2.3 Veiligheidsvoorschriften voor het
verfspuiten
■ Geen lakken of oplosmiddelen met een
vlampunt van minder dan 75° C verwerken.
Ontploffingsgevaar!
■ Lakken en oplosmiddelen niet verwarmen.
Ontploffingsgevaar!
■ Indien voor de gezondheid schadelijke
vloeistoffen worden verwerkt zijn
filtertoestellen (gelaatsmaskers) vereist.
Neem ook de instructies betreffende
veiligheidsmaatregelen in acht die door de
fabrikanten van dergelijke stoffen worden
gegeven.
■ De informatie aangebracht op de
verzamelverpakkingen van de verwerkte
materialen en de kenmerking van de
verordening voor gevaarlijke stoffen dienen
in acht te worden genomen. Indien nodig
dienen bijkomende veiligheidsmaatregelen
te worden genomen, in het bijzonder dienen
gepaste kleding en maskers te worden
gedragen.
■ Tijdens het spuiten alsmede in de
werkruimte mag niet worden gerookt.
Ontploffingsgevaar! Ook verfdampen zijn
licht brandbaar.
■ Vuurhaarden, open vlam of vonken
veroorzakende machines mogen niet
aanwezig of in gebruik zijn.
■ Eten en drank niet in de werkruimte
bewaren of consumeren. Verfdampen zijn
schadelijk voor de gezondheid.
■ De werkruimte moet groter zijn dan 30 m³
en er moet voldoende luchtverversing bij
het spuiten en drogen verzekerd zijn. Niet
tegen de wind spuiten. Principieel bij het
spuiten van brandbare of gevaarlijke
spuitgoederen de bepalingen van de
plaatselijke politieautoriteiten opvolgen.
■ Verwerk in verbinding met de pvc-drukslang
geen media zoals testbenzine, butylalkohol
en methyleenchloride Deze media
vernietigen de drukslang.
2.4 Gebruik van drukvaten
■ Wie een drukvat gebruikt is gehouden die in
een behoorlijke staat te houden, naar
behoren te gebruiken, te bewaken, vereiste
onderhouds- en herstelwerkzaamheden
onmiddellijk te verrichten en de
veiligheidsmaatregelen te nemen die
naargelang de omstandigheden nodig zijn.
■ De toezichthoudende autoriteit kan van
geval tot geval noodzakelijke
bewakingsmaatregelen opleggen.
■ Een drukvat mag niet worden gebruikt als hij
gebreken vertoont waardoor
tewerkgestelde of derden in gevaar worden
gebracht.
■ Controleer het drukvat voor elk gebruik op
roest en beschadigingen. De compressor
mag niet met een defect of roestig drukvat
in werking worden gesteld. Indien u
beschadigingen vaststelt, gelieve zich tot de
klantendienst-werkplaats te wenden.
Bewaar de veiligheidsvoorschriften goed.
3. Beschrijving van het toestel
1. Transportgreep
2. Drukschakelaar
3. Manometer (keteldruk kan worden
afgelezen)
4. Drukregelaar
5. Snelkoppeling (geregelde perslucht)
6. Manometer (ingestelde druk kan worden
afgelezen)
7. Drukvat
8. Standvoet
9. Aflaatplug voor condensatiewater
10. Asschroef
11. Wiel
12. Olieaflaatplug
13. Compressiepomp
14. Persluchtslang
15. Luchtfilter
16. Oliesluitdop
17. AAN/UIT-schakelaar
18. Oliekijkglas
19. Veiligheidsklep
20. Snelkoppeling (ongeregelde perslucht)
21. Olievulopening
22. Sluitring
23. Veerring
24. Moer
23
NL