R Deze functie kan niet worden ingesteld tijdens
een controle-oproep.
1 Druk op M N op de handset die wordt
gecontroleerd.
2 MbN: “Gevoeligheid” a MOKN
3 MbN: Selecteer de gewenste instelling. a
MOKN a M N
De babyfoon beantwoorden
n Bij controle met een handset:
Druk op M N om oproepen te beantwoorden.
Druk op M N als u wilt reageren met de
controlehandset.
R De controlehandset beantwoordt oproepen
automatisch wanneer de automatische
intercomfunctie is ingesteld op “AAN”
(pagina 20).
Opmerking:
R Als u een externe oproep ontvangt wanneer u
met de gecontroleerde handset
communiceert, hoort u 2 tonen. Druk op
M N gevolgd door M N als u de oproep
wilt aannemen.
n Bij controle vanaf een buitenlijn:
Volg de instructies voor uw telefoon om een
oproep te beantwoorden.
Druk op #1 met toonkiezen als u wilt reageren
met de controlehandset.
U kunt de babyfoonfunctie uitschakelen door te
drukken op #0.
Opmerking:
R 2 minuten nadat de gecontroleerde handset
een gesprek start, wordt de communicatie
tussen de gecontroleerde handset en de
telefoonlijn voor controle automatisch
uitgeschakeld.
Overige programmering
De handsetnaam wijzigen
De standaardnaam van de handset is “Handset
1” tot en met “Handset 6”. U kunt de naam van
elke handset aanpassen (“Bob”, “Keuken”, enz.).
Dit is handig voor intercomgesprekken tussen
handsets. Schakel de weergavefunctie
(pagina 36) van de handsetnaam in om de
handsetnaam weer te geven in standbymodus.
1 M N (rechter functietoets) #104
2 Voer de gewenste naam in (maximaal 10
tekens).
3 MOKN a M N
De handsetnaam weergeven
U kunt instellen of de naam van de handset al dan
niet zichtbaar moet zijn in standby. De
standaardinstelling is “UIT”.
1 M N (rechter functietoets) #105
2 MbN: Selecteer de gewenste instelling. a
MOKN a M N
Kiesrestrictie
U kunt ervoor zorgen dat vanaf bepaalde handsets
bepaalde telefoonnummers niet kunnen worden
gebeld. U kunt kiesrestrictie instellen voor maximaal
6 telefoonnummers en aangeven voor welke
handsets de restrictie geldt. Als u hier netnummers
opslaat, voorkomt u dat vanaf de beperkte
handsets een telefoonnummer met dat netnummer
kan worden gebeld.
1 M N (rechter functietoets) #256
2 Voer de basisstation-PIN in (standaard:
“0000”).
R Raadpleeg een officieel servicecentrum als
u uw PIN bent vergeten.
3 Selecteer de handsets waarvoor u een
restrictie wilt instellen door op 1 tot en met 6
te drukken.
R Alle handsets die op het basisstation zijn
geregistreerd, worden weergegeven.
R “ ” wordt weergegeven naast de
geselecteerde handsets.
R Druk nogmaals op dezelfde kiestoets om
een geselecteerde handset te annuleren.
“ ” verdwijnt.
4 MOKN
5 Selecteer een geheugenlocatie door op 1 tot
en met 6 te drukken. a MOKN
36
Programmeren