Probleem Oorzaak en oplossing Pagina
De sensoren werken niet
goed.
R Elke keer dat een auto
voorbijkomt, worden de
sensoren geactiveerd
(met meer dan 5 m er-
tussen)
R De sensoren worden ge-
activeerd wanneer er
geen mensen in de buurt
van de camera zijn.
Bewegingsdetectie/warmtesensor
R In de volgende omstandigheden worden de sensoren geactiveerd op het mo-
ment dat een temperatuurwijziging en beweging van objecten worden waar-
genomen.
– Wanneer een auto het detectiegebied binnenkomt. (Wanneer een auto of
het licht van de koplampen van de auto in het detectiegebied komt, wordt
beweging gedetecteerd. De hoge temperatuur van de uitlaat of motorkap
van de auto kan ertoe leiden dat sensoren zelfs worden geactiveerd op
een afstand van 5 m of verder.)
– Wanneer objecten in het detectiegebied bewegen door de wind, zoals
takken van bomen of kleding die hangt te drogen.
– Wanneer kleine dieren, zoals een kat of hond, in het detectiegebied ko-
men.
– Wanneer het regent of sneeuwt.
→ Laat de camera in een andere hoek wijzen (niet meer naar de straat). -
→ Wanneer u bewegingsdetectie gebruikt, wijzig dan het detectiebereik met de
instelling [Bereik bewegingsdetectie]. Om detectie van koplampen van auto’s
te voorkomen zet u [Bewegingsdetectie] op [Alleen overdag].
26
27
→ Wanneer u de warmtesensor gebruikt, kunt u de hoek van de sensor bijregelen
met het hendeltje daarvoor en het detectiebereik met het sensorbereikkapje.
(Zie de camerahandleidingen voor meer informatie.)
-
Alleen warmtesensor
R Op de volgende locaties is onjuiste detectie door de warmtesensor mogelijk:
– op plaatsen waar de camera kan worden blootgesteld aan direct zonlicht;
– in de buurt van toestellen voor verwarming of koeling (snelle veranderin-
gen in temperatuur);
– in een omgeving met veel vet of vocht;
– onder buitenlampen of andere omgevingen die warm kunnen worden;
– in de buurt van vuur of verwarmingstoestellen;
– op plaatsen waar de camera kan worden blootgesteld aan storing van
magnetische apparatuur;
– op plaatsen met reflecterende voorwerpen voor de camera, die de warm-
tedetectie kunnen storen, zoals glas;
– op plaatsen met sterke lichtbronnen, zoals tl-lampen, die van invloed kun-
nen zijn op de temperatuur;
– in de buurt van apparaten die radiogolven uitzenden, zoals mobiele tele-
foons.
-
R Wanneer de buitentemperatuur laag is, neemt het detectiebereik toe (onge-
veer 5 m) en wordt er te veel gedetecteerd.
→ Verlaag de gevoeligheid bij [Gevoeligheid warmtesensor].
26
De warmtesensor heeft
moeite met detecteren.
R De warmtesensor is vies.
→ Veeg de warmtesensor schoon met een zachte, droge doek.
-
Mensen die naar de voorzij-
de van de camera lopen,
kunnen niet worden gede-
tecteerd.
R Door de eigenschappen van de sensoren is de camera mogelijk niet in staat
om mensen te detecteren die naar de camera toe lopen.
→ Ga als volgt te werk.
– Wijzig de cameralocatie zodat objecten de camera vanaf de zijkant
passeren. (Het is gemakkelijker om objecten die zich opzij bewegen
te detecteren voor de camera.)
– Als u objecten wilt detecteren die naar de voorzijde van de camera toe
bewegen, gebruik dan een in de handel verkrijgbare externe sensor.
(Zie de camerahandleidingen voor meer informatie.)
-
48
11. Problemen oplossen