300 Controleren en bijvullen
Motoroliepeil controleren en bijvullen
Afbeelding 170 Peilstok
met markeringen voor
het oliepeil.
Afbeelding 171 In de
motorruimte: dop van de
motorolievulopening.
Voorbereidingen
●Parkeer de wagen op een vlak terrein om een verkeerde indicatie van het
oliepeil te vermijden.
●Wacht na het uitzetten van de motor een paar minuten, opdat de olie in
de carterpan kan terugstromen. Wanneer de motor koud staat, kan onmid-
dellijk het oliepeil gecontroleerd worden en zo nodig worden bijgevuld.
●Open de motorkap ⇒ pagina 294.
●De vulopening voor de motorolie kan herkend worden aan het symbool
op de dop ⇒ Afbeelding 171 en de peilstok aan de geverfde greep.
Motoroliepeil controleren
●Trek de peilstok uit de buis en droog hem met een schone lap.
●Schuif de peilstok opnieuw zo ver mogelijk in de buis. Indien de stok
een markering heeft, moet deze markering bij het inschuiven in de overeen-
komstige gleuf aan de bovenzijde van de buis passen.
●Haal de peilstok opnieuw eruit en controleer het motoroliepeil ⇒ Tab. op
pagina 300.
●Na het aflezen van het oliepeil, dient u de peilstok opnieuw tot onder-
aan in de buis te schuiven.
Marges van het vulpeil van de motorolie
Afbeelding
170 Vereiste handeling volgens het vulpeil van de motorolie:
Gebied AGeen olie bijvullen ⇒ .
Gebied B
U kunt ongeveer 0,5 l (1/2 kwart galon) olie toevoegen.
Het oliepeil kan in het gebied A blijven, maar nooit boven
A.
Gebied C
Het is absoluut noodzakelijk dat u olie toevoegt (ongeveer
1,0 l of een kwart galon). Zorg ervoor dat het peil na het
bijvullen ongeveer in het midden van het gebied B blijft.
Motorolie bijvullen na de controle van het peil
Vul enkel motorolie bij in kleine hoeveelheden en in meerdere stappen.