bediening
15
Oververhittingsbeveiligingen
Het toestel kan oververhit raken, wanneer:
■ de pan de warmte niet goed geleidt;
■ vet of olie op een hoge stand verhit wordt;
■ er onvoldoende luchtcirculatie is (zie ook ventilatiebeveiliging bij het in-
stallatievoorschrift).
In geval van oververhitting leidt dit bij de desbetreffende kookzone,
respectievelijk alle kookzones, tot een van de volgende reacties:
■ de kookplaat zal het toegevoerde vermogen iets laten afnemen (in de
displays zal af en toe een F7 verschijnen);
■ wanneer dit niet helpt zal de kookplaat uitschakelen en een F8 in de displays
laten zien.
Wanneer de kookplaat voldoende is afgekoeld verdwijnt de melding F8 weer.
Het toestel blijft uitgeschakeld.
Voorkom dat de oververhittingsbeveiliging van het toestel geactiveerd wordt
door:
■ pannen te gebruiken die de warmte goed geleiden;
■ vet of olie op een lagere stand te verhitten;
■ voldoende luchtcirculatie.
Neem contact op met de servicedienst of een erkend vakman indien de
oververhittingsbeveiliging desondanks opnieuw geactiveerd wordt.
bediening
14
Kinderslot
Uw kookplaat beschikt over een kinderslot waarmee u de kookplaat kunt
vergrendelen:
■ op het moment dat de kookplaat is uitgeschakeld (met het oog op reiniging
van de kookplaat) of om onbedoeld inschakelen (bijv. door kinderen) te
voorkomen;
Gebruik het kinderslot niet tijdens het koken. De kookzone zal dan
uitschakelen.
Inschakelen
Druk de aan/uit toets 3 seconden in.
Het lampje boven de toets gaat branden.
Uitschakelen
Druk de aan/uit toets 3 seconden in.
Het lampje boven de toets gaat uit.
Extra zekerheid
Veiligheid kookplaat
■ Een sensor controleert ononderbroken de temperatuur van de onderdelen
van de kookplaat. Bij een te hoge temperatuur wordt het vermogen van de
kookplaat automatisch verlaagd.
■ Zodra u de kookpan van de kookplaat verwijdert, stopt automatisch de
kookactiviteit. Wen uzelf echter aan altijd de kookplaat of zone na gebruik
uit te schakelen om onbedoeld inschakelen te voorkomen.
Veiligheid kookpannen
Elke kookzone is voorzien van een sensor die ononderbroken de temperatuur
van de bodem van de kookpan controleert om elk risico op oververhitting bij
bijvoorbeeld een drooggekookte pan te vermijden.
Veiligheid metalen voorwerpen
Een klein voorwerp zoals een te kleine kookpan (kleiner dan 12 cm), een vork of
een lepel wordt door de kookplaat niet als een kookpan gedetecteerd. Het
display van de zone knippert en de kookplaat wordt niet ingeschakeld.