controleren. De gecontroleerde handset (die
bijvoorbeeld in de kamer van de baby is gezet) belt
automatisch de controlehandset of een opgeslagen
telefoonnummer als er een geluid wordt
waargenomen.
Belangrijk:
R Test de babyfoonprocedure om te controleren of
deze functie juist is ingesteld. U kunt
bijvoorbeeld de gevoeligheid van de babyfoon
testen. Controleer de verbinding als u de
babyfoon doorschakelt naar een buitenlijn.
R Deze functie moet niet worden gebruikt als
vervanging voor medisch of zorgverlenend
toezicht. Het is de verantwoordelijkheid van de
zorgverlener om in de buurt te blijven in geval
van onverwachte gebeurtenissen.
Opmerking:
R Zowel de gecontroleerde handset als de
controlehandset moeten hetzelfde basisstation
selecteren om de babyfoonfunctie te gebruiken
(pagina 35).
R Als het toestel op een PBX-systeem is
aangesloten, kunt u de babyfoon niet instellen.
R Het batterijgebruik is hoger dan normaal in de
babyfoonmodus. We raden aan de
gecontroleerde handset op het basisstation of
de oplader te laten staan.
R Een gecontroleerde handset gaat niet over
wanneer deze wordt gecontroleerd.
KX-TGD320-serie (pagina 3): als het
basisstation in de buurt van de gecontroleerde
handset wordt geplaatst, raden we aan het
belvolume van het basisstation uit te schakelen
(pagina 25).
De babyfoon instellen
Stel de handset in die wordt gecontroleerd
(bijvoorbeeld de handset in de babykamer).
Controleren met een handset
De interne babyfoon is beschikbaar tussen
handsets in dezelfde radiocel.
1 M N#268
2 MbN: “AAN” a MOKN
3 MbN: Selecteer het nummer van de handset
waarmee u wilt controleren. a MOKN
R “Babyfoon” wordt weergegeven.
R De geregistreerde naam/nummer van de
handset wordt weergegeven.
Opmerking:
R Wanneer deze functie is ingeschakeld, kan een
andere handset de gecontroleerde handset
horen door een intercomgesprek te plaatsen.
Controleren vanaf een buitenlijn
Als u deze functie inschakelt, kiest het apparaat
een voorgeprogrammeerd telefoonnummer
wanneer de handset geluid detecteert. Wanneer u
de oproep beantwoordt, kunt u naar de kamer
luisteren waar de handset zich bevindt.
n Vanuit het telefoonboek:
1 M N#268
2 MbN: “AAN” a MOKN
3 MbN: Selecteer “Extern” om te controleren
vanaf een buitenlijn. a M N a M N
4 MbN: “Telefoonboek” a MOKN
5 MbN: Selecteer het gewenste item in het
telefoonboek. a MOKN
R “Babyfoon” wordt weergegeven.
Opmerking:
R Als u een item in het telefoonboek bewerkt
dat is toegewezen voor controle, wordt het
bewerkte item niet overgebracht naar de
babyfoon.
n Door telefoonnummers in te voeren:
1 M N#268
2 MbN: “AAN” a MOKN
3 MbN: Selecteer “Extern” om te controleren
vanaf een buitenlijn. a M N a M N
4 MbN: “Handmatig” a MOKN
5 Voer de gewenste naam in. a MOKN
6 Voer het gewenste nummer in. a MOKN 2
keer
R “Babyfoon” wordt weergegeven.
Opmerking:
R De geregistreerde naam/nummer wordt
weergegeven.
32
Programmeren