268 Wielen en banden
Winterbanden
Winterbanden verbeteren de rij-eigenschappen bij sneeuw
en ijs.
In de winter worden de rij-eigenschappen van de wagen door winterbanden
beduidend beter. Zomerbanden hebben wegens hun constructie (breedte,
rubbersamenstelling, profielvorming) op ijs en sneeuw minder grip.
De bandenspanning voor winterbanden moet 0,2 bar hoger zijn dan voor
zomerbanden (zie sticker in de tankklep).
Gebruik winterbanden op alle vier de wielen.
De toegelaten winterbandenmaten zijn in uw wagenpapieren aangegeven.
Alleen winterradiaalbanden gebruiken. Alle in de wagenpapieren aangege-
ven banden kunnen ook als winterbanden worden gebruikt.
Winterbanden verliezen grotendeels hun wintereigenschappen, als het pro-
fiel tot op 4 mm is afgesleten.
Voor winterbanden gelden afhankelijk van de snelheidscode ⇒ pagina 266,
Nieuwe banden en velgen de volgende snelheidsbeperkingen: ⇒
max. 160 km/u
max. 180 km/u
max. 190 km/u
max. 210 km/u
Bij wagens die de betreffende topsnelheid van de winterbanden kunnen
overschrijden, moet een sticker in het blikveld van de bestuurder zijn aan-
gebracht. Deze stickers zijn bij de Technische Dienst verkrijgbaar. Houd u
aan de wettelijke bepalingen van elk land.
Op tijd de winterbanden verwijderen, want op sneeuw- en ijsvrije straten
zijn de rij-eigenschappen met zomerbanden beter.
Q
S
T
H
Let bij bandenpech op de aanwijzing voor het reservewiel ⇒ pagina 266,
Nieuwe banden en velgen.
ATTENTIE
De toegestane maximumsnelheid voor winterbanden mag niet overschre-
den worden. Anders raken de banden beschadigd – gevaar voor ongeluk-
ken!
Milieu-aanwijzing
Op tijd weer de zomerbanden plaatsen. Op deze manier is er minder lawaai
onder het rijden, slijten de banden minder en verbruikt de wagen minder
brandstof.
Sneeuwkettingen
De montage van de sneeuwkettingen is enkel toegestaan voor de voorwie-
len en enkel voor de banden 195/65R15 en 205/55R16. Voor deze banden
worden enkel kettingen gebruikt met dunne schakels van minder dan 15
mm ⇒ pagina 266.
Voor de overige banden mogen kettingen met dunne schakels gemonteerd
worden die niet verder dan 9 mm (met inbegrip van de sluiting van de ket-
ting) uitsteken.
Bij gebruik van sneeuwkettingen de wieldoppen en velgsierringen verwijde-
ren. In dat geval moeten om veiligheidsredenen de wielbouten met kapjes
afgedekt worden die bij iedere Technische Dienst verkrijgbaar zijn.
Vierwielaandrijving: Als sneeuwkettingen zijn voorgeschreven, geldt dit in
het algemeen ook voor wagens met vierwielaandrijving. Sneeuwkettingen
mogen ook bij vierwielaandrijving alleen op de voorwielen worden gemon-
teerd.