13
Paneelbeschrijvingen
7 BASS knop
Door het drukken op deze knop, kunt u met het Key Pad basgeluiden spelen. Als u
SHIFT ingedrukt houdt terwijl u op deze knop drukt, kunt u met het Key Pad de toon-
hoogte van het basgeluid veranderen.
8 Numerieke toetsen
Worden gebruikt voor het invoeren van song- en patroonnummers. Als u SHIFT inge-
drukt houdt terwijl u op de numerieke toetsen drukt, krijgt u toegang tot een variëteit
aan bewerkingsfuncties, en kunt u de parameterinstellingen veranderen.
9 SHIFT knop
Wordt in samenwerking met andere knoppen gebruikt.
10 VOICE knop
Door het ingedrukt houden van deze knop, en het drukken op de Key Pads, kunt u
klanknamen bevestigen, en de klank van uitvoeringspatronen met het “●” symbool
veranderen.
11 ǡ
/
Ǡ
/ENTER
knop
Met deze knop wordt tijdens Step Recording het stapnummer gespecificeerd. Tijdens
bewerking wordt hiermee tussen parameters overgeschakeld.
12 REC (Opname) Aanwijzer
Verlicht wanneer Realtime Recording in werking is; knippert aan en uit tijdens Step
Recording.
13 REC (Opname) knop
Druk deze knop in, wanneer u Realtime Recording gebruikt.
14 Tempo Aanwijzer
Knippert synchroon met het tempo van de song.
15 START knop
Start het afspelen.
16 STOP/CONT (continueren) knop
Stopt het afspelen. U kunt deze knop ook gebruiken om het afspelen te hervatten vanaf
het punt waarop het daarvoor stopgezet werd.
17 Key Pad
Speelt de drum- en basgeluiden. Wanneer de DPP functie in gebruik is, kunt u met het
Key Pad patronen selecteren.
18 ROLL Pad
Als een drumgeluid speelt, kunt u roffels uitvoeren. Dit gebeurt door het ingedrukt
houden van het ROLL pad, en het vervolgens indrukken van één van de andere pads.
Wanneer een basgeluid speelt, wordt dit als een gewoon pad gebruikt.
19 FLAM Pad
Als een drumgeluid speelt, kunt u flams uitvoeren. Dit gebeurt door het ingedrukt
houden van het FLAM pad, en het vervolgens indrukken van één van de andere pads.
Wanneer een basgeluid speelt, wordt dit als een gewoon pad gebruikt.