
Auto A4
Dubbelz. Kopie
1-Zijdig→1-Zijdig
Sorteren/groepen
Auto
Kopieerfactor
100%
Overige
Normaal
2
1
3
4
A4
A3
B4
B5
A4
1
CA
Voorbeeld-
weergave
Z/W
Start
Kleur
Start
Verzenden en afdrukken
Ecoprogramma oproepen
Gegevens in map opslaan
Bestand
Geg. tijdelijk opslaan
Snelbestand
Aantal exempl.
Voer het aantal kopieën in.
Geeft de functies weer die
kunnen worden gebruikt in
de kopieermodus.
Scant het origineel en geeft
een voorbeeld weer.
VOORBEELDSCHERM
(pagina 1-17)
Reset alle instellingen.
Start kopiëren in zwart-wit
of kleur.
Geeft aan of er wel of geen origineel in iedere lade
aanwezig is en geeft het papierformaat aan. Tik hierop om
het scherm voor papierselectie te openen.
Geeft de toetsen weer, behalve de
hierboven aangegeven
functietoetsen.
De instellingstoetsen die
worden gebruikt voor
kopiëren.
Geeft de lijst met
functietoetsen weer. Vaak
gebruikte [Overige],
programma's en andere
instellingen kunnen
geregistreerd worden.
Controleer de huidige
instellingen.
10:15
Bedienings-
handleiding
Vergrote
weergavemodus
Instellingen Totaal Aantal Helderheids-
instelling
LIJN PRINTER
Eenvoudige
Kopie
Eenvoudige
Scan
Best. ophalen
van schijf
Sharp OSA
Opdracht Status
Eenvoudige
Fax
Taakstatus
Eenvoudige
Kopie
Eenvoudige
Scan
CLOUD PORTAL
FaxenE-mailKopiëren
Bedienings-
handleiding
Vergrote
weergavemodus
Instellingen Totaal Aantal Helderheids-
instelling
LIJN PRINTER
Opdracht Status
Sharp OSA
Eenvoudige
Kopie
Eenvoudige
Scan
Best. ophalen
van schijf
Sharp OSA
Taakstatus
10:15
2-5
KOPIEERAPPARAAT►VOORDAT U HET APPARAAT ALS KOPIEERAPPARAAT GEBRUIKT
Schakelen tussen modi vanuit een modus
Tik om over te schakelen uit een van de modi. op de modusweergave.
Overschakelen naar de Eenvoudige modus
1
Tik op [Eenvoudige Kopie].
Het beginscherm van eenvoudige kopie wordt
weergegeven.
Klik als het pictogram van de eenvoudige modus wordt weergegeven, op het pictogram.
Adresboek
Verzendgeschiedenis
Globaal
Adres Zoeken
Scan naar
HDD/USB
CA
Voorbeeld-
weergave
Auto Inst.
Origineel
A4
Adres E-mailadres
Details
Z/W
Start
Kleur
Start
LIJN PRINTER
Eenvoudige
Kopie
Eenvoudige
Scan
Best. ophalen
van schijf
Sharp OSA
Opdracht Status
Belichting
Adresboek
Auto
Origineel
Gemengd form.
Resolutie
Extra Fijn
Opdr. samenst.
Aantal originelen
Langz. scanm.
Adres Faxnummer
Sharp OSA
LIJN PRINTER
Opdracht Status
Overige
Voorbeeld-
weergave
Luidspreker
Start
Scanformaat
Auto Auto
Geheugen faxontvangst
A4 A4
0%
100%
Verzendformaat
Zoeken in alg. adressen
Verzendgeschiedenis
Zoeknummer oproepen
Programma oproepen
Geregistreerde inst. oproepen
Direct TX
Zelfde beeld verz.
als faxadres
CA
Eenvoudige
Scan
Best. ophalen
van schijf
2-6
KOPIEERAPPARAAT►VOORDAT U HET APPARAAT ALS KOPIEERAPPARAAT GEBRUIKT
Overschakelen naar de Eenvoudige modus
1
Tik op de modusweergave.
2
Tik op de toets [Kopieren].
Het beginscherm van de kopieermodus wordt weergegeven.
Tik om over te schakelen van het beginscherm van de eenvoudige modus, op de toets [Details] en tik vervolgens op de
toets [Ja] in het bevestigingsvenster.
Belichting
Adresboek
Auto
Origineel
Gemengd form.
Resolutie
Extra Fijn
Opdr. samenst.
Aantal originelen
Langz. scanm.
Adres Faxnummer
Overige
Voorbeeld-
weergave
Luidspreker
Start
Scanformaat
Auto Auto
Geheugen faxontvangst
A4 A4
0%
100%
Verzendformaat
Zoeken in alg. adressen
Verzendgeschiedenis
Zoeknummer oproepen
Programma oproepen
Geregistreerde inst. oproepen
Direct TX
Zelfde beeld verz.
als faxadres
LIJN PRINTER
Eenvoudige
Scan
Best. ophalen
van schijf
Sharp OSA
CA
Opdracht Status
Belichting
Adresboek
Auto
Origineel
Gemengd form.
Resolutie
Extra Fijn
Opdr. samenst.
Aantal originelen
Langz. scanm.
Adres
Overige
Voorbeeld-
weergave
Luidspreker
Start
Auto Auto
A4 A4
0%
100%
Zoeken in alg. adressen
Verzendgeschiedenis
Zoeknummer oproepen
Programma oproepen
Geregistreerde inst. oproepen
Direct TX
Zelfde beeld verz.
als faxadres
Geheugen faxontvangst
LIJN PRINTER
Eenvoudige
Scan
Best. ophalen
van schijf
Sharp OSA
Opdracht Status
CA
Selecteer mode.
Fax E-mail
Netwerkmap
Best. ophalen
van schijf
FTP/Bureaublad
Internetfax
Kopieren
Sharp OSA
Origineel
A4
Details
Nietje / Perforatie
KopieerfactorDubbelz. Kopie
Papier
Selectie
A4
Papiercassette 1
1 → 1
100% Off
CA
Voorbeeld-
weergave
Z/W
Start
Kleur
Start
Aantal
kopieën
LIJN PRINTER
Eenvoudige
Kopie
Eenvoudige
Scan
Best. ophalen
van schijf
Sharp OSA
Opdracht Status
2-7
KOPIEERAPPARAAT►VOORDAT U HET APPARAAT ALS KOPIEERAPPARAAT GEBRUIKT
KOPIEERPROCEDURE
In dit gedeelte worden de belangrijkste procedures uitgelegd voor kopiëren. Selecteer instellingen in de onderstaande
volgorde om ervoor te zorgen dat het kopiëren probleemloos verloopt.
Raadpleeg voor gedetailleerde procedures voor het selecteren van instellingen, de uitleg van elke instelling in dit
hoofdstuk.
1
Schakel over naar de kopieerfunctie.
DE KOPIEERMODUS SELECTEREN (pagina 2-4)
2
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de
automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID
(pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
3
Selecteer functies.
Geef het origineelformaat, de belichting, de resolutie, enzovoort op.
Tik op de toets [Origineel] en geef de stand van het origineel op, zodat de afdrukstand goed herkend wordt.
De afdrukstand van het origineel opgeven (pagina 2-33)
Verwijs zo nodig naar de volgende functies voor de instelling.
In de eenvoudige modus In de normale modus
Papier Selectie ►pagina 2-13
Dubbelz. Kopie ►pagina 2-17
Kopieerfactor ►pagina 2-26
Nietje / Perforatie ►pagina 2-42, ►pagina 2-45
Kleurmodus ►pagina 2-20
Origineel ►pagina 2-33
Belichting ►pagina 2-23
•N-Up ►pagina 2-50
Kaart Formaat ►pagina 2-54
Kleurmodus ►pagina 2-20
Origineel ►pagina 2-33
Papierformaat ►pagina 2-13
Dubbelz. Kopie ►pagina 2-17
Kopieerfactor ►pagina 2-26
Belichting ►pagina 2-23
Sorteren/groepen ►pagina 2-41
•Overige ►pagina 2-61
Origineel
A4
Details
Nietje / Perforatie
KopieerfactorDubbelz. Kopie
Papier
Selectie
A4
Papiercassette 1
1 → 1
100% Off
Voorbeeld-
weergave
Z/W
Start
Kleur
Start
Aantal
kopieën
CA
Start
Kleur
Start
Voorbeeld-
weergave
Kleurmodus
Meerkleuren
Papierformaat
Auto
Belichting
Auto
Origineel
Auto A4
Dubbelz. Kopie
1-Zijdig→1-Zijdig
Sorteren/groepen
Auto
Kopieerfactor
100%
Overige
Normaal
Verzenden en afdrukken
Ecoprogramma oproepen
Gegevens in map opslaan
Bestand
Geg. tijdelijk opslaan
Snelbestand
1
A4
B5
B4
A3
2
1
3
4
A4
Aantal exempl.
CA
Z/W
A4
B5
B4
A3
2
1
3
4
2-8
KOPIEERAPPARAAT►VOORDAT U HET APPARAAT ALS KOPIEERAPPARAAT GEBRUIKT
4
Scan het origineel.
Tik op de toets [Voorbeeld- weergave] om het origineel te scannen.
In de eenvoudige modus In de normale modus
Als u 2-zijdige kopieën wilt maken, configureert u de kopieerinstellingen voor 2-zijdig kopiëren voordat u het origineel
gaat scannen.
AUTOMATISCH 2-ZIJDIG KOPIËREN (pagina 2-17)
Tik als u de voorbeeldafbeelding niet wilt controleren, op de toets [Kleur Start] of [Z/W Start] om het kopiëren te
starten.
5
Controleer de voorbeeldafbeelding.
Geef de voorbeeldafbeelding van het gescande origineel weer.
Controleer in het voorbeeldscherm de instellingen, zoals de kleur en 2-zijdige kopie.
KOPIEERVOORBEELD (pagina 2-9)
In de eenvoudige modus In de normale modus
Origineel
A4
Details
Nietje / Perforatie
KopieerfactorDubbelz. Kopie
Papier
Selectie
A4
Papiercassette 1
1 → 1
100% Off
CA
Voorbeeld-
weergave
Z/W
Start
Kleur
Start
Aantal
kopieën
Start
Kleur
Start
Voorbeeld-
weergave
Kleurmodus
Meerkleuren
Auto
Belichting
Auto
Origineel
Auto A4
Dubbelz. Kopie
1-Zijdig→1-Zijdig
Sorteren/groepen
Auto
Kopieerfactor
100%
Overige
Verzenden en afdrukken
Ecoprogramma oproepen
Gegevens in map opslaan
Bestand
Geg. tijdelijk opslaan
Snelbestand
1
Aantal exempl.
CA
Z/W
Normaal
A4
A4
B5
B4
A3
2
1
3
4
B5
B4
A3
2
1
3
4
A4
Papierformaat
Voorbeeldweergave
Z/W
Start
Kleur
Start
Scan
Opnieuw
CA
Start
Kleur
Start
Kleurmodus
Meerkleuren
Papierformaat
Auto
Belichting
Auto
Origineel
Auto A4
Dubbelz. Kopie
1-Zijdig→1-Zijdig
Sorteren/groepen
Auto
Kopieerfactor
100%
Overige
Verzenden en afdrukken
Orig. opnieuw scannen
zonder instell. wijzigen
Gegevens in map opslaan
Bestand
Geg. tijdelijk opslaan
Snelbestand
1
CA
Z/W
Aantal kopieën
1/7
2-9
KOPIEERAPPARAAT►VOORDAT U HET APPARAAT ALS KOPIEERAPPARAAT GEBRUIKT
KOPIEERVOORBEELD
U kunt op de toets [Voorbeeld- weergave] tikken voordat u het origineel scant, om een voorbeeldweergave van de
gescande afbeelding te controleren.
Als u het voorbeeld configureert, kunt u de status van het geconfigureerde voorbeeld controleren, zoals de nietpositie of de paginaopmaak.
VOORBEELDSCHERM (pagina 1-17)
6
Tik op de toets [Kleur Start] of [Z/W Start] om het kopiëren te starten.
Wanneer u slechts één set kopieën maakt, hoeft u het aantal kopieën niet op te geven.
Tik op de toets [CA] om alle instellingen te annuleren.
Wanneer u op de toets [CA] tikt, worden alle eerder geselecteerde instellingen gewist en keert u terug naar het basisscherm.
Tik op de toets [Kopiëren annuleren] om het kopiëren te annuleren.
Twee of meer sets kopieën maken:
Tik op de kopieweergavetoets om het aantal kopieën op te geven.
In de normale modus kunt u tikken op [Bestand] of [Snelbestand] in het actiescherm voordat u begint met kopiëren,
om het gescande origineel als bestand op te slaan.
SNELBESTAND (pagina 6-9)
BESTAND (pagina 6-10)
In de normale modus
Tijdens het bekijken van het voorbeeldscherm kunt u de belichting of kleur aanpassen en het voorbeeld in uw afbeelding configureren.
U kunt de voorbeeldafbeelding ook slepen om deze te bewerken, bijvoorbeeld om een origineelpagina te veranderen, te
draaien of te verwijderen.
KLEURMODI VOOR KOPIËREN (pagina 2-20)
BELICHTING EN TYPE ORIGINEEL HANDMATIG AANPASSEN (pagina 2-23)
Origineel
A4
Details
Nietje / Perforatie
KopieerfactorDubbelz. Kopie
Papier
Selectie
A4
Papiercassette 1
1 → 1
100% Off
CA
Voorbeeld-
weergave
Start
Kleur
Start
Aantal
kopieën
Z/W
Start
Kleur
Start
CA
Kleurmodus
Meerkleuren
Papierformaat
Auto
Belichting
Auto
Origineel
Auto A4
Dubbelz. Kopie
1-Zijdig→1-Zijdig
Sorteren/groepen
Auto
Kopieerfactor
100%
Overige
Aantal kopieën
Verzenden en afdrukken
Orig. opnieuw scannen
zonder instell. wijzigen
Gegevens in map opslaan
Bestand
Geg. tijdelijk opslaan
Snelbestand
1
Z/W
In de eenvoudige modus In de normale modus
Voorbeeldweergave
Z/W
Start
Kleur
Start
Scan
Opnieuw
CA
Start
Kleur
Start
Kleurmodus
Meerkleuren
Papierformaat
Auto
Belichting
Auto
Origineel
Auto A4
Dubbelz. Kopie
1-Zijdig→1-Zijdig
Sorteren/groepen
Auto
Kopieerfactor
100%
Overige
Verzenden en afdrukken
Orig. opnieuw scannen
zonder instell. wijzigen
Gegevens in map opslaan
Bestand
Geg. tijdelijk opslaan
Snelbestand
1
CA
Z/W
Aantal kopieën
1/7
In de eenvoudige modus In de normale modus
2-10
KOPIEERAPPARAAT►VOORDAT U HET APPARAAT ALS KOPIEERAPPARAAT GEBRUIKT
HET FORMAAT VAN HET ORIGINEEL
CONTROLEREN
Eenvoudige modus
Het formaat van het geplaatste origineel wordt weergegeven in de linker bovenhoek van het scherm.
Als u het origineel in de automatische documentinvoereenheid plaatst, verschijnt het pictogram origineel naast het
formaat van het origineel.
Normale modus
Controleer het formaat van het geplaatste origineel bij de weergave van de toets [Origineel].
Als het formaat van het origineel is ingesteld op [Auto], wordt het automatisch gedetecteerde formaat
(standaardformaat) weergegeven. Als het formaat van het origineel handmatig is opgegeven, wordt het opgegeven
formaat van het origineel weergegeven.
Als u het origineel in de automatische documentinvoereenheid plaatst, verschijnt het pictogram origineel boven de
automatische documentinvoereenheid.
Origineel
A4
Details
Nietje / Perforatie
KopieerfactorDubbelz. Kopie
Papier
Selectie
A4
Papiercassette 1
1 → 1
100% Off
Voorbeeld-
weergave
Z/W
Start
Kleur
Start
Aantal
kopieën
CA
Start
Kleur
Start
Voorbeeld-
weergave
Kleurmodus
Meerkleuren
Papierformaat
Auto
Belichting
Auto
Origineel
Auto A4
Dubbelz. Kopie
1-Zijdig→1-Zijdig
Sorteren/groepen
Auto
Kopieerfactor
100%
Overige
Normaal
Verzenden en afdrukken
Ecoprogramma oproepen
Gegevens in map opslaan
Bestand
Geg. tijdelijk opslaan
Snelbestand
1
A4
A4
B5
B4
A3
2
1
3
4
B5
B4
A3
2
1
3
4
A4
Aantal exempl.
CA
Z/W
2-11
KOPIEERAPPARAAT►VOORDAT U HET APPARAAT ALS KOPIEERAPPARAAT GEBRUIKT
Standaardformaten
Standaardformaten zijn formaten die het apparaat automatisch kan detecteren.
Selecteer als u het standaardformaat wilt opgeven, in de "Instellingen" (beheerder) [Systeeminstellingen] → [Algemene
instellingen] → [Apparaatbeheer] → [Instelling Detectie Formaat Origineel].
Lijst van opties voor Instelling detectie formaat origineel
* In de bovenstaande notatie van de formaten houdt het achtervoegsel 'R' (zoals in A4R) in dat een vel dat zowel in
verticale als horizontale stand beschikbaar is, horizontaal is geplaatst.
Selecties
Standaardformaten (gedetecteerde origineelformaten)
Glasplaat Documentinvoerlade (automatische
documentinvoereenheid)
AB-1 A3, A4, A4R, A5, B4, B5, B5R 8-1/2" x 11", 8-1/2" x 14", 11" x 17", A3, A4, A4R, A5,
B4, B5, B5R
AB-2 A3, A4, A4R, A5, B5, B5R, 216 mm x 330 mm
(8-1/2" x 13")
8-1/2" x 11", 11" x 17", A3, A4, A4R, A5, B4, B5, B5R,
216 mm x 330 mm (8-1/2" x 13")
AB-3 A4, A4R, A5, B4, 8K, 16K, 16KR 8-1/2" x 11", 11" x 17", 216 mm x 330 mm (8-1/2" x
13"), A3, A4, A4R, A5, B4, 8K, 16K, 16KR
AB-4 216 mm x 340 mm (8-1/2" x 13-2/5"), A3, A4, A4R,
A5, B5, B5R
8-1/2" x 11", 11" x 17", 216 mm x 340 mm (8-1/2" x
13-2/5"), A3, A4, A4R, A5, B4, B5, B5R
AB-5 216 mm x 343 mm (8-1/2" x 13-1/2"), A3, A4, A4R,
A5, B5, B5R
8-1/2" x 11", 11" x 17", 216 mm x 343 mm (8-1/2" x
13-1/2"), A3, A4, A4R, A5, B4, B5, B5R
Inch-1 11" x 17", 8-1/2" x 14", 8-1/2" x 11", 8-1/2" x 11"R,
5-1/2" x 8-1/2"
11" x 17", 8-1/2" x 14", 8-1/2" x 11", 8-1/2" x 11"R,
5-1/2" x 8-1/2", A3, A4
Inch-2 11" x 17", 8-1/2" x 13" (216 mm x 330 mm),
8-1/2" x 11", 8-1/2" x 11"R, 5-1/2" x 8-1/2"
11"x17", 8-1/2"x13" (216 mm x 330 mm), 8-1/2"x11",
8-1/2"x11"R, 5-1/2"x8-1/2", A3, A4
Inch-3 11" x 17", 8-1/2" x 13-2/5" (216 mm x 340 mm),
8-1/2" x 11", 8-1/2" x 11"R, 5-1/2" x 8-1/2"
11"x17", 8-1/2"x13-2/5 (216 mm x 340 mm),
8-1/2"x11", 8-1/2"x11"R, 5-1/2"x8-1/2", A3, A4
Ook als [Origineel] is ingesteld op [Auto], kunnen sommige origineelformaten worden gedetecteerd als een ander formaat
dat dicht bij het standaardformaat ligt.
In dergelijke gevallen stelt u het papierformaat handmatig in.
DE AFDRUKSTAND EN HET FORMAAT VAN HET ORIGINEEL SELECTEREN (pagina 2-33)
Wanneer u een origineel van niet-standaard formaat op de glasplaat plaatst, kan het formaat eenvoudiger worden
gedetecteerd als een leeg vel A4 (8-1/2" x 11"), B5 (5-1/2" x 8-1/2") of papier van een ander standaardformaat boven op
het origineel wordt geplaatst.
2-12
KOPIEERAPPARAAT►VOORDAT U HET APPARAAT ALS KOPIEERAPPARAAT GEBRUIKT
Stand van het geplaatste origineel
Plaats het origineel zoals hieronder wordt getoond.
Als u het origineel in een onjuiste stand plaatst, is de perforatie- of nietpositie mogelijk niet correct is. Bekijk de
afdrukstand of de voorbeeldafbeelding in het voorbeeldscherm.
KOPIEERVOORBEELD (pagina 2-9)
Gekopieerde afbeelding automatisch draaien (Kopie draaien)
Als de stand van het origineel en het papier verschillen, wordt de afbeelding van het origineel automatisch 90 graden
gedraaid zodat deze overeenkomt met het papier.
Glasplaat Documentinvoerlade
Stel de afdrukstand van de afbeelding in om ervoor te zorgen dat de afdrukstand van het geplaatste origineel goed wordt
herkend.
Voor informatie over de stand van het origineel, zie "De afdrukstand van het origineel opgeven (pagina 2-33)
".
Kopie draaien instellen:
Selecteer in 'Instellingen (beheerder)' [Systeeminstellingen] → [Kopieerinstellingen] → [Voorwaarde- Instellingen] →
[Instelling Draaien Kopie].
Als [Kopie draaien] is geselecteerd, werkt Kopie draaien als Automatische papierselectie of Automatische factorselectie
actief is, of als het origineel en het papier even groot zijn maar verschillend gedraaid zijn.
Als [Kopie draaien wordt alleen gedaan bij automatische papierselectie of automatische rotatieselectie] is geselecteerd,
werkt Kopie draaien alleen als Automatische papierselectie of Automatische factorselectie actief is.
abc
abc
abc
abc
Stand van het geplaatste origineel
Het origineel van
achteraf gezien
Stand van het papier De afbeelding wordt 90 graden gedraaid
Het papier van achteraf gezien
2-13
KOPIEERAPPARAAT►VOORDAT U HET APPARAAT ALS KOPIEERAPPARAAT GEBRUIKT
DE PAPIERLADE VOOR HET KOPIËREN
SELECTEREN
Het apparaat is ingesteld om automatisch de papierlade te selecteren die papier bevat van hetzelfde papierformaat als
het geplaatste origineel (Automatische papierselectie.).
Als het papierformaat van het origineel niet juist kan worden gedetecteerd omdat het een niet-standaard formaat is of
als u het papierformaat voor het kopiëren wilt veranderen, kunt u handmatig een papierlade selecteren.
Als het papier in een geselecteerde lade tijdens een kopieeropdracht opraakt en er een andere lade is met hetzelfde formaat
en type papier, zal die lade automatisch worden geselecteerd en de opdracht worden voortgezet.
De aanvankelijk geselecteerde lade wijzigen:
Selecteer in 'Instellingen (beheerder)' [Systeeminstellingen] → [Kopieerinstellingen] → [Uitgangsinstellingen status] →
[Papierlade].
1
Tik op de toets [Papier Selectie].
KOPIEERPROCEDURE (pagina 2-7)
2
Tik op de toets van de benodigde lade.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen, tikt u op .
In de eenvoudige modus In de normale modus
Geef als de doorvoerlade is geselecteerd, het type en formaat van het papier op dat in de doorvoerlade is geplaatst.
HET TYPE EN FORMAAT VAN PAPIER IN DE DOORVOERLADE OPGEVEN (pagina 2-40)
In de normale modus kunt u ook het scherm [Papierformaat] oproepen door op de apparaatafbeelding op het
basisscherm te tikken.
Tik op de toets [CA] als u de lade automatisch wilt selecteren.
Wanneer u op de toets [CA] tikt, worden alle eerder
geselecteerde instellingen gewist en keert u terug naar het basisscherm.
Z/W
Start
Kleur
Start
Papier
Selectie
Normaal
A4
2
1
3
4
B5
A4
B4
A3
CA
Type + formaat
Voorbeeld-
weergave
Aantal
kopieën
Start
Kleur
Start
Voorbeeld-
weergave
Aantal exempl.
Type + formaat momenteel
opgegeven lade wijzigen
Dubbelz. Kopie
Kopie vergroten/verkleinen
Kopieerfactor
Pos. verschuiven voor marge
Kantlijnverschuiving
Aanp. Formaat/Richting.
Origineel
1
Papierformaat
Papierlade
Lade 1 : Normaal papier (60 - 89g/m
2
)
Doorvoerlade
Overige
Normaal
A4
Normaal
Type + formaat
A4
Normaal
A4
Normaal
A4
Normaal
A4
2
3
4
1
A34
CA
Z/W
2-14
KOPIEERAPPARAAT►BELANGRIJKSTE PROCEDURES VOOR HET MAKEN VAN KOPIEËN.
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe de instellingen worden geselecteerd in het basisscherm van de eenvoudige modus.
DE KOPIEERMODUS SELECTEREN (pagina 2-4)
KOPIËREN
DE AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID
GEBRUIKEN VOOR KOPIËREN
BELANGRIJKSTE PROCEDURES
VOOR HET MAKEN VAN KOPIEËN.
1
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische
documentinvoereenheid.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
2
Controleer het papier (lade) en de
kleurmodus die u wilt gebruiken voor
kopiëren en tik op de toetsen voor
andere instellingen die u wilt
selecteren.
Papier Selectie ►pagina 2-13
Dubbelz. Kopie ►pagina 2-17
Kopieerfactor ►pagina 2-26
Nietje / Perforatie ►pagina 2-42, ►pagina 2-45
Kleurmodus ►pagina 2-20
Origineel ►pagina 2-33
Belichting ►pagina 2-23
•N-Up ►pagina 2-50
Kaart Formaat ►pagina 2-54
Afhankelijk van het formaat van het geplaatste origineel kan het voorkomen dat hetzelfde papierformaat als dat van het
origineel niet automatisch wordt geselecteerd. In dergelijke gevallen wijzigt u de papierlade handmatig.
3
Tik op de toets [Voorbeeld- weergave].
VOORBEELDSCHERM (pagina 1-17)
Origineel
A4
Details
Nietje / Perforatie
KopieerfactorDubbelz. Kopie
Papier
Selectie
A4
Papiercassette 1
1 → 1
100% Off
Voorbeeld-
weergave
Z/W
Start
Kleur
Start
Aantal
kopieën
CA
2-15
KOPIEERAPPARAAT►BELANGRIJKSTE PROCEDURES VOOR HET MAKEN VAN KOPIEËN.
DE GLASPLAAT GEBRUIKEN VOOR KOPIËREN
4
Tik op de toets [Kleur Start] of [Z/W Start] om het kopiëren te starten.
Wanneer u slechts één set kopieën maakt, hoeft u het aantal kopieën niet op te geven.
Twee of meer sets kopieën maken:
Tik op de toets voor het aantal exemplaren om het aantal kopieën op te geven.
1
Plaats het origineel op de glasplaat.
GLASPLAAT (pagina 1-84)
2
Controleer het papier (lade) en de
kleurmodus die u wilt gebruiken voor
kopiëren en tik op de toetsen voor
andere instellingen die u wilt
selecteren.
Papier Selectie ►pagina 2-13
Dubbelz. Kopie ►pagina 2-17
Kopieerfactor ►pagina 2-26
Nietje / Perforatie ►pagina 2-42, ►pagina 2-45
Kleurmodus ►pagina 2-20
Origineel ►pagina 2-33
Belichting ►pagina 2-23
•N-Up ►pagina 2-50
Kaart Formaat ►pagina 2-54
3
Tik op de toets [Voorbeeld- weergave].
VOORBEELDSCHERM (pagina 1-17)
Start
Origineel
A4
Details
Nietje / Perforatie
KopieerfactorDubbelz. Kopie
Papier
Selectie
A4
Papiercassette 1
1 → 1
100% Off
CA
ControleerPreview
Z/W
Start
Kleur
Start
Aantal
kopieën
Origineel
A4
Details
Nietje / Perforatie
KopieerfactorDubbelz. Kopie
Papier
Selectie
A4
Papiercassette 1
1 → 1
100% Off
Voorbeeld-
weergave
Z/W
Start
Kleur
Start
Aantal
kopieën
CA
2-16
KOPIEERAPPARAAT►BELANGRIJKSTE PROCEDURES VOOR HET MAKEN VAN KOPIEËN.
4
Tik op de toets [Kleur Start] of [Z/W Start] om het kopiëren te starten.
Wanneer u slechts één set kopieën maakt, hoeft u het aantal kopieën niet op te geven.
Twee of meer sets kopieën maken:
Tik op de toets voor het aantal exemplaren om het aantal kopieën op te geven.
Start
Origineel
A4
Details
Nietje / Perforatie
KopieerfactorDubbelz. Kopie
Papier
Selectie
A4
Papiercassette 1
1 → 1
100% Off
CA
ControleerPreview
Z/W
Start
Kleur
Start
Aantal
kopieën
2-17
KOPIEERAPPARAAT►BELANGRIJKSTE PROCEDURES VOOR HET MAKEN VAN KOPIEËN.
AUTOMATISCH 2-ZIJDIG KOPIËREN
DE AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID
GEBRUIKEN VOOR 2-ZIJDIG KOPIËREN
Als u 2-zijdige kopieën wilt maken, configureert u de kopieerinstellingen voor 2-zijdig kopiëren voordat u het origineel gaat scannen.
Tweezijdig kopiëren helpt papier besparen.
1
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische
documentinvoereenheid.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
2
Tik op de toets [Dubbelz. Kopie].
KOPIEERPROCEDURE (pagina 2-7)
3
Selecteer de modus 2-Zijdige Kopie.
(1) Selecteer het type 2-zijdige kopie.
(2) Selecteer als het origineel is ingesteld op "2-Zijdig",
"Schrijfblok" of "Boek" in "Origineel Binding".
(3) Selecteer als de uitvoer is ingesteld op "2-Zijdig",
"Schrijfblok" of "Boek" in "Output Binding".
(4) Wanneer u klaar bent met het invoeren van de
instellingen, tikt u op .
4
Controleer het papier (lade) en de kleurmodus die u wilt gebruiken voor
kopiëren en tik op de toetsen voor andere instellingen die u wilt selecteren.
Tik op de toets [Origineel] en geef de stand van het origineel op, zodat de afdrukstand goed herkend wordt.
De afdrukstand van het origineel opgeven (pagina 2-33)
Papier Selectie ►pagina 2-13
Kopieerfactor ►pagina 2-26
Nietje / Perforatie ►pagina 2-42, ►pagina 2-45
Kleurmodus ►pagina 2-20
Origineel ►pagina 2-33
Belichting ►pagina 2-23
•N-Up ►pagina 2-50
Kaart Formaat ►pagina 2-54
Originelen Kopieën
Automatisch 2-zijdig kopiëren van
1-zijdige originelen
Originelen
Kopieën
Originelen Kopieën
Automatisch 2-zijdig kopiëren van
2-zijdige originelen
1-zijdig kopiëren van 2-zijdige
originelen
CA
Voorbeeld-
weergave
Z/W
Start
Kleur
Start
Aantal
kopieën
Dubbelz. Kopie
Origineel Binding Output Binding
Schrijfblok
1 → 2
SchrijfblokBoekBoek
2 → 12 → 21 → 1
(1)
(2)
(3)
(4)
2-18
KOPIEERAPPARAAT►BELANGRIJKSTE PROCEDURES VOOR HET MAKEN VAN KOPIEËN.
DE GLASPLAAT GEBRUIKEN VOOR 2-ZIJDIG
KOPIËREN
5
Tik op de toets [Voorbeeld- weergave].
6
Tik op de toets [Kleur Start] of [Z/W Start] om het kopiëren te starten.
Tweezijdig kopiëren helpt papier besparen.
De standaard 2-zijdige kopieermodus wijzigen:
Selecteer in 'Instellingen (beheerder)' [Systeeminstellingen] → [Kopieerinstellingen] → [Uitgangsinstellingen status] →
[Dubbelz. Kopie].
1
Plaats het origineel op de glasplaat.
GLASPLAAT (pagina 1-84)
2
Tik op de toets [Dubbelz. Kopie].
KOPIEERPROCEDURE (pagina 2-7)
3
Selecteer de modus 2-Zijdige Kopie.
(1) Tik op de toets [1 → 2].
(2) Selecteer als de uitvoer is ingesteld op "2-Zijdig",
"Schrijfblok" of "Boek" in "Output Binding".
(3) Tik als u klaar bent met het invoeren van de instellingen
op .
U kunt de toetsen [2 → 2] en [1 → 2] niet gebruiken wanneer u kopieert vanaf de glasplaat.
Originelen kopie
Automatisch 2-zijdig kopiëren van 1-zijdige originelen
CA
Voorbeeld-
weergave
Z/W
Start
Kleur
Start
Aantal
kopieën
Dubbelz. Kopie
Output Binding
1 → 2
SchrijfblokBoek
2 → 12 → 21 → 1
(3)
(1)
(2)
2-19
KOPIEERAPPARAAT►BELANGRIJKSTE PROCEDURES VOOR HET MAKEN VAN KOPIEËN.
4
Controleer het papier (lade) en de
kleurmodus die u wilt gebruiken voor
kopiëren en tik op de toetsen voor andere
instellingen die u wilt selecteren.
Tik op de toets [Origineel] en geef de stand van het origineel
op, zodat de afdrukstand goed herkend wordt.
De afdrukstand van het origineel opgeven (pagina 2-33)
Papier Selectie ►pagina 2-13
Kopieerfactor ►pagina 2-26
Nietje / Perforatie ►pagina 2-42, ►pagina 2-45
Kleurmodus ►pagina 2-20
Origineel ►pagina 2-33
Belichting ►pagina 2-23
•N-Up ►pagina 2-50
Kaart Formaat ►pagina 2-54
Afhankelijk van het formaat van het geplaatste origineel kan het voorkomen dat hetzelfde papierformaat als dat van het
origineel niet automatisch wordt geselecteerd. In dergelijke gevallen wijzigt u de papierlade handmatig.
5
Tik op de toets [Voorbeeld- weergave].
6
Tik op de toets [Kleur Start] of [Z/W Start].
7
Stel het volgende origineel in en tik op
de toets [Kleur Start] of [Z/W Start] om
het origineel te scannen.
Tik op dezelfde toets als waarop u hebt getikt in stap 6.
Herhaal deze stap totdat u alle originelen hebt gescand.
8
Tik op de toets [Lezen Klaar] om het kopiëren te starten.
Origineel
A4
Details
Nietje / Perforatie
KopieerfactorDubbelz. Kopie
Papier
Selectie
A4
Papiercassette 1
1 → 1
100% Off
Voorbeeld-
weergave
Z/W
Start
Kleur
Start
Aantal
kopieën
CA
Nietje / Perforatie
Papier
Selectie
A4
Papiercassette 1
Off
Aantal
kopieën
Lezen Klaar
Plaats volgend origineel. Druk op
[Start]. Druk op [Lezen klaar]
indien gereed.
Z/W
Start
Kleur
Start
CA
Origineel
A4
Details
2-20
KOPIEERAPPARAAT►BELANGRIJKSTE PROCEDURES VOOR HET MAKEN VAN KOPIEËN.
KLEURMODI VOOR KOPIËREN
Selecteer de kleurmodus Automatisch, Meerkleuren, Zwart/wit, 2 kleuren of Enkele kleur.
* Dit kan worden ingesteld in de normale modus.
Auto
Het apparaat detecteert automatisch of een origineel in kleur of in zwart-wit is en schakelt naar de juiste
modus (meerkleuren voor een origineel in kleur of zwart-wit voor een origineel in zwart-wit).
Meerkl. Het origineel wordt gekopieerd in kleur.
Z/W Het origineel wordt gekopieerd in zwart/wit.
2 kleuren
Het origineel wordt in twee kleuren gekopieerd door een specifieke kleur van het origineel te vervangen door
een andere kleur. Als u voor rood een andere kleur instelt, wordt het rood uit het origineel weggehaald en
vervangen door de kleur die u hebt opgegeven voor de kopie.
Enkele Kleur* kleur Het origineel wordt in een enkele kleur gekopieerd, ongeacht het kleurgebruik in het origineel.
Als een kleurmodus is geselecteerd, vindt het kopiëren plaats in zwart-wit als u op de toets [Z/W Start] tikt.
De standaardkleurmodus wijzigen:
Selecteer in 'Instellingen (beheerder)' [Systeeminstellingen] [Kopieerinstellingen] → [Uitgangsinstellingen status] → [Kleurmodus].
De standaardmodus wijzigen om zwart-wit en kleur te detecteren:
Selecteer in 'Instellingen (beheerder)' [Systeeminstellingen] → [Algemene instellingen] → [Apparaatbeheer] → [Standaard
detecteren in automatische kleurmodus].
Als de kleurmodus in de kopieermodus is ingesteld op automatisch, kan het punt van onderscheid voor het detecteren of
originelen kleur of zwart-wit zijn op één van de vijf niveaus worden ingesteld. Wanneer dit is ingesteld op [Dichter Z/W], worden
originelen eerder herkend als in kleur. Wanneer dit is ingesteld op [Dichter klr], worden originelen eerder herkend als in kleur.
1
Tik op de toets [Kleurmodus].
2
Selecteer de kleurmodus.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u op .
Controleer of de opgegeven kleurmodus is geselecteerd.
Wanneer de modus Auto wordt gebruikt, vindt het schakelen tussen kleur en zwart-wit voor sommige originelen niet op de
juiste manier plaats. Zo ja, tik op de toets [Kleur Start] of [Z/W Start] om handmatig te schakelen tussen kleur en zwart-wit.
Als [Z/W Start] is geselecteerd, kan niet op de toets [Kleur Start] worden getikt.
Origineel
A4
Details
BelichtingKleurmodus
Meerkleuren
CA
Voorbeeld-
weergave
Z/W
Start
Kleur
Start
Aantal
kopieën
N-UpOrigineel
OffAuto
CA
Voorbeeld-
weergave
Z/W
Start
Kleur
Start
Aantal
kopieën
Meerkleuren Z/WAuto 2 kleuren
Kleurmodus
2-21
KOPIEERAPPARAAT►BELANGRIJKSTE PROCEDURES VOOR HET MAKEN VAN KOPIEËN.
Kopiëren in twee kleuren
Het origineel wordt in twee kleuren gekopieerd door een specifieke kleur te vervangen door een andere.
1
Tik op de toets [Kleurmodus].
2
Tik op de toets [2 kleuren].
3
Tik op de toets [Veranderen].
4
Tik op de toets van de kleur die moet
worden weggehaald om die kleur op te
geven.
[Behalve zwart]:
Het zwart wordt uit het origineel weggehaald en de
niet-zwarte delen worden vervangen door de opgegeven
kleur.
[Roodachtig]:
het rood wordt uit het origineel weggehaald en vervangen
door de opgegeven kleur.
5
Geef de kleur op die de weggehaalde kleur moet vervangen.
Nadat de instellingen zijn voltooid, tikt u op de toets in het scherm [2 kleuren] en controleert u of de gewijzigde
instelling wordt weergegeven naast de toets [2 kleuren] in het scherm kleurenmodus.
Tik, nadat u het hebt gecontroleerd op .
Controleer of de opgegeven kleurmodus is geselecteerd.
CA
Voorbeeld-
weergave
Z/W
Start
Kleur
Start
Aantal
kopieën
Meerkleuren Z/WAuto 2 kleuren
Wijzigen
Roodachtig
Kleurmodus
(3)
(2)
CA
Voorbeeld-
weergave
Z/W
Start
Kleur
Start
Aantal
kopieën
Behalve zwart
Roodachtig
2 kleuren
Geselecteerde kleur
Opgegeven kleur
Rood
2-22
KOPIEERAPPARAAT►BELANGRIJKSTE PROCEDURES VOOR HET MAKEN VAN KOPIEËN.
Kopiëren in een enkele kleur
Het origineel wordt gekopieerd in elke willekeurige enkele kleur.
1
Tik op de toets [Details] om over te schakelen naar de normale modus.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 2-5)
2
Tik op de toets [Kleurmodus].
3
Tik op de toets [Enkele Kleur].
4
Tik op de toets [Veranderen].
5
Tik op een kleur die u wilt gebruiken.
Tik nadat de instellingen zijn voltooid op in het scherm
[Enkele Kleur] en controleer of de gewijzigde instelling wordt
weergegeven naast de toets [Enkele Kleur] in het scherm
kleurenmodus.
Tik nadat u het hebt gecontroleerd op in het scherm
[Kleurmodus].
Start
Kleur
Start
Voorbeeld-
weergave
Overige
Aantal exempl.
Randschaduw wissen
Wissen
Uitvoer
Aanp. Formaat/Richting.
Origineel
CA
Z/W
A34
Pos. verschuiven voor marge
Kantlijnverschuiving
Meer pag. op een pag. plaatsen
N-Up
Veranderen
Auto
Meerkleuren
Z/W
2 kleuren
Enkele Kleur
Rood
Kleurmodus
1
(4)(3)
Start
Kleur
Start
Voorbeeld-
weergave
Overige
Aantal exempl.
1
Randschaduw wissen
Wissen
Uitvoer
Aanp. Formaat/Richting.
Origineel
CA
Z/W
A34
Pos. verschuiven voor marge
Kantlijnverschuiving
Meer pag. op een pag. plaatsen
N-Up
Kleurmodus
Enkele Kleur
Rood Groen
MAGENTA GEELCYAAN
Oranje
Lichtblauw
Paars
Aquamarijn
Roze Beige
Geelgroen
Marineblauw Lichtgroen
Blauw
2-23
KOPIEERAPPARAAT►BELANGRIJKSTE PROCEDURES VOOR HET MAKEN VAN KOPIEËN.
BELICHTING EN TYPE ORIGINEEL BEELD
WIJZIGEN
BELICHTING EN TYPE ORIGINEEL AUTOMATISCH
AANPASSEN
Standaard worden het belichtingsniveau en het origineeltype automatisch aangepast aan het origineel dat u kopieert.
([Auto] wordt weergegeven.)
Deze functie past de afbeelding tijdens het kopiëren in zwart-wit en meerkleuren automatisch aan om de meest
geschikte kopie te krijgen.
BELICHTING EN TYPE ORIGINEEL HANDMATIG
AANPASSEN
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u het origineeltype kunt selecteren afhankelijk van het te kopiëren origineel of de
belichting handmatig kunt aanpassen.
De standaardbelichting aanpassen:
Selecteer in 'Instellingen (beheerder)' [Systeeminstellingen] → [Kopieerinstellingen] → [Uitgangsinstellingen status] →
[Belichtings- Type].
Het belichtingsniveau aanpassen wanneer [Auto] wordt gebruikt voor de kopiebelichting:
Selecteer in 'Instellingen (beheerder)' [Systeeminstellingen] → [Afbeeldingskwaliteit aanpassen] → [Afbeeldingskwaliteit
Afdruk] → [Densiteitaanpassing wanneer [Auto] is geselecteerd voor Belichting].
De standaardbelichting aanpassen:
Selecteer in 'Instellingen (beheerder)' [Systeeminstellingen] → [Kopieerinstellingen] → [Uitgangsinstellingen status] →
[Belichtings- Type].
1
Tik op de toets [Belichting].
KOPIEERMODUS (pagina 2-3)
Origineel
A4
Details
BelichtingKleurmodus
Z/W
CA
Voorbeeld-
weergave
Z/W
Start
Kleur
Start
Aantal
kopieën
Origineel N-Up
OffAuto
2-24
KOPIEERAPPARAAT►BELANGRIJKSTE PROCEDURES VOOR HET MAKEN VAN KOPIEËN.
2
Tik op of schuif met de
schuifbalk om de belichtingsniveau
voor kopieën aan te passen.
Na de aanpassing tikt u op .
Hiermee is de procedure in de eenvoudige modus
beëindigd.
3
Tik op de toets [Details] als u meer gedetailleerde instellingen wilt kiezen en
schakel over naar de normale modus.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 2-5)
4
Tik op de toets [Belichting].
5
Tik op de toets van het betreffende
origineelafbeeldingstype om het
origineeltype te selecteren.
Tik op de toets die overeenkomt met het origineel.
Selectietoetsen voor de origineelafbeeldingstypen
Tekst ..........................Gebruik deze modus voor normale tekstdocumenten.
Tekst/Afged.Foto........Deze modus biedt de beste balans bij het kopiëren van een origineel dat uit zowel tekst als
afgedrukte foto's bestaat, zoals een tijdschrift of catalogus.
Tekst/Foto ..................Deze modus biedt de beste balans bij het kopiëren van een origineel dat uit zowel tekst als
foto's bestaat, zoals een tekstdocument met een opgeplakte foto.
Afgedrukte Foto..........Deze modus is het meest geschikt voor het kopiëren van afgedrukte foto's, zoals foto's in een
tijdschrift of catalogus.
Foto............................Gebruik deze functie voor het kopiëren van foto's.
Map ............................Deze modus is het meest geschikt voor het kopiëren van lichte kleuren en fijne tekst die vaak
op kaarten voorkomt.
Belichting origineel.....Gebruik deze functie voor originelen die met potlood licht zijn beschreven.
Wanneer u een kopie of een afdruk uit het apparaat gebruikt als origineel:
Tik als u een kopie of een afdruk uit het apparaat gebruikt als origineel, op het selectievakje [Kopie van kopie] zodat verschijnt.
[Kopie van kopie] is beschikbaar als [Auto], [Tekst], [Afgedrukte Foto] of [Tekst/Afged.Foto] is geselecteerd als
origineelafbeeldingstype.
De kleur van een kleurenkopie verbeteren:
Tik op het selectievakje [Kleur Verbetering] zodat wordt weergegeven.
Stel [Kleur Verbetering] in als u een origineeltype selecteert.
[Kopie van kopie] en [Kleur Verbetering] kunnen niet tegelijk worden opgegeven.
[Kopie van kopie] en [Kleur Verbetering] kunnen niet worden gecombineerd met [Intensiteit] in "Overige".
CA
Voorbeeld-
weergave
Z/W
Start
Kleur
Start
Aantal
kopieën
Belichting
Auto Handmatig
Verhelder Verdonker
Start
Kleur
Start
Voorbeeld-
weergave
Overige
Aantal exempl.
1
A3
3
4
Kleurmodus
Aanpassing Achtergrond
Tonerverbruik verminderen
Toner besparen
Randschaduw wissen
Wissen
Aanp. Formaat/Richting.
Origineel
Type belichting/origineel
Auto
Handmatig
Kopie van kopie
Tekst Tekst/Afged.Foto Tekst/Foto
Afgedrukte Foto
Belichting
origineel
Foto Map
Type + formaat momenteel
opgegeven lade wijzigen
CA
Z/W
2-25
KOPIEERAPPARAAT►BELANGRIJKSTE PROCEDURES VOOR HET MAKEN VAN KOPIEËN.
6
Tik op of schuif met de
schuifbalk om de belichtingsniveau
voor kopieën aan te passen.
Als u de belichting aanpast met het geselecteerde
origineeltype op [Auto], wordt als afbeeldingstype van het
origineel automatisch [Tekst/Afged.Foto] geselecteerd.
Na de aanpassing tikt u op .
Richtlijnen voor het belichtingsniveau als [Tekst] wordt geselecteerd voor "Type belichting/origineel"
1 tot 2; donkere originelen zoals kranten
3: originelen met normale densiteit
4 tot 5: met potlood geschreven originelen of originelen met lichtgekleurde tekst
Start
Kleur
Start
Voorbeeld-
weergave
Overige
1
A34
Kleurmodus
Aanpassing Achtergrond
Tonerverbruik verminderen
Toner besparen
Randschaduw wissen
Wissen
Aanp. Formaat/Richting.
Origineel
Type belichting/origineel
Auto
Handmatig
Kopie van kopie
Tekst
Tekst/Afged.Foto
Tekst/Foto
Afgedrukte Foto
Belichting
origineel
Foto Map
Type + formaat momenteel
opgegeven lade wijzigen
Aantal exempl.
CA
Z/W
2-26
KOPIEERAPPARAAT►BELANGRIJKSTE PROCEDURES VOOR HET MAKEN VAN KOPIEËN.
VERGROTEN/VERKLEINEN
AUTOMATISCHE FACTORSELECTIE
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u automatisch de juiste factor kunt selecteren die overeenkomt met het
papierformaat, wanneer u handmatig de papierlade wijzigt voor het maken van een kopie op papier met een ander
formaat dan het origineel.
Voor een origineel van niet-standaard formaat moet het formaat worden ingevoerd om Auto Image te gebruiken.
De standaardfactor wijzigen:
Selecteer in 'Instellingen (beheerder)' [Systeeminstellingen] → [Kopieerinstellingen] → [Uitgangsinstellingen status] →
[Kopieerfactor].
1
Selecteer handmatig de papierlade en plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
DE PAPIERLADE VOOR HET KOPIËREN SELECTEREN (pagina 2-13)
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
2
Tik op de toets [Kopieerfactor].
KOPIEERMODUS (pagina 2-3)
3
Tik op de toets [Auto Image].
De verklein- of vergrootfactor wordt automatisch
geselecteerd op basis van het origineelformaat en het
geselecteerde papierformaat.
De automatisch geselecteerde kopieerfactor wordt getoond
in de weergavefactor.
De instelling voor automatische factorselectie annuleren:
Tik op [Auto Image] om de selectie ongedaan te maken.
De kopieerfactor terugzetten naar 100%:
Tik op de toets [100%].
Voorbeeld-
weergave
Z/W
Start
Kleur
Start
Aantal
kopieën
Auto Image
Enigszins verminderen
(3% besparing)
Origineel
Papier
Per papierformaat
B4A3 A4 A4B5
B4A3 A4 A4B5
100
( 25~200 )
%
CA
Kopieerfactor
Voorbeeld-
weergave
Z/W
Start
Kleur
Start
Aantal
kopieën
Auto Image
Enigszins verminderen
(3% besparing)
Origineel
Papier
Per papierformaat
B4A3 A4 A4B5
B4A3 A4 A4B5
100
( 25~200 )
%
CA
Kopieerfactor
2-27
KOPIEERAPPARAAT►BELANGRIJKSTE PROCEDURES VOOR HET MAKEN VAN KOPIEËN.
HANDMATIGE FACTORSELECTIE
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u een kopieerfactor kunt opgeven voor een kopie op papier van een ander formaat
dan het origineel of hoe u het afbeeldingsformaat kunt wijzigen voor het kopiëren.
U kunt de volgende drie methoden gebruiken om de kopieerfactor op te geven.
De vaste-factortoets gebruiken
Geef een willekeurige factor op door de vaste-factortoets (de waarden voor de vergroot- en verkleinfactor zijn vooraf
geregistreerd tussen de vaak gebruikte standaardformaten) te combineren met de zoomtoets, waarmee u de factor met
stappen van 1% kunt aanpassen zoals .
Aan de vaste factortoetsen kunt u tot twee factorwaarden toevoegen, respectievelijk voor verkleinen en vergroten.
Het papierformaat opgeven
Geef het papierformaat van het origineel en de uitvoer op om automatisch de juiste factor te verkrijgen.
De afmetingen van de afbeelding opgeven
Geef het beeldformaat van het origineel en de uitvoer op om automatisch de juiste factor te verkrijgen.
Als u een kopie wilt maken met dezelfde factor tussen verticale en horizontale formaten, voert u één van de verticale en
horizontale formaten in.
Wanneer u de automatische documentinvoereenheid gebruikt, ligt het bereik zowel voor de verticale als voor de horizontale
kopieerfactor tussen 25% en 200%.
De kopieerfactor terugzetten naar 100%:
Tik op de toets [100%].
Een willekeurige factor toevoegen als vaste factor:
Selecteer in 'Instellingen (beheerder)' [Systeeminstellingen] → [Kopieerinstellingen] → [Voorwaarde- Instellingen] → [Extra
vaste-kopieerfactoren toevoegen of veranderen]. Als u de toegevoegde vaste factorwaarden wilt ophalen, tikt u op de toets
[Andere factor].
70%
Formaat origineel: A3
Kopieerformaat: A4
150%
Beeldformaat: 90mm
Uitvoergrootte: 135mm
2-28
KOPIEERAPPARAAT►BELANGRIJKSTE PROCEDURES VOOR HET MAKEN VAN KOPIEËN.
De vaste-factortoets gebruiken
Het papierformaat opgeven
1
Tik op de toets [Kopieerfactor].
KOPIEERMODUS (pagina 2-3)
2
Tik op om de factor in te
stellen.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u op .
Controleer of een geschikt papierformaat voor de factor is
geselecteerd.
Als u op de toets [Enigszins verminderen (3% besparing)] tikt, wordt de factor lager ingesteld dan de factor die is
opgegeven bij 3%.
In de normale modus
Er zijn twee schermen voor instellingen. Met de toets [Andere factor] wisselt u tussen deze schermen.
Als u het gebied snel wilt instellen, geeft u eerst met de cijfertoetsen een waarde op die dicht bij de gewenste waarde
ligt en past u deze vervolgens aan met .
Aan de vaste factortoetsen kunt u tot twee veelgebruikte factorwaarden toevoegen, respectievelijk voor vergroten en verkleinen.
Kopieerinstellingen (pagina 7-82)
Alle instellingen annuleren:
Tik op de toets [CA].
1
Tik op de toets [Kopieerfactor].
KOPIEERMODUS (pagina 2-3)
2
Geef het origineelformaat (papierformaat
van het geladen origineel) en het
kopieformaat (papierformaat van de
kopieeruitvoer) op.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u op .
Alle instellingen annuleren:
Tik op de toets [CA].
Voorbeeld-
weergave
Z/W
Start
Kleur
Start
Aantal
kopieën
Auto Image
Enigszins verminderen
(3% besparing)
Origineel
Papier
Per papierformaat
B4A3 A4 A4B5
B4A3 A4 A4B5
100
( 25~200 )
%
CA
Kopieerfactor
CA
Voorbeeld-
weergave
Z/W
Start
Kleur
Start
Aantal
kopieën
Auto Image
Enigszins verminderen
(3% besparing)
Origineel
Papier
Per papierformaat
Kopieerfactor
B4A3 A4 A4B5
B4A3 A4 A4B5
100
( 25~200 )
%
2-29
KOPIEERAPPARAAT►BELANGRIJKSTE PROCEDURES VOOR HET MAKEN VAN KOPIEËN.
De afmetingen van de afbeelding opgeven
1
Tik op de toets [Details] om over te schakelen naar de normale modus.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 2-5)
2
Tik op de toets [Kopieerfactor].
3
Tik op de toets [op formaat] op het
tabblad [Zoom].
4
Geef het beeldformaat (afmetingen van
de afbeelding die u wilt vergroten of
verkleinen) en het uitvoerformaat
(afmetingen van de vergrote of
verkleinde afbeelding) op.
Tik op het gebied van beeldformaat en uitvoerformaat en
voer het formaat met de cijfertoetsen in.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u op .
Als u een onjuist formaat hebt ingevoerd:
Tik op de toets [C] en voer het juiste formaat in.
Alle instellingen annuleren:
Tik op de toets [CA].
( 25~400 )
%
Start
Kleur
Start
Voorbeeld-
weergave
Overige
Andere factor op papier op formaat
1
A34
Dubbelz. Kopie
Aanpassing Achtergrond
Papierinvoerlade wijzigen
Papierformaat
Aanp. Formaat/Richting.
Origineel
Kopieerfactor
Enigszins verminderen
(3% besparing)
X-y zoom
Auto Image
Zoom
70%
81%
86% 141%
121%
115 %
100%
B4->B5
A3->A4
B5->A5
B4->A4
A4->B5
A3->B4
B5->A4
B4->A3
A5->B5
A4->B4
B5->B4
A4->A3
100
Aantal exempl.
CA
Z/W
Start
Kleur
Start
Voorbeeld-
weergave
Dubbelz. Kopie
Aanpassing Achtergrond
Papierinvoerlade wijzigen
Papierformaat
Aanp. Formaat/Richting.
Origineel
Enigszins verminderen
(3% besparing)
Overige
A34
op formaat
De kopieerfactor wordt berekend op basis van opgegeven formaten.
Voer het beeldformaat en het afgewerkt formaat in.
Kopieerfactor
Afbeelding Afgewerkt
Niet ingev Niet ingev
0
mm mm
1
Aantal exempl.
CA
Z/W
%
Kopieerfactor
2-30
KOPIEERAPPARAAT►BELANGRIJKSTE PROCEDURES VOOR HET MAKEN VAN KOPIEËN.
DE LENGTE EN BREEDTE AFZONDERLIJK
VERGROTEN/VERKLEINEN
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de horizontale en verticale kopieerfactor afzonderlijk kunt opgeven.
Wanneer 50% is geselecteerd voor de horizontale factor en 70% voor de verticale factor
U kunt de volgende twee methoden gebruiken om de kopieerfactor op te geven.
De vaste-factortoets gebruiken
Geef een willekeurige factor op door de vaste-factortoets, die vooraf is geregistreerd, te combineren met de toets ,
waarmee u de factor kunt aanpassen met stappen van 1%.
De afmetingen van de afbeelding opgeven
Geef het beeldformaat van het origineel en de uitvoer op om automatisch de juiste factor te verkrijgen.
Voer de verticale en horizontale formaten in.
De vaste-factortoets gebruiken
Wanneer u de automatische documentinvoereenheid gebruikt, ligt het bereik zowel voor de verticale als voor de horizontale
kopieerfactor tussen 25% en 200%.
De instelling X-y zoom annuleren:
Tik op het tabblad [Zoom] of op de toets [CA].
1
Tik op de toets [Details] om over te schakelen naar de normale modus.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 2-5)
2
Tik op de toets [Kopieerratio] en vervolgens op het tabblad [X-y zoom].
50%
70%
2-31
KOPIEERAPPARAAT►BELANGRIJKSTE PROCEDURES VOOR HET MAKEN VAN KOPIEËN.
De afmetingen van de afbeelding opgeven
3
Tik op de toets [X] en stel de factor X
(horizontaal) in.
Als u de factor snel wilt instellen, geeft u eerst een waarde op die dicht bij de gewenste waarde ligt en past u deze
vervolgens aan met .
Tik op elk gebied van de X (horizontale) en Y (verticale) as en voer het formaat met de cijfertoetsen in.
4
Tik op de toets [Y] en stel de factor Y (verticaal) op dezelfde manier in als de
toets [X].
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen, tikt u op .
Controleer of een geschikt papierformaat voor de factor is geselecteerd.
1
Tik op de toets [Details] om over te schakelen naar de normale modus.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 2-5)
2
Tik op de toets [Kopieerratio] en vervolgens op het tabblad [X-y zoom].
3
Tik op de toets [op formaat].
Start
Kleur
Start
Voorbeeld-
weergave
Overige
Dubbelz. Kopie
Aanpassing Achtergrond
Papierinvoerlade wijzigen
Papierformaat
Aanp. Formaat/Richting.
Origineel
Kopieerfactor
X-y zoomZoom
1
Auto Image
op formaat
50%
64%
70%
141%
200%
400%
100%
Y
X
( 25~200 )
%
( 25~200 )
%
Aantal exempl.
CA
Z/W
100
100
2-32
KOPIEERAPPARAAT►BELANGRIJKSTE PROCEDURES VOOR HET MAKEN VAN KOPIEËN.
4
Geef de afmetingen van X en Y van
zowel het beeldformaat als het
uitvoerformaat op.
Controleer of een geschikt papierformaat voor de factor is
geselecteerd.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u op .
Tik op het gebied van het beeldformaat en van het uitvoerformaat en voer het formaat met de cijfertoetsen in.
Als u een onjuist formaat hebt ingevoerd:
Tik op het numerieke toetsenbord dat verschijnt als u op het invoervak tikt op [C], en stel het juiste formaat in.
Alle instellingen annuleren:
Tik op de toets [CA].
Start
Kleur
Start
Voorbeeld-
weergave
Dubbelz. Kopie
Aanpassing Achtergrond
Papierinvoerlade wijzigen
Papierformaat
Aanp. Formaat/Richting.
Origineel
Overige
Kopieerfactor
op formaat
De kopieerfactor wordt berekend op basis van opgegeven formaten.
Voer het beeldformaat en het afgewerkt formaat in.
Kopieerfactor
Afbeelding Afgewerkt
Niet ingev Niet ingev
0
0
mm mm
Niet ingev Niet ingev
mm mm
1
Aantal exempl.
CA
Z/W
2-33
KOPIEERAPPARAAT►BELANGRIJKSTE PROCEDURES VOOR HET MAKEN VAN KOPIEËN.
DE AFDRUKSTAND EN HET FORMAAT VAN
HET ORIGINEEL SELECTEREN
Als het origineel een niet-standaardformaat heeft of het formaat niet juist wordt gedetecteerd, geeft u het formaat van
het origineel handmatig op.
Stel de afdrukstand van de afbeelding in om ervoor te zorgen dat de afdrukstand van het geplaatste origineel goed
wordt herkend.
De afdrukstand van het origineel opgeven
Door de startzijde (bovenzijde of linker zijde) van het geplaatste origineel op te geven, wordt de afdrukstand van het
origineel goed herkend.
De positie-instellingen en N-Up-lay-outinstellingen voor voltooiing worden opgegeven met de herkende afdrukstand.
De afdrukstand en het formaat van een origineel in AB-formaat opgeven
Stel de afdrukstand en het formaat van het origineel in, voordat het origineel wordt gescand.
Het formaat origineel wordt ingesteld in de normale modus.
1
Tik op de toets [Origineel] om de afdrukstand van het origineel in te stellen.
KOPIEERMODUS (pagina 2-3)
2
Tik op de toets [Details] om over te schakelen naar de normale modus.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 2-5)
3
Tik op de toets [Origineel].
4
Tik op het tabblad [AB].
CA
Voorbeeld-
weergave
Z/W
Start
Kleur
Start
Aantal
kopieën
Oriëntatie
Afbeelding
Voorbeeld-
weergave
Start
Origineel
Overige
Auto
Directe Invoer
InchAB
Aangepast Formaat
Afdrukstand
Lege pagina in orig. overslaan
Kopieerfactor
Kopie vergroten/verkleinen
Lege pagina Overslaan
Aanpassing Achtergrond
Dubbelz. Kopie
Kleurmodus
A5
216 x 343
B5R B4
A5R A4 A3
B5 A4R 216 x 340
Kleur
Start
A4
1
Aantal exempl.
CA
Z/W
In de eenvoudige modus In de normale modus
2-34
KOPIEERAPPARAAT►BELANGRIJKSTE PROCEDURES VOOR HET MAKEN VAN KOPIEËN.
De afdrukstand en het formaat van een origineel in inch-formaat opgeven
5
Tik op de betreffende toets voor het
formaat origineel.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u op .
1
Tik op de toets [Origineel] om de afdrukstand van het origineel in te stellen.
KOPIEERMODUS (pagina 2-3)
2
Tik op de toets [Details] om over te schakelen naar de normale modus.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 2-5)
3
Tik op de toets [Origineel].
4
Tik op het tabblad [Inch].
5
Tik op de betreffende toets voor het
formaat origineel.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u op .
Voorbeeld-
weergave
Start
Origineel
Overige
Auto
Directe Invoer
InchAB
Afdrukstand
Lege pagina in orig. overslaan
Kopieerfactor
Kopie vergroten/verkleinen
Lege pagina Overslaan
Aanpassing Achtergrond
Dubbelz. Kopie
Kleurmodus
A5
216 x 343
B5R B4
A5R A4 A3
B5 A4R 216 x 340
Kleur
Start
A4
1
CA
Z/W
Aangepast Formaat
Aantal exempl.
Voorbeeld-
weergave
Start
Origineel
Overige
Auto
Directe Invoer
InchAB
Lege pagina in orig. overslaan
Kopieerfactor
Kopie vergroten/verkleinen
Lege pagina Overslaan
Aanpassing Achtergrond
Dubbelz. Kopie
Kleurmodus
Kleur
Start
A4
1
CA
Z/W
Afdrukstand
5 ½x8 ½ 8 ½x11R 11x17
5 ½x8 ½R 8 ½x13
8 ½x11 8 ½x14
8 ½x13
2
/
5
Aangepast Formaat
Aantal exempl.
2-35
KOPIEERAPPARAAT►BELANGRIJKSTE PROCEDURES VOOR HET MAKEN VAN KOPIEËN.
De afdrukstand en het formaat van een origineel in niet-standaard-formaat
opgeven
1
Tik op de toets [Origineel] om de afdrukstand van het origineel in te stellen.
KOPIEERMODUS (pagina 2-3)
2
Tik op de toets [Details] om over te schakelen naar de normale modus.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 2-5)
3
Tik op de toets [Origineel].
4
Tik op het tabblad [Directe Invoer].
5
Geef het formaat van het origineel op.
Tik op de gebieden die breedte- en hoogteformaten weergeven en voer het formaat met de cijfertoetsen in.
Het is handig om te gebruiken om het ingevoerde formaat fijn af te stellen.
6
Tik op de toets [OK].
Controleer op het basisscherm of het opgegeven formaat wordt weergegeven bij de toets [Origineel].
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen, tikt u op .
Voorbeeld-
weergave
Start
Origineel
Overige
Auto
Directe Invoer
InchAB
Lege pagina in orig. overslaan
Kopieerfactor
Kopie vergroten/verkleinen
Lege pagina Overslaan
Aanpassing Achtergrond
Dubbelz. Kopie
Kleurmodus
Kleur
Start
A4
294
432
(25—297) mm
(25—432) mm
X
Y
OK
1
CA
Z/W
Afdrukstand
Aangepast Formaat
Aantal exempl.
2-36
KOPIEERAPPARAAT►BELANGRIJKSTE PROCEDURES VOOR HET MAKEN VAN KOPIEËN.
VAAK GEBRUIKTE ORIGINEELFORMATEN
OPSLAAN
Sla de veelgebruikte niet-standaard origineelformaten op. In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u niet-standaard
origineelformaten opslaat, ophaalt, wijzigt en wist.
Origineelformaten opslaan (Wijzigen/Wissen)
Het opgeslagen origineelformaat blijft behouden, ook als het apparaat wordt uitgeschakeld.
U kunt maximaal 12 niet-standaard origineelformaten registreren voor kopiëren, faxen en het verzenden van afbeeldingen.
De toegevoegde origineelformaten worden ook weergegeven in andere modi.
1
Tik op de toets [Details] om over te schakelen naar de normale modus.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 2-5)
2
Tik op de toets [Origineel].
3
Tik op het tabblad [Aangepast Formaat].
4
Tik op [Opslaan/Verwijderen Origineel
formaat] in het actiescherm.
Voorbeeld-
weergave
Start
Origineel
Overige
Auto
Directe Invoer
InchAB
Afdrukstand
Lege pagina in orig. overslaan
Kopieerfactor
Kopie vergroten/verkleinen
Lege pagina Overslaan
Aanpassing Achtergrond
Dubbelz. Kopie
Kleurmodus
Opslaan/Verwijderen
Origineel formaat
Kleur
Start
A4
1
CA
Z/W
Aangepast Formaat
Aantal exempl.
2-37
KOPIEERAPPARAAT►BELANGRIJKSTE PROCEDURES VOOR HET MAKEN VAN KOPIEËN.
5
Tik op een toets ( ) om een
extra origineelformaat op te slaan.
Tik op een toets die geen formaat aangeeft.
Een eerder opgeslagen toets veranderen of verwijderen:
Tik op de toets die u wilt veranderen of verwijderen. Het volgende scherm wordt getoond.
Als u de toets wilt veranderen, tikt u op de toets [Wijzigen] en gaat u verder met de volgende stap.
Als u de toets wilt verwijderen, tikt u op de toets [Wissen]. Controleer of het origineelformaat is gewist en tik op de
toets
.
6
Geef het formaat van het origineel op.
Tik op de gebieden die breedte- en hoogteformaten
weergeven en voer het formaat met de cijfertoetsen in.
Het is handig om te gebruiken om het ingevoerde formaat fijn af te stellen.
7
Tik op de toets [OK].
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen, tikt u op de toets . Controleer vervolgens of de toets van
het formaat dat bij het scherm van het origineel is opgeslagen, juist is toegevoegd. Tik, nadat u het hebt gecontroleerd
op .
De bewerking annuleren:
Tik op de toets [CA].
Voorbeeld-
weergave
Start
Opslaan/Verwijderen
Select. formaattoets om aangep. orig.
formaat op te slaan/te verwijderen.
Overige
Lege pagina in orig. overslaan
Kopieerfactor
Kopie vergroten/verkleinen
Lege pagina Overslaan
Aanpassing Achtergrond
Dubbelz. Kopie
Kleurmodus
Kleur
Start
1
Aantal exempl.
CA
Z/W
Origineel
Voorbeeld-
weergave
Start
CA
Opslaan/Verwijderen
Select. formaattoets om aangep. orig.
formaat op te slaan/te verwijderen.
Overige
Lege pagina in orig. overslaan
Kopieerfactor
Kopie vergroten/verkleinen
Lege pagina Overslaan
Aanpassing Achtergrond
Dubbelz. Kopie
Kleurmodus
Kleur
Start
X420 Y297
Z/W
Reeds aangepast formaat opgeslagen
onder deze toets.
Wissen WijzigenAnnuleren
Origineel
Voorbeeld-
weergave
Start
Kleur
Start
Aantal exempl.
Lege pagina in orig. overslaan
Kopieerfactor
Kopie vergroten/verkleinen
Lege pagina Overslaan
Aanpassing Achtergrond
Dubbelz. Kopie
Kleurmodus
Invoer Formaat
Voer te registreren formaat in.
Overige
294
432
(25—297) mm
(25—432) mm
X
Y
OK
CA
Z/W
Origineel
2-38
KOPIEERAPPARAAT►BELANGRIJKSTE PROCEDURES VOOR HET MAKEN VAN KOPIEËN.
Een opgeslagen origineelformaat ophalen
1
Tik op de toets [Details] om over te schakelen naar de normale modus.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 2-5)
2
Tik op de toets [Origineel].
3
Tik op het tabblad [Aangepast Formaat].
4
Tik op de toets van het
origineelformaat dat u wilt ophalen.
Nadat u de toets van het origineelformaat hebt geselecteerd,
tikt u op de toets .
Controleer op het basisscherm of het opgegeven formaat
wordt weergegeven bij de toets [Origineel].
De bewerking annuleren
Tik op de toets [CA].
Start
Origineel
Overige
Auto
Directe Invoer
InchAB
Afdrukstand
Lege pagina in orig. overslaan
Kopieerfactor
Kopie vergroten/verkleinen
Lege pagina Overslaan
Aanpassing Achtergrond
Dubbelz. Kopie
Kleurmodus
Opslaan/Verwijderen
Origineel formaat
Kleur
Start
A4
1
X420 Y297
CA
Z/W
Voorbeeld-
weergave
Aangepast Formaat
Aantal exempl.
2-39
KOPIEERAPPARAAT►BELANGRIJKSTE PROCEDURES VOOR HET MAKEN VAN KOPIEËN.
KOPIEËN MAKEN MET DE DOORVOERLADE
KOPIEËN MAKEN MET DE DOORVOERLADE
Naast kopieën op normaal papier kunt u met de doorvoerlade ook kopieën maken op transparanten, enveloppen,
tabpapier en andere speciale media.
Raadpleeg "GESCHIKTE PAPIERTYPEN (pagina 1-66)" voor meer informatie over papier dat in de doorvoerlade kan
worden geplaatst. Raadpleeg "PAPIER IN DE DOORVOERLADE LADEN (pagina 1-76)
" voor de voorzorgsmaatregelen
voor het plaatsen van papier in de doorvoerlade.
1
Plaats papier in de doorvoerlade.
PAPIER IN DE DOORVOERLADE LADEN (pagina 1-76)
2
Tik op de toets [Papier Selectie] en vervolgens op de toets van de
doorvoerlade.
Bij elke ladetoets wordt het formaat en type van het geladen papier getoond.
DE PAPIERLADE VOOR HET KOPIËREN SELECTEREN (pagina 2-13)
3
Tik op de toets [Details] als u meer gedetailleerde instellingen wilt kiezen en
schakel over naar de normale modus.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 2-5)
4
Tik op de toets [Papier Selectie].
5
Tik op de toets [Type + formaat] en
selecteer het formaat en type papier.
HET TYPE EN FORMAAT VAN PAPIER IN DE
DOORVOERLADE OPGEVEN (pagina 2-40)
6
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
7
Tik op de toets [Kleur Start] of [Z/W Start] om het kopiëren te starten.
Doorvoerlade : Normaal papier (60 - 89g/m
2
)
4A3
Voorbeeld-
weergave
Start
Papierformaat
Overige
Aantal exempl.
Pos. verschuiven voor marge
Kopieerfactor
Kopie vergroten/verkleinen
Margeverschv.
Aanp. Formaat/Richting.
Origineel
Dubbelz. Kopie
Type + formaat momenteel
opgegeven lade wijzigen
Kleur
Start
1
Normaal
Papierlade
A4
B5
B4
A3
Normaal
Normaal
Normaal
1
2
3
4
Type + formaat
Normaal
A4
Doorvoerlade
CA
Z/W
2-40
KOPIEERAPPARAAT►BELANGRIJKSTE PROCEDURES VOOR HET MAKEN VAN KOPIEËN.
HET TYPE EN FORMAAT VAN PAPIER IN DE
DOORVOERLADE OPGEVEN
1
Tik op de toets [Papier Selectie] en vervolgens op de toets van de doorvoerlade.
DE PAPIERLADE VOOR HET KOPIËREN SELECTEREN (pagina 2-13)
2
Tik op de toets [Type + formaat] en vervolgens op de toets die overeenkomt
met het type van het geplaatste papier.
3
Tik op de toets [Formaat] en vervolgens
op de toets die overeenkomt met het
formaat van het geplaatste papier.
[Auto-AB]:
Detecteert automatisch het juiste AB-papierformaat
wanneer u papier laadt van een formaat zoals A4 of B5.
[Auto-Inch]:
Detecteert automatisch het juiste Inch-papierformaat
wanneer u papier laadt van een formaat zoals 8-1/2"x11".
[Formaat instellen]:
Tik op deze toets als u een papierformaat dat niet
automatisch wordt gedetecteerd, handmatig wilt opgeven.
[Directe Invoer]:
Tik op deze toets om getalswaarden in te voeren voor het
formaat van het geladen papier.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u op .
Direct een papierformaat invoeren
Tik op de toets [inch] om een papierformaat in inches in te stellen of op de toets [AB] om het formaat in millimeters in te stellen.
Nadat u het papierformaat hebt ingesteld met de toets tikt u op de toets [OK].
Normaal
A4
Type + formaat
Voorbeeld-
weergave
Z/W
Start
Kleur
Start
Aantal
kopieën
CA
Papierformaat
Type/formaat van handinvoer
Type: Formaat: Auto-ABNormaal papier
Auto-AB
Auto-Inch
Formaat instellen
Directe Invoer
Auto-AB
Auto-Inch
A3W(12x18),A3,A4,A4R,A5R,B4,B5,B5R,
11x17,8½ x11,320x450,225x320
12x18(A3W),11x17, 8½ x14, 8½ x11,
8½ x11R,5½ x 8½R,7½ x 10½ R,A3,A4,
B4,B5,320x450,225x320
Normaal
A4
Type + formaat
Z/W
Start
Kleur
Start
CA
Voorbeeld-
weergave
Aantal
kopieën
Papierformaat
Directe Invoer
( 90 ~ 320 )
mm
297Y
420X ( 140 ~ 457 )
mm
OK
AB inch
X420 Y297
X420 Y297
X420 Y297
X420 Y297
X420 Y297
X420 Y297
X420 Y297
2-41
KOPIEERAPPARAAT►BELANGRIJKSTE PROCEDURES VOOR HET MAKEN VAN KOPIEËN.
UITVOER
INSTELLING SORTEREN/GROEPEN
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de sorteermethode kunt selecteren als u het gescande origineel wilt uitvoeren.
Automatisch
Schakelt de sorteermodus in wanneer het origineel in de automatische documentinvoereenheid is geplaatst
en schakelt de groepmodus in wanneer het origineel op de glasplaat is geplaatst.
Sorteren Sorteert de gescande originelen per set en
voert ze uit.
Groep Groepeert de gescande originelen per pagina
en voert ze uit.
1
Tik op de toets [Details] om over te schakelen naar de normale modus.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 2-5)
Tik op de toets [Origineel] en geef de stand van het origineel op, zodat de afdrukstand goed herkend wordt.
De afdrukstand van het origineel opgeven (pagina 2-33)
2
Tik op de toets [Sorteren/groepen].
Tik als een finisher of nietfinisher is geïnstalleerd, op de toets [Sorteren/ groeperen] in [Overige].
3
Selecteer de sorteermethode.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen, tikt u op .
U kunt het selectievakje voor offset van de uitvoer selecteren om elke set van de uitvoer te staffelen van de vorige
set zodat deze gemakkelijk kunnen worden verwijderd uit de uitvoerlade.
Als u de uitvoerlade wilt wijzigen, tikt u op de toets [Uitvoerlade] en selecteert u de uitvoerbestemming.
Originelen
Als 5 is ingesteld voor
het aantal exemplaren
Voltooid
Originelen Voltooid
Als 5 is ingesteld voor het
aantal exemplaren
2-42
KOPIEERAPPARAAT►BELANGRIJKSTE PROCEDURES VOOR HET MAKEN VAN KOPIEËN.
NIETINSTELLINGEN
Geef op of de set van de uitvoer wordt geniet of niet.
Stand Origineel Nieten
Nietpositie
Links Boven Rechts
- UIT Er wordt niet geniet.
Staand
1 nietjes
2 nietjes
Nietloos
Liggend
1 nietjes
2 nietjes
Nietloos
U kunt de nietposities bekijken in het "VOORBEELDSCHERM (pagina 1-17)". Tekst wordt afgedrukt in het vooraf
ingestelde formaat, ongeacht de instellingen voor kopieerfactor of papierformaat.
De standaard nietpositie aanpassen:
Selecteer in 'Instellingen (beheerder)' [Systeeminstellingen] → [Kopieerinstellingen] → [Uitgangsinstellingen status] →
[Nietpositie].
Voor u de nietfunctie kunt gebruiken, moet er een interne afwerkingseenheid, afwerkingseenheid, afwerkingseenheid
(grote stapeleenheid), zadelsteek-afwerkingseenheid of zadelsteek-afwerkingseenheid (grote stapeleenheid) zijn
geïnstalleerd.
Voor de zadelsteekfunctie moet een zadelsteek-afwerkingseenheid of zadelsteek-afwerkingseenheid (grote
stapeleenheid) zijn geïnstalleerd.
Voor u de functie Nietloos nieten kunt gebruiken, moet er een interne afwerkingseenheid, afwerkingseenheid (grote
stapeleenheid) of zadelsteek-afwerkingseenheid (grote stapeleenheid) zijn geïnstalleerd.
2-43
KOPIEERAPPARAAT►BELANGRIJKSTE PROCEDURES VOOR HET MAKEN VAN KOPIEËN.
Nieten AAN (behalve boekje)
1
Tik op de toets [Nietje / Perforatie].
KOPIEERMODUS (pagina 2-3)
Tik op de toets [Origineel] en geef de stand van het origineel op, zodat de afdrukstand goed herkend wordt.
De afdrukstand van het origineel opgeven (pagina 2-33)
2
Selecteer het aantal nieten en de
nietpositie.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de
instellingen, tikt u op .
Er kan geen bindpositie worden geselecteerd voor
nietloos nieten.
In de normale modus
Tik op de toets [Nietsorteren].
Tik als u de uitvoerlade moet wijzigen,op de toets [Uitvoerlade] en selecteert u de uitvoerbestemming voordat u nieten
selecteert.
Als het aantal gescande originelen het aantal vellen overschrijdt dat kan worden geniet, wordt een bericht
weergegeven. Tik op [Doorgaan] of [Annuleren].
[Doorgaan]: gaat door met sorteren zonder nieten.
[Annuleren]: annuleert de instelling nietsorteren.
CA
Voorbeeld-
weergave
Z/W
Start
Kleur
Start
Aantal
kopieën
Nietje / Perforatie
Nieten
Off
Off
Positie
Perforeren
Voorbeeld-
weergave
Start
Nietsorteren
Overige
Aantal exempl.
Meer pag. op een pag. plaatsen
Sorteren/groepen
Sorteren/groepen wijzigen
N-Up
Gaatjes perforeren
Perforeren
Aanp. Formaat/Richting.
Origineel
Kleur
Start
1
OffsetUitvoerlade
Origineel
Rechts
Omhoog
Links
Nietpositie
Nietloos Nieten
2 nietjes
1 nietje
Off
Kleurmodus
CA
Z/W
2-44
KOPIEERAPPARAAT►BELANGRIJKSTE PROCEDURES VOOR HET MAKEN VAN KOPIEËN.
Zadelnieten
1
Tik op de toets [Nietje / Perforatie].
KOPIEERMODUS (pagina 2-3)
Tik op de toets [Origineel] en geef de stand van het origineel op, zodat de afdrukstand goed herkend wordt.
De afdrukstand van het origineel opgeven (pagina 2-33)
2
Selecteer .
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen, tikt u op .
3
Selecteer de instellingen voor inbindzijde en origineel.
KOPIEËN MAKEN MET FOLDERFORMAAT (BOEKJE) (pagina 2-61)
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen, tikt u op .
In de normale modus
Tik als u de uitvoerlade moet wijzigen,op de toets [Uitvoerlade] en selecteert u de uitvoerbestemming voordat u nieten
selecteert.
Als [Boekje] al is opgegeven in [Overige], hoeft u de instellingen voor inbindzijde en kaft niet te configureren.
Als [Boekje] is opgegeven in [Overige], wordt het zadelsteekscherm weergegeven. Bevestig het bericht dat in het
scherm wordt weergegeven en tik op de toets [On]. (Als u 'Instellingen (beheerder)' → [Systeeminstellingen] →
[Algemene instellingen] → [Apparaatbeheer] selecteert, zet het selectievakje [Automatisch Zadelnieten] dan op .)
Als het aantal gescande originelen het aantal vellen overschrijdt dat kan worden geniet, wordt een bericht
weergegeven. Tik op [Splitsen], [Doorgaan] of [Annuleren].
[Splitsen]: splitst de pagina's in sets die kunnen worden geniet en sorteert deze. U kunt deze functie niet gebruiken als
de kaftinstellingen zijn geselecteerd.
[Doorgaan]: gaat door met sorteren zonder nieten.
[Annuleren]: annuleert de instelling nietsorteren.
2-45
KOPIEERAPPARAAT►BELANGRIJKSTE PROCEDURES VOOR HET MAKEN VAN KOPIEËN.
PERFORATIE-INSTELLINGEN
Met deze functie perforeert u kopieën en voert u ze uit in de lade.
Voorbeeld
Stand van origineel
Perforatiepositie
Links Boven Rechts
UIT Geen perforatie.
Staand
Liggend
De standaard perforatie-instellingen aanpassen:
Selecteer in 'Instellingen (beheerder)' [Systeeminstellingen] → [Kopieerinstellingen] → [Uitgangsinstellingen status] →
[Perfor.].
De perforatieposities zijn gekoppeld aan de nietposities.
U kunt de perforatieposities bekijken in het "VOORBEELDSCHERM (pagina 1-17)
".
Een perforatiemodule is vereist voor het perforeren.
U kunt geen gebruik maken van het papierformaat A3W (12" x 18") en speciale media zoals transparanten en tabpapier.
U kunt geen perforator gebruiken in combinatie met nieten en papier vouwen.
Origineel 1 Perforatieposities
Origineel 2 Perforatieposities
2-46
KOPIEERAPPARAAT►BELANGRIJKSTE PROCEDURES VOOR HET MAKEN VAN KOPIEËN.
1
Tik op de toets [Nietje / Perforatie].
KOPIEERMODUS (pagina 2-3)
Tik op de toets [Origineel] en geef de stand van het origineel op, zodat de afdrukstand goed herkend wordt.
De afdrukstand van het origineel opgeven (pagina 2-33)
2
Selecteer perforeren en stel de positie in.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen, tikt u op .
In de normale modus
U kunt het selectievakje voor offset van de uitvoer selecteren om elke set van de uitvoer te staffelen van de vorige
set zodat deze gemakkelijk kunnen worden verwijderd uit de uitvoerlade.
Als u de uitvoerlade wilt wijzigen, tikt u op de toets [Uitvoerlade] en selecteert u de uitvoerbestemming.
2-47
KOPIEERAPPARAAT►BELANGRIJKSTE PROCEDURES VOOR HET MAKEN VAN KOPIEËN.
INSTELLING VOUWEN
Deze functie wordt gebruikt om kopieën te vouwen voordat ze in de uitvoerlade worden geplaatst.
De standaard vouwinstelling aanpassen:
Selecteer in 'Instellingen (beheerder)' [Systeeminstellingen] → [Kopieerinstellingen] → [Uitgangsinstellingen status] →
[Vouwen].
Een zadelsteek-afwerkingseenheid of zadelsteek-afwerkingseenheid (grote stapeleenheid) is vereist om de vouwfunctie te
gebruiken.
De vouwfunctie kan niet worden gebruikt in combinatie met de nietfunctie en de perforatiefunctie.
De vouwfunctie kan niet worden gecombineerd met de nietfunctie of de perforatiefunctie.
U kunt de geselecteerde vouwmethode controleren in het "VOORBEELDSCHERM (pagina 1-17)
".
1
Tik op de toets [Details] om over te schakelen naar de normale modus.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 2-5)
Tik op de toets [Origineel] en geef de stand van het origineel op, zodat de afdrukstand goed herkend wordt.
De afdrukstand van het origineel opgeven (pagina 2-33)
2
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Vouwen].
3
Selecteer de vouwmethode.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u op .
Invouwen Uitvouwen
Voorbeeld-
weergave
Start
Vorige
2 pagina's van boek kopiëren
Sorteren/groepen
Sorteren/groepen wijzigen
Boekkopie
Randschaduw wissen
Wissen
Aanp. Formaat/Richting.
Origineel
Deze functie registreren
in favorieten
Kleur
Start
Uitvouwen
Invouwen
Vouwen
Off
Overige
Uitvoerlade
Offset
CA
Z/W
Vouw Meerdere
Bladen Samen
2-48
KOPIEERAPPARAAT►BELANGRIJKSTE PROCEDURES VOOR HET MAKEN VAN KOPIEËN.
SCHEIDINGSPAGINA'S INVOEGEN TUSSEN KOPIEËN
OF TAKEN
Deze functie voegt scheidingspagina's tussen elke set kopieën of tussen elke taak.
Als u scheidingspagina's invoegt tussen sets kopieën, kunt u aangeven of u de scheidingspagina wilt invoegen voor of
na elke set. U kunt ook opgeven hoeveel exemplaren een set vormen.
Als u scheidingspagina's invoegt tussen taken, kunt u aangeven of u de scheidingspagina wilt invoegen voor of na elke
taak.
Invoegvoorbeelden van scheidingspagina's
In de volgende voorbeelden worden vier exemplaren van een origineel met twee pagina's uitgevoerd.
Een scheidingspagina invoegen voor elke set van twee kopieën
Een scheidingspagina invoegen na elke set van twee kopieën
Scheidingspagina's invoegen voor en na een taak
Als deze functie wordt gecombineerd met sorteren/groepen en nieten/perforeren, worden sorteren/groepen en
nieten/perforeren niet toegepast op de scheidingspagina's.
Deze functie kan niet worden gebruikt met de functie zadelnieten of vouwen.
Als deze functie wordt gebruikt in combinatie met de functie offset, wordt een scheidingspagina nooit alleen gestaffeld. De
scheidingspagina wordt altijd gestaffeld samen met de uitvoerset.
1
Tik op de toets [Details] om over te schakelen naar de normale modus.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 2-5)
Tik op de toets [Origineel] en geef de stand van het origineel op, zodat de afdrukstand goed herkend wordt.
De afdrukstand van het origineel opgeven (pagina 2-33)
2
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Scheidingspagina].
1 12 2 1 2 1 2
Invoegen voor elke set Invoegen voor elke set
1 12 2 1 2 1 2
Invoegen na elke set Invoegen na elke set
1 12 2 1 2 1 2
Invoegen voor taak Invoegen na taak
2-49
KOPIEERAPPARAAT►BELANGRIJKSTE PROCEDURES VOOR HET MAKEN VAN KOPIEËN.
3
Geef de invoegmodus voor de
scheidingspagina op.
Stel om scheidingspagina's in te voegen tussen sets van
kopieën, het selectievakje [Bovenk sets insteken] of
[Einde sets insteken] in op . Tik vervolgens op
om het aantal exemplaren in elke set op te geven.
Stel om scheidingspagina's in te voegen tussen taken, het
selectievakje [Insteken voor taak] of [Insteken na taak] in
op .
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de
instellingen, tikt u op .
De lade voor scheidingspagina's wijzigen:
Tik op de toets [Papierlade] om het ladeselectiescherm te tonen. Tik op de lade voor scheidingsinvoerpagina's op het
ladeselectiescherm. Raadpleeg "DE PAPIERLADE VOOR HET KOPIËREN SELECTEREN (pagina 2-13)
" en "HET
TYPE EN FORMAAT VAN PAPIER IN DE DOORVOERLADE OPGEVEN (pagina 2-40)" voor meer informatie.
De instelling voor invoegen van scheidingspagina's annuleren:
Wis het selectievakje voor de invoegmodus voor de scheidingspagina.
Voorbeeld-
weergave
Start
Vorige
N-Up
Meer pag. op een pag. plaatsen
Kleurmodus
Aanp. Formaat/Richting.
Origineel
Kleur
Start
Scheidingspagina
Overige
Bovenk sets insteken
Einde sets insteken
Papierlade
Papierlade
Handinvoer
Handinvoer
Insteken voor taak
Insteken na taak
Papierlade
Papierlade
Handinvoer
Handinvoer
1 (1~9999)
CA
Z/W
2-50
KOPIEERAPPARAAT►BELANGRIJKSTE PROCEDURES VOOR HET MAKEN VAN KOPIEËN.
KOPIËREN IN BATCHES
MEERDERE ORIGINELEN ALS ENKELE PAGINA
KOPIËREN (N-Up)
Met deze functie kunt u meerdere origineelpagina's kopiëren op een enkel vel papier met dezelfde opmaak.
Selecteer de functie 2-Up om twee pagina's te kopiëren op één vel, 4-Up om vier pagina's te kopiëren op één vel of 8-Up
om acht pagina's te kopiëren op één vel.
Deze functie is handig als u meerdere pagina's in een compact formaat wilt presenteren of als u een overzicht wilt van
alle pagina's in een document.
2-Up kopiëren 4-Up kopiëren
Als u een kaft invoegt, selecteert u Kaftinstelling om alleen een eerste vel op één pagina te kopiëren en vervolgens de
tweede en volgende pagina's gezamenlijk te kopiëren.
1
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
Als u de glasplaat gebruikt voor het scannen van meerdere origineelpagina's, moet u het origineel wijzigen en op de
toets [Z/W Start] of [Kleur Start] tikken.
2
Tik op de toets [N-Up].
KOPIEERMODUS (pagina 2-3)
Tik op de toets [Origineel] en geef de stand van het origineel op, zodat de afdrukstand goed herkend wordt.
De afdrukstand van het origineel opgeven (pagina 2-33)
B
A
A B
D
C
B
A
AB
C
D
2-51
KOPIEERAPPARAAT►BELANGRIJKSTE PROCEDURES VOOR HET MAKEN VAN KOPIEËN.
3
Tik op het aantal originelen dat u
gezamenlijk wilt kopiëren en selecteer
de toets lay-out.
De afbeeldingen worden zo nodig gedraaid.
Ga naar stap 7 als u klaar bent met het selecteren van de
instellingen.
4
Tik op de toets [Details] als u meer gedetailleerde instellingen wilt kiezen en
schakel over naar de normale modus.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 2-5)
5
Tik op de toets [Overige] en op de toets [N-Up].
6
Tik op [Rand]en selecteer de rand.
U kunt een lijn invoegen tussen de pagina's die op een vel
zijn gerangschikt.
Tik als u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
achtereenvolgens twee keer op de toetsen en [Vorige].
De instelling N-Up annuleren:
Tik op de toets [Off].
Alle instellingen annuleren:
Tik op de toets [CA].
7
Tik op de toets [Kleur Start] of [Z/W Start] om het kopiëren te starten.
Start
Kleur
Start
N-Up
UIT
CA
Voorbeeld-
weergave
Aantal
kopieën
6-Up 9-Up 16-Up
6-Up 9-Up 16-Up
Z/W
Voorbeeld-
weergave
Start
Vorige
Kleur
Start
N-Up
Selecteer type origineel om op te maken op 1 pagina.
Overige
Pos. verschuiven voor marge
Boekje
Kopiëren als boekje
Kantlijnverschuiving
Kaften/insteekvellen invoegen
Kaften/insteekvellen
Dubbelz. Kopie
Kleurmodus
Off
2-Up
4-Up
6-Up
Lay-out
Rand
Off
Origineel
CA
Z/W
2-52
KOPIEERAPPARAAT►BELANGRIJKSTE PROCEDURES VOOR HET MAKEN VAN KOPIEËN.
TEGENOVER ELKAAR LIGGENDE PAGINA'S VAN EEN
GEBONDEN DOCUMENT KOPIËREN (DUBBELZIJDIGE KOPIE)
Met deze functie worden achtereenvolgens de linker- en rechterhelft van een origineel gekopieerd. Deze functie is nuttig
bij het maken van kopieën van de twee tegenover elkaar liggende pagina's van een boek of ander gebonden document.
De tegenover elkaar liggende pagina's van een boek of gebonden document kopiëren
Stel dubbelzijdig kopiëren in voordat u het origineel scant.
Als u de schaduwen wilt wissen die worden veroorzaakt door de band van het boek of het gebonden document, gebruikt u de wisfunctie.
Deze functie kan niet worden gebruikt in combinatie met de functie Midden Wissen.
Deze functie kan niet worden gebruikt in combinatie met 2-zijdig origineel en Afdrukstand: Horizontaal.
1
Tik op de toets [Details] om over te schakelen naar de normale modus.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 2-5)
2
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Dubbelz. kopie].
Op het pictogram wordt een vinkje weergegeven.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen, tikt u op de toets [Vorige].
Als dubbelzijdige kopie is geselecteerd, wordt het papierformaat A4 of B5 automatisch geselecteerd.
Tik als u papier in een andere lade wilt gebruiken, op de toets [Papier Selectie] en selecteer de lade met het gewenste
papier in het selectievenster voor de papierlade dat wordt weergegeven.
DE PAPIERLADE VOOR HET KOPIËREN SELECTEREN (pagina 2-13)
De instelling voor dubbelzijdig kopiëren annuleren:
Tik op de toets [Dubbelz. kopie] om de instelling uit te schakelen.
5
6
56
Boek of gebonden document
De tegenover elkaar liggende pagina's worden
gekopieerd op 2 afzonderlijke pagina's.
2-53
KOPIEERAPPARAAT►BELANGRIJKSTE PROCEDURES VOOR HET MAKEN VAN KOPIEËN.
3
Plaats het origineel op de glasplaat.
GLASPLAAT (pagina 1-84)
Lijn het midden van het origineel uit op de juiste
formaatmarkering .
Alle instellingen annuleren:
Tik op de toets [CA].
4
Tik op de toets [Kleur Start] of [Z/W Start] om het kopiëren te starten.
Middenlijn van
B4-origineel
Middenlijn van
A3-origineel
Middenlijn van
11" x 17"-origineel
Formaatmarkering
De pagina aan
deze kant wordt
als eerste
gekopieerd.
Middenlijn van origineel
2-54
KOPIEERAPPARAAT►BELANGRIJKSTE PROCEDURES VOOR HET MAKEN VAN KOPIEËN.
BEIDE ZIJDEN VAN EEN KAART ALS ENKELE PAGINA
KOPIËREN (KAARTFORMAAT)
Met deze functie kunt u de voor- en achterzijde van een kaart op één vel kopiëren, niet op aparte vellen.
Deze functie is handig om kopieën te maken ter identificatie en om papier te besparen.
Het standaardorigineelformaat wijzigen tijdens Kaartformaat:
Selecteer in 'Instellingen (beheerder)' [Systeeminstellingen] → [Kopieerinstellingen] → [Voorwaarde- Instellingen] → [Kaart
Formaat-Instellingen].
1
Tik op de toets [Details] om over te schakelen naar de normale modus.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 2-5)
2
Selecteer het papier dat u wilt gebruiken voor kaartformaat.
Stel een papier in volgens "DE PAPIERLADE VOOR HET KOPIËREN SELECTEREN (pagina 2-13)".
3
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Kaart Formaat].
4
Tik op de toets [On] en geef het juiste
origineelformaat op.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u achtereenvolgens op de toetsen en [Vorige].
Achterzijde
Voorzijde
Voorbeeld van een A4 (8-1/2" x 11")
Formaat staande kopie
Voorbeeld van een A4 (8-1/2" x 11")
Formaat liggende kopie
Voorbeeld-
weergave
Start
Vorige
Kleur
Start
Kaart Formaat
Overige
Belichting
Type/belichting selecteren
Aanpassing Achtergrond
Kleurmodus
Off
On
Aanp. aan papierformaat
Reset
( 25~210 )
mm
( 25~210 )
mm
X
25
Y
25
Formaat A4:
CA
Z/W
2-55
KOPIEERAPPARAAT►BELANGRIJKSTE PROCEDURES VOOR HET MAKEN VAN KOPIEËN.
Tik op de gebieden die breedte- en hoogteformaten weergeven en voer het formaat met de cijfertoetsen in.
Als u het formaat snel wilt instellen, geeft u eerst met de cijfertoetsen een waarde op die dicht bij de gewenste waarde
ligt en past u deze vervolgens aan met .
Wanneer u het selectievakje [Aanp. aan papierformaat] instelt op , wordt het origineel vergroot of verkleind in de
juiste verhouding tot het origineelformaat.
De instellingen voor kaartformaat annuleren:
Tik op de toets [Off].
5
Plaats een kaart met de voorzijde
omlaag op de glasplaat en tik op de
toets [Kleur Start] of [Z/W Start].
GLASPLAAT (pagina 1-84)
6
Plaats een kaart met de afdrukzijde naar boven op de glasplaat en tik op de
toets [Kleur Start] of [Z/W Start] om de achterzijde te scannen.
U kunt de kopieerinstellingen niet wijzigen als u extra pagina's scant.
Alle instellingen annuleren:
Tik op de toets [CA].
7
Tik op de toets [Lezen Klaar] om het kopiëren te starten.
2-56
KOPIEERAPPARAAT►BELANGRIJKSTE PROCEDURES VOOR HET MAKEN VAN KOPIEËN.
DEZELFDE AFBEELDING HERHALEN OP ÉÉN VEL
(OPMAAK HERHALEN)
Met deze functie kopieert u dezelfde originele afbeelding meerdere malen op één vel.
U kunt elk van de volgende drie typen herhaalde kopie instellen.
Herhalingsmethode Beschrijving
Auto-herhalen
Het maximaal herhaalde aantal kopieën op een vel wordt automatisch berekend op basis van
het origineelformaat, het papierformaat en de kopieerfactor die worden geselecteerd via het
basisscherm.
Vaste herh.
Wanneer u een herhalingsaantal, origineelformaat en papierformaat selecteert om
afbeeldingen op een vel te kopiëren, wordt de kopieerfactor automatisch berekend en wordt
het origineel gekopieerd.
Foto herhalen
Deze functie kopieert herhaaldelijk op papier van het formaat A4 (8-1/2" x 11") of A3 (11" x
17") zonder de kopieerfactor van het origineel op fotoformaat te wijzigen. U kunt elk van de
volgende vijf typen origineelformaat selecteren:
E/L-formaat, Briefkaart (Tot 148 mm x 105 mm (3" x 5"))
Tot 100 mm x 150 mm (5" x 7")
Kaart (Tot 70 mm x 100 mm (2-1/2" x 4"))
ID-foto (Tot 65 mm x 70 mm (2-1/2" x 2-1/2"))
Kaart (Tot 57 mm x 100 mm (2-1/8" x 2-5/8"))
Opmaak herhalen moet worden opgegeven voordat het origineel wordt gescand.
Als de kopieerfactor die u automatisch verkrijgt in [Fixed Repeat] buiten het bereik valt van 25 tot 400% (glasplaat) of 25
tot 200% (automatische documentinvoereenheid), treedt een fout op. Selecteer het aantal zijden dat nogmaals moet
worden herhaald.
Plaats altijd een origineel op de glasplaat om foto's te herhalen.
Opmaak herhalen kan worden gecombineerd met Nieten/ Perforeren of Zadelnieten.
Deze functie kan niet worden gecombineerd met Origineel met gemengde formaten of 2-Zijdige Kopie.
Foto herhalen kan niet worden gecombineerd met Afdrukstand.
2-57
KOPIEERAPPARAAT►BELANGRIJKSTE PROCEDURES VOOR HET MAKEN VAN KOPIEËN.
Kopiëren door automatisch het herhalingsaantal te berekenen (Auto-Herhalen)
1
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
2
Tik op de toets [Details] om over te schakelen naar de normale modus.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 2-5)
3
Tik op de toets [Overige] en vervolgens op de toets [Opmaak herhalen].
4
Tik op de toets [Auto-Herhalen].
5
Controleer het aantal herhaalde zijden
dat automatisch is berekend.
Wijzig het origineelformaat, het papierformaat of de
kopieerfactor door respectievelijk op de toetsen [Origineel],
[Papierformaat] of [Kopieerratio] te tikken.
DE AFDRUKSTAND EN HET FORMAAT VAN HET
ORIGINEEL SELECTEREN (pagina 2-33)
HANDMATIGE FACTORSELECTIE (pagina 2-27)
DE PAPIERLADE VOOR HET KOPIËREN
SELECTEREN (pagina 2-13)
Stel dit zo in dat er een of meerdere herhaalde zijden zijn.
6
Geef de scheidingslijn van de
herhaling op.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u achtereenvolgens op de toetsen en [Vorige].
De instelling Auto-Herhalen annuleren:
Tik op de toets [Off].
Alle instellingen annuleren:
Tik op de toets [CA].
Voorbeeld-
weergave
Start
Vorige
Kleur
Start
Opmaak herhalen
Autom. opmaak van herh. zijde gebas. op orig., pap.form. en factor.
Overige
Off
Vaste herh.
Foto herhalen
Auto-Herhalen
Belichting
Type/belichting selecteren
Aanpassing Achtergrond
Kleurmodus
Aanp. Formaat/Richting.
Origineel
Papierformaat
Origineel
Huidige instelling
B5
A4
100%
Off
Scheidingslijn
Kopieerratio
CA
Z/W
Herhaal-
nummer
Voorbeeld-
weergave
Start
Vorige
Kleur
Start
Opmaak herhalen
Autom. opmaak van herh. zijde gebas. op orig., pap.form. en factor.
Overige
Off
Vaste herh.
Foto herhalen
Auto-Herhalen
Belichting
Type/belichting selecteren
Aanpassing Achtergrond
Kleurmodus
Aanp. Formaat/Richting.
Origineel
Papierformaat
Kopieerratio
Origineel
Huidige instelling
Scheidingslijn
B5
A4
100%
Off
CA
Z/W
Herhaal-
nummer
2-58
KOPIEERAPPARAAT►BELANGRIJKSTE PROCEDURES VOOR HET MAKEN VAN KOPIEËN.
Kopiëren door een herhalingsaantal op te geven (Vaste herhaling)
7
Tik op de toets [Kleur Start] of [Z/W Start] om het kopiëren te starten.
1
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
2
Tik op de toets [Details] om over te schakelen naar de normale modus.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 2-5)
3
Tik op de toets [Overige] en vervolgens op de toets [Opmaak herhalen].
4
Tik op de toets [Vaste herh.].
5
Tik op de toetsen [Origineel] en [Papierformaat] om respectievelijk een
origineelformaat en papierformaat te selecteren.
DE AFDRUKSTAND EN HET FORMAAT VAN HET ORIGINEEL SELECTEREN (pagina 2-33)
DE PAPIERLADE VOOR HET KOPIËREN SELECTEREN (pagina 2-13)
2-59
KOPIEERAPPARAAT►BELANGRIJKSTE PROCEDURES VOOR HET MAKEN VAN KOPIEËN.
Een origineel op fotoformaat in werkelijk formaat herhalen (Foto herhalen)
6
Tik op [Aantal zijden] om een
herhalingsaantal in te stellen.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u op .
Het resultaat van de automatische berekening wordt
weergegeven als kopieerfactor.
Als de berekende kopieerfactor buiten het bereik valt van 25% tot 400% (glasplaat) of 25 tot 200% (automatische
documentinvoereenheid), treedt een fout op.
7
Geef de scheidingslijn van de herhaling op.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen, tikt u achtereenvolgens op de toetsen en [Vorige].
De instelling Vaste herhaling annuleren:
Tik op de toets [Off].
Alle instellingen annuleren:
Tik op de toets [CA].
8
Tik op de toets [Kleur Start] of [Z/W Start] om het kopiëren te starten.
1
Tik op de toets [Details] om over te schakelen naar de normale modus.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 2-5)
2
Tik op de toets [Overige] en vervolgens op de toets [Opmaak herhalen].
3
Tik op de toets [Foto herhalen].
4
Plaats het origineel op de glasplaat.
Voorbeeld-
weergave
Start
Vorige
Kleur
Start
Opmaak herhalen
Aantal zijden
Overige
Belichting
Type/belichting selecteren
Aanpassing Achtergrond
Kleurmodus
Aanp. Formaat/Richting.
Origineel
4x herhalen
2x herhalen
8x herhalen
16x herhalen
CA
Z/W
2-60
KOPIEERAPPARAAT►BELANGRIJKSTE PROCEDURES VOOR HET MAKEN VAN KOPIEËN.
5
Tik op de toets [Origineel] en selecteer een origineelformaat.
Als u op de toets voor het origineelformaat tikt, wordt de afdrukstand van het origineel aangegeven bij "Hoe instellen?".
Plaats het origineel zo dat de stand overeenkomt met de afdrukstand die wordt getoond.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen, tikt u op .
6
Tik op de toets [Papierformaat] en
selecteer een papierformaat.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u achtereenvolgens op de toetsen en [Vorige].
Het resultaat van de automatische berekening wordt
weergegeven als kopieerfactor.
Wanneer u op de toets [*Tot 57x100 mm (kaart) *~ 2 1/8 x 2 5/8"] in het scherm [Origineel] tikt, kunt u alleen het
papierformaat A4 selecteren.
De instelling Foto herhalen annuleren:
Tik op de toets [Off].
Alle instellingen annuleren:
Tik op de toets [CA].
7
Tik op de toets [Kleur Start] of [Z/W Start] om het kopiëren te starten.
Voorbeeld-
weergave
Start
Vorige
Kleur
Start
Opmaak herhalen
Autom. opmaak van herh. zijde gebas. op orig., pap.form. en factor.
Overige
Off
Vaste herh.
Foto herhalen
Auto-Herhalen
Belichting
Type/belichting selecteren
Aanpassing Achtergrond
Kleurmodus
Kopieerratio
Origineel
Huidige instelling
B5
A4
100%
Papierformaat
4
Herhaal-
nummer
CA
Z/W
2-61
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
Andere functies worden ingesteld in het basisscherm van de normale modus.
DE KOPIEERMODUS SELECTEREN (pagina 2-4)
UITVOER- EN
OPMAAKBEWERKINGSFUNCTIES
KOPIEËN MAKEN MET FOLDERFORMAAT (BOEKJE)
Kopieën die worden gemaakt via "Boekje", kunnen in het midden worden gevouwen om een boekje te maken.
Deze functie is handig als u van kopieën een aantrekkelijk boekje of folder wilt maken.
Boekjekopie met 8 origineelpagina's
Inbindkant
ANDERE FUNCTIES
Andere functies kunnen niet worden geselecteerd in de eenvoudige modus.
765
432
7
2
5
3
7
5
4
Originelen
Nieten om een boekje te maken
7
2
7
5
3
5
4
7
2
7
5
3
4
5
Links inbinden
Rechts inbinden
2-62
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
Als u een boekjekopie van een boek of ander gebonden origineel wilt maken, gebruikt u de functie Boekjekopie.
EEN FOLDER KOPIËREN (BOEKKOPIE) (pagina 2-67)
Als de functie Boekje is geselecteerd, wordt de functie voor 2-zijdig kopiëren automatisch geselecteerd. Als er instellingen
zijn geselecteerd die 2-zijdig kopiëren verhinderen, kunt u de functie Boekje niet gebruiken.
Scan de originelen op volgorde: van de eerste pagina tot de laatste pagina. De kopieervolgorde wordt automatisch
aangepast door het apparaat. Er worden 4 origineelpagina's gekopieerd op elk vel papier. Als het aantal originelen geen
veelvoud is van vier, worden aan het eind automatisch blanco pagina's geproduceerd.
Als er een nietfinisher is geïnstalleerd, kunt u [Nietsorteren] selecteren en het zadelnieten instellen (Elke set kopieën
nieten op twee posities in het midden van het papier).
NIETINSTELLINGEN (pagina 2-42)
Kopieën automatisch nieten wanneer Boekje is ingeschakeld:
Selecteer in de "Instellingen (beheerder)" [Systeeminstellingen] → [Algemene instellingen] → [Apparaatbeheer] →
[Automatisch Zadelnieten].
Dit wordt gebruikt om de functie Zadelnieten automatisch te activeren als de functie Boekje is ingeschakeld wanneer een
nietfinisher is geïnstalleerd. Als u inbindkopieën wilt maken zonder te nieten wanneer de optie [Automatisch Zadelnieten] is
ingeschakeld, tikt u op de toets [Nietsorteren]. Selecteer vervolgens [Boekje] en tik op de toets [Off] in het zadelsteekscherm.
1
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
Als de originelen 2-zijdig zijn, plaatst u deze in de documentinvoerlade.
2
Tik op de toets [Overige] en vervolgens op de toets [Boekje], of tik op de
toets [Nietsorteren] en vervolgens op de toets [Zadelnieten].
3
Selecteer de inbindzijde.
De instelling Boekje annuleren:
Tik op de toets [Off].
4
Tik op de toets [1-Zijdig], [2-Zijdig
Boekje] of [2-Zijdig Schrijfblok] al naar
gelang welke van toepassing is op de
originelen.
Als u geen kaft wilt invoegen, gaat u naar stap 6.
Voorbeeld-
weergave
Start
Boekje
Overige
Aantal exempl.
Aanp. Formaat/Richting.
Origineel
Kleur
Start
1
Off
Rechts inbinden
Linkse Binding
Tablet
2-Zijdig Boekje
1-Zijdig
2-Zijdig Schrijfblok
Kaftinstelling
Sorteren/groepen
Sorteren/groepen wijzigen
Meer pag. op een pag. plaatsen
N-Up
Selecteer Origineel Type.
CA
Z/W
2-63
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
5
Tik als u een kaft wilt invoegen, op de toets [Kaftinstelling] en op de toets
[On].
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen, tikt u achtereenvolgens op de toetsen en [Vorige].
De kaftinvoerlade wijzigen:
Tik op de toets [Papierlade] om het ladeselectiescherm te tonen.
Tik op de kaftinvoerlade op het ladeselectiescherm.
Raadpleeg "DE PAPIERLADE VOOR HET KOPIËREN SELECTEREN (pagina 2-13)
" voor meer informatie.
Als u op de kaft wilt kopiëren, kunt u geen gebruikmaken van etikettenvellen, transparanten en tabpapier.
Alle instellingen annuleren:
Tik op de toets [CA].
6
Tik op de toets [Kleur Start] of [Z/W Start] om het kopiëren te starten.
2-64
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
MEERDERE ORIGINELEN KOPIËREN OP ELKE PAGINA
VAN HET BOEKJE (BOEKJE 2-Up OF 4-Up PAGINA'S OP 1
VEL)
Met deze functie kunt u twee of vier origineelpagina's gelijkelijk op één pagina van de inbindkopie kopiëren.
Deze functie is handig als u van een minimum aantal kopieën een aantrekkelijk boekje of een folder wilt maken.
De volgende papierformaten en aantallen vellen zijn beschikbaar voor boekje 2-Up of 4-Up.
Papierformaat: A3W, A3, B4, A4R, B5R, 12"x 18", 11"x 17", 8-1/2"x 14", 8-1/2"x 11"R
Aantal geniete vellen: max. 15 vellen
Scan de originelen op volgorde: van de eerste pagina tot de laatste pagina. De kopieervolgorde wordt automatisch
aangepast door het apparaat.
Er worden 8 of 16 origineelpagina's gekopieerd op elk vel papier. Als het aantal originelen geen veelvoud is van acht,
worden aan het eind automatisch blanco pagina's geproduceerd.
1
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
Als de originelen 2-zijdig zijn, plaatst u deze in de documentinvoerlade.
2
Tik op de toets [Nietsorteren] en op de toets [Zadelnieten].
3
Selecteer de inbindzijde.
De instelling Boekje annuleren:
Tik op de toets [Off].
8
14
4
3
7
6
5
4
3
2
15
14
13
12
11
10
9
10
8
9
7
Originelen Boekje, 2-Up
2-65
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
4
Tik op de toets [1-Zijdig], [2-Zijdig
Boekje] of [2-Zijdig Schr.Blok] al naar
gelang welke van toepassing is op de
originelen.
Als u geen kaft wilt invoegen, gaat u naar stap 6.
5
Tik als u een kaft wilt invoegen, op de toets [Kaftinstelling] en op de toets [On].
De kaftinvoerlade wijzigen:
Tik op de toets [Papierlade] om het ladeselectiescherm te tonen.
Tik op de kaftinvoerlade op het ladeselectiescherm.
Raadpleeg "DE PAPIERLADE VOOR HET KOPIËREN SELECTEREN (pagina 2-13)
" voor meer informatie.
Als u een kopie op een kaft wilt maken, schakelt u het selectievakje [Kopie maken op kaft (duplex)] in zodat wordt
weergegeven.
Als u op de kaft wilt kopiëren, kunt u geen gebruikmaken van etikettenvellen, transparanten en tabpapier.
Alle instellingen annuleren:
Tik op de toets [CA].
6
Tik op [N-Up] in het actiescherm.
7
Tik op de toets van de N-Up-vellen die u wilt gebruiken.
De afbeeldingen worden zo nodig gedraaid.
De instelling N-Up annuleren
Tik op de toets [Off].
8
Selecteer de lay-out.
Voorbeeld-
weergave
Start
Overige
Aantal exempl.
Aanp. Formaat/Richting.
Origineel
Kleur
Start
1
Off
Rechts inbinden
Linkse Binding
Tablet
1-Zijdig
Kaftinstelling
Sorteren/groepen
Sorteren/groepen wijzigen
Meer pag. op een pag. plaatsen
N-Up
Selecteer Origineel Type.
CA
Z/W
Boekje
2-Zijdig
Boekje
2-Zijdig
Schr.Blok
2-66
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
9
Tik op [Rand]en selecteer de rand.
U kunt een lijn invoegen tussen de pagina's die op een vel
zijn gerangschikt.
Tik als u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
achtereenvolgens twee keer op de toetsen en [Vorige].
Alle instellingen annuleren:
Tik op de toets [CA].
10
Tik op de toets [Kleur Start] of [Z/W Start] om het kopiëren te starten.
Extra scan
Start
CA
Vorige
Kleur
Start
N-Up
Selecteer type origineel om op te maken op 1 pagina.
Overige
Off
4-Up
6-Up
2-Up
Lay-out
Rand
Origineel
Off
Z/W
2-67
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
EEN FOLDER KOPIËREN (BOEKKOPIE)
Met deze functie kunt u een kopie maken van de twee tegenover elkaar liggende pagina's van een open boek of ander
gebonden document.
Kopieën die u maakt met deze functie kunnen in het midden worden gevouwen om een boekje te maken.
Deze functie is handig als u van kopieën een aantrekkelijk boekje of folder wilt maken.
Boekkopie moet worden opgegeven voordat het origineel wordt gescand.
Er worden 4 origineelpagina's gekopieerd op elk vel papier. Als het aantal originelen geen veelvoud is van vier, worden
aan het eind automatisch blanco pagina's toegevoegd.
Als een nietfinisher is geïnstalleerd, kan deze functie worden gebruikt in combinatie met de functie zadelnieten of vouwen.
Als u de functie voor boekkopie selecteert, wordt de functie voor 2-zijdig kopiëren automatisch geselecteerd.
Wanneer u instellingen hebt geselecteerd die 2-zijdig kopiëren verhinderen, kunt u de functie Boekkopie niet gebruiken.
1
Plaats het origineel op de glasplaat.
Plaats de geopende pagina's van de 'eerste en laatste
vellen'.
GLASPLAAT (pagina 1-84)
2
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Boekkopie].
C
3
B
2
A
1
D
4
A
1
B
2
C
3
D
4
3
1
Originelen
Achterkaft Voorblad
Binnenzijde van
voorblad
1e pagina
2e pagina 4e pagina
Binnenzijde van
achterkaft
Plaats het origineel
3e pagina
2-68
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
3
Selecteer een inbindpositie.
Als u geen kaft wilt invoegen, tikt u achtereenvolgens op de
toetsen en [Vorige]. Ga vervolgens naar stap 5.
De instelling voor boek kopiëren annuleren:
Tik op de toets [Off].
4
Tik als u een kaft wilt invoegen, op de toets [Kaftinstelling] en op de toets [On].
Als u een kopie op de ingevoegde kaft wilt maken, schakelt u het selectievakje [Kopie maken op kaft (duplex)] in zodat
wordt weergegeven.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen, tikt u achtereenvolgens op de toetsen en [Vorige].
De kaftinvoerlade wijzigen:
Tik op de toets [Papierlade] om het ladeselectiescherm te tonen. Tik op de kaftinvoerlade op het ladeselectiescherm.
Raadpleeg "DE PAPIERLADE VOOR HET KOPIËREN SELECTEREN (pagina 2-13)" voor meer informatie.
Als u op de kaft wilt kopiëren, kunt u geen gebruikmaken van etikettenvellen, transparanten en tabpapier.
Deze instelling is niet beschikbaar als de functie Kaften/Insteekvellen is uitgeschakeld in de instellingsmodus.
5
Tik op de toets [Kleur Start] of [Z/W Start] om de eerste origineelpagina te scannen.
Het scannen van het origineel start.
6
Plaats de volgende geopende
origineelpagina's en tik op de toets
[Kleur Start] of [Z/W Start].
Tik op dezelfde toets als waarop u hebt getikt in stap 5.
Herhaal deze stap totdat u alle origineelpagina's hebt gescand.
Scan de resterende originelen in deze volgorde:
Binnenzijde van de voorkaft en de eerste pagina (tegenover
elkaar liggende pagina's)
De 2e en 3e pagina (tegenover elkaar liggende pagina's)
De laatste pagina en de binnenzijde van de achterkaft
(tegenover elkaar liggende pagina's)
U kunt de kopieerinstellingen niet wijzigen als u extra pagina's scant.
Alle instellingen annuleren:
Tik op de toets [CA].
7
Tik op de toets [Lezen Klaar] om het kopiëren te starten.
4A3
Start
Vorige
Kleur
Start
Boekkopie
Selecteer inbindrand origineel.
Overige
Off
Rechts inbinden
Links inbinden
Kaftinstelling
Voorbeeld-
weergave
Kleurmodus
Nieten
Randschaduw wissen
Wissen
CA
Z/W
2-69
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
EEN INBINDKOPIE-ORIGINEEL SPLITSEN PER PAGINA
(BOEK SPLITSEN)
Met deze functie wordt een zadelsteekorigineel, zoals een catalogus of folder, per pagina gesplitst en in volgorde gekopieerd.
Boek splitsen moet worden opgegeven voordat het origineel wordt gescand.
Deze functie ondersteunt drie bindzijden voor originelen: rug links, rug rechts en bovenzijde open.
Het gescande origineel wordt in het midden gesplitst.
De glasplaat is voor deze functie niet beschikbaar.
1
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Boek opsplitsen].
2
Selecteer de inbindzijde voor een
folderorigineel.
Controleer of in de voorbeeldafbeelding die in het scherm wordt weergegeven de inbindzijde juist is.
De instelling Boek splitsen annuleren:
Tik op de toets [Off].
Alle instellingen annuleren:
Tik op de toets [CA].
3
Tik op de toets [Kleur Start] of [Z/W Start] om het kopiëren te starten.
Start
Vorige
Kleur
Start
Boek opsplitsen
Selecteer inbindrand origineel.
Overige
Off
Rechts inbinden
Links inbinden
Schrijfblok
Voorbeeld-
weergave
Dubbelz. Kopie
Kleurmodus
Nieten
Randschaduw wissen
Wissen
Lege pagina in orig. overslaan
Lege pagina Overslaan
CA
Z/W
2-70
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
FUNCTIES OM PAPIER EN TIJD TE
BESPAREN
LEGE PAGINA'S IN EEN ORIGINEEL OVERSLAAN
(LEGE PAGINA OVERSLAAN)
Als het gescande origineel lege pagina's bevat, worden deze met deze functie overgeslagen, zodat alleen gevulde
pagina's worden gekopieerd.
Het apparaat detecteert lege pagina's, zodat u nutteloze kopieën kunt overslaan zonder een origineel te controleren.
Als een origineel waarvan een zijde leeg is wordt gescand, worden lege pagina's overgeslagen voor 2-zijdig kopiëren.
Afhankelijk van het origineel komt het soms voor dat pagina's die niet leeg zijn toch voor lege pagina's worden aangezien
en dus niet worden gekopieerd; sommige pagina's die leeg zijn, worden soms niet altijd herkend als leeg en worden toch
gekopieerd.
1
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
2
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Lege pagina Overslaan].
Lege pagina
Kopiëren
De lege pagina's worden niet gekopieerd.
2-71
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
3
Tik op de toets [Lege pagina
overslaan] of [Lege pag./rugschaduw
overslaan].
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u achtereenvolgens op de toetsen en [Vorige].
Alle instellingen annuleren:
Tik op de toets [CA].
4
Tik op de toets [Kleur Start] of [Z/W Start].
5
Controleer het bevestigingsbericht en
tik op de toets [Uitvoeren] om het
kopiëren te starten.
In het bevestigingsscherm worden het aantal gescande
originelen in (A), het aantal gescande zijden in (B) en het
aantal kopieën, uitgezonderd de lege pagina's, in (C)
weergegeven.
Als er bijvoorbeeld vijf originelen, waaronder twee lege
pagina's, dubbelzijdig worden gescand, wordt bij (A) "5", bij
(B) "10" en bij (C) "8" weergegeven.
Start
Vorige
Kleur
Start
Overige
Voorbeeld-
weergave
Aanp. Formaat/Richting.
Origineel
Dubbelz. Kopie
Kleurmodus
Meer pag. op een pag. plaatsen
N-Up
Randschaduw wissen
Wissen
Lege pagina Overslaan
Off
Lege pagina overslaan
Lege pag./rugschaduw overslaan
CA
Z/W
A4
B5
B4
A3
2
1
3
4
Start
Kleur
Start
Overige
Normaal
A4
B5
B4
A3
2
1
3
4
A4
Kleurmodus
Meerkleuren
Papierformaat
Auto
Belichting
Auto
Origineel
Auto
Dubbelz. Kopie
1-Zijdig→1-Zijdig
Sorteren/groepen
Auto
Kopieerfactor
100%
Annuleren Uitvoeren
5 pagina's van het origineel
zijn gescand. (P.10)
Kopieer 8 pagina's van originelen.
Taak uitvoeren?
CA
Z/W
(A)(C) (B)
2-72
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
DE ACHTERGROND AANPASSEN DOOR LICHTE
DELEN VAN HET ORIGINEEL DONKERDER OF
LICHTER TE MAKEN (ACHTERGROND AANPASSING)
U kunt de achtergrond aanpassen door de lichte delen van het origineel donkerder of lichter te maken.
U moet Achtergrond Aanpassing selecteren voordat u het origineel scant.
1
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Aanpassing Achtergrond].
2
Tik op of verplaats de
schuifregelaar om de waarde in te
stellen.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u achtereenvolgens op de toetsen en [Vorige].
De instelling voor Achtergrond aanpassing annuleren:
Tik op de toets [Off].
Pas de lichte gedeelten op
deze manier aan.
Niveau [+]
[+] maakt de achtergrond
donkerder. [-] maakt de
achtergrond lichter.
Niveau [-]
Overige
Aanpassing Achtergrond
Pas Origineel Achtergrondintensiteit aan.
Voorbeeld-
weergave
Start
Kleur
Start
Off
On
Raak [+] aan om de
achtergrond te verdonkeren.
Raak [-] aan om de
achtergrond te wissen.
Vorige
A3
Aanp. Formaat/Richting.
Origineel
Randschaduw wissen
Wissen
Afbeeldingsomtrek aanpassen
Scherpte
Belichting
Type/belichting selecteren
Kleurmodus
CA
Z/W
2-73
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
3
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
Alle instellingen annuleren:
Tik op de toets [CA].
4
Tik op de toets [Kleur Start] of [Z/W Start] om het kopiëren te starten.
2-74
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
EEN PROEFKOPIE MAKEN (PROEFKOPIE)
Met deze functie maakt u een proefkopie voordat u het opgegeven aantal kopieën maakt. Controleer bij een proefkopie
de voorbeeldafbeelding. Wijzig zo nodig de instelling. Als u deze functie gebruikt, wordt het gescande origineel
opgeslagen op het apparaat, zodat u het origineel in de gewijzigde instelling niet opnieuw hoeft te scannen.
Proefkopiestroom
Proefkopie moet worden opgegeven voordat het origineel wordt gescand.
Als Proefkopie wordt uitgevoerd terwijl het apparaat een andere opdracht afdrukt, wordt die opdracht onderbroken en
wordt de proefkopie met voorrang afgedrukt. De onderbroken opdracht wordt hervat nadat de proefkopie is voltooid.
Wanneer de proefkopie echter wordt uitgevoerd terwijl een opdracht wordt uitgevoerd waarvoor 2-zijdig afdrukken en
nieten is ingeschakeld, wordt de proefkopie pas uitgevoerd nadat de lopende opdracht is voltooid.
Wanneer u op de toets [Start Afdrukken] tikt om de overige sets af te drukken terwijl het apparaat een andere opdracht
afdrukt, zullen de overige sets worden afgedrukt nadat alle eerdere opdrachten zijn voltooid.
1
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Proefafdruk].
Op het pictogram wordt een vinkje weergegeven.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen, tikt u op de toets [Vorige].
De instelling voor proefkopie annuleren:
Tik op de toets [Proefafdruk] om de instelling uit te schakelen.
2
Geef zo nodig de gewenste functies op, zoals "Belichting" en
"Kopieerfactor".
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
Een van de sets kopieën
wordt afgedrukt zodat u
deze kunt controleren
Selecteer "Proefafdruk"
en 5 sets kopieën
De resterende 4 sets worden
afgedrukt
Pas de instellingen aan
De resterende 4 sets
worden afgedrukt
Na de aanpassing wordt
een set afgedrukt zodat u
deze kunt controleren
Indien OK
2-75
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
3
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
Alle instellingen annuleren:
Tik op de toets [CA].
4
Stel het aantal kopieën (aantal sets) in
met de cijfertoetsen.
U kunt maximaal 9999 kopieën (sets) instellen.
Als een onjuist aantal exemplaren is ingesteld
Tik op de toets [C] en voer het juiste aantal in.
5
Tik op de toets [Kleur Start] of [Z/W Start].
Maak slechts één set kopieën.
A4
B5
B4
A3
2
1
3
4
Start
Kleur
Start
Kleurmodus
Meerkleuren
Papierformaat
Auto
Belichting
Auto
Origineel
Auto A4
Dubbelz. Kopie
1-Zijdig→1-Zijdig
Sorteren/groepen
Auto
Kopieerfactor
100%
Overige
Verzenden en afdrukken
Orig. opnieuw scannen
zonder instell. wijzigen
Gegevens in map opslaan
Bestand
Geg. tijdelijk opslaan
Snelbestand
1
Aantal exempl.
CA
Z/W
Aantal kopieën
Huidige inst. registreren
Programmaregistratie
Voorbeeld-
weergave
2-76
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
HET AANTAL VELLEN VAN HET GESCANDE
ORIGINEEL CONTROLEREN (AANTAL ORIGINELEN)
Met deze functie wordt het aantal vellen van het gescande origineel geteld en wordt het resultaat weergegeven voordat
u een kopie maakt.
Zo weet u hoeveel originele vellen zijn gescand en kunt u vergissingen bij het kopiëren voorkomen.
6
Controleer het kopieerresultaat. Als
geen probleem wordt gevonden, tikt u
op de toets [Start Afdrukken].
Wijzig zo nodig de instellingen en herhaal de proefkopie
totdat u tevreden bent met het kopieerresultaat.
Het is ook mogelijk het aantal kopieën te wijzigen. Gebruik de cijfertoetsen om het aantal kopieën te wijzigen.
In Proefkopie worden niet-beschikbare functietoetsen niet weergegeven.
Sommige beschikbare functies zijn mogelijk beperkt.
Alle instellingen annuleren:
Tik op de toets [CA].
7
Tik op de toets [Kleur Start] of [Z/W Start].
Het telresultaat wordt weergegeven met het aantal gescande vellen van het origineel, niet het aantal pagina's. Wanneer u
bijvoorbeeld één origineel dubbelzijdig kopieert, wordt "1" weergegeven om aan te geven dat één origineel vel is gescand
en dus niet "2" (voor de voor- en achterzijde van dat ene vel).
Het aantal originelen moet worden opgegeven voordat het origineel wordt gescand.
1
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Aantal originelen].
Op het pictogram wordt een vinkje weergegeven.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen, tikt u op de toets [Vorige].
De instelling van Aantal originelen annuleren:
Tik op de toets [Aantal originelen] om de instelling uit te schakelen.
2
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische
documentinvoereenheid.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
A4
B5
B4
A3
2
1
3
4
Kleurmodus
Meerkleuren
Papierformaat
Auto
Belichting
Auto
Origineel
Auto A4
Dubbelz. Kopie
1-Zijdig→1-Zijdig
Sorteren/groepen
Auto
Kopieerfactor
100%
Overige
1
Aantal exempl.
Huidige inst. registreren
Programmaregistratie
Ecoprogramma oproepen
Druk op [Start Afdrukken] om door
te gaan. Om nogmaals een
proefkopie
te maken, drukt u op [Proefkopie].
Normaal
CA
Proefkopie
Start Afdrukken
2-77
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
3
Tik op de toets [Kleur Start] of [Z/W Start].
4
Controleer het aantal vellen van het
origineel.
Het telresultaat wordt weergegeven met het aantal
gescande vellen van het origineel, niet het aantal pagina's.
Wanneer u bijvoorbeeld één origineel dubbelzijdig kopieert,
wordt "1" weergegeven om aan te geven dat één origineel
vel is gescand en dus niet "2" (voor de voor- en achterzijde
van dat ene vel).
Als het weergegeven aantal originele vellen afwijkt van het werkelijke aantal vellen
Tik op de toets [Annuleren] om de taak te stoppen.
5
Tik op de toets [OK] om het kopiëren te starten.
Als deze functie wordt gecombineerd met [Opdr. samenst.], wordt het telresultaat weergegeven nadat op de toets
[Lezen Klaar] is getikt.
A4
B5
B4
A3
2
1
3
4
Start
Kleur
Start
Kleurmodus
Meerkleuren
Papierformaat
Auto
Belichting
Auto
Origineel
Auto
Dubbelz. Kopie
1-Zijdig→1-Zijdig
Sorteren/groepen
Auto
Kopieerfactor
100%
Overige
Normaal
A4
A4
CA
Z/W
B5
B4
A3
2
1
3
4
Annuleren OK
Er zijn 1 pagina's van
het origineel gescand.
Gescande gegevens kopiëren?
2-78
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
TWEE APPARATEN GEBRUIKEN OM DE KOPIEERTIJD
TE VERKORTEN (TANDEMKOPIE)
Met deze functie wordt een kopieeropdracht gedeeld tussen twee apparaten die op het netwerk zijn aangesloten, zodat
de kopieertijd kan worden verkort.
Mastermachine en client machine
De mastermachine voert het scannen uit en de client machine die bij de mastermachine staat geregistreerd, voert het
afdrukken uit zonder het origineel te scannen.
Als u deze functie wilt gebruiken, moeten twee apparaten op uw netwerk zijn aangesloten.
Zelfs als er meerdere apparaten op het netwerk zijn aangesloten, kan deze functie alleen worden gebruikt om met één
ander apparaat een opdracht te delen.
Registreer als u de instelling voor tandemverbinding wilt configureren, het IP-adres van de client machine in de
mastermachine. Voor het poortnummer kunt u het beste de oorspronkelijke instelling gebruiken (50001). Verander het
poortnummer niet, tenzij u problemen ondervindt met deze instelling. De netwerkbeheerder moet de instelling van de
tandemverbinding configureren. Configureer als de mastermachine en de client machine van rol wisselen, het IP-adres van
de mastermachine in de client machine. Hetzelfde poortnummer kan voor beide apparaten worden gebruikt.
In dit geval:
Een nietfinisher is geïnstalleerd in de mastermachine, maar niet in de client machine.
• Tandemkopie is ingeschakeld bij het opgeven van kopieën zonder nieten.
• Tandemkopie is uitgeschakeld bij het opgeven van kopieën met nieten.
Zoals hier wordt getoond,, wordt een melding weergegeven wanneer Tandemkopie is ingeschakeld bij gebruik van een
functie die wel beschikbaar is in de mastermachine maar niet in een client machine.
Als het apparaat geen papier meer heeft
Als de mastermachine of de client machine geen papier meer heeft, zal het apparaat dat geen papier meer heeft de
opdracht in de wacht zetten, terwijl het apparaat dat nog wel papier heeft zal doorgaan met de opdracht. Als u papier laadt
in het apparaat dat geen papier meer had, wordt de opdracht hervat.
Als gebruikersauthenticatie is opgegeven
• Tandemkopie wordt ingeschakeld als gebruikersauthenticatie is opgegeven in het hoofdapparaat.
Tandemkopie wordt uitgeschakeld als gebruikersauthenticatie is opgegeven in de client machine maar niet in de mastermachine.
Als er een oneven aantal sets wordt gemaakt, wordt er een set meer uitgevoerd naar de mastermachine.
Tandemkopie gebruiken:
Selecteer in 'Instellingen (beheerder)' [Systeeminstellingen] → [Algemene instellingen] → [Apparaatbeheer] → [Instelling tandemverbinding].
Maak 4 set kopieën
Mastermachine
Client machine
2 set kopieën
2 set kopieën
Netwerkomgeving
2-79
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
1
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
Als u de glasplaat gebruikt voor het scannen van meerdere origineelpagina's, moet u het origineel wijzigen en op de
toets [Z/W Start] of [Kleur Start] tikken.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
2
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Tandemkopie].
Op het pictogram wordt een vinkje weergegeven.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen, tikt u op de toets [Vorige].
De instelling van Tandemkopie annuleren:
Tik op de toets [Tandemkopie] om de instelling uit te schakelen.
3
Tik op de toets voor het aantal
exemplaren om het aantal kopieën op
te geven.
U kunt maximaal 9999 kopieën (sets) instellen. Het
opgegeven aantal kopieën wordt tussen de mastermachine
en de client machine verdeeld. Als het een oneven aantal
kopieën betreft, zal de mastermachine meer kopieën maken
dan de client machine.
Als een onjuist aantal exemplaren is ingesteld:
Tik op de toets [C] en voer het juiste aantal in.
Alle instellingen annuleren:
Tik op de toets [CA].
4
Tik op de toets [Kleur Start] of [Z/W Start] om het kopiëren te starten.
Tandemkopie annuleren:
Tik op de toets [Kopiëren annuleren] op zowel de mastermachine als de client machine.
A4
B5
B4
A3
2
1
3
4
Start
Kleur
Start
Voorbeeld-
weergave
Kleurmodus
Meerkleuren
Papierformaat
Auto
Belichting
Auto
Origineel
A4
Dubbelz. Kopie
1-Zijdig→1-Zijdig
Sorteren/groepen
Auto
Kopieerfactor
100%
Overige
Normaal
Verzenden en afdrukken
Ecoprogramma oproepen
Gegevens in map opslaan
Bestand
Geg. tijdelijk opslaan
Snelbestand
1
A4
B5
B4
A3
2
1
3
4
Aantal exempl.
A4
Huidige inst. registreren
Programmaregistratie
CA
Z/W
2-80
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
INSTELLINGEN VOOR ECO-AANBEVELING WEERGEVEN
(SCHERM ECO-AANBEVELINGSFUNCTIE)
Als het basisscherm van de normale modus wordt weergegeven, worden de instellingen voor eco-aanbeveling
weergegeven.
De weergegeven functies zijn als volgt.
• Dubbelz. Kopie ►pagina 2-17
•N-Up ►pagina 2-50
• Kopie Z/W ►pagina 2-20
• Stand afbeelding ►pagina 2-33
Deze functie is niet beschikbaar in de eenvoudige modus.
Het scherm eco-aanbevelingsfunctie gebruiken:
"Instellingen (beheerder)" → [Systeeminstellingen] → [Energie Besparen] → [Eco-instelling] → [Toon scherm Eco
Aanbevelings Functie].
2-81
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
FUNCTIES TER VERBETERING VAN DE
VEILIGHEID
GEGEVENS TER PREVENTIE VAN NIET-GEAUTORISEERDE
KOPIEËN TOEVOEGEN (VERBORGEN PATROONAFDRUK)
Tekens die onbevoegd kopiëren voorkomen, zoals vooraf ingestelde of aangepaste tekst, worden onzichtbaar in een
achtergrondpatroon geplaatst.
Wanneer een uitvoervel met een patroonafdruk wordt gekopieerd, worden de verborgen tekens weergegeven.
"Verborgen patroonafdruk" is een functie om niet-geautoriseerd kopiëren te ontmoedigen. Het biedt geen garantie tegen
het lekken van informatie.
Tekst wordt onder bepaalde apparaatomstandigheden mogelijk niet volledig verborgen op een uitvoervel met een
patroonafdruk. Pas in een dergelijk geval het contrast aan door in de "Instellingen (beheerder)" [Instelling Verborgen
patroon afdrukken] te selecteren.
Als u een uitvoervel kopieert met een patroonafdruk, kunnen andere instellingen dan "Verborgen patroonafdruk" ertoe
leiden dat het verborgen patroon niet naar boven komt.
Het verborgen patroon komt mogelijk niet naar boven op kopieën wanneer bepaalde soorten apparaten of bepaalde
instellingen zijn gebruikt om een uitvoervel met een verborgen patroonafdruk te kopiëren.
Een verborgen patroonafdruk instellen:
In "Instellingen (beheerder)" selecteert u [Systeeminstellingen] → [Beveiligings- instellingen] → [Instelling Verborgen patroon
afdrukken].
1
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
2
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Verborgen patroonafdruk].
AB
CD
AB
CD
DO’NOT COPY
DO’NOT COPY
AB
CD
2-82
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
3
Tik op de toets [On] en geef zo nodig
elk item op het tabblad
[Standaardinstellingen] op.
Wij raden aan de optie [Positief] te selecteren als "Methode".
Het zwarte achtergrondpatroon wordt in de volgende gevallen afgedrukt als u de [Afdrukkleur] instelt op "MAGENTA"
of "CYAAN":
Als de kleurenmodus wordt ingesteld op "Z/W"
Als de zwart/witmodus automatisch wordt bepaald
4
Geef elk item zo nodig op het tabblad
[Instelling afdrukinhoud] op.
Als u afdrukinstellingen wilt opgeven, kunt u de gewenste
instelling selecteren uit voorkeurtekst of het
softwaretoetsenbord gebruiken. U kunt ook het
serienummer en de accountopdracht-ID afdrukken.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u achtereenvolgens op de toetsen en [Vorige].
De instelling voor verborgen patroonafdruk annuleren:
Tik op de toets [Off].
Als u op de toets [Functieoverz.] tikt, worden de instellingen van het tabblad [Instelling afdrukinhoud] weergegeven.
Het afdrukvoorbeeld voor verborgen patroonafdruk wijkt mogelijk licht af van het werkelijke patroon en de werkelijke
belichting aangezien het afdrukvoorbeeld wordt gebruikt voor eenvoudige controle van de patroonkleur.
Alle instellingen annuleren:
Tik op de toets [CA].
5
Tik op de toets [Kleur Start] of [Z/W Start] om het kopiëren te starten.
Overige
Verborgen patroonafdruk
Voorbeeld-
weergave
Start
Kleur
Start
Off
On
Functieoverz.
Vorige
A3
Standaardinstellingen Instelling afdrukinhoud
Afdrukkleur ZWART
Standaard
48punt
Standaard
Patroon 1
Belichting
Tekengrootte
Hoek
Lettertypestijl
Camouflagepatroon
Aanp. Formaat/Richting.
Origineel
Datum en stempel afdrukken
Stempel
Kleurmodus
Dubbelz. Kopie
Meer pag. op een pag. plaatsen
N-Up
CA
Z/W
Overige
Verborgen patroonafdruk
Voorbeeld-
weergave
Start
Kleur
Start
Off
On
Functieoverz.
Vorige
A3
Standaardinstellingen Instelling afdrukinhoud
Vooringest. woord Kopie uitschak.
Niet
Niet ingev
Vooringest. tekst
Directe Invoer
Serienummer
Accounttaak-id
Aanmeldnaam/gebr.nr.
Aanp. Formaat/Richting.
Origineel
Datum en stempel afdrukken
Stempel
Kleurmodus
Dubbelz. Kopie
Meer pag. op een pag. plaatsen
N-Up
CA
Z/W
2-83
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
TRACEERBARE GEGEVENS GEFORCEERD
AFDRUKKEN (TRACEERGEGEVENSAFDRUK)
Met deze functie worden de vooraf opgegeven traceerbare gegevens afgedrukt om een onbevoegde kopie te
voorkomen.
Als deze functie samen met een andere functie voor beeldsamenstelling wordt opgegeven, worden de traceergegevens
bovenaan afgedrukt.
De traceergegevens worden boven- of onderaan buiten een afbeeldingsframe afgedrukt.
De gegevens die worden toegevoegd bij het afdrukken of in de voorbeeldafbeelding, zoals de accountopdracht-ID en
datum/tijd, worden hieronder weergegeven.
Accountopdracht-ID: 00000
Datum/tijd: DD/MM/JJJJ uu:mm
Afdrukinstellingen configureren:
Selecteer in 'Instellingen (beheerder)' [Systeeminstellingen] → [Beveiligings- instellingen] → [Traceer- gegevensafdruk] →
[Instelling traceergegevensafdruk].
Originelen
Gedeelte voor traceergegevens
2-84
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
FUNCTIES VOOR HET AANPASSEN VAN DE
UITVOERPOSITIE EN KANTLIJN
KANTLIJNEN TOEVOEGEN (KANTLIJNVERSCHUIVING)
Met deze functie verschuift u de gekopieerde afbeelding naar rechts, links of omlaag om de kantlijn aan te passen.
Dit is handig wanneer u kopieën wilt binden met een koord of in een map.
Als u de afbeelding naar rechts verschuift, kunt u de
kopieën aan de linkerzijde binden met een koord.
Nietposities
1
1
Zonder
kantlijnverschuiving
Met
kantlijnverschuiving
De perforatiegaatjes
snijden een deel van de
afbeelding af
De afbeelding wordt verplaatst
om ruimte te maken voor de
gaatjes zodat de afbeelding
niet wordt afgesneden.
1
1
De functie Kopie draaien kan niet worden gebruikt in combinatie met de functie Kantlijnverschuiving.
De standaardinstelling voor kantlijnverschuiving wijzigen:
Selecteer in de "Instellingen (beheerder)" [Systeeminstellingen] → [Kopieerinstellingen] → [Voorwaarde- Instellingen] →
[Standaardinstelling Voor De Kantlijnverschuiving].
1
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
2
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Kantlijnverschuiving].
Rechts
Omlaag
Links
2-85
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
3
Tik op de richting voor de
afbeeldingsverschuiving.
4
Hiermee wordt de breedte van de kantlijnverschuiving ingesteld.
Tik op de getalsweergave die het gebied van de kantlijnverschuiving op de voorzijde of achterzijde aangeeft en voer het
gebied in met de cijfertoetsen.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen, tikt u achtereenvolgens op de toetsen en [Vorige].
Als u het selectievakje [Waarde van tweede pagina aanpassen aan eerste.] instelt op , wordt uitgeschakeld
en kunt u de kanten 1 en 2 afzonderlijk instellen.
Als u de instelling voor kantlijnverschuiving wilt annuleren:
Tik op de toets [Off].
Alle instellingen annuleren:
Tik op de toets [CA].
5
Tik op de toets [Kleur Start] of [Z/W Start] om het kopiëren te starten.
Overige
Kantlijnverschuiving
Voorbeeld-
weergave
Start
Kleur
Start
Vorige
A3
Zijde 1
Waarde van tweede pagina aanpassen aan eerste.
Zijde 2
Aanp. Formaat/Richting.
Origineel
Papierinvoerlade wijzigen
Papierformaat
Dubbelz. Kopie
Off
Rechts
Links
Omlaag
10
( 0~50 )
mm
10
( 0~50 )
mm
( 0~50 )
mm
Aanpassing Achtergrond
CA
Z/W
2-86
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
RANDSCHADUWEN VOOR HET KOPIËREN WISSEN
(WISSEN)
De functie Wissen wordt gebruikt om de schaduwen te wissen die aan de randen van kopieën kunnen voorkomen bij het
kopiëren van dikke originelen of boeken.
Een dik boek kopiëren
Wisfuncties
Hier zijn schaduwen zichtbaar
Wissen niet gebruiken Wissen gebruiken
Er zijn schaduwen
zichtbaar op de kopie
Er zijn geen schaduwen
zichtbaar op de kopie
Als u een factorinstelling in combinatie met een wisinstelling gebruikt, wordt de breedte van de wisstrook aangepast
volgens de geselecteerde factor. Als de breedte van de wisstrook is ingesteld op 20 mm (4/5") en de afbeelding wordt
teruggebracht tot 50%, wordt de breedte van de wisstrook 10 mm (2/5").
Met deze functie wist u die delen van de afbeelding waar zich schaduwen kunnen vormen. Deze functie detecteert
schaduwen niet en wist niet alleen de schaduwen.
Als Wissen is geselecteerd, wordt de richting van het origineel automatisch ingesteld op staand.
De standaardinstelling voor de breedte van de wisstrook wijzigen:
Selecteer in 'Instellingen (beheerder)' [Systeeminstellingen] → [Kopieerinstellingen] → [Voorwaarde- Instellingen] →
[Standaardbreedte Van Wisstrook Instellen].
De fabrieksinstelling is 10 mm (1/2"). De gewijzigde instelling wordt ook toegepast op de selectie van de instellingsmodus
van [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Algemene instellingen] → [Voorwaarde- Instellingen] →
[Standaardbreedte Van Wisstrook Instellen].
1
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
2
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Wissen].
Wissen buitenkader
Wissen midden Wissen rand + midden
Wissen zijkant
2-87
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
3
Tik op het selectievakje van de rand
die u wilt wissen en geef de wispositie
op.
Controleer of het selectievakje waarop u tikte is ingesteld op .
Als u op de toets [Buitenkader] tikt, worden de
selectievakjes [Omhoog], [Omlaag], [Links] en [Rechts]
ingesteld op .
Als u op de toets [Frame+midden opgeven] tikt, worden alle
selectievakjes ingesteld op .
Geef de te wissen rand op de achterzijde op wanneer u randen wist van één tot drie zijden van Omhoog, Omlaag, Links
en Rechts op de voorzijde om een 2-zijdig origineel te kunnen scannen.
Als het selectievakje [Omgekeerde positie van achterzijde wissen] is ingesteld op , wordt de rand in tegengestelde
positie van de gewiste rand op de voorzijde gewist.
Als het selectievakje [Omgekeerde positie van achterzijde wissen] is ingesteld op wordt de rand in dezelfde
positie als de gewiste rand op de voorzijde gewist.
4
Geef de breedte van de wisstrook op.
Tik op de getalsweergave die het gebied van de kantlijnverschuiving op de voorzijde of achterzijde aangeeft en voer het
gebied in met de cijfertoetsen.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen, tikt u achtereenvolgens op de toetsen en [Vorige].
Als u het gebied snel wilt instellen, geeft u eerst met de cijfertoetsen een waarde op die dicht bij de gewenste waarde ligt
en past u deze vervolgens aan met .
Wisinstelling annuleren:
Tik op de toets [Wissen].
Alle instellingen annuleren:
Tik op de toets [CA].
5
Tik op de toets [Kleur Start] of [Z/W Start] om het kopiëren te starten.
Overige
Voorbeeld-
weergave
Start
Kleur
Start
Vorige
A3
Wissen
Omhoog
Omlaag
Rechts
Links
Omgekeerde positie van
achterzijde wissen
Buitenkader
Frame+midden opgeven
Wissen
Dubbelz. Kopie
Aanp. Formaat/Richting.
Origineel
Kopiëren als boekje
Boekje
Kleurmodus
Aanpassing Achtergrond
CA
Z/W
2-88
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
KOPIËREN VAN ORIGINELEN ZONDER AFSNIJDEN
VAN DE RAND (FULL BLEED KOPIËREN)
Met deze functie kunt u een volledig origineel kopiëren op papier dat groter is dan het originele formaat zonder
afbeeldingen bij de rand af te snijden.
De functie perforatie kan niet worden gebruikt.
1
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Kopieer volledig].
"Selecteer een lade met een groter papierformaat dan het formaat van het origineel." wordt weergegeven op de pagina.
Tik op [OK].
Tik als u klaar bent met het selecteren van de overige instellingen, u op de toets [Vorige].
De instelling Full bleed kopiëren annuleren:
Tik op de toets [Kopieer volledig] om de instelling uit te schakelen.
2
Plaats het origineel.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
3
Kies grotere papiermaat van output-afbeelding
DE PAPIERLADE VOOR HET KOPIËREN SELECTEREN (pagina 2-13)
HET TYPE EN FORMAAT VAN PAPIER IN DE DOORVOERLADE OPGEVEN (pagina 2-40)
Alle instellingen annuleren:
Tik op de toets [CA].
4
Tik op de toets [Kleur Start] of [Z/W Start] om het kopiëren te starten.
2-89
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
IN HET MIDDEN VAN HET PAPIER KOPIËREN
(CENTREREN)
Met deze functie centreert u de gekopieerde afbeelding op het papier.
Hiermee kunt u de afbeelding midden op het papier plaatsen wanneer het origineelformaat kleiner is dan het
papierformaat of wanneer u de afbeelding verkleint.
Zonder de centreerfunctie Met de centreerfunctie
Centreren moet worden opgegeven voordat het origineel wordt gescand.
Wanneer het origineelformaat of het papierformaat wordt weergegeven als speciaal formaat, kunt u deze functie niet
gebruiken.
Deze functie kan niet worden gebruikt in combinatie met een vergrotingsinstelling. Als een vergroting van meer dan 101%
wordt geselecteerd, wordt de vergroting automatisch teruggezet op 100%.
1
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Centreren].
Op het pictogram wordt een vinkje weergegeven.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen, tikt u op de toets [Vorige].
De centreerinstelling annuleren:
Tik op de toets [Centreren] om het vinkje te verwijderen.
Alle instellingen annuleren:
Tik op de toets [CA].
2
Tik op de toets [Kleur Start] of [Z/W Start] om het kopiëren te starten.
2-90
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
EEN PAPIERPOSITIE OPGEVEN (AFBEELDING POSITIONEREN)
Met deze functie verplaatst u het gescande origineel naar een opgegeven positie om een kopie te maken.
U kunt een kopie maken op elke gewenste positie aangezien u deze kunt precies kunt instellen.
We raden aan om de bovenkant op te geven als startzijde van het origineel.
1
Kopieer het origineel dat u wilt gebruiken voor Kopie verplaatsen.
Het kopiëren wordt uitgevoerd zonder Kopie verplaatsen.
2
Meet de verplaatsingshoeveelheid met de bovenzijde als startzijde voor de
uitvoerkopie.
3
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Afbeelding positioneren].
Tik op de toets [Origineel] en geef de stand van het origineel op, zodat de afdrukstand goed herkend wordt.
De afdrukstand van het origineel opgeven (pagina 2-33)
Originelen
Afdrukpapier
Afbeelding plaatsen wordt gebruikt
Afbeelding plaatsen wordt niet gebruikt
Bovenrand
van het papier
2-91
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
4
Stelt een verplaatsingsafstand in.
Tik op het gedeelte dat de verplaatsingsafstand aangeeft op
de voor- of achterzijde en voer de afstand in met de
cijfertoetsen.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u achtereenvolgens op de toetsen en [Vorige].
Als u het gebied snel wilt instellen, geeft u eerst met de cijfertoetsen een waarde op die dicht bij de gewenste waarde
ligt en past u deze vervolgens aan met .
Als u het selectievakje [Waarde van tweede pagina aanpassen aan eerste.] instelt op , wordt uitgeschakeld
en kunt u de kanten 1 en 2 afzonderlijk instellen.
Geef als u in horizontale richting wilt kopiëren, "Links" op als startzijde van het origineel.
Zelfs als u hebt gekopieerd in horizontale richting, kunt u door het instellen van de startzijde van het origineel aan de
bovenzijde, de verplaatsingsafstand op dezelfde manier meten als in de verticale richting.
De instelling Afbeelding positioneren annuleren:
Tik op de toets [Wissen].
5
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
Alle instellingen annuleren:
Tik op de toets [CA].
6
Tik op de toets [Kleur Start] of [Z/W Start] om het kopiëren te starten.
Overige
Afbeelding positioneren
Geef startpositie voor afdrukken aan.
Voorbeeld-
weergave
Start
Kleur
Start
Vorige
A3
Aanp. Formaat/Richting.
Origineel
Kleurmodus
Dubbelz. Kopie
Wissen
Zde2:Zde1:
Waarde van tweede pagina aanpassen aan eerste.
0
0
00
X
Y
( -432~432 )
mm
( -432~432 )
mm
( -297~297 )
mm
( -297~297 )
mm
Randschaduw wissen
Wissen
X
Y
CA
Z/W
2-92
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
SCANFUNCTIES
EEN GROOT AANTAL ORIGINELEN COLLECTIEF
SCANNEN (OPDRACHT SAMENSTELLING)
Deze functie splitst de originelen in sets en voert deze per set in de automatische documentinvoereenheid bij het
kopiëren van zeer grote aantallen originelen. Hierdoor hoeft u de kopieën niet meer te sorteren.
Als u in sets verdeelde originelen scant, scan dan eerst de set die de eerste pagina bevat.
U kunt de kopieerinstellingen voor elke set van apart gescande originelen afzonderlijk configureren.
Er kunnen tot 100 sets originelen worden gescand voor een taak.
In de modus Opdracht Samenstelling kopiëren
U moet de modus Opdracht Samenstel. selecteren voordat u het origineel scant.
Wijzig als u alle origineelinstellingen moet wijzigen, deze voor u het origineel scant.
Als de snelmap van de modus Documentarchivering vol is, wordt het kopiëren in de modus Opdracht Samenstelling
belemmerd. Verwijder onnodige bestanden uit de snelmap.
De modus Opdracht Samenstelling kan niet worden gecombineerd met andere functies.
Dubbelzijdige kopie
•Boekkopie
Kaartformaat
Vergroting over meerdere pagina's
Full bleed kopiëren
Opmaak herhalen
1
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Opdr. samenst.].
Op het pictogram wordt een vinkje weergegeven.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen, tikt u op de toets [Vorige].
De instelling Opdracht samenstelling annuleren:
Tik op de toets [Opdr. samenst.] om de instelling uit te schakelen.
1
1
1
101
1
Originelen
Scan de
originelen in
meerdere sets.
2-93
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
2
Pas de instellingen zo nodig aan.
3
Plaats het origineel in de
documentinvoerlade van de
automatische documentinvoereenheid
en tik op de toets [Start] om het eerste
origineel te scannen.
Plaats de originelen volledig in de documentinvoerlade.
Originelen kunnen worden opgestapeld tot aan de indicatorlijn.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID
(pagina 1-82)
4
Plaats de volgende set originelen en
tik op de toets [Start].
Herhaal deze stap totdat u alle originelen hebt gescand.
Tik om de kopieerinstellingen voor elke set originelen te wijzigen, op de toets [Wijzig instel.].
Raadpleeg "De kopieerinstelling voor elke set van originelen wijzigen (pagina 2-94)
" voor meer informatie.
Als u op de toets [Voorbeeld] tikt, kunt u geen extra pagina's scannen.
5
Herhaal totdat alle pagina's zijn gescand en controleer de
voorbeeldafbeelding in het scherm Voorbeeldweergave.
Alle instellingen annuleren:
Tik op de toets [CA].
6
Tik op de toets [Lezen Klaar] om het kopiëren te starten.
Indicator
Lijn
A4
B5
B4
A3
2
1
3
4
Start
Kleurmodus
Meerkleuren
Papierformaat
Auto
Belichting
Auto
Origineel
A4
Dubbelz. Kopie
1-Zijdig→1-Zijdig
Sorteren/groepen
Auto
Kopieerfactor
100%
Overige
Wijzig instelling
volgende orig.
Wijzigen in z/w
Verzenden en afdrukken
Huidige inst. registreren
Programmaregistratie
Gegevens in map opslaan
Bestand
Geg. tijdelijk opslaan
Snelbestand
Aantal kopieën
A4
CA
Voorbeeld-
weergave
Wijzig instel.
Plaats volgend origineel.
Druk op [Start].
Druk op [Voorbeeld] om de scan
af te ronden en voorbeeld te tonen.
Voorbeeld Lezen Klaar
2-94
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
De kopieerinstelling voor elke set van originelen wijzigen
Wijzig zo nodig de kopieerinstellingen voor elke set originelen.
Voer de stappen uit die hieronder staan beschreven voordat u het volgende origineel gaat scannen zoals in stap 4 van
"In de modus Opdracht Samenstelling kopiëren (pagina 2-92)
".
Een instelling [Scheidingspagina] kan niet worden gewijzigd voor de tweede en latere sets.
1
Tik op de toets [Wijzig instel.].
2
Wijzig de kopieerinstellingen.
3
Plaats de volgende set originelen en tik op de toets [Start].
Herhaal deze stap totdat u alle originelen hebt gescand.
2-95
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
ORIGINELEN VAN VERSCHILLEND FORMAAT SCANNEN
(ORIGINEEL MET GEMENGDE FORMATEN)
Deze functie kopieert originelen met verschillende formaten gelijktijdig; zelfs wanneer originelen van B4-formaat (8-1/2"
x 14") vermengd zijn met originelen van A3-formaat (11" x 17").
Wanneer u de originelen scant, detecteert het apparaat automatisch het formaat van elk origineel en kiest daarbij het
geschikte papierformaat.
Wanneer een origineel van gemengd formaat wordt gecombineerd met automatische factorselectie, wordt de factor afzonderlijk voor
elk origineel aangepast aan het geselecteerde papierformaat, zodat u de afdrukken op een uniform papierformaat kunt uitvoeren.
Als origineel met gemengd formaat wordt gecombineerd met auto factorselectie
(Auto factorselectie en A3 (11" x 17") zijn geselecteerd)
Er zijn twee instellingen voor originelen van gemengd formaat.
Zelfde breedte
Gebruik deze instelling voor originelen van verschillend formaat maar met zijden van dezelfde lengte.
De originelen worden in de documentinvoerlade geplaatst met de zijden van dezelfde lengte links
uitgelijnd.
• A3 en A4 • B4 en B5 • A4R en A5
• 11" x 17" en 8-1/2" x 11"
• 8-1/2" x 14" en 8-1/2" x 11"R 8-1/2" x 14" en 5-1/2" x 8-1/2"
• 8-1/2" x 13" en 8-1/2" x 11"R
• 8-1/2" x 13" en 5-1/2" x 8-1/2" • 8-1/2" x 11"R en 5-1/2" x 8-1/2"
Afwijkende
breedte
Gebruik deze instelling voor originelen van verschillend formaat zonder zijden van dezelfde lengte. Deze
instelling kan alleen worden gebruikt voor de volgende combinaties van formaten:
• A3 en B4 • A3 en B5 • B4 en A5 • A4 en B5 • B4 en A4R • B4 en A5
• B5 en A4R • B5 en A5
• 11"x17" en 8-1/2"x14" •11"x17" en 8-1/2"x13" • 11"x17" en 5-1/2"x8-1/2"
Origineel met gemengde formaten moet worden opgegeven voordat het origineel wordt gescand.
Originelen Kopiëren
A3 (11" x 17")
B4 (8-1/2" x 14")
B4 (8-1/2" x 14")
A3 (11" x 17")
Originelen Kopiëren
A B4 (8-1/2" x 14") origineel formaat wordt
vergroot tot A3 (11" x 17") formaat voor
afdrukken.
B4 (8-1/2" x 14")
A3 (11" x 17")
A3 (11" x 17")
A3 (11" x 17")
2-96
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
Als [Afwijkende breedte] is geselecteerd op de MX-2630N/MX-3050N/MX-3060N/MX-3550N/MX-3560N/MX-4050N/
MX-4060N/MX-5050N/MX-6050N, is automatisch 2-zijdig scannen niet mogelijk.
Wanneer [Afwijkende breedte] is geselecteerd, kan de nietfunctie niet worden gebruikt.
De functie origineel met gemengd formaat kan niet worden gebruikt om originelen te kopiëren die hetzelfde formaat
hebben, maar in verschillende richtingen zijn geplaatst (A4 en A4R (8-1/2" x 11" en 8-1/2" x 11"R), enzovoort).
De machine instellen om altijd gemengde originelen te scannen
Selecteer in 'Instellingen (beheerder)' [Systeeminstellingen] → [Algemene instellingen] → [Apparaatbeheer] →
[Invoermodus origineel].
Uitvoer, N-Up en overige functies hebben dezelfde instellingen als de eerste pagina.
1
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Orig. met gemengd formaat].
2
Tik op de toets [Zelfde breedte] of
[Afwijkende breedte], al naar gelang
welke van toepassing is op de
originelen.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u achtereenvolgens op de toetsen en [Vorige].
De instelling van origineel met gemengde formaten annuleren
Tik op de toets [Off].
3
Plaats het origineel met de afdrukzijde
naar boven op de glasplaat.
Plaats het origineel zoals wordt getoond in het scherm
Origineel met gemengde formaten.
Stel voor originelen van gemengd formaat "Origineel" in op "Auto".
Overige
Orig. met gemengd formaat
Voorbeeld-
weergave
Start
Kleur
Start
Off
Zelfde breedte
Plaats originelen met
dezelfde breedte.
Afwijkende breedte
Vorige
A3
Aanp. Formaat/Richting.
Origineel
Dubbelz. Kopie
CA
Z/W
A3(11" x 17")
B4(8-1/2" x 14")
A3(11" x 17")
Plaats de originelen met de
hoeken op elkaar uitgelijnd
in de linkerachterhoek.
B4
(8-1/2" x 14")
2-97
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
4
Tik op de toets [Kleur Start] of [Z/W Start] om het kopiëren te starten.
MX-2630N/MX-3050N/MX-3060N/MX-3550N/MX-3560N/MX-4050N/MX-4060N/MX-5050N/MX-6050N
Als de afbeelding scheef op het papier staat als u de functie Orig. met gemengd formaat hebt gebruikt voor originelen
met verschillende formaten, open dan de deksel van de documentinvoereenheid, pas de stand van de schakelaar aan
en plaats de originelen. Stand A wordt gebruikt voor normaal scannen en stand B voor originelen met verschillende
formaten. Als het scannen van originelen met verschillende formaten voltooid is, moet u niet vergeten de schakelaar
terug te zetten op stand A.
B
A
2-98
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
SCANNEN VAN DUNNE ORIGINELEN (LANGZAME
SCANMODUS)
Als u dunne originelen via de automatische documentinvoereenheid wilt scannen, kunt u gebruikmaken van deze
functie die helpt voorkomen dat dunne originelen vastlopen.
De langzame scanmodus moet worden opgegeven voor het scannen van het origineel.
De modi "2-Zijdig→2-Zijdig" en "2-Zijdig→2-Zijdig" van automatisch 2-zijdig kopiëren kunnen niet worden gebruikt.
Het origineel altijd scannen in de langzame scanmodus:
Selecteer in 'Instellingen (beheerder)' [Systeeminstellingen] [Algemene instellingen] → [Apparaatbeheer] → [Invoermodus
origineel].
1
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Langz. scanm.].
Op het pictogram wordt een vinkje weergegeven.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen, tikt u op de toets [Vorige].
De langzame scanmodus annuleren:
Tik op de toets [Langz. scanm.] om het vinkje te verwijderen.
2
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische
documentinvoereenheid.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
Als de originelen met teveel kracht worden ingevoerd, kunnen ze kreuken en vastlopen.
3
Tik op de toets [Kleur Start] of [Z/W Start] om het kopiëren te starten.
D
C
B
A
D
C
B
A
2-99
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
DE RESOLUTIE AANPASSEN TIJDENS HET SCANNEN
(RESOLUTIE)
Met deze functie past u de resolutie aan tijdens het scannen van het origineel. Zo wordt uitvoer van hoge kwaliteit of met
snelheidsprioriteit ingeschakeld volgens de toepassing.
De resolutie moet worden opgegeven voor het scannen van het origineel.
De resolutie-instelling wordt toegepast wanneer u een zwart-witkopie van volledig formaat maakt.
1
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Scanresolutie].
2
Selecteer de resolutie.
De resolutie kan worden ingesteld op zowel de
documentinvoereenheid als de glasplaat.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u achtereenvolgens op de toetsen en [Vorige].
3
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
4
Tik op de toets [Z/W Start] om het kopiëren te starten.
Overige
Scanresolutie
Deze instelling wordt toegepast voor Z/W-kopiëren op 100%-grootte.
Voorbeeld-
weergave
Start
Kleur
Start
Vorige
A3
Aanp. Formaat/Richting.
Origineel
Origineel-
Invoer
600x600dpi 600x600dpi
600x400dpi 600x400dpi
600x300dpi
Glasplaat
Belichting
Type/belichting selecteren
Tonerbesparing
Tonerverbruik verminderen
Kleurmodus
Aanpassing Achtergrond
Randschaduw wissen
Wissen
CA
Z/W
2-100
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
FUNCTIES VOOR HET TOEVOEGEN VAN
TEKST EN AFBEELDINGEN
DATUMS, PAGINANUMMERS EN WATERMERKEN
AFDRUKKEN (STEMPEL)
Met deze functie kunt u informatie op kopieën afdrukken die niet op het origineel wordt weergegeven, zoals de "Datum"
of een "Stempel". U kunt de volgende zes typen informatie afdrukken.
• Datum
• paginanummer
•Stempel
• Kopieën
•Tekst
• Watermerk
Als stempel of watermerk kunt u bijvoorbeeld de volgende teksten afdrukken: "VERTROUWELIJK" of "PRIORITEIT". U
kunt een vooraf ingestelde tekst of willekeurige tekens als tekst afdrukken.
Elk van de bovengenoemde items kan als kop- of voettekst op elk vel worden afgedrukt.
Als u de functie [Stempel] gebruikt in combinatie met andere functies:
Als de geselecteerde stempelinhoud van de ene positie de inhoud van een andere positie overlapt, wordt prioriteit toegekend in de
volgende volgorde: watermerk, rechterzijde, linkerzijde, midden. De inhoud die door overlapping wordt verborgen, wordt niet afgedrukt.
Tekst wordt afgedrukt in het vooraf ingestelde formaat, ongeacht de instellingen voor kopieerfactor of papierformaat.
Tekst wordt afgedrukt met de vooraf ingestelde belichting, ongeacht de belichtinginstelling.
Afhankelijk van het papierformaat wordt een gedeelte van de afgedrukte inhoud mogelijk afgesneden of verschoven.
Naam van gecombineerde
functie
Afdrukhandeling
Kantlijnverschuiving
De stempelinhoud wordt samen met de afbeelding verschoven over de breedte van de kantlijn.
Tabkopie
Centreren
In tegenstelling tot een kopieerafbeelding die verschuift, wordt de afbeelding afgedrukt op de
positie die in de stempel wordt ingesteld.
Dubbelzijdige kopie
Boek splitsen
Kaartformaat
De stempel wordt voor elk kopievel afgedrukt.
X pagina's op 1 vel De stempel wordt voor elke origineelpagina afgedrukt.
Boekje
Boekkopie
De stempel wordt voor elke pagina afgedrukt bij het samenvoegen.
Kaften/Insteekvellen
Gebruik de stempelinstellingen om aan te geven of de stempel moet worden afgedrukt op
ingevoegde kaften of invoegvellen.
Confidential
Specification
2015.12
5/45
DRAFT
2-101
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
1
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
2
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Stempel].
3
Tik op het tabblad dat u wilt afdrukken en tik vervolgens op de Indeling.
U kunt de opmaak van het tabblad [Tekst] opgeven met behulp van voorkeurtekst of via het aanraaktoetsenbord.
Instellen met het tabblad [Tekst] (pagina 2-102)
Wanneer u op het tabblad tikt, wordt het weergegeven tabblad gewijzigd.
4
Tik op de toets voor de gewenste
afdrukpositie.
Tik op een van de toetsen [1] tot [6].
Als u op de toets [Detail] tikt, kunt u de instellingen voor elk tabblad configureren, zoals de afdrukkleur.
Als u op de toets [Lay-out] tikt, kunt u de afdrukpositie of de gedetailleerde instellingen controleren.
De tekstinstellingen annuleren:
Tik op de toets [Alles annuleren].
Alle instellingen annuleren:
Tik op de toets [CA].
5
Tik op de toets [Kleur Start] of [Z/W Start] om het kopiëren te starten.
Tik als u afdrukken in kleur selecteert, op de toets [Kleur Start]. Als u op de toets [Z/W Start] tikt, wordt de stempel
afgedrukt in zwart-wit, ook wanneer u afdrukken in kleur hebt opgegeven.
Als u afdrukken in kleur hebt opgegeven voor een origineel in zwart-wit, wordt deze als meerkleurenkopie beschouwd.
Overige
Stempel
Voorbeeld-
weergave
Start
Kleur
Start
Vorige
A3
Aanp. Formaat/Richting.
Origineel
Geregistr. beelden combineren
Aangep. afb.
Onbevoegd kopiëren voorkomen
Patroonafdruk
Kleurmodus
Dubbelz. Kopie
Meer pag. op een pag. plaatsen
N-Up
Datum paginanummer Stempel
Detail Lay-out
Off
JJJJ/MM/DD
MM/DD/JJJJ
DD/MM/JJJJ
MM DD, JJJJ
1
456
32
Alles annuleren
CA
Z/W
2-102
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
Instellen met het tabblad [Tekst]
Tik op de toets [Directe Invoer] op het tabblad [Tekst] om het aanraaktoetsenbord te tonen.
Gebruik het aanraaktoetsenbord om eventueel gewenste tekens in te voeren.
De opmaak selecteren uit voorkeurtekst
Als u op de toets [Vooringest. tekst] tikt, kunt u een van de gewenste geregistreerde opmaken selecteren voor het
afdrukken.
Als u op de toets [Opslaan/Verwijderen] tikt, kunt u voorkeurtekst bewerken, wissen of opslaan.
Overige
Stempel
Voorbeeld-
weergave
Start
Kleur
Start
Vorige
A3
Aanp. Formaat/Richting.
Origineel
Geregistr. beelden combineren
Aangep. afb.
Onbevoegd kopiëren voorkomen
Patroonafdruk
Kleurmodus
Dubbelz. Kopie
Meer pag. op een pag. plaatsen
N-Up
Aantal kopieën Tekst Watermerk
Detail Lay-out
Off
Vooringest. tekst
Directe Invoer
1
456
32
CA
Z/W
Alles annuleren
Overige
Stempel
Vooringest. tekst
Voorbeeld-
weergave
Start
Kleur
Start
Vorige
A3
Aanp. Formaat/Richting.
Origineel
Geregistr. beelden combineren
Aangep. afb.
Onbevoegd kopiëren voorkomen
Patroonafdruk
Kleurmodus
Dubbelz. Kopie
Meer pag. op een pag. plaatsen
N-Up
Opslaan/
Verwijderen
Wissen
No.05
No.06
No.01
No.04
No.03
No.02
Alles annuleren
CA
Z/W
2-103
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
EEN GEREGISTREERDE AFBEELDING TOEVOEGEN
AAN EEN ORIGINEEL (AANGEPASTE AFBEELDING)
Met deze functie voegt u een afbeelding, die op het apparaat wordt geregistreerd, toe aan een origineel om een kopie te maken.
De volgende twee typen aangepaste afbeeldingen zijn beschikbaar.
• Aangepaste stempel (meerkleurenstempelafbeelding)
• Aangepast watermerk (Stempelafbeelding met zwart-witwatermerk)
De combinatie met andere functies wordt in de onderstaande tabel beschreven.
Gecombineerde functie Aangepaste afbeeldingsbewerkingen
Margeverschv. Verschuift op dezelfde manier als voor een origineelafbeelding.
Wissen Maakt een normale stempelkopie.
Dubbelz. kopie Maakt een stempelkopie per vel.
Boekje Maakt een normale stempelkopie.
Opdr. samenst. Maakt een normale stempelkopie.
Tandemkopie Gebaseerd op een tandemkopie.
Kaften/ Insteekv Gebaseerd op de aangepaste afbeeldingsinstelling.
Scheidingspagina Afdrukken vindt niet plaats op scheidingspagina's.
Transparant-Insteekvellen Maakt een normale stempelkopie.
N-Up Maakt een stempelkopie per vel.
Boekkopie Maakt een normale stempelkopie.
Tabkopie Maakt een normale stempelkopie, onafhankelijk van de verschuiving van de afbeelding.
Kaart Formaat Maakt een stempelkopie per vel.
Spiegel- Beeld Maakt een normale stempelkopie zonder spiegelbeeldomkering.
Z/W negatief
Drukt een afbeelding normaal af zonder Z/W-omkering. De volgende voorwaarde wordt
echter ingesteld wanneer wordt afgedrukt op een donkere achtergrond.
Aangepaste stempel: Afgedrukt in wit
Aangepast watermerk: afgedrukt zonder dat het beeld wordt opgelicht
MEMO
MEMO
Confidential
2-104
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
Kopieer volledig Maakt een normale stempelkopie.
Centreren Maakt een normale stempelkopie zonder centreren.
Kleurbijstellingen Maakt een stempelkopie met de geregistreerde gegevens.
Stempel Maakt een stempelkopie in het menu Stempel.
Foto herhalen Kan niet worden gecombineerd.
Vergrot. over meerdere pag. Kan niet worden gecombineerd.
Achtergrond- textuurafdruk Maakt een stempelkopie onder een patroonafdruk.
Traceer- gegevensafdruk Maakt een stempelkopie onder een traceergegevensafdruk.
Opmaak herh. Kan niet worden gecombineerd.
Afbeelding plaatsen
Drukt een afbeelding af op de originele positie, onafhankelijk van de instelling Afbeelding
positioneren.
Boek opsplitsen Maakt een stempelkopie per vel.
Een afbeelding moet van tevoren via de printerdriver op het apparaat worden geregistreerd.
EEN AANGEPASTE AFBEELDING REGISTREREN (pagina 3-51)
Een aangepaste stempelafbeelding wordt gekopieerd per vel, niet per origineel. Als N-Up is ingeschakeld, worden
gebruikersstempels gekopieerd voor elke set pagina's.
Een aangepaste stempelafbeelding wordt gekopieerd met het geregistreerde formaat. Het formaat blijft ongewijzigd, zelfs
wanneer de kopieerfactor wordt vergroot of verkleind.
Er kan niet voor elke pagina een andere aangepaste afbeelding worden opgegeven.
Wanneer u op de toets [Z/W Start] tikt, wordt een monochrome kopie gemaakt, zelfs wanneer u een aangepaste stempel hebt geselecteerd.
Als een afbeelding buiten het opgegeven papier valt, afhankelijk van het geregistreerde formaat of de geregistreerde
positie, wordt het overtollige deel niet gekopieerd.
Aangepaste afbeelding kan worden gecombineerd met Tandemkopie.
Stempelkopie wordt uitgevoerd wanneer een aangepaste afbeelding met dezelfde bestandsnaam wordt geregistreerd in
zowel de mastermachine als de client machine.
Als deze niet is geregistreerd, wordt een kopie gemaakt zonder aangepaste afbeelding.
1
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
2
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Aangepaste afbeelding].
3
Tik op de toets [Aangepast stempel] of [Aangepast watermerk].
4
Tik op de toets [Afbeelding] om een afbeelding te selecteren.
Selecteer de gewenste miniatuurafbeeldingen in de beschikbare selectie.
Gecombineerde functie Aangepaste afbeeldingsbewerkingen
2-105
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
Raadpleeg de volgende tabel voor instellingen met betrekking tot aangepaste stempel en aangepast watermerk:
Voor aangepaste stempel
Voor aangepast watermerk
5
Stel [Pagina afdrukken] of
[Afdrukpositie] in.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u achtereenvolgens op de toetsen en [Vorige].
De instelling aangepaste afbeelding annuleren:
Tik op de toets [Off].
Alle instellingen annuleren:
Tik op de toets [CA].
6
Tik op de toets [Kleur Start] of [Z/W Start] om het kopiëren te starten.
Pagina afdrukken Geef een of meer pagina's op voor stempelkopie. Eerste pagina of alle pagina's
Afdrukpositie Geef een positie op voor stempelkopie.
Afdrukhoek Geef de hoek van de afbeelding op. 0 graden, -90 graden, 90 graden of 180 graden
Afdrukkleur Geef de watermerkkleur van de afbeelding op. Zwart, rood, groen, blauw, cyaan, magenta of geel.
Afdrukpatroon
Geef het afdrukpatroon van het afbeeldingswatermerk op.
Transparant: maakt een originele afbeelding transparant voor stempelkopie.
Overlappen: verbergt een watermerk dat aan een originele afbeelding is toegevoegd voor
stempelkopie.
Belichting Selecteer de belichting van een watermerk uit negen niveaus.
Pagina afdrukken
Geef een of meer pagina's op voor stempelkopie.
Eerste pagina of alle pagina's
Afdrukpositie Geef een positie op voor stempelkopie.
Afdrukhoek Geef de hoek van de afbeelding op. 0 graden, -90 graden, 90 graden of 180 graden
Overige
Aangepaste afbeelding
Selecteer afbeelding om te bedienen.
Voorbeeld-
weergave
Start
Kleur
Start
Off
Afbeelding
Pagina afdrukken
Afdrukpositie
Afdrukhoek
Aangepast stempel
Aangepast
watermerk
Origineel
Aanp. Formaat/Richting.
Vorige
Afdruk omslag/invoegblad voor
kopie op omslag/invoegblad
Eerste Pag.
Niet
X: 0 mm
Y: 0 mm
Datum en stempel afdrukken
Stempel
Kleurmodus
Dubbelz. Kopie
Meer pag. op een pag. plaatsen
N-Up
CA
Z/W
(3)
(4)
(5)
2-106
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
KAFTEN INVOEGEN IN KOPIEËN (KAFTEN/
INSTEEKVELLEN)
Met deze functie kunt u een ander papiertype invoegen in de pagina's die overeenkomen met de voor- en achterkaften
van een kopieeropdracht.
Deze functie is handig wanneer u het papier voor de kaft wilt wijzigen om het geheel een beter uiterlijk te geven.
Configureer zo nodig de instellingen voor invoegvellen.
Op een voorkaft kopiëren en met een achterkaft invoegen.
Voorbeelden van het invoegen van kaften
Hier ziet u de kopieerresultaten wanneer voor- en achterkaften worden ingevoegd in zes 1-zijdige origineelpagina's of
drie 2-zijdige origineelpagina's in de vier kopieermodi.
1-zijdig kopiëren van 1-zijdige originelen
Raadpleeg "INVOEGVELLEN INVOEGEN IN KOPIEËN (KAFTEN/INSTEEKVELLEN) (pagina 2-114)" voor het invoegen van insteekbladen.
Voor N-Up is de lay-out gebaseerd op de eerste pagina en worden kaften uitgesloten.
Instellingsvoorwaarden per kaft
Gemaakte kopieën
Voorkaft Achterkaft
Niet gekopieerd Niet gekopieerd
Hiermee kunt u insteekvellen invoegen aan het begin en einde van kopieën.
1-Zijdige kopie Niet gekopieerd
Hiermee kunt u een 1-zijdige kopie maken met als voorkaft de eerste origineelpagina
en een achterkaft aan het einde van kopieën.
2-Zijdige kopie Niet gekopieerd
Hiermee kunt u een 2-zijdige kopie maken met als voorkaft de eerste twee
origineelpagina's en een achterkaft aan het einde van kopieën.
5
4
2 3 4 51
3
2
1
Papier voorkaft Papier achterkaft Kopiëren
Achterkaft
Voorkaft
2
1
3
6
4 5
1
2
3
6
4
5
1
2
3
6
4 5
2-107
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
2-zijdig kopiëren van 1-zijdige originelen
Niet gekopieerd 1-Zijdige kopie
Hiermee kunt u een voorkaft invoegen aan het begin van kopieën en een 1-zijdige
kopie maken als achterkaft op de zesde origineelpagina.
Niet gekopieerd 2-Zijdige kopie
Hiermee kunt u een voorkaft invoegen aan het begin van kopieën en een 2-zijdige
kopie maken als achterkaft op de vijfde of zesde origineelpagina.
1-Zijdige kopie 1-Zijdige kopie
Hiermee kunt u een 1-zijdige kopie maken met als voorkaft de eerste origineelpagina
en een 1-zijdige kopie met als achterkaft de zesde origineelpagina.
1-Zijdige kopie 2-Zijdige kopie
Hiermee kunt u een 1-zijdige kopie maken met als voorkaft de eerste origineelpagina
en een 2-zijdige kopie op de vijfde en zesde origineelpagina als achterkaft.
2-Zijdige kopie 1-Zijdige kopie
Hiermee kunt u een 2-zijdige kopie maken op de eerste en tweede origineelpagina
als voorkaft en een 1-zijdige kopie op de zesde origineelpagina als achterkaft.
2-Zijdige kopie 2-Zijdige kopie
Hiermee kunt u een 2-zijdige kopie maken op de eerste en tweede origineelpagina
als voorkaft en een 2-zijdige kopie op de vijfde en zesde origineelpagina als
achterkaft.
Instellingsvoorwaarden per kaft
Gemaakte kopieën
Voorkaft Achterkaft
Niet gekopieerd Niet gekopieerd
Hiermee kunt u insteekvellen invoegen aan het begin en einde van kopieën.
Instellingsvoorwaarden per kaft
Gemaakte kopieën
Voorkaft Achterkaft
6
2
1
3 4
5
6
5
2
1
3
4
1
2
3
4
5
6
1
2
3 4
6
5
6
1
2
3 4 5
1
2
6
5
3
4
3
4
1
2
5
6
2-108
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
1-Zijdige kopie Niet gekopieerd
Hiermee maakt u een 1-zijdige kopie met als voorkaft de eerste origineelpagina en
een 1-zijdige kopie met als achterkaft de zesde origineelpagina. Hiermee kunt u
insteekvellen invoegen aan einde van kopieën.
2-Zijdige kopie Niet gekopieerd
Hiermee kunt u een 2-zijdige kopie maken met als voorkaft de eerste twee
origineelpagina's en een achterkaft aan het einde van kopieën.
Niet gekopieerd 1-Zijdige kopie
Hiermee kunt u een voorkaft invoegen aan het begin van kopieën en een 1-zijdige
kopie maken als achterkaft op de zesde origineelpagina. Een 1-zijdige kopie wordt
gemaakt op de vijfde origineelpagina.
Niet gekopieerd 2-Zijdige kopie
Hiermee kunt u een voorkaft invoegen aan het begin van kopieën en een 2-zijdige
kopie maken als achterkaft op de vijfde of zesde origineelpagina.
1-Zijdige kopie 1-Zijdige kopie
Hiermee kunt u een 1-zijdige kopie maken met als voorkaft de eerste origineelpagina
en een 1-zijdige kopie met als achterkaft de zesde origineelpagina.
1-Zijdige kopie 2-Zijdige kopie
Hiermee kunt u een 1-zijdige kopie maken met als voorkaft de eerste origineelpagina
en een 2-zijdige kopie op de vijfde en zesde origineelpagina als achterkaft.
2-Zijdige kopie 1-Zijdige kopie
Hiermee kunt u een 2-zijdige kopie maken op de eerste en tweede origineelpagina
als voorkaft en een 1-zijdige kopie op de zesde origineelpagina als achterkaft. Een
1-zijdige kopie wordt gemaakt op de vijfde origineelpagina.
Instellingsvoorwaarden per kaft
Gemaakte kopieën
Voorkaft Achterkaft
5
6
2
3
1
6
3
4
5
6
1
2
3
4
1
2
5
6
6
5
3
4
1
2
5
6
2
3
1
6
2
3
1
6
5
4
3
4
1
2
5
6
2-109
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
1-zijdig kopiëren van 2-zijdige originelen
2-Zijdige kopie 2-Zijdige kopie
Hiermee kunt u een 2-zijdige kopie maken op de eerste en tweede origineelpagina
als voorkaft en een 2-zijdige kopie op de vijfde en zesde origineelpagina als
achterkaft.
Instellingsvoorwaarden per kaft
Gemaakte kopieën
Voorkaft Achterkaft
Niet gekopieerd Niet gekopieerd
Hiermee kunt u insteekvellen invoegen aan het begin en einde van kopieën.
1-Zijdige kopie Niet gekopieerd
Hiermee kunt u een 1-zijdige kopie maken met als voorkaft de eerste origineelpagina
en een achterkaft aan het einde van kopieën.
2-Zijdige kopie Niet gekopieerd
Hiermee kunt u een 2-zijdige kopie maken met als voorkaft de eerste twee
origineelpagina's en een achterkaft aan het einde van kopieën.
Niet gekopieerd 1-Zijdige kopie
Hiermee kunt u een voorkaft invoegen aan het begin van kopieën en een 1-zijdige
kopie maken als achterkaft op de zesde origineelpagina.
Niet gekopieerd 2-Zijdige kopie
Hiermee kunt u een voorkaft invoegen aan het begin van kopieën en een 2-zijdige
kopie maken als achterkaft op de vijfde of zesde origineelpagina.
1-Zijdige kopie 1-Zijdige kopie
Hiermee kunt u een 1-zijdige kopie maken met als voorkaft de eerste origineelpagina
en een 1-zijdige kopie met als achterkaft de zesde origineelpagina.
Instellingsvoorwaarden per kaft
Gemaakte kopieën
Voorkaft Achterkaft
3
4
1
2
6
5
2
1
3
4 5
6
2
3
45
6
1
3
4 5
6
1
2
2
1
3 4
5
6
2
1
3
4
6
5
2
3 4
5
1
6
2-110
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
1-Zijdige kopie 2-Zijdige kopie
Hiermee kunt u een 1-zijdige kopie maken met als voorkaft de eerste origineelpagina
en een 2-zijdige kopie met als achterkaft de zesde origineelpagina.
2-Zijdige kopie 1-Zijdige kopie
Hiermee kunt u een 2-zijdige kopie maken op de eerste en tweede origineelpagina
als voorkaft en een 1-zijdige kopie op de zesde origineelpagina als achterkaft.
2-Zijdige kopie 2-Zijdige kopie
Hiermee kunt u een 2-zijdige kopie maken op de eerste en tweede origineelpagina
als voorkaft en een 2-zijdige kopie op de vijfde en zesde origineelpagina als
achterkaft.
Instellingsvoorwaarden per kaft
Gemaakte kopieën
Voorkaft Achterkaft
2
3 4
1
6
5
3 4 5
1
2
6
3
4
1
2
6
5
2-111
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
2-zijdig kopiëren van 2-zijdige originelen
Instellingsvoorwaarden per kaft
Gemaakte kopieën
Voorkaft Achterkaft
Niet gekopieerd Niet gekopieerd
Hiermee kunt u insteekvellen invoegen aan het begin en einde van kopieën.
1-Zijdige kopie Niet gekopieerd
Hiermee kunt u een 1-zijdige kopie maken met als voorkaft de eerste origineelpagina
en een achterkaft aan het einde van kopieën.
* De tweede origineelpagina wordt niet gekopieerd.
2-Zijdige kopie Niet gekopieerd
Hiermee kunt u een 2-zijdige kopie maken met als voorkaft de eerste twee
origineelpagina's en een achterkaft aan het einde van kopieën.
Niet gekopieerd 1-Zijdige kopie
Hiermee kunt u een voorkaft invoegen aan het begin van kopieën en een 1-zijdige
kopie maken als achterkaft op de zesde origineelpagina.
* De vijfde origineelpagina wordt niet gekopieerd.
Niet gekopieerd 2-Zijdige kopie
Hiermee kunt u een voorkaft invoegen aan het begin van kopieën en een 2-zijdige
kopie maken als achterkaft op de vijfde of zesde origineelpagina.
1-Zijdige kopie 1-Zijdige kopie
Hiermee kunt u een 1-zijdige kopie maken met als voorkaft de eerste origineelpagina
en een 1-zijdige kopie met als achterkaft de zesde origineelpagina. De tweede en
vijfde origineelpagina worden niet gekopieerd.
1-Zijdige kopie 2-Zijdige kopie
Hiermee kunt u een 1-zijdige kopie maken met als voorkaft de eerste origineelpagina
en een 2-zijdige kopie op de vijfde en zesde origineelpagina als achterkaft.
* De tweede origineelpagina wordt niet gekopieerd.
3
4
1
2
5
6
3
4
1
5
6
3
4
1
2
5
6
3
4
1
2
6
3
4
1
2
6
5
3
4
1
6
3
4
1
6
5
2-112
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
2-Zijdige kopie 1-Zijdige kopie
Hiermee kunt u een 2-zijdige kopie maken op de eerste en tweede origineelpagina
als voorkaft en een 1-zijdige kopie op de zesde origineelpagina als achterkaft.
* De vijfde origineelpagina wordt niet gekopieerd.
2-Zijdige kopie 2-Zijdige kopie
Hiermee kunt u een 2-zijdige kopie maken op de eerste en tweede origineelpagina
als voorkaft en een 2-zijdige kopie op de vijfde en zesde origineelpagina als
achterkaft.
Laad de invoegvellen in de lade voordat u de functie Kaften/Insteekvellen gebruikt.
Als u de functie Kaften/Insteekvellen selecteert, plaatst u de originelen in de documentinvoerlade, selecteert u de functie
voor 1-zijdig of 2-zijdig kopiëren en selecteert u het aantal kopieën en eventuele andere kopieerinstellingen. Wanneer u
klaar bent met het invoeren van deze instellingen, voert u de procedure uit voor het selecteren van kaften/insteekvellen.
Er kan één vel worden ingevoegd vóór elke voor- of achterkaft.
Wanneer u een 2-zijdige kopie maakt van een 2-zijdig origineel, kunt u geen invoegvel tussen de voorzijde en de
achterzijde van een origineel voegen.
Deze functie kan niet worden gebruikt in combinatie met de functie Zadelsteek.
Deze instelling is niet beschikbaar als "Kaften/Insteekvellen" is uitgeschakeld in de "Instellingen".
1
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische
documentinvoereenheid.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
2
Tik op de toets [Overige] en vervolgens op de toets [Kaften/Insteekvellen].
3
Tik op de toets [Voorkaft] en
vervolgens op de toets [On].
Tik als u een achterkaft wilt invoegen, op het tabblad
[Achterkaft] en vervolgens op de toets [On].
Instellingsvoorwaarden per kaft
Gemaakte kopieën
Voorkaft Achterkaft
3
4
6
1
2
3
4
1
2
6
5
Overige
Voorbeeld-
weergave
Start
Kleur
Start
Vorige
A3
Aanp. Formaat/Richting.
Origineel
Kleurmodus
Meer pag. op een pag. plaatsen
N-Up
Pos. verschuiven voor marge
Margeverschv.
Plaats bladAchterkaft
Voorkaft
Paginaopmaak
Papierlade-
Instellingen
Alles annuleren
On
Off
Wijzigen
Handinvoer
Normaal
Geen kopie maken
CA
Z/W
Kaften/Insteekvellen
2-113
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
4
Tik op de toets [Wijzigen].
5
Configureer de kopieerinstelling van
een voorkaftvel.
Als u enkel een kaft wilt invoegen, tikt u op de toets [Geen
kopie maken].
Tik als u de toets [2-Zijdige Kopie] hebt geselecteerd, op de
toets [Boek] of [Schrijfblok] voor de binding van de voorkaft.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u achtereenvolgens op de toetsen en [Vorige].
De kaftinvoerlade wijzigen:
Tik op de toets [Papierlade- Instellingen] om het lade-instellingenscherm te tonen. Tik in het lade-instellingenscherm op
de toets [Papierlade] of [Voorkaft] of [Achterkaft].
Raadpleeg "DE PAPIERLADE VOOR HET KOPIËREN SELECTEREN (pagina 2-13)
" voor meer informatie.
Als u op de kaft wilt kopiëren, kunt u geen gebruikmaken van etikettenvellen, transparanten en tabpapier. U kunt
tabpapier invoegen als u hierop niet kopieert.
Invoegen van kaft annuleren:
Tik op de toets [Off].
Om de instellingen van de voorkaft, achterkaft en het invoegvel gelijktijdig te wijzigen:
Tik op de toets [Alles annuleren].
Alle instellingen annuleren:
Tik op de toets [CA].
6
Tik op de toets [Kleur Start] of [Z/W Start] om het kopiëren te starten.
Overige
Voorbeeld-
weergave
Start
Kleur
Start
Vorige
A3
Aanp. Formaat/Richting.
Origineel
Kleurmodus
Meer pag. op een pag. plaatsen
N-Up
Pos. verschuiven voor marge
Margeverschv.
Plaats bladAchterkaftVoorkaft
Paginaopmaak
Papierlade-
Instellingen
Alles annuleren
On
Off
Wijzigen
Handinvoer
Geen kopie maken
Normaal
CA
Z/W
Kaften/Insteekvellen
Overige
Instelling Voorkaft
Voorbeeld-
weergave
Start
Kleur
Start
Vorige
A3
Aanp. Formaat/Richting.
Origineel
Kleurmodus
Meer pag. op een pag. plaatsen
N-Up
Pos. verschuiven voor marge
Margeverschv.
Alles annuleren
Papierlade
Handinvoer
Simplex
Geen kopie maken
2-Zijdige
Kopie
Afdrukken op voorkaft
Normaal
CA
Z/W
Kaften/Insteekvellen
2-114
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
INVOEGVELLEN INVOEGEN IN KOPIEËN (KAFTEN/
INSTEEKVELLEN)
Met deze functie kunt u een vel op een specifieke pagina invoegen als invoegvel.
Er zijn twee typen invoegvellen. Invoegposities kunnen worden opgegeven.
Voeg zo nodig kaften in.
Bijvoorbeeld: voeg A in na pagina 3 en voeg B in na pagina 5.
Voorbeelden van het invoegen van vellen
Hier ziet u de kopieerresultaten wanneer invoegvellen zijn ingevoegd in zes 1-zijdige origineelpagina's of drie 2-zijdige
origineelpagina's in de twee kopieermodi zoals hieronder beschreven.
1-zijdig origineel kopiëren
Raadpleeg "KAFTEN INVOEGEN IN KOPIEËN (KAFTEN/INSTEEKVELLEN) (pagina 2-106)" bij het invoegen van
voorbladen.
Kopieerins-
tellingen
van
invoegvel
Gemaakte kopieën
Voeg een invoegvel in met de 1-zijdige kopieermodus. Voeg een invoegvel in met de
2-zijdige kopieermodus.
Niet
gekopieerd
Hiermee kunt u een invoegvel invoegen tussen de tweede en derde
pagina van kopieën.
1-Zijdige
kopie
Hiermee kunt u een 1-zijdige kopie maken van de derde
origineelpagina op een invoegvel.
6
5
4
2 3 4 5 61
3
2
1
1
Originelen
Insteekvel A
Insteekvel B
Kopiëren
2
1
3
4
5
6
1
2
3
4
5
6
2
1
4
3
5
6
1
2
5
6
6
3
2-115
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
2-zijdig origineel kopiëren
2-Zijdige
kopie
Hiermee kunt u een 2-zijdige kopie maken van de derde en vierde
origineelpagina op een invoegvel.
Kopieerinst-
ellingen van
invoegvel
Gemaakte kopieën
Voeg een invoegvel in met de 1-zijdige kopieermodus. Voeg een invoegvel in met de
2-zijdige kopieermodus.
Niet
gekopieerd
Hiermee kunt u een invoegvel invoegen tussen de tweede en derde
pagina van kopieën.
1-Zijdige kopie
Hiermee kunt u een 1-zijdige kopie maken van de derde
origineelpagina op een invoegvel.
* De vierde origineelpagina wordt niet
gekopieerd.
2-Zijdige kopie
Hiermee kunt u een 2-zijdige kopie maken van de derde en vierde
origineelpagina op een invoegvel.
Laad de invoegvellen in de lade voordat u de functie Kaften/Insteekvellen gebruikt.
Als u de functie Kaften/Insteekvellen selecteert, plaatst u de originelen in de documentinvoerlade, selecteert u de functie
voor 1-zijdig of 2-zijdig kopiëren en selecteert u het aantal kopieën en eventuele andere kopieerinstellingen. Wanneer u
klaar bent met het invoeren van deze instellingen, voert u de procedure uit voor het selecteren van kaften/insteekvellen.
Het invoegvel moet hetzelfde formaat hebben als het kopieerformaat.
U kunt maximaal 100 invoegvellen invoegen.
De glasplaat is voor deze functie niet beschikbaar.
Het is niet mogelijk om twee invoegvellen in dezelfde pagina in te voegen.
Wanneer u een 2-zijdige kopie maakt van een 2-zijdig origineel, kunt u geen invoegvel tussen de voorzijde en de
achterzijde van een origineel voegen.
Deze functie kan niet worden gebruikt in combinatie met de functie Zadelsteek.
Deze instelling is niet beschikbaar als de functie Kaften/Insteekvellen is uitgeschakeld in de "Instellingen (beheerder)".
Kopieerins-
tellingen
van
invoegvel
Gemaakte kopieën
Voeg een invoegvel in met de 1-zijdige kopieermodus. Voeg een invoegvel in met de
2-zijdige kopieermodus.
2
1
3
4
5
6
1
2
3
4
5
6
2
1
3
4
5
6
1
2
3
4
5
6
2
1
4
3
5
6
1
2
5
6
3
2
1
3
4
5
6
1
2
3
4
5
6
2-116
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
1
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische
documentinvoereenheid.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
2
Tik op de toets [Overige] en vervolgens op de toets [Kaften/Insteekvellen].
3
Tik op het tabblad [Plaats blad].
4
Tik op de toets [Invoegtype A] en op de toets voor weergave van de pagina
voor invoegbladen.
De instellingen voor Invoegtype B t/m invoegtype H zijn hetzelfde als de instellingen voor Invoegtype A.
5
Voer met de cijfertoetsen het nummer
in van de pagina waar u een invoegvel
wilt invoegen en tik vervolgens op de
toets [Invoeren].
Het totale aantal invoegvellen wordt weergegeven naast de
toets [Invoeren]. Herhaal deze stappen voor het aantal
invoegvellen.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u achtereenvolgens op de toetsen en [Vorige].
Als u voor het invoegvel een onjuist paginanummer hebt ingevoerd:
Tik op de toets [Paginaopmaak] en wijzig vervolgens het paginanummer.
DE PAGINAOPMAAK VAN KAFTEN EN INVOEGVELLEN CONTROLEREN, BEWERKEN EN WISSEN
(PAGINAOPMAAK) (pagina 2-118)
Invoegvellen annuleren:
Tik op de toets [Alles annuleren].
6
Tik op de toets [Wijzigen].
Overige
Voorbeeld-
weergave
Start
Kleur
Start
Vorige
A3
Aanp. Formaat/Richting.
Origineel
Kleurmodus
Dubbelz. Kopie
Nieten
Deze functie registreren
in favorieten
Meer pag. op een pag. plaatsen
N-Up
Plaats bladAchterkaftVoorkaft
PaginaopmaakPapierlade-
Instellingen
Alles annuleren
Invoegtype C
Wijzigen
Geef pag. op voor insert, druk Enter
Handinvoer
Geen kopie maken
Voor achterkaft
Invoeren1
To ta a l :0
Invoeging
Normaal
CA
Z/W
Invoegtype A
Invoegtype B
Kaften/Insteekvellen
Overige
Voorbeeld-
weergave
Start
Kleur
Start
Vorige
A3
Aanp. Formaat/Richting.
Origineel
Kleurmodus
Plaats bladAchterkaftVoorkaft
Paginaopmaak
Papierlade-
Instellingen
Alles annuleren
Invoegtype C
Invoegtype A
Invoegtype B
Wijzigen
Geef pag. op voor insert, druk Enter
Handinvoer
Geen kopie maken
Voor achterkaft
Invoeren1
To ta a l :1
Pos. verschuiven voor marge
Margeverschv.
Invoeging
Normaal
CA
Z/W
Kaften/Insteekvellen
2-117
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
7
Als u alleen invoegvel A wilt invoegen,
tikt u op de toets [Geen kopie maken].
Als u een kopie wilt maken op invoegvel A, tikt u op de toets
[Simplex] of [Dubbelz. Kopie].
Tik als u de toets [Dubbelz. Kopie] hebt geselecteerd, op de
toets [Boek] of [Schrijfblok] voor de binding van het
invoegblad.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u op .
Een invoegvel wijzigen:
Tik op de toets [Papierlade] en selecteer de lade met invoegvellen.
Tik om op een tabpapier te kopiëren op de toets [Tabkopie].
TABTEKSTEN OP TABPAPIER KOPIËREN (TABKOPIE) (pagina 2-121)
Als u op beide zijden van een invoegvel wilt kopiëren, kunt u geen gebruik maken van etikettenvellen, transparanten
en tabpapier als invoegvel. U kunt tabpapier invoegen als u hierop niet kopieert.
Alle instellingen annuleren:
Tik op de toets [CA].
8
Tik op de toets [Kleur Start] of [Z/W Start] om het kopiëren te starten.
Overige
Kaften/Insteekvellen
Invoegtype A
Voorbeeld-
weergave
Start
Kleur
Start
Vorige
A3
Alles annuleren
Papierlade
Handinvoer
Normaal
Simplex
Geen kopie maken
Dubbelz. Kopie
Tabkopie
Kopie op insteekvel A
Aanp. Formaat/Richting.
Origineel
Kleurmodus
Pos. verschuiven voor marge
Margeverschv.
CA
Z/W
2-118
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
DE PAGINAOPMAAK VAN KAFTEN EN INVOEGVELLEN
CONTROLEREN, BEWERKEN EN WISSEN
(PAGINAOPMAAK)
Het bewerken van geregistreerde kaften en invoegvellen verschilt, zoals u hieronder kunt zien.
Voor de "Omslagvel" kunt u instellingen wijzigen zoals papiertype, kopiëren/niet kopiëren, 1-zijdig en 2-zijdig kopiëren.
Voor "Plaats blad" kunt u alleen het paginanummer wijzigen waar u een invoegvel wilt invoegen.
1
Tik op de toets [Overige] en vervolgens op de toets [Kaften/Insteekvellen].
2
Tik op de toets [Paginaopmaak].
Als de instellingen voor kaften of invoegvellen niet zijn geconfigureerd, is de toets [Paginaopmaak] uitgeschakeld.
3
Controleer de paginaopmaak.
Als u deze opdracht wilt sluiten nadat u de paginaopmaak
hebt gecontroleerd, tikt u op de toets .
Als u wilt bewerken of wissen, tikt u op de betreffende toets.
Als u wilt wissen, tikt u op de toets [Wissen]. Als u wilt
bewerken, tikt u op de toets [Wijzigen].
Als u achtereenvolgende invoeging van verschillende typen
insteekvellen instelt op dezelfde pagina, kunt u in het
actiescherm op [Verv volgor van inst vel] tikken om de
volgorde te wijzigen.
4
Wijzig de instellingen voor kaften of invoegvellen.
U kunt de kopieermodus wijzigen voor de kaft.
U kunt het paginanummer wijzigen waar u een invoegvel wilt invoegen.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen, tikt u meerdere keren op de toets om terug te keren naar
het scherm [Overige]. Tik vervolgens op de toets [Vorige].
Overige
Kaften/Insteekvellen
Voorbeeld-
weergave
Start
Kleur
Start
Vorige
A3
Aanp. Formaat/Richting.
Origineel
Kleurmodus
Plaats bladAchterkaftVoorkaft
Paginaopmaak
Papierlade- instellingen
Alles annuleren
Invoegtype C
Invoegtype A
Invoegtype B
Wijzigen
Geef pag. op voor insert, druk Enter
Handinvoer
Geen kopie maken
Voor achterkaft
Invoeren0
To ta a l :1
Pos. verschuiven voor marge
Margeverschv.
Invoeging
Zwaar 2
CA
Z/W
Overige
Kaften/Insteekvellen
Paginaopmaak
Geen kopie maken
Geen kopie maken
Geen kopie maken
Geen kopie maken
Geen kopie maken
-
-
-
<1
<1
<1
Invoegtype A
Invoegtype B
Invoegtype C
Achterkaft
Voorbeeld-
weergave
Start
Kleur
Start
Vorige
A3
Kleurmodus
Verv volgor van inst vel
Alles annuleren
Pos. verschuiven voor marge
Margeverschv.
CA
Z/W
2-119
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
INVOEGVELLEN INVOEGEN TUSSEN
TRANSPARANTEN (TRANSPARANT-INSTEEKVELLEN)
Wanneer u kopieert op transparanten, blijven de vellen door statische elektriciteit mogelijk aan elkaar plakken.
Met de functie voor transparant-insteekvellen wordt automatisch een vel papier ingevoegd tussen elk vel transparant,
zodat de vellen makkelijker te hanteren zijn.
U kunt ook op invoegvellen kopiëren.
Bij 2-zijdig kopiëren, kan alleen de modus "2-Zijdig→1-Zijdig" worden gebruikt.
In deze modus kunt u het aantal kopieën niet selecteren.
Transparanten moeten in de doorvoerlade worden geladen.
1
Plaats de transparanten met de
voorzijde omlaag in de doorvoerlade
en laad de transparantvellen.
Configureer de doorvoerlade-instellingen na het laden van
de transparanten.
KOPIEËN MAKEN MET DE DOORVOERLADE (pagina
2-39)
2
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
3
Tik op de toets [Overige] en vervolgens op de toets
[Transparant-Insteekvellen].
C
B
A
Insteekvellen
Horizontaal
gericht
Verticaal
gericht
2-120
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
4
Tik op de toets [On].
Als u een kopie wilt maken op invoegvellen, tikt u op het
selectievakje [Kopie ook op insteekvellen maken] om dit in
te stellen op .
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u achtereenvolgens op de toetsen en [Vorige].
De instelling voor transparant-insteekvellen annuleren:
Tik op de toets [Off].
Alle instellingen annuleren:
Tik op de toets [CA].
5
Tik op de toets [Kleur Start] of [Z/W Start] om het kopiëren te starten.
Overige
Voorbeeld-
weergave
Start
Kleur
Start
Vorige
A3
Off
On
Kopie ook op insteekvellen maken
Transparant-Insteekvellen
Pap.lade insteekv.
Papiercassette 1
A4
Handinvoer
Kleurmodus
Meer pag. op een pag. plaatsen
N-Up
Aanp. Formaat/Richting.
Origineel
Pos. verschuiven voor marge
Margeverschv.
CA
Z/W
2-121
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
FUNCTIES VOOR SPECIFIEK GEBRUIK
TABTEKSTEN OP TABPAPIER KOPIËREN (TABKOPIE)
Laad een vel tabpapier in de doorvoerlade en maak een kopie op een tab.
Bereid de juiste originelen voor tabteksten voor.
Relatie tussen de originelen en het tabpapier
Tab kopiëren met links inbinden
Originelen De originelen plaatsen Tabpapier laden
GHI
DEF
ABC
GHI
DEF
ABC
ABC
Bereid originelen voor die
passen bij de tabposities.
De afbeelding wordt
verplaatst met de breedte
van de tab.
1
Originelen
Definitieve
afbeelding
1
Documentinvoerlade
Plaats de originelen zo dat zijde
zonder tabtekst als eerste wordt
ingevoerd.
Zijde 2
Plaats het tabpapier zo dat de tab op
het eerste vel naar u toe gericht is.
1
Glasplaat
Plaats zo dat de zijde met
de tabtekst links is.
2-122
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
Tab kopiëren met rechts inbinden
Originelen De originelen plaatsen Tabpapier laden
Tabkopie moet worden opgegeven voordat het origineel wordt gescand.
De standaardbreedte wijzigen voor afbeeldingsverschuiving bij kopiëren op tabpapier:
Selecteer in 'Instellingen (beheerder)' [Systeeminstellingen] → [Kopieerinstellingen] → [Voorwaarde- Instellingen] →
[Begininstelling Tabkopie].
De fabrieksinstelling is 10 mm (1/2").
1
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Tabkopie].
2
Tik op de toets [On].
1
Originelen
Definitieve
afbeelding
1
Documentinvoerlade
Plaats de originelen zo dat zijde
zonder tabtekst als eerste wordt
ingevoerd.
Zijde 2
Plaats het tabpapier zo dat de tab op het
eerste vel van u afgericht is.
1
Glasplaat
Plaats zo dat de zijde met de
tabtekst links is.
2-123
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
3
Stel een breedte in voor de
afbeeldingsverschuiving (tabbreedte).
Tik op de getalsweergave die de breedte voor de
afbeeldingsverschuiving weergeeft en voer een breedte in
met de cijfertoetsen.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de
instellingen, tikt u achtereenvolgens op de toetsen en
[Vorige].
De instelling voor tabkopieën annuleren:
Tik op de toets [Off].
4
Laad het tabpapier.
Als u de doorvoerlade gebruikt, plaatst u het papier met de
afdrukzijde omlaag.
Plaats het papier zo dat de zijde met de tab het laatst wordt
ingevoerd in het apparaat.
Configureer nadat u tabpapier in de doorvoerlade hebt
geladen, de instellingen van de doorvoerlade zoals wordt
beschreven in "KOPIEËN MAKEN MET DE
DOORVOERLADE (pagina 2-39)".
De breedte van het tabpapier kan zo breed zijn als de breedte van A4 (210 mm) plus 20 mm (of 8-1/2" x 11" papier (8-1/
2") plus 5/8").
5
Plaats het origineel en tik op de toets [Voorbeeld- weergave].
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
Alle instellingen annuleren:
Tik op de toets [CA].
6
Tik op de toets [Kleur Start] of [Z/W Start] om het kopiëren te starten.
Overige
Voorbeeld-
weergave
Start
Kleur
Start
Vorige
Off
On
Origineel Kopieren
Tabkopie
Beeldverschuiving
Aanp. Formaat/Richting.
Origineel
(0~20) mm
10
Gegevens in map opslaan
Bestand
1 controlepagina kopiëren
Proefkopie
Kleurmodus
Belichting
Type/belichting selecteren
CA
Z/W
Zijde 2
2-124
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
EEN POSTERFORMAATKOPIE MAKEN (VERGROTING
OVER MEERDERE PAGINA'S)
Met deze functie kopieert u een vergrote originele afbeelding over meerdere vellen.
U moet Vergrot. over meerdere pag. selecteren voordat u het origineel scant.
Plaats een origineel op de glasplaat.
Als Vergrot. over meerdere pag. is geselecteerd, wordt de afdrukstand gewijzigd in verticaal.
Overlapping bij delen van de afbeelding
• Elke kopie heeft een kantlijn.
• Gebieden voor overlapping van de kopieën worden aan de voor- en achterrand van elke kopie gemaakt.
Het papierformaat, het aantal vellen dat nodig is voor de vergrote afbeelding en de factor worden automatisch
geselecteerd op basis van het geselecteerde origineelformaat en het vergrotingsformaat. (Het papierformaat en de factor
kunnen niet handmatig worden geselecteerd.)
1
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Vergrot. Over meerdere pag.].
2
Selecteer het tabblad [AB] of [Inch] voor het juiste origineelformaat voor
vergroting over meerdere pagina's en tik op de toets die overeenkomt met
het origineelformaat.
Als u op de toets voor het origineelformaat tikt, worden de toetsen getoond met de beschikbare vergrotingsformaten,
kopiepapierformaten en het aantal vellen.
Origineel (formaat A4 (8-1/2" x 11"))
Kopie (vergrote afbeelding op
8 vellen A3 (11" x 17") papier)
2-125
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
3
Tik op de toets voor het formaat
waarnaar u het origineel wilt
vergroten.
De afdrukstand wordt getoond.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u achtereenvolgens op de toetsen en [Vorige].
Als u de kopieafbeelding en kantlijn afdrukt, stelt u het selectievakje [Positiemarkering afdrukken] in op .
De instelling voor vergroting over meerdere pagina's annuleren:
Tik op de toets [Wissen].
Zelfs als de instelling voor vergroting over meerdere pagina's is geannuleerd, blijft de automatisch geselecteerde
factor behouden.
De kopieerfactor terugzetten naar 100%:
Tik op de toets [Kopieerfactor] in het basisscherm om het kopieerfactormenu weer te geven en tik vervolgens op de
toets [100%].
4
Plaats het origineel op de glasplaat volgens de afdrukstand die in het scherm
wordt getoond.
5
Tik op de toets [Kleur Start] of [Z/W Start] om het kopiëren te starten.
Overige
Voorbeeld-
weergave
Start
Kleur
Start
Vorige
Vergrot. Over meerdere pag.
AB Inch
Formaat Origineel
Positiemarkering afdrukken
Vergrotingsfactor
A2 (A3x2)
A1 (A3x4)
A0 (A3x8)
A0x2
A3
A3
A5
B5
A4
Wissen
Kleurmodus
Aanpassing Achtergrond
Belichting
Type/belichting selecteren
A3
CA
Z/W
2-126
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
MET SPIEGELBEELD KOPIËREN (SPIEGELBEELD)
Met deze functie maakt u kopieën door het origineel om te keren tot spiegelbeeld.
Geef Spiegelbeeld op voordat u een origineel scant.
1
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Spiegel- Beeld].
Op het pictogram wordt een vinkje weergegeven.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen, tikt u op de toets [Vorige].
De spiegelbeeldinstelling annuleren:
Tik op de toets [Spiegel- Beeld] om de instelling uit te schakelen.
2
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
3
Tik op de toets [Kleur Start] of [Z/W Start] om het kopiëren te starten.
Originelen Spiegelbeeld kopiëren
2-127
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
FUNCTIES VOOR HET AANPASSEN VAN DE
UITVOER EN DICHTHEID
ZWART EN WIT OMKEREN IN EEN KOPIE (Z/W
OMGEKEERD)
Deze functie wordt gebruikt om zwart en wit om te keren in een kopie, zodat u een negatief krijgt. Deze functie kan
alleen voor kopiëren in zwart-wit worden gebruikt.
Wanneer u originelen met veel zwart kopieert (hetgeen veel toner vereist), kunt u kopiëren met Z/W Omgekeerd en zo toner besparen.
Z/W Omgekeerd moet worden opgegeven voordat het origineel wordt gescand.
Wanneer deze functie wordt geselecteerd, verandert de instelling '"Type belichting/origineel" voor aanpassing van de
belichting automatisch in "Tekst".
Deze functie is niet beschikbaar in sommige landen en regio's.
Als deze functie is geselecteerd kunt de toets [Kleur Start] niet gebruiken.
1
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Z/W negatief].
Op het pictogram wordt een vinkje weergegeven.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen, tikt u op de toets [Vorige].
Z/W Omgekeerd annuleren:
Tik op de toets [Z/W negatief] om de instelling uit te schakelen.
2
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
Alle instellingen annuleren:
Tik op de toets [CA].
3
Tik op de toets [Z/W Start] om het kopiëren te starten.
Originelen
Z/W Omgekeerd kopie
2-128
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
EENVOUDIG AANPASSEN VAN DE
AFBEELDINGSKWALITEIT
(SNELLE AANPASSING AFBEELDINGSKWALITEIT)
U kunt de kleur en omtrek van afbeeldingen en tekst eenvoudig aanpassen.
U moet Snelle Aanpassing Afbeeldingskwaliteit selecteren voordat u het origineel scant.
1
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Snelle Aanpassing
Afbeeldingskwaliteit].
2
Tik op of verplaats de
schuifregelaar om de beeldkwaliteit
aan te passen.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u achtereenvolgens op de toetsen en [Vorige].
De instelling voor snelle aanpassing afbeeldingskwaliteit annuleren:
Tik op de toets [Off].
3
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
Alle instellingen annuleren:
Tik op de toets [CA].
4
Tik op de toets [Kleur Start] of [Z/W Start] om het kopiëren te starten.
Overige
Voorbeeld-
weergave
Start
Kleur
Start
Vorige
Snelle Aanpassing Afbeeldingskwaliteit
Pas Kleurtoon en Intensiteit aan.
Kleurmodus
Belichting
Type/belichting selecteren
Off
On
Zacht Scherp
Raak [+] aan om de kleurtoon
en randen te verscherpen
en [-] om te verzachten.
1 2
3
Aanp. Formaat/Richting.
Origineel
Helderheid aanpassen
Helderheid
Dikte van RGB aanpassen
RGB
A3
CA
Z/W
2-129
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
ROOD/GROEN/BLAUW AANPASSEN IN KOPIEËN
(RGB-INSTELLING)
Met deze functie versterkt of verzwakt u een van de drie kleurcomponenten rood (R), groen (G) of blauw (B).
RGB moet worden opgegeven voordat het origineel wordt gescand.
1
Tik op de toets [Overige] en op de toets [RGB aanpassen].
2
Tik op de toets voor de kleur die u wilt wijzigen.
3
Tik op of schuif met de
schuifbalk om de kleur aan te passen.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u achtereenvolgens op de toetsen en [Vorige].
U kunt slechts één kleur aanpassen. (Als u een kleur aanpast en vervolgens nog een kleur, wordt de aanpassing van
de eerste kleur geannuleerd.)
De instelling RGB aanpassen annuleren:
Tik op de toets [Off].
4
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
Alle instellingen annuleren:
Tik op de toets [CA].
5
Tik op de toets [Kleur Start] om het kopiëren te starten.
R(rood)+
G(groen)+
B(blauw)+
Overige
Voorbeeld-
weergave
Start
Kleur
Start
Vorige
RGB aanpassen
Slechts één kleur aan te passen.
Deze instelling wordt allen toegepast op kleur.
Kleurmodus
Off
R (rood)
G (groen)
B (blauw)
Druk op [+] voor donkerder en [-]
voor lichtere geselecteerde kleurtoon.
-1-2 0 1 2
Aanp. Formaat/Richting.
Origineel
Belichting
Type/belichting selecteren
Kleurbalans Instellen
Kleurtoon aanpassen
Intensiteit
Intensiteit aanpassen
CA
Z/W
2-130
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
DE SCHERPTE VAN EEN AFBEELDING AANPASSEN
(SCHERPTE)
Met deze functie past u de scherpte aan voor een scherpere of zachtere afbeelding.
De scherpte moet worden opgegeven voordat het origineel wordt gescand.
1
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Scherpte].
2
Tik op de toets of schuif met de
schuifbalk om de scherpte aan te
passen.
Selecteer [Scherper] voor scherpere omtrekken of [Minder
Scherp] voor zachtere omtrekken.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u achtereenvolgens op de toetsen en [Vorige].
De instelling voor scherpte annuleren:
Tik op de toets [Off].
3
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
Alle instellingen annuleren:
Tik op de toets [CA].
4
Tik op de toets [Kleur Start] of [Z/W Start] om het kopiëren te starten.
Zachter
Scherper
Overige
Voorbeeld-
weergave
Start
Kleur
Start
Vorige
Scherpte
Kleurmodus
Belichting
Type/belichting selecteren
Off
On
Scherper
1 2
3
Aanp. Formaat/Richting.
Origineel
Helderheid aanpassen
Helderheid
Dikte van RGB aanpassen
RGB
Minder Scherp
A3
CA
Z/W
2-131
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
DE KLEUR AANPASSEN (KLEURBALANS)
U kunt de kleur, toon en densiteit van kopieën aanpassen.
Gebruik het tabblad [Kleur] voor de instellingen van kleurenkopieën, of het tabblad [Z/W] voor instellingen van zwart/
wit-kopieën.
Als u het tabblad [Kleur] selecteert, worden de densiteit van de kleuren geel, magenta, cyaan en zwart verdeeld in drie
bereiken en u kunt de densiteit van elk bereik aanpassen.
Indien nodig kunt u ook alle drie de densiteitbereiken tegelijkertijd aanpassen.
De kleurbalans moet worden opgegeven voordat het origineel wordt gescand.
De instelling van de standaardkleurbalans wijzigen:
Wijzig de instelling in de "Instellingen (beheerder)" → [Systeeminstellingen] → [Afbeeldingskwaliteit aanpassen] →
[Afbeeldingskwaliteit Afdruk]→ [Kleurbalans Instellen (kleur)] or [Kleurbalans Instellen (zwart/wit)].
1
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Kleurbalans Instellen].
2
Tik op het tabblad voor de modus die u wilt aanpassen.
C Cyaan+
Y Geel+ Bk Zwart+
M Magenta+
2-132
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
3
Tik op de toets of schuif met de
schuifbalk om de kleurbalans aan te
passen.
Zet als u elke kleur individueel aan wilt passen in het
tabblad [Kleur], het selectievakje [Instellen in een batch]
op . Zet als u elk bereik van elke kleur afzonderlijk
verder aan wilt passen, het selectievakje [Stel een Groep
in per Kleur] op .
Zet om elk bereik in het tabblad [Z/W] aan te passen, het
selectievakje [Instellen in een batch] op .
Tik om een schuifbalk afzonderlijk aan te passen met de
toetsen , op de schuifbalk die u wilt aanpassen en
tik op de toetsen .
De kleurbalans van het huidige tabblad terugzetten op de standaard balans:
Tik op de toets [Reset].
De standaardwaarden voor kleurbalans van alle gradaties die worden aangepast, worden hersteld.
Alle kleurbalansen herstellen tot de standaardinstellingen:
Tik op de toets [Alles annuleren].
De standaard waarden zijn de waarden die zijn ingesteld in "Instellingen (beheerder)" → [Systeeminstellingen] →
[Afbeeldingskwaliteit aanpassen] → [Afbeeldingskwaliteit Afdruk]→ [Kleurbalans Instellen (kleur)] or [Kleurbalans
Instellen (zwart/wit)].
4
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
5
Tik op de toets [Kleur Start] of [Z/W Start] om het kopiëren te starten.
Overige
Voorbeeld-
weergave
Start
Kleur
Start
Vorige
Kleurbalans Instellen
Pas Kleurtoon aan voor Kopie.
Kleurmodus
Aanp. Formaat/Richting.
Origineel
Alles annuleren
Belichting
Type/belichting selecteren
Dikte van RGB aanpassen
RGB
Kleur Z/W
YM
C
Bk
Instellen in een
batch
Stel een Groep
in per Kleur
Reset
0
+
-
LMH LMH LMH LMH
CA
Z/W
2-133
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
DE HELDERHEID VAN EEN KOPIE AANPASSEN
(HELDERHEID)
Met deze functie past u de helderheid van een kleurenkopie aan.
De helderheid moet worden opgegeven voordat het origineel wordt gescand.
1
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Helderheid].
2
Tik op de toets of schuif met de
schuifbalk om de helderheid aan te
passen.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u achtereenvolgens op de toetsen en [Vorige].
De instelling van de helderheid annuleren:
Tik op de toets [Off].
3
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
Alle instellingen annuleren:
Tik op de toets [CA].
4
Tik op de toets [Kleur Start] om het kopiëren te starten.
Donker
Originelen
Licht
Overige
Voorbeeld-
weergave
Start
Kleur
Start
Vorige
Helderheid
Deze instelling wordt allen toegepast op kleur.
Kleurmodus
Belichting
Type/belichting selecteren
Off
On
Licht
-2 -1 0
21
Aanp. Formaat/Richting.
Origineel
Donker
Afbeeldingsomtrek aanpassen
Scherpte
Intensiteit
Intensiteit aanpassen
A3
CA
Z/W
2-134
KOPIEERAPPARAAT►ANDERE FUNCTIES
DE INTENSITEIT VAN EEN KOPIE AANPASSEN
(INTENSITEIT)
Met deze functie past u de intensiteit (verzadiging) van een kleurenkopie aan.
U moet de intensiteit instellen voordat u het origineel scant.
Deze functie kan niet worden gecombineerd met [Kopie van kopie] of [Kleur Verbetering] in 'Belichting'.
1
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Intensiteit].
2
Tik op de toets of schuif met de
schuifbalk om de intensiteit aan te
passen.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u achtereenvolgens op de toetsen en [Vorige].
De instelling van de intensiteit annuleren:
Tik op de toets [Off].
3
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
Alle instellingen annuleren:
Tik op de toets [CA].
4
Tik op de toets [Kleur Start] om het kopiëren te starten.
De intensiteit verzwakken
Originelen De intensiteit versterken
Overige
Voorbeeld-
weergave
Start
Kleur
Start
Vorige
Intensiteit
Deze instelling wordt allen toegepast op kleur.
Kleurmodus
Belichting
Type/belichting selecteren
Off
On
Donkerder
-2 -1 0
21
Aanp. Formaat/Richting.
Origineel
Lichter
A3
Dikte van RGB aanpassen
RGB
Helderheid aanpassen
Helderheid
CA
Z/W
2-135
KOPIEERAPPARAAT►HANDIGE KOPIEERFUNCTIES
TUSSENOPDRACHT
Met deze functie onderbreekt u een opdracht in uitvoering en drukt u het origineel dat is opgegeven als tussenopdracht
met voorrang af.
Wanneer u dringend een kopie moet maken terwijl een lange kopieersessie of andere opdracht wordt uitgevoerd, kunt u
de functie voor een tussenopdracht gebruiken.
HANDIGE KOPIEERFUNCTIES
De toets [Onderbreken] wordt niet weergegeven wanneer een origineel wordt gescand.
Afhankelijk van de instellingen van de opdracht in uitvoering, wordt de toets [Onderbreken] mogelijk niet weergegeven.
Tussenopdracht kan niet worden gebruikt in combinatie met de volgende functies:
Opdracht Samenstel., Tandemkopie, Boekkopie, Kaart Formaat, Vergrot. Over meerdere pag., Aantal originelen,
Proefkopie, Voorbeeldinstelling en Boek splitsen.
Als u de glasplaat gebruikt voor tussenopdracht, kunt u de functie boekje, omslagen/insteekbladen of de instelling N-Up
niet selecteren.
Als u een van deze functies nodig hebt, moet u de automatische documentinvoer gebruiken.
1
Tik op de toets [Onderbreken].
Het modusscherm voor Onderbreken wordt weergegeven.
Als gebruikersauthenticatie is opgegeven:
Tik op de toets [Onderbreken] om het scherm gebruikersauthenticatie weer te geven. Voer de loginnaam en het
wachtwoord in om gebruikersauthenticatie uit te voeren.
2
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
3
Configureer de kopieerinstellingen.
Tik op de toets [Annuleren] om de tussenopdracht te annuleren.
Start
Kleur
Start
Voorbeeld-
weergave
Kleurmodus
Kopieren Onderbreken
Meerkleuren
Papierformaat
Auto
Belichting
Auto
Origineel
Auto A4
Dubbelz. Kopie
1-Zijdig→1-Zijdig
Sorteren/groepen
Auto
Kopieerfactor
100%
Overige
Normaal
Verzenden en afdrukken
Ecoprogramma oproepen
Gegevens in map opslaan
Bestand
Geg. tijdelijk opslaan
Snelbestand
1
A4
B5
B4
A3
2
1
3
4
Aantal exempl.
LIJN PRINTER
Afdruk.
annul.
Opdracht Status
Papiercassette 1
CA
Z/W
A4
2-136
KOPIEERAPPARAAT►HANDIGE KOPIEERFUNCTIES
4
Tik op de toets [Kleur Start] of [Z/W Start] om de tussenopdracht te starten.
De onderbroken opdracht wordt hervat zodra de tussenopdracht is voltooid.
In de functie voor een tussenopdracht wordt geen afdrukvoorbeeld van het gescande origineel weergegeven.
2-137
KOPIEERAPPARAAT►HANDIGE KOPIEERFUNCTIES
GEGEVENS VERZENDEN TIJDENS HET
KOPIËREN
Met deze functie kunt u tijdens het kopiëren een fax verzenden, een e-mail met een afbeelding als bijlage verzenden of
gegevens in de netwerkmap opslaan.
U moet de bestemming vooraf in het adresboek opslaan.
ADRESBOEK (pagina 1-96)
De fax- en beeldoverdracht begint na het kopiëren en voor de overdracht worden dezelfde instellingen gebruikt als voor de
kopie.
Sommige functies kunnen echter niet dezelfde resultaten bieden als de kopie.
1
Tik op de toets [Details] om over te schakelen naar de normale modus.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 2-5)
2
Tik op [Verzenden en afdrukken] in het
actiescherm.
3
Selecteer een ontvanger in het
adresboek.
ADRESBOEKSCHERM (pagina 1-97)
Nadat u de ontvanger hebt geselecteerd, tikt u op de toets
[Adres invoeren].
U kunt het aanraaktoetsenbord niet gebruiken om een adres in te voeren. Als u de ontvanger niet kunt vinden in het
adresboek, voert u het adres in het adresboek in.
Een internetfaxadres kan niet worden geselecteerd.
4
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
A4
B5
B4
A3
2
1
3
4
Start
Kleur
Start
Voorbeeld-
weergave
Kleurmodus
Meerkleuren
Papierformaat
Auto
Belichting
Auto
Origineel
Auto A4
Dubbelz. Kopie
1-Zijdig→1-Zijdig
Sorteren/groepen
Auto
Kopieerfactor
100%
Overige
Normaal
Verzenden en afdrukken
Ecoprogramma oproepen
Gegevens in map opslaan
Bestand
Geg. tijdelijk opslaan
Snelbestand
1
A4
B5
B4
A3
2
1
3
4
Aantal exempl.
CA
Z/W
A4
Alle
A
D
G
J
M
P
W
Toevoegen
Freq.
Gebruik
Alle
Beperken
Alle
Categorie
Sorteren
BBB
AAA
CCC
AAA
CCC
ABC
T
BBB
Adres
CA
2-138
KOPIEERAPPARAAT►HANDIGE KOPIEERFUNCTIES
5
Stel elke kopieerinstelling naar wens in.
Deze kopieerinstellingen worden gebruikt voor faxverzending. Afhankelijk van de functie zijn enkele instellingen mogelijk
niet beschikbaar.
U kunt een voorbeeld van het gescande origineel bekijken door op de toets [Voorbeeld- weergave] te tikken.
6
Tik op de toets [Kleur Start] of [Z/W Start] om het kopiëren te starten.
Na het kopiëren begint het verzenden.
Na het kopiëren kunt u niet meer vóór het verzenden de instellingen controleren.
2-139
KOPIEERAPPARAAT►HANDIGE KOPIEERFUNCTIES
KOPIEEROPDRACHTEN
Wanneer u op de opdrachtstatusweergave tikt, worden de opdrachten in een lijst weergegeven. U kunt de status van
een kopieeropdracht controleren door op het tabblad [Afdrukken] te tikken.
Zie de volgende items als u opdrachten wilt stoppen, wissen of met prioriteit wilt verwerken:
OPDRACHTEN IN UITVOERING OF GERESERVEERDE OPDRACHTEN STOPPEN OF VERWIJDEREN
(pagina 1-88)
GERESERVEERDE OPDRACHTEN MET PRIORITEIT VERWERKEN (pagina 1-89)
GERESERVEERDE OPDRACHTEN OF OPDRACHTEN IN UITVOERING CONTROLEREN (pagina 1-91)
VOLTOOIDE OPDRACHTEN CONTROLEREN (pagina 1-92)
A4
B5
B4
A3
2
1
3
4
Start
Kleur
Start
Voorbeeld-
weergave
Kleurmodus
Meerkleuren
Papierformaat
Auto
Belichting
Auto
Origineel
Auto A4
Dubbelz. Kopie
1-Zijdig→1-Zijdig
Sorteren/groepen
Auto
Kopieerfactor
100%
Overige
Normaal
Verzenden en afdrukken
Ecoprogramma oproepen
Gegevens in map opslaan
Bestand
Geg. tijdelijk opslaan
Snelbestand
1
A4
B5
B4
A3
2
1
3
4
Aantal exempl.
A4
LIJN PRINTER
Eenvoudige
Scan
Best. ophalen
van schijf
Sharp OSA
Opdracht Status
CA
Z/W
2-140
KOPIEERAPPARAAT►HANDIGE KOPIEERFUNCTIES
PROGRAMMA'S
Programma's worden ingesteld in het basisscherm van de normale modus.
DE KOPIEERMODUS SELECTEREN (pagina 2-4)
EEN PROGRAMMA OPSLAAN
Met deze functie worden kopieerinstellingen gezamenlijk opgeslagen als één programma. Het opgeslagen programma
kan eenvoudig worden opgeroepen.
Raadpleeg "EEN PROGRAMMA OPROEPEN (pagina 2-142)
" voor informatie over het oproepen van een programma.
Stel dat u CAD-tekeningen van formaat A3 (11" x 17") eenmaal per maand voor het archief kopieert met de volgende
instellingen:
• De CAD-tekeningen op A3-formaat (11" x 17") worden verkleind tot A4 (8-1/2" x 11").
• Als u het papierverbruik wilt halveren, kopieert u 2-zijdig.
• Kantlijnverschuiving wordt gebruikt om te zorgen dat er een kantlijn is om te perforeren voor archivering.
Programma's kunnen niet worden opgeslagen in de eenvoudige modus.
Wanneer geen werkprogramma is opgeslagen Wanneer een werkprogramma is opgeslagen
Stel een verkleining van A3 (11" x 17") naar A4 (8-1/2" x 11") in.
Wijzig de belichtingsinstelling.
Stel 2-zijdig kopiëren in.
Stel kantlijnen in.
Stel perforatie-instellingen in.
Tik op de toets [Kleur Start] of [Z/W Start].
Roep het opgeslagen programma op.
Tik op de toets [Kleur Start] of [Z/W Start].
Het kost elke maand veel tijd om de tekeningen te kopiëren,
omdat de bovenstaande instellingen moeten worden
geselecteerd.
Bovendien maakt u soms fouten bij het selecteren van de
instellingen en moet u opnieuw kopiëren.
De instellingen worden opgeslagen in een programma, zodat
ze met één toetsdruk kunnen worden geselecteerd. Dit is
eenvoudig en kost geen tijd.
Bovendien worden alle instellingen opgeslagen, zodat u geen fouten
maakt en niet opnieuw hoeft te kopiëren vanwege verkeerde instellingen.
CAD-tekeningen in A3 (11" x 17") formaat
Kopiëren
2-141
KOPIEERAPPARAAT►HANDIGE KOPIEERFUNCTIES
Er kunnen 48 programma's worden opgeslagen.
De programma-instellingen blijven geregistreerd, ook wanneer de hoofdschakelaar is uitgeschakeld.
Een programma kan ook als sneltoets worden opgeslagen in een beginscherm of favoriet. Zo kunt u het programma snel
oproepen.
1
Geef de kopieerfunctie op die u wilt opslaan.
Geef in het basisscherm [Programmaregistratie] weer in het actiepaneel.
2
Tik op [Programmaregistratie] in het actiescherm.
3
Tik op een ongebruikte toets.
Een toets met een opgeslagen programma wordt in kleur
weergegeven. Tik op een toets waaronder geen programma
is opgeslagen.
Als u geen naam instelt voor het programma, wordt er automatisch een serienummer toegewezen als naam.
4
Stel een naam in voor het programma
en tik op de toets [OK].
Er wordt een melding van voltooiing van de registratie
weergegeven.
Start
Kleur
Start
Voorbeeld-
weergave
Overige
A34
1
01 02
03 04
05 06
07 08
09 10
Voorinstelling
prgramma
Programmaregistratie
Selecteer programmanr. om te registreren
Aantal exempl.
01
03
05
07
09
02
04
06
08
10
CA
Z/W
Zwart/wit
Start
Kleur
Start
Overige
A34
CA
Programmanaam
Annuleren OK
Spatie AltGr
Keuze
Toetsenbord
Caps
Te ke n s Symbolen
#
.com .net .org
http:/
/
.info
.biz
2-142
KOPIEERAPPARAAT►HANDIGE KOPIEERFUNCTIES
EEN PROGRAMMA OPROEPEN
EEN PROGRAMMA VERWIJDEREN EN DE NAAM VAN
EEN PROGRAMMA WIJZIGEN
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de kopieerinstellingen in een programma kunt verwijderen en de naam van het
programma kunt wijzigen.
Een programma verwijderen
5
Selecteer of het programma wordt
toegevoegd aan het beginscherm of de
favorieten.
Als u afdrukinstellingen wilt opgeven, kunt u de gewenste instelling
selecteren uit voorkeurtekst of het softwaretoetsenbord gebruiken.
U kunt ook het serienummer en de accountopdracht-ID afdrukken.
Tik als de instellingen voltooid zijn, achtereenvolgens op de
toetsen en [Vorige].
Als gebruikersauthenticatie is ingeschakeld, wordt een sneltoets van het programma op het beginscherm of in de
favorieten van de gebruiker geregistreerd.
Als gebruikersauthenticatie is uitgeschakeld, wordt het scherm voor invoer van het beheerderswachtwoord getoond.
Wanneer het beheerderswachtwoord is ingevoerd, wordt de registratie voltooid.
Het aantal kopieën kunt u niet opslaan.
1
Tik op [Programma oproepen] in het actiescherm.
2
Tik op de toets voor het programma dat u wilt oproepen.
U kunt een programmatoets selecteren en op [Registreren in favorieten] of [Registreren in beginscherm] tikken in het
actiepaneel om een sneltoets te registreren voor het geselecteerde programma in de favorieten of het beginscherm.
Een programma dat al is opgeslagen, kan niet worden verwijderd.
Als "Instellingen (beheerder)" - [Systeeminstellingen] → [Algemene instellingen] → [Instellingen in /uitschakelen] →
[Uitschakelen Registratie/Wissen van Programma] is geselecteerd, kan een geregistreerd programma niet worden
verwijderd en kan de naam niet worden gewijzigd,
1
Tik op [Programma oproepen] in het actiescherm.
Start
Kleur
Start
Voorbeeld-
weergave
Overige
A34
01
03
05
07 08
Voorinstelling
prgramma
Programmaregistratie
Selecteer programmanr. om te registreren
01
03
05
07 08
10
10
09
09
CA
Z/W
Registratie annuleren
Registreren in
beginscherm
Registreren
als favoriet
Registratie van programma is voltooid.
Het kan ook worden geregistreerd als
favoriet of in het beginscherm om te
gebruiken als snelkoppeling.
Wilt u het registreren?
2-143
KOPIEERAPPARAAT►HANDIGE KOPIEERFUNCTIES
De naam van een programma wijzigen
2
Tik op [Verwijderen] in het
actiescherm.
3
Tik op de toets van het programma dat u wilt verwijderen en tik vervolgens
op de toets [Verwijderen].
1
Tik op [Programma oproepen] in het actiescherm.
2
Tik op [Naam wijzigen] in het
actiescherm.
3
Tik op de toets van het gewenste programma en wijzig de naam van het
programma. Tik vervolgens op de toets [OK].
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen, tikt u op .
Start
Kleur
Start
Voorbeeld-
weergave
Overige
01
03
05
07
08
Voorinstelling
prgramma
Programma oproepen
Geregistreerde instelling wordt aangeroepen bij indrukken.
01
03
05
07 08
10
10
09
09
02
04
06
02
04
06
A34
1
Aantal exempl.
Naam wijzigen
Verwijderen
Registreren in
favorieten
Registreren in
beginscherm
CA
Z/W
Start
Kleur
Start
Voorbeeld-
weergave
Overige
01
03
05
07
08
Voorinstelling
prgramma
Programma oproepen
Geregistreerde instelling wordt aangeroepen bij indrukken.
01
03
05
07 08
10
10
09
09
02
04
06
02
04
06
A34
1
Aantal exempl.
Naam wijzigen
Verwijderen
Registreren in
favorieten
Registreren in
beginscherm
CA
Z/W
3-1
PRINTERFUNCTIE VAN HET APPARAAT
AFDRUKKEN IN EEN
WINDOWS-OMGEVING
BASISPROCEDURE VOOR AFDRUKKEN. . . . . . . 3-4
HET SCHERM INSTELLINGEN VAN DE
PRINTERDRIVER / HELP RAADPLEGEN . . . . 3-6
PAPIER SELECTEREN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-7
OP ENVELOPPEN AFDRUKKEN. . . . . . . . . . . 3-8
AFDRUKKEN ALS DE FUNCTIE
GEBRUIKERSAUTHENTICATIE IS
INGESCHAKELD . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-9
VEELGEBRUIKTE FUNCTIES. . . . . . . . . . . . . . . . . 3-11
INSTELLINGEN OPSLAAN TIJDENS HET
AFDRUKKEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-11
OPGESLAGEN INSTELLINGEN GEBRUIKEN. . .
3-12
DE STANDAARDINSTELLINGEN VAN DE
PRINTERDRIVER WIJZIGEN . . . . . . . . . . . . . . 3-12
AFDRUKKEN IN EEN MAC OS-OMGEVING
BASISPROCEDURE VOOR AFDRUKKEN. . . . . . . 3-14
PAPIER SELECTEREN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-15
OP ENVELOPPEN AFDRUKKEN. . . . . . . . . . . 3-16
AFDRUKKEN ALS DE FUNCTIE
GEBRUIKERSAUTHENTICATIE IS
INGESCHAKELD . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-17
VEELGEBRUIKTE FUNCTIES
DE KLEURMODUS SELECTEREN . . . . . . . . . . . . . 3-19
DE RESOLUTIE SELECTEREN . . . . . . . . . . . . . . . 3-21
2-ZIJDIG AFDRUKKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-22
HET AFDRUKBEELD AANPASSEN AAN HET
PAPIER. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-23
MEERDERE PAGINA'S OP EEN PAGINA
AFDRUKKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-25
LEGE PAGINA'S OVERSLAAN TIJDENS HET
AFDRUKKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-27
AFDRUKKEN NIETEN/PERFORATIES MAKEN IN
UITVOER . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-28
Eco
Eco
Eco
Eco
HANDIGE PRINTERFUNCTIES
HANDIGE FUNCTIES VOOR HET MAKEN VAN
FOLDERS EN POSTERS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-30
EEN INBINDKOPIE MAKEN
(BOEKJE/ZADELSTEEK). . . . . . . . . . . . . . . . . 3-30
AFDRUKKEN MET INSTELLING VOOR
KANTLIJNVERSCHUIVING (KANTLIJN). . . . . 3-32
EEN GROTE POSTER MAKEN (POSTER
AFDRUKKEN) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-34
FUNCTIES VOOR HET AANPASSEN VAN HET
FORMAAT EN DE RICHTING VAN DE
AFBEELDING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-35
DE AFDRUKPOSITIE OP ONEVEN EN EVEN
PAGINA'S AFZONDERLIJK AANPASSEN
(AFDRUKPOSITIE) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-35
HET AFDRUKBEELD 180 GRADEN DRAAIEN
(180 GRADEN DRAAIEN) . . . . . . . . . . . . . . . . 3-36
HET AFDRUKBEELD VERGROTEN/VERKLEINEN
(DE ZOOMINSTELLING/VERGROTEN OF
VERKLEINEN) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
3-37
DE LIJNDIKTE AANPASSEN (BREEDTE) . . . 3-39
EEN SPIEGELBEELD AFDRUKKEN
(SPIEGELBEELDOMKERING/VISUELE
EFFECTEN) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-41
DE FUNCTIE VOOR HET AANPASSEN VAN DE
KLEURMODUS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-42
HELDERHEID EN CONTRAST VAN DE
AFBEELDING INSTELLEN
(KLEURBIJSTELLING/RGB-INSTELLING) . . . 3-42
ONDUIDELIJKE TEKST EN LIJNEN IN
ZWART AFDRUKKEN (TEKST NAAR
ZWART/VECTOR NAAR ZWART). . . . . . . . . . 3-44
DE KLEURINSTELLINGEN AFSTEMMEN OP
HET AFBEELDINGSTYPE (GEAVANCEERDE
KLEURINSTELLINGEN) . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-45
FUNCTIES VOOR HET COMBINEREN VAN TEKST
EN AFBEELDINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
3-48
EEN WATERMERK TOEVOEGEN AAN
AFDRUKKEN (WATERMERK). . . . . . . . . . . . . 3-48
EEN AFBEELDING OVER DE
AFDRUKGEGEVENS AFDRUKKEN
(AFBEELDINGSSTEMPEL) . . . . . . . . . . . . . . . 3-50
EEN AANGEPASTE AFBEELDING
REGISTREREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-51
EEN VASTE VORM OVER DE AFDRUKGEGEVENS
PLAATSEN (OVERLAYS). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
3-52
HET AANTAL EXEMPLAREN TOEVOEGEN
(KOPIEERSTEMPEL) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-54
PRINTER
Pictogrammen
Milieuvriendelijke functies
Functies voor afdrukken op
speciale media
Eco
3-2
PRINTER
AFDRUKFUNCTIES VOOR SPECIALE
DOELEINDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
3-55
BEPAALDE PAGINA'S OP ANDER PAPIER
AFDRUKKEN (ANDER PAPIER) . . . . . . . . . . . 3-55
INSTEEKVELLEN TOEVOEGEN BIJ HET
AFDRUKKEN OP TRANSPARANTEN
(TRANSPARANT-INSTEEKVELLEN) . . . . . . . . 3-57
SCHEIDINGSPAGINA'S INVOEGEN TUSSEN
OPDRACHTEN OF KOPIEËN. . . . . . . . . . . . . . 3-59
EEN CARBONAFDRUK AFDRUKKEN
(CARBONAFDRUK) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-60
AFDRUKKEN OP TABS VAN TABPAPIER (TAB
SHIFT/AFDRUKKEN OP TABPAPIER) . . . . . . .
3-61
TWEEZIJDIG AFDRUKKEN WAARBIJ BEPAALDE
PAGINA'S OP DE VOORZIJDE WORDEN
AFGEDRUKT (HOOFDSTUKINVOEGINGEN). . . .
3-64
BEDRUKT PAPIER DOORMIDDEN VOUWEN
(VOUWEN) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .3-65
VOORAF INGESTELDE GEGEVENS VOOR OF NA
ELKE PAGINA INVOEGEN (INVOEGPAGINA). . . . .
3-67
DEZELFDE AFBEELDING AFDRUKKEN IN
TEGELPATROON (AFDRUK HERHALEN) . . . 3-68
PATROONGEGEVENS AFDRUKKEN
(VERBORGEN PATROON AFDRUKKEN) . . . . 3-69
DE OMZETTINGSMETHODE WIJZIGEN EN
JPEG-AFBEELDINGEN AFDRUKKEN
(GEB.STRPRG.OMJPEGWRTEGEV.) . . . . . . . 3-71
HET AFDRUKGEBIED OP HET PAPIER
MAXIMALISEREN (AFDRUKGEBIED) . . . . . . . 3-72
AFDRUKKEN OP EEN VERHOOGDE
RESOLUTIE (VERVAGEN). . . . . . . . . . . . . . . . 3-73
HANDIGE PRINTERFUNCTIES. . . . . . . . . . . . . . . . 3-74
TWEE APPARATEN GEBRUIKEN OM EEN GROTE
OPDRACHT AF TE DRUKKEN (TANDEMAFDRUK) . . .
3-74
AFDRUKBESTANDEN OPSLAAN EN
GEBRUIKEN (DOCUMENTARCHIVERING) . . . .
3-76
AUTOMATISCH ALLE OPGESLAGEN
GEGEVENS AFDRUKKEN . . . . . . . . . . . . . . . . 3-78
GELIJKTIJDIG AFDRUKKEN EN VERZENDEN . . .
3-79
AFDRUKKEN ZONDER DE
PRINTERDRIVER
EXTENSIE VAN AFDRUKBARE BESTANDEN . . . 3-80
EEN BESTAND OP EEN FTP-SERVER
RECHTSTREEKS AFDRUKKEN. . . . . . . . . . . . . . . 3-80
EEN BESTAND IN EEN USB-GEHEUGEN
RECHTSTREEKS AFDRUKKEN . . . . . . . . . . . . . . .
3-82
EEN BESTAND IN EEN NETWERKMAP
RECHTSTREEKS AFDRUKKEN. . . . . . . . . . . . . . . 3-83
RECHTSTREEKS VANAF EEN COMPUTER
AFDRUKKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-86
AFDRUKTAAK VERZENDEN . . . . . . . . . . . . . . 3-86
FTP AFDRUKKEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-86
E-MAIL AFDRUKKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-86
AFDRUKOPDRACHTEN
DE AFDRUKSTATUS BEKIJKEN . . . . . . . . . . . . . 3-88
EEN VERSLEUTELD PDF-BESTAND
AFDRUKKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-88
OVERSTAPPEN OP EEN ANDER
PAPIERFORMAAT WANNEER HET PAPIER
OPRAAKT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-89
BIJLAGE
SPECIFICATIELIJST PRINTERDRIVER . . . . . . . . 3-90
EEN REKENINGCODE OPGEVEN VIA DE
PRINTERDRIVER . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-93
AUTHENTICATIE DOOR EENMALIG
AANMELDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-95
AFDRUKKEN MET GOOGLE CLOUDPRINTER . . .
3-96
PRINTING MET MOPRIA . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-98
3-3
PRINTER►PRINTERFUNCTIE VAN HET APPARAAT
Het apparaat is standaard uitgerust met een meerkleuren-printerfunctie. Er moet een printerdriver worden geïnstalleerd
om te kunnen afdrukken vanaf uw computer.
Stel met behulp van de onderstaande tabel vast welke printerdriver u moet gebruiken.
Windows-omgeving
Mac OS-omgeving
PRINTERFUNCTIE VAN HET APPARAAT
Type printerdriver
PCL6
Het apparaat ondersteunt de PCL6-printerbesturingstalen van Hewlett-Packard.
PS
Deze printerdriver ondersteunt de PostScript
®
3
TM
-paginabeschrijvingstaal die is ontwikkeld door Adobe Systems .
Als u de standaard PS-printerdriver van Windows wilt gebruiken, moet u de PPD-driver gebruiken.
Raadpleeg de handleiding software-installatie voor informatie over het installeren van de printerdriver en de configuratie in
een Windows-omgeving.
De Bedieningshandleiding bevat met name schermen van de PCL6-printerdriver bij de uitleg over afdrukken in een
Windows-omgeving. De schermen van de printerdriver kunnen iets verschillen van de printerdriver die u gebruikt.
Type printerdriver
PS
PS Deze printerdriver ondersteunt de PostScript
®
3
TM
-paginabeschrijvingstaal die is ontwikkeld door Adobe Systems
Incorporated en gebruikt een PPD-bestand.
Raadpleeg de handleiding software-installatie voor informatie over het installeren van de printerdriver en de configuratie in
een Mac OS-omgeving.
3-4
PRINTER►AFDRUKKEN IN EEN WINDOWS-OMGEVING
BASISPROCEDURE VOOR AFDRUKKEN
Aan de hand van het volgende voorbeeld wordt uitgelegd hoe u een document kunt afdrukken vanuit 'WordPad', een
standaardapplicatie van Windows.
AFDRUKKEN IN EEN WINDOWS-OMGEVING
Het menu dat wordt gebruikt om af te drukken, kan per applicatie variëren.
De knop die wordt gebruikt om het eigenschappenvenster van de printerdriver te openen (meestal [Eigenschap] of
[Voorkeursinstellingen]), kan per toepassing verschillen.
De apparaatnaam die wordt weergegeven in het menu [Printer], is normaalgesproken [MX-xxxx]. ('xxxx' is een reeks
tekens die per model van het apparaat varieert.)
1
Selecteer [Afdrukken] in het menu
[Bestand] van WordPad.
2
Selecteer de printerdriver voor het
apparaat en klik op de knop
[Voorkeursinstellingen].
De knop die wordt gebruikt om het eigenschappenvenster
van de printerdriver te openen (meestal [Eigenschap] of
[Voorkeursinstellingen]), kan per toepassing verschillen.
3-5
PRINTER►AFDRUKKEN IN EEN WINDOWS-OMGEVING
3
Selecteer de afdrukinstellingen.
(1) Klik op de tab [Algemeen].
(2) Selecteer het formaat van het origineel.
U kunt maximaal zeven door de gebruiker
gedefinieerde formaten in het menu vastleggen. U
kunt een origineel formaat opslaan door [Extra
papier] of een van de opties [Gebruiker1] tot en met
[Gebruiker7] in het menu te selecteren en op de
toets [OK] te klikken.
Als u instellingen op andere tabbladen wilt
selecteren, klikt u op het gewenste tabblad en
selecteert u vervolgens de instellingen.
HET SCHERM INSTELLINGEN VAN DE
PRINTERDRIVER / HELP RAADPLEGEN
(pagina 3-6)
Als u een origineelformaat instelt dat groter is dan
het grootste papierformaat dat door het apparaat
wordt ondersteund, selecteert u het papierformaat
voor de afdruk bij 'Uitvoergrootte'.
Als u een andere 'Uitvoergrootte' dan de 'Origineel
Formaat' selecteert, wordt de afruk aangepast aan
het geselecteerde papierformaat.
(3) Klik op de knop [OK].
4
Klik op de knop [Afdrukken].
Het afdrukken wordt gestart.
(2)
(1)
(3)
3-6
PRINTER►AFDRUKKEN IN EEN WINDOWS-OMGEVING
HET SCHERM INSTELLINGEN VAN DE
PRINTERDRIVER / HELP RAADPLEGEN
Het scherm Instellingen van de printerdriver bestaat uit negen tabbladen. Klik op de tab om het bijbehorende tabblad te openen.
Voor alle instellingen kunt u het Help-scherm raadplegen. Klik rechtsonder in het scherm op de knop [Help].
(1) Tabs: Klik op om de verschillende tabbladen weer te geven.
[Algemeen]: Op dit tabblad vindt u de veelgebruikte functies. Deze instellingen staan ook op de andere tabbladen
en alle instellingen op dit tabblad zijn gekoppeld aan de instellingen op de andere tabbladen.
•[Papierinvoerbron]: Het formaat en het type papier voor de afdruktaak en de papierlade.
[Bezig met voltooien]: Selecteer een afwerkfunctie, zoals nieten, perforeren of vouwen, en stel de uitvoerlade in.
[Lay-out]: Selecteer de functies voor de lay-out, zoals dubbelzijdig afdrukken of boekjes afdrukken.
•[Taakverwerking]: Documentarchivering en gebruikersauthenticatie instellen.
•[Invoegbladen]: Invoegfuncties selecteren, zoals kaften, insteekvellen en tabpapier.
•[Stempel]: Selecteer de functie voor een watermerk of stempel.
•[Afbeeldingskwaliteit]: Kies een van de instellingen voor de afbeeldingskwaliteit.
•[Gedetail. Instellingen]: Selecteer tandemafdruk en andere gedetailleerde afdrukinstellingen.
(2) Favorieten
De instellingen die op de verschillende tabbladen zijn geconfigureerd, kunnen als Favoriet worden opgeslagen.
VEELGEBRUIKTE FUNCTIES (pagina 3-11)
(3) [Standaard.]
De instellingen op het huidige tabblad terugzetten naar de standaardinstellingen.
(4) Instellingsitems
Bevat de instellingen van elk tabblad.
(5) Informatiepictogram ( )
Er gelden bepaalde beperkingen voor de combinaties van instellingen die kunnen worden geselecteerd in het
eigenschappenvenster van de printerdriver. Als een beperking van toepassing is op een geselecteerde instelling, wordt een
informatiepictogram ( ) weergegeven naast de instelling. Klik op het pictogram voor een beschrijving van de beperking.
(2)
(1)
(3)
(4)
(5)
(6)
(7)
(8)
3-7
PRINTER►AFDRUKKEN IN EEN WINDOWS-OMGEVING
(6) Afdrukbeeld
Een visuele weergave van de gevolgen van de huidige instellingen op het afdrukbeeld. De afwerkinstellingen en de
kleurmodus worden met pictogrammen aangeduid.
(7) Machineafbeelding
Hier ziet u welke opties op het apparaat zijn geïnstalleerd en de papier- en uitvoerladen die worden gebruikt.
(8) De knop [Help]
Hiermee opent u het Help-venster van de printerdriver.
PAPIER SELECTEREN
Controleer, voordat u gaat afdrukken, het papiertype en -formaat en de aanwezige hoeveelheid papier in de laden van
het apparaat. Klik op de knop [Ladestatus] op het tabblad [Papierinvoerbron] om de actuele informatie over de laden
weer te geven.
De instelling 'Uitvoergrootte' en de instelling 'Papierlade' zijn als volgt met elkaar verbonden:
Als 'Papierlade' is ingesteld op [Automatische keuze]
De lade met het papier met het formaat en type dat u hebt geselecteerd bij 'Uitvoergrootte' en 'Papiertype' wordt
automatisch geselecteerd.
Als 'Papierlade' op een andere optie is ingesteld dan [Automatische keuze]
De opgegeven lade wordt voor het afdrukken gebruikt, ongeacht de instelling bij 'Uitvoergrootte'.
Wanneer u 'Papiertype' hebt ingesteld op [Handinvoer], moet u 'Papiertype' selecteren. Controleer het papiertype dat
is ingesteld voor de doorvoerlade van het apparaat, controleer of dat type papier zich inderdaad in de doorvoerlade
bevindt en selecteer vervolgens het juiste papiertype.
Als 'Papiertype' is ingesteld op [Automatische keuze]
Er wordt automatisch een lade geselecteerd met normaal of gerecycled papier met het formaat dat is opgegeven bij
'Uitvoergrootte'. (De standaardfabrieksinstelling is alleen normaal papier.)
Als 'Papiertype' op een andere optie is ingesteld dan [Automatische keuze]
Voor het afdrukken wordt de lade gebruikt met het opgegeven type papier van het bij 'Uitvoergrootte' opgegeven
formaat.
U kunt het Help-venster voor een instelling weergeven door op de instelling te klikken en op de toets [F1] te drukken.
Klik op de knop rechtsboven in het scherm Instellingen en klik vervolgens op een van de instellingen om de Help voor
die instelling in een apart venster weer te geven.
Ook speciale media, zoals enveloppen, kunt u in de doorvoerlade laden.
Zie 'PAPIER IN DE DOORVOERLADE LADEN (pagina 1-76)
' voor de procedure voor het laden van papier in de
doorvoerlade.
Als [Papierformaat herkenning handinvoer inschakelen] (uitgeschakeld in de fabrieksinstelling) of [Papiersoort herkenning
handinvoer inschakelen] (uitgeschakeld in de fabrieksinstelling) (toegankelijk via de [Systeeminstellingen]) is ingeschakeld
bij 'Instellingen (beheerder)' → [Printer- Instellingen] → [Voorwaarde-Instellingen] → [Instellingen handinvoerlade] wordt er
niet afgedrukt als het papierformaat of het papiertype dat is opgegeven in de printerdriver niet overeenkomt met het
papierformaat of het papiertype dat is opgegeven bij de instellingen van de doorvoerlade.
De doorvoerlade uitsluiten van te selecteren lades wanneer [Automatische keuze] is geselecteerd:
Bij 'Instellingen (beheerder)' selecteert u [Systeeminstellingen] → [Printer- Instellingen] → [Voorwaarde-Instellingen] →
[Instellingen handinvoerlade] → [Handinvoer uitsluiten bij automatische papierselectie].
Als u vaak speciale media in de doorvoerlade laadt, is het aan te raden deze instelling in te schakelen.
3-8
PRINTER►AFDRUKKEN IN EEN WINDOWS-OMGEVING
OP ENVELOPPEN AFDRUKKEN
U kunt de doorvoerlade gebruiken om op enveloppen af te drukken.
(1) Klik op de tab [Papierinvoerbron].
(2) Selecteer het gewenste envelopformaat in het menu 'Uitvoergrootte'.
Als [Uitvoergrootte] op envelop is ingesteld, wordt [Papiertype] automatisch ingesteld op [Envelop].
Als 'Origineel Formaat' op het tabblad [Algemeen] is ingesteld op envelop en 'Uitvoergrootte' is ingesteld op [Zelfde als Originele
Grootte], wordt 'Papiertype' automatisch ingesteld op [Envelop].
(3) Selecteer [Handinvoer] bij 'Papierlade'.
Als [Papiersoort herkenning handinvoer inschakelen] (uitgeschakeld in de fabrieksinstelling) is ingeschakeld bij 'Instellingen
(beheerder)', moet het type papier in de doorvoerlade worden ingesteld op [Envelop].
•Zie 'GESCHIKTE PAPIERTYPEN (pagina 1-66)
' voor meer informatie over papier dat in de doorvoerlade kan worden
geladen.
•Zie 'PAPIER IN DE DOORVOERLADE LADEN (pagina 1-76)
' voor de procedure voor het laden van papier in de
doorvoerlade.
•Zie 'PAPIER SELECTEREN (pagina 3-7)
' voor meer informatie over het laden van papier.
Het is raadzaam om eerst een testpagina af te drukken om het afdrukresultaat te controleren voordat u een envelop
gebruikt.
Wanneer u media gebruikt die alleen in een bepaalde stand kunnen worden geladen, zoals een envelop, kunt u het beeld
180 graden draaien. Zie 'HET AFDRUKBEELD 180 GRADEN DRAAIEN (180 GRADEN DRAAIEN) (pagina 3-36)
' voor
meer informatie.
(1)
(2)
(3)
3-9
PRINTER►AFDRUKKEN IN EEN WINDOWS-OMGEVING
AFDRUKKEN ALS DE FUNCTIE
GEBRUIKERSAUTHENTICATIE IS INGESCHAKELD
De gebruikersinformatie (zoals gebruikersnaam en wachtwoord) die moet worden ingevoerd, varieert naargelang de gebruikte
authenticatiemethode. U moet dan ook contact opnemen met de beheerder van het apparaat voordat u gaat afdrukken.
Als u 'Afdrukbeleid' hebt geconfigureerd op het tabblad [Configuratie] om ervoor te zorgen dat de gebruikersauthenticatie
altijd wordt uitgevoerd, moeten gebruikers voor elke afdrukopdracht worden geautoriseerd. Daarvoor moet u de
authenticatiegegevens invoeren in het dialoogvenster dat telkens als u gaat afdrukken wordt weergegeven.
De gebruikersauthenticatiefunctie van het apparaat kan niet worden gebruikt als de PPD-driver
*
is geïnstalleerd en de
standaard PS-printerdriver van Windows wordt gebruikt.
Daarom kan het apparaat zodanig worden geconfigureerd dat gebruikers waarvan de gebruikersgegevens niet op het
apparaat zijn opgeslagen, geen afdrukopdrachten kunnen uitvoeren.
* De PPD-driver stelt het apparaat in staat om af te drukken met de standaard PS-printerdriver van Windows.
Voorkomen dat gebruikers wier gebruikersinformatie niet op het apparaat is opgeslagen, afdrukopdrachten uitvoeren:
Bij "Instellingen (beheerder)" selecteert u [Gebruikers -bediening] → [Standaardinstellingen] → [Afdrukken door ongeldige
gebruiker uitschakelen].
1
In het venster met de eigenschappen van de printerdriver selecteert u de
printerdriver van het apparaat en klikt u op de knop [Voorkeursinstellingen].
De knop die wordt gebruikt om het eigenschappenvenster van de printerdriver te openen (meestal [Eigenschap] of
[Voorkeursinstellingen]), kan per toepassing verschillen.
3-10
PRINTER►AFDRUKKEN IN EEN WINDOWS-OMGEVING
2
Voer uw gebruikersinformatie in.
(1) Klik op de tab [Taakverwerking].
(2) Voer uw gebruikersinformatie in.
Als de authenticatie wordt uitgevoerd op
gebruikersnaam, selecteert u [Loginnaam] en voert u
uw gebruikersnaam in.
Als de authenticatie wordt uitgevoerd op
gebruikersnaam en wachtwoord, selecteert u
[Loginnaam/Wachtwoord] en voert u uw
gebruikersnaam en wachtwoord in. Voer 1 tot 32
tekens in voor het wachtwoord.
Wanneer de authenticatiebestemming van het
apparaat Active Directory is, kan [Eenmalig
aanmelden] worden geselecteerd. Voor meer
informatie over eenmalig aanmelden, raadpleeg
"AUTHENTICATIE DOOR EENMALIG
AANMELDEN (pagina 3-95)".
Als de authenticatie wordt uitgevoerd op
gebruikersnummer, selecteert u
[Gebruikersnummer] en voert u uw
gebruikersnummer van 5 tot 8 cijfers in.
(3) Voer zo nodig de gebruikersnaam en
opdrachtnaam in.
Klik op het selectievakje [Gebruikersnaam] en voer
uw gebruikersnaam in (maximaal 32 tekens). De
door u ingevoerde gebruikersnaam wordt in het
aanraakscherm van het apparaat weergegeven. Als
u geen gebruikersnaam invoert, wordt de
aanmeldnaam van uw pc weergegeven.
Klik op het selectievakje [Naam taak] en voer een
opdrachtnaam in (maximaal 30 tekens). De door u
ingevoerde opdrachtnaam wordt als bestandsnaam
in het aanraakscherm van het apparaat
weergegeven. Als u geen opdrachtnaam invoert,
wordt de ingestelde bestandsnaam uit de applicatie
weergegeven.
Als u wilt dat een bevestigingsvenster wordt
weergegeven voordat het afdrukken start, schakelt u
het selectievakje [Contr.opd.regeling] in.
(4) Klik op de knop [OK] om het afdrukken te
starten.
Authenticatie door Eenmalig aanmelden vereist dat Active Directory-authenticatie wordt uitgevoerd op het apparaat en
uw computer. Dit kan alleen worden gebruikt wanneer uw computer op Windows draait.
(2)
(1)
(3)
(4)
3-11
PRINTER►AFDRUKKEN IN EEN WINDOWS-OMGEVING
VEELGEBRUIKTE FUNCTIES
INSTELLINGEN OPSLAAN TIJDENS HET AFDRUKKEN
De instellingen die bij het afdrukken op de verschillende tabbladen zijn geconfigureerd, kunnen als Favoriet worden
opgeslagen. Door veelgebruikte instellingen of ingewikkelde kleurinstellingen onder een speciale naam op te slaan kunt
u die eenvoudig opnieuw selecteren wanneer u ze nodig hebt.
U kunt instellingen opslaan vanaf elk tabblad in het eigenschappenvenster van de printerdriver. De op elk tabblad
geconfigureerde instellingen worden op het moment van opslaan in een lijst geplaatst, zodat u deze tijdens het opslaan
kunt controleren.
Opgeslagen instellingen verwijderen
Selecteer bij stap 2 van 'OPGESLAGEN INSTELLINGEN GEBRUIKEN (pagina 3-12)
' de gebruikersinstellingen die u wilt
verwijderen en klik vervolgens op de toets [Verwijderen].
1
Selecteer de printerdriver van het apparaat in het afdrukvenster van de
toepassing en klik op de knop [Voorkeursinstellingen].
De knop die wordt gebruikt om het eigenschappenvenster van de printerdriver te openen (meestal [Eigenschap] of
[Voorkeursinstellingen]), kan per toepassing verschillen.
2
Leg de afdrukinstellingen vast.
(1) Configureer de afdrukinstellingen op elk
tabblad.
(2) Klik op de knop [Opslaan].
3
Controleer de instellingen en sla ze op.
(1) Controleer de instellingen die worden
weergegeven.
(2) Voer een naam in voor de instellingen
(maximaal 20 tekens).
(3) Klik op de knop [OK].
(2)
(1)
(2)
(1)
(3)
3-12
PRINTER►AFDRUKKEN IN EEN WINDOWS-OMGEVING
OPGESLAGEN INSTELLINGEN GEBRUIKEN
U kunt met één muisklik uw opgeslagen favorieten (veelgebruikte instellingen of ingewikkelde kleurinstellingen)
toepassen op uw afdrukken.
DE STANDAARDINSTELLINGEN VAN DE
PRINTERDRIVER WIJZIGEN
U kunt de standaardinstellingen van de printerdriver wijzigen.
Instellingen die u hebt gewijzigd in het eigenschappenvenster van de printerdriver wanneer u afdrukt vanuit de
applicatie, worden teruggezet naar de standaardinstellingen die hier zijn opgegeven wanneer u de applicatie afsluit.
1
Selecteer de printerdriver van het apparaat in het afdrukvenster van de
toepassing en klik op de knop [Voorkeursinstellingen].
De knop die wordt gebruikt om het eigenschappenvenster van de printerdriver te openen (meestal [Eigenschap] of
[Voorkeursinstellingen]), kan per toepassing verschillen.
2
Selecteer de instellingen die u als
favoriet hebt vastgelegd.
(1) Selecteer de vastgelegde instellingen die
u wilt gebruiken.
(2) Klik op de knop [OK].
3
Begin met afdrukken.
Op de MX-2630N kan de printerdriver niet gebruikt worden in Windows Vista.
1
Klik met de rechtermuisknop op de knop [Start] en selecteer [Configuratiescherm].
Klik in Windows Vista op de knop [Start] en vervolgens op [Configuratiescherm] - [Printers].
In Windows 7 klikt u op de knop [Start], selecteert u [Apparaten en printers], klikt u met de rechtermuisknop op het
pictogram van de printerdriver van het apparaat en klikt u op [Eigenschappen van printer].
2
Klik op [Apparaten en printers weergeven] bij [Hardware en geluiden].
(1)
(2)
3-13
PRINTER►AFDRUKKEN IN EEN WINDOWS-OMGEVING
Klik in Windows Vista op het pictogram van de printerdriver van het apparaat.
3
Klik met de rechtermuisknop op het
pictogram van de printerdriver van het
apparaat en selecteer [Eigenschappen
van printer].
Klik in Windows Vista op het menu [Organiseren] en vervolgens op [Eigenschappen].
4
Klik op het tabblad [Algemeen] op de
knop [Voorkeursinstellingen].
Klik in Windows Vista op de knop [Voorkeursinstellingen voor afdrukken] op het tabblad [Algemeen].
5
Configureer de instellingen en klik op de knop [OK].
Zie voor meer informatie over de instellingen de Help van de printerdriver.
3-14
PRINTER►AFDRUKKEN IN EEN MAC OS-OMGEVING
BASISPROCEDURE VOOR AFDRUKKEN
Aan de hand van het onderstaande voorbeeld wordt uitgelegd hoe u een document kunt afdrukken vanuit "TextEdit", een
standaardapplicatie van Mac OS X.
AFDRUKKEN IN EEN MAC OS-OMGEVING
Raadpleeg de handleiding software-installatie voor informatie over het installeren van de printerdriver en de configuratie in
een Mac OS-omgeving.
Het menu dat wordt gebruikt om af te drukken, kan per applicatie variëren.
Op de MX-2630N/MX-3050N/MX-3550N/MX-4050N/MX-5050N/MX-6050N is de PS3-uitbreidingskit vereist als u het
apparaat als printer in een Mac OS-omgeving wilt gebruiken.
1
Selecteer [Pagina-instelling] in het
menu [Archief] en selecteer de printer.
Als de printerdrivers worden weergegeven in een lijst,
selecteert u de naam van de gewenste printerdriver in die
lijst.
2
Selecteer de papierinstellingen.
(1) Controleer of de juiste printer is
geselecteerd.
(2) Selecteer de papierinstellingen.
U kunt de instellingen Papierformaat, Stand van papier
en Vergroten/verkleinen selecteren.
(3) Klik op de knop [OK].
3
Selecteer [Druk af] in het menu
[Archief].
MX-xxxx
(1)
(2)
(3)
3-15
PRINTER►AFDRUKKEN IN EEN MAC OS-OMGEVING
PAPIER SELECTEREN
In dit gedeelte wordt het instellen van [Papierinvoer] in het venster met afdrukinstellingen uitgelegd.
Wanneer [Automatische selectie] is geselecteerd:
Een lade met normaal of gerecycled papier (standaardfabrieksinstelling is alleen normaal papier) van het formaat dat
is opgegeven in 'Papierformaat' in het venster met pagina-instellingen wordt automatisch geselecteerd.
Wanneer een papierlade is opgegeven:
De opgegeven lade wordt gebruikt om af te drukken, ongeacht de instelling van 'Papierformaat' in het scherm met
pagina-instellingen.
U moet voor de doorvoerlade tevens het papiertype opgeven. Controleer het papiertype dat is ingesteld voor de
doorvoerlade van het apparaat, controleer of dat type papier zich inderdaad in de doorvoerlade bevindt en selecteer
vervolgens de juiste doorvoerlade (het juiste papiertype).
Wanneer een papiertype is opgegeven:
Voor het afdrukken wordt een lade gebruikt met de in het scherm met pagina-instellingen opgegeven soort papier van
het opgegeven formaat.
4
Selecteer de afdrukinstellingen.
(1) Controleer of de juiste printer is
geselecteerd.
(2) Selecteer een optie in het menu en
configureer de instellingen.
(3) Klik op de knop [Druk af].
Ook speciale media, zoals enveloppen, kunt u in de doorvoerlade laden.
Zie 'PAPIER IN DE DOORVOERLADE LADEN (pagina 1-76)
' voor de procedure voor het laden van papier in de
doorvoerlade.
Als [Papierformaat herkenning handinvoer inschakelen] (uitgeschakeld in de fabrieksinstelling) of [Papiersoort herkenning
handinvoer inschakelen] (uitgeschakeld in de fabrieksinstelling) (toegankelijk via de [Systeeminstellingen]) is ingeschakeld
bij 'Instellingen (beheerder)' → [Printer- Instellingen] → [Voorwaarde-Instellingen] → [Instellingen handinvoerlade] wordt er
niet afgedrukt als het papierformaat of het papiertype dat is opgegeven in de printerdriver niet overeenkomt met het
papierformaat of het papiertype dat is opgegeven bij de instellingen van de doorvoerlade.
De doorvoerlade uitsluiten van te selecteren lades wanneer [Automatische keuze] is geselecteerd:
Bij 'Instellingen (beheerder)' selecteert u [Systeeminstellingen] → [Printer- Instellingen] → [Voorwaarde-Instellingen] →
[Instellingen handinvoerlade] → [Handinvoer uitsluiten bij automatische papierselectie].
(1)
(3)
MX-xxxx
(2)
3-16
PRINTER►AFDRUKKEN IN EEN MAC OS-OMGEVING
OP ENVELOPPEN AFDRUKKEN
U kunt de doorvoerlade gebruiken om op enveloppen af te drukken.
Selecteer het envelopformaat bij de instellingen van de applicatie (in de meeste applicaties 'Pagina-instelling') en voer
de volgende stappen uit.
•Zie 'GESCHIKTE PAPIERTYPEN (pagina 1-66)' voor meer informatie over papier dat in de doorvoerlade kan worden
geladen.
•Zie 'PAPIER IN DE DOORVOERLADE LADEN (pagina 1-76)
' voor de procedure voor het laden van papier in de
doorvoerlade.
•Zie 'PAPIER SELECTEREN (pagina 3-15)
' voor meer informatie over het laden van papier.
Wanneer u media gebruikt die alleen in een bepaalde stand kunnen worden geladen, zoals een envelop, kunt u het beeld
180 graden draaien. Zie 'HET AFDRUKBEELD 180 GRADEN DRAAIEN (180 GRADEN DRAAIEN) (pagina 3-36)
' voor
meer informatie.
Het is raadzaam om eerst een testpagina af te drukken om het afdrukresultaat te controleren voordat u een envelop
gebruikt.
1
Selecteer de afdrukinstellingen.
(1) Selecteer het gewenste envelopformaat in
het menu 'Formaat'.
(2) Selecteer [Papierinvoer].
(3) Selecteer [Handinvoer(Envelop)] in het
menu 'Alle pagina's uit'.
Als [Papiersoort herkenning handinvoer inschakelen] (uitgeschakeld in de fabrieksinstelling) is ingeschakeld bij
'Instellingen (beheerder)', moet het type papier in de doorvoerlade worden ingesteld op [Envelop].
MX-xxxx
(2)
(1)
(3)
3-17
PRINTER►AFDRUKKEN IN EEN MAC OS-OMGEVING
AFDRUKKEN ALS DE FUNCTIE
GEBRUIKERSAUTHENTICATIE IS INGESCHAKELD
De gebruikersinformatie (zoals gebruikersnaam en wachtwoord) die moet worden ingevoerd, varieert naargelang de
gebruikte authenticatiemethode. U moet dan ook contact opnemen met de beheerder van het apparaat voordat u gaat
afdrukken.
Het menu dat wordt gebruikt om af te drukken, kan per applicatie variëren.
Voorkomen dat gebruikers wier gebruikersinformatie niet op het apparaat is opgeslagen, afdrukopdrachten uitvoeren:
Bij "Instellingen (beheerder)" selecteert u [Gebruikers -bediening] → [Standaardinstellingen] → [Afdrukken door ongeldige
gebruiker uitschakelen].
1
Selecteer in de applicatie [Druk af] in
het menu [Archief].
3-18
PRINTER►AFDRUKKEN IN EEN MAC OS-OMGEVING
2
Voer uw gebruikersinformatie in.
(1) Controleer of de printernaam van het
apparaat is geselecteerd.
(2) Selecteer [Taakverwerking].
(3) Klik op het tabblad [Verificatie].
(4) Voer uw gebruikersinformatie in.
Wanneer authenticatie wordt uitgevoerd via
gebruikersnaam/wachtwoord, voert u uw
gebruikersnaam in bij 'Gebruikersnaam' en uw
wachtwoord (1 tot 32 tekens) bij 'Wachtwoord'.
Wanneer authenticatie wordt uitgevoerd via
gebruikersnummer, voert u uw gebruikersnummer in
bij 'Gebruikersnummer' (5 tot 8 cijfers).
(5) Voer zo nodig de gebruikersnaam en
opdrachtnaam in.
Gebruikersnaam
Voer uw gebruikersnaam in (maximaal 32 tekens).
De door u ingevoerde gebruikersnaam wordt in het
aanraakscherm van het apparaat weergegeven. Als
u geen gebruikersnaam invoert, wordt de
aanmeldnaam van uw pc weergegeven.
Naam taak
Voer een opdrachtnaam in (maximaal 32 tekens).
De door u ingevoerde opdrachtnaam wordt als
bestandsnaam in het aanraakscherm van het
apparaat weergegeven. Als u geen opdrachtnaam
invoert, wordt de ingestelde bestandsnaam uit de
applicatie weergegeven.
(6) Klik op de knop [Druk af].
U kunt op de toets klikken na het invoeren van uw gebruikersnaam en wachtwoord, of gebruikersnummer, zodat u
de volgende keer minder handelingen hoeft uit te voeren om op basis van dezelfde gebruikersauthenticatie te kunnen
afdrukken.
MX-xxxx
(3)
(4)
(1)
(2)
(5)
(6)
3-19
PRINTER►VEELGEBRUIKTE FUNCTIES
DE KLEURMODUS SELECTEREN
Onderstaande opties zijn beschikbaar voor de 'Kleurfunctie' (een verzameling kleuren die bij het afdrukken wordt
gebruikt):
(1) Klik op de tab [Algemeen].
(2) Selecteer 'Kleurfunctie'.
VEELGEBRUIKTE FUNCTIES
Automatisch
Het apparaat bepaalt automatisch of de pagina een kleuren- of zwart/wit-pagina is en drukt
de pagina navenant af. Pagina's met andere kleuren dan zwart en wit worden afgedrukt met
de toners Y (geel), M (magenta), C (cyaan) en Bk (zwart). Pagina's met alleen zwart-wit
worden afgedrukt met uitsluitend Bk-toner (zwart). Dit is handig wanneer u een document
afdrukt met zowel kleuren- als zwart/wit-pagina's. De afdruksnelheid is echter trager.
Kleur
Alle pagina's worden in kleur afgedrukt. Zowel kleuren- als zwart/wit-gegevens worden
afgedrukt met de toners Y (geel), M (magenta), C (cyaan) en Bk (zwart).
Zwart/wit
Alle pagina's worden in zwart-wit afgedrukt. Kleurgegevens, zoals afbeeldingen of materiaal
voor een presentatie, worden uitsluitend met de zwarte toner afgedrukt. Met deze modus
bespaart u op de kleurentoners wanneer kleurenafdrukken niet nodig zijn, zoals bij proeflezen
of het controleren van de opmaak van een document.
Als 'Kleurfunctie' is ingesteld op [Automatisch]:
Zelfs als het afdrukresultaat zwart/wit is, worden de volgende typen afdrukopdrachten beschouwd als afdrukopdrachten met
vier kleuren (Y (Geel), M (Magenta), C (Cyaan) en Bk (Zwart)).
Selecteer [Zwart/wit] om dergelijke afdrukopdrachten altijd als zwart/wit-opdrachten te laten beschouwen.
Als de gegevens als kleurgegevens worden gecreëerd.
Als de toepassing de gegevens als kleurgegevens beschouwt, ook al zijn de gegevens zwart/wit.
Wanneer een afbeelding onder een zwart-witafbeelding verborgen is.
Windows
Naast het tabblad [Algemeen] kan de [Kleurfunctie] ook worden ingesteld op het tabblad [Afbeeldingskwaliteit].
(2)
(1)
3-20
PRINTER►VEELGEBRUIKTE FUNCTIES
(1) Selecteer [Kleur].
(2) Selecteer 'Kleurfunctie'.
Mac OS
(2)
(1)
3-21
PRINTER►VEELGEBRUIKTE FUNCTIES
DE RESOLUTIE SELECTEREN
U kunt kiezen uit de volgende drie opties voor 'Printermodus' (resolutie):
* Dit item kan niet worden gebruikt op de MX-2630N/MX-3050N/MX-3550N/MX-4050N/MX-5050N/MX-6050N.
(1) Klik op de tab [Afbeeldingskwaliteit].
(2) Selecteer 'Afdrukmodus'.
(1) Selecteer [Kleur].
(2) Selecteer 'Afdrukmodus'.
600 dpi Deze modus is geschikt voor het afdrukken van gewone tekst of tabellen.
600 dpi (hoge kwaliteit) Hogere afdrukkwaliteit van kleurenfoto's en tekst.
1200 dpi * Selecteer deze modus als u kleurenfoto's en dunne lijnen scherper wilt afdrukken.
Windows
Mac OS
(2)
(1)
(1)
(2)
3-22
PRINTER►VEELGEBRUIKTE FUNCTIES
2-ZIJDIG AFDRUKKEN
Het apparaat kan op beide zijden van het papier afdrukken. Deze functie komt bij veel afdrukopdrachten van pas en is
met name handig wanneer u een eenvoudige folder wilt afdrukken. 2-Zijdig afdrukken bespaart bovendien papier.
(1) Klik op de tab [Algemeen].
(2) Selecteer de stand van het papier.
(3) Selecteer [Lange Zijde] of [Korte Zijde].
Stand van
papier
Afdrukresultaten
Staand
Lange zijde Korte zijde
Liggend
Korte zijde Lange zijde
De pagina's worden zo afgedrukt dat deze aan de
linker- of rechterzijde kunnen worden gebonden.
De pagina's worden zo afgedrukt dat deze aan de
bovenzijde kunnen worden gebonden.
Windows
U kunt zo nodig de methode voor 2-zijdig afdrukken selecteren. Klik op de knop [Overige instellingen] op het tabblad
[Gedetail. Instellingen] en selecteer de modus bij 'Stijl dubbelzijdig afdrukken'.
(2)
(3)
(1)
3-23
PRINTER►VEELGEBRUIKTE FUNCTIES
(1) Selecteer [Lay-out].
(2) Selecteer [Lange kant binden] of [Korte kant binden].
HET AFDRUKBEELD AANPASSEN AAN HET
PAPIER
Met deze functie wordt het formaat van het afdrukbeeld automatisch vergroot of verkleind zodat dit overeenkomt met het
formaat van het in het apparaat geladen papier.
Dit is handig als u bijvoorbeeld een document van A4- of letter-formaat wilt vergroten tot A3- of ledger-formaat om het
beter leesbaar te maken, of als u wilt afdrukken op papier met een ander formaat dan het oorspronkelijke document.
Aan de hand van het volgende voorbeeld wordt uitgelegd hoe u een document met het formaat A4 (of Letter) kunt
afdrukken op papier van formaat Ledger (of A3).
Mac OS
Als het formaat A0, A1 of A2 is geselecteerd bij 'Origineel Formaat', wordt A4 (of Letter) automatisch geselecteerd bij
'Uitvoerformaat'.
(2)
(1)
A4 (Letter)
A3 (Ledger)
3-24
PRINTER►VEELGEBRUIKTE FUNCTIES
(1) Klik op de tab [Algemeen].
(2) Selecteer het oorspronkelijke formaat bij [Origineel Formaat] (bijvoorbeeld: A4).
(3)
Selecteer het papierformaat dat u voor het afdrukken wilt gebruiken [Uitvoergrootte] (bijvoorbeeld:
A3
).
Als het opgegeven uitvoerformaat groter is dan het oorspronkelijke formaat, zal de afgedrukte afbeelding worden vergroot.
(1) Schakel het papierformaat voor het afdrukbeeld in (bijvoorbeeld: A4).
(2) Selecteer [Papierafhandeling].
(3) Selecteer [Pas aan papierformaat aan].
(4) Selecteer het papierformaat dat u voor het afdrukken wilt gebruiken (bijvoorbeeld: A3).
Windows
Mac OS
(2)
(1)
(3)
MX-xxxx
(2)
(1)
(3)
(4)
MX-xxxx
3-25
PRINTER►VEELGEBRUIKTE FUNCTIES
MEERDERE PAGINA'S OP EEN PAGINA
AFDRUKKEN
Met deze functie kunt u het afdrukbeeld verkleinen en meerdere pagina's afdrukken op één vel papier. Het is ook
mogelijk alleen de eerste pagina in het oorspronkelijke formaat af te drukken en meerdere verkleinde pagina's op de
volgende vellen af te drukken.
Wanneer bijvoorbeeld [2 pagina's op 1 vel] en [4 pagina's op 1 vel] is geselecteerd, zullen afhankelijk van de
geselecteerde paginavolgorde de volgende afdrukresultaten het gevolg zijn.
Dit is handig wanneer u meerdere afbeeldingen, zoals foto's, op één pagina wilt afdrukken en papier wilt besparen.
Wanneer deze optie wordt gecombineerd met dubbelzijdig afdrukken, bespaart u nog meer papier.
X pagina's-op-1-vel
(Pagina's op 1 vel)
Afdrukresultaten
Links naar rechts Rechts naar links
Boven naar onder
(Als de afdrukstand liggend
is)
2 pagina's op 1 vel
(2 pagina's op 1 vel)
X pagina's-op-1-vel
(Pagina's op 1 vel)
Rechts, en omlaag Omlaag, en rechts Links, en omlaag Omlaag, en links
4 pagina's op 1 vel
(4 pagina's op 1 vel)
[X pagina's-op-1-vel] kan worden ingesteld via het tabblad [Lay-out] en kan ook worden ingesteld via het tabblad
[Algemeen]. ('Volgorde' kan alleen worden ingesteld op het tabblad [Lay-out].)
Houd rekening met het volgende wanneer u meerdere pagina's afdrukt op één vel:
De paginavolgorde voor 6 pagina's op 1 vel, 8 pagina's op 1 vel, 9 pagina's op 1 vel en 16 pagina's op 1 vel is identiek
aan 4 pagina's op 1 vel.
In een Windows-omgeving kan de paginavolgorde worden weergegeven in het afdrukbeeld in het eigenschappenvenster
van de printerdriver.
In een Mac OS-omgeving worden de paginavolgorden als selecties weergegeven.
In een Mac OS-omgeving is het aantal pagina's dat op één vel kan worden afgedrukt 2, 4, 6, 9 of 16. Het afdrukken van
8 pagina’s op één vel wordt niet ondersteund.
•Zie 'DEZELFDE AFBEELDING AFDRUKKEN IN TEGELPATROON (AFDRUK HERHALEN) (pagina 3-68)
' voor meer
informatie over de functie Herhalen.
De functie voor het normaal afdrukken van de eerste pagina is alleen beschikbaar in de PCL6-printerdriver.
3-26
PRINTER►VEELGEBRUIKTE FUNCTIES
(1) Klik op de tab [Lay-out].
(2) Selecteer het aantal pagina's per vel.
(3) Selecteer de volgorde van de pagina's.
(4) Als u randlijnen wilt afdrukken, schakelt u het selectievakje [Rand] in zodat een vinkje wordt
weergegeven.
Als u de eerste pagina normaal wilt afdrukken (als kaft), schakelt u het selectievakje [N pagina's met omslag] in ( ). (alleen
PCL6)
Als u [100% N pagina's op 1 vel] hebt geselecteerd ( ) voor opdrachten als N-Up-kopieën of twee pagina's met het formaat
A4 op één vel met het formaat A3, worden de pagina's op het formaat van het origineel afgedrukt. Als u nu [Rand] selecteert,
wordt alleen de rand afgedrukt.
(1) Selecteer [Lay-out].
(2) Selecteer het aantal pagina's per vel.
(3) Selecteer de volgorde van de pagina's.
(4) Als u randlijnen wilt afdrukken, selecteert u het gewenste type randlijn.
Windows
Mac OS
(3)
(1)
(2)
(4)
(2)
(1)
(4)
(3)
3-27
PRINTER►VEELGEBRUIKTE FUNCTIES
LEGE PAGINA'S OVERSLAAN TIJDENS HET
AFDRUKKEN
Als het gescande origineel lege pagina's bevat, worden de lege pagina's overgeslagen. Het apparaat detecteert lege
pagina's en drukt ze niet af. Zo worden geen onnodige lege pagina's afgedrukt en hoeft u voor het afdrukken niet te
controleren op lege pagina's.
(1) Klik op de tab [Gedetail. Instellingen].
(2) Selecteer [Aan] bij [Blanco Pagina Afdr. Uitsch.].
Deze functie is beschikbaar in een Windows-omgeving.
Afhankelijk van het origineel komt het soms voor dat pagina's die niet leeg zijn, toch voor lege pagina's worden aangezien
en dus niet worden afgedrukt, en sommige pagina's die leeg zijn, worden niet altijd herkend als leeg en worden toch
afgedrukt.
Bij N-op-1 afdrukken worden lege pagina's niet uitgesloten en wel afgedrukt.
Windows
Lege pagina
Afdrukken
Geen lege pagina's
afdrukken
(2)
(1)
3-28
PRINTER►VEELGEBRUIKTE FUNCTIES
AFDRUKKEN NIETEN/PERFORATIES
MAKEN IN UITVOER
Functie Nieten
Met de nietfunctie kunt u de uitvoer nieten. U kunt de nietfunctie combineren met 2-zijdig afdrukken om verfijnde
producten te maken.
Met deze functie kunt u aanzienlijk wat tijd besparen bij het maken van hand-outs voor vergaderingen of ander geniet materiaal.
U kunt de nietposities en het aantal nietjes selecteren om onderstaande nietresultaten te verkrijgen.
* De nietstand (' ' of ' ') varieert, afhankelijk van het formaat en de stand van het papier.
Perforatiefunctie
Met de perforatiefunctie perforeert u de uitvoer. U stelt de perforatieposities in door de inbindzijde te selecteren.
Nieten Links Rechts Boven
1 Nietje*
2 nietjes
Nietloos
Links Rechts Boven
Voor u de nietfunctie kunt gebruiken, moet er een interne afwerkingseenheid, afwerkingseenheid, afwerkingseenheid (grote
stapeleenheid), zadelsteek-afwerkingseenheid of zadelsteek-afwerkingseenheid (grote stapeleenheid) zijn geïnstalleerd.
Voor u de functie Nietloos nieten kunt gebruiken, moet er een interne afwerkingseenheid, afwerkingseenheid (grote
stapeleenheid) of zadelsteek-afwerkingseenheid (grote stapeleenheid) zijn geïnstalleerd.
Voor het gebruik van de perforatiefunctie moet er een perforatiemodule in de interne afwerkingseenheid,
afwerkingseenheid, afwerkingseenheid (grote stapeleenheid), zadelsteek-afwerkingseenheid of
zadelsteek-afwerkingseenheid (grote stapeleenheid) zijn geïnstalleerd.
Het aantal gaten dat kan worden geperforeerd en de ruimte tussen de gaten is afhankelijk van de geïnstalleerde perforatiemodule.
Zie 'SPECIFICATIES' in de Beknopte bedieningshandleiding voor het maximum aantal vellen dat kan worden geniet.
Het maximum aantal vellen dat in één keer kan worden geniet, omvat alle kaften en/of invoegvellen die worden geladen.
•Zie 'EEN INBINDKOPIE MAKEN (BOEKJE/ZADELSTEEK) (pagina 3-30)
' voor meer informatie over de zadelsteekfunctie.
U kunt de nietfunctie en staffelfunctie (de positie van de uitvoer bij elke opdracht wisselen) niet gelijktijdig gebruiken.
Als de afwerkingseenheid is uitgeschakeld in de instellingen van het apparaat, kunnen de niet- en perforatiefuncties niet worden gebruikt.
Als de niet- of perforatiefuncties zijn uitgeschakeld in de systeeminstellingen van het apparaat, is nieten of perforeren niet mogelijk.
3-29
PRINTER►VEELGEBRUIKTE FUNCTIES
(1) Klik op de tab [Bezig met voltooien].
(2) Selecteer de nietfunctie of de perforatiefunctie.
• Voor de nietfunctie selecteert u het aantal nietjes in het menu 'Nieten' en de nietpositie in het menu 'Positie'.
• Voor de perforatiefunctie selecteert u het type perforatie in het menu 'Perforatie' en de perforatiepositie in het menu 'Positie'.
(1) Selecteer [Printerfuncties].
(2) Selecteer 'Zijde voor inbinden'.
(3) Selecteer de nietfunctie of de perforatiefunctie.
• Selecteer bij gebruik van de nietfunctie het aantal nietjes in het menu 'Nieten'.
• Selecteer bij gebruik van de perforatiefunctie het type perforatie in het menu 'Perforatie'.
Windows
Naast het tabblad [Bezig met voltooien] kan de [Nieten] ook worden ingesteld op het tabblad [Algemeen].
Mac OS
(2)
(1)
(2)
(1)
(3)
3-30
PRINTER►HANDIGE PRINTERFUNCTIES
HANDIGE FUNCTIES VOOR HET MAKEN
VAN FOLDERS EN POSTERS
EEN INBINDKOPIE MAKEN (BOEKJE/ZADELSTEEK)
Met de functie Inbindkopie kunt u afdrukken op de voor- en achterzijde van elk vel, zodat de vellen kunnen worden
gevouwen en ingebonden om een folder te maken.
Als een zadelsteek-afwerkingseenheid is geïnstalleerd en u 'Boekje' en 'Nieten' hebt geselecteerd, worden de kopieën
automatisch gevouwen en uitgevoerd. Dit is handig wanneer u de afdruk wilt samenvoegen tot een folder.
(1) Klik op de tab [Lay-out].
(2) Selecteer [Standaard] of [Volledig Beeld] bij 'Boekje'.
• Als [Standaard] is geselecteerd, wordt de afbeelding die u gaat afdrukken vergroot of verkleind aan de hand van het papier dat
u hebt geselecteerd bij 'Uitvoergrootte'.
• Als [Volledig Beeld] is geselecteerd, wordt de afbeelding die u gaat afdrukken vergroot of verkleind aan de hand van het
formaat dat u hebt geselecteerd bij 'Aanpassen aan pagina'. Als u een papierformaat selecteert dat groter is dan de afbeelding
die u gaat afdrukken, kunnen de randen van het papier worden afgeknipt om een boekje zonder kantlijnen te maken.
Als het aantal pagina's dat wordt uitgevoerd groter is dan het aantal vellen dat kan worden gestapeld, kunt u het selectievakje [Deel] inschakelen
( ) om de uitvoer te verdelen in subboekjes. Bij het stapelen hebben de subboekjes dezelfde paginavolgorde als de oorspronkelijke pagina's.
(3) Selecteer het opgegeven uitvoerformaat en de inbindzijde.
• Als [Standaard] is geselecteerd, selecteert u het formaat van het uitvoerpapier.
• Als [Volledig Beeld] is geselecteerd, selecteert u het formaat waarnaar u de afbeelding wilt vergroten of verkleinen bij
[Aanpassen aan pagina] en selecteert u het papierformaat dat u voor het afdrukken wilt gebruiken bij 'Uitvoergrootte'.
HANDIGE PRINTERFUNCTIES
Windows
(2)
(1)
(3)
3-31
PRINTER►HANDIGE PRINTERFUNCTIES
Als een zadelsteek-afwerkingeenheid is geïnstalleerd
(4) Klik op de tab [Bezig met voltooien].
(5) Selecteer [Rugnieten] bij 'Nieten'.
(1) Selecteer [Printerfuncties].
(2) Selecteer 'Zijde voor inbinden'.
(3) Selecteer [Zadelnieten].
(4) Selecteer [Boekje] of [2 pagina's op 1 vel].
Als een zadelsteek-afwerkingseenheid (grote capaciteit) is geïnstalleerd en de taak niet goed wordt uitgevoerd met
[Rugnieten], selecteert u [Rugnieten (omgekeerd)].
Mac OS
(5)
(4)
(2)
(3)
(1)
(4)
3-32
PRINTER►HANDIGE PRINTERFUNCTIES
AFDRUKKEN MET INSTELLING VOOR
KANTLIJNVERSCHUIVING (KANTLIJN)
Deze functie wordt gebruikt om het afdrukbeeld te verschuiven zodat de kantlijn links, rechts of boven aan het papier
wordt vergroot.
Als een afwerkingseenheid of een zadelsteek-afwerkingseenheid is geïnstalleerd, kunnen de niet- en perforatiefuncties
van het apparaat ook in combinatie worden gebruikt.
Dit is handig wanneer u de afdrukken wilt nieten of perforeren, maar de inbindstrook de tekst overlapt.
Als u een afbeelding verschuift, wordt het gedeelte dat buiten het afdrukgebied valt niet afgedrukt.
(1) Klik op de tab [Lay-out].
(2) Klik op de knop [Afdrukpositie].
(3) Kies [Margeverschuiving].
(4) Selecteer de verschuivingsbreedte.
Selecteer de breedte in het menu 'Margeverschuiving'. Als u nog een numerieke instelling wilt wijzigen, selecteert u de
gewenste instelling en klikt u op de knoppen of voert u de waarde rechtstreeks in.
Windows
(2)
(1)
(3) (4)
3-33
PRINTER►HANDIGE PRINTERFUNCTIES
(1) Selecteer [Printerfuncties].
(2) Selecteer 'Zijde voor inbinden'.
(3) Selecteer 'Margeverschuiving'.
Mac OS
(2)
(1)
(3)
3-34
PRINTER►HANDIGE PRINTERFUNCTIES
EEN GROTE POSTER MAKEN (POSTER AFDRUKKEN)
Eén pagina met afdrukgegevens wordt vergroot en afgedrukt op meerdere vellen papier (4 vellen (2x2), 9 vellen (3x3) of
16 vellen (4x4)). De vellen kunnen vervolgens worden samengevoegd om een grotere poster te vormen.
Voor een nauwkeurige uitlijning van de vellen kunt u er randlijnen op afdrukken of overlapranden maken
(overlapfunctie).
(1) Klik op de tab [Lay-out].
(2) Selecteer het aantal vellen dat moet worden gebruikt bij 'Poster afdrukken'.
Als u randlijnen wilt afdrukken en/of de overlapfunctie wilt gebruiken, klikt u op de overeenkomstige selectievakjes zodat het
vinkje ( ) wordt weergegeven.
Deze functie is beschikbaar in een Windows-omgeving.
Windows
(2)
(1)
3-35
PRINTER►HANDIGE PRINTERFUNCTIES
FUNCTIES VOOR HET AANPASSEN VAN
HET FORMAAT EN DE RICHTING VAN DE
AFBEELDING
DE AFDRUKPOSITIE OP ONEVEN EN EVEN PAGINA'S
AFZONDERLIJK AANPASSEN (AFDRUKPOSITIE)
Met deze functie kunt u verschillende afdrukposities (kantlijnen) afzonderlijke instellen voor oneven en even pagina's en
de pagina's afdrukken.
(1) Klik op de tab [Lay-out].
(2) Klik op de knop [Afdrukpositie].
(3) Kies [Extra].
(4) Stel de verschuiving van de afdrukpositie voor de oneven pagina's en even pagina's in.
(5) Klik op de knop [OK].
Deze functie is beschikbaar in een Windows-omgeving.
Windows
(2)
(1)
(3)
(4)
(5)
3-36
PRINTER►HANDIGE PRINTERFUNCTIES
HET AFDRUKBEELD 180 GRADEN DRAAIEN (180
GRADEN DRAAIEN)
Met deze functie kunt u de afbeelding 180 graden draaien zodat deze correct kan worden afgedrukt op papier dat maar
in één richting kan worden geladen (zoals enveloppen of geperforeerde vellen).
(1) Klik op de tab [Algemeen].
(2) Selecteer [Staand (Geroteerd)] of [Liggend (Geroteerd)] bij 'Afdrukstand'.
(1) Selecteer [Lay-out]
(2) Schakel het selectievakje [Keer paginarichting om] in zodat wordt weergegeven.
Windows
Mac OS
ABCD
ABCD
(1)
(2)
(2)
(1)
3-37
PRINTER►HANDIGE PRINTERFUNCTIES
HET AFDRUKBEELD VERGROTEN/VERKLEINEN (DE
ZOOMINSTELLING/VERGROTEN OF VERKLEINEN)
Met deze functie vergroot of verkleint u de afbeelding met een geselecteerd percentage.
Op die manier kunt u een kleine afbeelding vergroten of kantlijnen toevoegen aan het papier door het beeld enigszins te
verkleinen.
(1) Klik op de tab [Algemeen].
(2) Klik op het selectievakje [Zoom] zodat het vinkje ( ) wordt weergegeven en klik op de knop
[Instellingen].
(3) Voer het percentage in.
U kunt door op de knop te klikken de waarde opgeven in stappen van 1%. Selecteer bovendien [Linksboven] of [Midden]
als basispunt op het papier.
(4) Klik op de knop [OK].
Als u de PS-printerdriver (Windows) gebruikt, kunt u het breedte- en lengtepercentage afzonderlijk instellen om de
verhouding van het afdrukbeeld te wijzigen.
Windows
(2)
(1)
(3)
(4)
3-38
PRINTER►HANDIGE PRINTERFUNCTIES
(1) Selecteer [Pagina-instelling] in het menu [Archief] en voer de verhouding (%) in.
(2) Klik op de knop [OK].
Mac OS
MX-xxxx
(2)
(1)
3-39
PRINTER►HANDIGE PRINTERFUNCTIES
DE LIJNDIKTE AANPASSEN (BREEDTE)
De lijnbreedten aanpassen in CAD-afbeeldingen
Met deze functie wordt de dikte van de gehele lijn aangepast wanneer de afdruklijnen niet duidelijk zijn in CAD of andere
speciale applicaties.
Als de gegevens lijnen van verschillende dikte bevatten, kunt u zo nodig alle lijnen op de minimale breedte afdrukken.
(1) Klik op de tab [Afbeeldingskwaliteit].
(2) Klik op de knop [Lijnbreedte].
(3) Selecteer de lijndikte en klik op de knop [OK].
Deze functie is beschikbaar in een Windows-omgeving.
Deze functie kan worden gebruikt wanneer de PCL6-printerdriver wordt gebruikt.
Als u gaat afdrukken vanuit een toepassing die lijnen als rasterafbeeldingen verwerkt, kan de lijnbreedte niet worden
aangepast.
Windows
De aanpassing van de lijndikte-eenheid kan worden ingesteld op 'Vaste breedte' of 'Ratio'.
Selecteer de breedte in het menu 'Eenheid'.
Als u alle lijngegevens op de minimale lijndikte wilt afdrukken, schakelt u het selectievakje [Minimale lijnbreedte] in.
(2)
(1)
(3)
3-40
PRINTER►HANDIGE PRINTERFUNCTIES
Dunne lijnen in Excel dikker maken
Als de randen in Excel niet juist worden afgedrukt, kunt u de lijnen dikker maken.
(1) Klik op de tab [Gedetail. Instellingen].
(2) Klik op de knop [Overige instellingen].
(3) Schakel het selectievakje [Dik Fijne Lijnen aan] in ( ).
Deze functie is beschikbaar in een Windows-omgeving.
Deze functie kan worden gebruikt wanneer de PCL6-printerdriver wordt gebruikt.
Normaal hoeft u deze instelling niet te configureren.
Windows
(2)
(1)
(3)
3-41
PRINTER►HANDIGE PRINTERFUNCTIES
EEN SPIEGELBEELD AFDRUKKEN
(SPIEGELBEELDOMKERING/VISUELE EFFECTEN)
De afbeelding wordt zodanig gedraaid dat een spiegelbeeld ontstaat.
Deze functie kan worden gebruikt om een sjabloon te maken voor een stempelafdruk of een ander vergelijkbaar
afdrukmedium.
(1) Klik op de tab [Gedetail. Instellingen].
(2) Als u de afbeelding horizontaal wilt spiegelen, selecteert u [Horizontaal]. Als u de afbeelding
verticaal wilt spiegelen, selecteert u [Verticaal].
(1) Selecteer [Lay-out].
(2) Schakel het selectievakje [Spiegel horizontaal] in ( ).
Deze functie is in een Windows-omgeving alleen beschikbaar wanneer u de PS-printerdriver gebruikt.
Windows
Mac OS
Deze functie kan niet worden gebruikt in Mac OS X 10.4/10.5.
B
B
(2)
(1)
(2)
(1)
3-42
PRINTER►HANDIGE PRINTERFUNCTIES
DE FUNCTIE VOOR HET AANPASSEN VAN
DE KLEURMODUS
HELDERHEID EN CONTRAST VAN DE AFBEELDING
INSTELLEN (KLEURBIJSTELLING/RGB-INSTELLING)
Met deze functie past u de helderheid en het contrast aan in de afdrukinstellingen wanneer een foto of andere
afbeelding wordt afgedrukt.
Deze functie voert eenvoudige correcties uit, zelfs wanneer geen beeldbewerkingssoftware op uw computer is
geïnstalleerd.
(1) Klik op de tab [Afbeeldingskwaliteit].
(2) Klik op de knop [Kleurafstelling].
Als u de PS-printerdriver gebruikt, klikt u op de knop [RGB Aanpassing]. Ga verder met stap (4).
(3) Als u de objecten (tekst, afbeeldingen, foto's) afzonderlijk wilt afstellen, schakelt u het
selectievakje [Pas bij elk object aan] in ( ) en selecteert u het object.
(4) Gebruik de schuifbalk of klik op de knoppen om de afbeelding aan te passen.
In een Mac OS-omgeving is deze functie alleen beschikbaar in Mac OS X 10.4. Op de MX-2630N kan de printerdriver niet
gebruikt worden in Mac OS X 10.4.
Windows
(2)
(1)
(3)
(4)
3-43
PRINTER►HANDIGE PRINTERFUNCTIES
(1) Selecteer [Standaard].
(2) Klik op de knop [Kleurafstelling].
(3) Schakel het selectievakje [Kleurafstelling] in ( ) en pas de kleuren aan.
Gebruik de schuifbalk om de verschillende instellingen aan te passen.
Mac OS
(2)
(1)
(3)
3-44
PRINTER►HANDIGE PRINTERFUNCTIES
ONDUIDELIJKE TEKST EN LIJNEN IN ZWART AFDRUKKEN
(TEKST NAAR ZWART/VECTOR NAAR ZWART)
Als u een kleurenafbeelding in grijstinten afdrukt, worden de tekst en de lijnen in lichte kleuren ook in zwart afgedrukt.
Met deze functie kunt u gekleurde tekst en lichte lijnen die bij het afdrukken in grijstinten moeilijk te zien zijn, naar voren
halen.
(1) Klik op de tab [Afbeeldingskwaliteit].
(2) Schakel het selectievakje [Tekst naar zwart] en/of het selectievakje [Vector naar zwart] in zodat
wordt weergegeven.
• Wanneer [Tekst naar zwart] is geselecteerd, wordt alle tekst die niet wit is in zwart afgedrukt.
• Wanneer [Vector naar zwart] is geselecteerd, worden alle vectorgrafieken behalve witte lijnen en vlakken in zwart afgedrukt.
Rastergegevens zoals bitmapafbeeldingen kunnen niet worden aangepast.
Deze functie is beschikbaar in een Windows-omgeving.
Windows
ABCD ABCD
(2)
(1)
3-45
PRINTER►HANDIGE PRINTERFUNCTIES
DE KLEURINSTELLINGEN AFSTEMMEN OP HET
AFBEELDINGSTYPE (GEAVANCEERDE
KLEURINSTELLINGEN)
De printerdriver is voorzien van diverse standaard kleurinstellingen voor verschillende toepassingen. Zo kunt u
afdrukken met de meest geschikte kleurinstellingen voor verschillende typen kleurenafbeeldingen.
Geavanceerde kleurinstellingen, zoals de kleurbeheerinstellingen en de filters om de kleurtonen aan te passen, zijn ook
beschikbaar voor het afdrukken van kleurenafbeeldingen.
De volgende kleurbeheerinstellingen zijn beschikbaar.
*1 Kan alleen bij gebruik van de PCL6-printerdriver worden gebruikt.
*2 Kan alleen worden gebruikt met de PS-printerdriver (Windows/Mac OS).
Windows ICM Kleurbeheer in een Windows-omgeving
ColorSync Kleurbeheer in een Mac OS -omgeving
Bronprofiel Selecteer een bronkleurprofiel voor de kleuraanpassing.
Omzettingsdoel Met de onderstaande selecties kan de verwerking van kleurenafbeeldingen worden
aangepast volgens specifieke voorkeuren. (Methode voor kleuraanpassing: methode om de
RGB-kleuren op het scherm om te zetten in CMYK-kleuren op de printer)
Uitvoerprofiel Hiermee selecteert u een kleurprofiel voor de afbeelding die u gaat afdrukken.
CMYK-correctie
*1
Hiermee corrigeert u de afbeelding om een optimaal afdrukresultaat te verkrijgen bij het
afdrukken van een CMYK-afbeelding.
Afscherming Selecteer Afscherming om de afbeelding aan te passen aan bepaalde voorkeuren, aan de
hand van de bijbehorende beeldverwerkingsmethode.
Neutraal grijs Selecteer een aanmaakmethode voor neutraal grijs.
Zuiver-zwartafdruk Selecteer of u gebieden met zwarte gegevens alleen met zwarte toner wil afdrukken.
Vastzetten Geef aan of u wil voorkomen dat een void-gebied wordt gegenereerd rond de rand van
kleuren.
Scherpte Met deze optie kunt u een afbeelding scherper maken of vager.
Zwarte overdruk
*2
Voorkomt dat de omtrek van zwarte tekst wit wordt.
Aangepast CMYK
*2
Hiermee worden de kleuren aangepast om de kleuren te simuleren die worden gebruikt door
drukpersen.
Simulatieprofiel
*2
Selecteer het simulatiedoel.
3-46
PRINTER►HANDIGE PRINTERFUNCTIES
(1) Klik op de tab [Afbeeldingskwaliteit].
(2) Kies [Afbeeldingstype].
• Tekst: Als de afdruk voornamelijk uit tekst bestaat
• Presentatie: Als de afdruk veel foto's of illustraties bevat
• Foto: Als de afdruk foto's of gegevens met foto's bevat
• CAD: Als de afdruk ontwerptekeningen bevat
• Scannen: Als de afdruk gescande gegevens bevat
• Colorimetrisch: Als de gegevens moeten worden afgedrukt met de kleuren zoals die op het scherm worden weergegeven.
• Extra: Hier kunt u uw eigen afrukinstellingen opgeven
(3) Klik op de knop [Geavanceerde kleur] en geef de instellingen op.
Als u het kleurbeheer met Windows OS ICM wilt configureren, stelt u bij stap (2) 'Afbeeldingstype' in op [Extra]. Klik vervolgens
op het selectievakje [Windows ICM] zodat een vinkje wordt weergegeven.
Als u het 'Bronprofiel' en andere gedetailleerde kleurbeheertaken wilt configureren, selecteert u de gewenste instellingen in de
menu's.
Windows
(2)
(1)
(3)
3-47
PRINTER►HANDIGE PRINTERFUNCTIES
(1) Selecteer [Kleur].
(2) Klik op het tabblad [Geavanceerd].
Schakel het selectievakje [ColorSync] in zodat het vinkje wordt weergegeven om de kleurbeheerfunctie van Mac OS te
gebruiken. In dit geval kunt u 'Afbeeldingstype' niet selecteren.
(3) Selecteer [Afbeeldingtype].
U configureert kleurbeheerinstellingen door de gewenste instellingen te selecteren in de menu's. Als u een
'CMYK-simulatie-instelling' wilt opgeven, selecteert u [Extra] bij Afbeeldingstype, schakelt u het selectievakje [CMYK-simulatie]
in ( ) en selecteert u de gewenste instelling.
• Tekst: Als de afdruk voornamelijk uit tekst bestaat
• Presentatie: Als de afdruk veel foto's of illustraties bevat
• Foto: Als de afdruk foto's of gegevens met foto's bevat
• CAD: Als de afdruk ontwerptekeningen bevat
• Scannen: Als de afdruk gescande gegevens bevat
• Colorimetrisch: Als de gegevens moeten worden afgedrukt met de kleuren zoals die op het scherm worden weergegeven.
• Aangepast: Hier kunt u uw eigen afrukinstellingen opgeven
(4) Geef de instellingen op.
Mac OS
(2)
(1)
(3)
(4)
3-48
PRINTER►HANDIGE PRINTERFUNCTIES
FUNCTIES VOOR HET COMBINEREN VAN
TEKST EN AFBEELDINGEN
EEN WATERMERK TOEVOEGEN AAN AFDRUKKEN
(WATERMERK)
Deze functie voegt een schaduwachtige tekst toe als watermerk in de achtergrond van de afbeelding. Het formaat en de
hoek van het watermerk kunnen worden aangepast.
Het watermerk kan worden geselecteerd uit de eerder geregistreerde tekst in de lijst. U kunt zo nodig tekst invoeren om
een origineel watermerk te maken.
(1) Klik op de tab [Stempel].
(2) Selecteer [Watermerk] bij 'Stempel' en klik op de toets [Instellingen].
(3) Selecteer het watermerk dat u wilt gebruiken en klik op de toets [OK].
Windows
Voer de tekst van het watermerk in het vak 'Tekst' in en klik op de knop [Toev.] om een nieuw watermerk te maken.
CONFIDENTIAL
(2)
(1)
(3)
3-49
PRINTER►HANDIGE PRINTERFUNCTIES
(1) Selecteer [Watermerken].
(2) Klik op het selectievakje [Watermerk] en configureer de watermerkinstellingen.
• Configureer de gedetailleerde watermerkinstellingen zoals de selectie van de tekst.
• Pas het formaat en de hoek van de tekst aan met de schuifbalk .
Mac OS
(2)
(1)
3-50
PRINTER►HANDIGE PRINTERFUNCTIES
EEN AFBEELDING OVER DE AFDRUKGEGEVENS
AFDRUKKEN (AFBEELDINGSSTEMPEL)
Met deze functie drukt u een bitmap of JPEG-afbeelding, die op uw pc is opgeslagen, af over de afdrukgegevens.
Met deze functie drukt u een veel gebruikte afbeelding of pictogram af dat u zelf hebt gemaakt alsof deze/dit op de
afdrukgegevens is gestempeld. Het formaat, de positie en de hoek van de afbeelding kunnen worden aangepast.
(1) Klik op de tab [Stempel].
(2) Selecteer [Afbeeldingsstempel] bij 'Stempel' en klik op de toets [Instellingen].
(3) Selecteer de afbeeldingsstempel die u wilt gebruiken en klik op de toets [OK].
• Als er al een afbeeldingsstempel is opgeslagen, kan deze in het vervolgkeuzemenu worden geselecteerd.
• Wanneer u nog geen afbeeldingsstempel hebt opgeslagen, klikt u op [Afbeeldingsbestand], selecteert u het bestand voor de
afbeeldingsstempel en klikt u op de toets [Toev.].
Deze functie is beschikbaar in een Windows-omgeving.
Windows
MEMO
MEMO
(2)
(3)
(1)
3-51
PRINTER►HANDIGE PRINTERFUNCTIES
EEN AANGEPASTE AFBEELDING REGISTREREN
Met deze functie worden afbeeldingen geregistreerd die zijn gebruikt als aangepaste afbeeldingen vanaf de printerdriver
naar het apparaat.
(1) Klik op de tab [Gedetail. Instellingen].
(2) Klik op de knop [Reg. van aangepaste afb.].
(3) Selecteer het type registratie en de naam van de aangepaste afbeelding.
Als [Aangepaste stempel] is geselecteerd bij 'Type registratie', wordt een niet-transparante stempelafbeelding in kleur
geregistreerd. Als [Aangepast watermerk] is geselecteerd, wordt een transparante watermerkafbeelding in één kleur
geregistreerd.
Deze functie is beschikbaar in een Windows-omgeving.
Deze functie kan worden gebruikt wanneer de PCL6-printerdriver wordt gebruikt.
Registratie van aangepaste afbeeldingen blokkeren:
Selecteer bij 'Instellingen (beheerder)' [Systeeminstellingen] → [Algemenei Instellingen] → [Instellingen in /uitschakelen] →
[Registratie van aangepaste afbeelding uitschakelen] en configureer de instelling.
Windows
Als u hebt getracht meerdere pagina's aan gegevens op te slaan, wordt alleen de eerste pagina opgeslagen.
(2)
(1)
(3)
3-52
PRINTER►HANDIGE PRINTERFUNCTIES
EEN VASTE VORM OVER DE AFDRUKGEGEVENS
PLAATSEN (OVERLAYS)
Met deze functie plaatst u gegevens op een vaste vorm die u hebt voorbereid.
Door tabellijnen of een decoratieve rand te maken in een andere applicatie dan die van het tekstbestand en deze
gegevens te registreren als overlaybestand, kunt u eenvoudig een aantrekkelijk afdrukresultaat bereiken.
Een overlaybestand maken
(1) Open het venster met de drivereigenschappen vanuit de toepassing die is gebruikt voor het
maken van de overlaygegevens.
(2) Klik op de tab [Stempel].
(3) Klik op de knop [Instellingen].
(4)
Klik op de knop [Nieuw] en geef de naam en de map op voor het overlaybestand dat u gaat maken.
Het bestand wordt gemaakt als de instellingen zijn voltooid en het afdrukken is gestart.
Deze functie is beschikbaar in een Windows-omgeving.
Windows
XXXX
XXX 1 100
XXXX 10 150
XXX 0 120
XXXX 10 250
XXXX
XXX 1 100
XXXX 10 150
XXX 0 120
XXXX 10 250
(3)
(2)
(4)
3-53
PRINTER►HANDIGE PRINTERFUNCTIES
Afdrukken met een overlaybestand
(1) Open het venster met de drivereigenschappen vanuit de toepassing die wordt gebruikt voor het
afdrukken met een overlaybestand.
(2) Klik op de tab [Stempel].
(3) Selecteer een overlaybestand.
U kunt een overlaybestand dat u eerder hebt gemaakt of opgeslagen in het menu selecteren.
Zodra het afdrukken is gestart, wordt een bevestigingsbericht getoond. Het overlaybestand wordt pas gemaakt nadat u op
de knop [Ja] hebt geklikt.
Wanneer u op de knop [Openen] klikt, wordt het bestaande overlaybestand geregistreerd.
(3)
(2)
3-54
PRINTER►HANDIGE PRINTERFUNCTIES
HET AANTAL EXEMPLAREN TOEVOEGEN
(KOPIEERSTEMPEL)
U kunt het aantal exemplaren aan de kop- of voettekst van de afdrukgegevens toevoegen. U kunt tevens het nummer
van het exemplaar en de afdrukpositie instellen.
(1) Klik op de tab [Stempel].
(2) Klik op de knop [Kopieerstempel].
(3) Geef de gewenste instellingen op en klik op de knop [OK].
Deze functie is beschikbaar in een Windows-omgeving.
(2)
(1)
(3)
3-55
PRINTER►HANDIGE PRINTERFUNCTIES
AFDRUKFUNCTIES VOOR SPECIALE DOELEINDEN
BEPAALDE PAGINA'S OP ANDER PAPIER
AFDRUKKEN (ANDER PAPIER)
In een Windows-omgeving
De voor- en achterkaft en bepaalde pagina's van een document worden op ander papier afgedrukt dan de andere pagina's.
Gebruik deze functie als u de voor- en achterkaft op zwaar papier wilt afdrukken of als u gekleurd papier of een andere
type papier voor bepaalde pagina's wilt gebruiken.
Papier kan zo nodig worden tussengevoegd als blanco tussenblad.
In een Mac OS-omgeving
De voor- en achterkaft kunnen op ander papier worden afgedrukt dan de andere pagina's. Deze functie kan bijvoorbeeld
worden gebruikt als u alleen de voorkaft en de laatste pagina op zwaar papier wilt afdrukken.
(1) Klik op de tab [Invoegbladen].
(2) Selecteer [Omslagen/Invoegbladen] bij [Invoegbladenoptie] en klik op de toets [Instellingen].
(3) Selecteer de invoeginstellingen voor het papier.
• Selecteer de invoegpositie, papierbron en afdrukwijze in de diverse menu's.
Windows
5
4
3
2
1
(3)
(2)
(1)
3-56
PRINTER►HANDIGE PRINTERFUNCTIES
• Klik op de toets [Toev.]. Uw instellingen worden weergegeven bij 'Informatie'.
• Wanneer u alle gewenste instellingen hebt geselecteerd, klikt u op de toets [Opslaan] bij 'Favorieten' om de instellingen op te
slaan.
(1) Selecteer [Printerfuncties].
(2) Selecteer [Omslagen].
(3) Selecteer de invoeginstellingen voor de omslag.
Selecteer de afdrukinstelling, papierlade en papiersoort voor de voor- en achterkaft.
Als [Handinvoer] is geselecteerd bij 'Papierlade', moet u het 'Papiertype' selecteren en dat type papier in de doorvoerlade
plaatsen.
Als [Andere pagina] wordt geselecteerd bij 'Invoegpositie', kan de invoegpositie worden opgegeven door het
paginanummer rechtstreeks in te voeren. Als 'Afdrukmethode' is ingesteld op [Dubbelzijdig afdrukken], worden de
opgegeven pagina en de daaropvolgende pagina op de voorzijde en de achterzijde van het papier afgedrukt. Een
invoeginstelling voor de pagina die op de achterzijde wordt afgedrukt, heeft derhalve geen effect.
Mac OS
(2)
(1)
(3)
3-57
PRINTER►HANDIGE PRINTERFUNCTIES
INSTEEKVELLEN TOEVOEGEN BIJ HET AFDRUKKEN OP
TRANSPARANTEN (TRANSPARANT-INSTEEKVELLEN)
Bij het afdrukken op transparanten voorkomt deze functie dat de transparanten aan elkaar plakken door een vel papier
tussen twee transparanten te voegen. Dezelfde inhoud die op de transparant wordt afgedrukt, wordt zo nodig ook op het
bijbehorende insteekvel afgedrukt.
(1) Klik op de tab [Invoegbladen].
(2) Selecteer [Transparant-insteekvellen] en klik op de knop [Instellingen].
Selecteer de afdrukinstelling, papierlade en papiersoort voor de voor- en achterkaft.
(3) Selecteer de instellingen voor het invoegen van transparanten.
Wanneer het selectievakje [Afgedrukt] is geselecteerd , wordt dezelfde inhoud die op de transparant wordt afgedrukt ook op
het insteekvel afgedrukt. Selecteer papierbron en -type als dat nodig is.
Deze functie is beschikbaar in een Windows-omgeving.
Windows
Stel het papiertype van de doorvoerlade in op [Transparantheid] en laad een transparant in de doorvoerlade.
C
B
A
(2)
(1)
(3)
3-58
PRINTER►HANDIGE PRINTERFUNCTIES
(1) Selecteer [Printerfuncties].
(2) Selecteer [Transparant-insteekvellen] bij 'Functiesets'.
(3) Selecteer de instellingen voor het invoegen van transparanten.
Als [Aan (afgedrukt)] is geselecteerd bij 'Transparant-Insteekvellen', wordt de inhoud die op de transparant wordt afgedrukt ook
op het insteekvel afgedrukt. Selecteer papierbron en -type als dat nodig is.
Mac OS
Stel het papiertype voor de doorvoerlade in op [Transparant] en plaats een transparant in de doorvoerlade.
(2)
(1)
(3)
3-59
PRINTER►HANDIGE PRINTERFUNCTIES
SCHEIDINGSPAGINA'S INVOEGEN TUSSEN
OPDRACHTEN OF KOPIEËN
U kunt scheidingspagina's invoegen tussen opdrachten of tussen een opgegeven aantal kopieën.
(1) Klik op de tab [Bezig met voltooien].
(2) Klik op de knop [Scheidingspagina].
(3) Instellingen wijzigen
• Selecteer de papierlade en het type papier bij 'Papierkeuze' en geef de positie voor de scheidingspagina op bij 'Invoegpositie'.
• Als u een scheidingspagina wilt invoegen telkens nadat het afdrukken van een opgegeven aantal exemplaren is voltooid,
selecteert u [Per exemplaren] bij 'Invoegpositie'.
Als u bijvoorbeeld tien exemplaren afdrukt en '5' selecteert, wordt er na het vijfde en tiende exemplaar een scheidingspagina ingevoegd.
Deze functie is beschikbaar in een Windows-omgeving.
Windows
Als de doorvoerlade is geselecteerd, moet u ook het 'Papiertype' selecteren.
3
2
1
3
2
1
3
2
1
3
2
1
Opdracht 1 Opdracht 2
Opdracht 2
Opdracht 1
(2)
(3)
(1)
3-60
PRINTER►HANDIGE PRINTERFUNCTIES
EEN CARBONAFDRUK AFDRUKKEN (CARBONAFDRUK)
Met deze functie drukt u een extra afdruk af van het afdrukbeeld op papier van hetzelfde formaat, maar uit een andere papierlade.
Als u bijvoorbeeld Carbonafdruk selecteert terwijl er normaal papier is geladen in papierlade 1 en gekleurd papier in
papierlade 2, wordt er een op een carbonafdruk lijkend exemplaar afgedrukt terwijl u slechts eenmaal een
afdrukopdracht hoeft te geven. Wanneer normaal papier in lade 1 wordt geladen en gerecycled papier zo nodig in lade
2, wordt met de optie Carbonafdruk tegelijkertijd een afdruk voor presentatie en een afdruk als duplicaat gemaakt.
(1) Klik op de tab [Invoegbladen].
(2) Selecteer [Carbonafdruk] bij 'Invoegbladenoptie' en klik op de toets [Instellingen].
(3) Selecteer de lade voor de eerste afdruk bij 'Hoofdkopie' en vervolgens de lade voor de
carbonafdruk bij 'Carbonafdruk'.
Deze functie is beschikbaar in een Windows-omgeving.
Windows
Als de doorvoerlade is geselecteerd, moet u ook het 'Papiertype' selecteren.
A
A
A
A
(2)
(1)
(3)
3-61
PRINTER►HANDIGE PRINTERFUNCTIES
AFDRUKKEN OP TABS VAN TABPAPIER (TAB
SHIFT/AFDRUKKEN OP TABPAPIER)
Er zijn twee methoden voor het afdrukken op de tabs van tabpapier: 'Tab Shift' en 'Afdrukken op tabpapier'.
Tab Shift
Gebruik een toepassing om de tekst te schrijven die op het tabpapier moet worden afgedrukt en stel de
testverschuivingsafstand in bij [Afdrukpositie] op het tabblad [Lay-out] van het eigenschappenvenster van de
printerdriver. De tekst wordt op de tabs afgedrukt.
Afdrukken op tabpapier (alleen voor PCL6)
Tabbladen worden afgedrukt terwijl deze worden ingevoegd tussen de gewenste pagina's.
Selecteer [Tabpapier] bij [Invoegbladenoptie] op het tabblad [Invoegbladen] in het eigenschappenvenster van de
printerdriver en voer de tekst in die u op de tabs moet worden afgedrukt. Geef gedetailleerde instellingen op, zoals
grootte van de tabs, startpositie, afstand tussen tabs en paginanummers waar de tabbladen moeten worden ingevoegd.
Deze functies zijn beschikbaar in een Windows-omgeving.
Tabpapier moet in de doorvoerlade worden geladen.
ABC
ABC
GHI
DEF
ABC
3-62
PRINTER►HANDIGE PRINTERFUNCTIES
Tab Shift
Wanneer de voorbereiding van de op het tabpapier af te drukken gegevens is voltooid, voert u de volgende stappen uit:
(1) Klik op de tab [Lay-out].
(2) Klik op de knop [Afdrukpositie].
(3) Kies [Tab Shift].
(4) Geef de verschuivingsafstand voor de afbeelding op door rechtstreeks een waarde in te voeren
of door op de knop te klikken.
(5) Klik op de knop [OK].
(6) Selecteer de papierbron en het papiertype.
Klik op de tab [Papierinvoerbron] en selecteer [Handinvoer] bij 'Papierlade' en [Tabpapier] bij 'Papiertype'.
Windows
Stel het papiertype van de doorvoerlade in op [Tabpapier] en laad tabpapier in de doorvoerlade.
(2)
(1)
(3)
(4)
(6)
(5)
3-63
PRINTER►HANDIGE PRINTERFUNCTIES
Afdrukken op tabpapier (alleen voor PCL6)
Open de gegevens waarin u het tabpapier wilt invoegen en selecteer vervolgens de instellingen.
(1) Klik op de tab [Invoegbladen].
(2) Selecteer [Tabpapier] bij 'Invoegbladenoptie' en klik op de toets [Instellingen].
(3) Selecteer de instellingen voor de tabpositie.
Voor in de handel verkrijgbaar tabpapier gebruikt u de bestaande instellingen, zoals [A4-5tab-D] bij 'Favorieten'. Voor andere
typen tabpapier kunnen de positie van de eerste tab, de afstand tussen tabs en de horizontale en verticale afmetingen van de
tabs rechtstreeks worden ingevoerd of gewijzigd met de knop . Selecteer daarnaast het formaat van het tabpapier bij
'Uitvoergrootte'.
(4) Selecteer de pagina-instellingen.
Geef de pagina's op waar u het tabpapier wilt invoegen en voer de tekst in die u wilt afdrukken op de tabs. Selecteer ook het
lettertype en pas de opmaak aan.
Stel het papiertype van de doorvoerlade in op [Tabpapier] en laad tabpapier in de doorvoerlade.
De instellingen van het tabpapier kunnen worden opgeslagen en een opgeslagen bestand kan worden geopend vanuit
'Favorieten'.
(2)
(1)
(3)
(4)
3-64
PRINTER►HANDIGE PRINTERFUNCTIES
TWEEZIJDIG AFDRUKKEN WAARBIJ BEPAALDE
PAGINA'S OP DE VOORZIJDE WORDEN AFGEDRUKT
(HOOFDSTUKINVOEGINGEN)
Deze functie drukt bepaalde pagina's op de voorzijde van het papier af.
Wanneer u een pagina opgeeft (zoals een voorblad van een hoofdstuk) dat op de voorzijde van het papier moet worden
afgedrukt, wordt dit afgedrukt op de voorzijde van het volgende vel, ook als deze normaalgesproken op de achterzijde
van het papier zou worden afgedrukt.
Bijvoorbeeld: wanneer pagina's 4 en 8 als pagina-instellingen zijn opgegeven.
(Achterzijde is blanco)
(1) Klik op de tab [Lay-out].
(2) Selecteer Dubbelzijdig afdrukken.
Zie '2-ZIJDIG AFDRUKKEN (pagina 3-22)' voor meer informatie over de instelling 'Dubbelzijdig afdrukken'.
(3) Voer de paginanummers in die de eerste pagina's van de hoofdstukken zijn (gescheiden door
komma's).
Deze functie is beschikbaar in een Windows-omgeving.
Deze functie kan worden gebruikt wanneer de PCL6-printerdriver wordt gebruikt.
Windows
(2)
(3)
(1)
3-65
PRINTER►HANDIGE PRINTERFUNCTIES
BEDRUKT PAPIER DOORMIDDEN VOUWEN (VOUWEN)
Deze functie vouwt bedrukt papier doormidden wanneer een zadelsteek-afwerkingseenheid op het apparaat is
geïnstalleerd. U kunt opgeven of de uitvoer naar binnen of naar buiten moet worden gevouwen.
(1) Klik op de tab [Bezig met voltooien].
(2) Selecteer [Halve vouw] bij 'Vouwen' en klik op de toets [Instellingen].
(3) Selecteer de gewenste vouwmethode.
Deze functie kan niet worden gebruikt als [Algemenei Instellingen] bij 'Instellingen (beheerder)' → [Apparaatbeheer] →
[Uitschakelen van duplex] is geselecteerd.
Als de afdrukgegevens als een folder zijn opgemaakt, kan de functie 'Boekje' worden gebruikt om de uitvoer te vouwen en te
nieten als een folder. Zie 'EEN INBINDKOPIE MAKEN (BOEKJE/ZADELSTEEK) (pagina 3-30)
'.
Windows
Invouwen Uitvouwen
(2)
(1)
(3)
3-66
PRINTER►HANDIGE PRINTERFUNCTIES
(1) Selecteer [Printerfuncties].
(2) Selecteer [Vouwinstellingen].
(3) Selecteer de gewenste vouwmethode.
Mac OS
(2)
(1)
(3)
3-67
PRINTER►HANDIGE PRINTERFUNCTIES
VOORAF INGESTELDE GEGEVENS VOOR OF NA ELKE
PAGINA INVOEGEN (INVOEGPAGINA)
Met deze functie wordt een vooraf ingesteld gegevensitem op elke pagina ingevoegd tijdens het afdrukken.
U kunt eenvoudig documenten maken met gespreide geopende pagina, die bestaat uit tekst op de linkerpagina en
aantekenruimte op de rechterpagina.
(1) Klik op de tab [Stempel].
(2) Klik op de knop [Instellingen].
(3) Selecteer [Invoegpagina] bij 'Afdrukmethode'.
(4) Stel de overlaygegevens in die moeten worden ingevoegd en bepaal de invoegpositie.
Deze functie is beschikbaar in een Windows-omgeving.
Deze functie kan worden gebruikt wanneer de PCL6-printerdriver wordt gebruikt.
Windows
U moet vooraf paginagegevens maken die moeten worden ingevoegd.
Zie 'Een overlaybestand maken (pagina 3-52)
' in 'EEN VASTE VORM OVER DE AFDRUKGEGEVENS PLAATSEN
(OVERLAYS) (pagina 3-52)' voor de procedure voor het maken van paginagegevens.
Vooraf ingestelde
gegevens
(1)
(2)
(3)
(4)
3-68
PRINTER►HANDIGE PRINTERFUNCTIES
DEZELFDE AFBEELDING AFDRUKKEN IN
TEGELPATROON (AFDRUK HERHALEN)
Met deze functie drukt u dezelfde afbeelding in tegelpatroon af op een blad. Dit is handig voor het maken van
naamkaartjes en stickers.
(1) Klik op de tab [Algemeen].
(2) Selecteer het aantal herhalingen bij 'X pagina's-op-1-vel'.
Deze functie is beschikbaar in een Windows-omgeving.
Deze functie kan worden gebruikt wanneer de PCL6-printerdriver wordt gebruikt.
Windows
(2)
(1)
3-69
PRINTER►HANDIGE PRINTERFUNCTIES
PATROONGEGEVENS AFDRUKKEN (VERBORGEN
PATROON AFDRUKKEN)
Met deze functie kunt u patroongegevens op de achtergrond afdrukken, zoals 'NIET KOPIËREN'.
Als papier met patroongegevens wordt gekopieerd, worden de patroongegevens op de achtergrond ook gekopieerd.
Hierdoor wordt voorkomen dat informatie via het niet-geautoriseerd kopiëren van documenten wordt gelekt.
(1) Klik op de tab [Stempel].
(2) Klik op de knop [Verborgen Patroon].
(3) Configureer de instellingen voor Verborgen patroon afdrukken en klik op de knop [OK].
Deze functie is beschikbaar in een Windows-omgeving.
Deze functie kan worden gebruikt wanneer de PCL6-printerdriver wordt gebruikt.
Windows
De functie Verborgen patroon afdrukken kan niet worden gebruikt als de 'Afdrukmodus' is ingesteld op [1200 dpi].
AB
CD
AB
CD
DO’NOT COPY
DO’NOT COPY
AB
CD
(2)
(1)
(3)
3-70
PRINTER►HANDIGE PRINTERFUNCTIES
'Verborgen Patroon' is een functie om niet-geautoriseerd kopiëren te ontmoedigen. Het biedt geen garantie tegen het
lekken van informatie.
Tekst wordt onder bepaalde apparaatomstandigheden mogelijk niet volledig verborgen op een uitvoervel met een
patroonafdruk. Selecteer bij 'Instellingen (beheerder)' [Beveiligings- instellingen] → [Instelling Verborgen patroon
afdrukken] → [Contrast] als dat het geval is.
Het verborgen patroon komt mogelijk niet naar boven op kopieën wanneer bepaalde soorten apparaten of bepaalde
instellingen zijn gebruikt om een uitvoervel met een patroonafdruk te kopiëren.
Als de kleurmodus is ingesteld op [Zwart/wit] of op [Automatisch] en het origineel als zwart/wit wordt herkend, wordt een
zwart achtergrondpatroon afgedrukt, ook als een cyaan of magenta patroon is geselecteerd.
3-71
PRINTER►HANDIGE PRINTERFUNCTIES
DE OMZETTINGSMETHODE WIJZIGEN EN
JPEG-AFBEELDINGEN AFDRUKKEN
(GEB.STRPRG.OMJPEGWRTEGEV.)
In sommige situaties wordt een document dat een JPEG-afbeelding bevat mogelijk niet goed afgedrukt. Dit kan worden
opgelost door de manier te wijzigen waarop de JPEG-afbeelding wordt omgezet.
Als u een origineel afdrukt dat JPEG-afbeeldingen bevat, kunt u met deze functie aangeven of de afbeeldingen moeten
worden omgezet in de printerdriver of in het apparaat.
(1) Klik op de tab [Gedetail. Instellingen].
(2) Klik op de knop [Overige instellingen].
(3) Schakel het selectievakje [Geb.strprg.omJPEGwrtegev.] in ( wordt weergegeven).
(4) Klik op de knop [OK].
Deze functie is beschikbaar in een Windows-omgeving.
Wanneer afbeeldingen in de printerdriver worden omgezet, kan het enige tijd duren voordat het afdrukken is voltooid.
Windows
(2)
(1)
(3)
(4)
3-72
PRINTER►HANDIGE PRINTERFUNCTIES
HET AFDRUKGEBIED OP HET PAPIER
MAXIMALISEREN (AFDRUKGEBIED)
Door het afdrukgebied te maximaliseren kunt u op volledig papierformaat afdrukken.
(1) Klik op de tab [Gedetail. Instellingen].
(2) Klik op de knop [Overige instellingen].
(3) Selecteer [Maximum] bij 'Afdrukbaar gebied'.
(4) Klik op de knop [OK].
Deze functie is beschikbaar in een Windows-omgeving.
Ook als het afdrukgebied is gemaximaliseerd, kunnen randen worden afgeknipt.
Windows
(2)
(1)
(3)
(4)
3-73
PRINTER►HANDIGE PRINTERFUNCTIES
AFDRUKKEN OP EEN VERHOOGDE RESOLUTIE
(VERVAGEN)
Resolutie verhogende technieken (RET) worden gebruikt om de omtrekken van afbeeldingen te vervagen. De
afbeeldingen worden op een digitaal verhoogde resolutie afgedrukt.
(1) Klik op de tab [Afbeeldingskwaliteit].
(2) Schakel het selectievakje [Vloeiend maken] in ( wordt weergegeven).
Deze functie is beschikbaar in een Windows-omgeving.
Windows
(2)
(1)
3-74
PRINTER►HANDIGE PRINTERFUNCTIES
HANDIGE PRINTERFUNCTIES
TWEE APPARATEN GEBRUIKEN OM EEN GROTE
OPDRACHT AF TE DRUKKEN (TANDEMAFDRUK)
Als u deze functie wilt gebruiken, zijn twee apparaten vereist die tandemafdrukken kunnen uitvoeren.
Er worden twee apparaten die op hetzelfde netwerk zijn aangesloten gebruikt om een grote afdrukopdracht parallel uit
te voeren. Deze functie verkort de afdruktijd als u veel afdrukken moet maken.
Als u de functie voor tandemafdrukken wilt gebruiken, moet het IP-adres van de clientmachine zijn geregistreerd in de
printerdriver.
In een Windows-omgeving wordt dit automatisch bewerkstelligd door te klikken op de knop [Automatische configuratie] op
het tabblad [Configuratie] van de printerdriver.
In Mac OS 10.4 tot 10.8 wordt dit automatisch bewerkstelligd door te klikken op de knop [Bijwerken] (of op de knop
[Tandeminstellingen]) in het scherm Tandemafdruk. In Mac OS 10.9 voert u het IP-adres van de clientmachine in.
Op de MX-2630N kan de printerdriver niet gebruikt worden in Mac OS X10.4/10.5.
Deze functie kan niet worden gebruikt in Mac OS X 10.10 of hoger.
Bijvoorbeeld: Vier exemplaren afdrukken.
2 set
kopieën
2 set
kopieën
3-75
PRINTER►HANDIGE PRINTERFUNCTIES
(1) Klik op de tab [Gedetail. Instellingen].
(2) Selecteer [Aan] bij 'Tandemafdruk'.
(1) Selecteer [Tandemafdruk].
(2) Schakel het selectievakje [Tandemafdruk] in (het vinkje wordt weergegeven).
Windows
De functie Tandemafdrukken kan alleen worden gebruikt wanneer de printerdriver is geïnstalleerd met behulp van
'Aangepaste installatie', waarbij [Rechtstreekse LPR-afdruk (Adres opgeven/Automatisch zoeken)] is geselecteerd en het
selectievakje [Ja] is ingeschakeld voor 'Wilt u de functie Tandemafdruk gebruiken?'.
Mac OS
Als u de functie voor tandemafdrukken wilt gebruiken, moet u het protocol selecteren dat wordt gebruikt. Het protocol wordt
weergegeven in het bericht dat op het scherm verschijnt wanneer u de printerdriver toevoegt bij de 'Printerconfiguratie'.
(2)
(1)
(2)
(1)
3-76
PRINTER►HANDIGE PRINTERFUNCTIES
AFDRUKBESTANDEN OPSLAAN EN GEBRUIKEN
(DOCUMENTARCHIVERING)
Met deze functie wordt een afdrukopdracht als bestand op de harde schijf van het apparaat opgeslagen, zodat de
opdracht zo nodig kan worden afgedrukt via het aanraakscherm. U kunt een locatie selecteren voor het opslaan van een
bestand om te voorkomen dat het bestand wordt gecombineerd met de bestanden van andere gebruikers.
Alleen vasthouden
Deze instelling wordt gebruikt om een afdrukopdracht op de harde schijf van het apparaat vast te houden zonder de
opdracht af te drukken.
Vasthouden na afdr.
Deze instelling wordt gebruikt om een afdrukopdracht op de harde schijf van het apparaat vast te houden nadat de opdracht is afgedrukt.
Voorbeeldafdruk
Wanneer een afdrukopdracht naar het apparaat wordt verzonden, wordt alleen de eerste set kopieën afgedrukt. Na
de inhoud van de eerste set kopieën te hebben gecontroleerd, kunt u de overige sets afdrukken via het
bedieningspaneel van het apparaat. Hierdoor wordt voorkomen dat u grote aantallen misdrukken krijgt.
(1) Klik op de tab [Taakverwerking].
(2) Selecteer de functie bij 'Documentarchivering'.
(3) Geef bij 'Opgeslagen in' op in welke map u het bestand wilt opslaan.
Klik op het selectievakje [Pincode] om een wachtwoord in te voeren (getal van 5 tot 8 cijfers), zodat het vinkje wordt weergegeven.
Als u een PDF-bestand wilt maken dat op de computer kan worden weergegeven, schakelt u het selectievakje [PDF maken voor surfen op pc] in ( ).
•Zie 'BESTANDEN AFDRUKKEN (pagina 6-22)' in 'Documentarchivering' voor de procedure voor het afdrukken van
bestanden die zijn opgeslagen op de harde schijf van het apparaat.
Wanneer u afdrukt vanaf een pc, kunt u een wachtwoord instellen (5 tot 8 cijfers) om de vertrouwelijkheid van informatie in
een opgeslagen bestand te waarborgen.
Wanneer een wachtwoord is ingesteld, moet het wachtwoord worden ingevoerd om de gegevens af te drukken.
[Documentarchivering] kan worden ingesteld via het tabblad [Taakverwerking] en kan ook worden ingesteld via het tabblad [Algemeen].
Windows
HDD
(2)
(1)
(3)
3-77
PRINTER►HANDIGE PRINTERFUNCTIES
(1) Selecteer [Taakverwerking].
(2) Selecteer [Vasthouden].
(3) Geef aan hoe de afdrukgegevens in 'Documentarchivering' moeten worden opgeslagen.
Nadat u een wachtwoord hebt ingevoerd (getal van 5 tot 8 cijfers), klikt u op de knop om het wachtwoord te vergrendelen.
Hiermee kunt u eenvoudig de volgende keer hetzelfde wachtwoord instellen.
(4) Selecteer de map waarin u het bestand wilt opslaan bij 'Opgeslagen in'.
Als u [Aangepaste Map] heeft geselecteerd, voert u de naam van de aangepaste map in waarin u het bestand wilt opslaan.
Als u [Snelbestand] selecteert, wordt 'Documentarchivering' ingesteld op [Vasthouden na afdr.].
Als u [Snelbestand] selecteert, wordt het wachtwoord dat is opgegeven bij 'Documentarchivering' gewist.
U kunt zo nodig voor de gegevensindeling kiezen uit CMYK en RGB voor gegevens die op het apparaat moeten worden
opgeslagen. Klik op de knop [Overige instellingen] op het tabblad [Gedetail. Instellingen] en selecteer de indeling bij
'Verwerkingsstijl'.
Als u een bestand in een aangepaste map wilt opslaan, moet u de aangepaste map eerst maken via
[Documenthandelingen] in 'Instellingen (beheerder)' → [Document Archiveren]. Als u een wachtwoord hebt ingesteld voor
de aangepaste map, voert u het wachtwoord (5 tot 8 cijfers) in bij 'PIN Code' in het scherm Opgeslagen in.
Als u bij 'Afdrukbeleid' op het tabblad [Configuratie] hebt aangegeven dat de optie Documentarchivering forceren altijd moet
worden gebruikt, kunt u het selectievakje [Documentarchivering] niet uitschakelen.
Mac OS
Als u [Snelbestand] selecteert, wordt 'Documentarchivering' ingesteld op [Vasthouden na afdr.].
Wanneer u [Snelbestand] selecteert, wordt het wachtwoord dat is opgegeven bij 'Documentarchivering' gewist.
U kunt zo nodig voor de gegevensindeling kiezen uit CMYK en RGB voor gegevens die op het apparaat moeten worden
opgeslagen. Selecteer [Geavanceerd] bij [Afdrukfuncties] en selecteer de indeling bij 'Verwerkingsstijl'.
Als u een bestand in een aangepaste map wilt opslaan, moet u de aangepaste map eerst maken via
[Documenthandelingen] in 'Instellingen (beheerder)' → [Document Archiveren]. Als u een wachtwoord hebt ingesteld voor
de aangepaste map, voert u het wachtwoord (5 tot 8 cijfers) in bij 'PIN Code' in het mapselectiescherm.
(2)
(1)
(3) (4)
3-78
PRINTER►HANDIGE PRINTERFUNCTIES
AUTOMATISCH ALLE OPGESLAGEN GEGEVENS AFDRUKKEN
Als de gebruikersauthenticatie is ingeschakeld op het apparaat, worden alle gearchiveerde (opgeslagen)
afdrukopdrachten van de gebruiker die zich aanmeldt automatisch afgedrukt. Nadat alle opdrachten zijn afgedrukt,
worden de opgeslagen opdrachten gewist.
(1) Kies [Taakverwerking].
Bij het afdrukken van gearchiveerde documenten moet u, naast de gebruikersauthenticatiegegevens, de gebruikersnaam die in
het apparaat is opgeslagen invoeren bij 'Gebruikersnaam' in de printerdriver.
(2) Er wordt een bevestigingsvraag weergegeven. Tik op de toets [OK].
De afdrukbestanden die zijn opgeslagen in de snelmap, hoofdmap en aangepaste map worden automatisch afgedrukt en
vervolgens gewist.
De volgende stappen zijn vereist om de functie Alles afdrukken te gebruiken:
Selecteer bij 'Instellingen (beheerder)' [Gebruikers -bediening] → [Standaardinstellingen] en schakel [Opgeslagen taken
automatisch afdrukken na login] in.
Bij het afdrukken van gearchiveerde documenten moet u, naast de gebruikersauthenticatiegegevens, de gebruikersnaam
die in het apparaat is opgeslagen invoeren bij 'Gebruikersnaam' onder 'Standaardopdracht-ID' in de printerdriver.
Deze functie gebruiken in een Windows-omgeving: AFDRUKKEN IN EEN WINDOWS-OMGEVING (pagina 3-4)
Deze functie gebruiken in een Mac OS-omgeving: AFDRUKKEN IN EEN MAC OS-OMGEVING (pagina 3-14)
Bestanden met een wachtwoord en bestanden die beveiligd zijn door de functie Documentarchivering van het apparaat
worden niet afgedrukt. Bestanden in een map (met uitzondering van Mijn map) met een wachtwoord worden ook niet
afgedrukt.
3-79
PRINTER►HANDIGE PRINTERFUNCTIES
GELIJKTIJDIG AFDRUKKEN EN VERZENDEN
Met deze functie drukt u gegevens die in een toepassing zijn gemaakt af vanaf het apparaat en verzendt u de gegevens
tegelijkertijd naar de adressen die in het apparaat zijn opgeslagen.
Met deze functie kunt u met één handeling van de printerdriver twee taken tegelijkertijd uitvoeren, afdrukken en verzenden.
(1) Klik op de tab [Taakverwerking].
(2) Klik op de knop [Afdrukken en verzenden].
(3) Schakel het selectievakje [Afdrukken en verzenden] in ( wordt weergegeven).
(4) Klik op de knop [Adresboek ophalen].
(5) Selecteer in de lijst 'Adresboek' het adres waarnaar u de gegevens wilt zenden en klik op de knop
[Toev.] om het adres toe te voegen aan de lijst 'Bestemming'.
• Als u de gegevens naar alle adressen wilt verzenden, klikt u op de knop [Alles toevoegen].
• Als u een adres uit de lijst 'Bestemming' wilt verwijderen, selecteert u het adres en klikt op de knop [Verwijderen]. Als u alle
adressen wilt verwijderen, klikt u op de knop [Alle verwijderen]
(6) Klik op de knop [OK].
De instellingen van de printerdriver worden toegepast op de verzendinstellingen.
Adressen moeten vooraf worden opgeslagen in het apparaat. Zie 'ADRESBOEK (pagina 1-96)
' voor meer informatie.
U moet de voorbereidende stappen voltooien voordat u een verzendfunctie van het apparaat gebruikt. Zie de uitleg van
elke verzendfunctie voor meer informatie.
Deze functie is beschikbaar in een Windows-omgeving.
Deze functie kan worden gebruikt wanneer de PCL6-printerdriver wordt gebruikt.
U kunt niet gelijktijdig gegevens afdrukken en verzenden als [Systeeminstellingen] bij 'Instellingen (beheerder)' → [Printer-
Instellingen] → [Voorwaarde-Instellingen] → [Verzenden tijdens afdrukken uitschakelen] is geselecteerd.
Windows
U kunt maximaal 50 bestemmingen opgeven.
Gegevens kunnen niet worden verzonden naar een internetfaxadres.
(2)
(1)
(3)
(4)
(5)
(6)
3-80
PRINTER►AFDRUKKEN ZONDER DE PRINTERDRIVER
EXTENSIE VAN AFDRUKBARE BESTANDEN
Wanneer de printerdriver niet is geïnstalleerd op uw pc, of wanneer de applicatie om een af te drukken bestand te
openen niet beschikbaar is, kunt u rechtstreeks naar het apparaat afdrukken zonder de printerdriver te gebruiken.
Hieronder ziet u de bestandstypen (en overeenkomstige extensies) die u rechtstreeks kunt afdrukken.
*1 Op de MX-2630N/MX-3050N/3550N/4050N/5050N/6050N is de PS3-uitbreidingskit vereist.
*2 Op de MX-2630N/MX-3050N/3550N/4050N/5050N/6050N is de directe afdrukuitbreidingskit vereist.
EEN BESTAND OP EEN FTP-SERVER
RECHTSTREEKS AFDRUKKEN
Wanneer een FTP-server is geconfigureerd, kunt u bestanden rechtstreeks selecteren en afdrukken op de FTP-server
via het aanraakscherm van het apparaat. Deze functie zorgt ervoor dat bestanden niet meer van de FTP-server naar uw
pc hoeven te worden gedownload en afdrukopdrachten van de pc naar het apparaat hoeven te worden verzonden.
AFDRUKKEN ZONDER DE
PRINTERDRIVER
Bestandstype TIFF JPEG PNG PCL PS*
1
PDF/
Versleutelde PDF/
Compact PDF*
1
DOCX,
XLSX,
PPTX*
2
Extensie tiff, tif
jpeg, jpg,
jpe, jfif
png
pcl,
prn
ps, prn pdf
docx, xlsx,
pptx
Zelfs als het afdrukresultaat zwart/wit is, worden de volgende typen afdrukopdrachten beschouwd als afdrukopdrachten
met vier kleuren (Y (Geel), M (Magenta), C (Cyaan) en Bk (Zwart)). Selecteer de optie voor zwart-wit afdrukken om
afdrukopdrachten altijd als zwart-witopdrachten te laten beschouwen.
Als de gegevens als kleurgegevens worden gecreëerd.
Als de toepassing de gegevens als kleurgegevens beschouwt, ook al zijn de gegevens zwart/wit.
Wanneer een afbeelding onder een zwart-witafbeelding verborgen is.
Sommige bestanden worden niet correct afgedrukt, ook al staan ze in bovenstaande tabel.
Een FTP-server configureren:
In "Instellingen (beheerder)" selecteert u [Systeeminstellingen] → [Printer- Instellingen] → [Directe Afdrukinstellingen (FTP)].
(Beheerdersrechten zijn vereist.) Er kunnen maximaal 20 FTP-servers worden geconfigureerd.
Als u een PDF-bestand selecteert waarvoor een wachtwoord is ingesteld, moet u dat wachtwoord invoeren in het
opdrachtstatusscherm voordat u het bestand kunt afdrukken.
EEN VERSLEUTELD PDF-BESTAND AFDRUKKEN (pagina 3-88)
1
Tik op de toets [Best. ophalen van schijf].
3-81
PRINTER►AFDRUKKEN ZONDER DE PRINTERDRIVER
DirectOffice™ is een product van CSR Imaging US, LP.
DirectOffice™ is een handelsmerk van CSR Imaging US, LP, gedeponeerd in de Verenigde Staten en andere landen.
Wordt met toestemming gebruikt
2
Tik op de toets [Selecteer
afdrukbestand van FTP] in het
actiescherm.
3
Tik op de toets van de FTP-server die u wilt gebruiken.
Bij het selecteren van de server moet u wellicht een gebruikersnaam en wachtwoord opgeven. Voer uw gebruikersnaam
en wachtwoord in en tik op de toets [Invoeren].
4
Tik op de toets van het bestand dat u wilt afdrukken en tik vervolgens op de
toets [Afdrukinstelling wijzigen] in het actiepaneel.
Wanneer u meerdere bestanden afdrukt, tikt u op de toetsen van de bestanden die u wilt afdrukken en vervolgens op
de toets [Afdrukken] in het actiescherm.
Het pictogram wordt weergegeven aan de linkerzijde van de toetsen van bestanden die kunnen worden
afgedrukt.
Het pictogram wordt weergegeven aan de linkerzijde van de toetsen van mappen op de FTP-server. Tik op deze
toets om een map of bestand in een map weer te geven.
Er kunnen in totaal 100 toetsen van bestanden en mappen worden weergegeven.
Tik op om een mapniveau omhoog te gaan.
Wanneer u een mapniveau omlaag gaat door op een maptoets te tikken, wordt weergegeven.
Tik op deze toets om terug te keren naar het selectiescherm met bestands- of mapnaam.
Tik op om over te schakelen op miniaturen.
Tik op de toets [Bestands- of mapnaam] om de volgorde van de op het scherm getoonde bestanden en mappen te
wijzigen. Elke keer dat op de toets wordt getikt, wijzigt de volgorde tussen oplopend en aflopend.
5
Selecteer de afdrukvoorwaarden.
Als u in stap 4 meerdere bestanden hebt geselecteerd, kunt u alleen het aantal afdrukken selecteren.
Als u bij stap 4 een PS- of PCL-bestand hebt geselecteerd met afdrukvoorwaarden, krijgen de afdrukvoorwaarden
van het bestand prioriteit.
6
Tik op de toets [Start].
Het afdrukken begint zodra het geselecteerde bestand is gedownload.
Hoofdmap
Mapselectie
Snelmap
Scannen naar schijf
Scannen naar
extern geheugenapparaat
Selecteer afdrukbestand
van FTP
Selecteer afdrukbestand
uit USB-geheugen
Selecteer afdrukbestand
uit netwerkmap
CA
3-82
PRINTER►AFDRUKKEN ZONDER DE PRINTERDRIVER
EEN BESTAND IN EEN USB-GEHEUGEN
RECHTSTREEKS AFDRUKKEN
Bestanden in een op het apparaat aangesloten USB-geheugen kunnen worden afgedrukt via het bedieningspaneel van
het apparaat zonder gebruik te maken van de printerdriver.
Als de printerdriver van het apparaat niet is geïnstalleerd op uw pc, kunt u een bestand kopiëren naar een in de handel
verkrijgbaar USB-geheugen en dat geheugen aansluiten op het apparaat om het bestand rechtstreeks af te drukken.
Gebruik een FAT32 USB-geheugenapparaat met een capaciteit van meer dan 32 GB.
Afdrukken vanaf een USB-stick is niet mogelijk als [Systeeminstellingen] is geselecteerd bij 'Instellingen (beheerder)' →
[Printer- Instellingen] → [Voorwaarde-Instellingen] → [Uitschakelen Rechtstreeks afdrukken USB-geheugen].
Als u een PDF-bestand selecteert waarvoor een wachtwoord is ingesteld, voert u dat wachtwoord in het
opdrachtstatusscherm in om het afdrukken te starten.
EEN VERSLEUTELD PDF-BESTAND AFDRUKKEN (pagina 3-88)
1
Plaats de USB-stick in het apparaat.
2
Tik op [Afdrukken van extern
geheugenapparaat (USB)] als er een
scherm wordt weergegeven waarin u
een actie moet selecteren.
Als het scherm niet wordt weergegeven, voert u
onderstaande stappen uit.
(1) Tik op de toets [Best. ophalen van schijf].
(2) Tik op de toets [Selecteer afdrukbestand
uit USB-geheugen] in het actiescherm.
3
Tik op de toets van het bestand dat u wilt afdrukken en tik vervolgens op de
toets [Afdrukinstelling wijzigen] in het actiepaneel.
Wanneer u meerdere bestanden afdrukt, tikt u op de toetsen van de bestanden die u wilt afdrukken en vervolgens op
de toets [Afdrukken] in het actiescherm.
Het pictogram wordt weergegeven aan de linkerzijde van de toetsen van bestanden die kunnen worden afgedrukt.
Het pictogram wordt weergegeven aan de linkerzijde van de toetsen van mappen op het
USB-geheugenapparaat. Tik op deze toets om een map of bestand in een map weer te geven.
Er kunnen in totaal 100 toetsen van bestanden en mappen worden weergegeven.
Tik op om een mapniveau omhoog te gaan.
Wanneer u een mapniveau omlaag gaat door op een maptoets te tikken, wordt weergegeven.
Tik op deze toets om terug te keren naar het selectiescherm met bestands- of mapnaam.
Tik op om over te schakelen op miniaturen.
Tik op de toets [Bestands- of mapnaam] om de volgorde van de op het scherm getoonde bestanden en mappen te
wijzigen. Elke keer dat op de toets wordt getikt, wijzigt de volgorde tussen oplopend en aflopend.
10:15
CLOUD PORTAL
Bedienings-
handleiding
Vergrote
weergavemodus
Instellingen Totaal Aantal Helderheids-
instelling
Eenvoudige
Fax
Taakstatus
Afdrukken van extern
geheugenapparaat (USB)
Scannen naar
extern geheugenapparaat
Detailinstelling
uitvoeren
Het externe geheugenapparaat (USB) is aangesloten.
3-83
PRINTER►AFDRUKKEN ZONDER DE PRINTERDRIVER
EEN BESTAND IN EEN NETWERKMAP
RECHTSTREEKS AFDRUKKEN
U kunt een bestand in een netwerkmap opgeven en afdrukken via het aanraakscherm van het apparaat.
Zelfs als de netwerkmap niet is geregistreerd, kunt u de netwerkmap openen door direct naar het pad naar de map in de
werkgroep te verwijzen of dit in te voeren
Een bestand afdrukken in een netwerkmap die u hebt geconfigureerd in de
apparaatinstellingen.
4
Selecteer de afdrukvoorwaarden.
Als u in stap 3 meerdere bestanden hebt geselecteerd, kunt u alleen het aantal afdrukken selecteren.
Als u bij stap 3 een PS- of PCL-bestand hebt geselecteerd met afdrukvoorwaarden, krijgen de afdrukvoorwaarden
van het bestand prioriteit.
5
Tik op de toets [Start].
Het afdrukken begint zodra het geselecteerde bestand is overgebracht.
6
Verwijder de USB-stick uit het
apparaat.
Een netwerkmap registeren:
Bij 'Instellingen (beheerder)' selecteert u [Systeeminstellingen] → [Printer- Instellingen] → [Directe Afdrukinstellingen
(Netwerkmap)]. (Beheerdersrechten zijn vereist.) U kunt maximaal 20 netwerkmappen registreren.
Afdrukken vanuit een netwerkmap is niet mogelijk als [Systeeminstellingen] is geselecteerd bij 'Instellingen (beheerder)' →
[Printer- Instellingen] → [Voorwaarde-Instellingen] → [Uitschakelen Rechtstreeks afdrukken netwerkmap].
Als u een PDF-bestand selecteert waarvoor een wachtwoord is ingesteld, moet u dat wachtwoord invoeren in het
opdrachtstatusscherm voordat u het bestand kunt afdrukken.
EEN VERSLEUTELD PDF-BESTAND AFDRUKKEN (pagina 3-88)
1
Tik op de toets [Best. ophalen van schijf].
2
Tik op de toets [Selecteer afdrukbestand uit netwerkmap] in het actiescherm.
3-84
PRINTER►AFDRUKKEN ZONDER DE PRINTERDRIVER
3
Tik op de toets [Geregistreerde netwerkmap openen.] in het actiepaneel en
tik vervolgens op de netwerkmap die u wilt openen.
Als een scherm wordt weergegeven waarin u wordt gevraagd naar een gebruikersnaam en wachtwoord, moet u deze
informatie opvragen bij de serverbeheerder en vervolgens de juiste gebruikersnaam en wachtwoord invoeren.
Wanneer u op de toets [Directe invoer van mappad] tikt, wordt een scherm getoond waarin u het pad naar de
netwerkmap direct kunt invoeren. Zie 'Het pad naar de netwerkmap direct invoeren. (pagina 3-85)
' voor meer
informatie.
Wanneer u de werkgroep, server en netwerkmap in deze volgorde selecteert, kunt u de netwerkmap openen. Zie
'Verwijzen naar het pad naar de netwerkmap. (pagina 3-85)
' voor meer informatie.
4
Tik op de toets van het bestand dat u wilt afdrukken en tik vervolgens op de
toets [Afdrukinstelling wijzigen] in het actiepaneel.
Wanneer u meerdere bestanden wilt afdrukken, tikt u op de toetsen van de bestanden die u wilt afdrukken en
vervolgens op [Afdrukken] in het actiepaneel.
Het pictogram wordt weergegeven aan de linkerzijde van de toetsen van bestanden die kunnen worden
afgedrukt.
Het pictogram wordt links van de toetsen van mappen in de netwerkmap weergegeven. Tik op deze toets om een
map of bestand in een map weer te geven.
Er kunnen in totaal 100 toetsen van bestanden en mappen worden weergegeven.
Tik op om een mapniveau omhoog te gaan.
Tik op om terug te keren naar het scherm voor selectie van de netwerkmap.
Tik op om over te schakelen op miniaturen.
Tik op de toets [Bestands- of mapnaam] om de volgorde van de op het scherm getoonde bestanden en mappen te
wijzigen. Elke keer dat op de toets wordt getikt, wijzigt de volgorde tussen oplopend en aflopend.
5
Selecteer de afdrukvoorwaarden.
Als u in stap 4 meerdere bestanden hebt geselecteerd, kunt u alleen het aantal afdrukken selecteren.
Als u bij stap 4 een PS- of PCL-bestand hebt geselecteerd met afdrukvoorwaarden, krijgen de afdrukvoorwaarden
van het bestand prioriteit.
6
Tik op de toets [Start].
Het afdrukken begint zodra het geselecteerde bestand is overgebracht.
3-85
PRINTER►AFDRUKKEN ZONDER DE PRINTERDRIVER
Het pad naar de netwerkmap direct invoeren.
Verwijzen naar het pad naar de netwerkmap.
1
Tik op [Directe invoer van mappad] in
stap 3 van 'Een bestand afdrukken in
een netwerkmap die u hebt
geconfigureerd in de
apparaatinstellingen. (pagina 3-83) '.
2
Voer het pad naar de map, de gebruikersnaam en het wachtwoord in.
Open de netwerkmap.
Zie stappen 4 tot en met 6 van 'Een bestand afdrukken in de netwerkmap die u hebt geconfigureerd in de
apparaatinstellingen' voor de afdrukprocedure.
1
Tik op de toets van de werkgroep die u
wilt openen in stap 3 van 'Een bestand
afdrukken in een netwerkmap die u
hebt geconfigureerd in de
apparaatinstellingen. (pagina 3-83)'.
2
Tik op de toets voor de server of computer die u wilt gebruiken.
Als een scherm wordt weergegeven waarin u wordt gevraagd naar een gebruikersnaam en wachtwoord, moet u deze
informatie opvragen bij de serverbeheerder en vervolgens de juiste gebruikersnaam en wachtwoord invoeren.
3
Tik op de toets van de netwerkmap die u wilt openen.
Open de netwerkmap.
Zie de stappen 4 t/m 6 van 'Een bestand afdrukken in een netwerkmap die u hebt geconfigureerd in de
apparaatinstellingen. (pagina 3-83)' voor de afdrukprocedure.
Tik op het pictogram en voer een trefwoord in om te zoeken naar een werkgroep, server of netwerkmap. Zie
'NAMEN EN FUNCTIES VAN AANRAAKTOETSEN (pagina 1-163)
' voor informatie over het invoeren van tekst.
Er worden maximaal 100 werkgroepen, 100 servers en 100 netwerkmappen getoond.
Tik op om een mapniveau omhoog te gaan.
Tik op om terug te keren naar het scherm voor selectie van de werkgroep.
Directe invoer van
mappad
Geregistreerde
netwerkmap openen.
Refereer naar Mappen
op Netwerk
Padinvoer
naar map
Directe invoer van pad
Gebruikersnaam
Wachtwoord
OK
CA
Directe invoer van
mappad
Geregistreerde
netwerkmap openen.
Werkgroepnaam
Werkgroep
WorkGroup1
WorkGroup2
WorkGroup3
WorkGroup4
WorkGroup5
WorkGroup6
CA
3-86
PRINTER►AFDRUKKEN ZONDER DE PRINTERDRIVER
RECHTSTREEKS VANAF EEN COMPUTER
AFDRUKKEN
AFDRUKTAAK VERZENDEN
Door [Documenthandelingen] → [Afdruktaak indienen] te selecteren bij 'Instellingen (webversie)' en een bestand op te
geven, kunt u het bestand rechtstreeks afdrukken zonder de printerdriver te gebruiken.
Via deze procedure kunt u niet alleen bestanden op uw pc afdrukken, maar elk bestand dat u vanaf uw pc kunt openen,
zoals een bestand op een andere pc die is aangesloten op hetzelfde netwerk.
Zie 'INSTELLINGSMODUS (pagina 7-3)
' voor de procedure voor het openen van de 'Instellingen (webversie)'.
FTP AFDRUKKEN
U kunt een bestand afdrukken vanaf uw pc door het te slepen naar de FTP-server van het apparaat.
FTP-afdrukken uitvoeren
Typ 'ftp://' en vervolgens het IP-adres van het apparaat in de adresbalk van de webbrowser van de pc, zoals hieronder
weergegeven.
Bijvoorbeeld: ftp://192.168.1.28
Sleep het af te drukken bestand naar de "lp"-map die in uw webbrowser wordt weergegeven. Afdrukken van het bestand
begint automatisch.
E-MAIL AFDRUKKEN
Als u uw e-mailaccount configureert in het apparaat, wordt uw mailserver regelmatig gecontroleerd en worden
ontvangen e-mailbijlagen automatisch afgedrukt zonder de printerdriver te gebruiken.
Als u een PS- of PCL-bestand hebt geselecteerd met afdrukvoorwaarden, krijgen de afdrukvoorwaarden van het bestand
prioriteit.
Wanneer gebruikersauthenticatie is ingeschakeld in de instellingen van het apparaat, is de afdrukfunctie mogelijk beperkt.
Vraag uw beheerder om meer informatie.
FTP-afdrukken uitvoeren:
Selecteer in de 'Instellingen (beheerder)' [Systeeminstellingen] → [Printer- Instellingen] [Afdrukinstelling vanaf PC/Mobiele
Terminal], stel [FTP afdrukken] in op [Inschakelen] en configureer vervolgens het poortnummer. (Beheerdersrechten zijn
vereist.)
Als u een PS- of PCL-bestand hebt geselecteerd met afdrukvoorwaarden, krijgen de afdrukvoorwaarden van het bestand
prioriteit.
Wanneer gebruikersauthenticatie is ingeschakeld in de instellingen van het apparaat, is de afdrukfunctie mogelijk beperkt.
Vraag uw beheerder om meer informatie.
E-mailafdrukken uitvoeren:
Selecteer in de 'Instellingen (beheerder)' [Systeeminstellingen] → [Printer- Instellingen] → [Instellingen voor e-mail
afdrukken] en registreer uw e-mailaccount. (Beheerdersrechten zijn vereist.)
3-87
PRINTER►AFDRUKKEN ZONDER DE PRINTERDRIVER
E-mailafdrukken uitvoeren
Geef met de e-mailsoftware van uw pc het e-mailadres op van het apparaat in 'Adres' en verzend e-mail met bijlagen die moeten worden afgedrukt.
U kunt stuuropdrachten in het e-mailbericht invoeren om het aantal kopieën en de afdrukopmaak op te geven.
Opdrachten worden ingevoerd in de indeling 'opdrachtnaam = waarde', zoals getoond in het voorbeeld rechts.
De stuuropdrachten kunnen bijvoorbeeld zijn:
*1 Alleen geactiveerd als er een interne afwerkingseenheid, afwerkingseenheid, afwerkingseenheid (grote stapeleenheid), zadelsteek-afwerkingseenheid
of zadelsteek-afwerkingseenheid (grote stapeleenheid) is geïnstalleerd. 'STAPLELESS' (zonder nietjes) wordt alleen geactiveerd als er een interne
afwerkingseenheid, afwerkingseenheid (grote stapeleenheid) of zadelsteek-afwerkingseenheid (grote stapeleenheid) is geïnstalleerd.
*2 Alleen geactiveerd als er een perforatiemodule aan de interne afwerkingseenheid, afwerkingseenheid, afwerkingseenheid
(grote stapeleenheid), zadelsteek-afwerkingseenheid of zadelsteek-afwerkingseenheid (grote stapeleenheid) is gekoppeld.
*3 Kan worden weggelaten tenzij authenticatie op gebruikersnummer plaatsvindt.
*4 Op de MX-2630N/MX-3050N/MX-3550N/MX-4050N/MX-5050N/MX-6050N is de directe afdrukuitbreidingskit vereist voor
DOCX-, PPTX- en XLSX-bestanden.
*5 Alleen beschikbaar als 'Documentarchivering' of 'Snelbestand' de waarde 'ON' heeft. Als beide de waarde 'ON' hebben, is
deze functie niet beschikbaar.
Functie Opdrachtnaam Waarden
Kopieën COPIES 1 tot 9999
Nieten
*1
STAPLEOPTION
NONE, ONE, TWO, SADDLE,
STAPLELESS
Perforeren
*2
PUNCH OFF, ON
Sorteren COLLATE OFF, ON
2-Zijdige Afdruk DUPLEX OFF, TOP, LEFT, RIGHT
Accountnummer
*3
ACCOUNTNUMBER Nummer (5 tot 8 cijfers)
Bestand indeling
*4
LANGUAGE
PCL, PCLXL, POSTSCRIPT, PDF,
TIFF, JPG, DOCX, XLSX, PPTX, PNG
Papier PAPER
Papier dat kan worden gebruikt (A4,
LETTER of overige)
Vouwen V-Fold OFF, INSIDE, OUTSIDE
Documentarchivering
*5
BESTAND OFF, ON
FOLDERNAME Maximaal 28 tekens
Snelmap
*5
QUICKFILE OFF, ON
Uitvoer OUTTRAY CENTER, RIGHT, FINISHER
Z/W-afdruk B/W PRINT OFF, ON
Pagina FITIMAGETOPAGE OFF, ON
Afdrukken op glanzend papier MEDIATYPE GLOSSY
Afdrukpagina's PRINTPAGES 1-2,5,9-
De berichttekst moet in tekstopmaak zijn. Als u de opdrachten typt in Tekst met opmaak (HTML), werken de opdrachten niet.
Als u 'Config' in de berichttekst invoert, wordt een lijst stuuropdrachten geretourneerd.
Als er niets is ingevoerd in de hoofdtekst (het bericht) van de e-mail, wordt er afgedrukt volgens de instellingen die zijn geconfigureerd
bij 'Instellingen (beheerder)'. → [Systeeminstellingen] → [Printer- Instellingen] → [Uitgangsinstellingen status]. Als u een PS- of
PCL-bestand hebt geselecteerd met afdrukvoorwaarden, krijgen de afdrukvoorwaarden van het bestand prioriteit.
Voer alleen een bestandstype in als u de paginabeschrijvingstaal wilt opgeven. Normaalgesproken is het niet nodig om
een bestandstype in te voeren.
COPIES=2
DUPLEX=LEFT
ACCOUNTNUMBER=11111
PAPER=A4
B/W PRINT=ON
3-88
PRINTER►AFDRUKOPDRACHTEN
DE AFDRUKSTATUS BEKIJKEN
Wanneer u op de opdrachtstatusweergave tikt, worden de opdrachten in een lijst weergegeven. U kunt de status van
een afdrukopdracht controleren door op het tabblad [Afdrukken] te tikken.
Zie de volgende items als u opdrachten wilt stoppen, wissen of met prioriteit wilt verwerken:
OPDRACHTEN IN UITVOERING OF GERESERVEERDE OPDRACHTEN STOPPEN OF VERWIJDEREN (pagina 1-88)
GERESERVEERDE OPDRACHTEN MET PRIORITEIT VERWERKEN (pagina 1-89)
GERESERVEERDE OPDRACHTEN OF OPDRACHTEN IN UITVOERING CONTROLEREN (pagina 1-91)
VOLTOOIDE OPDRACHTEN CONTROLEREN (pagina 1-92)
EEN VERSLEUTELD PDF-BESTAND
AFDRUKKEN
De versleutelde PDF-indeling wordt gebruikt om PDF-bestanden te beveiligen door er een wachtwoord aan toe te kennen.
Voor het rechtstreeks afdrukken van een versleuteld PDF-bestand op een FTP-server of een USB-geheugenapparaat,
enzovoort dat op het apparaat is aangesloten, herstelt u het wachtwoord en begint u het afdrukken.
(1) Tik op het opdrachtstatusvenster en vervolgens op het tabblad [Afdrukken].
(2) Tik op de toets [Spool].
Wanneer de lijst een versleuteld PDF-bestand bevat, wordt een bericht weergegeven om aan te geven dat er een versleuteld
PDF-bestand is.
(3) Tik op de toets Afdrukopdracht om het versleutelde PDF-bestand te openen.
(4) Tik op de toets [Voer wachtwoord in voor versleutelde PDF.] in het actiescherm.
(5) Voer het wachtwoord in (maximaal 32 tekens) en druk op de toets [Ja].
AFDRUKOPDRACHTEN
Als u een versleuteld PDF-bestand wilt afdrukken met de printerdriver, voert u het wachtwoord in wanneer u het bestand
opent op uw pc.
U kunt een versleuteld PDF-bestand niet afdrukken als u het wachtwoord niet kent.
De volgende versleutelde PDF-versies kunt u rechtstreeks afdrukken: 1.6 (Adobe
®
Acrobat
®
7.0) en lager.
U kunt niet meerdere versleutelde PDF-bestanden selecteren.
Wanneer zowel een hoofdwachtwoord als een gebruikerswachtwoord (voor het openen van het bestand) zijn ingesteld, voert
u het hoofdwachtwoord in.
Opdr.Wachtr
Voltooid
Spool
InternetfaxFaxenScannen
Ta ak
Opdrachtwachtrij
Voortgang/sets
Status
PDF versl.
Spoolen
User_1_User_1_User ---/0004
---/0004User_2_User_2_User
Vorige
Afdrukken
3-89
PRINTER►AFDRUKOPDRACHTEN
OVERSTAPPEN OP EEN ANDER
PAPIERFORMAAT WANNEER HET PAPIER
OPRAAKT
Als het afdrukken wordt gestopt omdat het papier op is of het in de printerdriver geselecteerde papierformaat niet in het
apparaat is geladen, wordt een melding op het aanraakscherm getoond.
Afdrukken begint automatisch wanneer papier wordt geladen in het apparaat. Wanneer papier van het gewenste
formaat niet onmiddellijk beschikbaar is, kunt u papier gebruiken uit een andere lade.
(1) Tik op de opdrachtstatusweergave.
(2) Tik op de toets van de opdracht waarvoor 'Papier leeg' wordt weergegeven.
(3) Tik op de toets [Papier opnieuw selecteren] in het actiescherm.
(4) Tik op de toets van de lade die het papier bevat dat u wilt gebruiken en tik vervolgens op .
Als u bent overgestapt op een ander papierformaat, maakt het apparaat mogelijk geen goede afdrukken, bijvoorbeeld omdat
een deel van de tekst of afbeelding van het papier loopt.
3-90
PRINTER►BIJLAGE
SPECIFICATIELIJST PRINTERDRIVER
Raadpleeg de Help van de printerdriver voor informatie over het instellen van de verschillende onderdelen.
HET SCHERM INSTELLINGEN VAN DE PRINTERDRIVER / HELP RAADPLEGEN (pagina 3-6)
BIJLAGE
Op de MX-2630N kan de printerdriver niet gebruikt worden in Windows Vista, Mac OS X10.4/10.5.
Functie PCL6 PS Window
s PPD
*1
Mac OS
PPD
*1
Tab (Windows)
Item
Pagina
Algemeen
Kopieën - 1 - 9999 1 - 9999 1 - 9999 1 - 9999
Sorteren - Ja Ja Ja Ja
Origineel Formaat 3-4 Ja Ja Ja Ja
Uitvoergrootte 3-4 Ja Ja Ja Ja
Afdrukstand 3-36 Ja Ja Ja Ja
Aanpassen aan papierform. 3-23 Ja Ja Nee Ja
Zoom 3-37 Ja*
2
Ja Ja*
2
Ja*
2
Dubbelzijdig 3-22 Ja Ja Ja Ja
X pagina's-op-1-vel 3-25
2, 4, 6, 8, 9,
16
2, 4, 6, 8, 9,
16
2, 4, 6, 9,
16
2, 4, 6, 9,
16
Nieten
*3
3-28 Ja Ja Ja Ja
Documentarchivering 3-76 Ja Ja Nee Ja
Kleurfunctie 3-19 Ja Ja Ja Ja
Papierinvoerbron
Uitvoergrootte 3-4 Ja Ja Ja Ja
Papierlade 3-7 Ja Ja Ja Ja
Papiertype 3-7 Ja Ja Ja Ja
Ladestatus 3-7 Ja Ja Nee Nee
Bezig met
voltooien
Nieten
*3
Rugnieten
*4
3-28 Ja Ja Ja Ja
Perforatie
*3
3-28 Ja Ja Ja Ja
Vouwen
*4
3-65 Enkele vouw Enkele vouw
Enkele
vouw
Enkele
vouw
Offset - Ja Ja Ja Ja
Uitvoer - Ja Ja Ja Ja
Scheidingspagina 3-59 Ja Ja Nee Nee
3-91
PRINTER►BIJLAGE
Lay-out
Dubbelzijdig 3-22 Ja Ja Ja Ja
Hoofdstukinvoegingen 3-64 Ja Nee Nee Nee
Boekje 3-30 Ja Ja Ja Ja
X
pagina's-op-1-v
el
Paginanummer
3-25
2, 4, 6, 8, 9,
16
2, 4, 6, 8, 9,
16
2, 4, 6, 9,
16
2, 4, 6, 9,
16
Herhalen 3-68 Ja Nee Nee Nee
Volgorde 3-25 Ja Ja Nee Ja
Rand 3-25 Ja Ja Nee Ja
N pagina's met
omslag
3-25 Ja Nee Nee Nee
100% X
pagina's op 1
vel
3-25 Ja Ja Nee Nee
Poster afdrukken 3-34 Ja Ja Nee Nee
Afdrukpositie
Margeverschuiving
3-32
10 mm tot 30
mm (0 inch
to 1,2 inch)
10 mm tot 30
mm (0 inch
to 1,2 inch)
Ja Ja
Tab Shift 3-61 Ja Ja Nee Nee
Extra 3-35 Ja Ja Nee Nee
Taakverwerking
Print Release - Ja Ja Nee Ja
Documentarchivering 3-76 Ja Ja Nee Ja
PDF maken voor surfen op pc 3-76 Ja Nee Nee Nee
Afdrukken en verzenden 3-79 Ja Nee Nee Nee
Opdracht voltooid - Ja Ja Nee Nee
Authenticatie 3-9 Ja Ja Nee Ja
Invoegbladen
Omslagen/Invoegbladen 3-55 Ja Ja Ja*
5
Ja*
5
Transparant-insteekvellen 3-57 Ja Ja Nee Ja
Carbonafdruk 3-60 Ja Ja Nee Nee
Tabpapier 3-61 Ja Nee Nee Nee
Stempel
Watermerk 3-48 Ja Ja Ja Ja
Afbeeldingsstempel 3-50 Ja Ja Nee Nee
Overlay 3-52 Ja Ja Nee Nee
Verborgen Patroon 3-69 Ja Nee Nee Nee
Kopieerstempel 3-54 Ja Nee Nee Nee
Afbeeldingskwaliteit
Afdrukmodus 3-21 Ja Ja Ja Ja
Grafische functie - Ja Nee Nee Nee
Bitmapcompressie - Ja Ja Nee Nee
Scherpte 3-45 Ja Ja Ja Ja
Afscherming 3-45 Ja Ja Ja Ja
Vervagen 3-73 Ja Ja Nee Ja
Tekst naar zwart 3-44 Ja Ja Nee Nee
Functie PCL6 PS Window
s PPD
*1
Mac OS
PPD
*1
Tab (Windows)
Item
Pagina
3-92
PRINTER►BIJLAGE
*1 De specificaties voor de verschillende functies in Windows PPD en Mac OS PPD variëren, afhankelijk van de versie
van het besturingssysteem en de softwaretoepassing.
*2 De horizontale en verticale afmetingen kunnen niet afzonderlijk worden ingesteld.
*3 Als er een afwerkingseenheid of zadelsteek-afwerkingseenheid is geïnstalleerd. (De perforatiemodule is ook vereist
om de perforatiefunctie te kunnen gebruiken.)
*4 Als een zadelsteek-afwerkingseenheid is geïnstalleerd
*5 Alleen kaften kunnen worden ingevoegd.
*6 Deze instelling werkt mogelijk niet in sommige applicaties en besturingssystemen.
*7 Deze functie kan alleen worden gebruikt in Mac OS X 10.4.
*8 Deze functie kan niet worden gebruikt in Mac OS X 10.4/10.5.
*9 Deze functie kan niet worden gebruikt in Mac OS X 10.10 of hoger.
Afbeeldingskwaliteit
Vector naar zwart 3-44 Ja Ja Nee Nee
Tonerbesparingsfunctie
*6
- Ja Ja Ja Ja
Kleurfunctie 3-19 Ja Ja Ja Ja
Afbeeldingstype 3-45 Ja Ja Nee Ja
Geavanceerde kleur 3-45 Ja Ja Nee Ja
Kleurafstelling/
RGB Aanpassing
3-42 Ja Ja Nee Nee*
7
Lettertype - Ja Ja Nee Nee
Lijnbreedte 3-39 Ja Nee Nee Nee
Gedetail.
Instellingen
Spiegelbeeld 3-41 Nee Ja Ja Ja*
8
PS foutinformatie - Nee Ja Ja Nee
PS doorvoer - Nee Ja Nee Nee
Taakcompressie - Nee Ja Nee Nee
Tandemafdruk 3-74 Ja Ja Nee Ja*
9
Blanco Pagina Afdr. Uitsch. 3-27 Ja Ja Nee Nee
Reg. van aangepaste afb. 3-51 Ja Nee Nee Nee
Overige instellingen
Ingangsresolutie - Ja Ja Nee Nee
Schaduwpatroon - Ja Nee Nee Nee
Wachtrij-indeling - Ja Ja Nee Nee
Afdrukbaar gebied 3-72 Ja Ja Nee Nee
Verwerkingsstijl 3-76 Ja Ja Nee Ja
Stijl dubbelzijdig afdrukken 3-22 Ja Ja Nee Nee
Taaknaam inkorten - Ja Ja Nee Nee
Geb.strprg.omJPEGwrtegev. 3-71 Ja Ja Nee Nee
Uitbreiden - Ja Ja Ja Ja
Dik Fijne Lijnen aan 3-40 Ja Nee Nee Nee
Fijne tekst - Ja Ja Ja Ja
Fijne Rand - Nee Ja Ja Ja
Functie PCL6 PS Window
s PPD
*1
Mac OS
PPD
*1
Tab (Windows)
Item
Pagina
3-93
PRINTER►BIJLAGE
EEN REKENINGCODE OPGEVEN VIA DE
PRINTERDRIVER
U kunt een rekeningcode invoeren via de printer van het apparaat.
Raadpleeg 'REKENING CODE (pagina 1-40)
' voor een overzicht van de functie Rekeningcode.
Rekeningcode inschakelen
Deze instelling is alleen vereist in Windows. (Altijd ingeschakeld in een Mac OS-omgeving)
Op de MX-2630N kan de printerdriver niet gebruikt worden in Windows Vista.
1
Klik met de rechtermuisknop op de knop [Start] en selecteer
[Configuratiescherm].
Klik in Windows Vista op de knop [Start] en vervolgens op [Configuratiescherm] - [Printers].
In Windows 7 klikt u op de knop [Start], selecteert u [Apparaten en printers], klikt u met de rechtermuisknop op het
pictogram van de printerdriver van het apparaat en klikt u op [Eigenschappen van printer].
2
Klik op [Apparaten en printers weergeven] bij [Hardware en geluiden].
Klik in Windows Vista op het pictogram van de printerdriver van het apparaat.
3
Klik op [Eigenschappen van printer].
Klik in Windows Vista op het menu [Organiseren] en vervolgens op [Eigenschappen].
4
Een rekeningcode opgeven
(1) Klik op de tab [Configuratie].
(2) Klik op de knop [Afdrukbeleid].
(3) Schakel het selectievakje [Rekening
Code] in ( ).
(4) Klik op de knop [OK].
(2)
(1)
(3)
(4)
3-94
PRINTER►BIJLAGE
Als het afdrukken start, wordt het scherm Instelling Rekening Code weergegeven.
Voer de Main Code en de Sub Code in en klik op de knop [OK].
Om de opgegeven rekeningcode te onthouden stelt u [Deze Rekening Code Altijd Gebruiken] in op .
(1) Selecteer [Rekening Code].
(2) Voer de Main Code en de Sub Code in.
Windows
Klik op [Verkrijg de Rekening Code] om de rekeningcodelijst van het apparaat op te halen en selecteer de rekeningcode in
de lijst.
Als [Gebruik Rekening Code] is ingesteld op 'Uitschakelen' bij 'Instellingen (beheerder)' - [Instelling Rekening Code] -
[Beheerinstellingen], is de opgegeven rekeningcode niet beschikbaar en wordt deze niet vastgelegd in het
opdrachtlogboek.
Als u bent begonnen met afdrukken zonder een rekeningcode op te geven, wordt een gebruikscode opgeslagen in het
takenlogboek.
Mac OS
(2)
(1)
3-95
PRINTER►BIJLAGE
AUTHENTICATIE DOOR EENMALIG AANMELDEN
Wanneer de gebruikersauthenticatie wordt gebruikt, moet u uw gebruikersnaam en wachtwoord ingeven om vanuit een
printerdriver af te drukken.
De functie Eenmalig aanmelden kan worden gebruikt wanneer Active Directory-authenticatie wordt gebruikt op zowel
het apparaat als de computer.
Wanneer u deze functie gebruikt en afdrukt vanuit een printerdriver, wordt de afdruktaak naar het apparaat verstuurd
met behulp van de authenticatie-informatie die u hebt gebruikt om zich aan te melden op de computer. Zo kunt u
gemakkelijk taken afdrukken vanuit de printerdriver zondat dat u uw gebruikersnaam of wachtwoord moet ingeven
telkens u afdrukt wanneer gebruikersauthenticatie is ingeschakeld.
Instellingen
Active Directory moet op voorhand ingeschakeld zijn op het apparaat. Voor informatie over Active Directory, raadpleeg
"KOPPELFUNCTIE MET ACTIVE DIRECTORY (pagina 1-37)
". Nadat Active Directory is ingeschakeld, configureert u
de onderstaande instellingen in de printerdriver.
(1) Klik met de rechtermuisknop op het Startscherm (of veeg omhoog vanaf de onderkant van het
scherm), klik vervolgens op de App-balk [Alle apps] [Configuratiescherm] [Hardware en
geluid] → [Apparaten en printers].
Klik, in Windows Vista/7/Server 2008, op de knop [Start] → [Configuratiescherm] → [Hardware en geluid] → [Apparaten en printers].
(2) Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de printerdriver van het apparaat en selecteer
[Printereigenschappen].
De printereigenschappen worden getoond.
(3) Klik op het tabblad [Configuratie].
(4) Zet het selectievakje [Eenmalig aanmelden] op .
Authenticatieoptie
Raadpleeg ‘AFDRUKKEN ALS DE FUNCTIE GEBRUIKERSAUTHENTICATIE IS INGESCHAKELD (pagina 3-9)' voor
de authenticatiemethode.
(1) Klik op het tabblad [Opdrachtverwerking].
(2) Selecteer, in [Authenticatie], [Eenmalig aanmelden].
Authenticatie door Eenmalig aanmelden vereist dat Active Directory-authenticatie wordt uitgevoerd op het apparaat en uw
computer. Dit kan alleen worden gebruikt wanneer uw computer op Windows draait.
Op de MX-2630N kan de printerdriver niet gebruikt worden in Windows Vista.
(2)
(1)
3-96
PRINTER►BIJLAGE
AFDRUKKEN MET GOOGLE
CLOUDPRINTER
Google Cloudprinter is een afdrukservice waarmee u een bestand op een computer, mobiel apparaat of ander apparaat
via de Cloudserver van Google Inc. kunt afdrukken op een printer die is verbonden met de Cloudserver.
Configureer de instellingen om het apparaat te verbinden met het internet (proxy-instellingen, enz..), zoals vereist voor
uw netwerkomgeving.
Hieronder wordt de procedure voor afdrukken met Google Cloudprinter uitgelegd.
Voordat u deze functie kunt gebruiken, moet u een Google-account openen.
Instellingen op het apparaat
Voordat u deze functie kunt gebruiken, moet u onderstaande instellingen bij 'Instellingen (beheerder)' configureren.
• Als de gebruikersauthenticatiefunctie van het apparaat is geactiveerd, schakelt u 'Instellingen (beheerder) -
[Gebruikers -bediening] - [Standaardinstellingen] - [Afdrukken door ongeldige gebruiker uitschakelen] uit.
• Om in kleur af te drukken, dient u de machtiging van "Andere gebruiker" te wijzigen in een machtiging waarmee
afdrukken in kleur toegestaan is.
• Als de gebruikersauthenticatie in de Sharp OSA-toepassing is ingeschakeld, moet afdrukken door ongeldige
gebruikers in de toepassing worden geactiveerd.
• Configureer de volgende instellingen bij 'Instellingen (beheerder)'→[Systeeminstellingen]→[Netwerk- instellingen]
zodanig dat ze overeenkomen met de instellingen in Google Cloudprinter.
• IP-adres, subnetmasker, standaardgateway
• IP-adres van de DNS-server
• Proxyserverinstellingen
• Configureer de apparaatinstellingen bij de instellingen van Google Cloudprinter. Raadpleeg 'Instellingen voor externe
afdrukservices (pagina 7-144)' voor informatie over de instellingen voor Google Cloudprinter.
Authenticatie door Eenmalig aanmelden is ook mogelijk vanuit het dialoogvenster Opdrachtverwerking en het
dialoogvenster Gebruikersauthenticatie.
Wanneer Eenmalig aanmelden is ingeschakeld, kan [Afdrukken en verzenden] niet worden gebruikt.
Als u zich op voorhand hebt aangemeld op het apparaat voordat u Eenmalig aanmelden hebt gebruikt, zult u de toelatingen hebben van de
gebruikersaccount die u hebt gebruikt om zich aan te melden.
Als u Eenmalig aanmelden gebruikt zonder zich aan te melden op het apparaat, zullen de gebruikerstoelatingen deze van “Gebruiker” zijn.
Dit kan de functies beperken die u kunt gebruiken.
Als Eenmalig aanmelden wordt gebruikt zonder zich aan te melden op het apparaat, zal de gebruikersnaam in de
opdrachtlog de naam zijn die is ingesteld door de printerdriver. Als de gebruikersnaam niet ingesteld is door de
printerdriver, zal de gebruikersnaam in de opdrachtlog de log-innaam van de computer zijn.
Op de MX-2630N/MX-3050N/MX-3550N/MX-4050N/MX-5050N/MX-6050N is de PS3-uitbreidingskit vereist voor gebruik van
Google Cloudprinter.
Een bestand verzenden
Mobiel apparaat
Afdrukken
Een bestand verzenden
Cloudserver
3-97
PRINTER►BIJLAGE
Afdrukinstellingen
U kunt afdrukken vanuit een toepassing die Google Cloudprinter ondersteunt.
De functies die vanuit de toepassing kunnen worden ingeschakeld zijn.
*1 Dit item kan niet worden gebruikt in MX-2630N.
*2 Kan worden gebruikt als een afwerkingseenheid in het apparaat, een afwerkingseenheid of zadelsteek-afwerkingseenheid is
geïnstalleerd.
Item Beschrijving
Afdrukkleur Auto, Zwart/wit, Kleur
2-Zijdige Afdruk Geen, Boek, Schrijfblok
Afdrukstand Staand, Liggend
Aantal kopieën 1-999
Resolutie 600x600, 1200x1200*
1
Aan pagina aanpassen Aan, Uit
Pagina selecteren -
Papierformaat
A4, A3, A5, B4, B5, A3W, Ledger, Legal, Letter, Invoice, Executive, Foolscap,
8-1/2 x 13-2/5, 216 x 343, 8K, 16K
Papierlade Hangt af van de configuratie van het apparaat
Uitvoerlade Middelste Lade, Rechter lade, Bovenste lade, Middelste lade, Onderste lade
Afdrukken per eenheid Aan, Uit
Nieten*
2
Aan, Uit
Google Cloud Print gebruikt de XMPP (5222)-poort of HTTPS (443)-poort voor communicatie.
Controleer de instellingen voor beperking van toegang tot het Internet, het wachtwoord van de beheerder van het apparaat
en mDNS indien nodig.
In sommige gevallen verschilt de afdrukkwaliteit met Google Cloudprinter van afdrukken met andere methoden
(printerdriver, enz.).
Het is mogelijk dat sommige bestanden niet correct worden afgedrukt of niet kunnen worden afgedrukt.
In sommige landen en gebieden kan het apparaat mogelijk niet alle of geen verbindingsfuncties van Google Cloudprinter
gebruiken.
In sommige netwerkomgevingen kan het apparaat de verbindingsfuncties van Google Cloudprinter mogelijk niet
gebruiken, of verloopt het afdrukken langzaam of stopt het afdrukken voordat de taak voltooid is.
Sharp Corporation geeft geen enkele garantie voor de continuïteit of stabiliteit van de verbindingsfuncties van Google
Cloudprinter.
Tenzij de wet anders voorschrijft, is Sharp Corporation niet verantwoordelijk voor enige schade of verliezen door het
gebruik van deze functies door de klant.
3-98
PRINTER►BIJLAGE
PRINTING MET MOPRIA
Mopria is een standaard voor het verzenden en ontvangen van afdruktaken via een netwerk tussen een mobiel apparaat
of ander apparaat en een printer die Mopria ondersteunt.
De procedure voor afdrukken met het apparaat met de Mopria-functie wordt hieronder uitgelegd.
Voordat u deze functie kunt gebruiken, moet u de Mopria-invoegtoepassing op het mobiele apparaat installeren.
Instellingen op het apparaat
Voordat u deze functie kunt gebruiken, moet u onderstaande instellingen bij 'Instellingen (beheerder)' configureren.
• Als de gebruikersauthenticatiefunctie van het apparaat is geactiveerd, schakelt u 'Instellingen (beheerder) -
[Gebruikers -bediening] - [Standaardinstellingen] - [Afdrukken door ongeldige gebruiker uitschakelen] uit.
• Om in kleur af te drukken, dient u de machtiging van "Andere gebruiker" te wijzigen in een machtiging waarmee
afdrukken in kleur toegestaan is.
• Als de gebruikersauthenticatie in de Sharp OSA-toepassing is ingeschakeld, moet afdrukken door ongeldige
gebruikers in de toepassing worden geactiveerd.
• Configureer de apparaatinstellingen bij de Mopria-instellingen. Raadpleeg 'Mopria-instellingen (pagina 7-145)
' voor
informatie over de Mopria-instellingen.
Afdrukinstellingen
U kunt afdrukken met de Mopria-invoegtoepassing.
De functies die vanuit de toepassing kunnen worden ingeschakeld zijn.
* Dit item kan niet worden gebruikt in MX-3050N/MX-3550B/MX-4050N.
Op de MX-3050N/MX-3550N/MX-4050N/MX-5050N/MX-6050N zijn de PS3-uitbreidingskit en een draadloze LAN-adapter
vereist voor gebruik van Mopria.
De Mopria-functie kan niet worden gebruikt met de MX-2630N.
Item Beschrijving
Aantal kopieën 1-999
Afdrukkleur Auto, Zwart/wit, Kleur
Pagina selecteren -
Papierformaat
A4, A3, A5, B4, B5, A3W, Ledger, Legal, Letter, Invoice, Executive, Foolscap,
8-1/2 x 13-2/5, 216 x 343, 8K, 16K
Afdrukstand Staand, Liggend
2-Zijdige Afdruk Geen, Boek, Schrijfblok
Resolutie 600x600, 1200x1200*
Aan pagina aanpassen Aan, Uit
Uitvoerlade Middelste Lade, Rechter lade, Bovenste lade, Middelste lade, Onderste lade
Afdrukken per eenheid Aan, Uit
Een bestand verzenden
Mobiel apparaat
Afdrukken
4-1
VOORDAT U HET APPARAAT ALS
FAXAPPARAAT GEBRUIKT
VOORDAT U HET APPARAAT ALS
FAXAPPARAAT GEBRUIKT . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-4
FAXMODUS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-7
EENVOUDIGE MODUS . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-7
NORMALE MODUS. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-8
DE FAXMODUS SELECTEREN . . . . . . . . . . . . . . . 4-8
TOETS [R] . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-10
VOLGORDE VAN FAXVERZENDING . . . . . . . . . . . 4-11
BESTEMMINGEN INVOEREN
BESTEMMINGEN INVOEREN. . . . . . . . . . . . . . . . . 4-13
EEN BESTEMMINGSNUMMER INVOEREN
MET DE CIJFERTOETSEN. . . . . . . . . . . . . . . . 4-13
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN
ADRESBOEK . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-14
DE GESELECTEERDE BESTEMMINGEN. . . . 4-16
EEN BESTEMMING OPHALEN VIA EEN
ZOEKNUMMER. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-17
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN
GLOBAAL ADRESBOEK. . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-18
EEN VERZENDLOGBOEK GEBRUIKEN OM
OPNIEUW TE VERZENDEN. . . . . . . . . . . . . . . 4-20
VERZENDEN VIA KETTINGKIEZEN . . . . . . . . 4-22
BASISMETHODEN VOOR VERZENDEN
BASISMETHODEN VOOR VERZENDEN . . . . . . . . 4-23
METHODEN VOOR HET VERZENDEN VAN FAXEN . . .
4-23
STAND VAN ORIGINELEN. . . . . . . . . . . . . . . . 4-25
AUTOMATISCHE REDUCTIE VAN HET
VERZONDEN BEELD . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-26
VERZENDBARE ORIGINEELFORMATEN. . . . 4-26
HET FORMAAT VAN HET GEPLAATSTE ORIGINEEL . . .
4-27
ALS DE LIJN BEZET IS. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-28
ALS ZICH EEN COMMUNICATIEFOUT VOORDOET . . .
4-28
FAXBESTEMMING BEVESTIGINGSMODUS . . .
4-29
HET TE VERZENDEN BEELD CONTROLEREN . . .
4-30
METHODEN VOOR HET VERZENDEN VAN FAXEN . . .
4-30
HET GEBRUIK VAN DE AUTOMATISCHE
DOCUMENTINVOEREENHEID VOOR VERZENDING . . .
4-30
DE AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID
GEBRUIKEN OM EEN FAX TE VERZENDEN MET
DE FUNCTIE DIRECT VERZENDEN . . . . . . . . . . . . .
4-31
DE GLASPLAAT GEBRUIKEN VOOR HET
VERZENDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-33
DE GLASPLAAT GEBRUIKEN OM EEN FAX
TE VERZENDEN MET DE FUNCTIE DIRECT
VERZENDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-35
VERZENDINGEN MET DE LUIDSPREKER. . . .
4-37
DEZELFDE FAX NAAR MEERDERE BESTEMMINGEN
VERZENDEN (DISTRIBUTIEVERZENDING) . . . . . . . . .
4-38
OPNIEUW VERZENDEN NAAR
DISTRIBUTIEBESTEMMINGEN WAARBIJ DE
VERBINDING IS MISLUKT . . . . . . . . . . . . . . . 4-40
EEN FAX RECHTSTREEKS VANAF EEN
COMPUTER VERZENDEN (PC-fax) . . . . . . . . 4-42
EEN VERZENDLOGBOEK VERWIJDEREN . . . . . 4-43
HET SCANNEN VAN DE ORIGINELEN INSTELLEN . . .
4-45
AUTOMATISCH BEIDE ZIJDEN VAN EEN
ORIGINEEL SCANNEN (2-zijdig orig.). . . . . . . 4-45
AUTODETECTIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-46
HET SCANFORMAAT VAN HET ORIGINEEL
IN PAPIERFORMAAT OPGEVEN . . . . . . . . . . 4-47
HET SCANFORMAAT VAN HET ORIGINEEL
MET GETALSWAARDEN OPGEVEN . . . . . . . 4-48
VAAK GEBRUIKTE ORIGINEELFORMATEN
OPSLAAN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-49
HET VERZENDFORMAAT VAN DE
AFBEELDING OPGEVEN . . . . . . . . . . . . . . . . 4-52
DE BELICHTING WIJZIGEN . . . . . . . . . . . . . . 4-54
DE RESOLUTIE WIJZIGEN. . . . . . . . . . . . . . . 4-55
FAXEN ONTVANGEN
FAXEN ONTVANGEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-56
EEN FAX AUTOMATISCH ONTVANGEN . . . . 4-56
EEN FAX HANDMATIG ONTVANGEN . . . . . . 4-58
ONTVANGEN GEGEVENS AFDRUKKEN. . . . . . . 4-59
EEN FAX AFDRUKKEN DIE MET EEN PIN
CODE IS BEVEILIGD (Instelling vasthouden
ontvangen afdrukgegevens). . . . . . . . . . . . . . . 4-59
ONTVANGEN GEGEVENS OP EEN
OPGEGEVEN TIJDSTIP AFDRUKKEN. . . . . . 4-60
HET BEELD VÓÓR HET AFDRUKKEN
CONTROLEREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-61
FAX
Pictogrammen
Functies die kunnen worden
gebruikt in de modus
Eenvoudige Fax
4-2
FAX
ONTVANGEN GEGEVENS DOORSTUREN . . . . . . 4-63
ONTVANGEN FAXEN DOORSTUREN
(FAXGEGEVENS DOORSTUREN). . . . . . . . . . 4-63
ONTVANGEN GEGEVENS DOORSTUREN
NAAR VASTE BESTEMMINGEN
(INSTELLINGEN INKOMENDE ROUTING) . . . 4-64
ONTVANGEN FAXEN OPSLAAN OP DE
HARDE SCHIJF VAN HET APPARAAT
(INKOMENDE ROUTING). . . . . . . . . . . . . . . . . 4-68
ONTVANGEN GEGEVENS HANDMATIG
DOORSTUREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-69
ONTVANGEN GEGEVENS OPSLAAN . . . . . . . . . . 4-71
OVERIGE FUNCTIES
FAXHANDELINGEN OPSLAAN (PROGRAMMA) . . .
4-72
ORIGINELEN COLLECTIEF VERZENDEN. . . . . . . 4-74
TWEE PAGINA'S ALS ÉÉN PAGINA
VERZENDEN (N-UP) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-74
BEIDE ZIJDEN VAN EEN KAART ALS ENKELE
PAGINA VERZENDEN (KAART FORMAAT) . . .
4-76
EEN GROOT AANTAL PAGINA'S VERZENDEN
(OPDRACHT SAMENSTELLING) . . . . . . . . . . .
4-78
ORIGINELEN MET VERSCHILLENDE
FORMATEN VERZENDEN (ORIGINEEL MET
GEMENGDE FORMATEN) . . . . . . . . . . . . . . . . 4-80
EEN ORIGINEEL ALS AFZONDERLIJKE PAGINA'S
VERZENDEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
4-82
EEN ORIGINEEL ALS TWEE
AFZONDERLIJKE PAGINA'S VERZENDEN
(DUBBELE PAGINA SCANNEN) . . . . . . . . . . . 4-82
EEN INBINDKOPIE SPLITSEN IN PAGINA'S
EN DE PAGINA'S ACHTEREENVOLGENS
VERZENDEN (BOEK SPLITSEN). . . . . . . . . . . 4-84
ORIGINELEN SCANNEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-86
SCHADUWRANDEN IN HET BEELD WISSEN
(WISSEN) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-86
EEN DUN ORIGINEEL VERZENDEN
(LANGZAME SCANMODUS) . . . . . . . . . . . . . . 4-89
HET AANTAL VELLEN VAN HET GESCANDE
ORIGINEEL CONTROLEREN EN DAN
VERZENDEN (AANTAL ORIGINELEN) . . . . . . 4-91
GESCANDE ORIGINELEN STEMPELEN
(VERIFICATIESTEMPEL) . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-93
VERZENDEN EN ONTVANGEN VAN FAXEN OP
AFSTAND BEDIENEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-94
EEN FAXMACHINE AANROEPEN EN
ONTVANGST INITIALISEREN (NAVRAGEN). . . .
4-94
NAVRAAG-ONTVANGST HANDMATIG
INITIALISEREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-96
FUNCTIES DIE BETREKKING HEBBEN OP DE
AFZENDER . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-97
AFZENDERINFORMATIE TOEVOEGEN AAN
UW FAXEN (EIGEN FAXADRES VERZ.) . . . . . 4-97
AFZENDERINFORMATIE TIJDELIJK
WIJZIGEN (EIGEN NAAM KIEZEN) . . . . . . . . . 4-98
UITGAAN VAN SPECIFIEK GEBRUIK . . . . . . . . . 4-100
DE TIJD VOOR COMMUNICATIE OPGEVEN . . .
4-100
DE AFDRUKINSTELLINGEN VOOR HET
TRANSMISSIERAPPORT WIJZIGEN
(TRANSMISSIERAPPORT) . . . . . . . . . . . . . . . 4-102
NAVRAAGGEHEUGENFUNCTIES . . . . . . . . . . . . 4-104
EEN FAX VERZENDEN WANNEER EEN
ANDER APPARAAT NAVRAAG DOET BIJ UW
APPARAAT (NAVRAAGGEHEUGEN). . . . . . . 4-104
TOEGANG VOOR NAVRAAG BEPERKEN
(INSTELLING NAVRAAGBEVEILIGING). . . . . 4-104
EEN DOCUMENT IN EEN
NAVRAAGGEHEUGEN SCANNEN. . . . . . . . . 4-105
EEN DOCUMENT UIT HET OPENBAAR VAK
CONTROLEREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-106
EEN DOCUMENT UIT HET OPENBAAR VAK
VERWIJDEREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-107
F-CODECOMMUNICATIE GEBRUIKEN
F-CODECOMMUNICATIE. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-108
F-CODECOMMUNICATIE . . . . . . . . . . . . . . . . 4-108
GEHEUGENVAKKEN VOOR
F-CODECOMMUNICATIE OP HET
APPARAAT MAKEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-109
F-CODE BELLEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-110
F-CODE VERTROUWELIJKE VERZENDING . . .
4-110
F-CODES GEBRUIKEN VOOR
VERTROUWELIJKE VERZENDING . . . . . . . . 4-111
EEN FAX MET VERTROUWELIJKE
F-CODEONTVANGST CONTROLEREN. . . . . 4-112
NAVRAAGONTVANGST MET F-CODES . . . . 4-113
EEN DOCUMENT IN EEN GEHEUGENVAK
SCANNEN VOOR NAVRAAGVERZENDING
MET F-CODE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-115
DOCUMENT IN NAVRAAGGEHEUGENVAK
MET F-CODE CONTROLEREN. . . . . . . . . . . . 4-117
EEN DOCUMENT VERWIJDEREN DAT
OPGESLAGEN IS VOOR
NAVRAAGVERZENDING MET F-CODE. . . . . 4-118
RELAYVERZOEKVERZENDING MET
F-CODES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-119
RELAYDISTRIBUTIEVERZENDING MET
F-CODES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-121
4-3
FAX
EEN EXTERNE TELEFOON GEBRUIKEN
EEN EXTERNE TELEFOON AANSLUITEN . . . . . . 4-122
EEN EXTRA TELEFOON AANSLUITEN . . . . . 4-122
EEN FAX ONTVANGEN NADAT U DE EXTRA
TELEFOON HEBT OPGENOMEN (EXTERNE
ONTVANGST) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-123
TELEFOONGESPREKKEN VOEREN EN
ONTVANGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-123
DE COMMUNICATIESTATUS
CONTROLEREN
FAXOPDRACHTEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-124
VOLTOOIDE OPDRACHTEN VOOR
FAXVERZENDING/-ONTVANGST. . . . . . . . . . . . . . 4-124
BEELDVERZENDINGEN CONTROLEREN. . . . . . . 4-125
ACTIVITEITENRAPPORTEN BEELD
VERZENDEN AFDRUKKEN . . . . . . . . . . . . . . . 4-125
INFORMATIE IN DE STATUSKOLOM . . . . . . . 4-125
4-4
FAX►VOORDAT U HET APPARAAT ALS FAXAPPARAAT GEBRUIKT
VOORDAT U HET APPARAAT ALS
FAXAPPARAAT GEBRUIKT
Als u het apparaat als faxapparaat wilt gebruiken, sluit u het aan op de telefoonlijn en stelt u het type telefoonlijn in.
VOORDAT U HET APPARAAT ALS
FAXAPPARAAT GEBRUIKT
U kunt de functie fax alleen gebruiken als de Faxuitbreidingskit is geïnstalleerd.
1
Sluit het apparaat aan op de telefoonlijn.
Sluit de ene stekker van het telefoonsnoer aan op de LINE-aansluiting op het apparaat, zoals afgebeeld, en sluit de
andere stekker aan op de telefoonwandaansluiting.
*Gebruik altijd het aangesloten telefoonsnoer.
In sommige landen is een adapter vereist om het telefoonsnoer aan te sluiten op de telefoonwandaansluiting, zoals
afgebeeld.
Als de verbindingskabel niet juist is aangesloten, wordt 'Verzenden mislukt. Controleer de netwerkverbinding'
weergegeven als u een fax probeert te verzenden. Sluit de verbindingskabel opnieuw aan.
Vastklikken
Aansluiting voor telefoonlijn (Line)
Vastklikken
Voor Verenigd
Koninkrijk,
Maleis
Adapter
Wandaansluiting
Voor Australië
Voor Nieuw-Zeeland
4-5
FAX►VOORDAT U HET APPARAAT ALS FAXAPPARAAT GEBRUIKT
2
Zorg dat de hoofdschakelaar op ' ' staat.
Als de Aan-indicator brandt, staat de hoofdschakelaar op ' '. Als de Aan-indicator niet brandt, zet u de
hoofdschakelaar in de stand " " en drukt u op de toets [Aan] op het bedieningspaneel.
*Als u de faxfunctie wilt gebruiken, en met name wanneer de ontvangst of verzending per timer 's nachts plaatsvindt,
moet de hoofdschakelaar altijd op ' ' staan.
Als u de faxfunctie wilt gebruiken, en met name wanneer de ontvangst of verzending per timer 's nachts plaatsvindt,
schakel de hoofdschakelaar dan niet uit.
3
Stel het type telefoonlijn in.
De kiesmodusinstelling van het apparaat moet overeenkomen met het type telefoonlijn dat u gebruikt.
* Als deze instelling niet juist is, wordt mogelijk een verkeerd telefoonnummer gekozen of naar de verkeerde
bestemming gebeld.
Het type telefoonlijn automatisch instellen
In de 'Instellingen (beheerder)' selecteert u [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Fax
Instellingen] → [Standaard- Instellingen] → [Kiesmodusinstelling] en tikt u op de toets [Auto Select.].
U kunt het type telefoonlijn indien nodig handmatig instellen.
Deze instelling kan alleen worden geactiveerd in Canada.
4
Controleer de datum en de tijd.
Controleer of de correcte datum en tijd op het apparaat zijn ingesteld.
De datum en tijd van het apparaat instellen:
selecteer in de instellingsmodus [Systeeminstellingen] → [Algemene instellingen] → [Klokaanpassing].
Als [Klokinstelling deactiveren] is ingeschakeld, kunnen de datum en tijd niet worden gewijzigd.
In de 'Instellingen (beheerder)' selecteert u [Systeeminstellingen] → [Algemene instellingen] → [Instellingen in
/uitschakelen] → [Bedienings- Instellingen] → [Klokinstelling deactiveren] en schakelt u de optie Aanpassen van klok
uitschakelen uit.
Aan-indicator Toets [Aan]
Hoofdschakelaar
4-6
FAX►VOORDAT U HET APPARAAT ALS FAXAPPARAAT GEBRUIKT
Bestemmingsadressen in het adresboek opslaan voor elke scanmodus
Als u de faxfunctie gebruikt, kunt u eerder gebruikte adressen opslaan in het adresboek.
Raadpleeg de volgende paragraaf voor meer informatie over het gebruik van adresboeken en het opslaan van
adressen.
ADRESBOEK (pagina 1-96)
ADRESSEN OPSLAAN VIA DIRECTE INVOER (pagina 1-100)
ADRESSEN OPSLAAN VIA GLOBAAL ADRES ZOEKEN (pagina 1-101)
ADRESSEN OPSLAAN UIT VERZENDLOGBOEKEN VAN FAX OF AFBEELDING (pagina 1-103)
GROEPEN OPSLAAN (pagina 1-104)
5
Sla het faxnummer van de afzender op.
Sla de naam van een afzender op bij [Naam Afzender] en sla het faxnummer op bij [Faxnr.]. Zorg dat u deze gegevens
configureert, deze zijn nodig voor de communicatie.
De naam en het adres van de afzender opslaan:
In de 'Instellingen (beheerder)' selecteert u [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Algemene
instellingen] → [Eigen nummer en naam] → [Registratie zendergegevens].
4-7
FAX►VOORDAT U HET APPARAAT ALS FAXAPPARAAT GEBRUIKT
FAXMODUS
U kunt in twee modi faxen: de eenvoudige modus en de normale modus.
De eenvoudige modus bevat de functies waarmee u de meeste faxtaken eenvoudig kunt uitvoeren.
Wanneer u gedetailleerde instellingen of speciale functies wilt selecteren, gebruikt u de normale modus. In de normale
modus kunnen alle functies worden gebruikt.
EENVOUDIGE MODUS
In de Eenvoudige modus kunt u op een eenvoudige manier standaardfaxinstellingen selecteren.
De volgende functies kunnen in de eenvoudige modus worden ingesteld.
•Origineel ►pagina 4-45
•Belichting ►pagina 4-54
•Resolutie pagina 4-55
CA
Voorbeeld-
weergave
Start
Origineel
A4
Adres Faxnummer
Adresboek
Verzendgeschiedenis
Directe Invoer
Details
Tik op deze toets om het numerieke
toetsenbord weer te geven.
De weergave van de
functies wijzigen.
Het verzenden van de fax
wordt gestart.
Een voorbeeldscan maken.
VOORBEELDSCHERM (pagina 1-17)
Schakel naar de normale
modus.
NORMALE MODUS
(pagina 4-8)
Het adres en de
instellingen resetten.
Geeft het formaat weer
van het geplaatste
origineel.
Het eerste scherm
Het tweede scherm
Origineel Resolutie
CA
Voorbeeld-
weergave
Start
Origineel
A4
Adres Faxnummer
Details
Belichting
Auto StandaardAuto
Selecteer de functie die u
wilt instellen.
Selecteer een adres.
Een functie kiezen in de eenvoudige modus
In de "Instellingen" kiest u [Systeeminstellingen] → [Algemene instellingen] → [Bedienings- Instellingen] → [Modus
Eenvoudige Instellingen] → [Eenvoudige Fax]
4-8
FAX►VOORDAT U HET APPARAAT ALS FAXAPPARAAT GEBRUIKT
NORMALE MODUS
In de Normale modus kunt u alle faxfuncties instellen.
DE FAXMODUS SELECTEREN
U kunt de faxmodus als volgt selecteren in het beginscherm of vanuit een bedieningsmodus:
Schakelen tussen modi vanaf het beginscherm
Als u een modus wilt selecteren, tikt u in het beginscherm op het pictogram van de modus.
De eenvoudige modus openen
Tik op het pictogram [Eenvoudige Fax].
De Normale modus openen.
Tik op het pictogram [Faxen].
Belichting
Adresboek
Auto
Origineel
Gemengd form.
Resolutie
Extra Fijn
Opdr. samenst.
Aantal originelen
Langz. scanm.
Overige
Adres
Faxnummer
Verzendgeschiedenis
Zoeknummer oproepen
Programma oproepen
Geregistreerde inst. oproepen
Direct TX
Verificatiestempel
Zelfde beeld verz.
als faxadres
Scanformaat
Auto Auto
Geheugen faxontvangst
A4 A4
0%
100%
Verzendformaat
Voorbeeld-
weergave
Luid-
spreker
CA
Start
Tik hier om het numerieke toetsenbord weer te geven.
Voer het faxnummer in.
Een adres zoeken.
Bevat de functies die in de
faxmodus beschikbaar zijn.
Een voorbeeldscan
maken.
VOORBEELDSCH
ERM (pagina
1-17)
Het adres en de
instellingen resetten.
Het verzenden van de fax
wordt meteen gestart.
Hiermee opent u
het adresboek en
geeft u de
bestemming op.
Gebruik deze toetsen
om de faxinstellingen
te wijzigen.
Hiermee geeft u de lijst
met instellingstoetsen
weer. Vaak gebruikte
[Overige], programma's
en andere instellingen
kunnen geregistreerd
worden.
Controleer de
huidige instellingen.
Geeft de lijst weer van
toetsen, behalve de hierboven
aangegeven functietoetsen.
Bevat de grootte van het
origineel en van de gegevens
die worden verzonden.
Verbinding maken met een
lijn voor het verzenden van
de fax
wordt gestart.
Eenvoudige
Kopie
Bedienings-
handleiding
Vergrote
weergavemodus
Instellingen Totaal Aantal Helderheids-
instelling
Eenvoudige
Fax
Eenvoudige
Scan
Taakstatus
CLOUD PORTAL
10:15
Bedienings-
handleiding
Vergrote
weergavemodus
Instellingen
Totaal Aantal
Helderheids-
instelling
Taakstatus
Fax
10:15
Kopiëren
Sharp OSA
E-mail
4-9
FAX►VOORDAT U HET APPARAAT ALS FAXAPPARAAT GEBRUIKT
Schakelen tussen modi vanuit een modus
Tik op de modusweergave als u naar een andere modus wilt overschakelen.
1
Tik op de modusweergave.
2
Tik op de toets [Eenvoudige Fax] of
[Fax].
Het beginscherm van de geselecteerde modus wordt
weergegeven.
Als u vanuit het beginscherm van de Eenvoudige modus wilt schakelen naar de Normale modus, tikt u op de toets
[Details] en vervolgens in het bevestigingsscherm op de toets [Ja].
2
1
3
4
Kleurmodus
Meerkleuren
Papierformaat
Auto
Belichting
Auto
Origineel
Auto A4
Dubbelz. Kopie
1-Zijdig→1-Zijdig
Sorteren/groepen
Auto
Kopieerfactor
100%
Overige
Voorbeeld-
weergave
Start
Kleur
Start
Verzenden en afdrukken
Ecoprogramma oproepen
Normaal
A4
Gegevens in map opslaan
Bestand
Geg. tijdelijk opslaan
Snelbestand
Aantal exempl.
LIJN PRINTER
Sharp OSA
Taakstatus
CA
Z/W
Eenvoudige
Scan
Best. ophalen
van schijf
A4
B5
B4
A3
Meerkleuren
Papierformaat
Auto
Belichting
Auto
Origineel
Auto A4
Dubbelz. Kopie
1-Zijdig→1-Zijdig
Sorteren/groepen
Auto
Kopieerfactor
100%
Overige
Start
Kleur
Start
Verzenden en afdrukken
Ecoprogramma oproepen
Normaal
A4
A4
B5
B4
A3
Gegevens in map opslaan
Bestand
Geg. tijdelijk opslaan
Snelbestand
LIJN PRINTER
Sharp OSA
Taakstatus
CA
Z/W
Voorbeeld-
weergave
Eenvoudige
Scan
Best. ophalen
van schijf
Kleurmodus
Selecteer mode.
Netwerkmap
Fax
E-mail
FTP/Bureaublad
Internetfax
Eenvoudige Fax
Eenvoudige Scan
Eenvoudige
Kopie
CA
Voorbeeld-
weergave
Start
Origineel
A4
Adres Faxnummer
Adresboek
Directe Invoer
Details
LIJN PRINTER
Eenvoudige
Scan
Best. ophalen
van schijf
Sharp OSA
Taakstatus
Verzendgeschiedenis
4-10
FAX►VOORDAT U HET APPARAAT ALS FAXAPPARAAT GEBRUIKT
TOETS [R]
Als het apparaat is aangesloten op een bedrijfscentrale, kunt u de optie 'PBX-instelling' inschakelen zodat automatisch
verbinding wordt gemaakt met de buitenlijn. Wanneer de PBX-instelling is ingeschakeld, wordt de toets [R]
weergegeven in het basisscherm. Als u een nummer binnen uw bedrijfscentrale wilt kiezen, raakt u voordat u gaat
kiezen de toets [R] aan om de 'PBX-instelling' tijdelijk uit te schakelen.
In de Eenvoudige modus In de Normale modus
Deze instelling kan alleen worden geactiveerd in Duitsland.
De toets [R] kan worden toegevoegd aan een faxnummer dat is opgeslagen onder een snelkeuzetoets.
Als u de toets [Luidspreker] aanraakt, wordt de 'PBX-instelling' tijdelijk uitgeschakeld en wordt de toets [R] niet
weergegeven.
Wanneer u de toets [R] aanraakt voordat u gaat kiezen, kan geen F-code (subadres en wachtwoord) worden gebruikt. Ook
kunt u geen snelkeuzetoets gebruiken waaronder een F-code (subadres en wachtwoord) is opgeslagen.
Systeeminstellingen (beheerder): PBX-instelling
Hiermee schakelt u de PBX-instelling in.
Voorbeeld-
weergave
Start
CA
Adres Faxnummer
Belichting
Origineel
Gemengd form.
Resolutie
Opdr. samenst.
Aantal originelen
Langz. scanm.
Overige
Adres Faxnummer
Verzendgeschiedenis
Zoeken in alg. adressen
Zoeknummer oproepen
Programma oproepen
Geregistreerde inst. oproepen
Direct TX
Zelfde beeld verz.
als faxadres
Scanformaat
Auto Auto
Geheugen faxontvangst
A4 A4
100%
Verzendformaat
Luidspreker
Start
CA
Adresboek
Voorbeeld-
weergave
100%
Auto
Extra Fijn
4-11
FAX►VOORDAT U HET APPARAAT ALS FAXAPPARAAT GEBRUIKT
VOLGORDE VAN FAXVERZENDING
In dit gedeelte worden de basisprocedures uitgelegd voor het verzenden van een fax.
1
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de
automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID
(pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
2
Voer het faxnummer van de bestemming in.
Tik op de cijfertoetsen om het nummer van de bestemming rechtstreeks in te voeren of zoek het adresboek of nummer
en vraag het op.
In de Eenvoudige modus In de Normale modus
EEN BESTEMMINGSNUMMER INVOEREN MET DE
CIJFERTOETSEN ►pagina 4-13
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN
ADRESBOEK ►pagina 4-14
EEN VERZENDLOGBOEK GEBRUIKEN OM
OPNIEUW TE VERZENDEN ►pagina 4-20
EEN BESTEMMINGSNUMMER INVOEREN MET DE
CIJFERTOETSEN ►pagina 4-13
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN ADRESBOEK
►pagina 4-14
EEN BESTEMMING OPHALEN VIA EEN
ZOEKNUMMER ►pagina 4-17
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN GLOBAAL
ADRESBOEK ►pagina 4-18
EEN VERZENDLOGBOEK GEBRUIKEN OM OPNIEUW
TE VERZENDEN ►pagina 4-20
CA
Voorbeeld-
weergave
Start
Origineel
A4
Adres Faxnummer
Adresboek Directe Invoer
Details
Verzendgeschiedenis
Belichting
Auto
Origineel
Gemengd form.
Resolutie
Extra Fijn
Opdr. samenst.
Aantal originelen
Langz. scanm.
Overige
Adres Faxnummer
Verzendgeschiedenis
Zoeknummer oproepen
Programma oproepen
Geregistreerde inst. oproepen
Direct TX
Verificatiestempel
Zelfde beeld verz.
als faxadres
Scanformaat
Auto Auto
Geheugen faxontvangst
A4 A4
100%
100%
Verzendformaat
Voorbeeld-
weergave
Luidspreker
Start
Adresboek
CA
4-12
FAX►VOORDAT U HET APPARAAT ALS FAXAPPARAAT GEBRUIKT
3
Pas de instellingen aan.
Geef het origineelformaat, de belichting, de resolutie, enzovoort op.
Verwijs zo nodig naar de volgende functies voor de instelling.
In de Eenvoudige modus
In de Normale modus
Originelen scannen ►pagina 4-86
De belichting wijzigen ►pagina 4-54
De resolutie wijzigen ►pagina 4-55
Originelen collectief verzenden ►pagina 4-74
Originelen scannen ►pagina 4-86
Automatisch beide zijden van een origineel scannen
(2-zijdig origineel) ►pagina 4-45
AUTODETECTIE ►pagina 4-46
Het scanformaat van het origineel met getalswaarden
opgeven ►pagina 4-48
Het verzendformaat van de afbeelding opgeven ►pagina
4-52
De belichting wijzigen ►pagina 4-54
De resolutie wijzigen ►pagina 4-55
Een groot aantal pagina's verzenden (Opdracht
Samenstelling) ►pagina 4-78
Een dun origineel verzenden (langzame scanmodus)
►pagina 4-89
Originelen van verschillende formaten verzenden
(origineel met gemengde formaten) ►pagina 4-80
Het aantal vellen van het gescande origineel controleren
en dan verzenden (aantal originelen) pagina 4-91
•Overig ►pagina 4-72
4
Verzend het origineel.
Tik op de toets [Start].
Om een voorbeeld van een gescande afbeelding te controleren, tikt u op de toets [Voorbeeld- weergave] voordat u op
de toets [Start] tikt.
Bij plaatsing van het origineel op de glasplaat:
• Als u een fax normaal verzendt (Geheugenverzending)
Herhaal de stappen voor het plaatsen en scannen van elk van de originelen. Als alle originelen zijn gescand, tikt u
op de toets [Lezen Klaar].
• Bij verzending van een fax met de functie Direct verzenden
Het is bij de functie Direct verzenden niet mogelijk om originelen te scannen die uit meerdere pagina's bestaan. Tik
op de toets [Start] om de verzending te starten.
Als u in de Normale modus op de toets [Bestand] of [Snelbestand] in het actiescherm tikt voordat u een fax gaat
verzenden, kunt u het gescande origineel opslaan.
SNELBESTAND (pagina 6-9)
BESTAND (pagina 6-10)
Voorbeeld-
weergave
Start
Origineel
A4
Adres Faxnummer
Details
CA
Origineel ResolutieBelichting
Auto StandaardAuto
Belichting
Auto
Origineel
Gemengd form.
Resolutie
Extra Fijn
Opdr. samenst.
Aantal originelen
Langz. scanm.
Overige
Adres Faxnummer
Verzendgeschiedenis
Zoeknummer oproepen
Programma oproepen
Geregistreerde inst. oproepen
Direct TX
Verificatiestempel
Zelfde beeld verz.
als faxadres
Scanformaat
Auto Auto
Geheugen faxontvangst
A4 A4
100%
100%
Verzendformaat
Luidspreker
Start
Adresboek
CA
Voorbeeld-
weergave
4-13
FAX►BESTEMMINGEN INVOEREN
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u in het beginscherm van de Eenvoudige modus een bestemming invoert.
DE FAXMODUS SELECTEREN (pagina 4-8)
BESTEMMINGEN INVOEREN
EEN BESTEMMINGSNUMMER INVOEREN MET DE
CIJFERTOETSEN
Een onderbreking tussen de cijfers van het nummer invoeren
Voer na het gebruikte nummer een onderbreking in als u vanuit een bedrijfscentrale belt (bijvoorbeeld na een '0') of na
de landcode van een internationaal nummer.
BESTEMMINGEN INVOEREN
1
Tik op de toets [Directe Invoer] of de
toets [Faxnummer] om het faxnummer
van de bestemming in te voeren.
Als u meerdere nummers wilt invoeren, tikt u op en
voert u het volgende faxnummer in.
Als u een onjuist nummer invoert, tikt u op de toets [C] om
het nummer te verwijderen en voert u het nummer opnieuw
in.
1
Tik op de toets [Onderbreking].
Een streepje "-" wordt ingevoerd wanneer er één keer op de toets [Onderbreking] wordt getikt.
Als u een onderbreking tussen cijfers van het nummer wilt invoeren:
Voer na het gebruikte nummer een onderbreking in als u vanuit een bedrijfscentrale belt (bijvoorbeeld na een '0') of na
de landcode van een internationaal nummer.
De toets [Onderbreking] wordt op de cijfertoetsen getoond wanneer het faxnummer van de bestemming wordt
ingevoerd.
Een streepje "-" wordt ingevoerd wanneer er één keer op de toets [Onderbreking] wordt getikt.
De duur van een onderbreking instellen:
selecteer in de instellingsmodus [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Fax Instellingen] →
[Standaard- Instellingen] → [Instelling Onderbrekingstijd].
CA
Voorbeeld-
weergave
Start
Origineel
A4
Adres Faxnummer
Adresboek Directe Invoer
Details
Verzendgeschiedenis
4-14
FAX►BESTEMMINGEN INVOEREN
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN ADRESBOEK
U haalt een faxnummer van een bestemming op door op de snelkeuzetoets van die bestemming in het scherm
Adresboek te tikken. (Snelkeuzetoetsen gebruiken)
Het is ook mogelijk meerdere faxnummers onder een snelkeuzetoets op te slaan. Hierdoor kunt u alle nummer ophalen
door op die snelkeuzetoets te tikken. Deze kiesmethode is handig wanneer u dezelfde fax (of een navraag) naar
meerdere bestemmingen wilt verzenden.
Wanneer er naast faxbestemmingen ook bestemmingen van andere scanfuncties zijn opgeslagen, wordt in elke
snelkeuzetoets naast de naam van de bestemming ook een pictogram getoond dat de functie aangeeft.
•Zie 'ADRESBOEK (pagina 1-96)' voor informatie over het adresboek.
•Zie 'ADRESSEN OPSLAAN VIA DIRECTE INVOER (pagina 1-100)
', 'ADRESSEN OPSLAAN VIA GLOBAAL ADRES ZOEKEN
(pagina 1-101)', 'ADRESSEN OPSLAAN UIT VERZENDLOGBOEKEN VAN FAX OF AFBEELDING (pagina 1-103)' , 'GROEPEN
OPSLAAN (pagina 1-104)' voor de procedure voor het opslaan van een adres in het adresboek.
Faxen
Scannen naar e-mail
Internetfax (Directe SMTP)
Scannen naar FTP
Scannen naar netwerkmap
Scannen naar bureaublad
Groepstoets met meerdere bestemmingen
1
Tik op de toets [Adresboek].
CA
Voorbeeld-
weergave
Start
Origineel
A4
Adres Faxnummer
Adresboek
Verzendgeschiedenis
Directe Invoer
Details
4-15
FAX►BESTEMMINGEN INVOEREN
2
Tik op de snelkeuzetoets van de
contactpersoon of groep die de
faxbestemming bevat.
Het aantal bestemmingen in de lijst kan worden beperkt
met veelgebruikt, categorieën, indexen en trefwoorden.
(In de Normale modus kan het aantal ook met
opdrachttype worden beperkt.)
Door op [Sorteren] te tikken, kunt u de volgorde wijzigen
van de bestemmingen die in de lijst worden weergegeven.
Wanneer u een bestemming toevoegt, tikt u op een
andere snelkeuzetoets.
Als twee of meer bestemmingen zijn geselecteerd of
opgegeven, wordt het totaal aantal adressen naast het
adres weergegeven.
Zelfs als er slechts één bestemming ia geselecteerd,
wordt het aantal adressen weergegeven als de
bestemming een contactpersoon of groep is waarvoor
meerdere adressen zijn opgeslagen.
Zie 'ADRESBOEKSCHERM (pagina 1-97)
' voor meer
informatie.
Als u een verkeerde bestemming selecteert:
Tik nogmaals op de toets om de selectie te annuleren.
Een geselecteerde bestemming annuleren
Selecteer de bestemming die u wilt annuleren in de lijst met bestemmingen en tik op de toets [Wissen].
Als u een bestemming in het verzendlogboek wilt selecteren, tikt u op de toets [Verzendgeschiedenis].
EEN VERZENDLOGBOEK GEBRUIKEN OM OPNIEUW TE VERZENDEN (pagina 4-20)
Tik op de toets [Adresoverzicht] om de ingevoerde bestemmingen weer te geven.
DE GESELECTEERDE BESTEMMINGEN (pagina 4-16)
U kunt de bestemming voor verzending selecteren door te tikken op een opgeslagen bestemming.
Als een adres waarvoor u geen gebruikstoestemming heeft, is opgenomen in de adressen, verschijnt er een bericht
als u op de toets [Start] drukt. Om alleen te verzenden naar de toegestane adressen, drukt u op de toets [OK] en
vervolgens op de toets [Inv voor verz.].
In de Normale modus
Tik op de snelkeuzetoets en vervolgens op [Toon Geregistreerde Informatie] in het actiepaneel om de uitgebreide
informatie weer te geven.
Als u een bestemming wil ophalen op basis van een zoeknummer, tikt u in het actiepaneel op [Zoeknummer
oproepen].
EEN VERZENDLOGBOEK GEBRUIKEN OM OPNIEUW TE VERZENDEN (pagina 4-20)
Als u een bestemming uit een globaal adresboek wilt ophalen, tikt u in het actiepaneel op [Globaal Adres Zoeken].
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN GLOBAAL ADRESBOEK (pagina 4-18)
Verzenden naar een adres in een andere modus dan de huidige
Verwijder bij 'Instellingen (beheerder)' het vinkje bij [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] →
[Algemene instellingen] → [Voorwaarde-Instellingen] → [Standaardselectie adresboek] → [Alleen adressen van
verzendmodi toepassen].
Adres
Sorteren
AAA AAA
A
D
J
M
P
W
BBB BBB
CCC CCC
DDD DDD
EEE EEE
FFF FFF
CA
Freq.
Gebruik
Categorie
Alle
Origineel
Auto
Start
4-16
FAX►BESTEMMINGEN INVOEREN
DE GESELECTEERDE BESTEMMINGEN
Als er meerdere bestemmingen zijn geselecteerd, kunt u de bestemmingen weergeven en controleren. Ook is het zo
nodig mogelijk om een bestemming te verwijderen (selectie van bestemming annuleren).
OPGEGEVEN BESTEMMINGEN WISSEN
Selecteer het adres en tik op de toets [Wissen].
1
Tik op de toets [Alle Bestemm.].
2
Bevestig de bestemming.
Tik op als de bevestiging is voltooid.
Als u gedetailleerde informatie wilt controleren, zoals het type of de naam van de opgegeven bestemming, tikt u eerst
op de snelkeuzetoets van de bestemming en vervolgens op de toets [Info.].
Als een adres waarvoor u geen gebruikstoestemming heeft, is opgenomen, verschijnt er een verbodsmarkering op het
adres.
Als u een origineel op de glasplaat hebt gelegd en op de toets [Start] hebt getikt, kunt u het adres niet verwijderen als u de
instellingen wijzigt.
CA
Voorbeeld-
weergave
Start
Origineel
A4
Adres
Adresboek Directe Invoer
Details
AAA AAA
1
+
Verzendgeschiedenis
CA
Origineel
Auto
Start
Alle Bestemm.
AAA AAA 1-1234567890
CA
Origineel
Auto
Start
Alle Bestemm.
Wissen Info.
AAA AAA 1-1234567890
4-17
FAX►BESTEMMINGEN INVOEREN
EEN BESTEMMING OPHALEN VIA EEN ZOEKNUMMER
U kunt het zoeknummer gebruiken om een bestemming op te geven die in het adresboek is opgeslagen.
1
Tik op de toets [Details] om naar de normale modus te gaan.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 4-9)
2
Tik op [Zoeknummer oproepen] in het
actiescherm.
3
Voer met de cijfertoetsen een
zoeknummer in (4 cijfers) en tik op .
Als het zoeknummer is ingevoerd, wordt het opgeslagen
adres opgehaald en opgegeven als bestemming.
Als een verkeerd zoeknummer is ingevoerd:
Tik op de toets [C] om het nummer te wissen en voer het juiste nummer in.
Het zoeknummer wordt geprogrammeerd wanneer de bestemming wordt opgeslagen in het adresboek.
Als u het zoeknummer niet weet, tikt u op [Individuele lijst afdrukken] in het actiepaneel om de adreslijst af te drukken.
Bij het invoeren van zoeknummers als '001' en '011' kan de '0' worden weggelaten. Als u bijvoorbeeld '0001' wilt
invoeren, voert u '1' in en tikt u op .
Belichting
Origineel
Gemengd form.
Resolutie
Opdr. samenst.
Aantal originelen
Langz. scanm.
Overige
Adres
Faxnummer
Verzendgeschiedenis
Zoeknummer oproepen
Programma oproepen
Geregistreerde inst. oproepen
Direct TX
Verificatiestempel
Zelfde beeld verz.
als faxadres
Scanformaat
Auto Auto
Geheugen faxontvangst
A4 A4
100%
100%
Verzendformaat
Luidspreker
Start
CA
Voorbeeld-
weergave
Auto
Extra Fijn
Belichting
Auto
Origineel
Gemengd form.
Resolutie
Extra Fijn
Opdr. samenst.
Aantal originelen
Langz. scanm.
Overige
Verzendgeschiedenis
Zoeknummer oproepen
Programma oproepen
Geregistreerde inst. oproepen
Direct TX
Verificatiestempel
Zelfde beeld verz.
als faxadres
Scanformaat
Auto Auto
Geheugen faxontvangst
100%
100%
Verzendformaat
Luidspreker
Start
Spatie
Adresboek
Adres Faxnummer
CA
Voorbeeld-
weergave
1234
4-18
FAX►BESTEMMINGEN INVOEREN
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN GLOBAAL
ADRESBOEK
Als een LDAP-server in de instellingsmodus is geconfigureerd (webversie), kunt u in het globale adresboek naar de
gewenste bestemming zoeken en het faxnummer ophalen wanneer u een faxverzending uitvoert.
U kunt een opgehaald adres ook aan het adresboek toevoegen. Adressen van verzending naar FTP/bureaublad kunnen
echter niet vanaf het apparaat worden opgeslagen.
1
Tik in het basisscherm of het
adresboekscherm op [Zoeken in alg.
adressen] in het actiepaneel.
2
Tik op [Doel] en tik op de LDAP-server
die moet worden gebruikt.
Als een authenticatiescherm voor de LDAP-server wordt
getoond, voert u uw gebruikersnaam en wachtwoord in.
Als er slechts één LDAP-server is opgeslagen, hoeft u
stap 2 niet uit te voeren. In dat geval begint u bij stap 3.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u op .
3
Tik op bij [Item] en selecteer een
item dat u wilt zoeken bij
[Naam/Adres].
Hoe u moet zoeken
Voer de zoektekens in (maximaal 64 tekens). Het systeem zoekt namen die beginnen met de ingevoerde letters.
Een sterretje kan als volgt worden gebruikt:
XXX : namen die beginnen met 'XXX'
XXX : namen die eindigen op 'XXX'
XXX : namen die 'XXX' bevatten
AA XX : namen die met 'AA' beginnen en eindigen op 'XX'.
Belichting
Auto
Origineel
Gemengd form.
Resolutie
Extra Fijn
Opdr. samenst.
Aantal originelen
Langz. scanm.
Overige
Adres Faxnummer
Verzendgeschiedenis
Zoeken in alg. adressen
Zoeknummer oproepen
Programma oproepen
Geregistreerde inst. oproepen
Direct TX
Verificatiestempel
Scanformaat
Auto Auto
Geheugen faxontvangst
A4 A4
100%
Verzendformaat
Voorbeeld-
weergave
Luidspreker
Start
Adresboek
CA
100%
Voer
Initialen in
Doel
Start Zoeken
Luidspreker
Start
CA
Voorbeeld-
weergave
Voer
Initialen in
Item
Voer Initiaal in en druk op Enter of extern
toetsenbord of [Begin Zoekopdracht] knop.
Naam
Doel
Start Zoeken
Luidspreker
Start
CA
Voorbeeld-
weergave
4-19
FAX►BESTEMMINGEN INVOEREN
4
Voer een trefwoord in en tik op de
toets [Start Zoeken].
Wanneer u op het invoervak voor het trefwoord tikt, wordt
het aanraaktoetsenbord weergegeven.
Na korte tijd worden de zoekresultaten weergegeven.
Als geen bestemming wordt gevonden:
Tik op de toets [Opnieuw Zoeken].
Doorgaan met het toevoegen van andere bestemmingen:
Tik op de bestemming.
De bestemmingsinformatie controleren:
Tik eerst op de snelkeuzetoets van de bestemming en vervolgens op de toets [Info.]. Tik op om het scherm met
adresinformatie te sluiten.
Wanneer u de bestemming selecteert en op [Nieuwe registratie in adresboek] tikt in het actiepaneel, kan de bestemming
in het adresboek worden opgeslagen. Dit is handig als u een bestemming rechtstreeks hebt ingevoerd.
CA
Voer
Initialen in
Start Zoeken
Luidspreker
Start
Item
Voer Initiaal in en druk op Enter of extern
toetsenbord of [Begin Zoekopdracht] knop.
Naam
Doel
Voorbeeld-
weergave
4-20
FAX►BESTEMMINGEN INVOEREN
EEN VERZENDLOGBOEK GEBRUIKEN OM OPNIEUW
TE VERZENDEN
Selecteer een bestemming in een verzendlogboek en verzend de gegevens opnieuw.
De bestemmingen van de meest recente 50 verzendingen van fax, scannen naar e-mail en/of internetfax worden
opgeslagen. Een van deze kan worden geselecteerd om opnieuw te verzenden naar die bestemming. De
bestemmingen van overdracht naar FTP/bureaublad en Scannen naar netwerkmap worden ook weergegeven in het
verzendlogboek.
In de Normale modus kunt u ook een adres uit de verzendgeschiedenis aan het adresboek toevoegen. Dit is een
handige manier voor het opslaan van de faxnummers en adressen van bestemmingen die handmatig zijn ingevoerd.
Adressen uit verzending naar netwerkmap kunnen echter niet vanaf het apparaat worden opgeslagen.
Als tijdens de vorige verzending op cijfertoetsen is getikt, zal het nummer mogelijk niet juist herkozen worden.
De volgende faxadressen worden niet opgeslagen als adressen waarvoor opnieuw verzenden mogelijk is.
• Snelkeuzetoets voor een contactpersoon waarvoor meerdere bestemmingen zijn opgeslagen.
• Groepbestemmingen
• Distributiebestemmingen
1
In de Eenvoudige modus
Tik op de toets [Verzendgeschiedenis].
In de Normale modus
Tik in het basisscherm of het
adresboekscherm op
[Verzendgeschiedenis] in het
actiepaneel.
CA
Voorbeeld-
weergave
Start
Origineel
A4
Adres Faxnummer
Adresboek Directe Invoer
Details
Verzendgeschiedenis
Belichting
Auto
Origineel
Gemengd form.
Resolutie
Extra Fijn
Opdr. samenst.
Aantal originelen
Langz. scanm.
Overige
Adres Faxnummer
Verzendgeschiedenis
Zoeknummer oproepen
Verzend/Ontvangst
Status controleren
Programma oproepen
Geregistreerde inst. oproepen
Direct TX
Zelfde beeld verz.
als faxadres
Scanformaat
Auto Auto
Geheugen faxontvangst
A4 A4
100%
Verzendformaat
Luidspreker
Start
CA
Adresboek
Voorbeeld-
weergave
100%
4-21
FAX►BESTEMMINGEN INVOEREN
2
Tik op de toets van de faxbestemming
die u opnieuw wilt kiezen.
De laatste 50 adressen die voor verzending zijn gebruikt,
worden weergegeven.
De instelling voor opnieuw verzenden annuleren:
Tik op de gemarkeerde toets.
In de Normale modus
Als u een adres aan het adresboek wilt toevoegen, selecteert u het adres en tikt u in het actiepaneel op [Nieuwe
registratie in adresboek] of [Bijkomende registratie in adresboek].
In het actiepaneel kunt u een adres selecteren en [Verwijder de geselecteerde historie] of [Verwijder alle histories]
selecteren om het geselecteerde geschiedenisitem of alle geschiedenisitems te verwijderen.
Luidspreker
Start
Verzendgeschiedenis
Verwijder alle histories
Selecteer adres om opnieuw te verzenden.
AAA AAA
1472580369
3692580147
BBB BBB
2580147369
CCC CCC
1234567890
Directe Invoer
0987654321
Directe Invoer
CA
Voorbeeld-
weergave
4-22
FAX►BESTEMMINGEN INVOEREN
VERZENDEN VIA KETTINGKIEZEN
Nummerreeksen die u met cijfertoetsen en/of snelkeuzetoetsen hebt ingevoerd, kunnen met elkaar verbonden worden
door onderbrekingen en kunnen als één nummer worden gekozen.
Als u een internationaal nummer kiest, tikt u bijvoorbeeld op de toets [Onderbreking] tussen het identificatienummer van
een internationale telefoonmaatschappij (bijvoorbeeld "001") en de landcode (bijvoorbeeld "81" voor Japan) om een
onderbreking in te voegen voor een betere lijnverbinding.
De tijd (in seconden) die is ingesteld bij [Instelling Onderbrekingstijd] van 'Instellingen (beheerder)' bepaalt hoelang de
onderbreking duurt.
Op het scherm wordt een onderbreking aangegeven door middel van een streepje '-'.
Als bij [Instelling Onderbrekingstijd] twee seconden is ingesteld, wordt er gedurende 6 seconden onderbroken als u
driemaal op de toets [Onderbreking] tikt.
Bijvoorbeeld: kettingkiezen gebruiken om een internationaal nummer te kiezen
De adressen die kunnen worden geselecteerd zijn de adressen waarvoor slechts één faxadres is opgeslagen.
Nadat u met de cijfertoetsen het nummer hebt ingevoerd, tikt u op de toets [Onderbreking] om het volgende nummer met
de cijfertoetsen in te voeren of tikt u op de toets [Samengesteld Inbellen] op het actiepaneel om een adres in het
adresboek te selecteren.
Nadat u het adres in het adresboek hebt geselecteerd, selecteert u [Samengesteld Inbellen Combineer met Directe Invoer]
op het actiepaneel om het volgende nummer met de cijfertoetsen in te voeren of [Samengesteld Inbellen Combineer met
Adresboek] om nog een adres in het adresboek te selecteren.
De duur van een onderbreking instellen:
selecteer in de instellingsmodus [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Faxinstellingen] → [Standaard-
Instellingen] → [Instelling Onderbrekingstijd].
1
pause
Pause
010 1 212 xxxxxx
00
Cijfertoetsen Sneltoets in het adresboek
De landcode van de VS
Het netnummer van New York City
Het telefoonnummer van het andere apparaat
4-23
FAX►BASISMETHODEN VOOR VERZENDEN
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u in het beginscherm van de Eenvoudige modus een bestemming invoert.
DE FAXMODUS SELECTEREN (pagina 4-8)
BASISMETHODEN VOOR VERZENDEN
METHODEN VOOR HET VERZENDEN VAN FAXEN
Hieronder worden de methoden beschreven die kunnen worden gebruikt voor het verzenden van een fax vanaf het
apparaat. Selecteer de methode die het beste aansluit bij uw behoeften.
Een groot aantal origineelvellen faxen:
gebruik de automatische documentinvoereenheid.
De originelen worden in het geheugen gescand en vervolgens verzonden (geheugenverzending).
Als meerdere origineelvellen worden geplaatst terwijl de lijn inactief is, worden deze na elkaar verzonden vanaf de
gescande pagina parallel aan het scanproces (Snel On-Line Verzenden).
Als een fax niet onmiddellijk kan worden verzonden omdat de lijn bezet is, worden alle pagina's gescand en in het
geheugen opgeslagen.
HET GEBRUIK VAN DE AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID VOOR VERZENDING (pagina 4-30)
Faxopdrachten opslaan
Als een fax niet onmiddellijk kan worden verzonden omdat de lijn bezet is, worden alle pagina's gescand en in het
geheugen opgeslagen. Als u een fax wilt verzenden terwijl het apparaat bezig is met de verzending van een andere fax
dan kunt u de faxopdracht opslaan. Ga naar het opdrachtstatusscherm om opgeslagen faxopdrachten te controleren.
FAXOPDRACHTEN (pagina 4-124)
BASISMETHODEN VOOR
VERZENDEN
Als het geheugen vol raakt terwijl de eerste origineelpagina gescand wordt, zal de verzending stoppen.
Wanneer de verzending klaar is, worden de gescande originelen uit het geheugen gewist. De verzonden fax wordt echter
opgeslagen wanneer u de functie Documentarchivering gebruikt.
SNELBESTAND (pagina 6-9)
BESTAND (pagina 6-10)
Als Opdr. samenst. is ingeschakeld, kunt u de automatische documentinvoereenheid of de glasplaat selecteren voor het
scannen van het origineel. Afhankelijk van de functie is deze verzendmethode mogelijk niet beschikbaar.
EEN GROOT AANTAL PAGINA'S VERZENDEN (OPDRACHT SAMENSTELLING) (pagina 4-78)
1
1
1
1
1
1
1
1
11
1
1
1
1
1
1
1
1
11
Verzending
4-24
FAX►BASISMETHODEN VOOR VERZENDEN
Dikke originelen of pagina's van een boek faxen:
Plaats het origineel op de glasplaat.
DE GLASPLAAT GEBRUIKEN VOOR HET VERZENDEN (pagina 4-33)
Als u een fax vóór eerder gereserveerde faxverzendingen wilt verzenden:
Verzend de fax met de functie Direct verzenden. Het origineel wordt direct naar het ontvangende faxapparaat
verzonden zonder eerst in het geheugen te worden gescand.
Wanneer u de functie Direct verzenden gebruikt, zal het verzenden beginnen zodra de actieve verzending is voltooid
(vóór alle eerder gereserveerde verzendingen).
Tik op [Direct TX] in het actiepaneel om een fax te verzenden.
DE AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID GEBRUIKEN OM EEN FAX TE VERZENDEN MET DE
FUNCTIE DIRECT VERZENDEN (pagina 4-31)
DE GLASPLAAT GEBRUIKEN OM EEN FAX TE VERZENDEN MET DE FUNCTIE DIRECT VERZENDEN (pagina
4-35)
In de volgende situaties zal de verzending automatisch worden gereserveerd (geheugenverzending)
Als de lijn bezet is of er een communicatiefout optreedt en automatisch opnieuw verzenden wordt geactiveerd.
ALS ZICH EEN COMMUNICATIEFOUT VOORDOET (pagina 4-28)
De lijn van het apparaat zal bezet zijn als een andere fax wordt verzonden of ontvangen, of als het apparaat bezet is.
Er was vóór uw fax al een andere faxverzending gereserveerd.
Een van de volgende functies is in gebruik voor verzending:
• Distributieverzending, Verzending met F-code, Timerverzending, Dubbelz. scan, Boek opsplitsen, N-Up, Card shot,
Opdr. samenst., Aantal originelen
De glasplaat wordt gebruikt (behalve als de luidspreker wordt gebruikt om te kiezen).
De instelling Snel On-Line Verzenden uitschakelen:
selecteer in de InstellingenInstellingen [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Faxinstellingen] →
[Instellingen verzenden] → [Snel On-Line Verzenden].
Als u deze instelling uitschakelt, zal de verzending pas beginnen als alle pagina's zijn gescand. NB: deze instelling geldt niet
voor handmatige verzending.
Snel On-Line Verzenden is niet beschikbaar als een fax vanaf de glasplaat wordt verzonden.
Wanneer de glasplaat wordt gebruikt, is het niet mogelijk om meerdere origineelpagina's tegelijk te scannen. In dat geval
kunnen de origineelpagina's worden gescheiden in meerdere scansessies.
Wanneer de verzending via de functie Direct verzenden klaar is, wordt automatisch teruggeschakeld naar de functie
Geheugenverzending.
Bij de functie Directe verzending kan de toets [Voorbeeld- weergave] niet worden gebruikt voor verzending.
11
11
Verzending
4-25
FAX►BASISMETHODEN VOOR VERZENDEN
STAND VAN ORIGINELEN
Als een origineel van A4-formaat (8-1/2" x 11") in verticale stand ( ) wordt geplaatst, wordt het beeld automatisch 90
graden gedraaid en in horizontale stand ( ) verzonden (Gedraaid verzenden).
Als een origineel in horizontale stand ( ) wordt geplaatst, wordt het in die stand ( ) verzonden zonder te worden
gedraaid.
Gedraaid verzenden is niet beschikbaar voor originelen met het formaat A4R, B5 of A5 (8-1/2" x 11" of 5-1/2" x 8-1/2").
De instelling Gedraaid verzenden annuleren:
In de 'Instellingen (beheerder)' selecteert u [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Faxinstellingen] →
[Instellingen verzenden] → [Instelling Verzenden Draaiing].
Als deze instelling uitgeschakeld is, zal het origineel verzonden worden in de stand waarin het geplaatst is.
Als gevolg daarvan zal op sommige ontvangende apparaten niet de hele afbeelding binnenkomen.
A4 (8-1/2" x 11")
Gedraaid naar afdrukstand
A4R (8-1/2" x 11")
afbeelding met afdrukstand
A4R (8-1/2" x 11") wordt
verzonden.
Verzenden
4-26
FAX►BASISMETHODEN VOOR VERZENDEN
AUTOMATISCHE REDUCTIE VAN HET VERZONDEN
BEELD
Als het verzonden beeld breder is dan het papier in het ontvangende apparaat, zal het beeld automatisch verkleind
worden zodat het op het papier van het ontvangende apparaat past.
Bijvoorbeeld: verkleinde formaten en verkleiningsfactoren
VERZENDBARE ORIGINEELFORMATEN
De volgende origineelformaten kunnen worden verzonden.
U kunt lange originelen verzenden.
Breedte van verzonden
beeld
Breedte van papier in
ontvangend apparaat
Verkleind formaat Vergroten/ verkleinen
A3 (11" x 17") B4 B4 1:0.8
A3 (11" x 17") A4 (8-1/2" x 11") A4R 1:0.7
B4 A4 (8-1/2" x 11") A4R 1:0.8
De instelling Verzenden Automatische Reductie annuleren:
selecteer in de instellingsmodus [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Faxinstellingen] → [Instellingen
verzenden] → [Instelling Verzenden Automatische Reductie].
Als deze instelling uitgeschakeld is, wordt het beeld op volledig formaat verzonden en wordt mogelijk een deel van het beeld
afgekapt.
Minimaal formaat van
origineel
Maximaal formaat van origineel
Via de automatische
documentinvoereenheid
131 mm (hoogte) x 140 mm
(breedte)
(5-1/8" (hoogte) x 5-1/2" (breedte))
297 mm (hoogte) x 1000 mm (breedte)
(11-5/8" (hoogte) x 39-3/8" (breedte))
Via de glasplaat -
297 mm (hoogte) x 432 mm (breedte)
(11-5/8" (hoogte) x 17" (breedte))
4-27
FAX►BASISMETHODEN VOOR VERZENDEN
HET FORMAAT VAN HET GEPLAATSTE ORIGINEEL
Als een origineel met een standaardformaat wordt geplaatst, wordt het formaat automatisch gedetecteerd en
weergegeven bij 'Scanformaat' in het basisscherm.
AUTODETECTIE (pagina 4-46)
Standaardformaten zijn formaten die het apparaat automatisch kan detecteren. De standaardformaten worden ingesteld
bij 'Instelling Detectie Formaat Origineel' in de instellingsmodus.
Lijst van opties voor Instelling detectie formaat origineel
Als de functie Automatische detectie van originelen is ingeschakeld en er een origineel met een formaat in inches of een
niet-standaardformaat wordt geplaatst, wordt het formaat weergegeven dat daar het dichtst bij in de buurt komt of wordt er
geen origineelformaat weergegeven. In dat geval stelt u het juiste formaat voor het origineel handmatig in.
HET SCANFORMAAT VAN HET ORIGINEEL IN PAPIERFORMAAT OPGEVEN (pagina 4-47)
HET SCANFORMAAT VAN HET ORIGINEEL MET GETALSWAARDEN OPGEVEN (pagina 4-48)
De formaten opgeven die het apparaat automatisch kan detecteren:
Selecteer bij 'Instellingen (beheerder)' de groep met gedetecteerde origineelformaten bij [Systeeminstellingen]→ [Algemene
instellingen] → [Apparaatbeheer] → [Instelling Detectie Formaat Origineel].
Selecties Formaten (gedetecteerde origineelformaten)
GLASPLAAT Documentinvoerlade (automatische
documentinvoereenheid)
AB-1 A3, A4, A4R, A5, B4, B5, B5R
11" x 17", 8-1/2" x 14", 8-1/2" x 11", A3, A4, A4R, A5, B4,
B5, B5R
AB-2
A3, A4, A4R, A5, B5, B5R,
216 mm x 330 mm (8-1/2" x 13")
A3, A4, A4R, A5, B4, B5, B5R, 11" x 17", 8-1/2" x 11",
216 mm x 330 mm (8-1/2" x 13")
AB-3 A4, A4R, A5, B4, 8K, 16K, 16KR
A3, A4, A4R, A5, B4, 11" x 17", 8-1/2" x 11",
216 mm x 330 mm (8-1/2" x 13"), 8K, 16K, 16KR
AB-4
A3, A4, A4R, A5, B5, B5R,
216 mm x 340 mm (8-1/2" x 13-2/5")
A3, A4, A4R, A5, B4, B5, B5R, 11" x 17", 8-1/2" x 11",
216 mm x 340 mm (8-1/2" x 13-2/5")
AB-5
A3, A4, A4R, A5, B5, B5R,
216 mm x 343 mm (8-1/2" x 13-1/2")
A3, A4, A4R, A5, B4, B5, B5R, 11" x 17", 8-1/2" x 11",
216 mm x 343 mm (8-1/2" x 13-1/2")
Inch-1
11" x 17", 8-1/2" x 14", 8-1/2" x 11", 8-1/2" x 11"R,
5-1/2" x 8-1/2"
11" x 17", 8-1/2" x 14", 8-1/2" x 11", 8-1/2" x 11"R,
5-1/2" x 8-1/2", A3, A4
Inch-2
11" x 17", 8-1/2" x 13" (216 mm x 330 mm),
8-1/2" x 11", 8-1/2" x 11"R, 5-1/2" x 8-1/2"
11" x 17", 8-1/2" x 13-2/5 (216 mm x 340 mm),
8-1/2" x 11", 8-1/2" x 11"R, 5-1/2" x 8-1/2", A3, A4
Inch-3
11" x 17", 8-1/2" x 13-2/5"(216 mm x 340 mm),
8-1/2" x 11", 8-1/2" x 11"R, 5-1/2" x 8-1/2"
11" x 17", 8-1/2" x 13-2/5 (216 mm x 340 mm),
8-1/2" x 11", 8-1/2" x 11"R, 5-1/2" x 8-1/2", A3, A4
4-28
FAX►BASISMETHODEN VOOR VERZENDEN
ALS DE LIJN BEZET IS
Als de lijn bezet is wanneer u een fax verzendt, zal er na een standaardinterval automatisch opnieuw een poging tot
verzenden plaatsvinden. Dit werkt alleen bij de functie Geheugenverzending. Bij de functie Direct verzenden of
Handmatig verzenden wordt de verzending geannuleerd. Wacht enkele seconden en probeer vervolgens opnieuw de
fax te verzenden.
ALS ZICH EEN COMMUNICATIEFOUT VOORDOET
Als zich een communicatiefout voordoet of het andere faxapparaat de oproep niet binnen een vooraf ingestelde tijd
beantwoordt, zal er na een vooraf ingestelde tijdsinterval automatisch opnieuw een verbindingspoging worden gedaan.
Dit werkt alleen bij de functie Geheugenverzending.
Verzending annuleren:
Ga daarvoor naar het taakstatusscherm.
OPDRACHTEN IN UITVOERING OF GERESERVEERDE OPDRACHTEN STOPPEN OF VERWIJDEREN (pagina
1-88)
Het aantal oproeppogingen en het interval tussen pogingen instellen:
In de "Instellingen (beheerder)" selecteert u [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Faxinstellingen] →
[Instellingen verzenden] → [Opnieuw oproepen indien bezet].
In de functie Direct verzenden wordt niet automatisch een nieuwe verbindingspoging gedaan.
Verzending annuleren:
Ga daarvoor naar het taakstatusscherm.
OPDRACHTEN IN UITVOERING OF GERESERVEERDE OPDRACHTEN STOPPEN OF VERWIJDEREN (pagina
1-88)
Het aantal pogingen om opnieuw een oproep te plaatsen instellen, evenals de tijd tussen de pogingen, als een
verbinding mislukt door een fout:
In de "Instellingen (beheerder)" selecteert u [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Faxinstellingen] →
[Instellingen verzenden] → [Opnieuw bellen indien communicatiefout].
4-29
FAX►BASISMETHODEN VOOR VERZENDEN
FAXBESTEMMING BEVESTIGINGSMODUS
In deze modus wordt een bestemmingsbevestigingsbericht weergegeven wanneer een fax wordt verzonden om te
voorkomen dat de fax abusievelijk naar de verkeerde bestemming wordt verzonden. Dit stelt u in de instellingsmodus in.
Als een fax wordt verzonden terwijl deze functie is ingeschakeld, wordt een adresbevestigingsbericht weergegeven
wanneer op de toets [Start] wordt getikt.
Het bericht dat wordt weergegeven, is afhankelijk van de methode die wordt gebruikt om de bestemming op te geven.
Een bestemming die met een snelkeuzetoets, zoeknummer of Globaal
Adres Zoeken is opgegeven
Tik op de toets [Start] om alle bestemmingen weer te geven in het bestemmingsbevestigingsscherm. Controleer of de
bestemmingen juist zijn en tik op de toets [Inv voor verz.] om met het scannen van het origineel te beginnen.
Als de bestemming niet juist is, tikt u op de toets [OK] en selecteert u de bestemming opnieuw.
Een bestemming die met de cijfertoetsen is opgegeven
Tik op de toets [Start] om het bevestigingsbericht weer te geven.
Tik op de toets [OK], voer de bestemming opnieuw in via de cijfertoetsen en tik vervolgens op de toets [Adres invoeren].
Als de opnieuw ingevoerde bestemming juist is, zal het scannen beginnen.
Als de opnieuw ingevoerde bestemming onjuist is, wordt er een bericht weergegeven. Tik op de toets [OK] en voer de
bestemming opnieuw in. Als er driemaal een onjuist adres ter bevestiging wordt ingevoerd, worden alle eerdere
instellingen geannuleerd en wordt er teruggeschakeld naar het basisscherm.
Als een fax die in de verzendgeschiedenis is geselecteerd, opnieuw is
verzonden
Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven afhankelijk van de methode die tijdens de vorige verzending is gebruikt
om de bestemming op te geven.
Als u op de toets [Luidspreker] hebt getikt terwijl 'Faxbestemmingbevestigingsmodus' is ingeschakeld, kan de bestemming
niet worden opgegeven met de cijfertoetsen, een snelkeuzetoets, de toets [Zoeknummer oproepen] of de toets
[Verzendgeschiedenis]. Verzending via de telefoon is wel mogelijk.
Verzending via een telefoon is echter wel mogelijk.
selecteer in de instellingsmodus [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Faxinstellingen] →
[Standaard- Instellingen] → [Faxbestemmingbevestigingsmodus].
Faxdistributie uitschakelen als de faxbestemmingbevestigingsmodus Faxdistributie uitschakelen als de
faxbestemmingbevestigingsmodus is ingeschakeld:
selecteer in de instellingsmodus [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Faxinstellingen] →
[Instellingen verzenden] → [Faxdistributie uitschakelen].
U kunt meerdere snelkeuzetoetsen voor contactpersonen of groepen selecteren, inclusief faxbestemmingen.
Voordat u op de toets [Inv voor verz.] tikt, kunt u scan- of andere instellingen wijzigen.
U kunt de cijfertoetsen gebruiken om faxnummers na elkaar in te voeren. In dat geval tikt u op om het faxnummer van
de toe te voegen bestemming in te voeren.
Als er op de toets [Sub-adres] is getikt om een subadres en wachtwoord in te voeren, moet het faxnummer tijdens
bevestiging opnieuw worden ingevoerd. Tik op de toets [Sub-adres] nadat u het faxnummer opnieuw hebt ingevoerd en
voer het subadres en het wachtwoord in.
Als er kettingkiezen is gebruikt, tikt u op toets [Onderbreking] om '-' in te voeren tijdens de bevestiging.
Voordat u op de toets [Inv voor verz.] tikt, kunt u scan- of andere instellingen wijzigen.
4-30
FAX►BASISMETHODEN VOOR VERZENDEN
HET TE VERZENDEN BEELD CONTROLEREN
Controleer de afbeelding vóór verzending op het aanraakscherm.
U kunt op de toets [Voorbeeld- weergave] tikken en dan het origineel scannen, om een voorbeeldweergave van de gescande
afbeelding te controleren. U kunt de belichting en resolutie voor de scan aanpassen wanneer u deze in het voorbeeldscherm
controleert, zodat u een origineel van betere kwaliteit naar de bestemming kunt verzenden.
VOORBEELDSCHERM (pagina 1-17)
De volgende instellingen en functies kunnen worden gewijzigd tijdens en na het scannen van een beeld voor weergave van een voorbeeld:
Belichting, Verzendformaat, 2-Zijdig Boekje/Schrijfblok, Resolutie, Wissen, N-Up, Bestand, Snelbestand, Timer, Eigen
naam kiezen en Transmissierapport.
METHODEN VOOR HET VERZENDEN VAN FAXEN
HET GEBRUIK VAN DE AUTOMATISCHE
DOCUMENTINVOEREENHEID VOOR VERZENDING
Het opslaan van gescande originelen in het geheugen van het apparaat voordat u ze gaat verzenden wordt 'Geheugen TX' genoemd.
In dit gedeelte wordt het scannen van originelen via de automatische documentinvoereenheid uitgelegd en het
verzenden van gegevens via de functie geheugenverzending.
Afhankelijk van de grootte van de verzendgegevens is mogelijk niet de gehele voorbeeldafbeelding zichtbaar in het aanraakscherm.
De voorbeeldfunctie is niet beschikbaar als het origineelformaat is ingesteld op Lang Form.
Als u een dik origineel wilt faxen, of een ander origineel dat niet via de automatische documentinvoereenheid kan worden
ingevoerd, opent u de automatische documentinvoereenheid en plaatst u het origineel op de glasplaat.
Als het apparaat tijdens de faxverzending bezig is met een andere faxopdracht, dan wordt de fax verzonden nadat de
andere faxopdracht is verzonden.
Als het geheugen vol raakt tijdens het scannen van de originelen, wordt een bericht getoond en stopt het scannen. Als
Snel On-Line Verzenden is ingeschakeld voor verzending, worden de gescande originelen verzonden.
De instelling Snel On-Line Verzenden uitschakelen:
In de "Instellingen (beheerder)" selecteert u [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Faxinstellingen]
[Instellingen verzenden] → [Snel On-Line Verzenden].
Als u deze instelling uitschakelt, zal de geheugenverzending pas beginnen als alle pagina's zijn gescand.
Het geluid bij voltooide scan instellen:
In de "Instellingen (beheerder)" selecteert u [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Algemenei
Instellingen] → [Voorwaarde- Instellingen] → [Geluid Bij Voltooide Scan].
1
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
2
Geef het faxnummer van de bestemming op.
Een bestemming invoeren met de cijfertoetsenpagina 4-13
Een bestemming ophalen uit een adresboek►pagina 4-14
Een bestemming ophalen met een zoeknummer►pagina 4-17
Een bestemming ophalen uit een globaal adresboek►pagina 4-18
Een verzendlogboek gebruiken om opnieuw te verzendenpagina 4-20
4-31
FAX►BASISMETHODEN VOOR VERZENDEN
DE AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID
GEBRUIKEN OM EEN FAX TE VERZENDEN MET DE
FUNCTIE DIRECT VERZENDEN
Het verzenden van gescande originelen zonder de originelen op te slaan in het geheugen van het apparaat wordt 'Direct
TX' genoemd.
In dit gedeelte wordt het scannen en direct verzenden van originelen via de automatische documentinvoereenheid
uitgelegd.
3
Tik op de toets [Start] om de verzending te starten.
Wanneer het scannen is voltooid, geeft het apparaat een pieptoon af.
Tik op de toets [Voorbeeld- weergave] om het voorbeeld van een afbeelding te controleren voordat u een fax
verstuurt. Zie 'HET TE VERZENDEN BEELD CONTROLEREN (pagina 4-30)
' voor meer informatie.
Als alle originelen zijn gescand, worden het bericht 'Opdracht opgeslagen' en het nummer voor de opdrachtregeling
weergegeven. Dit nummer wordt opgeslagen in het transmissierapport en in het activiteitenrapport beeld verzenden
en kan worden gebruikt voor het controleren van faxopdrachten.
ACTIVITEITENRAPPORTEN BEELD VERZENDEN AFDRUKKEN (pagina 4-125)
Het scannen van het origineel annuleren:
Tik op de toets [Annuleer scan].
Als u een dik origineel wilt faxen, of een ander origineel dat niet via de automatische documentinvoereenheid kan worden
ingevoerd, opent u de automatische documentinvoereenheid en plaatst u het origineel op de glasplaat.
De volgende functies kunnen niet worden gebruikt bij directe verzending:
Timer-verzending, N-Up, Kaart Formaat, Opdracht samenstel., Navraaggeheugen, Aantal originelen, Bestand,
Snelbestand, Geheugenvak, Boek splitsen, Navraag, 2-zijdige scan, Zoeken in globaal adresboek
De fax zal niet opnieuw worden verzonden als een directe verzending faalde door een communicatiefout of om een andere
reden.
Als er al een faxverzending actief is op het moment dat een directe verzending wordt uitgevoerd, zal er met de directe
verzending worden gewacht totdat de vorige verzending is voltooid. Wanneer de vorige verzending is voltooid, zal de
directe verzending beginnen.
Terwijl de directe verzending in de wacht staat, kan er op de opdrachtstatusweergave worden getikt om het
opdrachtstatusscherm weer te geven. Er zijn geen andere handelingen mogelijk.
FAXOPDRACHTEN (pagina 4-124)
De toets [Voorbeeld- weergave] kan niet worden gebruikt voor verzending.
1
Tik op de toets [Details] om naar de normale modus te gaan.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 4-9)
2
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische
documentinvoereenheid.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
4-32
FAX►BASISMETHODEN VOOR VERZENDEN
3
Voer het faxnummer van de
bestemming in en tik in het
actiepaneel op [Direct TX].
4
Geef het faxnummer van de bestemming op.
Een bestemming invoeren met de cijfertoetsen ►pagina 4-13
Een bestemming ophalen uit een adresboek ►pagina 4-14
Een bestemming ophalen met een zoeknummer ►pagina 4-17
Een verzendlogboek gebruiken om opnieuw te verzenden ►pagina 4-20
Er kan maar één bestemming worden opgegeven. U kunt geen snelkeuzetoets gebruiken waarvoor meerdere
bestemmingen zijn opgeslagen.
De bestemming kan niet uit een globaal adresboek worden opgehaald.
5
Tik op de toets [Start] om de verzending te starten.
Als er al een faxverzending actief is op het moment dat een directe verzending wordt uitgevoerd, zal er met de directe
verzending worden gewacht totdat de vorige verzending is voltooid. Wanneer de vorige verzending is voltooid, zal de
directe verzending beginnen.
Terwijl er met de directe verzending worden gewacht, kunt u alleen de opdrachtstatus controleren.
TYPEN OPDRACHTSTATUSSCHERMEN (pagina 1-86)
Het scannen van het origineel annuleren:
Tik op de toets [Annuleer scan].
Belichting
Origineel
Gemengd form.
Resolutie
Opdr. samenst.
Aantal originelen
Langz. scanm.
Overige
Adres Faxnummer
Verzendgeschiedenis
Zoeken in alg. adressen
Zoeknummer oproepen
Programma oproepen
Geregistreerde inst. oproepen
Direct TX
Verificatiestempel
Scanformaat
Auto Auto
Geheugen faxontvangst
A4 A4
100%
Verzendformaat
Voorbeeld-
weergave
Luidspreker
Start
Adresboek
CA
100%
Auto
Extra Fijn
4-33
FAX►BASISMETHODEN VOOR VERZENDEN
DE GLASPLAAT GEBRUIKEN VOOR HET VERZENDEN
Het opslaan van gescande originelen in het geheugen van het apparaat voordat u ze gaat verzenden wordt 'Geheugen
TX' genoemd.
In dit gedeelte wordt het scannen van originelen via de glasplaat uitgelegd en het verzenden van gegevens via de
functie geheugenverzending.
Als er een fax binnenkomt terwijl er een verzending wordt uitgevoerd, wordt de verzending gereserveerd en pas
uitgevoerd nadat de binnenkomende fax ontvangen is.
Als het geheugen vol raakt terwijl de originelen gescand worden, wordt een bericht getoond en wordt de verzending
geannuleerd.
Plaats geen voorwerpen onder de formaatdetector. Het sluiten van de automatische documentinvoereenheid terwijl er een
voorwerp onder ligt, kan leiden tot beschadiging van de plaat van de formaatdetector en tot een onjuiste vaststelling van het
documentformaat.
1
Plaats het origineel op de glasplaat.
GLASPLAAT (pagina 1-84)
Wanneer u een fax verstuurt die uit meerdere pagina's bestaat, scan de pagina's dan in de juiste volgorde in, beginnend
met de eerste pagina.
2
Geef het faxnummer van de bestemming op.
Een bestemming invoeren met de cijfertoetsen ►pagina 4-13
Een bestemming ophalen uit een adresboek ►pagina 4-14
Een bestemming ophalen met een zoeknummer ►pagina 4-17
Een bestemming ophalen uit een globaal adresboek ►pagina 4-18
Een verzendlogboek gebruiken om opnieuw te verzenden ►pagina 4-20
3
Tik op de toets [Start] om de verzending te starten.
Wanneer het scannen is voltooid, geeft het apparaat een pieptoon af.
4
Als u nog een pagina wilt scannen, plaatst u de pagina en tikt u op de toets
[Start].
Herhaal dit tot alle originelen zijn gescand.
Als er gedurende één minuut geen handeling plaatsvindt, wordt het scannen automatisch beëindigd en wordt de
verzending gereserveerd.
4-34
FAX►BASISMETHODEN VOOR VERZENDEN
5
Tik op de toets [Lezen Klaar].
Er wordt een pieptoon afgegeven.
Open de automatische documentinvoereenheid en verwijder
het origineel.
Het scannen annuleren:
Tik op de toets [CA] voordat u op de toets [Lezen Klaar] drukt.
Als alle originelen zijn gescand, worden het bericht 'Opdracht opgeslagen' en het nummer voor de opdrachtregeling
weergegeven.
Met dit nummer kunt u de opdracht opzoeken in het Transmissierapport of in het Activiteitenrapport Beeld Verzenden.
ACTIVITEITENRAPPORTEN BEELD VERZENDEN AFDRUKKEN (pagina 4-125)
Als er gedurende één minuut geen actie wordt ondernomen nadat het bevestigingsscherm is weergegeven, wordt het
scannen automatisch beëindigd en wordt de verzending gereserveerd.
Er kan zo nodig op de toets [Wijzig instel.] worden getikt om belichting, resolutie, scanformaat en verzendformaat voor
elke gescande pagina van de originelen te wijzigen. Als echter 'N-Up' of 'Card shot' is geselecteerd bij Overige, kan
alleen de belichting worden gewijzigd wanneer er een even origineelpagina wordt gescand.
Verzending annuleren:
Tik op de toets [CA] voordat u op de toets [Lezen Klaar] drukt.
CA
Voorbeeld-
weergave
Start
A4
Adres Faxnummer
Geschiedenis Directe Invoer
Details
Origineel
Plaats volgend origineel. (Pg1)
Druk op [Start].
Druk op [Lezen klaar] indien gereed.
Wijzig instel. Lezen Klaar
4-35
FAX►BASISMETHODEN VOOR VERZENDEN
DE GLASPLAAT GEBRUIKEN OM EEN FAX TE
VERZENDEN MET DE FUNCTIE DIRECT VERZENDEN
Het verzenden van gescande originelen zonder de originelen op te slaan in het geheugen van het apparaat wordt 'Direct
TX' genoemd.
In dit gedeelte wordt het scannen en direct verzenden van originelen via de glasplaat uitgelegd.
Wanneer u vanaf de glasplaat een fax verstuurt met de functie Directe verzending, kan er maar één pagina worden
verzonden.
De volgende functies kunnen niet worden gebruikt bij directe verzending:
Timer-verzending, N-Up, Kaart Formaat, Opdracht samenstel., Navraaggeheugen, Aantal originelen, Bestand,
Snelbestand, Geheugenvak, Boek splitsen, Navraag, 2-zijdige scan, Zoeken in globaal adresboek
De fax zal niet opnieuw worden verzonden als een directe verzending faalde door een communicatiefout of om een andere
reden.
Als er al een faxverzending actief is op het moment dat een directe verzending wordt uitgevoerd, zal er met de directe
verzending worden gewacht totdat de vorige verzending is voltooid. Wanneer de vorige verzending is voltooid, zal de
directe verzending beginnen.
Terwijl de directe verzending in de wacht staat, kan er op de opdrachtstatusweergave worden getikt om het
opdrachtstatusscherm weer te geven. Er zijn geen andere handelingen mogelijk.
FAXOPDRACHTEN (pagina 4-124)
De toets [Voorbeeld- weergave] kan niet worden gebruikt voor verzending.
Plaats geen voorwerpen onder de formaatdetector. Het sluiten van de automatische documentinvoereenheid terwijl er een
voorwerp onder ligt, kan leiden tot beschadiging van de plaat van de formaatdetector en tot een onjuiste vaststelling van het
documentformaat.
1
Tik op de toets [Details] om naar de normale modus te gaan.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 4-9)
2
Plaats het origineel op de glasplaat.
GLASPLAAT (pagina 1-84)
Wanneer u een fax verstuurt die uit meerdere pagina's bestaat, scan de pagina's dan in de juiste volgorde in, beginnend
met de eerste pagina.
3
Voer het faxnummer van de
bestemming in en tik in het
actiepaneel op [Direct TX].
Belichting
Origineel
Gemengd form.
Resolutie
Opdr. samenst.
Aantal originelen
Langz. scanm.
Overige
Adres Faxnummer
Scanformaat
Auto Auto
Geheugen faxontvangst
A4 A4
100%
Verzendformaat
Luidspreker
Start
Zoeknummer oproepen
Programma oproepen
Geregistreerde inst. oproepen
Snelbestand
Geg. tijdelijk opslaan
Direct TX
Verificatiestempel
Zelfde beeld verz.
als faxadres
CA
Voorbeeld-
weergave
100%
Auto
Extra Fijn
4-36
FAX►BASISMETHODEN VOOR VERZENDEN
4
Geef het faxnummer van de bestemming op.
Een bestemming invoeren met de cijfertoetsen ►pagina 4-13
Een bestemming ophalen uit een adresboek ►pagina 4-14
Een bestemming ophalen met een zoeknummer ►pagina 4-17
Een verzendlogboek gebruiken om opnieuw te verzenden ►pagina 4-20
Er kan maar één bestemming worden opgegeven. U kunt geen snelkeuzetoets gebruiken waarvoor meerdere
bestemmingen zijn opgeslagen.
De bestemming kan niet uit een globaal adresboek worden opgehaald.
5
Tik op de toets [Start] om de verzending te starten.
Zodra er een telefoonverbinding tot stand is gebracht met de bestemming wordt begonnen met het scannen van de
originelen.
Als er al een faxverzending actief is op het moment dat een directe verzending wordt uitgevoerd, zal er met de directe
verzending worden gewacht totdat de vorige verzending is voltooid. Wanneer de vorige verzending is voltooid, zal de
directe verzending beginnen.
Terwijl er met de directe verzending worden gewacht, kunt u alleen de opdrachtstatus controleren.
TYPEN OPDRACHTSTATUSSCHERMEN (pagina 1-86)
Het scannen van het origineel annuleren:
Tik op de toets [Annuleer scan].
4-37
FAX►BASISMETHODEN VOOR VERZENDEN
VERZENDINGEN MET DE LUIDSPREKER
Als u de luidspreker gebruikt om te bellen, wordt de fax verzonden nadat het nummer is gebeld en verbinding is gemaakt.
Als iemand antwoordt, zult u zijn of haar stem horen maar zult u zelf niet kunnen spreken.
Wanneer de luidspreker wordt gebruikt, vindt de verzending plaats zonder dat het origineel in het geheugen wordt gescand.
Een bestemming die een F-code (subadres en wachtwoord) bevat, kan niet worden gebruikt.
Ook kunt u geen snelkeuzetoets gebruiken die meerdere bestemmingen heeft of die een bestemming heeft die niet met een fax correspondeert.
Bij de luidsprekerfunctie kan de toets [Voorbeeld- weergave] niet worden gebruikt voor verzending.
1
Tik op de toets [Details] om naar de normale modus te gaan.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 4-9)
2
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
3
Tik op de toets [Luidspreker].
Wanneer de verbinding tot stand is gebracht, hoort u de
kiestoon door de luidspreker van het apparaat.
Als u op tikt, kunt u de schuifregelaar of de toetsen gebruiken om het volume van de luidspreker af te stellen.
4
Geef het faxnummer van de bestemming op.
Een bestemming invoeren met de cijfertoetsen ►pagina 4-13
Een bestemming ophalen uit een adresboek ►pagina 4-14
Een bestemming ophalen met een zoeknummer ►pagina 4-17
Een verzendlogboek gebruiken om opnieuw te verzenden pagina 4-20
U kunt geen snelkeuzetoets gebruiken waarvoor meerdere bestemmingen zijn opgeslagen.
5
Wanneer de verbinding tot stand is gebracht, tikt u op de toets [Start] om het
verzenden te starten.
Verzending annuleren:
Tik op de toets [Verz. geannul.] om de verzending te stoppen. Tik op de toets [Luidspreker] om de communicatie te
stoppen.
CA
Belichting
Auto
Origineel
Gemengd form.
Resolutie
Extra Fijn
Opdr. samenst.
Aantal originelen
Langz. scanm.
Overige
Adres Faxnummer
Scanformaat
Auto Auto
Geheugen faxontvangst
A4 A4
100%
Verzendformaat
Luidspreker
Start
Zoeknummer oproepen
Programma oproepen
Geregistreerde inst. oproepen
Snelbestand
Geg. tijdelijk opslaan
Direct TX
Verificatiestempel
Zelfde beeld verz.
als faxadres
Voorbeeld-
weergave
100%
4-38
FAX►BASISMETHODEN VOOR VERZENDEN
DEZELFDE FAX NAAR MEERDERE BESTEMMINGEN
VERZENDEN (DISTRIBUTIEVERZENDING)
U kunt dezelfde fax naar meerdere bestemmingen versturen, bijvoorbeeld als u een verslag verzendt naar filialen in
verschillende regio's. Deze functie wordt "Distributieverzending" genoemd.
Tijdens een bewerking kunt u gegevens verzenden naar maximaal 500 bestemmingen, inclusief gereserveerde verzendopdrachten. (Bijvoorbeeld
als er al distributieverzendopdrachten met 450 bestemmingen zijn gereserveerd, kunt u naar maximaal 50 bestemmingen gegevens verzenden.)
Het is handig om bestemmingen op te slaan die u veelgebruikt als contactpersonen of groepen voor
distributieverzendingen. U kunt maximaal 500 bestemmingen onder één contactpersoon opslaan.
Voor distributieverzending kan op de contactpersoon of groepstoets worden getikt om meerdere faxnummers op te halen.
U kunt ook faxen via de snelkeuzetoets verzenden door het selectievakje [Instellen als standaard gebruikt] in te stellen
op wanneer adressen geregistreerd zijn. Als u een bestemming tijdelijk wilt verwijderen uit de opgeslagen adressen,
opent u het scherm voor gegevensbevestiging en verwijdert u de bestemming.
ADRESBOEK (pagina 1-96)
ADRESSEN OPSLAAN VIA DIRECTE INVOER (pagina 1-100)
ADRESSEN OPSLAAN VIA GLOBAAL ADRES ZOEKEN (pagina 1-101)
ADRESSEN OPSLAAN UIT VERZENDLOGBOEKEN VAN FAX OF AFBEELDING (pagina 1-103)
GROEPEN OPSLAAN (pagina 1-104)
Wanneer er een snelkeuzetoets wordt gebruikt om te kiezen, worden alle faxnummers gekozen die zijn opgeslagen voor de snelkeuzetoets.
Wanneer er een snelkeuzetoets wordt gebruikt waarvoor 10 bestemmingen zijn opgeslagen, worden er dus 10 faxnummers gekozen.
Als bij 'Instellingen (beheerder)' het selectievakje - [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Algemene
instellingen] → [Standaardinstellingen] →[Standaardselectie adresboek] → [Alleen adressen van verzendmodi toepassen] is
ingeschakeld (fabrieksinstelling), wordt de fax alleen verzonden naar de bestemmingen die voor het ontvangen van
faxberichten zijn ingesteld bij [Instellen als standaard gebruikt]. Als u het vinkje verwijdert , kan de fax ook worden
verzonden naar bestemmingen van andere modi.
Distributieverzending is alleen beschikbaar voor geheugenverzending.
Als deze functie wordt gecombineerd met 'Timer-verzending', kan distributieverzending op elk gewenst moment worden
uitgevoerd, bijvoorbeeld 's avonds.
Distributieverzending kan ook worden gebruikt in combinatie met andere handige functies.
Ook als er een kleurenorigineel wordt gebruikt, wordt dit in zwart-wit naar fax- en Internetfax-bestemmingen verzonden.
Een lang origineel wordt ook in zwart-wit verzonden.
Als u dezelfde afbeelding als fax naar alle bestemmingen wilt verzenden, tikt u op de toets [Zelfde beeld verz. als faxadres]
in het actiepaneel.
Als scan naar bestemmingen voor e-mail- en internetfax zijn opgenomen, zal de verzendbreedte voor scan naar e-mail en
internetfax hetzelfde zijn als de verzendbreedte voor fax.
Originelen
Verzenden
4-39
FAX►BASISMETHODEN VOOR VERZENDEN
1
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
2
Geef alle bestemmingen op.
Een bestemming invoeren met de cijfertoetsen ►pagina 4-13
Een bestemming ophalen uit een adresboek ►pagina 4-14
Een bestemming ophalen met een zoeknummer ►pagina 4-17
Een bestemming ophalen uit een globaal adresboek ►pagina 4-18
Een verzendlogboek gebruiken om opnieuw te verzenden ►pagina 4-20
Als u na het invoeren van een bestemming met de cijfertoetsen nog een bestemming wilt invoeren met de cijfertoetsen,
tikt u op voordat u de volgende bestemming invoert.
kan worden weggelaten voor of na een bestemming die met een snelkeuzetoets is ingevoerd.
Als 'Zorg ervoor, dat u op de Volgende Adres Toets ([+]) drukt, vóór het selecteren van het volgende adres.' in de
instellingsmodus is ingeschakeld, tikt u op voordat u de volgende bestemming opgeeft.
3
Tik op de toets [Alle Bestemm.].
4
Bevestig de bestemming.
Een opgegeven bestemming annuleren:
Selecteer het adres dat u wilt annuleren in de lijst en tik op de toets [Wissen].
CA
Voorbeeld-
weergave
Start
Origineel
A4
Adres AAA AAA
Adresboek
Verzendgeschiedenis
Directe Invoer
Details
1
+
CA
Origineel
Auto
Start
Alle Bestemm.
AAA AAA 1-1234567890
4-40
FAX►BASISMETHODEN VOOR VERZENDEN
OPNIEUW VERZENDEN NAAR
DISTRIBUTIEBESTEMMINGEN WAARBIJ DE
VERBINDING IS MISLUKT
De resultaten van een voltooide distributieverzending kunnen worden gecontroleerd in het opdrachtstatusscherm. Als
een verzending naar één of meerdere van de bestemmingen is mislukt, verzend u de fax opnieuw naar deze
bestemmingen.
5
Tik op de toets [Start] om het scannen van het origineel te starten.
Als u de pagina's van het origineel in de documentinvoerlade hebt geplaatst, worden alle pagina's gescand.
Er klinkt een pieptoon om aan te geven dat het scannen en verzenden is voltooid.
Als u het origineel op de glasplaat hebt geplaatst, moet u elke pagina afzonderlijk scannen.
Wanneer het scannen is voltooid, plaatst u het volgende origineel en tikt u op de toets [Start].
Herhaal de procedure tot alle pagina's zijn gescand en druk dan op de toets [Lezen Klaar].
Er klinkt een pieptoon om aan te geven dat het scannen en verzenden is voltooid.
U kunt op de toets [Voorbeeld- weergave] tikken om een voorbeeld van de afbeelding te controleren voordat u een fax
verstuurt. Zie 'HET TE VERZENDEN BEELD CONTROLEREN (pagina 4-30)
' voor meer informatie.
1
Tik op de opdrachtstatus en tik op het
tabblad [Faxen].
2
Tik op de toets [Voltooid].
Opdr.Wachtr
Voltooid
InternetfaxFaxenScannen
Taak
Adres
Tijd Inst.
StatusPagina
Details van geselect.
taak controleren
Stoppen/Verwijderen
Meerv. selectie-
modus inschakelen
Alleen eigen taak
weergeven
Geg. van vertrouwelijke
ontvangst controleren
Vorige
Wachten
000110:45 07/07Distribueren
Afdrukken
4-41
FAX►BASISMETHODEN VOOR VERZENDEN
3
Nadat u op de toets van de voltooide
distributieverzending hebt getikt, tikt u
op de toets [Details van geselect. taak
controleren] in het actiepaneel.
Als de distributieverzending bestemmingen van verschillende modi omvat, wordt dezelfde toets voor
distributieverzending in elk van deze modi weergegeven.
4
Nadat u op de tab [Mislukt] hebt getikt, tikt u op de toets [Opn.verz. naar alle
adr. met fouten tijdens verz.] in het actiepaneel om de afbeelding opnieuw te
verzenden.
Welke stappen er moeten worden uitgevoerd nadat u op de toets [Opn.verz. naar alle adr. met fouten tijdens verz.] hebt
getikt, hangt af van de vraag of u gebruikmaakt van de functie Documentarchivering.
Als u Documentarchivering gebruikt:
U keert terug naar het scherm voor opnieuw verzenden van Documentarchivering. In dit scherm zijn de niet-gelukte
bestemmingen al ingevoerd. Voer de procedure voor het opnieuw verzenden van het documentarchief uit. (Het
origineel hoeft niet opnieuw te worden gescand.)
Als de opdracht is opgeslagen in een vertrouwelijke map of is opgeslagen als vertrouwelijk bestand, wordt een
wachtwoordscherm getoond nadat u op de toets [Nogmaals] hebt getikt. Voer het wachtwoord in.
Als u Documentarchivering niet gebruikt:
U keert terug naar het basisscherm. In dit scherm zijn de niet-gelukte bestemmingen al ingevoerd. Plaats het origineel
en voer de stappen voor distributieverzending uit.
Opdr.Wachtr
Voltooid
InternetfaxFaxenScannen
Taak
Adres
Tijd Inst.
StatusPagina
Details van geselect.
taak controleren
Vorige
000110:50 07/07
0001/0005 OK
0001/0005 OK
0001/0005 OK
Bezig
0002/000210:45 07/07Distribueren
0002/000210:40 07/07
0002/000210:35 07/07
Distribueren
27
Bezig0002/000210:30 07/0727
Bezig0002/000210:25 07/0727
Bezig0002/000210:20 07/0727
Bezig0002/000210:15 07/0727
Bezig0002/000210:10 07/0727
Druk verzendbeeld
activiteiten rapport af
Afdrukken
4-42
FAX►BASISMETHODEN VOOR VERZENDEN
EEN FAX RECHTSTREEKS VANAF EEN COMPUTER
VERZENDEN (PC-fax)
Een bestand op een computer kan via het apparaat als een fax worden verzonden (PC-Fax-functie). Verzending van
faxen via de functie PC-Fax verloopt op dezelfde wijze als het afdrukken van documenten. Selecteer de driver van
PC-Fax als printerdriver voor de computer en selecteer vervolgens de opdracht Afdrukken in de applicatie. Er worden
beeldgegevens voor verzending gemaakt en deze worden verzonden als een fax.
Via de toepassing "Log Viewer" kunt u faxen verzenden via het verzendlogboek dat wordt weergegeven in de Log
Viewer.
Raadpleeg de Help van het PC-Fax-driver voor informatie over de procedures die bij deze functie worden gevolgd.
Voor het gebruik van de functie PC-Fax moet de PC-Fax-driver zijn geïnstalleerd. Zie de Handleiding software-installatie
voor meer informatie.
Deze functie kan alleen worden gebruikt op een Windows
®
-computer.
Voor deze functie is alleen verzending beschikbaar. Uw computer kan geen faxberichten ontvangen.
PC-I-Fax verzenden
Log Viewer
Faxen opnieuw
verzenden via het
verzendlogboek
4-43
FAX►BASISMETHODEN VOOR VERZENDEN
EEN VERZENDLOGBOEK VERWIJDEREN
In het actiepaneel van elke modus voor het verzenden van afbeeldingen kunt u het verzendlogboek weergeven.
U kunt één adres of alle adressen uit het verzendlogboek verwijderen.
De geselecteerde historie verwijderen
1
Tik op de toets [Details] om naar de normale modus te gaan.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 4-9)
2
Tik op [Verzendgeschiedenis] in het
actiescherm.
Het verzendlogboek wordt weergegeven.
3
Selecteer het adres dat u wilt
verwijderen.
4
Tik op [Verwijder de geselecteerde historie] in het actiescherm.
Er wordt een bericht weergegeven waarin u het verwijderen moet bevestigen.
5
Tik op de toets [Wissen].
Belichting
Origineel
Gemengd form.
Resolutie
Opdr. samenst.
Aantal originelen
Langz. scanm.
Overige
Adres Faxnummer
Verzendgeschiedenis
Zoeknummer oproepen
Programma oproepen
Geregistreerde inst. oproepen
Direct TX
Verificatiestempel
Zelfde beeld verz.
als faxadres
Scanformaat
Auto Auto
Geheugen faxontvangst
A4 A4
100%
Verzendformaat
Luidspreker
Start
Adresboek
CA
Voorbeeld-
weergave
100%
Auto
Extra Fijn
Start
Verzendgeschiedenis
Nieuwe registratie
in adresboek
Bijkomende registratie
in adresboek
Verwijder de
geselecteerde historie
Verwijder alle histories
Selecteer adres om opnieuw te verzenden.
AAA AAA
1-1234567890
3692580147
BBB BBB
2580147369
CCC CCC
1234567890
Directe Invoer
0987654321
Directe Invoer
CA
Voorbeeld-
weergave
Voorbeeld-
weergave
Start
Verzendgeschiedenis
Nieuwe registratie
in adresboek
Bijkomende registratie
in adresboek
Verwijder de
geselecteerde historie
Verwijder alle histories
Selecteer adres om opnieuw te verzenden.
AAA AAA
1-1234567890
3692580147
BBB BBB
2580147369
CCC CCC
1234567890
Directe Invoer
0987654321
Directe Invoer
CA
Verwijder de
geselecteerde historie?
Annuleren Wissen
4-44
FAX►BASISMETHODEN VOOR VERZENDEN
Alle histories verwijderen
1
Tik op de toets [Details] om naar de normale modus te gaan.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 4-9)
2
Tik op [Verzendgeschiedenis] in het
actiescherm.
Het verzendlogboek wordt weergegeven.
3
Tik op [Verwijder alle histories] in het
actiescherm.
Er wordt een bericht weergegeven waarin u het verwijderen
moet bevestigen.
4
Tik op de toets [Alle verwijderen].
Belichting
Origineel
Gemengd form.
Resolutie
Opdr. samenst.
Aantal originelen
Langz. scanm.
Overige
Adres Faxnummer
Verzendgeschiedenis
Zoeknummer oproepen
Programma oproepen
Geregistreerde inst. oproepen
Direct TX
Verificatiestempel
Zelfde beeld verz.
als faxadres
Scanformaat
Auto Auto
Geheugen faxontvangst
A4 A4
100%
Verzendformaat
Luidspreker
Start
Adresboek
CA
Voorbeeld-
weergave
100%
Auto
Extra Fijn
Luidspreker
Start
Verzendgeschiedenis Verwijder alle histories
Selecteer adres om opnieuw te verzenden.
AAA AAA
1472580369
3692580147
BBB BBB
2580147369
CCC CCC
1234567890
Directe Invoer
0987654321
Directe Invoer
CA
Voorbeeld-
weergave
Alle histories verwijderen?
Annuleren Alle verwijderen
Luidspreker
Start
Verzendgeschiedenis
Verwijder alle histories
Selecteer adres om opnieuw te verzenden.
AAA AAA
1472580369
3692580147
BBB BBB
2580147369
CCC CCC
1234567890
Directe Invoer
0987654321
Directe Invoer
CA
Voorbeeld-
weergave
4-45
FAX►BASISMETHODEN VOOR VERZENDEN
HET SCANNEN VAN DE ORIGINELEN INSTELLEN
AUTOMATISCH BEIDE ZIJDEN VAN EEN ORIGINEEL
SCANNEN (2-zijdig orig.)
De automatische documentinvoereenheid zal automatisch beide zijden van het document scannen.
2-zijdig scannen is niet mogelijk bij directe verzending of luidsprekerverzending.
Op de MX-2630N/MX-3050N/MX-3060N/MX-3550N/MX-3560N/MX-4050N/MX-4060N/MX-5050N/MX-6050N is
dubbelzijdig scannen niet mogelijk als er originelen met verschillende breedtes worden gescand.
2-zijdig scannen is niet mogelijk wanneer het origineelformaat is ingestelde op Lang formaat.
2-zijdig scannen wordt automatisch uitgeschakeld nadat verzending beëindigd is.
1
Tik op de toets [Origineel] en
vervolgens op de toets [Boek] of
[Tablet].
Raadpleeg de afbeelding links om de inbindzijde van het
origineel te bepalen en selecteer de toets waarop moet
worden getikt.
Tik in de normale modus op de toets [2-Zijdig Boekje] of de toets [2-Zijdig Schr.Blok].
2
Tik op de toets [Oriëntatie Afbeelding]
met dezelfde afdrukstand als het
origineel.
Als deze instelling niet juist is, wordt er mogelijk geen
geschikte beeld verzonden.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u op .
Dubbelzijdig scannen annuleren:
Tik op de toets [1-Zijdig].
Tik in de Normale modus op de toets [2-Zijdig Boekje] of [2-Zijdig Schr.Blok] die is ingedrukt om het scannen te
annuleren.
2-zijdig origineel Twee pagina's worden als één pagina verzonden (N-Up)
Verzenden
A
C
G
AB
E F
J
L
KL
E
Boek Schrijfblok
Origineel
Auto
Lang Form.
Oriëntatie
Afbeelding
Duplex configureren
1-Zijdig Boek Tablet
Voorbeeld-
weergave
CA
Start
4-46
FAX►BASISMETHODEN VOOR VERZENDEN
AUTODETECTIE
Wanneer het origineel wordt geplaatst, wordt het formaat ervan automatisch gedetecteerd.
In de Normale modus wordt het formaat van het geplaatste origineel in het beginscherm weergegeven als 'Scanformaat'
en het verzendformaat als 'Verzendformaat'.
In het bovenstaande scherm is het scanformaat (het geplaatste origineel) A4 (8-1/2" x 11") en is het verzendformaat
Auto. Is het scanformaat bijvoorbeeld A4 (8-1/2" x 11") en het verzendformaat B5 (5-1/2" x 8-1/2"), dan wordt het beeld
vóór verzending verkleind.
Alleen standaardformaten kunnen automatisch worden gedetecteerd.
Standaardformaten (pagina 2-11)
Als het origineel geen standaardformaat heeft (inchformaat of niet-standaardformaat) of het formaat niet juist is
gedetecteerd, geeft u het origineelformaat handmatig op.
HET SCANFORMAAT VAN HET ORIGINEEL IN PAPIERFORMAAT OPGEVEN (pagina 4-47)
HET SCANFORMAAT VAN HET ORIGINEEL MET GETALSWAARDEN OPGEVEN (pagina 4-48)
Belichting
Adresboek
Origineel
Gemengd form.
Resolutie
Opdr. samenst.
Aantal originelen
Langz. scanm.
Overige
Adres Faxnummer
Verzendgeschiedenis
Zoeknummer oproepen
Programma oproepen
Geregistreerde inst. oproepen
Direct TX
Verificatiestempel
Zelfde beeld verz.
als faxadres
Scanformaat
Auto Auto
Geheugen faxontvangst
A4 A4
100%
Verzendformaat
Luidspreker
Start
CA
Voorbeeld-
weergave
100%
Auto
Extra Fijn
'Scanformaat'
A4 (8-1/2" x 11")
'Verzendformaat' is
ingesteld op B5
(5-1/2" x 8-1/2")
Verzenden
De afbeelding wordt verkleind
tot B5 (5-1/2" x 2-1/2") voordat
die wordt verzonden
4-47
FAX►BASISMETHODEN VOOR VERZENDEN
HET SCANFORMAAT VAN HET ORIGINEEL IN
PAPIERFORMAAT OPGEVEN
Als het origineelformaat niet-standaard is (inchformaat of niet-standaardformaat) of als het is niet juist is gedetecteerd,
geeft u het origineelformaat handmatig op.
Als [Lang Form.] is geselecteerd, kunnen de 2-zijdige scaninstelling en het verzendformaat niet worden gewijzigd.
Het beeld wordt alleen in Mono2 verzonden.
1
Tik op de toets [Details] om naar de normale modus te gaan.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 4-9)
2
Tik op de toets [Origineel].
3
Tik op de toets [Scanformaat].
4
Tik op de toets van het
origineelformaat.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u op .
Als u een lang origineel verzendt, tikt u op de toets [Lang Form.].
Gebruik de automatische documentinvoereenheid voor het scannen van een lang origineel. De maximaal te scannen
breedte bedraagt 1000 mm (39-3/8") (de maximale hoogte is 297 mm (11-5/8")).
VERZENDBARE ORIGINEELFORMATEN (pagina 4-26)
Origineel
Auto
2-Zijdig
Schr.Blok
2-Zijdig
Boekje
A4 A4Auto
Scanformaat Verzendformaat
Afdrukstand
100%
Adresboek
Overige
Adres Faxnummer
Dubbelz. scan
Opsplitsen in 2 pagina's
N-Up
Meer pag. op een pag. plaatsen
Langzamer Scan Mode.
Dun origineel scannen
Geheugen faxontvangst
Luidspreker
Start
CA
Voorbeeld-
weergave
100%
Scanformaat
Auto
AB Inch
A5
A5R
B5
216 x 343
B5R
A4
A4R
Lang Form.
B4
A3
216 x 340
Directe Invoer
Aangepast Formaat
A4
Adresboek
Overige
Adres Faxnummer
Dubbelz. scan
Opsplitsen in 2 pagina's
N-Up
Meer pag. op een pag. plaatsen
Langzamer Scan Mode.
Dun origineel scannen
Geheugen faxontvangst
Luidspreker
Start
CA
Voorbeeld-
weergave
100%
4-48
FAX►BASISMETHODEN VOOR VERZENDEN
HET SCANFORMAAT VAN HET ORIGINEEL MET
GETALSWAARDEN OPGEVEN
As u een origineel met een niet-standaardformaat scant, zoals een briefkaart, geeft u het formaat van het origineel middels
getalswaarden op nadat u het origineel hebt geplaatst. De breedte kan 25 mm t/m 432 mm (1" t/m 17") zijn en de hoogte
kan 25 mm t/m 297 mm (1" t/m 11-5/8") zijn.
Als het scanformaat wordt opgegeven als getalswaarden, kan het verzendformaat niet worden opgegeven.
1
Tik op de toets [Details] om naar de normale modus te gaan.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 4-9)
2
Tik op de toets [Origineel].
3
Tik op de toets [Scanformaat].
4
Tik op de toets [Directe Invoer] en voer
het scanformaat in.
Tik op de gebieden die breedte- en hoogteformaten
weergeven en voer het formaat met de cijfertoetsen in.
Het is handig om te gebruiken om het ingevoerde
formaat fijn af te stellen.
5
Tik op de toets [OK].
Wanneer de instellingen voltooid zijn, tikt u tweemaal op .
Controleer op het basisscherm of het opgegeven formaat wordt weergegeven bij de toets [Origineel].
De opgegeven formaatinstellingen annuleren:
Tik op de toets [Auto].
Origineel
Auto
2-Zijdig
Schr.Blok
2-Zijdig
Boekje
A4 A4Auto
Scanformaat Verzendformaat
Afdrukstand
100%
Overige
Adres Faxnummer
Dubbelz. scan
Opsplitsen in 2 pagina's
N-Up
Meer pag. op een pag. plaatsen
Langzamer Scan Mode.
Dun origineel scannen
100%
Luidspreker
Start
CA
Adresboek
Geheugen faxontvangst
Voorbeeld-
weergave
Scanformaat
(25—432) mm
(25—297) mm
Auto
AB Inch
OK
Directe Invoer
297
X
Y
Aangepast Formaat
A4
Overige
Adres Faxnummer
Dubbelz. scan
Opsplitsen in 2 pagina's
N-Up
Meer pag. op een pag. plaatsen
Langzamer Scan Mode.
Dun origineel scannen
Geheugen faxontvangst
Luidspreker
Start
CA
Adresboek
Voorbeeld-
weergave
100%
420
4-49
FAX►BASISMETHODEN VOOR VERZENDEN
VAAK GEBRUIKTE ORIGINEELFORMATEN OPSLAAN
Sla de veelgebruikte niet-standaard origineelformaten op. In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u niet-standaard
origineelformaten opslaat, ophaalt, wijzigt en wist.
Origineelformaten opslaan (Wijzigen/Wissen)
Het opgeslagen origineelformaat blijft behouden, ook als het apparaat wordt uitgeschakeld.
U kunt maximaal 12 niet-standaard origineelformaten registreren voor kopiëren, faxen en het verzenden van afbeeldingen.
De toegevoegde origineelformaten worden ook in de andere modi weergegeven.
1
Tik op de toets [Details] om naar de normale modus te gaan.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 4-9)
2
Tik op de toets [Origineel].
3
Tik op de toets [Scanformaat] en op vervolgens op de tab [Aangepast
Formaat].
4
Tik op de toets [Opslaan/ Verwijderen].
Auto
Directe InvoerInch
Opslaan/
Verwijderen
AB
Aangepast Formaat
A4
Scanformaat
CA
Overige
Adres Faxnummer
Dubbelz. scan
Opsplitsen in 2 pagina's
N-Up
Meer pag. op een pag. plaatsen
Langzamer Scan Mode.
Dun origineel scannen
Geheugen faxontvangst
100%
Luidspreker
Start
Adresboek
Voorbeeld-
weergave
4-50
FAX►BASISMETHODEN VOOR VERZENDEN
5
Tik op een toets ( ) om een
extra origineelformaat op te slaan.
Tik op een toets die geen formaat aangeeft.
Een eerder opgeslagen toets veranderen of verwijderen:
Tik op de toets die u wilt veranderen of verwijderen. Het volgende scherm wordt getoond.
Als u de toets wilt veranderen, tikt u op de toets [Wijzigen] en gaat u verder met de volgende stap.
Als u de toets wilt verwijderen, tikt u op de toets [Wissen]. Controleer of het origineelformaat is gewist en tik op de
toets
.
6
Geef het formaat van het origineel op.
Tik op de gebieden die breedte- en hoogteformaten
weergeven en voer het formaat met de cijfertoetsen in.
Het is handig om te gebruiken om het ingevoerde formaat fijn af te stellen.
7
Tik op de toets [OK].
Tik op de toets en controleer of de toets van het formaat dat in het scherm Scanformaat is opgeslagen, juist is
toegevoegd. Tik, nadat u het hebt gecontroleerd op .
De bewerking annuleren:
Tik op de toets [CA].
CA
Overige
Adres Faxnummer
Dubbelz. scan
Opsplitsen in 2 pagina's
N-Up
Meer pag. op een pag. plaatsen
Langzamer Scan Mode.
Dun origineel scannen
Geheugen faxontvangst
100%
Luidspreker
Start
Adresboek
Voorbeeld-
weergave
Scanformaat
Opslaan/Verwijderen
Select. formaattoets om aangep. orig.
formaat op te slaan/te verwijderen.
Lege pagina in orig. overslaan
Lege pagina Overslaan
Dun origineel scannen
Langzamer Scan Mode.
Aanpassing Achtergrond
Kleurmodus
Afbeeldingsomtrek aanpassen
Scherpte
Scanformaat
Opslaan/Verwijderen
Select. formaattoets om aangep. orig.
formaat op te slaan/te verwijderen.
X420 Y297
Reeds aangepast formaat opgeslagen
onder deze toets.
Wissen WijzigenAnnuleren
Adresboek
Overige
CA
Luidspreker
Start
Voorbeeld-
weergave
Geheugen faxontvangst
100%
OK
(25—432)
mm
294
432
(25—297)
mm
Scanformaat
Invoer Formaat
Voer te registreren formaat in.
CA
Overige
Adres Faxnummer
Dubbelz. scan
Opsplitsen in 2 pagina's
N-Up
Meer pag. op een pag. plaatsen
Langzamer Scan Mode.
Dun origineel scannen
Geheugen faxontvangst
100%
Luidspreker
Start
Adresboek
Voorbeeld-
weergave
4-51
FAX►BASISMETHODEN VOOR VERZENDEN
Een opgeslagen origineelformaat ophalen
1
Tik op de toets [Details] om naar de normale modus te gaan.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 4-9)
2
Tik op de toets [Origineel].
3
Tik op de toets [Scanformaat] en op vervolgens op de tab [Aangepast
Formaat].
4
Tik op de toets van het
origineelformaat dat u wilt ophalen.
Nadat u de toets van het origineelformaat hebt geselecteerd,
tikt u op de toets .
Controleer of het opgegeven formaat in het scherm
Scanformaat wordt weergegeven.
De bewerking annuleren
Tik op de toets [CA].
Dun origineel scannen
Langzamer Scan Mode.
Adres
Adresboek
Druk in om adres in te voeren
Overige
Auto
Scanformaat
Directe InvoerInchAB
Aangepast Formaat
X420 Y297
A4
CA
Luidspreker
Start
Voorbeeld-
weergave
Opslaan/
Verwijderen
4-52
FAX►BASISMETHODEN VOOR VERZENDEN
HET VERZENDFORMAAT VAN DE AFBEELDING
OPGEVEN
Tik op deze toets om het verzendformaat op te geven als een papierformaat. Als het opgegeven verzendformaat groter
is dan het scanformaat, zal het beeld worden vergroot. Als het opgegeven verzendformaat kleiner is dan het
scanformaat, zal het beeld worden verkleind.
Het verzendformaat kan niet worden opgegeven wanneer [Lang Form.] als scanformaat is geselecteerd of wanneer het
scanformaat in getalswaarden is opgegeven.
1
Tik op de toets [Details] om naar de normale modus te gaan.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 4-9)
2
Tik op de toets [Origineel].
3
Tik op de toets [Verzendformaat].
4
Tik op de toets voor het gewenste
verzendformaat.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u op .
Afhankelijk van het papierformaat dat u hebt opgegeven bij 'Scanformaat', is het misschien niet mogelijk bepaalde
formaten te selecteren bij 'Verzendformaat'. U kunt niet tikken op formaattoetsen die niet beschikbaar zijn voor
'Verzendformaat'.
Origineel
Auto
2-Zijdig
Schr.Blok
2-Zijdig
Boekje
A4 A4Auto
Scanformaat Verzendformaat
Afdrukstand
100%
Overige
Adres Faxnummer
Dubbelz. scan
Opsplitsen in 2 pagina's
N-Up
Meer pag. op een pag. plaatsen
Langzamer Scan Mode.
Dun origineel scannen
Luidspreker
Start
Adresboek
100%
Geheugen faxontvangst
Voorbeeld-
weergave
CA
Verzendformaat
Auto
AB Inch
A5
A5R
B5
216 x 343
B5R
A4
A4R
B4
A3
216 x 340
A4
Overige
Adres Faxnummer
Dubbelz. scan
Opsplitsen in 2 pagina's
N-Up
Meer pag. op een pag. plaatsen
Langzamer Scan Mode.
Dun origineel scannen
Geheugen faxontvangst
Luidspreker
Start
CA
Adresboek
Voorbeeld-
weergave
100%
4-53
FAX►BASISMETHODEN VOOR VERZENDEN
5
Tik op de toets [Afdrukstand] met
dezelfde afdrukstand als het origineel.
Als deze instelling niet juist is, wordt er mogelijk geen
geschikte beeld verzonden.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u op .
De standaardinstelling voor de afdrukstand configureren:
Selecteer [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Algemene instellingen] → [Voorwaarde-Instellingen]
→ [Stand afbeelding] bij 'InstellingenInstellingen (beheerder)'.
De factor voor verkleinen of vergroten van het origineel wordt weergegeven tussen 'Scanformaat' en 'Verzendformaat'.
Origineel
Auto
2-Zijdig
Schr.Blok
2-Zijdig
Boekje
A4 A4Auto
Scanformaat Verzendformaat
Afdrukstand
100%
Overige
Adres Faxnummer
Dubbelz. scan
Opsplitsen in 2 pagina's
N-Up
Meer pag. op een pag. plaatsen
Langzamer Scan Mode.
Dun origineel scannen
Luidspreker
Start
CA
Adresboek
100%
Geheugen faxontvangst
Voorbeeld-
weergave
4-54
FAX►BASISMETHODEN VOOR VERZENDEN
DE BELICHTING WIJZIGEN
De belichting kan worden aangepast aan de helderheid van het origineel.
Belichtingsinstellingen
Bij gebruik van de automatische documentinvoereenheid kan de instelling van de belichting niet meer worden gewijzigd als
het scannen eenmaal is begonnen. (Als echter 'Opdr. samenst.' of 'Voorbeeldinstelling' bij 'Overige' wordt gebruikt, kan de
belichting telkens wanneer u een nieuwe set originelen plaatst, worden gewijzigd.)
Belichting Suggestie
Auto Bij deze instelling wordt de belichting automatisch aangepast aan lichtere en
donkerdere delen van het origineel.
Handmatig 1-2 Selecteer deze instelling bij een origineel met donkere tekst.
3 Selecteer deze instelling voor een normaal origineel (niet licht en niet donker).
4-5 Selecteer deze instelling wanneer het origineel uit lichte tekst bestaat.
1
Nadat u op de toets [Belichting] hebt getikt, tikt u op de toets [Handmatig].
2
Pas de belichting met de
schuifregelaar of aan.
Na de aanpassing tikt u op .
Wanneer [Auto] is geselecteerd, wordt de belichting ingesteld op '3'.
Belichting
Auto
Verhelder
12345
Verdonker
Geef dichtheid op van te verzenden afbeelding.
Handmatig
Voorbeeld-
weergave
CA Start
4-55
FAX►BASISMETHODEN VOOR VERZENDEN
DE RESOLUTIE WIJZIGEN
De resolutie kan zo gekozen worden dat deze overeenkomt met de eigenschappen van het origineel, zoals tekst of foto,
het formaat van de tekst en de lichtsterkte van de afbeelding.
Resolutie-instellingen
Resolutie Suggestie
Standaard Selecteer deze instelling wanneer uw originelen bestaan uit teksten in normaal formaat
(zoals de tekst in deze gebruiksaanwijzing).
Fijn Selecteer deze instelling wanneer uw originelen kleine letters of diagrammen met dunne
lijnen bevatten.
Het origineel wordt gescand met een resolutie die tweemaal zo hoog is als de instelling
[Standaard].
Extra Fijn Selecteer deze instelling wanneer uw originelen complexe afbeeldingen of diagrammen
bevatten.
Er wordt een afbeelding verkregen van betere kwaliteit dan bij de instelling [Fijn].
Ultrafijn Selecteer deze instelling wanneer uw originelen complexe afbeeldingen of diagrammen
bevatten.
Deze instelling geeft de beste beeldkwaliteit. De verzending duurt echter langer dan bij de
andere instellingen.
Halftoon Selecteer deze instelling als uw origineel een foto is of kleurgradaties heeft (zoals een
origineel in kleur).
Deze instelling geeft een helderder beeld dan [Fijn], [Extra Fijn] of [Ultrafijn] alleen.
Halftoon kan niet worden geselecteerd wanneer [Standaard] wordt gebruikt.
Bij gebruik van de automatische documentinvoereenheid kan de instelling van de resolutie niet meer worden gewijzigd als
het scannen eenmaal is begonnen. (Als echter 'Opdr. samenst.' of 'Voorbeeldinstelling' bij 'Overige' wordt gebruikt, kan de
resolutie telkens wanneer u een nieuwe set originelen plaatst, worden gewijzigd.)
Wanneer een fax verzonden wordt met de resolutie [Ultrafijn], [Extra Fijn] of [Fijn], zal er een lagere resolutie worden
gebruikt als het ontvangende apparaat die resolutie aan kan.
1
Tik op de toets [Resolutie].
2
Tik op de toets voor de gewenste
resolutie.
Als het origineel een foto is of kleurschakeringen bevat
(zoals een kleurenorigineel) en u een scherper beeld wilt
produceren dan kan worden verkregen met alleen [Fijn],
[Extra Fijn] of [Ultrafijn], stelt u het selectievakje [Halftoon] in
op . Halftoon kan niet worden geselecteerd wanneer
[Standaard] wordt gebruikt.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u op .
Origineel
Fijn
Halftoon
(Origineel met kleurtinten)
Standaard Extra Fijn Ultrafijn
Voorbeeld-
weergave
CA
Start
4-56
FAX►FAXEN ONTVANGEN
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u in het beginscherm van de Eenvoudige modus een bestemming invoert.
DE FAXMODUS SELECTEREN (pagina 4-8)
FAXEN ONTVANGEN
EEN FAX AUTOMATISCH ONTVANGEN
Als de ontvangstfunctie is ingesteld op 'Automatische Ontvangst', zal het apparaat automatisch faxen ontvangen en
afdrukken.
FAXEN ONTVANGEN
Wanneer de faxontvangst actief is, is het mogelijk om een verzending te reserveren met de functie Geheugenverzending.
METHODEN VOOR HET VERZENDEN VAN FAXEN (pagina 4-23)
De data-indicator knippert vanaf het moment dat de fax wordt ontvangen tot het afdrukken is voltooid. Als de taakscheider
(bovenste lade) wordt gebruikt voor de uitvoer, knippert de indicator tot het afdrukken is voltooid en de uitvoer uit de lade
is verwijderd.
Als u ontvangen faxen wilt afdrukken, moet u ervoor zorgen dat het benodigde papier in de papierladen van het apparaat
is geplaatst. Het is niet nodig om papier van A4-formaat (8-1/2" x 11") en B5-formaat (5-1/2" x 8-1/2") in zowel de verticale
( ) als de horizontale ( ) stand te plaatsen. Verschillen in beeldstand worden automatisch gecorrigeerd wanneer
faxen worden ontvangen.
Wanneer u een fax ontvangt die kleiner is dan A4-formaat (8-1/2" x 11"), zal het papierformaat dat wordt gebruikt voor het
afdrukken afhangen van de richting waarin de afzender het origineel heeft geplaatst (verticaal of horizontaal).
Als een afdrukopdracht met bijvoorbeeld de kopieer- of printerfunctie al is uitgevoerd bij het afdrukken van de ontvangen
gegevens, wordt de eerste gereserveerde opdracht vóór de ontvangen gegevens afgedrukt.
Ontvangen faxen zullen niet worden afgedrukt wanneer het apparaat deze niet kan afdrukken als gevolg van een
papiertekort, tonertekort of papierstoring. De faxen worden automatisch afgedrukt als de fout is verholpen. (Als het papier
op is, voegt u papier toe en tikt u op op het aanraakscherm.)
U kunt de huidige faxontvangstfunctie controleren in het systeemvak boven aan het scherm.
Schakelen tussen de functies Automatische Ontvangst en Handmatig Ontvangst:
Selecteer [Systeeminstellingen] bij 'Instellingen (beheerder)' → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Fax Data
Ontvangen/Doorsturen (Manueel)] → [Faxinstellingen] → [Ontvangstinstellingen].
1
Het apparaat gaat over en het
ontvangen van de fax begint
automatisch.
Zodra er gegevens worden ontvangen, gaat de
data-indicator knipperen.
Er klinkt een pieptoon wanneer de ontvangst wordt
beëindigd.
Geluidsignaal
4-57
FAX►FAXEN ONTVANGEN
De faxontvangstfunctie controleren
U kunt de huidige faxontvangstfunctie controleren in het systeemvak boven aan het scherm.
2
De faxen worden automatisch
afgedrukt.
Als het afdrukken is voltooid, stopt de data-indicator met
knipperen.
Wanneer de taakscheider (bovenste lade) wordt gebruikt
voor de uitvoer, knippert deze indicator tot de uitvoer is
verwijderd.
Als het scherm voor het invoeren van de PIN Code wordt weergegeven:
Er is een PIN Code geregistreerd die nodig is om de ontvangen faxgegevens te kunnen afdrukken. Als de juiste PIN
Code wordt ingevoerd, wordt de ontvangen fax afgedrukt.
EEN FAX AFDRUKKEN DIE MET EEN PIN CODE IS BEVEILIGD (Instelling vasthouden ontvangen
afdrukgegevens) (pagina 4-59)
Systeeminformatie
Controleer beeld
faxontvangst
Ontvangen vertrouwelijke
gegevens controleren
Foutvenster controleren
Vrijgeven vastgeh.
ontvangen gegevens
Afstandsbediening
afsluiten
Fax ontvangen
Evenement-informatie Onderhoudsinformatie Resteren. Toner
Selecteer externe applicatie
Verlaten
4-58
FAX►FAXEN ONTVANGEN
EEN FAX HANDMATIG ONTVANGEN
U kunt een fax handmatig ontvangen via het aanraakscherm.
Als u de telefoon opneemt door te tikken op de toets [Luidspreker], kunt u de stem van de beller horen maar kunt u zelf
niets zeggen.
U kunt een fax ontvangen nadat u op de extra telefoon hebt opgenomen. Externe ontvangst kan ook worden gebruikt om
een fax te ontvangen.
EEN FAX ONTVANGEN NADAT U DE EXTRA TELEFOON HEBT OPGENOMEN (EXTERNE ONTVANGST) (pagina
4-123)
Schakelen tussen de functies Automatische Ontvangst en Handmatig Ontvangst:
Selecteer [Systeeminstellingen] bij 'Instellingen (beheerder)' → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Fax Data
Ontvangen/Doorsturen (Manueel)] → [Faxinstellingen] → [Ontvangstinstellingen].
1
Als het apparaat over gaat, tikt u op de toets [Details] om naar de normale
modus te gaan en tikt u vervolgens op de toets [Luidspreker].
Wanneer op de toets [Luidspreker] wordt getikt, worden [Ontvangen] en weergegeven.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 4-9)
Als u het volume van de luidspreker wilt aanpassen, tikt u op de toets en gebruikt u de schuifregelaar of de
toetsen .
Als de ontvangen faxgegevens niet worden afgedrukt, zal het faxgeheugen vol raken, waardoor nieuwe faxen
mogelijk niet kunnen worden ontvangen. Bij het gebruik van deze functie moet u de ontvangen gegevens zo snel
mogelijk afdrukken en deze niet in het faxgeheugen te laten staan.
U kunt de resterende faxgeheugencapaciteit bekijken in het basisscherm van de faxmodus.
2
Tik op de toets [Ontvangen] om een
fax te ontvangen.
Als het afdrukken is voltooid, stopt de data-indicator met
knipperen.
Wanneer de taakscheider (bovenste lade) wordt gebruikt
voor de uitvoer, knippert deze indicator tot de uitvoer is
verwijderd.
Belichting
Origineel
Gemengd form.
Resolutie
Opdr. samenst.
Aantal originelen
Langz. scanm.
Overige
Adres Faxnummer
Verzendgeschiedenis
Zoeknummer oproepen
Programma oproepen
Geregistreerde inst. oproepen
Direct TX
Verificatiestempel
Zelfde beeld verz.
als faxadres
Scanformaat
Auto Auto
Geheugen faxontvangst
A4 A4
100%
Verzendformaat
Luidspreker
Start
CA
Adresboek
Voorbeeld-
weergave
100%
Auto
Extra Fijn
Belichting
Origineel
Gemengd form.
Resolutie
Opdr. samenst.
Aantal originelen
Langz. scanm.
Overige
Adres Faxnummer
Verzendgeschiedenis
Zoeknummer oproepen
Verificatiestempel
Scanformaat
Auto Auto
Geheugen faxontvangst
A4 A4
100%
Verzendformaat
Ontvangen
Luidspreker
Start
CA
Adresboek
100%
Auto
Extra Fijn
4-59
FAX►FAXEN ONTVANGEN
ONTVANGEN GEGEVENS AFDRUKKEN
EEN FAX AFDRUKKEN DIE MET EEN PIN CODE IS
BEVEILIGD (Instelling vasthouden ontvangen
afdrukgegevens)
Schakel deze instelling in als u faxen in het geheugen wilt ontvangen en opslaan zonder deze af te drukken. Als u de
faxen wilt afdrukken, moet de PIN Code worden ingevoerd. Als deze functie is geactiveerd, wordt er een invoerscherm
voor de PIN Code in het aanraakpaneel weergegeven als er een fax wordt ontvangen.
Belangrijke punten voor het gebruik van deze functie
Als de ontvangen faxgegevens niet worden afgedrukt of verwijderd, raakt het faxgeheugen vol en zal het apparaat geen
faxen meer kunnen ontvangen. Bij het gebruik van deze functie moet u de ontvangen gegevens zo snel mogelijk
afdrukken en deze niet in het faxgeheugen te laten staan.
U kunt de resterende faxgeheugencapaciteit bekijken in het basisscherm van de faxmodus.
Als er nog maar weinig ruimte beschikbaar is in het faxgeheugen, wordt 'Handmatige ontvangst is uitgeschakeld.
Vanwege onvoldoende geheugen' in het aanraakscherm weergegeven.
Als de eerder opgegeven viercijferige PIN Code is ingevoerd met de cijfertoetsen, begint het afdrukken.
Als u op de toets [Annuleren] tikt, wordt het scherm voor het invoeren van de PIN Code gesloten. Het scherm wordt
opnieuw weergegeven als u op tikt of naar een andere modus overschakelt. De toets voor geheugengegevens blijft
knipperen in het aanraakscherm.
De instelling voor vasthouden inschakelen voor het afdrukken van ontvangen gegevens:
In de "Instellingen (beheerder)" selecteert u [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Algemenei
Instellingen] → [Voorwaarde- Instellingen] → [Instelling vasthouden ontvangen afdrukgegevens].
De ontvangen faxen worden in het geheugen opgeslagen, ongeacht of deze automatisch dan wel handmatig zijn
ontvangen.
Wanneer de ontvangen gegevens naar een ander apparaat worden overgebracht, worden ook de in het geheugen
opgeslagen gegevens overgebracht. Dit is hetzelfde invoerscherm voor de PIN Code als bij afdrukken. Er wordt pas
doorgestuurd nadat de PIN Code is ingevoerd.
Het scherm met de ontvangen gegevens weergeven nadat u de PIN Code hebt ingevoerd:
In de 'Instellingen (beheerder)' selecteert u [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Algemenei
Instellingen] → [Voorwaarde- Instellingen] → [Voorbeeldinstelling] → [Inst. beeldcontrole ontvangen gegevens].
Belichting
Auto
Origineel
Gemengd form.
Resolutie
Extra Fijn
Opdr. samenst.
Aantal originelen
Langz. scanm.
Overige
Verzendgeschiedenis
Zoeknummer oproepen
Programma oproepen
Geregistreerde inst. oproepen
Direct TX
Verificatiestempel
Zelfde beeld verz.
als faxadres
Scanformaat
Auto Auto
Geheugen faxontvangst
100%
Verzendformaat
Luidspreker
Start
Spatie
Adresboek
Adres
CA
Voorbeeld-
weergave
50%
Ontvangen gegevens zijn opgeslagen.
Voer PIN Code in met de 10-Key pad.
Annuleren
4-60
FAX►FAXEN ONTVANGEN
ONTVANGEN GEGEVENS OP EEN OPGEGEVEN
TIJDSTIP AFDRUKKEN
U kunt op een opgegeven tijdstip met het afdrukken van de ontvangen gegevens beginnen.
Om zorgeloos te kunnen afdrukken, kunt u beter vermijden grote aantallen pagina's af te drukken tijdens piekuren en als
u er niet dringend een afdruk van nodig hebt.
De afgedrukte gegevens worden automatisch uit het geheugen verwijderd.
Als het apparaat op het opgegeven tijdstip uitgeschakeld is, wordt het afdrukken gestart zodra het apparaat weer wordt
ingeschakeld.
Deze functie kan worden gebruikt als 'Instellingen (beheerder)' - [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden]
→ [Algemenei Instellingen] → [Voorwaarde- Instellingen] → [Voorbeeldinstelling] → [Inst. beeldcontrole ontvangen
gegevens] is ingeschakeld.
Als Instelling vasthouden ontvangen afdrukgegevens is ingeschakeld, is deze functie niet beschikbaar.
Ontvangen gegevens op het opgegeven tijdstip afdrukken:
selecteer in de instellingsmodus [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Algemenei Instellingen] →
[Voorwaarde- Instellingen]
→ [Door tijd opgegeven uitvoer van ontvangen gegevens].
Instelling vasthouden ontvangen afdrukgegevens uitschakelen:
Bij 'Instellingen (beheerder)' schakelt u deze functie uit met [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] →
[Algemenei Instellingen] → [Voorwaarde- Instellingen] → [Instelling vasthouden ontvangen afdrukgegevens].
Ingesteld om de ontvangen
gegevens van die dag om
20.00 uur af te drukken
Om 20.00 uur start het
afdrukken automatisch
Drukt af
4-61
FAX►FAXEN ONTVANGEN
HET BEELD VÓÓR HET AFDRUKKEN CONTROLEREN
Controleer het beeld van ontvangen gegevens op het aanraakscherm voordat u deze afdrukt.
Deze functie kan worden gebruikt als 'Instellingen (beheerder)' - [Systeeminstellingen] [Instellingen Beeld Verzenden]
→ [Algemenei Instellingen] → [Voorwaarde- Instellingen] → [Voorbeeldinstelling] → [Inst. beeldcontrole ontvangen
gegevens] is ingeschakeld.*
* De fabrieksinstelling is uitgeschakeld.
Belangrijke punten voor het gebruik van deze functie
Als de ontvangen faxgegevens niet worden afgedrukt of verwijderd, raakt het faxgeheugen vol en zal het apparaat geen
faxen meer kunnen ontvangen. Bij het gebruik van deze functie moet u de ontvangen gegevens zo snel mogelijk
afdrukken en deze niet in het faxgeheugen te laten staan.
U kunt de resterende faxgeheugencapaciteit bekijken in het basisscherm van de faxmodus.
Wanneer gegevens worden ontvangen, wordt boven in het scherm weergegeven.
Afhankelijk van de grootte van de ontvangen gegevens is het controlebeeld in het aanraakscherm mogelijk niet compleet.
De lijst met ontvangen gegevens kan ook worden weergegeven in het scherm met de opdrachtstatus dat wordt weergegeven
wanneer u op de opdrachtstatusweergave tikt.
De ontvangen gegevens kunnen via de lijst met ontvangen gegevens worden doorgestuurd, verwijderd of opgeslagen.
ONTVANGEN GEGEVENS HANDMATIG DOORSTUREN (pagina 4-69)
ONTVANGEN GEGEVENS OPSLAAN (pagina 4-71)
1
Bij Systeeminformatie tikt u op de tab
[Evenement-informatie] en vervolgens
op de toets [Controleer beeld
faxontvangst].
Er wordt een lijst met ontvangen gegevens weergegeven.
U kunt de lijst met ontvangen gegevens ook weergeven door te tikken op de opdrachtstatus en vervolgens op de toets
[Ontvangen gegevens controleren] in het actiepaneel van het opdrachtstatusscherm.
Belichting
Origineel
Gemengd form.
Resolutie
Opdr. samenst.
Aantal originelen
Langz. scanm.
Overige
Verzendgeschiedenis
Zoeknummer oproepen
Programma oproepen
Geregistreerde inst. oproepen
Direct TX
Verificatiestempel
Zelfde beeld verz.
als faxadres
Scanformaat
Auto Auto
Geheugen faxontvangst
100%
Verzendformaat
Luidspreker
Start
Adres Faxnummer
CA
Adresboek
Voorbeeld-
weergave
50%
Auto
Extra Fijn
Systeeminformatie
Controleer beeld
faxontvangst
Ontvangen vertrouwelijke
gegevens controleren
Foutvenster controleren
Vrijgeven vastgeh.
ontvangen gegevens
Afstandsbediening
afsluiten
Fax ontvangen
Evenement-informatie
Onderhoudsinformatie Resteren. Toner
Selecteer externe applicatie
Verlaten
4-62
FAX►FAXEN ONTVANGEN
2
Tik op de toets van de ontvangen
gegevens die u wilt controleren en tik
vervolgens op [Afbeelding
controleren] in het actiepaneel.
Geeft de afbeelding van de ontvangen gegevens weer.
Tik op om een lijst met ontvangen gegevens weer te geven. Afhankelijk van de instellingsmodus kan de
lijstweergave of miniatuurweergave worden gewijzigd.
Als u een ontvangen afbeelding wilt verwijderen, tikt u op [Verwijderen] in het actiepaneel.
Als u een ontvangen afbeelding wilt verzenden, tikt u op [Doorsturen naar ander adres] in het actiepaneel.
ONTVANGEN GEGEVENS HANDMATIG DOORSTUREN (pagina 4-69)
Als u een ontvangen afbeelding wilt opslaan, tikt u op [Bestand] in het actiepaneel.
ONTVANGEN GEGEVENS OPSLAAN (pagina 4-71)
Als u het faxnummer van de afzender wilt opslaan als nummer voor 'Instelling aantal toestaan/weigeren', tikt u in het
actiepaneel op [Registreren als spamfax] en in het scherm met het bevestigingsbericht op de toets [OK].
U kunt het faxnummer van een afzender opgeven als nummer voor 'Instelling aantal toestaan/weigeren'. Selecteer
hiervoor bij 'Instellingen (beheerder)' [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Fax Instellingen] →
[Ontvangstinstellingen] → [Instelling aantal toestaan/weigeren].
3
Tik op de afbeelding die u wilt
afdrukken en op [Afdrukken] in het
actiepaneel.
Het apparaat begint met het afdrukken van de afbeelding.
[Selecteer alle pagina's op]: alle weergegeven
afbeeldingen worden
geselecteerd.
[Hef selectie alle pag. op]: alle afbeeldingen annuleren
die met 'Selecteer alle
pagina's op' zijn
geselecteerd.
/ :gebruik deze toetsen om een beeld te vergroten
of te verkleinen.
/ :hiermee draait u het beeld naar links of naar
rechts.
Een voorbeeldafbeelding is een afbeelding op het aanraakscherm. Deze zal afwijken van het uiteindelijke
afdrukresultaat.
Tik in het actiepaneel op [Opgegeven bereik wissen] om een ongewenst deel van de afbeelding te verwijderen. Geef
het beelddeel dat u wilt verwijderen op in het scherm 'Opgegeven bereik wissen'.
Als u een ontvangen afbeelding wilt doorsturen, tikt u in het actiepaneel op [Doorsturen naar ander adres].
ONTVANGEN GEGEVENS HANDMATIG DOORSTUREN (pagina 4-69)
Als u een ontvangen afbeelding wilt opslaan, tikt u op [Bestand] in het actiepaneel.
ONTVANGEN GEGEVENS OPSLAAN (pagina 4-71)
Doorsturen naar
ander adres
Afbeelding controleren
Afdrukken
Alle ontvangen geg.Lijst met ontv. geg.
Alles annul.
Verwijderen
Bestand
Gegevens in map opslaan
Doorsturen naar
ander adres
Terug naar lijst met
ontvangen gegevens
Afdrukken
Selecteer afbeelding om te bedienen.
Wissen
Bestand
Opgegeven bereik wissen
Selecteer alle
pagina's op
4-63
FAX►FAXEN ONTVANGEN
ONTVANGEN GEGEVENS DOORSTUREN
ONTVANGEN FAXEN DOORSTUREN (FAXGEGEVENS
DOORSTUREN)
Wanneer het apparaat niet kan afdrukken omdat het papier of de inkt op is, kunnen ontvangen faxen worden
doorgestuurd naar een ander, eerder opgeslagen faxapparaat. U kunt een ontvanger opslaan door [Telefoonnummer
voor doorsturen gegevens instellen (pagina 7-186)] in de Instellingsmodus te selecteren.
Als het afdrukken is voltooid, stopt de data-indicator met knipperen.
Deze functie is handig voor het gebruik in een kantoor of andersoortige werkruimte waar met twee of meer telefoonlijnen
wordt gewerkt en een tweede faxapparaat op een andere lijn is aangesloten dan het betreffende apparaat.
Als sommige pagina's van een fax die wordt doorgestuurd al zijn afgedrukt, worden alleen de niet afgedrukte pagina's
doorgestuurd.
Een doorgestuurde fax wordt een faxverzendopdracht. Als verzending niet plaatsvindt omdat de verzending is
geannuleerd of er een fout is opgetreden, blijft de fax in het geheugen staan totdat deze kan worden afgedrukt.
Alle ontvangen faxen worden doorgestuurd. Houd er rekening mee dat ontvangen en in een vertrouwelijk geheugenvak
met F-code opgeslagen faxen niet kunnen worden doorgestuurd.
Als er een scherm voor het invoeren van de PIN Code wordt weergegeven nadat u op de toets [OK] hebt getikt, is de
functie 'Instelling vasthouden ontvangen afdrukgegevens' ingeschakeld. Voer de PIN Code in met de cijfertoetsen om het
doorsturen te starten.
EEN FAX AFDRUKKEN DIE MET EEN PIN CODE IS BEVEILIGD (Instelling vasthouden ontvangen afdrukgegevens)
(pagina 4-59)
1
Controleer of de data-indicator
knippert en tik in het beginscherm op
de toets [Instellingen].
2
Tik op [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Fax Data
Ontvangen/Doorsturen (Manueel)].
Het apparaat
Er wordt niet afgedrukt
Ontvangen gegevens
Doorsturen
Bestemming voor
doorsturen
Drukt af
Eenvoudige
Kopie
Bedienings-
handleiding
Vergrote
weergavemodus
Instellingen Totaal Aantal Helderheids-
instelling
Eenvoudige
Fax
Eenvoudige
Scan
Taakstatus
CLOUD PORTAL
10:15
4-64
FAX►FAXEN ONTVANGEN
ONTVANGEN GEGEVENS DOORSTUREN NAAR VASTE
BESTEMMINGEN (INSTELLINGEN INKOMENDE
ROUTING)
U kunt ontvangen faxen automatisch naar een faxadres, Internetfaxadres, e-mailadres, bestandserveradres,
desktopadres of netwerkmapadres doorsturen. Ontvangen gegevens kunnen naar de opgegeven bestemmingen
worden doorgestuurd zonder te worden afgedrukt.
Configureer de doorstuurinstellingen voor ontvangen faxberichten in de Instellingsmodus (webversie). Raadpleeg de Verkorte
installatiehandleiding voor de procedure voor het openen van de instellingsmodus (webversie).
Bij de volgende uitleg wordt ervan uitgegaan dat u de instellingsmodus (webversie) met beheerderrechten hebt geactiveerd.
3
Tik op de toets [Uitvoeren] in [Ontvangen gegevens doorsturen] om het
doorsturen te starten.
Als het scherm voor het invoeren van de PIN Code wordt weergegeven, is de functie 'Instelling vasthouden ontvangen
afdrukgegevens' ingeschakeld. Voer de PIN Code in met de cijfertoetsen om het doorsturen te starten.
EEN FAX AFDRUKKEN DIE MET EEN PIN CODE IS BEVEILIGD (Instelling vasthouden ontvangen
afdrukgegevens) (pagina 4-59)
U kunt heel snel instellen of gegevens voor elke doorstuurtabel al dan niet moeten worden doorgestuurd.
Tik bij 'Instellingen (beheerder) - [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Instellingen Inbound Routing
(doorsturen/opslaan)] → [Beheerinstellingen] → [Inkomende routing] op [Inschakelen]/[Uitschakelen] voor elke
doorstuurtabel die wordt weergegeven.
Deze functie kan niet worden gebruikt voor faxen die via vertrouwelijke ontvangst zijn ontvangen.
Wanneer faxen die met deze functie zijn doorgestuurd op de doorstuurbestemming worden afgedrukt, is het niet mogelijk
om de datum en tijd van ontvangst op de faxen af te drukken. ('Ontvangstdatum/-tijd afdrukken' is uitgeschakeld.)
De ontvangen gegevens worden niet doorgestuurd naar een hyperlinkbestemming die in het opgegeven adres is
geregistreerd.
1
Klik in de 'Instellingen (webversie) op [Systeeminstellingen]
→ [Instellingen Beeld Verzenden] → [Instellingen Inbound Routing
(doorsturen/opslaan)] → [Beheerinstellingen].
Het apparaat
Doorsturen
Ontvangen gegevens
4-65
FAX►FAXEN ONTVANGEN
2
In 'Inkomende routing' selecteert u [Inschakelen] en klikt u op de toets
[Indienen].
Het is mogelijk dat het voor gebruikers zonder beheerderrechten verboden is om doorstuurtabellen in dit scherm op te
slaan, te bewerken of te wissen en dat ze niet kunnen opgeven welke tabel wordt gebruikt. Stel hiertoe de selectievakjes
voor de volgende items in op .
Registreren van doorstuurtabel uitschakelen
Wijzigen/verwijderen van doorstuurtabel uitschakelen
Wijzigen van doorstuurvoorwaarde uitschakelen
Geef bij [Instelling afdrukstijl] op of het apparaat de faxen die worden doorgestuurd, moet afdrukken als inkomende
routing is ingeschakeld. Klik na het configureren van de instellingen op de knop [Indienen].
[Altijd Afdrukken]: ontvangen gegevens altijd afdrukken voordat deze worden doorgestuurd.
[Afdrukken bij fouten]: ontvangen gegevens alleen afdrukken als doorsturen als gevolg van een fout niet mogelijk is.
[Alleen opslaan bij fout]: ontvangen gegevens alleen opslaan als doorsturen als gevolg van een fout niet mogelijk is.
Voor de opgeslagen gegevens kan het foutadres worden bevestigd en kunnen de gegevens
opnieuw worden verzonden. Tik op het tabblad [Scannen] of [Faxen] van het
opdrachtstatusscherm op [Foutvenster controleren] in het actiepaneel.
3
Klik in de 'Instellingen (webversie)' op [Registratie Verzendadres] in het
menu [Instellingen Inbound Routing (doorsturen/opslaan)].
4
Voer het adres of faxnummer van de afzender in bij 'Internetfaxadres' of
'Faxnummer' en klik op de knop [Toevoegen aan lijst].
Het ingevoerde adres wordt toegevoegd aan de lijst 'In te voeren adres'. Voer het adres rechtstreeks in (maximaal 1500
tekens) of selecteer het adres in een globaal adresboek door te klikken op de knop [Zoeken in alg. adressen]. Als u
adressen of faxnummers van meerdere afzenders wilt opslaan, herhaalt u deze stappen.
Als u alleen faxen van opgegeven adressen wilt doorsturen, slaat u de gewenste afzenderadressen op.
Afzenderadressen die hier worden opgeslagen, kunnen uit een lijst worden geselecteerd wanneer u een
doorstuurtabel opslaat.
Er kunnen maximaal 500 afzendernummers/-adressen worden opgeslagen.
Als u een ingevoerd adres wilt verwijderen, selecteert u het adres bij 'In te voeren adres' en klikt u op de knop [Wissen].
5
Als het toevoegen van adressen is voltooid, klikt u op de knop [Indienen].
6
Klik op [Instellingen inkomende routing] in de [Instellingen Inbound Routing
(doorsturen/opslaan)] van de 'Instellingen (webversie)' en klik op de knop
[Toevoegen].
7
Voer een 'Tabelnaam' in.
4-66
FAX►FAXEN ONTVANGEN
8
Selecteer de afzender van wie de faxen zullen worden doorgestuurd.
Als u alle ontvangen gegevens wilt doorsturen, selecteert u [Alle ontvangen gegevens doorsturen].
Als u alleen de faxen van een opgegeven afzender wilt doorsturen, selecteert u [Verstuur enkele ontvangen gegevens
van gespecificeerde afzenders.]. Als u alle gegevens wilt doorsturen behalve die van specifieke afzenders, selecteert
u [Verstuur alle ontvangen gegevens behalve die van gespecificeerde afzenders.]. Selecteer vervolgens de afzenders
in de lijst en klik op de knop [Toevoegen].
Als u afzenders selecteert in de lijst 'Instelling Verzendadres', kunt u de toets [Shift] of de toets [Ctrl] op het toetsenbord
gebruiken om meerdere afzenders te selecteren.
9
Selecteer de doorstuurvoorwaarden.
Als u de ontvangen gegevens altijd wilt doorsturen, selecteert u [Altijd doorsturen].
Als u een dag en tijd wilt opgeven voor het doorsturen van ontvangen gegevens, selecteert u [Verstuur ontvangen
gegevens enkel op gespecificeerde dagen.] en schakelt u het selectievakje van de gewenste dag van de week in.
Als u een tijdstip wilt opgeven, schakelt u het selectievakje [Doorstuurtijd instellen] in en geeft u de tijd op.
Per doorstuurtabel kunnen maximaal drie dagen en tijden worden ingesteld en per ingestelde tijd kan een bestemming
worden ingesteld. Als u deze instellingen wilt configureren, gebruikt u de tabbladen van [Doorstuurvoorwaarde] om
toegang tot elk van de instellingen te krijgen.
10
Selecteer de bestandsindeling.
De opmaak kan voor elk doorstuuradres apart worden ingesteld (voor elk van de doorstuuradressen 1, 2 en 3 in de tabel).
Afbeeldingen die zijn verzonden in TIFF-indeling, worden in sommige ontvangstsituaties mogelijk niet goed
weergegeven. Verander in dat geval de bestandsindeling in PDF.
Als het Internetfaxadres als een ontvanger is geselecteerd, worden gegevens in TIFF doorgestuurd, ongeacht de
opgegeven indeling.
Als een faxnummer als ontvanger is geselecteerd, wordt de bestandsindeling genegeerd.
11
Selecteer de ontvanger in het adresboek.
U kunt meerdere geregistreerde adressen of telefoonnummers uit het adresboek van het apparaat opgeven.
Er kunnen in totaal maximaal 1.000 ontvangers voor Ontvangers 1, 2 en 3 worden geregistreerd.
Wanneer u de ontvangers in het adresboek selecteert, kunnen maximaal 400 ontvangers worden geregistreerd voor
Netwerkmap, FTP/Bureaublad, Internetfax en Fax.
12
Voer een ontvanger rechtstreeks in en geef de ontvanger op.
Geef deze informatie zo nodig op.
Voer een e-mailadres, Internetfaxadres of direct SMTP-adres in of voer rechtstreeks een faxnummer in en tik op de
toets [Toevoegen].
Wanneer u een e-mailadres of faxnummer opgeeft, kunt u Globaal Adres Zoeken gebruiken.
Wanneer u een faxnummer opgeeft, moet u ook de Internationale Correspondentiemodus opgeven.
Wanneer u de ontvangers rechtstreeks invoert, kunnen maximaal 100 ontvangers worden geregistreerd voor
E-mailadres, Netwerkmap, FTP/Bureaublad, Internetfax en Fax.
4-67
FAX►FAXEN ONTVANGEN
13
Klik op [Indienen].
14
Klik op [Instellingen inkomende routing] bij [Instellingen Inbound Routing
(doorsturen/opslaan)] in de 'Instellingen (webversie)'.
15
Selecteer [Stuur door naar alle doorstuurbestemmingen] of [Doorsturen op
basis van Doorstuurvoorwaarde] in de doorstuurtabel.
16
Selecteer [Altijd doorsturen] of [Verstuur ontvangen gegevens enkel op
gespecificeerde dagen.] in de doorstuurtabel.
De instellingen voor de doorstuurrechten die hier worden weergegeven, zijn gekoppeld aan de doorstuurvoorwaarden
die zijn ingesteld bij stap 9.
Als u andere voorwaarden met betrekking tot doorsturen wilt gebruiken dan u in stap 9 hebt ingesteld, moet u de
doorstuurrechten instellen.
Als u de functie voor inkomende routing wilt gebruiken, schakelt u bij de opgeslagen tabellen de doorstuurtabellen in
die u wilt gebruiken.
Als u een doorstuurtabel wilt verwijderen, klikt u op het selectievakje naast de naam van de tabel zodat deze
geselecteerd wordt ( ) en klikt u op [Wissen].
17
Klik op [Indienen].
4-68
FAX►FAXEN ONTVANGEN
ONTVANGEN FAXEN OPSLAAN OP DE HARDE SCHIJF
VAN HET APPARAAT (INKOMENDE ROUTING)
Ontvangen faxen kunnen op de harde schijf van het apparaat worden opgeslagen. Ontvangen faxen kunnen worden
weergegeven op de computer.
Stel PDF, TIFF (multi) of TIFF (signaal) in voor de opgeslagen Internetfaxen.
U kunt ook via e-mail een melding ontvangen van het opslagresultaat of de opslagmap.
Ontvangen faxen worden in de volgende map opgeslagen:
\\MFP\faxontvangst
Ontvangen faxen opslaan op de harde schijf
Er kunnen maximaal 500 bestanden worden opgeslagen in één map als ontvangen gegevens.
De map 'faxreceive' bevat bestanden uit 'Instellingen voor opslag op harde schijf van ontvangen data'.
De map wordt automatisch gemaakt.
De bestandsnaam voor ontvangen gegevens kan worden ingesteld bij 'Bestandsnaaminstelling' in 'Instellingen voor opslag
op harde schijf van ontvangen data' in 'Instellingen Inbound Routing (opslaan).
1
In de 'Instellingen (beheerder)' klikt u op [Systeeminstellingen] → [Netwerk-
instellingen] → [Openbare map/ NAS- instelling]. (Beheerdersrechten zijn
vereist.)
2
Selecteer [Toegestaan] bij 'faxreceive:Gebruik van opslag' en klik op de toets
[Indienen].
Het apparaat
Ontvangen gegevens
Weergave
4-69
FAX►FAXEN ONTVANGEN
Instellingen voor het opslaan van ontvangen faxen op de harde schijf
ONTVANGEN GEGEVENS HANDMATIG DOORSTUREN
Ontvangen faxen kunnen na ontvangst handmatig worden doorgestuurd.
Deze functie is beschikbaar als [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Algemenei Instellingen] →
[Voorwaarde- Instellingen] → [Voorbeeldinstelling] → [Inst. beeldcontrole ontvangen gegevens] is ingeschakeld* bij
'Instellingen (beheerder).
* De fabrieksinstelling is uitgeschakeld.
Wanneer gegevens worden ontvangen, wordt boven in het scherm weergegeven.
1
Klik bij 'Instellingen (beheerder)' op [Systeeminstellingen]
→ [Instellingen Beeld Verzenden] → [Instellingen Inbound Routing
(doorsturen/opslaan)] → [Instellingen Inbound Routing (opslaan)]
(beheerdersrechten vereist).
De gegevens die kunnen worden opgeslagen zijn ontvangen faxen en ontvangen internetfaxen. Faxen die zijn
ontvangen via vertrouwelijke ontvangst en navraagontvangst kunnen niet worden opgeslagen.
Faxen die vanwege de beperking van het aantal bestanden of om een andere reden niet kunnen worden opgeslagen,
worden, afhankelijk van de instelling, afgedrukt of opgeslagen in de foutbox van inkomende routing.
1
Bij Systeeminformatie tikt u op de tab
[Evenement-informatie] en vervolgens
op de toets [Controleer beeld
faxontvangst].
Er wordt een lijst met ontvangen gegevens weergegeven.
U kunt de lijst met ontvangen gegevens ook weergeven door te tikken op de opdrachtstatus en vervolgens op de toets
[Ontvangen gegevens controleren] in het actiepaneel van het opdrachtstatusscherm.
Systeeminformatie
Controleer beeld
faxontvangst
Ontvangen vertrouwelijke
gegevens controleren
Foutvenster controleren
Vrijgeven vastgeh.
ontvangen gegevens
Afstandsbediening
afsluiten
Fax ontvangen
Evenement-informatie
Onderhoudsinformatie Resteren. Toner
Selecteer externe applicatie
Verlaten
4-70
FAX►FAXEN ONTVANGEN
2
Tik op de toets van de ontvangen
gegevens die u wilt doorsturen en tik
vervolgens op [Doorsturen naar ander
adres].
Tik op om een lijst met ontvangen gegevens weer te
geven. Afhankelijk van de instellingsmodus kan de
lijstweergave of miniatuurweergave worden gewijzigd.
U kunt meerdere sets ontvangen gegevens selecteren.
Als u slechts één set ontvangen gegevens selecteert, kunt u op [Afbeelding controleren] in het actiepaneel klikken en
de afbeelding in het voorbeeldscherm controleren.
Als u het faxnummer van de afzender wilt opslaan als nummer voor 'Instelling aantal toestaan/weigeren', tikt u in het
actiepaneel op [Registreren als spamfax] en in het scherm met het bevestigingsbericht op de toets [Opslaan].
U kunt het faxnummer van een afzender opgeven als nummer voor 'Instelling aantal toestaan/weigeren'. Selecteer
hiervoor bij 'Instellingen (beheerder)' [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Fax Instellingen] →
[Ontvangstinstellingen] → [Instelling aantal toestaan/weigeren].
3
Selecteer de bestemming in het adresboekscherm en tik op de toets [Start].
Doorsturen naar
ander adres
Afbeelding controleren
Afdrukken
Alle ontvangen geg.Lijst met ontv. geg.
Alles annul.
Verwijderen
Bestand
Gegevens in map opslaan
4-71
FAX►FAXEN ONTVANGEN
ONTVANGEN GEGEVENS OPSLAAN
U kunt ontvangen faxen opslaan in de map voor documentarchivering.
Deze functie is beschikbaar als [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Algemenei Instellingen] →
[Voorwaarde- Instellingen] → [Voorbeeldinstelling] → [Inst. beeldcontrole ontvangen gegevens] is ingeschakeld* bij
'Instellingen (beheerder).
* De fabrieksinstelling is uitgeschakeld.
Wanneer gegevens worden ontvangen, wordt boven in het scherm weergegeven.
1
Bij Systeeminformatie tikt u op de tab
[Evenement-informatie] en vervolgens
op de toets [Controleer beeld
faxontvangst].
Er wordt een lijst met ontvangen gegevens weergegeven.
U kunt de lijst met ontvangen gegevens ook weergeven door te tikken op de opdrachtstatus en vervolgens op de toets
[Ontvangen gegevens controleren] in het actiepaneel van het opdrachtstatusscherm.
2
Tik op de toets van de ontvangen
gegevens die u wilt opslaan en tik
vervolgens in het actiepaneel op
[Bestand].
Tik op om een lijst met ontvangen gegevens weer te
geven. Afhankelijk van de instellingsmodus kan de
lijstweergave of miniatuurweergave worden gewijzigd.
U kunt meerdere sets ontvangen gegevens selecteren.
Als u slechts één set ontvangen gegevens selecteert, kunt u op [Afbeelding controleren] in het actiepaneel klikken en
de afbeelding in het voorbeeldscherm controleren.
Als u het faxnummer van de afzender wilt opslaan als nummer voor 'Instelling aantal toestaan/weigeren', tikt u in het
actiepaneel op [Registreren als spamfax] en in het scherm met het bevestigingsbericht op de toets [Opslaan].
U kunt het faxnummer van een afzender opgeven als nummer voor 'Instelling aantal toestaan/weigeren'. Selecteer
hiervoor bij 'Instellingen (beheerder)' [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Fax Instellingen] →
[Ontvangstinstellingen] → [Instelling aantal toestaan/weigeren].
3
Stel de bestandsgegevens in en tik op de toets [Opslaan].
Opslaan
Ontvangen gegevens in het geheugen Opgeslagen in de map Documentarchivering
Systeeminformatie
Controleer beeld
faxontvangst
Ontvangen vertrouwelijke
gegevens controleren
Foutvenster controleren
Vrijgeven vastgeh.
ontvangen gegevens
Afstandsbediening
afsluiten
Fax ontvangen
Evenement-informatie
Onderhoudsinformatie Resteren. Toner
Selecteer externe applicatie
Verlaten
Doorsturen naar
ander adres
Afbeelding controleren
Afdrukken
Alle ontvangen geg.Lijst met ontv. geg.
Alles annul.
Verwijderen
Bestand
Gegevens in map opslaan
4-72
FAX►OVERIGE FUNCTIES
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u in het beginscherm van de Normale modus een bestemming invoert.
DE FAXMODUS SELECTEREN (pagina 4-8)
FAXHANDELINGEN OPSLAAN
(PROGRAMMA)
Met deze functie worden diverse instellingen gezamenlijk opgeslagen als één programma. Het opgeslagen programma
kan eenvoudig worden opgeroepen.
Stel dat u eens per maand documenten met hetzelfde A4-formaat (8-1/2" x 11") naar alle filialen in diverse regio's wilt
versturen.
(1)Dezelfde documenten worden naar elk filiaal gefaxt
(2)Om papier te besparen, worden twee documentpagina's als één pagina gefaxt
(3)Vegen op de randen van de documenten worden vóór verzending gewist
OVERIGE FUNCTIES
Wanneer geen werkprogramma is opgeslagen Wanneer een werkprogramma is opgeslagen
Voer het faxnummer van elk filiaal in.
Geef N-Up op.
Geef Wissen op.
Tik op de toets [Start].
Scan en verzend het origineel.
Roep het geregistreerde programma aan.
Tik op de toets [Start].
Scan en verzend het origineel.
Het kost elke maand veel tijd om de documenten te verzenden
omdat bovenstaande instellingen moeten worden
geselecteerd.
Bovendien worden er soms fouten gemaakt bij het selecteren
van de instellingen.
Wanneer u een programma hebt opgeslagen, kunt u
instellingen eenvoudig selecteren door te tikken op de toets
van het programma.
Bovendien vindt de verzending plaats volgens de opgeslagen
instellingen. Er is dus geen kans op fouten.
Een programma configureren:
Tik op [Programmaregistratie]. Dit wordt in het actiepaneel weergegeven wanneer u in een modusscherm werkt.
1 2
1 2
1 2
Documenten met het formaat A4 (8-1/2" x 11")
die moeten worden verspreid
Fax ontvangen door ontvangers.
4-73
FAX►OVERIGE FUNCTIES
De in een programma opgeslagen instellingen worden vastgehouden, ook nadat het programma is gebruikt voor
verzending. Dezelfde instellingen kunnen herhaaldelijk worden gebruikt voor verzending.
De volgende inhoud kan niet worden opgeslagen in programma's:
• Tikken op de toets [Luidspreker], Snelbestand, Bestand, tussen pagina's navigeren en ongespecificeerd wissen tijdens
voorbeeld, Metadatainvoer, Verzendinst. en Eigen naam kiezen.
Er kunnen 48 programma's worden opgeslagen.
Er kunnen maximaal 500 bestemmingen in één programma worden opgeslagen.
In een programma waarin subadressen en toegangscodes worden opgegeven als een F-codebestemming, worden alle
subadressen en toegangscodes vastgelegd.
1
Plaats het origineel.
Plaats het origineel op basis van de opgeslagen functie in het programma in de documentinvoerlade van de
automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
2
Tik op [Programma oproepen] in het actiescherm.
3
Tik op de gewenste programmatoets.
4
Configureer overige instellingen indien nodig.
Bepaalde instellingen kunnen niet worden toegevoegd, afhankelijk van de inhoud van het opgeroepen programma.
5
Tik op de toets [Start] om het scannen van het origineel te starten.
Als u de pagina's van het origineel in de documentinvoerlade hebt geplaatst, worden alle pagina's gescand.
Als u het origineel op de glasplaat hebt geplaatst, moet u elke pagina afzonderlijk scannen.
Als alle originelen zijn gescand, tikt u op de toets [Lezen Klaar].
Er klinkt een pieptoon om aan te geven dat het scannen en verzenden is voltooid.
U kunt op de toets [Voorbeeld- weergave] tikken om een voorbeeld van de afbeelding te controleren voordat u een fax
verstuurt. Zie 'HET TE VERZENDEN BEELD CONTROLEREN (pagina 4-30)
' voor meer informatie.
Programma oproepen
Geregistreerde instellingen oproepen bij indrukken
Program1
Voorinstellingprogramma
03
01
03
05
05
07
07
09
09
02
04
02
04
06
06
08
08
10
10
Overige
Adres Faxnummer
Verwijderen
Registreren in
favorieten
Registreren in
beginscherm
Naam wijzigen
Geheugen faxontvangst
Luidspreker
Start
CA
Adresboek
Voorbeeld-
weergave
100%
4-74
FAX►OVERIGE FUNCTIES
ORIGINELEN COLLECTIEF VERZENDEN
TWEE PAGINA'S ALS ÉÉN PAGINA VERZENDEN
(N-UP)
Verklein twee origineelpagina's tot gelijk formaat en verzend deze als één pagina. Deze functie is handig als u een groot
aantal originelen hebt en het aantal verzonden pagina's wilt terugdringen.
Voor het standaardformaat (A4 (8-1/2" x 11"), B5 of A5 (5-1/2" x 8-1/2")) kunnen originelen zowel via de single-pass
invoereenheid als de glasplaat worden gescand.
Verzending is niet mogelijk bij een formaat dat kleiner is dan het formaat van het origineel.
N-Up is alleen beschikbaar voor originelen met het formaat A4 (8-1/2" x 11"),
B5 of A5 (5-1/2" x 8-1/2").
Deze functie kan niet worden gebruikt bij de functie Directe verzending of wanneer de luidspreker wordt gebruikt om te
kiezen.
Wanneer het scanformaat van het origineel via getalswaarden is opgegeven, kan deze functie niet worden gebruikt.
Deze functie kan samen met Dubbel Pg Scannen of Kaart Formaat worden gebruikt.
1
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
2
Voer het faxnummer van de bestemming in.
Een bestemming invoeren met de cijfertoetsenpagina 4-13
Een bestemming ophalen uit een adresboek►pagina 4-14
Een bestemming ophalen met een zoeknummer►pagina 4-17
Een bestemming ophalen uit een globaal adresboek►pagina 4-18
Een verzendlogboek gebruiken om opnieuw te verzendenpagina 4-20
1 2
1 2
1 2
1
2
Originelen met de afdrukstand Staand
Originelen met de afdrukstand Liggend
Verzenden
Verzenden
4-75
FAX►OVERIGE FUNCTIES
3
Tik op de toets [Overige] en op de
toets [N-Up].
Op het pictogram wordt een vinkje
weergegeven.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u op .
De instelling N-Up annuleren
Tik op de toets [N-Up] om de instelling uit te schakelen.
4
Tik op de toets [Origineel].
5
Tik op de toets [Afdrukstand] met
dezelfde afdrukstand als het origineel.
Als deze instelling niet juist is, wordt er mogelijk geen
geschikte beeld verzonden.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u op .
6
Tik op de toets [Start] om het scannen van het origineel te starten.
Als u de pagina's van het origineel in de documentinvoerlade hebt geplaatst, worden alle pagina's gescand.
Er klinkt een pieptoon om aan te geven dat het scannen en verzenden is voltooid.
Als u het origineel op de glasplaat hebt geplaatst, moet u elke pagina afzonderlijk scannen.
Wanneer het scannen is voltooid, plaatst u het volgende origineel en tikt u op de toets [Start]. Herhaal de procedure
tot alle pagina's zijn gescand en druk dan op de toets [Lezen Klaar].
Er klinkt een pieptoon om aan te geven dat het scannen en verzenden is voltooid.
U kunt op de toets [Voorbeeld- weergave] tikken om een voorbeeld van de afbeelding te controleren voordat u een fax
verstuurt. Zie 'HET TE VERZENDEN BEELD CONTROLEREN (pagina 4-30)
' voor meer informatie.
Als u op de toets [Wijzig instel.] tikt in het bevestigingsscherm van de scanfunctie, dan kunt u de belichting, de
resolutie, het scanformaat en het verzendformaat wijzigen.
(Als elke even genummerde pagina van het origineel wordt gescand, kan echter alleen de belichting worden
gewijzigd.)
Vorige
Wissen
Dubbelz. scan Boek opsplitsen
Kaart Formaat Timer
Verif.
Stempel
Eigen naam
kiezen
Transmissie
Rapport
Geheugenvak
Bestand
Snelbestand
N-Up
Navragen
Verzendgeschiedenis
Overige
Zoeknummer oproepen
Programma oproepen
Geregistreerde inst. oproepen
Direct TX
Verificatiestempel
Zelfde beeld verz.
als faxadres
Geheugen faxontvangst
A4 A4
Luidspreker
Start
CA
Voorbeeld-
weergave
100%
Overige
Adres Faxnummer
Geheugen faxontvangst
0%
Luidspreker
Start
N-Up
Meer pag. op een pag. plaatsen
Langzamer Scan Mode.
Dun origineel scannen
Origineel
Auto
2-Zijdig
Schr.Blok
2-Zijdig
Boekje
A4 A4Auto
Scanformaat Verzendformaat
Afdrukstand
70%
CA
Adresboek
Voorbeeld-
weergave
4-76
FAX►OVERIGE FUNCTIES
BEIDE ZIJDEN VAN EEN KAART ALS ENKELE PAGINA
VERZENDEN (KAART FORMAAT)
Verzend de voor- en achterzijde van een kaart als één pagina. U hoeft dan niet elke zijde afzonderlijk te verzenden.
Bij gebruik van deze functie moet het origineel op de glasplaat worden geplaatst.
Als het origineel groter is dan het verzendformaat, zal er een verzendfout optreden. Controleer het origineelformaat
nogmaals en geef dit opnieuw op.
De factor kan niet worden opgegeven en 'Instelling Verzenden Draaiing' kan niet worden geselecteerd.
Deze functie kan niet worden gebruikt bij de functie Directe verzending of wanneer de luidspreker wordt gebruikt om te kiezen.
1
Plaats een kaart met de afdrukzijde
naar beneden op de glasplaat.
GLASPLAAT (pagina 1-84)
2
Voer het faxnummer van de bestemming in.
Een bestemming invoeren met de cijfertoetsen ►pagina 4-13
Een bestemming ophalen uit een adresboek ►pagina 4-14
Een bestemming ophalen met een zoeknummer ►pagina 4-17
Een bestemming ophalen uit een globaal adresboek ►pagina 4-18
Een verzendlogboek gebruiken om opnieuw te verzenden ►pagina 4-20
3
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Kaart Formaat].
Verzonden afbeelding
Originelen
Voorkant
Verzenden
Voorbeeld van het verzenden van een scan met het
formaat A4 (8-1/2" x 11"), afdrukstand Staand
Voorbeeld van het verzenden van een scan met het
formaat A4 (8-1/2" x 11"), afdrukstand Liggend
Achterkant
4-77
FAX►OVERIGE FUNCTIES
4
Tik op de toets [On] en geef het juiste
origineelformaat op.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u achtereenvolgens op de toetsen en [Vorige].
Tik op de gebieden die breedte- en hoogteformaten weergeven en voer het formaat met de cijfertoetsen in.
Als u het formaat snel wilt instellen, geeft u eerst met de cijfertoetsen een waarde op die dicht bij de gewenste waarde
ligt en past u deze vervolgens aan met .
(A) Als u op basis van het ingevoerde origineelformaat de beelden wilt vergroten of verkleinen zodat ze op het papier
passen, stelt u het selectievakje [Aanp. aan verzendformaat] in op .
Nadat u Kaart Formaat hebt geselecteerd, tikt u de toets [Origineel] in het basisscherm om het scanformaat van het
origineel of het verzendformaat te wijzigen. In dit geval wordt het scherm van deze stap weergegeven wanneer u op
de scanformaattoets tikt. Zie 'HET VERZENDFORMAAT VAN DE AFBEELDING OPGEVEN (pagina 4-52)
' voor de
procedure voor het instellen van het verzendformaat.
Tik op de toets [Reset] om de opgegeven formaatinstellingen te annuleren.
De Kaart Formaat-Instellingen annuleren
Tik op de toets [Off].
5
Tik op de toets [Start] en scan de voorzijde.
6
Plaats een kaart met de voorzijde naar boven op de glasplaat en tik op de
toets [Start] om de achterzijde te scannen.
Voordat u de achterkant van de kaart scant, kunt u op de toets [Wijzig instel.] in het aanraakscherm tikken om de
belichting te wijzigen.
7
Tik op de toets [Lezen Klaar].
Als u verdergaat met het scannen van de voorzijde van de kaart, kunt u op de toets [Wijzig instel.] tikken om belichting,
resolutie, scanformaat en verzendformaat te wijzigen.
Vorige
On
Reset
Off
(25 ~ 210) mm
Aanp. aan verzendformaat
Formaat A4
54
Y
X
86
(25 ~ 210) mm
Overige
Kaart Formaat
Belichting
Verzendbelichting opgeven
Luidspreker
Start
CA
100%
Geheugen faxontvangst
Voorbeeld-
weergave
4-78
FAX►OVERIGE FUNCTIES
EEN GROOT AANTAL PAGINA'S VERZENDEN
(OPDRACHT SAMENSTELLING)
Met deze functie kunt u een origineel dat bestaat uit een groot aantal pagina's opsplitsen in sets, elke set scannen met
behulp van de automatische documentinvoereenheid en de pagina's via één enkele verzending verzenden. U kunt een
fax ook verzenden door originelen zowel in de automatisch documentinvoereenheid als op de glasplaat te plaatsen.
Gebruik deze functie wanneer er meer origineelpagina's zijn dan er in één keer in de automatische
documentinvoereenheid kunnen worden geplaatst. Als u in sets verdeelde originelen scant, scan dan eerst de set die de
eerste pagina bevat. De instellingen die u voor de eerste set kiest, kunnen voor alle overige sets worden gebruikt.
Deze functie is niet beschikbaar voor Snel On-Line Verzenden, handmatige verzending, Direct TX of verzending met behulp
van de luidspreker.
Als u alle oorspronkelijke instellingen gaat wijzigen, selecteer de instellingen dan voordat u het origineel gaat scannen.
Er kunnen maximaal 999 pagina's worden gescand. Houd er rekening mee dat wanneer het geheugen wordt gebruikt voor
andere opdrachten, er minder pagina's kunnen worden gescand.
Als het geheugen tijdens het scannen vol raakt, wordt een bericht getoond en wordt de verzending geannuleerd.
U kunt de scaninstellingen voor iedere set originelen wijzigen.
1
Plaats het origineel in de
documentinvoerlade van de
automatische
documentinvoereenheid.
Plaats de originelen volledig in de documentinvoerlade.
Originelen kunnen worden opgestapeld tot aan de
indicatorlijn.
Originelen kunnen ook op de glasplaat worden geplaatst.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID
(pagina 1-82)
2
Voer het faxnummer van de bestemming in.
Een bestemming invoeren met de cijfertoetsen ►pagina 4-13
Een bestemming ophalen uit een adresboek ►pagina 4-14
Een bestemming ophalen met een zoeknummer ►pagina 4-17
Een bestemming ophalen uit een globaal adresboek ►pagina 4-18
Een verzendlogboek gebruiken om opnieuw te verzenden ►pagina 4-20
11
101
1
Originelen
Originelen worden in
afzonderlijke sets gescand.
Indicatorlijn
4-79
FAX►OVERIGE FUNCTIES
3
Tik op de toets [Opdr. samenst.].
Op het pictogram wordt een vinkje weergegeven.
De instelling Opdracht Samenstelling annuleren
Tik op de toets [Opdr. samenst.] om de instelling uit te schakelen.
4
Pas de instellingen zo nodig aan.
5
Tik op de toets [Start] om de eerste pagina te scannen.
6
Plaats de volgende set originelen en tik op de toets [Start].
Herhaal deze stap totdat u alle originelen hebt gescand.
Tik indien nodig op [Wijzig instel.] voordat u op de toets [Start] tikt en wijzig de scaninstellingen en verzendinstellingen
voor het volgende origineel. De gewijzigde instellingen worden op de volgende opdracht toegepast.
Als u op de toets [Voorbeeld- weergave] tikt, is het niet mogelijk extra pagina's te scannen.
Het scannen annuleren:
Tik op de toets [CA]. Alle instellingen, inclusief de gescande gegevens, worden gewist.
7
Tik op de toets [Lezen Klaar].
Als er gedurende één minuut geen actie wordt ondernomen nadat het bevestigingsscherm is weergegeven, wordt het
scannen automatisch beëindigd en wordt de verzending gereserveerd.
Als u de tijd wilt wijzigen voordat het automatisch verzenden plaatsvindt:
In de 'Instellingen (beheerder)' selecteert u - [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Algemenei
Instellingen] → [Voorwaarde- Instellingen] → [Automatische Starttijd voor Taak Tijdens Scannen].
Belichting
Origineel
Gemengd form.
Resolutie
Opdr. samenst.
Aantal originelen
Langz. scanm.
Overige
Adres Faxnummer
Verzendgeschiedenis
Zoeknummer oproepen
Programma oproepen
Geregistreerde inst. oproepen
Direct TX
Verificatiestempel
Zelfde beeld verz.
als faxadres
Scanformaat
Auto Auto
Geheugen faxontvangst
A4 A4
100%
Verzendformaat
Luidspreker
Start
CA
Adresboek
Voorbeeld-
weergave
100%
Auto
Extra Fijn
4-80
FAX►OVERIGE FUNCTIES
ORIGINELEN MET VERSCHILLENDE FORMATEN
VERZENDEN
(ORIGINEEL MET GEMENGDE FORMATEN)
Met deze functie kunt u originelen van verschillende formaten gelijktijdig scannen en verzenden, bijvoorbeeld originelen
van het formaat B4 (8-1/2" x 14") gecombineerd met originelen van het formaat A3 (11" x 17").
Wanneer u de originelen scant, detecteert het apparaat automatisch het formaat van elk origineel.
Deze functie kan alleen worden gebruikt met de volgende combinaties van origineelformaten:
• A3 en B4, A3 en B5, B4 en A4, en A4 en B5
• A4R en B5, B4 en A4R, B4 en A5, en B5 en A5
• 11" x 17" en 8-1/2" x 14", 11"
x 17" en 8-1/2" x 13"
• 11" x 17" en 5-1/2" x 8-1/2"
Op de MX-2630N/MX-3050N/MX-3060N/MX-3550N/MX-3560N/MX-4050N/MX-4060N/MX-5050N/MX-6050N is
dubbelzijdig scannen niet mogelijk als het bovenstaande scannen van originelen met gemengde breedtes wordt
uitgevoerd.
Wanneer Orig. met gemengd formaat is geselecteerd, kan geen scanformaat voor een origineel worden opgegeven.
Nadat een scanformaat voor originelen is geselecteerd, kan Orig. met gemengd formaat niet worden opgegeven.
Draaien kan niet worden gebruikt als Origineel met gemengde formaten is ingeschakeld.
Deze functie is niet beschikbaar als [Systeeminstellingen] → [Algemene instellingen] → [Apparaatbeheer] → [Instelling
Detectie Formaat Origineel] in de instellingsmodus is ingesteld op 'AB-3'.
1
Plaats de originelen in de
automatische
documentinvoereenheid.
Plaats de originelen met de hoeken op elkaar uitgelijnd in de
linkerachterhoek van de documentinvoerlade.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID
(pagina 1-82)
2
Voer het faxnummer van de bestemming in.
Een bestemming invoeren met de cijfertoetsen ►pagina 4-13
Een bestemming ophalen uit een adresboek ►pagina 4-14
Een bestemming ophalen met een zoeknummer ►pagina 4-17
Een bestemming ophalen uit een globaal adresboek ►pagina 4-18
Een verzendlogboek gebruiken om opnieuw te verzenden ►pagina 4-20
A3(11" x 17")
B4(8-1/2" x 14")
A3(11" x 17")
B4(8-1/2" x 14")
A3(
11" x 17"
)
B4(
8-1/2" x 14"
)
Plaats de originelen met de
hoeken op elkaar uitgelijnd
in de hoek linksachter.
A3 (11" x 17")
B4 (8-1/2" x 14")
4-81
FAX►OVERIGE FUNCTIES
3
Tik op de toets [Gemengd form.].
Op het pictogram wordt een vinkje weergegeven.
Bij originelen met verschillende formaten stelt u 'Origineel' in op 'Auto'.
De instelling voor originelen met verschillende formaten annuleren
Tik op de toets [Gemengd form.] om de instelling uit te schakelen.
4
Tik op de toets [Start] om het scannen van het origineel te starten.
Tik op de toets [Voorbeeld- weergave] om het voorbeeld van een afbeelding te controleren voordat u een fax verstuurt.
Zie 'HET TE VERZENDEN BEELD CONTROLEREN (pagina 4-30)
' voor meer informatie. Instellingen voor deze functie
kunnen echter niet in het voorbeeldscherm worden gewijzigd.
Belichting
Origineel
Gemengd form.
Resolutie
Opdr. samenst.
Aantal originelen
Langz. scanm.
Overige
Adres Faxnummer
Verzendgeschiedenis
Zoeknummer oproepen
Programma oproepen
Geregistreerde inst. oproepen
Direct TX
Verificatiestempel
Zelfde beeld verz.
als faxadres
Scanformaat
Auto Auto
Geheugen faxontvangst
A4 A4
100%
Verzendformaat
Luidspreker
Start
CA
Adresboek
Voorbeeld-
weergave
100%
Auto
Extra Fijn
4-82
FAX►OVERIGE FUNCTIES
EEN ORIGINEEL ALS AFZONDERLIJKE
PAGINA'S VERZENDEN
EEN ORIGINEEL ALS TWEE AFZONDERLIJKE
PAGINA'S VERZENDEN (DUBBELE PAGINA SCANNEN)
De linker- en rechterkant van een origineel kunnen als twee afzonderlijke pagina's worden verzonden. Deze functie is
nuttig als u de linker- en rechterpagina's van een boek of ander ingebonden document als afzonderlijke pagina's wilt faxen.
Scanformaat origineel Verzonden afbeelding
A3 (11" x 17") x 1 pagina A4 (8-1/2" x 11") x 2 pagina's
Bij gebruik van Dubbele Pg Scannen moet het origineel op de glasplaat worden geplaatst.
Deze functie kan worden ingeschakeld als het origineelformaat is ingesteld op [Auto].
Let op: 'Midden wissen' en 'Rand+Midden Wissen' kunnen niet worden gebruikt.
1
Plaats het origineel op de glasplaat.
GLASPLAAT (pagina 1-84)
Lijn het midden van het origineel uit op de juiste
formaatmarkering .
Boekje of gebonden document
Twee pagina's zijn gekopieerd als
twee afzonderlijke pagina's.
Formaatmarkering
Middenlijn van
B4-origineel
Middenlijn van
A3-origineel
Middenlijn van
11" x 17"-origineel
De pagina aan
deze kant wordt als
eerste gescand.
Middenlijn van origineel
4-83
FAX►OVERIGE FUNCTIES
2
Voer het faxnummer van de bestemming in.
Een bestemming invoeren met de cijfertoetsen ►pagina 4-13
Een bestemming ophalen uit een adresboek ►pagina 4-14
Een bestemming ophalen met een zoeknummer ►pagina 4-17
Een bestemming ophalen uit een globaal adresboek ►pagina 4-18
Een verzendlogboek gebruiken om opnieuw te verzenden ►pagina 4-20
3
Tik op de toets [Overige] en op de
toets [Dubbelz. scan].
Op het pictogram wordt een vinkje weergegeven.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u op de toets [Vorige].
De instelling Dubbele Pg Scannen annuleren:
Tik op de toets [Dubbelz. scan] om het vinkje te verwijderen.
4
Tik op de toets [Start] om het scannen van het origineel te starten.
Vorige
Wissen
Dubbelz. scan Boek opsplitsen
Kaart Formaat Timer
Verif.
Stempel
Eigen naam
kiezen
Transmissie
Rapport
Geheugenvak
Bestand Snelbestand
N-Up
Navragen
Verzendgeschiedenis
Overige
Zoeknummer oproepen
Programma oproepen
Geregistreerde inst. oproepen
Direct TX
Verificatiestempel
Zelfde beeld verz.
als faxadres
Geheugen faxontvangst
A4 A4
Luidspreker
Start
CA
Voorbeeld-
weergave
100%
4-84
FAX►OVERIGE FUNCTIES
EEN INBINDKOPIE SPLITSEN IN PAGINA'S EN DE
PAGINA'S ACHTEREENVOLGENS VERZENDEN
(BOEK SPLITSEN)
De geopende pagina's van een folder met zadelsteek worden als losse pagina's uitgesplitst op basis van de eigenlijke
paginavolgorde.
Als u deze functie gebruikt, hoeft u de te verzenden origineelpagina's niet te sorteren.
Deze functie kan worden ingeschakeld als het origineelformaat is ingesteld op [Auto].
De glasplaat is voor deze functie niet beschikbaar.
1
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische
documentinvoereenheid.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
2
Voer het faxnummer van de bestemming in.
Een bestemming invoeren met de cijfertoetsenpagina 4-13
Een bestemming ophalen uit een adresboek►pagina 4-14
Een bestemming ophalen met een zoeknummer►pagina 4-17
Een bestemming ophalen uit een globaal adresboek►pagina 4-18
Een verzendlogboek gebruiken om opnieuw te verzendenpagina 4-20
3
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Boek opsplitsen].
4-85
FAX►OVERIGE FUNCTIES
4
Selecteer de inbindzijde van het
inbindkopie-origineel.
Controleer of in de voorbeeldafbeelding die in het scherm
wordt weergegeven de inbindzijde juist is.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u achtereenvolgens op de toetsen en [Vorige].
De instelling Boek splitsen annuleren:
Tik op de toets [Off].
5
Tik op de toets [Start] om het scannen van het origineel te starten.
Er klinkt een pieptoon om aan te geven dat het scannen en verzenden is voltooid.
Tik op de toets [Voorbeeld- weergave] om het voorbeeld van een afbeelding te controleren voordat u een fax verstuurt.
Zie 'HET TE VERZENDEN BEELD CONTROLEREN (pagina 4-30)
' voor meer informatie. Instellingen voor deze functie
kunnen echter niet in het voorbeeldscherm worden gewijzigd.
Vorige
Off
Rechts inbinden
Schrijfblok
Links inbinden
Overige
Boek opsplitsen
Selecteer inbindrand origineel.
Wissen
Randschaduw wissen
Resolutie
Resolutie origineel wijzigen
Geheugen faxontvangst
Luidspreker
Start
CA
Voorbeeld-
weergave
100%
4-86
FAX►OVERIGE FUNCTIES
ORIGINELEN SCANNEN
SCHADUWRANDEN IN HET BEELD WISSEN (WISSEN)
Met deze functie wist u die delen van de afbeelding waar zich schaduwen kunnen vormen. Deze functie detecteert
schaduwen niet en wist niet alleen de schaduwen.
Een dik boek scannen
Wisfuncties
De schaduw verschijnt hier
De wisfunctie niet
gebruiken
De wisfunctie
gebruiken
Er zijn schaduwen zichtbaar in
het beeld.
Er zijn geen schaduwen
zichtbaar.
Als u een factorinstelling in combinatie met een wisinstelling gebruikt, wordt de breedte van de wisstrook aangepast volgens
de geselecteerde factor. Met deze functie wist u die delen van de afbeelding waar zich schaduwen kunnen vormen. Deze
functie detecteert schaduwen niet en wist niet alleen de schaduwen.
Als u bijvoorbeeld de breedte van de wisstrook op 10 mm (1/2") instelt en de afbeelding voor verzending tot 70% verkleint,
wordt de breedte van de wisstrook teruggebracht tot 7 mm (3/8").
De standaardinstelling voor de breedte van de wisstrook wijzigen:
Selecteer in de instellingsmodus [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Algemenei Instellingen] →
[Voorwaarde- Instellingen] → [Standaardbreedte Van Wisstrook Instellen].
De breedte kan worden ingesteld tussen 0 mm en 20 mm (0" t/m 1"). De fabrieksinstelling is 10 mm (1/2"). Deze gewijzigde
instelling is van toepassing op [Systeeminstellingen] → [Kopieerinstellingen] → [Voorwaarde- Instellingen] →
[Standaardbreedte Van Wisstrook Instellen] in de 'Instellingen'.
1
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
Randen wissen Midden wissen Randen en midden wissen Zijkant wissen
4-87
FAX►OVERIGE FUNCTIES
2
Voer het faxnummer van de bestemming in.
Een bestemming invoeren met de cijfertoetsen ►pagina 4-13
Een bestemming ophalen uit een adresboek ►pagina 4-14
Een bestemming ophalen met een zoeknummer ►pagina 4-17
Een bestemming ophalen uit een globaal adresboek ►pagina 4-18
Een verzendlogboek gebruiken om opnieuw te verzenden ►pagina 4-20
3
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Wissen].
4
Tik op het selectievakje van de rand
die u wilt wissen en geef de wispositie
op.
Controleer of het selectievakje waarop u tikte is ingesteld op
. Als u op de toets [Buitenkader] tikt, worden de
selectievakjes [Omhoog], [Omlaag], [Links] en [Rechts]
ingesteld op . Als u op de toets [Frame+midden
opgeven] tikt, worden alle selectievakjes ingesteld op .
Geef de te wissen rand op de achterzijde op wanneer u randen wist van één tot drie zijden van Omhoog, Omlaag, Links
en Rechts op de voorzijde om een 2-zijdig origineel te kunnen scannen.
Als het selectievakje [Omgekeerde positie van achterzijde wissen] is ingesteld op , wordt de rand in tegengestelde
positie van de gewiste rand op de voorzijde gewist.
Als het selectievakje [Omgekeerde positie van achterzijde wissen] is ingesteld op wordt de rand in dezelfde
positie als de gewiste rand op de voorzijde gewist.
5
Geef de breedte van de wisstrook op.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen, tikt u achtereenvolgens op de toetsen en [Vorige].
Tik op de getalsweergave die het gebied van de kantlijnverschuiving op de voorzijde of achterzijde aangeeft en voer
het gebied in met de cijfertoetsen.
Als u het gebied snel wilt instellen, geeft u eerst met de cijfertoetsen een waarde op die dicht bij de gewenste waarde
ligt en past u deze vervolgens aan met .
Wisinstelling annuleren:
Tik op de toets [Wissen].
Vorige
Wissen
Overige
Omgekeerde positie van
achterzijde wissen
Omhoog
Omlaag
10 10
Links Rechts
Midden Buitenkader
(0 ~ 20)
mm
(0 ~ 20)
mm
Belichting
Verzendbelichting opgeven
Resolutie
Resolutie origineel wijzigen
N-Up
Meer pag. op een pag. plaatsen
Geheugen faxontvangst
Luidspreker
Start
Wissen
Buitenkader
Frame+midden opgeven
CA
Voorbeeld-
weergave
100%
4-88
FAX►OVERIGE FUNCTIES
6
Tik op de toets [Start] om het scannen van het origineel te starten.
Er klinkt een pieptoon om aan te geven dat het scannen en verzenden is voltooid.
Als u het origineel op de glasplaat hebt geplaatst, moet u elke pagina afzonderlijk scannen.
Wanneer het scannen is voltooid, plaatst u het volgende origineel en tikt u op de toets [Start].
Herhaal de procedure tot alle pagina's zijn gescand en druk dan op de toets [Lezen Klaar].
U kunt op de toets [Voorbeeld- weergave] tikken om een voorbeeld van de afbeelding te controleren voordat u een fax
verstuurt. Zie 'HET TE VERZENDEN BEELD CONTROLEREN (pagina 4-30)
' voor meer informatie. Instellingen voor
deze functie kunnen echter niet in het voorbeeldscherm worden gewijzigd.
4-89
FAX►OVERIGE FUNCTIES
EEN DUN ORIGINEEL VERZENDEN (LANGZAME
SCANMODUS)
Gebruik deze functie wanneer u dunne originelen wilt scannen met behulp van de automatische
documentinvoereenheid. Deze functie helpt voorkomen dat dunne originelen in het apparaat vastlopen.
Bij selectie van de langzame scanmodus is 2-zijdig scannen niet mogelijk.
1
Plaats het origineel in de
documentinvoerlade van de
automatische
documentinvoereenheid.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID
(pagina 1-82)
Stel de origineelgeleiders langzaam af.
Als de originelen met teveel kracht worden ingevoerd, kunnen ze kreuken en vastlopen.
2
Voer het faxnummer van de bestemming in.
Een bestemming invoeren met de cijfertoetsen ►pagina 4-13
Een bestemming ophalen uit een adresboek ►pagina 4-14
Een bestemming ophalen met een zoeknummer ►pagina 4-17
Een bestemming ophalen uit een globaal adresboek ►pagina 4-18
Een verzendlogboek gebruiken om opnieuw te verzenden ►pagina 4-20
D
C
B
A
D
C
B
A
4-90
FAX►OVERIGE FUNCTIES
3
Tik op de toets [Langz. scanm.].
Op het pictogram wordt een vinkje weergegeven.
De langzame scanmodus annuleren
Tik op de toets [Langz. scanm.] om de instelling uit te schakelen.
4
Tik op de toets [Start] om het scannen van het origineel te starten.
Er klinkt een pieptoon om aan te geven dat het scannen en verzenden is voltooid.
Tik op de toets [Voorbeeld- weergave] om het voorbeeld van een afbeelding te controleren voordat u een fax verstuurt.
Zie 'HET TE VERZENDEN BEELD CONTROLEREN (pagina 4-30)
' voor meer informatie. Instellingen voor deze functie
kunnen echter niet in het voorbeeldscherm worden gewijzigd.
Belichting
Origineel
Gemengd form.
Resolutie
Opdr. samenst.
Aantal originelen
Langz. scanm.
Overige
Adres Faxnummer
Verzendgeschiedenis
Zoeknummer oproepen
Programma oproepen
Geregistreerde inst. oproepen
Direct TX
Verificatiestempel
Zelfde beeld verz.
als faxadres
Scanformaat
Auto Auto
Geheugen faxontvangst
A4 A4
100%
Verzendformaat
Luidspreker
Start
CA
Adresboek
Voorbeeld-
weergave
100%
Auto
Extra Fijn
4-91
FAX►OVERIGE FUNCTIES
HET AANTAL VELLEN VAN HET GESCANDE
ORIGINEEL CONTROLEREN EN DAN VERZENDEN
(AANTAL ORIGINELEN)
Tel vóór verzending het aantal vellen van het gescande origineel en geef dit aantal weer.
Door het aantal gescande origineelvellen te controleren, kunt u vergissingen bij het verzenden voorkomen.
Het telresultaat wordt weergegeven met het aantal gescande vellen van het origineel, niet het aantal pagina's.
Wanneer u bijvoorbeeld één dubbelzijdig origineel verzendt, wordt "1" weergegeven om aan te geven dat één origineel vel is
verzonden en dus niet "2" (voor de voor- en achterzijde van dat ene vel).
1
Plaats de originelen in de automatische documentinvoereenheid.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
2
Voer het faxnummer van de bestemming in.
Een bestemming invoeren met de cijfertoetsen ►pagina 4-13
Een bestemming ophalen uit een adresboek ►pagina 4-14
Een bestemming ophalen met een zoeknummer ►pagina 4-17
Een bestemming ophalen uit een globaal adresboek ►pagina 4-18
Een verzendlogboek gebruiken om opnieuw te verzenden ►pagina 4-20
3
Tik op de toets [Aantal originelen].
Op het pictogram wordt een vinkje weergegeven.
De instelling Aantal originelen annuleren:
Tik op de toets [Aantal originelen] om de instelling uit te schakelen.
4
Tik op de toets [Start] om het scannen van het origineel te starten.
Tik op de toets [Voorbeeld- weergave] om het voorbeeld van een afbeelding te controleren voordat u een fax verstuurt.
Zie 'HET TE VERZENDEN BEELD CONTROLEREN (pagina 4-30)
' voor meer informatie. Instellingen voor deze functie
kunnen echter niet in het voorbeeldscherm worden gewijzigd.
Belichting
Origineel
Gemengd form.
Resolutie
Opdr. samenst.
Aantal originelen
Langz. scanm.
Overige
Adres Faxnummer
Verzendgeschiedenis
Zoeknummer oproepen
Programma oproepen
Geregistreerde inst. oproepen
Direct TX
Verificatiestempel
Zelfde beeld verz.
als faxadres
Scanformaat
Auto Auto
Geheugen faxontvangst
A4 A4
100%
Verzendformaat
Luidspreker
Start
CA
Adresboek
Voorbeeld-
weergave
100%
Auto
Extra Fijn
4-92
FAX►OVERIGE FUNCTIES
5
Als het scannen is voltooid,
controleert u het aantal originele
vellen.
Het telresultaat wordt weergegeven met het aantal
gescande vellen van het origineel, niet het aantal pagina's.
Wanneer u bijvoorbeeld één origineel dubbelzijdig kopieert,
wordt "1" weergegeven om aan te geven dat één origineel
vel is gescand en dus niet "2" (voor de voor- en achterzijde
van dat ene vel).
6
Tik op de toets [OK] om de verzending te starten.
Als deze functie wordt gecombineerd met [Opdr. samenst.], wordt het telresultaat weergegeven nadat op de toets
[Lezen Klaar] is getikt.
Als het weergegeven aantal vellen afwijkt van het werkelijke aantal vellen:
Tik op de toets [Annuleren] en vervolgens op de toets [OK] in het berichtscherm om alle gescande gegevens te wissen.
De scan- en bestemmingsinstellingen worden niet gewist. Plaats de origineelvellen opnieuw in de documentinvoerlade
en tik op de toets [Start] om opnieuw te scannen.
Belichting
Auto
AAA AAA
Origineel
Gemengd form.
Resolutie
Extra Fijn
Opdr. samenst.
Aantal originelen
Langz. scanm.
Overige
Adres
Verzendgeschiedenis
Zoeknummer oproepen
Programma oproepen
Geregistreerde inst. oproepen
Direct TX
Verificatiestempel
Zelfde beeld verz.
als faxadres
Scanformaat
Auto Auto
Geheugen faxontvangst
A4 A4
100%
Verzendformaat
Start
CA
Voorbeeld-
weergave
100%
Er zijn 0 pagina's van (pg 1)
het origineel gescand.
Gescande gegevens verzenden?
Annuleren
OK
4-93
FAX►OVERIGE FUNCTIES
GESCANDE ORIGINELEN STEMPELEN (VERIFICATIESTEMPEL)
Met deze functie wordt elk origineel dat via de automatische documentinvoereenheid is gescand, gestempeld, zodat u
kunt verifiëren dat alle originelen correct zijn gescand.
Als u de functie Verificatiestempel wilt gebruiken, moet de optionele stempeleenheid zijn geïnstalleerd.
Als er 2-zijdige originelen worden gebruikt, wordt de voorzijde van elk origineel tweemaal gestempeld.
Als er tijdens het scannen een fout optreedt, kan het gebeuren dat er een origineel wordt gestempeld dat niet is gescand.
Als de 'O'-markering die op originelen wordt gestempeld vager wordt, vervangt u de stempelcassette.
Zie 'DE STEMPELCARTRIDGE VERVANGEN (pagina 1-160)' voor de procedure voor het vervangen van de stempelcartridge.
1
Plaats de originelen in de automatische documentinvoereenheid.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
2
Voer het faxnummer van de bestemming in.
Een bestemming invoeren met de cijfertoetsen ►pagina 4-13
Een bestemming ophalen uit een adresboek ►pagina 4-14
Een bestemming ophalen met een zoeknummer ►pagina 4-17
Een bestemming ophalen uit een globaal adresboek ►pagina 4-18
Een verzendlogboek gebruiken om opnieuw te verzenden ►pagina 4-20
3
Tik op de toets [Verificatiestempel] in het actiescherm of tik op de toets
[Overige] en vervolgens op de toets [Verif.stempel].
Het desbetreffende pictogram of selectievakje wordt geselecteerd.
Als u de toets [Overige] gebruikt, tik dan na het opgeven van de instellingen op de toets [Vorige].
De instelling Verificatiestempel annuleren:
Tik op de toets [Verificatiestempel] in het actiescherm of op de toets [Overige] en tik op [Verif.stempel] om het vinkje te verwijderen.
4
Tik op de toets [Start] om het scannen van het origineel te starten.
Er klinkt een pieptoon om aan te geven dat het scannen en verzenden is voltooid.
Als u de automatische documentinvoereenheid gebruikt om een origineel te scannen, tikt u op de toets [Voorbeeld- weergave] om
een voorbeeld van de afbeelding te bekijken voordat u de fax gaat verzenden. Zie 'HET TE VERZENDEN BEELD CONTROLEREN
(pagina 4-30)' voor meer informatie. Instellingen voor deze functie kunnen echter niet in het voorbeeldscherm worden gewijzigd.
11
Originelen
De positie van de verificatiestempel
De originelen worden
gescand.
Er wordt een
fluorescerend roze
'O'-markering
gestempeld.
4-94
FAX►OVERIGE FUNCTIES
VERZENDEN EN ONTVANGEN VAN FAXEN
OP AFSTAND BEDIENEN
EEN FAXMACHINE AANROEPEN EN ONTVANGST
INITIALISEREN (NAVRAGEN)
Wanneer u verbinding maakt met een ander apparaat en een document van dit apparaat ontvangt, wordt dit 'Navragen'
genoemd.
De documentontvangst van een ander apparaat wordt "Navraagontvangst" genoemd.
U kunt de nummers van meerdere bestemmingen invoeren. Wanneer u de nummers van meerdere bestemmingen
invoert, dan vindt de navraagontvangst van de documenten plaats in de volgorde waarin u de nummers van de
bestemmingen hebt ingevoerd.
Als u documenten van meerdere apparaten ontvangt, wordt dat 'Seriële navraag' genoemd.
Gebruik handmatige navraagontvangst wanneer u navraag moet starten nadat u een opgenomen bericht hebt
beluisterd, bijvoorbeeld in het geval van een faxinformatieservice.
Zorg ervoor dat er geen origineel in het apparaat is geplaatst wanneer u de functie Navraagontvangst gebruikt.
Deze functie kan alleen worden gebruikt als het andere apparaat Super G3- of G3-compatibel is en de navraagfunctie
ondersteunt.
Het ontvangende apparaat draagt de kosten (telefoonkosten) van de navraagontvangst.
Deze functie kan zo nodig worden gecombineerd met de timerverzending om navraagontvangst op elk gewenst moment
te kunnen uitvoeren, bijvoorbeeld 's nachts of als u niet aanwezig bent. (Er kan slechts één timernavraagontvangst worden
ingesteld.)
(1) Vraagt de faxverzending aan
Geheugenvak
Verzenden
(3) De fax wordt ontvangen.
(2) Het voorbereide document wordt verzonden.
4-95
FAX►OVERIGE FUNCTIES
1
Voer het faxnummer van de bestemming in.
Een bestemming invoeren met de cijfertoetsen ►pagina 4-13
Een bestemming ophalen uit een adresboek ►pagina 4-14
Een bestemming ophalen met een zoeknummer ►pagina 4-17
Een bestemming ophalen uit een globaal adresboek ►pagina 4-18
Een verzendlogboek gebruiken om opnieuw te verzenden ►pagina 4-20
Er kunnen meerdere faxnummers worden ingevoerd (maximaal 500).
Navraag vindt plaats in de volgorde waarin de faxnummers zijn ingevoerd.
Als u documenten van meerdere apparaten ontvangt, wordt dat 'Seriële navraag' genoemd.
Als u meerdere faxnummers wilt invoeren, tikt u op nadat u een faxnummer het ingevoerd en voert u het volgende
faxnummer in.
Bij deze procedure kunt u niet gebruikmaken van snelkeuzetoetsen met een subadres en wachtwoord.
U kunt geen snelkeuzetoets gebruiken waarvoor een ander adres dan een faxnummer is opgeslagen.
2
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Navragen].
Op het pictogram wordt een vinkje weergegeven.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen, tikt u op de toets [Vorige].
De instelling Navraag annuleren:
Tik op de toets [Navragen] om het vinkje te verwijderen.
3
Tik op de toets [Start] om de faxontvangst te initialiseren.
Uw apparaat zal het andere apparaat bellen en ontvangst van de fax initialiseren.
4-96
FAX►OVERIGE FUNCTIES
NAVRAAG-ONTVANGST HANDMATIG INITIALISEREN
Gebruik handmatige navraagontvangst wanneer u navraag moet starten nadat u een opgenomen bericht hebt
beluisterd, bijvoorbeeld in het geval van een faxinformatieservice.
Zorg ervoor dat er geen origineel in het apparaat is geplaatst wanneer u de functie Navraagontvangst gebruikt.
Deze functie kan niet worden gebruikt om navraag te doen bij meerdere apparaten (seriële navraag).
Deze functie kan alleen worden gebruikt als het andere apparaat Super G3- of G3-compatibel is en de navraagfunctie
ondersteunt.
Het ontvangende apparaat draagt de kosten (telefoonkosten) van de navraagontvangst.
1
Tik op de toets [Luidspreker].
U zult de kiestoon via de luidspreker van het apparaat
horen.
2
Voer het faxnummer van de bestemming in.
Een bestemming invoeren met de cijfertoetsen ►pagina 4-13
Een bestemming ophalen uit een adresboek ►pagina 4-14
Een bestemming ophalen met een zoeknummer ►pagina 4-17
Een bestemming ophalen uit een globaal adresboek ►pagina 4-18
Een verzendlogboek gebruiken om opnieuw te verzenden ►pagina 4-20
U kunt geen snelkeuzetoets gebruiken voor een contactpersoon of groep waarvoor meerdere bestemmingen zijn
opgeslagen; u kunt geen snelkeuzetoets gebruiken waarvoor een ander adres dan een faxnummer is opgeslagen.
Nadat u op de toets [Luidspreker] hebt getikt, kunt u op de toets [Luidspr.volume] tikken om het volume van de
luidspreker aan te passen.
3
Tik op de toets [Overige] en vervolgens op de toets [Navragen] om originelen
(gegevens) te ontvangen.
Op het pictogram wordt een vinkje weergegeven.
De instelling Navraag annuleren:
Tik op de toets [Navragen] om het vinkje te verwijderen.
Belichting
Origineel
Gemengd form.
Resolutie
Opdr. samenst.
Aantal originelen
Langz. scanm.
Overige
Adres Faxnummer
Verzendgeschiedenis
Zoeknummer oproepen
Programma oproepen
Geregistreerde inst. oproepen
Direct TX
Verificatiestempel
Zelfde beeld verz.
als faxadres
Scanformaat
Auto Auto
Geheugen faxontvangst
A4 A4
100%
Verzendformaat
Luidspreker
Start
CA
Voorbeeld-
weergave
100%
Auto
Extra Fijn
4-97
FAX►OVERIGE FUNCTIES
FUNCTIES DIE BETREKKING HEBBEN OP
DE AFZENDER
AFZENDERINFORMATIE TOEVOEGEN AAN UW FAXEN
(EIGEN FAXADRES VERZ.)
Uw afzenderinformatie (datum, tijd, naam afzender, faxnummer afzender of naam bestemming, aantal pagina's) wordt
automatisch toegevoegd boven aan elke faxpagina die u verzendt.
Voorbeeld van de afgedrukte afzenderinformatie
(1) Datum, tijd: datum en tijdstip van verzending
(2) Naam afzender: de in het apparaat geprogrammeerde naam van de afzender
(3) Faxnummer van zender of Bestemmingsnaam (naam voor snelkeuzetoets)
(4) Paginanummers: paginanummer/totaal aantal pagina's
Als een bestemmingsnaam is ingesteld om te worden bijgevoegd en de bestemming niet is opgegeven via een
snelkeuzetoets, wordt deze informatie niet aan de fax toegevoegd en niet afgedrukt.
De datum en tijd instellen:
selecteer in de instellingsmodus [Systeeminstellingen] → [Algemene instellingen] → [Klokaanpassing].
De naam van een afzender en het faxnummer van een afzender opslaan:
In de 'Instellingen (beheerder)' selecteert u [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Algemenei
Instellingen] → [Eigen naam en bestemming instellen] → [Eigen nummer en naam] → [Registratie zendergegevens].
• Als u de instelling Verzend eigen nr. gebruikt, moet u deze gegevens altijd configureren.
Het aantal te verzenden pagina's toevoegen:
selecteer in de instellingsmodus [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Fax Instellingen] →
[Instellingen verzenden] → [Paginanummer afdrukken bij ontvanger].
Paginanummers worden als volgt getoond: 'paginanummer/totaal aantal pagina's'. Alleen het paginanummer wordt
afgedrukt als 'Handmatige verzending' of 'Snel On-Line Verzenden' wordt gebruikt.
Het faxnummer van een afzender of bestemming selecteren:
selecteer in de instellingsmodus [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Fax Instellingen] →
[Instellingen verzenden] → [Bestemmingsnaam van afzender wijzigen].
Buiten het scangebied
(fabrieksinstellingen)
De verzonden fax bestaat dan uit de
lengte van de gegevens van de afzender
+ de lengte van oorspronkelijke
gegevens. Dat kan betekenen dat het
ontvangende apparaat niet alle
gegevens afdrukt of dat de gegevens
over twee pagina's worden verdeeld.
De gegevens van de afzender worden
binnen het scangebied afgedrukt. Dat
betekent dat de lengte van de fax die
u gaat verzenden overeenkomt met
de lengte van het origineel. Houd er
rekening mee dat de gegevens van
de afzender een deel van de
oorspronkelijke gegevens zullen
overlappen (het overlapte gedeelte
van het origineel is niet zichtbaar).
Laden
Gegevens
afzender
Originelen
Gegevens
afzender
Originelen
2015/04/04/Ma 15:00
AAAAA Faxnr: 0123456789 P.001/001
(1) (2) (3) (4)
4-98
FAX►OVERIGE FUNCTIES
AFZENDERINFORMATIE TIJDELIJK WIJZIGEN (EIGEN
NAAM KIEZEN)
U kunt de afzenderinformatie die bij verzending van uw eigen nummer moet worden gebruikt, tijdelijk wijzigen door een
selectie te maken uit afzonderlijk opgeslagen gegevens.
De functie wordt opgeheven wanneer de verzending met de gewijzigde afzenderinformatie wordt beëindigd.
De afzenderinformatie opslaan die u voor de functie Eigen naam kiezen wilt gebruiken:
In de 'Instellingen (beheerder)' selecteert u [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Algemenei
Instellingen] → [Eigen naam en bestemming instellen] → [Eigen nummer en naam] → [Registratie zendergegevens].
1
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
2
Voer het faxnummer van de bestemming in.
Een bestemming invoeren met de cijfertoetsen ►pagina 4-13
Een bestemming ophalen uit een adresboek ►pagina 4-14
Een bestemming ophalen met een zoeknummer ►pagina 4-17
Een bestemming ophalen uit een globaal adresboek ►pagina 4-18
Een verzendlogboek gebruiken om opnieuw te verzenden ►pagina 4-20
3
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Eigen naam kiezen].
4
Tik op de toets Afzenderinformatie om
de afzenderinformatie op te geven.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u achtereenvolgens op de toetsen en [Vorige].
De instellingen voor afzenderinformatie annuleren:
Tik op de toets [Wissen].
Vorige
Wissen
Overige
Geheugen faxontvangst
Luidspreker
Start
Eigen naam
kiezen
AAA AAA
BBB BBB
CCC CCC
CA
Voorbeeld-
weergave
100%
4-99
FAX►OVERIGE FUNCTIES
5
Tik op de toets [Start] om het scannen van het origineel te starten.
Als u de pagina's van het origineel in de documentinvoerlade hebt geplaatst, worden alle pagina's gescand.
Er klinkt een pieptoon om aan te geven dat het scannen en verzenden is voltooid.
Als u het origineel op de glasplaat hebt geplaatst, moet u elke pagina afzonderlijk scannen.
Wanneer het scannen is voltooid, plaatst u het volgende origineel en tikt u op de toets [Start]. Herhaal dit totdat alle
pagina's zijn gescand en tik vervolgens op de toets [Lezen Klaar].
Er klinkt een pieptoon om aan te geven dat het verzenden is voltooid.
U kunt op de toets [Voorbeeld- weergave] tikken om een voorbeeld van de afbeelding te controleren voordat u een fax
verstuurt. Zie 'HET TE VERZENDEN BEELD CONTROLEREN (pagina 4-30)
' voor meer informatie. Instellingen voor
deze functie kunnen echter niet in het voorbeeldscherm worden gewijzigd.
4-100
FAX►OVERIGE FUNCTIES
UITGAAN VAN SPECIFIEK GEBRUIK
DE TIJD VOOR COMMUNICATIE OPGEVEN
Geef een tijdstip op waarop automatisch moet worden begonnen met de verzending of distributieverzending.
Verzending begint automatisch op de opgegeven tijd.
Deze functie is nuttig wanneer u gereserveerde verzendingen, distributieverzendingen of andere verzendingen wilt
uitvoeren tijdens uw afwezigheid, 's avond of op andere tijden waarop de telefoontarieven laag zijn. U kunt ook een
timerinstelling opgeven voor navraagontvangst om een fax te ontvangen wanneer u niet aanwezig bent.
Wanneer een timerverzending is ingesteld. laat u de hoofdschakelaar op ' ' staan. Er zal geen verzending plaatsvinden
als de status op het vastgestelde tijdstip ' ' is.
Bij het uitvoeren van een timerverzending moet u het origineel naar het geheugen scannen bij het instellen van de
verzending. Het is niet mogelijk een document in de documentinvoerlade of op de glasplaat achter te laten om deze te
laten scannen op het vastgestelde tijdstip van verzending.
Er kunnen maximaal 100 timerverzendingen tegelijk opgeslagen zijn.
Deze functie kan niet worden gebruikt bij de functie Directe verzending of wanneer de luidspreker wordt gebruikt om te kiezen.
Als er een andere verzending actief is wanneer het opgegeven tijdstip aanbreekt, begint de timerhandeling zodra die
verzending is voltooid.
Er kan maximaal één navraagopdracht met timer tegelijk opgeslagen zijn. Als u via navraag gegevens van meerdere
bestemmingen wilt ontvangen, geeft u Timer voor navraag op.
Instellingen die zijn geselecteerd voor een timerverzending (belichting, resolutie, andere functies enz.) worden na afloop
van de verzending automatisch gewist. (Als de functie Documentarchivering wordt gebruikt, worden het gescande
origineel en de instellingen opgeslagen op de ingebouwde harde schijf.)
Als aan een opdracht die voor timerverzending is gepland prioriteit wordt gegeven op het opdrachtstatusscherm, wordt de
timer geannuleerd. De verzending begint zodra de actieve opdracht is voltooid.
GERESERVEERDE OPDRACHTEN MET PRIORITEIT VERWERKEN (pagina 1-89)
De tijd kan maximaal een week van tevoren worden opgegeven.
U kunt andere handelingen uitvoeren nadat u een timer verzendopdracht hebt ingesteld.
Een timerverzending kan in het opdrachtstatusscherm worden verwijderd.
1
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
Stel de tijd voor het
verzenden van de
gegevens overdag in
op 20.00 uur.
Om 20.00 uur start het
verzenden automatisch
4-101
FAX►OVERIGE FUNCTIES
2
Voer het faxnummer van de bestemming in.
Een bestemming invoeren met de cijfertoetsen ►pagina 4-13
Een bestemming ophalen uit een adresboek ►pagina 4-14
Een bestemming ophalen met een zoeknummer ►pagina 4-17
Een bestemming ophalen uit een globaal adresboek ►pagina 4-18
Een verzendlogboek gebruiken om opnieuw te verzenden ►pagina 4-20
3
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Timer].
4
Tik op de toets [On].
5
Geef de datum op.
6
Geef de tijd op (uren en minuten), in 24-uursnotatie.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen, tikt u achtereenvolgens op de toetsen en [Vorige].
Tik op de gebieden waar respectievelijk de uren en minuten worden weergegeven en voer de waarden in via de
cijfertoetsen.
U kunt gebruiken om de tijd precies in te stellen.
Bij deze instelling wordt de huidige tijd weergegeven. Als de tijd onjuist is, drukt u op de toets [CA] om de handeling te
annuleren. Corrigeer de tijd in de instellingsmodus en voer vervolgens de procedure voor timerverzending uit.
VOORDAT U HET APPARAAT ALS FAXAPPARAAT GEBRUIKT (pagina 4-4)
De instellingen voor timerverzending annuleren:
Tik op de toets [Off].
De datum en tijd van het apparaat instellen:
selecteer in de instellingsmodus [Systeeminstellingen] → [Algemene instellingen] → [Klokaanpassing].
Als [Klokinstelling deactiveren] is ingeschakeld, kunnen de datum en tijd niet worden gewijzigd. Selecteer in dat geval
[Systeeminstellingen] bij 'Instellingen (beheerder)' en selecteer [Algemene instellingen] → [Instellingen in /uitschakelen]
om de instelling [Klokinstelling deactiveren] uit te schakelen.
Vorige
maandag
woensdag
vrijdag
Vandaag
dinsdag
donderdag
zaterdag
zondag
Overige
Bestand
Gegevens in map opslaan
Snelbestand
Geg. tijdelijk opslaan
Navragen
Orig. anderen ontvangen
Geheugen faxontvangst
Luidspreker
Start
Timer
Off
On
Za06/06/2015
11 1 0
CA
Voorbeeld-
weergave
100%
4-102
FAX►OVERIGE FUNCTIES
DE AFDRUKINSTELLINGEN VOOR HET
TRANSMISSIERAPPORT WIJZIGEN
(TRANSMISSIERAPPORT)
Er wordt automatisch een rapport afgedrukt om u te waarschuwen wanneer een verzending mislukt of wanneer een
distributieverzending wordt uitgevoerd.
Het transactierapport bevat een beschrijving van de verzending (datum, starttijd, naam van bestemming, vereiste tijd,
aantal pagina's, resultaat, enzovoort).
INFORMATIE IN DE STATUSKOLOM (pagina 4-125)
7
Tik op de toets [Start] om het scannen van het origineel te starten.
Als u de pagina's van het origineel in de documentinvoerlade hebt geplaatst, worden alle pagina's gescand.
Er wordt een pieptoon afgegeven om aan te geven dat het scannen is beëindigd; het apparaat gaat stand-by voor verzending.
Als u het origineel op de glasplaat hebt geplaatst, moet u elke pagina afzonderlijk scannen.
Wanneer het scannen is voltooid, plaatst u het volgende origineel en tikt u op de toets [Start]. Herhaal dit totdat alle pagina's
zijn gescand en tik vervolgens op de toets [Lezen Klaar].
Er wordt een pieptoon afgegeven om aan te geven dat het scannen is beëindigd; het apparaat gaat stand-by voor verzending.
U kunt op de toets [Voorbeeld- weergave] tikken om een voorbeeld van de afbeelding te controleren voordat u een fax
verstuurt. Zie 'HET TE VERZENDEN BEELD CONTROLEREN (pagina 4-30)
' voor meer informatie. Instellingen voor
deze functie kunnen echter niet in het voorbeeldscherm worden gewijzigd.
Het origineel wordt gescand naar het geheugen. Het origineel kan niet op een opgegeven tijdstip worden gescand.
Transmissierapporten worden afgedrukt op basis van voorwaarden die zijn ingesteld in de "Instellingen"; u kunt echter wel
tijdelijk andere voorwaarden voor een verzending selecteren.
Bij distributieverzending zijn wijzigingen in de afdrukvoorwaarden van het transmissierapport van toepassing op alle bestemmingen.
De afdrukvoorwaarden voor een transmissierapport instellen:
In de "Instellingen (beheerder)" selecteert u [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Fax Instellingen] →
[Standaard- Instellingen] → [Instelling Afdrukken Transactierapport].
1
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
2
Voer het faxnummer van de bestemming in.
Een bestemming invoeren met de cijfertoetsen ►pagina 4-13
Een bestemming ophalen uit een adresboek ►pagina 4-14
Een bestemming ophalen met een zoeknummer ►pagina 4-17
Een bestemming ophalen uit een globaal adresboek ►pagina 4-18
Een verzendlogboek gebruiken om opnieuw te verzenden ►pagina 4-20
4-103
FAX►OVERIGE FUNCTIES
Beeld van origineel op transactierapport
Als [Beeld Van Origineel Afdrukken] is ingeschakeld, wordt de eerste pagina van het verzonden origineel afgedrukt op
dezelfde pagina als het transactierapport. Het beeld van het origineel wordt verkleind zodat het op het vel past. Als de
verticale scanafstand (X-richting) van het origineel langer is dan 432 mm (17-1/64"), wordt het gedeelte dat 432 mm
(17-1/64") overschrijdt mogelijk afgesneden.
3
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Transmissie Rapport].
4
Tik op de toets van de
afdrukinstellingen.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u achtereenvolgens op de toetsen en [Vorige].
De instelling Transmissierapport annuleren:
Tik op de toets [Niet afdrukken].
De afdrukvoorwaarden voor een transmissierapport zijn als volgt:
•'Altijd Afdrukken': of een verzending nu slaagt of mislukt, er wordt altijd een transmissierapport afgedrukt.
•'Afdrukken bij fouten': wanneer een verzending mislukt, wordt er een transmissierapport afgedrukt.
•'Niet afdrukken': geen transmissierapport afdrukken.
Stel het selectievakje [Beeld Van Origineel Afdrukken] in op om de eerste pagina van het verzonden origineel op
te nemen in het transactierapport.
Zelfs als het selectievakje [Beeld Van Origineel Afdrukken] is, kan het origineel niet worden afgedrukt wanneer de
luidspreker wordt gebruikt om het nummer te kiezen of wanneer handmatige verzending, directe verzending,
navraagontvangst of F-codeverzending wordt gebruikt.
5
Tik op de toets [Start] om het scannen van het origineel te starten.
Als u de pagina's van het origineel in de documentinvoerlade hebt geplaatst, worden alle pagina's gescand.
Er klinkt een pieptoon om aan te geven dat het scannen en verzenden is voltooid.
Als u het origineel op de glasplaat hebt geplaatst, moet u elke pagina afzonderlijk scannen.
Wanneer het scannen is voltooid, plaatst u het volgende origineel en tikt u op de toets [Start]. Herhaal dit totdat alle
pagina's zijn gescand en tik vervolgens op de toets [Lezen Klaar].
Er klinkt een pieptoon om aan te geven dat het verzenden is voltooid.
U kunt op de toets [Voorbeeld- weergave] tikken om een voorbeeld van de afbeelding te controleren voordat u een fax
verstuurt. Zie 'HET TE VERZENDEN BEELD CONTROLEREN (pagina 4-30)
' voor meer informatie. Instellingen voor
deze functie kunnen echter niet in het voorbeeldscherm worden gewijzigd.
Vorige
Niet afdrukken
Altijd Afdrukken
Afdrukken bij fouten
Overige
Geheugen faxontvangst
Luidspreker
Start
Transmissie
Rapport
Beeld Van Origineel Afdrukken
CA
Voorbeeld-
weergave
100%
4-104
FAX►OVERIGE FUNCTIES
NAVRAAGGEHEUGENFUNCTIES
EEN FAX VERZENDEN WANNEER EEN ANDER
APPARAAT NAVRAAG DOET BIJ UW APPARAAT
(NAVRAAGGEHEUGEN)
Het verzenden van een document dat naar het geheugen is gescand terwijl een ander apparaat navraag doet bij uw
apparaat, wordt 'Navraaggeheugen' genoemd. Voorafgaand aan de navraag moet het document dat naar het andere
apparaat zal worden gefaxt, in een navraaggeheugenvak worden gescand.
EEN DOCUMENT IN EEN NAVRAAGGEHEUGEN SCANNEN (pagina 4-105)
Deze functie kan alleen worden gebruikt als het andere apparaat Super G3- of G3-compatibel is en de navraagfunctie
ondersteunt.
TOEGANG VOOR NAVRAAG BEPERKEN
(INSTELLING NAVRAAGBEVEILIGING)
In het volgende gedeelte wordt 'Instelling Navraagbeveiliging' toegelicht. Via deze functie worden er beperkingen
opgelegd aan andere apparaten die het navraaggeheugen kunnen gebruiken.
Als een apparaat om faxverzending vraagt, kunt u het apparaat toestaan om navraaggeheugen te gebruiken als het
voor de afzender geprogrammeerde faxnummer overeenkomt met een faxnummer dat op uw apparaat als een
navraagwachtwoordnummer is opgeslagen. Deze functie wordt 'Instelling Navraagbeveiliging' genoemd.
Om deze functie te kunnen gebruiken, moet u eerst navraagwachtwoordnummers opslaan (de faxnummers van de
afzenders die zijn geprogrammeerd op de andere apparaten) in de instellingsmodus van het apparaat en vervolgens de
instelling voor navraagbeveiliging inschakelen.
De instelling voor navraagbeveiliging kan voor maximaal 10 andere apparaten worden ingeschakeld.
Navraagbeveiliging instellen:
In de "Instellingen (beheerder)" selecteert u [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Fax Instellingen] →
[Polling-instelling] → [Set faxdetectiebeveiliging in].
Het navraaggeheugenvak
(1) Vraagt de
faxverzending aan
(2) Het document in
het geheugen wordt
verzonden.
Verzenden
(3) De fax wordt ontvangen.
4-105
FAX►OVERIGE FUNCTIES
EEN DOCUMENT IN EEN NAVRAAGGEHEUGEN
SCANNEN
Volg deze stappen om een document in het geheugenvak voor navraagverzending (Openbaar Vak) te scannen.
Als er nog een ander document in het geheugenvak (Openbaar Vak) staat, wordt het pas gescande document toegevoegd
aan het al eerder opgeslagen document. In dat geval zal het aantal navraagpogingen gelijk zijn aan het ingestelde aantal
voor het zojuist gescande document.
1
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
2
Selecteer de instellingen voor het origineel dat moet worden gescand en
eventueel andere functies.
Programma, Timer, Transmissierapport, Navragen en Documentarchivering kunnen niet worden ingesteld.
3
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Geheugenvak].
4
Tik op het tabblad [Navraaggeheugen].
5
Tik op de toets [Openbaar Vak] in de mappenlijst.
6
Tik op [Aantal herhalingen wijzigen] in het actiescherm.
7
Tik op de toets [Eenm.] of [Onbeperkt] om het aantal herhalingen op te
geven.
Om de verzending van een origineel te herhalen, tikt u op de toets [Onbeperkt].
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen, tikt u op en op .
Vorige
Vertrouwelijk Navraaggeheugen
Mapnaam
Openbaar Vak
Aantal
Eenm.
Geheugen faxontvangst
A4 A4
Start
CA
100%
4-106
FAX►OVERIGE FUNCTIES
EEN DOCUMENT UIT HET OPENBAAR VAK
CONTROLEREN
U kunt het document dat in het geheugenvak (Openbaar vak) van het apparaat is opgeslagen controleren voor
geheugennavraag.
8
Tik op de toets [Start] om het scannen van het origineel te starten.
Er verschijnt een voorbeeld van de afbeelding in het aanraakscherm als het origineel wordt gescand.
Als u de pagina's van het origineel in de documentinvoerlade hebt geplaatst, worden alle pagina's gescand.
Als u het origineel op de glasplaat hebt geplaatst, moet u elke pagina afzonderlijk scannen.
Wanneer het scannen is voltooid, plaatst u het volgende origineel en tikt u op de toets [Start]. Herhaal de procedure
tot alle pagina's zijn gescand en druk dan op de toets [Lezen Klaar].
1
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Geheugenvak].
2
Tik op het tabblad [Navraaggeheugen].
3
Tik op de toets [Openbaar Vak] in de mappenlijst.
Als een document in het Openbare vak is opgeslagen, is de toets [Openbaar Vak] niet beschikbaar.
4
Tik in het actiepaneel op [Afbeelding controleren] om het document te
bekijken.
Als u het document wilt afdrukken, tikt u in het actiepaneel op [Afdrukken].
4-107
FAX►OVERIGE FUNCTIES
EEN DOCUMENT UIT HET OPENBAAR VAK
VERWIJDEREN
Verwijder een document uit het geheugenvak (Openbaar vak) wanneer u dit niet meer nodig hebt.
1
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Geheugenvak].
2
Tik op het tabblad [Navraaggeheugen].
3
Tik op de toets [Openbaar Vak] in de mappenlijst.
4
Tik op [Vak leegmaken] in het actiescherm.
Wanneer u op de toets [Afbeelding controleren] in het actiepaneel tikt, kunt u het document op het aanraakpaneel
bekijken voordat u het gaat wissen.
5
Tik op de toets [Ja].
Het document wordt verwijderd en u keert terug naar het scherm van stap 2.
Wanneer u op de toets [Afbeelding controleren] in het actiepaneel tikt, kunt u het document op het aanraakpaneel
bekijken voordat u het gaat wissen.
Het wissen van het document annuleren:
Tik op de toets [Nee].
4-108
FAX►F-CODECOMMUNICATIE GEBRUIKEN
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u in het beginscherm van de Normale modus een bestemming invoert.
DE FAXMODUS SELECTEREN (pagina 4-8)
F-CODECOMMUNICATIE
F-CODECOMMUNICATIE
Via deze functie kan het apparaat communiceren met andere apparaten die ook ondersteuning bieden voor F-code.
Hiermee is uitwisseling van vertrouwelijke documenten (vertrouwelijke communicatie), terughalen (navraag) en distributie
(navraaggeheugen) van informatie, en distributie van informatie naar meerdere bestemmingen (relaydistributieverzending)
mogelijk met andere apparaten die F-codecommunicatie ondersteunen. Bij elke communicatie wordt een F-code*
vastgesteld, waarmee een hoger beveiligingsniveau wordt bereikt.
* F-code is een communicatiefunctie die gebaseerd is op de G3-standaard van de ITU-T.
F-CODECOMMUNICATIE GEBRUIKEN
De ITU-T is een organisatie van de Verenigde Naties die communicatiestandaarden vastlegt. De ITU-T is een afdeling van
de ITU (International Telecommunication Union), die wereldwijde telecommunicatienetwerken en -diensten coördineert.
Faxapparaat of ander
apparaat
Subadres: AAAAAAAA
Wachtwoord: XXXXXXXX
F-code
De fax wordt ontvangen
in het geheugenvak dat
door de F-code is
gespecificeerd.
Het geheugenvak voor de
F-codecommunicatie
Naam geheugenvak: BBBB
Subadres: AAAAAAAA
Wachtwoord: XXXXXXXX
4-109
FAX►F-CODECOMMUNICATIE GEBRUIKEN
De werking van F-codes
Een fax die met een F-code wordt verzonden, wordt ontvangen in het geheugenvak van F-codecommunicatie op het
ontvangende apparaat dat is opgegeven door middel van de F-code (subadres en wachtwoord). Als de F-code die
verzonden is door het verzendende apparaat niet overeenkomt met de F-code op de ontvangende apparaat, vindt er
geen ontvangst plaats.
Voor producten van andere fabrikanten worden mogelijk andere termen gebruikt voor 'Subadres' en 'Pascode'. Als u
contact met de gebruiker van een ander apparaat moet opnemen over subadressen en wachtwoorden, raadpleegt u de
termen die worden gebruikt door het ITU-T in de tabel hieronder.
GEHEUGENVAKKEN VOOR F-CODECOMMUNICATIE
OP HET APPARAAT MAKEN
Voordat de functie F-codecommunicatie kan worden gebruikt, moeten er speciale geheugenvakken worden gemaakt in
de instellingsmodus.
Stel de vaknaam en F-code (subadres en wachtwoord) in elk geheugenvak in en sla deze op.
Nadat u een geheugenvak hebt gemaakt, moet u de andere partij van de F-codecommunicatie op de hoogte stellen van
het subadres en het wachtwoord van het vak.
Als u de volgende F-codecommunicatiefuncties wilt gebruiken, moeten er op uw apparaat F-codegeheugenvakken
worden gemaakt.
• Vertrouwelijke ontvangst met F-code
• Navraaggeheugen met F-code
• Relaydistributieverzending met F-code
Als u de volgende F-codecommunicatiefuncties wilt gebruiken, moeten er op het andere apparaat
F-codegeheugenvakken worden gemaakt:
• F-CODE VERTROUWELIJKE VERZENDING
• Navraagontvangst met F-code
• Relayontvangstverzending met F-code
Het apparaat ITU-T
F-code navraaggeheugenvak Vertrouwelijk vak met F-code
Relaydistributiefunctie met F-code
Subadres SEP SUB SUB
Pascode PWD SID SID
Een F-code bestaat uit een subadres en een wachtwoord en kan niet langer zijn dan 20 cijfers.
F-codegeheugenvakken maken:
Ga naar 'Instellingen' - [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Fax Instellingen] →
[F-Codegeheugenvak].
Geheugenvak
Naam geheugenvak
Subadres
Wachtwoord
Ontvanger (alleen voor
relay-distributieverzending met F-code)
Pincode afdrukken
(alleen voor vertrouwelijke ontvangst
met F-code)
4-110
FAX►F-CODECOMMUNICATIE GEBRUIKEN
F-CODE BELLEN
Wanneer u een F-codehandeling uitvoert, wordt de F-code (subadres en wachtwoord) toegevoegd aan het faxnummer
dat wordt gekozen. Controleer de F-code (subadres en wachtwoord) die in het geheugenvak op het andere apparaat is
opgeslagen voordat u een F-codeverzending verricht. Het is handig om een F-code (subadres en wachtwoord) samen
met het faxnummer onder een snelkeuzetoets of groepstoets op te slaan.
Als u de volgende F-codecommunicatiefuncties wilt kunnen gebruiken, moet uw apparaat naar het andere apparaat
bellen.
• F-CODE VERTROUWELIJKE VERZENDING
• Navraagontvangst met F-code
• Relayontvangstverzending met F-code
Als u de volgende F-codecommunicatiefuncties wilt kunnen gebruiken, moet het andere apparaat naar uw apparaat
bellen.
• Vertrouwelijke ontvangst met F-code
• Navraaggeheugen met F-code
• Relaydistributieverzending met F-code
F-CODE VERTROUWELIJKE VERZENDING
Als er een fax wordt verzonden naar een F-codegeheugenvak (vertrouwelijk) dat is opgeslagen op het ontvangende
apparaat (uw apparaat of het andere), kan de afzender de verzending specifiek aan de gebruiker van dat vak
adresseren.
Dit is handig voor het verzenden van vertrouwelijke documenten die niet onder ogen moeten komen van iemand anders
dan de ontvanger, of wanneer het ontvangende apparaat door meerdere afdelingen wordt gebruikt.
Als u een vertrouwelijke fax met een F-code wilt afdrukken, moet u de PIN Code invoeren.
EEN FAX MET VERTROUWELIJKE F-CODEONTVANGST CONTROLEREN (pagina 4-112)
Als het apparaat van de bestemming geen wachtwoord heeft geconfigureerd in de F-code, voert u geen wachtwoord in
wanneer u naar dat apparaat belt.
Communicatie met F-code (subadres en wachtwoord) is niet beschikbaar als u kiest via een luidspreker of handmatige
verzending gebruikt.
Snelkeuzetoetsen en groepstoetsen opslaan en bewerken:
Selecteer [Adresboek] in de instellingsmodus.
Voordat de fax wordt verzonden, moet de F-code (subadres en wachtwoord) van het geheugenvak dat u wilt gebruiken
worden geverifieerd door de afzender en de ontvanger.
F-codegeheugenvakken maken:
Ga naar 'Instellingen (beheerder)' - [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Fax Instellingen] →
[F-Codegeheugenvak].
4-111
FAX►F-CODECOMMUNICATIE GEBRUIKEN
F-CODES GEBRUIKEN VOOR VERTROUWELIJKE
VERZENDING
Verzend een fax naar het faxnummer van een bestemming nadat u de F-code (subadres en wachtwoord) hebt
toegevoegd.
Gebruik zo nodig Vertrouwelijke verzending met F-code in combinatie met distributieverzending of timerverzending. Het kan
handig zijn om deze functie in een programma op te slaan.
Vertrouwelijke verzending met F-code kan niet worden geregistreerd als 'Favoriet' item.
1
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
2
Geef de bestemming op.
(1)Tik op de toets [Directe Invoer].
(2)Voer het nummer van de bestemming in met de cijfertoetsen.
(3)Tik op de toets [Subadres].
Symbool "/" wordt ingevoerd.
(4)Voer het subadres in met de cijfertoetsen.
(5)Tik op de toets [Pascode].
Symbool "/" wordt ingevoerd.
(6)Voer het wachtwoord in met de cijfertoetsen.
Als het subadres en het wachtwoord al zijn geregistreerd dan kunt u ook een snelkeuzetoets kiezen.
Als een wachtwoord in het geheugenvak van het apparaat van de bestemming is weggelaten, hoeft u stap (4) en (5)
niet uit te voeren.
3
Tik op de toets [Start].
Het scannen van het origineel start.
Als u de pagina's van het origineel in de documentinvoerlade hebt geplaatst, worden alle pagina's gescand.
Er klinkt een pieptoon om aan te geven dat het scannen en verzenden is voltooid.
Als u het origineel op de glasplaat hebt geplaatst, moet u elke pagina afzonderlijk scannen.
Wanneer het scannen is voltooid, plaatst u het volgende origineel en tikt u op de toets [Start]. Herhaal dit totdat alle
pagina's zijn gescand en tik vervolgens op de toets [Lezen Klaar].
Er klinkt een pieptoon om aan te geven dat het verzenden is voltooid.
U kunt op de toets [Voorbeeld- weergave] tikken om een voorbeeld van de afbeelding te controleren voordat u een fax
verstuurt. Zie 'HET TE VERZENDEN BEELD CONTROLEREN (pagina 4-30)
' voor meer informatie. Instellingen voor
deze functie kunnen echter niet in het voorbeeldscherm worden gewijzigd.
4-112
FAX►F-CODECOMMUNICATIE GEBRUIKEN
EEN FAX MET VERTROUWELIJKE
F-CODEONTVANGST CONTROLEREN
Wanneer een vertrouwelijke fax met F-code wordt ontvangen, wordt de fax opgeslagen in het geheugenvak dat door de
F-code is opgegeven. Als u ontvangen faxen wilt controleren, voert u het PIN Code in.
Vertrouwelijke faxen krijgen automatisch voorrang in de wachtrij van afdrukopdrachten.
De fax wordt na het afdrukken automatisch uit het geheugenvak gewist.
Automatisch een transmissierapport afdrukken wanneer een vertrouwelijke fax met F-code wordt ontvangen:
Selecteer in de instellingsmodus [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] [Fax Instellingen] → [Standaard-
Instellingen] → [Instelling Afdrukken Transactierapport] → [Vertrouwelijke Ontvangst].
Als u de PIN Code bent vergeten:
Het is niet mogelijk de PIN Code op het apparaat weer te geven. Zorg er dus voor dat u de PIN Code niet vergeet. Als u de
PIN Code bent vergeten of moet verifiëren, neem dan contact op met uw leverancier of de dichtstbijzijnde erkende
servicevertegenwoordiger.
1
Het apparaat gaat over en de fax wordt ontvangen.
Er klinkt een pieptoon wanneer de ontvangst wordt beëindigd.
2
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Geheugenvak].
3
Op het tabblad [Vertrouwelijk].
4
Tik op de toets van het geheugenvak dat de vertrouwelijke fax bevat.
' ' wordt weergegeven in de toetsen van de geheugenvakken met ontvangen faxen. De toetsen van geheugenvakken
waarin geen faxen zijn ontvangen, zijn grijs gemaakt, wat betekent dat er niet op kan worden getikt.
5
Voer de PIN Code in met de
cijfertoetsen.
Let erop dat u de juiste PIN Code invoert. Als u een fout maakt, wordt een bericht getoond en keert u terug naar het
invoerscherm. Tik op de toets [Annuleren] om terug te keren naar stap 4.
Belichting
Auto
Origineel
Gemengd form.
Resolutie
Extra Fijn
Opdr. samenst.
Aantal originelen
Langz. scanm.
Overige
Verzendgeschiedenis
Zoeknummer oproepen
Programma oproepen
Geregistreerde inst. oproepen
Direct TX
Verificatiestempel
Zelfde beeld verz.
als faxadres
Scanformaat
Auto Auto
Geheugen faxontvangst
A4 A4
50%
100%
Verzendformaat
Luidspreker
Start
CA
Adresboek
Voorbeeld-
weergave
Ontvangen gegevens zijn opgeslagen.
Voer PIN Code in met de 10-Key pad.
Annuleren
4-113
FAX►F-CODECOMMUNICATIE GEBRUIKEN
NAVRAAGONTVANGST MET F-CODES
Deze functie stelt het apparaat in staat een ander apparaat te bellen om te beginnen met de ontvangst van een fax die
op het andere apparaat in een geheugenvak met F-code (navraaggeheugen) is opgeslagen. Tijdens de
navraaghandeling moet uw apparaat de F-code (subadres en wachtwoord) die op het andere apparaat is
geconfigureerd correct opgeven. Anders vindt er geen navraagontvangst plaats.
6
Tik op de toets van de ontvangen
gegevens die u wilt controleren en tik
vervolgens op [Afbeelding controleren]
in het actiepaneel.
Geeft de afbeelding van de ontvangen gegevens weer.
Als u het document wilt afdrukken, tikt u in het actiepaneel
op [Afdrukken].
Verifieer de F-code (subadres het wachtwoord) van het geheugenvak op het andere apparaat voordat u een
navraagontvangst met F-code uitvoert.
Het ontvangende apparaat draagt de telefoonkosten van de verzending.
Gebruik zo nodig Navraagontvangst met F-code in combinatie met distributieverzending of timerverzending. Er kan maar
één navraagontvangst met een timerinstelling tegelijk opgeslagen zijn.
DE TIJD VOOR COMMUNICATIE OPGEVEN (pagina 4-100)
Meerdere apparaten navragen (seriële navraag) is niet mogelijk.
Verzeker u ervan dat er geen origineel in het apparaat is geplaatst wanneer u de functie Navraagontvangst met F-code
gebruikt.
De navraagontvangst met F-code kan niet worden geregistreerd als 'Favoriet' item.
Doorsturen naar
ander adres
Afbeelding controleren
Afdrukken
Alle ontvangen geg.Lijst met ontv. geg.
Alles annul.
Verwijderen
Bestand
Gegevens in map opslaan
Afz.
Ontvangen gegevens
Status
Niet gecontr.10:45 07/07
Verzendaanvraag (navraag) met een F-code
Subadres: AAAAAAAA
Wachtwoord: XXXXXXXX
Het apparaat
Verzenden
Geheugenvak voor
navraag met F-code
ontvangend apparaat
Naam geheugenvak: BBBB
Subadres: AAAAAAAA
Wachtwoord: XXXXXXXX
4-114
FAX►F-CODECOMMUNICATIE GEBRUIKEN
1
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Navragen].
Op het pictogram wordt een vinkje weergegeven.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen, tikt u op de toets [Vorige].
De instelling Navraag annuleren:
Tik op de toets [Navragen] om het vinkje te verwijderen.
2
Geef de bestemming op.
(1)Voer het nummer van de bestemming in met de cijfertoetsen.
(2)Tik op de toets [Subadres].
Symbool "/" wordt ingevoerd.
(3)Voer het subadres in met de cijfertoetsen.
(4)Tik op de toets [Pascode].
Symbool "/" wordt ingevoerd.
(5)Voer het wachtwoord in met de cijfertoetsen.
Als het subadres en het wachtwoord al zijn geregistreerd dan kunt u ook een snelkeuzetoets kiezen.
Als een wachtwoord in het geheugenvak van het apparaat van de bestemming is weggelaten, hoeft u stap (4) en (5)
niet uit te voeren.
3
Tik op de toets [Start].
Uw apparaat zal het andere apparaat bellen en ontvangst van de fax initialiseren.
4-115
FAX►F-CODECOMMUNICATIE GEBRUIKEN
EEN DOCUMENT IN EEN GEHEUGENVAK SCANNEN
VOOR NAVRAAGVERZENDING MET F-CODE
Wanneer het apparaat van een ander apparaat een verzoek tot verzending ontvangt, verzendt deze functie van uw
apparaat naar het andere apparaat een fax die opgeslagen is in een geheugenvak met F-code (navraaggeheugen). Het
andere apparaat moet de F-code (subadres en wachtwoord) die op uw apparaat is geconfigureerd correct opgeven.
Anders vindt er geen verzending plaats.
Een origineel dat via navraagcommunicatie met F-code naar het andere apparaat moet worden verzonden, moet al
eerder in een geheugenvak met F-code (navraaggeheugen) op uw apparaat zijn gescand.
Als er al andere documenten opgeslagen zijn in het geheugenvak, wordt het document toegevoegd aan de al eerder
opgeslagen documenten.
Bij de fabrieksinstelling wordt het document dat naar het andere apparaat is verzonden, automatisch verwijderd.
F-codegeheugenvakken maken:
Ga naar 'Instellingen (beheerder)' - [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Fax Instellingen] →
[F-Codegeheugenvak].
1
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
2
Selecteer de instellingen voor het origineel dat moet worden gescand en
eventueel andere functies.
Programma, Timer, Transmissierapport, Navragen en Documentarchivering kunnen niet worden ingesteld.
Ontvangend apparaat
Verzendaanvraag (navraag) met een F-code
Subadres: AAAAAAAA
Wachtwoord: XXXXXXXX
Verzenden
Het apparaat
F-code navraaggeheugenvak
Naam geheugenvak: BBBB
Subadres: AAAAAAAA
Wachtwoord: XXXXXXXX
4-116
FAX►F-CODECOMMUNICATIE GEBRUIKEN
3
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Geheugenvak].
4
Tik op het tabblad [Navraaggeheugen].
5
Tik op de map van het navraaggeheugenvak met F-code.
6
Tik op de toets [Aantal herhalingen wijzigen] in het actiepaneel en stel het
aantal navraagpogingen in.
Om het origineel na verzending te wissen, tikt u op de toets [Eenm.]. Om de verzending van een origineel te herhalen,
tikt u op de toets [Onbeperkt]. Pas de instellingen aan.
Als het invoeren van de instellingen is voltooid, tikt u op de toetsen , en [Vorige].
7
Tik op de toets [Start].
Het scannen van het origineel start.
Als u de pagina's van het origineel in de documentinvoerlade hebt geplaatst, worden alle pagina's gescand.
Als u het origineel op de glasplaat hebt geplaatst, moet u elke pagina afzonderlijk scannen.
Wanneer het scannen is voltooid, plaatst u het volgende origineel en tikt u op de toets [Start].
Herhaal dit totdat alle pagina's zijn gescand en tik vervolgens op de toets [Lezen Klaar].
U kunt op de toets [Voorbeeld- weergave] tikken om een voorbeeld van de afbeelding te controleren voordat u een fax
verstuurt. Zie 'HET TE VERZENDEN BEELD CONTROLEREN (pagina 4-30)
' voor meer informatie. Instellingen voor
deze functie kunnen echter niet in het voorbeeldscherm worden gewijzigd.
Vorige
Vertrouwelijk Navraaggeheugen
Mapnaam
Openbaar Vak
Aantal
Eenm.
Geheugen faxontvangst
A4 A4
Start
Aantal herhalingen
wijzigen
CA
100%
4-117
FAX►F-CODECOMMUNICATIE GEBRUIKEN
DOCUMENT IN NAVRAAGGEHEUGENVAK MET
F-CODE CONTROLEREN
U kunt het in het navraaggeheugenvak met F-code opgeslagen document controleren.
Een document in een geheugenvak kan niet worden afgedrukt terwijl het wordt verzonden. Bij de fabrieksinstelling wordt het
document dat naar het andere apparaat is verzonden, automatisch verwijderd.
1
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Geheugenvak].
2
Tik op het tabblad [Navraaggeheugen].
3
Tik op de map van het
navraaggeheugenvak met F-code.
4
Tik op [Afbeelding controleren] in het actiescherm.
Als u het document wilt afdrukken, tikt u op de toets [Afdrukken].
Vorige
Vertrouwelijk Navraaggeheugen
Deze functie registreren
in favorieten
Aantal herhalingen wijzigenMapnaam
Openbaar Vak
Aantal
Onbeperkt
Navraaggeheugen
Onbeperkt
Navraaggeheugen
Eén keer
Navraaggeheugen
Eén keer
Schakel Billing Code.
Geheugen faxontvangst
100%
CA
Start
4-118
FAX►F-CODECOMMUNICATIE GEBRUIKEN
EEN DOCUMENT VERWIJDEREN DAT OPGESLAGEN
IS VOOR NAVRAAGVERZENDING MET F-CODE
Verwijder het in een geheugennavraagvak met F-code opgeslagen document om een nieuw document te kunnen
opslaan.
Tijdens de communicatie kan er geen origineel uit het geheugenvak worden verwijderd.
1
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Geheugenvak].
2
Tik op het tabblad [Navraaggeheugen].
3
Tik op de map van het navraaggeheugenvak met F-code.
4
Tik op [Vak leegmaken] in het actiescherm.
Wanneer u op de toets [Afbeelding controleren] in het actiepaneel tikt, kunt u het document op het aanraakpaneel
bekijken voordat u het gaat wissen.
5
Tik op de toets [Ja].
Het document wordt gewist en u keert terug naar Stap 2.
Het wissen van het document annuleren:
Tik op de toets [Nee].
4-119
FAX►F-CODECOMMUNICATIE GEBRUIKEN
RELAYVERZOEKVERZENDING MET F-CODES
Bij deze functie wordt een fax naar een geheugenvak voor relaydistributieverzending met F-code op een ander apparaat
verzonden, waarna dat apparaat de fax naar meerdere ontvangende apparaten distribueert.
Wanneer er een grote afstand is tussen uw apparaat en de ontvangende apparaten, kunt u de fax verzenden naar een
relayapparaat dat zich dichterbij de ontvangende apparaten bevindt om zo de telefoonkosten terug te dringen. Een
relayverzoekverzending kan worden gebruikt in combinatie met de functie voor timerverzending om de telefoonkosten
verder terug te dringen.
DE TIJD VOOR COMMUNICATIE OPGEVEN (pagina 4-100)
F-code (subadres en wachtwoord) en de bestemming in het geheugenvak voor relaydistributie met F-code van het
ontvangende apparaat moeten vooraf door de ontvanger worden geverifieerd.
Voordat u deze functie gebruikt, programmeert u de doelapparaten in het geheugenvak voor relaydistributie met F-code
op het relayapparaat.
De doelapparaten hoeven geen ondersteuning te bieden voor F-codecommunicatie.
Uw apparaat (het apparaat dat om een relaydistributieverzending vraagt) draagt alleen de kosten voor het verzenden van
de fax naar het relayapparaat. Het relayapparaat draagt de kosten voor het verzenden van de fax naar alle doelapparaten.
Gebruik deze functie zo nodig in combinatie met een distributieverzending of een timerverzending. Het kan handig zijn om
deze functie in een programma op te slaan.
Wanneer faxen die met deze functie zijn doorgestuurd op de doorstuurbestemming worden afgedrukt, is het niet mogelijk om
de datum en tijd van ontvangst op de faxen af te drukken. ('Ontvangstdatum/-tijd afdrukken' is uitgeschakeld.)
F-codegeheugenvakken maken:
Ga naar 'Instellingen (beheerder)' - [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Fax Instellingen] →
[F-Codegeheugenvak].
1
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
Het apparaat
Relaydistributieverzending met
F-code
Subadres: AAAAAAAA
Wachtwoord: XXXXXXXX
Ontvangend apparaat
Geheugenvak voor
relay-distributie met F-code
Verzenden
De fax wordt naar de uiteindelijke ontvangende
apparaten verzonden die in het geheugenvak
voor relay-distributie met F-code zijn
geregistreerd.
Bestemming voor doorsturen
Naam geheugenvak: BBBB
Subadres: AAAAAAAA
Wachtwoord: XXXXXXXX
De ontvangende apparaten worden in
dit vak geprogrammeerd
4-120
FAX►F-CODECOMMUNICATIE GEBRUIKEN
2
Geef de bestemming op.
Een bestemming invoeren met de cijfertoetsenpagina 4-13
Een bestemming ophalen uit een adresboek►pagina 4-14
Een bestemming ophalen met een zoeknummer►pagina 4-17
Een bestemming ophalen uit een globaal adresboek►pagina 4-18
Een verzendlogboek gebruiken om opnieuw te verzendenpagina 4-20
Als het subadres en het wachtwoord onder de snelkeuzetoetsen zijn opgeslagen, hoeft u stap 3 tot en met 6 niet uit te
voeren. Ga naar stap 7.
3
Tik op de toets [Subadres].
Voer '/' in.
4
Voer het subadres in met de cijfertoetsen.
5
Tik op de toets [Pascode].
Voer '/' in.
6
Voer het wachtwoord in met de cijfertoetsen.
Als een wachtwoord in het geheugenvak van het apparaat van de bestemming is weggelaten, hoeft u stap 5 en 6 niet uit
te voeren.
7
Tik op de toets [Start].
Het scannen begint.
Als u de pagina's van het origineel in de documentinvoerlade hebt geplaatst, worden alle pagina's gescand.
Er klinkt een pieptoon om aan te geven dat het scannen en verzenden is voltooid.
Als u het origineel op de glasplaat hebt geplaatst, moet u elke pagina afzonderlijk scannen.
Wanneer het scannen is voltooid, plaatst u het volgende origineel en tikt u op de toets [Start]. Herhaal dit totdat alle
pagina's zijn gescand en tik vervolgens op de toets [Lezen Klaar].
Er klinkt een pieptoon om aan te geven dat het scannen en verzenden is voltooid.
Wanneer het relayapparaat de fax ontvangt, zal het deze automatisch naar alle in het geheugenvak
geprogrammeerde doelapparaten doorsturen.
Als u de automatische documentinvoereenheid gebruikt om een origineel te scannen, tikt u op de toets [Voorbeeld-
weergave] om een voorbeeld van de afbeelding te bekijken voordat u de fax gaat verzenden. Zie 'HET TE VERZENDEN
BEELD CONTROLEREN (pagina 4-30)' voor meer informatie.
4-121
FAX►F-CODECOMMUNICATIE GEBRUIKEN
RELAYDISTRIBUTIEVERZENDING MET F-CODES
Wanneer uw apparaat een relayverzoekverzending ontvangt, wordt de fax ontvangen en opgeslagen in een
geheugenvak voor relaydistributie met F-code op uw apparaat.
Uw apparaat stuurt de fax vervolgens door naar alle doelapparaten die in het geheugenvak zijn geprogrammeerd.
Verzending naar de doelapparaten vindt automatisch plaats.
Voordat u de handeling gaat uitvoeren, moet u het subadres en het wachtwoord van het geheugenvak voor
relay-distributie met F-code op uw apparaat aan de aanvragende partij (de partij waarmee u via relay-ontvangstverzending
met F-code gaat communiceren) doorgeven.
Programmeer de doelapparaten in het geheugenvak voor relaydistributie met F-code wanneer u het vak op uw apparaat
maakt.
GEHEUGENVAKKEN VOOR F-CODECOMMUNICATIE OP HET APPARAAT MAKEN (pagina 4-109)
De doelapparaten hoeven geen ondersteuning te bieden voor F-codecommunicatie.
Het apparaat dat om een relaydistributieverzending vraagt, draagt de kosten voor het verzenden van de fax naar uw
apparaat (het relayapparaat). Uw apparaat draagt de kosten voor het verzenden van de fax naar elk van de
doelapparaten.
Wanneer faxen die met deze functie zijn doorgestuurd op de doorstuurbestemming worden afgedrukt, is het niet mogelijk om
de datum en tijd van ontvangst op de faxen af te drukken. ('Ontvangstdatum/-tijd afdrukken' is uitgeschakeld.)
Het apparaat
Relaydistributieverzending met
F-code
Subadres: AAAAAAAA
Wachtwoord: XXXXXXXX
Ontvangend apparaat
Geheugenvak voor
relay-distributie met F-code
Verzenden
Bestemming voor
doorsturen
Naam geheugenvak: BBBB
Subadres: AAAAAAAA
Wachtwoord: XXXXXXXX
De ontvangende apparaten worden in
dit vak geprogrammeerd
De fax wordt naar de uiteindelijke ontvangende
apparaten verzonden die in het geheugenvak
voor relay-distributie met F-code zijn
geregistreerd.
4-122
FAX►EEN EXTERNE TELEFOON GEBRUIKEN
EEN EXTERNE TELEFOON AANSLUITEN
EEN EXTRA TELEFOON AANSLUITEN
U kunt een extra telefoon op het apparaat aansluiten.
De telefoon kan worden gebruikt voor telefoongesprekken en om faxontvangst op het apparaat te starten. Sluit de extra telefoon
aan zoals hieronder wordt aangegeven. Nadat u een extra telefoon hebt aangesloten, configureert u de 'Instelling Externe
Telefoon' bij Instellingsmodus (beheerder).
EEN EXTERNE TELEFOON
GEBRUIKEN
De functie 'Automatisch Wijzigen Tel/Fax' inschakelen. Dit is handig als de telefoon of fax automatisch worden geselecteerd,
afhankelijk van de oproep.
U kunt geen fax versturen vanaf uw telefoon.
U kunt een telefoon op uw apparaat aansluiten via een modulaire stekker. Gebruik ook de 2-draads kabel voor de
telefoonaansluiting. Wanneer u een ander type kabel gebruikt, werkt de telefoon mogelijk niet goed.
Als de stekker van de telefoonkabel niet in de aansluiting van de extra telefoon past, neemt u contact op met uw
leverancier of het dichtstbijzijnde erkende servicebedrijf.
Aansluiting voor extra telefoon
Vastklikken!
Toestel dat fungeert als extra telefoon (voorbeeld)
Vastklikken!
4-123
FAX►EEN EXTERNE TELEFOON GEBRUIKEN
EEN FAX ONTVANGEN NADAT U DE EXTRA
TELEFOON HEBT OPGENOMEN (EXTERNE
ONTVANGST)
Volg de onderstaande stappen als u een faxontvangst wil starten nadat u de telefoon hebt opgenomen en via de extra
telefoon een gesprek hebt gevoerd.
Druk op de extra telefoon op de knoppen [5], [*] en [*].
Als u een pulslijn gebruikt, stelt u het extra toestel in op verzending van toonsignalen.
TELEFOONGESPREKKEN VOEREN EN ONTVANGEN
Op de extra telefoon kunt u gewoon gesprekken voeren. U kunt een telefoonnummer ook op het apparaat invoeren.
Als de extra telefoon nog niet is opgehangen wanneer faxverzending wordt beëindigd, gaat er een alarmsignaal af en wordt
een bericht in het aanraakscherm getoond. Het alarm en bericht stoppen wanneer de extra telefoon wordt opgehangen.
Een fax ontvangen nadat u op de extra telefoon hebt opgenomen:
Stel 'Instellingen (beheerder)' - [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Fax Data
Ontvangen/Doorsturen (Manueel)] → [Faxinstellingen] → [Ontvangstinstellingen] in op [Handmatig Ontvangst].
Het nummer voor de ontvangst van faxen wijzigen:
selecteer in de instellingsmodus [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Fax Instellingen] →
[Standaard- Instellingen] → [Instelling Extern Ontvangstnummer].
1
Terwijl het apparaat overgaat, neemt u
de hoorn op.
2
Instrueer het apparaat om de fax te
ontvangen.
Druk op de extra telefoon op .
3
Leg de hoorn weer neer.
Het apparaat geeft een pieptoon af wanneer de ontvangst
wordt beëindigd.
4-124
FAX►DE COMMUNICATIESTATUS CONTROLEREN
FAXOPDRACHTEN
Wanneer u op de opdrachtstatusweergave tikt, worden de opdrachten in een lijst weergegeven. Tik op de
faxopdrachtstatus, tik op de functieweergave en selecteer de fax.
Raadpleeg de volgende items als u opdrachten wilt stoppen, wissen of met prioriteit wilt verwerken:
OPDRACHTEN IN UITVOERING OF GERESERVEERDE OPDRACHTEN STOPPEN OF VERWIJDEREN (pagina
1-88)
GERESERVEERDE OPDRACHTEN MET PRIORITEIT VERWERKEN (pagina 1-89)
GERESERVEERDE OPDRACHTEN OF OPDRACHTEN IN UITVOERING CONTROLEREN (pagina 1-91)
VOLTOOIDE OPDRACHTEN CONTROLEREN (pagina 1-92)
VOLTOOIDE OPDRACHTEN VOOR
FAXVERZENDING/-ONTVANGST
Een normale verzendingsopdracht wordt naar de opdrachtenlijst verplaatst wanneer verzending is voltooid. In het
statusveld wordt dan 'Verzenden OK' weergegeven. Opdrachten voor ontvangen faxen, faxen via timerverzending,
herhalingen, het doorsturen van een fax en andere faxopdrachten worden echter als volgt in het opdrachtstatusscherm
weergegeven:
Faxontvangstopdrachten
Als er een fax wordt ontvangen, wordt 'Ontvangen' in het statusveld van de opdrachtwachtrij weergegeven.
Als de ontvangst is voltooid, wordt de opdracht naar de lijst met voltooide opdrachten verplaatst en wordt in het
statusveld 'In Geheugen' weergegeven. Als de fax is afgedrukt, verandert de status in 'Ontvangen'.
Timerverzendopdrachten
Een timerverzendopdracht staat onder aan de opdrachtwachtrij totdat de aangegeven tijd is bereikt.
Het verzenden begint op de opgegeven tijd. Als de verzending is voltooid, wordt de opdracht naar de lijst met voltooide
opdrachten verplaatst en wordt in het statusveld 'Verzenden OK' weergegeven.
DE COMMUNICATIESTATUS
CONTROLEREN
Faxopdrachten omvatten ontvangst, timerverzending en doorsturen gegevens, evenals normale verzending. Zie
'VOLTOOIDE OPDRACHTEN VOOR FAXVERZENDING/-ONTVANGST (pagina 4-124)
' voor meer informatie over
opdrachten in de faxmodus.
Opdr.Wachtr
Voltooid
InternetfaxFaxenScannen
Taak
Adres
Tijd Inst.
StatusPagina
Afdrukken
Details van geselect.
taak controleren
Stoppen/Verwijderen
Meerv. selectie-
modus inschakelen
Alleen eigen taak
weergeven
Geg. van vertrouwelijke
ontvangst controleren
Vorige
Wachten
000110:45 07/07Distribueren
De modusweergave
4-125
FAX►DE COMMUNICATIESTATUS CONTROLEREN
Herhaalopdrachten
Een herhaalopdracht staat onder aan de opdrachtwachtrij.
Verzending van de herhaalopdracht begint op basis van de instelling voor [Opnieuw oproepen indien bezet] in de
instellingsmodus. Als de verzending is voltooid, wordt de herhaalopdracht naar de lijst met voltooide opdrachten
verplaatst en verandert de status in 'Verzenden OK'.
Ontvangstopdrachten als de instelling voor inkomende routing
ingeschakeld zijn
Als de instellingen voor inkomende routing zijn ingeschakeld, worden ontvangstopdrachten als volgt afgehandeld,
afhankelijk van de afdrukinstelling.
ONTVANGEN GEGEVENS DOORSTUREN NAAR VASTE BESTEMMINGEN (INSTELLINGEN INKOMENDE
ROUTING) (pagina 4-64)
Ontvangen gegevens worden niet afgedrukt
Terwijl de gegevens worden ontvangen, wordt 'Ontvangen' in de opdrachtwachtrij weergegeven. Als de ontvangst is
voltooid, verandert de status in 'Wachten'.
De ontvangen fax wordt afgedrukt
Als ontvangst is voltooid, wordt in het statusveld van de lijst met voltooide opdrachten 'In Geheugen' weergegeven. Als
de fax is afgedrukt, verandert de status in 'Ontvangen'. Vervolgens wordt er een opdracht toegevoegd. In het statusveld
van de opdrachtwachtrij wordt 'Wachten' weergegeven. Als het doorsturen van de ontvangen fax is voltooid, verandert
de status in 'Doorstuur OK'.
BEELDVERZENDINGEN CONTROLEREN
ACTIVITEITENRAPPORTEN BEELD VERZENDEN
AFDRUKKEN
U kunt het apparaat een logboek laten afdrukken van recente beeldverzendingsactiviteiten (datum, naam, naam andere
partij, vereiste tijd, resultaat, enzovoort). Het Activiteitenrapport Beeld Verzenden bevat nuttige informatie over
bijvoorbeeld het soort fouten dat zich heeft voorgedaan.
De laatste 200 transacties worden in het rapport opgenomen.
U kunt zorgen dat het Activiteitenrapport Beeld Verzenden telkens bij het bereiken van een aantal van 201 transacties
wordt afgedrukt, of op een aangegeven tijdstip (slechts eenmaal per dag).
INFORMATIE IN DE STATUSKOLOM
Foutsoorten en andere informatie worden afgedrukt in de statuskolom van transmissie- en activiteitenrapporten. Als een
transactie- of activiteitenrapport wordt afgedrukt, controleert u de resultaten van de transactie in de resultatenkolom en
neemt u desgewenst maatregelen.
De inhoud van het Activiteitenrapport Beeld Verzenden wordt gewist als het rapport is afgedrukt en kan dus niet opnieuw
worden afgedrukt.
Het rapport over beeldverzendactiviteiten configureren:
selecteer in de instellingsmodus [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Fax Instellingen] [Standaard-
Instellingen] → [Instelling Afdrukken Activiteitenrapport].
4-126
FAX►DE COMMUNICATIESTATUS CONTROLEREN
Voorbeelden van berichten die in de statuskolom worden afgedrukt
Afdrukpagina Beschrijving
Ja De transactie is normaal verlopen.
G3 De communicatie vond plaats in de modus G3.
ECM De communicatie vond plaats in de modus G3 ECM.
SG3 De communicatie vond plaats in de modus Super G3.
Doorsturen De ontvangen gegevens zijn doorgestuurd.
Geen antwrd Er was geen respons van de ontvanger.
Bezet De verzending was niet mogelijk omdat de ontvanger de lijn bezet hield.
Nee De verzending werd geannuleerd terwijl deze actief was.
GEHEUGEN OVER Het geheugen raakte vol tijdens snelle on-line verzending.
VOL Het geheugen is vol geraakt tijdens ontvangst.
LENGTE OVER De verzonden fax was meer dan 1,5 m (59") lang en kon daardoor niet worden ontvangen.
ORIGINEELFOUT
Directe verzending of handmatige verzending is niet gelukt omdat er een papierstoring plaatsvond.
PASNR NG De verbinding werd verbroken omdat het navraagwachtwoord niet juist was.
GEEN RX-NAVRAAG Het apparaat waarop navraag werd gedaan, ondersteunt de navraagfunctie niet.
RX-NAVRAAGFOUT
Het andere apparaat weigerde de navraaghandeling of uw apparaat verbrak de verbinding toen
er een navraag op binnenkwam omdat er geen gegevens in het geheugen aanwezig waren.
F-CODE RX-NAVRAAGFOUT
Het andere apparaat weigerde een navraaghandeling met F-code, of uw apparaat verbrak de
verbinding toen er een navraag op binnenkwam omdat er geen gegevens aanwezig waren in
het navraaggeheugenvak met F-code.
RX NAVRGNR NG
De verbinding werd verbroken omdat het subadres voor het navraaggeheugen met F-code
niet geldig was.
F-NAVRG PAS# NG
De verbinding werd verbroken omdat het wachtwoord voor het navraaggeheugen met F-code niet geldig was.
VAKNR NG
Uw apparaat verbrak de verbinding omdat het opgegeven subadres voor een geheugenvak
met F-code niet bestaat.
F-PASNR NG
Uw apparaat verbrak de verbinding omdat het andere apparaat een onjuist wachtwoord voor
communicatie met F-code verzond.
RX GN F-CODENVRG
Er werd een poging gedaan tot navraag met F-code maar het andere apparaat had geen
navraaggeheugenvak met F-code.
GEEN F-FUNCTIE
Er werd een poging gedaan tot communicatie met F-code maar het andere apparaat
ondersteunt geen communicatie met F-code.
GEEN F-CODE
Het andere apparaat weigerde communicatie met F-code vanwege een onjuist subadres of
om een andere reden.
GEH.V.: [xxxxxx] ******
Er werden gegevens ontvangen in een geheugenvak voor vertrouwelijke verzending of
relaydistributie of er werden gegevens verzonden vanuit een navraaggeheugenvak.
De naam van het geheugenvak wordt getoond in [xxxxxx] en de soort F-codehandeling
(relayverzoekontvangst, navraaggeheugenverzending of vertrouwelijke ontvangst) wordt getoond in ******.
FOUT xx (xxxx)
De transactie is wegens een communicatiefout mislukt.
Eerste 2 cijfers van communicatiefoutnummer: foutcode van 00 tot en met 99.
Laatste 4 cijfers van communicatiefoutnummer: code voor gebruik door onderhoudstechnici.
Geweigerd Er werd een fax verzonden door een afzender voor wie ontvangst is geblokkeerd.
5-1
VOORDAT U HET APPARAAT ALS
NETWERKSCANNER GEBRUIKT
VOORDAT U HET APPARAAT ALS
NETWERKSCANNER GAAT GEBRUIKEN . . . . . . 5-4
TOEPASSINGEN VAN DE NETWERKSCANNER . . . .
5-4
VOORDAT U DE NETWERKSCANNER GEBRUIKT . . .
5-5
BESTEMMINGEN OPSLAAN VOOR
SCANNEN NAAR DESKTOP . . . . . . . . . . . . . . 5-7
VOORDAT U NAAR EEN DIRECT
SMTP-ADRES VERZENDT. . . . . . . . . . . . . . . . 5-7
DE NETWERKSCANNERMODUS. . . . . . . . . . . . . . 5-8
EENVOUDIGE MODUS . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-8
NORMALE MODUS. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-9
EEN NETWERKSCANNERMODUS SELECTEREN . . . .
5-9
VOLGORDE VAN BEELDVERZENDING . . . . . . . . 5-12
ORIGINEELFORMAAT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-14
VERZENDBARE ORIGINEELFORMATEN. . . . 5-14
HET FORMAAT VAN HET GEPLAATSTE
ORIGINEEL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .5-14
BESTEMMINGEN INVOEREN
BESTEMMINGEN INVOEREN. . . . . . . . . . . . . . . . . 5-16
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN
ADRESBOEK . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-16
MIJN ADRES. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .5-18
EEN LIJST VAN DE GESELECTEERDE
BESTEMMINGEN WEERGEVEN . . . . . . . . . . . 5-19
EEN BESTEMMING OPHALEN VIA EEN
ZOEKNUMMER. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-20
EEN ADRES HANDMATIG OPGEVEN. . . . . . . 5-21
EEN NETWERKMAP OPGEVEN . . . . . . . . . . . 5-22
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN
GLOBAAL ADRESBOEK. . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-23
EEN VERZENDLOGBOEK GEBRUIKEN OM
OPNIEUW TE VERZENDEN. . . . . . . . . . . . . . . 5-25
ENKEL DE URL VAN EEN GESCAND
BESTAND NAAR EEN SCANBESTEMMING
VERZENDEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-27
AFBEELDINGEN VERZENDEN
AFBEELDINGEN VERZENDEN. . . . . . . . . . . . . . . . 5-30
EEN BEELD IN SCANMODUS VERZENDEN. . . .
5-30
ONDERWERP, BESTANDSNAAM, ANTWOORD
NAAR EN PLATTE TEKST OP HET MOMENT
VAN SCANVERZENDING WIJZIGEN . . . . . . . . .
5-33
EEN FAX VERZENDEN IN DE
INTERNETFAXMODUS . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-36
ONDERWERP, BESTANDSNAAM EN
INHOUD OP HET MOMENT VAN
VERZENDING VAN EEN INTERNETFAX
WIJZIGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-38
DEZELFDE AFBEELDING NAAR MEERDERE
BESTEMMINGEN VERZENDEN
(DISTRIBUTIEVERZENDING) . . . . . . . . . . . . . 5-41
INSTELLINGSMODI WANNEER MEERDERE
SOORTEN ADRESSEN IN EEN
DISTRIBUTIEVERZENDING ZIJN
OPGENOMEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-43
OPNIEUW VERZENDEN NAAR
DISTRIBUTIEBESTEMMINGEN WAARBIJ DE
VERBINDING IS MISLUKT . . . . . . . . . . . . . . . 5-45
EEN INTERNETFAX VANAF EEN PC
VERZENDEN (PC-I-FAX). . . . . . . . . . . . . . . . . 5-47
BEELDINSTELLINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-48
AUTOMATISCH BEIDE ZIJDEN VAN EEN
ORIGINEEL SCANNEN (2-ZIJDIG
ORIGINEEL). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-48
SCANFORMAAT EN VERZENDFORMAAT
(VERGROTEN/VERKLEINEN). . . . . . . . . . . . . 5-49
HET SCANFORMAAT VAN HET ORIGINEEL
IN PAPIERFORMAAT OPGEVEN . . . . . . . . . . 5-50
HET SCANFORMAAT VAN HET ORIGINEEL
MET GETALSWAARDEN OPGEVEN . . . . . . . 5-51
VAAK GEBRUIKTE ORIGINEELFORMATEN
OPSLAAN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-52
HET VERZENDFORMAAT VAN DE
AFBEELDING OPGEVEN . . . . . . . . . . . . . . . . 5-55
BELICHTING EN TYPE ORIGINEEL BEELD
WIJZIGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-57
DE RESOLUTIE WIJZIGEN. . . . . . . . . . . . . . . 5-59
INDELING WIJZIGEN IN DE SCAN- OF
GEGEVENSINVOERMODUS . . . . . . . . . . . . . 5-60
INDELING WIJZIGEN IN DE
INTERNETFAXMODUS . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-66
KLEURMODUS WIJZIGEN . . . . . . . . . . . . . . . 5-66
DE SCANINSTELLINGEN AUTOMATISCH
INSTELLEN (AUTO INST.) (alleen
MX-3060N/MX-3070N/MX-3560N/
MX-3570N/MX-4060N/MX-4070N/MX-5070N/M
X-6070N) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-68
HET TE VERZENDEN BEELD CONTROLEREN. . . .
5-68
SCANNER/
INTERNETFAX
Pictogrammen
Functies die kunnen worden
gebruikt in de modus
Eenvoudige Scan
5-2
SCANNER/INTERNETFAX
ANDERE FUNCTIES
SCANBEWERKINGEN OPSLAAN (PROGRAMMA) . . . .
5-69
ORIGINELEN COLLECTIEF SCANNEN EN VERZENDEN . . .
5-72
TWEE PAGINA'S ALS ÉÉN PAGINA
VERZENDEN (N-Up). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-72
ORIGINELEN VAN VERSCHILLEND FORMAAT SCANNEN
(ORIGINEEL MET GEMENGDE FORMATEN) . . . . . . . . . . .
5-74
BEIDE ZIJDEN VAN EEN KAART OP ÉÉN
PAGINA SCANNEN (KAART FORMAAT). . . . . 5-76
MEERDERE KAARTEN, BONNEN OF ANDERE KLEINE
ORIGINELEN TEGELIJKERTIJD SCANNEN NAAR
AFZONDERLIJKE BESTANDEN (MULTICROP) . . . . . . .
5-78
EEN VISITEKAARTJE SCANNEN, DE TEKST
INLEZEN, EEN BESTAND MAKEN, EN HET BESTAND
VERZENDEN (VISITEKAARTJE SCANNEN) (alleen
MX-3060N/MX-3070N/MX-3560N/MX-3570N/MX-4060
N/MX-4070N/MX-5070N/MX-6070N) . . . . . . . . . . . . . . .
5-80
MEERDERE FOTO’S TEGELIJKERTIJD NAAR
INDIVIDUELE BESTANDEN SCANNEN
(Afbeelding bijsnijden) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-84
VEEL ORIGINELEN TEGELIJK SCANNEN
(OPDRACHT SAMENSTEL.) . . . . . . . . . . . . . . 5-86
EEN ORIGINEEL ALS AFZONDERLIJKE
PAGINA'S SCANNEN EN VERZENDEN. . . . . . . . . 5-88
EEN ORIGINEEL ALS TWEE AFZONDERLIJKE
PAGINA'S SCANNEN (DUBBELE PG SCANNEN) . . . .
5-88
EEN INBINDKOPIE SPLITSEN IN PAGINA'S EN DE PAGINA'S
ACHTEREENVOLGENS VERZENDEN (BOEK SPLITSEN). . .
5-91
KLEUREN EN TINTEN AANPASSEN . . . . . . . . . . . 5-93
DE ACHTERGROND AANPASSEN DOOR LICHTE
GEBIEDEN IN HET ORIGINEEL DONKERDER OF
LICHTER TE MAKEN (AANPASSING ACHTERGROND). . .
5-93
VÓÓR VERZENDING CONTRAST TOEVOEGEN
AAN HET GESCANDE ORIGINEEL (CONTRAST) . . .
5-95
VÓÓR VERZENDING DE CONTOUREN VAN HET
GESCANDE ORIGINEEL VERBETEREN (SCHERPTE). . .
5-97
VÓÓR VERZENDING CHROMATISCHE KLEUREN UIT HET
GESCANDE ORIGINEEL VERWIJDEREN (UITVALKLEUR). . .
5-99
ROOD/GROEN/BLAUW AANPASSEN IN
KOPIEËN (RGB aanpassen). . . . . . . . . . . . . . . 5-101
ORIGINELEN SCANNEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-103
SCHADUWRANDEN IN HET BEELD WISSEN (WISSEN) . . .
5-103
EEN DUN ORIGINEEL SCANNEN
(LANGZAME SCANMODUS) . . . . . . . . . . . . . . 5-106
LEGE PAGINA'S UIT EEN VERZENDING
WEGLATEN (LEGE PAGINA OVERSLAAN) . . . .
5-108
HET AANTAL VELLEN VAN HET GESCANDE
ORIGINEEL CONTROLEREN EN DAN
VERZENDEN (AANTAL ORIGINELEN) . . . . . . 5-110
GESCANDE ORIGINELEN STEMPELEN
(VERIFICATIESTEMPEL) . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-112
SPECIFIEKE FUNCTIES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-114
AFZENDERINFORMATIE TOEVOEGEN AAN
UW FAXEN (Eigen I-Faxadr. Verz.) . . . . . . . . . 5-114
DE AFDRUKINSTELLINGEN VOOR HET
TRANSMISSIERAPPORT WIJZIGEN
(TRANSMISSIERAPPORT) . . . . . . . . . . . . . . . 5-115
EEN VERZENDING OP EEN OPGEGEVEN
TIJDSTIP STARTEN (TIMER-VERZENDING) . . .
5-117
EEN HANDTEKENING TOEVOEGEN ALS U
EEN SCAN GAAT VERZENDEN
(ELEKTRONISCHE HANDTEKENING) . . . . . . 5-120
DE TE VERZENDEN GEGEVENS
VERSLEUTELEN (VERSLEUTELING) . . . . . . 5-122
EEN GESCAND DOCUMENT VIA GMAIL OF
EXCHANGE VERZENDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-124
KOPPELINGSFUNCTIE VOOR GMAIL. . . . . . 5-124
KOPPELINGSFUNCTIE VOOR EXCHANGE. . . .
5-126
INSTELLINGENSCHERM . . . . . . . . . . . . . . . . . .
5-128
FUNCTIES VOOR INTERNETFAX-ONTVANGST
HET ACTIVITEITENLOGBOEK VAN
INTERNETFAXEN CONTROLEREN . . . . . . . . . . . 5-131
ACTIVITEITENRAPPORTEN BEELD
VERZENDEN AFDRUKKEN . . . . . . . . . . . . . . 5-131
INFORMATIE IN DE STATUSKOLOM. . . . . . . 5-132
INTERNETFAXEN ONTVANGEN. . . . . . . . . . . . . . 5-133
AUTOMATISCH INTERNETFAXEN ONTVANGEN . . . .
5-133
HANDMATIG INTERNETFAXEN ONTVANGEN . . . . .
5-133
ONTVANGEN GEGEVENS AFDRUKKEN. . . . . . . 5-134
EEN FAX AFDRUKKEN DIE MET EEN PIN
CODE IS BEVEILIGD (Instelling vasthouden
ontvangen afdrukgegevens). . . . . . . . . . . . . . . 5-134
ONTVANGEN GEGEVENS OP EEN
OPGEGEVEN TIJDSTIP AFDRUKKEN. . . . . . 5-135
HET BEELD VÓÓR HET AFDRUKKEN
CONTROLEREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-136
ONTVANGEN GEGEVENS DOORSTUREN . . . . . 5-138
ONTVANGEN INTERNETFAXEN
DOORSTUREN (DOORSTUREN FAXDATA) . . .
5-138
ONTVANGEN GEGEVENS DOORSTUREN
NAAR VASTE BESTEMMINGEN
(INSTELLINGEN INKOMENDE ROUTING) . . . . .
5-139
ONTVANGEN FAXEN OPSLAAN OP DE
HARDE SCHIJF VAN HET APPARAAT
(INKOMENDE ROUTING) . . . . . . . . . . . . . . . . 5-142
ONTVANGEN GEGEVENS HANDMATIG
DOORSTUREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-144
ONTVANGEN GEGEVENS OPSLAAN . . . . . . . . . 5-145
5-3
SCANNER/INTERNETFAX
DE STATUS VAN VERZEND- /
ONTVANGSTOPDRACHTEN CONTROLEREN
OPDRACHTEN VOOR BEELDVERZENDING . . . . 5-146
VOLTOOIDE VERZEND- EN ONTVANGSTOPDRACHTEN . . . .
5-147
SCANNEN VANAF EEN
COMPUTER (PC SCAN-MODUS)
DE BASISPROCEDURE VOOR SCANNEN . . . . . . 5-148
METADATAVERZENDING
VOORBEREIDINGEN VOOR METADATAVERZENDING. . .
5-153
METADATAVERZENDING (GEGEVENSINVOER) . . .
5-153
VEREISTE INSTELLINGEN IN DE
INSTELLINGSMODUS (WEBVERSIE) . . . . . . . 5-154
METADATAVERZENDING VIA SCANNEN
NAAR DESKTOP. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-154
METADATA VERZENDEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-155
METADATA VERZENDEN . . . . . . . . . . . . . . . . 5-155
METADATAVELDEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-156
5-4
SCANNER/INTERNETFAX►VOORDAT U HET APPARAAT ALS NETWERKSCANNER GEBRUIKT
VOORDAT U HET APPARAAT ALS
NETWERKSCANNER GAAT GEBRUIKEN
TOEPASSINGEN VAN DE NETWERKSCANNER
Met de netwerkscanner kunt u een afbeeldingsbestand maken op basis van de gegevens van het origineel dat is
gescand door het apparaat en het bestand via een netwerk naar een pc, FTP-server of andere bestemming te
verzenden. Het origineel wordt zo nodig gescand met een TWAIN-compatibele toepassing op uw pc.
De netwerkscannerfunctie biedt de volgende scanmodi.
Scannermodus
De scannerfunctie van het apparaat verzendt op de onderstaande wijze een gescand origineel naar de opgegeven
bestemming.
Scannen naar E-mail
Het gescande bestand wordt aan een e-mailbericht toegevoegd en verzonden. U kunt een gescand bestand als een
e-mailbijlage verzenden. U kunt het bestand ook opslaan op de harde schijf van het apparaat en enkel een URL-ink
verzenden (zonder het bestand bij te voegen) waar de ontvanger het bestand kan downloaden.
Scannen naar FTP
Het gescande bestand wordt naar de opgegeven map van een FTP-server verzonden.
Nadat het bestand is verzonden, is het ook mogelijk om een e-mailbericht naar een eerder opgeslagen e-mailadres te
verzenden om de ontvanger op de hoogte te brengen van de locatie van het bestand.
Scannen naar desktop
Het gescande bestand wordt naar de opgegeven map op uw computer verzonden.
Neem contact op met uw leverancier voor informatie over Scannen naar desktop.
Scannen naar netwerkmap
Het gescande bestand wordt verzonden naar een netwerkmap op een Windows-pc op hetzelfde netwerk als het
apparaat.
Nadat het bestand is verzonden, is het ook mogelijk om een e-mailbericht naar een eerder opgeslagen e-mailadres te
verzenden om de ontvanger op de hoogte te brengen van de locatie van het bestand.
Zie 'EEN BEELD IN SCANMODUS VERZENDEN (pagina 5-30)
' voor de bedieningsprocedure.
Internetfaxmodus
Het gescande bestand wordt als internetfax verzonden. Internetfaxen worden zo nodig ontvangen.
Het apparaat ondersteunt Direct SMTP, waarmee u rechtstreeks Internetfaxen binnen uw bedrijf kunt versturen zonder
een mailserver te gebruiken.
Zie 'EEN FAX VERZENDEN IN DE INTERNETFAXMODUS (pagina 5-36)' voor de bedieningsprocedure.
VOORDAT U HET APPARAAT ALS
NETWERKSCANNER GEBRUIKT
U kunt de functie Internetfax alleen gebruiken als de internetfaxuitbreidingskit is geïnstalleerd.
5-5
SCANNER/INTERNETFAX►VOORDAT U HET APPARAAT ALS NETWERKSCANNER GEBRUIKT
Gegevensinvoermodus
Gegevens die in de modus Gegevensinvoer worden ingevoerd via het aanraakscherm of automatisch worden
gegenereerd door het apparaat, kunnen als een metagegevensbestand in XML-indeling worden verzonden naar een
directory op een FTP-server of een toepassing op een pc.
Zie 'METADATA VERZENDEN (pagina 5-155)
' voor de bedieningsprocedure.
VOORDAT U DE NETWERKSCANNER GEBRUIKT
Als u het apparaat wilt gebruiken als een netwerkscanner, moet u afzendergegevens opslaan, serverinstellingen
configureren, bestemmingen in het adresboek opslaan en de overige vereiste handelingen uitvoeren.
De applicatie-integratiemodule moet worden geïnstalleerd om de functie voor verzending van metadata te gebruiken.
De applicatie-integratiemodule kan worden gecombineerd met de netwerkscanner om een metadatabestand aan een
gescand afbeeldingsbestand toe te voegen.
Metadata bieden informatie over een bestand, hoe het verwerkt moet worden en wat de relatie met andere objecten is.
1
Zorg dat de hoofdschakelaar op ' ' staat.
Als de Aan-indicator brandt, staat de hoofdschakelaar op ' '. Als de Aan-indicator niet brandt, zet u de
hoofdschakelaar in de stand " " en drukt u op de toets [Aan] op het bedieningspaneel.
*Als u de faxfunctie wilt gebruiken, en met name wanneer de ontvangst of verzending per timer 's nachts plaatsvindt,
moet de hoofdschakelaar altijd op ' ' staan.
2
Controleer de datum en de tijd.
Controleer of de correcte datum en tijd op het apparaat zijn ingesteld.
De datum en tijd van het apparaat instellen:
selecteer in de instellingsmodus [Systeeminstellingen] → [Algemene instellingen] → [Klok aanpassen].
Als [Klokinstelling deactiveren] is ingeschakeld, kunnen de datum en tijd niet worden gewijzigd.
Selecteer [Systeeminstellingen] bij 'Instellingen (beheerder)' → [Algemene instellingen] → [Instellingen in /uitschakelen]
→ [Bedienings- Instellingen] om de instelling [Klokinstelling deactiveren] uit te schakelen.
Toets [Aan]Aan-indicator
Hoofdschakelaar
5-6
SCANNER/INTERNETFAX►VOORDAT U HET APPARAAT ALS NETWERKSCANNER GEBRUIKT
3
Sla de gegevens van de afzender op.
Voordat u Scannen naar E-mail gaat gebruiken:
Sla de standaardnaam van de afzender op bij 'Naam Afzender' en het e-mailantwoordadres bij 'E-mailantwoordadres'.
De naam en het e-mailadres van de afzender opslaan die moeten worden gebruikt als geen afzender wordt
geselecteerd:
In de "Instellingen (beheerder)" selecteert u [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Scaninstellingen]
→ [Voorwaarde- Instellingen] → [Standaard Antwoordadresset].
Voordat u Internetfax gaat gebruiken:
Sla de naam van de afzender op bij 'Naam Afzender' en sla het internetfaxadres op bij 'Eigen Adres'.
De naam en het adres van de afzender opslaan:
In de "Instellingen (beheerder)" selecteert u [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Algemene
instellingen] → [Eigen nummer en naam] → [Registratie zendergegevens].
4
Configureer de vereiste instellingen in de Instellingsmodus.
Configureer serverinstellingen, standaardinstellingen voor de netwerkscanner en instellingen voor internetfaxen.
Serverinstellingen configureren:
In "Instellingen (beheerder)" selecteert u [Systeeminstellingen] → [Netwerk- instellingen] → [Services instellingen].
(Beheerdersrechten zijn vereist.)
Algemene instellingen voor de netwerkscanner configureren:
In "Instellingen (beheerder)" selecteert u [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] →
[Scaninstellingen]. (Beheerdersrechten zijn vereist.)
Instellingen voor internetfax configureren:
Selecteer bij 'Instellingen (beheerder) [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] en configureer de
opties bij [Internet Fax-instellingen]. (Beheerdersrechten zijn vereist.)
5
Sla de bestemmingsadressen voor elke scanmodus in het adresboek op
U kunt een afbeelding verzenden door een adres in te voeren wanneer u Scannen naar afbeelding gebruikt. U kunt
eerder gebruikte adressen opslaan in het adresboek.
U kunt maximaal 6000 adressen opslaan in het adresboek. Zie 'ADRESBOEK' voor informatie over het adresboek.
Raadpleeg de volgende paragraaf voor meer informatie over het gebruik van adresboeken en het opslaan van
adressen.
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN ADRESBOEK (pagina 5-16)
EEN LIJST VAN DE GESELECTEERDE BESTEMMINGEN WEERGEVEN (pagina 5-19)
EEN BESTEMMING OPHALEN VIA EEN ZOEKNUMMER (pagina 5-20)
EEN ADRES HANDMATIG OPGEVEN (pagina 5-21)
EEN NETWERKMAP OPGEVEN (pagina 5-22)
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN GLOBAAL ADRESBOEK (pagina 5-23)
EEN VERZENDLOGBOEK GEBRUIKEN OM OPNIEUW TE VERZENDEN (pagina 5-25)
5-7
SCANNER/INTERNETFAX►VOORDAT U HET APPARAAT ALS NETWERKSCANNER GEBRUIKT
BESTEMMINGEN OPSLAAN VOOR SCANNEN NAAR
DESKTOP
Als u uw computer als scanbestemming voor Scannen naar desktop in het apparaat wilt opslaan, moet de Network
Scanner Tool worden geïnstalleerd.
Als u een afbeelding naar uw computer wilt scannen, moet Network Scanner Tool op uw computer worden uitgevoerd.
VOORDAT U NAAR EEN DIRECT SMTP-ADRES
VERZENDT
Het apparaat ondersteunt Direct SMTP, waarmee u rechtstreeks Internetfaxen binnen uw bedrijf kunt versturen zonder
een mailserver te gebruiken.
Zie 'ADRESSEN OPSLAAN VIA DIRECTE INVOER (pagina 1-100)', 'ADRESSEN OPSLAAN VIA GLOBAAL ADRES
ZOEKEN (pagina 1-101)' of 'GROEPEN OPSLAAN (pagina 1-104)' voor de procedure voor het opslaan van een Adres
van directe SMTP in het adresboek. Opgeslagen directe SMTP-adressen worden opgenomen in het adresboek voor de
modus Internetfax.
Als een bestemming bezet is:
Als de bestemming bezet is, wacht het apparaat even voordat automatisch nog een keer wordt verzonden.
Als er een communicatiefout optreedt:
Als zich een communicatiefout voordoet of het andere faxapparaat de oproep niet binnen een vooraf ingestelde tijd
beantwoordt, zal er na een vooraf ingestelde tijdsinterval automatisch opnieuw een verbindingspoging worden gedaan.
Raadpleeg het 'Sharpdesk-installatiehandboek' dat met de Network Scanner Tool is meegeleverd. Wanneer u een
standaardinstallatie hebt uitgevoerd, is Network Scanner Tool geïnstalleerd met Sharpdesk.
Verzending annuleren:
Ga daarvoor naar het taakstatusscherm.
OPDRACHTEN IN UITVOERING OF GERESERVEERDE OPDRACHTEN STOPPEN OF VERWIJDEREN (pagina
1-88)
Het aantal oproeppogingen en het interval tussen pogingen instellen:
In de "Instellingen (beheerder)" selecteert u [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Internet
Fax-instellingen] → [Instellingen verzenden] → [Opnieuw oproepen indien bezet].
Verzending annuleren:
Ga daarvoor naar het taakstatusscherm.
OPDRACHTEN IN UITVOERING OF GERESERVEERDE OPDRACHTEN STOPPEN OF VERWIJDEREN (pagina
1-88)
Het aantal pogingen om opnieuw een oproep te plaatsen instellen, evenals de tijd tussen de pogingen, als een
verbinding mislukt door een fout:
In de "Instellingen (beheerder)" selecteert u [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Internet
Fax-instellingen] → [Instellingen verzenden] → [Opnieuw bellen indien communicatiefout].
5-8
SCANNER/INTERNETFAX►VOORDAT U HET APPARAAT ALS NETWERKSCANNER GEBRUIKT
DE NETWERKSCANNERMODUS
De netwerkscannermodus heeft twee modi: de eenvoudige modus en de normale modus.
De eenvoudige modus bevat de functies waarmee u de meeste verzendtaken eenvoudig kunt uitvoeren.
Wanneer u gedetailleerde instellingen of speciale functies wilt selecteren, gebruikt u de normale modus. In de normale
modus kunnen alle functies worden gebruikt.
EENVOUDIGE MODUS
In de eenvoudige modus kunt u op een eenvoudige manier de basisinstellingen voor de netwerkscanner selecteren.
De volgende functies kunnen in de eenvoudige modus worden ingesteld.
•Origineel ►pagina 5-57
•Resolutie ►pagina 5-59
•Best.Indeling ►pagina 5-60
•Lege pagina Overslaan ►pagina 5-108
Adresboek
Verzendgeschiedenis
Globaal
Adres Zoeken
Scan naar
HDD/USB
CA
Voorbeeld-
weergave
Auto Inst.
Origineel
A4
Adres E-mailadres
Details
Z/W
Start
Kleur
Start
Tik hier om het aanraaktoetsenbord weer te geven.
De weergave van de
functies wijzigen.
Verzenden in zwart/wit of
kleur starten.
De richting van originelen, de resolutie en het
overslaan van blanco pagina's wordt automatisch
ingesteld.(alleen MX-3060N/MX-3070N/
MX-3560N/MX-3570N/MX-4060N/MX-4070N/
MX-5070N/MX-6070N)
Scant het origineel en geeft een
voorbeeld weer.
VOORBEELDSCHERM
(pagina 1-17)
Schakel naar de normale
modus.
NORMALE MODUS
(pagina 5-9)
Het adres en de
instellingen resetten.
Het oorspronkelijke
formaat wordt
weergegeven.
Het eerste scherm
Origineel
Auto 200x200dpi
PDF
PDF
Resolutie Best.Indeling
Lege pagina
Overslaan
CA
Voorbeeld-
weergave
Auto Inst.
Origineel
A4
Adres E-mailadres
Details
Z/W
Start
Kleur
Start
Off
Kies de functie die u wilt
gebruiken.
Een adres instellen.
Het tweede scherm
Een functie kiezen in de eenvoudige modus
Bij 'Instellingen (beheerder)' selecteert u [Systeeminstellingen] → [Algemene instellingen] → [Bedienings- Instellingen] →
[Modus Eenvoudige Instellingen] → [Eenvoudige Scan]
5-9
SCANNER/INTERNETFAX►VOORDAT U HET APPARAAT ALS NETWERKSCANNER GEBRUIKT
NORMALE MODUS
In de normale modus kunt u alle functies voor de netwerkscanner instellen.
In dit gedeelte worden de toetsen in de basisschermen uitgelegd, waarbij het basisscherm E-mail als voorbeeld wordt
gebruikt. Er zijn verschillende methoden beschikbaar in de modus Beeld verzenden, inclusief Scannen naar e-mail en
Scannen naar FTP. De indeling van het basisscherm kan enigszins variëren, afhankelijk van hoe de afbeelding wordt
verzonden.
EEN NETWERKSCANNERMODUS
SELECTEREN
U kunt de netwerkscannermodus als volgt selecteren in het beginscherm of vanuit een bedieningsmodus:
Schakelen tussen modi vanaf het beginscherm
Tik in het beginscherm op het pictogram van de gewenste modus.
De eenvoudige modus openen
Tik op het pictogram van de modus [Eenvoudige Scan].
De normale modus openen
Tik op het moduspictogram [E-mail], [FTP/Bureaublad],
[Netwerkmap] of [Internetfax] .
CA
Voorbeeld-
weergave
Start
Scanformaat
Auto Auto
Kleurmodus
Auto/Mono
Resolutie
200x200dpi
Best.Indeling
PDF
Origineel
Belichting
Auto
Overige
A4 A4
100%
Verzendformaat
Adresboek
Onderwerp
Bestandsnaam
Adres
Druk in om adres in te
voeren
Opties
Door systeeminstellingen vastgezet
Verzendgeschiedenis
Programma oproepen
Geregistreerde inst. oproepen
Zoeknummer oproepen
Zoeken in alg. adressen
Verificatiestempel
Koppeling naar de
bestemming verzenden
Tik hier om het aanraaktoetsenbord weer te geven.
Voer het onderwerp, de bestandsnaam en andere gegevens in.
Zoeken naar adressen.
De functies weergeven die
kunnen worden gebruikt in
de modus Beeld verzenden.
Scant het origineel en geeft
een voorbeeld weer.
VOORBEELDSCHERM
(pagina 1-17)
Het adres en de
instellingen resetten.
De verzending wordt
onmiddellijk gestart.
Het adresvak
weergeven zodat u een
adres kunt opgeven.
De toetsen voor het
instellen van de functie
Beeld Verzenden.
Hiermee geeft u de lijst met
instellingstoetsen weer.
Vaak gebruikte [Overige],
programma's en andere
instellingen kunnen
geregistreerd worden.
Controleer de huidige
instellingen.
De functietoetsen
weergeven die hierboven
niet zijn genoemd.
Geeft de formaten weer van
het origineel en de te
verzenden gegevens.
Voer het
antwoordadres en de
inhoud in.
Eenvoudige
Kopie
Eenvoudige
Scan
Bedienings-
handleiding
Vergrote
weergavemodus
Instellingen
Totaal Aantal
Helderheids-
instelling
Eenvoudige
Fax
Taakstatus
10:15
CLOUD PORTAL
U kunt de functie Internetfax alleen gebruiken als
de internetfaxuitbreidingskit is geïnstalleerd.
E-mail
Bedienings-
handleiding
Vergrote
weergavemodus
Instellingen
Totaal Aantal
Helderheids-
instelling
Sharp OSA FaxenKopiëren
Taakstatus
10:15 10:15
5-10
SCANNER/INTERNETFAX►VOORDAT U HET APPARAAT ALS NETWERKSCANNER GEBRUIKT
Schakelen tussen modi vanuit een modus
Tik op de gewenste modus om die te openen.
De eenvoudige modus openen
1
Tik op [Eenvoudige Scan].
Het beginscherm van de eenvoudige modus wordt
weergegeven.
Z/W
Start
Kleur
Start
Voorbeeld-
weergave
Kleurmodus
Meerkleuren
Papierformaat
Auto
Belichting
Auto
Origineel
Auto A4
Dubbelz. Kopie
1-Zijdig→1-Zijdig
Sorteren/groepen
Auto
Kopieerfactor
100%
Overige
Normaal
Verzenden en afdrukken
Ecoprogramma oproepen
Gegevens in map opslaan
Bestand
Geg. tijdelijk opslaan
Snelbestand
1
A4
Aantal exempl.
LIJN PRINTER
Eenvoudige
Scan
Best. ophalen
van schijf
Sharp OSA
Opdracht Status
CA
A4
B5
B4
A3
2
1
3
4
A4
B5
B4
A3
2
1
3
4
5-11
SCANNER/INTERNETFAX►VOORDAT U HET APPARAAT ALS NETWERKSCANNER GEBRUIKT
De normale modus openen
1
Tik op de modusweergave.
2
Tik op de toets [E-mail], [FTP/
Bureaublad], [Netwerkmap] of
[Internetfax].
Het beginscherm van de geselecteerde modus wordt
weergegeven.
Als u vanuit het beginscherm van de eenvoudige modus wilt schakelen naar de normale modus, tikt u op de toets
[Details] en vervolgens in het bevestigingsscherm op de toets [Ja].
Z/W
Start
Kleur
Start
Voorbeeld-
weergave
Kleurmodus
Meerkleuren
Papierformaat
Auto
Belichting
Auto
Origineel
Auto A4
Dubbelz. Kopie
1-Zijdig→1-Zijdig
Sorteren/groepen
Auto
Kopieerfactor
100%
Overige
Normaal
Verzenden en afdrukken
Ecoprogramma oproepen
Gegevens in map opslaan
Bestand
Geg. tijdelijk opslaan
Snelbestand
1
A4
Aantal exempl.
LIJN PRINTER
Eenvoudige
Scan
Best. ophalen
van schijf
Sharp OSA
Opdracht Status
CA
A4
B5
B4
A3
2
1
3
4
Kleurmodus
LIJN PRINTER
Papierformaat
Belichting
Origineel
Dubbelz. Kopie
Sorteren/groepen
Kopieerfactor
Overige
Opdracht Status
Voorbeeld-
weergave
Z/W
Start
Kleur
Start
Verzenden en afdrukken
Ecoprogramma oproepen
Normaal
A4
A4
B5
B4
A3
Gegevens in map opslaan
Bestand
Geg. tijdelijk opslaan
Snelbestand
Meerk-
Auto
Auto
Auto A4
1-Zijdig→1-Zijdig
Auto
100%
Eenvoudige
Scan
Best. ophalen
van schijf
Sharp OSA
CA
Selecteer mode.
Netwerkmap
Eenvoudige
Fax
Eenvoudige Scan
Eenvoudige
Kopie
Fax E-mail
FTP/Bureaublad
Internetfax
Adresboek
Verzendgeschiedenis
Globaal
Adres Zoeken
Scan naar
HDD/USB
CA
Voorbeeld-
weergave
Auto Inst.
Origineel
A4
Adres
Details
Z/W
Start
Kleur
Start
E-mailadres
5-12
SCANNER/INTERNETFAX►VOORDAT U HET APPARAAT ALS NETWERKSCANNER GEBRUIKT
VOLGORDE VAN BEELDVERZENDING
Tik in het beginscherm op het pictogram voor de gewenste modus voor het verzenden van afbeeldingen.
SCHAKELEN TUSSEN MODI (pagina 1-16)
1
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de
automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID
(pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
2
Voer de bestemming in.
Tik op de toets Adres om de bestemming rechtstreeks in te voeren of zoek de bestemming in het adresboek.
In de Eenvoudige modus In de Normale modus
EEN ADRES HANDMATIG OPGEVEN (pagina
5-21)
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN
ADRESBOEK (pagina 5-16)
EEN VERZENDLOGBOEK GEBRUIKEN OM
OPNIEUW TE VERZENDEN (pagina 5-25)
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN GLOBAAL
ADRESBOEK (pagina 5-23)
EEN ADRES HANDMATIG OPGEVEN (pagina 5-21)
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN ADRESBOEK
(pagina 5-16)
EEN BESTEMMING OPHALEN VIA EEN
ZOEKNUMMER (pagina 5-20)
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN GLOBAAL
ADRESBOEK (pagina 5-23)
EEN VERZENDLOGBOEK GEBRUIKEN OM
OPNIEUW TE VERZENDEN (pagina 5-25)
EEN LIJST VAN DE GESELECTEERDE
BESTEMMINGEN WEERGEVEN (pagina 5-19)
EEN NETWERKMAP OPGEVEN (pagina 5-22)
Origineel
A4
Adres
Details
Kleur
Start
SpatieBest.Indeling AltGr
Caps
Tekens Symbolen
Annuleren OK
.com .net .org
#
.biz .info
http:/
/
Keuze
Toetsenbord
CA
SpatieBest.Indeling AltGr
Keuze
Toetsenbord
Caps
Te ke n s Symbolen
Annuleren OK
E-mailadres
Onderwerp
Verzendgeschiedenis
Zoeken in alg. adressen
.com .net .org
Adres
#
.biz .info
http:/
/
5-13
SCANNER/INTERNETFAX►VOORDAT U HET APPARAAT ALS NETWERKSCANNER GEBRUIKT
3
Selecteer de gewenste functies.
Geef het formaat, de belichting, de bestandsindeling en overige instellingen voor het origineel op.
Verwijs zo nodig naar de volgende functies voor de instelling.
In de Eenvoudige modus In de Normale modus
AUTOMATISCH BEIDE ZIJDEN VAN EEN
ORIGINEEL SCANNEN (2-ZIJDIG ORIGINEEL)
(pagina 5-48)
DE RESOLUTIE WIJZIGEN (pagina 5-59)
INDELING WIJZIGEN IN DE SCAN- OF
GEGEVENSINVOERMODUS (pagina 5-60)
LEGE PAGINA'S UIT EEN VERZENDING
WEGLATEN (LEGE PAGINA OVERSLAAN)
(pagina 5-108)
ORIGINELEN COLLECTIEF SCANNEN EN
VERZENDEN (pagina 5-72)
KLEUREN EN TINTEN AANPASSEN (pagina 5-93)
ORIGINELEN SCANNEN (pagina 5-103)
AUTOMATISCH BEIDE ZIJDEN VAN EEN ORIGINEEL
SCANNEN (2-ZIJDIG ORIGINEEL) (pagina 5-48)
SCANFORMAAT EN VERZENDFORMAAT
(VERGROTEN/VERKLEINEN) (pagina 5-49)
HET SCANFORMAAT VAN HET ORIGINEEL IN
PAPIERFORMAAT OPGEVEN (pagina 5-50)
HET SCANFORMAAT VAN HET ORIGINEEL MET
GETALSWAARDEN OPGEVEN (pagina 5-51)
HET VERZENDFORMAAT VAN DE AFBEELDING
OPGEVEN (pagina 5-55)
BELICHTING EN TYPE ORIGINEEL BEELD
WIJZIGEN (pagina 5-57)
DE RESOLUTIE WIJZIGEN (pagina 5-59)
INDELING WIJZIGEN IN DE SCAN- OF
GEGEVENSINVOERMODUS (pagina 5-60)
INDELING WIJZIGEN IN DE INTERNETFAXMODUS
(pagina 5-66)
KLEURMODUS WIJZIGEN (pagina 5-66)
4
Verzend het origineel.
Tik op de toets [Z/W Start] of [Kleur Start] (de toets [Start] in de normale modus).
U kunt tikken op de toets [Voorbeeld- weergave] voordat u tikt op de toets [Start Z/W] of de toets [Start Kleur] (de toets
[Start] in de normale modus) om een voorbeeld van de afbeelding te controleren.
Als u de glasplaat gebruikt voor het plaatsen van originelen, voert u voor alle originelen de benodigde
verzendprocedures uit. Als alle originelen zijn gescand, tikt u op de toets [Lezen Klaar].
Als u in de normale modus op de toets [Bestand] of [Snelbestand] in het actiepaneel tikt voordat u het beeld gaat
verzenden, kunt u het gescande origineel opslaan.
DOCUMENTARCHIVERING GEBRUIKEN IN DE DIVERSE MODI (pagina 6-7)
CA
Voorbeeld-
weergave
Origineel
A4
Adres E-mailadres
Details
Start
Kleur
Start
Origineel
Auto
200x200dpi
PDF
PDF
Off
Resolutie Best.Indeling
Lege pagina
Overslaan
Auto Inst.
Z/W
Voorbeeld-
weergave
Start
Scanformaat
Auto Auto
Kleurmodus
Auto/Mono
Resolutie
200x200dpi
Best.Indeling
PDF
Origineel
Belichting
Auto
Overige
A4
A4
100%
Verzendformaat
Adresboek
Onderwerp
Bestandsnaam
Adres
Druk in om adres in te
voeren
Door systeeminstellingen vastgezet
Opties
CA
Verzendgeschiedenis
Programma oproepen
Geregistreerde inst. oproepen
Zoeknummer oproepen
Zoeken in alg. adressen
Verificatiestempel
Koppeling naar de
bestemming verzenden
5-14
SCANNER/INTERNETFAX►VOORDAT U HET APPARAAT ALS NETWERKSCANNER GEBRUIKT
ORIGINEELFORMAAT
VERZENDBARE ORIGINEELFORMATEN
De volgende origineelformaten kunnen worden verzonden
*U kunt lange originelen verzenden.
HET FORMAAT VAN HET GEPLAATSTE ORIGINEEL
Als een origineel met een standaardformaat wordt geplaatst, wordt het formaat automatisch gedetecteerd en
weergegeven bij 'Scanformaat' in het basisscherm.
SCANFORMAAT EN VERZENDFORMAAT (VERGROTEN/VERKLEINEN) (pagina 5-49)
Standaardformaten zijn formaten die het apparaat automatisch kan detecteren. De standaardformaten kunt u instellen
bij 'Instelling Detectie Formaat Origineel' in de 'Instellingen'.
Minimaal formaat van origineel Maximaal formaat van origineel
Via de automatische
documentinvoereenheid
131 mm (hoogte) x 140 mm (breedte)
(5-1/8" (hoogte) x 5-1/2" (breedte))
297 mm (hoogte) x 1000 mm* (breedte)
(11-5/8" (hoogte) x 39-3/8" (breedte))
Via de glasplaat -
297 mm (hoogte) x 432 mm* (breedte)
(11-5/8" (hoogte) x 17" (breedte))
Als de functie Automatische detectie van originelen actief is en een origineel (met een formaat in inches of een
niet-standaardformaat) wordt geplaatst, wordt het dichtstbijgelegen formaat weergegeven of wordt er helemaal geen
origineelformaat weergegeven. In dat geval stelt u het juiste formaat voor het origineel handmatig in.
HET SCANFORMAAT VAN HET ORIGINEEL IN PAPIERFORMAAT OPGEVEN (pagina 5-50)
HET SCANFORMAAT VAN HET ORIGINEEL MET GETALSWAARDEN OPGEVEN (pagina 5-51)
De formaten opgeven die het apparaat automatisch kan detecteren:
Selecteer de groep met gedetecteerde origineelformaten door [Systeeminstellingen] te selecteren bij 'Instellingen
(beheerder)' → [Algemene instellingen] → [Apparaatbeheer] → [Instelling Detectie Formaat Origineel].
5-15
SCANNER/INTERNETFAX►VOORDAT U HET APPARAAT ALS NETWERKSCANNER GEBRUIKT
Lijst van opties voor Instelling detectie formaat origineel
Selecties Standaardformaten (gedetecteerde origineelformaten)
Glasplaat Documentinvoerlade (automatische
documentinvoereenheid)
AB-1 A3, A4, A4R, A5, B4, B5, B5R
11" x 17", 8-1/2" x 14", 8-1/2" x 11", A3, A4, A4R, A5, B4,
B5, B5R
AB-2
A3, A4, A4R, A5, B5, B5R
216 mm x 330 mm (8-1/2" x 13")
A3, A4, A4R, A5, B4, B5, B5R, 11" x 17", 8-1/2" x 11",
216 mm x 330 mm (8-1/2" x 13")
AB-3 A4, A4R, A5, B4, 8K, 16K, 16KR
A3, A4, A4R, A5, B4, 11" x 17", 8-1/2" x 11",
216 mm x 330 mm (8-1/2" x 13"), 8K, 16K, 16KR
AB-4
A3, A4, A4R, A5, B5, B5R
216 mm x 340 mm (8-1/2" x 13-2/5")
A3, A4, A4R, A5, B4, B5, B5R, 11" x 17", 8-1/2" x 11",
216 mm x 340 mm (8-1/2" x 13-2/5")
AB-5
A3, A4, A4R, A5, B5, B5R
216 mm x 343 mm (8-1/2" x 13-1/2")
A3, A4, A4R, A5, B4, B5, B5R, 11" x 17", 8-1/2" x 11",
216 mm x 343 mm (8-1/2" x 13-1/2")
Inch-1
11" x 17", 8-1/2" x 14", 8-1/2" x 11",
8-1/2" x 11"R, 5-1/2" x 8-1/2"
11" x 17", 8-1/2" x 14", 8-1/2" x 11", 8-1/2" x 11"R,
5-1/2" x 8-1/2", A3, A4
Inch-2
11" x 17", 8-1/2" x 13" (216 mm x 330 mm),
8-1/2" x 11", 8-1/2" x 11"R, 5-1/2" x 8-1/2"
11" x 17", 8-1/2" x 13-2/5" (216 mm x 340 mm),
8-1/2" x 11", 8-1/2" x 11"R, 5-1/2" x 8-1/2", A3, A4
Inch-3
11" x 17", 8-1/2" x 13-2/5" (216 mm x 340 mm),
8-1/2" x 11", 8-1/2" x 11"R, 5-1/2" x 8-1/2"
11" x 17", 8-1/2" x 13-2/5" (216 mm x 340 mm),
8-1/2" x 11", 8-1/2" x 11"R, 5-1/2" x 8-1/2", A3, A4
5-16
SCANNER/INTERNETFAX►BESTEMMINGEN INVOEREN
BESTEMMINGEN INVOEREN
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN ADRESBOEK
Tik in het adresboekscherm op de snelkeuzetoets van een geregistreerde bestemming om de bestemming op te halen.
U kunt zo nodig meerdere bestemmingen opslaan onder een snelkeuzetoets. Wanneer u op deze toets tikt, worden alle
opgeslagen bestemmingen opgehaald.
In het adresboekscherm worden alle gebruikte bestemmingen in elke modus weergegeven. Elke snelkeuzetoets
vermeldt de naam van de bestemming en een pictogram voor de gebruikte modus voor de bestemming.
•Zie 'ADRESBOEK (pagina 1-96)
' voor informatie over het adresboek.
•Zie 'ADRESSEN OPSLAAN VIA DIRECTE INVOER (pagina 1-100)
', 'ADRESSEN OPSLAAN VIA GLOBAAL ADRES
ZOEKEN (pagina 1-101)' en 'GROEPEN OPSLAAN (pagina 1-104)' voor de procedure voor het opslaan van
bestemmingen in het adresboek.
BESTEMMINGEN INVOEREN
Faxen
Scannen naar e-mail
Internetfax
Directe SMTP
Scannen naar FTP
Scannen naar netwerkmap
Scannen naar bureaublad
Groepstoets met meerdere bestemmingen
1
Tik op de toets [Adresboek].
In de Eenvoudige modus In de Normale modus
CA
Voorbeeld-
weergave
Auto Inst.
Origineel
A4
Adres E-mailadres
Details
Z/W
Start
Kleur
Start
Adresboek
Verzendgeschiedenis
Globaal
Adres Zoeken
Scan naar
HDD/USB
Voorbeeld-
weergave
Start
Scanformaat
Auto Auto
Kleurmodus
Auto/Mono
Resolutie
200x200dpi
Best.Indeling
PDF
Origineel
Belichting
Auto
Overige
A4
A4
100%
Verzendformaat
Adresboek
Onderwerp
Bestandsnaam
Adres
Druk in om adres in te
voeren
Door systeeminstellingen vastgezet
Opties
CA
Verzendgeschiedenis
Programma oproepen
Geregistreerde inst. oproepen
Zoeknummer oproepen
Zoeken in alg. adressen
Verificatiestempel
Koppeling naar de
bestemming verzenden
5-17
SCANNER/INTERNETFAX►BESTEMMINGEN INVOEREN
2
Tik op de snelkeuzetoets van een
contactpersoon of groep met een
bestemming.
De lijst met weergegeven bestemmingen kan worden
ingekort op Categorie, Veelgebruikt en Index of door
trefwoorden te gebruiken. (In de normale modus kunt u de
lijst ook worden ingekort op Opdrachttype.)
Tik op de toets [Sorteren] om de volgorde van de
bestemmingen in de lijst te wijzigen.
Wanneer u een bestemming toevoegt, tikt u op een
andere snelkeuzetoets.
Als twee of meer bestemmingen zijn geselecteerd of
opgegeven, wordt het totaal aantal adressen naast het
adres weergegeven.
Zelfs als er slechts één bestemming ia geselecteerd,
wordt het aantal adressen weergegeven als de
bestemming een contactpersoon of groep is waarvoor
meerdere adressen zijn opgeslagen.
Zie 'ADRESBOEKSCHERM (pagina 1-97)
' voor meer
informatie.
Als u een verkeerde bestemming selecteert:
Tik nogmaals op de toets om de selectie te annuleren.
Als u een bestemming in het verzendlogboek wilt selecteren, tikt u op de toets [Verzendgeschiedenis].
EEN VERZENDLOGBOEK GEBRUIKEN OM OPNIEUW TE VERZENDEN (pagina 5-25)
Tik op de toets [Adresoverzicht] om de ingevoerde bestemmingen weer te geven.
EEN LIJST VAN DE GESELECTEERDE BESTEMMINGEN WEERGEVEN (pagina 5-19)
U kunt de bestemming voor verzending selecteren door te tikken op een opgeslagen bestemming.
Als een adres waarvoor u geen gebruikstoestemming heeft, is opgenomen in de adressen, verschijnt er een bericht
als u op de toets [Start] drukt. Om alleen te verzenden naar de toegestane adressen, drukt u op de toets [OK] en
vervolgens op de toets [Inv voor verz.].
In de Normale modus
Tik op de snelkeuzetoets en vervolgens op [Toon Geregistreerde Informatie] in het actiepaneel om het scherm met
uitgebreide informatie weer te geven.
Als u een bestemming wil ophalen op basis van een zoeknummer, tikt u in het actiepaneel op [Zoeknummer
oproepen].
EEN VERZENDLOGBOEK GEBRUIKEN OM OPNIEUW TE VERZENDEN (pagina 5-25)
Als u een bestemming uit een globaal adresboek wilt ophalen, tikt u in het actiepaneel op [Zoeken in alg. adressen].
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN GLOBAAL ADRESBOEK (pagina 5-23)
Een opgegeven bestemming annuleren:
Selecteer het adres dat u wilt annuleren in de lijst en tik op de toets [Wissen].
Verzending mogelijk maken naar adressen uit andere modi dan de huidige:
Verwijder het vinkje bij [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Algemene instellingen] →
[Voorwaarde-Instellingen] → [Standaardselectie adresboek] → [Alleen adressen van verzendmodi toepassen] bij
'Instellingen (beheerder)'.
Freq.
Gebruik
Adres
E-mail
Beperken
Alle
Categorie
ABC
A
D
G
J
M
P
T
W
Sorteren
Verzendgeschiedenis
Zoeknummer oproepen
Toevoegen
Zelfde beeld verz.
als faxadres
AAA
BBB
CCC
Start
CA
Zoeken in alg. adressen
Koppeling naar de
bestemming verzenden
Voorbeeld-
weergave
5-18
SCANNER/INTERNETFAX►BESTEMMINGEN INVOEREN
MIJN ADRES
Mijn Adres is het eigen e-mailadres van de gebruiker en is het e-mailadres dat is geregistreerd in de gebruikerslijst.
Mijn Adres kan worden gebruikt als inloggen met inlognaam/wachtwoord is ingeschakeld in gebruikersauthenticatie.
Gebruik dit adres als u een gescande afbeelding naar uw eigen e-mailadres wilt verzenden.
In de e-mailmodus verschijnt [Mijn adres zoeken] in het actiepaneel zodat u Mijn Adres onmiddellijk kunt vinden en
gebruiken.
Als u het adresboek gebruikt in de e-mailmodus, verschijnt de toets [Mijn adres zoeken] ook bovenaan de gebruikerslijst
voor eenvoudige toegang vanuit het adresboek.
Mijn Adres kan niet worden gebruikt onder de volgende omstandigheden:
• Als adres zoeken vanuit de gebruikerslijst is geblokkeerd in de systeeminstellingen
• Als gebruikersauthenticatie is uitgeschakeld, of alleen op gebruikersnummer is
• Als [Voeg E-mailadres gebruiker toe voor aanmelden.] is ingeschakeld in [Standaardadres]
• Als het e-mailadres van de ingelogde gebruiker niet is geregistreerd
• Nadat op de toets [Volgend Adres] is gedrukt als [Zorg ervoor, dat u op de Volgende Adres Toets ([+]) drukt, vóór het
selecteren van het volgende adres.] is ingeschakeld in Systeeminstellingen - [Instellingen Beeld Verzenden]→[Algemene
instellingen]→[Voorwaarde- Instellingen]
• Als [S/MIME-instellingen]→[Schakelen verzenden uit, naar de adressen die niet kunnen worden versleuteld.] is
ingeschakeld in de beveiligingsinstellingen
U kunt [Mijn adres zoeken] registreren in het beginscherm. Dit is handig als u Mijn Adres regelmatig gebruikt.
5-19
SCANNER/INTERNETFAX►BESTEMMINGEN INVOEREN
EEN LIJST VAN DE GESELECTEERDE
BESTEMMINGEN WEERGEVEN
Als er meerdere bestemmingen zijn geselecteerd, kunt u de bestemmingen weergeven en controleren. U kunt ook een
bestemming uit de lijst verwijderen (selectie van bestemming annuleren).
Opgegeven bestemmingen verwijderen
Bij stap 2 van 'Een lijst van de geselecteerde bestemmingen weergeven' selecteert u de bestemming en tikt u op de toets [Wissen].
1
Tik op de toets [Adresoverzicht].
In de Eenvoudige modus In de Normale modus
2
Bevestig de bestemming.
Tik op als de bevestiging is voltooid.
Als u gedetailleerde informatie wilt controleren, zoals het type of de naam van de opgegeven bestemming, tikt u eerst op
de snelkeuzetoets van de bestemming en vervolgens op de toets [Info.].
In de normale modus kunt u het type levering wijzigen (Aan/Cc/Bcc). Tik op het adres en vervolgens op [Wijzig naar
Naar] [Wijzig naar Cc] of op [Wijzig naar Bcc] in het actiepaneel.
Als u een origineel op de glasplaat hebt gelegd en op de toets [Start] hebt getikt, kunt u het adres niet verwijderen als u de
instellingen wijzigt.
CA
Voorbeeld-
weergave
Auto Inst.
Origineel
A4
Adres
Details
Z/W
Start
Kleur
Start
Adresboek
Verzendgeschiedenis
Globaal
Adres Zoeken
Scan naar
HDD/USB
1+
AAA AAA
Adres
Zoeken in alg. adressen
Adresoverzicht
Verzendgeschiedenis
Zoeknummer oproepen
Verificatiestempel
Programmaregistratie
Huidige inst. registreren
Voorbeeld-
weergave
Start
Scanformaat
Auto Auto
Kleurmodus
Auto/Mono
Resolutie
200x200dpi
Best.Indeling
PDF
Origineel
Belichting
Auto
Overige
A4
A4
100%
Verzendformaat
Onderwerp
Bestandsnaam
Door systeeminstellingen vastgezet
Opties
CA
Aan Cc
Alle Bestemm.
AAA
CCC
123
test@test.□□□
Voorbeeld-
weergave
Start
CA
Aan Cc Wissen Info.
Alle Bestemm.
Wijzig naar Cc
AAA
CCC
123
test@test.□□□
Voorbeeld-
weergave
Start
CA
5-20
SCANNER/INTERNETFAX►BESTEMMINGEN INVOEREN
EEN BESTEMMING OPHALEN VIA EEN ZOEKNUMMER
U kunt het zoeknummer gebruiken om een bestemming op te geven die in het adresboek is opgeslagen.
1
Tik op de toets [Details] om naar de normale modus te gaan.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 5-10)
2
Tik op [Zoeknummer oproepen] in het
actiescherm.
3
Voer met de cijfertoetsen een
zoeknummer van 4 cijfers in en tik op
.
Als het zoeknummer is ingevoerd, wordt het opgeslagen
adres opgehaald en opgegeven als bestemming.
Als een verkeerd zoeknummer is ingevoerd:
Tik op de toets [C] om het nummer te wissen en voer het juiste nummer in.
Het zoeknummer wordt geprogrammeerd wanneer de bestemming wordt opgeslagen in het adresboek.
Als u het zoeknummer niet weet, tikt u op [Individuele lijst afdrukken] in het actiepaneel om de adreslijst af te drukken.
Bij het invoeren van zoeknummers als '001' en '011' kan de '0' worden weggelaten. Als u bijvoorbeeld '0001' wilt
invoeren, voert u '1' in en tikt u op de toets [OK].
Voorbeeld-
weergave
Start
Scanformaat
Auto Auto
Kleurmodus
Auto/Mono
Resolutie
200x200dpi
Best.Indeling
PDF
Origineel
Belichting
Auto
Overige
A4
A4
100%
Verzendformaat
Adresboek
Onderwerp
Bestandsnaam
Adres
Druk in om adres in te
voeren
Door systeeminstellingen vastgezet
Opties
CA
Verzendgeschiedenis
Programma oproepen
Geregistreerde inst. oproepen
Zoeknummer oproepen
Zoeken in alg. adressen
Verificatiestempel
Koppeling naar de
bestemming verzenden
Voorbeeld-
weergave
Start
Scanformaat
Auto Auto
Kleurmodus
Auto/Mono
Resolutie
200x200dpi
Best.Indeling
PDF
Origineel
Belichting
Auto
Overige
A4
A4
100%
Verzendformaat
Adresboek
Onderwerp
Bestandsnaam
Adres
Druk in om adres in te
voeren
Door systeeminstellingen vastgezet
Opties
CA
Verzendgeschiedenis
Programma oproepen
Geregistreerde inst. oproepen
Zoeknummer oproepen
Zoeken in alg. adressen
Verificatiestempel
Koppeling naar de
bestemming verzenden
5-21
SCANNER/INTERNETFAX►BESTEMMINGEN INVOEREN
EEN ADRES HANDMATIG OPGEVEN
1
Tik in het basisscherm van een modus op [Tekstvak].
Tik in het basisscherm van Internetfax op [Tekstvak] om het scherm weer te geven waarin u het adrestype wilt
selecteren. Tik op de toets [Internetfax] of [Directe SMTP].
In de eenvoudige modus kan alleen het e-mailadres worden opgegeven.
In de Eenvoudige modus In de Normale modus
2
Gebruik het aanraaktoetsenbord dat
wordt weergegeven om het
bestemmingsadres in te voeren.
Selecteer in de modus Gegevensinvoer de modus van de
bestemming en voer het bestemmingsadres in.
Voor Scannen naar netwerkmap wordt het scherm voor
het invoeren van netwerkmappen weergegeven. Zie 'EEN
NETWERKMAP OPGEVEN (pagina 5-22)'.
Nadat u het bestemmingsadres hebt opgegeven, tikt u op
de toets [OK] naast het aanraaktoetsenbord.
Zie 'NAMEN EN FUNCTIES VAN AANRAAKTOETSEN (pagina 1-163)' bij 'Voordat u het apparaat gaat gebruiken' voor
informatie over het invoeren van tekst.
Selecteer [Bcc] als [Instellingen Beeld Verzenden] → [Scaninstellingen] → [Standaardinstell.] → [Bcc-Instelling] →
[Bcc Inschakelen] is ingeschakeld in [Systeeminstellingen].
In de modus Internetfax wordt het scherm Verzendbevestiging instellen weergegeven als [Systeeminstellingen] -
[Instellingen Beeld Verzenden] → [Internet Fax-instellingen] → [Instellingen verzenden] → [I-Fax Ontvanstrapport
Aan/Uit Instelling] is ingeschakeld. Tik op de toets [Instellen] om de verzendbevestiging te activeren. Tik op de toets
[Annuleren] om de verzendbevestiging te annuleren. (Wanneer Directe SMTP wordt gebruikt, vindt geen
verzendbevestiging plaats.)
CA
Voorbeeld-
weergave
Auto Inst.
Origineel
A4
Adres E-mailadres
Details
Z/W
Start
Kleur
Start
Adresboek
Verzendgeschiedenis
Globaal
Adres Zoeken
Scan naar
HDD/USB
Voorbeeld-
weergave
Start
Scanformaat
Auto Auto
Kleurmodus
Auto/Mono
Resolutie
200x200dpi
Best.Indeling
PDF
Origineel
Belichting
Auto
Overige
A4
A4
100%
Verzendformaat
Adresboek
Onderwerp
Bestandsnaam
Adres
Druk in om adres in te
voeren
Door systeeminstellingen vastgezet
Opties
CA
Verzendgeschiedenis
Programma oproepen
Geregistreerde inst. oproepen
Zoeknummer oproepen
Zoeken in alg. adressen
Verificatiestempel
Koppeling naar de
bestemming verzenden
Origineel
A4
Adres
Details
Kleur
Start
SpatieBest.Indeling AltGr
Caps
Te ke n s Symbolen
Annuleren OK
.com .net .org
#
.biz .info
http:/
/
Keuze
Toetsenbord
5-22
SCANNER/INTERNETFAX►BESTEMMINGEN INVOEREN
EEN NETWERKMAP OPGEVEN
1
Tik op de toets [Bladeren] in het
scherm voor het invoeren van
netwerkmappen.
Als u rechtstreeks een map wilt invoeren, tikt u op
[Maplocatie]. Het aanraaktoetsenbord wordt
weergegeven.
Als een gebruikersnaam en wachtwoord zijn vereist,
raadpleegt u de beheerder van de server en voert u de
gebruikersnaam en het wachtwoord in.
•Zie 'NAMEN EN FUNCTIES VAN AANRAAKTOETSEN (pagina 1-163)' bij 'Voordat u het apparaat gaat gebruiken'
voor informatie over het invoeren van tekst.
Als een andere gebruikersauthenticatiefunctie dan authenticatie via gebruikersnummer is ingeschakeld dan wordt de
gebruikersnaam van de huidige gebruiker automatisch ingevoerd in het gebruikersnaamveld.
2
Tik op de toets van de werkgroep die u wilt openen.
Tik op de toets [Zoeken] en voer een trefwoord in om te zoeken naar een werkgroep, server of netwerkmap.
Er worden maximaal 100 werkgroepen, 100 servers en 100 netwerkmappen getoond.
Tik op de toets [Annuleren] om terug te keren naar het scherm van stap 1.
3
Tik op de toets van de server of computer die u wilt gebruiken.
Als een scherm wordt weergegeven waarin u wordt gevraagd naar een gebruikersnaam en wachtwoord, moet u deze
informatie opvragen bij de serverbeheerder en vervolgens de juiste gebruikersnaam en wachtwoord invoeren.
4
Tik op de toets van de netwerkmap.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u op de toets [OK]. U keert terug naar het scherm uit stap
1. Tik nogmaals op de toets [OK] om de bestemming te
accepteren.
Voorbeeld-
weergave
Start
Overige
Adresboek
Adresinvoer
Padinvoer
naar map
Gebruik.Naam
Wachtwoord
Adres
Druk in om adres in te voeren
Bladeren
OK
CA
OK
Netwerkmap
Netwerkmap Naam
Bladeren
\\Server3
Folder1
Folder2
Folder3
Folder4
Folder5
Folder6
CA
5-23
SCANNER/INTERNETFAX►BESTEMMINGEN INVOEREN
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN GLOBAAL
ADRESBOEK
Als een LDAP-server in de instellingsmodus (webversie) is geconfigureerd, kunt u een adres opzoeken in een globaal
adresboek en het bestemmingsadres ophalen voor Scannen naar e-mail of Internetfax (uitgezonderd directe
SMTP-adressen).
In de normale modus kunt u ook een adres toevoegen dat u in het adresboek hebt opgezocht. Adressen van verzending
naar FTP/bureaublad kunnen echter niet vanaf het apparaat worden opgeslagen.
1
In de Eenvoudige modus
Tik op de toets [Globaal Adres
Zoeken].
In de Normale modus
Tik in het basisscherm of het
adresboekscherm op [Zoeken in alg.
adressen] in het actiepaneel.
2
Tik op [Bestemming] en tik op de
LDAP-server die moet worden
gebruikt.
Als een authenticatiescherm voor de LDAP-server
wordt getoond, voert u uw gebruikersnaam en
wachtwoord in.
Als er slechts één LDAP-server is opgeslagen, hoeft u
stap 2 niet uit te voeren. In dat geval begint u bij stap 3.
CA
Voorbeeld-
weergave
Auto Inst.
Origineel
A4
Adres E-mailadres
Details
Start
Kleur
Start
Adresboek
Verzendgeschiedenis
Globaal
Adres Zoeken
Scan naar
HDD/USB
Z/W
Voorbeeld-
weergave
Start
Scanformaat
Auto Auto
Kleurmodus
Auto/Mono
Resolutie
200x200dpi
Best.Indeling
PDF
Origineel
Belichting
Auto
Overige
A4
A4
100%
Verzendformaat
Adresboek
Onderwerp
Bestandsnaam
Adres
Druk in om adres in te
voeren
Door systeeminstellingen vastgezet
Opties
CA
Verzendgeschiedenis
Programma oproepen
Geregistreerde inst. oproepen
Zoeknummer oproepen
Zoeken in alg. adressen
Verificatiestempel
Koppeling naar de
bestemming verzenden
Voorbeeld-
weergave
Voer
Initialen in
Doel
Start
Start Zoeken
CA
5-24
SCANNER/INTERNETFAX►BESTEMMINGEN INVOEREN
3
Tik op bij [Item] en selecteer een
item dat u wilt zoeken bij [Naam] of
[Adres].
Hoe u moet zoeken
Voer de zoektekens in (maximaal 64 tekens). Het systeem zoekt namen die beginnen met de ingevoerde letters.
Een asterisk wordt als volgt gebruikt:
XXX : namen die beginnen met 'XXX'
XXX : namen die eindigen op 'XXX'
XXX : namen die 'XXX' bevatten
AA XX : namen die met 'AA' beginnen en eindigen op 'XX'.
4
Voer een trefwoord in en tik op de toets
[Start Zoeken].
Wanneer u op het invoervak voor het trefwoord tikt, wordt
het aanraaktoetsenbord weergegeven.
Na korte tijd worden de zoekresultaten weergegeven.
Als geen bestemming wordt gevonden:
Tik op de toets [Opnieuw Zoeken] om meer zoekletters toe te voegen.
Doorgaan met het toevoegen van andere bestemmingen:
Tik op de bestemming.
De bestemmingsinformatie controleren:
Tik eerst op de snelkeuzetoets van de bestemming en vervolgens op de toets [Info.]. Tik op om het scherm met
adresinformatie te sluiten.
In de normale modus kunt u een adres selecteren en op [Nieuwe registratie in adresboek] in het actiepaneel tikken om
het adres aan het adresboek toe te voegen. Dit is handig als u een bestemming rechtstreeks hebt ingevoerd.
CA
Start
Kleur
Start
Scan naar
HDD/USB
Voer
Initialen in
Item
Naam
Voer Initiaal in en druk op Enter of extern
toetsenbord of [Begin Zoekopdracht] knop.
Start Zoeken
Doel
Z/W
CA
Start
Kleur
Start
Scan naar
HDD/USB
Voer
Initialen in
Item
Naam
Voer Initiaal in en druk op Enter of extern
toetsenbord of [Begin Zoekopdracht] knop.
Doel
Start Zoeken
Z/W
5-25
SCANNER/INTERNETFAX►BESTEMMINGEN INVOEREN
EEN VERZENDLOGBOEK GEBRUIKEN OM OPNIEUW
TE VERZENDEN
Selecteer een bestemming in een verzendlogboek en verzend de gegevens opnieuw.
De bestemmingen van de laatste vijftig verzendingen met Scannen naar e-mail, Internetfax (inclusief directe
SMTP-adressen) en/of Faxen worden opgeslagen. Selecteer een van deze bestemmingen om opnieuw te verzenden
naar die bestemming. De bestemmingen van overdracht naar FTP/bureaublad en Scannen naar netwerkmap worden
ook weergegeven in het verzendlogboek.
In de normale modus kunt u de adressen die in het verzendlogboek worden weergegeven in een adresboek opslaan.
Zo kunt u een adres opslaan dat handmatig is ingevoerd.
Wanneer u in het scherm 'Verzendlogboek' een bestemming voor opnieuw verzenden selecteert, wordt de modus van de
geselecteerde bestemming automatisch geselecteerd.
De volgende soorten adressen worden niet opgeslagen voor opnieuw verzenden.
• Snelkeuzetoets voor een contactpersoon of groep waarvoor meerdere bestemmingen zijn opgeslagen.
• Groepbestemmingen
• Distributiebestemmingen
De gebruikersnaam en het wachtwoord worden uit beveiligingsoverwegingen niet opgeslagen. Als er een scherm wordt
weergegeven waarin u wordt gevraagd deze gegevens in te voeren, voert u deze gegevens opnieuw in.
1
In de Eenvoudige modus
Tik op de toets [Verzendgeschiedenis].
In de Normale modus
Tik in het basisscherm of het
adresboekscherm op
[Verzendgeschiedenis] in het
actiepaneel.
CA
Voorbeeld-
weergave
Auto Inst.
Origineel
A4
Adres E-mailadres
Details
Z/W
Start
Kleur
Start
Adresboek
Verzendgeschiedenis
Globaal
Adres Zoeken
Scan naar
HDD/USB
Voorbeeld-
weergave
Start
Scanformaat
Auto Auto
Kleurmodus
Auto/Mono
Resolutie
200x200dpi
Best.Indeling
PDF
Origineel
Belichting
Auto
Overige
A4
A4
100%
Verzendformaat
Adresboek
Onderwerp
Bestandsnaam
Adres
Druk in om adres in te
voeren
Door systeeminstellingen vastgezet
Opties
CA
Verzendgeschiedenis
Programma oproepen
Geregistreerde inst. oproepen
Zoeknummer oproepen
Zoeken in alg. adressen
Verificatiestempel
Koppeling naar de
bestemming verzenden
5-26
SCANNER/INTERNETFAX►BESTEMMINGEN INVOEREN
2
Tik op de toets van de bestemming
waarnaar u opnieuw wilt verzenden.
De laatste 50 adressen die voor verzending zijn gebruikt,
worden weergegeven.
Als een scherm wordt weergegeven waarin u wordt
gevraagd de gebruikersnaam en het wachtwoord in te
voeren, voert u deze gegevens in.
De instelling voor opnieuw verzenden annuleren:
Tik op de gemarkeerde toets.
In de normale modus kunt u een adres selecteren en op [Nieuwe registratie in adresboek] in het actiepaneel tikken om
het adres aan het adresboek toe te voegen. Dit is handig als u een bestemming rechtstreeks hebt ingevoerd.
Voorbeeld-
weergave
Start
CA
Verzendgeschiedenis
Verwijder alle histories
Selecteer adres om opnieuw te verzenden.
Directe Invoer
123
Directe Invoer
456
Directe Invoer
789
5-27
SCANNER/INTERNETFAX►BESTEMMINGEN INVOEREN
ENKEL DE URL VAN EEN GESCAND BESTAND NAAR
EEN SCANBESTEMMING VERZENDEN
Wanneer u Scannen naar E-mail gebruikt, kunnen sommige originelen en/of scaninstellingen resulteren in een groot
bestand.
Wanneer het bestand groot is, bestaat het risico dat de e-mailserver het bestand kan verwerpen en het niet zal worden
verzonden.
Deze functie slaat het gescande bestand op de harde schijf van het apparaat op, en verzendt een e-mail met enkel de
URL-informatie van het bestand naar de ontvanger.
Deze functie helpt de belasting op de e-mailserver te verlagen en voorkomt dat gescande bestanden niet geleverd
worden als gevolg van de e-mailserver.
Bij ontvangst van de e-mail kan de gebruiker de URL in de e-mail gebruiken om het gescande bestand te downloaden.
Wanneer het gescande bestand te groot is
HDD
Gescand bestand
Het bestand verzenden
als een e-mailbijlage
De bijlage is te groot
en de e-mailserver
verwerpt de e-mail
Verzenden mislukt
Bestemming
E-mailserver
Gescand bestand
Opslaan op de harde
schijf van het apparaat
De URL van de
opslaglocatie via
e-mail verzenden
Bestemming
E-mailserver
De e-mail komt aan
op de bestemming
De gebruiker gebruikt de URL in de e-mail om het gescande bestand te downloaden.
Scannen naar e-mail
Enkel een URL verzenden naar de ontvanger
5-28
SCANNER/INTERNETFAX►BESTEMMINGEN INVOEREN
Enkel een URL verzenden naar de ontvanger
Eenvoudige modus gebruiken
Wanneer [Koppeling naar de bestemming verzenden' als standaard instellen] is ingeschakeld in de instellingen
(beheerder), worden de gescande gegevens op de harde schijf van het apparaat opgeslagen, en wordt URL-informatie
naar de e-mailbestemming verzonden. Wanneer dit is uitgeschakeld, worden de gescande gegevens gewoon
verzonden door Scannen naar E-mail. Deze functie inschakelen/uitschakelen kan niet worden gewijzigd in het scherm
eenvoudige modus.
Normale modus gebruiken
[Koppeling naar de bestemming verzenden] verschijnt op het actiepaneel van het beginscherm van Scannen naar
E-mail. Door dit vakje af te vinken, kunt u deze functie gebruiken.
Aantal aangemaakte URL’s
Één URL wordt aangemaakt per bestand dat moet worden gedownload.
[Één pagina per bestand] gebruiken
Er zullen meerdere gescande bestanden tegelijkertijd aangemaakt en opgeslagen worden, en er zal een URL
aangemaakt worden voor elk bestand en dit zal worden verzonden naar de ontvanger.
[Programma] gebruiken
Bestanden zullen worden aangemaakt en opgeslagen in een formaat dat afhankelijk is van de ontvanger, en er zal een
URL aangemaakt worden voor elk bestand. Er zal een URL verzonden worden naar elke ontvanger voor het bestand in
het formaat voor die ontvanger.
Voorbeeld-
weergave
Start
Scanformaat
Auto Auto
Kleurmodus
Auto/Mono
Resolutie
200x200dpi
Best.Indeling
PDF
Origineel
Belichting
Auto
Overige
A4
A4
100%
Verzendformaat
Adresboek
Onderwerp
Bestandsnaam
Adres
Druk in om adres in te
voeren
Door systeeminstellingen vastgezet
Opties
CA
Verzendgeschiedenis
Programma oproepen
Geregistreerde inst. oproepen
Zoeknummer oproepen
Zoeken in alg. adressen
Verificatiestempel
Koppeling naar de
bestemming verzenden
5-29
SCANNER/INTERNETFAX►BESTEMMINGEN INVOEREN
Om deze functie te gebruiken, moet [Instellingen voor 'Koppeling naar de bestemming verzenden'] ingeschakeld zijn in de
Systeeminstellingen (beheerder).
Deze functie kan niet worden gebruikt in combinatie met de verzending van metagegevens of het opnieuw verzenden
vanuit document indienen.
Gescande bestanden worden in het standaard mapgebied opgeslagen.
Er kan gebladerd worden door gescande bestanden door een andere methode dan downloaden.
Gescande bestanden kunnen niet manueel gewist worden, en ze worden gedurende de opslagperiode bewaard die is
ingesteld in de Systeeminstellingen. Gescande bestanden zullen echter worden gewist als Voll. Geheugen Wissen of
Privé /apparaatgeg. initialis. wordt uitgevoerd, of als u naar Uitgebreide beveiligingsinstellingen gaat.
Wanneer alle bestemmingen in een verzonden transmissie e-mailadressen zijn, wordt URL-informtaie naar alle
bestemmingen verzonden.
Als het bestandsformaat van de opgeslagen scangegevens hetzelfde is voor alle bestemmingen, zal dezelfde URL worden
verzonden. Als het bestandsformaat afhankelijk is van de bestemming, zullen er afzonderlijke URL’s worden verzonden.
Als de transmissie ontvangers omvat voor verschillende taken (Scannen naar FTP, Scannen naar desktop, enz.), zal de
transmissie gebeuren door enkel een URL te verzenden naar de ontvanger naar enige e-mailadressen, terwjil het
gescande bestand rechtstreeks op de normale manier naar de ontvangers voor andere taken zal worden verzonden.
Wanneer [Documentbeheerfunctie] is ingeschakeld in de Systeeminstellingen (beheerder), zal het gescande bestand
rechtstreeks naar de beheerder worden verzonden, niet via URL.
Zelfs wanneer [Instellingen voor 'Koppeling naar de bestemming verzenden'] is uitgeschakeld in de Systeeminstellingen
(beheerder), kan de URL geopend worden en kan het gescande bestand gedownload worden tijdens de opslagperiode
van het bestand.
Het gescande bestand zal worden opgeslagen zelfs als een limiet voor het verzenden van gegevens is ingesteld in de
Systeeminstellingen (beheerder) en het bestand de limiet overschrijdt. Het gescande bestand zal worden opgeslagen als
een enkel bestand zelfs als [Als de E-mail bijlage(n) de maximale grootte overschrijdt, wordt het in meerde bestanden
verzonden.] is ingeschakeld in de Systeeminstellingen (beheerder) en het bestand de limiet overschrijdt.
Als er in een verzonden transmissie een andere taak is dan de taak Scannen naar e-mail en het gescande bestand de
instelling [Maximumgrootte van gegevensbijlagen (map FTP/Bureaublad/Netwerk)] overschrijdt, zal transmissie niet
mogelijk zijn.
Deze functie gebruiken
Configureer in "Instellingen (beheerder)" - [Systeeminstellingen] - [Instellingen Beeld Verzenden] - [Scaninstellingen] -
[Voorwaarde- Instellingen] - [Instellingen voor 'Koppeling naar de bestemming verzenden'].
Om deze functie altijd in eenvoudige modus te gebruiken
Configureer in "Instellingen (beheerder)" - [Systeeminstellingen] - [Instellingen Beeld Verzenden] - [Scaninstellingen] -
[Voorwaarde- Instellingen] - [Instellingen voor 'Koppeling naar de bestemming verzenden'] - [Koppeling naar de
bestemming verzenden' als standaard instellen].
Wanneer deze functie ingeschakeld is en er een e-mail wordt ver
zonden in de normale modus, is het vakje [Koppeling
na
ar de bestemming verzenden] in het actiepaneel steeds .
Periode opslaan voor gescande bestanden die met behulp van deze functie zijn opgeslagen
Configureer in "Instellingen (beheerder)" - [Systeeminstellingen] - [Instellingen Beeld Verzenden] - [Scaninstellingen] -
[Voorwaarde- Instellingen] - [Instellingen voor 'Koppeling naar de bestemming verzenden'] - [Bewaarperiode voor
bestanden].
De URL door SSL beveiligen
Configureer in "Instellingen (beheerder)" - [Systeeminstellingen] - [Instellingen Beeld Verzenden] - [Scaninstellingen] -
[Voorwaarde- Instellingen] - [Instellingen voor 'Koppeling naar de bestemming verzenden'] - [SSL inschakelen].
5-30
SCANNER/INTERNETFAX►AFBEELDINGEN VERZENDEN
AFBEELDINGEN VERZENDEN
EEN BEELD IN SCANMODUS VERZENDEN
U kunt een afbeelding verzenden in de scanmodus (Scannen naar e-mail, Scannen naar FTP, Scannen naar
bureaublad en Scannen naar netwerkmap).
AFBEELDINGEN VERZENDEN
Als het geheugen vol raakt tijdens het scannen van de originelen, wordt een bericht getoond en stopt het scannen.
Pas op dat u bij scannen naar e-mail niet te grote bestanden verstuurd. Vooral bestanden met meerdere pagina's zijn vaak
groot. Bij het versturen van een bestand met meerdere pagina's of andere grote bestanden is het soms nodig om het
aantal gescande pagina's te verminderen of het verzendformaat te verkleinen.
Plaats geen voorwerpen onder de formaatdetector. Het sluiten van de automatische documentinvoereenheid terwijl er een
voorwerp onder ligt, kan leiden tot beschadiging van de plaat van de formaatdetector en tot een onjuiste vaststelling van het
documentformaat.
1
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de
glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
Plaats de originelen in de richting zoals hieronder wordt afgebeeld.
* Als u een groot staand origineel wilt plaatsen, volgt u de aanwijzingen in de afbeelding 'Afdrukstand liggend' en geeft
u bij stap 4 de gewenste afdrukstand op.
Plaats originelen met een formaat van A5 (5-1/2" x 8-1/2") in de staande (verticale) afdrukstand ( ). Als u deze
liggend (horizontaal) plaatst ( ), wordt een onjuist formaat gedetecteerd. Voor een origineel met een formaat van
A5R (5-1/2" x 8-1/2"R) voert u het formaat handmatig in.
1
1
abc
abc
abc
abc
Documentinvoerlade
Plaats het origineel met de bedrukte zijde
naar boven.
Glasplaat
Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar
beneden en lijn de hoek uit met de bovenkant van de
markering in de linkerbovenhoek van de glasplaat.
Originelen
Afdrukstand Staand*
Afdrukstand Liggend*
5-31
SCANNER/INTERNETFAX►AFBEELDINGEN VERZENDEN
2
Geef de bestemming op.
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN ADRESBOEK (pagina 5-16)
EEN LIJST VAN DE GESELECTEERDE BESTEMMINGEN WEERGEVEN (pagina 5-19)
EEN BESTEMMING OPHALEN VIA EEN ZOEKNUMMER (pagina 5-20)
EEN ADRES HANDMATIG OPGEVEN (pagina 5-21)
EEN NETWERKMAP OPGEVEN (pagina 5-22)
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN GLOBAAL ADRESBOEK (pagina 5-23)
EEN VERZENDLOGBOEK GEBRUIKEN OM OPNIEUW TE VERZENDEN (pagina 5-25)
Het pictogram op de toets geeft aan welk type bestemming onder de toets is opgeslagen.
Scannen naar e-mail
Scannen naar FTP
Scannen naar netwerkmap
Scannen naar bureaublad
De bestemming van een toets waarop u hebt getikt, wordt automatisch opgegeven wanneer het scherm wordt
gewijzigd wanneer u op een snelkeuzetoets hebt getikt, maar niet op de toets .
Wanneer u Scannen naar e-mail uitvoert, kunt u ook Cc- of Bcc-kopieën naar andere bestemmingen verzenden. Tik
op de toets [Adresoverzicht] om de bestemmingen te selecteren.
EEN LIJST VAN DE GESELECTEERDE BESTEMMINGEN WEERGEVEN (pagina 5-19)
Er kunnen meerdere bestemmingen worden opgegeven.
Als u [Onderwerp], [Bestandsnaam], [Antwoord naar], of [Inhoud] wilt wijzigen in de normale modus, tikt u op een
invoervak of tikt u op [Opties].
ONDERWERP, BESTANDSNAAM, ANTWOORD NAAR EN PLATTE TEKST OP HET MOMENT VAN
SCANVERZENDING WIJZIGEN (pagina 5-33)
3
Tik op de toets [Origineel].
4
Tik op de toets voor de gewenste
afdrukstand.
Geef de afdrukstand op van het origineel dat u in stap
1 hebt geplaatst.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de
instellingen, tikt u op .
U kunt de belichting, resolutie, bestandsindeling, kleurmodus en andere instellingen wijzigen.
AUTOMATISCH BEIDE ZIJDEN VAN EEN ORIGINEEL SCANNEN (2-ZIJDIG ORIGINEEL) (pagina 5-48)
SCANFORMAAT EN VERZENDFORMAAT (VERGROTEN/VERKLEINEN) (pagina 5-49)
BELICHTING EN TYPE ORIGINEEL BEELD WIJZIGEN (pagina 5-57)
DE RESOLUTIE WIJZIGEN (pagina 5-59)
INDELING WIJZIGEN IN DE SCAN- OF GEGEVENSINVOERMODUS (pagina 5-60)
KLEURMODUS WIJZIGEN (pagina 5-66)
Door op de toets [Overige] te tikken, kunt u diverse functies configureren, bijvoorbeeld gezamenlijk twee
origineelpagina's als één vel verzenden of origineelpagina's van verschillend formaat verzenden.
CA
Voorbeeld-
weergave
Auto Inst.
Z/W
Start
Kleur
Start
Auto
Origineel
Oriëntatie
Afbeelding
Duplex configureren
1-Zijdig Boek Tablet
Lang Form.
5-32
SCANNER/INTERNETFAX►AFBEELDINGEN VERZENDEN
5
Tik op de toets [Z/W Start] of [Kleur Start] om het scannen van het origineel te
starten.
Als het origineel in de documentinvoerlade is geplaatst, klinkt er een pieptoon wanneer het scannen is voltooid en
wordt het document verzonden.
Als het origineel op de glasplaat is gelegd, wordt de toets [Lezen Klaar] in het aanraakscherm getoond. Als het
origineel uit slechts één pagina bestaat, gaat u verder met stap 7. Ga verder met stap 6 als u meer pagina's wilt
scannen.
U kunt op de toets [Voorbeeld- weergave] tikken om een voorbeeld van de afbeelding te controleren voordat u een
afbeelding verstuurt. Zie 'HET TE VERZENDEN BEELD CONTROLEREN (pagina 5-68)
' voor meer informatie.
Als de bestandsindeling is ingesteld op [PDF/Versleut.], [PDF/Versl./Nadruk zw. letter], [PDF/Versl./Compact] of
[PDF/Versl./Compact/U-Fijn],wordt u gevraagd het wachtwoord in te voeren wanneer u op de toets [Z/W Start] of
[Kleur Start] tikt.
Tik op het invoervak voor het wachtwoord om het toetsenbordscherm te openen, voer een wachtwoord in (maximaal
32 tekens) in en tik achtereenvolgens op de toetsen [OK] en [Zenden]. De ontvanger moet het hier ingevoerde
wachtwoord gebruiken om het versleutelde PDF-bestand te openen.
Annuleer het openen van het versleutelde PDF-bestand door op de toets [Annuleren] te tikken. Het scherm voor de
indelingsinstellingen wordt getoond, waarin u het bestandstype kunt wijzigen.
Selecteer een nieuw bestandstype en tik op de toets [Z/W Start] of [Kleur Start] om te het verzenden te starten.
6
Als het origineel op de glasplaat is geplaatst, plaatst u het volgende origineel
en tikt u op de toets [Z/W Start] of [Kleur Start].
Herhaal dit tot alle originelen zijn gescand.
7
Tik op de toets [Lezen Klaar].
Er klinkt een pieptoon ten teken dat de bewerking is voltooid.
Als er gedurende één minuut geen actie wordt ondernomen nadat het bevestigingsscherm is weergegeven, wordt het
scannen automatisch beëindigd en wordt de verzending gereserveerd.
Tik op de toets [Wijzig instel.] om de belichting, de resolutie, het scanformaat en het verzendformaat voor elke
gescande origineelpagina te wijzigen. Als u 'Card shot' selecteert bij Overige, kunt u de belichting alleen wijzigen als u
een even origineelpagina scant.
Als scan naar bestemmingen voor e-mail- en internetfax zijn opgenomen, zal de verzendbreedte voor scan naar
e-mail en internetfax hetzelfde zijn als de verzendbreedte voor fax.
Als u de tijd wilt wijzigen voordat het automatisch verzenden plaatsvindt:
In de 'Instellingen (beheerder)' selecteert u - [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Algemene
instellingen] → [Voorwaarde- Instellingen] → [Automatische Starttijd voor Taak Tijdens Scannen].
5-33
SCANNER/INTERNETFAX►AFBEELDINGEN VERZENDEN
ONDERWERP, BESTANDSNAAM, ANTWOORD NAAR
EN PLATTE TEKST OP HET MOMENT VAN
SCANVERZENDING WIJZIGEN
Wijzig onderwerp, bestandsnaam, antwoord naar en inhoud tijdens het verzenden van een scan. U kunt de tekst direct
invoeren.
Bij Scannen naar FTP, Scannen naar bureaublad of Scannen naar netwerkmap wordt alleen de bestandsnaam gebruikt.
Als het onderwerp of de bestandsnaam niet wordt gewijzigd, worden de instellingen bij [Systeeminstellingen] →
[Instellingen Beeld Verzenden] → [Scaninstellingen] → [Beheerinstellingen] van 'Instellingen (beheerder)' gebruikt.
Als het antwoordadres niet wordt gewijzigd, worden de instellingen bij [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld
Verzenden] → [Scaninstellingen] → [Voorwaarde- Instellingen] → [Standaard Antwoordadresset] van 'Instellingen
(beheerder)' gebruikt.
Als dit adres niet is geconfigureerd, wordt het antwoordadres in [Netwerk- instellingen] → [Services instellingen] → [SMTP]
→ [Afzenderadres] in de instellingsmodus gebruikt. (Beheerdersrechten zijn vereist.)
Als u de kandidaten voor het onderwerp, de bestandnaam en de inhoud wilt configureren, selecteert u
[Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Scaninstellingen] bij 'Instellingen (beheerder)'.
•Zie 'NAMEN EN FUNCTIES VAN AANRAAKTOETSEN (pagina 1-163)
' bij 'Voordat u het apparaat gaat gebruiken' voor
informatie over het invoeren van tekst.
1
Tik op de toets [Details] om naar de normale modus te gaan.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 5-10)
2
Als u het onderwerp wilt wijzigen, tikt
u op het invoervak [Onderwerp].
3
Tik op een voorkeurtekst-toets.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u op .
De selectie van het onderwerp annuleren:
Tik op de toets [Wissen].
Als u de tekst rechtstreeks wilt invoeren, tikt u op de toets [Directe Invoer] om het aanraaktoetsenbord te openen.
Voer de tekst in en tik op de toets [OK].
Voorbeeld-
weergave
Start
Scanformaat
Auto Auto
Kleurmodus
Auto/Mono
Resolutie
200x200dpi
Best.Indeling
PDF
Origineel
Belichting
Auto
Overige
A4
A4
100%
Verzendformaat
Adresboek
Onderwerp
Bestandsnaam
Adres
Druk in om adres in te
voeren
Door systeeminstellingen vastgezet
Opties
CA
Verzendgeschiedenis
Programma oproepen
Geregistreerde inst. oproepen
Zoeknummer oproepen
Zoeken in alg. adressen
Verificatiestempel
Koppeling naar de
bestemming verzenden
AAA
BBB
CCC
DDD
EEE
No.1
No.2
No.3
No.4
No.5
Voorbeeld-
weergave
Start
Overige
Adresboek
Onderwerp
Directe Invoer
Wissen
Adres
Druk in om adres in te voeren
Verificatiestempel
Zelfde beeld verz.
als faxadres
Zoeknummer oproepen
Programma oproepen
Geregistreerde inst. oproepen
Verzendgeschiedenis
Geg. tijdelijk opslaan
Snelbestand
CA
5-34
SCANNER/INTERNETFAX►AFBEELDINGEN VERZENDEN
4
Als u de bestandsnaam wilt wijzigen,
tikt u op het invoervak
[Bestandsnaam].
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u op .
Tik op de toets van de bestandsnaam in de lijst.
Tik op de toets [Directe Invoer] om de bestandsnaam
rechtstreeks in te voeren.
Er wordt een bevestigingsvraag weergegeven in de
bestandsnaam. De bevestigingsvraag wijzigt afhankelijk
van de instellingen.
Als de instellingen niet zijn gewijzigd, wordt "Volgens de
systeeminstellingen" weergegeven.
Als [Auto-extract Dossiernaam] in [OCR Instelling] is
ingeschakeld op de MX-3060N/MX-3070N/MX-3560N/
MX-3570N/MX-4060N/MX-4070N/MX-5070N/MX-6070N,
wordt, "Auto-extract Dossiernaam" weergegeven.
Als u naar een gedeelde map scant en de bestandsnaam die u opgeeft identiek is aan de naam van een bestand dat al
in de map staat, wordt de bestandsnaam gewijzigd om te voorkomen dat het bestaande bestand wordt overschreven.
5
Tik op [Opties].
6
Als u het antwoordadres wilt wijzigen,
tikt u op het invoervak [Antwoord
naar].
Als u gebruikersauthenticatie gebruikt, worden de gegevens van de aangemelde gebruiker toegepast en kan het
antwoordadres niet worden gewijzigd.
Voorbeeld-
weergave
Start
Scanformaat
Auto Auto
Kleurmodus
Auto/Mono
Resolutie
200x200dpi
Best.Indeling
PDF
Origineel
Belichting
Auto
Overige
A4
A4
100%
Verzendformaat
Adresboek
Onderwerp
Bestandsnaam
Adres
Druk in om adres in te
voeren
Door systeeminstellingen vastgezet
Opties
CA
Verzendgeschiedenis
Programma oproepen
Geregistreerde inst. oproepen
Zoeknummer oproepen
Zoeken in alg. adressen
Verificatiestempel
Koppeling naar de
bestemming verzenden
Voorbeeld-
weergave
Start
Scanformaat
Auto Auto
Origineel
Auto
Overige
A4
A4
100%
Verzendformaat
Adresboek
Onderwerp
Bestandsnaam
Antwoord naar
Inhoud
Beantwoorden' toevoegen aan Cc
Adres Druk in om adres in te voeren
Zelfde beeld verz.
als faxadres
Zoeknummer oproepen
Opties
Verzendgeschiedenis
Geg. tijdelijk opslaan
Snelbestand
Zoeken in alg. adressen
Programma oproepen
Geregistreerde inst. oproepen
Belichting
CA
Door systeeminstellingen vastgezet
5-35
SCANNER/INTERNETFAX►AFBEELDINGEN VERZENDEN
7
Tik op de toets die u wilt gebruiken
voor het antwoordadres.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de
instellingen, tikt u op .
U kunt adressen selecteren uit de gebruikerslijst op
dezelfde manier als waarop u het antwoordadres zou
selecteren. U kunt ook tikken op [Globaal Adres Zoeken]
in het actiepaneel om een gebruiker op te geven die is
opgeslagen in het globaal adresboek als antwoordadres.
Tik op de toets [Directe Invoer] in het actiepaneel om het
e-mailadres rechtstreeks in te voeren.
Wanneer u het selectievakje [Beantwoorden' toevoegen
aan Cc] op zet, wordt een antwoordadres toegevoegd
aan het Cc-adres.
8
Als u de inhoud wilt wijzigen, tikt u op het invoervak [Inhoud].
9
Typ de tekst.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de
instellingen, tikt u op .
Als u vooraf opgestelde tekst wilt selecteren die is
opgeslagen in de instellingsmodus (webversie), tikt u op
de toets [Voorkeurselec.].
Voer de tekst direct in door op de toets [Bewerken] te
tikken.
Alle ingevoerde tekst wissen:
Tik op de toets [Alles wissen]. Wanneer u op deze toets tikt, wordt de volledige inhoud van het bericht meteen gewist,
niet alleen de geselecteerde regel.
Voer maximaal 1800 tekens in. (Een regeleinde geldt als één teken.)
Tik op de toets [Bewerken] om de geselecteerde regel te bewerken. Vervolgens wordt het aanraaktoetsenbord
weergegeven waarin de geselecteerde tekst is ingevoerd.
Antwoord naar
Gebruikersnaam
Alle
Beperken per index
ABC
A
D
G
J
M
P
T
W
Sorteren
Oproepen via
gebruikersnummer
Directe Invoer
User1
User1
tianne
tianne
Voorbeeld-
weergave
Start
CA
Adresboek
Invoer inhoud
Adres
Druk in om adres in te voeren
Alles wissenVoorkeurselec.
Bewerken
Verzendgeschiedenis
Overige
CA
5-36
SCANNER/INTERNETFAX►AFBEELDINGEN VERZENDEN
EEN FAX VERZENDEN IN DE INTERNETFAXMODUS
Hiermee wordt een fax in de Internetfaxmodus verzonden. Deze procedure kan ook worden gebruikt voor directe
verzending via Directe SMTP.
Als het geheugen vol raakt tijdens het scannen van de originelen, wordt een bericht getoond en stopt het scannen.
Als alle originelen zijn gescand, wordt het bericht 'Taak opgeslagen.' weergegeven in combinatie met het opdrachtnummer.
Met dit nummer kunt u de opdracht opzoeken in het transactierapport of in het rapport voor beeldverzendingsactiviteiten.
Als de opdracht een distributieverzending is, wordt het nummer ook op de opdrachttoets getoond in het scherm met de
opdrachtstatus. Daarom is het handig om dit nummer te noteren zodat u het resultaat eenvoudig kunt controleren.
E-mailvoetnootregistratie: de opgegeven tekst wordt automatisch aan het einde van de inhoud van een e-mailbericht toegevoegd. Dit is
handig wanneer u vooraf opgestelde tekst, zoals bedrijfsbeleid, wilt toevoegen. Voor het invoeren van de aanvullende tekst, selecteert u
[Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Scaninstellingen] → [Beheerinstellingen] → [E-mailvoetnootregistratie] bij
'Instellingen (beheerder)'. (Beheerdersrechten zijn vereist.)
Voer maximaal 900 tekens in. (De toegevoegde tekst telt niet mee voor het maximum aantal tekens dat u kunt typen in het e-mailbericht.)
Als u wilt opgeven of tekst moet worden toegevoegd, selecteert u [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Scaninstellingen]
→ [Beheerinstellingen] → [Automatisch een voetnoot toevoegen aan de inhoud van het e-mailbericht] bij 'Instellingen'.
Als u via 'Instellingen' [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Scaninstellingen] → [Standaardadres] →
[Instelling standaard adres] een standaardadres hebt geconfigureerd, kan de modus niet worden gewijzigd of kan de
bestemming niet worden gewijzigd of toegevoegd.
Als u wilt overschakelen naar de modus Internetfax, tikt u op de toets [Annuleren] in het aanraakscherm en voert u de
verzendprocedure uit.
1
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
Plaats geen voorwerpen onder de formaatdetector. Het sluiten van de automatische documentinvoereenheid terwijl er
een voorwerp onder ligt, kan leiden tot beschadiging van de plaat van de formaatdetector en tot een onjuiste vaststelling
van het documentformaat.
Plaats het origineel met formaat A5 (5-1/2" x 8-1/2") in staande afdrukstand ( ).
Als u ze in de liggende afdrukstand plaatst ( ), wordt een onjuist formaat gedetecteerd.
Voor een origineel met een formaat van A5R (5-1/2" x 8-1/2"R) voert u het formaat handmatig in.
HET SCANFORMAAT VAN HET ORIGINEEL IN PAPIERFORMAAT OPGEVEN (pagina 5-50)
Gedraaid verzenden
Originelen met het formaat A4, B5R en A5R (8-1/2" x 11" en 5-1/2" x 8-1/2R") worden 90 graden gedraaid en
respectievelijk in de afdrukstand A4R, B5 en A5 (8-1/2" x 11"R en 5-1/2" x 8-1/2") verzonden.
(Gedraaid verzenden is niet beschikbaar voor originelen met formaat A4R, B5 of A5 (8-1/2" x 11"R of 5-1/2" x 8-1/2").)
2
Tik op de modusweergave om het beginscherm van de Internetfaxmodus te
openen.
EEN NETWERKSCANNERMODUS SELECTEREN (pagina 5-9)
A4 (8-1/2" x 11")
Gedraaid naar A4R
(8-1/2" x 11"R)
afdrukstand
A4R (8-1/2" x 11"R)
afbeelding wordt
verzonden.
Verzenden
5-37
SCANNER/INTERNETFAX►AFBEELDINGEN VERZENDEN
3
Geef de bestemming op.
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN ADRESBOEK (pagina 5-16)
EEN LIJST VAN DE GESELECTEERDE BESTEMMINGEN WEERGEVEN (pagina 5-19)
EEN BESTEMMING OPHALEN VIA EEN ZOEKNUMMER (pagina 5-20)
EEN ADRES HANDMATIG OPGEVEN (pagina 5-21)
EEN NETWERKMAP OPGEVEN (pagina 5-22)
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN GLOBAAL ADRESBOEK (pagina 5-23)
EEN VERZENDLOGBOEK GEBRUIKEN OM OPNIEUW TE VERZENDEN (pagina 5-25)
Het pictogram wordt weergegeven op de snelkeuzetoetsen waaronder internetfaxadressen zijn opgeslagen.
Als u [Onderwerp], [Bestandsnaam] of [Inhoud] wilt wijzigen, tikt u op de toets [Overige] en vervolgens op de toets
[Verzendinst.].
ONDERWERP, BESTANDSNAAM EN INHOUD OP HET MOMENT VAN VERZENDING VAN EEN INTERNETFAX
WIJZIGEN (pagina 5-38)
4
Tik op de toets [Origineel].
Stel de dichtheid, resolutie en indeling in in [Systeeminstellingen]→[Instellingen Beeld Verzenden]→[Internet
Fax-instellingen]→[Standaard- Instellingen] in "Instellingen (beheerder)".
Door op de toets [Overige] te tikken, kunt u diverse functies configureren, bijvoorbeeld gezamenlijk twee
origineelpagina's als één vel verzenden of origineelpagina's van verschillend formaat verzenden.
5
Tik op de toets voor de gewenste
afdrukstand.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u op .
6
Tik op de toets [Start] om het scannen van het origineel te starten.
Als het origineel op de glasplaat is gelegd, wordt de toets [Lezen Klaar] in het aanraakscherm getoond.
Als het origineel uit slechts één pagina bestaat, gaat u verder met stap 8. Ga naar de volgende stap als u meer
pagina's wilt scannen.
Als het origineel in de documentinvoerlade is geplaatst, klinkt er een pieptoon wanneer het scannen is voltooid en
wordt het document verzonden.
U kunt op de toets [Voorbeeld- weergave] tikken om een voorbeeld van de afbeelding te controleren voordat u een
afbeelding verstuurt. Zie 'HET TE VERZENDEN BEELD CONTROLEREN (pagina 5-68)
' voor meer informatie.
7
Als het origineel op de glasplaat is geplaatst, plaatst u het volgende origineel
en tikt u op de toets [Start].
Herhaal dit tot alle originelen zijn gescand.
1+
Ontvangen
Voorbeeld-
weergave
Start
Overige
Origineel
Scanformaat Verzendformaat
Stand afbeelding
Auto A4 A4
2-Zijdig
Schr.Blok
2-Zijdig
Boekje
Auto
Adres
Dun origineel scannen
Langzamer Scan Mode.
100%
CA
Meer pag. op een pag. plaatsen
N-Up
Opsplitsen in 2 pagina's
Dubbelz. scan
5-38
SCANNER/INTERNETFAX►AFBEELDINGEN VERZENDEN
ONDERWERP, BESTANDSNAAM EN INHOUD OP HET
MOMENT VAN VERZENDING VAN EEN INTERNETFAX
WIJZIGEN
Wijzig het onderwerp, de bestandsnaam en de inhoud bij het verzenden van een internetfax. U kunt de tekst direct invoeren.
Configureer een bestandsnaam en overige instellingen voor een internetfax met de verzendinstellingen van de overige functies.
8
Tik op de toets [Lezen Klaar].
Er klinkt een pieptoon ten teken dat de bewerking is voltooid.
Open de automatische documentinvoereenheid en verwijder het origineel.
Als er gedurende één minuut geen actie wordt ondernomen nadat het bevestigingsscherm is weergegeven, wordt het
scannen automatisch beëindigd en wordt de verzending gereserveerd.
Tik op de toets [Wijzig instel.] om de belichting, de resolutie, het scanformaat en het verzendformaat voor elke
gescande origineelpagina te wijzigen.
Als u echter 'N-Up' of 'Kaart Formaat' selecteert bij Overige, kunt u alleen de belichting wijzigen wanneer u een even origineelpagina scant.
Als het onderwerp en de bestandsnaam niet worden gewijzigd, worden de instellingen in de instellingsmodus (webversie) gebruikt.
Als u de kandidaten voor het onderwerp, de bestandnaam en de inhoud wilt configureren, klikt u op [Systeeminstellingen]
→ [Instellingen Beeld Verzenden] → [Scaninstellingen] bij 'Instellingen (beheerder)'.
•Zie 'NAMEN EN FUNCTIES VAN AANRAAKTOETSEN (pagina 1-163)
' bij 'Voordat u het apparaat gaat gebruiken' voor
informatie over het invoeren van tekst.
1
Tik op de modusweergave om het beginscherm van de Internetfaxmodus te openen.
EEN NETWERKSCANNERMODUS SELECTEREN (pagina 5-9)
2
Tik op de toets [Verzendinst.].
3
Als u het onderwerp wilt wijzigen, tikt
u op het invoervak [Onderwerp].
Origineel
Gemengd form.
Opdr. samenst.
Langz. scanm.
Overige
Scanformaat
Auto Auto
Geheugen faxontvangst
A4 A4
100%
Verzendformaat
100%
Adres
Programmaregistratie
Huidige inst. registreren
Verzendgeschiedenis
Adresoverzicht
Zoeken in alg. adressen
Verificatiestempel
Zoeknummer oproepen
Aantal originelen
Verzendinst.
Randen wissen
Ontvangen
Start
Voorbeeld-
weergave
CA
Start
Ontvangen
Voorbeeld-
weergave
Vorige
Geheugen faxontvangst :
100%
Overige
Verzendinst.
Onderwerp
Bestandsnaam
Inhoud
CA
Door systeeminstellingen vastgezet
5-39
SCANNER/INTERNETFAX►AFBEELDINGEN VERZENDEN
4
Tik op een voorkeurtekst-toets.
De selectie van het onderwerp annuleren:
Tik op de toets [Wissen].
Als u de tekst rechtstreeks wilt invoeren, tikt u op de toets [Directe Invoer] om het aanraaktoetsenbord te openen. Voer
het onderwerp in en tik op de toets [OK] .
5
Als u de bestandsnaam wilt wijzigen, tikt u op het invoervak [Bestandsnaam].
6
Tik op een voorkeurtekst-toets.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u op .
Als u de voorkeurtekst voor de bestandsnaam wilt opslaan, selecteert u [Systeeminstellingen] bij 'Instellingen'
[Instellingen Beeld Verzenden] → [Scaninstellingen] → [Bestandsnaaminstellingen].
Als u de tekst rechtstreeks wilt invoeren, tikt u op de toets [Directe Invoer] om het aanraaktoetsenbord weer te geven.
Voer de bestandsnaam in en tik op de toets [OK] .
De selectie van de bestandsnaam annuleren:
Tik op de toets [Wissen].
7
Als u de inhoud wilt wijzigen, tikt u op het invoervak [Inhoud].
AAANo.1
BBB
CCC
DDD
EEE
No.2
No.3
No.4
No.5
Start
Ontvangen
Voorbeeld-
weergave
Vorige
Geheugen faxontvangst :
100%
Overige
Onderwerp
Directe Invoer
Wissen
CA
AAANo.1
BBB
CCC
DDD
EEE
No.2
No.3
No.4
No.5
Voorbeeld-
weergave
Start
Overige
Adresboek
Adres
Druk in om adres in te voeren
Zoeken in alg. adressen
Zelfde beeld verz.
als faxadres
Verzendgeschiedenis
Zoeknummer oproepen
Geregistreerde inst. oproepen
Programma oproepen
Geg. tijdelijk opslaan
Snelbestand
Directe Invoer
Wissen
Bestandsnaam
CA
5-40
SCANNER/INTERNETFAX►AFBEELDINGEN VERZENDEN
8
Typ de tekst.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u op .
Als u vooraf opgestelde tekst wilt selecteren die is
opgeslagen in de instellingsmodus (webversie), tikt u op
de toets [Voorkeurselec.].
Voer de tekst direct in door op de toets [Bewerken] te
tikken.
Alle ingevoerde tekst wissen:
Tik op de toets [Alles wissen]. Wanneer u op deze toets tikt, wordt de volledige inhoud van het bericht meteen gewist,
niet alleen de geselecteerde regel.
Voer maximaal 1800 tekens in. (Een regeleinde geldt als één teken.)
Gebruik om per regel te selecteren.
Tik op de toets [Bewerken] om de geselecteerde regel te bewerken. Vervolgens wordt het aanraaktoetsenbord
weergegeven waarin de geselecteerde tekst is ingevoerd.
Invoer inhoud
Overige
Alles wissenVoorkeurselec.
Bewerken
Vorige
Ontvangen
Geheugen faxontvangst
100%
CA
5-41
SCANNER/INTERNETFAX►AFBEELDINGEN VERZENDEN
DEZELFDE AFBEELDING NAAR MEERDERE
BESTEMMINGEN VERZENDEN (DISTRIBUTIEVERZENDING)
Verzend dezelfde gescande afbeelding in één bewerking naar meerdere bestemmingen van scan-, internetfax- en
faxmodi.
Tijdens een bewerking kunt u gegevens verzenden naar maximaal 500 bestemmingen, inclusief gereserveerde
verzendopdrachten. (Bijvoorbeeld als er al distributieverzendopdrachten met 450 bestemmingen zijn gereserveerd, kunt
u naar maximaal 50 bestemmingen gegevens verzenden.)
Het is handig om bestemmingen op te slaan die u veelgebruikt als contactpersonen of groepen voor
distributieverzendingen.
U kunt maximaal 500 bestemmingen onder één contactpersoon opslaan.
Voor distributieverzending kan op de contactpersoon of groepstoets worden getikt om meerdere faxnummers op te
halen.
U kunt ook faxen via de snelkeuzetoets verzenden door het selectievakje [Instellen als standaard gebruikt] in te stellen
op wanneer adressen geregistreerd zijn. Als u een bestemming tijdelijk wilt verwijderen uit de opgeslagen adressen,
opent u het scherm voor gegevensbevestiging en verwijdert u de bestemming.
ADRESSEN OPSLAAN VIA DIRECTE INVOER (pagina 1-100)
ADRESSEN OPSLAAN VIA GLOBAAL ADRES ZOEKEN (pagina 1-101)
EEN VERZENDLOGBOEK GEBRUIKEN OM OPNIEUW TE VERZENDEN (pagina 5-25)
GROEPEN OPSLAAN (pagina 1-104)
Als het selectievakje bij 'Instellingen (beheerder)' -[Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Algemene
instellingen] → [Voorwaarde- Instellingen] → [Standaardselectie adresboek] → [Alleen adressen van verzendmodi
toepassen] op staat (fabrieksinstelling), wordt de afbeelding alleen naar de bestemmingen verzonden die zijn
ingesteld op [Instellen als standaard gebruikt] voor de huidige modus. Als u het vinkje verwijdert , kan de afbeelding
ook worden verzonden naar bestemmingen van andere modi.
Als de distributieverzending internetfaxadressen omvat, wordt het document in zwart-wit verzonden naar alle adressen.
Als adressen uit de internetfaxmodus zijn opgenomen in distributieverzendingsadressen, worden de afbeeldinggegevens
omgezet en verzonden als afbeeldinggegevens voor internetfax.
Zelfs als in kleur is gescand, worden de afbeeldinggegevens omgezet naar zwart-wit binair voor internetfax en verzonden
naar adressen zoals e-mailadressen.
Als u dezelfde afbeelding in de normale modus als fax naar alle bestemmingen wilt verzenden, tikt u op de toets [Zelfde
beeld verz. als faxadres] in het actiepaneel. Dit kan niet geselecteerd worden wanneer een van de bestemmingen een
internetfax is.
Als scan naar bestemmingen voor e-mail- en internetfax zijn opgenomen, zal de verzendbreedte voor scan naar e-mail en
internetfax hetzelfde zijn als de verzendbreedte voor fax.
Een verzending wordt uitgevoerd, waarbij hyperlinks worden genegeerd, met Scannen naar FTP en Scannen naar
netwerkmap.
Originelen
Verzending
5-42
SCANNER/INTERNETFAX►AFBEELDINGEN VERZENDEN
Bestemmingen voor een contactpersoon of groep registreren:
Tik op de toets [Nieuwe Toevoegen] in het actiepaneel van het adresboekscherm of tik op het pictogram [Adresbeheer] in het
beginscherm. Zie 'ADRESSEN OPSLAAN VIA DIRECTE INVOER (pagina 1-100)
,'ADRESSEN OPSLAAN VIA GLOBAAL
ADRES ZOEKEN (pagina 1-101)', 'EEN VERZENDLOGBOEK GEBRUIKEN OM OPNIEUW TE VERZENDEN (pagina 5-25)'
of 'GROEPEN OPSLAAN (pagina 1-104)
' voor meer informatie.
1
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
2
Geef alle bestemmingen op.
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN ADRESBOEK (pagina 5-16)
EEN LIJST VAN DE GESELECTEERDE BESTEMMINGEN WEERGEVEN (pagina 5-19)
EEN BESTEMMING OPHALEN VIA EEN ZOEKNUMMER (pagina 5-20)
EEN ADRES HANDMATIG OPGEVEN (pagina 5-21)
EEN NETWERKMAP OPGEVEN (pagina 5-22)
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN GLOBAAL ADRESBOEK (pagina 5-23)
EEN VERZENDLOGBOEK GEBRUIKEN OM OPNIEUW TE VERZENDEN (pagina 5-25)
Snelkeuzetoetsen die u niet kunt gebruiken voor distributieverzending worden grijs weergegeven, zodat u ze niet kunt
selecteren.
Als een adres voor Scannen naar FTP of Scannen naar netwerkmap is opgegeven voor een distributieverzending,
wordt de e-mailverzending van de hyperlink niet uitgevoerd.
Als [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Algemene instellingen] → [Voorwaarde- Instellingen]
→ [Zorg ervoor, dat u op de Volgende Adres Toets ([+]) drukt, vóór het selecteren van het volgende adres.] is
ingeschakeld bij 'Instellingen (beheerder)', tikt u op voordat u de volgende bestemming opgeeft.
Als u in de normale modus de faxafbeelding (Mono2) naar alle bestemmingen wilt verzenden, tikt u op de toets [Zelfde
beeld verz. als faxadres] in het actiepaneel.
3
Tik op [Adresoverzicht] in het actiescherm.
4
Bevestig de bestemming.
Een opgegeven bestemming annuleren:
Tik op de toets van de bestemming die u wilt annuleren om de selectie op te heffen.
Het type levering wijzigen (Aan/Cc/Bcc):
Tik op het adres dat u wilt wijzigen en tik op [Wijzig naar Naar], [Wijzig naar Cc] of [Wijzig naar Bcc] in het actiepaneel.
Aan
Cc
Start
Voorbeeld-
weergave
Alle Bestemm.
AAA
BBB
CCC
Directe Invoer
AAA.□□□
BBB.□□□
CCC.□□□
Directe Invoer
Directe Invoer
CA
5-43
SCANNER/INTERNETFAX►AFBEELDINGEN VERZENDEN
INSTELLINGSMODI WANNEER MEERDERE SOORTEN
ADRESSEN IN EEN DISTRIBUTIEVERZENDING ZIJN
OPGENOMEN
In dit gedeelte worden de instellingen uitgelegd waarmee u rekening moet houden als meerdere soorten adressen
worden opgenomen in een distributieverzending.
Wanneer een distributieverzending een combinatie van adressoorten bevat (bijvoorbeeld bestemmingen voor de
scanmodus en internetfaxmodus), worden de instellingen ingeschakeld voor alle adressen, ongeacht het modusscherm
waarin deze zijn geconfigureerd. Hierop gelden de volgende uitzonderingen:
Als internetfaxadressen niet inbegrepen zijn
5
Tik op de toets [Z/W Start] of [Kleur Start] (de toets [Start] in de normale
modus) om het scannen van het origineel te starten.
Als u de pagina's van het origineel in de documentinvoerlade hebt geplaatst, worden alle pagina's gescand.
Er klinkt een pieptoon om aan te geven dat het scannen en verzenden is voltooid.
Als u het origineel op de glasplaat plaatst, moet u elke pagina afzonderlijk scannen.
Als het scannen is voltooid, plaatst u het volgende origineel en tikt u op de toets [Z/W Start] of [Kleur Start] (de toets
[Start] in de normale modus). Herhaal dit totdat alle pagina's zijn gescand en tik vervolgens op de toets [Lezen Klaar].
Er klinkt een pieptoon om aan te geven dat het verzenden is voltooid.
U kunt op de toets [Voorbeeld- weergave] tikken om een voorbeeld van de afbeelding te controleren voordat u een
afbeelding verstuurt. Zie 'HET TE VERZENDEN BEELD CONTROLEREN (pagina 5-68)
' voor meer informatie.
Bestandsindeling
(modus voor
bestandscompressie)
De compressiemodus die is ingesteld via [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden]
→ [Scaninstellingen] → [Voorwaarde- Instellingen] → [Compressiemodus bij distributie] bij
'Instellingen (beheerder)' wordt voor alle bestemmingen gebruikt.
Kleurmodus
Als de instelling voor de kleurmodus [Meerkleuren] is in de scanmodus, wordt de afbeelding
verzonden in Mono2 naar faxadressen en in kleur naar scanadressen.
Om de afbeelding in Mono2 naar alle adressen te verzenden, tikt u in de normale modus op
[Zelfde beeld verz. als faxadres] op het actiepaneel.
Aantal originelen
Een adres van een modus waarin het aantal vellen van het origineel wordt opgegeven, indien van
toepassing, wordt ingeschakeld.
Formaat scanbestand
Als een distributieverzending wordt uitgevoerd met bestemmingen waarvoor een limiet voor de
grootte van bijlagen is ingesteld via [Instelling van maximum aantal verzenddata(E-Mail)] of
[Maximumgrootte van gegevensbijlagen (map FTP/Bureaublad/Netwerk)] (bij 'Instellingen
(beheerder)' [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Scaninstellingen] →
[Voorwaarde- Instellingen]), geldt de limiet ook voor bestemmingen waarvoor geen limiet is ingesteld.
X pagina's op 1 vel
Deze modus is alleen beschikbaar voor fax. Het is gekoppeld aan een modus met geschikte
functionaliteit.
Uitvalkleur
Deze modus is beschikbaar voor Scanner en Gegevensinvoer. Het is gekoppeld aan een modus
met geschikte functionaliteit.
RGB
Deze modus is beschikbaar voor Scanner, Netwerkmap, FTP/Bureaublad. Het is gekoppeld aan
een modus met geschikte functionaliteit.
5-44
SCANNER/INTERNETFAX►AFBEELDINGEN VERZENDEN
Als internetfaxadressen inbegrepen zijn
Als er bij de bestemmingen internetfaxadressen zijn, gelden de volgende beperkingen.
Kleurmodus
Vast ingesteld op zwart-wit binair.
Bestandsindeling
(bestandscompressie
modus)
Vast ingesteld op TIFF.
Origineel
De verzending wordt uitgevoerd naar alle adressen met dezelfde beeldbreedte als internetfax.
Aanpassing
Achtergrond
Kan niet worden ingesteld.
Lege pagina Overslaan
Uitvalkleur
Contrast
Scherpte
RGB
Ondertekenen
Versleutelen
Multi- verkleinen
Scannen adreskaart
Afbeelding bijsnijden
5-45
SCANNER/INTERNETFAX►AFBEELDINGEN VERZENDEN
OPNIEUW VERZENDEN NAAR
DISTRIBUTIEBESTEMMINGEN WAARBIJ DE
VERBINDING IS MISLUKT
De resultaten van een voltooide distributieverzending kunnen worden gecontroleerd in het opdrachtstatusscherm.
Als een verzending naar een of meer bestemmingen mislukt, kunt u de afbeelding opnieuw verzenden naar deze
bestemmingen.
1
Tik op de opdrachtstatusweergave.
2
Tik op de tab [Scannen] of [Internetfax]
en vervolgens op de toets [Voltooid].
Als de distributieverzending bestemmingen van verschillende modi omvat, wordt dezelfde toets voor
distributieverzending in elk van deze modi weergegeven.
3
Nadat u op de toets van de voltooide
distributieverzending hebt getikt, tikt u
op de toets [Details van geselect. taak
controleren] in het actiepaneel.
Opdr.Wachtr
Voltooid
InternetfaxFaxenScannen
Taak
Adres
Tijd Inst. Pagina
Status
Meerv. selectie-
modus inschakelen
Vorige
Afdrukken
Opdr.Wachtr
Voltooid
InternetfaxFaxenScannen
Taak
Adres
Starttijd
Status
Druk verzendbeeld
activiteiten rapport af
Details van geselect.
taak controleren
Vorige
0000/0002 OK
0000/0001
0000/000110:45 07/07
10:30 07/07
10:12 07/07
10:03 07/07
NG800000
NG800000
NG800000
0000/0001
0000/0001
bbb@bbb.□□□
ccc@ccc.□□□
ddd@ddd.□□□
Distribueren
Pagina
Afdrukken
5-46
SCANNER/INTERNETFAX►AFBEELDINGEN VERZENDEN
4
Nadat u op de tab [Mislukt] hebt getikt,
tikt u op de toets [Opn.verz. naar alle
adr. met fouten tijdens verz.] in het
actiepaneel om de afbeelding opnieuw
te verzenden.
Welke stappen er moeten worden uitgevoerd nadat u op de toets [Opn.verz. naar alle adr. met fouten tijdens verz.] hebt
getikt, hangt af van de vraag of Documentarchivering al dan niet wordt gebruikt.
Als u Documentarchivering gebruikt:
U keert terug naar het scherm voor opnieuw verzenden van Documentarchivering. In dit scherm zijn de niet-gelukte
bestemmingen al ingevoerd.
Voer de procedure voor het opnieuw verzenden van het documentarchief uit. (Het origineel hoeft niet opnieuw te
worden gescand.)
Als u Documentarchivering niet gebruikt:
U keert terug naar het basisscherm. In dit scherm zijn de niet-gelukte bestemmingen al ingevoerd. Plaats het origineel
en voer de stappen voor distributieverzending uit.
Alle Bestemm.Mislukt
Details
Opn.verz. naar alle adr.
met fouten tijdens verz.
Vorige
Adres
aaa@aaa.□□□
bbb@bbb.□□□
001
002
Nummer: StatusStarttijd
10:05 07/07
10:05 07/07
5-47
SCANNER/INTERNETFAX►AFBEELDINGEN VERZENDEN
EEN INTERNETFAX VANAF EEN PC VERZENDEN
(PC-I-FAX)
Een bestand op een computer kan via het apparaat als een fax worden verzonden (PC-I-Fax-functie).
Verzending van faxen via de functie PC-I-Fax verloopt op dezelfde wijze als het afdrukken van documenten. Selecteer
de driver van PC-Fax als printerdriver voor de computer en selecteer vervolgens de opdracht Afdrukken in de applicatie.
Vervolgens worden afbeeldingsgegevens voor verzending gemaakt en verzonden als een internetfax.
Met de toepassing Log Viewer kunt u internetfaxen verzenden via het verzendlogboek dat in Log Viewer wordt
weergegeven.
Raadpleeg de Help van het PC-Fax-driver voor informatie over de procedures die bij deze functie worden gevolgd.
Als u een internetfax wilt verzenden met de functie PC-I-Fax, moet de PC-Fax-driver zijn geïnstalleerd en vervolgens zijn
bijgewerkt met de cd-rom die wordt geleverd bij de internetfaxuitbreidingskit.
Zie de Handleiding software-installatie voor meer informatie.
Deze functie kan alleen worden gebruikt op een Windows-computer.
Deze functie is beschikbaar voor verzending. Op het apparaat ontvangen internetfaxen kunnen niet worden ontvangen op
een computer die op het apparaat is aangesloten.
Pc-i-Fax
verzenden
Log Viewer Faxen
opnieuw verzenden via
het verzendlogboek
5-48
SCANNER/INTERNETFAX►AFBEELDINGEN VERZENDEN
BEELDINSTELLINGEN
AUTOMATISCH BEIDE ZIJDEN VAN EEN ORIGINEEL
SCANNEN (2-ZIJDIG ORIGINEEL)
Met de automatische documentinvoereenheid kunt u automatisch beide zijden van een origineel scannen.
De instellingen voor dubbelzijdig scannen worden gewist wanneer de verzending is voltooid.
2-zijdig scannen is niet mogelijk als het origineelformaat is ingesteld op Lang Form.
Op de MX-2630N/MX-3050N/MX-3060N/MX-3550N/MX-3560N/MX-4050N/MX-4060N/MX-5050N/MX-6050N is
dubbelzijdig scannen niet mogelijk als er originelen met verschillende breedtes worden gescand.
1
Nadat u op de toets [Origineel] hebt
getikt, tikt u op de toets [Boek] of
[Tablet].
Raadpleeg de afbeelding links om de inbindzijde van het
origineel te bepalen en selecteer de toets waarop moet
worden getikt.
Tik in de normale modus op de toets [2-Zijdig schrijfblok] of [2-zijdig boek].
2
Tik op de toets [Oriëntatie Afbeelding]
met dezelfde afdrukstand als het
origineel.
Als deze instelling niet juist is, wordt er mogelijk geen
geschikte beeld verzonden.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u op .
Dubbelzijdig scannen annuleren:
Tik op de toets [1-Zijdig].
Tik in de Normale modus op de ingedrukte toets [2-Zijdig schrijfblok] of [2-zijdig boek] om het scannen te annuleren.
2-zijdig
origineel
Verzending scan
De voor- en achterkant worden gescand.
A
C
G
AB
EF
J
L
KL
E
Boek
Schrijfblok
CA
Voorbeeld-
weergave
Auto Inst.
Z/W
Start
Kleur
Start
Auto
Origineel
Oriëntatie
Afbeelding
Duplex configureren
1-Zijdig Boek Tablet
Lang Form.
5-49
SCANNER/INTERNETFAX►AFBEELDINGEN VERZENDEN
SCANFORMAAT EN VERZENDFORMAAT
(VERGROTEN/VERKLEINEN)
Wanneer het origineel wordt geplaatst, wordt het formaat ervan automatisch gedetecteerd.
In de normale modus wordt het formaat van het geplaatste origineel aangegeven als het 'Scanformaat' en het te
verzenden formaat als het 'Verzendformaat'.
In het bovenstaande scherm is het scanformaat (het geplaatste origineel) A4 (8-1/2" x 11") en is het verzendformaat
Auto. Is het scanformaat bijvoorbeeld A4 (8-1/2" x 11") en het verzendformaat B5 (5-1/2" x 8-1/2"), dan wordt het beeld
vóór verzending verkleind.
Alleen standaardformaten kunnen automatisch worden gedetecteerd.
HET FORMAAT VAN HET GEPLAATSTE ORIGINEEL (pagina 5-14)
Als het origineel geen standaardformaat heeft (inchformaat of niet-standaardformaat) of het formaat niet juist is
gedetecteerd, geeft u het origineelformaat handmatig op.
HET SCANFORMAAT VAN HET ORIGINEEL IN PAPIERFORMAAT OPGEVEN (pagina 5-50)
HET SCANFORMAAT VAN HET ORIGINEEL MET GETALSWAARDEN OPGEVEN (pagina 5-51)
Voorbeeld-
weergave
Start
Scanformaat
Auto Auto
Kleurmodus
Auto/Mono
Resolutie
200x200dpi
Best.Indeling
PDF
Origineel
Belichting
Auto
Overige
A4
A4
100%
Verzendformaat
Adresboek
Onderwerp
Bestandsnaam
Adres
Druk in om adres in te
voeren
Door systeeminstellingen vastgezet
Opties
CA
Verzendgeschiedenis
Programma oproepen
Geregistreerde inst. oproepen
Zoeknummer oproepen
Zoeken in alg. adressen
Verificatiestempel
Koppeling naar de
bestemming verzenden
Scanformaat
A4
'Verzendformaat' is
ingesteld op B5
(5-1/2" x 8-1/2")
Verzending
De afbeelding wordt
verkleind tot B5 (5-1/2" x
8-1/2") voordat die wordt
verzonden
5-50
SCANNER/INTERNETFAX►AFBEELDINGEN VERZENDEN
HET SCANFORMAAT VAN HET ORIGINEEL IN
PAPIERFORMAAT OPGEVEN
Als het origineel een niet-standaardformaat heeft of het formaat niet juist wordt gedetecteerd, geeft u het formaat van
het origineel handmatig op.
Als [Lang Form.] is geselecteerd, kunnen de 2-zijdige scaninstelling en het verzendformaat niet worden gewijzigd.
Het beeld wordt alleen in Mono2 verzonden.
1
Tik op de toets [Details] om naar de normale modus te gaan.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 5-10)
2
Nadat u op de toets [Origineel] hebt
getikt, tikt u op de toets [Scanformaat].
3
Tik op de toets van het
origineelformaat.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u op .
Als u een lang origineel verzendt, tikt u op de toets [Lang Form.].
Gebruik de automatische documentinvoereenheid voor het scannen van een lang origineel. De maximaal te scannen
breedte bedraagt 1000 mm (39-3/8") (de maximale hoogte is 297 mm (11-5/8")).
VERZENDBARE ORIGINEELFORMATEN (pagina 5-14)
Voorbeeld-
weergave
Start
Overige
Origineel
Scanformaat Verzendformaat
Stand afbeelding
Auto A4 A4
2-Zijdig
Schr.Blok
2-Zijdig
Boekje
Auto
Adres
Adresboek
Druk in om adres in te voeren
Aanpassing Achtergrond
Kleurmodus
Lege pagina in orig. overslaan
Lege pagina Overslaan
Dun origineel scannen
Langzamer Scan Mode.
Afbeeldingsomtrek aanpassen
Scherpte
100%
CA
Voorbeeld-
weergave
Start
Overige
Scanformaat
Auto
Aanpassing Achtergrond
Lege pagina in orig. overslaan
Lege pagina Overslaan
Dun origineel scannen
Langzamer Scan Mode.
Afbeeldingsomtrek aanpassen
Scherpte
Adres
Adresboek
Druk in om adres in te voeren
Directe InvoerInchAB
Aangepast Formaat
A5
216 x 343
B5R B4
A5R A4 A3
B5 A4R
Lang Form.
216 x 340
CA
A4
Kleurmodus
5-51
SCANNER/INTERNETFAX►AFBEELDINGEN VERZENDEN
HET SCANFORMAAT VAN HET ORIGINEEL MET
GETALSWAARDEN OPGEVEN
Als u een origineel wilt scannen dat geen standaardformaat heeft, zoals een kaart of briefkaart, geeft u het formaat van
het origineel na het plaatsen van het origineel met numerieke waarden op.
De breedte kan 25 mm t/m 432 mm (1" t/m 17") zijn en de hoogte kan 25 mm t/m 297 mm (1" t/m 11-5/8") zijn.
Als het scanformaat wordt opgegeven als getalswaarden, kan het verzendformaat niet worden opgegeven.
1
Tik op de toets [Details] om naar de normale modus te gaan.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 5-10)
2
Tik op de toets [Origineel].
3
Nadat u op de toets 'Scanformaat' hebt getikt, tikt u op de toets [Directe
Invoer].
4
Geef het formaat van het origineel op.
Tik op de gebieden die breedte- en hoogteformaten weergeven en voer het formaat met de cijfertoetsen in.
Het is handig om te gebruiken om het ingevoerde formaat fijn af te stellen.
5
Tik op de toets [OK].
Wanneer de instellingen voltooid zijn, tikt u tweemaal op .
Controleer op het basisscherm of het opgegeven formaat wordt weergegeven bij de toets [Origineel].
De opgegeven formaatinstellingen annuleren:
Tik op de toets [Auto].
Voorbeeld-
weergave
Start
Overige
Adres
Adresboek
Druk in om adres in te
voeren
Aanpassing Achtergrond
Lege pagina in orig. overslaan
Lege pagina Overslaan
Dun origineel scannen
Langzamer Scan Mode.
Afbeeldingsomtrek aanpassen
Scherpte
Scanformaat
Auto
Directe InvoerInchAB
Aangepast Formaat
OK
( 25~297 )
mm
( 25~432 )
mm
297
420X
Y
CA
A4
Kleurmodus
5-52
SCANNER/INTERNETFAX►AFBEELDINGEN VERZENDEN
VAAK GEBRUIKTE ORIGINEELFORMATEN OPSLAAN
Sla de veelgebruikte niet-standaard origineelformaten op. In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u niet-standaard
origineelformaten opslaat, ophaalt, wijzigt en wist.
Origineelformaten opslaan (Wijzigen/Wissen)
Het opgeslagen origineelformaat blijft behouden, ook als het apparaat wordt uitgeschakeld.
U kunt maximaal 12 niet-standaard origineelformaten registreren voor kopiëren, faxen en het verzenden van afbeeldingen.
De toegevoegde origineelformaten worden ook in de andere modi weergegeven.
1
Tik op de toets [Details] om naar de normale modus te gaan.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 5-10)
2
Tik op de toets [Origineel].
3
Tik op de toets [Scanformaat] en op vervolgens op de tab [Aangepast
Formaat].
4
Tik op de toets [Opslaan/ Verwijderen].
Auto
Directe InvoerInchAB
Aangepast Formaat
Adres
Adresboek
Druk in om adres in te
voeren
A4
Lege pagina in orig. overslaan
Lege pagina Overslaan
Dun origineel scannen
Langzamer Scan Mode.
Aanpassing Achtergrond
Kleurmodus
Afbeeldingsomtrek aanpassen
Scherpte
Voorbeeld-
weergave
Start
CA
Overige
Scanformaat
Opslaan/
Verwijderen
5-53
SCANNER/INTERNETFAX►AFBEELDINGEN VERZENDEN
5
Tik op een toets ( ) om een
extra origineelformaat op te slaan.
Tik op een toets die geen formaat aangeeft.
Een eerder opgeslagen toets veranderen of verwijderen:
Tik op de toets die u wilt veranderen of verwijderen. Het volgende scherm wordt getoond.
Als u de toets wilt veranderen, tikt u op de toets [Wijzigen] en gaat u verder met de volgende stap.
Als u de toets wilt verwijderen, tikt u op de toets [Wissen]. Controleer of het origineelformaat is gewist en tik op de
toets
.
6
Geef het formaat van het origineel op.
Tik op de gebieden die breedte- en hoogteformaten
weergeven en voer het formaat met de cijfertoetsen in.
Het is handig om te gebruiken om het ingevoerde formaat fijn af te stellen.
7
Tik op de toets [OK].
Tik op de toets en controleer of de toets van het formaat dat in het scherm Scanformaat is opgeslagen, juist is
toegevoegd. Tik, nadat u het hebt gecontroleerd op .
De bewerking annuleren:
Tik op de toets [CA].
Adres
Adresboek
Druk in om adres in te voeren
Lege pagina in orig. overslaan
Lege pagina Overslaan
Dun origineel scannen
Langzamer Scan Mode.
Aanpassing Achtergrond
Kleurmodus
Afbeeldingsomtrek aanpassen
Scherpte
Voorbeeld-
weergave
Start
CA
Overige
Scanformaat
Opslaan/Verwijderen
Select. formaattoets om aangep. orig.
formaat op te slaan/te verwijderen.
Lege pagina in orig. overslaan
Lege pagina Overslaan
Dun origineel scannen
Langzamer Scan Mode.
Aanpassing Achtergrond
Kleurmodus
Afbeeldingsomtrek aanpassen
Scherpte
Scanformaat
Opslaan/Verwijderen
Select. formaattoets om aangep. orig.
formaat op te slaan/te verwijderen.
X420 Y297
Voorbeeld-
weergave
Start
CA
Adresboek
Overige
Reeds aangepast formaat opgeslagen
onder deze toets.
Wissen WijzigenAnnuleren
Aanpassing Achtergrond
Kleurmodus
Lege pagina in orig. overslaan
Lege pagina Overslaan
Dun origineel scannen
Langzamer Scan Mode.
Afbeeldingsomtrek aanpassen
Scherpte
Adres
Adresboek
Voorbeeld-
weergave
Start
CA
Overige
OK
(25—432)
mm
294
432
(25—297)
mm
Scanformaat
Invoer Formaat
Voer te registreren formaat in.
Druk in om adres in te
voeren
5-54
SCANNER/INTERNETFAX►AFBEELDINGEN VERZENDEN
Een opgeslagen origineelformaat ophalen
1
Tik op de toets [Details] om naar de normale modus te gaan.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 5-10)
2
Tik op de toets [Origineel].
3
Tik op de toets [Scanformaat] en op vervolgens op de tab [Aangepast
Formaat].
4
Tik op de toets van het
origineelformaat dat u wilt ophalen.
Nadat u de toets van het origineelformaat hebt geselecteerd,
tikt u op de toets .
Controleer of het opgegeven formaat in het scherm
Scanformaat wordt weergegeven.
De bewerking annuleren
Tik op de toets [CA].
Adres
Druk in om adres in te
voeren
Lege pagina in orig. overslaan
Lege pagina Overslaan
Dun origineel scannen
Langzamer Scan Mode.
Aanpassing Achtergrond
Afbeeldingsomtrek aanpassen
Scherpte
Voorbeeld-
weergave
Start
CA
Overige
Opslaan/
Verwijderen
A4
Auto
Scanformaat
Directe InvoerInchAB
Aangepast Formaat
X420 Y297
Kleurmodus
Adresboek
5-55
SCANNER/INTERNETFAX►AFBEELDINGEN VERZENDEN
HET VERZENDFORMAAT VAN DE AFBEELDING
OPGEVEN
Tik op deze toets om het verzendformaat op te geven als een papierformaat. Als het opgegeven verzendformaat groter
is dan het scanformaat, zal het beeld worden vergroot. Als het opgegeven verzendformaat kleiner is dan het
scanformaat, zal het beeld worden verkleind.
Het verzendformaat kan niet worden opgegeven wanneer [Lang Form.] als scanformaat is geselecteerd of wanneer het
scanformaat in getalswaarden is opgegeven.
U kunt het verzendformaat niet opgeven wanneer [TIFF-S] als opmaak is geselecteerd in de modus Internetfax. (Het
verzendformaat is standaard A4R (8-1/2" x 11"R).)
1
Tik op de toets [Details] om naar de normale modus te gaan.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 5-10)
2
Tik op de toets [Origineel].
3
Tik op de toets [Verzendformaat].
4
Tik op de toets voor het gewenste
verzendformaat.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u op .
Afhankelijk van het papierformaat dat u hebt opgegeven bij 'Scanformaat', is het misschien niet mogelijk bepaalde
formaten te selecteren bij 'Verzendformaat'. U kunt niet tikken op de formaattoetsen die niet beschikbaar zijn voor
'Verzendformaat'.
Voorbeeld-
weergave
Start
Overige
Verzendformaat
Auto
Aanpassing Achtergrond
Lege pagina in orig. overslaan
Lege pagina Overslaan
Dun origineel scannen
Langzamer Scan Mode.
Afbeeldingsomtrek aanpassen
A4
Scherpte
Adres
Adresboek
Druk in om adres in te voeren
InchAB
A5
216 x 343
B5R B4
A5R A4 A3
B5 A4R 216 x 340
CA
Kleurmodus
5-56
SCANNER/INTERNETFAX►AFBEELDINGEN VERZENDEN
5
Tik op de toets [Stand afbeelding] met
dezelfde afdrukstand als het origineel.
Als deze instelling niet juist is, wordt er mogelijk geen
geschikte beeld verzonden. Wanneer u klaar bent met het
invoeren van de instellingen, tikt u op .
Als u de standaardinstellingen voor de afdrukstand van een afbeelding wilt configureren, selecteert u
[Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Algemene instellingen] → [Voorwaarde- Instellingen] →
[Stand afbeelding] bij 'Instellingen (beheerder)'.
De factor voor verkleinen of vergroten van het origineel wordt weergegeven tussen 'Scanformaat' en 'Verzendformaat'.
Voorbeeld-
weergave
Start
Overige
Aanpassing Achtergrond
Kleurmodus
Lege pagina in orig. overslaan
Lege pagina Overslaan
Dun origineel scannen
Langzamer Scan Mode.
Afbeeldingsomtrek aanpassen
Scherpte
Adres
Adresboek
A4 A4
Druk in om adres in te voeren
Origineel
Scanformaat Verzendformaat
Stand afbeelding
Auto
2-Zijdig
Schr.Blok
2-Zijdig
Boekje
Auto
100%
CA
5-57
SCANNER/INTERNETFAX►AFBEELDINGEN VERZENDEN
BELICHTING EN TYPE ORIGINEEL BEELD WIJZIGEN
Selecteer een belichting en afbeeldingstype op basis van het origineel voor een optimale scankwaliteit.
Belichtingsinstellingen
Het type origineel selecteren (scanmodus, gegevensinvoermodus)
Als u de glasplaat gebruikt voor het scannen van meerdere origineelpagina's, moet u altijd de belichtingsinstelling wijzigen
bij het wisselen van pagina's.
Het contrast voor de internetfaxmodus wordt in de systeeminstellingen ingesteld.
Internet Fax-instellingen (pagina 7-102)
Bij gebruik van de automatische documentinvoereenheid kan de instelling van de belichting niet meer worden gewijzigd als
het scannen eenmaal is begonnen. (Als u 'Opdr. samenst.' gebruikt bij Overige, moet u de belichting telkens wijzigen
wanneer u een nieuwe set originelen invoert.)
Belichting Suggestie
Automatisch Bij deze instelling wordt de belichting automatisch aangepast aan lichtere en donkerdere delen
van het origineel.
Handmatig
1-2 Selecteer deze instelling bij een origineel met donkere tekst.
3 Selecteer deze instelling voor een normaal origineel (niet licht en niet donker).
4-5 Selecteer deze instelling wanneer het origineel uit lichte tekst bestaat.
Configuratieopties Beschrijving
Automatisch Het afbeeldingstype van het origineel wordt automatisch geselecteerd op basis van het origineel.
Handmatig Tekst/
Afged.Foto
Deze functie biedt de beste balans voor het scannen van een origineel dat uit zowel tekst als
afgedrukte foto's bestaat, zoals een tijdschrift of catalogus.
Tekst/Foto Deze functie biedt de beste balans voor het scannen van een origineel dat uit zowel tekst als
foto's bestaat, zoals een tekstdocument met een opgeplakte foto.
Tekst Gebruik deze modus voor normale tekstdocumenten.
Foto Gebruik deze functie voor het scannen van foto's.
Afgedrukte
Foto
Deze functie is het beste voor het scannen van afgedrukte foto's, zoals foto's in een tijdschrift of
catalogus.
Map Deze modus is het best voor het kopiëren van kaarten met lichte kleuren en fijne tekst.
5-58
SCANNER/INTERNETFAX►AFBEELDINGEN VERZENDEN
In de scanmodus of de gegevensinvoermodus
1
Tik op de toets [Details] om naar de normale modus te gaan.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 5-10)
2
Tik op de toets [Belichting].
3
Tik op de toets die is toegewezen aan het type origineel dat u wilt instellen op
basis van het type origineel.
4
Tik op om de belichting aan te
passen.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u op .
Wanneer [Auto] is geselecteerd en u de belichting wijzigt, wordt het type origineelafbeelding automatisch ingesteld op
[Tekst/Afged.Foto].
Voorbeeld-
weergave
Start
Overige
Aanpassing Achtergrond
Kleurmodus
Bestandsindeling selecteren
Best.Indeling
Verzendresolutie wijzigen
Resolutie
Lege pagina in orig. overslaan
Lege pagina Overslaan
Adres
Adresboek
Druk in om adres in te voeren
E-mail/belichting
Geef dichtheid op van te verzenden afbeelding.
Auto
Handmatig
Tekst
Tekst/Afged.Foto
Tekst/Foto
Afgedrukte Foto
Foto Map
3 51
CA
5-59
SCANNER/INTERNETFAX►AFBEELDINGEN VERZENDEN
DE RESOLUTIE WIJZIGEN
Geef de resolutie-instelling op.
De resolutie selecteren
Voor originelen met normale tekst is een resolutie van 200 x 200 dpi voldoende voor een leesbare afbeelding.
Voor foto's en illustraties levert een hogere resolutie (600 x 600 dpi, enzovoort) een scherpe afbeelding op.
Een hoge resolutie resulteert echter in een groter bestand en als het bestand te groot is, is verzending wellicht niet mogelijk.
Beperk in dat geval het aantal gescande pagina's of neem andere maatregelen om de bestandsgrootte te beperken.
INDELING WIJZIGEN IN DE SCAN- OF GEGEVENSINVOERMODUS (pagina 5-60)
INDELING WIJZIGEN IN DE INTERNETFAXMODUS (pagina 5-66)
HET VERZENDFORMAAT VAN DE AFBEELDING OPGEVEN (pagina 5-55)
Bij gebruik van de automatische documentinvoereenheid kan de instelling van de resolutie niet meer worden gewijzigd nadat
het scannen is begonnen. (Als u 'Opdr. samenst.' gebruikt bij Overige, moet u de resolutie telkens wijzigen wanneer u een
nieuwe set originelen invoert.)
Als u de glasplaat gebruikt voor het scannen van meerdere origineelpagina's, moet u de resolutie-instelling altijd wijzigen
bij het wisselen van pagina's.
De resolutie voor de internetfaxmodus wordt in de systeeminstellingen ingesteld.
Internet Fax-instellingen (pagina 7-102)
1
Tik op de toets [Details] om naar de normale modus te gaan.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 5-10)
2
Tik op de toets [Resolutie].
3
Tik op de toets voor de gewenste resolutie.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen, tikt u op .
Dit kan niet worden geselecteerd als er internetfaxadressen zijn opgenomen.
Bij een combinatie van bestemmingen in verschillende modi tikt u op om tussen modi te schakelen en de resolutie
voor elke modus in te stellen.
FTP/Desktop en Netwerkmap zijn echter op dezelfde modus ingesteld.
Als u het bestandsformaat instelt op [Compact PDF] bij [Formaat] of de comprimeringsfactor op [Nadruk zw. letter],
wordt de resolutie ingesteld op [300x300dpi].
Voorbeeld-
weergave
Overige
Adres
Adresboek
Druk in om adres in te voeren
Resolutie
Start
100x100dpi
150x150 dpi
200x200dpi
300x300dpi
400x400dpi
600x600dpi
E-mail
Kleurmodus
Aanpassing Achtergrond
Lege pagina in orig. overslaan
Lege pagina Overslaan
Verzendbelichting opgeven
Belichting
Bestandsindeling selecteren
Best.Indeling
CA
5-60
SCANNER/INTERNETFAX►AFBEELDINGEN VERZENDEN
INDELING WIJZIGEN IN DE SCAN- OF GEGEVENSINVOERMODUS
Wijzig de bestandsindeling (bestandstype en compressiemodus/compressieverhouding) voor de verzending van een
gescand beeld op het tijdstip van verzending. Daarnaast kunt u, als de gescande originelen zich in verschillende
bestanden bevinden, het aantal pagina's per bestand wijzigen.
Combinaties van bestandsindelingen
*1 Als PDF (inclusief versleuteling en hoge compressie) is geselecteerd voor de bestandsindeling, kan de
bestandsgrootte verkleind worden met flate-compressie.
*2 Op de MX-3050N/MX-3550N/MX-4050N/MX-5050N/MX-6050N wordt dit alleen weergegeven als de uitbreidingskit
voor de scannerfunctie is geïnstalleerd. Dit item kan niet worden gebruikt in MX-2630N.
*3 Flate-compressie kan niet worden gebruikt op alle modellen. Als PDF met hoge compressie wordt gebruikt die
standaard aanwezig is op de MX-3060N/MX-3070N/MX-3560N/MX-3570N/MX-4060N/MX-4070N/MX-5070N/
MX-6070N, worden de gegevens altijd door flate-compressie gecomprimeerd, ongeacht of flate-compressie in de
systeeminstellingen is ingeschakeld of uitgeschakeld.
*4 Wordt alleen weergegeven op de MX-3060N/MX-3070N/MX-3560N/MX-3570N/MX-4060N/MX-4070N/MX-5070N/
MX-6070N
*5 Wordt alleen weergegeven op de MX-2630N/MX-3050N/MX-3550N/MX-4050N/MX-5050N/MX-6050N
*6 Wordt alleen weergegeven als de uitbreidingskit voor de scannerfunctie is geïnstalleerd
Het bestandstype van de modus [Z/W] en het bestandstype van de modus [Kleur/ grijswaarde] zijn gekoppeld. Het
bestandstype kan niet voor elke modus apart worden ingesteld.
(Wanneer [JPEG] is geselecteerd voor de modus [Kleur/ grijswaarde], wordt [TIFF] automatisch geselecteerd voor de modus [Z/W].)
Tabblad [Kleur/ grijswaarde] Tabblad [Z/W]
PDF*
1
PDF*
1
Compact PDF*
1, 2
PDF*
1
Compact PDF (Ultrafijn)*
1, 2
PDF*
1
PDF/A-1a*
1, 4
PDF/A-1a*
1, 4
PDF/A-1b*
1, 4
PDF/A-1b*
1, 4
PDF/A*
1, 5
PDF/A*
1, 5
Compact PDF/A-1a*
1, 3, 4
PDF/A-1a*
1, 4
Compact PDF/A-1b*
1, 3, 4
PDF/A-1b*
1, 4
Compact PDF/A*
1, 5, 6
PDF/A*
1, 5
Compact PDF/A-1a (Ultrafijn)*
1, 3, 4
PDF/A-1a*
1, 4
Compact PDF/A-1b (Ultrafijn)*
1, 3, 4
PDF/A-1b*
1, 4
Compact PDF/A (Ultrafijn)*
1, 5, 6
PDF/A*
1, 5
Versleutelde PDF*
1
Versleutelde PDF*
1
Versleutel/Compact PDF*
1, 2, 3
Versleutelde PDF*
1
Versleutel/Compact PDF (Ultrafijn)*
1, 2, 3
Versleutelde PDF*
1
TIFF TIFF
JPEG TIFF
XPS XPS
TXT(UTF-8)*
4
TXT(UTF-8)*
4
RTF*
4
RTF*
4
DOCX*
4
DOCX*
4
XLSX*
4
XLSX*
4
PPTX*
4
PPTX*
4
5-61
SCANNER/INTERNETFAX►AFBEELDINGEN VERZENDEN
Flate-compressie
Deze functie verkleint het PDF-bestand nog een beetje met een compressiemethode zonder gegevensverlies nadat het
door JPEG-compressie gecomprimeerd is. Deze compressie werkt beter als de gegevens veel effen kleuren bevatten.
Bij het verzenden van een PDF-bestand kan flate-compressie voor een grotere vermindering van de bestandsgrootte
zorgen dan conventionele methoden.
Als de PDF-viewer van de ontvanger flate-compressie niet ondersteunt, kan de ontvanger het PDF-bestand mogelijk
niet weergeven. In dat geval kan flate-compressie worden uitgeschakeld.
De bestandsindeling voor de verzending van een gescande afbeelding wordt opgegeven bij het opslaan van een
bestemming onder een snelkeuzetoets. U kunt de indeling echter op het tijdstip van verzending nog wijzigen.
Als [PDF/Versleut.] is opgegeven voor het bestandsformaat, wordt het scherm voor wachtwoordinvoer weergegeven bij
het scannen. Voer een wachtwoord in (maximaal 32 tekens).
Houd rekening met het volgende wanneer [PDF/Hoge comp] is opgegeven in de bestandsindeling [Kleur/ grijswaarde].
Bij distributie naar een adres waarvoor [PDF/Hoge comp] is opgegeven, worden alle bestanden voor de scanner als
Compact PDF-bestanden verzonden.
Bij distributie naar een adres waarvoor [PDF/Hoge comp] en [PDF/Compact/U-Fijn] zijn opgegeven, worden alle
bestanden voor de scanner verzonden als Compact PDF (Ultrafijn).
Als [Compact/PDF] is opgegeven, kan de resolutie niet worden gewijzigd in de scannermodus. De resolutie is ingesteld op
300 x 300 dpi.
Als [PDF/Hoge comp] wordt ingesteld als er een resolutie-instelling is opgegeven in de scannermodus (of een andere
modus), wordt de resolutie-instelling geannuleerd en wordt de Compact PDF-resolutie gebruikt voor de verzending.
Wanneer [PDF/Hoge comp] is geselecteerd, kan [Resolutie] niet worden gewijzigd terwijl u wacht op het volgende
origineel of in [Wijzig instel.] in de instellingen voor het samenstellen van opdrachten.
Als [PDF/Hoge comp] wordt ingesteld wanneer een instelling voor origineeltype is opgegeven in de scannermodus (of
andere modi), wordt [Foto] gewijzigd in [Tekst/Foto] en [Map] in [Tekst/Afged.Foto].
De staat van het origineel kan ertoe leiden dat de OCR-functie sommige tekens en beelden niet goed kan lezen. Dat kan
leiden tot ontbrekende of onjuiste gegevens.*
Er is geen garantie dan de OCR-functie alle tekens, beelden en andere gegevens van het gescande origineel foutloos kan
reproduceren.*
* alleen de MX-3060N/MX-3070N/MX-3560N/MX-3570N/MX-4060N/MX-4070N/MX-5070N/MX-6070N
Flate-compressie inschakelen
Schakel flate-compressie in of uit in [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Scaninstellingen] →
[Voorwaarde- Instellingen] → [Opties PDF-compressie] in "Instellingen (beheerder)".
1
Tik op de toets [Best.Indeling].
Als de gegevensinvoermodus actief is, begint u bij stap 5.
2
Tik op de toets [Kleur/ grijswaarde] of [Z/W].
Formaat Instelling voor de modus [Z/W] is de bestandsindeling als op de toets [Z/W Start] is getikt.
Formaat Instelling voor de modus [Kleur/ grijswaarde] is de bestandsindeling als op de toets [Kleur Start] is getikt.
Wanneer de functie [Kleur/ grijswaarde] is geselecteerd en de uitbreidingskit voor de scannerfunctie is geïnstalleerd,
worden de selectievakjes [Compact] en [U-Fijn] weergegeven. Selecteer Compact PDF om de afbeeldingskwaliteit
zoveel mogelijk te behouden en de grootte van een te verzenden bestand te beperken. Selecteer [U-Fijn] alleen als u
Compact PDF selecteert. Wanneer u de MX-2630N gebruikt, kan Compacte PDF niet worden geselecteerd omvat de
uitgebreide compressiekit niet kan worden geïnstalleerd.
5-62
SCANNER/INTERNETFAX►AFBEELDINGEN VERZENDEN
3
Tik op de toets voor het gewenste bestandstype.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen, tikt u op .
MX-2630N/MX-3050N/MX-3550N/MX-4050N/MX-5050N/MX-6050N
Als de toets [Z/W] is geselecteerd Als de toets [Kleur/ grijswaarde] is geselecteerd
MX-3060N/MX-3070N/MX-3560N/MX-3570N/MX-4060N/MX-4070N/MX-5070N/MX-6070N
Als de toets [Z/W] is geselecteerd Als de toets [Kleur/ grijswaarde] is geselecteerd
4
(Alleen als [PDF] is geselecteerd op de MX-3060N/MX-3070N/MX-3560N/MX-3570N/
MX-4060N/MX-4070N/MX-5070N/MX-6070N) Als u OCR wilt inschakelen, schakelt u
het selectievakje [OCR] in ( ) en tikt u op [OCR Instelling].
Als u alle instellingen hebt opgegeven, tikt u op ( ).
CA
Voorbeeld-
weergave
Z/W
Start
Kleur
Start
Z/W
Prog.PDF/A
XPS
PDF
TIFF
Best.Indeling
CA
Voorbeeld-
weergave
Z/W
Start
Kleur
Start
Kleur/
grijswaarde
Prog.PDF/A
XPS
PDF
TIFF JPEG
Best.Indeling
CA
Voorbeeld-
weergave
Auto Inst.
Z/W
Start
Kleur
Start
Z/W
PDF/A-1bPDF/A-1a
XPS
PDF
DOCX XLSX
RTF TXT(UTF-8) Prog.
PPTX
TIFF
Best.Indeling
CA
Voorbeeld-
weergave
Auto Inst.
Z/W
Start
Kleur
Start
Kleur/
grijswaarde
PDF/A-1bPDF/A-1a
XPS
PDF
DOCX XLSX
RTF TXT(UTF-8) Prog.
PPTX
TIFF JPEG
Best.Indeling
Engels
Automatisch
Formaat
Taal:
Lettertype: Nauwkeurigheid van OCR:
Detecteer
Afbeeldingspositie
Auto-extract Dossiernaam
CA
Voorbeeld-
weergave
Z/W
Start
Kleur
Start
Auto Inst.
5-63
SCANNER/INTERNETFAX►AFBEELDINGEN VERZENDEN
Als "Lang Form." is geselecteerd voor het origineel, kan [OCR] niet gebruikt worden.
Selecteer de scantaal en de taalinstellingen. U kunt de volgende talen selecteren.
Japans, Engels, Spaans, Frans, Duits, Italiaans, Nederlands, Zweeds, Noors, Fins, Deens, Hongaars, Tsjechisch,
Pools, Russisch, Grieks, Portugees, Turks, Slovaaks, Catalaans, Chinees vereenvoudigd, Traditioneel Chinees,
Koreaa.
Als [RTF], [DOCX], [XLSX] of [PPTX] is geselecteerd als de bestandsindeling, kunt u het lettertype voor de
uitgevoerde tekst instellen.
Als het selectievakje [Detecteer Afbeeldingspositie] is aangevinkt ( ), wordt de afdrukstand van het origineel
gedetecteerd en wordt het beeld gedraaid voordat het wordt verzonden.
Als het selectievakje [Auto-extract Dossiernaam] is aangevinkt ( ), wordt de tekst die in het bestand wordt gelezen
in de bestandsnaam opgenomen. Als er een bestandsnaam is opgegeven, wordt deze gebruikt voor de verzending.
U kunt de nauwkeurigheid van OCR instellen in [Nauwkeurigheid van OCR:]. Selecteer [Auto] of [Tekst vet]. Als [Tekst
vet] is geselecteerd, wordt de leesnauwkeurigheid van de tekst verhoogd voordat gescand wordt. Als [Tekst vet] is
geselecteerd, kan de nauwkeurigheid in schema's en tabellen verminderen. Wijzig de instelling alleen als u het erg
belangrijk vindt om de nauwkeurigheid van tekstvelden te verhogen.
5
Tik op de toets [Details] om over te schakelen naar de normale modus zodat u
meer gedetailleerde instellingen kunt opgeven.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 5-10)
6
Tik op de toets [Best.Indeling].
7
Tik op de tab [Kleur/grijstinten] of [Z/W] en selecteer de indelingsmodus voor scannen.
De indelingsinstelling voor de modus [Z/W] is de bestandsindeling met de kleurmodus ingesteld op [Mono].
De indelingsinstelling voor de modus [Kleur/grijstinten] is de bestandsindeling met de kleurmodus ingesteld op
[Meerkleuren] of [Grijstinten].
5-64
SCANNER/INTERNETFAX►AFBEELDINGEN VERZENDEN
8
Tik op de toets voor het gewenste bestandstype.
MX-2630N/MX-3050N/MX-3550N/MX-4050N/MX-5050N/MX-6050N
Als de toets [Z/W] is geselecteerd Als de toets [Kleur/grijstinten] is geselecteerd
MX-3060N/MX-3070N/MX-3560N/MX-3570N/MX-4060N/MX-4070N/MX-5070N/MX-6070N
Als de toets [Z/W] is geselecteerd Als de toets [Kleur/grijstinten] is geselecteerd
Als de modus [Kleur/grijstinten] is geselecteerd, worden de selectievakjes [Compact] en [U-Fijn] weergegeven.
Selecteer Compact PDF om de afbeeldingskwaliteit zoveel mogelijk te behouden en de grootte van een te verzenden
bestand te beperken. Selecteer [U-Fijn] alleen als u Compact PDF selecteert.*
* Op de MX-3050N/MX-3550N/MX-4050N/MX-5050N/MX-6050N is de uitbreidingskit voor de scannerfunctie vereist.
Wanneer u de MX-2630N gebruikt, kan Compacte PDF niet worden geselecteerd omvat de uitgebreide
compressiekit niet kan worden geïnstalleerd.
Voorbeeld-
weergave
Start
Kleurmodus
Aanpassing Achtergrond
Lege pagina in orig. overslaan
Lege pagina Overslaan
Verzendbelichting opgeven
Belichting
Verzendresolutie wijzigen
Resolutie
CA
Adres
Overige
Kleur/grijstinten Z/W
Bestand Indeling
E-mail
Adresboek
TIFF
XPS PDF/A
PDF
Versl.
( 1~99 )
Pagina
Geprogrammeerd
Geen
Compressiemodus
Opgegeven pagina's
per bestand
MMR (G4)
MH (G3)
Druk in om adres in te
voeren
Voorbeeld-
weergave
Start
Kleurmodus
Aanpassing Achtergrond
Lege pagina in orig. overslaan
Lege pagina Overslaan
Verzendbelichting opgeven
Belichting
Verzendresolutie wijzigen
Resolutie
CA
Adres
Overige
Kleur/grijstinten Z/W
Bestand Indeling
E-mail
Adresboek
TIFF
XPS PDF/A
PDF
Versl.
Compact
( 1~99 )
Pagina
U-Fijn
JPEG
Geprogrammeerd Nadruk zw. letter
Laag
Comprimeringsfactor
Opgegeven pagina's
per bestand
Hoog
Middelgroot
Druk in om adres in te
voeren
Voorbeeld-
weergave
Start
Adres
Adresboek
Kleur/grijstinten Z/W
Geprogrammeerd
Compressiemodus
MMR (G4)
TIFF XPS
PDF PDF/A-1b
Versl.
Opgegeven pagina's
per bestand
Verwerkingstijd is
afhankelijk van het formaat.
Best.Indeling
E-mail
1
Aanpassing Achtergrond
Lege pagina in orig. overslaan
Lege pagina Overslaan
Verzendbelichting opgeven
Belichting
Verzendresolutie wijzigen
Resolutie
Overige
CA
PDF/A-1a
TXT(UTF-8)
DOCX XLSX PPTX
RTF
OCR
OCR Instelling
Kleurmodus
Druk in om adres in te
voeren
Voorbeeld-
weergave
Start
Adres
Kleur/grijstinten Z/W
Geprogrammeerd
Comp.factor
TIFF XPS
PDF PDF/A-1b
Versl.
OCR
OCR Instelling
Opgegeven pagina's
per bestand
Verwerkingstijd is
afhankelijk van het formaat.
Best.Indeling
E-mail
1
Aanpassing Achtergrond
Lege pagina in orig. overslaan
Lege pagina Overslaan
Verzendbelichting opgeven
Belichting
Verzendresolutie wijzigen
Resolutie
Overige
CA
PDF/A-1a
TXT(UTF-8)
DOCX XLSX PPTX
RTF
JPEG
Compact
U-Fijn
Kleurmodus
Adresboek
Middel
Druk in om adres in te
voeren
5-65
SCANNER/INTERNETFAX►AFBEELDINGEN VERZENDEN
9
(alleen MX-3060N/MX-3070N/MX-3560N/MX-3570N/MX-4060N/MX-4070N/
MX-5070N/MX-6070N) Tik op de toets [Compressiemodus] of [Comp.factor].
10
Tik op de toets Compressie of Comprimeringsfactor.
MX-3050N/MX-3550N/MX-4050N/MX-5050N/MX-6050N
Als de toets [Z/W] is geselecteerd Als de toets [Kleur/grijstinten] is geselecteerd
MX-3060N/MX-3070N/MX-3560N/MX-3570N/MX-4060N/MX-4070N/MX-5070N/MX-6070N
Als de toets [Z/W] is geselecteerd Als de toets [Kleur/grijstinten] is geselecteerd
[Nadruk zw. letter] op het tabblad [Kleur/grijstinten] is een bestandsindeling die het gegevensformaat beperkt en de
afname van zwarte tekst onderdrukt.
Op de MX-3060N/MX-3070N/MX-3560N/MX-3570N/MX-4060N/MX-4070N/MX-5070N/MX-6070N tikt u op nadat
u de instellingen hebt voltooid.
11
Als u het aantal pagina's per bestand wilt wijzigen, schakelt u het
selectievakje [Opgegeven pagina's per bestand] in ( ) en gebruikt u de
cijfertoetsen om het aantal pagina's per bestand op te geven.
Als het selectievakje voor [Opgegeven pagina's per bestand] is, wordt er één bestand gemaakt voor elk van het
aantal pagina's rechts. Als het vinkje wordt verwijderd, wordt er een bestand gemaakt voor alle pagina's.
Als [Opgegeven pagina's per bestand] is geselecteerd, worden aan de gemaakte bestandsnamen opeenvolgende
nummers toegevoegd.
Als [JPEG] is geselecteerd als bestandstype, wordt er één bestand gemaakt voor elke pagina. Daarom wordt het
selectievakje [Opgegeven pagina's per bestand] niet weergegeven.
Voorbeeld-
weergave
Start
Kleurmodus
Aanpassing Achtergrond
Lege pagina in orig. overslaan
Lege pagina Overslaan
Verzendbelichting opgeven
Belichting
Verzendresolutie wijzigen
Resolutie
CA
Adres
Overige
Kleur/grijstinten Z/W
Bestand Indeling
E-mail
Adresboek
TIFF
XPS PDF/A
PDF
Versl.
( 1~99 )
Pagina
Geprogrammeerd
Geen
Compressiemodus
Opgegeven pagina's
per bestand
MMR (G4)
MH (G3)
Druk in om adres in te
voeren
Voorbeeld-
weergave
Start
Kleurmodus
Aanpassing Achtergrond
Lege pagina in orig. overslaan
Lege pagina Overslaan
Verzendbelichting opgeven
Belichting
Verzendresolutie wijzigen
Resolutie
CA
Adres
Druk in om adres in te
voeren
Overige
Kleur/grijstinten Z/W
Bestand Indeling
E-mail
Adresboek
TIFF
XPS PDF/A
PDF
Versl.
Compact
( 1~99 )
Pagina
U-Fijn
JPEG
Geprogrammeerd Nadruk zw. letter
Laag
Comprimeringsfactor
Opgegeven pagina's
per bestand
Hoog
Middelgroot
Voorbeeld-
weergave
Start
Verwerkingstijd is
afhankelijk van het formaat.
Kleurmodus
Adres
Best.Indeling
E-mail
MMR (G4)
MH (G3)
Geen
Compressiemodus
Overige
Aanpassing Achtergrond
Lege pagina in orig. overslaan
Lege pagina Overslaan
Verzendbelichting opgeven
Belichting
Verzendresolutie wijzigen
Resolutie
CA
Druk in om adres in te
voeren
Voorbeeld-
weergave
Start
Verwerkingstijd is
afhankelijk van het formaat.
Kleurmodus
Adres
Best.Indeling
Comprimeringsfactor
E-mail
Nadruk zw. letter
Hoog
Middel
Laag
Overige
Aanpassing Achtergrond
Lege pagina in orig. overslaan
Lege pagina Overslaan
Verzendbelichting opgeven
Belichting
Verzendresolutie wijzigen
Resolutie
CA
Druk in om adres in te
voeren
5-66
SCANNER/INTERNETFAX►AFBEELDINGEN VERZENDEN
INDELING WIJZIGEN IN DE INTERNETFAXMODUS
Het formaat voor de internetfaxmodus wordt in de systeeminstellingen ingesteld.
Internet Fax-instellingen (pagina 7-102)
KLEURMODUS WIJZIGEN
Wijzig de kleurmodus voor het scannen van originelen.
In de Eenvoudige modus
Tik op de toets [Z/W Start] of [Kleur Start] als u het origineel gaat scannen.
In de Normale modus
Als u de instellingen wilt opgeven voor de verschillende toetsen, selecteert u 'Instellingen (webversie)' -
[Systeeminstellingen]→ [Instellingen Beeld Verzenden] → [Scaninstellingen] → [Uitgangsinstellingen status] → [Eenvoudige
Scaninstellingen].
Modus Scanmethode
Auto Het apparaat detecteert of het origineel in kleur of zwart-wit is en selecteert automatisch de instelling voor
scannen in kleur of zwart-wit (Mono2 of grijstinten).
Meerkleuren Het origineel wordt gescand in kleur. Deze modus is ideaal voor originelen in kleur, zoals catalogi.
Mono De kleuren van het origineel worden gescand in zwart of wit. Deze modus is ideaal voor originelen met alleen
tekst.
Grijstinten De kleuren in het origineel worden gescand in zwart-wit in gradaties van grijs (grijstinten).
Deze functie kan niet worden gebruikt in de modus Internetfax.
1
Tik op de toets [Details] om naar de normale modus te gaan.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 5-10)
2
Tik op de toets [Kleurmodus].
3
Tik op de toets voor de gewenste
kleurmodus voor het origineel.
Bij bestemmingen in verschillende verzendmodi tikt u op om de verzendmodus (E-mail, Bureaublad/FTP,
Internetfax of Gegevensinvoer) en kleurmodus voor elke modus afzonderlijk te selecteren.
Adres
Adresboek
Druk in om adres in te voeren
Kleurmodus
E-mail
Z/w-modus sel. bij autom. kleurkeuze
Verzendresolutie wijzigen
Resolutie
Overige
Voorbeeld-
weergave
Start
Randschaduw wissen
Wissen
Lege pagina in orig. overslaan
Lege pagina Overslaan
Bestandsindeling selecteren
Best.Indeling
Auto
Meerkleuren
Grijstinten
Mono
Grijstinten
Mono
CA
5-67
SCANNER/INTERNETFAX►AFBEELDINGEN VERZENDEN
4
Tik op de toets [Grijstinten] of [Mono] om de Z/W-modus voor automatische
kleurselectie in te stellen.
Geef op of voor het scannen van zwart-witoriginelen Mono2 of Grijstinten moet worden gebruikt. Als de
bestandsindeling is ingesteld op JPEG, wordt er in grijstinten gescand.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen, tikt u op .
De Z/W-modus kan alleen worden ingesteld wanneer de toets [Auto] is geselecteerd in de kleurmodusinstelling (stap 3).
5-68
SCANNER/INTERNETFAX►AFBEELDINGEN VERZENDEN
DE SCANINSTELLINGEN AUTOMATISCH INSTELLEN
(AUTO INST.) (alleen MX-3060N/MX-3070N/MX-3560N/
MX-3570N/MX-4060N/MX-4070N/MX-5070N/MX-6070N)
Als u de scaninstellingen voor een origineel automatisch wilt laten instellen, tikt u op de toets [Auto Inst.] in het
basisscherm van de eenvoudige modus.
De volgende functies worden automatisch ingesteld.
• Afdrukstand
• Resolutie
• Lege pagina overslaan
In de instellingsmodus kan elke ingestelde waarde/parameter worden gewijzigd.
HET TE VERZENDEN BEELD CONTROLEREN
Controleer de afbeelding vóór verzending op het aanraakscherm.
U kunt op de toets [Voorbeeld- weergave] tikken om een voorbeeld van de afbeelding te controleren voordat u een afbeelding verstuurt.
U kunt de belichting en resolutie voor de scan aanpassen wanneer u deze in het voorbeeldscherm controleert, zodat u een origineel
van betere kwaliteit naar de bestemming kunt verzenden.
Als 'Auto Inst.' is ingeschakeld, kunt u de functies die niet beschikbaar zijn niet activeren.
Als een internetfaxadres is geselecteerd, kan "Auto Inst." niet worden ingeschakeld.
Als u de instelling 'Auto Inst.' wilt wijzigen, kiest u 'Instellingen (beheerder)' - [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld
Verzenden] → [Scaninstellingen] → [Voorwaarde- Instellingen] → [Instelling Auto Scan].
Afhankelijk van de grootte van de verzendgegevens is mogelijk niet de gehele voorbeeldafbeelding zichtbaar in het aanraakscherm.
De voorbeeldfunctie is niet beschikbaar als het origineelformaat is ingesteld op Lang Form.
CA
Voorbeeld-
weergave
Origineel
A4
Adres E-mailadres
Details
Start
Kleur
Start
Origineel
2-Zijdig Auto
PDF
PDF
Auto
Resolutie Best.Indeling
Lege pagina
Overslaan
Auto Inst.
Z/W
5-69
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
SCANBEWERKINGEN OPSLAAN
(PROGRAMMA)
Met deze functie worden diverse instellingen gezamenlijk opgeslagen als één programma. Het opgeslagen programma
kan eenvoudig worden opgeroepen.
Stel dat elke maand documenten van A4-formaat (8-1/2" x 11") naar een bestand worden gescand en naar elk filiaal
worden verzonden.
• Dezelfde documenten worden naar elk filiaal gestuurd
• De pagina's van een gebonden document worden opeenvolgend verzonden
• Vegen op de randen van de documenten worden vóór verzending gewist
ANDERE FUNCTIES
Wanneer geen werkprogramma is opgeslagen Wanneer een werkprogramma is opgeslagen
Voer het adres van elk filiaal in. Tik op de toets van een opgeslagen programma.
Selecteer Dubbele Pg Scannen. Tik op de toets [Start].
Scan en verzend het origineel.
Geef Wissen op.
Tik op de toets [Start].
Scan en verzend het origineel.
Het kost elke maand veel tijd om de documenten te verzenden
omdat bovenstaande instellingen moeten worden
geselecteerd.
Bovendien worden er soms fouten gemaakt bij het selecteren
van de instellingen.
Wanneer u een programma hebt opgeslagen, kunt u
instellingen eenvoudig selecteren door te tikken op de toets
van het programma. Bovendien vindt de verzending plaats
volgens de opgeslagen instellingen.
Een programma configureren:
Tik op de toets [Programmaregistratie - Huidige inst. registreren] in het actiepaneel. Dit wordt weergegeven wanneer u in een
modusscherm werkt.
1 2
1 2
1 2
Documenten met het formaat A4
(8-1/2" x 11") die moeten worden
verspreid
Fax ontvangen door ontvangers.
5-70
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
De in een programma opgeslagen instellingen worden vastgehouden, ook nadat het programma is gebruikt voor
verzending. Dezelfde instellingen kunnen herhaaldelijk worden gebruikt voor verzending.
De volgende inhoud kan niet worden opgeslagen in programma's:
• Tikken op de toets [Luid- spreker]
• Snelbestand
•Bestand
• Paginawijzigingen en niet-opgegeven wisbewerkingen in voorbeeld
• Metadatainstellingen
• Verzendinstellingen
• Eigen naam
• Sign E-mail
• Encrypt E-mail
Er kunnen 48 programma's worden opgeslagen.
Er kunnen maximaal 500 bestemmingen in één programma worden opgeslagen.
In een programma waarin subadressen en toegangscodes worden opgegeven als een F-codebestemming, worden alle
subadressen en toegangscodes vastgelegd.
Deze functie kan niet worden gebruikt in de modus Gegevensinvoer.
1
Tik op de toets [Details] om naar de normale modus te gaan.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 5-10)
2
Plaats het origineel en tik op de toets [Programma oproepen] in het
actiepaneel.
Plaats het origineel op basis van de opgeslagen functie in het programma in de documentinvoerlade van de
automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
3
Tik op de gewenste programmatoets.
4
Configureer de andere instellingen, indien nodig.
Bepaalde instellingen kunnen niet worden toegevoegd, afhankelijk van de inhoud van het opgeroepen programma.
Adres
Adresboek
Druk in om adres in te voeren
Programma oproepen
Geregistreerde instellingen oproepen bij indrukken
Voorinstellingprogramma
Program 1
03
05
07
09
03
01
05
07
09
02
04
06
08
10
02
04
06
08
10
Overige
Voorbeeld-
weergave
Start
Naam wijzigen
Verwijderen
Registreren in
favorieten
Registreren in
beginscherm
CA
5-71
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
5
Tik op de toets [Start] om het scannen van het origineel te starten.
Er klinkt een pieptoon om aan te geven dat het scannen en verzenden is voltooid.
Als u het origineel op de glasplaat hebt geplaatst, moet u elke pagina afzonderlijk scannen.
Wanneer het scannen is voltooid, plaatst u het volgende origineel en tikt u op de toets [Start].
Herhaal dit totdat alle pagina's zijn gescand en tik vervolgens op de toets [Lezen Klaar].
U kunt op de toets [Voorbeeld- weergave] tikken om een voorbeeld van de afbeelding te controleren voordat u een
afbeelding verstuurt.
Zie 'HET TE VERZENDEN BEELD CONTROLEREN (pagina 5-68)' voor meer informatie.
5-72
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
ORIGINELEN COLLECTIEF SCANNEN EN
VERZENDEN
TWEE PAGINA'S ALS ÉÉN PAGINA VERZENDEN (N-Up)
Verklein twee origineelpagina's tot gelijk formaat en verzend deze als één pagina. Deze functie is handig als u een groot
aantal originelen hebt en het aantal verzonden pagina's wilt terugdringen.
Voor het standaardformaat (A4 (8-1/2" x 11"), B5 of A5 (5-1/2" x 8-1/2")) kunnen originelen zowel via de single-pass
invoereenheid als de glasplaat worden gescand.
Deze functie kan niet worden gebruikt in de scanmodus of gegevensinvoermodus.
N-Up is alleen beschikbaar voor originelen met het formaat A4 (8-1/2" x 11"), B5 of A5 (5-1/2" x 8-1/2").
Verzending is niet mogelijk bij een formaat dat kleiner is dan het formaat van het origineel.
Wanneer het scanformaat van het origineel via getalswaarden is opgegeven, kan deze functie niet worden gebruikt.
Deze functie kan samen met Dubbel Pg Scannen of Kaart Formaat worden gebruikt.
1
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
1 2
1 2
1 2
1
2
Origineel met de
afdrukstand Staand
Origineel met de
afdrukstand Liggend
Verzending
Verzending
5-73
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
2
Tik op de modusweergave om het beginscherm van de Internetfaxmodus te openen.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 5-10)
3
Geef de bestemming op.
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN ADRESBOEK (pagina 5-16)
EEN LIJST VAN DE GESELECTEERDE BESTEMMINGEN WEERGEVEN (pagina 5-19)
EEN BESTEMMING OPHALEN VIA EEN ZOEKNUMMER (pagina 5-20)
EEN ADRES HANDMATIG OPGEVEN (pagina 5-21)
EEN NETWERKMAP OPGEVEN (pagina 5-22)
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN GLOBAAL ADRESBOEK (pagina 5-23)
EEN VERZENDLOGBOEK GEBRUIKEN OM OPNIEUW TE VERZENDEN (pagina 5-25)
4
Tik op de toets [Overige] en op de toets [N-Up].
Op het pictogram wordt een vinkje weergegeven.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen, tikt u op de toets [Vorige].
De instelling N-Up annuleren
Tik op de toets [N-Up] om de instelling uit te schakelen.
5
Tik op de toets [Origineel].
6
Tik op de toets [Stand afbeelding] met
dezelfde afdrukstand als het origineel.
Als deze instelling niet juist is, wordt er mogelijk geen
geschikte beeld verzonden.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u op .
7
Tik op de toets [Start] om het scannen van het origineel te starten.
Als u de pagina's van het origineel in de documentinvoerlade hebt geplaatst, worden alle pagina's gescand.
Er klinkt een pieptoon om aan te geven dat het scannen en verzenden is voltooid.
Als u het origineel op de glasplaat hebt geplaatst, moet u elke pagina afzonderlijk scannen.
Wanneer het scannen is voltooid, plaatst u het volgende origineel en tikt u op de toets [Start]. Herhaal de procedure
tot alle pagina's zijn gescand en druk dan op de toets [Lezen Klaar].
Er klinkt een pieptoon om aan te geven dat het scannen en verzenden is voltooid.
U kunt op de toets [Voorbeeld- weergave] tikken om een voorbeeld van de afbeelding te controleren voordat u een
afbeelding verstuurt.
Zie 'HET TE VERZENDEN BEELD CONTROLEREN (pagina 5-68)' voor meer informatie.
Tik op de toets [Wijzig instel.] in het scherm voor het bevestigen van de scanvoltooiing om de belichting, de resolutie, het
scanformaat en het verzendformaat te wijzigen. (Voor het scannen van de even pagina's van het origineel wordt echter
alleen de belichting gewijzigd.)
Voorbeeld-
weergave
Overige
Adres
123
Ontvangen
Start
Geheugen faxontvangst
100%
Dun origineel scannen
Langzamer Scan Mode.
Meer pag. op een pag. plaatsen
N-Up
Origineel
Scanformaat Verzendformaat
Stand afbeelding
Auto A4 Auto A4
2-Zijdig
Schr.Blok
2-Zijdig
Boekje
70%
CA
5-74
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
ORIGINELEN VAN VERSCHILLEND FORMAAT SCANNEN
(ORIGINEEL MET GEMENGDE FORMATEN)
Scan originelen met verschillende formaten gelijktijdig; bijvoorbeeld als originelen van het formaat B4 (8-1/2" x 14")
worden gemengd met originelen van het formaat A3 (11" x 17").
Wanneer u de originelen scant, detecteert het apparaat automatisch het formaat van elk origineel.
Deze functie kan alleen worden gebruikt met de combinaties van origineelformaten die hieronder worden weergegeven.
• A3 en B4, A3 en B5, B4 en A4, en A4 en B5
• A4R en B5, B4 en A4R, B4 en A5, en B5 en A5
• 11" x 17" en 8-1/2" x 14", 11" x 17" en 8-1/2" x 13", en 11" x 17" en 5-1/2" x 8-1/2"
Op de MX-2630N/MX-3050N/MX-3550N/MX-3560N/MX-4050N/MX-4060N/MX-5050N/MX-6050N kan tweezijdig scannen
niet worden gebruikt bij het scannen van originelen met verschillende breedtes zoals hierboven.
Wanneer Orig. met gemengd formaat is geselecteerd, kan geen scanformaat voor een origineel worden opgegeven.
Nadat een scanformaat voor originelen is geselecteerd, kan Orig. met gemengd formaat niet worden opgegeven.
Draaien kan niet worden gebruikt als Origineel met gemengde formaten is ingeschakeld.
Deze functie is niet beschikbaar als [Systeeminstellingen] → [Algemenei Instellingen] → [Apparaatbeheer] → [Instelling
Detectie Formaat Origineel] bij 'Instellingen (beheerder)' is ingesteld op 'AB-3'.
1
Plaats het origineel in de
documentinvoerlade van de
automatische
documentinvoereenheid.
Plaats de originelen met de hoeken op elkaar uitgelijnd in de
linkerachterhoek van de documentinvoerlade.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID
(pagina 1-82)
2
Tik op de modusweergave om het beginscherm van de modus te openen.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 5-10)
3
Geef de bestemming op.
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN ADRESBOEK (pagina 5-16)
EEN LIJST VAN DE GESELECTEERDE BESTEMMINGEN WEERGEVEN (pagina 5-19)
EEN BESTEMMING OPHALEN VIA EEN ZOEKNUMMER (pagina 5-20)
EEN ADRES HANDMATIG OPGEVEN (pagina 5-21)
EEN NETWERKMAP OPGEVEN (pagina 5-22)
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN GLOBAAL ADRESBOEK (pagina 5-23)
EEN VERZENDLOGBOEK GEBRUIKEN OM OPNIEUW TE VERZENDEN (pagina 5-25)
A3(11" x 17")
B4(8-1/2" x 14")
A3(11" x 17")
B4(8-1/2" x 14")
"A3(11" x 17")
B4(8-1/2" x 14")
Plaats de originelen met de
hoeken op elkaar uitgelijnd
in de hoek linksachter.
A3 (11" x 17")
B4 (8-1/2" x 14")
5-75
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
4
Tik op de toets [Orig. met gemengd formaat]. Tik anders op de toets [Overige]
en vervolgens op de toets [Orig. met gemengd formaat].
Op het pictogram wordt een vinkje weergegeven.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen, tikt u op de toets [Vorige].
Bij originelen met verschillende formaten stelt u 'Origineel' in op 'Auto'.
De instelling voor originelen met verschillende formaten annuleren
Tik op de toets [Orig. met gemengd formaat] om de instelling uit te schakelen.
5
Tik op de toets [Start] om het scannen van het origineel te starten.
Er klinkt een pieptoon om aan te geven dat het scannen en verzenden is voltooid.
Tik op de toets [Voorbeeld- weergave] om het voorbeeld van een afbeelding te controleren voordat u een fax verstuurt.
Zie 'HET TE VERZENDEN BEELD CONTROLEREN (pagina 5-68)
' voor meer informatie. Instellingen voor deze functie
kunnen echter niet in het voorbeeldscherm worden gewijzigd.
5-76
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
BEIDE ZIJDEN VAN EEN KAART OP ÉÉN PAGINA
SCANNEN (KAART FORMAAT)
Verzend de voor- en achterzijde van een kaart als één pagina. U hoeft dan niet elke zijde afzonderlijk te verzenden.
Als het scanformaat groter is dan het verzendformaat, treedt er een verzendfout op.
De factor kan niet worden opgegeven en 'Instelling Verzenden Draaiing' kan niet worden geselecteerd.
1
Plaats een kaart met de afdrukzijde naar beneden op de glasplaat.
GLASPLAAT (pagina 1-84)
2
Tik op de modusweergave om het beginscherm van de modus te openen.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 5-10)
3
Geef de bestemming op.
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN ADRESBOEK (pagina 5-16)
EEN LIJST VAN DE GESELECTEERDE BESTEMMINGEN WEERGEVEN (pagina 5-19)
EEN BESTEMMING OPHALEN VIA EEN ZOEKNUMMER (pagina 5-20)
EEN ADRES HANDMATIG OPGEVEN (pagina 5-21)
EEN NETWERKMAP OPGEVEN (pagina 5-22)
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN GLOBAAL ADRESBOEK (pagina 5-23)
EEN VERZENDLOGBOEK GEBRUIKEN OM OPNIEUW TE VERZENDEN (pagina 5-25)
4
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Kaart Formaat].
Originelen
Verzending
Voorkant
Achterkant
Verzonden afbeelding
Voorbeeld van het verzenden van een scan met
het formaat A4 (8-1/2" x 11"), afdrukstand Staand
Voorbeeld van het verzenden van een scan met het
formaat A4 (8-1/2" x 11"), afdrukstand Liggend
5-77
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
5
Tik op de toets [On] en geef het juiste
origineelformaat op.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u achtereenvolgens op de toetsen en [Vorige].
Tik op de gebieden die breedte- en hoogteformaten weergeven en voer het formaat met de cijfertoetsen in.
Als u het formaat snel wilt instellen, geeft u eerst met de cijfertoetsen een waarde op die dicht bij de gewenste waarde
ligt en past u deze vervolgens aan met [-] of [+].
Als u op basis van het ingevoerde origineelformaat de afbeeldingen wilt vergroten of verkleinen zodat ze op het papier
passen, tikt u op de toets [Aanp. aan verzendformaat].
Nadat u Kaart Formaat hebt geselecteerd, tikt u de toets [Origineel] in het basisscherm om het scanformaat van het
origineel of het verzendformaat te wijzigen. In dit geval wordt het scherm van deze stap weergegeven wanneer u op
de scanformaattoets tikt. Zie 'HET VERZENDFORMAAT VAN DE AFBEELDING OPGEVEN (pagina 5-55)
' voor de
procedure voor het instellen van het verzendformaat.
De Kaart Formaat-Instellingen annuleren
Tik op de toets [Off].
6
Tik op de toets [Start] en scan de voorzijde.
7
Plaats een kaart met de voorzijde naar boven op de glasplaat en tik op de
toets [Start] om de achterzijde te scannen.
Voordat u de achterkant van de kaart scant, kunt u op de toets [Wijzig instel.] in het aanraakscherm tikken om de
belichting te wijzigen.
8
Tik op de toets [Lezen Klaar].
Als u verdergaat met het scannen van de voorzijde van de kaart, kunt u op de toets [Wijzig instel.] tikken om belichting,
resolutie, scanformaat en verzendformaat te wijzigen.
Voorbeeld-
weergave
Start
Overige
Kaart Formaat
Off
On
Uitvalkleur
Kleurmodus
Afbeeldingscontrast aanpassen
Contrast
Vorige
Afbeeldingsomtrek aanpassen
Scherpte
Chromatische kleur verwijderen
Aanpassing Achtergrond
Formaat herst.
Aanp. aan verzendformaat
Formaat
Y
A5:
( 25~210 )
mm
( 25~210 )
mm
54
86
X
CA
5-78
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
MEERDERE KAARTEN, BONNEN OF ANDERE KLEINE
ORIGINELEN TEGELIJKERTIJD SCANNEN NAAR
AFZONDERLIJKE BESTANDEN (MULTICROP)
Met deze functie worden meerdere kaarten, bonnen of andere kleine originelen die op de glasplaat zijn geplaatst
automatisch afgesneden en als afzonderlijke bestanden gescand.
Deze functie kan worden gebruikt met Scannen naar e-Mail, Scannen naar FTP/desktop, Scannen naar netwerkmap en
Opslaan op extern geheugenapparaat.
De e-mail wordt verzonden zonder te worden opgedeeld als Systeeminstellingen - [Instellingen Beeld
Verzenden]→[Scaninstellingen]→[Voorwaarde- Instellingen]→[Als de E-mail bijlage(n) de maximale grootte overschrijdt,
wordt het in meerde bestanden verzonden.] is ingeschakeld en [Instelling van maximum aantal verzenddata(E-Mail)] is
ingesteld. Als de verzonden e-mail de limiet overschrijdt, treed er een verzendingsfout op.
1
Plaats de originelen die u wilt scannen op de glasplaat.
GLASPLAAT (pagina 1-84)
Houd daarbij rekening met de volgende punten
Er kunnen maximaal 50 originelen tegelijkertijd worden geplaatst.
Zorg voor een ruimte van minimaal 5 mm tussen de originelen.
De beschikbare formaten voor originelen zijn 40 tot 297 mm lang en 40 tot 432 mm breed.
Als het origineel niet rechthoekig of vierkant is, wordt het wellicht niet correct afgesneden.
2
Zorg ervoor dat de automatische documentinvoereenheid is geopend. Sluit
deze niet.
Als de automatische documentinvoereenheid is gesloten, kunnen de randen van de originelen niet worden herkend en
zal het scannen mislukken. Dus als u deze functie gebruikt, moet de automatische documentinvoereenheid altijd
geopend zijn. Als er een lichtbron zoals een lamp tijdens het scannen op de originelen schijnt, kan het afsnijden wellicht
niet correct worden uitgevoerd. Pas de hoek van de automatische documentinvoereenheid zodanig aan dat de lichtbron
de afbeelding niet beïnvloedt.
Kijk tijdens het scannen niet direct in het licht.
5-79
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
3
Tik op de modusweergave om het beginscherm van de gewenste modus
weer te geven.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 5-10)
4
Geef de bestemming op.
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN ADRESBOEK (pagina 5-16)
EEN LIJST VAN DE GESELECTEERDE BESTEMMINGEN WEERGEVEN (pagina 5-19)
EEN BESTEMMING OPHALEN VIA EEN ZOEKNUMMER (pagina 5-20)
EEN ADRES HANDMATIG OPGEVEN (pagina 5-21)
EEN NETWERKMAP OPGEVEN (pagina 5-22)
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN GLOBAAL ADRESBOEK (pagina 5-23)
EEN VERZENDLOGBOEK GEBRUIKEN OM OPNIEUW TE VERZENDEN (pagina 5-25)
5
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Multi- verkleinen].
Op het pictogram verschijnt een vinkje. Nadat u de instelling hebt geconfigureerd, tikt u op de toets [Vorige].
Als Aantal originelen is ingeschakeld, wordt het aantal gescande originelen tijdens het scannen weergegeven.
De instelling Multicrop annuleren
Tik op de toets [Multi- verkleinen] om het vinkje te verwijderen.
6
Tik op de toets [Start] om het scannen van de originelen te starten.
Wanneer het scannen is voltooid, plaatst u de volgende originelen en tikt u op de toets [Start].
Herhaal bovenstaande stap tot u alle originelen hebt gescand en tik vervolgens op de toets [Lezen Klaar].
Als het verzenden is voltooid, hoort u een geluidssignaal.
Beperkingen bij gebruik van de Multicrop-functie
De volgende beperkingen gelden als Multicrop is geactiveerd. In sommige gevallen kunnen beperkte items
automatisch gewijzigd worden.
Resolutie: 600 x 600 dpi kan niet worden gebruikt.
Scanformaat/verzendformaat: Alleen 'Automatisch' kan worden gebruikt.
Tweezijdig origineel: Alleen eenzijdige originelen kunnen worden gebruikt.
Afdrukstand origineel: Kan niet worden gebruikt. (Elk uitgesneden origineel wordt gecorrigeerd op basis van het
origineel dat het minst scheef ligt.)
Indeling: Hoge compressie en Ultrafijn kunnen niet worden gebruikt.
Compressie/compressie-indeling: Extra zwart kan niet worden gebruikt.
Eén bestand per pagina: Kan niet worden ingesteld als de optie is aangevinkt en het aantal '1' is.
De volgende functies kunnen niet tegelijkertijd met Multicrop worden gebruikt.
Opdr. samenst., Langz. scanm., Orig. met gemengd formaat, Wissen, Dubbelz. scan, Boek opsplitsen, Kaart
Formaat, Verif.stempel, Blanco pag. overslaan, Bestand, Snelbestand, Voorbeeld- weergave, Scannen adreskaart
Als de instelling Multicrop geannuleerd wordt, behouden de volgende items de gewijzigde instellingen die actief
werden toen Multicrop werd ingeschakeld.
Resolutie, Scanformaat, Verzendformaat, 2-zijdig orig., Bestandstype, OCR, Compressiemodus/
Comprimeringsfactor, Opgegeven pagina's per bestand
Afhankelijk van het origineel is het mogelijk dat het niet correct geëxtraheerd wordt naar het bestand.
5-80
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
EEN VISITEKAARTJE SCANNEN, DE TEKST INLEZEN,
EEN BESTAND MAKEN, EN HET BESTAND
VERZENDEN (VISITEKAARTJE SCANNEN)
(alleen MX-3060N/MX-3070N/MX-3560N/MX-3570N/
MX-4060N/MX-4070N/MX-5070N/MX-6070N)
U kunt een visitekaartje scannen, de naam en het telefoonnummer uit de tekst laten halen die de OCR-functie herkend
heeft, en een vCard of ander bestand maken en versturen.
Raadpleeg onderstaande tabel voor de informatie die uit een gescand visitekaartje kan worden geëxtraheerd en
uitgevoerd.
Deze functie kan worden gebruikt met Scannen naar e-Mail, Scannen naar FTP/desktop, Scannen naar netwerkmap en
Opslaan op extern geheugenapparaat.
De e-mail wordt verzonden zonder te worden opgedeeld als Systeeminstellingen - [Instellingen Beeld
Verzenden]→[Scaninstellingen]→[Voorwaarde- Instellingen]→[Als de E-mail bijlage(n) de maximale grootte overschrijdt,
wordt het in meerde bestanden verzonden.] is ingeschakeld en [Instelling van maximum aantal verzenddata(E-Mail)] is
ingesteld. Als de verzonden e-mail de limiet overschrijdt, treed er een verzendingsfout op.
Item Beschrijving
Naam De naam wordt eruit gehaald.
Kana Als de taal Japans is, kunt u de naam in kana omzetten.
Pinyin Als de taal Chinees is, kunt u de naam in pinyin omzetten.
Postcode De postcode wordt eruit gehaald.
Adres Het adres wordt eruit gehaald.
Naam van bedrijf/groep De naam van het bedrijf/de organisatie wordt eruit gehaald.
Afdeling De afdeling wordt eruit gehaald.
Functietitel De functie wordt eruit gehaald.
Telefoonnummer
Het telefoonnummer wordt eruit gehaald.
Maximaal vijf.
Faxnummer
Het faxnummer wordt eruit gehaald.
Maximaal vijf.
URL
De URL wordt eruit gehaald.
Maximaal vijf.
E-mailadres Het e-mailadres wordt eruit gehaald.
Overig Overig wordt gebruikt als geen van het bovenstaande van toepassing is.
Verzenden
vCard-bestand
of
CSV-bestand
5-81
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
1
Plaats de meerdere visitekaartjes die u wilt scannen op de glasplaat.
GLASPLAAT (pagina 1-84)
Houd daarbij rekening met de volgende punten
Er kunnen maximaal 20 visitekaartjes tegelijkertijd worden geplaatst.
Zorg voor een ruimte van minimaal 5 mm tussen de visitekaartjes.
De beschikbare formaten voor visitekaartjes zijn 45 x 85 mm tot 110 x 110 mm.
Als een visitekaartje niet vierkant of rechthoekig is, wordt de scan mogelijk niet correct bijgesneden.
Plaats de visitekaartjes met de bovenkant van het kaartje op de verre kant van de glasplaat, zoals wordt getoond. Als
de kaartjes in de verkeerde richting geplaatst worden, kunnen ze niet correct gelezen worden.
2
Zorg ervoor dat de automatische documentinvoereenheid is geopend. Sluit
deze niet.
Als de automatische documentinvoereenheid is gesloten, kunnen de randen van de visitekaartjes niet worden herkend
en zal het scannen mislukken. Dus als u deze functie gebruikt, moet de automatische documentinvoereenheid altijd
geopend zijn. Als er tijdens het scannen licht van bijvoorbeeld elektrische verlichting op de originelen valt, zal het
bijsnijden mogelijk mislukken. Pas de hoek van de automatische documentinvoereenheid aan zodat het beeld niet wordt
beïnvloed door de lichtbron.
Kijk tijdens het scannen niet direct in het licht.
3
Tik op de modusweergave om het beginscherm van de gewenste modus
weer te geven.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 5-10)
4
Geef de bestemming op.
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN ADRESBOEK (pagina 5-16)
EEN LIJST VAN DE GESELECTEERDE BESTEMMINGEN WEERGEVEN (pagina 5-19)
EEN BESTEMMING OPHALEN VIA EEN ZOEKNUMMER (pagina 5-20)
EEN ADRES HANDMATIG OPGEVEN (pagina 5-21)
EEN NETWERKMAP OPGEVEN (pagina 5-22)
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN GLOBAAL ADRESBOEK (pagina 5-23)
EEN VERZENDLOGBOEK GEBRUIKEN OM OPNIEUW TE VERZENDEN (pagina 5-25)
5
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Scannen adreskaart].
Bovenkant
Verre kant
5-82
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
6
Tik op de toets [On] en wijzig de
instellingen indien nodig.
Nadat u de instellingen hebt voltooid, tikt u op de toets
en daarna op de toets [Vorige].
Als het tellen van originelen is ingeschakeld, wordt tijdens het scannen het aantal gescande originelen weergegeven.
Wijzig de taalinstellingen naar de taal die wordt gebruikt op het visitekaartje. Voor de taalinstellingen raadpleegt u
"INDELING WIJZIGEN IN DE SCAN- OF GEGEVENSINVOERMODUS (pagina 5-60)
".
Om de volledige naam te gebruiken als de bestandsnaam, schakelt u [Gebruik de gehele naam als bestandsnaam] in.
Om het gescande afbeeldingbestand samen met de bestandsindeling die is geselecteerd in [Best.Indeling] te
verzenden, schakelt u [Beeld ook verz.] in.
De instelling voor scannen van visitekaartjes annuleren
Tik op de toets [Off].
7
Tik op de toets [Start] om het scannen van de originelen te starten.
Wanneer het scannen is voltooid, plaatst u de volgende groep originelen en tikt u op de toets [Start].
Herhaal bovenstaande stap tot u alle originelen hebt gescand, en tik vervolgens op de toets [Read-End].
Als het verzenden is voltooid, hoort u een geluidssignaal.
De afbeelding van het gescande visitekaartje wordt verzonden samen met het VCard- of CSV-bestand dat is ingesteld in
Best.Indeling.
Beperkingen wanneer scannen van visitekaartjes wordt ingeschakeld
De volgende beperkingen gelden als scannen van visitekaartjes wordt ingeschakeld. In sommige gevallen kunnen
beperkte items automatisch gewijzigd worden.
Resolutie: Alleen 300 x 300 dpi of 400 x 400 dpi kan gebruikt worden.
Scanformaat/verzendformaat: Alleen Automatisch kan worden gebruikt.
Tweezijdig origineel: Alleen eenzijdige originelen kunnen worden gebruikt.
Beeldrichting: Kan niet worden gebruikt. (Elk uitgesneden origineel wordt gecorrigeerd op basis van het origineel
dat het minst scheef ligt.)
Indeling: Hoge compressie en Ultrafijn kunnen niet worden gebruikt.
Compressie/compressie-indeling: Extra zwart kan niet worden gebruikt.
Eén bestand per pagina: Kan niet worden ingesteld als de optie is aangevinkt en het aantal "1" is.
De volgende functies kunnen niet tegelijkertijd met Multicrop worden gebruikt.
Opdr. samenst., Langz. scanm., Orig. met gemengd formaat, Wissen, Dubbelz. scan, Boek opsplitsen, Kaart
Formaat, Verif.stempel, Blanco pag. overslaan, Bestand, Snelbestand, Voorbeeld- weergave, Multi- verkleinen
Als de instelling Visitekaartjes scannen geannuleerd wordt, behouden de volgende items de gewijzigde instellingen
die actief werden toen Visitekaartjes scannen werd ingeschakeld.
Resolutie, Scanformaat, Verzendformaat, 2-zijdig orig., Bestandstype, OCR, Compressiemodus/
Comprimeringsfactor, Opgegeven pagina's per bestand
Afhankelijk van de bedrijfskaart is het mogelijk dat het niet correct geëxtraheerd wordt naar het bestand.
Scannen adreskaart
Overige
Off
Beeld ook verz.
On
Voorbeeld-
weergave
Start
Vorige
vCard (*.vcf)Best.Indeling
Taalinstelling
Engels
Aantal originelen
CA
Gebruik de gehele naam
als bestandsnaam
5-83
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
Bestandsnamen
De gebruiker kan elke bestandsnaam toewijzen aan een bestand.
Als [Gebruik de gehele naam als bestandsnaam] is ingeschakeld, kan de naam op een gescand visitekaartje worden
toegewezen als bestandsnaam.
Als u geen bestandsnaam instelt, wijst het apparaat een automatisch aangemaakte bestandsnaam toe.
Regels voor bestandsnamen
Bestandsnamen worden als volgt toegewezen in elke instelling.
Instelling Bestand Bestandsnaam Beschrijving
Gebruikersinvoer vCard User_0001.vcf
User_0002.vcf
De naam die wordt ingevoerd door
de gebruiker (in dit geval "User")
wordt ingevoegd aan het begin van
de bestandsnaam.
CSV User.csv
Gescande
afbeelding
User_0001.jpg
User_0002.jpg
Auto-extract
Dossiernaam
vCard AAAAAA_0001.vcf
AAAAAA_0002.vcf
BBBBBB_0001.vcf
Untitled_0001.vcf
Untitled _0002.vcf
Bijvoorbeeld: De namen die van
visitekaartjes worden gelezen zijn
"AAAAAA", "BBBBBB"
Als er kaartjes zijn met dezelfde
voor- en achternaam zoals
"AAAAAA", is het getal achteraan
een serienummer. Als de naam
niet kon worden gelezen, is de
bestandsnaam "Untitled". Als er
meerdere bestanden zonder naam
zijn, is het getal aan het eind een
serienummer.
CSV AAAAAA_0001.csv
Gescande
afbeelding
AAAAAA_0001.jpg
AAAAAA_0002.jpg
BBBBBB_0001.jpg
Untitled _0001.jpg
Untitled _0002.jpg
Automatische
generatie
vCard MXxxxx_yyyyyy_zzzzzz_0001.vcf
MXxxxx_yyyyyy_zzzzzz_0002.vcf
"xxxx" is de modelnaam, "yyyyyy"
is de scandatum en "zzzzzz" is de
scantijd.
CSV MXxxxx_yyyyyy_zzzzzz_0001.csv
Gescande
afbeelding
MXxxxx_yyyyyy_zzzzzz_0001.jpg
MXxxxx_yyyyyy_zzzzzz_0002.jpg
Als de gebruiker een bestandsnaam instelt terwijl auto-extract dossiernaam is ingeschakeld, krijgt de bestandsnaam van de
gebruiker voorrang.
5-84
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
MEERDERE FOTO’S TEGELIJKERTIJD NAAR
INDIVIDUELE BESTANDEN SCANNEN
(Afbeelding bijsnijden)
Deze functie scant automatisch foto’s die zijn geplaatst op de glasplaat naar individuele bestanden.
Deze functie kan worden gebruikt met Scannen naar E-mail, Scannen naar FTP/Scannen naar desktop, Scannen naar
netwerkmap, en Opslaan naar Extern Geheugentoestel.
Instellingen (beheerder) -"Instellingen Beeld Verzenden"→"Scaninstellingen"→"Voorwaarde- Instellingen"→"Als de E-mail
bijlage(n) de maximale grootte overschrijdt, wordt het in meerde bestanden verzonden." wordt niet toegepast.
Als de verzonden e-mail de limiet overschrijdt, treedt er een verzendingsfout op.
1
Plaats de originelen die u wilt scannen op de glasplaat.
GLASPLAAT (pagina 1-84)
Houd daarbij rekening met de volgende punten
Er kunnen maximaal 50 originelen tegelijkertijd worden geplaatst.
Zorg voor een ruimte van minimaal 5 mm tussen de originelen.
De beschikbare formaten voor originelen zijn 40 tot 297 mm lang en 40 tot 432 mm breed.
Als een origineel niet vierkant of rechthoekig is, wordt de scan mogelijk niet correct bijgesneden.
De boven- en onderkant van elk origineel kan niet automatisch onderscheiden worden, zorg er dus voor dat de
originele in de juiste richting liggen.
2
Sluit de automatische documentinvoereenheid.
De scanningmethode is verschillend van multicrop. Sluit de automatische documentinvoereenheid.
3
Tik op de modusweergave om het beginscherm van de gewenste modus
weer te geven.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 5-10)
5-85
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
4
Geef de bestemming op.
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN ADRESBOEK (pagina 5-16)
EEN LIJST VAN DE GESELECTEERDE BESTEMMINGEN WEERGEVEN (pagina 5-19)
EEN BESTEMMING OPHALEN VIA EEN ZOEKNUMMER (pagina 5-20)
EEN ADRES HANDMATIG OPGEVEN (pagina 5-21)
EEN NETWERKMAP OPGEVEN (pagina 5-22)
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN GLOBAAL ADRESBOEK (pagina 5-23)
EEN VERZENDLOGBOEK GEBRUIKEN OM OPNIEUW TE VERZENDEN (pagina 5-25)
5
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Afbeelding bijsnijden].
Op het pictogram verschijnt een vinkje. Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen, tikt u op de toets
[Vorige].
Wanneer het tellen van originelen is ingeschakeld, wordt tijdens het scannen het aantal gescande originelen
weergegeven.
Om de instelling afbeelding bijsnijden te annuleren
Tik op de toets [Afbeelding bijsnijden] om het vinkje te verwijderen.
6
Tik op de toets [Start] om het scannen van de originelen te starten.
Wanneer het scannen is voltooid, plaatst u de volgende groep originelen en tikt u op de toets [Start].
Herhaal bovenstaande stap tot u alle originelen hebt gescand en tik vervolgens op de toets [Lezen Klaar].
Als het verzenden is voltooid, hoort u een geluidssignaal.
Beperkingen wanneer afbeelding bijsnijden is ingeschakeld
De volgende beperkingen gelden als Multicrop is geactiveerd. In sommige gevallen kunnen beperkte items
automatisch gewijzigd worden.
•Scanformaat/verzendformaat: Alleen Automatisch kan worden gebruikt.
•Tweezijdig origineel: Alleen eenzijdige originelen kunnen worden gebruikt.
•Beeldrichting: Kan niet worden gebruikt. (Elk uitgesneden origineel wordt gecorrigeerd op basis van het origineel dat
het minst scheef ligt.)
•Indeling: Hoge compressie en Ultrafijn kunnen niet worden gebruikt.
•Compressie/compressie-indeling: Extra zwart kan niet worden gebruikt.
•Eén bestand per pagina: Kan niet worden ingesteld als de optie is aangevinkt en het aantal "1" is.
•De volgende functies kunnen niet tegelijkertijd met afbeelding bijsnijden worden gebruikt.
OpdrachtSamenstel., Langz. scanm., Origineel gem. form., Wissen, Dubbelz. scan, Boek splitsen, Kaart Formaat,
Verif. Stamp, Lege pagina overslaan, Bestand, Bestandsgegeven, Afdrukvoorbeeld, Multi-verkleinen / scannen
adreskaart
Als de instelling afbeelding bijsnijden geannuleerd wordt, behouden de volgende items de gewijzigde instellingen die
actief werden toen afbeelding bijsnijden werd ingeschakeld.
Resolutie, Scanformaat, Verzendformaat, 2-zijdig origineel, Bestandstype, OCR, Compressiemodus/
Comprimeringsfactor,
Opgegeven pagina's per bestand
Afhankelijk van de foto is het mogelijk dat het niet correct geëxtraheerd wordt naar het bestand.
5-86
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
VEEL ORIGINELEN TEGELIJK SCANNEN
(OPDRACHT SAMENSTEL.)
Met deze functie kunt u een origineel dat bestaat uit een groot aantal pagina's opsplitsen in sets, elke set scannen met
behulp van de automatische documentinvoereenheid en de pagina's via één enkele verzending verzenden. U kunt een
fax ook verzenden door originelen zowel in de automatisch documentinvoereenheid als op de glasplaat te plaatsen.
Gebruik deze functie wanneer er meer origineelpagina's zijn dan er in één keer in de automatische
documentinvoereenheid kunnen worden geplaatst.
Als u in sets verdeelde originelen scant, scan dan eerst de set die de eerste pagina bevat.
De instellingen die u voor de eerste set kiest, kunnen voor alle overige sets worden gebruikt.
Er kunnen maximaal 9999 (met uitzondering van internetfax) pagina's worden gescand.
Houd er rekening mee dat wanneer het geheugen wordt gebruikt voor andere opdrachten, er minder pagina's kunnen
worden gescand.
Als het geheugen tijdens het scannen vol raakt, wordt een bericht getoond en wordt de verzending geannuleerd.
U kunt de scaninstellingen voor iedere set originelen wijzigen.
1
Plaats de originelen in de automatische
documentinvoereenheid.
Plaats de originelen volledig in de documentinvoerlade.
Originelen kunnen worden opgestapeld tot aan de
indicatorlijn.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID
(pagina 1-82)
2
Tik op de modusweergave om het beginscherm van de modus te openen.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 5-10)
3
Geef de bestemming op.
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN ADRESBOEK (pagina 5-16)
EEN LIJST VAN DE GESELECTEERDE BESTEMMINGEN WEERGEVEN (pagina 5-19)
EEN BESTEMMING OPHALEN VIA EEN ZOEKNUMMER (pagina 5-20)
EEN ADRES HANDMATIG OPGEVEN (pagina 5-21)
EEN NETWERKMAP OPGEVEN (pagina 5-22)
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN GLOBAAL ADRESBOEK (pagina 5-23)
EEN VERZENDLOGBOEK GEBRUIKEN OM OPNIEUW TE VERZENDEN (pagina 5-25)
11
101
1
Originelen
Originelen
worden in
afzonderlijke
sets gescand.
Indicatorlijn
5-87
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
4
Tik op de toets [Opdr. samenst.].
Op het pictogram wordt een vinkje weergegeven.
Als u gaat scannen naar e-mail, tikt u op de toets [Overige] en vervolgens op de toets [Opdr. samenst.].
De instelling Opdracht Samenstelling annuleren:
Tik op de toets [Opdr. samenst.] om de instelling uit te schakelen.
5
Pas de instellingen zo nodig aan.
6
Tik op de toets [Start] om de eerste pagina te scannen.
7
Plaats de volgende set originelen en tik op de toets [Start].
Herhaal dit tot alle originelen zijn gescand.
Tik indien nodig op [Wijzig instel.] voordat u op de toets [Start] tikt en wijzig de scaninstellingen en verzendinstellingen
voor het volgende origineel. De gewijzigde instellingen worden op de volgende opdracht toegepast.
Als u op de toets [Voorbeeld- weergave] tikt, is het niet mogelijk extra pagina's te scannen.
Het scannen annuleren:
Tik op de toets [CA]. Alle instellingen, inclusief de gescande gegevens, worden gewist.
8
Tik op de toets [Lezen Klaar].
5-88
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
EEN ORIGINEEL ALS AFZONDERLIJKE
PAGINA'S SCANNEN EN VERZENDEN
EEN ORIGINEEL ALS TWEE AFZONDERLIJKE
PAGINA'S SCANNEN (DUBBELE PG SCANNEN)
De linker- en rechterzijde van een origineel worden als twee afzonderlijke pagina's gescand. Deze functie is nuttig
wanneer u de pagina's van een boek of een ander gebonden document opeenvolgend wilt scannen.
Bij gebruik van Dubbele Pg Scannen moet het origineel op de glasplaat worden geplaatst.
Scanformaat origineel Verzonden afbeelding
A3 (11" x 17") x 1 pagina A4 (8-1/2" x 11") x 2 pagina's
B4 (8-1/2" x 14") x 1 pagina's B5 (5-1/2" x 8-1/2") x 2 pagina's
Deze functie is beschikbaar als het origineelformaat is ingesteld op [Auto].
Let op: 'Midden wissen' en 'Rand+Midden Wissen' kunnen niet worden gebruikt.
Boekje of gebonden document
De linker- en rechterpagina worden
als twee pagina's verzonden.
5-89
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
1
Plaats het origineel op de glasplaat.
GLASPLAAT (pagina 1-84)
Lijn het midden van het origineel uit op de juiste
formaatmarkering .
2
Tik op de modusweergave om het beginscherm van de modus te openen.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 5-10)
3
Geef de bestemming op.
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN ADRESBOEK (pagina 5-16)
EEN LIJST VAN DE GESELECTEERDE BESTEMMINGEN WEERGEVEN (pagina 5-19)
EEN BESTEMMING OPHALEN VIA EEN ZOEKNUMMER (pagina 5-20)
EEN ADRES HANDMATIG OPGEVEN (pagina 5-21)
EEN NETWERKMAP OPGEVEN (pagina 5-22)
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN GLOBAAL ADRESBOEK (pagina 5-23)
EEN VERZENDLOGBOEK GEBRUIKEN OM OPNIEUW TE VERZENDEN (pagina 5-25)
4
Tik op de toets [Overige] en op de
toets [Dubbelz. scan].
Op het pictogram wordt een vinkje weergegeven.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u op de toets [Vorige].
De instelling Dubbele Pg Scannen annuleren
Tik op de toets [Dubbelz. scan] om de instelling uit te schakelen.
Middenlijn van
B4-origineel
Middenlijn van
A3-origineel
Middenlijn van
11" x 17"-origineel
Formaatmarkering
De pagina aan
deze kant wordt
als eerste
gekopieerd.
Middenlijn van origineel
Vorige
Verzendgeschiedenis
Adresoverzicht
Overige
A4 A4
Zoeknummer oproepen
Verificatiestempel
Huidige inst. registreren
Programmaregistratie
Start
CA
Zoeken in alg. adressen
Voorbeeld-
weergave
Wissen Dubbelz. scan
Boek
opsplitsen
Opdr. samenst. Langz. scanm.
Aantal
originelen
Kaart Formaat
Afbeelding
bijsnijden
Timer
Lege pagina
Overslaan
ContrastScherpte
Origineel
gem. form.
Verif.
Stempel
Achtergrond
Aanpassing
Multi-verkleinen
Uitvalkleur
BestandRGB aanpassen Snelbestand
Scannen
adreskaart
5-90
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
5
Tik op de toets [Start] om het scannen van het origineel te starten.
Wanneer het scannen is voltooid, plaatst u het volgende origineel en tikt u op de toets [Start].
Herhaal dit totdat alle pagina's zijn gescand en tik vervolgens op de toets [Lezen Klaar].
Er klinkt een pieptoon om aan te geven dat het verzenden is voltooid.
5-91
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
EEN INBINDKOPIE SPLITSEN IN PAGINA'S EN DE
PAGINA'S ACHTEREENVOLGENS VERZENDEN
(BOEK SPLITSEN)
De geopende pagina's van een folder met zadelsteek worden vóór verzending op pagina gesplitst op basis van de
werkelijke paginavolgorde.
Als u deze functie gebruikt, hoeft u de te verzenden origineelpagina's niet te sorteren.
Deze functie kan worden ingeschakeld als het origineelformaat is ingesteld op [Auto].
De glasplaat is voor deze functie niet beschikbaar.
1
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische
documentinvoereenheid.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
2
Tik op de modusweergave om het beginscherm van de modus te openen.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 5-10)
3
Geef de bestemming op.
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN ADRESBOEK (pagina 5-16)
EEN LIJST VAN DE GESELECTEERDE BESTEMMINGEN WEERGEVEN (pagina 5-19)
EEN BESTEMMING OPHALEN VIA EEN ZOEKNUMMER (pagina 5-20)
EEN ADRES HANDMATIG OPGEVEN (pagina 5-21)
EEN NETWERKMAP OPGEVEN (pagina 5-22)
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN GLOBAAL ADRESBOEK (pagina 5-23)
EEN VERZENDLOGBOEK GEBRUIKEN OM OPNIEUW TE VERZENDEN (pagina 5-25)
4
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Boek opsplitsen].
5-92
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
5
Selecteer de inbindzijde van het
inbindkopie-origineel.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u achtereenvolgens op de toetsen en [Vorige].
Controleer of in de voorbeeldafbeelding die in het scherm wordt weergegeven de inbindzijde juist is.
De instelling Boek splitsen annuleren:
Tik op de toets [Off].
6
Tik op de toets [Start] om het scannen van het origineel te starten.
Er klinkt een pieptoon om aan te geven dat het scannen en verzenden is voltooid.
Voorbeeld-
weergave
Start
Vorige
Overige
Lege pagina in orig. overslaan
Lege pagina Overslaan
Randschaduw wissen
Wissen
Aanpassing Achtergrond
Kleurmodus
Verzendresolutie wijzigen
Resolutie
Boek opsplitsen
Selecteer inbindrand origineel.
Off
Links inbinden
Rechts inbinden
Schrijfblok
CA
5-93
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
KLEUREN EN TINTEN AANPASSEN
DE ACHTERGROND AANPASSEN DOOR LICHTE
GEBIEDEN IN HET ORIGINEEL DONKERDER OF
LICHTER TE MAKEN (AANPASSING ACHTERGROND)
U kunt de achtergrond aanpassen door lichte gebieden in het origineel donkerder of lichter te maken.
Deze functie kan niet worden gebruikt in de modus Internetfax.
1
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
2
Tik op de modusweergave om het beginscherm van de modus te openen.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 5-10)
3
Geef de bestemming op.
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN ADRESBOEK (pagina 5-16)
EEN LIJST VAN DE GESELECTEERDE BESTEMMINGEN WEERGEVEN (pagina 5-19)
EEN BESTEMMING OPHALEN VIA EEN ZOEKNUMMER (pagina 5-20)
EEN ADRES HANDMATIG OPGEVEN (pagina 5-21)
EEN NETWERKMAP OPGEVEN (pagina 5-22)
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN GLOBAAL ADRESBOEK (pagina 5-23)
EEN VERZENDLOGBOEK GEBRUIKEN OM OPNIEUW TE VERZENDEN (pagina 5-25)
Pas de lichte gebieden als
volgt aan.
Niveau [+]
Niveau [-]
[+] hiermee maakt u de
achtergrond donkerder. [-]
hiermee maakt u de
achtergrond lichter.
5-94
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
4
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Aanpassing Achtergrond].
5
Tik op of gebruik de
schuifregelaar om het opgegeven
bereik aan te passen.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u achtereenvolgens op de toetsen en [Vorige].
De instelling voor de achtergrondaanpassing annuleren:
Tik op de toets [Off].
6
Tik op de toets [Start] om het scannen van het origineel te starten.
Als u de pagina's van het origineel in de documentinvoerlade hebt geplaatst, worden alle pagina's gescand.
Er klinkt een pieptoon om aan te geven dat het scannen en verzenden is voltooid.
Als u het origineel op de glasplaat hebt geplaatst, moet u elke pagina afzonderlijk scannen.
Wanneer het scannen is voltooid, plaatst u het volgende origineel en tikt u op de toets [Start].
Er klinkt een pieptoon om aan te geven dat het verzenden is voltooid.
U kunt op de toets [Voorbeeld- weergave] tikken om een voorbeeld van de afbeelding te controleren voordat u een
afbeelding verstuurt. Zie 'HET TE VERZENDEN BEELD CONTROLEREN (pagina 5-68)
' voor meer informatie.
Instellingen voor deze functie kunnen echter niet in het voorbeeldscherm worden gewijzigd.
Als de kleurmodus is ingesteld op [Mono], is de functie voor het aanpassen van de achtergrond niet beschikbaar.
Voorbeeld-
weergave
Start
Vorige
Overige
Kleurmodus
Aanpassing Achtergrond
Pas Origineel Achtergrondintensiteit aan.
Raak [+] aan om de
achtergrond te verdonkeren.
Raak [-] aan om de
achtergrond te wissen.
Off
On
Afbeeldingsomtrek aanpassen
Scherpte
Afbeeldingscontrast aanpassen
Contrast
Bestandsindeling selecteren
Best.Indeling
-3 0 3
CA
5-95
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
VÓÓR VERZENDING CONTRAST TOEVOEGEN AAN
HET GESCANDE ORIGINEEL (CONTRAST)
Deze functie kan niet worden gebruikt in de modus Internetfax.
1
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
2
Tik op de modusweergave om het beginscherm van de modus te openen.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 5-10)
3
Geef de bestemming op.
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN ADRESBOEK (pagina 5-16)
EEN LIJST VAN DE GESELECTEERDE BESTEMMINGEN WEERGEVEN (pagina 5-19)
EEN BESTEMMING OPHALEN VIA EEN ZOEKNUMMER (pagina 5-20)
EEN ADRES HANDMATIG OPGEVEN (pagina 5-21)
EEN NETWERKMAP OPGEVEN (pagina 5-22)
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN GLOBAAL ADRESBOEK (pagina 5-23)
EEN VERZENDLOGBOEK GEBRUIKEN OM OPNIEUW TE VERZENDEN (pagina 5-25)
4
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Contrast].
Vaag origineel
Er is contrast
toegevoegd voor een
scherpere afbeelding.
5-96
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
5
Tik op de toets of gebruik de
schuifregelaar om het contrast aan te
passen.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u achtereenvolgens op de toetsen en [Vorige].
De contrastinstellingen annuleren:
Tik op de toets [Off].
6
Tik op de toets [Start] om het scannen van het origineel te starten.
Als u de pagina's van het origineel in de documentinvoerlade hebt geplaatst, worden alle pagina's gescand.
Er klinkt een pieptoon om aan te geven dat het scannen en verzenden is voltooid.
Als u het origineel op de glasplaat hebt geplaatst, moet u elke pagina afzonderlijk scannen.
Wanneer het scannen is voltooid, plaatst u het volgende origineel en tikt u op de toets [Start]. Herhaal de procedure
tot alle pagina's zijn gescand en druk dan op de toets [Lezen Klaar].
Er klinkt een pieptoon om aan te geven dat het scannen en verzenden is voltooid.
U kunt op de toets [Voorbeeld- weergave] tikken om een voorbeeld van de afbeelding te controleren voordat u een
afbeelding verstuurt. Zie 'HET TE VERZENDEN BEELD CONTROLEREN (pagina 5-68)
' voor meer informatie.
Instellingen voor deze functie kunnen echter niet in het voorbeeldscherm worden gewijzigd.
Voorbeeld-
weergave
Start
Vorige
Overige
Kleurmodus
Contrast
Off
On
Verzendbelichting opgeven
Belichting
1 2 3 54
Afbeeldingsomtrek aanpassen
Scherpte
Verzendresolutie wijzigen
Resolutie
Laag Hoog
CA
5-97
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
VÓÓR VERZENDING DE CONTOUREN VAN HET
GESCANDE ORIGINEEL VERBETEREN (SCHERPTE)
Deze functie kan niet worden gebruikt in de modus Internetfax.
1
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
2
Tik op de modusweergave om het beginscherm van de modus te openen.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 5-10)
3
Geef de bestemming op.
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN ADRESBOEK (pagina 5-16)
EEN LIJST VAN DE GESELECTEERDE BESTEMMINGEN WEERGEVEN (pagina 5-19)
EEN BESTEMMING OPHALEN VIA EEN ZOEKNUMMER (pagina 5-20)
EEN ADRES HANDMATIG OPGEVEN (pagina 5-21)
EEN NETWERKMAP OPGEVEN (pagina 5-22)
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN GLOBAAL ADRESBOEK (pagina 5-23)
EEN VERZENDLOGBOEK GEBRUIKEN OM OPNIEUW TE VERZENDEN (pagina 5-25)
4
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Scherpte].
Origineel met vage
contouren
Maak de afbeelding
scherper voordat u die
gaat verzenden.
5-98
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
5
Tik op de toets of schuif met de
schuifbalk om de scherpte aan te
passen.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u achtereenvolgens op de toetsen en [Vorige].
De instelling voor scherpte annuleren:
Tik op de toets [Off].
6
Tik op de toets [Start] om het scannen van het origineel te starten.
Als u de pagina's van het origineel in de documentinvoerlade hebt geplaatst, worden alle pagina's gescand.
Er klinkt een pieptoon om aan te geven dat het scannen en verzenden is voltooid.
Als u het origineel op de glasplaat hebt geplaatst, moet u elke pagina afzonderlijk scannen.
Wanneer het scannen is voltooid, plaatst u het volgende origineel en tikt u op de toets [Start]. Herhaal de procedure
tot alle pagina's zijn gescand en druk dan op de toets [Lezen Klaar].
Er klinkt een pieptoon om aan te geven dat het scannen en verzenden is voltooid.
U kunt op de toets [Voorbeeld- weergave] tikken om een voorbeeld van de afbeelding te controleren voordat u een
afbeelding verstuurt. Zie 'HET TE VERZENDEN BEELD CONTROLEREN (pagina 5-68)
' voor meer informatie.
Instellingen voor deze functie kunnen echter niet in het voorbeeldscherm worden gewijzigd.
Voorbeeld-
weergave
Start
Vorige
Overige
Kleurmodus
Scherpte
Off
On
Verzendbelichting opgeven
Belichting
1 2 3 54
Afbeeldingscontrast aanpassen
Contrast
Verzendresolutie wijzigen
Resolutie
Minder Scherp Scherper
CA
5-99
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
VÓÓR VERZENDING CHROMATISCHE KLEUREN UIT
HET GESCANDE ORIGINEEL VERWIJDEREN
(UITVALKLEUR)
Deze functie kan niet worden gebruikt in de modus Internetfax.
1
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
2
Tik op de modusweergave om het beginscherm van de modus te openen.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 5-10)
3
Geef de bestemming op.
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN ADRESBOEK (pagina 5-16)
EEN LIJST VAN DE GESELECTEERDE BESTEMMINGEN WEERGEVEN (pagina 5-19)
EEN BESTEMMING OPHALEN VIA EEN ZOEKNUMMER (pagina 5-20)
EEN ADRES HANDMATIG OPGEVEN (pagina 5-21)
EEN NETWERKMAP OPGEVEN (pagina 5-22)
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN GLOBAAL ADRESBOEK (pagina 5-23)
EEN VERZENDLOGBOEK GEBRUIKEN OM OPNIEUW TE VERZENDEN (pagina 5-25)
4
Tik op de toets [Overige] en vervolgens op de toets [Uitvalkleur].
Op het pictogram wordt een vinkje weergegeven.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen, tikt u op de toets [Vorige].
De instellingen voor de uitvalkleur annuleren
Tik op de toets [Uitvalkleur] om de instelling uit te schakelen.
5-100
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
5
Tik op de toets [Start] om het scannen van het origineel te starten.
Als u de pagina's van het origineel in de documentinvoerlade hebt geplaatst, worden alle pagina's gescand.
Er klinkt een pieptoon om aan te geven dat het scannen en verzenden is voltooid.
Als u het origineel op de glasplaat hebt geplaatst, moet u elke pagina afzonderlijk scannen.
Wanneer het scannen is voltooid, plaatst u het volgende origineel en tikt u op de toets [Start]. Herhaal de procedure
tot alle pagina's zijn gescand en druk dan op de toets [Lezen Klaar].
Er klinkt een pieptoon om aan te geven dat het scannen en verzenden is voltooid.
U kunt op de toets [Voorbeeld- weergave] tikken om een voorbeeld van de afbeelding te controleren voordat u een
afbeelding verstuurt. Zie 'HET TE VERZENDEN BEELD CONTROLEREN (pagina 5-68)
' voor meer informatie.
Tik op de toets [Wijzig instel.] in het scherm voor het bevestigen van de scanvoltooiing om de belichting, de resolutie, het
scanformaat en het verzendformaat te wijzigen. (Als elke even genummerde pagina van het origineel wordt gescand,
kan echter alleen de belichting worden gewijzigd.)
5-101
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
ROOD/GROEN/BLAUW AANPASSEN IN KOPIEËN (RGB
aanpassen)
Met deze functie versterkt of verzwakt u een van de drie kleurcomponenten rood (R), groen (G) of blauw (B).
1
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
2
Tik op de modusweergave om het beginscherm van de modus te openen.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 5-10)
3
Geef de bestemming op.
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN ADRESBOEK (pagina 5-16)
EEN LIJST VAN DE GESELECTEERDE BESTEMMINGEN WEERGEVEN (pagina 5-19)
EEN BESTEMMING OPHALEN VIA EEN ZOEKNUMMER (pagina 5-20)
EEN ADRES HANDMATIG OPGEVEN (pagina 5-21)
EEN NETWERKMAP OPGEVEN (pagina 5-22)
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN GLOBAAL ADRESBOEK (pagina 5-23)
EEN VERZENDLOGBOEK GEBRUIKEN OM OPNIEUW TE VERZENDEN (pagina 5-25)
4
Tik op de toets [Overige] en op de toets [RGB aanpassen].
5
Tik op bij de kleur die u wilt
aanpassen of gebruik de
schuifregelaar.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u achtereenvolgens op de toetsen en [Vorige].
De instelling RGB aanpassen annuleren:
Tik op de toets [Off].
R (Rood)+
G (Groen)+
B (Blauw)+
Voorbeeld-
weergave
Start
Vorige
Overige
CA
Kleurmodus
RGB aanpassen
Deze instelling is enkel voor kleurtaken.
Off
On
Verzendbelichting opgeven
Belichting
-2
-1 0 21
-2
-1 0 21
-2
-1 0 21
R
G
B
Druk op [+] voor donkerder en [-]
voor lichtere geselecteerde kleurtoon.
5-102
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
6
Tik op de toets [Start] om het scannen van het origineel te starten.
Als u de pagina's van het origineel in de documentinvoerlade hebt geplaatst, worden alle pagina's gescand.
Er klinkt een pieptoon om aan te geven dat het scannen en verzenden is voltooid.
Als u het origineel op de glasplaat hebt geplaatst, moet u elke pagina afzonderlijk scannen.
Wanneer het scannen is voltooid, plaatst u het volgende origineel en tikt u op de toets [Start]. Herhaal de procedure
tot alle pagina's zijn gescand en druk dan op de toets [Lezen Klaar].
Er klinkt een pieptoon om aan te geven dat het scannen en verzenden is voltooid.
U kunt op de toets [Voorbeeld- weergave] tikken om een voorbeeld van de afbeelding te controleren voordat u een
afbeelding verstuurt. Zie 'HET TE VERZENDEN BEELD CONTROLEREN (pagina 5-68)
' voor meer informatie.
Tik op de toets [Wijzig instel.] in het scherm voor het bevestigen van de scanvoltooiing om de belichting, de resolutie, het
scanformaat en het verzendformaat te wijzigen. (Als elke even genummerde pagina van het origineel wordt gescand,
kan echter alleen de belichting worden gewijzigd.)
5-103
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
ORIGINELEN SCANNEN
SCHADUWRANDEN IN HET BEELD WISSEN (WISSEN)
Wanneer u dikke originelen of boeken scant, moet u de schaduwranden wissen die kunnen worden weergegeven op de
afbeelding.
Een dik boek scannen
Wisfuncties
De schaduw verschijnt hier
De wisfunctie niet
gebruiken
De wisfunctie
gebruiken
Er zijn schaduwen
zichtbaar in het beeld.
Er zijn geen schaduwen
zichtbaar.
Met deze functie wist u die delen van de afbeelding waar zich schaduwen kunnen vormen. Deze functie detecteert
schaduwen niet en wist niet alleen de schaduwen.
Als u een factorinstelling in combinatie met een wisinstelling gebruikt, wordt de breedte van de wisstrook aangepast
volgens de geselecteerde factor.
Als u bijvoorbeeld de breedte van de wisstrook op 10 mm (1/2") instelt en de afbeelding voor verzending tot 70% verkleint,
wordt de breedte van de wisstrook teruggebracht tot 7 mm (3/8").
Als u de wisinstelling selecteert, wordt de afdrukstand altijd op Staand ingesteld.
De standaardinstelling voor de breedte van de wisstrook wijzigen:
In de "Instellingen (beheerder)" selecteert u [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Algemene
instellingen] → [Voorwaarde- Instellingen] → [Standaardbreedte Van Wisstrook Instellen].
De breedte kan worden ingesteld tussen 0 mm en 20 mm (0" t/m 1"). De fabrieksinstelling is 10 mm (1/2"). Deze gewijzigde
instelling is van toepassing op [Systeeminstellingen] → [Kopieerinstellingen] → [Voorwaarde- Instellingen] →
[Standaardbreedte Van Wisstrook Instellen] in de 'Instellingen'.
Buitenkader wissen
Zijkant wissenMidden wissen
Randen en midden wissen
5-104
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
1
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
2
Tik op de modusweergave om het beginscherm van de modus te openen.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 5-10)
3
Geef de bestemming op.
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN ADRESBOEK (pagina 5-16)
EEN LIJST VAN DE GESELECTEERDE BESTEMMINGEN WEERGEVEN (pagina 5-19)
EEN BESTEMMING OPHALEN VIA EEN ZOEKNUMMER (pagina 5-20)
EEN ADRES HANDMATIG OPGEVEN (pagina 5-21)
EEN NETWERKMAP OPGEVEN (pagina 5-22)
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN GLOBAAL ADRESBOEK (pagina 5-23)
EEN VERZENDLOGBOEK GEBRUIKEN OM OPNIEUW TE VERZENDEN (pagina 5-25)
4
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Wissen].
5
Tik op het selectievakje van de rand
die u wilt wissen en geef de wispositie
op.
Controleer of het selectievakje waarop u tikte is ingesteld op
.
Als u op de toets [Buitenkader] tikt, worden de
selectievakjes [Omhoog], [Omlaag], [Links] en [Rechts]
ingesteld op .
Als u op de toets [Frame+midden opgeven] tikt, worden alle
selectievakjes ingesteld op .
Geef de te wissen rand op de achterzijde op wanneer u randen wist van één tot drie zijden van Omhoog, Omlaag, Links
en Rechts op de voorzijde om een 2-zijdig origineel te kunnen scannen.
Als het selectievakje [Omgekeerde positie van achterzijde wissen] is ingesteld op , wordt de rand in tegengestelde
positie van de gewiste rand op de voorzijde gewist.
Als het selectievakje [Omgekeerde positie van achterzijde wissen] is ingesteld op wordt de rand in dezelfde
positie als de gewiste rand op de voorzijde gewist.
Voorbeeld-
weergave
Start
Vorige
Overige
CA
Kleurmodus
Aanpassing Achtergrond
Wissen
Wissen
Buitenkader
Frame+midden opgeven
Verzendbelichting opgeven
Belichting
Verzendresolutie wijzigen
Resolutie
Omgekeerde positie van
achterzijde wissen
Omlaag
Omhoog
RechtsLinks
Opsplitsen in 2 pagina's
Dubbelz. scan
5-105
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
6
Geef de breedte van de wisstrook op.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen, tikt u achtereenvolgens op de toetsen en [Vorige].
Tik op de getalsweergave die het gebied van de kantlijnverschuiving op de voorzijde of achterzijde aangeeft en voer
het gebied in met de cijfertoetsen.
Als u het gebied snel wilt instellen, geeft u eerst met de cijfertoetsen een waarde op die dicht bij de gewenste waarde
ligt en past u deze vervolgens aan met .
Wisinstelling annuleren:
Tik op de toets [Wissen].
7
Tik op de toets [Start] om het scannen van het origineel te starten.
Als u de pagina's van het origineel in de documentinvoerlade hebt geplaatst, worden alle pagina's gescand.
Er klinkt een pieptoon om aan te geven dat het scannen en verzenden is voltooid.
Als u het origineel op de glasplaat hebt geplaatst, moet u elke pagina afzonderlijk scannen.
Wanneer het scannen is voltooid, plaatst u het volgende origineel en tikt u op de toets [Start].
Herhaal dit totdat alle pagina's zijn gescand en tik vervolgens op de toets [Lezen Klaar].
Er klinkt een pieptoon om aan te geven dat het verzenden is voltooid.
U kunt op de toets [Voorbeeld- weergave] tikken om een voorbeeld van de afbeelding te controleren voordat u een
afbeelding verstuurt. Zie 'HET TE VERZENDEN BEELD CONTROLEREN (pagina 5-68)
' voor meer informatie.
5-106
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
EEN DUN ORIGINEEL SCANNEN (LANGZAME
SCANMODUS)
Gebruik deze functie wanneer u dunne originelen wilt scannen met behulp van de automatische
documentinvoereenheid. Deze functie helpt voorkomen dat dunne originelen in het apparaat vastlopen.
Bij selectie van de langzame scanmodus is 2-zijdig scannen niet mogelijk.
1
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische
documentinvoereenheid.
Stel de origineelgeleiders langzaam af.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
Als de originelen met teveel kracht worden ingevoerd, kunnen ze kreuken en vastlopen.
2
Tik op de modusweergave om het beginscherm van de modus te openen.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 5-10)
3
Geef de bestemming op.
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN ADRESBOEK (pagina 5-16)
EEN LIJST VAN DE GESELECTEERDE BESTEMMINGEN WEERGEVEN (pagina 5-19)
EEN BESTEMMING OPHALEN VIA EEN ZOEKNUMMER (pagina 5-20)
EEN ADRES HANDMATIG OPGEVEN (pagina 5-21)
EEN NETWERKMAP OPGEVEN (pagina 5-22)
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN GLOBAAL ADRESBOEK (pagina 5-23)
EEN VERZENDLOGBOEK GEBRUIKEN OM OPNIEUW TE VERZENDEN (pagina 5-25)
D
C
B
A
D
C
B
A
5-107
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
4
Tik op de toets [Overige] en op de
toets [Langz. scanm.].
Op het pictogram wordt een vinkje weergegeven.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u op de toets [Vorige].
De langzame scanmodus annuleren
Tik op de toets [Langz. scanm.] om de instelling uit te schakelen.
5
Tik op de toets [Start] om het scannen van het origineel te starten.
Er klinkt een pieptoon om aan te geven dat het scannen en verzenden is voltooid.
Tik op de toets [Voorbeeld- weergave] om het voorbeeld van een afbeelding te controleren voordat u een fax verstuurt.
Zie 'HET TE VERZENDEN BEELD CONTROLEREN (pagina 5-68)
' voor meer informatie. Instellingen voor deze functie
kunnen echter niet in het voorbeeldscherm worden gewijzigd.
Vorige
CA
Start
A4 A4
Verzendgeschiedenis
Adresoverzicht
Zoeknummer oproepen
Verificatiestempel
Huidige inst. registreren
Programmaregistratie
Zoeken in alg. adressen
Overige
Voorbeeld-
weergave
Wissen Dubbelz. scan
Boek
opsplitsen
Opdr. samenst. Langz. scanm.
Aantal
originelen
Kaart Formaat
Afbeelding
bijsnijden
Timer
Lege pagina
Overslaan
ContrastScherpte
Origineel
gem. form.
Verif.
Stempel
Achtergrond
Aanpassing
Multi-verkleinen
Uitvalkleur
BestandRGB aanpassen Snelbestand
Scannen
adreskaart
5-108
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
LEGE PAGINA'S UIT EEN VERZENDING WEGLATEN
(LEGE PAGINA OVERSLAAN)
Als het gescande origineel lege pagina's bevat, worden deze met deze functie overgeslagen, zodat alleen gevulde
pagina's worden verzonden.
Het apparaat detecteert lege pagina's, zodat u nutteloze blanco vellen kunt overslaan zonder een origineel te
controleren.
Als een origineel waarvan een zijde leeg is wordt gescand, worden lege pagina's overgeslagen voor 2-zijdig verzenden.
In een distributieverzending naar bestemmingen, inclusief fax- en internetfaxbestemmingen, wordt deze functie alleen
toegepast op scanmodusbestemmingen.
Afhankelijk van het origineel komt het soms voor dat pagina's die niet leeg zijn, toch voor lege pagina's worden aangezien en
dus niet worden verzonden, en sommige pagina's die leeg zijn, worden niet altijd herkend als leeg en worden toch verzonden.
Deze functie kan niet worden gebruikt in de modus Internetfax.
Als u op de toets [Zelfde beeld verz. als faxadres] tikt, wordt deze functie geannuleerd wanneer een faxadres is
opgegeven als bestemming.
1
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
2
Tik op de modusweergave om het beginscherm van de modus te openen.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 5-10)
3
Geef de bestemming op.
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN ADRESBOEK (pagina 5-16)
EEN LIJST VAN DE GESELECTEERDE BESTEMMINGEN WEERGEVEN (pagina 5-19)
EEN BESTEMMING OPHALEN VIA EEN ZOEKNUMMER (pagina 5-20)
EEN ADRES HANDMATIG OPGEVEN (pagina 5-21)
EEN NETWERKMAP OPGEVEN (pagina 5-22)
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN GLOBAAL ADRESBOEK (pagina 5-23)
EEN VERZENDLOGBOEK GEBRUIKEN OM OPNIEUW TE VERZENDEN (pagina 5-25)
Lege pagina's
Lege pagina's niet
verzenden.
Verzending
5-109
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
4
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Lege pagina Overslaan].
5
Tik op de toets [Lege pagina
overslaan] of [Lege pag./rugschaduw
overslaan].
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u achtereenvolgens op de toetsen en [Vorige].
De instelling Lege pagina overslaan annuleren:
Tik op de toets [Off].
6
Tik op de toets [Start] om het scannen van het origineel te starten.
Er klinkt een pieptoon om aan te geven dat het scannen is voltooid.
Tik op de toets [Voorbeeld- weergave] om het voorbeeld van een afbeelding te controleren voordat u een fax verstuurt.
Zie 'HET TE VERZENDEN BEELD CONTROLEREN (pagina 5-68)
' voor meer informatie.
7
Controleer na het scannen hoeveel
vellen zijn gescand en hoeveel vellen
moeten worden verzonden, en tik
vervolgens op [OK] om de verzending
te starten.
Wanneer de functie Opdracht samenstel. wordt gebruikt,
wordt het bevestigingsbericht weergegeven nadat er op
de toets [Start] is getikt.
In het bevestigingsscherm worden het aantal gescande
originelen in (A), het aantal gescande zijden in (B) en het
aantal te verzenden vellen, uitgezonderd de lege
pagina's, in (C) weergegeven.
Als er bijvoorbeeld vijf originelen, waaronder twee lege
pagina's, dubbelzijdig worden gescand, wordt bij (A) "5",
bij (B) "10" en bij (C) "8" weergegeven.
Als deze stap niet wordt uitgevoerd binnen één minuut nadat het bovenstaande bevestigingsscherm wordt
weergegeven, worden het gescande beeld en de instellingen gewist en wordt opnieuw het basisscherm weergegeven.
Scannen wordt niet automatisch voltooid en het beeld wordt niet gereserveerd voor verzending.
Voorbeeld-
weergave
Start
Vorige
Overige
CA
Kleurmodus
Origineel
Lege pagina Overslaan
Off
Lege pagina overslaan
Lege pag./rugschaduw overslaan
Verzendbelichting opgeven
Belichting
Opsplitsen in 2 pagina's
Dubbelz. scan
Randschaduw wissen
Wissen
CA
Voorbeeld-
weergave
Start
Scanformaat
AutoAuto
Kleurmodus
Auto/Mono
Resolutie
200x200dpi
Best.Indeling
PDF
Origineel
Auto
Overige
A4
A4
100%
Verzendformaat
Onderwerp
Bestandsnaam
Adres
Verificatiestempel
Zoeknummer oproepen
Verzend/Ontvangst
Status controleren
Programma oproepen
Geregistreerde inst. oproepen
Verzendgeschiedenis
Zoeken in alg. adressen
t
t
to/M
t
t
t
t
t
t
ono
0x
x20
0
0
0
0
0
0d
p
i
P
DF
P
P
P
P
P
P
V
V
V
Zoek
k
k
V
V
V
Verze
e
e
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
S
S
Statu
u
u
S
S
S
S
S
S
S
S
S
S
S
Prog
Gereg
Verze
e
e
Zoek
k
k
5 pag. zijn gescand. (P.10)
8 pag. zullen worden verzonden.
De taak uitvoeren?
Annuleren OK
Belichting
(A)(C)
(B)
5-110
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
HET AANTAL VELLEN VAN HET GESCANDE
ORIGINEEL CONTROLEREN EN DAN VERZENDEN
(AANTAL ORIGINELEN)
Tel vóór verzending het aantal vellen van het gescande origineel en geef dit aantal weer.
Door het aantal gescande origineelvellen te controleren, kunt u vergissingen bij het verzenden voorkomen.
Het telresultaat wordt weergegeven met het aantal gescande vellen van het origineel, niet het aantal pagina's. Wanneer u
bijvoorbeeld één dubbelzijdig origineel verzendt, wordt "1" weergegeven om aan te geven dat één origineel vel is
verzonden en dus niet "2" (voor de voor- en achterzijde van dat ene vel).
Wanneer een distributieverzending wordt uitgevoerd en de functie Aantal originelen is geselecteerd in een van de modi,
zal de functie voor alle bestemmingen werken.
De instelling moet voor elke functie apart worden ingeschakeld.
1
Plaats de originelen in de automatische documentinvoereenheid.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
2
Tik op de modusweergave om het beginscherm van de modus te openen.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 5-10)
3
Geef de bestemming op.
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN ADRESBOEK (pagina 5-16)
EEN LIJST VAN DE GESELECTEERDE BESTEMMINGEN WEERGEVEN (pagina 5-19)
EEN BESTEMMING OPHALEN VIA EEN ZOEKNUMMER (pagina 5-20)
EEN ADRES HANDMATIG OPGEVEN (pagina 5-21)
EEN NETWERKMAP OPGEVEN (pagina 5-22)
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN GLOBAAL ADRESBOEK (pagina 5-23)
EEN VERZENDLOGBOEK GEBRUIKEN OM OPNIEUW TE VERZENDEN (pagina 5-25)
4
Tik op de toets [Overige] en op de
toets [Aantal originelen].
Op het pictogram wordt een vinkje weergegeven.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u op de toets [Vorige].
De instelling Aantal originelen annuleren:
Tik op de toets [Aantal originelen] om de instelling uit te schakelen.
Vorige
Voorbeeld-
weergave
Start
CA
Wissen Dubbelz. scan
Boek
opsplitsen
Opdr. samenst. Langz. scanm.
Aantal
originelen
Kaart Formaat
Afbeelding
bijsnijden
Timer
Lege pagina
Overslaan
ContrastScherpte
Origineel
gem. form.
Verif.
Stempel
Achtergrond
Aanpassing
Multi-verkleinen
Uitvalkleur
BestandRGB aanpassen
Overige
A4
Snelbestand
Scannen
adreskaart
A4
Verzendgeschiedenis
Adresoverzicht
Zoeknummer oproepen
Verificatiestempel
Huidige inst. registreren
Programmaregistratie
Zoeken in alg. adressen
5-111
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
5
Tik op de toets [Start] om het scannen van het origineel te starten.
Er klinkt een pieptoon om aan te geven dat het scannen is voltooid.
Tik op de toets [Voorbeeld- weergave] om het voorbeeld van een afbeelding te controleren voordat u een fax verstuurt.
Zie 'HET TE VERZENDEN BEELD CONTROLEREN (pagina 5-68)
' voor meer informatie. Instellingen voor deze functie
kunnen echter niet in het voorbeeldscherm worden gewijzigd.
6
Controleer het aantal vellen van het
gescande origineel.
Het telresultaat wordt weergegeven met het aantal
gescande vellen van het origineel, niet het aantal pagina's.
Wanneer u bijvoorbeeld één origineel dubbelzijdig kopieert,
wordt "1" weergegeven om aan te geven dat één origineel
vel is gescand en dus niet "2" (voor de voor- en achterzijde
van dat ene vel).
7
Tik op de toets [OK] om de verzending te starten.
Als deze functie wordt gecombineerd met [Opdr. samenst.], wordt het telresultaat weergegeven nadat op de toets
[Lezen Klaar] is getikt.
Als deze stap niet wordt uitgevoerd binnen één minuut nadat het bovenstaande bevestigingsscherm wordt
weergegeven, worden het gescande beeld en de instellingen gewist en wordt opnieuw het basisscherm weergegeven.
Scannen wordt niet automatisch voltooid en het beeld wordt niet gereserveerd voor verzending.
Als het weergegeven aantal vellen afwijkt van het werkelijke aantal vellen:
Tik op de toets [Annuleren] en vervolgens op de toets [OK] in het berichtscherm om alle gescande gegevens te wissen.
De scan- en bestemmingsinstellingen worden niet gewist. Plaats de origineelvellen opnieuw in de documentinvoerlade
en tik op de toets [Start] om opnieuw te scannen.
Voorbeeld-
weergave
Start
Scanformaat
AutoAuto
Kleurmodus
Auto/Mono
Resolutie
200x200dpi
Best.Indeling
PDF
Origineel
Auto
Overige
A4
A4
100%
Verzendformaat
Onderwerp
Bestandsnaam
Adres
Verificatiestempel
Zoeknummer oproepen
Verzend/Ontvangst
Status controleren
Programma oproepen
Geregistreerde inst. oproepen
Verzendgeschiedenis
Zoeken in alg. adressen
Belichting
CA
t
t
to/M
t
t
t
t
t
t
ono
0
0x
x20
0
0
0
0
0
0d
p
i
P
DF
P
P
P
P
P
P
P
V
V
V
Zoek
k
k
Verze
e
e
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
S
S
Statu
u
u
S
S
S
S
S
S
S
S
S
S
S
S
S
Prog
Gereg
Verze
e
e
Zoek
k
k
Er zijn 0 pagina's van (pg 1)
het origineel gescand.
Gescande gegevens verzenden?
Annuleren OK
5-112
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
GESCANDE ORIGINELEN STEMPELEN
(VERIFICATIESTEMPEL)
Met deze functie wordt elk origineel dat via de automatische documentinvoereenheid is gescand, gestempeld, zodat u
kunt verifiëren dat alle originelen correct zijn gescand.
Als u de functie Verificatiestempel wilt gebruiken, moet de optionele stempeleenheid zijn geïnstalleerd.
Als er 2-zijdige originelen worden gebruikt, wordt de voorzijde van elk origineel tweemaal gestempeld.
Als er tijdens het scannen een fout optreedt, kan het gebeuren dat er een origineel wordt gestempeld dat niet is gescand.
Als de 'O'-markering die op originelen wordt gestempeld vager wordt, vervangt u de stempelcassette.
Zie 'DE STEMPELCARTRIDGE VERVANGEN (pagina 1-160)
' voor de procedure voor het vervangen van de
stempelcartridge.
11
Originelen
De originelen
worden
gescand
Er wordt een
fluorescerend roze
'O'-markering
gestempeld.
De positie van de stempel
5-113
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
1
Plaats de originelen in de automatische documentinvoereenheid.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
2
Tik op de modusweergave om het beginscherm van de modus te openen.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 5-10)
3
Geef de bestemming op.
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN ADRESBOEK (pagina 5-16)
EEN LIJST VAN DE GESELECTEERDE BESTEMMINGEN WEERGEVEN (pagina 5-19)
EEN BESTEMMING OPHALEN VIA EEN ZOEKNUMMER (pagina 5-20)
EEN ADRES HANDMATIG OPGEVEN (pagina 5-21)
EEN NETWERKMAP OPGEVEN (pagina 5-22)
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN GLOBAAL ADRESBOEK (pagina 5-23)
EEN VERZENDLOGBOEK GEBRUIKEN OM OPNIEUW TE VERZENDEN (pagina 5-25)
4
Tik op de toets [Verificatiestempel] in het actiescherm of tik op de toets
[Overige] en vervolgens op de toets [Verif.stempel].
Het desbetreffende pictogram of selectievakje wordt geselecteerd.
Als u de toets [Overige] gebruikt, tik dan na het opgeven van de instellingen op de toets [Vorige].
De instelling Verificatiestempel annuleren:
Tik op de toets [Verificatiestempel] in het actiescherm of op de toets [Overige] en tik op [Verif.stempel] om het vinkje te
verwijderen.
5
Tik op de toets [Start] om het scannen van het origineel te starten.
Er klinkt een pieptoon om aan te geven dat het scannen en verzenden is voltooid.
Tik op de toets [Voorbeeld- weergave] om het voorbeeld van een afbeelding te controleren voordat u een fax verstuurt.
Zie 'HET TE VERZENDEN BEELD CONTROLEREN (pagina 5-68)
' voor meer informatie. Instellingen voor deze functie
kunnen echter niet in het voorbeeldscherm worden gewijzigd.
5-114
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
SPECIFIEKE FUNCTIES
AFZENDERINFORMATIE TOEVOEGEN AAN UW FAXEN
(Eigen I-Faxadr. Verz.)
Uw afzendergegevens (datum, tijd, naam afzender, adres afzender, aantal pagina's) worden automatisch toegevoegd
boven aan het bestand dat u verzendt.
Voorbeeld van de afgedrukte afzenderinformatie
(1) Datum, tijd: datum en tijdstip van verzending
(2) Naam afzender: de in het apparaat geprogrammeerde naam van de afzender
(3) Bronadres.
(4) Paginanummers: paginanummer/totaal aantal pagina's.
Deze functie kan niet worden gebruikt in de scanmodus of gegevensinvoermodus.
Afzendergegevens opslaan en instellen
Datum, tijd: selecteer in de instellingsmodus [Systeeminstellingen] → [Algemene instellingen] → [Klok aanpassen].
Naam, adres afzender: In de "Instellingen (beheerder)" selecteert u [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld
Verzenden] → [Algemene instellingen] → [Eigen nummer en naam] → [Registratie zendergegevens]. Als u de functie
Eigen I-Faxadr. Verz. wilt gebruiken, moet u deze gegevens configureren.
Paginanummers: Geef aan of de paginanummers moeten worden afgedrukt via [Systeeminstellingen] → [Instellingen
Beeld Verzenden] → [Internet Fax-instellingen] → [Instellingen verzenden] → [Paginanummer afdrukken bij ontvanger]
van 'Instellingen (beheerder)'.
Positie van afzendergegevens
De afzendergegevens worden boven de gescande gegevens afgedrukt. Omdat in dit geval het verzendformaat groter is
dan het scanformaat, kan het formaat worden verkleind of door het ontvangende apparaat over twee pagina's worden
verdeeld.
(1) (2) (3) (4)
Maandag 4 april 2015, 15:00 AAAAA Faxnummer: 0123456789 P.001 / 001
5-115
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
DE AFDRUKINSTELLINGEN VOOR HET
TRANSMISSIERAPPORT WIJZIGEN
(TRANSMISSIERAPPORT)
Er wordt automatisch een rapport afgedrukt om u te waarschuwen wanneer een Internetfaxtransmissie mislukt of een
distributieverzending wordt uitgevoerd.
Het transactierapport bevat een beschrijving van de verzending (datum, starttijd, naam van bestemming, vereiste tijd,
aantal pagina's, resultaat, enzovoort).
INFORMATIE IN DE STATUSKOLOM (pagina 5-132)
Transactierapporten worden afgedrukt op basis van de ingestelde voorwaarden in de instellingsmodus. Selecteer
desgewenst andere voorwaarden voor een verzending.
Deze functie kan niet worden gebruikt in de scanmodus of gegevensinvoermodus.
Bij distributieverzending zijn wijzigingen in de afdrukvoorwaarden van het transmissierapport van toepassing op alle
bestemmingen.
1
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
2
Tik op de modusweergave om het beginscherm van de Internetfaxmodus te
openen.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 5-10)
3
Geef de bestemming op.
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN ADRESBOEK (pagina 5-16)
EEN LIJST VAN DE GESELECTEERDE BESTEMMINGEN WEERGEVEN (pagina 5-19)
EEN BESTEMMING OPHALEN VIA EEN ZOEKNUMMER (pagina 5-20)
EEN ADRES HANDMATIG OPGEVEN (pagina 5-21)
EEN NETWERKMAP OPGEVEN (pagina 5-22)
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN GLOBAAL ADRESBOEK (pagina 5-23)
EEN VERZENDLOGBOEK GEBRUIKEN OM OPNIEUW TE VERZENDEN (pagina 5-25)
4
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Transmissierapport].
5-116
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
Beeld van origineel op transactierapport
Als [Beeld Van Origineel Afdrukken] is ingeschakeld, wordt de eerste pagina van het verzonden origineel afgedrukt op
dezelfde pagina als het transactierapport. Het beeld van het origineel wordt verkleind zodat het op het vel past. Als de
verticale scanafstand (X-richting) van het origineel langer is dan 432 mm (17-1/64"), wordt het gedeelte dat 432 mm
(17-1/64") overschrijdt mogelijk afgesneden.
5
Tik op de toets van de
afdrukinstellingen.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u achtereenvolgens op de toetsen en [Vorige].
De instelling Transmissierapport annuleren:
Tik op de toets [Niet afdrukken].
De afdrukvoorwaarden voor een transmissierapport zijn als volgt:
• 'Altijd Afdrukken': of een verzending nu slaagt of mislukt, er wordt altijd een transmissierapport afgedrukt.
• 'Afdrukken bij fouten': wanneer een verzending mislukt, wordt er een transmissierapport afgedrukt.
• 'Niet afdrukken': geen transmissierapport afdrukken.
Stel het selectievakje [Oorspronkelijke afbeelding afdrukken] in op om een deel van het verzonden origineel op te
nemen in het transactierapport.
6
Tik op de toets [Start] om het scannen van het origineel te starten.
Als u de pagina's van het origineel in de documentinvoerlade hebt geplaatst, worden alle pagina's gescand.
Er klinkt een pieptoon om aan te geven dat het scannen en verzenden is voltooid.
Als u het origineel op de glasplaat hebt geplaatst, moet u elke pagina afzonderlijk scannen.
Wanneer het scannen is voltooid, plaatst u het volgende origineel en tikt u op de toets [Start]. Herhaal de procedure
tot alle pagina's zijn gescand en druk dan op de toets [Lezen Klaar].
Er klinkt een pieptoon om aan te geven dat het scannen en verzenden is voltooid.
U kunt op de toets [Voorbeeld- weergave] tikken om een voorbeeld van de afbeelding te controleren voordat u een
afbeelding verstuurt. Zie 'HET TE VERZENDEN BEELD CONTROLEREN (pagina 5-68)
' voor meer informatie.
Vorige
Geheugen faxontvangst
100%
CA
Voorbeeld-
weergave
Ontvangen
Start
Overige
Transmissierapport
Niet afdrukken
Afdrukken bij fouten
Altijd Afdrukken
Beeld Van Origineel Afdrukken
5-117
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
EEN VERZENDING OP EEN OPGEGEVEN TIJDSTIP
STARTEN (TIMER-VERZENDING)
Geef een tijdstip op waarop automatisch moet worden begonnen met de verzending of distributieverzending.
Verzending begint automatisch op de opgegeven tijd.
Deze functie is nuttig wanneer u gereserveerde verzendingen, distributieverzendingen of andere verzendingen wilt
uitvoeren tijdens uw afwezigheid, 's avond of op andere tijden waarop de telefoontarieven laag zijn.
Wanneer een timerverzending is ingesteld, moet u de hoofdschakelaar op ' ' zetten. Als de hoofdschakelaar op het
opgegeven tijdstip op ' ' staat, vindt geen verzending plaats.
Bij het uitvoeren van een timerverzending moet u het origineel naar het geheugen scannen bij het instellen van de
verzending. Het is niet mogelijk een document in de documentinvoerlade of op de glasplaat achter te laten om deze te
laten scannen op het vastgestelde tijdstip van verzending.
Er kunnen maximaal 100 timerverzendingen tegelijk opgeslagen zijn.
Geselecteerde instellingen voor een timerverzending (belichting, resolutie en overige functies) worden na afloop van de
verzending automatisch gewist. (Gebruikt u echter de functie voor documentarchivering, dan worden de gescande
originelen en instellingen opgeslagen op de ingebouwde harde schijf.)
Als nog een verzending wordt uitgevoerd op het opgegeven tijdstip, begint de timerverzending zodra die verzending is voltooid.
Als aan een opdracht die voor timerverzending is gepland prioriteit wordt gegeven op het opdrachtstatusscherm, wordt de
timer geannuleerd. De verzending begint zodra de actieve opdracht is voltooid.
GERESERVEERDE OPDRACHTEN MET PRIORITEIT VERWERKEN (pagina 1-89)
De tijd kan maximaal een week van tevoren worden opgegeven.
Wanneer de instellingen voor timerverzending zijn opgegeven, start u de verzending op dezelfde manier als andere functies.
Een timerverzending kan in het opdrachtstatusscherm worden verwijderd.
1
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
2
Tik op de modusweergave om het beginscherm van de modus te openen.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 5-10)
Stel de tijd voor het
verzenden van de gegevens
overdag in op 20.00 uur.
Om 20.00 uur start het
verzenden automatisch.
5-118
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
3
Geef de bestemming op.
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN ADRESBOEK (pagina 5-16)
EEN LIJST VAN DE GESELECTEERDE BESTEMMINGEN WEERGEVEN (pagina 5-19)
EEN BESTEMMING OPHALEN VIA EEN ZOEKNUMMER (pagina 5-20)
EEN ADRES HANDMATIG OPGEVEN (pagina 5-21)
EEN NETWERKMAP OPGEVEN (pagina 5-22)
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN GLOBAAL ADRESBOEK (pagina 5-23)
EEN VERZENDLOGBOEK GEBRUIKEN OM OPNIEUW TE VERZENDEN (pagina 5-25)
4
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Timer].
5
Tik op de toets [On].
6
Geef de datum op.
7
Geef de tijd op (uren en minuten), in 24-uursnotatie.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen, tikt u achtereenvolgens op de toetsen en [Vorige].
Tik op de gebieden waar respectievelijk de uren en minuten worden weergegeven en voer de waarden in via de
cijfertoetsen.
U kunt gebruiken om de tijd precies in te stellen.
Bij deze instelling wordt de huidige tijd weergegeven. Als de tijd onjuist is, drukt u op de toets [CA] om de handeling te
annuleren. Corrigeer de tijd in de instellingsmodus en voer vervolgens de procedure voor timerverzending uit.
VOORDAT U HET APPARAAT ALS NETWERKSCANNER GAAT GEBRUIKEN (pagina 5-4)
De instellingen voor timerverzending annuleren:
Tik op de toets [Off].
De datum en tijd van het apparaat instellen:
selecteer in de instellingsmodus [Systeeminstellingen] → [Algemene instellingen] → [Klok aanpassen].
Als [Klokinstelling deactiveren] is ingeschakeld, kunnen de datum en tijd niet worden gewijzigd. Selecteer
[Systeeminstellingen] bij 'Instellingen (beheerder)' en selecteer [Systeeminstellingen] → [Algemene instellingen] →
[Instellingen in /uitschakelen] om de instelling [Klokinstelling deactiveren] uit te schakelen.
Voorbeeld-
weergave
Start
Vorige
Overige
CA
Timer
Off
On
Gegevens in map opslaan
Bestand
Orig. anderen ontvangen
Navragen
Geg. tijdelijk opslaan
Snelbestand
06/06/2015 Za
10 15
Vandaag
maandag
woensdag
vrijdag
zondag
dinsdag
donderdag
zaterdag
5-119
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
8
Tik op de toets [Start] om het scannen van het origineel te starten.
Als u de pagina's van het origineel in de documentinvoerlade hebt geplaatst, worden alle pagina's gescand.
Er wordt een pieptoon afgegeven om aan te geven dat het scannen is beëindigd; het apparaat gaat stand-by voor
verzending.
Als u het origineel op de glasplaat hebt geplaatst, moet u elke pagina afzonderlijk scannen.
Wanneer het scannen is voltooid, plaatst u het volgende origineel en tikt u op de toets [Start].
Herhaal dit totdat alle pagina's zijn gescand en tik vervolgens op de toets [Lezen Klaar].
Er wordt een pieptoon afgegeven om aan te geven dat het scannen is beëindigd; het apparaat gaat stand-by voor
verzending.
U kunt op de toets [Voorbeeld- weergave] tikken om een voorbeeld van de afbeelding te controleren voordat u een
afbeelding verstuurt. Zie 'HET TE VERZENDEN BEELD CONTROLEREN (pagina 5-68)
' voor meer informatie.
Het origineel wordt gescand naar het geheugen. Het origineel kan niet op een opgegeven tijdstip worden gescand.
5-120
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
EEN HANDTEKENING TOEVOEGEN ALS U EEN SCAN
GAAT VERZENDEN (ELEKTRONISCHE HANDTEKENING)
U kunt een handtekening toevoegen als u een scan gaat verzenden. Aan de hand van de elektronische handtekening
kan de ontvanger de afzendergegevens controleren.
Deze functie is beschikbaar voor Scannen naar E-mail.
Een elektronische handtekening aan een scan toevoegen
Selecteer in 'Instellingen (beheerder)' [Systeeminstellingen] → [Beveiligings- instellingen] → [S/MIME-instellingen] →
[Voorwaarde- Instellingen].
Als [Selecteer een Verzending] is geselecteerd bij 'E-mail ondert.' van 'Instellingen (beheerder)', kunt u aangeven of er een
elektronische handtekening moet worden toegevoegd als er een afbeelding wordt verzonden. Als [Steeds Inschakelen] is
geselecteerd, kan de instelling niet worden gewijzigd.
1
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
2
Tik op de modusweergave om het beginscherm van de modus E-mail te
openen.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 5-10)
3
Geef de bestemming op.
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN ADRESBOEK (pagina 5-16)
EEN LIJST VAN DE GESELECTEERDE BESTEMMINGEN WEERGEVEN (pagina 5-19)
EEN BESTEMMING OPHALEN VIA EEN ZOEKNUMMER (pagina 5-20)
EEN ADRES HANDMATIG OPGEVEN (pagina 5-21)
EEN NETWERKMAP OPGEVEN (pagina 5-22)
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN GLOBAAL ADRESBOEK (pagina 5-23)
EEN VERZENDLOGBOEK GEBRUIKEN OM OPNIEUW TE VERZENDEN (pagina 5-25)
4
Tik op de toets [Overige] en op de toets
[E-mail ondert.].
Op het pictogram wordt een vinkje weergegeven.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u op de toets [Vorige].
De instelling E-mail ondertekenen annuleren
Tik op de toets [E-mail ondert.] om de instelling uit te schakelen.
Vorige
CA
Start
A4 A4
Verzendgeschiedenis
Zoeknummer oproepen
Zoeken in alg. adressen
Direct TX
Zelfde beeld verz.
als faxadres
Huidige inst. registreren
Programmaregistratie
Overige
E-mail versl.E-mail ondert.
Wissen Dubbelz. scan
Boek
opsplitsen
Aantal
originelen
Kaart Formaat
Afbeelding
bijsnijden
Timer
Lege pagina
Overslaan
ContrastScherpte
Verif.
Stempel
Achtergrond
Aanpassing
Multi-verkleinen
Uitvalkleur
BestandRGB aanpassen Snelbestand
Scannen
adreskaart
Voorbeeld-
weergave
5-121
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
5
Tik op de toets [Start] om het scannen van het origineel te starten.
Als u de pagina's van het origineel in de documentinvoerlade hebt geplaatst, worden alle pagina's gescand.
Er klinkt een pieptoon om aan te geven dat het scannen en verzenden is voltooid.
Als u het origineel op de glasplaat hebt geplaatst, moet u elke pagina afzonderlijk scannen.
Wanneer het scannen is voltooid, plaatst u het volgende origineel en tikt u op de toets [Start]. Herhaal de procedure
tot alle pagina's zijn gescand en druk dan op de toets [Lezen Klaar].
Er klinkt een pieptoon om aan te geven dat het scannen en verzenden is voltooid.
U kunt op de toets [Voorbeeld- weergave] tikken om een voorbeeld van de afbeelding te controleren voordat u een
afbeelding verstuurt. Zie 'HET TE VERZENDEN BEELD CONTROLEREN (pagina 5-68)
' voor meer informatie.
5-122
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
DE TE VERZENDEN GEGEVENS VERSLEUTELEN
(VERSLEUTELING)
Om beveiligingsredenen kunt u de te verzenden gegevens versleutelen.
Deze functie is beschikbaar voor Scannen naar E-mail.
De te verzenden gegevens versleutelen
Selecteer in 'Instellingen (beheerder)' [Systeeminstellingen] → [Beveiligings- instellingen] → [S/MIME-instellingen] → [Voorwaarde- Instellingen].
Als [Selecteer een Verzending] is geselecteerd bij 'E-mail versl.' van 'Instellingen (beheerder)', kunt u aangeven of de gegevens moeten worden
versleuteld als er een afbeelding wordt verzonden. Als [Steeds Inschakelen] is geselecteerd, kan de instelling niet worden gewijzigd.
1
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
2
Tik op de modusweergave om het beginscherm van de modus E-mail te openen.
Schakelen tussen modi vanuit een modus (pagina 5-10)
3
Geef de bestemming op.
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN ADRESBOEK (pagina 5-16)
EEN LIJST VAN DE GESELECTEERDE BESTEMMINGEN WEERGEVEN (pagina 5-19)
EEN BESTEMMING OPHALEN VIA EEN ZOEKNUMMER (pagina 5-20)
EEN BESTEMMING OPHALEN UIT EEN GLOBAAL ADRESBOEK (pagina 5-23)
Gegevensversleuteling is niet mogelijk als het adres rechtstreeks wordt ingevoerd.
Gegevensversleuteling kan alleen worden toegepast op adressen waarvoor u een gebruikerscertificaat hebt geregistreerd.
Ga naar 'Instellingen (webversie)' - [Adresboek] → [E-mail]
→ "Gebruikerscertificaat' om een gebruikerscertificaat voor een adres in te stellen. Voor een adres met een
gebruikerscertificaat kan slechts één e-mailadres worden geregistreerd.
Als het selectievakje 'Schakelen verzenden uit, naar de adressen die niet kunnen worden versleuteld.' is ingeschakeld
( ) bij 'Instellingen (beheerder)' - [Systeeminstellingen] → [Beveiligings- instellingen] → [S/MIME-instellingen] →
[Voorwaarde- Instellingen] → [Versleutelingsinstellingen], kunnen er geen adressen zonder een gebruikerscertificaat
worden geselecteerd. Als het vinkje wordt verwijderd ( ), worden de gegevens zonder versleuteling verzonden.
4
Tik op de toets [Overige] en op de
toets [E-mail versl.].
Op het pictogram wordt een vinkje weergegeven.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen,
tikt u op de toets [Vorige].
De versleutelingsinstelling annuleren
Tik op de toets [E-mail versl.] om het vinkje te verwijderen.
Vorige
Verzendgeschiedenis
Overige
Zoeknummer oproepen
Zoeken in alg. adressen
Direct TX
Zelfde beeld verz.
als faxadres
CA
Huidige inst. registreren
Programmaregistratie
Start
A4 A4
E-mail versl.E-mail ondert.
Voorbeeld-
weergave
Wissen Dubbelz. scan
Boek
opsplitsen
Aantal
originelen
Kaart Formaat
Afbeelding
bijsnijden
Timer
Lege pagina
Overslaan
ContrastScherpte
Verif.
Stempel
Achtergrond
Aanpassing
Multi-verkleinen
Uitvalkleur
BestandRGB aanpassen Snelbestand
Scannen
adreskaart
5-123
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
5
Tik op de toets [Start] om het scannen van het origineel te starten.
Als u de pagina's van het origineel in de documentinvoerlade hebt geplaatst, worden alle pagina's gescand.
Er klinkt een pieptoon om aan te geven dat het scannen en verzenden is voltooid.
Als u het origineel op de glasplaat hebt geplaatst, moet u elke pagina afzonderlijk scannen.
Wanneer het scannen is voltooid, plaatst u het volgende origineel en tikt u op de toets [Start]. Herhaal de procedure
tot alle pagina's zijn gescand en druk dan op de toets [Lezen Klaar].
Er klinkt een pieptoon om aan te geven dat het scannen en verzenden is voltooid.
U kunt op de toets [Voorbeeld- weergave] tikken om een voorbeeld van de afbeelding te controleren voordat u een
afbeelding verstuurt. Zie 'HET TE VERZENDEN BEELD CONTROLEREN (pagina 5-68)
' voor meer informatie.
5-124
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
EEN GESCAND DOCUMENT VIA GMAIL OF
EXCHANGE VERZENDEN
U kunt vanaf de machine e-mail verzenden met Gmail of Exchange.
KOPPELINGSFUNCTIE VOOR GMAIL
Gmail Connector is een functie waarmee u gescande document via de Gmail-server met een Google-account per e-mail
kunt verzenden.
Voor gebruik van Gmail Connector dient u aangemeld te zijn met een account die een Gmail-adres bevat in de vorm
"***@Gmail.com".
Voordat u de koppelingsfunctie voor Gmail gebruikt
In dit gedeelte worden de instellingen uitgelegd die moeten worden geconfigureerd voordat u de koppelingsfunctie voor
Gmail kunt gebruiken.
Vereiste instellingen op de machine
Systeeminstellingen
Schakel de instelling "Gmail" in bij "Instellingen (Beheerder)" → [Systeeminstellingen] → [Netwerk- instellingen] →
[Aansluiten op externe dienst]
[Instellingen voor e-mail].
Voeg het Gmail-pictogram aan het beginscherm toe
1
Tik in het actiescherm op [Beginscherm bewerken].
2
Tik in de modus Beginscherm bewerken op een ongebruikte sneltoets.
3
Tik op de toets [Gmail].
Een gescand document via
Gmail of Exchange verzenden
5-125
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
Een gescand document via de koppelingsfunctie voor Gmail verzenden
Hieronder wordt uitgelegd hoe u een document op de machine scant en het gescande beeld via Gmail verzendt.
4
Tik in het actiescherm op [Verlaat Home Edit Mode].
U verlaat de modus Beginscherm bewerken en keert terug naar het beginscherm.
Zie "Handleiding aanpassing gebruikersinterface" voor het bewerken van het beginscherm.
1
Tik in het beginscherm op de toets [Gmail].
Het aanmeldscherm voor Gmail wordt weergegeven.
2
Voer de gegevens van uw Google-account in.
Het instellingenscherm wordt weergegeven.
3
Selecteer het adres van de ontvanger en de scaninstellingen.
Raadpleeg "INSTELLINGENSCHERM (pagina 5-128)" voor informatie over het adres en de scaninstellingen.
4
Tik op de toets [Voorbeeld- weergave] om een voorbeeld van het gescande
beeld te bekijken.
5
Tik op de toets [Start].
De verzonden e-mail wordt beheerd in "Verzonden berichten" van Gmail.
5-126
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
KOPPELINGSFUNCTIE VOOR EXCHANGE
Met de koppelingsfunctie voor Exchange kunt u gescande documenten per e-mail verzenden via een Exchange-server
en Exchange Online van Microsoft Corporation.
U kunt een verbinding maken met "Microsoft Exchange Server 2010/2013" of "Exchange Online (Cloud Service)'
Voordat u de koppelingsfunctie voor Exchange gebruikt
In dit gedeelte worden de instellingen uitgelegd die moeten worden geconfigureerd voordat u de koppelingsfunctie voor
Exchange kunt gebruiken.
Vereiste instellingen op de machine
Systeeminstellingen
Om een verbinding te maken met Exchange Server:
Voer de hostnaam (FQDN) van de Exchange-server in bij "Hostnaam" van
"Instellingen (Beheerder)"
[Systeeminstellingen] → [Netwerk- instellingen] → [Aansluiten op externe dienst]
[Instellingen voor e-mail]
→[Exchange].
Om een verbinding te maken met Exchange Online:
Selecteer "Exchange Online gebruiken" in Instellingen (beheerder) -"Systeem-
instellingen"→"Netwerkinstellingen"→"Aansluiten op externe dienst"→"Instellingen voor e-mail"→"Exchange".
Voeg het Exchange Connector-pictogram aan het beginscherm toe
1
Tik in het actiescherm op [Beginscherm bewerken].
2
Tik in de modus Beginscherm bewerken op een ongebruikte sneltoets.
3
Tik op de toets [Exchange (E-mail)].
4
Tik in het actiescherm op [Verlaat Home Edit Mode].
Sluit de modus Beginscherm bewerken af en keer terug naar het beginscherm.
Zie "Handleiding aanpassing gebruikersinterface" voor het bewerken van het beginscherm.
5-127
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
Een gescand document via Exchange verzenden
Hieronder worden de stappen uitgelegd hoe u een document op de machine scant en het gescande beeld via Exchange
verzendt.
1
Tik in het beginscherm op de toets [Exchange (E-mail)].
Het aanmeldscherm voor Exchange wordt weergegeven.
2
Voer uw gebruikersnaam en wachtwoord in voor verbinding met de
Exchange-server of Exchange Online.
Het instellingenscherm wordt weergegeven.
3
Selecteer het adres van de ontvanger en de scaninstellingen.
Raadpleeg "INSTELLINGENSCHERM (pagina 5-128)" voor informatie over het adres en de scaninstellingen.
4
Tik op de toets [Voorbeeld- weergave] om een voorbeeld van het gescande
beeld te bekijken.
5
Tik op de toets [Start].
De verzonden e-mail wordt beheerd in "Verzonden berichten" van Exchange.
5-128
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
INSTELLINGENSCHERM
In dit gedeelte wordt het instellingenscherm van de koppelingsfunctie voor Gmail en voor Exchange uitgelegd.
Op dit scherm kunt u de instellingen voor de ontvanger, het e-mailonderwerp, een bericht en de naam van het
bijgevoegde bestand invoeren. U kunt ook de account voor aanmelden wijzigen en geavanceerde scaninstellingen
selecteren.
Instellingen voor ontvanger
Voer de gewenste adressen in bij de tekstvelden Aan, Cc en Bcc.
Als u meerdere adressen invoert, dient u deze door komma's te scheiden. U kunt ook adressen opzoeken in het
adresboek.
Zoekscherm
U kunt een opgeslagen adres zoeken door te tikken op naast de tekstvakken Aan, Cc en Bcc.
Voer in het tekstvak de gewenste tekst in en tik op [Start Zoeken]. De adressen die met de gezochte tekst beginnen,
worden weergegeven. U kunt meerdere adressen uit de lijst selecteren.
Bij het zoeken naar een adres kunt u overschakelen tussen het gewone adresboek en een globaal adresboek.
Als u opnieuw wilt zoeken, voert u in het tekstvak de gewenste tekst in en tikt u op [Opnieuw Zoeken].
Een adres controleren
U kunt op de toets [Adreslijst] tikken om de lijst met te gebruiken adressen te tonen.
U kunt de adressen bij Aan, Cc en Bcc controleren.
U kunt ook adressen uit de lijst verwijderen. Als u een adres wilt verwijderen, selecteert u het adres en tikt u op de toets
[Wissen].
Instellingen voor het onderwerp, het bericht en de bestandsnaam
Voer een onderwerp in voor de e-mail, een bericht, en de bestandsnaam van het bijgevoegde gescande beeld.
De account voor aanmelden wijzigen
U kunt de account waarmee nu wordt aangemeld wijzigen in een andere account.
Tik op de toets [Ander account] om het aanmeldscherm van Gmail of Exchange te openen, en voer de gebruikersnaam
en het wachtwoord in van de account die u wilt gebruiken.
Als een contact in de lijst is geselecteerd, kunnen geen bijkomende contacten direct worden ingevoerd.
Als een adres is ingevoerd bij Aan, Cc of Bcc, wordt weergegeven. Tik op om alle getoonde adressen te annuleren.
5-129
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
Scaninstellingen
Tik op de toets [Details] om de geavanceerde scaninstellingen te selecteren.
Detailscherm
De onderstaande scaninstellingen kunnen geselecteerd worden.
Op de aangegeven pagina's kunt u details en beperkingen over elke instelling vinden. Raadpleeg deze pagina's indien
nodig.
*1 Op de MX-3050N/MX-3550N/MX-4050N/MX-5050N/MX-6050N wordt dit alleen weergegeven als de Uitgebreide
compressiekit is geïnstalleerd
*2 Alleen op de MX-3060N/MX-3070N/MX-3560N/MX-3570N/MX-4060N/MX-4070N/MX-5070N/MX-6070N
*3 Alleen op de MX-2630N/MX-3050N/MX-3550N/MX-4050N/MX-5050N/MX-6050N
*4 Wordt alleen weergegeven als de Uitgebreide compressiekit is geïnstalleerd
Instelling Beschrijving Pagina
Kleurmodus Automatisch, Mono2, Grijstinten, Meerkleuren 5-66
Resolutie 100x100dpi, 150x150dpi, 200x200dpi, 300x300dpi, 400x400dpi, 600x600dpi 5-59
Indeling
Tabblad [Kleur/grijstinten]
Indeling
PDF, Compact PDF
*1
, Compact PDF (Ultrafijn)
*1
, PDF/A-1a
*2
, PDF/A-1b
*2
, PDF/A
*3
,
Compact PDF/A-1a
*2
, Compact PDF/A-1b
*2
, Compact PDF/A
*3, 4
,
Compact PDF/A-1a (Ultrafijn)
*2
, Compact PDF/A-1b (Ultrafijn)
*2
,
Compact PDF/A (Ultrafijn)
*3, 4
, PDF versl., Versleutel/Compact PDF
*1
, Versleutelde/
compacte PDF (Ultrafijn)
*1
, TIFF, JPEG, XPS, TXT(UTF-8)
*2
, RTF
*2
, DOCX
*2
, XLSX
*2
,
PPTX
*2
OCR-instellingen
*2
Taalinstelling, Lettertype, Beelddetectierichting, Automatisch extraheren van
bestandsnaam, OCR-Nauwkeurigheid
Compressiefactor
Laag, Gemiddeld, Hoog, Zwarte letter benadrukken
Tabblad [Z/W]
Indeling
PDF, PDF/A-1a
*2
, PDF/A-1b
*2
,
PDF/A
*3
, PDF versl., TIFF, XPS, TXT(UTF-8)
*2
, RTF
*2
,
DOCX
*2
, XLSX
*2
, PPTX
*2
OCR-instellingen
*2
Taalinstelling, lettertype, beelddetectierichting, automatisch extraheren van bestandsnaam,
OCR-nauwkeurigheid
Compressiemodus
Geen, MH (G3), MMR (G4)
5-60
Origineel
Scanformaat
Automatisch
Tabblad [AB]
A5, A5R, B5, B5R, A4, A4R, B4, A3, 216 x 340, 216 x 343, lang formaat
Tabblad [Inch]
5-1/2" x 8-1/2", 8-1/2" x 11"R, 11" x 17", 5-1/2" x 8-1/2"R, 8-1/2" x 13", 8-1/2" x 13-1/2",
8-1/2" x 11", 8-1/2" x 14", lang formaat
Beeldrichting
Staand, liggend
Duplex configureren
1-zijdig, boek, tablet
5-48
Opdr. samenst. Inschakelen, uitschakelen 5-86
Lege pagina
overslaan
Uit, lege pagina overslaan, lege pagina en rugschaduw overslaan 5-108
5-130
SCANNER/INTERNETFAX►ANDERE FUNCTIES
Gmail is een handelsmerk van Google Inc.
Voor het verzenden van e-mails kunnen beperkingen gelden afhankelijk van de instellingen en specificaties van de
Gmail-server of Exchange-server.
In sommige netwerkomgevingen kan de machine de verbindingsfuncties voor Gmail of Exchange mogelijk niet gebruiken,
of verloopt het verzenden langzaam of stopt het verzenden voordat de taak voltooid is.
Sharp Corporation geeft geen enkele garantie voor de continuïteit of stabiliteit van de verbindingsfuncties voor Gmail of
Exchange.
Tenzij de wet anders voorschrijft, is Sharp Corporation niet verantwoordelijk voor enige schade of verliezen door het
gebruik van deze functies door de klant.
5-131
SCANNER/INTERNETFAX►FUNCTIES VOOR INTERNETFAX-ONTVANGST
HET ACTIVITEITENLOGBOEK VAN
INTERNETFAXEN CONTROLEREN
ACTIVITEITENRAPPORTEN BEELD VERZENDEN
AFDRUKKEN
Druk een logboek van recente beeldverzendactiviteiten (datum, naam van bestemming, benodigde tijd, resultaat en andere items) af.
Het rapport over beeldverzendactiviteiten bevat nuttige informatie voor het oplossen van problemen, bijvoorbeeld over
de typen fouten die zich hebben voorgedaan.
De laatste 200 transacties worden in het rapport opgenomen.
U kunt zorgen dat het Activiteitenrapport Beeld Verzenden telkens bij het bereiken van een aantal van 201 transacties
wordt afgedrukt, of op een aangegeven tijdstip (slechts eenmaal per dag).
FUNCTIES VOOR
INTERNETFAX-ONTVANGST
De inhoud van het Activiteitenrapport Beeld Verzenden wordt gewist als het rapport is afgedrukt en kan dus niet opnieuw
worden afgedrukt.
Het rapport over beeldverzendactiviteiten configureren:
selecteer in de instellingsmodus [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Internet Fax-instellingen] →
[Standaard- Instellingen] → [Instelling Afdrukken Activiteitenrapport].
5-132
SCANNER/INTERNETFAX►FUNCTIES VOOR INTERNETFAX-ONTVANGST
INFORMATIE IN DE STATUSKOLOM
Foutsoorten en andere informatie worden afgedrukt in de statuskolom van transmissie- en activiteitenrapporten. Als een
transactie- of activiteitenrapport wordt afgedrukt, controleert u de resultaten van de transactie in de resultatenkolom en
neemt u desgewenst maatregelen.
Voorbeelden van berichten die in de statuskolom worden afgedrukt
* Als het ontvangende apparaat een apparaat van SHARP is, retourneert het ontvangende apparaat 'dispatched' als
de fax is ontvangen of 'processed' als de ontvangst is mislukt.
Als de leveringsbevestiging is ingesteld voor internetfax, verschijnt de dispositieveldwaarde op de
leveringsbevestiging op de teruggezonden e-mail.
Afdrukpagina Beschrijving
OK De transactie is normaal verlopen.
Annuleren
Een verzending is tijdens de uitvoering gestopt of een gereserveerde verzendopdracht is geannuleerd.
VOL Het geheugen is vol geraakt tijdens ontvangst.
Geweigerd Er is een internetfax verzonden door een geblokkeerde afzender.
Wacht Rapp De optie Verzendbevestiging is ingeschakeld, maar de verzendbevestiging is niet ontvangen binnen
de daarvoor opgegeven tijd.
LIMIET
Verzending is niet mogelijk omdat het bestandsformaat de limietinstelling van het apparaat overschreed.
E-mail Er is een e-mail ontvangen, maar het bijgevoegde bestand was geen TIFF-F-bestand of er was geen
bestand bijgevoegd. Afdrukken was daarom niet mogelijk.
FOUT xx (xxxx) De transactie is wegens een communicatiefout mislukt.
Eerste 2 cijfers van communicatiefoutnummer: foutcode van 00 tot en met 99.
Laatste 4 cijfers van communicatiefoutnummer: code voor gebruik door onderhoudstechnici.
displayed
*
Wordt weergegeven op het ontvangende apparaat als leveringsbevestiging is ingesteld.
dispatched
*
Wordt doorgestuurd voordat het wordt weergegeven op het ontvangende apparaat als
leveringsbevestiging is ingesteld.
processed
*
Wordt verwerkt zonder dat het wordt weergegeven op het ontvangende apparaat als
leveringsbevestiging is ingesteld.
deleted
*
Bericht wordt verwijderd op het ontvangende apparaat als leveringsbevestiging is ingesteld.
denied
*
Het ontvangende apparaat heeft geweigerd het verzendende apparaat op de hoogte te stellen van de
inhoud van het bericht als leveringsbevestiging is ingesteld.
failed
*
Er heeft zich een ongewone situatie voorgedaan als leveringsbevestiging is ingesteld.
5-133
SCANNER/INTERNETFAX►FUNCTIES VOOR INTERNETFAX-ONTVANGST
INTERNETFAXEN ONTVANGEN
AUTOMATISCH INTERNETFAXEN ONTVANGEN
De functie Internetfax maakt regelmatig contact met de mailserver (POP3-server) en controleert of er internetfaxen zijn
ontvangen. Als er faxberichten zijn ontvangen, worden de faxen automatisch opgehaald en afgedrukt.
Standaard wordt elke vijf minuten gecontroleerd of er faxberichten zijn ontvangen.
HANDMATIG INTERNETFAXEN ONTVANGEN
Als het interval voor het controleren op ontvangen faxen te lang is en u direct wilt controleren, kunt u de ontvangst
handmatig starten.
Tik op de toets [Ontvangen] om verbinding te maken met de mailserver en ontvangen faxen op te halen.
Als u 's nachts faxen wilt ontvangen, moet de hoofdschakelaar van het apparaat op ' ' staan.
Als het apparaat helemaal geen papier meer bevat of geen papier bevat dat overeenkomt met het formaat van de
ontvangen fax, wordt een bericht op het aanraakscherm weergegeven. Volgt de instructies in het bericht om het juiste
papierformaat te laden.
U kunt de ontvangen internetfaxgegevens op de opgegeven tijd afdrukken.
ONTVANGEN GEGEVENS OP EEN OPGEGEVEN TIJDSTIP AFDRUKKEN (pagina 5-135)
U kunt de ontvangen internetfaxgegevens afdrukken nadat een wachtwoord is ingevoerd.
EEN FAX AFDRUKKEN DIE MET EEN PIN CODE IS BEVEILIGD (Instelling vasthouden ontvangen afdrukgegevens)
(pagina 5-134)
U kunt de ontvangen internetfaxgegevens afdrukken, doorsturen of opslaan nadat u deze hebt gecontroleerd.
HET BEELD VÓÓR HET AFDRUKKEN CONTROLEREN (pagina 5-136)
ONTVANGEN GEGEVENS HANDMATIG DOORSTUREN (pagina 5-144)
ONTVANGEN GEGEVENS OPSLAAN (pagina 5-145)
1
Het apparaat gaat over en het ontvangen van de fax begint automatisch.
Er klinkt een pieptoon wanneer de ontvangst wordt beëindigd.
2
De fax wordt automatisch afgedrukt.
U kunt alleen op de toets [Ontvangen] tikken als de POP3-serverinstellingen zijn geconfigureerd bij 'Instellingen (beheerder)'.
Overige
Adres
Programmaregistratie
Huidige inst. registreren
Verzendgeschiedenis
Adresoverzicht
Zoeken in alg. adressen
Verificatiestempel
Zoeknummer oproepen
Scanformaat
Auto Auto
Geheugen faxontvangst
A4 A4
100%
Verzendformaat
Ontvangen
Start
CA
Voorbeeld-
weergave
100%
aaa@aaa.□□□
Origineel
Gemengd form.
Opdr. samenst.
Langz. scanm.
Aantal originelen
Verzendinst.
Randen wissen
5-134
SCANNER/INTERNETFAX►FUNCTIES VOOR INTERNETFAX-ONTVANGST
ONTVANGEN GEGEVENS AFDRUKKEN
EEN FAX AFDRUKKEN DIE MET EEN PIN CODE IS
BEVEILIGD
(Instelling vasthouden ontvangen afdrukgegevens)
Schakel deze instelling in als u faxen in het geheugen wilt ontvangen en opslaan zonder deze af te drukken. Als u de
faxen wilt afdrukken, moet de PIN Code worden ingevoerd.
Als deze functie is geactiveerd, wordt er een invoerscherm voor de PIN Code in het aanraakpaneel weergegeven als er
een fax wordt ontvangen.
Als de eerder opgegeven viercijferige PIN Code is ingevoerd met de cijfertoetsen, begint het afdrukken.
Het scherm voor het invoeren van de PIN Code wordt gesloten wanneer u op de toets [Annuleren] tikt. De toets Data in
geheugen blijft echter wel knipperen in het aanraakpaneel. Het scherm voor het invoeren van de PIN Code wordt
opnieuw weergegeven wanneer u op de knipperende toets tikt of naar een andere modus overschakelt.
De instelling voor vasthouden inschakelen voor het afdrukken van ontvangen gegevens:
In de "Instellingen (beheerder)" selecteert u [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Algemene
instellingen]
→ [Voorwaarde- Instellingen] → [Instelling vasthouden ontvangen afdrukgegevens].
Het scherm met de lijst van ontvangen gegevens weergeven na invoer van het wachtwoord:
selecteer in de instellingsmodus [Systeeminstellingen] → [Algemene instellingen] → [Bedienings- instellingen] →
[Voorwaarde- Instellingen] → [Voorbeeldinstelling] → [Inst. beeldcontrole ontvangen gegevens].
Ontvangen gegevens overdragen naar een ander apparaat:
In "Instellingen (beheerder)" selecteert u [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden]
→ [Instellingen Inbound Routing (doorsturen/opslaan)].
U kunt het beeld van ontvangen gegevens op het aanraakscherm controleren voordat u deze afdrukt.
HET BEELD VÓÓR HET AFDRUKKEN CONTROLEREN (pagina 5-136)
De ontvangen faxen worden in het geheugen opgeslagen, ongeacht of deze automatisch dan wel handmatig zijn
ontvangen.
Wanneer de ontvangen gegevens naar een ander apparaat worden overgedragen, worden de in het geheugen
opgeslagen gegevens ook overgedragen. Dit is hetzelfde invoerscherm voor de PIN Code als bij afdrukken. Er wordt pas
doorgestuurd nadat de PIN Code is ingevoerd.
5-135
SCANNER/INTERNETFAX►FUNCTIES VOOR INTERNETFAX-ONTVANGST
ONTVANGEN GEGEVENS OP EEN OPGEGEVEN
TIJDSTIP AFDRUKKEN
Druk ontvangen gegevens op een opgegeven tijdstip af.
Om zorgeloos te kunnen afdrukken, kunt u beter vermijden grote aantallen pagina's af te drukken tijdens piekuren en als
u er niet dringend een afdruk van nodig hebt.
De afgedrukte gegevens worden automatisch uit het geheugen verwijderd.
Als het apparaat op het opgegeven tijdstip uitgeschakeld is, wordt het afdrukken gestart zodra het apparaat weer wordt
ingeschakeld.
Deze functie kan worden opgegeven wanneer 'Inst. beeldcontrole ontvangen gegevens' is ingeschakeld.
Als Instelling vasthouden ontvangen afdrukgegevens is ingeschakeld, kan deze functie niet worden gebruikt.
Ontvangen gegevens op het opgegeven tijdstip afdrukken:
selecteer in de instellingsmodus [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Algemene instellingen] →
[Voorwaarde- Instellingen]
→ [Door tijd opgegeven uitvoer van ontvangen gegevens].
Instelling vasthouden ontvangen afdrukgegevens uitschakelen:
Bij 'Instellingen (beheerder)' schakelt u deze functie uit met [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] →
[Algemene instellingen] → [Voorwaarde- Instellingen] → [Instelling vasthouden ontvangen afdrukgegevens].
Stel de tijd voor het
afdrukken van de gegevens
overdag in op 20.00 uur.
Om 20.00 uur start het
afdrukken automatisch.
Afdrukken
5-136
SCANNER/INTERNETFAX►FUNCTIES VOOR INTERNETFAX-ONTVANGST
HET BEELD VÓÓR HET AFDRUKKEN CONTROLEREN
Controleer het beeld van ontvangen gegevens op het aanraakscherm voordat u deze afdrukt.
Deze functie is beschikbaar als [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Algemene instellingen] →
[Voorwaarde- Instellingen] → [Voorbeeldinstelling] → [Inst. beeldcontrole ontvangen gegevens] is ingeschakeld
*
bij
'Instellingen (beheerder).
* De fabrieksinstelling is uitgeschakeld.
Wanneer gegevens worden ontvangen, wordt boven in het scherm weergegeven.
Afhankelijk van de grootte van de ontvangen gegevens is het controlebeeld in het aanraakscherm mogelijk niet compleet.
De lijst met ontvangen gegevens kan ook worden weergegeven in het scherm met de opdrachtstatus dat wordt weergegeven
wanneer u op de opdrachtstatusweergave tikt. De ontvangen gegevens kunnen worden doorgestuurd, verwijderd of
opgeslagen vanuit de lijst met ontvangen gegevens.
ONTVANGEN GEGEVENS HANDMATIG DOORSTUREN (pagina 5-144)
ONTVANGEN GEGEVENS OPSLAAN (pagina 5-145)
1
Bij Systeeminformatie tikt u op de tab
[Evenement-informatie] en vervolgens
op de toets [Controleer beeld
faxontvangst].
Er wordt een lijst met ontvangen gegevens weergegeven.
U kunt de lijst met ontvangen gegevens ook weergeven door te tikken op de opdrachtstatus en vervolgens op de toets
[Ontvangen gegevens controleren] in het actiepaneel van het opdrachtstatusscherm.
2
Tik op de toets van de ontvangen
gegevens die u wilt controleren en tik
vervolgens op [Afbeelding controleren]
in het actiepaneel.
Geeft de afbeelding van de ontvangen gegevens weer.
Tik op om miniaturen van de ontvangen beelden weer te geven (miniatuurscherm). Afhankelijk van de
instellingsmodus kan de lijstweergave of miniatuurweergave worden gewijzigd.
Als u een ontvangen afbeelding wilt verwijderen, tikt u op [Verwijderen] in het actiepaneel.
Als u een ontvangen afbeelding wilt verzenden, tikt u op [Doorsturen naar ander adres] in het actiepaneel.
ONTVANGEN GEGEVENS HANDMATIG DOORSTUREN (pagina 5-144)
Als u het geselecteerde ontvangen beeld wilt opslaan, tikt u op de toets [Bestand].
ONTVANGEN GEGEVENS OPSLAAN (pagina 5-145)
Systeeminformatie
Controleer beeld
faxontvangst
Ontvangen vertrouwelijke
gegevens controleren
Foutvenster controleren
Vrijgeven vastgeh.
ontvangen gegevens
Afstandsbediening
afsluiten
Fax ontvangen
Evenement-informatie
Onderhoudsinformatie
Resteren. Toner
Selecteer externe applicatie
Verlaten
Doorsturen naar
ander adres
Afbeelding controleren
Afdrukken
Alle ontvangen geg.Lijst met ontv. geg.
Alles annul.
Verwijderen
Bestand
Gegevens in map opslaan
5-137
SCANNER/INTERNETFAX►FUNCTIES VOOR INTERNETFAX-ONTVANGST
3
Tik op de afbeelding die u wilt
afdrukken en op [Afdrukken] in het
actiepaneel.
Het apparaat begint met het afdrukken van de afbeelding.
[Selecteer alle pagina's op]: alle weergegeven
afbeeldingen worden geselecteerd.
[Hef selectie alle pag. op]: alle afbeeldingen annuleren die
met 'Selecteer alle pagina's op' zijn geselecteerd.
/ : gebruik deze toetsen om een beeld te vergroten
of te verkleinen.
/ : hiermee draait u het beeld naar links of naar
rechts.
Een voorbeeldafbeelding is een afbeelding op het aanraakscherm. Deze zal afwijken van het uiteindelijke
afdrukresultaat.
Tik in het actiepaneel op [Opgegeven bereik wissen] om een ongewenst deel van de afbeelding te verwijderen. Geef
het beelddeel dat u wilt verwijderen op in het scherm 'Opgegeven bereik wissen'.
Als u de geselecteerde afbeelding wilt doorsturen, tikt u in het actiepaneel op [Doorsturen naar ander adres].
ONTVANGEN GEGEVENS HANDMATIG DOORSTUREN (pagina 5-144)
Als u het geselecteerde beeld wilt opslaan, tikt u op de toets [Bestand].
ONTVANGEN GEGEVENS OPSLAAN (pagina 5-145)
Doorsturen naar
ander adres
Terug naar lijst met
ontvangen gegevens
Afdrukken
Selecteer afbeelding om te bedienen.
Wissen
Bestand
Opgegeven bereik wissen
Selecteer alle
pagina's op
5-138
SCANNER/INTERNETFAX►FUNCTIES VOOR INTERNETFAX-ONTVANGST
ONTVANGEN GEGEVENS DOORSTUREN
ONTVANGEN INTERNETFAXEN DOORSTUREN
(DOORSTUREN FAXDATA)
Wanneer het apparaat niet kan afdrukken omdat er geen papier of toner meer aanwezig is, worden ontvangen
internetfaxen doorgestuurd naar een ander, vooraf geregistreerd internetfaxadres (inclusief directe SMTP).
Doorsturen is niet mogelijk wanneer geen faxen zijn ontvangen of geen faxnummer voor doorsturen is geprogrammeerd.
Als sommige pagina's van een fax die wordt doorgestuurd al zijn afgedrukt, worden alleen de niet afgedrukte pagina's
doorgestuurd.
Als het doorsturen is mislukt omdat de verzending werd geannuleerd of een communicatiefout is opgetreden, keren de
door te sturen faxen terug naar de afdrukwachtrij op het apparaat.
Als er een scherm voor het invoeren van de PIN Code wordt weergegeven nadat u op de toets [OK] hebt getikt, is de
functie 'Instelling vasthouden ontvangen afdrukgegevens' ingeschakeld. Voer de PIN Code in met de cijfertoetsen om het
doorsturen te starten.
EEN FAX AFDRUKKEN DIE MET EEN PIN CODE IS BEVEILIGD (Instelling vasthouden ontvangen afdrukgegevens)
(pagina 5-134)
1
Tik op de toets [Instellingen] in het beginscherm.
2
Selecteer de toets [Systeeminstellingen] en tik op de toets [Instellingen
Beeld Verzenden].
3
Tik op de toets [Fax Data Ontvangen/Doorsturen (Manueel)].
4
Om het doorsturen te starten tikt u op de toets [Uitvoeren] van 'Ontvangen
gegevens doorsturen' bij 'I-Faxinstellingen'.
5-139
SCANNER/INTERNETFAX►FUNCTIES VOOR INTERNETFAX-ONTVANGST
ONTVANGEN GEGEVENS DOORSTUREN NAAR VASTE
BESTEMMINGEN (INSTELLINGEN INKOMENDE ROUTING)
Ontvangen internetfaxen worden automatisch doorgestuurd naar het faxnummer van een bestemming, een internetfaxadres,
een e-mailadres, het adres van een bestandsserver, een bureaubladadres of het adres van een netwerkmap.
Ontvangen gegevens kunnen naar de opgegeven bestemmingen worden doorgestuurd zonder te worden afgedrukt.
Configureer in de instellingsmodus (webversie) de instellingen voor inkomende routing. Raadpleeg de Beknopte
bedieningshandleiding voor de procedure voor het openen van de instellingsmodus (webversie).
Bij de volgende uitleg wordt ervan uitgegaan dat u de instellingsmodus (webversie) met beheerderrechten hebt geactiveerd.
U kunt heel snel instellen of gegevens voor elke doorstuurtabel al dan niet moeten worden doorgestuurd.
Selecteer bij 'Instellingen (beheerder)' [Instellingen Beeld Verzenden] → [Instellingen Inbound Routing (doorsturen/opslaan)]
→ [Beheerinstellingen] → [Inkomende routing] en tik op [Inschakelen]/[Uitschakelen] in de getoonde doorstuurtabel om de
instellingen om te schakelen.
Wanneer faxen die met deze functie zijn doorgestuurd op de doorstuurbestemming worden afgedrukt, is het niet mogelijk
om de datum en tijd van ontvangst op de faxen af te drukken. ('Ontvangstdatum/-tijd afdrukken' is uitgeschakeld.)
De ontvangen gegevens worden niet doorgestuurd naar een hyperlinkbestemming die in het opgegeven adres is
geregistreerd.
1
Klik in de 'Instellingen (webversie) op [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld
Verzenden] → [Instellingen Inbound Routing (doorsturen/opslaan)] → [Beheerinstellingen].
2
In 'Inkomende routing' selecteert u [Inschakelen] en klikt u op de toets
[Indienen].
Het is mogelijk dat het voor gebruikers zonder beheerderrechten verboden is om doorstuurtabellen in dit scherm op te
slaan, te bewerken of te wissen en dat ze niet kunnen opgeven welke tabel wordt gebruikt. Stel hiertoe de selectievakjes
voor de volgende items in op .
Registreren van doorstuurtabel uitschakelen
Wijzigen/verwijderen van doorstuurtabel uitschakelen
Wijzigen van doorstuurvoorwaarde uitschakelen
Geef bij [Instelling afdrukstijl] op of het apparaat de faxen die worden doorgestuurd, moet afdrukken als inkomende
routing is ingeschakeld. Klik na het configureren van de instellingen op de knop [Indienen].
[Altijd Afdrukken]: ontvangen gegevens altijd afdrukken voordat deze worden doorgestuurd.
[Afdrukken bij fouten]: ontvangen gegevens alleen afdrukken als doorsturen als gevolg van een fout niet mogelijk is.
[Alleen opslaan bij fout]: ontvangen gegevens alleen opslaan als doorsturen als gevolg van een fout niet mogelijk is. Voor
de opgeslagen gegevens kan het foutadres worden bevestigd en kunnen de gegevens opnieuw worden verzonden.
Ontvangen gegevens
Doorsturen
5-140
SCANNER/INTERNETFAX►FUNCTIES VOOR INTERNETFAX-ONTVANGST
3
Klik in de 'Instellingen (webversie)' op [Registratie Verzendadres] in het
menu [Instellingen Inbound Routing (doorsturen/opslaan)].
4
Voer het adres of faxnummer van de afzender in bij 'Internet Faxadres' of
'Faxnummer' en klik op de knop [Toevoegen aan lijst].
Het ingevoerde verzendadres of -nummer wordt aan de lijst 'In te voeren adres' toegevoegd.
Voer het adres rechtstreeks in (maximaal 1500 tekens) of selecteer het adres in een globaal adresboek door te
klikken op de knop [Zoeken in alg. adressen].
Als u adressen of faxnummers van meerdere afzenders wilt opslaan, herhaalt u deze stappen.
Als u alleen faxen van opgegeven adressen wilt doorsturen, slaat u de gewenste afzenderadressen op.
Afzenderadressen die hier worden opgeslagen, kunnen uit een lijst worden geselecteerd wanneer u een
doorstuurtabel opslaat.
Er kunnen maximaal 500 afzendernummers/-adressen worden opgeslagen.
Als u een ingevoerd adres wilt verwijderen, selecteert u het adres bij 'In te voeren adres' en klikt u op de knop
[Wissen].
5
Als het toevoegen van adressen is voltooid, klikt u op de knop [Indienen].
6
Klik op [Instellingen inkomende routing] in het menu 'Instellingen Inbound
Routing (doorsturen/opslaan)' van 'Instellingen (webversie)' en klik op de
knop [Toevoegen].
7
Voer een 'Tabelnaam' in.
Er kunnen maximaal 50 doorstuurtabellen worden opgeslagen.
8
Selecteer de afzender van wie de faxen zullen worden doorgestuurd.
Als u alle ontvangen gegevens wilt doorsturen, selecteert u [Alle ontvangen gegevens doorsturen].
Als u alleen de faxen van een opgegeven afzender wilt doorsturen, selecteert u [Verstuur enkele ontvangen gegevens
van gespecificeerde afzenders.]. Als u alle gegevens wilt doorsturen behalve die van specifieke afzenders, selecteert
u [Verstuur alle ontvangen gegevens behalve die van gespecificeerde afzenders.]. Selecteer de afzenders in de lijst
en klik op de knop [Toevoegen].
Als u afzenders selecteert in de lijst 'Instelling voor afzendernummer/-adres', kunt u de toets [Shift] of de toets [Ctrl] op
het toetsenbord gebruiken om meerdere afzenders te selecteren.
5-141
SCANNER/INTERNETFAX►FUNCTIES VOOR INTERNETFAX-ONTVANGST
9
Selecteer de doorstuurvoorwaarden.
Als u de ontvangen gegevens altijd wilt doorsturen, selecteert u [Altijd doorsturen].
Als u een dag en tijd wilt opgeven voor het doorsturen van ontvangen gegevens, selecteert u [Verstuur ontvangen
gegevens enkel op gespecificeerde dagen.] en schakelt u het selectievakje van de gewenste dag van de week in.
Als u een tijdstip wilt opgeven, schakelt u het selectievakje [Doorstuurtijd instellen] in en geeft u de tijd op.
Per doorstuurtabel kunnen maximaal drie dagen en tijden worden ingesteld en per ingestelde tijd kan een bestemming
worden ingesteld. Als u deze instellingen wilt configureren, gebruikt u de tabbladen van [Doorstuurvoorwaarde] om
toegang tot elk van de instellingen te krijgen.
10
Selecteer de bestandsindeling.
De opmaak kan voor elk doorstuuradres apart worden ingesteld (voor elk van de doorstuuradressen 1, 2 en 3 in de
tabel).
Afbeeldingen die zijn verzonden in TIFF-indeling, worden in sommige ontvangstsituaties mogelijk niet goed
weergegeven.
Verander in dat geval de bestandsindeling in PDF.
Als het Internetfaxadres als een ontvanger is geselecteerd, worden gegevens in TIFF doorgestuurd, ongeacht de
opgegeven indeling.
Als een faxnummer als ontvanger is geselecteerd, wordt de bestandsindeling genegeerd.
11
Selecteer de ontvanger in het adresboek.
U kunt meerdere geregistreerde adressen of telefoonnummers uit het adresboek van het apparaat opgeven.
Er kunnen in totaal maximaal 1.000 ontvangers voor Ontvangers 1, 2 en 3 worden geregistreerd. Wanneer u de
ontvangers in het adresboek selecteert, kunnen maximaal 400 ontvangers worden geregistreerd voor Netwerkmap,
FTP/Bureaublad, Internetfax en Fax.
12
Voer een ontvanger rechtstreeks in en geef de ontvanger op.
Geef deze informatie zo nodig op.
Voer een e-mailadres, Internetfaxadres of direct SMTP-adres in of voer rechtstreeks een faxnummer in en tik op de
toets [Toevoegen aan doorstuurbestemmingen].
Wanneer u een e-mailadres of faxnummer opgeeft, kunt u Globaal Adres Zoeken gebruiken.
Wanneer u een faxnummer opgeeft, geeft u ook de verzendlijn en de Internationale Correspondentiemodus op.
Wanneer u de ontvangers rechtstreeks invoert, kunnen maximaal 100 ontvangers worden geregistreerd voor
E-mailadres, Netwerkmap, FTP/Bureaublad, Internetfax en Fax.
13
Klik op [Indienen].
14
Klik op [Instellingen inkomende routing] in het menu 'Instellingen Inbound
Routing (doorsturen/opslaan)' van 'Instellingen (webversie)'.
15
Selecteer [Stuur door naar alle doorstuurbestemmingen] of [Doorsturen op
basis van Doorstuurvoorwaarde] in de doorstuurtabel.
5-142
SCANNER/INTERNETFAX►FUNCTIES VOOR INTERNETFAX-ONTVANGST
ONTVANGEN FAXEN OPSLAAN OP DE HARDE SCHIJF
VAN HET APPARAAT (INKOMENDE ROUTING)
Ontvangen faxen kunnen op de harde schijf van het apparaat worden opgeslagen. Ontvangen faxen kunnen worden
weergegeven op de computer.
Stel PDF, TIFF (multi) of TIFF (signaal) in voor de opgeslagen Internetfaxen.
U kunt ook via e-mail een melding ontvangen van het opslagresultaat of de opslagmap.
Ontvangen faxen worden in de volgende map opgeslagen:
\\MFP\faxontvangst
16
Selecteer [Altijd doorsturen] of [Verstuur ontvangen gegevens enkel op
gespecificeerde dagen.] in de doorstuurtabel.
De instellingen voor de doorstuurrechten die hier worden weergegeven, zijn gekoppeld aan de doorstuurvoorwaarden
die zijn ingesteld bij stap 9.
Als u andere voorwaarden met betrekking tot doorsturen wilt gebruiken dan u in stap 9 hebt ingesteld, moet u de
doorstuurrechten instellen.
Als u de functie voor inkomende routing wilt gebruiken, schakelt u bij de opgeslagen tabellen de doorstuurtabellen in
die u wilt gebruiken.
Als u een doorstuurtabel wilt verwijderen, klikt u op het selectievakje naast de naam van de tabel zodat deze
geselecteerd wordt ( ) en klikt u op [Wissen].
17
Klik op [Indienen].
Er kunnen maximaal 500 bestanden worden opgeslagen in één map als ontvangen gegevens.
De map 'faxreceive' bevat bestanden uit 'Instellingen voor opslag op harde schijf van ontvangen data'.
De map wordt automatisch gemaakt.
De mapnaam wordt automatisch toegewezen op basis van de instellingen voor 'Instellingen voor opslag op harde schijf
van ontvangen data' in de opslaginstellingen van de ontvangen gegevens.
Het apparaat
Ontvangen gegevens
Weergave
5-143
SCANNER/INTERNETFAX►FUNCTIES VOOR INTERNETFAX-ONTVANGST
Ontvangen faxen opslaan op de harde schijf
Instellingen voor het opslaan van ontvangen faxen op de harde schijf
1
In de 'Instellingen (beheerder)' klikt u op [Systeeminstellingen] → [Netwerk-
instellingen] → [Openbare map/ NAS- instelling]. (Beheerdersrechten zijn
vereist.)
2
Selecteer [Toegestaan] bij 'faxreceive:Gebruik van opslag' en klik op de toets
[Indienen].
1
In de 'Instellingen (beheerder)' klikt u op [Systeeminstellingen]
→[Instellingen Beeld Verzenden] → [Instellingen Inbound Routing
(doorsturen/opslaan)]→ [Instellingen Inbound Routing (opslaan)]
[Instellingen voor opslag op harde schijf van ontvangen data].
(Beheerdersrechten zijn vereist.)
De gegevens die kunnen worden opgeslagen zijn ontvangen faxen en ontvangen internetfaxen. Faxen die zijn
ontvangen via vertrouwelijke ontvangst en navraagontvangst kunnen niet worden opgeslagen.
Faxen die vanwege de beperking van het aantal bestanden of om een andere reden niet kunnen worden opgeslagen,
worden, afhankelijk van de instelling, afgedrukt of opgeslagen in de foutbox van inkomende routing.
5-144
SCANNER/INTERNETFAX►FUNCTIES VOOR INTERNETFAX-ONTVANGST
ONTVANGEN GEGEVENS HANDMATIG DOORSTUREN
Ontvangen faxen kunnen na ontvangst handmatig worden doorgestuurd.
Deze functie is beschikbaar als [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Algemene instellingen] →
[Voorwaarde- Instellingen] → [Voorbeeldinstelling] → [Inst. beeldcontrole ontvangen gegevens] is ingeschakeld* bij
'Instellingen (beheerder).
* De fabrieksinstelling is uitgeschakeld.
Wanneer gegevens worden ontvangen, wordt boven in het scherm weergegeven.
1
Bij Systeeminformatie tikt u op de tab
[Evenement-informatie] en vervolgens
op de toets [Controleer beeld
faxontvangst].
Er wordt een lijst met ontvangen gegevens weergegeven.
U kunt de lijst met ontvangen gegevens ook weergeven door te tikken op de opdrachtstatus en vervolgens op de toets
[Ontvangen gegevens controleren] in het actiepaneel van het opdrachtstatusscherm.
2
Tik op de toets van de ontvangen
gegevens die u wilt doorsturen en tik
vervolgens op [Doorsturen naar ander
adres].
Tik op om miniaturen van de ontvangen beelden weer
te geven (miniatuurscherm). Afhankelijk van de
instellingsmodus kan de lijstweergave of
miniatuurweergave worden gewijzigd.
U kunt meerdere sets ontvangen gegevens selecteren.
Als u slechts één set ontvangen gegevens selecteert, kunt u op [Afbeelding controleren] in het actiepaneel klikken en de
afbeelding in het voorbeeldscherm controleren.
3
Selecteer de bestemming in het adresboekscherm en tik op de toets [Start].
Systeeminformatie
Controleer beeld
faxontvangst
Ontvangen vertrouwelijke
gegevens controleren
Foutvenster controleren
Vrijgeven vastgeh.
ontvangen gegevens
Afstandsbediening
afsluiten
Fax ontvangen
Evenement-informatie
Onderhoudsinformatie
Resteren. Toner
Selecteer externe applicatie
Verlaten
Doorsturen naar
ander adres
Afbeelding controleren
Afdrukken
Alle ontvangen geg.Lijst met ontv. geg.
Alles annul.
Verwijderen
Bestand
Gegevens in map opslaan
5-145
SCANNER/INTERNETFAX►FUNCTIES VOOR INTERNETFAX-ONTVANGST
ONTVANGEN GEGEVENS OPSLAAN
Sla ontvangen faxen op in de map voor documentarchivering.
Deze functie is beschikbaar als [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Algemene instellingen] → [Voorwaarde-
Instellingen] → [Voorbeeldinstelling] → [Inst. beeldcontrole ontvangen gegevens] is ingeschakeld* bij 'Instellingen (beheerder).
* De fabrieksinstelling is uitgeschakeld.
Wanneer gegevens worden ontvangen, wordt boven in het scherm weergegeven.
1
Bij Systeeminformatie tikt u op de tab
[Evenement-informatie] en vervolgens
op de toets [Controleer beeld
faxontvangst].
Er wordt een lijst met ontvangen gegevens weergegeven.
U kunt de lijst met ontvangen gegevens ook weergeven door te tikken op de opdrachtstatus en vervolgens op de toets
[Ontvangen gegevens controleren] in het actiepaneel van het opdrachtstatusscherm.
2
Tik op de toets van de ontvangen
gegevens die u wilt opslaan en tik
vervolgens in het actiepaneel op
[Bestand].
Tik op om miniaturen van de ontvangen beelden weer te
geven (miniatuurscherm). Afhankelijk van de instellingsmodus
kan de lijstweergave of miniatuurweergave worden gewijzigd.
U kunt meerdere sets ontvangen gegevens selecteren.
Als u slechts één set ontvangen gegevens selecteert, kunt u op [Afbeelding controleren] in het actiepaneel klikken en de
afbeelding in het voorbeeldscherm controleren.
3
Stel de bestandsgegevens in en tik op de toets [Opslaan].
Ontvangen gegevens
in het geheugen
Opslaan in de map
Documentarchivering
Opslaan
Systeeminformatie
Controleer beeld
faxontvangst
Ontvangen vertrouwelijke
gegevens controleren
Foutvenster controleren
Vrijgeven vastgeh.
ontvangen gegevens
Afstandsbediening
afsluiten
Fax ontvangen
Evenement-informatie
Onderhoudsinformatie
Resteren. Toner
Selecteer externe applicatie
Verlaten
Doorsturen naar
ander adres
Afbeelding controleren
Afdrukken
Alle ontvangen geg.Lijst met ontv. geg.
Alles annul.
Verwijderen
Bestand
Gegevens in map opslaan
5-146
SCANNER/INTERNETFAX►DE STATUS VAN VERZEND- / ONTVANGSTOPDRACHTEN CONTROLEREN
OPDRACHTEN VOOR BEELDVERZENDING
Wanneer u op de opdrachtstatusweergave tikt, worden de opdrachten in een lijst weergegeven. U kunt de status van
een scanneropdracht controleren door op de tab [Scannen] te tikken. U kunt de status van een internetfaxopdracht
controleren door op de tab [Internetfax] te tikken.
Zie de volgende items als u opdrachten wilt stoppen, wissen of met prioriteit wilt verwerken:
OPDRACHTEN IN UITVOERING OF GERESERVEERDE OPDRACHTEN STOPPEN OF VERWIJDEREN (pagina
1-88)
GERESERVEERDE OPDRACHTEN MET PRIORITEIT VERWERKEN (pagina 1-89)
GERESERVEERDE OPDRACHTEN OF OPDRACHTEN IN UITVOERING CONTROLEREN (pagina 1-91)
VOLTOOIDE OPDRACHTEN CONTROLEREN (pagina 1-92)
DE STATUS VAN VERZEND- /
ONTVANGSTOPDRACHTEN
CONTROLEREN
Tot opdrachten voor beeldverzending behoren verzendontvangsten, timerverzendingen, opdrachten voor het doorsturen van
gegevens en normale verzendingen. Zie "VOLTOOIDE VERZEND- EN ONTVANGSTOPDRACHTEN (pagina 5-147)
" voor
het gebruik van opdrachten voor beeldverzending.
Opdracht Status
Vorige
LIJN PRINTER
Opdr.Wachtr
Voltooid
InternetfaxFaxenScannen
Ta ak
Adres
Starttijd
Status
Druk verzendbeeld
activiteiten rapport af
Vorige
Distribueren
Pagina
0010/0010 OK
0001/000110:45 07/07
Afdrukken
5-147
SCANNER/INTERNETFAX►DE STATUS VAN VERZEND- / ONTVANGSTOPDRACHTEN CONTROLEREN
VOLTOOIDE VERZEND- EN
ONTVANGSTOPDRACHTEN
Een normale verzendingsopdracht wordt naar de opdrachtenlijst verplaatst wanneer verzending is voltooid. In het
statusveld wordt dan 'Verzenden OK' weergegeven. Internetfaxopdrachten, zoals ontvangst, timerverzending,
herhalingen en doorsturen, worden echter als volgt in het opdrachtstatusscherm weergegeven:
Ontvangstopdracht
Terwijl er een internetfax wordt ontvangen, wordt 'Ontvangen' in het statusveld van de opdrachtwachtrij weergegeven.
Als de ontvangst is voltooid, wordt de opdracht naar de lijst met voltooide opdrachten verplaatst en wordt in het
statusveld 'In Geheugen' weergegeven. Nadat de internetfax is afgedrukt, verandert de status in 'Ontvangen'.
Timerverzendopdrachten
Een timerverzendopdracht staat onder aan de opdrachtwachtrij totdat de aangegeven tijd is bereikt.
Het verzenden begint op de opgegeven tijd. Als de verzending is voltooid, wordt de opdracht naar de lijst met voltooide
opdrachten verplaatst en wordt in het statusveld 'Verzenden OK' weergegeven.
Internetfaxverzendopdracht met opgegeven aanvraag ontvangstrapport
Een internetfaxverzendopdracht met een opgegeven aanvraag voor een ontvangstrapport, uitgezonderd een directe
SMTP-verzendopdracht, wordt stand-by geplaatst onder in het scherm Opdrachtwachtrij nadat verzending is voltooid. In
het statusveld wordt 'Wacht Rapp.' weergegeven.
Het scherm verandert in het voltooiingsscherm wanneer een ontvangstrapportbericht is ontvangen van de bestemming.
Ontvangstopdrachten als de instelling voor inkomende routing
ingeschakeld zijn
Als de instellingen voor inkomende routing zijn ingeschakeld, worden ontvangstopdrachten als volgt afgehandeld,
afhankelijk van de afdrukinstelling.
ONTVANGEN GEGEVENS DOORSTUREN NAAR VASTE BESTEMMINGEN (INSTELLINGEN INKOMENDE
ROUTING) (pagina 5-139)
Ontvangen gegevens worden niet afgedrukt
Terwijl de gegevens worden ontvangen, wordt 'Ontvangen' in de opdrachtwachtrij weergegeven. Als de ontvangst is
voltooid, verandert de status in 'Wachten'.
Ontvangen internetfax wordt afgedrukt
Als ontvangst is voltooid, wordt in het statusveld van de lijst met voltooide opdrachten 'In Geheugen' weergegeven. Als
de fax is afgedrukt, verandert de status in 'Ontvangen'. Vervolgens wordt er een opdracht toegevoegd. In het statusveld
van de opdrachtwachtrij wordt 'Wachten' weergegeven. Als het doorsturen van de ontvangen fax is voltooid, verandert
de status in 'Doorstuur OK'.
5-148
SCANNER/INTERNETFAX►SCANNEN VANAF EEN COMPUTER (PC SCAN-MODUS)
DE BASISPROCEDURE VOOR SCANNEN
Installeer het scannerstuurprogramma op de computer en gebruik een TWAIN-compatibele toepassing* om de
computer te gebruiken om te scannen.
Scannen vanaf de computer is het handigst voor het scannen van originelen die uit één blad bestaan, zoals een foto,
omdat u dan meteen de scaninstellingen kunt aanpassen. Als u daarentegen meerdere originelen moet scannen, kunt u
dat het beste bij het apparaat doen.
* Er wordt gebruikgemaakt van een interface-standaard voor scanners en andere afbeeldingsapparatuur. Als het
scannerstuurprogramma op de computer is geïnstalleerd, kunt u elke TWAIN-compatibele toepassing gebruiken om
een afbeelding te scannen.
Als voorbeeld wordt hieronder de procedure voor scannen met het programma 'Sharpdesk' uitgelegd.
[Op het apparaat]
SCANNEN VANAF EEN
COMPUTER (PC SCAN-MODUS)
Voor de procedures voor het installeren van het scannerstuurprogramma en het configureren van de instellingen
raadpleegt u de Handleiding software-installatie.
Deze functie kan niet worden gebruikt als deze bij 'Scanfunctie uitschakelen' in de Systeeminstellingen (beheerder) is
uitgeschakeld.
De procedures voor het selecteren van het scannerstuurprogramma en het starten van de scanner kan per
TWAIN-compatibele toepassing verschillen. Raadpleeg de handleiding of de Help-bestanden van de toepassing voor
meer informatie.
Als u een grote afbeelding scant met een hoge resolutie, is de hoeveelheid gegevens erg groot en daarom kan het
scannen lang duren. Selecteer daarom altijd de juiste scaninstellingen voor het origineel (tekst, foto, etc.).
Een afdruktaak kan niet worden afgedrukt terwijl op een externe pc een scan wordt uitgevoerd. De taak wordt afgedrukt
wanneer de scan op de externe pc is voltooid.
Scannen op een externe pc is niet mogelijk terwijl een afdruktaak wordt uitgevoerd.
1
Plaats het origineel.
Plaats het origineel met de afdrukzijde naar boven in de
documentinvoerlade of met de afdrukzijde naar beneden op
de glasplaat.
5-149
SCANNER/INTERNETFAX►SCANNEN VANAF EEN COMPUTER (PC SCAN-MODUS)
[Op de computer]
2
Tik op het moduspictogram [Pc-scan]
om de modus Pc-scan te openen.
Als het moduspictogram [Pc-scan] niet wordt weergegeven,
tikt u op om het scherm te verplaatsen.
Als de modus Pc scan is geselecteerd, kan alleen de toets [Verlaten] in het aanraakscherm van het apparaat worden
gebruikt; alle andere toetsen kunnen niet worden gebruikt.
3
Start de TWAIN-compatibele toepassing op de computer en selecteer
[Scanner selecteren] in het menu [Bestand].
4
Selecteer het scannerstuurprogramma van het apparaat.
(1) Selecteer [SHARP MFP TWAIN K].
(2) Klik op de knop [Selecteren].
5
Selecteer [Afbeelding ophalen] in het menu [Bestand].
Het scannerstuurprogramma wordt geopend.
Bedienings-
handleiding
Vergrote
weergavemodus
Instellingen
Totaal Aantal
Helderheids-
instelling
Pc-scan
Taakstatus
10:15
5-150
SCANNER/INTERNETFAX►SCANNEN VANAF EEN COMPUTER (PC SCAN-MODUS)
6
Bekijk de afbeelding.
(1) Selecteer de locatie van het origineel.
Het menu 'Bron voor scannen':
Als het origineel uit één vel bestaat en in de
documentinvoerlade is geplaatst, selecteert u
[SPF(Simplex)].
Als het origineel dubbelzijdig is en in de
documentinvoerlade is geplaatst, selecteert u
[SPF(Duplexeenh. - Boek)] of [SPF(Duplexeenh. -
Schrijfblok)] afhankelijk van het origineel.
Vervolgens selecteert u [Linkerzijde eerst] of
[Bovenzijde eerst], afhankelijk van de stand van het
origineel.
(2) Selecteer de scaninstellingen.
Het menu 'Scanmodus':
Schakel tussen het standaardscherm en het
professionele scherm. In het standaardscherm
selecteert u 'Beeldscherm', 'Foto', 'FAX' of 'OCR',
afhankelijk van het origineel en het doel van de scan.
Als u de begininstellingen van een van de vier knoppen
wilt wijzigen, als u de resolutie wilt selecteren of andere
geavanceerde instellingen wilt aanbrengen, schakelt u
over naar het professionele scherm.
Het menu 'Afbeeldingsgebied':
Selecteer het te scannen gebied. Als 'Auto' is
geselecteerd, wordt het oorspronkelijke formaat dat
door het apparaat wordt gedetecteerd, gescand. U
kunt het gebied dat u wilt scannen ook met de muis in
het voorbeeldvenster instellen.
(3) Klik op de knop [Voorbeeld].
Het voorbeeld wordt in het scannerstuurprogramma
weergegeven.
Als het voorbeeld niet naar uw zin is, herhaalt u (2) en
(3).
Als het selectievakje [Voorbeeld inzoomen] is
ingeschakeld voordat u op de knop [Voorbeeld] klikt,
wordt het geselecteerde gebied in het voorbeeldvenster
vergroot weergegeven. Als u het vinkje verwijdert, wordt
het voorbeeld in de normale grootte weergegeven. Als
SPF is geselecteerd in het menu 'Bron voor scannen',
kunt u de functie [Voorbeeld inzoomen] niet gebruiken.
Voor meer informatie over de scaninstellingen klikt u in het voorbeeldvenster (stap 7) op de knop om de
Help-bestanden van het scannerstuurprogramma te openen.
Als u op de knop [Voorbeeld] klikt terwijl u de documentinvoerlade gebruikt, wordt er slechts één pagina gescand voor
het voorbeeld. Als u dat origineel in de scan wilt opnemen, plaatst u het terug in de documentinvoerlade.
(1) (3)(2)
5-151
SCANNER/INTERNETFAX►SCANNEN VANAF EEN COMPUTER (PC SCAN-MODUS)
7
De scaninstellingen selecteren terwijl
u de afbeelding bekijkt.
De knop [Draaien]:
Telkens als u op deze knop klikt, wordt het origineel 90
graden gedraaid. Zo kunt u de afdrukstand van de
afbeelding wijzigen zonder de afbeelding op te pakken. Het
afbeeldingsbestand wordt gemaakt op basis van de
afdrukstand die in het voorbeeldvenster wordt weergegeven.
De knop [Beeldformaat]:
Klik op deze knop om het scangebied op te geven en een
numerieke waarde in te voeren. Pixels, mm of inches
kunnen als eenheid worden geselecteerd. Als er al een
scangebied is gedefinieerd, wijzigt u met de ingevoerde
getallen het gebied relatief ten opzichte van de hoek
linksboven van het opgegeven gebied.
knop:
Als er een voorbeeld wordt weergegeven terwijl er geen
scangebied is opgegeven, kunt u op de knop klikken om het
hele voorbeeld automatisch als scangebied in te stellen.
Voor meer informatie over de scaninstellingen klikt u op de knop om de Help-bestanden van het
scannerstuurprogramma te openen.
Als de originelen in de documentinvoerlade zijn geplaatst, wordt alleen de bovenste pagina weergegeven. De
bovenste pagina wordt vervolgens naar de uitvoerlade verplaatst. Plaats de pagina waarvan een voorbeeld is
gemaakt daarom terug in de documentinvoerlade voordat u een nieuw voorbeeld gaat maken of gaat scannen.
8
Klik op de knop [Scannen].
Het scannen begint. De afbeelding wordt in de toepassing
weergegeven.
Geef de gescande afbeelding een naam en sla de
afbeelding op met de toepassing die u gebruikt.
5-152
SCANNER/INTERNETFAX►SCANNEN VANAF EEN COMPUTER (PC SCAN-MODUS)
[Op het apparaat]
9
Tik op de toets [Verlaten].
10
Tik op de toets [Ja].
Bedienings-
handleiding
Vergrote
weergavemodus
Instellingen
Totaal Aantal
Helderheids-
instelling
Taakstatus
Pc-scan
Deze machine staat in de PC-scanmodus.
Verwijder het origineel niet.
IP-adres scanner:0.0.0.0
Verlaten
10:15
Pc-scan
PC-scan wordt uitgevoerd.
PC-scanmodus afsluiten?
JaNee
Bedienings-
handleiding
Vergrote
weergavemodus
Instellingen
Totaal Aantal
Helderheids-
instelling
Taakstatus
10:15
5-153
SCANNER/INTERNETFAX►METADATAVERZENDING
VOORBEREIDINGEN VOOR
METADATAVERZENDING
METADATAVERZENDING (GEGEVENSINVOER)
Wanneer de applicatie-integratiemodulekit is geïnstalleerd, worden metadata (gegevens die de kenmerken aangeven
van het afbeeldingbestand en aangeven hoe het bewerkt moet worden) gegenereerd op basis van vooraf opgeslagen
informatie. Deze metadata worden apart verzonden van een afbeeldingsbestand dat wordt gegenereerd voor het
verzenden van een gescande afbeelding. Het metadatabestand wordt gemaakt in XML-indeling.
Door de metadata te koppelen aan toepassingen zoals documentbeheersoftware, een workflowtoepassing of een
encryptieserver, kan een geavanceerde documentoplossingsomgeving worden gemaakt.
Met de applicatie-integratiemodulekit kan informatie over een gegenereerd afbeeldingbestand in het aanraakscherm
worden ingevoerd en samen met de afbeelding als een XML-bestand worden verzonden.
METADATAVERZENDING
Server
Faxserver,
documentbeheersoftware,
workflow-toepassing,
versleutelingsserver, etc.
Scannen naar
bureaublad
Scannen naar e-mail
Scannen naar FTP
Scannen naar netwerkmap
Metadata
(XML-bestand)
Afbeeldingsbestand
Clientcomputer die
gebruikmaakt van de
Network Scanner Tool
5-154
SCANNER/INTERNETFAX►METADATAVERZENDING
VEREISTE INSTELLINGEN IN DE INSTELLINGSMODUS
(WEBVERSIE)
Als u de instellingen voor metadata wilt configureren, selecteert u [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld
Verzenden] → [Setup Metadata] → [Inserimento Metadati] bij 'Instellingen (beheerder)'. (Beheerdersrechten zijn
vereist.)
Schakel de verzending van metadata in.
Metadatasets opslaan
Sla de items (metadataset) op die moeten worden geschreven naar het tijdens het scannen gegenereerde
XML-bestand. Er kunnen maximaal 10 metadata-items worden geconfigureerd in een metadataset. Een opgeslagen
metadataset kan tijdens de verzending worden geselecteerd.
Adressen die bij 'Adrestype voor metadatainvoer' zijn opgegeven als er een metadataset wordt opgeslagen, kunnen als
verzendbestemmingen worden geselecteerd bij een verzending met gebruik van snelkeuzetoetsen, handmatige invoer
of zoekacties in globale adresboeken. (Adressen waarvoor metadata-invoer niet is toegestaan, kunnen niet als
verzendbestemmingen worden opgegeven.)
METADATAVERZENDING VIA SCANNEN NAAR
DESKTOP
Wanneer Network Scanner Tool in de standaardconfiguratie wordt gebruikt, wordt op de pc geen bestand met een
nieuwe bestandnaam gegenereerd.
Wanneer Network Scanner Tool wordt gebruikt om een metadatabestand naar een toepassing van derden te
verzenden, moet deze instelling uitgeschakeld worden om kruisverwijzingen tussen het afbeeldingbestand en
XML-bestand toe te staan door middel van de door de computer gegenereerde bestandnaam. (Wanneer u de
bestandsnaam kiest bij [Opties▼], moet u ervoor zorgen dat een bestaand bestand op de computer niet wordt
overschreven door een ontvangen bestand met dezelfde naam. Het bestand moet een unieke naam hebben. U kunt
bijvoorbeeld een unieke extensie (zoals een datum) in de gegenereerde bestandsnaam opnemen.
Als de instelling voor de bestandsnaam leeg blijft, genereert het apparaat automatisch een unieke bestandsnaam. Het is
raadzaam Network Scanner Tool te gebruiken voor het ontvangen van metadata.
Raadpleeg de aparte handleiding voor de Sharpdesk-licentiekit voor informatie over de licentieovereenkomst en hoe de
cd-rom, die bij de applicatie-integratiemodule wordt geleverd, moet worden gebruikt.
Toepassingen van derden gebruiken
Er bestaan verschillende soorten toepassingen van derden. Sommige applicaties kunnen automatisch vanuit Network
Scanner Tool starten, andere weer niet.
Wanneer de functie voor het automatisch uitvoeren van een applicatie is ingeschakeld, start Network Scanner Tool de
applicatie met de opdracht '.exe' en de naam van het afbeeldingsbestand als parameter. Wanneer Network Scanner Tool is
ingesteld om de applicatie 'APP.EXE' te starten, wordt de opdracht 'APP.EXE IMG.TIF' gebruikt. Als er een bestand is
opgegeven voor de ontvangst van metadata, kan de naam van het metadatabestand niet tegelijk met de opdracht voor het
rechtstreeks starten van de applicatie worden gebruikt. (Het metadatabestand wordt op de computer opgeslagen in dezelfde
map als IMG.TIF.)
5-155
SCANNER/INTERNETFAX►METADATAVERZENDING
METADATA VERZENDEN
METADATA VERZENDEN
Selecteer een metadataset, voer elk item in en voer een metadataverzending uit.
U kunt metadata verzenden met de functie voor documentarchivering. Het tabblad [Data-Invoer] wordt weergegeven in het
scherm met verzendinstellingen van de functie voor documentarchivering om metadataverzending mogelijk te maken.
Daarnaast kunnen metadataverzendingen met de functie voor documentarchivering worden uitgevoerd in [Inserimento
Metadati] in de instellingsmodus (webversie).
In de modus Gegevensinvoer moet u instellingen voor metadata configureren om metadataverzendingen te kunnen uitvoeren.
Als u een verzending zonder metadata wilt uitvoeren, moet u eerst van de modus Gegevensinvoer naar een andere
modus overschakelen.
Wanneer metadata-instellingen zijn geconfigureerd of een adres is opgegeven in de modus Gegevensinvoer, is het niet
mogelijk over te schakelen naar een andere modus.
•V
oordat u de metadata-instellingen configureert, kunt u adressen in alle beschikbare modi opgeven. Nadat de metadata-instellingen zijn
geconfigureerd, kunt u alleen adressen opgeven in modi die zijn toegestaan in de geselecteerde metadata.
1
Tik op het pictogram [Data-Invoer] in het [Beginscherm] en tik vervolgens op
[Metadata-Set].
Als een specifieke metadataset als standaardset is opgegeven, gaat u naar stap 3.
Wanneer geen metadatasets zijn opgeslagen, is metadata-invoer niet beschikbaar. Sla metadata ingesteld in de
instellingsmodus (webversie) op voordat u een verzending uitvoert.
2
Tik op de toets voor de gewenste metadataset.
3
De toetsen van de in de metadataset opgeslagen items worden weergegeven.
Tik op de toets van het item dat u wilt invoeren.
4
Tik op de toets voor de waarde die u wilt invoeren en tik op de toets [OK].
Tik op de toets [Directe Invoer] om de metadatawaarde rechtstreeks in te voeren. Tik op het aanraaktoetsenbord dat
wordt weergegeven op de toets [OK]. U keert terug naar het scherm dat wordt weergegeven in stap 3.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen, tikt u op .
De selectie van de metadatawaarde annuleren: tik op de toets [Wissen].
5
Configureer de afbeeldingsinstellingen of andere instellingen en voer de
procedure uit voor het verzenden van de scan.
Configureer de opdrachtgegevensinstellingen en start de verzending met dezelfde bewerkingen als in andere modi.
Als u een adres rechtstreeks invoert, tikt u op [Druk in om adres in te voeren] om het scherm weer te geven waarin u
een adrestype kunt selecteren. Als het adrestype is geselecteerd, zoals E-mail, Internetfax, Fax, Netwerkmap of
Direct SMTP, wordt het invoerscherm voor adrestype getoond.
5-156
SCANNER/INTERNETFAX►METADATAVERZENDING
METADATAVELDEN
De volgende drie soorten metadata worden ingesloten in het verzonden XML-bestand.
• Automatisch door het apparaat gegenereerde gegevens
Deze gegevens worden altijd ingesloten in het XML-bestand en worden automatisch opgeslagen op uw pc.
• Vooraf gedefinieerde velden
Deze velden worden automatisch herkend door het apparaat en toegewezen aan de juiste XML-tags. Deze velden
kunnen worden geselecteerd en kunnen alleen worden ingesloten in het XML-bestand als ze zijn ingeschakeld in de
instellingsmodus (webversie).
• Door de gebruiker gedefinieerde velden
Aangepaste velden worden aan het XML-bestand toegevoegd. Deze velden kunnen worden geselecteerd en worden
gedefinieerd in de instellingsmodus (webversie).
Als een gedefinieerd metadataveld een van de volgende velden is, wordt een bericht getoond waarin wordt aangegeven
dat het veld niet kan worden ingevuld. Geef de juiste gegevens op in het betreffende item van de verzendinstellingen.
Ingevoerde naam in
metadatavelden
Beschrijving Waar ingevoerd
formName Naam van de gebruiker die de opdracht
heeft verzonden. Als de naam niet wordt
ingevoerd als metadata, wordt de
afzendernaam die via de gebruikelijke
regels voor het bepalen van een
afzendernaam is bepaald, toegepast als
metadata.
[Antwoord naar]
(de naam van de geselecteerde afzender)
replyTo E-mailadres waarnaar het verzendresultaat
wordt verzonden.
[Antwoord naar]
(het e-mailadres van de geselecteerde
afzender)
documentSubject De opdrachtnaam die wordt weergegeven in
de 'Onderwerp'-regel van de e-mail, of de
opdrachtnaam op het faxvoorblad. Wanneer
de gebruiker in het aanraakscherm een
[Onderwerp] invoert in het scherm met
verzendinstellingen, wordt de ingevoerde
waarde als metadata toegepast.
[Onderwerp]
(Leeg tot een waarde wordt opgegeven in het
scherm met verzendinstellingen.)
fileName Voer de bestandsnaam in voor de
afbeelding die u wilt verzenden.
[Bestandsnaam]
(Alleen als het selectievakje [Aangepaste
bestandsnamen toestaan] is ingeschakeld in
het invoerscherm voor metadata in de
Instellingsmodus (webversie))
(Leeg tot een waarde wordt opgegeven in het
scherm met verzendinstellingen.)
6-1
DOCUMENTARCHIVERING
DOCUMENTARCHIVERING . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-2
TYPEN DOCUMENTARCHIVERING . . . . . . . . 6-3
VOORDAT U SCANNEN NAAR SCHIJF IN
DOCUMENTARCHIVERING GAAT
GEBRUIKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-3
BELANGRIJKE PUNTEN VOOR HET GEBRUIK
VAN DOCUMENTARCHIVERING . . . . . . . . . . .
6-6
DOCUMENTARCHIVERING GEBRUIKEN IN
DE DIVERSE MODI. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-7
BASISSCHERM VAN DE MODUS
DOCUMENTARCHIVERING . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
6-8
DOCUMENTEN OPSLAAN MET
DOCUMENTARCHIVERING
ARCHIVEREN TERWIJL U EEN ANDERE MODUS
GEBRUIKT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-9
SNELBESTAND . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-9
BESTAND . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-10
ALLEEN DE DOCUMENTGEGEVENS OPSLAAN
(SCANNEN NAAR SCHIJF). . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-14
OPSLAAN OP HARDE SCHIJF . . . . . . . . . . . . 6-14
OPSLAAN OP EXTERN
GEHEUGENAPPARAAT. . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-16
OPGESLAGEN BESTANDEN GEBRUIKEN
PROCEDURE VOOR HET GEBRUIK VAN EEN
OPGESLAGEN BESTAND . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-20
BESTANDSSELECTIESCHERM . . . . . . . . . . . . . . . 6-21
EEN BESTAND SELECTEREN OM OP TE HALEN . . .
6-22
BESTANDEN AFDRUKKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-22
MEERDERE BESTANDEN AFDRUKKEN. . . . . . . . 6-24
MEERDERE BESTANDEN AFDRUKKEN . . . . 6-24
AFDRUKKEN IN BATCHES . . . . . . . . . . . . . . . 6-25
BESTANDEN VERZENDEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-26
BESTANDEN VERPLAATSEN . . . . . . . . . . . . . . . . 6-27
BESTANDEN VERWIJDEREN . . . . . . . . . . . . . . . . 6-28
AFBEELDINGSBESTANDEN CONTROLEREN . . . 6-30
BESTANDEN SAMENVOEGEN . . . . . . . . . . . . . . . 6-31
BESTANDEN IN HET
OPDRACHTSTATUSSCHERM OPHALEN EN
GEBRUIKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-32
BESTANDEN ZOEKEN EN OPHALEN . . . . . . . . . 6-33
EEN EXTERN BESTAND AFDRUKKEN . . . . . . . . 6-35
DOCUMENTARCHI-
VERING
Pictogrammen
De functies die u kunt
gebruiken met Eenvoudige
Scan
6-2
DOCUMENTARCHIVERING►DOCUMENTARCHIVERING
DOCUMENTARCHIVERING
Met deze functie worden het origineel dat op het apparaat is gescand, de verzonden faxafbeelding of afdrukgegevens
van een computer opgeslagen op de harde schijf van het apparaat of een extern geheugenapparaat.
De opgeslagen bestanden kunnen desgewenst worden afgedrukt of verzonden. U kunt de opgeslagen bestanden ook
bewerken, bijvoorbeeld combineren.
Toepassingen van documentarchivering
Met de functie voor documentarchivering kunt u desgewenst conferentiemateriaal met dezelfde instellingen afdrukken of
grootboekbladen voor routinetaken afdrukken.
DOCUMENTARCHIVERING
Een PDF-bestand dat is gemaakt voor bladeren op pc, kan op een computer worden weergegeven of afgedrukt.
Conferentiemateriaal met dezelfde instellingen
afdrukken
Grootboekbladen afdrukken
Kopiëren
Bestand opslaan
Bewerken
Opnieuw gebruiken
Afdrukken
Verzending
Extern geheugenapparaat
Faxen
Beeld verzenden
Printer
Harde schijf
Downloaden
Uw computer
1
Scannen is niet
noodzakelijk.
De instellingen worden
bij de oorspronkelijke
gegevens opgeslagen.
U hoeft geen
instellingen op
te geven.
Alleen afdrukken
1
Dagelijks rapport
Zakenreistoepassing
Alleen afdrukken
Vakantietoepassing
6-3
DOCUMENTARCHIVERING►DOCUMENTARCHIVERING
TYPEN DOCUMENTARCHIVERING
U kunt een bestand op de volgende manieren opslaan met documentarchivering: [Snelbestand] en [Bestand] in de kopieer- of
verzendmodus en [Scannen naar schijf] en [Scannen naar extern geheugenapparaat] in de modus voor documentarchivering.
VOORDAT U SCANNEN NAAR SCHIJF IN
DOCUMENTARCHIVERING GAAT GEBRUIKEN
Maptypen
Wanneer u bestanden met documentarchivering op de harde schijf wilt opslaan, kunt u drie typen mappen gebruiken.
Mappen op de harde schijf
Snelmap
Documenten die zijn gescand met [Snelbestand] op het actiepaneel worden in deze map opgeslagen. Aan elke
opdracht worden automatisch een gebruikersnaam en bestandsnaam toegewezen.
Hoofdmap
Gescande documenten worden opgeslagen in deze map.
Wanneer u een opdracht opslaat in de hoofdmap, kunt u een eerder opgeslagen gebruikersnaam opgeven en een bestandsnaam toewijzen.
U kunt desgewenst ook een wachtwoord (5 tot 32 tekens) opgeven als u een bestand opslaat ('Vertrouwelijk').
Aangepaste map
In deze map worden mappen met aangepaste namen opgeslagen.
Gescande documenten worden opgeslagen in de opgeslagen map.
Net als voor de hoofdmap kunt u voor een aangepaste map een eerder opgeslagen gebruikersnaam opgeven en een
bestandsnaam toewijzen bij het opslaan van een opdracht.
Voor aangepaste mappen en voor bestanden die zijn opgeslagen in aangepaste mappen kunnen wachtwoorden (PIN Code: 5 tot
8 cijfers) worden ingesteld.
Snelbestand
Als er een kopieeropdracht, verzendopdracht of andere opdracht wordt uitgevoerd, worden de
documentgegevens met deze functie op de harde schijf opgeslagen. Gebruik deze functie wanneer
u snel en gemakkelijk documentgegevens wilt opslaan zonder een bestandsnaam of andere
informatie op te geven. Het opgeslagen bestand kan ook door anderen worden gebruikt. Gebruik
deze methode niet om bestanden op te slaan die niet door anderen mogen worden gebruikt.
Bestand
Als er een kopieeropdracht, verzendopdracht of andere opdracht wordt uitgevoerd,
worden de documentgegevens met deze functie op de harde schijf opgeslagen. Anders
dan met Snelbestand kunt u verschillende typen informatie aan het bestand toevoegen
wanneer het bestand wordt opgeslagen om efficiënt bestandsbeheer mogelijk te maken. U
kunt ook een wachtwoord instellen.
Scannen naar schijf
Met deze functie scant u een origineel en slaat u het op de harde schijf op. Net als met
Bestand kunnen verschillende typen informatie worden toegevoegd.
Scannen naar extern
geheugenapparaat
Met deze functie scant u een origineel en slaat u het op een extern geheugenapparaat op, zoals
een USB-stick. Net als met Bestand kunnen verschillende typen informatie worden toegevoegd.
Er kunnen maximaal 1000 aangepaste mappen worden gemaakt op de harde schijf.
Snelmap
Hoofdmap Aangepaste map
6-4
DOCUMENTARCHIVERING►DOCUMENTARCHIVERING
Handige items om op te slaan
Wanneer u een opdracht met [Bestand] opslaat in de kopieer- of verzendmodus, of met [Scannen naar schijf] in de
modus voor documentarchivering, is het handig om de onderstaande items op te slaan. Deze instellingen zijn niet nodig
wanneer u een opdracht opslaat met [Snelbestand].
Gebruikersnaam
Dit is nodig als u een gebruikersnaam wilt toewijzen aan opgeslagen bestanden. Een
gebruikersnaam wordt ook gebruikt als zoekvoorwaarde bij het zoeken van bestanden.
Aangepaste map
De hoofdmap is aanvankelijk beschikbaar als locatie voor het opslaan van bestanden met
[Bestand] en [Bestand Opslaan]. Sla een aangepaste map op en geef deze op als locatie
voor het opslaan van bestanden. Geef indien nodig een wachtwoord op voor de
gebruikersmap. Voer het wachtwoord in voor de map.
Mijn map
U kunt een eerder gemaakte aangepaste map selecteren als 'Mijn map' of u kunt een nieuwe
map maken en instellen als 'Mijn map'. Wanneer 'Mijn map' is geconfigureerd en
gebruikersauthenticatie is ingeschakeld, wordt Mijn map' altijd geselecteerd als de
bestemming van [Bestand] en [Bestand Opslaan].
Een aangepaste map opslaan voor documentarchivering:
Selecteer op de webpagina: 'Instellingen (beheerder)' → [Documenthandelingen] → [Document- Archivering] →
[Aangepaste Map].
Selecteer op het apparaat: 'Instellingen (beheerder)' → [Systeeminstellingen] → [Instellingen Document- archivering] →
[Beheer Document- archivering] → [Aangepaste Map].
Een gebruikersnaam opslaan en een map opgeven als 'Mijn map':
Bij 'Instellingen (beheerder)' selecteert u [Gebruikers -bediening] → [Gebruikers- Lijst].
6-5
DOCUMENTARCHIVERING►DOCUMENTARCHIVERING
Het aantal pagina's en bestanden dat bij benadering kan worden
opgeslagen
Gecombineerd totaalaantal pagina's en bestanden dat in aangepaste mappen en de
hoofdmap kan worden opgeslagen
Aantal pagina's en aantal bestanden dat in de snelmap kan worden opgeslagen
* De vermelde aantallen zijn bedoeld als indicatie voor het aantal pagina's dat kan worden opgeslagen als alle
pagina's kleurenpagina's zijn of als alle pagina's zwart/wit-pagina's zijn.
Bij kopiëren in de sorteermodus wordt hetzelfde geheugengebied gebruikt als voor de hoofdmap en de aangepaste
map. Om die reden kan een grote kopieeropdracht mogelijk niet in de sorteermodus worden uitgevoerd als er te veel
gegevens zijn opgeslagen in de hoofdmap en aangepaste map. Verwijder onnodige bestanden uit de hoofdmap en
aangepaste map.
Bovenstaande soorten originelen zijn voorbeelden om de uitleg beter begrijpbaar te maken. Het werkelijke aantal
pagina's en het aantal pagina's dat opgeslagen kan worden, hangt af van de inhoud van de origineelafbeeldingen en de
instellingen als de bestanden worden opgeslagen.
Voorbeelden van soorten originelen Aantal pagina's* Aantal bestanden
Meerkleuren-origin
eel
(Bijvoorbeeld een
tekst met een foto)
Formaat: A4
Max. 5700
Max. 3000
Zwart/wit-origineel
(Tekst)
Formaat: A4
Max. 13000
Voorbeelden van soorten originelen Aantal pagina's* Aantal bestanden
Meerkleuren-origin
eel
(Bijvoorbeeld een
tekst met een foto)
Formaat: A4
Max. 700
Max. 1000
Zwart/wit-origineel
(Tekst)
Formaat: A4
Max. 2000
6-6
DOCUMENTARCHIVERING►DOCUMENTARCHIVERING
Gegevens aan bestanden toevoegen
Als u een bestand opslaat met 'Bestand', voegt u de volgende gegevens toe om het van andere bestanden te kunnen onderscheiden.
BELANGRIJKE PUNTEN VOOR HET GEBRUIK VAN DOCUMENTARCHIVERING
• Bestanden die worden opgeslagen met [Snelbestand], krijgen de eigenschap 'Delen'. Dat betekent dat het bestand
door iedereen kan worden geopend en verzonden. Sla geen gevoelige documenten op of documenten die niet mogen
worden gebruikt door anderen die de functie [Snelbestand] gebruiken.
• Wanneer u een bestand opslaat met [Bestand], kunt u het opslaan met de eigenschap 'Vertrouwelijk'. Stel een
wachtwoord in voor een bestand met de eigenschap 'Vertrouwelijk' om te voorkomen dat het door anderen kan
worden gebruikt. Voorkom dat andere mensen achter dit wachtwoord komen.
• U kunt de een opgeslagen bestand met de eigenschap 'Vertrouwelijk' desgewenst wijzigen in 'Delen' met 'Eigensch.
Wijzigen'. Sla geen gevoelige documenten op of documenten die niet door anderen mogen worden gebruikt.
• Behoudens voor zover wettelijk verplicht aanvaardt SHARP Corporation geen enkele aansprakelijkheid voor schade
die voortvloeit uit het openbaar worden van gevoelige informatie als gevolg van manipulatie door een derde partij van
gegevens die zijn opgeslagen met behulp van de functie Snelbestand of de functie Bestand, of van onjuiste
toepassing van de functie Snelbestand of de functie Bestand door de gebruiker die de gegevens opslaat.
Gebruikersnaam
De gebruikersnaam is vereist voor de invoer van eigendomsgegevens van een bestand en andere
informatie. De gebruikersnaam moet vooraf worden geregistreerd.
Bestandsnaam
De naam van een bestand.
Opgeslagen in
De map waarin de bestanden worden opgeslagen.
Eigenschap
Delen Alle gebruikers kunnen bestanden die de eigenschap 'Delen' hebben,
weergeven en wijzigen.
Beveiligen Als 'Beveiligen' is ingesteld, kan het bestand niet meer worden bewerkt,
verplaatst of verwijderd.
Vertrouwelijk Voor het beveiligen van bestanden kunt u een wachtwoord instellen (5
tot 32 tekens).
De bovenstaande informatie kan niet worden opgegeven wanneer een bestand wordt opgeslagen met de functie Snelbestand.
Als u [Creëer Downloadbaar Bestand] selecteert bij Scannen naar schijf en het bestand als een vertrouwelijk bestand
opslaat, kunnen de eigenschappen niet worden gewijzigd.
Een gebruikersnaam opslaan:
Bij 'Instellingen (beheerder)' selecteert u [Gebruikers -bediening] → [Gebruikers- Lijst].
Gebruikersnaam: Naam1
Bestandsnaam: Hand-out vergadering
Wachtwoord: 12345678
De map 'Notulen
vergadering'
6-7
DOCUMENTARCHIVERING►DOCUMENTARCHIVERING
DOCUMENTARCHIVERING GEBRUIKEN IN DE
DIVERSE MODI
Als u documentarchivering wilt gebruiken, selecteert in elke modus u het actiescherm.
Als u bij met maken van een kopie of het verzenden van een fax de gegevens wilt opslaan, tikt u in het actiepaneel van
elke modus op [Bestand] of [Snelbestand].
Als u documentarchivering vanaf het begin wilt gebruiken, selecteert u het actiescherm in de modus voor
documentarchivering. Tik op één van de toetsen als u het origineel wilt scannen en opslaan.
De toetsen [Bestand] en [Snelbestand]
Deze toetsen worden mogelijk niet op het actiepaneel weergegeven, afhankelijk van de modus of instellingen. Tik in dat
geval in elke modus op [Overige] in het basisscherm en tik vervolgens op [Snelbestand] of [Bestand].
Documentarchivering gebruiken in de afdrukmodus
Als u documentarchivering wilt gebruiken in de afdrukmodus, selecteert u Documentarchivering in de printerdriver. Zie
'AFDRUKBESTANDEN OPSLAAN EN GEBRUIKEN (DOCUMENTARCHIVERING) (pagina 3-76)
' in 'PRINTER' voor
meer informatie over documentarchivering.
Documentarchivering gebruiken in PC-Fax-/PC-I-Fax-modus
Als u documentarchivering wilt gebruiken in de modus PC-Fax of PC-I-Fax, selecteert u de instellingen voor
documentarchivering in de PC-Fax-driver. Meer informatie vindt u in de Help van de PC-Fax-driver.
Start
Kleur
Start
CA
Voorbeeld-
weergave
Meerkleuren
Papierformaat
Auto
Belichting
Auto
Origineel
Auto A4
Dubbelz. Kopie
1-Zijdig→1-Zijdig
Sorteren/groepen
Auto
Kopieerfactor
100%
Overige
Normaal
Verzenden en afdrukken
Ecoprogramma oproepen
Gegevens in map opslaan
Bestand
Geg. tijdelijk opslaan
Snelbestand
1
A4
B5
B4
A3
2
3
4
A4
Aantal exempl.
Z/W
1
Kleurmodus
Scannen naar schijf
Scannen naar
extern geheugenapparaat
Selecteer afdrukbestand
van FTP
Selecteer afdrukbestand
uit USB-geheugen
Hoofdmap Snelmap
Mapselectie
Selecteer afdrukbestand
uit netwerkmap
CA
AAA BBB
CCC DDD
EEE FFF
GGG HHH
III III JJJ
KKK LLL
6-8
DOCUMENTARCHIVERING►DOCUMENTARCHIVERING
BASISSCHERM VAN DE MODUS
DOCUMENTARCHIVERING
Scannen naar schijf
Scannen naar
extern geheugenapparaat
Selecteer afdrukbestand
van FTP
Selecteer afdrukbestand
uit USB-geheugen
Hoofdmap
Snelmap
Mijn map
Mapselectie
Selecteer afdrukbestand
uit netwerkmap
CA
AAA BBB
CCC DDD
EEE FFF
GGG HHH
III III JJJ
KKK LLL
Word gebruikt om
originelen op te slaan die
door gebruikers kunnen
worden gedeeld.
De map van de
geregistreerde gebruiker.
Wordt weergegeven tijdens de
gebruikersauthenticatie. Tik op deze toets om
het persoonlijke scherm van de aangemelde
gebruiker weer te geven.
Alle instellingen resetten.
De functies die beschikbaar
zijn in de modus
Documentarchivering.
Wordt gebruikt om een
bestand in een map te zoeken.
Wordt gebruikt om een bestand tijdelijk op te slaan.
Geeft de status van de harde schijf van het
apparaat weer. Tik op de toets om de details
weer te geven.
De volgorde van de aangepaste
mappen wijzigen van oplopend
naar aflopend en vice versa.
6-9
DOCUMENTARCHIVERING►DOCUMENTEN OPSLAAN MET DOCUMENTARCHIVERING
ARCHIVEREN TERWIJL U EEN ANDERE MODUS GEBRUIKT
SNELBESTAND
Met deze functie kunt u een origineel in de kopieer- of beeldverzendmodus als afbeeldingsbestand opslaan in de
snelmap van het apparaat.
Het afbeeldingsbestand dat in de modus Snelbestand is opgeslagen, kan op een later tijdstip worden opgehaald, zodat
u het document in de verzendmodus kunt kopiëren of verzenden zonder dat u het origineel hoeft te zoeken.
Als voorbeeld wordt hieronder de procedure voor het gebruik van 'Snelbestand' in de kopieermodus uitgelegd.
DOCUMENTEN OPSLAAN MET
DOCUMENTARCHIVERING
Snelbestand kan in de Normale modus worden gebruikt.
Als een bestand wordt opgeslagen met Snelbestand, worden automatisch de volgende gebruikersnaam en bestandsnaam
aan het bestand toegewezen.
Gebruikersnaam: Gebr. onbekend
Bestandsnaam: Modus_Maand-Dag-Jaar_Uur-Minuut-Seconde
(Voorbeeld: Copy_04042015_112030AM)
Opslaglocatie: Snelmap
Als gebruikersauthenticatie wordt gebruikt, wordt automatisch de gebruikersnaam geselecteerd die is gebruikt bij het
aanmelden.
Alleen de naam en de locatie van een bestand in de snelmap kunnen worden gewijzigd.
Alle niet-beveiligde bestanden in de snelmap verwijderen:
Selecteer in 'Instellingen (beheerder)' [Systeeminstellingen] → [Instellingen Document- archivering] → [Voorwaarde-
Instellingen] [Alle Snelbestanden Wissen]. U kunt ook instellen dat alle bestanden moeten worden verwijderd wanneer het
apparaat wordt ingeschakeld.
1
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
EEN PROCEDURE SELECTEREN VOOR HET PLAATSEN VAN HET ORIGINEEL AFHANKELIJK VAN TYPE EN
STATUS (pagina 1-81)
2
Activeer de Normale modus en tik in
het actiepaneel op [Snelbestand] om
de functie in te schakelen .
Wanneer er een bericht over het opslaan van vertrouwelijke informatie wordt weergegeven, tikt u op de toets [OK].
A4
B5
B4
A3
2
1
3
4
Start
Kleur
Start
CA
Voorbeeld-
weergave
Meerkleuren
Papierformaat
Auto
Belichting
Auto
Origineel
Auto A4
Dubbelz. Kopie
1-Zijdig→1-Zijdig
Sorteren/groepen
Auto
Kopieerfactor
100%
Overige
Normaal
Verzenden en afdrukken
Ecoprogramma oproepen
Gegevens in map opslaan
Bestand
Geg. tijdelijk opslaan
Snelbestand
1
A4
B5
B4
A3
2
1
3
4
A4
Aantal exempl.
Z/W
Kleurmodus
6-10
DOCUMENTARCHIVERING►DOCUMENTEN OPSLAAN MET DOCUMENTARCHIVERING
BESTAND
Wanneer u tijdens het afdrukken of verzenden van een origineel in een modus op de toets [Bestand] van de functie voor
documentarchivering tikt, kunt u het origineel tegelijkertijd in de hoofdmap of een opgeslagen aangepaste map opslaan.
Het opgeslagen bestand kan op een later tijdstip worden opgehaald, zodat u het origineel opnieuw kunt kopiëren of
verzenden zonder dat u het hoeft te zoeken.
Als voorbeeld wordt hieronder de procedure voor het gebruik van 'Bestand' in de kopieermodus uitgelegd.
3
Start het maken van de kopie of het verzenden van het beeld.
Wanneer de functie wordt uitgevoerd, worden de afbeeldingsgegevens van het origineel opgeslagen in de snelmap.
Om te voorkomen dat het bestand onbedoeld wordt opgeslagen, wordt het bericht 'De gescande gegevens worden
opgeslagen in de snelbestandmap' zes seconden weergegeven (standaardinstelling) nadat u op de toets [Start] ([Kleur
Start] of [Z/W Start] in de kopieermodus) hebt getikt.
Als u de weergavetijd voor het bericht wilt wijzigen, selecteert u in de 'Instellingen (beheerder)' [Systeeminstellingen] →
[Algemene instellingen] → [Bedienings- Instellingen] → [Voorwaarde- Instellingen] → [Mededelingentijd Instellen].
Snelbestand annuleren:
Tik op [Snelbestand] om het vinkje te verwijderen .
Het bestand kan in de Normale modus worden gebruikt.
Als een bestand met de functie Bestand wordt opgeslagen zonder dat er bestandsinformatie wordt toegevoegd, worden
automatisch de volgende gebruikersnaam en bestandsnaam aan het bestand toegewezen.
Gebruikersnaam: Gebr. onbekend
Bestandsnaam: Modus_Maand-Dag-Jaar_Uur-Minuut-Seconde
(Voorbeeld: Copy_04042015_112030)
Opslaglocatie: Hoofdmap
1
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
EEN PROCEDURE SELECTEREN VOOR HET PLAATSEN VAN HET ORIGINEEL AFHANKELIJK VAN TYPE EN
STATUS (pagina 1-81)
Mogelijk moet u bepaalde instellingen opgeven om een voorbeeld weer te geven.
6-11
DOCUMENTARCHIVERING►DOCUMENTEN OPSLAAN MET DOCUMENTARCHIVERING
2
Activeer de Normale modus en tik in het actiepaneel op [Bestand] om de
bestandsinformatie op te geven.
Zie'BESTANDSINFORMATIE (pagina 6-12)' voor het selecteren van de gebruikersnaam, bestandsnaam, map en
eigenschappen
Opslaan op de harde schijf:
De eigenschap wijzigen (pagina 6-12)
Een gebruikersnaam opgeven (pagina 6-13)
Een bestandsnaam toewijzen (pagina 6-13)
De map opgeven (pagina 6-13)
PDF-bestand maken voor bladeren op de pc (pagina 6-13)
Opslaan op een extern geheugenapparaat:
Een bestandsnaam toewijzen (pagina 6-13)
De map opgeven (pagina 6-13)
PDF-bestand maken voor bladeren op de pc (pagina 6-13)
Wanneer u bovenstaande instellingen hebt geconfigureerd,
keert u terug naar dit scherm. Ga door met de volgende
stap.
Als u geen gebruikersnaam of andere gegevens wilt
toewijzen aan het bestand, gaat u verder met de volgende
stap.
3
Tik op .
U keert terug naar het beginscherm van de Kopieermodus.
4
Selecteer kopieerinstellingen en tik vervolgens op de toets [Kleur Start] of de
toets [Z/W Start].
Op het moment dat wordt begonnen met kopiëren, wordt het origineel opgeslagen als een bestand.
De geselecteerde kopieerinstellingen worden ook opgeslagen.
•Zie 'EEN PROCEDURE SELECTEREN VOOR HET PLAATSEN VAN HET ORIGINEEL AFHANKELIJK VAN TYPE
EN STATUS (pagina 1-81)' voor uitleg over het plaatsen van het origineel.
Start
Kleur
Start
CA
Voorbeeld-
weergave
Kleurmodus
Dubbelz. Kopie
Aanp. Formaat/Richting.
Origineel
Randschaduw wissen
Wissen
Lege pagina in orig. overslaan
Lege pagina Overslaan
1
Aantal exempl.
Overige
On
Off
Bestandsinformatie
Delen
Gebruikersnaam
PDF maken voor surfen op pc
Bestandsnaam
Opgeslagen in
Hoofdmap
Gebr. Onbekend
Wachtwoord
Copy_20150619_134725
Z/W
6-12
DOCUMENTARCHIVERING►DOCUMENTEN OPSLAAN MET DOCUMENTARCHIVERING
BESTANDSINFORMATIE
De procedure voor uitgebreide instellingen wordt hieronder beschreven.
Wanneer u een eigenschap, gebruikersnaam, bestandsnaam en map opgeeft, kan een bestand eenvoudiger worden
beheerd en gevonden. Als u [Vertrouwelijk] selecteert voor Eigenschap en een wachtwoord instelt, kunnen anderen het
bestand bovendien niet zonder uw toestemming bekijken.
De eigenschap wijzigen
U kunt een beveiligingsinstelling selecteren voor bestanden die zijn opgeslagen met de functie voor
documentarchivering. Hiermee voorkomt u dat een bestand wordt verplaatst of handmatig of automatisch wordt
verwijderd.
Er zijn drie eigenschappen beschikbaar voor opgeslagen bestanden: 'Delen', 'Beveiligen' en 'Vertrouwelijk'. Wanneer
het bestand wordt opgeslagen met de eigenschap 'Delen', is het niet beveiligd. Wanneer het bestand wordt opgeslagen
met de eigenschap 'Beveiligen' of 'Vertrouwelijk', is het wel beveiligd.
Bestanden die worden opgeslagen in de snelmap, hebben altijd de eigenschap 'Delen'. Wanneer u een bestand opslaat
in de hoofdmap of een aangepaste map, kunt u 'Delen', 'Beveiligen' of 'Vertrouwelijk' selecteren.
Delen
Een bestand met de eigenschap 'Delen' kan worden gewijzigd in een bestand met de eigenschap
'Beveiligen' of 'Vertrouwelijk' met de functie 'Eigensch. Wijzigen' in Taakinstellingen.
Beveiligen
Voor 'Beveiligen' hoeft u geen wachtwoord op te geven, maar u voorkomt daarmee wel dat een bestand
wordt verplaatst, verwijderd of bewerkt. U kunt geen wachtwoord instellen.
Vertrouwelijk
Als u een 'Vertrouwelijk'-bestand wilt beveiligen, stelt u een wachtwoord in. (Het wachtwoord moet worden
ingevoerd voordat het bestand kan worden opgehaald.)
Als een bestand wordt opgeslagen in versleutelde PDF-indeling, wordt het bestandskenmerk automatisch
ingesteld op "Vertrouwelijk".
Beperkingen voor het wijzigen van de eigenschap
Een bestand met de eigenschap 'Delen' kan worden gewijzigd in 'Beveiligen' of 'Vertrouwelijk'. Een bestand dat als 'Delen'
is opgeslagen in de snelmap kan echter alleen worden gewijzigd in 'Beveiligen'.
Een bestand met de eigenschap 'Beveiligen' kan worden gewijzigd in 'Delen' of 'Vertrouwelijk'. Een bestand dat als
'Beveiligen' is opgeslagen in de snelmap kan echter alleen worden gewijzigd in 'Delen'.
Een bestand dat is opgeslagen in de snelmap kan niet worden gewijzigd in 'Vertrouwelijk'. Als het bestand wordt verplaatst
naar de hoofdmap of een aangepaste map, kan de eigenschap worden gewijzigd in 'Vertrouwelijk'.
Voor één bestand kunnen niet twee eigenschappen worden geselecteerd.
1
Selecteer [Eigenschap] in het scherm Bestandsinformatie.
2
Als u [Vertrouwelijk] hebt geselecteerd, voert u een wachtwoord in (5 tot 32
tekens).
Elk cijfer dat u invoert, wordt weergegeven als .
6-13
DOCUMENTARCHIVERING►DOCUMENTEN OPSLAAN MET DOCUMENTARCHIVERING
Een gebruikersnaam opgeven
Een bestandsnaam toewijzen
U kunt een bestandsnaam aan het bestand toewijzen.
De map opgeven
Geef op in welke map u het bestand wilt opslaan.
PDF-bestand maken voor bladeren op de pc
Tik op het selectievakje [PDF maken voor surfen op pc] om een openbaar PDF-bestand voor surfen op de pc te
maken wanneer het bestand wordt opgeslagen.
1
Tik op het tekstvak [Gebruikersnaam].
Als gebruikersauthenticatie wordt gebruikt, wordt automatisch de gebruikersnaam geselecteerd die is gebruikt voor
aanmelden. In dat geval kunt u deze stap overslaan.
U moet de gebruikersnaam eerst opslaan door in de 'Instellingen (beheerder)' [Gebruikers -bediening] → [Gebruikers-
Lijst] te selecteren.
2
Tik op de toets van de gebruikersnaam.
U kunt ook een gebruikersnaam selecteren door te tikken op de toets [Oproepen met registratienummer] en het gebruikersnummer in te voeren.
U moet het gebruikersnummer eerst instellen door in de instellingsmodus [Gebruikers -bediening] → [Gebruikers- Lijst] te selecteren.
3
Tik op .
Vervolgens wordt het scherm uit stap 1 met de geselecteerde gebruikersnaam weergegeven.
1
Tik op het tekstvak [Bestandsnaam] en voer de bestandsnaam in.
Voer een bestandsnaam in van maximaal 30 tekens.
Bestandsnaam
Als u een bestandsnaam opgeeft die al bestaat, worden een tilde en serienummer toegevoegd aan de bestandsnaam
en wordt dit bestand opgeslagen als een ander bestand. De bestandsnaam is niet hoofdlettergevoelig.
Als het bestand 'test.txt' al bestaat en u de bestandsnaam 'TEST.TXT' opgeeft, wordt het bestand opgeslagen met de
naam 'TEST.TXT~1'.
Als de lengte van de bestandsnaam de limiet overschrijdt, worden de laatste tekens weggelaten en wordt een
serienummer toegevoegd aan de bestandsnaam.
1
Tik op het tekstvak [Opgeslagen in].
Als een gebruikersnaam met de instelling 'Mijn map' wordt geselecteerd, wordt 'Mijn map' van die gebruiker automatisch geselecteerd.
2
Tik op de toets van de map waarin u het bestand wilt opslaan en tik op .
Als er een wachtwoord is ingesteld voor de map, wordt er een scherm weergegeven voor het invoeren van het
wachtwoord. Voer het wachtwoord (5 tot 8 cijfers) in met de cijfertoetsen en tik op de toets .
6-14
DOCUMENTARCHIVERING►DOCUMENTEN OPSLAAN MET DOCUMENTARCHIVERING
ALLEEN DE DOCUMENTGEGEVENS
OPSLAAN (SCANNEN NAAR SCHIJF)
OPSLAAN OP HARDE SCHIJF
Opslaan vanuit Eenvoudige Scan
1
Tik op de toets [Eenvoudige Scan] in
het beginscherm.
2
Tik op [Scan naar HDD/USB].
3
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
4
Tik op [Scan naar HDD].
Op de MX-3060N/MX-3070N/MX-3560N/MX-3570N/MX-4060N/MX-4070N/MX-5070N/MX-6070N kunt u tikken op de
toets [Auto Inst.] om automatisch geschikte scaninstellingen voor het origineel in te stellen.
DE SCANINSTELLINGEN AUTOMATISCH INSTELLEN (AUTO INST.) (alleen MX-3060N/MX-3070N/MX-3560N/
MX-3570N/MX-4060N/MX-4070N/MX-5070N/MX-6070N) (pagina 5-68)
5
Voor het selecteren van de instellingen tikt u op de toets van de gewenste
instelling.
VOLGORDE VAN BEELDVERZENDING (pagina 5-12)
Eenvoudige
Kopie
Bedienings-
handleiding
Vergrote
weergavemodus
Instellingen
Totaal Aantal
Helderheids-
instelling
Eenvoudige
Fax
Eenvoudige
Scan
Taakstatus
10:15
CLOUD PORTAL
CA
Voorbeeld-
weergave
Auto Inst.
Z/W
Start
Kleur
Start
Scannen naar
ext. geh.app.
Scan naar HDD
Scan naar HDD/USB
6-15
DOCUMENTARCHIVERING►DOCUMENTEN OPSLAAN MET DOCUMENTARCHIVERING
Opslaan vanuit Documentarchivering
6
Tik op de toets [Kleur Start] of [Z/W Start] om het scannen te starten.
Er klinkt een pieptoon om aan te geven dat het scannen en het opslaan van de bestanden is voltooid.
1
Tik op de toets [Best. ophalen van schijf] in het beginscherm.
2
Tik op [Scannen naar schijf] in het actiescherm.
3
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
4
Controleer de bestandsnaam en de
opslaglocatie en tik op de toets van de
instelling die u wilt aanpassen.
Als het selectievakje [Creëer Downloadbaar Bestand] ( ) is, wordt [Best.Indeling] uitgegrijsd en kan niet worden
gebruikt. U kunt niet scangegevens in de opgegeven indeling downloaden van de webpagina.
Zie de uitleg van de kopieer- of verzendmodus voor de oorspronkelijke scaninstellingen.
Voor dubbelzijdige originelen moet u op de toets [Origineel] en vervolgens op de toets [2-Zijdig schrijfblok] of [2-zijdig
boek] tikken.
Tik op [Opties] om de gebruikersnaam, het bestandskenmerk of het wachtwoord in te stellen.
Als u een bestand hebt gemaakt terwijl [Creëer Downloadbaar Bestand] was uitgeschakeld, kan deze instelling niet
op een later tijdstip worden geactiveerd.
5
Tik op de toets [Start] om het scannen te starten.
Er klinkt een pieptoon om aan te geven dat het scannen en het opslaan van de bestanden is voltooid.
CA
Voorbeeld-
weergave
Start
Scanformaat
Auto Auto
Auto/Mono
Resolutie
200x200dpi
Best.Indeling
PDF
Origineel
Auto
Overige
A4
A4
100%
Opslagformaat
Hoofdmap
Opties
Creëer Downloadbaar
Bestand
Terug naar
mapkeuzescherm
Belichting
Opdr. samenst.
HDD_201540919_140842
Opgeslagen in:
Bestandsnaam:
Kleurmodus
6-16
DOCUMENTARCHIVERING►DOCUMENTEN OPSLAAN MET DOCUMENTARCHIVERING
OPSLAAN OP EXTERN GEHEUGENAPPARAAT
Opslaan vanuit Eenvoudige Scan
1
Tik op de toets [Eenvoudige Scan] in
het beginscherm.
2
Tik op [Scan naar HDD/USB].
3
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
4
Tik op [Scannen naar ext. geh.app.].
Op de MX-3060N/MX-3070N/MX-3560N/MX-3570N/MX-4060N/MX-4070N/MX-5070N/MX-6070N kunt u tikken op de
toets [Auto Inst.] om automatisch geschikte scaninstellingen voor het origineel in te stellen.
DE SCANINSTELLINGEN AUTOMATISCH INSTELLEN (AUTO INST.) (alleen MX-3060N/MX-3070N/MX-3560N/
MX-3570N/MX-4060N/MX-4070N/MX-5070N/MX-6070N) (pagina 5-68)
5
Voor het selecteren van de instellingen tikt u op de toets van de gewenste
instelling.
VOLGORDE VAN BEELDVERZENDING (pagina 5-12)
6
Tik op de toets [Kleur Start] of [Z/W Start] om het scannen te starten.
Er klinkt een pieptoon om aan te geven dat het scannen en het opslaan van de bestanden is voltooid.
Eenvoudige
Kopie
Bedienings-
handleiding
Vergrote
weergavemodus
Instellingen
Totaal Aantal
Helderheids-
instelling
Eenvoudige
Fax
Eenvoudige
Scan
Taakstatus
10:15
CLOUD PORTAL
CA
Voorbeeld-
weergave
Auto Inst.
Z/W
Start
Kleur
Start
Scannen naar
ext. geh.app.
Scan naar HDD
Scan naar HDD/USB
6-17
DOCUMENTARCHIVERING►DOCUMENTEN OPSLAAN MET DOCUMENTARCHIVERING
Opslaan vanuit Documentarchivering
1
Tik op de toets [Best. ophalen van schijf] in het beginscherm.
2
Tik op [Scannen naar extern geheugenapparaat] in het actiescherm.
3
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID (pagina 1-82)
GLASPLAAT (pagina 1-84)
4
Controleer de bestandsnaam en de
opslaglocatie en tik op de toets van de
instelling die u wilt aanpassen.
Zie de uitleg van de kopieer- of verzendmodus voor de oorspronkelijke scaninstellingen.
Voor dubbelzijdige originelen moet u op de toets [Origineel] en vervolgens op de toets [2-Zijdig schrijfblok] of [2-zijdig
boek] tikken.
5
Tik op de toets [Start] om het scannen te starten.
Er klinkt een pieptoon om aan te geven dat het scannen en het opslaan van de bestanden is voltooid.
CA
Voorbeeld-
weergave
Start
Scanformaat
Auto Auto
Resolutie
200x200dpi
Best.Indeling
PDF
Origineel
Auto
Overige
A4
A4
100%
Verzendformaat
Terug naar
mapkeuzescherm
Belichting
Opdr. samenst.
Auto/Mono
Door systeeminstellingen vastgezet
Opgeslagen in:
Bestandsnaam:
Kleurmodus
6-18
DOCUMENTARCHIVERING►DOCUMENTEN OPSLAAN MET DOCUMENTARCHIVERING
Scannen naar een USB-stick
1
Plaats de USB-stick in het apparaat.
2
Tik op [Scannen naar extern
geheugenapparaat] als er een scherm
verschijnt waarin u de actie moet
selecteren.
Als u gedetailleerde instellingen wilt opgeven in de
Normale modus, schakelt u het selectievakje
[Detailinstelling uitvoeren] in .
DE NETWERKSCANNERMODUS (pagina 5-8)
Als het opslagscherm van het apparaat of de USB-stick is geopend, wordt dit scherm niet weergegeven.
3
Tik op de toets [Kleur Start] of de toets
[Z/W Start].
Om een voorbeeld-weergave van een document te
controleren, tikt u op de toets [Voorbeeld- weergave].
VOORBEELDSCHERM (pagina 1-17)
4
Als alle originelen zijn gescand, tikt u
op de toets [Lezen Klaar].
Als u de automatische documentinvoereenheid gebruikt om het document te scannen, wordt dit scherm niet
weergegeven.
CLOUD PORTAL
Bedienings-
handleiding
Vergrote
weergavemodus
Instellingen Totaal Aantal Helderheids-
instelling
Eenvoudige
Fax
Taakstatus
Afdrukken van extern
geheugenapparaat (USB)
Scannen naar
extern geheugenapparaat
Detailinstelling
uitvoeren
Het externe geheugenapparaat (USB) is aangesloten.
10:15
CA
Voorbeeld-
weergave
Auto Inst.
Origineel
A4
Details
Z/W
Start
Kleur
Start
Globaal
Adres Zoeken
Scan naar
HDD/USB
Extern geheugenapparaatAdres
Adresboek Geschiedenis
Adresboek
Scan naar
HDD/USB
Auto Inst.
CA
Voorbeeld-
weergave
Origineel
A4
Details
Z/W
Start
Kleur
Start
Plaats volgend origineel. (Pg1)
Druk op [Start].
Druk op [Lezen klaar] indien gereed.
Wijzig instel. Lezen Klaar
6-19
DOCUMENTARCHIVERING►DOCUMENTEN OPSLAAN MET DOCUMENTARCHIVERING
5
Lees het bericht [Gegevens verzenden
voltooid.] en verwijder de USB-stick uit
het apparaat.
6-20
DOCUMENTARCHIVERING►OPGESLAGEN BESTANDEN GEBRUIKEN
PROCEDURE VOOR HET GEBRUIK VAN
EEN OPGESLAGEN BESTAND
De schermen en procedures kunnen variëren, afhankelijk van of gebruikersauthenticatie is ingeschakeld.
De procedure voor het gebruik van een opgeslagen bestand afhankelijk van de situatie wordt uitgelegd.
Zie 'GEBRUIKERSAUTHENTICATIE (pagina 1-32)
' voor informatie over de procedures voor gebruikersauthenticatie.
Zie 'GEBRUIKERSBEDIENING (pagina 7-59)
' voor informatie over het activeren van de gebruikersauthenticatie en het
opslaan van gebruikersnamen.
OPGESLAGEN BESTANDEN GEBRUIKEN
In de instellingsmodus (webversie) kunt u documentarchivering gebruiken. Klik in de instellingsmodus (webversie) op
[Documenthandelingen] → [Document- Archivering] en klik op de map met het bestand dat u wilt gebruiken.
U kunt een voorbeeld van een opgeslagen bestand ook weergeven in de Instellingsmodus (webversie).
1
Schakel over naar de modus voor documentarchivering.
SCHAKELEN TUSSEN MODI (pagina 1-16)
2
Selecteer het bestand dat u wilt
ophalen.
Wanneer u de map hebt geselecteerd, worden de
bestanden in de map weergegeven. Selecteer het bestand
dat u wilt ophalen.
Selecteer een bestand in de miniatuurweergaven van de
opgeslagen bestanden.
BESTANDSSELECTIESCHERM (pagina 6-21)
EEN BESTAND SELECTEREN OM OP TE HALEN
(pagina 6-22)
Haal een bestand op met de zoekfunctie.
BESTANDEN ZOEKEN EN OPHALEN (pagina 6-33)
3
Selecteer een bedieningsitem.
Selecteer de gewenste bewerking en
configuratie-instellingen.
BESTANDSSELECTIESCHERM (pagina 6-21)
BESTANDEN AFDRUKKEN (pagina 6-22)
BESTANDEN VERZENDEN (pagina 6-26)
BESTANDEN VERPLAATSEN (pagina 6-27)
BESTANDEN VERWIJDEREN (pagina 6-28)
AFBEELDINGSBESTANDEN CONTROLEREN (pagina
6-30)
BESTANDEN SAMENVOEGEN (pagina 6-31)
Als op de printer vasthouden is geselecteerd, worden geen reset-items weergegeven waarvoor vasthouden niet kan worden
ingesteld.
CA
Alles selecteren Batch-afdruk
Alle Bestanden
Wissen
Hoofdmap
Bestandsnaam Gebruikersnaam
Gebr. Onbekend 2015/06/24
Gebr. Onbekend 2015/06/24
Gebr. Onbekend 2015/06/24
Gebr. Onbekend 2015/06/24
Gebr. Onbekend 2015/06/24
Gebr. Onbekend 2015/06/24
Gebr. Onbekend 2015/06/24
Datum
Selecteer afdrukbestand
van FTP
Selecteer afdrukbestand
uit USB-geheugen
Selecteer afdrukbestand
uit netwerkmap
Copy_04042015_112030
Copy_04042015_112100
Copy_04042015_112130
Copy_04042015_112200
Copy_04042015_112230
Copy_04042015_112300
Copy_04042015_112330
Nu afdrukken
CA
Alles selecteren Batch-afdruk
Alle Bestanden
Wissen
Hoofdmap
Bestandsnaam Gebruikersnaam
Gebr. Onbekend 2015/06/24
Gebr. Onbekend 2015/06/24
Gebr. Onbekend 2015/06/24
Gebr. Onbekend 2015/06/24
Gebr. Onbekend 2015/06/24
Gebr. Onbekend 2015/06/24
Gebr. Onbekend 2015/06/24
Datum
Afdrukinstelling
wijzigen
Verplaatsen
Afbeelding controleren
Raadpleeg detailgegevens
Gegevens afdrk. En
verwijderen
Z/W-afdruk
Copy_04042015_112030
Copy_04042015_112100
Copy_04042015_112130
Copy_04042015_112200
Copy_04042015_112230
Copy_04042015_112300
Copy_04042015_112330
Nu afdrukken
6-21
DOCUMENTARCHIVERING►OPGESLAGEN BESTANDEN GEBRUIKEN
BESTANDSSELECTIESCHERM
Het bestandsselectiescherm kan worden weergegeven in de indeling 'Lijst' of 'Miniatuur' (als u de bestanden als
miniaturen wilt weergeven).
Modus voor lijstweergave
Modus voor miniatuurweergave
CA
Alles selecteren Batch-afdruk
Alle Bestanden
Wissen
Nu afdrukken
Hoofdmap
Bestandsnaam Gebruikersnaam
Gebr. Onbekend 2015/06/24
Gebr. Onbekend 2015/06/24
Gebr. Onbekend 2015/06/24
Gebr. Onbekend 2015/06/24
Gebr. Onbekend 2015/06/24
Gebr. Onbekend 2015/06/24
Gebr. Onbekend 2015/06/24
Datum
Afdrukinstelling
wijzigen
Verplaatsen
Afbeelding controleren
Raadpleeg detailgegevens
Gegevens afdrk. En
verwijderen
Z/W-afdruk
Copy_04042015_112030
Copy_04042015_112100
Copy_04042015_112130
Copy_04042015_112200
Copy_04042015_112230
Copy_04042015_112300
Copy_04042015_112330
Geef aan welke bestanden voor elk type
opdracht moeten worden weergegeven.
Zoeken naar een bestand
in een map.
De functies weergeven die
kunnen worden gebruikt.
Afdrukken in zwart/wit.
Alle instellingen
resetten.
Keer terug naar het
basisscherm van de modus
Documentarchivering.
De opgeslagen
bestanden weergeven.
Tik op deze toets om de
status van de harde schijf
van het apparaat weer te
geven.
Alle bestanden selecteren of
wissen. Als u op deze toets tikt,
schakelt u tussen de
weergavemodi [Alles selecteren]
en [Alles annuleren].
Meteen beginnen met
afdrukken.
Schakelen tussen de
lijstweergave en de
miniatuurweergave.
CA
Alles selecteren Batch-afdruk
Alle Bestanden
Wissen
Afdrukinstelling
wijzigen
Verplaatsen
Afbeelding controleren
Raadpleeg detailgegevens
Gegevens afdrk. En
verwijderen
Z/W-afdruk
Hoofdmap
Nu afdrukken
Copy_04042015_
112030
Copy_04042015_
112100
Copy_04042015_
112130
Copy_04042015_
112200
Copy_04042015_
112230
Copy_04042015_
112300
Copy_04042015_
112330
Copy_04042015_
112400
Schakelen tussen de lijstweergave
en de miniatuurweergave.
De opgeslagen
bestanden als miniatuur
weergeven.
6-22
DOCUMENTARCHIVERING►OPGESLAGEN BESTANDEN GEBRUIKEN
EEN BESTAND SELECTEREN OM OP TE HALEN
BESTANDEN AFDRUKKEN
Een bestand dat is opgeslagen met de functie voor documentarchivering kan worden opgehaald en afgedrukt. De
instellingen die werden gebruikt toen het bestand werd opgeslagen zijn ook opgeslagen, zodat het bestand opnieuw kan
worden afgedrukt met dezelfde instellingen. U kunt het bestand ook aanpassen door de afdrukinstellingen te wijzigen
voordat u het afdrukt.
1
Tik op de toets [Best. ophalen van schijf].
Als de gebruikersauthenticatie is ingeschakeld en 'Mijn map" is geconfigureerd door [Gebruikers -bediening] te
selecteren bij 'Instellingen (beheerder)' → [Gebruikers- Lijst], wordt de aangepaste map die als 'Mijn map' is ingesteld
geopend.
2
Tik op de toets van de map met het
gewenste bestand.
Als u tikt op een map waarvoor een PIN Code is ingesteld,
wordt er een scherm weergegeven voor het invoeren van de
PIN Code.
Voer de PIN Code in (5 tot 8 cijfers) met de cijfertoetsen en
tik op de toets .
3
Tik op de toets van het gewenste bestand.
Als u tikt op een map waarvoor een PIN Code is ingesteld, wordt er een scherm weergegeven voor het invoeren van de
PIN Code.
Voer het wachtwoord (5 tot 32 tekens) in en tik op de toets .
Tik op de toets [Nu afdrukken] om het bestand nu af te drukken met de opslaginstellingen.
Tik op de toets [Per opdracht] om de toetsen van een bepaalde modus, zoals de kopieer- of scanmodus, weer te
geven om snel gegevens te kunnen zoeken.
U kunt op de toets [Bestandsnaam], [Gebruikersnaam] of [Datum] tikken om de weergavevolgorde van de bestanden
te wijzigen.
Selecteer [Gebruikers -bediening] bij 'Instellingen (beheerder)' → [Groepslijst bevoegdheid]. In de instellingen voor
authoriteitsgroepen voor de gebruikers die momenteel zijn aangemeld, selecteert u [Opdrachtinstellingen] →
[Document- Archivering] en schakelt u [Alleen bestanden van aangemelde gebruikers weergeven] in om alleen
bestanden weer te geven die zijn opgeslagen door de gebruikers die momenteel zijn aangemeld.
Als het bestand is opgeslagen in zwart-wit of grijstinten, kunt u het niet afdrukken in kleur.
De afdrukinstellingen die zijn gewijzigd als gevolg van het opnieuw bewerken van het bestand kunnen niet worden
opgeslagen.
De afdruksnelheid kan iets lager zijn, afhankelijk van de resolutie en belichtingsinstellingen van het opgeslagen bestand.
Als op de printer vasthouden is geselecteerd, worden geen reset-items weergegeven waarvoor vasthouden niet kan
worden ingesteld.
Scannen naar schijf
Scannen naar
extern geheugenapparaat
Selecteer afdrukbestand
van FTP
Selecteer afdrukbestand
uit USB-geheugen
Hoofdmap Snelmap
Mapselectie
Selecteer afdrukbestand
uit netwerkmap
CA
AAA BBB
CCC DDD
EEE FFF
GGG HHH
III III JJJ
KKK LLL
6-23
DOCUMENTARCHIVERING►OPGESLAGEN BESTANDEN GEBRUIKEN
Snel afdrukken
Hiermee drukt u een bestand af met de instellingen waarmee het is opgeslagen. Selecteer een bestand en tik op de
toets [Nu afdrukken].
Als u de gegevens na het afdrukken wilt verwijderen, schakelt u het selectievakje [Gegevens afdrk. En verwijderen] in
(
).
Als u het bestand in zwart/wit wilt afdrukken, schakelt u het selectievakje [Z/W-afdruk] in ( ).
Instellingen wijzigen voordat u gaat afdrukken
Volg de onderstaande stappen nadat u het gewenste bestand hebt geselecteerd.
EEN BESTAND SELECTEREN OM OP TE HALEN (pagina 6-22)
1
Tik op [Afdrukinstelling wijzigen] in het actiescherm.
2
Wijzig de afdrukinstellingen.
3
Schakel desgewenst het selectievakje [Wissen] of [Z/W-afdruk] in .
4
Tik op de toets [Start].
Het bestand wordt afgedrukt.
CA
Alles selecteren Batch-afdruk
Alle Bestanden
Wissen
Hoofdmap
Bestandsnaam Gebruikersnaam
Gebr. Onbekend 2015/06/24
Gebr. Onbekend 2015/06/24
Gebr. Onbekend 2015/06/24
Gebr. Onbekend 2015/06/24
Gebr. Onbekend 2015/06/24
Gebr. Onbekend 2015/06/24
Gebr. Onbekend 2015/06/24
Datum
Afdrukinstelling
wijzigen
Verplaatsen
Afbeelding controleren
Raadpleeg detailgegevens
Gegevens afdrk. En
verwijderen
Z/W-afdruk
Nu afdrukken
Copy_04042015_112030
Copy_04042015_112100
Copy_04042015_112130
Copy_04042015_112200
Copy_04042015_112230
Copy_04042015_112300
Copy_04042015_112330
6-24
DOCUMENTARCHIVERING►OPGESLAGEN BESTANDEN GEBRUIKEN
MEERDERE BESTANDEN AFDRUKKEN
MEERDERE BESTANDEN AFDRUKKEN
1
Selecteer de toetsen van de bestanden die u wilt afdrukken.
Vertrouwelijke bestanden kunnen niet tegelijkertijd met andere bestanden worden afgedrukt.
Een bestand in de momenteel geselecteerde map kan niet tegelijkertijd worden geselecteerd met een bestand uit een
andere map.
Als het opdrachttype wordt gewijzigd met de toets Weergeven op opdracht of het scherm wordt gewijzigd met de toets
terwijl een bestand is geselecteerd, wordt de selectie van het bestand geannuleerd.
2
Tik op [Afdrukken] in het actiescherm.
3
Als u niet het aantal exemplaren wilt afdrukken dat u tijdens het opslaan van
de gegevens hebt ingesteld, tikt u op het selectievakje [Gebruik het aantal
vooraf ingestelde afdrukken per opdracht.] om het in te stellen op .
Ga naar stap 5 als u het aantal kopieën wilt afdrukken dat bij het opslaan van de gegevens is ingesteld (dus zonder hier
het aantal kopieën op te geven).
4
Gebruik om het aantal exemplaren op te geven.
U kunt ook direct op de cijferweergavetoets tikken en de waarde wijzigen met de cijfertoetsen.
5
Als u het bestand na het afdrukken wilt verwijderen, tikt u op het
selectievakje [Verwijderen] om het in te stellen op .
6
Tik op de toets [OK] om het afdrukken te starten.
6-25
DOCUMENTARCHIVERING►OPGESLAGEN BESTANDEN GEBRUIKEN
AFDRUKKEN IN BATCHES
1
Tik op de toets [Batch-afdruk].
2
Tik op het tekstvak [Gebruikersnaam].
3
Selecteer de gebruikersnaam.
Tik na het selecteren van de gebruikersnaam op .
Als u [Systeeminstellingen] hebt geselecteerd bij 'Instellingen (beheerder)" → [Instellingen Document- archivering]
→ [Voorwaarde- Instellingen] → [Batch-afdrukinstellingen] en de selectievakjes [Optie [Alle gebr.] niet toegest.] en
[Optie [Gebr. onbekend] niet toegest.] hebt uitgeschakeld, tikt u op de toets [Alle Gebr.] en de toets [Gebr. Onbekend].
Als u op de toets [Alle Gebr.] tikt, worden alle bestanden in de map (de bestanden van alle gebruikers) geselecteerd.
Als u op de toets [Gebr. Onbekend] tikt, worden alle bestanden zonder gebruikersnaam in de map geselecteerd.
4
Als er een wachtwoord is ingesteld, tikt u op de toets [Wachtwoord].
Voer het wachtwoord (5 tot 32 tekens) in en tik op . Alleen bestanden met hetzelfde wachtwoord worden
geselecteerd.
Als u geen wachtwoord wilt invoeren, gaat u door met de volgende stap.
5
Als u niet het aantal exemplaren wilt afdrukken dat u tijdens het opslaan van
de gegevens hebt ingesteld, tikt u op het selectievakje [Gebruik het aantal
vooraf ingestelde afdrukken per opdracht.] om het in te stellen op .
Ga naar stap 7 als u het aantal kopieën wilt afdrukken dat bij het opslaan van de gegevens is ingesteld.
6
Gebruik om het aantal exemplaren op te geven.
U kunt ook direct op de cijferweergavetoets tikken en de waarde wijzigen met de cijfertoetsen.
7
Als u het bestand na het afdrukken automatisch wilt verwijderen, tikt u op de
toets [Verwijderen].
CA
Verwijderen
Start
Terug naar
bestandskeuzescherm
Batch-afdruk
Hoofdmap
Gebruikersnaam
Wachtwoord
Wijzig aantal afdrukken
Afdruk
Volgorde
Gebruik het aantal vooraf ingestelde
afdrukken per opdracht.
Alle Bestanden
Datum (Afl.)
( 1~9999 )
6-26
DOCUMENTARCHIVERING►OPGESLAGEN BESTANDEN GEBRUIKEN
BESTANDEN VERZENDEN
De instellingen die werden gebruikt toen het bestand met documentarchivering werd opgeslagen zijn ook opgeslagen,
zodat het bestand met dezelfde instellingen kan worden verzonden. Zo nodig kunt u ook de verzendinstellingen wijzigen
om het opgehaalde bestand te wijzigen.
Volg de onderstaande stappen nadat u het gewenste bestand hebt geselecteerd.
EEN BESTAND SELECTEREN OM OP TE HALEN (pagina 6-22)
8
Tik op de toets [Start] om het afdrukken te starten.
Als er geen bestanden zijn die overeenkomen met de zoekvoorwaarden, keert u terug naar het scherm met de
bestandslijst.
Als u in het actiepaneel op de toets [Gegevens verwijderen] tikt, worden alle bestanden verwijderd die voldoen aan de
huidige zoekvoorwaarden.
Als het bestand is opgeslagen in zwart-wit of grijstinten, kunt u het niet verzenden in kleur.
Een opgeslagen afdrukopdracht kan niet worden verzonden. (Als de opdracht in het printerstuurprogramma is
opgeslagen, kan die worden verzonden als 'Verwerkingsstijl' is ingesteld op [RGB]. U opent deze instelling door op de
toets [Overige instellingen] op het tabblad [Gedetail. Instellingen] te tikken.)
Voor deze verzendmethoden is installatie van de toepasselijke opties vereist.
Als een van de volgende andere functies is opgenomen in het opgeslagen bestand, kan het bestand niet worden verzonden.
'Stempel' , 'Foto herhalen' , 'Vergrot. Over meerdere pag.' voor kopiëren.
Als een van de volgende andere functies is opgenomen in het opgeslagen bestand, kan het bestand worden verzonden,
maar kunnen andere functies niet worden uitgevoerd.
'Margeverschv.' , 'Transparant-Insteekvellen' , 'Boekkopie' , 'Tabkopie' , 'Stempel' , alle 'Kleur bijst.'-menu-items, 'Centreren'
Afhankelijk van de vergroot- of verkleinfactor waarmee het bestand is opgeslagen, is het soms niet mogelijk om het
opgeslagen bestand met de ingestelde resolutie te verzenden. Probeer in dat geval de resolutie aan te passen.
Als u een opgeslagen bestand echter met Internetfax verzendt, is verzending soms zelfs met een gewijzigde resolutie niet
mogelijk.
Bestanden die zijn opgeslagen in een andere modus dan Internetfax, kunnen niet worden verzonden naar een
internetfaxadres.
1
Tik op [Verzenden] in het actiescherm.
2
Selecteer de instellingen voor verzending.
3
Tik op de toets [Start].
U kunt alleen de toets [Z/W Start] gebruiken voor faxen en Internetfax.
6-27
DOCUMENTARCHIVERING►OPGESLAGEN BESTANDEN GEBRUIKEN
BESTANDEN VERPLAATSEN
Hiermee wijzigt u de opslaglocatie voor het bestand. (Het bestand wordt verplaatst naar een andere map.)
Volg de onderstaande stappen nadat u het gewenste bestand hebt geselecteerd.
EEN BESTAND SELECTEREN OM OP TE HALEN (pagina 6-22)
Bestanden met de eigenschap 'Beveiligen' kunnen niet worden verplaatst. Als u een beveiligd bestand wilt verplaatsen, moet
u de eigenschap wijzigen in 'Delen' of 'Vertrouwelijk'.
1
Tik op [Verplaatsen] in het
actiescherm.
2
Tik op de toets [Verplts naar:].
U kunt geen bestanden naar de snelmap verplaatsen.
Als u de bestandsnaam wilt wijzigen, tikt u op de toets [Bestandsnaam].
3
Tik op de toets van de map waarnaar u
het bestand wilt verplaatsen.
Als u tikt op een map waarvoor een wachtwoord is ingesteld,
wordt er een scherm weergegeven voor het invoeren van
een wachtwoord.
Voer het wachtwoord (5 tot 8 cijfers) in met de cijfertoetsen
en tik op de toets .
Als er meerdere bestanden worden verplaatst, kunt u de namen niet wijzigen.
4
Tik op de toets [Verplaatsen].
CA
Alles selecteren Batch-afdruk
Alle Bestanden
Wissen
Hoofdmap
Bestandsnaam Gebruikersnaam
Gebr. Onbekend 2015/06/24
Gebr. Onbekend 2015/06/24
Gebr. Onbekend 2015/06/24
Gebr. Onbekend 2015/06/24
Gebr. Onbekend 2015/06/24
Gebr. Onbekend 2015/06/24
Gebr. Onbekend 2015/06/24
Datum
Afdrukinstelling
wijzigen
Verplaatsen
Afbeelding controleren
Raadpleeg detailgegevens
Gegevens afdrk. En
verwijderen
Z/W-afdruk
Nu afdrukken
Copy_04042015_112030
Copy_04042015_112100
Copy_04042015_112130
Copy_04042015_112200
Copy_04042015_112230
Copy_04042015_112300
Copy_04042015_112330
CA
Verplaatsen
Terug naar
bestandskeuzescherm
Bestand verplaatsen
Bestandsnaam AAA
Verplts naar:
Automatische kleur
AAA AAA A4
6-28
DOCUMENTARCHIVERING►OPGESLAGEN BESTANDEN GEBRUIKEN
BESTANDEN VERWIJDEREN
Opgeslagen bestanden die niet meer nodig zijn, kunnen worden verwijderd.
Volg de onderstaande stappen nadat u het gewenste bestand hebt geselecteerd.
EEN BESTAND SELECTEREN OM OP TE HALEN (pagina 6-22)
Bestanden met de eigenschap 'Beveiligen' kunnen niet worden verwijderd. Als u een beveiligd bestand wilt verplaatsen,
moet u de eigenschap wijzigen in 'Delen' of 'Vertrouwelijk'.
1
Tik op de toets [Wissen].
2
Controleer het bestand en tik
vervolgens op de toets [Ja].
CA
Alles selecteren Batch-afdruk
Alle Bestanden
Wissen
Hoofdmap
Bestandsnaam Gebruikersnaam
Gebr. Onbekend 2015/06/24
Gebr. Onbekend 2015/06/24
Gebr. Onbekend 2015/06/24
Gebr. Onbekend 2015/06/24
Gebr. Onbekend 2015/06/24
Gebr. Onbekend 2015/06/24
Gebr. Onbekend 2015/06/24
Datum
Afdrukinstelling
wijzigen
Verplaatsen
Afbeelding controleren
Raadpleeg detailgegevens
Gegevens afdrk. En
verwijderen
Z/W-afdruk
Nu afdrukken
Copy_04042015_112030
Copy_04042015_112100
Copy_04042015_112130
Copy_04042015_112200
Copy_04042015_112230
Copy_04042015_112300
Copy_04042015_112330
CA
Alles selecteren Batch-afdruk Wissen
Hoofdmap
Bestandsnaam
Gebr. Onbekend 2015/06/24
Gebr. Onbekend 2015/06/24
Afdrukinstelling
wijzigen
Verplaatsen
Afbeelding controleren
Raadpleeg detailgegevens
Gegevens afdrk. En
verwijderen
Z/W-afdruk
Nu afdrukken
Copy_04042015_112030AM
Copy_04042015_112100AM
Copy_04042015_112130AM
Copy_04042015_112200AM
Copy_04042015_112230AM
Copy_04042015_112300AM
Copy_04042015_112330AM
Nee Ja
Bestandsdata verwijderen?
6-29
DOCUMENTARCHIVERING►OPGESLAGEN BESTANDEN GEBRUIKEN
Automatisch verwijderen van bestanden
Door de mappen en de tijd op te geven, kunt u instellen dat gegevens voor documentarchivering in opgegeven mappen
automatisch worden verwijderd. Als u de bestanden op het apparaat regelmatig verwijdert, voorkomt u dat gevoelige
informatie openbaar kan worden gemaakt en wordt er ruimte vrijgemaakt op de harde schijf.
Als [Gepland Verwijderen] is geselecteerd, kunt u een dag, week of maand selecteren voor de verwijdercyclus en voor
elke cyclus een schema instellen.
Als [Verwijderen op een Bepaald Tijdstip nadat de Opgegeven Aantal Dagen zijn Verstreken] is geselecteerd, kunt u 1
tot 7 dagen, 10 dagen, 20 dagen of 30 dagen selecteren en voor elke cyclus een schema instellen.
Bijvoorbeeld: Gegevens uit de snelmap verwijderen om 9.00 uur eerstvolgende dag.
Bestandsnaam Opslagdatum Datum/tijd verwijderen
Document A 05/23/2015 2.22 uur 05/25/2015 9.00 uur
Document B 05/23/2015 23.59 uur 05/25/2015 9.00 uur
Document C 05/24/2015 0.01 uur 05/26/2015 9.00 uur
Gegevens voor documentarchivering regelmatig verwijderen:
Bij "Instellingen (beheerder)" selecteert u [Systeeminstellingen] → [Instellingen Document- archivering] → [Autom
verwijderen van bestandsinstelling].
De ingestelde verwijdercyclus controleren:
Selecteer in de 'Instellingen (beheerder)' [Status] → [Lijst afdrukken] → [Lijst voor Beheerder] en druk de lijst af met de
beheerdersinstellingen, inclusief de instellingen voor documentarchivering.
Informatie over de geselecteerde mappen voor bestandsverwijdering controleren:
Selecteer in de 'Instellingen' [Status] → [Lijst voor Gebruiker] → [Mappenlijst documentarchivering] en druk de lijst met
mappen voor documentarchivering af.
Wanneer u opgeeft dat gegevens voor documentarchivering regelmatig moeten worden verwijderd, worden alle bestanden in
de opgegeven mappen op de ingestelde tijd verwijderd. Sla geen bestanden die u wilt behouden op in mappen die u hebt
opgegeven voor bestandsverwijdering.
6-30
DOCUMENTARCHIVERING►OPGESLAGEN BESTANDEN GEBRUIKEN
AFBEELDINGSBESTANDEN
CONTROLEREN
Volg de onderstaande stappen nadat u het gewenste bestand hebt geselecteerd.
EEN BESTAND SELECTEREN OM OP TE HALEN (pagina 6-22)
Afhankelijk van het formaat van de afbeelding, kan een deel van de afbeelding worden afgesneden in het scherm voor
beeldcontrole op het aanraakscherm.
Een voorbeeld is een afdrukvoorbeeld op het aanraakscherm. Deze zal afwijken van het uiteindelijke afdrukresultaat.
Het beeldcontrolescherm wordt niet weergegeven wanneer meerdere bestanden zijn geselecteerd.
1
Tik op [Afbeelding controleren] in het
actiescherm.
2
Bekijk de afbeelding van het bestand.
Automatische kleurGebr. Onbekend
Terug naar
bestandskeuzescherm
A4HDD_06062015_112030
A4 A4 A4
1 2 3 4 5
5
De bestandsinformatie.
De voorbeeldafbeeldingen
van de bestanden.
Het voorbeeldscherm
vergroten of verkleinen.
Het totaal aantal
pagina's.
Het paginanummer.
Het voorbeeldscherm in
stappen van 90 graden
draaien.
CA
Alles selecteren Batch-afdruk
Alle Bestanden
Wissen
Hoofdmap
Bestandsnaam Gebruikersnaam
Gebr. Onbekend 2015/06/24
Gebr. Onbekend 2015/06/24
Gebr. Onbekend 2015/06/24
Gebr. Onbekend 2015/06/24
Gebr. Onbekend 2015/06/24
Gebr. Onbekend 2015/06/24
Gebr. Onbekend 2015/06/24
Datum
Afdrukinstelling
wijzigen
Verplaatsen
Afbeelding controleren
Raadpleeg detailgegevens
Gegevens afdrk. En
verwijderen
Z/W-afdruk
Nu afdrukken
Copy_04042015_112030
Copy_04042015_112100
Copy_04042015_112130
Copy_04042015_112200
Copy_04042015_112230
Copy_04042015_112300
Copy_04042015_112330
Automatische kleurGebr. Onbekend
Terug naar
bestandskeuzescherm
A4HDD_06062015_112030
A4
A4
A4
123 45
5
6-31
DOCUMENTARCHIVERING►OPGESLAGEN BESTANDEN GEBRUIKEN
BESTANDEN SAMENVOEGEN
U kunt bestanden combineren die zijn opgeslagen met Document archiveren.
Volg de onderstaande stappen nadat u twee gewenste bestanden hebt geselecteerd.
EEN BESTAND SELECTEREN OM OP TE HALEN (pagina 6-22)
Als u slechts één bestand selecteert, wordt de toets [Bestand combineren] niet weergegeven.
De bestandsnaam is een combinatie van de eerste bestandsnaam, een tilde en 'Serienr.'. U kunt de bestandsnaam later
desgewenst wijzigen.
De bestanden worden samengevoegd in de geselecteerde volgorde.
1
Tik op [Bestand combineren] in het
actiescherm.
2
Voeg de bestandsinformatie toe.
Zie'BESTANDSINFORMATIE (pagina 6-12)' voor het selecteren van de gebruikersnaam, bestandsnaam, map en
eigenschappen
De eigenschap wijzigen (pagina 6-12)
Een gebruikersnaam opgeven (pagina 6-13)
Een bestandsnaam toewijzen (pagina 6-13)
De map opgeven (pagina 6-13)
PDF-bestand maken voor bladeren op de pc (pagina 6-13)
Als u het oorspronkelijke bestand wilt verwijderen, schakelt u het selectievakje [Oorspr. bestand verwijd.] in.
3
Tik op de toets [Uitvoeren].
De bestanden worden gecombineerd en wanneer de taak is voltooid, wordt het bericht 'Bestanden gecombineerd'
weergegeven.
De bewerking annuleren
Tik op de toets [CA]. De bewerking kan niet worden geannuleerd wanneer is ingesteld dat het oorspronkelijke bestand
wordt verwijderd nadat de bestanden zijn gecombineerd.
CA
Alles selecteren Batch-afdruk
Alle Bestanden
Wissen
Hoofdmap
Bestandsnaam Gebruikersnaam
Gebr. Onbekend 2015/06/24
Gebr. Onbekend 2015/06/24
Gebr. Onbekend 2015/06/24
Gebr. Onbekend 2015/06/24
Gebr. Onbekend 2015/06/24
Gebr. Onbekend 2015/06/24
Gebr. Onbekend 2015/06/24
Datum
Afdrukken
Verplaatsen
Bestand combineren
Gegevens afdrk. En
verwijderen
Nu afdrukken
Copy_04042015_112030
Copy_04042015_112100
Copy_04042015_112130
Copy_04042015_112200
Copy_04042015_112230
Copy_04042015_112300
Copy_04042015_112330
6-32
DOCUMENTARCHIVERING►OPGESLAGEN BESTANDEN GEBRUIKEN
BESTANDEN IN HET
OPDRACHTSTATUSSCHERM OPHALEN EN
GEBRUIKEN
Bestanden die zijn opgeslagen met de functie Bestand of Snelbestand worden als toetsen weergegeven in het
opdrachtstatusscherm Voltooid.
Dit is handig wanneer u snel de opgeslagen gegevens van een kopieeropdracht wilt afdrukken of snel een opgeslagen
fax naar een andere bestemming wilt verzenden.
1
Tik op de opdrachtstatusweergave.
2
Tik op het tabblad met het bestand dat
u wilt ophalen en tik op de toets
[Voltooid].
3
Tik op de toets van het gewenste bestand uit de voltooide opdracht.
Een bestand dat is verwerkt met Snelbestand of Bestand kan voor een opdracht worden geselecteerd bij het ophalen.
4
Tik in het actiepaneel op [Verzenden] of [Afdrukinstelling wijzigen]
BESTANDEN VERZENDEN (pagina 6-26)
BESTANDEN AFDRUKKEN (pagina 6-22)
Als u uitgebreide informatie over een bestand wilt bekijken, selecteert u het bestand en tikt u op de toets [Details van
geselect. taak controleren] in het actiepaneel.
Opdr.Wachtr
Voltooid
Spool
InternetfaxFaxenScannenAfdrukken
Taak Opdrachtwachtrij Voortgang/sets Status
Order Sorteren
6-33
DOCUMENTARCHIVERING►OPGESLAGEN BESTANDEN GEBRUIKEN
BESTANDEN ZOEKEN EN OPHALEN
Als een groot aantal bestanden is opgeslagen, kan het vinden van een bestand veel tijd in beslag nemen. Met de
zoekfunctie van de modus voor documentarchivering kunt u een bestand snel vinden.
U kunt ook zoeken als u slechts een deel van de bestands- of mapnaam kent. Een map kan ook worden opgegeven als
een zoekbereik.
Bijvoorbeeld: u kent alleen een deel van een bestandsnaam: 'vergadering'.
1
Als u in een bepaalde map wilt zoeken,
tikt u op de bijbehorende toets.
Als u tikt op een map waarvoor een wachtwoord is ingesteld, wordt er een scherm weergegeven voor het invoeren van
een wachtwoord. Voer het wachtwoord (5 tot 8 cijfers) in met de cijfertoetsen.
2
Tik op .
Harde schijf
Persoonlijk
gebruik
Snelbestand
voor
vergadering
Standaard
Normaal
vergadering
Tekst 1
Rapporten
Afbeelding voor
vergadering
Als u gaat zoeken
door 'vergadering' in
te voeren...
Afbeelding voor
vergadering
Normaal
vergadering
voor
vergadering
Alle mappen en bestanden
zoeken die het woord
'vergadering' bevatten.
Zoekresultaat
Scannen naar schijf
Scannen naar
extern geheugenapparaat
Selecteer afdrukbestand
van FTP
Selecteer afdrukbestand
uit USB-geheugen
Hoofdmap Snelmap
Mapselectie
Selecteer afdrukbestand
uit netwerkmap
CA
AAA BBB
CCC DDD
EEE FFF
GGG HHH
III III JJJ
KKK LLL
6-34
DOCUMENTARCHIVERING►OPGESLAGEN BESTANDEN GEBRUIKEN
3
Selecteer de zoekvoorwaarden.
Tik op elk tekstvak en stel de zoekvoorwaarde in.
Als u naar de huidige map wilt zoeken, stelt u het
selectievakje [Alleen binnen map zoeken] in op .
[Gebruikersnaam]
Zoeken op basis van de gebruikersnaam.
Selecteer een gebruiker in het gebruikerselectiescherm dat
wordt weergegeven en tik vervolgens op .
[Gebruikersnaam]
Zoeken op basis van de aanmeldnaam.
Voer de gebruikersnaam in op het aanraaktoetsenbord dat
wordt weergegeven en tik op de toets [OK].
[Bestands- of mapnaam]
Zoeken op basis van de bestands- of mapnaam.
Voer de bestands- of mapnaam in met het
aanraaktoetsenbord dat wordt weergegeven en tik op [OK].
[PIN Code/Wachtwoord]
Zoeken naar bestanden waarvoor een wachtwoord is
ingesteld.
Voer het wachtwoord in op het aanraaktoetsenbord dat
wordt weergegeven en tik op de toets [OK].
[Datum]
Zoeken op basis van de datum waarop het bestand is
gemaakt.
Stel de tijd en datum in wanneer u [Vandaag] of [Datum
instellen] hebt geselecteerd.
4
Tik op de toets [Start Zoeken].
Er wordt een lijst weergegeven met bestanden die voldoen aan uw zoekvoorwaarden. Selecteer het gewenste bestand
in de lijst. Het scherm met opdrachtinstellingen wordt weergegeven.
Tik op de toets [CA] om terug te keren naar het basisscherm van de modus voor documentarchivering.
Tik op de toets [Opnieuw Zoeken] om terug te keren naar het scherm voor het zoeken van bestanden.
Als u zoekt met de toets [Bestands- of mapnaam], worden in de lijst ook aangepaste mappen weergegeven die aan
de zoekcriteria voldoen. Als u op een maptoets tikt, wordt een lijst met de bestanden in de map weergegeven. Tik op
het gewenste bestand in de lijst.
In de instellingsmodus (webversie) kunt u de zoekfunctie voor bestanden gebruiken. Klik in de 'Instellingen
(webversie)' op [Documenthandelingen] → [Document- Archivering] → [Zoeken].
CA
Alle Bestanden
Hoofdmap
Zoeken
Gebruikersnaam
Gebruikersnaam
Datum
Alleen binnen map zoeken
Start Zoeken
Bestands- of mapnaam
PIN Code/Wachtwoord
Selecteer afdrukbestand
van FTP
Selecteer afdrukbestand
uit USB-geheugen
Selecteer afdrukbestand
uit netwerkmap
Nu afdrukken
6-35
DOCUMENTARCHIVERING►OPGESLAGEN BESTANDEN GEBRUIKEN
EEN EXTERN BESTAND AFDRUKKEN
U kunt een bestand op een FTP-server, op een USB-stick of in een netwerkmap van een pc afdrukken. U kunt het
bestand ook aanpassen door de afdrukinstellingen te wijzigen voordat u het afdrukt.
Tik in het actiepaneel op de toets [Selecteer afdrukbestand van FTP], [Selecteer afdrukbestand uit USB-geheugen] of
[Selecteer afdrukbestand uit netwerkmap].
Voor meer informatie, zie 'AFDRUKKEN ZONDER DE PRINTERDRIVER (pagina 3-80)
'.
7-1
INSTELLINGSMODUS
INSTELLINGSMODUSLIJST
INSTELLINGSMODUSLIJST. . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-5
Status. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-5
Adresboek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-5
Documenthandelingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-6
Gebruikersbediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-6
Systeeminstellingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-9
STATUS
Status . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-48
Machine-identificatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-48
Totaal Aantal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-49
Apparaatstatus bevestigen . . . . . . . . . . . . . . . . 7-49
Netwerkstatus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-50
Firmwareversie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-50
Spanning uit/aan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-51
Datalijst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-51
ADRESBOEK
Adresboek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-53
Categorie -instelling. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-55
DOCUMENTHANDELINGEN
Documenthandelingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-56
Document- Archivering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-56
Afdruktaak indienen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-58
GEBRUIKERSBEDIENING
Gebruikers -bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-59
Gebruikers- Lijst. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-59
Aangepaste Index . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-62
Lijst van organisaties /groepen . . . . . . . . . . . . . 7-62
Standaard- Instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-62
Paginalimietgroep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-67
Paginalimietinstelling apparaat . . . . . . . . . . . . . 7-68
Authoriteitsgroep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-69
Favoriete handelingen-groep. . . . . . . . . . . . . . . 7-73
Aantal gebruikers. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-75
Instelling Rekening Code . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-77
Instelling van Card . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-79
SYSTEEMINSTELLINGEN
Instelling voor het beginscherm. . . . . . . . . . . . . . 7-80
Voorwaarde- Instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-80
Pictogram . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-80
Achtergrondbeeld . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-81
Thuisschermregistratie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-81
Kopieerinstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-82
Voorwaarde- Instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-82
Uitgangsinstellingen status. . . . . . . . . . . . . . . . 7-85
Tekst/afbeelding afdrukken . . . . . . . . . . . . . . . 7-85
Printerinstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-86
Voorwaarde- Instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-86
Interface-Instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-87
Uitgangsinstellingen status. . . . . . . . . . . . . . . . 7-88
PCL-instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-89
PostScript-instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-90
OOXML-instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-90
Afdrukvrijgave Instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . 7-90
Instellingen voor e-mail afdrukken . . . . . . . . . . 7-91
Directe Afdrukinstellingen (FTP). . . . . . . . . . . . 7-91
Directe Afdrukinstellingen (Netwerkmap) . . . . . 7-92
Afdrukinstelling vanaf PC/Mobiele Terminal. . . 7-92
Instellingen Beeld Verzenden. . . . . . . . . . . . . . . . 7-93
Algemene instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-93
Scaninstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-97
Internet Fax-instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-102
Fax Data Ontvangen/Doorsturen (Manueel). . . .
7-108
Instellingen Inbound Routing
(doorsturen/opslaan) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-109
Instellingen Inbound Routing (opslaan) . . . . . . 7-111
Setup Metadata . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-112
Instellingen Document- archivering. . . . . . . . . . . 7-113
Voorwaarde- Instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-113
Autom verwijderen van bestandsinstelling . . . . 7-115
Sharp OSA-instellingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-116
Instellingen van standaardapplicatie . . . . . . . . 7-116
Instelling ontvangende toepassing . . . . . . . . . . 7-117
Instellingen externe accountapplicatie . . . . . . . 7-117
Ingesloten Toepassingsinstellingen . . . . . . . . . 7-118
Polling-instelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-118
SYSTEEMINSTELLINGEN
7-2
SYSTEEMINSTELLINGEN
Algemene instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-119
Papierinstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-119
Papiertype- registratie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-121
Bedienings- Instellingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-122
Toetsenbordinstellingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-126
Apparaatbeheer. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-127
Instellingen in /uitschakelen. . . . . . . . . . . . . . . . 7-130
Instellingen Printeridentificatie. . . . . . . . . . . . . . 7-134
Klokaanpassing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-135
Productcode. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-136
Instelling aangepaste koppeling . . . . . . . . . . . . 7-136
Netwerk- instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-137
Snelle setup. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-137
Instellingen Netwerknaam . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-139
Protocolinstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-140
Services instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-141
Direct print instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-144
Instellingen voor externe afdrukservices . . . . . . 7-144
Aansluiten op externe dienst . . . . . . . . . . . . . . . 7-146
LDAP-installatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-147
Active Directory Instellingen . . . . . . . . . . . . . . . 7-148
Openbare map/ NAS- instelling . . . . . . . . . . . . . 7-148
Proxy-instelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-149
Instellingen voor draadloos . . . . . . . . . . . . . . . . 7-149
Instelling voor eenvoudige verbinding . . . . . . . . 7-151
Webpagina-instelling Apparaat . . . . . . . . . . . . . 7-152
Beveiligings- instellingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-153
Toegang tot Webpagina van Apparaat
Beperken Via Wachtwoord . . . . . . . . . . . . . . . . 7-153
Wachtwoord wijzigen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-153
Poortregeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-154
Filterinstelling. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-154
SSL-instellingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-154
S/MIME-instellingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-155
IPsec-instellingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-156
IEEE802.1X instelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-157
Veiligheidscontrole. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-159
Documentbeheerfunctie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-159
Instelling Verborgen patroon afdrukken. . . . . . . 7-160
Traceer- gegevensafdruk. . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-161
Auditlogboek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. 7-161
Energie Besparen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-162
Eco-instelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-162
Eco-scaninstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-166
Lijst met energiebesparingspatronen. . . . . . . . . 7-166
Instellingen specifieke datumhandeling. . . . . . . 7-167
Planningsinst. In /uitschakelen . . . . . . . . . . . . . 7-168
Tonerbesparingsmodus. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-168
Systeemcontrole . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-169
Takenlogboek. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-169
Data Import/Export (CSV Formaat) . . . . . . . . . 7-169
Opslag-backup . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-169
Apparaat kopiëren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-170
Adresboek doorsturen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-170
Gegevensback-up archiveren. . . . . . . . . . . . . . 7-170
Bewaren/ oproepen van systeeminstellingen . . .
7-171
Instellingen Resetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-171
Optimalisatie van harde schijf. . . . . . . . . . . . . . 7-171
Status- en waarschuwingsbericht via e-mail. . . .
7-172
Afbeeldingskwaliteit aanpassen. . . . . . . . . . . . . . 7-173
Collectieve Aanpassing . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-173
Afbeeldingskwaliteit Afdruk. . . . . . . . . . . . . . . . 7-174
Afdruk Afbeeldingskwaliteit. . . . . . . . . . . . . . . . 7-174
Afbeeldingskwaliteit Scan. . . . . . . . . . . . . . . . . 7-175
Kleurprofielinstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-175
Algemene functies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-176
Verwijder Toner Cartridge . . . . . . . . . . . . . . . . 7-176
Instellingen Eerste Ingebruikneming. . . . . . . . . . 7-177
INSTELLINGSMODUS VOOR FAX
Instellingen Beeld Verzenden. . . . . . . . . . . . . . . . 7-180
Faxinstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-180
F-Codegeheugenvak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-190
Fax Data Ontvangen/Doorsturen (Manueel). . . .
7-191
7-3
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUS
In deze modus kunt u de functies beheren waarmee u het apparaat eenvoudiger kunt gebruiken, zoals
standaardregistratie voor elke functie, het instellen van de netwerkverbinding en het logboek weergeven voor de
werkingsstatus.
U kunt de instellingsmodus ook selecteren via een webbrowser door naar het apparaat te gaan vanaf een pc die is
verbonden met hetzelfde netwerk als het apparaat.
De instellingsmodus weergeven op het apparaat
INSTELLINGSMODUS
Beheerderswachtwoord
Om beveiligingsredenen moet de beheerder van het apparaat direct nadat het apparaat is aangeschaft het wachtwoord
wijzigen. (Raadpleeg de 'Beknopte bedieningshandleiding' voor het standaard beheerderswachtwoord.) Zie 'Wachtwoord
wijzigen (pagina 7-153)' voor informatie over het wijzigen van het wachtwoord.
* Voor een goede beveiliging moet u het wachtwoord regelmatig wijzigen.
Zie 'INSTELLINGSMODUS VOOR FAX (pagina 7-178)
' voor de faxinstellingen.
1
Tik op de toets [Instellingen].
Tik op de toets [Instellingen] in het beginscherm.
Het scherm van de instellingsmodus wordt op het
aanraakscherm getoond.
Het instellingenmenu wordt boven in het scherm
weergegeven.
Tik in het menu op de instelling die u wilt wijzigen.
Voor meer informatie over de instellingen raadpleegt u de
toelichting voor elk item.
2
Gebruik de tabs boven in het scherm
om het item te selecteren dat u wilt
instellen.
Het instellingenmenu wordt links naast het scherm dat
daarop verschijnt weergegeven.
Tik in het menu op de instelling die u wilt wijzigen.
Als u op de tab [Systeem- instellingen] tikt, worden de
itemtoetsen op het scherm weergegeven.
Als u op een itemtoets tikt, wordt er een instellingenmenu
weergegeven.
(Als u op de toets [Instellingen Beeld verzend.] tikt, worden
er meer itemtoetsen weergegeven.)
Tik op de toets [Annuleren] rechtsboven in het scherm om de instellingsmodus af te sluiten.
•Zie 'GEBRUIKERSAUTHENTICATIE (pagina 1-32)
' voor informatie over de aanmeldprocedures als de
gebruikersauthenticatie is ingeschakeld.
Eenvoudige
Kopie
Bedienings-
handleiding
Vergrote
weergavemodus
Instellingen
Totaal Aantal
Helderheids-
instelling
Eenvoudige
Fax
Eenvoudige
Scan
Taakstatus
10:15
CLOUD PORTAL
Init. Install.
Instellingen
Status
Instellingen
Beginscherm
Kopieer-
Instellingen
Printer-
Instellingen
Instellingen
Beeld verzend.
Instellingen
Doc. Archiv.
Sharp OSA
Instellingen
Algemenei
Instellingen
Energie
Besparen
Netwerk-
Instellingen
Beveiligings-
instellingen
Systeemcon-
trole
Aanpassing
beeldkwaliteit
Systeem- instellingen
Sitemap
Beheerdersaccount
Systeem-
instellingen
Gebruikers-
bediening
Paginabegin
7-4
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUS
De instellingsmodus weergeven (webversie)
Als het apparaat is verbonden met een netwerk, hebt u toegang tot de ingebouwde webserver van het apparaat via de
webbrowser van de pc.
Druk het IP-adres van het apparaat af vanuit de instellingsmodus van het apparaat en voer het adres in de webbrowser
van de pc in.
1
Tik op de toets [Instellingen].
2
Tik in het menu op [Status] → [Datalijst] → [Lijst voor Gebruiker].
3
Voer ' ' in bij [NIC-pagina] en tik op de toets [Afdrukken].
Het IP-adres staat in de afgedrukte lijst.
4
Start de webbrowser op de pc en voer
het IP-adres van het apparaat in
Start de webbrowser op een pc in hetzelfde netwerk als het
apparaat en voer het IP-adres van het apparaat in.
Aanbevolen webbrowsers:
Internet Explorer: 9 of hoger (Windows
®
)
Firefox: 37 of hoger (Windows
®
)
Safari: 4.0 of hoger (Mac OS
®
)
Chrome: 42 of hoger (Windows
®
)
Afhankelijk van de instellingen van het apparaat is mogelijk
gebruikersauthenticatie vereist om de instellingsmodus weer
te geven (webversie). Voor het wachtwoord en andere
gegevens die zijn vereist voor gebruikersauthenticatie
neemt u contact op met de beheerder van het apparaat.
Eenvoudige
Kopie
Bedienings-
handleiding
Vergrote
weergavemodus
Instellingen
Totaal Aantal
Helderheids-
instelling
Eenvoudige
Fax
Eenvoudige
Scan
Taakstatus
10:15
CLOUD PORTAL
7-5
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUSLIJST
INSTELLINGSMODUSLIJST
Hieronder volgt een lijst van items in de instellingsmodus met de fabrieksinstellingen en beperkingen voor elk item.
Status
G: Algemene gebruiker; B: Systeembeheerder/beheerder
* Sommige instellingen kunnen uitsluitend door de beheerder worden geconfigureerd.
Adresboek
G: Algemene gebruiker; B: Systeembeheerder/beheerder
*1 Deze instelling kunt u in de instellingsmodus van de webpagina configureren.
*2 Stel de Categorie-instelling Systeem- instellingen→Instellingen Beeld Verzenden→Algemene instellingen→Categorie -instelling
in met de instellingsmodus van het apparaat.
INSTELLINGSMODUSLIJST
Afhankelijk van de specificaties van het apparaat en de geïnstalleerde randapparatuur zijn sommige instellingen mogelijk
niet beschikbaar.
Sommige instellingen kunnen alleen op de webpagina worden geconfigureerd.
Instellingsitems Fabrieksinstelling G B
n Status (pagina 7-48)
l Machine-identificatie (pagina 7-48) Ja
*
Ja
l Totaal Aantal (pagina 7-49) Ja Ja
l Apparaatstatus bevestigen (pagina 7-49) Ja Ja
l Netwerkstatus (pagina 7-50) Ja Ja
l Firmwareversie (pagina 7-50) Nee Ja
l Spanning uit/aan (pagina 7-51) Nee Ja
l Datalijst (pagina 7-51) Ja Ja
Lijst voor Gebruiker Ja Ja
Lijst voor Beheerder Nee Ja
Instellingsitems Fabrieksinstelling G B
n Adresboek (pagina 7-53)
l Adresboek (pagina 7-53)*
1
Ja Ja
l Categorie -instelling (pagina 7-55)*
2
Ja Ja
7-6
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUSLIJST
Documenthandelingen
G: Algemene gebruiker; B: Systeembeheerder/beheerder
*1 Deze instelling kunt u in de instellingsmodus van de webpagina configureren.
*2 Stel de Categorie-instelling Systeem- instellingen→Instellingen Document- archivering→Documentarch. Beheer in met de
instellingsmodus van het apparaat.
Gebruikersbediening
G: Algemene gebruiker; B: Systeembeheerder/beheerder
Instellingsitems Fabrieksinstelling G B
n Documenthandelingen (pagina 7-56)
*1
l Document- Archivering (pagina 7-56) Ja Ja
Hoofdmap Ja Ja
Snelmap Ja Ja
Aangepaste Map
*2
Ja Ja
Mijn map Ja Ja
Zoeken Ja Ja
Batch-afdruk Ja Ja
l Afdruktaak indienen (pagina 7-58) Ja Ja
Instellingsitems Fabrieksinstelling G B
n Gebruikers -bediening (pagina 7-59)
l Gebruikers- Lijst (pagina 7-59) Nee Ja
l Aangepaste Index (pagina 7-62) Nee Ja
l Lijst van organisaties /groepen (pagina 7-62) Nee Ja
l Standaard- Instellingen (pagina 7-62) Nee Ja
Gebruikersauthenticatie Uitgeschakeld Nee Ja
Authentificatie Server Instellingen Locaal Nee Ja
Standaardinstelling netwerkauthenticatieserver
*1
Niet ingesteld Nee Ja
Netwerkserver toegangscontrole uitvoeren Uitgeschakeld Nee Ja
Instelling authenticatiemeth. Een gebruiker authenticeren
d.m.v. loginnaam en wachtwoord
Nee Ja
Inst. apparaataccountmodus Nee Ja
Apparaataccountmodus Uitgeschakeld Nee Ja
Login door andere gebruiker toestaan Uitgeschakeld Nee Ja
Meld gebruiker aan Nee Ja
Cache Gebruikersinformatie Onbeperkt Nee Ja
Cacheperiode Onbeperkt Nee Ja
Cache wachtwoord voor Authentificatie Ingeschakeld Nee Ja
7-7
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUSLIJST
Authenticatiegegevens voor externe verbinding in
cachegeheugen opslaan
Ingeschakeld
Nee Ja
Instelling van Card Nee Ja
IC-kaart gebruiken voor authenticatie Uitgeschakeld Nee Ja
Wachtwoord opvragen bij IC-kaartauthenticatie Alleen authenticatie card
goedgekeurd
Nee Ja
Automatische afmelding met een Card Uitgeschakeld Nee Ja
Instelling authenticatiemeth. Uitgeschakeld Nee Ja
Acties bij paginalimiet uitvoertaken wordt bereikt
*2
Opdracht wordt afgerond, ook
wanneer de paginalimiet wordt bereikt
Nee Ja
Waarschuwing wanneer aanmelden mislukt
*2
Uitgeschakeld Nee Ja
Uitschakelen van afdrukken door ongeldige gebruiker
*2
Uitgeschakeld Nee Ja
Ext. Scanner Gebruiken Voordat U Inlogt. Uitgeschakeld Nee Ja
Opgeslagen taken automatisch afdrukken na login Uitgeschakeld Nee Ja
Gebruiksstatus weergeven na aanmelden
*2
Ingeschakeld Nee Ja
Aanmeldnaamweergave Aanmeldnaam weergeven Nee Ja
Taakstatus opnemen in gebruikersauthenticatie Uitgeschakeld Nee Ja
Schakel tonen/wijzigen uit van andere gebruikers hun
informatie in de opdrachtstatus
Uitgeschakeld
Nee Ja
Instelling voor automatisch afmelden Ingeschakeld (60 sec.) Nee Ja
Hoofdlettergevoeligheid van loginnaam is ingeschakeld. Ingeschakeld Nee Ja
Pas loginnaam toe op de gebruikersnaam van de
netwerkmap
Ingeschakeld
Nee Ja
Help-weergave van aanmeldscherm bewerken Nee Ja
Gebruikersinformatie afdrukken Gebruikerslijst Nee Ja
Teller terugzetten na verzenden van e-mailstatus Uitgeschakeld Nee Ja
l Paginalimietgroep (pagina 7-67) Nee Ja
l Paginalimietinstelling apparaat (pagina 7-68) Nee Ja
l Authoriteitsgroep (pagina 7-69) Nee Ja
l Favoriete handelingen-groep (pagina 7-73) Nee Ja
Groepslijst favoriete bediening Nee Ja
Favoriete Toetslijst
*3
Nee Ja
Beginschermlijst Nee Ja
l Aantal gebruikers (pagina 7-75) Nee Ja
Gebruiksaantallen bekijken Nee Ja
Gebruikersaccount opslaan
*3
Nee Ja
l Instelling Rekening Code (pagina 7-77) Nee Ja
Beheerinstellingen Nee Ja
Instellingsitems Fabrieksinstelling G B
7-8
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUSLIJST
*1 Verschijnt als [LDAP] is ingesteld in "Authenticatie-instellingen".
*2 Verschijnt als "Instellingen (beheerder)" - [Sharp OSA-instellingen] → [Instellingen externe accountapplicatie] →
[Authenticatieserver (Server 1) instellen] is ingeschakeld.
*3 Deze instelling kunt u in de instellingsmodus van de webpagina configureren.
*4 Deze instelling kunt u in de instellingsmodus van het apparaat configureren.
Gebruik Rekening Code Uitgeschakeld Nee Ja
Gebruik Code Instellingen gebruik code Nee Ja
Neem de Rekeningcode over bij Modusovergang Uitgeschakeld Nee Ja
Uitschakelen van Wijziging van Rekeningcode Uitgeschakeld Nee Ja
Pas Gebruikerscode toe terwijl U aangemeld bent met
Apparaataccount
Uitgeschakeld
Nee Ja
Uitzonderingsinstelling voor Rekeningcode Functie Nee Ja
•Sharp OSA Alle Ongeldig Nee Ja
Instelling displaynaam Rekeningcode Nee Ja
• Maincode Displaynaam Standaard Nee Ja
• Subcode Displaynaam Standaard Nee Ja
Main Code Lijst Nee Ja
Sub Code Lijst Nee Ja
l Instelling van Card (pagina 7-79) Nee Ja
Instelling kaartgebied (pagina 7-79) Nee Ja
Systeemcode alleen controleren in
gebruikersgebiedmodus FeliCa
Uitgeschakeld
Nee Ja
Voorzieningcode in HID-modus Uitgeschakeld Nee Ja
Importeren uit installatiebestand Nee Ja
Kaartscantest Uitgeschakeld Nee Ja
Instellingen kaarttype/kaartlezer (pagina 7-79) Nee Ja
Kaarttype/kaartlezer 200 Nee Ja
Card Reader Device Registration*
4
Nee Ja
Instellingsitems Fabrieksinstelling G B
7-9
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUSLIJST
Systeeminstellingen
Instellingen voor het beginscherm
G: Algemene gebruiker; B: Systeembeheerder/beheerder
* Dit kan in de instellingsmodus van het apparaat worden ingesteld als er een USB-stick is geplaatst.
Kopieerinstellingen
G: Algemene gebruiker; B: Systeembeheerder/beheerder
Instellingsitems Fabrieksinstelling G B
l Instelling voor het beginscherm (pagina 7-80)
Voorwaarde- Instellingen Nee Ja
Pictogram* Nee Ja
Achtergrondbeeld* Nee Ja
Instellingsitems Fabrieksinstelling G B
l Kopieerinstellingen (pagina 7-82)
Voorwaarde- Instellingen Nee Ja
Instelling Draaien Kopie Kopie draaien Nee Ja
Extra vaste-kopieerfactoren toevoegen of veranderen Nee Ja
Maximum aantal kopieën instellen 9999 Nee Ja
Standaardinstelling Voor De Kantlijnverschuiving Nee Ja
• Zijde 1 10mm (1/2") Nee Ja
• Zijde 2 10mm (1/2") Nee Ja
Standaardbreedte Van Wisstrook Instellen Nee Ja
• Breedte vrije ruimte rand 10mm (1/2") Nee Ja
• Breedte vrije ruimte midden 10mm (1/2") Nee Ja
Initiaal N-Up Instelling Uit Nee Ja
• Lay-out Links naar rechts/Rechts en
omlaag
Nee Ja
• Rand Niet afdrukken Nee Ja
Kaart Formaat-Instellingen Nee Ja
• Origineelformaat
X: 86 mm (3-3/8"), Y: 54 mm (2-1/8")
Nee Ja
• Passend maken Uitgeschakeld Nee Ja
Begininstelling Tabkopie 10mm (1/2") Nee Ja
Uitschakelen Registratie/Wissen van Programma Uitgeschakeld Nee Ja
Uitschakeling handinvoer bij dubbelz. kopiëren Uitgeschakeld Nee Ja
Uitschakelen van auto papierselectie Uitgeschakeld Nee Ja
Instelling voor automatische selectie van lade met
papier
Uitgeschakeld
Nee Ja
7-10
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUSLIJST
*1 Als een interne afwerkingseenheid/afwerkingseenheid/afwerkingseenheid (grote stapeleenheid)/zadelsteek-afwerkingseenheid /
zadelsteek-afwerkingseenheid (grote stapeleenheid) is geïnstalleerd.
*2 Als een interne afwerkingseenheid/afwerkingseenheid/afwerkingseenheid (grote stapeleenheid)/zadelsteek-afwerkingseenheid /
zadelsteek-afwerkingseenheid (grote stapeleenheid) is geïnstalleerd en een perforatiemodule is geïnstalleerd.
Registratie van aangepaste afbeelding uitschakelen Uitgeschakeld Nee Ja
Verzenden tijdens kopiëren uitschakelen Uitgeschakeld Nee Ja
Hoge kwaliteitsscan vanaf Document Feeder (B/W) Uitgeschakeld Nee Ja
Snelle Scan vanaf Glasplaat (B/W) Uitgeschakeld Nee Ja
Auto wissen vóór uitvoering Afdruktaak Uitgeschakeld Nee Ja
Uitgangsinstellingen status Nee Ja
Kleurmodus Meerkleuren Nee Ja
Stand afbeelding Portret Nee Ja
Papierlade Hangt af van de configuratie van
het apparaat
Nee Ja
Belichtings- Type Auto Nee Ja
• Kopie van kopie Uitgeschakeld Nee Ja
• Kleur Verbetering Uitgeschakeld Nee Ja
Kopieerfactor 100% Nee Ja
• Selecteer automatische vergroting volgens het
papierformaat als de papierlade is geselecteerd.
Uitgeschakeld
Nee Ja
2-Zijdige Kopie 1-Zijdig→1-Zijdig Nee Ja
Origineel Binding Boek Nee Ja
Output Binding Boek Nee Ja
Uitvoer Auto Nee Ja
Uitvoerlade Hangt af van de configuratie van
het apparaat
Nee Ja
Offset Ingeschakeld Nee Ja
Nietsorteren
*1
Nee Ja
Nietpositie
*1
Nee Ja
Scheidingspagina Nee Ja
• Insteken voor taak Uitgeschakeld Nee Ja
• Insteken na taak Uitgeschakeld Nee Ja
Perfor.
*2
Nee Ja
Tekst/afbeelding afdrukken Nee Ja
Tekstinstellingen (Stempel) Nee Ja
Aangepast stempel Nee Ja
Aangepast watermerk Nee Ja
Instellingsitems Fabrieksinstelling G B
7-11
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUSLIJST
Printerinstellingen
G: Algemene gebruiker; B: Systeembeheerder/beheerder
Instellingsitems Fabrieksinstelling G B
l Printerinstellingen (pagina 7-86)
Voorwaarde- Instellingen Nee Ja
Kennisgeving Pagina Niet Afdrukken Ingeschakeld Nee Ja
Testpagina Niet Afdrukken Uitgeschakeld Nee Ja
A4/Letter-Formaat Auto Veranderen Uitgeschakeld Nee Ja
Instellingen handinvoerlade Nee Ja
• Papierformaat herkenning handinvoer inschakelen Uitgeschakeld Nee Ja
• Papiersoort herkenning handinvoer inschakelen Uitgeschakeld Nee Ja
• Handinvoer uitsluiten bij automatische
papierselectie
Uitgeschakeld
Nee Ja
Opdrachtwachtrijplaatsing Ingeschakeld Nee Ja
Uitschakelen Rechtstreeks afdrukken USB-geheugen Uitgeschakeld Nee Ja
Uitschakelen Rechtstreeks afdrukken netwerkmap Uitgeschakeld Nee Ja
Verzenden tijdens afdrukken uitschakelen Uitgeschakeld Nee Ja
Interface-Instellingen Nee Ja
Hexadecimale Dump Uitgeschakeld Nee Ja
I/O-Time-Out 60 sec. Nee Ja
Netwerkpoort Inschakelen Ingeschakeld Nee Ja
Omschakeling Netwerk-Poortemulatie Auto Nee Ja
Methode Voor Poortomschakeling Omschakelen na einde opdracht Nee Ja
Uitgangsinstellingen status Ja Ja
Aantal kopieën 1 Ja Ja
Afdrukstand Portret Ja Ja
Papierformaat A4 (8-1/2" x 11") Ja Ja
Uitvoerlade Automatisch Ja Ja
Papiertype Normaal papier Ja Ja
Resolutie-instelling 600dpi (Hoge kwaliteit) Ja Ja
Afdrukken Lege Pagina Uitschakelen Ingeschakeld Ja Ja
2-Zijdige Afdruk 1-Zijdig Ja Ja
Kleurmodus Auto Ja Ja
N-Up 1-Up Ja Ja
Passend maken Ingeschakeld Ja Ja
Uitvoer Hangt af van de configuratie van
het apparaat
Ja Ja
• Afdrukken per eenheid Ingeschakeld Ja Ja
• Scheidingspagina Ja Ja
- Insteken voor taak Uitgeschakeld Ja Ja
- Insteken na taak Uitgeschakeld Ja Ja
•Nietsorteren
*2
Uitgeschakeld Ja Ja
7-12
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUSLIJST
*1 Als een interne afwerkingseenheid is geïnstalleerd.
*2 Als een interne afwerkingseenheid/afwerkingseenheid/afwerkingseenheid (grote stapeleenheid)/zadelsteek-afwerkingseenheid /
zadelsteek-afwerkingseenheid (grote stapeleenheid) is geïnstalleerd.
*3 Als een interne afwerkingseenheid/afwerkingseenheid/afwerkingseenheid (grote stapeleenheid)/zadelsteek-afwerkingseenheid /
zadelsteek-afwerkingseenheid (grote stapeleenheid) is geïnstalleerd en een perforatiemodule is geïnstalleerd.
*4 Als een zadelsteek-afwerkingseenheid/zadelsteek-afwerkingseenheid (grote stapeleenheid) is geïnstalleerd.
*5 Als een zadelsteek-afwerkingseenheid (grote stapeleenheid) is geïnstalleerd.
*6 Als een PS3-uitbreidingskit is geïnstalleerd. (MX-2630N/MX-3050N/MX-3550N/MX-4050N/MX-5050N/MX-6050N)
*7 Als de directe afdrukuitbreidingskit is geïnstalleerd. (MX-2630N/MX-3050N/MX-3550N/MX-4050N/MX-5050N/MX-6050N)
•Perfor.
*3
Uitgeschakeld Ja Ja
•Vouwen
*4
Uitgeschakeld Ja Ja
- Meer vellen tegelijk vouwen
*5
Uitgeschakeld Ja Ja
Snelbestand Uitgeschakeld Ja Ja
PCL-instellingen Ja Ja
PCL-symbolenset instel. PC-8 Ja Ja
PCL-lettertypen instellen Intern Lettertype, 0: Courier Ja Ja
PCL-regeleindecode 0,CR=CR; LF=LF; FF=FF Ja Ja
Wide A4 Uitgeschakeld Ja Ja
PostScript-instellingen
*6
Ja Ja
Scherminstellingen Standaard Ja Ja
PS-fouten afdrukken Uitgeschakeld Ja Ja
Binaire verwerking Uitgeschakeld Ja Ja
OOXML-instellingen
*7
Ja Ja
Druk Wat af Geselecteerd Blad Ja Ja
Afdrukvrijgave Instellingen
Raadpleeg de 'Handleiding instellingen
vrijgave van afdrukken' voor informatie over
de verschillende afdrukvrijgave-instellingen
Nee Ja
Instellingen voor e-mail afdrukken Nee Ja
E-mail afdrukken Uitgeschakeld Nee Ja
POP3-server Nee Ja
Poortnummer 110 Nee Ja
POP-authenticatie Uitgeschakeld Nee Ja
Gebruikersnaam Nee Ja
Wachtwoord Nee Ja
• Wachtwoord wijzigen Uitgeschakeld Nee Ja
Controle-interval 5 minuten Nee Ja
SSL inschakelen Uitgeschakeld Nee Ja
Verbindingstest Nee Ja
Directe Afdrukinstellingen (FTP) Nee Ja
Directe Afdrukinstellingen (Netwerkmap) Nee Ja
Afdrukinstelling vanaf PC/Mobiele Terminal Nee Ja
FTP afdrukken Ingeschakeld Nee Ja
Poortnummer 21 Nee Ja
Banner gebruiken Uitgeschakeld Nee Ja
Instellingsitems Fabrieksinstelling G B
7-13
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUSLIJST
Instellingen Beeld Verzenden
Algemene instellingen
G: Algemene gebruiker; B: Systeembeheerder/beheerder
Instellingsitems Fabrieksinstelling G B
l Algemene instellingen (pagina 7-119)
Voorwaarde- Instellingen Nee Ja
Instellingen enige tijd vasthouden nadat scannen is
voltooid
Uitgeschakeld
Nee Ja
Automatische Starttijd voor Taak Tijdens Scannen 60sec.
Standaardweergave-Instellingen E-mail (Fax als de
faxuitbreidingskit is geïnstalleerd)
Nee Ja
Standaardselectie adresboek Nee Ja
• Hogere prioriteit wordt gegeven aan de weergave
van adresboek.
Uitgeschakeld
Nee Ja
• Alleen adressen van verzendmodi toepassen Ingeschakeld Nee Ja
Categorie weergegeven als standaard Geen Nee Ja
Alle adrestypen weergeven ongeacht momenteel
weergegeven modus.
Uitgeschakeld
Nee Ja
Adresboek vergroten Ingeschakeld Nee Ja
Stand afbeelding Portret Nee Ja
Voorbeeldinstelling Nee Ja
• Inst. beeldcontrole ontvangen gegevens Uitgeschakeld Nee Ja
• Standaardlijst/miniatuurweergave Nee Ja
- Fax/I-fax ontvangstgegevens
*1, *2
Miniatuur Nee Ja
Standaard Belichtingsinstellingen Auto Nee Ja
Standaard origineelafbeeldingstype Tekst Nee Ja
Bezig met het verzenden van hetzelfde beeld wat in
faxmodus verzonden is
*1
Uitgeschakeld
Nee Ja
Zorg ervoor, dat u op de Volgende Adres Toets ([+])
drukt, vóór het selecteren van het volgende adres.
Uitgeschakeld
Nee Ja
Geluid Bij Voltooide Scan Middel Nee Ja
Omschakelen weergave- volgorde uitschakelen Uitgeschakeld Nee Ja
Instelling vasthouden ontvangen afdrukgegevens Uitgeschakeld Nee Ja
Standaardverificatie-Stempel
*3
Nee Ja
• E-mail/Scannen/Data-Invoer Uitgeschakeld Nee Ja
• Faxen/Internetfax
*1, *2
Uitgeschakeld Nee Ja
Standaardbreedte Van Wisstrook Instellen Nee Ja
• Breedte vrije ruimte rand 10mm (1/2") Nee Ja
• Breedte vrije ruimte midden 10mm (1/2") Nee Ja
Door tijd opgegeven uitvoer van ontvangen gegevens Uitgeschakeld Nee Ja
Instellingen in /uitschakelen Nee Ja
7-14
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUSLIJST
*1 Als een faxuitbreidingskit is geïnstalleerd.
*2 Als een internetfaxuitbreidingskit is geïnstalleerd.
*3 Als een stempeleenheid is geïnstalleerd.
Scaninstellingen
Instel. voor deactiveren van registratie Nee Ja
• Registratie van bestemming via bedieningspaneel
uitschakelen
Alle Ongeldig
Nee Ja
Registratie van bestemming op webpagina uitschakelen
Alle Ongeldig Nee Ja
• Uitschakelen Alle Programma Items Registratie/
Wissen
Uitgeschakeld
Nee Ja
• Registratie van geheugenvak uitschakelen
*1
Alle Ongeldig Nee Ja
Bestemmingsregistratie met Globaal zoeken adres uitschakelen
Alle Ongeldig Nee Ja
• Registratie door middel van Network Scanner Tool Uitgeschakeld Nee Ja
• Uitschakelen van doorsturen via netwerk Uitgeschakeld Nee Ja
Instel. voor uitschak. van verzending Nee Ja
[Opn. verzenden] uitschakelen in fax/scan modus
*1, *2
Uitgeschakeld Nee Ja
• Selecteren uit adresboek uitschakelen Alle Ongeldig Nee Ja
• Directe invoer uitschakelen Alle Ongeldig Nee Ja
• PC-scan uitschakelen Uitgeschakeld Nee Ja
• Opslag op extern geheugenapparaat uitschakelen Uitgeschakeld Nee Ja
• PC-I-Fax-verzending uitschakelen
*2
Uitgeschakeld Nee Ja
• PC-Fax-verzending uitschakelen
*1
Uitgeschakeld Nee Ja
• "Mijn adres zoeken" uitschakelen Uitgeschakeld Nee Ja
Eigen naam en bestemming instellen Nee Ja
Registratie zendergegevens Nee Ja
• Naam Afzender Nee Ja
• Faxnummer van zender Nee Ja
• Eigen adres I-fax Nee Ja
Registratie van eigen naam selecteren Nee Ja
Instellingsitems Fabrieksinstelling G B
l Scaninstellingen (pagina 7-97)
Scaninstellingen Nee Ja
Uitgangsinstellingen status Nee Ja
• Standaardinstellingen kleurmodus Nee Ja
- Scanner algemeen Auto: Mono Nee Ja
+
Wijzigen Z/W-instelling in automodus uitschakelen
Uitgeschakeld Nee Ja
- E-mail Auto: Mono Nee Ja
+
Wijzigen Z/W-instelling in automodus uitschakelen
Uitgeschakeld Nee Ja
Instellingsitems Fabrieksinstelling G B
7-15
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUSLIJST
• Instelling Oorspronkelijke Bestandsindeling Nee Ja
- Scanner algemeen Nee Ja
+ Bestandstype PDF Nee Ja
+OCR* Uitgeschakeld Nee Ja
+ Zwart-wit Compressiemodus: MMR (G4) Nee Ja
+ Kleur/grijstinten Comprimeringsfactor: Gemiddelde
compressie
Nee Ja
+ Nadruk zw. letter Uitgeschakeld Nee Ja
+ Opgegeven pagina's per bestand Uitgeschakeld Nee Ja
- OCR Instelling* Nee Ja
+ Lettertype Westerse Talen: Arial Nee Ja
Japans: MS Gothic Nee Ja
Chinees: SimSun Nee Ja
Traditioneel Chinees: MingLiU Nee Ja
Koreaa: Dotum Nee Ja
+ Detecteer Afbeeldingspositie Ingeschakeld Nee Ja
+ Bestandsnaam Extractie Uitgeschakeld Nee Ja
- E-mail Nee Ja
+ Bestandstype PDF Nee Ja
+OCR* Uitgeschakeld Nee Ja
+ Zwart-wit Compressiemodus: MMR (G4) Nee Ja
+ Kleur/grijstinten Comprimeringsfactor: Gemiddelde
compressie
Nee Ja
+ Nadruk zw. letter Uitgeschakeld Nee Ja
+ Opgegeven pagina's per bestand Uitgeschakeld Nee Ja
- OCR Instelling* Nee Ja
+ Lettertype Westerse Talen: Arial Nee Ja
Japans: MS Gothic Nee Ja
Chinees: SimSun Nee Ja
Traditioneel Chinees: MingLiU Nee Ja
Koreaa: Dotum Nee Ja
+ Detecteer Afbeeldingspositie Ingeschakeld Nee Ja
+ Bestandsnaam Extractie Uitgeschakeld Nee Ja
• Eenvoudige Scaninstellingen Nee Ja
- Kleur Auto Nee Ja
-Z/W Mono Nee Ja
• Resolutie-instelling Nee Ja
- Scannen Nee Ja
Instellingsitems Fabrieksinstelling G B
7-16
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUSLIJST
+ Ingest. resolutie toepassen bij opslag Uitgeschakeld Nee Ja
+ (Geen item) 200x200dpi Nee Ja
- E-mail Nee Ja
+ Ingest. resolutie toepassen bij opslag Uitgeschakeld Nee Ja
+ (Geen item) 200x200dpi Nee Ja
Voorwaarde- Instellingen Nee Ja
• Standaard Antwoordadresset Nee Ja
• Opties PDF-compressie Nee Ja
- Flate-compressie Ingeschakeld Nee Ja
• Compressiemodus bij distributie Nee Ja
- Zwart-wit MH (G3) Nee Ja
- Kleur/grijstinten Gemiddelde compressie Nee Ja
+ Nadruk zw. letter Uitgeschakeld Nee Ja
• Instellingen voor 'Koppeling naar de bestemming
verzenden'
Ingeschakeld
Nee Ja
- Koppeling naar de bestemming verzenden' als
standaard instellen
Uitgeschakeld
Nee Ja
- Bewaarperiode voor bestanden 4 Uur Nee Ja
- SSL inschakelen Ingeschakeld Nee Ja
• Instelling van maximum aantal verzenddata(E-Mail) Onbeperkt Nee Ja
-
Als de E-mail bijlage(n) de maximale grootte
overschrijdt, wordt het in meerde bestanden verzonden.
Uitgeschakeld
Nee Ja
• Max. grootte gegevensbijlagen (map FTP/
Bureaublad/Netwerk)
Onbeperkt
Nee Ja
• Bcc-Instelling Nee Ja
- Bcc Inschakelen Uitgeschakeld Nee Ja
- Bcc-adres weergeven in het
opdrachtstatusscherm
Uitgeschakeld
Nee Ja
• Instelling Auto Scan* Uitgeschakeld Nee Ja
- Stel Beeldoriëntatie Automatisch in Ingeschakeld, 2-Zijdig Nee Ja
- Stel Resolutie Automatisch in Ingeschakeld Nee Ja
- Blanco pag. overslaan
Ingeschakeld, Lege pagina overslaan
Nee Ja
• Scanfunctie uitschakelen Nee Ja
- PC scan Uitgeschakeld Nee Ja
Vooraf ingestelde beperking van E-mail voor directe invoer
Nee Ja
Standaardadres Uitgeschakeld Nee Ja
• Selectie Toev. Selecteren uit adresboek Nee Ja
- Index Alle bestemmingen Nee Ja
- Opties tonen 10 Nee Ja
- Annuleren van eerst ingevoerde adres toestaan Uitgeschakeld Nee Ja
Instellingsitems Fabrieksinstelling G B
7-17
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUSLIJST
* Kan alleen worden geactiveerd op de MX-3060N/MX-3070N/MX-3560N/MX-3570N/MX-4060N/MX-4070N/MX-5070N/
MX-6070N.
Internet Fax-instellingen
-
Selecteren van ander(e) adres(sen) uitschakelen
Uitgeschakeld Nee Ja
Beheerinstellingen Nee Ja
• Geavanceerde instelling Nee Ja
- Selectie van Reply-to (Antwoord naar)
uitschakelen.
Uitgeschakeld
Nee Ja
• Bestandsnaamgeving Nee Ja
- Serienummer Uitgeschakeld Nee Ja
- Tekst Uitgeschakeld Nee Ja
- Naam Afzender Ingeschakeld Nee Ja
- Datum & tijd Ingeschakeld Nee Ja
- Sessiepaginateller Uitgeschakeld Nee Ja
- Unieke identificatie Uitgeschakeld Nee Ja
• Standaardonderwerp Nee Ja
• Taakinformatie automatisch toevoegen aan
kerntekst van e-mailbericht
Ingeschakeld
Nee Ja
• Automatisch een voetnoot toevoegen aan de inhoud
van het e-mailbericht
Uitgeschakeld
Nee Ja
• E-mailvoetnootregistratie Nee Ja
Onderwerpnaaminstellingen Ja Ja
Bestandsnaaminstellingen Ja Ja
Berichtinhoudinstellingen Ja Ja
Voor de faxinstellingen raadpleegt u "INSTELLINGSMODUS VOOR FAX (pagina 7-178)
".
Instellingsitems Fabrieksinstelling G B
l Internet Fax-instellingen (pagina 7-102)
*1
Standaard- Instellingen Nee Ja
Resolutie-instelling Nee Ja
• Ingest. resolutie toepassen bij opslag Uitgeschakeld Nee Ja
• (Geen item) 200x100dpi Nee Ja
•Halftoon Uitgeschakeld Nee Ja
Afdrukken auto reactiveren Ingeschakeld Nee Ja
Instelling Oorspronkelijke Bestandsindeling Nee Ja
• Bestandstype TIFF-F Nee Ja
• Compressiemodus MH (G3) Nee Ja
Instelling Luidsprekervolume Nee Ja
• Ontvangstsignaal Middel Nee Ja
Instellingsitems Fabrieksinstelling G B
7-18
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUSLIJST
• Communicatiefoutsignaal Middel Nee Ja
• Origineel afdrukken op transactierapport Alleen Foutrapport Afdrukken Nee Ja
Instelling Afdrukken Transactierapport Nee Ja
• Enkele Verzending Alleen Foutrapport Afdrukken Nee Ja
• Distribueren Volledig Rapport Afdrukken Nee Ja
• Ontvangen Geen Afgedrukt Rapport Nee Ja
Instelling Afdrukken Activiteitenrapport Nee Ja
• Automatisch afdrukken bij vol geheugen Uitgeschakeld Nee Ja
• Dagelijks afdrukken op opgegeven tijd Uitgeschakeld Nee Ja
• Platte Tekst Afdrukken Instelling Selecteren Uitgeschakeld Nee Ja
Instellingen verzenden Nee Ja
I-Fax Ontvanstrapport Aan/Uit Instelling Uitgeschakeld Nee Ja
Time-Out Aanvraag I-Fax Ontvangstrapport Instellen 1 Uur Nee Ja
Aantal malen opnieuw zenden bij ontvangstfout 2 Tijden Nee Ja
Instelling van maximum aantal verzenddata Onbeperkt Nee Ja
Instelling Verzenden Draaiing Alle ingeschakeld Nee Ja
Eigen Nummer Standaard Zenden Ingeschakeld Nee Ja
Paginanummer afdrukken bij ontvanger Ingeschakeld Nee Ja
Opnieuw oproepen indien bezet Nee Ja
• Aantal herhaalde pogingen bij een bezette lijn 2 Tijden Nee Ja
• Tijd (in minuten) tussen herhaalde pogingen bij een
bezette lijn
3 Tijden
Nee Ja
Opnieuw bellen indien communicatiefout Nee Ja
• Aantal herhaalde pogingen bij fouten 2 Tijden Nee Ja
tijd (in minuten) tussen herhaalde pogingen bij fouten
3 Tijden Nee Ja
Ontvangstinstellingen Nee Ja
Verlaag de instelling voor automatische reductie Ingeschakeld Nee Ja
2-Zijdig Afdrukken van Ontvangen Data Uitgeschakeld Nee Ja
Adres voor doorsturen gegevens instellen Nee Ja
• Doorsturen aan Nee Ja
•Directe SMTP Uitgeschakeld Nee Ja
• Voer hostnaam of IP-adres in. Uitgeschakeld Nee Ja
• Hostnaam of IP-adres Nee Ja
Ontvangstdatum/-tijd afdrukken Uitgeschakeld Nee Ja
Letter formaat RX verkleint afdrukken
*2
Uitgeschakeld Nee Ja
Time-out POP3-communicatie 60sec. Nee Ja
A3 RX verkleinen
*2
Uitgeschakeld Nee Ja
Instelling Van Interval Ontvangstcontrole 5 Minuut Nee Ja
• Faxuitvoerinstellingen Hangt af van de configuratie van
het apparaat
Nee Ja
Instellingsitems Fabrieksinstelling G B
7-19
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUSLIJST
*1 Als een internetfaxuitbreidingskit is geïnstalleerd.
*2 Deze functie is niet beschikbaar in sommige landen en regio's.
Fax Data Ontvangen/Doorsturen (Manueel)
*1 Als een faxuitbreidingskit is geïnstalleerd.
*2 Als een internetfaxuitbreidingskit is geïnstalleerd.
Instelling toestaan/weigeren van mail of domeinnaam Nee Ja
• Instelling toestaan/weigeren van mail of
domeinnaam
Alle Ongeldig
Nee Ja
• Nieuwe Toevoegen Nee Ja
Serverinstellingen Nee Ja
Ontvangstinstellingen Nee Ja
• Internetfax Ontvangen Ingeschakeld Nee Ja
• POP3-server Nee Ja
• Poortnummer 110 Nee Ja
• POP-authenticatie Uitgeschakeld Nee Ja
• Gebruikersnaam Nee Ja
• Wachtwoord Nee Ja
- Wachtwoord wijzigen Uitgeschakeld Nee Ja
• Time-out POP3-communicatie 60sec. Nee Ja
• Instelling Van Interval Ontvangstcontrole 5 minuten Nee Ja
• SSL inschakelen Uitschakelen Nee Ja
Standaard- Instellingen Nee Ja
• Ifax eigen naam en nummer instellen Nee Ja
- Eigen Naam I-Fax Instellen Nee Ja
- Eigen Adres Nee Ja
• Instelling directe SMTP Nee Ja
- Poortnummer (ontvangen) 25 Nee Ja
-Time-out 300 seconden Nee Ja
- Poortnummer (verzenden) 25 Nee Ja
-Time-out 300 seconden Nee Ja
Instellingsitems Fabrieksinstelling G B
l Fax Data Ontvangen/Doorsturen (Manueel) (pagina 7-108)
Faxinstellingen
*1
Raadpleegt u "Fax Data
Ontvangen/Doorsturen (Manueel)
(pagina 7-191)".
Ja Ja
Internet Fax-instellingen
*2
Ja Ja
Start Ontvangst Ja Ja
Handm. ontvangsttoets op beginscherm Ingeschakeld Ja Ja
Ontvangen gegevens doorsturen Ja Ja
Instellingsitems Fabrieksinstelling G B
7-20
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUSLIJST
Instellingen Inbound Routing (doorsturen/opslaan)
Instellingsitems Fabrieksinstelling G B
l Instellingen Inbound Routing (doorsturen/opslaan) (pagina 7-109)*
Instellingen inkomende routing Ja Ja
Tabelregistratie
Ja Ja
Verzendinstellingen voor Ontvangen Data Ja Ja
• Ontvangstlijn selecteren Ja Ja
- Internetfax
Ingeschakeld
Ja Ja
-Faxen
Ingeschakeld
Ja Ja
• Instelling Verzendadres Alle ontvangen gegevens
doorsturen
Ja Ja
Doorsturen BestemmingsInstellingen voor Ontvangen Data Ja Ja
• Doorstuurvoorwaarde 1 tot 3 Ja Ja
- Doorstuurvoorwaarde Niet doorsturen Ja Ja
- Dag van de week Alle Ongeldig Ja Ja
- Doorstuurtijd instellen
Uitgeschakeld
Ja Ja
- Starttijd 00 Uur 00 Minuut Ja Ja
- Voltooiïngstijd 00 Uur 00 Minuut Ja Ja
- Formaat voor doorsturen TIFF (multi) Ja Ja
Registratie Verzendadres Ja Ja
Beheerinstellingen Nee Ja
Instellingen inkomende routing Nee Ja
• Inkomende routing Uitgeschakeld Nee Ja
• Registreren van doorstuurtabel uitschakelen Uitgeschakeld Nee Ja
• Wijzigen/verwijderen van doorstuurtabel
uitschakelen
Uitgeschakeld
Nee Ja
• Wijzigen van doorstuurvoorwaarde uitschakelen Uitgeschakeld Nee Ja
• Instelling afdrukstijl Afdrukken bij fouten Nee Ja
Bestandsnaaminstelling Nee Ja
• Voorinstelling van teken Nee Ja
- Teken 1, 2
Nee Ja
- Bestandsnaamgeving Nee Ja
+Nr.1 Naam Afzender Nee Ja
+Nr.2 Datum & tijd Nee Ja
+Nr.3 Geen Nee Ja
+Nr.4 Geen Nee Ja
+Nr.5 Geen Nee Ja
+Nr.6 Geen Nee Ja
+Nr.7 Geen Nee Ja
7-21
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUSLIJST
* Als een faxuitbreidingskit of internetfaxuitbreidingskit is geïnstalleerd.
Setup Metadata
+ Indien ontvangen van een contact, dat
geregistreerd staat in het adresboek, wordt
naam afzender veranderd naar
contactnaam.
Uitgeschakeld
Nee Ja
Instellingen Inbound Routing (opslaan) Nee Ja
Instellingen voor opslag op harde schijf van ontvangen data Nee Ja
• Automatische Opslag in HDD van Ontvangen Data Uitgeschakeld Nee Ja
• Specificeer Data voor Opslag Nee Ja
-Faxen Uitgeschakeld Nee Ja
- Internetfax Uitgeschakeld Nee Ja
• Specificeer Opgeslagen Map Nee Ja
- Instelling voor sorteren op mapdatum voor
opslag
Uitgeschakeld
Nee Ja
• Best.Indeling PDF Nee Ja
• Instelling afdrukstijl Alleen afdrukken bij opslag fout Nee Ja
Bestandsnaaminstelling Nee Ja
• Voorinstelling van teken Nee Ja
- Teken 1, 2
Nee Ja
- Bestandsnaamgeving Nee Ja
+Nr.1 Naam Afzender Nee Ja
+Nr.2 Datum & tijd Nee Ja
+Nr.3 Geen Nee Ja
+Nr.4 Geen Nee Ja
+Nr.5 Geen Nee Ja
+Nr.6 Geen Nee Ja
+Nr.7 Geen Nee Ja
+ Indien ontvangen van een contact, dat
geregistreerd staat in het adresboek, wordt
naam afzender veranderd naar
contactnaam.
Uitgeschakeld
Nee Ja
Instelling van Resultaat Melding Adres bij Opslaan Nee Ja
• Instellingen ontvangstmeldingen Uitgeschakeld Nee Ja
• Adres van Bestemming Bericht Nee Ja
• Directe Invoer Nee Ja
Instellingsitems Fabrieksinstelling G B
l Setup Metadata (pagina 7-112)
Setup Metadata Nee Ja
Setup Metadata Uitgeschakeld Nee Ja
Lijst Metagegevenssets Nee Ja
Instellingsitems Fabrieksinstelling G B
7-22
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUSLIJST
Instellingen Document- archivering
G: Algemene gebruiker; B: Systeembeheerder/beheerder
Instellingsitems Fabrieksinstelling G B
l Instellingen Document- archivering (pagina 7-113)
Voorwaarde- Instellingen Nee Ja
Instellingen Standaardmodus Gedeelde Modus Nee Ja
Instelling Sorteermethode Datum Nee Ja
Instelling beheerdersauthoriteit Nee Ja
• Bestand Verwijderen Uitgeschakeld Nee Ja
• Map Verwijderen Uitgeschakeld Nee Ja
• PIN Code/Wachtwoord wijzigen Uitgeschakeld Nee Ja
Alle Snelbestanden Wissen Nee Ja
• Wissen Nee Ja
• Alle snelbestanden wissen bij opstarten.(Behalve
beveiligde bestanden)
Ingeschakeld
Nee Ja
Stand afbeelding Portret Nee Ja
Standaardinstellingen kleurmodus Auto, Mono Nee Ja
Wijzigen Z/W-instelling in automodus uitschakelen Uitgeschakeld Nee Ja
Standaard Belichtingsinstellingen Auto Nee Ja
Standaard origineelafbeeldingstype Tekst Nee Ja
Uitgangsinstellingen resolutie 200x200dpi Nee Ja
Geluid Bij Voltooide Scan Middel Nee Ja
Standaard Uitvoerlade Hangt af van de configuratie van
het apparaat
Nee Ja
Tekst-/stempelfuncties voor opnieuw afdrukken
uitschakelen
Uitgeschakeld
Nee Ja
Batch-afdrukinstellingen Nee Ja
• Optie [Alle gebr.] niet toegest. Ingeschakeld Nee Ja
• Optie [Gebr. Onbekent] niet toegest. Ingeschakeld Nee Ja
• Afdrukvolgorde Datum (Afl.) Nee Ja
Standaardbreedte Van Wisstrook Instellen Nee Ja
• Breedte vrije ruimte rand 10mm (1/2") Nee Ja
• Breedte vrije ruimte midden 10mm (1/2") Nee Ja
Kaart Formaat-Instellingen Nee Ja
• Origineelformaat X: 86 mm (3-3/8"), Y: 54 mm (2-1/
8")
Nee Ja
• Aanpassen aan opslaggrootte Uitgeschakeld Nee Ja
Inst. opslaan/verwijderen na afdrukken Opslaan Nee Ja
7-23
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUSLIJST
Standaardinstelling van PDF-indeling voor surfen op pc Nee Ja
Z/W Nee Ja
• Compressiemodus MMR (G4) Nee Ja
Kleur/grijstinten Nee Ja
• Comprimeringsfactor Gemiddelde compressie Nee Ja
Aantal kopieën Uitgeschakeld Nee Ja
• Resolutie toepassen bij uitvoering van taak Uitgeschakeld Nee Ja
• Resolutie 200×200dpi Nee Ja
Printer Uitgeschakeld Nee Ja
• Resolutie toepassen bij uitvoering van taak Uitgeschakeld Nee Ja
• Resolutie 200×200dpi Nee Ja
Scan naar Uitgeschakeld Nee Ja
• Resolutie toepassen bij uitvoering van taak Uitgeschakeld Nee Ja
• Resolutie 200×200dpi Nee Ja
Internetfax
*1
Uitgeschakeld Nee Ja
• Resolutie toepassen bij uitvoering van taak Uitgeschakeld Nee Ja
• Resolutie 200×100dpi Nee Ja
Faxen
*2
Uitgeschakeld Nee Ja
• Resolutie toepassen bij uitvoering van taak Uitgeschakeld Nee Ja
• Resolutie Standaard Nee Ja
Scannen naar schijf Ingeschakeld Nee Ja
• Resolutie toepassen bij uitvoering van taak Uitgeschakeld Nee Ja
• Resolutie 200×200dpi Nee Ja
Beschikbare Taak Voor De Taakinstellingen Nee Ja
Afdrukken Nee Ja
• Aantal kopieën Ingeschakeld Nee Ja
•Printer Ingeschakeld Nee Ja
• Scan verzenden Uitgeschakeld Nee Ja
• I-fax verzenden(Incl. PC-I-fax)
*1
Uitgeschakeld Nee Ja
• Fax verzenden(Incl. PC-Fax)
*2
Uitgeschakeld Nee Ja
• Scannen naar schijf Ingeschakeld Nee Ja
Scan verzenden Nee Ja
• Aantal kopieën Uitgeschakeld Nee Ja
•Printer Uitgeschakeld Nee Ja
• Scan verzenden Ingeschakeld Nee Ja
I-fax verzenden(Incl. PC-I-fax)
Uitgeschakeld Nee Ja
Instellingsitems Fabrieksinstelling G B
7-24
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUSLIJST
*1 Als een internetfaxuitbreidingskit is geïnstalleerd.
*2 Als een faxuitbreidingskit is geïnstalleerd.
• Fax verzenden(Incl. PC-Fax) Uitgeschakeld Nee Ja
• Scannen naar schijf Ingeschakeld Nee Ja
Internetfax verzenden
*1
Nee Ja
I-fax verzenden(Incl. PC-I-fax)
Ingeschakeld Nee Ja
Fax Verzenden
*2
Nee Ja
• Aantal kopieën Uitgeschakeld Nee Ja
•Printer Uitgeschakeld Nee Ja
• Scan verzenden Uitgeschakeld Nee Ja
I-fax verzenden(Incl. PC-I-fax)
*1
Uitgeschakeld Nee Ja
• Fax verzenden(Incl. PC-Fax) Ingeschakeld Nee Ja
• Scannen naar schijf Uitgeschakeld Nee Ja
Beheer Document- archivering Nee Ja
Autom verwijderen van bestandsinstelling Alle Ongeldig Nee Ja
Instellingsitems Fabrieksinstelling G B
7-25
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUSLIJST
Sharp OSA -instellingen
G: Algemene gebruiker; B: Systeembeheerder/beheerder
Instellingsitems Fabrieksinstelling G B
l Sharp OSA-instellingen (pagina 7-116)
Voorwaarde- Instellingen
*1
Nee Ja
Cookie-instelling Nee Ja
Cookie verwijderen Nee Ja
Instellingen van standaardapplicatie Nee Ja
Instelling ontvangende toepassing Nee Ja
Doorsturen naar toepassing Uitgeschakeld Nee Ja
Applicatie naam Nee Ja
Adres voor webservice Nee Ja
Time-out 20 seconden Nee Ja
Communicatiefout Melding Nee Ja
• E-mailadres Nee Ja
• Inhoud Nee Ja
• Verbindingstest Nee Ja
Instellingen externe accountapplicatie Nee Ja
Extern accountbeheer Uitgeschakeld Nee Ja
Authenticatieserver (Server 1) instellen Nee Ja
•server 1-4 Uitgeschakeld Nee Ja
- Applicatie naam Nee Ja
- Adres voor toepassings programma gebruikers
interface.
*2
Nee Ja
- Adres voor webservice Nee Ja
-Time-out 20 seconden Nee Ja
-Browser
*2
HTML Browser n2.0 Nee Ja
- Uitgebreid platform Uitgeschakeld Nee Ja
- Gegevensgrootte
*2
Wide-SVGA Nee Ja
- Mijn adres zoeken*
2
Nee Ja
- Doel*
2
LDAP Nee Ja
Communicatiefout Melding Nee Ja
• E-mailadres Nee Ja
• Inhoud Nee Ja
Ingesloten Toepassingsinstellingen Nee Ja
Polling-instelling Nee Ja
server 1 - Server 2 Uitgeschakeld Nee Ja
• Polling-adres Nee Ja
7-26
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUSLIJST
*1 Deze instelling kunt u in de instellingsmodus van het apparaat configureren.
*2 Deze instelling kan ingesteld worden in Server 1.
Algemene instellingen
G: Algemene gebruiker; B: Systeembeheerder/beheerder
• Controle-interval 1 min. Nee Ja
• Time-out 20 seconden Nee Ja
Instellingsitems Fabrieksinstelling G B
l Algemene instellingen (pagina 7-119)
Papierinstellingen Ja Ja
Papierlade- instellingen Ja Ja
• Automatisch schakelen van lade Ingeschakeld Ja Ja
• Toon Papierlade-instellingen wanneer lade voor
handmatige invoer papier detecteert.
Ingeschakeld Ja Ja
• Papiercassette 1 Als u de MX-5050N/MX-5070N/
MX-6050N/MX-6070N gebruikt
Normaal papier, Auto-AB
(Auto-Inch)
Als u de MX-2630N/MX-3050N/
MX-3060N/MX-3070N/MX-3550N/
MX-3560N/MX-3570N/MX-4050N/
MX-4060N/MX-4070N gebruikt
Normaal papier, A4 (8-1/2" x 11")
Ja Ja
• Papiercassette 2
*1
Normaal, Auto-AB (Auto-Inch)
Standaard/papierlade van 550&2100 vel
Lade 3 normaal, A4 (8-1/2" x 11")
Lade 4 normaal, A4 (8-1/2" x 11")
Ja Ja
• Papiercassette 3
*2
Ja Ja
• Papiercassette 4
*3
Ja Ja
• Papiercassette 5
*4
Normaal papier, A4 (8-1/2" x 11") Ja Ja
• Handinvoer Normaal papier, Auto-AB
(Auto-Inch)
Ja Ja
Registratie aangepaste grootte (Omloop)
Aangepast 1 tot 7
Auto-AB (Auto-Inch)
X = 420 mm (17"), Y = 297 mm (11")
Ja Ja
Papiertype- registratie Ja Ja
Bedienings- Instellingen Nee Ja
Voorwaarde- Instellingen Nee Ja
• Vergrote weergavemodus Uitgeschakeld Nee Ja
• Mededelingentijd Instellen 6 sec. Nee Ja
• Taalinstelling Afhankelijk van land en regio Nee Ja
• Standaardweergave-Instellingen Beginscherm Nee Ja
• Favoriete menu's standaard weergeven Uitgeschakeld Nee Ja
• Actiepaneel als standaard weergeven. Ingeschakeld Nee Ja
Instellingsitems Fabrieksinstelling G B
7-27
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUSLIJST
• Het pictogram wordt getoond wanneer de
netwerkkabel niet is aangesloten.
Ingeschakeld
Nee Ja
Bevestingsdialoogvenster weergeven als taak wordt geannuleerd.
Ingeschakeld Nee Ja
• Wijzig het aantal sets in het display voor taakstatus Voortgang Nee Ja
• Uitlijningsorde van 10-Key
Oplopende volgorde vanaf linksboven
Nee Ja
• Instellingsweergave vanaf Hoofdunit Nee Ja
- Weergave Huidig Path Ingeschakeld Nee Ja
- Schakel link van het huidige pad in Ingeschakeld Nee Ja
• Weergavepatroon instelling Patroon 1 Nee Ja
• Instelling Toetsbediening Nee Ja
- Toetsgeluid Gemiddeld Nee Ja
- Key Touch Geluid bij standaardinstelling Uitgeschakeld Nee Ja
- Automatisch Wissen Instellen 60 sec. Nee Ja
+ Timer Annuleren Uitgeschakeld Nee Ja
- Instelling Toetsbediening : Tijd voor accepteren
van toetsinvoer
0,0 seconden
Nee Ja
+ Autom. Toetsherhaling Uitschakelen Uitgeschakeld Nee Ja
-
Tijd voor acceptatie van toetsinvoer van lang indrukken
0,5 seconden Nee Ja
- Instelling voor interval van dubbeltikken 0,5 seconden Nee Ja
• Uitschakelen van opdrachtprioriteit Uitgeschakeld Nee Ja
• Uitsch. afdruk via handinvoer Uitgeschakeld Nee Ja
• Kaften/insteekv. modus uitschakelen Uitgeschakeld Nee Ja
• Schakel afdrukken van Handleiding uit vanaf het
Bedieningspaneel
Uitgeschakeld
Nee Ja
• Beginwaarde aantal originelen Alle Ongeldig Nee Ja
• Voorbeeldinstelling Nee Ja
- Inst. beeldcontrole ontvangen gegevens Uitgeschakeld Nee Ja
- Standaardlijst/miniatuurweergave Nee Ja
+ Fax/I-fax ontvangstgegevens
*5, *6
Miniatuur Nee Ja
+ Bestandsopvraging van Hoofdmap/
Snelmap
Lijst
Nee Ja
+ Bestandsopvraging van Aangepaste Map Lijst Nee Ja
+ Bestandsophaling van Directe Afdruk Lijst Nee Ja
• Instellingen bediening op afstand Nee Ja
- Bediening van externe software Nee Ja
+ Bedieningsauthoriteit Verboden Nee Ja
+ Wachtwoordinvoerscherm weergeven Tonen in PC en MFP Nee Ja
Instellingsitems Fabrieksinstelling G B
7-28
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUSLIJST
- Bediening vanaf opgegeven PC Nee Ja
+ Bedieningsauthoriteit Verboden Nee Ja
+ Hostnaam of IP-adres van PC Nee Ja
+ Wachtwoordinvoerscherm weergeven Tonen in PC en MFP Nee Ja
- Bediening door gebruiker met wachtwoord Nee Ja
+ Bedieningsauthoriteit Verboden Nee Ja
+ Wachtwoordinvoerscherm weergeven Tonen in PC en MFP Nee Ja
Modus Eenvoudige Instellingen Nee Ja
Instelling favoriete toets Nee Ja
Toon instelling van Mode toets Nee Ja
• Weergave Modus Nee Ja
• Mode toets weergave Home Ingeschakeld Nee Ja
Toetsenbordinstellingen Nee Ja
Standaard toetsenbordinstelling Nee Ja
• Keuze Toetsenbord Afhankelijk van land en regio Nee Ja
• Toetsenbordprioriteit instellen Afhankelijk van land en regio Nee Ja
Instelling sjabloon aanraak- toetsenbord Nee Ja
Apparaatbeheer Nee Ja
Instelling Detectie Formaat Origineel Nee Ja
• Formaatcombinatie detectie origineel AB-1 (Inch-1) Nee Ja
• Annuleren detectie van glasplaat Uitgeschakeld Nee Ja
Invoermodus origineel Alles uit Nee Ja
Automatisch zadelnieten
*7
Ingeschakeld Nee Ja
Positie Zadelnietapparaat Aanpassen
*7
Ingeschakeld Nee Ja
Papiersoort voor Auto Papierselectie Normaal papier Nee Ja
Instelling tandemverbinding Nee Ja
• IP-adres van de Client Machine 0.0.0.0 Nee Ja
• Poortnummer 50001 Nee Ja
• Tandemmodus Nee Ja
- Master-machinemodus uitschakelen Uitgeschakeld Nee Ja
- Uitschakelen Client Machinemodus Uitgeschakeld Nee Ja
Autom. omschakelen van afwerkladen
*8
Ingeschakeld Nee Ja
Standaard detecteren in automatische kleurmodus 3 (normaal) Nee Ja
Instelling voor data-indicator Patroon 1 Nee Ja
• Het controlelampje knippert wanneer er gegevens
worden ontvangen
Ingeschakeld
Nee Ja
Instellingsitems Fabrieksinstelling G B
7-29
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUSLIJST
• Instelling voor foutlampje Branden en knipperen Nee Ja
Totaalinst. voor afwerking Specificeer Afwerkingspositie
gebaseerd op Geselecteerd
Papier.
Nee Ja
Papiergewichtsinstellingen Nee Ja
• Papiergewicht 60 tot 89 g/m
2
(16 tot 23 lbs. ) Nee Ja
Datalijst Enkelzijdig Nee Ja
Uitschakelen van duplex Uitgeschakeld Nee Ja
Uitschakelen van verschuiving Uitgeschakeld Nee Ja
Uitschakelen van origineelinvoer Uitgeschakeld Nee Ja
Cassette met grote capaciteit uitschakelen
*4
Ingeschakeld Nee Ja
Uitschakelen van optionele papierlade
*1
Uitgeschakeld Nee Ja
Lade-instelling uitschakelen Uitgeschakeld Nee Ja
Uitschakelen van afwerkeenheid
*7
Uitgeschakeld Nee Ja
Uitzetten nieteenheid
*7
Uitgeschakeld Nee Ja
Perforator uitschakelen
*9
Uitgeschakeld Nee Ja
Instellingen in /uitschakelen Nee Ja
Gebruikers- bediening Nee Ja
Uitschakelen van afdrukken door ongeldige gebruiker
Uitgeschakeld Nee Ja
Instellingen Kopieerfunctie Nee Ja
• Uitschakelen Registratie/Wissen van Programma Uitgeschakeld Nee Ja
• Uitschakeling handinvoer bij dubbelz. kopiëren Uitgeschakeld Nee Ja
• Uitschakelen van auto papierselectie Uitgeschakeld Nee Ja
• Registratie van aangepaste afbeelding uitschakelen Uitgeschakeld Nee Ja
• Verzenden tijdens kopiëren uitschakelen Uitgeschakeld Nee Ja
Printerinstellingen Nee Ja
• Kennisgeving Pagina Niet Afdrukken Ingeschakeld Nee Ja
• Testpagina Niet Afdrukken
*5
Uitgeschakeld Nee Ja
• Handinvoer uitsluiten bij automatische
papierselectie
Uitgeschakeld
Nee Ja
• Uitschakelen Rechtstreeks afdrukken
USB-geheugen
Uitgeschakeld
Nee Ja
• Uitschakelen Rechtstreeks afdrukken netwerkmap Uitgeschakeld Nee Ja
• Verzenden tijdens afdrukken uitschakelen Uitgeschakeld Nee Ja
• Afdrukken Lege Pagina Uitschakelen Uitgeschakeld Nee Ja
Instellingen Beeld Verzenden Nee Ja
• Omschakelen weergave- volgorde uitschakelen Uitgeschakeld Nee Ja
Instellingsitems Fabrieksinstelling G B
7-30
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUSLIJST
• Faxdistributie uitschakelen
*5
Uitgeschakeld Nee Ja
• Scanfunctie uitschakelen Alle Ongeldig Nee Ja
• Instel. voor deactiveren van registratie Nee Ja
-
Reg. van bestemming via bedieningspaneel uitschak.
Alle Ongeldig Nee Ja
- Reg.van bestemming op webpage uitschak. Alle Ongeldig Nee Ja
-
Uitschakelen Registratie/Wissen van Programma
Uitgeschakeld Nee Ja
- Registratie van geheugenvak uitschakelen
*5
Alle Ongeldig Nee Ja
- Bestemmingsregistratie met Globaal zoeken
adres uitschakelen
Alle Ongeldig
Nee Ja
-
Registratie door middel van Network Scanner Tool
Uitgeschakeld Nee Ja
- Uitschakelen van doorsturen via netwerk Uitgeschakeld Nee Ja
• Instel. voor uitschak. van verzending Nee Ja
-
[Opn. verzenden] uitschakelen in fax/scan modus
*5,
*6
Uitgeschakeld
Nee Ja
- Selecteren uit adresboek uitschakelen Alle Ongeldig Nee Ja
- Directe invoer uitschakelen Alle Ongeldig Nee Ja
- PC-I-Fax-verzending uitschakelen
*6
Uitgeschakeld Nee Ja
- PC-Fax-verzending uitschakelen
*5
Uitgeschakeld Nee Ja
- "Mijn adres zoeken" uitschakelen Uitgeschakeld Nee Ja
Instellingen Document- archivering Nee Ja
Tekst-/stempelfuncties voor opnieuw afdrukken uitschakelen
Uitgeschakeld Nee Ja
• Batch-afdrukinstellingen Nee Ja
- Optie [Alle gebr.] niet toegest. Ingeschakeld Nee Ja
- Optie [Gebr. Onbekent] niet toegest. Ingeschakeld Nee Ja
Bedienings- Instellingen Nee Ja
• Timer voor automatisch wissen annuleren Uitgeschakeld Nee Ja
• Uitschakelen van opdrachtprioriteit Uitgeschakeld Nee Ja
• Uitsch. afdruk via handinvoer Uitgeschakeld Nee Ja
• Autom. Toetsherhaling Uitschakelen Uitgeschakeld Nee Ja
• Klokinstelling deactiveren Uitgeschakeld Nee Ja
• Kaften/insteekv. modus uitschakelen Uitgeschakeld Nee Ja
• Schakel afdrukken van Handleiding uit vanaf het
Bedieningspaneel
Uitgeschakeld
Nee Ja
Apparaatbeheer Nee Ja
• Uitschakelen van origineelinvoer Uitgeschakeld Nee Ja
• Uitschakelen van duplex Uitgeschakeld Nee Ja
• Cassette met grote capaciteit uitschakelen
*4
Ingeschakeld Nee Ja
Instellingsitems Fabrieksinstelling G B
7-31
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUSLIJST
*1 Als een standaard/papierlade van 550 vel/lage stand/papierlade van 550 vel/standaard/papierlade van 2x550 vel/standaard/
papierlade van 3x550 vel/standaard papierlade van 550&2100 vel is geïnstalleerd.
*2 Als een standaard/papierlade van 2x550 vel/standaard/papierlade van 3x550 vel/standaard/papierlade van 550&2100 vel is
geïnstalleerd.
*3 Als een standaard/papierlade van 3x550 vel/standaard/papierlade van 550&2100 vel is geïnstalleerd.
*4 Als een lade met grote capaciteit is geïnstalleerd.
*5 Als een faxuitbreidingskit is geïnstalleerd.
*6 Als een internetfaxuitbreidingskit is geïnstalleerd.
• Uitschakelen van optionele papierlade
*1
Uitgeschakeld Nee Ja
• Lade-instelling uitschakelen Uitgeschakeld Nee Ja
• Uitschakelen van afwerkeenheid
*7
Uitgeschakeld Nee Ja
• Offset uitschakelen Uitgeschakeld Nee Ja
• Uitzetten nieteenheid
*7
Uitgeschakeld Nee Ja
• Perforator uitschakelen
*9
Uitgeschakeld Nee Ja
• Master-machinemodus uitschakelen Uitgeschakeld Nee Ja
• Uitschakelen Client Machinemodus Uitgeschakeld Nee Ja
Beveiligings- instellingen Nee Ja
• Instelling Verborgen patroon afdrukken Nee Ja
- Directe invoer uitschakelen Uitgeschakeld Nee Ja
Instellingen Printeridentificatie Nee Ja
Klok aanpassen Nee Ja
Klok aanpassen Nee Ja
• Huidige datum Nee Ja
• Geef de tijdzone aan Nee Ja
• Datum- en tijdinstellingen Nee Ja
• Synchroniseren met internettijdserver Uitgeschakeld Nee Ja
Instelling Zomertijd Uitgeschakeld Nee Ja
Datumformaat Nee Ja
• Huidige Waarde Nee Ja
• Formaat Afhankelijk van land en regio Nee Ja
Productcode Nee Ja
Serienummer Nee Ja
Lettertypeset voor streepjescode Nee Ja
Internetfaxuitbreidingskit
*6
Nee Ja
Toepassingsintegratiemodule Nee Ja
Directe Afdrukuitbreidingskit*
10
Nee Ja
Toepassingscommunicatiemodule*
10,
*
11
Nee Ja
Module voor externe accounts*
10,
*
11
Nee Ja
Aangepaste koppelingen Nee Ja
Instellingsitems Fabrieksinstelling G B
7-32
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUSLIJST
*7 Als een zadelsteek-afwerkingseenheid/zadelsteek-afwerkingseenheid (grote stapeleenheid) is geïnstalleerd.
*8 Als een afwerkingseenheid (grote stapeleenheid)/zadelsteek-afwerkingseenheid (grote stapeleenheid) is geïnstalleerd.
*9 Als een interne afwerkingseenheid/afwerkingseenheid/afwerkingseenheid (grote stapeleenheid)/zadelsteek-afwerkingseenheid /
zadelsteek-afwerkingseenheid (grote stapeleenheid) is geïnstalleerd en een perforatiemodule is geïnstalleerd.
*10 Kan alleen worden geactiveerd op de MX-2630N/MX-3050N/MX-3550N/MX-4050N/MX-5050N/MX-6050N.
*11 Deze instelling kan niet worden opgegeven in sommige landen en regio's.
Netwerk- instellingen
G: Algemene gebruiker; B: Systeembeheerder/beheerder
Instellingsitems Fabrieksinstelling G B
l Netwerk- instellingen (pagina 7-137)
Snelle setup Nee Ja
Instellingen voor draadloos Nee Ja
• Connectietype Alleen bekabeld Nee Ja
IPv4-instellingen Nee Ja
• DHCP Ingeschakeld Nee Ja
• IPv4-adres Nee Ja
• Subnetmasker Nee Ja
• Standaard gateway Nee Ja
Netwerknaaminstellingen Nee Ja
• Apparaatnaam Nee Ja
• Domeinnaam Nee Ja
DNS-instellingen Nee Ja
• Primaire server Nee Ja
• Secundaire server Nee Ja
• Domeinnaam Nee Ja
SMTP-instelling Nee Ja
• Primaire server Nee Ja
• Naam Afzender Nee Ja
• Afzenderadres Nee Ja
• SSL inschakelen Nee Ja
• SMTP-authenticatie Nee Ja
• Gebruikersnaam Nee Ja
• Wachtwoord Nee Ja
- Wachtwoord wijzigen Nee Ja
• Verbindingstest Nee Ja
LDAP-installatie Nee Ja
• Naam Nee Ja
• Zoek-root Nee Ja
• LDAP-server Nee Ja
• Gebruikersnaam Nee Ja
• Wachtwoord Nee Ja
7-33
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUSLIJST
- Wachtwoord wijzigen Nee Ja
• Authenticatietype Nee Ja
• KDC-server Nee Ja
•Bereik Nee Ja
• Keuze op bedieningspaneel toestaan. Uitgeschakeld Nee Ja
Een gebruiker authenticeren in globale adreszoekopdracht
Uitgeschakeld Nee Ja
• SSL inschakelen Nee Ja
• Verbindingstest Nee Ja
Openbare map/ NAS- instelling Nee Ja
• public Nee Ja
- Gebruik van opslag Toegestaan Nee Ja
•shared Nee Ja
- Gebruik van opslag Toegestaan Nee Ja
• faxreceive Nee Ja
- Gebruik van opslag Toegestaan Nee Ja
Instellingen Netwerknaam Nee Ja
Apparaatnaam Nee Ja
Domeinnaam Nee Ja
Opmerking Nee Ja
Protocolinstelling Nee Ja
IPv4-instellingen Nee Ja
• DHCP Ingeschakeld Nee Ja
• IPv4-adres Nee Ja
• Subnetmasker Nee Ja
• Standaard gateway Nee Ja
IPv6-instellingen Nee Ja
•IPv6 Ingeschakeld Nee Ja
• DHCPv6 Ingeschakeld Nee Ja
• Handmatig adres / Lengte van prefix Nee Ja
• Standaard gateway Nee Ja
MTU Instellingen Nee Ja
•MTU 1500 Nee Ja
SMB-instellingen Nee Ja
• SMB 1.0 gebruiken Ingeschakeld Nee Ja
• SMB 2.0 gebruiken Ingeschakeld Nee Ja
• SMB 2.1 gebruiken Ingeschakeld Nee Ja
• SMB 3.0 gebruiken Ingeschakeld Nee Ja
Pingopdracht Nee Ja
•IPv4 Nee Ja
•IPv6 Nee Ja
Instellingsitems Fabrieksinstelling G B
7-34
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUSLIJST
Services instellingen Nee Ja
DNS Nee Ja
• DNS-instellingen Nee Ja
- IPv4-instellingen Nee Ja
- Primaire server Nee Ja
- Secundaire server Nee Ja
- IPv6-instellingen Nee Ja
- Primaire server Nee Ja
- Secundaire server Nee Ja
-Time-out 2 seconden Nee Ja
- Domeinnaam Nee Ja
- DNS update Uitgeschakeld Nee Ja
- Interval updaten 3 minuten Nee Ja
SMTP Nee Ja
• SMTP-instelling Nee Ja
- Primaire server Nee Ja
- Secundaire server Nee Ja
- Poortnummer 25 Nee Ja
-Time-out 20 seconden Nee Ja
- Naam Afzender Nee Ja
- Afzenderadres Nee Ja
- SSL inschakelen Uitgeschakeld Nee Ja
- SMTP-authenticatie Uitgeschakeld Nee Ja
- Gebruikersnaam Nee Ja
- Wachtwoord Nee Ja
- POP voor SMTP Uitgeschakeld Nee Ja
- Verbindingstest Nee Ja
Kerberos Nee Ja
• Instelling Kerberos-authenticatie Nee Ja
- KDC-server Nee Ja
- Poortnummer 88 Nee Ja
-Bereik Nee Ja
SNTP Nee Ja
• SNTP-instellingen Nee Ja
-SNTP Nee Ja
-SNTP-server Nee Ja
- Poortnummer 123 Nee Ja
-Time-out 5 seconden Nee Ja
- Synchroon interval 6 uur Nee Ja
- Synchroniseren bij start Uitgeschakeld Nee Ja
Instellingsitems Fabrieksinstelling G B
7-35
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUSLIJST
- Nu synchroniseren Nee Ja
mDNS Nee Ja
• mDNS-instellingen Nee Ja
-mDNS Ingeschakeld Nee Ja
- Servicenaam Modelnaam (Serienummer) Nee Ja
- Domeinnaam Modelnaam-Serienummer-.Locaal Nee Ja
- Service met hoogste prioriteit LPD Nee Ja
SNMP Nee Ja
• SNMP v1-instellingen Nee Ja
- SNMP v1-instellingen Ingeschakeld Nee Ja
- Toegangsmethode Nee Ja
- GET-community public Nee Ja
- Set Community private Nee Ja
- SET community wijzigen Uitgeschakeld Nee Ja
- Trap Community public Nee Ja
- TRAP-doeladres Nee Ja
• SNMP v3-instellingen Nee Ja
- SNMP v3-instellingen Nee Ja
- Gebruikersnaam Nee Ja
- Authenticatiesleutel Nee Ja
- Privacy-sleutel Nee Ja
- Contextnaam Nee Ja
WINS Nee Ja
• WINS-instelling Nee Ja
- Primaire server Nee Ja
- Secundaire server Nee Ja
- Scope ID Nee Ja
Direct print instellingen Nee Ja
LPD Nee Ja
• Instelling LPD Nee Ja
-LPD Ingeschakeld Nee Ja
-Time-out 90 seconden Nee Ja
- Banner gebruiken Uitgeschakeld Nee Ja
RAW Nee Ja
• Instelling ruwe afdruk Nee Ja
- Ruwe afdruk Ingeschakeld Nee Ja
- Poortnummer 9100 Nee Ja
-Time-out 90 seconden Nee Ja
- Bidirectioneel gebruiken Uitgeschakeld Nee Ja
WSD Nee Ja
Instellingsitems Fabrieksinstelling G B
7-36
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUSLIJST
• WSD-instellingen Nee Ja
- WSD afdrukken Ingeschakeld Nee Ja
- Multicast Discovery gebruiken Ingeschakeld Nee Ja
Instellingen voor externe afdrukservices Nee Ja
Google Cloud Afdrukinstellingen Nee Ja
• Google Cloud Print Uitgeschakeld Nee Ja
• Status Nee Ja
- Afdrukken altijd behouden Nee Ja
• E-mail Nee Ja
• Apparaatnaam Nee Ja
• Registreer met Google Cloud Print Nee Ja
• Verwijder van Google Cloud Print Nee Ja
• Registratie-URL/QR-code Nee Ja
Mopria-instellingen Nee Ja
•Mopria Uitgeschakeld Nee Ja
•mDNS Ingeschakeld Nee Ja
• Servicenaam Nee Ja
• Machinelocatie Nee Ja
AirPrint Instel. Nee Ja
• AirPrint (Afdrukken) Ingeschakeld Nee Ja
• AirPrint (Scannen) Ingeschakeld Nee Ja
• AirPrint (Faxen) Ingeschakeld Nee Ja
•mDNS Ingeschakeld Nee Ja
•IPP Ingeschakeld Nee Ja
• IPP-SSL Ingeschakeld Nee Ja
• Servicenaam Nee Ja
• Machinelocatie Nee Ja
• geo URI (RFC 5870) geo: Nee Ja
Aansluiten op externe dienst Nee Ja
Cloud Connect Instellingen Nee Ja
• Office 365 Nee Ja
- Domeinnaam Nee Ja
• Google Drive Nee Ja
- Google Drive Ingeschakeld Nee Ja
Instellingen voor e-mail Nee Ja
• Exchange Nee Ja
- Exchange Ingeschakeld Nee Ja
- Hostnaam Nee Ja
•Gmail Nee Ja
-Gmail Ingeschakeld Nee Ja
Instellingsitems Fabrieksinstelling G B
7-37
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUSLIJST
LDAP-installatie Nee Ja
LDAP-installatie Nee Ja
Lijst Globale adresboeken Nee Ja
Openbare map/ NAS- instelling Nee Ja
public Nee Ja
• Gebruik van opslag Toegestaan Nee Ja
shared Nee Ja
• Gebruik van opslag Toegestaan Nee Ja
faxreceive Nee Ja
• Gebruik van opslag Toegestaan Nee Ja
Proxy-instelling Nee Ja
Proxy-instelling Uitgeschakeld Nee Ja
Adres proxyserver Nee Ja
Gebruikersnaam Nee Ja
Wachtwoord Nee Ja
• Wachtwoord wijzigen Nee Ja
Poortnummer 8080 Nee Ja
Adres zonder proxygebruik Nee Ja
Instellingen voor draadloos Nee Ja
Instelling voor eenvoudige verbinding Nee Ja
Webpagina-instelling Apparaat Nee Ja
HTTP- toegangs- instellingen Nee Ja
• Aantal gebruikers dat tegelijkertijd kan aanmelden 32 Nee Ja
• Tijd voor automatisch afmelden 60 minuten Nee Ja
Aangemelde gebruiker weergeven Nee Ja
Active Directory Instellingen Nee Ja
Domeinnaam Nee Ja
Zoek Attribuut: cn Nee Ja
Link met gebruikerscontrolefunctie Nee Ja
• Paginalimietgroep pagelimit Nee Ja
• Authoriteitsgroep authority Nee Ja
• Favoriete handelingen-groep favorite Nee Ja
•Mijn map myfolder Nee Ja
Account Toestelregistratie Nee Ja
• Gebruik.Naam Nee Ja
• Wachtwoord Nee Ja
Instellingsitems Fabrieksinstelling G B
7-38
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUSLIJST
Beveiligings- instellingen
G: Algemene gebruiker; B: Systeembeheerder/beheerder
Instellingsitems Fabrieksinstelling G B
l Beveiligings- instellingen (pagina 7-153)
Wachtwoord wijzigen Nee Ja
Toegang tot Webpagina van Apparaat Beperken Via Wachtwoord
Uitgeschakeld Nee Ja
Wachtwoord gebruiker Nee Ja
• Wachtwoord wijzigen Uitgeschakeld Nee Ja
• Instellingen beveiligen met wachtwoord Uitgeschakeld Nee Ja
Beheerderswachtwoord Nee Ja
• Wachtwoord wijzigen Uitgeschakeld Nee Ja
Poortregeling Nee Ja
Serverpoort Nee Ja
•HTTP Ingeschakeld Nee Ja
- Poortnummer 80 Nee Ja
•HTTPS Ingeschakeld Nee Ja
- Poortnummer 443 Nee Ja
• FTP afdrukken Ingeschakeld Nee Ja
- Poortnummer 21 Nee Ja
• Ruwe afdruk Ingeschakeld Nee Ja
- Poortnummer 9100 Nee Ja
•LPD Ingeschakeld Nee Ja
- Poortnummer 515 Nee Ja
•IPP Ingeschakeld Nee Ja
- Poortnummer 631 Nee Ja
• IPP-SSL Uitgeschakeld Nee Ja
- Poortnummer 443 Nee Ja
• Tandemuitvoer ontvangen Ingeschakeld Nee Ja
- Poortnummer 50001 Nee Ja
• PC scan Ingeschakeld Nee Ja
- Poortnummer 52000 Nee Ja
• Extern bedieningspaneel Ingeschakeld Nee Ja
- Poortnummer 5900 Nee Ja
•SNMPD Ingeschakeld Nee Ja
- Poortnummer 161 Nee Ja
• NBT/WINS Uitgeschakeld Nee Ja
•SMTP Ingeschakeld Nee Ja
7-39
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUSLIJST
•WSD Ingeschakeld Nee Ja
• Afdrukvrijgave Uitgeschakeld Nee Ja
- Poortnummer 53000 Nee Ja
• Sharp OSA (uitbreidingsplatform) Nee Ja
-HTTPS Ingeschakeld Nee Ja
+ Poortnummer 10080 Nee Ja
-HTTPS Ingeschakeld Nee Ja
+ Poortnummer 10443 Nee Ja
Client-poort Nee Ja
•HTTP Ingeschakeld Nee Ja
•HTTPS Ingeschakeld Nee Ja
• FTP Ingeschakeld Nee Ja
• FTPS Ingeschakeld Nee Ja
•SMTP Ingeschakeld Nee Ja
• SMTP-SSL Ingeschakeld Nee Ja
•POP3 Ingeschakeld Nee Ja
• POP3-SSL Ingeschakeld Nee Ja
• SNMP-TRAP Ingeschakeld Nee Ja
- Poortnummer 162 Nee Ja
• Opdracht voltooid Ingeschakeld Nee Ja
•LDAP Ingeschakeld Nee Ja
• LDAP-SSL Ingeschakeld Nee Ja
• SMB/WINS Ingeschakeld Nee Ja
•SNTP Uitgeschakeld Nee Ja
•mDNS Ingeschakeld Nee Ja
• Tandemuitvoer verzenden Ingeschakeld Nee Ja
• Gegevensback-up verzenden Ingeschakeld Nee Ja
• Afdrukvrijgave Ingeschakeld Nee Ja
•XMPP Uitgeschakeld Nee Ja
Filterinstelling Uitgeschakeld Nee Ja
Filter Uitgeschakeld Nee Ja
Configuratie IP-adresfilter Nee Ja
• Filtermodus Toegestaan Nee Ja
• Filteradres 1-4 Nee Ja
- IP-beginadres 0.0.0.0 Nee Ja
- IP-eindadres 0.0.0.0 Nee Ja
Instellingsitems Fabrieksinstelling G B
7-40
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUSLIJST
Configuratie MAC-adresfilter Nee Ja
• Filteradres 1-10 000000000000 Nee Ja
SSL-instellingen Nee Ja
Voorwaarde- Instellingen Nee Ja
• SSL instellen Nee Ja
- Serverpoort Nee Ja
+HTTPS Ingeschakeld Nee Ja
+ IPP-SSL Uitgeschakeld Nee Ja
+ HTTP omleiden naar HTTPS instellen in de
webpagina
Uitgeschakeld
Nee Ja
- Client-poort Nee Ja
+HTTPS Ingeschakeld Nee Ja
+FTPS Ingeschakeld Nee Ja
+ SMTP-SSL Ingeschakeld Nee Ja
+ POP3-SSL Ingeschakeld Nee Ja
+ LDAP-SSL Ingeschakeld Nee Ja
- Versleutelingsniveau Laag Nee Ja
• Apparaatcertificaat Nee Ja
- Certificaatstatus Nee Ja
- Certificaat en geheime sleutel exporteren Nee Ja
• Maker van Certificate Signing Request(CSR) Nee Ja
S/MIME-instellingen Nee Ja
Voorwaarde- Instellingen Nee Ja
• S/MIME-instellingen Uitgeschakeld Nee Ja
• Apparaatcertificaat Nee Ja
- Certificaatstatus Nee Ja
• Log Instellingen Nee Ja
- E-mail ondert. Steeds Inschakelen Nee Ja
- Handtekeningalgoritme SHA-1 Nee Ja
• Versleutelingsinstellingen Nee Ja
- E-mail versl. Steeds Inschakelen Nee Ja
- Versleutelen AES-128 Nee Ja
- Schakelen verzenden uit, naar de adressen die
niet kunnen worden versleuteld.
Uitgeschakeld
Nee Ja
Maker van Certificate Signing Request(CSR) Nee Ja
IPsec-instellingen Nee Ja
Instellingsitems Fabrieksinstelling G B
7-41
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUSLIJST
IPsec-instellingen Uitgeschakeld Nee Ja
IKEv1-instellingen Nee Nee
• Vooraf gedeelde sleutel Nee Ja
• SA-levensduur (tijd) 28800 seconden Nee Ja
• SA-levensduur (grootte) 28800 KB Nee Ja
• IKE-levensduur 30 sec. Nee Ja
IPsec-regels Nee Ja
IEEE802.1X instelling Nee Ja
Voorwaarde- Instellingen Nee Ja
• IEEE802.1X authentificatie (Bedraad) Uitgeschakeld Nee Ja
• EAP authenticatiemethode EAP-TLS Nee Ja
• EAP gebruikersnaam Nee Ja
• Wachtwoord Nee Ja
- Wachtwoord wijzigen Uitgeschakeld Nee Ja
• Serverauthenticatie Ingeschakeld Nee Ja
• EAP time-out 10 seconden Nee Ja
• Aantal herhaalde pogingen EAP 3 maal Nee Ja
• Apparaatcertificaat Nee Ja
- Certificaatstatus Nee Ja
- CA-certificaatstatus Nee Ja
Maker van Certificate Signing Request(CSR) Nee Ja
Veiligheidscontrole Nee Ja
Afdruktaken beperken andere dan de huidige
Afdruktaak in Wachtrij
Uitgeschakeld
Nee Ja
Bewerking Beperken Retentie Forceren Nee Ja
Weiger Verzoeken van Externe Sites Ingeschakeld Nee Ja
Documentbeheerfunctie Nee Ja
Bestemmingsinstellingen doorsturen (Verzonden gegevens) Nee Ja
• Verzendingsgegevens doorsturen Uitgeschakeld Nee Ja
• E-mail Nee Ja
• Netwerkmap Nee Ja
• FTP Nee Ja
• Bureaublad Nee Ja
• Best.Indeling TIFF (multi) Nee Ja
Bestemmingsinstellingen doorsturen (Ontvangen gegevens) Nee Ja
• Ontvangen gegevens doorsturen Uitgeschakeld Nee Ja
Instellingsitems Fabrieksinstelling G B
7-42
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUSLIJST
• E-mail Nee Ja
• FTP Nee Ja
• Bureaublad Nee Ja
• Bestand Indeling TIFF (multi) Nee Ja
Instelling Verborgen patroon afdrukken Nee Ja
Uitgangsinstellingen status Nee Ja
• Standaardinstellingen Nee Ja
- Instelling Verborgen patroon afdrukken Alle Ongeldig Nee Ja
- Afdrukkleur ZWART Nee Ja
- Belichting Standaard Nee Ja
- Formaat 48 punten Nee Ja
- Hoek Nee Ja
- Lettertypestijl Standaard Nee Ja
- Camouflagepatroon Patroon 1 Nee Ja
- Afdrukmethode Positief Nee Ja
• Instelling afdrukinhoud Nee Ja
- Vooringest. woord Ingeschakeld, NIET KOPIËREN Nee Ja
- Serienummer Uitgeschakeld Nee Ja
- Accounttaak-id Uitgeschakeld Nee Ja
- Aanmeldnaam/gebr.nr. Uitgeschakeld Nee Ja
- Controlenummer Uitgeschakeld Nee Ja
- Datum/tijd Uitgeschakeld Nee Ja
- Directe invoer uitschakelen Uitgeschakeld Nee Ja
Contrast Nee Ja
• Verborgen patroonafdruk Nee Ja
-ZWART 5 Nee Ja
- MAGENTA 5 Nee Ja
- CYAAN 5 Nee Ja
Aangepaste tekstregistratie Nee Ja
Traceer- gegevensafdruk Nee Ja
Instelling traceergegevensafdruk Uitgeschakeld Nee Ja
Afdrukgegevens Nee Ja
• Serienummer Ingeschakeld Nee Ja
• Tekst Uitgeschakeld Nee Ja
• Accounttaak-id Ingeschakeld Nee Ja
• Aanmeldnaam/gebr.nr. Ingeschakeld Nee Ja
Instellingsitems Fabrieksinstelling G B
7-43
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUSLIJST
*1 Als een internetfaxuitbreidingskit is geïnstalleerd.
*2 Als een faxuitbreidingskit is geïnstalleerd.
*3 Deze instelling kunt u in de instellingsmodus van het apparaat configureren.
*4 Deze instelling kunt u in de instellingsmodus van de webpagina configureren.
• Datum/tijd Ingeschakeld Nee Ja
Afdrukkleur ZWART Nee Ja
Afdrukpositie Nee Ja
• Verticale positie Nee Ja
- Bovenzijde van papier bedrukken Uitgeschakeld Nee Ja
- Onderzijde van papier bedrukken Ingeschakeld Nee Ja
• Horizontale positie Nee Ja
- Linkerzijde van papier bedrukken Ingeschakeld Nee Ja
- Rechterzijde van papier bedrukken Uitgeschakeld Nee Ja
Selecteer de taak die u wilt afdrukken Nee Ja
•Kopieren Ingeschakeld Nee Ja
• Afdrukken Ingeschakeld Nee Ja
• Afdrukken (Doc.a.) Ingeschakeld Nee Ja
• Internetfax Ontvangen*
1
Ingeschakeld Nee Ja
• Fax Ontvangen*
2
Ingeschakeld Nee Ja
• Afdrukken tonen Ingeschakeld Nee Ja
Privé /apparaatgeg. initialis.*
3
Nee Ja
Beveiligingscode invoeren*
3
Nee Ja
Auditlogboek Nee Ja
Veiligheidscontrole Nee Ja
• Auditlogboek Uitgeschakeld Nee Ja
Instellingen opslag/verzenden Nee Ja
• Instelling opslaan Nee Ja
- Opgeslagen naar geheugen Ingeschakeld Nee Ja
• Instellingen verzenden Nee Ja
- Server verzenden Uitgeschakeld Nee Ja
- Hostnaam of IP-adres (verplicht) Nee Ja
- SSL inschakelen Uit Nee Ja
- Poortnummer 514 Nee Ja
- Poortnummer (SSL gebruiken) 6514 Nee Ja
Auditlogboek opslaan/verwijderen Nee Ja
• Auditlogboek opslaan
*4
Nee Ja
• Auditlogboek verwijderen Nee Ja
Instellingsitems Fabrieksinstelling G B
7-44
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUSLIJST
Energie Besparen
G: Algemene gebruiker; B: Systeembeheerder/beheerder
Instellingsitems Fabrieksinstelling G B
l Energie Besparen (pagina 7-162)
Eco-instelling Nee Ja
Toon scherm Eco Aanbevelings Functie Uitgeschakeld Nee Ja
Toon Melding bij verlenging Transitie Tijd naar
Voorverwarming/Automatische Uitschakelstand
Uitgeschakeld
Nee Ja
Instellingenmodus Aangepast Nee Ja
Instelling Voorverwarmingsfunctie 1 min. Nee Ja
• Paneelweergave tijdens voorverwarmingsmodus
uitschakelen
Ingeschakeld
Nee Ja
Automatisch uitschakelen* Ingeschakeld Nee Ja
Schakel de functie voor automatische uitschakeling in
zodra de externe taak is voltooid.
Ingeschakeld
Nee Ja
Vaste overgangstijd. Ingeschakeld Nee Ja
• Timer Voor Automatisch Uitschakelen 1 min. Nee Ja
Wijzig overg. tijd volgens tijd van dag. Auto Nee Ja
Energieniveau slaapstand Lage energie Nee Ja
Eco-scaninstelling Nee Ja
Eco-scaninstelling Ingeschakeld Nee Ja
• Beginscherm Uitgeschakeld Nee Ja
•Kopieren Uitgeschakeld Nee Ja
Beeld Verzenden Alle ingeschakeld Nee Ja
Document- Archivering Alle ingeschakeld Nee Ja
Systeeminstellingen Ingeschakeld Nee Ja
Sharp OSA Alle ingeschakeld Nee Ja
Lijst met energiebesparingspatronen Nee Ja
Patroon automatische update Nee Ja
Origineel eco-patroon Nee Ja
Instellingen specifieke datumhandeling Nee Ja
Planningsinst. In /uitschakelen Nee Ja
Tonerbesparingsmodus Alle Ongeldig Nee Ja
7-45
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUSLIJST
Systeem- controle
G: Algemene gebruiker; B: Systeembeheerder/beheerder
* Deze instelling kunt u in de instellingsmodus van het apparaat configureren.
Instellingsitems Fabrieksinstelling G B
l Systeemcontrole (pagina 7-169)
Takenlogboek Nee Ja
Opdrachtlogboekgebruik Nee Ja
• Takenlogboek Nee Ja
• Opdrachtlogboek opslaan Nee Ja
-
Nummer van takenlogboek voor kennisgeving via e-mail
50000 Nee Ja
• Opdrachtlogboek verwijderen Nee Ja
Opdrachtlogboek bekijken Nee Ja
Data Import/Export (CSV Formaat) Nee Ja
Opslag-backup Nee Ja
Apparaat kopiëren Nee Ja
Adresboek doorsturen* Nee Ja
Gegevensback-up archiveren Nee Ja
Bewaren/ oproepen van systeeminstellingen Nee Ja
Huidige Configuratie Opslaan Nee Ja
Configuratie Herstellen Nee Ja
Instellingen Resetten Nee Ja
Fabrieksinstellingen Herstellen Nee Ja
NIC terugstellen Nee Ja
Optimalisatie van vaste schijf Nee Ja
Optimalisatie van vaste schijf Nee Ja
Statusbericht Nee Ja
Statusbericht Nee Ja
Waarschuwings- bericht Nee Ja
7-46
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUSLIJST
Aanpassing beeldkwaliteit
G: Algemene gebruiker; B: Systeembeheerder/beheerder
Instellingsitems Fabrieksinstelling G B
l Afbeeldingskwaliteit aanpassen (pagina 7-173)
Collectieve Aanpassing Nee Ja
Registratieaanpassing*
1
Nee Ja
Stand fuserreiniging*
1
Nee Ja
Reinig modus MC*
1,
*
2
Nee Ja
Zwarte Letter/Zwarte Lijn Dikte verstelling 0 Nee Ja
Verminder zwarte strepen Uitgeschakeld Nee Ja
Geef waarschuwingsbericht bij opmerken zwarte
strepen.
Uitgeschakeld
Nee Ja
Afbeeldingskwaliteit Afdruk Nee Ja
Snelle Aanpassing Afbeeldingskwaliteit 2 Nee Ja
Kleurbalans Instellen (kleur) Alles 0 Nee Ja
Kleurbalans Instellen (zwart/wit) Alles 0 Nee Ja
Kleurkopie Zwarte Component Hoeveelheid
Aanpassing
Alles 0
Nee Ja
Densiteitaanpassing wanneer [Auto] is geselecteerd voor Belichting Nee Ja
• Kleur
Glasplaat, Origineel- Invoer: 5 (normaal)
Nee Ja
•Z/W
Glasplaat, Origineel- Invoer: 5 (normaal)
Nee Ja
Scherpte 2 Nee Ja
Prioriteit Beeldkwaliteit Nee Ja
•Auto 0 Nee Ja
• Tekst/Afged.Foto 0 Nee Ja
Afdruk Afbeeldingskwaliteit Nee Ja
Snelle Aanpassing Afbeeldingskwaliteit Nee Ja
• Kleur 2 Nee Ja
•Z/W 2 Nee Ja
Kleurbalans Instellen (kleur) Alles 0 Nee Ja
Kleurbalans Instellen (zwart/wit) Alles 0 Nee Ja
Belichtingsaanpassing Nee Ja
• Kleur 3 (normaal) Nee Ja
•Z/W 3 (normaal) Nee Ja
Kleurlijn Breedteverstelling 5 Nee Ja
Afbeeldingskwaliteit Scan Nee Ja
RGB-instelling Alles 0 Nee Ja
Scherpte 3 (normaal) Nee Ja
Contrast 3 (normaal) Nee Ja
7-47
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUSLIJST
*1 Deze instelling kunt u in de instellingsmodus van het apparaat configureren.
*2 Alleen MX-5050N/MX-5070N/MX-6050N/MX-6070N.
*3 Deze instelling kunt u in de instellingsmodus van de webpagina configureren.
Instellingen Eerste Ingebruikneming
G: Algemene gebruiker; B: Systeembeheerder/beheerder
Kleurprofielinstellingen*
2
Nee Ja
Algemene functies*
1
Nee Ja
Auto Kleurcalibratie (voor Kopie) Nee Ja
Auto Kleurcalibratie (voor Afdrukken) Nee Ja
Kopiecalibratie vanaf Scherm Nee Ja
Printercalibratie vanaf Scherm Nee Ja
Density Smoothing Aanpassing Middel Nee Ja
Verwijder Toner Cartridge*
1
Nee Ja
Instellingsitems Fabrieksinstelling G B
l Instellingen Eerste Ingebruikneming
Voorwaarde- Instellingen Nee Ja
Naam Nee Ja
Machinecode Nee Ja
Machinelocatie Nee Ja
Memo Nee Ja
Klok aanpassen Nee Ja
• Huidige datum Nee Ja
• Geef de tijdzone aan Nee Ja
• Datum- en tijdinstellingen Nee Ja
Synchroniseren met internettijdserver Uitgeschakeld Nee Ja
Instelling Zomertijd Nee Ja
Instelling Voorverwarmfunctie 1 min. Nee Ja
• Paneelweergave tijdens voorverwarmingsmodus
uitschakelen
Ingeschakeld
Nee Ja
Automatisch Uitschakelen Ingeschakeld Nee Ja
• Vaste overgangstijd. Ingeschakeld Nee Ja
Toon Melding bij verlenging Transitie Tijd naar
Voorverwarming/Automatische Uitschakelstand
Uitgeschakeld
Nee Ja
Energieniveau slaapstand Lage energie Nee Ja
Snelle Netwerkinstellingen Nee Ja
Papierlade- instellingen Nee Ja
Productcode Nee Ja
Instellingsitems Fabrieksinstelling G B
7-48
SYSTEEMINSTELLINGEN►STATUS
Status
Machine-identificatie
Het scherm Machine-identificatie bevat de systeeminformatie van het apparaat.
Hier worden de modelnaam, de huidige status en de locatie van het apparaat weergegeven.
STATUS
Item Beschrijving
Toets [Update] Hiermee werkt u de weergegeven informatie bij.
Serienummer Toont het serienummer van het apparaat.
Naam
Als [Naam] niet is ingesteld, wordt [Niet ingesteld] weergegeven.
Wanneer u tikt op de toets [Niet ingesteld], wordt het scherm [Machine-identificatie] getoond.
Modelnaam Toont de standaardmodelnaam van het apparaat.
Machinelocatie
De informatie die is ingevoerd bij [Machinelocatie] in [Machine-identificatie] wordt weergegeven.
Als er geen naam is ingesteld, wordt [Niet ingesteld] weergegeven.
Huidige status
Toont de huidige status van het apparaat.
Als twee of meer fouten tegelijk optreden, wordt slechts één status weergegeven, op basis
van de prioriteitsvolgorde.
De fouten en de status van het apparaat worden in de volgende prioriteitsvolgorde weergegeven.
Printerfout
Accountlimiet
Onjuist papier
Preventief onderhoud moet uitgevoerd worden
Papier is vastgelopen
Markervoorraad ontbreekt
Geen toner
Vervang toneropvangbak.
Deksel open
Het papier is niet beschikbaar.
Invoerlade is leeg
Opgegeven invoerlade ontbreekt
Opgegeven uitvoerlade is vol
•Offline
Printerwaarschuwing
Toner is bijna op
Papier is bijna op
Invoerlade ontbreekt
Uitvoerlade vol
Uitvoerlade is bijna vol
Bijna achterstallig onderhoud
Klaar
Automatisch uitschakelen
Opwarmen
•Bezig
Memo
Toont een tekst die de beheerder heeft ingevoerd.
Als u bent aangemeld als beheerder, kunt u een memo invoeren.
Als er geen naam is ingesteld, wordt [Niet ingesteld] weergegeven.
Wanneer u tikt op de toets [Niet ingesteld], wordt het scherm Machine-identificatie getoond.
7-49
SYSTEEMINSTELLINGEN►STATUS
Totaal Aantal
Deze functie geeft de paginatelling in elke modus weer.
Apparaatstatus bevestigen
In dit scherm wordt de apparaatstatus weergegeven.
Voorraadstatus
Toont de huidige status van de benodigdheden.
Als nietjes zijn geplaatst, wordt de status ervan weergegeven.
Status papierinvoercassette Toont de huidige status van de papierladen die in het apparaat zijn geïnstalleerd.
Toets [Start de MFP opnieuw]
Toont het scherm voor opnieuw opstarten.
(Beheerdersrechten zijn vereist.)
Toets [Schakel de
energiespaarmodus in]
Toont het scherm van de energiespaarmodus.
(Beheerdersrechten zijn vereist.)
Pagina's die direct vanaf het apparaat worden afgedrukt, zoals lijstafdrukken, worden in de telling van 'Overige afdrukken'
opgenomen.
De weergegeven (of afgedrukte) items variëren, afhankelijk van de apparaatspecificaties en geïnstalleerde
randapparatuur.
Voordat u het aantal gebruikte pagina's afdrukt, selecteert u 'Instellingen (beheerder)' → [Status] → [Datalijst] → [Lijst voor
Beheerder].
Bij Alles verzend. Adreslijst kunnen de volgende items worden gebruikt voor 2-zijdig afdrukken per item.
• Individuele lijst
• Groepslijst
Item Beschrijving
De knop [Update] Hiermee werkt u de weergegeven informatie bij.
Status papierinvoercassette Toont de huidige status van de papierladen die in het apparaat zijn geïnstalleerd.
Status uitvoerlade Toont de huidige status van de uitvoerlade die in het apparaat is geïnstalleerd.
Voorraadstatus
Toont de huidige status van de benodigdheden.
Als nietjes zijn geplaatst, wordt de status ervan weergegeven.
Apparaatconfiguratie Toont informatie over opties die in het apparaat zijn geïnstalleerd.
Status vaste schijf Toont de gebruiksstatus van de harde schijf.
Item Beschrijving
7-50
SYSTEEMINSTELLINGEN►STATUS
Netwerkstatus
Het scherm Netwerkstatus bevat algemene statusinformatie en statusinformatie met betrekking tot de protocollen
TCP/IP, DNS en WINS.
Firmwareversie
Geeft de firmwareversie van het apparaat in een lijst weer.
Item Beschrijving
ALGEMEEN
Toont algemene informatie over het netwerk.
Connectietype: Toont het type netwerkverbinding.
Koppelingsstatus: Toont de gegevensoverdrachtsnelheid van de NIC en
kabelgegevens.
Duplexmodus: Toont de duplexmodus van de NIC.
Hardwareadres: Toont het MAC-adres van de NIC.
Apparaatnaam: Toont de naam van het apparaat.
Domeinnaam: Toont de domeinnaam.
Ontvangstniveau (max. 100): Toont het ontvangstniveau van het draadloze netwerk.
(Indien aangesloten op een draadloos netwerk)
TCP/IP
toont de huidige status van het TCP/IP-protocol.
TCP/IP: Toont het TCP/IP-gebruik.
IPv4-instellingen: Toont de instellingen van het IPv4-protocol.
DHCP: Geeft aan of het IP-adres al dan niet wordt opgehaald
van de DHCP-server.
IPv4-adres: Toont het IPv4-adres waarnaar de melding wordt
gezonden.
Subnetmasker: Toont het huidige subnetmasker.
Standaard gateway: Toont de huidige standaard gateway.
IPv6-instellingen: Toont de IPv6-status.
IPv6: Geeft aan of IPv6 al dan niet is ingeschakeld.
DHCPv6: Toont de status van de DHCPv6-server.
Handmatig adres: Toont het IPv6-adres dat handmatig is opgegeven.
Standaard gateway: Toont de huidige standaard gateway.
Link-lokaal adres: Toont het link-local-adres.
Stateless adres 1: Toont het stateless-adres.
Stateless adres 2: Toont het stateless-adres.
Stateful adres: Toont het stateful-adres.
DNS
toont de status van de DNS-server.
IPv4-instellingen:
Primaire server
: Toont het huidige IP-adres van de primaire DNS-server.
Secundaire server
: Toont het huidige IP-adres van de secundaire DNS-server.
IPv6-instellingen:
Primaire server: Toont het huidige IP-adres van de primaire
DNS-server.
Secundaire server
: Toont het huidige IP-adres van de secundaire DNS-server.
Domeinnaam: Toont de huidige domeinnaam van de DNS-server.
WINS
toont de status van de WINS-server.
Primaire server
: Toont het huidige IP-adres van de primaire WINS-server.
Secundaire server: Toont het huidige IP-adres van de secundaire
WINS-server.
Primaire server (DHCP): Toont het huidige IP-adres van de primaire
WINS-server (DHCP).
Secundaire server (DHCP): Toont het huidige IP-adres van de secundaire
WINS-server (DHCP).
Scope ID: Toont de huidige WINS Scope-ID.
Scope ID (DHCP): Toont de huidige WINS Scope-ID (DHCP).
7-51
SYSTEEMINSTELLINGEN►STATUS
Spanning uit/aan
Via het scherm In-/uitschakelen kunt u het apparaat opnieuw opstarten of de energiespaarmodus inschakelen.
Datalijst
U kunt lijsten afdrukken met instellingen en informatie die in het apparaat zijn geregistreerd.
Lijst voor Gebruiker
Voor deze functie hebt u beheerdersrechten nodig.
Item Beschrijving
Start de MFP opnieuw
Hiermee wordt het apparaat opnieuw opgestart.
Tik op de toets [Uitvoeren] om het scherm Opnieuw opstarten te openen en tik daarna
nogmaals op de toets [Uitvoeren] om het apparaat opnieuw op te starten.
Schakel de energiespaarmodus in
Hiermee wordt het apparaat naar energiespaarmodus overgeschakeld.
Tik op de toets [Uitvoeren] om het scherm voor de energiespaarmodus te openen.
Of de lijsten eenzijdig of tweezijdig worden afgedrukt, stelt u in bij Apparaatbeheer - Datalijst - 1-zijdig/2-zijdig.
Lijstnaam Beschrijving
Printerstatuslijst
Deze lijst bevat informatie die normale gebruikers nodig hebben, zoals de hardwarestatus,
softwarestatus, omgevingsinstellingen van de printer en de papierlade-instellingen.
Testpagina Printer
Deze functie wordt gebruikt om de lijst van PCL-symbolensets, verschillende
lettertypelijsten en de NIC-pagina (netwerkinterface-instellingen, enzovoort) af te drukken.
Lijst PCL-symbolensets
PCL-letter-typelijst
Option font list
PS-lettertypelijst
NIC-pagina
Adreslijst Wordt Verzonden
U kunt lijsten afdrukken van verschillende adressen die in het apparaat zijn opgeslagen.
Individuele Lijst
Groepslijst
Geheugenvak Lijst
Mappenlijst documentarchivering Dit geeft de mapnamen voor documentarchivering weer.
7-52
SYSTEEMINSTELLINGEN►STATUS
Lijst voor Beheerder
U kunt de lijsten en rapporten afdrukken die alleen de beheerder kan raadplegen.
Als 'Activiteitsrapport Beeldverzending (Internet-Fax)' is geactiveerd bij Activiteitenrapport Beeld Verzenden (Auto),
selecteert u 'Instellingen [Systeem- instellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Internet Fax-instellingen] →
[Ontvangstinstellingen] → [2-Zijdig Afdrukken van Ontvangen Data] om 1- of 2-zijdig afdrukken in te stellen.
Als 'Activiteitenrapport verzenden van afbeeldingen (fax)' is geactiveerd bij Activiteitenrapport Beeld Verzenden (Auto),
selecteert u 'Instellingen [Systeem- instellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Faxinstellingen] →
[Ontvangstinstellingen] → [2-Zijdig Afdrukken van Ontvangen Data] om 1- of 2-zijdig afdrukken in te stellen.
• Beginschermlijst
• Afdrukinstellingenlijst
• Printerinstellingenlijst
• Instellingen Beeld Verzenden
Lijst Metadata-set
Gemeenschappelijke Instellingenlijst
Scaninstellingenlijst
Faxinstellingenlijst
I-Fax Instellingenlijst
• Documentarchivering Instellingenlijst
• Sharp OSA-instellingenlijst
Algemeen
U kunt lijsten met beheerdersinstellingen afdrukken voor de volgende modi.
• Lijst Papierinstellingen
• Instellingenlijst Printeridentificatie
• Uitvoeringsinstellingenlijst
• Lijst Toetsenbordinstellingen
• Controlelijst Apparaat
Netwerkinstellingen
• Netwerkinstellingenlijst
Beveiligings- instellingen
• Veiligheidsinstellingenlijst
Inst. energiebesp.
• Lijst Energiebesparing
Afbeeldingskwaliteit aanpassen
• Afbeeldingskwaliteit Aanpassingslijst
Activiteitenrapport verzenden van afbeeldingen
U kunt de volgende activiteitsrapporten voor beeldverzending afzonderlijk afdrukken.
• Activiteitenrapport verzenden van afbeeldingen (fax)
• Activiteitenrapport verzenden van afbeeldingen (Scannen)
• Activiteitsrapport Beeldverzending (Internet-Fax)
Lijst met ontvangen/doorgestuurde gegevens
U kunt de volgende lijsten met ontvangstinstellingen en instellingen voor doorsturen afdrukken.
• Lijst aantal. toestaan/weigeren
• Lijst voor toestaan/weigeren van mail en domeinnaam
• Inkomende routeringslijst
• Documentbeheerlijst
7-53
SYSTEEMINSTELLINGEN►ADRESBOEK
Adresboek
Verzendbestemmingen (contactpersonen), zoals faxadressen en Scannen naar E-mail-adressen, en groepen kunnen in
het adresboek worden opgeslagen. Zie 'ADRESBOEK (pagina 1-96)
' voor de procedure voor het opslaan van
contactpersonen en groepen met het aanraakscherm van het apparaat. In de instellingsmodus wordt de lijst met
opgeslagen contactpersonen en groepen weergegeven.
Als u een contactpersoon of groep wilt wijzigen, selecteert u de naam van de contactpersoon of groep. Als u een
contactpersoon of groep wilt toevoegen, klikt u op de knop [Toevoegen].
ADRESBOEK
Item Beschrijving
Type De contactpersoon of groep selecteren.
Zoeknummer Een nummer opslaan dat kan worden gebruikt om een contactpersoon of groep te zoeken.
Adresnaam Een naam voor een adres opslaan.
Voorletter Een initiaal opslaan dat kan worden gebruikt om een contactpersoon of groep te zoeken.
Categorie Een categorie voor een contactpersoon of groep invoeren.
Registreer dit adres bij
[Veelgebruikt]
Een contactpersoon toevoegen aan de 'Veelgebruikt'-index.
Openbare adresinstelling
Instellen of het adres beschikbaar is moet zijn alle gebruikers of voor een geselecteerd
aantal gebruikers.
Als u [Selecteer gebruiker] selecteert, klikt u op de knop Gebruiker selecteren om de
gebruikers te selecteren voor wie dit adres beschikbaar moet zijn.
Ook met de volgende groep delen
Als deze functie is ingeschakeld, kunt u een eerder opgeslagen groep uit de lijst selecteren
en het adres met die groep delen.
E-mail
E-mailadres
Als u een nieuw adres wilt opslaan, selecteert u [Nieuw adres] en voert u het adres in het
veld Adres in.
Globaal Adres Zoeken
Als u een adres wilt zoeken dat als globaal adres is opgeslagen, klikt u op deze knop en
selecteert u het adres in de lijst.
Bestandstype
Selecteer het bestandsformaat dat voor een gescande afbeelding moet worden gebruikt.
Als [
OCR
] is ingeschakeld op de MX-3060N/MX-3070N/MX-3560N/MX-3570N/MX-4060N/
MX-4070N/MX-5070N/MX-6070N wordt tekst in gescande gegevens automatisch herkend.
Voor PFD wordt de tekstinformatie in het PDF-bestand vastgelegd. Voor PDF, RTF,
TXT(UTF-8), DOCX, XLSX of PPTX wordt de herkende tekst opgeslagen in de
bijbehorende bestandsindeling.
Als u wilt dat het apparaat de tekst in een PDF automatisch herkent en deze informatie in
de PDF vastlegt, selecteert u [OCR].
Zwart-wit: Selecteer de compressie-indeling voor het opslaan van afbeeldingen in zwart-wit.
Kleur/Grijswaarden: Selecteer de compressie-indeling voor het opslaan van afbeeldingen in klur/
grijswaarden.
Selecteer 'Nadruk zw. letter' om zwarte tekst tijdens het scannen te versterken.
Instellen als standaard gebruikt Een adres als standaardadres instellen.
Faxen
Faxnummer
Als u een nieuw faxnummer wilt opslaan, selecteert u [Nieuw adres] en voert u het nummer
in het veld Faxnummer in.
Globaal Adres Zoeken
Als u een faxnummer wilt zoeken dat als globaal adres is opgeslagen, klikt u op deze knop
en selecteert u het faxnummer in de lijst.
7-54
SYSTEEMINSTELLINGEN►ADRESBOEK
Verzendmodus Selecteer de communicatiesnelheid en de Internationale Correspondentiemodus.
Instellen als standaard gebruikt Een adres als standaardadres instellen.
Internetfax
Internetfaxadres
Als u een nieuw adres wilt opslaan, selecteert u [Nieuw adres] en voert u het adres in het veld Adres in.
Globaal Adres Zoeken
Als u een adres wilt zoeken dat als globaal adres is opgeslagen, klikt u op deze knop en
selecteert u het adres in de lijst.
Compressiemodus
De compressie-indeling instellen die voor het verzenden van afbeeldingen moet worden gebruikt.
Verzoek internetfaxontvangstrapport Geef aan of u al dan niet een ontvangstrapport per e-mail wilt ontvangen als de verzending is voltooid.
Instellen als standaard gebruikt Een adres als standaardadres instellen.
Directe SMTP
Adres van directe SMTP
Als u een nieuw adres wilt opslaan, selecteert u [Nieuw adres] en voert u het adres in het
veld Adres in.
Voer hostnaam of IP-adres in.
Als het ontvangende apparaat zodanig is ingesteld dat alleen e-mails van specifieke adressen
kunnen worden ontvangen, voert u het specifieke e-mailadres in het tekstvak [Adres van directe
SMTP] in. Schakel het selectievakje 'Voer hostnaam of IP-adres in.' in en voer de hostnaam of het
IP-adres van het ontvangende apparaat in het tekstvak [Hostnaam of IP-adres] in.
Bijvoorbeeld: Als het e-mail-adres van het ontvangende apparaat 'user@sample_domain.com' is en
het IPv4-adres '192.168.123.45'
Typ 'user@sample_domain.com' in het tekstvak [Adres van directe SMTP] en '192.168.123.45' in het
tekstvak [Hostnaam of IP-adres].
Compressiemodus
De compressie-indeling instellen die voor het verzenden van afbeeldingen moet worden gebruikt.
Instellen als standaard gebruikt Een adres als standaardadres instellen.
FTP
FTP-adres
Als u een adres wilt toevoegen, selecteert u [Nieuw adres] en voert u het adres in bij
[Hostnaam of IP-adres].
Bestandstype
Selecteer het bestandsformaat dat voor een gescande afbeelding moet worden gebruikt.
Als [
OCR
] is ingeschakeld op de MX-3060N/MX-3070N/MX-3560N/MX-3570N/MX-4060N/
MX-4070N/MX-5070N/MX-6070N wordt tekst in gescande gegevens automatisch herkend.
Voor PFD wordt de tekstinformatie in het PDF-bestand vastgelegd. Voor PDF, RTF,
TXT(UTF-8), DOCX, XLSX of PPTX wordt de herkende tekst opgeslagen in de
bijbehorende bestandsindeling.
Zwart-wit: Selecteer de compressie-indeling voor het opslaan van afbeeldingen in zwart-wit.
Kleur/Grijswaarden: Selecteer de compressie-indeling voor het opslaan van afbeeldingen in klur/
grijswaarden.
Selecteer 'Nadruk zw. letter' om zwarte tekst tijdens het scannen te versterken.
Directory Geef de directory op de FTP-server op die voor verzending moet worden gebruikt.
Gebruikersnaam
Voer een gebruikersnaam in op de FTP-server op die voor verzending moet worden gebruikt.
Wachtwoord Voer het wachtwoord in dat bij de opgegeven gebruikersnaam hoort.
SSL inschakelen Gebruik SSL om de gegevens te versleutelen voordat u ze gaat verzenden.
Gebruik PASV modus Verstuur gegevens naar een FTP-server in de PASV-modus.
Hyperlink naar FTP-server
versturen inschakelen
Als u gegevens naar een FTP-server gaat verzenden, stuur de gegevens dan naar het
e-mailadres dat in de hyperlink van de FTP-server wordt weergegeven.
Instellen als standaard gebruikt Een adres als standaardadres instellen.
Item Beschrijving
7-55
SYSTEEMINSTELLINGEN►ADRESBOEK
Categorie -instelling
Voor extra gebruiksgemak kan de naam van een categorie worden gewijzigd.
Wis de eerder ingevoerde tekens en voer een nieuwe naam in (maximaal 127 tekens).
'De standaardnamen zijn 'Categorie 1' t/m 'Categorie 32.
Bureaublad
Bureaubladbestemming
Als u een adres wilt toevoegen, selecteert u [Nieuw adres] en voert u het adres in bij
[Hostnaam of IP-adres].
Voer het poortnummer in. Voer het poortnummer van de bestemmingscomputer in.
Procesdirectory Geef de directory op waarnaar de gegevens moeten worden verzonden.
Bestandstype
Selecteer het bestandsformaat dat voor een gescande afbeelding moet worden gebruikt.
Als [
OCR
] is ingeschakeld op de MX-3060N/MX-3070N/MX-3560N/MX-3570N/MX-4060N/
MX-4070N/MX-5070N/MX-6070N wordt tekst in gescande gegevens automatisch herkend.
Voor PFD wordt de tekstinformatie in het PDF-bestand vastgelegd. Voor PDF, RTF,
TXT(UTF-8), DOCX, XLSX of PPTX wordt de herkende tekst opgeslagen in de
bijbehorende bestandsindeling.
Zwart-wit: Selecteer de compressie-indeling voor het opslaan van afbeeldingen in zwart-wit.
Kleur/Grijswaarden: Selecteer de compressie-indeling voor het opslaan van afbeeldingen in klur/
grijswaarden.
Selecteer 'Nadruk zw. letter' om zwarte tekst tijdens het scannen te versterken.
Gebruikersnaam Voer een gebruikersnaam in op de computer die voor verzending moet worden gebruikt.
Wachtwoord Voer het wachtwoord in dat bij de opgegeven gebruikersnaam hoort.
SSL inschakelen Gebruik SSL om de gegevens te versleutelen voordat u ze gaat verzenden.
Instellen als standaard gebruikt Een adres als standaardadres instellen.
Netwerkmap
Netwerkmappad
Als u een nieuw pad wilt opslaan, selecteert u [Nieuw adres] en voert u het pad in het veld
Pad in.
Gebruikersnaam Voer een gebruikersnaam in op de computer die voor verzending moet worden gebruikt.
Wachtwoord Voer het wachtwoord in dat bij de opgegeven gebruikersnaam hoort.
Bestandstype
Selecteer het bestandsformaat dat voor een gescande afbeelding moet worden gebruikt.
Als [
OCR
] is ingeschakeld op de MX-3060N/MX-3070N/MX-3560N/MX-3570N/MX-4060N/
MX-4070N/MX-5070N/MX-6070N wordt tekst in gescande gegevens automatisch herkend.
Voor PFD wordt de tekstinformatie in het PDF-bestand vastgelegd. Voor PDF, RTF,
TXT(UTF-8), DOCX, XLSX of PPTX wordt de herkende tekst opgeslagen in de
bijbehorende bestandsindeling.
Zwart-wit: Selecteer de compressie-indeling voor het opslaan van afbeeldingen in zwart-wit.
Kleur/Grijswaarden: Selecteer de compressie-indeling voor het opslaan van afbeeldingen in klur/
grijswaarden.
Selecteer 'Nadruk zw. letter' om zwarte tekst tijdens het scannen te versterken.
Hyperlink naar netwerkmap
versturen inschakelen
Als u gegevens naar een gedeelde map gaat verzenden, stuur de gegevens dan naar het
e-mailadres dat in de hyperlink van de gedeelde map wordt weergegeven.
Instellen als standaard gebruikt Een adres als standaardadres instellen.
Item Beschrijving
7-56
SYSTEEMINSTELLINGEN►DOCUMENTHANDELINGEN
Documenthandelingen
Document- Archivering
Gegevens die met Documentarchivering zijn opgeslagen kunnen via internet worden bewerkt.
Hoofdmap
De bestanden in de hoofdmap kunnen worden weergegeven. U kunt een opgegeven bestand bewerken door op
[Afdrukken], [Verzenden], [Verplaatsen] of [Wissen] te klikken. Als het bestand dat u wilt bewerken beveiligd is met een
wachtwoord, voert u het wachtwoord in bij 'Bestands PIN Code/Wachtwoord'.
Snelmap
Bestanden in de Snelmap kunnen worden weergegeven. U kunt een opgegeven bestand bewerken door op
[Afdrukken], [Verzenden], [Verplaatsen] of [Wissen] te klikken.
Aangepaste Map
De bestanden in de Aangepaste map kunnen worden weergegeven. U kunt een opgegeven bestand bewerken door op
[Afdrukken], [Verzenden], [Verplaatsen] of [Wissen] te klikken. Als het bestand dat u wilt bewerken beveiligd is met een
wachtwoord, voert u het wachtwoord in bij 'Bestands PIN Code/Wachtwoord'.
DOCUMENTHANDELINGEN
Item Beschrijving
Weergavestijl Opgeslagen bestanden kunnen als lijst of als miniaturen worden weergegeven.
Taakindeling De opgeslagen bestanden die worden weergegeven kunnen op taak worden gefilterd.
Opties tonen Stel het aantal weergegeven bestanden in.
Item Beschrijving
Weergavestijl Opgeslagen bestanden kunnen als lijst of als miniaturen worden weergegeven.
Taakindeling De opgeslagen bestanden die worden weergegeven kunnen op taak worden gefilterd.
Opties tonen Stel het aantal weergegeven bestanden in.
Item Beschrijving
Index De weergegeven aangepaste mapnamen kunnen op index worden gefilterd.
Opties tonen Stel het aantal weergegeven bestanden in.
7-57
SYSTEEMINSTELLINGEN►DOCUMENTHANDELINGEN
Zoeken
Gebruik deze instellingen om de zoekvoorwaarden in te voeren. U kunt een opgegeven bestand bewerken door op
[Afdrukken], [Verzenden], [Verplaatsen] of [Wissen] te klikken. Als het bestand dat u wilt bewerken beveiligd is met een
wachtwoord, voert u het wachtwoord in bij 'Bestands PIN Code/Wachtwoord'.
Zoekresultaat
Gebruik deze instellingen om de zoekvoorwaarden in te voeren. U kunt een opgegeven bestand bewerken door op
[Afdrukken], [Verzenden], [Verplaatsen] of [Wissen] te klikken. Als het bestand dat u wilt bewerken beveiligd is met een
wachtwoord, voert u het wachtwoord in bij 'Bestands PIN Code/Wachtwoord'.
Batch-afdruk
Met een batch-afdruk kunnen meerdere bestanden tegelijk worden afgedrukt. Gebruik zoekcriteria om de bestanden te
zoeken en selecteer meerdere bestanden in de zoekresultaten.
Als u het aantal exemplaren wilt gebruiken dat is ingesteld toen de bestanden met Documentarchivering werden opgeslagen,
selecteert u 'Gebruik het in elk bestand opgeslagen aantal kopieën'. Als u het aantal exemplaren wilt wijzigen, voert u het gewenste
nieuwe aantal in bij 'Voer het nummer in'. Klik op [Afdrukken] om het bestand af te drukken. Als het bestand na het afdrukken moet
worden verwijderd, schakelt u het selectievakje 'Gegevens afdrk. en verwijderen' in.
Item Beschrijving
Gebruikersnaam Voer de gebruikersnaam in. (Maximaal 32 tekens)
Selecteer uit gebruikerslijst Klik op de knop [Setup] en zoek de gebruikers in de lijst.
Gebruikersnaam Stel het aantal weergegeven bestanden in.
Zoekmap Stel de map in.
Bestandsnaam Voer een bestandsnaam in. (Maximaal 30 tekens)
Bestands PIN Code/Wachtwoord Voer het wachtwoord in dat voor het bestand is ingesteld (5 tot 32 tekens).
Opslagdatum Stel de datum en tijd in waarop het bestand is opgeslagen.
Item Beschrijving
Weergavestijl De gevonden bestanden kunnen als lijst of als miniaturen worden weergegeven.
Taakindeling De gevonden bestanden kunnen worden gefilterd op taak.
Opties tonen Stel het aantal weergegeven bestanden in.
Item Beschrijving
Zoekcriterium
Gebruikersnaam Voer de gebruikersnaam in. (Maximaal 32 tekens)
Selecteer uit gebruikerslijst Klik op de knop [Setup] en zoek de gebruikers in de lijst.
Zoekmap Stel de map in.
Bestandsnaam Voer een bestandsnaam in. (Maximaal 30 tekens)
Bestands PIN Code/Wachtwoord Voer het wachtwoord in dat voor het bestand is ingesteld. (5 tot 32 tekens)
Zoekresultaat
Taakindeling De gevonden bestanden kunnen worden gefilterd op taak.
Rekening Code
Main Code
Schakel dit selectievakje in en voer dan de main code in.
(32 tekens of minder)
Sub Code
Schakel dit selectievakje in en voer dan de sub code in.
(32 tekens of minder)
7-58
SYSTEEMINSTELLINGEN►DOCUMENTHANDELINGEN
Afdruktaak indienen
U kunt een bestand op uw computer afdrukken.
De bestanden die kunnen worden afgedrukt zijn: PDF-, TIFF-, JPEG-, PCL-, PS-, XPS-, DOCX-*, PPTX-* en
XLSX-*bestanden met de extensie pdf, tif, tiff, jpeg, jpg, jpe, jfif, pcl, ps, xps, docx*, pptx* en xlsx*. Alleen beschikbaar
als de MFP PostScript ondersteunt.
Voer het wachtwoord in voor de versleutelde PDF-gegevens in de spoolwachtrij van het takenstatusvenster.
* Op de MX-2630N/MX-3050N/MX-3550N/MX-4050N/MX-5050N/MX-6050N is de directe afdrukuitbreidingskit vereist.
Afdrukinstellingen
Selecteer de afdrukinstellingen. Selecteer het bestand dat u wilt afdrukken bij 'Selecteer bestand', selecteer de
instellingen en klik op [Afdrukken].
DirectOffice™ ist ein Produkt von CSR Imaging US, LP.
DirectOffice™ ist eine Marke von CSR Imaging US, LP, die in den Vereinigten Staaten und anderen Landern registriert
ist, und mit einer Genehmigung verwendet wird.
Item Beschrijving
Aantal kopieën Stel het aantal exemplaren in dat u wilt afdrukken.
Papierformaat Stel het papierformaat in.
Afdrukstand Selecteer Staand of Liggend als afdrukstand.
2-Zijdige Afdruk Selecteer Enkelzijdig, Dubbelzijdig (boekje) of Dubbelzijdig (schrijfblok).
Uitvoer Als u per set afdrukt, schakelt u het selectievakje 'Afdrukken per eenheid' in.
Scheidingspagina
Geef aan of er scheidingspagina's moeten worden ingevoegd. Geef aan of de
scheidingspagina's voor of na elke set moeten worden ingevoegd. Selecteer de papierlade
waarin het papier is geplaatst dat u wilt gebruiken.
Nieten Selecteer de nietinstellingen.
Z/W-afdruk Een zwartwit afdruk maken van het bestand.
Passend maken Afdrukken terwijl het bestand aan het volledige papierformaat is aangepast.
Druk Wat af
Geef bij het afdrukken van een Excel-bestand aan of lege vellen moeten worden verwijderd
of dat het hele boek moet worden afgedrukt.
Uitvoerlade Selecteer de uitvoerlade voor de afdruktaak.
Snelbestand De afdrukgegevens in de snelmap op het apparaat opslaan.
Glanzend afdrukken Schakel dit selectievakje in als u de afdruktaak wilt afdrukken op glanzend papier.
Rekening Code
Schakel het selectievakje in van de Rekening Code die u wilt toewijzen en voer de
rekeningcode in.
7-59
SYSTEEMINSTELLINGEN►GEBRUIKERSBEDIENING
Gebruikers -bediening
Gebruikers- Lijst
Dit tabblad wordt gebruikt om gebruikers op te slaan, te bewerken en te verwijderen als de gebruikersauthenticatie is
ingeschakeld.
De toets [Toevoegen]
Hiermee voegt u een nieuwe gebruiker toe.
• De toets [Alle gebruikers verwijderen]
Hiermee verwijdert u alle geregistreerde gebruikers. Alleen de beheerder van het apparaat kan deze functie
gebruiken. Toets [Wis alle auto-geregistr. gebr.]
• De toets [Wis alle auto-geregistr. gebr.]
Wis alle auto-geregistreerde gebruikers.
Automatisch geregistreerde gebruikers (pagina 7-64)
Toets [Uw informatie voor externe verbinding verwijderen]
De External Connect-cache wissen die is gebruikt door de geselecteerde gebruiker. [Authenticatiegegevens voor
externe verbinding in cachegeheugen opslaan] moet ingeschakeld zijn om deze functie te gebruiken.
Toets [Alle informatie voor externe verbinding verwijderen]
Alleen de beheerder van het apparaat kan deze actie uitvoeren. Alle External Connect-caches wissen.
[Authenticatiegegevens voor externe verbinding in cachegeheugen opslaan] moet ingeschakeld zijn om deze functie
te gebruiken.
Gebruikers- Lijst
Hier worden de gebruikers die zijn opgeslagen als fabrieksinstelling en de momenteel opgeslagen gebruikers
weergegeven. Er wordt een sterretje [*] weergegeven voor de gebruikersnaam van automatisch geregistreerde
gebruikers.
Wanneer u een gebruikersnaam selecteert, wordt een scherm getoond waarin u de gebruiker kunt bewerken of
verwijderen.
Een gebruiker opslaan
Wanneer u op de toets [Toevoegen] tikt, wordt het registratiescherm weergegeven. Er kunnen maximaal 1000 groepen
worden geregistreerd.
Zie 'Instellingen (pagina 7-61)
' voor meer informatie over de instellingen.
Een gebruiker bewerken en verwijderen
Wanneer u een gebruiker selecteert in de lijst, wordt het scherm getoond waarin u de gebruiker kunt
bewerken/verwijderen.
Zie 'Instellingen (pagina 7-61)
' voor meer informatie over de instellingen.
U kunt een gebruiker verwijderen met de toets [Wissen].
GEBRUIKERSBEDIENING
De opties [Leverancier] en [Leverancier2] worden alleen weergegeven wanneer de leverancier is verbonden.
Als aanmeldingsauthenticatie met een vaste gebruiker is ingesteld, kan de optie 'Alle gebruikers verwijderen' niet worden
gebruikt.
Gebruikers die als fabrieksinstelling zijn opgeslagen, kunnen niet worden verwijderd.
7-60
SYSTEEMINSTELLINGEN►GEBRUIKERSBEDIENING
Als fabrieksinstelling opgeslagen gebruikers
De volgende gebruikers zijn in de fabriek in het apparaat opgeslagen.
• Beheerder: de beheerdersaccount van het apparaat is als fabrieksinstelling opgeslagen.
• Systeembeheerder: de account voor systeembeheer is als fabrieksinstelling opgeslagen. Deze account kan
geen opdrachten uitvoeren.
• Gebruiker: deze account wordt gebruikt als netwerkauthenticatie wordt gebruikt en een
gebruikersnaam die niet in het apparaat is opgeslagen, rechtstreeks wordt ingevoerd. (Dit
kan niet worden geselecteerd in het scherm voor gebruikersaanmelding.)
• Vaste gebruiker: een account waaraan de autoriteit met kleurverbod is toegewezen.
• Andere gebruiker: deze account wordt gebruikt wanneer een afdrukopdracht wordt uitgevoerd met ongeldige
gebruikersinformatie. (Dit kan niet worden geselecteerd in het scherm voor
gebruikersaanmelding.)
Raadpleeg onderstaande tabel voor de instellingen voor de verschillende gebruikers.
*1 Items die kunnen worden gewijzigd
*2 Zie 'Authoriteitsgroep (pagina 7-69)
' voor meer informatie.
Gebruikersnaam
Beheerder
Systeembeheerder Gebruikers Apparaat-account
Andere
gebruiker
Gebruikersnaam
admin sysadmin users
deviceaccount
Other
PIN Code/Wachtwoord
(Raadpleeg de 'Beknopte
bedieningshandleiding')
*1
sysadmin
*1
users
*1
deviceaccount
*1
Mijn map Nee Hoofdmap Nee
Hoofdmap
Nee
Authentificatie Server
Instellingen
Lokaal aanmelden
Paginalimietgroep
Onbeperkt
*1
Authoriteitsgroep
*2
Beheerder
Systeembeheerdersautoriteit
*1
Gebruiker
*1
Autoriteit met
kleurverbod
*1
Gast
*1
Favoriete
handelingen-groep
Volgens de systeeminstellingen
*1
Default Billing Code
Niet ingesteld
*1
7-61
SYSTEEMINSTELLINGEN►GEBRUIKERSBEDIENING
Instellingen
*1 Wordt niet weergegeven als 'Gebruikersnr.' is geselecteerd als authenticatiemethode.
*2 Wordt weergegeven als 'Gebruikersnr.' is geselecteerd als authenticatiemethode.
*3 Niet vereist als netwerkauthenticatie wordt gebruikt, omdat het wachtwoord dat in de LDAP-server is opgeslagen wordt gebruikt.
Item Beschrijving
Gebruikersnaam
Een gebruikersnaam van maximaal 255 tekens opslaan. Deze gebruikersnaam wordt
gebruikt als toetsnaam in het authenticatiescherm, als gebruikersnaam voor
documentarchivering en als verzendernaam.
Gebruikersnaam gebruiken als
loginnaam.
*1
Selecteer deze optie als u de ingevoerde gebruikersnaam wilt gebruiken als
aanmeldnaam.
Voorletter (optioneel)
Hiermee wordt bepaald waar de gebruikersnaam wordt opgenomen in de gebruikerslijst. Voer
maximaal 10 karakters in voor de voorletters.
Index
Selecteer een aangepaste index om op te slaan. De namen van aangepaste indexen zijn
dezelfde namen als in het adresboek.
Gebruikersnr.
*2
Voer een gebruikersnummer van 5 tot 8 cijfers in.
Gebruikersnaam
*1
Voer de gebruikersnaam in die wordt gebruikt wanneer authenticatie met behulp van een
gebruikersnaam en wachtwoord is ingeschakeld (maximaal 255 tekens). (De
gebruikersnaam moet uniek zijn.)
Wachtwoord
*1, 3
Voer het wachtwoord in (van 1 tot 255 tekens) dat wordt gebruikt voor
gebruikersauthenticatie met een gebruikersnaam en wachtwoord (het wachtwoord is
optioneel).
Nadat u het wachtwoord hebt ingevoerd, voert u het nogmaals in bij 'Wachtwoord
(bevestiging)'.
E-mailadres
Voer het e-mailadres in dat wordt gebruikt in de verzendlijst en voor LDAP-authenticatie
(maximaal 255 tekens).
Pad naar basismap Voer maximaal 127 tekens in van volle of halve breedte voor het home directory-pad.
Gebruik Inlog Naam en
Wachtwoord voor Gebruikers
Authenticatie.
Geef aan of de combinatie gebruikersnaam/wachtwoord voor de gebruikersauthenticatie
identiek moeten zijn aan de combinatie gebruikersnaam/wachtwoord voor de authenticatie
voor het pad van de home directory.
Gebruikersnaam
Voer maximaal 127 tekens in van volle of halve breedte voor de gebruikersnaam voor
authenticatie van het home directory-pad.
Wachtwoord
Voer maximaal 255 cijfertekens in voor het wachtwoord voor authenticatie van het home directory-pad.
Authenticatie-instellingen
*1
Selecteer [Lokaal aanmelden], [Netwerkauthenticatie] (als LDAP is ingeschakeld) of [Active
Directory] (als Active Directory is ingeschakeld) voor de authenticatie.
Authenticatieserver
Als [Netwerkauthenticatie] is geselecteerd, selecteert u de server die voor
gebruikersauthenticatie moet worden gebruikt in de lijst met LDAP-servers die is
opgeslagen in de instellingsmodus (webversie).
Organisatie/Groep
Stel een groep in waarvan de gebruiker deel uitmaakt.
Er kunnen maximaal 8 groepen worden toegewezen.
Paginalimietgroep
Geef de paginalimiet voor de gebruiker op door een van de opgeslagen
paginalimietgroepen te selecteren. De fabrieksinstelling is [Onbeperkt].
Zie 'Paginalimietgroep (pagina 7-67)
' voor meer informatie.
Authoriteitsgroep
Geef de gebruikersbevoegdheden op door een van de opgeslagen authoriteitsgroepen te
selecteren. De fabrieksinstelling is [Gebruiker].
Zie 'Authoriteitsgroep (pagina 7-69)
' voor meer informatie.
Favoriete handelingen-groep
De Favoriete handelingen-groep wordt weergegeven als de gebruiker zich aanmeldt. De
fabrieksinstelling is [Volgens de systeeminstellingen].
Selecteer [Gebruikers -bediening] in de instellingsmodus (webversie) als u de instellingen wilt wijzigen.
Default Billing Code
De Main Code en Sub Code instellen als de gebruiker zich aanmeldt.
De fabrieksinstelling is [Niet ingesteld].
Mijn map
Sla de map die voor documentarchivering moet worden gebruikt als speciale gebruikersmap op (of als Mijn
map). U kunt een opgeslagen map selecteren of een nieuwe map maken en opgeven.
7-62
SYSTEEMINSTELLINGEN►GEBRUIKERSBEDIENING
Aangepaste Index
U kunt de naam van de aangepaste index wijzigen.
Tik op de naam van de aangepaste index in de lijst om deze te bewerken.
Wis de eerder ingevoerde tekens en voer een nieuwe naam in (maximaal 127 tekens).
Lijst van organisaties /groepen
Deze modus wordt gebruikt om gebruikersgroepen op te slaan.
Tik op een groepsnaam om deze rechtstreeks in te voeren.
Standaard- Instellingen
Gebruikersauthenticatie
Met deze instelling kunt u gebruikersauthenticatie in- of uitschakelen en de authenticatiemethode opgeven.
Als gebruikersauthenticatie is ingeschakeld, wordt elke gebruiker van het apparaat geregistreerd. Wanneer een
gebruiker zich aanmeldt, worden de bijbehorende authenticatie-instellingen op die gebruiker toegepast. Deze functie
biedt meer controle over de beveiliging en het kostenbeheer dan op eerdere apparaten.
Zelfs als de gebruikersinformatie niet op het apparaat is opgeslagen, kunt u de gebruikersinformatie die op een
LDAP-server is opgeslagen zo nodig rechtstreeks op het apparaat invoeren. In dit geval wordt de
authenticatie-informatie van de 'Gebruiker' die als fabrieksinstelling is opgeslagen toegepast op de aangemelde
gebruiker. Zie 'Als fabrieksinstelling opgeslagen gebruikers (pagina 7-60)
' voor meer informatie.
Gebruikersauthenticatie
Als [Gebruikersauthenticatie] is ingeschakeld, wordt het authenticatiescherm weergegeven voordat er een handeling
wordt uitgevoerd - in elke modus behalve in het opdrachtstatusscherm*.
Meld u aan als een reeds geregistreerde gebruiker.
Nadat u zich hebt aangemeld, kunt u binnen alle modi navigeren.
*Het aanmeldscherm wordt weergegeven als een documentarchiveringsbestand wordt gebruikt of als opnieuw wordt
geprobeerd een distributieverzending uit te voeren vanuit het opdrachtstatusscherm.
Authenticatie-instellingen
Stel de locatie in waar de gebruikersauthenticatie moet worden ingeschakeld.
Locaal: Gebruikersauthenticatie door de machine.
LDAP: Gebruikersauthenticatie door de LDAP-server.
Active Directory: Gebruikersauthenticatie door Active Directory.
Standaardinstelling netwerkauthenticatieserver
Gebruik deze instelling om de standaardnetwerkauthenticatieserver in te stellen.
Wanneer u zich aanmeldt in de instellingsmodus (webversie) of een afdrukopdracht naar het apparaat verzendt met
gebruikersinformatie die niet in het apparaat is geregistreerd, is de authenticatieserver niet bekend. Deze instelling
wordt gebruikt om een van de LDAP-servers die in het apparaat zijn geregistreerd te selecteren als authenticatieserver.
•Zie 'Gebruikers- Lijst (pagina 7-59)' voor informatie over het opslaan van gebruikers.
•Zie 'GEBRUIKERSAUTHENTICATIE (pagina 1-32)
' voor informatie over de aanmeldprocedures als de
gebruikersauthenticatie is ingeschakeld.
Als aanmelding plaatsvindt via netwerkauthenticatie met gebruikersinformatie die niet op het apparaat is vastgelegd, wordt
de gebruiker die zich aanmeldt de '
Gebruiker', die als standaardwaarde is geregistreerd. Zie 'Als fabrieksinstelling
opgeslagen gebruikers (pagina 7-60)' voor meer informatie.
7-63
SYSTEEMINSTELLINGEN►GEBRUIKERSBEDIENING
Netwerkserver toegangscontrole uitvoeren
Toegangscontrolegegevens voor maximum aantal pagina's, bevoegdheden en favoriete handelingen kunnen van
tevoren op een netwerkserver worden opgeslagen. Als deze netwerkserver voor netwerkauthenticatie wordt gebruikt,
vindt de gebruikersauthenticatie plaats aan de hand van de opgeslagen toegangscontrolegegevens.
Gebruik deze functie als gebruikersauthenticatie plaatsvindt door middel van netwerkauthenticatie met een
LDAP-server of een adreslijstservice (zoals Active Directory).
Voordat u deze functie gebruikt, moet u instellingen voor authenticatie door een netwerkserver configureren,
controlenummers voor 'Paginalimietgroep', 'Authoriteitsgroep' 'Favoriete handelingen-groep' en 'Mijn map' ophalen (met
inbegrip van basisinstellingen voor elke groep) en deze koppelen aan de controlenummers die in het apparaat zijn
geregistreerd.
Als u deze functie wilt gebruiken, voegt u de eigenschappen die zijn gekoppeld aan 'Paginalimietgroep',
'Authoriteitsgroep', 'Favoriete handelingen-groep' en 'Mijn map' toe aan de adreslijstinformatie van de netwerkserver die
voor gebruikersauthenticatie wordt gebruikt.
Onderstaande tabel bevat informatie over de eigenschappen. Instellingen die eerder in het apparaat zijn opgeslagen,
kunnen niet worden gewijzigd.
U kunt de naam van de eigenschappen die het apparaat van de LDAP-server ophaalt als volgt wijzigen. Selecteer in "Instellingen" [Netwerk-
instellingen] → [LDAP-installatie]. In het instellingenscherm Globaal adresboek dat wordt weergegeven, selecteert u [Link met
gebruikerscontrolefunctie] en vervolgens [Paginalimietgroep], [Authoriteitsgroep], [Favoriete handelingen-groep] en [Mijn map].
De gegevens voor [Paginalimietgroep], [Authoriteitsgroep] en [Favoriete handelingen-groep] die in elk apparaat zijn geregistreerd,
bepalen de bevoegdheden en instellingen die daadwerkelijk aan de gebruiker worden toegekend. Als u deze functie wilt gebruiken
om ervoor te zorgen dat gebruikers op elk apparaat over dezelfde bevoegdheden en instellingen beschikken, registreert u de
gegevens voor [Paginalimietgroep], [Authoriteitsgroep] en [Favoriete handelingen-groep] met dezelfde bevoegdheden, zodat deze op
elk apparaat worden geregistreerd met dezelfde registratienummers.
Voor [Mijn map] registreert u de map met dezelfde naam in [Aangepaste Map] op elk apparaat.
De directory-gegevens van de gebruikte netwerkserver kunnen niet vanaf het apparaat worden gewijzigd. Neem contact
op met de beheerder van de netwerkserver.
Eigenschap Naam van eigenschap
volgens fabrieksinstelling
Instelling
Paginalimietgroep pagelimit
Registratienummer van de paginalimietgroep die in het
apparaat is geregistreerd of een groepsnaam die eerder in
het apparaat is geregistreerd.
Onbeperkt: unlimited
Authoriteitsgroep authority
Registratienummer van de authoriteitsgroep die in het
apparaat is geregistreerd of een groepsnaam die eerder in
het apparaat is geregistreerd.
Beheerder: admin
Gebruiker: user
Gast: guest
Favoriete handelingen-groep favourite
Registratienummer van de favoriete handelingen-groep die
in het apparaat is geregistreerd of een groepsnaam die
eerder in het apparaat is geregistreerd.
Volgens de systeeminstellingen: systemsettings
Mijn map myfolder
Mapnaam van de gebruikersmap die in het apparaat is
opgeslagen.
Voer deze niet in wanneer de standaardmap is opgegeven.
7-64
SYSTEEMINSTELLINGEN►GEBRUIKERSBEDIENING
Als 1000 gebruikers al handmatig zijn geregistreerd, is inloggen niet mogelijk. Verwijder oude of ongebruikte
gebruikersnamen. Neem contact op met de beheerder van het apparaat.
Automatisch geregistreerde gebruikers
Als u inlogt via netwerkauthenticatie, wordt uw gebruikersinformatie automatisch geregistreerd in het apparaat.
De informatie wordt als volgt opgeslagen:
* Als de gebruikersnaam niet kan worden verkregen via netwerkauthenticatie, worden de eerste zestien tekens gebruikt
van de tekenreeks die als gebruikersnaam voor netwerkauthenticatie is gebruikt.
Instelling authenticatiemeth.
Hiermee wordt de authenticatiemethode geselecteerd. U moet deze instelling configureren voordat u
gebruikersauthenticatie gaat gebruiken. Welke items u kunt configureren voor gebruikers die zijn opgeslagen nadat de
gebruikersauthenticatiemethode is ingesteld, hangt af van de geselecteerde authenticatiemethode.
Een gebruiker authenticeren d.m.v. loginnaam en wachtwoord
Bij de standaardauthenticatiemethode worden een gebruikersnaam en een wachtwoord gebruikt.
Een gebruiker authenticeren d.m.v. loginnaam, wachtwoord en e-mailadres
Bij deze authenticatie wordt naast de gebruikersnaam en het wachtwoord van de gebruiker ook het e-mailadres gecontroleerd.
Een gebruiker alleen d.m.v. gebruikersnummer authenticeren
Gebruik deze optie voor eenvoudige authenticatie als u de netwerkauthenticatie overslaat.
Als toegangscontrole is ingeschakeld en de toegangscontrole-informatie niet kan worden verkregen via
netwerkauthenticatie, is gebruikersauthenticatie niet mogelijk.
Als een gebruiker die in het apparaat is geregistreerd door middel van netwerkauthenticatie wordt geverifieerd, krijgen de
instellingen voor gebruikersregistratie op het apparaat prioriteit boven de instellingen voor paginalimietgroep,
authoriteitsgroep, favoriete handelingen-groep en mijn map.
Als de verkregen toegangscontrole van de LDAP-server niet in het apparaat is geregistreerd, worden de
standaardgebruikersbevoegdheden toegepast.
Als deze functie niet is ingeschakeld en een gebruiker door netwerkauthenticatie wordt geauthenticeerd als
ongeregistreerde gebruiker, worden de standaardgebruikersbevoegdheden toegepast.
Item Beschrijving
Gebruikersnaam Deze informatie wordt opgehaald van de authenticatieserver.*
Eerste letter 1
Index Gebruiker1
Kaart-ID
PIN Code/Wachtwoord
Authentificatie Server Instellingen
Authenticatieserver Netwerkauthenticatie
E-mailadres
Als toegangscontrole is ingeschakeld, wordt deze informatie opgehaald van de
authenticatieserver.
Mijn map
Paginalimietgroep
Authoriteitsgroep
Favoriete handelingen-groep
Het aanmeldscherm hangt af van de geselecteerde authenticatiemethode.
Zie 'GEBRUIKERSAUTHENTICATIE (pagina 1-32)
' voor meer informatie.
Als 'Een gebruiker alleen d.m.v. gebruikersnummer authenticeren' is geselecteerd als authenticatiemethode, kan de
netwerkauthenticatie niet worden gebruikt.
7-65
SYSTEEMINSTELLINGEN►GEBRUIKERSBEDIENING
Inst. apparaataccountmodus
Een bepaalde gebruiker kan worden geregistreerd als een automatisch aangemelde gebruiker. Als deze optie is
ingeschakeld, kan de geregistreerde gebruiker zich automatisch bij het apparaat aanmelden.
Met deze functie omzeilt u de aanmeldprocedure in het authenticatiescherm en worden de geselecteerde
gebruikersinstellingen toegepast (zoals netwerkauthenticatie en favoriete handelingen). Hierdoor is bijvoorbeeld een
functie als 'alleen authenticatie voor kleurenkopieën' mogelijk.
U kunt zich ook tijdelijk aanmelden als een andere gebruiker dan de gebruiker die automatisch wordt aangemeld en het
apparaat gebruiken met de machtigingen van die gebruiker. Als u andere gebruikers wilt toestaan zich tijdelijk aan te
melden wanneer [Apparaataccountmodus] is ingeschakeld, selecteert u [Login door andere gebruiker toestaan].
Meld gebruiker aan
Deze instelling wordt gebruikt om de gebruiker voor Automatisch aanmelden te selecteren als Automatisch aanmelden is ingeschakeld.
Cache Gebruikersinformatie
Stel in of geregistreerde gebruikers al dan niet automatisch worden aangemaakt. Extern geauthentiseerde gebruikers in
Sharp OSA kunnen ook automatisch geregistreerd worden.
Cacheperiode
Selecteer de cacheperiode voor gebruikersinformatie.
Om de cacheperiode in stellen, moet [Cache Gebruikersinformatie] ingeschakeld zijn.
Cache wachtwoord voor Authentificatie
Stel in of wachtwoordinformatie al dan niet wordt bewaard als cache-informatie wanneer een gebruiker gecached is.
Authenticatiegegevens voor externe verbinding in cachegeheugen opslaan
Stel in of authenticatie-informatie voor verbinding met de cloud al dan niet bewaard wordt als cache-informatie.
Als deze instelling ingeschakeld is, wordt de authenticatie-informatie van een gebruiker die met succes geauthenticeerd
is, bewaard om het authenticeren te vergemakkelijken wanneer dezelfde gebruiker de volgende keren inlogt.
Als deze instelling is uitgeschakeld, worden alle eerder bewaarde authenticatiegegevens voor cloudkoppeling van alle
gebruikers verwijderd en worden geen authenticatiegegevens bewaard.
Instelling van Card
IC-kaart gebruiken voor authenticatie
Gebruik deze instellingen voor authenticatie en voor gebruik van een HID-card of ander IC-card.
Wachtwoord opvragen bij IC-kaartauthenticatie
Dit kan worden ingeschakeld als "Authenticatie-instellingen" "Active Directory" is en "IC-kaart gebruiken voor authenticatie" is
ingeschakeld. Wanneer het is ingeschakeld, moet er een wachtwoord worden ingegeven telkens authenticatie wordt
uitgevoerd via identiteitskaart. Wanneer het is uitgeschakeld, wordt een wachtwoord ingegeven wanneer de gebruiker voor de
eerste keer inlogt met zijn identiteitskaart, en wordt de wachtwoordinformatie verzonden naar de Active Directory-server.
Wanneer de gebruiker zich vervolgens aanmeldt, kan het wachtwoord weggelaten worden.
Automatische afmelding met een Card
Wanneer de identitetiskaart uit de identiteitskaartlezer/-schrijver verwijderd wordt, wordt de gebruiker afgemeld. (De
gebruiker kan zich ook afmelden door op de toets [Afmelden] te drukken.)
Instelling authenticatiemeth.
Stel de authenticatiemethode voor identiteitskaarten in.
Als u zich hebt aangemeld als de automatisch aangemelde gebruiker en de automatische aanmelding om de een of andere reden is mislukt
of als u geen beheerdersmachtigingen hebt, kunt u de algemene instellingsfuncties of de instellingsmodus niet gebruiken. In dat geval moet
de beheerder tikken op de toets [Beheerderswachtwoord] in het scherm Instellingsmodus en zich opnieuw aanmelden.
Als u zich wilt aanmelden als een andere gebruiker dan een vaste gebruiker terwijl [Login door andere gebruiker toestaan] is ingeschakeld, tikt u op de toets
[Afmelden] om de aanmeldstatus van de vaste gebruiker te annuleren. Wanneer het scherm voor gebruikersauthenticatie wordt weergegeven, meldt u zich
opnieuw aan als de gewenste gebruiker. Nadat u het apparaat hebt gebruikt, tikt u op de toets [Afmelden] om u af te melden als de huidige gebruiker.
7-66
SYSTEEMINSTELLINGEN►GEBRUIKERSBEDIENING
Acties bij paginalimiet uitvoertaken wordt bereikt
Met deze instelling bepaalt u of een opdracht moet wordt voltooid als het maximum aantal pagina's is bereikt terwijl de opdracht wordt uitgevoerd.
De volgende instellingen kunnen worden geconfigureerd.
• Opdracht wordt afgerond, ook wanneer de paginalimiet wordt bereikt
• Opdracht wordt gestopt bij bereiken van paginalimiet
• Nadat de paginalimiet is bereikt, de taak annuleren en de taak verwijderen tijdens ontvangst
Waarschuwing wanneer aanmelden mislukt
Bij het invoeren van een wachtwoord, inclusief het beheerderswachtwoord, wordt het aantal verkeerd ingevoerde
wachtwoorden geteld; bij het gespecificeerde aantal (drie) pogingen wordt de gebruikersaccount geblokkeerd en wordt
de gebruiker geblokkeerd zodat verdere aanmeldpogingen
bij de account onmogelijk zijn gedurende vijf minuten.
Het aantal onjuiste pogingen wordt voor elke gebruiker afzonderlijk geteld, en het aantal wordt gereset als het juiste
wachtwoord wordt ingevoerd.
Hiermee wordt voorkomen dat niet-geautoriseerde personen een wachtwoord proberen te raden. (Het aantal mislukte
aanmeldpogingen blijft bewaard, ook nadat het apparaat is uitgeschakeld.)
Uitschakelen van afdrukken door ongeldige gebruiker
Het is mogelijk het afdrukken door gebruikers waarvan geen informatie op het apparaat is opgeslagen te blokkeren,
zoals het afdrukken zonder het invoeren van geldige gebruikersinformatie in de printerdriver of het afdrukken van een
bestand op een FTP-server in de instellingsmodus (webversie).
Ext. Scanner Gebruiken Voordat U Inlogt.
Met deze instelling geeft u aan of scannen op afstand mogelijk is voordat een gebruiker zich heeft aangemeld.
Opgeslagen taken automatisch afdrukken na login
Als vasthouden is ingeschakeld in de printerdriver en afdrukgegevens naar het apparaat zijn gespoold, kunt u de gespoolde
afdrukgegevens automatisch laten afdrukken wanneer de gebruiker die het vasthouden heeft ingeschakeld zich aanmeldt.
Gebruiksstatus weergeven na aanmelden
Als gebruikersauthenticatie is ingeschakeld, bepaalt deze instelling of het totaal aantal pagina's van een gebruiker wordt
weergegeven wanneer deze gebruiker zich aanmeldt.
Aanmeldnaamweergave
Als gebruikersauthenticatie is ingeschakeld, selecteert u of de gebruikersnaam of sterretjes moeten worden weergegeven.
Taakstatus opnemen in gebruikersauthenticatie
Als gebruikersauthenticatie is ingeschakeld, bepaalt deze instelling of de opdrachtstatus wordt opgenomen in de
gebruikersauthenticatie.
De blokkering geldt alleen voor de gebruiker van wie het aanmelden is mislukt, niet voor alle gebruikers. Als een gebruiker
is geblokkeerd, kunnen de andere gebruikers zich nog steeds aanmelden.
Als netwerkauthenticatie via LDAP of Active Directory wordt gebruikt, wordt de blokkering door de server uitgevoerd en
niet door het apparaat. Selecteer de gewenste blokkeerinstellingen op de server.
Als dezelfde gebruiker geblokkeerd is, wordt de toets [Vrijgeven Opdrachtvergrendelingsstatus] weergegeven in het
scherm "Gebruikersregistratie" voor die gebruiker. Een beheerder kan op deze toets tikken en handmatig wissen.
Item Beschrijving
Aanmeldnaam weergeven De gebruikersnaam weergeven.
Aanmeldingsnaam weergeven met asterisk "*". De gebruikersnaam verbergen met sterretjes.
7-67
SYSTEEMINSTELLINGEN►GEBRUIKERSBEDIENING
Instelling voor automatisch afmelden
Als gebruikersauthenticatie is ingeschakeld, bepaalt deze instelling of automatische afmelding moet worden ingeschakeld.
De tijd tot afmelding kan worden ingesteld tot maximaal 240 seconden in stappen van 10 seconden.
Hoofdlettergevoeligheid van loginnaam is ingeschakeld.
Stel in of u de gebruikersnamen die worden gebruikt voor gebruikersauthenticatie hoofdlettergevoelig wilt maken. Als het selectievakje is
ingesteld op dan worden de gebruikersnamen met dezelfde spelling maar met verschillend gebruik van hoofdletters en kleine letters
herkend als verschillende gebruikersnamen. Gebruikersnamen met dezelfde spelling, maar met verschillend gebruik van hoofdletters en
kleine letters worden daarom geauthenticeerd als gebruikersnamen van verschillende gebruikers. Als het selectievakje is ingesteld op
dan is hoofdlettergevoeligheid uitgeschakeld. Daarom worden gebruikersnamen met dezelfde spelling en verschillend gebruik van
hoofdletters en kleine letters geauthenticeerd als de gebruikersnaam van dezelfde gebruiker.
Pas loginnaam toe op de gebruikersnaam van de netwerkmap
Pas loginnaam toe op de gebruikersnaam van de netwerkmap
Help-weergave van aanmeldscherm bewerken
De instellingen die u hier hebt gemaakt, worden weergegeven in het aanmeldscherm.
Gebruikersinformatie afdrukken
Drukt de volgende itemlijsten af.
• Gebruikers- Lijst
• Lijst van gebruikt aantal pagina's
• Groepslijst paginalimiet
*
• Groepslijst bevoegdheid
• Groepslijst favoriete bediening
*
• Alle gebruikersinformatie afdrukken
Selecteer een item en tik op de toets [Afdrukken] om het af te drukken.
* Afdrukken is niet mogelijk als er geen groepen zijn opgeslagen.
Teller terugzetten na verzenden van e-mailstatus
Nadat de e-mailstatus is verzonden, wordt de teller op nul gezet.
Dit gebeurt alleen als E-mailstatus is ingeschakeld.
Paginalimietgroep
Deze modus wordt gebruikt om instellingen voor paginalimieten vooraf te registreren voor elke groep.
De paginalimiet voor elke gebruiker wordt opgegeven door een van deze geregistreerde groepen te selecteren wanneer
de gebruiker wordt geregistreerd.
• De toets [Toevoegen]
Gebruik deze toets om een nieuwe groep toe te voegen.
Als het selectievakje wordt gewijzigd in en er identieke gebruikersnamen bestaan met alleen verschillen in kleine letters en
hoofdletters, dan worden de gebruikersnamen die al zijn geregistreerd herkend als gebruikersnamen van verschillende gebruikers.
Om [Enkelzijdig] of [Dubbelzijdig] afdrukken aan te geven in Lijst afdrukken selecteert u de instellingsmodus → [Systeem-
instellingen] → [Algemene instellingen] → [Apparaatbeheer] → [Afdrukken tonen].
Bij Alle gebruikersinformatie afdrukken kunnen de volgende items worden gebruikt voor 2-zijdig afdrukken per item.
•Gebruikers- Lijst
•Lijst van gebruikt aantal pagina's
•Groepslijst paginalimiet
•Groepslijst favoriete bediening
7-68
SYSTEEMINSTELLINGEN►GEBRUIKERSBEDIENING
• Lijst
Deze bevat de groepen die momenteel zijn opgeslagen. Wanneer u een groepsnaam selecteert, wordt het
bewerkingsscherm voor die groep weergegeven.
Paginalimietgroepen opslaan
Wanneer u op de toets [Toevoegen] tikt, wordt het registratiescherm weergegeven. Er kunnen maximaal 20 groepen
worden geregistreerd.
Zie 'Instellingen (pagina 7-68)
' voor meer informatie over de instellingen.
Een paginalimietgroep bewerken
Wanneer u een groep in de lijst selecteert, wordt het bewerkingsscherm voor die groep weergegeven.
Zie 'Instellingen (pagina 7-68)
' voor meer informatie over de instellingen.
Als u een groep wilt terugzetten naar de standaardwaarden, zet u 'Selecteer de groepnaam voor het registratiemodel'
op 'Onbeperkt' in het bewerkingsscherm.
Instellingen
Paginalimietinstelling apparaat
Hiermee wordt de paginalimiet voor het apparaat ingesteld.
Instellingen
Item Beschrijving
Groepsnaam De naam van de groep opslaan (maximaal 32 tekens).
Selecteer de groepnaam
voor het registratiemodel
Selecteer een van de eerder opgeslagen groepen die u wilt gebruiken als sjabloon voor de nieuwe
groep. Nadat u de groep hebt geselecteerd, worden de instellingen van deze groep toegepast.
Functienamen
De namen van de functies die kunnen worden geconfigureerd, worden weergegeven. Stel een
limiet in voor elke functie.
Paginalimiet
Wanneer [Verboden] is geselecteerd voor een modus, is invoer van de modus niet mogelijk.
Wanneer [Onbeperkt] is geselecteerd voor een modus, geldt geen limiet voor het aantal pagina's
dat kan worden in- en uitgevoerd in deze modus.
Voer een paginalimiet in (1 t/m 99999999 pagina's) wanneer de optie [Beperkt] is geselecteerd.
Item Beschrijving
Functienamen
De namen van de functies die kunnen worden geconfigureerd, worden weergegeven. Stel een
limiet in voor elke functie.
Paginalimiet
Wanneer [Verboden] is geselecteerd voor een modus, is invoer van de modus niet mogelijk.
Wanneer [Onbeperkt] is geselecteerd voor een modus, geldt geen limiet voor het aantal pagina's
dat kan worden in- en uitgevoerd in deze modus.
Voer een paginalimiet in (1 t/m 99999999 pagina's) wanneer de optie [Beperkt] is geselecteerd.
7-69
SYSTEEMINSTELLINGEN►GEBRUIKERSBEDIENING
Authoriteitsgroep
Gebruik deze modus om instellingen die relevant zijn voor gebruikersautoriteiten vooraf op te slaan voor elke groep. De autoriteit van
elke gebruiker wordt opgegeven door een van deze geregistreerde groepen te selecteren wanneer de gebruiker wordt geregistreerd.
• De toets [Toevoegen]
Gebruik deze toets om een nieuwe groep toe te voegen.
• Lijst
Deze bevat de groepen die momenteel zijn opgeslagen. Wanneer u een groepsnaam selecteert, wordt het
bewerkingsscherm voor die groep weergegeven.
Authoriteitsgroepen opslaan
Wanneer u op de toets [Toevoegen] tikt, wordt het registratiescherm weergegeven. Er kunnen maximaal 20 groepen
worden geregistreerd.
Raadpleeg onderstaande tabel voor gedetailleerde informatie over de verschillende instellingen.
Een authoriteitsgroep bewerken
Wanneer u een groep in de lijst selecteert, wordt het bewerkingsscherm voor die groep weergegeven. Raadpleeg
onderstaande tabel voor gedetailleerde informatie over de verschillende instellingen.
Als u een groep wilt terugzetten naar de fabrieksinstelling, selecteert u de groep in de lijst en selecteert u een van de opties [Terugkeren
naar Beheerdersbevoegdheid], [Keer terug naar de systeembeheerdersautoriteit.], [Terugkeren naar Gebruikersbevoegdheid], [Terugkeren
naar Gastbevoegdheid], [Keer terug naar de autoriteit met kleurverbod.] en [Keer terug naar de autoriteit met scannerverbod.].
Tik op de toets [Uitvoeren] om de groepsstatus terug te zetten naar de fabrieksinstelling.
Item Beschrijving
Groepsnaam De naam van de groep opslaan (maximaal 32 tekens).
Selecteer de groepnaam voor het
registratiemodel
Selecteer een van de eerder opgeslagen groepen die u wilt gebruiken als sjabloon voor de nieuwe groep.
Nadat u de groep hebt geselecteerd, worden de instellingen van deze groep toegepast.
De standaardgroepen en bijbehorende instellingen worden hieronder weergegeven.
Beheerder Systeembeheerder Gebruiker Gast Autoriteit met
kleurverbod
Autoriteit met
scannerverbod
Kopieren
Kleurmodusgoedkeuringsinstelling
Alle
toegestaan
Alle verboden Alle
toegestaan
Alleen
zwart-wit
toegestaan
Alleen
zwart-wit
toegestaan
Alle
toegestaan
Gebruik van speciale modussen
Toegestaan Verboden Toegestaan Verboden Verboden Toegestaan
Verzenden tijdens kopiëren
Toegestaan Toegestaan Toegestaan Toegestaan Toegestaan Toegestaan
Goedkeuringsinstelling voor gebruik
tonerbesparingsmodus
Geen
tonerbesparing
Geen
tonerbesparing
Geen
tonerbesparing
Geen
tonerbesparing
Geen
tonerbesparing
Geen
tonerbesparing
PDF maken voor surfen op pc
Toegestaan Verboden Toegestaan Toegestaan Toegestaan Toegestaan
Printer
Kleurmodusgoedkeuringsinstelling
Toegestaan Alle verboden Toegestaan
Alleen
zwart-wit
toegestaan
Alleen
zwart-wit
toegestaan
Alle
toegestaan
Afdrukken via FTP pull
Toegestaan Verboden Toegestaan Verboden Verboden Toegestaan
Rechtstreeks afdrukken van
USB-geheugen
Toegestaan Verboden Toegestaan Verboden Verboden Toegestaan
Pull Print van netwerkmap
Toegestaan Verboden Toegestaan Verboden Verboden Toegestaan
Verzenden tijdens afdrukken
Toegestaan Toegestaan Toegestaan Toegestaan Toegestaan Toegestaan
7-70
SYSTEEMINSTELLINGEN►GEBRUIKERSBEDIENING
PDF maken voor surfen op pc
Toegestaan Verboden Toegestaan Toegestaan Toegestaan Toegestaan
Goedkeuringsinstelling voor
gebruik tonerbesparingsmodus
Geen
tonerbesparing
Geen
tonerbesparing
Geen
tonerbesparing
Geen
tonerbesparing
Geen
tonerbesparing
Geen
tonerbesparing
Beeld Verzenden
Goedkeuringsinstellingen voor elke modus
E-mail
•FTP
Bureaublad
•Netwerkmap
Scan naar ext. geh.app.
Internetfax Verzenden
PC-I-Fax verzenden
Fax Verzenden
PC-Fax verzenden
PC scan
Alle
toegestaan
Alle verboden Alle
toegestaan
Alle
toegestaan
Alle
toegestaan
Alle verboden
Kleurenscan
Toegestaan Verboden Toegestaan Verboden Verboden Toegestaan
Gebruik van speciale modussen
Toegestaan Verboden Toegestaan Verboden Verboden Toegestaan
Registratie/Verwijdering van Programma
Toegestaan Verboden Toegestaan Verboden Verboden Toegestaan
PDF maken voor surfen op pc
Toegestaan Verboden Toegestaan Toegestaan Toegestaan Toegestaan
Toegang tot Fax Gegevens
Toegestaan Toegestaan Toegestaan Toegestaan Toegestaan Toegestaan
Goedkeuringsinstelling voor adressering
Goedkeuringsinstelling voor
directe invoer
Goedkeuringsinst. Voor gebruik
van lokaal adresboek
Goedkeuringsinst. Voor gebruik
van globaal adresboek
Alle
toegestaan
Alle toegestaan Alle
toegestaan
Alle
toegestaan
Alle
toegestaan
Alle
toegestaan
Document- Archivering
Scannen naar schijf
Kleurenscan
Toegestaan Verboden Toegestaan
Alleen
zwart-wit
toegestaan
Alleen
zwart-wit
toegestaan
Toegestaan
Gebruik van speciale
modussen
Toegestaan Verboden Toegestaan Verboden Verboden Toegestaan
Creëren van Downloadbaar Bestand
Toegestaan Verboden Toegestaan Toegestaan Toegestaan Toegestaan
Afdrukken (Doc.Archiv.)
Kleurmodusgoedkeuringsinstelling
Alle
toegestaan
Alle verboden Alle
toegestaan
Toegestaan Toegestaan Alle
toegestaan
Gebruik van speciale modussen
Toegestaan Verboden Toegestaan Verboden Verboden Toegestaan
Beeldcontrole documentregistratie
Goedkeuringsinstelling
Toegestaan Verboden Toegestaan Verboden Verboden Toegestaan
Alleen bestanden van aangemelde
gebruikers weergeven
Verboden Verboden Verboden Verboden Verboden Verboden
Item Beschrijving
7-71
SYSTEEMINSTELLINGEN►GEBRUIKERSBEDIENING
SharpOSA
Instelling van goedkeuring voor gebruik
van een Sharp OSA
Toegestaan Verboden Toegestaan Toegestaan Toegestaan Toegestaan
Algemene functies
Goedkeuringsinstellingen voor
dubbelzijdig afdrukken
Alle
toegestaan
Alle toegestaan Alle
toegestaan
Alle
toegestaan
Alle
toegestaan
Alle
toegestaan
Wijzigen Rekeningcode
Toegestaan Toegestaan Toegestaan Toegestaan Toegestaan Toegestaan
Uitvoergoedkeuringsinstellingen
Alle
toegestaan
Alle verboden Alle
toegestaan
Alle
verboden
Alle
verboden
Alle
toegestaan
Beveiligings- instellingen
Goedkeuringsinstelling voor
documentarchivering: Snelbestand/
Deelmodus
Verboden Verboden Verboden Verboden Verboden Verboden
Goedkeuringsinstelling voor
documentarchivering:Vertrouwelijke
Modus
Toegestaan Verboden Toegestaan Verboden Verboden Toegestaan
Niet vastgehouden afdrukopdrachten
Toegestaan Toegestaan Toegestaan Toegestaan Toegestaan Toegestaan
Instelling Verborgen patroon afdrukken -
Directe Invoer
Toegestaan Verboden Toegestaan Verboden Verboden Toegestaan
Apparaatinstellingen
Apparaatinstellingen
Totaal Aantal
Toegestaan Toegestaan Toegestaan Verboden Toegestaan Toegestaan
Apparaat / Netwerkstatus
Toegestaan Toegestaan Toegestaan Verboden Toegestaan Toegestaan
Spanning uit/aan
Toegestaan Toegestaan Verboden Verboden Verboden Verboden
Lijst voor Gebruiker
Toegestaan Toegestaan Toegestaan Verboden Toegestaan Toegestaan
Lijst voor Beheerder
Toegestaan Toegestaan Verboden Verboden Verboden Verboden
Adresregistratie
Toegestaan Toegestaan Toegestaan Verboden Toegestaan Toegestaan
Documentarchiveringsmapregistratie
Toegestaan Toegestaan Toegestaan Verboden Toegestaan Toegestaan
Gebruikers -bediening (Beheerder)
Toegestaan Toegestaan Verboden Verboden Verboden Verboden
Gebruikers -bediening (Gebruiker)
Toegestaan Toegestaan Toegestaan Verboden Toegestaan Toegestaan
Instellingen Beginscherm
Toegestaan Toegestaan Verboden Verboden Verboden Verboden
Instellingen Kopieerfunctie
Toegestaan Toegestaan Verboden Verboden Verboden Verboden
Printerinstellingen (Beheerder)
Toegestaan Toegestaan Verboden Verboden Verboden Verboden
Printerinstellingen (Gebruiker)
Toegestaan Toegestaan Toegestaan Verboden Toegestaan Toegestaan
Instellingen Beeld Verzenden >
Algemene instellingen
Toegestaan Toegestaan Verboden Verboden Verboden Verboden
Scaninstellingen
Toegestaan Toegestaan Verboden Verboden Verboden Verboden
Faxinstellingen
Toegestaan Toegestaan Verboden Verboden Verboden Verboden
I-Faxinstellingen
Toegestaan Toegestaan Verboden Verboden Verboden Verboden
Item Beschrijving
7-72
SYSTEEMINSTELLINGEN►GEBRUIKERSBEDIENING
* Raadpleeg de instellingsmoduslijst voor informatie over de verschillende instellingen.
Fax Data Ontvangen/Doorsturen
(Manueel)
Toegestaan Toegestaan Toegestaan Verboden Toegestaan Toegestaan
Instellingen Inbound Routing
(doorsturen/opslaan) (Beheerder)
Toegestaan Toegestaan Verboden Verboden Verboden Verboden
Instellingen Inbound Routing
(doorsturen/opslaan) (Gebruiker)
Toegestaan Toegestaan Toegestaan Verboden Toegestaan Toegestaan
Inserimento Metadati
Toegestaan Toegestaan Verboden Verboden Verboden Verboden
Instellingen Doc. Archiv.
Toegestaan* Toegestaan* Verboden Verboden Verboden Verboden
Sharp OSA Instellingen
Toegestaan Toegestaan Verboden Verboden Verboden Verboden
Papierinstellingen(uitg. handinvoerlade)
Toegestaan Toegestaan Toegestaan Verboden Toegestaan Toegestaan
Papierinstellingen(handinvoerlade)
Toegestaan Toegestaan Toegestaan Verboden Toegestaan Toegestaan
Bedienings- Instellingen
Toegestaan Toegestaan Verboden Verboden Verboden Verboden
Toetsenbordinstellingen
Toegestaan Toegestaan Verboden Verboden Verboden Verboden
Apparaatbeheer
Toegestaan Toegestaan Verboden Verboden Verboden Verboden
Instellingen Printeridentificatie
Toegestaan Toegestaan Verboden Verboden Verboden Verboden
Klok
Toegestaan Toegestaan Verboden Verboden Verboden Verboden
Productcode
Toegestaan Toegestaan Verboden Verboden Verboden Verboden
Instelling van aangepaste link
Toegestaan Toegestaan Verboden Verboden Verboden Verboden
Netwerk- Instellingen
Toegestaan Toegestaan Verboden Verboden Verboden Verboden
Beveiligings- instellingen
Toegestaan Toegestaan Verboden Verboden Verboden Verboden
Energie Besparen
Toegestaan Toegestaan Verboden Verboden Verboden Verboden
Systeem- controle
Toegestaan Toegestaan Verboden Verboden Verboden Verboden
Aanpassing beeldkwaliteit
Toegestaan Toegestaan Verboden Verboden Verboden Verboden
Bedieningshandleiding downloaden
Toegestaan Toegestaan Toegestaan Toegestaan Toegestaan Toegestaan
Shortcut Pagina-instelling
Toegestaan Toegestaan Verboden Verboden Verboden Verboden
Afhankelijk van de specificaties van het apparaat en de geïnstalleerde randapparatuur zijn sommige instellingen mogelijk
niet beschikbaar.
Item Beschrijving
7-73
SYSTEEMINSTELLINGEN►GEBRUIKERSBEDIENING
Favoriete handelingen-groep
Groepslijst favoriete bediening
Voor elke groep kan een favoriete bedieningsomgeving worden ingesteld. Bijvoorbeeld: een gebruiker die een andere taal spreekt moet
normaal gesproken elke keer de taal wijzigen wanneer hij of zij het apparaat gaat gebruiken. Door de taalinstelling in een favoriete
handelingen-groep te registreren, wordt de taal automatisch gekozen wanneer de betreffende gebruiker zich aanmeldt.
Een groep toevoegen/bewerken
Tik op de toets [Toevoegen] om het scherm Registratie voorkeurhandelingengroep te openen.
Tik op de naam van een groep om het registratiescherm voor die Favoriete handelingen-groep weer te geven. In dit scherm kunt u de groep bewerken.
Instellingen
Afhankelijk van de specificaties van het apparaat en de geïnstalleerde randapparatuur zijn sommige instellingen mogelijk niet beschikbaar.
Deze instelling kan alleen worden geconfigureerd in de Instellingsmodus (webversie). Deze instelling kan niet worden
geconfigureerd via het aanraakscherm van het apparaat.
Item Beschrijving
Groepsnaam De naam van de groep opslaan (maximaal 32 tekens).
Selecteer de groepnaam voor het
registratiemodel
Selecteer een van de eerder opgeslagen groepen die u wilt gebruiken als sjabloon voor de nieuwe
groep. Nadat u de groep hebt geselecteerd, worden de instellingen van deze groep toegepast.
Kopieren
Uitgangsinstellingen status
Instellingen selecteren voor de opties: Kleurmodus, Afdrukstand, Papierlade, Belichtingstype,
Kopieerfactor, Dubbelzijdig, Origineel Binding, Output Binding, Uitvoer, Offset, Uitvoerlade,
Scheidingspagina, Sorteren+ nieten, Nietpositie, Perforeren en Vouwen.
Beeld Verzenden
Uitgangsinstellingen status
Instellingen selecteren voor de opties: Afdrukstand, Belichting, Resolutie, Kleurmodus, Bestandsindeling en Type
Origineel Beeld. Instellingen selecteren voor Opgegeven pagina's per bestand en Naam van faxafzender.
Document- Archivering
Stand afbeelding Geef de afdrukstand van de afbeelding op.
Uitgangsinstellingen status
Instellingen selecteren voor de opties: Kleurmodus, Belichting, Type Origineel Beeld en Resolutie.
Afdrukken (Doc.Archiv.) Stel de standaarduitvoerlade in voor afdrukken documentarchivering.
Systeeminstellingen
Vergrote weergavemodus
Schakel deze optie in om grote tekens weer te geven in het scherm van de
instellingsmodus.
Instelling Detectie Formaat Origineel Selecteer of op AB-formaat of inch-formaat wordt gedetecteerd of schakel detectie voor de glasplaat uit.
Annuleren detectie van glasplaat
De automatische origineelformaatdetectie op de glasplaat kan worden uitgeschakeld.
Nadat u deze functie hebt uitgeschakeld, worden alle originelen die op de glasplaat worden
geplaatst behandeld als speciaal origineelformaat.
Taalinstelling Selecteer de schermtaal.
Wijzig het aantal sets in het
display voor taakstatus
Selecteer of u het aantal voltooide sets of het aantal resterende sets als opdrachtstatus wilt
weergeven.
Instelling Toetsbediening Stel de toetsinvoertijd en automatische toetsherhaling in.
Tijd voor acceptatie van
toetsinvoer van lang indrukken
Selecteer een tijd waarop een lange tik op de toets wordt gedetecteerd.
Instelling voor interval van
dubbeltikken
Selecteer een interval waarop een dubbele tik wordt gedetecteerd.
7-74
SYSTEEMINSTELLINGEN►GEBRUIKERSBEDIENING
Een Favoriete handelingen-groep terugzetten naar 'Onbeperkt'
Als u een Favoriete handelingen-groep wilt terugzetten naar de standaardwaarden, schakelt u het selectievakje ( )
links naast 'Nr.' in en tikt u op de toets [Terug naar uitgangswaarden].
Favoriete Toetslijst
Wijs veelgebruikte functies toe aan sneltoetsen.
Deze worden weergegeven in het basisscherm van elke modus.
Instellingen
Toetsgeluid Stel het geluid in dat u hoort wanneer op een toets wordt getikt.
Keuze Toetsenbord Stel de taal van het toetsenbord in.
Weergavepatroon instelling Selecteer het kleurenpatroon dat in het aanraakscherm wordt gebruikt.
Opgeslagen taken automatisch
afdrukken na login
Wanneer Vasthouden is ingeschakeld in de printerdriver en afdrukgegevens naar het
apparaat zijn gespoold, worden de gespoolde gegevens automatisch afgedrukt wanneer de
gebruiker die vasthouden heeft ingeschakeld, zich aanmeldt.
Instelling favoriete toets
Geef aan of de systeeminstellingen moeten worden gebruikt of gebruik de geregistreerde
Instellingen favoriete toets voor de instelling favoriete toets.
Instelling voor het beginscherm
Selecteer gebruik van systeeminstellingen of gebruik de opgeslagen instellingen voor het
beginscherm voor het uitvoeren van 'Instellingen voor het beginscherm'.
Voorbeeldinstelling: Standaardlijst/miniatuurweergave
Fax/I-fax ontvangstgegevens
Selecteer lijst of miniaturen als standaardweergave in het scherm met ontvangen faxen/I-faxen.
Bestandsopvraging van
Hoofdmap/Snelmap
Selecteer lijst of miniaturen als standaardweergave in de schermen met de hoofdmap en
tijdelijke map van documentarchivering.
Bestandsopvraging van
Aangepaste Map
Selecteer lijst of miniaturen als standaardweergave in de schermen met aangepaste
mappen voor documentarchivering.
Bestandsophaling van Directe Afdruk
Selecteer Lijst of Miniaturen als standaard bestandsweergave in het scherm voor rechtstreeks
afdrukken.
Item Beschrijving
Toetsnaam
Gebruik maximaal 20 tekens voor de naam van de favoriete toets.
(U kunt maximaal 20 tekens met een volle breedte invoeren, maar er zullen er slechts tien
zichtbaar zijn op de toets.)
Functiemenu/Programma/
Overige
Selecteer de functie die u aan de favooriete toets wilt toewijzen. Welke functies kunnen
worden geselecteerd, varieert per modus.
Geen weergave Schakel deze optie in als u geen favooriete toetsen wilt weergeven.
Item Beschrijving
7-75
SYSTEEMINSTELLINGEN►GEBRUIKERSBEDIENING
Beginschermlijst
Beginscherminstellingen moeten vooraf worden opgeslagen. Selecteer een beginscherm voor de registratie van
Groepslijst favoriete bediening.
Aantal gebruikers
Hiermee wordt het totale aantal pagina's weergegeven dat door elke gebruiker is afgedrukt.
• De toets [Alles selecteren]
Hiermee selecteert u alle gebruikers.
• De toets [Geselecteerde wissen]
Hiermee heft u alle selecties op.
• De toets [Weergeven]
Hiermee worden de aantallen van de geselecteerde gebruiker weergegeven.
• De toets [Aantal wissen]
Hiermee kunt u de aantallen van de geselecteerde gebruiker terugzetten.
• Gebruikerslijst
Hier worden de gebruikers die zijn opgeslagen als fabrieksinstelling en de momenteel opgeslagen gebruikers
weergegeven. Wanneer u een gebruikersnaam selecteert, wordt de gebruiker geselecteerd.
Gebruiksaantallen bekijken
Wanneer u een gebruiker selecteert en op de toets [Weergeven] tikt, wordt het gebruikersaantal weergegeven.
Item Beschrijving
Naam Voer een naam van maximaal 32 tekens voor het beginscherm in.
Selecteer de groepnaam voor het
registratiemodel
Selecteer een van de eerder opgeslagen beginschermen als sjabloon voor het nieuwe
beginscherm. Nadat u het beginscherm hebt geselecteerd, worden de instellingen van dit
beginscherm toegepast.
Naam beginscherm wijzigen Voer een naam voor het beginscherm in om de huidige naam te wijzigen.
Sjabloon Selecteer een indelingspatroon voor de geregistreerde toets.
Toetsenindeling van het scherm Hiermee wordt de indeling van de toetsen in het beginscherm weergegeven.
Tekstkleur Aanpassen Op het
beginscherm
Stel de kleur voor de tekst in het scroll-venster, vaste venster en de klok in.
Beginknop
Hiermee wordt de functie geregistreerd die wordt gebruikt voor het geselecteerde toetsnummer.
Vaste toets
Hiermee wordt de functie geregistreerd die wordt gebruikt voor het geselecteerde
toetsnummer. Deze knop wordt weergegeven op alle pagina's van het beginscherm.
Toon Tonerinhoud Geef aan of het tonerniveau in het vaste venster moet worden weergegeven.
Item Beschrijving
Volgende Hiermee wordt de volgende gebruiker weergegeven (gesorteerd op registratienummer).
Vorige Hiermee wordt de vorige gebruiker weergegeven (gesorteerd op registratienummer).
Aantallen weergeven
Hiermee worden de aantallen en het aantal overgebleven pagina's van de geselecteerde
gebruiker voor elke functie weergegeven.
Paginalimiet
De paginalimiet die voor de gebruiker is ingesteld, wordt tussen haakjes weergegeven
onder het aantal.
Als randapparaten niet zijn aangesloten, wordt hun aantal niet weergegeven.
7-76
SYSTEEMINSTELLINGEN►GEBRUIKERSBEDIENING
Gebruikersaantallen terugzetten
Selecteer een gebruiker in het instellingenscherm en tik op de toets [Aantal wissen]. Het scherm 'Gebruikersaantallen
op nul zetten' wordt weergegeven voor de betreffende gebruiker.
De scherminhoud varieert, afhankelijk van het feit of één gebruiker of meerdere gebruikers zijn geselecteerd. De items
die in beide gevallen worden weergegeven, worden beschreven in de onderstaande tabel.
Als één gebruiker is geselecteerd
Wanneer meerdere gebruikers zijn geselecteerd
Gebruikersaccount opslaan
Als u op de knop [Opslaan] klikt, wordt het verbruik van de gebruiker als gegevensbestand opgeslagen.
Als u het verbruik van de gebruiker uit het apparaat wilt verwijderen, schakelt u het selectievakje naast 'Gegevens
opslaan en verwijderen' in en klikt u op de knop [Opslaan].
Item Beschrijving
Volgende Hiermee wordt de volgende gebruiker weergegeven (gesorteerd op registratienummer).
Vorige Hiermee wordt de vorige gebruiker weergegeven (gesorteerd op registratienummer).
Aantallen weergeven
Hiermee worden de aantallen en het aantal overgebleven pagina's van de geselecteerde
gebruiker voor elke functie weergegeven.
Aantal wissen Hiermee wordt het aantal van het geselecteerde item teruggezet naar '0'.
Alle tell. wissen Hiermee worden alle aantallen van de geselecteerde gebruiker teruggezet naar nul (0).
Item Beschrijving
Aantallen weergeven
Hiermee worden de aantallen en het aantal overgebleven pagina's van de geselecteerde
gebruiker voor elke functie weergegeven.
Aantal wissen Hiermee wordt het aantal van het geselecteerde item teruggezet naar '0'.
Alle tell. wissen Hiermee worden alle aantallen van de geselecteerde gebruiker teruggezet naar nul (0).
Deze instelling kan alleen worden geconfigureerd in de Instellingsmodus (webversie). Deze instelling kan niet worden
geconfigureerd via het aanraakscherm van het apparaat.
7-77
SYSTEEMINSTELLINGEN►GEBRUIKERSBEDIENING
Instelling Rekening Code
Beheerinstellingen
De instelling van de rekeningcode wijzigen.
Gebruik Rekening Code
De rekeningcode inschakelen of uitschakelen.
Gebruik Code Instellingen
Er wordt automatisch een gebruikscode toegewezen als geen rekeningcode wordt ingevoerd. Voer de code in en
gebruik maximaal 32 1-bits tekens.
Neem de Rekeningcode over bij Modusovergang
Als deze functie is ingeschakeld, dan wordt het venster voor het invoeren van de rekeningcode niet weergegeven bij
een modusovergang.
Uitschakelen van Wijziging van Rekeningcode
Als deze functie is ingeschakeld, dan kunt u geen rekeningcode registreren, bewerken of verwijderen.
Daarnaast kunt u rechtstreeks een rekeningcode invoeren in het venster voor het invoeren van een rekeningcode.
Pas Gebruikerscode toe terwijl U aangemeld bent met Apparaataccount
Als deze functie is ingeschakeld, dan is altijd een gebruikerscode ingesteld als u zich aanmeldt met een apparaataccount.
Uitzonderingsinstelling voor Rekeningcode Functie
Het venster voor het invoeren van de rekeningcode wordt weergegeven als de externe toepassing die is ingeschakeld, wordt gestart.
De volgende instellingen kunnen worden geconfigureerd.
• Application Name registered as Standard Application
Instelling displaynaam Rekeningcode
U kunt de naam van de main code of sub code wijzigen die wordt weergegeven in het venster voor het invoeren van de
rekeningcode of in het venster voor het selecteren van een rekeningcode.
Main Code Lijst
U kunt een lijst weergeven van main codes (hoofdcodes) om main codes te zoeken, te registreren, te wijzigen of te
verwijderen.
• De toets [Zoeken]
Zoeken naar een Main Code.
• De toets [Toevoegen]
Een nieuwe Main Code toevoegen.
• Lijst
Geeft een lijst weer van opgeslagen main codes. Als u een main code selecteert, wordt het venster voor het wijzigen
van de main code weergegeven.
• Toets [Wissen]
Stel het selectievakje links van iedere main code in op , tik vervolgens op de toets [Wissen]; de geselecteerde
main code wordt verwijderd.
Main code registreren
Wanneer u op de toets [Toevoegen] tikt, wordt het registratiescherm weergegeven. U kunt maximaal 2000 main codes
en sub codes registreren.
Zie 'Instellingen (pagina 7-78)
' voor meer informatie over de instellingen.
Nadat de instelling is voltooid, tikt u op de toets [Versturen en volgende registreren]; u kunt verdergaan met het
registreren van de volgende main code. Om het registratieproces te beëindigen, tikt u op de toets [Indienen].
Main code wijzigen
Als u een main code selecteert in de lijst, wordt het venster weergegeven voor het wijzigen van de main code.
Zie 'Instellingen (pagina 7-78)
' voor meer informatie over de instellingen.
Nadat de instelling is voltooid, tikt u op de toets [Indienen]; u kunt de gewijzigde inhoud toepassen en het proces voltooien.
7-78
SYSTEEMINSTELLINGEN►GEBRUIKERSBEDIENING
Main code zoeken
Voer de main code en de naam van de main code in en tik vervolgens op de toets [Zoeken]; het zoekresultaat wordt weergegeven.
Instellingen
Sub Code Lijst
U kunt een lijst weergeven van sub codes om sub codes te zoeken, te registreren, te wijzigen of te verwijderen.
• De toets [Zoeken]
Een Sub Code zoeken.
• De toets [Toevoegen]
Een nieuwe Sub Code toevoegen.
• Lijst
Geeft een lijst weer van opgeslagen sub codes. Als u een sub code selecteert, wordt het venster voor het wijzigen van
de sub code weergegeven.
• Toets [Wissen]
Stel het selectievakje links van iedere sub code in op , tik vervolgens op de toets [Wissen]; de geselecteerde sub
code wordt verwijderd.
Sub code registreren
Wanneer u op de toets [Toevoegen] tikt, wordt het registratiescherm weergegeven. U kunt maximaal 2000 main codes
en sub codes registreren.
Zie 'Instellingen (pagina 7-79)
' voor meer informatie over de instellingen.
Nadat de instelling is voltooid, tikt u op de toets [Volgende]; u kunt verdergaan met het registreren van de volgende sub
code. Om het registratieproces te beëindigen, tikt u op de toets [Indienen].
Sub code wijzigen
Als u een sub code selecteert in de lijst, wordt het venster weergegeven voor het wijzigen van de sub code.
Zie 'Instellingen (pagina 7-79)
' voor meer informatie over de instellingen.
Nadat de instelling is voltooid, tikt u op de toets [Indienen]; u kunt de gewijzigde inhoud toepassen en het proces
voltooien.
Item Beschrijving
Main Code Voer de Main Code in. Voer de code in en gebruik maximaal 32 1-bits tekens.
Belangrijkste Code Naam
Voer de Main Code in. Gebruik maximaal 32 2-bits of 1-bits tekens voor het opgeven van
de codenaam.
Publieke groep
De geregistreerde rekeningcodes kunnen uitsluitend worden gedeeld binnen de opgegeven groep.
Als u geen openbare bestemming opgeeft, selecteert u [Openbaar voor iedereen].
Als u een openbare bestemming opgeeft, selecteert u [Geef openbaar adres aan.] en geeft
u vervolgens de groep op waarmee u de rekeningcode wilt delen.
Een groep registreren voor het opgeven van een openbare bestemming
Bij 'Instellingen (beheerder)' selecteert u [Gebruikers -bediening] → [Lijst van organisaties /groepen].
7-79
SYSTEEMINSTELLINGEN►GEBRUIKERSBEDIENING
Sub code zoeken
Voer de sub code en de naam van de sub code in en tik vervolgens op de toets [Zoeken]; het zoekresultaat wordt
weergegeven.
Instellingen
Instelling van Card
Instelling kaartgebied
U kunt de gegevenscontrole tijdens het lezen van de card instellen.
Instellingen
Instellingen kaarttype/kaartlezer
Gebruik deze instellingen voor authenticatie en voor gebruik van een HID-card of ander IC-card.
Instellingen
Item Beschrijving
Sub Code Voer de Sub Code in. Voer de code in en gebruik maximaal 32 1-bits tekens.
Sub Code Naam
Voer de Sub Code in. Gebruik maximaal 32 2-bits of 1-bits tekens voor het opgeven van de
codenaam.
Publieke groep
De geregistreerde rekeningcodes kunnen uitsluitend worden gedeeld binnen de opgegeven
groep.
Als u geen openbare bestemming opgeeft, selecteert u [Openbaar voor iedereen].
Als u een openbare bestemming opgeeft, selecteert u [Geef openbaar adres aan.] en geeft
u vervolgens de groep op waarmee u de rekeningcode wilt delen.
Een groep registreren voor het opgeven van een openbare bestemming
Bij 'Instellingen (beheerder)' selecteert u [Gebruikers -bediening] → [Lijst van organisaties /groepen].
Item Beschrijving
Systeemcode alleen controleren
in gebruikersgebiedmodus FeliCa
Systeemcode alleen controleren in gebruikersgebiedmodus FeliCa.
Voorzieningcode in HID-modus
Controleert de faciliteitscode van een HID-card.
Voorzieningcode
Voert de faciliteitscode van een HID-card in. Wanneer u op de toets [Opslaan] tikt, wordt de
faciliteitscode opgeslagen.
Importeren uit installatiebestand
Voer de naam van het configuratiebestand in en tik op de toets [Uitvoeren]. De instellingen
voor het cardgebied worden uit het configuratiebestand gelezen. Als u op de toets [Wissen]
tikt, worden alle bestanden die voldoen aan de huidige zoekvoorwaarden gewist.
Item Beschrijving
Kaarttype/kaartlezer Voer de informatie over het kaarttype en de kaartlezer in.
7-80
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Instelling voor het beginscherm
U kunt de lay-out, de pictogrammen en de achtergrond van het beginscherm van het apparaat wijzigen.
Voorwaarde- Instellingen
Pictogram
Gebruik deze instelling om een toetspictogram te registreren.
SYSTEEMINSTELLINGEN
Item Beschrijving
Sjabloon
U kunt de lay-out van de toetsen wijzigen door een patroon te selecteren dat eerder is
opgeslagen. De afbeelding [Toetsenindeling van het scherm] verandert telkens als u een
patroon selecteert.
Tekstkleur Aanpassen Op het
Beginscherm
Stel de kleur voor de tekst in het scroll-venster, vaste venster en de klok in.
Beginschermlijst
De volgorde van de sneltoetsen in het beginscherm wordt aangegeven door 'Nr.' en de
toetsen die worden weergegeven verschijnen in de kolom Beginknop. Als u de knoppen in
het beginscherm wilt bewerken, klikt u op het item Beginknop.
De lijst Vast venster
De toetsen (vaste toetsen) instellen die in het vaste venster onder de begintoetsen worden
weergegeven. De volgorde van de toetsen wordt aangegeven door 'Nr.' en de toetsen
worden in de kolom Vaste toetsen weergegeven. Als u de vaste toetsen wilt bewerken, klikt
u op het item Vaste toets.
Toon Tonerinhoud Geef aan of het tonerniveau in het vaste venster moet worden weergegeven.
Item Beschrijving
Lijst met pictogrammen
Gebruik deze instelling om de pictogrammen voor de sneltoetsen in het beginscherm te
registreren.
De afbeelingsbestanden van de sneltoetspictogrammen worden in een lijst vastgelegd. Als
u een afbeelding wilt registreren, klikt u op een afbeelingsbestand dat bij 'Naam' of 'Niet
ingesteld' is geregistreerd. Daarop wordt het scherm Pictogram registreren weergegeven.
Registreer de gewenste afbeelding.
Bestanden die kunnen worden vastgelegd zijn JPEG, GIF, PNG (jpeg, jpg, jpe, jfif, gif, png).
Het afbeelingsbestand mag niet groter zijn dan 50 KB.
Als u deze instelling op het apparaat wilt configureren, plaatst u de USB-stick met de afbeelding in het apparaat.
7-81
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Achtergrondbeeld
Gebruik deze instelling om een achtergrondafbeelding te registreren.
Thuisschermregistratie
Klik op een beginknop in de Beginschermlijst om de instellingen van de beginknop te wijzigen.
Selecteer de functie die u aan de knop wilt toewijzen. Als u [Geen] selecteert, wordt er geen beginknop meer op die
locatie weergegeven. Als u een knopnaam wilt registreren, selecteert u [Aangepast] en voert u een naam in (maximaal
28 tekens).
Als u de afbeelding van een beginknop wilt wijzigen, moet u het gewenste pictogram met [Pictogram] vooraf registreren
en de afbeelding vervolgens met [Selecteer bestand] selecteren.
Item Beschrijving
De lijst Achtergrondbeeld
Afbeeldingen, zoals achtergrondafbeeldingen, worden in de lijst Geregistreerde afbeelding
geregistreerd.
Als u een afbeelding wilt registeren, klikt u op de naam van een geregistreerde afbeelding
of een ongebruikte naam. Daarop wordt het scherm Achtergrondbeeld registreren
weergegeven. Registreer de gewenste afbeelding.
Bestanden die kunnen worden geregistreerd zijn JPEG, GIF en PNG (jpeg, jpg, jpe, jfif, gif,
png).
Het afbeelingsbestand mag niet groter zijn dan 640 MB.
Als u deze instelling op het apparaat wilt configureren, plaatst u de USB-stick met de afbeelding in het apparaat.
7-82
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Kopieerinstellingen
Voorwaarde- Instellingen
De volgende instellingen zijn bedoeld voor de kopieerfunctie.
Standaardinstellingen die u met deze instellingen selecteert, zijn van toepassing op alle functies van het apparaat (niet
alleen de kopieerfunctie).
Instelling Draaien Kopie
Als het origineel en het papier in een andere afdrukstand worden geplaatst, wordt de afbeelding met deze functie
automatisch 90 graden gedraaid om correct op het papier te worde gekopieerd.
Extra vaste-kopieerfactoren toevoegen of veranderen
Voeg waarden voor twee vaste vergrootfactoren (101% tot 400%) en twee vaste verkleinfactoren (25% tot 99%) toe.
U kunt zo nodig ook de vooraf ingestelde kopieerfactoren wijzigen.
Maximum aantal kopieën instellen
Deze functie wordt gebruikt om het maximumaantal kopieën in te stellen (aantal doorlopende kopieën). U kunt elk getal
tussen 1 en 9999 opgeven.
Standaardinstelling Voor De Kantlijnverschuiving
Deze functie wordt gebruikt om de standaardkantlijnverschuiving in te stellen. Geef een waarde op tussen 0 mm (0") en
50 mm (2") in stappen van 3 mm (1/8") voor zowel de voor- als achterzijde.
Standaardbreedte Van Wisstrook Instellen
Hiermee wordt de standaardwisbreedte van de wisfunctie ingesteld. Geef een waarde op van 0 mm (0") t/m 25 mm (1")
in stappen van 3 mm (1/8") voor het wissen van randen en van het midden.
Initiaal N-Up Instelling
Stel de standaardstatus voor N-Up in. Selecteer de paginaopmaak voor N-Up, geef aan of er randen moeten worden
weergegeven en of de eventuele randen doorlopende lijnen of stippellijnen moeten zijn.
Kaart Formaat-Instellingen
Deze instelling wordt gebruikt om het standaardorigineelformaat voor de functie Kaart Formaat in te stellen.
Geef een waarde op van 25 mm (1") tot 216 mm (8-1/2") in stappen van 3 mm (1/8") voor zowel de horizontale (X) als
de verticale (Y) afmeting van het origineel.
Passend maken
Schakel deze instelling in om de toets [Passend maken] altijd in het scherm voor kaartformaat weer te geven.
Schakel de instelling Draaien kopie in om een origineel van A5-formaat (5-1/2" x 8-1/2") te kopiëren op papier van
A5R-formaat (5-1/2" x 8-1/2"R).
Vooraf ingestelde kopieerfactoren, behalve de toegevoegde vooraf ingestelde kopieerfactoren, kunnen niet worden
gewijzigd.
7-83
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Begininstelling Tabkopie
Deze instelling wordt gebruikt om de breedte van de standaardafbeeldingsverschuiving (de tabbreedte) voor tabkopieën
in te stellen.
Geef een waarde op van 0 mm (0") t/m 25 mm (1") in stappen van 3 mm (1/8").
Uitschakelen Registratie/Wissen van Programma
Deze instelling wordt gebruikt om het verwijderen en wijzigen van de kopieerinstellingen in de werkprogramma's niet toe
te staan.
Uitschakeling handinvoer bij dubbelz. kopiëren
Hiermee wordt het gebruik van de doorvoerlade bij het maken van 2-zijdige kopieën uitgeschakeld.
De doorvoerlade wordt vaak gebruikt voor etikettenvellen, transparanten en andere speciale media waarbij 2-zijdig
kopiëren niet is toegestaan. Als een vel van dit speciale materiaal in de omkeereenheid terechtkomt, kan dit een
papierstoring of schade aan de eenheid tot gevolg hebben. Als regelmatig speciale media worden gebruikt waarbij
2-zijdig kopiëren niet is toegestaan, raden wij u aan deze functie in te schakelen.
Uitschakelen van auto papierselectie
Hiermee schakelt u de functie Automatische papierselectie uit.
Wanneer u deze instelling inschakelt, zal geen automatische papierselectie van hetzelfde formaat als het origineel op de
glasplaat of in de automatische documentinvoereenheid plaatsvinden.
Instelling voor automatische selectie van lade met papier
Wanneer u deze instelling inschakelt en papier in een lade plaatst terwijl het apparaat in stand-by voor de kopieermodus
staat, wordt die lade automatisch geselecteerd.
Registratie van aangepaste afbeelding uitschakelen
Hiermee schakelt u de registratie van aangepaste afbeeldingen uit.
Verzenden tijdens kopiëren uitschakelen
Hiermee schakelt u de functie Beeld verzenden tijdens kopiëren uit.
7-84
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Hoge kwaliteitsscan vanaf Document Feeder (B/W)
U kunt de resolutie voor zwart-witkopieën via de automatische documentinvoereenheid wijzigen van 600 x 400 dpi naar
600 x 600 dpi (modus Hoge kwaliteit).
Wanneer u gebruikmaakt van de modus Hoge kwaliteit, worden fijne lijnen en kleine tekst beter afgedrukt.
Snelle Scan vanaf Glasplaat (B/W)
U kunt de resolutie voor zwart-witkopieën vanaf de glasplaat wijzigen van 600 x 600 dpi naar 600 x 400 dpi (modus Hoge snelheid).
Wanneer u modus Hoge snelheid selecteert, wordt de eerste kopie sneller afgedrukt, maar is de gekopieerde afbeelding van mindere kwaliteit.
Auto wissen vóór uitvoering Afdruktaak
Hiermee schakelt u de functie Automatisch wissen in tijdens het kopiëren, zelfs als een kopieeropdracht niet is voltooid.
Hiermee voorkomt u dat het apparaat blijft 'hangen' als gevolg van de onvoltooide kopieeropdracht.
Wanneer u de modus Hoge kwaliteit niet selecteert, moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan om te kunnen
scannen met een resolutie van 600 x 400 dpi en de hoogste snelheid te behalen.
De kopieerfactor moet zijn ingesteld op 100%.
Selecteer geen speciale modus waardoor de kopieerfactor wordt gewijzigd.
De modus [Kopie van kopie] moet zijn uitgeschakeld.
Maak geen zwart-witkopieën met de toets [Kleur Start].
Wanneer u de modus Hoge kwaliteit niet selecteert, moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan om te kunnen
scannen met een resolutie van 600 x 400 dpi en de hoogste snelheid te behalen.
De kopieerfactor moet zijn ingesteld op 100%.
Selecteer geen speciale modus waardoor de kopieerfactor wordt gewijzigd.
De modus [Kopie van kopie] moet zijn uitgeschakeld.
Maak geen zwart-witkopieën met de toets [Kleur Start].
7-85
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Uitgangsinstellingen status
De volgende instellingen zijn bedoeld voor de kopieerfunctie.
De standaardinstellingen die u met deze instellingen selecteert, hebben betrekking op alle functies van het apparaat
(niet alleen de kopieerfunctie).
De kopieerinstellingen worden naar de standaardwaarden teruggezet als op de knop [Aan] wordt gedrukt, als op de
toets [CA] wordt getikt of wanneer de interval voor automatisch wissen is verstreken. Deze instellingen worden gebruikt
om de standaardinstellingen voor de kopieermodus te wijzigen.
De volgende instellingen kunnen worden gewijzigd:
Tekst/afbeelding afdrukken
Tekstinstellingen (Stempel)
U kunt vaste tekst uit de [Stempel] in [Overige] toevoegen voor kopieeropdrachten.
Aangepast stempel
U kunt een afbeelding opgeven die moet worden gebruikt in [Aangepast stempel] in [Aangepaste afbeelding] van
[Overige] voor kopieeropdrachten.
Aangepast watermerk
U kunt een afbeelding opgeven die moet worden gebruikt in [Aangepast watermerk] in [Aangepaste afbeelding] van
[Overige] voor kopieeropdrachten.
Item Beschrijving
Kleurmodus De standaardinstellingen voor de kleurmodus configureren.
Stand afbeelding Geef de afdrukstand van het origineel op.
Papierlade Geef de papierlade op die u wilt gebruiken als standaardpapierlade.
Belichtings- Type Standaardinstellingen voor belichtingsmodus configureren.
Kopieerfactor Geef de kopieerfactor op die u standaard wilt gebruiken.
2-Zijdige Kopie
Configureer de 2-zijdige modusinstellingen die u standaard wilt gebruiken.
Als deze instelling wordt gebruikt om de standaardinstelling voor de duplexfunctie te
wijzigen in een andere instelling dan 'Enkelzijdig naar enkelzijdig' en de duplexfunctie of
automatische documentinvoereenheid niet functioneert of is uitgeschakeld, zal deze
instelling worden teruggezet naar 'Enkelzijdig naar enkelzijdig'.
Origineel Binding Stel Origineel Binding in voor 2-zijdige kopie.
Output Binding Stel Output Binding in voor 2-zijdige kopie.
Uitvoer Stel de uitvoermethode en uitvoerlade in die u standaard wilt gebruiken.
Uitvoerlade Geef de uitvoerlade op.
Nieten Configureer de nietinstellingen.
Offset Geef aan of de staffelfunctie al dan niet standaard moet worden uitgevoerd.
Scheidingspagina
Scheidingspagina's kunnen voor of na een taak worden ingevoegd. Stel de papierlade met
de scheidingspagina's in.
Perfor. Configureer de perforatie-instellingen.
Standaardwaarden Hiermee zet u alle items terug op de fabrieksinstellingen.
7-86
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Printerinstellingen
U kunt de instellingen met betrekking tot de printerfunctie configureren.
Voorwaarde- Instellingen
De voorwaarden voor printerinstellingen worden hieronder beschreven.
Kennisgeving Pagina Niet Afdrukken
Hiermee schakelt u de mogelijkheid uit om een kennisgevingspagina af te drukken.
Testpagina Niet Afdrukken
Hiermee schakelt u de mogelijkheid uit om de testpagina af te drukken.
Als deze instelling is ingeschakeld, kan [Status] → [Datalijst] → [Lijst voor Gebruiker] → [Testpagina Printer] in de
'Instellingen' niet worden gebruikt om testpagina's af te drukken.
A4/Letter-Formaat Auto Veranderen
Bij het afdrukken van een afbeelding van het formaat A4 (8-1/2" x 11"), kan bij deze instelling papier van 8-1/2" x 11"
(A4) worden gebruikt als er geen papier van het formaat A4 (8-1/2" x 11") is geladen.
Instellingen handinvoerlade
Papierformaat herkenning handinvoer inschakelen
Deze functie wordt gebruikt om het afdrukken te blokkeren wanneer het opgegeven papierformaat voor een
afdrukopdracht verschilt van het papierformaat dat is geladen in de doorvoerlade.
Papiersoort herkenning handinvoer inschakelen
Deze functie wordt gebruikt om het afdrukken te blokkeren wanneer het opgegeven papierformaat voor een
afdrukopdracht verschilt van het papierformaat dat is geladen in de doorvoerlade.
Handinvoer uitsluiten bij automatische papierselectie
Wanneer [Auto] is geselecteerd voor papiertypeselectie, wordt de doorvoerlade uitgesloten van de laden die kunnen
worden geselecteerd. Dit wordt aanbevolen wanneer regelmatig speciaal papier in de doorvoerlade wordt geladen.
Opdrachtwachtrijplaatsing
Wanneer deze functie is ingeschakeld, worden ontvangen afdrukopdrachten weergegeven in de wachtrij in het
opdrachtstatusscherm. De opdrachten worden verplaatst naar de opdrachtwachtrij nadat deze door het apparaat zijn
geanalyseerd.
Meerdere opdrachten die nog niet zijn geanalyseerd, kunnen in de wachtrij worden opgenomen.
Wanneer deze functie is uitgeschakeld, worden ontvangen afdrukopdrachten weergegeven in de opdrachtwachtrij en
niet in de spoolwachtrij. Wanneer echter een versleuteld PDF-bestand worden afgedrukt, wordt de opdracht in de
spoolwachtrij getoond.
Uitschakelen Rechtstreeks afdrukken USB-geheugen
Hiermee schakelt u de functie voor rechtstreeks afdrukken van een bestand op een USB-stick uit.
Uitschakelen Rechtstreeks afdrukken netwerkmap
Hiermee schakelt u rechtstreeks afdrukken vanuit een netwerkmap uit.
Verzenden tijdens afdrukken uitschakelen
Hiermee schakelt u de functie Beeld verzenden tijdens afdrukken uit.
7-87
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Interface-Instellingen
U kunt de instellingen met betrekking tot de printerfunctie configureren.
Deze instellingen worden gebruikt om de verzending van gegevens naar de USB- of netwerkpoort te controleren en te
bewaken.
Hexadecimale Dump
Deze functie wordt gebruikt om de afdrukgegevens van een computer af te drukken in hexadecimale indeling, samen
met de bijbehorende ASCII-tekst. Hiermee kunt u controleren of de afdrukgegevens via de pc correct naar de printer
worden verzonden.
Voorbeeld van een hexadecimale dump
I/O-Time-Out
De I/O time-out kan worden ingesteld op elk waarde tussen 1 en 999 seconden.
De I/O time-out zorgt voor een tijdelijke stopzetting van de verbinding als de ingestelde tijdsduur verstrijkt zonder dat er
gegevens worden ontvangen via de poort. Nadat de verbinding is verbroken, wordt de poort op automatische selectie
ingesteld of geactiveerd wanneer de volgende afdrukopdracht is gestart.
Netwerkpoort Inschakelen
Hiermee schakelt u afdrukken via de netwerkpoort in.
Omschakeling Netwerk-Poortemulatie
Deze instelling wordt gebruikt om de geëmuleerde printertaal te selecteren wanneer het apparaat is aangesloten op een
netwerkpoort.
De volgende instellingen kunnen worden geconfigureerd.
•Auto
• PostScript
•PCL
Methode Voor Poortomschakeling
Hiermee wordt bepaald wanneer poortomschakeling plaatsvindt.
Omschakelen na einde opdracht
De poort wordt gewijzigd naar automatische selectie wanneer het afdrukken is voltooid.
Omschakelen na I/O-time-out
Als de ingestelde tijd bij 'I/O-Time-Out' verstrijkt, wordt de poort gewijzigd in Automatische selectie.
Tenzij zich regelmatig printerfouten voordoen, raden wij u aan de fabrieksinstelling 'Auto' te gebruiken.
7-88
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Uitgangsinstellingen status
Als u gegevens afdrukt in een omgeving waar de printerdriver niet wordt gebruikt (met andere woorden: als u gegevens
afdrukt via het MS-DOS-systeem of als u gegevens afdrukt via een pc waarop de meegeleverde printerdriver niet is
geïnstalleerd), stelt u de gedetailleerde afdrukvoorwaarden in. (De functie 'Afdrukken Lege Pagina Uitschakelen' is ook
van kracht als het PCL-printerstuurprogramma wordt gebruikt.)
Instellingen
Instellingsitems Beschrijving
Aantal kopieën 1 - 9999 sets
Afdrukstand
•Staand
Liggend
Papierformaat Stel het standaard papierformaat in.
Uitvoerlade Stel de standaard papierlade in.
Papiertype Stel de standaard papiersoort in.
Resolutie-instelling
600dpi
600dpi (Hoge kwaliteit)
1200dpi*
1
Afdrukken Lege Pagina
Uitschakelen
(Ingeschakeld)
(Uitgeschakeld)
2-Zijdige Afdruk
•1-Zijdig
2-Zijdig(Boek)
2-Zijdig(Schrijfblok)
Kleurmodus
•Auto
Zwart-wit
N-op-1 afdrukken
*2
X pagina's op 1 vel
•1-Up
•2-Up
•4-Up
•8-Up
Opmaak
Links naar rechts
*3
Rechts naar links
*3
Rechts en omlaag
*4
Omlaag en rechts
*4
Links en omlaag
*4
Omlaag en links
*4
Passend maken
*5
(Passend Maken gebruiken)
(Passend Maken niet gebruiken)
Uitvoer
(Afdrukken per eenheid gebruiken)
(Afdrukken per eenheid niet gebruiken)
Nietpositie
*6
: Geen, 1 nietje aan achterzijde, 2 nietjes, 2 nietjes (Boven)
(Perforeren gebruiken)
*7
(Perforeren niet gebruiken)
*7
Scheidingspagina
Insteken voor taak Papierlade
Insteken na taak Papierlade
7-89
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
*1 Dit item kan niet worden gebruikt op de MX-2630N/MX-3050N/MX-3550N/MX-4050N/MX-5050N/MX-6050N.
*2 Papierformaten die kunnen worden gebruikt met deze functie zijn A3, B4 en A4, 11" x 17", 8-1/2" x 14" en 8-1/2" x
11". (Deze functie werkt bij sommige afdrukmethoden mogelijk niet.)
*3 Kan worden geselecteerd als 2 pagina's op 1 vel is geselecteerd.
*4 Kan worden geselecteerd als 4 pagina's op 1 vel/8 pagina's op 1 vel is geselecteerd.
*5 Alleen geldig bij het afdrukken van PDF-, JPEG- en TIFF-bestanden.
*6 als de afwerkingseenheid is geïnstalleerd.
*7 Als er een perforatiemodule is geïnstalleerd.
PCL-instellingen
Hiermee worden symbolensets, lettertypen en regeleindecode ingesteld die worden gebruikt in een PCL-omgeving.
Instellingen
Snelbestand
(Uitgeschakeld)
(Ingeschakeld)
Instellingsitems Instellingen Instelling
PCL-symbolenset instel.
Geef de symbolenset op die wordt gebruikt voor het afdrukken.
Maak een selectie uit 35
items.
PCL-lettertypen instellen Selecteer een lettertype dat wordt gebruikt voor afdrukken.
Intern lettertype
Uitgebreid lettertype
(Bevat de interne
lettertypen als uitgebreide
lettertypen niet zijn
geïnstalleerd.)
PCL-regeleindecode
Deze instelling wordt gebruikt om aan te geven hoe de printer
reageert wanneer een regeleindeopdracht wordt ontvangen.
0,CR=CR; LF=LF; FF=FF
1.CR=CR+LF;
LF=LF;FF=FF
2.CR=CR; LF=CR+LF;
FF=CR+FF
3.CR=CR+LF; LF=CR+LF;
FF=CR+FF
Wide A4
Als dit wordt ingeschakeld, kunnen 80 tekens per regel worden
afgedrukt op papier van A4-formaat (8-1/2" x 11") met een
lettertype van 10 pitch. (Als deze instelling wordt uitgeschakeld,
worden maximaal 78 tekens per regel afgedrukt.)
(Ingeschakeld)
(Uitgeschakeld)
Instellingsitems Beschrijving
7-90
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
PostScript-instellingen
Als een fout optreedt tijdens het afdrukken van PostScript, bepalen deze instellingen of een foutbericht wordt afgedrukt
en of de PostScript-gegevens in binaire indeling worden ontvangen. Op de MX-2630N/MX-3050N/MX-3550N/
MX-4050N/MX-5050N/MX-6050N kan deze optie alleen worden geactiveerd als de PS3-uitbreidingskit is geïnstalleerd.
OOXML-instellingen
Als u een Excel-bestand wilt afdrukken met Rechtstreeks afdrukken, selecteert u een vel (waarvan het deel waarop
moet worden afgedrukt is geselecteerd) of het hele boek. Op de MX-2630N/MX-3050N/MX-3550N/MX-4050N/
MX-5050N/MX-6050N is de directe afdrukuitbreidingskit vereist.
Afdrukvrijgave Instellingen
Selecteer deze optie om E-mail afdrukken te gebruiken. Zie 'Handleiding instellingen vrijgave van afdrukken' voor meer
informatie.
Instellingsitems Instellingen Instelling
Scherminstellingen Configureer de afbeeldingsinstellingen voor PostScript.
Standaard, Tekst/Foto,
Tekst, Foto, Dot (Hoog Lijn
Nummer), Dot (Laag Lijn
Nummer)
PS-fouten afdrukken
Als een PS (PostScript)-fout optreedt tijdens het afdrukken van
PostScript, bepaalt deze instelling of er al dan niet een foutbericht
wordt afgedrukt.
(Ingeschakeld)
(Uitgeschakeld)
Binaire verwerking Configureer de afbeeldingsinstellingen voor PostScript.
(Ingeschakeld)
(Uitgeschakeld)
7-91
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Instellingen voor e-mail afdrukken
Selecteer deze optie om E-mail afdrukken te gebruiken.
E-mail afdrukken
Geef aan of E-mail afdrukken al dan niet moet worden uitgevoerd.
POP3-server
Stel de POP3-server voor e-mail in.
Poortnummer
Stel het poortnummer van de e-mailserver in.
POP-authenticatie
Stel deze optie in om POP-authenticatie voor e-mail uit te voeren.
Gebruikersnaam
Stel de gebruikersnaam voor e-mail in.
Wachtwoord
Stel het wachtwoord voor e-mail in.
Controle-interval
Geef aan hoe vaak automatisch moet worden gecontroleerd of er nieuwe e-mail is (polling-interval).
SSL inschakelen
Gebruiken als SSL wordt gebruikt.
Directe Afdrukinstellingen (FTP)
Configureer deze instellingen als u bestanden op een FTP-server met Rechtstreek afdrukken wilt gaan afdrukken.
Er wordt een lijst met beschikbare FTP-servers weergegeven. Als u een FTP-server wilt toevoegen, klikt u op de knop
[Toevoegen] en configureert u de instellingen.
FTP-server registratie
Configureer de instellingen voor de FTP-server.
Naam
Geef de naam op die voor Rechtstreeks afdrukken moet worden gebruikt.
FTP-server
Stel de naam van de FTP-server in.
Directory
Geef de directory op de FTP-server op waar de bestanden zijn opgeslagen.
Gebruikersnaam
Stel de gebruikersnaam in die wordt gebruikt voor aanmelding op de FTP-server.
Wachtwoord
Stel het wachtwoord in dat wordt gebruikt voor aanmelding op de FTP-server.
SSL inschakelen
Stel deze optie in om SSL in te schakelen.
Gebruik PASV modus
Stel deze optie in om de PASV-modus te activeren.
7-92
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Directe Afdrukinstellingen (Netwerkmap)
Configureer deze instellingen als u bestanden in een netwerkmap met Rechtstreek afdrukken wilt gaan afdrukken.
Er wordt een lijst met beschikbare netwerkmappen weergegeven. Als u een netwerkmap wilt toevoegen, klikt u op de
knop [Toevoegen] en configureert u de instellingen.
Registratie van netwerkmap
Configureer de instellingen voor de netwerkmap.
Naam
Geef de naam op die voor Rechtstreeks afdrukken moet worden gebruikt.
Pad van map
Geef het pad op voor de map met de bestanden.
Gebruikersnaam
Stel de gebruikersnaam in die wordt gebruikt voor aanmelding bij de netwerkmap.
Wachtwoord
Stel het wachtwoord in dat wordt gebruikt voor aanmelding bij de netwerkmap.
Afdrukinstelling vanaf PC/Mobiele Terminal
Configureer deze instellingen als u bestanden op een computer of mobiel apparaat met Rechtstreeks afdrukken wilt
afdrukken.
FTP afdrukken
Geef aan of de FTP-printerinstellingen voor Rechtstreeks afdrukken moeten worden gebruikt.
Poortnummer
Voer het poortnummer in dat voor Rechtstreeks afdrukken moet worden gebruikt.
Banner gebruiken
Geef aan of er een voorblad met de afdrukgegevens moet worden afgedrukt.
7-93
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Instellingen Beeld Verzenden
Algemene instellingen
Instellingen met betrekking tot de beeldverzendfunctie (E-mail, Internetfax, enzovoort) kunnen worden geconfigureerd.
De volgende bedieningsinstellingen zijn van toepassing op alle beeldverzendfuncties.
Voorwaarde- Instellingen
Instellingen enige tijd vasthouden nadat scannen is voltooid
Gebruik deze instelling om de instellingen te bewaren nadat het scannen is voltooid (totdat de functie Automatisch
wissen wordt geactiveerd).
Automatische Starttijd voor Taak Tijdens Scannen
Geef de tijd op waarop de verzending automatisch moet worden gestart, ook als het origineel nog wordt gescand.
Standaardweergave-Instellingen
Bij het opnieuw verzenden via documentarchivering of door opgeslagen programma-instellingen op te roepen die geen
adres bevatten, maakt u een selectie uit de volgende 6 soorten beginschermen die verschijnen.
•E-mail
• Netwerkmap
• FTP/Bureaublad
• Internetfax
•Fax
• Gegevensinvoer
Standaardselectie adresboek
Hogere prioriteit wordt gegeven aan de weergave van adresboek.
Als de modus Beeld Verzenden is ingeschakeld, wordt het Adresboek weergegeven in plaats van het beginscherm van deze modus.
Alleen adressen van verzendmodi toepassen
Wanneer een adres wordt geselecteerd in het adresboek, worden alleen de adressen toegepast die in de beperkte
modus worden weergegeven.
Categorie weergegeven als standaard
Selecteer een categorie die als standaard moet worden weergegeven.
•Geen
• Veelgebruikt
• Categorie 1 t/m 32
Alle adrestypen weergeven ongeacht momenteel weergegeven modus.
Als deze instelling is ingeschakeld, worden alle bestemmingen weergegeven, ongeacht de weergegeven modus.
Adresboek vergroten
Het adresboek wordt vergroot weergegeven.
Stand afbeelding
Hiermee wordt de standaardafdrukstand ingesteld.
Zie 'Instellingen Beeld Verzenden (pagina 7-180)' voor informatie over de instellingen voor de faxfunctie.
Als in de 'Instellingen' een ander adres is geconfigureerd door [Systeem- instellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] →
[Scaninstellingen] → [Standaardadres] → [Instelling standaard adres] te selecteren, kan de functie [Hogere prioriteit wordt
gegeven aan de weergave van adresboek.] niet worden gebruikt.
7-94
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Voorbeeldinstelling
Inst. beeldcontrole ontvangen gegevens
Geef aan of een voorbeeld van ontvangen faxen en internetfaxen moet worden weergegeven.
Dit wordt weergegeven als een faxuitbreidingskit of internetfaxuitbreidingskit is geïnstalleerd.
Standaardlijst/miniatuurweergave
Fax/I-fax ontvangstgegevens:
Selecteer lijst of miniaturen als standaardweergave in het scherm met ontvangen faxen/I-faxen.
Standaard Belichtingsinstellingen
Deze instelling wordt gebruikt om de standaardbelichtingsinstellingen in te stellen voor het scannen van documenten in
de beeldverzendmodus. Selecteer [Auto] of [Handmatig]. Stel de belichting in op een van de vijf niveaus als u
[Handmatig] selecteert.
Standaard origineelafbeeldingstype
Selecteer vooraf het origineeltype om scannen van het origineel met een geschikte resolutie mogelijk te maken
(uitsluitend voor scanmodus en scanmodus voor USB-geheugen).
De volgende instellingen kunnen worden geconfigureerd.
• Tekst/Afged.Foto
• Tekst/Foto
•Tekst
•Foto
• Afgedrukte Foto
•Map
Bezig met het verzenden van hetzelfde beeld wat in faxmodus verzonden is
Dit wordt gebruikt om de standaardinstelling in of uit te schakelen. Schakel dit in bij verzenden via distributieverzending
in fax- en andere modi en als u dezelfde afbeelding wilt verzenden in alle modi. Als deze functie niet is ingeschakeld,
wordt een afbeelding die bij elke scaninstelling wordt opgegeven, verzonden voor e-mail, FTP, bureaublad en
netwerkmap. Als een internetfaxadres is opgenomen in de adressen, wordt dezelfde afbeelding verzonden
onafhankelijk van deze instelling.
Zorg ervoor, dat u op de Volgende Adres Toets ([+]) drukt, vóór het selecteren van het
volgende adres.
Geef aan of op de toets Volgend adres ([+]) moet worden gedrukt voordat er een adres wordt toegevoegd voor een
opdracht met meerdere adressen, zoals distributieverzending.
Geluid Bij Voltooide Scan
Hiermee stelt u het geluid voor scan voltooid in wanneer een origineel is gescand.
Omschakelen weergave- volgorde uitschakelen
Hiermee schakelt u de mogelijkheid uit om de weergavevolgorde (volgorde van zoeknummer, oplopend, aflopend) te wijzigen.
De ingestelde weergavevolgorde wordt niet meer gewijzigd. De weergavevolgorde blijft ingesteld op de gebruikte
volgorde nadat deze instelling is geactiveerd.
Instelling vasthouden ontvangen afdrukgegevens
Met deze functie worden ontvangen faxen en internetfaxen in het geheugen opgeslagen zonder dat deze worden afgedrukt. De faxen
kunnen worden afgedrukt door een wachtwoord in te voeren (fabrieksinstelling: 0000) via het numerieke toetsenbord.
Wachtwoord
Als [Instelling vasthouden ontvangen afdrukgegevens] is ingeschakeld, voert u het wachtwoord (4 cijfers) in.
Als de belichting staat ingesteld op [Auto], kan geen standaardorigineeltype worden geselecteerd.
Deze instellingen kunnen uitsluitend worden geconfigureerd wanneer geen ontvangen gegevens in het geheugen van het
apparaat aanwezig zijn (exclusief de gegevens in de vertrouwelijke of het relaydistributiegeheugenvak).
7-95
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Standaardverificatie-Stempel
Dit wordt gebruikt om de standaardinstelling in of uit te schakelen. Schakel dit in om de verificatiestempel altijd toe te voegen aan een
origineel dat al is gescand met de automatische documentinvoereenheid. Configureer de instellingen voor de volgende items:
• E-mail/Scannen/Data-Invoer
• Faxen/Internetfax
Standaardbreedte Van Wisstrook Instellen
Hiermee wordt de standaardwisbreedte van de wisfunctie ingesteld. Geef een waarde op van 0 mm (0") t/m 25 mm (1")
in stappen van 3 mm (1/8") voor het wissen van randen en wissen van midden.
Door tijd opgegeven uitvoer van ontvangen gegevens
Deze functie is beschikbaar als 'Inst. beeldcontrole ontvangen gegevens' is ingeschakeld.
* Dit wordt weergegeven als een faxuitbreidingskit of internetfaxuitbreidingskit is geïnstalleerd.
Als 'Door tijd opgegeven uitvoer van ontvangen gegevens' is ingesteld op , is deze instelling niet beschikbaar.
Als 'Wachtwoord wijzigen' of 'Instelling vasthouden ontvangen afdrukgegevens' is ingesteld op , is het veld Wachtwoord niet beschikbaar.
Instellingen in /uitschakelen
Instel. voor deactiveren van registratie
Het opslaan via het apparaat, via de Instellingen (webversie) en via de computer kunnen elk afzonderlijk worden geblokkeerd.
Registratie van bestemming via bedieningspaneel uitschakelen
Hiermee schakelt u adresbeheer via het apparaat uit.
Configureer de instellingen voor de volgende items:
• Groep (Directe Invoer)
• Groep (Adresboek)
ALLES selecteren: alle items worden geselecteerd.
Geselecteerde wissen: alle selecties worden gewist.
Registratie van bestemming op webpagina uitschakelen
Hiermee schakelt u het opslaan van de bestemming via de instellingsmodus uit (webversie).
Configureer de instellingen voor de volgende items:
• Groep (Directe Invoer)
• Groep (Adresboek)
• Contacten
ALLES selecteren: alle items worden geselecteerd.
Geselecteerde wissen: alle selecties worden gewist.
Uitschakelen Alle Programma Items Registratie/Wissen
Deze instelling wordt gebruikt om het verwijderen en wijzigen van de instellingen voor beeld verzenden in de
werkprogramma's niet toe te staan.
Registratie van geheugenvak uitschakelen
Hiermee schakelt u de registratie van alle typen geheugenvakken uit.
Configureer de instellingen voor de volgende items:
Navraaggeheugen, Vertrouwelijk, Relay-distributie (Directe invoer), Relay-distributie (Adresboek)
Bestemmingsregistratie met Globaal zoeken adres uitschakelen
Hiermee schakelt u adresbeheer via globaal adres zoeken uit.
Configureer de instellingen voor de volgende items:
E-mail, internetfax, fax
Registratie door middel van Network Scanner Tool
Hiermee schakelt u adresbeheer via Netwerk Scanner Tool uit.
Gebruik deze optie om de opslag van gegevens van een ander apparaat via inkomende routing van het adresboek te onderdrukken.
Uitschakelen van doorsturen via netwerk
Hiermee wordt inkomende routing geblokkeerd.
Instel. voor deactiveren van verzending
Deze instellingen worden gebruikt om de volgende verzendhandelingen uit te schakelen.
7-96
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
[Opn. verzenden] uitschakelen in fax/scan modus
Met deze instelling schakelt u de toets [Opn. verzenden] in het basisscherm van de beeldverzendmodus uit.
Selecteren uit adresboek uitschakelen
Hiermee schakelt u de selectie van bestemmingen vanuit het adresboek uit.
Configureer de instellingen voor de volgende items:
•E-mail
• FTP
• Bureaublad
• Netwerkmap
• Internetfax (incl. directe SMTP)
• Faxen
ALLES selecteren: alle items worden geselecteerd.
Geselecteerde wissen: alle selecties worden gewist.
Directe invoer uitschakelen
Hiermee schakelt u directe invoer van het bestemmingsadres en dergelijke uit.
Configureer de instellingen voor de volgende items:
•E-mail
• Netwerkmap
• Internetfax (incl. directe SMTP)
• Faxen
ALLES selecteren: alle items worden geselecteerd.
Geselecteerde wissen: alle selecties worden gewist.
PC-scan uitschakelen
Hiermee schakelt u verzending met PC-scan uit.
Opslag op extern geheugenapparaat uitschakelen
Hiermee schakelt u opslaan op een extern geheugenapparaat uit.
PC-I-Fax-verzending uitschakelen
Hiermee wordt PC-I-Faxverzending geblokkeerd.
PC-Fax-verzending uitschakelen
Hiermee blokkeert u PC-Faxverzending.
"Mijn adres zoeken" uitschakelen
Hiermee wordt Mijn adres zoeken geblokkeerd.
Eigen naam en bestemming instellen
Hiermee wordt de afzenderinformatie van de internetfax of fax opgeslagen.
Registratie zendergegevens
Gebruik dit om de naam van de afzender op te slaan voor fax, internetfax, faxnummer van afzender en afzenderadres voor internetfax. De
opgeslagen naam en het faxnummer van de afzender of het internet-afzenderadres wordt boven aan de ontvangen fax afgedrukt.
Naam Afzender
Voer de naam van de afzender in. Voor de naam van de afzender mogen maximaal 20 tekens worden ingevoerd.
Faxnummer van zender
Hiermee stelt u het faxnummer van de afzender in.
Tik op de toets [-] om een pauze tussen de cijfers in te voegen.
Tik op de toets [Spatie] om een spatie tussen de cijfers in te voegen.
Eigen adres I-fax
Voer een standaardadres van de afzender in (maximaal 56 tekens).
Registratie van eigen naam selecteren
Hiermee slaat u de naam van de afzender op die is gebruikt in 'Eigen naam kiezen' van een andere functie . Er kunnen
maximaal 18 afzendernamen worden opgeslagen.
7-97
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Nieuwe Toevoegen
Sla een afzendernaam op. Er kunnen maximaal 20 tekens worden opgeslagen.
Tik op de toets [Opslaan] na het invoeren van een afzendernaam.
Het laagste ongebruikte registratienummer van 01 t/m 18 wordt automatisch aan de afzendernaam toegewezen. Dit
nummer kan niet worden gewijzigd.
Lijst met namen van afzenders
Toont een lijst met opgeslagen afzendernamen.
Wanneer u een afzendernaam selecteert, wordt deze verwijderd.
Scaninstellingen
Instellingen met betrekking tot de beeldverzendfunctie (E-mail, FTP/Bureaublad, enzovoort) kunnen worden geconfigureerd.
Uitgangsinstellingen status
De volgende instellingen zijn bedoeld voor de scanner.
Standaardinstellingen kleurmodus
Selecteer een standaardinstelling voor de kleurmodus voor zowel kleur als zwart/wit bij E-mailadres, Netwerkmap, FTP
en Bureaublad. Geef 'Scanner algemeen' op tenzij E-mail is opgegeven.
Instellingen
Auto (Mono, Grijstinten
*
), Meerkleuren, Grijstinten, Mono
* Bij het scannen van een zwart/wit-origineel terwijl de kleurmodus is ingesteld op [Auto]
Wijzigen Z/W-instelling in automodus uitschakelen: De instellingen in het basisscherm voor het scannen van een
zwart/wit-origineel worden genegeerd als de kleurmodus is
ingesteld op Automatisch.
Instelling Oorspronkelijke Bestandsindeling
Geef de oorspronkelijke bestandsindeling op voor de verzending van een bestand in E-mail, Netwerkmap, FTP of
Bureaublad. Geef 'Scanner algemeen' op tenzij E-mail is opgegeven.
Bestandstype
PDF, PDF/A, TIFF, JPEG
*1
, Compact PDF
*2, 3
, Compact PDF (Ultrafijn)
*2, 3
, Compact PDF/A
*3, 4
, Compact PDF/A (Ultrafijn)
*3, 4
,
Encrypt PDF, Encrypt/Compact PDF
*3, 5
, Encrypt/Compact PDF (Ultrafijn)
*3, 5
, XPS, RTF
*6
, TXT (UTF-8)
*6
, DOCX
*6
, XLSX
*6
,
PPTX
*6
*1 Als [Zwart-wit] is geselecteerd, is de indeling [TIFF].
*2 Op de MX-3050N/MX-3550N/MX-4050N/MX-5050N/MX-6050N is de uitbreidingskit voor scannerfunctie vereist. Als
[Zwart-wit] is geselecteerd, is de indeling [PDF].
*3 Wanneer u de MX-2630N gebruikt, kan Compacte PDF niet worden geselecteerd omvat de uitgebreide
compressiekit niet kan worden geïnstalleerd.
*4 Op de MX-3050N/MX-3550N/MX-4050N/MX-5050N/MX-6050N is de uitbreidingskit voor scannerfunctie vereist. Als
[Zwart-wit] is geselecteerd, is de indeling [PDF/A].
*5 Op de MX-3050N/MX-3550N/MX-4050N/MX-5050N/MX-6050N is de uitbreidingskit voor scannerfunctie vereist. Als
[Zwart-wit] is geselecteerd, is de indeling [Versleutelde PDF].
*6 Kan alleen worden geactiveerd op de MX-3060N/MX-3070N/MX-3560N/MX-3570N/MX-4060N/MX-4070N/
MX-5070N/MX-6070N.
OCR (Alleen op de MX-3060N/MX-3070N/MX-3560N/MX-3570N/MX-4060N/MX-4070N/MX-5070N/MX-6070N)
Als het bestandsformaat PDF is, worden de tekens in de scan herkend en als tekstgegevens aan de PDF toegevoegd.
Zwart-wit
Compressiemodus: Geen, MH (G3), MMR (G4)
Kleur/grijstinten
Gegevenscompressiefactor: Lage compressie, Gemiddelde compressie, Hoge compressie.
Nadruk zw. letter
Zie 'Instellingen Beeld Verzenden (pagina 7-180)' voor informatie over de instellingen voor de faxfunctie.
7-98
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Opgegeven pagina's per bestand
Hiermee wordt een apart bestand gegenereerd voor elke gescande pagina wanneer meerdere pagina's worden gescand.
Als deze instelling is ingeschakeld, kan een aantal pagina's per bestand worden opgegeven.
OCR Instelling (Alleen op de MX-3060N/MX-3070N/MX-3560N/MX-3570N/MX-4060N/MX-4070N/MX-5070N/
MX-6070N)
Configureer de instellingen die vereist zijn voor OCR.
Lettertype (Alleen op de MX-3060N/MX-3070N/MX-3560N/MX-3570N/MX-4060N/MX-4070N/MX-5070N/MX-6070N)
Stel het lettertype in dat moet worden gebruikt voor elke taal die wordt herkend.
Detecteer Afbeeldingspositie (Alleen op de MX-3060N/MX-3070N/MX-3560N/MX-3570N/MX-4060N/MX-4070N/
MX-5070N/MX-6070N)
De afdrukstand van het gescande origineel wordt automatisch herkend.
Bestandsnaam Extractie (Alleen op de MX-3060N/MX-3070N/MX-3560N/MX-3570N/MX-4060N/MX-4070N/
MX-5070N/MX-6070N)
De bestandsnaam ophalen.
Opgegeven pagina's per bestand
Hiermee wordt een apart bestand gegenereerd voor elke gescande pagina wanneer meerdere pagina's worden gescand.
Als deze instelling is ingeschakeld, kan een aantal pagina's per bestand worden opgegeven.
paginanummer
Elk willekeurig aantal kan worden opgegeven als het aantal pagina's per bestand. Deze instelling kan worden gebruikt
als [Opgegeven pagina's per bestand] is ingeschakeld.
Eenvoudige Scaninstellingen
Stel de standaard kleurmodus in voor Eenvoudige Scan.
Stel [Kleur] in als op de toets Starten kleur wordt getikt en [Zwart/wit] als op de toets Starten zwart-wit wordt getikt.
Resolutie-instelling
De volgende instellingen zijn beschikbaar voor de standaardresoluties voor de algemene modi voor scannen, e-mail, internetfax en fax.
Scanner algemeen
100 X 100 dpi, 150 X 150 dpi, 200 X 200 dpi,
300 X 300 dpi, 400 X 400 dpi, 600 X 600 dpi
E-mail
100 X 100 dpi, 150 X 150 dpi, 200 X 200 dpi,
300 X 300 dpi, 400 X 400 dpi, 600 X 600 dpi
Voorwaarde- Instellingen
Standaard Antwoordadresset
De informatie die hier is opgeslagen, wordt gebruikt als u geen gegevens invoert bij de optie [Beantwoorden] in de
verzendinstellingen tijdens het uitvoeren van Scannen naar E-mail.
Opties PDF-compressie
Flate-compressie
Als u een PDF-bestand verzendt, kunt u het bestand met flate-compressie comprimeren om het kleiner te maken.
Als [JPEG] is geselecteerd als bestandstype, kan de functie [Opgegeven pagina's per bestand] niet worden geselecteerd.
Instellingsitems Instelling
Kleur
Auto
Meerkleuren
Zwart/wit
Grijstinten
Mono
7-99
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Compressiemodus bij distributie
Hiermee selecteert u de compressiemodus voor distributie tijdens het gebruik van Scannen naar E-mail of Internetfax. De opgegeven
compressiemodus wordt gebruikt voor alle bestemmingen, ongeacht de afzonderlijke instellingen voor de compressiemodus.
Zwart/wit
MH (G3), MMR (G4)
Kleur/grijstinten
Lage compressie, Gemiddelde compressie, Hoge compressie
Nadruk zw. letter
Instellingen voor 'Koppeling naar de bestemming verzenden'
Schakel dit in om enkel de URL van gescande gegevens naar de bestemming te verzenden.
Koppeling naar de bestemming verzenden' als standaard instellen
Schakel dit in om steeds enkel de URL van gescande gegevens naar de bestemming te verzenden. Wanneer deze
functie is ingeschakeld en u bent in eenvoudige modus, wordt enkel de URL naar het e-mailadres verzonden. Wanneer
normale modus wordt gebruikt, is het vakje [Koppeling naar de bestemming verzenden] steeds in het actiepaneel
dat in het beginscherm van Scannen naar E-mail wordt getoond.
Bewaarperiode voor bestanden
Stel de opslagperiode in voor gescande gegevens die zijn opgeslagen in het apparaat wanneer enkel de URL naar de
bestemming wordt verzonden. Wanneer deze periode verstrijkt, worden de bestanden automatisch gewist.
SSL inschakelen
Gebruik dit om bestanden met behulp van SSL-transmissie te beveiligen.
Instelling van maximum aantal verzenddata(E-Mail)
Het is mogelijk een bestandsgroottelimiet in te stellen van 1 MB t/m 10 MB in stappen van 1 MB om te voorkomen dat
extreem grote bestanden worden verzonden met de modus Scannen naar E-mail. Als de totale grote van de
beeldbestanden tijdens het scannen van het origineel deze limiet overschrijdt, worden de beeldbestanden verwijderd.
Selecteer [Onbeperkt] als u geen limiet wilt opgegeven.
Als de E-mail bijlage(n) de maximale grootte overschrijdt, wordt het in meerde bestanden verzonden.
Als de bijlage bij de e-mail de maximaal toegestane grootte overschrijdt, wordt de bijlage in meerdere bestanden verzonden. Als een
van de opgedeelde bestanden de maximum grootte overschrijdt, wordt deze verzonden met aan automatisch verlaagde resolutie.
Als bestanden in JPEG-indeling worden verzonden, wordt slechts een bestand toegevoegd aan een e-mail, onafhankelijk van de
bestandsgrootte. (Alleen op de MX-3060N/MX-3070N/MX-3560N/MX-3570N/MX-4060N/MX-4070N/MX-5070N/MX-6070N)
Als een bestand dat is gescand in de bestandsindeling TXT(UTF-8), RTF, DOCX, XLSX of PPTX de limiet voor bestandsgrootte
overschrijdt, wordt het bestand overgeslagen zonder te worden verzonden, zelfs als deze instelling is geselecteerd.
Max. grootte gegevensbijlagen (map FTP/Bureaublad/Netwerk)
U kunt een limiet instellen voor de bestandsgrootte die kan worden verzonden via Scannen naar FTP, Scannen naar
Bureaublad en Scannen naar Netwerkmap. U kunt kiezen uit limieten van 50 MB, 150 MB en 300 MB. Als de totale grote van
de beeldbestanden tijdens het scannen van het origineel deze limiet overschrijdt, worden de beeldbestanden verwijderd.
Selecteer [Onbeperkt] als u geen limiet wilt opgegeven.
Deze instelling is gekoppeld aan 'Instelling van maximum aantal verzenddata (pagina 7-104)' van de instellingen voor
Internetfax.
Als een bestand dat is gescand in een andere indeling dan TXT(UTF-8), RTF, DOCX, XLSX of PPTX de limiet voor
bestandsgrootte overschrijdt, reduceert deze functie de gegevensgrootte tot onder de limiet door de resolutie op een
andere manier te verlagen, en maakt daardoor verzenden zonder de gegevens te annuleren, mogelijk. (Alleen op de
MX-3060N/MX-3070N/MX-3560N/MX-3570N/MX-4060N/MX-4070N/MX-5070N/MX-6070N)
Wanneer Multi- verkleinen, Afbeelding bijsnijden, Koppeling naar de bestemming verzenden en Kaart Formaat worden
gebruikt, worden de gescande gegevens niet verdeeld.
Als de e-mail de ingestelde groottelimiet overschrijdt, treed er een verzendingsfout op.
Bij een distributieverzending met zowel bestemmingen voor e-mail als internetfax krijgt de limiet die is ingesteld bij 'Instelling
van maximum aantal verzenddata(E-Mail) (pagina 7-99)') prioriteit.
7-100
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Bcc-Instelling
Bcc Inschakelen
Schakel deze instelling in als u gebruik wilt maken van Bcc-verzending. Toont de toets [Bcc] in het scherm Adresboek
van de beeldverzendmodus.
Bcc-adres weergeven in het opdrachtstatusscherm
Hiermee geeft u Bcc-adressen weer in het opdrachtstatusscherm en het tabblad met de adreslijst.
Instelling Auto Scan (Alleen op de MX-3060N/MX-3070N/MX-3560N/MX-3570N/MX-4060N/
MX-4070N/MX-5070N/MX-6070N)
Configureer de instellingen voor automatisch scannen.
Stel Beeldoriëntatie Automatisch in
De afdrukstand van het geplaatste origineel wordt automatisch herkend. Geef aan of het origineel met enkelzijdig of
dubbelzijdig scannen moet worden gescand.
Stel Resolutie Automatisch in
U kunt het apparaat zelf de resolutie laten bepalen.
Lege pagina Overslaan
Geef aan of lege pagina's tijdens het scannen automatisch moeten worden overgeslagen.
Scanfunctie uitschakelen
Schakel deze optie in om scannen vanaf een externe computer en opslag op externe geheugenapparaten uit te schakelen.
Vooraf ingestelde beperking van E-mail voor directe invoer
Schakel deze instelling in om het verzenden van e-mail naar een adres met een ongeschikt domein onmogelijke te
maken. Er wordt geen bestand verzonden als het e-mailadres rechtstreeks wordt ingevoerd en het domein een van de
opgegeven domeinen is.
Standaardadres
Instelling standaard adres
U kunt een standaardadres opslaan zodat u een bericht kunt verzenden door op de toets [Kleur Start] of de toets [Z/W Start] te
drukken zonder een adres op te geven. Als [Voeg E-mailadres gebruiker toe voor aanmelden.] is geselecteerd, wordt het
e-mailadres van de aangemelde gebruiker ingesteld als de standaardbestemming. Als [Pas home-directory toe op de
gebruiker voor aanmelden] is geselecteerd, dan is het standaardadres de home directory van de aangemelde gebruiker.
Wanneer de gebruiker zich aanmeldt via interne authenticatie (authenticatie door het apparaat), wordt de home
directory-instelling van de aangemelde gebruiker geconfigureerd in 'Gebruikersregistratie' in 'Gebruikers- Lijst" in 'Gebruikers
-bediening'. Wanneer de gebruiker zich aanmeldt via externe authenticatie (authenticatie door het netwerk), wordt de home
directory-instelling geconfigureerd in 'Instelling Globaal adresboek' in 'LDAP-installatie" in 'Netwerk- instellingen'.
Selectie Toev.
Selecteer een adres dat u als standaardadres wilt gebruiken.
Voeg E-mailadres gebruiker toe voor aanmelden.
Het e-mailadres van de aangemelde gebruiker wordt ingesteld als standaardadres.
Select [Annuleren van eerst ingevoerde adres toestaan] op basis van uw bedoelde gebruik.
Pas home-directory toe op de gebruiker voor aanmelden
De home-directory van de aangemelde gebruiker wordt ingesteld als standaardadres.
Select [Annuleren van eerst ingevoerde adres toestaan] op basis van uw bedoelde gebruik.
Annuleren van eerst ingevoerde adres toestaan
U kunt het automatisch ingevoerde e-mailadres van de aangemelde gebruiker annuleren. Om te annuleren, tikt u op de
toets [x] naast het veld voor adresinvoer.
Als deze instelling is uitgeschakeld, is het selecteren van een adres anders dan het ingevoerde standaard adres verboden.
Selecteren uit adresboek
• Om het gewenste adresboek weer te geven, verfijnt u uw zoekopdracht op alfabet of categorie via de lijst bij [Index].
Bij [Opties tonen] kunt u het aantal adressen selecteren dat u gelijktijdig wilt weergeven.
• Wanneer u de gewenste adresnaam selecteert en op de toets [Opslaan] tikt, dan kan het geselecteerde adres als
standaardadres worden geselecteerd.
U kunt uitsluitend een standaardadres instellen voor de modi Scannen naar E-mail, Scannen naar FTP, Scannen naar
Bureaublad en Scannen naar Netwerkmap.
Als er voor de aangemelde gebruiker geen e-mailadres is ingesteld, kan verzending per scanner niet worden gebruikt.
7-101
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Beheerinstellingen
Geavanceerde instelling
Selectie van Reply-to (Antwoord naar) uitschakelen.
Het selecteren van verzendadressen onmogelijk maken.
Bestandsnaamgeving
U kunt de gegevens selecteren die in de naam van de gescande bestanden zijn opgenomen.
Serienummer
U kunt het serienummer van het apparaat aan de bestandsnaam toevoegen.
Tekst
U kunt elke willekeurige tekst aan de bestandsnaam toevoegen. (Maximaal 64 tekens)
Naam Afzender
U kunt de naam van de afzender aan de bestandsnaam toevoegen.
Datum & tijd
U kunt de datum en tijd van de verzending aan de bestandsnaam toevoegen.
Sessiepaginateller
U kunt de tellergegevens aan de bestandsnaam toevoegen.
Unieke identificatie
Er kan voor elk bestand een ID-nummer worden gecreëerd en aan de bestandsnaam worden toegevoegd.
Opmerking: Om dubbele bestandsnamen te voorkomen, selecteert u Datum of de Unieke ID.
Standaardonderwerp
Stel een maximum in van 80 tekens (volle of halve breedte) voor het standaardonderwerp voor een e-mail of internetfax.
Taakinformatie automatisch toevoegen aan kerntekst van e-mailbericht
Opdrachtgegevens kunnen automatisch aan de bodytekst van de e-mail worden toegevoegd.
Automatisch een voetnoot toevoegen aan de inhoud van het e-mailbericht
U kunt elke willekeurige tekst als voettekst aan de bodytekst van een e-mail toevoegen.
E-mailvoetnootregistratie
Als [Automatisch een voetnoot toevoegen aan de inhoud van het e-mailbericht] is ingeschakeld, stelt u een maximum in
van 900 tekens (volle of halve breedte) voor de voettekst.
Onderwerpnaaminstellingen
Voor het verzenden van bestanden kunt u vooraf een onderwerpregel opslaan. Klik op de toets [Toevoegen] en stel een
maximum in van 80 tekens (volle of halve breedte) voor het onderwerp.
Bestandsnaaminstellingen
U kunt u een vooraf ingestelde bestandsnaam voor verzonden bestanden gebruiken. Klik op de toets [Toevoegen] en stel
een maximum in van 80 tekens (volle of halve breedte) voor de bestandsnaam.
Berichtinhoudinstellingen
U kunt de vooraf opgegeven onderwerpregel en bodytekst voor een e-mail opslaan (vaste tekst). Klik op de knop
[Toevoegen] en stel een maximum in van 80 tekens (volle of halve breedte) voor het onderwerp. Stel tevens een
maximum in van 1800 tekens (volle of halve breedte) voor de berichttekst (vaste tekst).
7-102
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Internet Fax-instellingen
Instellingen met betrekking tot de beeldverzendfunctie (Internetfax, Directe SMTP, enzovoort) kunnen worden geconfigureerd.
Standaard- Instellingen
Hiermee worden de standaardinstellingen voor de modus Internetfax geconfigureerd.
Resolutie-instelling
Ingest. resolutie toepassen bij opslag
U kunt de resolutie-instelling die was opgegeven toen het bestand werd opgeslagen gebruiken voor verzending.
Resolutie-instelling
De resolutie voor verzending van het bestand instellen.
Halftoon
Halftonen inschakelen.
Afdrukken auto reactiveren
Wanneer de toets [Aan] op 'uit' staat (maar de hoofdschakelaar op 'aan') en een internetfax wordt ontvangen, zorgt deze
functie er voor dat het apparaat wordt geactiveerd en de fax wordt afgedrukt.
Wanneer deze functie is uitgeschakeld, worden ontvangen internetfaxen pas afgedrukt nadat de (toets [Aan]) op 'aan' staat.
Instelling Oorspronkelijke Bestandsindeling
Bestandstype
Hiermee wordt het bestandstype voor internetfaxverzending ingesteld.
De volgende instellingen kunnen worden geconfigureerd.
• TIFF-S
• TIFF-F
Als een van de volgende functies is ingesteld, wordt de afbeelding verzonden in de indeling TIFF-F, zelfs als TIFF-S is
ingesteld.
• Gemengd form.
• Dubbelz. scan
• Boek opsplitsen
• Card shot
•N-Up
Compressiemodus
Hiermee wordt de compressiemodus voor internetfaxverzending ingesteld.
De volgende instellingen kunnen worden geconfigureerd.
•MH (G3)
• MMR (G4)
Luidsprekervolume-Instell.
Hiermee wordt het volume van het geluidssignaal via de luidsprekers aangepast bij faxontvangst en communicatiefouten.
U hoort een faxontvangstsignaal nadat het apparaat de mailserver heeft gecontroleerd en de ontvangen faxen ophaalt. U hoort een
communicatiefoutsignaal wanneer het apparaat een e-mail ontvangt van het ontvangende internetfaxapparaat met de melding dat de verzending is mislukt.
Zie 'Instellingen Beeld Verzenden (pagina 7-180)' voor informatie over de instellingen voor de faxfunctie.
Deze instellingen kunnen worden geconfigureerd wanneer de internetfaxuitbreidingskit is geïnstalleerd.
[MMR (G4)] kan niet worden geselecteerd wanneer [Bestandstype] is ingesteld op [TIFF-S].
7-103
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Origineel afdrukken op transactierapport
Wanneer een transactierapport wordt afgedrukt, wordt deze instelling gebruikt om een gedeelte van de eerste pagina
van de verzending op het transactierapport af te drukken. Selecteer een van de volgende instellingen.
• Altijd Afdrukken
• Afdrukken bij fouten
• Niet afdrukken
Deze instelling heeft geen effect als de volgende instelling 'Instelling Afdrukken Transactierapport (pagina 7-103)
' is
ingesteld op 'Niet afdrukken'.
Instelling Afdrukken Transactierapport
Hiermee geeft u aan of wel of niet een transactierapport wordt afgedrukt. Als dat wel het geval is, kunt u de voorwaarde
selecteren.
Enkele Verzending
• Altijd Afdrukken
• Alleen Foutrapport Afdrukken
• Niet afdrukken
Distribueren
• Altijd Afdrukken
• Alleen Foutrapport Afdrukken
• Niet afdrukken
Ontvangen
• Altijd Afdrukken
• Afdrukken bij fouten
• Niet afdrukken
Wanneer een transactierapport wordt afgedrukt, wordt deze instelling gebruikt om een gedeelte van de eerste pagina
van de verzending op het transactierapport af te drukken. Zie 'Origineel afdrukken op transactierapport (pagina 7-103)
'
voor meer informatie.
Instelling Afdrukken Activiteitenrapport
Hiermee wordt het opgeslagen Activiteitenrapport voor beeldverzending in het apparaatgeheugen periodiek afgedrukt.
U kunt instellen dat het Activiteitenrapport voor beeldverzending telkens bij het bereiken van 200 transacties wordt
afgedrukt of op een aangegeven tijdstip (slechts eenmaal per dag). (De instellingen kunnen gelijktijdig worden
ingeschakeld.)
Platte Tekst Afdrukken Instelling Selecteren
Beeldbestanden die aan internetfaxen zijn gekoppeld, worden normaal afgedrukt. Als u deze instelling inschakelt, wordt
ook de tekst van het e-mailbericht (onderwerp en bericht) afgedrukt.
Deze instelling is ook van toepassing op de tekst van e-mailberichten zonder bijlagen.
Wanneer u alleen de instelling 'Dagelijks afdrukken op opgegeven tijd' selecteert en het aantal transacties 200 bereikt
vóór het opgegeven tijdstip, wordt bij elke nieuwe transactie de oudste transactie verwijderd (de oudste transactie wordt
niet afgedrukt).
Het transactierapport kan naar behoefte handmatig worden afgedrukt.
Zie 'Lijst voor Beheerder (pagina 7-52)
'.
Er kunnen maximaal vijf pagina's met tekst worden afgedrukt.
7-104
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Instellingen verzenden
Deze instellingen worden gebruikt om de instellingen voor de modus Internetfax te configureren.
I-Fax Ontvanstrapport Aan/Uit Instelling
Met deze instelling wordt een ontvangstrapport aangevraagd bij het verzenden van een internetfax.
Time-Out Aanvraag I-Fax Ontvangstrapport Instellen
De tijdsduur dat het apparaat wacht op het ontvangstrapport van het ontvangende apparaat kan worden ingesteld op
elke waarde tussen 1 uur en 240 uur in stappen van 1 minuut.
Aantal malen opnieuw zenden bij ontvangstfout
Het aantal pogingen om het document opnieuw te verzenden nadat een foutmelding is ontvangen van het ontvangende
I-Fax-apparaat, kan worden ingesteld op elke waarde tussen 0 en 15.
Instelling van maximum aantal verzenddata
Het is mogelijk een bestandsgroottelimiet in te stellen van 1 MB t/m 10 MB in stappen van 1 MB om te voorkomen dat
extreem grote bestanden worden verzonden via de modus Internetfax. Als de totale grote van de beeldbestanden
tijdens het scannen van het origineel deze limiet overschrijdt, worden de beeldbestanden verwijderd.
Selecteer [Onbeperkt] als u geen limiet wilt opgegeven.
Instelling Verzenden Draaiing
Wanneer u een afbeelding verzendt met een van de onderstaande formaten, draait u met deze functie het beeld 90
graden. (De instelling kan voor elk formaat afzonderlijk worden geconfigureerd.)
A4, B5R, A5R, 8-1/2"x11", 5-1/2"x8-1/2"R
Eigen Nummer Standaard Zenden
U kunt de datum en de afzendergegevens (naam en adres) boven in de pagina laten opnemen als het bestand dat u
hebt verzonden door het ontvangende apparaat wordt afgedrukt.
Paginanummer afdrukken bij ontvanger
Het paginanummer kan door het ontvangende apparaat boven aan elke afgedrukte pagina worden toegevoegd.
Opnieuw oproepen indien bezet
(Deze instelling werkt alleen bij Directe SMTP-verzending.)
Met deze instelling wordt het aantal belpogingen en het interval tussen deze pogingen ingesteld wanneer een
verzending mislukt als gevolg van een bezette lijn of om een andere reden.
Deze instelling wordt heeft alleen zin als 'I-Fax Ontvanstrapport Aan/Uit Instelling (pagina 7-104)' is ingeschakeld.
Deze instelling wordt heeft alleen zin als 'I-Fax Ontvanstrapport Aan/Uit Instelling (pagina 7-104)' is ingeschakeld.
Deze instelling is gekoppeld aan 'Instelling van maximum aantal verzenddata(E-Mail) (pagina 7-99)
' bij Scaninstellingen.
Afbeeldingen van het formaat A4R en 8-1/2" x 11"R worden niet gedraaid.
7-105
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Aantal herhaalde pogingen bij een bezette lijn
De instelling geeft aan of opnieuw bellen wel of niet plaatsvindt wanneer de lijn bezet is.
U kunt voor het opnieuw bellen het aantal belpogingen instellen.
U kunt elke waarde tussen 0 en 15 selecteren.
Tijd (in minuten) tussen herhaalde pogingen bij een bezette lijn
U kunt het interval tussen nieuwe belpogingen instellen. Elk aantal minuten tussen 1 en 15 kan worden geselecteerd.
Opnieuw bellen indien communicatiefout
(Deze instelling werkt alleen bij Directe SMTP-verzending.)
Deze instelling bepaalt hoe vaak het apparaat automatisch probeert terug te bellen als een faxverzending mislukt door
een communicatiefout.
Aantal herhaalde pogingen bij fouten
Geef op hoe vaak het apparaat opnieuw een oproep moet plaatsen wanneer een communicatiefout optreedt.
U kunt voor het opnieuw bellen het aantal belpogingen instellen.
U kunt elke waarde tussen 0 en 15 selecteren.
tijd (in minuten) tussen herhaalde pogingen bij fouten
U kunt het interval tussen nieuwe belpogingen instellen. Elk aantal minuten tussen 1 en 15 kan worden geselecteerd.
Ontvangstinstellingen
Hiermee worden de instellingen voor de modus Internetfax geconfigureerd.
Verlaag de instelling voor automatische reductie
Wanneer een fax wordt ontvangen waarin afgedrukte informatie, zoals de naam en het adres van de afzender, is
opgenomen, is het ontvangen beeld iets groter dan het standaardformaat. Deze instelling wordt gebruikt om het beeld
automatisch aan het standaardformaat aan te passen.
2-Zijdig Afdrukken van Ontvangen Data
Hiermee kunt u ontvangen faxen op beide zijden van het papier afdrukken.
Wanneer deze instelling is ingeschakeld en een fax binnenkomt die bestaat uit 2 of meer pagina's (de pagina's moeten
hetzelfde formaat hebben), worden de pagina's aan beide zijden van het papier afgedrukt.
Adres voor doorsturen gegevens instellen
Wanneer het apparaat een ontvangen fax niet kan afdrukken, kan de fax worden doorgestuurd naar een ander
apparaat. Deze instelling wordt gebruikt om het adres van het andere apparaat te configureren.
Doorsturen aan
Voer het adresnummer voor doorsturen in (maximaal 64 tekens).
Directe SMTP
Selecteer deze instelling om doorsturen in te schakelen wanneer Directe SMTP wordt gebruikt.
Voer hostnaam of IP-adres in.
Selecteer deze instelling om afzonderlijk een hostnaam of IP-adres in te voeren.
Hostnaam of IP-adres
Gebruik deze instelling als 'Voer hostnaam of IP-adres in.' is ingeschakeld. Voer de hostnaam of het IP-adres in
(maximaal 64 tekens).
Als Reductie automatisch ontvangen is uitgeschakeld, kunnen delen van de fax worden afgebroken.
Het beeld wordt wel duidelijker, want er wordt afgedrukt op hetzelfde formaat als het origineel.
Standaardformaten zijn formaten zoals A4 en B5 (8-1/2" x 11" en 8-1/2" x 5-1/2").
U kunt niet meerdere adressen voor doorsturen opslaan.
7-106
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Letter formaat RX verkleint afdrukken
Wanneer een fax van A3-formaat wordt ontvangen, verkleint deze functie de fax tot ledger-formaat (11" x 17").
Ontvangstdatum/-tijd afdrukken
Schakel deze instelling in om de datum en tijd van ontvangst af te drukken.
Selecteer [Binnen het ontvangen beeld] of [Buiten het ontvangen beeld] als positie waar de datum en tijd moeten
worden afgedrukt.
Wanneer [Binnen het ontvangen beeld] wordt geselecteerd, worden datum en tijd op de ontvangen afbeelding
afgedrukt.
Wanneer [Buiten het ontvangen beeld] wordt geselecteerd, wordt de ontvangen afbeelding verkleind en worden datum
en tijd op het resulterende blanco gedeelte afgedrukt.
A3 RX verkleinen
Wanneer een fax van A3-formaat wordt ontvangen, verkleint deze functie de fax tot ledger-formaat (11" x 17").
Instelling time-out POP3-communicatie
De tijdsduur waarna het apparaat stopt met de ontvangst omdat er geen antwoord wordt ontvangen van de mailserver
(POP3-server), kan worden ingesteld tussen 30 en 300 seconden in stappen van 30 seconden.
Instelling Van Interval Ontvangstcontrole
Hiermee geeft u een interval op waarmee het apparaat automatisch de mailserver (POP3-server) controleert op
ontvangen internetfaxen. Het interval kan worden ingesteld van 0 minuten t/m 8 uur in stappen van 1 minuut.
Als wordt gekozen voor 0 uur en 0 minuten, controleert het apparaat niet automatisch de mailserver op ontvangen
internetfaxen.
Wanneer deze instelling is ingeschakeld, worden faxen met ledger-formaat (11" x 17") ook verkleind.
[Buiten het ontvangen beeld] kan niet als afdrukinstelling voor de ontvangstdatum en -tijd worden geselecteerd als 'Verlaag
de instelling voor automatische reductie (pagina 7-105)' niet is ingeschakeld.
Wanneer deze instelling is ingeschakeld, worden faxen met ledger-formaat (11" x 17") ook verkleind.
Het apparaat controleert ook de mailserver (POP3-server) voor ontvangen internetfaxen wanneer de hoofdschakelaar is
ingeschakeld. (Behalve wanneer 0 uur en 0 minuten is opgegeven.)
7-107
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Instelling toestaan/weigeren van mail of domeinnaam
Hiermee wordt ontvangst van opgegeven adressen/domeinen wel of niet toegestaan.
Serverinstellingen
Ontvangstinstellingen
Internetfax Ontvangen
Geef aan of Internetfax-ontvangst moet worden uitgevoerd.
POP3-server
Voer een maximum in van 127 tekens (halve breedte) voor de naam van de POP3-server die moet worden gebruikt.
Poortnummer
Voer het poortnummer in van de POP3-server die moet worden gebruikt.
POP-authenticatie
Stel deze optie in om POP-authenticatie te activeren.
Gebruikersnaam
Voer maximaal 64 tekens in voor de gebruikersnaam voor toegang tot de server.
Wachtwoord
Voer maximaal 32 tekens in voor het wachtwoord voor toegang tot de server.
Time-out POP3-communicatie
Stel een time-out voor communicatie naar de POP3-server in.
Instelling Van Interval Ontvangstcontrole
Voer een bevestigingscyclus voor de POP3-server in.
SSL inschakelen
Gebruik SSL om de gegevens te versleutelen voordat u ze gaat verzenden.
Standaard- Instellingen
Eigen nummer en naam
Eigen Naam I-Fax Instellen
Stel een maximum in van 20 tekens (volle of halve breedte) voor de naam van de afzender voor
internetfax-verzending.
Bronadres
Stel een maximum in van 56 tekens (volle of halve breedte) voor het adres van de afzender voor
internetfax-verzending.
Item Instellingen
Item Ontvangst van het opgeslagen adres/domein is niet toegestaan.
Ontvangst Toestaan Ontvangst van het opgeslagen adres/domein is toegestaan.
Alle Ongeldig Alle ongeldig
Nieuwe Toevoegen
Hiermee wordt een nieuw adres of domein (maximaal 50) toegevoegd waarvan ontvangst
wel of niet is toegestaan.
Voer het adres/domein (maximaal 64 tekens) in en tik op de toets [Opslaan].
Als het eerste teken van de invoer geen '@' is, wordt de invoer beschouwd als een adres.
Als het eerste teken van de invoer een '@' is, wordt de invoer beschouwd als een domein.
(xxx@xx.xxx.□□□ wordt beschouwd als een adres en @xx.xxx.□□□ wordt beschouwd als
een domein. ) Wanneer u een adres opslaat, geldt de instelling uitsluitend voor dat adres.
Wanneer u een domein opslaat, geldt de instelling voor alle adressen binnen dat domein.
Lijst met geregistreerde adressen
of domeinen
Hiermee wordt een lijst met de opgeslagen adressen en domeinen weergegeven. U kunt
een adres of domein selecteren en verwijderen uit de lijst.
Als er geen anti-junkmailadressen of -domeinen zijn opgeslagen, kan alleen de toets [Toevoegen] worden geselecteerd.
7-108
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Instelling directe SMTP
Poortnummer (ontvangen), Poortnummer (verzenden)
Geef het poortnummer op dat moet worden gebruikt voor verzending en ontvangst via Directe SMTP.
Time-out
Geef de tijd op waarna de verzending of ontvangst wordt geannuleerd als er geen respons van de server wordt
ontvangen tijdens verzenden/ontvangen via Directe SMTP.
Fax Data Ontvangen/Doorsturen (Manueel)
Internet Fax-instellingen
Deze instellingen kunnen worden geconfigureerd wanneer de internetfaxuitbreidingskit is geïnstalleerd.
Start Ontvangst
Met een tik op deze toets maakt u direct verbinding met uw mailserver (POP3-server) en wordt er gecontroleerd op
binnengekomen internetfaxen. Als u internetfaxen hebt ontvangen, worden de faxen opgeroepen en afgedrukt.
Handm. ontvangsttoets op beginscherm
Hiermee wordt de toets [Handmatige I-Faxontv.] in het basisscherm van Internetfaxmodus weergegeven.
Ontvangen gegevens doorsturen
Wanneer het apparaat niet kan afdrukken omdat er geen papier of toner meer aanwezig is, kunnen ontvangen faxen
worden doorgestuurd naar een ander internetfaxapparaat.
Doorsturen annuleren
Tik op het opdrachtstatusscherm en annuleer het doorsturen van faxen (op dezelfde manier als het annuleren van
verzendopdrachten).
Doorsturen is niet mogelijk wanneer geen faxen zijn ontvangen of geen faxnummer voor doorsturen is geprogrammeerd.
•Zie 'Fax Data Ontvangen/Doorsturen (Manueel) (pagina 7-191)
' voor informatie over de instellingen voor de faxfunctie.
Om 'Start Ontvangst' in te kunnen schakelen moeten de POP3-serverinstellingen zijn geconfigureerd. Zie [Toepassings-
instellingen] in de instellingsmodus→[Internet Fax-instellingen].
Zie voor het registreren van een doorstuuradres 'Adres voor doorsturen gegevens instellen (pagina 7-105)
' in de
'Instellingen'.
Als het doorsturen is mislukt omdat de verzending werd geannuleerd of er een communicatiefout is opgetreden, worden
de faxen weer in de afdrukwachtrij van het apparaat geplaatst.
Als de eerste pagina's van een fax al zijn afgedrukt, worden alleen de pagina's doorgestuurd die niet zijn afgedrukt.
Als u [Systeem- instellingen] selecteert bij 'Instellingen' → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Bedienings- instellingen] →
[Standaard- instellingen] en als 'Instelling vasthouden ontvangen afdrukgegevens' is ingeschakeld, moet u een
wachtwoord opgeven. Voer het correcte wachtwoord in met de cijfertoetsen.
7-109
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Instellingen Inbound Routing (doorsturen/opslaan)
Instellingen inkomende routing
De ontvangen fax- en internetfaxgegevens kunnen worden doorgestuurd volgens de opgeslagen doorstuurtabel.
Als deze functie is ingeschakeld, kunt u de ontvangen internetfaxen ook doorsturen naar een specifiek e-mailadres zonder
ze af te drukken.
Tabelregistratie
U kunt de gegevensdoorstuurtabel opslaan of bewerken die de doorstuurinstellingen voor ontvangen gegevens bevat.
Er kunnen maximaal 50 gegevensdoorstuurtabellen worden opgeslagen.
Eén doorstuurtabel kan maximaal 500 combinatiesets van afzendernummer en bronadres bevatten.
Er kunnen maximaal 1000 bestemmingen in alle gegevensdoorstuurtabellen bij elkaar worden opgeslagen.
Er kunnen maximaal 100 bestemmingen voor FTP-/Bureaublad-/Netwerkmapgegevens worden opgeslagen.
Registratie Verzendadres
Hiermee wordt een nieuw afzendernummer of -adres opgeslagen voor gebruik bij inkomende routing.
Lijstnaam Instellingen
Tabelnaam Voer een doorstuurtabelnaam in.
Ontvangstlijn selecteren Hiermee selecteert u een ontvangstlijn voor gegevens.
Instelling Verzendadres
Selecteer het faxnummer of het internetfaxadres van de afzender.
Sla het bestemmingsnummer of -adres in voordat u een afzendernummer of -adres selecteert.
Als u alle ontvangen gegevens wilt doorsturen, selecteert u [Alle ontvangen gegevens doorsturen].
Doorstuurvoorwaarde 1/2/3
U kunt de datum en bestemming voor doorsturen instellen.
Doorstuurvoorwaarde: stel de voorwaarden voor het doorsturen van gegevens in.
Dag van de week: selecteer een dag van de week om met het doorsturen van
gegevens te beginnen.
Starttijd: stel een tijd in om met het doorsturen van gegevens te beginnen.
Voltooiïngstijd: stel een tijd in om het doorsturen van gegevens te beëindigen.
Formaat voor doorsturen: selecteer een indeling voor het doorsturen van gegevens.
Bestemmingenlijst voor
doorsturen
Toont een lijst met de adressen die u als de bestemming kunt instellen. Selecteer een
bestemming door deze in te stellen op .
Toevoegen (Selectie uit
Adresboek)
Open het adresboek en voer een bestemming voor doorsturen in.
Toevoegen (Directe Invoer) Voer de naam van de bestemming rechtstreeks in.
Wissen Hiermee verwijdert u het geselecteerde adres.
Lijstnaam Instellingen
In te voeren adres Toont het ingevoerde afzendernummer of -adres.
Faxnummer
Voer een faxnummer in dat als de afzender moet worden opgeslagen. Als u meerdere
afzendernummers invoert, moet u deze van elkaar scheiden met een puntkomma (;) of komma (,). Als
u tikt op de toets [Globaal Adres Zoeken], wordt het bijbehorende scherm geopend.
Internetfaxadres
Voer een internetfaxadres in dat als de afzender moet worden opgeslagen. Als u meerdere
afzendernummers invoert, moet u deze van elkaar scheiden met een puntkomma (;) of komma (,). Als
u tikt op de toets [Globaal Adres Zoeken], wordt het bijbehorende scherm geopend.
Verwijderen Hiermee wordt het geselecteerde afzendernummer of -adres verwijderd.
Toevoegen aan lijst Hiermee voegt u het ingevoerde afzendernummer aan de lijst toe.
7-110
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Beheerinstellingen
Hiermee worden de beheerinstellingen opgeslagen voor gebruik bij inkomende routing.
Lijstnaam Instellingen
Registreren van doorstuurtabel uitschakelen Hiermee schakelt u de registratie van doorstuurtabel uit.
Wijzigen/verwijderen van doorstuurtabel
uitschakelen
Hiermee schakelt u wijziging van doorstuurtabel uit.
Wijzigen van doorstuurvoorwaarde uitschakelen
Hiermee schakelt u wijziging van voorwaarden voor doorsturen van
gegevens uit.
Instelling voor tijdelijk doorsturen via
bedieningspaneel uitschakelen
Hiermee schakelt u een instelling voor tijdelijk doorsturen van gegevens via
het apparaat uit.
Instelling afdrukstijl
Hiermee stelt u een afdrukstijl van ontvangen gegevens in.
Als u de optie [Altijd Afdrukken] of [Alleen opslaan bij fout] hebt
geselecteerd, voert u een bestandsnaam in.
Voorinstelling van teken
Voor het instellen van tekens die worden toegevoegd aan de bestandsnaam
als het bestand is opgeslagen.
Als 'Teken 1' en 'Teken 2' zijn ingesteld bij 'Bestandsnaamgeving nr 1 tot nr
7', worden de ingestelde tekens toegevoegd aan de bestandsnaam.
Voer maximaal 64 tekens in van volle of halve breedte.
Bestandsnaamgeving
Nr 1 - Nr 7
Voor het instellen van de informatie in de bestandsnaam tijdens het opslaan
van het bestand.
Indien ontvangen van een contact, dat
geregistreerd staat in het adresboek, wordt
naam afzender veranderd naar contactnaam.
Wanneer de afzender van de informatie is opgeslagen in het adresboek, dan
worden de gegevens van de afzender gewijzigd in de naam die is
opgeslagen in het adresboek.
1
De functie [Inkomende routing] inschakelen.
Tik op [Beheerinstellingen] in het menu.
Schakel de functie [Inkomende routing] via het instellingsscherm in.
2
Sla het nummer of adres van de afzender op.
Tik op [Registratie van afzendernummer/-adres] in het menu.
Voer het bestemmingsnummer of -adres in dat u wilt opslaan.
Als u alle ontvangen gegevens wilt doorsturen, hoeft u het afzendernummer en -adres niet afzonderlijk op te slaan.
3
Sla een doorstuurtabel op.
Tik op [Instellingen inkomende routing] in het menu.
Tik op de toets [Toevoegen] in het weergegeven scherm.
Wanneer het scherm [Tabelregistratie] worden weergegeven, slaat u de doorstuurtabel op.
4
Schakel de opgeslagen doorstuurtabel in.
Tik op [Instellingen inkomende routing] in het menu.
Stel de naam van de doorstuurtabel die u wilt inschakelen in op .
Als u doorstuurvoorwaarden wilt opgeven, selecteert u [Stuur door gebaseerd op de voorwaarden voor
doorstuurbestemmingen 1-3.] en selecteer ook [Altijd doorsturen] of [Doorsturen op geselecteerde dag & tijd]. Als u de
optie [Doorsturen op geselecteerde dag & tijd] hebt geselecteerd, kunt u de datum en tijd voor het doorsturen vooraf
instellen.
7-111
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Instellingen Inbound Routing (opslaan)
Instellingen voor opslag op harde schijf van ontvangen data
U kunt een externe accountapplicatie toevoegen en beheren: Instellingen voor het opslaan van ontvangen faxen op de
harde schijf.
Item Instellingen
Automatische Opslag in HDD van
Ontvangen Data
Stel in of u ontvangen faxen wilt opslaan op de harde schijf.
Specificeer Data voor Opslag Selecteer welke ontvangen faxen u wilt opslaan. Kies uit regel 1 tot en met 3 en internetfax.
Specificeer Opgeslagen Map
Geef de map op waarin u ontvangen faxen wilt opslaan. Voer een mapnaam in van
maximaal 32 tekens van volle of halve breedte.
Instelling voor sorteren op
mapdatum voor opslag
Voor het aanmaken van datummappen waarin u ontvangen faxen op datum kunt opslaan.
Best.Indeling Selecteer de bestandsindeling voor inkomende routing.
Instelling afdrukstijl
Voor het instellen van afdrukinstellingen voor ontvangen faxen.
Opslaan en afdrukken: Ontvangen faxen opslaan op de harde schijf en afdrukken.
Alleen afdrukken bij opslagfout: De ontvangen fax afdrukken als het opslaan mislukt.
Opslaan in foutbox van inkomende routing bij opslagfout: Als de opslag op de harde
schijf mislukt, dan wordt de fax opgeslagen in de foutbox van inkomende routing.
Voorinstelling van teken
Voor het instellen van tekens die worden toegevoegd aan de bestandsnaam als het
bestand is opgeslagen. Als 'Teken 1' en 'Teken 2' zijn ingesteld bij 'Bestandsnaamgeving nr
1 tot nr 7', worden de ingestelde tekens toegevoegd aan de bestandsnaam. Voer maximaal
64 tekens in van volle of halve breedte.
Bestandsnaamgeving
Nr 1 t/m Nr 7
Voor het instellen van de informatie in de bestandsnaam tijdens het opslaan van het
bestand.
Indien ontvangen van een
contact, dat geregistreerd staat in
het adresboek, wordt naam
afzender veranderd naar
contactnaam.
Als Naam afzender van 'Bestandsnaamgeving' is ingeschakeld, kunt u de naam van de
afzender wijzigen in een naam uit het adresboek.
Instellingen ontvangstmeldingen Voor het instellen van de verzending van een e-mail bij faxontvangst.
Adres van Bestemming Bericht Het adres waarnaar de melding wordt gezonden.
Directe Invoer
Voer het adres in voor het verzenden van de melding. Voer maximaal 1500 tekens in van
halve breedte voor het adres.
Globaal adres Zoeken Kies een adres uit de globale adressen.
Toevoegen aan lijst
Het direct ingevoerde adres of globale adres wordt opgeslagen als adres voor het
verzenden van de melding.
7-112
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Setup Metadata
Als de applicatie-integratiekit is geïnstalleerd, kunt u de metadata beheren die in andere applicaties moeten worden
gebruikt.
De opgeslagen metadata worden op de pagina met metadata weergegeven. U kunt metadata toevoegen, bewerken of
verwijderen.
De toets [Toevoegen]
Hiermee voegt u een nieuwe metadata-set toe.
De lijst
Bevat de metadata-sets die momenteel zijn opgeslagen.
Metadata afleveren
Hiermee schakelt u de metadataverzendfunctie in of uit.
Metadatasetregistratie
Wanneer u op de toets [Toevoegen] tikt, wordt het registratiescherm weergegeven. Er kunnen maximaal 10 items
worden opgeslagen.
Zie 'Instellingen (pagina 7-112)
' voor meer informatie over de instellingen.
Metadataset bewerken of verwijderen
Wanneer u op een titel in de lijst tikt, wordt het bewerkingsscherm voor die metadataset weergegeven.
Tik op de toets [Wissen] om de metadataset te verwijderen.
Instellingen
Item Instellingen
Metadatasetnaam Voer een naam voor de metadata in.
Bestemming metadata Selecteer een bestemming waar u het beeld en de metadata naartoe wilt verzenden.
Aangepaste bestandsnamen
toestaan
Schakel deze optie in of uit om de naam van het afbeeldingsbestand en het XML-bestand
te bewerken dat door de metadataverzendopdracht moet worden verzonden.
Adrestype voor metadatainvoer Stel de te gebruiken bestemmingsinformatie in voor metadataverzending.
Naam Voer een metadatanaam in voor weergave op het aanraakpaneel.
XML-tagnaam XML-tagnaam
Invoertype
Directe invoer: hiermee kunt u metadata via het softwaretoetsenbord of de cijfertoetsen
rechtstreeks invoeren.
Metadatalijst: hiermee kunt u metadata selecteren in een lijst met eerder ingevoerde
gegevens. U moet optionele waarden voor de selectie van metadata invoeren in het
invoergebied. De ingevoerde waarden moeten met een puntkomma of komma van
elkaar worden gescheiden. Elke optie kan uit maximaal 70 tekens bestaan.
Eerste invoer standaard: hiermee wordt een standaardwaarde gebruikt als de eerste
waarde voor de lijst met ingevoerde metadata.
MFP uitgebreide scaninstellingen
opnemen in XML-bestand.
Als het apparaat metadata automatisch genereert, worden 'metadataSetName',
'userLoginId' (als gebruikersauthenticatie wordt gebruikt), 'pageSize' en 'imageMode' aan
de metadata toegevoegd.
Te gebruiken als standaard De huidige metadataset wordt als standaardwaarde ingesteld.
7-113
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Instellingen Document- archivering
Voorwaarde- Instellingen
De instellingen voor documentarchivering worden hieronder beschreven.
Selecteer [Instellingen Document- archivering] om de instellingen te configureren.
Instellingen Standaardmodus
Hiermee wordt aangegeven welke modus (Delen of Vertrouwelijk) moet worden gebruikt als standaardmodus voor het
opslaan van een bestand.
Als u [Vertrouwelijke Modus] selecteert, wordt het selectievakje [Vertrouwelijk] in het informatiescherm voor archivering
ingesteld op .
Instelling Sorteermethode
Hiermee bepaalt u de volgorde van weergave van bestanden die zijn opgeslagen in de Hoofdmap, Aangepaste map en
Snelmap. Selecteer een van de volgende instellingen:
• Bestandsnaam
• Gebruikersnaam
• Datum
Instelling beheerdersauthoriteit
Voor bestanden en gebruikersmappen met een wachtwoord kan het beheerderswachtwoord worden ingevoerd in plaats
van het wachtwoord bij het openen van het bestand of de map.
U kunt zo nodig ook de vooraf ingestelde kopieerfactoren wijzigen.
Alle Snelbestanden Wissen
Hiermee worden alle bestanden verwijderd uit de Snelmap (behalve beveiligde bestanden).
Wissen
Tik op deze toets om direct te beginnen met het verwijderen van alle bestanden.
Alle snelbestanden wissen bij opstarten. (Behalve beveiligde bestanden)
Hiermee worden alle bestanden (behalve de beveiligde bestanden) automatisch uit de Snelmap verwijderd als de knop
[Aan] op 'aan' wordt gezet.
Stand afbeelding
Hiermee wordt de afdrukstand van het beeld gewijzigd.
Standaardinstellingen kleurmodus
Hiermee worden de standaardinstellingen voor zwart-wit en kleur gebruikt voor de functie Scannen naar schijf.
De volgende instellingen kunnen worden geconfigureerd.
•Auto
• Meerkleuren
• Grijstinten
•Mono
Wijzigen Z/W-instelling in automodus uitschakelen
Met deze instelling wordt voorkomen dat de zwart/wit-instellingen in het basisscherm kunnen worden geselecteerd als
de kleurmodus is ingesteld op Automatisch.
Standaard Belichtingsinstellingen
U kunt de standaardbelichtingsinstellingen voor documentarchivering configureren.
Selecteer [Auto] of [Handmatig].
Stel de belichting in op een van de vijf niveaus als u [Handmatig] selecteert.
In sommige gevallen kan de staat van het apparaat verwijderingstaken verhinderen.
7-114
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Standaard origineelafbeeldingstype
Selecteer vooraf het standaardorigineeltype om het scannen van het origineel op een geschikte resolutie mogelijk te
maken.
De volgende instellingen kunnen worden geconfigureerd.
• Tekst/Afged.Foto
• Tekst/Foto
•Tekst
•Foto
• Afgedrukte Foto
•Map
Instelling Oorspronkelijke Resolutie
U kunt een van de volgende resoluties selecteren als standaardresolutie voor de verzendfunctie.
• 100x100dpi
• 150x150dpi
• 200x200dpi
• 300x300dpi
• 400x400dpi
• 600x600dpi
Geluid Bij Voltooide Scan
Hiermee past u het volume van het geluidssignaal aan dat u hoort wanneer het scannen is voltooid. U kunt het
geluidssignaal ook uitschakelen.
Standaard Uitvoerlade
Hiermee selecteert u de standaarduitvoerlade voor het afdrukken van een bestand dat door Scannen naar schijf is
opgeslagen.
Welke items worden weergegeven, hangt af van de apparaatconfiguratie.
Tekst-/stempelfuncties voor opnieuw afdrukken uitschakelen
Als een opgeslagen bestand wordt opgehaald en afgedrukt, zijn de afdrukfuncties uitgeschakeld.
Deze functie voorkomt inconsistentie van de datum tussen de oorspronkelijke gegevens, de uitvoergegevens en
overige.
Batch-afdrukinstellingen
Selecteer of de toets [Alle gebruikers] en de toets [Gebr. Onbekend] verboden zijn in het scherm voor de selectie van de
gebruikersnaam wanneer alle bestanden worden afgedrukt, of de bestanden op datum volgens nieuwste of oudste
worden gesorteerd en of de bestandsnamen in oplopende of aflopende volgorde worden gesorteerd.
Standaardbreedte Van Wisstrook Instellen
Hiermee wordt de standaardwisbreedte van de wisfunctie ingesteld.
Geef een waarde op van 0 mm (0") t/m 25 mm (1") in stappen van 3 mm (1/8") voor het wissen van randen en wissen
van midden.
Kaart Formaat-Instellingen
Deze instelling wordt gebruikt om het standaardorigineelformaat voor de functie Kaart Formaat in te stellen.
Geef een waarde op van 25 mm (1") tot 216 mm (8-1/2") in stappen van 3 mm (1/8") voor zowel de X- (horizontale) als
de Y-afmetingen (verticale) van het origineel.
Aanpassen aan opslaggrootte
Toont altijd de toets [Aanpassen aan opslaggrootte] in het scherm voor kaartformaat.
Inst. opslaan/verwijderen na afdrukken
Geef aan of een bestand na het afdrukken al dan niet moet worden opgeslagen of verwijderd.
Als de belichting staat ingesteld op [Auto], kan geen standaardorigineeltype worden geselecteerd.
7-115
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Standaardinstelling van PDF-indeling voor surfen op pc
U kunt de aanvankelijke bestandsindeling opgeven voor het openbare PDF-bestand of het downloadbestand dat tijdens
de uitvoering van elke opdracht wordt gemaakt.
Z/W : Compressiemodus
Geen, MH (G3), MMR (G4)
Kleur/grijstinten : Comprimeringsfactor
Laag, Middel, Hoog
Instellingen tijdens de uitvoering van elke opdracht
Telkens wanneer gegevens voor kopiëren, printer, scanner, internetfax, fax of opgeslagen scangegevens worden
uitgevoerd, kunt u opgeven dat een openbare PDF moet worden gemaakt, alsmede de resolutie van de openbare PDF.
Beschikbare Taak Voor De Taakinstellingen
U kunt het gebruik van een opgeslagen bestand toestaan of niet toestaan door het type handeling en de modus waarin
het bestand is opgeslagen te selecteren.
Documentarch. Beheer
De registratiemethode is hetzelfde als voor een aangepaste map.
Aangepaste Map (pagina 7-56)
Autom verwijderen van bestandsinstelling
De instellingen voor documentarchivering worden hieronder beschreven. Tik op de toets [Instellingen Document-
archivering] om de instellingen te configureren.
Er kunnen tijd- en mapinstellingen worden geconfigureerd om bestanden in bepaalde mappen (opgeslagen met Documentarchivering)
automatisch op een bepaalde tijd te laten verwijderen. U kunt maximaal drie instellingen voor automatisch verwijderen opslaan.
De procedure voor het gebruik van deze functie is als volgt:
(1) Selecteer [Instelling 1], [Instelling 2] of [Instelling 3].
(2) Stel de tijd en datum voor automatische verwijdering in.
(3) Selecteer de gewenste map.
(4) Geef aan of beveiligde bestanden en vertrouwelijke bestanden moeten worden verwijderd.
(5) Schakel de opgeslagen instellingen in.
De weergegeven items hangen af van de functies die op het apparaat zijn geïnstalleerd.
Item Instellingen
Kopieren Geef voor elke modus aan of het kopiëren van opgeslagen bestanden is toegestaan.
Afdrukken Geef voor elke modus aan of het afdrukken van opgeslagen bestanden is toegestaan of niet.
Scan verzenden Geef voor elke modus aan of faxverzending van opgeslagen bestanden is toegestaan of niet.
I-fax verzenden(Incl. PC-I-fax)
Geef aan of internetfaxverzending van opgeslagen bestanden is toegestaan of niet.
Fax verzenden(Incl. PC-Fax) Geef voor elke modus aan of faxverzending van opgeslagen bestanden is toegestaan of niet.
Scannen naar schijf Geef voor elke modus aan of internetfaxverzending van opgeslagen bestanden is toegestaan.
Item Instellingen
Planning
Selecteer een automatische verwijdercyclus.
Dagelijks: elke dag automatisch verwijderen op de opgegeven tijd.
Wekelijks: automatisch verwijderen op de opgegeven tijd op de opgegeven dag van de week.
Maandelijks: automatisch verwijderen op de opgegeven tijd op de opgegeven dag van de maand.
Mappen
U kunt de map afzonderlijk selecteren door [Mapselectie] en vervolgens de gewenste map te
selecteren. Als u alle mappen, inclusief de map die nu wordt gemaakt, wilt selecteren,
selecteert u [Alle mappen (inclusief mappen die hierna worden geregistreerd)].
Beveiligd bestand verwijderen Schakel deze instelling in om ook beveiligde bestanden te verwijderen.
Vertrouwelijk bestand
verwijderen
Schakel deze instelling in om ook vertrouwelijke bestanden te verwijderen.
7-116
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Nu verwijderen
Wanneer deze optie wordt uitgevoerd terwijl een map is geselecteerd, worden alle bestanden in die map direct
verwijderd, ongeacht de datum- en tijdinstelling.
Automatisch verwijderen uitvoeren tijdens automatisch uitschakelen
(Als deze optie niet is geselecteerd, worden de bestanden verwijderd als het apparaat wordt geactiveerd vanuit
de modus Automatisch uitschakelen.)
Voer Automatisch verwijderen ook uit als Automatisch uitschakelen is ingeschakeld. Als dit selectievakje niet is
ingeschakeld ( ), worden de bestanden verwijderd als het apparaat wordt geactiveerd vanuit de modus Automatisch
uitschakelen.
Sharp OSA-instellingen
Voorwaarde- Instellingen
Cookie-instelling
Geef aan hoe toepassingscookies worden behandeld bij het gebruik van een toepassing in Sharp OSA.
Als "Cookie vasthouden" is geselecteerd, bewaart de machine cookies die in een toepassing worden gebruikt.
Als "Cookie niet vasthouden" wordt geselecteerd, worden cookies niet vastgehouden als een toepassing wordt gebruikt.
Cookie verwijderen
Verwijder cookies die worden vastgehouden door het apparaat.
Instellingen van standaardapplicatie
U kunt standaardapplicatie-instellingen toevoegen en beheren:
• De toets [Toevoegen]
Hiermee voegt u een nieuwe standaardapplicatie toe.
• De lijst
Deze bevat de standaardapplicaties die momenteel zijn opgeslagen.
Standaardapplicatie opslaan
Wanneer u op de toets [Toevoegen] tikt, wordt het registratiescherm weergegeven. Er kunnen maximaal 16 items
worden opgeslagen.
Raadpleeg onderstaande tabel voor meer informatie over de instellingen.
Standaardapplicatie bewerken of verwijderen
Wanneer u op een applicatienaam in de lijst tikt, wordt het bewerkingsscherm voor die standaardapplicatie
weergegeven.
Tik op de toets [Wissen] om de standaardapplicatie te verwijderen.
7-117
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Instellingen
* Deze functies kunnen alleen op de webpagina worden ingesteld.
Instelling ontvangende toepassing
De Fax- of I-Fax-ontvangstfuncties kunnen in de Sharp OSA-applicaties worden ingesteld.
Instellingen
Instellingen externe accountapplicatie
U kunt een externe accountapplicatie toevoegen en beheren:
Stel de servernaam in waar u de externe accountapplicatie hebt geïnstalleerd.
Item Instellingen
Applicatie naam Voer een applicatienaam in.
Adres voor toepassings
programma gebruikers interface.
Stel een IP-adres in van de applicatie of een netwerknaam om de gebruikersinterface van
het apparaat te beheren.
Time-out Voer een time-out in. De standaardinstelling is 20 seconden.
Browser Selecteer het type webbrowser.
Uitgebreid platform Stel deze optie in om het uitbreidingsplatform te gebruiken.
Gegevensgrootte Stel de schermgrootte van de toepassing in.
Aangepast pictogram gebruiken* Geef aan of het aangepaste pictogram al dan niet moet worden gebruikt.
Bestandsnaam* Rapporteert de bestandsnaam.
Selecteer bestand* Voer de bestandsnaam in.
Item Instellingen
Doorsturen naar toepassing De Fax- of I-Fax-berichtontvangst kan door Sharp OSA-applicaties worden beheerd.
Applicatie naam Voer de applicatienaam voor ontvangst in.
Adres voor webservice Voer het adres van de webservice in.
Time-out Voer een time-out in. De standaardinstelling is 20 seconden.
E-mailadres
Geef het adres op waarnaar een e-mailmelding moet worden verzonden als er een
verbindingsfout met een toepassing optreedt.
Inhoud Voer de bodytekst in voor de e-mailmelding bij verbindingsfouten.
Verbindingstest Klik op de knop [Uitvoeren] om de verbinding met een toepassing te testen.
Item Instellingen
Extern accountbeheer
Schakel de totaalfunctie door de externe accountapplicatie in.
Als deze optie is ingeschakeld, moet u altijd de applicatienaam of het adres van de
webservice invoeren.
Authenticatieserver (Server 1)
instellen
Als de server is ingesteld, is de externe authenticatiemodus geselecteerd. De toegang tot
de MFP wordt beheerd door de applicatie die u op deze pagina instelt. Als deze optie is
ingeschakeld, moet u altijd de applicatienaam, het gebruikersinterfaceadres van de
applicatie of het adres van de webservice voor server 1 invoeren.
Als u deze optie niet instelt, wordt de externe totaalmodus geselecteerd.
server 1-4 De servers inschakelen.
Applicatie naam Voer een applicatienaam in.
Adres voor toepassings
programma gebruikers interface.*
Voer de URL van het aanmeldscherm in dat het eerst moet worden weergegeven nadat het
apparaat is ingeschakeld.
Adres voor webservice
Voer de URL in van de server of computer die opdrachten en gebeurtenissen verstuurt via het XML/SOAP-protocol.
Time-out Voer een time-out in. De standaardinstelling is 20 seconden.
7-118
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
* Deze instelling kan ingesteld worden in Server 1.
Ingesloten Toepassingsinstellingen
De 'ingesloten toepassingen' die op het apparaat zijn geïnstalleerd opslaan en beheren.
• De toets [Toevoegen]
Hiermee voegt u een nieuwe ingesloten toepassing toe.
• De lijst
Deze bevat de ingesloten toepassingen die momenteel zijn geïnstalleerd.
Een ingesloten toepassing installeren
Wanneer u op de toets [Toevoegen] tikt, wordt het registratiescherm weergegeven. Er kunnen maximaal 16 items
worden geïnstalleerd.
Een ingesloten toepassing opslaan
Als u een geïnstalleerde ingesloten toepassing bij 'Standaard Toepassing' opslaat, kan de toepassing worden gebruikt.
Schakel het selectievakje naast de naam van de toepassing in en tik op de toets [Standaard applicatie toevoegen].
Een ingesloten toepassing verwijderen
Tik op de naam van een toepassing in de lijst om de gegevens van die toepassing weer te geven.
Tik vervolgens op de toets [Wissen] om de toepassing te verwijderen.
Polling-instelling
Als er sprake is van een koppeling naar een externe toepassing, kunt u adressen opslaan en beheren om de service te
gebruiken die gebruikmaakt van de navraagfunctie.
Browser* Selecteer het type webbrowser.
Uitgebreid platform Stel deze optie in om het uitbreidingsplatform te gebruiken.
Gegevensgrootte* Stel de schermgrootte van de toepassing in.
Mijn adres zoeken* Dit item wordt enkel getoond en kan niet ingesteld worden.
Doel*
Deze instelling bepaalt of de gebruikerslijst van het apparaat of de LDAP server doorzocht
wordt wanneer u een zoekopdracht "Mijn adres" uitvoert met Sharp OSA externe
authenticatie in gebruik.
E-mailadres
Geef het adres op waarnaar een e-mailmelding moet worden verzonden als er een
verbindingsfout met een toepassing optreedt.
Inhoud Voer de bodytekst in voor de e-mailmelding bij verbindingsfouten.
Als u via het bedieningspaneel van het apparaat een installatie gaat uitvoeren, worden de bestanden vanaf de USB-stick
die in het apparaat is geplaatst op het apparaat geïnstalleerd. Als u een installatie vanaf de webpagina gaat uitvoeren,
worden de bestanden op de computer geïnstalleerd.
Er is maximaal 2 GB aan schijfruimte beschikbaar voor de toepassingen. Als de huidige toepassingen al 2 GB gebruiken,
kunnen er geen nieuwe toepassingen worden geïnstalleerd.
Item Instellingen
server 1 - server 2 De servers inschakelen.
Polling-adres Voer de URL in van de server of computer waarnaar navraag wordt gedaan.
Controle-interval Voer de controle-interval voor de server in. De standaardinstelling is 1 minuut.
Time-out Stel de time-out tijd in. De standaardinstelling is 20 seconden.
Item Instellingen
7-119
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Algemene instellingen
Papierinstellingen
Papierlade- instellingen
In dit gedeelte worden instellingen voor de papierlade en het papiertype beschreven.
Deze instellingen bepalen het papiertype, het papierformaat en functies die voor elke papierlade zijn toegestaan.
Als u [Papierlade- instellingen] selecteert, wordt er een lijst weergegeven met de laden en huidige instellingen.
Automatisch schakelen van lade
Als het papier in een lade opraakt tijdens het afdrukken, bepaalt dit of een andere lade met hetzelfde papierformaat en
hetzelfde papiertype automatisch wordt geselecteerd en het afdrukken doorgaat.
Toon Papierlade-instellingen wanneer lade voor handmatige invoer papier detecteert.
De papierlade-instellingen kunnen automatisch worden weergegeven als er papier wordt gedetecteerd in de
handinvoerlade.
Instellingen van elke lade
Als op de toets [Veranderen] wordt getikt, wordt het bijbehorende instellingenscherm weergegeven.
De volgende instellingen kunnen worden geconfigureerd.
Lijstnaam Beschrijving
Type
Selecteer een type papier dat in de lade moet worden geladen.
De papiertypen die kunnen worden geselecteerd, verschillen per papierlade. Zie
'Lade-instellingen (pagina 7-120)
' voor meer informatie.
Zie 'Papiertype- registratie (pagina 7-121)
' voor de installatie van het gebruikerstype.
Formaat
Selecteer het gewenste papierformaat in de lijst. De papierformaten die kunnen worden
geselecteerd, verschillen per lade. De keuze aan formaten wordt mogelijk ook beperkt door
het hierboven geselecteerde papiertype. Zie 'Lade-instellingen (pagina 7-120)
' voor meer
informatie.
Als het gewenste formaat niet in de lijst staat, selecteert u [Extra Formaat] en voert u het
formaat rechtstreeks in (alleen voor de doorvoerlade). Zie 'Lade-instellingen (pagina 7-120)
'
voor meer informatie.
Adreslijst Wordt Verzonden
Selecteer de modi die kunnen worden gebruikt. Als u een bepaalde functie niet wilt laten
gebruiken voor de geselecteerde lade, schakelt u deze uit.
Als 'Type' niet is ingesteld op normaal, gerecycled of gekleurd papier of een
gebruikerstype, kunnen [Faxen] en [Internetfax] niet worden geselecteerd.
Als het hier opgegeven papierformaat afwijkt van het papierformaat in de lade, kunnen problemen of een papierstoring
optreden tijdens het afdrukken.
•Zie 'PAPIER LADEN (pagina 1-65)
' om het papierformaat in een lade te wijzigen.
Papiereigenschappen als 'Vaste Papierzijde' worden automatisch ingesteld als het papiertype wordt geselecteerd. De
papierlade-eigenschappen kunnen in dit scherm niet worden gewijzigd.
Als in de instellingsmodus [Systeem- instellingen] → [Algemene instellingen] → [Apparaatbeheer] → [Lade-instelling
uitschakelen] is geselecteerd, kunnen de lade-instellingen (behalve voor de doorvoerlade) niet worden geconfigureerd.
Lade-instellingen kunnen alleen worden gewijzigd in de instellingsmodus van het apparaat.
7-120
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Lade-instellingen
*1 Zwaar papier 1: 106 g/m
2
tot 176 g/m
2
(28 lbs tot 46 lbs)
Zwaar papier 2: 177 g/m
2
tot 220 g/m
2
(47 lbs tot 58 lbs)
Zwaar papier 3: 221 g/m
2
tot 256 g/m
2
(59 lbs tot 68 lbs)
Zwaar papier 4: 257 g/m
2
tot 300 g/m
2
(69 lbs tot 79 lbs)
*2 Het automatisch gedetecteerde formaat wordt ingesteld bij 'Kies een papierformaat voor autom. det.' in het
instellingenscherm van de handinvoerlade.
Papierlade Papiertype Formaat
Papiercassette 1
Normaal papier,
Voorbedrukt,
Recycled,
Briefpapier,
Geperforeerd,
Kleur, Zwaar
Papier 1 tot 4
*1
,
Gebruikerstype
Als u de MX-5050N/MX-5070N/MX-6050N/MX-6070N gebruikt
Auto-AB (A3W (12" × 18"), A3, B4, A4, A4R, B5, B5R, 216 mm × 330 mm (8-1/2" × 13")
Auto-Inch (12" × 18", 11" × 17", 8-1/2" × 14", 8-1/2" × 11", 8-1/2" × 11"R, 7-1/4" × 10-1/2"R)
SRA3, SRA4, A5, A5R, 8-1/2" x 13-1/2", 8-1/2" x 13-2/5", 5-1/2" x 8-1/2"R
Als u de MX-2630N/
MX-3050N/MX-3060N/MX-3070N/MX-3550N/MX-3560N/
MX-3570N/MX-4050N/MX-4060N/MX-4070N
gebruikt
A3W, A3, A4, A4R, A5R, B4, B5, B5R, 320 mm x 450 mm, 225 mm x 320 mm
12" x 18", 11" x 17", 8-1/2" x 14", 8-1/2" x 11", 8-1/2" x 11"R, 5-1/2" x 8-1/2"R, 7-1/
4" x 10-1/2", 8-1/2" x 13-1/2", 8-1/2" x 13-2/5", 8-1/2" x 13", A5
Papiercassette 2
(als er een papierlade
is geïnstalleerd)
Auto-AB (A3W, A3, A4, A4R, A5R, B4, B5, B5R, 11" x 17", 8-1/2" x 11", 320 mm
x 450 mm, 225 mm x 320 mm)
Auto-Inch (12" x 18", 11" x 17", 8-1/2" x 14", 8-1/2" x 11", 8-1/2" x 11"R, 5-1/2" x
8-1/2"R, 7-1/4" x 10-1/2", A3, A4, B4, B5, 320 mm x 450 mm, 225 mm x 320 mm)
8-1/2" x 13-1/2", 8-1/2" x 13-2/5", 8-1/2" x 13"
Papiercassette 3 (als
er een papierlade is
geïnstalleerd)
Papiercassette 4 (als
er een papierlade is
geïnstalleerd)
Papiercassette 3
(wanneer een
Standaard/Lade voor
550&2100 vel papier
is geïnstalleerd)
Normaal papier,
Voorbedrukt,
Recycled,
Briefpapier,
Geperforeerd,
Kleur,
Gebruikerstype
A4, 8-1/2" × 11"
Papiercassette 4
(wanneer een
Standaard/Lade voor
550&2100 vel papier
is geïnstalleerd)
A4, B5, 8-1/2" x 11"
Papiercassette 5
(wanneer een lade
met grote capaciteit
is geïnstalleerd)
Normaal papier,
Voorbedrukt,
Recycled,
Briefpapier,
Geperforeerd,
Kleur, Zwaar
Papier 1 tot 2
*1
,
Gebruikerstype
A4, B5, 8-1/2" x 11"
Handmatige Invoer
Naast de
papiersoorten in
de laden 1 t/m 4,
Dun papier,
reliëfpapier,
Envelop,
transparanten,
etikettenvellen,
Tabblad-papier,
Glossy papier
Auto-AB (A3W (12" × 18"), A3, B4, A4, A4R*
2
, A5R, A5*
2
, B5, B5R, 11" ×
17", 8-1/2" × 11", 216 mm × 330 mm (8-1/2" × 13")
*2
, 216 mm × 340 mm (8-1/
2" × 13-2/5")
*2
(216 mm × 343 mm (8-1/2" × 13-1/2")
*2
)
Auto-Inch (12" × 18", 11" × 17", 8-1/2" × 14", 8-1/2" × 13-2/5" (216 mm × 340
mm)
*2
, 8-1/2" × 11", 8-1/2" × 11"R, 7-1/4" × 10-1/2"R, 5-1/2" × 8-1/2"R, A3,
A4, B4, B5), 320 mm × 450 mm, 225 mm × 320 mm
Formaat invoeren-AB (X=140 mm to 457 mm, Y=90 mm to 320 mm)
Formaat invoeren-Inch (X=5-1/2" tot 18", Y=3-5/8" tot 12-1/2")
8K, 16K, 16KR, Aangepast1 tot Aangepast7
7-121
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Kies een papierformaat voor autom. det.
'Kies een papierformaat voor autom. det.' in het instellingenscherm van de handinvoerlade wordt gebruikt om het
automatisch gedetecteerde papierformaat te selecteren uit vergelijkbare formaten.
Selecteer een van twee formaten wanneer 'Auto-Inch' is ingesteld. Selecteer een van vijf formaten wanneer 'Auto-AB' is
ingesteld.
Wanneer papier van hetzelfde formaat als een van de papierformaten in de instellingen in de doorvoerlade wordt
geplaatst, wordt het formaat dat in de instellingen is geselecteerd automatisch gedetecteerd.
Registratie aangepaste grootte (Omloop)
In dit gedeelte worden de instellingen voor de handinvoerlade en het papiertype beschreven.
Als u vaak een niet-standaard papierformaat in de doorvoerlade gebruikt, kunt u dit papierformaat vooraf registreren.
Wanneer u het papierformaat registreert, hoeft u het formaat niet telkens in te stellen wanneer u het gebruikt.
Er kunnen maximaal zeven papierformaten worden geregistreerd.
Tik op de toets ([Aangepast 1] t/m [Aangepast 7]) waarin u een papierformaat wilt registreren of wijzigen. Het
registratiescherm wordt weergegeven.
Geef aan of u het formaat in inches ('Formaat invoeren-Inch') of in mm ('Formaat invoeren-AB') wilt invoeren en stel de
X- en Y-afmetingen van het papier in.
'Formaat invoeren-AB'
De X-richting kan worden ingesteld van 140 mm tot 457 mm. De standaardwaarde is 420 mm.
De Y-richting kan worden ingesteld van 90 mm tot 320 mm. De standaardwaarde is 297 mm.
'Formaat invoeren-Inch'
De X-richting kan worden ingesteld van 5-1/2" tot 18". De fabrieksinstelling is 17".
De Y-richting kan worden ingesteld tussen 3-5/8" en 12-1/2". De fabrieksinstelling is 11".
Papiertype- registratie
Sla een papiertype op als het gewenste papiertype niet in de selectie wordt weergegeven of als u een nieuwe set
papiereigenschappen wilt maken.
Er kunnen maximaal 7 papiertypen worden geregistreerd.
Lijstnaam Beschrijving
Auto-AB
A4R, A5, 8-1/2" x 13" (216 mm x 330 mm), 8-1/2" x 13-2/5" (216 mm x 340 mm), 8-1/2" x
13-1/2" (216 mm x 343 mm)
Auto-Inch 8-1/2" x 14", 8-1/2" x 13-2/5" (216 mm x 340 mm), 8-1/2" x 13-1/2" (216 mm x 343 mm)
Lijstnaam Beschrijving
Soortnaam
Een willekeurige naam opslaan.
De standaardnamen zijn 'Gebruik.Type 1' tot 'Gebruik.Type 7'.
Vaste Papierzijde Schakel deze instelling in als papier met een voor- en achterzijde wordt gebruikt.
Duplex Uitschakelen
Schakel deze instelling in als papier geladen is dat niet kan worden gebruikt voor 2-zijdig afdrukken.
Omkeren uitschakelen Gebruik deze instelling als u papier gebruikt dat niet kan worden omgekeerd.
Nieten Uitschakelen Gebruik deze instelling als u papier gebruikt dat niet kan worden geniet.
Perforeren Uitschakelen Gebruik deze instelling als u papier gebruikt dat niet kan worden geperforeerd.
Vouwen uitschakelen Gebruik deze instelling als u papier gebruikt dat niet kan worden geperforeerd.
Welke instellingen u kunt selecteren varieert, afhankelijk van de geïnstalleerde randapparatuur.
7-122
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Bedienings- Instellingen
Voorwaarde- Instellingen
Vergrote weergavemodus
Toont grote tekens op het scherm.
wordt in het systeemvak weergegeven als de modus Grote tekens is ingeschakeld.
Mededelingentijd Instellen
De tijdsduur voordat meldingen in het aanraakscherm worden getoond (de duur voordat een melding automatisch wordt
gewist), kan worden ingesteld op een waarde tussen 1 en 12 seconden.
Taalinstelling
De taal die in het aanraakscherm wordt weergegeven, kan op elke taal worden ingesteld.
Standaardweergave-Instellingen
Stel het scherm in dat wordt weergegeven na Automatisch wissen en Aanmelden.
U kunt kiezen uit Eenvoudige kopie, Kopiëren, Eenvoudige scan, E-mail, Netwerkmap, FTP/Bureaublad, Eenvoudige
fax, Fax, Print Release, Gegevensinvoer, Adresboek, Adresboek (Eenvoudige scan), Adresboek (Eenvoudige fax),
Documentarchivering, Beginscherm, Exchange (E-mail), Gmail of Sharp OSA-scherm.
Favoriete menu's standaard weergeven
U kunt opgeven dat de 'Favoriet' eerst moet worden weergegeven tijdens de modusselectie.
Actiepaneel als standaard weergeven.
Geef aan of het actiescherm moet worden weergegeven.
Het pictogram wordt weergegeven als de LAN-kabel niet is aangesloten.
Er wordt een pictogram weergegeven als de LAN-kabel niet is aangesloten.
Bevestingsdialoogvenster weergeven als taak wordt geannuleerd.
Een bevestigingsvenster weergeven als een opdracht wordt geannuleerd.
Wijzig het aantal sets in het display voor taakstatus
Geef aan of het resterende aantal sets of de laatste sets in het opdrachtstatusscherm moeten worden weergegeven.
Uitlijningsorde van 10-Key
Geef aan of de numerieke toetsen in oplopende volgorde moeten worden weergegeven met '1' in de linker bovenhoek of
'1' in de linker benedenhoek.
Instellingsweergave vanaf Hoofdunit
Selecteer de instellingen voor de padinformatie van de weergegeven bestemming als de instellingsmodus op het
apparaat wordt ingesteld.
Weergave Huidig Path
Geef aan of de huidige instellingsitems in de padinformatie moeten worden weergegeven.
Schakel link van het huidige pad in
Geef aan op de koppeling boven in het scherm moet worden ingeschakeld.
Weergavepatroon instelling
Stel de achtergrondkleur van het aanraakscherm in. Als u een ander patroon kiest, verandert de
aanraakschermafbeelding onder in het scherm.
Als gebruikersauthenticatie is ingeschakeld en er een weergavetaal is opgegeven in de Favoriete handelingen-groep, krijgt
deze instelling prioriteit.
7-123
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Instelling Toetsbediening
Toetsgeluid
Regelt het geluidsniveau van het toetsgeluid of schakelt het geluid uit.
Key Touch Geluid bij standaardinstelling
Wanneer u de belichting instelt in het scherm voor het aanpassen van de belichting van iedere modus, klinkt drie keer
een pieptoon als de referentiewaarde is bereikt.
Automatisch Wissen Instellen
De tijd tot de functie Automatisch wissen begint, kan worden ingesteld tussen 10 en 240 minuten in stappen van 10
seconden.
Als het apparaat gedurende een bepaalde tijdsduur niet wordt gebruikt, zal de functie Automatisch wissen alle
geselecteerde instellingen wissen en terugkeren naar het hoofdscherm van de kopieermodus of naar het
opdrachtstatusscherm.
Timer Annuleren
Hiermee wordt de functie Automatisch wissen uitgeschakeld.
Instelling Toetsbediening
Tijd voor accepteren van toetsinvoer
Deze instelling bepaalt hoe lang het duurt voordat de invoer wordt geregistreerd wanneer op een toets in het
aanraakscherm wordt getikt. De invoertijd kan worden ingesteld van 0 t/m 2 seconden in stappen van 0,5 seconde.
Door de tijdsduur te verlengen, kan ongewilde toetsinvoer worden voorkomen wanneer per ongeluk op een toets
wordt getikt. Houd er wel rekening mee dat wanneer u een langere tijdsduur instelt voor een instelling, meer
voorzichtigheid is vereist om ervoor te zorgen dat de toetsinvoer wordt geregistreerd.
Autom. Toetsherhaling Uitschakelen
Deze functie wordt gebruikt om toetsherhaling uit te schakelen.
Met de functie Toetsherhaling wordt een instelling voortdurend gewijzigd, dus niet alleen telkens wanneer op de
toets wordt getikt maar ook terwijl er (langer) op een toets wordt getikt.
Tijd voor acceptatie van toetsinvoer van lang indrukken
Selecteer een tijd waarop een lange tik op de toets wordt gedetecteerd.
Instelling voor interval van dubbeltikken
Selecteer een interval waarop een dubbele tik wordt gedetecteerd.
Uitschakelen van opdrachtprioriteit
De functie Opdrachtprioriteit kan worden uitgeschakeld. Nadat u dit hebt gedaan, wordt de toets [Prioriteit] niet meer in
het opdrachtstatusscherm getoond.
Uitsch. afdruk via handinvoer
Deze instelling wordt gebruikt om Afdruk via doorvoerlade uit te schakelen (het afdrukken van andere opdrachten
voorafgaand aan een opdracht die is onderbroken * omdat het voor de opdracht vereiste papier zich niet in één van de
papierladen bevindt).
* Dit is niet van toepassing wanneer het papier tijdens de opdracht is opgeraakt.
Kaften/insteekv. modus uitschakelen
Hiermee schakelt u het gebruik van de functie Kaften/Insteekvellen uit.
Schakel afdrukken van Handleiding uit vanaf het Bedieningspaneel
Het afdrukken van de handleiding vanaf het apparaat is niet mogelijk.
Scherm waarop de instelling van toepassing is Beginwaarde
Kopieerfactor instelscherm in het hoofdscherm van de kopieermodus Factor 100%
Belichtingsaanpassingsscherm in het hoofdscherm van de kopieermodus
Belichtingsniveau: 3 (gemiddeld)
Belichtingsaanpassingsscherm in het hoofdscherm van de modi Fax, Internetfax en
Netwerkscanner
Belichtingsaanpassingsscherm voor het scannen naar schijf in de modus
Documentarchivering
7-124
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Beginwaarde aantal originelen
Hiermee bepaalt u of 'Aantal originelen' bij Overige voor elke functie wordt ingeschakeld.
Kopieren
•Kopieren
Beeld Verzenden
• Scan naar
• Internetfax
• Faxen
• Data-Invoer
Document Archiveren
• Scannen naar schijf
Voorbeeldinstelling
Inst. beeldcontrole ontvangen gegevens
Geef aan of een voorbeeld van ontvangen faxen en internetfaxen moet worden weergegeven. Dit wordt weergegeven
als een faxuitbreidingskit of internetfaxuitbreidingskit is geïnstalleerd.
Standaardlijst/miniatuurweergave
• Fax/I-fax ontvangstgegevens: Selecteer lijst of miniaturen als standaardweergave in het scherm
met ontvangen faxen/I-faxen.
• Bestandsopvraging van Hoofdmap/Snelmap: Selecteer lijst of miniaturen als standaardweergave in de schermen
met de hoofdmap en tijdelijke map van documentarchivering.
• Bestandsopvraging van Aangepaste Map: Selecteer lijst of miniaturen als standaardweergave in de schermen
met aangepaste mappen voor documentarchivering.
• Bestandsophaling van Directe Afdruk Selecteer lijst of miniaturen als standaardweergave in het scherm
voor rechtstreeks afdrukken.
Instellingen bediening op afstand
Configureer de vereiste instellingen voor externe bediening van het apparaat via een op hetzelfde netwerk aangesloten
pc.
Bediening van externe software
• Bedieningsauthoriteit: Wordt gebruikt wanneer externe software wordt gebruikt om het apparaat op
afstand te bedienen.
Wachtwoordinvoerscherm weergeven: Wanneer het apparaat met de externe software op afstand wordt bediend, wordt het
wachtwoordinvoerscherm op de computer en het apparaat, of alleen op de computer
weergegeven.
Bediening vanaf opgegeven PC
• Bedieningsauthoriteit: Wordt gebruikt om bediening op afstand van het apparaat via de opgegeven pc toe
te staan.
• Hostnaam of IP-adres van PC: Voer de hostnaam of het IP-adres in van de pc die met het apparaat moet worden
verbonden.
Wachtwoordinvoerscherm weergeven: Wanneer het apparaat met de externe software op afstand wordt bediend, wordt het
wachtwoordinvoerscherm op de computer en het apparaat, of alleen op de computer
weergegeven.
Bediening door gebruiker met wachtwoord
• Bedieningsauthoriteit: Hiermee kan een gebruiker die over het wachtwoord beschikt het apparaat op
afstand bedienen. Neem contact op met de onderhoudstechnicus voor informatie
over het wachtwoord.
Wachtwoordinvoerscherm weergeven: Wanneer het apparaat met de externe software op afstand wordt bediend, wordt het
wachtwoordinvoerscherm op de computer en het apparaat, of alleen op de computer
weergegeven.
7-125
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Modus Eenvoudige Instellingen
Geef aan welke items kunnen worden geselecteerd in de modus Eenvoudige kopie en andere eenvoudige modi.
De items worden op volgorde op het scherm weergegeven, vanaf het item dat als Nr 1 is ingesteld.
De items die in de modus Eenvoudige kopie kunnen worden ingesteld
Papierselectie, 2-Zijdige kopie, Kopieerfactor, Nieten/ Perforeren, Kleurmodus, Afdrukstand, Belichting en N-Up,
Kaartformaat
De items die in de modus Eenvoudige scan kunnen worden ingesteld
Adresboek, Geschiedenis, Zoeken in alg. adressen, Scannen naar HDD/USB, Oorspronkelijk, Resolutie,
Bestandsformaat, Lege pagina overslaan, Kaartformaat.
De items die in de modus Eenvoudige fax kunnen worden ingesteld
Adresboek, Geschiedenis, Directe invoer, Origineel, Belichting en Resolutie.
Instelling favoriete toets
De informatie opgeven die wordt weergegeven als in de normale modus op favoriete toetsen wordt getikt.
Klik op de tabs Kopiëren, Scannen, Internetfax, Fax en Gegevensinvoer om de instellingen voor de favoriete toetsen in
de normale modus te configureren.
Favoriet Toetsnummer
Hiermee stelt u het nummer van de favoriete toets in.
De items worden op volgorde op het scherm weergegeven, vanaf het item dat als Nr 1 is ingesteld.
Toetsnaam
Gebruik maximaal 20 tekens voor de naam van de favoriete toets.
Functiemenu
Als u functies als 'Andere functies' wilt instellen, selecteert u de functies in het vervolgkeuzemenu.
Programma
Als u een programma wilt instellen, selecteert u een van de vooraf ingestelde programma's in de lijst met programma's.
Niet weergeven
U kunt een ingestelde toets in het scherm met favoriete toetsen verbergen.
Toon instelling van Mode toets
De instellingen configureren voor de weergave van de modustoetsen, boven in het scherm.
Weergave Modus
Selecteer de modustoets die u wilt weergeven.
Mode toets weergave Home
U kunt de weergave van de modustoetsen ook in het beginscherm activeren.
De items die kunnen worden ingesteld variëren, afhankelijk van de geïnstalleerde randapparatuur.
7-126
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Toetsenbordinstellingen
Standaard toetsenbordinstelling
De toetsenbordinstellingen configureren voor het invoeren van tekst.
Keuze Toetsenbord
U kunt de lay-out en de weergave van de toetsen aanpassen aan de ingestelde taal.
Toetsenbordprioriteit instellen
Als er een extern toetsenbord is aangesloten, kunt u aangeven of het externe toetsenbord of het toetsenbord op het
scherm (het aanraaktoetsenbord) prioriteit moet krijgen.
Instelling sjabloon aanraak- toetsenbord
Registreer van tevoren een tekst die u vaak gebruikt wanneer u een adres of domeinnaam invoert. Voer maximaal 16
tekens in.
7-127
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Apparaatbeheer
Diverse apparaten die op het apparaat zijn aangesloten, kunnen worden ingesteld.
Instelling Detectie Formaat Origineel
Een van de 8 groepen standaardorigineelformaten die hieronder worden weergegeven, kunnen worden geselecteerd
voor detectie door de functie Detectie formaat origineel.
Annuleren detectie van glasplaat
De automatische origineelformaatdetectie op de glasplaat kan worden uitgeschakeld. Nadat u deze functie hebt
uitgeschakeld, worden alle originelen die op de glasplaat worden geplaatst behandeld als speciaal origineelformaat.
Invoermodus origineel
Onderstaande invoermodi voor originelen kunnen als standaard worden ingesteld in de modus Kopiëren, Beeld
verzenden en Scannen naar schijf. Wanneer een modus regelmatig wordt gebruikt, hoeft u niet meer steeds dezelfde
modus in een andere modus in te stellen.
• Doc. met gemengde formaten met verschillende breedte
• Langz. scanm.
• Lege pagina Overslaan
*
* Met uitzondering van faxmodus en internetfaxmodus.
Papiersoort voor Auto Papierselectie
U kunt het papiertype* opgeven dat tijdens de functie Automatische papierselectie zal worden geselecteerd. Selecteer
een van de volgende instellingen:
• Normaal papier
• Normaal en recycled papier
•Recycled
Met deze instelling zullen via de functie Automatische papierselectie geen andere papiertypen worden geselecteerd dan
de opgegeven papiertypen.
* Het papiertype voor elke papierlade selecteert u met [Systeem- instellingen] in de 'Instellingen' → [Papierlade-
instellingen].
Selecties
Detecteerbare origineelformaten
Glasplaat Documentinvoerlade (automatische
documentinvoereenheid)
AB-1 A3, A4, A4R, A5, B4, B5, B5R
11" x 17", 8-1/2" x 14", 8-1/2" x 11", A3, A4, A4R, A5,
B4, B5, B5R
AB-2
A3, A4, A4R, A5, B5, B5R, 216 mm x 330 mm (8-1/2"
x 13")
A3, A4, A4R, A5, B4, B5, B5R, 11" x 17", 8-1/2" x 11",
216 mm x 330 mm (8-1/2" x 13")
AB-3 A4, A4R, A5, B4, 8K, 16K, 16KR
A3, A4, A4R, A5, B4, 11" x 17", 8-1/2" x 11", 216 mm
x 330 mm (8-1/2" x 13"), 8K, 16K, 16KR
AB-4
216 mm x 340 mm (8-1/2" x 13-2/5"), A3, A4, A4R,
A5, B5, B5R
A3, A4, A4R, A5, B4, B5, B5R, 11" x 17", 8-1/2" x 11",
216 mm x 340 mm (8-1/2" x 13-2/5")
AB-5
216 mm x 343 mm (8-1/2" x 13-1/2"), A3, A4, A4R,
A5, B5, B5R
A3, A4, A4R, A5, B4, B5, B5R, 11" x 17", 8-1/2" x 11",
216 mm x 343 mm (8-1/2" x 13-1/2")
Inch-1
11" x 17", 8-1/2" x 14", 8-1/2" x 11", 8-1/2" x 11"R, 5-1/
2" x 8-1/2"
11" x 17", 8-1/2" x 14", 8-1/2" x 11", 8-1/2" x 11"R, 5-1/
2" x 8-1/2", A3, A4
Inch-2
11" x 17", 216 mm x 330 mm (8-1/2" x 13"), 8-1/2" x
11", 8-1/2" x 11"R, 5-1/2" x 8-1/2"
11"x17", 216 mm x 330 mm (8-1/2"x13"), 8-1/2"x11",
8-1/2"x11"R, 5-1/2"x8-1/2", A3, A4
Inch-3
11" x 17", 8-1/2" x 13-2/5" (216 mm x 340 mm), 8-1/2"
x 11", 8-1/2" x 11"R, 5-1/2" x 8-1/2"
11"x17", 8-1/2"x13-2/5 (216 mm x 340 mm), 8-1/
2"x11", 8-1/2"x11"R, 5-1/2"x8-1/2", A3, A4
7-128
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Instelling tandemverbinding
Gebruik deze instelling om het poortnummer en IP-adres in te stellen van het apparaat dat als tandem-clientmachine
wordt gebruikt, wanneer twee apparaten als netwerkprinters via het TCP/IP-protocol worden gebruikt.
Master-machinemodus uitschakelen
Schakel deze instelling in om tandemverzending te blokkeren. (Normaalgesproken is het niet nodig deze instelling in te schakelen.)
Uitschakelen Client Machinemodus
Schakel deze instelling in om tandemontvangst te blokkeren. (Normaalgesproken is het niet nodig deze instelling in te schakelen.)
Standaard detecteren in automatische kleurmodus
Als de kleurmodus in de kopieermodus is ingesteld op Automatisch, kan het punt waar wordt bepaald of originelen kleur- of zwart/
wit-originelen zijn op een van de vijf niveaus worden ingesteld. Wanneer dit is ingesteld op [Dichter Z/W], worden originelen eerder
herkend als in kleur. Wanneer dit is ingesteld op [Dichter klr], worden originelen eerder herkend als in kleur.
Instelling voor data-indicator
De werking van de indicator Faxontvangst/-gegevens instellen. Zie 'DATA-INDICATOR EN FOUTINDICATOR (pagina
1-9)' voor meer informatie.
Het controlelampje knippert wanneer er gegevens worden ontvangen
Geef aan of de indicator Faxontvangst/-gegevens moet gaan knipperen als er een fax is ontvangen.
Instelling voor foutlampje
Stel de werking van de foutindicator in. Zie "DATA-INDICATOR EN FOUTINDICATOR (pagina 1-9)
” voor meer
informatie.
Totaalinst. voor afwerking
De afwerkingsinstellingen opgeven. Geef aan of de posities voor de afwerking op het opgegeven papier of het origineel zijn aangegeven.
Papiergewichtsinstellingen
Hiermee wordt de fuseertemperatuur van de toner in overeenstemming met het gewicht van het papier geregeld.
Deze instellingen zijn van toepassing op normaal papier, gerecycled papier, geperforeerd papier, voorbedrukt papier,
briefhoofdpapier, gekleurd papier en eigen papier van de gebruiker.
U kunt 60 g/m
2
tot 89 g/m
2
of 90 g/m
2
tot 105 g/m
2
(16 tot 23 lbs. of 23+ tot 28 lbs.) selecteren.
Datalijst
Afdrukken met [Enkelzijdig] of [Dubbelzijdig] definiëren in Datalijst.
Uitschakelen van duplex
Deze functie wordt gebruikt om 2-zijdig afdrukken uit te schakelen als de duplexmodule bijvoorbeeld niet goed functioneert.
Uitschakelen van verschuiving
Offset-uitvoer uitschakelen.
Uitschakelen van origineelinvoer
Gebruik deze instellingen om het gebruik van de automatische documentinvoereenheid niet toe te staan wanneer deze bijvoorbeeld
niet goed functioneert. (Er kunnen nog wel originelen met de glasplaat worden gescand wanneer deze instelling is ingeschakeld.)
Als u de tandemfunctie wilt gebruiken als de gebruikersauthenticatie is ingeschakeld, moet u op zowel de mastermachine
als de clientmachine dezelfde combinatie gebruikersnaam en wachtwoord gebruiken. Als verschillende gebruikersnamen
en wachtwoorden worden gebruikt, kan het zijn dat de paginatelling niet aan het juiste gebruikersaantal wordt toegevoegd
of dat alleen kan worden afgedrukt via het hoofdapparaat.
De fabrieksinstelling voor het poortnummer is [50001]. Verander het poortnummer niet, tenzij u problemen ondervindt met deze instelling.
Deze kan alleen worden ingesteld op het bedieningspaneel van de machine.
Zorg dat u alleen papier gebruikt dat in dezelfde gewichtklasse valt als de hier ingestelde gewichtklasse. Meng geen normaal
papier dat buiten de klasse valt met het papier in de lade.
Wanneer instellingen worden gewijzigd, worden deze pas van kracht nadat het apparaat opnieuw is opgestart. Zie 'DE
VOEDING INSCHAKELEN (pagina 1-10)' voor informatie over het opnieuw opstarten van het apparaat.
7-129
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Cassette met grote capaciteit uitschakelen
Met deze instelling schakelt u de papierlade met grote capaciteit uit, bijvoorbeeld wanneer deze niet goed functioneert.
Uitschakelen van optionele papierlade
Met deze instelling schakelt u de optionele papierlade uit, bijvoorbeeld wanneer deze niet goed functioneert.
Lade-instelling uitschakelen
Deze instelling wordt gebruikt om lade-instellingen te blokkeren (met uitzondering van de instellingen voor de doorvoerlade).
Uitschakelen van afwerkeenheid
Met deze instelling kunt u het gebruik van de afwerkingseenheid of zadelsteek-afwerkingseenheid blokkeren,
bijvoorbeeld wanneer deze niet goed functioneert.
Uitzetten nieteenheid
Met deze instelling kunt u het gebruik van nieten blokkeren, bijvoorbeeld wanneer de nieteenheid van de
afwerkingseenheid of zadelsteek-afwerkingseenheid niet goed functioneert.
Perforator uitschakelen
Met deze instelling kunt u het gebruik van perforeren blokkeren, bijvoorbeeld wanneer de perforatiemodule van de
afwerkingseenheid of zadelsteek-afwerkingseenheid niet goed functioneert.
7-130
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Instellingen in /uitschakelen
Met de volgende instellingen schakelt u bepaalde functies in of uit.
Gebruikers- bediening
Afdrukken door ongeldige gebruiker uitschakelen
Het is mogelijk het afdrukken door gebruikers waarvan geen informatie op het apparaat is opgeslagen te blokkeren,
zoals het afdrukken zonder het invoeren van geldige gebruikersinformatie in de printerdriver of het afdrukken van een
bestand op een FTP-server in de instellingsmodus (webversie).
Instellingen Kopieerfunctie
Uitschakelen Registratie/Wissen van Programma
Deze instelling wordt gebruikt om het verwijderen en wijzigen van de kopieerinstellingen in de werkprogramma's niet toe te staan.
Uitschakeling handinvoer bij dubbelz. kopiëren
Hiermee wordt het gebruik van de doorvoerlade bij het maken van 2-zijdige kopieën uitgeschakeld.
De doorvoerlade wordt vaak gebruikt voor etikettenvellen, transparanten en andere speciale media waarbij 2-zijdig kopiëren niet is toegestaan.
Als een vel van dit speciale materiaal in de omkeereenheid terechtkomt, kan dit een papierstoring of schade aan de eenheid tot gevolg hebben.
Als regelmatig speciale media worden gebruikt waarbij 2-zijdig kopiëren niet is toegestaan, raden wij u aan deze functie in te schakelen.
Uitschakelen van auto papierselectie
Hiermee schakelt u de functie Automatische papierselectie uit.
Wanneer u deze instelling inschakelt, zal geen automatische papierselectie van hetzelfde formaat als het origineel op de
glasplaat of in de automatische documentinvoereenheid plaatsvinden.
Registratie van aangepaste afbeelding uitschakelen
Hiermee schakelt u de registratie van aangepaste afbeeldingen uit.
Verzenden tijdens kopiëren uitschakelen
Hiermee schakelt u de functie Beeld verzenden tijdens kopiëren uit.
Printerinstellingen
Kennisgeving Pagina Niet Afdrukken
Hiermee schakelt u de mogelijkheid uit om een kennisgevingspagina af te drukken.
Testpagina Niet Afdrukken
Hiermee schakelt u de mogelijkheid uit om de testpagina af te drukken.
Wanneer deze instelling is ingeschakeld, kan [Status] → [Datalijst] → [Lijst voor Gebruiker] → [Testpagina Printer] in de
instellingsmodus niet worden gebruikt om testpagina's af te drukken.
Handinvoer uitsluiten bij automatische papierselectie
Wanneer [Auto] is geselecteerd voor papiertypeselectie, wordt de doorvoerlade uitgesloten van de laden die kunnen
worden geselecteerd. Dit wordt aanbevolen wanneer regelmatig speciaal papier in de doorvoerlade wordt geladen.
Uitschakelen Rechtstreeks afdrukken USB-geheugen
Hiermee schakelt u de functie voor rechtstreeks afdrukken van een bestand op een USB-stick uit.
Uitschakelen Rechtstreeks afdrukken netwerkmap
Hiermee schakelt u rechtstreeks afdrukken vanuit een netwerkmap uit.
Verzenden tijdens afdrukken uitschakelen
Hiermee schakelt u de functie Beeld verzenden tijdens afdrukken uit.
Afdrukken Lege Pagina Uitschakelen
Hiermee schakelt u de mogelijkheid uit om een lege pagina af te drukken.
7-131
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Instellingen Beeld Verzenden
Omschakelen weergave- volgorde uitschakelen
Hiermee schakelt u de mogelijkheid uit om de weergavevolgorde (volgorde van zoeknummer, oplopend, aflopend) te
wijzigen in het adresboek en andere items.
Als deze optie is ingesteld, wordt de weergave ook niet gesorteerd als u op het tabblad in het adresboekscherm tikt.
De huidige volgorde van de weergave wordt gebruikt nadat de instelling is geselecteerd.
Faxdistributie uitschakelen
Hiermee schakelt u de faxdistributie uit.
Scanfunctie uitschakelen
Schakel deze optie in om scannen vanaf een externe computer en opslag op externe geheugenapparaten uit te
schakelen.
Instel. voor deactiveren van registratie
Reg. van bestemming via bedieningspaneel uitschak.
Hiermee schakelt u adresbeheer via het apparaat uit.
Configureer de instellingen voor de volgende items:
• Groep (Directe Invoer)
• Groep (Adresboek)
• Contacten
Alles selecteren: alle items worden geselecteerd.
Geselecteerde wissen: alle selecties worden gewist.
Reg.van bestemming op webpage uitschak.
Hiermee schakelt u het opslaan van de bestemming via de instellingsmodus uit (webversie).
Configureer de instellingen voor de volgende items:
• Groep (Directe Invoer)
• Groep (Adresboek)
• Contacten
Alles selecteren: alle items worden geselecteerd.
Geselecteerde wissen: alle selecties worden gewist.
Uitschakelen Alle Programma Items Registratie/Wissen
Hiermee schakelt u het gebruik van het adresboek uit wanneer een programma wordt opgeslagen.
Registratie van geheugenvak uitschakelen
Hiermee schakelt u de registratie van alle typen geheugenvakken uit.
Configureer de instellingen voor de volgende items:
Navraaggeheugen, Vertrouwelijk, Relay-distributie (Directe invoer), Relay-distributie (Adresboek)
Bestemmingsregistratie met Globaal zoeken adres uitschakelen
Hiermee schakelt u adresbeheer via globaal adres zoeken uit.
Configureer de instellingen voor de volgende items:
E-mail, internetfax, fax
Registratie door middel van Network Scanner Tool
Hiermee schakelt u adresbeheer via Netwerk Scanner Tool uit.
Uitschakelen van doorsturen via netwerk
Hiermee wordt inkomende routing geblokkeerd.
Instel. voor uitschak. van verzending
Deze instellingen worden gebruikt om de volgende verzendhandelingen uit te schakelen.
[Opn. verzenden] uitschakelen in fax/scan modus
Met deze instelling schakelt u de toets [Opn. verzenden] in het basisscherm van de beeldverzendmodus uit.
7-132
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Selecteren uit adresboek uitschakelen
Hiermee schakelt u de selectie van bestemmingen vanuit het adresboek uit.
Configureer de instellingen voor de volgende items:
•E-mail
• FTP
• Internetfax (incl. directe SMTP)
• Faxen
• Bureaublad
• Netwerkmap
Alles selecteren: alle items worden geselecteerd.
Geselecteerde wissen: alle selecties worden gewist.
Directe invoer uitschakelen
Hiermee schakelt u directe invoer van het bestemmingsadres en dergelijke uit.
Configureer de instellingen voor de volgende items:
•E-mail
• Netwerkmap
• Internetfax (incl. directe SMTP)
• Faxen
Alles selecteren: alle items worden geselecteerd.
Geselecteerde wissen: alle selecties worden gewist.
PC-scan uitschakelen
Blokkeer scannen op een externe pc.
Opslag op extern geheugenapparaat uitschakelen
Blokkeer opslaan op een extern geheugenapparaat.
PC-I-Fax-verzending uitschakelen
Hiermee wordt PC-I-Faxverzending geblokkeerd.
PC-Fax-verzending uitschakelen
Hiermee blokkeert u PC-Faxverzending.
"Mijn adres zoeken" uitschakelen
Hiermee wordt Mijn adres zoeken geblokkeerd.
Instellingen Document- archivering
Tekst-/stempelfuncties voor opnieuw afdrukken uitschakelen
Als een opgeslagen bestand wordt opgehaald en afgedrukt, zijn de afdrukfuncties uitgeschakeld.
Deze functie voorkomt inconsistentie van de datum tussen de oorspronkelijke gegevens, de uitvoergegevens en overige.
Batch-afdrukinstellingen
Als de bestanden via een batch-opdracht worden afgedrukt, kunt u de selectie van de toetsen [Alle gebruikers] en [Gebr.
Onbekend] in het selectiescherm onmogelijk maken en aangeven of de bestanden op datum (vanaf de meest recente of
de oudste datum) of op bestandsnaam (in oplopende of aflopende volgorde) moeten worden weergegeven.
Met de instellingen voor inschakelen/uitschakelen worden dezelfde parameters beheerd als met de instellingen voor inschakelen/uitschakelen in
andere instellingen. De instellingen zijn onderling gekoppeld (wanneer u de ene instelling wijzigt, wordt ook de andere instelling gewijzigd).
7-133
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Bedienings- Instellingen
Timer voor automatisch wissen annuleren
Hiermee schakelt u de modus Automatisch wissen uit.
Uitschakelen van opdrachtprioriteit
De functie Opdrachtprioriteit kan worden uitgeschakeld. Na uitschakeling wordt de toets [Prioriteit] niet meer in het
scherm met de opdrachtstatus getoond.
Uitsch. afdruk via handinvoer
Hiermee wordt afdrukken via de doorvoerlade uitgeschakeld (het afdrukken van andere opdrachten voorafgaand aan
een opdracht die is onderbroken)
*
omdat het papier voor de opdracht niet aanwezig is in een van de papierladen).
* Deze optie wordt genegeerd als het papier tijdens de opdracht opraakt.
Autom. Toetsherhaling Uitschakelen
Hiermee schakelt u de functie Automatische toetsherhaling uit.
Klokinstelling deactiveren
Zorgt ervoor dat datum en tijd niet kunnen worden gewijzigd.
Kaften/insteekv. modus uitschakelen
Hiermee schakelt u het gebruik van de functie Kaften/Insteekvellen uit.
Schakel afdrukken van Handleiding uit vanaf het Bedieningspaneel
Het afdrukken van de handleiding vanaf het apparaat is niet mogelijk.
Apparaatbeheer
Uitschakelen van origineelinvoer
Gebruik deze instellingen om het gebruik van de automatische documentinvoereenheid niet toe te staan wanneer deze bijvoorbeeld
niet goed functioneert. (Er kunnen nog wel originelen met de glasplaat worden gescand wanneer deze instelling is ingeschakeld.)
Uitschakelen van duplex
Deze functie wordt gebruikt om 2-zijdig afdrukken uit te schakelen als de duplexmodule bijvoorbeeld niet goed functioneert.
Cassette met grote capaciteit uitschakelen
Met deze instelling schakelt u de papierlade met grote capaciteit uit, bijvoorbeeld wanneer deze niet goed functioneert.
Uitschakelen van optionele papierlade
Met deze instelling schakelt u de optionele papierlade uit, bijvoorbeeld wanneer deze niet goed functioneert.
Lade-instelling uitschakelen
Deze instelling wordt gebruikt om lade-instellingen te blokkeren (met uitzondering van de instellingen voor de doorvoerlade).
Uitschakelen van afwerkeenheid
Met deze instelling kunt u het gebruik van de afwerkingseenheid of zadelsteek-afwerkingseenheid blokkeren,
bijvoorbeeld wanneer deze niet goed functioneert.
Offset uitschakelen
Offset-uitvoer uitschakelen.
Uitzetten nieteenheid
Met deze instelling kunt u het gebruik van nieten blokkeren, bijvoorbeeld wanneer de nieteenheid van de
afwerkingseenheid of zadelsteek-afwerkingseenheid niet goed functioneert.
Perforator uitschakelen
Deze instelling wordt gebruikt om het gebruik van de vouweenheid uit te schakelen.
7-134
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Master-machinemodus uitschakelen
Hiermee schakelt u de Hoofdapparaatmodus uit voor tandemafdrukken.
(Normaalgesproken is het niet nodig deze instelling in te schakelen.)
Uitschakelen Client Machinemodus
Hiermee schakelt u de modus Clientmachine uit voor tandemafdrukken.
(Normaalgesproken is het niet nodig deze instelling in te schakelen.)
Beveiligings- instellingen
Deze instelling wordt gebruikt om de beveiligingsverbeteringsfuncties in te stellen.
Instelling Verborgen patroon afdrukken
Hiermee schakelt u de directe invoer van het achtergrondpatroon en dergelijke uit.
Instellingen Printeridentificatie
Voer een naam of code in om het apparaat te herkennen.
7-135
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Klokaanpassing
Dit is de eerste basisinstelling voor de bediening van het apparaat.
Gebruik deze functie om de datum en tijd van de ingebouwde klok van het apparaat in te stellen.
Instelling Zomertijd
Dit is de eerste basisinstelling voor de bediening van het apparaat.
Schakel de zomertijd in.
Wanneer u deze functie gebruikt, wordt de tijd aan het begin en aan het eind van de zomertijd aangepast, zoals
aangegeven in onderstaande tabel.
*
In sommige landen kunnen de begin- en eindtijd van de zomertijd verschillen van de tijden die voor het apparaat zijn ingesteld.
Als [Systeem- instellingen] bij 'Instellingen (beheerder) [Algemene instellingen] → [Instellingen in /uitschakelen]
[Klokinstelling deactiveren] is ingeschakeld, kunnen de datum en tijd niet worden ingesteld.
Item Beschrijving
Geef de tijdzone aan
Als uw zone voor ligt op GMT (Greenwich Mean Time), selecteert u [+]. Als uw zone achter
ligt op GMT, selecteert u [-]. Geef vervolgens het tijdsverschil tussen uw zone en GMT op in
uren en minuten. (Als uw zone bijvoorbeeld Japan is: + 9 uur 00 minuten.)
Datum- en tijdinstellingen Selecteer en stel jaar, maand, dag, uur en minuten in.
Synchroniseren met
internettijdserver
Deze optie kan worden gebruikt wanneer het apparaat met internet wordt verbonden. De
klok van het apparaat wordt automatisch aangepast aan de klok van een tijdserver op
internet.
Als [Systeem- instellingen] bij 'Instellingen (beheerder) [Algemene instellingen] → [Instellingen in /uitschakelen]
[Klokinstelling deactiveren] is ingeschakeld, kunnen de datum en tijd niet worden ingesteld.
Item Beschrijving
Instelling Zomertijd
Selecteer of de instelling voor zomertijd is ingeschakeld of niet. Wanneer deze is
uitgeschakeld, zijn de volgende instellingen niet mogelijk.
Selecteer instellingtype
Geef aan of de begin- en einddag van de zomertijd moeten worden ingesteld met de dag
van de week of met de datum.
Starttijd
Stel de begindag van de zomertijd in. Als u 'Dag van de week' bij 'Selecteer instellingtype'
selecteert, moet u de beginweek en de begindag van de zomertijd instellen. Als u 'Datum'
bij 'Selecteer instellingtype' selecteert, stelt u de begindatum in. Stel het uur, de minuut en
de UTC-instelling (Coordinated Universal Time) in.
Eindtijd Stel de eindtijd van de zomertijd op dezelfde manier in als de begintijd.
Aanpassingstijd Geef aan dat de tijd moet worden aangepast wanneer de zomertijd begint.
Gebied Standaardtijd Þ Zomertijd Zomertijd Þ Standaardtijd
Europa* Laatste zondag in maart, 1:00 naar 2:00 a.m.
Laatste zondag in oktober, 1:00 naar 0:00
a.m.
Australië, Nieuw-Zeeland
Laatste zondag in oktober, 2:00 naar 3:00
a.m.
Laatste zondag in maart, 3:00 naar 2:00 a.m.
Andere landen
Selecteer het selectievakje [Instelling Zomertijd] zodat een vinkje wordt weergegeven. De
klokinstelling wordt geconfigureerd naar normale tijd plus één uur. Wanneer wordt
geselecteerd, wordt de klok hersteld naar de normale tijd.
7-136
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Datumformaat
Dit is de eerste basisinstelling voor de bediening van het apparaat.
De notatie die wordt gebruikt voor het afdrukken van de datum op lijsten en andere uitvoer kan worden gewijzigd.
Productcode
U moet de productcode van het apparaat invoeren om de volgende geavanceerde functies te kunnen gebruiken.
Serienummer
Hiermee wordt het serienummer weergegeven dat is vereist voor het verkrijgen van de productcode.
Lettertypeset voor streepjescode
Voer de productcode van de barcode-lettertypekit in.
Internetfaxuitbreidingskit
Voer de productcode van de Internetfaxuitbreidingskit in.
Toepassingsintegratiemodule
Voer de productcode van de applicatie-integratiemodule in.
Directe Afdrukuitbreidingskit (alleen de MX-2630N/MX-3050N/MX-3550N/MX-4050N/
MX-5050N/MX-6050N)
Voer de productcode van de directe afdrukuitbreidingskit in
Toepassingscommunicatiemodule
Voer de productcode van de applicatiecommunicatiemodule in.
Module voor externe accounts
Voer de productcode van de module voor externe accounts in.
Instelling aangepaste koppeling
De opgeslagen webadressen kunnen in het weergavegebied van het instellingenmenu worden weergegeven.
Klik op een koppeling om naar de bijbehorende website te gaan.
Als [Systeem- instellingen] bij 'Instellingen (beheerder) [Algemene instellingen] → [Instellingen in /uitschakelen]
[Klokinstelling deactiveren] is ingeschakeld, kunnen de datum en tijd niet worden ingesteld.
Item Beschrijving
Huidige Waarde De huidige tijd wordt weergegeven in de notatie die is ingesteld bij 'Datumnotatie'.
Formaat Stel de weergavevolgorde in: jaar, maand en dag (JJJJ/MM/DD).
Scheidingsteken Selecteer één van de drie symbolen of een spatie als scheidingsteken in de datum.
Dag-Naam Positie Geef aan of de naam van de dag voor of na de datum moet worden weergegeven.
Tijdweergave
Selecteer de 12-uurs of 24-uurs weergave voor de tijd.
24-uurs weergave : 00:00 tot 24:00
12-uurs weergave : 00:00 AM tot 11:59 AM/00:00 PM tot 11:59 PM
Afhankelijk van de geïnstalleerde randapparatuur zijn sommige instellingen mogelijk niet beschikbaar.
Neem contact op met uw leverancier voor de productcode die u moet invoeren.
Deze instelling kan niet worden opgegeven in sommige landen en regio's.
7-137
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Netwerk- instellingen
Snelle setup
Selecteer de minimaal vereiste instellingen voor de apparaatverbinding met het netwerk.
Instellingen voor draadloos
Connectietype
Gebruik deze instelling om te schakelen tussen [Alleen bekabeld], [Bedraad+Draadloos (Access Point Mode)] of
[Draadloos (Infrastructuur Modus)].
Als 'Draadloos (Infrastructuur Modus)' is geselecteerd bij 'Connectietype'
Toegangpunt Zoeken
Klik hierop om naar toegangspunten te zoeken. Als de zoekresultaten worden weergegeven, klik dan op het
toegangspunt dat u wilt gebruiken en klik op [OK]. [SSID], [Beveiligingstype] en [Versl.] worden automatisch toegepast.
SSID
Voer een SSID in van maximaal 32 tekens.
Beveiligingstype
Selecteer het type beveiliging.
Versl.
Selecteer het type versleuteling.
Beveiligingscode
Voer de beveiligingscode in.
Toon beveiligingscode
Als deze optie is ingeschakeld, wordt de beveiligingscode weergegeven.
IPv4-instellingen
Gebruik deze instelling om het IP-adres van het apparaat in te stellen wanneer u het apparaat gebruikt in een TCP/IP
(IPv4)-netwerk.
DHCP
Gebruik deze instelling om het IP-adres automatisch te verkrijgen met behulp van DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol)/BOOTP
(Bootstrap Protocol). Wanneer deze instelling is ingeschakeld, is het niet nodig om het IP-adres handmatig in te voeren.
IPv4-adres
Voer het IP-adres van het apparaat in.
Subnetmasker
Voer het IP-subnetmasker in.
Standaard gateway
Voer het standaardgateway-adres in.
Beveiligingstype Beveiligingscode
• WEP
• WPA/WPA2-gemengd,
persoonlijk
• WPA/WPA2-gemengd,
onderneming
• WPA2 persoonlijk
• WPA2 bedrijf
WEP64-bits: 5 tekens of een hexadecimaal getal van 10 cijfers
WEP 128-bits: 13 tekens of een hexadecimaal getal van 26 cijfers
WPA/WPA2: 8 tot 63 tekens of een hexadecimaal getal van 64 cijfers
Als gebruik wordt gemaakt van DHCP/BOOTP, kan het IP-adres dat aan het apparaat is toegewezen automatisch worden
gewijzigd. Als het IP-adres verandert, is afdrukken niet mogelijk.
Zorg dat u de functie 'TCP/IP (pagina 7-140)
' inschakelt als het apparaat wordt gebruikt in een TCP/IP-netwerk.
7-138
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
DNS-instellingen
Primaire server
Voer het IP-adres van de primaire DNS-server in.
Secundaire server
Voer het IP-adres van de secundaire DNS-server in.
Domeinnaam
Voer de domeinnaam in waar de geselecteerde DNS-server bestaat.
SMTP-instelling
Primaire server
Voer de hostnaam of het IP-adres van de primaire SMTP-server in.
Naam Afzender
Voer de naam van de afzender in.
Afzenderadres
Als de gegevens niet kunnen worden verzonden, kan de server een e-mailbericht retourneren met de melding dat
verzending niet heeft plaatsgevonden. Voer een e-mailadres (één adres) in om dergelijke berichten te ontvangen.
Doorgaans wordt het e-mailadres van de systeembeheerder ingevoerd.
SSL inschakelen
Als is geselecteerd, kan communicatie met SMTP-over-TLS-versleuteling worden gebruikt door de opdracht
STARTTLS.
De server moet de opdracht STARTTLS wel ondersteunen.
U kunt SSL-communicatie mogelijk maken door 'Poortnummer' op hetzelfde poortnummer in te stellen als de normale
SMTP.
SMTP-authenticatie
Als is ingesteld, wordt de SMTP-serverauthenticatie uitgevoerd.
Gebruikersnaam
Voer de gebruikersnaam in.
Wachtwoord
Voer het wachtwoord in.
Wachtwoord wijzigen
Wijzig het wachtwoord door in te stellen.
Verbindingstest
Tik op de knop [Uitvoeren] om de verbinding met de SMTP-server te testen.
LDAP-installatie
Naam
Voer de adresboeknaam in.
Zoek-root
Voert de standaardzoekinstellingen in voor het zoeken naar een specifiek gebied van de
LDAP-directorygegevensstructuur.
Bijvoorbeeld: o = ABC, ou = NY, cn = Everyone
De ingevoerde waarden moeten met een puntkomma of komma van elkaar worden gescheiden.
7-139
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
LDAP-server
Voer de hostnaam of het IP-adres van de LDAP-server in.
Gebruikersnaam
Voer de accountnaam voor de LDAP-instelling in.
Wachtwoord
Voer het wachtwoord in.
Wachtwoord wijzigen
Wijzig het wachtwoord door in te stellen.
Authenticatietype
Selecteer de authenticatieserver in de vervolgkeuzelijst.
KDC-server
Voer de hostnaam of het IP-adres van de Kerberos-authenticatieserver in.
Bereik
Voer de Kerberos-realm in.
Keuze op bedieningspaneel toestaan.
Geef aan of het globale adres moet kunnen worden geselecteerd via het bedieningspaneel van het apparaat.
Een gebruiker authenticeren in globale adreszoekopdracht
Geef aan of een gebruiker moet worden geauthenticeerd als wordt gezocht naar een globaal adres.
SSL inschakelen
Als is ingesteld, is communicatie met SSL-versleuteling ingeschakeld.
Verbindingstest
Tik op de knop [Uitvoeren] om de verbinding met de LDAP-server te testen.
Openbare map/ NAS- instelling
Stel elke optie in op [Verboden] als de opslag niet wordt gebruikt.
Instellingen Netwerknaam
Apparaatnaam
Voer een apparaatnaam in.
Domeinnaam
Voer de naam van het domein in.
Opmerking
Voer een opmerking in
Wanneer instellingen worden gewijzigd, worden deze pas van kracht nadat het apparaat opnieuw is opgestart. Zie 'DE
VOEDING INSCHAKELEN (pagina 1-10)' voor informatie over het opnieuw opstarten van het apparaat.
7-140
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Protocolinstelling
Selecteer de algemene netwerkinstellingen.
De TCP/IP-gegevens kunnen worden ingesteld.
TCP/IP
IPv4-instellingen
Gebruik deze instelling om het IP-adres van het apparaat in te stellen wanneer u het apparaat gebruikt in een TCP/IP
(IPv4)-netwerk.
DHCP
Gebruik deze instelling om het IP-adres automatisch te verkrijgen met behulp van DHCP (Dynamic Host Configuration
Protocol) v6. Wanneer deze instelling is ingeschakeld, is het niet nodig om het IP-adres handmatig in te voeren.
IPv4-adres
Voer het IP-adres van het apparaat in.
Subnetmasker
Voer het IP-subnetmasker in.
Standaard gateway
Voer het standaardgateway-adres in.
IPv6-instellingen
Gebruik deze instelling om het IP-adres van het apparaat in te stellen wanneer u het apparaat gebruikt in een TCP/IP
(IPv6)-netwerk.
IPv6
Schakel deze instelling in.
DHCPv6
Gebruik deze instelling om het IP-adres automatisch te verkrijgen met behulp van DHCP (Dynamic Host Configuration
Protocol) v6. Wanneer deze instelling is ingeschakeld, is het niet nodig om het IP-adres handmatig in te voeren.
Handmatig adres / Lengte van prefix
Voer het IP-adres en de prefixlengte (0 t/m 128) van het apparaat in.
Standaard gateway
Voer het standaardgateway-adres in.
MTU Instellingen
Geef de maximumgrootte op voor het doorsturen van gegevens.
SMB-instellingen
Stel de versie van het SMB-protocol in dat wordt gebruikt voor functies zoals Scannen naar netwerkmap.
Gebruik deze instelling om verbinding te maken met een apparaat dat niet automatisch de SMB-protocolversie kan
wijzigen, of als er een probleem is met de verbinding met een ander apparaat vanwege verschillende versies.
Stel de versie in op SMB2.0, SMB2.1 of SMB3.0.
Pingopdracht
Hiermee wordt gecontroleerd of het apparaat kan communiceren met de pc van het netwerk.
Geef het IP-adres van de betreffende pc op en tik op de toets [Uitvoeren]. Er wordt een melding getoond waarin wordt
aangegeven of de pc heeft geantwoord of niet.
Als gebruik wordt gemaakt van DHCP/BOOTP, kan het IP-adres dat aan het apparaat is toegewezen automatisch worden
gewijzigd. Als het IP-adres verandert, is afdrukken niet mogelijk.
Als gebruik wordt gemaakt van DHCPv6, kan het IP-adres dat aan het apparaat is toegewezen automatisch worden
gewijzigd. Als het IP-adres verandert, is afdrukken niet mogelijk.
In een IPv6-omgeving kan het apparaat met het LPD- of IPP-protocol werken.
Een van de instellingen is SMB1.0; deze is echter altijd ingeschakeld en kan niet uitgeschakeld worden.
Als een versie wordt uitgeschakeld, worden ook alle hogere versies uitgeschakeld. Als een versie wordt ingeschakeld,
worden ook alle lagere versies ingeschakeld.
7-141
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Services instellingen
Selecteer de algemene netwerkinstellingen.
Selecteer de instellingen voor DNS, SMTP, Kerberos-authenticatie, SNTP, mDNS, SNMP en WINS.
DNS
DNS-instellingen
IPv4-instellingen
Primaire server
Voer het IP-adres van de primaire DNS-server in.
Secundaire server
Voer het IP-adres van de secundaire DNS-server in.
IPv6-instellingen
Primaire server
Voer het IP-adres van de primaire DNS-server in.
Secundaire server
Voer het IP-adres van de secundaire DNS-server in.
Time-out
Voer een time-out in. De standaardinstelling is 2 seconden.
Deze tijd wordt gebruikt totdat verbinding met de DNS-server is gemaakt volgens de standaardspecificaties.
Domeinnaam
Voer de domeinnaam in waar de geselecteerde DNS-server bestaat.
DNS update
Stel deze optie in om de DNS-server automatisch bij te werken.
Interval updaten
Voer een interval in om de DNS-server bij te werken.
SMTP
SMTP-instelling
Primaire server
Voer de hostnaam of het IP-adres van de primaire SMTP-server in.
Secundaire server
voer de hostnaam of het IP-adres van de secundaire SMTP-server in.
Poortnummer
Voer een poortnummer in. De standaardinstelling is poort 25.
Time-out
Voer een time-out in. De standaardinstelling is 20 seconden. Deze waarde wordt gebruikt voor de verbinding met de
SMTP-server en voor de verzending van gegevens volgens de e-mailsysteemspecificaties.
Naam Afzender
Stel een maximum in van 20 tekens (volle of halve breedte) voor de naam van de afzender.
Afzenderadres
Stel een maximum in van 64 tekens (halve breedte) voor het adres van de afzender.
SSL inschakelen
Als SSL is ingeschakeld, kan communicatie met SMTP-over-TLS-versleuteling door de opdracht STARTTLS worden gebruikt.
De server moet de opdracht STARTTLS wel ondersteunen.
U kunt SSL-communicatie mogelijk maken door 'Poortnummer' op hetzelfde poortnummer in te stellen als de normale SMTP.
SMTP-authenticatie
Voert de SMTP-serverauthenticatie uit.
Als u de Kerberos-authenticatie gebruikt, stelt u de KDC-server, het poortnummer en de realm op de pagina met
instellingen voor de Kerberos-authenticatie in.
Gebruikersnaam
Voer de gebruikersnaam in.
7-142
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Wachtwoord
Voer het wachtwoord in.
Als u het wachtwoord wilt wijzigen, stelt u [Wachtwoord wijzigen] in op .
POP voor SMTP
Als is ingesteld, wordt u geauthenticeerd voor de POP-server voordat u de SMTP-communicatie gebruikt.
• POP3-server: voer de hostnaam of het IP-adres van de secundaire SMTP-server in.
• Poortnummer: voer het POP3-poortnummer in voor POP voor SMTP-communicatie. De standaardinstelling is poort
110.
• POP-authenticatie: Als is ingesteld, wordt het authenticatieprotocol (inclusief APOP) gebruikt voor authenticatie
van de POP3-server.
• Gebruikersnaam: voer de gebruikersnaam in voor POP voor SMTP-communicatie.
• Wachtwoord: voer het vereiste wachtwoord in voor POP voor SMTP-communicatie. Als u het wachtwoord wilt
wijzigen, stelt u [Wachtwoord wijzigen] in op .
• SSL inschakelen: bij instelling op wordt de POP over SSL-communicatie of de POP over TLS-communicatie via de
opdracht STLS ingeschakeld.
De server moet de POP over SSL-communicatie of de opdracht STLS wel ondersteunen.
U kunt SSL-communicatie mogelijk maken door 'Poortnummer' in te stellen op het poortnummer van de POP over
SSL-communicatie.
U kunt POP over TLS-communicatie mogelijk maken door 'Poortnummer' in te stellen op hetzelfde poortnummer als
voor normale POP3-communicatie.
Verbindingstest
Tik op de knop [Uitvoeren] om de verbinding met de SMTP-server te testen.
Kerberos
Instelling Kerberos-authenticatie
KDC-server
Voer de hostnaam of het IP-adres van de Kerberos-authenticatieserver in.
Poortnummer
Voer het poortnummer van de Kerberos-authenticatieserver in. De standaardinstelling is poort 88.
Bereik
Voer de Kerberos-realm in.
SNTP
SNTP-instellingen
SNTP
Stel deze optie in om het SNTP-protocol te gebruiken.
SNTP-server
Voer de hostnaam of het IP-adres van de SNTP-server in.
Poortnummer
Voer een poortnummer in. De standaardinstelling is poort 123.
Time-out
Voer een time-out in. De standaardinstelling is 5 seconden.
Synchroon interval
Voer een interval in om de SNTP-server te synchroniseren.
Synchroniseren bij start
Stel deze optie in op om synchronisatie bij het opstarten van het apparaat uit te voeren.
Nu synchroniseren
Wanneer u hierop tikt, wordt het apparaat gesynchroniseerd met de tijd van de SNTP-server.
7-143
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
mDNS
mDNS-instellingen
mDNS
Stel deze optie in om de mDNS-instellingen te gebruiken.
Servicenaam
Voer een servicenaam in.
Domeinnaam
De domeinnaam weergeven.
Service met hoogste prioriteit
Selecteer een service die u met de prioriteit gebruikt.
SNMP
SNMP v1-instellingen
SNMP v1-instellingen
Stel deze optie in om de SNMPv1-instellingen te gebruiken.
Toegangsmethode
Stel een toegangsmethode in.
GET-community
Voer de naam voor de GET-community in om de apparaatinformatie via SNMP op te halen.
Set Community
Voer de naam voor de SET-community in die voor de SNMP-instelling is vereist.
SET community wijzigen
Wijzig de SET-community door in te stellen.
Trap Community
Voer de communitynaam in voor de SNMP TRAP die vanaf het apparaat wordt verstuurd.
TRAP-doeladres
Voer het IP-adres van de bestemmingscomputer voor SNMP TRAP-communicatie in.
SNMP v3-instellingen
SNMP v3-instellingen
Stel deze optie in om de SNMPv3-instellingen te gebruiken.
Gebruikersnaam
Voer de gebruikersnaam in.
Authenticatiesleutel
Voer de authenticatiecode in.
Privacy-sleutel
Voer de privacycode in.
Contextnaam
De contextnaam weergeven.
WINS
WINS-instelling
Primaire server
Voer het IP-adres van de primaire WINS-server in.
Secundaire server
Voer het IP-adres van de secundaire WINS-server in.
Scope ID
Voer de bereik-ID in.
7-144
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Direct print instellingen
LPD
Voer een vervaldatum voor het profiel in.
Instelling LPD
LPD
Stel deze optie in om LPD te gebruiken.
Time-out
Voer een time-out in. De standaardinstelling is 90 seconden.
Banner gebruiken
Stel deze optie in om de banner te gebruiken. De standaardinstelling is 'Ongeldig'.
RAW
Instelling ruwe afdruk
Ruwe afdruk
Stel deze optie in om RAW afdrukken te gebruiken. De standaardinstelling is 'Geldig'.
Poortnummer
Voer een poortnummer in. De standaardinstelling is poort 9100.
Time-out
Voer een time-out in. De standaardinstelling is 90 seconden.
Bidirectioneel gebruiken
Stel deze optie in op om bidirectionele communicatie te gebruiken.
WSD
WSD-instellingen
WSD afdrukken
Stel deze optie in om WSD afdrukken te gebruiken.
Multicast Discovery gebruiken
Stel deze optie in om multicast-detectie te gebruiken.
Instellingen voor externe afdrukservices
Google Cloud Afdrukinstellingen
Google Cloud Print
Geef aan of Google Cloudprinter al dan niet wordt gebruikt.
Status
'Niet ingesteld', 'Registreren', 'Geregistreerd' of 'Off line' wordt weergegeven.
Afdrukken altijd behouden
De functie voor het aanhouden van afdruktaken kan in Google Cloudprinter worden geactiveerd.
Als deze instelling is ingeschakeld, worden afdruktaken van Google Cloudprinter opgeslagen in "Hoofdmap" van de
functie voor documentarchivering van de machine.
Als deze instelling is uitgeschakeld, start de machine het afdrukken onmiddellijk wanneer een afdruktaak van Google
Cloudprinter wordt ontvangen.
E-mail
Dit toont het e-mailadres van de Google-account van de beheerder die het apparaat heeft geregistreerd in Google
Cloudprinter.
7-145
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Apparaatnaam
De apparaatnaam opgeven die op het clientapparaat wordt weergegeven.
Deze naam is identiek aan de apparaatnaam op de pagina Machine-informatie van de status.
Registreer met Google Cloud Print
Dit wordt weergegeven als de 'Status' 'Niet ingesteld' is.
Tik op deze toets om de registratie-informatie weer te geven op het bedieningspaneel.
Open de webbrowser op uw apparaat en ga naar de URL die wordt weergegeven.
Als in uw webbrowser de aanmeldpagina voor de Google-account verschijnt, voert u de gegevens in van de
Google-account van de beheerder van het apparaat.
Volg na het inloggen de instructies op het scherm om de registratieprocedure voor de machine te voltooien.
Als de registratie voltooid is, wordt "Status" gewijzigd in "Geregistreerd".
Verwijder van Google Cloud Print
Dit wordt weergegeven als de 'Status' 'Geregistreerd' is.
Tik op deze toets om de apparaatgegevens te verwijderen van de Cloud-server en uit de Google
Cloudprinter-instellingen van de machine.
Registratie-URL/QR-code
Dit wordt weergegeven als de 'Status' 'Registreren' is.
Voer de URL rechtstreeks in voor registratie op het clientapparaat of scan de QR-code en ga naar de registratiepagina.
Nadat u de laatste registratie op de registratiepagina hebt voltooid, kunt u Google Cloudprinter gaan gebruiken.
Mopria-instellingen
Mopria
Geef aan of Mopria wel of niet wordt gebruikt.
mDNS
Geef aan of het apparaat moet worden gevonden als gezocht wordt vanaf een clientapparaat.
Deze instelling is identiek aan mDNS in de mDNS-instellingen bij de service-instellingen van de netwerkinstellingen.
Servicenaam
Tekstvak
De printernaam instellen die op het clientapparaat wordt weergegeven.
Deze instelling is identiek aan de servicenaam in de mDNS-instellingen bij de service-instellingen van de
netwerkinstellingen.
Machinelocatie
De naam van de installatielocatie opgeven die op het clientapparaat wordt weergegeven.
Deze instelling is identiek aan de installatielocatie op de pagina Machine-informatie van de status.
AirPrint Instel.
AirPrint (Afdrukken), AirPrint (Scannen), AirPrint (Faxen)
Selecteer deze instellingen voor gebruik van de AirPrint-functies.
mDNS
Schakel mDNS in of uit. Als mDNS is uitgeschakeld, wordt de machine niet weergegeven in de lijst met printers als
AirPrint wordt gebruikt om af te drukken.
Deze instelling is gekoppeld aan [Netwerk- instellingen] → [Services instellingen] → [mDNS-instellingen] → [mDNS] in
"Instellingen (beheerder)".
Nadat de registratie-informatie wordt weergegeven, dient u de registratieprocedure binnen 10 minuten te voltooien. Als u de
registratie niet binnen deze periode voltooit, wordt de status "Registreren" teruggezet naar "Niet ingesteld".
7-146
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
IPP
Geef aan of de IPP-poort van de machine is ingeschakeld. Deze instelling is gekoppeld aan [Beveiligings- instellingen]
→ [Poortregeling] → [IPP] in "Instellingen (beheerder)".
IPP-SSL
Geef aan of de IPP-SSL-poort van de machine is ingeschakeld. Deze instelling is gekoppeld aan [Beveiligings-
instellingen] → [Poortregeling] → [IPP-SSL] in "Instellingen (beheerder)".
Servicenaam
Stel de naam in van de printer die in de toepassing wordt weergegeven als AirPrint wordt gebruikt.
Deze instelling is gekoppeld aan [Netwerk- instellingen] → [Services instellingen] → [mDNS-instellingen] →
[Servicenaam] in "Instellingen (beheerder)".
Machinelocatie
Voer de informatie in over de installatielocatie van de machine die naar de toepassing wordt verzonden als AirPrint
wordt gebruikt.
Deze instelling is gekoppeld aan de pagina Machine-informatie in de Instellingsmodus.
geo URI (RFC 5870)
Voer de geografische locatie van de machine in.
Voer de locatiegegevens in en gebruik de indeling van de geo URI-norm.
Aansluiten op externe dienst
Cloud Connect Instellingen
Office 365
Domeinnaam
Stel deze optie in als u een koppeling naar de functie OneDrive for Business/SharePoint Online gebruikt.
Voor uw domeinnaam voor Office 365 in (het ***** gedeelte van *****.onmicrosoft.com).
SharePoint Online
Website-URL
Om een verbinding te maken met een subsite of siteverzameling in de SharePoint Online server, geeft u de URL in.
Google Drive
Google Drive
Geef aan of Google Drive is ingeschakeld.
Instellingen voor e-mail
Exchange
Exchange
Als u Exchange wilt inschakelen, selecteert u de optie met het keuzemenu inschakelen/uitschakelen.
Hostnaam
Voer de hostnaam (FQDN) van de Exchange-server in.
Exchange Online gebruiken
Om een verbinding te maken met Exchange Online, stelt u dit in op .
Gmail
Gmail
Als u Gmail wilt inschakelen, selecteert u de optie met het keuzemenu inschakelen/uitschakelen.
7-147
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
LDAP-installatie
De LDAP-instellingen worden hierna uitgelegd.
Wanneer u op de toets [Opslaan] tikt, worden de LDAP-instellingen bijgewerkt met uw invoer.
Het standaardadresboek is ingesteld op .
Toevoegen
Tik op de toets [Toevoegen] om toe te voegen.
Wissen
Als u een item wilt verwijderen, selecteert u het en tikt u op de toets [Wissen].
Instellingen
Instellingsitems Instelling
Naam Voer de adresboeknaam in.
Zoek-root
Voert de standaardzoekinstellingen in voor het zoeken naar een specifiek gebied van de
LDAP-directorygegevensstructuur.
Bijvoorbeeld: o = ABC, ou = NY, cn = Everyone
De ingevoerde waarden moeten met een puntkomma of komma van elkaar worden gescheiden.
LDAP-server Voer de hostnaam of het IP-adres van de LDAP-server in.
Servertype
Selecteer Standaard of Aangepast in de lijst met servertypen. De standaardinstelling is Standaard
Kenmerk gebruiker-ID Stel de eigenschap voor gebruikers-ID in. De standaardinstelling is 'uid'.
Zoekkenmerk Stel de eigenschap voor LDAP zoeken in. De standaardinstelling is 'cn'.
E-mailadres verkrijgen van Stel de eigenschap voor E-mailadres zoeken in. De standaardinstelling is 'mail'.
i-faxadres verkrijgen van Stel de eigenschap voor Internetfaxadres zoeken in. De standaardinstelling is 'mail'.
Faxadres verkrijgen van
Stel de eigenschap voor faxnummer zoeken in. De standaardinstelling is
'facsimileTelephoneNumber'.
Openbare sleutel zoeken
Hiermee stelt u de eigenschap voor open code zoeken in. De standaardinstelling is
'userCertificate'.
Paginalimietgroep
Stel de eigenschap voor Paginalimietgroep opslaan zoeken in. De standaardinstelling is 'pagelimit'.
Authoriteitsgroep
Stel de eigenschap voor Authoriteitsgroep opslaan zoeken in. De standaardinstelling is 'authority'.
Favoriete handelingen-groep
Stel de zoekfunctie in voor de Favoriete handelingen-groep. De standaardinstelling is 'favoriet'.
Mijn map Stel de eigenschap voor Mijn map zoeken in. De standaardinstelling is 'myfolder'.
Kaart-ID Hiermee stelt u de eigenschap voor card-ID zoeken in. De standaardinstelling is 'cardid'.
Aangepaste eigenschap 1-10 Voer elke aangepaste eigenschap in.
Poortnummer Voer een poortnummer in. De standaardinstelling is poort 389.
Time-out Voer een time-out in. De standaardinstelling is 5 seconden.
Gebruikersnaam Voer de accountnaam voor de LDAP-instelling in.
Wachtwoord
Voer het wachtwoord in.
Als u het wachtwoord wilt wijzigen, stelt u [Wachtwoord wijzigen] in op .
Authenticatietype Selecteer de authenticatieserver in de vervolgkeuzelijst.
Prefix binden Stel de bindprefix in. De standaardinstelling is 'uid'.
Servergebruik
Stel de serverapplicatie in.
Stel het adresboek en gebruikersauthenticatie in.
Beschikbaar bestemmings type Selecteer het toepasselijke bestemmingstype uit E-mailadres, Faxnummer en Internetfax.
Keuze op bedieningspaneel
toestaan.
Geef aan of het globale adres moet kunnen worden geselecteerd via het bedieningspaneel
van het apparaat.
Te gebruiken als standaard Geef aan of het geselecteerde globale adres als standaardadres moet worden gebruikt.
Een gebruiker authenticeren in
globale adreszoekopdracht
Geef aan of een gebruiker moet worden geauthenticeerd als wordt gezocht naar een
globaal adres.
SSL inschakelen Hiermee schakelt u de communicatie met SSL-versleuteling in.
7-148
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Active Directory Instellingen
Domeinnaam
Voer de naam van het domein in.
Zoek Attribuut:
Het opzoekkenmerk instellen. De standaardinstelling is cn.
Link met gebruikerscontrolefunctie
Paginalimietgroep
Hier kunt u een paginalimietgroep instellen. De standaardinstelling is pagelimit.
Authoriteitsgroep
Hier kunt u een authoriteitsgroep instellen. De standaardinstelling is authority.
Favoriete handelingen-groep
Hier kunt u een favoriete handelingen-groep instellen. De standaardinstelling is favourite.
Mijn map
Hier kunt u Mijn map opgeven. De standaardinstelling is myfolder.
Account Toestelregistratie
Gebruik.Naam
Voer de gebruikersnaam in die moet worden gebruikt.
Wachtwoord
Voer een wachtwoord in.
Openbare map/ NAS- instelling
De mappen 'public', 'shared' en 'faxreceive' van de MFP kunnen vanaf een netwerk-pc als netwerkmappen worden geopend.
Instellingen
Verbindingstest
Tik op de knop [Uitvoeren] om de verbindingstest uit te voeren en de resultaten ervan weer te geven.
Wanneer instellingen worden gewijzigd, worden deze pas van kracht nadat het apparaat opnieuw is opgestart. Zie 'DE
VOEDING INSCHAKELEN (pagina 1-10)' voor informatie over het opnieuw opstarten van het apparaat.
Item Instellingen
public
Als [Gebruik van opslag] is ingesteld op [Allow], kunnen de PDF-bestanden voor weergave
op de pc in de map 'public' worden geopend.
shared
Als [Gebruik van opslag] is ingesteld op [Allow], kunt u de map 'shared' als netwerkmap gebruiken.
faxreceive
Als [Gebruik van opslag] is ingesteld op [Allow], kunt u de map 'faxreceive' als ontvangstmap voor faxen/internetfaxen
gebruiken. De map 'faxreceive' bevat bestanden van 'Instellingen voor opslag op harde schijf van ontvangen data'.
Instellingsitems Instelling
7-149
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Proxy-instelling
Een proxyserver gebruiken om verbinding te maken met het netwerk.
Instellingen
Instellingen voor draadloos
Geeft draadloze toegang tot het netwerk.
Wanneer u op de knop [Indienen] klikt, worden de instellingen opgeslagen.
Connectietype
Gebruik deze instelling om te schakelen tussen [Alleen bekabeld], [Bedraad+Draadloos (Access Point Mode)] of
[Draadloos (Infrastructuur Modus)].
Zorg dat het draadloze toegangspunt ingeschakeld blijft
Dit kan enkel ingeschakeld zijn wanneer “Connectietype” “Bedraad+Draadloos (Access Point Mode)” is.
Als het uitgeschakeld is, moet de NFC-kaartlezer aangeraakt worden met het mobiele apparaat of moet op de toets
[Easy Connect (QR-code)] gedrukt worden in het beginscherm om draadloos LAN in te schakelen.
Wanneer één van de onderstaande condities optreedt, wordt de draadloze LAN-verbinding automatisch geannuleerd.
• Wanneer automatisch wissen of automatisch uitschakelen wordt uitgevoerd op het apparaat.
• Wanneer er geen verbinding is met het toegangspunt gedurende een bepaalde periode.
Huidige Waarde
Hiermee geeft u de instellingen weer, zoals de SSID en het beveiligingstype van het draadloze netwerk. Als het
draadloze netwerk is uitgeschakeld, wordt '--' weergegeven.
Huidige status draadloos
Hiermee geeft u de ontvangstniveaus (max. 100) van het draadloze netwerk en de IP-adressen weer.
Scherm voor draadloze instellingen weergeven
Klik op de knop [Setup].
In het scherm Instellingen voor draadloos kunt u de SSID, het beveiligingstype, de versleuteling en de beveiligingscode
voor het draadloze netwerk instellen.
Item Beschrijving
Proxy-instelling Geef aan wanneer de proxy-instellingen moeten worden gebruikt.
Adres proxyserver Voer het adres van de proxyserver in.
Gebruikersnaam Voer een gebruikersnaam voor toegang tot de proxyserver in.
Wachtwoord Voer een wachtwoord voor toegang tot de proxyserver in.
Poortnummer Voer het poortnummer van de proxyserver in.
Adres zonder proxygebruik
Geef uitzonderingsadressen op voor een proxy die wordt gebruikt in de verbindingsfunctie
voor een externe service, Google Cloudprinter en Sharp OSA.
[Invoermethode]
1) Kan worden ingesteld met een hostnaam of IP-adres.
2) Bij het gebruik van een hostnaam, kunt u een wildcard (*) gebruiken aan het begin van
de domeinnaam.
(Bijvoorbeeld: "*example.□□□" (gelijk aan "example.□□□", "sub.example.□□□",
"subexample.□□□", enz.)
3) Bij het gebruik van een IP-adres, kunt u een wildcard (*) gebruiken aan het eind van het
adres.
(Bijvoorbeeld: "10*" (gelijk aan 100.nnn.nnn.nnn tot 109.nnn.nnn.nnn)
Als de Sharp OSA-toepassing die "HTML Browser 3.5" gebruikt is ingesteld op een
uitzonderingsadres, kan regel (3) niet worden gebruikt.
4) U kunt een scheidingsteken (puntkomma (;)) gebruiken om meerdere adressen in te
voeren.
(Bijvoorbeeld: "99.99.99.99;example.□□□")
7-150
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Draadloze instellingen initialiseren
Klik op de knop [Initialiseren].
De instellingen voor de SSID, het beveiligingstype, de versleuteling en de beveiligingscode worden geïnitialiseerd.
Het scherm Instellingen voor draadloos (Access Point Mode)
Als u op de knop [Setup] klikt terwijl [Connectietype] is ingesteld op [Bedraad+Draadloos (Access Point Mode)] of
[Alleen bekabeld], dan wordt het scherm Instellingen voor draadloos (Access Point Mode) weergegeven.
Configureer hier de SSID, het beveiligingstype, de versleuteling en de beveiligingscode voor het draadloze netwerk.
Wanneer u op de knop [Indienen] klikt, worden de instellingen opgeslagen.
SSID
Voer een SSID in van maximaal 32 tekens.
Beveiligingstype
Selecteer het type beveiliging.
Versl.
Selecteer het type versleuteling.
Beveiligingscode
Voer de beveiligingscode in.
Toon beveiligingscode
Als deze optie is ingeschakeld, wordt de beveiligingscode weergegeven.
IP Adres apparaat (Access Point Mode)
Voer het IP-adres in.
Te gebruiken kanaal
Selecteer het kanaal dat voor het draadloos netwerk moet worden gebruikt.
Verzenden output
Stel de te verzenden uitvoer in.
Bandbreedte
Gebruik deze instelling als de communicatiemodus "11n" is. Selecteer de te gebruiken bandbreedte.
Instelling IP Adres distributiebereik.
Stel het bereik in dat voor het IP-adres moet worden gebruikt.
Scherm Instellingen voor draadloos (Infrastructuur Modus)
Als [Connectietype] is ingesteld op [Draadloos (Infrastructuur Modus)] en u op de knop [Setup] klikt, dan wordt het
scherm Instellingen voor draadloos (Infrastructuur Modus) weergegeven.
Configureer hier de SSID, het beveiligingstype, de versleuteling en de beveiligingscode voor het draadloze netwerk.
Wanneer u op de knop [Indienen] klikt, worden de instellingen opgeslagen.
Toegangpunt Zoeken
Klik hierop om naar toegangspunten te zoeken. Als de zoekresultaten worden weergegeven, klik dan op het
toegangspunt dat u wilt gebruiken en klik op [OK]. [SSID], [Beveiligingstype] en [Versl.] worden automatisch toegepast.
SSID
Voer een SSID in van maximaal 32 tekens.
Beveiligingstype Beveiligingscode
• WEP
• WPA/WPA2-gemengd, persoonlijk
• WPA2 persoonlijk
WEP64-bits: 5 tekens of een hexadecimaal getal van 10 cijfers
WEP 128-bits: 13 tekens of een hexadecimaal getal van 26 cijfers
WPA/WPA2: 8 tot 63 tekens of een hexadecimaal getal van 64 cijfers
7-151
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Beveiligingstype
Selecteer het type beveiliging.
Versl.
Selecteer het type versleuteling.
Beveiligingscode
Voer de beveiligingscode in.
Toon beveiligingscode
Als deze optie is ingeschakeld, wordt de beveiligingscode weergegeven.
Instelling voor eenvoudige verbinding
NFC
Dit wordt getoond wanneer er een NFC-kaartlezer aangesloten is. Schakel deze instelling in om een verbinding te
maken met mobiele toestellen met behulp van een NFC-kaartlezer.
QR-code
U kunt de speciale toepassing op voorhand in een mobiel toestel installeren, en de weergegeven QR-code scannen en
de verbindingsinstellingen met het mobiele toestel opslaan.
Bestemming
Stel de verbindingsbestemming voor verbinding door NFC-kaartlezer in, of de verbindingsbestemming die is
geassocieerd met de QR-code.
Om een verbinding te maken met het apparaat, selecteert u [Verbinding maken met de machine]. De informatie die
vereist is om een verbinding te maken met het apparaat, wordt opgeslagen in de toepassing.
Om een verbinding te maken met een andere bestemming dan het apparaat, selecteert u [Maak verbinding met het
volgende toegangspunt].
Om dit manueel in te stellen, dient u op voorhand de netwerkinformatie van de verbindingsbestemming te verkrijgen.
Wanneer [Maak verbinding met het volgende toegangspunt] is geselecteerd, configureer dan de volgende instellingen.
Toegangpunt Zoeken
Klik hierop om naar toegangspunten te zoeken. Als de zoekresultaten worden weergegeven, klik dan op het
toegangspunt dat u wilt gebruiken en klik op [OK]. [SSID], [Beveiligingstype] en [Versl.] worden automatisch toegepast.
SSID
Voer een SSID in van maximaal 32 tekens.
Beveiligingstype
Selecteer het type beveiliging.
Versl.
Selecteer het type versleuteling.
Beveiligingscode
Voer de beveiligingscode in.
Beveiligingstype Beveiligingscode
• WEP
• WPA/WPA2-gemengd, persoonlijk
• WPA/WPA2-gemengd, onderneming
• WPA2 persoonlijk
• WPA2 bedrijf
WEP64-bits: 5 tekens of een hexadecimaal getal van 10 cijfers
WEP 128-bits: 13 tekens of een hexadecimaal getal van 26 cijfers
WPA/WPA2: 8 tot 63 tekens of een hexadecimaal getal van 64 cijfers
7-152
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Toon beveiligingscode
Als deze optie is ingeschakeld, wordt de beveiligingscode weergegeven.
Webpagina-instelling Apparaat
Hierna worden de toegangsinstellingen voor de instellingsmodus (webversie) uitgelegd.
Aantal gebruikers dat tegelijkertijd kan aanmelden
Voer het aantal gebruikers in dat gelijktijdig toegang heeft tot de instellingsmodus (webversie).
Tijd voor automatisch afmelden
Voer een tijd in voor automatische afmelding wanneer de communicatie met het apparaat niet meer voortduurt.
Aangemelde gebruiker weergeven
De gebruikers die zich bij dit apparaat hebben aangemeld, worden weergegeven.
Momenteel aangemelde gebruiker
De momenteel aangemelde gebruikers worden weergegeven.
Alle gebruikers afmelden
De momenteel aangemelde gebruikers worden afgemeld.
Beveiligingstype Beveiligingscode
• WEP
• WPA/WPA2-gemengd, persoonlijk
• WPA2 persoonlijk
WEP64-bits: 5 tekens of een hexadecimaal getal van 10 cijfers
WEP 128-bits: 13 tekens of een hexadecimaal getal van 26 cijfers
WPA/WPA2: 8 tot 63 tekens of een hexadecimaal getal van 64 cijfers
Wanneer instellingen worden gewijzigd, worden deze pas van kracht nadat het apparaat opnieuw is opgestart. Zie 'DE
VOEDING INSCHAKELEN (pagina 1-10)' voor informatie over het opnieuw opstarten van het apparaat.
Wanneer instellingen worden gewijzigd, worden deze pas van kracht nadat het apparaat opnieuw is opgestart. Zie 'DE
VOEDING INSCHAKELEN (pagina 1-10)' voor informatie over het opnieuw opstarten van het apparaat.
7-153
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Beveiligings- instellingen
Wachtwoord wijzigen
Toegang tot Webpagina van Apparaat Beperken Via Wachtwoord
Gebruik deze instelling om het aanmeldscherm weer te geven zodat de gebruiker zich moet aanmelden om toegang te
krijgen tot de webserver.
Wachtwoord wijzigen
Het beheerderswachtwoord kan worden gewijzigd.
Zorg ervoor dat u het nieuwe wachtwoord onthoudt wanneer u het wachtwoord wijzigt.
(Wij raden u aan het beheerderswachtwoord regelmatig te wijzigen.)
Voer het wachtwoord in (minimaal 5 en maximaal 32 tekens) en tik op de toets [Opslaan].
De instelling wordt pas van kracht nadat het apparaat opnieuw is ingeschakeld.
• Het wachtwoord voor authenticatie op gebruikersniveau is vereist om een bestemming toe te voegen, te bewerken of
te verwijderen. Wanneer u zich aanmeldt, voert u 'user' in als gebruikersnaam. Vervolgens voert u het
gebruikerswachtwoord in dat u bij deze optie hebt geregistreerd.
Het wachtwoord voor authenticatie op beheerdersniveau is vereist om alle instellingen en dezelfde functies te
selecteren die beschikbaar zijn met het wachtwoord op gebruikersniveau. Wanneer u zich aanmeldt, voert u 'admin' in
als gebruikersnaam. Vervolgens voert u het beheerderswachtwoord in dat u bij deze optie hebt geregistreerd.
• Als u op de toets [Opslaan] tikt zonder een wachtwoord in te voeren, wordt uitgegaan van de eerder ingestelde
waarde. Wachtwoordbeveiliging is standaard ingeschakeld.
Wanneer instellingen worden gewijzigd, worden deze pas van kracht nadat het apparaat opnieuw is opgestart. Zie 'DE
VOEDING INSCHAKELEN (pagina 1-10)' voor informatie over het opnieuw opstarten van het apparaat.
Volgens de standaardinstellingen moet er een wachtwoord worden ingevoerd.
(Raadpleeg de 'Beknopte bedieningshandleiding' voor het standaardwachtwoord.)
7-154
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Poortregeling
Schakel de hoofdsysteempoorten in of uit, stel de poortnummers in en tik op de toets [Opslaan].
De volgende poorten kunnen worden geconfigureerd.
Filterinstelling
U kunt de filter via een IP- of MAC-adres instellen om ongeautoriseerde toegang tot het apparaat via een netwerk te
voorkomen.
Stel het IP- of MAC-adresfilter in en tik op de toets [Opslaan].
Configuratie IP-adresfilter
Met deze optie stelt u het IP-adres in.
U kunt aangeven of via het IP-adres dat u instelt toegang tot het apparaat al dan niet mogelijk is.
Configuratie MAC-adresfilter
Met deze optie stelt u het MAC-adres in.
Vanaf het MAC-adres dat u instelt heeft de gebruiker toegang tot het apparaat.
SSL-instellingen
SSL kan worden gebruikt voor het verzenden van gegevens via een netwerk.
SSL is een protocol waarmee u de gegevens die u via een netwerk verzendt, kunt versleutelen. Dankzij versleutelde
gegevens is het mogelijk gevoelige informatie op een veilige manier te versturen en te ontvangen.
Gegevens versleutelen kan voor de volgende protocollen worden ingesteld.
Serverpoort
HTTPS: SSL-versleuteling toepassen op HTTP-communicatie.
IPP-SSL: SSL-versleuteling toepassen op IPP-communicatie.
HTTP omleiden naar HTTPS instellen in de instellingsmodus (webversie):
als deze instelling is ingeschakeld, wordt alle communicatie waarmee wordt geprobeerd toegang te krijgen
tot het apparaat, omgeleid van HTTP naar HTTPS.
Serverpoort Clientpoort
•HTTP
•HTTPS
FTP afdrukken
•RAW-afdruk
•LPD
•IPP
IPP-SSL
Tandemuitvoer ontvangen
PC-scan
Extern bedieningspaneel
•SNMPD
NBT/WINS
•SMTP
•BMLinkS
•WSD
Afdrukken vrijgeven
Sharp OSA (uitbreidingsplatform)
•HTTP
•HTTPS
•HTTP
•HTTPS
•FTP
•FTPS
•SMTP
SMTP-SSL
•POP3
POP3-SSL
SNMP-TRAP
Melding bij einde opdracht
•LDAP
LDAP-SSL
SMB/WINS
•SNTP
mDNS
Tandemuitvoer verzenden
Gegevensback-up (verzenden)
Afdrukken vrijgeven
•XMPP
7-155
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Client-poort
HTTPS: SSL-versleuteling toepassen op HTTP-communicatie.
FTPS: SSL-versleuteling toepassen op FTP-communicatie.
SMTP-SSL: SSL-versleuteling toepassen op SMTP-communicatie.
POP3-SSL: SSL-versleuteling toepassen op POP3-communicatie.
LDAP-SSL: SSL-versleuteling toepassen op LDAP-communicatie.
Versleutelingsniveau
Het versleutelingsniveau kan op een van drie niveaus worden ingesteld.
Apparaatcertificaat
Certificaatstatus
Toont de status van het certificaat dat vereist is voor verzending met SSL. Klik op [Installeren] om het certificaat te installeren.
Certificaat en geheime sleutel exporteren
Nadat u het certificaat hebt geïnstalleerd, kunt u het certificaat exporteren.
Maker van Certificate Signing Request(CSR)
Voer onderstaande informatie in en tik op de toets [Uitvoeren] om een Certificate Signing Request (CSR) aan te maken.
Algemene naam (vereist)
Voer de naam in die moet worden gebruikt.
Organisatie
Voer de naam van de organisatie in.
Organisatorische eenheid
Voer de naam van de eenheid binnen de organisatie in.
Plaats/locatie
Voer de plaats of de locatie in.
Staat/provincie
Voer de staat of de provincie in.
Land/regio (vereist)
Voer de landcode in.
Sleutellengte van Certificaat
Voer de sleutellengte van het certificaat in.
Certificate Signing Request (CSR)
Als u een Certificate Signing Request (CSR) aanmaakt met [Maker van Certificate Signing Request(CSR)], wordt de
inhoud van de Certificate Signing Request (CSR) weergegeven.
S/MIME-instellingen
Voorwaarde-Instellingen
Geef aan of S/MIME voor verzending moet worden gebruikt.
Apparaatcertificaat
Certificaatstatus
Toont de status van het certificaat dat vereist is voor verzending met S/MIME. Klik op [Installeren] om het certificaat te
installeren.
Log Instellingen
E-mail ondertekenen
Schakel 'E-mail ondertekenen' in om een handtekening te gebruiken.
Handtekeningalgoritme
Stel het algoritme voor de handtekening in.
7-156
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Versleutelingsinstellingen
E-mail ondertekenen
Schakel 'E-mail ondertekenen' in om een handtekening te gebruiken.
Versleutelen
Schakel versleuteling in.
Schakelen verzenden uit, naar de adressen die niet kunnen worden versleuteld.
Verbied verzending naar adressen die niet kunnen worden versleuteld.
Maker van Certificate Signing Request(CSR)
Voer onderstaande informatie in en tik op de toets [Uitvoeren] om een Certificate Signing Request (CSR) aan te maken.
Algemene naam (vereist)
Voer de naam in die moet worden gebruikt.
Organisatie
Voer de naam van de organisatie in.
Organisatorische eenheid
Voer de naam van de eenheid binnen de organisatie in.
Plaats/locatie
Voer de plaats of de locatie in.
Staat/provincie
Voer de staat of de provincie in.
Land/regio (vereist)
Voer de landcode in.
Verzendadres (vereist)
Voer het adres van de afzender in.
Sleutellengte van Certificaat
Voer de sleutellengte van het certificaat in.
Certificate Signing Request (CSR)
Als u een Certificate Signing Request (CSR) aanmaakt met [Maker van Certificate Signing Request(CSR)], wordt de
inhoud van de Certificate Signing Request (CSR) weergegeven.
IPsec-instellingen
IPsec kan worden gebruikt voor verzending/ontvangst van gegevens in een netwerk.
Wanneer IPsec wordt gebruikt, kunnen gegevens veilig worden verzonden en ontvangen zonder dat instellingen voor
IP-pakketversleuteling hoeven te worden geconfigureerd in een webbrowser of in een andere applicatie op een hoger niveau.
Houd bij het inschakelen van deze instellingen rekening met het volgende.
• Het kan enige tijd duren voordat de apparaatinstellingen zijn doorgevoerd; gedurende die tijd kunt u geen verbinding
maken met het apparaat.
• Als de instellingen van de instellingsmodus (webversie) niet correct zijn geselecteerd, wordt verbinding met het
apparaat, afdrukken, scannen of weergave van de instellingsmodus (webversie) mogelijk geblokkeerd. Maak deze
instelling in dat geval ongedaan en wijzig de systeeminstellingen (op webpagina's).
Voorwaarde- Instellingen
IPsec-instellingen
Geef aan of IPsec voor de verzending moet worden gebruikt.
IKEv1-instellingen
Vooraf gedeelde sleutel
Voer de Vooraf gedeelde sleutel voor IKEv1 in.
SA-levensduur (tijd)
Stel de SA-levensduur in.
SA-levensduur (grootte)
Stel de SA-levensduurgrootte in.
IKE-levensduur
Stel de IKE-levensduur in.
7-157
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
IPsec-regels
De geregistreerde IPsec-regels worden weergegeven.
Als u een nieuwe regel wilt toevoegen, klikt u op de knop [Toevoegen].
Als u een regel wilt verwijderen, selecteert u de regel die u wilt verwijderen en klikt u op de knop [Verwijderen].
Registratie IPsec-regels
Regelnaam
Voer een naam in voor de IPsec-regel.
Prioriteit
Stel het prioriteitsniveau in.
Selecteer de regelnaam voor het registratiemodel
Als er al een regel bestaat die lijkt op de regel die u wilt maken, kunt u op basis van de oude regel een nieuwe regel maken.
Apparaatadres
Stel het type IP-adres in dat op het apparaat moet worden gebruikt en het poortnummer (voor IPv6 geeft u het
poortnummer en de prefixlengte op).
Clientadres
Stel het type IP-adres voor de bestemming in en het poortnummer (voor IPv6 geeft u het poortnummer en de prefixlengte op).
Communicatietype
Stel het communicatietype in dat voor IPsec moet worden gebruikt.
Protocol
Stel het protocol in dat moet worden gebruikt.
Filtermodus
Geef de filter op die voor IPsec moet worden gebruikt.
IPsec-encryptie
Configureer de instellingen voor de authenticatiemethode voor IPsec.
ESP
Selecteer deze optie om ESP-authenticatie te kunnen gebruiken.
Communicatie zonder ESP toestaan
Geef aan of communicatie waarbij geen gebruik wordt gemaakt van ESP is toegestaan.
AH
Selecteer deze optie om AH-authenticatie te kunnen gebruiken.
Communicatie zonder AH toestaan
Geef aan of communicatie waarbij geen gebruik wordt gemaakt van AH is toegestaan.
IEEE802.1X instelling
Met IEEE802.1X kan een gebruiker worden gemachtigd tot gebruik van het apparaat.
Het IEEE802.1X-protocol definieert authenticatie op poortbasis voor zowel bedrade als draadloze netwerken.
Gebruik IEEE802.1X-authenticatie om alleen geauthenticeerde apparaten gebruik te laten maken van het netwerk en
het netwerk te beschermen tegen misbruik door derden.
U kunt IEEE802.1X-authenticatie met deze instelling in- of uitschakelen. De IEEE802.1X-details kunnen worden
ingesteld in de instellingsmodus (webversie). Sommige instellingen van webpagina's blokkeren verbinding met het
apparaat, afdrukken, scannen of weergave van de instellingsmodus (webversie). Maak deze instelling in dat geval
ongedaan en wijzig de instellingen van de instellingsmodus (webversie).
Voorwaarde-Instellingen
IEEE802.1X authenticatie
Geef aan of IEEE802.1X-authenticatie wordt gebruikt.
7-158
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
EAP authenticatiemethode
Stel de EAP-authenticatiemethode in bij IEEE802.1X.
EAP gebruikersnaam
Stel een maximum in van 64 tekens (volle of halve breedte) voor de EAP-gebruikersnaam die voor de authenticatie wordt
gebruikt.
Wachtwoord
Stel een maximum in van 64 tekens (halve breedte) voor het EAP-wachtwoord dat voor de authenticatie wordt gebruikt.
Serverauthenticatie
Geef aan of serverauthenticatie wordt gebruikt.
EAP time-out
Geef de EAP time-out op.
Aantal herhaalde pogingen EAP
Geef aan hoe vaak EPS opnieuw zal proberen te verzenden als de verzending mislukt.
Apparaatcertificaat
Certificaatstatus
Toont de status van het certificaat dat vereist is voor verzending met IEEE802.1X. Klik op [Installeren] om het certificaat
te installeren.
CA-certificaatstatus
Toont de status van het CA-certificaat dat vereist is voor verzending met IEEE802.1X. Klik op [Installeren] om het
certificaat te installeren.
Maker van Certificate Signing Request(CSR)
Voer onderstaande informatie in en tik op de toets [Uitvoeren] om een Certificate Signing Request (CSR) aan te maken.
Algemene naam (vereist)
Voer de naam in die moet worden gebruikt.
Organisatie
Voer de naam van de organisatie in.
Organisatorische eenheid
Voer de naam van de eenheid binnen de organisatie in.
Plaats/locatie
Voer de plaats of de locatie in.
Staat/provincie
Voer de staat of de provincie in.
Land/regio (vereist)
Voer de landcode in.
Sleutellengte van Certificaat
Voer de sleutellengte van het certificaat in.
Certificate Signing Request (CSR)
Als u een Certificate Signing Request (CSR) aanmaakt met [Maker van Certificate Signing Request(CSR)], wordt de
inhoud van de Certificate Signing Request (CSR) weergegeven.
7-159
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Veiligheidscontrole
Afdruktaken beperken andere dan de huidige Afdruktaak in Wachtrij
U kunt de instellingen selecteren voor het annuleren van afdrukopdrachten die niet moeten worden vastgehouden of
juist aangeven dat alle afdrukopdrachten moeten worden vastgehouden. Als [Afdruktaken beperken andere dan de
huidige Afdruktaak in Wachtrij] is ingeschakeld, kunnen onderstaande instellingen worden geselecteerd.
Weiger Verzoeken van Externe Sites
U kunt de aanvragen van externe sites weigeren.
Documentbeheerfunctie
Alle verzonden beeldgegevens (verzonden of ontvangen via fax of e-mail) kunnen naar elke willekeurige bestemming worden doorgestuurd.
Item Instellingen
Retentie Forceren
Met deze instelling bepaalt u dat alle afdrukopdrachten moeten worden vastgehouden, ook
de opdrachten waarvoor deze optie niet is geselecteerd.
Taak uitschakelen Alle niet-vastgehouden afdrukopdrachten verbieden.
Lijstnaam Instellingen
Bestemmingsinstellingen doorsturen (Verzonden gegevens)
Verzendingsgegevens doorsturen Stel een bestemming in voor het doorsturen van de verzonden gegevens.
E-mail/Netwerkmap/FTP/
Bureaublad
Selecteer een doorstuurtype voor de verzonden of ontvangen beeldgegevens. Selecteer
vervolgens de bestemming via het adresboek.
U kunt een e-mail rechtstreeks invoeren.
Indeling: selecteer een indeling voor het doorsturen van gegevens.
Instelling wissen Hiermee worden de bestemmingsinstellingen opgeheven.
Best.Indeling Selecteer de bestandsindeling voor inkomende routing.
Bestemmingsinstellingen doorsturen (Ontvangen gegevens)
Ontvangen gegevens doorsturen Stel een bestemming in voor het doorsturen van de ontvangen gegevens.
E-mail/Netwerkmap/FTP/
Bureaublad
Selecteer een doorstuurtype voor de verzonden of ontvangen beeldgegevens. Selecteer
vervolgens de bestemming via het adresboek.
U kunt een e-mail rechtstreeks invoeren.
Indeling: selecteer een indeling voor het doorsturen van gegevens.
Instelling wissen Hiermee worden de bestemmingsinstellingen opgeheven.
Best.Indeling Selecteer de bestandsindeling voor inkomende routing.
7-160
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Instelling Verborgen patroon afdrukken
Selecteer Instelling Verborgen patroon afdrukken.
De functie Verborgen patroonafdrukken voorkomt niet-geautoriseerd kopiëren, omdat de opgegeven tekst op de
achtergrond van de uitvoervellen wordt afgedrukt.
Uitgangsinstellingen status
Standaardinstellingen
Instelling afdrukinhoud
Contrast
Stel een tekencontrast in.
Zwart, magenta en cyaan kunnen op 9 niveaus worden ingesteld.
Aangepaste tekstregistratie
Hiermee worden de door de gebruiker gemaakte afdruktekens opgeslagen. Er kunnen maximaal 30 tekens worden
opgeslagen.
Item Instellingen
Instelling Verborgen patroon
afdrukken
Een patroonafdruk kan worden afgedrukt met deze instellingen.
Afdrukkleur Selecteer een afdrukkleur.
Belichting Selecteer een belichting.
Tekengrootte Selecteer een lettergrootte.
Hoek Selecteer een tekenhoek.
Lettertypestijl Selecteer de tekeninstellingen voor standaard of cursief.
Camouflagepatroon Stel een camouflagepatroon in.
Afdrukmethode
Selecteer een tekenweergavepatroon.
Positief
Negatief
Item Instellingen
Vooringest. woord
Hiermee kunt u een vooraf ingestelde tekenreeks selecteren.
U kunt de volgende tekenreeksen selecteren:
NIET KOPIËREN, Kopieerverbod, Alleen int. gebr., Voorz. behandelen,
VERTROUWELIJK, Kopie ongeldig, BELANGRIJK, KOPIE
Vaste zin
Selecteer een opgeslagen vooraf ingestelde tekenreeks.
Deze instelling wordt genegeerd als [Directe Invoer] is ingeschakeld.
NIET KOPIËREN, Kopieerverbod, Alleen int. gebr., Voorz. behandelen,
VERTROUWELIJK, Kopie ongeldig, BELANGRIJK, KOPIE
Informatie afdrukken
Hiermee schakelt u gelijktijdig afdrukken van de volgende informatiesets in.
Serienummer, accountopdracht-ID, gebruikersnaam/gebruikersnummer, beheer van
aantal kopieën, datum en tijd
Directe invoer uitschakelen
Voert de gebruikersnaam rechtstreeks in.
Deze instelling wordt genegeerd als [Voorkeurtekst] is ingeschakeld.
7-161
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Traceer- gegevensafdruk
Hiermee drukt u de tracking-informatie boven of onder aan uitgevoerde pagina's af wanneer een kopieer- of
afdrukopdracht wordt uitgevoerd.
Auditlogboek
Logs worden gemaakt en opgeslagen voor verscheidene gebeurtenissen in verband met veiligheidsfuncties en
-instellingen.
Auditlogs worden in het Engels gemaakt en opgeslagen. Instellingen zoals bestandsnamen die van een externe bron
zijn ingevoerd, worden echter opgeslagen zoals ze zijn.
Auditlogs die in de interne opslag zijn opgeslagen, kunnen door een beheerder als TSV-bestanden naar een pc worden
geëxporteerd.
U kunt de interne opslag of een externe server selecteren als bestemming voor het opslaan van auditlogs.
Auditlogboek
"Auditlogboek" kan als volgt worden uitgevoerd.
Selecteer in "Instellingen (beheerder)" [Systeeminstellingen] → [Beveiligings- instellingen] → [Auditlogboek]
Selecteer "Veiligheidscontrole", "Instellingen opslag/verzenden" of "Auditlogboek opslaan/verwijderen".
Instellingen opslag/verzenden
"Instellingen opslag/verzenden" kan als volgt worden uitgevoerd.
Selecteer in "Instellingen (beheerder)" [Systeeminstellingen] → [Beveiligings- instellingen] → [Auditlogboek]→
[Instellingen opslag/verzenden]
Maak vervolgens de instellingen voor opslag en transmissie.
Auditlogboek opslaan/verwijderen
"Auditlogboek opslaan/verwijderen" kan als volgt worden uitgevoerd.
Selecteer in "Instellingen (beheerder)" [Systeeminstellingen] → [Beveiligings- instellingen] → [Auditlogboek]→
[Auditlogboek opslaan/verwijderen]
Selecteer "Auditlogboek opslaan" of "Auditlogboek verwijderen".
Item Instellingen
Instelling traceergegevensafdruk Stel deze optie in om de tracking-informatie af te drukken.
Afdrukgegevens
De volgende informatie kan worden afgedrukt.
Serienummer, tekens, accountopdracht-ID, gebruikersnaam/gebruikersnummer, datum
en tijd
Afdrukkleur selecteren Selecteer een afdrukkleur.
Positie Stel een afdrukpositie in op elke pagina.
Selecteer de taak die u wilt
afdrukken
Stel een opdracht in om de tracking-informatie af te drukken.
Als de interne opslagruimte voor auditlogs vol wordt, worden telkens de oudste logs overschreven.
"Auditlogboek opslaan" kan alleen via de webpagina worden uitgevoerd.
7-162
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Energie Besparen
Eco-instelling
Het energieverbruik van het apparaat kan met de Ecomodus worden verlaagd. Hoewel elke functie-instelling
afzonderlijk kan worden gewijzigd, beschikt het apparaat over de 'Aangepast' en 'Ecomodus' waarmee de instellingen
simultaan kunnen worden gewijzigd.
Toon scherm Eco Aanbevelings Functie
U kunt milieuvriendelijke functies als dubbelzijdig afdrukken en N-Up activeren tijdens kopiëren, het afdrukken van
gearchiveerde documenten en rechtstreeks afdrukken.
Instellingswaarden als volgt toegepast door elke modus.
Toon Melding bij verlenging Transitie Tijd naar Voorverwarming/
Automatische Uitschakelstand
Hier kunt u instellen of u 15 seconden vóór het inschakelen van de Voorverwarmfunctie of de functie Automatisch
uitschakelen een bericht wilt laten weergeven.
Instellingenmodus
Energie besparen Aangepaste modus Ecomodus
Eco-scan Aan
Aan
(Alle modi behalve
Kopiëren)
Timer Voor Automatisch Uitschakelen
Vaste overgangstijd.:
11min. (voor Europa)
1min. (behalve voor Europa)
Vaste overgangstijd.: 1 min.
Schakel de functie voor automatische uitschakeling in zodra de
externe taak is voltooid.
Aan Aan
Instelling Voorverwarmingsfunctie 1 min. 1 min.
Paneelweergave tijdens voorverwarmingsmodus uitschakelen Aan Aan
De instellingen voor energiebesparing in de systeeminstellingen worden niet toegepast als de Aangepast modus/Ecomodus
wordt gebruikt.
Item Instellingen
Aangepaste modus Hiermee kan het apparaat eenvoudig worden bediend met minder energieverbruik.
Ecomodus Hiermee wordt het energieverbruik van het apparaat geminimaliseerd.
7-163
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Instelling Voorverwarmingsfunctie
Geef het aantal minuten op voordat de voorverwarmfunctie wordt geactiveerd. Stel een getal in van 1 tot 60 (MX-2630N/
MX-3050N/MX-3060N/MX-3070N/MX-3550N/MX-3560N/MX-3570N/MX-4050N/MX-4060N/MX-4070N) of 1 tot 120
(MX-5050N/MX-5070N/MX-6050N/MX-6070N) in stappen van 1 minuut.
De voorverwarmfunctie wordt ingeschakeld wanneer de ingestelde tijdsduur verloopt nadat het afdrukken is voltooid en
er geen verdere handelingen plaatsvinden. Deze functie beperkt de energiekosten en helpt milieuvervuiling tegen te
gaan en de natuurlijke energiebronnen in stand te houden.
Selecteer de gewenste tijdsduur.
De paneelweergave kan voor de voorverwarmfunctie worden uitgeschakeld.
Paneelweergave tijdens voorverwarmingsmodus uitschakelen
Geef aan of de lichtjes op het bedieningspaneel tijdens het voorverwarmen moeten worden uitgeschakeld.
Automatisch uitschakelen
Nadat het apparaat een bepaalde tijd niet is gebruikt, wordt de modus Automatisch uitschakelen geactiveerd. Als het
apparaat in deze modus staat, staat het op stand-by en wordt er zeer weinig stroom verbruikt.
Gebruik deze instelling om aan te geven of de modus Automatisch uitschakelen moet worden gebruikt.
Schakel de functie voor automatische uitschakeling in zodra de externe
taak is voltooid.
Deze functie werkt in de modus Automatisch uitschakelen. Wanneer het apparaat een afdrukopdracht van de pc voltooit
of ontvangen faxgegevens afdrukt, keert het apparaat direct terug naar de modus Automatisch uitschakelen.
Vaste overgangstijd.
De overgangstijd voor Automatisch uitschakelen staat vast.
Wanneer deze instelling is ingeschakeld, is de optie [Wijzig overg. tijd volgens tijd van dag.] uitgeschakeld.
U kunt de voorverwarmfunctie niet uitschakelen.
In Europa kunt u deze instelling niet wijzigen. Automatisch uitschakelen is altijd geactiveerd.
Als Automatisch uitschakelen is uitgeschakeld, is de hier ingestelde tijd uitgeschakeld.
7-164
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Wijzig overg. tijd volgens tijd van dag.
Deze functie garandeert optimaal gebruik van de modus Automatisch uitschakelen voor elke tijdsperiode door het
gebruik van het apparaat te analyseren op basis van takenlogboeken voor een periode van 4 weken.
Wanneer deze instelling is ingeschakeld, is de optie [Vaste overgangstijd.] uitgeschakeld.
Overgang naar de modi voor energiebesparing en automatisch uitschakelen
* Fabrieksinstelling
Automatisch
Deze functie beheert de optimale energie voor elke tijdsperiode door het gebruik van het apparaat te analyseren op
basis van takenlogboeken voor een bepaalde tijdsperiode.
De beheerinstellingen voor beeldoverdracht worden niet gewijzigd.
Dit is niet gekoppeld aan de planning voor in-/uitschakelen. Als beide zijn ingeschakeld, krijgen de planningsinstellingen voor in-/uitschakelen voorrang.
Pagina's worden voor elk papierformaat afzonderlijk geteld.
Als de voeding van het apparaat was uitgeschakeld, was er geen opdracht gedurende deze tijd.
Patroon Overgangstijd
Gemiddelde uitvoer per uur*
Modus1 (Taakstart
Prioriteit1)
Na 1 uur 700 of meer
Modus2 (Taakstart
Prioriteit2)
Na 30 minuten 150 tot 699
Modus 3 (Energie
besparen, prioriteit 1)
Na 5 minuten 40 tot 149
Modus 4 (Energie
besparen, prioriteit 2)
Na de minimale tijdsperiode Maximaal 39
Energieniveau
slaapstand
Lage energie : Het apparaat schakelt over naar de modus
Energiebesparing. Het duurt echter wel even voordat het apparaat
weer kan worden gebruikt.
Snel wekken : Vergeleken met de modus Lage energie wordt er iets meer
stroom verbruikt, maar het apparaat kan sneller weer worden gebruikt.
Bewegingssensor (MX-3060N/MX-3070N/MX-3560N/MX-3570N/
MX-4060N/MX-4070N/MX-5070N/MX-6070N):
activeer de bewegingssensor om de modus Energiebesparing te verlaten.
Als het apparaat geen takenlogboeken met gegevens voor 4 weken heeft, wordt sjabloon 2 (Modus 3 (Energiebesparing,
prioriteit 1) ingeschakeld tussen 8.00 en 18.00). Daarna wordt Modus 4 (Energie besparen, prioriteit 2) ingeschakeld.
7-165
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Handmatig
U kunt een patroon instellen voor elke tijdsperiode.
Het apparaat beschikt al over een sjabloon met 3 patronen. Het patroon voor energiebesparing kan worden toegevoegd
aan de 'Oorspronkelijke ecopatronen 1 t/m 4'.
Sjabloon met drie patronen
Energieniveau slaapstand
Lage energie: Het apparaat gaat in de energiebesparingsmodus. Het duurt wel even om weer uit die modus te komen.
Snel wekken: Vergeleken met Lage energie wordt er iets meer stroom verbruikt, maar het apparaat komt sneller uit
deze modus.
Beweging Sensor Modus
(Alleen MX-3060N/MX-3070N/MX-3560N/MX-3570N/MX-4060N/MX-4070N/MX-5070N/MX-6070N):
Door de bewegingssensor kan de machine automatisch ontwaken uit de slaapmodus.
Sjabloon Patroon
Beschrijving van de modus
Sjabloon 1
Hele dag "Energiebesp.
Prioriteit2"
Het apparaat werkt altijd in de modus 'Modus4
(energiebesparingsprioriteit2)'.
Sjabloon 2
8:00-18:00 "Energiebesp.
Prior.1"
Het apparaat werkt tussen 8:00 en 18:00 uur in de modus 'Modus3
(energiebesparingsprioriteit1)' en de overige tijd in de modus
'Modus4 (energiebesparingsprioriteit2)'.
Sjabloon 3
8:00-18:00 "Taakstart
Prioriteit1"
Het apparaat werkt tussen 8:00 en 18:00 uur in de modus 'Modus1
(Taakstart Prioriteit1)' en de overige tijd in de modus 'Modus4
(energiebesparingsprioriteit2)'.
7-166
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Eco-scaninstelling
De Eco-scaninstelling wordt gebruikt voor het uitvoeren van andere bewerkingen dan afdrukken, zoals beeld verzenden
en scannen naar schijf terwijl de fuseereenheid is uitgeschakeld.
Stel 'Eco-scaninstelling' in op en selecteer een modus of scherm waarin u de Eco-scaninstelling kunt inschakelen.
De volgende modi en schermen kunnen worden ingesteld.
•Beginscherm
•Kopieren
• Beeld Verzenden
• Document- Archivering
• Systeem- instellingen
• Sharp OSA
• Handmatige afwerking
Lijst met energiebesparingspatronen
Deze functie analyseert het gebruik van het apparaat en beheert de overgang naar de modus Automatisch uitschakelen
op basis van de gebruiksfrequentie.
Als u het energieverbruik wilt beheren met een energiebesparingspatroon, selecteert u [Handmatig] bij [Systeem-
instellingen] - [Eco-instelling] - [Wijzig overg. tijd volgens tijd van dag.] en selecteert u een automatisch updatepatroon
uit de vervolgkeuzelijst of een van de Original Eco Patterns, 1 t/m 4.
Als u het apparaatgebruik automatisch wilt laten analyseren en het patroon zo nodig wilt laten bijwerken, kiest u
Automatisch updatepatroon.
Patroon bewerken
Stel het oorspronkelijk ecopatroon in.
Item Beschrijving
Patroonnaam wijzigen Typ de gewenste naam als u de naam van het patroon wilt wijzigen.
Te bewerken patroon
Selecteer het bestaande patroon waarop u het nieuwe patroon wilt baseren. Selecteer
[Kopieer het geselecteerde patroon.] om de instellingen van een geselecteerd patroon te
kopiëren.
Inst. energiebesp.
Stel een tijdsduur in voor de apparaatmodi. Selecteer een modus (uit 1 t/m 4) en selecteer
een dag van de week, de starttijd en de eindtijd.
Dag van de week
Geef de dag van de week op waarop de modus die in de Instellingen voor
energiebesparing is geselecteerd moet worden geactiveerd.
Starttijd/Voltooiïngstijd
Geef de tijdsduur op voor de modus die in de Instellingen voor energiebesparing is
geselecteerd.
7-167
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Instellingen specifieke datumhandeling
U kunt een datum instellen waarop u een grote hoeveelheid opdrachten gaat afdrukken of een speciale bewerking gaat
uitvoeren. U stelt deze datum dan in als "specifieke datum" met een specifiek energiebesparingspatroon.
Het tabblad 'Specifieke datum'
Voor Specifieke datum kan een periode van maximaal zeven dagen worden ingesteld. Geef de specifieke datum op, het
energiebesparingspatroon dat moet worden toegepast en wat er moet gebeuren als de specifieke datum niet op een
werkdag valt.
Het tabblad 'Patroon'
In dit tabblad kunnen de gegevens van een energiebesparingspatroon worden ingesteld.
Het tabblad 'Vakantie'
Geef een vakantie op. De dag die u hebt opgegeven als vakantie zal geen specifieke datum zijn.
De bewerking voor de specifieke datum wordt uitgevoerd op de datum die is ingesteld als specifieke datum, ongeacht de
instelling van de overgangstijd voor Automatisch uitschakelen (ingeschakeld of uitgeschakeld).
Item Beschrijving
Datuminstelling
Stel de datum in waarop u het apparaat wilt gebruiken met een specifiek patroon.
Selecteer een datum tussen 1 en 31 bij Maandelijks of vanaf Einde van de maand.
Toegepaste
energiebesparingshandeling
Selecteer het energiebesparingspatroon dat u wilt toepassen.
Gebruik het Het tabblad 'Patroon' (pagina 7-167)
om de details voor het
energiebesparingspatroon op te geven.
Handeling voor vakantie
Instellen van de bediening van het apparaat als de vooraf ingestelde specifieke datum in
een vakantie valt.
Gebruik het tabblad Het tabblad 'Vakantie' (pagina 7-167)
om de dag als vakantiedag in te
stellen.
Als een reeds opgegeven specifieke datum overeenkomt met een datum die is verzet omdat de datum in een vakantie
valt, dan heeft de eerdere instelling voorrang.
Wanneer meerdere dezelfde specifieke data worden ingesteld, dan worden ze in oplopende volgorde gebruikt, van 1 tot 7
(nummers van specifieke data).
Item Beschrijving
Handeling voor energiebesparing Selecteer het patroon voor een specifieke datum die u wilt opgeven.
Patroonnaam wijzigen
Voer een patroonnaam in als u de naam van een patroon van een specifieke datum wilt
wijzigen.
Te bewerken patroon
Kies een bestaand patroon voor het aanmaken van een patroon op basis van een
opgeslagen of vooraf ingesteld patroon.
Voeg nieuwe planning toe. Een planning toevoegen.
Item Beschrijving
Vakantielijst
Als u op deze optie tikt, worden de data en dagen van de week weergegeven voor de
vakanties die u voor twee jaar hebt ingesteld.
Dag van de week Gebruik deze optie om vakanties via dagen van de week op te geven.
Stel periode in
Gebruik deze optie om vakanties via data op te geven.
'Definitief geregistreerde tijd' wordt weergegeven als de vakantiedag is opgeslagen met
Stel periode in.
7-168
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Planningsinst. In /uitschakelen
Het bedieningspaneel van het apparaat kan op een vooraf ingestelde tijd worden in- of uitgeschakeld. U kunt maximaal
drie (3) patronen instellen. 'Instelling 1', 'Instelling 2' en 'Instelling 3' worden in deze volgorde uitgevoerd als ze voor
dezelfde dag van de week of op dezelfde tijd zijn ingesteld.
Tonerbesparingsmodus
In deze modus kunt u het tonerverbruik beperken.
Het tonerverbruik kan per afdrukopdracht worden ingesteld: 'Kopieren', 'Printer' en 'Afdrukken (Doc.Archiv.)'.
U kunt uit drie niveaus voor tonerbesparing kiezen.
Tonerbesparing1 (Tonerverbruik: veel)
Tonerbesparing2 (Tonerverbruik: gemiddeld)
Tonerbesparing3 (Tonerverbruik: weinig)
De planningsfunctie ondersteunt niet de instellingen voor energiebeheer in de voorverwarmfunctie en de modus
Automatisch uitschakelen.
Voor de vooraf ingestelde tijd van uitschakeling gelden de volgende beperkingen:
Als het apparaat bezig is met een lopende opdracht of om een andere reden actief is, wordt het apparaat pas
uitgeschakeld nadat de opdracht is voltooid.
Het apparaat kan geen printeropdrachten ontvangen.
Het apparaat kan uitvoeropdrachten ontvangen, zoals ontvangen faxgegevensuitvoer.
Als de instelling 'Door tijd opgegeven uitvoer van ontvangen gegevens' is ingeschakeld, worden deze uitgevoerd wanneer
het apparaat de volgende keer wordt ingeschakeld.
Als de instelling voor energiebeheer ook is ingeschakeld, krijgen de planningsinstellingen voor in-/uitschakelen voorrang.
Als dezelfde tijd is opgegeven, worden de instellingen toegepast in de volgorde 'Instelling 1', 'Instelling 2' en 'Instelling 3'.
In de volgende gevallen wordt het apparaat niet uitgeschakeld:
'Autom. Wissen Opstart' is actief.
Wanneer optimalisatie van de harde schijf wordt uitgevoerd of wanneer opnieuw wordt opgestart nadat de
instellingsmodus is gewijzigd.
De vooraf ingestelde tijd van uitschakeling ligt binnen één minuut van het moment dat de instelling is geaccepteerd.
Afhankelijk van het land en de regio worden sommige instellingen mogelijk niet weergegeven.
7-169
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Systeemcontrole
Takenlogboek
Opdrachtlogboekgebruik
Hiermee wordt het logboek van een uitgevoerde opdracht op het apparaat verwijderd of opgeslagen.
Stel het aantal opdrachten in voor [Nummer van takenlogboek voor kennisgeving via e-mail] en klik op [Opslaan].
Tik op de toets [Wissen] om het takenlogboek te verwijderen.
Opdrachtlogboek bekijken
Hiermee wordt het logboek van een uitgevoerde opdracht op het apparaat weergegeven.
Selecteer een weergave-item en periode en tik op de toets [Weergeven].
Data Import/Export (CSV Formaat)
U kunt gegevens importeren en exporteren.
Exportinstellingen
Type exportinstellingen
Selecteer de gegevens die u wilt exporteren in het adresboek of de geregistreerde gebruikersinformatie. Nadat u de
gegevens hebt geselecteerd, klikt u op de knop [Uitvoeren]. De gegevens worden in CSV-formaat geëxporteerd.
Importinstellingen
Instellingen importeren uit bestand
U kunt gegevens importeren die in CSV-formaat naar het apparaat zijn geëxporteerd.
Opslag-backup
Adresboekgegevens en gebruikersinformatie die op het apparaat zijn opgeslagen, kunnen op een USB-stick worden opgeslagen en
vandaar worden teruggeplaatst. Als u het apparaat wilt gebruiken om een bestand te bewerken, plaatst u de USB-stick in het
apparaat. Als u instellingen op de webpagina moet selecteren, gebruikt u de computer om het bestand te bewerken.
Exporteren
Gegevens exporteren.
Importeren
Gegevens importeren.
U kunt het takenlogboek opslaan door [Takenlogboek] te selecteren in de instellingsmodus (webversie).
7-170
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Apparaat kopiëren
De instellingsinformatie van het apparaat wordt in XML-indeling opgeslagen en gekopieerd naar een ander apparaat.
Met deze functie hoeft u dezelfde instellingen niet telkens opnieuw te configureren in verschillende apparaten. Als u het
apparaat wilt gebruiken om een bestand te bewerken, plaatst u de USB-stick in het apparaat. Als u instellingen op de
webpagina moet selecteren, gebruikt u de computer om het bestand te bewerken.
Exporteren
Gegevens exporteren.
Importeren
Gegevens importeren.
Adresboek doorsturen
De gegevens die in het adresboek van het apparaat zijn opgeslagen naar een ander apparaat doorsturen.
Om de inhoud van het adresboek door te sturen, voert u het IP-adres van de doelmachine en het wachtwoord van de
beheerder van die machine in, en tikt u op de toets [Uitvoeren].
Gegevensback-up archiveren
U kunt een back-up maken van een bestand dat u hebt opgeslagen met Documentarchivering en het back-upbestand
terugzetten op het apparaat.
Exportinstellingen
Selecteer de map waarvan u de back-up wilt maken en klik op [Uitvoeren]. De bestanden worden opgeslagen op uw
computer.
Importinstellingen
U kunt een bestand op het apparaat herstellen dat u hebt opgeslagen met 'Exportinstellingen'. Gebruik maximaal 200
tekens voor het pad van het opgeslagen bestand bij 'Instellingen importeren uit bestand' en klik op [Uitvoeren].
U kunt alleen gegevens importeren naar de MX-2630N/MX-3050N/MX-3060N/MX-3070N/MX-3550N/MX-3560N/
MX-3570N/MX-4050N/MX-4060N/MX-4070N/MX-5050N/MX-5070N/MX-6050N/MX-6070N.
De volgende gegevens worden niet gekopieerd met de functie Apparaat kopiëren:
• Items van lijst afdrukken en doorsturen van faxen.
• Weergave-items voor tellingen en apparaatstatus.
• IP-adres van het apparaat, apparaatnaam, beheerderswachtwoord, afzendernamen voor beeld verzenden en overige
informatie die specifiek voor het apparaat is.
• Specifieke instellingen voor verschillende hardware-onderdelen, zoals schermcontrast, kleuraanpassing en aanpassing
van de zadelsteekpositie
Gebruik de instelmodus (web) om back-ups te maken van geregistreerde gegevens.
Item Beschrijving
Index De weergegeven mapnamen kunnen worden gefilterd op index.
Opties tonen Stel het aantal weergegeven bestanden in.
7-171
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Bewaren/ oproepen van systeeminstellingen
U kunt de instellingen van de huidige instellingsmodus naar de vorige opgeslagen instellingen of naar de
fabrieksinstellingen terugzetten.
Huidige Configuratie Opslaan
Hiermee wordt de momenteel geconfigureerde instellingsmodus opgeslagen in het apparaatgeheugen.
De opgeslagen instellingen worden bewaard, ook nadat u het apparaat met de toets [Aan] hebt uitgeschakeld. Gebruik
'Configuratie Herstellen' hieronder om de opgeslagen instellingen op te halen.
Niet-opgeslagen items
• Netwerk- instellingen: deze instellingen worden niet opgeslagen omdat onverwachte instellingen het netwerk kunnen
beschadigen.
• Productcodes: productcodes worden niet opgeslagen omdat het opnieuw invoeren van de codes nodig kan zijn.
Configuratie Herstellen
De instellingen die met 'Huidige Configuratie Opslaan' zijn opgeslagen worden teruggezet.
De huidige instellingen worden vervangen door de opgehaalde instellingen.
Instellingen Resetten
Fabrieksinstellingen Herstellen
Hiermee zet u de huidige instellingen (die u hebt geselecteerd in de instellingsmodus) terug naar de fabrieksinstellingen.
Druk de huidige instellingen af door [Status] te selecteren bij 'Instellingen (beheerder)' → [Datalijst] → [Lijst voor
Beheerder] als u een record wilt maken van de huidige instellingen voordat u de instellingen herstelt.
NIC terugstellen
Hiermee zet u alle 'Netwerk- instellingen' terug naar de fabrieksinstellingen.
Optimalisatie van harde schijf
Diverse apparaten die op het apparaat zijn aangesloten, kunnen worden ingesteld.
Met deze functie optimaliseert u de harde schijf van het apparaat door de gegevens te defragmenteren. Als het apparaat
bezig is met een opdracht, wordt een melding getoond en begint de optimalisatie pas nadat de opdracht is voltooid.
Tijdens de optimalisatie zijn de volgende handelingen niet mogelijk:
• Toegang tot de instellingsmodus (webversie) en ontvangst van afdrukgegevens
• Gebruik van toetsen op het bedieningspaneel
• De stroom uitschakelen met behulp van de hoofdschakelaar van het apparaat.
• Automatisch uitschakelen
Wanneer de optimalisatie is voltooid, zal het apparaat automatisch opnieuw opstarten.
Wanneer instellingen worden gewijzigd, worden deze pas van kracht nadat het apparaat opnieuw is opgestart. Zie 'DE
VOEDING INSCHAKELEN (pagina 1-10)' voor informatie over het opnieuw opstarten van het apparaat.
Wanneer regelmatig gebruik wordt gemaakt van de functie Documentarchivering en de uitvoer van bestanden steeds trager
lijkt te gaan, is het aan te raden de harde schijf te optimaliseren om de prestaties te verbeteren.
7-172
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Status- en waarschuwingsbericht via e-mail
Statusbericht
Hiermee selecteert u de instellingen voor de standaard e-mailstatusfunctie of geavanceerde e-mailstatusfunctie.
De e-mailstatusfunctie kan periodiek de apparaatinformatie naar het opgeslagen adres verzenden.
Standaard
Hiermee stelt u de E-mailstatusadreslijst 1, E-mailstatusadreslijst 2 en E-mailstatusdealeradreslijst afzonderlijk in.
Geavanceerd
Bi-directioneel statusbericht
Geef aan of bi-directionele statusberichten moeten worden ingeschakeld.
Waarschuwings- bericht
Hiermee selecteert u de instellingen voor de functie voor waarschuwingsberichten via e-mail.
De e-mailwaarschuwingsfunctie kan problemen met het apparaat via e-mail melden aan de beheerder of leverancier.
Stel de opties E-Mailwaarschuwingsberichtenlijst 1, E-Mailwaarschuwingsberichtenlijst 2 en
E-Mailwaarschuwingsberichtenlijst van dealer afzonderlijk in.
E-mailadres
Voer het bestemmingse-mailadres voor verzending van de waarschuwingsberichten in. U kunt meerdere adressen
invoeren door ze van elkaar te scheiden met een puntkomma of komma.
Bijvoorbeeld: aaa@xxxxx.
□□□; bbb@xxxxx.□□□
In de volgende gevallen wordt er per e-mail een rapport verzonden.
Storing, Toner is bijna op, Toner Op, Papier Op, Serviceaanvraag, PM-aanvraag, Tonerafvaldoos bijna vol,
Tonerafvalbak vol, Takenlogboek vol
Item Beschrijving
E-mailadres
Voer het bestemmingse-mailadres voor verzending van de apparaatstatusinformatie in. Als u meerdere adressen
invoert, moet u deze van elkaar scheiden met een puntkomma (;) of komma (,).
Nu verzenden
Als u hierop tikt, wordt het statusbericht naar de bestemming van de e-mailadreslijst verzonden.
Verzenden
volgens planning 1
Als deze optie is ingesteld op , wordt periodiek een e-mailbericht verzonden volgens de vooraf
ingestelde planning.
Verzenden
volgens planning 2
Als deze optie is ingesteld op , wordt periodiek een e-mailbericht verzonden volgens de vooraf
ingestelde planning.
Tijdschema Selecteer een planning om e-mailberichten te verzenden.
Item Beschrijving
POP3-server Voer de hostnaam of het IP-adres van de POP3-server in.
Poortnummer Voer het poortnummer van de POP3-server in. De standaardinstelling is poort 110.
POP-authenticatie
Het authenticatieprotocol (inclusief APOP) wordt gebruikt voor authenticatie van de POP3-server.
Gebruikersnaam
Voer de gebruikersnaam in. De speciale gebruikersaccount is vereist voor bi-directionele verzending van
de status via e-mail.
Wachtwoord
Voer het wachtwoord in.
Als u het wachtwoord wilt wijzigen, stelt u [Wachtwoord wijzigen] in op .
Controle-interval Voer het navraaginterval voor de POP3-server in. De standaardinstelling is vijf minuten.
SSL inschakelen
Hiermee wordt POP over SSL-communicatie of POP over TLS-communicatie via de opdracht STLS mogelijk.
De server moet de POP over SSL-communicatie of de opdracht STLS wel ondersteunen.
U kunt SSL-communicatie mogelijk maken door 'Poortnummer' in te stellen op het poortnummer van de
POP over SSL-communicatie.
U kunt POP over TLS-communicatie mogelijk maken door 'Poortnummer' in te stellen op hetzelfde
poortnummer als voor normale POP3-communicatie.
Verbindingstest Tik op de knop [Uitvoeren] om de verbinding met de POP3-server te testen.
7-173
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Afbeeldingskwaliteit aanpassen
Collectieve Aanpassing
Diverse apparaten die op het apparaat zijn aangesloten, kunnen worden ingesteld.
Registratieaanpassing
Als bij afdrukken in kleur kleurverschuiving optreedt op de afdrukzijde, kan de afdrukpositie van de kleuren worden
aangepast om de kleurverschuiving te verminderen.
Tik op de toets [Uitvoeren].
Stand fuserreiniging
Gebruik deze functie om de fuser van de machine schoon te maken wanneer er vlekken of andere vuiligheden
verschijnen op de bedrukte kant van het papier. Na uitvoering van deze functie zal er een "V" afgedrukt worden, wat
betekent dat de fuser is schoongemaakt.
Reinig modus MC
(Alleen MX-5050N/MX-5070N/MX-6050N/MX-6070N)
Dit apparaat voert periodiek automatische reinigingsactiviteiten uit en normaliter is het niet nodig om deze modus te
activeren. Alleen als er zwarte en gekleurde strepen (ongelijkmatige kleurverdeling) op het afgedrukte papier
verschijnen, voert u deze modus uit.
Zwarte Letter/Zwarte Lijn Dikte verstelling
Zwarte tekst en de breedte van zwarte lijnen aanpassen. Nadat u deze aanpassingsfunctie hebt uitgevoerd, voert u
[Systeem- instellingen] - [Algemene functies] - [Auto Kleurcalibratie (voor Kopie)], [Auto Kleurcalibratie (voor Afdrukken)] uit.
Verminder zwarte strepen
Hier kunt u opgeven of u reductie van zwarte strepen wilt gebruiken of niet.
U kunt reductie van zwarte strepen gebruiken voor de functies originelen scannen, kopiëren, beeld verzenden en scannen naar schijf.
Als reductie van zwarte strepen is ingeschakeld, kunt u één van de volgende opties selecteren.
Weergave van dunne zwarte strepen: Gebruik deze instelling om dunne zwarte strepen minder duidelijk te maken.
(Laag niveau)
• Normaal: Gebruik deze instelling om zwarte lijnen minder duidelijk te maken. (Gemiddeld niveau)
Weergave van dikke zwarte strepen: Gebruik deze instelling om dikke zwarte strepen minder duidelijk te maken.
(Hoog niveau)
Registratieaanpassing en Fuser schoonmaakfunctie in [Collectieve Aanpassing], alle algemene functies en het
verwijderen van een tonercartridge kunnen alleen in de instellingsmodus op het apparaat worden uitgevoerd.
De kleurprofielinstellingen kunnen alleen op de webpagina worden geconfigureerd.
Indien er na de eerste keer geen verbetering zichtbaar is, probeert u het dan nogmaals.
Gebruik deze functie niet als er geen zwarte of gekleurde strepen verschijnen. Als u deze functie onder normale
omstandigheden gebruikt, kan dit tot slijtage van de reiniger leiden.
Als u het niveau voor de weergave van zwarte strepen te hoog instelt, kan dat resulteren in onduidelijke tekst en vage lijnen.
7-174
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Geef waarschuwingsbericht bij opmerken zwarte strepen.
Stel deze optie in om een waarschuwingsbericht weer te geven als de documentinvoereenheid zwarte strepen
detecteert.
Afbeeldingskwaliteit Afdruk
Snelle Aanpassing Afbeeldingskwaliteit
U kunt de kopieerkwaliteit eenvoudig aanpassen vanuit de standaardinstellingen.
U kunt de standaardinstelling ([2]) op [1 (Zacht)] of [3 (Scherp)]. zetten.
Kleurbalans Instellen (Kleur / Z/W)
U kunt de standaard kleurschakeringen en de dichtheid van uren- en zwart/wit-kopieën aanpassen.
De dichtheid van elke kleur is verdeeld over drie bereiken en u kunt het niveau van elk bereik instellen.
Kleurkopie Zwarte Component Hoeveelheid Aanpassing
Het aandeel van het component zwart past u aan bij de instellingen voor de kopieerkwaliteit.
Stel deze optie in voor automatisch, tekst/afgedrukte foto, tekst, afgedrukte foto, foto op fotopapier, tekst/foto op
fotopapier en kaart voor onduidelijke originelen, en voor tekst/afgedrukte foto, tekst en afgedrukte foto als het origineel
een kopie is.
Densiteitaanpassing wanneer [Auto] is geselecteerd voor Belichting
Configureer de instellingen voor kopiëren in kleur en zwart/wit als [Auto] is geselecteerd voor de kopieerbelichting. De
belichting kan afzonderlijk worden ingesteld voor kopiëren via de glasplaat of met de automatische
documentinvoereenheid.
Scherpte
U kunt kopieën scherper of juist vager maken.
Prioriteit Beeldkwaliteit
Specificeer beeldkwaliteitprioriteit. Stel deze optie in voor de automatische kopieerbelichting en de instelling tekst/
afgedrukte foto.
Afdruk Afbeeldingskwaliteit
Snelle Aanpassing Afbeeldingskwaliteit (Kleur / Z/W)
Snelle aanpassingen aan de afdrukkwaliteit aanbrengen.
U kunt de standaardinstelling ([2]) op [1 (Zacht)] of [3 (Scherp)]. zetten.
Kleurbalans Instellen (Kleur / Z/W)
U kunt de kleurtoon en dichtheid van de kleuren in afdrukken in kleur en zwart/wit instellen.
U kunt de standaard kleurschakeringen en de dichtheid van uren- en zwart/wit-kopieën aanpassen.
De dichtheid van elke kleur is verdeeld over drie bereiken en u kunt het niveau van elk bereik instellen.
Belichtingsaanpassing
Stel de dichtheid in voor afdrukken in kleur en zwart/wit.
7-175
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Kleurlijn Breedteverstelling
Als lijnen in kleur niet juist worden afgedrukt in speciale toepassingen zoals CAD-toepassingen, kunt u de lijnen dikker
maken.
Afbeeldingskwaliteit Scan
RGB-instelling
Stel de kleurtoon (RGB) voor scannen in.
Scherpte
Gebruik deze instelling voor een scherpe gescande afbeelding.
Contrast
Het contrast van gescande afbeeldingen kan worden aangepast.
Kleurprofielinstellingen
Stel de kleurprofielen voor afdrukken in.
Aangepast CMYK-simulatieprofiel
Huidige profielnaam
Hier wordt de profielnaam weergegeven die momenteel is ingesteld.
Profielupdate
Selecteer het bijgewerkte kleurprofiel en klik op de knop [Opslaan].
Aangepast invoerprofiel
Hier wordt de profielnaam weergegeven die momenteel is ingesteld.
Profielupdate
Selecteer het kleurprofiel dat u wilt bijwerken en klik op [Opslaan].
7-176
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Algemene functies
Auto Kleurcalibratie (voor Kopie)
Auto Kleurcalibratie (voor Afdrukken)
Kopiecalibratie vanaf Scherm
Printer Kalibratie door Scherm
Automatische kleurcorrectie uitvoeren als de kleur niet klopt.
Bij kopiëren gebruikt u [Auto Kleurcalibratie (voor Kopie)] voor de aanpassing. Bij afdrukken gebruikt u [Auto
Kleurcalibratie (voor Afdrukken)] voor de aanpassing. In elke modus kunt u [Kopiecalibratie vanaf Scherm] en [Printer
Kalibratie door Scherm] gebruiken voor aanpassingen met extra precisie.
Het apparaat drukt een testpagina af die vervolgens wordt gescand, waarna de kleur automatisch wordt gecorrigeerd.
Nadat u op de toets [Uitvoeren] hebt getikt en een testpagina is afgedrukt, wordt een melding getoond waarin u wordt
gevraagd de automatische kalibratie te starten.
Volg de instructies in het bericht om de kleuraanpassingen uit te voeren.
Density Smoothing Aanpassing
Als de dichtheid in een kopie ongelijkmatig is, gebruikt u deze functie om de dichtheid egaler te maken.
De ongelijkmatige dichtheid wordt automatisch gecorrigeerd als u de testpagina die u hebt afgedrukt gaat scannen.
Nadat u op de toets [Uitvoeren] hebt getikt en er een testpagina is afgedrukt, wordt er een melding getoond waarin u
wordt gevraagd de automatische aanpassing te starten.
Volg de instructies in het bericht om het egaliseren van de dichtheid uit te voeren.
Als er na de aanpassing een probleem optreedt, voert u 'Auto Kleurcalibratie (voor Kopie)' en 'Auto Kleurcalibratie (voor
Afdrukken)' uit.
Tik op [Stel Dichth.Smoothing Aanpas. Wrde naar Standaardinstell.] als u de waarden terug wilt zetten naar de
standaardwaarden. Als u op [Terug naar uitgangswaarden] hebt getikt, voert u de aanpassing van de dichtheid uit die u
opnieuw wilt aanpassen (gemiddelde dichtheid in de standaardmodus).
Verwijder Toner Cartridge
Tonercartridges kunnen normaal gesproken niet worden verwijderd. Als de cartridge echter leeg is, wordt deze
automatisch uitgeworpen, zodat u de cartridge kunt verwijderen. Als u een cartridge wilt verwijderen die nog niet leeg is,
kunt u die handmatig uitwerpen.
Selecteer de tonercartridge die u wilt uitwerpen en tik op de toets [Uitvoeren]. De geselecteerde cartridge wordt
uitgeworpen en kan worden verwijderd.
Controleer of de registratieaanpassing correct is voordat u de automatische kleurenkalibratie uitvoert.
Voer 'Registratieaanpassing' uit als de registratieaanpassing niet correct is.
Voer de automatische kleurenkalibratie nogmaals uit om de kleur te verbeteren als de kleur na de eerste kleurenkalibratie
nog steeds niet goed is.
Als de intense afwijkingscorrectie het probleem niet oplost, voert u de correctie nogmaals uit. Hierdoor worden de afwijkingen
mogelijk opgeheven.
Als u de correctie wilt herhalen, start u de procedure opnieuw vanaf stap 1 of tikt u op de toets [Vorige] nadat u de
correctieprocedure hebt uitgevoerd.
Voor het verwijderen van de tonercartridge gebruikt u het bedieningspaneel op het apparaat. Het verwijderen van de
tonercartridge is niet mogelijk vanaf de webpagina.
7-177
SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Instellingen Eerste Ingebruikneming
Hiermee worden de items gegroepeerd die direct na de installatie van het apparaat zijn ingesteld. De Instellingen Eerste
Ingebruikneming komen overeen met de normale instellingen met dezelfde naam. Raadpleeg voor meer informatie over
een instelling de uitleg over het normale item.
Item Beschrijving
Voorwaarde- Instellingen
Naam
Systeeminstellingen - Algemene instellingen - Instellingen Printeridentificatie (pagina
7-134)
Machinecode
Machinelocatie
Memo
Klokaanpassing Systeeminstellingen - Algemene instellingen - Klokaanpassing (pagina 7-135)
Instelling Zomertijd Systeeminstellingen - Algemene instellingen - Klokaanpassing (pagina 7-135)
Instelling Voorverwarmingsfunctie
Systeeminstellingen - Energie Besparen - Eco-instelling (pagina 7-162)
Automatisch uitschakelen
Toon Melding bij verlenging
Transitie Tijd naar
Voorverwarming/Automatische
Uitschakelstand
Energieniveau slaapstand
Snelle Netwerkinstellingen Systeeminstellingen - Netwerkinstellingen - Snelle setup (pagina 7-137)
Lade-Instellingen
Systeeminstellingen - Algemene instellingen - Papierinstellingen- Papierlade- instellingen
(pagina 7-119)
Productcode Systeeminstellingen - Algemene instellingen - Productcode (pagina 7-136)
7-178
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUS VOOR FAX
Hierna volgt een overzicht van de instellingsmodus voor fax- en fabrieksinstellingen.
Systeeminstellingen
G: Algemene gebruiker; B: Systeembeheerder/beheerder
INSTELLINGSMODUS VOOR FAX
Afhankelijk van de specificaties van het apparaat en de geïnstalleerde randapparatuur zijn sommige instellingen mogelijk
niet beschikbaar.
Instellingsitems Fabrieksinstelling G B
n Systeeminstellingen
l Instellingen Beeld Verzenden (pagina 7-180) Nee Ja
Faxinstellingen Nee Ja
Standaard- Instellingen Nee Ja
• Resolutie-instelling Nee Ja
- Ingest. resolutie toepassen bij opslag Uitge schak. Nee Ja
+ (Geen item) Standaard Nee Ja
• Kiesmodusinstelling
*1
Toon Nee Ja
• Afdrukken auto reactiveren Ingeschakeld Nee Ja
• Instelling Onderbrekingstijd 2 seconden Nee Ja
• Faxbestemmingbevestigingsmodus Uitge schak. Nee Ja
• Luidsprekerinstellingen Nee Ja
- Luidspreker Volume: 5 Nee Ja
-Belvolume Volume: 2 Nee Ja
- Lijncontrole Volume: Geen geluid Nee Ja
- Signaal fax- ontv. voltooid Volume: 2; Toonpatroon: 3
Tijdinstelling transmissie
compleet-geluid: 3 sec.
Nee Ja
- Signaal fax- verzending voltooid Volume: 2; Toonpatroon: 3
Tijdinstelling transmissie
compleet-geluid: 3 sec.
Nee Ja
- Foutsignaal faxcommunicatie Volume: 2; Toonpatroon: 3
Tijdinstelling transmissie
compleet-geluid: Elke 0,3 seconden
Nee Ja
• Instelling Extern Ontvangstnummer 5 Nee Ja
• Origineel afdrukken op transactierapport Alleen Foutrapport Afdrukken Nee Ja
• Instelling Afdrukken Transactierapport Nee Ja
- Enkele Verzending Alleen Foutrapport Afdrukken Nee Ja
- Distribueren Volledig Rapport Afdrukken Nee Ja
- Ontvangen Geen Afgedrukt Rapport Nee Ja
7-179
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUS VOOR FAX
- Vertrouwelijke Ontvangst Kennisgevingspagina Afdrukken Nee Ja
• Instelling Afdrukken Activiteitenrapport Nee Ja
- Automatisch afdrukken bij vol geheugen Uitge schak. Nee Ja
- Dagelijks afdrukken op opgegeven tijd Uitge schak. Nee Ja
•ECM Ingeschakeld Nee Ja
• Digitaal lijnnetwerk Uitge schak. Nee Ja
• Detectie Onderscheidend Belsignaal
*1
Uit Nee Ja
• PBX-instelling
*1
Uitge schak. Nee Ja
Verzendinstellingen Nee Ja
• Instelling Verzenden Automatische Reductie Ingeschakeld Nee Ja
• Instelling Verzenden Draaiing Alle ingeschakeld Nee Ja
• Snel On-Line Verzenden Ingeschakeld Nee Ja
• Paginanummer afdrukken bij ontvanger Ingeschakeld Nee Ja
• Eigen Nummer Standaard Zenden Ingeschakeld Nee Ja
• Bestemmingsnaam van afzender wijzigen Faxnr. Nee Ja
• Instelling Afdrukken Datum/Eigen Nr. Buiten origineel beeld Nee Ja
• Opnieuw oproepen indien bezet Afhankelijk van land en regio Nee Ja
• Opnieuw bellen indien communicatiefout Afhankelijk van land en regio Nee Ja
• Faxdistributie uitschakelen Uitge schak. Nee Ja
Ontvangstinstellingen Nee Ja
• Aantal oproepen in automatische ontvangst 2 maal Nee Ja
• Overschakeling naar automatische ontvangst Uitge schak. Nee Ja
• 2-Zijdig Afdrukken van Ontvangen Data Uitge schak. Nee Ja
• Instelling Reductie Auto Ontvangst Ingeschakeld Nee Ja
• Instelling Afdrukstijl Afdrukken In Werk. Formaat Of
Met Reductie
Nee Ja
• Telefoonnummer voor doorsturen gegevens
instellen
Nee Ja
• Letter formaat RX verkleint afdrukken
*1
Uitge schak. Nee Ja
• Ontvangstdatum/-tijd afdrukken Uitge schak. Nee Ja
• A3 RX verkleinen
*1
Uitge schak. Nee Ja
• Aantal afdrukken 1 Nee Ja
- Nietinstellingen
*2
1 nietje aan achterzijde Nee Ja
- Papierformaat A4 of A4R (8-1/2' x 11' of 8-1/2' x
11'R)
Nee Ja
Instelling aantal toestaan/weigeren Nee Ja
• Instelling aantal toestaan/weigeren Alle Ongeldig Nee Ja
Instellingsitems Fabrieksinstelling G B
7-180
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUS VOOR FAX
*1 Deze functie is niet beschikbaar in sommige landen en regio's.
*2 Als een interne afwerkingseenheid, afwerkingseenheid, afwerkingseenheid (grote stapeleenheid), zadelsteek-afwerkingseenheid
of zadelsteek-afwerkingseenheid (grote stapeleenheid) is geïnstalleerd.
*3 Als het aantal exemplaren is ingesteld.
Instellingen Beeld Verzenden
Faxinstellingen
U kunt de beeldverzendinstellingen van faxfuncties selecteren.Standaard- Instellingen
U kunt faxinstellingen in- of uitschakelen om deze aan te passen aan uw werkomgeving.
Resolutie-instelling
U kunt de resolutie-instelling voor faxen selecteren.
Ingest. resolutie toepassen bij opslag
Selecteer deze optie om de resolutie te gebruiken waarmee de fax was verzonden.
Als u [Ingest. resolutie toepassen bij opslag] niet selecteert, wordt de afbeelding opgeslagen met de resolutie die in het
vervolgkeuzemenu is opgegeven.
Kiesmodusinstelling
Deze instelling kan alleen worden geactiveerd in Canada en Taiwan.
Selecteer de juiste instelling voor uw telefoonlijn.
Afdrukken auto reactiveren
Wanneer de toets [Aan] op 'uit' staat (maar de hoofdschakelaar op 'aan') en er een fax binnenkomt, zorgt deze functie
ervoor dat het apparaat wordt geactiveerd en de fax wordt afgedrukt.
Wanneer deze functie is uitgeschakeld, worden ontvangen faxen pas afgedrukt nadat de toets [Aan] op 'aan' staat.
Instelling Onderbrekingstijd
Hiermee wijzigt u de lengte van de pauzes die tussen de faxnummers worden ingevoegd.
Wanneer er een streepje (-) tijdens het invoeren of opslaan van een faxnummer wordt ingevoerd, wordt een pauze van
2 seconden ingelast.
Deze pauze kan worden ingesteld op een waarde tussen 1 en 15 seconden, met intervallen van 1 seconde.
Faxbestemmingbevestigingsmodus
Deze instelling bepaalt of een verificatiebericht over de bestemming wordt weergegeven bij het verzenden van een fax
om onbedoelde verzending naar een verkeerde bestemming te voorkomen.
Polling-instelling Nee Ja
• Set faxdetectiebeveiliging in Ingeschakeld Nee Ja
F-Codegeheugenvak Ja Ja
l Fax Data Ontvangen/Doorsturen (Manueel) (pagina 7-191) Ja Ja
Faxinstellingen Ja Ja
Ontvangstinstellingen Automat. Ontvangst Ja Ja
Meer sets printen
*3
Uitge schak. Ja Ja
Nieten Uitge schak. Ja Ja
Ontvangen gegevens doorsturen Ja Ja
Instellingsitems Fabrieksinstelling G B
7-181
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUS VOOR FAX
Luidsprekerinstellingen
Gebruik deze instellingen om geluiden vanuit de luidspreker in te stellen (voor Luidspreker, Belvolume, Lijncontrole,
Signaal faxontvangst voltooid, Signaal faxverzending voltooid en Foutsignaal faxcommunicatie). Voor
Faxontvangstsignaal, Signaal faxverzending voltooid en Foutsignaal faxcommunicatie kunt u naast het volume ook het
Toonpatroon en de Tijdinstelling transmissie compleet-geluid selecteren.
Geluiden bij setupcontr.
Hiermee worden het geselecteerde toonpatroon en volume gecontroleerd.
Instelling Extern Ontvangstnummer
U kunt het apparaat op de faxontvangstmodus instellen door een nummer van een cijfer in te voeren via de aangesloten
extra telefoon en door op de toets te tikken. Dit enkelcijferige nummer word het externe ontvangstnummer genoemd
en kan tussen de 0 en 9 liggen.
Origineel afdrukken op transactierapport
Selecteer een van onderstaande opties voor het afdrukken van een deel van de eerste pagina van de verzonden fax in
het transmissierapport dat wordt afgedrukt als er een geheugenverzending wordt uitgevoerd.
• Volledig Rapport Afdrukken
• Alleen Foutrapport Afdrukken
• Geen Afgedrukt Rapport
Deze instelling heeft geen effect als de volgende instelling 'Instelling Afdrukken Activiteitenrapport (pagina 7-182)
' is
ingesteld op 'Niet afdrukken'.
Instelling Afdrukken Transactierapport
Hiermee geeft u aan of wel of niet een transactierapport wordt afgedrukt. Als dat wel het geval is, kunt u de voorwaarde
selecteren.
Enkele Verzending
• Volledig Rapport Afdrukken
• Alleen Foutrapport Afdrukken
• Geen Afgedrukt Rapport
Distribueren
• Volledig Rapport Afdrukken
• Alleen Foutrapport Afdrukken
• Geen Afgedrukt Rapport
Ontvangen
• Volledig Rapport Afdrukken
• Alleen Foutrapport Afdrukken
• Geen Afgedrukt Rapport
Vertrouwelijke Ontvangst
• Kennisgevingspagina Afdrukken
• Geen Afgedrukt Rapport
Wanneer een transactierapport wordt afgedrukt, wordt deze instelling gebruikt om een gedeelte van de eerste pagina
van de verzending op het transactierapport af te drukken. Zie 'Origineel afdrukken op transactierapport (pagina 7-103)
'
voor meer informatie.
Zelfs als er een afdrukinstelling is ingeschakeld voor 'Ontvangen', wordt er geen transactierapport afgedrukt als de fax wordt
ontvangen van een nummer dat met de instelling 'Instelling aantal toestaan/weigeren (pagina 7-188)
' wordt geweigerd.
7-182
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUS VOOR FAX
Instelling Afdrukken Activiteitenrapport
U kunt het apparaat zodanig instellen dat het activiteitenrapport dat in het geheugen is opgeslagen periodiek wordt
afgedrukt.
U kunt instellen dat het Activiteitenrapport voor beeldverzending telkens bij het bereiken van 200 transacties wordt
afgedrukt of op een aangegeven tijdstip (slechts eenmaal per dag). (De instellingen kunnen gelijktijdig worden
ingeschakeld.)
ECM
Als u een fax verzendt, kan ruis op de lijn vervormingen in het beeld veroorzaken. U kunt de ECM (foutcorrectiemodus)
inschakelen om het vervormde deel automatisch opnieuw te laten verzenden.
Digitaal lijnnetwerk
Als deze instelling is ingeschakeld, is het verzendniveau 15 dB of minder als u verbinding maakt met een digitale lijn.
Detectie Onderscheidend Belsignaal
Deze instelling kan alleen worden geactiveerd in Canada, Australië, Nieuw-Zeeland en Hongkong.
Als meerdere telefoonnummers aan uw telefoonlijn zijn toegewezen, kan het gekozen nummer worden bepaald aan de
hand van het belpatroon. Door afzonderlijke nummers voor telefoongesprekken en faxen te gebruiken, kunt u bepalen
welk soort oproep u ontvangt aan de hand van het belpatroon. U kunt het apparaat instellen om automatisch faxen te
ontvangen wanneer het faxnummer wordt opgeroepen, door het patroon in te stellen dat overeenkomt met uw
faxnummer. (In Canada zijn zes selecties zijn beschikbaar.)
PBX-instelling
Deze instelling kan alleen worden geactiveerd in Frankrijk en Duitsland.
Wanneer het apparaat op een PBX wordt gebruikt, kunt u de PBX-instelling inschakelen zodat het apparaat automatisch
verbinding maakt met een buitenlijn. Wanneer deze instelling is ingeschakeld, wordt de toets [R] weergegeven in het
basisscherm. Als u de toets [R] aanraakt, wordt de PBX-instelling tijdelijk geannuleerd.
Selecteer [Flash] als uw PBX de Flash-methode gebruikt om verbinding te maken met een buitenlijn. Geef het
ID-nummer op als uw PBX een ID-nummer gebruikt voor verbinding met een buitenlijn.
Wanneer u alleen de instelling 'Dagelijks afdrukken op opgegeven tijd' selecteert en het aantal transacties 200 bereikt
vóór het opgegeven tijdstip, wordt bij elke nieuwe transactie de oudste transactie verwijderd (de oudste transactie wordt
niet afgedrukt).
Het transactierapport kan naar behoefte handmatig worden afgedrukt. Zie 'Lijst voor Beheerder (pagina 7-52)
' voor meer
informatie.
Als het ontvangende faxapparaat een Super G3-apparaat is, is ECM altijd actief, ongeacht deze instelling.
Selecteer een nummer voor het eerste cijfer en vervolgens een nummer of een streepje "-" voor het tweede en derde cijfer.
7-183
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUS VOOR FAX
Verzendinstellingen
U kunt de instellingen voor faxverzending configureren.
Instelling Verzenden Automatische Reductie
Met deze instelling kunt u de grootte van verzonden faxen automatisch laten verkleinen zodat deze overeenkomt met
het formaat van het papier in het ontvangende apparaat.
Als deze instelling is uitgeschakeld, worden faxen met de volledige grootte verzonden. De grootte is dan niet aangepast
aan het formaat van het papier waarop wordt afgedrukt, zodat een deel van de fax mogelijk wegvalt.
Instelling Verzenden Draaiing
Wanneer u een afbeelding verzendt met een van de onderstaande formaten, draait u met deze functie het beeld 90
graden. (De instelling kan voor elk formaat afzonderlijk worden geconfigureerd.)
A4, B5R, A5R, 8-1/2"x11", 5-1/2"x8-1/2"R
Snel On-Line Verzenden
Wanneer deze instelling is ingeschakeld, verstuurt het apparaat een fax zodra de eerste pagina is gescand.
Verzending vindt plaats terwijl de resterende pagina's worden gescand.
Paginanummer afdrukken bij ontvanger
Het paginanummer kan door het ontvangende apparaat boven aan elke afgedrukte pagina worden toegevoegd.
Eigen Nummer Standaard Zenden
Hiermee kunt u aangeven of de verzenddatum en de naam van de afzender bovenaan de faxberichten die u verzendt
moeten worden afgedrukt.
Bestemmingsnaam van afzender wijzigen
Hiermee kunt u zo nodig de naam van de bestemming en het faxnummer van de afzender wijzigen.
Instelling Afdrukken Datum/Eigen Nr.
Met deze instelling bepaalt u de positie van de datum en informatie van de verzender boven aan de faxpagina's die door
het ontvangende apparaat worden afgedrukt. Tik op de toets [Buiten origineel beeld] om de informatie buiten het
verzonden documentbeeld af te drukken. Tik op de toets [Binnen origineel beeld] om de informatie binnen het
verzonden documentbeeld af te drukken.
Zie 'AFZENDERINFORMATIE TOEVOEGEN AAN UW FAXEN (EIGEN FAXADRES VERZ.) (pagina 4-97)
' voor meer
informatie over de afdrukpositie.
Opnieuw oproepen indien bezet
Dit programma wordt gebruikt om het aantal belpogingen en ook het interval tussen deze pogingen in te stellen wanneer
een verzending mislukt als gevolg van een bezette lijn of om een andere reden.
Aantal herhaalde pogingen bij een bezette lijn
De instelling geeft aan of opnieuw bellen wel of niet plaatsvindt wanneer de lijn bezet is. Wanneer dat wel gebeurt, kunt
u het aantal belpogingen instellen.
Tijd (in minuten) tussen herhaalde pogingen bij een bezette lijn
U kunt het interval tussen nieuwe belpogingen instellen.
Het aantal belpogingen en het interval tussen deze pogingen die u kunt instellen in elk land, worden weergegeven in de
onderstaande tabel.
Afbeeldingen van het formaat A4R en 8-1/2" x 11"R worden niet gedraaid.
7-184
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUS VOOR FAX
Landdifferentiatietabel
Opnieuw bellen indien communicatiefout
Deze instelling bepaalt hoe vaak het apparaat automatisch probeert opnieuw een oproep te plaatsen wanneer een
faxverzending is mislukt door een communicatiefout.
Aantal herhaalde pogingen bij fouten
Geef op hoe vaak het apparaat opnieuw een oproep plaatst wanneer een communicatiefout optreedt.
tijd (in minuten) tussen herhaalde pogingen bij fouten
U kunt het interval tussen nieuwe belpogingen instellen.
Het aantal belpogingen en het interval tussen deze pogingen die u kunt instellen in elk land, worden weergegeven in de
onderstaande tabel.
Landdifferentiatietabel
Aantal belpogingen Interval tussen
pogingen
Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Duitsland,
Zweden, Italië, Spanje, Nederland,
Saudi-Arabië, Zuid-Afrika, Hongarije,
Tsjechië, Slowakije, Polen, Griekenland,
Rusland
1 tot 10
(standaard: 2)
een willekeurig aantal
minuten van 1 tot 15
(standaard: 3)
Canada 1 tot 14
(standaard: 2)
Australië,
Nieuw-Zeeland, Singapore, Thailand,
Maleisië, India, Filippijnen
1 tot 9
(standaard: 2)
Hongkong 1 tot 3
(standaard: 2)
Taiwan 1 tot 15
(standaard: 2)
een willekeurig aantal
minuten van 4 tot 15
(standaard: 4)
Indonesië 1 tot 5
(standaard: 2)
Als deze instelling is ingeschakeld, zal het apparaat niet proberen de fax opnieuw te verzenden als handmatige of
rechtstreekse verzending wordt gebruikt.
Aantal belpogingen Interval tussen
pogingen
Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Duitsland,
Zweden, Italië, Spanje, Nederland,
Saudi-Arabië, Zuid-Afrika, Hongarije,
Tsjechië, Slowakije, Polen, Griekenland,
Rusland
1 tot 5
(standaard: 1)
een willekeurig aantal
minuten van 1 tot 15
(standaard: 3)
Australië,
Nieuw-Zeeland, Canada
1 poging een willekeurig aantal
minuten van 1 tot 15
(standaard: 3)
7-185
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUS VOOR FAX
Faxdistributie uitschakelen
Hiermee schakelt u faxdistributie uit.
Ontvangstinstellingen
U kunt de instellingen voor faxverzending configureren.
Aantal oproepen in automatische ontvangst
Deze instelling wordt gebruikt om het aantal oproepen te selecteren waarna het apparaat automatisch een oproep
ontvangt en begint met faxontvangst in de automatische ontvangstmodus.
Het 'Aantal oproepen in automatische ontvangst' dat u voor verschillende landen kunt instellen, ziet u in onderstaande
tabel.
Landdifferentiatietabel
2-Zijdig Afdrukken van Ontvangen Data
Hiermee kunt u ontvangen faxen op beide zijden van het papier afdrukken.
Wanneer deze instelling is ingeschakeld en een fax binnenkomt die bestaat uit 2 of meer pagina's (de pagina's moeten
hetzelfde formaat hebben), worden de pagina's aan beide zijden van het papier afgedrukt.
Singapore, Thailand, Maleisië, India,
Filippijnen
1 tot 9
(standaard: 2)
een willekeurig aantal
minuten van 1 tot 15
(standaard: 1)
Hongkong 1 tot 3
(standaard: 2)
Taiwan 1 tot 15
(standaard: 2)
Indonesië 1 tot 5
(standaard: 2)
een willekeurig aantal
minuten van 4 tot 15
(standaard: 4)
Wanneer deze instelling is ingeschakeld, plaatst het apparaat geen nieuwe oproep wanneer handmatige of rechtstreekse
verzending wordt gebruikt.
Aantal belpogingen Interval tussen
pogingen
Aantal beltonen
Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Duitsland, Zweden, Italië,
Spanje, Nederland, Thailand, Hongkong, Saudi-Arabië,
Zuid-Afrika, Hongarije, Tsjechië, Slowakije, Polen,
Griekenland, Rusland, Filippijnen en Indonesië
0 tot 9
Australië, Nieuw-Zeeland 2 tot 4
Singapore 0 tot 3
Maleisië, India, Canada, Taiwan 0 tot 15
Als u '0' selecteert voor het aantal beltonen, zal het apparaat onmiddellijk opnemen en beginnen met faxontvangst in de
Automatische ontvangstmodus, zonder beltonen af te wachten.
7-186
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUS VOOR FAX
Instelling Reductie Auto Ontvangst
Wanneer een fax wordt ontvangen waarin afgedrukte informatie, zoals de naam en het adres van de afzender, is
opgenomen, is het ontvangen beeld iets groter dan het standaardformaat. Deze instelling wordt gebruikt om het beeld
automatisch aan het standaardformaat aan te passen.
Instelling Afdrukstijl
Deze instelling bepaalt de voorwaarden voor papierselectie tijdens het afdrukken van ontvangen faxberichten. Selecteer
een van de drie volgende voorwaarden.
Werkelijk formaat afrukken bijsnijden uitgeschakeld
Het ontvangen faxbeeld wordt op de volledige grootte afgedrukt zonder meerdere vellen papier te gebruiken. Als papier
met hetzelfde of een groter formaat niet is geladen, wordt de fax in het geheugen ontvangen en wordt deze pas
afgedrukt als papier met het geschikte formaat is geplaatst.
Als de ontvangen fax echter langer is dan A3 (11" x 17"), wordt deze automatisch over meerdere vellen papier verdeeld.
Afdrukken in werk.formaat(splitsing toegestaan)
Elk ontvangen beeld wordt op volledige grootte afgedrukt. Het beeld wordt zo nodig verdeeld over meerdere vellen papier.
Afdrukken In Werk. Formaat Of Met Reductie
Elk ontvangen beeld wordt, indien mogelijk, op volledig grootte afgedrukt. Indien dat niet mogelijk is, wordt het beeld
automatisch verkleind voordat het wordt afgedrukt.
Telefoonnummer voor doorsturen gegevens instellen
Wanneer het apparaat een ontvangen fax niet kan afdrukken, bijvoorbeeld als gevolg van een storing, kan de fax worden
doorgestuurd naar een ander faxapparaat. Deze instelling wordt gebruikt om het faxnummer van het ontvangende faxapparaat te
programmeren. Er kan slechts één faxnummer voor doorsturen worden geprogrammeerd (van maximaal 64 cijfers).
Tik op de toets [-] om een pauze tussen de cijfers in te voegen.
Tik op de toets [/] nadat u het faxnummer hebt ingevoerd en voer de F-code (subadres en wachtwoord) in als u een
vertrouwelijk geheugenvak met F-code wilt opgeven in het ontvangende apparaat.
Letter formaat RX verkleint afdrukken
Dit programma is niet beschikbaar in Canada en de Filippijnen.
Wanneer een fax van het formaat Letter-R (8-1/2" x 11"R) wordt ontvangen, verkleint deze instelling de fax tot het
formaat A4R.
Ontvangstdatum/-tijd afdrukken
Schakel deze instelling in om de datum en tijd van ontvangst af te drukken.
Selecteer [Binnen het ontvangen beeld] of [Buiten het ontvangen beeld] als positie waar de datum en tijd moeten worden afgedrukt.
Wanneer [Binnen het ontvangen beeld] wordt geselecteerd, worden datum en tijd op de ontvangen afbeelding afgedrukt.
Wanneer [Buiten het ontvangen beeld] wordt geselecteerd, wordt de ontvangen afbeelding verkleind en worden datum
en tijd op het resulterende blanco gedeelte afgedrukt.
A3 RX verkleinen
Wanneer een fax van A3-formaat wordt ontvangen, verkleint deze functie de fax tot ledger-formaat (11" x 17").
Als Reductie automatisch ontvangen is uitgeschakeld, kunnen delen van de fax worden afgebroken. Het beeld wordt wel
duidelijker, want er wordt afgedrukt op hetzelfde formaat als het origineel.
Standaardformaten zijn formaten zoals A4 en B5 (8-1/2" x 11" en 8-1/2" x 5-1/2").
Als deze instelling is ingeschakeld, worden faxen van het formaat A4R ook verkleind.
[Buiten het ontvangen beeld] kan niet als afdrukinstelling voor de ontvangstdatum en -tijd worden geselecteerd als 'Instelling
Reductie Auto Ontvangst (pagina 7-186)' niet is ingeschakeld.
Wanneer deze instelling is ingeschakeld, worden faxen met ledger-formaat (11" x 17") ook verkleind.
7-187
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUS VOOR FAX
Faxuitvoerinstellingen
Deze instellingen worden gebruikt om het aantal kopieën en de uitvoerlade te selecteren voor ontvangen faxen. Als een
afwerkingseenheid
is geïnstalleerd, kan de afwerklade als uitvoerlade worden geselecteerd en kan nieten worden geselecteerd.
Uitvoerlade
Selecteer de uitvoerlade voor ontvangen faxen.
Aantal afdrukken
Stel het aantal ontvangen faxen dat wordt afgedrukt in op een waarde tussen 1 en 99.
Nietinstellingen
Als een afwerkingseenheid is geïnstalleerd, stelt u de positie in waarop ontvangen faxen worden geniet.
Papierformaat
Als een afwerkingseenheid is geïnstalleerd, selecteert u het gebruikte papier voor het afdrukken van ontvangen faxen.
Deze instelling kan alleen worden gebruikt als de selectievakjes [Meer sets printen] en [Nieten] zijn ingeschakeld .
Het maximumaantal vellen dat kan worden geniet is 50. (Als het papier horizontaal is geplaatst, is het maximumaantal vellen dat
kan worden geniet 30.)
7-188
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUS VOOR FAX
Instelling aantal toestaan/weigeren
Gebruik deze instelling om aan te geven of ontvangst vanaf een opgeslagen nummer moet worden toegestaan of
geweigerd.
Negeer verborgen nr.
Hiermee wordt een oproep geweigerd wanneer de beller de verzending van nummerweergave-informatie heeft
geblokkeerd.
Item Instellingen
Geweigerd Weiger ontvangst vanaf het opgeslagen nummer.
Ontvangst Toestaan Sta ontvangst vanaf het opgeslagen nummer toe.
Alle Ongeldig
Zelfs wanneer nummers zijn opgeslagen, de nummers negeren en ontvangst van alle
nummers toestaan.
Nieuwe Toevoegen
Hiermee wordt een nieuw adres of domein (maximaal 50) toegevoegd waarvan ontvangst
wel of niet is toegestaan.
Voer het nummer (maximaal 20 cijfers) in en tik op de toets [Opslaan].
Lijst met registratienummers
Er kan een lijst met opgeslagen nummers worden weergegeven.
Wanneer u een nummer in dit scherm selecteert, wordt het uit de lijst verwijderd.
Negeer verborgen nr.
Als deze optie is ingeschakeld, worden oproepen vanaf het nummer in de instelling voor
'Onbekende oproepen weigeren' geweigerd, ongeacht de ontvangstinstellingen voor
bepaalde nummers.
Als er geen anti-junkmailadressen of -domeinen zijn opgeslagen, kan alleen de toets [Nieuwe Toevoegen] worden
geselecteerd.
7-189
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUS VOOR FAX
Polling-instelling
De volgende instellingen zijn bedoeld voor regulier navraaggeheugen via het openbare vak.
Set faxdetectiebeveiliging in
Wanneer u gebruikmaakt van de navraaggeheugenfunctie, bepaalt deze instelling of een apparaat navraag kan doen bij
uw apparaat of dat alleen de apparaten die zijn opgeslagen in uw apparaat navraag kunnen doen.
Nieuwe Toevoegen
Wanneer u de Instelling Navraagbeveiliging hebt ingeschakeld, gebruikt u deze instelling om faxnummers van de
apparaten die toestemming hebben om navraag te doen bij uw apparaat op te slaan (of te wissen). Er kunnen maximaal
10 faxnummers van bestemmingen worden ingevoerd. Elk nummer mag maximaal 20 cijfers bevatten.
Lijst met nummertoetsen voor wachtwoorden
Hiermee wordt een lijst met de opgeslagen wachtwoorden weergegeven. Selecteer een nummer in de lijst en verwijder
het.
Deze instellingen zijn niet van toepassing op het navraaggeheugen met F-code.
7-190
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUS VOOR FAX
F-Codegeheugenvak
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u geheugenvakken voor verschillende typen F-codecommunicatie kunt opslaan.
Opslag van een geheugenvak
Wanneer u op de toets [Nieuw Toev] tikt, wordt het registratiescherm weergegeven. U kunt maximaal 100
F-Codegeheugenvakken voor alle functies opslaan (navraaggeheugen, vertrouwelijk en relaydistributie).
Een geheugenvak bewerken en verwijderen
Wanneer u een geheugenvak in de lijst selecteert, wordt het scherm voor bewerking voor het vak weergegeven.
Raadpleeg onderstaande tabel voor meer informatie over de instellingen.
Tik op de toets [Wissen] om het geheugenvak te verwijderen.
Instellingen
Item Instellingen
Items die hetzelfde zijn voor alle typen
Vaktype
Selecteer het vaktype.
Navraaggeheugen: sla een geheugenvak voor navraag met F-code op. Het subadres en
wachtwoord die u opslaat in het geheugenvak zijn nodig voor het andere
apparaat om navraag te doen bij het apparaat (verzending aanvragen) met
behulp van F-codecommunicatie.
Vertrouwelijk: sla een geheugenvak voor vertrouwelijke communicatie met F-code op. Sla
daarnaast een 'Pincode afdrukken.' op in het geheugenvak om faxen af te
drukken die zijn ontvangen met vertrouwelijke ontvangst. Het subadres en de
wachtwoord die u programmeert in het geheugenvak zijn nodig voor het andere
apparaat om een fax naar het apparaat te sturen via een vertrouwelijke
verzending met F-code.
Relay-Distributie: sla een geheugenvak voor relaydistributieverzending met F-code op.
Er kunnen maximaal 30 bestemmingen worden opgeslagen om de ontvangen
gegevens door te sturen. Het subadres en wachtwoord die u programmeert in
het geheugenvak zijn nodig voor het andere apparaat om een fax naar het
apparaat te sturen via een relayverzoekverzending met F-code.
Naam Geheugenvak Voer een naam in voor het geheugenvak (maximaal 18 tekens).
Subadres / Pascode
Voer een subadres en wachtwoord in. Een subadres en wachtwoord mogen maximaal 20 tekens lang zijn.
Scheid een subadres en wachtwoord met een schuine streep ('/').
Items die worden weergegeven wanneer u een vertrouwelijk geheugenvak opslaat
Pincode afdrukken.
Stel een 'Pincode afdrukken.' in voor vertrouwelijke ontvangst. Voer een getal van 4 cijfers in.
Items die worden weergegeven wanneer u een relaydistributiegeheugenvak opslaat
Bestemming voor
doorsturen
Selecteer de uiteindelijke ontvangers van de relaydistributieverzending.
Selecteer de ontvangers in het adresboek.
Doorstuuradres selecteren uit adresboek: Selecteer een adres in het adresboek.
Directe Invoer: een adres dat nog niet is opgeslagen in het adresboek kan rechtstreeks worden
ingevoerd. Voer het adres op dezelfde manier in als bij het opslaan van een
adres voor een modus.
Wanneer u een nieuw geheugenvak programmeert, kunt u geen subadres gebruiken dat is geprogrammeerd voor een
ander geheugenvak. U kunt wel hetzelfde wachtwoord gebruiken voor meerdere geheugenvakken.
De tekens [ ] en [#] kunnen niet worden gebruikt in een subadres.
Het wachtwoord kan ook worden weggelaten.
Onthoud de Afdrukken PIN. Neem contact op met uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende serviceleverancier als u de
Afdrukken PIN bent vergeten of deze moet verifiëren.
7-191
SYSTEEMINSTELLINGEN►INSTELLINGSMODUS VOOR FAX
Fax Data Ontvangen/Doorsturen (Manueel)
In dit gedeelte worden de instellingen voor het ontvangen en doorsturen van faxen uitgelegd.
Faxinstellingen
Item Instellingen
Ontvangstinstellingen
Stel de methode voor faxontvangst in. Automatische Ontvangst: wanneer een oproep binnenkomt,
geeft het apparaat een beltoon weer, waarna automatisch de fax wordt ontvangen.
Automat. Ontvangst:
wanneer een oproep binnenkomt, geeft het apparaat een beltoon weer, waarna
automatisch de fax wordt ontvangen.
Handmatig Ontvangst:
deze functie kunt u alleen gebruiken wanneer een bestaande extra telefoon is
aangesloten op het apparaat. U kunt eerst de telefoon beantwoorden en daarna een fax
handmatig ontvangen.
Meer sets printen
Geef aan of wel of niet twee of meerdere kopieën van ontvangen faxen moeten worden afgedrukt. Het
aantal exemplaren kan worden ingesteld met 'Faxuitvoerinstellingen'.
Nieten
Geef aan of het nieten wel of niet moet worden uitgevoerd. (Alleen als er een afwerkingseenheid is
geplaatst)
Ontvangen gegevens
doorsturen
Wanneer het apparaat niet kan afdrukken omdat het papier of de inkt op is, kunnen ontvangen faxen
worden doorgestuurd naar een ander, eerder opgeslagen faxapparaat.
Als er geen doorstuurgegevens zijn of als de bestemming niet is geregistreerd, worden geen gegevens doorgestuurd.
Als 'Instelling vasthouden ontvangen afdrukgegevens (pagina 7-94)' is ingeschakeld, moet u een wachtwoord invoeren. Voer
het correcte wachtwoord in met de cijfertoetsen.
Als sommige pagina's van een fax die wordt doorgestuurd al zijn afgedrukt, worden alleen de niet afgedrukte pagina's
doorgestuurd.
Een doorgestuurde fax wordt een faxverzendopdracht. Als verzending niet plaatsvindt omdat de verzending is
geannuleerd of er een fout is opgetreden, blijft de fax in het geheugen staan totdat deze kan worden afgedrukt.
Alle ontvangen faxen worden doorgestuurd. De ontvangen gegevens die in het vertrouwelijke geheugenvak met F-code
zijn opgeslagen, worden niet doorgestuurd.
•Zie 'Telefoonnummer voor doorsturen gegevens instellen (pagina 7-186)
' voor informatie over het registreren van
bestemmingsnummers.
LICENTIE-INFORMATIE
Information on the Software License for This Product
Software composition
The software included in this product is comprised of various software components whose individual copyrights are held
by SHARP or by third parties.
Software developed by SHARP and open source software
The copyrights for the software components and various relevant documents included with this product that were
developed or written by SHARP are owned by SHARP and are protected by the Copyright Act, international treaties, and
other relevant laws. This product also makes use of freely distributed software and software components whose
copyrights are held by third parties. These include software components covered by a GNU General Public License
(hereafter GPL), a GNU Lesser General Public License (hereafter LGPL) or other license agreement.
Obtaining source code
Some of the open source software licensors require the distributor to provide the source code with the executable
software components. GPL and LGPL include similar requirements. For information on obtaining the source code for the
open source software and for obtaining the GPL, LGPL, and other license agreement information, visit the following
website:
http://sharp-world.com/products/copier/source/download/index.html
We are unable to answer any questions about the source code for the open source software. The source code for the
software components whose copyrights are held by SHARP is not distributed.
Software Copyrights
Copyright (c) 2000 Carnegie Mellon University. All rights reserved.
Redistribution and use in source and binary forms, with or without modification, are permitted provided that the following
conditions are met:
1.Redistributions of source code must retain the above copyright notice, this list of conditions and the following
disclaimer.
2.Redistributions in binary form must reproduce the above copyright notice, this list of conditions and the following
disclaimer in the documentation and/or other materials provided with the distribution.
3.The name "Carnegie Mellon University" must not be used to endorse or promote products derived from this software
without prior written permission. For permission or any other legal details, please contact
Office of Technology Transfer Carnegie Mellon University 5000 Forbes Avenue Pittsburgh, PA 15213-3890
(412) 268-4387, fax: (412) 268-7395
tech-transfer@andrew.cmu.edu
4.Redistributions of any form whatsoever must retain the following acknowledgment:
"This product includes software developed by Computing Services at Carnegie Mellon University
(http://www.cmu.edu/computing/)."
CARNEGIE MELLON UNIVERSITY DISCLAIMS ALL WARRANTIES WITH REGARD TO THIS SOFTWARE,
INCLUDING ALL IMPLIED WARRANTIES OF MERCHANTABILITY AND FITNESS, IN NO EVENT SHALL CARNEGIE
MELLON UNIVERSITY BE LIABLE FOR ANY SPECIAL, INDIRECT OR CONSEQUENTIAL DAMAGES OR ANY
DAMAGES WHATSOEVER RESULTING FROM LOSS OF USE, DATA OR PROFITS, WHETHER IN AN ACTION OF
CONTRACT, NEGLIGENCE OR OTHER TORTIOUS ACTION, ARISING OUT OF OR IN CONNECTION WITH THE
USE OR PERFORMANCE OF THIS SOFTWARE.
Copyright (c) 1995 - 2008 Kungliga Tekniska Högskolan (Royal Institute of Technology,
Stockholm, Sweden). All rights reserved.
All rights reserved. Export of this software from the United States of America may require a specific license from the
United States Government. It is the responsibility of any person or organization contemplating export to obtain such a
license before exporting.
WITHIN THAT CONSTRAINT, permission to use, copy, modify, and distribute this software and its documentation for
any purpose and without fee is hereby granted, provided that the above copyright notice appear in all copies and that
both that copyright notice and this permission notice appear in supporting documentation, and that the name of M.I.T.
not be used in advertising or publicity pertaining to distribution of the software without specific, written prior permission.
Furthermore if you modify this software you must label your software as modified software and not distribute it in such a
fashion that it might be confused with the original MIT software. M.I.T. makes no representations about the suitability of
this software for any purpose. It is provided "as is" without express or implied warranty.
THIS SOFTWARE IS PROVIDED "AS IS" AND WITHOUT ANY EXPRESS OR IMPLIED WARRANTIES, INCLUDING,
WITHOUT LIMITATION, THE IMPLIED WARRANTIES OF MERCHANTIBILITY AND FITNESS FOR A PARTICULAR
PURPOSE.
Individual source code files are copyright MIT, Cygnus Support, OpenVision, Oracle, Sun Soft, FundsXpress, and
others.
Project Athena, Athena, Athena MUSE, Discuss, Hesiod, Kerberos, Moira, and Zephyr are trademarks of the
Massachusetts Institute of Technology (MIT). No commercial use of these trademarks may be made without prior written
permission of MIT.
"Commercial use" means use of a name in a product or other for-profit manner. It does NOT prevent a commercial firm
from referring to the MIT trademarks in order to convey information (although in doing so, recognition of their trademark
status should be given).
OpenSSL License
---------------
Copyright (c) 1998-2004 The OpenSSL Project. All rights reserved.
Redistribution and use in source and binary forms, with or without modification, are permitted provided that the following
conditions are met:
1.Redistributions of source code must retain the above copyright notice, this list of conditions and the following
disclaimer.
2.Redistributions in binary form must reproduce the above copyright notice, this list of conditions and the following
disclaimer in the documentation and/or other materials provided with the distribution.
3.All advertising materials mentioning features or use of this software must display the following acknowledgment: "This
product includes software developed by the OpenSSL Project for use in the OpenSSL Toolkit.
(http://www.openssl.org/)"
4.The names "OpenSSL Toolkit" and "OpenSSL Project" must not be used to endorse or promote products derived from
this software without prior written permission. For written permission, please contact openssl-core@openssl.org.
5.Products derived from this software may not be called "OpenSSL" nor may "OpenSSL" appear in their names without
prior written permission of the OpenSSL Project.
6.Redistributions of any form whatsoever must retain the following acknowledgment: "This product includes software
developed by the OpenSSL Project for use in the OpenSSL Toolkit. (http://www.openssl.org/
)"
THIS SOFTWARE IS PROVIDED BY THE OpenSSL PROJECT "AS IS" AND ANY EXPRESSED OR IMPLIED
WARRANTIES, INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, THE IMPLIED WARRANTIES OF MERCHANTABILITY AND
FITNESS FOR A PARTICULAR PURPOSE ARE DISCLAIMED. IN NO EVENT SHALL THE OpenSSL PROJECT OR
ITS CONTRIBUTORS BE LIABLE FOR ANY DIRECT, INDIRECT, INCIDENTAL, SPECIAL, EXEMPLARY, OR
CONSEQUENTIAL DAMAGES (INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, PROCUREMENT OF SUBSTITUTE GOODS
OR SERVICES; LOSS OF USE, DATA, OR PROFITS; OR BUSINESS INTERRUPTION) HOWEVER CAUSED AND
ON ANY THEORY OF LIABILITY, WHETHER IN CONTRACT, STRICT LIABILITY, OR TORT (INCLUDING
NEGLIGENCE OR OTHERWISE) ARISING IN ANY WAY OUT OF THE USE OF THIS SOFTWARE, EVEN IF
ADVISED OF THE POSSIBILITY OF SUCH DAMAGE.
This product includes cryptographic software written by Eric Young (eay@cryptsoft.com
). This product includes software
written by Tim Hudson (tjh@cryptsoft.com
).
Original SSLeay License
---------------
Copyright (C) 1995-1998 Eric Young (eay@cryptsoft.com) All rights reserved.
This package is an SSL implementation written by Eric Young (eay@cryptsoft.com). The implementation was written so
as to conform with Netscapes SSL.
This library is free for commercial and non-commercial use as long as the following conditions are aheared to. The
following conditions apply to all code found in this distribution, be it the RC4, RSA,lhash, DES, etc., code; not just the
SSL code. The SSL documentation included with this distribution is covered by the same copyright terms except that the
holder is Tim Hudson (tjh@cryptsoft.com
).
Copyright remains Eric Young's, and as such any Copyright notices in the code are not to be removed. If this package is
used in a product, Eric Young should be given attribution as the author of the parts of the library used. This can be in the
form of a textual message at program startup or in documentation (online or textual) provided with the package.
Redistribution and use in source and binary forms, with or without modification, are permitted provided that the following
conditions are met:
1.Redistributions of source code must retain the copyright notice, this list of conditions and the following disclaimer.
2.Redistributions in binary form must reproduce the above copyright notice, this list of conditions and the following
disclaimer in the documentation and/or other materials provided with the distribution.
3.All advertising materials mentioning features or use of this software must display the following acknowledgement:
"This product includes cryptographic software written by Eric Young (eay@cryptsoft.com
)" The word 'cryptographic'
can be left out if the rouines from the library being used are not cryptographic related :-).
4.If you include any Windows specific code (or a derivative thereof) from the apps directory (application code) you must
include an acknowledgement: "This product includes software written by Tim Hudson (tjh@cryptsoft.com
)"
THIS SOFTWARE IS PROVIDED BY ERIC YOUNG "AS IS" AND ANY EXPRESS OR IMPLIED WARRANTIES,
INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, THE IMPLIED WARRANTIES OF MERCHANTABILITY AND FITNESS FOR A
PARTICULAR PURPOSE ARE DISCLAIMED. IN NO EVENT SHALL THE AUTHOR OR CONTRIBUTORS BE LIABLE
FOR ANY DIRECT, INDIRECT, INCIDENTAL, SPECIAL, EXEMPLARY, OR CONSEQUENTIAL DAMAGES
(INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, PROCUREMENT OF SUBSTITUTE GOODS OR SERVICES; LOSS OF USE,
DATA, OR PROFITS; OR BUSINESS INTERRUPTION) HOWEVER CAUSED AND ON ANY THEORY OF LIABILITY,
WHETHER IN CONTRACT, STRICT LIABILITY, OR TORT (INCLUDING NEGLIGENCE OR OTHERWISE) ARISING
IN ANY WAY OUT OF THE USE OF THIS SOFTWARE, EVEN IF ADVISED OF THE POSSIBILITY OF SUCH
DAMAGE.
The licence and distribution terms for any publically available version orderivative of this code cannot be changed. i.e.
this code cannot simply becopied and put under another distribution licence [including the GNU Public Licence.]
D3DES License
---------------
Copyright (c) 1988,1989,1990,1991,1992 by Richard Outerbridge. (GEnie : OUTER; CIS :
[71755,204]) Graven Imagery, 1992.
GNU GENERAL PUBLIC LICENSE
Version 2, June 1991
Copyright (C) 1989, 1991 Free Software Foundation, Inc., 51 Franklin Street, Fifth Floor, Boston, MA 02110-1301
USA Everyone is permitted to copy and distribute verbatim copies of this license document, but changing it is not
allowed.
Preamble
The licenses for most software are designed to take away your freedom to share and change it. By contrast, the GNU
General Public License is intended to guarantee your freedom to share and change free software--to make sure the
software is free for all its users. This General Public License applies to most of the Free Software Foundation's software
and to any other program whose authors commit to using it. (Some other Free Software Foundation software is covered
by the GNU Lesser General Public License instead.) You can apply it to your programs, too.
When we speak of free software, we are referring to freedom, not price. Our General Public Licenses are designed to
make sure that you have the freedom to distribute copies of free software (and charge for this service if you wish), that
you receive source code or can get it if you want it, that you can change the software or use pieces of it in new free
programs; and that you know you can do these things.
To protect your rights, we need to make restrictions that forbid anyone to deny you these rights or to ask you to
surrender the rights. These restrictions translate to certain responsibilities for you if you distribute copies of the software,
or if you modify it.
For example, if you distribute copies of such a program, whether gratis or for a fee, you must give the recipients all the
rights that you have. You must make sure that they, too, receive or can get the source code. And you must show them
these terms so they know their rights.
We protect your rights with two steps: (1) copyright the software, and (2) offer you this license which gives you legal
permission to copy, distribute and/or modify the software.
Also, for each author's protection and ours, we want to make certain that everyone understands that there is no
warranty for this free software. If the software is modified by someone else and passed on, we want its recipients to
know that what they have is not the original, so that any problems introduced by others will not reflect on the original
authors' reputations.
Finally, any free program is threatened constantly by software patents. We wish to avoid the danger that redistributors
of a free program will individually obtain patent licenses, in effect making the program proprietary. To prevent this, we
have made it clear that any patent must be licensed for everyone's free use or not licensed at all.
The precise terms and conditions for copying, distribution and modification follow.
GNU GENERAL PUBLIC LICENSE
TERMS AND CONDITIONS FOR COPYING, DISTRIBUTION AND MODIFICATION
0. This License applies to any program or other work which contains a notice placed by the copyright holder saying it
may be distributed under the terms of this General Public License. The "Program", below, refers to any such program or
work, and a "work based on the Program" means either the Program or any derivative work under copyright law: that is
to say, a work containing the Program or a portion of it, either verbatim or with modifications and/or translated into
another language. (Hereinafter, translation is included without limitation in the term "modification".) Each licensee is
addressed as "you".
Activities other than copying, distribution and modification are not covered by this License; they are outside its scope.
The act of running the Program is not restricted, and the output from the Program is covered only if its contents
constitute a work based on the Program (independent of having been made by running the Program). Whether that is
true depends on what the Program does.
1. You may copy and distribute verbatim copies of the Program's source code as you receive it, in any medium,
provided that you conspicuously and appropriately publish on each copy an appropriate copyright notice and disclaimer
of warranty; keep intact all the notices that refer to this License and to the absence of any warranty; and give any other
recipients of the Program a copy of this License along with the Program.
You may charge a fee for the physical act of transferring a copy, and you may at your option offer warranty protection in
exchange for a fee.
2. You may modify your copy or copies of the Program or any portion of it, thus forming a work based on the Program,
and copy and distribute such modifications or work under the terms of Section 1 above, provided that you also meet all
of these conditions:
a) You must cause the modified files to carry prominent notices stating that you changed the files and the date of any
change.
b) You must cause any work that you distribute or publish, that in whole or in part contains or is derived from the
Program or any part thereof, to be licensed as a whole at no charge to all third parties under the terms of this License.
c) If the modified program normally reads commands interactively when run, you must cause it, when started running
for such interactive use in the most ordinary way, to print or display an announcement including an appropriate
copyright notice and a notice that there is no warranty (or else, saying that you provide a warranty) and that users
may redistribute the program under these conditions, and telling the user how to view a copy of this License.
(Exception: if the Program itself is interactive but does not normally print such an announcement, your work based on
the Program is not required to print an announcement.)
These requirements apply to the modified work as a whole. If identifiable sections of that work are not derived from the
Program, and can be reasonably considered independent and separate works in themselves, the
n this License, and its
terms, do not apply to those sections when you distribute them as separate works. But when you distribute the same
sections as part of a whole which is a work based on the Program, the distribution of the whole must be on the terms of
this License, whose permissions for other licensees extend to the entire whole, and thus to each and every part
regardless of who wrote it.
Thus, it is not the intent of this section to claim rights or contest your rights to work written entirely by you; rather, the
intent is to exercise the right to control the distribution of derivative or collective works based on the Program.
In addition, mere aggregation of another work not based on the Program with the Program (or with a work based on the
Program) on a volume of a storage or distribution medium does not bring the other work under the scope of this License.
3. You may copy and distribute the Program (or a work based on it, under Section 2) in object code or executable form
under the terms of Sections 1 and 2 above provided that you also do one of the following:
a) Accompany it with the complete corresponding machine-readable source code, which must be distributed under
the terms of Sections 1 and 2 above on a medium customarily used for software interchange; or,
b) Accompany it with a written offer, valid for at least three years, to give any third party, for a charge no more than
your cost of physically performing source distribution, a complete machine-readable copy of the corresponding
source code, to be distributed under the terms of Sections 1 and 2 above on a medium customarily used for software
interchange; or,
c) Accompany it with the information you received as to the offer to distribute corresponding source code. (This
alternative is allowed only for noncommercial distribution and only if you received the program in object code or
executable form with such an offer, in accord with Subsection b above.)
The source code for a work means the preferred form of the work for making modifications to it. For an executable work,
complete source code means all the source code for all modules it contains, plus any associated interface definition
files, plus the scripts used to control compilation and installation of the executable. However, as a special exception, the
source code distributed need not include anything that is normally distributed (in either source or binary form) with the
major components (compiler, kernel, and so on) of the operating system on which the executable runs, unless that
component itself accompanies the executable.
If distribution of executable or object code is made by offering access to copy from a designated place, then offering
equivalent access to copy the source code from the same place counts as distribution of the source code, even though
third parties are not compelled to copy the source along with the object code.
4. You may not copy, modify, sublicense, or distribute the Program except as expressly provided under this License.
Any attempt otherwise to copy, modify, sublicense or distribute the Program is void, and will automatically terminate
your rights under this License. However, parties who have received copies, or rights, from you under this License will not
have their licenses terminated so long as such parties remain in full compliance.
5. You are not required to accept this License, since you have not signed it. However, nothing else grants you
permission to modify or distribute the Program or its derivative works. These actions are prohibited by law if you do not
ac
cept this License. Therefore, by modifying or distributing the Program (or any work based on the Program), you
indicate your acceptance of this License to do so, and all its terms and conditions for copying, distributing or modifying
the Program or works based on it.
6. Each time you redistribute the Program (or any work based on the Program), the recipient automatically receives a
license from the original licensor to copy, distribute or modify the Program subject to these terms and conditions. You
may not impose any further restrictions on the recipients' exercise of the rights granted herein. You are not responsible
for enforcing compliance by third parties to this License.
7. If, as a consequence of a court judgment or allegation of patent infringement or for any other reason (not limited to
patent issues), conditions are imposed on you (whether by court order, agreement or otherwise) that contradict the
conditions of this License, they do not excuse you from the conditions of this License. If you cannot distribute so as to
satisfy simultaneously your obligations under this License and any other pertinent obligations, then as a consequence
you may not distribute the Program at all. For example, if a patent license would not permit royalty-free redistribution of
the Program by all those who receive copies directly or indirectly through you, then the only way you could satisfy both it
and this License would be to refrain entirely from distribution of the Program.
If any portion of this section is held invalid or unenforceable under any particular circumstance, the balance of the
section is intended to apply and the section as a whole is intended to apply in other circumstances.
It is not the purpose of this section to induce you to infringe any patents or other property right claims or to contest
validity of any such claims; this section has the sole purpose of protecting the integrity of the free software distribution
system, which is implemented by public license practices. Many people have made generous contributions to the wide
range of software distributed through that system in reliance on consistent application of that system; it is up to the
author/donor to decide if he or she is willing to distribute software through any other system and a licensee cannot
impose that choice.
This section is intended to make thoroughly clear what is believed to be a consequence of the rest of this License.
8. If the distribution and/or use of the Program is restricted in certain countries either by patents or by copyrighted
interfaces, the original copyright holder who places the Program under this License may add an explicit geographical
distribution limitation excluding those countries, so that distribution is permitted only in or among countries not thus
excluded. In such case, this License incorporates the limitation as if written in the body of this License.
9. The Free Software Foundation may publish revised and/or new versions of the General Public License from time to
time. Such new versions will be similar in spirit to the present version, but may differ in detail to address new problems
or concerns.
Each version is given a distinguishing version number. If the Program specifies a version number of this License which
applies to it and "any later version", you have the option of following the terms and conditions either of that version or of
any later version published by the Free Software Foundation. If the Program does not specify a version number of this
License, you may choose any version ever published by the Free Software Foundation.
10. If you wish to incorporate par
ts of the Program into other free programs whose distribution conditions are different,
write to the author to ask for permission. For software which is copyrighted by the Free Software Foundation, write to the
Free Software Foundation; we sometimes make exceptions for this. Our decision will be guided by the two goals of
preserving the free status of all derivatives of our free software and of promoting the sharing and reuse of software
generally.
NO WARRANTY
11. BECAUSE THE PROGRAM IS LICENSED FREE OF CHARGE, THERE IS NO WARRANTY FOR THE
PROGRAM, TO THE EXTENT PERMITTED BY APPLICABLE LAW. EXCEPT WHEN OTHERWISE STATED IN
WRITING THE COPYRIGHT HOLDERS AND/OR OTHER PARTIES PROVIDE THE PROGRAM "AS IS" WITHOUT
WARRANTY OF ANY KIND, EITHER EXPRESSED OR IMPLIED, INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, THE IMPLIED
WARRANTIES OF MERCHANTABILITY AND FITNESS FOR A PARTICULAR PURPOSE. THE ENTIRE RISK AS TO
THE QUALITY AND PERFORMANCE OF THE PROGRAM IS WITH YOU. SHOULD THE PROGRAM PROVE
DEFECTIVE, YOU ASSUME THE COST OF ALL NECESSARY SERVICING, REPAIR OR CORRECTION.
12. IN NO EVENT UNLESS REQUIRED BY APPLICABLE LAW OR AGREED TO IN WRITING WILL ANY
COPYRIGHT HOLDER, OR ANY OTHER PARTY WHO MAY MODIFY AND/OR REDISTRIBUTE THE PROGRAM AS
PERMITTED ABOVE, BE LIABLE TO YOU FOR DAMAGES, INCLUDING ANY GENERAL, SPECIAL, INCIDENTAL
OR CONSEQUENTIAL DAMAGES ARISING OUT OF THE USE OR INABILITY TO USE THE PROGRAM
(INCLUDING BUT NOT LIMITED TO LOSS OF DATA OR DATA BEING RENDERED INACCURATE OR LOSSES
SUSTAINED BY YOU OR THIRD PARTIES OR A FAILURE OF THE PROGRAM TO OPERATE WITH ANY OTHER
PROGRAMS), EVEN IF SUCH HOLDER OR OTHER PARTY HAS BEEN ADVISED OF THE POSSIBILITY OF SUCH
DAMAGES.
END OF TERMS AND CONDITIONS
How to Apply These Terms to Your New Programs
If you develop a new program, and you want it to be of the greatest possible use to the public, the best way to achieve
this is to make it free software which everyone can redistribute and change under these terms.
To do so, attach the following notices to the program. It is safest to attach them to the start of each source file to most
effectively convey the exclusion of warranty; and each file should have at least the "copyright" line and a pointer to
where the full notice is found.
<one line to give the program's name and a brief idea of what it does.> Copyright (C) <year> <name of author>
This program is free software; you can redistribute it and/or modify it under the terms of the GNU General Public
License as published by the Free Software Foundation; either version 2 of the License, or (at your option) any later
version.
This program is distributed in the hope that it will be useful, but WITHOUT ANY WARRANTY; without even the
implied warranty of MERCHANTABILITY or FITNESS FOR A PARTICULAR PURPOSE. See the GNU General
Public License for more details.
You should have received a copy of the GNU General Public License along with this program; if not, write to the Free
Software Foundation, Inc., 51 Franklin Street, Fifth Floor, Boston, MA 02110-1301 USA.
Also add information on how to contact you by electronic and paper mail.
If the program is interactive, make it output a short notice like this when it starts in an interactive mode:
Gnomovision version 69, Copyright (C) year name of author Gnomovision comes with ABSOLUTELY NO
WARRANTY; for details type `show w'. This is free software, and you are welcome to redistribute it under certain
conditions; type `show c' for details.
The hypothetical commands `show w' and `show c' should show the appropriate parts of the General Public License. Of
course, the commands you use may be called something other than `show w' and `show c'; they could even be
mouse-clicks or menu items--whatever suits your program.
You should also get your employer (if you work as a programmer) or your school, if any, to sign a "copyright disclaimer"
for the program, if necessary. Here is a sample; alter the names:
Yoyodyne, Inc., hereby disclaims all copyright interest in the program `Gnomovision' (which makes passes at
compilers) written by James Hacker.
<signature of Ty Coon>, 1 April 1989
Ty Coon, President of Vice
This General Public License does not permit incorporating your program into proprietary programs. If your program is a
subroutine library, you may consider it more useful to permit linking proprietary applications with the library. If this is
what you want to do, use the GNU Lesser General Public License instead of this License.
GNU LESSER GENERAL PUBLIC LICENSE
Version 2.1, February 1999
Copyright (C) 1991, 1999 Free Software Foundation, Inc. 51 Franklin Street, Fifth Floor, Boston, MA 02110-1301
USA Everyone is permitted to copy and distribute verbatim copies of this license document, but changing it is not
allowed.
[This is the first released version of the Lesser GPL. It also counts as the successor of the GNU Library Public
License, version 2, hence the version number 2.1.]
Preamble
The licenses for most software are designed to take away your freedom to share and change it. By contrast, the GNU
General Public Licenses are intended to guarantee your freedom to share and change free software--to make sure the
software is free for all its users.
This license, the Lesser General Public License, applies to some specially designated software packages--typically
libraries--of the Free Software Foundation and other authors who decide to use it. You can use it too, but we suggest
you first think carefully about whether this license or the ordinary General Public License is the better strategy to use in
any particular case, based on the explanations below.
When we speak of free software, we are referring to freedom of use, not price. Our General Public Licenses are
designed to make sure that you have the freedom to distribute copies of free software (and charge for this service if you
wish); that you receive source code or can get it if you want it; that you can change the software and use pieces of it in
new free programs; and that you are informed that you can do these things.
To protect your rights, we need to make restrictions that forbid distributors to deny you these rights or to ask you to
surrender these rights. These restrictions translate to certain responsibilities for you if you distribute copies of the library
or if you modify it.
For example, if you distribute copies of the library, whether gratis or for a fee, you must give the recipients all the rights
that we gave you. You must make sure that they, too, receive or can get the source code. If you link other code with the
library, you must provide complete object files to the recipients, so that they can relink them with the library after making
changes to the library and recompiling it. And you must show them these terms so they know their rights.
We protect your rights with a two-step method: (1) we copyright the library, and (2) we offer you this license, which
gives you legal permission to copy, distribute and/or modify the library.
To protect each distributor, we want to make it very clear that there is no warranty for the free library. Also, if the library
is modified by someone else and passed on, the recipients should know that what they have is not the original version,
so that the original author's reputation will not be affected by problems that might be introduced by others.
Finally, software patents pose a constant threat to the existence of any free program. We wish to make sure that a
company cannot effectively restrict the users of a free program by obtaining a restrictive license from a patent holder.
Therefore, we insist that any patent license obtained for a version of the library must be consistent with the full freedom
of use specified in this license.
Most GNU software, including some libraries, is covered by the ordinary GNU General Public License. This license, the
GNU Lesser General Public License, applies to certain designated libraries, and is quite different from the ordinary
General Public License. We use this license for certain libraries in order to permit linking those libraries into non-free
programs.
When a program is linked with a library, whether statically or using a shared library, the combination of the two is
legally speaking a combined work, a derivative of the original library. The ordinary General Public License therefore
permits such linking only if the entire combination fits its criteria of freedom. The Lesser General Public License permits
more lax criteria for linking other code with the library.
We call this license the "Lesser" General Public License because it does Less to protect the user's freedom than the
ordinary General Public License. It also provides other free software developers Less of an advantage over competing
non-free programs. These disadvantages are the reason we use the ordinary General Public License for many libraries.
However, the Lesser license provides advantages in certain special circumstances.
For example, on rare occasions, there may be a special need to encourage the widest possible use of a certain library,
so that it becomes a de-facto standard. To achieve this, non-free programs must be allowed to use the library. A more
frequent case is that a free library does the same job as widely used non-free libraries. In this case, there is little to gain
by limiting the free library to free software only, so we use the Lesser General Public License.
In other cases, permission to use a particular library in non-free programs enables a greater number of people to use a
large body of free software. For example, permission to use the GNU C Library in non-free programs enables many
more people to use the whole GNU operating system, as well as its variant, the GNU/Linux operating system.
Although the Lesser General Public License is Less protective of the users' freedom, it does ensure that the user of a
program that is linked with the Library has the freedom and the wherewithal to run that program using a modified version
of the Library.
The precise terms and conditions for copying, distribution and modification follow. Pay close attention to the difference
between a "work based on the library" and a "work that uses the library". The former contains code derived from the
library, whereas the latter must be combined with the library in order to run.
GNU LESSER GENERAL PUBLIC LICENSE
TERMS AND CONDITIONS FOR COPYING, DISTRIBUTION AND MODIFICATION
0. This License Agreement applies to any software library or other program which contains a notice placed by the
copyright holder or other authorized party saying it may be distributed under the terms of this Lesser General Public
License (also called "this License"). Each licensee is addressed as "you".
A "library" means a collection of software functions and/or data prepared so as to be conveniently linked with
application programs (which use some of those functions and data) to form executables.
The "Library", below, refers to any such software library or work which has been distributed under these terms. A "work
based on the Library" means either the Library or any derivative work under copyright law: that is to say, a work
containing the Library or a portion of it, either verbatim or with modifications and/or translated straightforwardly into
another language. (Hereinafter, translation is included without limitation in the term "modification".)
"Source code" for a work means the preferred form of the work for making modifications to it. For a library, complete
source code means all the source code for all modules it contains, plus any associated interface definition files, plus the
scripts used to control compilation and installation of the library.
Activities other than copying, distribution and modification are not covered by this License; they are outside its scope.
The act of running a program using the Library is not restricted, and output from such a program is covered only if its
contents constitute a work based on the Library (independent of the use of the Library in a tool for writing it). Whether
that is true depends on what the Library does and what the program that uses the Library does.
1. You may copy and distribute verbatim copies of the Library's complete source code as you receive it, in any medium,
provided that you conspicuously and appropriately publish on each copy an appropriate copyright notice and disclaimer
of warranty; keep intact all the notices that refer to this License and to the absence of any warranty; and distribute a copy
of this License along with the Library.
You may charge a fee for the physical act of transferring a copy, and you may at your option offer warranty protection
in exchange for a fee.
2. You may modify your copy or copies of the Library or any portion of it, thus forming a work based on the Library, and
copy and distribute such modifications or work under the terms of Section 1 above, provided that you also meet all of
these conditions:
a) The modified work must itself be a software library.
b) You must cause the files modified to carry prominent notices stating that you changed the files and the date of any
change.
c) You must cause the whole of the work to be licensed at no charge to all third parties under the terms of this
License.
d) If a facility in the modified Library refers to a function or a table of data to be supplied by an application program
that uses the facility, other than as an argument passed when the facility is invoked, then you must make a good faith
effort to ensure that, in the event an application does not supply such function or table, the facility still operates, and
performs whatever part of its purpose remains meaningful.
(For example, a function in a library to compute square roots has a purpose that is entirely well-defined independent
of the application. Therefore, Subsection 2d requires that any application-supplied function or table used by this
function must be optional: if the application does not supply it, the square root function must still compute square
roots.)
These requirements apply to the modified work as a whole. If identifiable sections of that work are not derived from the
Library, and can be reasonably considered independent and separate works in themselves, then this License, and its
terms, do not apply to those sections when you distribute them as separate works. But when you distribute the same
sections as part of a whole which is a work based on the Library, the distribution of the whole must be on the terms of
this License, whose permissions for other licensees extend to the entire whole, and thus to each and every part
regardless of who wrote it.
Thus, it is not the intent of this section to claim rights or contest your rights to work written entirely by you; rather, the
intent is to exercise the right to control the distribution of derivative or collective works based on the Library.
In addition, mere aggregation of another work not based on the Library with the Library (or with a work based on the
Library) on a volume of a storage or distribution medium does not bring the other work under the scope of this License.
3. You may opt to apply the terms of the ordinary GNU General Public License instead of this License to a given copy
of the Library. To do this, you must alter all the notices that refer to this License, so that they refer to the ordinary GNU
General Public License, version 2, instead of to this License. (If a newer version than version 2 of the ordinary GNU
General Public License has appeared, then you can specify that version instead if you wish.) Do not make any other
change in these notices.
Once this change is made in a given copy, it is irreversible for that copy, so the ordinary GNU General Public License
applies to all subsequent copies and derivative works made from that copy.
This option is useful when you wish to copy part of the code of the Library into a program that is not a library.
4. You may copy and distribute the Library (or a portion or derivative of it, under Section 2) in object code or executable
form under the terms of Sections 1 and 2 above provided that you accompany it with the complete corresponding
m
achine-readable source code, which must be distributed under the terms of Sections 1 and 2 above on a medium
customarily used for software interchange.
If distribution of object code is made by offering access to copy from a designated place, then offering equivalent
access to copy the source code from the same place satisfies the requirement to distribute the source code, even
though third parties are not compelled to copy the source along with the object code.
5. A program that contains no derivative of any portion of the Library, but is designed to work with the Library by being
compiled or linked with it, is called a "work that uses the Library". Such a work, in isolation, is not a derivative work of the
Library, and therefore falls outside the scope of this License.
However, linking a "work that uses the Library" with the Library creates an executable that is a derivative of the Library
(because it contains portions of the Library), rather than a "work that uses the library". The executable is therefore
covered by this License. Section 6 states terms for distribution of such executables.
When a "work that uses the Library" uses material from a header file that is part of the Library, the object code for the
work may be a derivative work of the Library even though the source code is not. Whether this is true is especially
significant if the work can be linked without the Library, or if the work is itself a library. The threshold for this to be true is
not precisely defined by law.
If such an object file uses only numerical parameters, data structure layouts and accessors, and small macros and
small inline functions (ten lines or less in length), then the use of the object file is unrestricted, regardless of whether it is
legally a derivative work. (Executables containing this object code plus portions of the Library will still fall under Section
6.)
Otherwise, if the work is a derivative of the Library, you may distribute the object code for the work under the terms of
Section 6. Any executables containing that work also fall under Section 6, whether or not they are linked directly with the
Library itself.
6. As an exception to the Sections above, you may also combine or link a "work that uses the Library" with the Library
to produce a work containing portions of the Library, and distribute that work under terms of your choice, provided that
the terms permit modification of the work for the customer's own use and reverse engineering for debugging such
modifications.
You must give prominent notice with each copy of the work that the Library is used in it and that the Library and its use
are covered by this License. You must supply a copy of this License. If the work during execution displays copyright
notices, you must include the copyright notice for the Library among them, as well as a reference directing the user to
the copy of this License. Also, you must do one of these things:
a) Accompany the work with the complete corresponding machine-readable source code for the Library including
whatever changes were used in the work (which must be distributed under Sections 1 and 2 above); and, if the work
is an executable linked with the Library, with the complete machine-readable "work that uses the Library", as object
code and/or source code, so that the user can modify the Library and then relink to produce a modified executable
containing the modified Library. (It is understood that the user who changes the contents of definitions files in the
Library will not necessarily be able to recompile the application to use the modified definitions.)
b) Use a suitable shared library mechanism for linking with the Library. A suitable mechanism is one that (1) uses at
run time a copy of the library already present on the user's computer system, rather than copying library functions into
the executable, and (2) will operate properly with a modified version of the library, if the user installs one, as long as
the modified version is interface-compatible with the version that the work was made with.
c) Accompany the work with a written offer, valid for at least th
ree years, to give the same user the materials specified
in Subsection 6a, above, for a charge no more than the cost of performing this distribution.
d) If distribution of the work is made by offering access to copy from a designated place, offer equivalent access to
copy the above specified materials from the same place.
e) Verify that the user has already received a copy of these materials or that you have already sent this user a copy.
For an executable, the required form of the "work that uses the Library" must include any data and utility programs
needed for reproducing the executable from it. However, as a special exception, the materials to be distributed need not
include anything that is normally distributed (in either source or binary form) with the major components (compiler,
kernel, and so on) of the operating system on which the executable runs, unless that component itself accompanies the
executable.
It may happen that this requirement contradicts the license restrictions of other proprietary libraries that do not normally
accompany the operating system. Such a contradiction means you cannot use both them and the Library together in an
executable that you distribute.
7. You may place library facilities that are a work based on the Library side-by-side in a single library together with
other library facilities not covered by this License, and distribute such a combined library, provided that the separate
distribution of the work based on the Library and of the other library facilities is otherwise permitted, and provided that
you do these two things:
a) Accompany the combined library with a copy of the same work based on the Library, uncombined with any other
library facilities. This must be distributed under the terms of the Sections above.
b) Give prominent notice with the combined library of the fact that part of it is a work based on the Library, and
explaining where to find the accompanying uncombined form of the same work.
8. You may not copy, modify, sublicense, link with, or distribute the Library except as expressly provided under this
License. Any attempt otherwise to copy, modify, sublicense, link with, or distribute the Library is void, and will
automatically terminate your rights under this License. However, parties who have received copies, or rights, from you
under this License will not have their licenses terminated so long as such parties remain in full compliance.
9. You are not required to accept this License, since you have not signed it. However, nothing else grants you
permission to modify or distribute the Library or its derivative works. These actions are prohibited by law if you do not
accept this License. Therefore, by modifying or distributing the Library (or any work based on the Library), you indicate
your acceptance of this License to do so, and all its terms and conditions for copying, distributing or modifying the
Library or works based on it.
10. Each time you redistribute the Library (or any work based on the Library), the recipient automatically receives a
license from the original licensor to copy, distribute, link with or modify the Library subject to these terms and conditions.
You may not impose any further restrictions on the recipients' exercise of the rights granted herein. You are not
responsible for enforcing compliance by third parties with this License.
11. If, as a consequence of a court judgment or allegation of patent infringement or for any other reason (not limited to
patent issues), conditions are imposed on you (whether by court order, agreement or otherwise) that contradict the
conditions of this License, they do not excuse you from the conditions of this License. If you cannot distribute so as to
satisf
y simultaneously your obligations under this License and any other pertinent obligations, then as a consequence
you may not distribute the Library at all. For example, if a patent license would not permit royalty-free redistribution of the
Library by all those who receive copies directly or indirectly through you, then the only way you could satisfy both it and
this License would be to refrain entirely from distribution of the Library.
If any portion of this section is held invalid or unenforceable under any particular circumstance, the balance of the
section is intended to apply, and the section as a whole is intended to apply in other circumstances.
It is not the purpose of this section to induce you to infringe any patents or other property right claims or to contest
validity of any such claims; this section has the sole purpose of protecting the integrity of the free software distribution
system which is implemented by public license practices. Many people have made generous contributions to the wide
range of software distributed through that system in reliance on consistent application of that system; it is up to the
author/donor to decide if he or she is willing to distribute software through any other system and a licensee cannot
impose that choice.
This section is intended to make thoroughly clear what is believed to be a consequence of the rest of this License.
12. If the distribution and/or use of the Library is restricted in certain countries either by patents or by copyrighted
interfaces, the original copyright holder who places the Library under this License may add an explicit geographical
distribution limitation excluding those countries, so that distribution is permitted only in or among countries not thus
excluded. In such case, this License incorporates the limitation as if written in the body of this License.
13. The Free Software Foundation may publish revised and/or new versions of the Lesser General Public License from
time to time. Such new versions will be similar in spirit to the present version, but may differ in detail to address new
problems or concerns.
Each version is given a distinguishing version number. If the Library specifies a version number of this License which
applies to it and "any later version", you have the option of following the terms and conditions either of that version or of
any later version published by the Free Software Foundation. If the Library does not specify a license version number,
you may choose any version ever published by the Free Software Foundation.
14. If you wish to incorporate parts of the Library into other free programs whose distribution conditions are
incompatible with these, write to the author to ask for permission. For software which is copyrighted by the Free
Software Foundation, write to the Free Software Foundation; we sometimes make exceptions for this. Our decision will
be guided by the two goals of preserving the free status of all derivatives of our free software and of promoting the
sharing and reuse of software generally.
NO WARRANTY
15. BECAUSE THE LIBRARY IS LICENSED FREE OF CHARGE, THERE IS NO WARRANTY FOR THE LIBRARY,
TO THE EXTENT PERMITTED BY APPLICABLE LAW. EXCEPT WHEN OTHERWISE STATED IN WRITING THE
COPYRIGHT HOLDERS AND/OR OTHER PARTIES PROVIDE THE LIBRARY "AS IS" WITHOUT WARRANTY OF
ANY KIND, EITHER EXPRESSED OR IMPLIED, INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, THE IMPLIED WARRANTIES
OF MERCHANTABILITY AND FITNESS FOR A PARTICULAR PURPOSE. THE ENTIRE RISK AS TO THE QUALITY
AND PERFORMANCE OF THE LIBRARY IS
WITH YOU. SHOULD THE LIBRARY PROVE DEFECTIVE, YOU
ASSUME THE COST OF ALL NECESSARY SERVICING, REPAIR OR CORRECTION.
16. IN NO EVENT UNLESS REQUIRED BY APPLICABLE LAW OR AGREED TO IN WRITING WILL ANY
COPYRIGHT HOLDER, OR ANY OTHER PARTY WHO MAY MODIFY AND/OR REDISTRIBUTE THE LIBRARY AS
PERMITTED ABOVE, BE LIABLE TO YOU FOR DAMAGES, INCLUDING ANY GENERAL, SPECIAL, INCIDENTAL
OR CONSEQUENTIAL DAMAGES ARISING OUT OF THE USE OR INABILITY TO USE THE LIBRARY (INCLUDING
BUT NOT LIMITED TO LOSS OF DATA OR DATA BEING RENDERED INACCURATE OR LOSSES SUSTAINED BY
YOU OR THIRD PARTIES OR A FAILURE OF THE LIBRARY TO OPERATE WITH ANY OTHER SOFTWARE), EVEN
IF SUCH HOLDER OR OTHER PARTY HAS BEEN ADVISED OF THE POSSIBILITY OF SUCH DAMAGES.
END OF TERMS AND CONDITIONS
How to Apply These Terms to Your New Libraries
If you develop a new library, and you want it to be of the greatest possible use to the public, we recommend making it
free software that everyone can redistribute and change. You can do so by permitting redistribution under these terms
(or, alternatively, under the terms of the ordinary General Public License).
To apply these terms, attach the following notices to the library. It is safest to attach them to the start of each source file
to most effectively convey the exclusion of warranty; and each file should have at least the "copyright" line and a pointer
to where the full notice is found.
<one line to give the library's name and a brief idea of what it does.> Copyright (C) <year> <name of author>
This library is free software; you can redistribute it and/or modify it under the terms of the GNU Lesser General Public
License as published by the Free Software Foundation; either version 2.1 of the License, or (at your option) any later
version.
This library is distributed in the hope that it will be useful, but WITHOUT ANY WARRANTY; without even the implied
warranty of MERCHANTABILITY or FITNESS FOR A PARTICULAR PURPOSE. See the GNU Lesser General
Public License for more details.
You should have received a copy of the GNU Lesser General Public License along with this library; if not, write to the
Free Software Foundation, Inc., 51 Franklin Street, Fifth Floor, Boston, MA 02110-1301 USA
Also add information on how to contact you by electronic and paper mail.
You should also get your employer (if you work as a programmer) or your school, if any, to sign a "copyright disclaimer"
for the library, if necessary. Here is a sample; alter the names:
Yoyodyne, Inc., hereby disclaims all copyright interest in the library `Frob' (a library for tweaking knobs) written by
James Random Hacker.
<signature of Ty Coon>, 1 April 1990
Ty Coon, President of Vice
That's all there is to it!
GNU GENERAL PUBLIC LICENSE
Version 3, 29 June 2007
Copyright (C) 2007 Free Software Foundation, Inc. <http://fsf.org/>
Everyone is permitted to copy and distribute verbatim copies of this license document, but changing it is not allowed.
Preamble
The GNU General Public License is a free, copyleft license for software and other kinds of works.
The licenses for most software and other practical works are designed to take away your freedom to share and
change the works. By contrast, the GNU General Public License is intended to guarantee your freedom to share and
change all versions of a program--to make sure it remains free software for all its users. We, the Free Software
Foundation, use the GNU General Public License for most of our software; it applies also to any other work released this
way by its authors. You can apply it to your programs, too.
When we speak of free software, we are referring to freedom, not price. Our General Public Licenses are designed to
make sure that you have the freedom to distribute copies of free software (and charge for them if you wish), that you
receive source code or can get it if you want it, that you can change the software or use pieces of it in new free
programs, and that you know you can do these things.
To protect your rights, we need to prevent others from denying you these rights or asking you to surrender the rights.
Therefore, you have certain responsibilities if you distribute copies of the software, or if you modify it: responsibilities to
respect the freedom of others.
For example, if you distribute copies of such a program, whether gratis or for a fee, you must pass on to the recipients
the same freedoms that you received. You must make sure that they, too, receive or can get the source code. And you
must show them these terms so they know their rights.
Developers that use the GNU GPL protect your rights with two steps:
(1) assert copyright on the software, and (2) offer you this License giving you legal permission to copy, distribute and/or
modify it.
For the developers' and authors' protection, the GPL clearly explains that there is no warranty for this free software. For
both users' and authors' sake, the GPL requires that modified versions be marked as changed, so that their problems
will not be attributed erroneously to authors of previous versions.
Some devices are designed to deny users access to install or run modified versions of the software inside them,
although the manufacturer can do so. This is fundamentally incompatible with the aim of protecting users' freedom to
change the software. The systematic pattern of such abuse occurs in the area of products for individuals to use, which is
precisely where it is most unacceptable. Therefore, we have designed this version of the GPL to prohibit the practice for
those products. If such problems arise substantially in other domains, we stand ready to extend this provision to those
domains in future versions of the GPL, as needed to protect the freedom of users.
Finally, every program is threatened constantly by software patents. States should not allow patents to restrict
development and use of software on general-purpose computers, but in those that do, we wish to avoid the special
danger that patents applied to a free program could make it effectively proprietary. To prevent this, the GPL assures that
patents cannot be used to render the program non-free.
The
precise terms and conditions for copying, distribution and modification follow.
TERMS AND CONDITIONS
0. Definitions.
"This License" refers to version 3 of the GNU General Public License.
"Copyright" also means copyright-like laws that apply to other kinds of works, such as semiconductor masks.
"The Program" refers to any copyrightable work licensed under this License. Each licensee is addressed as "you".
"Licensees" and "recipients" may be individuals or organizations.
To "modify" a work means to copy from or adapt all or part of the work in a fashion requiring copyright permission, other
than the making of an exact copy. The resulting work is called a "modified version" of the earlier work or a work "based
on" the earlier work.
A "covered work" means either the unmodified Program or a work based on the Program.
To "propagate" a work means to do anything with it that, without permission, would make you directly or secondarily
liable for infringement under applicable copyright law, except executing it on a computer or modifying a private copy.
Propagation includes copying, distribution (with or without modification), making available to the public, and in some
countries other activities as well.
To "convey" a work means any kind of propagation that enables other parties to make or receive copies. Mere
interaction with a user through a computer network, with no transfer of a copy, is not conveying.
An interactive user interface displays "Appropriate Legal Notices" to the extent that it includes a convenient and
prominently visible feature that (1) displays an appropriate copyright notice, and (2) tells the user that there is no
warranty for the work (except to the extent that warranties are provided), that licensees may convey the work under this
License, and how to view a copy of this License. If the interface presents a list of user commands or options, such as a
menu, a prominent item in the list meets this criterion.
1. Source Code.
The "source code" for a work means the preferred form of the work for making modifications to it. "Object code" means
any non-source form of a work.
A "Standard Interface" means an interface that either is an official standard defined by a recognized standards body,
or, in the case of interfaces specified for a particular programming language, one that is widely used among developers
working in that language.
The "System Libraries" of an executable work include anything, other than the work as a whole, that (a) is included in
the normal form of packaging a Major Component, but which is not part of that Major Component, and (b) serves only to
enable use of the work with that Major Component, or to implement a Standard Interface for which an implementation is
available to the public in source code form. A "Major Component", in this context, means a major essential component
(kernel, window system, and so on) of the specific operating system (if any) on which the executable work runs, or a
compiler used to produce the work, or an object code interpreter used to run it.
The "Corresponding Source" for a work in object code form means all the source code needed to generate, install, and
(for an executable work) run the object code and to modify the work, including scripts to control those activities.
However, it does not include the work's System Libraries, or general-purpose tools or generally available free programs
which are used unmodified in performing those activities but which are not part of the work. For example, Corresponding
So
urce includes interface definition files associated with source files for the work, and the source code for shared
libraries and dynamically linked subprograms that the work is specifically designed to require, such as by intimate data
communication or control flow between those subprograms and other parts of the work.
The Corresponding Source need not include anything that users can regenerate automatically from other parts of the
Corresponding Source.
The Corresponding Source for a work in source code form is that same work.
2. Basic Permissions.
All rights granted under this License are granted for the term of copyright on the Program, and are irrevocable provided
the stated conditions are met. This License explicitly affirms your unlimited permission to run the unmodified Program.
The output from running a covered work is covered by this License only if the output, given its content, constitutes a
covered work. This License acknowledges your rights of fair use or other equivalent, as provided by copyright law.
You may make, run and propagate covered works that you do not convey, without conditions so long as your license
otherwise remains in force. You may convey covered works to others for the sole purpose of having them make
modifications exclusively for you, or provide you with facilities for running those works, provided that you comply with the
terms of this License in conveying all material for which you do not control copyright. Those thus making or running the
covered works for you must do so exclusively on your behalf, under your direction and control, on terms that prohibit
them from making any copies of your copyrighted material outside their relationship with you.
Conveying under any other circumstances is permitted solely under the conditions stated below. Sublicensing is not
allowed; section 10 makes it unnecessary.
3. Protecting Users' Legal Rights From Anti-Circumvention Law.
No covered work shall be deemed part of an effective technological measure under any applicable law fulfilling
obligations under article 11 of the WIPO copyright treaty adopted on 20 December 1996, or similar laws prohibiting or
restricting circumvention of such measures.
When you convey a covered work, you waive any legal power to forbid circumvention of technological measures to the
extent such circumvention is effected by exercising rights under this License with respect to the covered work, and you
disclaim any intention to limit operation or modification of the work as a means of enforcing, against the work's users,
your or third parties' legal rights to forbid circumvention of technological measures.
4. Conveying Verbatim Copies.
You may convey verbatim copies of the Program's source code as you receive it, in any medium, provided that you
conspicuously and appropriately publish on each copy an appropriate copyright notice; keep intact all notices stating
that this License and any non-permissive terms added in accord with section 7 apply to the code; keep intact all notices
of the absence of any warranty; and give all recipients a copy of this License along with the Program.
You may charge any price or no price for each copy that you convey, and you may offer support or warranty protection
for a fee.
5. Conveying Modified Source Versions.
You may convey a work based on the Program, or the modifications to produce it from the Program, in the form of
source code under the terms of section 4, provided that you also meet all of these conditions:
a) The work must carry prominent notices stating that you modified it, and giving a relevant date.
b) The work must carry prominent notices stating that it is released under this License and any conditions added under
section
7. This requirement modifies the requirement in section 4 to "keep intact all notices".
c) You must license the entire work, as a whole, under this License to anyone who comes into possession of a copy.
This License will therefore apply
, along with any applicable section 7 additional terms, to the whole of the work, and all
its parts, regardless of how they are packaged. This License gives no permission to license the work in any other way,
but it does not invalidate such permission if you have separately received it.
d) If the work has interactive user interfaces, each must display Appropriate Legal Notices; however, if the Program
has interactive interfaces that do not display Appropriate Legal Notices, your work need not make them do so.
A compilation of a covered work with other separate and independent works, which are not by their nature extensions
of the covered work, and which are not combined with it such as to form a larger program, in or on a volume of a storage
or distribution medium, is called an "aggregate" if the compilation and its resulting copyright are not used to limit the
access or legal rights of the compilation's users beyond what the individual works permit. Inclusion of a covered work in
an aggregate does not cause this License to apply to the other parts of the aggregate.
6. Conveying Non-Source Forms.
You may convey a covered work in object code form under the terms of sections 4 and 5, provided that you also
convey the machine-readable Corresponding Source under the terms of this License, in one of these ways:
a) Convey the object code in, or embodied in, a physical product (including a physical distribution medium),
accompanied by the Corresponding Source fixed on a durable physical medium customarily used for software
interchange.
b) Convey the object code in, or embodied in, a physical product (including a physical distribution medium),
accompanied by a written offer, valid for at least three years and valid for as long as you offer spare parts or customer
support for that product model, to give anyone who possesses the object code either (1) a copy of the Corresponding
Source for all the software in the product that is covered by this License, on a durable physical medium customarily used
for software interchange, for a price no more than your reasonable cost of physically performing this conveying of
source, or (2) access to copy the Corresponding Source from a network server at no charge.
c) Convey individual copies of the object code with a copy of the written offer to provide the Corresponding Source.
This alternative is allowed only occasionally and noncommercially, and only if you received the object code with such an
offer, in accord with subsection 6b.
d) Convey the object code by offering access from a designated place (gratis or for a charge), and offer equivalent
access to the Corresponding Source in the same way through the same place at no further charge. You need not require
recipients to copy the Corresponding Source along with the object code. If the place to copy the object code is a network
server, the Corresponding Source may be on a different server (operated by you or a third party) that supports
equivalent copying facilities, provided you maintain clear directions next to the object code saying where to find the
Corresponding Source. Regardless of what server hosts the Corresponding Source, you remain obligated to ensure that
it is available for as long as needed to satisfy these requirements.
e) Convey the object code using peer-to-peer transmission, provided you inform other peers where the object code
and Corresponding Source of the work are being offered to the general public at no charge under subsection 6d.
A separable portion of the object code, whose source code is excluded from the Corresponding Source as a System
Library, need not be included in conveying the object code work.
A "User Product" is either (1) a "consumer product", which means any tangible personal property which is normally
used for personal, family, or household purposes, or (2) anything designed or sold for incorporation into a dwelling. In
determining whether a product is a c
onsumer product, doubtful cases shall be resolved in favor of coverage. For a
particular product received by a particular user, "normally used" refers to a typical or common use of that class of
product, regardless of the status of the particular user or of the way in which the particular user actually uses, or expects
or is expected to use, the product. A product is a consumer product regardless of whether the product has substantial
commercial, industrial or non-consumer uses, unless such uses represent the only significant mode of use of the
product.
"Installation Information" for a User Product means any methods, procedures, authorization keys, or other information
required to install and execute modified versions of a covered work in that User Product from a modified version of its
Corresponding Source. The information must suffice to ensure that the continued functioning of the modified object code
is in no case prevented or interfered with solely because modification has been made.
If you convey an object code work under this section in, or with, or specifically for use in, a User Product, and the
conveying occurs as part of a transaction in which the right of possession and use of the User Product is transferred to
the recipient in perpetuity or for a fixed term (regardless of how the transaction is characterized), the Corresponding
Source conveyed under this section must be accompanied by the Installation Information. But this requirement does not
apply if neither you nor any third party retains the ability to install modified object code on the User Product (for example,
the work has been installed in ROM).
The requirement to provide Installation Information does not include a requirement to continue to provide support
service, warranty, or updates for a work that has been modified or installed by the recipient, or for the User Product in
which it has been modified or installed. Access to a network may be denied when the modification itself materially and
adversely affects the operation of the network or violates the rules and protocols for communication across the network.
Corresponding Source conveyed, and Installation Information provided, in accord with this section must be in a format
that is publicly documented (and with an implementation available to the public in source code form), and must require
no special password or key for unpacking, reading or copying.
7. Additional Terms.
"Additional permissions" are terms that supplement the terms of this License by making exceptions from one or more of
its conditions. Additional permissions that are applicable to the entire Program shall be treated as though they were
included in this License, to the extent that they are valid under applicable law. If additional permissions apply only to part
of the Program, that part may be used separately under those permissions, but the entire Program remains governed by
this License without regard to the additional permissions.
When you convey a copy of a covered work, you may at your option remove any additional permissions from that copy,
or from any part of it. (Additional permissions may be written to require their own removal in certain cases when you
modify the work.) You may place additional permissions on material, added by you to a covered work, for which you
have or can give appropriate copyright permission.
Notwithstanding any other provision of this License, for material you add to a covered work, you may (if authorized by
the copyright holders of that material) supplement the terms of this License with terms:
a) Disclaiming warranty or limiting liability differently from the terms of sections 15 and 16 of this License; or
b) Requiring preservation of specified reasonable legal notices or author attributions in that material or in the
Appropriate Legal Notices displayed by works containing it; or
c) Prohibiting misrepresentation of the origin of that material, or requiring that modified versions of such material be
marked in reasonable ways as different from the original version; or
d) Limiting the use for publicity purposes of names of licensors or authors of the material; or
e) Declining to gra
nt rights under trademark law for use of some trade names, trademarks, or service marks; or
f) Requiring indemnification of licensors and authors of that material by anyone who conveys the material (or modified
versions of it) with contractual assumptions of liability to the recipient, for any liability that these contractual assumptions
directly impose on those licensors and authors.
All other non-permissive additional terms are considered "further restrictions" within the meaning of section 10. If the
Program as you received it, or any part of it, contains a notice stating that it is governed by this License along with a term
that is a further restriction, you may remove that term. If a license document contains a further restriction but permits
relicensing or conveying under this License, you may add to a covered work material governed by the terms of that
license document, provided that the further restriction does not survive such relicensing or conveying.
If you add terms to a covered work in accord with this section, you must place, in the relevant source files, a statement
of the additional terms that apply to those files, or a notice indicating where to find the applicable terms.
Additional terms, permissive or non-permissive, may be stated in the form of a separately written license, or stated as
exceptions; the above requirements apply either way.
8. Termination.
You may not propagate or modify a covered work except as expressly provided under this License. Any attempt
otherwise to propagate or modify it is void, and will automatically terminate your rights under this License (including any
patent licenses granted under the third paragraph of section 11).
However, if you cease all violation of this License, then your license from a particular copyright holder is reinstated (a)
provisionally, unless and until the copyright holder explicitly and finally terminates your license, and (b) permanently, if
the copyright holder fails to notify you of the violation by some reasonable means prior to 60 days after the cessation.
Moreover, your license from a particular copyright holder is reinstated permanently if the copyright holder notifies you
of the violation by some reasonable means, this is the first time you have received notice of violation of this License (for
any work) from that copyright holder, and you cure the violation prior to 30 days after your receipt of the notice.
Termination of your rights under this section does not terminate the licenses of parties who have received copies or
rights from you under this License. If your rights have been terminated and not permanently reinstated, you do not
qualify to receive new licenses for the same material under section 10.
9. Acceptance Not Required for Having Copies.
You are not required to accept this License in order to receive or run a copy of the Program. Ancillary propagation of a
covered work occurring solely as a consequence of using peer-to-peer transmission to receive a copy likewise does not
require acceptance. However, nothing other than this License grants you permission to propagate or modify any
covered work. These actions infringe copyright if you do not accept this License. Therefore, by modifying or propagating
a covered work, you indicate your acceptance of this License to do so.
10. Automatic Licensing of Downstream Recipients.
Each time you convey a covered work, the recipient automatically receives a license from the original licensors, to run,
modify and propagate that work, subject to this License. You are not responsible for enforcing compliance by third
parties with this License.
An "entity transaction" is a transaction transferring control of an organization, or substantially all assets of one, or
subdividing an organization, or merging organizations. If propagation of a covered work results from an entity
transaction, each party to that transaction who receives a copy of the work also receives whatever licenses to the work
the party's predecessor in interest had or could give under the previous paragraph, plus a right to possession of the
Corresponding Source of the work fr
om the predecessor in interest, if the predecessor has it or can get it with
reasonable efforts.
You may not impose any further restrictions on the exercise of the rights granted or affirmed under this License. For
example, you may not impose a license fee, royalty, or other charge for exercise of rights granted under this License,
and you may not initiate litigation (including a cross-claim or counterclaim in a lawsuit) alleging that any patent claim is
infringed by making, using, selling, offering for sale, or importing the Program or any portion of it.
11. Patents.
A "contributor" is a copyright holder who authorizes use under this License of the Program or a work on which the
Program is based. The work thus licensed is called the contributor's "contributor version".
A contributor's "essential patent claims" are all patent claims owned or controlled by the contributor, whether already
acquired or hereafter acquired, that would be infringed by some manner, permitted by this License, of making, using, or
selling its contributor version, but do not include claims that would be infringed only as a consequence of further
modification of the contributor version. For purposes of this definition, "control" includes the right to grant patent
sublicenses in a manner consistent with the requirements of this License.
Each contributor grants you a non-exclusive, worldwide, royalty-free patent license under the contributor's essential
patent claims, to make, use, sell, offer for sale, import and otherwise run, modify and propagate the contents of its
contributor version.
In the following three paragraphs, a "patent license" is any express agreement or commitment, however denominated,
not to enforce a patent (such as an express permission to practice a patent or covenant not to sue for patent
infringement). To "grant" such a patent license to a party means to make such an agreement or commitment not to
enforce a patent against the party.
If you convey a covered work, knowingly relying on a patent license, and the Corresponding Source of the work is not
available for anyone to copy, free of charge and under the terms of this License, through a publicly available network
server or other readily accessible means, then you must either (1) cause the Corresponding Source to be so available,
or (2) arrange to deprive yourself of the benefit of the patent license for this particular work, or (3) arrange, in a manner
consistent with the requirements of this License, to extend the patent license to downstream recipients. "Knowingly
relying" means you have actual knowledge that, but for the patent license, your conveying the covered work in a country,
or your recipient's use of the covered work in a country, would infringe one or more identifiable patents in that country
that you have reason to believe are valid.
If, pursuant to or in connection with a single transaction or arrangement, you convey, or propagate by procuring
conveyance of, a covered work, and grant a patent license to some of the parties receiving the covered work authorizing
them to use, propagate, modify or convey a specific copy of the covered work, then the patent license you grant is
automatically extended to all recipients of the covered work and works based on it.
A patent license is "discriminatory" if it does not include within the scope of its coverage, prohibits the exercise of, or is
conditioned on the non-exercise of one or more of the rights that are specifically granted under this License. You may
not convey a covered work if you are a party to an arrangement with a third party that is in the business of distributing
software, under which you make payment to the third party based on the extent of your activity of conveying the work,
and under which the third party gra
nts, to any of the parties who would receive the covered work from you, a
discriminatory patent license (a) in connection with copies of the covered work conveyed by you (or copies made from
those copies), or (b) primarily for and in connection with specific products or compilations that contain the covered work,
unless you entered into that arrangement, or that patent license was granted, prior to 28 March 2007.
Nothing in this License shall be construed as excluding or limiting any implied license or other defenses to infringement
that may otherwise be available to you under applicable patent law.
12. No Surrender of Others' Freedom.
If conditions are imposed on you (whether by court order, agreement or otherwise) that contradict the conditions of this
License, they do not excuse you from the conditions of this License. If you cannot convey a covered work so as to satisfy
simultaneously your obligations under this License and any other pertinent obligations, then as a consequence you may
not convey it at all. For example, if you agree to terms that obligate you to collect a royalty for further conveying from
those to whom you convey the Program, the only way you could satisfy both those terms and this License would be to
refrain entirely from conveying the Program.
13. Use with the GNU Affero General Public License.
Notwithstanding any other provision of this License, you have permission to link or combine any covered work with a
work licensed under version 3 of the GNU Affero General Public License into a single combined work, and to convey the
resulting work. The terms of this License will continue to apply to the part which is the covered work, but the special
requirements of the GNU Affero General Public License, section 13, concerning interaction through a network will apply
to the combination as such.
14. Revised Versions of this License.
The Free Software Foundation may publish revised and/or new versions of the GNU General Public License from time
to time. Such new versions will be similar in spirit to the present version, but may differ in detail to address new problems
or concerns.
Each version is given a distinguishing version number. If the Program specifies that a certain numbered version of the
GNU General Public License "or any later version" applies to it, you have the option of following the terms and
conditions either of that numbered version or of any later version published by the Free Software Foundation. If the
Program does not specify a version number of the GNU General Public License, you may choose any version ever
published by the Free Software Foundation.
If the Program specifies that a proxy can decide which future versions of the GNU General Public License can be used,
that proxy's public statement of acceptance of a version permanently authorizes you to choose that version for the
Program.
Later license versions may give you additional or different permissions. However, no additional obligations are
imposed on any author or copyright holder as a result of your choosing to follow a later version.
15. Disclaimer of Warranty.
THERE IS NO WARRANTY FOR THE PROGRAM, TO THE EXTENT PERMITTED BY APPLICABLE LAW. EXCEPT
WHEN OTHERWISE STATED IN WRITING THE COPYRIGHT HOLDERS AND/OR OTHER PARTIES PROVIDE THE
PROGRAM "AS IS" WITHOUT WARRANTY OF ANY KIND, EITHER EXPRESSED OR IMPLIED, INCLUDING, BUT
NOT LIMITED TO, THE IMPLIED WARRANTIES OF MERCHANTABILITY AND FITNESS FOR A PARTICULAR
PURPOSE. THE ENTIRE RISK AS TO THE QUALITY AND PERFORMANCE OF THE PROGRAM IS WITH YOU.
SHOULD THE PROGRAM PROVE DEFECTIVE, YOU ASSUME THE COST OF ALL NECESSARY SERVICING,
REPAIR OR CORRECTION.
16. Limitation of Liability.
IN NO EVENT UNLESS REQUIRED BY APPLICABLE LAW OR AGREED TO IN WRITING WILL ANY COPYRIGHT
HOLDER, OR ANY OTHER PARTY WHO MODIFIES AND/OR CONVEYS THE PROGRAM AS PERMITTED ABOVE,
BE LIABLE TO YOU FOR DAMAGES, INCLUDING ANY GENERAL, SPECIAL, INCIDENTAL OR CONSEQUENTIAL
DAMAGES ARISING OUT OF THE USE OR INABILITY TO USE THE PROGRAM (INCLUDING BUT NOT LIMITED
TO LOSS OF DATA OR DATA BEING RENDERED INACCURATE OR LOSSES SUSTAINED BY YOU OR THIRD
PARTIES OR A FAILURE OF THE PROGRAM TO OPERATE WITH ANY OTHER PROGRAMS), EVEN IF SUCH
HOLDER OR OTHER PARTY HAS BEEN ADVISED OF THE POSSIBILITY OF SUCH DAMAGES.
17. Interpretation of Sections 15 and 16.
If the disclaimer of warranty and limitation of liability provided above cannot be given local legal effect according to their
terms, reviewing courts shall apply local law that most closely
approximates an absolute waiver of all civil liability in
co
nnection with the Program, unless a warranty or assumption of liability accompanies a copy of the Program in return
for a fee.
END OF TERMS AND CONDITIONS
How to Apply These Terms to Your New Programs
If you develop a new program, and you want it to be of the greatest possible use to the public, the best way to achieve
this is to make it free software which everyone can redistribute and change under these terms.
To do so, attach the following notices to the program. It is safest to attach them to the start of each source file to most
effectively state the exclusion of warranty; and each file should have at least the "copyright" line and a pointer to where
the full notice is found.
<one line to give the program's name and a brief idea of what it does.>
Copyright (C) <year> <name of author>
This program is free software: you can redistribute it and/or modify it under the terms of the GNU General Public
License as published by the Free Software Foundation, either version 3 of the License, or (at your option) any later
version.
This program is distributed in the hope that it will be useful, but WITHOUT ANY WARRANTY; without even the implied
warranty of MERCHANTABILITY or FITNESS FOR A PARTICULAR PURPOSE. See the GNU General Public License
for more details.
You should have received a copy of the GNU General Public License along with this program. If not, see
<http://www.gnu.org/licenses/>.
Also add information on how to contact you by electronic and paper mail.
If the program does terminal interaction, make it output a short notice like this when it starts in an interactive mode:
<program> Copyright (C) <year> <name of author>
This program comes with ABSOLUTELY NO WARRANTY; for details type `show w'.
This is free software, and you are welcome to redistribute it under certain conditions; type `show c' for details.
The hypothetical commands `show w' and `show c' should show the appropriate parts of the General Public License.
Of course, your program's commands might be different; for a GUI interface, you would use an "about box".
You should also get your employer (if you work as a programmer) or school, if any, to sign a "copyright disclaimer" for
the program, if necessary.
For more information on this, and how to apply and follow the GNU GPL, see <http://www.gnu.org/licenses/>.
The GNU General Public License does not permit incorporating your program into proprietary programs. If your
program is a subroutine library, you may consider it more useful to permit linking proprietary applications with the library.
If this is what you want to do, use the GNU Lesser General Public License instead of this License. But first, please read
<http://www.gnu.org/philosophy/why-not-lgpl.html>.
---------------------------------------------------------------------------libtiff---------------------------------------------------------------------------
Copyright (c) 1988-1997 Sam Leffler
Copyright (c) 1991-1997 Silicon Graphics, Inc.
Permission to use, copy, modify, distribute, and sell this software and its documentation for any purpose is hereby
granted without fee, provided that (i) the above copyright notices and this permission notice appear in all copies of the
software and related documentation, and (ii) the names of Sam Leffler and Silicon Graphics may not be used in any
advertising or publicity relating to the software without the specific, prior written permission of Sam Leffler and Silicon
Graphics.
THE SOFTWARE IS PROVIDED "AS-IS" AND WITHOUT WARRANTY OF ANY KIND, EXPRESS, IMPLIED OR
OTHERWISE, INCLUDING WITHOUT LIMITATION, ANY WARRANTY OF MERCHANTABILITY OR FITNESS FOR A
PARTICULAR PURPOSE.
IN NO EVENT SHALL SAM LEFFLER OR SILICON GRAPHICS BE LIABLE FOR ANY SPECIAL, INCIDENTAL,
INDIRECT OR CONSEQUENTIAL DAMAGES OF ANY KIND, OR ANY DAMAGES WHATSOEVER RESULTING
FROM LOSS OF USE, DATA OR PROFITS, WHETHER OR NOT ADVISED OF THE POSSIBILITY OF DAMAGE,
AND ON ANY THEORY OF LIABILITY, ARISING OUT OF OR IN CONNECTION WITH THE USE OR
PERFORMANCE OF THIS SOFTWARE.
--------------------------------------------------------------------------libjpeg--------------------------------------------------------------------------
This software is based in part on the work of the Independent JPEG Group.
SOFTWARELICENTIE
LEES DEZE LICENTIE ZORGVULDIG DOOR VOORDAT U DE SOFTWARE GAAT GEBRUIKEN. DOOR DE SOFTWARE
TE GEBRUIKEN GAAT U ERMEE AKKOORD TE ZIJN GEBONDEN AAN DE VOORWAARDEN VAN DEZE LICENTIE.
1. Licentie
De applicatie-, demonstratie-, systeem- en andere software die bij deze Licentie worden geleverd, hetzij op schijf, in
alleen-lezen geheugen of op enige andere media (de "Software"), en hieraan gerelateerde documentatie worden aan u
in licentie gegeven door SHARP. U bent eigenaar van de schijf waarop de Software is vastgelegd, maar SHARP en/of
de licentienemers van SHARP behouden het eigendomsrecht op de Software en hieraan gerelateerde documentatie.
Deze licentie staat u toe de Software te gebruiken op een of meer computers die zijn verbonden met een enkele printer
en, uitsluitend voor back-updoeleinden, één kopie van de Software te maken in voor machines leesbare vorm. U moet
op deze kopie de copyrightvermelding van SHARP, de copyrightvermelding van Licentienemers van SHARP en enige
andere eigendomsvermeldingen van SHARP en/of haar Licentienemers opnemen die op de originele kopie van de
Software waren opgenomen. U mag tevens al uw licentierechten met betrekking tot de Software, de back-upkopie van
de Software, de gerelateerde documentatie en een kopie van deze Licentie overdragen aan een andere partij, op
voorwaarde dat de andere partij de voorwaarden en bepalingen van deze Licentie leest en hiermee akkoord gaat.
2. Beperkingen
De Software bevat materiaal waarvoor copyrights gelden, handelsgeheimen en ander bedrijfseigen materiaal dat het
eigendom is van SHARP en/of haar Licentienemers, en teneinde hen te beschermen is het u niet toegestaan de Software
te decompileren, er reverse engineering op toe te passen, deze te disassembleren of deze anderszins aan te passen in
een door mensen leesbare vorm. Het is u niet toegestaan de Software geheel of gedeeltelijk te wijzigen, in een netwerk
op te nemen, te verhuren, in lease te geven, uit te lenen, te distribueren of er afgeleide werken van te maken. U mag de
Software niet in elektronische vorm van de ene computer naar een andere of via een netwerk verzenden.
3. Beëindiging
Deze licentie blijft van kracht totdat deze wordt beëindigd. U kunt op elk gewenst moment deze Licentie beëindigen door
de Software en gerelateerde documentatie en alle kopieën hiervan te vernietigen. Deze Licentie wordt onmiddellijk
beëindigd zonder kennisgeving van SHARP en/of de Licentienemers van SHARP als u zich niet aan enige bepaling van
deze Licentie houdt. Bij beëindiging moet u de Software en gerelateerde documentatie en alle kopieën hiervan vernietigen.
4. Garanties met betrekking tot exportwetten
U gaat ermee akkoord en verklaart dat noch de Software noch enige andere technische gegevens die zijn ontvangen van
SHARP, noch het directe product hiervan, buiten de Verenigde Staten worden geëxporteerd, behalve voor zover gemachtigd
en toegestaan volgens de wetten en voorschriften van de Verenigde Staten. Als de Software rechtmatig door u is verworven
buiten de Verenigde Staten, gaat u ermee akkoord dat u de Software, of enige andere technische gegevens die zijn ontvangen
van SHARP, of het directe product hiervan, niet opnieuw zult exporteren, behalve voor zover toegestaan volgens de wetten en
voorschriften van de Verenigde Staten en de voorschriften in het rechtsgebied waarin u de Software hebt verworven.
5. Eindgebruikers bij de overheid
Als u de Software aanschaft namens enige organisatie of instantie van de Amerikaanse overheid, zijn de volgende
bepalingen van toepassing. De overheid gaat akkoord met het volgende:
(i) indien de Software wordt geleverd aan het Department of Defense (DoD), het Amerikaanse Ministerie van
Defensie, wordt de Software geclassificeerd als "Commerciële computersoftware" en verwerft de overheid slechts
"beperkte rechten" in de Software en de bijbehorende documentatie zoals gedefinieerd in Clausule 252.227-7013
(c)(1) (oktober 1988) van de DFARS; en
(ii) indien de Software wordt geleverd aan enige andere organisatie of instantie van de Amerikaanse overheid dan
DoD, wordt de Software geclassificeerd als "Commercieel", zoals gedefinieerd in 48 C.F.R. 2.101 en als
"Commerciële computersoftware", zoals gedefinieerd in 48 C.F.R. 12.212, en worden de rechten van de overheid
met betrekking tot de Software en de bijbehorende documentatie gedefinieerd in Clausule 52.227-19 (c)(2) van
de FAR of, in het geval van NASA, in Clausule 18-52.227-86 (d) van het NASA-supplement bij de FAR.
6. Beperkte garantie op media.
SHARP garandeert dat de diskettes waarop de software geregistreerd is, vrij zijn van materiaaldefecten en productiefouten
onder normaal gebruik voor een periode van negentig (90) dagen vanaf de datum van aankoop, op grond van overlegging
van een kopie van het ontvangstbewijs. De volledige aansprakelijkheid van SHARP en/of zijn licentiegevers en uw
exclusieve schadeloosstelling bestaat uit vervanging van de diskette die niet voldoet a aan de beperkte garantie bepaald in
deze clausule 6. Een diskette wordt vervangen als deze naar SHARP of een erkende vertegenwoordiging van SHARP met
een kopie van het ontvangstbewijs wordt teruggestuurd. SHARP stelt zich niet verantwoordelijk voor de vervanging van een
diskette die per ongeluk of door verkeerd gebruik of verkeerde toepassing beschadigd is.
ALLE INCLUSIEVE GARANTIES OP DE DISKETTES, MET INBEGRIP VAN DE INCLUSIEVE GARANTIES VAN
VERKOOPBAARHEID EN GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL, ZIJN IN DUUR BEPERKT TOT
NEGENTIG (90) DAGEN VANAF DE DATUM VAN ONTVANGST. DEZE GARANTIE GEEFT U BEPAALDE
WETTELIJKE RECHTEN. ALSMEDE IS HET MOGELIJK DAT U OVERIGE RECHTEN HEBT DIE VAN
RECHTSGEBIED TOT RECHTSGEBIED KUNNEN VERSCHILLEN.
7. Afwijzing van garantie op software
U erkent uitdrukkelijk en gaat er uitdrukkelijk mee akkoord dat het gebruik van de Software volledig voor uw eigen risico is.
De Software en hieraan gerelateerde documentatie worden in hun huidige vorm ("ZOALS DEZE IS") geleverd, zonder
garantie van welke aard dan ook en SHARP en de Licentienemer(s) van SHARP (met betrekking tot bepalingen 6 en 7 zal
naar SHARP en de Licentienemer(s) van SHARP gezamenlijk worden verwezen als "SHARP") WIJZEN UITDRUKKELIJK
ALLE GARANTIES, IMPLICIET DAN WEL EXPLICIET, AF MET INBEGRIP VAN MAAR NIET BEPERKT TOT DE
GEÏMPLICEERDE GARANTIES VAN VERHANDELBAARHEID EN GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL.
SHARP GARANDEER TNIET DAT DE FUNCTIES DIE ZIJN OPGENOMEN IN DE SOFTWARE AAN UW VEREISTEN
VOLDOEN OF DAT DE WERKING VAN DE SOFTWARE ZONDER ONDERBREKINGEN OF FOUTVRIJ ZAL ZIJN OF
DAT DEFECTEN IN DE SOFTWARE WORDEN VERHOLPEN. VERDER GARANDEERT SHARP NIET EN DAT HET
GEEN BEWERINGEN MET BETREKKING TOT HET GEBRUIK OF DE RESULTATEN VAN HET GEBRUIK VAN DE
SOFTWARE OF HIERAAN GERELATEERDE DOCUMENTATIE WAT BETREFT HUN JUISTHEID, NAUWKEURIGHEID,
BETROUWBAARHEID OF ANDERSZINS. GEEN ENKELE MONDELINGE OF SCHRIFTELIJKE INFORMATIE OF
ADVIEZEN VAN SHARP OF EEN DOOR SHARP GEAUTORISEERDE VERTEGENWOORDIGER ZULLEN EEN
GARANTIE BIEDEN OF OP ENIGERLEI WIJZE DE REIKWIJDTE VAN DEZE GARANTIE DOEN TOENEMEN. ALS
MOCHT BLIJKEN DAT DE SOFTWARE GEBREKEN VERTOONT, NEEMT U (EN NIET SHARP OF EEN DOOR SHARP
GEAUTORISEERDE VERTEGENWOORDIGER) DE VOLLEDIGE KOSTEN VAN ALLE NOODZAKELIJKE SERVICE-,
REPARATIE- OF CORRECTIEWERKZAAMHEDEN VOOR UW REKENING. IN SOMMIGE RECHTSGEBIEDEN IS DE
UITSLUITING VAN IMPLICIETE GARANTIES NIET TOEGESTAAN, DUS IS DE BOVENSTAANDE UITSLUITING
MOGELIJK NIET OP U VAN TOEPASSING.
8. Beperking van aansprakelijkheid
ONDER GEEN VOORWAARDEN, MET INBEGRIP VAN NALATIGHEID, ZAL SHARP AANSPRAKELIJK ZIJN VOOR
ENIGE INCIDENTELE, SPECIALE OF GEVOLGSCHADE DIE VOORTVLOEIT UIT HET GEBRUIK OF HET
ONVERMOGEN TOT GEBRUIK VAN DE SOFTWARE OF DE HIERAAN GERELATEERDE DOCUMENTATIE, ZELFS
INDIEN SHARP OF EEN DOOR SHARP GEAUTORISEERDE VERTEGENWOORDIGER OP DE HOOGTE IS GESTELD
VAN DE MOGELIJKHEID VAN DERGELIJKE SCHADE. IN SOMMIGE RECHTSGEBIEDEN IS DE BEPERKING OF
UITSLUITING VAN INCIDENTELE OF GEVOLGSCHADE NIET TOEGESTAAN, DUS IS DE BOVENSTAANDE
BEPERKING OF UITSLUITING MOGELIJK NIET OP U VAN TOEPASSING.
In geen geval zal de totale aansprakelijkheid van SHARP jegens u voor alle schade, verliezen en procesgronden (uit
verbintenissen, onrechtmatige daad (met inbegrip van nalatigheid) of anderszins) het bedrag overschrijden dat door u voor
de Software is betaald.
9. Heersend recht en scheidbaarheid
Voor een gedeelte van de Software dat betrekking heeft op Apple Macintosh en Microsoft Windows, geldt dat deze licentie
valt onder en wordt geacht in overeenstemming te zijn met de wetten van respectievelijk de staat Californië en de staat
Washington. Als om enige reden een bevoegde rechtbank oordeelt dat een bepaling van deze Licentie, of een gedeelte
hiervan, niet afdwingbaar is, wordt die bepaling van de Licentie afgedwongen in de maximaal toegestane mate gezien de
intentie van de partijen, en zal de rest van deze Licentie volledig van kracht en rechtsgeldig blijven.
10. Volledige overeenkomst
Deze Licentie vormt de volledige overeenkomst tussen de partijen met betrekking tot het gebruik van de Software en
hieraan gerelateerde documentatie, en vervangt alle eerdere of gelijktijdige afspraken of overeenkomsten, in schriftelijke of
mondelinge vorm, met betrekking tot deze materie. Geen enkele aanpassing of wijziging van deze Licentie is bindend tenzij
dit schriftelijk wordt overeengekomen en ondertekend door een passend geautoriseerde vertegenwoordiger van SHARP.
2017F-NL1
929

Hulp nodig? Stel uw vraag in het forum

Spelregels

Misbruik melden

Gebruikershandleiding.com neemt misbruik van zijn services uitermate serieus. U kunt hieronder aangeven waarom deze vraag ongepast is. Wij controleren de vraag en zonodig wordt deze verwijderd.

Product:

Bijvoorbeeld antisemitische inhoud, racistische inhoud, of materiaal dat gewelddadige fysieke handelingen tot gevolg kan hebben.

Bijvoorbeeld een creditcardnummer, een persoonlijk identificatienummer, of een geheim adres. E-mailadressen en volledige namen worden niet als privégegevens beschouwd.

Spelregels forum

Om tot zinvolle vragen te komen hanteren wij de volgende spelregels:

Belangrijk! Als er een antwoord wordt gegeven op uw vraag, dan is het voor de gever van het antwoord nuttig om te weten als u er wel (of niet) mee geholpen bent! Wij vragen u dus ook te reageren op een antwoord.

Belangrijk! Antwoorden worden ook per e-mail naar abonnees gestuurd. Laat uw emailadres achter op deze site, zodat u op de hoogte blijft. U krijgt dan ook andere vragen en antwoorden te zien.

Abonneren

Abonneer u voor het ontvangen van emails voor uw Sharp MX-3550N bij:


U ontvangt een email met instructies om u voor één of beide opties in te schrijven.


Ontvang uw handleiding per email

Vul uw emailadres in en ontvang de handleiding van Sharp MX-3550N in de taal/talen: Nederlands als bijlage per email.

De handleiding is 24,47 mb groot.

 

U ontvangt de handleiding per email binnen enkele minuten. Als u geen email heeft ontvangen, dan heeft u waarschijnlijk een verkeerd emailadres ingevuld of is uw mailbox te vol. Daarnaast kan het zijn dat uw internetprovider een maximum heeft aan de grootte per email. Omdat hier een handleiding wordt meegestuurd, kan het voorkomen dat de email groter is dan toegestaan bij uw provider.

Stel vragen via chat aan uw handleiding

Stel uw vraag over deze PDF

Andere handleiding(en) van Sharp MX-3550N

Sharp MX-3550N Gebruiksaanwijzing - Deutsch - 944 pagina's

Sharp MX-3550N Gebruiksaanwijzing - English - 915 pagina's


Uw handleiding is per email verstuurd. Controleer uw email

Als u niet binnen een kwartier uw email met handleiding ontvangen heeft, kan het zijn dat u een verkeerd emailadres heeft ingevuld of dat uw emailprovider een maximum grootte per email heeft ingesteld die kleiner is dan de grootte van de handleiding.

Er is een email naar u verstuurd om uw inschrijving definitief te maken.

Controleer uw email en volg de aanwijzingen op om uw inschrijving definitief te maken

U heeft geen emailadres opgegeven

Als u de handleiding per email wilt ontvangen, vul dan een geldig emailadres in.

Uw vraag is op deze pagina toegevoegd

Wilt u een email ontvangen bij een antwoord en/of nieuwe vragen? Vul dan hier uw emailadres in.



Info