DU-16
Opmerking: als de gekozen taal niet op de disk beschikbaar is, wordt de standaard taal
gebruikt.
8.2.5 Duidt MPEG4 SUBTITLE aan en gebruik de pijltoetsen om de ondertitel te kiezen.
Druk op Enter om te bevestigen.
Opmerking: als de gekozen taal niet aanwezig is, wordt de standard taal gebruikt.
8.3. AUDIO INSTELLINGEN
De verschillende mogelijkheden worden hieronder getoond.
8.3.1. Duid op het menu AUDIO OUT aan en kies met de pijltoetsen de gewenste audio
uitgang. Druk op ENTER om te bevestigen. Er zijn drie opties: SPDIF/OFF, SPDIF/RAW en
SPDIF/PCM.
SPDIF/OFF: er is geen signaal op de coaxiale uitgang. Als u deze optie kiest, is er geen
uitgang op de HDMI.
SPDIF/RAW: kies deze instelling als de DVD-speler is aan gesloten aan een versterker met
een coaxiale of een optische kabel. Bij de weergave van disks met Dolby Digital, DTS of
MPEG audio formaat, worden de overeenkomstige audiosignalen via de coaxiale uitgang of
de optische uitgang gestuurd. Deze uitgangen zijn voorzien voor aansluiting aan een
versterker of receiver met een Dolby Digital, DTS of MPEG decoder.
SPDIF/PCM: kies deze instelling als de DVD-speler wordt aangesloten aan een stereo
versterker. Bij weergave van disks met Dolby Digital en MPEG audio, worden de
geluidssignalen teruggebracht naar twee kanalen die beschikbaar zijn via de coaxiale of de
optische uitgang. (De standard instelling is SPDIF/PCM voor de HDMI audio uitgang )
8.3.2. SLEUTEL
Gebruik de up en down toetsen om de gewenste sleutel aan te duiden.
8.3.3. GM5
1) GM5 audio-effect kan bekomen worden door een 2 kanalen geluid om te zetten in 5
kanalen. De verschillende modi kunnen via verschillende DSP bekomen worden en de
effecten zijn eveneens verschillend.
2) GM5 kan de volgende audio bronnen ondersteunen: CDDA/MP3/VCD/AC3 2CH
a. er zijn verlengde functies: LIED/CINEMA/UIT
b. GM5 is niet mogelijk als het in OFF gezet wordt.
c. Wanneer LIED of CINEMA ingesteld werd, wordt het effect bepaald door de GM5 functie.
8.4. VIDEO INSTELLINGEN
De opties worden hieronder getoond.
8.4.1. HELDERHEID
Gebruik de Up en Down pijltoetsen om de helderheid in te stellen.
8.4.2. CONTRAST
Gebruik de Up en Down pijltoetsen om het contrast in te stellen.
8.4.3. HUE (KLEUR)
Gebruik de Up en Down pijltoetsen om de kleur in te stellen.
8.4.4. SATURATIE
Gebruik de Up en Down pijltoetsen om de saturatie in te stellen.
8.4.5. SCHERPTE
Gebruik de Up en Down pijltoetsen om de scherpte in te stellen.