32
5. Koppeling van de sensoren met de hoofdunit.
Als een sensor moet worden vervangen of als een sensor niet goed gekoppeld is („Err“ –
aanwijzing in de display of er is geen aanduiding van een meetwaarde) dan moeten de
druksensoren opnieuw worden gekoppeld met het hoofdunit.
Opmerking: Na ongeveer 20 seconden inactiviteit verlaat de hoofdunit zelfstandig het
instellingsmenu. Lees voor de werking de hierna volgende beschrijving door. Indien
tijdens het instellen de tijdslimiet wordt overschreden, dan dient de instellingsprocedure
opnieuw te worden gestart.
1. Demonteer zoals onder hoofdstuk 3 is aangegeven de sensoren en verwijder de
batterijen.
2. Druk 3 seconden lang op de SET-toets om het instellingsmenu te openen. (het
LEREN icoon knippert (1)).
3. Druk op de linker pijltjestoets -> Het icoon voor band A op de display van het
hoofdunit knippert.
4. Monteer de CR1632 knoopcel (batterij) in sensor A (+ kant naar boven)
5. Wacht op de pieptoon ter bevestiging -> de koppeling is tot stand gebracht.
6. Druk op de rechter pijltjestoets -> Het icoon voor band B op de display van het
hoofdunit knippert.
7. Monteer de CR1632 knoopcel (batterij) in sensor B (+ kant naar boven)
8. Wacht op de pieptoon ter bevestiging -> de koppeling is tot stand gebracht.
Alleen voor TPMS 4: Herhaal hetgeen geldt de stappen 6-8 voor sensor C en D.
9. Druk TWEE (2) maal op de SET-toets om het instellingsmenu te verlaten.
6. Het systeem testen.
Rijtest: Als het voertuig sneller dan 20km per uur rijdt, dan treedt de sensor na ten
minste 10 minuten in werking en wordt de bandenspannning om ongeveer elke 120
seconden opnieuw ingesteld. Controleer of de meetwaarden met de werkelijke
bandenspanning kloppen en controleer nogmaals of er geen drukverlies optreedt.