<1>
Selecteer een niet
opgenomen patroon
1. Als de uitvoering niet wordt afgespeeld,
selecteert u een User patroon (201-400).
Draai aan de TEMPO/VALUE knop om het
patroonnummer te selecteren.
* U kunt het patroon ook selecteren, door het
patroonnummer middels de numerieke toetsen
in te voeren, en daarna op [
Ǡ
/ENTER
] te
drukken.
Wanneer een niet opgenomen patroon (een
patroon dat geen data bevat) is geselec-
teerd, verschijnt het volgende in het
scherm:
U kunt ook patronen gebruiken nadat
u deze heeft gewist.
Zie “Patronen wissen (Pattern Clear)”
(p. 60).
* De Preset patronen (1-200) kunnen niet opge-
nomen of bewerkt worden.
Als u een Preset patroon probeert op te nemen
of te bewerken, verschijnt “PRESET” in het
scherm.
Wanneer u een Preset patroon wilt opnemen of
bewerken, kopieert u het patroon eerst naar een
User patroon. Daarna kunt u het opnemen of
bewerken.
<2> Selecteer de
maatsoort
1. Houdt [SHIFT] ingedrukt, en druk op [9]
(BEAT).
* Blijf [SHIFT] ingedrukt houden.
“
Ȝ” wordt weergegeven wanneer de lengte
één maat is.
*“
Ǡ
” wordt rechts van het patroon aangegeven,
wanneer de maat te lang is om in zijn geheel
weergegeven te worden.
Verander de schaal (Scale) instelling om de
volledige maat te kunnen bekijken. Voor meer
details, zie “Hoe het Scale/Pattern scherm
bekeken kan worden” (p. 44).
2. Terwijl [SHIFT] nog steeds ingedrukt
wordt gehouden, draait u aan de
TEMPO/VALUE knop om de maat te
selecteren.
2/4, 3/4, … 8/4,
4/8, 5/8, … 16/8
3. Laat [SHIFT] los.
Hoofdstuk 3 Patronen opnemen en bewerken (Pattern Edit Mode)
53
Hoofdstuk 3