AFSPELEN
[49]
Afspeelmodus starten
Als de geheugenkaart niet in de camera is geplaatst, werken alle camerafuncties
alleen voor de geheugenkaart.
Als de geheugenkaart niet in de camera is geplaatst, werken alle camerafuncties
alleen voor het interne geheugen.
Zet de camera aan en selecteer de afspeelmodus ( ) door aan de schijf voor
modusselectie te draaien. De camera kan nu de opnames afspelen die zijn
opgeslagen in het geheugen.
U kunt de functie voor de AFSPELEN modus instellen met behulp van de knoppen
op de camera en het LCD-scherm.
1. Zet de camera aan met de
aan/uit-schakelaar.
2. Selecteer de modus
AFSPELEN( ) door aan de
keuzeschijf voor modusselectie
te draaien.
Bewegende beelden afspelen
3.
De laatste afbeelding die is
opgeslagen in het geheugen wordt
weergegeven op het LCD-scherm.
4.
Selecteer de bewegende beelden die
u wilt afspelen door op de knop
LINKS( ) of RECHTS( )te drukken.
Houd de knop LINKS / RECHTS ingedrukt om de afbeeldingen snel achter elkaar weer te geven.
Als u een bestand met bewegende beelden selecteert, wordt de indicator voor bewegende
beelden ( ) weergegeven op het LCD-scherm.
Druk op de knop PLAY & PAUSE (AFSPELEN & PAUZEREN) om een filmclip af te spelen. U kunt het
afspelen van een filmclip tijdelijk onderbreken door nogmaals op de knop PLAY & PAUSE te drukken.
U kunt het afspelen stoppen door op de knop LINKS of RECHTS te drukken.