BEDIENING
7
6
BEDIENING
Keramische kookplaat
Pannen
Laat nooit een lege pan op een ingeschakelde
kookzone staan. Hoewel de kookzone
beveiligd is tegen oververhitten, wordt de pan
zeer heet en bestaat de kans dat deze
beschadigd raakt.
Gebruik geen pannen die kleiner zijn dan de
kookzone. Hiermee vermijdt u dat
voedselresten op de gloeiend hete kookzone
terecht komen. Ingebrande voedselresten zijn
moeilijk te verwijderen.
Gebruik alleen pannen met een dikke, vlakke
bodem, die geschikt zijn voor keramisch
koken. Zet alleen pannen met een schone en
droge bodem op de kookzone. Kalk of andere
moeilijk te verwijderen vlekken kunt u hiermee
voorkomen.
fig. 5: Plaatsen van de pannen.
Een zandkorreltje kan al een krasje
veroorzaken dat niet meer te verwijderen is.
Schuif niet met de pannen over het kookvlak
en maak er geen groente op schoon.
Tip: schuif de panbodem over een vochtige
doek, voordat u de pan op het kookvlak zet. Dit
voorkomt dat er zandkorreltjes en dergelijke
op het kookvlak terechtkomen.
Positie van de kookzones
Een symbool boven de bedieningsknop geeft
aan welke kookzone wordt bediend.
fig. 6: Positie van de kookzones
1 bedieningsknop kookzone linksvoor
2 bedieningsknop kookzone linksachter
3 bedieningsknop kookzone rechtsachter
4 bedieningsknop kookzone rechtsvoor
fout goed
fig. 4: Gebruik pannen met de juiste grootte
goed fout
Elektrokookplaat
Pannen
Gebruik alleen pannen met een stevige, egale,
liefst dikke bodem. Pannen met een aluminium
of koperen bodem geleiden de warmte beter
en besparen energie. Door met een deksel op
de pan te koken kunt u ook energie besparen.
Pannen waarmee reeds eerder op een
gaskookplaat is gekookt, zijn niet meer
geschikt voor elektrisch koken. Zorg dat de
panbodem én kookplaat droog zijn. Gebruik
altijd een deksel tijdens het koken in verband
met energieverlies.
De bodem van de koude pan moet enigszins
naar binnen getrokken zijn, want bij verhitting
van de pan volgt uitzetting van de bodem en
sluit de pan goed aan op de kookplaat. Op
deze wijze wordt de warmte optimaal
doorgegeven.
De diameter van de panbodem moet de
kookzone volledig afdekken. Een te kleine pan
veroorzaakt een onregelmatige
warmteverdeling in de kookplaat. Hierdoor
kan de kookplaat krom trekken of zelfs
barsten. Bovendien zal bij een te kleine pan
overgekookt voedsel op de kookplaat komen.
fig. 2: Plaatsen van pannen
Positie van de kookplaten
Een symbool boven de bedieningsknop geeft
aan welke kookplaat wordt bediend.
fig. 3: Positie van de kookplaten
1 bedieningsknop kookplaat linksvoor
2 bedieningsknop kookplaat linksachter
3 bedieningsknop kookplaat rechtsachter
4 bedieningsknop kookplaat rechtsvoor
Inschakelen van de kookplaat
U kunt de bedieningsknop zowel links- als
rechtsom draaien. De kookplaten zijn in
6 standen instelbaar (zie pag. 9).
Rode controlelamp
De rode controlelamp op het
bedieningspaneel geeft aan dat er een
kookzone is ingeschakeld (of dat de oven in
werking is).