93
b) Kalibratie van de luchtvochtigheid
• Druk net zo vaak kort op „CHANNEL / +“ (17), totdat het pijlsymbool (5) bij het gewens-
te kanaal verschijnt (zijn buitensensoren met kanaal 4-8 geregistreerd, selecteer dan
het bijbehorende kanaalnummer).
• Houd de twee toetsen „ALARM / ADJUST“ (16) en „MIN/MAX/-“ (15) tegelijk gedu-
rende 5 seconden ingedrukt.
Vervolgens begint de luchtvochtigheidwaarde te knipperen.
• Wijzig de luchtvochtigheidwaarde met de toets „MIN / MAX / -“ (15) of „CHANNEL /
+“ (17). Houd de betreffende toets voor een snelle afstelling langer ingedrukt.
• Als de luchtvochtigheidwaarde wordt teruggezet op de ongekalibreerde uitgangs-
waarde, druk dan kort op de toets „ALARM / ADJUST“ (16).
• Om de gekalibreerde waarde op te slaan en de instelmodus af te sluiten, houdt u de
toets „ALARM / ADJUST“ (16) gedurende 3 seconden ingedrukt.
De instelmodus wordt automatisch beëindigd als u gedurende enkele seconden geen
toets indrukt. Het basisstation herneemt de voorgaande instellingen.