699031
4
Verklein
Vergroot
Pagina terug
1/35
Pagina verder
INSTALLATIE
HANDLEIDING
SATEL sp. z o.o.
ul. Budowlanych 66
80-298 Gdańsk
POLAND
tel. + 48 58 320 94 00
www.satel.eu
integra_plus_i_nl 05/19
Alarmsysteem
INTEGRA Plus
Firmware versie 1.19
BELANGRIJK
Het alarmsysteem dient door gekwalificeerd personeel geïnstalleerd te worden.
Lees deze handleiding aandachtig door voordat u begint met installeren, om fouten te
voorkomen die kunnen leiden tot het niet functioneren dan wel schade aan de apparatuur
veroorzaakt.
Koppel altijd de voeding los voordat u enige elektrische aansluitingen maakt.
Uw rechten op garantie vervallen indien u wijzigingen, modificaties of reparaties uitvoert
welke niet door de fabrikant goed gekeurd.
SATEL streeft ernaar de kwaliteit van haar producten voortdurend te verbeteren, wat kan
resulteren in wijzigingen van de technische specificaties en software. De actuele informatie
over de aangebrachte wijzigingen is beschikbaar op de website.
Bezoek ons op:
http://www.satel.eu
De verklaring van overeenstemming kan worden geraadpleegd op www.satel.eu/ce
De volgende symbolen kunnen in deze handleiding gebruikt worden:
- opmerking;
- waarschuwing.
Wijzigingen gemaakt in firmware versie 1.19
Uitbreiding
modules
Ondersteuning voor nieuwe modules: ACU-220 en ACU-280 (ABAX 2
draadloze systeem controller).
Draadloze
apparaten
Ondersteuning voor ABAX 2 draadloze apparaten.
Zones
RAPPORTAGE VERTRAGING optie voor zone functie 8. EXTERN.
Uitgangen
Nieuwe Aan/Uit optie (voor de 24. PULS uitgangsfunctie).
Manier van bedienen van de 120. THERMOSTAAT type uitgang is
aangepast.
2 Installatie handleiding SATEL
INHOUD
1. Algemeen .......................................................................................................................... 3
2. Eigenschappen ................................................................................................................. 3
3. Bediendelen ...................................................................................................................... 6
3.1 Eigenschappen van bediendelen met mechanische toetsen ...................................... 6
4. Uitbreidingsmodules ......................................................................................................... 7
4.1 Modules welke aangesloten worden op de bediendeel bus ........................................ 7
4.2 Modules welke aangesloten worden op de uitbreiding bus ......................................... 7
5. Systeem installatie ............................................................................................................ 9
5.1 Installatie plan ........................................................................................................... 10
5.2 Inschatting stroomverbruik in het systeem ................................................................ 10
5.3 Bekabeling ................................................................................................................ 10
5.4 Installatie van de hoofdprint ...................................................................................... 11
5.4.1 Beschrijving van de hoofdprint ........................................................................... 11
5.5 Aansluiten van apparaten op de bediendeel bus ...................................................... 13
5.5.1 Adresseren van apparaten aangesloten op de bediendeel bus.......................... 14
5.5.2 Nummering van de bediendeel zones ................................................................ 15
5.5.3 Computer aansluiten op de RS-232 poort van het bediendeel ........................... 16
5.6 Apparaten aansluiten op de uitbreiding bus .............................................................. 16
5.6.1 De INT-VG, INT-AV module of CA-64 SM uitbreiding aansluiten ....................... 18
5.6.2 Adressering van apparaten aangesloten op de uitbreiding bus .......................... 18
5.7 Detectoren aansluiten ............................................................................................... 18
5.7.1 End-of-line weerstanden .................................................................................... 19
5.8 Aansluiten van sirenes / flitsers................................................................................. 19
5.9 Telefoonlijn aansluiten .............................................................................................. 20
5.10 Voeding aansluiten ................................................................................................ 21
5.10.1 Voeding ........................................................................................................... 21
5.10.2 Back-up voeding ............................................................................................. 22
5.10.3 Opstart procedure van het alarmsysteem ....................................................... 22
5.11 Opstarten van het alarmsysteem ........................................................................... 22
5.12 Nood opstart procedure voor het alarmsysteem .................................................... 23
5.13 Computer verbinden met het alarmsysteem .......................................................... 24
5.14 Aansluiten van een extern modem ........................................................................ 24
5.14.1 Modem instellingen configureren .................................................................... 26
5.15 Aansluiten van een printer ..................................................................................... 27
6. Nummering van zones en uitgangen in het systeem ...................................................... 28
7. De batterij van de hoofdprint vervangen ......................................................................... 29
8. Specificaties .................................................................................................................... 30
8.1 Alarmsysteem ........................................................................................................... 30
8.2 INT-KLCD bediendeel ............................................................................................... 31
8.3 INT-KLCDR bediendeel ............................................................................................ 31
8.4 INT-KLCDL bediendeel ............................................................................................. 31
8.5 INT-KLCDS bediendeel ............................................................................................ 31
8.6 INT-KLCDK bediendeel ............................................................................................ 31
8.7 INT-KLFR bediendeel ............................................................................................... 32
9. Handleiding update historie ............................................................................................ 33
SATEL INTEGRA Plus 3
1. Algemeen
Deze handleiding heeft betrekking op de INTEGRA Plus alarmsysteem series:
INTEGRA 64 Plus
INTEGRA 128 Plus
INTEGRA 256 Plus
De handleiding beschrijft tevens bediendelen en andere apparaten welke kunnen samen
werken met de INTEGRA Plus alarmsystemen.
De INTEGRA Plus alarmsystemen voldoen aan de volgende standaarden:
EN 50131-1 Grade 3,
EN 50131-3 Grade 3,
EN 50131-6 Grade 3,
EN 50130-4,
EN 50130-5 Class II.
2. Eigenschappen
Systeem structuur
32 blokken.
8 objecten (subsystemen).
Zones
16 programmeerbare bekabelde zones op de hoofdprint:
ondersteuning voor NO en NC detectoren, als ook voor rolluik en tril detectoren,
ondersteuning voor 1 EOL, 2 EOL en 3EOL configuratie,
programmeerbare end-of-line weerstand waarden,
verschillende zone types.
Maximaal aantal programmeerbare zones:
tot 64 (INTEGRA 64 Plus),
tot 128 (INTEGRA 128 Plus),
tot 256 (INTEGRA 256 Plus).
Uitgangen
16 programmeerbare bekabelde uitgangen op de hoofdprint:
4 hoogvermogen uitgangen,
12 laagvermogen uitgangen, OC type,
meer dan 100 functies,
uitvoeren van aangepaste besturingsfuncties door het kunnen programmeren van
complexe logische bewerkingen op de uitgangen.
Maximaal aantal programmeerbare uitgangen:
tot 64 (INTEGRA 64 Plus),
tot 128 (INTEGRA 128 Plus),
tot 256 (INTEGRA 256 Plus).
3 hoogvermogen uitgangen op de hoofdprint met voedingsuitgang functionaliteit.
4 Installatie handleiding SATEL
Communicatie bussen
Bediendeel bus voor het aansluiten van max. 8 apparaten.
Twee uitbreiding bussen voor aansluiting van max. 64 apparaten (32 apparaten op elke
bus).
Communicatie
Telefoonkiezer voor:
gebeurtenis rapportage,
sturen van berichten,
alarmsysteem status controle via de telefoon (DTMF),
bediening van de uitgangen van het alarmsysteem via de telefoon (DTMF).
Ingebouwde 300 bps modem voor bediening en programmering op afstand van het
alarmsysteem.
Rapportage
Gebeurtenis rapportage naar twee meldkamers:
verschillende communicatie formaten (inclusief Contact ID en SIA),
4 telefoonnummers (2 hoofd + 2 back-up),
8 klantnummers.
Alternatieve manieren om gebeurtenissen te rapporteren zijn beschikbaar na het
aansluiten van de volgende additionele modules:
Ethernet (TCP of UDP),
GPRS (TCP of UDP),
GSM,
SMS.
Berichten
Berichtgeving naar 32 telefoonnummers in de vorm van:
spraakberichten, afgespeeld door een additionele module (INT-VG, CA-64 SM of
SM-2),
tekstberichten, gedefinieerd door de installateur.
Andere berichten opties zijn beschikbaar als er extra modules aangesloten zijn:
e-mail berichten waarvan de inhoud bestaat uit omschrijvingen uit het logboek (alleen
i.c.m. een INT-GSM module),
SMS berichten waarvan de inhoud bestaat uit omschrijvingen uit het logboek (na
installatie van een INT-GSM module in het alarmsysteem).
Logboek
5631 (INTEGRA 64 Plus), 22527 (INTEGRA 128 Plus) of 24575 (INTEGRA 256 Plus)
gebeurtenissen.
Een apart geheugen om gebeurtenissen op te slaan, welke vereist is door de EN 50131
standaard voor Grade 3.
Logboek print mogelijkheden.
Gebruikers
8 hoofdgebruikers (managers).
192 (INTEGRA 64 Plus) of 240 (INTEGRA 128 Plus en INTEGRA 256 Plus) gebruikers.
SATEL INTEGRA Plus 5
Het volgende kan toegewezen worden aan een gebruiker:
een code,
een proximity kaart (125 kHz passieve transponder zoals bijv. een kaart, een tag, etc.),
DALLAS iButton (chip),
handzender.
Verschillende gebruiker types.
Autorisatieniveau voor het bepalen van de toegangsrechten tot het systeem.
Extra functies
Toegangscontrole functies gerealiseerd door middel van extra modules.
64 tijdschema's, geprogrammeerd door de installateur om automatisch:
blokken in/uit te schakelen,
uitgangen aan te sturen (verlichting schakelen, aansturen beregeningsinstallatie, etc.).
Blok schema's, geprogrammeerd door de installateur of door gebruikers (1 voor elk blok)
om blokken automatisch in of uit te schakelen.
Programmering
Lokaal te programmeren via een:
bediendeel,
computer met het DLOADX programma er op geïnstalleerd en aangesloten op de
RS-232 of USB poort van het alarmsysteem.
Extern programmeren met een computer en het DLOADX programma er op geïnstalleerd
via het:
telefoon netwerk (modem),
Ethernet (optioneel als de ETHM-1 / ETHM-1 Plus module aangesloten is),
GPRS (optioneel als de INT-GSM module aangesloten is).
Extern programmeren via de webbrowser (optioneel als de ETHM-1 / ETHM-1 Plus
module aangesloten is).
Extern programmeren via een mobiele telefoon (optioneel als de ETHM-1 / ETHM-1 Plus
module aangesloten is en/of een INT-GSM module aangesloten is).
Hoofdprint
RS-232 poort (RJ type aansluiting) voor:
het aansluiten van een computer voor programmering (DLOADX programma), beheer
van het systeem (GUARDX programma) of de firmware updaten van het alarmsysteem,
verbinding met de RS-232 poort van de ETHM-1 Plus / ETHM-1 / INT-GSM module
(vereist voor extern programmering via deze modules),
ondersteuning voor een extern analoog, GSM of ISDN modem,
seriële printer aansluiting (voor het printen van gebeurtenissen).
USB MINI-B voor het aansluiten van een computer voor programmering (DLOADX
programma), beheer van het systeem (GUARDX programma) of de firmware updaten van
het alarmsysteem,
De mogelijkheid om de firmware te updaten zonder dat demontage van het alarmsysteem
nodig is.
2 Aansluitingen voor een INT-VG spraakmodule, CA64-SM spraak synthesizers uitbreiding
of SM-2 synthesizer.
Real-time klok met kalender en batterij back-up.
6 Installatie handleiding SATEL
LED's welke de status weergeven van uitgangen, het accu laadcircuit en telefoonkiezer.
Elektrische beveiliging van alle bekabelde zones, uitgangen en communicatie bussen.
Ingebouwde geavanceerde geschakelde voeding met gescheiden circuits voor het laden
van de accu en het voeden van overige apparaten.
3. Bediendelen
De INTEGRA Plus alarmsystemen ondersteunen de volgende bediendelen:
INT-TSGtouchscreen bediendeel,
INT-TSHtouchscreen bediendeel,
INT-TSItouchscreen bediendeel,
INT-KSGLCD bediendeel met tiptoetsen,
INT-KLCDLCD bediendeel met mechanische toetsen,
INT-KLCDR LCD bediendeel met mechanische toetsen en ingebouwde proximity
kaartlezer,
INT-KLCDKLCD bediendeel met mechanische toetsen,
INT-KLCDLLCD bediendeel met mechanische toetsen,
INT-KLCDSLCD bediendeel met mechanische toetsen,
INT-KLFRLCD bediendeel met mechanische toetsen en ingebouwde proximity kaartlezer,
INT-KWRL draadloos LCD bediendeel met mechanische toetsen en ingebouwde proximity
kaartlezer (het aansluiten van een ACU-120 / ACU-270 controller is vereist),
INT-KWRL2 draadloos LCD bediendeel met mechanische toetsen en ingebouwde
proximity kaartlezer (het aansluiten van een ACU-220 / ACU-280 / ACU-120 / ACU-270
controller is vereist).
De aanbevolen bediendeel firmware versies zijn (bieden functionaliteit in
overeenstemming met de eisen van de EN 50131 voor Grade 3):
INT-KLCD / INT-KLCDR 1.12 (of nieuwer),
INT-KLCDK / INT-KLCDL / INT-KLCDS 6.12 (of nieuwer),
INT-KSG 1.02 (of nieuwer).
De INTEGRA 256 Plus alarmsystemen ondersteunen de INT-KSG bediendelen met
firmware versie 2.00 of nieuwer (de INT-KSG bediendelen met oudere firmware
versies zullen niet geïdentificeerd worden).
De bediendelen zijn beschikbaar in verschillende kleur opties voor de behuizing, display en
toetsenbord achtergrondverlichting. De kleur variant wordt weergeven via een extra
toevoeging aan de naam van het bediendeel (bijv. INT-KLCD-GR groen display en toetsen
verlichting; INT-KLCD-BL blauw display en toets verlichting).
Voor meer informatie over de INT-KSG, INT-KWRL, INT-KWRL2, INT-TSG, INT-TSH
en INT-TSI bediendelen verwijzen wij u naar de handleidingen, welke bij de
bediendelen geleverd worden.
3.1 Eigenschappen van bediendelen met mechanische toetsen
Display 2 x 16 karakters met achtergrondverlichting.
Indicatie LED’s voor blokken / systeem status.
Verlichte toetsen.
SATEL INTEGRA Plus 7
Ingebouwde zoemer.
2 programmeerbare bekabelde zones:
ondersteuning voor NO en NC detectoren,
ondersteuning voor 1 EOL en 2 EOL configuratie.
Sabotage beveiliging op 2 manieren openen en verwijderen van de behuizing van de
muur.
RS-232 poort (PIN-5 aansluiting) voor beheer van het alarmsysteem bij gebruik van een
computer met het GUARDX programma erop geïnstalleerd.
4. Uitbreidingsmodules
Uitbreidingsmodules zijn niet alleen voor uitbreiding van zones en uitgangen (bekabeld en
draadloos), maar ook om het systeem te verbeteren met extra functionaliteiten.
Niet alle onderstaande modules voldoen aan de eisen van de EN 50131 voor Grade 3.
4.1 Modules welke aangesloten worden op de bediendeel bus
CA-64 PTSA. Neventableau print. Maakt visualisatie van de blok en zone status mogelijk
van het alarmsysteem. Het alarmsysteem ondersteund neventableau printen met
elektronische versie 1.4 (of nieuwer) en firmware versie 4.0 (of nieuwer).
ETHM-1 Plus / ETHM-1. Ethernet communicatie module. Maakt gebeurtenis reportage
mogelijk als ook het bedienen en programmeren van het alarmsysteem via het Ethernet
netwerk. De aanbevolen module versie is: 1.06 (of nieuwer).
INT-GSM. GPRS communicatie module. Maakt gebeurtenis rapportage mogelijk en ook het
bedienen en programmeren van het alarmsysteem via GPRS.
De INT-GSM module kan op de bediendeel bus van het alarmsysteem worden
aangesloten of op de RS-485 bus van de ETHM-1 Plus module. Als de ETHM-1 Plus
module op de bediendeel bus van het alarmsysteem aangesloten is, is het raadzaam
om de INT-GSM module aan te sluiten op de RS-485-bus van de ETHM-1 Plus-
module.
INT-RS / INT-RS Plus. Interface voor systeem integratie. Maakt het mogelijk een
computer aan te sluiten met het GUARDX programma er op, op dezelfde manier als op
een LCD bediendeel of voor rapportage van gebeurtenissen naar een speciaal extern
apparaat of het bedienen van het alarmsysteem via software welke niet geleverd wordt
door SATEL.
Alleen de INT-RS Plus interface werkt met het INTEGRA 256 Plus alarmsysteem.
4.2 Modules welke aangesloten worden op de uitbreiding bus
INT-RX / INT-RXS. 433 MHz handzender uitbreidingsmodule. Maakt bediening van het
alarmsysteem mogelijk via het gebruik van 433 MHz handzenders.
INT-CR Proximity kaart Inschakel/Uitschakel module. Maakt inschakelen / uitschakelen
en alarmen herstellen in blokken mogelijk via het gebruik van proximity kaarten,
proximity tags en andere passieve transponders.
INT-S / INT-SF / INT-SK. Blok bediendeel. Maakt inschakelen / uitschakelen en alarmen
herstellen in één blok mogelijk. Het blok bediendeel voorziet ook in toegangscontrole
functies.
8 Installatie handleiding SATEL
Fig. 1. INTEGRA Plus alarmsysteem.
SATEL INTEGRA Plus 9
INT-SCR. Multifunctioneel bediendeel. Deze kan werken als:
INT-S. Blok bediendeel.
INT-SCR. Blok bediendeel met kaartlezer. De functionaliteit is gelijk aan dat van het
blok bediendeel.
INT-ENT. Toegang bediendeel. De hoofdtaak van het toegang bediendeel is het
activeren van de vertraging voor zone functie 3 VOLG ZONE. Na het verstrijken van
de ingestelde tijd in het bediendeel, behalve als het systeem uitgeschakeld wordt,
zullen de volg zones zich weer gedragen als inbraak zones.
INT-SZ / INT-SZK. Code slot. Maakt het uitvoeren van toegangscontrole functies mogelijk.
INT-R. Universele uitbreiding voor kaartlezers en chiplezers. Ondersteund proximity
kaartlezers gefabriceerd door SATEL, lezers met een WIEGAND 26 interface of
DALLAS chiplezers. Maakt het uitvoeren van toegangscontrole functies mogelijk.
INT-E / CA-64 E / CA-64 EPS. Zone uitbreiding. Voegt 8 bekabelde programmeerbare
zones toe aan het alarmsysteem.
INT-ADR / CA-64 ADR. Adresseerbare zone uitbreiding. Voegt 48 adresseerbare zones
toe aan het alarmsysteem. Het alarmsysteem ondersteund de adresseerbare zone
uitbreiding vanaf firmware versie 1.5 (of nieuwer).
INT-O / INT-ORS / CA-64 O / CA-64 OPS. Uitgangen uitbreiding. Voegt
8 programmeerbare bekabelde uitgangen toe aan het alarmsysteem.
INT-PP / INT-IORS / CA-64 PP. Zone/uitgangen uitbreiding. Voegt 8 programmeerbare
bekabelde zones en 8 programmeerbare bekabelde uitgangen toe aan het
alarmsysteem.
ACU-220 / ACU-280. ABAX 2 draadloze systeem controller. Maakt het mogelijk het
alarmsysteem te bedienen via ABAX 2 handzenders en ABAX 2 tweeweg draadloze
apparaten te gebruiken in het alarmsysteem.
ACU-120 / ACU-270 / ACU-100 / ACU-250. ABAX draadloze systeem controller. Maakt
het mogelijk het alarmsysteem te bedienen via ABAX 2 / ABAX handzenders en ABAX
2 / ABAX tweeweg draadloze apparaten te gebruiken in het alarmsysteem.
INT-VG. Spraak gestuurde module. Maakt afstandsbediening van het alarmsysteem
mogelijk via het toetsenbord van de telefoon (interactief spraakgestuurd menu). Er
kunnen tot 16 spraakberichten voor berichtgeving worden opgeslagen.
INT-VMG. Spraakberichten generator. Speelt opgenomen berichten af als een
gespecificeerde gebeurtenis optreedt in het systeem.
INT-AV. Audio alarmverificatie module. Voor het op afstand verifiëren van alarmen via
audio om zo valse alarmen te elimineren.
INT-KNX / INT-KNX-2. KNX integratie module. Maakt integratie van het alarmsysteem met
het KNX systeem mogelijk.
5. Systeem installatie
Koppel altijd de voeding los voordat u enige elektrische aansluitingen maakt.
De volgende gereedschappen zijn handig tijdens de installatie:
platte schroevendraaier 2.5 mm,
Phillips schroevendraaier,
zijkniptang,
platbek tang,
(accu) boormachine.
10 Installatie handleiding SATEL
5.1 Installatie plan
Voor de installatie dient een beveiligingsplan voor het alarmsysteem te worden gemaakt.
Geadviseerd wordt om van te voren een tekening te maken met daarin alle componenten die
gebruikt gaan worden in het alarmsysteem: installatie locatie van het alarmsysteem,
bediendelen, detectoren, sirenes, uitbreidingsmodules, etc.. Het alarmsysteem en andere
beveiligingscomponenten dienen binnen het beveiligde gebied te worden geïnstalleerd.
Bij het schrijven van de data naar het FLASH geheugen en als het STARTER
programma geactiveerd is (voor het uitvoeren van een alarmsysteem firmware update)
zullen de uitgangen op de uitbreidingen worden gedeactiveerd. De status van de
uitgangen op de hoofdprint van het alarmsysteem blijven ongewijzigd. Houd hier
rekening mee bij het ontwerpen van het alarmsysteem. Aanbevolen wordt dat
apparaten waarvan de werking nooit verstoord mag worden (door het schrijven van
data naar het FLASH geheugen of na het starten van de STARTER), aan te sluiten op
de uitgangen van de hoofdprint.
5.2 Inschatting stroomverbruik in het systeem
Aan het begin van het beveiligingsplan zult u een optelsom moeten maken van alle stroom
verbruiken van alle apparaten in het systeem (systeem hoofdprint, bediendelen, additionele
modules, detectoren, sirenes, enz.). Bij de calculatie moet ook rekening gehouden worden
met de accu laadspanning. Als de som van het totale stroomverbruik de capaciteit van het
alarmsysteem zal overschrijden, dan dienen er uitbreidingen met voeding of een additionele
voedingen geïnstalleerd te worden.
De som van het stroomverbruik door de apparaten aangesloten op de voedingsunit
(uitbreiding met voeding) mogen niet de maximale stroom van de voedingsuitgang
overschrijden.
Indien u van plan bent om apparaten aan te sluiten op de voedingsuitgangen (op de
hoofdprint, uitbreiding met voeding, enz.), onthoud dan dat de som van het stroomverbruik
door deze apparaten, niet de maximale stroom capaciteit mag overschrijden van de
uitgangen.
5.3 Bekabeling
Het wordt aanbevolen normale onafgeschermde alarm kabel te gebruiken voor het gehele
systeem. (Gebruik van twisted pair kabel, bijvoorbeeld: UTP, STP, FTP wordt niet
aangeraden). Voor data bus bekabeling wordt onafgeschermde alarm kabel met een
aderdikte van minimaal 0,5mm Ø geadviseerd.
Indien u twisted-pair kabel gebruikt, onthoud dan dat de DTM en CKM / DT1 en CK1 /
DT2 en CK2 (data en clock) signalen nooit door één twisted ader paar mogen lopen.
Het is aan te bevelen afzonderlijke kabels te gebruiken voor de bediendeel bus en de
uitbreiding bus.
De dwarsdoorsnede van de voedingskabels moeten zo worden bepaald, dat tussen de
voeding en het te voeden apparaat, het voltage niet meer zakt dan 1 V t.o.v. het
uitgangsvoltage.
Om een goede werking van het systeem te garanderen, is het belangrijk er voor te zorgen
dat de capacitieve weerstand van de bekabeling zo laag als mogelijk is. Wanneer de
afstanden tussen de apparaten te groot zijn dan is het mogelijk voor elk signaal meerdere
aders parallel aan te sluiten, om zo de geleidingsweerstand te verminderen. Dit kan echter
leiden tot een verhoging van de capacitieve weerstand. Indien het alarmsysteem,
bediendelen en uitbreidingen aangesloten zijn met bekabeling welke een te hoge weerstand
SATEL INTEGRA Plus 11
of capacitieve weerstand hebben, dan kan dit er voorzorgen dat deze niet correct
functioneren (bijvoorbeeld: het alarmsysteem kan apparaten op de bus niet identificeren,
apparaten worden als “niet aanwezig” gerapporteerd, etc.). Bij het selecteren van de kabel
dient u rekening te houden met de aanbevolen ader doorsnede en afstanden, welke vermeld
worden in de tabellen van de diverse apparaten.
Onthoud bij het bekabelen dat er voldoende ruimte zit tussen de laag voltage kabels en de
230 VAC kabels. Vermijd het parallel lopen van de signaalkabels aan de 230 VAC kabels of
in de nabijheid van deze.
5.4 Installatie van de hoofdprint
De hoofdprint bevat elektronische componenten welke gevoelig zijn voor
elektrische ladingen.
U dient alle bekabeling, aansluitingen en installaties van apparaten te voltooien
voordat u de accu en AC voeding aansluit op het alarmsysteem.
Het alarmsysteem dient inpandig te worden geïnstalleerd, in ruimtes met een normale
luchtvochtigheid. Het alarmsysteem dient te worden beveiligd tegen ongeautoriseerde
toegang.
Een permanente 230 V AC voeding met randaarde dient aanwezig te zijn in de ruimte waar
het systeem geïnstalleerd gaat worden.
5.4.1 Beschrijving van de hoofdprint
Beschrijving van de aansluitingen:
AC - voedingsingangen (20 V AC)
COM - common ground.
OUT1...OUT4 - programmeerbare hoogvermogen uitgangen (indien een hoogvermogen
niet gebruikt wordt, dan dient altijd een 2.2 k weerstand te worden
aangesloten over de uitgang en de common aansluitingen)
+KPD - specifieke voedingsuitgang voor aansluiting van apparaten op de
bediendeel bus (13.6...13.8 V DC)
DTM - bediendeel bus data.
CKM - bediendeel bus clock.
+EX1 / +EX2 - specifieke voedingsuitgang voor aansluiting van apparaten op de
uitbreiding bus (13.6...13.8 V DC)
DT1 / DT2 - uitbreiding bus data
CK1 / CK2 - uitbreiding bus clock
Z1...Z16 - zones
OUT5...OUT16 - programmeerbare laagvermogen uitgangen, OC type
- aarde aansluiting voor de telefoonkiezer (alleen aansluiten bij geaarde
telefoon toepassingen (niet in Nederland gebruiken)
TIP, RING - telefoonlijn ingang (van de telecom provider)
T-1, R-1 - telefoonlijn uitgang (telefoontoestel aansluiting)
12 Installatie handleiding SATEL
Fig. 2 hoofdprint.
SATEL INTEGRA Plus 13
Uitleg voor Fig. 2:
Zekering voor het accu laadcircuit.
Accu aansluitkabels (rood +, zwart -).
LED status indicaties van de hoogvermogen uitgangen.
Accu oplaad indicatie LED.
LED status indicatie van de +KPD voedingsuitgang.
LED status indicatie van de +EX1 en +EX2 voedingsuitgangen.
RS-232 poort (RJ type aansluiting).
USB MINI-B aansluiting.
RESET pinnen voor het opstarten van het alarmsysteem in geval van nood (zie: NOOD
OPSTART PROCEDURE VAN HET ALARMSYSTEEM
p. 23).
Lithium batterij voor de klok en RAM back-up. Het verwijderen van de batterij zal
resulteren in het verliezen van de klok instellingen en alle data bewaard in het RAM
geheugen zullen worden gewist.
Plaats de batterij niet eerder in de houder dan vlak voordat u het alarmsysteem
opstart.
Na maximaal 5 jaar dient u de batterij te controleren.
LED status indicaties van de laagvermogen uitgangen.
DIALER LED voor status indicatie van de on-board telefoonkiezer.
Aansluiting(en) voor de INT-VG spraak gestuurde module, INT-AV audio
alarmverificatie module, CA-64 SM of SM-2 spraakmodule.
5.5 Aansluiten van apparaten op de bediendeel bus
De bekabeling van de bus moeten in één kabel zitten.
De maximale afstand tussen het bediendeel (of andere apparaten aangesloten op de
bediendeel bus) en het alarmsysteem mag tot 300 m zijn. Deze afstand heeft
betrekking op een bediendeel welke gevoed wordt vanuit de bus.
De totale afstand van de bus mag 1000 m bedragen indien de bediendelen lokaal
gevoed worden (wel de COM doorverbinden).
Het voedingsvoltage gemeten op de LCD bediendeel aansluitingen, met het display en
achtergrondverlichting aan, mag niet lager zijn dan 11 V.
14 Installatie handleiding SATEL
INTEGRA Plus
INT-KLCDS
INT-KLCDR
INT-KLCD
Fig. 3. Aansluiting van bediendelen (andere apparaten op dezelfde manier).
Tabel 1 toont het aantal benodigde aders voor een correcte aansluiting van de apparaten op
de bediendeel bus bij gebruik van 0.5 mm Ø (0,22 mm
2
) aderdikte.
COM
DTM
Afstand
Aantal aders
tot 100 m 1 1 1 1
100-200 m 2 2 1 1
200-300 m 4 4 2 2
Tabel 1.
5.5.1 Adresseren van apparaten aangesloten op de bediendeel bus
Iedere apparaat die wordt aangesloten op de uitbreiding bus dient zijn eigen individuele
adres te krijgen in het bereik van 0 tot 7. De adressen mogen niet herhaald worden (het
alarmsysteem ondersteund geen dubbele adressen). Het wordt aanbevolen om
opeenvolgende adressen toe te wijzen, beginnend vanaf 0.
In de bediendelen worden de adressen softwarematig ingesteld. Standaard staat adres 0
ingesteld. Bij het opstarten van een standaard alarmsysteem worden alle bediendelen
aangesloten op de bus ondersteund, onafhankelijk welke adressen zijn ingesteld. Hierdoor is
het mogelijk om alle correcte individuele adressen in de bediendelen in te stellen door middel
van de identificatie procedure.
Andere apparaten aangesloten op de bediendeel bus dienen geadresseerd te worden door
middel van de DIP-switches of via de jumpers.
SATEL INTEGRA Plus 15
Programmeren bediendeel adres via de service mode
1. Voer de service code in (standaard 12345) en druk op de toets.
2. Gebruik de of toetsen om de SERVICE MODE op te zoeken in de lijst en druk de
of toets.
3. Start de BEDIENDEEL ADR. functie (STRUCTUUR HARDWARE IDENTIFICATIE
BEDIENDEEL ADR.).
4. Het bericht zoals in Fig. 4 getoond zal worden weergeven in alle bediendelen welke
aangesloten zijn op het alarmsysteem.
Fig. 4. Programmeren van het bediendeel adres via de service functie.
5. Voer het juiste adres in op alle bediendelen (in het bereik van 0-7). De
adreswijziging wordt bevestigd door vier korte en een lange toon.
6. Om de adreswijziging te beëindigen, drukt u op de toets. De functie wordt
automatisch beëindigd na 2 minuten vanaf het moment van opstarten. Beëindiging
van de functie is gelijk aan het verlaten van de service mode en herstarten van het
bediendeel. (het service mode menu zal worden getoond op het bediendeel met het
laagste adres).
Programmeren bediendeel adres zonder gebruik van de service mode
Deze methode van adres programmering is specifiek handig als er dubbele adressen
zijn gebruikt waardoor het binnengaan van de Service mode niet meer mogelijk is.
1. Koppel de bediendeel voeding los (KPD) en ook de CKM en DTM.
2. Sluit op het bediendeel de CKM en DTM kort met een draadbrug.
3. Sluit de voeding van het bediendeel voeding weer aan.
4. De tekst met daarin het huidige adres wordt getoond op het display.
5. Voer een nieuw adres in. Het bediendeel bevestigt de wijziging van de functie met
vier korte en een lange toon. Indien het noodzakelijk is het ingevoerde adres te
wijzigen en drukt u op de toets (het bediendeel zal herstarten en een
corresponderend bericht zal worden weergegeven op het display).
6. Koppel de voeding van het bediendeel weer los.
7. Haal de draadbrug tussen de CKM en DTM aansluiting van het bediendeel weer los.
8. Sluit het bediendeel weer correct aan op het alarmsysteem.
5.5.2 Nummering van de bediendeel zones
Het adres ingesteld in het bediendeel bepaald welke bediendeel zone nummers worden
toegewezen in het systeem (zie tabel 2). U kunt voor elk bediendeel bepalen of de zones wel
of niet worden gebruikt in het systeem. Indien de zone nummers van bediendelen en
uitbreidingen samenvallen, hebben de bediendeel zones prioriteit (in een dergelijk geval,
worden de corresponderende uitbreiding zones niet ondersteund).
n=0...7, huidig adres van het
bediendeel
16 Installatie handleiding SATEL
Bediendeel
adres
Zone nummer in het systeem
INTEGRA 64 Plus
INTEGRA 128 Plus
INTEGRA 256 Plus
Z1
Z2
Z1
Z2
Z1
Z2
0 49 50 113 114 241 242
1 51 52 115 116 243 244
2 53 54 117 118 245 246
3 55 56 119 120 247 248
4
57
58
121
122
249
250
5 59 60 123 124 251 252
6 61 62 125 126 253 254
7
63
64
127
128
255
256
Tabel 2.
5.5.3 Computer aansluiten op de RS-232 poort van het bediendeel
Op sommige bediendelen kan de RS-232 poort gebruikt worden om er een computer mee te
verbinden waar het GUARDX programma op geïnstalleerd is (zie Fig. 5). Het wordt
aanbevolen normale onafgeschermde alarmkabel te gebruiken voor het gehele systeem
(gebruik van twisted pair kabel, bijvoorbeeld: UTP, STP, FTP wordt niet aangeraden). De
maximale afstand tussen de computer en het bediendeel is 10 m.
1
2
3
5
2
3
4
5
Fig. 5. Computer aansluiting op de RS-232 poort van het bediendeel. Rechts weergegeven is
de bediendeel interface. Links weergegeven is de DB-9 female connector, gezien vanaf de
soldeer zijde.
Start de RS COMMUNICATIE optie in de optie in het bediendeel waarmee de computer
met het GUARDX programma aangesloten is. Data uitwisseling met de computer
begint automatisch wanneer het GUARDX programma wordt gestart.
5.6 Apparaten aansluiten op de uitbreiding bus
De bekabeling van de bus moeten in één kabel zitten.
De totale lengte van de uitbreiding bus mag de 1000 m. niet overschrijden.
De module mag direct van het alarmsysteem gevoed worden als de afstand tussen de
module en het alarmsysteem de 300 m. niet overschrijdt. Indien de afstand groter is
dient een andere voeding gebruikt te worden voor de module (een voeding of
uitbreiding met voeding).
SATEL INTEGRA Plus 17
INTEGRA Plus
CA-64 O
CA-64 E
Fig. 6. Aansluiten van modules zonder voeding.
INTEGRA Plus
CA-64 EPS
CA-64 ADR
Fig. 7. Aansluiten van modules met voeding.
Tabel 3 toont het aantal aders voor een juiste verbinding van het apparaat naar de uitbreiding
bus, bij gebruik van normale onafgeschermde alarmkabel met een diameter van 0.5 mm Ø
(0,22 mm
2
).
CK1 / CK2
DT1 / DT2
COM
Afstand
Aantal aders
tot 300 m
1
1
1
300 600 m 2 2 2
600 1000 m 2 2 4
Tabel 3.
18 Installatie handleiding SATEL
5.6.1 De INT-VG, INT-AV module of CA-64 SM uitbreiding aansluiten
Bij het aansluiten van de INT-VG spraakmodule, INT-AV audio alarmverificatie module of de
CA-64 SM spraak synthesizer uitbreiding dienen alleen de CLK en DTA aangesloten te
worden op de bus. Beide apparaten zijn voorzien van een PIN5 connector, welke
aangesloten dient te worden op de daarvoor bestemde SYNT1 of SYNT2 aansluiting van de
hoofdprint.
Alleen één INT-VG module of CA-64 SM uitbreiding kan worden aangesloten op het
INTEGRA 64 alarmsysteem, dit omdat er niet meer dan 16 spraakberichten kunnen
worden afgespeeld.
5.6.2 Adressering van apparaten aangesloten op de uitbreiding bus
Iedere apparaat die wordt aangesloten op de uitbreiding bus dient zijn eigen individuele
adres te krijgen in het bereik van 0 tot 31. De adressen van de apparaten aangesloten op
dezelfde bus mogen niet dubbel gebruikt worden (het alarmsysteem ondersteund geen
identiek adressen). Het wordt aanbevolen om opeenvolgende adressen toe te wijzen,
beginnend vanaf 0. Bij de meeste apparaten dient het adres via DIP-switches ingesteld te
worden.
Indien een apparaat op de tweede bus aangesloten wordt, dan kan het systeem
worden uitgebreid met 32 adressen.
Het adres heeft invloed op de nummering van zones en uitgangen in het systeem (zie
paragraaf NUMMERING VAN ZONES EN UITGANGEN IN HET SYSTEEM p. 28).
5.7 Detectoren aansluiten
Hoe de detector aangesloten moet worden op de zone hangt af van de configuratie welke
gekozen gaat worden voor die zone. De zones op de hoofdprint van het alarmsysteem
ondersteunen de volgende configuraties:
NC aansluit type bedoeld voor het aansluiten van apparaten met een NC (normally closed)
alarm uitgang. Openen van het circuit zal het alarm activeren.
NO aansluit type bedoeld voor het aansluiten van apparaten met een NO (normally open)
alarm uitgang. Sluiten van het circuit zal het alarm activeren.
EOL aansluit type bedoeld voor het aansluiten van apparaten met een NC of NO alarm
uitgang met 1 EOL weerstand. Sluiten of openen van het circuit zal het alarm activeren.
2EOL/NC aansluit type bedoeld voor het aansluiten van apparaten met een NC alarm en
sabotage uitgang. De zone kan 3 statussen detecteren: normaal, alarm, sabotage.
2EOL/NO aansluit type gelijk aan de 2EOL/NC, maar voor detectoren met een NO alarm
uitgang.
Rolluik aansluit type bedoeld voor het aansluiten van rolluik detectoren.
Tril aansluit type bedoeld voor het aansluiten van tril detectoren. Op de zone kan ook een
NC detector aangesloten worden (bijv. een tril detector en een magneetcontact kunnen
in serie worden aangesloten).
Volg uitgang bij gebruik van deze configuratie dient er geen detector aangesloten te
worden. De zone status hangt af van de status van de geselecteerde uitgang (de
uitgang hoeft niet fysiek aan de zone gekoppeld te worden).
Rolluik 2EOLaansluit type gelijk aan de 2EOL/NC, maar voor rolluik detectoren.
Tril 2EOLaansluit type gelijk aan de 2EOL/NC, maar voor tril detectoren.
3EOL/NC aansluit type bedoeld voor het aansluiten van apparaten met een NC alarm,
sabotage uitgang en anti-mask uitgang. De zone kan 4 statussen detecteren: normaal,
alarm, sabotage en maskering van de detector.
SATEL INTEGRA Plus 19
3EOL/NO aansluit type gelijk aan de 3EOL/NC, maar voor detectoren met een NO alarm
uitgang.
NC
Z
COM
A
NO
Z
COM
A
EOL/NC
R
Z
COM
A
EOL/NO
R
Z
COM
A
2EOL/NC
R1
R2
Z
COM
A
T
2EOL/NO
R1
R2
Z
COM
A
T
3EOL/NC
R1
R2
Z
COM
A
T
R3
M
3EOL/NO
R1
R2
Z
COM
A
T
R3
M
Fig. 8. Detector aansluit voorbeelden. De detector uitgangen worden met letters weergeven:
A - alarm, T sabotage, M anti-mask. R=R1+R2.
5.7.1 End-of-line weerstanden
De weerstandswaarden van R1, R3 en R2 EOL zijn programmeerbaar binnen een bereik van
500 tot 15 k (de som van de ingestelde waardes mag de 15 k niet overschrijden zie
PROGRAMMEER handleiding). De fabriekswaarden zijn als volgt:
R1 = 1.1 k,
R2 = 1.1 k,
R3 = 2.2 k.
Bij een 1 EOL configuratie is één 2.2 k weerstand nodig, en bij een 2 EOL configuratie,
twee keer een 1.1 k weerstand.
Indien de weerstandswaarde in een bediendeel of uitbreiding niet programmeerbaar
is, dan dient bij de 1 EOL configuratie de 2.2 k
weerstand gebruikt te worden en bij
de 2 EOL configuratie twee 1.1 k
weerstanden.
Bij het programmeren van de R3 weerstandswaarde dient u te onthouden dat deze
met minimaal 500
moet verschillen van de R2 weerstand.
5.8 Aansluiten van sirenes / flitsers
Indien een hoogvermogen niet gebruikt wordt, dan dient altijd een 2.2 k
weerstand te
worden aangesloten over de uitgang en de common aansluitingen.
20 Installatie handleiding SATEL
Fig. 9. Sirene aansluit voorbeeld. I sirene zonder eigen voeding alarm signalering wordt
aangestuurd door de hoogvermogen uitgangen. II - sirene met eigen voeding alarm
signalering wordt aangestuurd door de laagvermogen uitgangen waarbij de hoogvermogen
uitgang dient als voedingsuitgang. De weerstandswaarde van R is 2.2 k. In beide gevallen
is de sabotage aangesloten op zone Z16.
5.9 Telefoonlijn aansluiten
Verstuur geen telefoon signalen en alarmsysteem signalen over dezelfde kabel.
Dit kan beschadigingen in het systeem veroorzaken in geval van een hoge
piekspanning afkomstig van de telefoonlijn.
Het alarmsysteem mag alleen op analoge PSTN telefoonlijnen worden
aangesloten.
De systeem installateur dient de gebruiker de noodzakelijke informatie te
verstrekken over hoe het alarmsysteem aangesloten is op het telefoon netwerk.
Het alarmsysteem dient direct op de telefoonlijn aangesloten te worden (op de aansluitingen
gemarkeerd met TIP, RING). Andere apparaten welke de telefoonlijn gebruiken (bijv.
telefoontoestel, fax) dienen na het alarmsysteem aangesloten te worden (op de aansluitingen
gemarkeerd met T-1, R-1). Vandaar dat de telefoonlijn met een vieraderige kabel
aangesloten moet worden op het alarmsysteem. Bij aansluiting op deze manier zal het
alarmsysteem volledig beslag kunnen leggen op de lijn voor de duur van de oproep. Hiermee
wordt voorkomen dat de telefoonkiezer wordt geblokkeerd, bijvoorbeeld door het opnemen
van de telefoonhoorn (een dergelijke situatie zou plaatsvinden, indien het alarmsysteem
aangesloten is op de telefoonlijn van telefoontoestel).
Indien ADSL wordt gebruikt, dan dient het alarmsysteem achter de ADSL splitter aangesloten
te worden, en alle overige apparaten welke een analoge lijn gebruiken, op het alarmsysteem.
SATEL INTEGRA Plus 21
Sluit in Nederland nooit de aansluiting aan. Sluit deze ook nooit de aansluiting aan op
de nul (N).
Fig. 10. Analoge telefoonlijn aansluiten op het alarmsysteem.
5.10 Voeding aansluiten
Zorg er voor dat alle bekabeling van het alarmsysteem gereed is, voordat u de
AC voeding of accu aansluit.
Voordat u de voeding aansluit dient u de klok en RAM back-up batterij in de
houder op de hoofdprint te plaatsen.
5.10.1 Voeding
De INTEGRA Plus alarmsystemen hebben een 20 V AC (±10%) voeding nodig. Aanbevolen
wordt om een transformator te gebruiken van op zijn minst 75 VA.
Sluit nooit twee apparaten met een voedingsunit aan op één transformator.
Koppel altijd de 230 V AC voeding af voordat u de transformator aansluit.
Indien een 60 VA transformator gebruikt wordt dient het totale
spanningsverbruik, welke gebruikt worden door de accu en de aangesloten
apparaten op het alarmsysteem, niet de 3A te overschrijden (de maximale accu
laadspanning is 1.5 A).
De transformator dient permanent aangesloten te zijn op een 230 VAC aansluiting. Voordat
u de bekabeling aansluit, dient u zich de elektrische installatie van het object eigen te maken.
Zorg er voor dat er altijd een vaste 230VAC aansluiting gebruikt wordt voor het voeden van
het alarmsysteem. Het voedingscircuit dient altijd afdoende gezekerd te zijn. Omdat de
eindgebruiker niet eenvoudig bij de transformator kan komen, is het belangrijk dat u hen
verteld hoe deze afgeschakeld kan worden van de stroomvoorziening (bijv. door aan te
geven waar de zekering in de meterkast zich bevind waarop het alarmsysteem aangesloten
zit).
22 Installatie handleiding SATEL
5.10.2 Back-up voeding
Een 12V lood accu dient te worden aangesloten op het alarmsysteem voor de
noodstroomvoorziening. De accu capaciteit dient adequaat te worden gekozen, passend bij
het verbruik van het systeem. Conform de EN 50131 Grade 3 dient de accu het systeem
werkend te houden voor 30 uur als de 230 V AC uitvalt.
Sluit geen volledig ontladen accu aan op het alarmsysteem (een voltage
gemeten over de aansluitingen welke minder is dan 11 V). Indien de accu
volledig ontladen is, laad dan eerst de accu op met een daarvoor geschikte
acculader.
Lege batterijen mogen niet worden weggegooid, maar dienen te worden
ingeleverd in overeenstemming met de bestaande regelgeving voor de
bescherming van het milieu.
Indien de accu onder de 11 V valt, voor een periode van meer dan 12 minuten (3 accu
testen), dan zal het alarmsysteem een lage accu signaleren. Indien het voltage onder de
10.5 V valt, dan zal de accu worden ontkoppeld.
5.10.3 Opstart procedure van het alarmsysteem
1. Koppel het 230 V AC circuit los van de transformator.
2. Sluit de 230 V AC bekabeling aan op de primaire aansluiting van de transformator.
3. Sluit de bijgeleverde draden aan op de secondaire aansluiting van de transformator naar
de AC aansluitingen op de hoofdprint van het alarmsysteem.
4. Sluit de accu aan (positieve aansluiting op ROOD, negatieve aansluiting op ZWART). Het
alarmsysteem zal niet opstarten na alleen het aansluiten van de accu. Bij het
alarmsysteem zitten adapters (passende connectoren) voor aansluiting van de accu met
getwiste kabel einden, om die reden dient de accu kabel nooit te worden afgeknipt.
5. Schakel het 230 V AC circuit in waarop de transformator aangesloten is. Het
alarmsysteem zal opstarten.
Indien er problemen zijn bij het opstarten van het alarmsysteem, dan kunt u in
de service mode komen via de "reset pinnen" en de fabrieksinstellingen
herstellen (zie NOOD OPSTART PROCEDURE VAN HET ALARMSYSTEEM p. 23).
De hierboven aangegeven opstart procedure (eerst de accu en daarna de 230VAC voeding)
zorgt ervoor dat de elektronische beveiliging circuits van de voeding en het alarmsysteem
correct zullen werken en defecten aan componenten van het alarmsysteem worden
voorkomen, welke mogelijk veroorzaakt zijn door installatie fouten.
Indien de voeding van het alarmsysteem losgekoppeld dient te worden, koppel eerst
de 230 V AC af en daarna pas de accu. Bij het opstarten van het systeem dient u dit
weer in omgekeerde volgorde uit te voeren.
5.11 Opstarten van het alarmsysteem
Na het voor de eerste maal opstarten van het alarmsysteem dient u de standaard
fabrieksinstellingen in te lezen via de HERSTEL ALLES functie ([SERVICE CODE]
SERVICE MODE HERSTEL MENU WIS ALLES) en beëindig de service mode daarna.
Indien u een melding op het display krijgt met de vraag om de instellingen te
bewaren in het Flash geheugen, druk dan op de “1” toets.
Het alarmsysteem met fabrieksinstellingen ondersteund alle aangesloten bediendelen op de
bus, onafhankelijk hoe de adressen zijn ingesteld. Maar het is dan niet mogelijk het
SATEL INTEGRA Plus 23
alarmsysteem te programmeren. U kunt pas programmeren na het uitvoeren van de
volgende handelingen:
1. Instellen van de correcte individuele adressen in de bediendelen (zie p. 14).
2. Identificatie van de aangesloten apparaten op de bediendeel bus van het alarmsysteem.
De identificatie kan worden uitgevoerd via het:
bediendeel ([SERVICE CODE] SERVICE MODE STRUCTUUR HARDWARE
IDENTIFICATIE BEDIENDEEL ID.),
DLOADX programma (“Structuur" scherm Hardware" tabblad Bediendelen”
Bediendeel identificatie" knop).
3. Identificatie van de aangesloten apparaten op de uitbreiding bus. De identificatie kan
worden uitgevoerd via het:
bediendeel ([SERVICE CODE] SERVICE MODE STRUCTUUR HARDWARE
IDENTIFICATIE UITBREIDING ID.),
DLOADX programma (“Structuurscherm Hardwaretabblad Uitbreiding modules”
Module identificatie” knop).
De identificatie functie moet altijd uitgevoerd worden na het toevoegen van een nieuw
aangesloten apparaat op de bus of bij wijziging van het module adres.
Het verwijderen van een geïdentificeerd apparaat van de bus zal een sabotage alarm
genereren.
Elke poging om een geïdentificeerd apparaat te vervangen voor een andere met het
zelfde adres zal resulteren in een sabotage alarm.
5.12 Nood opstart procedure voor het alarmsysteem
Indien het alarmsysteem niet normaal kan opstarten, bediendelen niet ondersteund worden,
codes niet geaccepteerd worden door het alarmsysteem etc., ondanks dat alle aansluitingen
correct zijn gemaakt, volg dan onderstaande stappen als volgt:
1. Maak het alarmsysteem spanningsloos (ontkoppel eerst de AC voeding en daarna de
accu).
2. Plaats een jumper op de RESET pinnen, welke u op de hoofdprint kunt vinden.
3. Zet de voeding van het alarmsysteem weer aan (eerst de accu en dan de AC voeding).
De DIALER LED zal gaan knipperen.
4. Wacht een paar seconden tot dat de DIALER LED uitgaat en verwijder dan de jumper van
de pinnen. Het alarmsysteem zal in de service mode staan. Het service mode menu zal
worden weergegeven op het bediendeel met het laagste adres.
Indien een computer met het DLOADX programma aangesloten is op de RS-232 poort
dan zal de service mode niet starten (het zal dan alleen mogelijk zijn om het
alarmsysteem lokaal te programmeren met de computer).
5. Herstel de fabrieksinstellingen via de WIS ALLES functie (HERSTEL MENU WIS ALLES).
6. Start de BEDIENDEEL ADR. functie (STRUCTUUR HARDWARE IDENTIFICATIE
BEDIENDEEL ADR.) en stel de individuele adressen op de bediendelen in (zie p. 15).
7. Identificeer de apparaten welke aangesloten zijn op de bediendeel bus (STRUCTUUR
HARDWARE IDENTIFICATIE BEDIENDEEL ID.).
8. Identificeer de apparaten welke aangesloten zijn op de uitbreiding bus (STRUCTUUR
HARDWARE IDENTIFICATIE UITBREIDING ID.).
9. Verlaat de service mode via de EINDE SERVICE functie.
10. Nu zal er een bericht op het bediendeel worden weergegeven met de vraag of u de data
wilt opslaan naar het FLASH geheugen, druk op toets nummer 1. Door het opslaan van
24 Installatie handleiding SATEL
een kopie van de instellingen naar het FLASH geheugen, zal het voor het alarmsysteem
mogelijk zijn om een back-up kopie terug te zetten indien er een fout is gedetecteerd in de
data opgeslagen in het RAM geheugen.
11. Na het opslaan van de data in het FLASH geheugen zal het alarmsysteem opnieuw
opstarten (het display van het bediendeel zal even uitgaan). Na de herstart zou het
systeem normaal moeten werken en kunt u doorgaan met programmeren.
5.13 Computer verbinden met het alarmsysteem
Met gebruik van een computer kunt u de firmware van het alarmsysteem updaten (FLASHX
programma), het alarmsysteem programmeren (DLOADX programma) en het alarmsysteem
beheren (GUARDX programma). De communicatie is gecodeerd. De computer kan op het
alarmsysteem worden aangesloten via de RS-232 of USB poort.
Indien het alarmsysteem verbonden is met de computer via de USB kabel, dan zal Windows
automatisch een nieuw apparaat detecteren en een wizard tonen, welke u door het installatie
proces heen zal leiden voor de installatie van de nieuwe hardware drivers. De drivers kunnen
worden gedownload op www.osec.nl. Sommige Windows versies kunnen een waarschuwing
geven dat de driver niet compatibel is. U kunt gerust doorgaan met het installeren van de
drivers, ondanks deze waarschuwing.
Het aansluiten van de USB poort op de computer blokkeert de RS-232 poort.
Fig. 11. Computer aansluiting via de RS-232 poort. Links weergegeven is de RJ connector
welke aangesloten wordt op de RJ aansluiting van de hoofdprint. Rechts weergegeven is de
DB-9 female connector (aanzicht soldeer zijde). Een kant en klare programmeerkabel is te
verkrijgen onder de benaming DB9F/RJ-KPL set.
5.14 Aansluiten van een extern modem
Een extern modem maakt op afstand programmering mogelijk van het alarmsysteem (een
computer met het DLOADX programma is nodig) of het beheer van het alarmsysteem is
mogelijk (een computer met het GUARDX programma is nodig). De communicatie is
gecodeerd.
Het alarmsysteem kan met elk extern modem werken (analoog, ISDN of GSM) welke
overeenkomt met de Hayes AT standaard en uitgerust is met een RS-232 poort.
SATEL INTEGRA Plus 25
Fig. 12. Diagram van een extern analoog modem aansluiting met het alarmsysteem.
1
56
43
4
5
2RXD
COM
RTS
TXD
3
DSR 6
7
Fig. 13. Aansluiten van het externe modem met DB-9 connector op de RS-232 poort van het
alarmsysteem. Links weergegeven is de RJ connector welke aangesloten wordt op de RJ
aansluiting van de hoofdprint. Rechts weergegeven is de DB-9 female connector (aanzicht
soldeerzijde).
Fig. 14. Diagram van een MDM56 BO modem aangesloten op het alarmsysteem.
26 Installatie handleiding SATEL
156
43 15 4 3 2
Fig. 15. Aansluiting van de RS-232 poorten van het alarmsysteem en het modem met een
PIN5 aansluiting (de door SATEL gemaakte ETHM-1 / ETHM-1 Plus en GSM modules
worden op dezelfde manier aangesloten). Links weergegeven is de RJ connector welke
aangesloten wordt op de RJ aansluiting van de hoofdprint. Rechts weergegeven is de PIN5
stekker. Een kant en klare kabel is verkrijgbaar bij Osec (RJ/PIN5).
5.14.1 Modem instellingen configureren
De door SATEL gefabriceerde MDM56 en MDM56 BO modems hoeven niet
geconfigureerd te worden. De standaard fabrieksinstellingen verzekeren van een
correcte werking met het alarmsysteem.
Voordat u het modem aansluit op het alarmsysteem dient u het modem eerst op de computer
aan te sluiten en een Terminal programma te gebruiken, om de juiste werkingsmode in te
stellen.
1. Voer het at commando in het modem dient te antwoorden met "OK". Probeer anders
het ate1 commando in te voeren. Indien het modem nog steeds niet antwoord,
controleer dan de verbinding met de computer en wees er zeker van dat de juiste COM
poort geselecteerd is bij de instellingen van het Terminal programma.
2. Voer het at&v commando in. Het modem zal een lijst weergeven met de
geprogrammeerde parameters (zie het voorbeeld in Fig. 16). Het parameter block is
opgeslagen als "profile 0" (in Fig. 16"STORED PROFILE 0") en dient E1 Q0 V1 X4 &D2
&S0 en S00:000 te bevatten. In zo’n geval is het modem klaar voor gebruik met het
alarmsysteem.
3. Indien enig parameter ingesteld is op een andere waarde (bijv. Q2 in plaats van Q0), stel
dit dan juist in. Een commando invoeren voor de parameter instelling bevat altijd de prefix
AT en de benodigde parameter (bijv. als E0 V0 in het profile staat, dan het commando
voor de juiste waarde is ate1v1, waarna het modem met “OK” zal antwoorden.
4. Voer het AT&W0 commando in om de instellingen op te slaan in "profile 0".
5. Voer het atz commando in gevolgd door het at&v commando om te controleren of alle
parameters juist zijn opgeslagen. De instellingen in het ACTIVE PROFILE dien hetzelfde
te zijn als het STORED PROFILE 0 (opmerking: meestal bevat het STORED PROFILE
minder parameters dan in het ACTIVE PROFILE, wat normaal is).
Om het S0 modem register in te stellen gebruik het ATS0=0 commando (in Fig. 16,
zijn de modem register instellingen anders weergegeven S00: 000).
Bij het herstarten van het modem zal het alarmsysteem het ATZ commando geven,
welke de parameters van “profile 0” instelt. Om deze reden worden de huidige
SATEL INTEGRA Plus 27
instellingen van de parameters erin vermeld. 2 (“ACTIVE PROFILE”) is irrelevant,
maar is belangrijk dat deze juist is ingesteld in het “profile 0”.
Fig. 16. Juiste instellingen van een extern modem.
5.15 Aansluiten van een printer
4
5
TXD
COM
DSR
1
56
2RXD
COM
DTR
Fig. 17. Printer aansluiting met gebruik van de DB-9 male plug (aanzicht soldeerzijde). Links
weergegeven is de RJ connector welke aangesloten wordt op de RJ aansluiting van de
hoofdprint.
De RS-232 poort van het alarmsysteem maakt het mogelijk om een printer aan te sluiten. Het
alarmsysteem kan gebeurtenissen uitprinten in een “gecomprimeerd" formaat (een enkele
28 Installatie handleiding SATEL
gebeurtenis wordt geprint op een lijn en kan tot 80 karakters bevatten) of “uitgebreid"
formaat, met namen van zones, blokken, gebruikers en modules (de gebeurtenissen zullen
dan op twee lijnen geprint worden met tot 80 karakters per lijn; (de omschrijvingen van een
enkele gebeurtenis worden geprint op één lijn op printers welke tot 132 karakters per lijn
kunnen printen).
TXD
COM
DSR
1
56
RXD
COM
DTR
1
2
3
Fig. 18. Printer aansluiting met gebruik van een DIN 5-pin plug (aanzicht soldeerzijde). Links
weergegeven is de RJ connector welke aangesloten wordt op de RJ aansluiting van de
hoofdprint.
6. Nummering van zones en uitgangen in het systeem
Nummers worden automatisch toegewezen aan de zones en uitgangen:
de bedrade zones en uitgangen op de print van het alarmsysteem zijn genummerd van 1
tot 16:
de nummering van bediendeel zones worden bepaald bij de identificatie procedure,
gebaseerd op het bediendeel adres (zie paragraaf NUMMERING VAN BEDIENDEEL ZONES
p. 15).
de nummering van zones en uitgangen op uitbreidingen en de ABAX 2 / ABAX systeem
controller worden bepaald gedurende de uitbreiding identificatie procedure. De nummering
is afhankelijk van het adres van de uitbreidingsmodule in het systeem (zones op een
uitbreidingsmodule met een lager adres zal lagere zone nummers geven dan
uitbreidingsmodules met een hoger adres).
Het alarmsysteem reserveert 8 zones in het systeem voor elke geïdentificeerde
uitbreiding. De uitzonderingen hierop zijn de INT-ADR / CA-64 ADR uitbreiding en de
ABAX 2 / ABAX controller, waarvoor tot 48 zones kunnen worden gereserveerd. In
geval van de INT-ADR / CA-64 ADR uitbreiding hangt het aantal gereserveerde zones
af van het aantal geïnstalleerde detectoren met een CA-64 ADR MOD module daarin
zijn aangesloten. In geval van de ABAX 2 / ABAX systeem controller hangt het aantal
gereserveerde zones af van het aantal geregistreerde draadloze apparaten. In beide
gevallen worden er per 8 zones één adres gereserveerd.
Het DLOADX programma maakt het mogelijk de nummering van de zones en
uitgangen te wijzigen in de uitbreidingen (Structuur" scherm, "Hardware" tabblad,
"Geavanceerd" knop van de uitbreiding). De wijziging van nummering zal alleen geldig
worden als de module identificatie procedure wordt gestart.
SATEL INTEGRA Plus 29
7. De batterij van de hoofdprint vervangen
Fig. 19. De batterij van de hoofdprint vervangen
Het wordt aanbevolen om de status van de back-up batterij van het klok en RAM geheugen
ten minste om de vijf jaar te controleren. De levensduur van de batterij hangt af van de:
temperatuur,
luchtvochtigheid,
tijd dat de voeding van het alarmsysteem is uitgeschakeld,
zelfontlading.
Bij een lage batterij dient deze vervangen te worden voor een van hetzelfde type (CR2032).
Wees voorzichtig bij het vervangen van de batterij. De fabrikant is niet
aansprakelijk voor de consequenties van het niet juist plaatsen van de batterij.
Vervang de batterij als de voeding van het alarmsysteem (hoofd of back-up) aan
staat. Als u de batterij verwijdert terwijl de voeding van het alarmsysteem uit
staat, gaat data opgeslagen in het RAM geheugen (gebeurtenislogboek,
gebruikersdata en klokinstellingen) verloren.
30 Installatie handleiding SATEL
8. Specificaties
8.1 Alarmsysteem
INTEGRA 64 Plus
INTEGRA 128 Plus
INTEGRA 256 Plus
Voeding voltage
20 V AC ±15%, 50-60 Hz
Aanbevolen transformator
75 VA
Stand-by verbruik van de AC aansluiting
135 mA
Maximaal verbruik van de AC aansluiting
400 mA
Stand-by verbruik van de accu
130 mA
Maximaal verbruik van de accu
200 mA
Accu storing voltage drempelwaarde
11 V ±10%
Accu ontkoppel voltage
10,5 V ±10%
Maximaal accu laadvermogen
1,5 A
Voeding uitgangsstroom
(voeding apparaten + accu lading)
2 A + 1.5 A
Voedingsuitgang voltage bereik
10.5…14 V DC
Belasting, hoogvermogen uitgangen
3 A ±10%
Belasting, laagvermogen uitgangen
50 mA
Belasting, +KPD uitgang
3 A ±10%
Belasting, +EX1 en +EX2 uitgangen
3 A ±10%
Aantal bekabelde zones on-board
16
Maximaal aantal programmeerbare zones
64
128
256
Aantal bekabelde uitgangen on-board
16
Maximaal aantal programmeerbare
uitgangen
64 128 256
Voedingsuitgangen
3
Communicatie bussen
1+2
Bediendelen
max. 8
Uitbreiding modules
max. 64
Objecten (subsystemen)
8
Blokken
32
Telefoonnummers voor berichtgeving
(Spraak/Pager + SMS)
16+16
Spraakberichten
16
32
Tekstberichten voorgedefinieerd door de
installateur
64
Gebruikers + Managers
192 + 8
240 + 8
Schema's
64
Logboek
5631
22527
24575
Security grade conform de EN50131
Grade 3
Milieu klasse conform de EN50130-5
II
Bedrijfstemperatuur
-10…+55 °C
Maximale luchtvochtigheid
93±3%
Print afmetingen
264 x 134 mm
Gewicht
320 g
SATEL INTEGRA Plus 31
8.2 INT-KLCD bediendeel
Voeding voltage ................................................................................................. 12 V DC ±15%
Stand-by verbruik ............................................................................................................. 17 mA
Maximaal verbruik .......................................................................................................... 101 mA
Milieuklasse conform de EN50130-5 ....................................................................................... II
Bedrijfstemperatuur ............................................................................................... -10…+55 °C
Maximale luchtvochtigheid .............................................................................................. 93±3%
Afmetingen behuizing .................................................................................. 140 x 126 x 26 mm
Gewicht ............................................................................................................................. 231 g
8.3 INT-KLCDR bediendeel
Voeding voltage ................................................................................................. 12 V DC ±15%
Stand-by verbruik ............................................................................................................. 60 mA
Maximaal verbruik .......................................................................................................... 156 mA
Milieuklasse conform de EN50130-5 ....................................................................................... II
Bedrijfstemperatuur ............................................................................................... -10…+55 °C
Maximale luchtvochtigheid .............................................................................................. 93±3%
Afmetingen behuizing .................................................................................. 140 x 126 x 26 mm
Gewicht ............................................................................................................................. 236 g
8.4 INT-KLCDL bediendeel
Voeding voltage ................................................................................................. 12 V DC ±15%
Stand-by verbruik ............................................................................................................. 61 mA
Maximaal verbruik .......................................................................................................... 147 mA
Milieuklasse conform de EN50130-5 ....................................................................................... II
Bedrijfstemperatuur ............................................................................................... -10…+55 °C
Maximale luchtvochtigheid .............................................................................................. 93±3%
Afmetingen behuizing .................................................................................. 145 x 115 x 26 mm
Gewicht ............................................................................................................................. 217 g
8.5 INT-KLCDS bediendeel
Voeding voltage ................................................................................................. 12 V DC ±15%
Stand-by verbruik ............................................................................................................. 33 mA
Maximaal verbruik .......................................................................................................... 151 mA
Milieuklasse conform de EN50130-5 ....................................................................................... II
Bedrijfstemperatuur ............................................................................................... -10…+55 °C
Maximale luchtvochtigheid .............................................................................................. 93±3%
Afmetingen behuizing ................................................................................. 114 x 94 x 23,5 mm
Gewicht ............................................................................................................................. 141 g
8.6 INT-KLCDK bediendeel
Voeding voltage ................................................................................................. 12 V DC ±15%
Stand-by verbruik ............................................................................................................. 30 mA
32 Installatie handleiding SATEL
Maximaal verbruik .......................................................................................................... 110 mA
Milieuklasse conform de EN50130-5 ....................................................................................... II
Bedrijfstemperatuur ................................................................................................ -10…+55 °C
Maximale luchtvochtigheid .............................................................................................. 93±3%
Afmetingen behuizing ................................................................................. 160 x 132 x 29 mm
Gewicht ............................................................................................................................. 317 g
8.7 INT-KLFR bediendeel
Voeding voltage ................................................................................................. 12 V DC ±15%
Stand-by verbruik .............................................................................................................60 mA
Maximaal verbruik .......................................................................................................... 110 mA
Milieuklasse conform de EN50130-5 ....................................................................................... II
Bedrijfstemperatuur ................................................................................................ -10…+55 °C
Maximale luchtvochtigheid .............................................................................................. 93±3%
Afmetingen behuizing ................................................................................. 145 x 143 x 25 mm
Gewicht ............................................................................................................................. 346 g
SATEL INTEGRA Plus 33
9. Handleiding update historie
Datum
Firmware versie
Geïntroduceerde wijzigingen
2013-08 1.12
Informatie over het INTEGRA 256 Plus alarmsysteem is toegevoegd.
Informatie over de mogelijkheid om gebeurtenissen te verzenden via het
UDP protocol via Ethernet is toegevoegd (p. 4).
Informatie over het logboek van het INTEGRA 64 Plus alarmsysteem is
gecorrigeerd (p. 4 en p. 30).
Informatie over het nieuwe INT-TSG bediendeel is toegevoegd (p. 6).
Opmerking over het INTEGRA 256 Plus alarmsysteem en INT-KSG
bediendeel is toegevoegd (p. 6).
Informatie over de nieuwe INT-AV module is toegevoegd (p. 9, 13 en 18).
De opmerking voor de Klok/ RAM back-up batterij is aangepast (p. 13).
Opmerking voor aanbeveling om fabriekswaarden in te laden na het
opstarten van het systeem is toegevoegd (p. 22).
Informatie over de ACU-250 en INT-RX-S modules zijn toegevoegd.
2013-12 1.12
Informatie over de mogelijkheid voor rapportage van gebeurtenissen via
GPRS met het UDP protocol is toegevoegd (p. 4).
Informatie over de INT-TSI bediendeel is toegevoegd (p. 6).
Informatie over de INT-KLFR bediendeel is toegevoegd (p. 6 en 32).
Informatie over de INT-RS Plus module is toegevoegd (p. 7).
Opmerking over het INTEGRA 256 Plus alarmsysteem en INT-RS Plus
module is toegevoegd (p. 7).
2014-10 1.13
Informatie over de e-mail notificatie mogelijkheid is toegevoegd (p. 4).
Informatie over de nieuwe ETHM-1 Plus module is toegevoegd (p. 7 e.a.).
Informatie over de nieuwe INT-SF module is toegevoegd (p. 7).
Informatie over de nieuwe INT-E module is toegevoegd (p. 9).
Informatie over de nieuwe INT-ADR module is toegevoegd (p. 9).
Informatie over de nieuwe INT-O module is toegevoegd (p. 9).
Informatie over de nieuwe INT-PP module is toegevoegd (p. 9).
Informatie over de nieuwe ACU-120 module is toegevoegd (p. 9 e.a.).
Informatie over de nieuwe ACU-270 module is toegevoegd (p. 9 e.a.).
Informatie over de nieuwe INT-KNX-2 module is toegevoegd (p. 9).
Opmerking over de werking van uitgangen bij het opslaan van data in het
FLASH geheugen en als het STARTER programma actief is, is toegevoegd
(p. 10).
2015-10 1.14
Informatie over het nieuwe INT-TSH bediendeel is toegevoegd (p. 6).
2016-04 1.15
Opmerking over het controleren van de batterij is toegevoegd (p. 13).
2018-06 1.18
Informatie over rapportage, berichtgeving en programmering in paragraaf
Eigenschappen” is aangepast (p. 3).
Informatie over de INT-GSM module is toegevoegd: (p. 7).
Paragraaf “De batterij van de hoofdprint vervangen” is toegevoegd (p. 29).
2019-05 1.19
Informatie over ABAX 2 draadloze apparaten is toegevoegd.
Informatie over draadloze bediendelen is toegevoegd (p. 6).
Informatie over de ACU-220 controller is toegevoegd (p. 9).
Informatie over de ACU-280 controller is toegevoegd (p. 9).
Paragraaf “De batterij van de hoofdprint vervangen" is aangepast (p. 29).
4

Hulp nodig? Stel uw vraag in het forum

Spelregels

Misbruik melden

Gebruikershandleiding.com neemt misbruik van zijn services uitermate serieus. U kunt hieronder aangeven waarom deze vraag ongepast is. Wij controleren de vraag en zonodig wordt deze verwijderd.

Product:

Bijvoorbeeld antisemitische inhoud, racistische inhoud, of materiaal dat gewelddadige fysieke handelingen tot gevolg kan hebben.

Bijvoorbeeld een creditcardnummer, een persoonlijk identificatienummer, of een geheim adres. E-mailadressen en volledige namen worden niet als privégegevens beschouwd.

Spelregels forum

Om tot zinvolle vragen te komen hanteren wij de volgende spelregels:

Belangrijk! Als er een antwoord wordt gegeven op uw vraag, dan is het voor de gever van het antwoord nuttig om te weten als u er wel (of niet) mee geholpen bent! Wij vragen u dus ook te reageren op een antwoord.

Belangrijk! Antwoorden worden ook per e-mail naar abonnees gestuurd. Laat uw emailadres achter op deze site, zodat u op de hoogte blijft. U krijgt dan ook andere vragen en antwoorden te zien.

Abonneren

Abonneer u voor het ontvangen van emails voor uw Satel Integra 256 Plus bij:


U ontvangt een email met instructies om u voor één of beide opties in te schrijven.


Ontvang uw handleiding per email

Vul uw emailadres in en ontvang de handleiding van Satel Integra 256 Plus in de taal/talen: Nederlands als bijlage per email.

De handleiding is 0,51 mb groot.

 

U ontvangt de handleiding per email binnen enkele minuten. Als u geen email heeft ontvangen, dan heeft u waarschijnlijk een verkeerd emailadres ingevuld of is uw mailbox te vol. Daarnaast kan het zijn dat uw internetprovider een maximum heeft aan de grootte per email. Omdat hier een handleiding wordt meegestuurd, kan het voorkomen dat de email groter is dan toegestaan bij uw provider.

Stel vragen via chat aan uw handleiding

Stel uw vraag over deze PDF

Andere handleiding(en) van Satel Integra 256 Plus

Satel Integra 256 Plus Snelstart handleiding - Nederlands - 2 pagina's

Satel Integra 256 Plus Aanvulling / aanpassing - Nederlands - 108 pagina's

Satel Integra 256 Plus Gebruiksaanwijzing - Nederlands - 53 pagina's

Satel Integra 256 Plus Gebruiksaanwijzing - Deutsch - 55 pagina's

Satel Integra 256 Plus Aanvulling / aanpassing - Deutsch - 108 pagina's

Satel Integra 256 Plus Installatiehandleiding - Deutsch - 36 pagina's

Satel Integra 256 Plus Gebruiksaanwijzing - English - 51 pagina's

Satel Integra 256 Plus Aanvulling / aanpassing - English - 102 pagina's

Satel Integra 256 Plus Installatiehandleiding - English - 35 pagina's


Uw handleiding is per email verstuurd. Controleer uw email

Als u niet binnen een kwartier uw email met handleiding ontvangen heeft, kan het zijn dat u een verkeerd emailadres heeft ingevuld of dat uw emailprovider een maximum grootte per email heeft ingesteld die kleiner is dan de grootte van de handleiding.

Er is een email naar u verstuurd om uw inschrijving definitief te maken.

Controleer uw email en volg de aanwijzingen op om uw inschrijving definitief te maken

U heeft geen emailadres opgegeven

Als u de handleiding per email wilt ontvangen, vul dan een geldig emailadres in.

Uw vraag is op deze pagina toegevoegd

Wilt u een email ontvangen bij een antwoord en/of nieuwe vragen? Vul dan hier uw emailadres in.



Info