7
Aansluiten van het toestel
Aansluiten van het
spanningsaansluitpunt
• Gebruik altijd de los verkrijgbare, speciale rode
accu- en aardedraden ([RD-223] × 2). Verbind
het accudraad direct met de positieve pool (+) van
de autoaccu en het aardedraad met het chassis van
de auto.
1. Trek het accudraad van het
motorgedeelte naar de cabine van
de auto.
• Sluit, nadat alle andere aansluitingen op de
versterker zijn gemaakt, het accusnoer-
aansluitpunt van de versterker aan op het
positieve aansluitpunt (+) van de accu.
2. Draai het accudraad, aardedraad
en systeemafstandsbedieningsdraad
ineen.
3. Bevestig verbindingsstukjes aan de
uiteinden van de draden. De
verbindingsstukjes zijn niet
bijgeleverd.
• Klem de verbindingsstukjes met een tangetje
aan de draden.
4. Sluit de draden aan.
• Zet de draden stevig met de schroeven van de
aansluitingen vast.
WAARSCHUWING
Als de accudraad niet goed wordt bevestigd aan het
aansluitpunt met behulp van de schroef, kan het
aansluitpunt oververhit raken, hetgeen kan leiden tot
schade en letsel, met inbegrip van lichte brandwon-
den.
Boor een gat van
14 mm in de car-
rosserie van de
auto.
Steek het rubberen O-
vormige doorvoerbuisje in
de carrosserie van de auto.
Positieve aansluiting
Zekering (30 A)
Motor-
compartiment
Interieur van
het voertuig
Zekering (30 A)
Ineendraaien
Verbindingsstukje
Verbindingsstukje
Accudraad
Aardingssnoer
GND aarde-aansluiting
Spannings-
aansluitpunt
(POWER)
Accudraad
Aansluiting voor
systeemafstandsbediening
Draad voor
systeemafstands-
bediening
Aardingssnoer