23
NL/
BE
6. Vóór ingebruikneming
6.1 Montage
Voor de montage van het toestel hebt u twee
platte open sleutels (sleutelwijdte 12) nodig.
Monteer de standvoet (16), de wielen (14)
en de schuifbeugel (18) zoals voorgesteld in
de fig. 6 tot 9.
Monteer alle onderdelen voordat u het
toestel met brandstof en olie vult om te
voorkomen dat vloeistoffen uitlopen.
Om de wielen te monteren schuift u eerst de
wielas (15) doorheen de houders aan de
onderkant van de elektriciteitsgenerator en
brengt u dan de wielen (14) aan zoals
voorgesteld in fig. 7.
Zorg bij de montage van de schuifbeugel
(18) ervoor dat de schuine kant (fig. 9, pos.
E) naar buiten wijst om de correcte
klapfunctie te verzekeren.
6.2 Elektrische veiligheid:
Elektrische toevoerkabels en aangesloten
toestellen dienen in perfecte staat te
verkeren.
Er mogen enkel toestellen worden
aangesloten waarvan de spanning
overeenkomt met de uitgangsspanning van
de elektriciteitsgenerator.
Nooit de elektriciteitsgenerator met het
stroomnet (stopcontact) verbinden.
De kabellengtes naar de verbruiker zijn zo
kort mogelijk te houden.
6.3. Milieubescherming
Vervuild onderhoudsmateriaal, oliën etc.
naar een inzamelplaats brengen die
daarvoor voorzien is.
Verpakkingsmateriaal, metaal en kunststof
laten recycleren.
6.4 Aarding
Voor het afleiden van statische oplading is een
aarding van de behuizing vereist. Te dien einde
een kabel aan de ene kant met de aardklem
van de generator (fig. 3/pos. 4) en aan de
andere kant met een externe massa verbinden.
7. Bediening
Let op! Voor de eerste inbedrijfstelling dient u
motorolie (ca. 0,6 l) en brandstof in te gieten.
Brandstof- en motoroliepeil controleren,
indien nodig bijgieten.
Zorg voor een voldoende ventilatie van het
toestel.
Vergewis u er zich van dat de
ontstekingskabel goed vastzit op de bougie.
De onmiddellijke omgeving van de
generator in oogschijn nemen.
Eventueel aangesloten elektrische
apparatuur van de elektriciteitsgenerator
scheiden.
7.1 Motor starten
Let op!
Bij het starten met de trekkabelstarter (12) kan
u aan de hand een verwonding oplopen door
een plotselinge terugstoot veroorzaakt door de
aanslaande motor. Draag bij het starten
veiligheidshandschoenen.
Benzinekraan (13) naar beneden
opendraaien.
AAN/UIT-schakelaar (10) naar stand “ON”
brengen.
Chokehendel (11) naar de stand I Ø I
brengen.
Motor met de trekkabelstarter (12) starten,
daarvoor flink aan de greep trekken. Mocht
de motor niet aanslaan, opnieuw flink aan
de greep trekken.
Chokehendel (11) na het starten van de
motor opnieuw terugschuiven.
7.2 Belasten van de elektriciteitsgenerator
De aan te drijven toestellen aansluiten op
de 230V ~ stopcontacten (3).
Let op: deze stopcontacten mogen permanent
(S1) met 2600 watt en kortstondig (S2) voor
maximaal 2 minuten met 2800 watt worden
belast.
De elektriciteitsgenerator is geschikt voor
materieel dat op 230 V~ wisselspanning
draait.