[19]
De opnamemodus starten
ƃ De modus SLUITERPRIORITEIT ( ) gebruiken
Stel, afhankelijk van de helderheid van het object, de
sluitersnelheid voor automatische belichting in met behulp
van de automatische diafragma-instelling van de camera.
1. Selecteer de ASM-modus door aan de keuzeschijf
voor modusselectie te draaien.
2. Selecteer de modus SLUITERPRIORITEIT
( ) door op de Smart-knop te drukken.
3. Stel de gewenste sluiterwaarde in met de Smart-
knop. (p.40)
ƃ De modus HANDINSTELLING ( ) gebruiken
De gebruiker kan zowel de diafragmawaarde als de sluitersnelheid handmatig
instellen.
1. Selecteer de ASM-modus door aan de keuzeschijf
voor modusselectie te draaien.
2. Selecteer de modus HANDINSTELLING ( )
door op de Smart-knop te drukken.(p.40~41)
3. Selecteer de gewenste sluitertijd of
diafragmawaarde met de Smart-knop.
4. Wijs met de camera in de richting van het
onderwerp en bekijk welke opname u wilt maken
met behulp van het LCD-scherm.
5. Druk op de sluiterknop om de opname te maken.
ƃ De modus DIAFRAGMAPRIORITEIT ( ) gebruiken
Stel, afhankelijk van de helderheid van het object, de
diafragmawaarde voor automatische belichting in met
behulp van de automatische instelling voor de
sluitersnelheid van de camera.
1. Selecteer de ASM-modus door aan de keuzeschijf
voor modusselectie te draaien.
2. Selecteer de modus DIAFRAGMAPRIORITEIT
( ) door op de Smart-knop te drukken.
3. Selecteer de gewenste diafragmawaarde met de
Smart-knop. (p.41)
4. Wijs met de camera in de richting van het
onderwerp en bekijk welke opname u wilt maken
met behulp van het LCD-scherm.
5. Druk op de sluiterknop om de opname te maken.
ſ Bij kleinere diafragmawaarden wordt het onderwerp scherp weergegeven,
maar is de achtergrond wazig. Bij grotere diafragmawaarden worden zowel
het onderwerp als de achtergrond scherp weergegeven.
4. Wijs met de camera in de richting van het onderwerp en bekijk welke
opname u wilt maken met behulp van het LCD-scherm.
5. Druk op de sluiterknop om de opname te maken.
ſ Bij hoge sluitersnelheden kan een stilstaand beeld worden gemaakt van
een bewegend voorwerp zodat het lijkt alsof het voorwerp niet beweegt. Bij
lage sluitersnelheden kan een bewegend voorwerp worden weergegeven
met een 'actief' effect.
[Modus
DIAFRAGMAPRIORITEIT]
[Modus
SLUITERPRIORITEIT]
[Modus HANDINSTELLING]