Bij sommige auto's moet de kraag omhoog
worden gebracht tijdens inschakelen van
de achteruit.
AANDRIJVING OP ALLE
WIELEN
LET OP
Uitvoeringen met AWD (aandrijving
op alle wielen) moeten worden
gesleept met ALLE wielen op het
wegdek of ALLE wielen van het wegdek.
Zie Bergen van de auto (bladzijde 129).
Als de AWD-controlelamp knippert onder
het rijden, dan duidt dit op een storing. Bij
storingen schakelt het systeem uit. Laat
het systeem onmiddellijk door een
geschoolde monteur controleren.
Automatische functie
Het AWD-systeem waarmee bepaalde
uitvoeringen met achterwielaandrijving zijn
uitgerust, brengt automatisch het
aandrijfkoppel over naar de voorwielen
wanneer het wegdek glad is geworden
door regen, sneeuw, ijs, enz.
Wanneer AWD niet langer noodzakelijk is,
schakelt het systeem automatisch uit en
treedt de normale achterwielaandrijving
weer in werking.
Handmatige modus
N.B.: Het voertuig kan ongebruikelijke
rijeigenschappen vertonen als de
handmatige modus geactiveerd blijft bij het
rijden op een normaal wegdek.
N.B.: De handmatige modus wordt
automatisch gedeactiveerd wanneer u
harder dan 100 km/h (62 mph) rijdt.
Als er extra tractie nodig is bij het wegrijden
op een overmatig glad wegdek, druk dan
op de AWD-schakelaar. Voor locatie. Zie
In één oogopslag (bladzijde 8). Het
lampje in de schakelaar gaat branden.
Druk nogmaals op de schakelaar om terug
te keren naar de automatische modus.
95
Versnellingsbak/transmissie