6 INSTALLATIE
Alle plaatselijke richtlijnen, inclusief de richtlijnen die betrekking hebben tot nationale en Europese normen , moeten
in acht genomen worden bij het installeren van de kachel.
Alleen een toestel dat aangesloten werd door een erkend installateur, garandeert de naleving van de richtlijnen inzake
bouwkunde en brandpreventie. Dit is zeker nodig voor een correcte en veilige werking van de kachel.
6.1 Plaatsing
De kachel mag enkel geplaatst worden op een vloer met een voldoende grote draagcapaciteit (zie technische
gegevens). Indien deze niet voldoet, dan moeten maatregelen genomen worden om de draagcapaciteit te verhogen.
Het toestel moet zo vlak mogelijk geïnstalleerd worden.
Indien de kachel op een brandbare vloer wordt geplaatst, leg er dan een vuurvaste plaat onder, welke minimaal 300
mm voor de kachel uit steekt. Verder dienen de volgende veiligheidsafstanden gerespecteerd te worden tot
brandbare materialen:
• Vooraan 80cm
• Achteraan 20cm voor brandbare wand
10 cm voor onbrandbare wand
• Zijwaarts 80cm
6.2 Verbrandingslucht
De nodige zuurstof voor de verbranding wordt aangevoerd via de openingen in de rugzijde en de voorwand van de
kachel.
Voor een optimale verbranding moet er voldoende verse lucht voorzien worden (zie technische gegevens). Indien er
onvoldoende luchttoevoer is, dan kan dit resulteren in een onvolledige verbranding en de terugslag van rookgassen.
Extra lucht kan aangevoerd worden door vlakbij de kachel een ventilatierooster te plaatsen. Ventilatieroosters moeten
zo geplaatst worden zodat ze niet kunnen geblokkeerd worden.
T.b.v. verse luchttoevoer kan de additioneel leverbare buitenlucht aansluiting worden toegepast. Verwijder hiervoor
de breekplaat achterin de mantel. Plaats en monteer de buitenlucht aansluiting onder de haard, gebruik hiervoor
onbrandbaar afvoemateriaal met een diameter van 80 mm