554576
173
Verklein
Vergroot
Pagina terug
1/173
Pagina verder
Gebruikershandleiding
Nederlands
* Niet in dit document opgenomen.
Algemene origineel gebruiksaanwijzing
Origineel gebruiksaanwijzing | Pedelec met middenmotor
Origineel gebruiksaanwijzing | Pedelec Impulse
Origineel gebruiksaanwijzing | Pedelec Impulse Ergo
Origineel gebruiksaanwijzing | Pedelec Impulse Speed
Original User Manual | Pedelec Groove (English version)
Origineel gebruiksaanwijzing | Pedelec Xion
Origineel gebruiksaanwijzing | Bosch Performance Line
Origineel gebruiksaanwijzing | Bosch Active Line
Raleigh Univega GmbH 2013
I
Algemene
gebruikershandleiding
Nederlands
Raleigh Univega GmbH 2013
2 I Algemene gebruikershandleiding
1 De ets en zijn onderdelen
1 Stuur
2 Stuurpen
3 Bel
4 Balhoofdset
5 Koplamp
6 Spatbord
7 Vork
8 Voorwielrem
9 Banden
10 Wielen
11 Binnenlager
12 Pedalen
13 Ketting
14 Derailleur
14 a Voorderailleur (voor)
14 b Achterderailleur (achter)
15 Achterlicht
16 Reector
17 Bagagedrager
18 Zadel
19 Frame
7
10
10
13
5
4
2
3
6
6
16
15
17
18
8
11
14b
14a
12
19
9
9
1
I Algemene Gebruikershandleiding 3
2 Voorwoord
Uw ets is compleet gemonteerd aan u geleverd. Wanneer
er onderdelen van de ets nog niet gemonteerd zijn, dient
u contact op te nemen met uw etsendealer.
Deze gebruikershandleiding helpt u uw ets conform de
bepalingen, veilig en optimaal te gebruiken, zodat u er
lang plezier aan zult beleven. Wij gaan ervan uit dat u
over een basiskennis met de omgang met etsen beschikt.
Iedereen die deze ets bedient, reinigt, onderhoudt of
verwijdert, moet de volledige inhoud van deze gebruikers-
handleiding hebben gelezen.
In de gebruikershandleiding vindt u naast teksten, tabel-
len en opsommingen de volgende symbolen als verwijzing
naar belangrijke informatie of gevaren.
WAARSCHUWING voor mogelijk letsel, ver-
hoogd val- of overig letselrisico
BELANGRIJKE AANVULLENDE INFORMATIE of
speciale informatie over het gebruik van de
ets
VERWIJZING naar mogelijke materiële of mi-
lieuschade
4 I Algemene gebruikershandleiding
3 Inhoud
1 De ets en zijn onderdelen 2
2 Voorwoord 3
3 Inhoud 4
4 Veiligheidsrichtlijnen 7
4.1 Fundamentele veiligheidsrichtlijnen 7
4.2 Voor uw veiligheid 7
4.3 Informatie voor ouders en opvoeders 7
4.4 Veiligheid in het verkeer 7
4.5 Veiligheid op de ets 8
5 Wettelijke bepalingen 8
5.1 Voorschrien van het geldige
wegenverkeersreglement 8
6 Reglementair gebruik 9
6.1 Algemeen 9
6.2 Trekkingets / All Terrain Bike (ATB),
voorzover uitgerust conform het
geldige wegenverkeersreglement 9
6.3 City-, touring-, sport-, kinder- en
tienerets, voorzover uitgerust conform
het geldige wegenverkeersreglement 9
6.4 Mountainbike (MTB) / crossbike 10
6.5 Raceets / tnessbike 10
6.6 BMX 10
7 Voor de eerste rit 11
8 Voor elke rit 12
9 Instelling op de gebruiker 12
9.1 Montage van de pedalen 12
9.2 Zitpositie instellen 13
9.2.1 Fietszadel instellen 13
9.2.2 Snelspanners gebruiken 13
9.2.3 De juiste zadelhoogte bepalen 14
9.2.4 Zadelhoek instellen 15
9.2.4.1 bij een 2-schroef zadelpenklem 15
9.2.4.2 bij een klembevestiging 15
9.2.4.3 bij een geveerde zadelpen 16
9.3 Stuurpositie instellen 16
9.3.1 Stuurhoogte bij conventionele
stuurpen aanpassen / instellen 16
9.3.2 Stuurhoogte bij A-Head-systemen
aanpassen 17
9.3.3 Stuur bij A-Head-systeem in de juiste
stand brengen met het voorwiel 17
9.3.4 Stuurpositie door draaien van het
stuur instellen 17
9.3.5 Stuurhoogte bij verstelbare
stuurpen aanpassen 18
10 Frame 18
11 Balhoofdset 19
12 Vork 19
13 Geveerde ames en verende elementen 20
13.1 Frames met achterbouwvering 20
13.2 Verzorging en onderhoud 20
14 Trapassen en crankstellen 21
15 Trapas controleren 21
16 Wielen 21
16.1 Wielen controleren 21
16.2 Naven controleren 21
16.3 Velgen controleren 22
17 Banden en binnenbanden 22
17.1 Banden 22
17.2 Tubeless banden 23
17.3 Tubes 23
17.4 Binnenbanden 23
18 Bandenpech verhelpen 24
18.1 Rem openen 24
18.1.1 Cantilever- of V-brake openen 24
I Algemene Gebruikershandleiding 5
18.1.2 Hydraulische velgrem verwijderen 24
18.1.3 Zij-optrek-velgrem openen 25
18.1.4 Naaersnelling-, rol-, trommel-
of terugtrapremmen ontspannen 25
18.2 Wiel verwijderen 25
18.2.1 Voorwiel verwijderen 25
18.2.2 Achterwiel verwijderen 25
18.3 Band en binnenband verwijderen 26
18.4 Binnenband plakken 26
18.5 Band en binnenband terugplaatsen 27
18.6 Wiel terugplaatsen 27
18.6.1 Voorwiel plaatsen 27
18.6.2 Achterwiel plaatsen 27
18.6.2.1
bij etsen met kettingversnelling
27
18.6.2.2 bij etsen met naaersnelling 27
19 Fietsversnellingen 30
19.1 Kettingversnelling 30
19.1.1 Schakelhendels bedienen 31
19.1.1.1 Schakelhendels op de raceets 31
19.1.1.2 Schakelhendels op MTB,
trekking- en touringets 35
19.2 Naaersnelling 38
19.2.1 Naaersnelling bedienen 38
19.2.1.1 Schakelhendel Shimano
7- / 8-speed 38
19.2.2 Versnellingen bij een Shimano-
naaersnelling instellen 39
20 Fietsketting 40
20.1 Fietskettingen onderhouden 40
21 Rem, remhendels en remsystemen 41
21.1 Belangrijke informatie en
veiligheidsrichtlijnen 41
21.2 Remhendels 42
21.2.1 Standaardremhendels 42
21.3 Naaemmen 42
21.3.1 Trommelremmen en rolremmen
(Roller-Brake) 42
21.3.2 Terugtraprem 43
21.4 Velgremmen 44
21.4.1 Rem bijstellen 44
21.4.2 Afstand remvoering tot velg instellen 44
21.4.3 Slijtage van remvoering 45
21.5 Schijemmen 45
21.5.1 Hydraulische schijemmen 46
21.5.2 Vorming van dampbellen 47
21.5.3 Reminstallatie reinigen 47
21.5.4 Wiel verwijderen en terugplaatsen 47
22 Verlichtingsinstallatie 48
22.1
Bepalingen voor de verlichtingsinstallatie
48
22.2 Speciale regeling voor raceetsen 48
22.3 Lichtmachine / dynamo 48
22.3.1 Banddynamo 48
22.3.1.1 In- en uitschakelen van
de banddynamo 48
22.3.2 Naafdynamo 49
22.4 Uitval van de verlichtingsinstallatie 49
23 Onderdelen 50
23.1 Bagagedrager 50
23.1.1 Voorwiel-bagagedrager 50
23.1.2 Achterbouw-bagagedrager 50
23.2 Spatborden 51
23.2.1 Beveiliging weer vastklikken 51
24 Accessoires en uitrusting 52
24.1 Kinderzitje 52
24.2 Fietsstandaard 53
6 I Algemene gebruikershandleiding
24.3 Fietsaanhanger 53
24.4 Fietsmand 53
24.5 Bar-ends 53
25 Dak- en achterdragers 54
26 Carbononderdelen 54
26.1 Eigenschappen 54
26.2 Draaimomenten 54
26.3 Visuele inspectie 55
26.4 Carboname 55
26.5 Carbonstuur 55
26.6 Carbonstuurpen 55
26.7 Carbonwielen 56
26.8 Carbonvork 56
26.9 Carbonzadelpen 56
26.10 Splinters 56
26.11 In de montagestandaard vastzetten 56
26.12 Met de auto transporteren 56
27 Fiets verzorgen en onderhouden 57
27.1 Verzorging 57
27.2 Slijtageonderdelen 57
27.3 Banden 58
27.4 Velgen in combinatie met velgremmen 58
27.5 Remvoeringen 58
27.6 Remschijven 58
27.7 Fietskettingen of tandriemen 58
27.8 Kettingringen, tandwielen en
schakelwieltjes 58
27.9 Lampen van de verlichtingsinstallatie 58
27.10 Stuurlint en greeprubbers 59
27.11 Hydraulische olie en smeermiddelen 59
27.12 Schakel- en remkabels 59
27.13 Lakken 59
27.14 Lagers 59
27.15 Glijlagers en lagers van volledig
geveerde ames, verende voorvorken
of overige verende elementen 59
28 Regelmatige inspecties 60
28.1 Inspectieschema 60
28.1.1 Onderhoud/controle 60
29 Lijst met links 61
30 Technische specicaties 62
30.1 Toegestaan totaalgewicht van de ets 62
30.2 Toegestane belasting van bagagedragers 63
30.3
Aanhaalkoppels voor schroeerbindingen
63
30.3.1 Algemene aanhaalkoppels voor
schroeerbindingen 65
30.4 Banden en bandenspanning 65
30.5 Verlichtingsinstallatie 65
31 Garantievoorwaarden 66
31.1 Voorwaarden voor een garantieclaim 66
31.2 Uitsluiting van de garantie 66
I Algemene Gebruikershandleiding 7
4 Veiligheidsrichtlijnen
4.1 Fundamentele veiligheidsrichtlijnen
Lees alle waarschuwingen en verwijzingen in deze gebrui-
kershandleiding volledig door voordat u de ets gebruikt.
Bewaar de gebruikershandleiding in de buurt van uw ets,
zodat u deze altijd kunt raadplegen.
Wanneer u uw ets aan derden doorgee, dient u ook deze
gebruikershandleiding mee te geven.
4.2 Voor uw veiligheid
Draag altijd een geschikte etshelm en draag
deze op de juiste manier.
Draag lichte of reecterende kleding, zodat an-
dere verkeersdeelnemers u tijdig opmerken.
Draag schoenen met een stevige en, indien mo-
gelijk, antislipzool.
Draag nauwsluitende beenkleding of gebruik
broekklemmen.
Draag beschermende kleding, zoals stevige
schoenen of handschoenen.
4.3 Informatie voor ouders en
opvoeders
Zorg ervoor dat uw kind weet hoe het in de
betreende omgeving op een veilige en verant-
woordelijke manier met de ets omgaat.
Leg aan uw kind de bediening, werking en bij-
zonderheden van alle remmen uit. Belangrijke
informatie hierover vindt u in
Hoofdstuk 21
„Rem, remhendels en remsystemen“.
Als opvoeder bent u verantwoordelijk voor de
veiligheid van uw kind en eventuele schade die
het tijdens het etsen kan veroorzaken. Zorg
daarom voor een goede technische staat van de
ets en pas de instellingen van de ets regelma-
tig aan de lichaamslengte van uw kind aan.
4.4 Veiligheid in het verkeer
Neem de toepasselijke verkeersregels in acht.
Fiets nooit zonder handen aan het stuur.
In sommige landen moeten kinderen onder een
bepaalde leeijd op de stoep etsen en afstap-
pen als zij willen oversteken. Informeer naar de
toepasselijke regels in uw land.
Pas uw rijgedrag aan als de weg nat of glad is.
Rij langzamer en rem voorzichtig en tijdig aan-
gezien de remweg onder deze omstandigheden
langer is.
Pas uw snelheid aan het terrein en uw rijcapaci-
teiten aan.
U mag tijdens het etsen geen muziek via een
koptelefoon beluisteren.
Gebruik tijdens het etsen geen gsm.
Wanneer u buiten de verharde wegen etst, dient
u voor etsers vrijgegeven wegen/paden te ge-
bruiken.
8 I Algemene gebruikershandleiding
Zorg er met name op onoverzichtelijke plaatsen
en als u bergaf rijdt voor dat u elk moment kunt
remmen.
4.5 Veiligheid op de ets
Gebruik in het verkeer alleen etsen die zijn
toegestaan voor gebruik in het verkeer, zoals in
Duitsland conform de StVO.
Houd rekening met het toegestane totaalgewicht
van de verschillende etstypen, omdat er anders
sprake kan zijn van breuk of niet-nctioneren
van veiligheidsrelevante onderdelen. Ook de
reminstallatie is alleen voor het toegestane to-
taalgewicht van de ets voorzien. In
Hoofdstuk
30 „Technische specicaties“ vindt u een lijst met
de toegestane totaalgewichten.
Het totale gewicht bestaat uit het gewicht
van de ets + gewicht van de gebruiker + gewicht
van de bagage. Ook getrokken lasten, zoals een
aanhanger, worden bij het totale gewicht geteld.
Laat beschadigde of vervormde onderdelen ver-
vangen, voordat u de ets weer gebruikt. Anders
kunnen nctiespecieke onderdelen falen.
Houd rekening met de maximale belastbaarheid
van de bagagedrager. De informatie hieromtrent
staat op de bagagedrager vermeld (zie ook
Hoofdstuk 30 „Technische specicaties“).
Laat reparaties en onderhoudswerkzaamheden
altijd door een erkende etsenmaker uitvoeren
(voor onderhoudsintervallen zie
Hoofdstuk 28
„Regelmatige inspecties“).
Wanneer u technische wijzigingen aan uw ets
doorvoert, dient u rekening te houden met de
nationale verkeersrichtlijnen en de toepasselijke
normen. Houdt u er rekening mee dat hierdoor
de garantie kan vervallen.
Vervang elektrische onderdelen aan uw ets
alleen door hiervoor geschikte en gekeurde on-
derdelen.
Zorg dat u bij ongunstige lichtomstandigheden,
zoals bij mist, regen, in de schemering of in het
donker, altijd voldoende verlichting hebt.
Wanneer u uw ets intensief gebruikt, zal de ets
onderhevig zijn aan een sterkere slijtage. Veel onder-
delen aan etsen, met name van lichte sportetsen,
zijn voor een bepaalde gebruiksduur bedoeld. Bij
overschrijding van deze gebruiksduur, bestaat het
risico dat de betreende onderdelen niet goed of niet
meer werken.
Verzorg en onderhoud uw ets daarom regelmatig.
Controleer hierbij alle belangrijke onderdelen, zoals
ame, vork, wielophanging, stuur, stuurpen, zadel-
pen en remmen op vervormingen en beschadigingen.
Wanneer u veranderingen zoals scheuren, deuken of
vervormingen opmerkt, dient u uw ets eerst door uw
dealer te laten nakijken, voordat u hem weer gebruikt.
5 Wettelijke bepalingen
Wanneer u met uw ets aan het verkeer deelneemt, dient
u te controleren of uw ets voldoet aan de verkeersvoor-
schrien. Raadpleeg eventueel
Hoofdstuk 22.2 „Speciale
regeling voor raceetsen“.
5.1 Voorschrien van het geldige
wegenverkeersreglement
Voordat u aan het verkeer deelneemt, dient u zich te infor-
meren over de toepasselijke nationale voorschrien – in
Duitsland zijn dat de StVZO (Straßenverkehrszulassungs-
ordnung) en de StVO (Straßenverkehrsordnung).
In Zwitserland staan de geldende richtlijnen bijvoorbeeld
in de verordeningen over de technische eisen van weg-
voertuigen, artikel 213 tot 218.
Voor de deelname aan het openbare verkeer in Oostenrijk
dient u de 146e verordening / etsverordening raadplegen.
Zorg ervoor dat uw ets bij elk gebruik werkelijk in de
voorgeschreven, rijvaardige staat verkeert, dat de remmen
optimaal zijn afgesteld en dat bel en verlichtingsinstalla-
tie voldoen aan de wettelijke eisen.
I Algemene Gebruikershandleiding 9
In sommige landen mogen batterijaangedreven koplam-
pen en achterlichten alleen worden gebruikt voor weg-
etsen met een gewicht van minder dan 11 kg. (bijv. in
Duitsland golijn en K-nummer). Voor alle andere etsen
dienen dynamoaangedreven verlichtingsinstallaties te
worden gebruikt. Elk onderdeel dient een ocieel keur-
merk te hebben waaruit blijkt dat het is erkend. Hier zijn
de wettelijke bepalingen in uw land bepalend. Ingeval van
technische veranderingen dient u er rekening mee te hou-
den dat elektrische onderdelen alleen door geschikte en
gekeurde onderdelen mogen worden vervangen.
6 Reglementair gebruik
6.1 Algemeen
Fietsen zijn voortbewegingsmiddelen voor een persoon.
Het meenemen van een ander persoon op de ets is alleen
binnen het kader van de toepasselijke wettelijke bepalin-
gen toegestaan (tandem of kinderen in kinderzitje).
Wanneer u bagage wilt transporteren, dient uw ets te zijn
voorzien van een hiervoor geschikte voorziening. Houd
hierbij rekening met de maximale belasting van de baga-
gedragers (zie
Hoofdstuk 30 „Technische specicaties“).
Niet elk etstype is voor elk terrein geschikt. Fietsen zijn
niet bedoeld voor extreme belastingen, zoals springen of
rijden over trappen.
U mag met uw ets niet aan wedstrijden deelnemen. Uit-
zonderingen vormen alleen etsen die expliciet voor wed-
strijdgebruik zijn uitgerust.
De informatie in deze gebruikershandleiding geldt voor
alle etstypen.
Aijkende gegevens voor afzonderlijke etstypen staan
apart vermeld.
Raadpleeg ook de gebruikershandleidingen van de on-
derdelenfabrikanten die op de cd of op internet te vinden
zijn. Wanneer u na het lezen van deze documentatie nog
vragen hebt, kunt u altijd terecht bij uw dealer.
Tot een reglementair gebruik behoort ook de naleving van
de gebruiks-, onderhouds- en instandhoudingsvoorwaar-
den die in deze gebruikershandleiding zijn beschreven.
Fabrikant en dealer zijn niet aansprakelijk voor een ge-
bruik buiten het reglementaire gebruik.
6.2 Trekkingets / All Terrain
Bike (ATB), voorzover
uitgerust conform het geldige
wegenverkeersreglement
U mag deze etsen op verharde wegen en in het verkeer
gebruiken als deze dienovereenkomstig zijn uitgerust. Zij
zijn tevens geschikt voor gebruik op licht terrein, zoals
veldwegen.
Fabrikant en dealer zijn niet aansprakelijk voor een ge-
bruik buiten het reglementaire gebruik. Dat geldt met
name voor de niet-naleving van de veiligheidsrichtlijnen
en de hieruit ontstane schade, bijvoorbeeld door:
overbelasting of
onjuiste reparatie van gebreken.
6.3 City-, touring-, sport-, kinder-
en tienerets, voorzover
uitgerust conform het geldige
wegenverkeersreglement
U mag deze etsen in het verkeer en op verharde wegen
gebruiken.
Fabrikant en dealer zijn niet aansprakelijk voor een ge-
bruik buiten het reglementaire gebruik. Dat geldt met
name voor de niet-naleving van de veiligheidsrichtlijnen
en de hieruit ontstane schade, bijvoorbeeld door:
gebruik op terrein,
overbelasting of
onjuiste reparatie van gebreken.
10 I Algemene gebruikershandleiding
6.4 Mountainbike (MTB) / crossbike
U kunt deze etsen in het terrein gebruiken. U mag met
deze etsen niet deelnemen aan het verkeer of aan wed-
strijden. Wanneer u uw ets op de weg wilt gebruiken,
dienen de hiervoor voorgeschreven uitrustingskenmerken
aanwezig te zijn (zie
Hoofdstuk 5 „Wettelijke bepalin-
gen“).
Fabrikant en dealer zijn niet aansprakelijk voor een ge-
bruik buiten het reglementaire gebruik.
Dat geldt met name voor de niet-naleving van de veilig-
heidsrichtlijnen en de hieruit ontstane schade, bijvoor-
beeld door:
het gebruik bij wedstrijden,
overbelasting,
op onjuiste wijze verhelpen van gebreken,
rijden over trappen,
sprongen,
rijden door diep water of
extreme belastingen buiten een speciaal MTB-
traject of MTB-parcours.
6.5 Raceets / tnessbike
U mag deze etsen voor trainingsdoeleinden in het ver-
keer gebruiken. In een dergelijk geval mag u raceetsen
in sommige EU-landen van tot 11 kg zonder een vast ge-
monteerde, dynamoaangedreven verlichting gebruiken. U
dient dan een op batterijen werkende koplamp en achter-
licht bij zich te hebben. De vereiste certicatie herkent u
in Duitsland aan de ingeprente golijn en het K-nummer.
Bij gebruik van raceetsen met een gewicht van meer dan
11 kg in het verkeer moeten de hiervoor voorgeschreven
uitrustingskenmerken aanwezig zijn.
Voor de duur van de deelname aan wettelijk erkende wie-
lerevenementen hoeven de etsen niet aan deze eisen te
voldoen.
Fabrikant en dealer zijn niet aansprakelijk voor een ge-
bruik buiten het reglementaire gebruik. Dat geldt met
name voor de niet-naleving van de veiligheidsrichtlijnen
en de hieruit ontstane schade, bijvoorbeeld door:
gebruik in het terrein,
overbelasting,
op onjuiste wijze verhelpen van gebreken of
gebruik bij wedstrijden.
6.6 BMX
Deze etsen zijn geconstrueerd voor als zodanig aangege-
ven BMX-parcours en/of BMX-terreinen.
In sommige EU-landen zijn zij niet toegelaten voor het
wegverkeer (zoals in Duitsland conform het wegverkeers-
reglement (StVZO)) en mogen daarom niet voor deelname
aan het verkeer worden gebruikt (zie
Hoofdstuk 5 „Wet-
telijke bepalingen“). Draag altijd een helm en overige be-
schermende kleding, zoals elleboog- en kniebeschermers.
Bij BMX-etsen worden doorgaans remmen gemonteerd
die een lager eect hebben. Juist bij nat weer dient u
rekening te houden met een aanzienlijk langere remweg.
Probeer dit uitgebreid op een veilige plek uit en pas uw
rijgedrag hierop aan.
Fabrikant en dealer zijn niet aansprakelijk voor een ge-
bruik buiten het reglementaire gebruik.
Dat geldt met name voor de niet-naleving van de veilig-
heidsrichtlijnen en de hieruit resulterende schade, bij-
voorbeeld door
het gebruik bij wedstrijden,
overbelasting,
op onjuiste wijze verhelpen van gebreken,
rijden over trappen of
sprongen.
I Algemene Gebruikershandleiding 11
7 Voor de eerste rit
Controleer of uw ets gereed is voor gebruik en op uw
lengte is ingesteld.
Controleer:
de positie en bevestiging van zadel en stuur
de montage en instelling van de remmen
de bevestiging van wielen in ame en vork
Stel het stuur en de stuurpen in een voor u veilige en
comfortabele positie in. In
Hoofdstuk 9.3 „Stuurpo-
sitie instellen“ vindt u een handleiding voor het instel-
len van het stuur.
Stel het zadel in een voor u veilige en comfortabele
positie in. In
Hoofdstuk 9.2 „Zitpositie instellen“
vindt u een handleiding voor het instellen van het
zadel.
Controleer of u de remgrepen op elk moment goed
kunt bereiken en zorg ervoor dat u vertrouwd bent
met het gebruik en de positie van de remgrepen
rechts / links. Onthoud met welke remgreep u de voor-
wiel- resp. achterwielrem aanstuurt.
Moderne remsystemen hebben mogelijk een veel
sterker en ander remeect dan u gewend bent. Maak
u voor het begin van de rit op een veilig, leeg terrein
vertrouwd met het eect van uw remmen.
Wanneer u op een ets rijdt met velgen van koolstof-
vezel (carbon), dient u er rekening mee te houden dat
dit materiaal een aanzienlijk slechter remgedrag hee
dan u dat gewend bent van velgen van aluminium.
Controleer of de wielen stevig in ame en vork zijn
bevestigd. Controleer of de snelspanners en alle
belangrijke bevestigingsschroeven en -moeren goed
vastzitten.
In
Hoofdstuk 9.2.2 „Snelspanners gebruiken“ vindt
u een handleiding over een veilige bediening van
snelspanners en onder
Hoofdstuk 30 „Technische
specicaties“ een tabel met de aanhaalkoppels van
belangrijke schroeven en moeren.
Controleer de bandenspanning. Op de zijkant van de
buitenbanden staat informatie over de voorgeschre-
ven bandenspanning. De bandenspanning mag niet
onder de minimale waarde en niet boven de maximale
waarde liggen. Als grove maatstaf, bijv. onderweg,
kunt u ter controle als volgt te werk gaan: Als u de
duim op de opgepompte band legt, mag u de band ook
met sterke druk niet vervormen.
Controleer de banden en ook de velgen op beschadi-
gingen, ingedrongen voorwerpen, zoals glassplinters
of puntige steentjes, en vervormingen.
Wanneer u een snee, scheuren of gaten kunt zien, mag
u niet vertrekken, maar dient u uw ets eerst door een
erkende etsenmaker te laten nakijken.
12 I Algemene gebruikershandleiding
8 Voor elke rit
Ondanks de grote zorgvuldigheid bij de productie en
montage kunnen bijv. tijdens het transport onderde-
len losraken of kunnen er veranderingen in hun wer-
king optreden.
Controleer daarom voor elke rit:
of de bel en de verlichting werken en goed vast-
zitten
of de reminstallatie goed werkt en stevig vastzit
bij hydraulische remmen de dichtheid van de
leidingen en aansluitingen
banden en velgen op beschadigingen, rondloop
en ingedrongen voorwerpen, met name na ritten
in het terrein
banden op voldoende proeldiepte
verende elementen op werking en veilige beves-
tiging
of schroeven, moeren en snelspanners stevig
vastzitten
ame en vork op vervormingen en beschadigin-
gen
stuur, stuurpen, zadelpen en zadel op correcte
positie en correcte, veilige bevestiging.
Wanneer u er niet zeker van bent of uw ets in op-
timale, technische staat verkeert, mag u hem niet
gebruiken. Laat uw ets dan eerst nakijken door een
erkende etsenmaker.
9 Instelling op de gebruiker
Raceetsen of mountainbikes kunnen ook zonder pedalen
worden geleverd.
Als u zelf de pedalen op uw ets wilt monteren, gaat u als
volgt te werk:
9.1 Montage van de pedalen
Bestrijk beide pedaalschroefdraden met smeermid-
del (vet).
Het linker pedaal hee een linkse schroefdraad, op de
as staat doorgaans de aanduiding "L" . Het rechter pe-
daal hee een rechtse schroefdraad en is doorgaans
voorzien van de aanduiding "R".
As met schroefdraad
van rechter pedaal
As met schroefdraad
van linker pedaal
Schroef het linker pedaal tegen de richting van de
wijzers van de klok op de linker crankarm.
Schroef het rechter pedaal in de richting van de
wijzers van de klok op de crankarm (aan de kant
van de etsketting).
Trek beide pedalen met een geschikte gaelsleu-
tel maat 15 of inbussleutel aan. Trek alle schroe-
ven met het voorgeschreven aanhaalkoppel aan
(
Hoofdstuk 30 „Technische specicaties“). An-
ders kunnen de pedalen losraken.
I Algemene Gebruikershandleiding 13
Wanneer u de pedalen scheef plaatst of vastschroe,
kan de schroefdraad in de krukarm beschadigd raken.
1 Systeempedalen
2 Tour- of sportpedalen
3 Systeempedalen raceets
1
2
3
Gebruik MTB-, race- en systeempedalen alleen met de
hiervoor geschikte schoenplaatjes en schoenen. Met
andere schoenen kunt u van de pedalen glijden.
Het gebruik van systeem-MTB-pedalen of systeem-
racepedalen, de zogenoemde klikpedalen, kan wanneer u
ongeoefend bent tot ernstige valpartijen leiden. Wanneer
u systeempedalen gebruikt, kunt u het inklikken in het
pedaal en het losmaken van de schoen uit het pedaal het
beste eerst staand oefenen. Oefen dit nooit in het verkeer.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van de pedaal- en
schoenenfabrikant.
Informatie hierover is ook op internet te vinden. Een
lijst met links staat in Hoofdstuk 29 „Lijst met links“
afgedrukt.
9.2 Zitpositie instellen
9.2.1 Fietszadel instellen
De zitpositie is bepalend voor uw comfort en prestaties
tijdens het etsen.
Verwijder of wijzig de zadelpen of zadelklem
niet. Wanneer u onderdelen verandert of om-
bouwt, vervalt de garantie.
Trek alle schroeven met het voorgeschreven
aanhaalkoppel aan. Anders kunnen de schroeven
afscheuren en kunnen onderdelen losraken (zie
Hoofdstuk 30 „Technische specicaties“).
Gebruik voor werkzaamheden aan de ets alleen ge-
schikt gereedschap en voer deze alleen uit als u over
voldoende kennis beschikt. Laat complexe werkzaam-
heden of werkzaamheden die uw veiligheid betreen
altijd uitvoeren door een erkende etsenmaker.
9.2.2 Snelspanners gebruiken
Alle snelspanners moeten stevig aangetrokken
zijn, voordat u vertrekt. Controleer voor elke rit
of ze stevig vastzitten.
Controleer of alle snelspanners goed vastzitten
als u uw ets een tijd zonder toezicht hebt gepar-
keerd en weer wilt vertrekken.
Bij het omslaan van de spanhendel is zoveel
kracht vereist dat u hiervoor uw handbal moet
gebruiken. Anders kan de snelspanner losraken.
14 I Algemene gebruikershandleiding
Snelspanners
1 spanhendel
2 instelmoer
1
2
Ga als volgt te werk om de snelspanner te openen:
Sla de spanhendel zodanig om dat de binnenkant
van de hendel te zien is of dat u de aanduiding
OPEN kunt lezen.
Open de snelspanner tot aan de aanslag.
Om de snelspanner verder los te maken, draait u de
instelmoer tegen de richting van de wijzers van de
klok in.
Ga als volgt te werk om de snelspanner te sluiten:
Stel het klemvermogen met de instelmoer in.
Als de snelspanner te gemakkelijk te bewegen is,
opent u hem weer en draait u de instelmoer in de
richting van de wijzers van de klok.
Als de snelspanner nog steeds erg gemakkelijk kan
worden gesloten, herhaalt u de vorige stap.
Als de snelspanner erg lastig te bewegen is, draait
u de instelmoer tegen de richting van de wijzers
van de klok in.
Sla de spanhendel vanuit de positie OPEN zodanig
om dat u de buitenkant van de hendel kunt zien of
de aanduiding CLOSE zichtbaar is.
Snelspanhendels moeten in gesloten staat nauw
tegen het ame, de vork en de zadelklem aan lig-
gen. Controleer of de snelspanners van de naven
in gesloten staat naar achteren wijzen. Ze kun-
nen tijdens het etsen anders aan hindernissen
blijven hangen en opengaan. Dit kan tot zware
valpartijen leiden.
9.2.3 De juiste zadelhoogte bepalen
Ga op het etszadel zitten.
Probeer nu met uw hak de laagste positie van het
pedaal te bereiken. Uw knie moet hierbij bijna
geheel gestrekt zijn.
Plaats de bal van uw voet in het midden van het
pedaal. Wanneer uw knie nu licht gebogen is, staat
de hoogte van het zadel goed ingesteld.
Trek de zadelpen nooit boven de maximale of stop-
markering uit de zitbuis. U kunt anders letsel oplopen
of de zadelpen beschadigen. Hanteer altijd de aange-
geven aanhaalkoppels.
Bij volledig geveerde mountainbikes waarvan het naar
onder wijzende deel van de zitbuis open is, mag de inge-
stoken zadelpen onderaan alleen zo ver uitsteken dat de
swingarm en het verende element elkaar tijdens het et-
sen nooit aanraken.
I Algemene Gebruikershandleiding 15
De minimale insteekdiepte staat op de zadelpen ver-
meld. Zo niet, moet de minimale insteekdiepte 7,5
cm bedragen. Bij ames met een langere zitbuis die
boven de bovenbuis uitsteekt, bedraagt de minimale
insteekdiepte 10 cm.
Op stopmakering
letten.
9.2.4 Zadelhoek instellen
Lijn uw etszadel zo horizontaal mogelijk uit.
Tijdens een langere etstocht merkt u vanzelf wel-
ke zitpositie het prettigste is. Wanneer u uw zadel
toch wilt laten hellen, is een lichte helling naar
voren het beste. Als u het zadel naar achteren laat
hellen, kunt u pijn krijgen of letsel oplopen.
De zadelhoek stelt u als volgt in:
Om de klemschroef los te maken, draait u deze
tegen de wijzers van de klok in.
Kiep het etszadel in de gewenste stand.
Om de klemschroef weer vast te zetten, draait u
deze met de wijzers van de klok mee. (Zie voor
aanhaalkoppels
Hoofdstuk 30 „Technische speci-
caties“).
Instellen van zadelhoek
9.2.4.1 bij een 2-schroef zadelpenklem
Sommige zadelpennen hebben twee schroeven voor het
instellen van de zadelhoek, een voor en een achter de
zadelpenbuis. Wanneer u het zadel naar voren wilt laten
hellen, maakt u met een inbussleutel de achterste schroef
los en trekt u de voorste met hetzelfde aantal omwentelin-
gen aan. Wanneer u het zadel naar achteren wilt laten hel-
len, maakt u de voorste schroef los en trekt u de achterste
dienovereenkomstig aan. Trek beide schroeven hierna nog
een keer aan. Houd hierbij rekening met de juiste aanhaal-
koppels (zie
Hoofdstuk 30 „Technische specicaties“).
2-schroef zadelpenklem
9.2.4.2 bij een klembevestiging
Bij een zadel met klembevestiging zit de klemmoer aan de
zijkant. De zadelhoek stelt u als volgt in:
Om de klemmoer los te maken, draait u deze tegen
de richting van de wijzers van de klok in. Eventu-
eel moet u met een tweede sleutel de moer aan de
andere kant vasthouden.
Kiep het etszadel in de gewenste stand.
Om de klemmoer aan te trekken, draait u deze met
de wijzers van de klok mee. Eventueel moet u met
een tweede sleutel de moer aan de andere kant
vasthouden. Houd rekening met het juiste aanhaal-
koppel (zie
Hoofdstuk 30 „Technische specica-
ties“).
Klembevestiging
16 I Algemene gebruikershandleiding
9.2.4.3 bij een geveerde zadelpen
Geveerde zadelpennen verminderen de schokken die
ontstaan door een oneen terrein en ontzien daardoor de
ruggengraat.
Voor een instelling van de verende elementen van de za-
delpen kunt u bij uw dealer terecht.
Geveerde zadelpen
9.3 Stuurpositie instellen
Trek alle schroeven met het voorgeschreven aanhaal-
koppel aan. Anders kunnen de schroeven losscheuren
en kunnen onderdelen losraken (zie
Hoofdstuk 30
Technische specicaties“).
Ook door een verandering van de stuurhoogte kunt u uw
zitpositie op de ets bepalen.
Hoe lager u het stuur instelt, des te verder u uw bovenli-
chaam naar voren moet buigen. Hierdoor neemt de belas-
ting op de handgewrichten, de armen en het bovenlichaam
toe en moet u uw rug verder buigen.
Hoe hoger u het stuur instelt, hoe rechter u op de ets zit.
Hierbij neemt de belasting van de ruggengraat door stoten
toe.
Zo bepaalt u de voor uw lengte optimale stuurhoogte:
Ga op het etszadel zitten.
Vraag eventueel een tweede persoon om de ets
vast te houden.
Buig uw bovenlichaam in de richting van het stuur
totdat u een comfortabele houding hebt gevonden.
Strek uw armen in de richting van het stuur.
Onthoud de ongevere positie van uw handen om
het stuur op deze hoogte in te stellen.
9.3.1 Stuurhoogte bij conventionele
stuurpen aanpassen / instellen
Om de balhoofdbuis in de stuurbuis los te maken, gaat u
als volgt te werk:
Maak de expanderbout los om de stuurpen los te
maken. Draai deze met een inbussleutel twee tot
drie omwentelingen tegen de richting van de wij-
zers van de klok in.
Om ervoor te zorgen dat de vork bij het losmaken
van de balhoofdbuis niet meebeweegt, klemt u het
voorwiel tussen uw benen.
Houd het stuur aan de grepen vast en draai ais-
selend naar rechts en links.
Wanneer dit niet mogelijk is, slaat u licht met een
kunststoamer van boven op de expanderbout,
totdat de klemvoorziening van de stuurpen loslaat.
Stel de stuurpen op de gewenste hoogte in.
Lijn het stuur zo uit dat het in een rechte hoek
staat ten opzichte van het voorwiel.
Om de balhoofdbuis weer te bevestigen, trekt u de
expanderbout met een inbussleutel in de richting
van de wijzers van de klok vast (zie
Hoofdstuk 30
Technische specicaties“).
I Algemene Gebruikershandleiding 17
Trek de stuurpen nooit boven de maximale of stop-
markering uit de buis. Indien u geen markering kunt
vinden, steekt u de stuurpen minimaal 6,5 cm diep
in de stuurbuis. Anders kan de stuurpen losraken of
breken.
9.3.2 Stuurhoogte bij A-Head-systemen
aanpassen
Bij de hier getoonde A-Head-stuurpennen moet een er-
kende etsenmaker de hoogteverstelling van het stuur
uitvoeren.
9.3.3 Stuur bij A-Head-systeem in de juiste
stand brengen met het voorwiel
Ga als volgt te werk om het stuur in de juiste stand te
brengen met het voorwiel:
Draai voor het openen de inbusschroeven aan de
achterkant van de stuurpen met een inbussleutel
tegen de richting van de wijzers van de klok in.
Draai de stuurbeugel zodanig dat het stuur precies
in een rechte hoek tot het voorwiel staat.
Trek de inbusschroef in de richting van de wijzers
van de klok met een inbussleutel aan (zie
Hoofd-
stuk 30 „Technische specicaties“).
9.3.4 Stuurpositie door draaien van het stuur
instellen
Open de inbusschroeven aan de voorkant van de stuurpen.
Draai het stuur totdat het in een comfortabele positie
staat. Zorg ervoor dat het stuur precies in het midden in
de stuurpen wordt geklemd. Trek de inbusschroeven in de
richting van de wijzers van de klok weer aan. Wanneer het
aanhaalkoppel op de stuurpen staat vermeld, dient u zich
aan deze waarde te houden. Anders vindt u de aanhaal-
koppels in
Hoofdstuk 30 „Technische specicaties“.
Nadat u het stuur hebt ingesteld, moet u de remhendels
en schakelhendels aanpassen. Maak de inbusschroeven
aan de greeprubbers los. Ga op het zadel zitten en plaats
uw vingers op de hendel. Draai de hendel totdat u arm in
een rechte lijn met uw onderarm ligt. Trek de schroeven in
de greeprubbers in de richting van de wijzers van de klok
weer vast (zie voor aanhaalkoppels
Hoofdstuk 30 „Tech-
nische specicaties“).
18 I Algemene gebruikershandleiding
9.3.5 Stuurhoogte bij verstelbare stuurpen
aanpassen
Bij sommige soorten stuurpennen kunt u de stuurhoek
variëren. De klemschroeven voor de instelling van de hoek
van de stuurpen zitten aan de zijkant van het scharnier of
aan de boven- of onderkant van de stuurpen. Er zijn ook
modellen met aanvullende vergrendelingshendels of jus-
teerschroeven.
Inbusschroef
(geïntegreerde vergren-
delingshendel)
Instelschroef
Zo stelt u de stuurhoek in:
Maak de klemschroef los met een inbussleutel die
u twee tot drie omwentelingen tegen de richting
van de wijzers van de klok in draait.
Wanneer u een model met aanvullende arrêteer-
standen hebt, maakt u de vertanding van de arrê-
teerstanden los door de klemschroef verder tegen
de richting van de wijzers van de klok te draaien.
Wanneer u een model hebt met een geïntegreerde
vergrendelingshendel, moet u de schroef van de
vergrendelingshendel losmaken. Deze is bij veel
modellen aan de onderkant van de stuurpen te
vinden.
Kiep de stuurpen in de gewenste hoek.
Voor de bevestiging van de stuurpen trekt u de
klemschroef met een inbussleutel in de richting
van de wijzers van de klok vast. Wanneer de aan-
haalkoppels op de stuurpen vermeld staan, dient u
deze precies aan te houden. Wanneer dit niet het
geval is, vindt u een tabel met aanhaalkoppels in
Hoofdstuk 30 „Technische specicaties“.
Bij modellen met een geïntegreerde vergrende-
lingshendel draait u de schroef van de vergrende-
lingshendel in de richting van de wijzers van de
klok voorzichtig vast. De vergrendelingshendel
moet hierbij in de vertanding vastgrijpen.
10 Frame
De vorm van het ame is aankelijk van het etstype en
de nctie van de ets. Frames worden uit diverse materi-
alen vervaardigd, zoals staal- of aluminiumlegeringen of
carbon (koolstoezels).
Het amenummer van etsen staat op de zitbuis, op
de uitvaleinden of op de trapasbehuizing vermeld.
Bij Pedelecs kan het nummer ook op de motorophan-
ging staan. Via het amenummer kan uw ets ingeval
van een diefstal worden geïdenticeerd. Voor een
eenduidige identicatie is het belangrijk dat u het
volledige nummer in de juiste volgorde noteert.
Gebruik de ets nooit als het ame vervormd of ge-
scheurd is. Probeer niet beschadigde onderdelen zelf
te repareren. Dat kan tot ongevallen leiden. Vervang
defecte onderdelen, voordat u uw ets weer gebruikt.
Na een ongeval of een val dient u uw ets door een
erkende etsenmaker te laten nakijken, voordat u de
ets opnieuw gebruikt. Defecten aan ame of onder-
delen die niet worden herkend, kunnen tot ongevallen
leiden.
Wanneer uw ets niet goed rechtdoor rijdt, kan dit
wijzen op een vervormd ame. Laat het spoor in dit
geval door een erkende etsenmaker instellen.
I Algemene Gebruikershandleiding 19
11 Balhoofdset
Balhoofdset
Het balhoofdset is het lager van de vork in het ame. Een
correct ingesteld balhoofdset kan licht worden gedraaid.
Hier mag geen sprake zijn van speling.
Door schokken tijdens het etsen wordt het balhoofdset
zwaar belast. Het kan losraken of verdraaien. Laat de spe-
ling en lichte loop van het balhoofdset regelmatig door
uw dealer controleren (intervallen zie
Hoofdstuk 28.1
„Inspectieschema“).
Balhoofdset controleren
Wanneer u het balhoofdset onjuist instelt of te strak
aantrekt, kunnen er breuken ontstaan. Ga hiervoor
dus altijd naar een erkende etsenmaker.
Als u met een los zittend balhoofdset etst, kunnen de
lagerschalen of vork beschadigd raken.
12 Vork
Het voorwiel wordt door de vork vastgehouden. De vork
bestaat uit twee vorkpoten, de brug en de vorkschacht.
Carbonvork Verende voorvork
Het overgrote deel van mountainbikes, trekkingetsen en
citybikes is voorzien van verende voorvorken. Zij beschik-
ken over diverse instellingen en zorgen voor meer rijcom-
fort.
Informatie over de werking, het onderhoud en de verzor-
ging van de verende elementen vindt u in
Hoofdstuk 13
Geveerde ames en verende elementen“. Speciale infor-
matie over uw verende voorvork vindt u in de handleidin-
gen van de
fabrikant van de verende voorvork die u op de cd of op de
website van de fabrikant kunt vinden.
Gebruik uw ets nooit als de vork beschadigd is. U
mag een defecte vork niet zelf repareren. Dat kan tot
ernstige ongevallen leiden. Laat een vervormde of
anderszins beschadigde vork altijd vervangen voordat
u uw ets weer gebruikt.
Voorkom springen en rijdt niet van hoge stoepranden
af. Dit kan schade aan de vork tot gevolg hebben en
tot ernstige ongevallen leiden.
Controleer regelmatig of alle schroeven aan de vork
stevig vastzitten. Los zittende schroeven kunnen tot
ernstige ongevallen leiden.
20 I Algemene gebruikershandleiding
13 Geveerde ames en verende
elementen
13.1 Frames met achterbouwvering
Wanneer u met uw ets extra sportief en bijzonder com-
fortabel in het terrein wilt rijden, hebt u mogelijk een
volledig geveerd model gekocht. Hier is de achterbouw
van het hoofdame niet stijf, maar bewegelijk gelagerd en
geveerd en gedempt met een schokdemper.
Volledig geveerd ame
Er worden verschillende soorten verende elementen ge-
bruikt. Met name schokdempers die via een metalen veer
veren en schokdempers met een luchtkamer waarvan de
lucht bij het inveren wordt gecomprimeerd. Bij hoogwaar-
dige schokdempers is de demping, die de snelheid tijdens
het in- en uitveren regelt, instelbaar. Hiervoor is een sys-
teem van oliereservoirs en -kanalen verantwoordelijk.
Een dergelijk model biedt niet alleen aanzienlijk meer rij-
veiligheid en comfort, maar hee ook een speciale behan-
deling nodig. In deze gebruikershandleiding vindt u alleen
algemene informatie hierover. Uitgebreide informatie en
advies vindt u op de bij de cd bijgevoegde handleidingen
van de fabrikant van de schokdemper. U kunt hiervoor ook
terecht bij uw dealer.
Een belangrijke informatiebron kan ook de website
van de betreende fabrikant van het verende element
zijn. Informatieve en nuttige links vindt u in
Hoofd-
stuk 29 „Lijst met links“.
Wanneer u uw ets ophaalt, dient de dealer de vering voor
u in te stellen. Het is mogelijk dat uw ets en de zitpositie
er anders uitzien en tijdens het etsen ook anders aanvoe-
len dan dat u het gewend bent. De demper dient zodanig
te worden afgesteld dat hij zacht reageert, maar niet door-
slaat als u over een hindernis rijdt. Hiervoor moet de dem-
per een beetje wegzinken als u op de ets gaat zitten.
13.2 Verzorging en onderhoud
U kunt u volledig geveerde MTB zoals gewoonlijk reinigen.
Hiervoor geschikt zijn warm water met een beetje aas-
middel of een mild reinigingsmiddel dat bij uw dealer
verkrijgbaar is.
Reinig uw ets bij voorkeur niet met een hogedrukrei-
niger. Door de hoge druk komt de reinigingsvloeistof
ook in dichte lagers terecht en beschadigd deze.
De binnenpoten van de schokdemper en de dichting die-
nen tijdens het regelmatige onderhoud met een zachte
doek voorzichtig te worden afgeveegd. Wanneer u een
beetje spuitolie, bijvoorbeeld van Brunox, op het loopvlak
van de demper en de dichting spuit, kunt u de werking en
levensduur verbeteren.
U moet regelmatig controleren of er bij de scharnieren
van de achterbouw geen sprake is van speling. Til uw ets
hiervoor op en probeer het achterwiel zijwaarts te bewe-
gen.
Wanneer u het achterwiel optilt en snel weer neerzet, kunt
u zien of er sprake is van speling bij de bevestigingspun-
ten van de demper. Wanneer u vaststelt dat er sprake is
van speling of wanneer u een klepperend geluid hoort,
moet u uw ets door een erkende etsenmaker laten na-
kijken.
De werking en de stevige bevestiging van de verende
elementen zijn van wezenlijk belang voor uw veilig-
heid. Onderhoud en controleer uw volledig geveerde
ets daarom regelmatig.
Trek alle schroeven met het voorgeschreven
aanhaalkoppel aan. Anders kunnen de schroeven
afscheuren en kunnen onderdelen losraken (zie
Hoofdstuk 30 „Technische specicaties“).
I Algemene Gebruikershandleiding 21
14 Trapassen en crankstellen
Tandwielen behoren tot de slijtageonderdelen. De levens-
duur is aankelijk van diverse factoren, zoals
onderhoud en verzorging,
soort gebruik en
het afgelegde traject.
15 Trapas controleren
Trapassen moeten vastzitten. Anders kan de crankset
beschadigd worden.
Aangezien crankstellen los kunnen raken, dient u
regelmatig te controleren of de trapas nog stevig
vastzit. U wiebelt hiervoor aan de crankstellen.
Wanneer bij de crankstellen sprake is van speling,
laat u uw ets door een erkende etsenmaker na-
kijken en laat u de crankarmen correct bevestigen.
Wanneer uw ets een carboname en een trapas-
behuizing voor een BB30-binnenlager hee, dient u
rekening te houden met het volgende:
er bestaat de mogelijkheid hier een adapter voor
gebruik van een binnenlager met een gangbare BSA-
schroefdraad te monteren. Hierbij dient u echter reke-
ning te houden met het feit dat
de adapter alleen in volledig onbeschadigde
ames mag worden gemonteerd. Hij is er niet
voor bedoeld om defecte BB30-binnenlagers
te repareren. Wanneer deze niet correct wordt
ingebouwd, kan de trapasbehuizing beschadigd
raken en vervalt als gevolg hiervan de garantie.
Laat een dergelijke adapter alleen door een dea-
ler monteren.
de adapter niet meer mag worden verwijderd
nadat hij in het carboname is gemonteerd.
16 Wielen
16.1 Wielen controleren
Wielen vormen de verbinding tussen ets en de weg. Door
oneenheden in de weg en door het gewicht van de ge-
bruiker worden de wielen aanzienlijk belast.
Voor de levering worden de wielen zorgvuldig gecontro-
leerd en gecentreerd. De spaken zetten zich echter pas
tijdens de eerste gereden kilometers.
Laat de wielen na der eerste 100 km door een
erkende etsenmaker controleren en eventueel
centreren.
Controleer hierna regelmatig de spanning van de
spaken en laat los zittende of beschadigde spaken
door een erkende etsenmaker vervangen resp.
centreren.
Het wiel kan op verschillende manieren in het ame en de
vork bevestigd zijn. Naast de bekende systemen waarbij
het wiel door asmoeren of snelspanners wordt vastgezet,
bestaan er ook verschillende soorten steekassen. Deze
kunnen door een schroeerbinding of verschillende soor-
ten snelspanners worden gexeerd. Wanneer uw ets is
voorzien van een steekas, raadpleegt u de bijgeleverde
gebruikershandleiding van de fabrikant of de website van
de betreende fabrikant.
Trek alle schroeven met het voorgeschreven aanhaal-
koppel aan. Anders kunnen de schroeven losscheuren
en kunnen onderdelen losraken (zie
Hoofdstuk 30
Technische specicaties“).
16.2 Naven controleren
Om de naaagers te controleren, gaat u als volgt te werk:
Til het wiel op en draai eraan.
Controleer hierbij of het wiel enkele omwentelin-
gen doordraait en vervolgens tot stilstand komt.
Wanneer het wiel abrupt stopt, is het lager be-
schadigd. Dat geldt niet voor voorwielen met een
naafdynamo.
22 I Algemene gebruikershandleiding
Om vast te stellen of het naaager speling hee,
probeert u het wiel dwars op de rijrichting in de
vork resp. achterbouw heen en weer te bewegen.
Wanneer u vaststelt dat er sprake is van speling
tussen de lagers of dat u het wiel maar moeilijk
kunt draaien, laat u het naaager door een dealer
bijstellen.
16.3 Velgen controleren
Wanneer u een velgrem gebruikt, zullen de velgen sneller
slijten.
Wanneer een velg versleten is, verliest hij zijn stabili-
teit. Bovendien is de velg dan gevoeliger voor bescha-
digingen. Een vervormde, gescheurde of gebroken
velg kan ernstige ongevallen tot gevolg hebben. Wan-
neer u veranderingen aan de velgen van uw ets vast-
stelt, kunt u uw ets beter niet meer gebruiken. Laat
de ets eerst door een erkende etsenmaker nakijken.
Bij etsen vanaf maat 24" zijn de velgen voorzien van
een aanduiding voor de slijtage. Op de zijkant van de
velg zit een markeringslijn of groef die over de gehele
velg loopt.
Vervang de velg zodra u op een plek van de velg
markeringen (groeven, gekleurde punten) ziet, een
markering is verdwenen of een kleurige markering is
afgesleten.
Wanneer de markering uit een groef of meerdere pun-
ten op de velg bestaat, laat u de velg vervangen zodra
deze markeringen zijn weggesleten.
17 Banden en binnenbanden
17.1 Banden
Er zijn talloze soorten banden verkrijgbaar. De terrein-
waardigheid en de rolweerstand zijn aankelijk van het
bandenproel.
Vul de band maximaal tot de toegestane bandenspan-
ning. Anders kan de band knappen.
Vul de band minimaal met de aangegeven minimale
bandenspanning. Als de bandenspanning te laag is,
kan de band losraken van de velg.
De waarde van de maximaal toegestane bandenspan-
ning en meestal ook de minimaal toegestane banden-
spanning vindt u op de zijkant van de band.
Gebruik bij de bandenwissel alleen banden van het-
zelfde type, dezelfde maat en hetzelfde proel. Dit
hee anders mogelijk een negatief eect op de rij-
eigenschappen. Dat kan tot ongevallen leiden.
Banden horen bij de slijtageonderdelen. Controleer
daarom regelmatig de proeldiepte, de bandenspan-
ning en de staat van de zijkanten van de banden.
Vervang de versleten banden voordat u uw ets weer
gebruikt.
Let hierbij op de maat van de gemonteerde band. Voor
de banddiameter bestaan normaanduidingen.
Voorbeeld 1: "46-622" betekent 46mm band-
breedte en 622mm velgdiameter.
Voorbeeld 2: "28 × 1,60 inch" betekent 28 inch
banddiameter en 1,60 inch bandbreedte.
I Algemene Gebruikershandleiding 23
De bandenspanning wordt in de Engelse eenheid PSI
aangegeven. U vindt in
Hoofdstuk 30 „Technische
specicaties“ een tabel voor de omrekening van de
bandenspanning van PSI in bar.
17.2 Tubeless banden
Vooral voor moderne mountainbikes, minder vaak voor
raceetsen, worden tegenwoordig ook banden zonder
binnenband gebruikt, de zogenoemde "tubeless banden".
Zij bieden enkele voordelen, maar dienen voorzichtig te
worden geplaatst en behandeld.
Gebruik tubeless banden alleen voor hiervoor ge-
schikte velgen. Deze worden speciaal aangeduid, bij-
voorbeeld met de aorting "UST".
Gebruik de tubeless banden alleen zoals voorgeschre-
ven, met de juiste bandenspanning en eventueel met
de aanbevolen dichtingsvloeistof.
Tubeless banden mogen alleen zonder gereedschap van
de velg worden verwijderd, anders kunnen er ondichte
plekken ontstaan. Wanneer de dichtingsvloeistof niet
voldoende is om een defect te voorkomen, kan na verwij-
dering van het ventiel een normale binnenband worden
geplaatst.
17.3 Tubes
Met name etsen die voor wedstrijden worden gebruikt,
zijn voorzien van zogenoemde "tubes". Hier is de bin-
nenband in de buitenband ingenaaid. Deze eenheid wordt
met een speciale lijm op de betreende velg vastgelijmd.
Voordelen van tubes zijn de hogere lekbescherming en
betere noodloopeigenschappen.
Gebruik tubes alleen voor hiervoor geschikte velgen.
Deze hebben geen hoge randen (velgranden), maar
aan de buitenzijde een glad, naar binnen gewelfd op-
pervlak. Hierop wordt de tube gelijmd.
Gebruik tubes alleen volgens de voorschrien en met
de correcte bandenspanning.
Het lijmen van tubes vereist speciale vaardigheden en
veel ervaring. Laat tubes door een erkende etsenma-
ker vervangen. Informeer u over de juiste behandeling
en het veilig verwisselen van tubes.
17.4 Binnenbanden
De binnenband is nodig om de druk in de band te handha-
ven. Hij wordt via een ventiel gevuld.
Er bestaan drie ventielsoorten:
1
2 3
1 Sclaverand- resp. Frans ventiel
2 Schrader- resp. autoventiel
3 Dunlop- resp. Blitzventiel
Alle drie ventielsoorten worden door een dop tegen vuil
beschermd.
24 I Algemene gebruikershandleiding
18 Bandenpech verhelpen
Wanneer u bandenpech wilt verhelpen, hebt u de volgende
uitrusting nodig:
kunststof bandenlichters
plakkers
bandenplak
schuurpapier
evtl. vervangende binnenband
evtl. vervangend ventiel
gaelsleutel (indien uw ets geen snelspanners
hee)
etspomp
Wij raden u aan om eerst het wiel te demonteren. Open of
verwijder eerst de rem. De werkwijze hiervoor is aanke-
lijk van het type etsrem dat u hebt.
Lees het hoofdstuk over remmen, voordat u de rem-
men demonteert. Anders beschadigt u mogelijk de
reminstallatie en dat kan tot ongevallen leiden.
18.1 Rem openen
18.1.1 Cantilever- of V-brake openen
Omklem met één hand het wiel.
Duw de remvoeringen of remarmen tegen de velgen
samen.
Hang de remkabel aan een van de remarmen.
18.1.2 Hydraulische velgrem verwijderen
Wanneer er remsnelspanners aanwezig zijn, de-
monteert u een remeenheid (zie
Hoofdstuk 9.2.2
„Snelspanners gebruiken“).
Wanneer geen remsnelspanner aanwezig is, laat u
de lucht uit de band ontsnappen.
Om een binnenband met een Sclaverand- resp Frans ven-
tiel te vullen, gaat u als volgt te werk:
Schroef de ventieldop met de vingers tegen de
richting van de wijzers van de klok los.
Schroef de kartelmoer tegen de richting van de
wijzers van de klok los.
Duw de kartelmoer even met uw vinger in het ven-
tiel, zodat er lucht vrijkomt.
Pomp de binnenband met een geschikte etspomp
op.
Draai de kartelmoer weer vast.
Schroef de ventieldop in de richting van de wijzers
van de klok op het ventiel.
Informeer bij uw dealer welke etspomp geschikt is
voor uw ventiel.
Om een binnenband met een Dunlop- resp. Blitzventiel
en Schrader- resp. autoventiel te vullen, gaat u als volgt
te werk:
Schroef de ventieldop tegen de richting van de
wijzers van de klok los.
Pomp de binnenband met een geschikte etspomp
op.
Schroef de ventieldop met de wijzers van de klok
mee op het ventiel.
I Algemene Gebruikershandleiding 25
18.2.2 Achterwiel verwijderen
Wanneer u ets een kettingversnelling hee, scha-
kelt u naar het kleinste tandwiel. In deze positie
belemmert de achterderailleur de demontage niet.
Wanneer uw ets over snelspanners beschikt,
opent u deze (zie
Hoofdstuk 9.2.2 „Snelspanners
gebruiken“).
Wanneer uw ets asmoeren hee, maakt u deze met
een geschikte gaelsleutel los door de moeren tegen
de richting van de wijzers van de klok in te draaien.
Klap de achterderailleur iets naar achteren.
Til de ets licht op.
Trek het wiel uit het ame.
Wanneer u het wiel er nog niet kunt uittrekken,
opent u de snelspanner nog verder door de contra-
moer tegen de richting van de wijzers van de klok
in te draaien.
Sla van boven met uw vlakke hand licht op het wiel.
Het wiel valt er naar onder toe uit.
Als voorbeeld volgt hier de demontage van een Shimano-
naaersnelling:
Losmaken van de schakelkabel voor de verwijdering van het
achterwiel
Maak de kabel los van de cassettekoppeling om het
achterwiel uit het ame te kunnen halen.
CJ-8S20
JAPAN
LOCK
Cassettekoppeling
1. Stel de Revo-schakelhendel in op 1.
op 1 instellen
18.1.3 Zij-optrek-velgrem openen
Open de snelspanhendel aan de remarm of de
remhendel.
Wanneer er geen remsnelspanners aanwezig zijn,
laat u de lucht uit de banden ontsnappen. U kunt
het wiel nu tussen de remvoeringen uit trekken.
18.1.4 Naaersnelling-, rol-, trommel- of
terugtrapremmen ontspannen
Maak de kabelklemschroef resp. de snelspanner
aan de remarm los.
Bij terugtrapremmen moet u de schroeerbinding
van de remarm op de liggende achtervork openen.
18.2 Wiel verwijderen
Houdt u er rekening mee dat de hier beschreven stappen
als voorbeeld dienen.
Zie de informatie van de betreende fabrikant of neem
contact op met uw etsenmaker.
18.2.1 Voorwiel verwijderen
Wanneer uw ets over snelspanners beschikt,
opent u deze (zie
Hoofdstuk 9.2.2 „Snelspanners
gebruiken“).
Wanneer uw ets asmoeren hee, maakt u deze
met een geschikte gaelsleutel los door de moeren
tegen de richting van de wijzers van de klok in te
draaien.
Wanneer het voorwiel door bijzonder gevormde
uitvaleinden tegen eruit vallen is beveiligd, maakt
u de moeren verder los door ze tegen de richting
van de wijzers van de klok in te draaien. Als de
onderlegplaatjes en moeren de uitvaleinden niet
meer aanraken, trekt u het voorwiel uit de vork.
Wanneer uw ets beschikt over borgschijes van
plaatstaal, opent u de moeren verder door ze te-
gen de richting van de wijzers van de klok in de
draaien.
Trek de borgschijes zo ver uit elkaar totdat ze het
uitvaleinde niet meer raken.
Trek nu het voorwiel uit de vork.
26 I Algemene gebruikershandleiding
5. Maak de wielmoeren los en leg ze terzijde. Ver-
wijder de onderlegplaatjes van de wielas.
6. Trek het achterwiel uit de gleuven van de
uitvaleinden.
18.3 Band en binnenband verwijderen
Schroef de ventieldop, de bevestigingsmoer
en eventueel de wartelmoer van het ventiel.
Bij Dunlop- of Blitzventielen verwijdert u het
ventielinzetstuk.
Laat de resterende lucht uit de binnenband
ontsnappen.
Plaats de bandenlichter tegenover het ventiel aan
de binnenrand van de band.
Til de zijkant van de band over de velgrand.
Schuif de tweede bandenlichter op ca. 10 cm van
de eerste tussen velg en band.
Til de band met de bandenlichter zo vaak over de
velg totdat de band helemaal los is.
Haal de binnenband uit de band.
18.4 Binnenband plakken
Pomp de binnenband op.
Om te controleren op welke plaats de binnenband
is beschadigd, legt u de binnenband in een met
water gevulde bak.
Duw de binnenband onderwater. Op de plaats waar
de binnenband is gescheurd of een gat vertoont,
komen luchtbellen vrij.
Als zich het defect onderweg voordoet en u niet
kunt vaststellen waar het gat zich bevindt, pompt
u de binnenband gewoon heel hard op. Hij wordt
dan groter en door de hogere druk van de ontsnap-
pende lucht kunt u beter horen waar het gat zit.
Laat de binnenband drogen.
Ruw de binnenband op de plek van het gat voor-
zichtig met schuurpapier op.
Bestrijk de betreende plek met bandenplak.
Wacht enkele minuten totdat de bandenplak is
aangedroogd.
2. Trek de buitenkabel uit de buitenkabelhouder
van de cassettekoppeling en verwijder de kabel uit
de gleuf in de houder.
CJ-8S20
JAPAN
Houder
Buitenkabelhouder
Gleuf
1
2
1 uit de buitenkabelhouder trekken
2 uit de gleuf verwijderen
3. Verwijder de kabelbevestigingsbout uit het
schakelwieltje.
CJ-8S20
JAPAN
LOCK
Kabelbevestigingsschroef
Schakelwieltje
Wanneer het moeilijk is om de buitenkabel uit de
houder in de cassettekoppeling te trekken, steekt u
een 2-mm-inbussleutel of een spaak # 14 in het gat
van het schakelwieltje en draait u deze om de ka-
bel op deze manier los te maken. Verwijder hierna
eerst de kabelbevestigingsbout uit het schakelwiel-
tje, voordat u de buitenkabel uit de buitenkabel-
houder trekt.
CJ-8S20
JAPAN
LOCK
Schakel-
wieltje
draaien
Gat van schakelwieltje
2-mm-inbussleutel
of spaak # 14
Kabelbevestigings-
bout verwijderen
uit de buiten-
kabelhouder
trekken
1
2
3
4. Maak de schroef van de remarm los en verwijder
de schroef.
I Algemene Gebruikershandleiding 27
18.6 Wiel terugplaatsen
Houdt u er rekening mee dat de hier beschreven stappen
als voorbeeld dienen.
Zie de informatie van de betreende fabrikant of neem
contact op met uw dealer.
18.6.1 Voorwiel plaatsen
Let bij het plaatsen van het voorwiel op de looprich-
ting van de band.
Wanneer uw ets een schijem hee, moet u contro-
leren of de remschijven correct tussen de remvoerin-
gen zitten.
18.6.2 Achterwiel plaatsen
18.6.2.1 bij etsen met kettingversnelling
Wanneer uw ets een kettingversnelling hee,
plaatst u bij het plaatsen van het achterwiel de ket-
ting weer op het kleinste tandwiel.
Plaats het wiel tot aan de aanslag en in het midden
in de uitvaleinden.
Trek de naafmoer vast aan resp. sluit de snelspan-
ner stevig (zie
Hoofdstuk 9.2.2 „Snelspanners
gebruiken“).
18.6.2.2 bij etsen met naaersnelling
Montage van een wiel met versnellingsnaaf in het ame
1. Leg de ketting op de cassette en breng de naafas
aan op de uitvaleinden.
CJ-NX10
JAPAN
Naafas
Uitvaleinde
Druk de bandenplakkers stevig op de beschadigde
plek.
Laat de bandenplakker enkele minuten drogen.
18.5 Band en binnenband terugplaatsen
Voorkom dat er voorwerpen in de band terechtkomen.
Zorg ervoor dat de binnenband niet gevouwen is en
nergens beklemd zit. Let bij de montage van de band
op de looprichting. Als de band een looprichting
hee, staat deze aan de zijkant vermeld.
Controleer of de velgband over de spaaknippels
ligt en niet beschadigd is.
Plaats de velg met een kant in de band.
Duw een kant van de band volledig in de velg.
Steek het ventiel door het ventielgat en leg de bin-
nenband in de band.
Duw de band over de velgrand.
Trek de band stevig naar het midden van de velg.
Het reeds gemonteerde gedeelte glijdt in de
velgbodem.
Controleer opnieuw of de binnenband goed zit.
Schuif de tweede kant van de band met uw hand-
ballen volledig over de velgrand.
Bij Dunlop- of Blitzventielen: Plaats het ventielin-
zetstuk terug en draai de wartelmoer vast.
Pomp de binnenband licht op.
Controleer bevestiging en rondloop van de band
aan de hand van de controlering aan de zijkant van
de velg. Corrigeer de positie van de band met de
hand als hij niet rondloopt.
Pomp de binnenband tot de aanbevolen banden-
spanning op.
28 I Algemene gebruikershandleiding
2. Plaats de borgplaatjes aan beide zijden van de
naafas. Draai de schakelarm zodanig dat de uitste-
kende delen van de borgplaatjes in de gleuven van
de uitvaleinden vastgrijpen. In dit geval kan de
schakelarm bijna parallel met de vork worden ge-
monteerd.
CJ-NX10
JAPAN
LOCK
7R
Borgplaatjes (linkerkant)
Schakelarm
Framevork
Gleuf van
uitvaleinde
Borgplaatje
(rechterkant)
Het vooruitstekende deel moet aan de kant van het
uitvaleinde zitten.
Plaats de borgplaatjes zodanig dat de uitstekende
delen precies in de gleuven van de uitvalein-
den aan de voor- en achterkant van de naafas
vastgrijpen.
3. Span de ketting en bevestig het wiel met de dop-
moeren aan het ame.
CJ-NX10
JAPAN
LOCK
7
R
Dopmoer
Borgplaatje
Aanhaalkoppel
30 – 45 Nm
4. Breng de remarm met de remarmklem correct op
de vork aan.
Remarm
Klemmoer
Klemschroef
Remarmklem
Framevork
Houd bij de montage van de remarmklem voor het
aantrekken van de klemschroef de klemmoer met een
10-mm-sleutel vast.
Aanhaalkoppel
2
– 3Nm
Controleer na de montage van de remarmklem of de
klemschroef ongeveer tot 2 tot 3mm uit de klemmoer
steekt.
Remarmklem
Klemschroef
(M6 × 16mm)
2 – 3 mm
Remarm
Klemmoer
5. Controleer voor het gebruik van de terugtraprem
of de rem goed werkt en het wiel licht kan worden
gedraaid.
Trek alle schroeven met het voorgeschreven aanhaal-
koppel aan. Anders kunnen de schroeven losscheuren
en kunnen onderdelen losraken (zie
Hoofdstuk 30.3
„Aanhaalkoppels voor schroeerbindingen“).
Plaats de remkabel en bevestig hem of sluit de
remsnelspanner.
Controleer of de remvoeringen de remoppervlakken
raken.
Controleer of de remarm correct is bevestigd.
Voer een remproef uit.
I Algemene Gebruikershandleiding 29
Montage van schakelkabel bij naaersnellingen
Monteer de kabel zodanig aan het schakelwieltje
dat de kabelbevestigingsmoer naar buiten tegen
het uitvaleinde wijst. Schuif de rechte kant van de
tussenschijf in de open kant van het schakelwieltje.
rechte kant van
tussenschijf
open kant van
schakelwieltje
Kabelbevesti-
gingsmoer
Schakelwieltje
CJ-8S20
JAPAN
LOCK
Draai de kabel 60° naar rechts en bevestig de ka-
bel aan de haak.
CJ-8S20
JAPAN
LOCK
60°
draaien
Haak
Monteer de kabel zoals in de aeelding op het
schakelwieltje. Trek de kabel door de gleuf van de
houder aan de cassettekoppeling en steek het uit-
einde van de kabelmantel op de buitenkabelhouder.
CJ-8S20
JAPAN
LOCK
CJ-8S20
JAPAN
Schakelkabel
Houder
Buitenkabelhouder
Gleuf
Schakelwieltje
Houder
1
2
1 door de gleuf trekken
2 in de buitenkabelhouder steken
Wanneer dat voor u gemakkelijker is, kunt u ook
eerst de buitenkabel in de buitenkabelhouder ste-
ken. Draai het schakelwieltje vervolgens met be-
hulp van een 2-mm-inbussleutel of een spaak # 14
die u in het gat van het schakelwieltje steekt. Zo
plaatst u de kabelbevestigingsbout correct in de
open kant van het schakelwieltje.
CJ-8S20
JAPAN
LOCK
1
2
3
Gat van schakelwieltje
2-mm-inbussleutel of
spaak # 14
1 In de buitenkabelhouder steken
2 Schakelwieltje draaien
3 Kabelbevestigingsbout plaatsen
30 I Algemene gebruikershandleiding
Controleer of de kabel correct in de schakelwielgelei-
ding is geplaatst.
CJ-8S20
JAPAN
LOCK
CJ-8S20
JAPAN
LOCK
Geleiding juist
Geleiding onjuist
19 Fietsversnellingen
19.1 Kettingversnelling
Deze gebruikershandleiding beschrij het gebruik van
typische, in de handel verkrijgbare schakelcomponenten
van MTB-, ATB-, cross- of raceetsen. Voor aijkende
componenten vindt u aparte informatie op de cd of op
internet op de pagina's van de betreende fabrikant. Met
vragen over de montage, instelling, het onderhoud en
bediening kunt u terecht bij uw dealer.
Ingeval van los zittende, versleten, beschadigde of
verkeerd ingestelde schakelcomponenten bestaat
voor de etser letselrisico. Laat de kettingversnelling
door een erkende etsenmaker instellen.
Neem in elk geval contact op met uw dealer als
de ketting tijdens het etsen van de kettingrin-
gen of tandwielen springt of
ongebruikelijke geluiden te horen zijn of
u niet zonder problemen kunt schakelen of
de derailleurs of overige schakelonderdelen los
zitten, beschadigd of vervormd zijn of
kettingschakels defect of versleten zijn.
I Algemene Gebruikershandleiding 31
De etsketting mag niet tegelijkertijd voor op het
kleinste kettingring en achter op het buitenste, kleine
tandwiel liggen. De etsketting mag ook niet tegelij-
kertijd op het grootste voorste kettingring en achter
op het binnenste, grote tandwiel liggen. Anders kan
de ketting eraf lopen.
Terwijl u schakelt, mag u nooit achteruit trappen.
Anders kunt u de versnelling beschadigen.
Voer de instellingen aan de versnelling alleen in
kleine stappen en voorzichtig uit. Door een onjuiste
instelling kan de ketting van de tandwielen springen
en hierdoor kunt u vallen. Wanneer u niet zeker weet
of u deze werkzaamheden zelf kunt uitvoeren, kunt u
deze het beste door een erkende etsenmaker laten
uitvoeren.
Ook bij een optimaal ingestelde ketting kunnen er
bij een extreem schuin lopende kettingen geluiden
ontstaan. Dit vormt geen gebrek en hierdoor wordt
de aandrijving ook niet beschadigd. Zodra de ketting
minder scheef loopt, zal het geluid niet meer optre-
den.
Gebruik uw ets niet zonder spaakbeschermer. Wan-
neer er geen spaakbeschermer is gemonteerd, dient
u deze achteraf te monteren. Anders kunnen ketting of
derailleur tussen tandwiel en spaken terechtkomen.
Schakel met de schakelhendel van de derailleur heel
voorzichtig naar de laagste versnelling (grootste
tandwiel). De derailleur kan anders tussen de spaken
terechtkomen en deze beschadigen.
19.1.1 Schakelhendels bedienen
19.1.1.1 Schakelhendels op de raceets
Shimano-schakelhendels
Hendel
a
Hendel
b
van groot naar
klein ketting-
ring
Hendel
a
van klein naar
groot ketting-
ring
Hendel
a
Hendel
b
Hendel
b
van groot naar
klein ketting-
ring
Hendel
a
van klein naar
groot ketting-
ring
Hendel a: Schakelen naar een groter kettingring
Hendel b: Schakelen naar een kleiner kettingring
Alle hendels keren na het loslaten naar de uitgangspositie
terug.
32 I Algemene gebruikershandleiding
Bedienen van hendel voor derailleur
Hendel a: schakelen naar een groter tandwiel.
Hendel a klikt vast in de posities 1, 2 en 3.
Hendel
a
Startpositie
hendel
a
1. Klikpositie
1. Met een versnelling
naar het eerstvolgende
grotere tandwiel scha-
kelen.
Voorbeeld: Schakelen van
3e naar 4e versnelling
2. Met twee versnellingen
naar een groter tandwiel
schakelen.
Voorbeeld: Schakelen van
3e naar 5e versnelling
3: Met drie versnellingen
naar een groter tandwiel
schakelen.
Voorbeeld: Schakelen van
3e naar 6e versnelling
2. Klikpositie
3. Klikpositie
Hendel b: Schakelen naar een kleiner tandwiel. Wanneer
u hendel b een keer indrukt, schakelt u naar het eerstvol-
gende kleinere tandwiel.
Hendel
b
Startpositie
hendel
b
1. Schakelen met een ver-
snelling naar het eerstvol-
gende kleinere tandwiel
Voorbeeld: Schakelen van
de 4e naar de 3e versnelling
Hendel b beweegt bij gebruik van hendel a mee.
Voorkom echter elke druk op hendel b. Dienovereen-
komstig moet elke druk op hendel a bij bedienen van
hendel b worden voorkomen. Een beweging van beide
hendels gelijktijdig, is er geen sprake van een ver-
snellingswissel.
Bedienen van hendel voor voorderailleur (standaard)
Hendel a: schakelen naar een groter kettingring
Hendel
a
Startpositie
hendel
a
volledig
uitgevoerde
schakeling van
voorderailleur
daadwerkelijk
uitgevoerde
wissel
Wanneer de hendelbeweging geen volledige wisseling van het ket-
tingring tot gevolg hee, moet de hendel opnieuw met het bereik
(X') worden bediend om het ontbrekende schakelbereik (X) en dus de
versnelling uit te voeren.
Hendel
b
Startpositie
hendel
b
volledig uitgevoerde
schakeling van voor-
derailleur
Klikpositie
Klikpositie
Hendel b: Schakelen van middelste naar kleinste kettingring
Hendel b beweegt bij gebruik van hendel a nee. Voorkom
echter elke druk op hendel b. Dienovereenkomstig moet
elke druk op hendel a bij bedienen van hendel b worden
voorkomen. Een beweging van beide hendels gelijktijdig,
is er geen sprake van een versnellingswissel.
I Algemene Gebruikershandleiding 33
Bedienen van hendel voor voorderailleur met trimmen
(mechanisme ter voorkomen van hinderlijk geluid), opti-
oneel
Schakelprocessen
Hendel a: Schakelen naar een groter kettingring
Hendel
a
Startpositie
hendel
a
volledig
uitgevoerde
schakeling van
voorderailleur
daadwerkelijk
uitgevoerde
wissel
Wanneer de hendelbeweging geen volledige wisseling van het ket-
tingring tot gevolg hee, moet de hendel opnieuw met het bereik (X')
worden bediend om het ontbrekende schakelbereik (X) en dus de
versnelling uit te voeren.
Hendel b: Schakelen van het middelste naar het kleinste
kettingring
Hendel
b
Startpositie
hendel
b
volledig uitgevoerde
schakeling van voor-
derailleur
Klikpositie
Klikpositie
Een eerste klikstop gee bij het overschakelen met hendel b het
begin van het trimmen (mechanisme ter voorkoming van hinderlijk
geluid) aan. Een tweede, sterkere klikstop gee de volledig uitge-
voerde kettingringwissel aan. Na het trimmen, wordt met de vol-
gende duw het schakelproces afgesloten.
Trimmen (mechanisme ter voorkoming van hinderlijk geluid)
Aankelijk van de positie kan de ketting na het schakelen
de buiten- of binnenkant van de kooi van de voorderail-
leur raken en hierbij geluiden produceren. Duw in een
dergelijk geval hendel a of hendel b licht in om de voorde-
railleur te bewegen totdat hij de ketting niet meer raakt.
Deze werkwijze wordt "trimmen" genoemd. Trimmen is
mogelijk als de ketting op het grote, middelste of het
kleine kettingring ligt.
Wanneer u in een van de volgende posities trimt, verdwij-
nen de geluiden volledig.
34 I Algemene gebruikershandleiding
KETTINGPOSITIE TEKENEN
TRIMMEN
HENDEL BEDIENEN BEWEGING VOORDERAILLEUR
groot kettingring
kleinere
tandwielen
Ketting raakt buitenste
kooi van de voorderail-
leur
Hendel
a
Klikpo-
sitie
(contact)
Trimmen
voor het trimmen na het trimmen
Beweging voorderailleur
buitenste
kooi
Ketting
middelste
kettingring
kleinere
tandwielen
klein
kettingring
kleinere
tandwielen
groot kettingring
grotere
tandwielen
Ketting raakt binnenste
kooi van voorderailleur
Hendel
b
Klikpo-
sitie
(contact)
Trimmen
voor het trimmen na het trimmen
Beweging voorderailleur
binnenste
kooi
Ketting
middelste
kettingring
grotere
tandwielen
klein
kettingring
grotere
tandwielen
I Algemene Gebruikershandleiding 35
SRAM-schakelhendel
Klik
XX°
0
Klik
Klik
Klik
Schakelhendels voor: Om naar een zwaardere (hogere)
versnelling te schakelen, duwt u de kleine hendel iets naar
binnen, totdat u een klik hoort of voelt. Om naar een lich-
tere (lagere) versnelling te schakelen, duwt u de kleine
hendel verder naar binnen, totdat u een tweede klik hoort
of voelt. U kunt tot drie versnellingen in een keer lichter
schakelen.
Schakelhendels voor: Om van een klein naar een groot
tandwiel te schakelen, duwt u de kleine schakelhendel
helemaal naar binnen toe. Om van het grote tandwiel
naar het kleine tandwiel te schakelen, duwt u de kleine
schakelhendel tot het midden, totdat u een duidelijke klik
hoort of voelt.
Om in extreme situaties te voorkomen dat de ketting
gaat slepen, beschikt de schakelhendel voor over een
trimnctie voor de voorderailleur. U kunt trimmen als
de ketting op het grote tandwiel ligt.
Om de voorderailleur in de trimpositie in te stellen,
duwt u de kleine schakelhendel licht naar binnen toe,
totdat u een lichte klik hoort of voelt.
Zwenkbereik instellen
Het zwenkbereik van de schakelhendels en remhendels
kan individueel op de grootte van uw hand worden inge-
steld.
Stel eerst de reikwijdte van de schakelhendel in
en stel hierna de remhendel af, totdat de rem-
hendelaanslag de schakelhendel aanraakt. Hier-
door wordt ervoor gezorgd dat de remhendel niet
tegen de terugverende schakelhendel kan stoten.
Voor het instellen van de reikwijdte van de
schakelhendel schui u deze naar binnen om bij
de instelschroef voor de reikwijdte te komen.
Duw de instelschroef met een doorn of een vin-
gernagel naar binnen en draai de schroef tegen
de richting van de wijzers van de klok in om de
schakelhendel dichter bij het stuur te krijgen.
19.1.1.2 Schakelhendels op MTB, trekking- en touringets
Standaard schakelhendel
De twee hendels a en b keren na de bediening altijd terug
naar de uitgangspositie. Wanneer u de hendels bedient,
moet u altijd doortrappen.
Bedienen van hendel voor voorderailleur
Hendel
a
uitgangspositie
Schakelen van een klein naar een groter kettingring
Wanneer u hendel a een keer bediend, schakelt u van een
klein op een groter kettingring.
36 I Algemene gebruikershandleiding
Hbl(B)
Hendel
b
Schakelen van een groter naar een kleiner kettingring
Wanneer u hendel b een keer bediend, schakelt u van een
groter op een kleiner kettingring.
Bedienen van standaard hendel voor derailleur
Hendel
a
uitgangspositie
1
2
Schakelen van een kleiner naar een groter tandwiel
Voor het overschakelen met slechts één versnelling, duwt
u hendel a in positie 1. Voor het overschakelen met twee
versnellingen, duwt u de hendel in positie 2. Op deze ma-
nier kunt u maximaal 3 versnellingen schakelen.
Hendel
b
Schakelen van een groot naar een kleiner tandwiel
Bij een eenmalige bediening, schakelt u naar een kleiner
tandwiel over.
Hendel
b
volledig uitgevoerde scha-
keling van voorderailleur
Klikpositie
Klikpositie
Trimmen
Een eerste klikstop gee bij het schakelen met hendel b
het begin van het trimmen (mechanisme ter voorkoming
van hinderlijk geluid) aan. Een tweede klikstop gee de
volledig uitgevoerde kettingringwissel aan. Het mecha-
nisme ter voorkoming van hinderlijk geluid klikt na het
trimmen niet meer, zodat alleen nog de klikposities bij het
schakelen naar de tandwielen te horen zijn.
Kettingpositie
Beweging voorderailleur
Wanneer de ketting op het grootste kettingring en het
grootste tandwiel ligt, loopt de ketting langs de voorde-
railleur. Dat blijkt uit een hiervoor typisch geluid. De voor-
derailleur kan door een licht indrukken van hendel b tot
aan de klikpositie worden bewogen, zodat de geluiden
worden verholpen.
Draaigrepen
Voor het schakelen met slechts een versnelling draait u de
draaigreep met een positie naar voren of naar achteren.
Zunehmende
Pedalkraft
Zunehmende
Pedalkraft
Abnehmende
Pedalkraft
Abnehmende
Pedalkraft
toenemende
pedaalkracht
toenemende
pedaalkracht
afnemende
pedaalkracht
afnemende
pedaalkracht
Wanneer u meerdere versnellingen in een keer wilt scha-
kelen, draait u de hendel met het gewenste aantal posities
in de gewenste richting.
I Algemene Gebruikershandleiding 37
Derailleur
Laat de kettingversnelling van uw ets door een dea-
ler onderhouden, vervangen of instellen.
Fijne afstelling / derailleur
Bedien de schakelhendel om de ketting van het kleinste
tandwiel op het tweede tandwiel te schakelen. Neem
hierna het doorhangende deel van de schakelkabel met de
schakelhendel op en draai de crankarm.
Instelschroef
Wanneer de
ketting naar het
derde tandwiel
springt:
Draai de instelschroef zo ver in de richting van de
wijzers van de klok totdat de ketting op het tweede
tandwiel terugspringt.
Instelschroef
Wanneer
geen geluiden
optreden:
Draai de schroef zo ver tegen de richting van de
wijzers van de klok totdat de ketting langs het
derde tandwiel loopt.
De instelschroef kan ook bij de schakelhendel of op
het ame zitten.
A
B
Instelschroef
Instelschroef buitenkabel
Optimale instelling
Wanneer de doorhangende schakel-
kabel met de schakelhendel wordt
opgenomen, moet de ketting in de
optimale instelling het derde tand-
wiel raken en hierbij een geluid
veroorzaken.
Laat de schakelhendel in de tweede versnelling los en trap
door.
Wanneer de ketting het derde tandwiel raakt, moet u de
instelschroef een beetje in de richting van de wijzers van
de klok draaien, totdat er geen sleepgeluiden meer hoor-
baar zijn.
Voor een optimale SIS-nctie moet u alle krachtoverbren-
gende onderdelen smeren.
Wanneer de ketting zich in de aangegeven positie
bevindt, kan zij tegen de kettingringen of de voorde-
railleur komen en geluiden veroorzaken. In een derge-
lijk geval kunt u de ketting naar het eerstvolgende of
een na volgende grotere tandwiel schakelen.
Kettingringen
Tandwielen
38 I Algemene gebruikershandleiding
Reinigen
Gebruik voor de ketting bij voorkeur geen reini-
gingsmiddel. Bij gebruik van reinigingsmiddelen
zoals roestverwijderaar kan de smering van de
ketting uit de ketting worden gewassen en dit kan
tot nctiestoringen leiden.
De kettingringen en de tandwielen dienen regelma-
tig met een neutraal reinigingsmiddel te worden
gereinigd.
U dient de derailleur periodiek te reinigen en moet
de bewegende delen (mechanisme en rollen) regel-
matig smeren.
19.2 Naaersnelling
Deze gebruikershandleiding beschrij het gebruik van de
typische, in de handel verkrijgbare schakelcomponenten
van een city- of trekkingets met een aandrijfnaaf. Voor
aijkende componenten vindt u aparte informatie of bij-
geleverde handleidingen.
Bij vragen over de montage, instelling, het onderhoud en
de bediening kunt u terecht bij uw dealer.
Bij de montage van de naaf op het ame moeten
de juiste borgplaatjes aan beide kanten worden ge-
plaatst en moeten de naafmoeren met het aangegeven
aanhaalkoppel worden aangetrokken (zie
Hoofdstuk
30 „Technische specicaties“).
Wanneer de borgplaatjes alleen op een kant worden
geplaatst of de naafmoeren niet goed zijn aangetrok-
ken, kan een storing van de naaf optreden: De naaf
kan gaan meedraaien. Het kan zijn dat het stuur
vervolgens door de schakelkabel naar een kant wordt
getrokken en dat kan tot ernstige ongevallen leiden.
De versnellingen kunnen tijdens het trappen worden
geschakeld. In zeldzame gevallen kunnen hierbij in
de naaf door de interne tandwieltjes en de vergren-
delingshendels onbedenkelijke schakelgeluiden ont-
staan.
Wanneer het wiel maar moeilijk kan worden gedraaid,
moeten de remblokjes worden vervangen of moet de
naaf worden gesmeerd. Dit dient door een erkende
etsenmaker te worden uitgevoerd.
Indien de ketting tijdens het etsen van de tandwie-
len springt, moet de ketting direct worden nagespan-
nen. Wanneer u niet meer goed kunt schakelen, moe-
ten de tandwielen en de ketting worden vervangen.
19.2.1 Naaersnelling bedienen
19.2.1.1 Schakelhendel Shimano 7- / 8-speed
Draai de draaihendel om naar alle van de
8 (7) versnellingen te schakelen.
Toenemende pedaalkracht (toenemende weer-
stand)
weergave tegen 8 (7)
Indicator
Weergave
Revo-schakelhendel
Afnemende pedaalkracht (afnemende weerstand)
weergave tegen 1
Deze handleiding voor de bediening van de Shimano-
draaihendels geldt tevens voor draaihendels van andere
merken.
I Algemene Gebruikershandleiding 39
19.2.2 Versnellingen bij een Shimano-
naaersnelling instellen
In dit voorbeeld gaat het om een 7/8-speed naaf.
Stel de schakelhendel in op 4.
Controleer of de gele markeringslijnen op de hou-
der en op het schakelwiel met elkaar in lijn zijn.
CJ-8
S20
J
A
P
A
N
LO
CK
gele markeringslijnen
op 4 posities
Op de casettekoppeling staan op twee plaatsen gele mar-
keringslijnen. Gebruik de lijn die het beste te zien is.
CJ-8S20
JAPAN
LOCK
CJ-8S20
JAPAN
LOCK
Schakelwieltje
Schakelwieltje
Fiets in normale positie
Fiets in omgedraaide positie
op een lijn uitlijnen
op een lijn uitlijnen
Houder
Houder
Draai de kabelstelschroef van de schakelhendel om
de markeringslijnen met elkaar uit te lijnen. Stel de
Revo-schakelhendel vervolgens van 4 op1 in en
weer terug op 4. Controleer of de gele markerings-
lijnen nog steeds met elkaar in lijn zijn.
Kabelstelschroef
40 I Algemene gebruikershandleiding
20 Fietsketting
Er bestaan twee basistypen etskettingen:
de brede etsketting (½ × 1 / 8") voor naaersnel-
lingen en
de smalle etsketting voor kettingversnellingen.
Deze zijn verkrijgbaar in verschillende breedten,
aankelijk hoeveel tandwielen de gemonteerde
cassette hee. Gebruik alleen kettingen voor uw
ets die zijn bedoeld voor het aantal tandwielen
dat op uw ets zit.
Reinig en smeer uw etsketting regelmatig.
Om te voorkomen dat uw etsketting snel slijt,
kunt u het beste versnellingen gebruiken waarbij
de ketting niet te scheef loopt.
Om eventuele slijtage aan de etsketting te controleren,
gaat u als volgt te werk:
Houdt het deel van de etsketting dat op het voor-
ste kettingring ligt tussen duim en wijsvinger vast.
Trek de etsketting van het kettingring af. Wanneer
de etsketting gemakkelijk kan worden opgelicht,
is deze versleten en moet door een nieuwe worden
vervangen.
Bij naaersnellingen moet de kettingspanning
zodanig ingesteld zijn, dat het doorhangende deel
van de ketting tussen kettingring en cassette een
verticale speling van een tot twee centimeter hee.
Wanneer u de etsketting wilt naspannen, gaat u als volgt
te werk:
Draai de achterwielmoeren los.
Trek het wiel naar achteren toe in de uitvaleinden,
totdat de ketting alleen nog de toegestane speling
hee.
Trek de losse schroeerbindingen zorgvuldig in de
richting van de wijzers van de klok aan.
Trek alle schroeven met het voorgeschreven aanhaal-
koppel aan. Anders kunnen de schroeven losscheuren
en kunnen onderdelen losraken (zie
Hoofdstuk 30
Technische specicaties“).
20.1 Fietskettingen onderhouden
Fietskettingen behoren tot de slijtageonderdelen. Fiets-
kettingen bij naaersnellingen zijn na ca. 3000km ver-
sleten, bij kettingversnellingen na ongeveer 2000km.
Een versleten ketting kan scheuren en tot valpartijen
leiden. Laat een versleten etsketting eerst door een
etsenmaker vervangen voordat u uw ets weer ge-
bruikt.
I Algemene Gebruikershandleiding 41
21 Rem, remhendels en
remsystemen
In deze gebruikershandleiding wordt het onderhoud en
de bediening van de typische, in de handel verkrijgbare
remcomponenten van een MTB-, ATB-, cross- of raceets
beschreven. Voor aijkende componenten vindt u aparte
informatie of bijgeleverde handleidingen. Met vragen over
de montage, instelling, het onderhoud en bediening kunt
u terecht bij uw dealer.
21.1 Belangrijke informatie en
veiligheidsrichtlijnen
"Fietsen moeten 2 van elkaar onaankelijke remmen
hebben."
Dat wordt bijvoorbeeld bepaald in §65 van de Duitse
Straßenverkehrszulassungsordnung (StVZO). Soortgelijke
bepalingen gelden in alle landen van de EU. Informeer
a. u. b. naar de in uw land geldende voorschrien.
Laat onderhoudswerkzaamheden aan de remmen door
een erkende etsenmaker uitvoeren.
Breng geen oliehoudende vloeistoen op de remvoe-
ringen, remoppervlakken van de velg, remblokjes of
remschijven aan. Hierdoor wordt het remvermogen
verminderd.
Remblokjes en remvoeringen behoren tot de slijtage-
onderdelen. Controleer de slijtage daarom regelmatig.
Deze is herkenbaar aan een markering. De groeven op het
remblokje zijn bijvoorbeeld niet meer zichtbaar. Vervang
altijd beide remblokjes tegelijkertijd.
U mag alleen originele vervangende onderdelen gebrui-
ken. Anders kan er sprake zijn van nctiestoringen of
beschadigingen aan de ets.
Voor een juist wrijvingspaar gebruikt u alleen remvoerin-
gen die bij de velg passen. Anders zal er sprake zijn van
een langere remweg en een verhoogde slijtage. Met name
bij carbonvelgen mogen alleen voeringen worden gebruikt
die uitdrukkelijk voor deze toepassing zijn bedoeld.
De remblokjes en remvoeringen mogen niet met olie of vet
in aanraking komen. Wanneer de remblokjes of remvoe-
ringen met olie of vet in aanraking zijn gekomen, moeten
zij worden vervangen, omdat het remvermogen hierdoor
sterk wordt beïnvloed.
Trek alle schroeven met het voorgeschreven aanhaal-
koppel aan. Anders kunnen de schroeven losscheuren
en kunnen onderdelen losraken (zie
Hoofdstuk 30
Technische specicaties“).
Remkabels behoren tot de slijtageonderdelen. Con-
troleer de remkabels regelmatig op slijtage en laat de
remkabels eventueel vervangen.
Controleer de remkabel op roest en uitrafeling en ver-
vang de kabel wanneer u een defect ontdekt. Wanneer
de kabel niet wordt vervangen, kunnen er remnctie-
stoornissen optreden.
Er bestaan verschillende soorten remmen die aankelijk
zijn van het betreende toepassingsgebied:
naaemmen,
schijemmen en
velgremmen.
De bediening van de remmen kan mechanisch of hydrau-
lisch geschieden.
Doorgaans is bij naaersnellingen de op de voorwiel-
rem werkende remhendel aan de rechter stuurkant
gemonteerd en bij kettingversnellingen aan de linker-
kant. Controleer de positie van de remhendels voor-
dat u gaat etsen.
Wanneer u de remhendels aan de tegenoverliggende
stuurkant wilt monteren, raadpleegt u de gebruikers-
handleiding van de fabrikant of neemt u contact op
met een dealer.
42 I Algemene gebruikershandleiding
21.2 Remhendels
21.2.1 Standaardremhendels
De ets is standaard met een bijpassende remhendel uit-
gerust. Controleer regelmatig of u de remhendel tot aan
de stuurgreep kunt trekken en deze tegen de stuurgreep
aan ligt als u hem bedient. Duw de ets met aangetrokken
remhendel naar voren en controleer of er nog sprake is
van voldoende remvermogen. Wanneer de ets toch nog
licht naar voren kan worden gerold, dient u de remkabel
bij te stellen of de remvoeringen te laten vervangen.
Stelschroef
remkabel
Instelschroef
greepbreedte
Bevestigings-
schroef
21.3 Naaemmen
Naaemmen zijn vrijwel onderhoudsvrij, omdat het re-
monderdeel in de naaf zit.
Bij een lange duurbelasting worden de naaemmen
zeer warm. Hierdoor neemt het remvermogen af, tot-
dat de rem helemaal niet meer nctioneert. Pas uw
rijgedrag hierop aan.
21.3.1 Trommelremmen en rolremmen
(Roller-Brake)
Bij rol- en trommelremmen wordt het remvermogen vanaf
de handremhendel via een kabel naar de reminstallatie
overgebracht. Bij een lange duurbelasting worden de
rol- of trommelremmen zeer warm. Hierdoor neemt het
remvermogen af en de rem kan zelfs helemaal stoppen met
werken. Pas uw rijgedrag hierop aan.
Voor rol- en trommelremmen is een speciale remhen-
del vereist.
Controleer regelmatig of de schroeven van de rem-
hendel goed vastzitten.
Trek de schroeven eventueel in de richting van
de wijzers van de klok aan. Het juiste aanhaal-
koppel vindt u in
Hoofdstuk 30 „Technische
specicaties“.
Trek de handremhendel van het voor- resp. achter-
wiel krachtig aan, zoals u dat ook zou doen als u
tijdens het etsen sterk moet remmen. Duw de ets
vervolgens naar voren. Het achterwiel moet blok-
keren. Het voorwiel dient zo sterk te vertragen dat
de ets naar voren begint over te hellen.
Smeer de kabel regelmatig.
Remvoeringen behoren tot de slijtageonderdelen.
Laat de remvoeringen van terugtrap-, rol- en trommel-
remmen regelmatig door een erkende etsenmaker
controleren en eventueel vervangen.
Wanneer de ets langere tijd hee stilgestaan, kan
door een roestlaagje in de remtrommel sprake zijn
van een verhoogd remvermogen. Rem daarom voordat
u op de etst stapt enkele keren licht, zodat het roest-
laagje wordt verwijderd. Hiermee voorkomt u dat de
rem abrupt blokkeert.
I Algemene Gebruikershandleiding 43
Gebruik op aopende stukken niet continu de terug-
traprem, omdat de interne remonderdelen hierdoor
erg warm kunnen worden en dit kan tot een vermin-
derd remvermogen leiden. Gebruik bij lange en steile
afdalingen ook aisselend altijd de tweede rem
(voorwielrem), zodat de achterwielrem kan aoelen.
Omdat de remtrommel bij langdurig remmen zeer heet
kan worden, mag deze minimaal 30 minuten na het
etsen niet worden aangeraakt.
Remtrommel
21.3.2 Terugtraprem
Bij terugtrapremmen wordt de remkracht met de voet via
de ketting naar de reminstallatie overgebracht. Bij een
lange duurbelasting worden de terugtrapremmen zeer
warm. Hierdoor neemt het remvermogen af en de rem kan
zelfs helemaal stoppen met werken. Stel uw rijgedrag
hierop in.
U activeert de terugtraprem door achteruit te trappen.
Aankelijk van hoe uw voeten resp. de pedaalarmen
staan, wordt de terugtraprem verschillend sterk geac-
tiveerd. Wanneer de krukarmen verticaal staan, dus
een van uw voeten helemaal boven en een helemaal
beneden op de pedalen staat, kunt u niet krachtig
remmen. Zet de krukarmen horizontaal als u elk mo-
ment wilt kunnen of moet kunnen remmen.
De terugtraprem is goed te doseren. Het volledige
remvermogen wordt pas na een bepaalde inrijperiode
bereikt.
Gebruik ter gewenning de rem voorzichtig om te wen-
nen aan de remvertraging van de terugtraprem.
Wanneer de ets langere tijd hee stilgestaan, kan
het remeect door een roestlaagje in de remtrommel
worden versterkt. Rem daarom na een dergelijke pe-
riode enkele keren licht, zodat het roestlaagje wordt
verwijderd. Een abrupte blokkering van de rem wordt
hierdoor voorkomen.
Wanneer de naaf te heet wordt, kan er sprake zijn
van een tekort aan smeermiddel en kan het remeect
sterker zijn. In dergelijke gevallen dienen de remmen
door een erkende etsenmaker te worden gecontro-
leerd.
44 I Algemene gebruikershandleiding
21.4 Velgremmen
V-brakes hebben een zeer hoog remvermogen. Maak
uzelf vertrouwd met de V-brake en gebruik het rem-
vermogen gedoseerd. Oefen noodstops, totdat u uw
ets ook bij zeer krachtig remmen onder controle kunt
houden.
Het onjuiste gebruik van aanvullende verende elementen
in het remsysteem (powermodulatoren) kan ernstige val-
partijen tot gevolg hebben. De vereiste veerkracht van de
powermodulator is aankelijk van het totale gewicht van
de ets.
Wanneer de remblokjes zodanig zijn afgesleten dat de
groeven niet meer zichtbaar zijn, moeten de remblokjes
door een erkende etsenmaker worden vervangen.
21.4.1 Rem bijstellen
De remmen van uw ets zijn af fabriek of door uw dealer
correct ingesteld. De ruimte tussen remblokje en velg
bedraagt ca. 1 1,5mm. Remblokjes slijten echter, zodat
de ruimte steeds groter wordt en het aangrijpingspunt van
de remhendel wordt vertraagd. Daarom moet u de remmen
regelmatig controleren en deze bijstellen als het aangrij-
pingspunt van de remhendel erg lang is of de rem niet
meer goed werkt.
Ga als volgt te werk om de remmen te controleren:
Trek stevig aan de remhendel voor het voorwiel en
achterwiel, zoals u dat ook zou doen als u tijdens
het etsen krachtig moet remmen. Duw de ets
vervolgens naar voren.
Het achterwiel moet blokkeren en
het voorwiel moet zodanig vertragen dat de ets
naar voren begint over te hellen.
21.4.2 Afstand remvoering tot velg instellen
Voor het instellen van de afstand van de remvoering tot de
velg draait u aan de kabelstelschroef. Draai de stelschroef
voor het vergroten van de afstand van de remvoering naar
binnen (met de wijzers van de klok mee). Draai de stel-
schroef voor het verkleinen van de afstand van de remvoe-
ring naar buiten (tegen de wijzers van de klok in). De af-
stand tussen remblokjes en velg moet ca. 1mm bedragen.
Instellen van de kabel
1
2
1
2
1
2
Kabelstelschroef
bij V-brakes
1
2
1
2
1
2
Kabelstelschroef
bij zij-optrekremmen
I Algemene Gebruikershandleiding 45
21.4.3 Slijtage van remvoering
Bijna alle remvoeringen voor velgremmen zijn voorzien
van groeven of inkepingen.
nieuwe remvoering
Of een remvoering is afgesleten, herkent u doorgaans aan
het feit of de groeven zijn afgeslepen of niet meer te her-
kennen zijn.
afgesleten remvoering
Gebruik uw ets niet als de remvoeringen zijn afgesle-
ten. Laat de remvoeringen door een erkende etsen-
maker vervangen.
1
2
1
2
1
2
veerstelschroefveerstelschroef
1 mm 1 mm
Indien nodig kunt u met de veerstelschroef de terugveer-
kracht bijstellen, zodat de twee remarmen symmetrisch
bewegen. Controleer hierna of de rem correct nctioneert
(zie
Hoofdstuk 21.4.1 „Rem bijstellen“).
Wanner de rem niet goed werkt of de remblokjes zo-
ver zijn afgesleten dat een bijstelling niet mogelijk is,
laat u de ets door een erkende etsenmaker contro-
leren en de remblokjes vervangen.
21.5 Schijemmen
Schijem
Bij dit type rem zijn de remschijven aan de naaf en het
remzadel aan het ame of de vork gemonteerd.
Laat de schijemmen door een dealer instellen. Een
verkeerd ingestelde schijem kan ongevallen tot ge-
volg hebben.
Voer na elke instelling een remproef uit door de ets
krachtig naar voren te duwen terwijl u de remhendel aan-
trekt. U mag de ets alleen gebruiken als de ets veilig
kan worden afgeremd.
Schijemmen hebben een inremperiode. De remkracht
neemt in de loop van de tijd toe. Houd hier rekening mee
gedurende de gehele inremperiode. Hetzelfde eect treedt
ook na de vervanging van remblokjes of van de schijf op.
46 I Algemene gebruikershandleiding
Wanneer u tijdens het remmen ongebruikelijke geluiden
hoort, zijn de remblokjes mogelijk tot de slijtagegrens
afgesleten. Laat de rem aoelen en controleer de dikte
van de remblokjes. Laat de remblokjes indien nodig ver-
vangen.
Zorg er bij de inbouw, de uitbouw en het onderhoud
van de ets voor dat u de draaiende schijem niet
met de vingers aanraakt. Wanneer u met uw vingers in
de uitsparingen van de remschijf terechtkomt, kunt u
ernstig letsel oplopen.
Het remzadel en de schijf kunnen na het remmen heet
worden. Raak deze onderdelen daarom tijdens het
etsen of direct na het afstappen niet aan aangezien u
zich hieraan kunt branden. Controleer voor het instel-
len van de remmen of de onderdelen voldoende zijn
afgekoeld.
U mag uw ets alleen van een schijem voorzien als
hiervoor dienovereenkomstige bevestigingen aan het
ame en de vork beschikbaar zijn. Informeer bij twij-
fel bij uw dealer.
Wanneer de remblokjes met olie of vet in aanraking zijn
gekomen, moeten zij worden vervangen. Wanneer de rem-
schijf met olie of vet in aanraking is gekomen, moet de
schijf worden gereinigd, omdat anders het remvermogen
wordt belemmerd.
Controleer of de snelspanhendel voor het wiel aan de
tegenoverliggende kant van de remschijf zit. Wanneer de
snelspanhendel aan dezelfde kant zit als de remschijf,
bestaat het risico dat u zich bij het gebruiken van de hen-
del brandt. De snelspanner kan door de warmte van de
remschijf ook zijn klemkracht verliezen.
Een afgesleten, gescheurde of vervormde remschijf moet
worden vervangen. Neem hiervoor contact op met een
erkende etsenmaker.
Wanneer de remblokjes dunner zijn dan 0,5mm, moeten
zij worden vervangen.
> 0,5mm 0,5mm
21.5.1 Hydraulische schijemmen
De hydraulische schijem hee bij de handremhendel een
cilinder. De hydraulische vloeistof wordt door een slang
naar de remcilinders geleid. Hierdoor worden de remblok-
jes via de remzuigers tegen de remschijf gedrukt. Dit type
rem is onderhoudsarm en presteert uitermate goed.
Voer na elke instelling een remproef uit door de ets
krachtig naar voren te duwen terwijl u de remhendel
aantrekt. U mag de ets alleen gebruiken als de ets
veilig kan worden afgeremd.
Controleer regelmatig en voor elke rit de dichtheid van
alle leidingen en aansluitingen. Wanneer leidingen en
aansluitingen niet helemaal dicht zijn, kan er remvloeistof
uit de reminstallatie lopen. Hierdoor kan de werking van
de rem worden belemmerd.
Wanneer u vaststelt dat er vloeistof uit het remsysteem
loopt, mag u de ets niet meer gebruiken. Breng de ets
voor reparatie onmiddellijk naar een erkende etsenma-
ker.
Wanneer u de ets in deze staat zou gebruiken, is er een
grote kans dat de remmen niet werken
Wanneer de remblokjes met olie of vet in aanraking zijn
gekomen, moeten zij worden vervangen. Wanneer de rem-
schijf met olie of vet in aanraking is gekomen, moet de
I Algemene Gebruikershandleiding 47
schijf worden gereinigd, omdat anders het remvermogen
wordt belemmerd.
21.5.2 Vorming van dampbellen
Een vorming van dampbellen kan optreden als
de remmen enige tijd ononderbroken worden ge-
bruikt, bijvoorbeeld tijdens een lange, steile afda-
ling.
In plaats van hier permanent licht te remmen, kunt
u de remmen beter korte malen gebruiken, indien
nodig sterker remmen, en tussentijds de remhen-
dels even loslaten.
Dampbellen ontstaan als het wateraandeel van de
remvloeistof verwarmd wordt, verdampt en gasbel-
len in het remsysteem vormt.
Aangezien deze gemakkelijk kunnen worden ingedrukt,
wordt het bereik van de remhendel groter.
Wanneer de ets "op zijn kop" wordt getransporteerd
of opgeslagen, kunnen luchtbellen in het reservoir van
het remsysteem ontstaan.
Wanneer u de ets in deze staat gebruikt, bestaat het
risico dat de remmen niet werken en dit kan tot ern-
stige ongevallen leiden.
Nadat u de ets weer in de juiste rijpositie hebt ge-
bracht, dient u de remhendels enkele malen aan te
trekken om zo te controleren of de remmen normaal
nctioneren.
Indien de remmen niet normaal reageren, dient u ze als
volgt in te stellen:
Stel de remhendel parallel tot de grond in en trek
er enkele langzaam malen aan, zodat de bellen
naar het reservoir teruggaan.
Wanneer de remmen hierna nog steeds niet opti-
maal werken, moet het remsysteem worden ont-
lucht. Ga hiervoor naar een dealer.
Remvoeringen en remblokjes behoren tot de slijtage-
onderdelen. Laat de remvoeringen van hydraulische
schijemmen regelmatig door een erkende etsenma-
ker controleren en indien nodig vervangen.
21.5.3 Reminstallatie reinigen
Wanneer de remblokjes met olie of vet in aanraking zijn
gekomen, moeten zij worden vervangen. Wanneer de rem-
schijf met olie of vet in aanraking is gekomen, moet de
schijf worden gereinigd, omdat anders het remvermogen
wordt belemmerd.
Gebruik voor de reiniging en het onderhoud van
het remsysteem isopropylalcohol, zeepsop of een
droge doek. Gebruik geen in de handel verkrijgbare
remreinigingsmiddelen of middelen ter voorkoming
van remgeluiden, omdat onderdelen, zoals dichtin-
gen, hierdoor beschadigd kunnen worden.
21.5.4 Wiel verwijderen en terugplaatsen
Bij het verwijderen van het wiel raden wij u aan
om een afstandhouder voor de remblokjes te ge-
bruiken. Met de afstandhouder voor remblokjes
kan worden voorkomen dat de zuigers eruit worden
gedrukt als de remhendel wordt ingedrukt bij een
verwijderd wiel. Er kunnen dan ook geen kleine
luchtbellen vanuit het reservoir in het systeem
terechtkomen.
Wanneer u de remhendel indrukt terwijl er geen af-
standhouder voor remblokjes is geplaatst, kunnen
de zuigers verder dan normaal omhoog komen. Zet
de ets rechtop als u de remblokjes samendrukt.
Gebruik een schone, platte schroevendraaier of
bandenlichter en zorg ervoor dat u de remblokjes
niet bekrast. Wanneer de remblokjes niet geplaatst
zijn, duwt u de remzuigers voorzichtig terug zonder
deze te beschadigen. Wanneer bij het terugduwen
van de remblokjes of de zuigers problemen ont-
staan, verwijdert u het deksel van het reservoir en
probeert u het opnieuw. Houd er rekening mee dat
er een beetje olie uit het reservoir kan komen.
Na het terugplaatsen van het wiel controleert u of
de snelspanhendel aan de tegenoverliggende kant
van de remschijf zit. Wanneer deze aan dezelfde
kant als de remschijf zit, bestaat het risico dat de
hendel en de remschijf elkaar hinderen en de snel-
spanner zijn klemvermogen verliest.
48 I Algemene gebruikershandleiding
22 Verlichtingsinstallatie
Op etsen mogen alleen de volgens na nationale wet-
geving (in Duitsland StVZO) voorgeschreven en erken-
de lichttechnische installaties worden gemonteerd.
Bij twijfel neemt u contact op met uw dealer.
22.1 Bepalingen voor de
verlichtingsinstallatie
De volgende wettelijke voorschrien over de verlichting
gelden voor de Bondsrepubliek Duitsland. Informeer a. u. b.
naar de in uw land geldende voorschrien.
De lichtkegel van de koplamp mag op een afstand
van vijf meter slechts half zo hoog branden als bij
het uittreden uit de koplamp. Voor de bepaling van
de hoogte is het midden van de lichtkegel bepa-
lend.
Uitlijning van koplamp
5 m
0,5 mbijv. 1 m
De lichtkegel van de koplamp mag op een afstand
van maximaal tien meter op de weg schijnen. Voor
de bepaling van de afstand is het midden van de
lichtkegel bepalend.
22.2 Speciale regeling voor raceetsen
In sommige EU-landen mag u sportetsen met
een gewicht van maximaal 11 kg (raceets) met
een batterijaangedreven koplamp en achterlicht
voorzien.
Neem de lampen altijd mee.
Voor etsen van meer dan 11 kg zijn dynamoaan-
gedreven verlichtingsinstallaties verplicht. In-
formeer a.u.b. naar de landspecieke bepalingen
en laat uw ets eventueel ombouwen. De verlich-
tingsinstallatie dient een keurmerk te hebben.
22.3 Lichtmachine / dynamo
De dynamo produceert de voor het bedrijf van de koplamp
en het achterlicht vereiste energie. Er bestaan verschil-
lende soorten dynamo's.
22.3.1 Banddynamo
Banddynamo
De dynamo moet met zijn lengteas verticaal ten opzichte
van de wielas staan. Het loopwiel moet de band op het
daarvoor bestemde oppervlak over de volle breedte raken.
Schakel de dynamo alleen in en uit als u stilstaat. U
brengt anders eventueel andere verkeersdeelnemers
in gevaar. Het eect van de banddynamo wordt bij
nat weer minder. Zorg indien nodig voor aanvullende
verlichting.
22.3.1.1 In- en uitschakelen van de banddynamo
Schakel de dynamo met de drukknop of de schakel-
hendel in. Het loopwiel ligt tegen de zijkant van de
band.
Om de dynamo uit te schakelen, zwenkt u hem van
de band weg en plaatst u hem terug in de uitgangs-
positie. De dynamo klikt vast in de uitgangspositie.
I Algemene Gebruikershandleiding 49
22.3.2 Naafdynamo
De naafdynamo zit in de naaf van het voorwiel. Het eect
van de naafdynamo is zeer hoog en de slijtage zeer laag.
Naafdynamo
Bij sommige etsen met naafdynamo zit aan de achterkant
van de koplamp een schakelaar of een sensor. De sensor
schakelt in de schemering of tijdens een rit door een tun-
nel automatisch het licht in. Andere modellen hebben voor
het in- en uitschakelen van de verlichting een schakelaar
op het stuur.
Wanneer u het voorwiel wilt verwijderen, dient u
eerst de aansluitklem van de lampenkabel te verwij-
deren.
Bij het plaatsen van het voorwiel draait u het zodanig
dat de aansluitklem van de lampenkabel aan de (ge-
zien vanuit de rijrichting) rechter kant zit. Wanneer
de aansluitklem links zit, kan de dynamo niet goed
draaien resp. kan de verlichtingsinstallatie eventueel
uitvallen. Let op de juiste poolrichting van de aanslui-
tingen.
22.4 Uitval van de verlichtingsinstallatie
Een uitval of een storing van de verlichtingsinstallatie
kan in het donker tot ernstige ongevallen leiden. Laat
de storing door een erkende etsenmaker verhelpen
voordat u doorrijdt.
In de handel zijn doorgaans zeer goede ets- en out-
doorlampen op accu/batterij verkrijgbaar. Buiten enkele
uitzonderingen mogen deze echter niet in het verkeer
worden gebruikt.
50 I Algemene gebruikershandleiding
23 Onderdelen
23.1 Bagagedrager
De gemonteerde bagagedragers voldoen aan de norm
EN 14873.
De belastbaarheid van de bagagedragers is in vier ge-
wichtsniveaus ingedeeld: 5kg, 10kg, 18kg en 25kg.
De informatie over de belastbaarheid staat op de bagage-
drager vermeld.
De mogelijke maximale belasting kan aankelijk van de
constructie hoger zijn. Dat wordt apart aangegeven.
Door bagage veranderen de rij-eigenschappen van
de ets. Onder andere wordt de remweg langer. Dat
kan tot ernstige ongevallen leiden. Pas uw rijgedrag
aan de verschillende rij-eigenschappen aan. Rem
dienovereenkomstig eerder en houd rekening met een
trager stuurgedrag.
Transporteer de bagage altijd op de hiervoor bestem-
de bagagedrager. Bevestig bagagedragers nooit aan
de zadelpen. Deze is hiervoor niet geschikt. Een over-
belasting door een bagagedrager kan tot breuken aan
onderdelen en tot ernstige valpartijen leiden.
Wanneer u uw ets belaadt met bagage, dient u rekening
te houden met de toegestane maximale belasting van de
ets (zie
Hoofdstuk 30 „Technische specicaties“).
Een achteraf gemonteerde bagagedrager moet voldoen
aan de norm EN 14873.
Op de bagagedrager moet de toegestane maximale belas-
ting aangegeven staan (zie
Hoofdstuk 30 „Technische
specicaties“).
23.1.1 Voorwiel-bagagedrager
Voorwiel-bagagedrager
Bagagedragers voor het voorwiel worden bevestigd op
de vooras of op de vork van het voorwiel. Zij zijn bedoeld
voor lagere belastingen dan de achterwiel-bagagedrager.
Tijdens het transport van uw bagage dient u rekening te
houden met een gewijzigd stuurgedrag.
Gebruik alleen geschikte bagagetassen.
Informeer bij een dealer.
23.1.2 Achterbouw-bagagedrager
Achterbouw-bagagedrager
Dit soort bagagedrager wordt op de achterbouw van de
ets bevestigd.
Wanneer u een achterbouw-bagagedrager op een vol-
ledig geveerd ame bevestigt, kan het veergedrag
door de hogere, ongeveerde belasting aanzienlijk
veranderen. U moet uw vering/demping dan opnieuw
instellen.
I Algemene Gebruikershandleiding 51
Wanneer u etstassen of andere lasten op de bagage-
drager transporteert, dient u op een veilige bevesti-
ging te letten. Zorg ervoor dat niets tussen de spaken
en de draaiende wielen kan komen.
Monteer kinderzitjes alleen op achterbouw-bagage-
dragers als hiervoor de vereiste houders aanwezig
zijn. Overschrijdt hierbij het toegestane maximale
gewicht niet.
23.2 Spatborden
Spatborden worden met behulp van aanvullend gemon-
teerde steunen in de correcte positie bevestigd. De lengte
van de steun is optimaal als de binnenkant van het spat-
bord ongeveer ringvormig parallel tot de band loopt.
Het spatbord kan tijdens een normale rit niet los-
raken. Wanneer een voorwerp tussen het voorste
spatbord en de band komt en deze blokkeert, laten de
spatbordsteunen direct los uit de bevestigingen aan
de vork. Zo kan het spatbord uitwijken en kan het wiel
niet blokkeren.
Na een dergelijk voorval moeten de steunen weer
veilig worden bevestigd. Laat een dealer controleren
of het spatbord, de steunen en de kunststof bevesti-
gingen nog in goede staat zijn.
Fiets nooit als een van de steunen los zit, maar maak
deze eerst weer vast. Wanneer dit niet mogelijk is,
laat dan een erkende etsenmaker de steun vervan-
gen.
Controleer regelmatig of de steunen goed in de scheurbe-
veiliging vastzitten.
Laat een beschadigd spatbord altijd vervangen voordat u
uw ets weer gebruikt.
23.2.1 Beveiliging weer vastklikken
ontgrendelde vergrendeling gearreteerde vergrendeling
Op de steun is een kunststof clip bevestigd.
Steek deze clip op de steun in de Easy-Clip-houder
op de vork, totdat deze vastklikt.
Lijn het spatbord zodanig uit dat de band en het
voorwielspatbord elkaar niet aanraken.
Om de scheurbeveiliging weer stevig te verbinden,
moet u eventueel de steun en de kunststof houder met
stevige druk ten opzichte van elkaar verschuiven.
52 I Algemene gebruikershandleiding
24 Accessoires en uitrusting
Monteer bijgeleverde accessoires altijd conform
de voorschrien en handleidingen. Let op de juiste
aanhaalmomenten van de schroeerbindingen (zie
Hoofdstuk 30 „Technische specicaties“).
Gebruik alleen accessoires die voldoen aan de
toepasselijke wettelijke bepalingen.
Niet erkende accessoires zijn niet verkeersveilig
en kunnen ongevallen tot gevolg hebben. Alle
accessoires en onderdelen moeten bij de ets
passen.
Anders kan dit leiden tot ongevallen of schade
aan de ets. Win advies in bij uw dealer.
24.1 Kinderzitje
Een kind mag tot de leeijd van zeven jaar in een kin-
derzitje worden getransporteerd. De bestuurder van
de ets moet in Duitsland minimaal 16 jaar oud zijn.
De montage van een kinderzitje op een carboname
is niet toegestaan, aangezien het ame hierdoor be-
schadigd kan raken.
Vervoer kinderen alleen in kinderzitjes die vol-
doen aan de norm EN 14344.
Deze kinderzitjes moeten een voetafscherming
hebben.
Laat een kind nooit zonder toezicht in het kin-
derzitje van een geparkeerde ets achter. De
ets kan omvallen en het kind kan ernstig letsel
oplopen.
Bevestig het kinderzitje nooit direct op het
etsstuur. Hierdoor is de ets niet meer goed
bestuurbaar.
Gebruik geen geveerde zadels als u een kind
achter het zadel in een kinderzitje vervoert. Het
kind kan dan namelijk met zijn vingers beklemd
raken. Spiraalveren onder het zitvlak moeten in
elk geval volledig omwikkeld of afgedekt worden,
zodat het kind niet met de vingers tussen de
veren geraken kan.
Doe het kind altijd een gordel om in het kinder-
zitje. Het kind kan anders uit het kinderzitje val-
len en ernstig letsel oplopen.
Zorg ervoor dat het kind een goed passende ets-
helm draagt. Anders kan het kind bij een val
ernstig hoofdletsel oplopen.
Het rijgedrag van de ets wordt door gebruik van een
kinderzitje ongunstig beïnvloed. Door het extra ge-
wicht kan de ets gaan slingeren. De remweg zal ook
aanzienlijk langer zijn. Pas uw rijgedrag hierop aan.
Niet alle geveerde etsen zijn geschikt voor gebruik van
een kinderzitje.
Controleer de bevestigingsmogelijkheden of neem contact
op met uw dealer. Verkeerd gemonteerde kinderzitjes kun-
nen tot ernstige ongevallen leiden.
Houd rekening met het maximaal toegestane totale ge-
wicht van de ets en de maximale belastbaarheid van de
bagagedrager (zie
Hoofdstuk 30 „Technische specica-
ties“). Anders kunnen de bagagedrager en het ame be-
schadigd raken en kunnen ernstige ongevallen het gevolg
zijn.
I Algemene Gebruikershandleiding 53
24.2 Fietsstandaard
Laat kinderen nooit zonder toezicht in het kin-
derzitje van een geparkeerde ets zitten. De
ets kan omvallen en het kind kan ernstig letsel
oplopen.
Fiets nooit met een uitgeklapte standaard.
24.3 Fietsaanhanger
Niet alle etsen zijn geschikt voor gebruik van een
aanhanger. Informeer bij uw dealer of uw ets hier-
voor bedoeld en geschikt is.
Gebruik alleen etsaanhangers die voldoen aan
de eisen van de in uw land geldende bepalingen.
Niet-goedgekeurde etsaanhangers kunnen tot
ongevallen leiden.
Fietsaanhangers hebben een ongunstig eect
op het rijdgedrag van de ets. Pas uw rijgedrag
aan. Anders kan de etsaanhanger omvallen of
afscheuren en dit kan ongevallen tot gevolg heb-
ben.
Oefen het aanrijden, remmen en het rijden in
bochten en vanaf hellingen met een onbeladen
aanhanger.
Houd er rekening mee dat ook een aanhanger
wordt meegeteld bij het totale gewicht van de
ets.
Door een etsaanhanger wordt de remweg aan-
kelijk van de omstandigheden aanzienlijk langer.
Wanneer u hier geen rekening mee houdt, kan dit
ongevallen tot gevolg hebben.
24.4 Fietsmand
Door de bevestiging van de mand mogen de stuurbeu-
gel of de stuurpen niet beschadigd raken.
Monteer de etsmand zodanig dat de koplamp en
de voorste reector niet worden afgedekt.
Zorg ervoor dat de rem- en schakelkabels niet
worden geknikt.
De mand kan maximaal een belasting van 5 kilo-
gram dragen.
Houd er rekening mee dat het stuurgedrag door
een mand kan veranderen.
24.5 Bar-ends
Bevestig de bar-ends altijd stevig op het stuur, omdat
u anders kunt vallen.
Wanneer uw ets een dunwandige stuurbeugel hee,
hebt u mogelijk aanvullende toebehoren nodig. Deze
moeten voorkomen dat de stuurbeugel beschadigd
raakt. Lees de gebruikershandleiding van de fabrikant
zorgvuldig door.
Wanneer uw ets is uitgerust met een carbonstuur,
dient u eerst bij uw dealer te informeren of op dat
stuur bar-ends mogen worden gemonteerd.
54 I Algemene gebruikershandleiding
25 Dak- en achterdragers
Gebruik alleen dak- en achterdragers die voldoen
aan de toepasselijke bepalingen in uw land. Niet-
erkende dak- en achterdragers zijn niet verkeers-
veilig en kunnen tot ongevallen leiden.
Pas uw rijgedrag aan de belasting op uw autodak
aan. Houd er rekening mee dat de totale hoogte
van het voertuig is veranderd.
De ets kan van de drager losraken. Dat kan ernstige
verkeersongelukken tot gevolg hebben. Controleer
tijdens het transport de bevestigingen regelmatig.
Losse onderdelen, zoals gereedschap, bagage- en
gereedschapstassen, kinderzitjes, etspompen enz.
kunnen tijdens het transport losraken en andere ver-
keersdeelnemers in gevaar brengen. Verwijder voor
vertrek alle losse onderdelen van de ets.
Transporteer de ets niet op zijn kop. Bevestig
de ets alleen aan het stuur, de stuurpen, het
etszadel of de zadelpen als dit door de fabri-
kant van de drager zo wordt aanbevolen. Gebruik
geen bevestigingen die schade aan de vork of het
ame kunnen veroorzaken.
Hang uw ets niet aan het crankstel in de dak- of
achterdrager. Transporteer etsen altijd op de
wielen, met uitzondering als de drager voor een
andersoortig transport is bedoeld. Er kan anders
schade aan het ame en de vork ontstaan.
Belangrijke informatie over het gebruik en de monta-
ge van onderdelen en toebehoren voor uw ets vindt
u op internet op de website van de fabrikant. Een lijst
met links is in
Hoofdstuk 29 te vinden.
26 Carbononderdelen
Carbon (koolstoezel) is een speciaal materiaal die een
specieke behandeling en verzorging tijdens de montage
van de ets, het onderhoud, het rijden en ook tijdens het
transport en de opslag vereist.
26.1 Eigenschappen
Carbononderdelen mogen na een ongeval of val niet
vervormd, ingedrukt of kromgetrokken zijn. Het kan
zijn dat de vezels vernietigd zijn of hebben losgelaten
zonder dat dit van buiten te zien is.
Controleer het carboname en alle andere carbononder-
delen na een val van de ets daarom zeer nauwkeurig.
Wanneer u niet zeker weet of de onderdelen zijn bescha-
digd, dient u deze door een erkende etsenmaker te laten
controleren.
26.2 Draaimomenten
Voor sommige carbononderdelen zijn voor een veilige
montage lagere aanhaalkoppels vereist dan voor on-
derdelen van metaal. Te hoge draaimomenten kunnen
tot onzichtbare, van buiten eventueel niet te herken-
nen beschadigingen leiden. Het ame of andere on-
derdelen kunnen breken of zodanig veranderen dat u
kunt vallen. Raadpleeg daarom altijd de bijgeleverde
documentatie van de fabrikant of informeer bij uw
dealer. Gebruik een momentsleutel om de vereiste
aanhaalkoppels correct te kunnen handhaven.
Wanneer uw ets een carboname en een trapas-
behuizing voor een BB30-binnenlager hee, dient u
rekening te houden met het volgende:
er bestaat de mogelijkheid hier een adapter voor
gebruik van een binnenlager met een gangbare BSA-
schroefdraad te monteren. Hierbij dient u echter reke-
ning te houden met het feit dat
de adapter alleen in volledig onbeschadigde
ames mag worden gemonteerd. Hij is er niet
voor bedoeld om een defecte BB30-lager te
repareren. Wanneer deze niet correct wordt in-
I Algemene Gebruikershandleiding 55
gebouwd, kan de trapasbehuizing beschadigd
raken en vervalt als gevolg hiervan de garantie.
Laat een dergelijke adapter door een dealer mon-
teren.
de adapter niet meer mag worden verwijderd
nadat hij in het carboname is gemonteerd.
26.3 Visuele inspectie
Een beschadigd carbononderdeel kan plotseling
compleet falen en tot een ernstig ongeval leiden. Con-
troleer uw carboname en de onderdelen van carbon
daarom regelmatig en zorgvuldig.
Controleer ze op splinters, diepe krassen, gaten
en andere veranderingen van het carbonopper-
vlak.
Controleer of de onderdelen zachter of minder
stevig als gewoonlijk aanvoelen.
Controleer of afzonderlijke lagen (lak, nish of
vezels) loslaten.
Wanneer u vermoedt dat een onderdeel mogelijk niet
meer in orde is, dient u het in elk geval te vervangen
voordat u uw ets weer gebruikt. U kunt uw ets het
beste voor een inspectie naar uw dealer brengen.
Controleer regelmatig (minimaal om de 100km) de vol-
gende onderdelen en oppervlakken op scheuren, breuken
of oppervlakteveranderingen en controleer deze onderde-
len ook altijd na een valpartij of nadat de ets is omgeval-
len:
26.4 Carboname
Klembereik voorderailleur, schakeloog, zadelklembeves-
tiging, schalen balhoofdset, schalen trapas, remzadel of
schijemhouder, gleuf van uitvaleinden, houders voor
verende elementen op ame en achterbouw, lagerhouder
bij volledig geveerd ame, overgangsbereik rond schroef-
draadbus voor bidons
U mag een kinderzitje niet op een carboname mon-
teren. Er bestaat het risico op een amebreuk met
ernstige gevolgen.
26.5 Carbonstuur
Overgang naar stuurpen, grepen, klemmen en andere on-
derdelen
Wanneer uw ets op het stuur is gevallen, kunt u dat
het beste vervangen. Laat de bar-ends alleen door uw
dealer monteren.
26.6 Carbonstuurpen
Klembereik van alle schroeven, vorkschacht binnen en
buiten
Wanneer u de stuurpositie hebt veranderd, moet u
erop letten dat de stuurpen de vorkschacht voor een
groot deel moet omsluiten.
56 I Algemene gebruikershandleiding
26.7 Carbonwielen
Slijtage aan het oppervlak, veranderingen van het opper-
vlak, bijv. door hitte tijdens het remmen, slijpsel van de
remblokjes, wielnaaf of de zijkanten daarvan
Wanneer u een ets met carbonvelgen gebruikt, dient u er
rekening mee te houden dat dit materiaal een aanzienlijk
slechter remgedrag hee dan velgen van aluminium.
Houd er rekening mee dat alleen gekeurde remblokjes
mogen worden gebruikt.
26.8 Carbonvork
Vorkpoten op vorkkop, uitvaleinden en klembereik van
snelspanners, vorkkop onder de vorkconus, klembereik
van A-Head-stuurpen binnen en buiten
Wanneer u de stuurpositie hebt veranderd, dient u
erop te letten dat de stuurpen het carbondeel voor
een groot deel moet omsluiten.
26.9 Carbonzadelpen
Overgangsgebied zadelpen naar zitbuis, overgangsgebied
naar kop van zadelpen, contactdeel van alle schroeven
Wanneer ook andere onderdelen van uw ets uit carbon
bestaan, dient u deze regelmatig op scheuren, breuken of
oppervlakteveranderingen te controleren.
Het bijsnijden van de schroefdraden en de lagerscha-
len en het uitvijlen van de zitbuis is niet toegestaan.
In principe mogen op carbonames en carbononderdelen
geen aanvullende voorwerpen worden bevestigd als hier-
voor niet al een houder aanwezig is (bijv. bidonhouder op
de hiervoor bestemde schroefdraden). De montage van
bagagedragers, aanhangers of andere installaties is van-
wege een breukrisico niet toegestaan.
26.10 Splinters
Carbonvezels zijn zeer dun en hard. Hanteer kapotte
carbononderdelen daarom voorzichtig. Het kan gebeu-
ren dat afzonderlijke vezels loslaten en omhoog staan.
Wanneer deze in aanraking komen met uw huid, loopt
u het risico dat u door kleine splinters verwondingen
oploopt.
26.11 In de montagestandaard vastzetten
Wanneer u uw carboname in een montagestandaard wilt
bevestigen, mag u het alleen aan de zadelpen vastklem-
men, omdat het klemmechanisme anders een zichtbare of
onzichtbare beschadiging aan het ame kan veroorzaken.
Wanneer uw ets een carbonzadelpen hee, raden wij u
aan voorafgaand aan deze werkzaamheden een zadelpen
van aluminium of staal te monteren.
26.12 Met de auto transporteren
Zorg er bij het transport van de ets op de dak- of ach-
terdrager voor dat de bevestiging nooit op het ame
wordt aangebracht. Fixeer de ets altijd op de zadelpen,
nooit aan de onderbuis, bovenbuis, zitbuis, vorkbuizen,
vorkschacht, liggende achtervork, crankstellen of staande
achtervork.
Het klemmechanisme zou zichtbare of onzichtbare bescha-
digingen aan het ame kunnen veroorzaken die veilig-
heidsrelevant zijn. Wanneer uw ets een carbonzadelpen
hee, raden wij u aan voor het transport een zadelpen van
aluminium of staal te monteren.
I Algemene Gebruikershandleiding 57
27 Fiets verzorgen en onderhouden
27.1 Verzorging
Er mogen geen onderhoudsmiddelen of olie op de
remvoeringen, remschijven en remoppervlakken van
de velg terechtkomen. Anders wordt de werking van
de rem belemmerd.
Gebruik voor de reiniging geen sterke waterstraal of
hogedrukreiniger. Wanneer u de ets met water onder
hoge druk reinigt, kan er water in de lagers terechtko-
men. Hierdoor wordt het smeermiddel verdund en de
wrijving verhoogt. Dit leidt tot roestvorming en een
beschadiging van het lager.
Reinig uw ets niet met
zuren,
vetten,
hete olie,
remreiniger (m.u.v. de remschijven) of
oplosmiddelhoudende vloeistoen.
Deze stoen tasten het oppervlak van de ets aan en
versnellen de slijtage.
Verwijder smeer-, reinigings- en onderhoudsmiddelen
na gebruik conform de milieurichtlijnen. Verwijder
deze stoen niet via het gewone huisvuil, via het riool
of in de natuur.
De optimale nctie en duurzaamheid van uw ets is
aankelijk van het onderhoud en de verzorging.
Reinig uw ets regelmatig met warm water, een
kleine hoeveelheid reinigingsmiddel en een
spons.
Controleer uw ets daarbij ook altijd op scheu-
ren, groeven of materiaalvervormingen.
Laat de defecte onderdelen vervangen voordat u
uw ets weer gebruikt.
Repareer lakbeschadigingen.
Behandel, met name in de winter en in agressieve om-
gevingen zoals aan de zee, alle corrosiegevoelige onder-
delen veelvuldig met conserverings- en onderhoudsmid-
delen. Anders zal uw ets sterker en sneller corroderen
(roesten).
Reinig regelmatig alle verzinkte en verchroomde
onderdelen en alle componenten van roestvrij
staal.
Conserveer deze onderdelen na de reiniging met
spuitwax. Zorg ervoor dat de was niet op de rem-
schijven en velgen terechtkomt.
Wanneer u uw ets gedurende een langere periode
niet gebruikt, bijvoorbeeld in de winter, dient u
de ets op een droge plaats te bewaren waar geen
sprake is van extreme temperatuurschommelingen.
Voordat u uw ets opslaat, pompt u beide banden
tot de voorgeschreven bandenspanning op.
Belangrijke informatie over de verzorging van uw ets
vindt u ook op internet op de websites van de betreende
onderdelenfabrikanten. Een overzicht met links vindt u in
de linklijst in
Hoofdstuk 29.
27.2 Slijtageonderdelen
Uw ets is een technisch product dat regelmatig moet
worden gecontroleerd.
Veel onderdelen van uw ets zijn nctiegerelateerd en
aankelijk van het gebruik onderhevig aan een sterkere
slijtage.
Laat uw ets regelmatig door een erkende etsenma-
ker controleren en laat slijtageonderdelen vervangen.
58 I Algemene gebruikershandleiding
27.3 Banden
De banden van uw ets zijn onderhevig aan een nctiege-
relateerde slijtage die aankelijk is van het gebruik van
de ets en kan door de gebruiker in hoge mate worden
beïnvloed.
Rem nooit zo hard dat de wielen blokkeren.
Controleer de bandenspanning van uw banden
regelmatig. De waarde van de maximaal toegestane
bandenspanning, en meestal ook de toegestane
minimale bandenspanning, staat op de zijkant van
de band vermeld.
Indien nodig, pompt u de band tot aan de aangege-
ven waarde op. Hiermee vermindert u de slijtage.
Voorkom schadelijke invloeden voor de banden,
zoals directe blootstelling aan zonlicht, benzine,
olie enz.
27.4 Velgen in combinatie
met velgremmen
Door de werking van velgrem en velg zullen niet alleen
de remvoeringen onderhevig zijn aan slijtage, maar ook
de velg. Wanneer jne scheurtjes optreden of de velgrand
bij een hogere bandenspanning vervormt, wijst dit op een
verhoogde slijtage. Met velgen met een slijtage-indicator
kunt u de slijtagestaat van de velg gemakkelijk bepalen.
Controleer de slijtage van de velg periodiek (zie
Hoofdstuk 16.3 „Velgen controleren“).
27.5 Remvoeringen
De remvoeringen bij velg-, rol-, trommel- en schijemmen
zijn aankelijk van het gebruik van de ets onderhevig
aan slijtage. Bij ritten in bergachtig terrein of bij sportief
gebruik van de ets moeten de remvoeringen mogelijk iets
vaker worden vervangen. Controleer de slijtage van de
remvoeringen regelmatig en laat deze indien nodig door
een erkende etsenmaker vervangen.
27.6 Remschijven
Ook remschijven slijten door intensief remmen resp. na
verloop van tijd. Informeer bij de fabrikant van de rem-
men of bij uw dealer naar de betreende slijtagegrenzen.
Versleten remschijven kunt u door een erkende etsenma-
ker laten vervangen.
27.7 Fietskettingen of tandriemen
De etsketting is onderhevig aan een nctiegerelateerde
slijtage die aankelijk is van de verzorging en het onder-
houd en van het gebruik van de ets (rijprestaties, regen,
vuil, zout enz.).
Voor een lange levensduur dient u de etskettin-
gen en de tandriemen regelmatig te reinigen en te
smeren.
Laat de ketting door een erkende etsenmaker ver-
vangen als de slijtagegrens is bereikt (zie
Hoofd-
stuk 20 „Fietsketting“).
27.8 Kettingringen, tandwielen
en schakelwieltjes
Bij etsen met een kettingversnelling zijn de cassette, de
kettingringen en de schakelwieltjes onderhevig aan slijta-
ge. De mate van slijtage is aankelijk van de verzorging,
het onderhoud en het gebruik van de ets (rijprestaties,
regen, vuil, zout enz.).
Om de levensduur te verlengen, reinigt en smeert u
deze onderdelen regelmatig.
Laat de onderdelen door een erkende etsenmaker
vervangen als de slijtagegrens is bereikt.
27.9 Lampen van de
verlichtingsinstallatie
Gloeilampen en andere lampen slijten door gebruik. Daar-
om moet u deze eventueel vervangen.
Neem altijd vervangende gloeilampen mee om
beschadigde gloeilampen te kunnen vervangen.
I Algemene Gebruikershandleiding 59
27.10 Stuurlint en greeprubbers
Stuurlint en greeprubbers slijten door gebruik. Daarom
moet u ze eventueel vervangen.
Controleer regelmatig of de grepen stevig
vastzitten.
27.11 Hydraulische olie en
smeermiddelen
Hydraulische olie en smeermiddelen verliezen in de loop
van de tijd hun eect. Wanneer smeermiddelen niet wor-
den vervangen, verhogen zij de slijtage aan de betreende
onderdelen en lagers.
Reinig alle betreende onderdelen en lagers regel-
matig en smeer ze opnieuw.
Laat de remvloeistof van schijemmen regelmatig
controleren en vervangen.
27.12 Schakel- en remkabels
Onderhoud alle bowdenkabels regelmatig.
Laat defecte onderdelen door een erkende etsen-
maker vervangen. Dat is met name noodzakelijk als
u de ets vaak buiten parkeert en hij wordt bloot-
gesteld aan weersinvloeden.
27.13 Lakken
De lak van uw ets moet regelmatig worden onderhouden.
Bovendien houdt uw ets dan zijn mooie uiterlijk.
Controleer de gelakte oppervlakken regelmatig en
repareer eventuele lakbeschadigingen direct.
Uw dealer kan u advies geven over het
lakonderhoud.
27.14 Lagers
Alle lagers van de ets, zoals balhoofdset, wielnaven,
pedalen en binnenlagers zijn onderhevig aan nctiege-
relateerde slijtage. Die is aankelijk van de gebruikse-
quentie, de gebruiksduur en het onderhoud.
Controleer deze onderdelen regelmatig.
Reinig en smeer de onderdelen regelmatig.
27.15 Glijlagers en lagers van volledig
geveerde ames, verende
voorvorken of overige verende
elementen
Verende componenten van de ets, met name glijlagers,
lagers en verende elementen, worden in vergelijking met
andere lagers zeer zwaar belast. Zij zijn daarom onderhe-
vig aan sterke slijtage.
Controleer deze onderdelen regelmatig en
nauwkeurig.
Raadpleeg de bijgeleverde gebruikershandleiding
van de fabrikant.
Uw dealer kan u advies geven over het onderhoud
en een mogelijke vervanging van deze gevoelige
onderdelen.
Belangrijke informatie over het onderhoud van de slijtage-
onderdelen vindt u ook op internet op de website van de
betreende onderdelenfabrikant. Een overzicht met links
vindt u in de lijst met links in
Hoofdstuk 29.
60 I Algemene gebruikershandleiding
28 Regelmatige inspecties
Omdat zich na de eerste gereden kilometers de spaken
zetten, de rem- en schakelkabels verlengen en de lagers
inlopen, moet u de eerste inspectie ongeveer na 200 ge-
reden kilometers of na vier tot zes weken door uw dealer
laten uitvoeren. Ook voor de naleving van de garantie-
voorwaarden is dit van belang.
Reinig uw ets na elke terreinrit en controleer de
ets op beschadigingen.
Laat de eerste inspectie uitvoeren.
Controleer uw ets in afstanden van ongeveer 300
tot 500km of drie tot zes maanden.
Controleer hierbij of alle schroeven, moeren en
snelspanners goed vastzitten.
Reinig uw ets.
Smeer de bewegende delen (m.u.v. de remopper-
vlakken) volgens de richtlijnen.
Laat lakbeschadigingen en roestplekken repareren.
Behandel blanke metalen onderdelen met roestbe-
schermer (m.u.v. de remoppervlakken).
Laat onderdelen die niet meer (goed) werken of
beschadigd zijn vervangen.
28.1 Inspectieschema
28.1.1 Onderhoud/controle
200 gereden kilometers na de aanschaf,
daarna minimaal een keer per jaar
Laat het volgende controleren:
banden en wielen.
Laat de aanhaalmomenten controleren van:
stuur,
pedalen,
crankarmen,
etszadel,
zadelpen en
bevestigingsschroeven.
Laat de volgende onderdelen bijstellen:
balhoofdset,
versnelling,
remmen,
verende elementen.
aankelijk van het gebruik van de ets
Controleer:
spaken,
velgen op slijtage en rondloop,
banden op beschadigingen en vreemde voor-
werpen,
snelspanners,
werking van de schakeling en de vering,
remmen, hydraulische remmen op dichtheid,
verlichting en
bel.
na 300 tot 500 gereden kilometers
Laat op slijtage controleren en eventueel
vervangen:
etsketting,
cassette,
tandwielen,
velg en
remvoeringen.
Reinig de ketting, de cassette en de tandwielen.
Smeer de ketting met een geschikt smeermiddel.
Controleer of alle schroeerbindingen goed
vastzitten.
na 1000 gereden kilometers
Laat de remnaaf controleren en eventueel de rem-
mantel met remmantelvet smeren of vernieuwen.
I Algemene Gebruikershandleiding 61
na 3000 gereden kilometers
Laat
naven,
balhoofdset,
pedalen,
schakelkabels* en
remkabels
door een erkende etsenmaker
demonteren,
controleren,
reinigen,
smeren en
indien nodig vervangen.
* Breng geen smeermiddelen of olie aan op de teongecoate buiten-
kabels.
na elke regenbui
reinigt en smeert u:
versnelling,
rem (m.u.v. de remoppervlakken) en
de etsketting.
Niet alle smeer- en onderhoudsmiddelen zijn geschikt
voor uw ets. Informeer altijd bij uw dealer welk
product u voor welk gebruiksdoel moet gebruiken. De
inzet van ongeschikte smeer- en onderhoudsmiddelen
kan tot schade aan en een slechter nctioneren van
uw ets leiden.
29 Lijst met links
Via deze links kunt u belangrijke informatie over uw ets
en de gemonteerde onderdelen vinden. Op de websites
van de fabrikanten vindt u naast belangrijke tips over het
gebruik en de instellingen meestal ook de betreende
gebruikershandleidingen.
www.rohlo.de
www.speedlier.com
www.brooksengland.com
www.paul-lange.de / produkte / shimano
www.ritcheylogic.com
www.schwalbe.de
www.srsuntour-cycling.com
www.magura.com
www.sram.com
www.dtswiss.com
www.llspeedahead.com
www.paul-lange.de / produkte / selle_italia
www.bike-magazin.de
www.tour-magazin.de
www.radfahren.de
www.tektro.com
www.fallbrooktech.com / nuvinci.asp
www.hebie.de
62 I Algemene gebruikershandleiding
30 Technische specicaties
30.1 Toegestaan totaalgewicht van de
ets
Het toegestane totaalgewicht van de ets is samengesteld
uit het gewicht van de ets zelf, het gewicht van de be-
stuurder en het gewicht van de bagage. Ook het gewicht
van een aanhanger en de last wordt bij het totaalgewicht
geteld.
FIETSTYPE
TOEGESTAAN
TOTAALGEWICHT
GEWICHT FIETSER
20" trailer 50kg
20" kinderets 60kg
24" kinderets 80kg
Stadsets city / trekking 130kg max. 115kg
Stadsets semi XXL 150kg max. 135kg
Stadsets XXL 170kg max. 155kg
E-Bike 130kg max. 105kg
E-Bike semi XXL 150kg max. 125kg
E-Bike XXL 170kg max. 145kg
MTB (hardtail) 110kg max. 100kg
MTB (hardtail) semi XXL 140kg max. 125kg
MTB (dirt) 110kg max. 100kg
MTB (volledig geveerd) 110kg max. 100kg
MTB (volledig geveerd) semi XXL 140kg max. 125kg
Raceets 110kg max. 100kg
Raceets semi XXL 135kg max. 125kg
Cyclo Cross / Cyclo Cross Trekking 110kg max. 100kg
Carbonames hebben hetzelfde toegestane totaalgewicht
als aluminiumames.
Wanneer bijvoorbeeld bij lichte onderdelen een aijkend
totaalgewicht is toegestaan, staat dit op de ets of op het
betreende onderdeel vermeld.
I Algemene Gebruikershandleiding 63
30.2 Toegestane belasting van
bagagedragers
Houd rekening met eventueel aijkende waarden op
uw bagagedrager of in de gebruikershandleiding van
de fabrikant.
Maximale gewichtsbelasting van voorste bagagedrager:
Laadvlak boven het wiel: 10kg
diepliggend laadvlak: 18kg
Maximale gewichtsbelasting van de achterste bagagedra-
ger:
20" kinderets en trailer: 10kg
24" kinderets: 18kg
Reis-, city-, trekkingets, ATB: 25kg
30.3 Aanhaalkoppels voor
schroeerbindingen
Gebruik voor het aantrekken van de schroeerbindin-
gen alleen geschikt gereedschap, bijvoorbeeld een
momentsleutel. De schroeven kunnen anders afscheu-
ren of breken.
Onderdelen kunnen beschadigd raken als u de schroe-
ven te vast aantrekt.
Controleer daarom altijd welk aanhaalkoppel wordt
aangeraden.
Houd rekening met de minimale schroefdiepte. Deze
bedraagt bij harde aluminiumlegeringen minimaal het
1,4-voudige van de schroefdiameter (bijv. nominale dia-
meter M 5 × 1,4 = 7mm).
Indien mogelijk trekt u alle veiligheidsrelevante schroef-
verbindingen met een momentsleutel aan. Deze gee de
betreende aanhaalkoppels in Nm (Newtonmeter) aan.
Wanneer er geen waarden op het onderdeel ver-
meld staan, gebruikt u de aanhaalkoppels uit de
volgende tabel.
De aangegeven waarden van de onderdelenfabri-
kant hebben voorrang (indien beschikbaar).
Carbononderdelen moeten met een speciale monta-
gepasta worden gemonteerd.
U dient bij carbononderdelen tevens rekening te hou-
den met andere, aijkende informatie of aanduidin-
gen betreende de aanbevolen draaimomenten.
64 I Algemene gebruikershandleiding
Overzicht draaimomenten, geldig voor serieschroeven
SCHROEFVERBINDING SCHROEFDRAAD AANHAALMOMENT NM
Algemeen Crankarm, staal M8x1 30
Crankrarm, aluminium M8x1 30
Pedaal 9 / 16" 30
Asmoer, voor alg. 25
Asmoer, achter alg. 30
Stuurpen schuine conus M8 23
Stuurpen, A-Head, hoekinstelling M6 10
Stuurpen, A-Head, stuurklem M5 / M6 / M7 M5: 5 / M6: 10 / M7: 14
Stuurpen, A-Head, vorkschacht M5 / M6 / M7 M5: 5 / M6: 10 / M7: 14
Bar-end, buitenklem M5 / M6 M5: 5 / M6: 10
Zadelpen, zadelklem M8 20
Zadelpen, zadelklem M6 10
Zadelpen, zadelzuiger M7 / M8 M7: 14 / M8: 20
Klem voorderailleur M5 5
Rem, voering M6 10
Rem, kabelklem M6 10
Banddynamo, bevestiging M6 10
Schakeloog M10x1 16
Binnenlager BSA volgens informatie fabrikant
Schijemzadel, Shimano, IS en PM M6 6 tot 8
Schijemzadel, AVID, IS en PM M6 8 tot 10
Schijemzadel, Magura, IS en PM M6 6
Klembevestiging voor schakelhendel M5 5
Remarmklem M5 5
V-brake, bevestigingsschroef M6 10
Raceetsrem M6 10
Vrijloop bevestigingsschroef geen informatie 40
Cassette, bevestigingsring geen informatie 30
Grepen, opschroeaar M4 / M5 M4: 3 / M5: 5
Carbon Carboname, zadelklembevestiging M5 / M6 5
Carboname, bidonhouder M5 5
Carboname, klem voorderailleur M5 4
Carbonstuur, klembevestiging voor schakelhendel
M5 3
Carbonstuur, remhendelklem M5 3
Carbonstuur, stuurklem M5 5
Carbonstuur, schachtklem M5 / M6 5
I Algemene Gebruikershandleiding 65
30.3.1 Algemene aanhaalkoppels voor
schroeerbindingen
De schroewaliteit staat vermeld op de schroef, bijv. 8.8.
Wanneer er geen aijkende waarden door de fabrikant
worden voorgeschreven, gelden de volgende aanhaalkop-
pels (gemiddelde waarden) aankelijk van de kwaliteit
van de schroeven:
KWALITEIT
SCHROEFDRAAD
VA /
VA
. . .
M4 3 2,7 3,8
4,6
M5 5 5,5 8
9,5
M6 8 9,5 13 16
M8 20 23 32 39
M10 40 46 64 77
30.4 Banden en bandenspanning
De aanbevolen bandenspanning voor de banden wordt in
bar of PSI aangegeven.
In de volgende tabel vindt u de omrekeningen voor gang-
bare waarden en informatie over voor welke bandbreedten
deze waarden gelden.
* HD = hogedrukbanden
BANDBREEDTE
in mm
PSI BAR
25 HD* 80 – 110 5,5 – 7,6
28 HD* 70 – 80 4,8 – 5,5
28 60 4,1
32 60 – 70 4,1 – 4,8
37 50 3,5
40 60 4,1
42 60 4,1
47 40 – 50 3,5 – 4,1
57 – 62 30 – 40 2,1 – 2,8
Zie eventueel de aijkende informatie van de ban-
denfabrikant. Anders beschadigt u mogelijk de ban-
den en binnenbanden.
30.5 Verlichtingsinstallatie
Aankelijk van met welk type verlichtingsinstallatie uw
ets is uitgerust, hebt u mogelijk verschillende lampen
nodig. In de volgende tabel staat welke lamp u nodig
hebt.
TYPE GEBRUIKTE
VERLICHTINGSINSTALLATIE
STROOMVOORZIENING
Koplamp 6 V 2,4 W
Koplamp halogeen 6 V 2,4 W
Achterlicht 6 V 0,6 W
Achterlicht met standlicht 6 V 0,6 W
Verlichting met led-lampen Led-lampen zijn niet
vervangbaar
Dynamo 6 V 3 W
Naafdynamo 6 V 3 W
66 I Algemene gebruikershandleiding
31 Garantievoorwaarden
Lees Hoofdstuk 27 „Fiets verzorgen en onderhouden“
zorgvuldig door. Houd de in
Hoofdstuk 28 „Regelmatige
inspecties“ aangegeven inspectie- en onderhoudsinterval-
len aan. De naleving van de service-intervallen is tevens
een voorwaarde voor eventuele garantieclaims.
Voor uw ets geldt een wettelijke garantieperiode van
twee jaar. Deze termijn gaat in op het moment dat u de
ets bij uw dealer in ontvangst neemt. Uw dealer is tevens
uw contactpersoon ingeval van garantieclaims.
Als bewijs voor de koop- en afgiedatum dient u het aan
beide kanten ondertekende afgieprotocol en de aankoop-
bonnen zoals de factuur en/of kassabon gedurende de
gehele garantietermijn te bewaren.
31.1 Voorwaarden voor een
garantieclaim
Er is sprake van een productie-, materiaal- of infor-
matiefout.
De gereclameerde schade of fouten was reeds op
het moment van levering aan de klant aanwezig.
31.2 Uitsluiting van de garantie
Een garantie geldt alleen voor de aanvankelijke gebrek-
kigheid van het defecte onderdeel. Uitgesloten van de
garantie is:
schade die is ontstaan door inzet tijdens wedstrij-
den, onjuist gebruik en overmacht (zie
Hoofdstuk
6 „Reglementair gebruik“).
Alle onderdelen die onderhevig zijn aan slijtage,
voor zover het niet gaat om productie- of materi-
aalfouten (zie
Hoofdstuk 27.2 „Slijtageonderde-
len“).
Schade die ontstaat door onjuist gebruik of slecht
onderhoud en ondeskundig uitgevoerde reparaties,
veranderingen of vervanging van onderdelen aan
de ets. Uitgebreide onderhoudsinstructies zijn in
deze gebruikershandleiding opgenomen.
Schade door ongevallen of overige externe invloe-
den, voor zover deze niet kunnen worden herleid
tot informatie- of productfouten.
Reparaties waarbij gebruikte onderdelen zijn ge-
bruikt of schade die hieruit ontstaat.
Speciale voorzieningen of toebehoren of voor-
zieningen die niet tot de standaard behoren; met
name technische veranderingen zoals het verwisse-
len van de versnelling of de vork en veranderingen
aan de amegeometrie.
Toevoegingen achteraf die op het moment van le-
vering niet tot de leveringsomvang van het product
behoorden, of schade die door een onjuiste mon-
tage van deze toevoegingen is ontstaan.
I Algemene Gebruikershandleiding 67
Wij wensen u veel plezier met uw nieuwe ets.
Copyright © 2013 Raleigh Univega GmbH
Nadruk, ook gedeeltelijk, alleen met toestemming van
Raleigh Univega GmbH. Drukfouten, fouten en technische
wijzigingen voorbehouden.
III
Gebruikershandleiding
Pedelec met middenmotor
Nederlands
Raleigh Univega GmbH 2013
2 III Gebruikershandleiding Pedelec met middenmotor
4b
LCD-bedieningselement
4a
LED-bedieningselement
5
Oplaadapparaat
1 Accu
2 Accuslot
3 Motoreenheid
4 Bedieningselement
4a LED
4b LCD
5 Oplaadapparaat
2
3
1
4
III Gebruikershandleiding Pedelec met middenmotor 3
Geachte klant,
Hartelijk dank dat u hebt gekozen voor een Pedelec (Pe-
dal Electric Cycle) van ons merk. Deze ets ondersteunt u
tijdens het etsen door middel van een elektrische aan-
drijving. Op deze manier zult u bij hellingen, het transport
van lasten of bij tegenwind veel meer rijplezier beleven. U
kunt zelf kiezen hoe groot het steuntje in de rug moet zijn.
Deze gebruikershandleiding helpt u alle voordelen van uw
Pedelec te ontdekken en de ets correct te gebruiken.
Opbouw van de gebruikershandleiding
In
Hoofdstuk 1 „Snel aan de slag“ vindt u een korte inlei-
ding als u meteen van start wilt gaan.
Hierna worden de afzonderlijke stappen uitgebreid toege-
licht en door aeeldingen en diagrammen aangevuld.
In
Hoofdstuk 11 „Technische specicaties“ vindt u aan-
vullende detailinformatie over uw Pedelec.
Deze gebruikershandleiding hee alleen betrekking op
specieke informatie over uw Pedelec. Algemene infor-
matie, bijvoorbeeld over de etstechniek van uw Pedelec,
vindt u in de algemene gebruikershandleiding.
Ook al wilt u meteen een eerste rit op uw ets maken,
dient u voor uw eigen veiligheid toch in elk geval
eerst het gedeelte
Hoofdstuk 1 „Snel aan de slag“
door te lezen.
In de gebruikershandleiding vindt u naast teksten en
tabellen de volgende symbolen als verwijzing naar belang-
rijke informatie of gevaren.
WAARSCHUWING voor mogelijk letsel, ver-
hoogd val- of overig letselrisico
BELANGRIJKE AANVULLENDE INFORMATIE of
speciale informatie over het gebruik van de
ets
VERWIJZING naar mogelijke materiële of mi-
lieuschade
4 III Gebruikershandleiding Pedelec met middenmotor
Inhoud
EG-conformiteitsverklaring
2012 6
2013 7
1 Snel aan de slag 9
2 Pedelec / wettelijke bepalingen 10
2.1 Betekenis voor de gebruiker 10
2.2 Duwhulp 10
3 Accu opladen 11
3.1 Laadproces 11
3.2 Accu plaatsen 11
4 Bedieningselement (display) 12
4.1 LED-bedieningselement 12
4.1.1 Automatische uitschakeling 13
4.2 LCD-bedieningselement 13
4.2.1 Werking van het
LCD-bedieningselement 14
4.2.1.1 Aan- / uit-knop 14
4.2.1.2 Schakelaar voor weergaveveld 14
4.2.1.3 Ondersteuningsniveau wijzigen 14
4.2.1.4 Opgeslagen gegevens resetten 14
4.2.1.5 Display in- en uitschakelen 14
4.2.1.6 Alle gegevens wissen 14
4.2.1.7 Taal, wieldiameter en LCD-
contrast opnieuw programmeren 15
4.2.1.8 Automatische uitschakeling 16
4.2.1.9 Meet- en weergavebereik 16
4.2.1.10 Weergave van acculaadstatus 16
4.2.1.11 Prestatieweergave 16
5 Ondersteuning door de elektrische motor 17
5.1 Werking van de ondersteuning 17
5.2 Actieradius 18
5.3 De Pedelec economisch gebruiken 19
6 Accu 20
6.1 Eenvoudig opladen 20
6.2 Hoge veiligheid door accubeheer 20
6.3 Eenvoudige opslag 20
6.4 Accu-informatiesysteem 21
6.4.1 Laadstatus accu controleren 21
6.4.2 Accucapaciteit controleren 21
6.5 Levensduur en garantie 22
6.5.1 van de aandrijving 22
6.5.2 van de accu 22
III Gebruikershandleiding Pedelec met middenmotor 5
7 Oplaadapparaat 23
8 Problemen oplossen 23
8.1 Problemen / oplossingen: Knipperpatronen
en hun betekenis 24
8.1.1 Pedelec met LED-bedieningselement 24
8.1.2 Pedelec met LCD-bedieningselement 25
8.1.2.1 Geen weergave 25
8.1.2.2 Weergave van acculaadstatus
knippert of ontbreekt 25
8.1.2.3 Weergave “E1 25
8.1.2.4 Weergave “E9” 25
8.1.2.5 Weergave van
ondersteuningsregeling knippert 26
8.1.2.6 Andere mogelijke foutoorzaken 26
9 Reiniging 26
10 Waarschuwingen 26
11 Technische specicaties 27
EG-conformiteitsverklaring 2012
De fabrikant: Raleigh Univega GmbH
Siemensstrasse 1 – 3
49661 Cloppenburg, Duitsland
Telefoon +49 (0) 44 71 / 92 34-0
verklaart bij dezen dat de volgende producten:
Productomschrijving:
Raleigh Pedelec Panasonic
Typeomschrijving: Dover de Luxe 7G, Dover de Luxe 8G, Dover 3G, Dover Premium 8G, Leeds Sport 11G, Leeds HS
8G, Leeds Roller, Leeds Tour 7G, Stoker Lite Premium, Stoker 360, Stoker Lite 8G, Stoker DD,
Dover LTD, Dover XXL LTD
Productomschrijving:
Raleigh Impulse
Typeomschrijving: Dover 125th Impulse, Dover Premium Impulse, Dover XXL Impulse, Dover HS Impulse, Impulse
XXL, Impulse, Impulse HS, Impulse Compact, Leeds Compact, Dover Impulse
Productomschrijving:
Raleigh Groove
Typeomschrijving: Groove F3, Groove F8
Productomschrijving: Raleigh BionX
Typeomschrijving: Blackburn 7, Blackburn 5, Blackburn 3
Productomschrijving: Raleigh Bosch Pedelec
Typeomschrijving: Stoker B
Bouwjaar: 2012
voldoen aan alle betreende bepalingen van de machinerichtlijn (2006 / 42 / EG).
De machine voldoet bovendien aan alle bepalingen van de richtlijn
Elektromagnetische verdraagzaamheid (2004 / 108 / EG).
De volgende geharmoniseerde normen zijn van toepassing:
DIN EN 15194 Fietsen – Elektrisch ondersteunde etsen – EPAC-etsen;
DIN EN 14764 Stads- en touretsen – Veiligheidseisen en beproevingsmethoden
Technische documentatie via:
Raleigh Univega GmbH
Siemensstrasse 1 – 3
49661 Cloppenburg, Duitsland
Olaf Flunkert
Hoofd productie, inkoop en techniek
Karl-Heinz Lange
Hoofd constructie en ontwikkeling
Raleigh Univega GmbH
49661 Cloppenburg, Duitsland
21-09-2011
EG-conformiteitsverklaring 2013
De fabrikant: Raleigh Univega GmbH
Siemensstraße 1 – 3
49661 Cloppenburg, Duitsland
Telefoon +49 (0) 44 71 / 92 34 - 111
verklaart bij dezen dat de volgende producten:
Productomschrijving:
Raleigh Pedelec Panasonic
Typeomschrijving: Dover de Luxe P8 36V, Dover de Luxe P8R 36V, Dover de Luxe P8 26V, Dover de Luxe 8G 26V,
Dover de Luxe 7G 26V, Dover de Luxe 2x8 8G, Leeds Sport
Productomschrijving:
Raleigh Impulse Pedelec
Typeomschrijving: Impulse iR, Impulse iR HS, Impulse iR Classic, Impulse iR Premium, Impulse iR XXL, Impulse
iR Compact, Stocker i11 Di2, Stocker i Light Premium, Stocker iR Light, Stocker IDD, Leeds
i Light, Leeds i HS, Leeds iR HS, Leeds i Roller, Leeds iR Tour, Leeds I Compact, Dundee iR
Cargo, Dundee i Compact, Dover i, Dover I HS, Dover i XXL, Dover i Premium, Dover i360,
Dover i360 Harmony
Productomschrijving:
Raleigh Groove Pedelec
Typeomschrijving: Groove F8
Productomschrijving: Raleigh Xion Pedelec
Typeomschrijving: Blackburn 5, Blackburn 3
Productomschrijving: Raleigh Bosch Pedelec
Typeomschrijving: Stoker B8, Stoker B9
Bouwjaar: 2013
voldoen aan alle betreende bepalingen van de machinerichtlijn (2006 / 42 / EG).
De machine voldoet bovendien aan alle bepalingen van de richtlijn
Elektromagnetische verdraagzaamheid (2004 / 108 / EG).
De volgende geharmoniseerde normen zijn van toepassing:
DIN EN 15194 Fietsen – Elektrisch ondersteunde etsen – EPAC-etsen;
DIN EN 14764 Stads- en touretsen – Veiligheidseisen en beproevingsmethoden
Technische documentatie via:
Raleigh Univega GmbH
Siemensstraße 1 – 3
49661 Cloppenburg, Duitsland
Olaf Flunkert
Hoofd productie, inkoop en techniek
Karl-Heinz Lange
Hoofd constructie en ontwikkeling
Raleigh Univega GmbH
49661 Cloppenburg, Duitsland
14-05-2012
8 III Gebruikershandleiding Pedelec met middenmotor
III Gebruikershandleiding Pedelec met middenmotor 9
1 Snel aan de slag
1. Laad de accu voor de eerste rit volledig op.
Accu ontgrendelen
2. Om de accu te verwijderen, pakt u de greep
vast, steekt u de sleutel in het slot en draait u deze
tegen de richting van de wijzers van de klok in. De
accu is nu ontgrendeld.
3. Kantel de accu zijwaarts uit de houder en til de
accu met beide handen uit de houder.
Bij het uitnemen kantelen
4. Plaats de accu in het oplaadapparaat. De LED's
van de accu branden of knipperen tijdens het opla-
den. Voor het eerste gebruik moet de accu volledig
worden opgeladen.
5. Wanneer alle LED's uit zijn, haalt u de batterij
uit het oplaadstation.
6. Plaats de accu gezien van de linkerkant van de
Pedelec terug in de houder. Houd de accu onge-
veer 45° naar buiten gekanteld, zoals u deze ook
hebt verwijderd. Draai de accu rechtop, totdat de
vergrendeling vastklikt. Wanneer de sleutel nog in
het slot zit, moet u deze nu in de richting van de
wijzers van de klok draaien en uit het slot trekken,
zodat de accu vergrendeld is.
7. Controleer of de accu goed vastzit en of de sleu-
tel uit het slot is verwijderd.
8. Wanneer uw Pedelec een LCD-bedieningsele-
ment hee: lees verder vanaf punt 10.
Wanneer uw Pedelec een LED-bedieningsele-
ment hee:
Druk op de knop "Power" op het bedienings-
element op het stuur. U mag hierna gedurende
2seconden niet op de pedalen trappen. Het aan-
drijvingssysteem hee deze tijd zonder belasting
nodig om de krachtsensor correct in te stellen.
9. Op het weergaveveld van het LED-bedienings-
element verschijnt het gemiddelde ondersteu-
ningsniveau. Door op de knop "Mode" te drukken,
kunt u het gewenste ondersteuningsniveau kiezen:
"laag / LOW", "gemiddeld / MID" of "hoog / HIGH". U
verandert de ondersteuning met elke druk met een
niveau. Aankelijk van welke "Mode"-knop u in-
drukt, kunt u de ondersteuning in beide richtingen
reguleren.
10. Wanneer uw Pedelec een LCD-bedieningsele-
ment hee:
Druk op de knop "Aan/Uit" op het bedienings-
element op het stuur. U mag hierna gedurende
2seconden niet op de pedalen trappen. Het aan-
drijvingssysteem hee deze tijd zonder belasting
nodig om de krachtsensor na het inschakelen cor-
rect in te stellen.
Door een druk op de knop "Assist" kunt u instellen
hoe sterk u wilt worden ondersteund. Dat werkt in
beide richtingen. Aankelijk van welke "Assist"-
knop u indrukt, wordt de ondersteuningsprestatie
hoger of lager. Wanneer u de knop bij "hoog" op-
nieuw indrukt, gaat u weer terug naar de modus
zonder ondersteuning.
Voordat u de eerste voet op een pedaal plaatst, houdt
u altijd een rem aangetrokken. U dient hier altijd aan
te denken aangezien de motor u meteen aanduwt.
Deze vertrekhulp is met name bergop erg comfortabel.
In het wegverkeer of op losse ondergrond kan een
ongecontroleerd wegrijden tot een val of ernstig letsel
leiden.
11. U kunt nu wegrijden.
10 III Gebruikershandleiding Pedelec met middenmotor
2 Pedelec / wettelijke bepalingen
Het basisidee achter de Pedelec is om ook grote afstanden
snel en toch comfortabel te kunnen aeggen. U kunt kie-
zen of u geniet van de ondersteuning en ontspannen een
stukje gaat etsen, of u sportief aan de slag wilt of zo snel
mogelijk van A naar B wilt etsen. Dat kunt u door de keu-
ze van het ondersteuningsniveau helemaal zelf bepalen.
U gaat veiliger op pad, omdat de krachtige versnelling u
meer zelfstandigheid en veiligheid biedt. Uw Pedelec on-
dersteunt u met
tot wel 250 Watt tot wel ca. 25km / uur.
De Pedelec moet, zoals alle etsen, voldoen aan de eisen
van het nationale wegenverkeersreglement. Zie hiervoor
de betreende toelichting en de algemene instructies in
de algemene gebruikershandleiding.
De onderstaande wettelijke bepalingen zijn van toepas-
sing op een Pedelec:
De motor mag alleen als trapondersteuning dienen,
d.w.z. hij mag alleen "helpen" als de gebruiker van
de ets zelf de pedalen intrapt.
Het gemiddelde motorvermogen mag niet hoger
zijn dan 250 W.
Bij toenemende snelheid moet het motorvermogen
steeds verder afnemen.
Bij 25 km / uur moet de motor worden uitgescha-
keld.
2.1 Betekenis voor de gebruiker
Er bestaat geen helmplicht. Voor uw eigen veilig-
heid raden wij u echter aan om altijd een helm te
dragen.
Voor een elektrische ets is geen apart rijbewijs
vereist.
Voor een elektrische ets is geen verzekering ver-
plicht.
Een Pedelec mag zonder leeijdsbeperking worden
gebruikt.
Het gebruik van etspaden is net als voor normale
etsen geregeld.
Deze regelingen gelden voor uw Pedelec als u de ets
binnen de Europese Unie gebruikt. In andere landen, en
in aparte gevallen ook in Europa, kunnen andere bepalin-
gen gelden. Informeer voor gebruik van uw Pedelec in het
buitenland welke wetten hier van toepassing zijn.
2.2 Duwhulp
U kunt door uw dealer een zogenoemde duwhulp laten
monteren.
Schakelaar voor de duwhulp
De duwhulp beweegt de Pedelec langzaam met maximaal
6km / uur vooruit zonder dat u de pedalen moet intrap-
pen, bijvoorbeeld als u op beperkte ruimte moet manoeu-
vreren of uw Pedelec uit een parkeergarage duwt.
Wanneer u na 1- 4- 1965 bent geboren, hebt u voor de
duwhulp in Duitsland bijvoorbeeld een brometsrijbe-
wijs nodig. Wanneer u al in het bezit bent van een ander
rijbewijs, is hierin automatisch het brometsrijbewijs
opgenomen.
De duwhulp is niet geschikt als vertrekhulp.
III Gebruikershandleiding Pedelec met middenmotor 11
3 Accu opladen
Om de accu op te laden, moet u deze uit de houder van de
Pedelec halen.
Weergave van de laadstatus
Draaggreep
Pak de accu vast aan de greep, steek de sleutel in het slot
en draai deze tegen de richting van de wijzers van de klok
in. Nu is de accu ontgrendeld en kunt u deze uitnemen.
Kantel de accu hiervoor zijwaarts uit de Pedelec. Houd de
accu goed vast, zodat deze niet kan vallen.
Accu ontgrendelen
Bij het uitnemen kantelen
Wij raden u aan nu de sleutel uit het slot te halen en te
bewaren, zodat hij niet kan areken of kwijt kan raken.
3.1 Laadproces
Lees voor aanvang van het laadproces de instructies op het
oplaadapparaat zorgvuldig door.
1. Haal het bijgeleverde oplaadapparaat uit de
verpakking en sluit de netstekker aan op een
stopcontact (230 V, zie het typeplaatje op het
oplaadapparaat).
Typeplaatje op het oplaadapparaat: Voor- en achterkant
2. Plaats de accu in de houder van het
oplaadapparaat.
3. Het laadproces begint. De LED's van de accu
branden of knipperen. Wanneer alle 5 LED's ge-
doofd zijn, is de accu volledig opgeladen. U kunt
de accu in het oplaadapparaat laten zitten. Het
oplaadapparaat verbruikt achter altijd een beetje
stroom als het blij aangesloten op het lichtnet.
4. Om stroom te besparen, trekt u de stekker
van het oplaadapparaat na het opladen uit het
stopcontact.
3.2 Accu plaatsen
1. Plaats de accu vanaf de linkerkant, ca. 45° naar
buiten gekanteld, in de accuhouder van de Pedelec.
2. De zijwaarts onder liggende geleidingen van de
accu moeten hierbij in de geleidingen van de hou-
der worden geplaatst.
3. Kantel de accu naar de ets toe, totdat de ver-
grendeling vastklikt. Wanneer de sleutel nog in het
slot zit, draait u deze in de richting van de wijzers
van de klok en haalt u hem uit het slot om de accu
te vergrendelen.
4. Controleer of de accu goed vastzit.
12 III Gebruikershandleiding Pedelec met middenmotor
4 Bedieningselement (display)
4.1 LED-bedieningselement
1a
1b
2
1 Schakelaar voor het niveau van de motorondersteuning
2 Aan- / uit-knop
Het bedieningselement op het stuur hee drie knoppen en
enkele displays.
Rechts naast de bovenste van de twee knoppen "Mode"
vindt u een display waarop via lichtdioden het niveau van
de ingeschakelde ondersteuning wordt weergegeven.
Hieronder zit de knop "Power" met het bijbehorende dis-
play.
Met "Power" schakelt u de motorondersteuning in en uit.
De LED's naast deze knop geven de laadstatus van de accu
aan. Na het inschakelen, branden alle drie LED's gedu-
rende 2 seconden.
WEERGAVE
NA  SECONDEN
ACCU
LAADSTATUS
3 LED's branden ••• 70 – 100%
2 LED's branden •• 40 – 70%
1 LED brandt • 10 – 40%
1 LED knippert lang-
zaam
¡
< 10%
Nu merkt u een
lichte prestatiever-
mindering op.
1 LED knippert snel
¡
~ 0%
Het systeem scha-
kelt zich hierna snel
uit.
Met de knoppen "Mode" kunt u het niveau van de mo-
torondersteuning instellen. De LED's naast de bovenste
knop geven aan hoe sterk de motor u op dit moment on-
dersteunt.
Na het inschakelen, branden alle drie LED's gedurende
2seconden.
U mag in deze tijd niet op de pedalen trappen. De kracht-
sensor wordt na elke inschakeling opnieuw ingesteld om
de geleverde kracht van de motor nauwkeurig te regelen.
Gedurende deze twee seconden mag hij niet worden be-
last.
Hierna wordt automatisch de gemiddelde ondersteuning
ingesteld.
WEERGAVE
LEDs
ONDERSTEUNINGS
NIVEAU
VERHOUDING
HIGH hoog 1 : 2
MID gemiddeld 1 : 1
LOW laag 1 : 0,5
Met elke druk op de "Mode"-knop verandert de kracht van
de motorondersteuning met een niveau. Wanneer u meer
ondersteuning nodig hebt, drukt u op de "Mode"-knop met
het naar boven wijzende pijltje. Voor minder ondersteu-
ning drukt u op de naar beneden wijzende "Mode"-pijl.
Motorondersteuning verhogen
Wanneer het hoogste niveau is bereikt, springt de onder-
steuning bij de volgende druk op de knop op het niveau
met de laagste ondersteuning en neemt daarna weer toe.
Wanneer u minder ondersteuning nodig hebt, drukt u op
de "Mode"-knop met het naar beneden wijzende pijltje.
Motorondersteuning verlagen
III Gebruikershandleiding Pedelec met middenmotor 13
De ondersteuning wordt stapsgewijs zwakker, totdat ze
van het laagste niveau "LOW" weer naar het hoogste ni-
veau "HIGH" springt.
4.1.1 Automatische uitschakeling
Wanneer uw Pedelec gedurende 10 minuten niet wordt be-
wogen nadat u bent gestopt, schakelt het systeem zichzelf
automatisch uit. Wanneer u weer met ondersteuning wilt
etsen, moet u deze via het bedieningselement opnieuw
inschakelen.
4.2 LCD-bedieningselement
Weergave uitgeschakeld
Weergave ingeschakeld
1 Aan / uit
2 Lichtschakelaar
3 Weergave van acculaadstatus
4 Weergave voor verlichting
5 Weergave prestatievermogen
(alleen tijdens het etsen zichtbaar)
6 Fietssnelheid
7 Weergave van actuele afstand
8 Gemiddelde snelheid
9 Maximale snelheid
10 totaal aantal kilometers
11 Weergaveveld
12 Ondersteuningsniveau
13 Schakelaar voor weergaveveld ("Mode")
14 Ondersteuningsniveau verlagen
15 Ondersteuningsniveau verhogen
1
2
43
5
6
7
8
9
10
11
13 12
14
15
Achterkant
alle gegevens wissen
14 III Gebruikershandleiding Pedelec met middenmotor
4.2.1 Werking van het LCD-
bedieningselement
4.2.1.1 Aan- / uit-knop
Wanneer u de "Aan-/uit"-knop gebruikt, worden het bedie-
ningselement en de aandrijving ingeschakeld.
Het ondersteuningsniveau dat bij het uitschakelen stond
ingesteld, staat nu ook automatisch ingesteld. De ach-
tergrondverlichting gaat even aan en doo daarna weer.
Alle registraties (dagafstand, huidige afstand, gemiddelde
snelheid, maximale snelheid, totaal aantal kilometers)
starten zodra u het bedieningselement inschakelt en wor-
den bij het uitschakelen stopgezet.
4.2.1.2 Schakelaar voor weergaveveld
Wanneer u de schakelaar voor het weergaveveld ("Mode")
gebruikt, worden achter elkaar "Dagafstand", "Gemiddelde
snelheid", "Maximale snelheid" en het "totaal aantal kilo-
meters" weergegeven.
Ook hier verschijnt eerst de instelling die bij het uitscha-
kelen geactiveerd was.
4.2.1.3 Ondersteuningsniveau wijzigen
Motorondersteuning verhogen
Wanneer u op de schakelaar voor de verhoging van het
ondersteuningsniveau drukt, worden achtereenvolgens
de volgende ondersteuningsniveaus ingeschakeld: "NO
ASSIST / geen ondersteuning", "ECO / lage ondersteuning",
"STANDARD / gemiddelde ondersteuning", "HIGH / hoge
ondersteuning", hierna volgt weer "NO ASSIST / geen onder-
steuning". Dat wil zeggen dat de ondersteuning bij elke
druk op de knop toeneemt tot aan het maximale vermogen
Daarna wordt de ondersteuning weer uitgeschakeld.
Motorondersteuning verlagen
Wanneer u de schakelaar "Ondersteuningsniveau verla-
gen" gebruikt, wordt de ondersteuning met elke druk op
de knop steeds verder verminderd, totdat de ondersteu-
ning aan het einde van de cirkel weer naar de hoogste
ondersteuningsgraad overschakelt.
In de modus
"NO ASSIST / geen ondersteuning" etst u net
als op een gewone ets en werkt de motor niet.
4.2.1.4 Opgeslagen gegevens resetten
Zodra u de schakelaar voor het weergaveveld op het inge-
schakelde bedieningselement langer dan drie seconden
indrukt, worden de dagafstand, de gemiddelde snelheid
en de maximale snelheid weer op nul gezet. Het totale
aantal kilometers kunt u op deze manier niet wissen.
4.2.1.5 Display in- en uitschakelen
De achtergrondverlichting en de display van het LCD-
bedieningselement kunnen worden ingeschakeld, ook als
de aandrijving niet is ingeschakeld. Druk hiervoor op de
knop "Light". De aandrijving blij in de modus "NO AS-
SIST / geen ondersteuning". Het ondersteuningsniveau kan
nu niet worden aangepast.
Wanneer u op de "Light"-knop drukt terwijl het bedie-
ningselement is ingeschakeld, wordt de achtergrondver-
lichting ingeschakeld.
Wanneer u op de "Light"-knop drukt terwijl het licht is
ingeschakeld, wordt de achtergrondverlichting uitgescha-
keld. U kunt de motorondersteuning dan toch gebruiken
en u kunt het ondersteuningsniveau aanpassen.
4.2.1.6 Alle gegevens wissen
Wanneer u de schakelaar voor het display ("Mode") en
de knop "Alle gegevens wissen" op de achterkant van het
bedieningselement tegelijkertijd indrukt, worden alle
opgeslagen gegevens, ook het totale aantal kilometers,
verwijderd. Het display schakelt dan automatisch over
naar de instelmodus voor de taal, het LCD-contrast en de
wieldiameter.
III Gebruikershandleiding Pedelec met middenmotor 15
4.2.1.7 Taal, wieldiameter en LCD-contrast
opnieuw programmeren
▼-knop
▲-knop
(instellingsselectie)
▼-knop
▲-knop
(instellingsselectie)
▼-knop
▲-knop
(instellingsselectie)
▼-knop
▲-knop
(instellingsselectie)
Normale weergave
Weergavemodus
Instellingsmodus
Schakelaar weergave & ▼-knop gedurende 3 sec. Light-knop xeert de instellingen
Taalinstelling
Instelling
LCD-contrast
Instelling
km / uur of
mph
Instelling
wieldiameter
Instelling
afgelegde
kilometers
Instellings-
modus
taal
Instellings-
modus
LCD-contrast
Instelling
km / uur of
mph
Instelling
wieldiameter
(4e positie)
Instelling
wieldiameter
(4e positie)
Instelling
wieldiameter
(3e positie)
Instelling
wieldiameter
(2e positie)
Instelling
wieldiameter
(1e positie)
Instelling totaal
aantal kilometers
(6e positie)
Instelling totaal
aantal kilometers
(5e positie)
Instelling totaal
aantal kilometers
(4e positie)
Instelling totaal
aantal kilometers
(3e positie)
Instelling totaal
aantal kilometers
(2e positie)
Instelling totaal
aantal kilometers
(1e positie)
Schake-
laar
weergave
Schake-
laar
weergave
Schake-
laar
weergave
Schake-
laar
weergave
Schake-
laar
weergave
▼-knop (instellingsselectie)
▼-knop (instellingsselectie)
▼-knop ▲-knop
(instellingsselectie)
▼-knop ▲-knop
(instellingsselectie)
▼-knop ▲-knop
(instellingsselectie)
▼-knop
▲-knop
(instellingsselectie)
Schake-
laar
weergave
▼-knop
▲-knop
(instellingsselectie)
Schake-
laar
weergave
▼-knop
▲-knop
(instellingsselectie)
Schake-
laar
weergave
▼-knop
▲-knop
(instellingsselectie)
Schake-
laar
weergave
▼-knop
▲-knop
(instellingsselectie)
▼-knop
▲-knop
(instellingsselectie)
Schake-
laar
weergave
▼-knop
▲-knop
(instellingsselectie)
Schake-
laar
weergave
▼-knop
▲-knop
(instellingsselectie)
Schake-
laar
weergave
▼-knop
▲-knop
(instellingsselectie)
Schake-
laar
weergave
▼-knop
▲-knop
(instellingsselectie)
Schake-
laar
weergave
▼-knop
▲-knop
(instellingsselectie)
* voor een snellere wisseling drukt u langer dan 2 seconden op de ▲ / ▼-knoppen
* ▲-knop staat voor de ▲-knop van de ondersteuningsselectie
* ▼-knop staat voor de ▼-knop van de ondersteuningsselectie
16 III Gebruikershandleiding Pedelec met middenmotor
4.2.1.8 Automatische uitschakeling
Wanneer uw Pedelec na het stoppen gedurende 10 mi-
nuten niet wordt bewogen, schakelt het systeem zichzelf
automatisch uit. Wanneer u weer met ondersteuning wilt
etsen, moet u deze via het bedieningselement opnieuw
inschakelen.
4.2.1.9 Meet- en weergavebereik
OMSCHRIJVING WEERGAVEGEDEELTE
Fietssnelheid 0,0 – 99,9km / uur
Fietsafstand 0,0 – 99999km
(als de waarde 9999,9km
is bereikt, gee de weerga-
ve geen decimale komma's
meer aan.)
Gemiddelde snelheid 0 – 99,9km / uur
Maximale snelheid 0,0 – 99,9km / uur
Totaal aantal kilometers 0,0 – 99999km
(als de waarde 9999,9km
is bereikt, gee de weerga-
ve geen decimale komma's
meer aan.)
4.2.1.10 Weergave van acculaadstatus
Weergave oplaadstatus accu
Deze weergave kan u helpen stroombesparend en met een
grote actieradius te etsen.
De resterende acculading wordt in 5 elementen weergege-
ven.
WEERGAVE LAADSTATUS ACCU
5 LED's branden ••••• 80 – 100%
4 LED's branden •••• 60 – 80%
3 LED's branden ••• 40 – 60%
2 LED's branden •• 20 – 40%
1 LED brandt • 10 – 20%
1 LED knippert
¡
10%
geen weergave – 0%
E: Accu is leeg (Eng. "empty")
F: Accu is vol (Eng. "ll")
4.2.1.11 Prestatieweergave
De prestatieweergave gee in 6 niveaus de actueel inge-
stelde prestatie en het actuele stroomverbruik aan. Deze
weergave kan u helpen stroombesparend en met een
grote actieradius te etsen. Hoe minder van de 6 balkjes
worden weergegeven, des te lager zijn de prestaties die
de motor op dat moment levert en het verbruik dat hier-
mee gepaard gaat. Wanneer de weergave meer balkjes
weergee, zijn de prestaties en het verbruik van de motor
hoger.
ZIE LEVERT DE ACCU
6 elementen meer dan 20 Ampère
5 elementen tot wel 16 20 A
4 elementen tot wel 12 16 A
3 elementen tot wel 8 12 A
2 elementen tot wel 2 8 A
1 element tot wel 0 2 A
Bij een zeer laag stroomverbruik gee de weergave
niets aan.
III Gebruikershandleiding Pedelec met middenmotor 17
5 Ondersteuning door de
elektrische motor
Wanneer uw Pedelec over een naaersnelling be-
schikt, moet u de pedalen tijdens het schakelen even-
tueel minder sterk belasten dan dat u het van uw ets
gewend bent. De reden hiervoor zijn de aanvullende
prestaties van de elektrische motor. De naaersnel-
ling hee een voorziening die haar tegen schakelen
tijdens een te hoge belasting beveiligt om de aandrij-
ving van de naaf te beschermen.
5.1 Werking van de ondersteuning
Zodra u de ondersteuning inschakelt en begint te trappen,
wordt u door de motor ondersteund.
Hoeveel stuwkracht de motor ontwikkelt, is aankelijk
van drie factoren:
Hoe krachtig uzelf doortrapt
De motor past zich aan uw prestaties aan. Wan-
neer u harder trapt, bijvoorbeeld bergop of bij het
wegrijden, registreert de krachtsensor dit en levert
meer stuwkracht. De stuwkracht wordt echter be-
perkt door het maximale motorvermogen.
Hoe de elektrische ondersteuning verandert
Aandrijracht
Snelheid
toenemende
trapkracht en
ondersteuning
afnemende
ondersteuning
ondersteuning
uitgeschakeld
Ondersteuningsniveau = 1 : 2
Pedaalkracht
22km / uur 25km / uur
Aandrijracht (pedaalkracht +
elektrische ondersteuning)
elektrische ondersteuning
1.0
2
Pedelec 28" • 8-speed• Shimano
Welke ondersteuning u hebt gekozen
Bij de instelling
"hoge ondersteuning / HIGH" helpt
de motor u met het dubbele van uw eigen prestatie
(1 : 2). Wanneer u etst op het niveau "gemiddelde
ondersteuning/ MID", verdubbelt de motor de door
u geleverde krachtinspanning (1 : 1). Wanneer u
een
"lage ondersteuning / LOW / ECO" hebt gekozen,
drij de motor u met de hel van uw eigen kracht
aan (1 : 0,5).
Hoe snel u rijdt
Wanner u op uw Pedelec etst en de snelheid op-
voert, neemt de ondersteuning toe, totdat deze bij
ca. 22km / uur de maximale waarde hee bereikt.
Dan wordt de ondersteuning automatisch verlaagd
en bij ca. 25 km / uur uitgeschakeld. Dat geldt al-
leen voor de hoogste versnelling. In alle andere
versnellingen schakelt de motor zichzelf aanke-
lijk van het verzet eerder uit.
18 III Gebruikershandleiding Pedelec met middenmotor
5.2 Actieradius
Hoe ver u met een volledig opgeladen accu met motoron-
dersteuning kunt etsen, wordt door meerdere factoren
beïnvloed:
Omgevingstemperatuur
Wanneer het kouder is, is de actieradius met een
opgeladen accu kleiner.
Voor een zo groot mogelijke actieradius dient de
accu in een verwarmde ruimte te worden opge-
slagen, zodat de accu op kamertemperatuur in de
Pedelec kan worden geplaatst.
Door de ontlading bij motorgebruik verwarmt de
accu zichzelf voldoende om bij een koude buiten-
temperatuur niet te veel aan prestatiekracht te
verliezen.
Ontlading bij verschillende temperaturen
Ontladingscurve bij gewone temperaturen
Ontladingscurve bij lage temperaturen
Ontladingscapaciteit bij lage temperaturen
Ontladingscapaciteit bij gewone temperaturen
Ontladingscapaciteit (Ah) of gebruiksuren
Verschil gewone /
lage temperatuur
Nominale spanning
Minimale spanning
voor het accubedrijf
(uitschakelspanning)
Gekozen ondersteuning
Wanneer u een grote afstand met motorondersteu-
ning wilt aeggen, kiest u lagere, dus gemakkelij-
kere versnellingen. Stel het niveau bovendien in op
"lage ondersteuning / LOW / ECO".
Rijstijl
Wanneer u in hoge versnellingen rijdt en een
krachtige ondersteuning instelt, bijvoorbeeld berg-
op, wordt u door de motor met veel kracht onder-
steund. Dat leidt, net als bij autorijden, echter tot
een hoger verbruik. U moet de accu daarom sneller
weer opladen. U etst economischer als u de peda-
len niet alleen naar beneden duwt, maar probeert
deze gedurende de gehele omwenteling gelijkmatig
te belasten.
III Gebruikershandleiding Pedelec met middenmotor 19
Technische staat van uw Pedelec
Zorg voor een juiste bandenspanning van uw
banden. Wanneer uw banden te zacht zijn, kan de
rolweerstand veel hoger zijn. Ook als de remmen
slepen, zal de actieradius kleiner zijn.
Hellingen
Wanneer u bergop rijdt, trapt u harder door. De
krachtsensor registreert dit en laat de motor even-
eens harder werken.
Onder optimale omstandigheden bedraagt de actieradius
bij een acculading (18 Ah) ongeveer 140 km. Bij gemengd
bedrijf is een actieradius van ca. 85 km te verwachten.
Actieradius van verschillende accu's
ACTIERADIUS ONDERSTEUNING  : ,
Ø KM / H, GOEDE OMSTANDIGHEDEN
8-Ah-accu 60km
12-Ah-accu 90km
18-Ah-accu 140km
5.3 De Pedelec economisch gebruiken
U kunt de kosten voor uw ritten met de Pedelec zelf in de
hand houden en beïnvloeden. Wanneer u de tips voor een
grotere actieradius volgt, verlaagt u het verbruik en dus
de kosten.
De bedrijfskosten voor de motorondersteuning voor een
18-Ah-accu worden als volgt berekend:
Een nieuwe accu kost ongeveer 599 euro.
Met een lading kunt u gemiddeld 112km etsen.
U kunt de accu ca. 1.100 keer opladen.
1.100 opladingen à 112km = 123.200km
599euro : 123.200km = 0,47cent / km
Een volledige oplading van de accu verbruikt
0,620kWh. Bij een stroomprijs van
20cent / kWh
kost een volledige acculading voor een traject van
112km 12,4cent.
Voor de minimale actieradius van 60 km geldt dus
een prijs van
0,20cent / km.
Voor de maximale actieradius van 140km geldt
een prijs van
0,09cent / km.
Dat betekent dat de kosten voor het verbruik en de
accu maximaal
0,67cent / km bedragen.
Aangezien Derby Cycle een Duitse fabrikant is, werd de
voorbeeldberekening gebaseerd op de Duitse energie-
prijzen. In landen met andere energieprijzen kunnen de
bedrijfskosten dus aijken.
20 III Gebruikershandleiding Pedelec met middenmotor
6 Accu
De accu is een lithium-cobalt-accu, de voordeligste vorm
van lithium-ionen-accu's (Li-ion) voor deze toepassing.
Een van de hoofdvoordelen van dit accutype is het lage
gewicht bij een hoge capaciteit. Li-ionaccu's wegen
slechts de hel van vergelijkbare nikkel-metaalhydride- of
nikkel-cadmium-accu's. Hierdoor bespaart u gewicht en
beschikt u toch over een hoger accuvermogen.
6.1 Eenvoudig opladen
Er is geen sprake van een memory-eect. U kunt de
accu dus na elke rit weer opladen.
Laad de accu voor elke rit op. Zo bent u altijd start-
klaar en verlengt u de levensduur van de accu.
Wanneer u de accu niet gebruikt, moet u hem pas
na maximaal 6 maanden bijladen.
6.2 Hoge veiligheid door accubeheer
De accu kan niet beschadigd raken door een kort-
sluiting. Het accubeheer zou de accu in een derge-
lijk geval uitschakelen.
U kunt de accu gewoon in het oplaadapparaat laten
staan, want het apparaat voorkomt dat de accu
wordt overladen.
6.3 Eenvoudige opslag
Wanneer u de accu gedurende een langere periode
niet nodig hebt, slaat u hem bij +10 °C en voor
driekwart opgeladen op.
Om een diepteontlading te voorkomen, stelt u de
accu in de slaapstand.
Dat is mogelijk door een zeer eectief en aange-
past accubeheer en een speciale afstemming van
de accu op het gebruik met de 250-Watt-motor.
Volg onderstaande instructies om de levensduur van
uw Pedelec-accu's te verhogen:
Zorg ervoor dat de accu voor de eerste rit of na een
langere gebruikspauze volledig is opgeladen.
Rijd de accu voor de eerste drie opladingen volle-
dig leeg. Hiermee bereikt u de maximale capaciteit
van de accu.
Bij normaal gebruik wordt de levensduur verkort
door de accu steeds volledig te ontladen.
Bij normaal gebruik hee een veelvuldig gedeelte-
lijk opladen van de accu een positief eect op de
levensduur.
Daarom dient u bij voorkeur deelladingen uit te
voeren: Rijd de accu indien mogelijk niet helemaal
leeg en laad de accu ook na een korte gebruiksduur
weer op.
Bij levering is de accu niet volledig geladen en
bevindt zich in de zogenoemde slaapstand. De
slaapstand zorgt ervoor dat de accu zich zo weinig
mogelijk ontlaad. Een ongecontroleerde zelfont-
lading gedurende een langere periode zorgt voor
een diepteontlading en dat is schadelijk voor de
accu. Voor het "wakker maken" van de accu plaats
u deze gewoon gedurende een minuut in het
oplaadapparaat.
Wanneer er problemen met de accu ontstaan,
plaats u deze eerst gedurende een minuut in het
oplaadapparaat. Er vindt dan een reset plaats
waarbij het accubeheer bijvoorbeeld een ingescha-
kelde slaapstand weer ophe. Daarna werkt de
accu weer.
U kunt de accu het beste bij temperaturen tussen
+10 °C en +30 °C opladen. Bij lagere laadtempera-
turen wordt de oplaadtijd langer, bij temperaturen
boven +30 °C wordt de accu niet geladen. Wij raden
u aan de accu bij lage buitentemperaturen in huis
of in een warme garage te laden en te bewaren.
Plaats de accu in een dergelijk geval pas net voor
gebruik in de ets.
Wanneer u uw Pedelec met de auto transporteert,
dient u de accu uit de houder te halen en apart te
transporteren.
Ideaal voor een langdurige opslag zijn een laadsta-
tus van 75% en een temperatuur van +10°C.
III Gebruikershandleiding Pedelec met middenmotor 21
Oplaadtijden bij verschillende temperaturen
Lange oplaadtijden
Accu loopt mogelijk
schade op
Li-ionaccu
Optimaal temperatuurbe-
reik voor oplaadproces
-10 °C 0 °C 10 °C 20 °C 30 °C 40 °C 50 °C
6.4 Accu-informatiesysteem
Aan de buitenkant van de accu zit een bedieningsveld met
vijf lichtdioden en een schakelaar ("Push"). Wanneer u op
de knop "Push" drukt, gaan de lichtdioden branden. Het
aantal lampjes dat brandt en het lichtpatroon geven infor-
matie over de accu en de laadstatus.
Weergave laadstatus en accucapaciteit
6.4.1 Laadstatus accu controleren
Druk kort op de knop "Push". De lichtdioden gaan branden
en u ziet de actuele laadstatus.
WEERGAVE LAADSTATUS ACCU
5 LED's branden ••••• 80 – 100%
4 LED's branden •••• 60 – 80%
3 LED's branden ••• 40 – 60%
2 LED's branden •• 20 – 40%
1 LED brandt • 10 – 20%
1 LED knippert
¡
10%
geen weergave – 0%
E: Accu is leeg (Eng. "empty")
F: Accu is vol (Eng. "ll")
6.4.2 Accucapaciteit controleren
Wanneer u langer dan vijf seconden op de "Push"-knop
drukt, laten de lichtdioden de huidige capaciteit van de
accu zien.
Capaciteitsweergave
WEERGAVE CAPACITEIT
5 LED's branden ••••• 100 – 80%
4 LED's branden •••• 80 – 60%
3 LED's branden ••• 60 – 40%
2 LED's branden •• 40 – 20%
1 LED brandt • 20 – 0%
22 III Gebruikershandleiding Pedelec met middenmotor
Controleer voor elke rit of de laadstatus van de
accu voor de gewenste afstand voldoende is.
In de winter ligt de actieradius van de accu onder
die van een normaal gebruik. Plaats de in warme
vertrekken opgeslagen accu pas net voor vertrek
in de Pedelec. Hiermee voorkomt u een kleinere
actieradius door lage temperaturen. Een bijbeho-
rend diagram vindt u in
Hoofdstuk 11 „Technische
specicaties“.
De actieradius kan aankelijk van de topograe,
uw rijgedrag, de staat van de accu en het ingestel-
de ondersteuningsniveau variëren.
Wanneer alle dioden achter elkaar of enkele
gelijkertijd (2–3 dioden) knipperen, is de accu
beschadigd.
Voordat u de accu door uw dealer laat controleren,
plaatst u de accu gedurende een minuut in het op-
laadapparaat en probeert u het hierna opnieuw.
6.5 Levensduur en garantie
6.5.1 van de aandrijving
De middenmotor van Panasonic is een beproefde, duur-
zame en onderhoudsvrije aandrijving. Het gaat hierbij
wel om een slijtageonderdeel waarvoor een garantie van
twee jaar geldt. Door de aanvullende prestaties worden de
slijtageonderdelen zoals aandrijving en remmen sterker
belast dan bij een normale ets. Daarom slijten zij wat
sneller.
6.5.2 van de accu
De accu's behoren tot de slijtageonderdelen. Ook voor
slijtageonderdelen geldt een garantie van twee jaar.
Wanneer gedurende deze periode een defect optreedt,
vervangt uw dealer de accu vanzelfsprekend. De gebruike-
lijke veroudering en de slijtage van de accu vormen geen
materieel gebrek.
De levensduur van de accu is aankelijk van verschillende
factoren. De belangrijkste slijtagerelevante factoren zijn:
het aantal opladingen en
de leeijd van de accu.
Wanneer u de accu 1.100 keer volledig hebt opgeladen en
ontladen, beschikt uw accu bij een goed onderhoud nog
over 60% van de begincapaciteit.
ACCU
RESTERENDE
CAPACITEIT
~ AFGELEGDE AFSTAND
8-Ah 4,8 Ah 19.360km
12-Ah 7,2 Ah 30.800km
18-Ah 10,8 Ah 52.800km
Volgens de bovenstaande technische denitie is de accu
dan opgebruikt. De accu veroudert ook. Zelfs als u de accu
niet gebruikt, wordt de capaciteit minder.
Wanneer de resterende actieradius voor u voldoende is,
kunt u de accu natuurlijk blijven gebruiken. Wanneer de
capaciteit voor u niet meer voldoende is, kunt u de accu
voor verwijdering bij uw dealer afgeven en een nieuwe
accu kopen.
U verlengt de levensduur van uw accu door deze
na elke (ook korte) rit weer volledig op te la-
den. De Li-cobalt-accu van Panasonic hee geen
memory-eect.
Ook door een gericht gebruik van de ondersteu-
ning kunt u de levensduur van uw accu verlengen.
Gebruik bijvoorbeeld bij hoge versnellingen geen
hoog ondersteuningsniveau.
III Gebruikershandleiding Pedelec met middenmotor 23
8 Problemen oplossen
Op het bedieningselement worden ook fouten en storingen
aangegeven.
Op het LED-display knipperen de lichtdioden in een be-
paald patroon en ritme. Hieraan herkent u de oorzaak van
het probleem en vindt u sneller een oplossing.
Bij het LCD-display wordt de storing door een code in het
display aangegeven.
Displays van de bedieningselementen
LED LCD
Laat de elektrische aandrijving regelmatig door uw
dealer nakijken. Voer a.u.b. niet zelf werkzaamheden
aan de elektrische aandrijving of de accu uit. Wan-
neer u over onvoldoende vakkennis beschikt, kun-
nen ernstige ongevallen het gevolg zijn. Neem altijd
contact op met uw dealer als er een probleem met de
elektrische aandrijving of met de accu optreedt.
Laat de elektrische onderdelen van uw Pedelec alleen
door originele onderdelen vervangen. Dit is beter voor
uw veiligheid en hiermee voorkomt u dat er ingeval
van schade problemen met de garantie optreden.
7 Oplaadapparaat
Lees voor het eerste gebruik van het oplaadapparaat de
op het apparaat aangebrachte stickers.
Gebruik geen andere oplaadapparaten. Laad uw accu
uitsluitend met het meegeleverde of een door Derby
Cycle erkend oplaadapparaat op.
Wanneer er een fout optreedt of de accu zich in de slaap-
stand bevindt, is dit vaak te verhelpen door de accu ge-
durende een minuut in het oplaadapparaat te plaatsen.
Het accubeheer controleert de accu dan en kan fouten
verhelpen.
Een verkeerde bediening kan tot schade aan het ap-
paraat of tot letsel leiden.
Voordat u het oplaadapparaat reinigt, trekt u
eerst de stekker uit het stopcontact om een kort-
sluiting of lichamelijk letsel te voorkomen.
Gebruik het oplaadapparaat alleen in droge
ruimten.
Plaats het oplaadapparaat alleen in een veilige,
stabiele positie op een geschikt oppervlak.
Dek het oplaadapparaat niet af en zet er geen
voorwerpen op om oververhitting en brand te
voorkomen.
24 III Gebruikershandleiding Pedelec met middenmotor
8.1 Problemen / oplossingen:
Knipperpatronen en hun betekenis
Wanneer er een probleem met de elektrische installatie
van uw Pedelec optreedt, probeert u dit eerst aan de hand
van onderstaande lijst zelf te verhelpen. In deze lijst staan
mogelijke foutoorzaken en probleemoplossingen. Wan-
neer de storing blij bestaan, neemt u contact op met uw
dealer.
8.1.1 Pedelec met LED-bedieningselement
FOUTCODE OORZAAK OPLOSSING
Geen motorondersteu-
ning. De krachtsensor
kon zich niet goed
instellen.
Opnieuw opstarten.
Het systeem voert de
kalibrering opnieuw
uit. In die tijd mag
twee seconden lang
geen kracht op de pe-
dalen worden gezet.
Geen motorondersteu-
ning. Er is een pro-
bleem in de aandrijf-
eenheid opgetreden.
Motor, sensoreen-
heid of kabel defect.
Ga hiervoor naar een
dealer.
Het motorvermogen is
verminderd.
De motor is overbelast.
Laat de motor aoelen
en verlaag de onder-
steuning.
De motor schakelt
zichzelf uit.
De motor is zwaar
overbelast.
Laat de motor aoelen
en verlaag de onder-
steuning.
Geen motorondersteu-
ning.
De accu is bijna leeg.
Laad de accu onmiddel-
lijk op.
III Gebruikershandleiding Pedelec met middenmotor 25
8.1.2.3 Weergave "E1"
Bij de weergave "E1" is de volgende oorzaak en oplossing
mogelijk:
Foutcode
U hebt direct na een druk op de "Power"-knop op
de pedalen getrapt. Schakel het display uit. Scha-
kel het display weer in en trap gedurende ongeveer
2 seconden niet op de pedalen.
Bij de weergave van "E1" wordt de afgelegde
afstand niet opgeslagen. Daarom is de ondersteu-
ningsregeling niet meer instelbaar en werkt de
motorondersteuning niet meer.
8.1.2.4 Weergave "E9"
Bij de weergave van "E9" is de volgende oorzaak en oplos-
sing mogelijk:
Foutcode
Er is een probleem bij de aandrijfeenheid opgetre-
den. Ga in een dergelijk geval naar een dealer.
Bij de weergave van "E9" wordt de afgelegde
afstand niet opgeslagen. Daarom is de ondersteu-
ningsregeling niet meer instelbaar en werkt de
motorondersteuning niet meer.
8.1.2 Pedelec met LCD-bedieningselement
8.1.2.1 Geen weergave
Wanneer het LCD-display niets weergee, zijn de volgende
foutoorzaken en -oplossingen mogelijk:
Is de accu voldoende opgeladen?
Laad de accu op.
Beschikt de accu nog over voldoende capaciteit?
Controleer de capaciteit. Bij een te lage restcapaci-
teit moet de accu worden vervangen.
Actuele accucapaciteit controleren
Wanneer u langer dan vijf seconden op de "Push"-knop
drukt, laten de lichtdioden de huidige capaciteit van de
accu zien.
Capaciteit van bijvoorbeeld een 18-Ah-accu
WEERGAVE CAPACITEIT
5 LED's branden ••••• 100 – 80%
4 LED's branden •••• 80 – 60%
3 LED's branden ••• 60 – 40%
2 LED's branden •• 40 – 20%
1 LED brandt • 20 – 0%
8.1.2.2 Weergave van acculaadstatus knippert of ontbreekt
Wanneer de weergave van de acculaadstatus knippert of
ontbreekt, zijn de volgende oorzaken en oplossingen mo-
gelijk:
Is de accu voldoende opgeladen?
Laad indien nodig de accu.
De tweede en de vierde LED van de weergave van
de acculaadstatus knipperen wanneer u op de knop
van de accu drukt. Het accubeheer hee de accu
uitgeschakeld. Plaats de accu in het oplaadappa-
raat en laad de accu.
Wanneer u de knop van de accu langer ingedrukt
houden (test voor accucapaciteit) en er geen LED
brandt, hee het accubeheer de accu uitgescha-
keld. Plaats de accu in het oplaadapparaat en laad
de accu.
26 III Gebruikershandleiding Pedelec met middenmotor
10 Waarschuwingen
Houd er rekening mee dat de motor van de Pede-
lec bij een lange bergrit warm kan worden. Zorg
ervoor dat u de accu niet met uw handen, voeten
of benen aanraakt. U kunt hierbij brandwonden
oplopen.
De Pedelec werkt op een lage spanning
(25,2Volt). U mag nooit proberen de Pedelec
met een andere stroomvoorziening dan de bij-
behorende originele accu te gebruiken. De om-
schrijvingen van de toegestane accu's vindt u in
Hoofdstuk 11 „Technische specicaties“.
Bij het openen van afdekkingen of het verwij-
deren van onderdelen kunnen onder spanning
staande onderdelen worden blootgelegd. Ook
aansluitingen kunnen onder spanning staan.
Onderhouds- of reparatiewerkzaamheden aan het
geopende apparaat mogen alleen door dealers
worden uitgevoerd.
Houd er bij instellings-, onderhouds- en reini-
gingswerkzaamheden aan de Pedelec rekening
mee dat er geen kabels mogen worden ingeklemd
en dat zij niet door scherpe randen mogen wor-
den beschadigd.
Wanneer u denkt dat een gevaarloos bedrijf niet
meer mogelijk is, stelt u de Pedelec tot aan de
inspectie door de dealer buiten gebruik en be-
veiligt u de ets tegen onbedoeld inschakelen.
Een gevaarloos bedrijf is niet meer mogelijk als
stroomgeleidende onderdelen of de accu zicht-
bare beschadigingen vertonen.
Elektrische apparaten dienen buiten het bereik
van kinderen te worden gehouden. Wees voor-
zichtig wanneer er kinderen in de buurt zijn,
vooral als zij voorwerpen door openingen in de
behuizing in het apparaat kunnen steken. Er
bestaat het risico op een levensgevaarlijke elek-
trische schok.
8.1.2.5 Weergave van ondersteuningsregeling knippert
Bij een knipperende weergave van de ondersteuningsre-
geling ondanks een voldoende opgeladen accu is de vol-
gende oorzaak en oplossing mogelijk:
De aandrijfeenheid is overbelast / oververhit. Het
accubeheer hee zichzelf ingeschakeld en de on-
dersteuning verlaagd. Na enige tijd, nadat de aan-
drijving is afgekoeld, hebt u weer de beschikking
over de volledige ondersteuningsprestatie.
Wanneer dit niet het geval is, dient u contact op te
nemen met uw dealer.
8.1.2.6 Andere mogelijke foutoorzaken
Wanneer uw trapkracht zeer laag is, wordt er geen
motorondersteuning ingeschakeld.
Wanneer de motor niet loopt en u de oorzaak hier-
voor niet kunt vinden, controleert u de knoppen, de
kabel en de stekker van de elektrische installatie.
Wanneer u een breuk of een scheur opmerkt, mag u
niet proberen de fout zelf te verhelpen. Breng uw
Pedelec naar de dealer.
9 Reiniging
Voor de reiniging van de Pedelec moet u de accu uit
de ets verwijderen.
Wij raden u aan uw Pedelec met een vochtige doek, een
spons of een borstel te reinigen. Bij uw dealer zijn ge-
schikte reinigingsmiddelen verkrijgbaar. Hij kan u ook
advies geven.
Zorg ervoor dat tijdens de reiniging geen water in de accu
komt. De elektrische onderdelen zijn afgedicht, maar wij
raden u toch af om de ets met een waterslang af te spui-
ten of met een hogedrukreiniger te reinigen. Hierdoor kan
schade ontstaan.
Als u de accu aeegt, mag u de contacten aan de onder-
kant niet aanraken of met elkaar in aanraking brengen.
Dat zou tot het uitschakelen van de accu kunnen leiden.
III Gebruikershandleiding Pedelec met middenmotor 27
11 Technische specicaties
PANASONIC LIIONACCU
Spanning 25,2 V
Capaciteiten 8 / 10 / 12 / 18 Ah
Hoeveelheid
energie
200 / 250 / 300 / 450 Wh
MOTOR
Borstelloze elektromotor
Vermogen 250 Watt
Maximaal draaimoment bij aandrijandwiel 13 Nm
Totaalgewicht elektrische aandrijving,
accu, besturing
7,8 kg (12-Ah-accu)
Regeling via krachtsensor
Ondersteuningsniveaus 1 : 0,5 | 1 : 1 | 1 : 2
Toepassingsmogelijkheden van accu's
DCW
ART.NR.
ART.NR.
CAPACITEIT
AH
GEWICHT
KG
TOEPASSINGSMOGELIJKHEID
MIDDEN SPEED FRONT
 NKYB  , X  W
 NKYB  , X  W
 NKYB  , X
 NKYB  , X
KD NKYB  , X  W
 NKYB  , X  W
 NKYB  ,  W
 NKYB  , X
 NKYB  , X  W X
 NKYB , X  W X
 NKYB  , X  W X
   , X  W X
Capaciteitscurve bij verschillende temperaturen
– 20 °C
70%
75%
80%
85%
90%
95%
100%
105%
110%
– 10 °C 0 °C 10 °C 20 °C 30 °C 40 °C 50 °C
Capaciteit
Wij wensen u veel plezier met uw nieuwe Pedelec.
Copyright © 2013 Raleigh Univega GmbH
Nadruk, ook gedeeltelijk, alleen met toestemming van
Raleigh Univega GmbH. Drukfouten, fouten en technische
wijzigingen voorbehouden.
Gebruikershandleiding
Nederlands
* Niet in dit document opgenomen.
Algemene origineel gebruiksaanwijzing
Origineel gebruiksaanwijzing | Pedelec met middenmotor
Origineel gebruiksaanwijzing | Pedelec Impulse
Origineel gebruiksaanwijzing | Pedelec Impulse Ergo
Origineel gebruiksaanwijzing | Pedelec Impulse Speed
Original User Manual | Pedelec Groove
(English version)
Origineel gebruiksaanwijzing | Pedelec Xion
Origineel gebruiksaanwijzing | Bosch Performance Line
Origineel gebruiksaanwijzing | Bosch Active Line
Raleigh Univega GmbH 2013
Originele gebruiksaanwijzing | versie 2 | 28-11-2013
Pedelec Impulse 2.0
Nederlands
Art.nr. 1973K0014008
Inhoud
1 Veiligheid 4
1.1 Algemeen 4
1.2 Wettelijke bepalingen 4
1.2.1 Betekenis voor de gebruiker 4
1.3 Accu 5
1.4 Oplaadapparaat 6
1.5 Motor 7
1.6 Instellingswerkzaamheden/onderhoud/
reparatie 7
1.7 Transport van de Pedelec 7
1.7.1 De Pedelec in de auto 7
1.7.2 De Pedelec in de trein 7
1.7.3 De Pedelec in het vliegtuig 7
2 Opbouw van de ets 8
3 Eerste stappen 9
3.1 Aanhaalkoppels controleren 9
3.2 Pedalen monteren 9
3.3 Zadelhoogte veranderen 9
3.3.1 Klemschroef 9
3.3.2 Snelspanner 9
4 Snel aan de slag 10
5 Accu 11
5.1 Accu opladen 11
5.1.1 Accu verwijderen 12
5.1.2 Laadproces 12
5.1.3 Accu plaatsen 13
5.2 Accu-informatiesysteem 14
5.2.1 Laadstatus controleren 14
5.2.2 Capaciteit controleren 14
5.3 Accubeheer 15
5.3.1 Slaapstand 15
5.4 Garantie en levensduur 15
5.5 Opslag 16
5.6 Verzending 16
5.7 Verwijdering 16
6 Oplaadapparaat 16
7 Bedieningselement en display 17
7.1 Bedieningselement 17
7.1.1 In-/uitschakelen 17
7.1.2 Duwhulp 17
7.1.3 / -toetsen 17
7.2 Display small 18
7.2.1 Weergave van de ondersteuning 18
7.2.2 Weergave van de oplaadstatus accu 18
7.2.3 Eenheden 19
7.3 Display 19
7.3.1 Weergave van de ondersteuning 19
7.3.2 Weergave van de oplaadstatus accu 19
7.3.3 Eenheden 19
7.3.4
Weergave van de resterende actieradius 19
7.4 Programmering en instellingen 19
7.4.1 Fietsdata tonen 20
7.4.2 Wis tripdata 20
7.4.3 Wis alle data 20
7.4.4 Instellingen apparaat 20
7.4.4.1 Weergave 20
7.4.4.2 Ondersteuning 21
7.4.4.3 Diversen 22
7.4.5 Personaliseren 22
7.4.6 Prijsopgaaf 22
8 De motor 24
8.1 Werkwijze 24
8.2 Actieradius 24
8.3 De Pedelec economisch gebruiken 25
8.4 Garantie en levensduur 25
9 Foutdiagnose en fouten oplossen 26
10 Reiniging 27
10.1 Accu 27
10.2 Motor 27
10.3 Display 27
10.4 Bedieningselement 27
10.5 Oplaadapparaat 27
11 Technische specicaties 28
Originele gebruiksaanwijzing | Pedelec Impulse 2.0 3
Inleiding
Hartelijk dank dat u hebt gekozen voor de Pedelec Impulse
2.0 van het merk Derby Cycle. Deze Pedelec ondersteunt u
tijdens het etsen door middel van een innovatieve elek-
trische aandrijving. Op deze manier zult u bij hellingen,
tegenwind of het transport van lasten veel meer rijplezier
beleven. U kunt zelf kiezen hoe groot het steuntje in de rug
moet zijn.
Deze gebruiksaanwijzing helpt u alle voordelen van uw
Pedelec Impulse 2.0 te ontdekken en de ets correct te
gebruiken.
Opbouw van de gebruiksaanwijzing
In
Hoofdstuk 1 “Veiligheid” vindt u informatie over het
gebruik van uw Pedelec.
In
Hoofdstuk 4 “Snel aan de slag” vindt u een korte in-
structie.
In de daaropvolgende hoofdstukken worden de belangrijk-
ste bestanddelen van de ets uitvoerig beschreven.
In
Hoofdstuk 11 “Technische specicaties” vindt u de
“Technische gegevens” van uw Pedelec Impulse 2.0.
Deze gebruiksaanwijzing hee alleen betrekking op spe-
cieke informatie over uw Pedelec Impulse 2.0. Algemene
informatie, bijvoorbeeld over de etstechniek, vindt u in
de “Originele gebruiksaanwijzing | Algemeen” (CD).
CD met belangrijke aanwijzingen
Op de meegeleverde CD bevindt zich de “Originele gebruiks-
aanwijzing | Pedelec Impulse 2.0” in verschillende talen.
Bovendien vindt u daar de “Originele gebruiksaanwijzing |
Algemeen” met algemene informatie over de etstechniek.
Wanneer u een verbinding met internet tot stand brengt,
kunt u de meest actuele versie van de gebruiksaanwijzing
downloaden. Daar vindt u bovendien handleidingen bij de
afzonderlijke onderdelen van de ets.
De CD kunt u met elke gangbare pc of laptop lezen. Ga
hiervoor als volgt te werk:
WERKWIJZE A:
1. Plaats de CD.
2. Klik twee keer met de linker muisknop op het bestand
shelexec.exe.
3. Kies de gewenste taal.
4. Kies “Gebruiksaanwijzing van CD openen” of “Gebruiks-
aanwijzing online op nieuwe versie controleren”.
WERKWIJZE B:
1. Plaats de CD.
2. Klik één keer met de rechter muisknop op “Map openen
om bestanden te tonen.
3. Klik twee keer met de linker muisknop op “start”.
4. Kies de gewenste taal.
5. Kies “Gebruiksaanwijzing van CD openen” of “Gebruiks-
aanwijzing online op nieuwe versie controleren”.
Voor het lezen van de bestanden hee u het programma
Adobe Reader nodig. Dit staat op de CD of kan op
www.adobe.com gratis worden gedownload.
Wanneer u de “Originele gebruiksaanwijzing | Algemeen”
als gedrukte versie wilt ontvangen, dan kunt u het docu-
ment via het volgende adres gratis laten toesturen:
Derby Cycle GmbH
Siemensstrasse 1-3
49661 Cloppenburg, Duitsland
+ 49 (4471) 966-0
info@derby-cycle.com
Ook als u meteen wilt vertrekken, raden wij u toch
aan om voor het eerste gebruik van uw Pedelec de
“Originele gebruiksaanwijzing | Pedelec Impulse2.0”
en de “Originele gebruiksaanwijzing | Algemeen”
(CD) zorgvuldig door te lezen.
Voor schade die door niet-navolging van deze
handleidingen ontstaat, accepteert de fabrikant
geen aansprakelijkheid.
Gebruik de Pedelec uitsluitend voor het bestemde
gebruiksdoel. Anders bestaat het risico op een
technisch defect en dit kan tot onvoorziene onge-
vallen leiden! Bij een niet-reglementair gebruik kan
de garantie komen te vervallen.
Bewaar de gebruiksaanwijzing, zodat u in de toe-
komst hierin nog informatie kunt opzoeken.
Geef de gebruiksaanwijzing aan iedereen door die
deze Pedelec gebruikt, onderhoudt of repareert.
4 Originele gebruiksaanwijzing | Pedelec Impulse 2.0
1 Veiligheid
In de gebruiksaanwijzing tre u de volgende symbolen
aan die wijzen op gevaren of belangrijke informatie. Lees
alle veiligheidsrichtlijnen door. Als u de richtlijnen niet
opvolgt, bestaat er risico op een elektrische schok, brand
en/of ernstig letsel.
WAARSCHUWING
voor mogelijk letsel, verhoogd val- of overig
letselrisico.
BELANGRIJKE AANVULLENDE INFORMATIE
of speciale informatie over het gebruik van de
Pedelec.
VERWIJZING
naar mogelijke materiële of milieuschade.
1.1 Algemeen
Wanneer u denkt dat een veilig gebruik niet meer
mogelijk is, stelt u de Pedelec tot aan de inspectie
door de dealer buiten gebruik en beveiligt u de
ets tegen onbedoeld inschakelen. Een veilig ge-
bruik is niet meer mogelijk, als stroomvoerende
onderdelen of de accu zichtbare beschadigingen
vertonen.
Fiets nooit zonder handen aan het stuur. Er bestaat
dan een groot risico dat u valt.
Haal de accu uit de Pedelec, voordat u met uw
werkzaamheden aan de Pedelec begint.
Houd rekening met het toegestane totaalgewicht
van uw Pedelec, omdat er anders sprake kan zijn
van breuk of niet-nctioneren van veiligheidsre-
levante onderdelen
Hoofdstuk 11 “Technische
specicaties”.
Wanneer u de rijeigenschappen van uw Pedelec wilt
aanpassen, moet u contact opnemen met uw dealer.
1.2 Wettelijke bepalingen
De Pedelec moet, zoals alle etsen, voldoen aan
de eisen van het nationale wegenverkeersregle-
ment. Zie hiervoor de desbetreende toelichtingen
en de algemene aanwijzingen in de “Originele
gebruiksaanwijzing | Algemeen” (CD).
De onderstaande wettelijke bepalingen zijn van
toepassing op een Pedelec:
De motor mag alleen als trapondersteuning die-
nen, d.w.z. hij mag alleen “helpen” als de gebrui-
ker van de ets zelf de pedalen intrapt.
Het gemiddelde motorvermogen mag niet hoger
zijn dan 250 W.
Bij toenemende snelheid moet het motorvermo-
gen steeds verder afnemen.
Bij 25 km/uur moet de motor worden uitgeschakeld.
1.2.1 Betekenis voor de gebruiker
Er bestaat geen helmplicht. Voor uw eigen veilig-
heid raden wij u echter aan nooit zonder helm te
etsen.
Voor een elektrische ets is geen apart rijbewijs
vereist.
Originele gebruiksaanwijzing | Pedelec Impulse 2.0 5
Voor een elektrische ets is geen verzekering
verplicht.
Een Pedelec mag zonder leeijdsbeperking wor-
den gebruikt.
Het gebruik van etspaden is net als voor nor-
male etsen geregeld.
Deze regelingen gelden voor uw Pedelec als u de
ets binnen de Europese Unie gebruikt. In andere
landen, en in aparte gevallen ook in Europa, kun-
nen andere bepalingen gelden. Informeer vóór
gebruik van uw Pedelec in het buitenland welke
wetten hier van toepassing zijn.
Het vervoeren van kinderen in etsaanhangers is
voor Pedelecs over het algemeen toegestaan. Let op
het toegestane totaalgewicht van de ets hoofd-
stuk 30 “Technische specicaties” in de Originele
gebruiksaanwijzing | Algemeen” (CD). Een uitzonde-
ring vormt de Impulse 2.0 Mountainbike. Bij deze
ets mag geen etsaanhanger worden gebruikt.
1.3 Accu
De accu bevat chemische stoen die bij niet-nale-
ving van de hier genoemde veiligheidsrichtlijnen
tot gevaarlijke reacties kunnen leiden.
U dient contact met uit een beschadigde accu vrijko-
mende vloeistoen te voorkomen. Ingeval van con-
tact moet u de vloeistof met water afspoelen. Ingeval
van oogcontact dient u tevens een arts te raadplegen.
Probeer nooit een accu te repareren. Accu’s mo-
gen niet worden gedemonteerd, geopend of klein
gemaakt. Een ondeskundige opening resp. vernie-
tiging van de accu kan tot ernstig letsel leiden.
Wanneer de accu wordt geopend, vervalt het recht
op garantie. Als uw accu beschadigd is, neemt u
contact op met uw dealer. Hij zal de verdere aan-
deling met u bespreken.
Een accu mag niet worden blootgesteld aan hitte
(bijv. verwarming) of vuur. Hitte van buiten kan tot
de explosie van de accu leiden. Bovendien verkorten
hoge temperaturen de levensduur van de accu. Zorg
bij het opladen altijd voor een goede ventilatie.
Een accu mag niet worden kortgesloten. Accu’s
mogen niet op een gevaarlijke manier in een doos
of lade worden bewaard waar zij elkaar onderling
kunnen kortsluiten of door andere geleidende
materialen (paperclips, muntgeld, sleutels, spij-
kers, schroeven) kunnen worden kortgesloten.
Een kortsluiting tussen de accucontacten kan tot
verbrandingen of brand leiden. Ingeval van een
op deze manier ontstane schade door kortsluiting
vervalt het recht op garantie.
Accu’s mogen niet worden blootgesteld aan me-
chanische schokken. Ook als na een val of stoot
van de accu aan de buitenkant geen beschadigin-
gen zichtbaar zijn, kan de accu schade hebben
opgelopen. Daarom moeten ook accu’s die aan de
buitenkant geen beschadigingen vertonen toch
voor controle naar de dealer worden gebracht.
Beschadigde accu’s mogen niet worden opgeladen
en ook niet meer worden gebruikt.
Houd de accu uit de buurt van kinderen.
Gebruik de accu uitsluitend voor uw Pedelec.
Verwijder de accu indien mogelijk uit uw Pedelec
als u de ets niet gebruikt.
Accu’s die niet voor gebruik in combinatie met de
Pedelec zijn bedoeld, mogen niet worden gebruikt.
U mag geen beschadigde accu transporteren. De
veiligheid van beschadigde accu’s kan niet worden
gegarandeerd.
Lithium reageert erg sterk bij direct contact met
water. Dompel de accu daarom nooit onder in wa-
ter. Daarom is ook bij beschadigde, nat geworden
accu’s voorzichtigheid geboden: ze kunnen in
brand vliegen.
De accu zelf mag ingeval van een brand niet met
water worden geblust, maar alleen de mogelij-
kerwijs brandende omgeving. Beter geschikt zijn
brandblussers met metaalbrandpoeder (klasseD).
Wanneer de accu zonder gevaar naar buiten ge-
bracht kan worden, kunt u ook zand gebruiken
voor het verstikken van het vuur.
6 Originele gebruiksaanwijzing | Pedelec Impulse 2.0
De Pedelec werkt op een lage spanning (36 V). U
mag nooit proberen de Pedelec met een andere
spanningsbron dan de bijbehorende originele accu
te gebruiken. De omschrijvingen van de toege-
stane accu’s vindt u in
Hoofdstuk 11 “Technische
specicaties”.
1.4 Oplaadapparaat
Het oplaadapparaat mag alleen voor het opladen
van de meegeleverde accu worden gebruikt. Een
andersoortig gebruik van het oplaadapparaat is
niet toegestaan. Elke soort van manipulatie aan het
oplaadapparaat of de accubehuizing is verboden!
De netspanning moet overeenkomen met de op het ty-
peplaatje van het oplaadapparaat genoemde voltage.
De aansluitspanning van het oplaadapparaat staat op
het typeplaatje aan de achterkant van het apparaat.
Het oplaadapparaat is alleen voor gebruik bin-
nenshuis bedoeld. De accu mag alleen in een
droge en niet-brandgevaarlijke omgeving worden
opgeladen. Tijdens het opladen, moeten accu en
oplaadapparaat op een een en niet-brandbare
ondergrond staan. Accu en oplaadapparaat mogen
niet afgedekt zijn. In de directe nabijheid mogen
zich geen licht ontvlambare materialen bevinden.
Dit geldt ook, wanneer de accu in de Pedelec
wordt opgeladen. Dan moet u de Pedelec zodanig
neerzetten dat een mogelijke brand zich niet snel
kan verspreiden (let op bij vaste tapijten!).
U dient te allen tijde te voorkomen dat er water
en vocht in het oplaadapparaat terecht kunnen
komen. Wanneer er desondanks water in het
oplaadapparaat terecht is gekomen, moet u het
onmiddellijk van het lichtnet loskoppelen en door
een speciaalzaak laten controleren.
De accu kan tijdens het opladen warm worden. Er
kan een temperatuur van maximaal 45°C worden
bereikt. Als de accu warmer wordt, dient u het
oplaadproces onmiddellijk te onderbreken. Een
dergelijke accu mag niet meer worden gebruikt en
moet ter controle naar de dealer worden gebracht.
Een accu mag bij weergave van een storing niet
meer worden opgeladen.
De accu mag niet zonder toezicht worden geladen.
U kunt de accu als alternatief in een metalen box
opladen.
Beschadigde accu’s mogen niet worden opgeladen
(explosiegevaar!).
U mag nooit pogen om het oplaadapparaat te wij-
zigen of te demonteren. Reparaties moeten door
deskundig personeel worden uitgevoerd.
Een oplaadapparaat met een beschadigde stekker
of kabel mag niet op het lichtnet worden aangeslo-
ten en moet door een speciaalzaak worden vervan-
gen. Hetzelfde geldt voor technisch niet-foutloze
verlengkabels.
U mag de accu niet gedurende langere tijd laden
als hij niet wordt gebruikt.
Ingeval van rookontwikkeling of een ongebruike-
lijke geur dient u onmiddellijk de stekker van het
oplaadapparaat uit het stopcontact te trekken en
de accu uit het oplaadapparaat te halen!
U mag geen andere oplaadapparaten gebruiken
dan die die speciaal voor het gebruik met de accu
bedoeld zijn. Het gebruik van een ander oplaadap-
paraat kan tot defecten, een beperkte levensduur
of tot brand en explosies leiden.
Beschadigde accu’s en oplaadapparaten (stekker,
behuizing, kabel) mogen niet meer worden gebruikt.
Vervang de netkabel niet. Er bestaat brand- en
explosiegevaar.
Bij een plotselinge temperatuurwisseling van koud
naar warm kan er bij het oplaadapparaat sprake zijn
van condensvorming. In een dergelijk geval moet u
ongeveer een uur wachten, voordat u het oplaadap-
paraat op het lichtnet aansluit, zodat het de tempe-
ratuur van de warme ruimte hee aangenomen. U
kunt dit voorkomen door het oplaadapparaat op de
locatie te bewaren waar u het ook gebruikt.
Originele gebruiksaanwijzing | Pedelec Impulse 2.0 7
1.7 Transport van de Pedelec
Voor het transport van uw Pedelec raden wij u aan
de accu van de Pedelec te halen en apart in te pak-
ken. Een geschikte transportbox is te koop bij uw
dealer.
1.7.1 De Pedelec in de auto
Als u uw Pedelec met een etsendrager wilt transporteren,
moet u erop letten dat de drager ook geschikt is voor het
hogere gewicht van een Pedelec. Om de drager te ontzien
en de accu tegen weersinvloeden te beschermen, kunt u
deze het beste in de auto transporteren.
1.7.2 De Pedelec in de trein
U kunt uw Pedelec meenemen in treinstellen die van een
etssymbool zijn voorzien. In IC- en EC-treinen is hiervoor
een reservering vereist. In de ICE mogen in principe geen
etsen worden meegenomen.
1.7.3 De Pedelec in het vliegtuig
Voor uw Pedelec gelden doorgaans de etsbepalingen van
de desbetreende luchtvaartmaatschappij. Accu’s vallen
onder de wet voor vervoer van gevaarlijke stoen. Daarom
mogen zij niet worden getransporteerd in passagierstoe-
stellen – noch in het vrachtruim, noch in de cabine. Neem
hiervoor contact op met de desbetreende luchtvaart-
maatschappij.
U mag de accu alleen opladen bij een omgevings-
temperatuur tussen 0°C en 45°C. De accu bereikt
zijn maximale levensduur als deze bij een om-
gevingstemperatuur tussen 10°C en 30°C wordt
opgeladen.
1.5 Motor
Wees voorzichtig wanneer er kinderen in de buurt
zijn, vooral als zij voorwerpen door openingen
in de behuizing in de motor kunnen steken. Er
bestaat het risico van een levensgevaarlijke elektri-
sche schok.
Houd er rekening mee dat de motor bij een lange
bergrit warm kan worden. Zorg ervoor dat u de
motor niet met uw handen, voeten of benen aan-
raakt. U kunt hierbij brandwonden oplopen.
Bij het openen van afdekkingen of het verwij-
deren van onderdelen kunnen onder spanning
staande onderdelen worden blootgelegd. Ook
aansluitingen kunnen spanningsgeleidend zijn.
Onderhouds- of reparatiewerkzaamheden aan de
geopende motor mogen alleen door een erkende
etsenmaker worden uitgevoerd.
1.6 Instellingswerkzaamheden/
onderhoud/reparatie
Let er bij instellings-, onderhouds- of reinigings-
werkzaamheden rekening op dat er geen kabels
mogen worden ingeklemd en dat zij niet door
scherpe randen mogen worden beschadigd.
Laat alle montage- en instellingswerkzaamheden
door uw dealer uitvoeren. Voor het geval dat u zelf
iets moet vastschroeven of veranderen, vindt u
achterin de Originele gebruiksaanwijzing | Alge-
meen” (CD) een uitvoerige lijst met de aanhaalkop-
pels, die absoluut moeten worden aangehouden.
8 Originele gebruiksaanwijzing | Pedelec Impulse 2.0
2 Opbouw van de ets
Motor
Zadelpen
Zadel
Zadelpenklem (met
snelspanner of
schroef)
Pedaal
Frame
1. Zitbuis
2. Onderbuis
Vork
Accu
(op onder- of zitbuis)
Wiel
Bedieningselement
Stuur
2. Display small1. Display
Originele gebruiksaanwijzing | Pedelec Impulse 2.0 9
3 Eerste stappen
3.1 Aanhaalkoppels controleren
Controleer of alle schroeven en belangrijke onderdelen
goed vastzitten. Een tabel met belangrijke schroeerbin-
dingen en de de voorgeschreven aanhaalkoppels vindt u
in
Hoofdstuk 30 “Technische specicaties” de “Originele
gebruiksaanwijzing | Algemeen” (CD).
3.2 Pedalen monteren
Het kan zijn dat bij uw Pedelec nog achteraf de pedalen
moeten worden gemonteerd:
Het rechter pedaal (markering “R”) wordt met de klok
mee in de rechter krukarm geschroefd. Het linker pedaal
(markering “L”) wordt tegen de klok in in de linker krukarm
geschroefd. Beide pedalen worden met een steeksleutel of
een geschikte inbussleutel in de richting van het voorwiel
vastgeschroefd. Het aanhaalkoppel bedraagt 40 Nm.
Door scheef inschroeven kan de schroefdraad in
de krukarm worden vernietigd. Dit kan tot zware
valpartijen en letsel leiden.
3.3 Zadelhoogte veranderen
3.3.1 Klemschroef
Wanneer op de klem van de zadelpen een draaimoment
(in Nm) is aangegeven, draait u de klemschroef met deze
waarde vast. Als geen aanhaalkoppel is aangegeven,
draait u een M6-schroef (Ø 6 mm) en een M5-schroef
(Ø 5mm) met 5,5 Nm vast.
3.3.2 Snelspanner
Om deze te openen moet de spanhendel 180° worden
omgeklapt – u ziet de tekst “OPEN”. Om deze te sluiten
klapt u de spanhendel weer 180° dicht – u ziet de tekst
“CLOSE”.
Spanhendel openen
OPEN
Spanhendel sluiten
CLOSE
Er kan groeg worden bepaald dat de snelspan-
ner stevig genoeg zit vastgeklemd, wanneer de
spanhendel alleen met de bal van de hand en
enige kracht kan worden gesloten. Bij het sluiten
voelt u dan een toenemende tegendruk van de
hendel op het moment dat u de hendel ongeveer
half hee gesloten. Wanneer de zadelpen niet ste-
vig of veilig genoeg wordt vastgeklemd, draait u
bij geopende snelspanner de klemmoer of schroef
met de klok mee telkens een halve slag verder.
Sluit de snelspanner en test opnieuw of het zadel
stevig genoeg zit.
Telkens voordat u gaat etsen en wanneer de ets
even zonder toezicht ergens hee gestaan, dient u
te controleren of alle snelspanners goed en stevig
vastzitten.
Wat betre de zadelhoogte is er een eenvoudige
test: Zittend op het zadel moet het gestrekte been
met de hiel de laagste pedaalstand bereiken. De
bal van de voet moet daarentegen bij een licht ge-
bogen been in het midden de laagste pedaalstand
bereiken.
10 Originele gebruiksaanwijzing | Pedelec Impulse 2.0
4 Snel aan de slag
Laad de accu voor de eerste rit volledig op. Oplaadtempe-
ratuur: 0°C tot 45°C.
Accu opladen
ZITBUISACCU
1. Verwijder de afdekking van de oplaadaansluiting.
2. Verbind de stekker van het oplaadapparaat met de
accu.
Accu opladen
ONDERBUISACCU ZITBUISACCU
3. Sluit de stekker van het oplaadapparaat aan op een
stopcontact.
Vóór het eerste gebruik moet u de accu helemaal
opladen. Op grond van wettelijke transportvoor-
schrien verlaat de accu de fabriek met een laad-
status van ongeveer 30%.
U kunt de accu ook uit de Pedelec verwijderen
en buiten de ets opladen. Informatie hierover
vindt u in
Hoofdstuk 5 “Accu”. Let op! De accu is
zwaar. Houd deze dus stevig vast!
4. Wanneer alle LED’s van de accu gedoofd zijn, is de
accu volledig opgeladen. Trek de stekker van het op-
laadapparaat uit de oplaadaansluiting en verwijder de
netstekker van het oplaadapparaat uit het stopcontact.
5. a) Onderbuisaccu: Als u de accu buiten de ets hebt
opgeladen, plaatst u de accu van voren/boven in de
houder terug. De sleutel moet hierbij in het slot zitten
en tegen de klok in zijn gedraaid. Duw de accu naar
beneden in de houder totdat hij vastklikt.
b) Zitbuisaccu: Als u de accu buiten de ets hebt op-
geladen, plaatst u de accu vanaf de linker kant van de
Pedelec terug in de houder. Hiervoor moet u de accu
ongeveer 45° naar buiten toe kantelen. Draai de accu
rechtop, totdat de vergrendeling vastklikt.
Accu plaatsen
ONDERBUISACCU ZITBUISACCU
6. Draai nu de sleutel in de richting van de wijzers van de
klok en trek hem uit het slot. Nu is de accu vergrendeld.
Accu vergrendelen
ONDERBUISACCU ZITBUISACCU
7. Controleer of de accu stevig vastzit en of de sleutel niet
meer in het slot zit.
8. Druk de -toets op het bedieningselement in, om het
aandrijvingssysteem in te schakelen.
9. a) Pedelec zonder terugtraprem: Na de begroeting laat
het display het laatst ingestelde ondersteuningsniveau
zien. Door op de
/ -toetsen te drukken kunt u het
gewenste ondersteuningsniveau kiezen: ECO (zwak),
SPORT (gemiddeld), POWER (sterk) of geen ondersteu-
ning. U verandert de ondersteuning met elke druk met
één niveau. Dat werkt in beide richtingen, aankelijk
van welke toets u indrukt.
Originele gebruiksaanwijzing | Pedelec Impulse 2.0 11
b) Pedelec met terugtraprem: Na de begroeting ver-
schijnt op het display “Beweeg de pedalen a.u.b.
resp. “PEDAL. Zodra u begint te etsen, verdwijnt
deze melding. Door op de
/ -toetsen te drukken
kunt u het gewenste ondersteuningsniveau kiezen:
ECO (zwak), SPORT (gemiddeld), POWER (sterk) of
geen ondersteuning. U verandert de ondersteuning
met elke druk met één niveau. Dat werkt in beide rich-
tingen, aankelijk van welke toets u indrukt.
Wanneer u geen ondersteuning opmerkt, dient u
even terug te trappen en daarna weer naar voren,
zodat de systeemcontrole wordt uitgevoerd. Wan-
neer de ets nu nog steeds geen ondersteuning
levert, blij de melding “Beweeg de pedalen a.u.b.
resp. “PEDAL” op het display staan. Neem in dit
geval contact op met uw dealer.
10. U kunt net als met een gewone ets wegrijden. De
ondersteuning van de motor wordt geactiveerd als het
achterwiel draait.
Trek een rem aan, voordat u een voet op het pe-
daal plaatst.
U geniet dus vanaf het eerste moment van de vol-
ledige ondersteuning. Oefen het wegrijden op een
veilige plaats voordat u deelneemt aan het verkeer.
Wanneer het bij uw ets gaat om een Impulse 2.0
Ooad, wacht u na het inschakelen vijf seconden
tot u kracht op de pedalen zet. Doet u dit niet, dan
kan het zijn dat u geen volledige ondersteuning
krijgt.
5 Accu
Uw accu is een lithium-ion-accu, de meest voordelige
vorm van accu’s voor deze toepassing. Een van de hoofd-
voordelen van dit accutype is het lage gewicht bij een
hoge capaciteit.
5.1 Accu opladen
U kunt de accu opladen terwijl deze op de Pedelec zit
Hoofdstuk 4 “Snel aan de slag”.
U kunt de accu ook uit de houder halen en extern opladen.
Bij lage buitentemperaturen raden wij u deze handelswijze
aan, zodat u de accu in een warmere ruimte kunt opladen.
Bij een plotselinge temperatuurwisseling van koud
naar warm kan er bij het oplaadapparaat sprake
zijn van condensvorming. In een dergelijk geval
moet u ongeveer een uur wachten, voordat u het
oplaadapparaat op het lichtnet aansluit, zodat het
de temperatuur van de warme ruimte hee aange-
nomen. U kunt dit voorkomen door het oplaadap-
paraat op de locatie te bewaren waar u het ook
gebruikt.
De accu kan bij temperaturen tussen 0°C en 45°C worden
geladen. De accu bereikt zijn maximale levensduur echter
als hij bij een omgevingstemperatuur tussen 10°C en 30°C
wordt opgeladen.
Accu in oplaadapparaat
ZITBUISACCU
12 Originele gebruiksaanwijzing | Pedelec Impulse 2.0
5.1.1 Accu verwijderen
1. Pak de accu vast aan de greep, steek de sleutel in het
slot en draai de sleutel tegen de richting van de wij-
zers van de klok. De accu is nu ontgrendeld.
Accu ontgrendelen
ONDERBUISACCU
ZITBUISACCU
2. a) Onderbuisaccu: Pak de accu met twee handen vast
en til hem naar voren/op en uit de houder. Houd de
accu goed vast, zodat deze niet kan vallen. Plaats de
accu op een geschikte ondergrond. De ondergrond
moet droog, een en niet-brandbaar zijn.
b) Zitbuisaccu: Pak de accu aan de greep vast en kan-
tel hem via de zijkant uit de Pedelec. Houd de accu
goed vast, zodat deze niet uit de houder kan vallen.
Accu verwijderen
ONDERBUISACCU
ZITBUISACCU
3. Wij raden u aan nu de sleutel uit het slot te halen en te
bewaren, zodat hij niet kan areken of kwijt kan raken.
5.1.2 Laadproces
Lees voor aanvang van het laadproces de instruc-
ties op het oplaadapparaat zorgvuldig door.
1. a) Onderbuisaccu: Haal het meegeleverde oplaadap-
paraat uit de verpakking en sluit de netstekker aan op
een stopcontact (230 tot 240 V).
b) Zitbuisaccu: Haal het meegeleverde oplaadapparaat
en oplaadstation uit de verpakking en sluit de netstek-
ker aan op een stopcontact (230 tot 240 V). Verbind
het oplaadapparaat met het oplaadstation. De LED van
het oplaadapparaat brandt nu even rood en daarna
permanent groen.
Voor een veilig oplaadproces moet het oplaadap-
paraat op een geschikt oppervlak staan. De onder-
grond moet droog en niet-brandbaar zijn.
Zitbuisaccu: Het oplaadapparaat moet op de vier
standvoetjes staan. Alleen zo kan de verwarmde
lucht uit de rondlopende ventilatieopeningen weg-
stromen.
2. a) Onderbuisaccu: Verbind de stekker van het oplaad-
apparaat met de accu.
b) Zitbuisaccu: Plaats de accu in de houder van het
oplaadstation. De LED van het oplaadapparaat brandt
groen.
Accu opladen
ZITBUISACCU
3. a) Onderbuisaccu: Het laadproces begint. Als uw op-
laadapparaat over een LED beschikt, dan brandt deze
rood. De accu wordt in vijf stappen opgeladen. Terwijl
Originele gebruiksaanwijzing | Pedelec Impulse 2.0 13
een niveau wordt geladen, knippert de bijbehorende
LED. Wanneer deze stap is voltooid, brandt de LED
permanent. Nu begint de volgende LED te knipperen.
Wanneer alle vijf LED’s weer gedoofd zijn, is de accu
volledig opgeladen.
b) Zitbuisaccu: Het laadproces begint. De LED van het
oplaadapparaat brandt groen. De LED’s van de accu
beginnen naarmate het oplaadproces vordert een
voor een te branden. De accu wordt in vijf stappen
opgeladen. Terwijl een niveau wordt geladen, knippert
de bijbehorende LED. Wanneer deze stap is voltooid,
brandt de LED permanent. Nu begint de volgende LED
te knipperen. Wanneer alle vijf LED’s weer gedoofd
zijn, is de accu volledig opgeladen.
Als uw oplaadapparaat over een LED beschikt, kan
het zijn dat deze permanent rood knippert. Is dit
het geval, dan is er sprake van een laadfout. Laat
het oplaadapparaat en de accu door de dealer
controleren.
4. Trek de stekker van het oplaadapparaat na voltooiing
van het laadproces uit het stopcontact.
Beschadigde accu’s mogen niet worden opgeladen
en ook niet meer worden gebruikt.
De accu kan tijdens het opladen warm worden. Er
kan een temperatuur van maximaal 45°C worden
bereikt. Als de accu warmer wordt, dient u het op-
laadproces onmiddellijk te onderbreken.
Er is geen sprake van een memory-eect. U kunt de
accu dus na elke rit weer opladen. Zo bent u altijd
startklaar.
U kunt de accu het beste bij temperaturen tussen
+10°C en +30°C opladen. Bij lagere laadtempera-
turen wordt de oplaadtijd langer, bij temperaturen
boven +45°C wordt de accu niet geladen. Wij raden
u aan de accu bij lage buitentemperaturen in huis
of in een warme garage te laden en te bewaren.
Plaats de accu in dit geval pas net voor vertrek.
5.1.3 Accu plaatsen
1. a) Onderbuisaccu: Plaats de accu van voor/boven in de
accuhouder van de Pedelec. De sleutel moet hierbij in
het slot zitten en tegen de klok in zijn gedraaid.
b) Zitbuisaccu: Plaats de accu vanaf de linkerkant,
ca.45° naar buiten gekanteld in de houder van de
Pedelec.
Accu plaatsen
ONDERBUISACCU ZITBUISACCU
2. Duw de accu naar beneden in de houder totdat hij
vastklikt. Draai nu de sleutel met de klok mee en trek
hem uit het slot. Nu is de accu vergrendeld.
Accu vergrendelen
ONDERBUISACCU
ZITBUISACCU
3. Controleer of de accu goed vastzit.
14 Originele gebruiksaanwijzing | Pedelec Impulse 2.0
5.2 Accu-informatiesysteem
Aan de buitenkant van de accu zit een weergaveveld met
vijf LED’s en een accutoetsresp.push-toets. Zodra u op de
accutoetsresp. push-toets drukt, gaan de LED’s branden.
Het aantal lampjes dat brandt en het lichtpatroon geven
informatie over de laadstatus en de capaciteit van de accu.
Accutoets push-toets
ONDERBUISACCU ZITBUISACCU
5.2.1 Laadstatus controleren
a) Onderbuisaccu: Wanneer u de accutoets kort indrukt,
gaan de LED’s branden en ziet u de actuele oplaadstatus
van de accu.
WEERGAVE LAADSTATUS ACCU
•••••
5 LED’s branden 100 – %
••••
4 LED’s branden  – %
•••
3 LED’s branden  – %
••
2 LED’s branden  – %
1 LED brandt  – %
¡
1 LED knippert  – %
b) Zitbuisaccu: Wanneer u de push-toets kort indrukt,
gaan de LED’s branden en ziet u de actuele oplaadstatus
van de accu.
ZITBUISACCU WEERGAVE LAADSTATUS ACCU
•••••
5 LED’s branden 100 – %
••••
4 LED’s branden  – %
•••
3 LED’s branden  – %
••
2 LED’s branden  – %
1 LED brandt  – %
¡
1 LED knippert  – %
5 LED’s knipperen snel % of overbelasting *
1. LED knippert snel Laadfout **
* Alle 5 LED’s knipperen snel: de accu is a) leeg en wordt
uitgeschakeld of de accu is b) overbelast.
a) Wanneer de accu overbelast is, schakelt de accu zichzelf
na een korte rustperiode weer in en kan hierna zoals
gewoonlijk worden gebruikt.
b) Wanneer de accu leeg is, zal deze na een korte rustpe-
riode nog even werken en zal zich hierna weer uitscha-
kelen. De accu moet nu worden opgeladen.
** De 1e LED knippert snel: er is sprake van een laadfout. In
dit geval brengt u de accu naar de dealer.
5.2.2 Capaciteit controleren
a) Onderbuisaccu: Wanneer u ongeveer vijf seconden lang
de accutoets indrukt, laten de LED’s de huidige accucapa-
citeit zien.
ZITBUISACCU WEERGAVE CAPACITEIT
••••
4 LED’s branden ca.  – %
•••
3 LED’s branden ca.  – %
••
2 LED’s branden ca.  – %
1 LED brandt ca.  – %
¡
1 LED knippert ca.  – %
b) Zitbuisaccu: Wanneer u vijf seconden lang de push-
toets indrukt, laten de LED’s de huidige capaciteit van de
accu zien.
ZITBUISACCU WEERGAVE CAPACITEIT
•••••
5 LED’s branden  – %
••••
4 LED’s branden  –  %
•••
3 LED’s branden  – %
••
2 LED’s branden  – %
1 LED brandt  – %
¡
1 LED knippert  %
Originele gebruiksaanwijzing | Pedelec Impulse 2.0 15
In de winter is de actieradius van de accu op
grond van de lagere temperaturen minder groot.
Plaats de accu (uit een warme ruimte) pas net
voor vertrek in de Pedelec. Zo voorkomt u dat u
op grond van de lagere temperaturen een minder
grote actieradius hebt
Hoofdstuk 5.4 “Garantie
en levensduur.
5.3 Accubeheer
Het accubeheer controleert de temperatuur van uw accu
en waarschuwt u bij een onjuist gebruik.
Mocht een externe kortsluiting bij de contacten of
de oplaadaansluiting zijn veroorzaakt, neem dan
contact op met uw dealer.
Laad de accu altijd onder toezicht op en verwijder
het oplaadapparaat na het laadproces.
5.3.1 Slaapstand
Om een diepontlading te voorkomen, zet het accubeheer
de accu in de slaapstand. Na uiterlijk tien dagen zonder
gebruik activeert het accubeheer de slaapstand. De slaap-
stand wordt beëindigd, als u de accu op het oplaadap-
paraat aansluit of als u op de accutoetsresp.push-toets
drukt. Hierdoor “wekt” u de accu weer.
Onderbuisaccu: Als u de accu niet kunt wekken, is
eventueel de celspanning te laag. In dit geval sluit
u het oplaadapparaat aan en drukt u op de accu-
toets. De accu wordt dan één minuut opgeladen.
Zitbuisaccu: De accu kan ook handmatig in de
slaapstand worden ingesteld. Druk hiervoor a.u.b.
gedurende acht seconden op de push-toets. Laat
de push-toets los zodra de tweede LED brandt.
5.4 Garantie en levensduur
De accu’s behoren tot de slijtageonderdelen. Voor
slijtageonderdelen geldt een garantie van twee
jaar.
Wanneer gedurende deze periode een defect op-
treedt, vervangt uw dealer de accu. De gebruikelij-
ke veroudering en de slijtage van de accu vormen
geen materieel gebrek.
De levensduur van de accu is aankelijk van ver-
schillende factoren. De belangrijkste slijtagerele-
vante factoren zijn:
het aantal laadprocessen
Na 1100 laadcycli beschikt uw accu bij een ade-
quaat onderhoud nog over 60% van de beginca-
paciteit, dus 6,6Ah bij een 11 Ah-accu en 7,2 Ah bij
een 15,5 Ah-accu. Een laadcyclus is het totaal van
de afzonderlijke laadprocessen die nodig zijn om de
totale capaciteit van de accu te bereiken.
Bijvoorbeeld: u laadt de accu op de eerste dag tot
5Ah op, op de tweede dag is dat 2 Ah en op de
derde dag 4 Ah. Het totaal is dan 11 Ah. Hiermee
hee de accu een laadcyclus doorlopen.
Volgens de technische denitie is de accu dan
verbruikt, wanneer minder dan 60% van de oor-
spronkelijke capaciteit beschikbaar is. Wanneer de
resterende actieradius voor u voldoende is, kunt u
de accu natuurlijk blijven gebruiken. Wanneer de
capaciteit voor u niet meer voldoende is, kunt u de
accu voor verwijdering bij uw dealer afgeven en
een nieuwe accu kopen.
de leeijd van de accu.
Een accu veroudert ook tijdens de opslag.
Dat betekent dat zelfs als u een accu niet gebruikt,
de capaciteit toch minder wordt. U dient rekening
te houden met een veroudering van 3–5% van de
accu.
Let erop dat de accu niet te heet wordt. De verou-
dering van de accu neemt sterk toe vanaf tempera-
turen boven 40°C. Directe bestraling door de zon
kan de accu zeer sterk verhitten. Let erop dat u de
accu niet in een hete auto laat liggen en zet uw
Pedelec bij etstochten in de schaduw. Als u een
verwarming niet kunt verhinderen, let er dan a.u.b.
op dat u de accu niet ook nog gaat opladen.
16 Originele gebruiksaanwijzing | Pedelec Impulse 2.0
Een volgeladen accu veroudert nog sterker bij hoge
temperaturen dan een gedeeltelijk geladen accu.
Wanneer u altijd met het maximale motorver-
mogen rijdt, hee uw motor een steeds hogere
stroom nodig. Door hogere stromen veroudert
de accu sneller.
Ook door een gericht gebruik van de onder-
steuning kunt u de levensduur van uw accu
verlengen. Fiets met een gering ondersteuning-
sniveau. Bij geringere ontladingsstromen spaart
u uw accu.
Let erop dat de accu vóór de eerste rit of na een
langere gebruikspauze volledig is opgeladen.
5.5 Opslag
Wanneer u de accu gedurende een langere periode niet
nodig hebt, slaat u hem bij 18 23°C en voor 50 70%
opgeladen op. Wanneer u de accu zes maanden niet ge-
bruikt, moet u deze weer bijladen.
5.6 Verzending
U mag accu’s niet opsturen! Een accu behoort tot
de gevaarlijke goederen die onder bepaalde om-
standigheden oververhit kunnen raken en in brand
kunnen vliegen.
De voorbereiding en de verzending van een accu mag
uitsluitend door geschoold personeel worden uitgevoerd.
Als u een klacht hebt over uw accu, dient u deze via uw
dealer af te handelen. De dealer hee de mogelijkheid om
de accu gratis en onder naleving van de wet voor vervoer
van gevaarlijke stoen op te laten ophalen.
5.7 Verwijdering
Accu’s mogen niet via het huisvuil worden verwijderd.
Consumenten zijn er wettelijk toe verplicht om afgedankte
of beschadigde accu’s bij de hiervoor bestemde plaatsen
af te geven (inzamelplaats voor accu’s of dealers). De ver-
wijdering is in de betreende nationale wetten eenduidig
geregeld.
6 Oplaadapparaat
Een verkeerde bediening kan tot schade aan het appa-
raat of tot letsel leiden.
Gebruik het oplaadapparaat alleen in droge ruim-
ten.
Plaats het oplaadapparaat alleen in een veilige,
stabiele positie op een geschikt oppervlak.
Dek het oplaadapparaat niet af en zet er geen
voorwerpen op om oververhitting en brand te
voorkomen.
Gebruik geen andere oplaadapparaten. Laad uw
accu uitsluitend met het meegeleverde of een door
ons hiervoor erkend oplaadapparaat op.
Lees vóór het eerste gebruik van het oplaadappa-
raat de op het apparaat aangebrachte typeplaatjes.
Uw Pedelec Impulse 2.0 kan direct via een oplaadaanslui-
ting in de accu worden opgeladen. De accu kan tijdens het
laadproces in de Pedelec blijven zitten.
Accu opladen
ZITBUISACCU
Originele gebruiksaanwijzing | Pedelec Impulse 2.0 17
Als alternatief kunt u de accu ook uit de houder halen en
deze gescheiden van de ets opladen. Bij lage buitentem-
peraturen raden wij u deze handelswijze aan, zodat u de
accu in een warmere ruimte kunt opladen. De accu kan bij
temperaturen tussen 0°C en 45°C worden geladen.
Accu in oplaadstation
ZITBUISACCU
Wanneer er sprake is van een laadfout, knippert de
LED (indien aanwezig) in het oplaadapparaat rood.
In dit geval is de laadstroom te hoog. Breng een
bezoek aan uw dealer.
7 Bedieningselement en display
De Pedelec Impulse 2.0 kan via twee elementen worden
bestuurd. Op de stuurgreep vindt u het bedieningsele-
ment, in het midden van het stuur bevindt zich het display.
7.1 Bedieningselement
1 -toets, aan/uit-toets
2 -toets, waarde verhogen / naar boven bladeren
3 -toets, waarde verlagen / naar beneden bladeren
4 -toets
1
2
3
4
Met de -toets schakelt u het systeem in of uit. De toet-
sen 2 tot 4 hebben verschillende ncties, aankelijk van
het feit op welk instellingspunt u zich bevindt.
7.1.1 In-/uitschakelen
Door een druk op de -toets van het bedieningselement
schakelt u het Impulse-systeem in. Na enkele seconden
verschijnt een welkomstmelding, gevolgd door het start-
menu. Via het menu kunt u aanvullende instellingen uit-
voeren
Hoofdstuk 7.4 “Programmering en instellingen”.
Na het inschakelen staat het systeem altijd in de
weergavemodus waarin u het systeem hebt uitge-
schakeld.
Om uw Pedelec uit te schakelen, drukt u in het startmenu
op de -toets van het bedieningselement.
7.1.2 Duwhulp
De duwhulp beweegt de Pedelec langzaam (met maximaal
6km/uur) vooruit zonder dat u de pedalen moet intrap-
pen, bijvoorbeeld als u op beperkte ruimte moet manoeu-
vreren of uw Pedelec uit een parkeergarage duwt.
Om de duwhulp te activeren, drukt u drie seconden lang
op de
-toets.
De duwhulp is niet geschikt als vertrekhulp.
7.1.3 / -toetsen
Met de / -toetsen kunt u het niveau van de mo-
torondersteuning instellen.
Met elke druk op een van de beide toetsen veran-
dert de kracht van de motorondersteuning met één
niveau. Als u op de
-toets drukt, gaat het niveau
van de ondersteuning met elke druk op te knop
met één niveau omhoog. Als u op de
-toets drukt,
wordt de ondersteuning met elke druk op de knop
zwakker.
18 Originele gebruiksaanwijzing | Pedelec Impulse 2.0
7.2 Display small
1 Fietssnelheid
2 Ondersteuningsniveau
3 Oplaadstatus van de accu
4 Dag- of totale kilometers
1
4
2 3
Het display in het midden van het stuur is verdeeld in vier
verschillende weergavevelden.
Linksboven ziet u de actuele
1
etssnelheid.
Daaronder staat aangegeven welk
2
ondersteu-
ningsniveau u hebt gekozen
Hoofdstuk 7.2.1.
Rechtsboven informeert het
3
accusymbool u
over de actuele oplaadstatus van de accu van uw
Pedelec
Hoofdstuk 7.2.2.
Hieronder ziet u de weergave van de
4
dag- en
totale kilometers.
7.2.1 Weergave van de ondersteuning
Het display gee aan hoe sterk u momenteel door de mo-
tor wordt ondersteund.
WEERGAVE DISPLAY ONDERSTEUNING
De ondersteuning werkt sterk.
De ondersteuning staat op een
gemiddeld niveau ingesteld.
De ondersteuning staat op een
laag niveau ingesteld.
Geen ondersteuning. De accu-
weergave brandt nog.
U kunt met de / -toetsen heen en weer schakelen tus-
sen de afzonderlijke ondersteuningsniveaus.
7.2.2 Weergave van de oplaadstatus accu
Rechtsboven op het display ziet u de weergave van de
acculaadstatus. Deze gee via een gestileerde batterij in
zeven segmenten aan hoe vol de accu nog is. Hoe lager de
laadstatus van de accu, des te minder segmenten worden
weergegeven:
WEERGAVE LAADSTATUS ACCU
 – ,%
, – ,%
, – ,%
, – ,%
, – ,%
, – ,%
Wanneer de accu onder een minimale laadstatus komt,
wordt de motorondersteuning uitgeschakeld. Dan doo
ook het hele scherm.
Wanneer u uw Pedelec gedurende tien minuten
niet gebruikt, schakelt het systeem zich automa-
tisch uit. Wanneer u weer met ondersteuning wilt
etsen, moet u deze via het bedieningselement
opnieuw inschakelen.
Wanneer de omstandigheden tijdens de rit veran-
deren, bijvoorbeeld door het oprijden van een hel-
ling na een lang, vlak traject, kan ook de getoonde
waarde veranderen. U dient hier bij het plannen
van uw etstochten rekening mee te houden. U
kent dit eect vermoedelijk van de weergave van
de resterende kilometers van uw auto. De reste-
rende actieradius is aankelijk van de actuele
oplaadstatus van de accu en het ingestelde onder-
steuningsniveau (POWER, SPORT of ECO).
Originele gebruiksaanwijzing | Pedelec Impulse 2.0 19
De weergave van de duur tijdens de huidige
tocht en de tijdens deze tocht bereikte maxi-
male snelheid.
De gemiddelde snelheid tijdens de huidige
tocht en de gehele afstand.
Door op de
-toets te drukken kunt u in het
hoofdmenu wisselen tussen de weergaven in het
informatieveld.
7.3.1 Weergave van de ondersteuning
Hoofdstuk 7.2.1
7.3.2 Weergave van de oplaadstatus accu
Hoofdstuk 7.2.2
7.3.3 Eenheden
Hoofdstuk 7.2.3
7.3.4 Weergave van de resterende actieradius
Rechts onder de weergave van de acculaadstatus wordt
weergegeven hoeveel kilometer u nog met de motoron-
dersteuning kunt etsen. Dit is de weergave van de reste-
rende actieradius.
7.4 Programmering en instellingen
Nadat het Impulse-systeem is ingeschakeld, kunt u vanuit
het hoofdmenu naar de menuopties gaan door drie secon-
den lang op de
-toets te drukken.
U gaat naar de menuopties:
Ritgegevens Hoofdstuk 7.4.1
Wis tripdata Hoofdstuk 7.4.2
Wis alle data Hoofdstuk 7.4.3
Instellingen apparaat Hoofdstuk 7.4.4
Personaliseren Hoofdstuk 1.2.1
Prijsopgaaf Hoofdstuk 7.4.6
Terug
7.2.3 Eenheden
Door drie seconden op de -toets te drukken, kunt u wis-
selen tussen kmh (etssnelheid)/km (weergave van de
resterende actieradius) en tussen mph/mi.
7.3 Display
1 Fietssnelheid
2 Ondersteuningsniveau
3 Oplaadstatus van de accu
4 Resterende actieradius
5 Informatieveld
1
5
4
2
3
Het display in het midden van het stuur is in vijf verschil-
lende weergavevelden ingedeeld.
Linksboven ziet u de actuele
1
etssnelheid.
Rechts daarnaast staat aangegeven welk
2
ondersteuningsniveau u hebt gekozen
Hoofdstuk 7.2.1.
Rechtsboven informeert het
3
accusymbool u
over de actuele oplaadstatus van de accu van uw
Pedelec
Hoofdstuk 7.2.2.
Daaronder vindt u de weergave van de resterende
4
actieradius Hoofdstuk 7.3.3.
De onderste rand van het display bestaat uit een
5
informatieveld waarin de volgende gegevens
kunnen worden opgeroepen:
Hoeveel van zijn mogelijke vermogen de motor
momenteel afgee.
De kosten die tijdens de huidige tocht en gedu-
rende de gehele gebruiksduur zijn ontstaan.
De besparing in euro en CO die ten opzichte
met een rit met de auto zijn gerealiseerd.
Het totaal aantal kilometers dat is afgelegd.
De weergave van dag- en totale kilometers.
20 Originele gebruiksaanwijzing | Pedelec Impulse 2.0
7.4.4 Instellingen apparaat
In de menuoptie “Instellingen apparaat” kunt u met de
/ -toetsen de volgende punten kiezen:
Display Hoofdstuk 7.4.4.1
Ondersteun. Hoofdstuk 7.4.4.2
Diversen Hoofdstuk 7.4.4.3
Terug
Bevestig uw keuze door kort op de
-toets te drukken.
7.4.4.1 Weergave
Kies met de
/ -toetsen uit:
Contrast
Helderheid
Taal
Eenheid
Terug
Bevestig uw keuze door kort op de
-toets te drukken.
Contrast: Met de / -toets kunt u de volgende waarden
kiezen:
Zeer weinig contrast -35%
-30%
-25%
-20%
-15%
-10%
-5%
Gemiddelde waarde “Standaard”
5%
10%
15%
Zeer sterk contrast 20%
De wijziging van het contrast wordt onmiddellijk ingesteld.
Door kort op de
-toets te drukken bevestigt u uw keuze
en gaat u daarna weer terug naar de weergave van de me-
nuopties.
Met de
/ -toetsen van het bedieningselement kunt u de
menuopties selecteren. Door een druk op de
-toets be-
vestigt u uw keuze. De betreende inhoud van de menuo-
ptie wordt dan getoond. Om vanuit de menuopties weer
naar het hoofdmenu te gaan, kiest u de menuoptie “Terug”
en bevestigt u uw keuze met de
-toets. U komt ook terug
in het hoofdmenu, wanneer u ten minste drie seconden de
-toets ingedrukt houdt.
7.4.1 Fietsdata tonen
In de menuoptie “Fietsdata tonen” krijgt u de volgende
gegevens te zien:
Trip (in km)
Trip tijd (in 00:00:00)
Trip max (in km/h)
Trip Ø (in km/h)
Trip kosten (in €)
Tour (in km)
Tour Ø (in km/h)
Tour kosten (in €)
Alles (in km)
Tot. bespar. (in €)
Tot. bes. CO
2
(in kg)
Terug
Kies met de
/ -toetsen het gewenste punt. Het gekozen
punt is vet weergegeven. Bevestig uw keuze door kort op
de
-toets te drukken. U gaat terug naar de menuopties.
7.4.2 Wis tripdata
In de menuoptie “Wis tripdata” kunt u de kilometerge-
gevens van de actuele dagrit wissen. Op het display ver-
schijnt de vraag: “Werkelijk wissen?”, daaronder “Ja” of
“Nee”. Kies met de
/ -toetsen het gewenste punt. De
keuze is vet weergegeven. Bevestig uw keuze door kort op
de
-toets te drukken. U gaat terug naar de menuopties.
7.4.3 Wis alle data
In de menuoptie “Wis alle data” kunt u de totaal afge-
legde kilometers wissen. Op het display verschijnt de
vraag: “Werkelijk wissen?”, daaronder “Ja” of “Nee”. Kies
met de
/ -toetsen het gewenste punt. De keuze is vet
weergegeven. Bevestig uw keuze door kort op de
-toets
te drukken. U gaat terug naar de menuopties.
Originele gebruiksaanwijzing | Pedelec Impulse 2.0 21
Wieldiameter: U kunt de “wieldiameter” door bedienen
van de / -toetsen van het bedieningselement instellen
op een waarde tussen 1540 mm en 2330 mm. Door kort
op de
-toets te drukken bevestigt u uw keuze en gaat u
daarna weer terug naar de weergave van de menuopties.
Een aanpassing van deze instelling is bijvoorbeeld
vereist als u de wielen van uw Pedelec door wielen
met een andere maat laat vervangen. Om ook in
de toekomst de juiste gegevens te kunnen tonen,
moet de nieuwe wielmaat worden ingevoerd.
Shi Sensor: Kies met de / -toets de volgende waarden:
UIT
50 ms 100 ms 150 ms 200 ms 250 ms 300 ms
Bevestig uw keuze door kort op de -toets te drukken.
De Shi-sensor herkent schakelingen en onder-
breekt de motorondersteuning telkens ongemerkt
voor een actie van een seconde. Zodoende kunt u
soepeler en duidelijk sneller door alle versnellingen
schakelen. Hoe hoger u de waarde instelt, des te
langer ontbreekt de ondersteuning en de schake-
ling hee meer tijd om te schakelen.
Climb Assist: Kies met de / -toetsen de volgende
waarden:
1 2 3 4 5 6 7
Bevestig uw keuze met de -toets te drukken.
Met de Climb-Assist kunt u de reactietijd van de
krachtsensor beïnvloeden. Hoe lager u de waarde
instelt, des te trager wordt het systeem. Hoe hoger
u de waarde kiest, des te dynamischer wordt het
systeem. Er kan dan echter een jojo-eect optreden.
Helderheid: Met de / -toets kunt u de volgende waar-
den kiezen:
Zeer licht 50%
45%
40%
35%
30%
Gemiddelde waarde “Standaard”
5%
10%
15%
Zeer donker 20%
De wijziging van de helderheid wordt onmiddellijk inge-
steld. Door een druk op de
-toets bevestigt u uw keuze
en gaat u daarna weer terug naar de weergave van de me-
nuopties.
Taal: U kunt de informatie op het display in de volgende
talen laten weergeven:
deutsch
english
ancais
nederlands
espanol
italiano
suomi
dansk
Via de
/ -toetsen kunt u desbetreende taal kiezen.
Door kort op de
-toets te drukken bevestigt u uw keuze
en gaat u weer terug naar de weergave van de menuopties.
Eenheid: Via het punt “Eenheid” kunt u instellen of de
informatie over het afgelegde traject en de snelheid in
kilometers (km) of in mijlen (mi) moet worden aangege-
ven. Met de
/ -toetsen kiest u tussen kilometer met km
of mijlen met mph. Door kort op de
-toets te drukken
bevestigt u uw keuze en gaat u daarna weer terug naar de
weergave van de menuopties.
7.4.4.2 Ondersteuning
Kies met de
/ -toetsen uit:
Wieldiameter (Wielmaat)
Shi Sensor
Climb Assist
Terug
Bevestig uw keuze door kort op de
-toets te drukken. U
gaat weer terug naar de weergave van de menuopties.
22 Originele gebruiksaanwijzing | Pedelec Impulse 2.0
Displayweergave hoofdletters
Het plaatsen van spaties is niet mogelijk, op deze
plaatsen moet u een underscore gebruiken.
Displayweergave kleine letters
SET-favorieten: Navigeer met de / -toetsen. Door kort
op de
-toets te drukken verwijdert of bevestigt u de
keuze van de volgende punten:
Trip max/Ø
Tour km/Ø
Stapeq./Onderst.
Stroomkosten
Tot. bespar.
Totaal km
Terug
7.4.6 Prijsopgaaf
Via de menuoptie “Prijsopgaaf” gaat u naar de volgende
opties:
Brandstofprijs
Brandstoerbruik Ø
Brandstof
Stroomkosten
Terug
7.4.4.3 Diversen
Kies met de
/ -toetsen uit:
Fabrieksinstellingen
Soware
Terug
Bevestig uw keuze door kort op de
-toets te drukken.
Fabrieksinstellingen: De volgende vraag verschijnt: “Op
fabrieksinstellingen terugzetten?”. Kies “Ja”, wanneer u
het systeem wilt terugzetten naar zijn oorspronkelijke toe-
stand. Kies “Nee”, wanneer alle door u reeds uitgevoerde
veranderingen behouden moeten blijven. Bevestig uw
keuze door kort op de
-toets te drukken.
Soware: U gaat naar de punten:
Versie
Update
Terug
Maak een keuze met de
/ -toetsen, bevestig de keuze
door kort op de
-toets te drukken, om bij het desbetref-
fende punt te komen.
Versie: Hier krijgt u de momenteel geïnstalleerde
sowarevariant van de motor te zien.
Update: U kunt uw soware naar de nieuwste stand
laten bijwerken. Een soware-update wordt uitge-
voerd door uw dealer.
7.4.5 Personaliseren
Kies met de / -toetsen uit:
Naam
SET-favorieten
Terug
Bevestig uw keuze door kort op de
-toets te drukken.
Naam: Via de menuoptie “Naam” kunt u een naam of tekst
van maximaal 21 tekens invoeren die bij het in- of uitscha-
kelen van het display wordt weergegeven. Navigeer met
de
/ -toetsen en kies het gewenste teken. Druk slechts
kort op de
-toets en laat deze weer los. Kies uit het vol-
gende assortiment de gewenste tekst:
Originele gebruiksaanwijzing | Pedelec Impulse 2.0 23
Via de / -toetsen kunt u de onderliggende opties kie-
zen. Door een druk op de
-toets gaat u naar de desbe-
treende onderliggende optie. Door te kiezen voor “Terug”
en te bevestigen met de
-toets, gaat u weer naar het
overzicht van de menuopties.
De prijs, het gemiddelde verbruik en de soort
brandstof zijn vereist om de geld- en CO
²
-
besparing t.o.v. het gebruik van een auto te kun-
nen berekenen. Die waarde wordt in het hoofdme-
nu van het informatieveld onder “Besparing alles”
weergegeven
Hoofdstuk 7.3 “Display”.
Brandstofprijs: Onder de optie “Brandstofprijs” kunt u de
prijs voor de brandstoen benzine of diesel in euro’s en
centen opgeven. Deze kunt u via de
/ -toetsen van het
bedieningselement op een waarde in euro’s van 0 tot 9 €
in stappen van 1 euro en een waarde in centen van 0 tot
99 cent in stappen van 1 cent instellen. Wanneer u de bei-
de waarden door een druk op de
-toets hebt bevestigd,
gaat u weer naar het overzicht van de menuopties.
Brandstoerbruik Ø: U kunt het gemiddelde brandstoer-
bruik invoeren dat bij het gebruik van een auto zou ont-
staan. Het verbruik kunt u in stappen van een halve liter
instellen van 0 tot 20 liter. Navigeer met de
/ -toetsen.
Door een druk op de
-toets bevestigt u uw keuze en gaat
u daarna weer terug naar de weergave van de menuopties.
Brandstof: Onder de optie “Brandstof” kunt u door het in-
drukken van de
/ -toetsen tussen de opties “Benzine”
en “Diesel” kiezen. Door een druk op de
-toets bevestigt
u uw keuze en gaat u daarna weer terug naar de weergave
van de menuopties.
Stroomkosten: Onder de optie “Stroomkosten” kunt u de
stroomprijs in centen (ct) opgeven. Deze kunt u via de
/ -toetsen op een waarde van 0 tot 99 cent in stappen
van 1 cent instellen. Door een druk op de
-toets beves-
tigt u uw keuze en gaat u daarna weer terug naar de weer-
gave van de menuopties.
24 Originele gebruiksaanwijzing | Pedelec Impulse 2.0
keld. Aankelijk van het gekozen ondersteuningsni-
veau, vindt de overgang tussen etsen met motoron-
dersteuning en zonder min of meer abrupt plaats.
8.2 Actieradius
Hoe ver u met een volledig opgeladen accu met motoron-
dersteuning kunt etsen, wordt door meerdere factoren
beïnvloed:
Gekozen ondersteuning
Wanneer u een grote afstand met motorondersteu-
ning wilt aeggen, kiest u lagere, dus gemakkelij-
kere versnellingen. Stel het niveau bovendien in op
een lagere ondersteuning (ECO.
Rijstijl
Wanneer u in hoge versnellingen rijdt en een
krachtige ondersteuning instelt, wordt u door de
motor met veel kracht ondersteund. Dat leidt, net
als bij autorijden, echter tot een hoger verbruik. U
moet de accu daarom sneller weer opladen. U etst
energiebesparender als u de pedalen gedurende de
gehele omwenteling gelijkmatig belast.
Omgevingstemperatuur
Wanneer het kouder is, is de actieradius met een
opgeladen accu kleiner. Voor een zo groot mogelijke
actieradius dient de accu in een verwarmde ruimte
te worden opgeslagen, zodat de accu op kamertem-
peratuur in de Pedelec kan worden geplaatst.
Door de ontlading bij motorgebruik verwarmt de
accu zichzelf voldoende om bij een koude buiten-
temperatuur niet te veel aan prestatiekracht te
verliezen. De ontladingstemperatuur van de accu-
cellen kan -15 tot +60°C bedragen.
8 De motor
8.1 Werkwijze
Wanneer u de ondersteuning inschakelt en begint te trap-
pen, wordt u door de motor ondersteund zodra het achter-
wiel gaat draaien.
Hoeveel stuwkracht de motor ontwikkelt, is aankelijk van
drie factoren:
Hoe krachtig u de pedalen intrapt.
De motor past zich aan het door u geleverde ver-
mogen aan. Wanneer u harder trapt, bijvoorbeeld
bergop of bij het wegrijden, registreert de kracht-
sensor dit en levert meer kracht dan wanneer u
slechts weinig pedaaldruk uitoefent. De ondersteu-
ning wordt proportioneel sterker wanneer u zelf
zwaarder op de pedalen trapt. De ontwikkeling van
deze ondersteuning wordt sterker naarmate u het
ondersteuningsniveau hoger hebt ingesteld.
Welke ondersteuning u gekozen hebt.
Op het hoogste ondersteuningsniveau (POWER)
ondersteunt de motor u met het hoogste vermogen,
maar verbruikt dan ook de meeste energie. Wan-
neer u voor het niveau SPORT kiest, levert de motor
iets minder vermogen. Wanneer u kiest voor ECO
wordt u het minste ondersteund, maar hebt u wel
de grootste actieradius.
Aandrijracht
Snelheid
Pedaalkracht
Max. ondersteuning Uitschakelsnelheid
Aandrijracht (pedaalkracht
+ elektrische ondersteuning)
Elektrische ondersteuning
Impulse
Toenemende
trapkracht en
ondersteuning
Afnemende
ondersteuning
Ondersteuning
uitgeschakeld
Verhouding pedaalkracht en elektrische ondersteuning
Hoe snel u etst.
Wanneer u op uw Pedelec etst en de snelheid op-
voert, neemt de ondersteuning toe totdat deze net
voor de hoogste ondersteunde snelheid haar maxi-
mum hee bereikt. Dan wordt ze automatisch verlaagd
en bij ca. 25km/uur in alle versnellingen uitgescha-
Originele gebruiksaanwijzing | Pedelec Impulse 2.0 25
Technische staat van uw Pedelec
Zorg voor een juiste bandenspanning van uw
banden. Wanneer uw banden te zacht zijn, kan de
rolweerstand veel hoger zijn. Dat geldt met name
op een gladde ondergrond, bijvoorbeeld asfalt.
Wanneer de ondergrond oneen is, zoals een
veldweggetje of een grindpad, zorgt een lagere
bandenspanning voor een lagere rolweerstand.
Tegelijkertijd hebt u wel een grotere kans op een
defecte band. Informeer bij uw dealer. Ook als de
remmen slepen, zal de actieradius van uw Pedelec
kleiner zijn.
Accucapaciteit
Van de huidige capaciteit van de accu
Hoofdstuk
5.2.2 “Capaciteit controleren”.
Topograe
Wanneer u bergop rijdt, trapt u harder door. De
krachtsensor registreert dit en laat de motor even-
eens harder werken.
Onder optimale omstandigheden kan de actieradius tot
wel 130 km bedragen bij een 11 Ah-accu, tot 180 km bij
een 15 Ah-accu en tot 205 km bij een 17 Ah-accu. Deze
actieradiussen werden onder de hieronder beschreven
omstandigheden gerealiseerd.
IMPULSEACCU  AH  AH  AH
Actieradius 130km 180km 205km
Temperatuur 10 – 15°C 10 – 15°C 10 – 15°C
Windkracht windstil windstil windstil
Ø snelheid 22 km / h 22 km / h 22 km / h
Ondersteuningsniveau
ECO ECO ECO
Totaal gewicht 105 – 110kg 105 – 110kg 105 – 110kg
8.3 De Pedelec economisch gebruiken
U kunt de kosten voor uw ritten met de Pedelec zelf in de
hand houden en beïnvloeden. Wanneer u de tips voor een
grotere actieradius volgt, verlaagt u het verbruik en dus
de kosten.
De bedrijfskosten voor de motorondersteuning voor een
11 Ah-accu worden als volgt berekend:
Een nieuwe accu kost circa 599euro.
Met één oplading kunt u ongeveer 80km etsen.
U kunt de accu ongeveer 1100 keer opladen.
1100 opladingen à 80km = 88.000km.
599euro : 88.000km = 0,68cent/km
Een volledige oplading van de accu verbruikt ca.
0,565kWh. Bij een stroomprijs van 20cent/kWh
kost een volledige acculading 11,3cent.
Voor een gemiddelde actieradius van 80km geldt
dus een prijs van 0,14cent .
Dat betekent dat de kosten voor het verbruik en de
accu maximaal 0,82cent per kilometer bedragen.
De voorbeeldberekening werd op basis van Duitse ener-
gieprijzen berekend. In landen met andere energieprijzen
kunnen de bedrijfskosten dus aijken.
8.4 Garantie en levensduur
De Impulse middenmotor is een duurzame en onderhouds-
vrije aandrijving. Het gaat hierbij wel om een slijtageon-
derdeel waarvoor een garantie van twee jaar geldt. Door
de aanvullende prestaties worden de slijtageonderdelen
zoals aandrijving en remmen sterker belast dan bij een
normale ets. Door de verhoogde krachtinwerking slijten
de onderdelen sneller.
26 Originele gebruiksaanwijzing | Pedelec Impulse 2.0
9 Foutdiagnose en fouten oplossen
TEKST OORZAAK OPLOSSING
Accu wordt bij het opladen
warmer dan 45°C.
Hoge omgevingstempera-
turen
Onderbreek het laadproces en laat de accu aoe-
len. Laad daarna in een koelere omgeving op. Als
het probleem zich dan nog steeds voordoet, neem
dan contact op met uw dealer, eventueel moet de
accu worden vervangen.
Beschadigde accu Beschadigde accu’s mogen niet worden opgela-
den en ook niet meer worden gebruikt. Neem dan
contact op met uw dealer, eventueel moet de accu
worden vervangen.
Accu kan niet worden opgeladen. Te hoge of te lage omge-
vingstemperatuur
U kunt de accu laden bij temperaturen tussen 0°C
en 45°C.
Beschadigde accu Beschadigde accu’s mogen niet worden opgela-
den en ook niet meer worden gebruikt. Neem dan
contact op met uw dealer, eventueel moet de accu
worden vervangen.
Accu is beschadigd. Ongeluk of vallen met de
Pedelec of de accu is gevallen.
Een beschadigde accu mag niet worden opgela-
den en ook niet meer worden gebruikt. Neem dan
contact op met uw dealer, eventueel moet de accu
worden vervangen.
Actieradius van de accu lijkt
gering.
Capaciteit van de accucellen is
aankelijk van temperatuur.
Bescherm de accu tegen hitte door uw Pedelec
bijvoorbeeld in de schaduw te zetten.
Hoofdstuk
5.4 “Garantie en levensduur
“Geen signaal van snelheidssen-
sor” / “SPEED”
Spaakmagneet verschoven Controleer of de spaakmagneet is verschoven. De
magneet moet op een zo klein mogelijke afstand
tot de sensor op de liggende achtervork zitten
(max. 5 mm).
1
2
1 Spaakmagneet
2 Sensor aan liggende achtervork
Snelheidssensor defect Breng een bezoek aan uw dealer.
Kabelverbinding defect Breng een bezoek aan uw dealer.
“Communicatiefout met de accu” Motor hee geen verbinding
met de accu
Plaats een andere accu.
Breng een bezoek aan uw dealer.
Laadproces van uw 17 Ah-accu
eindigt voortijdig.
Breng een bezoek aan uw dealer. Hij zal de verdere
aandeling met uw bespreken.
De LED in het oplaadapparaat
(indien aanwezig) knippert rood
In dit geval is de laadstroom
te hoog
Koppel de accu los van het oplaadapparaat en
neem contact op met uw dealer. Hij moet accu en
oplaadapparaat controleren.
Originele gebruiksaanwijzing | Pedelec Impulse 2.0 27
Als er water in de motor komt, kan deze kapotgaan. Zorg er
tijdens de reiniging daarom altijd voor dat er geen vloeistof
of vocht in de motor terecht kan komen.
Reinig de motor niet als deze warm is, bijvoorbeeld net na
een rit. Wacht totdat de motor is afgekoeld. Anders kan hij
schade oplopen.
Wanneer de motor, bijvoorbeeld voor reinigingsdoelein-
den, is gedemonteerd, mag deze in geen enkel geval aan
de kabels worden vastgehouden resp. worden getranspor-
teerd. De kabels kunnen hierdoor namelijk breken.
Wanneer de motor van het ame van de Pedelec is verwij-
derd, moeten de stekker van de motor en de aansluiting
van de kabel naar de accu vóór het in elkaar zetten wor-
den gecontroleerd m.b.t. mogelijke verontreinigingen.
Indien nodig, kunnen deze voorzichtig met een droge doek
worden gereinigd.
10.3 Display
U mag de behuizing van het display allen met een voch-
tige (niet natte) doek reinigen.
10.4 Bedieningselement
Het bedieningselement kan indien nodig met een vochtige
doek worden gereinigd.
10.5 Oplaadapparaat
Voordat u het oplaadapparaat reinigt, moet u al-
tijd de stekker uit het stopcontact trekken. Zo ver-
mijdt u een kortsluiting en lichamelijk letsel.
Zorg ervoor dat tijdens de reiniging geen water in het
oplaadapparaat komt.
10 Reiniging
Voor de reiniging van de Pedelec moet u de accu
uit de ets verwijderen.
Gebruik voor de reiniging nooit schoonmaakben-
zine, verdunmiddelen, aceton of soortgelijke mid-
delen. Niet-neutrale reinigingsmiddelen kunnen
voor het aladderen van de lak, verkleuringen,
vervormingen, krassen of defecten tot gevolg heb-
ben. U mag ook geen schuurmiddelen of agres-
sieve schoonmaakmiddelen gebruiken.
Gebruik uitsluitend de gebruikelijke, huishoude-
lijke reinigings- en desinfectiemiddelen (isopro-
panol) of water. Bij uw dealer zijn geschikte reini-
gingsmiddelen verkrijgbaar. Hij kan u ook advies
geven. Wij raden u aan uw Pedelec met een voch-
tige doek, een spons of een borstel te reinigen.
10.1 Accu
Zorg ervoor dat tijdens de reiniging geen water in de accu
komt. De elektrische onderdelen zijn afgedicht, maar
wij raden u toch af om de ets met een waterslang af te
spuiten of met een hogedrukreiniger te reinigen. Hierdoor
kan schade ontstaan. Als u de accu aeegt, mag u de
contacten aan de onderkant niet aanraken of met elkaar
in aanraking brengen. Dat zou tot een kortsluiting of
het uitschakelen van de accu kunnen leiden. Wanner de
aansluitingen van de accu vies zijn, kunt u deze met een
schone en droge doek reinigen.
10.2 Motor
U dient de motor van uw Pedelec regelmatig te reinigen.
Eventueel vuil kunt u het beste met een droge borstel of
een vochtige (geen natte) doek verwijderen. De reiniging
mag niet met stromend water, zoals een slang, of een ho-
gedrukreiniger worden uitgevoerd.
“Motortemperatuur te hoog” De motor hee een te hoge
temperatuur bereikt. Bijvoor-
beeld door een lange, steile
helling die in een hoge ver-
snelling werd opgereden.
Laat de motor aoelen. Daarna kunt u uw tocht
voortzetten.
Constante weergave “PEDAL Defecte terugtrapschakelaar Breng een bezoek aan uw dealer.
28 Originele gebruiksaanwijzing | Pedelec Impulse 2.0
11 Technische specicaties
MOTOR
Borstelloze elektromotor met aandrijving en vrijloop
Vermogen
250 W nominaal vermogen
Totaalgewicht
elektrische aandrijving,
accu, besturing
Vrijloopmotor Terugtrapmotor
11 Ah 15 Ah 12 Ah 17 Ah
6,65 kg 6,75 kg 6,75 kg 6,75 / 6,85 kg
Regeling via de draaimomentsensor en toerentalsensor in de motor en de snelheidssensor
(bij het achterwiel)
FIETSTYPE
TOEGESTAAN TOTAALGEWICHT
(ets, etser, bagage, aanhanger + lading)
GEWICHT FIETSER
Pedelec
130 kg max. 105 kg
Pedelec semi XXL
150 kg max. 125 kg
Pedelec XXL
170 kg max. 145 kg
IMPULSE LIIONONDERBUISACCU
Spanning
36 V 36 V
Capaciteit
11 Ah 17 Ah
Energie-inhoud
396 Wh 612 Wh
Gewicht
2,9 kg 2,9 kg
Oplaadtijd
3 uur 4,5 uur
Cel
2,25 Ah 3,4 Ah
IMPULSE LIIONZITBUISACCU
Spanning
36 V 36 V
Capaciteit
11 Ah 15 Ah
Energie-inhoud
396 Wh 540 Wh
Gewicht
2,85 kg 2,95 kg
Oplaadtijd
4 uur 5 uur
Cel
2,25 Ah 3,1 Ah
Wij wensen u veel plezier bij het gebruik van uw nieuwe
Pedelec met Impulse-aandrijving.
Nadruk, ook gedeeltelijk, alleen met toestemming van
Derby Cycle Werke GmbH / Raleigh Univega GmbH.
Drukfouten, fouten en technische wijzigingen voorbehouden.
Derby Cycle Werke GmbH / Raleigh Univega GmbH
Siemensstrasse 1–3
49661 Cloppenburg, Duitsland
+ 49 (4471) 966-0
Robert Bosch GmbH
Bosch eBike Systems
72703 Reutlingen
Germany
www.bosch-ebike.com
0 276 001 SPI (2013.08) T / 156
Performance Line Performance Line
TURBO
SPORT
TOUR
ECO
OFF
MPH
KM/H
Reichweite
AMM
PMWH
MIN
MPH
KM/H
RESET
TURBO
SPORT
S
TOUR
ECO
OFF
MPH
KM/H
Reich
weite
AMM
P
MW
H
MIN
MPH
KM
/H
Drive Unit | Intuvia |
PowerPack 300 | PowerPack 400 | Charger
0 275 007 021 | 0 275 007 023 | 1 270 020 909 | 0 275 007 907 |
0 275 007 511 | 0 275 007 512 | 0 275 007 522
nl Oorspronkelijke gebruiksaanwijzing
OBJ_BUCH-2087-001.book Page 1 Thursday, August 22, 2013 11:14 AM
0 276 001 SPI | (22.8.13) Bosch eBike Systems
2 |
TURBO
SPORT
TOUR
ECO
OFF
MPH
KM/H
Reichweite
AMM
PMWH
MIN
MPH
KM/H
RESET
TURBO
SPORT
S
TOUR
ECO
OFF
MPH
KM/H
Reichweite
AMM
PMWH
MIN
MPH
KM
/H
TURBO
SPORT
TOUR
ECO
OFF
MPH
KM/H
Reichweite
AMM
PMWH
MIN
MPH
KM/H
3
2
1
78
9
d
b
c
a
f
g
e
6
5
4
OBJ_BUCH-2087-001.book Page 2 Thursday, August 22, 2013 11:11 AM
| 3
Bosch eBike Systems 0 276 001 SPI | (22.8.13)
ECO
MPH
KM/H
Reichweite
KM
/H
RESET
ECO
MPH
KM/H
Reichweite
KM
/H
17
13
14
11
12
18
5
17 mm
10
4
3
15
16
BA
OBJ_BUCH-2087-001.book Page 3 Thursday, August 22, 2013 11:11 AM
0 276 001 SPI | (22.8.13) Bosch eBike Systems
4 |
A1
C1
A9
C6
C7
A8
A6
A5
A5
A7
A2
C7
C6
A4
A3
A3
A4
A6
OBJ_BUCH-2087-001.book Page 4 Thursday, August 22, 2013 11:11 AM
| 5
Bosch eBike Systems 0 276 001 SPI | (22.8.13)
A8
A5
A6
A9
A1
A2
A5
A6
A7
D
C
OBJ_BUCH-2087-001.book Page 5 Thursday, August 22, 2013 11:11 AM
0 276 001 SPI | (22.8.13) Bosch eBike Systems
6 |
For safe operation see manual. Risk of electric shock. Dry location use only. Charge only batteries of
the Bosch eBike Systems. Other batteries may burst causing personal damage. Do not replace the plug
assembly as risk of fire or electric shock may result.
Para un funcionamiento con seguridad, ver el manual. Peligro de sacudida eléctrica. Utilice
solamente en lugares secos. Cargar únicamente baterías de sistemas eBike de Bosch.
Otras baterías
podrían reventar, causando lesiones personales y daños. No reemplace el ensamblaje del enchufe,
ya que el resultado
puede ser riesgo de incendio o sacudidas eléctricas.
Pour un fonctionnement sûr, reportez-vous au manuel. Risque de choc électrique. Utiliser en lieu sec
uniquement. A utiliser uniquement avec les batteries des systèmes d’assistance électrique
D eBike de Bosch. 'autres batteries risqueraient d'éclater et de causer des blessures corporelles et des dommages.
Ne pas remplacer la connectique car un risque d'incendie ou de choc électrique pourrait en résulter.
WARNING
ATTENTION
PRECAUCION
eBike Battery Charger 36-4/230
Active/Performance Line
0 275 007 907
Made in PRC
Robert Bosch GmbH, Reutlingen
Input: 230V 50Hz 1.5A
Output: 42V 4A
C2
C1
C3
C4
C5
OBJ_BUCH-2087-001.book Page 6 Thursday, August 22, 2013 11:11 AM
| 7
Bosch eBike Systems 0 276 001 SPI | (22.8.13)
A3
C5
C6
A8
C6
A2
C3
C2
A4
F
E
OBJ_BUCH-2087-001.book Page 7 Thursday, August 22, 2013 11:11 AM
0 276 001 SPI | (22.8.13) Bosch eBike Systems
8 |
C5
C5
A2
A8
C7
C7
C6
C6
G
OBJ_BUCH-2087-001.book Page 8 Thursday, August 22, 2013 11:11 AM
Nederlands1
0 276 001 SPI | (22.8.13) Bosch eBike Systems
Aandrijfeenheid Drive Unit/
Bedieningscomputer Intuvia
Veiligheidsvoorschriften
Lees alle veiligheidsvoorschriften en aan-
wijzingen. Als de veiligheidsvoorschriften en
aanwijzingen niet in acht worden genomen,
kan dit een elektrische schok, brand en/of ern-
stig letsel tot gevolg hebben.
Bewaar alle veiligheidsvoorschriften en aanwijzingen
voor toekomstig gebruik.
Het in deze gebruiksaanwijzing gebruikte begrip „accu” heeft
zowel betrekking op standaardaccu’s (accu’s bevestigd aan
het fietsframe) als op bagagedrageraccu’s (accu bevestigd in
de bagagedrager).
Open de aandrijfeenheid niet zelf. De aandrijfeenheid
is onderhoudsvrij en mag alleen door gekwalificeerd
vakpersoneel en alleen met originele reserveonderde-
len gerepareerd worden. Hiermee wordt gegarandeerd
dat de veiligheid van de aandrijfeenheid behouden blijft.
Bij onbevoegd openen van de aandrijfeenheid vervalt de
aanspraak op garantie.
Alle op de aandrijfeenheid gemonteerde componenten
en alle andere componenten van de aandrijving van de
eBike (bijv. kettingblad, opname van kettingblad, pe-
dalen) mogen alleen worden vervangen door compo-
nenten met een identieke constructie of door compo-
nenten die door de fietsfabrikant speciaal voor uw
eBike zijn toegestaan. Daardoor wordt de aandrijfeen-
heid beschermd tegen overbelasting en beschadiging.
Haal de accu uit de eBike voor u werkzaamheden (bijv.
montage, onderhoud, werkzaamheden aan de ketting
etc.) aan de eBike uitvoert, deze met de auto of het
vliegtuig transporteert of bewaart. Bij het per ongeluk
activeren van het eBike-systeem bestaat er verwondings-
gevaar.
De functie duwhulp/vertrekhulp mag uitsluitend bij het
duwen van of vertrekken met de eBike gebruikt wor-
den. Hebben de wielen van de eBike bij het gebruik van de
duwhulp geen contact met de bodem, dan bestaat verwon-
dingsgevaar.
Gebruik alleen originele Bosch accu’s die door de fabri-
kant voor uw eBike zijn toegestaan. Het gebruik van an-
dere accu’s kan tot letsel en brandgevaar leiden. Bij ge-
bruik van andere accu’s wordt door Bosch geen
aansprakelijkheid aanvaard en geen garantie geboden.
Breng geen veranderingen aan uw eBike-systeem aan
of breng geen andere producten aan die geschikt zou-
den zijn om het vermogen van uw eBike-systeem te ver-
hogen. U vermindert hiermee in de regel de levensduur
van het systeem en u riskeert schade aan de Drive Unit en
aan het rijwiel. Bovendien bestaat het gevaar dat u uw aan-
spraak op garantie op het door u gekochte rijwiel verloren
gaat. Door de ondeskundige omgang met het systeem
brengt u bovendien uw veiligheid alsook deze van andere
verkeersdeelnemers in gevaar en riskeert u hierdoor onge-
vallen die door manipulaties veroorzaakt worden, hoge
persoonlijke aansprakelijkheidskosten en eventueel zelfs
het gevaar op een strafrechtelijke vervolging.
Neem alle nationale voorschriften voor de toelating en
het gebruik van eBikes in acht.
Lees de veiligheids- en overige voorschriften in de ge-
bruiksaanwijzing van de accu en in de gebruiksaanwij-
zing van de eBike en neem deze in acht.
Product- en vermogensbeschrijving
Gebruik volgens bestemming
De aandrijfeenheid is uitsluitend bestemd voor de aandrijving
van uw eBike en mag niet voor andere doeleinden worden ge-
bruikt.
De eBike is bestemd voor gebruik op verharde wegen. De
eBike is niet goedgekeurd voor wedstrijdgebruik.
Afgebeelde componenten
(Zie pagina 23)
De nummering van de afgebeelde componenten heeft betrek-
king op de weergaven op de pagina’s met afbeeldingen aan
het begin van de handleiding.
Alle weergaven van fietsonderdelen behalve aandrijfeenheid,
bedieningscomputer incl. bedieningseenheid, snelheidssen-
sor en de bijbehorende houders zijn schematisch en kunnen
bij uw eBike afwijken.
1 Toets indicatiefunctie „i”
2 Toets verlichting
3 Bedieningscomputer
4 Houder bedieningscomputer
5 Aan-uit-toets bedieningscomputer
6 Reset-toets „RESET”
7 USB-aansluitopening
8 Beschermkapje van USB-aansluiting
9 Aandrijfeenheid
10 Bedieningseenheid
11 Toets indicatiefunctie „i” op bedieningseenheid
12 Toets waarde verlagen/omlaag „–”
13 Toets waarde verhogen/omhoog „+”
OBJ_BUCH-2087-001.book Page 1 Thursday, August 22, 2013 11:11 AM
Nederlands2
Bosch eBike Systems 0 276 001 SPI | (22.8.13)
14 Toets hulp bij het lopen „WALK”
15 Vergrendeling bedieningscomputer
16 Blokkeerschroef bedieningscomputer
17 Snelheidssensor
18 Spaakmagneet van snelheidssensor
Indicatie-elementen bedieningscomputer
a Indicatie motorvermogen
b Indicatie ondersteuningsniveau
c Indicatie verlichting
d Tekstdisplay
e Waarde-indicatie
f Snelheidsmeterindicatie
g Accuoplaadindicatie
Technische gegevens
Montage
Accu monteren of verwijderen
Lees de gebruiksaanwijzing voor het in de eBike plaatsen en
verwijderen van de accu en neem de voorschriften in acht.
Bedieningscomputer aanbrengen en verwijderen
(zie afbeelding A)
Voor het monteren van de bedieningscomputer 3 duwt u de-
ze naar achteren in de houder 4.
Voor het verwijderen van de bedieningscomputer 3 drukt u
op de vergrendeling 15 en duwt u deze naar voren uit de hou-
der 4.
Als u de eBike parkeert, verwijdert u de bedienings-
computer.
Het is mogelijk om de bedieningscomputer in de houder tegen
het verwijderen te beveiligen. Demonteer hiervoor de houder
4 van het stuur. Plaats de bedieningscomputer in de houder.
Schroef de blokkeerschroef 16 (schroefdraad M3, 8 mm
lang) van onderen in de daarvoor bestemde schroefdraad van
de houder. Monteer de houder opnieuw op het stuur.
Snelheidssensor controleren (zie afbeelding B)
De snelheidssensor 17 en de bijbehorende spaakmagneet 18
moeten zodanig gemonteerd zijn dat de spaakmagneet bij een
omwenteling van het wiel op een afstand van minimaal 5 mm
en maximaal 17 mm langs de snelheidssensor beweegt.
Opmerking: Als de afstand tussen snelheidssensor 17 en
spaakmagneet 18 te groot is of de snelheidssensor 17 niet
juist is aangesloten, valt de snelheidsmeterindicatie f uit en
werkt de aandrijving van de eBike in het noodprogramma.
Draai in dit geval de schroef van de spaakmagneet 18 los en
bevestig de spaakmagneet zodanig op de spaak dat deze op
de juiste afstand langs de markering van de snelheidssensor
loopt. Als er ook daarna geen snelheid op de snelheidsmeter-
indicatie f verschijnt, dient u contact op te nemen met een er-
kende rijwielvakhandel.
Aandrijfeenheid Drive Unit Cruise
Productnummer
0 275 007 023
Nominaal continu vermogen
W250
Draaimoment aan de
aandrijving max.
Nm 60
Nominale spanning
V36
Bedrijfstemperatuur
°C –5...+40
Bewaartemperatuur
°C –10...+50
Beschermingsklasse
IP 54 (stof- en spat-
waterbescherming)
Gewicht, ca.
kg 4
Aandrijfeenheid Drive Unit Speed
Productnummer
0 275 007 021
Nominaal continu vermogen
W350
Draaimoment aan de
aandrijving max.
Nm 60
Nominale spanning
V36
Bedrijfstemperatuur
°C –5...+40
Bewaartemperatuur
°C –10...+50
Beschermingsklasse
IP 54 (stof- en spat-
waterbescherming)
Gewicht, ca.
kg 4
Bedieningscomputer Intuvia
Productnummer
1 270 020 909
Laadstroom
USB-aansluiting max.
mA 500
Laadspanning
USB-aansluiting
V5
Bedrijfstemperatuur
°C –5...+40
Bewaartemperatuur
°C –10...+50
Laadtemperatuur °C 0...+40
Beschermingsklasse
IP 54 (stof- en spat-
waterbescherming)
Gewicht, ca.
kg 0,15
Verlichting*
Nominale spanning V6
Capaciteit
Voorlicht
–Achterlicht
W
W
6,6
0,6
* Afhankelijk van wettelijke regelingen niet in alle, per land verschillende
uitvoeringen via accu van eBike mogelijk
Bedieningscomputer Intuvia
OBJ_BUCH-2087-001.book Page 2 Thursday, August 22, 2013 11:11 AM
Nederlands3
0 276 001 SPI | (22.8.13) Bosch eBike Systems
Gebruik
Ingebruikneming
Voorwaarden
Het eBike-systeem kan alleen worden geactiveerd als aan de
volgende voorwaarden is voldaan:
Er is een voldoende opgeladen accu geplaatst (zie ge-
bruiksaanwijzing van de accu).
De bedieningscomputer is correct in de houder geplaatst
(zie „Bedieningscomputer aanbrengen en verwijderen”,
pagina Nederlands2).
De snelheidssensor is correct aangesloten (zie „Snelheids-
sensor controleren”, pagina Nederlands2).
eBike-systeem in- en uitschakelen
Als u het eBike-systeem wilt inschakelen, heeft u de volgen-
de mogelijkheden:
Is de bedieningscomputer bij het aanbrengen in de houder
al ingeschakeld, dan wordt het eBike-systeem automa-
tisch ingeschakeld.
Druk bij ingezette bedieningscomputer en ingezette accu
eenmaal kort op de aan-uit-toets 5 van de bedieningscom-
puter.
Druk bij ingezette bedieningscomputer op de aan-uit-toets
van de accu (zie gebruiksaanwijzing van de accu).
De aandrijving wordt geactiveerd zodra u op de pedalen trapt
(behalve in de functie hulp bij het lopen, zie „Duwhulp/ver-
trekhulp in-/uitschakelen”, pagina Nederlands4). Het mo-
torvermogen is afhankelijk van de instellingen op de bedie-
ningscomputer.
Zodra u bij normaal gebruik niet meer op de pedalen trapt of
zodra u een snelheid van 25/45 km per uur heeft bereikt,
wordt de ondersteuning door de aandrijving van de eBike uit-
geschakeld. De aandrijving wordt automatisch weer geacti-
veerd zodra u op de pedalen trapt of de snelheid onder
25/45 km per uur daalt.
Als u het eBike-systeem wilt uitschakelen, heeft u de volgen-
de mogelijkheden:
–Druk op de aan/uit-toets 5 van de bedieningscomputer.
Schakel de accu met de aan-uit-toets van de accu uit (zie
gebruiksaanwijzing van de accu).
Verwijder de bedieningscomputer uit de houder.
Wordt ongeveer 10 min. lang geen vermogen van de aandrij-
ving opgeroepen (bijv. omdat de eBike stilstaat), schakelt het
eBike-systeem om energiespaarredenen automatisch uit.
Indicaties en instellingen van de bedienings-
computer
Energievoorziening van de bedieningscomputer
Als de bedieningscomputer in de houder 4 zit, een voldoende
opgeladen accu in de eBike geplaatst is en het eBike-systeem
ingeschakeld is, wordt de bedieningscomputer door de accu
van de eBike van energie voorzien.
Als de bedieningscomputer uit de houder 4 wordt genomen,
vindt de energievoorziening plaats via een interne accu. Als
de interne accu bij het inschakelen van de bedieningscompu-
ter zwak is, verschijnt gedurende 3 seconden „Met fiets ver-
binden” in het tekstdisplay d. Daarna wordt de bedienings-
computer uitgeschakeld.
Als u de interne accu wilt opladen, plaatst u de bedienings-
computer weer in de houder 4 (als een accu in de eBike ge-
plaatst is). Schakel de accu van de eBike met de aan-uit-toets
van de accu uit (zie gebruiksaanwijzing van de accu).
U kunt de bedieningscomputer ook via de USB-aansluiting op-
laden. Open daarvoor het beschermkapje 8. Verbind de USB-
aansluiting 7 van de bedieningscomputer via een geschikte
USB-kabel met een in de handel verkrijgbaar USB-oplaadap-
paraat of de USB-aansluiting van een computer (laadspanning
5V, laadstroom max. 500mA). In de tekstindicatie d van de
bedieningscomputer verschijnt „USB aangesloten”.
Bedieningscomputer in- en uitschakelen
Als u de bedieningscomputer wilt inschakelen, drukt u kort
op de aan-uit-toets 5. De bedieningscomputer kan (als de in-
terne accu voldoende is opgeladen) ook worden ingeschakeld
als deze niet in de houder is geplaatst.
Als u de bedieningscomputer wilt uitschakelen, drukt u op de
aan/uit-toets 5.
Als de bedieningscomputer niet in de houder is geplaatst,
wordt deze om energie te besparen uitgeschakeld zodra er
1 minuten lang geen toets is ingedrukt.
Accuoplaadindicatie
De accuoplaadindicatie g geeft de oplaadtoestand van de
eBike-accu aan, niet die van de interne accu van de bedie-
ningscomputer. De oplaadtoestand van de eBike-accu kan
eveneens op de leds van de accu worden afgelezen.
In de indicatie g komt elk streepje in het accusymbool over-
een met ongeveer 20 % van de capaciteit:
De LED’s van de laadtoestandsindicatie aan de ac-
cu gaan uit. De capaciteit voor de ondersteuning
van de aandrijving is opgebruikt en de ondersteuning wordt
uitgeschakeld. De resterende capaciteit wordt voor de ver-
lichting en de bedieningscomputer ter beschikking gesteld,
de indicatie knippert.
De capaciteit van de accu volstaat voor nog ongeveer 2 uur
verlichting. Met andere verbruikers (bijv. automatische trans-
missie, laden van externe toestellen aan de USB-aansluiting)
wordt hierbij geen rekening gehouden.
Als de bedieningscomputer uit de houder 4 wordt genomen,
blijft de laatst weergegeven accuoplaadtoestand opgeslagen.
De accu is volledig geladen.
De accu moet bijgeladen worden.
OBJ_BUCH-2087-001.book Page 3 Thursday, August 22, 2013 11:11 AM
Nederlands4
Bosch eBike Systems 0 276 001 SPI | (22.8.13)
Ondersteuningsniveau instellen
U kunt op de bedieningscomputer instellen in welke mate de
aandrijving van de eBike tijdens het trappen ondersteuning
biedt. Het ondersteuningsniveau kan op elk moment gewij-
zigd worden, ook tijdens het rijden.
Opmerking: In sommige uitvoeringen is het ondersteunings-
niveau mogelijk vooraf ingesteld en kan dit niet worden gewij-
zigd. Het is ook mogelijk dat er uit minder ondersteuningsni-
veaus dan hier vermeld kan worden gekozen.
De volgende ondersteuningsniveaus staan maximaal ter be-
schikking:
„OFF”: De aandrijving is uitgeschakeld. De eBike kan net
als een normale fiets alleen door trappen worden voortbe-
wogen.
„ECO”: effectieve ondersteuning met maximale efficiëntie
voor maximaal bereik
„TOUR”: gelijkmatige ondersteuning voor tochten met
groot bereik
„SPORT”: krachtige ondersteuning voor sportief rijden op
heuvelachtige stukken en voor rijden in de stad
„TURBO”: maximale ondersteuning bij flink doortrappen,
voor sportief rijden
Als u het ondersteuningsniveau wilt verhogen, drukt u de
toets „+” 13 op de bedieningseenheid zo vaak in tot het ge-
wenste ondersteuningsniveau in de indicatie b verschijnt. Als
u het ondersteuningsniveau wilt verlagen, drukt u op de toets
„–” 12.
Het opgevraagde motorvermogen verschijnt in de indicatie a.
Het maximale motorvermogen is afhankelijk van het gekozen
ondersteuningsniveau.
Als de bedieningscomputer uit de houder 4 wordt genomen,
blijft het laatst weergegeven ondersteuningsniveau opgesla-
gen. De indicatie a van het motorvermogen blijft leeg.
Duwhulp/vertrekhulp in-/uitschakelen
Bij de Speed-variant kan de duwhulp ook als vertrekhulp ge-
bruikt worden. De vertrekhulp wordt bij 18 km/h uitgescha-
keld.
De duwhulp/vertrekhulp kan u het duwen van of het vertrek-
ken met de eBike vergemakkelijken. De snelheid in deze func-
tie is afhankelijk van de gekozen versnelling en kan maximaal
6 km/h of 18 km/h bereiken. Hoe kleiner de gekozen versnel-
ling is, des te lager is de snelheid in deze functie (bij maximaal
vermogen).
De functie duwhulp/vertrekhulp mag uitsluitend bij het
duwen van of vertrekken met de eBike gebruikt wor-
den. Hebben de wielen van de eBike bij het gebruik van de
duwhulp geen contact met de bodem, dan bestaat verwon-
dingsgevaar.
Voor het
inschakelen van de duwhulp/vertrekhulp drukt u op
de toets „WALK” 14 aan de bedieningseenheid en houdt u
deze toets i
ngedrukt. De aandrijving van de eBike wordt inge-
schakeld.
De duwhulp/vertrekhulp wordt uitgeschakeld zodra een van
de volgende situaties van toepassing is:
U laat de toets „WALK” 14 los,
de wielen van de eBike worden geblokkeerd (bijv. door het
remmen of het raken van een hindernis),
de snelheid overschrijdt 6 km/h.
Verlichting in- en uitschakelen
In de uitvoering waarbij het rijlicht door het eBike-systeem ge-
voed wordt, kunnen via de bedieningscomputer met de toets
2 tegelijk voorlicht en achterlicht in- of uitgeschakeld worden.
Bij het inschakelen van de verlichting verschijnt „Licht aan”
en bij het uitschakelen van de verlichting „Licht uit” geduren-
de ca. 1 seconde op het tekstdisplay d. Bij ingeschakeld licht
wordt het verlichtingssymbool c weergegeven.
Het in- en uitschakelen van het rijlicht heeft geen invloed op
de achtergrondverlichting van het display. De achtergrond-
verlichting van het display is actief zodra het systeem of het
display ingeschakeld is.
Snelheids- en afstandsindicaties
In de snelheidsmeterindicatie f wordt altijd de actuele snel-
heid weergegeven.
In de functie-indicatie (combinatie van tekstindicatie d en
waarde-indicatie e) kunt u kiezen uit de volgende functies:
„Bereik”: te verwachten bereik met de aanwezige accula-
ding (bij gelijkblijvende voorwaarden zoals ondersteu-
ningsniveau, routeprofiel, enz.)
„Afstand”: sinds de laatste reset afgelegde afstand
„Rijtijd”: Rijtijd sinds de laatste reset
„Gemiddelde”: sinds de laatste reset bereikte gemiddel-
de snelheid
„Maximum”: sinds de laatste reset bereikte maximale
snelheid
„Tijd”: actuele tijd
„Afstand totaal”: indicatie van de totaal met de eBike af-
gelegde afstand (niet resetbaar)
Druk voor de overgang naar de indicatiefunctie de toets „i”
1
van de bedieningscomputer of de toets „i” 11 van de bedie-
nin
gseenheid zo vaak in tot de gewenste functie wordt weer-
gegeven.
Voor een reset van „Afstand”, „Rijtijd” en „Gemiddelde”
gaat u naar een van deze drie functies en drukt u vervolgens zo
lang op de toets „RESET” 6 tot de indicatie op nul wordt ge-
zet. Daarmee heeft ook een reset plaatsgevonden van de
waarden van de beide andere functies.
Ondersteuningsniveau Ondersteuningsfactor*
(Kettingschakeling)
„ECO”
50 %
„TOUR”
120 %
„SPORT”
190 %
„TURBO”
275 %
* Het motorvermogen kan bij sommige uitvoeringen afwijken.
OBJ_BUCH-2087-001.book Page 4 Thursday, August 22, 2013 11:11 AM
Nederlands5
0 276 001 SPI | (22.8.13) Bosch eBike Systems
Voor een reset van „Maximum” gaat u naar deze functie en
drukt u vervolgens zo lang op de toets „RESET” 6 tot de indi-
catie op nul wordt gezet.
Voor de reset van „Bereik” gaat u naar deze functie en drukt
u dan op de toets „RESET” 6 tot de indicatie op de waarde van
de fabrieksinstelling teruggezet is.
Wordt de bedieningscomputer uit de houder 4 genomen, blij-
ven alle waarden van de functies opgeslagen en kunnen deze
verder worden weergegeven.
Basisinstellingen weergeven en aanpassen
Weergeven en wijzigen van de basisinstellingen is mogelijk, of
de bedieningscomputer nu in de houder 4 is gezet of niet.
Als u naar het menu Basisinstellingen wilt gaan, drukt u tege-
lijkertijd zo lang op de toets „RESET” 6 en de toets „i” 1 tot in
de tekstindicatie d „Instellingen” verschijnt.
Druk voor het wisselen tussen de basisinstellingen zo vaak
op de toets „i” 1 op de bedieningscomputer tot de gewenste
basisinstelling wordt weergegeven. Is de bedieningscompu-
ter in de houder 4 geplaatst, kunt u ook op de toets „i” 11 van
de afstandsbediening drukken.
Bij het wijzigen van de basisinstellingen drukt u voor het ver-
lagen resp. omlaag bewegen op de aan-uit-toets 5 naast de in-
dicatie „–” of voor het verhogen resp. omhoog bewegen op de
toets Verlichting 2 naast de indicatie „+”.
Als de bedieningscomputer in de houder 4 is geplaatst, is wijzi-
gen ook met de toetsen „–” 12 resp. „+” 13 van de bedienings-
eenheid mogelijk.
Als u de functie wilt verlaten en een gewijzigde instelling wilt op-
slaan, drukt u gedurende 3 seconden op de toets „RESET”
6.
U kunt kiezen uit de volgende basisinstellingen:
„Eenheid km/mi”: U k
unt snelheid en afstand in kilome-
ters of mijlen laten weergeven.
„Tijdformaat”: U kunt de tijd in de 12-uur- of 24-uur-inde-
ling laten weergeven.
„Tijd”: U kunt de actuele tijd instellen. Als u de insteltoet-
sen langer indrukt, verandert de tijdsaanduiding sneller.
„Nederlands”: U kunt de taal van de tekstindicaties wijzi-
gen. U kunt kiezen uit Duits, Engels, Frans, Spaans, Itali-
aans en Nederlands.
„Gebruiksduur totaal”: Weergave van de totale tijdsduur
waarmee met de eBike is gereden (kan niet gewijzigd wor-
den).
„Wielomtrek”: u kunt deze door de fabrikant ingestelde
waarde met ±5% veranderen.
Indicatie foutcode
De componenten van het eBike-systeem worden voortdurend
automatisch gecontroleerd. Als een fout wordt vastgesteld,
verschijnt de desbetreffende foutcode in de tekstindicatie d.
Druk op een willekeurige toets van bedieningscomputer 3 of
bedieningseenheid 10 om naar de standaardindicatie terug
te keren.
Afhankelijk van de aard van de fout wordt de aandrijving indien
nodig automatisch uitgeschakeld. Verder rijden zonder onder-
steuning door de aandrijving is echter altijd mogelijk. Laat de
eBike controleren voordat u er opnieuw mee gaat rijden.
Laat alle controles en reparaties uitsluitend door een
geautoriseerde fietsenhandelaar uitvoeren.
Code Oorzaak Oplossing
410
Een of meer toetsen van de bedienings-
computer zijn geblokkeerd.
Controleer of er toetsen zijn vastgeklemd, bijv. door binnengedrongen
vuil. Reinig de toetsen indien nodig.
414
Verbindingsprobleem van bedienings-
eenheid
Aansluitingen en verbindingen laten controleren
418
Een of meer toetsen van de bedienings-
eenheid zijn geblokkeerd.
Controleer of er toetsen zijn vastgeklemd, bijv. door binnengedrongen
vuil. Reinig de toetsen indien nodig.
422
Verbindingsprobleem van
aandrijfeenheid
Aansluitingen en verbindingen laten controleren
423
Verbindingsprobleem van de accu Aansluitingen en verbindingen laten controleren
424
Communicatiefout van de componenten
onderling
Aansluitingen en verbindingen laten controleren
426
Interne tijdoverschrijdingsfout Start het systeem opnieuw. Als het probleem blijft bestaan, neem dan
contact op met uw Bosch eBike-dealer.
430
Interne accu van de bedieningscomputer
leeg
Bedieningscomputer opladen (in de houder of via USB-aansluiting)
440
Interne fout van aandrijfeenheid Start het systeem opnieuw. Als het probleem blijft bestaan, neem dan
contact op met uw Bosch eBike-dealer.
450
Interne SW-fout Start het systeem opnieuw. Als het probleem blijft bestaan, neem dan
contact op met uw Bosch eBike-dealer.
OBJ_BUCH-2087-001.book Page 5 Thursday, August 22, 2013 11:11 AM
Nederlands6
Bosch eBike Systems 0 276 001 SPI | (22.8.13)
490 Interne fout van de bedieningscomputer Bedieningscomputer laten controleren.
500
Interne fout van aandrijfeenheid Start het systeem opnieuw. Als het probleem blijft bestaan, neem dan
contact op met uw Bosch eBike-dealer.
502
Fout in de verlichting Controleer het licht en de bijbehorende bekabeling. Start het systeem
opnieuw. Als het probleem blijft bestaan, neem dan contact op met uw
Bosch eBike-dealer.
503
Fout van snelheidssensor Start het systeem opnieuw. Als het probleem blijft bestaan, neem dan
contact op met uw Bosch eBike-dealer.
510
Interne sensorfout Start het systeem opnieuw. Als het probleem blijft bestaan, neem dan
contact op met uw Bosch eBike-dealer.
511
Interne fout van aandrijfeenheid Start het systeem opnieuw. Als het probleem blijft bestaan, neem dan
contact op met uw Bosch eBike-dealer.
530
Accufout Schakel de eBike uit, verwijder de accu en plaats de accu er opnieuw in.
Start het systeem opnieuw. Als het probleem blijft bestaan, neem dan
contact op met uw Bosch eBike-dealer.
531
Configuratiefout Start het systeem opnieuw. Als het probleem blijft bestaan, neem dan
contact op met uw Bosch eBike-dealer.
540
Temperatuurfout De eBike bevindt zich buiten het toegestane temperatuurbereik.
Schakel het eBike-systeem uit om de aandrijfeenheid tot het
toegestane temperatuurbereik te laten afkoelen of opwarmen. Start het
systeem opnieuw. Als het probleem blijft bestaan, neem dan contact op
met uw Bosch eBike-dealer.
550
Een niet toegestane verbruiker werd
herkend.
Verwijder de verbruiker. Start het systeem opnieuw. Als het probleem
blijft bestaan, neem dan contact op met uw Bosch eBike-dealer.
602
Interne accufout tijdens het laden Scheid het laadapparaat van de accu. Start het eBike-systeem op-
nieuw. Sluit het laadapparaat op de accu aan. Als het probleem blijft
bestaan, neem dan contact op met uw Bosch eBike-dealer.
602
Interne accufout Start het systeem opnieuw. Als het probleem blijft bestaan, neem dan
contact op met uw Bosch eBike-dealer.
603
Interne accufout Start het systeem opnieuw. Als het probleem blijft bestaan, neem dan
contact op met uw Bosch eBike-dealer.
605
Accutemperatuurfout De eBike bevindt zich buiten het toegestane temperatuurbereik.
Schakel het eBike-systeem uit om de aandrijfeenheid tot het
toegestane temperatuurbereik te laten afkoelen of opwarmen. Start het
systeem opnieuw. Als het probleem blijft bestaan, neem dan contact op
met uw Bosch eBike-dealer.
605
Accutemperatuurfout tijdens het laden Scheid het laadapparaat van de accu. Laat de accu afkoelen. Als het
probleem blijft bestaan, neem dan contact op met uw Bosch eBike-
dealer.
606
Externe accufout Controleer de bekabeling. Start het systeem opnieuw. Als het probleem
blijft bestaan, neem dan contact op met uw Bosch eBike-dealer.
610
Accuspanningsfout Start het systeem opnieuw. Als het probleem blijft bestaan, neem dan
contact op met uw Bosch eBike-dealer.
620
Fout laadapparaat Vervang het laadapparaat. Neem contact op met uw Bosch eBike-
dealer.
640
Interne accufout Start het systeem opnieuw. Als het probleem blijft bestaan, neem dan
contact op met uw Bosch eBike-dealer.
Code Oorzaak Oplossing
OBJ_BUCH-2087-001.book Page 6 Thursday, August 22, 2013 11:11 AM
Nederlands7
0 276 001 SPI | (22.8.13) Bosch eBike Systems
Energievoorziening van extern apparaten via
USB-aansluiting
Met de USB-aansluiting kunnen de meeste apparaten, die via
USB-aansluiting van stroom worden voorzien (bijvoorbeeld
diverse mobiele telefoons), gebruikt en opgeladen worden.
Voorwaarde voor het laden is dat de bedieningscomputer en
een voldoende opgeladen accu in de eBike zijn geplaatst.
Open de afdekkap 8 van de USB-aansluiting aan de bedie-
ningscomputer. Verbind de USB-aansluiting van het externe
toestel via een normconforme micro A/micro B USB-2.0-ka-
bel met de USB-bus 7 aan de bedieningscomputer. Het ge-
bruik van een niet normconforme USB-kabel of een kabel-/
adaptercombinatie kan tot schade aan de bedieningscompu-
ter leiden.
Aanwijzingen voor het rijden met het
eBike-systeem
Wanneer werkt de eBike-aandrijving?
De eBike-aandrijving ondersteunt u tijdens het rijden zolang u
op de pedalen trapt. Als u niet op de pedalen trapt, vindt geen
ondersteuning plaats. Het motorvermogen is altijd afhankelijk
van de kracht die u tijdens het trappen uitoefent.
Als u weinig kracht uitoefent, is de ondersteuning geringer
dan wanneer u veel kracht uitoefent. Dat geldt onafhankelijk
van het ondersteuningsniveau.
De eBike-aandrijving wordt automatisch uitgeschakeld bij
snelheden boven 25/45 km per uur. Als de snelheid onder
25/45 km per uur daalt, staat de aandrijving automatisch
weer ter beschikking.
Een uitzondering geldt voor de functie duwhulp, waarbij de
eBike zonder op de pedalen te trappen met geringe snelheid
geduwd kan worden. Bij het gebruik van de duwhulp kunnen
de pedalen meedraaien.
U kunt met de eBike altijd ook zonder ondersteuning net als
met een normale fiets rijden, als u het eBike-systeem uitscha-
kelt of het ondersteuningsniveau op „OFF” instelt. Hetzelfde
geldt als de accu leeg is.
Samenspel van eBike-systeem en versnellingen
Ook met de eBike-aandrijving kunt u de versnellingen net als
bij een normale fiets gebruiken (zie daarvoor de gebruiksaan-
wijzing van uw eBike).
Onafhankelijk van de aard van de versnelling is het raadzaam
om tijdens het schakelen het trappen kort te onderbreken.
Daardoor wordt het schakelen vergemakkelijkt en de slijtage
van de aandrijflijn beperkt.
Door de keuze van de juiste versnelling kunt u bij gelijke
krachtsinspanning de snelheid en het bereik vergroten.
Eerste ervaringen opdoen
Geadviseerd wordt om de eerste ervaringen met de eBike op
te doen op een weg zonder druk verkeer.
Probeer verschillende ondersteuningsniveaus uit. Zodra u
zich zeker voelt, kunt u met de eBike net als met elke andere
fiets aan het verkeer deelnemen.
Test het bereik van uw eBike onder verschillende omstandig-
heden voordat u een langere tocht plant die meer van u eist.
Invloeden op het bereik
Het bereik wordt door vele factoren beïnvloedt, zoals:
ondersteuningsniveau,
schakelgedrag,
bandentype en bandendruk,
ouderdom en onderhoudstoestand van de accu,
profiel (hellingen) en aard (wegverharding) van de route,
tegenwind en omgevingstemperatuur,
gewicht van eBike, fietser en bagage.
Daarom is het niet mogelijk om de reikwijdte voor het begin
van een rit exact te bepalen. Algemeen geldt echter:
–Bij gelijk motorvermogen van eBike-aandrijving: hoe min-
der kracht u hoeft te benutten om een bepaalde snelheid te
bereiken (bijv. door optimaal gebruik van de versnellin-
gen), des te minder energie de eBike-aandrijving zal ver-
bruiken en des te groter het bereik van een acculading zal
zijn.
–Hoe hoger het ondersteuningsniveau bij verder gelijke om-
standigheden wordt gekozen, des te geringer het bereik.
655
Meervoudige accufout Schakel het eBike-systeem uit. Verwijder de accu en plaats hem er
opnieuw in. Start het systeem opnieuw. Als het probleem blijft bestaan,
neem dan contact op met uw Bosch eBike-dealer.
656
SW-versiefout Neem contact op met uw Bosch eBike-dealer zodat hij de SW-update
uitvoert.
Geen
indicatie
Interne fout van de bedieningscomputer Herstart uw eBike-systeem door het uit- en opnieuw inschakelen.
Code Oorzaak Oplossing
OBJ_BUCH-2087-001.book Page 7 Thursday, August 22, 2013 11:11 AM
Nederlands8
Bosch eBike Systems 0 276 001 SPI | (22.8.13)
Verzorging en onderhoud van de eBike
Houd rekening met de bedrijfs- en bewaartemperaturen van
de componenten van de eBike. Bescherm aandrijfeenheid,
bedieningscomputer en accu tegen extreme temperaturen
(bijv. bij fel zonlicht zonder voldoende ventilatie). De compo-
nenten (in het bijzonder de accu) kunnen door extreme tem-
peraturen beschadigd worden.
Onderhoud en service
Onderhoud en reiniging
Houd alle componenten van de eBike schoon, in het bijzonder
de contacten van de accu en de bijbehorende houder. Reinig
deze voorzichtig met een zachte, vochtige doek.
Geen van de componenten, ook de aandrijfeenheid niet, mo-
gen in water worden ondergedompeld of met een hogedruk-
reiniger worden gereinigd.
Neem voor service of reparaties aan de eBike contact op met
een erkende rijwielhandel.
Klantenservice en advies
Neem bij alle vragen over het eBike-systeem en zijn compo-
nenten contact op met een erkende rijwielhandel.
Contactgegevens van de erkende rijwielhandel vindt u op de
internetpagina www.bosch-ebike.com
Vervoer
De accu’s vallen onder de vereisten van het recht i.v.m. ge-
vaarlijke goederen. Onbeschadigde accu’s kunnen door de
privégebruiker zonder verdere verplichtingen over de weg ge-
transporteerd worden.
Bij het transport door professionele gebruikers of bij het
transport door derden (bijv. luchttransport of transportbe-
drijf) moeten specifieke vereisten aan verpakking en aandui-
ding in acht genomen worden (bijv. voorschriften van de
ADR). Indien nodig kan bij de voorbereiding van het verzend-
stuk het advies van een expert voor gevaarlijke goederen in-
gewonnen worden.
Verstuur de accu’s alleen als de behuizing onbeschadigd is.
Kleef open contacten af en verpak de accu zodanig dat hij niet
beweegt in de verpakking. Wijs uw pakketdienst erop dat het
om een gevaarlijk product gaat. Neem ook eventuele bijko-
mende nationale voorschriften in acht.
Neem bij alle vragen over het vervoer van de accu’s contact op
met een erkende rijwielhandel. Bij de rijwielhandel kunt u ook
een geschikte transportverpakking bestellen.
Afvalverwijdering
Aandrijfeenheid, bedieningscomputer incl. bedie-
ningseenheid, accu, snelheidssensor, toebehoren en
verpakkingen moeten op een voor het milieu verant-
woorde wijze worden gerecycled.
Gooi een eBike of componenten daarvan niet bij het huisvuil!
Alleen voor landen van de EU:
Volgens de Europese richtlijn 2012/19/EU
moeten niet meer bruikbare elektrische ap-
paraten en volgens de Europese richtlijn
2006/66/EG moeten defecte of lege accu’s
en batterijen apart worden ingezameld en
op een voor het milieu verantwoorde wijze
worden gerecycled.
De in de bedieningscomputer geïntegreerde accu mag alleen
worden verwijderd als deze moet worden afgevoerd. Door het
openen van de behuizing kan de bedieningscomputer onher-
stelbaar beschadigd worden.
Geef niet meer te gebruiken accu’s en bedieningscomputers
af bij een erkende rijwielhandel.
Li-ion:
Lees de aanwijzingen in het gedeelte
„Vervoer”, pagina Nederlands8 en
neem deze in acht.
Wijzigingen voorbehouden.
OBJ_BUCH-2087-001.book Page 8 Thursday, August 22, 2013 11:11 AM
Nederlands9
0 276 001 SPI | (22.8.13) Bosch eBike Systems
Lithiumionaccu PowerPack
Veiligheidsvoorschriften
Lees alle veiligheidsvoor-
schriften en aanwijzingen.
Als de veiligheidsvoorschrif-
ten en aanwijzingen niet in
acht worden genomen, kan dit
een elektrische schok, brand en/of ernstig letsel tot gevolg
hebben.
Bewaar alle veiligheidsvoorschriften en aanwijzingen
voor toekomstig gebruik.
Het in deze gebruiksaanwijzing gebruikte begrip „accu” heeft
zowel betrekking op standaardaccu’s (accu’s bevestigd aan het
fietsframe) als op bagagedrageraccu’s (accu bevestigd in de
bagagedrager) tenzij het type uitdrukkelijk genoemd wordt.
Haal de accu uit de eBike voor u werkzaamheden (bijv.
montage, onderhoud, werkzaamheden aan de ketting
etc.) aan de eBike uitvoert, deze met de auto of het
vliegtuig transporteert of bewaart. Bij het per ongeluk
activeren van het eBike-systeem bestaat er verwondings-
gevaar.
Open de accu niet. Er bestaat gevaar voor kortsluiting. Als
de accu geopend wordt, vervalt elke aanspraak op garantie.
Bescherm de accu tegen hitte (bijv. ook tegen
langdurig fel zonlicht), vuur en onderdompe-
ling in water. Er bestaat explosiegevaar.
Voorkom aanraking van de niet-gebruikte accu met pa-
perclips, munten, sleutels, spijkers, schroeven en an-
dere kleine metalen voorwerpen die overbrugging van
de contacten kunnen veroorzaken. Kortsluiting tussen
de accucontacten kan brandwonden of brand tot gevolg
hebben. Bij in dit verband ontstane schade door kortslui-
ting vervalt elke aanspraak op garantie door Bosch.
Bij verkeerd gebruik kan vloeistof uit de accu lekken.
Voorkom contact daarmee. Bij onvoorzien contact met
water afspoelen. Als de vloeistof in de ogen komt, dient
u bovendien een arts te raadplegen. Gelekte accuvloei-
stof kan tot huidirritaties en brandwonden leiden.
Accu's mogen niet aan mechanische stoten blootge-
steld worden. Het gevaar bestaat dat de accu beschadigd
wordt.
Bij beschadiging en onjuist gebruik van de accu kunnen
er dampen vrijkomen. Zorg voor frisse lucht en raad-
pleeg bij klachten een arts. De dampen kunnen de lucht-
wegen irriteren.
Laad de accu alleen met originele Bosch-oplaadappara-
ten op. Bij gebruik van niet-originele Bosch-oplaadappara-
ten kan brandgevaar niet worden uitgesloten.
Gebruik de accu alleen in combinatie met een eBike
met origineel Bosch eBike-aandrijfsysteem. Alleen zo
wordt de accu tegen gevaarlijke overbelasting beschermd.
Gebruik alleen originele Bosch accu’s die door de fabri-
kant voor uw eBike zijn toegestaan. Het gebruik van an-
dere accu’s kan tot letsel en brandgevaar leiden. Bij ge-
bruik van andere accu’s wordt door Bosch geen
aansprakelijkheid aanvaard en geen garantie geboden.
Lees de veiligheids- en overige voorschriften in de ge-
bruiksaanwijzing van het oplaadapparaat, de gebruiks-
aanwijzing van aandrijfeenheid en bedieningscompu-
ter en de gebruiksaanwijzing van de eBike en neem
deze in acht.
Houd de accu uit de buurt van kinderen.
Product- en vermogensbeschrijving
Afgebeelde componenten
(Zie pagina 4
5)
De componenten zijn genummerd zoals op de pagina’s met af-
beeldingen.
Alle afbeeldingen van fietsonderdelen behalve de accu’s en
hun houders zijn schematisch en kunnen afwijken van de on-
derdelen van uw eBike.
A1 Houder van bagagedrageraccu
A2 Bagagedrageraccu
A3 Bedrijfs- en oplaadindicatie
A4 Aan/uit-toets
A5 Sleutel van accuslot
A6 Accuslot
A7 Bovenste houder van standaardaccu
A8 Standaardaccu
A9 Onderste houder van standaardaccu
C1 Oplaadapparaat
C6 Contactbus voor oplaadstekker
C7 Afscherming oplaadaansluiting
OBJ_BUCH-2087-001.book Page 9 Thursday, August 22, 2013 1:41 PM
Nederlands10
Bosch eBike Systems 0 276 001 SPI | (22.8.13)
Technische gegevens
Montage
Plaats de accu alleen op een schone ondergrond. Voor-
kom in het bijzonder het vuil worden van de oplaadaanslui-
ting en de contacten, bijv. door zand of aarde.
Accu voor het eerste gebruik controleren
Controleer de accu voordat u deze voor de eerste keer op-
laadt of met uw eBike gebruikt.
Druk daarvoor op de aan-uit-toets A4 voor het inschakelen
van de accu. Als er geen led van de oplaadindicatie A3 brandt,
is de accu mogelijk beschadigd.
Als er minstens een led brandt, maar niet alle leds van de op-
laadindicatie A3 branden, dient u de accu voor het eerste ge-
bruik volledig op te laden.
Laad een beschadigde accu niet op en gebruik deze
niet. Neem contact op met een erkende rijwielhandel.
Accu opladen
Gebruik alleen het met uw eBike meegeleverde origi-
nele Bosch-oplaadapparaat of een origineel Bosch-op-
laadapparaat van hetzelfde type. Alleen dit oplaadappa-
raat is afgestemd op de bij de eBike gebruikte
lithiumionaccu.
Opmerking: De accu wordt gedeeltelijk opgeladen geleverd.
Om de volledige capaciteit van de accu te verkrijgen, laadt u
voor het eerste gebruik de accu volledig met het oplaadappa-
raat op.
Lees voor het opladen van de accu de gebruiksaanwijzing van
het oplaadapparaat en neem de voorschriften in acht.
De accu kan altijd afzonderlijk of aan de fiets opgeladen wor-
den zonder de levensduur te verkorten. Een onderbreking van
de laadbewerking beschadigt de accu niet.
De accu is voorzien van een temperatuurbewaking die ervoor
zorgt dat de accu alleen in het temperatuurbereik tussen 0 °C
en 40 °C kan worden opgeladen.
Bevindt de accu zich buiten
het oplaadtemperatuurbereik,
knipperen drie leds van de
oplaadindicatie A3. Maak de
accu los van het oplaadapparaat en laat deze op temperatuur
komen.
Sluit de accu pas weer aan op het oplaadapparaat als deze de
toegestane oplaadtemperatuur heeft bereikt.
Oplaadindicatie
De vijf groene leds van de oplaadindicatie A3 geven de op-
laadtoestand van de accu aan als de accu ingeschakeld is.
Daarbij komt elke led overeen met ca. 20 % van de capaciteit.
Als de accu volledig is opgeladen, branden alle vijf leds.
De laadtoestand van de ingeschakelde accu wordt bovendien
op het display van de bedieningscomputer weergegeven.
Lees hiervoor de gebruiksaanwijzing van aandrijfeenheid en
bedieningscomputer en neem deze in acht.
Als de capaciteit van de accu daalt beneden 5 %, gaan alle
leds van de oplaadindicatie A3 van de accu uit. Er is echter
nog een indicatiefunctie van de bedieningscomputer.
Lithiumionaccu PowerPack 300 PowerPack 400
Productnummer
–Standaardaccu
Bagagedrageraccu
0 275 007 509
0 275 007 511
0 275 007 513
0 275 007 510
0 275 007 512
0 275 007 514
0 275 007 522
Nominale spanning
V= 36 36
Nominale capaciteit
Ah 8,2 11
Energie
Wh 300 400
Bedrijfstemperatuur
°C –10...+40 –10...+40
Bewaartemperatuur
°C –10...+60 –10...+60
Toegestaan oplaadtemperatuurbereik
°C 0...+40 0...+40
Gewicht, ca.
kg 2,0/2,4 2,5/2,6
Beschermingsklasse
IP 54 (stof- en spatwaterbe-
scherming)
IP 54 (stof- en spatwaterbe-
scherming)
OBJ_BUCH-2087-001.book Page 10 Thursday, August 22, 2013 1:41 PM
Nederlands11
0 276 001 SPI | (22.8.13) Bosch eBike Systems
Accu monteren of verwijderen
(zie afbeeldingen CD)
Schakel de accu altijd uit als u deze in de houder plaatst
of uit de houder neemt.
Om de accu te kunnen plaatsen, moet de sleutel A5 in het slot
A6 steken en het slot moet geopend zijn.
Voor het plaatsen van de standaardaccu A8 plaatst u deze
met de contacten op de onderste houder A9 aan de eBike (de
accu kan tot 7° naar het frame gekanteld zijn). Kantel deze tot
aan de aanslag in de bovenste houder A7.
Voor het plaatsen van de bagagedrageraccu A2 duwt u de-
ze met de contacten naar voren in de houder A1 in de bagage-
drager tot de accu vastklikt.
Controleer of de accu stevig vast zit. Sluit de accu altijd met
het slot A6 af. Anders kan het slot opengaan en kan de accu uit
de houder vallen.
Trek de sleutel A5 na het afsluiten altijd uit het slot A6. Daar-
mee voorkomt u dat de sleutel eruit valt of de accu van een ge-
parkeerde eBike door anderen wordt meegenomen.
Voor het uitnemen van de standaardaccu A8 schakelt u deze
uit en opent u het slot met de sleutel A5. Kantel de accu uit de
bovenste houder A7 en trek deze uit de onderste houder A9.
Voor het verwijderen van de bagagedrageraccu A2 scha-
kelt u deze uit en opent u het slot met de sleutel A5. Trek de
accu uit de houder A1.
Gebruik
Ingebruikneming
Gebruik alleen originele Bosch accu’s die door de fabri-
kant voor uw eBike zijn toegestaan. Het gebruik van
andere accu’s kan tot letsel en brandgevaar leiden. Bij
gebruik van andere accu’s wordt door Bosch geen aanspra-
kelijkheid aanvaard en geen garantie geboden.
In- en uitschakelen
Het inschakelen van de accu is een van de mogelijkheden
om het eBike-systeem in te schakelen. Lees daarvoor de ge-
bruiksaanwijzing van aandrijfeenheid en bedieningscompu-
ter en neem de voorschriften in acht.
Controleer voor het inschakelen van de accu of het eBike-sy-
steem dat het slot A6 afgesloten is.
Als u de accu wilt inschakelen, drukt u op de aan-uit-toets
A4. De leds van de indicatie A3 gaan branden en geven tege-
lijkertijd de oplaadtoestand aan.
Opmerking: Als de capaciteit van de accu onder 5 % daalt,
brandt er geen led van de oplaadindicatie A3. Alleen op de be-
dieningscomputer is herkenbaar of het eBike-systeem is inge-
schakeld.
Als u de accu wilt uitschakelen, drukt u opnieuw op de aan-
uit-toets A4. De leds van de indicatie A3 gaan uit. Het eBike-
systeem wordt daarmee eveneens uitgeschakeld.
Als er ca. 10 minuten geen vermogen van de eBike-aandrij-
ving wordt opgevraagd (bijv. omdat de eBike stilstaat) en er
geen toets op de bedieningscomputer of bedieningseenheid
van de eBike wordt ingedrukt, worden het eBike-systeem en
daardoor ook de accu automatisch uitgeschakeld om energie
te besparen.
De accu is door „Electronic Cell Protection (ECP)” beschermd
tegen overmatig ontladen, overmatig opladen, oververhitting
en kortsluiting. Bij gevaar wordt de accu door een veiligheids-
schakeling automatisch uitgeschakeld.
Wordt een defect van de accu
herkend, knipperen twee leds
van de oplaadindicatie A3.
Neem in dit geval contact op
met een erkende rijwielhandel.
Aanwijzingen voor de optimale omgang
met de accu
De levensduur van de accu kan worden verlengd als deze
goed wordt behandeld en met name bij de juiste temperatu-
ren wordt bewaard.
Met toenemende ouderdom zal de capaciteit van de accu ech-
ter ook bij goede verzorging afnemen.
Een duidelijk kortere gebruiksduur na het opladen geeft aan
dat de accu versleten is. U kunt de accu vervangen.
Accu voor en tijdens het bewaren opladen
Laad de accu op tot ongeveer 60 % (3 tot 4 leds van de op-
laadindicatie A3 branden) voordat u deze voor lange tijd op-
bergt.
Controleer de oplaadtoestand na 6 maanden. Als er nog maar
één led van de oplaadindicatie A3 brandt, dient u de accu
weer tot ca 60 % op te laden.
Opmerking: Als de accu lange tijd in lege toestand wordt
bewaard, kan deze ondanks de geringe zelfontlading worden
beschadigd en kan de opslagcapaciteit sterk worden vermin-
derd.
Het is niet aan te raden de accu langdurig aan het oplaadappa-
raat aangesloten te laten.
Bewaaromstandigheden
Bewaar de accu bij voorkeur op een droge en goed geventi-
leerde plaats. Bescherm deze tegen vocht en water. Bij on-
gunstige weersomstandigheden is het bijv. aan te raden om
de accu van de eBike te nemen en tot het volgende gebruik in
een gesloten ruimte te bewaren.
De accu kan bij temperaturen van –10 °C tot +60 °C worden
bewaard. Voor een lange levensduur is echter bewaren bij een
temperatuur van ca. 20 °C gunstig.
Let erop dat de maximale bewaartemperatuur niet wordt
overschreden. Laat de accu bijv. in de zomer niet in de auto
liggen en bewaar deze niet in fel zonlicht.
Er wordt aangeraden om de accu niet aan de fiets te bewaren.
OBJ_BUCH-2087-001.book Page 11 Thursday, August 22, 2013 1:41 PM
Nederlands12
Bosch eBike Systems 0 276 001 SPI | (22.8.13)
Onderhoud en service
Onderhoud en reiniging
Houd de accu schoon. Reinig deze voorzichtig met een zach-
te, vochtige doek. De accu mag niet in water worden onderge-
dompeld of met een waterstraal worden gereinigd.
Als de accu niet meer werkt, dient u contact op te nemen met
een erkende rijwielhandel.
Klantenservice en advies
Neem bij alle vragen over het vervoer van de accu’s contact op
met een erkende rijwielhandel.
Noteer fabrikant en nummer van de sleutel A5. Neem bij
verlies van de sleutels contact op met een erkende rijwiel-
handel. Vermeld daarbij fabrikant en nummers van de sleu-
tels.
Contactgegevens van de erkende rijwielhandel vindt u op de
internetpagina www.bosch-ebike.com
Vervoer
De accu’s vallen onder de vereisten van het recht i.v.m. ge-
vaarlijke goederen. Onbeschadigde accu’s kunnen door de
privégebruiker zonder verdere verplichtingen over de weg ge-
transporteerd worden.
Bij het transport door professionele gebruikers of bij het
transport door derden (bijv. luchttransport of transportbe-
drijf) moeten specifieke vereisten aan verpakking en aandui-
ding in acht genomen worden (bijv. voorschriften van de
ADR). Indien nodig kan bij de voorbereiding van het verzend-
stuk het advies van een expert voor gevaarlijke goederen in-
gewonnen worden.
Verstuur de accu’s alleen als de behuizing onbeschadigd is.
Kleef open contacten af en verpak de accu zodanig dat hij niet
beweegt in de verpakking. Wijs uw pakketdienst erop dat het
om een gevaarlijk product gaat. Neem ook eventuele bijko-
mende nationale voorschriften in acht.
Neem bij alle vragen over het vervoer van de accu’s contact op
met een erkende rijwielhandel. Bij de rijwielhandel kunt u ook
een geschikte transportverpakking bestellen.
Afvalverwijdering
Accu’s, toebehoren en verpakkingen dienen op een
voor het milieu verantwoorde manier te worden her-
gebruikt.
Gooi de accu’s niet bij het huisvuil.
Alleen voor landen van de EU:
Volgens de Europese richtlijn 2012/19/EU
moeten niet meer bruikbare elektrische ap-
paraten en volgens de Europese richtlijn
2006/66/EG moeten defecte of lege accu’s
en batterijen apart worden ingezameld en
op een voor het milieu verantwoorde wijze
worden gerecycled.
Geef niet meer te gebruiken accu’s af bij een erkende rijwiel-
handel.
Li-ion:
Lees de aanwijzingen in het gedeelte
„Vervoer”, pagina Nederlands12 en
neem deze in acht.
Wijzigingen voorbehouden.
OBJ_BUCH-2087-001.book Page 12 Thursday, August 22, 2013 1:41 PM
Nederlands13
0 276 001 SPI | (22.8.13) Bosch eBike Systems
Oplaadapparaat Charger
Veiligheidsvoorschriften
Lees alle veiligheidsvoor-
schriften en aanwijzingen.
Als de veiligheidsvoorschrif-
ten en aanwijzingen niet in
acht worden genomen, kan dit
een elektrische schok, brand en/of ernstig letsel tot gevolg
hebben.
Bewaar alle veiligheidsvoorschriften en aanwijzingen
voor toekomstig gebruik.
Het in deze gebruiksaanwijzing gebruikte begrip „accu” heeft
zowel betrekking op standaardaccu’s (accu’s bevestigd aan
het fietsframe) als op bagagedrageraccu’s (accu bevestigd in
de bagagedrager).
Houd het oplaadapparaat uit de buurt van regen en
vocht. Bij het binnendringen van water in een oplaad-
apparaat bestaat het risico van een elektrische schok.
Laad alleen voor eBikes toegestane Bosch-lithiumion-
accu’s op. De accuspanning moet bij de oplaadspan-
ning van het oplaadapparaat passen. Anders bestaat er
brand- en explosiegevaar.
Houd het oplaadapparaat schoon. Door vervuiling be-
staat gevaar voor een elektrische schok.
Controleer voor elk gebruik oplaadapparaat, kabel en
stekker. Gebruik het oplaadapparaat niet als u een be-
schadiging hebt vastgesteld. Open het oplaadapparaat
niet zelf en laat het alleen door gekwalificeerd perso-
neel en alleen met originele vervangingsonderdelen re-
pareren. Beschadigde oplaadapparaten, kabels en stek-
kers vergroten het risico van een elektrische schok.
Gebruik het oplaadapparaat niet op een gemakkelijk
brandbare ondergrond (zoals papier of textiel) of in
een brandbare omgeving. Vanwege de bij het opladen
optredende verwarming van het oplaadapparaat bestaat
brandgevaar.
Bij beschadiging en onjuist gebruik van de accu kunnen
er dampen vrijkomen. Zorg voor frisse lucht en raad-
pleeg bij klachten een arts. De dampen kunnen de lucht-
wegen irriteren.
Houd toezicht op kinderen. Daarmee wordt gewaarborgd
dat kinderen niet met het oplaadapparaat spelen.
Kinderen en personen die op grond van hun fysieke,
zintuiglijke of geestelijke vermogens, hun onervaren-
heid of hun gebrek aan kennis niet in staat zijn het op-
laadapparaat veilig te bedienen, mogen dit oplaadap-
paraat niet zonder toezicht of instructie door een
verantwoordelijke persoon gebruiken. Anders bestaat
het gevaar van verkeerde bediening en lichamelijk letsel.
Lees de veiligheids- en overige voorschriften in de ge-
bruiksaanwijzing van de accu, de gebruiksaanwijzing
van aandrijfeenheid en bedieningscomputer en de ge-
bruiksaanwijzing van de eBike en neem deze in acht.
Aan de onderzijde van het oplaadapparaat bevindt zich
een kort overzicht van belangrijke veiligheidsvoorschriften
in het Engels, Frans en Spaans (in de afbeelding op de pa-
gina met afbeeldingen met nummer C4 aangeduid) met de
volgende inhoud:
Neem voor een veilig gebruik de gebruiksaanwijzing in
acht. Risico van een elektrische schok.
Alleen in droge omgeving gebruiken.
Laad alleen accu’s van het Bosch eBike-System op. An-
dere accu’s kunnen exploderen en letsel veroorzaken.
Vervang het netsnoer niet. Er bestaat brand- en explo-
siegevaar.
Product- en vermogensbeschrijving
Afgebeelde componenten (Zie pagina 68)
De componenten zijn genummerd zoals op de afbeelding van
het oplaadapparaat op de pagina met afbeeldingen.
C1 Oplaadapparaat
C2 Apparaataansluiting
C3 Apparaatstekker
C4 Veiligheidsvoorschriften oplaadapparaat
C5 Oplaadstekker
C6 Contactbus voor oplaadstekker
C7 Afscherming oplaadaansluiting
A2 Bagagedrageraccu
A3 Accu-oplaadindicatie
A4 Aan-/uittoets accu
A8 Standaardaccu
OBJ_BUCH-2087-001.book Page 13 Thursday, August 22, 2013 11:11 AM
Nederlands14
Bosch eBike Systems 0 276 001 SPI | (22.8.13)
Technische gegevens
Gebruik
Ingebruikneming
Oplaadapparaat op het stroomnet aansluiten
(zie afbeelding E)
Let op de netspanning! De spanning van de stroombron
moet overeenkomen met de gegevens op het typeplaatje
van het oplaadapparaat. Met 230 V aangeduide oplaadap-
paraten kunnen ook met 220 V worden gebruikt.
Steek de apparaatstekker C3 van het netsnoer in de appa-
raataansluiting C2 op het oplaadapparaat.
Sluit het netsnoer (verschilt per land) op het stroomnet aan.
Laden van de afgenomen accu (zie afbeelding F)
Schakel de accu uit en verwijder deze uit de houder op de
eBike. Lees daarvoor de gebruiksaanwijzing van de accu en
neem de voorschriften in acht.
Plaats de accu alleen op een schone ondergrond. Voor-
kom in het bijzonder het vuil worden van de oplaadaanslui-
ting en de contacten, bijv. door zand of aarde.
Steek de oplaadstekker C5 van het oplaadapparaat in de aan-
sluiting C6 van de accu.
Laden van de accu aan de fiets (zie afbeelding G)
Schakel de accu uit. Reinig de afdekking van de laadbus C7.
Vermijd vooral het vervuilen van de laadbus en van de contac-
ten, bijv. door zand of aarde. Til de afdekking van de laadbus
C7 op en steek de laadstekker C5 in de laadbus C6.
Laad de accu alleen rekening houdende met alle veilig-
heidsvoorschriften. Als dit niet mogelijk is, neem dan de
accu uit de houder en laad deze op een geschiktere plaats.
Lees hiervoor de gebruiksaanwijzing van de accu en neem
deze in acht.
Opladen
Het laden begint zodra het oplaadapparaat met de accu of de
laadbus aan de fiets en het stroomnet verbonden is.
Opmerking: Het opladen is alleen mogelijk als de tempera-
tuur van de accu binnen het toegestane oplaadtemperatuur-
bereik ligt.
Opmerking: Tijdens het laden wordt de Drive Unit gedeacti-
veerd.
Het laden van de accu is met en zonder bedieningscomputer
mogelijk. Zonder bedieningscomputer kan het laden alleen
aan de acculaadtoestandsindicatie gecontroleerd worden.
Bij aangesloten bedieningscomputer wordt de achtergrond-
verlichting van het display bij lage lichtsterkte ingeschakeld
en in de tekstweergave verschijnt „Fiets wordt opgelad.”.
De bedieningscomputer kan tijdens het laden afgenomen of
ook pas bij het begin van de laadbewerking geplaatst worden.
De laadtoestand wordt met de acculaadtoestandsindicatie
A3 aan de accu en met de balken op de bedieningscomputer
weergegeven.
Bij het laden van de hoofdaccu aan de fiets kan ook de accu
van de bedieningscomputer geladen worden.
Tijdens het opladen branden de leds van de oplaadindicatie
A3 o
p de accu. Elke continu brandende led komt overeen met
ca. 20 % van de capaciteit van de lading. De knipperende led
geeft het opladen van de volgende 20 % aan.
Wees voorzichtig als u het oplaadapparaat tijdens het
opladen aanraakt. Draag werkhandschoenen. Het op-
laadapparaat kan in het bijzonder bij hoge omgevingstem-
peraturen zeer heet worden.
Is de accu volledig geladen, dan gaan de LED's onmiddellijk uit
en de bedieningscomputer wordt uitgeschakeld. De laadbe-
werking wordt beëindigd. Door het indrukken van de aan-/uit-
toets A4 kan de laadtoestand gedurende 3 seconden weerge-
geven worden.
Koppel het oplaadapparaat los van het stroomnet en de accu
van het oplaadapparaat.
Als de accu van het oplaadapparaat wordt losgekoppeld,
wordt de accu automatisch uitgeschakeld.
Opmerking: Als u aan de fiets geladen hebt, sluit dan na de
laadbewerking de laadbus C6 zorgvuldig met de afdekking C7
zodat er geen vuil of water kan indringen.
Als het oplaadapparaat na het laden niet van de accu geschei-
den wordt, dan schakelt het laadapparaat na een paar uur op-
nieuw in, controleert het de laadtoestand van de accu en be-
gint eveneens opnieuw met de laadbewerking.
Oplaadapparaat Charger
Productnummer
0 275 007 907
Nominale spanning
V~ 207 –264
Frequentie
Hz 47 –63
Oplaadspanning accu
V42
Laadstroom
A4
Toegestaan oplaadtemperatuurbereik
°C 0...+40
Oplaadtijd
PowerPack 300
PowerPack 400
h
h
2,5
3,5
Aantal accucellen
30 –40
Bedrijfstemperatuur
°C 0...+40
Bewaartemperatuur
°C –20...+70
Gewicht volgens
EPTA-Procedure 01/2003
kg 0,8
Beschermingsklasse
IP 40
De gegevens gelden voor nominale spanningen [U] 230 V. Bij
afwijkende spanningen en bij per land verschillende uitvoeringen
kunnen deze gegevens afwijken.
OBJ_BUCH-2087-001.book Page 14 Thursday, August 22, 2013 11:11 AM
Nederlands15
0 276 001 SPI | (22.8.13) Bosch eBike Systems
Oorzaken en oplossingen van fouten
Onderhoud en service
Onderhoud en reiniging
Mocht het oplaadapparaat niet meer werken, neem dan con-
tact op met een erkende rijwielhandel.
Klantenservice en advies
Neem bij alle vragen over het oplaadapparaat contact op met
een erkende rijwielhandel.
Contactgegevens van de erkende rijwielhandel vindt u op de
internetpagina www.bosch-ebike.com
Afvalverwijdering
Oplaadapparaten, toebehoren en verpakkingen moeten op
een voor het milieu verantwoorde wijze worden hergebruikt.
Gooi oplaadapparaten niet bij het huisvuil!
Alleen voor landen van de EU:
Volgens de Europese richtlijn 2012/19/EU
over elektrische en elektronische oude ap-
paraten en de omzetting van de richtlijn in
nationaal recht moeten niet meer bruikbare
oplaadapparaten apart worden ingezameld
en op een voor het milieu verantwoorde wij-
ze worden hergebruikt.
Wijzigingen voorbehouden.
Oorzaak Oplossing
Twee leds op de accu
knipperen.
Accu defect Contact opnemen met
erkende rijwielhandel
Drie leds op de accu
knipperen.
Accu te warm of te koud Accu van het oplaadapparaat
scheiden tot het laadtempe-
ratuurbereik bereikt is.
Sluit de accu pas weer aan op
het oplaadapparaat als deze
de toegestane oplaadtempe-
ratuur heeft bereikt.
Geen opladen mogelijk (geen indicatie op accu)
Stekker niet goed ingestoken Alle insteekverbindingen
controleren
Contacten van accu vuil Contacten van accu
voorzichtig reinigen
Stopcontact, kabel of
oplaadapparaat defect
Netspanning controleren,
oplaadapparaat door rijwiel-
handel laten controleren
Accu defect Contact opnemen met
erkende rijwielhandel
OBJ_BUCH-2087-001.book Page 15 Thursday, August 22, 2013 11:11 AM
Robert Bosch GmbH
Bosch eBike Systems
72703 Reutlingen
Germany
www.bosch-ebike.com
0 276 001 SAI (2013.08) T / 154
Active Line Active Line
TURBO
SPORT
TOUR
ECO
OFF
MPH
KM/H
Reichweite
AMM
P
MWH
MIN
MP
H
KM
/H
RESET
TURBO
SPORT
S
TOUR
ECO
OFF
MPH
KM/H
Reich
weite
AMM
P
MWH
MIN
MP
H
KM
/H
Drive Unit | Intuvia |
PowerPack 300 | PowerPack 400 | Charger
0 275 007 020 | 0 275 007 022 | 1 270 020 906 | 0 275 007 907 |
0 275 007 509 | 0 275 007 510 | 0 275 007 513 | 0 275 007 514
nl Oorspronkelijke gebruiksaanwijzing
OBJ_BUCH-2074-001.book Page 1 Wednesday, August 14, 2013 12:16 PM
0 276 001 SAI | (14.8.13) Bosch eBike Systems
2 |
TURBO
SPORT
TOUR
ECO
OFF
MPH
KM/H
Reichweite
AMM
PMWH
MIN
MPH
KM/H
RESET
TURBO
SPORT
S
TOUR
ECO
OFF
MPH
KM/H
Reichweite
AMM
PMWH
MIN
MPH
KM
/H
TURBO
SPORT
TOUR
ECO
OFF
MPH
KM/H
Reichweite
AMM
PMWH
MIN
MPH
KM/H
3
2
1
78
9
d
b
c
a
f
g
e
6
5
4
OBJ_BUCH-2074-001.book Page 2 Wednesday, August 14, 2013 12:19 PM
| 3
Bosch eBike Systems 0 276 001 SAI | (14.8.13)
ECO
MPH
KM/H
Reichweite
KM
/H
RESET
ECO
MPH
KM/H
Reichweite
KM
/H
17
13
14
11
12
18
5
17 mm
10
4
3
15
16
BA
OBJ_BUCH-2074-001.book Page 3 Wednesday, August 14, 2013 12:19 PM
0 276 001 SAI | (14.8.13) Bosch eBike Systems
4 |
A1
C1
A9
C6
C7
A8
A6
A5
A5
A7
A2
C7
C6
A4
A3
A3
A4
A6
OBJ_BUCH-2074-001.book Page 4 Wednesday, August 14, 2013 12:19 PM
| 5
Bosch eBike Systems 0 276 001 SAI | (14.8.13)
A8
A5
A6
A9
A1
A2
A5
A6
A7
D
C
OBJ_BUCH-2074-001.book Page 5 Wednesday, August 14, 2013 12:19 PM
0 276 001 SAI | (14.8.13) Bosch eBike Systems
6 |
For safe operation see manual. Risk of electric shock. Dry location use only. Charge only batteries of
the Bosch eBike Systems. Other batteries may burst causing personal damage. Do not replace the plug
assembly as risk of fire or electric shock may result.
Para un funcionamiento con seguridad, ver el manual. Peligro de sacudida eléctrica. Utilice
solamente en lugares secos. Cargar únicamente baterías de sistemas eBike de Bosch.
Otras baterías
podrían reventar, causando lesiones personales y daños. No reemplace el ensamblaje del enchufe,
ya que el resultado
puede ser riesgo de incendio o sacudidas eléctricas.
Pour un fonctionnement sûr, reportez-vous au manuel. Risque de choc électrique. Utiliser en lieu sec
uniquement. A utiliser uniquement avec les batteries des systèmes d’assistance électrique
D eBike de Bosch. 'autres batteries risqueraient d'éclater et de causer des blessures corporelles et des dommages.
Ne pas remplacer la connectique car un risque d'incendie ou de choc électrique pourrait en résulter.
WARNING
ATTENTION
PRECAUCION
eBike Battery Charger 36-4/230
Active/Performance Line
0 275 007 907
Made in PRC
Robert Bosch GmbH, Reutlingen
Input: 230V 50Hz 1.5A
Output: 42V 4A
C2
C1
C3
C4
C5
OBJ_BUCH-2074-001.book Page 6 Wednesday, August 14, 2013 12:19 PM
| 7
Bosch eBike Systems 0 276 001 SAI | (14.8.13)
A3
C5
C6
A8
C6
A2
C3
C2
A4
F
E
OBJ_BUCH-2074-001.book Page 7 Wednesday, August 14, 2013 12:19 PM
0 276 001 SAI | (14.8.13) Bosch eBike Systems
8 |
C5
C5
A2
A8
C7
C7
C6
C6
G
OBJ_BUCH-2074-001.book Page 8 Wednesday, August 14, 2013 12:19 PM
Nederlands1
Bosch eBike Systems 0 276 001 SAI | (14.8.13)
Aandrijfeenheid Drive Unit Cruise/
Bedieningscomputer Intuvia
Veiligheidsvoorschriften
Lees alle veiligheidsvoorschriften en aan-
wijzingen. Als de veiligheidsvoorschriften en
aanwijzingen niet in acht worden genomen,
kan dit een elektrische schok, brand en/of ern-
stig letsel tot gevolg hebben.
Bewaar alle veiligheidsvoorschriften en aanwijzingen
voor toekomstig gebruik.
Het in deze gebruiksaanwijzing gebruikte begrip „accu” heeft
zowel betrekking op standaardaccu’s (accu’s bevestigd aan
het fietsframe) als op bagagedrageraccu’s (accu bevestigd in
de bagagedrager).
Open de aandrijfeenheid niet zelf. De aandrijfeenheid
is onderhoudsvrij en mag alleen door gekwalificeerd
vakpersoneel en alleen met originele reserveonderde-
len gerepareerd worden. Hiermee wordt gegarandeerd
dat de veiligheid van de aandrijfeenheid behouden blijft.
Bij onbevoegd openen van de aandrijfeenheid vervalt de
aanspraak op garantie.
Alle op de aandrijfeenheid gemonteerde componenten
en alle andere componenten van de aandrijving van de
eBike (bijv. kettingblad, opname van kettingblad, pe-
dalen) mogen alleen worden vervangen door compo-
nenten met een identieke constructie of door compo-
nenten die door de fietsfabrikant speciaal voor uw
eBike zijn toegestaan. Daardoor wordt de aandrijfeen-
heid beschermd tegen overbelasting en beschadiging.
Haal de accu uit de eBike voor u werkzaamheden (bijv.
montage, onderhoud, werkzaamheden aan de ketting
etc.) aan de eBike uitvoert, deze met de auto of het
vliegtuig transporteert of bewaart. Bij het per ongeluk
activeren van het eBike-systeem bestaat er verwondings-
gevaar.
De functie hulp bij het lopen mag uitsluitend bij het lo-
pen met de eBike worden gebruikt. Als de wielen van de
eBike bij het gebruik van de hulp bij het lopen geen contact
met de grond maken, bestaat gevaar voor letsel.
Gebruik alleen originele Bosch accu’s die door de fabri-
kant voor uw eBike zijn toegestaan. Het gebruik van an-
dere accu’s kan tot letsel en brandgevaar leiden. Bij ge-
bruik van andere accu’s wordt door Bosch geen
aansprakelijkheid aanvaard en geen garantie geboden.
Breng geen veranderingen aan uw eBike-systeem aan
of breng geen andere producten aan die geschikt zou-
den zijn om het vermogen van uw eBike-systeem te ver-
hogen. U vermindert hiermee in de regel de levensduur
van het systeem en u riskeert schade aan de Drive Unit en
aan het rijwiel. Bovendien bestaat het gevaar dat u uw aan-
spraak op garantie op het door u gekochte rijwiel verloren
gaat. Door de ondeskundige omgang met het systeem
brengt u bovendien uw veiligheid alsook deze van andere
verkeersdeelnemers in gevaar en riskeert u hierdoor onge-
vallen die door manipulaties veroorzaakt worden, hoge
persoonlijke aansprakelijkheidskosten en eventueel zelfs
het gevaar op een strafrechtelijke vervolging.
Neem alle nationale voorschriften voor de toelating en
het gebruik van eBikes in acht.
Lees de veiligheids- en overige voorschriften in de ge-
bruiksaanwijzing van de accu en in de gebruiksaanwij-
zing van de eBike en neem deze in acht.
Product- en vermogensbeschrijving
Gebruik volgens bestemming
De aandrijfeenheid is uitsluitend bestemd voor de aandrijving
van uw eBike en mag niet voor andere doeleinden worden ge-
bruikt.
De eBike is bestemd voor gebruik op verharde wegen. De
eBike is niet goedgekeurd voor wedstrijdgebruik.
Product Features (Zie pagina 23)
De nummering van de afgebeelde componenten heeft betrek-
king op de weergaven op de pagina’s met afbeeldingen aan
het begin van de handleiding.
Alle weergaven van fietsonderdelen behalve aandrijfeenheid,
bedieningscomputer incl. bedieningseenheid, snelheidssen-
sor en de bijbehorende houders zijn schematisch en kunnen
bij uw eBike afwijken.
1 Toets indicatiefunctie „i”
2 Toets verlichting
3 Bedieningscomputer
4 Houder bedieningscomputer
5 Aan-uit-toets bedieningscomputer
6 Reset-toets „RESET”
7 USB-aansluitopening
8 Beschermkapje van USB-aansluiting
9 Aandrijfeenheid
10 Bedieningseenheid
11 Toets indicatiefunctie „i” op bedieningseenheid
12 Toets waarde verlagen/omlaag „–”
13 Toets waarde verhogen/omhoog „+”
14 Toets hulp bij het lopen „WALK”
15 Vergrendeling bedieningscomputer
OBJ_BUCH-2074-001.book Page 1 Wednesday, August 14, 2013 12:19 PM
Nederlands2
0 276 001 SAI | (14.8.13) Bosch eBike Systems
16 Blokkeerschroef bedieningscomputer
17 Snelheidssensor
18 Spaakmagneet van snelheidssensor
Indicatie-elementen bedieningscomputer
a Indicatie motorvermogen
b Indicatie ondersteuningsniveau
c Indicatie verlichting
d Tekstdisplay
e Waarde-indicatie
f Snelheidsmeterindicatie
g Accuoplaadindicatie
Technische gegevens
Montage
Accu monteren of verwijderen
Lees de gebruiksaanwijzing voor het in de eBike plaatsen en
verwijderen van de accu en neem de voorschriften in acht.
Bedieningscomputer aanbrengen en verwijderen
(zie afbeelding A)
Voor het monteren van de bedieningscomputer 3 duwt u de-
ze naar achteren in de houder 4.
Voor het verwijderen van de bedieningscomputer 3 drukt u
op de vergrendeling 15 en duwt u deze naar voren uit de hou-
der 4.
Als u de eBike parkeert, verwijdert u de bedienings-
computer.
Het is mogelijk om de bedieningscomputer in de houder tegen
het verwijderen te beveiligen. Demonteer hiervoor de houder
4 van het stuur. Plaats de bedieningscomputer in de houder.
Schroef de blokkeerschroef 16 (schroefdraad M3, 8 mm
lang) van onderen in de daarvoor bestemde schroefdraad van
de houder. Monteer de houder opnieuw op het stuur.
Snelheidssensor controleren (zie afbeelding B)
De snelheidssensor 17 en de bijbehorende spaakmagneet 18
moeten zodanig gemonteerd zijn dat de spaakmagneet bij een
omwenteling van het wiel op een afstand van minimaal 5 mm
en maximaal 17 mm langs de snelheidssensor beweegt.
Opmerking: Als de afstand tussen snelheidssensor 17 en
spaakmagneet 18 te groot is of de snelheidssensor 17 niet
juist is aangesloten, valt de snelheidsmeterindicatie f uit en
werkt de aandrijving van de eBike in het noodprogramma.
Draai in dit geval de schroef van de spaakmagneet 18 los en
bevestig de spaakmagneet zodanig op de spaak dat deze op
de juiste afstand langs de markering van de snelheidssensor
loopt. Als er ook daarna geen snelheid op de snelheidsmeter-
indicatie f verschijnt, dient u contact op te nemen met een er-
kende rijwielvakhandel.
Gebruik
Ingebruikneming
Voorwaarden
Het eBike-systeem kan alleen worden geactiveerd als aan de
volgende voorwaarden is voldaan:
Er is een voldoende opgeladen accu geplaatst (zie ge-
bruiksaanwijzing van de accu).
De bedieningscomputer is correct in de houder geplaatst
(zie „Bedieningscomputer aanbrengen en verwijderen”,
pagina Nederlands2).
De snelheidssensor is correct aangesloten (zie „Snelheids-
sensor controleren”, pagina Nederlands2).
Aandrijfeenheid Drive Unit
Productnummer
0 275 007 020
0 275 007 022
Nominaal continu vermogen
W250
Draaimoment aan de
aandrijving max.
Nm 48
Nominale spanning
V36
Bedrijfstemperatuur
°C –5...+40
Bewaartemperatuur
°C –10...+50
Beschermingsklasse
IP 54 (stof- en spat-
waterbescherming)
Gewicht, ca.
kg 4
Bedieningscomputer Intuvia
Productnummer
1 270 020 906
Laadstroom
USB-aansluiting max.
mA 500
Laadspanning
USB-aansluiting
V5
Bedrijfstemperatuur
°C –5...+40
Bewaartemperatuur
°C –10...+50
Laadtemperatuur
°C 0...+40
Beschermingsklasse
IP 54 (stof- en spat-
waterbescherming)
Gewicht, ca.
kg 0,15
Verlichting*
Nominale spanning V6
Capaciteit
–Voorlicht
–Achterlicht
W
W
6,6
0,6
* Afhankelijk van wettelijke regelingen niet in alle, per land verschillende
uitvoeringen via accu van eBike mogelijk
OBJ_BUCH-2074-001.book Page 2 Wednesday, August 14, 2013 12:19 PM
Nederlands3
Bosch eBike Systems 0 276 001 SAI | (14.8.13)
eBike-systeem in- en uitschakelen
Als u het eBike-systeem wilt inschakelen, heeft u de volgen-
de mogelijkheden:
Is de bedieningscomputer bij het aanbrengen in de houder
al ingeschakeld, dan wordt het eBike-systeem automa-
tisch ingeschakeld.
Druk bij ingezette bedieningscomputer en ingezette accu
eenmaal kort op de aan-uit-toets 5 van de bedieningscom-
puter.
Druk bij ingezette bedieningscomputer op de aan-uit-toets
van de accu (zie gebruiksaanwijzing van de accu).
De aandrijving wordt geactiveerd zodra u op de pedalen trapt
(behalve in de functie hulp bij het lopen, zie „Hulp bij het lopen
in- en uitschakelen”, pagina Nederlands4). Het motorver-
mogen is afhankelijk van de instellingen op de bedienings-
computer.
Zodra u bij normaal gebruik niet meer op de pedalen trapt of
zodra u een snelheid van 25 km per uur heeft bereikt, wordt
de ondersteuning door de aandrijving van de eBike uitgescha-
keld. De aandrijving wordt automatisch weer geactiveerd zo-
dra u op de pedalen trapt of de snelheid onder 25 km per uur
daalt.
Als u het eBike-systeem wilt uitschakelen, heeft u de volgen-
de mogelijkheden:
–Druk op de aan/uit-toets 5 van de bedieningscomputer.
Schakel de accu met de aan-uit-toets van de accu uit (zie
gebruiksaanwijzing van de accu).
Verwijder de bedieningscomputer uit de houder.
Wordt ongeveer 10 min. lang geen vermogen van de aandrij-
ving opgeroepen (bijv. omdat de eBike stilstaat), schakelt het
eBike-systeem om energiespaarredenen automatisch uit.
Indicaties en instellingen van de bedienings-
computer
Energievoorziening van de bedieningscomputer
Als de bedieningscomputer in de houder 4 zit, een voldoende
opgeladen accu in de eBike geplaatst is en het eBike-systeem
ingeschakeld is, wordt de bedieningscomputer door de accu
van de eBike van energie voorzien.
Als de bedieningscomputer uit de houder 4 wordt genomen,
vindt de energievoorziening plaats via een interne accu. Als
de interne accu bij het inschakelen van de bedieningscompu-
ter zwak is, verschijnt gedurende 3 seconden „Met fiets ver-
binden” in het tekstdisplay d. Daarna wordt de bedienings-
computer uitgeschakeld.
Als u de interne accu wilt opladen, plaatst u de bedienings-
computer weer in de houder 4 (als een accu in de eBike ge-
plaatst is). Schakel de accu van de eBike met de aan-uit-toets
van de accu uit (zie gebruiksaanwijzing van de accu).
U kunt de bedieningscomputer ook via de USB-aansluiting op-
laden. Open daarvoor het beschermkapje 8. Verbind de USB-
aansluiting 7 van de bedieningscomputer via een geschikte
USB-kabel met een in de handel verkrijgbaar USB-oplaadap-
paraat of de USB-aansluiting van een computer (laadspanning
5V, laadstroom max. 500mA). In de tekstindicatie d van de
bedieningscomputer verschijnt „USB aangesloten”.
Bedieningscomputer in- en uitschakelen
Als u de bedieningscomputer wilt inschakelen, drukt u kort
op de aan-uit-toets 5. De bedieningscomputer kan (als de in-
terne accu voldoende is opgeladen) ook worden ingeschakeld
als deze niet in de houder is geplaatst.
Als u de bedieningscomputer wilt uitschakelen, drukt u op de
aan/uit-toets 5.
Als de bedieningscomputer niet in de houder is geplaatst,
wordt deze om energie te besparen uitgeschakeld zodra er
1 minuten lang geen toets is ingedrukt.
Accuoplaadindicatie
De accuoplaadindicatie g geeft de oplaadtoestand van de
eBike-accu aan, niet die van de interne accu van de bedie-
ningscomputer. De oplaadtoestand van de eBike-accu kan
eveneens op de leds van de accu worden afgelezen.
In de indicatie g komt elk streepje in het accusymbool over-
een met ongeveer 20 % van de capaciteit:
De LED's van de laadtoestandsindicatie aan de ac-
cu gaan uit. De capaciteit voor de ondersteuning
van de aandrijving is opgebruikt en de ondersteuning wordt
uitgeschakeld. De resterende capaciteit wordt voor de ver-
lichting en de bedieningscomputer ter beschikking gesteld,
de indicatie knippert.
De capaciteit van de accu volstaat voor nog ongeveer 2 uur
verlichting. Met andere verbruikers (bijv. automatische trans-
missie, laden van externe toestellen aan de USB-aansluiting)
wordt hierbij geen rekening gehouden.
Als de bedieningscomputer uit de houder 4 wordt genomen,
blijft de laatst weergegeven accuoplaadtoestand opgeslagen.
Ondersteuning
sniveau instellen
U kunt op de bedieningscomputer instellen in welke mate de
aandrijving van de eBike tijdens het trappen ondersteuning
biedt. Het ondersteuningsniveau kan op elk moment gewij-
zigd worden, ook tijdens het rijden.
Opmerking: In sommige uitvoeringen is het ondersteunings-
niveau mogelijk vooraf ingesteld en kan dit niet worden gewij-
zigd. Het is ook mogelijk dat er uit minder ondersteuningsni-
veaus dan hier vermeld kan worden gekozen.
De accu is volledig geladen.
De accu moet bijgeladen worden.
OBJ_BUCH-2074-001.book Page 3 Wednesday, August 14, 2013 12:19 PM
Nederlands4
0 276 001 SAI | (14.8.13) Bosch eBike Systems
De volgende ondersteuningsniveaus staan maximaal ter be-
schikking:
„OFF”: De aandrijving is uitgeschakeld. De eBike kan net
als een normale fiets alleen door trappen worden voortbe-
wogen.
„ECO”: effectieve ondersteuning met maximale efficiëntie
voor maximaal bereik
„TOUR”: gelijkmatige ondersteuning voor tochten met
groot bereik
„SPORT”: krachtige ondersteuning voor sportief rijden op
heuvelachtige stukken en voor rijden in de stad
„TURBO”: maximale ondersteuning bij flink doortrappen,
voor sportief rijden
Als u het ondersteuningsniveau wilt verhogen, drukt u de
toets „+” 13 op de bedieningseenheid zo vaak in tot het ge-
wenste ondersteuningsniveau in de indicatie b verschijnt. Als
u het ondersteuningsniveau wilt verlagen, drukt u op de toets
„–” 12.
Het opgevraagde motorvermogen verschijnt in de indicatie a.
Het maximale motorvermogen is afhankelijk van het gekozen
ondersteuningsniveau.
Als de bedieningscomputer uit de houder 4 wordt genomen,
blijft het laatst weergegeven ondersteuningsniveau opgesla-
gen. De indicatie a van het motorvermogen blijft leeg.
Hulp bij het lopen in- en uitschakelen
De functie hulp bij het lopen kan het lopen met de eBike ver-
gemakkelijken. De snelheid in deze functie is afhankelijk van
de ingeschakelde versnelling en kan maximaal 6 km per uur
bereiken. Hoe kleiner de gekozen versnelling, hoe lager de
snelheid in de functie hulp bij het lopen (bij volledig vermo-
gen).
De functie hulp bij het lopen mag uitsluitend bij het lo-
pen met de eBike worden gebruikt. Als de wielen van de
eBike bij het gebruik van de hulp bij het lopen geen contact
met de grond maken, bestaat gevaar voor letsel.
Als u de hulp bij het lopen wilt inschakelen, drukt u op de
toets „WALK” 14 van de bedieningseenheid en houdt u deze
ingedrukt. De aandrijving van de eBike wordt ingeschakeld.
De hulp bij het lopen wordt uitgeschakeld zodra zich een van
de volgende gebeurtenissen voordoet:
U laat de toets „WALK” 14 los.
De wielen van de eBike worden geblokkeerd (bijv. door
remmen of stoten tegen een obstakel).
De snelheid komt boven 6 km per uur.
Terugtrapfunctie (optioneel)
Bij fietsen met terugtrapfunctie draaien de pedalen bij inge-
schakelde duwhulp mee. Worden de draaiende pedalen ge-
blokkeerd, dan wordt de duwhulp uitgeschakeld.
Verlichting in- en uitschakelen
In de uitvoering waarbij het rijlicht door het eBike-systeem ge-
voed wordt, kunnen via de bedieningscomputer met de toets
2 tegelijk voorlicht en achterlicht in- of uitgeschakeld worden.
Bij het inschakelen van de verlichting verschijnt „Licht aan”
en bij het uitschakelen van de verlichting „Licht uit” geduren-
de ca. 1 seconde op het tekstdisplay d. Bij ingeschakeld licht
wordt het verlichtingssymbool c weergegeven.
Het in- en uitschakelen van het rijlicht heeft geen invloed op
de achtergrondverlichting van het display. De achtergrond-
verlichting van het display is actief zodra het systeem of het
display ingeschakeld is.
Snelheids- en afstandsindicaties
In de snelheidsmeterindicatie f wordt altijd de actuele snel-
heid weergegeven.
In de functie-indicatie (combinatie van tekstindicatie d en
waarde-indicatie e) kunt u kiezen uit de volgende functies:
„Bereik”: te verwachten bereik met de aanwezige accula-
ding (bij gelijkblijvende voorwaarden zoals ondersteu-
ningsniveau, routeprofiel, enz.)
„Afstand”: sinds de laatste reset afgelegde afstand
„Rijtijd”: Rijtijd sinds de laatste reset
„Gemiddelde”: sinds de laatste reset bereikte gemiddel-
de snelheid
„Maximum”: sinds de laatste reset bereikte maximale
snelheid
„Tijd”: actuele tijd
„Afstand totaal”: indicatie van de totaal met de eBike af-
gelegde afstand (niet resetbaar)
Druk voor de overgang naar de indicatiefunctie de toets „i”
1 van de bedieningscomputer of de toets „i” 11 van de bedie-
ningseenheid zo vaak in tot de gewenste functie wordt weer-
gegeven.
Voor een reset van „Afstand”, „Rijtijd” en
„Gemiddelde”
gaat u naar een van deze drie functies en drukt u vervolgens zo
lang op de toets „RES
ET” 6 tot de indicatie op nul wordt ge-
zet. Daarmee heeft ook een reset plaatsgevonden van de
waarden van de beide andere functies.
Voor een reset van „Maximum” gaat u naar deze functie en
drukt u vervolgens zo lang op de toets „RESET” 6 tot de indi-
catie op nul wordt gezet.
Voor de reset van „Bereik” gaat u naar deze functie en drukt
u dan op de toets „RESET” 6 tot de indicatie op de waarde van
de fabrieksinstelling teruggezet is.
Wordt de bedieningscomputer uit de houder 4 genomen, blij-
ven alle waarden van de functies opgeslagen en kunnen deze
verder worden weergegeven.
Ondersteuningsniveau Ondersteuningsfactor*
„ECO”
40 %
„TOUR”
100 %
„SPORT”
150 %
„TURBO”
225 %
* Het motorvermogen kan bij sommige uitvoeringen afwijken.
OBJ_BUCH-2074-001.book Page 4 Wednesday, August 14, 2013 12:19 PM
Nederlands5
Bosch eBike Systems 0 276 001 SAI | (22.8.13)
Basisinstellingen weergeven en aanpassen
Weergeven en wijzigen van de basisinstellingen is mogelijk, of
de bedieningscomputer nu in de houder 4 is gezet of niet.
Als u naar het menu Basisinstellingen wilt gaan, drukt u tege-
lijkertijd zo lang op de toets „RESET” 6 en de toets „i” 1 tot in
de tekstindicatie d „Instellingen” verschijnt.
Druk voor het wisselen tussen de basisinstellingen zo vaak
op de toets „i” 1 op de bedieningscomputer tot de gewenste
basisinstelling wordt weergegeven. Is de bedieningscompu-
ter in de houder 4 geplaatst, kunt u ook op de toets „i” 11 van
de afstandsbediening drukken.
Bij het wijzigen van de basisinstellingen drukt u voor het ver-
lagen resp. omlaag bewegen op de aan-uit-toets 5 naast de in-
dicatie „–” of voor het verhogen resp. omhoog bewegen op de
toets Verlichting 2 naast de indicatie „+”.
Als de bedieningscomputer in de houder 4 is geplaatst, is wijzi-
gen ook met de toetsen „–” 12 resp. „+” 13 van de bedienings-
eenheid mogelijk.
Als u de functie wilt verlaten en een gewijzigde instelling wilt op-
slaan, drukt u gedurende 3 seconden op de toets „RESET” 6.
U kunt kiezen uit de volgende basisinstellingen:
„Eenheid km/mi”: U kunt snelheid en afstand in kilome-
ters of mijlen laten weergeven.
„Tijdformaat”: U kunt de tijd in de 12-uur- of 24-uur-inde-
ling laten weergeven.
„Tijd”: U kunt de actuele tijd instellen. Als u de insteltoet-
sen langer indrukt, verandert de tijdsaanduiding sneller.
„Nederlands”: U kunt de taal van de tekstindicaties wijzi-
gen. U kunt kiezen uit Duits, Engels, Frans, Spaans, Itali-
aans en Nederlands.
„Gebruiksduur totaal”: Weergave van de totale tijdsduur
waarmee met de eBike is gereden (kan niet gewijzigd wor-
den).
„Wielomtrek”: u kunt deze door de fabrikant ingestelde
waarde met
±5% veranderen.
Indicatie foutcode
De componenten van het eBike-systeem worden voortdurend
automatisch gecontroleerd. Als een fout wordt vastgesteld,
verschijnt de desbetreffende foutcode in de tekstindicatie d.
Druk op een willekeurige toets van bedieningscomputer 3 of
bedieningseenheid 10 om naar de standaardindicatie terug
te keren.
Afhankelijk van de aard van de fout wordt de aandrijving
indien nodig automatisch uitgeschakeld. Verder rijden zonder
ondersteuning door de aandrijving is echter altijd mogelijk.
Laat de eBike controleren voordat u er opnieuw mee gaat
rijden.
Laat alle controles en reparaties uitsluitend door een
geautoriseerde fietsenhandelaar uitvoeren.
Code Oorzaak Oplossing
410
Een of meer toetsen van de be-
dieningscomputer zijn geblokkeerd.
Controleer of er toetsen zijn vastgeklemd, bijv. door binnengedrongen
vuil. Reinig de toetsen indien nodig.
414
Verbindingsprobleem van
bedieningseenheid
Aansluitingen en verbindingen laten controleren
418
Een of meer toetsen van de
bedieningseenheid zijn geblokkeerd.
Controleer of er toetsen zijn vastgeklemd, bijv. door binnengedrongen
vuil. Reinig de toetsen indien nodig.
422
Verbindingsprobleem van
aandrijfeenheid
Aansluitingen en verbindingen laten controleren
423
Verbindingsprobleem van de accu Aansluitingen en verbindingen laten controleren
424
Communicatiefout van de
componenten onderling
Aansluitingen en verbindingen laten controleren
426
Interne tijdoverschrijdingsfout Start het systeem opnieuw. Als het probleem blijft bestaan, neem dan
contact op met uw Bosch eBike-dealer.
430
Interne accu van de bedienings-
computer leeg
Bedieningscomputer opladen (in de houder of via USB-aansluiting)
440
Interne fout van aandrijfeenheid Start het systeem opnieuw. Als het probleem blijft bestaan, neem dan
contact op met uw Bosch eBike-dealer.
450
Interne SW-fout Start het systeem opnieuw. Als het probleem blijft bestaan, neem dan
contact op met uw Bosch eBike-dealer.
490
Interne fout van de bedienings-
computer
Bedieningscomputer laten controleren.
OBJ_BUCH-2074-002.book Page 5 Thursday, August 22, 2013 1:00 PM
Nederlands6
0 276 001 SAI | (22.8.13) Bosch eBike Systems
500 Interne fout van aandrijfeenheid Start het systeem opnieuw. Als het probleem blijft bestaan, neem dan
contact op met uw Bosch eBike-dealer.
502
Fout in de verlichting Controleer het licht en de bijbehorende bekabeling. Start het systeem
opnieuw. Als het probleem blijft bestaan, neem dan contact op met uw
Bosch eBike-dealer.
503
Fout van snelheidssensor Start het systeem opnieuw. Als het probleem blijft bestaan, neem dan
contact op met uw Bosch eBike-dealer.
510
Interne sensorfout Start het systeem opnieuw. Als het probleem blijft bestaan, neem dan
contact op met uw Bosch eBike-dealer.
511
Interne fout van aandrijfeenheid Start het systeem opnieuw. Als het probleem blijft bestaan, neem dan
contact op met uw Bosch eBike-dealer.
530
Accufout Schakel de eBike uit, verwijder de accu en plaats de accu er opnieuw
in. Start het systeem opnieuw. Als het probleem blijft bestaan, neem
dan contact op met uw Bosch eBike-dealer.
531
Configuratiefout Start het systeem opnieuw. Als het probleem blijft bestaan, neem dan
contact op met uw Bosch eBike-dealer.
540
Temperatuurfout De eBike bevindt zich buiten het toegestane temperatuurbereik.
Schakel het eBike-systeem uit om de aandrijfeenheid tot het
toegestane temperatuurbereik te laten afkoelen of opwarmen. Start
het systeem opnieuw. Als het probleem blijft bestaan, neem dan
contact op met uw Bosch eBike-dealer.
550
Een niet toegestane verbruiker werd
herkend.
Verwijder de verbruiker. Start het systeem opnieuw. Als het probleem
blijft bestaan, neem dan contact op met uw Bosch eBike-dealer.
602
Interne accufout tijdens het laden Scheid het laadapparaat van de accu. Start het eBike-systeem
opnieuw. Sluit het laadapparaat op de accu aan. Als het probleem blijft
bestaan, neem dan contact op met uw Bosch eBike-dealer.
602
Interne accufout Start het systeem opnieuw. Als het probleem blijft bestaan, neem dan
contact op met uw Bosch eBike-dealer.
603
Interne accufout Start het systeem opnieuw. Als het probleem blijft bestaan, neem dan
contact op met uw Bosch eBike-dealer.
605
Accutemperatuurfout De eBike bevindt zich buiten het toegestane temperatuurbereik. Scha-
kel het eBike-systeem uit om de aandrijfeenheid tot het toegestane
temperatuurbereik te laten afkoelen of opwarmen. Start het systeem
opnieuw. Als het probleem blijft bestaan, neem dan contact op met uw
Bosch eBike-dealer.
605
Accutemperatuurfout tijdens het
laden
Scheid het laadapparaat van de accu. Laat de accu afkoelen. Als het
probleem blijft bestaan, neem dan contact op met uw Bosch
eBike-dealer.
606
Externe accufout Controleer de bekabeling. Start het systeem opnieuw. Als het pro-
bleem blijft bestaan, neem dan contact op met uw Bosch eBike-dealer.
610
Accuspanningsfout Start het systeem opnieuw. Als het probleem blijft bestaan, neem dan
contact op met uw Bosch eBike-dealer.
620
Fout laadapparaat Vervang het laadapparaat. Neem contact op met uw Bosch
eBike-dealer.
640
Interne accufout Start het systeem opnieuw. Als het probleem blijft bestaan, neem dan
contact op met uw Bosch eBike-dealer.
Code Oorzaak Oplossing
OBJ_BUCH-2074-002.book Page 6 Thursday, August 22, 2013 1:00 PM
Nederlands7
Bosch eBike Systems 0 276 001 SAI | (22.8.13)
Energievoorziening van extern apparaten via
USB-aansluiting
Met de USB-aansluiting kunnen de meeste apparaten, die via
USB-aansluiting van stroom worden voorzien (bijvoorbeeld
diverse mobiele telefoons), gebruikt en opgeladen worden.
Voorwaarde voor het laden is dat de bedieningscomputer en
een voldoende opgeladen accu in de eBike zijn geplaatst.
Open de afdekkap 8 van de USB-aansluiting aan de bedie-
ningscomputer. Verbind de USB-aansluiting van het externe
toestel via een normconforme micro A/micro B USB-2.0-ka-
bel met de USB-bus 7 aan de bedieningscomputer. Het ge-
bruik van een niet normconforme USB-kabel of een ka-
bel-/adaptercombinatie kan tot schade aan de
bedieningscomputer leiden.
Aanwijzingen voor het rijden met het
eBike-systeem
Wanneer werkt de eBike-aandrijving?
De eBike-aandrijving ondersteunt u tijdens het rijden zolang u
op de pedalen trapt. Als u niet op de pedalen trapt, vindt geen
ondersteuning plaats. Het motorvermogen is altijd afhankelijk
van de kracht die u tijdens het trappen uitoefent.
Als u weinig kracht uitoefent, is de ondersteuning geringer
dan wanneer u veel kracht uitoefent. Dat geldt onafhankelijk
van het ondersteuningsniveau.
De eBike-aandrijving wordt automatisch uitgeschakeld bij
snelheden boven 25 km per uur. Als de snelheid onder 25 km
per uur daalt, staat de aandrijving automatisch weer ter be-
schikking.
Een uitzondering geldt voor de functie duwhulp, waarbij de
eBike zonder op de pedalen te trappen met geringe snelheid
geduwd kan worden. Bij het gebruik van de duwhulp kunnen
de pedalen meedraaien.
U kunt met de eBike altijd ook zonder ondersteuning net als
met een normale fiets rijden, als u het eBike-systeem uitscha-
kelt of het ondersteuningsniveau op „OFF” instelt. Hetzelfde
geldt als de accu leeg is.
Samenspel van eBike-systeem en versnellingen
Ook met de eBike-aandrijving kunt u de versnellingen net als
bij een normale fiets gebruiken (zie daarvoor de gebruiksaan-
wijzing van uw eBike).
Onafhankelijk van de aard van de versnelling is het raadzaam
om tijdens het schakelen het trappen kort te onderbreken.
Daardoor wordt het schakelen vergemakkelijkt en de slijtage
van de aandrijflijn beperkt.
Door de keuze van de juiste versnelling kunt u bij gelijke
krachtsinspanning de snelheid en het bereik vergroten.
Eerste ervaringen opdoen
Geadviseerd wordt om de eerste ervaringen met de eBike op
te doen op een weg zonder druk verkeer.
Probeer verschillende ondersteuningsniveaus uit. Zodra u
zich zeker voelt, kunt u met de eBike net als met elke andere
fiets aan het verkeer deelnemen.
Test het bereik van uw eBike onder verschillende omstandig-
heden voordat u een langere tocht plant die meer van u eist.
Invloeden op het bereik
Het bereik wordt door vele factoren beïnvloedt, zoals:
ondersteuningsniveau,
schakelgedrag,
bandentype en bandendruk,
ouderdom en onderhoudstoestand van de accu,
profiel (hellingen) en aard (wegverharding) van de route,
tegenwind en omgevingstemperatuur,
gewicht van eBike, fietser en bagage.
Daarom is het niet mogelijk om de reikwijdte voor het begin
van een rit exact te bepalen. Algemeen geldt echter:
–Bij gelijk motorvermogen van eBike-aandrijving: hoe
minder kracht u hoeft te benutten om een bepaalde snel-
heid te bereiken (bijv. door optimaal gebruik van de
versnellingen), des te minder energie de eBike-aandrijving
zal verbruiken en des te groter het bereik van een accula-
ding zal zijn.
–Hoe hoger het ondersteuningsniveau bij verder gelijke om-
standigheden wordt gekozen, des te geringer het bereik.
Verzorging en onderhoud van de eBike
Houd rekening met de bedrijfs- en bewaartemperaturen van
de componenten van de eBike. Bescherm aandrijfeenheid,
bedieningscomputer en accu tegen extreme temperaturen
(bijv. bij fel zonlicht zonder vo
ldoende ventilatie). De compo-
nenten (in het bijzonder de accu) kunnen door extreme tem-
peraturen beschadigd worden.
655
Meervoudige accufout Schakel het eBike-systeem uit. Verwijder de accu en plaats hem er
opnieuw in. Start het systeem opnieuw. Als het probleem blijft
bestaan, neem dan contact op met uw Bosch eBike-dealer.
656
SW-versiefout Neem contact op met uw Bosch eBike-dealer zodat hij de SW-update
uitvoert.
Geen indicatie
Interne fout van de bedienings-
computer
Herstart uw eBike-systeem door het uit- en opnieuw inschakelen.
Code Oorzaak Oplossing
OBJ_BUCH-2074-002.book Page 7 Thursday, August 22, 2013 1:00 PM
Nederlands8
0 276 001 SAI | (14.8.13) Bosch eBike Systems
Onderhoud en service
Onderhoud en reiniging
Houd alle componenten van de eBike schoon, in het bijzonder
de contacten van de accu en de bijbehorende houder. Reinig
deze voorzichtig met een zachte, vochtige doek.
Geen van de componenten, ook de aandrijfeenheid niet, mo-
gen in water worden ondergedompeld of met een hogedruk-
reiniger worden gereinigd.
Neem voor service of reparaties aan de eBike contact op met
een erkende rijwielhandel.
Klantenservice en advies
Neem bij alle vragen over het eBike-systeem en zijn compo-
nenten contact op met een erkende rijwielhandel.
Contactgegevens van de erkende rijwielhandel vindt u op de
internetpagina www.bosch-ebike.com
Vervoer
De accu’s vallen onder de vereisten van het recht i.v.m. ge-
vaarlijke goederen. Onbeschadigde accu’s kunnen door de
privégebruiker zonder verdere verplichtingen over de weg ge-
transporteerd worden.
Bij het transport door professionele gebruikers of bij het
transport door derden (bijv. luchttransport of transportbe-
drijf) moeten specifieke vereisten aan verpakking en aandui-
ding in acht genomen worden (bijv. voorschriften van de
ADR). Indien nodig kan bij de voorbereiding van het verzend-
stuk het advies van een expert voor gevaarlijke goederen in-
gewonnen worden.
Verstuur de accu’s alleen als de behuizing onbeschadigd is.
Kleef open contacten af en verpak de accu zodanig dat hij niet
beweegt in de verpakking. Wijs uw pakketdienst erop dat het
om een gevaarlijk product gaat. Neem ook eventuele bijko-
mende nationale voorschriften in acht.
Neem bij alle vragen over het vervoer van de accu’s contact op
met een erkende rijwielhandel. Bij de rijwielhandel kunt u ook
een geschikte transportverpakking bestellen.
Afvalverwijdering
Aandrijfeenheid, bedieningscomputer incl. bedie-
ningseenheid, accu, snelheidssensor, toebehoren en
verpakkingen moeten op een voor het milieu verant-
woorde wijze worden gerecycled.
Gooi een eBike of componenten daarvan niet bij het huisvuil!
Alleen voor landen van de EU:
Volgens de Europese richtlijn 2012/19/EU
moeten niet meer bruikbare elektrische ap-
paraten en volgens de Europese richtlijn
2006/66/EG moeten defecte of lege accu’s
en batterijen apart worden ingezameld en
op een voor het milieu verantwoorde wijze
worden gerecycled.
De in de bedieningscomputer geïntegreerde accu mag alleen
worden verwijderd als deze moet worden afgevoerd. Door het
openen van de behuizing kan de bedieningscomputer onher-
stelbaar beschadigd worden.
Geef niet meer te gebruiken accu’s en bedieningscomputers
af bij een erkende rijwielhandel.
Li-ion:
Lees de aanwijzingen in het gedeelte
„Vervoer”, pagina Nederlands8 en
neem deze in acht.
Wijzigingen voorbehouden.
OBJ_BUCH-2074-001.book Page 8 Wednesday, August 14, 2013 12:19 PM
Nederlands9
Bosch eBike Systems 0 276 001 SAI | (14.8.13)
Lithiumionaccu PowerPack
Veiligheidsvoorschriften
Lees alle veiligheidsvoor-
schriften en aanwijzingen.
Als de veiligheidsvoorschrif-
ten en aanwijzingen niet in
acht worden genomen, kan dit
een elektrische schok, brand en/of ernstig letsel tot gevolg
hebben.
Bewaar alle veiligheidsvoorschriften en aanwijzingen
voor toekomstig gebruik.
Het in deze gebruiksaanwijzing gebruikte begrip „accu” heeft
zowel betrekking op standaardaccu’s (accu’s bevestigd aan het
fietsframe) als op bagagedrageraccu’s (accu bevestigd in de
bagagedrager) tenzij het type uitdrukkelijk genoemd wordt.
Haal de accu uit de eBike voor u werkzaamheden (bijv.
montage, onderhoud, werkzaamheden aan de ketting
etc.) aan de eBike uitvoert, deze met de auto of het
vliegtuig transporteert of bewaart. Bij het per ongeluk
activeren van het eBike-systeem bestaat er verwondings-
gevaar.
Open de accu niet. Er bestaat gevaar voor kortsluiting. Als
de accu geopend wordt, vervalt elke aanspraak op garantie.
Bescherm de accu tegen hitte (bijv. ook tegen
langdurig fel zonlicht), vuur en onderdompe-
ling in water. Er bestaat explosiegevaar.
Voorkom aanraking van de niet-gebruikte accu met pa-
perclips, munten, sleutels, spijkers, schroeven en an-
dere kleine metalen voorwerpen die overbrugging van
de contacten kunnen veroorzaken. Kortsluiting tussen
de accucontacten kan brandwonden of brand tot gevolg
hebben. Bij in dit verband ontstane schade door kortslui-
ting vervalt elke aanspraak op garantie door Bosch.
Bij verkeerd gebruik kan vloeistof uit de accu lekken.
Voorkom contact daarmee. Bij onvoorzien contact met
water afspoelen. Als de vloeistof in de ogen komt, dient
u bovendien een arts te raadplegen. Gelekte accuvloei-
stof kan tot huidirritaties en brandwonden leiden.
Accu's mogen niet aan mechanische stoten blootge-
steld worden. Het gevaar bestaat dat de accu beschadigd
wordt.
Bij beschadiging en onjuist gebruik van de accu kunnen
er dampen vrijkomen. Zorg voor frisse lucht en raad-
pleeg bij klachten een arts. De dampen kunnen de lucht-
wegen irriteren.
Laad de accu alleen met originele Bosch-oplaadappara-
ten op. Bij gebruik van niet-originele Bosch-oplaadappara-
ten kan brandgevaar niet worden uitgesloten.
Gebruik de accu alleen in combinatie met een eBike
met origineel Bosch eBike-aandrijfsysteem. Alleen zo
wordt de accu tegen gevaarlijke overbelasting beschermd.
Gebruik alleen originele Bosch accu’s die door de fabri-
kant voor uw eBike zijn toegestaan. Het gebruik van an-
dere accu’s kan tot letsel en brandgevaar leiden. Bij ge-
bruik van andere accu’s wordt door Bosch geen
aansprakelijkheid aanvaard en geen garantie geboden.
Lees de veiligheids- en overige voorschriften in de ge-
bruiksaanwijzing van het oplaadapparaat, de gebruiks-
aanwijzing van aandrijfeenheid en bedieningscompu-
ter en de gebruiksaanwijzing van de eBike en neem
deze in acht.
Houd de accu uit de buurt van kinderen.
Product- en vermogensbeschrijving
Afgebeelde componenten
(Zie pagina 4
5)
De componenten zijn genummerd zoals op de pagina’s met af-
beeldingen.
Alle afbeeldingen van fietsonderdelen behalve de accu’s en
hun houders zijn schematisch en kunnen afwijken van de on-
derdelen van uw eBike.
A1 Houder van bagagedrageraccu
A2 Bagagedrageraccu
A3 Bedrijfs- en oplaadindicatie
A4 Aan/uit-toets
A5 Sleutel van accuslot
A6 Accuslot
A7 Bovenste houder van standaardaccu
A8 Standaardaccu
A9 Onderste houder van standaardaccu
C1 Oplaadapparaat
C6 Contactbus voor oplaadstekker
C7 Afscherming oplaadaansluiting
OBJ_BUCH-2074-001.book Page 9 Wednesday, August 14, 2013 12:19 PM
Nederlands10
0 276 001 SAI | (14.8.13) Bosch eBike Systems
Technische gegevens
Montage
Plaats de accu alleen op een schone ondergrond. Voor-
kom in het bijzonder het vuil worden van de oplaadaanslui-
ting en de contacten, bijv. door zand of aarde.
Accu voor het eerste gebruik controleren
Controleer de accu voordat u deze voor de eerste keer op-
laadt of met uw eBike gebruikt.
Druk daarvoor op de aan-uit-toets A4 voor het inschakelen
van de accu. Als er geen led van de oplaadindicatie A3 brandt,
is de accu mogelijk beschadigd.
Als er minstens een led brandt, maar niet alle leds van de op-
laadindicatie A3 branden, dient u de accu voor het eerste ge-
bruik volledig op te laden.
Laad een beschadigde accu niet op en gebruik deze
niet. Neem contact op met een erkende rijwielhandel.
Accu opladen
Gebruik alleen het met uw eBike meegeleverde origi-
nele Bosch-oplaadapparaat of een origineel Bosch-op-
laadapparaat van hetzelfde type. Alleen dit oplaadappa-
raat is afgestemd op de bij de eBike gebruikte
lithiumionaccu.
Opmerking: De accu wordt gedeeltelijk opgeladen geleverd.
Om de volledige capaciteit van de accu te verkrijgen, laadt u
voor het eerste gebruik de accu volledig met het oplaadappa-
raat op.
Lees voor het opladen van de accu de gebruiksaanwijzing van
het oplaadapparaat en neem de voorschriften in acht.
De accu kan altijd afzonderlijk of aan de fiets opgeladen wor-
den zonder de levensduur te verkorten. Een onderbreking van
de laadbewerking beschadigt de accu niet.
De accu is voorzien van een temperatuurbewaking die ervoor
zorgt dat de accu alleen in het temperatuurbereik tussen 0 °C
en 40 °C kan worden opgeladen.
Bevindt de accu zich buiten
het oplaadtemperatuurbereik,
knipperen drie leds van de
oplaadindicatie A3. Maak de
accu los van het oplaadapparaat en laat deze op temperatuur
komen.
Sluit de accu pas weer aan op het oplaadapparaat als deze de
toegestane oplaadtemperatuur heeft bereikt.
Oplaadindicatie
De vijf groene leds van de oplaadindicatie A3 geven de op-
laadtoestand van de accu aan als de accu ingeschakeld is.
Daarbij komt elke led overeen met ca. 20 % van de capaciteit.
Als de accu volledig is opgeladen, branden alle vijf leds.
De laadtoestand van de ingeschakelde accu wordt bovendien
op het display van de bedieningscomputer weergegeven.
Lees hiervoor de gebruiksaanwijzing van aandrijfeenheid en
bedieningscomputer en neem deze in acht.
Als de capaciteit van de accu daalt beneden 5 %, gaan alle
leds van de oplaadindicatie A3 van de accu uit. Er is echter
nog een indicatiefunctie van de bedieningscomputer.
Lithiumionaccu PowerPack 300 PowerPack 400
Productnummer
Standaardaccu
Bagagedrageraccu
0 275 007 509
0 275 007 511
0 275 007 513
0 275 007 510
0 275 007 512
0 275 007 514
0 275 007 522
Nominale spanning
V= 36 36
Nominale capaciteit
Ah 8,2 11
Energie
Wh 300 400
Bedrijfstemperatuur
°C –10...+40 –10...+40
Bewaartemperatuur
°C –10...+60 –10...+60
Toegestaan oplaadtemperatuurbereik
°C 0...+40 0...+40
Gewicht, ca.
kg 2,0/2,4 2,5/2,6
Beschermingsklasse
IP 54 (stof- en spatwaterbe-
scherming)
IP 54 (stof- en spatwaterbe-
scherming)
OBJ_BUCH-2074-001.book Page 10 Wednesday, August 14, 2013 12:19 PM
Nederlands11
Bosch eBike Systems 0 276 001 SAI | (14.8.13)
Accu monteren of verwijderen
(zie afbeeldingen CD)
Schakel de accu altijd uit als u deze in de houder plaatst
of uit de houder neemt.
Om de accu te kunnen plaatsen, moet de sleutel A5 in het slot
A6 steken en het slot moet geopend zijn.
Voor het plaatsen van de standaardaccu A8 plaatst u deze
met de contacten op de onderste houder A9 aan de eBike (de
accu kan tot 7° naar het frame gekanteld zijn). Kantel deze tot
aan de aanslag in de bovenste houder A7.
Voor het plaatsen van de bagagedrageraccu A2 duwt u de-
ze met de contacten naar voren in de houder A1 in de bagage-
drager tot de accu vastklikt.
Controleer of de accu stevig vast zit. Sluit de accu altijd met
het slot A6 af. Anders kan het slot opengaan en kan de accu uit
de houder vallen.
Trek de sleutel A5 na het afsluiten altijd uit het slot A6. Daar-
mee voorkomt u dat de sleutel eruit valt of de accu van een ge-
parkeerde eBike door anderen wordt meegenomen.
Voor het uitnemen van de standaardaccu A8 schakelt u deze
uit en opent u het slot met de sleutel A5. Kantel de accu uit de
bovenste houder A7 en trek deze uit de onderste houder A9.
Voor het verwijderen van de bagagedrageraccu A2 scha-
kelt u deze uit en opent u het slot met de sleutel A5. Trek de
accu uit de houder A1.
Gebruik
Ingebruikneming
Gebruik alleen originele Bosch accu’s die door de fabri-
kant voor uw eBike zijn toegestaan. Het gebruik van
andere accu’s kan tot letsel en brandgevaar leiden. Bij
gebruik van andere accu’s wordt door Bosch geen aanspra-
kelijkheid aanvaard en geen garantie geboden.
In- en uitschakelen
Het inschakelen van de accu is een van de mogelijkheden
om het eBike-systeem in te schakelen. Lees daarvoor de ge-
bruiksaanwijzing van aandrijfeenheid en bedieningscompu-
ter en neem de voorschriften in acht.
Controleer voor het inschakelen van de accu of het eBike-sy-
steem dat het slot A6 afgesloten is.
Als u de accu wilt inschakelen, drukt u op de aan-uit-toets
A4. De leds van de indicatie A3 gaan branden en geven tege-
lijkertijd de oplaadtoestand aan.
Opmerking: Als de capaciteit van de accu onder 5 % daalt,
brandt er geen led van de oplaadindicatie A3. Alleen op de be-
dieningscomputer is herkenbaar of het eBike-systeem is inge-
schakeld.
Als u de accu wilt uitschakelen, drukt u opnieuw op de aan-
uit-toets A4. De leds van de indicatie A3 gaan uit. Het eBike-
systeem wordt daarmee eveneens uitgeschakeld.
Als er ca. 10 minuten geen vermogen van de eBike-aandrij-
ving wordt opgevraagd (bijv. omdat de eBike stilstaat) en er
geen toets op de bedieningscomputer of bedieningseenheid
van de eBike wordt ingedrukt, worden het eBike-systeem en
daardoor ook de accu automatisch uitgeschakeld om energie
te besparen.
De accu is door „Electronic Cell Protection (ECP)” beschermd
tegen overmatig ontladen, overmatig opladen, oververhitting
en kortsluiting. Bij gevaar wordt de accu door een veiligheids-
schakeling automatisch uitgeschakeld.
Wordt een defect van de accu
herkend, knipperen twee leds
van de oplaadindicatie A3.
Neem in dit geval contact op
met een erkende rijwielhandel.
Aanwijzingen voor de optimale omgang
met de accu
De levensduur van de accu kan worden verlengd als deze
goed wordt behandeld en met name bij de juiste temperatu-
ren wordt bewaard.
Met toenemende ouderdom zal de capaciteit van de accu ech-
ter ook bij goede verzorging afnemen.
Een duidelijk kortere gebruiksduur na het opladen geeft aan
dat de accu versleten is. U kunt de accu vervangen.
Accu voor en tijdens het bewaren opladen
Laad de accu op tot ongeveer 60 % (3 tot 4 leds van de op-
laadindicatie A3 branden) voordat u deze voor lange tijd op-
bergt.
Controleer de oplaadtoestand na 6 maanden. Als er nog maar
één led van de oplaadindicatie A3 brandt, dient u de accu
weer tot ca 60 % op te laden.
Opmerking: Als de accu lange tijd in lege toestand wordt
bewaard, kan deze ondanks de geringe zelfontlading worden
beschadigd en kan de opslagcapaciteit sterk worden vermin-
derd.
Het is niet aan te raden de accu langdurig aan het oplaadappa-
raat aangesloten te laten.
Bewaaromstandigheden
Bewaar de accu bij voorkeur op een droge en goed geventi-
leerde plaats. Bescherm deze tegen vocht en water. Bij on-
gunstige weersomstandigheden is het bijv. aan te raden om
de accu van de eBike te nemen en tot het volgende gebruik in
een gesloten ruimte te bewaren.
De accu kan bij temperaturen van –10 °C tot +60 °C worden
bewaard. Voor een lange levensduur is echter bewaren bij een
temperatuur van ca. 20 °C gunstig.
Let erop dat de maximale bewaartemperatuur niet wordt
overschreden. Laat de accu bijv. in de zomer niet in de auto
liggen en bewaar deze niet in fel zonlicht.
Er wordt aangeraden om de accu niet aan de fiets te bewaren.
OBJ_BUCH-2074-001.book Page 11 Wednesday, August 14, 2013 12:19 PM
Nederlands12
0 276 001 SAI | (14.8.13) Bosch eBike Systems
Onderhoud en service
Onderhoud en reiniging
Houd de accu schoon. Reinig deze voorzichtig met een zach-
te, vochtige doek. De accu mag niet in water worden onderge-
dompeld of met een waterstraal worden gereinigd.
Als de accu niet meer werkt, dient u contact op te nemen met
een erkende rijwielhandel.
Klantenservice en advies
Neem bij alle vragen over het vervoer van de accu’s contact op
met een erkende rijwielhandel.
Noteer fabrikant en nummer van de sleutel A5. Neem bij
verlies van de sleutels contact op met een erkende rijwiel-
handel. Vermeld daarbij fabrikant en nummers van de sleu-
tels.
Contactgegevens van de erkende rijwielhandel vindt u op de
internetpagina www.bosch-ebike.com
Vervoer
De accu’s vallen onder de vereisten van het recht i.v.m. ge-
vaarlijke goederen. Onbeschadigde accu’s kunnen door de
privégebruiker zonder verdere verplichtingen over de weg ge-
transporteerd worden.
Bij het transport door professionele gebruikers of bij het
transport door derden (bijv. luchttransport of transportbe-
drijf) moeten specifieke vereisten aan verpakking en aandui-
ding in acht genomen worden (bijv. voorschriften van de
ADR). Indien nodig kan bij de voorbereiding van het verzend-
stuk het advies van een expert voor gevaarlijke goederen in-
gewonnen worden.
Verstuur de accu’s alleen als de behuizing onbeschadigd is.
Kleef open contacten af en verpak de accu zodanig dat hij niet
beweegt in de verpakking. Wijs uw pakketdienst erop dat het
om een gevaarlijk product gaat. Neem ook eventuele bijko-
mende nationale voorschriften in acht.
Neem bij alle vragen over het vervoer van de accu’s contact op
met een erkende rijwielhandel. Bij de rijwielhandel kunt u ook
een geschikte transportverpakking bestellen.
Afvalverwijdering
Accu’s, toebehoren en verpakkingen dienen op een
voor het milieu verantwoorde manier te worden her-
gebruikt.
Gooi de accu’s niet bij het huisvuil.
Alleen voor landen van de EU:
Volgens de Europese richtlijn 2012/19/EU
moeten niet meer bruikbare elektrische ap-
paraten en volgens de Europese richtlijn
2006/66/EG moeten defecte of lege accu’s
en batterijen apart worden ingezameld en
op een voor het milieu verantwoorde wijze
worden gerecycled.
Geef niet meer te gebruiken accu’s af bij een erkende rijwiel-
handel.
Li-ion:
Lees de aanwijzingen in het gedeelte
„Vervoer”, pagina Nederlands12 en
neem deze in acht.
Wijzigingen voorbehouden.
OBJ_BUCH-2074-001.book Page 12 Wednesday, August 14, 2013 12:19 PM
Nederlands13
Bosch eBike Systems 0 276 001 SAI | (14.8.13)
Oplaadapparaat Charger
Veiligheidsvoorschriften
Lees alle veiligheidsvoor-
schriften en aanwijzingen.
Als de veiligheidsvoorschrif-
ten en aanwijzingen niet in
acht worden genomen, kan dit
een elektrische schok, brand en/of ernstig letsel tot gevolg
hebben.
Bewaar alle veiligheidsvoorschriften en aanwijzingen
voor toekomstig gebruik.
Het in deze gebruiksaanwijzing gebruikte begrip „accu” heeft
zowel betrekking op standaardaccu’s (accu’s bevestigd aan
het fietsframe) als op bagagedrageraccu’s (accu bevestigd in
de bagagedrager).
Houd het oplaadapparaat uit de buurt van regen en
vocht. Bij het binnendringen van water in een oplaad-
apparaat bestaat het risico van een elektrische schok.
Laad alleen voor eBikes toegestane Bosch-lithiumion-
accu’s op. De accuspanning moet bij de oplaadspan-
ning van het oplaadapparaat passen. Anders bestaat er
brand- en explosiegevaar.
Houd het oplaadapparaat schoon. Door vervuiling be-
staat gevaar voor een elektrische schok.
Controleer voor elk gebruik oplaadapparaat, kabel en
stekker. Gebruik het oplaadapparaat niet als u een be-
schadiging hebt vastgesteld. Open het oplaadapparaat
niet zelf en laat het alleen door gekwalificeerd perso-
neel en alleen met originele vervangingsonderdelen re-
pareren. Beschadigde oplaadapparaten, kabels en stek-
kers vergroten het risico van een elektrische schok.
Gebruik het oplaadapparaat niet op een gemakkelijk
brandbare ondergrond (zoals papier of textiel) of in
een brandbare omgeving. Vanwege de bij het opladen
optredende verwarming van het oplaadapparaat bestaat
brandgevaar.
Bij beschadiging en onjuist gebruik van de accu kunnen
er dampen vrijkomen. Zorg voor frisse lucht en raad-
pleeg bij klachten een arts. De dampen kunnen de lucht-
wegen irriteren.
Houd toezicht op kinderen. Daarmee wordt gewaarborgd
dat kinderen niet met het oplaadapparaat spelen.
Kinderen en personen die op grond van hun fysieke,
zintuiglijke of geestelijke vermogens, hun onervaren-
heid of hun gebrek aan kennis niet in staat zijn het op-
laadapparaat veilig te bedienen, mogen dit oplaadap-
paraat niet zonder toezicht of instructie door een
verantwoordelijke persoon gebruiken. Anders bestaat
het gevaar van verkeerde bediening en lichamelijk letsel.
Lees de veiligheids- en overige voorschriften in de ge-
bruiksaanwijzing van de accu, de gebruiksaanwijzing
van aandrijfeenheid en bedieningscomputer en de ge-
bruiksaanwijzing van de eBike en neem deze in acht.
Aan de onderzijde van het oplaadapparaat bevindt zich
een kort overzicht van belangrijke veiligheidsvoorschriften
in het Engels, Frans en Spaans (in de afbeelding op de pa-
gina met afbeeldingen met nummer C4 aangeduid) met de
volgende inhoud:
Neem voor een veilig gebruik de gebruiksaanwijzing in
acht. Risico van een elektrische schok.
Alleen in droge omgeving gebruiken.
Laad alleen accu’s van het Bosch eBike-System op. An-
dere accu’s kunnen exploderen en letsel veroorzaken.
Vervang het netsnoer niet. Er bestaat brand- en explo-
siegevaar.
Product- en vermogensbeschrijving
Afgebeelde componenten (Zie pagina 68)
De componenten zijn genummerd zoals op de afbeelding van
het oplaadapparaat op de pagina met afbeeldingen.
C1 Oplaadapparaat
C2 Apparaataansluiting
C3 Apparaatstekker
C4 Veiligheidsvoorschriften oplaadapparaat
C5 Oplaadstekker
C6 Contactbus voor oplaadstekker
C7 Afscherming oplaadaansluiting
A2 Bagagedrageraccu
A3 Accu-oplaadindicatie
A4 Aan-/uittoets accu
A8 Standaardaccu
OBJ_BUCH-2074-001.book Page 13 Wednesday, August 14, 2013 12:19 PM
Nederlands14
0 276 001 SAI | (14.8.13) Bosch eBike Systems
Technische gegevens
Gebruik
Ingebruikneming
Oplaadapparaat op het stroomnet aansluiten
(zie afbeelding E)
Let op de netspanning! De spanning van de stroombron
moet overeenkomen met de gegevens op het typeplaatje
van het oplaadapparaat. Met 230 V aangeduide oplaadap-
paraten kunnen ook met 220 V worden gebruikt.
Steek de apparaatstekker C3 van het netsnoer in de appa-
raataansluiting C2 op het oplaadapparaat.
Sluit het netsnoer (verschilt per land) op het stroomnet aan.
Laden van de afgenomen accu (zie afbeelding F)
Schakel de accu uit en verwijder deze uit de houder op de
eBike. Lees daarvoor de gebruiksaanwijzing van de accu en
neem de voorschriften in acht.
Plaats de accu alleen op een schone ondergrond. Voor-
kom in het bijzonder het vuil worden van de oplaadaanslui-
ting en de contacten, bijv. door zand of aarde.
Steek de oplaadstekker C5 van het oplaadapparaat in de aan-
sluiting C6 van de accu.
Laden van de accu aan de fiets (zie afbeelding G)
Schakel de accu uit. Reinig de afdekking van de laadbus C7.
Vermijd vooral het vervuilen van de laadbus en van de contac-
ten, bijv. door zand of aarde. Til de afdekking van de laadbus
C7 op en steek de laadstekker C5 in de laadbus C6.
Laad de accu alleen rekening houdende met alle veilig-
heidsvoorschriften. Als dit niet mogelijk is, neem dan de
accu uit de houder en laad deze op een geschiktere plaats.
Lees hiervoor de gebruiksaanwijzing van de accu en neem
deze in acht.
Opladen
Het laden begint zodra het oplaadapparaat met de accu of de
laadbus aan de fiets en het stroomnet verbonden is.
Opmerking: Het opladen is alleen mogelijk als de tempera-
tuur van de accu binnen het toegestane oplaadtemperatuur-
bereik ligt.
Opmerking: Tijdens het laden wordt de Drive Unit gedeacti-
veerd.
Het laden van de accu is met en zonder bedieningscomputer
mogelijk. Zonder bedieningscomputer kan het laden alleen
aan de acculaadtoestandsindicatie gecontroleerd worden.
Bij aangesloten bedieningscomputer wordt de achtergrond-
verlichting van het display bij lage lichtsterkte ingeschakeld
en in de tekstweergave verschijnt „Fiets wordt opgelad.”.
De bedieningscomputer kan tijdens het laden afgenomen of
ook pas bij het begin van de laadbewerking geplaatst worden.
De laadtoestand wordt met de acculaadtoestandsindicatie
A3 aan de accu en met de balken op de bedieningscomputer
weergegeven.
Bij het laden van de hoofdaccu aan de fiets kan ook de accu
van de bedieningscomputer geladen worden.
Tijdens het opladen branden de leds van de oplaadindicatie
A3 o
p de accu. Elke continu brandende led komt overeen met
ca. 20 % van de capaciteit van de lading. De knipperende led
geeft het opladen van de volgende 20 % aan.
Wees voorzichtig als u het oplaadapparaat tijdens het
opladen aanraakt. Draag werkhandschoenen. Het op-
laadapparaat kan in het bijzonder bij hoge omgevingstem-
peraturen zeer heet worden.
Is de accu volledig geladen, dan gaan de LED's onmiddellijk uit
en de bedieningscomputer wordt uitgeschakeld. De laadbe-
werking wordt beëindigd. Door het indrukken van de aan-/uit-
toets A4 kan de laadtoestand gedurende 3 seconden weerge-
geven worden.
Koppel het oplaadapparaat los van het stroomnet en de accu
van het oplaadapparaat.
Als de accu van het oplaadapparaat wordt losgekoppeld,
wordt de accu automatisch uitgeschakeld.
Opmerking: Als u aan de fiets geladen hebt, sluit dan na de
laadbewerking de laadbus C6 zorgvuldig met de afdekking C7
zodat er geen vuil of water kan indringen.
Als het oplaadapparaat na het laden niet van de accu geschei-
den wordt, dan schakelt het laadapparaat na een paar uur op-
nieuw in, controleert het de laadtoestand van de accu en be-
gint eveneens opnieuw met de laadbewerking.
Oplaadapparaat Charger
Productnummer
0 275 007 907
Nominale spanning
V~ 207 –264
Frequentie
Hz 47 –63
Oplaadspanning accu
V42
Laadstroom
A4
Toegestaan oplaadtemperatuurbereik
°C 0...+40
Oplaadtijd
PowerPack 300
PowerPack 400
h
h
2,5
3,5
Aantal accucellen
30 –40
Bedrijfstemperatuur
°C 0...+40
Bewaartemperatuur
°C –20...+70
Gewicht volgens
EPTA-Procedure 01/2003
kg 0,8
Beschermingsklasse
IP 40
De gegevens gelden voor nominale spanningen [U] 230 V. Bij
afwijkende spanningen en bij per land verschillende uitvoeringen
kunnen deze gegevens afwijken.
OBJ_BUCH-2074-001.book Page 14 Wednesday, August 14, 2013 12:19 PM
Nederlands15
Bosch eBike Systems 0 276 001 SAI | (14.8.13)
Oorzaken en oplossingen van fouten
Onderhoud en service
Onderhoud en reiniging
Mocht het oplaadapparaat niet meer werken, neem dan con-
tact op met een erkende rijwielhandel.
Klantenservice en advies
Neem bij alle vragen over het oplaadapparaat contact op met
een erkende rijwielhandel.
Contactgegevens van de erkende rijwielhandel vindt u op de
internetpagina www.bosch-ebike.com
Afvalverwijdering
Oplaadapparaten, toebehoren en verpakkingen moeten op
een voor het milieu verantwoorde wijze worden hergebruikt.
Gooi oplaadapparaten niet bij het huisvuil!
Alleen voor landen van de EU:
Volgens de Europese richtlijn 2012/19/EU
over elektrische en elektronische oude ap-
paraten en de omzetting van de richtlijn in
nationaal recht moeten niet meer bruikbare
oplaadapparaten apart worden ingezameld
en op een voor het milieu verantwoorde wij-
ze worden hergebruikt.
Wijzigingen voorbehouden.
Oorzaak Oplossing
Twee leds op de accu
knipperen.
Accu defect Contact opnemen met
erkende rijwielhandel
Drie leds op de accu
knipperen.
Accu te warm of te koud Accu van het oplaadapparaat
scheiden tot het laadtempe-
ratuurbereik bereikt is.
Sluit de accu pas weer aan op
het oplaadapparaat als deze
de toegestane oplaadtempe-
ratuur heeft bereikt.
Geen opladen mogelijk (geen indicatie op accu)
Stekker niet goed ingestoken Alle insteekverbindingen
controleren
Contacten van accu vuil Contacten van accu
voorzichtig reinigen
Stopcontact, kabel of
oplaadapparaat defect
Netspanning controleren,
oplaadapparaat door rijwiel-
handel laten controleren
Accu defect Contact opnemen met
erkende rijwielhandel
OBJ_BUCH-2074-001.book Page 15 Wednesday, August 14, 2013 12:19 PM
173

Hulp nodig? Stel uw vraag in het forum

Spelregels

Misbruik melden

Gebruikershandleiding.com neemt misbruik van zijn services uitermate serieus. U kunt hieronder aangeven waarom deze vraag ongepast is. Wij controleren de vraag en zonodig wordt deze verwijderd.

Product:

Bijvoorbeeld antisemitische inhoud, racistische inhoud, of materiaal dat gewelddadige fysieke handelingen tot gevolg kan hebben.

Bijvoorbeeld een creditcardnummer, een persoonlijk identificatienummer, of een geheim adres. E-mailadressen en volledige namen worden niet als privégegevens beschouwd.

Spelregels forum

Om tot zinvolle vragen te komen hanteren wij de volgende spelregels:

Belangrijk! Als er een antwoord wordt gegeven op uw vraag, dan is het voor de gever van het antwoord nuttig om te weten als u er wel (of niet) mee geholpen bent! Wij vragen u dus ook te reageren op een antwoord.

Belangrijk! Antwoorden worden ook per e-mail naar abonnees gestuurd. Laat uw emailadres achter op deze site, zodat u op de hoogte blijft. U krijgt dan ook andere vragen en antwoorden te zien.

Abonneren

Abonneer u voor het ontvangen van emails voor uw Raleigh Pedelec Impulse 2.0 bij:


U ontvangt een email met instructies om u voor één of beide opties in te schrijven.


Ontvang uw handleiding per email

Vul uw emailadres in en ontvang de handleiding van Raleigh Pedelec Impulse 2.0 in de taal/talen: Nederlands als bijlage per email.

De handleiding is 33,75 mb groot.

 

U ontvangt de handleiding per email binnen enkele minuten. Als u geen email heeft ontvangen, dan heeft u waarschijnlijk een verkeerd emailadres ingevuld of is uw mailbox te vol. Daarnaast kan het zijn dat uw internetprovider een maximum heeft aan de grootte per email. Omdat hier een handleiding wordt meegestuurd, kan het voorkomen dat de email groter is dan toegestaan bij uw provider.

Stel vragen via chat aan uw handleiding

Stel uw vraag over deze PDF

Andere handleiding(en) van Raleigh Pedelec Impulse 2.0

Raleigh Pedelec Impulse 2.0 Gebruiksaanwijzing - Nederlands, Deutsch, English, Français, Italiano, Dansk, Norsk - 262 pagina's


Uw handleiding is per email verstuurd. Controleer uw email

Als u niet binnen een kwartier uw email met handleiding ontvangen heeft, kan het zijn dat u een verkeerd emailadres heeft ingevuld of dat uw emailprovider een maximum grootte per email heeft ingesteld die kleiner is dan de grootte van de handleiding.

Er is een email naar u verstuurd om uw inschrijving definitief te maken.

Controleer uw email en volg de aanwijzingen op om uw inschrijving definitief te maken

U heeft geen emailadres opgegeven

Als u de handleiding per email wilt ontvangen, vul dan een geldig emailadres in.

Uw vraag is op deze pagina toegevoegd

Wilt u een email ontvangen bij een antwoord en/of nieuwe vragen? Vul dan hier uw emailadres in.



Info