bestell nr.
2,4 GHz: F 8066
T-12 FG
14. MODEL-MENÜ (VLEUGELMODELLEN)
In dit gedeelte worden de speciale instellingen voor vleu-
gelmodellen beschreven. Het gaat hierbij om functies, die in
hoofdstuk 13 nog niet beschreven zijn. (zie pag.41). Het model
moet in het HOME=menu gemarkeerd en bevestigd worden.
Nu wordt het overzicht over de model-menu’s voor vleugel-
modellen getoond.
Afhankelijk van het gekozen modeltype varieert het aan bod.
• AIL-DIFF: aileron-differentiëring
• KLEPPEN-INST: flapkleppen instellingen
• SPOILER: aileron->spoiler mixer
• AIL->WELFKLEP: aileron->welfkleppen mixer
• AIL->RICHTING: aileron->richtingroer mixer
• STKL->HOOGTE: stoorklep->hoogteroer mixer
• RICHTING->AIL: richtingroer->aileron mixer
• KLEPPEN-INST: welfkleppen-mixer
• HOOGTE->WELFKL: hoogte->welfkleppen mixer
• WELFKL->HOOGTE: welfklep->hoogteroer mixer
• BUTTERFLY: butterfly mixer
• TRIM MIX 1/2: trimmixer 1 en 2
• REMKLEP: remkleppen mixer
• GYRO: autopiloot instellingen
• V-STAART: V-staart instellingen
• AILEVATOR: hoogteroer met aileronfuncties
• WINGLET: winglet-roer instellingen
• MOTOR: instellingen voor elektromotoren
• RICHT-HOOGTE: richtingroer->hoogteroer mixer
• SNAP ROL: snap-rol functie
14.1 QUERRUDER-DIFFERENZIERUNG
In principe wordt bij ieder modelvliegtuig ailerondifferentiëring
toegepast. Dit, om het negatieve draaimoment op te heffen.
Als er een bocht gevlogen wordt, heeft de buitenste vleugel
een hogere snelheid dan de binnenste. Daardoor ontstaat er
bij de naar beneden uitgeslagen aileron een hogere luchtweer-
stand dan bij de aileron die op dat moment naar boven uits-
laat. Daardoor ontstaat er een tegengesteld draaimoment
t.o.v. de vliegrichting om de hoogteas.
Een aileron-differentiëring maakt het mogelijk, dat de naar
beneden uitgeslagen aileron een kleinere uitslag heeft dan de
naar boven uitgeslagen aileron zodat op beide vleugelhelften
een gelijke weerstand ontstaat. Hierdoor ontstaat geen nega-
tief draaimoment.
Met deze functie worden twee gescheiden ailerons met elkaar
gemixt, waarbij de uislag voor elke aileron apart ingesteld kan
worden. Met een extra gever kan een fijnafstemming ingesteld
worden.
Voor iedere
roerklep moet
een aparte
servo gebruikt
worden. Bij de
FX-30 is een
individuele toe-
wijzing van de
gevers instel-
baar. In de
bovenstaande afbeelding is als voorbeeld een mogelijkheid
weergegeven voor twee aileronkleppen per vleugelhelft.
Markeer met de 3D hotkey de ‘ail-diff’ optie in het model-menu
en bevestig dit met ENTER. Het display ziet er dan als volgt
uit:
47
Zonder differentiëring
50% differentiëring
100% differentiëring (split)
aileron
AIL1
aileron
AIL 3
aileron AIL4
aileron
AIL2