NEDERLANDS - 9
• De richting van de wind
• De concentratie van de takken
• Het gewicht van de sneeuw die eventueel op de boom aan-
wezig is.
Een andere factor die niet veronachtzaamd mag worden,
welke weliswaar niet de valrichting beïnvloedt, maar uw per-
soonlijke veiligheid betreft, is de aanwezigheid van dode of
gebroken takken die tijdens het vellen afbreken en een
gevaar kunnen opleveren.
ATTENTIE! Tijdens kritieke velwerkzaamheden,
onmiddellijk na het zagen akoestische bescher-
mingsmiddelen verwijderen, om ongewone
geluiden en eventuele waarschuwingsgeluiden
te kunnen horen.
G7. Zijtakken verwijderen vóór het zagen en terugtrekroute
Voor het verwijderen van de zijtakken gelden dezelfde princi-
pes als voor het normale zaagwerk.
1. Verwijder de takken die het werken hinderen. Begin vanaf
boven naar beneden en houd de stam tussen u en de
motorzaag zoals getoond in de figuur, om te voorkomen
dat de takken u kunnen raken. Verwijder vervolgens stuk
voor stuk de moeilijke takken. Werk niet op een hoogte
boven de schouders.
2. Verwijder de begroeiing rondom de boom en let op even-
tuele obstakels (stenen, wortels, kuilen enz.), zodat u een
terugtrekroute zonder obstakels hebt.
De route moet zich op circa 135° naar achteren ten opzich-
te van de valrichting van de stam bevinden.
VELLEN
Voor het vellen moeten drie zaagsneden gemaakt worden.
Op de eerste plaats het BOVENSTE GEDEELTE van de
RICHTINGSNEDE, vervolgens het ONDERSTE GEDEELTE
en tenslotte de VELSNEDE.
De correcte positie van deze drie sneden verzekert een per-
fecte controle van de valrichting.
G8. Richtingsnede
1. Voer eerst het BOVENSTE GEDEELTE van de richtings-
nede uit aan de kant waar de boom geveld moet worden.
Sta rechts van de boom en zaag met trekkende ketting.
Voer vervolgens het ONDERSTE GEDEELTE van de rich-
tingsnede uit, die moet uitkomen bij het uiteinde van het
bovenste gedeelte.
2. De diepte van de richtingsnede moet 1/4 van de diameter
van de stam bedragen, met een hoek tussen de bovenste
en de onderste snede van minstens 45°.
3. Het ontmoetingspunt van beide sneden wordt de LIJN VAN
DE RICHTINGSNEDE genoemd. Deze lijn moet perfect
horizontaal zijn en zich loodrecht (90°) op de valrichting
bevinden.
G9. Velsnede
Voer aan de andere kant de velsnede uit, net iets boven de
lijn van de richtingsnede. Sta links van de boom en zaag met
trekkende ketting.
1. Begin de velsnede op 3 à 5 cm boven het vlak van de lijn
van de richtingsnede.
Gebruik van de harpoen:
2. De harpoen wordt als scharnierpunt gebruikt tijdens het
zagen van stammen en het vellen van bomen. Voor een
correct gebruik moet de harpoen in de schors of in de bui-
tenste laag van de stam worden gestoken. Op die manier
heeft men een grotere controle over de richting van de
snede.
Werk met de ketting op volle snelheid en laat het blad lang-
zaam in de stam voortbewegen. Controleer of de boom zich
niet in tegengestelde richting van de valrichting beweegt.
Breng zodra mogelijk een WIG of een HAAKSLEUTEL in.
3. De VELSNEDE moet parallel met de LIJN VAN DE RICH-
TINGSNEDE eindigen, met een afstand tussen beide sne-
den van minstens 1/10 van de diameter van de stam. Het
niet gezaagde gedeelte van de stam is het SCHARNIER-
PUNT.
4. Het SCHARNIERPUNT is het punt dat de boom tijdens zijn
val leidt.
5. Als het SCHARNIERPUNT onvoldoende is, of volledig is
doorgezaagd of als de richtingsnede slecht is uitgevoerd, is
het niet mogelijk om het vallen van de boom te controleren.
6. Zodra de richtingsnede en de velsnede zijn gemaakt, moet
de boom beginnen te vallen, alleen of met behulp van een
WIG of een HAAKSLEUTEL.
Voor het vellen van een boom adviseren wij om een blad lan-
ger dan de diameter van de stam te gebruiken, zodat RICH-
TINGSNEDEN EN VELSNEDEN met één ZAAGBEWEGING
gemaakt kunnen worden (Zie “Technische kenmerken” voor
de aanbevolen lengte van het blad).
ATTENTIE! Wij raden aan minder ervaren
gebruikers af om een boom te vellen met een
blad korter dan de diameter van de stam!
G10. ZIJTAKKEN VERWIJDEREN
ATTENTIE! Het merendeel van de ongevallen
veroorzaakt door terugslag van de motorzaag
treedt op tijdens het verwijderen van zijtakken.
Houd de positie van de punt van het blad tij-
dens het zagen van takken in spanning.
Houd een stabiele positie aan. Werk aan de linkerkant van de
stam, met het lichaam in de buurt van de motorzaag. Laat
zodra mogelijk het volledige lichaamsgewicht op de stam
steunen.