De stroomopwaartse poort van een hub sluit aan op de hub van de host. Alle andere
stroomafwaartse poorten van een hub maken aansluiting mogelijk naar een andere hub of
functie. Hubs kunnen waarnemen, aansluiten en ontkoppelen op elke stroomafwaartse
poort, en stroomverdeling mogelijk maken naar stroomafwaartse apparaten. Elke
stroomafwaartse poort kan afzonderlijk worden aangesloten en geconfigureerd op vol of
laag vermogen. De hub isoleert poorten met laag vermogen, zodat deze geen vol vermogen
signaleren.
Een hub bestaat uit twee gedeelten: de hub-controller en de hub-versterker. De versterker is
een door een protocol gecontroleerde schakelaar tussen de stroomopwaartse poort en de
stroomafwaartse poorten. De hub heeft ook hardware-ondersteuning voor terugstellen- en
uitstellen-/hervatten-signalering. De controller verschaft de interface-registers om
communicatie naar/van de host mogelijk te maken. Hub-specifieke status- en
controleopdrachten laten de host een hub configureren en zijn poorten bewaken en
controleren.
Apparaat
Een logische of fysieke entiteit die een bepaalde functie uitvoert. De feitelijke entiteit die
wordt beschreven hangt af van de context van de verwijzing. Op het laagste niveau kan een
apparaat betrekking hebben op een enkele hardwarecomponent, zoals bijvoorbeeld een
geheugenapparaat. Op een hoger niveau kan het betrekking hebben op een assortiment
hardwarecomponenten die een bepaalde functie uitvoeren, zoals een Universele seriële bus-
interfaceapparaat. Op een nog hoger niveau kan een apparaat verwijzen naar de functie die
wordt uitgevoerd door de aan het Universele seriële bus aangesloten entiteit, zoals
bijvoorbeeld een data-/fax-modemapparaat. Apparaten kunnen fysiek, elektrisch,
addresseerbaar en logisch zijn.
file:///P|/P_TranslateFile/C9/2008/1/C9003762-Qisda-Philips%20220BW8%20plus/DTP/220BW8plus/DUTCH/220BW8_plus/glossary/glossary.htm 第 10 頁 / 共 11 2008/2/5 下午 05:30:29