Audio-instellingen
Instellen van de lage tonen
U kunt de drempelfrequentie en het niveau van
de lage tonen instellen.
• Met de FRT1 functie hebben de instellingen
voor de lage tonen uitsluitend invloed op de
achter-uitgang: u kunt in dit geval geen instel
lingen voor de voor-uitgang maken.
1 Druk op
AUDIO en selecteer Bass.
Druk op AUDIO tot Bass op het display verschijnt.
2 Selecteer de gewenste frequentie met 2/3.
Druk op 2 of 3 tot de gewenste frequentie op
het display verschijnt.
40—63—100—160 (Hz)
3 Druk op 5 of ∞ om het niveau van de lage
tonen in te stellen.
Bij elke druk op 5 of ∞ wordt het niveau van de
lage tonen verhoogd of verlaagd. Bij het
verhogen of verlagen van het niveau ziet u
+6 –
–6 op het display.
Instellen van de hoge tonen
U kunt de drempelfrequentie en het niveau van
de hoge tonen instellen.
•
Met de FRT1 en FRT2 functies hebben de
instellingen voor de hoge tonen uitsluitend
invloed op de voor-uitgang: u kunt in dit geval
geen instellingen voor de achter-uitgang maken.
1 Druk op AUDIO en selecteer Treble.
Druk op AUDIO tot Treble op het display verschijnt.
2 Selecteer de gewenste frequentie met 2/3.
Druk op 2 of 3 tot de gewenste frequentie op
het display verschijnt.
2.5k—4k—6.3k—10k (Hz)
3 Druk op 5 of ∞ om het niveau van de hoge
tonen in te stellen.
Bij elke druk op 5 of ∞ wordt het niveau van de
hoge tonen verhoogd of verlaagd. Bij het
verhogen of verlagen van het niveau ziet u
+6 –
–6 op het display.
Instellen van de loudness functie
De loudness functie compenseert
tekortkomingen in de weergave van de hoge en
de lage tonen bij lage volume-instellingen.
1 Druk op
AUDIO en selecteer Loud.
Druk op AUDIO tot Loud op het display verschijnt.
2
Druk op
5
om de contourfunctie in te schakelen.
Het contourniveau (bijv. Loud Mid) verschijnt op
het display.
3 Druk op 2 of 3 en selecteer het niveau.
Druk op 2 of 3 tot het gewenste niveau op het
display verschijnt.
Low (laag)—Mid (midden)—High (hoog)
4 Druk op ∞ om de contourfunctie uit te
schakelen.
Loud OFF verschijnt op het display.
Gebruiken van het subwoofer
uitgangssignaal
Dit toestel is uitgerust met een subwoofer
uitgangssignaal dat kan worden in- of
uitgeschakeld.
1 Druk op
AUDIO en selecteer Sub-W1.
Wanneer de subwoofer-bedieningsfunctie is
ingesteld op S.W Control:EXT, kunt u Sub-W1
niet selecteren. Druk op AUDIO tot Sub-W1 op
het display verschijnt.
2 Druk op 5 om het uitgangssignaal voor de
subwoofer in te schakelen.
Sub-W1 Normal zal op het display verschijnen.
Het uitgangssignaal voor de subwoofer is nu
ingeschakeld.
• U kunt het uitgangssignaal voor de subwoofer
uitschakelen door op ∞ te drukken.
3 Druk op
2 of 3 en selecteer de fase
instelling voor de subwoofer.
Druk op 2 om een tegengestelde fase in te
stellen, waarna
Rev. op het display zal
verschijnen. Druk op 3 om de normale fase in
te stellen, waarna Normal op het display zal
verschijnen.
Du
38
08
Hoofdstuk