451340
2
Verklein
Vergroot
Pagina terug
1/136
Pagina verder
FAX 1190L
Gebruikershandleiding
Lees deze handleiding aandachtig voordat u dit product gebruikt en houd deze bij de hand voor toekomstige
referentie. Voor een veilig en correct gebruik, zorg ervoor dat u de Belangrijke Informatie in deze handleiding leest
alvorens de machine te gebruiken.
I
Veiligheidsmaatregelen
In deze gebruikershandleiding worden de volgende pictogrammen gebruikt.
Veilig gebruik van de machine
Bewaar deze voorschriften a.u.b., zodat u ze later kunt naslaan. Lees ze altijd voordat u probeert
enig onderhoud te verrichten.
Waarschuwingen informeren u over de maatregelen die u moet treffen om te
vermijden dat u letsel oploopt.
De pictogrammen Elektrisch Gevaar waarschuwen u voor een mogelijke elektrische
schok.
De pictogrammen Heet Oppervlak waarschuwen u om de hete machinedelen niet
aan te raken.
Geeft punten aan om op te letten wanneer u de machine gebruikt, en geeft uitleg
over waarschijnlijke oorzaken van scheef ingevoerd papier, schade aan originelen
of verlies van gegevens. Zorg ervoor deze uitleg te lezen.
Het pictogram Onjuiste Configuratie waarschuwt u voor apparaten en bewerkingen
die niet compatibel zijn met de machine.
Opmerkingen leggen uit hoe u op een bepaalde situatie moet reageren, of hoe de
bewerking met andere functies werkt.
VOORZICHTIG
Binnenin de machine bevinden zich hoogspanningselektroden.
Controleer voordat u de binnenkant van de machine reinigt of u de
telefoonlijn eerst hebt ontkoppeld en daarna het voedingssnoer uit
het stopcontact hebt verwijderd.
Hanteer de stekker nooit met natte handen. U kunt dan namelijk
een elektrische schok krijgen.
Na gebruik kunnen sommige onderdelen in de
machine erg HEET zijn!
Om letsel te voorkomen, is het zaak dat u uw vingers
niet in het in de afbeelding aangegeven gedeelte
steekt.
II
De fuser unit is gemarkeerd met een
waarschuwingsetiket. Het etiket niet verwijderen of
beschadigen.
Ga bij het installeren of wijzigen van telefoonlijnen voorzichtig te werk. Raak niet-geïsoleerde
telefoondraden of aansluitingen nooit aan, tenzij de telefoonlijn bij het wandcontact is
afgesloten. Installeer telefoonbedrading nooit tijdens onweer. Installeer een
telefoonwandcontact nooit op een vochtige plaats.
Installeer dit product in de nabijheid van een goed bereikbaar stopcontact. In geval van nood
moet u het netsnoer uit het stopcontact trekken om de stroom volledig uit te schakelen.
Geen stofzuiger gebruiken voor het schoonmaken van gemorste toner. Het tonerstof zou kunnen
ontbranden in de stofzuiger en eventueel een brand veroorzaken. Maak het tonerpoeder
voorzichtig schoon met een droge, pluisvrije doek en gooi het weg conform de plaatselijke
reglementeringen.
Gebruik NOOIT ontvlambare middelen of een spray om de binnen- of buitenkant van de machine
te reinigen. Dit kan namelijk brand of een elektrische schok veroorzaken.
VOORZICHTIG
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
Volg bij het gebruiken van uw telefoonapparatuur belangrijke veiligheidsvoorschriften
(bijvoorbeeld de volgende) altijd op, teneinde het risico van brand, stroomstoot of lichamelijk
letsel te verminderen:
1. Gebruik dit product niet in de buurt van water, bijvoorbeeld bij een badkuip, wasbak,
aanrecht of wasmachine, in een natte kelder of in de buurt van een zwembad.
2. Gebruik dit product niet tijdens een storm. Bliksem kan mogelijk elektrische schokken
veroorzaken.
3. Gebruik dit product niet in de buurt van een gaslek, wanneer u dit gaslek wilt melden.
4. Gebruik alleen de stekker die bij deze machine geleverd wordt.
BEWAAR DEZE VOORSCHRIFTEN
VOORZICHTIG
III
Certificering
Conformiteitverklaring
Nota voor gebruikers in EU-landen
Dit product beantwoordt aan de essentiële vereisten en bepalingen van de richtlijn 1999/5/EG van
het Europese parlement en de raad van 9 maart 1999 betreffende radio-uitrusting en
telecommunicatiemateriaal en de wederzijdse erkenning van de conformiteit.
Nota voor gebruikers die toegang hebben tot PSTN in EU-landen
Dit product is ontworpen om te worden gebruikt met analoge PSTN-lijnen in alle EU-landen. De
lokale PSTNcompatibiliteit is afhankelijk van de instelling van softwareparameters. Neem contact
op met uw vertegenwoordiger wanneer u het product meeneemt naar een ander land. Neem, in
geval van problemen eerst contact op met uw vertegenwoordiger.
FAX 1190L: De CE-conformiteitsverklaring is beschikbaar op Internet. Surf naar
http://www.ricoh.co.jp/fax/ce_doc
CE-markering traceerbaarheidsinformatie (alleen voor EU-landen)
Manufacturer:
Ricoh Co., Ltd.
3-6 Nakamagome 1-chome, Ohta-ku, Tokyo, 143-8555 Japan
Authorized representative:
Ricoh Europe PLC
66 Chiltern Street London
Symbolen van de stroomschakelaar
In overeenstemming met norm IEC 60417 gebruikt het apparaat de volgende symbolen voor de
stroomschakelaar:
- betekent AAN ;
- betekent UIT;
IV
V
Beknopt overzicht
Faxen verzenden
Automatisch verzenden
1 Wanneer het lampje niet groen oplicht,
drukt u op (Fax).
2 Uw document laden.
3 Voer het gewenste faxnummer in. U
kunt hiervoor de ééntoetsnummers, de
snelkiestoetsen of de kiestoetsen
gebruiken, of u kunt het nummer
zoeken.
4 Druk op Start.
Nummers opslaan
ntoetsnummers opslaan
1 Druk op Menu/Set, 2, 3, 1.
2 Druk op het ééntoetsnummer waar u het
nummer wilt opslaan.
Opmerking
Wanneer u ééntoetsnummers 11 tot 20 wilt
gebruiken, houdt u Shift ingedrukt,
terwijl u op het ééntoetsnummer drukt.
3 Toets het nummer in (max. 20 cijfers).
Druk op Menu/Set.
4 Toets een naam in van max. 15 tekens
(of niet invullen).
Druk op Menu/Set.
5 Druk op Stop/Eindigen.
Snelkiesnummers opslaan
1 Druk op Menu/Set, 2, 3, 2.
2 Voer met behulp van de kiestoetsen een
driecijferige locatie voor het
snelkiesnummer in (001 - 200).
Druk op Menu/Set.
3 Toets het nummer in (max. 20 cijfers).
Druk op Menu/Set.
4 Toets een naam in van max. 15 tekens
(of niet invullen).
Druk op Menu/Set.
5 Druk op Stop/Eindigen.
Nummers kiezen
Eéntoetsnummers/snelkiesnummers
1 Wanneer het lampje niet groen oplicht,
drukt u op (Fax).
2 Uw document laden.
3 Druk op het ééntoetsnummer dat u wilt
bellen.
Opmerking
Wanneer u de ééntoetsnummers 11 tot 20
wilt kiezen, houdt u Shift ingedrukt
terwijl u op het ééntoetsnummer drukt
OF
druk op Zoeken/Snelkiezen,
druk op #. Toets het snelkiesnummer
van drie cijfers in.
4 Druk op Start.
VI
Zoeken gebruiken
1 Wanneer het lampje niet groen oplicht,
drukt u op (Fax).
2 Uw document laden.
3 Druk op Zoeken/Snelkiezen
,
en
toets de eerste letter in van de naam die
u zoekt.
4 Druk op of om in het geheugen te
zoeken.
5 Druk op Start.
Kopiëren
Enkele kopie
1 Druk op (Kopie) zodat deze toets
groen oplicht.
2 Uw document laden.
3 Druk op Start.
Kopieën sorteren bij gebruik van de ADF
1 Druk op (Kopie) zodat deze toets
groen oplicht.
2 Uw document laden.
3 Voer met de kiestoetsen in hoeveel
kopieën u wilt maken (max. 99).
4 Druk op Opties en of om
Stapel/Sorteer te selecteren.
Druk op Menu/Set.
5 Druk op of om Sorteren te
selecteren.
Druk op Menu/Set.
6 Druk op Start.
VII
Inhoudsopgave
1 Inleiding
Gebruik van deze handleiding .............................................................................1-1
Een geschikte plaats kiezen ................................................................................1-2
Om de documentatie te bekijken...................................................................1-3
Overzicht bedieningspaneel ................................................................................1-4
Document laden...................................................................................................1-6
De automatische documentinvoer (ADF) gebruiken .....................................1-6
Over papier..........................................................................................................1-7
Aanbevolen papiersoorten.............................................................................1-7
Geschikt papier kiezen ..................................................................................1-7
Papiercapaciteit in de papierlades.............................................................1-8
Papier laden ..................................................................................................1-9
Papier of andere media in de papierlade plaatsen....................................1-9
Papier of andere media in de sleuf voor handmatige invoer plaatsen.....1-10
Over faxmachines..............................................................................................1-11
Faxtonen en aansluitbevestiging.................................................................1-11
ECM (modus foutencorrectie)......................................................................1-11
2 Aan de slag
Eerste instellingen ...............................................................................................2-1
De datum en tijd instellen ..............................................................................2-1
Kiesmodus toon en puls instellen..................................................................2-1
De Stations-ID instellen.................................................................................2-2
Het type telefoonlijn instellen.........................................................................2-3
PABX (PBX) en DOORVERBINDEN.........................................................2-3
Standaardinstellingen ..........................................................................................2-4
De Mode Timer instellen................................................................................2-4
Het type papier instellen ................................................................................2-4
Het papierformaat instellen............................................................................2-5
Het belvolume instellen .................................................................................2-5
Het volume van de waarschuwingstoon instellen..........................................2-6
Het volume van de luidspreker instellen........................................................2-6
Automatisch zomer-/wintertijd inschakelen ...................................................2-6
Toner-bespaarstand ......................................................................................2-6
Slaaptijd.........................................................................................................2-7
Het contrast van het LCD-scherm instellen ...................................................2-7
Beveiliging .....................................................................................................2-7
Geheugenbeveiliging.....................................................................................2-8
Het wachtwoord instellen...........................................................................2-8
Wachtwoord geheugenbeveiliging wijzigen...............................................2-9
Geheugenbeveiliging aanzetten................................................................2-9
Geheugenbeveiliging uitzetten ..................................................................2-9
Instelslot ......................................................................................................2-10
Het wachtwoord instellen.........................................................................2-10
Het wachtwoord voor het instelslot wijzigen............................................2-10
Instelslot aanzetten .................................................................................2-11
Instelslot uitzetten....................................................................................2-11
VIII
3 Het verzenden instellen
De faxmodus instellen .........................................................................................3-1
Nummers kiezen..................................................................................................3-1
Handmatig kiezen..........................................................................................3-1
Eéntoetsnummer kiezen................................................................................3-1
Snelkiezen .....................................................................................................3-2
Zoeken...........................................................................................................3-2
Faxnummer opnieuw kiezen..........................................................................3-3
Faxen...................................................................................................................3-3
Automatisch verzenden .................................................................................3-3
Faxen verzenden vanaf de ADF....................................................................3-3
Handmatig verzenden (uitsluitend met een extern toestel) ...........................3-4
De melding geheugen vol..............................................................................3-4
Basishandelingen bij het verzenden ....................................................................3-4
Faxen met meer instellingen verzenden........................................................3-4
Contrast .........................................................................................................3-5
Faxresolutie ...................................................................................................3-5
Tweevoudige werking....................................................................................3-6
Direct verzenden ...........................................................................................3-6
Groepsverzenden ..........................................................................................3-7
De status van taken controleren....................................................................3-8
Een fax wanneer actief annuleren .................................................................3-8
Een taak in de wachtrij annuleren .................................................................3-8
Geavanceerde verzendopties..............................................................................3-9
Het elektronische voorblad samenstellen......................................................3-9
Uw eigen opmerking opstellen ..................................................................3-9
Voorblad alleen voor de volgende fax .......................................................3-9
Met elke fax een voorblad verzenden......................................................3-10
Een afgedrukt voorblad gebruiken...........................................................3-10
Internationale modus ...................................................................................3-10
Uitgestelde fax.............................................................................................3-11
Uitgestelde groepsverzending .....................................................................3-11
Verzend pollen instellen (standaard) ...........................................................3-12
Verzend Pollen met beveiligingscode instellen ...........................................3-13
4 De ontvangstmodus instellen
Basishandelingen bij het ontvangen ....................................................................4-1
De ontvangstmodus kiezen ..........................................................................4-1
Uw ontvangstmodus kiezen of wijzigen.....................................................4-2
De belvertraging instellen .............................................................................4-2
De F/T-beltijd instellen (alleen in Fax/Tel-modus) .........................................4-3
Fax waarnemen.............................................................................................4-3
Een verkleinde afdruk van een inkomend document maken
(automatische verkleining).........................................................................4-4
Geavanceerde ontvangsthandelingen.................................................................4-4
Een fax uit het geheugen afdrukken .............................................................4-4
De printdichtheid instellen .............................................................................4-4
Ontvangen in het geheugen ..........................................................................4-5
Wanneer Geheugen ontv. op dit moment Aan is ......................................4-5
Wanneer Geheugen ontv. op dit moment Uit is ........................................4-5
IX
Pollen.............................................................................................................4-5
Ontvang pollen instellen (standaard).........................................................4-5
Beveiligd pollen .........................................................................................4-6
Ontvang pollen instellen (beveiligd)...........................................................4-6
Ontvang pollen instellen (timer).................................................................4-6
Opeenvolgend pollen ................................................................................4-7
5 Snelkiesnummers en kiesopties
Nummers opslaan om snel te kiezen...................................................................5-1
Eéntoetsnummers opslaan............................................................................5-1
Snelkiesnummers opslaan ............................................................................5-2
Eéntoetsnummers en snelkiesnummers wijzigen..........................................5-2
Nummergroepen voor het groepsverzenden instellen...................................5-3
Kiesopties ............................................................................................................5-4
Toegangscodes en creditcard-nummers .......................................................5-4
Pauze ............................................................................................................5-4
Toon of puls...................................................................................................5-4
6 Opties voor afstandsbediening
Opties voor afstandsbediening instellen..............................................................6-1
Fax doorzenden instellen ..............................................................................6-1
Fax opslaan instellen.....................................................................................6-1
Opties voor afstandsbediening uitschakelen .................................................6-2
Opties voor afstandsbediening wijzigen ........................................................6-2
Uw toegangscode op afstand instellen..........................................................6-3
Afstandsbediening ...............................................................................................6-3
Uw toegangscode op afstand gebruiken .......................................................6-3
Opdrachten op afstand ..................................................................................6-4
Faxberichten opvragen..................................................................................6-5
Het nummer wijzigen waarnaar faxberichten worden doorgestuurd .............6-5
7 Rapporten afdrukken
Faxinstellingen en -activiteiten.............................................................................7-1
Het verzendrapport aanpassen .....................................................................7-1
De journaalperiode instellen..........................................................................7-2
Rapporten afdrukken ...........................................................................................7-2
Een rapport afdrukken...............................................................................7-2
8 Kopiëren
De machine als een kopieerapparaat gebruiken .................................................8-1
Kopieermodus instellen .................................................................................8-1
Eén kopie maken...........................................................................................8-1
Meerdere kopieën maken..............................................................................8-2
Kopiëren onderbreken...................................................................................8-2
X
Tijdelijke kopieertoets gebruiken .........................................................................8-2
Tijdelijke kopieerinstellingen veranderen.......................................................8-3
De gekopieerde afbeelding vergroten of verkleinen ..................................8-4
Kwaliteit .....................................................................................................8-5
Kopieën sorteren bij gebruik van de ADF..................................................8-5
N in 1-kopieën maken (pagina-indeling)....................................................8-6
De standaardinstellingen voor het kopiëren wijzigen...........................................8-7
Kwaliteit .........................................................................................................8-7
Contrast instellen...........................................................................................8-7
De melding geheugen vol....................................................................................8-7
9 Belangrijke informatie
IEC 60825-1 specificatie................................................................................9-1
Laserdiode.................................................................................................9-1
Het apparaat loskoppelen..............................................................................9-1
Radiostoring (alleen model 220-240V) ..........................................................9-1
Belangrijke veiligheidsinstructies...................................................................9-2
Handelsmerken .............................................................................................9-3
10 Problemen oplossen en routineonderhoud
Problemen oplossen ..........................................................................................10-1
Foutmeldingen.............................................................................................10-1
Controleren of er in het geheugen van de machine faxen staan.............10-4
Faxen naar een andere faxmachine doorzenden....................................10-4
Vastgelopen papier......................................................................................10-4
Vastgelopen papier......................................................................................10-5
Papier is vastgelopen binnen de machine...............................................10-5
Het papier is vastgelopen aan de achterkant van de machine................10-6
Het papier is vastgelopen in het geheel van drumeenheid en
tonercartridge. .....................................................................................10-7
Als u problemen met uw machine hebt .......................................................10-9
De afdrukkwaliteit verbeteren ....................................................................10-13
De drumeenheid reinigen ..........................................................................10-14
Compatibiliteit............................................................................................10-17
De machine inpakken en vervoeren ................................................................10-17
Routineonderhoud ...........................................................................................10-18
De buitenkant van de machine schoonmaken...........................................10-18
De scanner reinigen ..................................................................................10-19
Het scannervenster reinigen......................................................................10-20
De corona reinigen ....................................................................................10-21
De tonercartridge vervangen .....................................................................10-21
De tonercartridge vervangen .....................................................................10-22
De drumeenheid vervangen ......................................................................10-24
Informatie over de machine .............................................................................10-26
Het serienummer controleren ....................................................................10-26
De paginatellers controleren......................................................................10-26
De levensduur van de drumeenheid controleren.......................................10-27
XI
A Bijlage A
Geavanceerde ontvangsthandelingen................................................................ A-1
Werken met een tweede toestel................................................................... A-1
Uitsluitend voor de Fax/Tel-modus............................................................... A-1
Een draadloze externe telefoon gebruiken................................................... A-1
De codes voor afstandsbediening wijzigen .................................................. A-2
Een extern apparaat op uw machine aansluiten................................................. A-2
Een extern toestel aansluiten ....................................................................... A-2
Een extern antwoordapparaat (ANTW.APP.) aansluiten.............................. A-2
Volgorde ................................................................................................... A-2
Aansluitingen............................................................................................ A-3
Een uitgaand bericht op uw antwoordapparaat opnemen ........................ A-3
Aansluiting op meerdere lijnen (PBX)........................................................... A-4
Als u de machine installeert om met een PBX te laten werken................ A-4
Speciale functies op uw telefoonlijn.............................................................. A-4
B Bijlage B
Programmeren op het scherm............................................................................ B-1
Menutabel..................................................................................................... B-1
Opslag in geheugen ..................................................................................... B-1
Navigatietoetsen................................................................................................. B-2
Tekst invoeren............................................................................................ B-10
Spaties invoeren..................................................................................... B-10
Corrigeren............................................................................................... B-10
Letters herhalen ..................................................................................... B-10
Speciale tekens en symbolen ................................................................ B-10
V Verklarende woordenlijst
S Specificaties
Productomschrijving ........................................................................................... S-1
Algemeen ........................................................................................................... S-1
Afdrukmedia........................................................................................................ S-3
Kopiëren ............................................................................................................. S-3
Fax...................................................................................................................... S-4
Printer ................................................................................................................. S-5
Interfaces............................................................................................................ S-5
U kunt de meest recente printerdriver ophalen op onze Website....................... S-5
Vereisten voor de computer................................................................................ S-6
Verbruiksartikelen............................................................................................... S-7
I Index
Af Afstandsbediening - Overzicht
XII
1 - 1
1
1
Gebruik van deze handleiding
In deze handleiding worden speciale symbolen gebruikt die u attenderen op belangrijke
waarschuwingen, informatie en handelingen. Speciale lettertypen identificeren de in te drukken
toetsen, de meldingen die op het LCD-scherm verschijnen en belangrijke punten of verwante
onderwerpen.
Inleiding
Vet Vetgedrukte tekst identificeert specifieke toetsen op het bedieningspaneel van
de machine.
Cursief Cursief gedrukte tekst legt de nadruk op een belangrijk punt of verwijst u naar
een verwant onderwerp.
Courier Het lettertype Courier identificeert de meldingen op het LCD-scherm van de
machine.
Waarschuwingen informeren u over de maatregelen die u moet treffen om te
vermijden dat u letsel oploopt.
De pictogrammen Elektrisch Gevaar waarschuwen u voor een mogelijke
elektrische schok.
De pictogrammen Heet Oppervlak waarschuwen u om de hete machinedelen
niet aan te raken.
Geeft punten aan om op te letten wanneer u de machine gebruikt, en geeft uitleg
over waarschijnlijke oorzaken van scheef ingevoerd papier, schade aan
originelen of verlies van gegevens. Zorg ervoor deze uitleg te lezen.
Het pictogram Onjuiste Configuratie waarschuwt u voor apparaten en
bewerkingen die niet compatibel zijn met de machine.
Opmerkingen leggen uit hoe u op een bepaalde situatie moet reageren, of hoe
de bewerking met andere functies werkt.
Hoofdstuk 1
1 - 2
Een geschikte plaats kiezen
Zet de machine op een plat, stabiel oppervlak, bijvoorbeeld een bureau. Kies een trillingsvrije
plaats. Plaats de machine in de buurt van een telefoonaansluiting en een standaard geaard
stopcontact. Kies een plaats waar de temperatuur tussen de 10°C en 32,5°C blijft.
BELANGRIJK
Zet uw machine niet op een plaats waar veel mensen heen en weer lopen.
Plaats de machine niet in de buurt van verwarmingstoestellen, airconditioners, water,
chemicaliën of koelkasten.
Zorg dat de machine niet wordt blootgesteld aan direct zonlicht, overmatige warmte, vocht
of stof.
Sluit uw machine niet aan op een stopcontact dat is voorzien van een wandschakelaar of
een automatische timer.
Bij een stroomonderbreking kunnen de gegevens in het geheugen van de machine verloren
gaan.
Sluit de machine niet aan op een stopcontact dat op dezelfde stroomkring zit als grote
apparaten of andere apparatuur die de stroomtoevoer kan verstoren.
Vermijd bronnen die storingen kunnen veroorzaken, zoals luidsprekers of de basisstations
van draadloze telefoons.
Inleiding
1 - 3
1
Om de documentatie te
bekijken
Selecteer in het Start menu TYPE 1190 uit
de programmagroep en selecteer vervolgens
Gebruikershandleiding
OF
1 Zet uw PC aan. Plaats de CD-ROM voor
Type 1190 in uw CD-ROM-station.
2 Als het scherm met de modelnaam
verschijnt, klikt u op de naam van uw
model.
3 Als het scherm met de taal verschijnt,
klikt u op de gewenste taal.
Het hoofdmenu van de CD-ROM wordt
geopend.
Opmerking
Als dit venster niet wordt geopend, kunt u
Windows
®
Explorer gebruiken om het
programma setup.exe uit te voeren vanuit de
hoofdmap van CD-ROM.
4 Klik op Documentatie.
5 Klik op de documentatie die u wilt lezen.
Installatiehandleiding: instructies
voor instellen en software-installatie
Gebruikershandleiding
(2 handboeken):
Gebruikershandleiding voor
stand-alone handelingen, software-
handleiding.
Hoofdstuk 1
1 - 4
Overzicht bedieningspaneel
1
Eéntoetsnummers
Deze 10 toetsen geven direct toegang tot 20
vooraf opgeslagen telefoonnummers.
2 Fax- en telefoontoetsen
Herkies/Pauze
Met een druk op deze toets wordt het laatst
gekozen nummer herhaald. Deze toets wordt
tevens gebruikt voor het invoegen van een
pauze in snelkiesnummers.
Telefoon/Intern
Deze toets wordt gebruikt voor een
telefoongesprek nadat de externe handset
met het dubbele belsignaal is opgepakt.
Deze toets wordt tevens gebruikt om toegang
te krijgen tot een buitenlijn, of om een
telefoontje over te zetten naar een ander
toestel dat ook op de PABX (PBX) is
aangesloten.
Resolutie
Hiermee stelt u de faxresolutie in.
3 Navigatietoetsen:
Menu/Set
Dezelfde toets wordt voor het bedienen van
het menu en de instellingen gebruikt.
Met deze toets krijgt u toegang tot het menu
en de programmeermodus, en kunt u
instellingen in de machine opslaan.
In standby kunt u, door op deze toetsen te
drukken, het belvolume afstellen.
Zoeken/Snelkiezen
Met deze toets kunt u nummers opzoeken
die in het kiesgeheugen zijn opgeslagen.
Hiermee kunt u tevens opgeslagen nummers
kiezen door op de toets # te drukken en
vervolgens een driecijferig nummer in te
voeren.
Druk op deze toets om vooruit of achteruit
door de menuopties te bladeren.
of
druk op deze toets om door de menu's en
opties te bladeren.
Inleiding
1 - 5
1
4
Kiestoetsen
Gebruik deze toetsen om telefoon- of
faxnummers te kiezen. Deze toetsen worden
tevens gebruikt als toetsenbord om
informatie in de machine in te voeren.
Met de toets # kunt u tijdens een oproep de
kiesmodus tijdelijk veranderen van puls naar
toon.
5
Start
Met deze toets start u het faxen of maakt u
kopieën.
6
Stop/Eindigen
Met een druk op deze toets wordt een
bewerking gestopt of de programmeermodus
afgesloten.
7
Rapport
8 Modustoetsen:
Fax
Voor het faxen van documenten.
Kopie
Voor het kopiëren van documenten.
9
Liquid Crystal Display (LCD)
Op het LCD-scherm verschijnen prompts die
u helpen bij het instellen en gebruiken van uw
machine.
@ Kopieertoets (tijdelijke instellingen):
Opties
U kunt snel en gemakkelijk tijdelijke
instellingen selecteren voor het kopiëren.
A
Shift
Wanneer u de ééntoetsnummers 11 tot 20
wilt gebruiken, houdt u Shift ingedrukt,
terwijl u op het ééntoetsnummer drukt.
Hoofdstuk 1
1 - 6
Document laden
U kunt een fax verzenden en kopiëren vanuit
de ADF (automatische documentinvoer).
De automatische
documentinvoer (ADF)
gebruiken
De ADF heeft een capaciteit van maximaal
20 vellen en voert het papier vel voor vel door
de machine. Gebruik standaardpapier
80 g/m
2
en blader de stapel altijd door
alvorens het papier in de ADF te plaatsen.
Zorg dat in inkt geschreven documenten
helemaal droog zijn.
Documenten die u faxt, moeten tussen
147,3 en 215,9 mm breed en 100 tot
356 mm lang.
1 Trek de ADF-documentsteun uit.
2 Blader de stapel goed door. Voer uw
documenten in met de bedrukte zijde
naar beneden en de bovenrand eerst
in de ADF tot u voelt dat ze de invoerrol
raken.
3 Stel de papiergeleiders in op de breedte
van uw documenten.
BELANGRIJK
GEBRUIK GEEN omgekruld,
verkreukeld, gevouwen, gescheurd of
geniet papier, en ook geen papier met
paperclips, lijm of plakband.
Gebruik GEEN karton, krantenpapier
of textiel.
BELANGRIJK
Trek NIET aan het document wanneer het
doorschuift.
Inleiding
1 - 7
1
Over papier
Aanbevolen papiersoorten
Om de beste afdrukkwaliteit te verkrijgen
raden wij u aan het volgende papier te
gebruiken.
Gebruik papier dat geschikt is voor
kopiëren op normaal papier.
Gebruik papier van 75 tot 90 g/m
2
.
Gebruik neutraal papier. Gebruik geen
zuurhoudend of alkalisch papier.
Gebruik long-grain papier.
Gebruik papier met een vochtgehalte van
circa 5%.
Geschikt papier kiezen
We adviseren het papier te testen (vooral
speciale papierformaten en papiersoorten)
op de machine, voordat u grote
hoeveelheden papier koopt.
Voor een optimaal printresultaat gebruikt u
een aanbevolen papiersoort, vooral voor
normaal papier en transparanten. Voor meer
informatie over de papierspecificaties neemt
u contact op met uw vertegenwoordiger of
met de verkoper van uw machine.
Gebruik etiketten of transparanten die
geschikt zijn voor laserprinters.
Wanneer u speciaal papier gebruikt en de
machine het papier niet goed kan
invoeren vanuit de papierlade, probeer
dan opnieuw vanaf de sleuf voor
handmatige invoer.
U kunt gerecycleerd papier gebruiken in
deze machine.
Papiersoort Code
Normaal papier Xerox Premier 80 g/m
2
Xerox Business 80 g/m
2
M-real DATACOPY 80 g/m
2
IGEPA X-Press 80 g/m
2
Gerecycleerd
papier
Xerox Recycled Supreme
Transparanten 3M CG 3300
Etiketten Avery laser label L7163
Hoofdstuk 1
1 - 8
Papiercapaciteit in de papierlades
BELANGRIJK
Gebruik nooit de volgende soorten papier of enveloppen, aangezien zij een papierstoring
kunnen veroorzaken en uw machine kunnen beschadigen.
Gebruik geen:
inkjetpapier;
gecacheerd papier, zoals papier met een vinyllaag;
voorbedrukt of erg gestructureerd papier of papier met een briefhoofd in reliëf;
etiketbladen die al gedeeltelijk zijn opgebruikt;
papier dat reeds is bedrukt;
papier dat niet netjes kan worden gestapeld;
papier vervaardigd uit kortlopend papier;
papier dat beschadigd, gekruld of gekreukt is of een onregelmatige vorm heeft.
Gebruik geen:
zakachtige enveloppen;
enveloppen met reliëf (met verhoogd opschrift);
enveloppen die zelfklevend zijn;
enveloppen met sluithaken;
enveloppen die geen scherpe vouw hebben;
enveloppen die aan de binnenkant zijn voorbedrukt.
Papierformaat Papiersoorten Aantal vellen
Papierlade A4, Letter, Executive, A5, A6,
B5 en B6
Normaal papier, gerecycleerd
papier
tot 250 (80 g/m
2
)
Transparanten max. 10
Sleuf voor
handmatige invoer
Breedte: 69,9 - 215,9 mm
Lengte: 116 - 406,4 mm
Normaal papier, gerecycleerd
papier, bankpostpapier,
enveloppen, etiketten en
transparanten
1
4 mm of
langer
4 mm of
langer
Inleiding
1 - 9
1
Papier laden
Papier of andere media in de
papierlade plaatsen
1 Trek de papierlade volledig uit de
machine.
2 Druk op de ontgrendeling van de
papiergeleiders en verschuif deze voor
het correcte papierformaat.
Controleer of de geleiders goed
vastzitten in de papierlade.
3 Blader de stapel papier goed door om te
voorkomen dat papier vastloopt of
scheef wordt ingevoerd.
4 Plaats het papier in de lade.
5 Plaats de papierlade stevig terug in de
machine. Til de ADF-uitvoerlade op en
vouw de steunklep van de
papieruitvoerlade uit voordat u de
machine gaat gebruiken.
Opmerking
Wanneer u papier in de papierlade doet, dient
u rekening te houden met het volgende:
Het papier moet vlak in de lade liggen en
onder de maximum markering, en de
papiergeleiders moeten de randen van
het papier aanraken.
De te bedrukken zijde moet naar beneden
zijn.
Maximum papierhoogte
Steunklep van de
uitvoerpapierlade
Hoofdstuk 1
1 - 10
Papier of andere media in de sleuf
voor handmatige invoer plaatsen
U kunt enveloppen en speciale afdrukmedia
één voor één in deze sleuf plaatsen. Gebruik
de sleuf voor handmatige invoer als u op
etiketten, enveloppen of dikker papier wilt
afdrukken of kopiëren.
1 Verschuif de papiergeleiders voor het
juiste papierformaat.
2 Schuif één vel papier met beide handen
in de sleuf voor handmatige invoer,
totdat u voelt dat de voorzijde van het
papier de papierinvoerrol raakt. Laat het
papier los, wanneer u voelt dat de
machine het papier gedeeltelijk invoert.
Opmerking
Wanneer u papier in de sleuf voor
handmatige invoer plaatst, dient u rekening te
houden met het volgende:
De te bedrukken zijde moet naar boven
zijn.
Leg eerst de bovenzijde van het papier in
de sleuf en duw het daarna voorzichtig
helemaal in de sleuf.
Het papier moet recht en in de juiste
positie in de sleuf voor handmatige invoer
liggen. Anders wordt het papier niet goed
ingevoerd en krijgt u een slechte afdruk of
kan het papier vastlopen.
Leg slechts één vel of envelop tegelijk in
de sleuf voor handmatige invoer, anders
kan de machine vastlopen.
Inleiding
1 - 11
1
Over faxmachines
Faxtonen en
aansluitbevestiging
Wanneer iemand u een fax stuurt, zendt hun
faxmachine faxtonen (CNG-tonen) naar uw
apparaat. Dit zijn zachte, onderbroken
geluidssignalen met een tussenpauze van 4
seconden. U hoort deze tonen als u na het
kiezen op Start drukt. Ze houden tot
ongeveer 60 seconden na het kiezen aan.
Tijdens deze 60 seconden start de
verzendende machine met de
aansluitbevestiging of verbinding met het
ontvangende apparaat.
Telkens wanneer u automatisch een fax
verzendt, worden er via de telefoonlijn
faxtonen uitgezonden. U zult deze zachte
geluidssignalen snel genoeg herkennen elke
keer als u de telefoon op uw faxlijn
beantwoordt, zodat u weet wanneer er een
faxbericht binnenkomt.
De ontvangende faxmachine antwoordt met
faxontvangsttonen: een luid tjirpend geluid.
Een ontvangende faxmachine laat dit
tjirpende geluid ongeveer 40 seconden lang
horen, en op het LCD-scherm wordt de
melding Ontvangst weergegeven.
Als uw machine in de stand Alleen Fax staat,
wordt elk telefoontje automatisch met de
faxontvangsttonen beantwoordt. Zelfs als de
andere partij ophangt, blijft uw machine
gedurende ongeveer 40 seconden
faxontvangsttonen uitzenden, en blijft de
melding Ontvangst op het LCD-scherm
staan. Druk op Stop/Eindigen om het
ontvangen te annuleren.
De aansluitbevestiging vindt plaats op het
moment dat de faxtonen van de
verzendmachine en de ontvangsttonen van
de ontvangende machine elkaar overlappen.
Dit moet ten minste 2 tot 4 seconden duren,
zodat beide machines kunnen bepalen op
welke wijze de fax wordt verzonden en
ontvangen. De aansluitbevestiging kan pas
beginnen wanneer de oproep is beantwoord.
De faxtonen blijven slechts circa 60
seconden actief nadat het nummer is
gekozen. Het is dus belangrijk dat de
ontvangende machine deze oproep zo snel
mogelijk beantwoordt.
ECM (modus foutencorrectie)
In de ECM-modus controleert de machine
een faxtransmissie om na te gaan of deze
zonder storingen verloopt. Wanneer de
machine tijdens de faxtransmissie fouten
ontdekt, worden de pagina’s die een fout
hebben gegeven, opnieuw verzonden.
ECM-transmissies zijn uitsluitend mogelijk
als beide faxmachines over deze functie
beschikken. In dat geval worden faxberichten
tijdens het verzenden en ontvangen continu
gecontroleerd en in geval van ruis op de lijn
gecorrigeerd.
2 - 1
2
Eerste instellingen
De datum en tijd instellen
Als de machine niet in gebruik is, worden de
datum en tijd weergegeven. Als u de
Stations-ID instelt, worden de datum en tijd
die door uw machine worden weergegeven
op elke verzonden fax afgedrukt. Als de
stroom uitvalt, moet u de datum en tijd
waarschijnlijk opnieuw instellen. Alle andere
instellingen blijven bewaard.
Opmerking
Uw machine kan de datum en de tijd max. 4
dagen opslaan, mocht er een stroomstoring
optreden.
1 Druk op Menu/Set, 0, 2.
2 Toets de laatste twee cijfers van het
jaartal in.
Druk op Menu/Set.
3 Toets twee cijfers in voor de maand.
Druk op Menu/Set.
(Voer bijvoorbeeld 09 in voor september
of 10 voor oktober.)
4 Toets twee cijfers in voor de dag.
Druk op Menu/Set.
(Voer bijvoorbeeld 06 in voor de 6e.)
5 Toets de tijd in 24-uursformaat in.
Druk op Menu/Set.
(Toets bijvoorbeeld 15:25 in voor 3:25
PM.)
6 Druk op Stop/Eindigen.
Op het LCD-scherm worden nu de
datum en tijd weergegeven wanneer de
machine inactief is in de faxmodus.
Wanneer de machine in de slaapstand
staat, wordt op het LCD-scherm de
melding Slaap weergegeven.
(Zie Slaaptijd op pagina 2-7.)
Kiesmodus toon en puls
instellen
1 Druk op Menu/Set, 0, 4.
2 Druk op of om Puls (of Toon) te
selecteren.
Druk op Menu/Set.
3 Druk op Stop/Eindigen.
Aan de slag
2.Datum/Tijd
4.Toon/Puls
Aan de slag
2 - 2
2
De Stations-ID instellen
U zou uw naam of de naam van uw bedrijf en
het faxnummer moeten opslaan, zodat deze
worden afgedrukt op alle faxpagina's die u
verzendt.
Het is uiterst belangrijk dat het faxnummer in
internationaal standaardformaat wordt
ingevoerd; met andere woorden: precies in
onderstaande volgorde.
Het “+” (plus) teken (druk op de toets)
Uw landnummer (bv. “31” voor Nederland
of “32” voor België)
Uw netnummer zonder de eerste “0” (“9”
in Spanje).
Een spatie
Uw abonneenummer, eventueel met
spaties voor de duidelijkheid.
Als uw faxmachine bijvoorbeeld in België is
geïnstalleerd, en dezelfde lijn wordt gebruikt
voor zowel faxen als telefoongesprekken en
uw nationale telefoonnummer 02 444 555 is,
dan moet u de Stations-ID voor uw fax- en
telefoonnummer als volgt instellen: +44 161
444 5555.
1 Druk op Menu/Set, 0, 3.
2 Voer uw faxnummer in (max. 20 cijfers).
Druk op Menu/Set.
3 Toets uw telefoonnummer in (max. 20
cijfers).
Druk op Menu/Set.
(Als het telefoonnummer en het
faxnummer hetzelfde zijn, moet u
hetzelfde nummer nogmaals intoetsen.)
Opmerking
U kunt geen koppelteken in het nummer
invoeren. Om een spatie in te voegen, één
keer drukken op tussen de nummers.
Het telefoonnummer dat u invoert, wordt
alleen op het voorblad gebruikt. (Zie Het
elektronische voorblad samenstellen op
pagina 3-9.)
4 Toets met de kiestoetsen uw naam in
(max. 20 tekens).
(Zie Tekst invoeren op pagina B-10).
Druk op Menu/Set.
5 Druk op Stop/Eindigen.
Opmerking
Als de Stations-ID reeds geprogrammeerd is,
wordt u gevraagd om op 1 te drukken om
deze te wijzigen, of op 2 te drukken om af te
sluiten zonder deze te wijzigen.
3.Stations-ID
Hoofdstuk 2
2 - 3
Het type telefoonlijn instellen
Als u de machine aansluit op een lijn met
PABX (PBX) of ISDN voor het verzenden en
ontvangen van faxen, moet u ook het type
telefoonlijn dienovereenkomstig wijzigen aan
de hand van de volgende stappen.
1 Druk op Menu/Set, 0, 5.
2 Druk op of om PBX, ISDN (of
Normaal) te selecteren.
Druk op Menu/Set.
3 Druk op Stop/Eindigen.
PABX (PBX) en DOORVERBINDEN
De machine is in eerste instantie ingesteld op
Normaal, om te worden aangesloten op een
standaard openbaar telefoonnetwerk
(PSTN). De meeste kantoren gebruiken
echter een centraal telefoonsysteem oftewel
een Private Automatic Branch Exchange
(PABX). Uw machine kan op de meeste
PABX (PBX)-telefoonsystemen worden
aangesloten. De oproepfunctie van de
machine ondersteunt alleen TBR (Timed
Break Recall). TBR werkt met de meeste
PABX (PBX)-systemen, zodat u toegang
krijgt tot een buitenlijn of gesprekken naar
een andere lijn kunt doorverbinden. U
activeert deze functie door te drukken op
Telefoon/Intern.
Opmerking
U kunt een druk op de toets
Telefoon/Intern programmeren als
onderdeel van een nummer dat is
opgeslagen als een ééntoets- of
snelkiesnummer. Hiertoe drukt u tijdens het
programmeren van een ééntoets- of
snelkiesnummer (Menu/Set 2, 3, 1 of 2, 3, 2)
eerst op Telefoon/Intern (op het scherm
verschijnt "!"), waarna u het telefoonnummer
intoetst. U hoeft dan niet iedere keer op
Telefoon/Intern te drukken als een
ééntoets- of snelkiesnummer gebruik maakt
van een buitenlijn. (Zie Nummers opslaan om
snel te kiezen op pagina 5-1.) Als PBX echter
niet is geselecteerd in de instelling van het
type telefoonlijn, kunt u geen ééntoets- of
snelkiesnummer gebruiken waarin een druk
op Telefoon/Intern is geprogrammeerd.
5.Tel lijn inst
Aan de slag
2 - 4
2
Standaardinstellingen
De Mode Timer instellen
De machine heeft twee tijdelijke
modustoetsen op het bedieningspaneel: Fax
en Kopie. U kunt het aantal minuten of
seconden wijzigen waarna de machine na de
laatste Kopie terugkeert naar de Faxmodus.
Wanneer u Uit selecteert, blijft de machine
in de laatst gebruikte modus.
1 Druk op Menu/Set, 1, 1.
2 Druk op of om 0 Sec., 30 Sec.,
1 Min, 2 Min., 5 Min. of Uit te
selecteren.
Druk op Menu/Set.
3 Druk op Stop/Eindigen.
Het type papier instellen
Voor de beste afdrukkwaliteit dient u de
machine in te stellen op het type papier dat u
gebruikt.
1 Druk op Menu/Set, 1, 2.
2 Druk op of om Normaal, Dun, Dik,
Extra Dik, Transp. (transparanten)
of gerecycl (gerecycleerd papier) te
selecteren.
Druk op Menu/Set.
3 Druk op Stop/Eindigen.
Opmerking
Het papier wordt met de bedrukte zijde
naar beneden op de uitvoerpapierlade
aan de voorkant van de machine
uitgeworpen. Als u transparanten of
etiketten gebruikt, dient u elk vel
onmiddellijk van de uitvoerlade te
verwijderen; dit om te voorkomen dat de
vellen aan elkaar plakken of verstopt
raken.
U kunt Transp. selecteren in stap 2 als
Letter of A4 als papierformaat is
geselecteerd (Menu/Set, 1, 3).
1.Tijdklokstand
2.Papiersoort
Hoofdstuk 2
2 - 5
Het papierformaat instellen
U kunt zeven papierformaten voor het printen
van uw kopieën gebruiken: Letter, A4, B5,
A5, B6, A6 en Executive en twee formaten
voor het printen van faxen: Letter en A4.
Wanneer u het papierformaat voor de
papierlade verandert, moet u ook de instelling
voor het papierformaat veranderen, zodat uw
machine een binnenkomende fax of een
verkleinde kopie op het blad kan doen
passen.
Opmerking
Als u Transp. hebt geselecteerd als
papiersoort (Menu/Set, 1, 2) kunt u alleen
Letter of A4 als papierformaat selecteren in
stap 2.
1 Druk op Menu/Set, 1, 3.
2 Druk op of om Letter, A4, A5, A6,
B5, B6 of Executive te selecteren.
Druk op Menu/Set.
3 Druk op Stop/Eindigen.
Het belvolume instellen
U kunt de beltoon Uit zetten of selecteren
hoe luid de bel van de machine overgaat.
1 Druk op Menu/Set, 1, 4, 1.
2 Druk op of om Laag, Half, Hoog
of Uit te selecteren.
Druk op Menu/Set.
3 Druk op Stop/Eindigen.
OF
u kunt het belvolume aanpassen wanneer uw
machine inactief is (niet wordt gebruikt).
In de modus (fax), drukt u op of
om het volume in te stellen. Telkens
wanneer u op deze toetsen drukt, gaat de bel
over, zodat u hoort hoe luid de bel met de
huidige instelling, op het LCD-scherm
getoond, klinkt. Telkens wanneer u op één
van deze toetsen drukt, wordt het volume
gewijzigd. De nieuwe instelling blijft van
kracht totdat u deze wijzigt.
3.Papierformaat
1.Belvolume
Aan de slag
2 - 6
2
Het volume van de
waarschuwingstoon instellen
U kunt het volume van de
waarschuwingstoon wijzigen. De
standaardinstelling is Half. Wanneer de
waarschuwingstoon aanstaat zal de machine
een geluidssignaal geven, wanneer u een
toets indrukt, een vergissing maakt of een fax
hebt verzonden of ontvangen.
1 Druk op Menu/Set, 1, 4, 2.
2 Druk op of om Laag, Half, Hoog
of Uit te selecteren.
Druk op Menu/Set.
3 Druk op Stop/Eindigen.
Het volume van de
luidspreker instellen
U kunt het volume van de
eenrichtingsluidspreker van de machine
instellen.
1 Druk op Menu/Set, 1, 4, 3.
2 Druk op of om Laag, Half, Hoog
of Uit te selecteren.
Druk op Menu/Set.
3 Druk op Stop/Eindigen.
Automatisch
zomer-/wintertijd inschakelen
U kunt de machine zo instellen dat de
zomer-/wintertijd automatisch wordt
gewijzigd. De machine zal automatisch in de
lente een uur vooruit worden gezet en een
uur terug in de herfst. Wees er zeker van dat
u de juiste datum en tijd hebt ingevoerd in de
instelling Datum/Tijd.
1 Druk op Menu/Set, 1, 5.
2 Druk op of om Aan (of Uit) te
selecteren.
Druk op Menu/Set.
3 Druk op Stop/Eindigen.
Toner-bespaarstand
Met deze functie kunt u toner besparen.
Wanneer u de toner-bespaarstand op Aan
zet, zijn de afdrukken lichter. De
standaardinstelling is Uit.
1 Druk op Menu/Set, 1, 6, 1.
2 Druk op of om Aan (of Uit) te
selecteren.
Druk op Menu/Set.
3 Druk op Stop/Eindigen.
2.Waarsch.toon
3.Luidspreker
5.Aut. zomertijd
1.Toner sparen
Hoofdstuk 2
2 - 7
Slaaptijd
Als u de slaaptijd instelt, verbruikt u minder
energie, omdat de fuser in de machine wordt
uitgezet wanneer de machine inactief is. U
kunt kiezen hoelang de machine inactief
moet zijn (van 00 tot 99 minuten) voor deze
naar de slaapstand overgaat. De timer is
automatisch gereset wanneer de machine
een fax of een kopie maakt. Wanneer de
machine zich in slaapstand bevindt, wordt
Slaap op het LCD-scherm weergegeven.
Wanneer u in de slaapstand wilt afdrukken of
kopiëren, moet u even wachten tot de fuser is
opgewarmd en zijn bedrijfstemperatuur heeft
bereikt.
1 Druk op Menu/Set, 1, 6, 2.
2 Voer met de kiestoetsen de tijd in
waarbij de machine inactief moet zijn
voor deze in slaapstand gaat (00 tot 99).
Druk op Menu/Set.
3 Druk op Stop/Eindigen.
Opmerking
Wanneer u de slaapstand wilt uitzetten,
druk u tegelijkertijd op Start en
Opties in stap 2.
Als de machine in de slaapstand staat
wanneer u de slaaptijd wijzigt, is deze
nieuwe instelling pas de volgende keer
van kracht wanneer de machine kopieën
maakt, afdrukt of wordt uit- en aangezet.
Het contrast van het
LCD-scherm instellen
U kunt het contrast instellen zodat het
LCD-scherm lichter of donkerder wordt.
1 Druk op Menu/Set, 1, 7.
2 Druk op of om Licht of Donker te
selecteren.
Druk op Menu/Set.
3 Druk op Stop/Eindigen.
Beveiliging
U kunt uw machine instellen op verschillende
veiligheidsniveaus met gebruik de
geheugenbeveiliging en het instelslot.
2.Slaapstand
7.LCD Contrast
Aan de slag
2 - 8
2
Geheugenbeveiliging
Met geheugenbeveiliging voorkomt u dat
onbevoegden toegang krijgen tot de
machine. U kunt geen uitgestelde faxen of
pollingtaken plannen. Voordien geplande
uitgestelde faxen worden echter wel
verzonden ook al activeert u de
geheugenbeveiliging. De documenten gaan
dus niet verloren.
Wanneer de geheugenbeveiliging aanstaat,
zijn de volgende opties beschikbaar:
Faxen ontvangen in het geheugen
(afhankelijk van het beschikbare
geheugen)
Fax doorzenden
(als fax doorzenden reeds aanstond)
Opvragen op afstand
(als fax opslaan reeds aanstond)
Wanneer de geheugenbeveiliging aanstaat,
zijn de volgende opties NIET beschikbaar:
Faxen verzenden
Printen ontvangen faxen
Kopiëren
Opmerking
Om faxen in het geheugen af te drukken zet
u de geheugenbeveiliging uit.
Het wachtwoord instellen
Opmerking
Als u het wachtwoord reeds hebt
ingesteld, raadpleeg a.u.b. Wachtwoord
geheugenbeveiliging wijzigen hieronder.
Als u het wachtwoord vergeet, neem dan
contact op met uw verkoper of
onderhoudsmonteur.
1 Druk op Menu/Set, 1, 8, 1.
2 Toets een viercijferig nummer in voor
het wachtwoord.
Druk op Menu/Set.
Wanneer u het wachtwoord voor het
eerst invoert, wordt op het LCD-scherm
Nogmaals weergegeven.
3 Voer het wachtwoord opnieuw in.
Druk op Menu/Set.
4 Druk op Stop/Eindigen.
1.Beveiligd geh.
Hoofdstuk 2
2 - 9
Wachtwoord geheugenbeveiliging
wijzigen
1 Druk op Menu/Set, 1, 8, 1.
2 Druk op of om Wachtwoord te
selecteren.
Druk op Menu/Set.
3 Voer het viercijferige wachtwoord in.
Druk op Menu/Set.
4 Toets een viercijferig nummer in voor
het nieuwe wachtwoord.
Druk op Menu/Set.
5 Als het LCD-scherm Nogmaals toont,
voert u het nieuwe wachtwoord opnieuw
in.
Druk op Menu/Set.
6 Druk op Stop/Eindigen.
Geheugenbeveiliging aanzetten
1 Druk op Menu/Set, 1, 8, 1.
2 Druk op of om
Stel beveilig in te selecteren.
Druk op Menu/Set.
3 Voer het viercijferige wachtwoord in.
Druk op Menu/Set.
De machine gaat offline en het
LCD-scherm toont
Beveiligingsmode.
Opmerking
In geval van een stroomstoring blijven de
gegevens in het geheugen 4 dagen bewaard.
Geheugenbeveiliging uitzetten
1 Druk op Menu/Set.
Voer het viercijferige wachtwoord in.
2 De geheugenbeveiliging is automatisch
uitgezet en op het LCD-scherm wordt de
datum en tijd weergegeven.
Opmerking
Als u een verkeerd wachtwoord invoert, geeft
het LCD-scherm Fout wachtwoord weer
en blijft de machine offline. De machine blijft
in beveiligde modus tot het correcte
wachtwoord is ingevoerd.
1.Beveiligd geh.
1.Beveiligd geh.
Aan de slag
2 - 10
2
Instelslot
Met het instelslot voorkomt u dat
onbevoegden toegang krijgen tot de
instellingen van de machine.
Wanneer het instelslot Aan is, zijn de
volgende opties NIET beschikbaar zonder
wachtwoord:
Datum & tijd
Stations-ID
Kieslijst instellen (ééntoetsnummers,
snelkiesnummers en groepsinstellingen)
Mode Timer
Papiersoort
Papierformaat
Volume
Automatische zomer-/wintertijd
Ecologie (toner-bespaarstand en
slaaptijd)
LCD-contrast
Beveiliging (geheugenbeveiliging en
instelslot)
Het wachtwoord instellen
Opmerking
Als u het wachtwoord reeds hebt
ingesteld, raadpleeg a.u.b. Het
wachtwoord voor het instelslot wijzigen op
de volgende pagina.
Als u het wachtwoord vergeet, neem dan
contact op met uw verkoper of
onderhoudsmonteur.
1 Druk op Menu/Set, 1, 8, 2.
2 Toets een viercijferig nummer in voor
het wachtwoord.
Druk op Menu/Set.
Wanneer u het wachtwoord voor het
eerst invoert, wordt op het LCD-scherm
Nogmaals weergegeven.
3 Voer het wachtwoord opnieuw in.
Druk op Menu/Set.
4 Druk op Stop/Eindigen.
Het wachtwoord voor het instelslot
wijzigen
1 Druk op Menu/Set, 1, 8, 2.
2 Druk op of om Wachtwoord te
selecteren.
Druk op Menu/Set.
3 Voer het viercijferige wachtwoord in.
Druk op Menu/Set.
4 Toets een viercijferig nummer in voor
het nieuwe wachtwoord.
Druk op Menu/Set.
5 Als het LCD-scherm Nogmaals toont,
voert u het nieuwe wachtwoord opnieuw
in.
Druk op Menu/Set.
6 Druk op Stop/Eindigen.
2.Instelslot
2.Instelslot
Hoofdstuk 2
2 - 11
Instelslot aanzetten
1 Druk op Menu/Set, 1, 8, 2.
2 Druk op of om Aan te selecteren.
Druk op Menu/Set.
3 Voer het viercijferige wachtwoord in.
Druk op Menu/Set.
4 Druk op Stop/Eindigen.
Instelslot uitzetten
1 Druk op Menu/Set, 1, 8, 2.
2 Voer het viercijferige wachtwoord in.
Druk twee keer op Menu/Set.
3 Druk op Stop/Eindigen.
Opmerking
Als u een verkeerd wachtwoord invoert, geeft
het LCD-scherm Fout wachtwoord weer
en blijft de machine offline. De machine blijft
in de stand instelslot tot het correcte
wachtwoord is ingevoerd.
2.Instelslot
2.Instelslot
3 - 1
3
3
De faxmodus instellen
Voordat u faxen gaat verzenden of de
instellingen voor het verzenden of ontvangen
van faxen gaat veranderen, moet u nagaan of
(Fax) groen is. Wanneer dit niet zo is,
drukt u op (Fax) om de faxmodus te
selecteren. De standaardinstelling is
faxmodus.
Nummers kiezen
U kunt op alle volgende manieren nummers
kiezen.
Handmatig kiezen
Toets alle nummers van het telefoon- of
faxnummer in.
ntoetsnummer kiezen
Druk op het ééntoetsnummer dat u wilt
bellen. (Zie Eéntoetsnummers opslaan op
pagina 5-1.)
Opmerking
Wanneer u ééntoetsnummers 11 tot 20 wilt
kiezen, houdt u Shift ingedrukt, terwijl u
op het ééntoetsnummer drukt.
Het verzenden instellen
Hoofdstuk 3
3 - 2
Snelkiezen
Druk op Zoeken/Snelkiezen, # en
toets vervolgens het snelkiesnummer van
drie cijfers in. (Zie Snelkiesnummers opslaan
op pagina 5-2.)
Opmerking
Wanneer het LCD-scherm
Niet toegewezen weergeeft wanneer u
het ééntoets- of snelkiesnummer invoert, is er
geen telefoonnummer opgeslagen op deze
locatie.
Zoeken
U kunt zoeken naar de namen die in het
geheugen voor ééntoetsnummers en
snelkiesnummers zijn opgeslagen. Druk op
Zoeken/Snelkiezen en op de
navigatietoetsen om te zoeken. (Zie
Eéntoetsnummers opslaan op pagina 5-1 en
Snelkiesnummers opslaan op pagina 5-2.)
* Om alfabetisch te zoeken, kunt u het
numerieke toetsenbord gebruiken om de
eerste letter in te voeren van de naam die u
zoekt.
Nummer van drie cijfers
Op nummer zoeken
Alfabetisch zoeken*
Het verzenden instellen
3 - 3
3
Faxnummer opnieuw kiezen
Als u handmatig een fax verzendt en het
nummer in gesprek is, kunt u op
Herkies/Pauze drukken en vervolgens
op Start om het nummer nogmaals te
kiezen. Als u het laatst gekozen nummer
opnieuw wilt bellen, kunt u tijd besparen door
op Herkies/Pauze en Start te
drukken.
Herkies/Pauze werkt uitsluitend
wanneer u vanaf het bedieningspaneel koos.
Als u een fax automatisch verzendt en de lijn
bezet is, zal de machine het nummer
automatisch drie keer opnieuw proberen met
een pauze van vijf minuten.
Faxen
Automatisch verzenden
Dit is de eenvoudigste methode om een
fax te verzenden.
Druk meteen na het kiezen op Start.
(Voor een voorbeeld van automatisch faxen,
volgt u de stappen in Faxen verzenden vanaf
de ADF op pagina 3-3.)
Faxen verzenden vanaf de
ADF
1 Wanneer het lampje niet groen oplicht,
drukt u op (Fax).
2 Plaats het document met de bedrukte
zijde naar beneden in de ADF.
3 Kies het faxnummer.
Druk op Start. De machine begint het
document te scannen.
Hoofdstuk 3
3 - 4
Handmatig verzenden
(uitsluitend met een extern
toestel)
Als u faxen handmatig verzendt, hoort u de
kiestoon, de beltonen en de
faxontvangsttonen.
1 Wanneer het lampje niet groen oplicht,
drukt u op (Fax).
2 Uw document laden.
3 Neem de hoorn van het externe toestel
van de haak en wacht totdat u de
kiestoon hoort.
4 Kies op het externe toestel het
faxnummer dat u wilt bellen.
5 Druk op Start zodra u de faxtoon
hoort.
6 Leg de hoorn van het externe toestel
weer op het toestel.
De melding geheugen vol
Als u tijdens het scannen van de eerste
pagina van een fax de melding
Geheugen vol ziet, moet u op
Stop/Eindigen drukken om de fax te
annuleren.
Als de melding Geheugen vol wordt
weergegeven tijdens het scannen van een
volgende pagina, kunt u ofwel op Start
drukken om de gescande pagina's te zenden,
of op Stop/Eindigen drukken om de
handeling te annuleren.
Opmerking
Als de melding Geheugen vol wordt
weergegeven tijdens het faxen en u de in het
geheugen opgeslagen faxen niet wilt wissen
om geheugen vrij te maken, kunt u de fax
direct verzenden. (Zie Direct verzenden op
pagina 3-6.)
Basishandelingen bij
het verzenden
Faxen met meer instellingen
verzenden
Wanneer u een fax gaat verzenden, kunt u
een combinatie van deze instellingen kiezen:
voorblad, contrast, resolutie, internationale
modus, timer voor uitgestelde faxen, pollen of
directe verzendingen.
1 Wanneer het lampje niet groen oplicht,
drukt u op (Fax).
Telkens nadat een instelling is
geaccepteerd, wordt u gevraagd of u
nog meer instellingen wilt invoeren:
2 Druk op 1 om verdere instellingen te
selecteren. Op het LCD-scherm wordt
weer het Verzendmenu weergegeven
OF
druk op 2 als u klaar bent met het kiezen
van instellingen, en ga naar de volgende
stap.
Volgende
1.Ja 2.Nee
Het verzenden instellen
3 - 5
3
Contrast
Als uw document erg licht of erg donker is,
wilt u het contrast wellicht wijzigen.
Gebruik Licht voor het verzenden van een
licht document.
Gebruik Donker voor het verzenden van een
donker document.
1 Wanneer het lampje niet groen oplicht,
drukt u op (Fax).
2 Uw document laden.
3 Druk op Menu/Set, 2, 2, 1.
4 Druk op of om Auto, Licht of
Donker te selecteren.
Druk op Menu/Set.
Faxresolutie
Nadat u het document hebt geladen kunt u de
toets Resolutie gebruiken om de instelling
tijdelijk te veranderen (uitsluitend voor deze
fax). Druk in de faxmodus , op
Resolutie en of om de door u
gewenste instelling te selecteren, en druk op
Menu/Set
OF
u kunt de standaardinstelling wijzigen:
1 Wanneer het lampje niet groen oplicht,
drukt u op (Fax).
2 Druk op Menu/Set, 2, 2, 2.
3 Druk op of om de door u gewenste
resolutie te selecteren.
Druk op Menu/Set.
1.Contrast
Standaard Geschikt voor de meeste
getypte documenten.
Fijn Geschikt voor documenten
met een klein lettertype. De
transmissiesnelheid is iets
lager dan bij de
standaardresolutie.
Super Fijn Geschikt voor kleine
lettertjes of artwork. De
transmissiesnelheid is
lager dan bij de fijne
resolutie.
Foto Gebruiken wanneer het
document verschillende
grijstinten heeft of een foto
is. Deze instelling heeft de
laagste
transmissiesnelheid.
2.Faxresolutie
Hoofdstuk 3
3 - 6
Tweevoudige werking
U kunt een nummer kiezen en de fax in het
geheugen inlezen - zelfs wanneer de
machine een fax vanuit het geheugen
verzendt of faxen ontvangt. Het LCD-scherm
toont het nieuwe taaknummer.
Opmerking
Hoeveel pagina’s u in het geheugen kunt
inlezen, is afhankelijk van de gegevens
die erop zijn afgedrukt.
Als u tijdens het scannen van de eerste
pagina van een fax een melding
Geheugen vol ontvangt, moet u op
Stop/Eindigen drukken om de scan
te annuleren. Als u tijdens het scannen
van een volgende pagina een melding
Geheugen vol ontvangt, kunt u op
Start drukken om de tot op dat moment
gescande pagina’s te verzenden, of op
Stop/Eindigen drukken om de
handeling te annuleren.
Direct verzenden
Als u een fax gaat verzenden, zal de machine
de documenten eerst in het geheugen
scannen alvorens deze te verzenden.
Vervolgens, zodra de telefoonlijn vrij is,
begint de machine met kiezen en verzenden.
Als het geheugen vol is, zal de machine het
document direct verzenden (zelfs als
Direct Verzend is ingesteld op Uit).
Soms wilt u een belangrijk document
onmiddellijk verzenden, zonder te wachten
totdat het vanuit het geheugen wordt
verzonden. U kunt Direct Verzend op Aan
zetten voor alle documenten of op
Volgende Fax:Aan uitsluitend voor de
volgende fax.
1 Wanneer het lampje niet groen oplicht,
drukt u op (Fax).
2 Druk op Menu/Set, 2, 2, 5.
3 Om de instelling te veranderen, drukt u
op of om Aan,
Volgende Fax:Aan,
Volgende Fax:Uit of Uit te
selecteren.
Druk op Menu/Set.
5.Direct Verzend
Het verzenden instellen
3 - 7
3
Groepsverzenden
Een groepsverzending is het automatisch
verzenden van één faxbericht naar meerdere
faxnummers. U kunt een fax naar groepen,
ééntoetsnummers, snelkiesnummers en
maximaal 50 met de hand gekozen nummers
tegelijkertijd sturen.
Druk tussen ieder nummer op Menu/Set.
Gebruik Zoeken/Snelkiezen om de
nummers gemakkelijk te kunnen kiezen. (Om
groepsnummers in te stellen zie
Nummergroepen voor het groepsverzenden
instellen op pagina 5-3.)
Als de groepsverzending is voltooid, wordt er
automatisch een groepsverzendrapport
geprint om u de resultaten te laten weten.
1 Wanneer het lampje niet groen oplicht,
drukt u op (Fax).
2 Uw document laden.
3 Voer het gewenste nummer in. U kunt
een ééntoetsnummer, een
snelkiesnummer of een groepsnummer
gebruiken, of u kunt het nummer zoeken
of met de hand invoeren.
Druk op Menu/Set na ieder nummer.
4 Nadat u alle faxnummers hebt
ingevoerd, drukt u op Start.
Opmerking
Als u geen locaties voor groepsnummers,
toegangscodes en creditcardnummers
gebruikt hebt, kunt u naar max. 270
verschillende nummers faxen.
Hoeveel geheugen er beschikbaar is,
hangt af van het type taken die in het
geheugen zijn opgeslagen en van het
aantal nummers waarnaar u de fax
verzendt. Als u de fax naar het maximale
aantal nummers probeert te verzenden,
kunt u de tweevoudige werking en
uitgesteld faxen niet gebruiken.
Voer de lange kiesnummers in op
dezelfde manier als u dat normaal zou
doen, maar denk eraan dat elk ééntoets-
en elk snelkiesnummer telt als één locatie,
zodat het aantal locaties dat u kunt
opslaan beperkt wordt.
(Zie Toegangscodes en
creditcard-nummers op pagina 5-4.)
Als het geheugen vol is, kunt u op
Stop/Eindigen drukken om de taak af
te breken of, als er meer dan één pagina
gescand is, op Start om het gedeelte te
verzenden dat reeds in het geheugen is
gescand.
Hoofdstuk 3
3 - 8
De status van taken
controleren
U kunt controleren welke taken er nog in het
geheugen op verzending wachten (Als er
geen taken zijn, wordt de melding
Geen opdrachten op het LCD-scherm
weergegeven.)
1 Druk op Menu/Set, 2, 6.
2 Als er meer dan één taak in de wachtrij
staat, drukt u op of om door de lijst
te bladeren.
3 Druk op Stop/Eindigen.
Een fax wanneer actief
annuleren
Als u een fax wilt annuleren terwijl de
machine aan het scannen, kiezen of
verzenden is, drukt u op Stop/Eindigen.
Een taak in de wachtrij
annuleren
U kunt een faxtaak die in het geheugen is
opgeslagen en op verzending wacht,
annuleren.
1 Druk op Menu/Set, 2, 6.
Op het LCD-scherm verschijnen alle
taken die in de wachtrij staan.
2 Als er meer dan een taak in de wachtrij
staat, drukt u op of om de taak die
u wilt annuleren, te selecteren.
Druk op Menu/Set.
OF
als er slechts één taak in de wachtrij
staat, gaat u door naar stap 3.
3 Druk op 1 om de taak te annuleren.
Herhaal stap 2 als u nog een taak wilt
annuleren.
OF
druk op 2 om af te sluiten zonder te
annuleren.
4 Druk op Stop/Eindigen.
6.Rest. jobs
6.Rest. jobs
Het verzenden instellen
3 - 9
3
Geavanceerde
verzendopties
Het elektronische voorblad
samenstellen
Dit voorblad wordt naar de machine van de
ontvangende partij verzonden. Als de fax
wordt verzonden met gebruik van de
ééntoetsnummers of de snelkiesfunctie, staat
op dit voorblad de naam die bij het
betreffende nummer is opgeslagen. Als u
handmatig kiest, wordt er geen naam
vermeld.
Op dit voorblad staan verder ook uw
stations-ID en het aantal pagina's dat u
verzendt. (Zie De Stations-ID instellen op
pagina 2-2.) Als u het voorblad hebt ingesteld
op Aan voor alle faxen (Menu/Set, 2, 2, 7),
wordt het aantal pagina’s niet op het voorblad
vermeld.
U kunt een opmerking selecteren, die op het
voorblad zal worden afgedrukt.
1.Geen opmerking
2.Bellen a.u.b.
3.Belangrijk
4.Vertrouwelijk
In plaats van één van bovenstaande
opmerkingen te gebruiken, kunt u zelf ook
twee persoonlijke opmerkingen invoeren,
max. 27 tekens lang. Gebruik het schema op
B-10 als hulp bij het invoeren van tekens.
(Zie Uw eigen opmerking opstellen op pagina
3-9.)
5.(Door gebruiker gedefinieerd)
6.(Door gebruiker gedefinieerd)
De meeste Verzendmenu instellingen zijn
tijdelijke instellingen, zodat u voor elke fax die
u verzendt specifieke instellingen kunt
maken. Wanneer u echter het voorblad en de
opmerking instelt, verandert u de
standaardinstellingen zodat deze
beschikbaar zijn tijdens het faxen.
Uw eigen opmerking opstellen
U kunt zelf twee opmerkingen opstellen.
1 Wanneer het lampje niet groen oplicht,
drukt u op (Fax).
2 Druk op Menu/Set, 2, 2, 8.
3 Druk op of om 5 of 6 te kiezen voor
uw eigen opmerking.
Druk op Menu/Set.
4 Toets de opmerking met de kiestoetsen
in.
Druk op Menu/Set.
(Zie Tekst invoeren op pagina B-10.)
Voorblad alleen voor de volgende fax
Als u uw Stations-ID nog niet hebt ingesteld,
werkt deze functie niet. Controleer of u de
Stations-ID hebt ingesteld, voordat u
verdergaat. (Zie De Stations-ID instellen op
pagina 2-2.) Als u het voorblad alleen met
een bepaalde fax wilt verzenden, vraagt uw
computer u om het aantal te verzenden
pagina's in te voeren, zodat dit op het
voorblad kan worden afgedrukt.
1 Wanneer het lampje niet groen oplicht,
drukt u op (Fax).
2 Uw document laden.
3 Druk op Menu/Set, 2, 2, 7.
4 Druk op of om
Volgende Fax:Aan
(of Volgende Fax:Uit) te selecteren.
Druk op Menu/Set.
8.Voorblad Opm.
7.Voorblad inst.
Hoofdstuk 3
3 - 10
5 Druk op of om een standaard of
eigen opmerking te selecteren.
Druk op Menu/Set.
6 Toets twee cijfers in om aan te geven
hoeveel pagina's u verzendt.
Druk op Menu/Set.
(Druk bijvoorbeeld op 0 2 als u 2
pagina's verzendt, of druk op 0 0 als u dit
vak leeg wilt laten. Maakt u een
vergissing, druk dan op voor back-up
en voer het aantal pagina's opnieuw in.)
Met elke fax een voorblad verzenden
Als u uw Stations-ID nog niet hebt ingesteld,
werkt deze functie niet. Controleer of u de
Stations-ID hebt ingesteld, voordat u
verdergaat. (Zie De Stations-ID instellen op
pagina 2-2.)
U kunt de machine zo instellen, dat met elke
fax een voorblad wordt verzonden. Met deze
instelling wordt niet vermeld uit hoeveel
pagina's uw faxbericht bestaat.
1 Wanneer het lampje niet groen oplicht,
drukt u op (Fax).
2 Druk op Menu/Set, 2, 2, 7.
3 Druk op of om Aan (of Uit) te
selecteren.
Druk op Menu/Set.
4 Als u Aan hebt geselecteerd, druk op
of om één van de
standaardopmerkingen of van uw eigen
opmerkingen te selecteren.
Druk op Menu/Set.
Een afgedrukt voorblad gebruiken
Als u er de voorkeur aan geeft om een
voorblad te gebruiken waarop u bijvoorbeeld
zelf nog informatie kunt schrijven, kunt u een
voorblad eerst afdrukken en aan uw
faxbericht toevoegen.
1 Wanneer het lampje niet groen oplicht,
drukt u op (Fax).
2 Druk op Menu/Set, 2, 2, 7.
3 Druk op of om Print voorbeeld
te selecteren.
Druk op Menu/Set.
4 Druk op Start. Uw machine drukt het
voorblad af.
Internationale modus
Als u problemen hebt met het internationaal
verzenden van een fax, bijvoorbeeld
vanwege ruis op de lijn, raden wij u aan om
de internationale modus te activeren. Nadat u
een fax in deze modus hebt verzonden, wordt
deze functie vanzelf weer uitgeschakeld.
1 Wanneer het lampje niet groen oplicht,
drukt u op (Fax).
2 Uw document laden.
3 Druk op Menu/Set, 2, 2, 9.
4 Druk op of om Aan (of Uit) te
selecteren.
Druk op Menu/Set.
7.Voorblad inst.
7.Voorblad inst.
9.Internationaal
Het verzenden instellen
3 - 11
3
Uitgestelde fax
Tijdens de dag kunt u max. 50 faxen in het
geheugen opslaan om ze binnen 24 uur te
verzenden. Deze faxen zullen verzonden
worden op het tijdstip van de dag dat u in stap
4 invoert.
1 Wanneer het lampje niet groen oplicht,
drukt u op (Fax).
2 Uw document laden.
3 Druk op Menu/Set, 2, 2, 3.
4 Druk op Menu/Set om de weergegeven
tijd te accepteren
OF
voer in om hoe laat de fax moet worden
verzonden (in 24-uursformaat).
(Bijvoorbeeld, voer 19:45 in voor 7:45
PM.)
Druk op Menu/Set.
Druk op 1 om het papieren document in
de ADF te laten wachten.
OF
druk op 2 om het document naar het
geheugen te scannen.
Opmerking
Het aantal pagina’s dat u in het geheugen
kunt inlezen, is afhankelijk van de gegevens
die op elke pagina zijn afgedrukt.
Uitgestelde
groepsverzending
Alvorens de uitgestelde faxen te verzenden,
zal uw machine u helpen met besparen door
alle faxen in het geheugen op bestemming en
geprogrammeerde tijd te sorteren. Alle
vertraagde faxen die geprogrammeerd zijn
om op hetzelfde tijdstip naar hetzelfde
faxnummer te worden verzonden, worden als
één fax verzonden om transmissietijd te
besparen.
1 Wanneer het lampje niet groen oplicht,
drukt u op (Fax).
2 Druk op Menu/Set, 2, 2, 4.
3 Druk op of om Aan (of Uit) te
selecteren.
Druk op Menu/Set.
4 Druk op Stop/Eindigen.
3.Tijdklok
1.Doc 2.Geheugen
4.Verzamelen
Hoofdstuk 3
3 - 12
Verzend pollen instellen
(standaard)
Verzend pollen betekent dat uw machine met
een document in de invoer wacht totdat dit
document door een ander faxapparaat wordt
opgevraagd.
Opmerking
De partij die uw machine belt om te pollen,
betaalt voor het telefoontje.
Als u de faxmachine van derden belt om te
pollen, betaalt u het telefoontje.
1 Wanneer het lampje niet groen oplicht,
drukt u op (Fax).
2 Uw document laden.
3 Druk op Menu/Set, 2, 2, 6.
4 Druk op of om Stand. te
selecteren.
Druk op Menu/Set.
Druk op 1 om het papieren document in
de ADF te laten wachten.
OF
druk op 2 om het document naar het
geheugen te scannen.
Opmerking
Wanneer u op 1 in stap 4 drukt, blijft het
document in de ADF totdat de machine is
gepolld. Wanneer u de ADF wilt gebruiken
vóórdat de gepollde transmissie
plaatsvindt, moet u Menu/Set, 2, 6
gebruiken om de taak te annuleren.
Wanneer u op 2 drukt in stap 4, wordt het
document in het geheugen van de
machine opgeslagen en kan vanaf een
andere faxmachine worden opgevraagd
totdat u de fax vanuit het geheugen wist
met behulp van de instelling voor het
Annuleren van een Taak. (Zie Een taak in
de wachtrij annuleren op pagina 3-8.)
6.Verzend Pollen
1.Doc 2.Geheugen
Het verzenden instellen
3 - 13
3
Verzend Pollen met
beveiligingscode instellen
Verzend pollen met beveiligingscode is een
manier om te voorkomen dat documenten in
verkeerde handen terechtkomen wanneer de
machine in de pollingwachtstand staat.
Opmerking
De partij die uw machine belt om te pollen,
betaalt voor het telefoontje.
Als u de faxmachine van derden belt om te
pollen, betaalt u het telefoontje.
1 Wanneer het lampje niet groen oplicht,
drukt u op (Fax).
2 Uw document laden
3 Druk op Menu/Set, 2, 2, 6.
4 Druk op of om Beveilig te
selecteren.
Druk op Menu/Set.
5 Toets een viercijferig nummer in.
Druk op Menu/Set.
Druk op 1 om het papieren document in
de ADF te laten wachten.
OF
druk op 2 om het document naar het
geheugen te scannen.
Opmerking
Wanneer u op 1 in stap 5 drukt, blijft het
document in de ADF totdat de machine is
gepolld. Wanneer u de ADF wilt gebruiken
vóórdat de gepollde transmissie
plaatsvindt, moet u eerst deze taak
annuleren.
Wanneer u op 2 drukt in stap 5, wordt het
document in het geheugen van de
machine opgeslagen en kan vanaf een
andere faxmachine worden opgevraagd
totdat u de fax vanuit het geheugen wist
met behulp van de instelling voor het
Annuleren van een Taak. (Zie Een taak in
de wachtrij annuleren op pagina 3-8.)
U kunt beveiligd pollen uitsluitend met een
andere FAX 1190L-faxmachine
gebruiken.
6.Verzend Pollen
1.Doc 2.Geheugen
4 - 1
4
Basishandelingen bij het ontvangen
De ontvangstmodus kiezen
Er zijn vier verschillende ontvangstmodi voor uw machine. Kies de stand die het beste aan uw
eisen voldoet.
De ontvangstmodus instellen
LCD-scherm Hoe dit werkt Wanneer te gebruiken
Alleen Fax
(automatisch ontvangen)
De machine beantwoordt elk
telefoontje automatisch alsof
het een faxbericht betreft.
Voor aparte faxlijnen.
Fax/Telefoon
(fax en telefoon)
(met een extern of tweede
toestel)
De machine beheert de lijn
en beantwoordt automatisch
elke oproep. Is de oproep
een fax, dan wordt de fax
ontvangen. Is de oproep
geen fax, dan krijgt u het
dubbele belsignaal om u te
laten weten dat u de oproep
moet beantwoorden.
Gebruik deze stand, als u talrijke faxberichten verwacht en
slechts weinig telefoontjes. U kunt geen antwoordapparaat
op dezelfde lijn gebruiken, zelfs niet als dit op een
afzonderlijk telefooncontact wordt aangesloten. In deze
stand kunt u de voicemail van uw telefoonbedrijf niet
gebruiken.
Telefoon/Beantw.
(met alleen een extern
telefonisch
antwoordapparaat)
Het externe telefonische
antwoordapparaat
(ANTW.APP.) beantwoordt
alle telefoontjes
automatisch.
Ingesproken berichten
worden op het externe
ANTW.APP. opgeslagen.
Als het een inkomend
faxbericht is, zal de machine
de fax ontvangen.
Gebruik deze stand als u een op uw machine aangesloten
antwoordapparaat wilt gebruiken.
De instelling extern ANTW.APP. werkt alleen met een
extern antwoordapparaat. Belvertraging werkt in deze
instelling niet.
Handmatig
(handmatig ontvangen)
(met een extern of tweede
toestel)
U beheert de telefoonlijn en
moet elk telefoontje zelf
beantwoorden.
Gebruik deze stand als u niet veel faxberichten ontvangt of
als u een computer op dezelfde lijn gebruikt.
Als u antwoordt en faxtonen hoort, moet u wachten tot de
machine het telefoontje overneemt, waarna u ophangt.
(Zie Fax waarnemen op pagina 4-3.)
De ontvangstmodus instellen
4 - 2
4
Uw ontvangstmodus kiezen of
wijzigen
1 Druk op Menu/Set, 0, 1.
2 Druk op of om Alleen Fax,
Fax/Telefoon, Telefoon/Beantw.
of Handmatig te selecteren.
Druk op Menu/Set.
3 Druk op Stop/Eindigen.
De belvertraging instellen
Deze functie bepaalt hoe vaak de bel van de
machine overgaat voordat de oproep wordt
beantwoord in de stand Alleen Fax of
Fax/Telefoon.
1 Wanneer het lampje niet groen oplicht,
drukt u op (Fax).
2 Druk op Menu/Set, 2, 1, 1.
3 Druk op of om te selecteren hoe
vaak de telefoon moet overgaan voordat
de machine opneemt (02-06).
Druk op Menu/Set.
4 Druk op Stop/Eindigen.
1.Ontvangstmodus
Huidige ontvangstmodus
Fax : Alleen fax
F/T : Fax/Tel
Ant : Extern ANTW.APP.
Hnd : Handmatig
1.Bel Vertraging
Hoofdstuk 4
4 - 3
De F/T-beltijd instellen
(alleen in Fax/Tel-modus)
Als u de Ontvangstmodus instelt op
Fax/Telefoon, dient u te specificeren hoe
lang de machine met een dubbele bel moet
overgaan om u te laten weten dat u een
telefoontje moet opnemen. (Als het een
inkomend faxbericht is, ontvangt de machine
de fax.)
Dit dubbel belsignaal hoort u na het eerste
signaal van het telefoonbedrijf. Alleen de bel
van de machine gaat over, de andere
toestellen op dezelfde lijn gaan met het
dubbele belsignaal over. U kunt het gesprek
echter aannemen op een toestel dat is
aangesloten op dezelfde lijn als de machine.
(Zie Uitsluitend voor de Fax/Tel-modus op
pagina A-1.)
1 Wanneer het lampje niet groen oplicht,
drukt u op (Fax).
2 Druk op Menu/Set, 2, 1, 2.
3 Druk op of om te selecteren hoe
lang de machine moet overgaan (20, 30,
40 of 70 seconden) om u op een
normaal telefoongesprek te attenderen.
Druk op Menu/Set.
4 Druk op Stop/Eindigen.
Opmerking
Zelfs als de beller tijdens het dubbele
belsignaal ophangt, zal de machine dit
signaal aanhouden voor het aantal ingestelde
seconden.
Fax waarnemen
Als u deze functie gebruikt, is het niet nodig
de Start of de ontvangstcode 51 in te
toetsen wanneer u de telefoon aanneemt en
faxtonen hoort. Als u Aan selecteert, kan de
machine faxberichten automatisch
ontvangen, zelfs als u de hoorn van een
tweede of extern toestel opneemt. Zodra u
Ontvangst op het LCD-scherm ziet of als u
scherpe piepjes door de hoorn van een
tweede toestel dat op een ander
wandcontact/telefoonstekker is aangesloten
hoort, kunt u de hoorn terugplaatsen en zal
uw machine de rest doen.
Opmerking
Als uw machine de faxoproep niet
overneemt wanneer u de hoorn van een
tweede of externe telefoon opneemt (of
omdat deze functie is ingesteld op Uit of
vanwege problemen met de
telefoonlijnen), moet u de machine
handmatig activeren. U kunt dit doen door
te drukken op Start op de machine.
OF
door te drukken op 51 als u niet in de
buurt van uw machine bent. (Zie Een
extern toestel aansluiten op pagina A-2.)
Als u faxen verzendt vanaf een computer
op dezelfde telefoonlijn en de machine
onderschept de faxen, dan moet u fax
waarnemen op Uit instellen.
1 Wanneer het lampje niet groen oplicht,
drukt u op (Fax).
2 Druk op Menu/Set, 2, 1, 3.
3 Druk op of om Aan (of Uit) te
selecteren.
Druk op Menu/Set.
4 Druk op Stop/Eindigen.
2.F/T Beltijd
3.Fax Waarnemen
De ontvangstmodus instellen
4 - 4
4
Een verkleinde afdruk van een
inkomend document maken
(automatische verkleining)
Als u Aan ? kiest, verkleint de machine
automatisch een binnenkomende fax zodat
deze op een pagina van het formaat Letter of
A4 past. De machine berekent het
verkleiningspercentage aan de hand van het
papierformaat van het document en uw
instelling voor papierformaat (Menu/Set, 1,
3).
1 Wanneer het lampje niet groen oplicht,
drukt u op (Fax).
2 Druk op Menu/Set, 2, 1, 5.
3 Gebruik of om Aan ? (of Uit ?) te
selecteren.
Druk op Menu/Set.
4 Druk op Stop/Eindigen.
Opmerking
Zet deze instelling aan, als u faxen
ontvangt die over twee pagina’s zijn
verdeeld. Als het document te lang is, kan
het echter zijn dat de machine op twee
pagina’s print.
Zet deze instelling aan wanneer de linker-
en rechtermarges zijn afgesneden.
Wanneer deze functie is ingesteld op
Aan ?, kunnen de faxen van A4-formaat
die u ontvangt iets kleiner lijken, ook al
drukt uw machine deze op A4-papier af.
De reden hiervoor is dat de machine de
Stations-ID van de verzendende machine
bovenaan de pagina moet printen.
Geavanceerde
ontvangsthandelingen
Een fax uit het geheugen
afdrukken
Als u fax opslaan hebt geselecteerd
(Menu/Set, 2, 5, 1), kunt u nog altijd een fax
uit het geheugen afdrukken als u zich bij uw
machine bevindt. (Zie Fax opslaan instellen
op pagina 6-1.)
1 Druk op Menu/Set, 2, 5, 3.
2 Druk op Start.
De printdichtheid instellen
U kunt de printdichtheid instellen en zo de
afgedrukte pagina’s lichter of donkerder
maken.
1 Wanneer het lampje niet groen oplicht,
drukt u op (Fax).
2 Druk op Menu/Set, 2, 1, 7.
3 Druk op om de afdruk donkerder te
maken.
OF
druk op om de afdruk lichter te
maken.
Druk op Menu/Set.
4 Druk op Stop/Eindigen.
5.Auto reductie
3.Print document
7.Printdichtheid
Hoofdstuk 4
4 - 5
Ontvangen in het geheugen
Zodra de papierlade leeg is tijdens het
ontvangen van een fax, verschijnt op het
scherm Papier nazien; plaats a.u.b.
papier in de papierlade (Zie Papier laden op
pagina 1-9.)
Wanneer Geheugen ontv. op dit
moment Aan is ...
De machine gaat door met het ontvangen van
de fax en de overige pagina(‘s) wordt/worden
in het geheugen opgeslagen, als er genoeg
geheugen beschikbaar is. Faxen die daarna
worden ontvangen, worden ook in het
geheugen opgeslagen totdat het geheugen
vol is, waarna verdere inkomende
faxoproepen niet automatisch worden
beantwoord. Om alle gegevens af te drukken,
doet u nieuw papier in de papierlade en drukt
u op Start.
Wanneer Geheugen ontv. op dit
moment Uit is ...
De machine gaat door met het ontvangen van
de fax en de overige pagina(‘s) wordt/worden
in het geheugen opgeslagen, als er genoeg
geheugen beschikbaar is. Verdere
faxoproepen worden pas weer automatisch
beantwoord nadat er nieuw papier in de
papierlade is geplaatst. Om de laatst
binnengekomen fax af te drukken, doet u
papier in de papierlade en drukt u vervolgens
op Start.
1 Wanneer het lampje niet groen oplicht,
drukt u op (Fax).
2 Druk op Menu/Set, 2, 1, 6.
3 Druk op of om Aan (of Uit) te
selecteren.
Druk op Menu/Set.
4 Druk op Stop/Eindigen.
Pollen
Pollen is het opvragen van faxberichten van
een andere faxmachine. U kunt uw machine
gebruiken om andere machines te 'pollen'.
Alle partijen die bij het pollen betrokken zijn,
dienen hun faxmachines zo in te stellen, dat
er gepolld kan worden.
Opmerking
Als u de faxmachine van derden belt om te
pollen, betaalt u het telefoontje.
Sommige faxmachines reageren niet op
de pollingfunctie.
Ontvang pollen instellen (standaard)
Ontvang pollen betekent dat u een andere
faxmachine belt om daar een fax op te
vragen.
1 Wanneer het lampje niet groen oplicht,
drukt u op (Fax).
2 Druk op Menu/Set, 2, 1, 8.
3 Druk op of om Stand. te
selecteren.
Druk op Menu/Set.
4 Toets het te pollen faxnummer in.
Druk op Start.
Op het LCD-scherm wordt Kiezen
weergegeven.
6.Geheugen ontv.
8.Ontvang Pollen
De ontvangstmodus instellen
4 - 6
4
Beveiligd pollen
Met beveiligd pollen kunt u voorkomen dat de
documenten en andere informatie in
verkeerde handen terechtkomen wanneer de
andere faxmachine in de pollingwachtstand
staat.
Ontvang pollen instellen (beveiligd)
Het is belangrijk dat u dezelfde
beveiligingscode gebruikt als de andere
partij.
1 Wanneer het lampje niet groen oplicht,
drukt u op (Fax).
2 Druk op Menu/Set, 2, 1, 8.
3 Druk op of om Beveilig te
selecteren.
Druk op Menu/Set.
4 Toets een viercijferige beveiligingscode
in.
Deze is dezelfde als de
beveiligingscode van de faxmachine die
u gaat pollen.
5 Druk op Menu/Set.
6 Toets het te pollen faxnummer in.
7 Druk op Start.
Op het LCD-scherm wordt Kiezen
weergegeven.
Opmerking
U kunt beveiligd pollen uitsluitend met een
andere FAX 1190L-faxmachine gebruiken.
Op de machine die uw documenten opvraagt,
moet de beveiligingscode worden ingevoerd.
Ontvang pollen instellen (timer)
U kunt de machine zo instellen, dat deze op
een later tijdstip met ontvang pollen begint.
1 Wanneer het lampje niet groen oplicht,
drukt u op (Fax).
2 Druk op Menu/Set, 2, 1, 8.
3 Druk op of om Tijdklok te
selecteren.
Druk op Menu/Set.
4 Voer in om hoe laat u het pollen wilt
starten (in 24-uursformaat).
Bijvoorbeeld, voor 09:45 PM voert u
21:45 in.
5 Druk op Menu/Set.
6 Toets het te pollen faxnummer in.
Druk op Start.
De faxmachine begint op het door u
ingevoerde tijdstip met het pollen.
Opmerking
U kunt slechts één uitgestelde pollingtaak
instellen.
8.Ontvang Pollen
8.Ontvang Pollen
Hoofdstuk 4
4 - 7
Opeenvolgend pollen
De machine kan in één bewerking
documenten van diverse andere
faxmachines opvragen. In stap 5 kunt u
meerdere bestemmingen invoeren. Daarna
wordt er een rapport opeenvolgend pollen
afgedrukt.
1 Wanneer het lampje niet groen oplicht,
drukt u op (Fax).
2 Druk op Menu/Set, 2, 1, 8.
3 Druk op of om Stand., Beveilig
of Tijdklok te kiezen.
Druk op Menu/Set wanneer de
gewenste instelling op het LCD-scherm
wordt weergegeven.
4 Als u Stand. hebt geselecteerd, gaat u
naar stap 5.
•Als u Beveilig hebt geselecteerd,
voert u een viercijferig nummer in en
drukt u op Menu/Set, waarna u
doorgaat naar stap 5.
•Als u Tijdklok hebt geselecteerd,
voert u in hoe laat met pollen moet
worden begonnen (in
24-uursformaat), waarna u op
Menu/Set drukt en doorgaat naar stap
5.
5 Voer de faxmachines in waarnaar u een
verzoek tot faxen wilt versturen met
behulp van ééntoetsnummers,
snelkiestoetsen, zoeken, een groep (Zie
Nummergroepen voor het
groepsverzenden instellen op pagina
5-3) of de kiestoetsen. Druk tussen elke
locatie op Menu/Set.
6 Druk op Start.
Elk nummer of elke groep wordt om de
beurt gekozen om de documenten op te
vragen.
Opmerking
Om de huidige pollingtaak te annuleren,
drukt u op Stop/Eindigen terwijl de
machine een nummer kiest.
Om alle opeenvolgende taken voor
ontvang pollen te annuleren, drukt u op
Menu/Set, 2, 6. (Zie Een taak in de
wachtrij annuleren op pagina 3-8.)
8.Ontvang Pollen
5 - 1
5
5
Nummers opslaan om
snel te kiezen
U kunt uw machine instellen om op de
volgende manieren snel te kiezen: met
ééntoetsnummers, snelkiesnummers en met
groepsnummers voor het groepsverzenden
van faxberichten. Wanneer u op een
snelkiestoets drukt, geeft het LCD-scherm de
naam (indien u deze hebt opgeslagen) of het
nummer weer.
Opmerking
De snelkiesnummers die in het geheugen zijn
opgeslagen, gaan niet verloren als de stroom
uitvalt.
ntoetsnummers opslaan
Uw machine heeft 10 ééntoetsnummers
waaronder u 20 fax- of telefoonnummers kunt
opslaan om ze automatisch te kiezen. Om
toegang te krijgen tot nummers 11 tot 20,
houdt u Shift ingedrukt, terwijl u op het
ééntoetsnummer drukt. Het LCD-scherm
geeft de naam (indien u deze hebt
opgeslagen) of het nummer weer.
1 Druk op Menu/Set, 2, 3, 1.
2 Druk op het ééntoetsnummer
waaronder u een nummer wilt opslaan.
3 Toets het telefoon- of faxnummer in
(max. 20 cijfers).
Druk op Menu/Set.
4 Gebruik de kiestoetsen om de naam in
te voeren (max. 15 tekens).
Druk op Menu/Set.
(Gebruik het schema op pagina B-10
om u te helpen bij het invoeren van de
letters)
OF
Druk op Menu/Set om het nummer
zonder een naam op te slaan.
5 Ga naar stap 2 om nog een
ééntoetsnummer op te slaan
OF
Druk op Stop/Eindigen.
Snelkiesnummers en kiesopties
1.Directkies
Hoofdstuk 5
5 - 2
Snelkiesnummers opslaan
U kunt snelkiesnummers opslaan, die dan
met een druk op slechts een paar toetsen
kunnen worden gekozen
( Zoeken/Snelkiezen, #, het
driecijferige nummer, en Start). Er kunnen
200 snelkiesnummers in de machine worden
opgeslagen.
1 Druk op Menu/Set, 2, 3, 2.
2 Voer met behulp van de kiestoetsen een
driecijferig locatienummer voor het
snelkiesnummer in (001-200)
(Druk bijvoorbeeld op 005.)
Druk op Menu/Set.
3 Toets het telefoon- of faxnummer in
(max. 20 cijfers).
Druk op Menu/Set.
4 Gebruik de kiestoetsen om de naam in
te voeren (max. 15 tekens).
Druk op Menu/Set.
(Gebruik het schema op pagina B-10
om u te helpen bij het invoeren van de
letters)
OF
Druk op Menu/Set om het nummer
zonder een naam op te slaan.
5 Ga naar stap 2 om nog een
snelkiesnummer op te slaan
OF
Druk op Stop/Eindigen.
Eéntoetsnummers en
snelkiesnummers wijzigen
Als u probeert een ééntoetsnummer of een
snelkiesnummer op te slaan op een locatie
waar reeds een nummer staat, verschijnt de
naam (of het opgeslagen nummer) op het
LCD-scherm en wordt u gevraagd of u deze
wilt wijzigen of de handeling wilt afsluiten.
1
Druk op 1 om het opgeslagen nummer
te wijzigen
OF
Druk op 2 om af te sluiten zonder
wijzigingen.
Opgeslagen nummer of naam wijzigen:
Als u een teken wilt wijzigen, drukt u
op of om de cursor onder het
betreffende teken te plaatsen en typt u
het nieuwe teken.
Als u het hele nummer of de hele
naam wilt wissen, drukt u op
Stop/Eindigen wanneer de
cursor onder het eerste cijfer of de
eerste letter staat. Alle tekens die
boven en rechts van de cursor staan,
worden nu verwijderd.
2 Toets een nieuw nummer in.
Druk op Menu/Set.
3 Volg de aanwijzingen vanaf stap 4 voor
het opslaan van ééntoetsnummers en
het opslaan van snelkiesnummers.
(Zie Eéntoetsnummers opslaan op
pagina 5-1 en Snelkiesnummers
opslaan op pagina 5-2.)
2.Snelkies
#005:MIKE
1.Wijzig 2.Stop
Snelkiesnummers en kiesopties
5 - 3
5
Nummergroepen voor het
groepsverzenden instellen
Groepen kunnen worden opgeslagen onder
een ééntoetsnummer of een
snelkiesnummer, waarmee u hetzelfde
faxbericht naar meerdere faxnummers kunt
verzenden. U drukt op het ééntoetsnummer
en Start of Zoeken/Snelkiezen, #,
de driecijferige locatie en Start. Eerst
moet elk faxnummer als een
ééntoetsnummer of snelkiesnummer worden
opgeslagen. Daarna kunt u deze nummers in
groepen combineren. Iedere groep gebruikt
een ééntoetsnummer of een
snelkiesnummer. U kunt maximaal acht
groepen hebben, of maximaal 219 nummers
voor één grote groep. (Zie Eéntoetsnummers
opslaan op pagina 5-1 en Snelkiesnummers
opslaan op pagina 5-2.)
1 Druk op Menu/Set, 2, 3, 3.
2 Besluit waar u de groep wilt opslaan.
EN
Druk op een ééntoetsnummer.
OF
Druk op Zoeken/Snelkiezen,
voer de driecijferige snelkieslocatie in,
en druk op Menu/Set.
(Druk bijvoorbeeld op ééntoetsnummer
2, of druk op
Zoeken/Snelkiezen 0 4 5 voor
snelkiesnummer 045.)
3 Toets het groepsnummer met de
kiestoetsen (1 tot 8) in.
Druk op Menu/Set.
(Druk bijvoorbeeld op 1 voor groep 1.)
4 Als u ééntoetsnummers of
snelkiesnummers in de groep wilt
opnemen, voert u deze als volgt in:
bv. voor ééntoetsnummer 4 drukt u op
ééntoetsnummer 4. Op het LCD-scherm
wordt 004 weergegeven. Voor
snelkiesnummer 09 drukt u op
Zoeken/Snelkiezen, en kiest u
vervolgens 0 0 9 met de kiestoetsen.
5 Druk op Menu/Set om de nummers voor
deze groep te accepteren.
6 Gebruik de kiestoetsen en het schema
op pagina B-10 om een naam voor de
groep in te voeren.
Druk op Menu/Set.
(Typ bijvoorbeeld NIEUWE KLANTEN).
7 Druk op Stop/Eindigen.
Opmerking
U kunt een lijst van alle ééntoetsnummers en
snelkiesnummers afdrukken.
Groepsnummers staan in de kolom GROEP.
(Zie Rapporten afdrukken op pagina 7-2.)
3.Groep instell.
Groep instel:G01
G01: 004#009
Hoofdstuk 5
5 - 4
Kiesopties
Toegangscodes en
creditcard-nummers
Soms is het voordeliger om een keuze te
maken uit verschillende serviceproviders
voor uw interlokale gesprekken. Tarieven
variëren, al naar gelang de tijd van de dag en
de bestemming. Om de lagere tarieven te
kunnen gebruiken, kunt u toegangscodes of
nummers van interlokale serviceproviders en
creditcards opslaan als ééntoetsnummers en
snelkiesnummers. U kunt deze lange
kiesreeksen opslaan door ze van elkaar te
scheiden en ze als aparte snelkiesnummers
in iedere combinatie in te stellen. U kunt zelfs
handmatig kiezen toepassen door de
kiestoetsen te gebruiken. (Zie
Eéntoetsnummers opslaan op pagina 5-1 en
Snelkiesnummers opslaan op pagina 5-2.)
Bijvoorbeeld, misschien hebt u ‘555’
opgeslagen onder ééntoetsnummer 1 en
‘7000’ onder ééntoetsnummer 2. Wanneer u
drukt op ééntoetsnummer 1,
ééntoetsnummer 2, en Start, kiest u
‘555-7000’.
Als u een nummer tijdelijk wilt wijzigen, kunt u
een deel van het nummer vervangen door
handmatig kiezen met de kiestoetsen.
Als u het nummer bijvoorbeeld wilt wijzigen in
555-7001 drukt u op ééntoetsnummer 1 en
vervolgens drukt u op 7001 met de
kiestoetsen.
Pauze
Druk op Herkies/Pauze om een pauze
van 3,5 seconden tussen de nummers in te
lassen. Als u internationaal belt, kunt u zo
vaak als nodig op Herkies/Pauze
drukken om de pauze langer te maken.
Toon of puls
Wanneer u een pulsservice hebt, maar
toonsignalen moet verzenden (bijvoorbeeld
voor telefonisch bankieren), dient u
onderstaande instructies te volgen. Wanneer
u een toetstoonservice hebt, hebt u deze
functie niet nodig voor het verzenden van
toonsignalen.
1 Neem de hoorn van het externe toestel
van de haak.
2 Druk op # op het bedieningspaneel van
uw machine. Alle cijfers die nu worden
ingetoetst, zullen toonsignalen
verzenden.
Wanneer u de hoorn op de haak legt,
keert de machine terug naar de
pulsservice.
6 - 1
6
6
Opties voor
afstandsbediening instellen
Opmerking
U kunt slechts één optie voor
afstandsbediening tegelijkertijd gebruiken:
Fax doorzenden—OF—Fax opslaan
—OF—Uit.
Als u de opties voor afstandsbediening
verandert en er zijn ontvangen faxen in
het geheugen van uw machine
opgeslagen, dan wordt er een melding op
het LCD-scherm weergegeven.
(Zie Opties voor afstandsbediening
wijzigen op pagina 6-2.)
Fax doorzenden instellen
Als u fax doorzenden selecteert, slaat uw
machine de ontvangen fax op in het
geheugen. Vervolgens zal de machine het
faxnummer dat u geprogrammeerd hebt,
kiezen en het faxbericht doorzenden.
1 Druk op Menu/Set, 2, 5, 1.
2 Druk op of om Fax Doorzenden
te selecteren.
Druk op Menu/Set.
U wordt gevraagd om het faxnummer in
te voeren waarnaar de faxen moeten
worden doorgestuurd.
3 Toets het nummer in (max. 20 cijfers).
Druk op Menu/Set.
4 Druk op of om
Backup Print:Aan of
Backup Print:Uit te selecteren.
.
Druk op Menu/Set.
Opmerking
Als u Backup Print:Aan selecteert, drukt
de machine de fax ook bij uw machine af
zodat u een kopie heeft. Dit is een
veiligheidsmaatregel, in geval van een
stroomstoring voordat de fax is doorgestuurd,
of in geval van problemen bij de ontvangende
machine. Deze machine kan faxberichten
max. 4 dagen opslaan, mocht er een
stroomstoring optreden.
5 Druk op Stop/Eindigen.
Fax opslaan instellen
Als u fax opslaan selecteert, slaat uw
machine de ontvangen fax op in het
geheugen. U kunt faxberichten op een
andere locatie ophalen met de functies voor
afstandsbediening.
1 Druk op Menu/Set, 2, 5, 1.
2 Druk op of om Fax Opslaan te
selecteren.
Druk op Menu/Set.
3 Druk op Stop/Eindigen.
Opmerking
Als u fax opslaan hebt ingesteld, wordt er
automatisch een reservekopie op de machine
afgedrukt.
Opties voor afstandsbediening
1.Drzenden/Opsln
Backup Print:Aan
1.Drzenden/Opsln
Hoofdstuk 6
6 - 2
Opties voor
afstandsbediening
uitschakelen
1 Druk op Menu/Set, 2, 5, 1.
2 Druk op of om Uit te selecteren.
Druk op Menu/Set.
3 Druk op Stop/Eindigen.
Opmerking
Als u de opties voor afstandsbediening op
Uit instelt en er zijn ontvangen faxen in het
geheugen van uw machine opgeslagen, dan
verschijnen er na stap 2 nog andere
meldingen op het LCD-scherm. (Zie Opties
voor afstandsbediening wijzigen.)
Opties voor
afstandsbediening wijzigen
Als er zich nog ontvangen faxen in het
geheugen van uw machine bevinden,
wanneer u de functie van de
afstandsbediening verandert, wordt u het
volgende gevraagd:
OF
Als u op 1 drukt, worden alle
niet-afgedrukte faxen gewist of afgedrukt
voordat de instelling wordt gewijzigd.
Als u op 2 drukt, worden de faxen in het
geheugen niet gewist of afgedrukt en blijft
de instelling ongewijzigd. Als er al een
reservekopie is afgedrukt, wordt deze niet
meer afgedrukt.
Als u op 1 drukt en Backup Print wordt
ingesteld op Aan, worden alle
niet-afgedrukte faxen gewist voordat de
instelling wordt gewijzigd. Als u op 1 drukt
en reserveafdruk wordt ingesteld op Uit,
worden alle niet-afgedrukte faxen naar uw
PC gestuurd voordat de instelling wordt
gewijzigd.
Als u op 2 drukt, worden de faxen in het
geheugen niet gewist of naar uw PC
overgebracht en blijft de instelling
ongewijzigd.
1.Drzenden/Opsln
Wis alle faxen ?
1.Ja 2.Nee
Tot. print fax?
1.Ja 2.Nee
Opties voor afstandsbediening
6 - 3
6
Uw toegangscode op afstand
instellen
De toegangscode op afstand biedt u toegang
tot de functies voor het opvragen op afstand
van uw berichten, wanneer u zich niet bij uw
machine bevindt. U moet eerst uw eigen code
instellen, pas dan kunt u vanaf een ander
toestel toegang tot de functies van uw eigen
machine krijgen. De standaardcode is een
inactieve code (--- ).
1 Druk op Menu/Set, 2, 5, 2.
2 Voer een code van 3 cijfers in met
behulp van de nummers 0-9, of #.
Druk op Menu/Set. (Het vooraf
ingestelde ‘ ’ kan niet worden
gewijzigd.)
Opmerking
Gebruik niet dezelfde code als uw
faxontvangstcode ( 51) of code voor het
aannemen van de telefoon (#51).
(Zie Werken met een tweede toestel op
pagina A-1.)
3 Druk op Stop/Eindigen.
Opmerking
U kunt uw code op elk gewenst moment
wijzigen door een nieuwe in te voeren. Als u
uw code wilt deactiveren, drukt u op
Stop/Eindigen in stap 2 om de inactieve
instelling weer te herstellen (--- ) en drukt u
op Menu/Set.
Afstandsbediening
U kunt uw machine bellen vanaf iedere
willekeurige toetstelefoon of faxmachine, om
vervolgens de toegangscode op afstand en
de opdrachten op afstand te gebruiken om
faxberichten op te vragen. Knip op de laatste
pagina de toegangscodes voor het opvragen
van uw faxberichten uit, en houd deze altijd
bij u.
Uw toegangscode op afstand
gebruiken
1 Kies op een toetstelefoon of op een
andere faxmachine uw faxnummer.
2 Zodra u de toon van uw machine hoort,
toetst u onmiddellijk uw toegangscode
op afstand in (3 cijfers gevolgd door ).
3 De machine geeft aan of een faxbericht
is ontvangen:
1 lange toon
— Faxberichten
Geen toon
Geen faxberichten
4 De machine geeft twee korte
geluidssignalen om aan te geven dat u
een opdracht moet invoeren. Als u na 30
seconden nog geen opdracht invoert,
wordt de verbinding verbroken. Als u
een ongeldige opdracht invoert, hoort u
drie piepjes.
5 Wanneer u klaar bent, drukt u op 9 0 om
de machine te resetten.
6 Hang op.
Opmerking
Als uw machine op Handmatig is ingesteld
en u de functies voor afstandsbediening wilt
gebruiken, kunt u toegang tot uw machine
krijgen door ca. 2 minuten te wachten na het
eerste belsignaal en vervolgens binnen 30
seconden de toegangscode op afstand in te
voeren.
2.Afst.bediening
Hoofdstuk 6
6 - 4
Opdrachten op afstand
U kunt uw machine vanaf een ander toestel bedienen met behulp van de onderstaande
opdrachten. Wanneer u de machine opbelt en uw toegangscode op afstand (3 cijfers gevolgd door
) invoert, hoort u twee korte piepjes om aan te geven dat u een opdracht moet invoeren.
Opdrachten op afstand Wat u moet doen
95 Wijzig de instellingen voor fax
doorzenden of fax opslaan
1 UIT U kunt Uit selecteren nadat u alle berichten hebt opgehaald of
gewist.
2 Fax doorzenden Als u één lange toon hoort, is de wijziging geaccepteerd. Als u
drie korte piepjes hoort, kunt u de instelling niet wijzigen omdat
er niet aan een van de voorwaarden is voldaan (er is
bijvoorbeeld geen nummer opgegeven waarnaar faxen moeten
worden doorgestuurd. Druk op 4 om het nummer voor fax
doorzenden te registreren. (Zie Het nummer wijzigen waarnaar
faxberichten worden doorgestuurd op pagina 6-5.) Nadat u het
nummer hebt geregistreerd, werkt de functie fax doorzenden.
4 Nummer voor fax doorzenden
6 Fax opslaan
96 Een fax opvragen
2 Alle faxen opvragen Toets het nummer in van de faxmachine waarop de
opgeslagen faxbericht(en) moet(en) worden ontvangen.
(Zie pagina 6-5.)
3 Faxen in het geheugen wissen Als u één lange toon hoort, zijn de faxberichten uit het
geheugen gewist.
97 De ontvangststatus
controleren
1 Fax U kunt controleren of uw machine faxberichten heeft
ontvangen. Als dat het geval is, hoort u één lange toon. Als er
geen berichten zijn ontvangen, hoort u drie korte piepjes.
98 De ontvangstmodus wijzigen
1 Extern ANTW.APP. Als u één lange toon hoort, is de wijziging geaccepteerd.
2 Fax/Tel
3 Alleen fax
90 Afsluiten Druk op 9 0 om de afstandsbediening af te sluiten. Wacht op
de lange toon en leg vervolgens de hoorn op de haak.
Opties voor afstandsbediening
6 - 5
6
Faxberichten opvragen
U kunt vanaf iedere toetstelefoon toegang
krijgen tot uw machine en uw faxberichten
naar een andere faxmachine laten sturen.
1 Kies het nummer van uw faxmachine.
2 Zodra u de toon van uw machine hoort,
toetst u onmiddellijk uw toegangscode
op afstand in (3 cijfers gevolgd door ).
Als u één lange toon hoort, zijn er
berichten voor u.
3 Zodra u twee korte piepjes hoort, toetst
u met de kiestoetsen 9 6 2 in.
4 Wacht op de lange toon en toets
vervolgens met de kiestoetsen het
nummer in van de faxmachine waar de
faxberichten naartoe moeten worden
gestuurd, gevolgd door ## (max. 20
cijfers).
Opmerking
U kunt en # niet als kiesnummers
gebruiken. U kunt # echter wel gebruiken om
een pauze in een nummer in te lassen.
5 Wanneer u klaar bent, drukt u op 9 0 om
de machine te resetten.
6 Wacht totdat u het piepje hoort en hang
op. Uw machine belt de andere
faxmachine en deze machine drukt uw
faxberichten af.
Het nummer wijzigen
waarnaar faxberichten
worden doorgestuurd
U kunt vanaf een andere telefoon of
faxmachine met toetsen de
standaardinstellingen voor het nummer voor
fax doorzenden wijzigen.
1 Kies het nummer van uw faxmachine.
2 Zodra u de toon van uw machine hoort,
toetst u onmiddellijk uw toegangscode
op afstand in (3 cijfers gevolgd door ).
Als u één lange toon hoort, zijn er
berichten voor u.
3 Zodra u twee korte piepjes hoort, toetst
u met de kiestoetsen 9 5 4 in.
4 Wacht op de lange toon en toets
vervolgens met de kiestoetsen het
nieuwe nummer in van de faxmachine
waar de faxberichten naartoe moeten
worden gestuurd, gevolgd door ##
(max. 20 cijfers).
Opmerking
U kunt en # niet als kiesnummers
gebruiken. U kunt # echter wel gebruiken om
een pauze in een nummer in te lassen.
5 Wanneer u klaar bent, drukt u op 9 0 om
de machine te resetten.
6 Wacht totdat u het piepje hoort en hang
op.
7 - 1
7
Faxinstellingen en
-activiteiten
U dient het verzendingsrapport en de
journaalperiode in te stellen via het menu.
Druk op Menu/Set, 2, 4, 1.
OF
druk op Menu/Set, 2, 4, 2.
Het verzendrapport
aanpassen
U kunt het verzendrapport gebruiken als
bewijs dat u een fax hebt verzonden. In dit
rapport staan de datum en de tijd waarop het
bericht werd verzonden, en wordt tevens
aangegeven of de transmissie geslaagd was
(OK). Als u Aan of Aan+Beeld selecteert,
wordt dit rapport afgedrukt voor elke fax die u
verzendt.
Als u veel faxen naar hetzelfde nummer
stuurt, hebt u waarschijnlijk meer nodig dan
alleen de taaknummers om te weten welke
faxen u opnieuw moet verzenden. Als u
Aan+Beeld of Uit+Beeld selecteert, wordt
in het rapport een deel van de eerste pagina
van het faxbericht afgedrukt om u te helpen
herinneren wat er in de fax stond.
Opmerking
Wanneer het controlerapport op Uit of
Uit+Beeld staat, wordt het rapport alleen
afgedrukt als er een fout is opgetreden tijdens
het verzenden en wordt in de RESULT-kolom
FOUT gezet.
1 Druk op Menu/Set, 2, 4, 1.
2 Druk op of om Aan, Aan+Beeld,
Uit or Uit+Beeld te selecteren.
Druk op Menu/Set.
3 Druk op Stop/Eindigen.
Rapporten afdrukken
1.Verzendrapp.
2.Journaal tijd
1.Verzendrapp.
Rapporten afdrukken
7 - 2
7
De journaalperiode instellen
U kunt de machine zodanig instellen, dat er
op vaste tijden een journaal wordt afgedrukt
(elke 50 faxen, elke 6, 12 of 24 uur, elke 2 of
7 dagen). Als u het interval op Uit zet, kunt u
het rapport afdrukken via de procedure in
Rapporten afdrukken.
De standaardinstelling is Na 50 faxen.
1 Druk op Menu/Set, 2, 4, 2.
2 Druk op of om een interval te kiezen.
Druk op Menu/Set.
(Als u 7 dagen kiest, wordt u gevraagd
aan te geven welke de eerste dag van
de 7-daagse periode moet zijn.)
3 Voer in 24-uursformaat het tijdstip in
waarop het journaal moet worden
afgedrukt.
Druk op Menu/Set.
(Bijvoorbeeld: voor 19:45 voert u 7:45
PM in.)
4 Druk op Stop/Eindigen.
Opmerking
Als u 6, 12, 24 uur of 2 of 7 dagen
selecteert, zal de machine het rapport op
het geselecteerde tijdstip afdrukken,
waarna alle taken uit het geheugen
worden gewist. Als het geheugen van de
machine vol is omdat er 200 taken in zitten
en de door u geselecteerde tijd nog niet
verstreken is, zal de machine het journaal
voortijdig afdrukken en alle taken uit het
geheugen wissen. Als u een extra rapport
wilt, voordat het tijd is om dit automatisch
af te drukken, kunt u er één afdrukken
zonder dat de taken uit het geheugen
worden gewist.
Als u Na 50 faxen selecteert, zal de
machine het journaal afdrukken als deze
50 taken heeft opgeslagen.
Rapporten afdrukken
De volgende rapporten zijn beschikbaar:
Een rapport afdrukken
1 Druk op Rapport.
2 Druk op of om het gewenste
rapport te selecteren.
Druk op Menu/Set.
OF
toets het nummer in van het rapport dat
u wilt afdrukken.
Druk bijvoorbeeld op 2 om de helplijst af
te drukken.
2.Journaal tijd
1.Verzendrapport
Drukt een verzendrapport af van uw
laatste transmissie.
2.Help
Drukt de helplijst af, zodat u in een
oogopslag kunt zien hoe u de machine
kunt programmeren.
3.Snel Kiezen
Een lijst van namen en nummers die zijn
opgeslagen in het geheugen voor
ééntoetsnummers en snelkiesnummers.
De nummers staan in numerieke
volgorde in de lijst.
4.Fax Journaal
In deze lijst staat informatie over de
laatste ontvangen en verzonden faxen.
(TX betekent verzonden.) (RX betekent
ontvangen.)
5.Gebruikersinst
Drukt een lijst met uw instellingen af.
8 - 1
8
De machine als een
kopieerapparaat
gebruiken
U kunt de machine als kopieerapparaat
gebruiken en maximaal 99 kopieën per keer
maken.
Kopieermodus instellen
Voordat u kopieën gaat maken, moet u
controleren of (Kopie) groen is.
Wanneer dit niet zo is, drukt u op
(Kopie) om de Kopie-modus te
selecteren. De standaardinstelling is
faxmodus. U kunt het aantal seconden of
minuten wijzigen waarin de machine in de
Kopie-modus staat. (Zie De Mode Timer
instellen op pagina 2-4.)
Het afdrukgebied van uw machine begint
circa 2 mm van de zijranden en 3 mm van de
boven- en onderrand van het papier.
Opmerking
Dit bedrukbare gedeelte dat hierboven is
afgebeeld, geldt voor een enkele kopie of een
1 in 1-kopie met A4-papier. Het bedrukbare
gedeelte verandert al naargelang het
papierformaat.
Eén kopie maken
1 Druk op (Kopie) zodat deze toets
groen oplicht.
2 Uw document laden.
(Zie Document laden op pagina 1-6.)
3 Druk op Start.
Kopiëren
Kopieerverhouding
Het LCD-scherm toont de
standaardkopieerinstelling
Kwaliteit
Aantal kopieën
2 mm
3 mm
Onbedrukbaar
gedeelte
Kopiëren
8 - 2
8
Meerdere kopieën maken
1 Druk op (Kopie) zodat deze toets
groen oplicht.
2 Uw document laden.
3 Voer met de kiestoetsen in hoeveel
kopieën u wilt maken (max. 99).
4 Druk op Start.
Opmerking
Druk op Opties en of om
Stapel/Sorteer te selecteren.
(Zie Kopieën sorteren bij gebruik van de ADF
op pagina 8-5.)
Kopiëren onderbreken
Druk op Stop/Eindigen om het kopiëren
te stoppen.
Tijdelijke kopieertoets
gebruiken
Als u de instellingen voor het kopiëren tijdelijk
voor de volgende kopie wilt wijzigen, kunt u
de toets Opties gebruiken. U kunt
verschillende combinaties gebruiken.
Opmerking
De machine keert terug naar de
standaardinstellingen 60 seconden na het
kopiëren, of wanneer de Mode Timer weer
overgaat op faxmodus. (Zie De Mode
Timer instellen op pagina 2-4.)
U kunt de instellingen voor kwaliteit en
contrast die u het vaakst gebruikt, opslaan
als standaardinstelling.
(Zie De standaardinstellingen voor het
kopiëren wijzigen op pagina 8-7.)
De optie-toets
Hoofdstuk 8
8 - 3
Tijdelijke kopieerinstellingen veranderen
Gebruik de Opties-toets als u snel volgende instellingen tijdelijk voor de volgende kopie wilt
instellen.
Opmerking
De fabrieksinstellingen staan vetgedrukt.
Als u de instellingen hebt geselecteerd door op Menu/Set te drukken, verschijnt op het
LCD-scherm Tijdelijk instel.
Druk op Start als u verder geen instellingen meer wilt selecteren.
Druk op Menuselecties Opties Pagina
Vergr./Verklein 50%/70%/78%/83%/
85%/91%/94%/97%/100%/
104%/141%/200%/
Custom(50-200%)/Auto
8-4
Kwaliteit Auto
Tekst
Foto
8-5
Stapel/Sorteer Stapelen
Sorteren
8-5
Contrast -+
-+
-+
-+
-+
8-5
Pagina layout Uit(1 Op 1)
2 op 1 P
2 op 1 L
4 op 1 P
4 op 1 L
8-6
selecteren selecteren
Kopiëren
8 - 4
8
De gekopieerde afbeelding vergroten
of verkleinen
U kunt de volgende vergrotings- of
verkleiningspercentages selecteren.
Auto berekent automatisch het
verkleiningspercentage voor het
papierformaat waarop de machine is
ingesteld (Menu/Set, 1, 3).
Met Custom(50-200%) kunt u een
percentage tussen 50% en 200% instellen.
1 Druk op (Kopie) zodat deze toets
groen oplicht.
2 Uw document laden.
3 Voer met de kiestoetsen in hoeveel
kopieën u wilt maken (max. 99).
4 Druk op Opties en of om
Vergr./Verklein te selecteren.
Druk op Menu/Set.
5 Druk op of om de gewenste
vergrotings- of verkleiningsverhouding
te selecteren.
Druk op Menu/Set.
OF
gebruik de kiestoetsen om een
vergrotings- of verkleiningspercentage
in te toetsen tussen 50% en 200%.
Druk op Menu/Set.
(Druk bijvoorbeeld op 5 3 om 53% in te
voeren.)
6 Druk op Start.
Opmerking
De speciale kopieeropties (2 op 1 P,
2 op 1 L, 4 op 1 P of 4 op 1 L) zijn niet
beschikbaar als u Vergroten/verkleinen
gebruikt.
Druk op
en of om
Vergr./Verklein
te selecteren
100%
104% EXELTR
141% A5A4
200%
Auto
Custom(50-200%)
50%
70% A4A5
78% LGLLTR
83% LGLA4
85% LTREXE
91% Full Page
94% A4LTR
97% LTRA4
Hoofdstuk 8
8 - 5
Kwaliteit
Hiermee stelt u de kopieerkwaliteit in. De
standaardinstelling is Auto.
1 Druk op (Kopie) zodat deze toets
groen oplicht.
2 Uw document laden.
3 Voer met de kiestoetsen in hoeveel
kopieën u wilt maken (max. 99).
4 Druk op Opties en of om
Kwaliteit te selecteren.
Druk op Menu/Set.
5 Druk op of om de gewenste
kopieerkwaliteit te selecteren (Auto,
Tekst of Foto).
Druk op Menu/Set.
6 Druk op Start.
Kopieën sorteren bij gebruik van de
ADF
U kunt meerdere kopieën sorteren.
De pagina’s worden gestapeld in de
volgorde (1, 2, 3), (1, 2, 3) enz.
1 Druk op (Kopie) zodat deze toets
groen oplicht.
2 Uw document laden.
3 Voer met de kiestoetsen in hoeveel
kopieën u wilt maken (max. 99).
4 Druk op Opties en of om
Stapel/Sorteer te selecteren.
Druk op Menu/Set.
5 Druk op of om Sorteren te
selecteren.
Druk op Menu/Set.
6 Druk op Start.
Contrast
U kunt het contrast afstellen om kopieën
donkerder of lichter te maken.
1 Druk op (Kopie) zodat deze toets
groen oplicht.
2 Uw document laden.
3 Voer met de kiestoetsen in hoeveel
kopieën u wilt maken (max. 99).
4 Druk op Opties en of om
Contrast te selecteren.
Druk op Menu/Set.
5 Druk op om het contrast te verhogen
OF
Druk op om het contrast te verlagen.
Druk op Menu/Set.
6 Druk op Start.
Auto Geschikt voor documenten die
zowel tekst als foto’s bevatten.
Tekst Geschikt voor documenten die
uitsluitend tekst bevatten.
Foto Geschikt voor het kopiëren
van foto’s.
3
2
1
3
2
1
Kopiëren
8 - 6
8
N in 1-kopieën maken
(pagina-indeling)
U kunt het aantal kopieën verlagen met de
functie N in 1-kopie. U kunt zo twee of vier
pagina’s op één vel kopiëren en daarmee
papier besparen.
Opmerking
Controleer of het papierformaat is
ingesteld op Letter of A4.
U kunt de optie N in 1-kopie alleen met het
kopieformaat op 100% gebruiken.
P betekent portret en L betekent
landschap.
1 Druk op (Kopie) zodat deze toets
groen oplicht.
2 Uw document laden.
3 Voer met de kiestoetsen in hoeveel
kopieën u wilt maken (max. 99).
4 Druk op Opties en of om
Pagina layout te selecteren.
Druk op Menu/Set.
5 Druk op of om 2 op 1 P,
2 op 1 L, 4 op 1 P of 4 op 1 L te
selecteren.
Druk op Menu/Set.
6 Druk op Start om het document te
scannen.
Plaats het document op de ADF met de
bedrukte zijde naar beneden zoals
hieronder aangegeven.
2 op 1 (P)
4 op 1 (P)
2 op 1 (L)
4 op 1 (L)
Hoofdstuk 8
8 - 7
De
standaardinstellingen
voor het kopiëren
wijzigen
U kunt de instellingen voor kwaliteit en
contrast die u het vaakst gebruikt, opslaan als
standaardinstelling. Deze instellingen blijven
van kracht, totdat u ze weer wijzigt.
Kwaliteit
1 Druk op Menu/Set, 3, 1.
2 Druk op of om Auto, Tekst of
Foto te selecteren.
Druk op Menu/Set.
3 Druk op Stop/Eindigen.
Contrast instellen
U kunt het contrast afstellen om kopieën
donkerder of lichter te maken.
1 Druk op Menu/Set, 3, 2.
2 Druk op om het contrast te verhogen.
OF
Druk op om het contrast te verlagen.
Druk op Menu/Set.
3 Druk op Stop/Eindigen.
De melding geheugen
vol
Wanneer het geheugen tijdens het kopiëren
volraakt, vermeldt het LCD-display wat u
verder moet doen.
Als de melding Geheugen vol wordt
weergegeven tijdens het scannen van een
volgende pagina, kunt u ofwel op Start
drukken om de gescande pagina's te
kopiëren, of op Stop/Eindigen drukken
om de handeling te annuleren.
Opmerking
Als u meer geheugen wilt vrijmaken, kunt u
fax opslaan uitschakelen
(Zie Opties voor afstandsbediening
uitschakelen op pagina 6-2.)
OF
de faxen printen die in het geheugen zijn
opgeslagen.
(Zie Een fax uit het geheugen afdrukken op
pagina 4-4.)
Wanneer u de melding Geheugen vol krijgt,
kunt u kopieën maken door eerst de in het
geheugen opgeslagen ontvangen
faxberichten af te drukken en het geheugen
voor 100 % beschikbaar te maken.
1.Kwaliteit
2.Contrast
9 - 1
9
9
IEC 60825-1 specificatie
Dit apparaat is een klasse I laserproduct, zoals
bepaald in IEC60825-1:2007 (EN60825-1:2007).
Het onderstaande etiket is bijgevoegd in de landen
waar dit noodzakelijk is.
Deze machine heeft een klasse 3B laserdiode die
onzichtbare laserstraling in de scannerunit straalt.
De scannerunit mag in geen geval worden
geopend.
Laserdiode
Golflengte: 770 - 810 nm
Vermogen: max. 5 mW
Lasercategorie: klasse 3B
Het apparaat loskoppelen
Installeer dit product in de nabijheid van een goed
bereikbaar stopcontact. In noodgevallen moet u
het netsnoer uit het stopcontact trekken om de
stroom volledig uit te schakelen.
Radiostoring
(alleen model 220-240V)
Dit product voldoet aan EN55022(publicatie
CISPR 22)/Klasse B. Wanneer u de machine op
een computer aansluit, controleren of u beschikt
over de volgende interfacekabels.
1.Een USB-kabel die niet langer is dan 2,0 meter.
2.Een afgeschermde parallelle interfacekabel met
getwiste aderparen als geleiders en de
markering “IEEE 1284 compatibel”. De kabel
mag niet langer zijn dan 2 meter.
Belangrijke informatie
VOORZICHTIG
Het gebruik van sturingen, aanpassingen of
toepassingen en procedures die afwijken van
deze uit deze handleiding kunnen gevaarlijke
blootstelling aan straling veroorzaken.
CLASS 1 LASER PRODUCT
APPAREIL À LASER DE CLASSE 1
LASER KLASSE 1 PRODUKT
Hoofdstuk 9
9 - 2
Belangrijke
veiligheidsinstructies
1 Lees alle instructies door.
2 Bewaar ze, zodat u ze later nog kunt
naslaan.
3 Volg alle waarschuwingen en instructies die
op het product worden aangegeven.
4 Haal de stekker van dit product uit het
stopcontact alvorens u de binnenkant van de
machine gaat reinigen. Gebruik geen
vloeibare reinigingsmiddelen of aërosols.
Gebruik een vochtige doek om het apparaat
schoon te maken.
5 Zet dit product niet op een onstabiel
oppervlak, stelling of tafel. Het apparaat kan
dan namelijk vallen, waardoor het ernstig
kan worden beschadigd.
6 Gleuven en openingen in de behuizing en de
achter- of onderkant zijn voor de ventilatie:
om zeker te zijn van de betrouwbare werking
van het apparaat en om het te beschermen
tegen oververhitting, mogen deze openingen
beslist niet afgesloten of afgedekt worden.
Deze openingen mogen ook nooit afgedekt
worden door het apparaat op een bed, een
bank, een kleed of op een soortgelijk
oppervlak te zetten. Zet het apparaat nooit in
de buurt van of boven een radiator of
verwarmingsapparatuur. Het apparaat mag
nooit in een kast worden ingebouwd, tenzij
voldoende ventilatie aanwezig is.
7 Dit apparaat moet worden aangesloten op
een spanningsbron zoals op het etiket staat
aangegeven. Als u niet zeker weet welke
soort stroom geleverd wordt, neem dan
contact op met uw leverancier of het
plaatselijke elektriciteitsbedrijf.
8 Dit apparaat is voorzien van een 3-draads
geaard snoer. Deze stekker past alleen in
een geaard stopcontact. Dit is een
veiligheidsmaatregel. Kan de stekker niet in
uw stopcontact worden gebruikt, raadpleeg
dan uw elektricien en vraag hem uw oude
stopcontact te vervangen. Het is absoluut
noodzakelijk dat een geaarde stekker en een
geaard stopcontact worden gebruikt.
9 Gebruik alleen het netsnoer dat is geleverd
bij de machine.
0 Plaats nooit iets op het netsnoer. Zet het
apparaat niet op een plaats waar mensen
over het snoer kunnen lopen.
A Zorg dat de opening voor ontvangen faxen
van de machine niet wordt geblokkeerd.
Plaats nooit een voorwerp in het pad van
inkomende faxberichten.
B Wacht totdat de machine de pagina’s heeft
uitgeworpen alvorens ze aan te raken.
C Trekt de stekker van dit product uit het
stopcontact en neem altijd contact op met
een bevoegde servicemonteur wanneer het
volgende zich voordoet:
Wanneer het netsnoer defect of uitgerafeld
is.
Wanneer vloeistof in het apparaat is
gemorst.
Wanneer het apparaat is blootgesteld aan
regen of water.
Wanneer het apparaat niet normaal
functioneert, ondanks het naleven van de
bedieningsinstructies. Alleen de
instellingen aanpassen die zijn
aangegeven in de bedieningshandleiding.
Een verkeerde afstelling van andere
functies kan leiden tot schade, wat vaak
een uitgebreid onderzoek vereist door een
erkende servicemonteur om het apparaat
weer naar behoren te laten werken.
Als het apparaat is gevallen of als de
behuizing is beschadigd.
Als het apparaat duidelijk anders gaat
presteren, waarbij reparatie nodig blijkt.
Belangrijke informatie
9 - 3
9
D Om uw apparaat te beveiligen tegen
stroompieken en -schommelingen adviseren
wij het gebruik van een
overstroombeveiliging.
E Om het risico van brand, stroomstoot of
lichamelijk letsel te reduceren, leest u
aandachtig volgende maatregelen:
Gebruik dit product niet in de buurt van
apparaten die water gebruiken, in een
natte kelder of in de buurt van een
zwembad.
Gebruik de telefoon van de machine nooit
bij onweer (er is kans op elektrocutie) of
om een gaslek te rapporteren wanneer het
apparaat in de buurt van het gaslek staat.
Gooi batterijen niet in het vuur. Ze kunnen
exploderen. Controleer de plaatselijk
gebruikelijke codes voor eventuele
speciale verwijderingsvoorschriften.
Handelsmerken
Windows en Microsoft zijn wettige gedeponeerde
handelsmerken van Microsoft in de V.S. en andere
landen.
Elk bedrijf wiens software in deze handleiding
wordt vermeld, heeft een
softwarelicentieovereenkomst die specifiek
bedoeld is voor de betreffende programma’s.
Alle andere merknamen en productnamen die
in deze gebruikershandleiding worden
gebruikt, zijn wettig gedeponeerde
handelsmerken van de desbetreffende
bedrijven.
10 - 1
10
Problemen oplossen
Foutmeldingen
Zoals met alle verfijnde kantoorproducten het geval is, kunnen er fouten optreden. In dergelijke
gevallen kan de machine het probleem doorgaans zelf identificeren en wordt een foutmelding
weergegeven. De onderstaande lijst geeft een overzicht van de meest voorkomende
foutmeldingen.
De meeste problemen kunt u zelf oplossen.
Problemen oplossen en
routineonderhoud
FOUTMELDINGEN
FOUTMELDING OORZAAK WAT TE DOEN
Achterkant open Het achterpaneel is niet goed gesloten. Sluit het achterpaneel van de machine.
Afgebroken De andere persoon of de faxmachine
van de andere persoon heeft het
gesprek beëindigd.
Probeer opnieuw te verzenden of te ontvangen.
Afkoelen
Ogenblik aub
De temperatuur van de drumeenheid of
de tonercartridge is te hoog. De
machine onderbreekt de huidige
printtaak en gaat in de afkoelingsstand.
Tijdens het afkoelen hoort u de
koelventilator draaien. Op het display
van de machine ziet u Afkoelen en
Ogenblik aub.
Het afkoelen duurt circa 20 minuten.
Communicatiefout
Er is een communicatiefout opgetreden
wegens slechte verbinding.
Probeer de fax opnieuw te verzenden of probeer de
machine op een andere telefoonlijn aan te sluiten. Als
het probleem nog niet is verholpen, belt u dan het
telefoonbedrijf en vraag of ze uw telefoonlijn willen
controleren.
Document nazien Het document is niet goed geplaatst of
het document dat via de ADF is
gescand, was te lang.
Zie Vastgelopen papier op pagina 10-4.
Zie De automatische documentinvoer (ADF)
gebruiken op pagina 1-6.
Drum bijna op
De drum is aan het einde van zijn
gebruiksduur.
Gebruik de drumeenheid tot u afdrukproblemen krijgt;
vervang deze vervolgens door een nieuw exemplaar.
Zie De drumeenheid vervangen op pagina 10-24.
Eenheid te Heet De fuser unit is te heet. Zet de machine uit en controleer de omgeving van de
machine. Als de machine op een plaats staat die te
heet of te koud is, proberen de ruimte af te koelen of
op te warmen door de airconditioning of verwarming
aan te zetten. Of zet de machine op een andere plaats.
Zet vervolgens de machine aan. (De machine kan
max. 4 dagen worden losgekoppeld, voordat de in het
geheugen opgeslagen faxberichten verloren gaan.)
Opwarmen Mislukt
De fuser unit is te koud.
Formaat nazien U gebruikt een verkeerd papierformaat. Plaats het correcte papierformaat (Letter of A4) en
druk vervolgens op Start.
Fout in drum De drumeenheid moet worden
schoongemaakt.
Zie De corona reinigen op pagina 10-21.
Problemen oplossen en routineonderhoud
10 - 2
10
Geen antw/Bezet
Het gebelde nummer antwoordt niet of
is bezet.
Controleer het nummer en probeer opnieuw.
Geen cartridge Het geheel van tonercartridge en
drumeenheid is niet geïnstalleerd of is
niet correct geïnstalleerd
Installeer opnieuw de tonercartridge.
Geen contact U hebt geprobeerd te pollen naar een
faxmachine die niet in de wachtstand
voor pollen staat.
Controleer of de andere faxmachine is ingesteld op
pollen.
Geheugen vol Het geheugen van de machine is vol. (Fax bezig met verzenden of kopiëren)
Druk op Start om de gescande pagina’s te
verzenden of te kopiëren
OF
druk op Stop/Eindigen en wacht tot de andere
processen zijn afgewerkt en probeer opnieuw
OF
wis de faxen in het geheugen. (Zie De melding
geheugen vol op pagina 8-7.)
(Bezig met printen)
Verminder de printresolutie.
OF
wis de faxen in het geheugen. (Zie De melding
geheugen vol op pagina 8-7.)
Zet de functie paginabescherming aan.
Kap Open Het frontdeksel is niet goed gesloten. Sluit het frontdeksel van de machine.
Machine te Heet De binnenkant van de machine is te
heet.
Luister naar de machine om te controleren of de
koelventilator draait.
Controleer of de ontluchtingsopeningen niet zijn
bedekt of geblokkeerd.
Als de ventilator draait en de ontluchtingsopeningen
vrij zijn, dient u de machine enkele minuten te laten
afkoelen voordat u deze opnieuw gebruikt.
Volg onderstaande suggesties op, als de ventilator
niet draait.
Zet de machine uit en vervolgens weer aan. Indien de
foutmelding blijft bestaan, schakel dan de machine
enkele minuten uit en probeer vervolgens opnieuw.
(De machine kan max. 4 dagen uitstaan, voordat de in
het geheugen opgeslagen faxberichten verloren gaan.)
Meer gegevens Er zitten nog afdrukgegevens in het
geheugen van de machine.
Hervat het printen vanaf uw computer.
Niet toegewezen U hebt geprobeerd een ééntoets- of
snelkiesnummer te gebruiken dat niet is
opgeslagen.
Stel het ééntoets- of snelkiesnummer in.
(Zie Eéntoetsnummers opslaan op pagina 5-1 en
Snelkiesnummers opslaan op pagina 5-2.)
Opstartprobleem
(Initialiseren)
Print onmogelijk
Scan onmogelijk
De machine heeft een mechanisch
probleem.
Zet de machine uit en vervolgens weer aan. Indien de
foutmelding blijft bestaan, schakel dan de machine
enkele minuten uit en probeer vervolgens opnieuw te
printen, kopiëren of scannen. (De machine kan max. 4
dagen uitstaan, voordat de in het geheugen
opgeslagen faxberichten verloren gaan.)
Pap.stor. achter
Het papier is vastgelopen aan de
achterkant van de machine.
(Zie Vastgelopen papier op pagina 10-5.)
FOUTMELDINGEN
FOUTMELDING OORZAAK WAT TE DOEN
Hoofdstuk 10
10 - 3
Pap.storing lade
Het papier is vastgelopen in de
papierlade van de machine.
(Zie Vastgelopen papier op pagina 10-5.)
Papier nazien De machine heeft geen papier meer of
het papier is niet goed in de papierlade
geplaatst.
Vul het papier in de papierlade aan, en druk
vervolgens op Start.
OF
Verwijder het papier en leg het opnieuw in de lade;
druk vervolgens op Start.
Papierstoring Het papier is vastgelopen in de
machine.
(Zie Vastgelopen papier op pagina 10-5.)
Toner opgebruikt
Het geheel van tonercartridge en
drumeenheid is niet correct
geïnstalleerd.
OF
de toner is op en de machine kan niet
meer printen.
Installeer het geheel van tonercartridge en
drumeenheid opnieuw.
OF
vervang de tonercartridge. (Zie De tonercartridge
vervangen op pagina 10-21.)
Vervang toner Als op het LCD-scherm
Vervang toner wordt weergegeven,
kunt u nog steeds printen, ook al is de
toner bijna leeg en informeert de
machine u dat de toner bijna vervangen
moet worden.
Bestel een nieuwe tonercartridge.
FOUTMELDINGEN
FOUTMELDING OORZAAK WAT TE DOEN
Problemen oplossen en routineonderhoud
10 - 4
10
Controleren of er in het geheugen van
de machine faxen staan
1 Druk op Menu/Set, 9, 0, 1.
2 Als op het LCD-scherm
Geen dataopslag wordt
weergegeven, bevinden er zich geen
faxberichten meer in het geheugen van
de machine
OF
als op het LCD-scherm
Geef faxnummer wordt weergegeven,
bevinden er zich faxberichten in het
geheugen van de machine.
Opmerking
U kunt het rapport faxjournaal naar een
andere machine doorzenden door te drukken
op Menu/Set, 9, 0, 2 in stap 1.
U kunt de faxen naar een andere
faxmachine versturen. Zie Faxen naar
een andere faxmachine doorzenden.
Faxen naar een andere faxmachine
doorzenden
Als u uw Stations-ID nog niet hebt ingesteld,
kunt u de modus fax doorzenden niet
gebruiken. (Zie De Stations-ID instellen op
pagina 2-2.)
1 Voer het faxnummer in van het apparaat
waarnaar de faxen moeten worden
verzonden.
2 Druk op Start.
Vastgelopen papier
Volg onderstaande stappen, als het papier is
vastgelopen.
Documenten kunnen vastlopen als deze niet
correct zijn geplaatst of ingevoerd, of als ze te
lang zijn. Volg onderstaande stappen om
vastgelopen papier te verwijderen.
1 Open het bedieningspaneel/deksel.
2 Trek het vastgelopen document
voorzichtig in de richting van de
voorzijde van de machine.
3 Sluit het bedieningspaneel/deksel.
Druk op Stop/Exit
Hoofdstuk 10
10 - 5
Vastgelopen papier
Om vastgelopen papier te verwijderen, volgt
u onderstaande stappen.
Papier is vastgelopen binnen de
machine
1 Trek de papierlade volledig uit de
machine.
2 Trek het vastgelopen papier uit de
opening voor de papierlade.
3 Open het frontdeksel.
4 Verwijder het geheel van drumeenheid
en tonercartridge. Het vastgelopen
papier kan worden verwijderd samen
met het geheel van tonercartridge en
drumeenheid, of het kan zijn dat
hierdoor het papier wordt vrijgegeven
zodat u het uit de drumeenheid of de
opening voor de papierlade kunt
trekken.
VOORZICHTIG
Wanneer u de machine pas hebt gebruikt,
zijn sommige onderdelen in de machine
erg heet. Wanneer u het frontdeksel of het
achterpaneel van de machine opent, mag
u nooit de onderdelen aanraken die in
onderstaande illustratie gearceerd zijn.
Problemen oplossen en routineonderhoud
10 - 6
10
5 Installeer het geheel van drumeenheid
en tonercartridge opnieuw in de
machine.
6 Sluit het frontdeksel.
7 Installeer de papierlade in de machine.
Het papier is vastgelopen aan de
achterkant van de machine
1 Open het frontdeksel.
2 Verwijder het geheel van drumeenheid
en tonercartridge.
3 Open het achterpaneel.
BELANGRIJK
Om te vermijden dat de machine wordt
beschadigd door statische elektriciteit,
mag u de elektroden (zie onderstaand
schema) niet aanraken.
Hoofdstuk 10
10 - 7
4 Trek het lipje naar u toe om de
bedekking van het kanaal aan de
achterkant te openen.
5 Trek het vastgelopen papier uit de fuser
unit. Als het vastgelopen papier niet
gemakkelijk kan worden verwijderd,
duwt u het blauwe lipje met één hand
naar beneden terwijl u het papier
voorzichtig eruit trekt met de andere
hand.
6 Sluit het achterpaneel.
7 Installeer het geheel van drumeenheid
en tonercartridge opnieuw in de
machine.
8 Sluit het frontdeksel.
Het papier is vastgelopen in het
geheel van drumeenheid en
tonercartridge
1 Open het frontdeksel.
2 Verwijder het geheel van drumeenheid
en tonercartridge.
3 Druk de vergrendeling links naar
beneden en trek de tonercartridge uit de
drumeenheid. Verwijder eventueel
vastgelopen papier in de drumeenheid.
Problemen oplossen en routineonderhoud
10 - 8
10
4 Schuif de tonercartridge terug in de
drumeenheid totdat hij vergrendeld
wordt. Als u de cartridge correct hebt
geplaatst, gaat de vergrendeling
automatisch omhoog.
5 Installeer het geheel van drumeenheid
en tonercartridge opnieuw in de
machine.
6 Sluit het frontdeksel.
Hoofdstuk 10
10 - 9
Als u problemen met uw machine hebt
Als u denkt dat uw faxen er niet goed uitzien, raden wij u aan om eerst een kopie te maken. Als
de kopie er goed uitziet, heeft het probleem waarschijnlijk niet met de machine te maken.
Controleer onderstaande tabel en volg de instructies.
PROBLEEM SUGGESTIES
Problemen met het afdrukken of ontvangen van faxen
Tekst te dicht op elkaar
Horizontale strepen
De bovenste en onderste delen
van zinnen ontbreken.
Ontbrekende lijnen
Meestal is dit te wijten aan een slechte telefoonlijn. Als de kopie er goed uitziet,
was de verbinding waarschijnlijk niet goed en was er statische ruis op de lijn.
Vraag de andere partij om de fax opnieuw te verzenden.
Slechte afdrukkwaliteit. Zie De afdrukkwaliteit verbeteren op pagina 10-13.
Verticale zwarte lijnen bij ontvangst Soms komen verticale strepen/zwarte lijnen voor op ontvangen faxen. Ofwel is de
primaire corona van uw machine vuil of de faxscanner van diegene die het bericht
verzendt, is vuil. Reinig uw primaire corona (Zie De corona reinigen op pagina
10-21). Wanneer het probleem bij de verzender kan liggen, vraagt u de andere
partij een kopie te maken. Probeer een fax van een andere faxmachine te
ontvangen. Als het probleem nog niet is verholpen, neem dan contact op met uw
verkoper of onderhoudsmonteur.
Ontvangen faxen zien eruit als
gesplitste of blanco pagina’s.
Wanneer de ontvangen faxen zijn opgesplitst en afgedrukt op twee pagina’s of
wanneer u een bijkomende blanco pagina krijgt, is het ingestelde papierformaat
misschien niet correct. (Zie Het papierformaat instellen op pagina 2-5.) Zorg
ervoor dat de menu-instelling automatisch verkleinen aanstaat. (Zie Een
verkleinde afdruk van een inkomend document maken (automatische verkleining)
op pagina 4-4.)
Telefoonlijn of -verbindingen
Het apparaat kan geen nummer
kiezen.
Controleer of er een kiestoon hoorbaar is. Verander de instelling Toon/Puls.
(Zie Toon of puls op pagina 5-4.) Controleer alle aangesloten snoeren. Controleer
of de stroom goed is aangesloten. Als er een extern toestel is aangesloten op de
machine, stuur dan handmatig een fax door de hoorn van het externe toestel op
te nemen en het nummer te kiezen. Wacht tot u de faxontvangsttonen hoort en
druk pas dan op Start.
De machine neemt niet op wanneer
ze gebeld wordt.
Controleer of de machine in de juiste ontvangstmodus staat voor uw instelling.
(Zie Basishandelingen bij het verzenden op pagina 3-4.) Controleer of er een
kiestoon hoorbaar is. Bel, indien mogelijk, uw machine om te horen wat er gebeurt.
Neemt uw faxmachine niet op, controleer dan de aansluiting van het
telefoonsnoer. Gaat de bel niet over wanneer u uw machine belt, vraag dan uw
telefoonbedrijf om de lijn te controleren.
Problemen oplossen en routineonderhoud
10 - 10
10
Faxen verzenden
Slechte verzendkwaliteit faxen Probeer de resolutie te wijzigen in Fijn of Superfijn. Maak een kopie om te
controleren of de scanner van uw machine goed werkt. Wanneer de kwaliteit van
de kopie niet goed is, dient u de scanner te reinigen. (Zie De scanner reinigen op
pagina 10-19.)
Op het verzendrapport staat
‘RESULT:NG’ of
‘RESULT:ERROR’.
Als u een bericht via PC FAX verzendt en op het Verzendingsrapport wordt
‘RESULT:NG’ aangegeven, dan beschikt uw machine waarschijnlijk niet meer
over geheugen. Maak meer geheugen beschikbaar door fax opslaan uit te
schakelen (Zie Opties voor afstandsbediening uitschakelen op pagina 6-2), door
faxen die in het geheugen zijn opgeslagen te printen (Zie Een fax uit het geheugen
afdrukken op pagina 4-4) of door uitgestelde faxen of pollingtaken te annuleren
(Zie Een fax wanneer actief annuleren op pagina 3-8). Als het probleem nog niet
is verholpen, vraagt u dan het telefoonbedrijf om uw telefoonlijn te controleren.
Als u vaak foutmeldingen ontvangt door eventuele storing op de telefoonlijn, kunt
u proberen de instelling compatibiliteit op Minimaal of Normaal te zetten. Als u
de Compatibiliteit wijzigt in Minimaal, is de functie voor foutencorrectie niet
beschikbaar.
Verticale zwarte lijnen bij het
verzenden.
Als de kopie die u hebt gemaakt hetzelfde probleem vertoont, dan is uw scanner
verontreinigd. (Zie De scanner reinigen op pagina 10-19.)
Inkomende telefoontjes behandelen
De machine registreert een
spraakverbinding als faxtonen.
Als de functie fax waarnemen is ingesteld op Aan, is uw machine gevoeliger voor
geluiden. Uw machine heeft misschien per ongeluk stemmen of muziek op de lijn
geïnterpreteerd als faxtonen en reageert dan met faxontvangsttonen. Deactiveer
de machine door op Stop/Eindigen te drukken. Vermijd dit probleem door
de functie fax waarnemen op Uit te zetten. (Zie Fax waarnemen op pagina 4-3.)
Een faxoproep naar de machine
overzetten.
Als u bij de machine hebt aangenomen, drukt u op Start en hangt u
onmiddellijk op. Als u vanaf een extern of tweede toestel hebt opgenomen, moet
u de faxontvangstcode intoetsen (standaardinstelling is ( 51). Hang op zodra uw
machine opneemt.
Speciale functies op een enkele
lijn.
Als u wisselgesprekken, wisselgesprekken en/of nummerweergave, voicemail,
een antwoordapparaat, een alarmsysteem of andere speciale diensten op een
enkele telefoonlijn met de gebruikt, dan kan dit problemen opleveren bij het
versturen of ontvangen van faxen.
Bijvoorbeeld: Als u zich abonneert op wisselgesprekken of bepaalde andere
speciale diensten, en het signaal hiervan op de lijn binnenkomt terwijl uw machine
een fax verzendt of ontvangt, kan dit signaal de faxen tijdelijk onderbreken of
verstoren. De functie voor foutencorrectie kan helpen om dit probleem te
corrigeren. Deze situatie heeft betrekking op de industrie van telefoonsystemen,
en komt veel voor bij apparaten die informatie verzenden en ontvangen over een
lijn waarop ook speciale functies worden gebruikt. Als het voor uw bedrijf van
essentieel belang is dat ook de kleinste onderbrekingen worden voorkomen, wordt
een afzonderlijke telefoonlijn zonder speciale functies aanbevolen.
Problemen met menu-instellingen
De machine piept wanneer u de
menu’s ontvangststand instellen en
verzenden instellen probeert te
openen.
Wanneer de fax -toets niet oplicht, drukt u op deze toets om de faxmodus aan
te zetten. Ontvangststand instellen (Menu/Set, 2, 1) en verzenden instellen
(Menu/Set, 2, 2) zijn alleen beschikbaar wanneer de machine in faxmodus is.
Problemen met de kopieerkwaliteit
Verticale strepen op de kopieën. Soms ziet u verticale strepen op uw kopieën. Dit betekent dat de scanner of de
primaire corona vuil is. Reinig beide onderdelen. (Zie
De scanner reinigen op
pagina 10-19, Het scannervenster reinigen op pagina 10-20 en De drumeenheid
reinigen op pagina 10-14.)
PROBLEEM SUGGESTIES
Hoofdstuk 10
10 - 11
Problemen met de printer
De machine print niet. Controleren of:
De machine is aangesloten en de stroomschakelaar op Aan staat.
(Zie de Handleiding voor snelle installatie op pagina 7.)
OF
de tonercartridge en drumeenheid correct zijn geïnstalleerd.
(Zie De drumeenheid vervangen op pagina 10-24.)
OF
de interfacekabel goed is aangesloten tussen de machine en de computer.
(Zie de installatiehandleiding.)
OF
de correcte printerdriver is geïnstalleerd en geselecteerd.
OF
controleer of het LCD-scherm een foutmelding weergeeft.
(Zie Foutmeldingen op pagina 10-1.)
OF
de machine online is. Klik op Start en vervolgens op Printers en faxapparaten.
Klik met de rechtermuisknop op ‘TYPE 1190’. Zorg dat “Printer offline
gebruiken” niet geselecteerd is.
De machine print onverwacht of
print heel slecht.
Zet de machine uit en vervolgens weer aan. Indien de foutmelding blijft bestaan,
schakel dan de machine enkele minuten uit en probeer vervolgens opnieuw. (De
machine kan max. 4 dagen uitstaan, voordat de in het geheugen opgeslagen
faxberichten verloren gaan.)
De machine print de eerste
pagina’s correct, maar dan
ontbreekt tekst op enkele pagina’s.
Uw computer herkent het signaal “buffer vol” van de machine niet. Zorg ervoor dat
u de interfacekabel correct aansluit. (Zie de installatiehandleiding.)
De machine kan geen volledige
pagina’s van een document
printen.
Geheugen vol bericht wordt
weergegeven.
Verlaag de printresolutie.
Maak uw document minder complex en probeer opnieuw. Verlaag de grafische
kwaliteit of verminder het aantal lettertypen in uw toepassing.
Zet de functie paginabescherming aan.
Mijn kop- en voetteksten worden op
het scherm weergegeven, maar
worden niet afgedrukt.
Uw machine kan 62 regels per pagina printen. De twee bovenste en onderste
regels vormen een kleine marge die buiten het afdrukbereik valt. Pas de boven-
en ondermarge voor uw document aan.
PROBLEEM SUGGESTIES
Problemen oplossen en routineonderhoud
10 - 12
10
Problemen met het papier
De machine voert geen papier in.
Het LCD-scherm toont
Papier nazien of de melding
vastgelopen papier.
Wanneer er geen papier is, plaatst u een nieuwe stapel papier in de papierlade.
Als er papier in de lade zit, moet u nagaan of het correct is geplaatst. Wanneer het
papier gekruld is, moet u het strekken. Soms moet u het papier uit de lade halen,
de stapel omdraaien en weer in de lade plaatsen. Plaats minder papier in de lade
en probeer opnieuw. Controleer of de papierlade voor handmatige invoer is
geselecteerd in de printerdriver.
Wanneer het LCD-scherm Papierstoring, Pap.stor. achter of
Pap.storing lade weergeeft en het probleem blijft bestaan, zie Vastgelopen
papier op pagina 10-5.
De machine voert geen papier in
vanuit de sleuf voor handmatige
invoer.
Schuif het papier goed in en voer vel per vel in. Controleer of de papierlade voor
handmatige invoer is geselecteerd in de printerdriver.
Hoe voer ik enveloppen in? U kunt enveloppen invoeren via de sleuf voor handmatige invoer. Uw toepassing
moet zo zijn ingesteld dat u het betreffende envelopformaat kunt printen. Dit stelt
u meestal in via het menu pagina-instelling of documentinstelling van uw software.
U dient het bij uw software meegeleverde handboek te raadplegen.
Welk papier kan ik gebruiken? U kunt normaal papier, gerecycleerd papier, enveloppen, transparanten en
etiketten gebruiken die geschikt zijn voor laserprinters. (Voor informatie over het
te gebruiken papier, zie Over papier op pagina 1-7.)
Hoe los ik problemen met
vastgelopen papier op?
Zie Vastgelopen papier op pagina 10-5.
Problemen met de afdrukkwaliteit
De afgedrukte pagina’s zijn
gekruld.
Dun of dik papier van lage kwaliteit, kan dit probleem veroorzaken. Controleer of
u het juiste papiertype hebt geselecteerd. (Zie Over papier op pagina 1-7.)
De afgedrukte pagina’s zijn
vlekkerig.
U hebt de verkeerde papiersoort ingesteld voor het papier dat u gebruikt—OF
het gebruikte papier is te dik of te gestructureerd.
De afdrukken zijn te licht. Als dit probleem zich voordoet tijdens het maken van kopieën of het afdrukken van
ontvangen faxen, zet dan de toner-bespaarstand uit in de menu-instelling van de
machine. (Zie Toner-bespaarstand op pagina 2-6.)
Zet de toner-bespaarstand uit in het tabblad geavanceerde instellingen van de
printerdriver.
PROBLEEM SUGGESTIES
Hoofdstuk 10
10 - 13
De afdrukkwaliteit verbeteren
Voorbeelden van slechte afdrukkwaliteit
Advies
Flauw
Controleer de omgeving van de machine. Factoren, zoals vochtigheid, hoge
temperatuur enz. kunnen deze storing veroorzaken. (Zie Een geschikte plaats
kiezen op pagina 1-2.)
Wanneer de hele pagina te licht is, kan de functie Toner besparen aan zijn. Zet
de modus Toner besparen uit in het tabblad Geavanceerd in de Eigenschappen
van de printerdriver
OF
als dit probleem zich voordoet tijdens het maken van kopieën of het afdrukken van
ontvangen faxen, zet dan de toner-bespaarstand uit in de menu-instelling van de
machine. (Zie Toner-bespaarstand op pagina 2-6.)
Reinig het scannervenster en de primaire corona in de drumeenheid. (Zie Het
scannervenster reinigen op pagina 10-20 en De corona reinigen op pagina 10-21.)
Als de afdrukkwaliteit niet is verbeterd, een nieuwe drumeenheid installeren.
(Zie De drumeenheid vervangen op pagina 10-24.)
Installeer een nieuwe tonercartridge. (Zie De tonercartridge vervangen op pagina
10-21.)
Grijze achtergrond
Controleer of het papier dat u gebruikt geschikt is voor de printer. (Zie Over papier
op pagina 1-7.)
Controleer de omgeving van de machine – hoge temperaturen en een hoge
vochtigheid kunnen leiden tot grijze achtergronden. (Zie Een geschikte plaats
kiezen op pagina 1-2.)
Installeer een nieuwe tonercartridge. (Zie De tonercartridge vervangen op pagina
10-21.)
Reinig de primaire corona van de drumeenheid. (Zie De corona reinigen op pagina
10-21.) Als de afdrukkwaliteit niet is verbeterd, een nieuwe drumeenheid
installeren. (Zie De drumeenheid vervangen op pagina 10-24.)
Beeldschaduw
Controleer of u geschikt papier gebruikt. Gestructureerd of erg dik papier kan dit
probleem veroorzaken. (Zie Over papier op pagina 1-7.)
Controleer of u het geschikte mediatype hebt gekozen in de printerdriver of in het
menu voor het instellen van de papiersoort. (Zie Het type papier instellen op
pagina 2-4.)
Installeer een nieuwe drumeenheid. (Zie De drumeenheid vervangen op pagina
10-24.)
Tonervlekken
Controleer of u geschikt papier gebruikt. Gestructureerd papier kan dit probleem
veroorzaken. (Zie Over papier op pagina 1-7.)
Reinig de primaire corona en de drumeenheid. (Zie De corona reinigen op pagina
10-21 en De drumeenheid reinigen op pagina 10-14.) Als de afdrukkwaliteit niet is
verbeterd, een nieuwe drumeenheid installeren. (Zie De drumeenheid vervangen
op pagina 10-24.)
Ongelijkmatige afdruk
Controleer of u geschikt papier gebruikt. (Zie Over papier op pagina 1-7.) Selecteer
Dik papier in de printerdriver of in het menu van de machine voor het instellen van
de papiersoort, of gebruik dunner papier. Controleer de omgeving van de machine.
Omgevingsfactoren zoals hoge vochtigheid kunnen ongelijkmatige afdrukken
veroorzaken. (Zie Een geschikte plaats kiezen op pagina 1-2.)
Reinig de primaire corona van de drumeenheid. (Zie De corona reinigen op pagina
10-21.) Als de afdrukkwaliteit niet is verbeterd, een nieuwe drumeenheid
installeren. (Zie De drumeenheid vervangen op pagina 10-24.)
Volledig zwart
Reinig de primaire corona van de drumeenheid. (Zie De corona reinigen op pagina
10-21.)
Als de afdrukkwaliteit niet is verbeterd, een nieuwe drumeenheid installeren.
(Zie De drumeenheid vervangen op pagina 10-24.)
ABCDEFGH
abcdefghijk
ABCD
abcde
01234
C
DE
F
d
ef
g
BC
b
c
d
2
3
ABCDEFGH
abcdefghijk
ABCD
abcde
01234
ABCDEFGH
abcdefghijk
ABCD
abcde
01234
Problemen oplossen en routineonderhoud
10 - 14
10
Witte vlekken in zwarte tekst en
grafische afbeeldingen, met
tussenruimten van 78,5 mm
tussenruimten
Zwarte vlekken met tussenruimten
van 78,5 mm
tussenruimten
De drumeenheid reinigen
Stof, stukjes papier, lijm enz. kunnen op het oppervlak van de lichtgevoelige drum
(OPC) blijven kleven en zwarte of witte vlekken veroorzaken op de afgedrukte
documenten.
Maak enkele kopieën van een leeg, wit vel papier. (Zie Meerdere kopieën maken
op pagina 8-2.)
Als u nog steeds vlekken ziet op de afgedrukte documenten na het maken van
meerdere kopieën, de drumeenheid als volgt reinigen:
1 Verwijder het geheel van drumeenheid en tonercartridge, en verwijder
vervolgens de tonercartridge uit de drumeenheid.
2 Plaats het afdrukvoorbeeld voor de drumeenheid, om de exacte plaats op de
drum van de slechte afdruk te bepalen.
3 Draai het zwarte wieltje van de drum terwijl u nauwkeurig het oppervlak van de
OPC-drum controleert.
Zorg ervoor dat u de OPC-drum niet met de vingers aanraakt.
4 Wanneer u de substantie op het drumoppervlak hebt gevonden die
overeenkomt met het afdrukvoorbeeld, het oppervlak van de OPC-drum
voorzichtig afvegen met een wattestaafje dat lichtelijk met isopropylalcohol is
bevochtigd.
Niet schrobben of vegen, omdat dit de drum zou kunnen beschadigen.
U mag de OPC-drum nooit reinigen met een scherp voorwerp, zoals een
balpen, omdat dit de drumeenheid permanent zou kunnen beschadigen.
Als de afdrukkwaliteit nog niet is verbeterd, dient u een nieuwe drumeenheid te
installeren. (Zie De drumeenheid vervangen op pagina 10-24.)
Voorbeelden van slechte afdrukkwaliteit
Advies
78.5 mm
78.5 mm
78.5 mm
78.5 mm
oppervlak OPC-drum
Hoofdstuk 10
10 - 15
Zwarte tonerresten op de pagina
Controleer of u geschikt papier gebruikt. (Zie Over papier op pagina 1-7.)
Wanneer u etiketten voor laserprinters gebruikt, kan de lijm van de vellen soms op
de OPC-drum blijven kleven. Reinig de drumeenheid. (Zie De drumeenheid
reinigen op pagina 10-14.)
Gebruik geen papier met klemmen of nietjes. Deze beschadigen immers het
drumoppervlak.
Wanneer de uitgepakte drumeenheid wordt blootgesteld aan direct zonlicht of
kunstlicht, kan de eenheid worden beschadigd.
De drumeenheid is misschien beschadigd. Installeer een nieuwe drumeenheid.
(Zie De drumeenheid vervangen op pagina 10-24).
Witte lijnen op de pagina
Controleer of u geschikt papier gebruikt. Gestructureerd of erg dik papier kan dit
probleem veroorzaken. (Zie Over papier op pagina 1-7.)
Controleer of u het geschikte mediatype hebt gekozen in de printerdriver of in het
menu voor het instellen van de papiersoort. (Zie Het type papier instellen op
pagina 2-4.)
Misschien verdwijnt het probleem vanzelf. Probeer verschillende afdrukken te
maken om dit probleem op te lossen, vooral wanneer de machine lange tijd niet is
gebruikt.
Het probleem kan worden opgelost door het scannervenster te reinigen met een
zachte doek. (Zie Het scannervenster reinigen op pagina 10-20.)
De drumeenheid is misschien beschadigd. Installeer een nieuwe drumeenheid.
(Zie De drumeenheid vervangen op pagina 10-24.)
Lijnen op de pagina
Reinig de primaire corona in de drumeenheid. (Zie De corona reinigen op pagina
10-21.)
Het probleem kan worden opgelost door het scannervenster te reinigen met een
zachte doek. (Zie Het scannervenster reinigen op pagina 10-20.)
De drumeenheid is misschien beschadigd. Installeer een nieuwe drumeenheid.
(Zie De drumeenheid vervangen op pagina 10-24.)
Verticale zwarte lijnen op het blad
De afgedrukte pagina’s hebben verticale
tonervlekken.
Reinig de primaire corona van de drumeenheid. (Zie De corona reinigen op pagina
10-21.)
Controleer of de primaire corona zich in de oorspronkelijke stand bevindt ().
De drumeenheid is misschien beschadigd. Installeer een nieuwe drumeenheid.
(Zie De drumeenheid vervangen op pagina 10-24.)
De tonercartridge is misschien beschadigd. Plaats een nieuwe tonercartridge.
(Zie De tonercartridge vervangen op pagina 10-21.) Controleer of er geen stukje
papier in de machine op het scannervenster zit.
De fixeereenheid is misschien beschadigd. Neem contact op met uw verkoper of
onderhoudsmonteur.
Witte verticale lijnen op de pagina
Het probleem kan worden opgelost door het scannervenster te reinigen met een
zachte doek. (Zie Het scannervenster reinigen op pagina 10-20.)
De tonercartridge is misschien beschadigd. Plaats een nieuwe tonercartridge.
(Zie De tonercartridge vervangen op pagina 10-21.)
Pagina schuin
Controleer of het papier of andere afdrukmedia goed in de papierlade zitten, en of
de geleiders niet te strak of te los tegen het papier liggen.
Stel de papiergeleiders correct in.
Als u de sleuf voor handmatige invoer gebruikt, zie Papier of andere media in de
sleuf voor handmatige invoer plaatsen op pagina 1-10.
Er zit teveel papier in de papierlade.
Controleer de papiersoort en -kwaliteit. (Zie Over papier op pagina 1-7.)
Voorbeelden van slechte afdrukkwaliteit
Advies
ABCDEFGH
abcdefghijk
ABCD
abcde
01234
ABCDEFGH
abcdefghijk
ABCD
abcde
01234
ABCDEFGH
abcdefghijk
ABCD
abcde
01234
ABCDEFGH
abcdefghijk
ABCD
abcde
01234
ABCDEFGH
abcdefghijk
ABCD
abcde
01234
A
B
C
D
E
F
G
H
a
b
c
d
e
f
g
h
i
j
k
A
B
C
D
ab
cd
e
01234
Problemen oplossen en routineonderhoud
10 - 16
10
Gekruld of gegolfd
Controleer de papiersoort en -kwaliteit. Door hoge temperaturen en een hoge
vochtigheid kan het papier gaan krullen.
Als u de machine niet vaak gebruikt, heeft het papier misschien te lang in de
papierlade gelegen. Draai de stapel papier in de papierlade om. Blader de stapel
papier ook door, en draai het papier 180° om in de papierlade.
Plooien of kreuken
Controleer of het papier correct is geladen.
Controleer de papiersoort en -kwaliteit. (Zie Over papier op pagina 1-7.)
Draai de de stapel papier in de lade om of draai het papier 180° om in de
invoerlade.
Voorbeelden van slechte afdrukkwaliteit
Advies
B DEFGH
abc efghijk
ACD
bcde
134
Hoofdstuk 10
10 - 17
Compatibiliteit
Als u problemen met het verzenden of
ontvangen van een fax hebt door mogelijke
storing op de telefoonlijn, raden wij u aan de
synchronisatie voor compatibiliteit aan te
passen om de modemsnelheid voor
faxhandelingen te verlagen.
1 Druk op Menu/Set, 2, 0, 1.
2 Druk op of om Minimaal of
Normaal of Hoog te selecteren.
Druk op Menu/Set.
3 Druk op Stop/Eindigen.
Opmerking
Minimaal verlaagt de modemsnelsheid
naar 9600 bps. Tenzij ruis op uw
telefoonlijn een vaak voorkomend
probleem is, kunt u er de voorkeur aan
geven het alleen te gebruiken wanneer
nodig.
Normaal stelt de modemsnelsheid in op
14400 bps.
Hoog stelt de modemsnelsheid in op
33600 bps.
Wanneer u de compatibiliteit verandert in
Minimaal, is de ECM-functie niet
beschikbaar.
De machine inpakken
en vervoeren
Wanneer u de machine transporteert, gebruik
dan het oorspronkelijke
verpakkingsmateriaal van de machine. Als u
de machine niet goed inpakt, kan uw garantie
vervallen.
1 Zet de machine uit.
2 Haal de stekker van de machine uit het
telefoonwandcontact.
3 Koppel alle kabels en het stroomsnoer
los van de machine.
4 Open het frontdeksel.
5 Verwijder het geheel van drumeenheid
en tonercartridge. Laat de
tonercartridge in de drumeenheid zitten.
6 Doe het geheel van drumeenheid en
tonercartridge in de plastic tas en sluit
de tas.
7 Sluit het frontdeksel.
Verwijder de ADF-uitvoerlade.
8 Verpak de machine in de plastic tas en
doe deze in de originele doos met het
originele verpakkingsmateriaal.
1.Compatibel
Problemen oplossen en routineonderhoud
10 - 18
10
9 Verpak het geheel van drumeenheid en
tonercartridge, het stroomsnoer, het
telefoonsnoer, de steunklep van de
ADF-uitvoerlade en het afdrukmateriaal
in de originele doos, zoals hieronder
aangegeven:
0 Sluit de doos en maak deze dicht met
verpakkingstape.
Routineonderhoud
De buitenkant van de machine
schoonmaken
1 Trek de papierlade volledig uit de
machine.
BELANGRIJK
De drumeenheid bevat toner, dus u moet
deze voorzichtig hanteren. Wanneer u
toner morst op uw handen of kleding, dient
u de vlekken onmiddellijk te verwijderen
met koud water.
BELANGRIJK
Gebruik neutrale
schoonmaakmiddelen. Schoonmaken
met vloeistoffen die vervliegen, zoals
verdunner of benzine, beschadigt de
buitenkant van de machine.
Gebruik geen schoonmaakmiddelen
die ammoniak bevatten.
Gebruik nooit isopropylalcohol om het
bedieningspaneel schoon te maken.
Het paneel kan barsten.
Hoofdstuk 10
10 - 19
2 Reinig de buitenkant van de machine
met een zachte doek om stof te
verwijderen.
3 Verwijder al het papier dat zich in de
papierlade bevindt.
4 Reinig de binnenkant van de papierlade
met een zachte doek om het stof te
verwijderen.
5 Laad het papier opnieuw en plaats de
papierlade in de machine.
De scanner reinigen
1 Zet de machine uit.
2 Til het bedieningspaneel/deksel op.
3 Bevochtig een kleine, schone, pluisvrije
doek met isopropylalcohol en verwijder
voorzichtig het vuil van de glasplaat en
de witte balk erboven.
4 Sluit het bedieningspaneel/deksel.
I
Bedieningspaneel/deksel
Witte balk
Glasplaat
Problemen oplossen en routineonderhoud
10 - 20
10
Het scannervenster reinigen
1 Zet de machine uit voordat u de
binnenkant van de machine
schoonmaakt.
Haal eerst het telefoonsnoer en
vervolgens de stekker uit het
stopcontact.
2 Open het frontdeksel en verwijder het
geheel van drumeenheid en
tonercartridge.
3 Reinig het scannervenster voorzichtig
met een schone, zachte, droge doek.
Gebruik nooit isopropylalcohol.
4 Installeer het geheel van drumeenheid
en tonercartridge opnieuw in de
machine.
5 Sluit het frontdeksel.
6 Steek eerst de stekker opnieuw in het
stopcontact, en sluit vervolgens het
telefoonsnoer aan.
Zet de machine aan.
BELANGRIJK
Gebruik geen isopropylalcohol om het
scannervenster te reinigen.
Raak het scannervenster niet aan met
uw vingers.
VOORZICHTIG
Wanneer u de machine pas hebt gebruikt,
zijn sommige onderdelen in de machine
erg HEET! Wanneer u het frontdeksel van
de machine opent, mag u nooit de
onderdelen aanraken die in onderstaande
illustratie gearceerd zijn.
BELANGRIJK
Om te vermijden dat de machine wordt
beschadigd door statische elektriciteit,
mag u de hieronder getoonde elektroden
niet aanraken.
Scannervenster
Hoofdstuk 10
10 - 21
De corona reinigen
Wij raden u aan het geheel van drumeenheid
en tonercartridge op een doek of een groot
stuk papier te plaatsen, opdat er geen toner
wordt gemorst.
1 Open het frontdeksel en verwijder het
geheel van drumeenheid en
tonercartridge.
2 Reinig de primaire corona in de
drumeenheid door het blauwe lipje een
paar keer van rechts naar links te
schuiven.
3 Zet het blauwe lipje in de oorspronkelijke
stand en vergrendel deze ().
4 Installeer het geheel van drumeenheid
en tonercartridge opnieuw in de
machine.
5 Sluit het frontdeksel.
De tonercartridge vervangen
De tonercartridge kan max. 2.500 pagina’s
printen. Wanneer de tonercartridge bijna leeg
is, geeft het LCD-scherm Vervang toner
weer. Het werkelijke aantal pagina’s hangt af
van het type document dat u meestal print
(bv. standaardbrief of gedetailleerde
grafische afbeeldingen).
Opmerking
Wij adviseren u een nieuwe tonercartridge
klaar te houden wanneer u de waarschuwing
Vervang toner ziet.
Gooi de gebruikte tonercartridge weg
conform de plaatselijk geldende
reglementeringen - niet samen met het
huishoudelijke afval. Dicht de tonercartridge
goed af, zodat er geen toner uit de cartridge
kan worden gemorst. Voor meer informatie
neemt u contact op met de lokale
afvalmaatschappij.
Wij adviseren u de machine en de
drumeenheid te reinigen telkens wanneer u
de tonercartridge vervangt. (Zie Het
scannervenster reinigen op pagina 10-20 en
De corona reinigen op pagina 10-21.)
BELANGRIJK
Als u het blauwe lipje niet in de
oorspronkelijke stand terugbrengt (),
kunnen er zwarte verticale strepen
voorkomen op de afgedrukte pagina’s.
Problemen oplossen en routineonderhoud
10 - 22
10
De tonercartridge vervangen
1 Open het frontdeksel en verwijder het
geheel van drumeenheid en
tonercartridge.
2 Druk de vergrendeling links naar
beneden en trek de tonercartridge uit de
drumeenheid.
3 Pak de nieuwe tonercartridge uit. Doe
de gebruikte tonercartridge in de
aluminium tas en gooi deze weg
conform de plaatselijk geldende
reglementeringen.
VOORZICHTIG
Wanneer u de machine pas hebt gebruikt,
zijn sommige onderdelen in de machine
erg HEET! Raak de onderdelen die in de
illustratie grijs zijn gekleurd nooit aan.
BELANGRIJK
Om te vermijden dat de machine wordt
beschadigd door statische elektriciteit,
mag u de hieronder getoonde elektroden
niet aanraken.
BELANGRIJK
Zet de drumeenheid op een doek of
een groot vel papier opdat er geen
toner wordt gemorst.
Wees voorzichtig bij het hanteren van
de tonercartridge. Wanneer u toner
morst op uw handen of kleding, dient u
de vlekken onmiddellijk te verwijderen
met koud water.
Hoofdstuk 10
10 - 23
4 Schud de tonercartridge vijf tot zes keer
voorzichtig heen en weer om de toner
gelijkmatig te verdelen in de cartridge.
5 Verwijder de bescherming.
6 Schuif de nieuwe tonercartridge in de
drumeenheid totdat deze op zijn plaats
klikt. Als u de cartridge correct hebt
geplaatst, gaat de vergrendeling
automatisch omhoog.
BELANGRIJK
Deze machine is ontworpen om te
werken met toner van een bepaalde
specificatie en levert optimale
prestaties indien gebruikt met onze
originele tonercartridges. Wij kunnen
deze optimale prestaties niet
garanderen indien toner of
tonercartridges van andere
specificaties worden gebruikt. Het
gebruik van cartridges anders dan
onze originele cartridges wordt
derhalve afgeraden op deze machine.
Indien de drumeenheid of een ander
deel van deze machine wordt
beschadigd als gevolg van het gebruik
van producten van andere fabrikanten,
dan kan het zijn dat enige reparaties
die nodig zijn als gevolg daarvan niet
door de garantie worden gedekt.
Pak de nieuwe tonercartridge uit net
voor u deze in de machine installeert.
Wanneer een tonercartridge te lang
zonder verpakking blijft, gaat de toner
minder lang mee.
Raak de onderdelen die in de
illustraties grijs zijn gekleurd niet aan.
Zo voorkomt u dat de afdrukkwaliteit
verslechtert.
Problemen oplossen en routineonderhoud
10 - 24
10
7 Reinig de primaire corona in de
drumeenheid door het blauwe lipje een
paar keer van rechts naar links te
schuiven. Zet het blauwe lipje terug in
de oorspronkelijke stand () voor u het
geheel van drumeenheid en
tonercartridge opnieuw installeert.
8 Installeer het geheel van drumeenheid
en tonercartridge in de machine.
9 Sluit het frontdeksel.
De drumeenheid vervangen
De machine gebruikt een drumeenheid om
afbeeldingen op papier te zetten. Wanneer
het LCD-scherm de melding
Drum bijna op weergeeft, is de
drumeenheid aan het einde van de
gebruiksduur en dient u een nieuwe aan te
schaffen.
Ook wanneer het LCD-scherm
Drum bijna op weergeeft, kunt u nog een
tijdje printen zonder de drumeenheid te
vervangen. Wanneer de afdrukkwaliteit
echter sterk achteruitgaat (ook voordat
Drum bijna op is weergegeven), dient u de
drumeenheid te vervangen. Wanneer u de
drumeenheid vervangt, dient u de machine te
reinigen. (Zie Het scannervenster reinigen op
pagina 10-20.)
Opmerking
De drumeenheid is een verbruiksartikel en
moet periodiek worden vervangen. Er zijn
talrijke factoren die de levensduur van de
drum kunnen beïnvloeden (temperatuur,
vochtigheid, papiersoort, hoeveelheid toner
voor het aantal pagina’s per printtaak). De
drum kan max. 12.000 pagina’s printen. De
hoeveelheid pagina’s die u werkelijk kunt
printen met uw drum, kan beduidend lager
liggen dan de aangegeven aantallen. We
kunnen niet alle factoren controleren die de
gebruiksduur van de drum bepalen. Daarom
kunnen we geen minimum aantal af te
drukken pagina’s garanderen.
BELANGRIJK
Wanneer u de drumeenheid verwijdert,
dient u voorzichtig te zijn. De drumeenheid
bevat immers toner. Wanneer u toner
morst op uw handen of kleding, dient u de
vlekken onmiddellijk te verwijderen met
koud water.
Hoofdstuk 10
10 - 25
1 Open het frontdeksel en verwijder het
geheel van drumeenheid en
tonercartridge.
2 Druk de vergrendeling links naar
beneden en trek de tonercartridge uit de
drumeenheid.
Opmerking
Gooi de gebruikte drumeenheid weg conform
de plaatselijk geldende reglementeringen –
niet samen met het huishoudelijke afval.
Dicht de drumeenheid goed af, zodat er geen
toner uit de eenheid kan worden gemorst.
Voor meer informatie neemt u contact op met
de lokale afvalmaatschappij.
3 Neem de nieuwe drumeenheid uit de
verpakking.
4 Installeer de tonercartridge in de nieuwe
drumeenheid totdat deze op zijn plaats
klikt. Als u de cartridge correct hebt
geplaatst, gaat de vergrendeling
automatisch omhoog.
VOORZICHTIG
Wanneer u de machine pas hebt gebruikt,
zijn sommige onderdelen in de machine
erg HEET! Wees dus voorzichtig.
BELANGRIJK
Om te vermijden dat de printer wordt
beschadigd door statische elektriciteit,
mag u de hieronder getoonde elektroden
nooit aanraken.
BELANGRIJK
Pak de nieuwe drumeenheid pas uit net
voor u deze gaat installeren. Plaats de
oude drumeenheid in de plastic tas.
Problemen oplossen en routineonderhoud
10 - 26
10
5 Installeer het geheel van drumeenheid
en tonercartridge opnieuw in de
machine.
6 Het frontdeksel niet sluiten.
7 Druk op Opties.
Om te bevestigen dat u een nieuwe
drumeenheid installeert, drukt u op 1.
8 Wanneer op het LCD-scherm
Geaccepteerd wordt weergegeven,
sluit u het frontdeksel.
Informatie over de
machine
Het serienummer controleren
U kunt het serienummer van de machine op
het LCD-scherm bekijken.
1 Drukt u op Menu/Set, 4, 1.
2 Druk op Stop/Eindigen.
De paginatellers controleren
U kunt de paginatellers bekijken voor
kopieën, afgedrukte pagina’s, rapporten,
lijsten of een totaal overzicht.
1 Drukt u op Menu/Set, 4, 2
2 Druk op of om Totaal, Kopie,
Print of
Lijst/Fax
te selecteren.
3 Druk op Stop/Eindigen.
BELANGRIJK
Wanneer u toner morst op uw handen of
kleding, dient u de vlekken onmiddellijk te
verwijderen met koud water.
Drum vervangen ?
1.Ja 2.Nee
1.Serienummer.
2.Paginateller
Totaal :XXXXXX
Kopie :XXXXXX
Print :XXXXXX
Lijst/Fax:XXXXXX
Hoofdstuk 10
10 - 27
De levensduur van de
drumeenheid controleren
U kunt de gebruiksduur van de drum op het
LCD-scherm bekijken.
1 Drukt u op Menu/Set, 4, 3
2 Druk op Stop/Eindigen.
3.Levensduur
Resterend:XXX%
A - 1
A
Geavanceerde
ontvangsthandelingen
Werken met een tweede
toestel
Als u een faxoproep aanneemt op een
tweede toestel of op een extern toestel dat
correct is aangesloten op de machine, kunt u
de oproep door uw machine laten aannemen
door de faxontvangstcode te gebruiken. Als u
de faxontvangstcode 51 intoetst, zal de fax
op de machine worden ontvangen.
Als u een telefoontje aanneemt en er
niemand aan het toestel is, betreft het
hoogstwaarschijnlijk een inkomende fax.
Druk op 51 en wacht op het tjirpende
geluid of totdat het LCD-scherm Ontvangst
weergeeft, pas dan mag u ophangen.
Opmerking
U kunt ook de functie faxen waarnemen
gebruiken om ervoor te zorgen dat uw
machine het telefoontje automatisch
aanneemt. (Zie Fax waarnemen op pagina
4-3.)
Uitsluitend voor de
Fax/Tel-modus
Als de machine in de stand Fax/Tel staat,
wordt het dubbele belsignaal gebruikt om aan
te geven dat het een normaal telefoontje
betreft.
Neem de hoorn van de externe telefoon van
de haak en druk op Telefoon/Intern om
de telefoon aan te nemen.
Als u zich bij een tweede of extern toestel
bevindt, moet u de hoorn tijdens het
overgaan van de dubbele bel opnemen en
tussen twee dubbele belsignalen in op #51
drukken. Als niemand aan het toestel is of
wanneer iemand u een fax wilt zenden, stuurt
u de oproep terug naar de machine door te
drukken op 51.
Een draadloze externe
telefoon gebruiken
Als het basisstation van de draadloze
telefoon is aangesloten (raadpleeg pagina
A-2) en u de draadloze hoorn van het toestel
meestal bij u hebt, is het eenvoudiger om de
oproepen tijdens de belvertraging te
beantwoorden.
Opmerking
Niet alle merken draadloze telefoons zijn
compatibel voor gebruik met uw machine.
Bijlage A
A - 2
De codes voor
afstandsbediening wijzigen
Voor activeren op afstand, moeten de codes
hiervoor geactiveerd worden. De
voorgeprogrammeerde faxontvangstcode is
51. De voorgeprogrammeerde code voor
het aannemen van de telefoon is #51. U kunt
deze desgewenst vervangen met uw eigen
codes.
1 Wanneer het lampje niet groen oplicht,
drukt u op (Fax).
2 Druk op Menu/Set, 2, 1, 4.
3 Druk op of om Aan (or Uit) te
selecteren.
Druk op Menu/Set.
4 Voer de nieuwe faxontvangstcode in.
Druk op Menu/Set.
5 Voer de nieuwe code voor het
aannemen van de telefoon in.
Druk op Menu/Set.
6 Druk op Stop/Eindigen.
Opmerking
Als de verbinding steeds wordt verbroken
wanneer u probeert om op afstand
toegang te krijgen tot uw extern
ANTW.APP., is het raadzaam om de
faxontvangstcode en de code voor het
aannemen van de telefoon in een andere
driecijferige code te veranderen, met
gebruik van de nummers 0-9, , #.
Het is mogelijk dat de codes voor
afstandsbediening met bepaalde
telefoonsystemen niet werken.
Een extern apparaat op
uw machine aansluiten
Een extern toestel aansluiten
U kunt een apart toestel op uw machine
aansluiten, zoals in onderstaande afbeelding.
Als u een tweede toestel of ANTW.APP. hebt
aangesloten, wordt op het LCD-scherm
weergegeven Telefoon.
Een extern antwoordapparaat
(ANTW.APP.) aansluiten
Volgorde
U wilt misschien een extern
antwoordapparaat aansluiten. Als u echter
een extern ANTW.APP. aansluit op dezelfde
telefoonlijn als de machine, worden alle
gesprekken beantwoord door het
ANTW.APP., en "luistert" de machine naar
faxtonen. Als er faxtonen klinken, neemt de
machine de oproep over en wordt de fax
ontvangen. Als hij geen faxtonen hoort, laat
de machine het uitgaande bericht continu
afspelen door het ANTW.APP., zodat degene
die u belt een bericht kan inspreken.
4.Code Op Afst.
Tweede
toestel
Extern
toestel
Bijlage A
A - 3
Het ANTW.APP. moet binnen vier
belsignalen antwoorden (de aanbevolen
instelling is twee belsignalen). De machine
kan de faxtonen pas opvangen, als het
ANTW.APP. de oproep heeft beantwoord;
met vier belsignalen blijven er slechts 8 tot 10
seconden van faxtonen over voor de
aansluitbevestiging. Volg de instructies in dit
handboek voor het opnemen van uw
uitgaand bericht nauwkeurig op. Wij raden af
om op uw extern antwoordapparaat de
functie bespaarstand te gebruiken, als het
meer dan vijf keer overgaat.
Opmerking
Als niet al uw faxen worden ontvangen, dient
u de instelling belvertraging op uw extern
ANTW.APP.te verlagen.
Als het ANTW.APP. een oproep
beantwoordt, wordt op het LCD-scherm
weergegeven Telefoon.
Aansluitingen
Het externe ANTW.APP. moet zijn
aangesloten zoals aangegeven in de vorige
afbeelding.
1 Stel uw ANTW.APP. in op één of twee
belsignalen. (De instelling voor de
belvertraging van de machine is niet van
toepassing.)
2 Het uitgaand bericht op uw extern
ANTW.APP. opnemen.
3 Activeer het ANTW.APP.
4 Stel de ontvangstmodus in op
Telefoon/Beantw..
(Zie De ontvangstmodus kiezen op
pagina 4-1.)
Een uitgaand bericht op uw
antwoordapparaat opnemen
Tijdsplanning is van essentieel belang
wanneer u dit bericht opneemt.
1 Neem 5 seconden stilte op aan het
begin van uw bericht. (Dit geeft uw
machine de gelegenheid om bij
automatische faxtransmissies de
faxtonen te horen voordat deze
stoppen.)
2 Wij adviseren u het bericht te beperken
tot 20 seconden.
Opmerking
Wij raden u aan om aan het begin van uw
uitgaand bericht eerst een stilte van 5
seconden op te nemen, omdat de machine
geen faxtonen kan horen over een
resonerende of luide stem. U kunt proberen
om deze pauze weg te laten, maar als uw
machine problemen heeft met de ontvangst,
dient u het uitgaand bericht opnieuw op te
nemen en deze pauze in te lassen.
Onjuiste configuratie
U mag geen ANTW.APP. op een andere
plaats op dezelfde telefoonlijn
aansluiten.
ANTW.APP.
ANTW.APP.
A - 4
Aansluiting op meerdere
lijnen (PBX)
De meeste kantoren gebruiken een centraal
telefoonsysteem. Hoewel het vaak relatief
eenvoudig is om de machine aan te sluiten op
een PBX-systeem (Private Branch
Exchange), raden wij u toch aan om contact
op te nemen met het bedrijf dat uw
telefoonsysteem heeft geïnstalleerd en hen
te vragen de machine voor u aan te sluiten.
Wij adviseren u de machine op een aparte lijn
aan te sluiten.
Als de machine moet worden aangesloten op
een systeem met meer lijnen, vraag uw
installateur dan om de machine op de laatste
lijn in het systeem aan te sluiten. Zo voorkomt
u dat het apparaat wordt geactiveerd telkens
wanneer er een telefoongesprek wordt
ontvangen.
Als u de machine installeert om met
een PBX te laten werken
1 Wij garanderen niet dat het apparaat
onder alle omstandigheden naar
behoren met PBX werkt. Neem bij
problemen in eerste instantie contact op
met het bedrijf dat uw centrale verzorgt.
2 Als alle inkomende telefoontjes door
een telefonist(e) worden beantwoord, is
het raadzaam de ontvangstmodus in te
stellen op Handmatig. Alle inkomende
telefoontjes worden dan in eerste
instantie als telefoongesprekken
beschouwd.
3 Controleer dat het type telefoonlijn is
ingesteld op PBX. (Zie Het type
telefoonlijn instellen op pagina 2-3.)
Speciale functies op uw
telefoonlijn
Als u functies zoals voicemail, wisselgesprek,
wisselgesprek/nummerweergave, BelMaster,
een antwoordapparaat, een alarmsysteem of
een andere speciale functie op één
telefoonlijn hebt, kan dit problemen
veroorzaken bij de werking van uw machine.
(Zie Speciale functies op een enkele lijn. op
pagina 10-10.)
B - 1
B
Programmeren op het
scherm
Uw machine is zodanig ontworpen dat zij
eenvoudig te gebruiken is voor
programmering op het LCD-scherm, met
behulp van de navigatietoetsen.
Programmeren op het scherm is uiterst
eenvoudig en helpt u alle functies van uw
machine optimaal te benutten.
Aangezien de programmering op het
LCD-scherm plaatsvindt, hebben wij stap
voor stap meldingen op het scherm
gecreëerd om u te helpen uw machine te
programmeren. U hoeft alleen de
aanwijzingen op te volgen die u door de
menuselecties en de programmeeropties
leiden.
Menutabel
De menutabel die begint op pagina B-3 helpt
u de menuselecties en -opties te begrijpen
die u vindt in de programma’s van de
machine. Als u eenmaal vertrouwd raakt met
programmeren, kunt u de menutabel als een
quick reference gebruiken wanneer u uw
instellingen wilt wijzigen.
Opmerking
U kunt instellingen maken door op de toets
Menu/Set te drukken en het betreffende
menunummer met behulp van de kiestoetsen
in te voeren.
Bijvoorbeeld om het volume van de
waarschuwingstoon in te stellen op Laag.
Druk op Menu/Set, 1, 4, 2 en of om
Laag te selecteren.
Druk op Menu/Set.
Opslag in geheugen
Bij een stroomstoring zullen de
menu-instellingen niet verloren gaan, omdat
deze permanent zijn opgeslagen. Tijdelijke
instellingen (zoals instellingen voor contrast,
de internationale modus, enz.) gaan wel
verloren. U zult waarschijnlijk ook de datum
en de tijd opnieuw moeten instellen.
Opmerking
Uw machine kan de datum en de tijd max. 4
dagen opslaan, mocht er een stroomstoring
optreden.
Bijlage B
B - 2
Navigatietoetsen
U kunt de programmeermodus openen door
op Menu/Set te drukken.
Wanneer u het menu hebt geopend, kunt u
het op het LCD-scherm doorbladeren.
Druk op 1 voor het algemene instelmenu
OF
druk op 2 voor het faxmenu
OF
druk op 3 voor het kopieermenu
Druk op 0 voor de voorbereidende instelling
U kunt sneller door ieder menuniveau
bladeren door op de betreffende pijl
(omhoog/omlaag) te drukken: of .
Selecteer een optie door op Menu/Set te
drukken, wanneer die optie op het
LCD-scherm verschijnt.
Het LCD-scherm geeft dan het volgende
menuniveau weer.
Druk op of om naar uw volgende
menuselectie te bladeren.
Druk op Menu/Set.
Nadat u een optie hebt ingesteld, wordt op
het LCD-scherm de melding Geaccepteerd
weergegeven.
Het menu openen
Naar volgend menuniveau
Optie accepteren
Door huidig menuniveau bladeren
Terug naar vorig of verder naar
volgend menuniveau
Menu afsluiten
1.Standaardinst.
2.Fax
3.Kopie
....
0.Stand.instel.
Bijlage B
B - 3
Hoofdmenu Submenu Menuselecties Opties Omschrijvingen Pagina
1.
Standaardinst.
1.
Tijdklokstand
5 Min.
2 Min.
1 Min
30 Sec.
0 Sec.
Uit
Hiermee kunt u de tijd
instellen om terug te keren
naar de faxmodus.
2-4
2. Papiersoort Dun
Normaal
Dik
Extra Dik
Transp.
gerecycl
Hiermee kunt u de
papiersoort in de
papierlade instellen.
2-4
3.
Papierformaat
A4
Letter
Executive
A5
A6
B5
B6
Hiermee kunt u het
papierformaat in de
papierlade instellen.
2-5
4. Volume 1. Belvolume Hoog
Half
Laag
Uit
Hiermee kunt u het
belvolume aanpassen.
2-5
2. Waarsch.
toon
Hoog
Half
Laag
Uit
Hiermee kunt u het
volume van het
geluidssignaal
aanpassen.
2-6
3. Luidspreker Hoog
Half
Laag
Uit
Hiermee kunt u het
volume van de luidspreker
aanpassen.
2-6
Opmerking
De fabrieksinstellingen staan vetgedrukt.
om af te sluitenKiezen & Instellen Kiezen & Instellen keuze
B - 4
1.
Standaardinst.
(Vervolg)
5. Aut.
zomertijd
Aan
Uit
De zomertijd wordt
automatisch ingesteld.
2-6
6.
Bespaarstand
1. Toner
sparen
Aan
Uit
Verlengt de gebruiksduur
van de tonercartridge.
2-6
2. Slaapstand (0-99) Bespaart stroom. 2-7
7. LCD
Contrast
Licht
Donker
Contrast van het
LCD-scherm afstellen.
2-7
8. Beveiliging 1. Beveiligd
geh.
Blokkeert de meeste
handelingen, behalve het
in het geheugen
ontvangen van faxen.
2-8
2. Instelslot Blokkeert de instellingen
voor datum & tijd,
Stations-ID, snelkiezen en
algemene instellingen.
2-10
2. Fax 1.
Ontvangstmenu
(uitsluitend in
faxmodus)
1. Bel
Vertraging
02-06(02) De belvertraging bepaalt
hoe vaak de telefoon
overgaat voordat de
machine opneemt in de
stand alleen fax of Fax/Tel.
4-2
2. F/T Beltijd 70 Sec.
40 Sec.
30 Sec.
20 Sec.
Instelling van het dubbele
belsignaal in de stand
Fax/Tel, om een normaal
telefoontje te signaleren.
4-3
3. Fax
Waarnemen
Aan
Uit
Met deze functie kunt u
faxberichten ontvangen
zonder te drukken op
Start.
4-3
4. Code Op
Afst.
Aan( 51, #51)
Uit
U kunt alle telefoontjes op
een tweede of een extern
toestel aannemen en
codes gebruiken om de
machine aan of uit te
zetten.
U kunt deze codes
aanpassen aan uw
persoonlijke wensen.
A-2
Hoofdmenu Submenu Menuselecties Opties Omschrijvingen Pagina
Opmerking
De fabrieksinstellingen staan vetgedrukt.
om af te sluitenKiezen & Instellen Kiezen & Instellen keuze
Bijlage B
B - 5
2. Fax
(Vervolg)
1.
Ontvangstmenu
(uitsluitend in
faxmodus)
(Vervolg)
5. Auto
reductie
Aan ?
Uit ?
Als deze functie is
geactiveerd, wordt een
inkomend faxbericht
verkleind afgedrukt.
4-4
6. Geheugen
ontv.
Aan
Uit
Hiermee worden alle
inkomende faxen
automatisch in het
geheugen opgeslagen, als
het papier op is.
4-5
7.
Printdichtheid
-+
-+
-+
-+
-+
Maakt afdrukken
donkerder of lichter.
4-4
8. Ontvang
Pollen
Stand.
Beveilig
Tijdklok
Hiermee stelt u uw machine
in om faxberichten van een
andere faxmachine op te
vragen (pollen).
4-5
2. Verzendmenu
(uitsluitend in
faxmodus)
1. Contrast Auto
Licht
Donker
Hiermee kunt u de faxen
die u verzendt lichter of
donkerder maken.
3-5
2.
Faxresolutie
Standaard
Fijn
Super Fijn
Foto
Hiermee kunt u de
standaardresolutie voor
uitgaande faxen instellen.
3-5
3. Tijdklok Het tijdstip waarop de
uitgestelde faxberichten
moeten worden
verzonden, in
24-uursformaat instellen.
3-11
4. Verzamelen Aan
Uit
Hiermee worden de
uitgestelde faxen
tegelijkertijd in één
transmissie naar hetzelfde
faxnummer verzonden.
3-11
5. Direct
Verzend
Uit
Aan
Volgende Fax:Aan
Volgende Fax:Uit
U kunt een fax verzenden
zonder het geheugen te
gebruiken.
3-6
6. Verzend
Pollen
Stand.
Beveilig
Hiermee kunt u het
document op uw machine
instellen, zodat een
andere faxmachine dit kan
opvragen.
3-12
Hoofdmenu Submenu Menuselecties Opties Omschrijvingen Pagina
Opmerking
De fabrieksinstellingen staan vetgedrukt.
om af te sluitenKiezen & Instellen Kiezen & Instellen keuze
B - 6
2. Fax
(Vervolg)
2. Verzendmenu
(uitsluitend in
faxmodus)
(Vervolg)
7. Voorblad
inst.
Uit
Aan
Volgende Fax:Aan
Volgende Fax:Uit
Print voorbeeld
Deze functie verzendt
automatisch een voorblad
dat u hebt
geprogrammeerd.
3-10
8. Voorblad
Opm.
U kunt uw eigen
opmerkingen op het
voorblad instellen.
3-9
9.
Internationaal
Aan
Uit
Als u problemen hebt met
het internationaal
verzenden van faxen, zet
dit dan op Aan.
3-10
3.
Kiesgeheugen
1. Directkies Hiermee kunt u
ééntoetsnummers
opslaan, zodat u kunt
kiezen door slechts op één
toets (en Start) te drukken.
5-1
2. Snelkies Hiermee kunt u
snelkiesnummers
opslaan, zodat u kunt
kiezen door slechts op een
paar toetsen (en Start) te
drukken.
5-2
3. Groep
instell.
Hiermee kunt u een
groepsnummer instellen
dat wordt gebruikt voor het
groepsverzenden.
5-3
4. Kies
rapport
1.
Verzendrapp.
Aan
Aan+Beeld
Uit
Uit+Beeld
Hier stelt u in wanneer het
verzendrapport en het
journaal worden
afgedrukt.
7-1
2. Journaal
tijd
Elke 7 dagen
Elke 2 dagen
Elke 24 uur
Elke 12 uur
Elke 6 uur
Na 50 faxen
Uit
7-2
Hoofdmenu Submenu Menuselecties Opties Omschrijvingen Pagina
Opmerking
De fabrieksinstellingen staan vetgedrukt.
om af te sluitenKiezen & Instellen Kiezen & Instellen keuze
Bijlage B
B - 7
2. Fax
(Vervolg)
5.
Afstandsopties
1.
Drzenden/Opsln
Uit
Fax Doorzenden
Fax Opslaan
Hiermee kunt u de
machine instellen om
faxberichten door te
zenden of binnenkomende
faxen in het geheugen op
te slaan (zodat u ze op
kunt opvragen wanneer u
niet bij uw machine bent).
6-1
(reserveafdruk) Als u Fax doorzenden
hebt geselecteerd, kunt u
voor de zekerheid
reserveafdruk activeren.
2. Afst.
bediening
--- U moet uw eigen code
instellen voor de
afstandsbediening.
6-3
3. Print
document
Hiermee worden
inkomende faxen die in
het geheugen zijn
opgeslagen, geprint.
4-4
6. Rest. jobs Hiermee kunt u
controleren welke taken er
in het geheugen zitten en
geselecteerde taken
annuleren.
3-8
0.
Diversen
1.
Compatibel
Hoog
Normaal
Minimaal
Synchronisatie voor
verzendproblemen
aanpassen.
10-17
3. Kopie 1. Kwaliteit Tekst
Auto
Foto
Selecteert de
kopieerresolutie voor uw
type document.
8-7
2. Contrast
-+
-+
-+
-+
-+
Hiermee kunt het contrast
voor de kopieën
aanpassen.
8-7
Hoofdmenu Submenu Menuselecties Opties Omschrijvingen Pagina
Opmerking
De fabrieksinstellingen staan vetgedrukt.
om af te sluitenKiezen & Instellen Kiezen & Instellen keuze
B - 8
4. Machine-info 1. Serienummer Voor het controleren van
het serienummer van uw
machine.
10-26
2. Paginateller Totaal
Kopie
Print
Lijst/Fax
Voor het controleren van
het totaal aantal pagina’s
dat de machine tijdens haar
levensduur heeft afgedrukt.
10-26
3.Levensduur U kunt nagaan hoe lang de
drum nog meegaat (in %).
10-27
0. Stand.
instel.
1.
Ontvangstmodus
Alleen Fax
Fax/Telefoon
Telefoon/Beantw.
Handmatig
U kunt de
ontvangstmodus kiezen
die het beste aan uw eisen
voldoet.
4-1
2. Datum/Tijd De datum en de tijd komen
op het LCD-scherm en op
de kopteksten van de
verzonden faxen te staan.
2-1
3. Stations-ID Fax:
Tel:
Naam:
Voer de naam en het
faxnummer in die op elke
faxpagina moeten worden
afgedrukt.
2-2
4. Toon/Puls Toon
Puls
Selecteert de kiesmodus. 2-1
5. Tel lijn
inst
Normaal
PBX
ISDN
Selecteer het type
telefoonlijn.
2-3
Hoofdmenu Submenu Menuselecties Opties Omschrijvingen Pagina
Opmerking
De fabrieksinstellingen staan vetgedrukt.
om af te sluitenKiezen & Instellen Kiezen & Instellen keuze
Bijlage B
B - 9
0. Stand.
instel.
(Vervolg)
6. Country UK/Germany/
France/Italy/
Spain/
Netherlands/
Belgium/
Portugal/
Switzerland/
Sweden/
Denmark/
Norway/
Finland/
Hungary/
Turkey/
South Africa/
Israel/
General1/
General2
Selecteer het land.
0. Local
Language
English /
Français/
Deutsch/
Italiano/
Español/
Português/
Nederlands/
Dansk/Norsk/
Svenska/
Suomi/POLSKI/
Magyar/Cesky
Selecteer de taal.
Hoofdmenu Submenu Menuselecties Opties Omschrijvingen Pagina
Opmerking
De fabrieksinstellingen staan vetgedrukt.
om af te sluitenKiezen & Instellen Kiezen & Instellen keuze
B - 10
Tekst invoeren
Bij het instellen van bepaalde menuselecties,
zoals de Stations-ID, moet u wellicht tekst in
de machine invoeren. Op de meeste
cijfertoetsen staan drie of vier letters. Boven
de toetsen 0, # en staan geen letters,
omdat deze toetsen voor speciale tekens
gebruikt worden.
Door meerdere malen op de desbetreffende
cijfertoets te drukken, kunt u het gewenste
teken kiezen.
Spaties invoeren
Als u een spatie in het faxnummer wilt
invoegen, drukt u één keer op tussen de
cijfers. Om een spatie in de naam in te
voegen, twee keer drukken op tussen de
tekens.
Corrigeren
Als u een letter fout ingevoerd hebt en deze
wilt corrigeren, druk dan op om de cursor
onder het fout ingevoerde teken te zetten.
Druk vervolgens op Stop/Eindigen. Alle
letters die boven en rechts van de cursor
staan, worden nu verwijderd. U kunt nu het
juiste teken invoeren. U kunt ook teruggaan
en foutieve letters overtypen.
Letters herhalen
Als u een teken wilt invoeren dat op dezelfde
toets als het vorige teken staat, dan drukt u
op om de cursor een plaats verder te
zetten en drukt u daarna opnieuw op de toets.
Speciale tekens en symbolen
Druk op , # of 0, en druk vervolgens op
of om de cursor onder het gewenste teken
of symbool te zetten. Druk vervolgens op
Menu/Set om het te selecteren.
Druk
op
toets
1 X 2 X 3 X 4 X
2 ABC2
3 DEF3
4 GH I 4
5 JKL5
6 MNO6
7 PQRS
8 TUV8
9 WXYZ
Druk op voor (spatie) ! " # $ % & ’ ( )
+ , - . /
Druk op # voor : ; < = > ? @ [ ] ^ _
Druk op 0 voor Ä Ë Ö Ü À Ç È É 0
V - 1
V
Verklarende woordenlijst
ADF (automatische documentinvoer)
Het document kan in de ADF worden
geplaatst, waarbij iedere pagina om
beurten automatisch wordt gescand.
Afstandsbediening
De mogelijkheid om via een toetstelefoon
toegang krijgen tot uw machine.
ANTW.APP. (antwoordapparaat)
U kunt een extern ANTW.APP. op uw
machine aansluiten.
Autom. verkleinen
Als deze functie is geactiveerd, wordt een
inkomend faxbericht verkleind afgedrukt.
Automatisch een fax verzenden
Een fax verzenden zonder de hoorn van
een externe telefoon op te nemen.
Automatisch opnieuw kiezen
Een functie waarmee uw machine het
laatste faxnummer na vijf minuten
opnieuw kan kiezen, als de fax niet kon
worden verzonden omdat de lijn bezet
was.
Belvertraging
Het aantal keren dat de bel overgaat,
voordat de machine de oproep
beantwoordt in de stand Alleen Fax en
Fax/Telefoon.
Belvolume
Instelling van het volume van het
belsignaal van de machine.
Code voor het aannemen van de
telefoon (alleen in de stand Fax/Tel)
Als de machine een telefoongesprek
aanneemt, hoort u het dubbele belsignaal.
U kunt dan de hoorn van een tweede
toestel opnemen en deze code intoetsen
(# 5 1).
Coderingsmethode
Methode voor het coderen van de
informatie in een document. Alle
faxmachines dienen de minimum
standaard Modified Huffman (MH) te
gebruiken. Uw machine is uitgerust met
betere compressiemethodes, Modified
Read (MR), Modified Modified Read
(MMR) en JBIG, die werken als de
ontvangende machine over dezelfde
mogelijkheden beschikt.
Communicatiefout (of comm. fout)
Een fout tijdens het verzenden of
ontvangen van een fax, meestal
veroorzaakt door ruis of statische
elektriciteit op de lijn.
Compatibiliteitsgroep
De mogelijkheid van een faxapparaat om
met een ander faxapparaat te
communiceren. Tussen de ITU-T-groepen
is compatibiliteit verzekerd.
Contrast
Instelling om te compenseren voor
donkere of lichte documenten. Faxen of
kopieën van donkere documenten worden
lichter en omgekeerd.
Direct verzenden
Als het geheugen vol is, kunt u faxen
onmiddellijk verzenden.
ECM (modus foutencorrectie)
Deze functie controleert tijdens een
faxtransmissie of er fouten optreden en
verzendt de pagina’s met fouten opnieuw.
Eéntoetsnummer
Toetsen op de machine waarin u
telefoonnummers kunt opslaan voor het
snelkiezen.
U kunt een tweede nummer op iedere
toets programmeren door de toets
Shift samen met het
ééntoetsnummer ingedrukt te houden.
V - 2
Extern toestel
Een ANTW.APP. (antwoordapparaat) of
telefoon die op uw machine is
aangesloten.
F/T-beltijd
Het aantal keren dat de machine overgaat
om u te waarschuwen dat u een normaal
telefoongesprek moet beantwoorden
(wanneer de ontvangstmodus op Fax/Tel
staat).
Fax doorzenden
Met deze functie wordt een ontvangen fax,
die in het geheugen is opgeslagen,
doorgestuurd naar een ander vooraf
geprogrammeerd nummer.
Fax opslaan
U kunt ontvangen faxen in het geheugen
opslaan.
Fax waarnemen
Deze functie zorgt ervoor dat uw machine
toch op faxtonen reageert, als u de
telefoon aanneemt en het een faxoproep
blijkt te zijn.
Fax/Tel
In deze stand kunt u faxen en telefoontjes
ontvangen. Gebruik deze stand niet, als u
een antwoordapparaat (ANTW.APP.)
hebt aangesloten.
Faxjournaal
In het journaal staat informatie over de
laatste 200 faxberichten die zijn
ontvangen en verzonden. TX betekent
verzonden. RX betekent ontvangen.
Faxontvangstcode
Toets deze code in ( 5 1) wanneer u
een faxoproep aanneemt op een tweede
of extern toestel.
Faxtonen
De speciale tonen (geluidssignalen) die
een faxmachine tijdens automatische
transmissies uitzendt om de ontvangende
machine te laten weten dat het een
faxtransmissie betreft.
Faxtonen
De tonen die tijdens het verzenden en
ontvangen van faxen door de
faxmachines worden uitgezonden.
Fijne resolutie
Resolutie is 203 x 196 dpi. Wordt gebruikt
voor afdrukken met kleine lettertjes en
diagrammen.
Fotoresolutie
Een resolutie die verschillende grijstinten
gebruikt, zodat foto's optimaal worden
gereproduceerd.
Gebruikersinstellingen
Een afgedrukt rapport met de huidige
instellingen van de machine.
Grijswaardenschaal
De grijstinten die voor het kopiëren en
faxen van foto's worden gebruikt.
Groepsnummer
Een combinatie van ééntoets- en
snelkiesnummers die zijn opgeslagen
onder een ééntoetsnummer of een
snelkieslocatie en die gebruikt worden
voor het groepsverzenden.
Groepsverzenden
De mogelijkheid om één en hetzelfde
faxbericht naar meer locaties zenden.
Handmatig faxen verzenden
Een fax verzenden door de hoorn van het
externe toestel op te nemen of op
Tel/Intern te drukken, zodra u de
faxontvangsttonen van de andere
faxmachine hoort voordat u op Start
drukt om het verzenden te beginnen.
Helplijst
Een afdruk van de complete menutabel,
die u kunt gebruiken om uw machine te
programmeren wanneer u de
gebruikershandleiding niet bij de hand
hebt.
Verklarende woordenlijst
V - 3
Internationale modus
In deze stand worden de faxtonen tijdelijk
gewijzigd om ruis en statische elektriciteit
op internationale telefoonlijnen te
onderdrukken.
Journaalperiode
De vooraf geprogrammeerde regelmaat
waarmee de faxjournalen automatisch
worden geprint. U kunt het faxjournaal
desgewenst ook op elk ander tijdstip
printen, zonder deze instelling op te
heffen.
LCD-scherm (liquid crystal display)
Dit is het schermpje op uw machine
waarop tijdens het programmeren op het
scherm meldingen verschijnen. Wanneer
de machine inactief is, worden op dit
schermpje de datum en de tijd
aangegeven.
Ontvangst zonder papier
Als deze functie is geactiveerd en het
papier in uw machine is op, worden
ontvangen faxen in het geheugen van de
machine opgeslagen.
Pauze
Hiermee kunt u een pauze van 3,5
seconden in een ééntoetsnummers en
snelkiesnummers invoeren. Druk zo vaak
op Herkies/Pauze als het aantal
pauzes dat u wilt inlassen.
Pollen
Het proces waarbij een faxmachine een
andere faxmachine opbelt en daar
faxberichten opvraagt.
Programmeermodus
De programmeermodus waarmee u de
instellingen van uw machine kunt
wijzigen.
Pulse
Een kiesmethode met traditionele
kiesschijf voor een telefoonlijn.
Reserveafdruk
Uw machine drukt een afschrift af van alle
faxen die in het geheugen werden
ontvangen.
Dit is voor alle zekerheid, zodat u geen
berichten verliest als de stroom zou
uitvallen.
Resolutie
Het aantal verticale en horizontale lijnen
per inch. Zie ook: Standaard, Fijn,
Superfijn en Foto.
Resterende taken
U kunt controleren welke taken nog in het
geheugen staan en deze taken
afzonderlijk annuleren.
Snelkieslijst
Een lijst van namen en nummers die zijn
opgeslagen in het geheugen voor
ééntoets- en snelkiesnummers. De
nummers staan in numerieke volgorde in
de lijst.
Snelkiezen
Een voorgeprogrammeerd nummer dat u
snel kunt kiezen. U moet drukken op de
Zoeken/Snelkiezen toets, #, en de
driecijferige code en Start om het
kiezen te starten.
Standaardresolutie
203 x 97 dpi. Wordt gebruikt voor tekst
van normaal formaat en biedt de snelste
transmissie.
Stations-ID
De opgeslagen informatie die bovenaan
gefaxte pagina’s verschijnt. Het bevat de
naam en het faxnummer van de
verzender.
Superfijne resolutie
203 x 392 dpi. Ideaal voor kleine
afdrukken en lijntekeningen.
Taak annuleren
Annuleert een geprogrammeerde taak,
zoals uitgestelde fax of polling.
V - 4
Tijdelijke instellingen
Voor elke faxtransmissie en kopie kunt u
bepaalde opties selecteren zonder de
standaardinstellingen te wijzigen.
Toegangscode op afstand
Uw eigen viercijferige code (--- )
waarmee u uw machine kunt bellen en
vanaf een ander toestel toegang tot uw
machine kunt krijgen.
Toon
Een kiesmethode die gebruikt wordt bij
toetstelefoons.
Transmissie
Het vanaf uw machine over de telefoonlijn
verzenden van faxen naar een andere
faxmachine.
Tweede toestel
Een telefoontoestel dat dezelfde lijn als
uw fax gebruikt, maar dat op een
afzonderlijk contact is aangesloten.
Tweevoudige werking
Uw machine kan uitgaande faxen of
geprogrammeerde taken in het geheugen
scannen, terwijl ze vanuit het geheugen
een fax aan het verzenden is of een
binnenkomende fax aan het ontvangen of
printen is.
Uitgestelde fax
Een fax die op een gespecificeerd later
tijdstip van die dag wordt verzonden.
Verzamelzending
Een functie die kosten bespaart, en
waarbij alle uitgestelde faxen naar
hetzelfde faxnummer in één transmissie
worden verzonden.
Verzendrapport
Dit is een lijst voor iedere verzonden fax,
met gegevens zoals datum, tijd en
nummer.
Volume waarschuwingstoon
Instelling van het volume van het
geluidssignaal dat u telkens hoort
wanneer u een toets indrukt of een
vergissing maakt.
Zoeken
Een elektronische lijst van
ééntoetsnummers, snelkiesnummers en
groepsnummers. De nummers staan in
alfabetische volgorde in de lijst.
S - 1
S
Productomschrijving
Algemeen
Specificaties
Geheugencapaciteit 16 MB
Automatische documentinvoer
(ADF)
Max. 20 pagina’s
Papierlade 250 vel (80 g/m
2
)
Printertype Laser
Afdrukmethode Elektrofotografie door halfgeleiderlaser
LCD-scherm (Liquid Crystal
Display)
16 tekens × 1 regel
Stroombron 220 - 240 volt 50/60 Hz
Stroomverbruik Kopiëren : Gemiddeld 475 W
Stand-by: Gemiddeld 80 W
Slaapstand: Gemiddeld 10 W
S - 2
Afmetingen
Gewicht Zonder drum/tonerunit:
7.25 kg
Geluidsemissie In bedrijf: 53 dB A of minder
Stand-by: 30 dB A of minder
Temperatuur In bedrijf: 10 - 32,5°C
Opslag: 0 - 40°C
Vochtigheid In bedrijf: 20 tot 80% (niet condenserend)
Opslag: 10 tot 90% (niet condenserend)
374 mm
510 mm
363 mm
Specificaties
S - 3
Afdrukmedia
Kopiëren
Papierinvoer Papierlade
Papiersoort:
normaal papier, gerecycleerd papier of transparanten
1
Papierformaat:
A4, Letter, Executive, A5, A6, B5 en B6
Voor meer informatie, zie pagina 1-7 en 1-8.
Papiergewicht:
60 -105 g/m
2
Maximale capaciteit papierlade: Max. 250 vel van 80 g/m
2
normaal
papier of max. 10 transparanten
Sleuf voor handmatige invoer
Papiersoort:
normaal papier, gerecycleerd papier, transparanten
1
, enveloppen,
bankpostpapier of etiketten
1
Papierformaat:
Breedte: 69,9 - 215,9 mm
Lengte: 116 - 406,4 mm
Voor meer informatie, zie pagina 1-7 en 1-8.
Papiergewicht:
60 - 161 g/m
2
Maximale capaciteit papierlade: één vel tegelijkertijd
Papieruitvoer Max. 100 vel A4 normaal papier (met de bedrukte zijde naar beneden
op de uitvoerlade uitgeworpen)
1
Voor transparanten of etiketten raden wij u aan om de geprinte pagina’s direct nadat ze uit de machine zijn geworpen
van de uitvoerpapierlade te nemen om vlekken te voorkomen.
Kleur/monochroom Monochroom
Documentgrootte Breedte ADF: 147,3 tot 215,9 mm
Hoogte ADF: 100 tot 356 mm
Meerdere kopieën Sets van maximaal 99 pagina’s
Verkleinen/vergroten 50% tot 200% (in stappen van 1%)
Resolutie Max. Print: 600 x 300 dpi
Max. Scan: 200 x 300 dpi
S - 4
Fax
Compatibiliteit ITU-T groep 3
Coderingssysteem MH/MR/MMR/JBIG
Modemsnelheid Automatic Fallback: 33600 bps
Documentgrootte Breedte ADF: 147,3 tot 215,9 mm
Hoogte ADF: 100 tot 356 mm
Scanbreedte max. 215,9 mm
Afdrukbreedte max. 215,9 mm
Grijstinten 64 grijstinten
Pollingtypen Standaard, beveiligd, timer, opeenvolgend:
Contrastregeling Automatisch/licht/donker (handmatige instelling)
Resolutie Horizontaal 203 dot/inch (8 dot/mm)
• Verticaal
Standaard -3,85 regels/mm
Fijn - 7,7 regels/mm
Foto - 7,7 regels/mm
Superfijn - 15,4 regels/mm
Eéntoetskiezen 20 (10 x 2)
Snelkiezen 200 locaties
Groepsverzenden 270 locaties
Automatisch opnieuw kiezen 3 keer met 5 minuten tussenpauze
Autom. beantwoorden 2, 3, 4, 5 of 6 maal bellen
Bron van communicatie Openbaar telefoonnetwerk.
Verzenden vanuit het geheugen Max. 600 / 500
1
pagina’s
Ontvangst zonder papier Max. 600 / 500
1
pagina’s
1
"Pagina’s" verwijst naar de "ITU-T testkaart #1" (een standaard zakenbrief, standaardresolutie, MMR-code).
Specificaties en gedrukt materiaal kunnen zonder vooraankondiging worden gewijzigd.
Specificaties
S - 5
Printer
Interfaces
Opmerking
Uw machine heeft een USB 2.0 Full-speed interface. Deze interface is compatibel met Hi-Speed
USB 2.0; de maximale gegevensoverdrachtsnelheid zal echter 12 Mbits/sec. bedragen. Deze
machine kan ook worden verbonden met een computer die over een USB 1.1 interface beschikt.
Gebruik in ieder geval een USB 2.0-interfacekabel die niet langer is dan 2,0 m.
U kunt de meest recente printerdriver ophalen op
onze Website
Emulatie Windows
®
GDI
Printerdriver Ondersteuning voor Windows
®
2000/XP/Vista/7
Resolutie Max. 1200 x 600 dot per inch (dpi)
Afdrukkwaliteit Normale printmodus
Besparend printen (bespaart toner)
Afdruksnelheid max. 14 pagina’s/minuut A4-formaat
* Exclusief de tijd nodig om het papier in te voeren.
Eerste afdruk Minder dan 10 seconden
Interface Aanbevolen kabel
USB Een USB 2.0 interfacekabel die niet langer is dan 2,0 m.
S - 6
Vereisten voor de computer
Minimum Systeemvereisten
Computerplatform &
Versie
Hoofdbesturingssysteem
Minimumsnelheid
Processor
Minimumhoeveelheid
RAM
Aanbevolen
hoeveelheid
RAM
Ruimte op de Harde
Schijf om te installeren
Ondersteunde
PC-softwarefuncties
Ondersteunde
PC-interface
2
Voor
Drivers
Voor
Programma’s
Windows
®
Hoofdbesturings
systeem
1
Windows
®
2000
Professional
Intel
®
Pentium
®
II
of gelijkwaardig
64 MB 128 MB 90 MB 130 MB Afdrukken,
PC-Fax
3
USB
Windows
®
XP
Home
Windows
®
XP
Professional
128 MB 256 MB 150 MB 310 MB
Windows
®
XP
Professional
x64 Edition
64-bit (Intel
®
64
of AMD64)
ondersteunde
CPU
256 MB 512 MB
Windows Vista
®
Intel
®
Pentium
®
4
of gelijkwaardig
64-bit (Intel
®
64 of
AMD64)
ondersteunde
CPU
512 MB 1 GB
500 MB 500 MB
Windows
®
7
Intel
®
Pentium
®
4
of gelijkwaardig
64-bit (Intel
®
64 of
AMD64)
ondersteunde
CPU
1 GB
(32-bit)
2 GB
(64-bit)
1 GB
(32-bit)
2 GB
(64-bit)
650 MB 530 MB
Opmerking: alle wettig gedeponeerde handelsmerken waarnaar hier wordt verwezen, zijn het eigendom van de
respectieve bedrijven.
Ga voor de meest recente printerdriver naar onze Website.
1
Internet Explorer
®
5.5 of recenter.
2
USB-poorten van andere merken worden niet ondersteund.
3
PC-Fax ondersteunt alleen zwart-wit.
Specificaties
S - 7
Verbruiksartikelen
Opmerking
De levensduur van toner varieert volgens de aard van de gemiddelde printtaak.
Opmerking
Er zijn talrijke factoren die de levensduur van de drum kunnen beïnvloeden (temperatuur,
vochtigheid, papiersoort, toner en aantal pagina’s per printtaak).
Levensduur tonercartridge Standaard tonercartridge: max. 2.500 pagina’s *
*(bij afdruk op formaat letter of A4 met 5% dekkingsgraad)
Levensduur drumeenheid Max. 12.000 pagina’s
I - 1
I
A
Aansluiten
extern ANTW.APP. ..............................A-2
extern toestel ........................................A-2
Aansluiting op meerdere lijnen (PBX) .....A-4
ADF (automatische documentinvoer) ......1-6
ADF-deksel ........................................... 10-4
Afdrukken
drivers ..................................................S-5
fax uit geheugen ................................... 4-4
problemen ..........................................10-9
rapport .................................................. 7-2
resolutie ................................................S-5
specificaties ..........................................S-5
vastgelopen papier .............................10-5
Afstandsbediening ................................... 6-3
faxen opvragen .................................... 6-5
toegangscode ....................................... 6-3
Annuleren
Fax doorzenden ................................... 6-1
faxtaken in geheugen ........................... 3-8
taken die wachten op herhaald
kiezen ...................................................3-8
ANTW.APP. (antwoordapparaat),
extern .............................................. 4-1, A-2
aansluiten ..................................... A-2, A-3
ontvangstmodus ................................... 4-1
uitgaand bericht opnemen ....................A-3
Antwoordapparaat (ANTW.APP.) ............A-2
aansluiten .............................................A-3
Automatisch
faxberichten ontvangen ........................ 4-1
Fax waarnemen ................................4-3
faxnummer opnieuw kiezen .................3-3
verzenden ............................................ 3-3
B
Belvertraging, instellen ............................4-2
C
Creditcard-nummers ...............................5-4
D
Datum en tijd ...........................................2-1
De machine vervoeren ........................10-17
De melding geheugen vol ........................3-4
Draadloze telefoon ................................. A-1
Drumeenheid
reinigen ................................. 10-14, 10-21
vervangen .........................................10-24
E
ECM (modus foutencorrectie) ................1-11
Eéntoetsnummer
instellen ................................................5-1
met behulp van .....................................3-1
wijzigen .................................................5-2
Extern toestel, aansluiten ....................... A-2
F
Fax
ontvangen .............................................4-1
Belvertraging, instellen ......................4-2
compatibiliteit .................................10-17
Fax doorzenden ................................6-1
opvragen vanaf een ander toestel .....6-5
van een tweede toestel .................... A-1
verkleinen om op het papier te
passen ...............................................4-4
verzenden .............................................3-1
annuleren vanuit geheugen ...............3-8
automatisch .......................................3-3
compatibiliteit .................................10-17
contrast ..............................................3-5
Direct verzenden ...............................3-6
faxmodus instellen .............................3-1
Groepsverzenden ..............................3-7
internationaal ...................................3-10
resolutie .............................................3-5
vanuit de ADF ....................................3-3
vanuit geheugen
(tweevoudige werking) .............. 3-3, 3-6
Fax doorzenden
wijzigen op afstand ....................... 6-4, 6-5
Index
Index
I - 2
Fax opslaan .............................................6-1
afdrukken uit geheugen ....................... 4-4
inschakelen .......................................... 6-1
Fax/Tel-modus
Belvertraging ........................................4-2
Code voor het aannemen van de
telefoon ................................................A-1
dubbel belsignaal
(telefoongesprekken) ........................... 4-3
F/T-beltijd .............................................4-3
faxen ontvangen ..................................A-1
Faxontvangstcode ................................A-1
op een tweede toestel aannemen ........A-1
Faxcodes
Code voor het aannemen van de
telefoon ................................................A-1
Faxontvangstcode ................................A-1
Toegangscode op afstand ...................6-3
wijzigen ........................................ 6-3, A-2
Faxtonen ............................................... 1-11
Foutmeldingen op het LCD-scherm ...... 10-1
Comm. Fout .......................................10-1
Geen papierinvoer .............................10-3
Geheugen vol ..................................... 10-2
tijdens het scannen van een
document ..........................................8-7
Init. onmogelijk. ..................................10-2
Niet opgeslagen ...................................3-2
Printen onmogelijk .............................10-2
Scannen onmogelijk ........................... 10-2
G
Grijswaarden ...........................................S-4
Groepen voor groepsverzenden .............5-3
Groepsverzenden ....................................3-7
groepen instellen voor ..........................5-3
H
Handmatig
kiezen ...................................................3-1
ontvangen ............................................ 4-1
verzenden ............................................3-4
HELP
Helplijst ................................................7-2
Meldingen op het LCD-scherm ............B-1
navigatietoetsen gebruiken ...............B-2
Menutabel .................................... B-1, B-3
Herkies/Pauze ......................................... 3-3
I
Instellen
Datum en tijd ........................................2-1
Stations-ID (kopregel van fax)
tekst invoeren ....................................2-2
Instelslot ................................................2-10
K
Kiezen
automatisch verzenden ........................3-3
een pauze .............................................5-4
Eéntoetsnummer ..................................3-1
faxnummer automatisch opnieuw
kiezen ...................................................3-3
Groepen ...............................................3-7
handmatig .............................................3-1
handmatig verzenden ...........................3-4
Snelkiezen ............................................3-2
toegangscodes en
creditcard-nummers .............................5-4
Kopiëren
bedrukbaar gedeelte ............................8-1
contrast .................................................8-7
enkele kopie .........................................8-1
Geheugen vol .......................................8-7
kopieermodus instellen .........................8-1
kwaliteitsinstellingen .............................8-7
Layout pagina .......................................8-6
meerdere kopieën ................................8-2
standaardinstellingen ...........................8-7
Toets kwaliteit .......................................8-5
Vergroten/verkleinen ............................8-3
L
LCD-scherm
(liquid crystal display) ......................B-1, B-2
M
Modus, instellen
Fax .......................................................3-1
Kopiëren ...............................................8-1
I - 3
O
Onderhoud, routine .............................10-18
Ontvangstmodus ..................................... 4-1
Alleen fax ............................................. 4-1
Extern ANTW.APP. ..............................4-1
Fax/Tel ................................................. 4-1
Handmatig ............................................ 4-1
Opslag in geheugen ................................B-1
Overzicht bedieningspaneel .................... 1-4
P
Papier .............................................. 1-7, S-3
documentgrootte ..................................1-6
Formaat ................................................2-5
Type .....................................................2-4
Problemen oplossen ............................. 10-1
als u problemen hebt
afdrukken ........................................ 10-9
inkomende telefoontjes ................. 10-10
omgaan met papier .......................10-12
problemen met de printer .............. 10-11
telefoonlijn .....................................10-17
foutmeldingen op het LCD-scherm ....10-1
vastgelopen papier ....................10-4, 10-5
R
Rapporten ............................................... 7-1
afdrukken ............................................. 7-2
Faxjournaal .......................................... 7-2
Journaalperiode ................................ 7-2
Gebruikersinstellingen .......................... 7-2
Helplijst .................................................7-2
Snelkieslijst ..........................................7-2
Verzendrapport .................................... 7-1
Reinigen
corona ..............................................10-21
scannervenster .................................10-20
Resolutie
afdrukken .............................................S-5
fax (Standaard, Fijn, Superfijn,
Foto) .....................................................S-4
instellen voor de volgende fax .............. 3-5
kopiëren ...............................................S-3
S
Slaaptijd ...................................................2-7
Snelkiezen
Eéntoetskiezen
instellen .............................................5-1
met behulp van ..................................3-1
wijzigen ..............................................5-2
Groepskiezen
groepen voor groepsverzenden
instellen .............................................5-3
wijzigen ..............................................5-2
Groepsverzenden .................................3-7
groepen gebruiken ............................3-7
kiezen ...................................................3-2
opslaan .................................................5-2
Snelkiezen
instellen .............................................5-2
met behulp van ..................................3-2
wijzigen ..............................................5-2
Toegangscodes en
creditcard-nummers
instellen .............................................5-4
wijzigen .................................................5-2
Zoeken ..................................................3-2
Speciale telefoonfuncties op een
enkele lijn ................................................ A-4
Stekkers
EXT
ANTW.APP. (antwoordapparaat) ..... A-2
extern toestel .................................... A-2
Stroomstoring ......................................... B-1
Synchronisatie .....................................10-17
T
Tabel voor menuselectie ........................ B-1
Tekst, invoeren ..................................... B-10
speciale tekens .................................. B-10
Telefoonlijn
aansluitingen ....................................... A-3
meerdere lijnen (PBX) ......................... A-4
problemen ...........................................10-9
toegangscodes, opslaan en kiezen .........5-4
Tonercartridge
vervangen ............................. 10-21, 10-22
Tweede toestel, gebruiken ..................... A-1
Tweevoudige werking ..............................3-6
Index
I - 4
U
Uitgestelde groepsverzending ...............3-11
Uw machine programmeren ............ B-1, B-2
V
Vastgelopen papier/document
document ...........................................10-4
papier ................................................. 10-4
Veiligheidsinstructies ...........................-I, 9-2
Verbruiksartikelen ...................................S-7
Verkleinen
binnenkomende faxen ..........................4-4
kopieën ................................................ 8-4
Volume, instellen ..................................... 2-5
beltoon .................................................2-5
luidspreker ...........................................2-6
waarschuwingstoon .............................2-6
Voorblad
afgedrukt formulier .............................3-10
alleen voor de volgende fax .................3-9
eigen opmerkingen ..............................3-9
voor elke fax ....................................... 3-10
I - 5
Af - 1
Af
Als u voicemail of faxen wilt ontvangen terwijl u niet bij uw machine bent, kunt u de onderstaande
kaart gebruiken als geheugensteuntje om uw berichten vanaf een ander toestel op te vragen. Knip
de kaart uit, vouw deze dubbel zoals aangegeven en bewaar deze in uw portemonnee of
organizer. Door deze kaart bij de hand te houden kunt u optimaal profiteren van de functies van
uw machine als fax doorzenden, en het opvragen vanaf een ander toestel.
Afstandsbediening - Overzicht
De toegangscode voor afstandsbediening gebruiken
1
Kies op een toetstelefoon of op een faxmachine het nummer van uw
faxmachine.
Zodra u de toon van uw faxtoestel hoort, toetst u onmiddellijk
uw toegangscode in (3 cijfers gevolgd door ).
De faxmachine geeft aan of er faxberichten zijn ontvangen:
een lange toon: faxberichten
geen toon: geen faxberichten.
Geef na twee korte tonen een opdracht in.
Nadat u klaar bent, drukt u op 9 0 om de machine terug te stellen.
Hang op.
2
3
4
5
6
1
4
Druk op
9 7 1
een lange toon: faxberichten
drie korte tonen: geen faxberichten
D
E
O
NTVANGSTSTAND
W
IJZIGEN
Druk op
9 8
dan voor Telefoon/Beantw., druk op
1
.
Alleen Fax, druk op
3
.
Fax/Tel, druk op
2
.
A
FSTANDSBEDIENING
A
FSLUITEN
Druk op
9 0
.
CONTROLEER DE ONTVANGSTSTATUS
O
VERZICHTSKAART
V
OOR
O
PVRAGEN
V
ANAF
E
EN ANDER
T
OESTEL
Map Map
Af - 2
Druk op
Menu/Set
,
2
,
5
,
2
.
nieuwe faxnummer in waarheen de faxberichten moeten
worden doorgestuurd, en toets vervolgens .
Programma Fax doorzenden nummer, druk op
4
. Voer het
“Fax opslaan” aan, en druk op
6
.
EEN FAX OPVRAGEN
Druk op
9 6
en vervolgens op
Alle faxen opvragen, druk op
2
,
voer nu het nummer van het externe faxtoestel in
en toets .
Wacht totdat u het piepje hoort, hang op en wacht.
Wis alle faxberichten, druk op
3
.
De toegangscode voor afstandsbediening veranderen
1
2
Voer een code van 3 cijfers in met behulp van de nummers
0-9
,
of . Het kan niet worden gewijzigd.
3
Druk op
Menu/Set
.
4
Druk op
Stop/Eindigen
.
Opdrachten voor afstandsbediening
INSTELLING VOOR FAX DOORZENDEN VERANDEREN
Druk op
9 5
.
en vervolgens op
Zet functie UIT, druk op
1
.
”Fax doorzenden” selecteren, druk op
2
.
3
2
Map Map
Deze machine is alleen goedgekeurd voor gebruik in het land waarin ze is
gekocht.
H558-6106 NL
2

Hulp nodig? Stel uw vraag in het forum

Spelregels

Misbruik melden

Gebruikershandleiding.com neemt misbruik van zijn services uitermate serieus. U kunt hieronder aangeven waarom deze vraag ongepast is. Wij controleren de vraag en zonodig wordt deze verwijderd.

Product:

Bijvoorbeeld antisemitische inhoud, racistische inhoud, of materiaal dat gewelddadige fysieke handelingen tot gevolg kan hebben.

Bijvoorbeeld een creditcardnummer, een persoonlijk identificatienummer, of een geheim adres. E-mailadressen en volledige namen worden niet als privégegevens beschouwd.

Spelregels forum

Om tot zinvolle vragen te komen hanteren wij de volgende spelregels:

Belangrijk! Als er een antwoord wordt gegeven op uw vraag, dan is het voor de gever van het antwoord nuttig om te weten als u er wel (of niet) mee geholpen bent! Wij vragen u dus ook te reageren op een antwoord.

Belangrijk! Antwoorden worden ook per e-mail naar abonnees gestuurd. Laat uw emailadres achter op deze site, zodat u op de hoogte blijft. U krijgt dan ook andere vragen en antwoorden te zien.

Abonneren

Abonneer u voor het ontvangen van emails voor uw Ricoh FAX 1190L bij:


U ontvangt een email met instructies om u voor één of beide opties in te schrijven.


Ontvang uw handleiding per email

Vul uw emailadres in en ontvang de handleiding van Ricoh FAX 1190L in de taal/talen: Nederlands als bijlage per email.

De handleiding is 6,41 mb groot.

 

U ontvangt de handleiding per email binnen enkele minuten. Als u geen email heeft ontvangen, dan heeft u waarschijnlijk een verkeerd emailadres ingevuld of is uw mailbox te vol. Daarnaast kan het zijn dat uw internetprovider een maximum heeft aan de grootte per email. Omdat hier een handleiding wordt meegestuurd, kan het voorkomen dat de email groter is dan toegestaan bij uw provider.

Stel vragen via chat aan uw handleiding

Stel uw vraag over deze PDF

Andere handleiding(en) van Ricoh FAX 1190L

Ricoh FAX 1190L Gebruiksaanwijzing - Deutsch - 140 pagina's

Ricoh FAX 1190L Gebruiksaanwijzing - English - 166 pagina's


Uw handleiding is per email verstuurd. Controleer uw email

Als u niet binnen een kwartier uw email met handleiding ontvangen heeft, kan het zijn dat u een verkeerd emailadres heeft ingevuld of dat uw emailprovider een maximum grootte per email heeft ingesteld die kleiner is dan de grootte van de handleiding.

Er is een email naar u verstuurd om uw inschrijving definitief te maken.

Controleer uw email en volg de aanwijzingen op om uw inschrijving definitief te maken

U heeft geen emailadres opgegeven

Als u de handleiding per email wilt ontvangen, vul dan een geldig emailadres in.

Uw vraag is op deze pagina toegevoegd

Wilt u een email ontvangen bij een antwoord en/of nieuwe vragen? Vul dan hier uw emailadres in.



Info