34
1. Plaats de stoomgenerator op een stabiel en horizontaal vlak
dat hittebestendig is.
2. Verwijder het waterreservoir door dit m.b.v. de handgrepen
naar boven te trekken (1).
3. Vul het waterreservoir. Let hierbij op het niveau "max" (2).
4. Plaats het goed terug in de behuizing (3).
2. MAAK UW STOOMGENERATOR VOOR GEBRUIK GEREED
Uw apparaat is ontworpen om met kraanwater te functio-
neren. Als het kraanwater zeer kalkhoudend is, vermeng dan
50% kraanwater met 50% gedemineraliseerd water dat in de
winkel verkrijgbaar is.
Welk soort water kan gebruikt worden ?
Welk soort water dient u niet te gebruiken ?
Voeg niets toe aan het waterreservoir. Gebruik geen water
uit droogmachines, geparfumeerd water, water dat verzacht
is, water van koelkasten, accuwater, water van aircondi-
tioners, gedistilleerd water, regenwater; dit bevat orga-
nische afvalstoffen of mineralen die onder het effect van
de warmte spattingen, bruine sporen of een voortijdige
veroudering van uw apparaat kunnen veroorzaken.
3. STEL UW STOOMGENERATOR IN WERKING
1. Haal het elektriciteitssnoer geheel uit de
behuizing alvorens het apparaat aan te
sluiten op een stopcontact met aardleiding.
2. Doe de aan/uit-schakelaar O/I (aan de
achterkant van het apparaat) aan ① : het
groene lampje op het bedieningspaneel
knippert en de stoomtank warmt op ②.
Als het groene controlelampje continu brandt (na ongeveer
2 minuten), is de stoom klaar (4).
(1)
• Bij het eerste gebruik kunnen een onschadelijke rook en
geur vrijkomen. Dit verschijnsel is van geen enkele invloed
op het gebruik en verdwijnt snel.
• Na ongeveer een minuut voorziet de elektrische pomp in
uw apparaat de stoomtank van water. Tijdens het gebruik
gebeurt dit ook regelmatig. Het geluid dat hierbij vrijkomt
is normaal.
(2) (3)
4. WERKING VAN HET BEDIENINGSPANEEL
• Groen controlelampje knippert: het water in de stoomtank
wordt verwarmd.
• Groen controlelampje brandt: de stoom is klaar.
• Rood controlelampje brandt: het waterreservoir is leeg.
• Verwarmingsknop van de stoomtank: te gebruiken na het
vullen van het reservoir (zie paragraaf 6).
(4)
①
②