bestell nr.
2,4 GHz: F 8050
FX-30
Om verschillende pitchcurven in te stellen, moet de vliegtoe-
stand van (COMB) groepsmode naar APART (enkele mode)
omgezet worden. De omschakeling tussen deze curven (vlieg-
toestanden) gebeurt via de (vliegtoestand)- schakelaar die aan
de betreffende is vliegtoestand is toegewezen(zie hfdst 13.1,
pag. 40). Bij het inschakelen moet de vliegtoestand op nor-
maal staan, anders klinkt er een mixeralarm. Het inschakelen
van hoogfrequentuitstraling is alleen in de “normaal-mode’mo-
gelijk.
Een voorbeeld van een pitchcurve voor de vliegtoestand
‘NORMAL.’.De basiscurve is een lineaire curvevorm. Pro-
grammeer de curve zo, dat het motortoerental over de gehele
instelling zo constant mogelijk blijft. In de meeste gevallen zijn
vijf punten voldoende.
Voorbeeld van een curve voor de vlieg-
toestand ‘gasvoorkeuze 1’ De basis-
curve is een lineaire curvevorm. Voor
het hoveren worden de waarden geop-
timeerd, zodat de motor voor iedere
pitchinstelling het juiste toerental
heeft. Voor de meeste gevallen zijn 3
punten op de curve voldoende.
Voorbeeld van een curve voor de vlieg-
toestand ‘gasvoorkeuze 2’. De basis-
curve is een lineaire curvevorm. Voor
het rondvliegen worden de waarden
optimaal aangepast zodat de motor
voor iedere pitchinstelling het juiste
toerental heeft. Voor de meeste geval-
len zijn 3 punten op de curve voldoen-
de.
Voorbeeld van een curve voor de vlieg-
toestand ‘autorotatie’. De basiscurve
is een lineaire curvevorm. Bij een
HOLD-curve wordt de motor uitgezet
of in de stationair stand gezet, zie
menu .’THR-HOLD’(hfdst 15.4).
De onderste pitchwaarde is wat ver-
laagd om door het dalen van de heli-
kopter een zo hoog mogelijk toerental
te verkrijgen. De minimale waarde
werd verhoogd om het model met een
hoge instelhoek zo goed mogelijk af te
vangen en zo zacht mogelijk te landen.
De afgebeelde curven moeten d.m.v. testvluchten zo exact
mogelijk afgesteld worden!
De programmeer procedure verloopt voor alle vliegtoestanden
als volgt:
• Pitchtrimmingen invoeren
In de beide displayvensters 2 en 3 kan de pitchtrimming
optimaal ingesteld worden. In het tweede venster worden
alleen de trimmingen voor hover ingesteld. Deze optie moet
op de bekende manier geactiveerd worden. Hiertoe het
betreffende veld ACT/INA markeren en met de 3Dhotkey
activeren en de procedure met EDIT afsluiten. Hierna vast-
stellen of de instellingen voor alle (COMB) of voor de aparte
(APART) functie moet gelden.
• Pitchtrimmingen invoeren
In de beide displayvensters 2 en 3 kan de pitchtrimming
optimaal ingesteld worden. In het tweede venster worden
alleen de trimmingen voor hover ingesteld. Deze optie moet
op de bekende manier geactiveerd worden. Hiertoe het
betreffende veld ACT/INA markeren en met de 3D Hotkey
activeren en de procedure met EDIT afsluiten. Hierna vast-
stellen of de instellingen voor alle (COMB) of voor de aparte
(APART) functie moet gelden.
• In de regel ‘gever’wordt een gever toegewezen waarmee de
trimming versteld kan worden. Na het markeren met de
3Dhotkey en activeren met EDIT, wordt het geverkeuze-
menu weergegeven. Volgens de reeds bekende procedure
wordt nu de gewenste gever gekozen.
• In het veld’mode’wordt nu de mode van de pitch-trimming
vastgesteld. Er kan gekozen worden uit de modi ‘NORM’ en
‘CTRM”. Bij de normale manier van trimming ligt het trimbe-
reik symmetrisch vanuit de middenstelling, hierdoor ver-
schuiven ook de eindpunten. De center trimfunctie (CTRM)
werkt eveneens vanuit de middenstelling, maar verandert
de eindpunten niet. De trimmingen worden daardoor asym-
metrisch.
• Ook het trimbereik (bereik) kan ingesteld worden.. Als er
voor een klein bereik gekozen wordt , werkt de trimming
alleen in het gebied van de middenstelling van de stuur-
knuppel. Afsluitend wordt de trimrate (rate) , d.i. de trimu-
itslag, ingevoerd. De uitslag kan traploos ingesteld worden
van -30% tot +30% van geveruitslag. De standaardinstel-
ling bedraagt + 30%. Na markering en activering van deze
optie kan door een draaibeweging aan de 3Dhotkey de
gewenste %-waarde ingesteld worden. Door de EDIT toets
minstens 1 sec. in te drukken, wordt teruggekeerd naar de
standaardinstelling (+30%).
• In het derde venster worden de trimmingen voor ‘min’-
‘max’-pitch , voor de einduitslagen van de pitchservo inge-
voerd. De programmering is volkomen identiek aan het
invoeren van de ‘hover’trimming. Er kan alleen geen trim-
mode en geen trimbereik ingesteld worden.
• Pitchservo-instellingen
In het vierde venster kan de ’mode’en de snelheid van de
pitchservo ingesteld worden. Ook kan vastgelegd worden
of de curve voor alle- (COMB of APART) of voor de actuele
vliegtoestand moet gelden.
• Tevens is er de mogelijkheid een mode te programmeren.
De lineaire mode wordt voor de aansturing van niet zelfneu-
traliserende functies gebruikt. De symmetrische mode
wordt voor neutraliserende functies toegepast. Voor de
beide looprichtingen (in en uit) kan een snelheid ingesteld
worden. Het instelbereik ligt tussen0 en 27 stappen. Hoe
hoger het getal hoe langzamer de servo loopt, stap 27 wil
zeggen een vertraging van 9 sec. De instelling gebeurt met
de 3D hotkey. De standaardinstelling bedraagt ‘0’. Door de
EDIT toets minstens 1 sec. in te drukken wordt terugge-
keerd naar de standaardinstelling.
63