7 ONDERHOUD
Onvolledige reiniging kan defecten veroorzaken of het spuitpatroon
vervormen.
▪ Verwijder alle overgebleven verf door ze in een ander reservoir te gieten.
▪ Haal het spuitpistool uit elkaar en zorg er hierbij voor dat u de naald verwijdert vóór u
de spuitmond uit elkaar haalt. Dit voorkomt beschadiging aan de behuizing van de
afdichting van de spuitmond.
▪ Reinig het ganse verftraject en de spuitmond. Reinig de andere onderdelen m.b.v.
een borstel gedrenkt in een oplosmiddel.
▪ Assembleer het spuitpistool opnieuw en spuit een kleine hoeveelheid oplosmiddel
om achtergebleven restjes verf in het verftraject te verwijderen.
Waarschuwing: Gebruik nooit metaal of andere voorwerpen die de gaten in
de spuitmond en de kap zouden kunnen beschadigen. Dompel het
spuitpistool nooit volledig in een oplosmiddel onder. Gebruik nooit
onderdelen of componenten die niet origineel door de fabrikant werden
geleverd.
8 OPSLAG
▪ Draai de instelknop voor het vloeistofdebiet in tegenwijzerzin (open) zodat de
spanning van de veer op de vloeistofnaald verminderd wordt.
▪ Het spuitpistool MOET gereinigd en lichtjes gesmeerd zijn.
9 TECHNISCHE GEGEVENS