39956
162
Verklein
Vergroot
Pagina terug
1/166
Pagina verder
Smart
Handleiding
2
Gefeliciteerd met de aanschaf van de nieuwe Windows Mobile™
Smartphone.
Microsoft, MS-DOS, Windows, Windows NT, Windows Server,
Windows Mobile, ActiveSync, Excel, Internet Explorer, MSN,
Outlook, PowerPoint en Word zijn gedeponeerde handelsmerken
of handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde
Staten en/of andere landen.
Lees voor gebruik deze aanwijzingen aandachtig door.
DE TELEFOON IS NIET OPGELADEN WANNEER U DEZE UIT DE
VERPAKKING HAALT.
VERWIJDER DE BATTERIJ NIET WANNEER DE TELEFOON WORDT
OPGELADEN.
U MAG EEN SIM-KAART ALLEEN IN DE TELEFOON PLAATSEN
WANNEER DEZE IS UITGESCHAKELD. PLAATS DE KAART
ZODANIG IN DE HOUDER DAT U EEN KLIK HOORT.
DE SIM-KAART IS DAN CORRECT IN DE HOUDER GEPLAATST.
UW GARANTIE VERVALT ALS U DE BUITENSTE BEHUIZING
VAN DE TELEFOON OPENT OF DEMONTEERT. (Zie de ingesloten
garantiekaart voor meer informatie.)
OMGEVINGEN MET EXPLOSIEGEVAAR
Als u zich in een gebied bevindt met een mogelijk explosiegevaar of
waarin ontvlambare materialen zijn opgeslagen, moet de telefoon zijn
uitgeschakeld en moet u zich aan alle geboden en instructies houden.
Vonken kunnen in een dergelijke omgeving een explosie of brand
veroorzaken, die lichamelijk letsel of zelfs de dood tot gevolg kan
hebben. Gebruikers wordt geadviseerd de telefoon niet te gebruiken bij
tankstations. Gebruikers wordt ten strengste aangeraden zich te houden
aan de restricties met betrekking tot het gebruik van radioapparatuur
in brandstofdepots, chemische fabrieken of in omgevingen waar
explosies plaatsvinden. Gebieden met explosiegevaar worden vaak
maar niet altijd duidelijk aangegeven. Onder deze gebieden vallen
tankstations, onderdekken op boten, faciliteiten voor de overdracht
of opslag van brandstof of chemische stoffen en gebieden waar de
omgevingslucht chemische stoffen of deeltjes van bijvoorbeeld graan,
stof of metaalpoeder bevat.
3
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 Aan de slag 7
1.1 Het beginscherm .............................................8
1.2 Statusindicatoren en programma-
pictogrammen ..................................................9
1.3
Het menu Start ...............................................12
1.4
Het snelmenu .................................................12
1.5
Gegevens invoeren .......................................13
1.6
Batterij-informatie..........................................17
Hoofdstuk 2 Werken met telefoonfuncties 19
2.1 De telefoon gebruiken ...................................20
2.2 Een oproep starten ........................................21
2.3
Een oproep ontvangen ..................................26
2.4
Opties tijdens een gesprek ...........................27
2.5
Aanvullende oproepinformatie.....................29
2.6
Spraakcodes ..................................................30
Hoofdstuk 3 De telefoon synchroniseren 33
3.1 ActiveSync .....................................................34
3.2 ActiveSync instellen......................................34
3.3
Gegevens synchroniseren............................35
3.4
Synchroniseren via infrarood
en Bluetooth ...................................................39
3.5
Muziek, videobeelden en
afbeeldingen synchroniseren.......................40
4
Hoofdstuk 4 De telefoon beheren 43
4.1 De telefoon aan uw persoonlijke
wensen aanpassen ........................................44
4.2
Programma’s toevoegen en verwijderen ....51
4.3
Taak- en geheugenbeheer ............................53
4.4
Bestanden beheren en reservekopieën
maken .............................................................54
4.5
Uw telefoon beveiligen..................................61
4.6
De telefoon opnieuw opstarten ....................63
4.7
De standaardinstellingen van de telefoon
herstellen........................................................63
Hoofdstuk 5 Een verbinding maken 65
5.1 Verbinding maken met internet ....................66
5.2 Internet Explorer Mobile ...............................69
5.3
Modem Link (Modemkoppeling) ...................71
5.4
Comm Manager..............................................75
5.5
Bluetooth ........................................................76
5.6
Wi-Fi-verbinding ...........................................83
Hoofdstuk 6 Berichten uitwisselen en
werken met Outlook 85
6.1 E-mail en SMS-berichten ..............................86
6.2 MMS-berichten ...............................................93
6.3
Pocket MSN Messenger ..............................101
6.4
Agenda .........................................................103
6.5
Contactpersonen .........................................104
6.6
Taken ............................................................108
6.7
Spraaknotities ..............................................109
5
Hoofdstuk 7 Met multimedia werken 111
7.1 Camera en videorecorder ...........................112
7.2 Pictures & Videos
(Afbeeldingen en video’s) ...........................120
7.3
Windows Media Player ................................127
7.4
MIDlet Manager ............................................137
Appendix 145
A.1 Voorschriften ...............................................146
A.2
Pc-vereisten voor ActiveSync 4.x ................154
A.3 Specificaties ................................................154
Index 159
6
Hoofdstuk 1
Aan de slag
1.1 Het beginscherm
1.2 Statusindicatoren en
programmapictogrammen
1.3 Het menu Start
1.4 Het snelmenu
1.5 Gegevens invoeren
1.6 Batterij-informatie
8
1
Aan de slag
1.1 Het beginscherm
In het beginscherm wordt belangrijke informatie
weergegeven, zoals afspraken, statusindicatoren, de
huidige datum en tijd, het huidige profiel en pictogrammen
van programma’s die u recent hebt gebruikt. U kunt een
programma direct openen door het bijbehorende pictogram
te selecteren en op Enter te drukken.
U
kunt het beginscherm altijd openen door op Home te
drukken.
A
ls u de weergave van het beginscherm, inclusief de
achtergrond, wilt aanpassen, klikt u op Start > Settings
(Instellingen) > Home Screen (Beginscherm).
7
Klik hier om de map Messages (Berichten) te openen.
8.
Klik hier om alle programmapictogrammen weer te geven.
9.
Meldingen zoals gemiste oproepen of nieuwe berichten.
10.
De GPRS- of GSM-netwerkstatus.
11.
De batterijstatus.
12.
De netwerksignaalsterkte.
13.
Klik hier om Contacts (Contactpersonen), Call History
(Oproepgeschiedenis) of Messages (Berichten) te openen.
1.
Een programma selecteren
dat u onlangs hebt gebruikt
en dit rechtstreeks vanuit
het beginscherm openen.
2.
De naam van uw
serviceprovider.
3.
De huidige datum en tijd.
4.
Klik hier om de gegevens
van een gemiste oproep
weer te geven.
5.
Klik hier om het tijdstip van
uw volgende afspraak weer
te geven.
6.
Het huidige profiel. Klik hier
om het profiel te wijzigen.
Beginscherm
2
1
3
4
5
6
7
8
12
13
9 10 11
9
1
Aan de slag
1.2 Statusindicatoren en programma-
pictogrammen
De volgende tabel bevat de statusindicatoren en hun betekenis.
Nieuw e-mail- of tekstbericht
(SMS, Short Message Service)
Wi-Fi aan
Nieuwe voicemail Wi-Fi uit
Nieuw expresbericht Wi-Fi verbonden
Spraakoproep Wi-Fi-gegevensoproep
Spraakoproep wordt uitgevoerd GPRS beschikbaar
Gegevensoproep wordt uitgevoerd GPRS verbonden
Oproepen worden doorgeschakeld
Multidruk-tekstinvoermodus,
kleine letters
Oproep die in de wacht is gezet
Multidruk-tekstinvoermodus,
hoofdletters
Gemiste oproep
Multidruk-tekstinvoermodus,
Caps Lock
Batterijniveau
T9-tekstinvoermodus,
kleine letters
Laag batterijniveau
T9-tekstinvoermodus,
hoofdletters
Zeer laag batterijniveau
T9-tekstinvoermodus,
Caps Lock
Batterij wordt opgeladen Numerieke invoermodus
Geen batterij of batterijfout Voicemail op beide lijnen
Signaalsterkte Voicemail op lijn 1
Radio verbonden of geen signaal Voicemail op lijn 2
Radio uit Ringer uit
Geen SIM-kaart geïnstalleerd Ringer aan
SIM-kaart met fout Telefoonvolume
Sync-fout Trilalarm
Synchronisatie wordt uitgevoerd Bluetooth
Roaming Microfoon gedempt
10
1
Aan de slag
De volgende tabel bevat een overzicht van pictogrammen
van de programma’s die op uw telefoon zijn geïnstalleerd.
ActiveSync
Informatie synchroniseren tussen de telefoon
en een pc.
Reken-
machine
Gewone rekenkundige taken uitvoeren, zoals
optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en
delen.
Agenda
Afspraken bijhouden en vergaderverzoeken
maken.
Oproep-
geschiedenis
Alle gemaakte, ontvangen en gemiste
oproepen bijhouden.
Camera Op verschillende manieren foto’s maken.
Opslag
wissen
Het geheugen wissen, de standaard-
instellingen van de telefoon herstellen en
de telefoon vervolgens opnieuw opstarten.
Comm
Manager
Wi-Fi-verbinding, Bluetooth en synchronisatie
met een pc in- of uitschakelen en het geluid
van de telefoon uitzetten.
Contact-
personen
Gegevens over contactpersonen bijhouden.
Download-
agent
Informatie over de downloadstatus en
de gedownloade inhoud van het internet
weergeven.
Bestands-
beheer
Bestanden op de telefoon ordenen en
beheren.
Spelletjes
U kunt twee spelletjes spelen: bij uw telefoon
worden Bubble Breaker en Solitaire geleverd.
Internet
Explorer
Web- en WAP-sites bezoeken en nieuwe
programma’s en bestanden downloaden van
internet.
Berichten
E-mail- en tekstberichten verzenden en
ontvangen.
11
1
Aan de slag
MIDlet
Manager
Java-programma’s, zoals games en
hulpprogramma’s, downloaden en installeren
op de telefoon.
Modem-
koppeling
De telefoon gebruiken als een externe
modem voor een pc, waarbij verbinding
wordt gemaakt via USB of infrarood.
Afbeeldingen
en video’s
Afbeeldings- en videobestanden
verzamelen, ordenen en sorteren in de
map My Pictures (Mijn afbeeldingen) op de
telefoon of een opslagkaart.
Pocket MSN
Expresberichten van MSN Messenger-
contactpersonen ontvangen en expres-
berichten verzenden.
Snelkiezen
Snelkeuzenummers maken om veel-
gebruikte nummers te kiezen of om
veelgebruikte programma’s te openen.
Taakbeheer Geopende programma’s beheren.
Taken Taken bijhouden.
Videorecorder
Op verschillende manieren video’s van
verschillende lengte maken.
Spraak-
notities
Korte spraakopnamen maken.
Windows
Media Player
Video- en audiobestanden afspelen.
Instellingen
Uw telefoon aanpassen aan uw
gebruiksvoorkeuren.
12
1
Aan de slag
1.3 Het menu Start
Het menu Start staat in de linkerbenedenhoek van
het beginscherm en bevat een of meer schermen met
programmapictogrammen.
De verschillende programma’s in het menu Start
weergeven
Klik in het beginscherm op Start.
Als u meer programma’
s wilt zien, klikt u op Start >
More (Meer).
Op de telefoon zijn allerlei programma’s geïnstalleerd
waarmee u meteen aan de slag kunt. U kunt ook andere
programma’s installeren vanaf de meegeleverde installatie-
cd van Windows Mobile™ of vanaf internet, of software
voor mobiele telefoons kopen in de winkel en deze op uw
telefoon installeren.
1.4 Het snelmenu
Via het snelmenu hebt u snel toegang tot een lijst met
functies, zoals het blokkeren van de telefoon en het toetsen-
bord, het in- en uitschakelen van de vliegmodus en het
kiezen van een ander profiel. Zie hoofdstuk 4 voor meer
informatie over profielen.
Menu Start
13
1
Aan de slag
Het snelmenu
1. Druk kort op de knop Aan/Uit.
Wanneer u deze knop ingedrukt houdt, schakelt u de
telefoon uit.
2. Blader door de lijst en selecteer de gewenste optie. Ga
vervolgens op een van de volgende manieren te werk:
Klik op Select (Selecteren).
Druk op de knop Enter
.
Druk op de bijbehorende cijfertoets op het
toetsenbord.
3. Als u het snelmenu wilt afsluiten, kunt u altijd op
Cancel (Annuleren) klikken.
1.5 Gegevens invoeren
Met het toetsenbord kunt u tekst en cijfers invoeren. De
telefoon ondersteunt drie modi voor de invoer van tekst en
cijfers: Multidruk, T9 en Numeriek. De modi Multidruk en
T9 gebruikt u om tekst in te voeren. De numerieke modus
gebruikt u om cijfers in te voeren.
Als u een tekstveld of numeriek veld selecteert, selecteert
de telefoon automatisch de juiste invoermodus. De status
-
indicator rechtsboven op het weergavescherm geeft de
invoermodus aan die op dat moment is geselecteerd.
Multidruk-tekstinvoermodus, kleine letters
Multidruk-tekstinvoermodus, hoofdletters
Multidruk-tekstinvoermodus, Caps Lock
T9-tekstinvoermodus, kleine letters
T9-tekstinvoermodus, hoofdletters T9
T9-tekstinvoermodus, Caps Lock
Numerieke invoermodus
14
1
Aan de slag
De invoermodus wijzigen
1. Houd de toets * ingedrukt.
2. Klik in het menu op de gewenste invoermodus.
Multidruk-modus gebruiken
Wanneer u in Multidruk-modus werkt, voert u een teken in
door op de cijfertoets te drukken waarop de letter staat.
Tekst invoeren in Multidruk-modus
Druk één keer als u het eerste teken op de cijfertoets
wilt invoeren. Druk twee keer als u het tweede teken
op de cijfertoets wilt invoeren, enzovoort.
Als u tekens wilt invoeren die op dezelfde cijfertoets
staan, wacht u even nadat u het eerste teken hebt
ingevoerd.
Als u interpunctietekens wilt invoeren, drukt u op
1 totdat het gewenste interpunctieteken wordt
weergeven.
De toetsenbordinterval wijzigen
U kunt instellen hoe lang u moet wachten voordat u een
teken van dezelfde cijfertoets kunt gebruiken.
1. Klik in het beginscherm op Start.
2. Klik op Settings (Instellingen) > More (Meer) >
Accessibility (Toegankelijkheid).
3. Selecteer bij Multipress time out (T
oetsenbord-
interval) de gewenste pauzeduur tussen toets-
aanslagen.
T9-modus gebruiken
Als u in T9-modus een woord wilt vormen, drukt u op de
cijfertoetsen met de gewenste letters. Terwijl u letters
invoert, worden de toetsaanslagen door T9 geanalyseerd,
waarna wordt geprobeerd om het woord te vormen. Als u
bijvoorbeeld het woord “trio” wilt typen, drukt u op 8, 7, 4, 6.
15
1
Aan de slag
Tekst invoeren in T9-modus
1. Houd de toets * ingedrukt.
2. Klik in het menu op T9.
3. Ga op een van de volgende manieren te werk:
Voer letters in door op de toetsen te drukken
waarop de letters staan. Druk voor elke letter
slechts één keer op de desbetreffende toets. Als
er voor uw invoer meer dan één keuze is in het
T
9-woordenboek, wordt een lijst met beschikbare
woorden weergegeven.
Druk op de toets # om een spatie in te voeren
nadat het woord is ingevoerd. Wanneer u op een
van de beschikbare woorden klikt, wordt de spatie
automatisch toegevoegd.
Als het gewenste woord niet wordt weergegeven,
klikt u op Add Word? (Woord toevoegen?) en voert
u het woord in door middel van Multidruk.
Als u interpunctietekens wilt invoeren, drukt u op 1
en selecteert u een interpunctieteken in de lijst.
Numerieke modus gebruiken
Als in tekstvak alleen numerieke gegevens mogen worden
ingevoerd, bijvoorbeeld een telefoonnummer, verandert
de invoermodus automatisch in de numerieke modus.
Als u echter cijfers wilt invoeren in een tekstregel, moet u
overschakelen naar de numerieke modus en daarna weer
naar Multidruk- of T9-modus om verder te gaan met het
invoeren van tekst.
Cijfers in tekstvakken invoeren
1.
Houd de toets * ingedrukt om over te schakelen naar
de numerieke modus.
2. Voer met het toetsenbord de gewenste cijfers in.
3. Schakel over naar Multidruk- of T9-modus door de
toets * ingedrukt te houden, en ga verder met het
invoeren van tekst.
16
1
Aan de slag
Meer invoertaken
In zowel Multidruk- als T9-modus wordt de eerste letter van
een zin standaard een hoofdletter.
Schakelen tussen hoofdletters, kleine letters en
Caps Lock
Druk op de toets * om te schakelen tussen
hoofdletters, kleine letters en Caps Lock in een
tekstinvoermodus.
Tekens verwijderen
Als u in een willekeurige invoermodus één teken links
van de cursor wilt wissen, drukt u op Vorige.
Als u in een willekeurige invoermodus de volledige
tekst of een volledig numeriek veld wilt wissen, houdt u
Vorige ingedrukt.
Een spatie invoeren
Druk op de #-toets in de Multidruk-modus of de
T9-
modus.
Een symbool invoeren
1.
Houd de toets * ingedrukt.
2. Klik in het menu op Symbols (Symbolen) om de
pagina Symbolen weer te geven.
3. Selecteer het gewenste symbool en druk op Enter.
Een nieuwe regel invoeren
In een tekstvak met meerdere regels, zoals bijvoorbeeld het
notitiegedeelte van een contactpersoon of een afspraak in
de agenda, gaat u als volgt te werk:
Druk in een willekeurige invoermodus op Enter
.
Het plusteken invoeren voor internationale oproepen
Houd in een numeriek invoervak 0 ingedrukt.
17
1
Aan de slag
1.6 Batterij-informatie
De gebruiksduur van de batterij is afhankelijk van vele
factoren, waaronder de netwerkconfiguratie van uw
serviceprovider, de signaalsterkte, de omgevingstemperatuur
waarin u de telefoon gebruikt, de gebruikte functies en/of
instellingen, de onderdelen die op de poorten van de
telefoon zijn aangesloten en de mate waarin u de spraak
en gegevensfuncties en overige programmaonderdelen
gebruikt.
Geschatte gebruiksduur van de batterij:
Spreektijd:
5 uur
GPRS/Internet:
2 uur
Stand-by:
250 uur
Brandgevaar vermijden
Probeer de batterij niet te openen, te demonteren of te
repareren.
Plet of doorboor de batterij niet, sluit externe contacten
niet kort en werp de batterij niet weg in vuur of water.
Stel de batterij niet bloot aan temperaturen hoger dan
60˚C.
V
ervang de batterij alleen door een batterij die geschikt
is voor dit product.
U dient de batterij volgens lokale voorschriften te
recyclen of weg te werpen.
Het batterijvermogen controleren
Klik in het beginscherm op Start > Settings
(Instellingen) > Power Management (Energiebeheer).
18
1
Aan de slag
De batterijprestaties optimaliseren
Klik in het beginscherm op Start > Settings
(Instellingen) > Power Management (Energiebeheer)
en pas de achtergrondverlichting, de verlichting van
het weergavescherm en de lichtsensorinstellingen aan.
Power Management
(Energiebeheer)
Laag batterijvermogen
Wanneer de waarschuwing voor laag batterijvermogen wordt
weergegeven, gaat u als volgt te werk:
1. Sla uw huidige gegevens onmiddellijk op.
2. Synchroniseer de telefoon met uw pc om de batterij op
te laden.
3. Schakel de telefoon uit.
Raadpleeg de Quick Start Guide voor informatie over het
opladen van de batterij.
Hoofdstuk 2
Werken met telefoonfuncties
2.1 De telefoon gebruiken
2.2 Een uitgaande oproep starten
2.3 Een oproep ontvangen
2.4 Opties tijdens een oproep
2.5 Aanvullende oproepinformatie
2.6 Spraakcodes
20
2
Werken met telefoonfuncties
2.1 De telefoon gebruiken
Met uw telefoon kunt u oproepen starten, ontvangen en
bijhouden, en SMS-berichten (Short Message Service) en
MMS-berichten (Multimedia Messaging Service) verzenden.
Bovendien kunt u oproepen starten vanuit de lijst met
contactpersonen en eenvoudig contactgegevens van een
SIM-kaart naar de lijst met contactpersonen in de telefoon
kopiëren.
Het scherm Phone (Telefoon)
Vanuit het scherm Phone (Telefoon) kunt een contact-
persoon openen, oproepen of zoeken, of een nieuw
nummer in de lijst met contactpersonen opslaan. Als u het
scherm Phone (Telefoon) wilt openen, gaat u op een van de
volgende manieren te werk:
Druk op Spreken (
).
V
oer het telefoonnummer rechtstreeks in door
numerieke toetsen op het toetsenbord in te drukken.
Uw PIN-code invoeren
De meeste SIM-kaarten (Subscriber Identity Module) zijn
beveiligd met een PIN-code (Personal Identification Number)
die door de serviceprovider is ingesteld. Als u de telefoon
wilt gebruiken, moet u altijd eerst de PIN-code invoeren.
1. Klik in het beginscherm op Start > Settings
(Instellingen) > Enable SIM PIN (SIM PIN-code
inschakelen).
2. Voer de PIN-code in die u van uw serviceprovider hebt
ontvangen.
3. Klik op Done (Gereed).
Als u drie keer een onjuiste PIN-code invoert, wordt de SIM-kaart
geblokkeerd. Als dit gebeurt, kunt u de SIM-kaart deblokkeren
met behulp van de PUK-code (PIN Unblocking Key) die u van uw
serviceprovider hebt ontvangen.
21
2
Werken met telefoonfuncties
Beltonen instellen
U kunt instellen op welke manier u wordt gewaarschuwd
voor inkomende oproepen, herinneringen, nieuwe berichten,
enzovoort.
Een beltoon voor inkomende oproepen instellen
1.
Klik in het beginscherm op Start > Settings
(Instellingen) > Sounds (Geluiden).
2. Selecteer een beltoon in de lijst.
3. Klik op Done (Gereed).
Als u Vibrate (Trillen) selecteert, wordt het geluid gedempt
en trilt de telefoon wanneer u een oproep ontvangt. Het
trilpictogram (
) wordt weergegeven in de titelbalk. Als
u None (Geen) selecteert in de lijst met beltonen, wordt
de telefoon gedempt. Raadpleeg “Het type melding bij
gebeurtenissen of acties instellen” in hoofdstuk 4 voor meer
informatie over geluiden.
Als u het volume van de telefoon tijdens een gesprek wilt aanpassen,
drukt u op de volumeknop aan de zijkant van de telefoon. Als u het
volume op een ander moment aanpast, kan dit van invloed zijn op
het geluidsniveau van de beltoon, het waarschuwingssignaal en
MP
3-bestanden.
2.2 Een oproep starten
U kunt oproepen starten vanuit het beginscherm, het scherm
Phone (Telefoon), Contacts (Contactpersonen), Speed Dial
(Snelkeuze), Call History (Oproepgeschiedenis) of SIM
Contacts (SIM-contactpersonen, contactpersonen die zijn
opgeslagen op de SIM-kaart).
22
2
Werken met telefoonfuncties
Een oproep starten vanuit het beginscherm
Voer het telefoonnummer in door toetsen op het
toetsenbord in te drukken en op Spreken ( )
te drukken.
Het scherm Phone Dialer
(Telefoonkiezer)
Druk op de knop Vorige als u het teken links van de cursor
wilt wissen.
Wanneer u een cijfertoets op het toetsenbord indrukt, wordt een
lijst met namen en nummers weergegeven aangezien de telefoon
zoekt in de lijsten met contactpersonen, oproepgeschiedenis, snel-
keuzenummers en op de SIM-kaart om een overeenkomende naam
of nummer te vinden. Als u bijvoorbeeld 5 indrukt, worden namen die
beginnen met J, K en L weergegeven, alsmede telefoonnummers die
beginnen met een 5. Met het volgende nummer dat u indrukt, wordt
de zoekactie steeds verder verfijnd. Als u de naam van de persoon
die u wilt bellen ziet, selecteert u deze en drukt u op Spreken ( ).
Een oproep starten vanuit de lijst
met contactpersonen
1. Klik in het beginscherm op Start > Contacts
(Contactpersonen).
2. Selecteer de gewenste contactpersoon en druk op
Spreken (
).
23
2
Werken met telefoonfuncties
U kunt ook de gewenste contactpersoon in de lijst met
contactpersonen selecteren en twee keer op Enter drukken
(eenmaal om de gegevens van de contactpersoon weer te
geven en eenmaal om het bijbehorende nummer te kiezen).
Aangeven welk nummer moet worden gekozen
Wanneer u een oproep start vanuit de lijst met contact-
personen, wordt standaard het mobiele telefoonnummer
(m) van de contactpersoon gekozen. U kunt echter ook een
ander telefoonnummer kiezen.
1. Klik in het beginscherm op Start > Contacts
(Contactpersonen).
2. Selecteer de gewenste contactpersoon.
3. Ga met de navigatietoets naar links of rechts. De
letter waarmee het nummer wordt aangegeven wordt
gewijzigd van m (mobiel) in w (werk) of h (huis).
U kunt ook een contactpersoon in de lijst selecteren en op
Enter drukken om de gegevens en verschillende nummers
van die contactpersoon weer te geven. Selecteer een
nummer en druk op Spreken (
) of druk op Enter om het
nummer te kiezen.
U kunt de lijst met contactpersonen ook openen door op
Contacts (Contactpersonen) te klikken in het beginscherm.
Als u gegevens voor de geselecteerde contactpersoon wilt
weergeven of bewerken, klikt u op Menu > Edit (Bewerken).
Als u een contactpersoon wilt opslaan op de SIM-kaart, klikt u op
Menu > Save to SIM (Opslaan op SIM).
Een oproep starten vanuit de
oproepgeschiedenis
1. Klik in het beginscherm op Start > Call History
(Oproepgeschiedenis).
2. Selecteer een naam of nummer en druk op Spreken
(
).
24
2
Werken met telefoonfuncties
Druk in het scherm Call History (Oproepgeschiedenis)
op Enter om details weer te geven, zoals gekozen,
gemiste en ontvangen oproepen en gespreksduur
en -tijd. Als u opnieuw op Enter drukt, wordt het
bijbehorende nummer gekozen.
De lijst met oproepen aanpassen
U kunt in het scherm Call History (Oproepgeschiedenis)
de lijst met gestarte, ontvangen en gemiste oproepen
aanpassen en filteren.
Als u een naam of nummer wilt zoeken in Contact
-
personen, klikt u op Menu > Find Contact (Contact-
persoon zoeken).
Als u een SMS-bericht wilt verzenden, klikt u op Menu
> Send Text Message (SMS-bericht verzenden).
Als u een e-mailbericht wilt verzenden, klikt u op Menu
> E-mail.
Als u de gespreksduur van een oproep wilt zoeken,
klikt u op Menu > View Timers (Timers weergeven).
Als u een oproep of nummer uit Oproepgeschiedenis
wilt verwijderen, klikt u op Menu > Delete
(Verwijderen).
Als u de lijst met oproepen of nummers uit de oproep
-
geschiedenis wilt verwijderen, klikt u op Menu >
Delete List (Lijst wissen).
Als u een naam of nummer wilt opslaan in de lijst met
contactpersonen, klikt u op Menu > Save to Contacts
(Opslaan in Contactpersonen).
Als u de oproep of het nummer in verschillende cate
-
gorieën wilt onderbrengen, klikt u op Menu > Filter.
U kunt een nummer ook opslaan in Contactpersonen door
op Save (Opslaan) te klikken in het scherm Call History
(Oproepgeschiedenis).
25
2
Werken met telefoonfuncties
Een oproep starten vanuit de lijst met
snelkeuzenummers
U kunt snelkeuzenummers maken voor nummers die u
veel gebruikt of voor items die u vaak opent. U kunt dan
met één toets een nummer kiezen of een item openen.
Als u in Speed Dial (Snelkeuze) bijvoorbeeld locatie 2
toewijst aan een contactpersoon, hoeft u op het toetsenbord
van de telefoon alleen 2 ingedrukt te houden om het
nummer van deze contactpersoon te kiezen. U kunt
alleen snelkeuzenummers maken voor nummers die zijn
opgeslagen in de lijst met contactpersonen.
Een snelkeuzenummer maken voor een contactpersoon
1.
Klik in het beginscherm op Start > Contacts
(Contactpersonen).
2. Selecteer een contactpersoon.
3. Druk op Enter om de gegevens van de contactpersoon
weer te geven.
4. Klik op Menu > Add to Speed Dial (Toevoegen aan
Snelkeuzenummer).
5. Voer de gewenste gegevens in bij Name (Naam),
Value (Waarde) en Keypad assignment (Toewijz.
toetsenblok).
6. Klik op Done (Gereed).
U kunt deze procedure op elk gewenst moment
beëindigen door op Menu > Cancel (Annuleren) te
klikken.
Een snelkeuzenummer maken voor een item
1.
Klik in het beginscherm op Start > <Item>.
2. Klik op Menu > Add Speed Dial (Snelkeuzenummer
toev.).
3. Voer gegevens in bij Name (Naam), Value (Waarde) en
Keypad assignment (Toewijz. toetsenblok).
26
2
Werken met telefoonfuncties
4. Klik op Done (Gereed).
U kunt deze procedure op elk gewenst moment
beëindigen door op Menu > Cancel (Annuleren) te
klikken.
De eerste snelkeuzelocatie is gewoonlijk gereserveerd voor
uw voicemail. Speed Dial (Snelkeuze) gebruikt standaard de
eerstvolgende beschikbare locatie. Als u een nummer wilt plaatsen
op een locatie die al in gebruik is, wordt het bestaande nummer
vervangen door het nieuwe nummer.
Een voicemailbericht ophalen
Druk in het beginscherm op 1 en houd deze toets
ingedrukt om uw voicemailbox te bellen en volg de
aanwijzingen om uw berichten op te halen.
Een snelkeuzenummer verwijderen
Klik in de lijst met snelkeuzenummers op Menu >
Delete (Verwijderen).
2.3 Een oproep ontvangen
Wanneer u een oproep ontvangt, kunt u deze beantwoorden
of negeren.
Een inkomende oproep beantwoorden of negeren
Als u de oproep wilt beantwoorden, klikt u op Answer
(Beantwoorden) of drukt u op Spreken
( ).
Als u de oproep wilt negeren, klikt u op Ignore
(Negeren) of drukt u op Beëindigen ( ).
Een gesprek beëindigen
Druk op Beëindigen (
).
27
2
Werken met telefoonfuncties
2.4 Opties tijdens een gesprek
Uw telefoon beschikt over verschillende opties voor het
beheren van meerdere gesprekken. U wordt gewaarschuwd
als u een andere inkomende oproep hebt. U kunt deze
oproep negeren of accepteren. Als u de nieuwe oproep
accepteert, kunt u kiezen of u tussen de twee oproepen wilt
schakelen of een conference call wilt voeren (zodat de drie
partijen met elkaar kunnen spreken).
Opties tijdens een oproep
Een andere oproep beantwoorden
1. Klik op Answer (Beantwoorden) om de tweede oproep
te beantwoorden en de eerste oproep in de wacht te
zetten.
2. Als u het tweede gesprek wilt beëindigen en wilt
terugkeren naar het eerste gesprek, drukt u op
Beëindigen (
).
Schakelen tussen gesprekken
Als u wilt schakelen tussen twee gesprekken, klikt u op
Swap (Schakelen).
28
2
Werken met telefoonfuncties
Een conference call instellen
1. Zet een oproep in de wacht en kies een tweede
nummer, of beantwoord een tweede inkomende
oproep tijdens een oproep.
2. Klik op Menu > Conference (Vergadering).
Als de verbinding tot stand is gebracht, wordt het woord
‘Conference’ (Vergadering) boven aan het scherm weergegeven.
Als u personen wilt toevoegen aan de conference call, klikt u op
Menu > Hold (In wachtrij), voert u het telefoonnummer in en klikt u
op Resume (Hervatten) om terug te gaan naar de conference call.
Niet alle serviceproviders bieden ondersteuning voor conference
calls. Neem contact op met uw serviceprovider voor meer informatie.
De luidspreker in- en uitschakelen
Met de ingebouwde luidspreker kunt u handsfree bellen of
anderen laten meeluisteren naar een gesprek.
Klik tijdens een gesprek op Menu > Speakerphone
On (Luidspreker aan). Het pictogram
wordt boven
aan het scherm weergegeven.
Als u tijdens een gesprek de luidspreker wilt uit
-
schakelen, klikt u op Menu > Speakerphone Off
(Luidspreker uit). U kunt tijdens een gesprek de
handsfreefunctie ook in- en uitschakelen door de
toets Spreken ( ) ingedrukt te houden.
Om gehoorbeschadigingen te voorkomen, moet u de telefoon nooit
aan uw oor houden terwijl de luidspreker actief is.
Een gesprek dempen
Tijdens een oproep kunt u de microfoon uitschakelen, zodat
u de ander wel kunt horen maar de ander niet kan horen wat
u zegt.
Klik tijdens een gesprek op Menu > Mute (Dempen).
Als de microfoon is uitgeschakeld, wordt het pictogram
boven aan het scherm weergegeven. Klik op Menu > Unmute
(Demping uitschakelen) om de microfoon weer in te schakelen.
29
2
Werken met telefoonfuncties
2.5 Aanvullende oproepinformatie
Een alarmnummer kiezen
Kies het lokale alarmnummer en druk op de knop
Spreken ( ).
Het is mogelijk dat op uw SIM-kaart alarmnummers zijn opgeslagen.
Neem contact op met uw serviceprovider voor meer informatie.
Een internationaal nummer kiezen
1. Houd op het toetsenbord ingedrukt totdat het
teken
wordt weergegeven. Dit teken vervangt het
internationale toegangsnummer van het land dat u belt.
2. Voer het volledige telefoonnummer in en druk op
Spreken (
). Het volledige telefoonnummer bestaat
uit de landcode, het netnummer (zonder eventuele nul)
en het abonneenummer.
Een pauze in een kiesreeks invoegen
Voor sommige internationale oproepen moet een pauze in
de kiesreeks worden opgenomen, anders wordt de oproep
niet correct verwerkt.
1. Klik in het beginscherm op Start > Contacts
(Contactpersonen).
2. Selecteer de contactpersoon bij wie het nummer hoort
waarin u een pauze wilt invoegen en druk op Enter om
de contactpersoonkaart te openen.
3. Klik op Menu > Edit (Bewerken).
4. Plaats de cursor in het telefoonnummer op de locatie
waar u een pauze wilt invoegen.
5. Klik op Menu > Insert Pause (Pauze invoegen). De
letter ‘p’ wordt in het nummer weergegeven om aan te
geven waar in de kiesreeks de pauze wordt ingevoegd.
6. Klik op Done (Gereed).
30
2
Werken met telefoonfuncties
Een langere pauze in een kiesreeks invoegen
Het kan zijn dat u in een kiesreeks een pauze moet
invoegen die langer duurt dan de standaardpauze. In
dat geval kunt u een pauze van een willekeurige lengte
invoegen en de kiesreeks handmatig voortzetten.
1. Klik in het beginscherm op Start > Contacts
(Contactpersonen).
2. Selecteer de contactpersoon bij wie het nummer hoort
waarin u een langere pauze wilt invoegen en druk op
Enter om de contactpersoonkaart te openen.
3. Klik op Menu > Edit (Bewerken).
4. Plaats de cursor in het telefoonnummer op de locatie
waar u een langere pauze wilt invoegen.
5. Klik op Menu > Insert Wait (Wachttijd invoegen).
De letter ‘w’ wordt in het nummer weergegeven om
aan te geven waar in de kiesreeks de langere pauze
wordt ingevoegd.
6. Klik op Done (Gereed).
Wanneer u een nummer kiest dat een langere pauze bevat, moet u
op Spreken ( ) drukken om het kiezen voort te zetten.
2.6 Spraakcodes
U kunt een spraakcode opnemen voor een telefoonnummer,
een e-mailadres of een webadres dat in Contactpersonen
is opgeslagen. Wanneer u vervolgens de spraakcode
hardop uitspreekt, wordt door de telefoon automatisch het
bijbehorende telefoonnummer gekozen, een e-mailbericht
aan het bijbehorende adres geopend of de bijbehorende
webpagina geopend.
31
2
Werken met telefoonfuncties
Een spraakcode maken voor een telefoonnummer, een
emailadres of een URL in de lijst met contactpersonen
1. Klik in het beginscherm op Start > Contacts
(Contactpersonen).
2. Selecteer de gewenste contactpersoon en druk op
Enter om de contactpersoonkaart te openen.
3. Selecteer het item waaraan u een spraakcode wilt
toewijzen.
4. Klik op Menu > Add Voice Tag (Spraakcode
toevoegen).
5. Start na het bericht/de pieptoon met de opname van
de spraakcode. U kunt het beste één makkelijk te
herkennen woord opnemen.
6. Klik na de tweede pieptoon op Menu > Add Speed
Dial (Snelkeuzenummer toev.).
De spraakcode wordt door de telefoon afgespeeld.
7. Klik op Done (Gereed) om de nieuwe spraakcode op
te slaan.
Als u de spraakcode wilt gebruiken, drukt u in het begin
-
scherm op de knop VOLUME omlaag aan de linkerkant
van de telefoon en houdt u deze drie seconden ingedrukt.
Spreek het opgenomen woord hardop uit. De telefoon
speelt de spraakcode af en kiest of opent vervolgens het
bijbehorende item.
32
2
Werken met telefoonfuncties
Een spraakcode voor een programma maken
Als u een spraakcode voor een programma (bijvoorbeeld
Agenda) wilt maken, gaat u als volgt te werk:
1. Klik in het beginscherm op Start > Calendar (Agenda).
2. Klik op Menu > Add Voice Tag (Spraakcode
toevoegen).
3. Spreek na het bericht/de pieptoon het Engelse woord
‘Calendar uit.
4. Zeg na de tweede pieptoon nogmaals ‘Calendar’.
De spraakcode wordt door de telefoon afgespeeld.
5. Klik op Done (Gereed) om de nieuwe spraakcode op te
slaan.
U kunt het programma Calendar (Agenda) nu openen
door de opnameknop ingedrukt te houden en na de
piep hardop ‘Calendar te zeggen. De spraakcode
wordt door de telefoon herhaald en de agenda
wordt geopend. Als een spraakcode niet goed wordt
geïnterpreteerd, drukt u op Beëindigen (
) en begint
u opnieuw.
Spraakcodes bewerken, verwijderen en afspelen
Klik in het beginscherm op Start > Speed Dial
(Snelkeuze).
Selecteer de gewenste spraakcode in de lijst.
Ga op een van de volgende manieren te werk:
Als u de spraakcode wilt wijzigen, klikt u op Menu >
Edit (Bewerken), brengt u de gewenste wijzigingen
aan en klikt u op Done (Gereed).
Als u de spraakcode wilt verwijderen, klikt u op
Menu > Delete (Verwijderen).
Als u een bestaande spraakcode op een willekeurig moment
wilt afspelen, klikt u op Menu > Play Voice Tag (Spraakcode
afspelen).
3.1 ActiveSync
3.2 ActiveSync instellen
3.3 Gegevens synchroniseren
3.4 Synchroniseren via
infrarood en Bluetooth
3.5 Muziek, videobeelden en
afbeeldingen synchroniseren
Hoofdstuk 3
De telefoon synchroniseren
34
3
De telefoon synchroniseren
3.1 ActiveSync
ActiveSync synchroniseert gegevens op uw telefoon
met informatie op uw pc, zoals de inhoud van Outlook.
Gebruikt uw bedrijf of serviceprovider Exchange Server met
Exchange ActiveSync, dan kan ActiveSync ook over een
draadloos of mobiel netwerk synchroniseren.
Met ActiveSync kunt u het volgende doen:
Gegevens die op uw telefoon staan, zoals e-mails,
contactpersonen, de agenda of taken uit Outlook,
maar ook afbeeldingen, videoclips en muziek,
synchroniseren met gegevens op uw pc.
E-mails, contactpersonen, afspraken en taken uit
Outlook die op uw telefoon staan, rechtstreeks
synchroniseren met een Microsoft Exchange-server,
zodat al uw gegevens actueel blijven, zelfs als uw pc
uitgeschakeld is.
Bestanden tussen uw telefoon en uw pc uitwisselen
zonder te synchroniseren.
Selecteren welke gegevenstypen moeten worden
gesynchroniseerd en opgeven hoeveel gegevens
worden gesynchroniseerd. Voor afspraken kunt u
bijvoorbeeld opgeven hoeveel weken terug die worden
gesynchroniseerd.
3.2 ActiveSync instellen
ActiveSync op de computer installeren en congureren
1. Installeer ActiveSync op de pc, zoals wordt beschreven
op de installatie-cd van Windows Mobile™. Nadat
de installatie voltooid is, wordt de wizard Sync Setup
(Instelling synchronisatie) automatisch gestart wanneer
u de telefoon met de pc verbindt.
34
35
3
De telefoon synchroniseren
2. Volg de aanwijzingen op het scherm om de wizard te
voltooien. Voer in de wizard Sync Setup (Instelling
synchronisatie) een van de volgende of beide
handelingen uit:
Stel een synchronisatierelatie tussen uw pc en de
telefoon in.
Configureer een verbinding met Exchange
Server om rechtstreeks met Exchange Server
te synchroniseren. Hierbij moet u het adres,
de gebruikersnaam, het wachtwoord en de
domei
nnaam van Exchange Server opgeven.
(Deze gegevens zijn verkrijgbaar bij uw
systeembeheerder.)
3. Kies welke gegevenstypen u wilt synchroniseren.
Als de stappen van de wizard zijn voltooid, worden de
gegevens op de telefoon automatisch gesynchroniseerd.
Nadat de synchronisatie is voltooid, kunt u de verbinding
tussen telefoon en pc verbreken.
3.3 Gegevens synchroniseren
Wanneer u uw telefoon met de pc verbindt, wordt het
synchronisatieproces onmiddellijk gestart. Zolang de
verbinding actief is, wordt elke wijziging op de pc of telefoon
automatisch gesynchroniseerd.
Het synchronisatieproces handmatig starten en stoppen
1.
Verbind de telefoon.
Als u gegevens op de pc wilt synchroniseren,
bijvoorbeeld Outlook-gegevens of mediabestanden,
kunt u de telefoon via Bluetooth of infrarood (IR) of
via een kabel of slede met de pc verbinden.
Als u rechtstreeks met Exchange Server wilt
synchroniseren, kunt u via de pc verbinding maken
met het netwerk. Voor synchronisatie via een
mobiel of Wi-Fi-netwerk is geen verbinding met een
pc vereist.
36
3
De telefoon synchroniseren
2. Klik in ActiveSync op Sync (Synchronisatie).
3. Klik op Stop (Stoppen) als u de synchronisatie wilt
stoppen voordat deze voltooid is.
Om geheugenruimte op de telefoon te besparen,
synchroniseert ActiveSync standaard een beperkte
hoeveelheid gegevens. Voer de onderstaande stappen uit
om de hoeveelheid gesynchroniseerde gegevens aan te
passen.
Aangeven welke gegevens u wilt synchroniseren
1.
Klik in het beginscherm op Start > ActiveSync.
2. Klik op Menu en vervolgens op Options (Opties).
3. Voer de volgende handelingen uit:
Schakel het selectievakje in voor items die u wilt
synchroniseren. Als u een bepaald selectievakje
niet kunt inschakelen, moet u misschien het
selectievakje voor hetzelfde gegevenstype elders in
de lijst uitschakelen.
Schakel het selectievakje uit voor items die u niet
wilt synchroniseren.
Als u de synchronisatie-instellingen van
een computer wilt wijzigen, selecteert u de
computernaam en klikt u vervolgens op Menu >
Settings (Instellingen).
Als u de synchronisatie-instellingen voor een
bepaald gegevenstype wilt wijzigen, selecteert u
het gegevenstype en klikt u vervolgens op Settings
(Instellingen).
Als u niet meer met een bepaalde computer wilt
synchroniseren, selecteert u de computernaam en
klikt u op Menu > Delete (Verwijderen).
E-mailgegevens uit Outlook kunnen maar met één computer worden
gesynchroniseerd.
37
3
De telefoon synchroniseren
Synchroniseren met Exchange Server
Als u de telefoon rechtstreeks met Exchange Server wilt
synchroniseren, moet u de servernaam en de naam van het
serverdomein weten. Deze gegevens zijn verkrijgbaar bij
uw serviceprovider of systeembeheerder. Ook moet u een
gebruikersnaam en wachtwoord voor Exchange opgeven.
Als u de synchronisatie-instellingen op uw telefoon wilt wijzigen, moet
de verbinding tussen uw telefoon en uw pc zijn verbroken.
Rechtstreeks synchroniseren met Exchange Server
1. Klik in het beginscherm op Start > ActiveSync >
Menu > Congure Server
(Servercongureren).Als
er nog geen instellingen voor de synchronisatie met
Exchange Server zijn opgegeven, kiest u de optie Add
Server Source (Serverbron toevoegen).
2. Typ in het scherm Edit Server Settings (Server-
instellingen bewerken) in het vak Server address
(Serveradres) de naam van de server waarop
Exchange Server wordt uitgevoerd. Klik op Next
(Volgende).
3. Typ in het scherm User Information (Gebruikers-
gegevens) uw gebruikersnaam, uw wachtwoord en
de
domeinnaam.
4. Als u wilt dat uw telefoon uw wachtwoord opslaat,
zodat u dit niet steeds hoeft in te voeren bij het maken
van een verbinding, schakelt u het selectievakje Save
password (Wachtwoord opslaan) in. Klik op Next
(Volgende).
5. Schakel in het scherm Options (Opties) de selectie-
vakjes in voor de gegevenstypen die u met Exchange
Server wilt synchroniseren.
6. Als u de synchronisatie-instellingen voor een
bepaald gegevenstype wilt wijzigen, selecteert u
het gegevenstype en klikt u vervolgens op Menu >
Settings (Instellingen).
38
3
De telefoon synchroniseren
7. Als u de regels voor het afhandelen van synchronisatie-
conictenwiltwijzigen,kliktuinhetschermOptions
(Opties) op Menu > Advanced (Geavanceerd).
8. Klik op Finish (Voltooien).
Via de wizard Sync Setup (Instelling synchronisatie) kunt u de
telefoon ook op afstand met Exchange Server laten synchroniseren.
Deze wizard wordt gestart wanneer u na installatie van ActiveSync
op de pc verbinding maakt tussen uw telefoon en uw pc.
Synchroniseren met meerdere computers
Als u een synchronisatierelatie tussen uw telefoon en de
pc hebt ingesteld, worden de Outlook-gegevens op beide
apparaten automatisch gesynchroniseerd, waardoor ze
steeds actueel blijven.
U kunt uw telefoon instellen voor synchronisatie met
meerdere pc’s of met een combinatie van een of meer
pc’s en Exchange Server. Als u met meerdere pc’s
synchroniseert, worden de gesynchroniseerde items
weergegeven op alle computers waarmee u synchroniseert.
Als u bijvoorbeeld synchronisatie voor twee pc’s (pc1 en
pc
2) hebt ingesteld en op die pc’s komen verschillende
items voor, dan krijgt u het volgende resultaat als u de
contactpersonen en de agenda op uw telefoon met beide
computers synchroniseert:
Locatie Nieuwe status
Pc1 Alle contactgegevens en afspraken uit de Outlook-
versie op pc
2 zijn nu ook op pc1 aanwezig.
Pc2 Alle contactgegevens en afspraken uit de Outlook-
versie op pc1 zijn nu ook op pc
2 aanwezig.
Telefoon Alle contactgegevens en afspraken uit de Outlook-
versies op pc1 en pc
2 zijn nu op de telefoon aanwezig.
E-mailgegevens uit Outlook kunnen maar met één computer worden
gesynchroniseerd.
39
3
De telefoon synchroniseren
3.4 Synchroniseren via infrarood en
Bluetooth
Voor het synchroniseren van uw telefoon met de pc kunt
u gebruikmaken van lokale draadloze technologieën
zoals infrarood (IR) en Bluetooth. De vereisten voor deze
technologieën komen grotendeels overeen.
Synchroniseren met een pc via infrarood
1.
Volg de aanwijzingen in de Help-informatie bij
ActiveSync op de pc om de pc in te stellen voor het
ontvangen van infraroodstralen.
2. Plaats de infraroodpoorten dicht bij elkaar zonder
obstakels ertussen. Volg hiervoor de aanwijzingen in
de documentatie die u bij de telefoon hebt gekregen.
3. Klik in het beginscherm op Start > ActiveSync.
4. Klik op Menu > Connect via IR (Verbinding maken
via
IR).
5. Klik op Sync (Synchr.).
Synchroniseren met een pc via Bluetooth
1.
Volg de aanwijzingen in ActiveSync Help op de pc om
Bluetooth
opuwpctecongurerenvoorgebruikmet
ActiveSync.
2. Klik in het beginscherm op Start > ActiveSync.
3. Klik op Menu > Connect via Bluetooth (Verbinden
via Bluetooth). Zorg ervoor dat de telefoon en pc zich
binnen elkaars bereik bevinden.
4. Als dit de eerste keer is dat u via Bluetooth
verbinding maakt met deze pc, moet u voordat u kunt
synchroniseren de wizard Bluetooth op de telefoon
uitvoeren en een Bluetooth-verbinding met de pc
instellen.
40
3
De telefoon synchroniseren
5. Klik op Sync (Synchr.).
6. Klik op Menu > Disconnect Bluetooth
(Bluetooth-verbinding verbreken) wanneer het
synchronisatieproces is voltooid.
Schakel Bluetooth uit om stroom te besparen.
3.5 Muziek, videobeelden en
afbeeldingen synchroniseren
Via ActiveSync en Windows Media Player kunt u uw muziek,
videobeelden en afbeeldingen synchroniseren, zodat u uw
muziek en andere digitale mediabestanden altijd bij u hebt.
Bij het synchroniseren van deze gegevens geeft u
niet in ActiveSync aan welke gegevenstypen u wilt
synchroniseren, maar geeft u in Windows Media Player de
gewenste instellingen op. Voordat media kunnen worden
gesynchroniseerd, moet u het volgende doen:
Installeer Windows Media Player versie 10 op de pc.
Sluit uw telefoon op de pc aan met een USB-kabel.
Als
op de telefoon een Bluetooth- of infraroodverbinding
actief is, moet u deze verbinding eerst verbreken.
Plaats een opslagkaart van ten minste
32 MB in de
telefoon.
Stel tussen de opslagkaart en Windows Media Player
een partnerverband voor synchronisatie in.
41
3
De telefoon synchroniseren
Synchronisatie-instellingen voor media
wijzigen
Als u in ActiveSync de juiste instellingen hebt opgegeven,
kunt u uw favoriete muziek, videobeelden en afbeeldingen
uit afspeellijsten van Windows Media Player via ActiveSync
synchroniseren. Dit doet u door in Windows Media Player
een synchronisatiekoppeling met deze mediabestanden in
te stellen.
Een synchronisatierelatie met een opslagkaart instellen
1.
Open Windows Media Player op de pc.
2. Klik op het tabblad Sync (Synchroniseren).
3. Selecteer de opslagkaart.
4. Klik op Set up Sync (Synchronisatie instellen).
Zie het gedeelte “Windows Media Player” in hoofdstuk 7
voor meer informatie over het gebruik van Windows Media
Player op de telefoon.
42
3
De telefoon synchroniseren
Hoofdstuk 4
De telefoon beheren
4.1 De telefoon aan uw persoonlijke
wensen aanpassen
4.2 Programma’s toevoegen
en verwijderen
4.3 Taak- en geheugenbeheer
4.4 Bestanden beheren
en reservekopieën maken
4.5 Uw telefoon beveiligen
4.6 De telefoon opnieuw opstarten
4.7 De standaardinstellingen van
de telefoon herstellen
44
4
De telefoon beheren
4.1 De telefoon aan uw persoonlijke
wensen aanpassen
Het beginscherm instellen
De meeste taken worden vanuit het beginscherm gestart.
Vanuit het beginscherm kunt u toegang krijgen tot alle
functies en programma’s.
Boven aan het beginscherm worden pictogrammen weer-
gegeven voor de programma’s die u het laatst hebt gebruikt.
In het midden van het beginscherm kunnen uw volgende
afspraak, het aantal nieuwe berichten (voicemail
-, tekst-,
e-mail- of MMS-berichten) en andere belangrijke informatie
worden weergegeven. Wanneer u op een pictogram of
onderdeel in het beginscherm klikt, wordt het bijbehorende
programma geopend.
Het beginscherm aanpassen
1.
Klik in het beginscherm op Start > Settings
(Instellingen) > Home Screen (Beginscherm).
2. Geef bij Home screen layout (Indeling beginscherm),
Color scheme (Kleurenschema), Background image
(Achtergrondafbeelding) en Time out (Time-out) de
gewenste instellingen op. Klik vervolgens op Done
(Gereed).
Een achtergrondafbeelding instellen
1.
Klik in het beginscherm op Start > Pictures & Videos
(Afbeeldingen en video’s).
2. Selecteer de afbeelding die u als achtergrond-
afbeelding wilt gebruiken.
Klik op View (Weergeven) of druk op Enter om de
afbeelding groter weer te geven.
3. Klik op Menu > Use as Home Screen (Gebruiken als
Beginscherm).
45
4
De telefoon beheren
4. Gebruik de navigatietoets om het gewenste gedeelte van
de afbeelding te selecteren en klik op Next (Volgende).
5. Geef bij Adjust the transparency (Pas de door
-
zichtigheid aan) een hoger of lager percentage op om
de afbeelding transparanter of minder transparant te
maken.
6. Klik op Finish (Voltooien).
De datum, tijd, taal en overige landinstellingen
opgeven
In uw telefoon zijn standaard de juiste landinstellingen voor
uw regio ingesteld.
De landinstellingen wijzigen
U kunt een taal kiezen en de gewenste notatie voor de
datum en tijd, getallen en valuta’s instellen.
1. Klik in het beginscherm op Start > Settings
(Instellingen) > Regional Settings (Landinstellingen).
2. Stel bij Language (Taal) de gewenste taal in.
3. Selecteer bij Locale (Landinstellingen) de gewenste
opties voor de gekozen taal. De instellingen die u
hier kiest hebben invloed op de overige instellingen
(bijvoorbeeld de notatie van datum, tijd en valuta’s).
4. Klik op Done (Gereed).
De wijzigingen treden pas in werking wanneer u de telefoon uit- en
weer inschakelt.
De datum en tijd instellen
1. Klik in het beginscherm op Start > Settings
(Instellingen) > Clock & Alarm (Klok en alarmsignalen)
> Date and Time (Datum en tijd).
2. Stel bij Time zone (Tijdzone) de juiste tijdzone in.
3. Wijzig bij Date (Datum) de datum, de maand of het
jaartal.
46
4
De telefoon beheren
4. Wijzig bij Time (Tijd) het uur, het aantal minuten of het
aantal seconden.
5. Klik op Done (Gereed).
Het type melding bij gebeurtenissen of acties
instellen
Een profiel is een groep instellingen die bepaalt op
welke manier u wordt gewaarschuwd bij bijvoorbeeld
een binnenkomende oproep, bij de ontvangst van een
e-mailbericht, als u de wekker hebt ingesteld of bij een
systeemgebeurtenis. In de telefoon is standaard een aantal
combinaties van instellingen ingesteld. Elk profiel heeft een
naam die het type instellingen beschrijft.
Het huidige proel wijzigen
1.
Klik in het beginscherm op Prole [type]
(Proel
[type]). Voorbeeld: Prole Normal(ProelNormaal).
2. KlikopeennieuwproelenvervolgensopDone
(Gereed).
Als u snel het profiel wilt wijzigen, drukt u kort op de knop Aan/Uit om
het snelmenu weer te geven en klikt u vervolgens op een profiel.
Een proel bewerken
1. Klik in het beginscherm op Prole [type]
(Proel
[type]). Voorbeeld: Prole Normal(ProelNormaal).
2. Selecteerhetproeldatuwiltbewerken.
3. Klik op Menu > Edit (Bewerken).
4. Voer een van de volgende handelingen uit:
Pas de instellingen aan en klik vervolgens op Done
(Gereed).
Klik op Cancel (Annuleren) om de bewerking te
annuleren zonder de wijzigingen op te slaan.
Klik op Menu > Reset to default (Standaard instellen) om de
standaardprofielinstellingen te herstellen.
47
4
De telefoon beheren
Het geluid voor een gebeurtenis instellen
1. Klik in het beginscherm op Start > Settings
(Instellingen) > Sounds (Geluiden).
2. Selecteer een geluid voor de gewenste gebeurtenis.
Selecteer None (Geen) als u geen geluid aan de
gebeurtenis wilt koppelen.
3. Klik op Done (Gereed).
Voor beltonen kunt u geluiden in de volgende indelingen gebruiken:
.wav, .mid, .wma en .mp3. Voor meldingen en herinneringen kunt u
geluiden in de volgende indelingen gebruiken: .wav en .mid.
Wanneer u een geluid selecteert, wordt het afgespeeld. Kies Menu >
Play (Afspelen) om het geluid opnieuw af te spelen.
Het geluid voor het toetsenblok instellen
1. Klik in het beginscherm op Start > Settings
(Instellingen) > Sounds (Geluiden).
2. Selecteer een geluid in het gedeelte Keypad control
(Toetsenblokknop). Selecteer None (Geen) als u geen
geluid aan het toetsenblok wilt koppelen.
3. Klik op Done (Gereed).
Een geluid naar de telefoon kopiëren
De geluidsbestanden die op de telefoon aanwezig zijn kunt u
als beltoon of voor meldingen en herinneringen gebruiken. U
kunt geluidsbestanden in de volgende indelingen gebruiken:
.wav, .mid en .wma.
1. Verbind de telefoon via een USB-kabel met de pc.
2. Kopieer het gewenste geluidsbestand op de pc.
3. Open het programma ActiveSync op de pc, klik
op Explore (Verkennen) en dubbelklik vervolgens
op My
Windows Mobile-Based Device (Mijn op
Windows Mobile gebaseerde apparaat).
48
4
De telefoon beheren
4. Voer een van de volgende handelingen uit:
Als u het geluidsbestand op de telefoon wilt
opslaan, dubbelklikt u op Application Data
(Toepassingsgegevens), dubbelklikt u op Sounds
(Geluiden) en plakt u het bestand vervolgens in die
map.
Als u het geluidsbestand op de opslagkaart wilt
opslaan, dubbelklikt u op Storage Card (Opslag
-
kaart) en plakt u het bestand vervolgens in de
gewenste map.
Een alarmsignaal instellen
1.
Klik in het beginscherm op Start > Settings
(Instellingen) > Clock & Alarm (Klok en alarmsignalen)
> Alarm (Wekker).
2. In het gedeelte Alarm (Wekker) kunt u het volgende
doen:
Klik op Off (Uit) om de wekker uit te schakelen.
Klik op On (Aan) om de wekker in te schakelen.
3. Geef bij Alarm time (Tijd alarmsignaal) aan hoe laat
de wekker af moet gaan.
4. Klik op Done (Gereed).
Persoonlijke informatie instellen
Het is verstandig om uw eigendomsgegevens in de telefoon
op te slaan. Als u uw telefoon verliest, kan deze hierdoor
gemakkelijk bij u worden terugbezorgd.
Informatie over de eigenaar invoeren
1.
Klik in het beginscherm op Start > Settings
(Instellingen) > Owner Information (Info over
eigenaar).
49
4
De telefoon beheren
2. Doe het volgende:
V
oer bij Name (Naam) uw naam in.
V
oer bij Telephone number (Telefoonnummer) een
ander telefoonnummer in waarop u bereikbaar bent.
V
oer bij E-mail address (E-mailadres) uw
e-mailadres in.
T
yp bij Notes (Notities) eventuele andere informatie
die u wilt toevoegen.
3. Klik op Done (Gereed).
Instellingen voor prestaties en onderhoud
De toegankelijkheidsinstellingen wijzigen
1. Klik in het beginscherm op Start > Settings
(Instellingen) > Accessibility (Toegankelijkheid).
2. Geef de volgende instellingen op:
Geef bij System font size (Lettertype systeem)
aan hoe groot de tekst op het scherm moet worden
weergegeven.
Stel bij Multipress time out (Toetsenbordinterval)
het gewenste interval in voor het invoeren
van verschillende tekens in de Multidruk-
tekstinvoermodus.
Geef bij Confirmation time out (Time-out bij
bevestiging) de gewenste time-out voor niet-
bevestigde acties op.
Stel bij In-call alert volume (Inkom.-oproepvolume)
het gewenste volume in voor de melding van
binnenkomende oproepen of nieuwe berichten
terwijl u in gesprek bent.
3. Klik op Done (Gereed).
50
4
De telefoon beheren
De instellingen voor energiebeheer wijzigen
Via het onderdeel Power Management (Energiebeheer) kunt
u de batterij controleren en de telefoon zodanig instellen dat
de gebruiksduur van de batterij wordt geoptimaliseerd.
1. Klik in het beginscherm op Start > Settings
(Instellingen) > Power Management (Energiebeheer).
2. Doe het volgende:
G
eef bij Backlight time out on battery (Time-out
verlichting op batterij) aan na welke periode van
inactiviteit de verlichting van de telefoon moet worden
uitgeschakeld als het toestel op de batterij werkt.
G
eef bij Backlight time out on AC (Time-out
verlichting op AC) aan na welke periode van
inactiviteit de verlichting van de telefoon moet worden
uitgeschakeld als het toestel op netvoeding werkt.
G
eef bij Display time out (Time-out voor weergave)
aan na welke periode van inactiviteit het scherm moet
worden uitgeschakeld.
3. Klik op Done (Gereed).
Main battery (Hoofdbatterij) geeft de resterende gebruiksduur van
de batterij aan.
De telefoon blokkeren
1. Klik in het beginscherm op Start > Settings
(Instellingen) > Security (Beveiliging) > Enable Phone
Lock (Tel.blokkering insch.).
2. Geef bij Lock phone after (Telefoon blokkeren na)
hoe lang de telefoon inactief moet zijn voordat deze
automatisch wordt geblokkeerd.
3. Geef uw wachtwoord op en bevestig het.
4. Klik op Done (Gereed).
U kunt ook kort op de knop Aan/Uit drukken om het snelmenu weer
te geven en vervolgens Device lock (Apparaatblokkering) selecteren
om de telefoon te blokkeren.
51
4
De telefoon beheren
Het versienummer van het besturingssysteem
weergeven
Klik in het beginscherm op Start > Settings
(Instellingen) > About (Info).
Het versienummer van het besturingssysteem dat op
uw telefoon is geïnstalleerd en de copyrightgegevens
van de fabrikant worden weergegeven.
De telefoonspecicatie weergeven
Klik in het beginscherm op Start > Settings
(Instellingen) > System Information (Systeeminfo).
Er verschijnt een scherm met informatie over onder
andere de processor, de snelheid, het geheugen, het
scherm, de modelnaam, enzovoort.
Foutenrapportage in- en uitschakelen
1.
Klik in het beginscherm op Start > Settings
(Instellingen) > Error Reporting (Foutenrapportage).
2. Voer een van de volgende handelingen uit:
Selecteer Enable (Inschakelen) om de
foutenrapportage in te schakelen.
Selecteer Disable (Uitschakelen) om de
foutenrapportage uit te schakelen.
3. Klik op Done (Gereed).
4.2 Programma’s toevoegen en
verwijderen
Als u extra programma’s voor uw telefoon wilt aanschaffen,
moet u de naam van het toestel, de Windows Mobile-
versie en het type processor weten. Aan de hand van deze
informatie kunt u controleren of een programma compatibel
is met uw telefoon. Zie het gedeelte “Het versienummer van
het besturingssysteem weergeven” in dit hoofdstuk voor
meer informatie.
52
4
De telefoon beheren
De meeste programma’s worden geleverd met een installatie-
programma dat u eerst op de pc moet installeren. Het
installatieprogramma heeft meestal de naam “setup.exe”.
Vervolgens kunt u met ActiveSync programma’s aan uw
telefoon toevoegen. U kunt een programma ook rechtstreeks
van internet halen.
Programma’s toevoegen
1.
Download het programma naar uw pc (of plaats de
cd of schijf met het programma in uw pc). U ziet
waarschijnlijk een exe-bestand, een zip-bestand, het
bestand Setup.exe of verschillende bestandsversies
voor verschillende toestel- en processortypen.
Selecteer een programma dat geschikt is voor uw type
telefoon en processor.
2. Lees alle installatie-instructies of -documentatie die bij
het programma worden geleverd. Bij veel programma’s
zitten
speciekeaanwijzingenvoorinstallatie.
3. Maak verbinding tussen uw telefoon en de pc.
4. Dubbelklik op het exe-bestand.
Als het uitvoerbare bestand een installatiewizard
is, volg dan de instructies op het scherm. Zodra het
programma op de pc is geïnstalleerd, zet de wizard
het automatisch op uw telefoon over.
Als een installatiewizard niet start, krijgt u een
foutmelding dat het programma bedoeld is voor een
ander soort computer. U moet het programma dan
zelf naar uw telefoon kopiëren. Als er geen verdere
instructies voor de installatie van het programma
aanwezig zijn, kopieert u het programmabestand
met behulp van ActiveSync naar de map Program
Files op uw telefoon.
Een programma verwijderen
Programma’s die standaard op uw telefoon staan, kunt u
niet verwijderen.
53
4
De telefoon beheren
1. Klik in het beginscherm op Start > Settings (Instellingen)
> Remove Programs (Programma’s verw.).
2. Blader naar het programma dat u wilt verwijderen.
3. Klik op Menu > Remove (Verwijderen).
4.3 Taak- en geheugenbeheer
Kijken hoeveel geheugen er beschikbaar is
1. Klik in het beginscherm op Start > Settings
(Instellingen) > About (Info).
2. Blader omlaag naar Available Memory (Beschikbaar
geheugen).
Werken met Task Manager
Het onderdeel Task Manager (Taakbeheer) bestaat uit een
lijst met programma’s die momenteel op de telefoon actief
zijn. Via Task Manager (Taakbeheer) kunt u naar een ander
programma overschakelen en programma’s activeren of
beëindigen. Ook wordt informatie over het telefoongeheugen
en de batterij weergegeven.
Task Manager starten
Klik op Start > Task Manager (Taakbeheer).
Task Manager
54
4
De telefoon beheren
Het menu van Task Manager (Taakbeheer) bevat de
volgende opties:
Optie Functie
Go To (Ga naar) Overschakelen naar het geselecteerde
programma.
Refresh
(Vernieuwen)
De lijst met actieve programma’s in het scherm
van Task Manager vernieuwen.
Stop (Stoppen) Het geselecteerde programma Stoppen. De
beschikbare geheugenruimte wordt onder in het
scherm weergegeven.
Stop All
(Alle stoppen)
Alle programma’s in de lijst stoppen. Klik op OK
om te bevestigen dat u alle actieve programma’s
wilt stoppen. De beschikbare geheugenruimte
wordt onder in het scherm weergegeven.
Stop All But
Selected (Alle
stoppen, behalve
geselecteerde
programma)
Alle programma’s in de lijst onderbreken,
behalve het geselecteerde programma.
System Info
(Systeeminfo)
Informatie weergeven over energie/batterij, het
geheugengebruik, de flits en het toestel
About (Info) De naam, het versienummer en de
copyrightinformatie van een programma
weergeven.
4.4 Bestanden beheren en
reservekopieën maken
Via ActiveSync kunt u back-ups van bestanden opslaan op
uw pc. U kunt bestanden ook kopiëren naar een opslagkaart
die u in de telefoon hebt geplaatst. Voor het beheren van
uw bestanden en mappen kunt u gebruikmaken van het
programma File Manager (Bestandsbeheer) dat op uw
telefoon is geïnstalleerd.
55
4
De telefoon beheren
Met Microsoft ActiveSync kunt u gegevens kopiëren of
verplaatsen van de pc naar de telefoon en omgekeerd.
Wijzigingen die u aanbrengt in de gegevens op de ene
computer hebben geen invloed op de gegevens op de
andere computer. Als u wel gegevens op zowel de telefoon
als de pc automatisch wilt laten bijwerken, dan moet u de
gegevens synchroniseren. Zie ActiveSync Help op uw pc
voor meer informatie over het kopiëren en synchroniseren
van bestanden.
Een bestand kopiëren met ActiveSync
Door een bestand te kopiëren verkrijgt u afzonderlijke
versies van dat bestand op uw telefoon en pc. Omdat de
bestanden niet zijn gesynchroniseerd, zijn wijzigingen die in
het ene bestand worden aangebracht, niet van invloed op
het andere bestand.
1. Sluit uw telefoon op de pc aan.
2. Klik in ActiveSync op Explore (Verkennen). Hierdoor
wordt de map Mobile Device (Mobiel toestel) voor uw
toestel geopend.
3. Ga in de map Mobile Device (Mobiel toestel) naar het
bestand dat u op uw toestel of pc wilt kopiëren.
4. Voer een van de volgende handelingen uit:
Als u het bestand naar uw telefoon wilt kopiëren,
klikt u met de rechtermuisknop op het bestand en
klikt u vervolgens op Copy (Kopiëren). Klik met
de rechtermuisknop op de gewenste map op de
telefoon en klik op Paste (Plakken).
Als u het bestand naar uw pc wilt kopiëren, klikt
u
met de rechtermuisknop op het bestand en klikt u
vervolgens op Copy (Kopiëren). Klik met de rechter-
muisknop op de gewenste map op de pc en klik
vervolgens op Paste (Plakken).
56
4
De telefoon beheren
Werken met File Manager
File Manager (Bestandsbeheer) biedt veel handige functies
voor beheer van bestanden en mappen.
File Manager starten
Klik in het beginscherm op Start > File Manager
(Bestandsbeheer).
Het scherm File Manager (Bestandsbeheer) heeft twee
weergaven:
T
ree View (Structuurweergave)
List V
iew (Lijstweergave)
Elke weergave heeft een menu met opties voor het beheren
van bestanden en mappen.
De structuurweergave
Tree View (Structuurweergave) geeft de hele bestands-
structuur in het geheugen van de telefoon weer. De functies
in de structuurweergave zijn primair gericht op mapbeheer.
Als File Manager (Bestandsbeheer) wordt gestart, is de
eerste weergave standaard de structuurweergave.
Bestandsbeheer: structuurweergave
57
4
De telefoon beheren
Het menu van de structuurweergave bevat de volgende
opties:
Optie Functie
Folder (Map) Een map maken of de naam ervan wijzigen. U
kunt ook de inhoud van de geselecteerde map
naar een andere map kopiëren of verplaatsen.
Find (Zoeken) Bestanden zoeken op basis van de naam en/of
inhoud. U kunt ook de map opgeven waarin
moet worden gezocht.
Go To (Ga naar) Naar andere mappen overschakelen.
Delete
(Verwijderen)
Een map (inclusief de volledige inhoud)
verwijderen. Als u afzonderlijke bestanden wilt
verwijderen, klikt u in de lijstweergave op Menu >
Delete (Verwijderen).
Refresh
(Vernieuwen)
De schermweergave vernieuwen om de huidige
inhoud van het geheugen weer te geven.
Properties
(Eigenschappen)
Informatie over de geselecteerde map
wee
rgeven. Als u informatie over afzonder-
lijke bestanden wilt weergeven, klikt u in
de lijstweergave op Menu > Properties
(Eigenschappen).
Options (Opties) De werking van File Manager (Bestandsbeheer)
aanpassen door instellingen op te geven bij de
onderdelen Application style (Programma-
lay-out), File browser settings (Instellingen
voor bestandsweergave), Get confirmation
before (Vragen om bevestiging) en Temporary
Files (T
ijdelijke bestanden). Als u de standaard-
instellingen wilt herstellen, klikt u in het scherm
Options (Opties) op Menu > Reset Default
(Standaard instellen).
System Info
(Systeeminfo)
Informatie weergeven over energie/batterij, het
geheugengebruik, de flits en het toestel
About Het versienummer en de copyrightinformatie van
het programma weergeven.
58
4
De telefoon beheren
De lijstweergave
List View (Lijstweergave) geeft de details van de
geselecteerde map weer (de submappen en bestanden).
De functies in List View zijn gericht op bestanden. Klik in
de structuurweergave op List View (Lijstweergave) om de
bestanden en submappen weer te geven.
Als de map die in de structuurweergave is geselecteerd
geen submappen bevat, kunt u op Enter drukken om naar
de lijstweergave over te schakelen. Als de geselecteerde
map wel submappen bevat, wordt de structuur voor die map
uitgevouwen of samengevouwen wanneer u op Enter drukt.
Sommige systeembestanden worden uit beveiligingsoverwegingen
niet weergegeven.
Bestandsbeheer: lijstweergave
Een bestand als bijlage bij een e-mailbericht verzenden
1. Selecteer een bestand in de lijstweergave.
2. Klik op Menu > Send (Verzenden) > Send via E-mail
(Verzenden via e-mail).
3. Selecteer in het scherm Messaging (Berichten)
Outlook E-mail of een andere e-mailaccount.
59
4
De telefoon beheren
4. Het bestand wordt automatisch als bijlage aan het
nieuwe bericht toegevoegd.
Geef de geadresseerde en het onderwerp op en typ
het gewenste bericht.
5. Klik op Send (Verzenden).
Het menu van de lijstweergave bevat de volgende opties:
Optie Functie
File (Bestand) Submappen en bestanden maken of de
naam ervan wijzigen. U kunt de inhoud van
de map naar een andere map kopiëren of
verplaatsen,de geselecteerde bestanden
dupliceren en snelkoppelingen naar
bestanden maken. U kunt zelfs alle bestanden
met dezelfde extensie als het geselecteerde
bestand aan een bepaald programma
koppelen, zodat deze bestanden altijd worden
geopend in het programma dat u kiest. Als
u een bestand in een ander programma wilt
openen, selecteert u Open With (Openen
met).
Zip Extraction
(ZIP uitpakken)
ZIP-bestanden uitpakken die via ActiveSync,
infrarood, beaming of e-mail naar de telefoon
zijn overgebracht. Selecteer Extract Here
(Hier uitpakken) om het bestand in de huidige
map uit te pakken. Selecteer Contents
(Inhoud) om de inhoud van het ZIP-bestand
weer te geven. Vervolgens kunt u onder
andere aangeven of u elk bestand dat in het
ZIP-bestand is opgenomen wilt uitpakken,
weergeven of testen.
Selection (Selectie) Een of meer bestanden of mappen in de lijst
selecteren. Biedt tevens mogelijkheden om
door de lijst te navigeren.
Sort By
(Sorteren op)
De bestanden of mappen in de lijst sorteren
op naam, grootte, datum of type, in oplopende
of aflopende volgorde.
60
4
De telefoon beheren
Optie Functie
Send (Verzenden) Een of meer bestanden door middel van
beaming of per e-mail verzenden. Per e-mail
kunt u slechts één bestand tegelijk verzenden.
Door middel van beaming kunt u in één
keer meerdere bestanden of een hele map
verzenden.
Run (Uitvoeren) Een bestand in het bijbehorende programma
openen. U kunt ook een programmabestand
op de telefoon uitvoeren.
Delete
(Verwijderen)
Het geselecteerde bestand of de
geselecteerde map van de telefoon
verwijderen.
Refresh
(Vernieuwen)
De schermweergave vernieuwen om de
huidige inhoud van het geheugen weer te
geven.
Properties
(Eigenschappen)
Informatie over het geselecteerde bestand
of de geselecteerde map weergeven en
bestandskenmerken instellen.
Options (Opties) De werking van File Manager (Bestands
-
beheer) aanpassen door instellingen op te
geven bij de onderdelen Application style
(Programmalay-out), File browser settings
(Instellingen voor bestandsweergave), Get
confirmation before (Vragen om bevestiging)
en Temporary Files (Tijdelijke bestanden). Als
u de standaardinstellingen wilt herstellen, klikt
u in het scherm Options (Opties) op Menu >
Reset Default (Standaard instellen).
61
4
De telefoon beheren
4.5 Uw telefoon beveiligen
Uw telefoon heeft verschillende beveiligingsniveaus. Om te
voorkomen dat zonder uw toestemming oproepen worden
gestart, kunt u een wachtwoord voor het toestel instellen.
Dit wachtwoord wordt de PIN-code (Personal Identification
Number) genoemd. De eerste PIN-code krijgt u van uw
serviceprovider. Daarnaast kunt u het toetsenblok of het
volledige toestel blokkeren om misbruik te voorkomen.
De PIN-code voor de SIM-kaart inschakelen
1.
Klik in het beginscherm op Start > Settings
(Instellingen) > Security (Beveiliging).
2. Klik op Enable SIM PIN (SIM PIN-code inschakelen).
3. Voer uw PIN-code in en klik vervolgens op Done
(Gereed).
Druk op de knop Home om de bewerking te annuleren zonder de
PIN-code voor de SIM-kaart in te schakelen.
De PIN-code voor de SIM-kaart uitschakelen
1. Klik in het beginscherm op Start > Settings
(Instellingen) > Security (Beveiliging).
2. Klik op Disable SIM PIN (SIM PIN-code uitschakelen).
3. Voer uw PIN-code in en klik vervolgens op Done
(Gereed).
De PIN-code voor de SIM-kaart wijzigen
Zorg ervoor dat u uw PIN-code niet vergeet. Als u de PIN-
code voor de SIM-kaart inschakelt, moet u de PIN-code
opgeven om de telefoonblokkering op te heffen.
1. Klik op Start > Settings (Instellingen) > Security
(Beveiliging).
2. Klik op Change SIM PIN (SIM PIN-code wijzigen).
3. Voer bij Old PIN (Oude PIN-code) de huidige PIN-code
in.
4. Voer uw nieuwe PIN-code in en bevestig deze. Klik
vervolgens op Done (Gereed).
62
4
De telefoon beheren
Het toetsenblok blokkeren
Als het toetsenblok is geblokkeerd, kan het niet meer
worden gebruikt. Deze functie is bijvoorbeeld handig als u
uw telefoon ingeschakeld in uw jaszak wilt dragen en u wilt
voorkomen dat per ongeluk op toetsen wordt gedrukt.
Open het beginscherm en druk langdurig op de knop
Beëindigen.
Wanneer het toetsenblok is geblokkeerd, heeft de
linkersoftkey de label Unlock (Blokkering opheffen).
Als u snel het toetsenblok wilt blokkeren, drukt u kort op de knop Aan/
Uit om het snelmenu weer te geven. Selecteer vervolgens Key lock
(Toetsblokkering).
Wanneer het toetsenblok is geblokkeerd, kunt u wel oproepen
ontvangen en alarmnummers kiezen.
De blokkering van het toetsenblok opheffen
Klik in het beginscherm op Unlock (Blokkering
opheffen) en druk op de *-toets.
De telefoonblokkering inschakelen
1.
Klik in het beginscherm op Start > Settings
(Instellingen) > Security (Beveiliging) > Enable Phone
Lock (Tel.blokkering insch.).
2. Geef bij Lock phone after (Telefoon blokkeren na)
hoe lang de telefoon inactief moet zijn voordat deze
automatisch wordt geblokkeerd.
3. Geef uw wachtwoord op en bevestig het.
4. Klik op Done (Gereed).
U kunt ook kort op de knop Aan/Uit drukken om het snelmenu weer
te geven en vervolgens Device lock (Apparaatblokkering) kiezen om
instellingen op te geven voor het blokkeren van het toestel.
Nadat u de instellingen voor het blokkeren van het toestel hebt
opgegeven, kunt u het toestel rechtstreeks vanuit het snelmenu
blokkeren zonder dat u de instellingen opnieuw hoeft op te geven.
63
4
De telefoon beheren
De telefoonblokkering uitschakelen
1. Klik in het beginscherm op Start > Settings
(Instellingen) > Security (Beveiliging).
2. Klik op Disable Phone Lock (Tel.blokkering uitsch.).
3. Voer uw wachtwoord in en klik op Done (Gereed).
4.6 De telefoon opnieuw opstarten
Soms kan het nodig zijn om de telefoon opnieuw op te
starten, bijvoorbeeld als een programma niet correct werkt of
als het toestel niet reageert wanneer u toetsen indrukt.
Het toestel opnieuw opstarten
1.
Verwijder de batterij.
2. Plaats de batterij opnieuw in het toestel en zet de
telefoon aan.
Als u de telefoon opnieuw opstart terwijl er een programma actief is,
gaan alle gegevens die niet zijn opgeslagen verloren.
4.7 De standaardinstellingen van de
telefoon herstellen
Wanneer u de standaardinstellingen van de telefoon
herstelt, worden alle gegevens uit het geheugen verwijderd
(bijvoorbeeld contactgegevens, taken, afspraken, enzovoort)
en worden de fabrieksinstellingen van het toestel hersteld.
De standaardinstellingen herstellen
1.
Klik op Start > Accessories (Accessoires) > Clear
Storage (Geheugen wissen).
2. Volg de aanwijzingen op het scherm om de
standaardinstellingen van de telefoon te herstellen.
Als de standaardinstellingen zijn hersteld, wordt de telefoon
opnieuw opgestart.
64
4
De telefoon beheren
Hoofdstuk 5
Een verbinding maken
5.1 Een verbinding maken met internet
5.2 Internet Explorer Mobile
5.3 Modem Link (Modemkoppeling)
5.4 Comm Manager
5.5 Bluetooth
5.6 Wi-Fi-verbinding
66
5
Een verbinding maken
5.1 Verbinding maken met internet
Uw telefoon is uitgerust met krachtige netwerkfuncties om
verbinding te maken met internet of met een bedrijfsnetwerk
via draadloze en traditionele verbindingen. Zo kunt u uw
telefoon configureren om verbinding te maken via een inbel-,
GPRS-, Bluetooth-, Wi-Fi-, VPN- (Virtual Private Network) of
Proxyverbinding.
Met een actieve verbinding op uw telefoon kunt u op internet
surfen, e-mailberichten downloaden of chatten met MSN
Messenger. Vraag uw serviceprovider of er al een verbinding
voor u is geconfigureerd en of draadloze configuratie wordt
ondersteund.
Als u handmatig een verbinding moet configureren, hebt u
de volgende gegevens nodig van uw internetserviceprovider
(ISP) of van het bedrijf waaraan het intranet behoort waartoe
u toegang wilt:
T
elefoonnummer van de ISP-server
Gebruikersnaam
W
achtwoord
Naam toegangspunt (nodig voor GPRS-verbinding)
Domeinnaam (nodig voor toegang tot een bedrijfs
-
netwerk of een intranet)
Een inbelverbinding configureren
Als u rechtstreeks verbinding met internet of een
bedrijfsnetwerk wilt maken, moet u een inbelverbinding
configureren.
Een inbelverbinding congureren voor toegang tot
internet
1.
Klik in het beginscherm op Start > Settings
(Instellingen) > Connections (Verbindingen) > Dial-up
(Inbelverbinding).
67
5
Een verbinding maken
2. Klik op Menu > Add (Toevoegen).
3. Voer bij Description (Beschrijving) een naam voor de
verbinding in.
4. Selecteer in het veld Connects to (Maakt verbinding
met) de optie The Internet (Internet).
5. Voer de relevante gegevens in de overige velden in.
6. Klik op Done (Gereed). Klik voor toegang tot internet
op Start > Internet Explorer.
Een inbelverbinding congureren voor toegang tot uw
bedrijfsnetwerk
1.
Klik in het beginscherm op Start > Settings
(Instellingen) > Connections (Verbindingen) > Dial-up
(Inbelverbinding).
2. Klik op Menu > Add (Toevoegen).
3. Voer bij Description (Beschrijving) een naam voor de
verbinding in.
4. Selecteer in het veld Connects to (Maakt verbinding
met) de optie Work (Werk).
5. Voer de relevante gegevens in de overige velden in.
6. Klik op Done (Gereed).
U kunt ook de volgende verbindingen toevoegen en configureren:
GPRS: als u in een regio woont waarin GPRS wordt
ondersteund, kunt u een GPRS-verbinding configureren
om toegang te krijgen tot een bedrijfsnetwerk of internet.
Een GPRS-verbinding is sneller dan een inbelverbinding.
VPN: een VPN-verbinding wordt gebruikt om met een
bestaande internetverbinding toegang te krijgen tot een
bedrijfsnetwerk.
Proxy: een proxyverbinding wordt gebruikt om met een
bestaande verbinding via een bedrijfsnetwerk of een WAP-
netwerk toegang te krijgen tot internet.
68
5
Een verbinding maken
Geavanceerde opties
U kunt vanuit het scherm Connections (Verbindingen)
geavanceerde opties opgeven, zoals de serviceprovider, het
aantal kiespogingen, de inactieve tijd dat er moet worden
gewacht voordat de verbinding wordt verbroken, enzovoort.
1. Klik in het beginscherm op Start > Settings
(Instellingen) > Connections (Verbindingen).
2. Klik op Menu > Advanced (Geavanceerd).
3. Selecteer voor elk type verbinding een netwekservice-
provider. Kies Automatic (Automatisch) als u wilt dat
de telefoon standaard zelf voor elke verbinding een
serviceprovider instelt.
4. Klik op Menu > Options (Opties).
5. Kies de relevante gegevens voor de overige velden.
6. Klik op Done (Gereed).
Een URL-uitzondering toevoegen
Het kan zijn dat in een aantal URL-adressen van
webpagina’s op het intranet van uw bedrijf punten worden
gebruikt, zoals in intranet.bedrijfsnaam.com. Als u dergelijke
pagina’s in Internet Explorer Mobile wilt bekijken, moet u een
URL-uitzondering maken.
1. Klik in het beginscherm op Start > Settings
(Instellingen) > Connections (Verbindingen).
2. Klik op Menu > Advanced (Geavanceerd).
3. Klik op Menu > Work URL Exceptions (Bedrijfs-URL-
uitzonderingen).
4. Klik op Menu > Add (Toevoegen).
5. Voer in URL Pattern (URL-patroon) de naam van de
URL in. Wilt u meer URL’s toevoegen, gebruik dan een
puntkomma (;) tussen de URL’s.
6. Klik op Done (Gereed).
Voor internet-URLs hoeft u geen URL-uitzonderingen te maken.
69
5
Een verbinding maken
5.2 Internet Explorer Mobile
Internet Explorer Mobile is een volwaardige webbrowser die
speciaal bedoeld is voor gebruik op uw mobiele telefoon.
Internet Explorer starten
Klik in het beginscherm op Start > Internet Explorer.
Naar een koppeling gaan
1.
Schuif op een webpagina verticaal of horizontaal om
alle koppelingen te zien.
2. Klik op de koppeling.
Naar een webpagina gaan
1.
Klik in Internet Explorer op Menu > Address Bar
(Adresbalk).
2. Voer het adres in en klik op Go (Ga naar).
Weergaveopties van webpagina’s wijzigen
1.
Klik op de webpagina op Menu > View (Weergave).
2. Selecteer een van de volgende opties:
One Column (Eén kolom). De inhoud wordt in één
kolom gerangschikt waarbij de kolom net zo breed
is als het scherm. Dit betekent dat maar zelden
horizontaal hoeft te worden geschoven.
Default (Standaard). Hierbij blijft de indeling
grotendeels hetzelfde als die op een
desktopcomputer, maar items worden smaller
gemaakt en de inhoud wordt zo gerangschikt dat
horizontaal schuiven nauwelijks nodig is.
Desktop. Hierbij blijft de indeling en grootte
hetzelfde als op een desktopcomputer, zodat
horizontaal en verticaal schuiven nodig is.
De tekengrootte op webpagina’s wijzigen
Klik op een webpagina op Menu > Zoom (In-/
uitzoomen) en selecteer de gewenste grootte.
70
5
Een verbinding maken
Afbeeldingen op webpagina’s weergeven of verbergen
Klik op een webpagina op Menu > View (Weergave) >
Show Pictures (Afbeeldingen weergeven).
Een vinkje naast Show Pictures (Afbeeldingen
weergeven) geeft aan dat afbeeldingen op de
webpagina’s worden weergegeven.
Een pagina op volledige schermgrootte weergeven
Klik op een webpagina op Menu > View (Weergave) >
Full Screen (Volledig scherm).
Als u de weergave op volledige schermgrootte wilt beëindigen, drukt
u op de linker- of rechtersoftkey en klikt u vervolgens op Menu >
View (Weergave) > Full Screen (Volledig scherm) om de functie uit
te schakelen.
Een webpagina aan de favorietenlijst toevoegen
1. U gaat naar de pagina die u wilt toevoegen door te
klikken op Menu > Address Bar (Adresbalk). Voer
vervolgens het adres in en klik op Go (Ga naar).
2. Klik op Menu > Add to Favorites (Toevoegen aan
Favorieten).
3. Bevestig of wijzig de naam en het adres van de
webpagina.
4. Selecteer in Folder (Map) een map voor de favoriet.
5. Klik op Add (Toevoegen).
U kunt snel favorieten toevoegen door de telefoon met ActiveSync te
synchroniseren met uw pc. Zie ActiveSync Help op uw pc voor meer
informatie.
Een favoriet weergeven
1. Klik op een webpagina op Favorites (Favorieten).
3. Selecteer een favoriet en klik op Go (Ga naar).
Een favoriet naar een map verplaatsen
1.
Klik op Favorites (Favorieten).
2. Selecteer de favoriet die u wilt verplaatsen.
71
5
Een verbinding maken
3. Klik op Menu > Edit (Bewerken).
4. Blader onder Folder (Map) naar de map waarnaar u
de favoriet wilt verplaatsen.
5. Klik op Done (Gereed).
Geschiedenis, cookies en tijdelijke bestanden wissen
1.
Klik op een webpagina op Menu > Tools (Extra) >
Options (Opties).
2. Klik op Memory (Geheugen).
3. Selecteer het type geheugen dat u wilt wissen.
4. Klik eerst op Clear (Wissen), dan op Yes (Ja) en
vervolgens op Done (Gereed).
Een koppeling verzenden via e-mail
1.
Ga naar de gewenste webpagina
2. Klik op Menu > Tools (Extra) > Send Link via E-mail
(Koppeling verzenden via e-mail).
3. Selecteer Text Messages (SMS-berichten) of Outlook
E-mail (Outlook E-mail).
4. Er wordt een nieuw bericht gemaakt met in de
berichttekst het adres van de pagina.
5.3 Modem Link (Modemkoppeling)
Met Modem Link (Modemkoppeling) kunt u de telefoon als
externe modem gebruiken voor een ander apparaat, zoals
een PDA of notebook.
De telefoon als modem instellen
De telefoon als infraroodmodem instellen
1. Klik in het beginscherm van uw telefoon op Start
> Accessories (Accessoires) > Modem Link
(Modemkoppeling).
2. Selecteer in Connection (Verbinding) de optie
IrCOMM.
72
5
Een verbinding maken
3. Houd de telefoon in de richting van de infraroodpoort
op de notebook.
4. Schakel op de notebook ActiveSync uit.
5. Klik op de telefoon op Activate (Activeren). Klik
vervolgens op Done (Gereed).
6. Nu moet u op de notebook uw telefoon als infrarood-
modem
toevoegenencongureren.Volghiertoede
stappen onder ‘De telefoon als modem op de notebook
toevoegen’.
De telefoon als USB-modem instellen
1.
Klik in het beginscherm van uw telefoon op Start
> Accessories (Accessoires) > Modem Link
(Modemkoppeling).
2. Selecteer USB als type verbinding.
3. Als u de telefoon als GPRS-modem wilt gebruiken,
voert u de Access point name (APN) (Naam
toegangspunt) in. (Vraag uw ISP om de juiste APN.)
4. Schakel op de notebook ActiveSync uit. Sluit
vervolgens de telefoon en de notebook met de USB-
kabel op elkaar aan.
5. Klik op de telefoon op Activate (Activeren). Klik
vervolgens op Done (Gereed).
6. Nu moet u op de notebook de telefoon als USB-
modem
toevoegenencongureren.Volghiertoede
stappen onder ‘De telefoon als modem op de notebook
toevoegen’.
De telefoon als modem op de notebook toevoegen
1.
Klik op uw telefoon op Activate (Activeren) op het
scherm Modem Link (Modemkoppeling). De notebook
ontdekt nu automatisch dat uw telefoon is aangesloten.
Het dialoogvenster Found New Hardware (Nieuwe
hardware gevonden) wordt weergegeven op uw
notebook.
73
5
Een verbinding maken
2. Selecteer in het dialoogvenster Found New Hardware
(Nieuwe hardware gevonden) de optie Install from a
list or specic location (Advanced) (De hardware
van een lijst of van een bepaalde locatie installeren
(geavanceerd) en klik op Next (Volgende).
3. Selecteer Search for the best drivers in this
locations (Op de onderstaande locaties naar het beste
stuurprogramma zoeken).
4. Plaats de installatie-cd in het cd-station. Schakel het
selectievakje Include this location in the Search
(Ook op deze locatie zoeken), klik vervolgens op
Browse (Bladeren) en kies het cd-station en de
hoofdmap waarin het stuurprogramma zich bevindt.
Klik vervolgens op Next (Volgende).
5. Wacht tot de installatie voltooid is. Klik dan op Finish
(Voltooien).
6. Klik op de computer op Start > Settings (Instellingen)
> Control Panel
(Conguratiescherm).
7. Dubbelklik op Phone and Modem Options (Telefoon-
en modemopties).
8. Klik op het tabblad Modems. Selecteer de nieuwe
modem in de lijst met modems en klik vervolgens op
OK.
Inbellen en verbinding maken met internet
Zodra de notebook de telefoon als modem herkent, kunt u
een inbelverbinding configureren. Vervolgens hebt u met uw
telefoon toegang tot internet.
Inbellen en verbinding maken met internet
1.
Klik op de notebook op Start > Settings (Instellingen)
> Control Panel
(Conguratiescherm).
2. Dubbelklik op Network Connections
(Netwerkverbindingen).
74
5
Een verbinding maken
3. Klik op File (Bestand) > New connection (Nieuwe
verbinding).
4. Klik in de wizard New Connection (Nieuwe
verbinding) op Next (Volgende).
5. Klik op Connect to the Internet (Verbinding met
internet maken) en vervolgens op Next (Volgende).
6. Selecteer Set up My connection manually (Ik wil
handmatig een verbinding instellen) en klik vervolgens
op Next (Volgende).
7. Selecteer Set up my connection manually
(Verbinding maken via een inbelmodem) en klik
vervolgens op Next (Volgende).
8. Selecteer de modem die u in de voorgaande procedure
hebt geïnstalleerd en klik vervolgens op OK.
9. Voer een beschrijvende naam in voor uw
internetserviceprovider en klik op Next (Volgende).
10. Als u via GPRS verbinding met internet maakt, voert u
het telefoonnummer als volgt in: *
99#. U kunt ook het
inbelnummer van uw internetserviceprovider invoeren.
Klik vervolgens op Next (Volgende).
11. Het kan zijn dat u bij gebruik van GPRS onder Internet
Account Information (Gegevens internetaccount) een
gebruikersnaam en wachtwoord moet invoeren. Klik op
Next (Volgende) om door te gaan.
12. Klik op Finish (Voltooien) om de wizard af te sluiten.
75
5
Een verbinding maken
5.4 Comm Manager
Comm Manager kan worden gebruikt als centrale schakelaar
om de volgende telefoonfuncties in en uit te schakelen:
Wi-Fi in- of uitschakelen
Bluetooth in- of uitschakelen
Het
huidigeproelopuwtelefoonwijzigeninSilent
(Stil)
ActiveSync in- of uitschakelen
Klik eenvoudigweg op de bijbehorende knop om een functie
in- of uit te schakelen. Als u een functie inschakelt, wordt de
bijbehorende knop gemarkeerd. Is de functie uitgeschakeld,
dan is de knop grijs.
Als u de instellingen voor een functie wilt configureren, klikt
u op Menu en kiest u vervolgens de telefooninstellingen
die u wilt configureren. Zie de volgende secties voor meer
informatie over Bluetooth en Wi-Fi-instellingen.
Comm Manager
76
5
Een verbinding maken
5.5 Bluetooth
Bluetooth is een draadloze communicatietechnologie met
een beperkt bereik. Apparaten met Bluetooth-functionaliteit
kunnen gegevens uitwisselen over een afstand van
ongeveer 10 meter zonder dat een fysieke verbinding nodig
is. U kunt zelfs gegevens naar een apparaat in een andere
kamer zenden, mits het apparaat binnen een bereik van
10
meter staat.
Met de software op uw telefoon kunt u op de volgende
manieren Bluetooth gebruiken:
Gegevens zoals bestanden, afspraken, taken en
contactpersoonkaarten verzenden naar andere
apparaten met Bluetooth-functionaliteit.
Een inbelmodemverbinding maken tussen uw telefoon
en een toestel waarop Bluetooth wordt ondersteund en
vervolgens de Bluetooth-telefoon als modem gebruiken
om gegevens over te dragen.
Bluetooth-modi
Op uw telefoon werkt Bluetooth in drie verschillende modi:
1. On (Aan). Bluetooth is ingeschakeld en u kunt
Bluetooth-functies gebruiken.
2. Off (Uit). Bluetooth is uitgeschakeld. In deze modus
kunt u gegevens verzenden noch ontvangen met
Bluetooth. Het kan zijn dat u de radio soms wilt
uitzetten om batterijvermogen te sparen of in situaties
waar het gebruik van de radio verboden is, zoals in
vliegtuigen of ziekenhuizen.
Standaard is Bluetooth uitgeschakeld. Als u Bluetooth inschakelt
en vervolgens uw telefoon uitschakelt, wordt ook Bluetooth
uitgeschakeld. Wanneer u de telefoon vervolgens weer inschakelt,
wordt ook Bluetooth automatisch ingeschakeld.
77
5
Een verbinding maken
3. Discoverable(Identiceerbaar).Bluetoothis
ingeschakeld en uw telefoon kan worden gedetecteerd
door alle andere apparaten waarop Bluetooth wordt
ondersteund en die zich binnen een bereik van
10 meter bevinden.
Bluetooth op de telefoon in- of uitschakelen
U kunt Bluetooth inschakelen door in Comm Manager op de
schakelaar Aan/Uit te klikken. U kunt ook als volgt te werk
gaan:
1. Klik in het beginscherm op Start > Settings
(Instellingen) > Connections (Verbindingen) >
Bluetooth.
2. Selecteer On (Aan) in Bluetooth.
3. Klik op Done (Gereed).
U schakelt de Bluetooth-functionaliteit op uw telefoon uit
door in Bluetooth de optie Off (Uit) te selecteren.
De telefoon identiceerbaar maken
1.
Klik in het beginscherm op Start > Settings
(Instellingen) > Connections (Verbindingen) >
Bluetooth.
2. Selecteer Discoverable
(Identiceerbaar)in
Bluetooth.
3. Klik op Done (Gereed).
Bluetooth wordt ook ingeschakeld als u de optie Discoverable
(Identificeerbaar) op het Bluetooth-scherm inschakelt.
Bluetooth-partnerverbanden
Een Bluetooth-partnerverband is een relatie die u creëert
tussen uw telefoon en een ander apparaat waarop Bluetooth
wordt ondersteund, zodat gegevens veilig tussen beide
apparaten kunnen worden uitgewisseld.
78
5
Een verbinding maken
Als u een partnerverband tussen twee apparaten wilt
maken, moet u op beide apparaten dezelfde PIN-code
of hetzelfde wachtwoord invoeren. Dit hoeft maar één
keer. Als een partnerverband eenmaal gemaakt is, wordt
deze door de apparaten herkend en kunnen gegevens
worden uitgewisseld zonder dat opnieuw een PIN-
code hoeft te worden ingevoerd. Zorg ervoor dat beide
apparaten niet meer dan 10 meter uit elkaar staan en dat
op beide apparaten de Bluetooth-modus Discoverable
(Identificeerbaar) is ingeschakeld.
Een Bluetooth-partnerverband maken
1.
Klik in het beginscherm op Start > Settings
(Instellingen) > Connections (Verbindingen) >
Bluetooth.
2. Klik op Menu > Devices (Apparaten).
3. Klik op Menu > New (Nieuw) om een nieuw apparaat
te zoeken.
Uw telefoon zoekt nu naar andere Bluetooth-apparaten
en de gevonden apparaten worden in een lijst
weergegeven.
4. Selecteer in de lijst de naam van het gewenste
apparaat.
5. Klik op Next (Volgende).
6. Voer een wachtwoord in om een veilige verbinding te
maken.
Het wachtwoord moet 1 tot 1
6 zestien tekens bevatten.
7. Klik op Next (Volgende).
8. Voer hetzelfde wachtwoord in als op het andere
apparaat is ingevoerd.
U kunt wel voor het andere apparaat een andere naam
invoeren.
9. Klik op Finish (Voltooien).
79
5
Een verbinding maken
Een Bluetooth-partnerverband accepteren
1. Zorg ervoor dat Bluetooth is ingeschakeld en dat de
identiceerbare
modusisingesteld.
2. Klik op OK als u wordt gevraagd of u een
partnerverband met het andere apparaat wilt instellen.
3. Voer ten behoeve van een veilige verbinding hetzelfde
wachtwoord
in als dat van het apparaat dat het partner-
verband aanvraagt.
Het wachtwoord moet 1 tot 16 zestien tekens bevatten.
4. Klik op Next (Volgende).
5. Klik op Finish (Voltooien).
Vervolgens kunt u gegevens met het andere apparaat
uitwisselen.
De weergavenaam van een Bluetooth-apparaat wijzigen
1.
Klik in het beginscherm op Start > Settings
(Instellingen) > Connections (Verbindingen) >
Bluetooth.
2. Klik op Menu > Devices (Apparaten).
3. Selecteer een gedetecteerd Bluetooth-apparaat.
4. Klik op Menu > Edit (Bewerken).
5. Voer een beschrijvende weergavenaam in voor het
Bluetooth-apparaat en klik op Next (Volgende).
6. Klik op Done (Gereed).
Een Bluetooth-partnerverband verwijderen
1.
Klik in het beginscherm op Start > Settings
(Instellingen) > Connections (Verbindingen) >
Bluetooth.
2. Klik op Menu > Devices (Apparaten).
3. Selecteer een Bluetooth-apparaat.
4. Klik op Menu > Delete (Verwijderen).
5. Klik op Done (Gereed).
80
5
Een verbinding maken
Gegevens verzenden met Bluetooth
1. Selecteer op de telefoon een item dat u wilt verzenden.
Het item kan een afspraak in uw agenda, een taak,
een contactpersoonkaart of een bestand zijn.
2. Klik op Menu > Beam [type of item] ([Type item]
verzenden).
3. Selecteer het Bluetooth-apparaat waarnaar u iets wilt
verzenden.
4. Klik op Beam (Verzenden).
Het item wordt naar het geselecteerde apparaat verzonden.
Als het apparaat waarnaar u iets wilt verzenden niet in de lijst wordt
weergegeven, controleer dan of het ingeschakeld en identificeerbaar
is of het zich binnen 10 meter van uw telefoon bevindt.
De telefoon als Bluetooth-modem gebruiken
U kunt de telefoon via Bluetooth op een notebook of
desktopcomputer aansluiten en vervolgens als modem voor
de computer gebruiken.
Als u uw telefoon via Bluetooth op een computer wilt
aansluiten, hebt u voor uw computer een Bluetooth-
radioadapter (of USB-Bluetooth-dongle) nodig.
Een Bluetooth-verbinding congureren tussen de
telefoon en de computer (in Windows XP SP2)
1.
Schakel op de telefoon Bluetooth in en stel de
identiceerbare
modusin.
2. Sluit een Bluetooth-radio-adapter op uw computer aan.
(Raadpleeg de documentatie bij het apparaat voor
meer informatie over de installatie.)
Nadat er een Bluetooth-radio-adapter op uw computer
is
geïnstalleerd,wordtinhetconguratieschermen
in het systeemvak het pictogram Bluetooth Devices
(Bluetooth-apparaten) weergegeven. Dubbelklik op dit
pictogram.
81
5
Een verbinding maken
3. Klik in het Bluetooth-venster op Add (Toevoegen).
4. De wizard voor het toevoegen van Bluetooth-
apparaten wordt geopend. Schakel het selectievakje
My device is set up and ready to be found (Mijn
apparaat is ingesteld en kan worden gevonden) in en
klik vervolgens op Next (Volgende).
5. Uw telefoon wordt nu als nieuw apparaat gedetecteerd
en de naam wordt in het dialoogvenster weergegeven.
Selecteer de naam van het apparaat en klik op Next
(Volgende).
6. Selecteer Let me choose my own passkey (Ik wil
zelf een sleutel kiezen) en voer een wachtwoordsleutel
in
diealsidenticatienummerkandienenvooreen
veilige verbinding tussen de telefoon en de computer.
De sleutel moet 1 tot 16 zestien tekens bevatten. Klik
vervolgens op Next (Volgende).
7. Er wordt een bevestiging weergegeven op uw telefoon.
Klik op Yes (Ja) om de verbinding te accepteren,
voer dezelfde wachtwoordsleutel nogmaals in en klik
vervolgens op Next (Volgende).
8. Klik op de computer op Finish (Voltooien) om de
wizard af te sluiten.
9. Klik op de telefoon op het scherm Device added
(Apparaat toegevoegd) op OK.
10. Voer een weergavenaam in voor de computer en klik
op Next (Volgende).
11. Klik vervolgens in het dienstenscherm op Done
(Gereed).
Nadat de telefoon via Bluetooth op de computer is
aangesloten, moet u op de computer de telefoon als
Bluetooth-modem toevoegen.
82
5
Een verbinding maken
De telefoon als Bluetooth-modem toevoegen
1. Klik op de computer op Start > Control Panel
(Conguratiescherm)
>Phone and Modem Options
(Telefoon- en modemopties).
2. Klik op het tabblad Modems. Kijk of er in de lijst een
‘Generic Bluetooth Modem’ (algemene Bluetooth-
modem) of een ‘Standard Modem over Bluetooth Link’
(standaardmodem via Bluetooth-koppeling’ staat. Zo
ja, ga naar stap
6.
3. Als er geen Bluetooth-modem op het modemstabblad
staat, klikt u op Add (Toevoegen).
4. Klik in de wizard voor het toevoegen van nieuwe
hardware op Next (Volgende).
5. Selecteer in het Bluetooth-scherm de naam van de
telefoon en klik op OK.
6. Selecteer op het modemstabblad de Bluetooth-modem
en klik vervolgens op Properties (Eigenschappen).
7. Klik op het tabblad Advanced (Geavanceerd) en
voer bij Extra initialization commands (Extra
initialisatieopdrachten) de volgende opdracht in:
AT+CGDCONT=1,”IP”,”APN”
(waarbij APN de naam van het toegangspunt is die
u van de beheerder van het mobiele netwerk hebt
gekregen om toegang tot internet te krijgen). Klik
vervolgens op OK.
8. Klik op OK om de telefoon- en modemopties af te
sluiten.
Uw telefoon is nu als Bluetooth-modem geconfigureerd.
Zie ‘Inbellen en verbinding maken met internet’ voor meer
informatie over het maken van verbinding met internet.
83
5
Een verbinding maken
5.6 Wi-Fi-verbinding
Met Wi-Fi kunt u tot een afstand van ongeveer 100 meter
draadloos toegang krijgen tot internet. Om op uw telefoon
Wi-Fi te kunnen gebruiken, moet u toegang hebben tot
een draadloos toegangspunt van uw serviceprovider. In
openbare gelegenheden, zoals cafés of restaurants, is
toegang tot het publieke draadloze toegangspunt van die
gelegenheid nodig (ook wel ‘hotspots’ genoemd).
De beschikbaarheid en het bereik van het Wi-Fi-signaal van uw
telefoon is afhankelijk van het aantal, de infrastructuur en het aantal
andere objecten waar het signaal doorheen moet.
Verbinding maken met een Wi-Fi-netwerk
1. Klik in het beginscherm op Start > Comm Manager.
Het venster Comm Manager wordt geopend.
2. Klik op het Wi-Fi-pictogram.
Het Wi-Fi-pictogram wordt nu gemarkeerd om aan te
geven dat Wi-Fi ingeschakeld is.
3. Klik op Menu > Wi-Fi Settings (Wi-Fi-instellingen) om
het scherm voor Wi-Fi-instellingen te openen.
4
. Selecteer Wi-Fi voor een lijst met actieve Wi-Fi-
netwerken.
5. Selecteer een actief Wi-Fi-netwerk in de lijst of
selecteer New (Nieuw) om een Wi-Fi-netwerk toe te
voegen.
6. Klik op Menu > Connect (Verbinden) om verbinding te
maken met het geselecteerde Wi-Fi-netwerk.
U kunt de instellingen voor verbinding met een Wi-
Fi-netwerk
ookcongurerendoorteklikkenopMenu
> Edit (Bewerken). U kunt de netwerksleutel en de
vereiste gegevens opgeven in het scherm Wi-Fi
Connections (Wi-Fi-verbindingen).
7. Klik in het WiFi-scherm op Done (Gereed).
84
5
Een verbinding maken
Wi-Fi maakt verbinding met het standaardnetwerk dat op uw telefoon
beschikbaar is. Als de telefoon echter geen WiFi-signaal kan vinden,
wordt standaard GPRS gestart.
Klik in Comm Manager op Settings (Instellingen) > Wi-Fi Settings
(Wi-Fi-instellingen) > Connection Status (Verbindingsstatus) om
van elk Wi-Fi-kanaal de status en signaalsterkte op dat moment te
bekijken.
Tijdens verbinding met een Wi-Fi-netwerk kunt u uw telefoon
het beste zo instellen dat de Wi-Fi-functie automatisch wordt
uitgeschakeld zodra er langer dan een minuut geen signaal wordt
ontvangen. Hiermee spaart u batterijvermogen.
Betere beveiliging op het Wi-Fi-netwerk
Met de LEAP-functie van Comm Manager (Lightweight
Extensible Authentication Protocol) kunt u uw telefoon
beter beveiligen en ervoor zorgen dat niemand zonder
uw
toestemming toegang tot het netwerk kan krijgen.
1. Selecteer LEAP in het scherm Wi-Fi Connections
(Wi-Fi-verbindingen).
2. Klik op Menu > New (Nieuw).
Standaard worden in het LEAP-scherm de gegevens weergegeven
die u eerder hebt ingevoerd. Zo nodig kunt u deze gegevens
wijzigen of verwijderen door in het LEAP-scherm op Menu > Modify
(Wijzigen) of op Menu > Delete (Verwijderen) te klikken.
3. Voer de SSID(ServiceSetIdentier)in.
U kunt deze id opvragen bij uw serviceprovider.
4. Voer de gebruikersnaam, het wachtwoord en het
domein in.
5. Selecteer een vericatietype.
Op uw telefoon is het verificatietype standaard op
Open System (Open systeem) ingesteld.
Voor een goede werking van LEAP moet op de ontvangende telefoon
(uw telefoon) dezelfde SSID en gebruikersnaam en hetzelfde
wachtwoord worden ingevoerd als op het toegangspunt.
Hoofdstuk 6
Berichten uitwisselen en
werken met Outlook
6.1 E-mail en SMS-berichten
6.2 MMS-berichten
6.3 Pocket MSN Messenger
6.4 Agenda
6.5 Contactpersonen
6.6 Taken
6.7 Spraaknotities
86
6
Berichten uitwisselen en werken met Outlook
6.1 E-mail en SMS-berichten
Onder Messaging (Berichten) vindt u al uw e-mailaccounts
en uw SMS-account. U kunt e-mail via Outlook, webmail
via een internetprovider en SMS-berichten rechtstreeks
verzenden en ontvangen. Op het werk kunt u uw e-mail
bereiken via een VPN-verbinding (virtual private network).
Een e-mailaccount instellen
Voordat u e-mails kunt verzenden en ontvangen, moet u
eerst een e-mailaccount instellen. Dit kan een account bij
een Internet Service Provider (ISP) zijn of een account
waartoe u toegang hebt via een VPN-serververbinding
(doorgaans een werkaccount).
1. Klik in het beginscherm op Start > Messaging
(Berichten) en klik op een willekeurige optie in het
scherm Messaging (Berichten).
2. Klik op Menu > Options (Opties) > New Account
(Nieuwe account).
3. Voer bij Your name (Uw naam) uw naam in zoals die
moet worden weergegeven in e-mailberichten.
4. Voer bij E-mail address (E-mailadres) het adres van
deze account in.
5. Selecteer Attempt to obtain e-mail settings from the
Internet (Proberen e-mailinstellingen te verkrijgen van
het Internet) en kies Next (Volgende).
Het automatische configuratieprogramma probeert de
benodigde instellingen voor de e-mailserver te downloaden,
zodat u deze gegevens niet handmatig hoeft in te voeren.
Als de account is ingesteld, krijgt u bericht dat u e-mail kunt
verzenden en ontvangen.
Als Auto configuration (Autoconfiguratie) niet is gelukt of
als u een account hebt waartoe u toegang hebt via een VPN-
serververbinding, neemt u contact op met uw internetprovider of
netwerkbeheerder voor de volgende gegevens en voert u deze
handmatig in:
87
6
Berichten uitwisselen en werken met Outlook
Instelling Beschrijving
User name
(Gebruikersnaam)
Voer de gebruikersnaam in die u is
toegewezen door uw internetprovider of
uw netwerkbeheerder. Dit is vaak het begin
van uw e-mailadres, het gedeelte vóór het
apenstaartje (@).
Password
(Wachtwoord)
Kies een sterk wachtwoord. U kunt ervoor
kiezen om uw wachtwoord op te slaan zodat u
dit niet telkens opnieuw hoeft in te voeren als
u verbinding maakt met de e-mailserver.
Domain (Domein) Niet vereist voor een account bij een
internetprovider. Kan vereist zijn voor een
werkaccount.
Server type
(Servertype)
Selecteer POP
3 of IMAP4.
Account name
(Accountnaam)
Voer een unieke naam voor de account in,
bijvoorbeeld “Werk” of “Thuis”. Deze naam kan
later niet meer worden veranderd.
Network (Netwerk) Voer het type netwerk in waarmee uw e-
mailserver is verbonden.
Incoming server
(Server voor
inkomende mail)
V
oer de naam in van uw e-mailserver (POP3
of IMAP4).
Require SSL
connection (SSL-
verbinding vereist)
Schakel deze optie in als u er zeker van
wilt zijn dat u voor deze account altijd
e-mailberichten ontvangt via een SSL-
verbinding. Hierdoor kunt u persoonlijke
informatie veiliger ontvangen. Als u deze
optie inschakelt terwijl u internetprovider geen
SSL-verbindingen ondersteunt, kunt u geen
verbinding maken om e-mail te ontvangen.
Outgoing server
(Server voor
uitgaande mail)
Voer de naam in van uw server voor uitgaande
e-mail (SMTP).
Outgoing server
requires
authe
ntication
(Voor uitgaande
server is verificatie
vereist)
Schakel deze optie in als er verificatie vereist
is voor uw server voor uitgaande e-mail
(SMTP). Hiervoor worden de gebruikersnaam
en het wachtwoord gebruikt die u hierboven
hebt ingevoerd.
88
6
Berichten uitwisselen en werken met Outlook
Een e-mail of SMS-bericht schrijven en verzenden
1. Klik in het beginscherm op Start > Messaging
(Berichten).
2. Selecteer een e-mailaccount of selecteer Text
Messages (SMS-berichten). Klik vervolgens op Select
(Selecteren).
3. Klik op New (Nieuw).
4. Voer het e-mailadres of het telefoonnummer van een
of meer geadresseerden in en scheid de adressen
met puntkomma’s. Als u bij To (Aan) adressen
en telefoonnummers wilt invullen vanuit Contacts
(Contactpersonen), drukt u op Enter en selecteert u
een geadresseerde in de lijst.
5. Voer een bericht in.
6. Klik op Send (Verzenden).
Instelling Beschrijving
Outgoing
server settings
(Instellingen
uitgaande server)
Het is mogelijk dat voor uw uitgaande
mailserver andere verificatie-instellingen zijn
vereist dan voor uw inkomende mailserver.
Use different user
name for outgoing
server (Gebruik
een andere
gebruiker
snaam
voor de uitgaande
server)
Schakel deze optie in als er voor uw server
voor uitgaande e-mail een andere gebruikers-
naam en wachtwoord nodig zijn dan wat u
eerder hebt ingevoerd.
User name
(Gebruikersnaam)
Voer uw gebruikersnaam in voor de server
voor uitgaande e-mail.
Password
(Wachtwoord)
Voer uw wachtwoord in voor de server voor
uitgaande e-mail.
Domain (Domein) Voer het domein in van de server voor
uitgaande e-mail.
89
6
Berichten uitwisselen en werken met Outlook
Als u off line werkt, worden e-mailberichten verplaatst naar de
map Outbox (Postvak UIT) en worden ze verzonden zodra u weer
verbinding maakt. SMS-berichten worden direct verzonden.
Als u de prioriteit van een e-mailbericht wilt instellen, selecteert u
Menu > Message Options (Berichtopties).
Als u een bericht wilt annuleren, selecteert u Menu > Cancel
Message (Bericht annuleren).
Als u een SMS-bericht verzendt en wilt weten of het is ontvangen,
klikt u voordat u het bericht verzendt op Menu > Message Options
(Berichtopties). Selecteer vervolgens Request message delivery
notification (Bezorgbevestiging van bericht vragen).
Berichten beantwoorden of doorsturen
1. Klik vanuit een geopend bericht op Reply
(Beantwoorden), Menu > Reply All (Alle
beantwoorden) of Forward (Doorsturen).
2. Voer een bericht in.
3. Klik op Send (Verzenden).
Wanneer u e-mail beantwoordt of doorstuurt die afkomstig is
vanuit Outlook, worden er minder gegevens verzonden als u
het oorspronkelijke bericht niet bewerkt. Afhankelijk van uw
tarievenstructuur kan dit de kosten verlagen.
Een bijlage aan een e-mailbericht toevoegen
1. Klik vanuit een nieuw bericht op Menu > Insert
(Invoegen) en klik vervolgens op Picture (Afbeelding)
of Voice Note (Spraaknotitie).
2. Selecteer de afbeelding die u als bijlage wilt toevoegen
of neem een spraaknotitie op.
Bijlagen downloaden
In een geopend bericht met daarin een bijlage die u
wilt downloaden, selecteert u de bijlage. De volgende
keer dat u synchroniseert of verbinding maakt met de
e-mailserver en e-mail ontvangt en verzendt, wordt de
bijlage gedownload.
90
6
Berichten uitwisselen en werken met Outlook
Berichten downloaden
De manier waarop u berichten downloadt is afhankelijk van
het type account dat u hebt:
Als u e-mail wilt verzenden en ontvangen voor een
Outlook-e-mailaccount, begint u de synchronisatie
met ActiveSync. Zie “Gegevens synchroniseren” in
hoofdstuk
3 voor meer informatie.
Als u e-mailberichten wilt verzenden en ontvangen voor
een e-mailaccount
die u hebt bij een internetprovider of
waartoe u toegang hebt via een VPN-serververbinding
(meestal een werkaccount), downloadt u berichten via
een externe e-mailserver. Zie “Berichten downloaden
van de server”, verderop in dit hoofdstuk, voor meer
informatie.
SMS-berichten worden automatisch ontvangen
wanneer de telefoon is ingeschakeld. Staat uw telefoon
in de vliegtuigmodus, dan worden berichten door uw
provider vastgehouden totdat u de vliegtuigmodus
uitschakelt.
Berichten downloaden van de server
Als u e-mailberichten wilt verzenden en ontvangen voor een
e-mailaccount die u hebt bij een internetprovider of waartoe
u toegang hebt via een VPN-serververbinding (meestal een
werkaccount), moet u eerst verbinding maken met internet of
met het bedrijfsnetwerk, afhankelijk van de account.
1. Klik in het beginscherm op Start > Messaging
(Berichten).
2. Selecteer de e-mailaccount.
91
6
Berichten uitwisselen en werken met Outlook
3. Klik op Menu > Send/Receive (Verzenden/ontvangen).
De berichten op de telefoon en op de e-mailserver
worden als volgt gesynchroniseerd: nieuwe berichten
worden gedownload naar de Inbox (Postvak in) van
de telefoon, berichten in de Outbox (Postvak uit) van
de telefoon worden verzonden, en berichten die van
de server zijn verwijderd worden ook verwijderd uit de
Inbox (Postvak in) van de telefoon.
Als u het gehele bericht wilt downloaden, selecteert u eerst het
bericht en vervolgens Menu > Download Message (Bericht
downloaden). De rest van het bericht wordt gedownload bij de
volgende keer dat u e-mail verzendt en ontvangt.
Mappen beheren
Elke Messaging-account heeft een eigen mappenstructuur
met vijf standaard-berichtmappen: Inbox (Postvak IN),
Outbox (Postvak UIT), Deleted Items (Verwijderde items),
Drafts (Concepten) en Sent Items (Verzonden items).
De berichten die u via de account verzendt en ontvangt,
worden in deze mappen opgeslagen. U kunt ook binnen
elke structuur extra mappen maken. De werking van
mappen voor e-mailaccounts is afhankelijk van het type
e-mailaccount dat u gebruikt.
Als u instelt dat een Outlook-account moet worden
gesynchroniseerd met Exchange Server of met een pc,
worden e-mailberichten in de map Inbox (Postvak IN) van
Outlook automatisch gesynchroniseerd met uw telefoon. U
kunt ervoor kiezen extra mappen te synchroniseren door
ze aan te wijzen voor synchronisatie. De mappen die u
maakt en de berichten die u verplaatst, worden vervolgens
gespiegeld op de e-mailserver. Als u bijvoorbeeld twee
berichten vanuit de map Inbox (Postvak IN) verplaatst naar
een map met de naam Familie, en de map Familie hebt
aangewezen voor synchronisatie, maakt de server een kopie
van de map Familie en worden de berichten naar die map
gekopieerd. U kunt dan deze berichten ook lezen wanneer
92
6
Berichten uitwisselen en werken met Outlook
u niet aan uw pc werkt. U kunt alleen mappen op pc’s en
telefoons maken en verwijderen wanneer u verbinding hebt
met een Exchange-mailserver.
Net als voor Outlook-accounts geldt voor een account die
mail verzendt en ontvangt via een IMAP4-mailserver, dat
alle berichten op de telefoon kopieën zijn van de berichten
op de server. De lokale mappen die u op de telefoon maakt
en de e-mailberichten die u naar die mappen verplaatst,
worden gekopieerd naar de e-mailserver. Als u op de
telefoon een bericht verplaatst, wordt het verplaatste bericht
naar de server gekopieerd bij de volgende keer dat u e-mail
op de account verzendt en ontvangt. Uw berichten zijn
daardoor altijd beschikbaar wanneer u verbinding maakt
met uw e-mailserver, of dat nu vanaf de telefoon of vanaf
de pc is. Deze synchronisatie van mappen vindt plaats als
u verbinding maakt met uw e-mailserver, nieuwe mappen
maakt of mappen hernoemt/verwijdert als u verbinding hebt.
U kunt ook verschillende downloadopties voor elke map
instellen.
Als u een account instelt voor het verzenden/ontvangen
van e-mail via een POP3-mailserver, wordt de koppeling
tussen de berichten op de telefoon en hun kopieën op
de e-mailserver verbroken voor e-mailberichten die u
verplaatst naar de map Deleted Items (Verwijderde items)
van de telefoon. De volgende keer dat u verbinding
maakt om e-mail te verzenden en te ontvangen, herkent
de e-mailserver de berichten in de map Deleted Items
(Verwijderde items) en worden deze ook van de e-mailserver
verwijderd. Alle overige berichten in andere mappen blijven
zowel op de telefoon als op de e-mailserver bewaard.
93
6
Berichten uitwisselen en werken met Outlook
6.2 MMS-berichten
Het is leuk en gemakkelijk om berichten van het type MMS
(Multimedia Message Service) te maken en te verzenden.
U kunt foto’s of videoclips vastleggen of invoegen, geluid
opnemen of invoegen, tekst toevoegen, en dat alles
meesturen met uw MMS-bericht.
MMS starten
Voer een van de volgende handelingen uit:
Klik in het beginscherm op Start > Messaging
(Berichten) > MMS.
Selecteer in het programma Pictures & V
ideos
(Afbeeldingen en video’s) een afbeelding in My
Pictures (Mijn afbeeldingen) en klik op Menu > Send
(Verzenden). Selecteer MMS als berichtenaccount om
de afbeelding te kunnen meesturen met het bericht.
Maak met het programma Camera een foto of
een MMS-videoclip en selecteer Menu > Send
(Verzenden) > via E-mail (Via e-mail). Selecteer MMS
als berichtenaccount om de foto of videoclip te kunnen
meesturen met het bericht.
Mappen met MMS-berichten openen
Klik op Start > Messaging (Berichten) > MMS, en
vervolgens op Menu > Folders (Mappen).
Mappen voor MMS-berichten
94
6
Berichten uitwisselen en werken met Outlook
MMS-instellingen bewerken
Klik in het MMS-hoofdscherm op Menu > Options
(Opties) > Account Options (Accountopties) > MMS om
naar het scherm Preferences (Voorkeuren) te gaan en
MMS-instellingen te bewerken. Schakel de aangeboden
keuzevakjes naar wens in of uit.
Klik in het scherm Preferences (Voorkeuren) op Menu >
MMSC Settings (MMSC-instellingen) > Edit (Bewerken) om
naar de instellingen voor het Multimedia Messaging Service
Center (MMSC) te gaan.
MMS-berichten maken en verzenden
Beginnen met opstellen van een MMS-bericht
U kunt MMS-berichten maken van een combinatie van
meerdere dia’s, waarbij elke dia een foto, een audio- of
videoclip en/of tekst kan bevatten.
1. Klik in het beginscherm op Start > Messaging
(Berichten) > MMS > New (Nieuw).
2. Voer bij To (Aan) het telefoonnummer of e-mailadres
van de ontvanger rechtstreeks in of druk op Enter
om een nummer of adres te kiezen uit de lijst met
contactpersonen. U kunt ook klikken op Menu >
Recipients (Geadresseerden) > Add (Toevoegen)
selecteren om een nieuwe contactpersoon in te
voeren.
3. Voer bij Subject (Onderwerp) een onderwerp voor uw
bericht in.
4. Klik op Insert Picture/Video (Afbeelding/video
invoegen) om een afbeelding of videoclip te kiezen in
het scherm Select Media (Media selecteren) en deze in
te voegen.
5. Voer tekst in en voeg geluidsfragmenten in door op de
desbetreffende gebieden te klikken.
6. Klik op Send (Verzenden) om het bericht te verzenden.
95
6
Berichten uitwisselen en werken met Outlook
Als u een kopie van het bericht aan anderen wilt sturen gaat u naar
de velden Cc en Bcc door Menu > Send Options (Verzendopties)
te selecteren. V
oer in deze velden de telefoonnummers of e-mail-
adressen van de geadresseerden in of klik op Menu > Recipients
(Geadresseerden) > Add (Toevoegen) om deze gegevens vanuit
Contacts (Contactpersonen) toe te voegen.
De volgende symbolen geven navigatiemogelijkheden aan
naar sommige opties in het MMS-scherm.
Klik op
om naar de vorige dia te gaan.
Klik op
om naar de volgende dia te gaan.
Een MMS-bericht opstellen
Een MMS-bericht maken uit een sjabloon
Klik in het lege MMS-scherm op Menu > Template
(Sjabloon) > New from Template (Nieuw uit sjabloon)
om een bericht te maken op basis van een vooraf
gedenieerde
sjabloon.
Als u een bericht wilt opslaan als sjabloon, maakt u een nieuw bericht
of opent u een bestaand bericht en klikt u op Menu > Template
(Sjabloon) > Save as Template (Opslaan als sjabloon).
96
6
Berichten uitwisselen en werken met Outlook
Een afbeelding of videoclip invoegen in een MMS-bericht
U kunt stilstaand beeld (afbeelding) of bewegend beeld
(video) toevoegen aan elke afzonderlijke dia in het MMS-
scherm.
1.
Klik op Insert Picture/Video (Afbeelding/video
invoegen) om een afbeelding of videoclip in te voegen.
2. Selecteer een afbeelding of videoclip in het scherm
Select Media (Media selecteren). Dit is de map My
Pictures (Mijn afbeeldingen), waar afbeeldingen en
videoclips zichtbaar zijn in miniatuurweergave. Als u
naar een andere map met afbeeldingen of video’s wilt
navigeren, selecteert u Menu > Change Folder (Map
wijzigen).
3. Selecteer een afbeelding of video met behulp van
de navigatietoets en klik vervolgens op Select
(Selecteren) of Menu > Select (Selecteren) om deze
in
te voegen.
In het scherm Select Media (Media selecteren) kunt u de
miniatuurweergaven in een lijst bekijken, een item openen
om het te bekijken of een item verwijderen door Menu te
selecteren en vervolgens de gewenste optie te kiezen. U
kunt deze afbeelding of videoclip zelfs verwijderen door op
de knop Terug te drukken. Als u een nieuwe afbeelding of
videoclip wilt maken om deze direct met het bericht mee te
sturen, selecteert u Menu > Capture Picture (Afbeelding
vastleggen) of Menu > Capture Video (Video vastleggen).
De nieuwe afbeelding of videoclip wordt automatisch
ingevoegd in uw bericht.
97
6
Berichten uitwisselen en werken met Outlook
Vooraf gedenieerde tekst toevoegen aan een
MMS-bericht
U kunt tekst rechtstreeks vanuit een lijst met vooraf
gedefinieerde woorden of woordgroepen toevoegen aan
een dia. Deze lijst wordt Canned Text (Opgeslagen tekst)
genoemd.
Klik in het MMS-scherm op Menu > Insert Object
(Object invoegen) > Canned Text (Opgeslagen tekst)
en klik vervolgens op Select (Selecteren) of op Menu
> Select (Selecteren) om een tekst uit de lijst met
opgeslagen tekst in te voegen.
Als u een fragment in de lijst met opgeslagen tekst wilt bewerken of
verwijderen, selecteert u het betreffende fragment en klikt u op Menu
> Edit (Bewerken) of Menu > Delete (Verwijderen). Als u een nieuw
fragment wilt maken om aan de lijst toe te voegen, klikt u op Menu >
New (Nieuw).
Opgeslagen tekst
98
6
Berichten uitwisselen en werken met Outlook
Een geluidsfragment toevoegen aan een MMS-bericht
U kunt geluidsfragmenten toevoegen aan uw MMS-
berichten. U kunt echter maar één geluidsfragment per dia
toevoegen.
1. Selecteer Insert Audio (Audio invoegen) om een
geluidsfragment in te voegen.
Selecteer een geluidsfragment in het scherm Select
Audio (Audio selecteren).
Standaard wordt in het scherm Select Audio (Audio
selecteren) de inhoud van de map My Sounds (Mijn
geluiden) weergegeven. Als u naar een andere map met
geluidsfragmenten wilt navigeren, selecteert u Menu >
Change Folder (Map wijzigen).
2. Selecteer een geluidsfragment met behulp van
de navigatietoets en klik vervolgens op Select
(Selecteren) of Menu > Select (Selecteren) om het
fragment in te voegen.
U kunt het geluidsfragment afspelen en beluisteren door
vóór het invoegen Menu > Play (Afspelen) te selecteren.
Als u daarentegen een nieuw geluidsfragment wilt
opnemen, selecteert u Menu > Capture Audio (Audio
vastleggen). Selecteer vervolgens Record (Opnemen)
om de opname te starten en Stop om te opname
te beëindigen. Selecteer Play (Afspelen) om het
nieuw vastgelegde geluidsfragment te beluisteren en
selecteer vervolgens Done (Gereed).
Het nieuwe geluidsfragment wordt toegevoegd aan uw
MMS-bericht.
Opties instellen voor een MMS-bericht
Bij het maken van een MMS-bericht kunt u daarvoor de
volgende opties instellen door Menu te selecteren.
99
6
Berichten uitwisselen en werken met Outlook
Optie Functie
Recipients
(Geadresseerden)
Het telefoonnummer of e-mailadres van de
geadresseerde(n) opgeven
Insert Object
(Object invoegen)
Een afbeelding/video, geluid of vooraf
gedefinieerde tekst invoegen
Capture
(Vastleggen)
Een afbeelding, geluidsfragment of videoclip
maken die in het bericht kan worden ingevoegd
Attachments
(Bijlagen)
Een vCard, vCalendar of ander bestand
bijsluiten
Remove Picture/
Remove Video
(Afbeelding
verwijderen/Video
verwijderen)
Een afbeelding of video uit het bericht
verwijderen
Remove
Audio (Audio
verwijderen)
Een geluidsfragment uit het bericht verwijderen
Remove
Text (Tekst
verwijderen)
Tekst uit het bericht verwijderen
Slides (Dia’s) Dia’s toevoegen en verwijderen, volgende of
vorige dia’s weergeven en de tijdsduur van dia’s
opgeven
Background
(Achtergrond)
Een achtergrondkleur uit de lijst kiezen
Template
(Sjabloon)
Een bericht maken op basis van een vooraf
gedefinieerde sjabloon, en een nieuw of
bestaand bericht opslaan als sjabloon
Send Options
(Verzendopties)
De aflevertijd, geldigheid, prioriteit, klasse en
andere instellingen voor een bericht opgeven
Preview Message
(Voorbeeld
bericht)
De inhoud van het MMS-bericht afspelen
alvorens het te verzenden
Send Message
(Bericht
verzenden)
Het bericht versturen naar de geadresseerden
Cancel
(Annuleren)
Het bericht annuleren en terugkeren naar het
scherm met mappen voor MMS-berichten
100
6
Berichten uitwisselen en werken met Outlook
MMS-berichten bekijken en beantwoorden
MMS-berichten ontvangen
Klik in een willekeurig scherm met mappen voor
MMS-berichten op Menu > Send/Receive (Verzenden/
ontvangen).
Standaard worden berichten automatisch gedownload
naar uw telefoon.
Een MMS-bericht weergeven
U kunt op verschillende manieren MMS-berichten
weergeven.
Druk op Enter om het bericht op uw telefoon weer te
geven en af te spelen. Klik op Pause (Onderbreken)
of Menu > Stop (Stoppen) om het afspelen te
onderbreken.
Klik
op Menu > Object View (Objectweergave) om een
lijst met bestanden te zien die zijn opgenomen in het
bericht. Als u een bestand wilt openen, selecteert u dat
bestand en klikt u vervolgens op Open (Openen). Als
u een bestand wilt opslaan, selecteert u dat bestand
en klikt u vervolgens op Save (Opslaan), Menu > Save
Audio (Audio opslaan), of Menu > Save Photo (Foto
opslaan).
Als u elke dia in het bericht wilt bekijken, klikt u op
Menu > Next (Volgende).
Een MMS-bericht beantwoorden
K
lik op Menu > Reply (Beantwoorden) > Reply
(Beantwoorden) om een antwoord te sturen aan de
afzender van het bericht, of selecteer Menu > Reply
(Beantwoorden) > Reply All (Alle beantwoorden) om
een antwoord te sturen aan iedereen die wordt genoemd
in de velden To (Aan) en CC van het bericht. Klik op
Menu > Reply (Beantwoorden) > Forward (Doorsturen)
om het bericht door te sturen aan iemand anders.
101
6
Berichten uitwisselen en werken met Outlook
6.3 Pocket MSN Messenger
Pocket MSN Messenger brengt de functies van MSN
Messenger op uw telefoon. Met Pocket MSN Messenger
kunt u het volgende doen:
Expresberichten verzenden en ontvangen.
Zien welke contactpersonen on line en of
f line zijn.
U aanmelden voor statusupdates voor bepaalde
contactpersonen zodat u ziet wanneer ze on line gaan.
Contactpersonen blokkeren zodat deze uw status
niet kunnen zien en geen berichten naar u kunnen
verzenden.
Voordat u MSN Messenger kunt gebruiken, moet u
verbinding maken met internet. Zie “Een verbinding maken
met internet” in hoofdstuk
5 voor meer informatie over het
instellen van een internetverbinding.
U hebt een Microsoft .NET Passport of een Hotmail-account nodig
om MSN Messenger te kunnen gebruiken. Als u een e-mailadres op
hotmail.com of msn.com hebt, beschikt u al over een Passport. Voor
een nieuwe Passport-account gaat u naar http://www.passport.com,
voor een nieuwe Hotmail-account gaat u naar http://www.hotmail.
com.
MSN Messenger starten
1. Klik in het beginscherm op Start > Pocket MSN.
2. Klik op MSN Messenger.
Aan- of afmelden
Klik in het hoofdscherm van MSN Messenger opSign
In (Aanmelden). Voer het e-mailadres en wachtwoord
van uw Passport- of Hotmail-account in en klik op Sign
In (Aanmelden).
Het aanmelden kan enkele minuten duren, afhankelijk
van de snelheid van uw internetverbinding.
Als u zich wilt afmelden, klikt u op Menu > Sign Out
(Afmelden).
102
6
Berichten uitwisselen en werken met Outlook
Contactpersonen toevoegen of verwijderen
Als u een contactpersoon wilt toevoegen, klikt u op
Menu > Add Contact (Contactpersoon toevoegen),
waarna u de aanwijzingen in het scherm opvolgt.
Als u een contactpersoon wilt verwijderen, selecteert
u de contactpersoon en klikt u vervolgens op Menu >
Delete Contact (Contactpersoon verwijderen).
Een expresbericht verzenden
1.
Klik op de contactpersoon naar wie u een bericht wilt
verzenden.
2. Voer uw bericht in het tekstinvoergebied onder aan het
scherm in en klik op Send (Verzenden).
Als u snel veelvoorkomende woordgroepen wilt toevoegen, klikt u op
Menu > My Text (Mijn tekst) en selecteert u een woordgroep in de
lijst.
Contactpersonen blokkeren of deblokkeren
Als u een contactpersoon wilt blokkeren zodat deze
uw status niet kan zien en geen berichten aan u kan
sturen, selecteert u de contactpersoon en klikt u
vervolgens Menu > Block (Blokkeren).
Als u de blokkering van een contactpersoon wilt
opheffen, selecteert u de contactpersoon en klikt
u
vervolgens op Menu > Unblock (Deblokkeren).
Uw eigen Messenger-status wijzigen
1.
Selecteer uw eigen naam boven in het scherm.
Uw actuele status wordt in de weergegeven lijst
aangegeven met een opsommingsteken.
2. Selecteer een status in de lijst, bijvoorbeeld Out To
Lunch (Lunchpauze).
103
6
Berichten uitwisselen en werken met Outlook
Uw schermnaam wijzigen
1. Klik op Menu > Options (Opties).
2. Typ bij My display name (Mijn weergegeven naam) de
naam die u aan anderen wilt tonen in MSN Messenger.
3. Klik op Done (Gereed).
6.4 Agenda
Gebruik Calendar (Agenda) om afspraken te plannen,
zoals vergaderingen en andere gebeurtenissen. U kunt uw
afspraken voor de dag laten weergeven in het beginscherm.
Als u op uw pc met Outlook werkt, kunt u afspraken tussen
de telefoon en de pc synchroniseren. U kunt de agenda
ook zo instellen dat u aan afspraken wordt herinnerd met
bijvoorbeeld een geluid of een knipperend lampje.
Een afspraak plannen
1.
Klik in het beginscherm op Start > Calendar (Agenda).
2. Klik op Menu > New Appointment (Nieuwe afspraak).
3. Voer gegevens over de afspraak in.
4. Als u een dagvullend evenement plant, selecteert u bij
End time (Eindtijd) de optie All day event (Hele dag).
5. Klik op Done (Gereed).
Gebeurtenissen die een hele dag duren, bezetten geen tijdblokken in
de agenda. In plaats daarvan worden ze in een band boven aan de
agenda weergegeven.
Een afspraak terugkerend maken
1. Klik in het beginscherm op Start > Calendar (Agenda).
2. Klik op de afspraak en vervolgens op Edit (Bewerken).
3. Blader naar Occurs (Treedt op) en selecteer een van
de frequentieopties.
4. Klik op Done (Gereed).
104
6
Berichten uitwisselen en werken met Outlook
Uw afspraken bekijken
U kunt uw afspraken in drie verschillende weergaven
bekijken: maand-, week- en agendaweergave.
1. Klik in het beginscherm op Start > Calendar (Agenda).
2. Voer een van de volgende handelingen uit:
Klik op Menu > Month View (Maandweergave).
Klik op Menu > Week View (Weekweergave).
Klik op Menu > Go to Today (Ga naar vandaag),
of klik in de Week View (Weekweergave) of Month
View (Maandweergave) op Menu > Agenda View
(Agendaweergave).
Een agenda-afspraak verzenden
U kunt een agenda-afspraak via MMS naar een andere
telefoon verzenden.
1. Klik in het beginscherm op Start > Calendar (Agenda).
2. Selecteer een afspraak en klik vervolgens op Menu >
Send as vCalendar (Verzenden als vCalendar).
3. Voer in het veld To (Aan) van het MMS-bericht de
geadresseerde in en klik op Send (Verzenden).
6.5 Contactpersonen
Contacts (Contactpersonen) is uw adresboek en
informatieopslagruimte voor de mensen en bedrijven
waarmee u communiceert. Naast telefoonnummers,
e-mailadressen en privé-adressen kunt u alle andere
informatie opslaan die betrekking heeft op een contact-
persoon, zoals een verjaardag of trouwdag. U kunt ook een
afbeelding toevoegen of een beltoon toewijzen aan een
contactpersoon.
Vanuit de lijst met contactpersonen kunt u snel
communiceren met mensen. Selecteer een contactpersoon
in de lijst om een samenvatting van diens gegevens weer te
geven. Van daaruit kunt u bellen of een bericht verzenden.
105
6
Berichten uitwisselen en werken met Outlook
Als u op uw pc met Outlook werkt, kunt u contactpersonen
op de telefoon en de pc synchroniseren.
Een nieuwe contactpersoon maken
1.
Klik in het beginscherm op Start > Contacts
(Contactpersonen) > New (Nieuw).
2. Voer gegevens in over de nieuwe contactpersoon.
3. Klik op Done (Gereed).
Als iemand die niet in uw lijst met contactpersonen staat, u belt of
u een bericht stuurt, kunt u een contactpersoon maken vanuit Call
History (Oproepgeschiedenis), of vanuit het bericht door op Menu
> Save to Contacts (Opslaan in Contactpers.) te klikken.
In de lijst met contactgegevens ziet u waar u een afbeelding kunt
toevoegen of een beltoon kunt toewijzen aan een contactpersoon.
De gegevens van een contactpersoon bekijken en
bewerken
1. Klik in het beginscherm op Start > Contacts
(Contactpersonen).
2. Selecteer de contactpersoon van wie u de gegevens
wilt bekijken.
3. Als u de gegevens wilt bewerken, klikt u op Menu >
Edit (Bewerken).
4. Wanneer de wijzigingen zijn voltooid, klikt u op Done
(Gereed).
Een contactpersoon bellen vanuit de lijst met
contactpersonen
1.
Klik in het beginscherm op Start > Contacts
(Contactpersonen).
2. Selecteer de contactpersoon die u wilt bellen.
3. Druk op Spreken (
). Het standaardtelefoonnummer
van de contactpersoon wordt gekozen.
106
6
Berichten uitwisselen en werken met Outlook
Als u een ander nummer dan het standaardtelefoonnummer wilt
bellen, selecteert u de contactpersoon, bladert u naar het gewenste
nummer en druk u op Spreken ( ).
Een e-mail verzenden naar een contactpersoon
1. Klik in het beginscherm op Start > Contacts
(Contactpersonen).
2. Selecteer de contactpersoon.
3. Selecteer het e-mailadres.
4. Selecteer de e-mailaccount die moet worden gebruikt.
5. Voer een onderwerp in, schrijf uw bericht en klik op
Send (Verzenden).
Een SMS-bericht verzenden naar een contactpersoon
1.
Klik in het beginscherm op Start > Contacts
(Contactpersonen).
2. Selecteer de contactpersoon en klik vervolgens
op Menu > Send Text Message (SMS-bericht
verzenden).
3. Schrijf uw bericht en klik op Send (Verzenden).
Een contactpersoon zoeken
1.
Klik in het beginscherm op Start > Contacts
(Contactpersonen).
2. Als de naamweergave niet actief is, klikt u op Menu >
View By (Weergeven op) > Name (Naam).
3. Voer een van de volgende handelingen uit:
Begin een naam of telefoonnummer van de
contactpersoon in te voeren totdat de contact
-
persoon wordt weergegeven. Als u bijvoorbeeld 5
indrukt, worden namen die beginnen met J, K en
L weergegeven, alsmede telefoonnummers die
beginnen met een 5. Met het volgende nummer dat
u indrukt, wordt de zoekactie steeds verder verfijnd.
Als u “John” zoekt, drukt u achtereenvolgens op 5,
6, 4 en 6.
107
6
Berichten uitwisselen en werken met Outlook
Filter de lijst op categorie. Klik in de lijst met
contactpersonen op Menu > Filter. Klik vervolgens
op een categorie die u hebt toegewezen aan een
contactpersoon. Als u weer alle contactpersonen
wilt weergeven, selecteert u All Contacts (Alle
contactpersonen).
Zoek op bedrijf. Klik in de lijst met contactpersonen
op Menu > View By (Weergeven op) en vervolgens
op Company (Bedrijf). Selecteer een bedrijf om te
zien welke contactpersonen er werken.
De lijst met contactpersonen lteren
Contactpersonen waaraan een categorie is toegewezen,
worden in de lijst weergegeven wanneer u filtert op
categorie.
1. Klik in het beginscherm op Start > Contacts
(Contactpersonen).
2. Klik op Menu > Filter.
3. Selecteereencategorieomoptelteren.
Een beltoon aan een contactpersoon toewijzen
Als u snel wilt weten door wie u wordt gebeld, kunt u aan
elke contactpersoon een eigen beltoon toewijzen.
1. Klik in het beginscherm op Start > Contacts
(Contactpersonen).
2. Selecteer de contactpersoon aan wie u een beltoon
wilt toewijzen.
3. Klik op Menu > Edit (Bewerken).
4. Klik op Custom ring tone (Aangepaste beltoon) en
vervolgens op de gewenste beltoon.
5. Klik op Done (Gereed).
108
6
Berichten uitwisselen en werken met Outlook
Een afbeelding aan een contactpersoon toewijzen
1. Klik in het beginscherm op Start > Contacts
(Contactpersonen).
2. Selecteer de contactpersoon.
3. Klik op Menu > Edit (Bewerken).
4. Klik op Picture (Afbeelding).
5. Klik op de afbeelding die u wilt toevoegen.
De gegevens van een contactpersoon verzenden
U kunt een contactpersoonkaart via MMS naar een andere
telefoon verzenden.
1. Klik in het beginscherm op Start > Contacts
(Contactpersonen).
2. Selecteer een contactpersoon en klik vervolgens op
Menu > Send as vCard (Verzenden als vCard).
3. Voer in het veld To (Aan) van het MMS-bericht de
geadresseerde in en klik op Send (Verzenden).
6.6 Taken
Gebruik Tasks (Taken) om bij te houden wat u moet doen.
Een taak kan één keer of herhaaldelijk (terugkerend)
voorkomen. U kunt herinneringen voor taken instellen en
u kunt taken indelen met behulp van categorieën. Taken
worden weergegeven in een takenlijst. Achterstallige taken
worden rood weergegeven.
Een taak maken
1.
Klik in het beginscherm op Start > Tasks (Taken).
2. Voer bij Enter new task here (Voer hier nieuwe taak
in) een naam voor de taak in en druk op Enter.
U kunt gegevens op uw telefoon synchroniseren met uw pc om uw
takenlijst op beide plaatsen actueel te houden.
109
6
Berichten uitwisselen en werken met Outlook
Wanneer u op de pc een nieuwe taak met herinnering maakt en
vervolgens de taken synchroniseert met de telefoon, wordt de
herinnering geactiveerd op het tijdstip dat is ingesteld op de pc.
Een taak verwijderen
1. Klik in het beginscherm op Start > Tasks (Taken).
2. Selecteer de taak en klik vervolgens op Menu > Delete
Task (Taak verwijderen).
Een taak zoeken
1.
Klik in het beginscherm op Start > Tasks (Taken).
2. Voer in de takenlijst een van de volgende handelingen
uit:
Als u de lijst wilt sorteren, klikt u op Menu > Sort by
(Sorteren op), waarna u een sorteeroptie kiest.
Als u de lijst op categorie wilt filteren, klikt u op
Menu > Filter, waarna u de categorie kiest die u
wilt weergeven.
Categorieën verschijnen alleen in taken die zijn gesynchroniseerd
met de pc.
Als u de taken verder wilt filteren, klikt u op Active Tasks (Actieve
taken) of Completed Tasks (Voltooide taken).
Een taak als voltooid markeren
1. Klik in het beginscherm op Start > Tasks (Taken).
2. Selecteer de taak en klik vervolgens op Complete
(Voltooid).
6.7 Spraaknotities
Met spraaknotities kunt u korte gesproken berichten
opnemen. Spraaknotities worden opgenomen in de lijst met
alle notities en krijgen opeenvolgende namen (Recording1
(Opname1), Recording2 (Opname2), enzovoort).
110
6
Berichten uitwisselen en werken met Outlook
Een spraaknotitie maken
1. Klik in het beginscherm op Start > Voice Notes
(Spraaknotities).
2. Houd de telefoonmicrofoon bij uw mond.
3. Klik op Record (Opnemen) en spreek de spraaknotitie
in.
4. Klik op Stop (Stoppen) om de opname van de
spraaknotitie te beëindigen.
Een spraaknotitie verwijderen
1.
Klik in het beginscherm op Start > Voice Notes
(Spraaknotities).
2. Selecteer de spraaknotitie die u wilt verwijderen.
3. Klik op Menu > Delete (Verwijderen).
4. Klik op Yes (Ja).
Als u een spraaknotitie met een standaardnaam verwijdert,
bijvoorbeeld Recording1 (Opname1), komt deze naam beschikbaar
voor een nieuwe spraaknotitie.
Een spraaknotitie beluisteren
1. Klik in het beginscherm op Start > Voice Notes
(Spraaknotities).
2. Selecteer de spraaknotitie die u wilt afspelen en druk
op Enter.
Als u het beluisteren van de spraaknotitie wilt beëindigen, klikt u op
Stop (Stoppen) terwijl de spraaknotitie wordt afgespeeld.
Een spraaknotitie als beltoon gebruiken
1. Klik in het beginscherm op Start > Voice Notes
(Spraaknotities).
2. Selecteer de spraaknotitie en klik vervolgens op Menu
> Set As Ringtone (Instellen als beltoon).
Hoofdstuk 7
Met multimedia werken
7.1 Camera en videorecorder
7.2 Pictures & Videos (Afbeeldingen
en video’s)
7.3 Windows Media Player
7.4 MIDlet Manager
112
7
Met multimedia werken
7.1 Camera en videorecorder
Met de ingebouwde camera kunt u heel eenvoudig foto’s
maken en videoclips met geluid opnemen.
De camera of videorecorder openen
Voer een van de volgende handelingen uit:
Klik in het beginscherm op Start > Camera.
Klik in het beginscherm op Start > Video Recorder
(Videorecorder).
Druk op de knop Camera van uw telefoon.
Druk op Beëindigen (
) om af te sluiten.
De camera gebruiken
Met het programma Camera kunt u foto’s en videoclips
vastleggen in verschillende ingebouwde modi. Standaard
wordt Camera geopend in de vastlegmodus die u het
laatst hebt gebruikt. In de titelbalk wordt de actieve
modus weergegeven. Als u wilt overgaan op een andere
vastlegmodus, voert u een van de volgende handelingen uit
in het scherm Camera:
Klik op Menu > Capture Mode (Vastlegmodus) en
selecteer een modus in de lijst.
Klik op Menu > Capture Mode (Vastlegmodus) >
Manage (Beheren) en selecteer een modus in de lijst.
Klik op Menu > Options (Opties) > Modes (Modi) en
selecteer een modus in de lijst.
113
7
Met multimedia werken
De volgende vastlegmodi zijn beschikbaar:
Vastlegmodus Functie
Photo (
)
Hiermee maakt u gewone foto-opnamen.
Video (
)
Hiermee legt u videoclips vast, met of zonder
geluid.
MMS Video (
)
Hiermee legt u videoclips vast die via MMS
kunnen worden verzonden.
Contacts Picture
(
)
Hiermee maakt u een foto die als pasfoto
kan worden toegewezen aan een contact
-
persoon.
Picture Theme Hiermee maakt u foto’s en plaatst deze in
lijsten.
In de bovenstaande vastlegmodi kan de camera de
volgende bestandsindelingen vastleggen:
Vastlegtype Bestandsindeling
Foto JPEG
Video Motion-JPEG AVI (.avi)
MPEG-
4 (.mp4)
H.263 baseline (.3gp)
MMS Video H.
263 baseline (.3gp)
MPEG-4 (.mp4)
Pictogrammen, indicatoren en knoppen
voor cameramodi
Indicator voor de huidige datum en tijd. 2005/06/14
09:28 geeft aan wanneer (op welke dag en tijd) het
beeld is vastgelegd.
Indicator voor het formaat. size : 1
60x120 geeft
het huidige beeldformaat aan volgens de gekozen
resolutie.
Indicator voor de opslagruimte. free:
887 geeft de
status van de opslagruimte op de telefoon aan in
aantallen foto’s of maximale videolengte volgens de
huidige instellingen voor resolutie en kwaliteit, of de
gespeciceerdelengtevaneenvideoclipdieuwilt
vastleggen.
114
7
Met multimedia werken
Zoomindicator. zoom: 2.0x / 1.0x geeft de huidige
zoomverhouding aan.
Indicator voor vastlegstatus. Nadat u in het scherm
Camera op Capture (Vastleggen) hebt geklikt, drukt
u op de knop Camera of op de knop Enter.
Geeft
aan dat de camera in werking is en dat de genomen
foto wordt opgeslagen of dat er videobeeld wordt
opgenomen.
Indicator voor geluidsopname. (
/ ) geeft de
audiostatus aan (Aan/Uit) terwijl videobeeld wordt
opgenomen in de vastlegmodus Video of MMS Video.
Statusindicator voor sjabloon. (1/
3) geeft aan welke
foto-opname u gaat maken en hoeveel opnamen
in totaal kunnen worden gemaakt met de huidige
sjabloon.
Zoomschakelaar
. Als u en selecteert in het
scherm Review (Beoordelen), wordt respectievelijk in-
en uitgezoomd op het beeld.
Knop Enter
. Druk op de knop Enter in de navigatietoets
om een foto te maken wanneer u een stilstaand beeld
opneemt. Druk op deze knop om een video-opname
te starten; druk opnieuw op de knop om de opname te
beëindigen.
Navigatietoets. Druk boven of onder op de
navigatietoets om in of uit te zoomen.
Knop Camera. Druk op de knop Camera om het
scherm Camera te openen. Als het scherm Camera al
is geopend, drukt u eenmaal op deze knop om een foto
te maken of een video-opname te starten. In de modus
Video kunt u ook de video-opname beëindigen door op
deze knop te drukken.
115
7
Met multimedia werken
Gebruik van de vastlegmodi voor
stilstaand beeld
Wanneer u werkt in vastlegmodi voor stilstaand beeld zoals
Photo, Contacts Picture en Picture Theme, kunt u één foto
maken door op Capture (Vastleggen) te klikken. U kunt ook
op de knop Camera of de knop Enter in de navigatietoets
drukken om het beeld vast te leggen. Stilstaande beelden
worden vastgelegd en opgeslagen in JPEG-indeling.
Wanneer u een foto maakt in de modus Picture Theme,
kunt u een vooraf ingestelde sjabloon kiezen. Als u in de
sjablonen wilt bladeren om er een uit te kiezen, klikt u op
Menu > Select Template (Sjabloon selecteren) in het
scherm Camera. Selecteer een sjabloon in het scherm
Select Template (Sjabloon selecteren) en klik vervolgens op
OK. Afhankelijk van de gekozen sjabloon moeten er een of
meer foto’s worden gemaakt.
De vastlegmodus Video
Wanneer u werkt in de vastlegmodus Video, kunt u klikken
op Capture (Vastleggen), op de knop Enter of op de knop
Camera van uw telefoon drukken om een video-opname te
starten (desgewenst met geluid). Klik op Stop (Stoppen)
of druk opnieuw op Enter of Camera om de opname te
stoppen. Standaard geeft de telefoon het eerste beeld
van de vastgelegde videoclip weer in het scherm Review
(Beoordelen).
Klik voordat u een videoclip vastlegt op Menu > Options
(Opties) > Modes (Modi) in het scherm Camera om
de bestandsindeling, resolutie en vastleglimiet (tijd of
bestandsgrootte) te bepalen.
U kunt de bestandsindeling instellen op Motion-JPEG AVI,
MPEG-
4 of H.263 in het scherm Camera Settings (Camera-
instellingen).
116
7
Met multimedia werken
De vastlegmodus MMS Video
Wanneer u werkt in de vastlegmodus MMS Video, klikt u
op Capture (Vastleggen) in het scherm Camera om de
video-opname te starten. U kunt ook op de knop Enter of de
knop Camera van de telefoon drukken om de video-opname
(desgewenst met geluid) te starten. Klik op Stop (Stoppen)
of druk opnieuw op Enter of Camera om de opname te
stoppen.
De opnameduur ligt bij MMS Video vast. De opname eindigt
automatisch wanneer de vooraf ingestelde opnameduur is
bereikt. Wel kunt u de video-opname te allen tijde handmatig
stopzetten. De tijdindicator in de rechterbovenhoek van het
scherm geeft de limiet aan.
U kunt de bestandsindeling in het scherm Modes
(Modi) opgeven als H.
263 of MPEG-4 door op Menu >
Options (Opties) > Modes (Modi) te klikken; de ideale
bestandsindeling voor MMS is echter H.263 (3GP). Nadat u
het videobestand hebt vastgelegd, klikt u op Menu > Send
(Verzenden) > via E-mail (Via e-mail) en selecteert u MMS
in het venster Messaging (Berichten) om het bestand te
verzenden via MMS.
In- of uitzoomen
Voordat u een foto-opname of videoclip vastlegt, kunt u
inzoomen om objecten groter weer te geven en uitzoomen
om objecten kleiner weer te geven. In alle vastlegmodi
drukt u boven op de navigatietoets op de telefoon om in te
zoomen en onder op de navigatietoets om uit te zoomen.
U kunt ook op Menu > Zoom (In-/uitzoomen) klikken en een
zoomverhouding selecteren.
Het zoombereik van de camera voor een foto- of video-
opname hangt af van de vastlegmodus en de resolutie.
In de onderstaande tabel vindt u een overzicht van het
zoombereik in de verschillende vastlegmodi en resoluties.
117
7
Met multimedia werken
Vastlegmodus Resolutie Zoombereik
Video en
MMS
Video
Medium (176 x 144) 1.0x tot 2.0x
Klein (128 x 96) 1.0x tot 2.0x
Photo 1M (1
280 x 1024) 1.0x tot 2.0x
Groot (640 x 480) 1.0x tot 2.0x
Medium (320 x 240) 1.0x tot 4.0x
Klein (160 x 120) 1.0x tot 8.0x
Contacts Picture Volledig scherm
(
240x266)
1.0x tot 4.0x
Picture Theme Afhankelijk van de
huidige sjabloon
Afhankelijk van
de grootte van de
geladen sjabloon
De resolutie voor bepaalde bestandsindelingen varieert ook
per vastlegmodus. Het zoombereik is vastgesteld op basis
van de volgende ratio:
1.0x
= normale grootte (hierbij is niet in- of uitgezoomd)
2.0x = dubbele vergroting
4.0x = viervoudige vergroting
8.0x = achtvoudige vergroting
118
7
Met multimedia werken
Het menu Camera
Als u op Menu klikt in het scherm Camera, kunt u kiezen
uit verschillende vastlegmodi en per modus een aantal
instellingen aanpassen. Hieronder vindt u een overzicht van
de menuopties.
Optie Functie
Capture mode
(Vastlegmodus)
Een vastlegmodus kiezen en opties instellen
voor de huidige (geselecteerde) modus door
op Menu > Capture Mode (Vastlegmodus) >
Manage (Beheren) te klikken
Zoom (In-
/uitzoomen)
In- of uitzoomen op het beeld waarvan u een foto-
of video-opname wilt maken
Ambience
(Omgeving)
Het
omgevingsniveau instellen (bijvoorbeeld
Daylight (Daglicht), Night (Nachtopname),
Grayscale (Grijstinten)) voor de foto- of video-
opname die u wilt maken
De beeldkenmerken van de camera aan-
passen, zoals Brightness (Helderheid),
Gamma (Kleurengamma), Hue (Tint) en
Saturation (Verzadiging), door op Menu
> Ambience (Omgeving) > Adjust View
(Weergave aanpassen) te klikken. Kies een
van deze kenmerken door op te klikken en
verplaats de schuifregelaar door op
of te
klikken om de waarde te wijzigen. De camera
geeft direct de aangebrachte wijzigingen weer.
Klik op OK om de instellingen op te slaan.
Klik op Menu > Restore Default (Standaard
herstellen) om terug te gaan naar de standaard-
instellingen van de camera.
Options (Opties) Instellingen voor vastleggen configureren
Pictures & Videos
(Afbeeldingen en
video’s)
Het programma Pictures & Videos (Afbeeldingen
en video’s) openen
119
7
Met multimedia werken
Het menu Options (Opties)
Ga voordat u een foto- of video-opname maakt, in welke
modus dan ook, via Menu > Options (Opties) naar het
scherm Options (Opties). Hier kunt u instellingen voor
vastleggen configureren.
U kunt de volgende instellingen configureren in het scherm
Options (Opties).
Optie Functie
General
(Algemeen)
De opslaglocatie opgeven, flikkering aanpassen,
voorbeeldweergave inschakelen en het sluitergeluid
uitschakelen
Counter
(Teller)
Tellers van gemaakte foto’s en videoclips
terugzetten
Photo (Foto) Instellingen voor beeldkwaliteit configureren,
naamgevingsconventies voor afbeeldingsbestanden
opgeven, een locatie voor de sjabloonmappen
opgeven en datum- en tijdafdrukken voor gemaakte
foto’s inschakelen.
Video Geluidsopname bij video-opnamen in- en
uitschakelen en naamgevingsconventies voor
videobestanden opgeven.
Modes
(Modi)
Schakelen tussen vastlegmodi en per modus
instellingen configureren. U kunt de volgende
instellingen configureren:
de bestandsindeling en resolutie voor de
vastlegmodus Photo;
de bestandsindeling, resolutie en opnameduur
voor de vastlegmodus Video;
de bestandsindeling en resolutie voor de
vastlegmodus MMS Video;
de bestandsindeling voor de vastlegmodi Contacts
Picture en Picture Theme.
About (Info) De programmaversie en auteursrechtgegevens
weergeven
120
7
Met multimedia werken
Het scherm Review (Beoordelen)
Wanneer u op Menu > Options (Opties) > General
(Algemeen) klikt in het scherm Camera, ziet u dat het
aankruisvakje Review after capture (Beoordelen na
vastleggen) in het scherm General (Algemeen) standaard
is ingeschakeld, zodat u de foto of videoclip kunt bekijken
nadat deze is vastgelegd.
De titelbalk van het scherm Review (Beoordelen) geeft de
Zoom- of Pan-modus aan. Druk op Enter om tussen deze
beide modi heen en weer te schakelen. In de cameramodus
Zoom (In-/uitzoomen) kunt u op
en klikken om in te
zoomen en uit te zoomen op het beeld dat u bekijkt, en in de
cameramodus Pan kunt u een panoramabeeld weergeven in
het scherm met de navigatietoets.
7.2 Pictures & Videos (Afbeeldingen
en video’s)
Met het programma Pictures & Videos (Afbeeldingen en
video’s) kunt u afbeeldingen weergeven en videoclips
afspelen op uw telefoon, en de afbeeldingen zelfs als
diavertoning bekijken, verzenden, met berichten verzenden,
bewerken of als achtergrond instellen op het beginscherm.
Een afbeelding of videoclip naar uw telefoon kopiëren
U kunt afbeeldingen kopiëren van uw pc en ze bekijken op
uw telefoon.
Kopieer de afbeeldingen en videobestanden van
een pc of opslagkaart naar de map My Pictures (Mijn
afbeeldingen) op uw telefoon.
Raadpleeg ActiveSync Help op uw pc voor meer informatie
over het kopiëren van bestanden van de pc naar uw
telefoon.
121
7
Met multimedia werken
U kunt ook een geheugenkaart gebruiken om afbeeldingen en
videobestanden te kopiëren van uw pc naar uw telefoon. Plaats de
geheugenkaart in de sleuf voor de geheugenkaart in de telefoon en
kopieer vervolgens de bestanden van uw pc naar de map die u op de
geheugenkaart hebt gemaakt.
Pictures & Videos
(Afbeeldingen en video’s)
Afbeeldingen bekijken
1. Klik in het beginscherm op Start > Pictures & Videos
(Afbeeldingen en video’s).
Standaard worden van de afbeeldingen in de map My
Pictures (Mijn afbeeldingen) miniaturen weergegeven.
2. Selecteer een afbeelding en klik op View (Weergeven).
Als u een afbeelding niet kunt vinden in de standaard-
map My Pictures (Mijn afbeeldingen), klikt u op Menu
> Folders (Mappen) > My Device (Mijn apparaat) om
naar andere mappen te gaan.
Video’s afspelen
1.
Klik in het beginscherm op Start > Pictures & Videos
(Afbeeldingen en video’s).
Videobestanden verschijnen in miniatuurweergave en
worden aangeduid met
.
2. Selecteer een video en klik vervolgens op Play
(Afspelen) om de video af te spelen met de
ingebouwde Windows Media Player.
122
7
Met multimedia werken
Diavoorstellingen bekijken
U kunt uw afbeeldingen in een diavoorstelling op uw
telefoon bekijken. De afbeeldingen worden elk vijf seconden
schermvullend weergegeven.
1. Klik in het beginscherm op Start > Pictures & Videos
(Afbeeldingen en video’s).
2. Klik op Menu > Play Slide Show (Diavoorstelling
afspelen).
U kunt schaalopties voor foto’s opgeven om de weergave in een
diavoorstelling te optimaliseren. Klik op Menu > Options (Opties)
en selecteer Slide Show (Diavoorstelling). Kies vervolgens
Portrait (Staand) of Landscape (Liggend). U kunt zelfs een
schermbeveiliging op uw telefoonscherm laten afspelen wanneer de
telefoon is verbonden met de pc en 2 minuten niet gebruikt is.
De camera starten vanuit Pictures & Videos
(Afbeeldingen en video’s)
Klik op Camera in het scherm met de map My Pictures
(Mijn afbeeldingen).
Een afbeelding of videoclip verwijderen
Selecteer een afbeelding of videoclip in het scherm
Pictures & Videos (Afbeeldingen en video’s) en
vervolgens Menu > Delete (Verwijderen). Klik op Yes
(Ja) om de verwijdering te bevestigen.
Een afbeelding bewerken
U kunt afbeeldingen roteren en bijsnijden en de helderheid
en het kleurcontrast van afbeeldingen aanpassen.
1. Klik in het beginscherm op Start > Pictures & Videos
(Afbeeldingen en video’s).
2. Selecteer de afbeelding die u wilt bewerken en klik
vervolgens op View (Weergeven).
123
7
Met multimedia werken
3. Klik op Menu > Edit (Bewerken) en voer een van de
volgende handelingen uit:
Als u een afbeelding
90 graden wilt draaien, klikt u
op Menu > Rotate (Roteren).
Als u een afbeelding wilt bijsnijden, klikt u op Menu
> Crop (Bijsnijden). Sleep vervolgens de aanwijzer
naar de eerste hoek van het bijsnijdgebied en klik
op Next (Volgende). Selecteer de tweede hoek
van het bij te snijden gebied en klik op Finish
(Voltooien), of klik op Previous (Vorige) om naar
het vorige scherm terug te gaan en een nieuwe
selectie te maken.
Als u de helderheid en het contrastniveau van een
afbeelding automatisch wilt aanpassen, klikt u op
Menu > Auto Correct (Autocorrectie).
4. Klik op Menu > Save As (Opslaan als) om de
bewerkte afbeelding op te slaan onder een nieuwe
naam of op een andere plaats.
Als u een bewerking ongedaan wilt maken, klikt u op Menu > Undo
(Ongedaan maken). Als u alle niet-opgeslagen wijzigingen die u op
de afbeelding hebt aangebracht wilt annuleren, klikt u op Menu >
Cancel (Annuleren).
Een afbeelding instellen als achtergrond in het
beginscherm
1. Klik in het beginscherm op Start > Pictures & Videos
(Afbeeldingen en video’s).
2. Selecteer de afbeelding die u als achtergrond wilt
gebruiken.
3. Klik op View (Weergeven).
4. Klik op Menu > Use as Home Screen (Gebruiken als
Beginscherm).
5. Selecteer het schermgebied en klik op Next
(Volgende).
124
7
Met multimedia werken
6. Pas de transparantie aan. Selecteer een hoger
percentage om de afbeelding transparanter te maken
of een lager percentage om de afbeelding minder
transparant te maken.
7. Klik op Finish (Voltooien).
Afbeeldingen en videoclips verzenden via e-mail
U kunt afbeeldingen en videoclips via e-mail naar andere
telefoons verzenden.
1. Stel Messaging (Berichten) in om berichten te
verzenden en ontvangen.
2. Selecteer in het scherm Pictures & Videos
(Afbeeldingen en video’s) het item dat u wilt
verzenden.
3. Klik op Menu > Send (Verzenden).
4. In het scherm Messaging (Berichten) selecteert u
Outlook E-mail en klikt u op Select (Selecteren).
Er wordt een nieuw bericht gemaakt waaraan het item
als bijlage is toegevoegd.
5. Voer de naam van de geadresseerde en een
onderwerp in en klik op Send (Verzenden).
De volgende keer dat u uw telefoon synchroniseert, zal
het bericht worden verzonden.
Afbeeldingen en videoclips worden automatisch opgeslagen voordat
ze worden verzonden.
125
7
Met multimedia werken
Afbeeldingen verzenden
U kunt een afbeelding naar iemand anders verzenden met
behulp van infraroodtechnologie.
1. Klik in het beginscherm op Start > Pictures & Videos
(Afbeeldingen en video’s).
2. Selecteer de afbeelding die u wilt verzenden.
3. Klik op Menu > Beam (Verzenden).
4. Selecteer het apparaat waarnaar u de afbeelding wilt
verzenden.
5. Klik op Beam (Verzenden).
Afbeeldingen toewijzen aan contactpersonen
U kunt een afbeelding aan een contactpersoon toewijzen
zodat u de contactpersoon eenvoudig kunt terugvinden.
1. Klik in het beginscherm op Start > Pictures & Videos
(Afbeeldingen en video’s).
2. Selecteer de afbeelding die u aan een contactpersoon
wilt toewijzen.
3. Klik op Menu > Save to Contact (Opslaan in
Contactpers.).
4. Selecteer de contactpersoon en klik op Select
(Selecteren).
Cameraopties aanpassen
1.
Klik in het beginscherm op Start > Pictures & Videos
(Afbeeldingen en video’s).
2. Selecteer de afbeelding waarvoor u geavanceerde
opties
wiltcongureren.
3. Klik op Menu > Options (Opties).
4. Selecteer General (Algemeen) of Slide Show
(Diavoorstelling) in het scherm Options (Opties) en
druk vervolgens op Enter.
126
7
Met multimedia werken
Wanneer u General (Algemeen) hebt geselecteerd in
het scherm Options (Opties), kunt u:
de afbeelding verkleinen zodat foto’
s sneller kunnen
worden verzonden via e-mail;
de richting instellen waarin een afbeelding kan
worden geroteerd.
Wanneer u Slide Show (Diavoorstelling) hebt
geselecteerd in het scherm Options (Opties), kunt u:
de weergave-instellingen voor diavoorstellingen
configureren;
schermbeveiliging activeren.
Het menu Pictures & Videos
(Afbeeldingen en video’s)
127
7
Met multimedia werken
7.3 Windows Media Player
Met Microsoft® Windows Media™ Player Mobile voor
Smartphone kunt u digitale audio- en videobestanden
afspelen die op het toestel of op een netwerk (bijvoorbeeld
op een website) zijn opgeslagen.
In deze handleiding wordt Windows Media Player voor
Windows-pc’s aangeduid als de “pc-speler” en de versie
voor Smartphones als de “telefoonspeler”
In de onderstaande tabel vindt u een overzicht van de
bestandsindelingen die door deze versie van Windows
Media Player Mobile worden ondersteund.
Ondersteunde indelingen Bestandsextensies
Video
• Windows Media Video
• MPEG4 Simple Profile
• H.263
• Motion JPEG
.wmv, .asf
.mp4
.3gp
.avi
Audio
• Windows Media Audio
• MP3
• MIDI
AMR smalband
AMR breedband
AAC
.wma
.mp3
.mid, .midi, .rmi
.amr
.amr
.m4a
128
7
Met multimedia werken
De besturingselementen
Standaard zijn de volgende toetsenbordtoetsen toegewezen
aan functies van Windows Media Player Mobile.
Functie Toets
Afspelen of pauzeren Enter
Naar vorig bestand Navigatietoets links
Naar volgend bestand Navigatietoets rechts
Volume verhogen Navigatietoets boven
Volume verlagen Navigatietoets onder
Snel het geluid in- of
uitschakelen (dempen)
#
Overschakelen naar volledig
scherm tijdens videoweergave
0
Positie wijzigen *
Snel vooruit in bestand Navigatietoets rechts (ingedrukt)
Bestand terugspoelen Navigatietoets links (ingedrukt)
Schermen en menu’s
Windows Media Player heeft drie hoofdschermen:
Het scherm Playback (Afspelen.) Dit is het standaard-
scherm waarin de besturingselementen voor afspelen
(zoals afspelen, pauze, volgende, vorige en volume) en het
videovenster worden weergegeven. U kunt het uiterlijk van
dit scherm aanpassen door een andere weergave te kiezen.
Het scherm Now Playing (de afspeellijst). In dit scherm
wordt de huidige afspeellijst weergegeven. Deze speciale
afspeellijst geeft aan welk bestand nu wordt afgespeeld en
welke bestanden in de wachtrij staan om daarna te worden
afgespeeld.
Het scherm Library (Bibliotheek). In dit scherm kunt
u snel zoeken naar uw geluids- en videobestanden en
afspeellijsten. Dit scherm bevat categorieën als My Music
(Mijn muziek), My Videos (Mijn video’s), My TV (Mijn tv) en
My Playlists (Mijn afspeellijsten).
Onder aan elk scherm ziet u een menu met de naam Menu.
De opdrachten in dit scherm verschillen per scherm.
129
7
Met multimedia werken
De opdrachten in het menu in het scherm
Playback (Afspelen)
In het scherm Playback (Afspelen) zijn de volgende
opdrachten in het menu beschikbaar.
Optie Functie
Library (Bibliotheek) Het scherm Library (Bibliotheek) weergeven
om een bestand te kiezen om af te spelen
Play/Pause
(Afspelen/pauze)
Een bestand afspelen of het afspelen
onderbreken
Stop (Stoppen) Het afspelen van een bestand stoppen
Shuffle/Repeat >
Shuffle (Willekeurige
volgorde/herhalen
> Willekeurige
volgorde)
De bestanden in de huidige afspeellijst in
willekeurige volgorde afspelen
Shuffle/Repeat >
Repeat (Willekeurige
volgorde/herhalen >
Herhalen)
De bestanden in de huidige afspeellijst
herhaaldelijk afspelen
Full Screen (Volledig
scherm)
Een videobestand op het volledige scherm
afspelen
Options (Opties) Verschillende opties van Windows Media
Player aanpassen, zoals het netwerk,
de weergave en de knopopties voor de
hardware
Properties
(Eigenschappen)
Informatie weergeven over het bestand dat
nu wordt afgespeeld
About (Info) Informatie weergeven over Windows Media
Player Mobile, zoals het versienummer
130
7
Met multimedia werken
De opdrachten in het menu in het scherm
Now Playing (de afspeellijst)
In het scherm Now Playing (afspeellijst) zijn de volgende
opdrachten in het menu beschikbaar.
Optie Functie
Library (Bibliotheek) Het scherm Library (Bibliotheek)
weergeven om een bestand te kiezen
om af te spelen
Move Up (Omhoog) Het geselecteerde bestand hoger in
de volgorde van afspelen plaatsen
Move Down (Omlaag)
Het geselecteerde bestand lager in de
volgorde van afspelen plaatsen
Remove from Playlist
(Verwijderen uit
afspeellijst)
Het geselecteerde bestand uit de
afspeellijst verwijderen
Shuffle/Repeat > Shuffle
(Willekeurige volgorde/
herhalen > Willekeurige
volgorde)
De bestanden in de huidige
afspeellijst in willekeurige volgorde
afspelen
Shuffle/Repeat > Repeat
(Willekeurige volgorde/
herhalen > Herhalen)
De bestanden in de huidige
afspeellijst herhaaldelijk afspelen
Clear Now Playing
(Wissen wat nu wordt
afgespeeld)
Alle bestanden uit de huidige
afspeellijst verwijderen
Error Details (Foutdetails) Foutgegevens over het geselecteerde
bestand weergeven (er verschijnt
een uitroepteken voor de namen van
bestanden waarvoor foutgegevens
beschikbaar zijn)
Properties
(Eigenschappen)
Informatie over het geselecteerde
bestand weergeven
131
7
Met multimedia werken
De opdrachten in het menu in het scherm
Library (Bibliotheek)
In het scherm Library (Bibliotheek) zijn de volgende
opdrachten in het menu beschikbaar.
Optie Functie
Queue Up (Omhoog
in wachtrij)
Het geselecteerde bestand naar het einde
van de huidige afspeellijst verplaatsen
Delete from Library
(Verwijderen uit
bibliotheek)
Het geselecteerde bestand uit de
bibliotheek verwijderen
Now Playing
(Afspelen)
Het scherm met de afspeellijst weergeven
Library (Bibliotheek) >
bibliotheeknaam
Naar een andere bibliotheek gaan, bi
jvoor-
beeld van My Device (Mijn apparaat) naar
Storage Card (Opslagkaart).
Update Library
(Bibliotheek
bijwerken)
Nieuwe bestanden aan de
mediabibliotheek toevoegen vanaf de
telefoon of een opsla
gkaart
Open File (Bestand
openen)
Bestanden zoeken en afspelen die op de
telefoon of de opslagkaart zijn opgeslagen,
maar niet in de bibliotheek zijn opgenomen
Open URL (URL
openen)
Bestanden op een netwerk, zoals internet,
afspelen
Properties
(Eigenschappen)
Informatie over het geselecteerde bestand
weergeven
Licenties en beveiligde bestanden
Sommige inhoud (zoals digitale media die via internet is
gedownload, cd-nummers en video’s) heeft bijbehorende
licenties die bescherming bieden tegen onrechtmatige
distributie of delen. Licenties zijn samengesteld en beheerd
met behulp van DRM (Digital Rights Management), de
technologie voor de beveiliging van inhoud en het beheer
van toegangsrechten. Door sommige licenties is het u
niet toegestaan om bestanden af te spelen die u naar uw
telefoon hebt gekopieerd. Een bestand waaraan een licentie
is verbonden wordt een “beveiligd bestand” genoemd.
132
7
Met multimedia werken
Als u een beveiligd bestand van uw pc naar uw telefoon
wilt kopiëren, kunt u met de pc-speler de bestanden naar
uw telefoon synchroniseren (in plaats van het slepen van
een bestand van een map op de pc naar uw telefoon). Op
deze manier wordt de licentie ook gekopieerd. Raadpleeg
de Help bij de pc-speler voor meer informatie over de
synchronisatie van bestanden naar uw toestel en andere
mobiele apparaten.
U kunt de beveiligingsstatus van een bestand weergeven door de
bestandseigenschappen te controleren (klik op Menu > Properties
(Eigenschappen).
Mediabestanden afspelen
Mediabestanden afspelen op uw telefoon
In de bibliotheek vindt u nummers, video’s en afspeellijsten
die u op uw telefoon of de verwisselbare opslagkaart hebt
opgeslagen.
1. Als het scherm Library (Bibliotheek) niet wordt
weergegeven, klikt u op Menu > Library (Bibliotheek).
2. Klik in het scherm Library (Bibliotheek) indien nodig
op Menu > Library (Bibliotheek) om de bibliotheek
te selecteren die u wilt gebruiken (bijvoorbeeld de
opslagkaart).
3. Selecteer een categorie (bijvoorbeeld My Music
(Mijn muziek) of My Playlists (Mijn afspeellijsten)
en vervolgens het item dat u wilt afspelen (zoals een
nummer, een album of een artiest). Klik vervolgens op
Play (Afspelen).
Als u een bestand wilt afspelen dat wel op de telefoon staat, maar
niet in een bibliotheek is opgenomen, klikt u in het scherm Library
(Bibliotheek) op Menu > Open File (Bestand openen). Selecteer het
gewenste item (bijvoorbeeld een bestand of een map) en klik op Play
(Afspelen).
133
7
Met multimedia werken
Mediabestanden afspelen in een netwerk
Met de opdracht Open URL (URL openen) kunt u een
nummer of een videobestand afspelen dat op internet of een
netwerkserver is opgeslagen.
1. Als het scherm Library (Bibliotheek) niet wordt
weergegeven, klikt u op Menu > Library (Bibliotheek).
2. Klik op Menu > Open URL (URL openen).
3. Voer een van de volgende handelingen uit:
V
oer bij URL een netwerkadres in.
Selecteer bij History (Geschiedenis) een URL die u
al eerder hebt gebruikt.
U kunt alleen mediabestanden in een netwerk afspelen als uw
telefoon verbinding heeft met het netwerk.
Bestanden kopiëren naar uw telefoon
Met de functie Sync (Synchr.) in de pc-versie van
Windows Media Player kunt u digitale mediabestanden
synchroniseren (kopiëren) van uw pc naar uw telefoon.
Het gebruik van Sync (Synchr.) waarborgt dat beveiligde
bestanden en albumhoezen (voor weergave) op de juiste
wijze naar uw telefoon worden gekopieerd.
Automatisch inhoud naar uw telefoon synchroniseren
1.
Start Windows Media Player op de pc.
2. Plaats een geheugenkaart van minimaal 32 MB in de
telefoon en sluit de telefoon aan op de pc.
3. Op de pc wordt de Device Setup Wizard (wizard
Apparaat instellen) geopend.
4. In de wizard klikt u op Automatic (Automatisch),
schakelt u het aankruisvakje Customize the playlists
that will be synchronized (De afspeellijsten die
worden gesynchroniseerd, aanpassen) in en selecteert
u de afspeellijsten die u wilt synchroniseren.
134
7
Met multimedia werken
5. Klik op Finish (Voltooien).
6. De bestanden worden gesynchroniseerd naar uw
telefoon. De volgende keer dat u de telefoon aansluit
op uw pc terwijl de pc-versie van Windows Media
Player draait, wordt het synchroniseren automatisch
gestart.
Gebruik altijd de pc-versie van Windows Media Player 10 om
bestanden te synchroniseren (kopiëren) naar uw telefoon. Gebruik
bijvoorbeeld niet Windows Explorer (Verkenner) om bestanden van
de computer naar de telefoon te slepen.
Synchroniseer bestanden altijd naar een opslagkaart die in de
telefoon is geplaatst. Synchroniseer niet naar een opslagkaart die u
in een opslagkaartlezer hebt geplaatst.
Audiobestanden worden sneller gekopieerd als de pc-speler zo is
geconfigureerd dat het kwaliteitsniveau van gekopieerde bestanden
automatisch wordt ingesteld. Zie de Help in de pc-speler voor meer
informatie.
De pc-versie van Windows Media Player 10 is alleen beschikbaar
voor computers met Windows XP. Als uw pc niet met Windows XP
werkt, kunt u gebruikmaken van de functie Copy to CD or Device
(Kopiëren naar cd of apparaat) van Windows Media Player
9 om
uw audio- en videobestanden naar uw telefoon te kopiëren.
De pc-versie van Windows Media Player 9 is minder compleet
dan de pc-versie van Windows Media Player 10. De pc-versie
van Windows Media Player
9 ondersteunt bijvoorbeeld geen
automatische synchronisatie, synchronisatie van afspeellijsten,
synchronisatie van hoesillustraties of synchronisatie van tv-
programma’s die zijn opgenomen op computers met Windows XP
Media Center.
Meer informatie over de functie Copy to CD or Device (Kopiëren
naar cd of apparaat) is te vinden als u de pc-versie van Windows
Media Player
9 start en vervolgens op F1 drukt.
135
7
Met multimedia werken
Het uiterlijk van de speler veranderen
U kunt het uiterlijk van het scherm Playback (Afspelen)
aanpassen door een nieuwe weergave te kiezen.
1. Als u niet in het scherm Playback (Afspelen) bent,
drukt u op Terug om dat scherm weer te geven.
2. Klik op Menu > Options (Opties) > Skins
(Weergaven).
3. Om een weergave te selecteren drukt u links en rechts
op de navigatietoets totdat u de gewenste weergave
hebt gevonden.
4. Klik op Done (Gereed).
Als u nieuwe weergaven wilt downloaden, gaat u naar de site van
WMplugins.com (http://www.wmplugins.com).
Nadat u een weergave naar uw computer hebt gedownload en
zo nodig het zipbestand hebt uitgepakt, gebruikt u ActiveSync
om de .skn- en .bmp-bestanden naar uw telefoon te kopiëren
(bijvoorbeeld naar de locatie Smartphone\Program Files\
Windows Media Player op de telefoon). Om ervoor te zorgen dat
weergaven verschijnen op het tabblad Skins (Weergaven), moet
u weergavebestanden niet opslaan in de map Windows op de
telefoon.
Toegankelijkheid voor mensen met
een handicap
Microsoft doet er alles aan om de producten en diensten
voor iedereen toegankelijker te maken. De producten van
Microsoft bevatten vele functies voor meer toegankelijkheid,
zoals functies voor gebruikers die problemen hebben met
typen of met het gebruik van een muis, voor blinden of slecht-
zienden en voor doven of slechthorenden. Raadpleeg voor
meer informatie over de volgende onderwerpen het gedeelte
Accessibility van de Microsoft-website
(http://www.microsoft.com/enable/).
136
7
Met multimedia werken
Toegankelijkheid in Microsoft Windows
Aanpassen van Microsoft-producten voor mensen met
een handicap
Gratis stapsgewijze oefeningen
Microsoft-documentatie in andere indelingen
Ondersteunende technologie voor Windows
Klantenservice voor doven of slechthorenden
De informatie in dit gedeelte is alleen van toepassing op gebruikers
die hun gelicentieerde Microsoft-product in de Verenigde Staten
hebben aangeschaft. Als u uw product buiten de Verenigde Staten
hebt aangeschaft, bevat het pakket een kaart met gegevens over
dochterondernemingen die u kunt gebruiken om contact op te nemen
met de onderneming over de producten en diensten die in uw land
beschikbaar zijn.
Problemen oplossen
Als u problemen ondervindt tijdens het gebruik van Windows
Media Player Mobile, staan er hulpbronnen op internet tot
uw beschikking die u kunnen helpen het probleem op te
lossen, waaronder een lijst met veelgestelde vragen (FAQ’s).
Raadpleeg voor meer informatie de website van Microsoft
voor het oplossen van problemen met Windows Media
Player op http://www.microsoft.com/windows/windowsmedia/
player/windowsmobile/troubleshooting.aspx (Engelstalig).
137
7
Met multimedia werken
7.4 MIDlet Manager
MIDlets zijn Java-toepassingen die kunnen worden
uitgevoerd op draagbare apparatuur. Uw telefoon onder-
steunt Java 2 Edition, J2ME. Met de MIDlet Manager
kunt u Java-toepassingen downloaden, zoals spellen en
hulpprogramma’s die speciaal voor draagbare apparatuur
zijn ontworpen. De Java MIDlet Manager biedt u de flexi-
biliteit om aanvullende J2ME-toepassingen van internet
te installeren en te beheren.
MIDlets van internet installeren
1.
Klik in het beginscherm op Start > MIDlet Manager.
Het scherm Java Apps (Java-toepassingen) wordt
geopend.
2. Klik op Menu > Install (Installeren) > Browse
(Bladeren) om Internet Explorer Mobile te openen.
3. Ga, terwijl u verbonden bent met het internet, naar de
downloadlocatie van de MIDlet of het MIDlet-pakket.
4. Selecteer de MIDlet die of het MIDlet-pakket dat u wilt
downloaden.
5. Klik op Yes (Ja) om de installatie van de MIDlet of het
MIDlet-pakket te starten.
6. Klik op Done (Gereed) om de installatie te bevestigen.
U kunt de installatie op elk gewenst moment annuleren.
Gedownloade MIDlets worden automatisch opgeslagen in de
map My Documents (Mijn documenten).
138
7
Met multimedia werken
MIDlets installeren van een pc
U kunt de MIDlets/MIDlet-pakketten van een pc op
uw telefoon installeren met een USB-kabel, een infra
-
roodverbinding of Bluetooth. MIDlets die u via infrarood,
Bluetooth of per e-mailbijlage naar uw telefoon kopieert,
worden automatisch opgeslagen in de map My Documents
(Mijn documenten). U kunt MIDlet-bestanden van een pc
ook kopiëren naar een van de volgende tijdelijke mappen
op de telefoon. MIDlet Manager voert vervolgens vanuit die
map de installatie uit.
T
elefoongeheugen: ../Smartphone/My Documents/
My MIDlets
Opslagkaart: ../Smartphone/Storage Card
Als de map My MIDlets (Mijn MIDlets) niet bestaat in My Documents
(Mijn Documenten), kunt u zelf een map met deze naam maken.
De map Storage Card verschijnt echter automatisch zodra u een
opslagkaart in de telefoon plaatst.
MIDlets installeren uit een lokale map
1. Klik in het beginscherm op Start > MIDlet Manager.
Het scherm Java Apps (Java-toepassingen) wordt
geopend.
2. Klik op Menu > Install (Installeren) > Local (Lokaal)
om de MIDlets te installeren die zijn opgeslagen in de
map My MIDlets (Mijn MIDlets).
Klik op Recent (Recent) om de MIDlets of een MIDlet-
pakket weer te geven die recentelijk zijn gebruikt op
uw telefoon.
3. Selecteer de MIDlet of het MIDlet-pakket in de lijst met
behulp van de navigatietoets.
4. Klik op Menu > Install (Installeren).
5. Klik op Yes (Ja) om te installeren.
6. Klik op Done (Gereed) om de installatie te bevestigen.
139
7
Met multimedia werken
Als u de MIDlet-bestanden uit de standaardmap wilt verwijderen, klikt
u op Menu > Delete (Verwijderen).
MIDlet Manager
MIDlets uitvoeren op uw telefoon
1.
Klik in het beginscherm op Start > MIDlet Manager.
Het scherm Java Apps (Java-toepassingen) wordt
geopend.
2. Selecteer een MIDlet in de lijst met behulp van de
navigatietoets.
3. Druk op Enter om de MIDlet te starten.
Actieve MIDlets weergeven
In het scherm Java
Apps (Java-toepassingen) van
MIDlet Manager klikt u op Menu > Running (Actief).
Als u onlangs gebruikte MIDlets wilt weergeven, klikt u op Menu >
Recent (Recent).
De uitvoering van een MIDlet stoppen
1. Klik in het beginscherm op Start > MIDlet Manager.
Het scherm Java Apps (Java-toepassingen) wordt
geopend.
2. Klik op Menu > Running (Actief).
3. Selecteer een MIDlet in het scherm met actieve
MIDlets en klik op Menu > Stop (Stoppen).
140
7
Met multimedia werken
Als u alle MIDlets wilt stoppen die nu op uw telefoon worden
uitgevoerd, klikt u op Menu > Stop All (Alle stoppen).
MIDlets beheren
U kunt de MIDlets in groepen onderbrengen en aangepaste
groepen definiëren. Ook kunt u de instellingen voor de
standaardweergave van een MIDlet wijzigen.
De weergave-instellingen aanpassen
1.
Klik in het beginscherm op Start > MIDlet Manager.
Het scherm Java Apps (Java-toepassingen) wordt
geopend.
2. Klik op Menu > Settings (Instellingen).
3. Selecteer Display Options (Weergaveopties) in het
scherm Settings (Instellingen) met behulp van de
navigatietoets.
4. Druk op de knop Enter.
5. Bij View Options (Weergaveopties) geeft u aan of de
MIDlets in groepen of allemaal tegelijk moeten worden
weergegeven.
6. Kies bij Sort Options (Sorteeropties) voor sorteren op
Name (Naam) of Size (Grootte).
7. Klik op Done (Gereed).
De schermnaam van een MIDlet wijzigen
1.
Klik in het beginscherm op Start > MIDlet Manager.
Het scherm Java Apps (Java-toepassingen) wordt
geopend.
2. Selecteer een MIDlet met behulp van de
navigatietoets.
3. Klik op Menu > Rename (Naam wijzigen).
4. Voer een nieuwe naam voor de MIDlet in.
5. Klik op Done (Gereed).
141
7
Met multimedia werken
De naam van een MIDlet-pakket kan niet worden gewijzigd.
De installatie van een MIDlet ongedaan maken
Controleer eerst of de MIDlet of het MIDlet-pakket niet wordt
uitgevoerd voordat u begint het te verwijderen.
1. In het scherm Java Apps (Java-toepassingen)
selecteert u de MIDlet of het MIDlet-pakket met behulp
van de navigatietoets.
2. Selecteer Menu > Manage (Beheren) > Uninstall
(Installatie ongedaan maken).
3. Klik op OK om de bewerking te bevestigen.
Het is niet mogelijk om de installatie van een MIDlet uit een MIDlet-
pakket ongedaan te maken. U kunt alleen de installatie van het
complete MIDlet-pakket ongedaan maken.
Opslagruimte controleren
1. Klik in het beginscherm op Start > MIDlet Manager.
2. Selecteer een MIDlet met behulp van de
navigatietoets.
3. In het scherm Java Apps (Java-toepassingen) klikt u
op Menu > Settings (Instellingen).
4. Selecteer System Info (Systeeminfo) in het
scherm Settings (Instellingen) met behulp van de
navigatietoets.
5. Druk op Enter om te zien hoeveel opslagruimte wordt
gebruikt door de MIDlet.
6. Klik op OK.
Een netwerktype selecteren
1.
In het scherm Java Apps (Java-toepassingen) klikt u
op Menu > Settings (Instellingen).
2. Selecteer Choose Network Type (Netwerktype
kiezen) met behulp van de navigatietoets.
142
7
Met multimedia werken
3. Kies een netwerktype in de lijst.
4. Klik op Select (Selecteren).
MIDlet-beveiliging congureren
Voor elke MIDlet en elk MIDlet-pakket kunt u de beveiligings-
instellingen wijzigen.
1. In het scherm Java Apps (Java-toepassingen)
selecteert u een MIDlet met behulp van de
navigatietoets.
2. Selecteer Menu > Manage (Beheren) > Security
(Beveiliging).
3. Congureerdebeveiligingsopties,zoalsLocal
Connectivity (Lokale verbinding), App Auto Run
(Toep. automatisch uitvoeren), Messaging (Berichten),
enzovoort.
Mogelijk zijn niet alle functies beschikbaar voor de des
-
betreffende MIDlets of MIDlet-pakketten. Hieronder staan
de beveiligingsopties die u kunt instellen voor een actieve
MIDlet of een actief MIDlet-pakket.
Beveiligingsoptie Beschrijving
Net Access
(Nettoegang)
Bepalen of een MIDlet of MIDlet-pakket
toegang heeft tot het internet.
Local Connectivity
(Lokale verbinding)
Mogelijk maken dat een MIDlet of MIDlet-
pakket toegang heeft tot bepaalde services,
zoals infrarood en Bluetooth.
App Auto Run
(Toepassing aut.
uitvoeren)
Mogelijk maken dat een MIDlet of MIDlet-
pakket op een opgegeven tijdstip wordt
uitgevoerd, of op elk willekeurig moment.
Messaging (Berichten) Bepalen of een MIDlet of MIDlet-pakket
sms-berichten kan verzenden en/of
ontvangen.
Multimedia Recording
(Multimediaopnamen)
Mogelijk maken dat een MIDlet of MIDlet-
pakket geluid en afbeeldingen kan vast
-
leggen.
143
7
Met multimedia werken
Foutmeldingen van MIDlet Manager
Hieronder staat een overzicht van de foutmeldingen die
kunnen worden weergegeven wanneer u MIDlets en MIDlet-
pakketten gebruikt en beheert op uw telefoon.
Foutmelding Beschrijving
Either RAM shortage, or
insufficient space on the file
system
De telefoon heeft te weinig
geheugen.
Network out Er is geen netwerkverbinding.
The jar size does not match
that specified in the jad
De installatiegegevens die afkomstig
zijn van de MIDlet-fabrikant zijn niet
correct.
The jar manifest does not
match the jad.
De installatiegegevens die afkomstig
zijn van de MIDlet-fabrikant zijn niet
correct.
Invalid Java application
descriptor (jad).
Er heeft zich een probleem voor
-
gedaan met het installatiebestand
dat afkomstig is van de MIDlet-
fabrikant.
Invalid Java archive (jar). Er heeft zich een probleem voor
-
gedaan met het installatiebestand
dat afkomstig is van de MIDlet-
fabrikant.
This Java application is not
compatible with this device.
Een of meer functies die voor deze
MIDlet zijn vereist, zijn niet beschik
-
baar op uw telefoon.
144
7
Met multimedia werken
Appendix
A.1 Voorschriften
A.2
Pc-vereisten voor ActiveSync 4.x
A.3 Specificaties
146
Appendix
A.1 Voorschriften
Bureau-identificatienummers
Voor wettelijke identificatie is aan uw product (Smartphone)
het modelnummer ST22D toegewezen. De batterij heeft het
modelnummer ST26A, ST26B en ST26C.
Om een betrouwbare en veilige werking van uw Smartphone
te waarborgen, dient u alleen de accessoires te
gebruiken
die in dit document worden genoemd.
Dit product is bedoeld voor gebruik met een gecertificeerde, tot
klasse 2 beperkte stroombron, met 5 volt gelijkstroom en maximaal
1A-voedingseenheid.
Mededeling Europese Unie
Producten die zijn voorzien met een CE-markering
voldoen aan de R&TTE-richtlijn (99/5/EG), de EMC-richtlijn
(89/336/EEG) en de Low Voltage-richtlijn (73/23/EEG)
die zijn uitgegeven door de Commissie van de Europese
Gemeenschap.
Conformiteit met deze richtlijnen impliceert conformiteit met
de volgende Europese normen:
EN
60950 (IEC 60950) – Safety of Information
Technology Equipment.
ETSI EN
301 489-7 – Electromagnetic compatibility
and Radio spectrum Matters (ERM); ElectroMagnetic
Compatibility (EMC) for radio equipment and services;
Part7:Specicconditionsformobileandportable
radio and ancillary equipment of digital cellular radio
telecommunications systems (GSM and DCS).
147
Appendix
ETSI EN 301 511 – Global System for Mobile
communications (GSM); Harmonized standard for
mobile stations in the GSM 850 and DCS 1800 bands
covering essential requirements under article 3.2 of the
R&TTE directive (1999/5/EC).
ANSI/IEEE C.
95.1-1992 – specific absorption rate
in mobile phone emission condition for body health.
EN
50360 - 2001 – Product standard to
demonstrate the compliance of mobile phones with
the basic restrictions related to human exposure to
electromagnetic fields (300 MHz ~ 3 GHz).
SAR value – 0.
695 mW/g @ 10g (CE)
ETSI EN
301 489-1 Electromagnetic
compatibility and Radio spectrum Matters (ERM);
ElectroMagnetic Compatibility (EMC) standard for
radio equipment and services; Part 1: Common
technical requirements.
ETSI EN
301 489-17 Electromagnetic
compatibility and Radio spectrum Matters (ERM);
ElectroMagnetic Compatibility (EMC) standard for
radio equipment and services; Part 17: Specific
conditions for 2.4 GHz wideband transmission
systems.
ETSI EN
300 328 Electromagnetic compatibility
and Radio spectrum Matters (ERM); Wideband
Transmission systems; data transmission
equipment operating in the 2.4 GHz ISM band and
using spread spectrum modulation techniques.
148
Appendix
Deze apparatuur mag worden gebruikt in de
volgende landen:
AT BE BG CH CY CZ DE DK
EE ES FI FR GB GR HU IE
IT IS LI LT LU LV MT NL
NO PL PT RO SE SI SK TR
Belangrijke informatie over veiligheid
Volg alle instructies over productveiligheid en werking
op. Neem alle waarschuwingen op het product en in de
handleiding in acht.
Houd u aan de volgende voorzorgsmaatregelen om het
risico van lichamelijk letsel, elektrische schok, brand en
schade aan de apparatuur te verkleinen.
Veiligheidsmaatregelen betreffende de
blootstelling aan radiofrequenties (RF)
Gebruik alleen originele door de fabrikant goedgekeurde
accessoires of accessoires die geen metaal bevatten.
Gebruik van andere dan originele door de fabrikant goed-
gekeurde accessoires kan een overtreding zijn van de lokale
richtlijnen betreffende de blootstelling aan RF en moet
worden vermeden.
Neem onderhoudsadviezen in acht
Voer zelf geen onderhoud aan het product uit behalve
wanneer dit in documentatie over werking en onderhoud
wordt beschreven. Onderhoud aan componenten binnen
deze compartimenten mag alleen worden gedaan door een
geautoriseerde onderhoudstechnicus of leverancier.
149
Appendix
Schade waarbij onderhoud is vereist
Neem de stekker van het product uit het stopcontact en
raadpleeg een geautoriseerde onderhoudstechnicus of
leverancier onder de volgende omstandigheden:
Er is vloeistof op het product terechtgekomen, of er is
een object in het product gevallen.
Het product is blootgesteld aan regen of aan water.
Het product is gevallen of is beschadigd.
Er zijn merkbare tekenen van oververhitting.
Het product werkt niet goed als u de
bedieningsinstructies volgt.
Vermijd een warme omgeving
Het product moet uit de buurt worden gehouden van
warmtebronnen zoals radiatoren,ventilatieroosters,ovens
en andere producten (waaronder versterkers) die warmte
produceren.
Vermijd een vochtige omgeving
Gebruik het product nooit op een natte locatie.
Duw geen objecten in het product
Duw nooit objecten in sleuven of andere openingen in het
product. Sleuven en openingen dienen voor ventilatie. Deze
openingen mogen niet worden geblokkeerd of bedekt.
Montageaccessoires
Gebruik het product niet op een onstabiele tafel, wagen,
stellage, driepoot of beugel. Het product moet volgens
de instructies van de fabrikant worden gemonteerd en er
moet een montageaccessoire worden gebruikt dat door de
fabrikant wordt aanbevolen. Plaats het product niet op een
onstabiele basis.
150
Appendix
Gebruik het product met goedgekeurde apparatuur
Dit product mag alleen worden gebruikt met pc’s en opties
die worden aangeduid als geschikt voor gebruik met uw
apparatuur.
Pas het volume aan
Zet het volume lager voordat u koptelefoons of andere
audioapparatuur gebruikt.
Reiniging
Haal voor het reinigen de stekker van het apparaat uit het
stopcontact. Gebruik geen vloeibare schoonmaakmiddelen
of middelen in spuitbussen. Gebruik een vochtige doek om
te reinigen maar gebruik NOOIT water om een LCD-scherm
te reinigen.
Veiligheidsmaatregelen voor voedingseenheid
Gebruik de juiste externe stroombron
Een product mag alleen werken op het type stroombron
dat op het label met de elektrische nominale waarde is
aangegeven. Neem contact op met uw geautoriseerde
onderhoudsleverancier of lokale elektriciteitsbedrijf. Lees
de bijgeleverde gebruiksaanwijzing voor een product dat op
batterijen of andere bronnen werkt. Wees voorzichtig met
batterijen: dit product bevat een lithium-ionbatterij. Er
bestaat gevaar voor brand en brandwonden als een batterij
verkeerd wordt behandeld. Probeer de batterij niet te openen
of te repareren. Demonteer, plet of doorboor de batterij niet,
sluit externe contacten of circuits niet kort, werp de batterij
niet weg in vuur of water en stel de batterij niet bloot aan
temperaturen boven
60 °C.
151
Appendix
Exposure to radio frequency (RF) signals
Your wireless phone is a radio transmitter and receiver. It
is designed and manufactured not to exceed the emission
limits for exposure to radio frequency (RF) energy. These
limits are part of comprehensive guidelines and establish
permitted levels of RF energy for the general population. The
guidelines are based on the safety standards previously set
by international standards bodies:
American National Standards Institute (ANSI) IEEE.
C95.1-1992
National Council on Radiation Protection and
Measurement (NCRP). Report 86. 1986
International Commission on Non-Ionizing Radiation
Protection (ICNIRP) 1
996
Ministry of Health (Canada), Safety Code 6. The standards
include a substantial safety margin designed to assure
the safety of all persons, regardless of age and health.
The exposure standard for wireless mobile phones employs
a unit of measurement known as the Specic Absorption
Rate, or SAR.
The standard incorporates a substantial margin of safety to
give additional protection for the public and to account for
any variations in usage. Normal conditions only ensure the
radiative performance and safety of the interference. As with
other mobile radio transmitting equipment, users are advised
that for satisfactory operation of the equipment and for the
safety of personnel, it is recommended that no part of the
human body be allowed to come too close to the antenna
during operation of the equipment.
Uw telefoon bevat een lithium-ionbatterij. Er bestaat gevaar voor
brand en brandwonden als een batterij verkeerd wordt behandeld.
Demonteer, plet of doorboor de batterij niet, sluit externe contacten
niet kort en werp de batterij niet weg in vuur of water. Probeer de
batterij niet te openen of te repareren. Vervang de batterij alleen door
een batterij die geschikt is voor dit product. U dient de batterij volgens
voorschriften te recyclen of weg te werpen. Werp de batterij niet weg
bij het gewone afval.
152
Appendix
Informatie over veiligheid van TIA
(Telecommunications & Internet Association)
Pacemakers
De Health Industry Manufacturers Association adviseert
dat minimaal 15,3 cm afstand moet worden gehouden
tussen een draadloze telefoon en een pacemaker om
mogelijke storing van de pacemaker te voorkomen. Deze
aanbevelingen komen overeen met het onafhankelijke
onderzoek en de aanbevelingen van Wireless Technology
Research. Mensen met pacemakers moeten:
de telefoon
ALTIJD op meer dan 15,3 cm afstand
van de pacemaker houden wanneer de telefoon is
INGESCHAKELD;
de telefoon niet in een borstzak dragen;
de telefoon bij het oor houden aan de andere zijde
van het lichaam dan de zijde waar de pacemaker zich
bevindt om de kans van storing zo klein mogelijk te
houden. Schakel de telefoon onmiddellijk UIT als u
vermoedt dat de werking van uw pacemaker wordt
verstoord.
Gehoorapparaten
Sommige digitale draadloze telefoons verstoren de
werking van gehoorapparaten. In dergelijke gevallen kunt
u het best contact opnemen met uw serviceprovider of de
klantenservice bellen om te bespreken welke alternatieven
er zijn.
Overige medische apparaten
Als u een ander medisch apparaat gebruikt, neemt u contact
op met de fabrikant van het apparaat om te achterhalen of
het is vervaardigd conform de limieten voor blootstelling aan
radiofrequentie-energie. Uw arts kan u wellicht helpen bij het
inwinnen van deze informatie.
153
Appendix
Schakel de telefoon UIT in gezondheidscentra wanneer er
borden zijn aangebracht met aanwijzingen om dit te doen.
Ziekenhuizen of gezondheidscentra werken mogelijk met
apparatuur die gevoelig is voor radiofrequentie-energie.
Veiligheidsmaatregelen
VEILIGHEID IN VLIEGTUIGEN: dit product kan het navigatie-
systeem en het netwerk van een vliegtuig storen. In de meeste
landen is het verboden om dit product aan boord van een vliegtuig
te gebruiken.
VEILIGHEID VOOR DE OMGEVING: gebruik dit product niet
bij tankstations, in brandstofdepots, chemische fabrieken of op
plaatsen met explosieven.
VEILIGHEID OP DE WEG: voertuigbestuurders mogen onder het
rijden hun telefoon niet met de hand bedienen. In sommige landen
mogen bestuurders handsfree bellen.
VEILIGHEID VOOR MEDISCHE APPARATUUR: dit product
kan de werking van medische apparatuur storen. In de meeste
ziekenhuizen en gezondheidscentra is het gebruik van dit product
verboden.
Overige tips en waarschuwingen
Gebruik de telefoon niet in de buurt van metalen
structuren (bijvoorbeeld het stalen frame van een
gebouw).
Gebruik de telefoon niet in de buurt van sterke
elektromagnetische bronnen, zoals magnetrons,
luidsprekers, tv en radio.
Gebruik de telefoon niet na een extreme
temperatuurverandering.
154
Appendix
A.2
Pc-vereisten voor ActiveSync 4.x
Om een verbinding tussen uw toestel en de pc tot stand
te kunnen brengen, moet de toepassing ActiveSync® van
Microsoft® op de computer zijn geïnstalleerd. ActiveSync 4.0
staat op de installatie-cd en is compatibel met de volgende
besturingssystemen en toepassingen:
• Microsoft® Windows® 2000 Service Pack 4
• Microsoft® Windows® Server 2003 Service Pack 1
• Microsoft® Windows® Server 2003 IA64 Editie Service Pack 1
• Microsoft® Windows® Server 2003 x64 Editie Service Pack 1
• Microsoft® Windows® XP Professional Service Packs 1 en 2
• Microsoft® Windows® XP Home Service Packs 1 en 2
• Microsoft® Windows® XP Tablet PC Editie 2005
• Microsoft® Windows® XP Media Center Editie 2005
• Microsoft® Windows® XP Professional x64 Editie
Microsoft® Outlook® 98, Microsoft® Outlook® 2000 en Microsoft®
Outlook® XP, evenals de messaging- en samenwerkingsclients van
Microsoft® Outlook® 2003
• Microsoft® Office 97, met uitzondering van Outlook
• Microsoft® Office 2000
• Microsoft® Office XP
• Microsoft® Office 2003
• Microsoft® Internet Explorer 4.01 of hoger (vereist)
Microsoft® Systems Management Server 2.0
A.3 Specificaties
Systeemgegevens
Processor TI OMAP 850, 200 MHz
Geheugen ROM:
64 MB (standaard)
RAM: 64 MB DDR (standaard)
Besturingssysteem Microsoft Windows Mobile
TM
,
versie 5.0 voor Smartphone
155
Appendix
Scherm
Type Transflective 2,2-inch QVGA TFT-
LCD
Resolutie 320 x 240 met 64.000 kleuren
GSM/GPRS/EDGE Quad-band module
GSM 850 824 ~ 849, 869 ~ 894 MHz
GSM 900 880 ~ 915, 925 ~ 960 MHz
GSM 1800 1710 ~ 1785, 1805 ~ 1880 MHz
GSM 1900 1850 ~ 1910, 1930 ~ 1990 MHz
Camera-module
Type 1,3 Megapixel Kleur CMOS
Resolutie SXGA: 1
280 x 1024
VGA: 640 x 480
QVGA: 320 x 240
• QQVGA: 160 x120
Verbinding
Infrarood IrDA SIR
I/O-poort Standaard 5-pins mini-USB-poort voor
signalen (voor USB en voeding)
Audio Aansluiting voor stereokoptelefoon
Bluetooth Versie 1.2, Klasse 2-zendvermogen
156
Appendix
Audio
Microfoon/luidspreker
Ingebouwde microfoon en 3-in-1-
luidspreker
Koptelefoon AAC/-AMR-/WMA-/WAV-/MP3-codec
Afmetingen en gewicht
Afmetingen 108 mm (L) x 46 mm (B) x 17 mm (H)
Gewicht 106 g inclusief batterij
Besturing en lampjes
Navigatie 5-richtings navigatietoets/knop Actie
Knoppen Aan/uit (bovenaan)
Comm Manager (Verbindingsbeheer)
(linkerkant)
Volumeregelaar: volume omhoog/
omlaag (linkerkant)
• Camera (rechterkant)
• Linkersoftkey
• Beginscherm
• Terug naar het vorige scherm
• Rechtersoftkey
Contacttoets
Messagingtoets
Spreken (oproep starten/
beantwoorden)
Oproep beëindigen/Toetsenbord
vergrendelen
• 12-knops toetsenbord
Lampjes • Gebeurtenismelding
• Laadstatus
• GSM/GPRS-signalen
• Bluetooth-verbinding
157
Appendix
Uitbreidingssleuf
SD/MMC-sleuf Mini-SD-geheugenkaartsleuf
Voeding
Batterij 1150 mAh (gangbaar) lithium-ion
verwisselbare, oplaadbare batterij
Spreektijd Tot 5 uur
Stand-by Tot 250 uur
Wisselstroomadapter
Wisselstroomingang/frequentie:
100 ~ 240 VAC, 50/60 Hz
Nominale uitgang: 5V gelijkstroom,
1A (gangbaar)
158
Appendix
Index
160
Index
A
Aanmelden bij MSN
Messenger 101
Aanvullende
oproepinformatie 29
ActiveSync 34
Afbeeldingen als achtergrond
instellen 123
Afbeeldingen bekijken 121
Afbeeldingen en video’s 120
Afbeeldingen en video’s
bewerken 122
Afbeeldingen en video’s
toevoegen aan MMS-
berichten 96
Afbeeldingen en video’s
verzenden 124
Afbeeldingen en videoclips
verwijderen 122
Afbeeldingen toewijzen aan
contactpersonen 125
Afbeeldingen verbergen op
webpagina’s 69
Afbeeldingen
verzenden 125
Afspeellijst, scherm 128
Afspelen, scherm 128
Agenda 103
Alarminstellingen 46
B
Batterij-informatie 17
Batterijbeheer 49
Batterijprestaties
optimaliseren
18
Batterijvermogen
controleren 17
Beginscherm 8
Beginscherm,
instellingen 44
Beltonen instellen 21
Bestandsbeheer 56
Bestandsindelingen 113
Besturingssysteem,
versie 51
Beveiligde bestanden 131
Bibliotheek, scherm 128
Blokkeren 50, 102
Bluetooth 39, 76
Bluetooth-modi 76
Bluetooth-
partnerverband 77
Bureaubladweergave 69
C
Camera, menu 118
Cameraopties
aanpassen 125
Camera en video 112
Camera openen 112
Camera starten vanuit
Pictures & Videos
(Afbeeldingen en
video’s) 122
Comm Manager 75
Conference call 28
161
Index
Contactpersonen 102, 103,
104
Cookies, in Internet
Explorer 71
D
Datum instellen 45
Deblokkeren 102
Diavoorstellingen
bekijken 122
Digital Rights
Management 131
E
E-mail 86
Eén kolom-weergave 69
Eigenaar, info 48
Energiebeheer 49
Exchange Server 37
Expresbericht 102
F
Favorieten (Internet
Explorer) 70
Foto’s en video’s
kopiëren 120
Foutenrapportage 51
Foutmeldingen MIDlet
Manager 143
G
Gebeurtenissen, melding 46
Gegevens
synchroniseren 35
Gegevens verzenden 80
Gelicentieerde media
131
Geluiden 46
Geluid toevoegen aan MMS-
berichten 98
Geschiedenis, in Internet
Explorer 71
Getalnotatie 45
I
In- of uitzoomen 116
Inbelverbinding
configureren 66
Infrarood (IR) 39
Installatie van MIDlets
ongedaan maken 141
Instant message
102
Internet 69
Internet Explorer
69
L
Laag batterijvermogen 18
Landinstellingen 45
M
Mediabestanden
kopiëren 133
Media afspelen 132
Meldingen 46
Menu’s 128
Menuopties voor MMS-
berichten 98
MIDlet-beveiliging
configureren 142
MIDlets beheren 140
162
Index
MIDlets installeren van
pc 138
MIDlets lokaal
installeren 138
MIDlets stoppen 139
MIDlets uitvoeren 139
MIDlets van internet
installeren 137
MIDlet Manager 137
MMS-berichten 93
MMS-berichten
beantwoorden 100
MMS-berichten maken uit
sjablonen 95
MMS-berichten
ontvangen 100
MMS-berichten opstellen 94
MMS-berichten
weergeven 100
MMS starten 93
MMS Video,
vastlegmodus 116
Modelnummer (telefoon/
batterij) 146
Modemkoppeling 71
MSN Messenger 101
MSN Messenger
starten 101
Multidruk-modus 14
Muziek, videobeelden
en afbeeldingen
synchroniseren 40
N
Numerieke modus 15
O
Opgeslagen tekst toevoegen
aan MMS-berichten 97
Oproepen ontvangen 26
Oproepen starten 21
Oproepen starten vanuit
Contactpersonen 22
Oproepen starten vanuit het
beginscherm
22
Oproepen starten vanuit
Oproepgeschiedenis
23
Oproepen starten vanuit
Snelkeuze 25
Opslagkaart
40
Opties
103
Opties, menu 119
Opties tijdens een
gesprek 27
P
Persoonlijke informatie 48
Pictogrammen 10
Pictogrammen en
indicatoren voor
cameramodi 113
Player voor bureau-pc’s 127
Player voor
Smartphone 127
Problemen oplossen
met Windows Media
Player 136
Profielinstellingen 46
163
Index
Programma’s toevoegen en
verwijderen 51
Programmapictogrammen 9
R
Regionale instellingen 45
S
Schermnaam 103
Scherm Review
(Beoordelen)
openen 120
SMS-berichten 86
Spraaknotities 109
Standaardweergave 69
Status 102
Statusindicatoren 9
Synchronisatie-instellingen
voor media 41
Synchroniseren met
Exchange Server 37
Synchroniseren via infrarood
en Bluetooth 39
T
T9-modus 14
Taakbeheer 53
Taal instellen 45
Taken 108
Tekengrootte op
webpagina’s 69
Tekst en cijfers invoeren 13
T
elefoonblokkering 50
Telefoonspecificatie 51
Telefoon aan uw persoonlijke
wensen aanpassen
44
Tijdelijke bestanden, in
Internet Explorer
71
T
ijd instellen 45
T
oegankelijkheid 49, 135
V
Valuta instellen 45
Vastlegmodi 113
Vastlegmodi voor stilstaand
beeld 115
Verbergen of weergeven
van afbeeldingen op
webpagina’s 69
Verbinding maken met een
Wi-Fi-netwerk 83
Verbinding maken met
internet 66
Video, vastlegmodus 115
Volledig scherm in Internet
Explorer 70
Vrienden 102
W
Webbrowser 69
Webpaginaweergave 69
Weergaven van
webpagina’s 69
Wi-Fi 83
Wi-Fi-verbinding
beveiligen 84
Windows Media Player 40,
127
Windows Media
Player, problemen
oplossen 136
Windows Media Player,
toegankelijkheid 135
Windows Media Player-
menu’s 128
Windows Mobile, versie 51
Wizard Instelling
synchronisatie 34
Z
Zoombereik van de
camera 116
WEEE Notice
English .........................................................
The Directive on Waste Electrical and Electronic Equipment
(WEEE), which entered into force as European law on 13th
February 2003, resulted in a major change in the treatment of
electrical equipment at end-of-life.
ThepurposeofthisDirectiveis,asarstpriority,thepreventionof
WEEE, and in addition, to promote the reuse, recycling and other
forms of recovery of such wastes so as to reduce disposal.
The WEEE logo (
) on the product or on its box indicates that
this product must not be disposed of or dumped with your other
household waste. You are liable to dispose of all your electronic
orelectricalwasteequipmentbyrelocatingovertothespecied
collection point for recycling of such hazardous waste. Isolated
collection and proper recovery of your electronic and electrical
waste equipment at the time of disposal will allow us to help
conserving natural resources. Moreover, proper recycling of the
electronic and electrical waste equipment will ensure safety of
human health and environment. For more information about
electronic and electrical waste equipment disposal, recovery, and
collection points, please contact your local city centre, household
waste disposal service, shop from where you purchased the
equipment, or manufacturer of the equipment.
162

Hulp nodig? Stel uw vraag in het forum

Spelregels

Misbruik melden

Gebruikershandleiding.com neemt misbruik van zijn services uitermate serieus. U kunt hieronder aangeven waarom deze vraag ongepast is. Wij controleren de vraag en zonodig wordt deze verwijderd.

Product:

Bijvoorbeeld antisemitische inhoud, racistische inhoud, of materiaal dat gewelddadige fysieke handelingen tot gevolg kan hebben.

Bijvoorbeeld een creditcardnummer, een persoonlijk identificatienummer, of een geheim adres. E-mailadressen en volledige namen worden niet als privégegevens beschouwd.

Spelregels forum

Om tot zinvolle vragen te komen hanteren wij de volgende spelregels:

Belangrijk! Als er een antwoord wordt gegeven op uw vraag, dan is het voor de gever van het antwoord nuttig om te weten als u er wel (of niet) mee geholpen bent! Wij vragen u dus ook te reageren op een antwoord.

Belangrijk! Antwoorden worden ook per e-mail naar abonnees gestuurd. Laat uw emailadres achter op deze site, zodat u op de hoogte blijft. U krijgt dan ook andere vragen en antwoorden te zien.

Abonneren

Abonneer u voor het ontvangen van emails voor uw Qtek 8310 Smartphone bij:


U ontvangt een email met instructies om u voor één of beide opties in te schrijven.


Ontvang uw handleiding per email

Vul uw emailadres in en ontvang de handleiding van Qtek 8310 Smartphone in de taal/talen: Nederlands als bijlage per email.

De handleiding is 2,22 mb groot.

 

U ontvangt de handleiding per email binnen enkele minuten. Als u geen email heeft ontvangen, dan heeft u waarschijnlijk een verkeerd emailadres ingevuld of is uw mailbox te vol. Daarnaast kan het zijn dat uw internetprovider een maximum heeft aan de grootte per email. Omdat hier een handleiding wordt meegestuurd, kan het voorkomen dat de email groter is dan toegestaan bij uw provider.

Stel vragen via chat aan uw handleiding

Stel uw vraag over deze PDF

Uw handleiding is per email verstuurd. Controleer uw email

Als u niet binnen een kwartier uw email met handleiding ontvangen heeft, kan het zijn dat u een verkeerd emailadres heeft ingevuld of dat uw emailprovider een maximum grootte per email heeft ingesteld die kleiner is dan de grootte van de handleiding.

Er is een email naar u verstuurd om uw inschrijving definitief te maken.

Controleer uw email en volg de aanwijzingen op om uw inschrijving definitief te maken

U heeft geen emailadres opgegeven

Als u de handleiding per email wilt ontvangen, vul dan een geldig emailadres in.

Uw vraag is op deze pagina toegevoegd

Wilt u een email ontvangen bij een antwoord en/of nieuwe vragen? Vul dan hier uw emailadres in.



Info