44 Veilig vervoeren van kinderen
ATTENTIE
●Nooit een kinderzitje op de bijrijdersstoel bevestigen waarbij het kind
met de rug naar het dashboard is gekeerd en de frontairbag in paraatheid
is - levensgevaarlijk! Wanneer het in uitzonderlijke gevallen noodzakelijk
is een kind op de bijrijdersstoel mee te nemen, moet de frontairbag aan
de bijrijderszijde buiten werking worden gesteld ⇒ pagina 41, Uitschake-
len van de airbags*. Als de bijrijdersstoel in hoogte verstelbaar is, de bij-
rijdersstoel in de hoogste stand zetten.
●In de versies zonder sleutelschakelaar voor het uitschakelen van de
airbag dient de uitschakeling door een Technische Dienst te worden ver-
richt.
●Alle inzittenden - vooral kinderen - moeten tijdens het rijden de juiste
zithouding aannemen en de veiligheidsgordels juist hebben omgegespt.
●Laat nooit kinderen of baby's op schoot meerijden - levensgevaarlijk!
●Sta nooit toe dat kinderen onbeschermd in de wagen meegaan of tij-
dens het rijden in de wagen gaan staan resp. geknield op de stoelen zit-
ten. Bij een ongeval wordt uw kind zelf ook door de wagen geslingerd en
kunnen andere inzittenden daardoor levensgevaarlijk worden verwond.
●Als kinderen tijdens het rijden een verkeerde zithouding aannemen,
stellen de kinderen zich bij plotseling remmen of een aanrijding bloot
aan een verhoogd risico op lichamelijk letsel. Dit geldt in het bijzonder
voor kinderen die op de bijrijdersstoel worden vervoerd, want als het air-
bagsysteem bij een ongeval wordt geactiveerd, kan dit ernstig letsel en
zelfs de dood tot gevolg hebben.
●Een geschikt kinderzitje biedt een goede bescherming!
●Het kind nooit onbeheerd in het kinderzitje laten zitten of alleen in de
wagen achterlaten.
●Afhankelijk van het jaargetijde kunnen in een geparkeerde wagen le-
vensgevaarlijke temperaturen bereikt worden.
ATTENTIE (vervolg)
●Kinderen kleiner dan 1,50 m mogen niet zonder kinderzitje met een
normale veiligheidsgordel worden vastgegespt omdat ze anders bij plot-
seling remmen of een ongeval letsel kunnen oplopen aan buik en hals.
●De veiligheidsgordel mag niet zijn vastgeklemd, zijn verdraaid of
langs scherpe randen schuren.
●Verkeerd omgegespte veiligheidsgordels kunnen zelfs bij lichte aan-
rijdingen of plotseling remmen tot lichamelijk letsel leiden.
●Voor de optimale beschermende werking van de veiligheidsgordels is
het verloop van de gordelband van groot belang ⇒ pagina 25, De veilig-
heidsgordels.
●In een kinderzitje mag slechts één kind zitten ⇒ pagina 45, Kinder-
zitjes.