SATEL PERFECTA 21
6.14.1 Draadloze apparaten toevoegen
Via het PERFECTA SOFT programma
Een draadloos bediendeel toevoegen
1. Klik op het “Hardware” tabblad.
2. Klik op één van de ongebruikte bediendelen. Het adres van dit bediendeel zal aan het
draadloze bediendeel worden toegewezen nadat de procedure afgerond is.
3. Klik op .
4. Het scherm voor het toevoegen van een draadloos apparaat wordt weergegeven.
5. Voer in het “Serienummer” veld het serienummer van het bediendeel in. Het serienummer
is te vinden op de print aan de binnenkant van het bediendeel.
6. Druk op een willekeurige toets van het bediendeel.
7. Wanneer het bericht “Gegevens opgehaald” verschijnt, klik op “OK”.
8. Klik op de knop om de wijzigingen op te slaan.
Een draadloze detector toevoegen
1. Klik op het “Zones” tabblad.
2. Klik op één van de ongebruikte zones. De draadloze detector zal worden toegewezen aan
de zone nadat de detector toevoegingsprocedure afgerond is.
3. Klik op .
4. Het scherm voor het toevoegen van een draadloos apparaat wordt weergegeven.
5. Voer in het “Serienummer" veld, het serienummer van de detector in. Het serienummer is
te vinden op de print of op de behuizing van de detector.
6. Plaats de batterij of open het sabotagecontact van de detector.
7. Wanneer het bericht “Gegevens opgehaald” verschijnt, klik op “OK”.
8. Klik op de knop om de wijzigingen op te slaan.
Een draadloze sirene/flitser toevoegen
1. Klik op het “Uitgangen” tabblad.
2. Klik op één van de ongebruikte uitgangen, genummerd van 13 t/m 16. De draadloze
sirene/flitser zal worden toegewezen aan de uitgang nadat de toevoegingsprocedure
afgerond is.
3. Klik op .
4. Het scherm voor het toevoegen van een draadloos apparaat wordt weergegeven.
5. Voer in het "Serienummer" veld, het serienummer in van de sirene/flitser. Het
serienummer is te vinden op de print van de sirene/flitser.
6. Sluit de accu aan of open het sabotagecontact van de sirene/flitser.
7. Wanneer het bericht “Gegevens opgehaald” verschijnt, klik op “OK”.
8. Klik op de knop om de wijzigingen op te slaan.
Via het bediendeel
1. Start de service mode (zie “Starten van de service mode” p. 17).
2. Druk opeenvolgend op om de 1271.NIEUW functie te starten.