6.6 Camera-instellingen wijzigen
U kunt de instellingen afstemmen op de manier waarop de camera wordt gebruikt.
De instellingen wijzigen (met de hoofdmonitor)
1. Raak in het hoofdmenu van de hoofdmonitor ® ® [Verbonden apparaten] ® [Camera] aan.
2. Selecteer het nummer (1 - 4) van de camera die u wilt configureren.
3. Raak de itemnaam, functienaam en instelling aan.
R Afhankelijk van de functie moet u de handelingen mogelijk herhalen.
4. Druk op om de handeling te beëindigen.
Opmerking:
R Het scherm voor het instellen van de functie wordt automatisch gesloten als een inkomende oproep wordt ontvangen of als er
ongeveer 90 seconden lang geen handelingen worden verricht.
R In de volgende tabel staan de standaardinstellingen tussen < >.
Itemnaam: Instellingen sensor
Functienaam Instelling en andere informatie
Sensorselectie Alleen warmtesensor, <Warmte- + bewegingsdetectie>, Alleen externe sensor, Alle sensoren,
Uit (hiermee worden alle sensoren uitgeschakeld)
Det. warmtesensor
*1
<Alleen ’s nachts>, Altijd
R Selecteer de periode voor detectie door de warmtesensor.
– Wanneer [Alleen ’s nachts] is geselecteerd, werkt de warmtesensor volgens de instelling-
en bij [Omschakelen dag/nacht] (® pagina 26).
Bewegingsdetectie
*1
Alleen overdag, <Altijd>
R Selecteer de periode voor bewegingsdetectie.
– Wanneer [Alleen overdag] is geselecteerd, werkt de bewegingsdetectie volgens de
instellingen bij [Omschakelen dag/nacht] (® pagina 26).
Omschakelen dag/nacht <Automatisch>, Timer
R Bepaal of de omschakeling tussen dag en nacht automatisch moet gebeuren of stel zelf een
specifieke tijd in.
– Deze instelling is actief wanneer de instellingen bij [Det. warmtesensor] of [Bewegings-
detectie] zijn ingesteld op [Alleen ’s nachts] of [Alleen overdag].
Automatisch: hiermee schakelt de camera automatisch van nacht naar dag (en omgekeerd),
afhankelijk van de omgeving.
Timer: hiermee kunt u zelf de tijd voor de nacht configureren.
(Nadat u [Timer] hebt geselecteerd, stelt u de tijd in met [+] en [–], en vervolgens raakt u [Ok]
aan.)
Tijd zonder detectie <10 seconden>, 30 seconden, 60 seconden
R Selecteer na hoeveel tijd na activering van een sensor of weergave van een gemonitord beeld
detectie met de sensor opnieuw mogelijk is.
– Selecteer een lange periode als u niet wilt dat de sensor te vaak wordt geactiveerd.
Gevoeligheid warmtesen-
sor
Hoge gevoeligheid, <Normaal>, Lage gevoeligheid, Zeer lage gevoeligheid, Niet detecteren
R Selecteer [Hoge gevoeligheid] als de sensor maar moeilijk kan worden geactiveerd. Als de
sensor te vaak wordt geactiveerd, selecteert u [Lage gevoeligheid] of [Zeer lage gevoelig-
heid].
Gevoeligheid bewegings-
detectie
Hoge gevoeligheid, <Normaal>, Lage gevoeligheid, Zeer lage gevoeligheid
R Selecteer [Hoge gevoeligheid] als u kleine bewegingen wilt detecteren. Selecteer [Lage ge-
voeligheid] of [Zeer lage gevoeligheid] als kleine bewegingen niet moeten worden gedetec-
teerd.
26
6. Een camera gebruiken