162563
1
Verklein
Vergroot
Pagina terug
1/204
Pagina verder
Bedieningshandleiding
DVD Navigatie-eenheid
AVIC-9DVD
AVIC-8DVD
DVD Map
CNDV-20
( Update disc versie voor AVIC-9DVD en AVIC-8DVD )
<CRB1781-A> 3
NEDERLANDS
CRB1781A
ENG/MASTER 01
Published by Pioneer Corporation.
Copyright © 2002 by Pioneer Corporation.
All rights reserved.
Publication de Pioneer Corporation.
Copyright © 2002 Pioneer Corporation.
Tous droits de reproduction et de traduction
réservés.
Printed in Belgium
Imprimé en Belgique
<CRB1781-A> EW
<KKYHX/02E00000>
PIONEER CORPORATION
4-1, MEGURO 1-CHOME, MEGURO-KU, TOKYO 153-8654, JAPAN
PIONEER ELECTRONICS (USA) INC.
P.O. Box 1540, Long Beach, California 90801-1540, U.S.A.
TEL: (800) 421-1404
PIONEER EUROPE NV
Haven 1087, Keetberglaan 1, B-9120 Melsele, Belgium
TEL: (0) 3/570.05.11
PIONEER ELECTRONICS ASIACENTRE PTE. LTD.
253 Alexandra Road, #04-01, Singapore 159936
TEL: 65-6472-1111
PIONEER ELECTRONICS AUSTRALIA PTY. LTD.
178-184 Boundary Road, Braeside, Victoria 3195, Australia
TEL: (03) 9586-6300
PIONEER ELECTRONICS OF CANADA, INC.
300 Allstate Parkway, Markham, Ontario L3R OP2, Canada
TEL: (905) 479-4411
PIONEER ELECTRONICS DE MEXICO, S.A. de C.V.
San Lorenzo 1009 3er. Piso Desp. 302
Col. Del Valle Mexico, D.F. C.P. 03100
TEL: 55-5688-52-90
<CRB1781-A>
DIT EERST LEZEN!
Voor gebruikers die het applicatieprogramma van AVIC-9DVD of AVIC-
8DVD bijwerken
De applicatieprogramma’s van de AVIC-9DVD of AVIC-8DVD worden bijgewerkt met
behulp van de CNDV-20 update-disc. Lees alvorens het programma bij te werken de aan-
wijzingen op de volgende pagina. Er bestaat een kleine kans dat door de gebruiker gereg-
istreerde en opgeslagen gegevens tijdens het bijwerken verloren gaan. Mocht dit zich
voordoen, dan kan de producent hiervoor op geen enkele wijze aansprakelijk worden
gesteld.
CRB1781A_Cover_Nederlands 5/21/02 3:40 PM Page 2
Aanwijzingen voor het bijwerken van het applicatieprogramma van het
Navigatiesysteem:
Laat de auto op een veilige plaats stilstaan. Zorg ervoor dat het Navigatiesysteem tij-
dens het bijwerken van het programma niet wordt uitgezet.
Wanneer het programma is bijgewerkt, wordt het Navigatiesysteem opnieuw opges-
tart. Schakel het Navigatiesysteem niet uit tot de kaart van uw omgeving verschijnt.
In het ergste geval kunnen gegevens in het adresboek verloren gaan. Daarom beve-
len wij aan een PC Card (PCMCIA TYPE II <5 V>) te gebruiken om een back-upbe-
stand van de gegevens in de geregistreerde locatie(*) te maken. (Items in de “Laatste
bestemming” of de “Vorige bestemmingen” kunnen niet op de PC Card worden opges-
lagen. Wilt u deze gegevens opslaan, registreer ze dan als “Opgeslagen bestem-
mingen”, en sla ze vervolgens op op de PC Card.)
* Tot de gegevens van een “Opgeslagen bestemmingen” behoren ook de inhoud van
“Naar huis” en “Naar...”.
Alle bestaande berekende routes worden gewist. Alle andere instellingen worden
weer gelijk aan de fabrieksinstellingen.
Bijwerkingsprocedure voor het applicatieprogramma:
Zie voor het bijwerken van het applicatieprogramma “Het programma installeren” in
deze handleiding.
<CRB1781-A> 5
<CRB1781-A>
De schermvoorbeelden in deze handleiding kunnen ietwat verschillen van de feitelijke
aanduidingen op het beeldscherm.Vooral de menu-aanduidingen kunnen op het
scherm wel eens anders luiden.
Wijzigingen in de schermaanduidingen zijn vooebehouden, in verband met eventuele
verbeteringen.
CRB1781A_Cover_Nederlands 5/21/02 3:40 PM Page 4
1
Inleiding
Licentieovereenkomst
PIONEER AVIC-9DVD
, AVIC-8DVD
(CNDV-20)
DIT IS EEN WETTELIJKE OVEREENKOMST TUSSEN U ALS GEBRUIKER EN PIO-
NEER CORP. (JAPAN) (“PIONEER”). LEEST U DE VOORWAARDEN EN BEPALIN-
GEN VAN DEZE OVEREENKOMST AANDACHTIG DOOR, ALVORENS U DE OP DE
PIONEER PRODUCTEN GEÏNSTALLEERDE PROGRAMMATUUR IN GEBRUIK
NEEMT. DOOR DE OP PIONEER PRODUCTEN GEÏNSTALLEERDE PROGRAMMA-
TUUR TE GEBRUIKEN STEMT U ERMEE IN GEHOUDEN TE ZIJN AAN DE VOOR-
WAARDEN VAN DEZE OVEREENKOMST. DE OP DE PIONEER PR
ODUCTEN
GEÏNSTALLEERDE PROGRAMMATUUR OMVAT GEGEVENS VAN DE ORDNANCE
SURVEY (OS) EN NAVTECH gegevens van de Navigation Technologies Corporation
(“NAVTECH”) EN AFZONDERLIJKE BIJGESLOTEN VOORWAARDEN ZULLEN
DOOR RESPECTIEVELIJK NAVTECH WORDEN TOEGEPAST OP DE DATABASE
MET NAVTECH gegevens. ALS U NIET INSTEMT MET DEZE VOORWAARDEN,
RETOURNEERT U DAN A.U.B. DE PIONEER PRODUCTEN (INCLUSIEF DE PRO-
GRAMMATUUR EN ALLE BIJGESLOTEN DRUKWERK) BINNEN VIJF (5) DAGEN
NA ONTVANGST HIERVAN, NAAR HET ADRES WAAR U ZE HEBT AANGESCHAFT,
TEGEN EEN VOLLEDIGE VERGOEDING VAN DE AANKOOPPRIJS VAN DEZE PIO-
NEER PRODUCTEN.
1. LICENTIE-OVERDRACHT
Pioneer verschaft u een niet-overdraagbare, niet-exclusieve licentie om de op de Pioneer pro-
ducten geïnstalleerde programmatuur (het “Programma”), evenals de bijbehorende documen-
tatie uitsluitend voor privé-doeleinden of voor intern gebruik door uw bedrijf en alleen voor
deze Pioneer producten aan te wenden.
U mag dit Programma niet kopiëren, vertalen, herleiden in zijn bronprogramma’s of program-
mastructuur, geheel of gedeeltelijk overbrengen naar andere computers of anderszins verwer-
ken of aanpassen. U mag het Programma niet uitlenen, verhuren, verkopen, overdragen,
publiceren of anderszins openbaar maken of gebruiken op enige wijze anders dan expliciet
toegestaan in deze overeenkomst. U mag het Programma niet geheel of gedeeltelijk decom-
pileren, herleiden in zijn bronprogramma’s of programmastructuur. U mag het Programma
niet gebruiken voor dienstverlening, commercieel of anderszins, aan andere personen of
instanties.
Pioneer en zijn licentiehouder(s) behouden het eigendom van alle auteursrechten, gepaten-
teerde vindingen, octrooien en andere eigendomsrechten voor het Programma. Het Pro-
gramma is beschermd door het auteursrecht en mag niet worden gekopieerd, ook niet na
aanpassing of combinatie met andere producten. U mag geen enkele mededeling betreffende
het auteursrecht of andere eigendomsaanduiding uit of van het Programma verwijderen.
U mag al uw licentierechten op het Programma, de bijbehorende documentatie en een kopie
van de Licentieovereenkomst overdragen op een andere partij, op voorwaarde dat de partij
deze Licentieovereenkomst leest en ermee instemt de termen en voorwaarden ervan te accep-
teren.
2
2. AFWIJZING VAN GARANTIE
Het Programma en de bijbehorende documentatie worden u verstrekt “ZONDER MEER”.
PIONEER EN ZIJN LICENTIEGEVER(S) (ten aanzien van bepaling 2 en 3, worden Pioneer
en zijn licentiegever(s) gezamenlijk “Pioneer” genoemd) GEVEN GEEN GARANTIE EN U
ONTVANGT GEEN GARANTIE, NOCH EXPLICIET NOCH IMPLICIET, EN ALLE
GARANTIES TEN AANZIEN VAN DE VERHANDELBAARHEID OF GESCHIKTHEID
VOOR EEN BEPAALD DOEL ZIJN UITDRUKKELIJK UITGESLOTEN. SOMMIGE
STATEN STAAN GEEN UITSLUITING VAN GEÏMPLICEERDE GARANTIES NIET
TOE, WAARDOOR BOVENSTAANDE UITSLUITING WELLICHT NIET OP U VAN
TOEPASSING IS. Het Programma is een complex product, dat bepaalde onjuistheden, fou-
ten of onvolkomenheden kan bevatten. De spraakherkenningsfunctie die deel uitmaakt van
het Programma kan bijvoorbeeld uw stem niet herkennen. Pioneer garandeert niet dat het
Programma zal voldoen aan uw vereisten of verwachtingen, noch dat het gebruik van de Soft-
ware foutloos of storingsvrij zal verlopen, noch dat alle onvolkomenheden kunnen worden
gecorrigeerd. Bovendien biedt Pioneer geen garanties of verklaringen over de mate waarin
het Programma of de resultaten hiervan juist, nauwkeurig of betrouwbaar zijn.
3. BEPERKTE AANSPRAKELIJKHEID
PIONEER IS ONDER GEEN ENKELE VOORWAARDE AANSPRAKELIJK VOOR
ENIGE SCHADE, VERLIES OF AANSPRAKEN VAN DERDEN (INCLUSIEF ALLE
FINANCIËLE, INCIDENTELE, INDIRECTE, SPECIALE OF GEVOLGSCHADE,
WINSTVERLIES, VERLIES IN INVESTERINGEN, GOODWILL OF ZAKELIJKE VER-
GOEDINGEN) RESULTEREND UIT HET GEBRUIK OF DE ONMOGELIJKHEID TOT
GEBRUIK VAN HET PROGRAMMA, OOK ALS PIONEER OP DE HOOGTE WAS,
WERD VERWITTIGD OF KENNIS HAD KUNNEN NEMEN VAN DE MOGELIJKHEID
VAN DERGELIJKE SCHADE. DEZE BEPERKING GELDT VOOR ALLE BIJKO-
MENDE OORZAKEN, MET INBEGRIP VAN CONTRACTBREUK, GARANTIEVER-
LIES, NALATIGHEID, AANSPRAKELIJKHEID VOOR MISDRIJVEN, MISLEIDING EN
ANDERE ONRECHTMATIGE DADEN. INDIEN PIONEER’S AFWIJZING VAN
GARANTIE EN/OF AANSPRAKELIJKHEIDSBEPERKINGEN IN DEZE OVEREEN-
KOMST OM ENIGE REDEN NIET GELDIG OF NIET VAN TOEPASSING VER-
KLAARD WORDEN, STEMT U ERMEE IN DAT DE AANSPRAKELIJKHEID VAN
PIONEER NIET MEER ZAL BEDRAGEN DAN VIJFTIG PROCENT (50%) VAN DE
SOM DIE U VOOR HET BIJGESLOTEN PIONEER PRODUCT HEBT BETAALD.
Sommige staten staan de uitsluiting of beperking van incidentele of vervolgschade niet toe,
zodat bovenstaande beperking of uitsluiting wellicht niet op u van toepassing is. Deze afwij-
zing van garantie en beperkte aansprakelijkheid is niet van toepassing in zoverre enige bepa-
ling van deze garantie verboden is door een federale staat of uit hoofde van welke lokale wet
dan ook die niet ongeldig kan worden verklaard.
4. BEPALINGEN VOOR EXPORT
U stemt ermee in en garandeert dat noch het Programma noch van Pioneer ontvangen techni-
sche gegevens, inclusief de directe producten hiervan, uit het Land of de regio (het “Land”)
dat wordt geregeerd door de regering tot welke jurisdictie u behoort (de “Regering”) worden
geëxporteerd, tenzij dit is geautoriseerd en toegestaan uit hoofde van de wettelijke regelge-
ving van de Regering. Als het Programma door u wetmatig is verkregen buiten het Land,
stemt u ermee in dat u het Programma en de hiermee samenhangende technische gegevens
ontvangen van Pioneer, inclusief de directe producten hiervan, niet weder zult exporteren,
behalve zoals toegestaan door de wettelijke bepalingen van de Regering en de wettelijke
bepalingen geldig onder de jurisdictie van de plaats waar u het Programma hebt verkregen.
3
5. BEËINDIGING
Deze Overeenkomst blijft van kracht totdat hij wordt beëindigd. U kunt deze Overeenkomst
op elk gewenst moment beëindigen door het vernietigen van het Programma. Ook zal de
Overeenkomst onmiddellijk worden beëindigd, indien u de voorwaarden of bepalingen van
deze Overeenkomst niet in acht neemt. Bij beëindiging houdt u zich gebonden het Pro-
gramma te vernietigen.
6. DIVERSEN
Dit is de volledige Overeenkomst tussen Pioneer en u betreffende het Programma. Geen
enkele wijziging in deze Overeenkomst zal geldig zijn tenzij hierin schriftelijk door Pioneer
is toegestemd. Als enig deel van deze Overeenkomst ongeldig of niet van toepassing ver-
klaard wordt, blijven de overige bepalingen van deze Overeenkomst nog steeds volledig van
kracht.
4
VOORWAARDEN EN BEPALINGEN BETREFFENDE DE NAVTECH gegevens
DIT IS EEN WETTELIJKE OVEREENKOMST (“OVEREENKOMST”) TUSSEN U, DE
EINDGEBRUIKER, EN NAVIGATION TECHNOLOGIES CORPORATION (NAVTECH)
EN ZIJN LEVERANCIERS, WAARVAN DE VOORWAARDEN EN BEPALINGEN
HIERONDER ZIJN WEERGEGEVEN. DOOR HET GEBRUIK VAN UW KOPIE VAN
DE NAVTECH GEGEVENS STEMT U IN MET DE VOORWAARDEN EN BEPALIN-
GEN VAN DEZE OVEREENKOMST.
Uitsluitend v
oor persoonlijk gebruik. Aan u wordt een niet-exclusieve, persoonlijke licentie
verleend om deze informatie uitsluitend te gebruiken voor persoonlijke, niet-commerciële
doeleinden en niet voor dienstverlening aan andere personen of instanties, time-sharing of
anderszins. U mag uitsluitend voor archiverings- of back-up doeleinden een kopie maken van
de NAVTECH gegevens. U mag geen enkel onderdeel van de NAVTECH gegevens anders-
zins reproduceren, kopiëren, wijzigen, decompileren, uiteennemen of herleiden in zijn bron-
programma’s of programmastructuur en in geen enkele vorm, voor welk doel dan ook,
overdragen of distribueren.
Eigenaarschap
. U erkent dat de NAVTECH gegevens, de bijbehorende documentatie en
andere eigendomsrechten hierin het eigendom zijn van NAVTECH en/of zijn leveranciers.
Alle rechten die niet expliciet in deze Overeenkomst worden verleend zijn uitdrukkelijk voor-
behouden aan NAVTECH en diens leveranciers.
Geen g
arantie. Deze NAVTECH gegevens worden aan u verstrekt “zonder meer,” en u stemt
ermee in ze te gebruiken voor eigen risico. NAVTECH en zijn licentiehouders (en hun licen-
tiehouders en leveranciers) verlenen u voor de NAVTECH gegevens geen garantie of vol-
macht van welke aard dan ook, impliciet of expliciet, voortvloeiend uit wettelijke bepalingen
of anderszins, met inbegrip van maar niet beperkt tot de inhoud, de kwaliteit, nauwkeurig-
heid, volledigheid, doelmatigheid, geschiktheid voor een bepaald doel, bruikbaarheid, het
gebruik ervan of de te ermee behalen resultaten.
Afwijzing v
an garantie: NAVTECH EN ZIJN LICENTIEHOUDERS (INCLUSIEF HUN
LICENTIEHOUDERS EN LEVERANCIERS) WIJZEN ELKE GARANTIE AF, IMPLI-
CIET OF EXPLICIET, VOOR DE KWALITEIT, PRESTATIES, VERKOOPBAARHEID,
GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL OF HET NIET-SCHENDEN. Sommige
staten, gebieden of landen staan bepaalde uitsluitingen van de garantie niet toe, waardoor
bovenstaande uitsluitingen wellicht niet geheel op u van toepassing zijn.
Afwijzing v
an aansprakelijkheid: NAVTECH EN ZIJN LICENTIEHOUDERS (INCLU-
SIEF HUN LICENTIEHOUDERS EN LEVERANCIERS) ZIJN JEGENS U NIET AAN-
SPRAKELIJK: VOOR AANSPRAKEN, EISEN OF VORDERINGEN, ONGEACHT DE
AARD VAN DE OORZAAK VAN DEZE AANSPRAKEN, EISEN OF VORDERINGEN,
TEN AANZIEN VAN WELK VERMEEND VERLIES, LETSEL OF WELKE SCHADE
DAN OOK, DIRECT OF INDIRECT, WELKE VOORTVLOEIT UIT HET GEBRUIK OF
HET BEZIT VAN DE NAVTECH GEGEVENS; OF VOOR ENIG VERLIES OF ENIGE
WINSTDERVING, OPBRENGSTEN, VERBINTENISSEN OF BESPARINGEN, OF
ENIGE ANDERE DIRECTE, INDIRECTE, INCIDENTELE, SPECIALE OF GEVOLG-
SCHADE RESULTEREND UIT HET GEBRUIK OF DE ONMOGELIJKHEID VAN HET
GEBRUIK VAN DE NAVTECH GEGEVENS, VOOR ENIG DEFECT IN DE NAVTECH
GEGEVENS, OF INBREUK OP DEZE VOORWAARDEN OF BEPALINGEN, HETZIJ BIJ
EEN VORDERING BETREFFENDE EEN VERBINTENIS OF ONRECHTMATIGE
5
DAAD OF OP BASIS VAN EEN GARANTIE, ZELFS ALS NAVTECH OF ZIJN LICEN-
TIEHOUDERS OVER DE MOGELIJKHEID VAN EEN DERGELIJKE SCHADE WAREN
GEÏNFORMEERD. Sommige staten, gebieden en landen staan bepaalde uitsluitingen van de
aansprakelijkheid of beperkingen ten aanzien van schadeclaims niet toe, zodat het boven-
staande wellicht niet geheel op u van toepassing is.
Beperkte aansprak
elijkheid. Met behoud van bovenstaande bepalingen zal de aansprakelijk-
heid van NAVTECH en/of zijn leveranciers jegens u vanwege welke oorzaak of op basis van
welke veronderstelling dan ook nooit meer bedragen dan het bedrag dat u voor uw kopie van
de NAVTECH gegevens hebt betaald.
Beëindiging
. NAVTECH en zijn leveranciers kunnen deze Overeenkomst op elk moment
beëindigen indien u de voorwaarden of bepalingen van deze Overeenkomst niet in acht
neemt. Bij beëindiging dient u uw kopie van de NAVTECH gegevens en alle bijbehorende
documentatie te retourneren aan NAVTECH en/of zijn leveranciers.
Bepalingen v
oor export. U stemt ermee in geen enkel onderdeel van de NAVTECH gegevens
vanuit welke plaats dan ook te exporteren, tenzij zulks in overeenstemming is met - en
gepaard gaat met alle licenties en goedkeuringen die vereist zijn volgens - de toepasselijke
exportbepalingen en de wettelijke regels en verordeningen.
Eindgebruik
ers van regeringswege. Indien de NAVTECH gegevens worden verworven door
of uit naam van de regering van de Verenigde Staten of enige andere rechtspersoon die rech-
ten toepast, of hiernaar streeft, welke gelijk zijn aan die waar gewoonlijk aanspraak op wordt
gemaakt door de regering van de Verenigde Staten, worden de gegevens met “Beperkte rech-
ten” in licentie gegeven. Het gebruik van de gegevens is onderworpen aan de bepalingen
zoals gespecificeerd in de clausule “Rights in Technical Data and Computer Data” [Rechten
betreffende technische gegevens en computergegevens] van DFARS 252.227-7013, of de
equivalente clausule voor niet-defensie instanties. De producent is Navigation Technologies
Corporation, 10400 West Higgins Road, Rosemont, Illinois 60018.
Vrijw
aring. U stemt ermee in NAVTECH en zijn licentiehouders (inclusief hun respectieve
licentiehouders, leveranciers, rechtverkrijgenden, dochtermaatschappijen, gelieerde maat-
schappijen en het respectieve hogere personeel, de directeuren, werknemers, aandeelhouders,
agenten en vertegenwoordigers van elk van hen) te vrijwaren van, te verdedigen tegen en
schadeloos te stellen voor elke aansprakelijkheid, elk verlies, letsel (inclusief letsel met dode-
lijk gevolg), alle eisen, rechtshandeling, kosten, uitgaven of vorderingen van welke aard dan
ook, met inbegrip van maar niet beperkt tot de kosten voor rechtsbijstand, die voortvloeien uit
of in verband staan met enig gebruik door u of bezit van u van de NAVTECH gegevens.
V
olledige overeenkomst. Deze voorwaarden en bepalingen vormen de volledige overeen-
komst tussen NAVTECH (en zijn licentiehouders, inclusief hun licentiehouders en leveran-
ciers) en u met betrekking tot de inhoud hiervan, en vervangen volledig alle schriftelijke of
mondelinge overeenkomsten die voorheen met betrekking tot deze inhoud tussen ons beston-
den.
6
T
oepasselijk recht. Bovenstaande voorwaarden zijn onderworpen aan het Nederlands recht,
zonder tenuitvoerlegging van (i) conflicterende wetsbepalingen, of (ii) de Conventie van de
Verenigde Naties inzake contracten voor de internationale verkoop van goederen, die hiervan
expliciet is uitgesloten. U stemt ermee in zich betreffende alle geschillen, claims en vorderin-
gen die voortvloeien uit of in verband staan met de u hierin geboden informatie te houden aan
de Nederlandse rechtsspraak.
7
ORDNANCE SURVEY (OS)
LICENTIEOVEREENKOMST MET DE EINDGEBRUIKER INZAKE DE GEGEVENS
VAN DE ORDNANCE SURVEY (OS)
Lees deze overeenkomst zorgvuldig door alvorens het Navigatiesysteem in gebruik te nemen.
Dit is een licentieovereenkomst aangaande het gebruik van de puntcoderingsgegevens van de
OS die deel uitmaken van het Navigatiesysteem. Door het gebruik van deze puntcoderingsge-
gevens aanvaardt u en stemt u in met alle hieronder genoemde bepalingen.
EIGENAARSCHAP
De puntcoderingsgegevens worden in licentie gegeven door de Ordnance Survey met toe-
stemming van de koninklijke staatdrukkerij. © Auteursrecht van de Kroon 2002. Alle rechten
voorbehouden.
LICENTIEVERLENING
De OS verleent u een niet-exclusieve licentie om uw kopie van de puntcoderingsgegevens van
de OS voor persoonlijke doeleinden en uitsluitend als onderdeel van het Navigatiesysteem te
gebruiken. U mag de licentie overdragen op een volgende koper van de auto waarbij het
Navigatiesysteem wordt meegeleverd, op voorwaarde dat de koper ermee instemt zich te hou-
den aan alle voorwaarden van deze overeenkomst.
BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN HET GEBRUIK
Het gebruik van de puntcoderingsgegevens van de OS is beperkt tot het specifieke systeem
waarvoor ze bestemd zijn. Behoudens de mate waarin dit expliciet is toegestaan op basis van
de toepasselijke wetgeving, mag u geen enkel onderdeel van de inhoud van de puntcoderings-
gegevens van de OS verwijderen of opnieuw gebruiken en geen enkel deel van de puntcode-
ringsgegevens van de OS reproduceren, kopiëren, wijzigen, aanpassen, uiteennemen,
decompileren of herleiden in zijn bronprogramma’s of programmastructuur.
BEPERKTE AANSPRAKELIJKHEID
De ordnance survey garandeert of beweert niet dat de puntcoderingsgegevens van de OS vrij
van fouten of gebreken zijn of geschikt zijn voor uw doeleinden. De Ordnance Survey of de
leverancier van het Navigatiesysteem die gebruikt maakt van de puntcoderingsgegevens van
de OS is onder geen enkele voorwaarde verantwoordelijk voor enige gevolg-, speciale, inci-
dentele of indirecte schade ten aanzien van enig direct of indirect verlies van inkomsten,
winst, bedrijfsmatige aspecten, gegevens of gebruik dat u of een derde is overkomen als
gevolg van uw gebruik van de puntcoderingsgegevens van de OS, ongeacht of dit in overeen-
stemming met het contract of een onrechtmatige daad (met inbegrip van nalatigheid en schen-
ding van wettelijk voorgeschreven verplichtingen) of anderszins was, en zelfs wanneer de
leverancier van het Navigatiesysteem op de hoogte was van de mogelijkheid van een derge-
lijke schade. In elk geval is de aansprakelijkheid van OS voor directe schade beperkt tot de
prijs van de kopie van de puntcoderingsgegevens van de OS. Op basis van deze licentievoor-
waarden zal geen enkele aansprakelijkheid worden uitgesloten of beperkt die wettelijk niet
uitgesloten of beperkt kan worden.
8
DE AFWIJZING VAN GARANTIE EN DE BEPERKING VAN DE AANSPRAKELIJK-
HEID ZOALS BEPAALD IN DEZE OVEREENKOMST HEBBEN GEEN INVLOED OP
EN MAKEN GEEN INBREUK OP UW WETTELIJKE RECHTEN WAAR U DE GEGE-
VENS HEEFT VERWORVEN ANDERS DAN TIJDENS EEN ZAKELIJKE ACTIVITEIT.
Deze licentievoorwaarden zijn onderworpen aan het Engels recht en de exclusieve jurisdictie
van de Engelse rechtbanken.
9
Inhoudsopgave
Inleiding.....................................................................................1
Licentieovereenkomst.........................................................................................................1
PIONEER AVIC-9DVD
, AVIC-8DVD
(CNDV-20) ...................................................... 1
VOORWAARDEN EN BEPALINGEN BETREFFENDE DE NAVTECH gegevens...... 4
ORDNANCE SURVEY (OS)........................................................................................ 7
Inhoudsopgave.....................................................................................................................9
Belangrijke veiligheidsvoorschriften............................................................................ 15
Punten van aandacht voor het gebruik van het systeem........................................ 16
Voorzorgsmaatregelen .............................................................................................. 16
Kenmerken van uw DVD-navigatiesysteem ............................................................... 17
Het lezen van deze handleiding ..................................................................................... 18
Gebruik van deze handleiding ................................................................................... 18
Bediening van de DVD-speler ................................................................................... 19
Terminologie .............................................................................................................. 19
Voor gebruikers van “AVIC-9DVD” of “AVIC-8DVD”.................................................. 19
Dipschakelaarinstellingen voor AVIC-9DVD en AVIC-8DVD..................................... 19
Over verschillen in de afstandsbediening (AVIC-9DVD)............................................ 20
Over verschillen in de afstandsbediening (AVIC-8DVD)............................................ 20
Het programma installeren ............................................................................................. 21
Hoofdstuk 1
Basisbediening .......................................................................25
In- en uitschakelen ............................................................................................................ 25
Soorten menu’s ................................................................................................................. 26
Hoofdmenu ................................................................................................................ 26
Snelkoppelingsmenu ................................................................................................. 27
Basisnavigatie.................................................................................................................... 28
De navigatie bedienen door het menu aan te geven ................................................. 29
Het gebruik van het tekstpalet ................................................................................... 31
Wanneer de routeberekening naar uw bestemming voltooid is................................. 32
Als u niet weet hoe u het Navigatiesysteem dient te gebruiken ................................ 32
Het gebruik van de kaart.................................................................................................. 33
De kaart van de huidige locatie tonen ....................................................................... 33
De schaal van de kaart wijzigen ................................................................................ 36
De kaart verplaatsen naar de plaats die u wilt zien ................................................... 36
10
Hoofdstuk 2
Koers uitzetten naar uw bestemming ................................. 39
Alvorens u bestemming en route te bepalen..............................................................39
Geef het land aan waarin u wilt zoeken .....................................................................40
Voer de routeberekening van de verschillende routemogelijkheden uit en kies
er een uit ....................................................................................................................41
Het berekenen van de route naar uw thuisbasis of naar uw favoriete locatie....43
Een bestemming kiezen in het adresboek ..................................................................43
Uw bestemming zoeken op adres.................................................................................44
Een bestemming vinden door de soort voorziening te selecteren .......................47
Categorieën (Cat.) zoeken .........................................................................................47
Categorieën in uw omgeving vinden ..........................................................................48
Een bestemming zoeken op postcode.........................................................................49
Een oprit of afrit van een snelweg tot uw bestemming maken ..............................50
De uitgestippelde route controleren .............................................................................51
De uitgestippelde route controleren aan de hand van de map...................................51
De uitgestippelde route controleren aan de hand van tekst .......................................52
De uitgestippelde route controleren aan de hand van het Informatiemenu................53
Hoofdstuk 3
Begeleiding naar uw bestemming ....................................... 55
Begeleiding door het Navigatiesysteem......................................................................55
Over schermbegeleiding en stembegeleiding ............................................................55
Verkeersinformatie bevestigen over de uitgestippelde route.................................57
Verkeer vermijden bij de uitgestippelde route ............................................................57
Verkeersinformatie handmatig bevestigen .................................................................58
De route naar de bestemming herberekenen.............................................................59
De begeleiding wissen .....................................................................................................60
De huidige route wissen en de begeleiding annuleren...............................................60
De bestemming wijzigen.............................................................................................60
Viapunten toevoegen aan de huidige route................................................................61
Een viapunt toevoegen...............................................................................................61
Een viapunt overslaan................................................................................................62
Een viapunt van de route verwijderen ........................................................................62
Bepaalde categorieën op de kaart tonen.....................................................................63
11
Hoofdstuk 4
Verschillende soorten informatie gebruiken.......................65
Het adresboek wijzigen.................................................................................................... 65
Een bezochte locatie in het adresboek registreren.................................................... 65
De informatie over een locatie bijwerken................................................................... 67
De gegevens in het adresboek wissen ...................................................................... 69
De locatie die in het adresboek staat, op de kaart bevestigen .................................. 70
Uw huis en uw favoriete locatie registreren................................................................ 71
Een locatie registreren............................................................................................... 71
Uw thuisbasis of favoriete locatie wijzigen of wissen................................................. 73
Een wachtwoord registreren .......................................................................................... 74
Te vermijden gebieden toevoegen................................................................................ 75
Een te vermijden gebied registreren.......................................................................... 75
Een te vermijden gebied wijzigen of wissen .............................................................. 77
Verkeersinformatie gebruiken........................................................................................ 78
Verkeersinformatie bevestigen die relevant is voor de begeleide route .................... 78
Het radiostation selecteren ........................................................................................ 80
De PC card gebruiken ......................................................................................................82
Een PC card initialiseren............................................................................................ 82
De gegevens van geregistreerde locaties opslaan op de PC card............................ 83
Gegevens laden van een PC card............................................................................. 84
PC card gegevens wissen ......................................................................................... 85
De rij-informatie vastleggen............................................................................................ 86
De achtergrondafbeelding wijzigen .............................................................................. 88
Een afbeelding selecteren die is opgeslagen in een PC Card................................... 88
De achtergrondafbeelding wijzigen die is opgeslagen op een disc
(alleen AV-achtergrond)............................................................................................. 90
De navigatiestatus controleren......................................................................................91
De plaatsbepalingsinformatie per satelliet controleren .............................................. 91
De sensorleerstatus en de rijstatus controleren ........................................................ 92
Aansluitingen van kabels en montagestanden controleren ....................................... 93
Hoofdstuk 5
Uw Navigatiesysteem naar eigen inzicht aanpassen.........95
De standaardinstellingen wijzigen ................................................................................95
Onderdelen die door de gebruikers kunnen worden gewijzigd............................. 96
Begeleidingsmenu ..................................................................................................... 96
MemSchermverlichting .............................................................................................. 98
Menu Hardware ......................................................................................................... 99
Menu Andere ............................................................................................................. 99
RDS -TMC menu ..................................................................................................... 101
12
Hoofdstuk 6
Het gebruik van de Pioneer AV apparatuur in combinatie
met het Navigatiesysteem........................................................103
Veilig Rijden ......................................................................................................................103
Voor Ingebruikneming....................................................................................................103
Kenmerken van het navigatiesysteem in combinatie met de
Pioneer AV Hoofdtoestel ..........................................................................................103
De afstandsbediening gebruiken..............................................................................105
Basisbediening bij gecombineerd gebruik van Pioneer AV apparatuur............109
Van bron veranderen................................................................................................109
Van scherm veranderen ...........................................................................................110
Het informatiescherm weergeven.............................................................................110
Volgorde van de menubewerking voor elke signalalbron.........................................111
TUNER................................................................................................................................113
Luisteren naar de radio ............................................................................................113
Het TUNER MENU weergeven ................................................................................114
Opslaan van de frequenties van de sterkste zenders ..............................................114
Afstemmen op sterke signalen .................................................................................115
Opslaan van zenderfrequenties ...............................................................................115
RDS .....................................................................................................................................116
Het RDS (TUNER) MENU weergeven .....................................................................116
Selecteren van alternatieve frequenties ...................................................................117
Ontvangen van verkeersberichten ...........................................................................118
Gebruiken van PTY functies.....................................................................................119
Gebruiken van radiotekst .........................................................................................120
PTY lijst ....................................................................................................................121
CD-speler (Alleen voor de AVH-P6400CD)................................................................122
Beluisteren van enn CD ...........................................................................................122
Het COMPACT DISC MENU weergeven .................................................................123
Herhaalde weergave ................................................................................................123
Weergeven van fragmenten in willekeurige volgorde...............................................123
Scannen van de fragmenten op de CD ....................................................................124
Weergave via de fragmentenlijst ..............................................................................124
Pauzeren van de CD weergave ...............................................................................125
Gebruiken van de disctitel functies...........................................................................125
Multi CD-speler.................................................................................................................127
Beluisteren van enn CD ...........................................................................................127
50-disc Multi CD-speler ............................................................................................128
Het MULTI-CD MENU weergeven............................................................................128
Herhaalde weergave ................................................................................................128
Weergeven van fragmenten in willekeurige volgorde...............................................129
Scannen van CD’s en fragmenten ...........................................................................129
Weergave via de fragmentenlijst ..............................................................................130
Pauzeren van de CD weergave ...............................................................................130
Gebruiken van compressie en basversterking .........................................................130
Gebruiken van ITS speellijsten.................................................................................131
13
Gebruiken van de disctitel functies .......................................................................... 133
Gebruiken van CD TEXT functies............................................................................ 134
DAB TUNER......................................................................................................................135
Luisteren naar een DAB .......................................................................................... 137
Omschakelen van het display.................................................................................. 137
Gebruik van het dynamisch label............................................................................. 137
In- en uitschakelen van de verkeers- en vervoersberichten .................................... 138
Halverwege annuleren van onderbrekingen voor
verkeers- en vervoersberichten ............................................................................... 138
Aan of uit zetten van de nieuwsberichten ................................................................ 138
Het DAB TUNER MENU weergeven ....................................................................... 138
Selecteren van de onderbreking voor aankondiging-ondersteuning ....................... 139
Selecteren van services via de beschikbare servicelijst .......................................... 139
Zoeken van beschikbare PTY.................................................................................. 140
Servicecomponentfunctie ........................................................................................ 140
Servicevolgingsfunctie ............................................................................................. 141
P.CH RECALL/MEMORY functie............................................................................. 141
TV TUNER .........................................................................................................................142
TV kijken .................................................................................................................. 142
Het TV TUNER MENU weergeven .......................................................................... 143
BSSM (geheugen voor de reeks sterkste zenders) ................................................. 143
Opslaan van zenders............................................................................................... 144
Oproepen van zenders ............................................................................................ 144
Kiezen van een andere band................................................................................... 144
Selecteren van de landencode ................................................................................ 144
DVD.....................................................................................................................................145
Bekijken van enn DVD............................................................................................. 146
Het DVD MENU weergeven..................................................................................... 146
Informatie op het scherm ......................................................................................... 147
Disc weergave ......................................................................................................... 147
Volgende/vorige hoofdstuk en fragment .................................................................. 147
Terugkeren naar het vorige hoofdstuk/fragment...................................................... 147
Opgeven van titel/hoofdstuk/fragment (direct zoeken) ............................................ 148
Snel vooruit/terug..................................................................................................... 148
Stoppen van de weergave ....................................................................................... 149
Stilstaand beeld, beeld-voor-beeld en vertraagde weergave .................................. 149
Bediening bij informatie-display 1 ............................................................................ 150
Bediening bij informatie-display 2 ............................................................................ 151
Andere bronnen...............................................................................................................152
Wanneer EXT de bron is ......................................................................................... 152
Wanneer AUX de bron is ......................................................................................... 153
Wanneer VIDEO de bron is ..................................................................................... 153
Audio-instellingen ...........................................................................................................154
Het AUDIO MENU weergeven................................................................................. 154
Instellen van de Sound Focus equalizer.................................................................. 155
Gebruiken van de balans instelling.......................................................................... 155
Gebruiken van de equalizer..................................................................................... 156
Instellen van de lage tonen...................................................................................... 157
14
Instellen van de hoge tonen .....................................................................................158
Instellen van de loudness functie .............................................................................158
Gebruiken van het subwoofer uitgangssignaal ........................................................159
Gebruik van een uitgangssignaal zonder fade .........................................................159
Gebruiken van het high-pass filter............................................................................160
Instellen van het niveau van de signaalbron ............................................................160
Begininstellingen.............................................................................................................161
Het INITIAL SETTINGS MENU weergeven..............................................................161
Instellen van de FM afstemstap ...............................................................................161
Instellen van de DAB prioriteitsfunctie......................................................................161
Aan/uit zetten van de automatische PI zoekfunctie..................................................162
Aan/uit zetten van de waarschuwingstoon ...............................................................162
Aan/uit zetten van de externe aansluiting ................................................................162
Kiezen van de kleur voor de verlichting....................................................................162
Instellen van de Achter-luidspreker uitgangsaansluiting
en de Subwoofer bediening......................................................................................163
Tijdelijk uitschakelen/dempen van het geluid voor draagbare telefoons ..................164
Andere functies................................................................................................................165
Het SETUP MENU weergeven.................................................................................165
Selecteren video.......................................................................................................165
Instellen van de functie voor het automatisch openen .............................................166
De afbeeldingen bij achtergrondweergave wijzigen .................................................167
Hoofdstuk 7
Uw Navigatiesysteem gebruiken met gesproken
commando’s......................................................................... 169
De basisbeginselen van de spraakbediening...........................................................169
De spraakbediening .................................................................................................169
Bediening alleen met gesproken commando’s wanneer het Navigatiesysteem
gestart is...................................................................................................................170
Beschikbare gesproken commando’s voor de navigatie ..........................................170
Mogelijke uit te spreken commando’s voor audio ....................................................171
Als u niet gewend bent aan spraakbediening...........................................................171
Een voorbeeld van spraakbediening ........................................................................172
Tips voor spraakbediening ...........................................................................................176
15
Appendix...............................................................................177
Plaatsbepalingstechnologie .........................................................................................177
Wanneer er fouten optreden.........................................................................................179
Wanneer plaatsbepaling via GPS onmogelijk is ...................................................... 179
Omstandigheden die fouten in de plaatsbepaling kunnen veroorzaken .................. 180
Verhelpen van storingen ...............................................................................................181
Foutmeldingen en de juiste respons..........................................................................184
Informatie over de routekeuze......................................................................................187
Regels voor de routekeuze...................................................................................... 187
Aanduiding van de gekozen route ........................................................................... 188
Vergroting van op- en afritten .................................................................................. 188
De afgelegde route tonen ........................................................................................ 188
Verkeersinformatie................................................................................................... 188
Kopijrecht..........................................................................................................................189
Verwijzingstabel voor de bediening van de DVD
(Voor SDV-P7, XDV-P9, XDV-P9
)................................................................................190
Het afspelen van een CD......................................................................................... 190
Het afspelen van een DVD ...................................................................................... 190
Verklarende woordenlijst...............................................................................................191
Overzicht van de menu’s...............................................................................................193
16
Belangrijke veiligheidsvoorschriften
Zorg ervoor dat u de volgende informatie over veiligheid leest en volledig begrijpt voor u het
Navigatiesysteem gaat gebruiken:
Lees de handleiding voordat u dit Navigatiesysteem in werking stelt.
Dit Navigatiesysteem is uitsluitend bedoeld als een hulpmiddel bij de besturing van uw
auto. U mag het autonavigatiesysteem niet beschouwen als vervanging van uw eigen
beoordelingsvermogen en alertheid tijdens het rijden.
Gebruik dit Navigatiesysteem niet indien hierdoor op enigerlei wijze uw aandacht van het
veilig besturen van uw auto kan worden afgeleid. Neem altijd de plaatselijke verkeersregels
en de vereiste veiligheidsmaatregelen in acht.
Laat de bediening van het autonavigatiesysteem alleen over aan iemand die de bedienings-
aanwijzingen volledig heeft gelezen en begrepen.
Gebruik dit Navigatiesysteem nooit om in geval van nood naar ziekenhuizen, politiesta-
tions of dergelijke instellingen te rijden. De wegenkaart bevat namelijk niet alle informatie
betreffende deze diensten.
De route-informatie en begeleiding die dit apparaat biedt is alleen bedoeld als algemene
richtlijn. Deze kan niet altijd volledig zijn aangaande de huidige toestand van de wegen, de
toegestane routes en eventuele omleidingen of verkeersstremmingen.
Neem altijd de gangbare beperkingen en aanwijzingen voor weggebruikers in acht, boven
het advies en de begeleiding die deze apparatuur biedt. Volg strikt de geldende verkeers-
voorschriften, ook als de apparatuur tegenstrijdige aanwijzingen geeft.
Als niet de juiste informatie betreffende de plaatselijke tijd wordt ingevoerd, kunnen de
routebeschrijving en aanwijzingen voor de begeleiding ook niet altijd juist zijn.
Zet het volume van uw Navigatiesysteem nooit zo hard dat u het verkeer buiten en voertui-
gen van hulpdiensten niet kunt horen.
Houd uw wachtwoord strikt geheim. Iedereen die uw wachtwoord kent, heeft toegang tot
de persoonlijke informatie die u in het systeem heeft vastgelegd, zoals uw gebruikelijke
plaatsen van bestemming en huisadres.
Voor uw veiligheid zijn bepaalde functies alleen beschikbaar wanneer de auto stilstaat, met
de handrem aangetrokken.
De gegevens op de bij dit product geleverde kaart-disc zijn eigendom van het toeleverings-
bedrijf of de instantie van herkomst, en de laatstgenoemde draagt volledige verantwoorde-
lijkheid voor de inhoud ervan.
Zoals voor elk accessoire in het interieur van uw auto geldt, dient u ervoor te zorgen dat
door dit Navigatiesysteem niet uw aandacht van het veilig besturen van uw auto wordt
afgeleid. Als de bediening van het systeem niet goed lukt of als u het beeldscherm niet dui-
delijk kunt lezen, wacht dan met het corrigeren van de situatie totdat u de auto veilig gepar-
keerd hebt.
17
Punten van aandacht voor het gebruik van het systeem
Voorzorgsmaatregelen
Dit product kan buiten Europa niet juist functioneren.
Neem alle waarschuwingen in deze handleiding in acht en bewaar dit boekje op een han-
dige plaats om het later te kunnen naslaan.
Mocht de apparatuur niet naar behoren functioneren, raadpleeg dan uw dealer of de dichtst-
bijzijnde Pioneer onderhoudsdienst.
Stel het volume zodanig in dat u nog geluiden van buiten kunt horen.
Parkeerremvergrendeling
Bepaalde functies van dit Navigatiesysteem kunnen gevaarlijk zijn indien ze tijdens het rijden wor-
den gebruikt. Om het gebruik tijdens de rit te voorkomen, is er voorzien in een vergrendeling die
gekoppeld is aan de handrem van uw auto. Indien u probeert deze functies tijdens het rijden te
gebruiken wordt het bericht “U kunt deze functies niet gebruiken tijdens het rijden” weergegeven.
Stop de auto dan op een veilige plaats, trek de handrem aan en probeer het nog eens.
Kleurverschil in de kaart bij dag en nacht
Om te voorkomen dat het normaal verlichte beeldscherm te fel oplicht en u afleidt tijdens rit-
ten in het donker of bij slecht weer, wordt de achtergrondverlichting van de kaart op het
scherm automatisch uitgeschakeld wanneer u de koplampen van de auto aanzet. U kunt deze
automatische functie echter uitgeschakelen (zie “Schermverlichting” op pagina 98).
De schermvoorbeelden in deze handleiding tonen het scherm bij dag. Bij gebruik in het don-
ker zullen de kleuren van het scherm er anders uitzien dan in de voorbeelden.
Om deze functie te kunnen gebruiken, dient de oranje/witte kabel naar dit apparaat op de
juiste wijze te zijn aangesloten.
Het voorkomen van weinig spanning
Alvorens deze eenheid te gebruiken dient u eerst uw motor te starten. Gebruikt u dit apparaat
zonder de motor te starten, dan wordt de batterij ontladen.
Over deze disc
Gebruik de Pioneer kaart-disc alleen samen met dit product. Andere disc’s kunnen niet wor-
den gebruikt. Wanneer u “AVIC-9DVD
II” of “AVIC-9DVD” gebruikt, zie dan pagina 103
voor het afspelen van een andere DVD-VIDEO of CD dan de kaart-disc.
Over het REAR MONITOR OUTPUT op de AV-Hoofdtoestel
De afbeeldingen van het kaartscherm van de navigatie wijken enigszins af van de standaard
stijl voor NTSC. Als het kaartscherm van de navigatie afkomstig is van het uitgangsvermogen
van de monitor achter het AV-Hoofdtoestel worden de afbeeldingen wellicht niet goed weer-
geven.
Scherm bij dag
Scherm bij nacht
18
Kenmerken van uw DVD-navigatiesysteem
Dit is voorzien van een “chip voor een precieze plaatsbepaling” en een “3D hybride sen-
sor”. Zo kan dus een buitengewoon precieze navigatie worden bewerkstelligd.
Deze hoge-precisiekenmerken zijn verder verbeterd door de chip voor de precieze plaatsbe-
paling, die de positie van uw auto kan bepalen. Daarnaast berekent de 3D hybride sensor die
in het hoofdapparaat is gemonteerd exact de afstand die uw auto aflegt, waarbij rekening
wordt gehouden met de aard van de weg (heuvels).
De precisie van de plaatsbepaling is ook verbeterd door de functie “justifiëring op de
kaart”.
Daarnaast is de precisie van de plaatsbepaling verbeterd door het gebruik van de informatie
die afkomstig is van verschillende GPS satelieten en de functie justifiëring op de kaart.
Tijdens de begeleiding wordt gebruik gemaakt van actuele verkeersinformatie.
De informatie over een verkeersopstopping kan op de kaart worden vastgelegd met behulp
van RDS-TMC infomatie over het wegverkeer. Als zich langs de begeleide route een verkeer-
sopstopping voordoet, is een nieuwe begeleiding mogelijk waarbij deze verkeersopstopping
wordt vermeden.
Weergave van verschillende begeleidingsschermen
De audio is geïntegreerd in het Navigatiesysteem.
Het audioapparaat van Pioneer kan samen met het navigatiescherm worden gebruikt, met
behulp van de AVH-P6400CD of AVH-P6400R-display die los verkrijgbaar is. Bovendien is
het gebruik van conventionele spraakbediening niet alleen bij het navigeren mogelijk maar
kan de spraakbediening ook worden toegepast bij de AV-apparatuur.
De achtergrondafbeelding kan worden gewijzigd.
U kunt een beeld kiezen dat tijdens het navigeren of het afspelen van de audio op de achter-
grond van het scherm wordt getoond. U kunt ook tijdens het afspelen van de audio een keuze
maken uit vooraf ingestelde beelden.
U kunt de rij-informatie opslaan op een PC Card.
U kunt informatie zoals de datum en tijd van een reis, het vertrekpunt en de bestemming
opslaan op een PC Card, en deze met behulp van uw PC controleren (met extra software).
19
Het lezen van deze handleiding
Deze handleiding biedt u alle benodigde informatie om uw nieuwe Navigatiesysteem volledig
te kunnen gebruiken. De eerste paar hoofdstukken geven een overzicht van het systeem en de
nodige voorbereidingen voor het gebruik. Daarna volgt een complete beschrijving van alle
functies met hun bediening. Aan het begin van dit inleidende hoofdstuk vindt u de inhoudsop-
gave die alle functies vermeldt, met het paginanummer waar u de beschrijving aantreft.
Gebruik van deze handleiding
Om redenen van veiligheid is het van groot belang dat u het Navigatiesysteem volledig
begrijpt alvorens het te gebruiken. U hoeft echter niet de volledige handleiding te lezen voor-
dat u naar uw eerste bestemming kunt worden begeleid. Het volgende overzicht geeft aan
welke hoofdstukken u het best eerst kunt lezen en welke u tot later kunt bewaren.
Lees eerst de hoofdstukken die met een * zijn gemarkeerd, voordat u probeert naar uw eerste
bestemming te worden geleid.
1. Basisbediening*
Lees dit hoofdstuk nadat u de voorbereidingen hebt gemaakt. Het verklaart wat u op het
beeldscherm ziet en hoe u de menu’s gebruikt. Dan bent u gereed om te navigeren naar uw
eerste bestemming.
2. Koers zetten naar uw bestemming*
Dit hoofdstuk beschrijft een aantal manieren om uw bestemming te kiezen. Bepaal welke
methode het best geschikt is voor uw eerste bestemming en lees de betreffende paragrafen;
met de rest van het hoofdstuk kunt u wachten tot een volgende keer.
3. Begeleiding naar uw bestemming*
Lees voor u daadwerkelijk op weg gaat naar uw gekozen bestemming dit hoofdstuk om te
leren begrijpen hoe u door uw Navigatiesysteem wordt begeleid.
4. Verschillende soorten informatie gebruiken
In dit hoofdstuk vindt u informatie over de verschillende soorten beschikbare informatie.
Lees dit om meer te weten te komen over de nuttige voorzieningen die u ter beschikking
staan.
5. Het systeem naar eigen inzicht aanpassen
Het gedrag van uw Navigatiesysteem hangt af van een aantal instellingen. Als u denkt dat het
nuttig kan zijn een of meer van de oorspronkelijke instellingen (fabrieksinstellingen) te wijzi-
gen, lees dan de betreffende paragrafen van dit hoofdstuk.
6. Pioneer AV-apparatuur combineren en gebruiken
Wanneer de Pioneer display, “AVH-P6400CD” of “AVH-P6400R”, en het Pioneer audioappa-
raat op uw Navigatiesysteem zijn aangesloten, kunt u het audioapparaat via de afstandsbedie-
ning van uw Navigatiesysteem bedienen. Dit hoofdstuk beschrijft de basisaudiobediening en
de bediening van audio of DVD met gesproken commando’s.
7. Uw Navigatiesysteem gebruiken met gesproken commando’s
In dit hoofdstuk vindt u nadere informatie over de spraakherkenningseigenschappen van uw
Navigatiesysteem. Lees het wanneer u gereed bent het systeem tijdens een rit onder begelei-
ding te bedienen door commando’s in te spreken.
Appendix
Lees de appendix om meer te weten te komen over uw Navigatiesysteem, de technologie die
erbij wordt gebruikt en over informatie zoals de beschikbaarheid van nazorg. Zie “Overzicht
van de menu’s” aan het eind van deze handleiding voor nadere informatie over alle menu-
items.
20
Bediening van de DVD-speler
De bediening van de DVD-speler verschilt enigszins van die van de in dit apparaat (AVIC-
9DVD
II en AVIC-9DVD) ingebouwde DVD-speler en de Pioneer DVD-speler. Zie de vol-
gende gedeelten voor nadere informatie over de verschillende wijze van gebruik:
Handleiding bij de DVD-speler
Verwijzingstabel bediening DVD (aan het eind van deze handleiding)
Terminologie
Hieronder ziet u een voorbeeldpagina met een uitleg van de terminologie, de toetsaanduidin-
gen e.d. in deze handleiding. Neem dit even goed in u op, want dit maakt de handleiding
direct meer overzichtelijk en vergemakkelijkt het leerproces.
De toetsen op de afstandsbediening worden aangeduid als: NAVI toets, MENU toets.
De mogelijkheden in de diverse menu’s worden vermeld in hoofdletters, zoals: “Nieuwe
bestemming” en “Basisinstellingen”.
Extra informatie, alternatief gebruik en andere opmerkingen worden als volgt aangegeven:
Bewaar de disc na verwijdering uit het slot in de omslag.
Voor gebruikers van “AVIC-9DVD” of “AVIC-8DVD”
Deze handleiding beschrijft de bediening gebaseerd op “AVIC-9DVDII” of “AVIC-8DVDII”.
Wanneer u “AVIC-9DVD” of “AVIC-8DVD” gebruikt, kunnen enkele namen van toetsen
voor de afstandsbediening afwijken van die in deze handleiding.
Gebruikt u “AVIC-9DVD” of “AVIC-8DVD”, zie dan “Dipschakelaarinstellingen voor AVIC-
9DVD en AVIC-8DVD” en “Over verschillen in de afstandsbediening” hieronder om te con-
troleren om uw afstandsbediening te controleren.
Dipschakelaarinstellingen voor AVIC-9DVD en AVIC-8DVD
Stel de dipschakelaars als volgt in.
ON
ON
1234
OFF
Schakelaar 1: ON
Schakelaar 2: ON
Schakelaar 3: OF
Schakelaar 4: ON of OFF
21
Over verschillen in de afstandsbediening (AVIC-9DVD)
Als de afstandsbediening van de AVIC-9DVD wordt gebruikt, zijn de volgende verschillen
aan de orde:
Het gebruik van de PGM-functie
U kunt de PGM-functie gebruiken. Als de Modusschakelaar is ingesteld op “DVD”, kunt u de
DVD-speler niet aan- of afzetten.
Spraakherkenning starten
Druk op de joystick terwijl de Modusschakelaar is ingesteld op “NAVI”. (De functie wordt
geannuleerd als de modus op “DVD” is ingesteld.)
Overschakelen naar een andere schermweergave (frequentieweergave, etc.)
U kunt dit niet doen wanneer de AVIC-9DVD een afstandsbediening heeft. Wanneer het AV
Hoofdtoestel gecombineerd wordt gebruikt, kunt u dit met het AV Hoofdtoestel wel doen.
De integrale DVD afspelen
Druk op de joystick terwijl de Modusschakelaar op “DVD” is ingesteld.
Kader voor kader
Druk op de joystick terwijl de Modusschakelaar op “DVD” is ingesteld.
Kader voor kader terug (bij XDV-P9 en XDV-P9
)
U kunt dit niet doen wanneer de AVIC-9DVD een afstandsbediening heeft. U kunt deze func-
tie wel gebruiken wanneer de DVD-speler of het AV Hoofdtoestel een afstandsbediening
heeft.
Overschakelen op het DVD-informatiescherm (alleen integrale DVD)
Druk op de weergave-toets, (de toets CANCEL ROUTE) terwijl de bewerkingsmodusschake-
laar is ingesteld op “DVD”. Wanneer u op de toets drukt, wordt er overgeschakeld naar een
andere schermweergave.
Over verschillen in de afstandsbediening (AVIC-8DVD)
Als de afstandsbediening van de AVIC-8DVD wordt gebruikt, zijn de volgende verschillen
aan de orde:
Het gebruik van de PGM-functie
U kunt de PGM-functie gebruiken.
Spraakherkenning starten
Druk op de joystick.
Overschakelen naar een andere schermweergave (frequentieweergave, etc.)
U kunt dit niet doen wanneer de AVIC-8DVD een afstandsbediening heeft. Wanneer het AV
Hoofdtoestel gecombineerd wordt gebruikt, kunt u dit met het AV Hoofdtoestel wel doen.
U kunt met de ingebouwde DVD-speler van AVIC-8DVD geen DVD-video afspelen.
22
Het programma installeren
Het programma wordt met behulp van de meegeleverde disc in het hoofdapparaat van het Navi-
gatiesysteem geïnstalleerd. Dit is niet nodig wanneer uw dealer de installatie al heeft uitge-
voerd. Ga naar hoofdstuk 1.
Wanneer u het programma installeert, voert u de volgende handelingen uit. Wanneer alle setup
procedures voltooid zijn, verschijnt de kaart van uw omgeving en kunt u het Navigatiesysteem
gebruiken.
Opgelet
Gebruikt u AVIC-9DVD of AVIC-8DVD, dan kunt u na het uitvoeren van een ver-
sie upgrade met behulp van een versie upgrade disc (CNDV-20) de toestand
zoals deze hiervoor was niet meer herstellen. U dient er ook rekening mee te
houden dat u de discs die zijn ingesloten bij dit Navigatiesysteem niet meer
kunt gebruiken.
1 Parkeer uw auto op een veilige plaats.
Laat de motor aan staan en zorg ervoor dat de handrem ingeschakeld is.
2 Plaats de disc in het hoofdapparaat van het Navigatiesysteem.
Wanneer de versie van “AVIC-9DVD” of “AVIC-8DVD” wordt bijgewerkt, start de
installatie van het bijgewerkte programma direct.
Opgelet
Als het installeren van het programma is begonnen, schakel de motor van uw
auto en het Navigatiesysteem dan niet uit voordat de installatie is voltooid en
de kaart van uw omgeving verschijnt.
3 Selecteer Yes/Oui/Ja en klik op de OK-toets.
Als dit appaat voor de eerste keer wordt opgestart, verschijnt de melding voor het bevesti-
gen van de taal.
Engels is de standaardtaal van het Navigatiesysteem. U kunt desgewenst een andere taal
kiezen.
Om het Engels te handhaven beweegt u de joystick naar beneden, waardoor “No/
Non/Nein” wordt geselecteerd, en klikt u op de OK-toets. Ga vervolgens verder met
Stap 6.
1. Plaats de disc wanneer de auto is geparkeerd.
2. Kies de voertaal voor het Navigatiesysteem.
3. De klok instellen.
23
Wilt u een andere taal kiezen, selecteer dan “Yes/Oui/Ja”, klik op de OK-toets en ga
naar de volgende stap.
4 Selecteer de taal in de lijst.
De lijst met talen die u kunt gebruiken verschijnt. Verplaats de joystick omhoog of
omlaag om de gewenste taal te selecteren.
5 Klik op de OK-toets.
De installatie van het programma in de door u gekozen taal begint. Tijdens de installatie
verschijnt het volgende scherm om het proces weer te geven.
Wanneer de installatie voltooid is, verschijnt het openingsscherm.
6 Controleer de gegevens van het waarschuwingsbericht en klik op de OK-toets.
24
7 De klok instellen.
Het tijdsverschil tussen de tijd die oorspronkelijk is ingesteld in dit apparaat (Centraal
Europese Tijd) en de huidige locatie van uw auto wordt weergegeven. Stel zonodig het
tijdsverschil bij. Verplaats de joystick om “Uur +” of “Uur -” te selecteren en klik op de
OK-toets om het tijdsverschil met een uur te wijzigen. Stel het tijdsverschil in tussen de
huidige locatie van uw auto en de Centraal Europese Tijd (CET).
8 Stel zo nodig de zomertijd in.
De zomertijd staat standaard uitgeschakeld. “Uit” wordt rechts van de “Zomertijd” weer-
gegeven.
Indien de zomertijd van kracht is, beweeg de joystick dan om “Uit” te selecteren en klik
op de OK-toets. Wanneer de lijst met te selecteren opties (“Aan” en “Uit”) wordt weerge-
geven, beweeg de joystick dan om “Aan” te selecteren en klik op de OK-toets. Vervolgens
wordt de zomertijdinstellling ingeschakeld.
9 Selecteer Klaar en klik op de OK-toets.
De kaart van uw omgeving wordt weergegeven.
Hiermee is de installatie van uw Navigatiesysteem voltooid. In hoofdstuk 1 wordt de basisbe-
diening van uw Navigatiesysteem uitgelegd.
Om de taal en tijd op een later tijdstip te wijzigen, zie Hoofdstuk 5 “Uw Navigatiesysteem
naar eigen inzicht aanpassen”.
Centraal Europese Tijd (CET)
25
Hoofdstuk 1
Basisbediening
Hoofdstuk 1
Basisbediening
In- en uitschakelen
Inschakelen
Wanneer de motor van uw auto draait, is het hoofdapparaat van uw Navigatiesysteem inge-
schakeld. Nadat het openingsscherm een paar seconden is weergegeven, verschijnt er een
waarschuwingsbericht. Lees dit bericht en klik op de OK of de TALK toets, dan verschijnen
tegelijkertijd het kaartscherm met de weergave van uw omgeving en het bericht over de opna-
mestatus van de rij-geschiedenis. (Na enkele seconden verdwijnt het bericht automatisch.) Nu
kunt u het Navigatiesysteem gebruiken.
Als de disc niet is geplaatst, verschijnt een bericht waarbij uw wordt gevraagd de disc in te
brengen. Nadat u de disc op de juiste wijze hebt ingebracht, start uw Navigatiesysteem.
Als “Automatische spraakherkenning” (zie “Automatische spraakherkenning” op
pagina 100) “Aan” is gezet, wordt de automatische spraakherkenning na de start van de
auto altijd geactiveerd.
Als “Automatische spraakherkenning” “Aan” is gezet, kunt u ook “OK” zeggen in de micro-
foon en de map van uw omgeving tonen.
Voor nadere informatie over het tonen van de rij-geschiedenis route, zie “De rij-informatie
vastleggen” op pagina 86.
Wanneer het wachtwoord is aangemaakt
Nadat uw Navigatiesysteem is gestart en het waarschuwingsbericht verschijnt, wordt u ver-
zocht het wachtwoord in te voeren. Voer uw wachtwoord in, selecteer “OK”, en klik op de
OK-toets. (Het wachtwoord kan niet via de numerieke keypad van de afstandsbediening wor-
den ingevoerd.) De kaart van uw omgeving verschijnt en u kunt uw Navigatiesysteem gebrui-
ken.
Voor nadere bijzonderheden over het instellen van het wachtwoord, zie “Een wachtwoord
registreren” op pagina 74.
Wanneer “Autom. Spraakherkenning” op “Aan” is gezet kunt u een wachtwoord uitspreken
in de microfoon in plaats van het in te voeren bij het gebruik van de afstandsbediening.
Wanneer u op de TALK toets drukt terwijl het scherm voor het invoeren van het wachtwoord
wordt weergegeven, kunt u het wachtwoord invoeren door het uit te spreken.
Uitschakelen
Wanneer u de motor van uw auto uitschakelt, wordt ook uw Navigatiesysteem uitgeschakeld.
Als u nog niet in de omgeving van uw bestemming bent aangekomen, wordt de ingestelde
route niet gewist, ook niet als het Navigatiesysteem wordt uitgeschakeld.
26
Soorten menu’s
U voert de meeste taken uit met behulp van menu’s. Een gebruikelijke stappenvolgorde ziet er
als volgt uit:
“Selecteer een menu, selecteer een menu-item met de joystick, en klik op de OK-toets”.
Er zijn twee soorten menu’s: het “Hoofdmenu” en het “Snelkoppelingsmenu”.
Hoofdmenu
Druk terwijl de kaart wordt weergegeven op de MENU toets en het Hoofdmenu verschijnt. U
gebruikt dit menu voor de basisbediening van uw Navigatiesysteem.
Nieuwe bestemming
De bestemming wordt gezocht en de route naar deze bestemming uitgestippeld (zie “Een
bestemming op de kaart vinden” op pagina 38).
Adresboek
De aangedane bestemmingen, viapunten en de lijst met geregistreerde locaties worden
weergegeven. Wanneer u de bestemming in dit menu kiest, wordt uw route berekend (zie
hoofdstuk 2 en 4).
Naar huis
Stel uw huis in als uw bestemming en uw route wordt berekend (zie hoofdstuk 2).
Naar ...
Stel uw favoriete plaats, zoals uw werkplek, in als uw bestemming en uw route wordt
berekend (zie hoofdstuk 2).
Basisinstellingen
Pas de functies van uw Navigatiesysteem naar eigen inzicht aan (zie hoofdstuk 4 en 5).
Wanneer u uw PC Card gebruikt, maakt u gebruik van dit menu (zie hoofdstuk 4).
Informatie
U gebruikt dit menu om informatie te krijgen, zoals verkeersinformatie over de route die
u rijdt (indien beschikbaar), of de voorwaarden van de navigatie (zie hoofdstuk 4).
27
Hoofdstuk 1
Basisbediening
Snelkoppelingsmenu
Klik terwijl de kaart wordt weergegeven op de OK-toets om het Snelkoppelingsmenu te
tonen. U kunt diverse taken, zoals het berekenen van de route voor de plaats die wordt aange-
wezen door de cross-pointer, of het registreren van een plaats in het Adresboek, sneller uit-
voeren dan door het Hoofdmenu te gebruiken.
Bestemming
Selecteer uw bestemming met de cross-pointer en de route wordt berekend (zie “Een
bestemming op de kaart vinden” op pagina 38). Wanneer uw bestemming of viapunt met
behulp van deze methode is ingesteld, wordt er informatie over de straten (of het huis-
nummer) rond de cross-pointer of de categorieën verzameld.
Registratie
De plaats die wordt aangewezen door de cross-pointer in het adresboek registreren (zie
hoofdstuk 4).
In de omgeving
U kiest een plaats met de cross-pointer en er worden categorieën (cat.) in de buurt gevon-
den. “In de omgeving” in het Snelkoppelingsmenu zoekt in het gebied rond de cross-
pointer. Wanneer echter “In de omgeving” in het selectiemenu Zoekmethode wordt weer-
gegeven bij de keuze van “Nieuwe bestemming” in het Hoofdmenu (see “Categorieën in
uw omgeving vinden” op pagina 48), wordt uw omgeving afgezocht.
Informatie
U kiest een locatie met de cross-pointer en er verschijnt informatie over de locatie. (Zie
“De informatie over een specifieke locatie bekijken” op pagina 37.)
Items met een grijze kleur kunnen niet worden gekozen: afhankelijk van de vorige
bewerking kunnen items een grijze kleur hebben.
28
Basisnavigatie
In dit gedeelte wordt de basisnavigatie beschreven, zoals de manier waarop menu-items worden
gekozen, aan de hand van het voorbeeld van het bepalen van uw bestemming. Op basis van de
informatie die u over uw bestemming hebt, zoekt uw Navigatiesysteem naar uw bestemming op
de kaart en berekent de route.
Opgelet
Uit veiligheidsoverwegingen kunt u deze functies niet gebruiken terwijl uw
auto rijdt. Stop en schakel vóór gebruik de handrem in.
Basishandelingsvolgorde
1. Druk op de MENU toets om het Hoofdmenu weer te geven.
Zie “De navigatie bedienen door het menu aan te geven” op pagina 29.
2. Selecteer “Nieuwe bestemming” in het Hoofdmenu.
3. Kies de methode voor het zoeken van uw bestemming.
Zie hoofdstuk 2.
4. Voer de informatie over uw bestemming in.
Zie “Het gebruik van het tekstpalet” op pagina 31.
5. Uw Navigatiesysteem zet de koers uit naar uw bestemming, en de kaart van
uw omgeving wordt weergegeven.
Zie “Wanneer de routeberekening naar uw bestemming voltooid is” op
pagina 32 en “Het gebruik van de kaart” op pagina 33.
Zie hoofdstuk 3 voor nadere informatie over de begeleiding nadat uw bestemming is
gevonden en de koers is uitgezet.
29
Hoofdstuk 1
Basisbediening
De navigatie bedienen door het menu aan te geven
Als u de MENU toets indrukt terwijl de kaart wordt weergegeven, verschijnt het Hoofdmenu
van het Navigatiesysteem.
Alleen “Nieuwe bestemming” is gemarkeerd en heeft een andere kleur dan de andere
items. Hieraan kunt u zien dat dit item is geselecteerd. Rechts van het scherm verschijnt
een kleine lijst. Hieraan kunt u zien dat het huidige geselecteerde item verder onderver-
deeld is in sub-menu’s.
Beweeg de joystick omhoog of naar beneden terwijl het menu wordt weergegeven. Ter-
wijl u de joystick beweegt, verandert ook het gemarkeerde item. Wanneer het item van uw
keuze is gemarkeerd, klikt u op de OK-toets.
Is het geselecteerde item onderverdeeld in meer gedetailleerde menu’s, klik dan op de
OK-toets om het sub-menu weer te geven.
30
Wanneer de lijst met items verschillende schermen omvat.
Als de lijst met overeenkomstige plaatsnamen niet in één scherm kan worden weer-
gegeven, verschijnt er een schuifbalk links van de lijst die toont dat er meer items
zijn. Als u de joystick omhoog of omlaag beweegt, worden de resterende items weer-
gegeven. (Als er veel items zijn, kunt u de lijst sneller verplaatsen door de schaalre-
geling omhoog en omlaag te bewegen.)
schuifbalk
Als er een pijl links van het item verschijnt
Als u de joystick naar links klikt, verschijnt de kaart van de locatie die u in de lijst
hebt geselecteerd. Hier wordt informatie over de geselecteerde locatie d.m.v. letters
aan de onderzijde van het scherm aangegeven. Als u in dit scherm op de OK-toets
klikt verschijnt het Snelkoppelingsmenu (zie “Snelkoppelingsmenu” op pagina 27)
en kunt u de locatie selecteren die als uw bestemming wordt weergegeven, of de
gedetailleerde informatie bekijken.
Als de pijl aan de rechterzijde van het item wordt weergegeven
Als de lijst met opties die tijdens het zoeken naar een bestemming wordt weergege-
ven niet op één scherm past, wordt er een pijl rechts van het item getoond. Als u de
joystick naar rechts beweegt, kunt u de hele regel bevestigen. Als u de joystick naar
boven of beneden beweegt, kunt u terugkeren naar het oorspronkelijke scherm.
31
Hoofdstuk 1
Basisbediening
Het gebruik van het tekstpalet
Verplaats de joystick omhoog of omlaag, of naar links of rechts, om een letter te markeren die
u wilt invoeren. Als u op de OK-toets klikt, verschijnt de geselecteerde letter in het tekstvak.
Met elke letter die u invoert, beperkt uw Navigatiesysteem de mogelijke steden, en de items
in de lijst die rechts in het scherm verschijnt, wijzigen in overeenstemming hiermee. Alle let-
ters die u niet kunt invoeren (omdat ze niet voorkomen in een bekende plaatsnaam) worden
grijs weergegeven om u te helpen de letters sneller te selecteren en in te voeren.
(1) Tekstvak
Hier verschijnen de ingevoerde letters.
(2) Tekstpalet
De letters van het alfabet. De letters die u niet kunt invoeren worden grijs weergegeven.
(3) Spatie ( )
U kunt een spatie invoeren.
(4) Backspace-wissen ()
Het vorige karakter wordt gewist.
(5) Alles wissen ( )
Alle ingevoerde letters worden gewist. Wanneer de DELETE toets van de afstandsbediening
meer dan twee seconden wordt ingedrukt, kunnen ook alle ingevoerde letters worden gewist.
(6) Functietoets
Als u een toets selecteert, verschijnen de aan deze toets toegewezen functies in een popup-
venster.
(7) Aantal mogelijkheden
(8) Mogelijkheden
De hier weergegeven onderwerpen kunnen niet worden geselecteerd.
(9) OK
Na het selecteren en aanklikken van de OK-toets, wordt een lijst met alle mogelijkheden
weergegeven.
Als u naar het vorige scherm teruggaat door het indrukken van de TERUG toets, kunnen
geen letters worden ingevoerd. In dat geval moeten de letters die in het tekstvak zijn inge-
voerd worden gewist.
Wanneer er bij het invoeren van de karakters maar één op het vorige kan volgen, wordt dit
karakter automatisch ingevoerd.
(7)
(8)
(9)
(1)
(6)
(2) (3) (4) (5)
32
Wanneer de routeberekening naar uw bestemming voltooid is
Wanneer uw bestemming is vastgesteld (zie hoofdstuk 2) en de routeberekening voltooid is,
verschijnt de kaart van uw omgeving. De weg vanaf uw huidige locatie tot aan de bestem-
ming krijgt een groene kleur en de uitgestippelde route wordt weergegeven.
Als u de uitgestippelde route wilt wissen, drukt u op de toets CANCEL ROUTE. Wanneer het
bericht met de bevestiging van de annulering verschijnt, selecteert u “Ja (alle)”. Klik op de OK-
toets om de route te wissen.
Wilt u terugkeren naar de kaart van uw omgeving, druk dan op de NAVI toets.
Is een locatie eenmaal opgezocht, dan wordt deze automatisch opgeslagen in het “Adres-
boek” (zie “Het adresboek wijzigen” op pagina 65).
Als u niet weet hoe u het Navigatiesysteem dient te gebruiken
Als u geen ervaring hebt met het gebruik van een Navigatiesysteem, kan het enige tijd duren
voor u weet wat u als volgende dient te doen. Na een paar seconden van inactiviteit, kan er
een hulpbericht worden weergegeven dat u vertelt wat u op het scherm kunt doen. Het bericht
verdwijnt wanneer u de joystick beweegt. Als u het Navigatiesysteem gebruikt met spraakher-
kenning verschijnen er voorbeelden van de opdrachten die u kunt geven op het scherm (zie
hoofdstuk 7).
Bent u eenmaal gewend aan het Navigatiesysteem, dan kunt u ervoor kiezen de hulpbe-
richten niet te laten verschijnen. Zie voor nadere informatie “Help” op pagina 100.
Letters invoeren met behulp van de numerieke toetsen van de afstandsbe-
diening
Met elke druk op de toets worden de aan de toets toegewezen letters achtereenvol-
gens getoond. Als een andere toets wordt ingedrukt terwijl de in te voeren letter is
geselecteerd of als de OK-toets rechtsonder de numerieke toetsen wordt ingedrukt,
verschijnt de geselecteerde letter in het tekstvak.
33
Hoofdstuk 1
Basisbediening
Het gebruik van de kaart
De meeste informatie die uw Navigatiesysteem biedt, kan op de kaart worden bekeken. U dient
te weten hoe de informatie op de kaart wordt weergegeven.
De kaart van de huidige locatie tonen
Het scherm ziet eruit als een normale kaart. Er worden wegen naar verschillende bestemmin-
gen en geografische kenmerken zoals rivieren, parken en bossen getoond.
Terwijl het menu wordt getoond, kunt u overschakelen naar de kaart van uw omgeving door
op de NAVI toets te drukken.
De kaart kan op vier manieren worden weergegeven. U kunt de weergave van de kaart wijzi-
gen door op de OK-toets te klikken.
Kaart mode
Drivers view
Pijl mode (alleen tijdens de begeleiding)
Hybride mode (alleen tijdens de begeleiding)
Wanneer “Inzoomen op kruising : aan/uit” (zie “Inzoomen op kruising : aan/uit” op
pagina 97) is ingesteld “Aan”, verschijnt er wanneer u de kruising nadert een vergrote
kaart van het gebied rond de kruising.
Opgelet
In Overzicht voor de bestuurder verschijnt de snelheidsmeter op het scherm,
maar deze wijkt af van de snelheid waarmee uw auto werkelijk rijdt. Gebruik de
snelheidsmeter van uw auto om de snelheid te bevestigen.
Kaart mode
De kaart van uw omgeving wordt weergegeven.
Drivers view
De kaart wordt weergegeven vanuit het oogpunt van de bestuurder.
(3)
(4)
(5)
(1) (2)
(10)
(9)
(8)
(7)
(6)
(11)
(15)
(4)
(5) (10) (12)
(1)
(9)
(3)
(8)
(7)
(6)
(14)
(2)
34
Pijl mode
De rijrichting wordt eenvoudig door een pijl weergegeven. Wanneer u een begeleidingspunt
nadert, zoals een kruising, schakelt het scherm over om de afstand tot en de richting naar het
begeleidingspunt te tonen.
Hybride mode
De kaart van uw omgeving wordt links weergegeven en de pijl die de richting aangeeft wordt
rechts weergegeven.
Vergrote kaart van de kruising
Wanneer “Inzoomen op kruising : aan/uit” in het “menu Basisinstellingen” ingeschakeld is,
verschijnt er een vergrote kaart van de op- of afrit.
(6)
(1)
(2)
(14)
(9)
(10) (12)(5)
(8)
(7)
(3)
(4)
Normale voorwaarden
(13)
(4)
(12)(10)
(11)
(14)
Wanneer u een kruispunt nadert (als Inzoomen op kruising : aan/uit uitgeschakeld is)
(3)
(4)
(5) (10)
(1)
(9)
(8)
(7)
(2)
(6)
(14)
(13)
(10)
(4)
(12)
35
Hoofdstuk 1
Basisbediening
Begeleidingspunt*
Het volgende keerpunt wordt weergegeven door middel van een gele vlag.
Bestemming*
De geblokte vlag geeft uw bestemming aan.
(1) De naam van de straat waar u vervolgens heenrijdt.*
Als er sprake is van een wegnummer wordt dit naast de naam van de weg aangegeven (alleen
wanneer de wegnummers op de disc zijn vastgelegd).
(2) Afstand tot het begeleidingspunt*
(3) Moeilijk te bepalen huidige plaats
De positie van uw auto. De pijl toont het traject dat u rijdt en het scherm beweegt automatisch
wanneer u rijdt.
(4) Afstand tot het bestmming*
(5) De naam van de straat waarin u zich bevindt
(6) Kompas
De rode pijl toont het noorden.
(7) Aanwijzer van de schaal van de kaart
Het getal geeft de werkelijke afstand aan die wordt vertegenwoordigd door de rode balk. In
Pijl mode en Drivers view, geeft het getal de schaal van de kaart aan die wordt weergegeven
aan de rechterkant van het scherm.
(8) Huidige klok
(9) TMC markering en de naam van de zender
De naam van het RDS-TMC-zendstation dat dit toestel ontvangt wordt weergegeven (indien
beschikbaar).
(10) Geschatte aankomsttijd (of reistijd naar uw bestemming)*
(11) Routemarkering
De routemarkering toont de route die uw auto heeft afgelegd.
(12) Kaart van uw omgeving*
(13) Afstand tot een kruising*
Deze wordt weergegeven in Pijl mode en Hybride mode. De groene balk wordt korter wan-
neer uw auto een kruising nadert.
(14) Volgende reisrichting*
(15) Te vermijden gebied*
Dit wordt alleen weergegeven wanneer “Toon te vermijden gebied” op Aan staat. Zie voor
nadere informatie “Te vermijden gebieden toevoegen” op pagina 75 en “Toon te vermijden
gebieden” op pagina 98.
Informatie met de markering (*) wordt alleen weergegeven wanneer de route bepaald is.
U kunt de klok en de geschatte aankomsttijd (of reistijd tot uw bestemming) op het scherm
weergeven. Zie voor nadere bijzonderheden over het instellen “Reistijd” op pagina 100.
U kunt de methode kiezen voor het wissen van de routemarkering. Zie voor nadere bijzon-
derheden “Toon afgelegde route” op pagina 98.
Zie voor nadere bijzonderheden over de RDS-verkeersinformatie “Verkeersinformatie
gebruiken” op pagina 78.
36
Het display geeft met witte stippen de afgelegde weg van uw auto gedurende circa 200
km aan. Als de snelheid lager is dan 5 km/h (3 mijl/h), zijn de stippen rood. Als de snelheid
tussen de 5 km/h (3 mijl/h) en 20 km/h (12 mijl/h) ligt, zijn de stippen oranje.
De schaal van de kaart wijzigen
Rechtsboven de kaart wordt de schaal van de kaart weergegeven. Beweegt u de schaalrege-
ling omhoog of omlaag dan kunt u de schaal van de kaart wijzigen in 16 niveaus:
25 m, 50 m, 100 m, 200 m, 500 m, 1 km, 2 km, 5 km, 10 km, 20 km, 50 km, 100 km, 200 km,
500 km, 1000 km, 2000 km (25 yd, 50 yd, 100 yd, 0,25 mi, 0,5 mi, 0,75 mi, 1 mi, 2,5 mi, 5
mi, 10 mi, 25 mi, 50 mi, 100 mi, 250 mi, 500 mi, 1000 mi). Als de schaalregeling omhoog of
omlaag wordt bewogen, kunt u steeds verder in- of uitzoomen.
De kaart verplaatsen naar de plaats die u wilt zien
U kunt de joystick van de afstandsbediening omhoog en omlaag, naar links en naar rechts of
diagonaal bewegen. Als u de joystick naar de plaats brengt die u wilt zien, beweegt de kaart
mee. Als de joystick wordt ingedrukt terwijl de kaart wordt bewogen, beweegt de kaart snel-
ler. Deze keer verschijnt de cross-pointer midden in het scherm. Er verschijnt ook een lijn die
de huidige locatie verbindt met de cross-pointer.
(1) Schuifplaats
De positie van de cross-pointer toont de plaats die op de betreffende kaart geselecteerd is.
(2) Afstand van de huidige plaats
De afstand in een rechte lijn tussen de plaats die wordt aangewezen door de cross-pointer en
de huidige plaats wordt getoond.
Wanneer u kleinere straten wilt zien met behulp van een
gedetailleerdere kaart.
Wanneer u een globale positie wilt weten of een groter
bereik wilt zien.
(1)
(2)
37
Hoofdstuk 1
Basisbediening
De informatie over een specifieke locatie bekijken
U kunt gegevens over de huidige plaats of van de plaats die wordt aangewezen door de cross-
pointer controleren.
1 Klik op de OK-toets op de kaart.
Het Snelkoppelingsmenu wordt weergegeven.
2 Selecteer Informatie en klik op de OK-toets.
De informatie over de huidige of over een specifieke locatie verschijnt. De informatie
varieert al naar gelang de locatie. Over sommige locaties zijn meerdere onderwerpen
beschikbaar. In dit geval verschijnt, als u de schaalregeling op en neer beweegt, de ove-
rige informatie. (Het is mogelijk dat er geen informatie is over de betreffende locatie.)
Soorten informatie:
Informatie over de straat
Naam van de geregistreerde plaats
Informatie over categorieën (Cat.) weergegevenop de kaart (zie “Bepaalde catego-
rieën op de kaart tonen” op pagina 63)
RDS-TMC verkeersinformatie (zie “Verkeersinformatie gebruiken” op pagina 78)
3 Klik op de OK-toets.
Er verschijnt gedetailleerdere informatie.
4 Druk op de NAVI toets.
U komt terug op de kaart van uw omgeving.
Informatie over de markering
Aantal informatie-items die u kunt controleren
38
Een bestemming op de kaart vinden
Wanneer u de locatie die u wilt bezoeken zoekt door de kaart te verplaatsen, en “Bestem-
ming” in het Snelkoppelingsmenu selecteert, kunt u uw bestemming op de kaart specificeren.
1 Druk op de NAVI toets.
De kaart verschijnt.
2 Plaats de cross-pointer op de plaats die u als bestemming wilt instellen. Klik op de
OK-toets
Het Snelkoppelingsmenu wordt weergegeven.
3 Selecteer Bestemming en klik op de OK-toets.
Er wordt informatie over de straten (of het huisnummer) rond de cross-pointer verzameld
en vervolgens verschijnt informatie over de geselecteerde plaats op het display.
Wanneer u het Snelkoppelingsmenu weergeeft, selecteer dan “Bestemming” en klik
op de OK-toets om verder te gaan met Stap 4.
4 Schakel tussen de verschillende soorten informatie door de schaalregeling omhoog
of omlaag te bewegen.
5 Klik op de OK-toets.
De routeberekening start.
39
Hoofdstuk 2
Koers uitzetten naar uw bestemming
Hoofdstuk 2
Koers uitzetten naar uw bestemming
Alvorens u bestemming en route te bepalen
Er zijn verschillende methodes om uw bestemming te zoeken en de gemeenschappelijke ken-
merken hiervan worden in dit gedeelte uitgelegd.
Opgelet
Om veiligheidsredenen zijn deze functies niet beschikbaar zolang de auto rijdt.
Stop de auto op een veilige plaats en trek de handrem aan.
Drukt u tijdens de routeberekening op de TERUG toets dan wordt de berekening geannu-
leerd en de kaart verschijnt.
Zoekt u de plaats wanneer de koers al is uitgezet, dan verschijnt er na het zoeken een
bericht waarin u wordt gevraagd of u aan de hand van deze plaats van bestemming, of als
er een viapunt verschijnt een nieuwe routeberekening wilt uitvoeren. Zie voor nadere infor-
matie “Viapunten toevoegen aan de huidige route” op pagina 61 en “De begeleiding wis-
sen” op pagina 60.
Tijdens het zoeken van uw bestemming kunt u, wanneer de driehoekige markering links
van de lijst wordt weergegeven, door de joystick naar links te klikkende plaats die op de
kaart is geselecteerd controleren.
Sommige informatie over verkeersregelingen op bepaalde dagen of tijden wordt aangege-
ven in overeenstemming met het tijdstip waarop de route wordt berekend. Deze informatie
is daarom mogelijk niet in overeenstemming met een bepaalde verkeersregel op het
moment dat uw auto de locatie passeert. Bovendien gelden de aangegeven verkeersre-
gels voor een personenauto en niet voor een bedrijfsauto. Houd u aan de actuele verkeers-
regelingen als u in uw auto rijdt.
Zie hoofdstuk 3 voor nadere informatie over de begeleiding nadat uw bestemming is
gevonden en de koers is uitgezet.
Door het menu Basisinstellingen te gebruiken kunt u de voorwaarden voor het berekenen
van de route wijzigen. Zie voor nadere informatie Hoofdstuk 5 “Routenummer”, “Snelste/
Kortste route”, “Snelweg vermijden”, “Veerpont vermijden”, “Tolweg vermijden” op pagina
96.
40
Geef het land aan waarin u wilt zoeken
De informatie op de disc is al naar gelang het betreffende land georganiseerd. Wanneer u uw
bestemming zoekt, zoekt u Navigatiesysteem ernaar in het op dat moment geselecteerde land.
Daarom dient u, als uw bestemming in een ander land ligt, de landinstelling te wijzigen alvo-
rens te beginnen met het zoeken van de bestemming. (Zodra het land is geselecteerd, zoekt
het Navigatiesysteem naar de bestemming aan de hand van gegevens van het betreffende
land, totdat de instelling is gewijzigd.)
Hier wordt woonplaats als voorbeeld gegeven:
1 Selecteer Nieuwe bestemming in het Hoofdmenu en kies vervolgens Adres.
2 Selecteer Land en klik op de OK-toets.
3 Selecteer het gebied dat u wilt zoeken en klik op de OK-toets.
Bent u teruggekeerd naar het voorgaande scherm, ga dan verder met de zoekactie.
41
Hoofdstuk 2
Koers uitzetten naar uw bestemming
Voer de routeberekening van de verschillende routemogelijkhe-
den uit en kies er een uit
U kunt routeberekeningen van verschillende route-opties krijgen. U kunt uw favoriete route
kiezen door route-opties op het scherm te bevestigen. Selecteer na het berekenen van de
route-opties de route van uw keuze.
1 Wijzig de instelling van Routenummer in het menu Basisinstellingen.
Zie voor nadere informatie over het wijzigen van de instelling “De standaardinstellingen
wijzigen” op pagina 95 en “Routenummer” op pagina 96.
2 Uw bestemming zoeken en de route uitzetten.
Berekende routes worden weergegeven in verschillende kleuren (van twee tot zes routes).
3 Beweeg de joysick om de route te selecteren.
De lijst van de berekende routes wordt weergegeven aan de linkerkant van het scherm.
Linksonder in het scherm wordt de informatie over de actuele route weergegeven.
In dit scherm wordt de volgende informatie weergegeven:
1. Autosnelweg gebruiken/vermijden
2. De afstand tot uw bestemming
3. De reistijd naar uw bestemming
U kunt instellen of u van een tolweg of pond gebruik wilt maken. Van deze instellingen
wordt uitgegaan bij alle route-opties. Zie voor nadere informatie “Tolweg vermijden” en
“Veerpont vermijden” op pagina 97.
In “Snelweg vermijden” worden route-opties weergegeven in de volgorde waarin ze
het meest beantwoorden aan de ingestelde voorwaarden.
Zelfs wanneer in “Snelweg vermijden”, het gebruik van een snelweg is ingesteld, kan
de route worden berekend zonder gebruik te maken van een snelweg (wanneer uw
bestemming dichtbij de huidige locatie ligt en er geen snelweg in kan worden opgeno-
men).
4 Controleer de Informatie die op het scherm wordt weergegeven.
U kunt ook informatie opvragen over de wegen langs de geselecteerde route. Wanneer u
de joystick naar links beweegt, verschijnt het scherm waarin de bevestigingsmethode kan
worden gekozen. (Als u op de TERUG toets drukt, kunt u terugkeren naar het vorige
scherm.) Zie voor nadere informatie over de bediening na deze stap “De uitgestippelde
route controleren” op pagina 51.
1, 2, 3
42
5 Klik op de OK-toets.
De route die u hebt gekozen wordt geselecteerd en de kaart van uw omgeving wordt
weergegeven. Wanneer u begint te rijden, start de begeleiding.
Als de bovengenoemde handelingen niet binnen 30 seconden na het berekenen van
de route en het wegrijden worden uitgevoerd, wordt automatisch de op dat moment
geselecteerde route gekozen.
Het kan enige tijd duren voordat na de berekening van de route de gedetailleerde infor-
matie over de route kan worden weergegeven.
Over de routevoorwaarden
Wanneer de berekening van slechts één route is ingesteld, kunt u een route-optie zoe-
ken door de volgende voorwaarden te combineren (voor informatie over het instellen
van de berekeningsvoorwaarden zie “Snelste/Kortste route” op pagina 96 en “Snel-
weg vermijden” op pagina 96).
Bij de combinatie van bijv. “Kortste route” en “Snelweg vermijden” (“Aan”) zal de
route met de kortste reistijd en vermijding van de snelweg worden berekend en weer-
gegeven op het scherm.
Wanneer twee voorwaarden zoals “Kortste route” & “Snelweg vermijden” worden
gecombineerd, wordt de kortste route naar uw bestemming met vermijding van een
snelweg weergegeven.
Voorwaarde 1: prioriteit van de afstand of de tijd
Kortste route : Een route berekenen waarbij de kortste afstand naar uw
bestemming prioriteit heeft.
Snelste : Een route berekenen waarbij de kortste reistijd naar uw
bestemming prioriteit heeft.
Voorwaarde 2: al dan niet gebruikmaken van de snelweg
Snelweg vermijden : Een route zonder snelwegen berekenen. (Bij een verre bestem-
ming kan een route over een snelweg worden aangegeven.)
43
Hoofdstuk 2
Koers uitzetten naar uw bestemming
Het berekenen van de route naar uw thuisbasis of naar
uw favoriete locatie
Als uw thuisbasis is geregistreerd, kan de route naar huis eenvoudigweg door een druk op de
toets in het Hoofdmenu worden berekend. U kunt ook een locatie, zoals uw werkplek, uitkiezen
als uw favoriete locatie, waarbij de route op dezelfde wijze wordt berekend.
1 Selecteer Naar huis of <naam van favoriete locatie> in het Hoofdmenu, en klik op
de OK-toets.
De routeberekening start.
Voor meer informatie over de methode voor het registreren van de locatie, zie “Uw huis en
uw favoriete locatie registreren” op pagina 71. U kunt de geregistreerde informatie ook
later wijzigen.
Als uw favoriete plaats niet geregistreerd is, wordt “Naar ...” weergegeven in het menu.
Heeft u de plaats eenmaal geregistreerd, dan verandert deze in de “<naam van favoriete
locatie>.”
Een bestemming kiezen in het adresboek
De bestemmingen en de viapunten of de geregistreerde locaties die u eerder heeft gezocht wor-
den opgeslagen in het “Adresboek”. Door uw bestemming in het menu Adresboek te kiezen,
kan de berekening van de route tot de locatie snel worden uitgevoerd.
1 Selecteer Adresboek in het Hoofdmenu, en klik op de OK-toets.
Het menu Adresboek wordt weergegeven.
2 Selecteer een bestemming en klik op de OK-toets.
De routeberekening start.
U kunt informatie, zoals namen, over de locaties die zijn opgeslagen in het adresboek wij-
zigen of deze wissen. Zie voor nadere informatie “Het adresboek wijzigen” op pagina 65.
44
Uw bestemming zoeken op adres
U kunt het adres van uw bestemming specificeren. De route naar een bepaalde kruising of straat,
of naar het centrum van de stad kan ook worden berekend. (Voor nadere bijzonderheden over de
bediening, zie “Basisbediening” op pagina 25. )
1 Selecteer Nieuwe bestemming in het Hoofdmenu en kies vervolgens Adres. Klik
op de OK-toets.
2 Voer de straatnaam in.
Voor “Papaverweg” kunt u bijvoorbeeld alleen een deel van de naam invoeren, zoals
“Papaver”.
Als er verschillende straten zijn met dezelfde naam, verschijnt er een scherm waarin u de
naam van de stad of het dorp kunt invoeren waar de gespecificeerde straat doorheen gaat.
Zijn er geen andere straten met dezelfde naam, ga dan verder met Stap 6.
U kunt het volgende item selecteren:
Verander zo nodig de landinstelling. Zie voor nadere bijzonderheden “Geef het land
aan waarin u wilt zoeken” op pagina 40.
Stad : Het scherm waarin u de stad of het dorp kunt invoeren verschijnt.
45
Hoofdstuk 2
Koers uitzetten naar uw bestemming
3 Kies de weg in de lijst en klik op de OK-toets.
4 Selecteer de stad of het dorp waar uw bestemming zich bevindt en klik op de OK-
toets.
Als er meerdere steden of dorpen beantwoorden aan de ingevoerde criteria verschijnen
deze in een lijst.
Dit scherm wordt niet getoond als de geselecteerde straat zich in een stad of dorp bevindt.
Ga verder met Stap 5.
Als de geselecteerde straat erg lang is en door verschillende steden of dorpen gaat,
verschijnt het scherm voor het invoeren van de naam van de stad of het dorp.
Uw bestemming zoeken na het specificeren van de naam van de stad of het
dorp
U kunt de zoekresultaten ook beperken door eerst de naam van de stad of het dorp te
specificeren waar uw bestemming zich bevindt.
Selecteer na het invoeren van de naam van de stad of het dorp de naam van de
gewenste stad of het dorp in de lijst. Het vorige scherm verschijnt opnieuw.
U kunt de volgende items selecteren:
Verander zo nodig de landinstelling. Zie voor nadere bijzonderheden “Geef het land
aan waarin u wilt zoeken” op pagina 40.
Na het specificeren van de naam van de stad of het dorp kunt u “Centrum”
kiezen in plaats van de straatnaam in te voeren. Het centrum van de stad wordt uw
bestemming wanneer u begint met de routeberekening.
Geheugen
plaatsnamen :
In het geselecteerde land kunt u de lijst van de steden of dorpen
zien die u in het verleden gezocht heeft. (Wanneer u een land
selecteert waarin u nooit eerder steden heeft gezocht, kunt u dit
item selecteren.)
Dichtbij Plaats : U kunt de lijst met steden of dorpen bekijken die zich dichtbij de
huidige locatie bevinden.
46
5 Selecteer het gebied waar uw bestemming zich bevindt en klik op de OK-toets.
Indien de gespecificeerde weg relatief lang is en door verschillende gebieden van de stad
of het dorp gaat, verschijnt er lijst met deze gebieden. Als de weg kort is, wordt er geen
lijst getoond. Ga verder met Stap 6.
6 Voer het huisnummer in.
Als meerdere locaties met het ingevoerde huisnummer corresponderen, of geen huisnum-
mer op die locatie, verschijnt een bereik met huisnummers. Selecteer het bereik waarvan
u een bestemming wilt maken en klik op de OK-toets om de routeberekening te starten.
Op dit scherm kunt u de volgende items selecteren.
Als er meerdere locaties beantwoorden aan het ingevoerde nummer, of er geen huis-
nummer in de betreffende locatie is, verschijnt een lijst met het huisnummerbereik.
Selecteer het bereik waarvan u een bestemming wilt maken en klik op de OK-toets om
de routeberekening te starten.
7 Klik op de OK-toets.
De routeberekening start.
Snel routeberek. : De route wordt berekend met het reeds bekende punt (meestal het
midden van de eerder geseleceerde straat) als bestemming.
Kruispunt : U voert de naam van de tweede straat in en zoekt naar de plaats waar
deze de eerste straat kruist. Dit is gemakkelijk wanneer er geen huis-
nummer is voor de bestemming of wanneer u het huisnummer van de
geselecteerde straat niet kunt invoeren.
Kaart Tonen : U kunt een kaart tonen van de locatie die overeenkomst met het inge-
voerde huisnummer. (Als u het huisnummer kunt invoeren : Als er
geen volledige overeenkomst is met het ingevoerde huisnummer,
wordt een lijst met mogelijke huisnummers weergegeven. Als u het
huisnummer niet kunt invoeren (alle nummers worden grijs weerge-
geven) : de kaart van het bekende punt in de straat kan worden weer-
gegeven. ) De kaart kan worden verplaatst om het
Snelkoppelingsmenu weer te geven (zie “Snelkoppelingsmenu” op
pagina 27), en de locatie als uw bestemming aan te geven.
47
Hoofdstuk 2
Koers uitzetten naar uw bestemming
Een bestemming vinden door de soort voorziening te
selecteren
Informatie over verschillende voorzieningen (Categorieën - Cat), zoals tankstations, amuse-
mentsparken of restaurants is beschikbaar. Door categorie te selecteren, kunt u zoeken naar een
bepaalde categorie.
Categorieën (Cat.) zoeken
1 Selecteer Nieuwe bestemming in het Hoofdmenu en kies vervolgens Categorie.
Klik op de OK-toets.
Er wordt een scherm weergegeven voor het kiezen van de zoekmethode.
2 Selecteer Categorie en klik op de OK-toets.
Als u de naam van de faciliteit al weet, selecteert u “Categorie” en klikt u op de OK-toets,
ga vervolgens door met Stap 5.
Verander zo nodig de landinstelling. Zie voor nadere bijzonderheden “Geef het land
aan waarin u wilt zoeken”.
3 Kies de categorie en klik op de OK-toets.
Categorieën zijn onderverdeeld in verschillende subcategorieën: Selecteer een categorie,
klik op de OK-toets en ga verder met de volgende stap.
Wanneer u op de OK-toets klikt, verschijnt een lijst met meer gedetailleerde subcatego-
rieën.
Als de categorie niet is onderverdeeld in subcategorieën wordt er geen lijst getoond. Ga
verder met Stap 5.
4 Selecteer de subcategorie en klik op de OK-toets.
Het scherm voor het invoeren van de naam van de categorie verschijnt.
5 Voer de naam van de categorie in en selecteer OK. Klik op de OK-toets.
48
U kunt het zoekbereik ook beperken door eerst de naam van de stad of het dorp te
specificeren waar uw bestemming zich bevindt. Zie voor nadere bijzonderheden “Uw
bestemming zoeken na het specificeren van de naam van de stad of het dorp” op
pagina 45.
Wanneer u “Toon alle” selecteert en op de OK-toets klikt, verschijnt de lijst met alle
faciliteiten in de door u gekozen categorie.
6 Selecteer categorieën voor uw bestemming, en klik op de OK-toets.
De routeberekening start als u op de OK-toets klikt.
Als de geselecteerde categorie een filiaal van een grootwinkelbedrijf met meerdere fili-
alen is, verschijnt er een lijst met overeenkomstige categorieën. Selecteer een catego-
rie in de lijst en klik op de OK-toets.
Categorieën in uw omgeving vinden
U kunt naar de categorieën in uw omgeving op de kaart zoeken. Gebruik deze functie om een
plaats tijdens een rit te bezoeken.
1 Selecteer Nieuwe bestemming in het Hoofdmenu en kies vervolgens In de omge-
ving. Klik op de OK-toets.
De lijst met categorieën wordt weergegeven.
2 Kies de categorie en klik op de OK-toets.
Als u met meer gedetailleerde categorieën wilt zoeken, beweeg de joystick dan naar
links. De lijst met subcategorieën wordt weergegeven. Selecteer de gewenste subcate-
gorie en klik op de OK-toets.
3 Selecteer categorieën en klik op de OK-toets.
Er worden namen van categorieën weergegeven en de afstand tot de positie waar u zich
bevindt. Deze worden weergegeven in de volgorde van dichtbij tot veraf.
De routeberekening start als u op de OK-toets klikt.
Het zoekbereik is een omtrek van ongeveer 16 km (10 mijl) vanaf de huidige locatie of
de locatie die is aangegeven door de cross-pointer.
Als de berekening is beëindigd, worden de categorieën gemarkeerd die zich in de
omgeving van de op de kaart aangegeven locatie bevinden.
“In de omgeving” in het Hoofdmenu zoekt in uw omgeving. Wanneer “In de omgeving” in
het Snelkoppelingsmenu verschijnt (zie “Snelkoppelingsmenu” op pagina 27), wordt er in
het gebied rond de cross-pointer gezocht.
49
Hoofdstuk 2
Koers uitzetten naar uw bestemming
Een bestemming zoeken op postcode
Als u de postcode van uw bestemming weet, kunt u deze gebruiken om uw bestemming te zoe-
ken.
1 Selecteer Nieuwe bestemming in het Hoofdmenu en kies vervolgens Postcode.
Klik op de OK-toets.
Verander zo nodig de landinstelling. Zie voor nadere bijzonderheden “Geef het land
aan waarin u wilt zoeken” op pagina 40.
2 Voer de naam van de postcode in en selecteer OK. Klik vervolgens op de OK-toets.
Er verschijnt een lijst met postcodes waarvan de nummers exact overeenkomen met die
van de ingevoerde postcode.
Als de door u ingevoerde postcode niet wordt gevonden, verschijnt er een bericht.
Selecteer “Ja” en klik op de OK-toets, en voer de postcode opnieuw in. (Als u “Neen”
selecteert, wordt het zoeken geannuleerd.)
3 Selecteer de postcode en klik op de OK-toets.
Als er een Nederlandse postcode wordt ingevoerd, start de routeberekening door op de
OK-toets te klikken. Als er een postcode van andere landen wordt ingevoerd, verschijnt
de lijst met steden rond het gebied dat beantwoordt aan de geselecteerde postcode.
Als u de joystick naar links beweegt, verschijnt de kaart van het gebied dat overeen-
komt met de geselecteerde postcode.
4 Zoek uw bestemming door vanaf Stap 2 de aanwijzingen op te volgen van Uw
bestemming zoeken op adres op pagina 44.
Als een stad die als uw bestemming is ingesteld, ver weg is van de locatie op de weer-
gegeven kaart bij het selecteren van de postcode, of als zoveel steden in de omgeving
van de bestemming aanwezig zijn, dat zelfs de stad tot de geselecteerde postcode
behoort, wordt hij mogelijk niet in de lijst weergegeven.
Niet alle postcodes zijn op de disc opgeslagen. Daarom is het mogelijk dat de locatie
met de ingevoerde postcode niet kan worden gevonden. Probeer in een dergelijk
geval het volgende:
Wanneer de postcode letters bevat, zoals “1322HP”, kunt u wellicht niet zoeken naar
uw bestemming. Probeer in dit geval te zoeken door stuk voor stuk de laatste letters
van de letterreeks die u heeft ingevoerd te wissen.
Een Engelse postcode zoals “SL2 4QP”dient volledig te worden ingevoerd. Gebeurt
dit niet (b.v. “SL2 4”), dan kan de route niet naar behoren worden berekend.
50
Een oprit of afrit van een snelweg tot uw bestemming maken
U kunt van de oprit of afrit van een snelweg uw bestemming maken.
1 Selecteer Nieuwe bestemming in het Hoofdmenu en kies vervolgens Snelweg.
Klik op de OK-toets.
Het scherm voor het invoeren van de naam van de snelweg wordt weergegeven.
Verander zo nodig de landinstelling. Zie voor nadere bijzonderheden “Geef het land
aan waarin u wilt zoeken” op pagina 40.
2 Voer de naam van de snelweg in en selecteer OK. Klik vervolgens op de OK-toets.
De lijst met snelwegen die met de naam overeenkomen wordt weergegeven.
3 Selecteer de snelweg en klik op de OK-toets.
Het scherm voor het selecteren van een bestemming tot de oprit of afrit van de snelweg
wordt weergegeven.
4 Kies Oprit of Afrit en klik op de OK-toets.
De lijst met opritten naar of afritten vanaf de geselecteerde snelweg wordt weergegeven.
5 Selecteer een bestemming en klik op de OK-toets.
De routeberekening start.
51
Hoofdstuk 2
Koers uitzetten naar uw bestemming
De uitgestippelde route controleren
U kunt informatie controleren over de route tussen de positie waar u zich bevindt en de bestem-
ming.
U kunt twee methoden kiezen: de af te leggen straten controleren aan de hand van een lijst; en
het verloop van de route controleren door met de kaart langs de route te schuiven.
Opgelet
Deze functie is niet beschikbaar wanneer uw auto zich niet op de uitgestip-
pelde route bevindt.
De uitgestippelde route controleren aan de hand van de map
1 Druk langer dan twee seconden op de DETOUR toets op de afstandsbediening.
Het scherm voor het selecteren van de zoekmethode verschijnt.
2 Selecteer Route scrollen en klik op de OK-toets.
Het scherm voor het selecteren van het punt waar u wilt beginnen met schuiven ver-
schijnt.
3 Selecteer het punt waar u wilt beginnen met schuiven en klik op de OK-toets.
U kunt de volgende items selecteren:
Plaats van vertrek
Viapunt (Indien dit bepaald is. Er kunnen geen viapunten worden geselecteerd die u al
gepasseerd bent.)
Bestemming
52
4 Beweeg de joystick omhoog of omlaag om te schuiven met de kaart.
Wijzig zonodig de schaal van de kaart. Door de joystick naar boven te bewegen, kunt u de
kaart voorwaarts verplaatsen, door de joystick naar beneden te bewegen, verplaatst u de
kaart achterwaarts.
Als u de joystick naar beneden drukt en meer dan drie seconden vasthoudt, kunt u de
kaart steeds verschuiven. Bereikt de cursor het vertrekpunt, viapunten of uw bestemming,
dan stopt het verschuiven. Om opnieuw met het verschuiven te beginnen duwt u de joy-
stick naar beneden en houdt u deze meer dan drie seconden vast.
Om het schuiven te stoppen, beweegt u de joystick in de tegengestelde richting.
5 Druk op de TERUG toets.
U kunt terugkeren naar het vorige scherm.
De uitgestippelde route controleren aan de hand van tekst
1 Druk langer dan twee seconden op de DETOUR toets op de afstandsbediening.
Het scherm voor het selecteren van de zoekmethode verschijnt.
2 Selecteer Wegenlijst en klik op de OK-toets.
3 Controleer de inhoud van het scherm.
Beweeg de joystick naar wens omhoog of omlaag om de lijst te verplaatsen.
4 Druk op de TERUG toets.
U kunt terugkeren naar het vorige scherm.
Wanneer er een lange route wordt berekend, kan uw Navigatiesysteem wellicht niet
alle wegen in een lijst plaatsen. (In dit geval worden de overige wegen gedurende de
rit weergegeven.)
Cross-pointer
Huidige route
De namen van de straten waar u door rijdt
Rijafstand
53
Hoofdstuk 2
Koers uitzetten naar uw bestemming
De uitgestippelde route controleren aan de hand van het Informa-
tiemenu
U kunt de informatie over de uitgestippelde route ook controleren vanuit het Informatiemenu.
1 Selecteer Informatie in het Hoofdmenu en vervolgens Route-informatie. Klik op
de OK-toets.
Het scherm voor het selecteren van de zoekmethode verschijnt.
2 Selecteer de zoekmethode.
3 Controleer de inhoud van het scherm.
4 Druk op de TERUG toets.
U kunt terugkeren naar het vorige scherm.
54
55
Hoofdstuk 3
Begeleiding naar uw bestemming
Hoofdstuk 3
Begeleiding naar uw bestemming
Begeleiding door het Navigatiesysteem
Nadat de route is bepaald en u de auto start begint de scherm- en stembegeleiding. Wanneer u
op de bestemming aankomt, verschijnt er een bericht dat aangeeft dat de begeleiding beëindigd
is en keert de normale kaart terug.
Over schermbegeleiding en stembegeleiding
Als de koers naar de bestemming eenmaal is uitgezet, verschijnt automatisch de kaart van uw
omgeving en start de begeleiding. Op de kaart geeft een felgroene lijn, vanaf het symbool dat
uw auto voorstelt, de route aan.
Informatie via stembegeleiding
Het Navigatiesysteem geeft de volgende informatie, waarbij de timing is aangepast aan de rij-
snelheid:
Afstand tot het volgende keerpunt
Rijrichting
Wegnummer van de snelweg
Viapunt
De bestemming
Als u de stembegeleiding niet goed hoort, druk dan op de GUIDE toets op de afstandsbe-
diening om de stem nog een keer te horen.
Schermbegeleiding
Er zijn vier soorten schermen beschikbaar tijdens de begeleiding: “Kaart mode”, “Drivers
view”, “Pijl mode” en “Hybride mode”. U kunt de weergave wijzigen door op de OK-toets te
klikken, hierna worden de verschillende modi getoond: “Kaart mode” “Drivers view”
“Pijl mode” “Hybride mode” en terug naar “Kaart mode”.
Zie voor nadere informatie over het bekijken van het scherm “Het gebruik van de kaart” op
pagina 33.
Wanneer u een kruising nadert, wordt de kaart van de kruising automatisch vergroot. U
kunt de instelling zo wijzigen dat deze vergrote kaart niet verschijnt. Zie voor nadere infor-
matie “Inzoomen op kruising : aan/uit” op pagina 97.
56
Als u van de route afwijkt
Wanneer u om welke reden dan ook van de route afwijkt, kunt u de route automatisch naar uw
bestemming herberekenen. Deze functie wordt de “Autom. Route Herberekening” genoemd,
en u kunt hem aan- of uitschakelen in het menu Basisinstellingen. Zie voor nadere informatie
hoofdstuk 5.
Als “Autom. Route Herberekening” is uitgeschakeld en er geen “Kaart mode” wordt weer-
gegeven, schakelt het venster wanneer u van de route bent afgeweken automatisch over
op Kaart mode” en verschijnt er een kaart van uw omgeving. Zodra u terugkeert naar de
voorgestelde route zal ook het betreffende scherm weer terugkeren en start de begelei-
ding opnieuw.
Als het voor de nieuwe route nodig is dat u in de tegengestelde richting van uw huidige
koers rijdt, worden u via de schermbegeleiding aanwijzingen gegeven dat u dient om te
keren om terug te gaan naar de route.
Wanneer u van de begeleide route afwijkt en een nieuwe straat ingaat die niet is opgesla-
gen op de disc, schakelt het Navigatiesysteem automatisch over op “Kaart mode”.
Wanneer u stopt tijdens de begeleiding
Stopt u gedurende de begeleiding bij een tankstation of restaurant, dan onthoudt uw Naviga-
tiesysteem de bestemming en route-informatie. Op het moment dat u de motor weer start,
wordt de begeleiding hernomen vanaf uw locatie van dat moment.
Verlaat u de uitgezette route om uw auto te parkeren, dan wordt de begeleiding hernomen
wanneer u terugkeert op de oorspronkelijke route. Ook de geschatte aankomsttijd of reistijd
verschijnt weer wanneer u zich weer op de oorspronkelijke route bevindt.
Bij het ontvangen van verkeersinformatie over de ingestelde route
Deze voorziening controleert regelmatig de verkeersinformatie op de geplande route. Wan-
neer de verkeersinformatie wordt ontvangen, verschijnt het bericht op het scherm en worden
instructies uitgesproken. Als “Autom. Route herberekening verkeersinformatie” in de stan-
daardinstelling van het Navigatiesysteem op Aan is gezet, berekent deze voorziening wanneer
er informatie binnenkomt over een verkeersopstopping automatisch een omgeleide route. Zie
voor nadere informatie “Verkeersinformatie bevestigen over de uitgestippelde route” zoals
hieronder beschreven.
57
Hoofdstuk 3
Begeleiding naar uw bestemming
Verkeersinformatie bevestigen over de uitgestippelde
route
U kunt nagaan welke verkeersinformatie over de route is ontvangen door het hoofdtoestel of op
basis van de verkeersinformatie een nieuwe route laten berekenen.
Verkeer vermijden bij de uitgestippelde route
Als “Autom. Route herberekening verkeersinformatie” in de standaardinstelling van het
Navigatiesysteem op Aan is gezet, berekent deze voorziening automatisch een omweg, wan-
neer er sprake is van een verkeersopstopping langs de begeleide route (binnen 1 km bij een
algemene weg en binnen 2,6 km (1,8 mijl) bij een snelweg).
Vervolgens verschijnt het volgende scherm.
Op dit scherm kunt u de volgende items selecteren.
Nadat het scherm voor het selecteren van een nieuwe of oude route is weergegeven en u
door blijft rijden zonder een route te selecteren, wordt de huidige begeleiding voor de oor-
spronkelijke route uitgevoerd op dezelfde manier als wanneer u “Huidige route” selecteert.
Voor de methode om de standaardinstelling van het Navigatiesysteem te wijzigen, zie “De
standaardinstellingen wijzigen” op pagina 95.
Als er geen route wordt gevonden om de verkeersopstopping te vermij-
den
Verschijnt het bericht hierover.
Op dit scherm kunt u de volgende items selecteren.
Wanneer u niets doet en door blijft rijden nadat het bericht is verschenen dat u de verkeer-
sopstopping niet kunt vermijden, verdwijnt het bericht en keert het terug naar het kaart-
scherm terwijl de begeleiding wordt voortgezet.
Nieuwe route : Er verschijnt een nieuwe route op het scherm. Als u op de OK-toets klikt,
verdwijnt het bericht. Wanneer u overgaat op de nieuwe route wordt een
begeleiding uitgevoerd.
Huidige route : De huidige route verschijnt op het scherm. Als u op de OK-toets klikt,
verdwijnt het bericht en keert het kaartscherm terug terwijl de begelei-
ding wordt voortgezet.
Verkeerslijst : Er verschijnt een lijst met verkeersinformatie.
Verkeerslijst : Er verschijnt een lijst met verkeersinformatie.
OK : Het bericht verdwijnt en het kaartscherm keert terug terwijl de begelei-
ding wordt voortgezet.
De momenteel geselecteerde route
(Huidige route of Nieuwe route)
Afstand vanaf de huidige positie van uw auto tot het
in de nieuwe route in te voeren punt.
Verschil in afstand en reistijd
(alleen wanneer Nieuwe route is geselecteerd)
58
Verkeersinformatie handmatig bevestigen
Als u de GUIDE toets op de afstandsbediening gedurende langer dan drie seconden indrukt,
kunt u de verkeersinformatie voor uw route raadplegen.
Als er verkeersinformatie wordt ontvangen, wordt een bericht weergegeven met de vraag op
de route ter vermijding van de verkeersopstopping opnieuw dient te worden uitgestippeld. Als
er geen verkeersinformatie over de begeleide route is, wordt dit op het scherm en via spraak
bekendgemaakt.
Als er een verkeersopstopping op de route is
Wanneer er informatie over een verkeersopstopping wordt ontvangen, wordt het bericht met
de aankondiging van de verkeersopstopping weergegeven. (Dan komt spraakherkenning auto-
matisch beschikbaar, zonder dat u de TALK toets hoeft in te drukken.) U kunt ervoor kiezen
om de route, rekening houdend met deze verkeersopstopping, opnieuw te berekenen, of de
gedetailleerde informatie te controleren.
Op dit scherm kunt u de volgende items selecteren.
Wanneer het niet mogelijk was om een route ter vermijding van een verkeersopstopping te
bepalen, verschijnt er enige tijd een kaart van het gebied rond de verkeersopstopping, en
wordt vervolgens het kaartscherm weer getoond.
Als er geen verkeersopstopping op de route is
Als er geen informatie over een verkeersopstopping is, wordt een bericht weergegeven met de
mededeling dat er geen informatie over een verkeersopstopping op de route is. Wanneer u
informatie over een verkeersopstopping buiten de uitgestippelde route is, kunt u aangeven of
u de inhoud van de informatie wilt controleren.
In dit scherm kunnen de volgende onderwerpen worden geselecteerd:
Als er geen informatie over een verkeersopstopping is, gaat het Navigatiesysteem niet
automatisch over op spraakherkenning. (U kunt het dan niet bedienen door “Verkeerslijst”
of “OK”.)
Ja : De route wordt herberekend, waarbij rekening wordt gehouden met de
verkeersopstopping. (U kunt ook “Ja” zeggen.)
Neen : Het bericht verdwijnt en de kaart verschijnt weer op het scherm. (U kunt
ook “Neen” zeggen.)
Verkeerslijst : Er verschijnt een lijst met verkeersinformatie.
Verkeerslijst : Er verschijnt een lijst met verkeersinformatie.
OK : Het bericht verdwijnt en keert terug naar het kaartscherm.
59
Hoofdstuk 3
Begeleiding naar uw bestemming
De route naar de bestemming herberekenen
U kunt de route herberekenen om verkeersopstoppingen of wegwerkzaamheden op het nog af te
leggen traject te omzeilen. U kunt de lengte van het gebied bepalen, en juist dat gebied vermij-
den, of u kunt zelfs een nieuwe route zoeken vanaf uw huidige locatie tot de bestemming. (Op
de kaart tijdens de begeleiding; probeer de volgende handelingen.)
1 Druk op de DETOUR toets op de afstandsbediening.
2 Selecteer of de afstand en klik op de OK-toets.
Op dit scherm kunt u de volgende items selecteren.
De routeberekening start als u op de OK-toets klikt.
Voor de omweg kan worden gekozen tussen afstanden van 1 / 2 / 5 / 10 / 20 / 50 kilometer
(1 / 3 / 5 / 10 / 30 / 50 mijl). Voor nadere informatie over het schakelen tussen de weergave
in “Km” en “Mijl” (mijlen), zie “Km / mijl instelling” op pagina 97.
Op basis van de verkeersinformatie die ontvangen is van de RDS-TMC stations, kunt u de
routeberekening instellen om de verkeersopstopping te vermijden. Zie voor nadere infor-
matie “Route op basis van verkeersdrukte” op pagina 101.
0 km/mi : De route vanaf de positie waar u zich op dat moment
bevindt tot uw bestemming wordt herberekend.
De afstand van de omweg :
(1-50 km/mi)
De route wordt herberekend, waarbij het gebied waarvan
de afstand vanaf uw huidige positie is vastgelegd wordt
vermeden.
60
De begeleiding wissen
Hoeft u niet langer naar uw bestemming te rijden of wilt u een andere locatie tot uw bestem-
ming maken, voer dan de volgende handelingen uit:
De huidige route wissen en de begeleiding annuleren
Heeft u niet langer begeleiding nodig, wis dan de route die op dat moment wordt begeleid en
annuleer de begeleiding.
1 Druk op de CANCEL ROUTE toets op de afstandsbediening.
Er verschijnt een bericht met de vraag om een bevestiging of de route die op dat moment
wordt begeleid gewist dient te worden.
2 Selecteer Ja (alle) en klik op de OK-toets.
De actuele route wordt gewist en de kaart van uw omgeving verschijnt weer op het
scherm.
In dit scherm kunnen tevens de volgende onderwerpen worden geselecteerd:
De bestemming wijzigen
Indien u de bestemming gedurende de begeleiding wilt wijzigen, de nieuwe bestemming wilt
zoeken en de route wilt uitzetten.
1 Selecteer Nieuwe bestemming in het Hoofdmenu, en klik op de OK-toets.
2 Zoeken naar de nieuwe bestemming.
Wanneer het zoeken van de locatie is voltooid, wordt er een bericht weergegeven met de
vraag of de locatie uw bestemming of viapunt is.
3 Selecteer Nw route en klik op de OK-toets.
De route die zojuist is uitgezet wordt gewist en er wordt een nieuwe route berekend. Als
de route niet moet worden geannuleerd, druk dan op de TERUG toets om terug te keren
naar het vorige scherm.
Wanneer u de route wist, worden ook de viapunten ervan gewist.
Ja (bep.) : De route wordt herberekend door het geselecteerde viapunt te annuleren.
Neen : De route wordt niet geannuleerd.
61
Hoofdstuk 3
Begeleiding naar uw bestemming
Viapunten toevoegen aan de huidige route
U kunt de viapunten (locaties die u wilt bezoeken terwijl u op weg bent naar uw bestemming)
selecteren en wanneer u aan een viapunt voorbij wilt gaan, kunt u de route herberekenen.
Een viapunt toevoegen
U kunt maximaal 5 viapunten instellen. Dit geschiedt als volgt:
1 Speciceer de locatie die u wilt bezoeken.
U specificeert een viapunt op dezelfde manier als u een bestemming specificeert (zie
hoofdstuk 3).
U kunt de kaart ook verplaatsen om het Snelkoppelingsmenu te tonen (zie “Snelkoppe-
lingsmenu” op pagina 27), en de locatie cross-pointer gebruiken om een viapunt te bepa-
len.
Als de locatie gevonden is, verschijnt er een bericht met de vraag of u van deze locatie
een bestemming of een viapunt wilt maken.
2 Selecteer Viapunt en klik op de OK-toets.
Er wordt een lijst weergegeven met de huidige vastgestelde bestemming en de viapunten.
3 Bevestig de inhoud van de lijst en selecteer Klaar. klik op de OK-toets.
De routeberekening met de gespecificeerde locatie als viapunt start als u op de OK-toets
klikt.
Op dit scherm kunt u de volgende items selecteren.
Toevoegen : U kunt meer viapunten toevoegen. Herhaal de procedure vanaf Stap 2 hier-
boven (u kunt maximaal vijf viapunten toevoegen).
U kunt de locaties die zijn ingeschreven in het adresboek, uw huis of uw favoriete loca-
tie als viapunt selecteren.
Wissen : U kunt viapunten verwijderen van de lijst.
Sorteren : U kunt de bestemming en de viapunten sorteren in de volgorde waarbij
begonnen wordt met de kortste afstand (in een rechte lijn) van de huidige
locatie.
62
Een viapunt overslaan
U kunt er voor kiezen het volgende viapunt te verwijderen en de nieuwe route in overeen-
stemming hiermee te laten berekenen.
1 Druk langer dan twee seconden op de CANCEL ROUTE toets op de afstandsbedie-
ning.
Er verschijnt een bericht met de vraag of u het volgende viapunt wilt verwijderen.
2 Selecteer Ja en klik op de OK-toets.
Er wordt een nieuwe route naar de bestemming berekend met inbegrip van alle resterende
viapunten, zonder het verwijderde viapunt.
Een viapunt van de route verwijderen
Als u op de vastgestelde route niet langer een viapunt hoeft aan te doen, kan dit worden ver-
wijderd van de lijst met viapunten en kan de route worden herberekend.
1 Druk op de CANCEL ROUTE toets op de afstandsbediening.
Er verschijnt een bericht met de vraag of u de route wilt wissen.
2 Selecteer Ja (bep.) en klik op de OK-toets.
De lijst met de zojuist uitgezette viapunten verschijnt.
3 Selecteer het viapunt dat u wilt wissen en klik op de OK-toets.
4 Selecteer Wissen en klik op de OK-toets.
U kunt het volgende item selecteren:
Wilt u andere viapunten wissen, herhaal dan Stap 3 en 4 hierboven.
5 Selecteer Klaar en klik op de OK-toets.
Via de resterende viapunten wordt een nieuwe route naar uw bestemming berekend.
Sorteren : U kunt de bestemming en de viapunten sorteren in de volgorde waarbij begonnen
wordt met de kortste afstand (in een rechte lijn) van de huidige locatie.
63
Hoofdstuk 3
Begeleiding naar uw bestemming
Bepaalde categorieën op de kaart tonen
Geselecteerde categorieën (Cat.) kunnen op de kaart worden weergegeven, en u kunt de locatie
op het scherm controleren terwijl u rijdt.
1 Selecteer Informatie in het Hoofdmenu en kies vervolgens Categorie op de kaart.
Klik op de OK-toets.
De lijst met categorieën wordt weergegeven.
2 Kies de categorie en klik op de OK-toets.
Het geselecteerde item wordt afgevinkt. Wilt u andere categorieën registreren, herhaal
dan deze Stap.
Wilt u met meer gedetailleerde categorieën zoeken, beweeg de joystick dan naar links
om de lijst met subcategorieën te tonen. Na het seleceteren van de op de kaart weer te
geven ondercategorie en het aanklikken van de OK-toets, verschijnt een markering
aan de rechterzijde van de geselecteerde ondercategorie. Selecteer “OK” en klik op
de OK-toets om terug te keren naar de lijst met categorieën.
3 Als u klaar bent met het selecteren van categorieën, selecteer dan OK en klik op de
OK-toets.
De categorieën worden weergegeven op de kaart.
Wilt u van een categorie uw bestemming maken, wijs de locatie dan met de cross-pointer
aan en klik op de OK-toets. Selecteer vervolgens “Bestemming” in het Snelkoppelings-
menu. (Zie “Snelkoppelingsmenu” op pagina 27). De informatie over de omgeving van de
cross-pointer verschijnt onder in het scherm. Gebruik de schaalregeling om de onderwer-
pen te verwisselen en de informatie van de geselecteerde categorieën weer te geven.
Hierna verschijnt om de categorie-markering op de kaart een knipperend, rood vierkant.
Door het aanklikken van de OK-toets wordt de route naar deze categorie berekend.
64
65
Hoofdstuk 4
Verschillende soorten informatie gebruiken
Hoofdstuk 4
Verschillende soorten informatie gebruiken
Het adresboek wijzigen
In het adresboek wordt informatie opgeslagen over de volgende typen locaties. U kunt de
inhoud van het adresboek wijzigen.
Laatste bestemming - de bestemming waarvan de route het meest recent is berekend.
Vorige bestemmingen - bestemmingen en viapunten die u in het verleden heeft gezocht.
Opgeslagen bestemmingen - een handmatig opgeslagen bestemming, zoals uw huis, uw
favoriete locatie, of een locatie waarvan de informatie werd gewijzigd, zoals bijv. een
andere naam.
Een bezochte locatie in het adresboek registreren
De bestemmingen of viapunten die eenmaal zijn opgezocht, worden in het geheugen opgeno-
men en als bestemmingenlijst opgeslagen in het adresboek. Als het aantal locaties de 298
overschrijdt, wordt de oudste locatie automatisch overschreven. Om er zeker van te zijn dat
een bepaalde locatie in het adresboek blijft staan, dient u deze handmatig als een van uw
geregistreerde locaties te registreren.
Informatie die is gewijzigd zoals is beschreven onder “De informatie over een locatie bijwer-
ken” hieronder, wordt tevens automatisch in het adresboek opgenomen. Nadat de locatie is
vastgelegd, kan de route door spraakbediening worden ingesteld.
1 Selecteer Adresboek in het Hoofdmenu, en klik op de OK-toets.
2 Selecteer de locatie die u in het adresboek wilt registreren en beweeg de joystick
naar links.
3 Selecteer Registratie en klik op de OK-toets.
Een bericht vraagt of u de locatie een nieuwe naam wilt geven.
66
4 Selecteer Ja en klik op de OK-toets.
Alternatieve optie:
5 Voer een nieuwe naam in; selecteer OK en klik op de OK-toets.
De naam van de huidige locatie wordt weergegeven in het tekstvak. Wis de huidige naam
en voer een nieuwe naam in, met een lengte van 6 tot 23 karakters. (Zie voor meer infor-
matie over het invoeren van karakters “Het gebruik van het tekstpalet” op pagina 31.)
Wanneer u op de OK-toets klikt, verschijnt het bericht met de vraag de ingevoerde naam
al dan niet als Gesproken commando te registreren. Selecteert u “Ja”, dan wordt het
bericht weergegeven met de vraag de uitspraak van de ingevoerde naam te bevestigen.
Alternatieve optie:
6 Is de uitspraak juist, kies dan Ja en klik op de OK-toets.
De gegevens die u vastlegt worden geregistreerd en het menu Adresboek verschijnt. Op
de kaart verschijnt een penmarkering op de geregistreerde locatie. (U kunt deze marke-
ring wijzigen.)
In dit scherm kunt u de volgende opties kiezen:
In het adresboek kunnen, naast uw huisadres en uw favoriete locatie, 298 locaties worden
vastgelegd.
Neen : Als u geen nieuwe naam hoeft te geven, kies dan “Neen”. De naam van de in het
adresboek geregistreerde locatie blijft ongewijzigd, en het menu Adresboek
wordt weergegeven.
Neen : Nadat de naam in het Adresboek is geregistreerd verschijnt het menu Adresboek.
Neen : Selecteer dit om terug te keren naar het scherm voor het invoeren van karak-
ters.
Herhalen : U kunt de uitspraak van de naam die u hebt ingevoerd opnieuw bevestigen.
67
Hoofdstuk 4
Verschillende soorten informatie gebruiken
Wijzigt u de naam, dan verschijnt er een markering aan de linkerkant van de naam van de
locatie die in het menu Adresboek wordt weergeven. Deze markering geeft aan dat de
naam tijdens de spraakbediening gebruikt kan worden als gesproken commando.
Tijdens de spraakbediening kunt u een route laten berekenen door de geregistreerde naam
uit te spreken. Zie voor nadere bijzonderheden over de spraakbediening hoofdstuk 7.
Als u een locatie registreert door “Registreren” te selecteren in het Snelkoppelingsmenu,
kies dan “Naam wijzigen” en voer de bewerkingen in Stap 5 en 6 uit; u kunt een route laten
berekenen door de geregistreerde naam uit te spreken.
U kunt ook locaties opslaan die in het adresboek op een PC Card staan geregistreerd (zie
“De gegevens van geregistreerde locaties opslaan op de PC card” op pagina 83).
De informatie over een locatie bijwerken
Kies een locatie in het menu Adresboek en beweeg de joystick naar links: het menu Adres-
boek bedienen verschijnt. Als de informatie over de opgeslagen locaties in Laatste bestem-
ming of Vorige bestemmingen wordt gewijzigd, wordt dit ook als een geregistreerde locatie in
het adresboek vastgelegd.
Om de informatie over de locatie bij te werken:
1 Selecteer Adresboek in het Hoofdmenu, en klik op de OK-toets.
Het menu Adresboek wordt weergegeven.
2 Kies de locatie voor het bijwerken van de informatie en beweeg de joystick naar
links.
3 Selecteer Info/Wijzigen en klik op de OK-toets.
Klik op de OK-toets en het menu Adresinformatie verschijnt. Zie het item dat overeen-
komt met de daarop volgende bewerking. Na beëindiging van de bewerking verschijnt het
menu Adresboek. Zo nodig kunt u doorgaan met het wijzigen van de andere informatie-
items.
1.Naam
De naam kan worden gebruikt als een opdracht voor de spraakbediening.
2.Adres
Het adres is geregistreerd toen er voor de eerste keer gezocht werd. (Kan niet worden
bijgewerkt.)
3.Telefoonnummer
4.Pictogram
Het symbool dat op de kaart is weergegeven.
1
2
3
4
5
68
5.Geluid
Als u geluid kiest in het menu, klinkt er een waarschuwing wanneer u een straal van
500 m van de locatie nadert.
Behalve het adres kunnen deze items vrij worden bijgewerkt.
Een naam wijzigen
1 Selecteer Naam wijzigen en klik op de OK-toets.
Zie voor de volgende stappen bovenstaande Stap 5 in “Een bezochte locatie in het adres-
boek registreren”.
De naam van uw huis kan niet worden gewijzigd.
Een telefoonnummer invoeren of een telefoonnummer wijzigen
1 Selecteer Telnr. wijzigen en klik op de OK-toets.
2 Voer een telefoonnummer in; kies OK en klik op de OK-toets.
Het menu Adresinformatie verschijnt.
Om een geregistreerd telefoonnummer te wijzigen, wist u het bestaande nummer en
voert u een nieuw in.
Er kan een telefoonnummer tot 24 karakters worden ingevoerd.
Een pictogram kiezen dat op de kaart verschijnt
1 Selecteer Pictogr. kiezen en klik op de OK-toets.
2 Selecteer het pictogram; kies Klaar, en klik op de OK-toets.
Het menu Adresinformatie verschijnt.
De markering van uw huis of uw favoriete locatie kan niet worden gewijzigd.
Geluid kiezen
1 Selecteer Geluid kiezen en klik op de OK-toets.
2 Na het geluid gekozen te hebben, klikt u op de OK-toets.
Nadat het gekozen geluid is afgespeeld, vraagt een bericht of u het geluid opnieuw wilt
laten afspelen.
3 Selecteer Ja en klik op de OK-toets.
Het menu Adresinformatie verschijnt.
Alternatieve optie:
Herhalen : U kunt het gekozen geluid opnieuw horen.
Neen : U kunt een ander geluid kiezen door naar Stap 2 terug te gaan.
69
Hoofdstuk 4
Verschillende soorten informatie gebruiken
De gegevens in het adresboek wissen
U kunt de items wissen die in het adresboek staan. U kunt alle gegevens ook in één keer wis-
sen.
1 Kies in het menu Adresboek de te wissen locatie en beweeg de joystick naar links.
2 Selecteer de wismethode.
Als u op de OK-toets klikt, verschijnt een bericht dat het wissen bevestigt.
In dit scherm kunt u de volgende opties kiezen:
3 Selecteer Ja en klik op de OK-toets.
De gegevens die u hebt geselecteerd worden gewist en het menu Adresboek wordt weer-
gegeven.
Alternatieve optie:
Omdat gewiste data niet opnieuw kunnen worden opgeslagen, dient u er goed op te letten
niet per vergissing “Wis alles (behalve adresboek)” en “Wis heel de lijst” te selecteren.
Wis dit deel : De in Stap 1 gekozen locatie wissen.
Wis alles (behalve adresboek) : Alle opgeslagen onderwerpen in Laatste bestemming
en Vorige bestemmingen worden gewist.
Wis heel de lijst : Alle gegevens in het adresboek wissen.
Neen : Het in Stap 2 weergegeven scherm wordt weergegeven.
70
De locatie die in het adresboek staat, op de kaart bevestigen
U kunt een locatie in het adresboek kiezen en de omgeving ervan op de kaart weergeven.
1 Kies de locatie om bij te werken in het menu Adresboek en beweeg de joystick naar
links.
2 Selecteer Kaart Tonen en klik op de OK-toets.
De locatie van het geselecteerde gebied en de omgeving ervan worden weergegeven.
71
Hoofdstuk 4
Verschillende soorten informatie gebruiken
Uw huis en uw favoriete locatie registreren
Door uw huis en favoriete locatie te registreren, kunt u de route eenvoudig berekenen door een
toets in het Hoofdmenu in te drukken. Misschien vindt u het nuttig uw werkplek of het huis van
een familielid als een favoriete locatie te registreren.
Een locatie registreren
Vóór u een route naar uw huis of een favoriete locatie kunt zoeken, dient u de locatie te regis-
treren. Hier wordt beschreven hoe u voor de eerste keer een favoriete locatie registreert. U
kunt de geregistreerde informatie later wijzigen.
1 Selecteer Basisinstellingen in het Hoofdmenu, en kies vervolgens Andere, en
Naar. Klik op de OK-toets.
U kunt in het scherm een methode kiezen voor het zoeken van een locatie.
Als u de locatie van uw huis registreert, selecteer dan “Naar huis” en klik op de OK-
toets.
2 Zoeken naar een locatie en een kaart tonen.
De zoekmethode is hetzelfde als die voor naar uw bestemming (zie hoofdstuk 2).
Als u “Zoeken op de kaart” selecteert, kunt u de te registreren locatie specificeren door
een kaart te tonen.
U kunt tevens de onderwerpen in het Adresboek registreren.
3 Wijs met de cross-pointer naar de locatie die u wilt registreren en klik op de OK-
toets.
Het bericht “Is dit uw persoonlijke locatie?” wordt weergegeven.
Worden onderwerpen rond de cross-pointer gevonden, kunt u tussen de onderwerpen
schakelen door de schaalregeling op en neer te bewegen. Klik na het selecteren van
het onderwerp op de OK-toets.
4 Selecteer Ja en klik op de OK-toets.
Er wordt een bericht weergegeven met de bevestiging van de naam van de locatie. (U
kunt echter niet de naam van uw huis wijzigen)
Door “Neen” te selecteren, keert u terug naar Stap 3.
Als de locatie uw huis is, klik dan op de OK-toets om de geregistreerde locatie als uw
huis te bevestigen, en het menu Overige wordt weergegeven.
72
5 Selecteer Ja en klik op de OK-toets.
Als het niet nodig is een nieuwe naam te geven, kies dan bij deze stap “Neen” en klik
op de OK-toets. De locatie wordt geregistreerd en het menu Overige wordt weergege-
ven.
6 Kies na het invoeren van een nieuwe naam OK en klik op de OK-toets.
Er verschijnt een bericht dat de ingevoerde naam bevestigt en een gesproken bericht
bevestigt de uitspraak van de naam.
7 Is de uitspraak juist, kies dan Ja en klik op de OK-toets.
Er wordt een specifieke plaats geregistreerd als uw favoriete locatie, en het menu Overige
wordt weergegeven. Schakel over naar het Hoofdmenu, een onderdeel “Naar . . .” wordt
gewijzigd in het onderdeel “<naam van favoriete locatie>”.
Daarna kunt u een route bepalen door dit onderdeel te kiezen en op de OK-toets te klik-
ken.
Tijdens de spraakbediening kunt u een route laten berekenen door de geregistreerde
naam uit te spreken. Zie voor nadere bijzonderheden over de spraakbediening hoofd-
stuk 7.
73
Hoofdstuk 4
Verschillende soorten informatie gebruiken
Uw thuisbasis of favoriete locatie wijzigen of wissen
Hierna wordt beschreven hoe u een favoriete locatie kunt wijzigen.
1 Selecteer Basisinstellingen in het Hoofdmenu, en kies vervolgens Andere, en
<naam van favoriete locatie>. Klik op de OK-toets.
Als u op de OK-toets klikt, wordt er een bericht weergegeven met de bevestiging dat u
een geregistreerde locatie wilt wijzigen.
Om uw thuisbasis te wijzigen, kiest u “Naar huis” en klikt u op de OK-toets.
2 Selecteer Wijzigen en klik op de OK-toets.
Er wordt een scherm weergegeven voor het kiezen van de zoekmethode. Zie voor de vol-
gende stappen het bovengenoemde “Een locatie registreren”.
Alternatieve optie:
Wissen :Kies “Wissen” om uw favoriete thuisbasis/locatie te wissen. Er wordt een
bericht weergegeven met het verzoek het wissen te bevestigen, kies vervolgens
“Ja” en klik op de OK-toets. De favoriete locatie wordt gewist, en het menu
Overige verschijnt.
74
Een wachtwoord registreren
Registreert u een wachtwoord, dan kunnen alleen degenen die dit kennen van uw Navigatiesys-
teem gebruik maken.
1 Selecteer Basisinstellingen in het Hoofdmenu, en kies vervolgens Andere, en
Wachtwoord. Klik op de OK-toets.
2 Een wachtwoord invoeren.
Voer elk karakter zorgvuldig in. Een wachtwoord dient uit 6 tot 24 karakters te bestaan
(alfabetisch of numeriek).
3 Selecteer OK en klik op de OK-toets.
Er verschijnt een bericht dat het wachtwoord bevestigt en een gesproken bericht bevestigt
de uitspraak.
4 Is de uitspraak juist, kies dan Ja en klik op de OK-toets.
Het ingevoerde wachtwoord wordt ingesteld, en het menu Overige verschijnt.
Als het Navigatiesysteem geactiveerd is, wordt er een scherm voor het invoeren van uw
wachtwoord weergegeven. (Zie “In- en uitschakelen” op pagina 25.)
Als u uw wachtwoord wilt wijzigen, moet eerst het huidige wachtwoord worden ingevoerd.
(Dit kan niet via de numerieke toetsen worden ingevoerd.) Als het scherm voor het invoe-
ren van het wachtwoord opnieuw verschijnt, moet het nieuwe wachtwoord worden inge-
voerd.
Wanneer “Automatische spraakherkenning” in het menu Basisinstellingen Aan is gezet, is
het Navigatiesysteem, wanneer het opnieuw wordt gestart, gereed om de spraakherken-
ning uit te voeren en kunnen alle bewerkingen, inclusief het invoeren van het wachtwoord
en de routeberekening, met spraakherkenning worden uitgevoerd. Zie voor nadere infor-
matie “Automatische spraakherkenning” op pagina 100 en “Bediening alleen met gespro-
ken commando’s wanneer het Navigatiesysteem gestart is” op pagina 170.
Nadat het wachtwoord is opgeslagen, kan de spraakbediening voor het Navigatiesysteem
het wachtwoord herkennen.
Als u de gebruikte taal wijzigt, wordt het ingestelde wachtwoord uitgeschakeld. Stel indien
gewenst het wachtwoord opnieuw in.
Gebruik een van de notitiepagina’s achterin deze handleiding om uw wachtwoord te note-
ren, verwijder dan de pagina en bewaar deze op een veilige plaats. Als u uw wachtwoord
vergeet, raadpleeg dan uw dealer.
75
Hoofdstuk 4
Verschillende soorten informatie gebruiken
Te vermijden gebieden toevoegen
Als u te vermijden gebieden registreert, zoals drukke kruisingen of gebieden met verkeersop-
stoppingen, kunnen er routes worden berekend die deze gebieden vermijden. Te vermijden
gebieden kunnen in het menu Basisinstellingen worden ingesteld .
Opgelet
Als Toon te vermijden gebieden is uitgeschakeld, wordt de routeberekening
uitgevoerd zonder rekening te houden met een te vermijden gebied. Wilt u een
routeberekening waarbij rekening wordt gehouden met een te vermijden
gebied, zet Toon te vermijden gebieden dan op Aan. Zie voor nadere infor-
matie Toon te vermijden gebieden op pagina 98.
Een te vermijden gebied registreren
Dit gedeelte beschrijft een manier waarop een te vermijden gebied voor de eerste keer wordt
geregistreerd. U kunt maximaal vijf te vermijden gebieden registreren.
1 Selecteer Basisinstellingen in het Hoofdmenu, en kies vervolgens Begeleiding,
en Te Vermijden Gebied . Klik op de OK-toets.
De lijst met te vermijden gebieden verschijnt.
2 Selecteer een van de items die worden afgebeeld in Nieuw gebied- . . . en klik op de
OK-toets.
Registreert u voor de eerste keer dan wordt elk item op de lijst afgebeeld als “Nieuw
gebied - (getal in het bereik van 1 tot 5)”.
Er verschijnt een bericht om een zoekmethode voor een locatie te specificeren.
Wanneer “Toon te vermijden gebieden” op Aan is gezet, verschijnt op het moment dat
u bovenstaande bewerking uitvoert het bericht met de bevestiging dat de huidige
route wordt herberekend. Selecteer “Ja” en klik op de OK-toets, ga vervolgens verder
met de volgende stap.
3 Zoeken naar een te registreren locatie en een kaart tonen.
De zoekmethode is dezelfde als die voor het zoeken van een bestemming (zie hoofdstuk
2). Is er een zoekactie voltooid, dan wordt er een kaart met de gespecificeerde locatie in
het midden weergegeven.
Als u “Zoeken op de kaart” selecteert, kunt u de te registreren locatie specificeren door
een kaart te tonen.
U kunt tevens de onderwerpen in het Adresboek registreren.
76
4 Verplaats de schaalregeling om de afmeting van het te vermijden gebied aan te
geven.
Hoe groter de kaart, hoe gedetailleerder het te vermijden gebied dat u kunt specificeren.
Hoe kleiner de kaart, hoe groter het gebied dat u kunt specificeren.
De maximale afmeting van een te vermijden gebied is 1 vierkante kilometer (0,4 vier-
kante mijl).
Wanneer u een te vermijden gebied aangeeft, zet de schaal van de kaart dan op een
bereik van 25m (0,02mi) tot 100m (0,75mi). Bij andere schalen kan geen te vermijden
gebied worden ingesteld.
5 Nadat het te vermijden gebied gespeciceerd is, klikt u op de OK-toets.
Het te vermijden gebied is omgeven door een rood kader. Verplaats de kaart om de positie
van het rode kader in te stellen.
6 Kies Registre... en klik op de OK-toets.
Het gespecificeerde gebied is geregistreerd als een te vermijden gebied.
Als de route niet is bepaald, verschijnt het scherm zoals afgebeeld in Stap 2. De naam van
de gespecificeerde plaats verschijnt in de lijst.
Als de route is uitgestippeld, verschijnt alleen wanneer “Toon te vermijden gebieden” op
Aan is gezet, de kaart van uw omgeving.
Wilt u een ander te vermijden gebied registreren, herhaal dan Stap 2 tot 6.
Wilt u de registratie beëindigen, druk dan op de TERUG toets. Het vorige menu ver-
schijnt.
Ongeacht de instelling van de condities voor het zoeken van de route, kunt u de gespecifi-
ceerde gebieden wellicht niet vermijden. In dat geval verschijnt het bericht “De route kon
het opgegeven gebied niet vermijden”. Zie voor nadere informatie “Informatie over de rou-
tekeuze” op pagina 187.
U kunt het vastgestelde te vermijden gebied aangeven op de kaart en hier bij de bereke-
ning van een route rekening mee houden. Zie voor nadere informatie “Toon te vermijden
gebieden” op pagina 98.
77
Hoofdstuk 4
Verschillende soorten informatie gebruiken
Een te vermijden gebied wijzigen of wissen
Vervolgens kunt u het te vermijden gebied wijzigen/een nieuwe naam geven/wissen.
1 Selecteer Basisinstellingen in het Hoofdmenu, en kies vervolgens Begeleiding,
en Te Vermijden Gebied . Klik op de OK-toets.
De lijst met te vermijden gebieden verschijnt.
2 Selecteer een gebied dat u wilt wijzigen of wissen en klik op de OK-toets.
Wanneer “Toon te vermijden gebieden” op Aan is gezet, verschijnt op het moment dat
u bovenstaande bewerking uitvoert het bericht met de bevestiging dat de huidige
route wordt herberekend. Selecteer “Ja”, klik op de OK-toets, en ga verder met de vol-
gende stap.
3 Selecteer de gewenste handeling en klik op de OK-toets.
In dit scherm kunt u de volgende opties kiezen:
Naam wijzigen : Naam wijzigen : Nadat u een nieuwe naam heeft ingevoerd, selecteert
u “OK” en klikt u op de OK-toets; het menu Routebegeleiding ver-
schijnt.
Wijzigen : Een gespecificeerd gebied kan worden gewijzigd. Zie voor de vol-
gende stappen, Stap 2 en verder in bovenstaande “Een te vermijden
gebied registreren”. Als de route is uitgestippeld, dan verschijnt de
kaart van uw omgeving wanneer de route herberekend is.
Wissen : Het gekozen te vermijden gebied wissen. Als de route is uitgestippeld,
dan verschijnt de kaart van uw omgeving wanneer de route herbere-
kend is.
78
Verkeersinformatie gebruiken
U kunt de verkeersinformatie die wordt uitgezonden via de FM radio door middel van het radio-
gegevenssysteem (RDS) op het venster bevestigen. Deze verkeersinformatie wordt regelmatig
bijgewerkt. Als u verkeersinformatie over uw route ontvangt, zorgt het Navigatiesysteem auto-
matisch voor een popup-bericht waarmee u over de verkeersinformatie wordt geïnformeerd. U
kunt er ook voor kiezen de route te herberekenen om de verkeersopstopping te vermijden. (In
dit geval wordt bij de routeberekening rekening gehouden met de verkeersinformatie binnen een
straal van 150 km van de huidige locatie.)
De verkeersinformatie wordt ook beschreven op pagina 57.
Verkeersinformatie bevestigen die relevant is voor de begeleide
route
1 Selecteer Informatie in het Hoofdmenu, en kies vervolgens RDS-TMC, en Toon
verkeersinformatie. Klik op de OK-toets.
De lijst met ontvangen verkeersinformatie wordt afgebeeld.
Als de GUIDE toets op de afstandsbediening gedurende langer dan twee seconden
wordt ingedrukt, kunt u de verkeersinformatie voor uw route raadplegen. Zie voor
nadere bijzonderheden “Verkeersinformatie handmatig bevestigen” op pagina 58.
U kunt de lijst met verkeersinformatie ook met uw stem oproepen. Zie voor nadere
informatie hoofdstuk 7.
2 Selecteer de informatie die u wenst te zien op de lijst.
De namen van de straten in de plaats waarop de informatie betrekking heeft, worden op
de lijst weergegeven.
1.Straatnaam
2.Plaatsnaam
3.Richting naar de plaats
4.Verkeersinformatie
5.Kaart van de plaats
Indien u een item vindt om de gegevens te bevestigen, selecteer het item dan met behulp
van de volgende methode.
Klik op de OK-toets, gedetailleerde informatie kan worden geverbaliseerd (zie “Gever-
baliseerde informatie betreffende het verkeer bevestigen” hieronder).
Verplaats de joystick naar links, en gedetailleerde informatie kan worden bevestigd op
de kaart (zie “Verkeersinformatie op de kaart bevestigen” hieronder).
3 Is de informatie eenmaal gecontroleerd, druk dan op de TERUG toets.
Er verschijnt een lijst met verkeersinformatie.
4
13
5
2
79
Hoofdstuk 4
Verschillende soorten informatie gebruiken
Geverbaliseerde informatie betreffende het verkeer bevestigen
De volgende informatie wordt weergegeven.
Straatnaam
Naam van de locatie (de eerste en de laatste naam van de steden die betrokken zijn bij ver-
keersopstoppingen en de richting van de verkeersopstoppingen worden weergegeven.)
Verkeersinformatie (voorbeeld: “3 km langzaam rijdend verkeer”)
Wanneer de informatie niet op één scherm kan worden weergegeven, selecteer dan “2” of
3” en klik op de OK-toets om de resterende informatie te bekijken.
Selecteer “1” (vorige gebeurtenis) of “¡” (volgende gebeurtenis) om de details van
een aangrenzende gebeurtenis te tonen en klik op de OK-toets.
Verkeersinformatie op de kaart bevestigen
Wanneer verkeersinformatie op de kaart wordt weergegeven, verschijnt de volgende informa-
tie:
1.Naam van het radiostation of de frequentie die momenteel wordt ontvangen,
en de tijd die verstreken is sinds de laatste ontvangst (binnen 5 minuten =
groen, tussen 5 en 20 minuten = rood, 20 minuten of meer = niet weergege-
ven)
2.Pictogram om de aanwezigheid van verkeersinformatie aan te geven (ver-
schijnt alleen wanneer de schaal op de kaart 20 km of lager ligt)
3.Een regel om het gebied van de verkeersopstopping aan te geven (wordt
alleen getoonds wanneer de schaal van de kaart 1 km of minder is; congestie:
oranje, verkeersopstopping: rood, afsluiting: geel)
Als u gedetailleerde verkeersinformatie wilt zien, richt de cross-pointer dan op het pictogram
van de verkeersinformatie en klik op de OK-toets. Wanneer het Snelkoppelingsmenu ver-
schijnt, selecteer dan “Informatie” en klik op de OK-toets. U kunt de informatie zoals een
plaatsnaam controleren.
Als de naam van het radiostation of de frequentie niet kan worden weergegeven, kan dit
veroorzaakt worden door een slechte ontvangst. Zie “Het radiostation selecteren” op
pagina 80, voor het ontvangen van informatie van een ander radiostation.
1
2
3
80
Het radiostation selecteren
De RDS-tuner van dit apparaat selecteert automatisch naar het radiostation om beschikbare
verkeersinformatie te ontvangen. Als de ontvangst slecht is, kunt u handmatig naar een ander
station overschakelen. Is het ontvangende radiostation eenmaal geselecteerd, dan selecteert
het systeem automatisch - al naar gelang het traject van een rijdende auto- naar stations die
verkeersinformatie verstrekken.
Afstemmen op een radiostation met een goede ontvangst
1 Selecteer Informatie in het Hoofdmenu, en kies vervolgens RDS-TMC, en Hand-
matig afstemmen op zenders. Klik op de OK-toets.
2 Selecteer Volgende en klik op de OK-toets.
Er kan handmatig naar beschikbare radiostations worden gezocht. Als een radiostation
met een goede ontvangst wordt gevonden, wordt de afstemmingsfunctie stopgezet en het
station waarop is afgestemd (de frequentie) getoond.
Alternatieve optie:
Als u naar een ander station wilt blijven zoeken, herhaal dan deze procedure.
3 Selecteer Klaar en klik op de OK-toets.
Na overgeschakeld te zijn op een ander radiostation, wordt er een kaart van uw omgeving
weergegeven.
Opslaan : Het station waarop is afgestemd wordt opgeslagen in de lijst van de vooraf
ingestelde radiostations (zie “Een radiostation registreren” hieronder).
81
Hoofdstuk 4
Verschillende soorten informatie gebruiken
Een radiostation registreren
Als u vaak beluisterde radiostations van tevoren registreert, kunt u makkelijk op een station
van de lijst afstemmen. In dit hoofdstuk staat beschreven op welke wijze een radiozender
voor de eerste keer moet worden vastgelegd.
1 Zie Stap 1 en 2 in Afstemmen op een radiostation met een goede ontvangst hierbo-
ven voor de keuze van een gewenst station.
2 Selecteer Winkel en klik op de OK-toets.
Als u op de OK-toets klikt, wordt het in Stap 1 geselecteerde station geregistreerd, en ver-
volgens verschijnt er een kaart van uw omgeving. De volgende keer dat de lijst met radio-
stations wordt weergegeven, verschijnt de naam van dit station in de lijst.
Als er al vijf stations in de lijst zijn geregistreerd, kies er dan een uit waarvan de gege-
vens worden overschreven door die van het zojuist gekozen radiostation. Als u op de
OK-toets klikt, verschijnt er een bericht met de bevestiging dat u de gegevens wilt
overschrijven. Selecteer“Ja” en klik op de OK-toets om het ongewenste station te over-
schrijven.
Kiezen uit van te voren geregistreerde radiostations
U kunt maximaal vijf radiostations voorselecteren (Vooraf ingesteld station). Op de lijst met
radiostations kunt u het station kiezen dat u wilt ontvangen.
1 Selecteer Informatie in het Hoofdmenu, en kies vervolgens RDS-TMC, en Roep
voorkeuzezender op. Klik op de OK-toets.
De lijst met geregistreerde radiostations wordt weergegeven. Deze lijst met radiozenders
(voorkeuzezenders) kan niet worden gebruikt tenzij radiozenders zijn vastgelegd.
2 Selecteer een radiostation en klik op de OK-toets.
Na overgeschakeld te zijn op het gespecificeerde radiostation, wordt er een kaart van uw
omgeving weergegeven.
82
De PC card gebruiken
U kunt gegevens opslaan in het adresboek in een PC card, die ook door deze voorziening gele-
zen kan worden. Het is erg nuttig wanneer u de gegevens in het adresboek wilt delen met uw
vrienden of wilt opslaan voor een back-up.
U kunt de volgende informatie opslaan op een PC Card:
Handmatig geregistreerde locaties zoals uw huis, uw favoriete locatie of de locatie waarvan
de informatie werd gewijzigd (Opgeslagen bestemmingen)
Bij het rijden, de plaats van vertrek en aankomst en de reisafstand van het vertrekpunt tot
uw bestemming
Achtergrondafbeelding bij de bediening van de navigatie of de audio.
Voor u een nieuwe card gebruikt, dient u deze te initialiseren, zoals hieronder beschreven.
Een PC card initialiseren
1 Selecteer Basisinstellingen in het Hoofdmenu, kies vervolgens PC Card en PC
card initialiseren. Klik op de OK-toets.
Er wordt een bericht weergegeven met het verzoek de initialisering van de PC card te
bevestigen.
2 Selecteer Ja en klik op de OK-toets.
Is de initialisering voltooid, dan wordt er automatisch een bericht weergegeven om de
besturing van de PC card automatisch te selecteren. (Wilt u de initialisering wissen, selec-
teer dan “Neen”.)
Stop de motor niet tot de initialisering van de PC card voltooid is.
83
Hoofdstuk 4
Verschillende soorten informatie gebruiken
De gegevens van geregistreerde locaties opslaan op de PC card
U kunt elk onderdeel selecteren dat in het adresboek is geregistreerd en de gegevens opslaan
in de PC card. De gegevens kunnen worden opgeslagen in de corresponderende groep. Er kan
een nieuwe groep worden aangemaakt. (Als echter niets in geregistreerde locaties in het
adresboek is opgenomen, kan deze functie niet worden gebruikt.)
Dit deel beschrijft een methode voor het maken van een nieuwe groep en het opslaan van de
gegevens van de geregistreerde locatie in de groep.
Het aantal gegevens dat kan worden vastgelegd is afhankelijk van de geheugencapaciteit
van de PC-card.
1 Selecteer Basisinstellingen in het Hoofdmenu, en kies vervolgens PC Card , en
Opslaan op de PC card. Klik op de OK-toets.
De lijst met in het adresboek geregistreerde locaties wordt weergegeven.
2 Selecteer het item dat u wenst op te slaan en klik op de OK-toets.
Het geselecteerde item wordt afgevinkt. Herhaal deze stap om andere locaties te registre-
ren.
Alternatieve optie:
3 Selecteer nadat de locaties gekozen zijn OK en klik op de OK-toets.
De lijst van de opgeslagen groep wordt weergegeven.
4 Selecteer Nieuwe groep en klik op de OK-toets.
Er wordt een scherm weergegeven om een nieuwe groepsnaam in te voeren.
Als de gegevens dienen te worden opgeslagen in een groep die al in de PC card is
geregistreerd, kies de groepsnaam dan in de lijst en klik op de OK-toets. (Er kunnen
maximaal 300 items per groep worden geregistreerd.) Er wordt een bericht weergege-
ven met de bevestiging dat u de gegevens in de gespecificeerde groep wilt opslaan.
Klik op de OK-toets en de gegevens worden opgeslagen in de PC card, waarna een
kaart van uw omgeving wordt weergegeven.
Kies alle : Alle locaties worden in één keer geselecteerd.
Vrije ruimte op de PC Card
Het aantal groepen dat u kunt opslaan
84
5 Kies na het invoeren van een groepsnaam OK en klik op de OK-toets.
De gegevens van de geregistreerde locatie worden opgeslagen in de ingevoerde groep en
er wordt een kaart van uw omgeving weergegeven.
Als er weinig of geen ruimte op de PC card is of u hebt al 300 locaties opgeslagen in
een groep, dan wordt het bericht “Het geheugen is vol”, of “U kunt niet meer dan 300
items in dezelfde groep opslaan” weergegeven. Om dit op te lossen kunt u onnodige
gegevens wissen of een nieuwe groep aanmaken.
Gegevens laden van een PC card
De adresboekgegevens op de PC-card worden in het Navigatiesysteem geladen. (Als echter
geen gegevens of Geregistreerde locaties op de PC-card aanwezig zijn, kan deze functie niet
worden gebruikt.)
1 Selecteer Basisinstellingen in het Hoofdmenu, en kies vervolgens PC Card , en
Lezen van de PC card. Klik op de OK-toets.
De lijst met groepen die dienen te worden opgeslagen wordt weergegeven.
2 Kies de gewenste groep en klik op de OK-toets.
De lijst met in de groep opgeslagen locaties wordt weergegeven.
3 Kies de gewenste locaties en klik op de OK-toets.
Geselecteerde items zijn afgevinkt. Herhaal deze stap om gegevens van andere locaties te
laden.
Alternatieve optie:
4 Selecteer OK en klik op de OK-toets.
Nadat de gegevens van de gekozen locaties zijn opgeslagen in het adresboek, wordt er
een kaart van uw omgeving weergegeven.
Als het totale aantal gegevensitems, dat is geladen van een PC card en geregistreerd
in het adresboek, de 300 overschrijdt, wordt er een bericht weergegeven dat er niet
meer gegevens geregistreerd kunnen worden. Wis in dit geval niet-noodzakelijke
gegevens of verminder het aantal van een PC card geladen gegevensitems.
Kies alle : Alle locaties worden in één keer geselecteerd.
85
Hoofdstuk 4
Verschillende soorten informatie gebruiken
PC card gegevens wissen
U kunt gegevens wissen van een gespecificeerde locatie of een hele groep. (Als echter geen
gegevens of Geregistreerde locaties op de PC-card aanwezig zijn, kan deze functie niet wor-
den gebruikt.)
1 Selecteer Basisinstellingen in het Hoofdmenu, en kies vervolgens PC Card , en
Gegevens van de PC card wissen. . Klik op de OK-toets.
2 Kies een groep waar de locatie die u wilt wissen is opgeslagen en klik op de OK-
toets.
Er wordt een lijst weergegeven met in de gespecificeerde groep opgeslagen locaties.
3 Kies een locatie die u wilt wissen en klik op de OK-toets.
De gekozen locatie is afgevinkt. Herhaal deze stap om andere locaties te wissen.
Alternatieve optie:
4 Selecteer OK en klik op de OK-toets.
Er wordt een bericht weergegeven met de bevestiging dat er een gespecificeerde locatie
wordt gewist.
5 Selecteer Ja en klik op de OK-toets.
Nadat een gespecificeerde locatie gewist is, wordt er een kaart van uw omgeving weerge-
geven.
Kies alle : Selecteer alle locaties in een groep.
86
De rij-informatie vastleggen
U kunt de actuele rit (de z.g. rij-geschiedenis) vastleggen op een PC card en met behulp van een
personal computer nagaan wanneer en vanaf welke plaats u bent gereden. U kunt ook vastleg-
gen of de rij-geschiedenis “privé” of “zakelijk” was.
De volgende informatie wordt opgeslagen als de rij-geschiedenis:
Informatie over het start- en eindpunt (datum en tijd, naam van de weg of breedtegraad/
lengtegraad)
Rijafstand van het startpunt tot het eindpunt
Het rijdoel onderscheiden (privé of zakelijk)
Hier wordt een methode voor het opslaan van rij-informatie beschreven en een voorbeeld
gegeven van een rij-geschiedenis die als ‘zakelijk’ wordt opgeslagen.
1 Een PC Card inbrengen.
2 Selecteer Basisinstellingen in het Hoofdmenu en kies vervolgens Andere en
Logboek vorige ritten. Klik op de OK-toets.
Bij aankoop is het Navigatiesysteem zo ingesteld dat de afgelegde route niet wordt opge-
slagen. Aan de rechterzijde van het item “Uit” “Logboek vorige ritten” wordt aangege-
ven dat deze functie momenteel uitgeschakeld is.
3 Selecteer Uit en klik op de OK-toets.
De lijst met opties die u kunt kiezen wordt weergegeven.
4 Beweeg de joystick om Business te selecteren en klik op de OK-toets.
U kunt de volgende items selecteren:
Privé : De rij-geschiedenis wordt opgeslagen als ‘privé’.
Uit : De rij-geschiedenis wordt niet opgeslagen.
Als deze functie op Aan is gezet, worden de rijgegevens tijdens het rijden voortdurend
opgeslagen op de PC Card. Gebruikt u deze functie niet, om genoeg ruimte op uw PC
Card over te houden, dan is het aanbevolen deze instelling uit te zetten.
U kunt het met behulp van dit Navigatiesysteem opgeslagen rij-log niet wijzigen.
87
Hoofdstuk 4
Verschillende soorten informatie gebruiken
5 Selecteer Klaar en klik op de OK-toets.
De lijst met de vastgestelde inhoud verdwijnt en het scherm in Stap 2 wordt weergegeven.
Nu wordt “Business” weergegeven aan de rechterkant van “Logboek vorige ritten”. Vanaf
het moment dat u de auto start, wordt de rij-geschiedenis opgeslagen.
6 Druk op de NAVI toets om terug te keren naar de kaart van uw omgeving.
De informatie van het start- tot het eindpunt wordt opgeslagen als één bestand. De
locatie waar het opslaan van de rij-informatie op AAN/UIT is gezet wordt het start-/
eindpunt. Als de instelling op AAN is blijven staan, wordt de locatie waar de motor
gestart is het startpunt en de locatie waar de motor is uitgezet het eindpunt. (Als de
informatie voor het eindpunt niet goed kan worden opgeslagen, doet zich gedurende
enkele minuten mogelijk een fout voor bij de gegevens van de rij-informatie.)
Wanneer er op een PC Card geen ruimte meer is om gegevens op te slaan, verschijnt
een bericht met de mededeling dat er geen gegevens meer kunnen worden opgesla-
gen. Wis in zo’n geval de niet noodzakelijke gegevens met behulp van uw personal
computer.
Gegevens over de rijgeschiedenis
De PC card gegevens worden opgeslagen als een bestand in text-formaat. Elk
bestand wordt opgeslagen in de “LT” map van de PC card.
Het eerste karakter van de bestandsnaam vertegenwoordigt een bepaald type gege-
vens. “P” geeft aan dat het om privégegevens en “B” dat het om zakelijke (busi-
ness) gegevens gaat.
88
De achtergrondafbeelding wijzigen
In het menubewerkingsscherm kunt u een voor de achtergrond gewenste afbeelding aangeven.
Sommige afbeeldingen zijn al opgeslagen, maar u kunt ook afbeeldingen gebruiken (JPEG-for-
maatgegevens) die door een personal computer of een digitale camera zijn gemaakt. De vol-
gende twee soorten achtergrondafbeeldingen kunnen worden gewijzigd:
AV-achtergrond voor het scherm tijdens de audiobediening, of tijdens de weergave
Navigatie-achtergrond: achtergrond van het scherm van het navigatiemenu
Hier wordt een methode beschreven om de achtergrondafbeelding te wijzigen, en wordt een
voorbeeld gegeven van de manier waarop een afbeelding die op een PC Card is opgeslagen
wordt bewaard als achtergrond van de navigatie.
Een afbeelding selecteren die is opgeslagen in een PC Card
1 Een PC Card aanbrengen in het Hoofdapparaat.
2 Selecteer Basisinstellingen, Instelling achtergrondbeeld in het Hoofdmenu, en
klik op de OK-toets.
Het menu voor het instellen van de achtergrondafbeelding wordt getoond. De voor elk
scherm geselecteerde afbeelding wordt aangegeven aan de rechterkant van de items “AV
achtergrond” en “Navigatie-achtergrond”.
3 Selecteer Navigatie-achtergrond of AV achtergrond en klik op de OK-toets.
4 Selecteer Import van PC-kaart en klik op de OK-toets.
De lijst met de op de PC Card opgeslagen afbeeldingen wordt weergegeven.
In dit scherm kan het volgende item worden geselecteerd:
Wanneer de afbeelding vanaf een PC card wordt geïmporteerd, zijn de karakters op
het scherm misschien moeilijk leesbaar, afhankelijk van de kleur van het scherm.
Terug naar origineel : De afbeelding die bij aankoop van het programma is ingesteld,
wordt geselecteerd.
89
Hoofdstuk 4
Verschillende soorten informatie gebruiken
5 Selecteer een voor de achtergrond gewenste afbeelding en klik op de OK-toets.
Er verschijnt een bericht met de vraag hoe de afbeelding dient te worden gerangschikt.
6 Selecteer een manier om de afbeelding te rangschikken en klik op de OK-toets.
In dit scherm kunnen de volgende onderwerpen worden geselecteerd:
Wanneer u op de OK-toets klikt, start het wijzigen van de achtergrondafbeelding. Na vol-
tooiing van de wijziging verschijnt de geselecteerde afbeelding.
7 Selecteer Klaar en klik op de OK-toets.
In dit scherm kunnen de volgende onderwerpen worden geselecteerd:
Klik op de OK-toets om terug te keren naar het menu “Basisinstellingen”.
Midden : De geselecteerde afbeelding wordt weergegeven in het midden van het
scherm.
Herhaling : De geselecteerde afbeelding wordt gemodelleerd en zó weergegeven dat het
hele scherm wordt bestreken.
Kies een ander beeld : Deze optie wordt geselecteerd wanneer u de afbeelding wilt wij-
zigen. Keer terug naar Stap 4.
Verander het beeld : Het menu voor het instellen van de achtergrondafbeelding wordt
getoond.
90
De achtergrondafbeelding wijzigen die is opgeslagen op een disc
(alleen AV-achtergrond)
1 Selecteer Basisinstellingen, Instelling achtergrondbeeld in het Hoofdmenu, en
klik op de OK-toets.
Het menu voor het instellen van de achtergrondafbeelding wordt getoond. De voor elk
scherm geselecteerde afbeelding wordt aangegeven aan de rechterkant van de items “AV
achtergrond” en “Navigatie-achtergrond”.
2 Selecteer AV achtergrond en klik op de OK-toets.
Er verschijnt een lijst met beschikbare afbeeldingen. Wilt u een afbeelding direct vanaf
een PC card installeren, zie dan Stap 4 en volgende in “Een afbeelding selecteren die is
opgeslagen op een PC Card”.
3 Selecteer een voor de achtergrond gewenste afbeelding en klik op de OK-toets.
Er verschijnt een bericht met de vraag of de geselecteerde afbeelding wel of niet dient te
worden ingesteld.
4 Klik op de OK-toets.
De geselecteerde afbeelding wordt ingesteld.
Er kunnen alleen afbeeldingen in JPEG-formaat (“.jpg”) als achtergrondafbeelding worden
gebruikt.
U kunt alleen standaardkarakters gebruiken (grote en kleine letters: A - Z, a - z) en getallen
(0 - 9) voor de bestandsnaam of de achtergrondafbeelding (internationale karakters (met
accenten) kunnen niet worden gebruikt).
Er kan met maximaal 2048×1536 pixels worden gewerkt. Bij een afbeelding die groter is
kunnen we niet garanderen dat deze naar behoren functioneert.
Er kunnen geen JPEG-afbeeldingen worden gebruikt in een progressief format.
Wanneer u oorspronkelijke afbeeldingen opslaat op een PC Card, maak dan een map aan
met de naam “BG”, en sla de afbeeldingsbestanden hierin op. In de “BG”-map kunnen
maximaal 20 afbeeldingen worden opgeslagen.
Wanneer het wijzigen van een afbeelding start, zet de motor van de auto dan niet af tot een
bericht verschijnt met de mededeling dat het wijzigen van de afbeelding voltooid is.
Anders kan er een afbeeldingenbestand worden vernietigd.
Als er geen kaart-disc in het Navigatiesysteem is geplaatst kunt u de achtergrondafbeel-
ding niet wijzigen.
Wanneer het Navigatiesysteem wordt gereset of de taalinstelling wordt gewijzigd, kan de
oorspronkelijke achtergrondafbeelding weer worden ingesteld. (Ook bestaat de mogelijk-
heid dat de oorspronkelijke afbeelding vanwege een andere reden terugkeert in het sys-
teem). Als dit gebeurt, stel de achtergrondafbeelding dan opnieuw in.
91
Hoofdstuk 4
Verschillende soorten informatie gebruiken
De navigatiestatus controleren
De navigatiestatus, inclusief de rijstatus van een auto, de plaatsbepalingsstatus door een satel-
liet, de leerstatus van de 3D-sensor en de kabelverbindingsstatus kunnen worden gecontroleerd.
De plaatsbepalingsinformatie per satelliet controleren
Uw Navigatiesysteem gebruikt plaatsbepalingsgegevens die worden uitgezonden vanaf GPS
satellieten. De GPS ontvangststatus kan in het scherm worden gecontroleerd.
1 Selecteer Informatie in het Hoofdmenu, en kies vervolgens Positie gegevens, en
GPS gegevens. Klik op de OK-toets.
Het GPS statusscherm wordt weergegeven.
1.De positie van satellieten en de radiogolfontvangststatus
De positie van de GPS satellieten waarvan op dit moment gegevens worden ontvangen
wordt weergegeven. De satellieten die wordt gebruikt voor de plaatsbepaling worden
getoond in oranje, alle andere satellieten waarvan de gegevens momenteel worden ont-
vangen worden geel weergegeven, en satellieten waarvan de gegevens niet kunnen
worden ontvangen worden in het zwart getoond.
2.Lengte en breedte
Als de huidige plaatsbepaling niet beschikbaar is, worden de lengte en breedte weerge-
geven die de laatste keer werden gemeten.
3.Actuele datum en tijd
4.Plaatsbepalingsstatus met behulp van GPS satellieten (2-dimensionaal, 3-
dimensionaal, etc.)
De huidige plaatsbepalingsstatus wordt weergegeven. De status hangt af van de gege-
vensontvangststatus van GPS satellieten.
2 Druk op de TERUG toets.
Het vorige scherm wordt weergegeven.
3
4
1
2
92
De sensorleerstatus en de rijstatus controleren
Om de precisie van de navigatie te verbeteren, leert het systeem de rijstatus van uw auto en
slaat de gegevens op in het interne geheugen. De leerstatus van de sensor kan ook op het
scherm worden gecontroleerd. De huidige rijstatus, inclusief de voertuigsnelheid en de hel-
ling van de weg, kunnen in het scherm worden gecontroleerd.
1 Selecteer Informatie in het Hoofdmenu, selecteer vervolgens Positie gegevens
en 3D sensor : Calibratie gegevens. Klik op de OK-toets.
Het 3D ijkstatusscherm wordt weergegeven.
1.Snelheid
De rijafstand wordt aangegeven.
2.Speed Pulse
Het totaal aantal snelheidsimpulsen wordt aangegeven.
3.Sensorgeheugen (Geheugen 1/Geheugen 2)
Het actueel gebruikte geheugen wordt aangegeven.
Uw Navigatiesysteem kan de rijstatus van zomer- en winterbanden onafhankelijk van
elkaar leren door de verschillende geheugens te gebruiken. Selecteer “Sensorge-
heugen” om geheugens te wijzigen en klik op de OK-toets. Selecteer vervolgens
“Geheugen 1” of “Geheugen 2”, afhankelijk van wat u wilt gebruiken, en klik op de
OK-toets.
4.Calibratie geg.
De huidige rijstatus wordt aangegeven.
5.Mate van leren
De leersituaties over Afstand, Rechter bocht, Linker bocht, en 3D detectie worden door
de lengte van de balken weergegeven.
6.Totale Afgelegde Weg
De snelheid die door het apparaat wordt geregistreerd. (Deze aanduiding kan afwijken
van de werkelijke snelheid, gebruik hem daarom niet in plaats van de snelheidsmeter in
de auto.)
7.G vooruit en achteruit Rotatiesnelheid
De acceleratie van de auto in voor- of achterwaartse richting wordt aangegeven. Tevens
wordt de rotatiesnelheid bij een bocht naar rechts of links aangegeven.
8.Inclinatie
De helling van de weg wordt aangegeven.
5
2
3
6
78
4
1
93
Hoofdstuk 4
Verschillende soorten informatie gebruiken
2 Druk op de TERUG toets.
Het vorige scherm wordt weergegeven.
Aansluitingen van kabels en montagestanden controleren
Controleer of de kabels tussen het hoofdapparaat en de auto goed zijn aangesloten. Contro-
leer eveneens of ze op de juiste plaatsen zijn aangesloten.
1 Selecteer Informatie in het Hoofdmenu, en kies vervolgens Positie gegevens, en
Aansluitingen. Klik op de OK-toets.
Het aansluitingsstatusscherm wordt weergegeven. Er verschijnt ofwel “OK” of “Niet
goed” op het scherm en de aansluitingsstatus van alle kabels wordt weergegeven.
1.Speed Pulse
Het aantal door dit toestel gedetecteerde pulsen van het toerental wordt getoond. “0”
wordt getoond terwijl de auto stationair draait.
2.GPS antenne
De aansluitstatus van de GPS antenne en de ontvangststatus worden aangegeven. Als
“Niet goed” wordt weergegeven, controleer dan de aansluitingsstatus van de GPS
antenne.
3.Installatieplaats
De installatiepositie van het hoofdtoestel wordt getoond. Zie wanneer “Niet goed”
wordt weergegeven de “installatiehandleiding” voor de installatiepositie.
4.Handrem
Wanneer de handrem wordt gebruikt, wordt “Aan” weergegeven. Wanneer de handrem
wordt gebruikt, wordt “Uit” weergegeven. Houdt de voetrem ingedrukt, wanneer u
controleert of de parkeerremverbinding naar behoren werkt.
5.Stroomvoorziening Voltage
De voeding (referentiewaarde) die door de accu van de auto aan dit toestel wordt gele-
verd, wordt getoond. Ligt het voltage niet binnen het bereik van 11 tot 15V, controleer
dan of de voedingskabel naar behoren is aangesloten.
6.Verlichting
Wanneer de koplichten of kleine lichten van een auto aan staan, wordt “Aan” weerge-
geven. Wanneer de koplampen van een auto uit staan, wordt “Uit” weergegeven. (Als
de oranje/witte kabel niet is aangesloten, wordt “Uit” weergegeven. )
Geheugen wissen...
Wilt u de gememoriseerde leerinhoud van “Snelheid”, “snelheidsimpulsteller”, of
“leerstatus” wissen, voer dan de volgende procedure uit:
1 Selecteer het te wissen onderwerp en klik op de OK-toets.
2 Klik terwijl Annuleren gemarkeerd is op de OK-toets.
2
3
5
6
7
4
1
94
7.Achteruitrijsignaal
Wanneer de versnellingshendel in “R” is geschakeld, wijzigt het signaal in “Hoog” of
“Laag”. Controleer of het naar behoren wordt weergegeven wanneer de keuzehendel
wordt geschakeld met het rempedaal ingedrukt, als de signaalinvoerkabel van de ach-
teruitversnelling (zie “Installatiehandleiding”) is aangesloten.
2 Druk op de TERUG toets.
Het vorige scherm wordt weergegeven.
95
Hoofdstuk 5
Uw Navigatiesysteem naar eigen inzicht aanpassen
Hoofdstuk 5
Uw Navigatiesysteem naar eigen inzicht aanpassen
De standaardinstellingen wijzigen
U kunt de fabrieksinstellingen zoals navigatiefuncties en de informatieweergave naar wens aan-
passen.
In het volgende voorbeeld wordt beschreven hoe de instellingen kunnen worden gewijzigd. In
dit voorbeeld is de functie “Snelweg vermijden” onder de instelling “Begeleiding” uitgescha-
keld.
1 Selecteer Basisinstellingen in het Hoofdmenu en kies vervolgens Begeleiding en
klik op de OK-toets.
Het menu Begeleiding wordt weergegeven. In de lijst worden de instellingen links en de
status van elke instelling rechts weergegeven. “Uit” verschijnt rechts van de instelling
“Snelweg vermijden” zodat zichtbaar is dat deze functie is uitgeschakeld.
2 Selecteer Snelweg vermijden en klik op de OK-toets.
3 Selecteer met behulp van de joystick Uit rechts van Snelweg vermijden, en klik
op de OK-toets.
Er verschijnt een lijst met onder “Snelweg vermijden” te selecteren opties.
4 Selecteer met behulp van de joystick Aan en klik op de OK-toets.
5 Selecteer Klaar en klik op de OK-toets.
De lijst met instellingen verdwijnt en het scherm verandert zoals weergegeven in Stap 2.
De status rechts van “Snelweg vermijden” is nu “Aan”. Wilt u andere instellingen wijzi-
gen, kies dan de instelling die u wilt veranderen en herhaal de in Stap 2 tot 5 beschreven
handelingen.
Druk op de NAVI toets om terug te keren naar de kaart van uw omgeving.
96
Onderdelen die door de gebruikers kunnen worden gewij-
zigd
Het menu Basisinstellingen bevat de Begeleiding, Kaart, Hardware, Andere, RDS-TMC, en PC
Card , Instelling achtergrondbeeld menu’s. Selecteert u een menunaam in het menu Basisinstel-
lingen, dan verschijnt het bijbehorende menu. In het menuscherm wordt rechts van elk item de
inhoud van de huidige instellingen getoond.
Dit deel beschrijft de bijzonderheden van de instelling van elk menu. De instellingen die met
een asterisk (*) zijn gemarkeerd zijn standaard- of ‘fabrieks-’ instellingen.
Zie voor het menu PC card “De PC card gebruiken” op pagina 82.
Het menu Achtergrondafbeelding wordt beschreven in “De achtergrondafbeelding wijzi-
gen” op pagina 88.
Begeleidingsmenu
Autom. Route Herberekening
Deze instelling controleert of het systeem, wanneer u van de begeleide route afwijkt, automa-
tisch de route naar uw bestemming herberekent.
Te Vermijden Gebied
De te vermijden gebieden worden ingesteld of gewijzigd (zie “Te vermijden gebieden toevoe-
gen” op pagina 75).
Routenummer
Deze instelling controleert of het systeem tijdens een routeberekening slechts één route bere-
kent, of meerdere route-opties waar u er een uitkiest.
Snelste/Kortste route
Deze instelling controleert de voorwaarden voor het berekenen van een route.
Snelweg vermijden
Deze instelling controleert de voorwaarden voor het berekenen van een route. (In sommige
gevallen kan een route worden berekend waarin een snelweg wordt opgenomen, zoals wan-
neer uw bestemming ver ligt.)
Aan* :De functie Autom. Route Herberekening is ingeschakeld.
Uit : De functie Autom. Route Herberekening is uitgeschakeld.
1*: De routeopties worden niet weergegeven, en er wordt slechts één route
berekend die als optimaal beoordeeld is door het Navigatiesysteem.
Meerdere routes : Er worden meerdere routes berekend (maximaal 6 routes).
Kortste Route : Een route berekenen waarbij de kortste afstand naar uw bestemming prio-
riteit heeft.
Snelste* : Een route berekenen waarbij de kortste reistijd naar uw bestemming prio-
riteit heeft.
Aan : Een route berekenen waarbij snelwegen worden vermeden.
Uit* : Een route berekenen zonder vermijding van snelwegen.
97
Hoofdstuk 5
Uw Navigatiesysteem naar eigen inzicht aanpassen
Veerpont vermijden
Deze instelling controleert de voorwaarden voor het berekenen van een route.
Tolweg vermijden
Deze instelling controleert de voorwaarden voor het berekenen van een route.
Km / mijl instelling
Deze instelling controleert de eenheid waarin de afstand in uw Navigatiesysteem wordt aan-
gegeven.
Inzoomen op kruising : aan/uit
Deze instelling maakt het mogelijk vergrote kaart te tonen in de buurt van het punt waarop uw
auto een kruising, oprit/afrit van een snelweg of een kruising nadert.
Gemiddelde snelheid (Snelweg)
Deze instelling controleert de geschatte gemiddelde snelheid op een snelweg; dit gemiddelde
wordt gebruikt voor het berekenen van de geschatte aankomsttijd (GAT) en de reistijd naar de
bestemming.
Wanneer de “Km / mijl instelling” op “km” is gezet, selecteer dan één van de volgende
opties: “100 km”, “120 km”(*), “140 km”, of “160 km”.
Wanneer de “km / mijl instelling” is ingesteld op “mijl”, kies dan één van de volgende
opties: “70 mijl”, “80 mijl”(*), “90 mijl”, of “100 mijl”.
Gemiddelde snelheid (Gew. weg)
Deze instelling controleert de geschatte gemiddelde snelheid op een normale weg; dit gemid-
delde wordt gebruikt voor het berekenen van de geschatte aankomsttijd (GAT) en de reistijd
naar de bestemming.
Wanneer de “Km / mijl instelling” op “km” is ingesteld, selecteer dan één van de volgende
opties “40 km”(*), “60 km”, or “80 km”.
Wanneer de “Km / mijl instelling” op “mijl” is ingesteld, selecteer dan één van de volgende
opties: “30 mijl”(*), “40 mijl”, of “50 mijl”.
Begeleidingsstem
U kunt kiezen of de begeleidingsstem mannelijk of vrouwelijk is. U kunt de instelling tijdens
de begeleiding weer wijzigen, dus voer een bewerking uit na het wissen van de begeleiding.
(Zie voor nadere informatie “De huidige route wissen en de begeleiding annuleren” op
pagina 60.)
Aan : Een route berekenen waarbij veerponten worden vermeden.
Uit* : Een route berekenen zonder vermijding van veerponten.
Aan : Een route berekenen waarbij tolwegen worden vermeden.
Uit* : Een route berekenen zonder vermijding van tolwegen.
Km * : Afstanden worden aangegeven in kilometers.
Mijl : Afstanden worden aangegeven in mijlen.
Mijl&Yard : Afstanden worden aangegeven in mijlen en yards.
Aan* : Scherm toont een vergrote kaart.
Uit : Toont geen vergrote kaart.
Mannelijk : De begeleidingsstem verandert in een mannelijke stem.
Vrouwelijk* : De begeleidingsstem verandert in een vrouwelijke stem.
98
AV begeleidingsfunctie
Eén van de twee opties instellen: wel of niet automatisch overgaan op het navigatiescherm als
de begeleidingsstem te horen is en er een ander scherm dan het navigatiescherm wordt
getoond.
MemSchermverlichting
Orientatie van de kaart
Deze instelling controleert of de kaart wordt weergegeven met de rijrichting óf met het Noor-
den boven.
Schermverlichting
Om ’s avonds de zichtbaarheid van een kaart te verbeteren, kunt u de kleurencombinatie van
een kaart wijzigen.
Toon te vermijden gebieden
Bij deze instelling wordt een te vermijden gebied vastgelegd.
Opgelet
Wanneer Toon te vermijden gebieden is uitgeschakeld, wordt er tijdens de
routeberekening geen rekening gehouden met te vermijden gebieden. Als u
een route wilt berekenen waarbij bepaalde gebieden dienen te worden verme-
den, schakel deze instelling dan in.
Toon afgelegde route
Bij de configuratie van de fragmentweergave zijn de volgende opties beschikbaar.
Aan* : Overgaan van audio- op navigatiescherm.
Uit : Er wordt niet overgegaan op een ander scherm.
In de rijrichting* : Om ervoor te zorgen dat de rijrichting altijd naar boven is gericht,
draait de kaart automatisch in overeenstemming met de richting van
uw auto.
Noord boven : De kaart wordt altijd weergegeven met het noorden boven.
Verlichting* : U kunt de kleurencombinatie van een kaart wijzigen al naar gelang de
verlichting van de auto Aan of Uit is.
Scherm: dag : De kaart wordt altijd weergegeven met heldere kleuren.
Aan* : De te vermijden gebieden worden op het scherm weergegeven en deze gebieden
worden tijdens de routeberekening zo veel mogelijk vermeden.
Uit : Te vermijden gebieden worden niet weergegeven en er wordt tijdens de routebere-
kening geen rekening mee gehouden.
Aan : Om alle afgelegde wegen te tonen met een stippellijn.
Aan (deze rit) : Om de afgelegde weg te tonen met een stippellijn, maar deze automa-
tisch te wissen bij uitschakelen van het Navigatiesysteem (bij het uitzet-
ten van de motor van de auto).
Uit* : Om geen stippellijnen te tonen voor afgelegde wegen.
99
Hoofdstuk 5
Uw Navigatiesysteem naar eigen inzicht aanpassen
Menu Hardware
Volume apparaat
Het volume van de stembegeleiding die door het Navigatiesysteem wordt afgespeeld, kan
worden ingesteld. Om het volume te wijzigen kiest u “+” of “-” met de joystick en klikt u op
de OK-toets.
Schermtype
Het scantype kan worden ingesteld op het gebruikte schermtype. Als het scherm dat u
gebruikt onduidelijk is, wijzig deze instelling dan zo dat de weergave duidelijker wordt.
U kunt dit aan- of uitschakelen wanneer het Pioneer hoofdtoestel met behulp van een 26
pins RGB-kabel op dit apparaat is aangesloten.
Menu Andere
Demo
Dit is een demonstratiefunctie voor werkplaatsen. Nadat er een route is bepaald, wordt de
simulatie van de begeleiding naar een bestemming automatisch weergegeven. Deze staat
gewoonlijk op “Uit”.
Mute bij spraakherkenning
Deze instelling kan worden gekozen wanneer het Navigatiesysteem gecombineerd is met het
Pioneer AV Hoofdtoestel met een dempingsfunctie (voorzien van Geel/zwart draad). Deze
instelling controleert of het volume van het AV Hoofdtoestel automatisch wordt gedempt tij-
dens de spraakbediening.
Selecteert u “Uit”, dan kan het geluid van het AV Hoofdtoestel het spraakherkenningssys-
teem hinderen.
Mute bij stembegeleiding
Deze instelling kan worden gekozen wanneer het Navigatiesysteem gecombineerd is met het
Pioneer AV Hoofdtoestel met een dempingsfunctie (voorzien van Geel/zwart draad). Deze
instelling controleert of het volume van het AV Hoofdtoestel automatisch wordt gedempt tij-
dens de stembegeleiding.
Type A* : Niet-geïnterlinieerd type. (Kies deze stand wanneer u het Pioneer scherm
gebruikt.)
Type B : Geïnterlinieerd type.
Aan (Doorlopend) : De demomodus staat aan.
Uit* : De demomodus staat uit.
Aan* : Tijdens de spraakbediening wordt het volume van het AV Hoofdtoestel automatisch
gedempt.
Uit : Het volume van het AV Hoofdtoestel blijft gelijk tijdens de spraakbediening.
Aan* : Tijdens de stembegeleiding wordt het volume van het AV Hoofdtoestel automatisch
gedempt.
Uit : Het volume van het AV Hoofdtoestel blijft gelijk tijdens de stembegeleiding.
100
Automatische spraakherkenning
Bij deze instelling kunnen alle bewerkingen worden uitgevoerd, van het invoeren van een
wachtwoord tot het berekenen van de route met gesproken commando’s, door over te schake-
len naar spraakherkenning wanneer de motor van uw auto is gestart. (Deze functie werkt
alleen wanneer een route niet is uitgestippeld.)
Klok
De systeemklok wordt zo ingesteld dat deze correspondeert met de zomertijd. Het tijdsver-
schil (+,-) tussen de tijd die oorspronkelijk is ingesteld voor dit apparaat (Centraal Europese
Tijd) en de huidige locatie van uw auto wordt hier ingesteld. (Zie voor nadere informatie “Het
programma installeren” op pagina 21.)
Dit apparaat past de tijd niet automatisch aan de zomertijd aan. Zie “Het programma
installeren” op pagina 21 en pas het aan de zomertijd aan.
Klok
Deze instelling controleert of de klok op het scherm wordt weergegeven.
Reistijd
U kunt de geschatte aankomsttijd of de geschatte reistijd weergeven vanaf uw huidige locatie
naar uw bestemming. De opties zijn:
Dit apparaat wijzigt bij het bereiken van een gebied met een andere tijdzone niet automa-
tisch de aangegeven tijd enz. voor elke tijdzone. Zie “Het programma installeren” op
pagina 21 en verander de tijdsinstelling.
Wachtwoord
Het wachtwoord registreren en wijzigen (zie “Een wachtwoord registreren” op pagina 74).
Help
Het Helpmenu wordt weergegeven wanneer er een paar seconden inactiviteit is gedurende het
gebruik van het menu.
Spraakherkenning : Help
Deze instelling controleert de lijst met beschikbare gesproken commando’s die tijdens de
spraakbediening worden weergegeven.
Aan : De automatische spraakherkenning wordt bij de start van uw auto altijd ingescha-
keld.
Uit* : De spraakbediening start na het indrukken van de TALK toets.
Aan : Er wordt rekening gehouden met de zomertijd.
Uit* : Er wordt geen rekening gehouden met de zomertijd.
Aan* : De klok wordt weergegeven.
Uit : De klok wordt niet weergegeven.
Verw.aankomst : De geschatte aankomsttijd (GAT) wordt getoond.
Reistijd* : De reistijd naar de bestemming wordt getoond.
Uit : Noch de GAT noch de reistijd worden weergegeven.
Aan* : Het Helpmenu wordt weergegeven.
Uit : Het Helpmenu wordt niet weergegeven.
Aan* : De lijst met opdrachten wordt weergegeven.
Uit: De lijst met opdrachten wordt niet weergegeven.
101
Hoofdstuk 5
Uw Navigatiesysteem naar eigen inzicht aanpassen
Taalkeuze
De gebruikte taal kan worden ingesteld (zie “Het programma installeren” op pagina 21).
Nadat de taal is gewijzigd, wordt het programma gestart.
Opgelet
Wanneer de installatie van het programma start, schakel de motor van uw auto
en het navigatiescherm dan niet uit voordat de installatie is voltooid en de
kaart van uw omgeving verschijnt.
Als u de gebruikte taal wijzigt, wordt het ingestelde wachtwoord uitgeschakeld. Stel indien
gewenst het wachtwoord opnieuw in (zie “Een wachtwoord registreren” op pagina 74).
Naar huis
De thuisbasis registreren en wijzigen (zie “Uw huis en uw favoriete locatie registreren” op
pagina 71).
Naar
Uw favoriete locatie registreren en wijzigen (zie “Uw huis en uw favoriete locatie registre-
ren” op pagina 71).
Wijzigen huidige locatie
Verplaats de joystick omhoog/omlaag of naar links/rechts om de huidige locatie van uw auto
en de richting die op de kaart wordt weergegeven in te stellen.
Instellen schermpositie
De schermpositie van het Navigatiesysteem wordt ingesteld. Om het scherm aan te passen
beweegt u de joystick omhoog/omlaag en naar links/naar rechts. Breng het scherm in de opti-
male positie, zodat alle vier de hoeken ervan zichtbaar zijn.
Logboek vorige ritten
Met deze instelling kan de actuele rit worden opgeslagen op een PC card (zie “De rij-infor-
matie vastleggen” op pagina 86).
RDS -TMC menu
Autom. Route herberekening verkeersinformatie
Dit gedeelte controleert of het systeem automatisch de route herberekent ter vermijding van
een verkeersopstopping. (Zie voor nadere informatie “Verkeer vermijden bij de uitgestippelde
route” op pagina 57.)
Route op basis van verkeersdrukte
Indien deze optie is geselecteerd, betrekt het systeem alle relevante verkeersinformatie bij de
routeberekening.
Aan* : Route wordt automatisch herberekend.
Uit : Route wordt niet berekend.
Aan*: Bij het uitstippelen van de route wordt rekening gehouden met de verkeersinforma-
tie.
Uit : Bij het uitstippelen van de route wordt geen rekening gehouden met de verkeersin-
formatie
102
103
Hoofdstuk 6
Het gebruik van de Pioneer AV apparatuur in combinatie met het Navigatiesysteem
Hoofdstuk 6
Het gebruik van de Pioneer AV apparatuur in combinatie
met het Navigatiesysteem
Veilig Rijden
WAARSCHUWING
Om het risico van een aanrijding en het overtreden van wettelijke regels te vermijden
is dit apparaat niet bestemd voor een beeldscherm dat zichtbaar is voor de bestuur-
der.
In sommige landen of staten is het bekijken van beelden op een scherm in de auto,
zelfs door anderen dan de bestuurder, wettelijk verboden. Waar zulke regelgeving van
toepassing is moet deze worden nageleefd.
Voor Ingebruikneming
In dit hoofdstuk wordt de informatie beschreven die u dient te begrijpen alvorens het naviga-
tiesysteem in combinatie met de Pioneer AV Hoofdtoestel en de handleiding voor de
afstandsbediening te gebruiken.
Kenmerken van het navigatiesysteem in combinatie met de Pio-
neer AV Hoofdtoestel
Wanneer het navigatiesysteem in combinatie met de Pioneer AV Hoofdtoestel, de AVH-
P6400CD of AVH-P6400R wordt gebruikt, kunt u de Pioneer AV-apparatuur aansluiten met
behulp van de IP-BUS of AV-BUS. Wanneer de AV apparatuur en het navigatiesysteem met
elkaar verbonden zijn, is het mogelijk samengestelde informatie op het scherm weer te geven.
Is navigatie gekozen als prioriteit, dan kunnen de basisaudio-informatie en de kaart worden
getoond. Heeft de audio prioriteit, dan kunnen ook de Navi-basispictogrammen worden weer-
gegeven.
Daarnaast kunnen, indien deze twee apparaten op elkaar aangesloten zijn, sommige AV voor-
zieningen, met behulp van het spraakbedieningssysteem van de navigatie worden bediend.
104
Pioneer AV-apparatuur die in combinatie met het navigatiesysteem kan
worden gebruikt
Zie pagina 109, “Van bron veranderen” met betrekking tot het AV Hoofdtoestel dat in combi-
natie wordt gebruikt.
Zie de handleidingen bij de AV-apparatuur voor het type CD/DVD dat door de apparatuur
kan worden afgespeeld.
Zie voor de aansluitingsmethoden de installatiehandleidingen bij de AV-apparatuur, of
raadpleeg de winkel of dealer waar u het product heeft aangekocht.
(voorbeeld) Navigatiescherm (voorbeeld) CD-scherm
Kaartscherm
Informatie over het afspelen van AV
Huidige reisrichting
Volgende reisrichting
Informatie over het afspelen van AV
Resetten van het AV hoofdtoestel
Drukt u op de reset toets van het AV hoofdtoestel terwijl het navigatiesysteem en het
AV hoofdtoestel (AVH-P6400CD, AVH-P6400R) in combinatie worden gebruikt,
zorg er dan voor dat ACC op UIT is gezet. Wordt er op de reset knop gedrukt terwijl
ACC AAN staat, dan werkt deze wellicht niet naar behoren.
105
Hoofdstuk 6
Het gebruik van de Pioneer AV apparatuur in combinatie met het Navigatiesysteem
De afstandsbediening gebruiken
Zet de modusschakelaar van de afstandsbediening op “AUDIO” bij gebruik van de Pioneer
DVD-speler in combinatie met het AV Hoofdtoestel. Wanneer de modusschakelaar op
AUDIO” staat, kan de DVD-speler via deze afstandsbediening worden bediend.
*: SDV-P7, AVX-P7300DVD, XDV-P9, XDV-P9, etc.
Wordt gebruikt bij de audio
(1) PGM (DVD POWER) toets
Wanneer de modusschakelaar op “NAVI” is ingesteld, komen de functies beschikbaar die
vooraf voor alle bronnen zijn ingesteld. Signaalbronnen die niet worden genoemd, beschik-
ken niet over deze functie. (Afhankelijk van de component kunt u de voorprogrammering
wijzigen. Voor details hieromtrent dient u de handleiding van het Hoofdtoestel te raadplegen.)
Niet werkzaam met NAVIGATION ingebouwde signaalbronnen.
Wordt de modusschakelaar op “AUDIO” of “DVD” gezet, de DVD-speler wordt AAN/UIT
gezet.
(2) NAVI/AV toets
Schakelt over naar de gewenste aanduidingen op het scherm. Hiermee kunt u schakelen tus-
sen kaartschermen van het navigatiesysteem en bedieningsschermen voor audiocomponen-
ten.
(3) SRC (SOURCE) toets
Hiermee kunt schakelen tussen signaalbronnen en de stroom in-/uitschakelen. (Afhankelijk
van de aangesloten toestellen, kan de bediening iets afwijken. Raadpleeg “Overschakelen
naar een andere signaalbron” in de handleiding van het aangesloten toestel.)
CD (slechts één disc), Multi CD-speler,
DVD-speler (slechts één disc),
Multi DVD-speler :
Pauze
TUNER : BSM (Tenminste 2 seconden indrukken)
TV : BSSM (Tenminste 2 seconden indrukken)
Extern toestel : FUNC1
NAVI/AV
N/A
/FUNC
BACK
1 32
6
5
4
8
7
11
MENU
TOP
MENU
14
15
(11), (14) en (15) worden ook gebruikt bij de DVD.
106
(4) Cursortoetsen 22
22
, 33
33
, 55
55
,
toetsen
Deze worden gebruikt bij het selecteren van onderdelen, het overslaan van een fragment op
een CD, terugkeren naar een eerder fragment, snel vooruit of snel terug.
(5) A.MENU (AUDIO) toets
Hiermee kunt u audiomenu’s laten verschijnen.
(6) BACK/FUNC toets
Hiermee kunt u terugkeren naar het vorige scherm.
(7) DISP toets
Wordt de modusschakelaar op “NAVI” gezet, dan wordt overgeschakeld op het scherm van
het Pioneer AV Hoofdtoestel.
Wordt de modusschakelaar op “AUDIO” of “DVD” gezet, dan verschijnt het informatie-dis-
play van de DVD. Druk nog eens op deze toets om het informatiescherm te veranderen.
(8) BAND/ESC toets
Deze werkt zoals de BAND toets bij het gebruik van alle signaalbronnen.
U kunt hiermee ook het huidige menu annuleren en terugkeren naar het oorspronkelijke
scherm.
(11) Control stick en PLAY/PAUSE toets (TALK toets)
Wanneer u tegen de control stick drukt, wordt de spraakbediening geactiveerd. Wilt u de
spraakbediening op het moment dat deze actief is uitschakelen, druk de control stick dan naar
beneden.
(14) Schakelaar voor de bedieningsfunctie
Hiermee kunt u veranderen welk toestel door de afstandsbediening bediend wordt.
(15) VOL knop
Wanneer de knop omlaag wordt gedraaid, neemt het volume af. Door de knop omhoog te
draaien neemt het volume toe.
Wanneer dipschakelaar 4 ON staat, wordt het volume van de stembegeleiding van de navi-
gatie aangepast.
Wanneer dipschakelaar 4 OFF staat, wordt het volume van het Pioneer Hoofdtoestel aange-
past. Als op de knop wordt gedrukt, neemt het volume af tot ongeveer 1/10de van het
volume (ATT-functie). Als opnieuw wordt gedrukt, keert het volume naar het vorige niveau
terug.
Voor andere dan de hierboven vermelde toetsen
Wanneer de navigatie wordt gecombineerd met het AV Hoofdtoestel (AVH-P6400CD,
AVH-P6400R), blijven de functies (2) tot (6) en (8) hetzelfde. De functies van de
andere toetsen kunnen afhankelijk van de instelling van de functieschakelaar verande-
ren .
NAVI : Dit is ingesteld wanneer met name de navigatie wordt gebruikt.
AUDIO : Zet de modusschakelaar van de afstandsbediening op “AUDIO” bij gebruik
van de Pioneer DVD-speler in combinatie met het AV Hoofdtoestel. Wan-
neer de modusschakelaar op “AUDIO” staat, kan de DVD-speler via deze
afstandsbediening worden bediend.
*: SDV-P7, AVX-P7300DVD, XDV-P9, XDV-P9
, DVH-P7000R, etc.
DVD : Dit is ingesteld wanneer met name de in het Navigatiesysteem geplaatste
DVD-speler wordt gebruikt.
107
Hoofdstuk 6
Het gebruik van de Pioneer AV apparatuur in combinatie met het Navigatiesysteem
Wordt gebruikt bij DVD’s
Wanneer de modusschakelaar op “AUDIO” of “DVD” is ingesteld, kunt u de DVD-speler
gebruiken.
Als er een DVD-speler in de AVIC-9DVD is geplaatst, zie dan de “Bedieningshandleiding”
bij AVIC-9DVD.
Is er een DVD-speler in de AVIC-9DVD geplaatst, zie dan de “Hardwarehandleiding” van
AVIC-9DVD.
U kunt met de ingebouwde DVD-speler van AVIC-8DVD geen DVD-video afspelen.
(9) Zender
Signalen van de afstandsbediening worden van hier-
uit verzonden.
(10) NEXT/PREV control
Deze wordt gebruikt om bij de bediening van een
DVD-speler hoofdstukken naar voren of naar achte-
ren te gaan.
(11) Control stick en PLAY/PAUSE toets
(TALK toets)
Als u de control stick naar boven duwt, zal de weer-
gave beginnen. Duw de control stick naar links tij-
dens weergave voor snel terugspoelen, of naar rechts
voor snel vooruit spoelen. Wanneer u tegen de con-
trol stick drukt, wordt de spraakbediening geacti-
veerd. Wilt u de spraakbediening op het moment dat
deze actief is uitschakelen, druk de control stick dan
naar beneden.
(12) Joystick/OK toets
Hiermee kunt u onderdelen op een menuscherm
selecteren of uw keuze bevestigen. (Deze worden
hoofdzakelijk gebruikt bij de navigatie.)
(13) BACK toets
Met deze toets kunt u terugkeren naar een vorig
scherm bij een standaard instelscherm.
(14) Modusschakelaar
Hiermee kunt u veranderen welk toestel door de
afstandsbediening bediend wordt.
(15) VOL knop
Wanneer u deze draaiknop naar beneden draait, neemt het volume af. Draai de knop naar
boven om het volume te laten toenemen.
U hiermee het volume van het Pioneer Hoofdtoestel. Als u de draaiknop indrukt, neemt het
volume af tot ongeveer 1/10 van het oorspronkelijke volume (ATT of dempingsfunctie). Druk
de draaiknop nog eens in om terug te keren naar het oorspronkelijke niveau.
(16) MENU toets
Wanneer er een DVD wordt afgespeeld, zal het routemenu van de DVD zelf verschijnen.
Wanneer de DVD wordt gestopt, zal het standaard instelscherm verschijnen.
MENU
TOP
MENU
DETOUR
CANCEL
ROUTE
GUIDE
13
23
21
18
16
14
12
10
24
15
25
22
20
19
11
17
9
108
(17) TOP MENU toets
Het hoofdmenu van de DVD zelf zal verschijnen.
(18) 77
77
(DETOUR) toets
Deze toets wordt gebruikt om bij een DVD het afspelen van de disc te stoppen.
(19) ee
ee
(CANCEL ROUTE) toets (allen voor XDV-P9, XDV-P9
)
Bij DVD-video weergave kunt u op deze toets drukken voor beeld-voor-beeld weergave ach-
teruit.
(20) EE
EE
(GUIDE) toets
Bij DVD-video weergave kunt u op deze toets drukken voor beeld-voor-beeld weergave voor-
uit.
(21) Numeriek keypad
Gebruik dit keypad om nummers in te voeren, zoals hoofdstuk nummers.
(22) CLEAR toets
Gebruik deze toets om nummers te wissen, zoals hoofdstuk nummers.
(23) AUDIO [•] toets
Deze toets wordt gebruikt om de spraak (de taal die wordt gebruikt voor de spraakherken-
ning, soort opname) tijdens het gebruik van de DVD-speler te wijzigen.
(24) SUB.T (DELETE) toets
Deze toets wordt bij het bedienen van de DVD-speler gebruikt voor het veranderen van een
ondertitel.
(25) ANGLE (OK) toets
Deze toets wordt bij het bedienen van de DVD-speler gebruikt voor het veranderen van hoek.
Bij sommige discs kan het verbodsteken “ ” verschijnen en kan de handeling niet wor-
den uitgevoerd.
Bediening van de DVD-speler
Bij gebruik van de afstandsbediening van AVIC-8DVD, zijn voor de Pioneer DVD-
speler alleen de bewerkingen vanuit het AV Hoofdtoestel mogelijk.
Zet de modusschakelaar op “DVD” bij gebruik van de afstandsbediening van
AVIC-9DVD.
109
Hoofdstuk 6
Het gebruik van de Pioneer AV apparatuur in combinatie met het Navigatiesysteem
Basisbediening bij gecombineerd gebruik van Pioneer AV
apparatuur
In dit gedeelte wordt beschreven op welke manier u van bron en scherm kunt veranderen. Daar-
naast wordt voor elke bron een basisvolgorde voor de bediening beschreven. De wijze van
bedienen voor elke bron is bijna identiek aan de basisvolgorde voor de bediening die in dit
gedeelte wordt beschreven. Bestudeer deze dus eerst.
Van bron veranderen
Er wordt beschreven op welke wijze er op een andere bron en een ander kaartscherm van het
navigatiesysteem en het audio-apparatuurscherm kan worden overgegaan.
1 Druk op de SOURCE toets en ga naar de signaalbron die u wilt gebruiken.
Wanneer u op de SOURCE toets drukt, wijzigt de bron en verschijnt het informatieplaatje
voor elke signaalbron.
Druk herhaaldelijk op SOURCE toets om te schakelen tussen de volgende signaalbron-
nen:
CD-speler (AVH-P6400CD) - TV - VIDEO - Tuner - DAB (Digital Audio Broadcasting) -
DVD (één enkele disc/Multi DVD-speler) - Multi CD-speler - Extern toestel 1 - Extern
toestel 2 - AUX - NAVI
De mogelijkheid om signaalbronnen te selecteren hangt af van de aangesloten apparatuur.
Wanneer de AV-apparatuur niet is ingeschakeld of er geen disc is geplaatst, kunt u de
bron wellicht niet selecteren. Schakel in dit geval alvorens over te schakelen op een
andere signaalbron de AV-apparatuur in en plaats de disc.
2 Het volume aanpassen met behulp van de VOL knop.
In de volgende gevallen zal de ingestelde signaalbron niet veranderen:
Als een product dat overeenkomt met een bron niet is aangesloten op het AV Hoofdtoe-
stel.
Als er geen disc in het AV Hoofdtoestel is geplaatst.
Als er geen disc in de CD-speler is geplaatst.
Wanneer er geen magazijn in de Multi CD-speler zit.
Wanneer er geen magazijn in de Multi DVD-speler zit.
Wanneer AUX (extra ingangsaansluiting) is uitgeschakeld.
Als er geen disc in de DVD-speler is geplaatst (bijv. SDV-P7).
Wanneer de “VIDEO SETTING” is uitgeschakeld.
Navigatiebron
Wordt er een DVD of CD afgespeeld met een DVD-speler die in het hoofdtoestel is
geplaatst, dan wordt de bron op “NAVI” gezet.
Als er een DVD-speler in de AVIC-9DVD is geplaatst, zie dan de “Bedienings-
handleiding” bij AVIC-9DVD.
Is er een DVD-speler in de AVIC-9DVD2 geplaatst, zie dan de “Hardwarehandlei-
ding” van AVIC-9DVD.
U kunt met de ingebouwde DVD-speler van AVIC-8DVD geen DVD-video afspe-
len.
110
Van scherm veranderen
1 Op de NAVI/AV toets drukken om een scherm te selecteren.
Door op de NAVI/AV toets te drukken wordt het kaartscherm van het navigatiesysteem of
het audioscherm geselecteerd.
Wanneer het bericht “Voer alstublieft de juiste DISC in.” verschijnt.
Dit wordt weergegeven in de volgende gevallen:
Als er is overgeschakeld op het navigatiescherm terwijl er een andere dan een kaartdisc in
het Navigatiesysteem is geplaatst.
Als er is overgeschakeld op de NAVI bron terwijl er een kaartdisc in het Navigatiesysteem
is geplaatst.
Als het navigatiesysteem dat DVD-video’s of CD’s kan afspelen, zoals AVIC-9DVD, is aan-
gesloten, begin dan wanneer “NAVI” als bron is gekozen opnieuw met de bewerking na
plaatsing van de DVD- of CD-disc.
Het informatiescherm weergeven
1 De modusschakelaar is op NAVI gezet.
2 Druk op de DISP toets en wijzig de schermweergave.
Door tijdens het gebruik van het navigatiescherm op de DISP toets te drukken, verschijnt
het informatieplaatje voor de bron onderaan in het scherm. Herhaalt u deze handeling dan
verschijnt en verdwijnt dit scherm weer. Wanneer u gedurende 4 seconden nergens op
drukt, verdwijnt het informatieplaatje automatisch.
Wanneer u in het scherm van een willekeurige bron op de DISP toets drukt, kunt u de
onderdelen die op het scherm worden getoond wijzigen. Drukt u op de DISP toets dan
veranderen de getoonde onderdelen.
Het aantal overschakelingen varieert, afhankelijk van de gekozen signaalbron.
NAVI/AV
toets
N/A
(Kaartscherm van het navigatiesysteem) (Audiobedieningsscherm)
111
Hoofdstuk 6
Het gebruik van de Pioneer AV apparatuur in combinatie met het Navigatiesysteem
Wanneer de reeks te lang is, worden niet alle tekens weergegeven. In dit geval verschijnt,
“…” aan het eind van de reeks, om aan te geven dat niet alle tekens worden getoond.
Volgorde van de menubewerking voor elke signalalbron
1 Druk op de SOURCE toets en schakel over op de bron die u wilt gebruiken.
2 Druk op de A.MENU (AUDIO) toets.
Het menu van de gekozen signaalbron verschijnt.The menu of selected source appears.
De menu’s die op het scherm worden weergegeven verschillen, afhankelijk van de
gekozen signaalbron.
(1) Naam van de BRON
(2) U kunt de functies van alle bronnen gebruiken.
(3) De audio wordt afgesteld.Audio is adjusted.
(4) Er worden andere instellingen uitgevoerd.
(5) Naam van het MENU
(3) en (4) zijn hetzelfde voor het scherm van elke signaalbron.
3 Druk op
55
55
of
om een onderdeel te selecteren, en druk op de A.MENU (AUDIO)
toets.
Er verschijnt een lijst met de onderdelen die u kunt gebruiken.
4 Herhaal Stap 3 en geef het onderdeel dat u wilt gebruiken en de huidige instelling
aan.
(2)
(3)
(4)
(1)
(5)
112
5 Druk op
55
55
of
om het onderdeel te kiezen dat u wilt gebruiken en druk op
55
55
,
,
22
22
en
33
33
om de instelling te wijzigen.
Wanneer u op de BACK/FUNC toets drukt, wordt het vorige scherm weergegeven. Wilt u
andere instellingen wijzigen, herhaal dan Stap 3 tot 5.
U kunt ook “BACK” selecteren en op de A.MENU (AUDIO) toets drukken om terug te
keren naar het vorige scherm.
6 Druk op de BAND/ESC toets om de bewerking te beëindigen.
Het oorspronkelijke scherm verschijnt.
113
Hoofdstuk 6
Het gebruik van de Pioneer AV apparatuur in combinatie met het Navigatiesysteem
TUNER
Hier volgen de stappen voor de basisbediening van de radio. Uitleg van de meer geavanceerde
functies van de radiotuner begint op bladzijde 114.
De AF (zoeken naar alternatieve frequenties) functie van Pioneer AV Hoofdtoestel (AVH-
P6400CD of AVH-P6400R) kan aan of uit worden gezet. Schakel AF uit indien dit niet nodig is
(zie pagina 117).
Het gebruik hiervan is alleen mogelijk wanneer het AV Hoofdtoestel gecombineerd wordt
gebruikt en het bronapparaat d.m.v. een IP-BUS is aangesloten.
BAND
Deze laat zien binnen welke band de radio aan het afstemmen is; MW, LW of FM.
FREQUENCY
Deze laat de frequentie zien waarop u heeft afgestemd.
PRESET NUMBER
Laat zien welke voorkeuzezender gekozen is.
STEREO indicator
Deze laat zien of de uitzending waarop u heeft afgestemd in stereo is.
LOC indicator
Dit wordt aangegeven wanneer de lokale zoekfunctie niet UIT is gezet.
Luisteren naar de radio
1 Druk op de SOURCE toets om de tuner te kiezen.
2 Gebruik VOL knop om de geluidssterkte te regelen.
Draai aan de regelaar om het volume te verhogen of te verlagen.
3 Druk op de BAND/ESC toets en kies een band.
Druk op de BAND/ESC toets tot u de gewenste golfband op het display ziet verschijnen;
FM1, FM2, FM3 voor FM, of MW/LW.
4 Druk snel achter elkaar op 22
22
of 33
33
om met de hand af te stemmen.
De frequentie zal stap voor stap verhoogd of verlaagd worden.
5 Om automatisch af te stemmen, dient u 22
22
of 33
33
ongeveer een seconde lang inge-
drukt te houden en vervolgens los te laten.
De tuner zal nu zelf de frequenties in de aangegeven richting afzoeken tot er een uitzen-
ding gevonden wordt die sterk genoeg is voor een goede ontvangst.
U kunt het automatisch afstemmen annuleren door kort op 2 of 3 te drukken.
NAVI/AV
toets
N/A
1 234
5
1
2
3
4
5
114
Als u 2 of 3 ingedrukt houdt, kunt u zenders overslaan. Het automatisch afstemmen
begint zodra u de toets loslaat.
Het TUNER MENU weergeven
1 Druk op de A.MENU (AUDIO) toets wanneer de TUNER de signaalbron is.
2 Selecteer TUNER en druk op de A.MENU (AUDIO) toets.
De volgende aanduidingen zullen verschijnen op het TUNER MENU:
BSM (BEST STATIONS MEMORY), REGIONAL, LOCAL, PTY, TA (TRAFFIC ANN-
OUNCEMENTS), AF (ALTERNATIVE FREQUENCY), NEWS, P.CH MEMORY
Selecteer “BACK” van het menuscherm of druk op de BACK/FUNC toets om terug te keren
naar het vorige scherm.
Druk op de BAND/ESC toets om terug te keren naar het frequentie-display.
Als u de MW/LW band heeft ingesteld, kunt u alleen maar kiezen uit “BSM”, “LOCAL” of
“P.CH MEMORY”.
Als u niet binnen ongeveer 30 seconden een handeling uitvoert, zal er automatisch worden
teruggekeerd naar het frequentie-display.
Opslaan van de frequenties van de sterkste zenders
Met de BSM (Best Station Memory) functie kunt u automatisch de zes sterkst doorkomende
zenders laten opslaan.
1 Selecteer BSM (BEST STATIONS MEMORY) van het TUNER MENU en druk op de
A.MENU (AUDIO) toets.
2 Druk op 55
55
om de BSM functie in te schakelen.
BSM wordt groen weergegeven. Als BSM groen is, worden de zes sterkste zendfrequen-
ties opgeslagen onder Preset memory in de volgorde van hun signaalsterkte. Na beëindi-
ging hiervan, verandert BSM weer in de normale kleur.
Druk op om dit proces te annuleren.
Er kunnen maximaal 18 FM zenders, 6 voor elk van de drie FM banden en 6 MW/LW zen-
ders in het geheugen worden opgeslagen.
U kunt ook 5 en gebruiken om onder de voorkeuzegeheugen voorkeuzetoetsen opge-
slagen frequenties van radiozenders weer op te roepen.
Als er minder dan zes sterke zenders gevonden worden, is het mogelijk dat eerder opge-
slagen frequenties in het geheugen blijven staan.
115
Hoofdstuk 6
Het gebruik van de Pioneer AV apparatuur in combinatie met het Navigatiesysteem
Afstemmen op sterke signalen
Door de functie voor automatisch afstemmen op lokale zenders kunt u het toestel alleen laten
afstemmen op zenders met een voldoende sterk signaal voor een goede ontvangst.
1 Druk op 55
55
of
op het TUNER MENU, selecteer LOCAL en druk op de A.MENU
(AUDIO) toets.
2 Druk op 22
22
of 33
33
om de gevoeligheid in te stellen.
Er zijn vier gevoeligheidsniveaus voor FM en twee voor MW/LW:
De 4 instelling zal alleen afstemmen op de aller sterkste zenders, terwijl er bij lagere
instellingen ook afgestemd zal worden op steeds zwakkere zenders.
Opslaan van zenderfrequenties
U kunt gemakkelijk maximaal zes zenderfrequenties opslaan en later weer oproepen met 5
of .
1 Druk op 55
55
of
, selecteer P.CH MEMORY van het TUNER MENU en druk op de
A.MENU (AUDIO) toets.
2 Stel de frequentie in met 22
22
of 33
33
.
Als u 2 of 3 ingedrukt houdt zal er automatisch in de aangegeven richting gezocht wor-
den naar een sterke zender; het zoeken stopt wanneer er een dergelijke zender gevonden
is.
3 Selecteer een voorgeprogrammeerd kanaalnummer met 55
55
of
en druk op de
A.MENU (AUDIO) toets om de frequentie op te slaan.
4 Als u vervolgens nog een zender wilt opslaan onder een voorkeuzekanaal, kunt u
een voorkeuzekanaal selecteren met 55
55
of
en dezelfde handeling uitvoeren om de
zender die u daaronder wilt opslaan op te zoeken.
Wanneer u klaar bent, kunt u met BAND/ESC toets terugkeren naar het scherm voor de
signaalbron.
De frequentie van de zender waarop u had afgestemd is nu opgeslagen in het geheugen.
U kunt 5 en gebruiken om de onder P1-6 opgeslagen zenderfrequenties weer op te
roepen (P.CH MEMORY).
FM : OFF - 1 - 2 - 3 - 4
MW/LW : OFF - 1 - 2
116
RDS
RDS (radio data systeem) is een systeem waarbij samen met FM uitzendingen informatie wordt
uitgezonden. Deze onhoorbare informatie bestaat uit gegevens zoals de naam van het pro-
gramma, het programmatype, standby voor verkeersberichten en automatisch afstemmen alle-
maal bedoeld om de luisteraar te helpen bij het vinden van en afstemmen op de gewenste
zender.
BAND
Deze laat zien binnen welke band de radio aan het afstemmen is; MW, LW of FM.
FREQUENCY
Deze laat de frequentie zien waarop u heeft afgestemd.
Programma servicenaam
Geeft het soort programma aan.
PTY informatie
Pictogrammen voor verkeer en nieuws
Het pictogram wijzigt afhankelijk van de instelling van de TA en NIEUWS-functie en de
status van de inkomende gegevens.
AF indicator
Dit wordt aangegeven wanneer de AF indicator AAN staat.
TEXT indicator
Dit wordt aangegeven wanneer de RDS tuner radiotekst ontvangt.
Het RDS (TUNER) MENU weergeven
1 Druk op de A.MENU (AUDIO) toets wanneer de TUNER de signaalbron is.
2 Selecteer TUNER en druk op de A.MENU (AUDIO) toets.
De volgende aanduidingen zullen verschijnen op het TUNER MENU:
BSM (BEST STATIONS MEMORY), REGIONAL, LOCAL, PTY, TA (TRAFFIC ANN-
OUNCEMENTS), AF (ALTERNATIVE FREQUENCY), NEWS, P.CH MEMORY
1 23 4
4
6
7
1
2
3
4
5
6
7
117
Hoofdstuk 6
Het gebruik van de Pioneer AV apparatuur in combinatie met het Navigatiesysteem
Selecteer “BACK” van het menuscherm of druk op de BACK/FUNC toets om terug te keren
naar het vorige scherm.
Druk op de BAND/ESC toets om terug te keren naar het frequentie-display.
Als u de MW/LW band heeft ingesteld, kunt u alleen maar kiezen uit “BSM”, “LOCAL” of
“P.CH MEMORY”.
Als u niet binnen ongeveer 30 seconden een handeling uitvoert, zal er automatisch worden
teruggekeerd naar het frequentie-display.
Het is mogelijk dat niet alle zenders RDS diensten leveren.
RDS functies zoals AF, TA, NEWS en TEXT worden alleen geactiveerd wanneer uw radio op
een RDS station is afgestemd.
Selecteren van alternatieve frequenties
Als u naar een uitzending aan het luisteren bent en de ontvangst zwakker wordt, of er doen
zich andere problemen voor, dan zal het Pioneer AV Hoofdtoestel (AVH-P6400CD, AVH-
P6400R) automatisch op zoek gaan naar een andere zender in hetzelfde netwerk die een
betere ontvangst oplevert.
De AF functie is standaard ingeschakeld.
1 Druk op 55
55
of
op het TUNER MENU, selecteer AF (ALTERNATIVE FREQUENCY)
en druk op de A.MENU (AUDIO) toets.
2 Druk op 55
55
om de AF functie in te schakelen.
3 Druk op
om de AF functie uit te schakelen.
Bij automatisch afstemmen of gebruik van de BSM functie zal er alleen worden afge-
stemd op RDS zenders wanneer AF is ingeschakeld.
Wanneer u een voorkeuzezender oproept, kan de tuner de voorgeprogrammeerde fre-
quentie vervangen door een nieuwe frequentie uit de AF lijst van de zender. (Dit kan
alleen bij gebruik van voorkeuzezenders uit de FM1 en FM2 banden.) Er zal geen voor-
keuzenummer op het display verschijnen als de voor de zender ontvangen RDS gege-
vens verschillen van die van de oorspronkelijk opgeslagen zender.
Het is mogelijk dat de geluidsweergave tijdelijk wordt onderbroken door een ander
programma terwijl de AF functie aan het zoeken is.
De AF functie kan voor elk van de FM banden individueel worden in- of uitgeschakeld.
Gebruiken van PI zoeken
Als het Pioneer AV Hoofdtoestel (AVH-P6400CD, AVH-P6400R) geen geschikte alternatieve
frequentie kan vinden, of als u luistert naar een uitzending en de ontvangst wordt ineens
zwakker, dan zal het Pioneer AV Hoofdtoestel (AVH-P6400CD, AVH-P6400R) automatisch
op zoek gaan naar een andere zender met hetzelfde programma. Tijdens het zoeken zal PI
Seek (PI zoeken) op het display verschijnen en zal de geluidsweergave tijdelijk worden uitge-
schakeld. De geluidsweergave wordt weer ingeschakeld als het PI zoeken klaar is, of er een
andere zender gevonden is of niet.
Gebruiken van PI zoeken voor voorkeuzezenders
Wanneer een voorkeuzezender niet kan worden opgeroepen, bijvoorbeeld wanneer u een
grote afstand heeft gereisd, kan het Pioneer AV Hoofdtoestel (AVH-P6400CD, AVH-P6400R)
zo worden ingesteld dat ook bij het oproepen van een voorkeuzezender de PI zoekfunctie zal
worden uitgevoerd.
De automatische PI zoekfunctie is standaard uitgeschakeld. Zie Aan/uit zetten van de
automatische PI zoekfunctie op bladzijde 162.
118
Beperken tot regionale zenders
Wanneer u de AF functie gebruikt om automatisch alternatieve frequenties te zoeken, kunt u
met de regionale functie het zoeken beperken tot zenders die regionale programma’s uitzen-
den.
1 Druk op 55
55
of
op het TUNER MENU, selecteer REGIONAL en druk op de A.MENU
(AUDIO) toets.
2 Druk op 55
55
om de regionale functie in te schakelen.
3 Druk op 55
55
om de regionale functie uit te schakelen.
Regionale programmering en regionale netwerken zijn per land mogelijk anders geor-
ganiseerd (er kunnen bijv. veranderingen optreden afhankelijk van de tijd, de staat of
het ontvangstgebied).
Het voorkeuzenummer kan verdwijnen van het display als de tuner afstemt op een
regionale zender die verschilt van de oorspronkelijk gekozen zender.
De “REGIONAL” functie kan voor elk van de FM banden individueel worden in- of uit-
geschakeld.
Ontvangen van verkeersberichten
De TA (standby voor verkeersberichten) functie stelt u in staat automatisch verkeersberichten
te ontvangen, ongeacht de signaalbron waar u naar luistert. De TA functie kan zowel worden
ingeschakeld voor TP zenders (een zender die verkeersinformatie uitzendt) als voor een ver-
beterd ander netwerk TP zender (een zender die daarnaast ook gegevens over andere TP zen-
ders uitzendt).
1 Stem af op een TP of verbeterd ander netwerk TP zender.
2 Druk op 55
55
of
op het TUNER MENU, selecteer TA (TRAFFIC ANNOUNCEMENTS)
en druk op de A.MENU (AUDIO) toets.
3 Druk op 55
55
om de tuner stand-by te zetten voor verkeersberichten.
De gaat vervolgens stand-by en wacht op verkeersberichten.
Om de standbyfunctie voor verkeersberichten uit te schakelen, dient u nog eens op
drukken.
4 Regel het TA volume met VOL knop wanneer er een verkeersbericht begint.
Draai aan de regelaar om het volume te verhogen of te verlagen.
Het nieuw ingestelde volume zal worden opgeslagen in het geheugen en opnieuw worden
gebruikt voor de weergave van de volgende verkeersberichten.
5 Druk op de TA/NEWS toets op het Pioneer AV Hoofdtoestel (AVH-P6400CD, AVH-
P6400R) tijdens een verkeersbericht om het verkeersbericht te annuleren.
De tuner keert terug naar de oorspronkelijk ingestelde signaalbron, maar blijft stand-by
staan tot er nog eens op de TA/NEWS toets wordt gedrukt.
Het systeem zal terugkeren naar de oorspronkelijke signaalbron wanneer het verkeersbe-
richt is afgelopen.
Bij automatisch afstemmen of gebruik van de BSM functie zal er alleen worden afgestemd
op TP en verbeterd ander netwerk TP zenders wanneer TA is ingeschakeld.
119
Hoofdstuk 6
Het gebruik van de Pioneer AV apparatuur in combinatie met het Navigatiesysteem
Reageren op het TP alarm
Wanneer het signaal van een TP of verbeterd ander netwerk TP zender te zwak wordt, zal er
ongeveer 5 seconden lang een reeks korte piepjes klinken, om u erop attent te maken dat u
een andere TP of verbeterd ander netwerk TP zender moet opzoeken.
Wanneer u naar een andere signaalbron dan de tuner luistert zal het Pioneer AV Hoofdtoe-
stel automatisch na 10 of 30 seconden de sterkste TP zender opzoeken. Er zal 10 secon-
den worden gewacht als de TA functie is ingeschakeld en 30 seconden als de TA en AF
functies zijn ingeschakeld.
Gebruiken van PTY functies
U kunt afstemmen op een zender met behulp van PTY gegevens.
Zoeken naar een RDS zender via PTY informatie
U kunt naar algemen soorten uitzendingen laten zoeken, zoals opgesomd op bladzijde 121.
1 Druk op 55
55
of
op het TUNER MENU, selecteer PTY en druk op de A.MENU
(AUDIO) toets.
2 Druk op 22
22
of 33
33
en selecteer een programmatype.
Er zijn vier programmatypes:
News&Inf - Popular - Classics - Others
3 Druk op 55
55
om het zoeken te laten beginnen.
Pioneer AV Hoofdtoestel (AVH-P6400CD, AVH-P6400R) gaat op zoek naar een zender
die een programma van het gewenste type uitzendt. Wanneer er een dergelijke zender
gevonden wordt zal de programma servicenaam daarvan op het display verschijnen.
U kunt het zoeken stoppen met de .
De programma’s van bepaalde zenders kunnen afwijken van de uitgezonden PTY code.
Als er geen zender gevonden kan worden die een programma van het gewenste type uit-
zendt, zal “NOT FOUND” ongeveer twee seconden lang op het display getoond worden,
waarna de tuner terugkeert naar de oorspronkelijke zender.
120
Gebruiken van de onderbreking door nieuwsberichten
Wanneer er een nieuwsberichten wordt uitgezonden door een zender met PTY codering kan
dit Pioneer AV Hoofdtoestel van elke willekeurige zender overschakelen naar de nieuwszen-
der. Wanneer het nieuwsberichten is afgelopen, zal er weer worden afgestemd op het vorige
programma.
1 Druk op 55
55
of
op het TUNER MENU, selecteer NEWS en druk op de A.MENU
(AUDIO) toets.
2 Druk op 55
55
om de nieuwsfunctie in te schakelen.
3 Druk op
om de nieuwsfunctie uit te schakelen.
U kunt NEWS ook aan of uit zetten via het instelmenu dat verschijnt wanneer u de TA/
NEWS toets op het Pioneer AV Hoofdtoestel (AVH-P6400CD, AVH-P6400R) tenminste 2
seconden ingedrukt houdt.
Ontvangen van PTY nooduitzendingen
Het PTY alarm is een speciale PTY code voor berichten over bijvoorbeeld natuurrampen.
Wanneer de tuner de radio alarmcode ontvangt zal “ALARM” op het display verschijnen en
zal het TA volume worden ingesteld. Wanneer de zender stopt met uitzenden van het noodbe-
richt, zal het systeem terugkeren naar de oorspronkelijke signaalbron.
Een noodbericht kan worden geannuleerd door op het Pioneer AV Hoofdtoestel (AVH-
P6400CD, AVH-P6400R) op de TA/NEWS toets te drukken.
Gebruiken van radiotekst
Pioneer AV Hoofdtoestel (AVH-P6400CD, AVH-P6400R) is in staat radiotekst uitgezonden
door RDS zenders, zoals zendergegevens, de titel van het uitgezonden muziekstuk en de
naam van de artiest, op het display weer te geven.
De tuner slaat automatisch de drie laatst ontvangen radiotekst uitzendingen in het geheu-
gen op, waarbij de tekst van de minst recente uitzending door de nieuwe tekst zal worden
vervangen.
Tonen van radiotekst
U kunt de radiotekst die op dit moment wordt ontvangen en de drie meest recente radiotekst
uitzendingen op het display laten verschijnen.
1 Druk op de TEXT toets op het Pioneer AV Hoofdtoestel (AVH-P6400CD, AVH-P6400R)
om radiotekst te laten verschijnen.
U kunt het tonen van radiotekst weer annuleren door op de TEXT toets of BAND/ESC
toets te drukken.
Wanneer er geen radiotekst wordt ontvangen, zal “NO TEXT” verschijnen.
2 Druk op 22
22
of 33
33
om de drie meest recente radiotekst uitzendingen op te roepen.
Door op 2 of 3 te drukken kunt u omschakelen tussen de huidige en de drie vorige radi-
otekst uitzendingen.
Als er geen radiotekst-gegevens in het geheugen zijn opgeslagen, zal het display niet
veranderen.
121
Hoofdstuk 6
Het gebruik van de Pioneer AV apparatuur in combinatie met het Navigatiesysteem
PTY lijst
Algemeen Specifiek Programmatype
News & Inf News Nieuws
Affairs Actualiteiten
Info Algemene informatie en adviezen
Sport Sport
Weather Weerberichten / meteorologische informatie
Finance Beursberichten, handel, nijverheid enz.
Popular Pop Mus Populaire muziek
Rock Mus Eigentijdse moderne muziek
Easy Mus Easy-listening muziek
Oth Mus Overige muziek
Jazz Jazz
Country Country muziek
Nat Mus Nationale muziek
Oldies Gouwe Ouwe
Folk mus Folk muziek
Classics L. Class Lichte klassieke muziek
Classic Klassieke muziek
Others Educate Educatieve programma’s
Drama Hoorspelen en series
Culture Nationale of regionale cultuur
Science Natuur, wetenschap en techniek
Varied Licht amusement
Children Kinderprogramma’s
Social Sociale aangelegenheden
Religion Religieuze aangelegenheden of diensten
Phone In Inbel-programma’s
Touring Reisprogramma’s, niet voor berichten omtrent ver-
keersproblemen
Leisure Hobby’s en recreatie
Document Documentaires
122
CD-speler (Alleen voor de AVH-P6400CD)
Hier volgen de stappen voor het afspelen van een CD. Uitleg van de meer geavanceerde functies
van de CD-speler begint op bladzijde 123.
Het gebruik hiervan is alleen mogelijk wanneer het AV Hoofdtoestel gecombineerd wordt
gebruikt en het bronapparaat d.m.v. een IP-BUS is aangesloten.
TRACK
Deze laat zien welk fragment er op het moment afgespeeld wordt.
TIME
Laat de verstreken weergavetijd van het spelende fragment zien.
DISC TITLE
Wanneer u een CD TEXT disc afspeelt, zal de disctitel worden getoond. Bij gewone
CD’s, die doorgaans niet van titelgegevens voorzien zijn, zal “NO TITLE” (geen titel)
worden getoond.
TRACK TITLE, DISC ARTIST, TRACK ARTIST
Bij het afspelen van een disc met CD TEXT worden alle titels en de artiest van de disc of
het fragment weergegeven. Is de modusschakelaar op “NAVI” gezet, druk dan meerdere
keren op de DISP toets om over te schakelen naar deze items.
Beluisteren van enn CD
1 Plaats een CD in de CD-speler.
Zie voor nadere informatie over het plaatsen van een CD in de CD-speler de handlei-
ding van uw CD-speler.
2 Druk op de SOURCE toets om de CD-bron te selecteren.
3 Gebruik VOL knop om de geluidssterkte te regelen.
Draai aan de regelaar om het volume te verhogen of te verlagen.
4 Houd 22
22
of 33
33
ingedrukt om snel terug of vooruit te spoelen.
5 Druk kort op 22
22
of 33
33
om vooruit of terug te springen naar het volgende of vorige frag-
ment.
Als u op 3 drukt springt de weergave naar het begin van het volgende fragment.
Als u een keer op 2 drukt springt de weergave naar het begin van het huidige fragment.
Druk nog eens om naar het vorige fragment te springen.
NAVI/AV
toets
N/A
1 23 4
1
2
3
4
123
Hoofdstuk 6
Het gebruik van de Pioneer AV apparatuur in combinatie met het Navigatiesysteem
Het COMPACT DISC MENU weergeven
1 Druk op de A.MENU (AUDIO) toets wanneer een CD de signaalbron is.
2 Selecteer COMPACT DISC en druk op de A.MENU (AUDIO) toets.
De volgende aanduidingen zullen verschijnen op het COMPACT DISC MENU:
REPEAT, RANDOM, SCAN, TRACK LIST, PAUSE, TITLE EDIT
Kies de gewenste functie. Voor details dient u de bladzijde waar de betreffende functie
wordt besproken op te slaan.
Wanneer u een gewone CD afspeelt, geen CD Text disc, kunt u de TRACK LIST niet selec-
teren.
Wanneer u een CD Text disc afspeelt, kunt u TITLE EDIT niet selecteren.
Selecteer “BACK” van het menuscherm of druk op de BACK/FUNC toets om terug te keren
naar het vorige scherm.
Druk op de BAND/ESC toets om terug te keren naar het weergave-display.
Als u niet binnen ongeveer 30 seconden een functie handeling uitvoert, zal er automatisch
worden teruggekeerd naar het weergave-display.
Herhaalde weergave
Met herhaalde weergave kunt hetzelfde fragment laten herhalen.
1 Druk op 55
55
of
, selecteer REPEAT van het COMPACT DISC MENU en druk op de
A.MENU (AUDIO) toets.
2 Druk op 55
55
om de herhaalde weergave in te schakelen.
Het spelende fragment zal volledig worden weergegeven en dan worden herhaald.
3 Druk op
om de herhaalde weergave uit te schakelen.
Het spelende fragment zal volledig worden weergegeven, waarna het volgende fragment
zal worden weergegeven.
Als u een fragment op gaat zoeken of snel vooruit/terug spoelt zal de herhaalde weergave
automatisch worden geannuleerd.
Weergeven van fragmenten in willekeurige volgorde
Willekeurige weergave stelt u in staat de fragmenten op de CD in willekeurige volgorde weer
te laten geven.
1 Druk op 55
55
of
, selecteer RANDOM van het COMPACT DISC MENU en druk op de
A.MENU (AUDIO) toets.
2 Druk op 55
55
om de willekeurige weergave in te schakelen.
De fragmenten zullen in willekeurige volgorde worden weergegeven.
3 Druk op
om de willekeurige weergave uit te schakelen.
De fragmenten zullen in de normale volgorde worden weergegeven.
124
Scannen van de fragmenten op de CD
Scan-weergave stelt u in staat de eerste 10 seconden van elk fragment op de CD van tevoren
af te luisteren.
1 Druk op 55
55
of
, selecteer SCAN van het COMPACT DISC MENU en druk op de
A.MENU (AUDIO) toets.
2 Druk op 55
55
om de scan-weergave in te schakelen.
De eerste 10 seconden van elk fragment zullen worden weergegeven.
3 Druk op
om de scan-weergave uit te schakelen wanneer u het gewenste fragment
gevonden heeft.
Het spelende fragment zal volledig worden weergegeven.
Als het display automatisch is teruggekeerd naar het weergave-display, dient u
“SCAN” opnieuw te selecteren door op de A.MENU (AUDIO) toets te drukken.
Wanneer het scannen van de CD is afgelopen, zal de normale weergave van de fragmen-
ten opnieuw beginnen.
Weergave via de fragmentenlijst
Wanneer u een CD Text disc afspeelt, kunt u fragmenten selecteren en weer laten geven via
de lijst met fragmenten op de disc.
1 Druk op 55
55
of
, selecteer TRACK LIST van het COMPACT DISC MENU en druk op
de A.MENU (AUDIO) toets.
2 Druk op 55
55
of
, selecteer het fragment dat u weer wilt laten geven uit de lijst en druk
op de A.MENU (AUDIO) toets.
Het geselecteerde fragment zal beginnen te spelen. Vervolgens zullen de fragmenten op
volgorde worden weergegeven.
Er kunnen tegelijkertijd maximaal zes fragmenten uit de lijst worden getoond. Druk op 22
22
of
3 om de volgende of vorige lijst te zien. Wanneer het eerste of het zesde fragment van de
getoonde lijst wordt aangeduid, kunt u met 5 of naar de vorige of volgende pagina.
Er kunnen maximaal 10 tekens als titel worden getoond.
Sommige tekens kunnen mogelijk niet naar behoren worden weergegeven.
125
Hoofdstuk 6
Het gebruik van de Pioneer AV apparatuur in combinatie met het Navigatiesysteem
Pauzeren van de CD weergave
Door te pauzeren kunt u de weergave van de CD tijdelijk onderbreken.
1 Druk op 55
55
of
, selecteer PAUSE van het COMPACT DISC MENU en druk op de
A.MENU (AUDIO) toets.
2 Druk op 55
55
om de weergave te pauzeren.
De weergave van het spelende fragment zal worden gepauzeerd.
3 Druk op
om de pauze op te heffen.
De weergave zal worden hervat op hetzelfde punt waar u deze gepauzeerd heeft.
Gebruiken van de disctitel functies
U kunt CD titels invoeren en deze op het display laten verschijnen. De volgende keer dat u
een CD in het toestel doet waarvoor u een titel heeft ingevoerd, zal deze CD titel op het dis-
play verschijnen.
Invoeren van disctitels
U kunt maximaal 48 CD titels invoeren van maximaal 10 tekens lang voor de ingebouwde
CD-speler.
1 Speel de CD af waarvoor u de titel wilt invoeren.
2 Druk op 55
55
of
, selecteer TITLE EDIT van het COMPACT DISC MENU en druk op
de A.MENU (AUDIO) toets.
Wanneer u een CD Text disc afspeelt, kunt u “TITLE EDIT” niet selecteren. De disctitel
is namelijk al opgenomen op een CD Text disc.
3 Druk op de A.MENU (AUDIO) toets om de gewenste tekenset te kiezen.
Druk herhaaldelijk op A.MENU (AUDIO) toets om de diverse tekensets af te lopen:
Alfabet (hoofdletters), cijfers en symbolen - Alfabet (kleine letters) - Europese letters,
bijvoorbeeld letters met accenten (bijv. á, à, ä, ç)
4 Druk op 55
55
of
en selecteer een letter.
Met elke druk op 5 zal er een letter verschijnen op deze volgorde A B C ... X Y Z, een cij-
fer of symbool op de volgorde 1 2 3 ... @ # <. Met elke druk op zullen de tekens in de
omgekeerde volgorde verschijnen, dus Z Y X ... C B A.
5 Druk op 33
33
om de cursor naar de volgende tekenpositie te verplaatsen.
Wanneer de gewenste letter op het display verschenen is, dient u op
33
33
te drukken om de
cursor naar de volgende tekenpositie te verplaatsen en de volgende letter te selecteren.
Druk op 22
22
om een plaats terug te gaan op het display.
6 Verplaats de cursor naar de laatste tekenpositie door op 33
33
te drukken nadat u de titel
heeft ingevoerd.
Als u nog een keer op
33
33
drukt zal de ingevoerde titel worden opgeslagen in het geheugen.
126
7 Druk op de BAND/ESC toets om terug te keren naar het weergave-display.
Titels blijven bewaard in het geheugen, ook wanneer de disc uit de CD-speler verwijderd is
en worden weer opgeroepen wanneer u de disc weer in het toestel doet.
Als er reeds gegevens voor 48 discs in het geheugen zijn opgeslagen, zullen gegevens
voor een nieuwe disc die van de oudste overschrijven.
Als u een Multi CD-wisselaar aansluit, kunt u voor maximaal 100 CD’s titels invoeren.
Tonen van titels op CD TEXT discs
1 Druk op de DISP toets wanneer er een CD TEXT disc wordt afgespeeld.
Druk herhaaldelijk op de DISP toets om te schakelen tussen de volgende instellingen:
TRACK TITLE (fragmenttitel) - DISC ARTIST (disc artiestennaam) - TRACK ARTIST
(fragment artiestennaam)
Als bepaalde gegevens niet op de CD TEXT disc zijn opgenomen, zal “NO TITLE” op
het display verschijnen.
127
Hoofdstuk 6
Het gebruik van de Pioneer AV apparatuur in combinatie met het Navigatiesysteem
Multi CD-speler
U kunt via Pioneer AV Hoofdtoestel (AVH-P6400CD of AVH-P6400R) een los verkrijgbare
Multi CD-speler bedienen.
Hier volgen de stappen voor het afspelen van een CD met uw Multi CD-speler. Uitleg van de
meer geavanceerde functies van de Multi CD-speler begint op bladzijde 128.
Het gebruik hiervan is alleen mogelijk wanneer het AV Hoofdtoestel gecombineerd wordt
gebruikt en het bronapparaat d.m.v. een IP-BUS is aangesloten.
DISC
Deze laat zien welke disc er op het moment afgespeeld wordt.
TRACK
Deze laat zien welk fragment er op het moment afgespeeld wordt.
TIME
Laat de verstreken weergavetijd van het spelende fragment zien.
DISC TITLE
Zal de disctitel worden getoond. Bij gewone CD’s, die doorgaans niet van titelgegevens
voorzien zijn, zal “NO TITLE” (geen titel) worden getoond.
TRACK TITLE, DISC ARTIST, TRACK ARTIST
Bij het afspelen van een disc met CD TEXT worden alle titels en de artiest van de disc of
het fragment weergegeven. Druk dan meerdere keren op de DISP toets om over te schake-
len naar deze items.
Beluisteren van enn CD
1 Druk op de SOURCE toets om de M-CD-bron te selecteren.
2 Gebruik VOL knop om de geluidssterkte te regelen.
Draai aan de regelaar om het volume te verhogen of te verlagen.
3 Kies de disc waar u naar wilt luisteren met 55
55
of
.
4 Houd
22
22
of 33
33
ingedrukt om snel terug of vooruit te spoelen.
5 Druk kort op
22
22
of 33
33
om vooruit of terug te springen naar het volgende of vorige frag-
ment.
Als u op
33
33
drukt springt de weergave naar het begin van het volgende fragment.
Als u een keer op 22
22
drukt springt de weergave naar het begin van het huidige fragment.
Druk nog eens om naar het vorige fragment te springen.
NAVI/AV
toets
N/A
51 2 3 4
1
2
3
4
5
128
Als er geen discs in het magazijn van de Multi CD-speler zitten, zal “NO DISC” op het dis-
play verschijnen. Afhankelijk van de Multi CD-speler die u met Pioneer AV Hoofdtoestel
(AVH-P6400CD, AVH-P6400R) gebruikt kan het display leeg blijven.
50-disc Multi CD-speler
Alleen de in deze handleiding beschreven functies worden ondersteund bij gebruik van 50-
disc Multi CD-spelers.
Het MULTI-CD MENU weergeven
1 Druk op de A.MENU (AUDIO) toets wanneer de M-CD de signaalbron is.
2 Selecteer MULTI-CD en druk op de A.MENU (AUDIO) toets.
De volgende aanduidingen zullen verschijnen op het MULTI-CD MENU:
REPEAT, RANDOM, SCAN, TRACK LIST, PAUSE, COMP (COMPRESSION), ITS
(INSTANT TRACK SELECTION) PLAY, ITS (INSTANT TRACK SELECTION)
MEMORY, TITLE EDIT
Kies de gewenste functie. Voor details dient u de bladzijde waar de betreffende functie
wordt besproken op te slaan.
Selecteer “BACK” van het menuscherm of druk op de BACK/FUNC toets om terug te keren
naar het vorige scherm.
Druk op de BAND/ESC toets om terug te keren naar het weergave-display.
Als u niet binnen ongeveer 30 seconden een functie handeling uitvoert, zal er automatisch
worden teruggekeerd naar het weergave-display.
Herhaalde weergave
Er zijn drie bereiken voor de herhaalde weergave met de Multi CD-speler: MAGAZINE
(Multi CD-speler herhalen), TRACK (herhalen van een enkel fragment) en DISC (disc herha-
len).
1 Druk op 55
55
of
, selecteer REPEAT van het MULTI-CD MENU en druk op de
A.MENU (AUDIO) toets.
2 Druk op
22
22
of 33
33
om het bereik voor de herhaalde weergave in te stellen.
Als u tijdens de herhaalde weergave een andere disc kiest, zal het bereik voor de her-
haalde weergave worden omgeschakeld naar MAGAZINE (Multi CD-speler herhalen).
Als u tijdens de TRACK herhaalde weergave van een fragment een fragment zoekt of snel
vooruit of terug spoelt, zal het bereik voor de herhaalde weergave worden omgeschakeld
naar DISC (disc herhalen).
MAGAZINE : Alle discs in de Multi CD-speler worden herhaald.
TRACK : Alleen het spelende fragment wordt herhaald.
DISC : De spelende disc wordt herhaald.
129
Hoofdstuk 6
Het gebruik van de Pioneer AV apparatuur in combinatie met het Navigatiesysteem
Weergeven van fragmenten in willekeurige volgorde
Willekeurige weergave stelt u in staat de fragmenten binnen de MAGAZINE (Multi CD-spe-
ler herhalen) en DISC (disc herhalen) bereiken zoals die gelden voor de herhaalde weergave
in willekeurige volgorde weer te laten geven.
1 Kies het bereik.
Raadpleeg “Herhaalde weergave” op bladzijde 128.
2 Druk op 55
55
of
, selecteer RANDOM van het MULTI-CD MENU en druk op de
A.MENU (AUDIO) toets.
3 Druk op 55
55
om de willekeurige weergave in te schakelen.
De fragmenten binnen het ingestelde “MAGAZINE” (Multi CD-speler herhalen) of
“DISC” (disc herhalen) bereik zullen in willekeurige volgorde worden weergegeven.
4 Druk op
om de willekeurige weergave uit te schakelen.
De fragmenten zullen in de normale volgorde worden weergegeven.
Scannen van CDs en fragmenten
Wanneer u het “DISC” (disc herhalen) bereik gebruikt, zullen de eerste ongeveer 10 seconden
van elk fragment op de geselecteerde CD worden weergegeven. Wanneer u het “MAGA-
ZINE” (Multi CD-speler herhalen) bereik gebruikt, zullen de eerste ongeveer 10 seconden
van elk eerste fragment van alle discs worden weergegeven.
1 Kies het bereik.
Raadpleeg “Herhaalde weergave” op bladzijde 128.
2 Druk op 55
55
of
, selecteer SCAN van het MULTI-CD MENU en druk op de A.MENU
(AUDIO) toets.
3 Druk op 55
55
om de scan-weergave in te schakelen.
De eerste 10 seconden van elk fragment op de huidige disc (of het eerste fragment van
elke disc) zullen worden weergegeven.
4 Druk op
om de scan-weergave uit te schakelen wanneer u het gewenste fragment
of de gewenste disc gevonden heeft.
Het spelende fragment (of de spelende disc) zal volledig worden weergegeven.
Als het display automatisch is teruggekeerd naar het weergave-display, dient u
“SCAN” opnieuw te selecteren door op de A.MENU (AUDIO) toets te drukken.
130
Weergave via de fragmentenlijst
Wanneer u CD Text discs afspeelt, kunt u fragmenten selecteren en weer laten geven via de
lijst met fragmenten op de discs.
Deze functie alleen beschikbaar wanneer er een disc met CD tekst wordt afgespeeld met
een Multi-CD-speler die voorzien is van een CD TEKST disc weergavefunctie.
1 Druk op 55
55
of
, selecteer TRACK LIST van het MULTI-CD MENU en druk op de
A.MENU (AUDIO) toets.
2 Druk op 55
55
of
, selecteer het fragment dat u weer wilt laten geven uit de lijst en druk
op de A.MENU (AUDIO) toets.
Het geselecteerde fragment zal beginnen te spelen. Vervolgens zullen de fragmenten op
volgorde worden weergegeven.
Er kunnen tegelijkertijd maximaal zes fragmenten uit de lijst worden getoond. Druk op 2 of
3 om de volgende of vorige lijst te zien. Wanneer het eerste of het zesde fragment van de
getoonde lijst wordt aangeduid, kunt u met 5 of naar de vorige of volgende pagina.
Er kunnen maximaal 10 tekens als titel worden getoond.
Sommige tekens kunnen mogelijk niet naar behoren worden weergegeven.
Pauzeren van de CD weergave
Door te pauzeren kunt u de weergave van de CD tijdelijk onderbreken.
1 Druk op 55
55
of
, selecteer PAUSE van het MULTI-CD MENU en druk op de A.MENU
(AUDIO) toets.
2 Druk op 55
55
om de weergave te pauzeren.
De weergave van het spelende fragment zal worden gepauzeerd.
3 Druk op
om de pauze op te heffen.
De weergave zal worden hervat op hetzelfde punt waar u deze gepauzeerd heeft.
Gebruiken van compressie en basversterking
U kunt deze functies uitsluitend gebruiken met een daarvoor geschikte Multi CD-speler.
De COMP (compressie) en DBE (Dynamic Bass Emphasis) stellen u in staat de weergave-
kwaliteit van de Multi CD-speler aan te passen. Elk van deze functies kan in twee stappen
worden ingesteld. De COMP functie brengt de weergave van hardere en zachtere geluiden bij
hoge volume-instellingen in evenwicht. DBE versterkt de lage tonen voor een vollere geluids-
weergave. Luister naar elk van deze effecten terwijl u ze instelt om het effect te kiezen dat het
best werkt ter verbetering van de weergave van het fragment of de CD waar u naar luistert.
1 Druk op 55
55
of
, selecteer COMP (COMPRESSION) van het MULTI-CD MENU en
druk op de A.MENU (AUDIO) toets.
Als uw Multi CD-speler niet geschikt is voor de COMP/DBE functies, zal “NO COMP”
op het display verschijnen wanneer u deze functie selecteert.
2 Druk op 22
22
of 33
33
en selecteer de gewenste instelling.
Druk herhaaldelijk op
22
22
of
33
33
om te schakelen tussen de volgende instellingen:
COMP OFF - COMP 1 - COMP 2 - COMP OFF - DBE 1 - DBE 2
131
Hoofdstuk 6
Het gebruik van de Pioneer AV apparatuur in combinatie met het Navigatiesysteem
Gebruiken van ITS speellijsten
ITS (Instant Track Selection) stelt u in staat een speellijst te maken met uw favoriete frag-
menten uit het magazijn van de Multi CD-speler. Als u uw favoriete fragmenten heeft toege-
voegd aan de speellijst, kunt u de ITS weergave inschakelen en alleen naar uw eerste keuze
luisteren.
Aanmaken van een speellijst via ITS programmering
U kunt via de ITS functie maximaal 99 fragmenten per disc en maximaal 100 discs (met disc-
titels) invoeren en laten afspelen. (Bij de multi-CD-spelers die vóór de CDX-P1250 en CDX-
P650 zijn verkocht, kunnen er in totaal 24 muziekstukken in de afspeellijst worden opgesla-
gen.) Bij gebruik van een CD-wisselaar die niet beschikt over de ITS functie, kunt u “ITS
PLAY” niet selecteren.
1 Speel een CD af die u wilt invoeren.
2 Druk op 55
55
of
, selecteer ITS (INSTANT TRACK SELECTION) MEMORY van het
MULTI-CD MENU en druk op de A.MENU (AUDIO) toets.
3 Selecteer het gewenste fragment door op 22
22
of 33
33
te drukken.
4 Druk op 55
55
om het spelende fragment toe te voegen aan de ITS MEMORY.
De momenteel afgespeelde selectie wordt toegevoegd aan uw speellijst.
Als er reeds gegevens voor 100 discs in het geheugen zijn opgeslagen, zullen gege-
vens voor een nieuwe disc die van de oudste overschrijven.
Als u niet binnen ongeveer 30 seconden een handeling uitvoert, zal er worden terug-
gekeerd naar het weergave-display.
Wissen van een fragment uit uw ITS speellijst
Wanneer u een fragment uit uw ITS speellijst wilt wissen, dient u eerst de ITS weergave in te
schakelen. Als ITS weergave reeds is ingeschakeld, kunt u door naar stap 2. Als ITS weergave
nog niet is ingeschakeld, dient u op de A.MENU (AUDIO) toets te drukken.
1 Laat de CD waarvan u een fragment uit uw ITS speellijst wilt wissen afspelen en
schakel de ITS weergave in.
Raadpleeg “Weergave van uw ITS speellijst” op bladzijde 132.
2 Druk op 55
55
of
, selecteer ITS (INSTANT TRACK SELECTION) MEMORY van het
MULTI-CD MENU en druk op de A.MENU (AUDIO) toets.
3 Druk op 22
22
of 33
33
om het gewenste fragment te selecteren.
4 Druk op
om het fragment uit uw ITS speellijst te wissen.
Het spelende fragment zal uit uw ITS speellijst worden gewist en het volgende fragment
uit uw ITS speellijst zal beginnen te spelen.
Als er geen fragmenten uit uw speellijst te vinden zijn binnen het eerder ingestelde
bereik, zal “ITS EMPTY” op het display verschijnen en zal de normale weergave wor-
den hervat.
5 Druk op de BAND/ESC toets om terug te keren naar het weergave-display.
Als u niet binnen ongeveer 30 seconden een handeling uitvoert, zal er worden terugge-
keerd naar het weergave-display.
132
Weergave van uw ITS speellijst
Via ITS weergave kunt u luisteren naar de fragmenten die u heeft ingevoerd op uw ITS speel-
lijst. Wanneer u de ITS weergave inschakelt, zullen de fragmenten van uw ITS speellijst die
zich in de Multi CD-speler bevinden worden afgespeeld.
1 Kies het bereik.
Raadpleeg “Herhaalde weergave” op bladzijde 128.
2 Druk op 55
55
of
, selecteer ITS ( INSTANT TRACK SELECTION) PLAY van het MULTI-
CD MENU en druk op de A.MENU (AUDIO) toets.
3 Druk op 55
55
om de ITS weergave in te schakelen.
De weergave van de fragmenten op uw speellijst binnen het eerder ingestelde MAGA-
ZINE (Multi CD-speler) of DISC (enkele disc) bereik zal nu beginnen.
Als er geen fragmenten binnen het eerder ingestelde bereik zijn geprogrammeerd voor
ITS weergave, zal “ITS EMPTY” op het display verschijnen.
4 Druk op
om ITS weergave uit te schakelen.
De fragmenten zullen nu in de normale volgorde worden weergegeven vanaf het spelende
fragment en de spelende CD.
Als u niet binnen ongeveer 30 seconden een handeling uitvoert, zal er worden terugge-
keerd naar het weergave-display.
Wissen van een CD uit uw ITS speellijst
Wanneer u alle fragmenten van een bepaalde CD uit uw ITS speellijst wilt wissen, hoeft u de
ITS weergave niet in te schakelen.
1 Laat de CD die u wilt wissen afspelen.
2 Druk op 55
55
of
, selecteer ITS (INSTANT TRACK SELECTION) MEMORY van het
MULTI-CD MENU en druk op de A.MENU (AUDIO) toets.
3 Druk op
om alle fragmenten op de spelende CD uit uw ITS speellijst te wissen.
Alle fragmenten op de spelende CD zullen uit uw speellijst worden gewist en “CLEAR”
zal op het display verschijnen.
4 Druk op de BAND/ESC toets om terug te keren naar het weergave-display.
133
Hoofdstuk 6
Het gebruik van de Pioneer AV apparatuur in combinatie met het Navigatiesysteem
Gebruiken van de disctitel functies
U kunt CD titels invoeren en deze op het display laten verschijnen. Op deze manier kunt u
gemakkelijk de gewenste disc opzoeken en laten weergeven.
Invoeren van disctitels
U kunt maximaal 100 CD titels van maximaal 10 tekens lang invoeren voor de ingebouwde
CD-speler.
Wanneer het om bredere letters gaat, zoals de W of de M, kunt u wellicht geen 10 tekens
invoeren.
1 Speel de CD af waarvoor u de titel wilt invoeren.
2 Druk op 55
55
of
, selecteer TITLE EDIT van het MULTI-CD MENU en druk op de
A.MENU (AUDIO) toets.
Wanneer u een CD Text disc afspeelt, kunt u “TITLE EDIT” niet selecteren. Op een CD
TEXT disc is namelijk al een disctitel opgenomen.
3 Druk op de A.MENU (AUDIO) toets om de gewenste lettertekengroep te selecteren.
Druk enkele malen op de A.MENU (AUDIO) toets voor het omschakelen tussen de vol-
gende instellingen:
Alfabet (hoofdletters), cijfers en symbolen - Alfabet (kleine letters) - Europese letters,
bijvoorbeeld letters met accenten (bijv. á, à, ä, ç)
4 Druk op 55
55
of
en selecteer een letter.
Met elke druk op 5 zal er een letter verschijnen op deze volgorde A B C ... X Y Z, een cij-
fer of symbool op de volgorde 1 2 3 ... @ # <. Met elke druk op zullen de tekens in de
omgekeerde volgorde verschijnen, dus Z Y X ... C B A.
5 Druk op 33
33
om de cursor naar de volgende tekenpositie te verplaatsen.
Wanneer de gewenste letter op het display verschenen is, dient u op
33
33
te drukken om de
cursor naar de volgende tekenpositie te verplaatsen en de volgende letter te selecteren.
Druk op 2 om een plaats terug te gaan op het display.
6 Verplaats de cursor naar de laatste tekenpositie door op 33
33
te drukken nadat u de titel
heeft ingevoerd.
Als u nog een keer op
33
33
drukt zal de ingevoerde titel worden opgeslagen in het geheugen.
7 Druk op de BAND/ESC toets om terug te keren naar het weergave-display.
Titels blijven bewaard in het geheugen, ook wanneer de disc uit het magazijn verwijderd is
en worden weer opgeroepen wanneer u de disc weer terug doet.
Als er reeds gegevens voor 100 discs in het geheugen zijn opgeslagen, zullen gegevens
voor een nieuwe disc die van de oudste overschrijven.
134
Tonen van disctitels
U kunt de titel van willekeurig welke disc waarvoor u een disctitel heeft ingevoerd op het dis-
play laten verschijnen.
1 Druk op de DISP toets.
Druk herhaaldelijk op de DISP toets om te schakelen tussen de volgende instellingen:
PLAYBACK MODE (verstreken weergavetijd) - Disc List
Wanneer u Disc List selecteert, zullen de titels van de discs in de Multi CD-speler op het
display getoond worden.
Als er geen titel is ingevoerd voor de spelende disc, zal “NO TITLE” (geen titel) op het
display verschijnen.
Afhankelijk van de multi-CD-speler die u bij het AV Hoofdtoestel gebruikt is weergave
van disctitels al dan niet mogelijk.
Gebruiken van CD TEXT functies
U kunt deze functies uitsluitend gebruiken met een voor CD TEXT geschikte Multi CD-spe-
ler.
Sommige discs krijgen bij de fabricage bepaalde tekstgegevens meegecodeerd op de disc.
Deze discs worden CD TEXT discs genoemd en kunnen informatie bevatten als de titel van
de CD, fragmenttitels, de naam van de uitvoerende artiest en de weergavetijd. De hieronder
genoemde functies werken alleen met deze speciaal gecodeerde CD TEXT discs.
Tonen van titels op CD TEXT discs
1 Druk op de DISP toets wanneer er een CD TEXT disc wordt afgespeeld door de Multi
CD-speler.
Druk herhaaldelijk op de DISP toets om te schakelen tussen de volgende instellingen:
TRACK TITLE (Fragmenttitel) - DISC ARTIST (Disc artiestennaam) - TRACK ARTIST
(Fragment artiestennaam)
Als bepaalde gegevens niet op de CD TEXT disc zijn opgenomen, zal “NO TITLE” op
het display verschijnen.
135
Hoofdstuk 6
Het gebruik van de Pioneer AV apparatuur in combinatie met het Navigatiesysteem
DAB TUNER
Hieronder volgt een uitleg over hoe u Pioneer AV Hoofdtoestel (AVH-P6400CD of AVH-
P6400R) kunt gebruiken voor de bediening van een los verkrijgbare DAB tuner. Voor details
omtrent de voor uw DAB tuner specifieke bediening/functies dient u de handleiding van uw
DAB tuner te raadplegen.
Het gebruik hiervan is alleen mogelijk wanneer het AV Hoofdtoestel gecombineerd wordt
gebruikt en het bronapparaat d.m.v. een IP-BUS is aangesloten.
Pioneer AV Hoofdtoestel (AVH-P6400CD of AVH-P6400R) is niet uitgerust met de taalfilter
functie.
Met Pioneer AV Hoofdtoestel (AVH-P6400CD of AVH-P6400R) heeft u de beschikking over
drie extra functies: beschikbare servicelijst, zoeken naar een beschikbaar programmatype
en tonen van het dynamisch label.
BAND
Laat zien op welke band de DAB aan het afstemmen is; DAB1, DAB2, DAB3.
PRESET NUMBER
Laat zien welk voorkeuzenummer is geselecteerd.
Servicelabel
Deze laat de service zien waarop u heeft afgestemd.
Pictogrammen voor AS (Announcement support aankondigingsonderste-
uning)
Het pictogram wijzigt afhankelijk van de instelling van de functie van de aankondigings-
ondersteuning en de status van de inkomende gegevens.
NAVI/AV
toets
N/A
1 2 3
4
1
2
3
4
136
Statuspictogram van AS (aankondigingsondersteuning)
(ex: verkeerspictogram)
DAB status aanduidingen
(Witte karakters) : De informatieonderbreking is AAN, maar u ontvangt
geen gegevens omdat deze niet beschikbaar zijn.
(Alleen pictogram) : Zelfs wanneer de informatieonderbreking UIT is gezet,
worden er nog gegevens ontvangen. (U kunt gegevens
ontvangen wanneer de informatieonderbreking AAN is
gezet.)
(Blauwe karakters) : De informatieonderbreking is AAN gezet en momenteel
worden gegevens ontvangen.
(Knipperen) : De informatieonderbreking is AAN gezet, maar de ont-
vangst is verslechterd, daarom wordt er gezocht naar een
andere beschikbare frequentie.
(Geen weergave) : De informatieonderbreking is UIT gezet en er worden
geen gegevens ontvangen.
Indicator Status
EXTRA De op dit moment ontvangen service heeft een secundaire servicecomponent.
TEXT De op dit moment ontvangen service heeft een dynamisch label.
NET Service volgen (service follow)
DAB Wanneer DAB ontvangst mogelijk is.
137
Hoofdstuk 6
Het gebruik van de Pioneer AV apparatuur in combinatie met het Navigatiesysteem
Luisteren naar een DAB
1 Druk op de SOURCE toets en selecteerde DAB tuner als signaalbron.
2 Gebruik VOL knop om het geluidsniveau te regelen.
Verdraai deze knop om het volume te verhogen of te verlagen.
3 Druk op de BAND/ESC toets om een band te selecteren.
Druk op de BAND/ESC toets tot de gewenste band getoond wordt; DAB1, DAB2, DAB3.
4 Druk op 22
22
of 33
33
om een service te selecteren.
Stap voor stap wordt zo op een lagere of hogere frequentie afgestemd.
5 Houd 22
22
of 33
33
tenminste een seconde ingedrukt en laat vervolgens los om een
ensemble te selecteren.
Omschakelen van het display
1 Druk op de DISP toets om het gewenste display te selecteren.
Druk herhaaldelijk op de DISP toets om te schakelen tussen de volgende displays:
Servicelabel en Voorkeuzekanalen - Servicelabel en Service-Componentlabel - Servicela-
bel en Dynamisch Label - Servicelabel en Ensemble Label - Servicelabel en PTY Label
Bij een service-component zonder service-componentlabel of dynamisch label, zal geen
van beide kunnen worden getoond wanneer u overschakelt naar service-componentlabel
of dynamisch label.
Gebruik van het dynamisch label
Het dynamisch-label levert informatie (tekens) aangaande het servicecomponent dat u
momenteel beluistert. De informatie kan rollend over het display worden getoond.
De tuner slaat automatisch de laatste drie ontvangen dynamische labels op, waarbij de
tekst van de minst recente wordt vervangen door nieuwe tekst wanneer deze wordt ontvan-
gen.
Het dynamisch label op het display tonen
1 Druk op de TEXT toets op het Pioneer AV Hoofdtoestel (AVH-P6400CD, AVH-P6400R)
om het dynamisch label te laten verschijnen.
Druk nog een keer op de TEXT toets op het Pioneer AV Hoofdtoestel (AVH-P6400CD,
AVH-P6400R) of druk op de BAND/ESC toets om de dynamisch label functie te annule-
ren.
Wanneer er op dit moment geen dynamisch label wordt ontvangen, zal de aanduiding
“NO TEXT” (geen tekst) worden getoond.
2 Druk op 22
22
of 33
33
om de drie meest recente dynamische labels op te roepen.
Door op
22
22
of
33
33
te drukken kunt u omschakelen tussen de huidige en de drie meest
recente dynamische label displays.
Als er geen gegevens voor dynamische labels in het geheugen zijn opgeslagen, zal
het display niet veranderen.
138
In- en uitschakelen van de verkeers- en vervoersberichten
Druk op de TA/NEWS toets van het AV Hoofdtoestel (AVH-P6400CD, AVH-P6400R) om de
verkeers- en vervoersberichten in te schakelen. De “TRFC” pictogram zal oplichten. (Rea-
dpleeg bladzijde 136.)
Druk nog eens op de TA/NEWS toets van het AV Hoofdtoestel (AVH-P6400CD, AVH-
P6400R) om de verkeers- en vervoersberichten weer uit te schakelen.
Halverwege annuleren van onderbrekingen voor verkeers- en ver-
voersberichten
Om een onderbreking door een verkeers- of vervoersbericht te annuleren en terug te keren
naar de oorspronkelijke signaalbron, dient u tijdens de onderbreking door het bericht op
de TA/NEWS toets van het AV Hoofdtoestel (AVH-P6400CD, AVH-P6400R) te drukken.
Aan of uit zetten van de nieuwsberichten
Houd de TA/NEWS toets van het AV Hoofdtoestel (AVH-P6400CD, AVH-P6400R) 2 secon-
den ingedrukt om de nieuwsberichten aan te zetten. De “NEWS” pictogram zal oplichten.
(Readpleeg bladzijde 136.)
Houd de TA/NEWS toets van het AV Hoofdtoestel (AVH-P6400CD, AVH-P6400R) nog eens
2 seconden ingedrukt om de nieuwsberichten weer uit te zetten.
Het DAB TUNER MENU weergeven
1 Druk op de toets A.MENU (AUDIO) wanneer DAB de bron is.
2 Selecteer DAB TUNER en druk op de A.MENU (AUDIO) toets.
De volgende aanduidingen zullen verschijnen op het DAB TUNER MENU:
AS (ANNOUNCEMENT SUPPORT), AVAILABLE SERVICE LIST, AVAILABLE PTY
SEARCH, PRIMARY/SECONDARY, SF (SERVICE FOLLOW), P.CH RECALL/
MEMORY
Kies de gewenste functie. Voor details dient u de bladzijde waar de betreffende functie
wordt besproken op te slaan.
Selecteer “BACK” van het menuscherm of druk op de BACK/FUNC toets om terug te keren
naar het vorige scherm.
Druk op de BAND/ESC toets om terug te keren naar het weergave-display.
Als u niet binnen ongeveer 30 seconden een handeling uitvoert, zal er worden terugge-
keerd naar het weergave-display.
139
Hoofdstuk 6
Het gebruik van de Pioneer AV apparatuur in combinatie met het Navigatiesysteem
Selecteren van de onderbreking voor aankondiging-ondersteu-
ning
Ook bij het beluisteren van niet-DAB bronnen kunt u met de aankondiging-ondersteunings-
functie automatisch de weergave laten onderbreken voor het beluisteren van aankondigingen.
De oorspronkelijke bron wordt weer ingesteld nadat de aankondiging is beëindigd.
Bij het beluisteren van een DAB-uitzending kunt u de aankondigingsfunctie activeren of uit-
schakelen (ON/OFF), echter uitgezonderd voor noodberichten. De aankondigingsfunctie ver-
andert als volgt:
Aankondiging die altijd actief is:
Noodberichten (Alarm)
Aankondigingen die met de TA/NEWS toets van het AV Hoofdtoestel (AVH-P6400CD,
AVH-P6400R) worden geactiveerd:
TRAFFIC (“TRFC” pictogram):
Verkeersinformatie
Transportinformatie
NEWS (“NEWS” pictogram):
Nieuws (News) (Houd 2 seconden ingedrukt.)
Aankondigingen die met het functiemenu worden geactiveerd:
WEATHER (“WTHR” pictogram):
Weerberichten (Weather)
ANNOUNCE (“ANNC” pictogram):
Waarschuwingen/Service (Warning)
Evenementen (Event)
Speciale evenementen (Special Event)
Financiën (Finance)
Sport (Sports)
Informatie (Information)
1 Druk op 55
55
of
, selecteer AS (ANNOUNCEMENT SUPPORT) van het DAB TUNER
MENU en druk op de A.MENU (AUDIO) toets.
2 Druk op 22
22
of 33
33
en kies ANNOUNCE of WEATHER.
3 Druk op 55
55
of
om ON of OFF in te stellen.
Selecteren van services via de beschikbare servicelijst
De beschikbare servicelijst geeft u een lijst met beschikbare services waarvan u er een kunt
kiezen, als het op dit moment ontvangen ensemble meerdere services heeft.
1 Druk op 55
55
of
, selecteer AVAILABLE SERVICE LIST van het DAB TUNER MENU
en druk op de A.MENU (AUDIO) toets.
2 Druk op 55
55
of
om de service waar u naar wilt luisteren te selecteren uit de AVAILA-
BLE SERVICE LIST en druk vervolgens op de A.MENU (AUDIO) toets.
U kunt nu luisteren naar de geselecteerde service.
140
Zoeken van beschikbare PTY
Deze functie geeft u een lijst met beschikbare programmatypes in het op dit moment ontvan-
gen ensemble zodat u er gemakkelijk een kunt kiezen om op af te stemmen.
De functie voor het zoeken naar beschikbare programmatypes verschilt van de PTY zoek-
functie. Met Pioneer AV Hoofdtoestel (AVH-P6400CD, AVH-P6400R) kunt u alleen de
beschikbare programmatypes afzoeken.
1 Druk op 55
55
of
, selecteer AVAILABLE PTY SEARCH van het DAB TUNER MENU en
druk op de A.MENU (AUDIO) toets.
2 Druk op 55
55
of
en kies een programmatype.
3 Druk op de A.MENU (AUDIO) toets om het zoeken te laten beginnen.
Er kan alleen gezocht worden op specifieke programmatypes. Bij gebruik van de DAB
tuner als signaalbron kunt u niet zoeken op de algemene programmatypes.
Als het huidige ensemble geen beschikbare PTY bevat, kunt u niet overschakelen naar de
functie voor het zoeken van een beschikbare PTY.
Als er geen uitzending van het gewenste programmatype wordt gevonden, zal de melding
“NOT FOUND” (niet gevonden) korte tijd op het display getoond worden, waarna de DAB
tuner zal terugkeren naar de oorspronkelijke service.
Servicecomponentfunctie
Indien de service die u momenteel ontvangt een secundair servicecomponent heeft
(“EXTRA” indicator licht op) kunt u naar het servicecomponent schakelen.
1 Druk op 55
55
of
, selecteer PRIMARY/SECONDARY van het DAB TUNER MENU en
druk op de A.MENU (AUDIO) toets.
2 Druk op 22
22
of 33
33
en selecteer het onderdeel dat u wilt instellen.
141
Hoofdstuk 6
Het gebruik van de Pioneer AV apparatuur in combinatie met het Navigatiesysteem
Servicevolgingsfunctie
Wanneer de ontvangst van de gekozen service verslechtert wordt automatisch een ander
ensemble gezocht dat dezelfde service ondersteunt. Afhankelijk van de omstandigheden
wordt op een ensemble afgestemd dat noodberichten en verkeersinformatie ontvangt.
1 Druk op 55
55
of
, selecteer SF (SERVICE FOLLOW) van het DAB TUNER MENU en
druk op de A.MENU (AUDIO) toets.
2 Druk op 22
22
of 33
33
om ON of OFF in te stellen.
Servicevolgingsfunctie (FM)
Wanneer een ensemble dat dezelfde service ondersteunt niet gevonden kan worden, of wan-
neer de ontvangstomstandigheden zeer slecht zijn, zal de servicevolgingsfunctie naar een
identieke FM-uitzending schakelen. Het overschakelen is echter niet mogelijk wanneer de
ontvangst van een zender met een identieke FM-uitzending zeer slecht is, niet bestaat, of
wanneer er niet naar doorverwezen wordt door het DAB station.
Tijdens FM-ontvangst zal de DAB-ontvangst worden hervat wanneer DAB een service vindt
die identiek is aan de oorspronkelijke service en de ontvangst daarvan beter is. De keuze
wordt gemaakt in overeenstemming met het servicecomponent dat met de eerste service is
gekozen.
Door de servicevolgingsfunctie (ON) te activeren wordt automatisch de servicevolgings-
functie (FM) geactiveerd.
De servicevolgingsfunctie (FM) is een DAB-functie. Er wordt niet naar DAB geschakeld
wanneer u RDS (FM) als oorspronkelijke bron heeft gekozen.
De toets functioneert uitsluitend tijdens DAB-ontvangst ook wanneer u naar een FM-uitzen-
ding overschakelt.
Indien de NET indicator knippert
Indien de gekozen service geen informatie voor zenders voor een identieke FM-uitzending
heeft, zal de “NET” indicator gaan knipperen wanneer de ontvangstcondities voor die service
verslechteren, ten teken dat de servicevolgingsfunctie (FM) niet kan werken.
P.CH RECALL/MEMORY functie
U kunt de gewenste service in het geheugen opslaan en vervolgens oproepen uit de P.CH lijst
die met 6 services tegelijk getoond wordt.
1 Druk op 55
55
of
, selecteer P.CH RECALL/MEMORY van het DAB TUNER MENU en
druk op de A.MENU (AUDIO) toets.
2 Houd 22
22
of 33
33
tenminste 0,5 seconde ingedrukt om een ensemble te kiezen.
3 Druk op 55
55
of
om het ensemble te kiezen dat u in het geheugen wilt opslaan.
4 Houd A.MENU (AUDIO) toets tenminste 2 seconden ingedrukt om het geselecteerde
ensemble in het geheugen op te slaan.
Houd A.MENU (AUDIO) toets tenminste 0,5 seconde ingedrukt om een eerder opge-
slagen ensemble uit het geheugen op te roepen.
142
TV TUNER
Hieronder wordt uitgelegd hoe u via Pioneer AV Hoofdtoestel (AVH-P6400CD of AVH-
P6400R) een TV tuner (los verkrijgbaar) kunt bedienen.
Het gebruik hiervan is alleen mogelijk wanneer het AV Hoofdtoestel gecombineerd wordt
gebruikt en het bronapparaat d.m.v. een IP-BUS is aangesloten.
Als extra functie kunt u met Pioneer AV Hoofdtoestel (AVH-P6400CD, AVH-P6400R) een lijst
met voorkeuzekanalen gebruiken.
Druk op de DISP toets om heen en weer te schakelen tussen de TV en P.CH lijst schermen.
BAND
Laat zien in welke band de tuner aan het afstemmen is; TV1, TV2.
PRESET NUMBER
Laat zien welk voorkeuzenummer is geselecteerd.
CHANNEL
Laat zien welk kanaal is geselecteerd.
TV kijken
1 Druk op de SOURCE toets en selecteer de TV tuner als signaalbron.
2 Gebruik VOL knop om het geluidsniveau te regelen.
Verdraai deze knop om het volume te verhogen of te verlagen.
3 Druk op 22
22
of 33
33
om af te stemmen op een zender.
Als u
22
22
of
33
33
ongeveer één seconde ingedrukt houdt, kunt u de tuner automatisch laten
afstemmen.
NAVI/AV
toets
N/A
1
2 3
1
2
3
143
Hoofdstuk 6
Het gebruik van de Pioneer AV apparatuur in combinatie met het Navigatiesysteem
Het TV TUNER MENU weergeven
1 Druk op de A.MENU (AUDIO) toets wanneer de TV de signaalbron is.
2 Selecteer TV TUNER en druk op de A.MENU (AUDIO) toets.
De volgende aanduidingen zullen verschijnen op het TV TUNER MENU:
BSSM (BEST STATIONS SEQUENTIAL MEMORY), P.CH MEMORY, COUNTRY
LIST
Kies de gewenste functie. Voor details dient u de bladzijde waar de betreffende functie
wordt besproken op te slaan.
Selecteer “BACK” van het menuscherm of druk op de BACK/FUNC toets om terug te keren
naar het vorige scherm.
Druk op de BAND/ESC toets om terug te keren naar het frequentie-display.
Als u niet binnen ongeveer 30 seconden een handeling uitvoert, zal er automatisch worden
teruggekeerd.
BSSM (geheugen voor de reeks sterkste zenders)
De BSSM functie slaat automatisch de sterkst doorkomende zenders op, vanaf het laagste
kanaal.
1 Druk op de BAND/ESC toets en kies de band waarin u de BSSM functie wilt gebrui-
ken.
2 Selecteer BSSM (BEST STATIONS SEQUENTIAL MEMORY) van het TV TUNER
MENU en druk op de A.MENU (AUDIO) toets.
3 Druk op 55
55
om de BSSM functie in te schakelen.
BSSM wordt groen weergegeven. Als BSSM groen is, worden de twaalf sterkste zendfre-
quenties opgeslagen onder Preset memory in de volgorde van hun signaalsterkte. Na
beëindiging hiervan, verandert BSSM weer in de normale kleur.
Druk op om het opslaan van de zenders halverwege te onderbreken.
In 1 band kunnen maximaal 12 zenders worden opgeslagen.
In gebieden waar niet meer dan 12 zenders kunnen worden ontvangen, is het mogelijk dat
eventueel eerder opgeslagen zenders in het geheugen blijven staan.
144
Opslaan van zenders
1 Druk op 55
55
of
, selecteer P.CH MEMORY van het TV TUNER MENU en druk op de
A.MENU (AUDIO) toets.
2 Houd 22
22
of 33
33
één seconde ingedrukt voor een lijnfrequentie aanpassing.
3 Druk op 55
55
of
om het voorkeuzenummer dat u wilt gebruiken te selecteren.
Houd 2 of 3 tenminste twee seconden ingedrukt. Wanneer u de toets loslaat wordt er
afgestemd op een sterke zender.
Druk de tegenovergestelde toets, 2 of 3, al naar gelang, in dan de toets die u bij het zoe-
ken heeft ingedrukt om het zoeken te stoppen.
4 Houd A.MENU (AUDIO) toets ingedrukt om de frequentie in het geheugen op te
slaan.
U kunt in één band maximaal 12 zenders opslaan.
Oproepen van zenders
1 Druk op 55
55
of
en selecteer het gewenste voorkeuzekanaal.
Kiezen van een andere band
1 Druk op de BAND/ESC toets om de gewenste band te selecteren.
Druk herhaaldelijk op de BAND/ESC toets om heen en weer te schakelen tussen de vol-
gende banden:
TV 1 - TV 2
Selecteren van de landencode
Pioneer AV Hoofdtoestel (AVH-P6400CD, AVH-P6400R) bevat groepen voorgeprogram-
meerde kanalen voor bepaalde landen en gebieden zodat u ook op reis gemakkelijk af kunt
stemmen op de gewenste zender.
1 Druk op 55
55
of
, selecteer COUNTRY LIST van het TV TUNER MENU en druk op de
A.MENU (AUDIO) toets.
2 Druk op 55
55
of
om de gewenste landencode te selecteren.
Voor details omtrent de landencode dient u de handleiding van de tuner te raadplegen.
Bij tuners waarop de landencode niet kan worden veranderd, kunt u geen andere landen-
code instellen.
33
33
: Begint te zoeken in hogere frequenties.
22
22
: Begint te zoeken in lagere frequenties.
145
Hoofdstuk 6
Het gebruik van de Pioneer AV apparatuur in combinatie met het Navigatiesysteem
DVD
Hieronder wordt uitgelegd hoe u via Pioneer AV Hoofdtoestel (AVH-P6400CD of AVH-
P6400R) een DVD-speler (los verkrijgbaar) kunt bedienen. Voor details omtrent de bediening
van de DVD-speler of DVD-wisselaar zelf dient u de handleiding van uw DVD-speler of -wis-
selaar te raadplegen.
Het gebruik hiervan is alleen mogelijk wanneer het AV Hoofdtoestel gecombineerd wordt
gebruikt en het bronapparaat d.m.v. een IP-BUS is aangesloten.
Als er een DVD-speler in de AVIC-9DVD is geplaatst, zie dan de “Bedieningshandleiding”
bij AVIC-9DVD.
Is er een DVD-speler in de AVIC-9DVD2 geplaatst, zie dan de “Hardwarehandleiding” van
AVIC-9DVD2.
Zie voor andere apparatuur de afstandsbedieningstabel, een tabel waarin de verschil-
lende bedieningswijzen van DVD-spelers worden beschreven, of de handleiding bij de
betreffende apparatuur.
Lees dit hoofdstuk wanneer u een CD of Video CD afspeelt bij gecombineerd gebruik van
de DVD-speler. Zelfs wanneer er een CD wordt afgespeeld, wordt de bron ingesteld op
DVD. (De CD wordt niet als zodanig aangeduid.)
TITLE
Toont de huidige titel.
CHAPTER (of TRACK)
Toont het huidige hoofdstuk (of fragment).
TIME
Toont de verstreken weergavetijd van het huidige hoofdstuk (of fragment).
NAVI/AV
toets
N/A
1
2 3
1
2
3
146
Bekijken van enn DVD
1 Doe een DVD (of CD) in de DVD-speler.
De weergave zal automatisch beginnen.
Het is mogelijk dat het menu van de DVD verschijnt.
2 Gebruik VOL knop om het geluidsniveau te regelen.
Verdraai de knop om het volume te verhogen of te verlagen.
3 Om verseneld voor- of achteruit te gaan, duwt u de control stick naar rechts of naar
links en houdt u hem vast.
4 Om voor- of achteruit naar een ander fragment te gaan, beweegt u de NEXT/PREV
control resp. in de richting van NEXT of PREV.
Door de NEXT/PREV control naar NEXT te bewegen komt u bij het begin van het vol-
gende hoofdstuk (of fragment). Door de NEXT/PREV control naar PREV te bewegen
komt u bij het begin van het huidige hoofdstuk (of fragment. Beweegt u hem opnieuw
naar PREV dan komt u bij het vorige fragment.
Wanneer u gedurende 5 seconden de control stick naar rechts of links blijft drukken, ver-
andert de kleur van de markering fast forward of reverse van wit in blauw. Als dit gebeurt
gaat fast forward of reverse door, ook als u de control stick loslaat. Beweeg de control stick
omhoog om de weergave vanaf een bepaald gewenst punt weer te hervatten.
Het DVD MENU weergeven
1 Druk op de A.MENU (AUDIO) toets wanneer de DVD de signaalbron is.
2 Selecteer DVD en druk op de A.MENU (AUDIO) toets.
De volgende aanduidingen zullen verschijnen op het DVD MENU:
REPEAT - RANDOM - SCAN - PAUSE - ITS (INSTANT TRACK SELECTION) PLAY
- ITS (INSTANT TRACK SELECTION) MEMORY
Kies de gewenste functie. Voor details dient u de bladzijde waar deze functie besproken
wordt op te slaan.
RANDOM, SCAN en PAUSE zijn ook beschikbaar voor afgespeelde CD’s.
ITS (INSTANT TRACK SELECTION) PLAY en ITS (INSTANT TRACK SELECTION) MEMORY
zijn mogelijk beschikbaar afhankelijk van de aangesloten Multi DVD-speler. (Raadpleeg de
handleiding van de Multi DVD-speler voor meer informatie omtrent deze functies.)
Selecteer “BACK” van het menuscherm of druk op de BACK/FUNC toets om terug te keren
naar het vorige scherm.
Druk op de BAND/ESC toets om terug te keren naar het weergavedisplay.
Als u niet binnen 30 seconden een handeling uitvoert, zal er automatisch worden terugge-
keerd naar het weergavedisplay.
147
Hoofdstuk 6
Het gebruik van de Pioneer AV apparatuur in combinatie met het Navigatiesysteem
Informatie op het scherm
1 Druk op de DISP toets wanneer de DVD als signaalbron is ingesteld.
Met elke druk op de DISP toets zal de getoonde informatie als volgt veranderen.
Wanneer de modusschakelaar op AUDIO staat:
PLAYBACK MODE (weergavetijd) - DVD Display (video van de DVD)
Wanneer de modusschakelaar op DVD staat:
Informatie-display 1 - Informatie-display 2 - Geen informatie-display - Terug naar infor-
matie-display 1
De DISP toets op Pioneer AV Hoofdtoestel (AVH-P6400CD, AVH-P6400R) heeft dezelfde
werking als de DISP toets op de afstandsbediening wanneer de modusschakelaar op
AUDIO staat.
Bij informatie-display 1 kunt u de gewenste scène opzoeken door de titel, het hoofdstuk of
het tijdstip op te geven en ook de instellingen voor de audio, ondertiteling en het came-
rastandpunt wijzigen.
U kunt ook de titel, het hoofdstuk of het tijdstip specificeren bij informatie-display 2. Bij Pio-
neer AV Hoofdtoestel (AVH-P6400CD, AVH-P6400R) werkt volgende/vorige fragment niet
in combinatie met een DVD-wisselaar.
Disc weergave
1 Beweeg de control stick omhoog.
Beweeg de control stick omhoog wanneer er een disc wordt afgespeeld, dan wordt deze
op pauze gezet.
Als de laatst afgespeelde disc een DVD was, zal de weergave beginnen vanaf het punt
waar deze eerder gestopt werd. Bij sommige discs kan er een menu verschijnen en kan de
weergave vanaf het punt waar u eerder gestopt bent verhinderd worden.
Volgende/vorige hoofdstuk en fragment
Springen naar het volgende hoofdstuk/fragment.
1 Zet NEXT/PREV control het afspelen een plaats vooruit naar NEXT.
Terugkeren naar het vorige hoofdstuk/fragment
1 Zet NEXT/PREV control het afspelen een plaats terug via PREV.
U keert terug bij het begin van het huidige hoofdstuk/fragment.
Door NEXT/PREV control het afspelen twee plaatsen terug via PREV te zetten komt u
bij het begin van het hoofdstuk/fragment voorafgaand aan het huidige hoofdstuk/frag-
ment.
148
Opgeven van titel/hoofdstuk/fragment (direct zoeken)
Opgeven van de titel
1 Druk op de numeriek keypad voor de gewenste titel wanneer de disc gestopt is.
Druk op 3 om 3 te selecteren.
Druk eerst op 10 en dan op +10 om 0 te selecteren.
Druk op +10, +10 en dan op 3 om 23 te selecteren.
Opgeven van het hoofdstuk
1 Druk op de numeriek keypad voor het gewenste hoofdstuk tijdens weergave.
Druk op 3 om 3 te selecteren.
Druk eerst op 10 en dan op +10 om 0 te selecteren.
Druk op +10, +10 en dan op 3 om 23 te selecteren.
Opgeven van het fragment
1 Druk op de numeriek keypad voor het gewenste fragment.
Druk op 3 om 3 te selecteren.
Druk eerst op 10 en dan op +10 om 0 te selecteren.
Druk op +10, +10 en dan op 3 om 23 te selecteren.
Bij sommige discs kan het verbodsteken “ ” verschijnen en kan de handeling niet wor-
den uitgevoerd.
Snel vooruit/terug
Snel vooruit
1 Beweeg de control stick naar rechts tijdens het afspelen.
2 Laat de control stick los op het punt van waaraf u wilt kijken/luisteren.
De weergave zal vanaf dat punt worden hervat.
Wanneer u nog 5 seconden langer op de control stick drukt, verandert de kleur van de ver-
snelde-terugspoelmarkering van wit in blauw. Gebeurt dit, dan wordt doorgegaan met het
versneld terugspoelen, zelfs wanneer u de control stick loslaat. Beweeg de control stick
omhoog om op een gewenst punt opnieuw te gaan afspelen.
Als u bij het snel vooruit spoelen het einde van een CD bereikt, zal het snel vooruit spoelen
worden voortgezet vanaf het begin van de disc.
Snel vooruit spoelen kan bij sommige discs op sommige locaties verhinderd worden. In
een dergelijk geval zal automatisch de normale weergave worden hervat.
Snel terug
1 Beweeg de control stick tijdens het afspelen naar links.
2 Laat de control stick los op het punt van waaraf u wilt kijken/luisteren.
De weergave zal vanaf dat punt worden hervat.
Wanneer u nog 5 seconden langer op de control stick drukt, verandert de kleur van de ver-
snelde-terugspoelmarkering van wit in blauw. Gebeurt dit, dan wordt doorgegaan met het
versneld terugspoelen, zelfs wanneer u de control stick loslaat. Beweeg de control stick
omhoog om op een gewenst punt opnieuw te gaan afspelen.
Als u bij het snel terug spoelen het begin van een CD bereikt, zal de normale weergave
worden hervat.
Snel terug spoelen kan bij sommige discs op sommige locaties verhinderd worden. In een
dergelijk geval zal automatisch de normale weergave worden hervat.
149
Hoofdstuk 6
Het gebruik van de Pioneer AV apparatuur in combinatie met het Navigatiesysteem
Stoppen van de weergave
1 Druk op de 77
77
(STOP) toets.
Wanneer u de weergave van een DVD of Video-CD (alleen bij weergave met de PBC
functie) stopt door op de 7 (STOP) toets te drukken, zal de bijbehorende locatie op de
disc in het geheugen worden opgeslagen zodat de weergave later vanaf datzelfde
punt hervat kan worden.
Stilstaand beeld, beeld-voor-beeld en vertraagde weergave
Stilstaand beeld
U kunt de weergave pauzeren door het bewegende beeld stil te zetten.
1 Beweeg de control stick tijdens het afspelen omhoog.
Beweeg de control stick omhoog om terug te keren naar normaal afspelen.
Beeld-voor-beeld weergave
U kunt beeld-voor-beeld vooruit laten weergeven.
1 Druk op de EE
EE
(GUIDE) toets.
Met elke druk op de
EE
EE
(GUIDE) toets zal het volgede beeldje worden weergegeven.
Beweeg de control stick omhoog om terug te keren naar normaal afspelen.
Vertraagde weergave
U kunt de weergavesnelheid vertragen.
1 Houd EE
EE
(GUIDE) toets tenminste 1 seconde ingedrukt tijdens weergave.
Beweeg de control stick omhoog om terug te keren naar normaal afspelen.
Tijdens stilstaand beeld, beeld-voor-beeld en vertraagde weergave zal er geen geluid wor-
den weergegeven.
Afhankelijk van de disc en van de weergave-locatie op de disc kan het verbodsteken “
verschijnen en kan de stilstaand beeld, beeld-voor-beeld of vertraagde weergave niet wor-
den uitgevoerd.
Bij sommige discs kunnen de beelden onduidelijk worden bij stilstaand beeld, beeld-voor-
beeld en vertraagde weergave.
Beeld-voor-beeld weergave achteruit en vertraagde weergave achteruit zijn mogelijk. Hier-
voor hoeft alleen de XDV-P9 of XDV-P9 te worden aangesloten met behulp van de e
(CANCEL ROUTE) toets.
150
Bediening bij informatie-display 1
Geef de titel, het hoofdstuk of het tijdstip van de gewenste scène op om deze weer te laten
geven.
1 Beweeg de joystick naar links/rechts om de gewenste titel of het gewenste hoofd-
stuk (of fragment) te selecteren van informatie-display 1.
Het geselecteerde onderdeel zal groen worden aangegeven.
2 Beweeg de joystick naar boven/beneden en kies het gewenste nummer.
3 Druk de joystick recht naar beneden om uw keuze denitief te maken.
U kunt ook zonder gebruik te maken van een informatie-display een titel, hoofdstuk (of
fragment) of tijdstip opgeven. (Zie bladzijde 148).
Bij discs die zelf van een menusysteem zijn voorzien, kunt u op de MENU toets drukken om
de menu’s van de disc zelf te gebruiken.
Bij sommige discs kan het verbodsteken verschijnen en kunnen de aanduidingen voor de
titels en hoofdstukken niet worden getoond.
U kunt geen hoofdstuk opgeven wanneer de disc gestopt is.
Als u ongeveer 8 seconden geen handeling uitvoert, zal het opgegeven nummer worden
geannuleerd.
Opgeven van een tijdstip
U kunt het tijdstip in de weergavetijd opgeven waar u de weergave wilt laten beginnen (op
tijd zoeken).
1 Beweeg de joystick naar links/rechts en selecteer Time van informatie-display 1.
Het geselecteerde onderdeel wordt groen aangegeven.
2 Voer de gewenste tijd in met de numeriek keypad.
Voorbeelden:
10 minuten 09 seconden: Druk achtereenvolgens op 1, 0, 0 en 9.
78 minuten 00 seconden: Druk achtereenvolgens op 7, 8, 0 en 0.
Druk op de CLEAR toets om reeds ingevoerde cijfers te wissen.
3 Druk de joystick recht naar beneden om uw keuze denitief te maken.
Bij sommige discs kan het verbodsteken verschijnen en kunnen de aanduidingen voor de
titels en hoofdstukken niet worden getoond.
U kunt geen tijdstip opgeven wanneer de disc gestopt is.
Als u ongeveer 8 seconden geen handeling uitvoert, zal het opgegeven nummer worden
geannuleerd.
Instellen van audio, ondertiteling en camerastandpunt
Als de betreffende disc deze mogelijkheden biedt, kunt u de audio, ondertiteling en het came-
rastandpunt wijzigen.
1 Duw de joystick naar links/rechts om AUDIO, S.TITLE of ANGLE in Informatiescherm
1 te selecteren.
Het geselecteerde onderdeel wordt groen aangegeven.
2 Duw de joystick omhoog/omlaag om de gewenste instelling te selecteren en druk.
U kunt de instellingen voor audio, ondertiteling en camerastandpunt tijdens weergave wij-
zigen met de AUDIO, S.TITLE en ANGLE toetsen.
151
Hoofdstuk 6
Het gebruik van de Pioneer AV apparatuur in combinatie met het Navigatiesysteem
Bediening bij informatie-display 2
Via informatie-display 2 kunt u het bereik voor de herhaalde weergave instellen en audio L/R
instellingen wijzigen. U kunt ook een bepaalde titel, hoofdstuk of tijdstip opgeven.
Instellen van het bereik voor de herhaalde weergave
U kunt een disc, titel of hoofdstuk laten herhalen. (Herhaalweergave)
1 Duw de joystick naar links/rechts om Opnieuw afspelen in Informatiescherm 2 te
selecteren.
Het geselecteerde onderdeel wordt groen aangegeven.
2 Duw de joystick omhoog/omlaag om de gewenste instelling te selecteren en druk.
Bij herhaalde weergave van een disc kan er nadat het laatste fragment van de disc is
weergegeven een menu verschijnen, of kan de weergave stoppen.
Beweeg de joystick naar links/rechts en selecteer AUDIO, S.TITLE of ANGLE van informa-
tie-display 1.
Instellen audio L/R
U kunt kiezen uit Audio L + R en L+R.
1 Duw de joystick naar links/rechts om Audio in Informatiescherm 2 te selecteren.
Het geselecteerde onderdeel wordt groen aangegeven.
2 Duw de joystick omhoog/omlaag om de gewenste instelling te selecteren.
Voor details omtrent het SET-UP menu van de DVD-speler dient u de handleiding van
de DVD-speler te raadplegen.
152
Andere bronnen
Het gebruik hiervan is alleen mogelijk wanneer het AV Hoofdtoestel gecombineerd wordt
gebruikt en het bronapparaat d.m.v. een IP-BUS is aangesloten (behalve in “VIDEO”).
Wanneer EXT de bron is
1-6 KEY
1 Druk op 55
55
of
, selecteer 1-6 KEY en druk op de A.MENU (AUDIO) toets.
2 Druk op 22
22
of 33
33
om het gewenste sleutelnummer te selecteren.
3 Druk op 55
55
of
om de signalen van de sleutelinstructie te versturen.
FUNCTION1-4
1 Druk op 55
55
of
om FUNCTION1 - FUNCTION4 te selecteren, en druk op de toets
MENU (AUDIO).
2 Druk op 55
55
of
om signalen te versturen.
AUTO/MANUAL
1 Druk op 55
55
of
om AUTO/MANUAL te selecteren, en druk op de toets A.MENU
(AUDIO).
2 Druk op
2
of
3
om AUTO of MANUAL te selecteren.
AUX
VIDEO External
153
Hoofdstuk 6
Het gebruik van de Pioneer AV apparatuur in combinatie met het Navigatiesysteem
Wanneer AUX de bron is
NAME EDIT
1 Selecteer NAME EDIT en druk op de A.MENU (AUDIO) toets.
2 Druk op de A.MENU (AUDIO) toets om de gewenste lettertekengroep te selecteren.
Druk enkele malen op de A.MENU (AUDIO) toets voor het omschakelen tussen de vol-
gende instellingen:
Alfabet (hoofdletters), cijfers en symbolen - Alfabet (kleine letters) - Europese letters,
bijvoorbeeld letters met accenten (bijv. á, à, ä, ç)
3 Druk op 55
55
of
en selecteer een letter.
Met elke druk op
55
55
zal er een letter verschijnen op deze volgorde A B C ... X Y Z, een cij-
fer of symbool op de volgorde 1 2 3 ... @ # <. Met elke druk op
zullen de tekens in de
omgekeerde volgorde verschijnen, dus Z Y X ... C B A.
4 Druk op 33
33
om de cursor naar de volgende tekenpositie te verplaatsen.
Wanneer de gewenste letter op het display verschenen is, dient u op
33
33
te drukken om de
cursor naar de volgende tekenpositie te verplaatsen en de volgende letter te selecteren.
Druk op 2 om een plaats terug te gaan op het display.
5 Verplaats de cursor naar de laatste tekenpositie door op 33
33
te drukken nadat u de titel
heeft ingevoerd.
Als u nog een keer op
33
33
drukt zal de ingevoerde titel worden opgeslagen in het geheugen.
6 Druk op de BAND/ESC toets om terug te keren naar het weergave-display.
Wanneer VIDEO de bron is
Als u de bron wilt wijzigen in VIDEO, selecteer dan “VIDEO” in het SETUP MENU. (Zie
pagina 165.)
154
Audio-instellingen
Dit menuscherm is hetzelfde, ongeacht welke signaalbron u heeft ingeschakeld.
Het AUDIO MENU weergeven
1 Druk op de A.MENU (AUDIO) toets op het scherm voor een van de signaalbronnen.
Het MENU zal verschijnen.
2 Druk op 55
55
of
, selecteer AUDIO en druk op de A.MENU (AUDIO) toets.
De volgende aanduidingen zullen verschijnen op het AUDIO MENU:
FADER/BALANCE (voor-achter/links-rechts balansregeling), EQUALIZER MENU
(instelling equalizercurve), BASS (lage tonen), TREBLE (hoge tonen), LOUDNESS
(loudness), SUB WOOFER (subwoofer), NON FADING(geen voor-achter balansrege-
ling), HPF (HIGH PASS FILTER), SLA (SOURCE LEVEL ADJUSTMENT)
Kies de gewenste functie. Voor details dient u de bladzijde waar de betreffende functie
wordt besproken op te slaan.
”NON FADING” zal alleen worden getoond wanneer “S.W. CONTROL:EXTERNAL” is
ingesteld via het INITIAL SETTINGS MENU. (“SUB WOOFER” wordt niet getoond.)
Wanneer de subwoofer-bedieningsfunctie is ingesteld op “S.W. CONTROL:INTERNAL” of
“REAR SPEAKER:SUBWOOFER”, kunt u “SUB WOOFER” inschakelen. (Raadpleeg blad-
zijde 163.)
Wanneer de subwoofer-bedieningsfunctie is ingesteld op “S.W. CONTROL:EXTERNAL”,
kunt u de aan/uit-functie voor uitgangssignalen zonder fade omschakelen. (Raadpleeg
bladzijde 163.)
Wanneer u de FM tuner als signaalbron gebruikt, kunt u niet overschakelen naar “SLA”.
Selecteer “BACK” op het menuscherm of druk op de BACK/FUNC toets om terug te keren
naar het vorige scherm.
Druk op de BAND/ESC toets om terug te keren naar het weergave-display.
Bij de instelling “REAR SPEAKER:SUBWOOFER”, gelden de “FADER/BALANCE” aandui-
dingen als “BALANCE”.
Als u niet binnen ongeveer 30 seconden een functie handeling uitvoert, zal er automatisch
worden teruggekeerd naar het bij de signaalbron behorende display.
155
Hoofdstuk 6
Het gebruik van de Pioneer AV apparatuur in combinatie met het Navigatiesysteem
Instellen van de Sound Focus equalizer
De weergave zal beter en natuurgetrouwer zijn wanneer het geluidsbeeld van de zang en
instrumenten wordt verhelderd.
Als u daarbij de juiste luisterplaats kiest, zult u nog meer van de weergave van uw muziek
kunnen genieten.
FRONT1 versterkt de hoge tonen van de weergave voor en de lage tonen van de weer-
gave achter.
FRONT2 versterkt de hoge en lage tonen van de weergave voor en de lage tonen van de
weergave achter. (De lage tonen versterking is voor en achter hetzelfde.)
Met zowel FRONT1 als FRONT2 krijgt u met de H instelling een sterker effect dan in verge-
lijking met de L instelling.
1 Druk op de SFEQ toets op Pioneer AV Hoofdtoestel (AVH-P6400CD, AVH-P6400R) en
selecteer de gewenste SFEQ instelling.
FRONT1-H - FRONT 1-L - FRONT 2-H - FRONT2-L - CUSTOM - OFF
2 Druk op 22
22
of 33
33
en selecteer de gewenste positie.
LEFT - CENTER - RIGHT
Met CUSTOM kan een SFEQ functie worden vastgelegd waarmee u tevens de lage en
hoge tonen naar uw voorkeur kunt instellen.
Als u de SFEQ functie omschakelt zal de HPF (HIGH PASS FILTER) functie automatisch
worden uitgeschakeld. Door de HPF (HIGH PASS FILTER) functie in te schakelen nadat u
de SFEQ functie heeft geselecteerd, kunt u de HPF (HIGH PASS FILTER) functie combine-
ren met de SFEQ functie.
Gebruiken van de balans instelling
U kunt de fader/balans instellen voor een optimale geluidsweergave voor alle plaatsen in de
auto.
1 Druk op 55
55
of
, selecteer AUDIO van het menuscherm en druk op de A.MENU
(AUDIO) toets.
2 Druk op 55
55
of
, selecteer FADER/BALANCE (or BALANCE) en druk op de
A.MENU (AUDIO) toets.
Met elke druk op 5 of zal de balans tussen de voor- en achter-luidsprekers naar voren
of achteren verplaatst worden.
FRONT:15 - REAR:15 zal op het display worden getoond met het verplaatsen van de
balans tussen de voor- en achter-luidsprekers van voren naar achteren.
FR:00 is de juiste instelling wanneer u slechts twee luidsprekers gebruikt.
Wanneer het achter-uitgangssignaal is ingesteld op “REAR SPEAKER:SUBWOOFER”,
kunt u de balans tussen de voor- en achter-luidsprekers niet instellen. (Raadpleeg
“Instellen van de Achter-luidspreker uitgangsaansluiting en de Subwoofer bediening”
op bladzijde 163.)
Centrum van het akoestische bereik
156
3 Druk op 22
22
of 33
33
om de balans tussen de linker/rechter luidsprekers in te stellen.
Met elke druk op 2 of 3 zal de balans tussen de linker en rechter luidsprekers worden
verplaats naar links of rechts.
LEFT:9 - RIGHT:9 zal op het display worden getoond met het verplaatsen van de
balans tussen de linker en rechter luidsprekers van links naar rechts.
Gebruiken van de equalizer
De grafische equalizer stelt u in staat de geluidsweergave naar wens aan te passen aan de
akoestische karakteristieken van het interieur van uw auto.
Oproepen van equalizercurves
Er zijn zeven voorgeprogrammeerde equalizercurves die u gemakkelijk op ieder moment
kunt oproepen. Hier volgt een lijst van deze equalizercurves:
Met Custom1 en Custom2 kunt u zelf de equalizercurves naar smaak instellen.
A separate CUSTOM1 curve can be created for each source. U kunt een voor iedere bron
afzonderlijke Custom1 curve samenstellen. (De CD-speler en de Multi CD-speler maken
automatisch gebruik van dezelfde equalizercurve instellingen bij gebruik de AVH-
P6400CD.)
Indien u instellingen maakt met een andere curve dan CUSTOM2 gekozen, zullen deze
instellingen onder CUSTOM1 worden vastgelegd.
De instellingen voor Custom2 zijn niet voor afzonderlijke bronnen, maar worden voor alle
bronnen gebruikt.
Wanneer u met CUSTOM2 gekozen instellingen maakt, zullen deze instellingen de oude
curve van CUSTOM2 vervangen.
Wanneer u FLAT heeft gekozen, zal er geen effect of correctie worden toegepast op de
geluidsweergave. Dit is handig wanneer u het effect van een van de equalizercurves wilt
beoordelen door heen en weer te schakelen tussen FLAT en een van de andere equalizer-
curves.
1 Druk op de EQ toets op Pioneer AV Hoofdtoestel (AVH-P6400CD, AVH-P6400R) om
de gewenste equalizercurve in te stellen.
Druk enkele malen op de EQ toets de om de gewenste equalizer te selecteren.
SUPER BASS - POWERFUL - NATURAL - VOCAL - CUSTOM1 - CUSTOM2 - FLAT
Display Equalizercurve
SUPER BASS Superbas
POWERFUL Krachtig
NATURAL Natuurlijk
VOCAL Vocaal
CUSTOM1, 2 Door gebruiker aangepast 1, 2
FLAT Vlak
157
Hoofdstuk 6
Het gebruik van de Pioneer AV apparatuur in combinatie met het Navigatiesysteem
Aanpassen van equalizercurves
U kunt de op dit moment geselecteerde equalizercurves als gewenst instellen. De door u aan-
gepaste equalizercurves worden opgeslagen onder CUSTOM1 of CUSTOM2.
1 Druk op 55
55
of
, selecteer EQUALIZER MENU van het AUDIO MENU en druk op de
A.MENU (AUDIO) toets.
Het EQUALIZER MENU zal verschijnen.
BAND (band), LEVEL (instellingsniveau), FREQUENCY (Middenfrequentie), Q FAC-
TOR (kwaliteitsfactor)
2 Selecteer de equalizerband die u wilt aanpassen met
2
/ 33
33
.
Als u bijstellingen verricht wanneer er een andere curve dan CUSTOM 2 geselecteerd is,
zal de CUSTOM 1 curve worden bijgesteld en vervangen.
Instellen van de lage tonen
U kunt de drempelfrequentie en het niveau van de lage tonen instellen.
Met de FRONT1 functie hebben de instellingen voor de lage tonen uitsluitend invloed op
de achter-uitgang: u kunt in dit geval geen instellingen voor de voor-uitgang maken.
1 Druk op 55
55
of
, selecteer BASS van het AUDIO MENU en druk op de A.MENU
(AUDIO) toets.
2 Druk op 55
55
of
om het niveau van de lage tonen in te stellen.
Bij elke druk op 5 of wordt het niveau van de lage tonen verhoogd of verlaagd. Bij het
verhogen of verlagen van het niveau ziet u +6 en -6 op het display.
3 Selecteer de gewenste frequentie met
2
of 33
33
.
40 - 63 - 100 - 160 (Hz)
BAND (band) : LOW (laag) - MID (midden) - HIGH (hoog)
LEVEL (instellingsniveau) : Er zal een waarde worden aangegeven tussen +6 en -6
terwijl het niveau wordt verhoogd of verlaagd.
FREQUENCY (Middenfrequentie)
LOW : 40 - 80 - 100 - 160 (Hz)
MID : 200 - 500 - 1 k - 2 k (Hz)
HIGH : 3,15 k - 8 k - 10 k - 12,5 k (Hz)
Q FACTOR (kwaliteitsfactor) : 2 N - 1 N - 1 W - 2 W
Niveau (dB)
Middenfrequentie Frequentie (Hz)
Q=2W
Q=2N
158
Instellen van de hoge tonen
U kunt de drempelfrequentie en het niveau van de hoge tonen instellen.
Met de FRONT1 en FRONT2 functies hebben de instellingen voor de hoge tonen uitslui-
tend invloed op de voor-uitgang: u kunt in dit geval geen instellingen voor de achter-uit-
gang maken.
1 Druk op 55
55
of
, selecteer TREBLE van het AUDIO MENU en druk op de A.MENU
(AUDIO) toets.
2 Druk op 55
55
of
om het niveau van de lage tonen in te stellen.
Bij elke druk op 5 of wordt het niveau van de lage tonen verhoogd of verlaagd. Bij het
verhogen of verlagen van het niveau ziet u +6 en -6 op het display.
3 Selecteer de gewenste frequentie met
2
of 33
33
.
2,5k - 4k - 6,3k - 10k (Hz)
Instellen van de loudness functie
De loudness functie compenseert tekortkomingen in de weergave van de hoge en de lage
tonen bij lage volume-instellingen.
1 Druk op 55
55
of
, selecteer LOUDNESS van het AUDIO MENU en druk op de
A.MENU (AUDIO) toets.
2 Druk op 55
55
om de contourfunctie in te schakelen.
Het contourniveau (bijv. LOUDNESS:ON/MODE:MID) verschijnt op het display.
3 Druk op 22
22
of 33
33
en selecteer het niveau.
LOW (laag) - MID (midden) - HIGH (hoog)
4 Druk op
om de contourfunctie uit te schakelen.
159
Hoofdstuk 6
Het gebruik van de Pioneer AV apparatuur in combinatie met het Navigatiesysteem
Gebruiken van het subwoofer uitgangssignaal
Pioneer AV Hoofdtoestel (AVH-P6400CD, AVH-P6400R) is uitgerust met een subwoofer uit-
gangssignaal dat kan worden in- of uitgeschakeld.
1 Druk op 55
55
of
, selecteer SUB WOOFER van het AUDIO MENU en druk op de
A.MENU (AUDIO) toets.
Wanneer de subwoofer is ingesteld op S.W. CONTROL:EXTERNAL, kunt u de SUB
WOOFER instelling niet selecteren.
2 Druk op 33
33
om het uitgangssignaal voor de subwoofer in te schakelen.
U kunt het uitgangssignaal voor de subwoofer uitschakelen door op 2 te drukken. Als
u niet “ON” instelt, kunt u vervolgens “PHASE”, “LEVEL” en “FREQUENCY” niet meer
selecteren.
3 Druk op 55
55
of
en selecteer het onderdeel dat u wilt instellen.
4 Druk op 22
22
of 33
33
om het geselecteerde onderdeel in te stellen.
Alleen frequenties die onder de drempelwaarde vallen zullen worden gereproduceerd
via de subwoofer.
Gebruik van een uitgangssignaal zonder fade
Wanneer de functie voor uitgangssignalen zonder fade (Non Fading Output instelling ON)
aan staat, gaat het audiosignaal niet door het Low-pass filter (voor de Subwoofer) van Pioneer
AV Hoofdtoestel (AVH-P6400CD, AVH-P6400R), maar wordt direct via de RCA aansluiting
(tulpstekker) naar buiten gebracht.
Wanneer de non-fading (zonder voor-achter balansregeling) uitgangsinstelling wordt
gebruikt, kunt u het niveau van het non-fading uitgangssignaal regelen.
1 Druk op 55
55
of
, selecteer NON FADING van het AUDIO MENU en druk op de
A.MENU (AUDIO) toets.
Wanneer de subwoofer is ingesteld op “S.W. CONTROL:EXTERNAL”, kunt u het non-
fading uitgangssignaal aan of uit zetten.
2 Druk op 55
55
om de functie voor uitgangssignalen zonder fade in te schakelen.
Druk op om de functie voor uitgangssignalen zonder fade weer uit te schakelen.
3 Druk op 22
22
of 33
33
om het uitgangsniveau van het signaal zonder fade in te stellen.
Bij elke druk op 2 of 3 wordt het niveau van het signaal verhoogd of verlaagd (van +6
tot -6).
PHASE : NORMAL - REVERSE
LEVEL : +6 - -6
FREQUENCY : 50Hz - 80Hz - 125Hz
160
Gebruiken van het high-pass lter
Wanneer u niet wilt dat de lage tonen voor de subwoofer via de voor- of achterluidsprekers
worden weergegeven, dient u het HPF (high-pass filter) in te schakelen. Alleen frequenties
boven de gekozen instelling zullen dan worden weergegeven via de voor- en achterluidspre-
kers.
1 Druk op 55
55
of
, selecteer HPF (HIGH PASS FILTER) van het AUDIO MENU en druk
op de A.MENU (AUDIO) toets.
2 Druk op 55
55
om het high-pass lter in te schakelen.
Druk op om het high-pass filter uit te schakelen.
3 Druk op 22
22
of 33
33
om een waarde voor het high-pass lter te kiezen.
Druk op 2 en FREQUENCY:50 Hz zal op het display verschijnen. Druk op
33
33
en 80 Hz,
125 Hz zal op het display verschijnen. Alleen frequenties boven de gekozen instelling
zullen dan worden weergegeven via de voor- of achterluidsprekers.
Als u de SFEQ functie omschakelt zal de HPF (HIGH PASS FILTER) functie automatisch
worden uitgeschakeld. Door de HPF (HIGH PASS FILTER) functie in te schakelen nadat u
de SFEQ functie heeft geselecteerd, kunt u de HPF (HIGH PASS FILTER) functie combine-
ren met de SFEQ functie.
Instellen van het niveau van de signaalbron
SLA (Source Level Adjustment) stelt u in staat het volumeniveau van de diverse signaalbron-
nen apart in te stellen om te voorkomen dat het volume plotseling verandert wanneer u naar
een andere signaalbron overschakelt.
De instellingen zijn gebaseerd op het volumeniveau van de FM tuner, welke dus onveran-
derd zal blijven.
1 Vergelijk het volume van de FM radio met dat van de signaalbron die u wilt instellen.
2 Druk op 55
55
of
, selecteer SLA (SOURCE LEVEL ADJUSTMENT) van het AUDIO
MENU en druk op de A.MENU (AUDIO) toets.
3 Druk op 55
55
of
om het volume van de signaalbron aan te passen.
Met elke druk op 5 of zal het volume van de signaalbron toe- of afnemen.
LEVEL:+4 - LEVEL:-4 zal op het display verschijnen terwijl het volume van de signaal-
bron wordt verhoogd of verlaagd.
Aangezien het volume van de FM tuner het ijkingspunt is, kunt u het volumeniveau van de
FM tuner zelf niet aanpassen.
Het volumeniveau van de MW/LW tuner als signaalbron kan echter wel worden aangepast.
De CD-speler en de Multi CD-speler maken automatisch gebruik van dezelfde instellingen
voor het volumeniveau van de signaalbron bij gebruik de AVH-P6400CD.
Extern apparaat 1 en 2 worden automatisch op het zelfde volumensniveau ingesteld.
161
Hoofdstuk 6
Het gebruik van de Pioneer AV apparatuur in combinatie met het Navigatiesysteem
Begininstellingen
Via de begininstellingen kunt u diverse eigenschappen van Pioneer AV Hoofdtoestel (AVH-
P6400CD of AVH-P6400R) van tevoren regelen.
Het INITIAL SETTINGS MENU weergeven
1 Druk op de SOURCE toets en houdt deze ingedrukt tot de bron is uitgeschakeld.
2 Druk op de A.MENU (AUDIO) toets om het OFF SOURCE MENU te openen.
3 Druk op 55
55
of
, selecteer INITIAL SETTINGS en druk op de A.MENU (AUDIO) toets.
De volgende aanduidingen zullen verschijnen op het INITIAL SETTINGS MENU:
FM STEP, DAB PRIORITY, RDS AUTO PI, DETACH WARNING, AUX (AUXI-
LIARY), ILLUMINATION, REAR SPEAKER, TEL/GUIDE MUTE/ATT
Kies de gewenste functie. Voor details dient u de bladzijde waar de betreffende functie
wordt besproken op te slaan.
Gebruik de volgende aanwijzingen bij het bedienen van de diverse instellingen.
Druk op de BAND/ESC toets om begininstellingen te annuleren.
Instellen van de FM afstemstap
Normaal gesproken is de FM afstemstap voor automatisch afstemmen 50 kHz. Wanneer AF
of TA is ingeschakeld zal de afstemstap automatisch op 100 kHz worden ingesteld. Het is
misschien in uw situatie beter de afstemstap op 50 kHz te zetten terwijl de AF functie is inge-
schakeld.
1 Druk op 55
55
of
, selecteer FM STEP van het INITIAL SETTINGS MENU en druk op
de A.MENU (AUDIO) toets.
2 Kies de FM afstemstap met
2
/ 33
33
.
Door op 2
/ 33
33
te drukken kunt u de FM afstemstap heen en weer schakelen tussen 50
kHz en 100 kHz terwijl AF of TA is ingeschakeld.
Bij handmatig afstemmen zal de afstemstap op 50 kHz blijven staan.
Instellen van de DAB prioriteitsfunctie
Met een los verkrijbare verborgen DAB-tuner (GEX-P700DAB) aangesloten, zal de RDS
verkeersinformatiefunctie van het Pioneer AV Hoofd oestel (AVH-P6400CD, AVH-P6400R)
de voorkeur geven aan verkeersinformatie van de verborgen DAB-tuner.
Wanneer de functie is ingeschakeld
Tijdens DAB-ontvangst zal de ontvangst niet door RDS verkeersinformatie van het Pioneer
AV Hoofd oestel (AVH-P6400CD, AVH-P6400R) worden onderbroken wanneer het gekozen
Service Component verkeersinformatie en nieuws ondersteunt.
162
Wanneer de functie is uitgeschakeld
De ontvangst wordt onderbroken voor de eerste RDS nieuwsuitzending van dit of de DAB-
verkeersinformatie.
1 Druk op 55
55
of
, selecteer DAB PRIORITY van het INITIAL SETTINGS MENU en
druk op de A.MENU (AUDIO) toets.
2 Schakel de DAB prioriteitsfunctie in of uit met 55
55
/
.
Door op
55
55
/
te drukken schakelt u DAB PRIORITY naar keuze aan of uit.
Aan/uit zetten van de automatische PI zoekfunctie
Het AV Hoofdtoestel kan automatisch zoeken naar een andere zender met hetzelfde pro-
gramma, zelfs wanneer er is afgestemd op een voorkeuzezender.
1 Druk op 55
55
of
, selecteer RDS AUTO PI van het INITIAL SETTINGS MENU en druk
op de A.MENU (AUDIO) toets.
2 Zet automatische PI zoekfunctie aan of uit met 55
55
/
.
Door op
55
55
/
te drukken schakelt u AUTO PI naar keuze aan of uit.
Aan/uit zetten van de waarschuwingstoon
Als het bedieningspaneel van het AV Hoofdtoestel niet binnen vijf seconden na het uitzetten
van het contact wordt losgekoppeld van het AV Hoofdtoestel, klinkt er een waarschu-
wingstoon.
1 Druk op 55
55
of
, selecteer DETACH WARNING van het INITIAL SETTINGS MENU en
druk op de A.MENU (AUDIO) toets.
2 Zet waarschuwingstoon aan of uit met 55
55
/
.
Door op
55
55
/
te drukken schakelt u WARNING TONE naar keuze aan of uit.
Aan/uit zetten van de externe aansluiting
U kunt externe apparatuur aansluiten op Pioneer AV Hoofdtoestel (AVH-P6400CD, AVH-
P6400R). Schakel de externe aansluiting in wanneer u externe apparatuur op AV Hoofdtoestel
wilt aansluiten.
1 Druk op 55
55
of
, selecteer AUX (AUXILIARY) van het INITIAL SETTINGS MENU en
druk op de A.MENU (AUDIO) toets.
2 Zet externe aansluiting aan of uit met 55
55
/
.
Door op
55
55
/
te drukken schakelt u AUX naar keuze aan of uit.
Kiezen van de kleur voor de verlichting
Met Pioneer AV Hoofdtoestel (AVH-P6400CD, AVH-P6400R) beschikt u over twee kleuren
voor de verlichting, groen en rood.
Kies de gewenste kleur.
1 Druk op 55
55
of
, selecteer ILLUMINATION van het INITIAL SETTINGS MENU en
druk op de A.MENU (AUDIO) toets.
2 Selecteer de gewenste verlichtingskleur met
2
/ 33
33
.
Bij indrukken van 2
/ 33
33
schakelt ILLUMINATION om tussen rood en groen.
163
Hoofdstuk 6
Het gebruik van de Pioneer AV apparatuur in combinatie met het Navigatiesysteem
Instellen van de Achter-luidspreker uitgangsaansluiting en de
Subwoofer bediening
De achter uitgangsaansluitingen (de snoeren voor de achter-luidsprekers en de RCA achter
uitgangsaansluiting) kunnen worden gebruikt voor het aansluiten van luidsprekers met het
volle bereik (“REAR SPEAKER:FULL”) of voor het aansluiten van een Subwoofer (“REAR
SPEAKER:SUBWOOFER”). Als u de instelling voor de achter uitgangsaansluiting omzet
naar “REAR SPEAKER:SUBWOOFER”, kunt u de snoeren van de achter-luidsprekers
direct vastmaken aan een Subwoofer zonder een hulpversterker te gebruiken.
Aanvankelijk is het Pioneer AV Hoofdtoestel (AVH-P6400CD, AVH-P6400R) ingesteld op
het aansluiten van luidsprekers met het volle bereik (“REAR SPEAKER:FULL”).
Wanneer de achter uitgangsaansluitingen zijn aangesloten op luidsprekers met het volle
bereik (wanneer “REAR SPEAKER:FULL” is ingesteld), kunt u de RCA (tulp) Subwoofer
uitgangsaansluiting gebruiken voor een Subwoofer. Zo kunt u kiezen of u gebruik wilt maken
van de Subwoofer bedieningsfunctie (Low-pass filter, Fase), de ingebouwde “S.W. CON-
TROL:INTERNAL”, of de externe “S.W. CONTROL:EXTERNAL”.
Zelf als u deze instelling verandert, zal er geen uitgangssignaal geproduceerd worden als
u niet de Uitgangssignaal zonder Fade functie (zie bladzijde 159) of de Subwooferuitgang
(zie bladzijde 159) aan heeft gezet in het Audio Menu.
Als u de Subwoofer instelling verandert, zullen de instellingen voor de Subwoofer uitgangs-
sterkte en het niveau van het uitgangssignaal zonder Fade terugkeren naar de fabrieksin-
stellingen.
Zowel het uitgangssignaal voor de achter-luidsprekers als voor de RCA achter uitgangs-
aansluiting worden in deze bedieningsfunctie tegelijkertijd in- en uitgeschakeld.
1 Druk op 55
55
of
, selecteer REAR SPEAKER van het INITIAL SETTINGS MENU en
druk op de A.MENU (AUDIO) toets.
2 Verander de instelling voor de Achter uitgangsaansluiting met 55
55
/
.
Door op
55
55
/
te drukken kunt u kiezen tussen “REAR SPEAKER:FULL” (luidspreker
met vol bereik) en “REAR SPEAKER:SUBWOOFER” (subwoofer).
Wanneer er geen Subwoofer is aangesloten op de achter uitgangsaansluiting, dient u
“REAR SPEAKER:FULL” te selecteren.
Wanneer er wel een Subwoofer is aangesloten op de achter uitgangsaansluiting, dient
u “REAR SPEAKER:SUBWOOFER” in te stellen.
Wanneer de instelling voor de Achter uitgangsaansluiting “REAR SPEAKER:SUB-
WOOFER” is, kunt u de Subwoofer bedieningsfunctie niet veranderen.
3 Verander de Subwoofer bedieningsfunctie met
2
/ 33
33
.
Bij indrukken van 2
/ 33
33
wordt er omgeschakeld tussen “S.W. CONTROL:INTERNAL”
en “S.W. CONTROL:EXTERNAL”.
164
Tijdelijk uitschakelen/dempen van het geluid
Deze instelling controleert of het volume van het AV Hoofdtoestel automatisch wordt
gedempt tijdens de stembegeleiding. Wanneer u een telefoongesprek voert via een mobiele
telefoon die op Pioneer AV Hoofdtoestel is aangesloten, kunt u kiezen tussen tijdelijk uitscha-
kelen van het geluid en zachter zetten van het geluid, bij gebruik van de Handsfree telefoon-
eenheid.
1 Druk op 55
55
of
, selecteer TEL/GUIDE MUTE/ATT van het INITIAL SETTINGS MENU
en druk op de A.MENU (AUDIO) toets.
2 Selecteer de zachter zetten/tijdelijk uitschakelen instelling met
2
/ 33
33
.
Bij indrukken van 2
/ 33
33
wordt er omgeschakeld tussen “TEL/GUIDE:MUTE” (tijdelijk
uitschakelen), “TEL/GUIDE:ATT” (zachter zetten) en “TELE/GUIDE:NORMAL” (nor-
maal).
MUTE : het volume is ingesteld op 0.
ATT : het volume is ingesteld op 1/4.
NORMAL : het volume blijft gelijk.
165
Hoofdstuk 6
Het gebruik van de Pioneer AV apparatuur in combinatie met het Navigatiesysteem
Andere functies
U kunt de instellingen aanpassen aan uw eigen voorkeuren en aan de gebruiksomgeving.
Het SETUP MENU weergeven
1 Druk op A.MENU (AUDIO) toets terwijl het scherm voor de ingestelde signaalbron
getoond wordt.
2 Druk op 55
55
of
, selecteer SETUP en druk op de A.MENU (AUDIO) toets.
De volgende aanduidingen zullen verschijnen op het SETUP MENU:
VIDEO SETTING, AUTO FLAP, REAR MONITOR
Kies de gewenste functie. Voor details dient u de bladzijde waar de betreffende functie
wordt besproken op te slaan.
Selecteer BACK op het menuscherm of druk op de BACK/FUNC toets om terug te keren
naar het vorige scherm.
Druk op de BAND/ESC toets om terug te keren naar het weergave-display.
Selecteren video
Stel zo in dat alleen de display video geselecteerd kan worden. Dit menuscherm is hetzelfde
ongeacht de ingestelde signaalbron.
1 Druk op 55
55
of
, selecteer VIDEO SETTING van het SETUP MENU en druk op de
A.MENU (AUDIO) toets.
2 Druk op
2
/ 33
33
en selecteer VIDEO.
Druk op 2 of 3 tot de gewenste video-instelling wordt getoond.
OFF (uit) - VIDEO (video) - BACK UP CAMERA (achteruitrijd camera) - M-DVD
(Multi DVD)
Kies VIDEO voor het bekijken van beelden van de apparatuur indien de apparatuur
met de RCA videoingang is verbonden.
Wanneer u een DVD-wisselaar gebruikt die is aangesloten via een RCA kabel en u niet
de M-DVD instelling heeft geselecteerd, zal er geen beeld verschijnen, ook al schakelt
over naar de juiste signaalbron.
Wanneer u een DVD-wisselaar gebruikt die is aangesloten via een AV-BUS kabel, hoeft
u de M-DVD instelling niet te selecteren. Doet u dit toch, dan zal er geen beeld ver-
schijnen.
Selecteer geen BACK UP CAMERA als er geen BACK UP CAMERA is aangesloten.
Als u “BACK UP CAMERA” selecteert, dient u vervolgens op te drukken en naar
BACK UP CAMERA POLARITY (polariteit) te gaan, of met 2 of 3 BATTERY (accu) en
GROUND.(aarding) te selecteren.
166
Pioneer AV Hoofdtoestel (AVH-P6400CD, AVH-P6400R) is uitgerust met een functie die
automatisch overschakelt naar het beeld van de video of achteruitrijd camera wanneer
er een dergelijke camera in uw auto geïnstalleerd is. In dit geval zal er automatisch van
video naar deze camera worden overgeschakeld wanneer de versnelling in zijn achter-
uit (r) wordt gezet. (De fabrieksinstelling is BATTERY (accu). Raadpleeg uw dealer voor
meer details.)
Als u niet binnen ongeveer 30 seconden een handeling uitvoert, zal er worden terugge-
keerd naar het weergave-display.
Als u BACK UP CAMERA selecteert, wordt er mogelijk niet naar de juiste video geschakelt.
Controleer direct na het maken van deze instelling of er daadwerkelijk naar VIDEO wordt
geschakeld zodra de versnelling van neutraal naar REVERSE (achteruit) wordt gezet.
Als u BACK UP CAMERA selecteert, maar merkt dat er tijdens normaal vooruit-rijden wordt
overgeschakeld naar VIDEO, dient u de instelling te veranderen.
Wanneer u “VIDEO ADJUST” van de back up camera instelt, stelt u in door in het begin
VIDEO te selecteren. Vervolgens selecteert u BACK UP CAMERA.
Instellen van de functie voor het automatisch openen
Om te voorkomen dat het display de pook van de automatische transmissie raakt wanneer
deze op “P” (parkeren) staat, of wanneer u niet wilt dat het display zich automatisch opent of
sluit, kunt u deze functie aan of uit zetten.
1 Druk op 55
55
of
, selecteer AUTO FLAP van het SETUP MENU en druk op de
A.MENU (AUDIO) toets.
2 Druk op
2
om handbediening te kiezen.
Druk op 2 tot OPEN/CLOSE:MANUAL wordt getoond. Met elke druk op de EJECT
toets van de handbediende scherm zal de monitor open respectievelijk dicht gaan.
3 Druk op 33
33
om automatische bediening te kiezen.
Druk op
33
33
tot OPEN/CLOSE:AUTO wordt getoond. In de automatische instelling gaat
de scherm automatisch open of dicht wanneer de stroom voor Pioneer AV Hoofdtoestel
(AVH-P6400CD, AVH-P6400R) wordt in- respectievelijk uitgeschakeld.
Als u niet binnen ongeveer 30 seconden een handeling uitvoert, zal er worden terugge-
keerd naar het weergave-display.
BATTERY : Indien de versnelling in REVERSE (R) (achteruit) wordt gezet en de pola-
riteit van de aangesloten draad positief is.
GROUND : Indien de versnelling in REVERSE (R) (achteruit) wordt gezet en de pola-
riteit van de aangesloten draad negatief is.
167
Hoofdstuk 6
Het gebruik van de Pioneer AV apparatuur in combinatie met het Navigatiesysteem
De afbeeldingen bij achtergrondweergave wijzigen
Wanneer het scherm achter gecombineerd wordt gebruikt, kunt u kiezen of u hierin de navi-
gatiepictogrammen of de afbeeldingen van alle signaalbronnen wilt weergeven
1 Druk op 55
55
of
om REAR MONITOR te selecteren in het SETUP MENU, en druk op
de toets A.MENU (AUDIO).
2 Wijzig de instelling van de monitor achter met
2
/ 33
33
.
Door op 2
/ 33
33
te drukken wordt er geschakeld tussen “REAR MONITOR:SOURCE” en
“REAR MONITOR:NAVI”.
De afbeeldingen in het kaartscherm wijken enigszins af van de standaard NTSC-stijl.
Als het kaartscherm van de navigatie wordt weergegeven op de monitor achter van het
AV Hoofdtoestel, worden de afbeeldingen wellicht niet juist weergegeven.
NAVI : Navigatie-afbeeldingen worden op de monitor achter van het AV Hoofdtoe-
stel weergegeven wanneer er op het Hoofdtoestel een kaartscherm van de
navigatie wordt getoond.
SOURCE : Er worden afbeeldingen weergegeven van de signaalbron waarnaar is over-
geschakeld.
168
169
Hoofdstuk 7
Uw Navigatiesysteem gebruiken met gesproken commando’s
Hoofdstuk 7
Uw Navigatiesysteem gebruiken met gesproken commandos
De basisbeginselen van de spraakbediening
Het Pioneer Navigatiesysteem beschikt over de meest geavanceerde techniek op het gebied van
de spraakherkenning. Allerlei functies van het systeem zijn te bedienen via gesproken com-
mando’s. In dit hoofdstuk wordt beschreven wanneer u de gesproken commando’s kunt gebrui-
ken en ook welke opdrachten het systeem accepteert.
De spraakbediening
U kunt de spraakbediening starten op elk moment dat het kaartscherm wordt weergegeven of
de audio wordt bediend.
De basisstappen van de spraakbediening worden hieronder beschreven. De stappen zijn nage-
noeg hetzelfde als bij de afstandsbediening.
Met de “CD-SR80” afstandsbediening (wordt apart verkocht) kunt u op de BAND toets en
de F toets drukken om de afstandsbediening te activeren. Als de afstandsbediening is
geactiveerd, kunt u door het indrukken van de BAND toets van de afstandsbediening de
spraakbediening activeren; dit staat gelijk aan het indrukken van de TALK toets. (“CD-
SR90” en “CD-SR100” kunnen eveneeens worden gebruikt. Zie de hierbij ingesloten
instructiehandleidingen voor nadere gegevens over de bediening ervan.)
Als het Navigatiesysteem start, kunt u ook mondeling het wachtwoord invoeren.
1. Druk op de TALK toets om de spraakbediening te activeren.
2. Spreek een opdracht uit in de microfoon.
3. Als het commando wordt herkend, wordt het herhaald.
4. Herhaal zo nodig de stappen 2 en 3.
5. Het gesproken commando wordt uitgevoerd.
170
Bediening alleen met gesproken commandos wanneer het Navi-
gatiesysteem gestart is
Wanneer u “Automatische. spraakherkenning” instelt in het menu Basisinstellingen “Aan”,
kunt u de bediening, van het invoeren van een wachtwoord tot het bepalen van de route, nadat
de motor van uw auto is gestart uitvoeren met behulp van gesproken commando’s (alleen
wanneer de route niet is uitgestippeld).
In dit geval wordt de bewerking als volgt uitgevoerd:
1 Start de motor van uw auto.
2 Bevestig het bericht dat op het scherm wordt weergegeven, en zeg OK in de micro-
foon.
3 Als het scherm voor het invoeren van een wachtwoord verschijnt, zeg dan het vast-
gestelde wachtwoord.
4 Selecteer een commando uit die welke kunnen worden uitgesproken (weergegeven
op het scherm) en zeg dit hardop.
Als u middenin de bewerking op de knop van de afstandsbediening drukt, wordt de
spraakbediening geannuleerd.
Beschikbare gesproken commandos voor de navigatie
U kunt de volgende opdrachten uitspreken:
Algemene commandos voor alle bewerkingen
Volgende pagina, Vorige pagina, Terug, Volgende optie, Herhaal
Uw bestemming speciceren
Nieuwe bestemming, Adresboek, Naar huis, <Uw favoriete locatie>, <naam van de geregis-
treerde locatie>, Naam categorie, Categorie in de omgeving, Postcode, Zoeken op adres
Karakters of symbolen één voor één invoeren
Zie “Karakters en symbolen spellen” hieronder.
Een item selecteren dat in de lijst wordt getoond
Ja, Neen, Volgende, Vorige, Eén, Twee, Drie, Vier, Vijf, Zes, Zeven, Acht, Negen, Nul
Bedienen bij een begeleide route
Herberekenen, XX kilometer/mijl omleiding, Alle bestemmingen wissen, Viapunt wissen,
Verkeersevenementen, Route Profiel, Viapunt (1 - 5), Gebruik/Vermijd snelwegen, Gebruik/
Vermijd veerboten, Gebruik/Vermijd tolwegen, Snelste weg, Kortste weg, Vermijd TMC
Het kaartscherm wijzigen
Straatkaart, Stadskaart, Regiokaart, Driver’s view, Kaart mode, Pijl mode, Hybride mode,
Categorie op de kaart, Iconen wissen
171
Hoofdstuk 7
Uw Navigatiesysteem gebruiken met gesproken commando’s
Mogelijke uit te spreken commandos voor audio
Geldt voor alle signaalbronnen
CD-speler, Tuner, Multi CD-wisselaar, DVD, DAB tuner, Geluidsweergave navigatiesys-
teem, Televisie, Videorecorder, Externe signaalbron, Signaalbron aan, Signaalbron uit, Dis-
playfunctie navigatiesysteem, Displayfunctie AV apparatuur, Terug, Herhaal
Voor TUNER-bron
Voorkeuzezender 1-6, BSM starten, Volgende pagina, Vorige pagina
Voor CD-bron
Fragment 1-20, Herhaalde weergave, Willekeurige weergave, Volgende pagina, Vorige pagina
Voor Multi-CD (M-CD)-bron
Fragment 1-20, Willekeurige weergave, Disc 1-12, ITS weergave, Volgende pagina, Vorige
pagina
Voor DAB-bron
Voorkeuzezender 1-6
Voor TV-bron
Voorkeuzezender 1-12, BSSM starten, Volgende pagina, Vorige pagina
Voor DVD- (M-DVD)-bron
Willekeurige weergave, Disc 1-6, ITS weergave, Volgende pagina, Vorige pagina
Voor NAVI-bron
Fragment 1-20, Herhaalde weergave, Willekeurige weergave, Volgende pagina, Vorige pagina
Sommige commando’s kunnen worden geannuleerd, afhankelijk van de toestand van het
audio-apparaat dat in combinatie wordt gebruikt.
Als u niet gewend bent aan spraakbediening
Als u zich nog spraakbedieningseigenschappen eigen aan het maken bent en u gesproken
commando’s wilt gebruiken, bevelen wij u aan uw auto eerst op een veilige plaats te parkeren
en de opdrachten te bekijken die in het menu Spraakhulp worden weergegeven.
Als uw auto geparkeerd is en op de handrem staat, druk dan op de TALK toets om een lijst
met beschikbare gesproken commando’s weer te geven (menu Spraakhulp). Het scherm voor
Spraakhulp kan aan/uit worden gezet met de “Spraakherkenning : Help” in het menu Basisin-
stellingen.
Als u een van de commando’s van de lijst uitspreekt, wordt het uitgevoerd.
Als spraakbediening mogelijk is
Als spraakbediening niet wordt geaccepteerd
172
Als alle gesproken commandos niet in één scherm kunnen worden
getoond
Om door de rest van de commando’s te schuiven, gebruikt u de schaalregeling. Dit kunt u ook
tonen door “Volgende pagina” te zeggen.
Wilt u de spraakbediening blijven gebruiken, spreek dan een commando uit.
Als u vertrouwd bent met de spraakherkenningseigenschappen en Spraakhulp niet meer
nodig heeft, kunt u het uitzetten. Zie voor nadere informatie “Spraakherkenning : Help” op
pagina 100.
De spraakbediening annuleren
U kunt de spraakbediening elk moment annuleren door op de NAVI toets of de TALK toets
op de afstandsbediening te drukken. Na het annuleren van de spraakbediening wordt de kaart
weergegeven.
Een voorbeeld van spraakbediening
Bij het gebruiken van de spraakbediening is de timing zeer belangrijk. Alvorens te spreken
moet u wachten tot een pieptoon geeft aan dat het nu uw beurt is om te spreken, en wordt de
markering die laat zien dat u kunt spreken weergegeven.
In dit voorbeeld wilt u naar het dichtstbijzijnde tankstation zoeken. U spreekt een weergege-
ven commando uit en wanneer er een lijst met zoekresultaten wordt weergeven, zegt u het
nummer dat links van het resultaat staat dat u wilt selecteren.
1 Druk op de TALK toets.
Er wordt een lijst met commando’s voor spraakbediening weergegeven. Een piep geeft
aan dat het systeem gereed is om uw gesproken commando te accepteren. Na deze piep
spreekt u een commando uit.
Als er tijdens de volgende zes seconden geen commando wordt uitgesproken, wordt
de spraakherkenning geannuleerd en wacht het Navigatiesysteem op de volgende
handeling. Druk op de TALK toets om de spraakbediening te reactiveren.
Wilt u luisteren naar het bericht van het Navigatiesysteem, zeg dan “Herhaal”.
Als u naar het vorige scherm wilt terugkeren, zeg dan “Terug”.
173
Hoofdstuk 7
Uw Navigatiesysteem gebruiken met gesproken commando’s
2 Zeg Nieuwe bestemming.
Spreek alle opdrachten uit in de microfoon. Als het gesproken commando wordt herkend,
verschijnt het op het scherm en wordt het herhaald door de stem van het systeem. Dan
volgt er een bericht waarin om de volgende handeling wordt gevraagd.
3 Zeg Categorie in cle omgebing.
U geeft de gewenste methode aan. Kies de methode voor het zoeken van uw bestemming.
Als u het benzinestation wilt vinden dat zich het dichtst bij de huidige locatie bevindt, zeg
dan “Categorie in cle omgebing”. Wanneer u de opdracht uitspreekt, toont het Navigatie-
systeem het herkende commando en wordt dit door de stem van het systeem herhaald.
Als er een commando wordt herkend dat u niet bedoelde, druk dan op de TALK toets
of zeg “Volgende optie”. Vervolgens worden andere beschikbare commando’s
getoond. Als u dan of binnen 3 seconden op de TALK toets drukt, worden nog meer
opdrachten weergegeven. Herhaal dit tot het commando dat u wilt gebruiken wordt
weergegeven.
4 Zeg Tankstation.
De kaart van het dichtstbijzijnde tankstation wordt weergegeven. Het bericht, “Wenst u
deze bestemming?” volgt.
5 Na bevestiging van de locatie zegt u Ja.
Terwijl de locatie die is vastgelegd als bestemming (of viapunt) wordt weergegeven op de
kaart start de routeberekening.
Wilt u kaarten met andere opties zien, zeg dan bij Stap 5 “Volgende”.
Als u andere bewerkingen uitvoert in plaats van het indrukken van de TERUG toets,
dan wordt de spraakbediening geannuleerd en wordt de kaart weergegeven Zegt u
“Neen” dan verschijnt het bericht “U kan terugkeren naar de vorige funktie met de
“terug” toets”.
174
Karakters en symbolen spellen
Voert u plaatsnamen, namen van categorieën of postcodes in, spreek dan letter voor letter uit.
Zeg bijvoorbeeld “Alfa” als u de “A” wilt invoeren.
Uitspraak Uitspraak Uitspraak Uitspraak Uitspraak
1 Eén A Alpha K Kilo U Uniform _ Spatie
2 Twee B Bravo L Lima V Victor - Koppelteken
3 Drie C Charlie M Mike W Whiskey Apostrof
4 Vier D Delta N November X X-Ray & Ampersand
5 Vijf E Echo O Oscar Y Yankee / Voorwaartse
schuine streep
6 Zes F Foxtrot P Papa Z Zulu . Punt
7 Zeven G Golf Q Quebec , Komma
8 Acht H Hotel R Romeo $ Dollarteken
9 Negen I India S Sierra + Plus
0 Nul J Juliet T Tango Aanhalingste-
ken
175
Hoofdstuk 7
Uw Navigatiesysteem gebruiken met gesproken commando’s
De invoer beëindigen door woorden te spellen en het Navigatiesysteem
de lijst met opties te laten weergeven.
Om de invoer van een gespelde plaatsnaam, categorie, of postcode te verifiëren zegt u Beves-
tig”. Er verschijnt een lijst met relevante items.
1 Zeg na het invoeren van enkele karakters Bevestig.
Er wordt een lijst weergegeven met onderdelen die met de ingevoerde karakters overeen-
komen. Elk item heeft links een corresponderend nummer.
Als niet alle onderdelen op één scherm kunnen worden getoond, zeg dan Volgende
pagina” om de volgende pagina weer te geven. Zeg “Vorige pagina” om terug te keren
naar de vorige pagina.
Als er geen mogelijk onderdeel gevonden is, keert het scherm terug naar de vorige
pagina.
2 Zeg het nummer van het onderdeel dat u wenst.
De kaart van de geselecteerde locatie wordt weergegeven op het scherm. Het bericht,
“Wenst u deze bestemming?” volgt.
3 Zeg Ja wanneer u deze locatie wilt selecteren als uw bestemming.
Terwijl de locatie die is vastgelegd als bestemming (of viapunt) wordt weergegeven op de
kaart start de routeberekening.
Als u de kaarten met andere opties wilt zien, zeg dan “Volgende optie”.
Als u “Neen” zegt, verschijnt het bericht “U kan terugkeren naar de vorige funktie met
de “terug” toets”. Als u andere bewerkingen uitvoert in plaats van het indrukken van de
Terug toets, dan wordt de spraakbediening geannuleerd en wordt de kaart weergege-
ven.
Als er zo veel items dienen te worden opgenomen, dan wordt “1/**” weergegeven.
176
Tips voor spraakbediening
Zorg ervoor dat de voorwaarden zodanig zijn dat uw gesproken commando’s juist worden her-
kend en geïnterpreteerd.
Verminder de geluidssterkte van uw autostereo
Het spraakherkenningssysteem kan er moeite mee hebben uw gesproken commando’s te
onderscheiden van achtergrondgeluiden. Schakel uw audiosysteem uit: denk eraan dat stem-
men op de radio herkend kunnen worden als commando’s.
Als u een Pioneer AV Hoofdtoestel (behalve AVH-P6400CD en AVH-P6400R) met een dem-
pingsfunctie (voorzien van een geel/zwart draad) heeft, wordt het volume automatisch
gereduceerd wanneer u een opdracht uitspreekt (zie “Mute bij spraakherkenning” op
pagina 99).
Sluit de ramen van de auto
Evenals uw audiosysteem kunnen ook het geluid van de wind, via openstaande ramen, en
geluiden die van buiten naar binnen komen, interfereren met de spraakbediening. Met de
ramen dicht zal de spraakherkenning beter lukken.
Kies zorgvuldig een geschikte plaats voor de microfoon
Om het geluid van uw stem optimaal over te brengen, moet de microfoon op een geschikte
afstand recht voor de bestuurdersplaats worden bevestigd. Zorg ervoor dat u uw positie niet
hoeft te veranderen of uw ogen af moet houden van de weg wanneer u commando’s
inspreekt; dit is niet alleen onhandig maar hierdoor kan ook de rijveiligheid in gevaar worden
gebracht. Kies de plaats van de microfoon zorgvuldig zo dat u het systeem zonder moeite
kunt “toespreken”.
Wacht even voordat u een commando inspreekt
Wanneer u op de TALK toets op de afstandsbediening heeft gedrukt en de bevestigingspiep
hebt gehoord, pauzeert u even alvorens een opdracht te geven. Wanneer u te snel reageert, kan
het systeem uw commando nog niet herkennen. Zijn er toch nog problemen met de herken-
ning, neem dan een iets langere pauze voor u een opdracht geeft.
Spreek uw opdrachten vooral duidelijk uit
Spreek langzaam, weloverwogen en duidelijk. Afgeraffelde of gemompelde commando’s zul-
len niet goed doorkomen. Het is niet nodig uw stem te verheffen, mits de microfoon op de
juiste plaats zit.
177
Appendix
Appendix
Plaatsbepalingstechnologie
Het Navigatiesysteem meet nauwkeurig uw huidige locatie door de plaatsbepaling via GPS en de gegiste
plaatsbepaling met elkaar te combineren.
Plaatsbepaling via GPS
Het Global Positioning System (GPS) [systeem voor wereldwijde plaatsbepaling] maakt gebruik van een
netwerk van satellieten die om de aarde cirkelen. Elk van de satellieten, die zich op een hoogte van
21.000 km bevinden, zendt voortdurend radiosignalen uit die informatie verstrekken over de tijd en
plaatsbepaling. Vanaf elke punt op aarde zijn er altijd signalen van tenminste drie van deze satellieten te
ontvangen.
De nauwkeurigheid van de GPS informatie hangt af van de kwaliteit van de ontvangst. Zijn de signalen
sterk en is de ontvangst goed, dan kan de GPS de breedte, de lengte en hoogte bepalen, zodat een nauw-
keurige plaatsbepaling in drie dimensies mogelijk is. Is de signaalkwaliteit matig, dan kunnen slechts
twee dimensies, namelijk breedte en lengte, worden verkregen, en zijn de fouten ten aanzien van de
plaatsbepaling wat groter.
Bepaling van de positie door middel van geschatte plaatsbepaling
De 3D hybride sensor in het hoofdapparaat rekent ook uw positie uit. De huidige locatie wordt gemeten
door de rijafstand met de snelheidsimpuls, de draairichting met de gyrosensor, en de helling van de weg
met de G sensor te detecteren.
De 3D hybride sensor kan zelfs veranderingen in hoogte berekenen en corrigeert de afwijkingen in de
afgelegde afstand, veroorzaakt door het rijden op bochtige wegen of tegen hellingen. Ook leert het Navi-
gatiesysteem de rijvoorwaarden aan en slaat het informatie op in het geheugen. Naarmate u meer rijdt
wordt de precisie bij de plaatsbepaling dan ook groter.
De wijze van plaatsbepaling verandert al naar gelang de snelheidsimpuls van uw auto wel of niet wordt
gedetecteerd:
3D hybride modus
Deze is actief wanneer de snelheidsimpuls wordt gedetecteerd. De helling van de weg kan worden vast-
gesteld.
Eenvoudige hybride modus
Wanneer de snelheidsimpuls niet wordt gedetecteerd, wordt de plaatsbepaling in deze modus uitgevoerd.
Er vindt alleen detectie van de horizontale beweging plaats, waardoor deze minder nauwkeurig wordt.
Ook wanneer de plaatsbepaling via GPS niet beschikbaar is, zoals wanneer uw auto een lange tunnel
inrijdt, kan het verschil tussen uw werkelijke en berekende positie groter worden.
De snelheidsimpulsgegevens worden geleverd door het snelheidsensorcircuit. Waar dit
circuit zich bevindt af van uw type auto. In sommige gevallen is het maken van een aans-
kuiting niet mogelijk; in dat geval willen we u aanbevelen een ND-PG1 snelheidsimpulsge-
nerator (los verkrijgbaar) te gebruiken.
178
Hoe werken GPS en de gegiste plaatsbepaling samen?
Om een zo groot mogelijke nauwkeurigheid te bereiken, vergelijkt het Navigatiesysteem voortdurend de
GPS gegevens met uw geschatte positie, die berekend wordt op basis van de gegevens van de 3D hybride
sensor. Als alleen de gegevens van de 3D hybride sensor gedurende een lange periode beschikbaar zijn,
worden plaatsbepalingsfouten vereffend tot de geschatte positie onbetrouwbaar wordt. Daarom worden
de GPS signalen wanneer ze beschikbaar zijn in overeenstemming gebracht met de gegevens van de 3D
hybride sensor en gebruikt voor de correctie ervan, zodat een grotere nauwkeurigheid wordt bereikt.
Om een zo groot mogelijke nauwkeurigheid te bereiken, leert het gegiste plaatsbepalingssysteem door
ervaring. Door de geschatte positie te vergelijken met uw werkelijke positie, die verkregen is met behulp
van GPS, kan het systeem op verschillende soorten fouten corrigeren, zoals slijtage van de banden en de
rollende beweging van uw auto. Terwijl u rijdt verzamelt het gegiste plaatsbepalingssysteem steeds meer
gegevens en leert meer aan, waardoor de nauwkeurigheid van de schattingen steeds groter wordt. Wan-
neer u dus een aardig aantal kilometers hebt afgelegd, kunt u ervan uitgaan dat uw positie nauwkeuriger
op de kaart wordt weergegeven.
Maakt u in de winter gebruik van wielkettingen, of heeft u het reservewiel aangebracht, dan
kunnen zich door de vergrote wieldiameter plotseling meer fouten voordoen. Om te voor-
komen dat de daarvoor verkregen leergegevens worden vervuild, stopt het leren automa-
tisch wanneer deze fouten plotseling optreden.
Het Navigatiesysteem heeft twee leergeheugens, waardoor het onafhankelijk gegevens
aan kan leren en fouten kan corrigeren bij twee verschillende bandensets, zoals zomer-
banden en winterbanden (zie “De sensorleerstatus en de rijstatus controleren” op
pagina 92 voor meer informatie).
Justifiëring op de kaart
Zoals eerder vermeld zijn het GPS en het gegiste plaatsbepalingssysteem die door dit Navigatiesysteem
worden gebruikt gevoelig voor bepaalde fouten. De berekeningen ervan kunnen ertoe leiden dat u zich
op een locatie op de kaart bevindt waar geen wegen zijn. Op een dergelijk geval is het verwerkingssys-
teem echter wel berekend: het weet dat auto’s zich gewoonlijk alleen op of langs de weg bevinden en dus
zorgt het voor een zodanige correctie dat uw positie samenvalt met de meest waarschijnlijke weg in de
buurt. Dit noemen we justifiëring op de kaart.
Met justifiëring op de kaart Zonder justifiëring op de kaart
179
Appendix
Wanneer er fouten optreden
Plaatsbepalingsfouten worden tot een minimum beperkt gehouden door GPS, gegiste plaatsbepaling en jus-
tifiëring op de kaart met elkaar te combineren. Het komt echter voor dat deze functies in bepaalde situaties
niet naar behoren werken, waardoor de fouten kunnen toenemen.
Wanneer plaatsbepaling via GPS onmogelijk is
Indien er van niet meer dan twee GPS satellieten signalen kunnen worden ontvangen, vindt er geen
plaatsbepaling via GPS plaats.
Onder bepaalde rijomstandigheden kunnen de signalen van GPS satellieten uw auto niet bereiken. In
dit geval is het voor het systeem niet mogelijk gebruik te maken van plaatsbepaling via GPS.
Als er een auto- of mobiele telefoon wordt gebruikt in de buurt van de GPS antenne, kan de GPS ont-
vangst tijdelijk worden onderbroken.
Zorg dat er geen spuitlak of autowas op de GPS antenne komt, omdat de ontvangst van GPS signalen
hierdoor geblokkeerd kan raken. Ook door sneeuwopeenhoping kunnen de signalen minder goed
doorkomen, dus houd de antenne schoon.
Als de GPS signalen om wat voor reden dan ook niet kunnen worden ontvangen, kan het
systeem niet leren en geen fouten corrigeren. Als de GPS plaatsbepaling alleen aan het
begin van de rit nog werkte, kan er na geruime tijd een aanzienlijke afwijking ontstaan tus-
sen de aanduiding op de kaart en de werkelijke locatie van uw auto. Wanneer de GPS ont-
vangst daarna wordt hersteld, zal de precisie weer volledig op peil zijn.
In een tunnel of een parkeergarage
Onder een brug of viaduct
In een smalle straat tussen hoge gebouwen In een bos of laan met hoge bomen
180
Omstandigheden die fouten in de plaatsbepaling kunnen veroorzaken
Bepaalde situaties kunnen verwarring veroorzaken in het systeem en dus fouten in de aanduiding van uw
plaats op de kaart.
Bij een afslag met een hele flauwe bocht
Bij een langdurig parallel lopende weg
Een andere weg heel dicht bij, zoals een verhoogde snelweg
Bij een afslag naar een gloednieuwe weg die nog niet op de kaart staat
Als u zigzagt of vaak moet uitwijken.
Bij een bergweg met haarspeldbochten
Bij een spiraalvormige op- of afrit
Bij een oversteek met een veerpont
Bij een lange flauwe bocht die uitkomt op een rechte weg
Bij een steile bergweg met veel hoogteverschillen
Bij een parkeergarage met spiraalvormige in- en uitritten of een soortgelijke locatie
Bij een parkeergarage met een draaiplateau e.d
Als uw wielen voortdurend doorslippen, zoals op een weg met sneeuw of ijzel.
Als u sneeuwkettingen of speciale banden plaatst.
Als de GPS signalen langdurig geblokkeerd worden door hoge bomen e.d.
Als u geruime tijd alleen met horten en stoten of heel langzaam kunt rijden, zoals in een file.
Als u op de weg komt na een ingewikkelde route over een grote parkeerplaats.
Bij een bocht over een rotonde
Als u onmiddellijk na het starten van de motor begint te rijden.
Als u tijdens het rijden de disc plaatst en het Navigatiesysteem inschakelt.
Bepaalde typen voertuigen zenden geen snelheidssignalen uit als ze slechts een paar kilometer per uur
rijden. In zo’n geval kan uw huidige locatie niet juist worden aangeduid als u zich in een verkeersopstop-
ping of een parkeergarage bevindt.
181
Appendix
Verhelpen van storingen
Neem de controlelijst op de volgende bladzijden door als er problemen zijn met de werking of bediening
van uw Navigatiesysteem. De lijst biedt geen oplossing voor ernstige stoornissen, maar wel voor de meeste
normale bedieningsproblemen. Ondanks dat deze lijst niet compleet is, geeft deze wel een antwoord op de
meest voorkomende problemen. Als u aan de hand van de onderstaande aanwijzingen een probleem niet
kunt verhelpen, neem dan a.u.b. contact op met uw dealer of de dichtstbijzijnde Pioneer onderhoudsdienst.
De plaats van uw auto wordt niet op de kaart aangegeven of de locatie is geheel onjuist.
Mogelijke oorzaken:
(1) De signalen van de GPS satellieten komen niet goed door, zodat de plaatsbepaling onnauwkeurig is.
De ontvangst van de signalen kan onvoldoende zijn vanwege de volgende oorzaken:
De GPS antenne is bevestigd op een plaats waar geen goede ontvangst mogelijk is.
De signalen van de satellieten worden geblokkeerd door obstakels.
Uw auto staat op een plaats uit het “zicht” van de satellieten.
De kwaliteit van de satellietsignalen is bewust verminderd. (De GPS satellieten behoren toe aan
het Amerikaanse Ministerie van Defensie; af en toe kan de kwaliteit van de signalen met opzet
verminderd worden. Dan zal er tijdelijk sprake zijn van een grotere afwijking in de plaatsbepa-
ling.)
(2) De snelheidsimpulssignalen van de auto worden niet goed ontvangen.
(3) Het hoofdapparaat is wellicht niet stevig gemonteerd zijn in uw auto.
(4) Uw auto werkt in de eenvoudige hybride modus (zie “Bepaling van de positie door middel van
geschatte plaatsbepaling” op pagina 177).
(5) De instelling van de richtingshendel van de bevestiging is niet juist.
(6) Het hoofdapparaat is gemonteerd onder een hoek die groter is dan de toegestane montagehoek.
(7) De plaatsbepaling van uw auto wordt verkeerd weergegeven na een U-bocht of terugkeer.
Oplossingen:
(1) Controleer de GPS ontvangst met behulp van “GPS gegevens” (zie “De plaatsbepalingsinformatie
per satelliet controleren” op pagina 91) en indien nodig de positie van de GPS antenne, of rijd verder
tot de ontvangst beter wordt.
(2) Controleer of alle aansluitsnoeren juist en stevig zijn aangesloten. Raadpleeg zo nodig de dealer die
de apparatuur heeft geïnstalleerd.
(3) Controleer of het hoofdapparaat stevig vast zit en raadpleeg zo nodig de dealer die de apparatuur
heeft geïnstalleerd.
(4) Sluit de snelheidssignaalinvoer (roze voedingsdraad) van de voedingskabel juist aan, en reset de 3D
hybride sensor.
(5) Controleer de bevestigingspositie van het hoofdapparaat van uw Navigatiesysteem en de instelling
van de richtingshendel van de bevestiging (zie de “Installatiehandleiding”).
(6) Controleer de montagehoek. (De maximum montagehoek voor dit apparaat bedraagt +30 tot -15
graden horizontaal in dwarsrichting, en niet meer dan 5 graden t.o.v. de rijrichting).
(7) Controleer of de signaalinvoerkabel van de achteruitversnelling (paars) goed is aangesloten. (Het
Navigatiesysteem werkt naar behoren als de kabel niet is aangesloten maar de precisie van de plaats-
bepaling wordt negatief beïnvloed.)
De kaart op het scherm verandert steeds van plaats.
Mogelijke oorzaken:
De schermweergave staat ingesteld op “In de rijrichting”.
Oplossingen:
Controleer de instelling van “Orientatie van de kaart” (zie “Orientatie van de kaart” op pagina 98) en ver-
ander de instelling in “Noord boven”.
182
De afgelegde weg wordt niet op de kaart getoond.
Mogelijke oorzaken:
“Toon afgelegde route” is uitgeschakeld.
Oplossingen:
Controleer de isntelling “Toon afgelegde route” (zie “Toon afgelegde route” op pagina 98) en zorg
ervoor dat “Aan” of “Aan (deze rit)” is geselecteerd.
De schermverlichting blijft branden, ook nadat de koplampen zijn ingeschakeld.
Mogelijke oorzaken:
(1) “Scherm: dag” is geselecteerd in het “Schermverlichting.
(2) Oranje/witte kabel is niet aangesloten.
Oplossingen:
(1) Controleer de instelling “Schermverlichting” (zie “Schermverlichting” op pagina 98) en zorg ervoor
dat “Verlichting” is geselecteerd.
(2) Controleer de verbindingen tussen de componenten.
Het systeem kan niet worden ingeschakeld of werkt niet goed.
Mogelijke oorzaken:
De installatie is niet goed verricht of er is iets mis met de aansluitingen.
Oplossingen:
Raadpleeg uw dealer.
Het beeldscherm licht maar heel auw op.
Mogelijke oorzaken:
(1) De verlichting van de auto staat AAN en “Verlichting” is geselecteerd in het “Schermverlichting”.
(2) De temperatuur in het interieur van de auto is extreem laag.
Oplossingen:
(1) Lees over de instelling “Schermverlichting” (zie “Schermverlichting” op pagina 98) en selecteer
indien gewenst “Scherm: dag”.
(2) Alle LCD beeldschermen reageren traag en blijven nogal donker wanneer het koud is. Wacht tot het
iets warmer is in de auto.
Er is geen gesproken begeleiding te horen of de stem klinkt veel te zacht.
Mogelijke oorzaken:
Het geluidsvolume staat erg laag ingesteld.
Oplossingen:
Controleer de stand van de volumeregelaar van de schermeenheid of stel het volume hoger in volgens
“Volume apparaat” (zie “Volume apparaat” op pagina 99) en/of stel het volume hoger in via het scherm.
183
Appendix
De afstandsbediening werkt niet.
Mogelijke oorzaken:
(1) De batterijen zijn bijna leeg.
(2) De batterijen zijn verkeerd-om ingelegd.
(3) De afstandsbediening is niet goed op de beeldschermeenheid gericht.
(4) Er valt direct zonlicht op de afstandsbedieningssensor van het beeldscherm.
(5) De modusschakelaar van de afstandsbediening (of de dipschakelaar) is niet juist ingesteld.
Oplossingen:
(1) Vervang beide batterijen door nieuwe.
(2) Zorg dat de batterijen met de + en - polen in de juiste richting liggen.
(3) Verwijder eventuele obstakels en richt de afstandsbediening recht op de beeldschermeenheid.
(4) Houd de afstandsbediening dichter bij de beeldschermeenheid.
(5) Stel de modusschakelaar (of de dipschakelaar) van de afstandsbediening juist in (zie Dipschake-
laars selecteren op pagina 13 van de Handleiding bij de hardware).
Het beeld trilt.
Mogelijke oorzaken:
De instelling van “Schermtype” in het menu Basisinstellingen is niet juist.
Oplossingen:
Verander de instelling van “Schermtype” (zie “Schermtype” op pagina 99) in de juiste instelling.
Als het scherm niet meer reageert...
Parkeer uw auto op een veilige plaats en zet de motor uit. Zet het contact uit. Start de motor en
schakel het hoofdapparaat opnieuw in. Als de storing nog niet is verholpen, druk dan de reset toets
op het hoofdapparaat in.
184
Foutmeldingen en de juiste respons
Bij een fout kan uw Navigatiesysteem de volgende mededelingen op het scherm tonen.
Onder bepaalde omstandigheden kunnen er nog andere dan de hier vermelde aanduidin-
gen verschijnen. In dat geval volgt u de aanwijzingen op het scherm.
(1) U kunt deze functie niet gebruiken tijdens het rijden.
Wanneer:
Bij het maken van een menukeuze.
Wat u doet:
Stop de auto op een veilige plaats, zet hem op de handrem en probeer het opnieuw.
(2)Dit is niet de juiste DISC. Voer alstublieft de juiste DISC in.
Wanneer:
(1) Als u probeert een disc te gebruiken die niet geschikt is voor dit systeem (inclusief de oude versie
van de kaartdisc).
(2) Als de disc ondersteboven is ingelegd.
(3) Als de disc vuil is.
(4) Als de disc een barst, krassen of andere beschadigingen vertoont.
Wat u doet:
(1) Plaats een geschikte disc.
(2) Leg de disc in met de bedrukte labelkant boven.
(3) Maak de disc schoon.
(4) Raadpleeg voor vervanging uw dealer.
(3)Onregelmatige snelheidspuls gedetecteerd. Schakel het systeem uit en controleer
uw installatie. Na de controle dient u het systeem opnieuw op te starten en bij deze
melding op OK te drukken.
Wanneer:
Als het Navigatiesysteem geen juiste snelheidsimpuls van de auto ontvangt.
Wat u doet:
Raadpleeg uw Pioneer dealer.
(4) De draad voor de snelheidspuls is niet aangesloten. Sluit de draad voor de snel-
heidspuls aan op het systeem. De precisie kan niet worden gewaarborgd zonder de
snelheidspuls.
Wanneer:
De snelheidssignaalinvoer (roze voedingsdraad) van de voedingskabel is niet aangesloten.
Wat u doet:
Om in de 3D hybride modus te werken, dient u de snelheidssignaalinvoer (roze voedingsdraad) van de
voedingskabel correct aan te sluiten. Hoewel er gewerkt kan worden in de eenvoudige hybride modus
zonder de snelheidssignaalinvoer aan te sluiten, zal de plaatsbepaling minder nauwkeurig zijn (zie
“Bepaling van de positie door middel van geschatte plaatsbepaling” op pagina 177).
185
Appendix
(5) Trillingen gedetecteerd. Schakel het systeen uit en controleer uw installatie. Na de
controle dient u het systeem opnieuw op te starten en bij deze melding op OK te
drukken.
Wanneer:
Het hoofdapparaat van het Navigatiesysteem is op een plaats gemonteerd, waar het bij stilstaande auto
aan hevige trillingen onderhevig is.
Wat u doet:
Monteer het hoofdapparaat van het Navigatiesysteem op een andere plaats waar het hoofdapparaat niet
aan trillingen onderhevig is.
(6) De richting van de gyro-sensor is niet correct. Schakel het systeem uit en controleer
uw installatie. Na de controle dient u het systeem opnieuw op te starten en bij deze
melding op OK te drukken.
Wanneer:
De richting van de gyro-sensor niet juist is ingesteld.
Wat u doet:
Zie de “Installatiehandleiding” en stel de richting van de gyro-sensor juist in.
(7) De gyro-sensor werkt niet naar behoren. Raadpleeg uw dealer of Pioneer service-
centrum.
Wanneer:
Abnormale signalen van de gyrosensor geregistreerd.
Wat u doet:
Noteer de foutcode die u op het scherm ziet, schakel het systeem uit en raadpleeg uw dealer of de dichtst-
bijzijnde Pioneer onderhoudsdienst.
(8)De route kon niet bepaald worden omdat de gekozen bestemming te ver weg is.
Wanneer:
De afstand tot uw bestemming is te groot en er kan geen route worden berekend.
Wat u doet:
Verdeel uw rit in kortere trajecten en kies als eerste een bestemming dichterbij.
(9)De route kon het opgegeven gebied niet vermijden.
Wanneer:
Als het bij de routeberekening niet mogelijk bleek een ongewenst gebied te vermijden.
Wat u doet:
Besluit of de route toch door het te vermijden gebied mag gaan.
(10)U moet meer dan 6 tekens gebruiken.
Wanneer:
Als u een naam van minder dan zeven letters kiest voor een vaste persoonlijke locatie of een bestemming
in het adresboek.
Wat u doet:
Kies een naam van meer dan zes letters.
(11)U kunt niet meer locaties opslaan.
Wanneer:
Als er al 300 items in het adresboek in het adresboek staan en u probeert er nóg een te registreren.
Wat u doet:
Verwijder enkele bestemmingen.
186
(12)Het geheugen is vol.
Wanneer:
Als er geen vrije ruimte meer op de PC card is.
Wat u doet:
Wis overbodige gegevens.
(13)Initialiseren mislukt. Automatisch terug naar PC kaart menu.
Wanneer:
Het Navigatiesysteem kon om een of andere reden de PC card niet initialiseren.
Wat u doet:
Probeer opnieuw te initialiseren. Als de functie nog steeds niet werkt, zijn er wellicht problemen met de
PC card.
(14)U heeft karakters gebruikt die niet zijn toegestaan. Voer alstublieft opnieuw in.
Wanneer:
Er werd een symbool ingevoerd dat u niet kunt uitspreken (tijdens de registratie van het wachtwoord).
Wat u doet:
Voer een woord in dat kan worden uitgesproken.
(15)Er is een fout geconstateerd. Noteer onderstaande foutcode en schakel het sys-
teem uit.
Wanneer:
Bij een inwendige storing in het systeem.
Wat u doet:
Noteer de foutcode die u op het scherm ziet, schakel het systeem uit en raadpleeg uw dealer of de dichtst-
bijzijnde Pioneer onderhoudsdienst.
(16)Speler oververhit. Staak het gebruik tot de temperatuur gedaald is.
Wanneer:
Het DVD-ROM station is oververhit.
Wat u doet:
Sluit de stroom af en wacht even voor u de stroom weer aansluit.
Wanneer andere dan bovenstaande berichten worden weergegeven, volgt u de instructies
op het scherm.
187
Appendix
Informatie over de routekeuze
Regels voor de routekeuze
Het Navigatiesysteem bepaalt een route naar uw bestemming volgens een aantal ingebouwde regels
betreffende de kaartgegevens. Hieronder volgt enige achtergrondinformatie over de manier waarop het
systeem een route bepaalt.
Opgelet
Nadat er een route is bepaald, wordt automatisch de kaart- en stembegeleiding
voor de route ingesteld. Wat de informatie over bepaalde dagen of tijden
betreft, wordt alleen informatie over verkeersregelingen weergegeven op het
moment waarop de route werd berekend. Als een straat bijvoorbeeld alleen s
morgens open is voor het verkeer en u later aankomt, zou het tegen de ver-
keersregels ingaan wanneer u de uitgestippelde route nam. Houd u bij het rij-
den aan de actuele verkeersregels. Het is mogelijk dat het systeem niet
bekend is met bepaalde verkeersregels.
De berekende route is een voorbeeld van de route naar uw bestemming die het Navigatiesysteem heeft
uitgerekend, waarbij rekening is gehouden met het soort straten en wegen of de verkeersregelingen.
Het is niet persé een optimale route. (In sommige gevallen kunt u de straten of wegen waar u door wilt
rijden niet vastleggen. Want u door een bepaalde straat wilt rijden, leg het viapunt dan vast in deze
straat.)
Bij de route die wordt uitgestippeld door het Navigatiesysteem wordt uitgegaan van de veronderstel-
ling dat de bestuurder het gebied niet kent. De speciale of kleine straten of weggetjes die alleen bij
lokale personen bekend zijn worden niet gebruikt bij het bepalen van de route.
Sommige routeopties kunnen resulteren in dezelfde route. Als viapunten zijn ingesteld of als de route
via spraakbediening is geselecteerd, wordt slechts één route berekend.
Welke routes het systeem kan bepalen, hangt af van de geplaatste disc. Als u een bestemming kiest die
erg veraf ligt, kan er niet altijd een route naar toe worden berekend. Als u een bestemming kiest die erg
veraf ligt, kan er niet altijd een route naar toe worden berekend.
Tijdens de stembegeleiding kunnen er geen bochten en afritten van de snelweg worden aangekondigd.
Wanneer u echter afritten, bochten en andere begeleidingspunten passeert die elkaar snel opvolgen,
worden enkele daarvan wellicht niet aangekondigd.
Als de sorteerbaan voor een afrit van de snelweg erg lang is, kan de begeleiding wel eens minder
nauwkeurig zijn.
Onder bepaalde omstandigheden kan de begeleiding u van de snelweg af leiden en er dan weer op.
In sommige gevallen kan de berekende route in de tegengestelde richting leiden van uw huidige rich-
ting. In zulke gevallen krijgt u de instructie om te keren, keer dan op een veilige manier en neem de
verkeersregels in acht.
Soms kan de begeleiding u een eindje voorbij uw bestemming brengen en dan met een bocht terug er
naar toe.
Soms kan een route beginnen vanaf de overkant van de spoorrails of de andere over van een rivier dan
waar u zich bevindt. Is dit het geval, rijdt dan gedurende enige tijd naar uw bestemming en probeer de
route opnieuw te laten berekenen.
In de volgende gevallen kan er een route worden vastgelegd die door een te vermijden gebied voert.
- als uw auto zich in een te vermijden gebied bevindt
- wanneer uw bestemming of viapunten zich in het te vermijden gebied bevinden
- als het onvermijdelijk is
Als er geen geschikte route kan worden berekend die voldoet aan de gespecificeerde afstand van de
“omweg” of u er de voorkeur aan geeft snelwegen, tolwegen en veerponts te vermijden, kan de instel-
ling of parameter worden genegeerd.
Wanneer zich een verkeersopstopping op de route voordoet, kan er geen “Omweg” route worden vast-
gelegd als het beter is door het stagnerende verkeer te rijden.
188
Als uw bestemming de afrit van een snelweg is, kan de stembegeleiding deze afrit niet altijd aankondi-
gen.
In sommige gevallen kan de route-aanduiding op de kaart niet geheel vanaf uw beginpunt of tot aan
uw plaats van bestemming worden aangegeven.
Het aantal rotondes dat op het scherm wordt weergegeven kan afwijken van het actuele aantal wegen.
De functie van de“Autom. Route Herberekening” werkt niet in de volgende gevallen:
- als de auto zich buiten de weg bevindt
- als de auto op een veerpont staat
- bij het rijden op een weg onder een overkapping
- bij het rijden op een rotonde
Aanduiding van de gekozen route
Na het bepalen van een route wordt deze met een lichtgroene lijn op de kaart aangegeven.
De directe omgeving van uw beginpunt en uw plaats van bestemming zal niet altijd verlicht worden
aangegeven, evenmin als plaatsen waar het wegennet bijzonder gecompliceerd is. Dan kan de route op
de kaart dus wel eens stoppen of een hiaat vertonen, maar de gesproken begeleiding zal bij dat punt
wel gewoon doorgaan.
De route is wellicht niet zover gemarkeerd als de markering die uw bestemming aangeeft, afhankelijk
van de plaats die bepaald is als uw bestemming.
Vergroting van op- en afritten
Wanneer “Inzoomen op kruising : aan/uit” is ingeschakeld, wordt de schaal van de kaart groter om
gedetailleerdere gegevens te tonen wanneer u een kruispunt nadert.
Als er voor het kruispunt een flauwe bocht is, kan de aanduiding op de kaart iets verschillen van de
precieze loop van de weg.
De afgelegde route tonen
Uw Navigatiesysteem toont uw afgelegde route als een stippellijn op de kaart. Dit noemen we de afge-
legde route tonen. Dit heeft geen speciaal nut voor het systeem, maar het kan handig zijn als u een zelf
gevonden route wilt onthouden of als u dezelfde weg terug wilt volgen.
Er kan maximaal 200 km (125 mijl) an uw afgelegde route worden aangegeven en wanneer u doorrijdt
zullen de oudste markeringen van de stippellijn verdwijnen. Voor de functie automatisch wissen kan
ook de afgelegde route worden ingesteld, wanneer het Navigatiesysteem is ingeschakeld (zie “Toon
afgelegde route” op pagina 98).
Verkeersinformatie
Omdat de informatie met tussenpozen wordt bijgewerkt, kan het even duren voor alle informatie is
verzameld.
Niet alle RDS stations geven verkeersinformatie.
Bij het berekenen van de geschatte aankomsttijd of reistijd naar uw bestemming wordt geen rekening
gehouden met de verkeersinformatie.
Afhankelijk van het gebied is het mogelijk dat dit product geen verkeersinformatie kan ontvangen.
Pioneer draagt geen verantwoordelijkheid voor de verzonden informatie.
Pioneer draagt geen verantwoordelijkheid voor wijzigingen bij informatiediensten van zendsta-
tions of gerelateerde ondernemingen, zoals het opheffen van de dienst of het overgaan op
betaalde dienstverlening. Om deze reden accepteren we geen teruggave van het product.
189
Appendix
Kopijrecht
©1993-2001 Navigation Technologies B. V. Alle rechten voorbehouden
Frankrijk:
Sourcé: Géoroùte ® IGN France & BD Carto
®
IGN France
Duitsland:
De basisgegevens zijn overgenomen met toestemming van de bevoegde instanties.
Groot Britannië:
Gebaseerd op elektronische gegevens van de Topografische Dienst en gebruikt met toestemming van de
controller van de Koninklijke Staatsdrukkerij© Auteursrecht van de Kroon, 1995
Italië:
La Banca Dati Italiana é stata prodotta usando quale riferimento anche cartographia numerica ed al tratto
prodotta e fornita dalla Regione Toscana.
Portugal:
“Bron: IgeoE-Portugal”
Spanje:
Información geográfica propiedad del CNIG.
Zweden:
Gebaseerd op elektronische gegevens © National Land Survey Sweden.
Zwitserland:
Topografische basis: © Bundesamt für Landestopographie.
Noorwegen:
Copyright © 2000 Norwegian Mapping Agency
© 2002 DENSO CORPORATION, Alle rechten voorbehouden
© 2001 Lernout & Hauspie Speech Products N. V. Alle rechten voorbehouden
Dit product omvat kaartgegevens van de Topografische Dienst
®
gebruikt met toestemming van de con-
troller van de Koninklijke Staatsdrukkerij. © Auteursrecht van de Kroon 2001. Alle rechten voorbehou-
den. Licentienummer 100035740.
190
Verwijzingstabel voor de bediening van de DVD
(Voor SDV-P7, XDV-P9, XDV-P9
)
De bediening van een Pioneer DVD-speler kent, afhankelijk van het model, een aantal kleine verschillen.
Zie de volgende tabel voor de bediening.
Het afspelen van een CD
Het afspelen van een DVD
* De bediening van andere dan hierboven beschreven DVD-spelers is vrijwel identiek.
Afspelen : Automatisch
Snel vooruit : Druk de Control stick naar rechts en houdt hem vast
Snel terug : Druk de Control stick naar links en houdt hem vast
Overgaan op het volgende fragment : Druk de NEXT/PREV control omhoog
Teruggaan naar het vorige fragment : Druk de NEXT/PREV control omlaag
Opnieuw afspelen, Afspelen in een
willekeurige volgorde of Scannen aan
of uit :
1. Beweeg de joystick naar rechts om de gewenste functie te
selecteren
2. Beweeg de joystick omhoog of omlaag voor aan- of uitzetten
Pauze Aan/Uit zetten : Druk de Control stick omhoog (door hem nog een keer omhoog
te drukken gaat Pauze uit)
ITS-functie : SDV-P7: niet beschikbaar
XDV-P9, XDV-P9: beschikbaar (Zie voor nadere bijzonderhe-
den de gebruiksaanwijzing)
Kader per kader in omgekeerde
volgorde :
SDV-P7: niet beschikbaar
XDV-P9, XDV-P9: beschikbaar (Zie de gebruiksaanwijzing voor
nadere bijzonderheden)
191
Appendix
Verklarende woordenlijst
Hieronder volgt een beknopte uitleg van de voornaamste termen in deze handleiding.
3D hybride sensor
De ingebouwde sensor waardoor het systeem de plaats van uw auto kan bepalen. De nauwkeurigheid
wordt vergroot doordat het systeem kan leren. Er kunnen twee verschillende soorten leergegevens wor-
den opgeslagen in het geheugen.
Adresboek
Een lijst met eerder gezochte bestemmingen, viapunten en locaties die handmatig zijn geregistreerd.
Afstandsbediening
De afstandbediening voor het systeem (zie hoofdstuk 1 van de “Hardwarehandleiding”).
Begeleidingspunt
Dit zijn belangrijke oriëntatiepunten op uw route, in het algemeen kruisingen. Het volgende wegpunt op
uw route wordt op de kaart aangegeven door het gele pictogram van een vlag.
Begeleidingsstand
De stand waarin u wordt begeleid als u naar een bestemming rijdt; zodra er een route is bepaald, schakelt
het systeem automatisch over op deze stand.
Bestemming
Een locatie die u uitkiest als het eindpunt van uw rit.
Categorie
Categorie; een type locatie dat is opgeslagen in de gegevens, zoals treinstations, winkels, restaurants en
amusementsparken.
De afgelegde route tonen
Stippellijn op de kaart die de door u afgelegde route toont.
De uitgezette route
De route die door het systeem tot de bestemming is uitgezet. Deze wordt lichtgroen op de kaart aangege-
ven.
DVD-ROM
Een disc waarop gegevens worden opgeslagen.
Favoriete locatie
Een vaak bezochte locatie (zoals uw werkplek of het huis van een familielid) die u kunt registreren om er
gemakkelijk naar toe te kunnen rijden.
GPS
Global Positioning System [Systeem voor wereldwijde plaatsbepaling]. Een netwerk van satellieten die
navigatiesignalen afgeven voor verschillende doeleinden.
Het bepalen van de route
Het proces van het vastleggen van de ideale route naar een specifieke locatie; wanneer u een bestemming
opgeeft wordt de route automatisch door het systeem bepaald.
Joystick
De belangrijkste regelfunctie van de afstandsbediening; deze wordt vaak gebruikt om keuzes te maken in
menu’s en om de kaart te verplaatsen.
Menu
Een lijst met instelmogelijkheden die weergegeven wordt op het scherm, de keuzes worden gemaakt met
behulp van de joystick.
Moeilijk te bepalen huidige plaats
De huidige locatie van uw auto, deze wordt op de kaart aangegeven door middel van een rood driehoekje.
PC card
Randapparatuur van het kaarttype, met name gebruikt voor personal computers. Het Navigatiesysteem
kan voor het opslaan van gegevens gebruikmaken van een geheugenkaart.
192
RDS-TMC
Een communicatiesysteem om de bestuurder te informeren over de laatste verkeersinformatie via meer-
dere FM stations. Informatie over bijvoorbeeld verkeersopstoppingen of ongelukken kan op het scherm
worden gecontroleerd.
Spraakherkenning
De technologie die het systeem in staat stelt de gesproken commando’s van de bestuurder te begrijpen.
Standaardinstelling
Een fabrieksinstelling die van toepassing is wanneer u het systeem voor het eerst aanzet; in het menu
Basisinstellingen kunt u de standaardinstellingen naar eigen inzicht aanpassen.
Stembegeleiding
Een opgenomen stem die in de begeleidingsstand de richting aangeeft.
Thuisbasis
Uw geregistreerde thuisbasis.
Viapunt
Een locatie die u wilt bezoeken voor u de bestemming bereikt; een rit kan worden samengesteld op bais
van meerdere viapunten en de bestemming.
193
Appendix
Overzicht van de menus
Als er teveel tekens voor een item worden gebruikt, kunnen ze wellicht niet op één scherm worden getoond.
Is dit het geval dan wordt de reeks gevolgd door “...”, waarmee wordt aangegeven dat deze doorgaat.
Hoofdmenu
Menu Nieuwe bestemming
Menu Adresboek
Nieuwe bestemming
Adresboek
Naar huis (P.43,71)
Naar ... (P.43,71)
Basisinstellingen
Info
Adres (P.28,44)
Categorie (P.47)
In de omgeving (P.48)
Postcode (P.49)
Snelweg (P.50)
Zoeken op de kaart (P.38)
Bewerkingsmenu Adresboek
Info/Wijzigen (P.67)
Registratie (P.65)
Wis dit deel (P.69)
Wis alles (behalve adresboek) (P.69)
Wis heel de lijst (P.69)
Kaart Tonen (P.70)
Laatste bestemming (P.65)
Opgeslagen bestemmingen (P.65)
Vorige bestemmingen (P.65)
194
Menu Basisinstellingen
Begeleiding (P.96)
Schermverlichting (P.98)
Hardware (P.99)
Andere (P.99)
RDS-TMC (P.101)
PC Card (P.82)
Instelling achtergrondbeeld (P.88)
Menu Begeleiding (1)
Autom. Route Herberekening (P.96)
Te Vermijden Gebied (P.75)
Routenummer (P.41,96)
Snelste/Kortste route (P.42,96)
Snelweg vermijden (P.42,96)
Veerpont vermijden (P.97)
Tolweg vermijden (P.97)
Km/mijl instelling (P.97)
Inzoomen op kruising : aan/uit (P.97)
Gemiddelde snelheid (Snelweg) (P.97)
Gemiddelde snelheid (Gew. weg) (P.97)
Begeleidingsstem (P.97)
AV begeleidingsfunctie (P.98)
Menu Begeleiding (2)
Orientatie van de kaart (P.98)
Schermverlichting (P.98)
Toon te vermijden gebieden (P.75)
Toon afgelegde route (P.98)
Menu Schermverlichting
Volume apparaat (P.99)
Schermtype (P.99)
Menu Hardware
Demo (P.99)
Mute bij spraakherkenning (P.99)
Mute bij stembegeleiding (P.99)
Automatische. spraakherkenning (P.100)
Klok (P.24, 100)
Klok (P.100)
Menu Andere (1)
195
Appendix
Reistijd (P.100)
Wachtwoord (P.25, 74)
Help (P.100)
Spraakherkenning : Help (P.100)
Taalkeuze (P.23, 101)
Naar huis (P.43, 71)
Menu Andere (2)
Naar ... (P.43, 71)
Wijzigen huidige locatie (P.101)
Instellen schermpositie (P.101)
Logboek vorige ritten (P.86)
Menu Andere (3)
Autom. Route herberekening verkeersinformatie
(P.101)
Route op basis van verkeersdrukte (P.101)
Menu RDS-TMC
Opslaan op de PC card (P.82)
Lezen van de PC card (P.84)
Gegevens van de PC card wissen. (P.85)
PC card initialiseren (P.82)
Menu PC Card
AV achtergrond (P.88)
Navigatie-achtergrond (P.88)
Menu Instelling achtergrondbeeld
196
Informatiemenu
Route-informatie (P.51)
Positie gegevens (P.91)
RDS-TMC (P.78)
Categorie op de kaart (P.63)
Wegenlijst (P.52)
Route scrollen (P.51)
Menu Route-informatie
GPS gegevens (P.91)
3D sensor : Calibratie gegevens (P.92)
Aansluitingen (P.93)
Menu Positie gegevens
Toon verkeersinformatie (P.78)
Roep voorkeuzezender op (P.81)
Handmatig afstemmen op zenders (P.80)
Menu RDS-TMC
197
Appendix
MEMO
Noteer hier uw geregistreerde wachtwoord, verwijder deze pagina uit deze
handleiding en bewaar hem op een veilige plaats.
LET OP: Laat nooit een notitie van uw wachtwoord in de auto achter.
Aanwijzingen voor het bijwerken van het applicatieprogramma van het
Navigatiesysteem:
Laat de auto op een veilige plaats stilstaan. Zorg ervoor dat het Navigatiesysteem tij-
dens het bijwerken van het programma niet wordt uitgezet.
Wanneer het programma is bijgewerkt, wordt het Navigatiesysteem opnieuw opges-
tart. Schakel het Navigatiesysteem niet uit tot de kaart van uw omgeving verschijnt.
In het ergste geval kunnen gegevens in het adresboek verloren gaan. Daarom beve-
len wij aan een PC Card (PCMCIA TYPE II <5 V>) te gebruiken om een back-upbe-
stand van de gegevens in de geregistreerde locatie(*) te maken. (Items in de “Laatste
bestemming” of de “Vorige bestemmingen” kunnen niet op de PC Card worden opges-
lagen. Wilt u deze gegevens opslaan, registreer ze dan als “Opgeslagen bestem-
mingen”, en sla ze vervolgens op op de PC Card.)
* Tot de gegevens van een “Opgeslagen bestemmingen” behoren ook de inhoud van
“Naar huis” en “Naar...”.
Alle bestaande berekende routes worden gewist. Alle andere instellingen worden
weer gelijk aan de fabrieksinstellingen.
Bijwerkingsprocedure voor het applicatieprogramma:
Zie voor het bijwerken van het applicatieprogramma “Het programma installeren” in
deze handleiding.
<CRB1781-A> 5
<CRB1781-A>
De schermvoorbeelden in deze handleiding kunnen ietwat verschillen van de feitelijke
aanduidingen op het beeldscherm.Vooral de menu-aanduidingen kunnen op het
scherm wel eens anders luiden.
Wijzigingen in de schermaanduidingen zijn vooebehouden, in verband met eventuele
verbeteringen.
CRB1781A_Cover_Nederlands 5/21/02 3:40 PM Page 4
Bedieningshandleiding
DVD Navigatie-eenheid
AVIC-9DVD
AVIC-8DVD
DVD Map
CNDV-20
( Update disc versie voor AVIC-9DVD en AVIC-8DVD )
<CRB1781-A> 3
NEDERLANDS
CRB1781A
ENG/MASTER 01
Published by Pioneer Corporation.
Copyright © 2002 by Pioneer Corporation.
All rights reserved.
Publication de Pioneer Corporation.
Copyright © 2002 Pioneer Corporation.
Tous droits de reproduction et de traduction
réservés.
Printed in Belgium
Imprimé en Belgique
<CRB1781-A> EW
<KKYHX/02E00000>
PIONEER CORPORATION
4-1, MEGURO 1-CHOME, MEGURO-KU, TOKYO 153-8654, JAPAN
PIONEER ELECTRONICS (USA) INC.
P.O. Box 1540, Long Beach, California 90801-1540, U.S.A.
TEL: (800) 421-1404
PIONEER EUROPE NV
Haven 1087, Keetberglaan 1, B-9120 Melsele, Belgium
TEL: (0) 3/570.05.11
PIONEER ELECTRONICS ASIACENTRE PTE. LTD.
253 Alexandra Road, #04-01, Singapore 159936
TEL: 65-6472-1111
PIONEER ELECTRONICS AUSTRALIA PTY. LTD.
178-184 Boundary Road, Braeside, Victoria 3195, Australia
TEL: (03) 9586-6300
PIONEER ELECTRONICS OF CANADA, INC.
300 Allstate Parkway, Markham, Ontario L3R OP2, Canada
TEL: (905) 479-4411
PIONEER ELECTRONICS DE MEXICO, S.A. de C.V.
San Lorenzo 1009 3er. Piso Desp. 302
Col. Del Valle Mexico, D.F. C.P. 03100
TEL: 55-5688-52-90
<CRB1781-A>
DIT EERST LEZEN!
Voor gebruikers die het applicatieprogramma van AVIC-9DVD of AVIC-
8DVD bijwerken
De applicatieprogramma’s van de AVIC-9DVD of AVIC-8DVD worden bijgewerkt met
behulp van de CNDV-20 update-disc. Lees alvorens het programma bij te werken de aan-
wijzingen op de volgende pagina. Er bestaat een kleine kans dat door de gebruiker gereg-
istreerde en opgeslagen gegevens tijdens het bijwerken verloren gaan. Mocht dit zich
voordoen, dan kan de producent hiervoor op geen enkele wijze aansprakelijk worden
gesteld.
CRB1781A_Cover_Nederlands 5/21/02 3:40 PM Page 2
1

Hulp nodig? Stel uw vraag in het forum

Spelregels

Misbruik melden

Gebruikershandleiding.com neemt misbruik van zijn services uitermate serieus. U kunt hieronder aangeven waarom deze vraag ongepast is. Wij controleren de vraag en zonodig wordt deze verwijderd.

Product:

Bijvoorbeeld antisemitische inhoud, racistische inhoud, of materiaal dat gewelddadige fysieke handelingen tot gevolg kan hebben.

Bijvoorbeeld een creditcardnummer, een persoonlijk identificatienummer, of een geheim adres. E-mailadressen en volledige namen worden niet als privégegevens beschouwd.

Spelregels forum

Om tot zinvolle vragen te komen hanteren wij de volgende spelregels:

Belangrijk! Als er een antwoord wordt gegeven op uw vraag, dan is het voor de gever van het antwoord nuttig om te weten als u er wel (of niet) mee geholpen bent! Wij vragen u dus ook te reageren op een antwoord.

Belangrijk! Antwoorden worden ook per e-mail naar abonnees gestuurd. Laat uw emailadres achter op deze site, zodat u op de hoogte blijft. U krijgt dan ook andere vragen en antwoorden te zien.

Abonneren

Abonneer u voor het ontvangen van emails voor uw Pioneer avic 9 dvd ii bij:


U ontvangt een email met instructies om u voor één of beide opties in te schrijven.


Ontvang uw handleiding per email

Vul uw emailadres in en ontvang de handleiding van Pioneer avic 9 dvd ii in de taal/talen: Nederlands als bijlage per email.

De handleiding is 4,94 mb groot.

 

U ontvangt de handleiding per email binnen enkele minuten. Als u geen email heeft ontvangen, dan heeft u waarschijnlijk een verkeerd emailadres ingevuld of is uw mailbox te vol. Daarnaast kan het zijn dat uw internetprovider een maximum heeft aan de grootte per email. Omdat hier een handleiding wordt meegestuurd, kan het voorkomen dat de email groter is dan toegestaan bij uw provider.

Stel vragen via chat aan uw handleiding

Stel uw vraag over deze PDF

Uw handleiding is per email verstuurd. Controleer uw email

Als u niet binnen een kwartier uw email met handleiding ontvangen heeft, kan het zijn dat u een verkeerd emailadres heeft ingevuld of dat uw emailprovider een maximum grootte per email heeft ingesteld die kleiner is dan de grootte van de handleiding.

Er is een email naar u verstuurd om uw inschrijving definitief te maken.

Controleer uw email en volg de aanwijzingen op om uw inschrijving definitief te maken

U heeft geen emailadres opgegeven

Als u de handleiding per email wilt ontvangen, vul dan een geldig emailadres in.

Uw vraag is op deze pagina toegevoegd

Wilt u een email ontvangen bij een antwoord en/of nieuwe vragen? Vul dan hier uw emailadres in.



Info