POWDP25400 NL
Copyright © 2021 VARO P a g i n a | 12 www.varo.com
▪ Stel de gewenste zaagdiepte in door de driehoekige diepteaanwijzer uit te lijnen met de
diepteschaal (4).
▪ Zet de vergrendelingshendel voor de zaagdiepte (5) vast.
11.6 Geleiderrails (15)
De geleiderrails maken precieze en zuivere rechte sneden, verstekzaagsneden en
pasbewerkingen mogelijk. De rails beschermen ook het werkstukoppervlak tegen
beschadiging.
De bevestiging met klemmen (17) zorgt voor een stevige grip en veilig werken.
▪ Plaats de geleiderrail op het werkstuk en zet hem vast met klemmen. Schuif de grip van
de klemmen in de sleuf van de geleiderrail en zet de klemmen met de duimschroeven
vast.
▪ Plaats de invalzaag op de geleiderrail. De voetplaat heeft een groef die perfect op de
geleiderkam past.
11.7 Verbindingsstukken voor de geleiderrails (Fig. 6)
▪ Om twee geleiderrails met elkaar te verbinden, gebruikt u de S3-inbussleutel (20) om het
verbindingsstuk los te zetten. Schuif dan het verbindingsstuk aan de onderkant in de sleuf
van de geleiderrail.
▪ Schuif dan het andere gedeelte van het verbindingsstuk in de sleuf van de tweede
geleiderrail.
▪ Gebruik de S3-inbussleutel (20) om de stokeindschroeven vast te zetten en de
geleiderrails te verbinden.
11.8 Instelling parallelgeleider (Fig. 7)
De parallelgeleider laat toe om exacte sneden volgens een rand van het werkstuk te maken
en strips van dezelfde breedte af te zagen.
▪ Draai de klembout voor de parallelgeleider (6) in tegenwijzerzin om hem los te zetten.
▪ Stop de parallelgeleider (14) doorheen alle drie de openingen in de voetplaat (7) en schuif
de parallelgeleider (14) naar links of rechts op de gewenste positie.
▪ Span de klembout van de parallelgeleider (6) aan door hem in wijzerzin te draaien.
Controleer of de parallelgeleider (14) op zijn plaats vastzit.
▪ Zorg ervoor dat de parallelgeleider (14) over de volledige lengte tegen de rand van het
hout rust om consistente parallelsneden op te leveren.
11.9 Laserlijngenerator (Fig. 8)
Waarschuwingen: kijk niet rechtstreeks in de laserstraal, richt ze niet op
andere personen en zorg ervoor dat ze niet langer dan 0.25 s in de richting
van iemands ogen gericht is.
Wanneer u een snijlijn op het werkstuk tekent, kan de laserlijngenerator u
helpen om de zaag makkelijker uit te richten.
Inschakelen: duw de laserschakelaar (19) in de “I”-stand, de laser (18) gaat werken.
Uitschakelen: duw de laserschakelaar (19) in de “0”-stand.
▪ Zorg ervoor dat er een snijlijn op het werkstuk is aangebracht.
▪ Stel de zaagdiepte in volgens noodzaak.
▪ Stop de stekker in het stopcontact en start de motor.
▪ Wacht tot het zaagblad zijn maximale snelheid heeft behaald (ongeveer 5 seconden) en
plaats de zaag op het werkstuk.
▪ Schakel de laser (18) in m.b.v. de laserschakelaar (19).